Wau 25.1 - UvA Studenten - Universiteit van Amsterdam

48
| Maart 2010 25 e jaargang, nummer 1 Wau Classici in de sneeuw Antikrul en antipasti Interview met Michael Putnam Wau-vertaalwedstrijd! GRATIS Imagokalender 2010

Transcript of Wau 25.1 - UvA Studenten - Universiteit van Amsterdam

Wau, 23e jaargang, nummer 0, januari 2008Wau
GRATIS Imagokalender 2010
Wau Blad van de studie Klassieke talen van de Universiteit van Amsterdam
25e jaargang nr. 1 Maart 2010
Redactieadres: Klassiek Seminarium Spuistraat 134 1012 VB Amsterdam [email protected] www.wau-uva.tk
Hoofdredactrice: Michelle Bot
Redactieleden: Raphaël Hunsucker Richard Calis Muriël de Mönnink Jo Heirman Thomas Hart
Vormgever: Wyatt Kong
Illustratrices: Evelien Roels Anita Rademakers
Met dank aan: Sé Lenssen en de leerstoelgroepen Grieks en Latijn.
Inhoudsopgave Voorwoord 3
Nieuws & Mededelingen 4 Door Raphaël Hunsucker en Muriël de Mönnink
Wau-vertaalwedstrijd! 15
Antikrul en antipasti 18 Evelien Roels en Maurits de Leeuw
Boekenhoek: 22 de Ilias zoals nooit tevoren Door Jo Heirman en Thomas Hart
Oxford of het Mekka 26 van de Klassieken Jo Heirman
Het heerlijk avondje 28 was gekomen Door Richard Calis
8-8-4 33 Marko van der Wal
Classici in de sneeuw 34 Inger Bults
Interview Michael Putnam 36 Door Richard Calis en Muriël de Mönnink
Verkenningen in 39 het gymnasiale slagveld Raphaël Hunsucker
Persbericht 44 Week van de Klassieken
Gratis Imagokalender 45
Voorwoord
Welkom in het eerste nummer van deze lustrumjaargang! Zoals de voorkant al laat zien, viert Wau dit nummer (en eigenlijk dit hele jaar) feest. Dit doen we door in de edities van deze jaargang gedeeltelijk rondom thema’s te werken, waarin we o.a. terugkijken in het verleden van Wau en vooruit blikken op de toekomst. We beginnen in dit feestnummer al meteen goed: doe mee aan de Wau-vertaalwedstrijd en maak kans op een mooie prijs! Blader snel door naar bladzijde 15 om meer over deze actie te lezen. Bovendien hebben wij dankzij een zeer vrijgevige actie van het NKV iedere Wau-lezer een Imagokalender 2010 cadeau kunnen doen. Verder kunt u in dit nummer onder andere genieten van een extra uitgebreide editie van Nieuws & Mededelingen, want er is behoorlijk wat gebeurd en aan te kondigen. Ook kunt u lezen wat redactielid Jo van zijn verblijf in Oxford vond, heeft een creatieve classicus een spotprent ingestuurd en vindt u in de Boekenhoek een exclusief interview met Patrick Lateur, waarin hij vertelt over zijn vernieuwende vertaling van de Ilias die binnenkort uitkomt! Vergeet tenslotte niet de data van de Dag van de Geesteswetenschappen (13 april) en de Week van de Klassieken (14 t/m 25 april) in uw agenda te schrijven en noteer ook alvast de deadline van de volgende Wau: u kunt uw creatieve uitlatingen tot 1 mei volgens onderstaande richtlijnen aanleveren. Namens de redactie wens ik u veel inspiratie en leesplezier!
Michelle Bot
Richtlijnen aanleveren kopij: Op onze site www.wau-uva.tk kunt u een Word-sjabloon downloaden met de juiste opmaak. Bijdragen tot twee pagina’s zijn altijd welkom (laat ons wel even weten dat we iets kunnen verwachten), voor langere stukken graag eerst contact opnemen met de redactie. E-mailadres redactie: [email protected]
Nummer 1, maart 2010
Lekker veel nieuws dit keer. Blader er rustig doorheen!
Mededelingen
Op dinsdag 13 april 2010 organiseert Faculteitsvereniging ALPHA de jaarlijkse Dag van de Geesteswetenschappen. Deze Dag zal volledig in het teken staan van onze Faculteit der Geesteswetenschappen in al haar glorie. Facultaire docenten zullen lezingen geven: o.a. onze eigen Piet Gerbrandy, maar ook Dan Hassler-Forest en Victor Kal. Er zal worden gevaren door de grachten (om het perspectief te verruimen, zullen we maar zeggen) en in de avonduren zal er een groot debat plaatsvinden o.l.v. Sijbolt Noorda (voorzitter van de VSNU). Als van nature zal de Dag met veel muziek en biertjes worden afgesloten door de Nacht van de Geesteswetenschappen. Heeft dit uw nieuwsgierigheid geprikkeld, dan kunt u verderop in deze Wau het uitgebreide programma en allerhande nuttige informatie vinden. Eén van de organisatoren zou het persoonlijk ontzettend leuk vinden om u allen op deze dag te mogen verwelkomen!
Afgelopen tijd is tegen verschillende zaken in onderwijsland uitbundig geprotesteerd. Onder aanvoering van de Facultaire Studentenraad Geesteswetenschappen (FSR-FGw) werd actie gevoerd tegen de plannen van het College van Bestuur (CvB) om eenzijdig een nieuwe semesterindeling in te voeren op alle faculteiten van de UvA, te weten een indeling in 8+8+4 weken per semester (“8-8-4” in de volksmond, een typering die bij wiskundigen toch op zijn minst verweer op zou moeten roepen). Het verzet speelt vooral op onze faculteit, die met zijn grote hoeveelheid (kleine) studies enorm veel werk zou moeten verzetten om al het onderwijs te herprogrammeren, maar komt ook voort uit meer theoretische bezwaren (bijvoorbeeld tegen de korte duur van
Wau, 25e jaargang
4
vakken van 4 weken en het ‘omnummeren’ van alle vakken naar 6 en 12 studiepunten, waardoor de compatibiliteit met universiteiten in binnen- en buitenland verloren gaat). De enige goede reden die het CvB tot nu toe heeft aangevoerd vóór invoering is een principeafspraak met de VU, die een vergelijkbaar systeem aan het invoeren is. Waarom de VU voor 8-8-4 heeft gekozen? U raadt het al: vanwege een principeafspraak met de UvA. Dat dit alles over de rug van docenten en studenten wordt besloten – de mensen die er uiteindelijk mee moeten werken – is ook reden voor wrevel. Ondertussen is door de FGw een lijst randvoorwaarden opgesteld waar het plan aan moet voldoen om, wat betreft de faculteit, te worden ingevoerd en is de implementatie uitgesteld – onze faculteit zal “8-8-4” als laatste invoeren.
Geleid door Comité SOS, een landelijke organisatie opgericht om aandacht te vragen voor de problematische situatie op de vaderlandse universiteiten, is in de week van 1 februari in heel het land geprotesteerd tegen de dreigende bezuinigingen op het hoger onderwijs. De acties, waaronder de ‘bezetting’ van een collegezaal in de Oudemanhuispoort, waren gericht tegen de daling van de onderwijskwaliteit en de dreigende afschaffing van de basisbeurs, een voor studenten uitermate ongelukkige cocktail. Waar het aanvankelijk vrijwel zeker leek dat de basisbeurs zou worden opgeofferd om de bezuinigingsplannen van de regering binnen de begroting van het ministerie van OC&W op te vangen, lijkt dat inmiddels, na de val van het kabinet en met de verkiezingen in het vooruitzicht, een veel minder uitgemaakte zaak. D66 heeft laten weten tegen afschaffing te zijn, GroenLinks acht het belangrijkste alternatief (een leenstelsel) onbespreekbaar. Actievoeren heeft kennelijk toch zin! Zie voor meer nieuws, komende acties en achtergronden www.studentendemonstratie.nl
Uiteraard zijn er ook nog de classici, die verzet blijven voeren tegen de voorstellen van de zogenaamde Verkenningscommissie Klassieke Talen (VKT). Dankzij met name nrc Handelsblad is dat protest uitgegroeid tot een discussie van nationale omvang,
Nummer 1, maart 2010
5
waarin prominenten als Frits Bolkestein zich inmiddels hebben uitgesproken. Ook hier lijken de acties succes te oogsten. Zie het artikel verderop in deze Wau voor een overzicht.
Personalia
Op 14 januari jl. heeft de Filosofische Faculteit van de Westfällische Wilhelmsuniversität een eredoctoraat verleend aan prof. dr. Stefan Radt, emeritus hoogleraar Grieks aan de RUG. Stefan Radt (Berlijn, 1927) is tijdens de oorlog met zijn ouders naar Nederland geëmigreerd om daar onder te duiken. Tussen 1946-1953 studeerde hij Klassieke Taal- en Letterkunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na een studiereis naar Cambridge, Rome en Griekenland werkte hij tot 1956 als leraar aan het gymnasium van Hilversum. In 1958 promoveerde hij met de dissertatie Pindars Zweiter und Sechster Paian. Vervolgens heeft hij zijn medewerking verleend aan het Lexicon des frühgriechischen Epos te Hamburg. Vanaf 1961 was hij als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de UvA totdat hij in 1967 de overstap maakte naar Groningen, waar hij tot 1987 als hoogleraar Griekse Taal- en Cultuur heeft gewerkt. Uitgaven van zijn hand zijn o.a. de fragmenten van Sophocles en Aeschylus (Tragicorum Graecorum Fragmenta). Op dit moment is hij bezig met de laatste twee delen van een tiendelige uitgave van het werk van de Griekse geograaf Strabo. Naast een blijk van waardering voor zijn wetenschappelijke werk is het eredoctoraat bedoeld om Radt te prijzen voor al het werk dat hij heeft gedaan om de Duitse taal en cultuur te behouden, ondanks zijn eigen ervaringen tijdens de oorlog.
Op 3 maart is Diederik Burgersdijk, oprichter van Laverna en veelzijdig UvA-alumnus, onder intimi bekend als “ome Didi”, gepromoveerd op het lijvige proefschrift ‘Style and Structure of the Historia Augusta’. Die verzameling keizerbiografieën uit de late vierde eeuw na Chr., nu door de promovendus opnieuw tegen het licht gehouden met scherp oog voor haar literaire gehalte, had eerder al de aandacht getrokken van emeritus hoogleraar Daan den Hengst, onder wiens ius promovendi Burgersdijk nu als
Wau, 25e jaargang
6
laatste de doctorstitel heeft behaald. De promotie en bijbehorende dissertatie mogen dan ook gelden als de waardige afsluiting van een tijdperk, waarin prozageschriften uit de keizertijd (in het bijzonder de geschiedschrijving en aanverwante genres) een sterke component uitmaakten van het onderzoek naar Latijn op de UvA.
Toen uw correspondent bij aankomst Xandra Schutte voor de poort van de Aula zag staan en Cees Nooteboom net naar buiten zag komen, leek het zowaar alsof ook de buitenwereld het belang van deze grootse gebeurtenis had ingezien. Binnen zat de zaal vol met classici en vrienden. Paranimf Matthias Haentjens gaf na het lekenpraatje van de promovendus de plechtigheid meteen een olijk tintje, toen hij uit diens naam mededeelde dat na afloop ‘in de rij staan ter felicitatie niet verplicht was, maar desgewenst wel mogelijk’. Het werd een feestje van oudgedienden. In de oppositiebankjes hadden, naast prof. den Hengst natuurlijk, de emeriti Fik Meijer en Lukas de Blois (van de RU Nijmegen) plaatsgenomen, die de promovendus op scherpe vragen wisten te trakteren. De oppositie werd echter geopend door prof. Eerhardt uit Bayreuth, wiens vraag over het beladen thema van het nomen Antoninorum in vol Hoogduits werd gesteld, en door de promovendus, na een gespannen stilte, in dezelfde taal vloeiend werd beantwoord. Jan Bloemendal en David Rijser zetten de oppositie elk op hun eigen wijze voort. De eerste vroeg met een stem, van nasaliteit ronkend door de Aula, wat de promovendus nu eigenlijk wilde, de laatste onstak in een uitgebreide lofprijzing, verhalend van het “aan verbijstering grenzende ontzag” waarmee hij “kennis nam van uw tabellen, grafieken, statistieken, grijstinten, etc.”. “U heeft geen steen onomgedraaid gelaten,” zei Rijser, en volgens hem “zou er een Diederik Burgersdijk aan te pas moeten komen om uw werk te controleren en becommentariëren.”
Toen de statige stappen der pedel al klonken op de stenen vloer, stelde Bloemendal nog de vraag ‘waarom u een hoofdstuk over het animula vagula blandula-gedicht heeft opgenomen’. Het hora est weerklonk, en de promovendus kreeg één zin om te antwoorden. “Ik heb dit hoofdstuk opgenomen,” repliceerde hij statig, “omdat ik dacht dat het interessant zou zijn voor de
Nummer 1, maart 2010
7
lezer.” Als doctor ging hij even later de goedgemutste bezoekers voor naar de borrel. (Zie dare.uva.nl voor de dissertatie; een Nederlandse samenvatting staat op www.stichtingzenobia.nl)
Eind vorig jaar vond een gebeurtenis plaats die de afsluiting van het tijdperk-Den Hengst op vergelijkbare wijze memoreerde. Op 17 december 2009 werd door Diederik Burgersdijk en Joop van Waarden, de laatste twee promovendi van Daan den Hengst, aan hun promotor het ‘Daanboek’ uitgereikt ter ere van zijn 70e verjaardag: een bundel met de verzamelde artikelen van Den Hengst over Latijns proza, waar nodig voor het eerst in het Engels vertaald en voorzien van indices en complete bibliografie. De bundel verscheen bij Brill in de reeks van Mnemosyne- supplementa onder de titel Emperors and Historiography: Collected Essays on the Literature of the Roman Empire by Daniël den Hengst.
Nog meer gepromoveerden: op 16 december 2009 promoveerde Lidewij van Gils aan de VU op een proefschrift over de redevoeringen van Cicero, getiteld Cicero narrator. A linguisticA linguistic analysis of Cicero’s narrative technique in the speeches. Door deDoor de opponenten, onder wie narratologiepaus Irene de Jong en Rodie Risselada, werd de dissertatie hoog aangeslagen vanwege onder meer haar methodische kwaliteiten en gecombineerde taalkundig- narratologische invalshoek. ‘Een ontwikkeling die een grote toekomst heeft’, aldus Irene, ‘als tenminste onze Angelsaksische collegae het er voor over hebben de grote brokken theorie die erbij komen kijken te verorberen.’ Rodie noemde in haar oppositie de combinatie tussen discourse en retoriek vruchtbaar.
Dan aankomende promovendi: Niels Koopman, u allen bekend
van zijn eloquente verhandelingen over Engelse literatuur in deze periodiek, zal vanaf 1 april zijn aresteia voortzetten als a.i.o. aan de UvA binnen het project over War Narrative van Irene de Jong. Zijn dissertatie zal gaan over ekphrasis in onder meer de Ilias van Homerus en de werken van Thucydides. Van harte proficiat!
Wau, 25e jaargang
8
Felicitaties ook aan Johan Hoeve en Suzanne Turgeon voor het behalen van hun bachelordiploma!
Nieuws
Hang on to your hat! Er is een nieuwe vertaling van TacitusEr is een nieuwe vertaling van Tacitus Historiën op de markt. De laatste keer dat een Bataaf zich heeft gewaagd aan een vertaling van het gehele werk was in 1958 (de dappere man heette J.M. Meijer). Nu ligt er een vertaling van Vincent Hunink (vertaler en docent Latijn aan de Radboud Universiteit te Nijmegen) in de schappen. In de Historiën wordt een zeer turbulente periode uit de geschiedenis van het Romeinse rijk beschreven. In het zogenaamde vierkeizerjaar (69-70) volgden vier keizers elkaar in rap tempo op. In de Historiën bespreekt Tacitus de heftige ontwikkelingen in dat jaar. Hunink heeft al eerder Tacitus onder de loep genomen in zijn vertaling van de Bataafse opstand. Maar dit was een selectie en het kon Hunink niet bekoren. Dus heeft hij zich er niet van laten weerhouden om het beruchte/ geliefde werk van Tacitus in zijn geheel te verorberen. Kijk voor een interview met Vincent Hunink over het zenuwslopende en tijdrovende vertaalproces op www.athenaeum.nl
Heb jij ook genoeg van Grey`s Anatomy (het wordt nu toch wel echt een soap), mis jij nog dagelijks Friends, The Nanny en The Cosby Show (ja echt!) en voel je je soms gewoon verloren als de tv weer teleurstelt? Nil desperandum! Amerikanen zouden geen Amerikanen zijn als ze niet opnieuw met iets baanbrekends en bloedstollends op de proppen zouden komen. Hoe heet het? Spartacus, Blood and Sand. Wat is het? Een serie gebaseerd op de tranentrekker (van ergernis/slappe lach) Spartacus uit 1960. Waar gaat het over? De Romeinse gladiator Spartacus die leider wordt van een grote slavenopstand.
Mocht dit je toch niet hebben overtuigd, dan hier nog een recensie uit de NY Daily News: “Just keep a mop handy. “Spartacus: Blood and Sand” is a production
Nummer 1, maart 2010
9
so saturated with body fluids, prominently including testosterone, that they may drip out of your TV set.” Hmm... Tempting?! Binnenkort te zien op een tv bij u in de buurt.
“Verblijf van de Tarquinii in Gabii ontdekt”, Il Messagero, 25-02-2010 / OUDHEID.nl / SPQR.be
Naast de roemloze gebruiksvoorwerpen en andere anonieme resten van de materiële cultuur worden bij tijd en wijle vondsten gedaan die beroemde historische gebeurtenissen of personen betreffen. Dat willen de archeologen ons althans graag doen geloven.
Zo’n belangrijke vondst is onlangs gedaan in Gabii, een oude en ooit machtige stad in Latium, 20 kilometer ten zuiden van Rome, die volgens de overlevering door Romes laatste koning Tarquinius Superbus op verraderlijke wijze werd veroverd. De archeologen van de archeologische dienst in Rome en van de Universiteit van Rome - Tor Vergata hebben de vondst aan het licht gebracht tussen oktober en december 2009. Het gaat om een huis dat in de 6e eeuw v. Chr moet zijn gebouwd en vervolgens is verlaten. Op zich niet wereldschokkend, ware het niet dat het zou gaan om het huis van Sextus Tarquinius, de zoon van L. Tarquinius Superbus. Dit is althans de hypothese van de archeologen, op basis van de vondst van een terracotta dakversiering met een afbeelding van de Minotaurus, het wapen van de Tarquinii, en de lichaampjes van doodgeboren kinderen in kuilen onder de stenen vloer, “een aanwijzing dat het ging om een zeer belangrijk huis”. Zeker is dat het koninklijke verblijf van Gabii op een zeker moment is vernield, iets wat weer goed past bij de overlevering dat het paleis van de Tarquinii tijdens de opstand in 510 v. Chr. vrijwel volledig werd vernield. “Het monumentale dak is er toen afgehaald en de kamers zijn ingegraven. Juist dat heeft ervoor gezorgd dat het huis zo goed bewaard is gebleven,” aldus de archeologen Fabbri en Bottini. Ze willen door blijven graven en hopen uiteindelijk een groot archeologisch park in het schitterende Gabii op te kunnen richten. Daar is, dat weten de archeologen natuurlijk als geen ander, geld voor nodig, veel geld. “We gaan proberen meer financiële middelen te
Wau, 25e jaargang
10
vinden,” vertelt ondersecretaris Francesco Giro. Wel handig natuurlijk als je dan met de zoon van Tarquinius Superbus aan kunt komen, de legendarische schurk die de vrome Lucretia verkrachtte. Nu alleen nog een mooie verklaring voor die doodgeboren kinderen.
“Golden Bough from Roman mythology ‘found in Italy’”, Telegraph. co.uk, 18-02-2010, door Nick Squires
Nog meer voortreffelijke vondsten komen uit de laars van Italië naar boven. Tijdens de opgraving van een Diana-heiligdom bij een antiek vulkanisch meer in de Albaanse heuvels, ten zuiden van Rome, werd een stenen omheining gevonden die ooit de legendarische ‘Gouden Twijg’ uit de Aeneis van Vergilius zou hebben geherbergd.
Turners Lake Avernus ? The Fates and the Golden Bough, nu in de Tate Collection
De ontdekking werd gedaan in de buurt van Nemi door het team van Filippo Coarelli, onderhand zo’n beetje de onbetwiste grootmeester van de Romeinse archeologie. Potscherven rond de vindplaats dateren van de Late Bronstijd, zo rond de 12e eeuw v. Chr. Het gaat dan ook
Nummer 1, maart 2010
om een pre-Romeins heiligdom, menen de opgravers:
They believe the enclosure protected a huge Cypress or oak tree which was sacred to the Latins, a powerful tribe which ruled the region before the rise of the Roman Empire. The tree was central to the myth of Aeneas, who was told by a spirit to pluck a branch bearing golden leaves to protect himself when he ventured into Hades to seek counsel from his dead father. In a second, more historically credible legend, the Latins believed it symbolised the power of their priest-king. Anyone who broke off a branch, even a fugitive slave, could then challenge the king in a fight to the death. If the king was killed in the battle, the challenger assumed his position as the tribe’s leader.
Van een gouden tak lijkt echter geen spoor te zijn gevonden. Omgesmolten door lokale boeren?
“Rome’s Ancient Aqueduct ound”Aqueduct ound” ound”, DiscoveryNews, 29-01-2010, door Rossella Lorenzi / SPQR.be / Vimeo.com
In tegenstelling tot wat de titel van het bericht op news.discovery.com lijkt te suggereren is niet hét aquaduct van het oude Rome ‘gevonden’, maar een deel van één van de vele, namelijk de oorsprong van de Aqua Traiana, gebouwd in de 2e eeuw na Chr. door de gelijknamige keizer. Twee Britse filmmakers en amateurarcheologen, vader en zoon O’Neill, ontdekten in een weiland 30 km. ten noorden van Rome de ondergrondse toegang tot het aquaduct, dicht bij de oevers van het kleine Lago di Martignano (vlakbij het Lago di Bracciano). De twee, die hun vondst van juni vorig jaar bekendmaakten op een persconferentie in het Romeinse hotel Quirinale, worden in hun interpretatie van de vindplaats als de hoofdbron van het Trajaanse aquaduct gesteund door Lorenzo Quilici, een hoogleraar van de Universiteit van Bologna gespecialiseerd in antieke topografie en een expert op het gebied van oude aquaducten. Ze werden naar de plek geleid door tips van lokale bewoners, die hun aanraadden een vervallen kapel te onderzoeken. Daar vonden ze inderdaad een verborgen deur die naar een ondergrondse ruimte leidde, via de welke
Wau, 25e jaargang
12
ze uitkwamen in een ruimte die het nymphaeum moet zijn geweest dat de bron van de Aqua Traiana markeerde. Zo’n drie meter onder de oude kapel troffen ze twee ovaalvormige kamers aan met fraai metselwerk in haast onberispelijke staat, dat onmiddellijk als Oud- Romeins werd geïdentificeerd. De blauw gekleurde kamers, versierd met veelkleurige bakstenen, geven toegang tot een 125 meter lange galerijachtige tunnel, die het begin vormt van het aquaduct. Wat het meest opviel waren de decoraties, vervaardigd in een zeldzame en kostbare verf bekend als ‘Egyptisch blauw’.
De Aqua Traiana bracht zeer zuiver bronwater naar de Mons Ianiculus (de huidige Gianicolo), bestemd als bad- en drinkwater voor de wijk trans Tiberim (Trastevere). Met een kleiner zijaquaduct werd een gedeelte van het water tot in de omgeving van het huidige Vaticaanstad gebracht, waar het mogelijk de Naumachie van Trajanus van water voorzag. Het aquaduct van Trajanus was het tiende dat in Rome gebouwd werd en bleef in gebruik tot inval van de Goten in 537. Het werd tussen 1605 en 1615 omgebouwd door paus Paulus V, die het dienovereenkomstig omdoopte tot de Aqua Paola. Dat systeem voert tot op de dag van vandaag nog steeds water naar Rome en voorziet ondermeer de fraaie Fontana dell’Aqua Paola op de Gianicolo- heuvel van water. Het water waarmee de Vaticaanse tuinen worden besproeid is eveneens afkomstig van dezelfde bron. Archeologen wisten wel dat het water van de Aqua Traiana afkomstig was uit de buurt van het Braccianomeer en waarschijnlijk werd gevoed door
Nummer 1, maart 2010
13
meerdere kleine en grotere bronnen, maar die waren nog niet ontdekt. De site wordt nu verder onderzocht, hopelijk gerestaureerd en ooit toegankelijk gemaakt voor het publiek. U proeft de onzekerheid in deze bewoording – ‘ooit’ kan in Rome soms wel erg lang duren. Het nymphaeum is in slechte staat: op de varkenshouderij werd het gebruikt als afvalput en wortels van vijgenbomen schieten door het plafond. “The site is crumbling and could totally disintegrate in 20“The site is crumbling and could totally disintegrate in 20 years. It desperately needs to be restored,” aldus zoon O’Neill.It desperately needs to be restored,” aldus zoon O’Neill. Zie www.vimeo.com/meonhdtv voor filmmateriaal van de broers.
“Straatnamen te heidens”, Telegraaf, 09-02-2010
Ophef bij christelijke (spreek uit: gristelijke) politici in Naaldwijk over de creatieve ideeën van een plaatselijke straatnaamcommissie, die voor de nieuwbouwwijk Hoogeland was aangesteld. Aangezien uit archeologische opgravingen is gebleken dat de Romeinen in Hoogeland een belangrijke nederzetting, vermoedelijk een vlootstation, hadden gebouwd, leek het die commissie een goed idee om die Romeinse erfenis in de nomenclatuur van de straten terug te laten komen. Dat ze twaalf van de 21 nieuwe straten heeft vernoemd naar Romeinse goden, gaat raadslid Arie van Heteren van de ChristenUnie/SGP echter veel te ver.
„Dit stelletje oude Romeinse goden en godinnen maakte onderdeel uit van een puur heidense wereld”, foetert hij. Het vaststellen van straatnamen is een bevoegdheid van het college van B en W dat inmiddels heeft ingestemd met de suggesties van de straatnaamcommissie. Onder andere Mellona, de Romeinse godin van de bijen, en haar ’collega’ Pales van herders en kudden hebben een eigen straatnaam gekregen.
Van Heteren heeft het gemeentebestuur gisteren opheldering gevraagd over de gewraakte straatnamen. Volgens het raadslid zijn er nog voldoende andere mogelijkheden om de Romeinse invloed in het gebied levendig te houden.
Je zou het inderdaad wel denken. ‘Decumanus maximus 24 – 3 hoog’? Laten we hopen dat hij ze niet op het idee brengt om over te gaan tot een ouderwetse Christenvervolging.
Wau, 25e jaargang
Wau-vertaalwedstrijd! Waarde dames ende heren,
Het is weer zover: Wau geeft prijzen weg! Maar niet zomaar: u moet er wel iets voor doen natuurlijk. Na de essaywedstrijd van vorig jaar is er nu een vertaalwedstrijd! Naar aanleiding van de binnenkort te verschijnen gloednieuwe vertaling van de Ilias door Patrick Lateur, het daarbij horende interview verderop in deze Wau en de naderende Week van de Klassieken heeft uitgeverij Athenaeum drie exemplaren van de Ilias én het geschenkboekje van de Week van de Klassieken (dit jaar van de hand van Imme Dros) beschikbaar gesteld! Wat moet u doen om al dat moois te winnen? U kunt kiezen tussen een Griekse en een Latijnse tekst. De Griekse tekst is Odyssee 23, verzen 232 tot en met 246, een prachtige Homerische vergelijking over de verzoening van Penelope en Odysseus. We kozen voor de Odyssee omdat dat het volgende vertaalproject van Patrick Lateur is. Of u kiest voor de Latijnse tekst, die een aantal jaren geleden al door Lateur vertaald is. Het gaat om het wondermooie (dat vond Herman Gorter al) Pervigilium Veneris. Daarvan vertaalt u de eerste 16 verzen. Dit is het eerste refrein, de eerste strofe en nog eens het refrein. We hebben een prijs voor de beste vertaling van de Griekse tekst, een voor de Latijnse tekst en nog een poedelprijs erboven op! De jury zal bestaan uit vier uiterst bekwame leden: Irene de Jong en Jacqueline Klooster zullen zich ontfermen over het Griekse gedeelte, David Rijser en Diederik Burgersdijk over het Latijnse. Dus kruip in die pen en vertaal de tekst naar keuze, naar het Nederlands en niet naar het Mongools wel te verstaan. De deadline is 15 april, dus wacht niet te lang!
Succes! De redactie
15
Een ode aan de Geesteswetenschappen Op dinsdag 13 april organiseert Faculteitsvereniging ALPHA wederom de Dag van de Geesteswetenschappen: een dag die kan worden gezien als uithangbord voor de FGw in al haar diversiteit. Studenten en medewerkers van de UvA kunnen de hele dag terecht in CREA voor lezingen, debatten, filmvertoningen en kopjes koffie. Dit jaar wordt de Dag georganiseerd omtrent het thema “Een ode aan de Geesteswetenschappen”, om dit keer de focus juist níet op de geldzorgen te leggen maar op het inhoudelijke aspect van de mooie vakgebieden binnen onze Faculteit.
Het programma Aan het einde van de ochtend trappen we af met een boottocht over de Amsterdamse grachten. Historicus Lodewijk Wagenaar zal ons in de sloep mee terug in de tijd nemen naar het Amsterdam zoals het eruit zag ten tijde van de VOC. Vervolgens wordt de Dag officieel geopend door de decaan van de Faculteit José van Dijck en volgen er lezingen van onder andere Piet Gerbrandy, die aan de hand van pakkende passages uit het werk van Ovidius zelf, van enkele middeleeuwse auteurs (12e en 13e eeuw) en een handvol moderne dichters zal nagaan wat Ovidius’ werk voor de eenentwintigste-eeuwse lezer kan betekenen, en waarom het van belang is de tweeduizend jaar omvattende traditie in haar geheel te blijven bestuderen. Verder zullen Joep Leerssen, Victor Kal, Wendelien van Welie-Vink en Rokus de Groot ten tonele verschijnen. Boudien de Vries zal spreken over het nut van de studie naar de vergeten schrijvers van de negentiende eeuw en Dan Hassler-Forest zal ons in zijn lezing, met de pakkende titel Comics in Academia: finding meaning in the gutter, meenemen in de wereld van stripboeken en graphic novels.
De Dag wordt afgesloten met een avonddebat gericht op de rol van de Geesteswetenschappen in de huidige maatschappij waarin University Colleges en interdisciplinaire opleidingen een steeds prominentere rol gaan spelen. Met trots kunnen wij u mededelen dat het debat wordt voorgezeten door Sijbolt Noorda, voorzitter van de VSNU, en
Wau, 25e jaargang
16
dat onder andere James Kennedy, Irene de Jong en Joyce Goggin in het panel zullen plaatsnemen.
Wanneer de avond valt, trekt een ieder de dansschoenen aan en verruilen wij de Dag van de Geesteswetenschappen voor de Nacht van de Geesteswetenschappen. In een grote stoet begeven wij ons van Crea naar de Winston Kingdom. Sluit aan in de rij en schuif voor een klein prijsje mee naar binnen. Aldaar zal De Biet de avond openen. Dit leuke bandje staat te boek als de beatsensatie uit Amsterdam-Oost en brengt ons al het goede uit de jaren ’60. Gegarandeerd voetjes van de vloer bij deze originele viermansformatie! Stipt om middernacht neemt De Freule plaats in het DJ altaar. Deze vrouw staat al haar halve leven achter het mengpaneel en weet wat draaien is. Zij zet De Ode aan de Popmuziek voort en zal ons ieder uur door een ander decennium heen loodsen. Langs een heel scala aan muziekstijlen, goed en fout tegelijk maar allemaal even leuk! In vier uur van de Seventies tot aan de Zeroes! Wat zit je haar leuk, dansen??
Wat: Dag van de Geesteswetenschappen Waar: CREA, Turfdraagsterpad 17 (in de muziek- en theaterzaal) & Winston Kingdom, Warmoesstraat 131 Wanneer: 13 april van 10.00-04.00 Contact: [email protected]
Meer informatie en nieuws over het programma is te vinden op www.dagvandegeesteswetenschappen.nl. Vragen en opmerkingen zijn altijd welkom bij het ALPHA-bestuur (voorzitter: Muriël de Mönnink, secretaris: Marloes Verwoerd & penningmeester: Hans Blanken)
Nummer 1, maart 2010
Een zekere dinsdag ergens in september:
David: ¨Zoals jullie allemaal weten (...) gordel van Pallas (...) moord van de Danaïden (...) portaal van huis van Augustus.¨ Wij, alwetend : ¨Hmhm.¨ David: Dat zouden we eigenlijk eens nader moeten bekijken. Eigenlijk moeten we naar Rome toe!¨ Wij, stomgeslagen: ¨Ehh....¨ David: ¨Als een van jullie dat nou even regelt. Gewoon met zo´n lowbudgetmaatschappij, kost helemaal niks meer tegenwoordig!¨
En gelukkig had eentje van ons tijd over, dus zo geschiedde. Wij, klasje 10.OTLA.LA72111.1A.20092010, gingen het laatste weekend van januari naar Rome. Donderdag 28 januari verzamelden we ons op Schiphol voor een weinig enerverende Easyjetvlucht die voor enkelen onder ons echter wel voor een hoop beroering zorgde:
¨Oh mijn God, ik vind dit zo eng! Waarom hangen we scheef? Wat trilt er zo? Hóren die vleugels zo te klapperen? Oh, moet je zien, de Alpen! Wauw, super hey. Ik heb nog nooit zoiets moois gezien! Is dat niet Hannibal?¨
Aan het eind van de middag kwamen we aan in een regenachtig Rome. De hotelkamers werden bezet, grotendeels op grond van de soorten shampoo die de dames nodig hadden (welteverstaan voor krullend of voor steil haar). Toen er nog nauwelijks een koffer uitgepakt was, nam David ons mee naar zijn favoriete wijnbar op de Campo de’ Fiori, alwaar de eerste fles prosecco geopend werd. Die avond werd de toon gezet voor het weekend: naast een noodzakelijke toelichting van het kattenforum in de stromende regen was er vooral heerlijk Romeins eten en drinken, zoals dat ook de rest van het weekend niet afwezig zou zijn.
Wau, 25e jaargang
18
Na het ontbijt in onze lokale bar, waar iedere ochtend een oude man met borstelwenkbrauwen stipt om half acht zijn espresso kwam halen (door ons derhalve al snel Cato gedoopt), trokken wij erop uit om de spektakels van Rome te bekijken. Hierbij bleven wij natuurlijk niet verstoken van de geweldige verhalen en toelichtingen van David, die zeer waardevol waren. Ook enige situaties rondom de spreker zelf zijn echter onvergetelijk geworden:
David: “Zoals jullie wel weten (...)” Jacqueline, zachtjes: “Als’ie dat zegt, weet ik ook maar in de helft van de gevallen waar’ie het over heeft.”
We hebben ons verbaasd en soms is er ook een vloek gevallen jegens al die mensen die in de Vaticaanse Musea denken dat ze bij de Apollo van Belvedere naar pure oudheid staan te kijken, nou ja, kijken: toen het hoosde in het binnentuintje van het Vaticaans museum waren de meeste hoofden afgewend van de sculpturen aandachtig de regen aan het bekijken. In de Villa Borghese moest David eraan geloven: het onvermurwbare personeel stond erop dat hij ons via een microfoontje zou toespreken, terwijl wij een oortje in hadden. Natuurlijk werkten die apparaten maar half: je moest zo dichtbij blijven dat je David ook met het blote oor wel kon verstaan; het enige wat over langere afstand over is gekomen, is een nies van David. We hebben een stevig programma afgewerkt, maar een vrije avond was er ook op vrijdag. David en Jacqueline zochten samen een restaurant op, de rest bleef voor het eten bij elkaar. Eerst moest Libreria Herder worden aangedaan, waar de prijzen van de klassieken wat hoog werden bevonden. Na de maaltijd werd er ijs gegeten bij het Pantheon, waarna sommigen de terugtocht naar huis aanvaardden om aldaar nog wat te kaarten, anderen kozen voor de bar in Trastevere waar een halve liter bier slechts 1,50 euro kost, weer anderen pakten een bus om in een rondje alle bezienswaardigheden op de foto te zetten die we niet aandeden. Op de laatste avond kon niemand meer fatsoenlijk op zijn benen staan van vermoeidheid, van eten en drinken (als dat al nog lukte: een der auteurs kon zelf nog maar nauwelijks zijn eerste glas
Nummer 1, maart 2010
19
aan zijn mond brengen zonder zich te overgieten met wijn). In deze omstandigheden sprak Julius David op gedenkwaardige wijze toe en gaf hij hem namens de groep een uitgelezen fles wijn toe als dank. De reis verliep geheel vlekkeloos, het was fantastisch, al had een van de onderstaanden nog wel bijna haar sleutels laten liggen in het hotel. Ook in dat opzicht was dit dus een goed geslaagde proefexcursie voor die naar Turkije, die er nog aankomt voor ons: gelukkige, verwende, reiszuchtige tweedejaars.
Evelien Roels en Maurits de Leeuw
Wau, 25e jaargang
Antiquariaat Fragmenta Selecta Amsterdam tel 020-4185565 [email protected]
Catalogi per email, bezoek op afspraak
Nummer 1, maart 2010
Boekenhoek: de Ilias zoals nooit tevoren Interview met Patrick Lateur
Voor ons zit de Belgische classicus Patrick Lateur, succesvol poëet, bloemlezer en vertaler. Op dit moment legt hij bij uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep – Singel 262 is op de foto in de achtergrond te zien – de laatste hand aan zijn binnenkort te verschijnen Ilias-vertaling, wat de aanleiding vormde tot dit interview.
Laten we maar met de deur in huis vallen: wanneer kunnen we uw Ilias precies verwachten?
De presentatie van mijn vertaling zal samenvallen met het begin van de Week van de Klassieken, op woensdag 14 april in de Balie hier in Amsterdam. Het lijkt misschien alsof dat ver weg is, maar die tussentijd hebben we nodig voor een laatste redactie: dat gaat dan uiteraard over een reeks Belgicismen (wanneer vermeldt Van Dale bij
Wau, 25e jaargang
22
alle andere woorden eindelijk eens “bovenmoerdijks” of zoiets..?), bepaalde wendingen, en dan ook elementen van de interpunctie. Ik hecht erg veel belang aan deze finale redactie en ik moet zeggen dat de uitgeverij hierbij nauwgezet te werk gaat. Daarvoor verdient Athenaeum zeker en vast een pluim. Grondige redactie is bij uitgevers niet meer zo evident, wegens hoge kosten.
Uw eerste werk verscheen toen u de veertig reeds gepasseerd was. Hoe komt het dat u zo’n laatbloeier bent?
Na klassieke talen te hebben gestudeerd in Leuven ben ik meteen aan de slag gegaan in het onderwijs (waar ik nog aan Jo les heb gegeven). Ik zat in tal van raden en organisaties van de school en raakte hierdoor na verloop van tijd overwerkt. Toen ik een break inlaste, ben ik aan het vertalen geslagen. Mijn eerste vertaling die werd gepubliceerd was het Pervigilium Veneris, nadien kwam Pindaros, etc. Sindsdien heb ik inderdaad al veel vertaald en nu ik met pensioen ben gegaan is er nog meer tijd voor dit soort werk. Nevenactiviteiten, zoals mijn lidmaatschap van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde, zorgen ervoor dat ik ook met dingen buiten vertalen bezig ben, wat ik erg belangrijk vind.
Hoe bent u te werk gegaan bij het vertalen van zo’n enorm werk als de Ilias? Heeft u uzelf dagelijks een aantal verzen als doel gesteld?
Mijn doelstelling was, toen ik begon met de vertaling, zo’n 30 à 40 verzen per dag te vertalen. Maar als je een tijdje bezig bent, komt het tempo vanzelf hoger te liggen en zo gebeurde het dat ik op goede dagen, alsof de Muze ook mij bijstond, zelfs wel eens honderdtal verzen haalde. Maar dat was wel uitzonderlijk. Soms kwam ik amper aan tien verzen. Ik had ook de gewoonte om na een paar zangen een en ander te reviseren. Afstand maakt kritisch. Maar in de tijd dat ik bezig was met mijn vertaling heb ik wel eens een aantal dingetjes tussendoor gedaan (bijvoorbeeld de bloemlezing van Griekse liefdespoëzie Kijken naar jou uit duizend ogen, verschenen bij Davidsfonds, red.). Afwisseling maakt het hoofd weer heel even vrij. Maar een langere periode van niet vertalen heb ik nooit gehad.
Nummer 1, maart 2010
23
Elf vertalers van de Ilias zijn u al voorgegaan door een vertaling naar het Nederlands te maken. Wat onderscheidt uw werk van dat van uw voorgangers?
Het grootste verschil ligt in het feit dat ik gekozen heb voor jambische pentameters in plaats van voor hexameters (de Roy van Zuydewijn) of proza (Schwartz). Bij mijn weten is zo’n keuze uniek wat betreft de Nederlandstalige vertalingen van de Ilias, al is het wel al gedaan met ander Grieks werk (Aafjes hertaalde zo de Odyssee) of Latijnse poëzie (de Aeneisvertaling van Van Wilderode).
Waarom hebt u in uw vertaling juist voor de jambische pentameter gekozen?
Het maken of vertalen van een gedicht in een vaste vorm is een uitdaging. De jambische pentameter is voor mij van fundamenteel belang in een gedicht, en zeker in de epiek: in navolging van de epische poëzie van de Tachtigers (denk aan Mei van Gorter), heb ik voor dit metrum gekozen. Mijn keuze is van literair-historische aard, het is niet mijn bedoeling om te disputeren met de Roy van Zuydewijn, die de Ilias in dactylische verzen vertaald heeft en voor wiens prestatie ik steeds een grote bewondering heb gehad. Maar met de pentameter zorg je dat een gedicht nader bij ons natuurlijk ritme ligt en op die manier ook natuurlijker klinkt. De pentameter is de beste drager van het ritme. En ritme is erg belangrijk in een gedicht.
Wat stond er aan de basis van uw vertaling? Was het uw eigen verlangen de Ilias te vertalen, of heeft de uitgeverij u gevraagd?
Ik ben niet zelf naar de uitgeverij gestapt, maar Athenaeum-Polak & Van Gennep heeft mij gevraagd om het werk van Homeros te vertalen. Toen Mark Pieters het me vroeg, heb ik geen moment getwijfeld. Bij het vertalen ben ik steeds meer van de Ilias gaan houden. We denken wel eens dat de Ilias bruter, eentoniger is dan de Odyssee, maar dit is niet waar. De Ilias kent veel variatie en vooral diepgang in interpersoonlijke, diepmenselijke relaties zoals die tussen vader en zoon of man en vrouw, en toont zo zonder omwegen de mens
Wau, 25e jaargang
24
van zijn goede, zwakke en wrede kanten. Al is Achilles de man van de biceps en Odysseus die van hier (wijst naar zijn hoofd), toch zit er mijns inziens zeer veel emotie in de Ilias: vader Priamos die huilt om het dode lichaam van zijn zoon, Achilles die treurt om zijn verloren vriend Patroklos en Hektor die zijn vrouw moet achterlaten om nooit meer terug te keren.
Hebt u plannen voor na de Ilias?
De uitgever heeft me gevraagd om na de Ilias ook de Odyssee te vertalen. Die zou bij leven en welzijn moeten uitkomen in 2014. Je zou misschien denken: ‘opnieuw Homeros?’, maar ik moet zeggen dat ik er al naar uitkijk: de Odyssee is een heel ander epos. Het spreekt meer tot de verbeelding, er zit meer avontuur in, mist daarom misschien soms wat diepgang en is die zin een stuk romanesker dan de Ilias. Maar eerst moet ik de Ilias finaliseren, natuurlijk.
We kijken ernaar uit! Succes met de afronding en bedankt voor het interview!
Door Jo Heirman en Thomas Hart
Homeros, Ilias. Wrok in Troje. Vertaling Patrick Lateur. Met een nawoordMet een nawoord van Tom Holland. Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2010.
Nummer 1, maart 2010
Oxford of het Mekka van de Klassieken
Op het moment van schrijven bevind ik me sinds een week terug in Amsterdam na een maand in Oxford verbleven te hebben voor mijn onderzoek (voor degenen die mij (nog) niet kennen, ik voer promotieonderzoek naar de literaire voorstelling van de ruimte in de Griekse lyriek). De belangrijkste redenen waarom ik daar vertoefde waren: om twee lezingen te geven (één in Oxford en één in het Institute of Classical Studies in Londen), om lezingen, seminars en colleges lyriek te volgen, en om contacten te leggen met ‘lyrische’ docenten en promovendi. Op al deze vlakken was het een schot in de roos. Bovendien werkte het erg stimulerend en inspirerend om in zo’n classical community te vertoeven, temeer daar het leven van een promovendus soms wel eens een solitair bestaan kan zijn. Om het belang en de grootte van de klassieken in Oxford aan te geven volstaat het te vermelden dat de teller alleen al van het aantal docenten, inclusief hoogleraren, op 80 staat (en dan spreek ik nog niet over het aantal promovendi of studenten). Het onderwijssysteem in Oxford verschilt danig van de Nederlandse (en Belgische) universiteiten. Centraal staat het schrijven van wekelijkse (!) essays over een bepaald thema - bijvoorbeeld ‘de goden in Homerus’ -, waarvoor primaire en secundaire literatuur wordt doorgenomen: in tutorials worden die essays dan individueel besproken met docenten. Tentamens worden pas gehouden aan het einde van de vier undergraduate (iets als bachelor) jaren. Onderzoek staat dus centraal eerder dan reproduceren van kennis – al moet ik hierbij vermelden dat de Nederlandse universiteiten en vooral de UvA daarin ook verder staan dan de Belgische, dus jullie hebben een goede keuze gemaakt. Jammer is wel dat men in Oxford nogal ‘conservatief-filologisch’ is: zo wordt weinig of geen aandacht besteed aan moderne literatuurwetenschappelijke of taalkundige theorieën. Maar aan heel dit Oxfordiaanse systeem is ook een schaduwzijde verbonden. In mijn ogen is Oxford ideaal voor een korter verblijf (bijvoorbeeld extra master of deel van promotieonderzoek). Wat me namelijk opviel tijdens mijn verblijf is dat mensen eenzijdig met hun
Wau, 25e jaargang
26
universitaire werk bezig zijn en geen echt leven daarbuiten kennen. Dat wordt ook in de hand gewerkt door het feit dat Oxford een soort universitaire microkosmos is, waarin studenten en docenten als in een soort internaat in colleges verblijven waar wordt gegeten, gedronken, geslapen en gewerkt. Het onvermijdelijke gevolg is dat een vorm van cocooning optreedt, waarbij men zichzelf buitensluit van de ‘extrauniversitaire’ realiteit. De enige buitenuniversitaire activiteit die men daar pleegt te ondernemen is zich klemzuipen in de pub, wat denk ik wijst op het feit dat men een zekere balans mist. De conclusie is dat Oxford, als klassiek Mekka, een absolute must is, waar we best jaloers op mogen zijn, maar ook niet te veel: met het hoge onderwijs- en onderzoeksniveau van de docenten aan de UvA zijn jullie met jullie neus (of gat, zoals men in Vlaanderen zegt) in de boter gevallen.
Jo Heirman
27
Het heerlijk avondje was gekomen De Godin van de Dieven die Sinterklaas zou mogen ontvangen is ongeveer gelijk aan die bruiloft met Eris, dat oordeel zonder Juno of dat spel zonder bal: ondenkbaar. Toch mocht Laverna dit jaar zich verheugen op de Sint. Zelf was hij echter afwezig, zijn spirit des te meer aanwezig: men had de dichtader laten vloeien. Te midden van wat niemendalletjes zijn er twee pareltjes die ik u niet kon onthouden. Zoals een Homerus schittert naast de winnaar van de Turing Nationale Gedichtenwedstrijd, een Callimachus te midden van het geleerde gepeupel, zo stijgen deze twee pareltjes boven de barbaarse rommel die op/voor de bewuste avond geschreven was uit. Het eerste gedicht is een ter plekke geschreven hymne aan Julian Yolles. Het tweede is een epische beschrijving van het Laverna-voetbalteam.
μνς ς ουλινον
ποντος ουλινου Eo magis fruemur eius aduentu! μμηνον τι μνωμεν Auspices cunctos rogemus omen, να σως χ νοστν De praeclara urbe Boston.1
Δς μοι, πντου λαβρινθ’ Ut undae tuae tranquillae sint!
Jacob Kaandorp en Philip van Reeuwijk
1 Boston is onverbuigbaar.
Team Laverna’s Voetbalepos
Orakel, vertel ons over Team Laverna, Wie de in rood gehulde helden zijn, Die schitteren in de zaal en de taverna, Op het veld en het Museumplein.
Alwyn, de Aeneas van de groep, Plichtsgetrouw, verstandig en vol moed, Volgt hij, als een schaduw op de stoep, De troef der vijanden op de voet.
Fysieke middelen schuwt hij niet, Schopt wel eens een Leidenaar tegen de grond. Maar als je zijn kopbal tegen Nijmegen ziet, Weet je: voetbal is oorlog, maar de bal blijft rond.
De Nestor is Eddy, onze voetbalveteraan, Minder zoetgevooisd, maar net zo bedreven. Als sluitpost kan hij alle schoten weerstaan, 80 jaar oud en in de bloei van zijn leven.
Ook Edgar speelt graag een potje mee, Met Laverna of anders met Boreas, Met Koinon, desnoods met Leiden 2, Als Paard van Troje is hij in zijn sas.
Geen houten paard echter, eerder een raspaard, Wanneer hij briesend langs de zijlijn rent. Stampende hoeven, wapperende baard, En de conditie van een wijkagent.
Jacob is Kalchas, de ziener van het geheel, Als een vogelwichelaar leest hij het spel. Scoort goals en als keeper voorkomt hij er veel, Mits hij zijn bril op heeft, dat dan weer wel.
Nummer 1, maart 2010
29
Negendejaars maar hij is er nog steeds, En binnenkort komt geen eind aan die tijd. Want van tevoren voorspelde hij reeds: Pas in het tiende jaar eindigt de strijd.
Johan C, dat is pas een naam die beklijft, Paris is hij, aimabel en knap. Als hij schiet is hij ook een beetje verwijfd, Buitenkant rechts, geen richting en slap.
Een echte spits, gaat voorop in de strijd, Heeft oog voor de goal, maar toch blijft hij iemand die, Ondanks al zijn enthousiasme en vlijt, Voornamelijk scoort in de Bubbels en MP3.
Laverna is goddelijk, Jori althans: Phoebos Apollo, brenger van licht. Zijn hoofd is getooid met Björn Borg-lauwerkrans, Boven zijn Arie Boomsma-gezicht.
Ook hij is ver-treffend, die dekselse Jori, Zijn penalty’s raken de paal continu. Maar na zijn schot tegen Koinon was er victorie, We hopen in Leiden op een déjà VU2.
Maar liefst drie godinnen waren in juli erbij, Evelien, Stijn en Merel sierden de ploeg. Aphrodite, Athene en Hera zijn zij, Stralend op sportpark Goed Genoeg.
Voetballen kunnen ze alledrie goed, Merel balvast, met een man in de rug. Stijn is meedogenloos, wat ze ook doet, Evelien als een hinde, dartel en vlug.
2 VU scripsit Calis; vu mss.
Wau, 25e jaargang
30
Ook Mathieu deed toen mee, zeer literair Las hij Herodotus als warming-up. Met zijn ervaring, inzicht en flair Is hij de Odysseus van onze club.
Zoals Aeneas met Anchises deed, Droeg hij Laertes op zijn rug. Waar hij nu rondzwerft, niemand die het weet. Hopelijk komt hij snel weer terug.
Mark zit ook niet zomaar te niksen, Hij is erbij, als Laverna speelt in de zaal. Roze biggetjes sieren zijn kicksen, Daarom is hij de Eumaios van het totaal.
Onze Telemachos, jong en onbezonnen, Is Maurits , moedig en sterk. Met hem als linksback vrijwel alles gewonnen, Eén meter zestig, maar groot in zijn werk.
Ook buiten het veld zet hij het balbezit voort; Als magister pilae neemt hij het leer altijd mee. Vanaf het Museumplein tot in Diemen Noord, Vanuit de Doffer tot in de Zwarte Zee.
Richard is Achilles, snelvoetig en fel, Een tweebenige spits in hart en ziel. Geef hem de bal, dan scoort hij hem wel, Hooguit te stoppen door een trap op zijn hiel.
In de zaal wordt hij echter node gemist, Hij weigerde mee te doen, vol haat en nijd. Weet, Richard, dat je je ernstig vergist. Leg die wrok naast je neer en keer terug in de strijd.
Nummer 1, maart 2010
31
Wie scoorde de eerste van het seizoen? Rogier, onze Aias, speelt sterk en met franje, Een dappere strijder, fier en ook koen, Vandaar dat men zegt: Rogier in Oranje.
Tenslotte Yannick, Agamemnon allicht, Wijd en zijd heersend als kapitein, Met vier goals de topscorer, zeer doelgericht, Ofschoon het er wel wat meer konden zijn.
Hij leidt altijd, met korte of lange ij, En als hij het laatste weet te vermijden, Kan ik met zekerheid zeggen dat hij Laverna in Leiden naar de titel zal leiden.
Yannick Fritschy
33
Classici in de sneeuw Een week vol wintersportplezier, gezelligheid en bier.
Het idee om een weekje naar Zuid-Frankrijk te gaan om te wintersporten kwam van Aniek, woehoe! Een leuke groep ontstond en daar gingen we: met een touringcar op naar de bergen. De reis was onvergetelijk: bierdrinkende nachtbrakers, slapers in het middenpad, rare niet-Nederlands sprekende buschauffeurs en ten slotte een kapotte bus.
Desalniettemin zijn wij de volgende dag aangekomen in het schattige dorpje hoog bovenin de bergen, Saint Sorlin d’Arves. Nadat we de spullen in een bagagedepot gezet hadden en ski’s/boards hadden opgehaald, deden wij onze eerste stapjes in de sneeuw. Voor het grootste deel van de groep (Robin, Aniek, Lex, Paul, Ilona, Luce en Emilia) slechts de eerste in dit gebied, maar echt de aller-allereerste voor mij, Anne, Yannick en Edgar. Hups, daar gingen we. Uh, daar ging ik… Enkele meters op de latten en ik lag tot twee keer toe in de sneeuw. Toen vond ik het wel weer mooi geweest. Hoewel dat liggen in de sneeuw géén vervelend tijdverdrijf was en ik dat gedurende de week zeer veel gedaan heb. Maar ik was niet de enige!
De volgende dag had een deel van ons les. Drie keer raden wie er in de beginnersgroep zaten en drie keer raden wie de beste was, hihi. Grappig, zo’n Franse lerares. Dat accent vergeten we nooit meer, hè Edgar?! Tijdens de skilessen hebben we veel geleerd en uiteindelijk is onze beginnersgroep (we waren de langzaamste, vooral dankzij mij en een trage lotgenoot) zelfs de bergen ingegaan. Lees: een groene piste! En dan even vergelijken met de ervaren lieden onder ons die kilometers off-piste zijn gegaan en sprongen hebben gemaakt… O, wacht even! Er was nog iemand die een gewaagde sprong heeft gemaakt, alleen dan met slechte afloop… Dat bezorgde ons een middagje ziekenhuis. Gelukkig had onze Ed niets gebroken en werd alles door de verzekering vergoed. Volgende keer maar niet weer, oké?!
Een grote verrassing was ook ons appartement, dat recht boven de zogenaamde Yeti-bar zat! Bonk, bonk, bonk. Elke dag weer. Op dag 1 is er zo’n 30 liter bier naar binnen gegoten, een welkomstcadeautje van de reisorganisatie. Over de verhalen die over die nacht rondgaan,
Wau, 25e jaargang
34
zal ik het maar even niet hebben… De Yeti-bar is vaak bezocht door ons. Bierpullen, gekke dansjes, rare mensen, losbandigheid, nog meer bier en zelfs een huwelijk… Wat moet ik nog meer zeggen over die nachten?!
Ook beregezellig waren onze avondjes. Na een lange dag in de sneeuw (ieder dus op zijn/ haar eigen manier) was het ’s avonds tijd om in het grote appartement te eten. Stel je het als volgt voor: elf classici in een cirkeltje rond een tafeltje wachtend op eten. Dit wachten duurde niet iedere avond even lang, als je snapt wat ik bedoel… Vooral de dag waarop twee ervaren kooksters vissticks bakten, was zeer geslaagd… Na het eten speelden we spelletjes. Saai? Echt niet! De weerwolven (Ilona….) hebben er lekker op los gemoord en het kaartspel is ook niet blijven liggen. Hierbij een fijn kopje koffie of thee met een koekje of zelfs een door Luce gemaakte (zware) Irish Coffee en zo was dus ook de avond een prettig dagdeel.
Er valt ongetwijfeld nog veel meer te vertellen, maar zo kunnen jullie wel een beetje een beeld krijgen van deze week! Het was in ieder geval een heerlijk weekje in de sneeuw, in de zon, met een superleuke groep, met latten onder je voeten et cetera et cetera. Je had erbij moeten zijn!
Inger Bults
35
An interview with Michael Putnam By Muriël de Mönnink & Richard Calis
On a cold and wintry afternoon in November we had a chance to interview Michael Putnam. In a tiny café in the centre of Amsterdam we talked about his love for the Latin language, the dark Middle Ages and how he decided he just wasn’t cut out to be a mathematician.
Yesterday, you went to see the Oblongus in Leiden. Have you ever been so fortunate to have a look at the famous Vergilian manuscripts in the Bibliotheca Apostolica?
Never! Even though I would love to be able to say that I have, it is impossible due to the strictness of the Vatican. However I have had the honor to hold the Romanus of Catullus in my hands. This work wasn’t appreciated until the late 20th century.
On your Brown University website it says that you have been ‘commissioned to complete a two-volume set on the Latin poetry of Jacopo Sannazaro for the I Tatti Renaissance Library’. So far one edition has been published, I thought that it included the complete Latin poetry of Sannazaro. You have also translated Vegio.
The work by Sannazaro was published in one complete volume. The announcement was before everything was written. At first I consented just doing the Eclogues and De partu virginis, but then James Hankins [general editor of the I Tatti Renaissance Library, RC] wanted the complete work. I had no idea Sannazaros oeuvre contained so many texts; it has been a great learning experience for me.
Just the other day, while I was reading some Neo-Latin poetry I stumbled upon the poetry of Christoforo Landino. At the end of the introduction it says the following: But towering over all have been the unstinting gifts of wisdom, time and thoughtful concern from my brother, Michael Putnam. It turned out that your sister has also translated some of Pietro Bembo’s poetry. Does classics run in your family. Or is it just a coincidence that you have both translated Neo-Latin poetry?
Wau, 25e jaargang
36
Every man in my family, from my grandfather to my father, went to university and became a mathematician. It was only logical that I would follow in their footsteps. Even though the journey started off hopeful, it wasn’t too long before I realized that I wasn’t born to be a mathematician. Besides the fact that I just didn’t really appreciate it, it wasn’t my forte either. Prior to my university years I took Latin in school for approximately five years and it seemed like a sensible step to pursue it in college as well. I was even more convinced of my new academic career when I took a class by John Petersen Elder, a very inspiring teacher, who convinced me that Latin was my cup of tea. Naturally I took it upon myself to learn some Greek as well, and even though the math hadn’t stuck, it did reorganize my brain to think logically, which helped my progress in the Classical languages. Due to my family’s history I was very apprehensive to tell my father that I wasn’t destined to be a mathematician. I was pleasantly surprised to find that he wasn’t angry with me. Instead he told me to put my heart into it and apply myself. The most important thing was that I was happy with my new path in life. My sister, just like me, loved the Latin language, but did not pursue her dream to translate the work of Bembo until her husband passed away and she was trying to take her mind of the situation. Just like our love for Latin, my sister and I share a passion for music. Which brings me to a rather embarrassing anecdote from a few days ago. After, a considerable amount of Gin, Marcel [Zijlstra MDM] and myself burst out in singing and we performed the ‘Salve Regina’ in one of the bars around the corner here.
Do you like to read Medieval Latin?
Even though it is not a specialty of mine I do believe that is a very important period. Everyone should be interested in the period, there are so many interesting texts. One could read carmina burana, poetry of Ambrose, who practically invented the hymn. The Waltharius is probably the poem with the most reminiscences to Virgil. I was lucky to have known a distinguished paleographer Rand, author of The Founders of the middle ages, who taught me the importance of the period.
Nummer 1, maart 2010
37
Two of our Latin teachers have told us that nothing worse could happen than when the remaining books of Livy were found. What lost piece of work would you find interesting to discover?
The most interesting ones that I can think of right now have to be: Ennius, Macrobius and Gallus, who is quoted with such love by the poets. However the work that we know and have left just doesn’t do him justice. Another poet who has suffered a lot, or maybe even the most, from editors is Propertius.
What (classical) author or work would you recommend to any student of classics that might not be part of the university curriculum?
There are so many beautiful and profound texts available that it is difficult to pinpoint the most important ones. One example that comes to mind is the correspondence of Abelard and Heloise, which is a beautiful work. From the so called period of “Silver Latin” Lucan and Martial have had too little attention. Furthermore Prudentius, Ambrose and Claudian have definitely written some fantastic poetry.
Are you currently working on a book?
On a couple actually. You might be listening to what will be my final book. Besides that I’m working on a publication in honor of the foundation of the Jesuits, a collection of 120 later poems translated in English for the first time.
What book do you have on your nightstand right now?
Well, I am currently reading the collected works of Melville. I do see this trip as a little vacation!
Michael Putnam is Emeritus W. Duncan MacMillan II Professor of Classics Departments of Classics and Comparative Literature, Brown University. He visited Amsterdam from 30 November until 11 December and inspired all of us in his lecture-series: The Humanness of Creation: six lectures on the end of the Aeneid.
Wau, 25e jaargang
38
Verkenningen in het gymnasiale slagveld Een sfeerimpressie van de discussie over het rapport van de VKT
“Verkenningscommissie Klassieke Talen”: onder die welluidende noemer werd door staatssecretaris Van Bijsterveldt (CDA, onderwijs) een stelletje classici en onderwijsspecialisten aan het werk gezet om de problemen van het vak, meer bepaald de problematische resultaten op het Centraal Schriftelijk Eindexamen te onderzoeken. Vooral bij Latijn moeten de uitslagen steeds ingrijpender worden opgehoogd (de zogenaamde N-factor, een van de mysterieuze motoren van onze ‘kenniseconomie’). De commissie ging onder leiding van de hoogleraren Caroline Kroon (Latijn, VU) en Ineke Sluiter (Grieks, Leiden) op verkenning uit en trof Grote Euvelen aan, leerstof die ‘een zware wissel trekt op het puberbrein’, ‘mismatch tussen waardering voor het gymnasium/waardering voor de Klassieke Talen’ en ‘de vicieuze cirkel van demotivatie en kennisgebrek’. Ze produceerde in rap tempo een eerste rapport dat in september 2009 wereldkundig werd gemaakt en waarover u in de vorige Wau al heeft kunnen lezen.1
Sinds die tijd is er veel gezegd en geschreven, en daar wil ik in dit artikel vooral aandacht aan besteden. Het gaat mij dus wat meer om de discussie over het Tussenrapport dan om de inhoud van het rapport zelf, hoe lezenswaardig die ook is. Vooral de laatste twee pagina’s (p. 28-29), waarin de werkwijze van de commissie wordt besproken en en passant een staalkaart wordt gegeven van de problemen en ontwikkelingen waar het gymnasiale onderwijs heden ten dage mee te kampen heeft, is eigenlijk verplichte lectuur voor iedere classicus. Het rapport is nog steeds te lezen op de website van de SLO – de Vereniging Vrienden van het Gymnasium (voortaan: ‘VVG’) schijnt een samenvatting aan te bieden aan haar leden.
In eerste instantie deed het rapport geen stof opwaaien in de pers en andere media. Het Tussenrapport was (en is) nog steeds bezig een uitgebreid evaluatietraject te doorlopen waarin alle officiële belangengroeperingen ‘gehoord’ worden: scholen, universiteiten, docentenorganisaties en –vakbonden en zelfs leerlingen. De discussie werd dus wel gevoerd, maar bleef aanvankelijk binnenskamers (ik
1 N. Koopman, ‘Gymnasium zonder vertalen?’, in Wau 24-4 (2009), p. 36 sq.
Nummer 1, maart 2010
39
reken de Wau gemakshalve tot ‘het wereldje’). Dat veranderde toen NRC-redacteur Derk Walters een
bericht plaatste op de Onderwijsblog van nrc.nl, een buitengewoon goed bijgehouden verzameling berichten over alle terreinen van onderwijsland. Naar aanleiding een eerdere brief van het Barlaeusgymnasium2 werden de reacties op het rapport van enkele classici besproken. Bart Berman van het Gymnasium Haganum schetste de rampzalige toekomst die het onderwijs in de klassieke talen met de aanbevelingen van de commissie tegemoet zou gaan, Adelheid Smarius en rector Marten Elkerbout van het Barlaeus de onzinnigheid en onnodigheid van de voorgestelde hervormingen.
Het bericht werd geplaatst onder de prikkelende titel ‘Klassieke talen verval’ op 31 december 2009, een datum die nu profetische eigenschappen kan worden toegedicht. Reacties stroomden snel binnen, hard op weg om het één van de onderwijsthema’s van het nieuwe jaar te maken. Eén reactie dateert van vrijdag 1 januari 2010, 0:01 uur – een eervolle vermelding voor Maarten Sevenhuijsen! Inmiddels (de laatste dateert van 3 februari) zijn er 129 reacties op alleen al dit bericht – zo’n 50 A4’tjes tekst.
De beer was los. Op 6 januari publiceerde het NRC Handelsblad een artikeltje op de voorpagina (‘Ophef over plan Latijn’), vergezeld van een achtergrondartikel op pagina 3. Walters citeerde de kritiek van Barlaeusrector Elkerbout op de voorpagina, gevolgd door de mededeling dat ‘de voorzitters van de verkenningscommissie niet willen reageren’ – die poging tot stilzwijgen was echter geen lang leven beschoren. In het achtergrondartikel komt een zekere Kurano Bigiman aan het woord met een quote over prestigegeile ouders (“Leuke school, maar jammer dat er klassieke talen gegeven worden...”), fulmineert VVG-voorzitter Aviva Boissevain tegen de analyse van de commissie (‘Het probleem van de slechte examenresultaten is sociologisch”) [en dus niet, zoals de commissie voorstelt, met onderwijsinhoudelijke ingrepen op te lossen, RH] en legt Elkerbout uit dat de oplossing evenmin didactisch van aard hoeft te zijn: “Als je slim bent maar de klassieke talen zo’n probleem vindt, ga dan naar het tweetalige vwo of naar een technasium. (...) Het probleem is dat het categoriale gymnasium weinig aantrekkelijke alternatieven kent. Misschien moet 2 Zie www.barlaeus.nl/publicaties.html - de brief dateert van 1 december 2009.
Wau, 25e jaargang
het aanbod van categoriale vwo-scholen worden verrijkt.” Hiermee kreeg de discussie een cruciale wending en kwam de
lucht van de stinkende beerput die het vaderlandse onderwijs volgens sommigen is geworden binnen geurbereik. Het probleem van het gymnasium is helemaal niet het probleem van de klassieke talen, maar van de situatie waarin het door maatschappelijke ontwikkelingen terecht is gekomen: een (te) grote populariteit van het schooltype bij grote groepen ouders en hun kinderen, die goed en kleinschalig onderwijs willen, maar minder zien in de moeite en ijver die voor het leren van Grieks en Latijn noodzakelijk is. Omdat op andere schooltypen echter intellectuele, sociale en morele armoede hoogtij zouden vieren, neemt men de klassieke talen op de koop toe en kiest men toch, ook zonder interesse voor de talen, voor het gymnasium, die eenzaam schitterende ster van hoge cultuur en kwaliteit temidden bergen van barbarij.
‘Quod non est reddendum latine’, zette de NRC-next de volgende morgen als kop boven een vergelijkbaar artikel. De dag erna (8 januari) verscheen op de NRC Onderwijsblog het bericht ‘Hoogleraren: plan Latijn wel degelijk ambitieus’ en maakte NOVA een reportage over de zaak die nog steeds erg leuk is om te zien. Hoewel Kroon en Sluiter met genuanceerde verklaringen de aandacht naar het plan zelf probeerden te terug te leiden, waarbinnen de discussie erover ging hoe ‘talig’ het nieuwe vak GLTC zou worden en wat de waarde van de proefvertaling was, stortte de publieke opinie zich steeds meer op zowel de meer fundamentele (wat is überhaupt de waarde van het leren van de klassieke talen?) als de meer maatschappelijke thema’s (is een gymnasium niet gewoon een (witte) eliteschool, hoe je het ook wendt of keert? En is dat prima, of juist verwerpelijk?). NOVA bracht de hoofdrolspelers treffend in beeld: Elkerbout van “het statige Barlaeusgymnasium” die zijn standpunt treffend vertolkt, Sluiter die er minder zin in lijkt te hebben, leraren (Jacco Calis in actie, even volmondig als op de Muziekavond, maar nu Sophokles declamerend vanaf zijn projectiescherm: “oi|ovn mV ajkouvsantV ajrtivw~ e[cei, guvnai, yuch`~ plavnhma kajnakivnhsi~ frenw`n” [Oid. Tyr. 726 sq.] – kan het godverdomme nog toepasselijker?), maar vooral ook leerlingen in de praktijk van het klaslokaal. Mooi zijn de getuigenissen van de Barlaeanen die, ondanks de moeite die het
Nummer 1, maart 2010
41
allemaal kost, toch feilloos de waarde ervan lijken in te zien. Het debat werd voortgezet in kranten en tijschriften:
In de Volkskrant met columns van Aleid Truijens (‘Inspanning’, 12 januari) en Marjolein Februari (‘De liefde voor eerlijk handwerk, ook in het Latijn’, 30 januari) en een opiniestuk van Frits Bolkestein (‘Lees klassieke schrijvers liever in vertaling’, 22 januari). De titels zeggen genoeg.
In HP/De Tijd door Beatrijs Ritsema (‘Gymnasium light’, 8 januari – de titel werd een veelgebruikte term) en een reactie op haar column van Isabelle Buhre (‘Beatrijs’, 22 januari).
In NRC Handelsblad met veel artikelen, een hoofdredactioneel commentaar (‘Meer dan Homerus’, 25 januari) en een ‘Expertdiscussie’ tussen de rector van het 4e Gymnasium en Folkert Jensma (23 januari).
In Trouw met veel artikelen (o.a. ‘Ieder woord doordenken’, 20 januari)
Door Piet Gerbrandy in De Groene Amsterdammer (‘Nil desperandum’, 11 februari)
Maar ook op de radio: Ineke Sluiter die in de TROS Nieuwsshow (8 januari) een gloedvol betoog houdt over wat de Klassieken waardevol maakt en het gewicht van de proefvertaling nuanceert – haar betoog taal én cultuur als peilers van het gymnasium wordt helaas afgekapt door de presentatrice; Piet Schrijvers (De Avonden, 12 januari) die wel (als latinist) graag zijn Lucretiusvertaling in alle hotelkamers ziet liggen, maar liever niet (als vader) dat zijn gymnasiumkinderen op Grieks en Latijn moeten ploeteren (‘didactisch schadelijk’; hameren op analytische vaardigheden is volgens hem zelfs een strategie van ‘politieke hypocrisie’). Zelfs in één persoon kunnen de meningen staken.
Het gaat weer tussen de doorbijters (‘juist de moeilijkheid van het vertalen is de meerwaarde’) en de paginavreters (‘in vertaling kunnen ze zoveel meer lezen’), tussen radicale doemdenkers (‘dit is het einde van het gymnasium’) en onverbeterlijke optimisten (‘GLTC kan een mooi vak worden’). Er kwamen honderden reacties op alle mogelijke weblogs en fora. Sommige bondig en scherp, andere zeer wijdlopig of ongenuanceerd, maar velen ook toegewijd en vol inlevingsvermogen of persoonlijke getuigenissen. ‘Verkenningscommissie Klassieke
Wau, 25e jaargang
42
Talen’ is inmiddels een lemma op Wikipedia. Soms worden belangrijke nuances vergeten, zoals dat veel zaken die de commissie met haar vak GLTC beoogt (Griekse én Romeinse cultuur voor iedereen, belangrijke werken in hun geheel lezen in vertaling) al lang in KCV zijn ondergebracht en op school worden onderwezen. Ondertussen gaat de discussie over de rol van het gymnasium wel weer meer dan ooit over de vakken zelf en de waarde van de klassieke talen en wordt iedereen aangezet zich daar een mening over te vormen. Ik heb er mensen in de kroeg over horen praten.
Dat is, alles bezien, toch een stap in de goede richting. Welke invloed het rapport op de schoolpraktijk gaat hebben, en hoe wenselijk die dan precies is, zal nog moeten blijken. Maar zelfs als het in de la van het ministerie belandt en zoals velen hopen samen met zoveel andere grootse plannen vroegtijdig op het kerkhof van de onderwijshervormingen wordt bijgezet, heeft het rapport toch al iets goeds opgeleverd. Zoals de leerlingen moeten zwoegen, maar er uiteindelijk veel voor terugkrijgen, moeten ook wij classici eraan geloven – wat vinden we nou eigenlijk van onze vakken, en van de manier waarop ze op school worden onderwezen? Het zal wellicht niet makkelijk worden om eruit te komen, onmogelijk wellicht, maar ongetwijfeld ook nuttig. Of de gymnasia komen er als geheel sterker uit en slagen erin de Gordiaanse knoop van de discussie door te hakken, óf het schisma dat al langere tijd in de lucht lijkt te hangen gaat nog diepere scheuren vertonen, waardoor het bestaande compromisbouwwerk langzaam instort en een halfslachtige oplossing (zoals het ophogen van de N-factor) echt onwerkbaar wordt. Nu de messen worden geslepen voor de publicatie van het eindrapport van de commissie moeten leraren en scholen zich duidelijk uitspreken en laten weten wat ze willen: dat weten we dan in ieder geval.
En ja, uiteindelijk komt het vast wel goed met onze prachtige talen. “En wat is dat in het Latijn?”, vroeg NOVA. Calis, na lang hannesen: “tandem res bene eveniunt, of zoets dergelijks”. Elkerbout: “iets als bene erit?” Sluiter: “ik begin er niet aan.” Misschien dat ze dat wel iets eerder had moeten bedenken.
Raphaël Hunsucker
43
PeRSBeRIChT
Van woensdag 14 april t/m zondag 25 april wordt in 2010 voor het derde jaar op rij de Week van de Klassieken georganiseerd. Deze keer heeft de Week als thema Helden. Ter gelegenheid van de derde Week komen Uitgeverij Athenaeum en Uitgeverij Ambo met een aantal nieuwe titels en edities, en leveren tal van culturele organisaties hun eigen bijdrage. Participanten zijn een aantal musea, te weten Tresoar in Leeuwarden, Het Allard Pierson Museum in Amsterdam, het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, Het Valkhof in Nijmegen en het Gallo-Romeins Museum in Tongeren, het Historisch Nieuwsblad, de Stichting Literaire Activiteiten Amsterdam (SLAA), Spui 25 Amsterdam, het Nederlands Klassiek Verbond (NKV), Kennislink, Labrys Reizen en diverse gymnasia. De deelnemende musea organiseren opnieuw de landelijke Ken-je-Klassiekenquiz voor gymnasiasten, met een grote finale in Leiden.
Geschenkboekje
Ambassadeur van de Week is dit jaar Imme Dros, die speciaal voor deze gelegenheid Charisma schrijft, een geschenkboekje waarin de held Odysseus centraal staat. Dit boekje kunnen deelnemende boekhandels hun klanten aanbieden bij aankoop van een van de actietitels.
nieuwe uitGaven
Tijdens de Week verschijnt bij Uitgeverij Athenaeum een fonkelnieuwe uitgave van het heldenepos bij uitstek, Homeros’ Ilias, in een prachtige vertaling van Patrick Lateur. Tegelijkertijd
wordt er een nieuwe pocketreeks gelanceerd: de Athenaeum Pockets, hoogtepunten uit het fonds voor € 7,95.
openinG
De Week van de Klassieken zal op 14 april om 20.00 uur feestelijk worden geopend met het programma ‘Klassieke helden!’ in theater De Balie, georganiseerd door de SLAA. Zie voor meer informatie de agenda op www.weekvandeklassieken.nl
Voor meer informatie over de Week van de Klassieken kunt u contact opnemen met Michelle Bot, telefoon 020-5511225, e-mail [email protected]
Wau, 25e jaargang
Gratis Imagokalender!
Zoals velen van u waarschijnlijk weten, verschijnt er elk jaar een schitterende Imagokalender. Deze kalender is een uitgave van het Nederlands Klassiek Verbond (NKV) en bevat kleurenfoto’s en tekst over themata als geneeskunst, sport, eten en drinken en beroepen in de oudheid.
In 2002 was het thema ‘Watervoorziening in de oudheid’, in 2003 ‘Eros’, in 2004 ‘Olympische spelen’, in 2005: ‘Romeins Egypte - Egyptisch Rome’, in 2007: ‘De Griekse mythologie in de Nederlandse taal en afgelopen jaar verscheen een prachtige uitgave rondom Odysseus.
Speciaal voor deze feesteditie van Wau heeft het NKV het mogelijk gemaakt om bij ieder exemplaar een Imagokalender 2010 bij te voegen. Wij willen bij dezen het NKV hier zeer hartelijk voor bedanken en wensen iedereen veel kijk- en leesplezier met dit schitterende geschenk!
De redactie



En natuurlijk elke donderdag om 17:00u: Borrel in P96!
Houd voor aanvullingen je email in de gaten!
Wau, 25e jaargang