WaterABC rapport Modules borging waterkwaliteit in publieke en ...
Transcript of WaterABC rapport Modules borging waterkwaliteit in publieke en ...
2
Modules borging waterkwaliteit in publieke en
private certificeringsinstrumenten
S.A.M. de Kool, F.G.Wijnands, H.A.E. de Werd WageningenUR - PPO
Y. M. Gooijer, P.C. Leendertse CLM Onderzoek & Advies
H. Brinks DLV Plant
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR PPO nr. 666-2015
CLM Onderzoek & Advies… CLM nr.890- 2015
Juli 2015
3
S.A.M. de Kool, F.G.Wijnands, H.A.E. de Werd WageningenUR - PPO
Y. M. Gooijer, P.C. Leendertse CLM Onderzoek & Advies
H.Brinks DLV Plant
Deze rapportage is samengesteld binnen het project
Modules borging waterkwaliteit in publieke en
private certificeringsinstrumenten
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR PPO nr. 2015 - 666
CLM Onderzoek & Advies CLM nr. 2015 - 890
Juli 2015
4
© 2015 Wageningen, Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO) Alle intellectuele eigendomsrechten en auteursrechten op de inhoud van dit document behoren uitsluitend toe aan de
Stichting Dienst Landbouwkundig Onderzoek (DLO). Elke openbaarmaking, reproductie, verspreiding en/of ongeoorloofd
gebruik van de informatie beschreven in dit document is niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van
DLO.
Voor nadere informatie gelieve contact op te nemen met: DLO in het bijzonder onderzoeksinstituut Praktijkonderzoek Plant
& Omgeving, Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit
DLO is niet aansprakelijk voor eventuele schadelijke gevolgen die kunnen ontstaan bij gebruik van
gegevens uit deze uitgave.
PPO Publicatienr. 2015 - 666.
Water ABC is een initiatief van de leden van het Platform Duurzame
Gewasbescherming, LTO, VEWIN, NEFYTO, Unie van Waterschappen,
Agrodis en de ministeries van EL&I en I&M. LTO is opdrachtgever en
Wageningen UR, CLM en DLV Plant ondersteunen de inhoud en het
proces. Productschap Akkerbouw en Productschap Tuinbouw zijn
medefinanciers van het project.
Projectnummer: PPO 3236150912
Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, onderdeel van Wageningen UR
Business Unit Bloembollen, Boomkwekerij & Fruit
Adres : Postbus 430, 8200 AK Lelystad
: Edelhertweg 1, lelystad
Tel. : +31 320 29 11 11
Fax : +31 488 47 37 17
E-mail : [email protected]
Internet : www.ppo.wur.nl
5
Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDING EN LEESWIJZER ............................................................................................................... 7
2 BORGINGSINSTRUMENTEN EN EMISSIEBEPERKING ................................................................. 8
2.1 Welke borgingsinstrumenten ....................................................................................................... 8
2.2 Overzicht maatregelen, sectoren en instrumenten. ....................................................................... 11
3 VVAK – VOEDSELVEILIGHEID AKKERBOUW CERTIFICAAT ................................................... 14
3.1 VVAK .................................................................................................................................... 14
3.2 Borgingsmodule ....................................................................................................................... 15
3.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie .............................................................................. 16
3.4 Stand van zaken en perspectief .................................................................................................. 16
4 VKL –VOEDSEL KWALITEIT LOONWERK CERTIFICAAT ......................................................... 17
4.1 VKL ....................................................................................................................................... 17
4.2 Borgingsmodule ....................................................................................................................... 18
4.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie .............................................................................. 19
4.4 Stand van zaken en perspectief .................................................................................................. 20
5 GLOBAL GAP ................................................................................................................................ 21
5.1 Global GAP ............................................................................................................................. 21
5.2 Borgingsmodule ....................................................................................................................... 22
5.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie .............................................................................. 23
5.4 Stand van zaken en perspectief .................................................................................................. 24
6 SMK ............................................................................................................................................... 25
6.1 SMK ....................................................................................................................................... 25
6.2 Borgingsmodule ....................................................................................................................... 25
6.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie .............................................................................. 33
6.4 Stand van zaken en perspectief .................................................................................................. 33
7 MPS ................................................................................................................................................ 35
7.1 MPS ........................................................................................................................................ 35
7.2 Borgingsinstrument .................................................................................................................. 36
7.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie .............................................................................. 41
7.4 Stand van zaken en perspectief .................................................................................................. 42
8 ACTIVITEITENBESLUIT ............................................................................................................... 43
8.1 AB .......................................................................................................................................... 43
8.2 Borgingsinstrument .................................................................................................................. 43
8.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie .............................................................................. 47
8.4 Stand van zaken en perspectief .................................................................................................. 47
6
9 SECTORAAL OVERZICHT EN OVERIGE MOGELIJKHEDEN ...................................................... 49
9.1 Sectoren .................................................................................................................................. 49
9.2 Overige mogelijkheden bijdragend aan borging .......................................................................... 50
10 EVALUATIE EN CONCLUSIES ..................................................................................................... 51
7
1. Inleiding en leeswijzer
In 2012 is het project Water ABC gestart om waterkwaliteitsproblemen veroorzaakt door
gewasbeschermingsmiddelen verder terug te dringen. Een flyer met een beschrijving van Water ABC
is opgenomen in Bijlage 1. Het project richt zich op de borging van effectieve maatregelen om
emissies naar oppervlakte- en grondwater tegen te gaan.
In 2012-2013 is in verschillende gebieden gewerkt aan het vaststellen van de belangrijkste
emissieroutes van de probleemstoffen en werden mogelijke maatregelen en passende
borgingsinstrumenten geselecteerd:
Regio Boskoop, werkgebied Hoogheemraadschap van Rijnland: hier ligt het accent op de
boomkwekerij.
Zuidoost Nederland, werkgebied Waterschap Aa en Maas: accent op mais.
Regio Noord en Zuid Holland, werkgebied van Hoogheemraadschap Rijnland en
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier: accent bollenteelt.
Friesland en Flevoland, werkgebied van Wetterskip Fryslân en Waterschap Zuiderzeeland: accent
puntemissies akkerbouw.
Brabant en Bommelerwaard, werkgebied van Brabant Water en Dunea: accent op kwetsbare
gebieden (diverse sectoren: fruitteelt, akkerbouw), zowel oppervlaktewater als grondwater.
In ieder genoemd werkgebied was een projectgroep actief die bestond uit vertegenwoordigers van de
belangrijkste belanghebbenden bij de waterkwaliteitsproblematiek (zie voor samenstelling bijlage 2)
De glastuinbouw is niet meegenomen in WaterABC, In de glastuinbouw wordt in het kader van
GLAMI (het Convenant Glastuinbouw en Milieugewerkt aan het terugdringen van de emissies.
In een eerste rapport (De Werd en van der Wal, 2012) is de beschikbare kennis en expertise
bijeengebracht van de belangrijkste emissieroutes van gewasbeschermingsmiddelen in de praktijk.
WaterABC richt zich op het terugbrengen van de emissie zelf door een blijvende en geborgde
toepassing van die maatregelen die de emissie(risico’s) drastisch kunnen beperken.
Het tweede rapport beschrijft de analyse van de meest geschikte maatregelen (de Kool e.a. 2015). Per
werkgebied zijn in dit rapport de belangrijkste emissieroutes, de mogelijke maatregelen per route en de
passende borgingsinstrumenten besproken. Hiermee ontstaat zicht op de potentie van
emissiebeperking door toepassing van een set maatregelen die de verschillende betrokkenen kunnen
onderschrijven Maar deze maatregelen moeten vervolgens wel nog een plek vinden in een
borgingsinstrument. Voor iedere sector is nagegaan welke instrumenten in aanmerking komen en hoe
het bereik (% van de doelgroep) is van deze instrumenten. Zo ontstaat zicht op het werkelijke
perspectief van beperking van emissie voor de verschillende werkgebieden en wordt duidelijk wat er
eventueel nog gedaan moet worden.
In het voorliggende derde en laatste rapport zijn de daadwerkelijke modules beschreven die voor ieder
relevant borgingsinstrument zijn opgesteld. Met deze modules wordt binnen de mogelijkheden van het
instrument de waterkwaliteit zo veel mogelijk geborgd. We noemen het modules omdat het gaat om
een kant en klare beschrijving van de extra maatregelen, in de taal en logica van de instrumenten, die
bijdragen aan effectieve borging van waterkwaliteit van oppervlakte water.
Daarmee is de opdracht van WaterABC afgerond. Het is aan alle belanghebbenden om zorg te dragen
voor de implementatie van deze modules in de instrumenten. De stand van zaken op dit punt is steeds
meegenomen in de slotparagraaf per instrument.
8
2 Borgingsinstrumenten en emissiebeperking
2.1 Welke borgingsinstrumenten
In 2012 is het project Water ABC gestart om waterkwaliteitsproblemen veroorzaakt door
gewasbeschermingsmiddelen verder terug te dringen. Het project richt zich op de borging van effectieve
maatregelen om emissies van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlakte- en grondwater tegen te gaan.
Onder borging verstaan we het verplichtend opnemen van maatregelen in (kwaliteits)regelingen,
verordeningen of instrumenten die dat verplichtende karakter hebben of kunnen vormgeven. Verplichtend
voor de individuele ondernemers die “onder” de regeling vallen. Verplichtend, doordat op naleving
toegezien wordt en gecontroleerd en er sancties aan niet naleven verbonden zijn, hetzij in de
publiekrechtelijke sfeer (AID, toezichthouders etc), of in de privaatrechtelijke sfeer (certificeringen).
De introductie van maatregelen via deze instrumenten zal enkel voldoende bijdragen aan de oplossing van
het probleem indien de maatregelen daadwerkelijk toegepast worden. De toepassingsgraad, de
implementatiegraad zal dan ook hoog moeten zijn. Dat gaat enkel lukken indien de ondernemers en
bedrijven ervan overtuigd zijn dat het nuttig en noodzakelijk is, als er voldoende draagvlak is. Dat hangt
natuurlijk weer sterk samen met de communicatie over deze maatregelen en de mate waarin de
verschillende belanghebbenden dit steunen en uitdragen. Er zijn verschillende instrumenten die dit kunnen
ondersteunen, zoals de spuitlicentie (aandacht voor specifieke zaken) of het Product Stewardahip vanuit de
gewasbeschermingsindustrie. Dat moet echter niet verward worden met de eigenlijke borging.
De volgende soorten instrumenten kunnen onderscheiden worden (niet uitputtend):
• Markt en keten certificaten
• MPS
• Milieukeur
• GlobalGap
• VVAK (voedselveiligheidcertificaat akkerbouw)
• Beroeps en bedrijfscertificaten
• ISO certificaten
• VKL (loonwerkers), sluit aan op VVAK
• CDG (distributie gewasbeschermingsmiddelen)
• SKL keuringen
• Wet en regelgeving
• Lozingenbesluit/Activiteitenbesluit
• WVO-vergunning
• GLB (+)
Het potentieel van deze instrumenten is verschillend als het gaat om het type maatregelen dat zou kunnen passen.
In overleg met de stuurgroep hebben we gekozen voor een basis set aan borgingsinstrumenten waar we ons op
richten in Water ABC met het accent op private-markt instrumenten.
Voor deze instrumenten hebben we verkend welke maatregelen passen en hebben we deze vervolgens in de
systematiek van het instrument beschreven. Het resultaat is een module die inpasbaar is in het
borgingsinstrument. Het is vervolgens aan de beheerders van het instrument om te bekijken hoe en wanneer
implementatie ervan aan de orde komt. Bij de meeste borgingsinstrumenten zijn meerdere belanghebbenden uit
de keten en soms overheid betrokken.
Hieronder een korte beschrijving van de marktgerichte instrumenten in relatie tot gewasbescherming en
emissiebeperkende maatregelen We beperken ons tot de aspecten van gewasbescherming die direct emissie-
gerelateerd zijn.
Markt en keten certificaten:
In de markt zijn een aantal certificatieschema’s te onderscheiden. Onder certificering verstaan we hier het borgen
via een onafhankelijke externe controle van een van te voren afgesproken transparant beschreven te behalen
prestatie op een aantal onderdelen van de bedrijfsvoering.
We benoemen hieronder een aantal certificaten die ons inzien relevant zijn.
9
Food
Global GAP
Producenten van groenten en fruit moeten wereldwijd voldoen aan de Global Gap eisen, opgesteld door de
internationale supermarkt ketens. De eisen op hoofdlijnen voor dit certificaat worden internationaal
vastgesteld door de retailers en vertaald naar specifieke eisen voor de diverse landen. Certificering is vooral
gericht op borgen van de voedselveiligheid. Controle van deze certificering vindt in Nederland door onder
andere NAK-Agro en SGS plaats. Vrijwel alle groentetelers in Nederland zijn gecertificeerd. Soms alleen
voor bepaalde producten maar in toenemende mate voor het hele bedrijf. Met deze eisen wordt de werkwijze
van registratie/documentatie/controle gestandaardiseerd en genormaliseerd. De eisen die gesteld worden zijn
nauwelijks bovenwettelijk.
Voedselveiligheid certificaat akkerbouw VVAK
Dit certificatieschema is specifiek ontwikkeld voor de akkerbouw, afgeleid van Global-GAP. Dit certificaat,
ook vooral gericht op voedselveiligheid, wordt geëist door alle belangrijke afnemers in de akkerbouw,
vrijwel elke akkerbouwer beschikt over dit certificaat. Soms alleen voor bepaalde producten, maar in
toenemende mate voor het hele bedrijf. Ook hier vindt controle van de certificering plaats door onder andere
NAK-Agro en SGS. Telers die uien en aardappelen telen voor de versmarkt beschikken vaak over een
Global Gap certificaat.
Milieukeur
Stichting Milieukeur is in 1992 op initiatief van de overheid opgericht. Sinds 1995 ontwikkelt Milieukeur
milieucriteria voor agrarische producten en voedingsmiddelen. Het aantal producten waar
milieucertificatieschema’s voor zijn opgesteld neemt gestaag toe, variërend van aardappelen, diverse
groenten en fruit tot varkensvlees en kamerplanten. De certificeringschema’s worden vastgesteld door het
College van deskundigen van de Stichting Milieukeur. In dit college is de keten vertegenwoordigd.
De jaarlijkse update van de schema’s vindt in overleg met de sector plaats. Uitgangspunt bij vaststellen van
de eisen is dat 25% van de telers met inspanning moet kunnen voldoen aan de eisen. Milieukeur richt zich
hiermee op de voorlopers in de sectoren.
Milieukeur is vooral van belang voor bepaalde segmenten in de vollegrondsgroenten (versneden groenten)
sector en de groot groen sector boomkwekerij. In de overige afzet van groenten is het aandeel klein. Het
duurzaam inkoopbeleid van de overheid, die vooral actief groot groen inkoopt, was een sterke impuls voor
telers het Milieukeurcertificaat te halen. De eisen voor Milieukeur gaan op milieugebied verder dan voor
MPS. Milieukeur gaat duidelijk een stap verder dan Global Gap, door een aantal bovenwettelijke eisen te
stellen. Het belang van Milieukeur neemt in Nederland slechts langzaam toe, maar groeit wel door vragen
vanuit afnemers uit het buitenland. De bedrijven die ermee werken zijn veelal wel grotere en
toonaangevende bedrijven in de food sector.
Sierteeltketens
Milieukeur
Zie bij Food. In de agro non-food sector is Milieukeur vooral van belang in de deelsector groot groen, onder
impuls van het beleid duurzaam inkopen van de overheid. Inmiddels wordt ook het Milieukeurcertificaat
bloembollen in samenwerking met de KAVB vernieuwd en geactiveerd..
MPS
Is een organisatie vóór en dóór telers, met sterke relaties in de sierteelt landbouworganisaties zoals de NBvB
(boomkwekerij) en de KAVB (bollen). MPS heeft verschillende varianten (MPS A,B,C, MPS-GAP,
Quality, Socially Qualified etc.) waardoor ze gezamenlijk de 3P’s breed omvatten. Basiseis voor MPS
certificering is de registratie van gewasbescherming en bemesting. Afhankelijk van het gebruik komen de
telers in aanmerking voor het A, B of C certificaat. Voor MPS GAP komen er een aantal aanvullende eisen
bij, bijvoorbeeld op het gebied van arbeid.
De deelname van telers verschilt sterk per (deel)sector (10-80%), en is afhankelijk van de eisen die afnemers
stellen. Afnemers eisen in toenemende mate MPS certificering (tuincentra en supermarktketens), ook
internationaal. Dit is vooral voor boomkwekerijproducten en bloemen van belang. De eisen worden via
certificering geborgd. Steeds weer blijkt dat de vraag vanuit de tuincentra (door MPS ook retail genoemd)
de grootste prikkel is voor telers om deel te nemen.
Komende maand start MPS met een nieuwe bovenlaag op het MPS ABC systeem met MPS-A+. Het doel
hiervan dat er een nieuwe koplopersgroep ontstaat die nog betere duurzaamheidsprestaties kan tonen.
Deelnemers hoeven hier niets voor te doen, na eind augustus wordt een eventuele score voor MPS-A+
vanzelf zichtbaar in MY-MPS. Bedrijven met MPS-A+ scoren in totaal minimaal 90 punten, halen ten
aanzien van Gewasbescherming minimaal 85% van maximale score en voor Meststoffen en Energie zeker
75% van de hoogste score die gehaald kan worden. Naast MPS A+ zal ook MPS A+ Natural Protected
worden ingevoerd. Voor MPS-A+-Natural Protected moeten bedrijven zich wel aanmelden. Uitgangspunt is
hier het MPS-A+ certificaat in combinatie met gewasbeschermingsmiddelen die alleen in de biologische
10
teelt toegelaten zijn.
MPS werkt ook aan 'Product Proof' waarbij garanties op productniveau gegeven kunnen worden aan de
handel. Hiervoor wordt eerst gekeken met kwekers wat wenselijk en mogelijk is. Later dit jaar start een
testgroep potplanten en een testgroep bloemen.(bron: MPS, 17/03/15)
Overheid
Naast de private instrumenten kan de inzet van overheidsinstrumenten bijdragen aan de borging van de
waterkwaliteit. Daarbij komt met name het Activiteitenbesluit in beeld: Het uitgangspunt van het
Activiteitenbesluit is om zoveel mogelijk inrichtingen onder algemene regels te brengen. Het achterliggende doel
hiervan is het verminderen van de administratieve lasten voor zowel inrichtingen als overheden. Het
Activiteitenbesluit kent eisen voor verschillende milieuaspecten. Denk hierbij aan geluid, lucht, bodem, externe
veiligheid, afval en afvalwater (lozingen). Het Ministerie van I&M is eindverantwoordelijk voor de invulling
van het Activiteitenbesluit. De ervaring bij dit ministerie leert dat de exacte beschrijving van een maatregel van
groot belang is. Dit geldt zowel voor de uitvoerbaarheid voor ondernemers, als voor de controleer- en
handhaafbaarheid. De manier waarop beperkende voorwaarden en verplichte maatregelen in het
Activiteitenbesluit zijn beschreven kan inzicht bieden in de wijze waarop maatregelen in certificeringsschema’s
opgenomen zouden moeten worden. In WaterABC is daar dan ook naar gekeken. Bovendien is bekeken welke
geïdentificeerde maatregelen voor emissiebeperking kunnen passen bij het AB.
Tenslotte enkele opvallende zaken:
Deelname van telers aan certificering is in sterke mate afhankelijk van de eisen die hun directe afnemers
stellen. Dit leidt tot hoge percentages in de sectoren groententeelt (Global GAP), fruitteelt (Global GAP),
akkerbouw (VVAK en Global GAP), en deelsectoren in de sierteelt (MPS en Milieukeur).
Eisen vanuit afnemers vormen een belangrijke prikkel voor agrariërs om bovenwettelijke maatregelen te
nemen. VVAK en VKL kenden in 2012 nog geen specifieke eisen ten aanzien van emissiebeperking.
Opnemen van specifieke maatregelen is een interessante optie gezien het grote bereik onder akkerbouwers
en loonwerkers in de akkerbouw. Voor vollegrondsgroenten en fruit vormt het opnemen van specifieke
maatregelen in Global Gap een interessante optie ook vanwege het grote bereik in deze sectoren.
In de sierteeltsectoren is het bereik van borgingsintrumenten vanuit de markt, door de afnemers, veel
geringer, dan in de akkerbouw. De eisen voor overheden op het gebied van duurzame inkoop zijn een
impuls voor de vraag naar Milieukeur of gelijkwaardig gecertificeerde producten die gebruikt worden in het
openbaar groen. Verder is er vanuit de milieu organisaties 1 toenemende druk op de sector te werken aan
vermindering van residuen. Het blijft zeker voorlopig echter zo dat borging met voldoende bereik in deze
sectoren toch vooral moeten komen uit het Activiteitenbesluit.
De belangrijkste certificaten in de food sector (Global GAP en VVAK) zijn gericht op voedselveiligheid, in
de non food sector (MPS) op registratieplicht van gewasbescherming en bemesting.
Andere certificaten zoals MK en MPS kunnen een goede bijdrage leveren aan borging, echter vooral vanuit
de voorbeeld en signaal werking, aangezien het bereik in de meeste deelsectoren te gering is om effectief te
kunnen zijn.
Certificaten die specifiek eisen stellen aan een duurzame productiewijze betreffen een klein deel van de
markt, het gaat hier vooral om biologische teelt en teelt voor Milieukeur. Milieukeur stuurt op de toepassing
van geïntegreerde teeltmaatregelen en stelt naast gewasbescherming ook eisen ten aanzien van water,
bodemvruchtbaarheid en klimaat, natuur en biodiversiteit.
Sterk punt is dat afnemers certificering verplicht stellen, de markt is hiermee de regulerende factor. Ook
buiten de reeds bestaande certificaten kunnen afnemers van producten extra eisen stellen via
leveringsvoorwaarden. Denk bijvoorbeeld aan de Duurzame zuivelketen waar opname van een emissie
maisherbiciden paragraaf een grote impact kan hebben.
In de bestaande certificaten is er weinig tot geen aandacht voor de beheersing van
gewasbeschermingsmiddelen. Enkel Milieukeur / MPS stellen bovenwettelijke eisen aan de toepassing van
middelen langs watergangen.
1 Overigens is momenteel onder druk van Greenpeace wel aandacht voor het verminderen van residuen van
gewasbeschermingsmiddelen op sierteeltproducten. Bovenwettelijke certificering is daarbij een van de opties die overwogen
worden.
11
2.2 Overzicht maatregelen, sectoren en instrumenten.
In de volgende overzichtstabellen 1 en 2 zijn alle voorgestelde maatregelen met draagvlak vanuit de
werkgebieden (WaterABC rapport de Kool e.a. 2015) opgenomen. De maatregelen zijn geordend naar plek, erf
(tabel 2) of perceel (tabel 3). Per sector concentreren de maatregelen zich op de geïdentificeerde belangrijkste
emissieroutes voor de probleemstoffen. Vandaar dat niet alle emissieroutes bij iedere sector vertegenwoordigd
zijn. Verder is als volgt te werk gegaan:
Aangekruist is uit welke sector de maatregelen stammen. Het gaat om een beperkt aantal maatregelen in
totaliteit.
Verschillende geformuleerde maatregelen met gelijke strekking zijn onder elkaar gezet en met een
kleurveld verbonden.
Per maatregel staat aangegeven welk borgingsinstrument ingezet wordt / kan worden, door het % bereik in
te vullen in de betreffende cel.
In de kolom van het activiteitenbesluit (AB) staan wat extra symbolen en afkortingen, zie onder de tabel
voor de toelichting.
Voor de maatregelen waarbij AB van toepassing kan zijn is aangegeven naar welke sectoren de aanpassing
in AB zal doorwerken.
Het bereik van de marktinstrumenten is in de sierteeltsectoren nog klein, Het AB lijkt daar een meer aangewezen
weg om tot een groot bereik te komen. Zie volgende tabel 1 als samenvatting bereik en impact.
Tabel 1. Overzicht van mate van impact en bereik van de diverse borgingsinstrumenten
Als het vakje ingevuld is, is het instrument van toepassing voor de betreffende sector, het aantal kruisjes geeft
aan hoeveel telers ermee bereikt worden (XXX= alle, x= weinig (<30%)).
mais akkerbouw vollegronds
groenten
bollen Boom-
kwekerij
fruit
VVAK XXX
VKL XXX X
MPS X X
Milieukeur X X X XX X
Duurzame
zuivelketen
XX
Retailers –vers keten X XX XX
GLOBAL GAP XX XX XXX
Activiteitenbesluit XXX XXX XXX XXX XXX XXX
GLB X X X (X) (X) X
12
Tabel 2. Overzicht emissiebeperkende maatregelen op en rond het erf, mogelijk passende borgingsinstrumenten en bereik ervan.
Plaats Emissieroute Activiteit Maatregel
akker
bouw
mais bollen bomen grond
water
AB VVAK VKL
akb
MPS SMK Global
GAP akb
zuivel GLB toelating com
municatie
akker
bouw
vgg mais bollen bomen fruit grond
water
glas
ERF
Erfafspoeling Reinigen in het veld Apparatuur op de spuit om te kunnen reinigen in
het veld x 100% 80% 95% 20%
Vullen, schoonmaken,
restvloeistof
Overdekt stallen spuit x 100% >90%
Stalling spuit Spuit overdekt stallen x 100% 8% 0,50%
Vullen, schoonmaken,
restvloeistof
Restvloeistof en waswater opvangen en
gecontroleerd achterlaten op/terugbrengen naar
perceel x 100% >90%
Vullen, schoonmaken,
restvloeistof
Verwerken restwater via inrichting op het erf
x 100% >90%
Verwerken restvloeistof Voorziening voor restvloeistoffen op bedrijf
aanwezigx 100% 80% 95% 20%
Reinigen spuit Vaste wasplaats inclusief voorziening
restvloeistoffen x 100% 80% 95% 20%
Schoonmaken spuit Restvloeistof en spoelwater verwerken met een
Biofilter / PhytoBac x 100% 8% 0,50%
Bolontsmetting en
reiniging fust en
werktuigen
Restanten reinigingswater of
bolontsmettingsvloeistof zuiveren met Fytobac /
Sentinel x 100% 30%
Schoonmaken spuit Spuit schoonmaken op onverhard terrein of op
verhard terrein met opvang x 100% 8% 0,50%x x x x x x x x
Opslag fust Fust overdekt opslaan of op verhard terrein op
stelcomplaten aflopend naar het land x 100% 30%x x x x ? x x x
Reiniging fust Fust reinigen op een daarvoor ingerichte plaats x 100% 30% x x x x ? x x x
Bolontsmetting Afblazen of uitlekken ontsmet plantgoed x JD 30%
Bolontsmetting Laden op plek met opvanggoot x JD 30%
Ruimtebehandeling Verwerken van condenswater of afvoer naar het
land x
100%
zie ** 30%
Bolontsmetting /Transport Transportwagen (voor ontsmette bollen) met
robuuste opvang x JD 30%
Uitspoeling vanaf
het erf
Vullen, schoonmaken en
stallen spuit
Vloeistofdichte vloer met opvang en zuivering
x 100%
maatregelen benoemt vanuit
Sector
bij opname in AB van invloed voor sectorenborginginstrument en bereik anders
x
x
x x x x x
xx x x x x x
13
Tabel 3. Overzicht emissiebeperkende maatregelen op en rond het perceel, mogelijk passende borgingsinstrumenten en bereik ervan.
Toelichting
i.v. i.v is in voorzien…..Zie AB: gebaseerd op verbod van lozing water waar residu in kan zitten (dus ook afspoelwater) Geldt niet voor
verhindering afspoeling.
nvt AB leent zich slecht hiervoor, niet specifiek genoeg qua maatregelen
JD juridische dubbeling , staat al in andere woorden in AB.
** Kunnen ook specifieke product bepalingen worden, hoeft niet algemeen Actelic is inmiddels niet meer toegelaten in de bollenteelt.
Plaats Emissieroute Activiteit Maatregel
akker
bouw
mais bollen bomen grond
water
AB VVAK VKL
akb
MPS SMK Global
GAP akb
zuivel GLB toelating com
municatie
akker
bouw
vgg mais bollen bomen fruit grond
water
glas
PERCEEL
Druppeldrift Driftarm spuiten Altijd 75% driftreducerende doppen/techniek
gebruiken (enkele uitzonderingen) x 100% 80% 95% 20%
Driftarm spuiten Altijd 90% driftreducerende doppen/techniek
gebruiken (enkele uitzonderingen) x 100% 80% 95% 20%
Driftarm spuiten 50% driftarme doppen/techniek x i.v. 8% 0,50%
Driftarm spuiten 75% driftarme doppen/techniek x 100% 8% 0,50%
Driftarm spuiten driftreducerende doppen/techniek ≥ 75% met
bijbehorende druk x 100% >90%
Driftarm spuiten Loggende drukmeter x 100% 80% 95% 20% x x x x x x
Driftarm spuiten Boomhoogte ≤ 50 cm x 100% >90%
Driftarm spuiten Spuithoogte max 50 cm boven gewas i.r.t.
inrichting x 100% 8% 0,50%
Driftarm spuiten Kantdop goed gebruiken x i.v. >90%
Driftarm spuiten Vanggewas/bredere teeltvrije zone x 100% 80% 20% >70% x
Driftarm spuiten Teeltvrije zone ≥ 50 cm mais x i.v. >90% evt
Driftarm spuiten Niet spuiten bij windsnelheid > 5 m/s x i.v. 8% 0,50%
Informeren telers Eenduidige en praktische etiketten x nvt 100%
Afspoeling perceel Perceelsinrichting Akkerranden en/of groenstroken x ? 20% >70%
Perceelsinrichting Actief randenbeheer, perceelsinrichting,
gevoelige plekken anders beheren x nvt >90% evt
Verhinderen afspoeling Voorkomen (geforceerde) afvoer van regenwater
(o.a. geen greppels graven met afvoer naar
oppervlaktewater) x i.v. 80% 20%
perceelsbeheer Zorgen voor goede bodemkwaliteit - stimuleren x nvt >90%
Lekkage boven de
sloot bij het
planten
Planten Geen kuubkist in fronthef van de plantmachine
bij keren boven de sloot x JD 30% xxx
Uitspoeling vanaf
perceel
spuiten Gebruiks-verminderende spuittechnieken
x nvt
spuiten Middelkeuze x nvt
onkruidbestrijding Mechanische onkruid x nvt
x x x x x x
maatregelen benoemt vanuit
Sector
borginginstrument en bereik anders bij opname in AB van invloed voor sectoren
xx x x x x
14
3 VVAK – Voedselveiligheid Akkerbouw certificaat
3.1 VVAK
VVAK is een certificeringssysteem voor de akkerbouw, met een bereik van >80%. Akkerbouwers kunnen kiezen uit een bedrijfscertificaat of een gewascertificaat. Het
merendeel van de deelnemende akkerbouwers (ca.60%) beschikt over een gewascertificaat, ca. 20% beschikt over een bedrijfscertificaat. De gewascertificaten zijn
Tabel 4. Samenstelling commissie VVAK certificeringsoverleg in 2013.
VVAK akkerbouw certificeringsoverleg
A. Waterink (secr.) PA
M. Elema (vz.) PA
mw. M. Kunst PA
J. Bartelds LTO-Nederland
B.B. Hasselo LTO-Nederland
F. van Oorschot LTO-Nederland
B. Ausma AVEBE
H.C. Hak VIGEF
H. van Kessel NAV
J.C. Kolff Suiker Unie
W. Kusters Cumela
J.J. Leerssen VAVI
J. Gottschall NAO
mw. M. de Beuze Plantum NL
P. Brooymans Suiker Unie
M. Vrij VAVI/Farm Frites
mw. S. de Bruin GMP+ International
mw. A-C. Vlaardingerbroek CBL
‘eigendom’ van de afnemers van betreffend product, zij bepalen
dan ook de inhoud van de certificaten. Eisen die worden
opgenomen in gewascertificaten worden automatisch opgenomen
in VVAK, andersom alleen met instemming van de ‘eigenaar’
van het gewascertificaat. Het VVAK certificaat leent zich voor
opnemen van emissiebeperkende maatregelen, in de huidige
versie is dat nog niet het geval. Opnemen van specifieke
maatregelen is een interessante optie, gelet op het grote bereik
onder akkerbouwers (zie verder hoofdstuk 6). De inhoud van de
certificering wordt jaarlijks geactualiseerd. Besluitvorming over
inhoud VVAK vindt plaats in het certificeringsoverleg van het
Productschap Akkerbouw, in dit overleg zijn belangrijke
stakeholders/afnemers in de akkerbouw vertegenwoordigd.
Belangrijke randvoorwaarde voor aanpassing van de inhoud van
de certificaten is draagvlak bij de stakeholders. Vooral de
afnemers van producten zijn belangrijk. Sturing door de markt
wordt als meest gewenst/effectief ervaren door
akkerbouwers/LTO. Waterabc heeft verkennende gesprekken
gevoerd met een aantal relevante marktpartijen waaronder:
VIGEF, Suiker Unie en VAVI.
15
3.2 Borgingsmodule
Binnen het VVAK protocol heeft WaterABC gekeken naar de hoofdstukken en paragrafen waar additionele emissiebeperkende maatregelen in opgenomen
kunnen worden. Binnen hoofdstuk 2 Teelt is een volledige paragraaf toegevoegd: 2.7
Hoofdstuk 2 Teelt (geel gearceerd zijn aanvullingen door Water abc)
Thema Nr. Omschrijving Opmerkingen
2.7.6 Spuitapparatuur (en andere machines waarmee middelen worden gebruikt zoals pootmachine)
staan, indien kortere tijd niet gebruikt, altijd op onverhard terrein met een afstand van minimaal 5
meter tot de sloot of onder dak.
Tekst aangepast op basis van opmerkingen
VAVI. Gaat om niet gebruik minder dan 12
uur, bij langer niet gebruik is sprake van
stalling, zie 2.7.
2.7.7 Indien gestald (apparatuur meer dan 12 uur niet gebruikt) op verhard terrein, dient
spuitapparatuur overdekt/afgedekt te staan
Tekst aangepast op basis van opmerkingen
VAVI
2.7.8 Het vullen van de spuit gebeurt niet rechtstreeks uit oppervlaktewater tenzij gebruik gemaakt
wordt van een tussenopslag of van een spuitmachine die is uitgerust met een terugslapklep.
Tekst aangepast op basis van opmerkingen
VAVI
2.7.9 U neemt maatregelen om emissie van met gewasbeschermingsmiddelen verontreinigd
reinigingswater te voorkomen:
- Schoonmaken van spuitapparatuur op onverhard terrein op minimaal 5 meter afstand van
watervoerende sloten, met een op de spuit aanwezige installatie (spuitlans en schoon
water)
- Bij schoonmaken van spuitapparatuur op verhard terrein wordt reinigingswater
opgevangen en afgevoerd of bewerkt in biofilter of vergelijkbare installatie
2.7.10 Restvloeistof na beëindigen van een bespuiting (ook na intern reinigen) wordt zorgvuldig
verwerkt:
- verdund verspoten over het zo juist bespoten perceel, of
- opgevangen en later hergebruikt of bewerkt in biofilter of vergelijkbare installatie
2.7.11 Bij gewasbespuitingen altijd een 90% driftreducerende techniek gebruiken (behalve voor LDS
onkruidbestrijding en contactfungiciden in uien, hiervoor geldt minimaal 50% driftreductie
Tekst aangepast op basis van opmerkingen
VAVI.
Driftreducerende technieken kan ook
gerealiseerd anders dan via gebruik van doppen,
technieken zijn via regelgeving gedefinieerd
2.7.12 Spuitdruk wordt vastgelegd met een loggende drukmeter Commentaar VAVI: nu niet haalbaar, meeste
spuiten niet uitgerust met loggende drukmeter
16
Ook voor de aanvullende module over duurzaamheidseisen heeft WaterABC aanvullingen geschreven (vrijwillig, geldt voor teeltbedrijf)
Hoofdstuk Duurzaamheidseisen Thema Nr. Omschrijving Opmerkingen
(emissie)
1.10.5 U neemt minimaal 3 maatregelen om afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen door neerslag op percelen te
voorkomen.
Bijvoorbeeld door:
diepe grondbewerking na elke oogst
niet kerende grondbewerking (NKG)
bodembedekking in de winterperiode
- aanleg infiltratiegreppel langs watervoerende sloten
akkerrandenbeheer langs watervoerende sloten door aanleg groene bufferstrook van minimaal 3 meter
dit punt heeft geen steun van
alle betrokken afnemers
1.10.6 Om afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen tegen te gaan worden geen greppels gegraven om overtollig
water rechtstreeks af te voeren naar het oppervlaktewater
deze eis is tegengesteld aan
verzekeringseisen.
3.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie
Gezien het grote bereik (>80%) is VVAK een zeer effectief instrument indien effectieve maatregelen worden opgenomen in het certificaat. Gezien het draagvlak voor de
maatregelen zijn er verschillen voor de verschillende emissieroutes (zie tabel 2 en 3van dit rapport):
Drift en erfafspoeling. In de akkerbouw kan opnemen van door de projectgroep geselecteerde maatregelen in VVAK effectief zijn voor het terugdringen van emissie van
gewasbeschermingsmiddelen naar het oppervlaktewater als gevolg van erfafspoeling of druppeldrift.
Perceelsafspoeling. De genoemde maatregelen om afspoeling tegen te gaan kunnen zeer effectief zijn voor het terugdringen van perceelsafspoeling, maar hebben geen
draagvlak bij de stakeholders buiten de waterschappen. De maatregelen worden als te ingrijpend ervaren (m.b.t. kosten en mogelijke opbrengstschade) en zijn mogelijk in
strijd met verzekeringseisen voor waterschade (teler wordt geacht maatregelen te nemen om waterschade te voorkomen).
Uitspoeling via scheuren in de grond (zwaardere kleigronden) en via drains wordt niet voorkomen door de geïdentificeerde maatregelen. Voor deze route zijn geen
adequate maatregelen bekend.
3.4 Stand van zaken en perspectief
De voorstellen zijn besproken in het certificeringsoverleg van november 2013. Na uitvoerige discussie is in dit overleg besloten om de voorstellen niet op te nemen in VVAK
maar het voorstel aan te houden en te wachten op de uitkomst van diverse beleidsmatige onderhandelingen met de overheid (mineralenbeleid en GLB).
Stand van zaken maart 2015: in december 2014 heeft VVAK certificeringsoverleg plaatsgevonden, emissie stond op de agenda, Water ABC maatregelen ter borging van de
toepassing van emissiereducerende maatregelen zijn echter niet opgenomen. Wel is er ook in de akkerbouw sprake van diverse communicatieactiviteiten rondom de Toolbox
Emissiebeperking (www.toolboxwater.nl). Ook in het LTO Actieplan Schoner, Groener, Beter (gewasbescherming 2015-2020) is veel aandacht voor het emissievraagstuk.
17
4 VKL –Voedsel Kwaliteit Loonwerk Certificaat
4.1 VKL
VKL is een van de certificaten waarmee de loonwerksector te maken heeft. VKL is gericht op voedselveiligheid. VKL volgt de verandering in de certificeringsvoorschriften
in VVAK. Daarnaast wordt de inhoud van VKL bepaald door het certificeringsoverleg, met daarin naast CUMELA vertegenwoordiging van belangrijke afnemers en LTO.
Loonwerkbedrijven actief in de akkerbouw zijn vrijwel allemaal VKL gecertificeerd. Belangrijke randvoorwaarde voor aanpassing van de inhoud van de certificaten is
draagvlak bij de stakeholders vertegenwoordigd in het certificeringsoverleg.. Vooral de afnemers van producten en LTO zijn belangrijk, sturing door de markt wordt als meest
gewenst/effectief ervaren door Cumela. Naar draagvlak bij de belangrijkste afnemers is geen onderzoek gedaan.Ca 95% van alle loonwerkers actief in de akkerbouw is VKL
gecertificeerd.
Tabel 5. Samenstelling commissie VKL medio 2013
VKL platform
Vacature? LTO Nederland
Dhr. B. Waterink Hoofdproductschap akkerbouw (HPA)
Dhr. J. Rovers Vereniging aardappelverwerkende industrieën (VAVI) (vh. In VVAK)
Dhr. P. Brooijmans SuikerUnie
Dhr. H.C. Hak VIGEF
Mevr. A.J.M. de Bruin GMP+ Internationaal
Dhr. W. Kusters CUMELA Nederland
Mevr. H. Zweverink CUMELA Nederland
Dhr. F. Kramer Stichting Pro aCt (toehoorder)
18
4.2 Borgingsmodule
Het VKL certificaat is beschreven in de Norm VoedselKwaliteit Loonwerk. De motivatie voor het certificaat is gelegen in voedselkwaliteit en hygiëne. Om emissie van
pesticiden naar oppervlaktewater op te nemen in het certificaat moet de motivatie/scope van het certificaat iets worden verruimd. Bijvoorbeeld door uit te gaan van de risico’s
op het gebied van voedselkwaliteit, hygiëne en water kwaliteit (paragraaf 1.2 van de norm).
In paragraaf 2.3 Verbetercyclus wordt gesproken over uitzetten van een koers door bedrijven gericht op intrinsieke druk (bijvoorbeeld imagoverbetering) of extrinsieke
druk (bijvoorbeeld wensen van afnemers). Reduceren van de emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar riool, grond- en oppervlaktewater past daar prima in.
In paragraaf 3.2 Scope, hierin beschrijft het bedrijf dat zij haar verantwoordelijkheden in de keten kent. Het bedrijf benoemt de activiteiten die zij uitvoert en bepaalt op
basis hiervan de reikwijdte van het systeem. Emissie van gewasbeschermingsmiddelen past hier goed bij. In de paragraaf wordt verwezen naar Hoofdstuk 5, voor de
opgenomen maatregelen.
In paragraaf 3.3 Taken en verantwoordelijkheden. De medewerkers moeten instructie hebben gehad op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu (in het bijzonder
emissie van gbm)
Hoofdstuk 4, analyse risico’s kent paragraaf 4.3, Risico-inventarisatie en evaluatie. In dit hoofdstuk zou ook een paragraaf Risico inventarisatie emissie kunnen worden
opgenomen. In Telen met toekomst is een checklist emissie ontwikkeld die zich hier goed voor leent. Deze checklist is als bijlage bij deze notitie toegevoegd.
Paragraaf 5.8, Gewasbescherming. Onder het kopje Toepassing van gewasbeschermingsmiddelen staat vermeld:
Het bedrijf voorkomt het ontstaan van overschot spuitvloeistof. Mocht desalniettemin toch een overschot ontstaan, dan wordt deze afgevoerd in de hierna genoemde
gewenste volgorde:
het overschot wordt verspoten in de laatste spuitgang
-het overschot wordt (verdund) verspoten over het gewas
het overschot wordt verwerkt in een daarvoor bestemde installatie als Phtotobac, Heliosec, Sentinel of ander goedgekeurd systeem.
het overschot wordt afgevoerd volgens relevante wet- en regelgeving (Wet Milieubeheer en Wet Verontreiniging Oppervlaktewater).
Het bedrijf voorkomt dat met gewasbeschermingsmiddelen verontreinigd water, dat ontstaat bij in- of uitwendig reinigen van de spuitapparatuur, in riool of
oppervlaktewater terecht komt door deze af te voeren in de hierna genoemde gewenste volgorde
-het wordt verwerkt in een daarvoor bestemde installatie als Phytotobac, Heliosec, Sentinel of ander goedgekeurd systeem.
het wordt afgevoerd volgens relevante wet- en regelgeving (Wet Milieubeheer en Wet Verontreiniging Oppervlaktewater).
De zelfbeoordeling is onderdeel van VKL. Voor suggesties tav deze zelfbeoordelingslijst zie Excel document.
19
Paragraaf 5.8 van VVAK: Gewasbescherming: Blauw gemarkeerd in de tabel zijn emissie gerelateerde zaken die al in het schema staan, geel gearceerd zijn aanvullingen
Water ABC.
5.8.25 Lege verpakking wordt met fustenreiniger op machine schoongespoeld, waarbij het spoelwater terugvloeit in de machine
5.8.26 Lege verpakkingen worden niet hergebruikt voor andere doeleinden dan bewaren of transporteren identiek product
5.8.27 Lege verpakking van gewasbeschermingsmiddelen wordt verwijderd volgens geldende regelgeving zonder vervuiling van milieu, waterlopen, flora en fauna en er
wordt voorkomen dat mensen blootgesteld worden aan afval van lege verpakkingen
5.8.28 Lege verpakking van gewasbeschermingsmiddelen wordt aantoonbaar ingeleverd bij inzamelpunten die STORL-verpakkingen innemen’ (zie www.storl.nl) en
opgeslagen, gelabeld en gehanteerd volgens de regels van dit inzamelingssysteem
Toepassing gewasbeschermingsmiddelen
5.8.33 In verband met druppeldrift bij toepassing binnen 14 meter vanaf de insteek van het talud van oppervlaktewater, een driftarm systeem gebruiken
Overschot spuitvloeistof wordt afgevoerd volgens de volgende gewenste volgorde:
5.8.34 * het overschot wordt verspoten in de laatste spuitgang
5.8.35 * het overschot wordt (verdund) verspoten over het gewas
5.8.36 * het overschot wordt afgevoerd volgens relevante wet- en regelgeving (WM en WVO)
5,8,37 Met gewasbeschermingsmiddelen verontreinigd water dat ontstaat door in- en extern reinigen van de spuitapparatuur wordt apart opgevangen en afgevoerd volgens
de volgende gewenste volgorde:
* verwerkt in een daarvoor bestemde installatie als Phtotobac, Heliosec, Sentinel of ander goedgekeurd systeem.
* afgevoerd volgens relevante wet- en regelgeving (Wet Milieubeheer en Wet Verontreiniging Oppervlaktewater).
4.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie
Loonwerkbedrijven actief in de akkerbouw zijn vrijwel allemaal VKL gecertificeerd (ca 95%), omdat afnemers van de akkerbouwers dit eisen. Zie voor de emissieroutes in
de akkerbouw VVAK paragraaf 3.3.
Het bereik van VKL bij loonwerkers die exclusief in de veehouderijsector werken is laag, omdat afnemers in de veehouderij geen gecertificeerde loonwerker eisen. Omdat het
merendeel van de loonwerkers naast klanten in de veehouderij ook klanten in akkerbouw of groententeelt bedienen is VKL een effectief instrument voor het terugdringen van
emissie van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater, zie ook paragraaf 3.3.
Anders dan in de akkerbouw/VVAK is er in het mais-werkgebied (Zuidoost Nederland) wel draagvlak voor maatregelen om afspoeling tegen te gaan, onder de
randvoorwaarden van een vergoeding voor de meerkosten/opbrengstderving. Maatregelen tegen afspoeling lenen zich echter niet voor opname in VKL, omdat de te nemen
maatregelen niet binnen de verantwoordelijkheid van loonwerkers vallen.
20
4.4 Stand van zaken en perspectief
Het WaterABC voorstel is besproken in de commissie agrarisch loonwerk van Cumela. In de commissie is geen draagvlak voor het opnemen van (extra) wettelijke
maatregelen op het gebied van emissiebeheersing. Het voorstel is daarom niet verder doorgeleid naar het VKL certificeringsoverleg. Indien VVAK de voorstellen (alsnog)
overneemt dan volgt VKL op basis van afspraken die daarover gemaakt zijn. Dit is ook de actuele stand van zaken, maart 2015.
21
5 Global GAP
5.1 Global GAP
Global GAP is een richtlijn voor goede landbouwkundige praktijken. Een groep grote Europese supermarktketens, samenwerkend in EUREP (Euro Retailer Produce), heeft in
1999 voorschriften opgesteld waaraan telers van primaire producten, zoals fruit, groenten, aardappelen en snijbloemen en producenten van uitgangsmateriaal zich moeten
houden, wanneer ze het certificaat willen behalen. De voorschriften staan bekend als de GlobalGAP-normen. GAP staat voor Good Agricultural Practice. De GlobalGAP-
regels voor de verschillende agrarische sectoren zijn opgenomen in GlobalGAP Integrated Farm Assurance (IFA). Naast voedselveiligheid besteedt GlobalGAP ook aandacht
aan dierenwelzijn, milieu, natuur en arbo-omstandigheden.
Tabel 6. Samenstelling Nationaal Technische Werkgroep van Global GAP:, medio 2013
De heer A.J.M. Klaassen (voorzitter) DPA
Mevrouw A.C. Vlaardingerbroek CBL
Dhr. P. Verbaas FrugiVenta
De heer B. van der Wal Veiling Zaltbommel
Mevrouw M. Beem - Vullings Koninklijke Fruitmastersgroep
De heer F. van Oorschot ZLTO
De heer A. Waterink Hoofdproductschap Akkerbouw
De heer D. Oorburg Vion Food
De heer G. van der Ven ISACert
De heer R. Zuyderwijk ECAS
Mevrouw E. Wieringa SGS Nederland
De heer W. Middag Control Union
De heer J. Ottenheim Nefyto
De heer P. Bol TC GLOBALG.A.P.
De heer F. Callens FoodPLUS GmbH
Mevrouw F.J. Huis in ’t Veld (secretaris) Productschap Tuinbouw
Global GAP is een afzonderlijk geïntegreerde standaard met
diverse modules voor de verschillende productgroepen van
plantaardige en dierlijke productie tot plant uitgangsmateriaal
en de productie van mengvoer. Het bereik in Nederland is
>90% voor de telers van verse producten, zoals
vollegrondsgroenten en fruit. Een deel van de akkerbouwers
(ca 20%) is Global GAP gecertificeerd, dit betreft vooral telers
van pootaardappelen, tafelaardappelen, uien en peen.
22
5.2 Borgingsmodule
Global GAP heeft, mede onder impuls van WaterABC een aantal eisen opgenomen die bijdragen aan de reductie van emissie van gewasbeschermingsmiddelen. Enkele eisen
zijn direct geformuleerd, zoals de kalibratie en registratie van weercondities. Daarnaast dient op elk bedrijf een watermanagementplan opgesteld te worden waarin ook de
invloed van het watergebruik op de omgeving meegenomen dient te worden.
Dit watermanagementplan dient gebaseerd te zijn op een uitgevoerde, bedrijfsspecifieke, risico-inventarisatie. Het opzetten van deze risico-inventarisaties mogen de bedrijven
zelf doen en zij mogen ook de aanpak kiezen. Een goede risico-inventarisatie begint met een gevarenanalyse. De gevaren die een risico kunnen opleveren voor emissie van
gewasbeschermingsmiddelen naar water kunnen meegenomen worden in de risico-inventarisatie via een lijst met minimaal te beoordelen gevaren (zie advieslijst hieronder).
Nieuwe Global Gap eisen voor water die mede onder impuls van WaterABC zijn toegevoegd voor open teelten (gele arcering). Deze eisen zijn per 1 januari 2016 voor de Nederlandse telers
beschikbaar en worden per 1 januari 2017 verplicht.
1 De spuit is goed onderhouden en het SKL goedkeuringsbewijs (van de spuitkeuring) is geldig
(geldt ook voor loonwerker). Wanneer (wettelijke) calibratie programma’s niet jaarlijks vereist zijn moet de werking jaarlijks gecontroleerd worden.
2 Bij elke toepassing in de open lucht moeten de heersende weercondities geregistreerd worden. Het gaat dan om wind, temperatuur en luchtvochtigheid.
3 Het watermanagement op het bedrijf moet beoordeeld worden door een risico beoordeling waarbij de impact op het milieu en de omgeving van al het watergebruik op
het bedrijf in kaart gebracht wordt. Hierbij wordt er aandacht gevraagd voor het effect op alle waterbronnen inclusief drinkwaterbronnen in waterwingebieden.
4 Het maken van een watermanagement plan gebaseerd op deze risicobeoordeling is verplicht. Dit
watermanagementplan dient gebaseerd te zijn op een uitgevoerde, bedrijfsspecifieke, risicoinventarisaties.
Het opzetten van deze risicoinventarisaties mogen de bedrijven zelf doen en zij mogen ook de aanpak kiezen.
De risicoinventarisatie begint met een gevarenanalyse.
Advieslijst met minimaal te beoordelen punten voor het watermanagementplan voor Global Gap met eisen voor water
Lijst met minimaal te beoordelen punten in het nieuwe watermanagementplan van Global Gap ter reductie emissie
gewasbeschermingsmiddelen
De toepasser van gewasbeschermingsmiddelen beschikt over een geldige
spuitlicentie, ten minste licentie 1 (ook loonwerker).
Om afspoelen van gewasbeschermingsmiddelen door regen te voorkomen wordt de spuit (en andere machines waarmee middelen worden gebruikt zoals pootmachine)
altijd onder dak gestald of op onverhard terrein met een afstand van minimaal 5 meter tot oppervlaktewater .
Het vullen van de spuit gebeurt niet rechtstreeks uit oppervlaktewater tenzij gebruik gemaakt wordt van een tussenopslag of van een spuitmachine die is uitgerust met
een terugslagklep.
Emissie van met gewasbeschermingsmiddelen verontreinigd reinigingswater wordt voorkomen door:
- Schoonmaken van spuitapparatuur op onverhard terrein op minimaal 5 meter afstand van watervoerende sloten, met een op de spuit aanwezige installatie
(spuitlans en schoon water)
- Bij schoonmaken van spuitapparatuur op verhard terrein wordt reinigingswater opgevangen en afgevoerd of bewerkt in biofilter of vergelijkbare installatie
23
Restvloeistof na beëindigen van een bespuiting wordt zorgvuldig verwerkt:
- opgevangen en later hergebruikt of bewerkt in biofilter of vergelijkbare installatie
- verdund verspoten over het zo juist bespoten perceel
Beperk drift van spuitmiddelen door altijd een 90% driftreducerende techniek te gebruiken langs watergangen en 75% op het gehele perceel. Geldt niet voor LDS
onkruidbestrijding, hiervoor geldt minimaal 50% driftreducerende technieken.
Voorkom afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen via neerslag op percelen.
Bijvoorbeeld door:
- diepe grondbewerking na elke oogst
- niet kerende grondbewerking (NKG)
- bodembedekking in de winterperiode
- aanleg infiltratiegreppel langs watervoerende sloten
- akkerrandenbeheer langs watervoerende sloten door aanleg groene bufferstrook van minimaal 3 meter
Sla Fust altijd overdekt op zodat er bij regen geen emissie plaats kan vinden naar het oppervlaktewater.
Zuiver met gewasbeschermingsmiddelen verontreinigd water dat ontstaat bij reiniging van machines, werktuigen, bewaarcellen
etc, m.b.v. biofilter of vergelijkbare installatie, alvorens deze te lozen op het oppervlaktewater of de riolering. Alternatief is het diffuus verspreiden over het land of af
laten voeren door een erkend bedrijf.
Verwerk restvloeistof na beëindigen van een bespuiting zorgvuldig:
- opgevangen en later hergebruikt of bewerkt in biofilter of vergelijkbare installatie
- verdund verspoten over het zo juist bespoten perceel
Zorg dat spuithoogte boven het gewas maximaal 50 cm bedraagt. Zorg dat geen permanente obstakels op het perceel
aanwezig zijn (bijv sproeiers voor beregening) waardoor een hogere spuitboomhoogte aan moet worden gehouden
- Kisten met bloembollen dienen na de boldompeling afgeblazen te worden of lekken minimaal 12 uur uit.
- Bloembollen dienen na de bolontsmetting geladen te worden op een plek met opvanggoot.
- Voor het transport van ontsmette bloembollen dient een transportwagen gebruikt te worden met robuuste opvang voor lekvloeistof.
Emissiescherm of haag in combinatie met driftarme apparatuur (luchtondersteuning of handmatige spuit) op > 50%
van de totale slootlengte op het bedrijf waaraan het gewas grenst.
5.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie
Gezien het grote bereik (>90%) in de groente en fruitteelt kan Global Gap een effectief instrumentzijn wanneer effectieve maatregelen worden opgenomen in het certificaat.
In de systematiek van Global Gap zijn de maatregelen die zijn ontwikkeld in Water ABC ‘vertaald’ in aangescherpte eisen t.a.v. calibratie van spuitapparatuur, t.a.v.
registratie van weercondities. Verder wordt een risico-beoordeling ten aanzien van water op het bedrijf, inclusief een watermanagamentplan met aandacht voor (kwetsbare)
waterbronnen verplicht. Door een lijst met minimaal te beoordelen punten tav beperken van emissie van gewasbeschermingsmiddelen toe te voegen kunnen deze punten
meegenomen worden in de risico-beoordeling door de teler
24
5.4 Stand van zaken en perspectief
De maatregelen die in Water ABC zijn opgesteld voor akkerbouw, vollegrondsgroente, fruitteelt en boomteelt zijn besproken in de NTGW (Nederland
technische werkgroep) van Global Gap2. Voor de inpassing in het interpretatiedocument zijn geen problemen voorzien. In kwartaal 4 van 2014 zijn alle
voorstellen (incl. waterparagraaf) verwerkt en vertaald. De nieuwe versie van het certificaatzal in Nederland vanaf 1 juli 2016 beschikbaar zijn en vanaf 1
januari 2017 verplicht zijn.
De uitkomst van de inpassing wordt hier beschreven: tav de ingebrachte maatregelen van WaterABC. Deze zijn -deels aangepast- in de Global GAP methodiek opgesteld en opgenomen, door de Nederlandse en
internationale expertgroepen, als volgt:
Op het gebied van onderhoud van gebruikte apparatuur bij gewasbescherming worden de eisen aangescherpt.
1. Wanneer (wettelijke) kalibratie programma’s niet jaarlijks vereist zijn moet de werking jaarlijks gecontroleerd worden om te voorkomen dat het milieu
onnodig belast wordt (nieuw
2. De competentie van toepassers moet aangetoond worden. In Nederland is dit de spuitlicentie (niet nieuw)
3. T.a.v. drift is een nieuw controlepunt opgenomen waarbij bij elke toepassing in de open lucht de heersende weercondities geregistreerd moeten worden.
Het gaat dan met name om wind, temperatuur en luchtvochtigheid (nieuw).
4. Er is een nieuw controlepunt gemaakt waarbij het watermanagement op het bedrijf beoordeeld wordt.
Dit betreft al het water wat pre-harvest op het bedrijf gebruikt wordt. Dit is een definitie waar afspoeling door regen ook onder valt.
Er moet een risico beoordeling gedaan worden waarbij de impact op het milieu en de omgeving van al het watergebruik op het bedrijf in kaart gebracht wordt.
Hierbij wordt er nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het effect op alle waterbronnen.
Dit is zodanig geformuleerd dat drinkwaterbronnen in waterwingebieden hier ook onder vallen. (op alle plekken in het schema waar naar waterbronnen
verwezen wordt is deze definitie gebruikt. Onder waterbronnen vallen dus ook drinkwaterbronnen.)
De risico beoordeling zal bij een teler in een waterwingebied waarschijnlijk anders uitpakken dan bij een teler buiten een waterwingebied.
Deze risicobeoordeling is een Major Must. Het maken van een watermanagement plan gebaseerd op deze risicobeoordeling is ook een Major Must en
er wordt gecontroleerd op de implementatie ervan in de bedrijfsvoering.
Binnen de systematiek van Global GAP is hiermee zorgvuldigheid tav gewasbescherming steviger opgenomen. Dat is een goede stap. In de eerste helft van 2015 is er
public consultancy. 2e helft 2015 vindt definitieve invulling in het Nederlandse interpretatiedocument plaats. Aansluitend volgt implementatie in de praktijk. Vanwege
de internationale afstemmingstrajecten en inspraakprocedures gaat de daadwerkelijk verplichting in januari 2017 in.
Conclusie is dat vanuit WaterABC met succes een aantal elementen ingebracht zijn.. Qua timing paste WaterABC goed bij de revisie die plaats heeft gevonden. Vanwege het
internationale karakter en de daarbij behorende afstemming is wel sprake van een lange doorlooptijd voordat de nieuwe eisen daadwerkelijk verplicht zijn (januari 2017).
1. 2 CLM heeft op verzoek van Global Gap ook enkele mogelijke maatregelen voor de bedekte teelt aangeleverd, los van WaterABC (De stuurgroep heeft expliciet aangegeven dat
WaterABC zich niet richt op glastuinbouw).
25
6 SMK
6.1 SMK
Stichting Milieukeur is in 1992 op initiatief van de overheid opgericht. Er zijn certificeringsschema’s voor diverse productgroepen. De certificeringschema’s worden
vastgesteld door het College van deskundigen van de Stichting Milieukeur. In dit college is de keten vertegenwoordigd. De jaarlijkse update van de schema’s vindt in overleg
met de sector plaats. Uitgangspunt bij vaststellen van de eisen is dat 25% van de telers met inspanning moet kunnen voldoen aan de eisen. Milieukeur richt zich hiermee op de
voorlopers in de sectoren. In agro food is Milieukeur vooral van belang in de deelsector vollegrondsgroenten en tafelaardappelen. Het bereik en daarmee de impact van
Milieukeur in agro food is gering. In de agro nonfood sector is Milieukeur vooral van belang in de deelsector groot groen, onder impuls van het beleid duurzaam inkopen van
de overheid. In de overige deelsectoren is het bereik van Milieukeur gering. In 2015 is i.s.m. de KAVB overigens ook een Milieukeurschema bloembollen opgesteld.
Tabel 8. Samenstelling College van Deskundigen agro food.
ir. C.A.C.J. Oomen Voorzitter
ir. S. de Kool Projectleider SMK
M.M. van Giessen LTO - Noord
ing. F.L.K. Kempkes WUR Glastuinbouw - Greenhouse Technology
ir. E.H. Marsman Unie van Waterschappen
ir. P.A.M. Rombouts Brabantse Milieufederatie
ing. J.J.M. Staps Louis Bolk Instituut
J.J. Vooijs DPA (Dutch Produce Association)
Vertegenwoordiger AVAG AVAG - Platform Toeleveranciers Glastuinbouw
Vacant LTO- Nederland
6.2 Borgingsmodule
SMK heeft onder impuls van WaterABC per januari 2014 een aantal eisen opgenomen die bijdragen aan de reductie van emissie van gewasbeschermingsmiddelen.
SMK heeft generieke eis opgenomen voor alle bespuitingen 75% driftreductie, paar uitzonderingen, zie teksten. Fruit bijvoorbeeld 90% tot 21 juni, lds onkruidbestrijding
50%.
26
SMK: Module Water ABC voor SMK fruitteelt
Matching van Water ABC maatregelen fruitteelt met certificatieschema open teelten, criteria voor hardfruit, steenfruit en houtig kleinfruit
nr Criterium Beoordelingsrichtlijn en interpretatie Opmerkingen
In de teelt van hardfruit is tot 21 juni toepassing van een minimaal 90%
driftreducerende spuittechniek verplicht. In de teelt van steenfruit en houtig
kleinfruit is het gehele teeltseizoen toepassing van een minimaal 75%
driftreducerende spuittechniek verplicht (voor een overzicht van doppen en overige
technieken die daaraan voldoen zie (http://www.helpdeskwater.nl/ of de website van
de ctgb http://www.ctgb.nl
− Daarnaast zijn de wettelijke gebruiksvoorschriften (maximale doseringen, de
toepassingsperiode en eventuele aanvullende gebruiksvoorschriften) van kracht.
Een maluspunt voor de toepassing van milieubelastende middelen wordt niet
toegekend als de toepassing aantoonbaar en controleerbaar onder de 100
milieubelastingspunten blijft voor het bodemleven, grond- en oppervlaktewater door
middel van:
Een aangepaste dosering (zie boven).
Gebruik van driftbeperkende maatregelen die verder gaan dan de basiseis van
90% driftreductie tot 21 juni en maatregelen die in de lijst van toegestane
middelen zijn genoemd.
Pleksgewijze
Bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen (bijv. aanmaken, transporteren
en toediening) en het gebruik van spuitapparatuur (bijv. vullen, reinigen (buiten- en
binnenkant) en stallen) moet worden voldaan aan de bijbehorende eisen uit het
Activiteitenbesluit.
Bij de toepassing van
gewasbeschermingsmiddelen (bijv. aanmaken,
transporteren en toediening) en het gebruik van
spuitapparatuur (bijv. vullen, reinigen (buiten- en
binnenkant) en stallen) moet worden voldaan aan
de bijbehorende eisen uit het Activiteitenbesluit.
Uitvloeisel van
discussie met SMK
Gewasbescherming
Keuzemaatregelen, waren al eerder opgenomen (pre – waterabc)
Extra emissiebeperkende maatregelen op bedrijfsniveau (max 5 punten)
Zuiveringsmethoden voor spoel- en reinigingswater van spuitmachines, opvang
en zuivering van restvloeistoffen via de systemen van Biofilter, Phytobac,
Helioser en Sentinel
Automatische inwendige reiniging spuitmachines.
Inrichten van een vulplaats voor de spuit die geen afloop naar oppervlakte water of afvoer
Spuitapparatuur wordt minimaal 2 x per jaar gereinigd door speciaal daarvoor
ingericht bedrijf.
Controleer visueel en/of administratief of aan de
gestelde criteria wordt voldaan
27
SMK akkerbouw/vgg: Module Water ABC voor SMK akkerbouw/vgg (geel gearceerd zijn aanvullingen WaterABC
Gewasbescherming
G2.3 Een aantal gewasbeschermingsmiddelen is aangemerkt als milieubelastend. Voor elke toepassing van een milieubelastend middel en voor
elke toepassing van aandachtsstoffen* worden per ha maluspunten toegekend. Zie hiervoor de bijlagen met toegestane
gewasbeschermingsmiddelen.
De maluspunten voor toepassing van milieubelastende middelen / aandachtsstoffen voor het waterleven komen te vervallen indien de rand
van het perceel minimaal 14 m is verwijderd van de insteek van de sloot.
Het aantal maluspunten wordt berekend aan de hand van de toegepaste dosering ten opzichte van de etiket dosering en afgerond op
eentiende. Bij gebruik van bijvoorbeeld een halve dosering, mag het aantal maluspunten worden gehalveerd.
*Aandachtsstoffen waterschappen en drinkwaterbedrijven/ bestijdingsmiddelenatlas: 2,4 D, Captan, Esfenvaleraat, Glyfosaat,
Imidacloprid, Isoproturon**, Lambda cyhalothrin, Mecoprop (MCPP), MCPA, Pyridaben**, Teflubenzuron**.
Aandachtsstoffen SZW lijst: Amitrol, Cyproconazool, Fenpropimorf, Flumioxazin, Glufosinaat-ammonium, Linuron, Maneb**,
Mancozeb Metconazool**
**niet opgenomen in lijsten met toegestane middelen.
Let op:
Een maluspunt voor de toepassing van milieubelastende middelen wordt niet toegekend als de toepassing aantoonbaar en controleerbaar
onder de 100 milieubelastingspunten blijft voor het bodemleven en het grondwater en tevens onder de 100 milieubelastingspunten voor
het oppervlaktewater door middel van:
Een aangepaste dosering (zie boven).
Gebruik van driftbeperkende maatregelen die verder gaan dan de maatregelen die in de lijst van toegestane middelen zijn genoemd
(bijvoorbeeld gebruik van 90% driftbeperkende doppen indien in de lijst 75% driftbeperkende doppen staan genoemd).
Controleer het aantal
maluspunten.
Perceelinrichting(maximaal 10 punten per perceel)
Afscherming perceel:
− Perceel voor meer dan 50% afgeschermd door vanggewas.
− Vanggewas aan oostelijke perceelgrens.
− Perceel geheel afgeschermd door vanggewas.
N.B.: Perceelranden die (zonder oppervlaktewater binnen 14meter) grenzen aan een
ander fruitperceel worden beschouwd als afgeschermd, de hoogte van de gewassen
in het aangrenzende perceel moeten minimaal even hoog zijn als de spuitdoppen.
Percentage zwartstrook op basis van netto teeltopppervlak:
− 30 – 50%.
− 10 – 30%.
− 0% (ook toe te kennen bij afdekken zwartstrook met organisch materiaal, wanneer
er geen chemische onkruidbestrijding.
28
Pleksgewijze toepassing; maluspunten vervallen bij pleksgewijze toepassing, mits de milieubelasting onder de 100 respectievelijk 10
milieubelastingspunten komt. Er wordt hierbij uitgegaan van een 10% toepassing van de etiketdosering.
De indeling van de driftbeperkende doppen en technieken is terug te vinden op de site van Helpdesk water met zoekterm “doppen”
(http://www.helpdeskwater.nl/).
G2.4 Per gewas geldt een maximale hoeveelheid werkzame stof per hectare per jaar (zie productgroepen).
Voor meermalige teelten geldt de maximale hoeveelheid werkzame stof per teelt.
De volgende toepassingen worden meegerekend:
Voor zaaizaad of pootgoedontsmetting.
Direct na de oogst van het voorafgaande gewas.
Tijdens het zaaien of poten van het gewas.
Tijdens de teelt tot en met de oogst.
Bewaarmiddelen (alleen in de schuur), minerale olie, uitvloeiers en Ferramol (ijzer III) fosfaat) en zwavel vallen buiten de kg-norm.
Controleer de gebruikte
hoeveelheid werkzame
stof na de teelt aan de
hand van de registraties
en/of facturen van
loonwerkers.
Spuitapparatuur (en andere machines waarmee middelen worden gebruikt zoals pootmachine) staan, indien kortere tijd niet gebruikt, altijd
op onverhard terrein met een afstand van minimaal 5 meter tot de sloot of onder dak.
Indien gestald (apparatuur meer dan 12 uur niet gebruikt) op verhard terrein, dient spuitapparatuur overdekt/afgedekt te staan Moeilijk te controleren?
Het vullen van de spuit gebeurt niet rechtstreeks uit oppervlaktewater tenzij gebruik gemaakt wordt van een tussenopslag of van een
spuitmachine die is uitgerust met een terugslapklep.
Check aanwezigheid van
tussenopslag of
terugslagklep op de spuit
U neemt maatregelen om emissie van met gewasbeschermingsmiddelen verontreinigd reinigingswater te voorkomen:
- Schoonmaken van spuitapparatuur op onverhard terrein op minimaal 5 meter afstand van watervoerende sloten, met een op de
spuit aanwezige installatie (spuitlans en schoon water)
- Bij schoonmaken van spuitapparatuur op verhard terrein wordt reinigingswater opgevangen en afgevoerd of bewerkt in biofilter
of vergelijkbare installatie
Check plaats waar
spuitapparatuur wordt
schoongemaakt
Check aanwezigheid
installatie of documenten
die afvoer uitwijzen
Restvloeistof na beëindigen van een bespuiting (ook na intern reinigen) wordt zorgvuldig verwerkt:
- verdund verspoten over het zo juist bespoten perceel, of
- opgevangen en later hergebruikt of bewerkt in biofilter of vergelijkbare installatie
Moeilijk controleerbaar?
Check op aanwezigheid
van installatie
Bij gewasbespuitingen altijd een 75% driftreducerende techniek gebruiken (behalve voor LDS onkruidbestrijding en contactfungiciden in
uien, hiervoor geldt minimaal 50% driftreductie
29
U neemt minimaal 2 maatregelen om afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen door neerslag op percelen te voorkomen.
Bijvoorbeeld door:
diepe grondbewerking na elke oogst
niet kerende grondbewerking (NKG)
bodembedekking in de winterperiode
aanleg infiltratiegreppel langs watervoerende sloten
akkerrandenbeheer langs watervoerende sloten door aanleg groene bufferstrook van minimaal 3 meter
Telers hadden vooral
problemen met het
verplicht nemen van 2
maatregelen uit de
keuzelijst ‘voorkomen
afspoeling van pesticiden
naar oppervlaktewater’.
Maatregelen zijn niet
overgenomen door SMK
in 2014
Kunnen wel op de lijst
met keuzemaatregelen
voor bonuspunten.
G2.16 Uiterlijk 2015 moet een vul- en spoelplaats op het bedrijf zijn gerealiseerd of gebruik maken van spoelplaats buiten het bedrijf. Niet overgenomen door
SMK ivm overige
verplicht gestelde
maatregelen, wel op de
lijst met
keuzemaatregelen
waarmee bonuspunten
verdiend worden.
30
SMK boomteelt: Module Water ABC voor SMK boomteelt
Matching van Water ABC maatregelen boomkwekerij met certificatieschema open teelten, criteria voor boomkwekerijproducten
NR Criterium Beoordelingsrichtlijn en interpretatie Opmerkingen
4 Gewasbescherming
4.15 De spuittank moet na elke toepassing worden gereinigd /
doorgespoeld.
Het reinigen van de bespuiting wordt beoordeeld
aan de hand van de residucontrole's
4.16 Uiterlijk 2015 moet een vul- en spoelplaats op het bedrijf zijn
gerealiseerd
Ter overweging voor SMK, door het nieuwe
pakket maatregelen wordt driftreductie
vergaand gereduceerd, de vraag is of je dan
nog een vul- en spoelplaats verplicht moet
stellen. Voordeel van zo’n inrichting is wel
dat de controleerbaarheid goed is, beter dan
een aantal van de andere genoemde
maatregelen. Voorlopig niet overgenomen,
wel bonuspunten voor het hebben van de
inrichting.
Reiniging van fust en werktuigen die in aanraking komen met
gewasbeschermingsmiddel, zoals spuitapparatuur, mag alleen
plaatsvinden op een reinigingsplaats met opvang zonder
overloop naar riolering of oppervlaktewater of op onverhard
terrein met een afstand van minimaal 5 meter vanaf de
insteek van de sloot onder de voorwaarde dat op de veldspuit
een spuitlans en schoon water tank aanwezig is.
Controle op reinigingsplaats
Bij neerwaartse bespuitingen wordt gebruik gemaakt van
spuitdoppen /spuittechniek of andere maatregelen met
minimaal 75% driftreductie Uitzondering geldt voor LDS
onkruidbestrijding, hiervoor geldt minimaal 50%
driftreductie
Controleerbaar door controle van spuitapparatuur
en emissiebeperkende maatregelen zoals
emissiescherm
Opwaarts spuiten kent geen formeel
goedgekeurde technieken, zie eerder
gemaakte opmerkingen.
90% driftreductie levert bonuspunten op
Spuithoogte boven gewas bedraagt maximaal 50 cm bij
neerwaarts spuiten. Er mogen geen permanente obstakels op
het perceel aanwezig zijn (bijv sproeiers voor beregening)
waardoor een hogere spuitboomhoogte aan moet worden
gehouden
Controle op inrichting veld.
Bij meerdere gewassen op 1 perceel geldt 50
cm boven hoogste gewas
31
Indien niet in gebruik staat spuitapparatuur, om afspoelen van
gewasbeschermingsmiddelen door regen te voorkomen:
altijd onder dak of afgedekt
op spoelplaats met opvang
op onverhard terrein met afstand van minimaal 5 meter
tot oppervlaktewater
Controle van inrichting/wijze waarop spuit wordt
neergezet indien niet in gebruik
Bovenstaande punten komen als volgt terug in schema 2014
Bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen met
neerwaartse bespuitingen is het gebruik van een
minimaal 75% driftreducerende spuittechniek verplicht,
(voor een overzicht van doppen en overige technieken
die daaraan voldoen zie (www.helpdeskwater.nl)
Daarnaast zijn de wettelijke gebruiksvoorschriften
(maximale doseringen, de toepassingsperiode en
eventuele aanvullende gebruiksvoorschriften) van kracht.
Voor zaaizaadontsmetting, zaadcoating of stekmiddelen
zijn alle wettelijk toegelaten
Een maluspunt voor de toepassing van milieubelastende
middelen wordt niet toegekend als de toepassing aantoonbaar
en controleerbaar onder de 100 milieubelastingspunten blijft
voor het bodemleven, het grondwater en het
oppervlaktewater door middel van:
Een aangepaste dosering (zie boven).
Gebruik van driftbeperkende maatregelen die verder
gaan dan de basiseis van 75% driftreductie en
maatregelen die in de lijst van toegestane middelen zijn
genoemd (bijvoorbeeld gebruik van 90% driftbeperkende
doppen).
Pleksgewijze toepassing; maluspunten vervallen bij
pleksgewijze toepassing, mits de milieubelasting onder
de 100 milieubelasting
Bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen (bijv.
aanmaken, transporteren en toediening) en het gebruik
van spuitapparatuur (bijv. vullen, reinigen (buiten- en
binnenkant) en stallen) moet worden voldaan aan de
bijbehorende eisen uit het Activiteitenbesluit.
Bij de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen
(bijv. aanmaken, transporteren en toediening) en het
gebruik van spuitapparatuur (bijv. vullen, reinigen
(buiten- en binnenkant) en stallen) moet worden
voldaan aan de bijbehorende eisen uit het
Activiteitenbesluit.
32
8 Afval
8.2 Lozingen op het oppervlaktewater van afvalwater met
ontsmettings- of gewasbeschermings-middelen zijn
niet toegestaan. Afvalwater of restanten spuitvloeistof
moeten verwerkt worden met een biofilter of
vergelijkbare installatie, worden afgevoerd door
erkende instantie of diffuus verspreid worden over het
land
Afvalwater van het reinigen van producten moet op
het bedrijf zelf worden verwerkt met een biofilter of
vergelijkbare installatie, worden afgevoerd door
erkende instantie of diffuus verspreid worden over het
land
Afvalwater gebruikt voor de voorbehandeling van
zomerbloemen, waaraan middelen op basis van
zilverthiosulfaat (STS) zijn toegevoegd, moet als
chemisch afval worden afgevoerd.
Diffuus verspreiden over het land is
toegevoegd. De hoeveelheden die hierbij
worden toegediend zijn minimaal in
vergelijking met een ‘echte’ bespuiting en
levert geen extra risico op voor het opp. en
grondwater.
Nadeel is dat de controleerbaarheid minder
is.
Keuzemaatregelen (zijn al in 2013 opgenomen)
KB5 Emissiebeperking (max.7 punten per perceel)
In geval van opwaarts spuiten extra teeltvrije zone van >
1 meter (bovenwettelijk of boven eisen in vergunning).
Luchtondersteuning of handgedragen spuit èn een
vanggewas op 25-50% van de totale slootkantlengte op
het bedrijf waaraan gewas grenst
Idem op > 50% van de totale slootkantlengte op het
bedrijf waaraan gewas grenst.
Emissiescherm of haag in combinatie met driftarme
apparatuur (luchtondersteuning of handmatige spuit) op
25% - 50% van de totale slootlengte op het bedrijf
waaraan het gewas grenst
Emissiescherm of haag in combinatie met driftarme
apparatuur (luchtondersteuning of handmatige spuit) op
> 50% van de totale slootlengte op het bedrijf waaraan
het gewas grenst.
Spuitgordijn in combinatie met driftarme apparatuur
(luchtondersteuning of handmatige spuit).
Aanleg van een biobed of biofilter voor het lozen van
restvloeistoffen.
33
6.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie
In het SMK certificaat zijn onder impuls van WaterABC een aantal specifieke eisen opgenomen, met name gericht op het terugdringen van emissie veroorzaakt door drift
tijdens spuiten en erfafspoeling. Dit betekent dat de Milieukeurtelers een verder emissiereductie op de bedrijven realiseren. Het bereik van Milieukeur in de NL land- en
tuinbouw is beperkt en daarmee ook de effectiviteit. Een aantal verdergaande maatregelen, zoals de aanschaf van een filtersysteem voor het verwerken van met
gewasbeschermingsmiddelen verontreinigd afvalwater Is als keuzemaatregel opgenomen. Naleving van de eisen van het Activiteitenbesluit op gebied van emissie worden als
onderdeel van het certificaat actief gecontroleerd. Dit betekent extra borging bovenop de wettelijke handhavingscontrole. Maatregelen tegen perceelsafspoeling zijn niet
opgenomen in het schema.
6.4 Stand van zaken en perspectief
Het perspectief voor impact via Milieukeur is beperkt gezien het beperkte aantal telers dat het Milieukeur certificaat heeft. De komende jaren wordt wel een bescheiden groei
verwacht van het aantal telers, maar het aantal blijft naar verwachting minder dan 5% van de telers.
De water ABC modules zijn per januari 2015 opgenomen in de verschillende sectorschema's. De modules zijn besproken in de klankbordgroepen met de telers en tijdens de
Hoorzitting in januari. 2014. De eis voor een verplichte vul/spoelplaats/biofilter of vergelijkbaar instrument is (voorlopig) nog niet opgenomen. Deze maatregel staat wel op
Inzaaien van gras op taluds om afstroming naar
oppervlaktewater te voorkomen.
Gebruik van spuittechnieken/doppen of andere erkende
maatregelen die 90% driftreductie geven
KB5.1 Extra emissiebeperkende maatregelen op bedrijfsniveau (max
5 punten)
Automatische inwendige reiniging spuitmachines;
Inrichten van een vulplaats voor de spuit die geen afloop
naar oppervlakte water of afvoer putten heeft.
Zuiveringsinstallatie of helofytenfilter van drainage- /
recirculatiewater (vooral voor bedrijven die recirculeren).
Inrichten retentievijver; een retentievijver voorkomt
rechtstreekse erfafspoeling van vervuiling naar
oppervlaktewater bij neerslag.
Zuiveringsmethoden voor spoel- en reinigingswater van
spuitmachines, opvang en zuivering van restvloeistoffen
via de systemen van Biofilter, Phytobac, Heliosec en
Sentinel
(aangepaste tekst in 2014)
34
de lijst met keuzemaatregelen waarmee telers bonuspunten kunnen verdienen. De voorstellen zijn inmiddels ook goedgekeurd door het College van Deskundigen en daarmee
formeel opgenomen in het certificatieschema. Enkele bijzonderheden:
SMK fruit heeft tot juni 90% driftreductie en vanaf die tijd 50% (dus vanaf 21 juni gelijk aan AB). In boomteelt blijken er geen goedgekeurde driftreductietechnieken te
zijn, vooral van belang bij hoge laanbomen (opwaarts spuiten). Dus formeel is niet bekend welke technieken 75% driftreductie geven. Voor opwaarts spuiten is een
uitzondering gemaakt voor de driftreductie-eis totdat resultaten van onderzoek hiernaar bekend zijn. Er staan wel een aantal technieken in de lijst met keuzemaatregelen,
waarmee telers bonuspunten kunnen verdienen.
SMK heeft naar aanleiding van de suggesties vanuit WaterABC vooruitlopend op mogelijke aanpassingen in het Activiteitenbesluit de verplichting om altijd minimaal
75% driftreductie toe te passen in haar certificeringsschema opgenomen. Het is aannemelijk dat hierdoor de emissie door drift op de bedrijven met milieukeur versneld
vermindert. Voor middelen, die bij toepassing meer dan 100 milieubelastingspunten op de milieumeetlat scoren, zijn aanvullende emissiemaatregelen verplicht.
Verder zet SMK in op het vergroten van de bekendheid en naleving van de emissiebeperkende maatregelen in het Activiteitenbesluit door deze ook in haar schema op te
nemen. Op naleving wordt actief gecontroleerd (bijv. aanmaken, transporteren en toediening, vullen, reinigen (buiten- en binnenkant) en stallen van de spuit). Dit
betekent vanuit Milieukeur extra borging bovenop de wettelijke handhavingscontrole.
Onderdeel van het MK schema zijn keuzemaatregelen voor o.a. gewasbescherming, telers moeten een aantal van deze maatregelen toepassen. Op de lijst van keuze
maatregelen zijn een groot aantal emissiebeperkende maatregelen en technieken opgenomen, zowel op bedrijfsniveau als perceelsniveau. Enkele voorbeelden::
Zuiveringsmethoden voor spoel- en reinigingswater van spuitmachines, opvang en zuivering van restvloeistoffen via de systemen van Biofilter, Phytobac, Helioser en
Sentinel.
o Automatische inwendige reiniging spuitmachines.
o Inrichten van een vulplaats voor de spuit die geen afloop naar oppervlakte water of afvoer putten heeft.
o Inrichten retentievijver.
o Toepassing van sleepdoek op de spuitboom.
o Automatische sectie-/dop aansturing met GPS.
o Extra spuitvrije zone op percelen met Milieukeurgewas, bovenop de minimaal vereiste teeltvrije zone:
35
7 MPS
7.1 MPS
MPS (More Profitable Sustainability) is een verzameling van certificaten en modules voor telers van siergewassen, waarmee ondernemers duurzaamheid op hun bedrijven
kunnen implementeren. MPS is ontstaan uit een milieuproject van Bloemenveiling Westland. Voor de sierteeltsector heeft MPS de volgende certificaten ontwikkeld:
MPS-Florimark Production (hét certificaat voor duurzaamheid door de combinatie van milieu, sociale aspecten en kwaliteit), bestaat uit een aantal deelcertificaten:
MPS-ABC (certificaat voor milieu-eisen; tevens een van de eisen voor FFP)
MPS Socially Qualified (SQ) (certificaat voor sociale eisen; tevens een van de eisen voor FFP)
MPS-Quality (certificaat voor kwaliteitszorg, overeenkomstig Florimark Productie)
MPS-Qualitree (certificaat voor kwaliteitszorg, gericht op boomkwekers)
MPS-GAP (certificaat voor retail-eisen)
MPS-A en MPS Socially Qualified zijn te gebruiken voor het consumentenlabel voor duurzaam geteelde bloemen en planten, Fair Flowers Fair Plants (FFP).
Het milieu certificaat MPS kent de prestatieniveau’s MPS-A, MPS-B en MPS-C. Alle producenten van sierteeltproducten die voldoen aan een van de MPS kwalificaties
A, B of C, aangevuld met enkele eisen op gebied van arbeid, kunnen deelnemen aan het internationale MPS-GAP. Dit is equivalent (gebenchmarked) met het GlobalGAP
certificaat.
In 2015 komt MPS met nieuwe bovenlaag binnen MPS ABC systeem via MPS-A+. Het doel hiervan dat er een nieuwe koplopersgroep ontstaat die nog betere
duurzaamheidsprestaties kan tonen. Bedrijven met MPS-A+ scoren in totaal minimaal 90 punten, halen ten aanzien van Gewasbescherming minimaal 85% van maximale
score en voor Meststoffen en Energie zeker 75% van de hoogste score die gehaald kan worden. Naast MPS A+ zal ook MPS A+ Natural Protected worden ingevoerd.
Voor MPS-A+-Natural Protected moeten bedrijven zich wel aanmelden. Uitgangspunt is hier het MPS-A+ certificaat in combinatie met gewasbeschermingsmiddelen die
alleen in de biologische teelt toegelaten zijn.
MPS is sterk internationaal gericht en richt zich deels op win-win maatregelen met voordeel voor de teler en op afnemers die eisen stellen.
MPS heeft een groeiend aantal deelnemers onder bollentelers, maar is toch grotendeels beperkt tot de telers die naast de teelt ook bollen broeien (bolbloemen produceren). De
reden dat MPS nog geen vlucht neemt, is dat de vraag naar MPS geteelde bollen zeer beperkt is. Voor de productie van MPS bolbloemen mogen gangbare bollen gebruikt
worden. Daarnaast komt de verkoop van bollen in kleinverpakking met MPS certificaat maar mondjesmaat van de grond. MPS is geen consumentenlabel. Het areaal
bloembollenteelt dat MPS gecertificeerd is bedraagt momenteel ongeveer 30% van het totale areaal in Nederland. Omdat het hier veelal de grote bedrijven betreft, is het %
deelnemende bollentelers lager. Dit betekent dat het bereik van MPS om effectief te zijn als borgingsinstrument nog te laag is.
Inmiddels is MPS ook actief in de food markt met een nieuw MPS fruit and vegetables certificaat. Dit certificaat is niet meegenomen in deze studie. De deelname aan dit
certificaat is momenteel nog zeer beperkt.
36
Tabel 7 Samenstelling commissie College van Belanghebbenden MPS medio 2013
Belanghebbende partij Vertegenwoordigende organisatie Naam Stemrecht
1 Afzetorganisatie VBN Franke, G ja
2 Deelnemers buitenland Saverwyns Saverwyns, A ja
3 Deelnemers Nederland (sierteelt en groenten) LTO Noord Glaskracht Meis, G. ja
4 Deelnemers Nederland (bomen) Vakgroep Bomen en Vaste planten van LTO Knol, B.W. ja
5 Uitgangsmateriaal Naktuinbouw Ruiten, John van ja
6 Handel vacant vacant ja
7 Retail/detail vacant vacant ja
8 Andere labels / schema's SMK vacant ja
9 Onderzoek Nienhuis Nienhuis, Jan ja
10 Overheid LNV - DAK Oprel, L. ja
11 Milieu(organisaties) vacant vacant ja
12 Sociale aspecten FNV J. Brandenburg ja
13 Expert toetsing conformiteit MPS-ECAS Wolbert, Jacques nee
14 Notulist Starrenburg Starrenburg, Fred nee
15 Secretaris MPS Harold, Beek nee
7.2 Borgingsinstrument
Onderstaande tabel geeft een deel van de paragrafen van de MPS-GAP criteria weer waarin vanuit Water-ABC aanvullende maatregelen worden voorgesteld.
De nieuwe maatregelen zijn geel gearceerd, inkortingen groen gearceerd).
MPS GAP en maatregelen Water ABC Algemene eisen met specificaties voor een aantal teelten (paragrafen afval 2.12 en 2.13: gewasbescherming 2.14))
37
MPS GAP
artikel
NR Eis Interpretatie
2.12 Inzake
afval dient de
deelnemer:
2.12a Een plan op te stellen en uit te voeren waarin is opgenomen
een inventarisatie van alle mogelijke afvalbronnen en
afvalstoffen op het bedrijf, welke doelstellingen er zijn om
deze afvalstoffen te minimaliseren en op welke wijze de
afvalstoffen op een milieuverantwoorde wijze worden
afgevoerd. Bij composteren van organisch afval op het
bedrijf voor gebruik als bodemverbeteraar mag er geen
risico bestaan op het overdragen van ziekten.
* Alle bronnen van vervuiling, overtollige meststoffen, overtollige
zilveroplossing, uitlaatgassen van verwarmings-units etc. zijn opgenomen in een
lijst en gedocumenteerd voor alle processen op het bedrijf.
* Alle mogelijke afvalproducten die door het bedrijf worden voortgebracht zijn
opgenomen in een lijst en gedocumenteerd.
* Mogelijke besmetting van lucht, bodem en water moet in aanmerking zijn
genomen.
* Er is een begrijpelijk, actueel en gedocumenteerd actieplan waarin is
opgenomen:
- methoden om afval en milieuvervuiling te voorkomen of te verminderen,
- methoden om het storten of verbranden van afval te voorkomen, bijvoorbeeld
door middel van recycling.
* Er zijn tevens zichtbare acties en maatregelen op het bedrijf genomen die
bevestigen dat de punten uit het afval- en milieuactieplan worden uitgevoerd op
het bedrijf.
2.12b Lege verpakkingen van chemische middelen op een
gewaarborgde wijze te spoelen (minstens 3x), op te slaan en
af te voeren zodanig dat blootstelling aan de middelen van
mensen, hergebruik en milieuvervuiling vermeden wordt
(doorboren of samenpersen), in overeenstemming met de
lokale regelgeving.
Het systeem dat gebruikt wordt voor de afvoer van lege
gewasbeschermingsmiddelenverpakkingen:
* verzekert dat personen niet in fysiek contact kunnen komen met lege
verpakkingen door een veilige opslag (afgeschermd van de omgeving, permanent
aangeduid en beperkte toegang voor personen en dieren, echter niet in de
gewasbeschermingsmiddelenopslag)
* minimaliseert het risico voor vervuiling van het milieu, waterbronnen, flora en
fauna, door een veilige opslag, een veilige behandelingsmethode voorafgaand aan
het afvoeren en een afvoermethode die verantwoord voor het milieu is.
* Indien gebruik wordt gemaakt van een officieel inzamel- en
verwerkingssysteem moeten documenten van deelname aanwezig zijn.
* Op de spuitapparatuur is een spoelkop aanwezig om verpakkingen te spoelen, of
er zijn duidelijk schriftelijke instructies dat iedere verpakking drie keer gespoeld
moet worden voordat deze wordt afgevoerd.
* Indien er geen gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen dan
akkoord.
* Geen bewijs dat lege gewasbeschermingsmiddelenverpakkingen werden of
worden hergebruikt in welke vorm dan ook (door te doorboren / samen te persen).
* Alle lokale voorschriften of nationale, regionale of lokale voorschriften over
vernietigen en verwijderen van lege verpakkingen van
gewasbeschermingsmiddelen dienen te zijn opgevolgd.
* Indien er geen voorschriften zijn dan akkoord.
38
2.12c Het spoelwater van de verpakkingen van chemische
middelen terug te laten vloeien in de spuitapparatuur.
* Met behulp van de spoelinstallatie of handmatig met behulp van duidelijke
schriftelijke instructies wordt het spoelwater altijd teruggevoerd in de spuittank
bij de bereiding.
* Indien geen gebruik van gewasbeschermingsmiddelen dan akkoord.
2.12d Verouderde gewasbeschermingsmiddelen door een hiertoe
gecertificeerd of goedgekeurd bedrijf af te voeren of middels
een andere erkende en milieusparende methode.
* Er zijn gedocumenteerde gegevens die aantonen dat verouderde middelen
verwijderd zijn door een officieel erkende verwerker van chemisch afval, of
door de leverancier.
* Indien geen gebruik van gewasbeschermingsmiddelen dan akkoord.
2.12e Overige restanten van chemische middelen bij voorkeur af te
voeren via een officieel inzamel- en verwerkingssysteem en
dit aan te kunnen tonen.
* Er zijn gedocumenteerde gegevens die aantonen dat restanten van chemische
middelen verwijderd zijn door een officieel erkende verwerker van chemisch
afval, of door de leverancier.
* Indien geen gebruik van gewasbeschermingsmiddelen dan akkoord.
2.12f Met gewasbeschermingsmiddelen verontreinigd water dat
ontstaat bij reiniging van machines, werktuigen,
bewaarcellen etc, te zuiveren m.b.v. biofilter of
vergelijkbare installatie, alvorens deze te lozen op het
oppervlaktewater of de riolering. Alternatief is het diffuus
verspreiden over het land of af laten voeren door een erkend
bedrijf.
* Er is een biofilter of vergelijkbare installatie aanwezig voor verwerking van
afvalstromen óf er zijn gedocumenteerde gegevens die aantonen dat afvalwater
van gereinigde werktuigen, machines, bewaarcellen over het land zijn verspreid
of zijn afgevoerd.
* Er is een opvang voor condenswater uit bewaarcellen waarin
gewasbeschermingsmiddelen zijn toegepast.
* Indien geen gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen dan akkoord.
2.12g Er is een voorziening om te voorkomen dat water vanuit de
tank kan terugstromen naar de sloot.
Bij het rechtstreeks vullen van de spuit vanuit oppervlaktewater wordt gebruik
gemaakt van een pomp met terugslagklep.
2.12h Restvloeistof moet na beëindigen van een bespuiting (ook
intern reinigen) zorgvuldig worden verwerkt.
Biofilter of vergelijkbare installatie aanwezig of documentatie over afvoeren van
restvloeistof. verdund verspuiten over het zo juist bespoten perceel
opgevangen en later hergebruikt, bewerkt in biofilter of vergelijkbare installatie
of afgevoerd
* Indien geen gebruik van gewasbeschermingsmiddelen dan akkoord.
2.13 Inzake
opslaglocaties
2.13
a t/m n
Gedetailleerde eisen aan opslag
2.13o Fust dat gebruikt is bij de toepassing van
gewasbeschermingsmiddelen mag geen verontreiniging van
het oppervlaktewater tot gevolg hebben.
Fust staat overdekt opgeslagen of zodat er bij natregenen geen emissie plaats kan
vinden naar het oppervlaktewater.
Fust dient overdekt opgeslagen te worden of op stelcomplaten aflopend naar het
land.
2.13p Indien gestald op verhard terrein, dient spuitapparatuur
overdekt te staan
Spuitapparatuur staat op verhard terrein altijd overdekt, ook tijdens pauzes
39
2.14 Inzake
toediening en
verbruik van
gewasbescher
mingsmiddele
n (incl. voor-
en
naoogstbehan
delingsmiddel
en)
2.14a Gewasbeschermingsplan (tekst hier niet gepreproduceerd)
2.14b Eventuele aanvullende restricties door afnemers en in
relevante landen met betrekking tot het gebruik van
gewasbeschermingsmiddelen (incl. naoogst
middelen) worden geïnventariseerd en opgevolgd.
* De teler heeft actuele gedocumenteerde gegevens over de beperkingen van het
gebruik van specifieke stoffen en gewasbeschermingsmiddelen (incl. naoogst
middelen) van klanten en of landen waarnaar het product wordt geëxporteerd. *
Indien geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast dan akkoord.
2.14
c t/m m
Bepalingen over beschikbaar zijn van lijst toegelaten
bestrijdingsmiddelen, naleven instructies etiketten, De juiste
vul- en handelingsprocedures, de juiste beschermende
maatregelen, beschermende kleding,
veiligheidsaanbevelingen en herbetredingstijden, product
vrij van zichtbaar residu, correct berekende hoeveelheid
gewasbeschermingsmiddel bij toepassing, meet en
weegapparatuur, registratie,
2.14n Overschotten van gewasbeschermingsmiddelen
dienen zoveel mogelijk beperkt te worden en zorgvuldig te
worden bewaard of verantwoord
te worden afgevoerd (in overeenstemming met
nationale of locale regelgeving), bijvoorbeeld door
verspuiting over onbehandelde percelen. De
betreffende hoeveelheden dienen te worden
geregistreerd.
* restanten bolontsmetting beperken door van twee naar één bak te gaan en bij
aanwezigheid van doucheplaat de laatste kisten te douchen ipv te dompelen
* Na gebruik van gewasbeschermingsmiddelen mag overschot of spoelwater van
de tank:
- worden verwerkt / gezuiverd m.b.v. biofilter, of vergelijkbare installatie
- worden verspoten over een onbehandeld deel van het gewas;
- zorgvuldig worden bewaard (conform de eisen voor opslag);
- door erkende bedrijven worden afgevoerd.
* Hierbij mag de aanbevolen dosering niet worden overschreden.
* Alle gebruikte hoeveelheden moeten worden geregistreerd.
* Indien geen gewasbeschermingsmiddelen worden
toegepast dan akkoord.
40
2.14o Emissie van gewasbeschermingsmiddelen tijdens en na
toepassing dient voorkomen te worden. Hiertoe worden de
volgende maatregelen genomen:
Open teelten:
Gebruik van minimaal 90% driftarme dop/techniek, met
uitzondering van LDS onkruidbestrijding, hiervoor geldt
minimaal 50% driftreducerende doppen.
Er mag niet gespoten worden bij windsnelheden van
meer dan 5 m/s
Spuithoogte boven gewas bedraagt maximaal 50 cm. Er
mogen geen permanente obstakels op het perceel
aanwezig zijn (bijv sproeiers voor beregening) waardoor
een hogere spuitboomhoogte aan moet worden
gehouden
Bloembollen:
Kisten met bloembollen dienen na de boldompeling
afgeblazen te worden of lekken minimaal 12 uur uit.
Bloembollen dienen na de bolontsmetting geladen te
worden op een plek met opvanggoot.
Voor het transport van ontsmette bloembollen dient een
transportwagen gebruikt te worden met robuuste opvang
voor lekvloeistof.
Tijdens plantenwerkzaamheden bij keren boven de sloot
mag zich geen kuubkist met ontsmette bollen in de fronthef
van de plantmachine bevinden
* Alle spuitapparatuur op het bedrijf dient uitgerust te zijn met minimaal 50%
driftreducerende dop / techniek.
Indien geen LDS onkruidbestrijding wordt toegepast op het bedrijf, geldt 90%
driftreducerende dop/techniek.
* Om een maximale spuithoogte boven gewas aan te houden van 50 cm mogen er
geen permanente obstakels op het perceel aanwezig zijn (bijv sproeiers voor
beregening) waardoor een hogere spuitboomhoogte aan moet worden gehouden.
Op bloembollenbedrijven:
Is er een laadplek voor ontsmette bollen met opvanggoot
Is een transportwagen met robuuste opvang aanwezig
Beschikt het dompelinstallatie over afblaasventilatoren of is er voldoende
capaciteit om de kisten uit te laten lekken
* Indien geen gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast dan akkoord
2.14p Fust en werktuigen die in aanraking komen met
gewasbeschermingsmiddel, zoals spuitapparatuur, dienen
op verhard terrein gereinigd te worden op een
reinigingsplaats met opvang of op onverhard terrein.
Bij reiniging van machines op verhard terrein dient een daarvoor geschikte
reinigingsplaats met opvang aanwezig te zijn.
Opmerkingen
MPS GAP heeft 1 schema voor de open (sier)teelten. Er is dus weinig tot geen mogelijkheid tot het opnemen van sectorspecifieke maatregelen. Daarom is in 2.14 de eis algemeen
gesteld. Emissie van gewasbeschermingsmiddelen tijdens en na toepassing dient voorkomen te worden. En vervolgens zijn er maatregelen aan toegevoegd die algemeen gelden of
specifiek voor bepaalde teelten.
2.14o
Bij driftarme doppen / spuittechniek hebben we de oorspronkelijke tekst van de boomkwekerij aangepast vanwege harmonisatie met de andere open teelten. In de
boomkwekerij werkgroep Boskoop was er draagvlak voor overal minimaal 75% driftbeperking. Bij de akkerbouw is er echter ervaring dat LDS onkruidbestrijding minder
effectief is bij gebruik van driftbeperkende doppen. Daarom is ervoor gekozen om 90% driftreductie aan te houden, tenzij er LDS onkruidbestrijding plaatsvindt. Nadeel is
dat de maatregel daarmee minder goed controleerbaar wordt, omdat er dus nog steeds doppen met maar 50% driftreductie op de spuit aanwezig mogen zijn.
Specifieke maatregelen om emissie te voorkomen in de glastuinbouw kunnen nog worden toegevoegd
41
7.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie
MPS is als borgingsinstrument geselecteerd voor de bollenteelt en boomkwekerij in regio Boskoop. Opname van maatregelen in dit instrument is mogelijk. Het effect zal
beperkter zijn dan bij opname in het Activiteitenbesluit.
Deelname aan MPS in de bollenteelt in Noord- en Zuid Holland: +/- 30 % van het areaal en een kleiner percentage van het aantal bedrijven. Opname in MPS zal in de
bollenteeltgebieden naar verwachting wel tot een significant effect leiden, indien opname gecombineerd wordt met goede advisering (liefst door erf-betreders) en handhaving.
In regio Boskoop in de boomkwekerij is slechts circa 10% van de bedrijven deelnemer van MPS of Milieukeur. Het bereik van het Activiteitenbesluit is groter, ondanks dat
geen 100% naleving te verwachten is.
Dit borginginstrument (MPS) heeft bereik in zowel de bollenteelt als de boomkwekerij. Het aantal deelnemende bedrijven is relatief beperkt. De toegevoegde maatregelen
dragen bij aan vermindering van de erfemissies, de belangrijkste emissieroutes op bollenteeltbedrijven en drift. Drift wordt als belangrijke emissieroute in de boomkwekerij
ingeschat en is ook in de bollenteelt van belang.
De voorgestelde maatregelen om erfafspoeling te voorkomen zullen een effect hebben.
Echter, voor de bollenteelt geldt: bij menselijk handelen tijdens een hectische activiteit als de bolontsmetting is het maken van fouten niet uit te sluiten. Ook met de
genomen maatregelen kan door transportbewegingen op het erf met kisten die nadruppen, erfafspoeling ontstaan. Een aanvullende en meer robuuste maatregel is daarom
het opvangen van de first flush vanaf het erf, zodat onverhoopte lekverliezen alsnog worden opgevangen. Zoals eerder beschreven is het draagvlak voor deze maatregel
onvoldoende door de benodigde investeringen die deze maatregel vereist.
Aangezien de grootste emissieproblemen in de bollenteelt worden veroorzaakt door bolontsmettingsmiddelen en de emissieroute samenhangt met de toepassingswijze en
locatie, gaan er al jaren stemmen op voor een bolontsmetting op de plantmachine (2011, LMB). In 2015 wordt in de praktijk door een bollenteler het ontsmetten door
schuimen op de plantmachine getest. In het project Schoon Erf, Schone sloot is ervaring op gedaan met aanvullende maatregelen om erfemissie te voorkomen. Een aantal
maatregelen lijkt effectief en zou ook via opname in certificeringseisen gestimuleerd kunnen worden.
Een significant effect van opname in de certificeringseisen is alleen te verwachting indien opname gecombineerd wordt met goede advisering (liefst door erf-betreders)
en handhaving.
In regio Boskoop in de boomkwekerij is slechts circa 10% van de bedrijven deelnemer van MPS of Milieukeur.
De voorgestelde maatregelen om druppeldrift te voorkomen zijn effectief in het verminderen van drift, maar zullen niet kunnen voorkomen dat er nog een beperkte
hoeveelheid drift plaatsvindt.
De impact van de maatregelen kan vergroot worden door verbreding van de teeltvrije zone of het plaatsen van een windscherm. Het draagvlak voor deze maatregelen is
echter te klein.
Toekomstige alternatieven zijn mogelijk mobiele windschermen of het gebruik van een luchtscherm. In regio Boskoop zullen de maatregelen weinig impact hebben op
gebiedsniveau. De deelname aan MPS is daarvoor te gering.
42
7.4 Stand van zaken en perspectief
Module is besproken met MPS beheerder en de opmerkingen en suggesties zijn verwerkt. MPS is akkoord met de inhoud, maar voert deze niet door voordat de nieuwe
GlobalGap. bekend is. De nieuwe eisen voor Global Gap worden vastgesteld in juli 2015. Hierin komen al meer waterkwaliteit-gerichte maatregelen in voor (zie hoofdstuk
Global GAP). Als deze bekend zijn kan de nieuwe versie voor MPS gemaakt gaan worden. Die komt naar verwachting in 2016 beschikbaar. Uiterlijk halfweg 2016
Extra aandacht nodig voor bollenteelt
In de bollenteelt vormen erfemissies het grootste risico. Deze risico’s worden bepaald door een combinatie van erfinrichting (afwatering, overkapping) en gedrag van de
ondernemer en zijn personeel.
Maatregelen die de ontsmet- en transportactiviteiten en/of waterstromen op het bedrijf fysiek scheiden van het oppervlaktewater, zijn naar verwachting het meest
effectief. Deze hebben nog onvoldoende draagvlak vanwege de investeringen die hiervoor nodig zijn in bestaande bedrijfssituaties.
Ontsmetting op de plantmachine of door coating of door andere emissievrije ontsmetsystemen kunnen emissierisico’s sterk terugdringen. Hiervoor moeten nog innovatie-
stappen gezet worden.
De ervaring in praktijkprojecten leert dat telers de emissierisico’s op het eigen erf gemakkelijk kunnen onderschatten. Men doet er al veel aan om emissie te beperken en
schat in dat het op het eigen bedrijf goed voor elkaar is. Het bemonsteren van erf-putjes vergroot de bewustwording van de teler, en zet in veel gevallen aan tot actie om
emissies terug te dringen.
Er is een initiatief gestart in de bollensector om het MPS schema voor bollenteelt te (re)activeren. Er is interesse van een aantal telers en KAVB om dit op te
pakken.
43
8 Activiteitenbesluit
8.1 AB
Het Activiteitenbesluit milieubeheer is vanaf 1 januari 2013 van kracht en vervangt het Lozingenbesluit open teelt en veehouderij. Het Activiteitenbesluit stelt
algemene regels voor agrarische niet-agrarische bedrijven en heeft tot doel om verontreiniging van zowel het oppervlaktewater als het grondwater en de
bodem te voorkomen.
Het zorgplichtartikel (artikel) 4 stelt dat bij agrarische activiteiten dan wel activiteiten die daarmee verband houden voldoende zorg in acht moet worden
genomen om verontreiniging van een oppervlaktewaterlichaam te voorkomen.
Lozen is verboden, tenzij
Het activiteitenbesluit is opgesteld vanuit het principe dat lozen van water dat verontreinigd is met gewasbeschermingsmiddelen verboden is (artikel 2). Dit
geldt zowel voor de bodem als voor oppervlaktewater (inclusief lozing via de riolering). Het activiteitenbesluit geeft vervolgens de uitzonderingen op deze
algemene regel weer. De voorwaarden voor lozing kunnen verschillen per activiteit en per locatie.
8.2 Borgingsinstrument
Onderstaande tabel bevat alleen de maatregelen met draagvlak bij tenminste een deel van de stakeholders, die in de impact analyse uit de eerste fase van
Water ABC meegenomen zijn en waarbij door de stakeholders het AB als mogelijk borgingsinstrument geselecteerd is (Rapport Water ABC fase 1).
Voor deze maatregelen is aangegeven wat aandachtspunten zijn wanneer het AB ingezet wordt als borgingsinstrument. In de rechterkolom wordt met korte
codes aangegeven vanuit welke werkgebieden de toevoegingen gesuggereerd zijn.
De tabellen op de volgende pagina’s geven suggesties weer voor borging van maatregelen via het Activiteitenbesluit, vanuit de werkgroepen van Water ABC.
44
Maatregelen Perceel
Code Omschrijving Toelichting Suggestie uit werkgebied: A
= akk. NoordNL, M = mais,
Bm = Boomkwekerij, BB =
bloembollen, BrBw =
Brabant-B'waard
Perc-1 Maximaal haalbare drift-
reducerende techniek / dop ≥
75% met bijbehorende druk
Aansluiten bij Nota Duurzame Gewasbescherming minimaal 75%. Realiseren
verdergaande driftreductie > 75% via andere instrumenten stimuleren en borgen.
Uitzonderingen opnemen voor onkruidbestrijding in LDS en toepassing contactfungiciden in ui.
Driftreductie mag behalve met dopkeuze en druk ook met (aanvullende) door TCT erkende
maatregelen bereikt worden (sleepdoek, squal, verlaagde spuitboom, etc.) PRI-WUR maakt
overzichten van combinaties van driftreducerende technieken waaruit af te lezen is in welke
driftreductieklasse die horen (2013, BO-onderzoek). Driftreductie toepassen op het gehele
perceel, ook als het niet aan oppervlaktewater grenst.
A, M, BM
Perc-2 Boomhoogte ≤ 50 cm Voor het gehele perceel. M, BM
Perc-3 Loggende drukmeter m.i.v. 1
januari 2017 bij gebruik binnen
14 m naast watergang.
per 1 januari 2017 voor nieuwe en in gebruik zijnde spuiten die binnen 14 m naast watergang
gebruikt worden. Huidige uitzonderingsregel in stand houden: n.v.t. bij venturidoppen uit 50%
(wordt 75%) driftreductieklasse.
A
Perc-4 Bredere teeltvrije zones /
bufferzones, groenstroken.
Minimale TVZ 50 cm ipv 25
cm.
Aansluiten bij Nota Duurzame Gewasbescherming: TVZ van 25 cm vervalt. Mogelijkheid tot
versmalling van de TVZ van 1.50 m naar 1.00 m bij o.a. bloembollen en van 9.00 naar 4.50 of
3.00 m bij fruitteelt (pit- en steenvruchten) met driftreducerende technieken behouden.
A, BR-BW
Perc-5 Vanggewas Als optie naast verbreding TVZ. behouden mogelijkheid smallere TVZ bij intensieve gewassen
door toepassing vanggewas: van 9 naar 3 m in pit- en steenvruchten; van 1.5m naar 1 m in
diverse intensieve teelten met neerwaartse bespuiting).
A
45
Maatregelen ERF
Code Omschrijving Toelichting Suggestie uit werkgebied: A
= akk. NoordNL, M = mais,
Bm = Boomkwekerij, BB =
bloembollen, BrBw =
Brabant-B'waard
Erf-1 Overdekt stallen spuit (al
dan niet op verharding)
Toedieningsapparatuur voor gewasbeschermingsmiddelen altijd overdekt stallen, ook op
onverhard terrein.
BM, Br_Bw
Erf-2 nu in
AB
Werktuigen reinigen op
daarvoor ingerichte plaats
met opvang, indien het
reinigen niet op het perceel
plaatsvindt.
Zoals nu in het AB opgenomen: binnen de inrichting lozen op bodem van waswater van
buitenkant spuit toegestaan bij max 2 x per jaar schoonmaken van de buitenkant van apparatuur
waarmee gbm zijn toegepast. Schoonmaken op perceel of ongezuiverd verspreiden opgevangen
was- en spoelwater over perceel is ook mogelijk. Er zijn geen aanvullende maatregelen gewenst
t.a.v. reiniging van overige machines ten opzichte van huidige wetgeving.
A, Bm, M
Erf-2
aange-
scherpt
Werktuigen reinigen op
daarvoor ingerichte plaats
met opvang, indien het
reinigen niet op het perceel
plaatsvindt.
Aangescherpt ten opzichte van huidig AB: de uitzondering op het lozingsverbod voor 2x lozen
van waswater van de buitenkant op de bodem binnen de inrichting vervalt.
Bb, BrBW
Erf-3 Zuiveren van restwater met
Biofilter / Phytobac
Bij op het erf schoonmaken van de spuit het water opvangen en zuiveren. Dus niet ongezuiverd
lozen op riool of de bodem; ook niet ongezuiverd verspreiden over het perceel. Of het bedrijf zelf
het water verwerkt, of dit elders laat doen (afvoeren) maakt niet uit. ook andere geschikte
zuiveringssystemen (inclusief verdampingssystemen zoals Heliosec) zijn geschikt.
Bm , BrBW
Erf-4 Fust op verhard terrein
overdekt opslaan
Geldt voor fust wat gebruikt is bij boldompeling, douchen maar ook ruimtebehandeling of
andere toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen of biociden. ook indien toepassing
middelen elders plaatsgevonden heeft. Gewenst breder te trekken dan dompeling en douchen om
onduidelijkheid bij andere behandelingen van plantgoed, geoogst product en fust te voorkomen
(druipnat-spuiten, kistenkantelaar (beide worden toegepast voor Actellic), schuimen, foggen,
etc.). Zowel relevant voor behandeling van uitgangsmateriaal als geoogst product. Let op: heeft
ook gevolgen voor andere sectoren: o.a. aardappelfust (ruimtebehandeling met kiemremmer)
BB
Erf-5 Fust reinigen op daarvoor
ingerichte plaats
Waswater van fust wat gebruikt is tijdens toepassing gbm en biociden niet lozen op
oppervlaktewater of riolering, of als puntlozing op de bodem. Verspreiden opgevangen water
over een perceel waar gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast mag. Let op: voorstel
vanuit bloembollen, maar heeft ook gevolgen voor andere sectoren; o.a. aardappelfust
(ruimtebehandeling met kiemremmer). Voor fust wat niet gebruikt is tijdens toepassing van gbm
en biociden voldoet huidige regelgeving.
BB
46
Belangrijkste aandachtspunten Onderstaand worden de aandachtspunten die bij meerdere maatregelen en/of sectoren terugkomen samengevat. Eerst voor de maatregelen om emissie vanaf het perceel te
verminderen. Vervolgens voor de erfemissies.
Emissie vanaf het perceel
Het wettelijk gebruiksvoorschrift van een middel kan verdergaande maatregelen voorschrijven dan het AB. Mede hierdoor is de wet- en regelgeving rond teeltvrije zones en
toedieningstechnieken momenteel complex. Bij het toevoegen of aanpassen van maatregelen rond driftbeperking moet voorkomen worden dat de complexiteit verder
toeneemt.
In relatie tot toepassingstechniek en –omstandigheden bij toediening (mais, akk, Br--Bw, boomkwekerij):
Specificatie: Alleen vanop de 14m zone of hele perceel? Gelden er evt. uitzonderingssituaties zoals nu in het AB? Sommige uitzonderingsregels zijn strenger (bijv.
spuitboomhoogte), andere minder streng dan de regel zelf (bijv. uitzondering bij spuiten met veel wind).
Loggende drukmeter: AB: Eis voor nieuwe spuitapparatuur geldt per 1 januari 2013 en voor alle apparatuur per 2017. De maatregel nu toepassen op een bestaande spuit
is een plus ten opzichte van het AB.
In relatie tot teeltvrije zones, bufferstroken, windhagen, etc. (akk, mais, Br-Bw, boomkwekerij) Belangrijk goed aan te sluiten op het AB, of het AB zelf als borgingsinstrument toe te passen door het AB aan te passen. Het AB differentieert tussen gewassen en
gewasgroepen. Er is samenhang tussen toepassingstechniek en de minimale teeltvrije zone. Specificatie: Differentiatie per gewas(groep)? Gelden er evt. uitzonderingen
(bijv. droge sloot)? Afhankelijk maken van andere drift reducerende maatregelen?
Spuit schoon maken op veld / verdelen restvloeistof op het veld / gezuiverd water naar perceel (alle werkgebieden) Specificatie: Welk water precies. Wat wordt verstaan onder restvloeistof bij spuiten? Bij installaties (zuivering, spoelautomaat): waar moet deze aan voldoen? Wat is
gecontroleerd achterlaten? Mag dit op alle percelen of alleen waar de middelen toegepast zijn?
AB: stelt hier al eisen , duidelijk aangeven wat hier volgens Water ABC aan toegevoegd zou moeten worden.
Emissie vanaf het erf
Overdekte stalling spuit (mais, boom, Br-bw) Specificatie: Alleen overdekt indien stalling op verharding?
AB: Zo ja: dit staat al in AB. Indien ook van toepassing op onverhard: dan aanpassen artikel in AB
Spuit schoonmaken verhard terrein, vaste spoelplaats, restvloeistofvoorziening (akk, boom, Br-Bw) Specificatie: Vaste vul- en/of spoelplaats alleen op bedrijven waar op het erf gevuld en/of gereinigd wordt of overal? Waar moet de voorziening aan voldoen? Wat wordt
verstaan onder restvloeistof? Wat moet of mag er met de restvloeistof gedaan worden?
AB: stelt geeft al eisen en opties weer. Duidelijk aangeven wat hier volgens Water ABC aan toegevoegd zou moeten worden.
Voorkomen van emissie van fust rond behandeling plantgoed en bij reinigen en opslag fust (bol, Br-Bw) Verder specificatie van de maatregelen is nodig om deze eenduidig en handhaafbaar te maken.
47
Lozing van water met middel op bodem, oppervlaktewater en riolering is verboden, tenzij het via het AB toegestaan is. Desondanks kan een specifieke maatregel
toegevoegde waarde hebben.
Bepaal waar onderscheid tussen fust wat mee-behandeld is en overig fust wenselijk en praktisch toepasbaar is.
Indien water opvangen water, wat mag je er mee doen? Bij zuivering, waar moet de installatie aan voldoen? Indien geen restwater overblijft is het AB niet of minder van
toepassing.
Specifiek voor bloembollen en plantgoedbehandeling of breder trekken (andere sectoren, ook na-oogstbehandeling meenemen, etc..
aansluiten bij regelgeving spoelen spuitapparatuur als de milieurisico's vergelijkbaar ingeschat worden.
Bij opslag: onderscheid tussen opslag op verharding of op onverhard?
Bij voorkomen lekkage op erf of tijdens transport: is dit volledig te voorkomen? Hoe kan je dit concreet maken? Zijn maatregel- of doelvoorschriften hier meer op zijn
plaats?
8.3 Effectiviteit en bereik bij volledige integratie
De voor het AB voorgestelde maatregelen vormen in veel gevallen een aanscherping van of aanvulling op bestaande voorschriften om emissies vanaf het erf en door
druppeldrift te voorkomen: belangrijke emissieroutes. Omdat alle bedrijven aan het AB moeten voldoen, kan er een significant effect verwacht worden op zowel drift als
erfemissies. De mate waarin, is sterk afhankelijk van de handhaafbaarheid en de mate van handhaving. Bewustzijn van de invloed van het eigen handelen op de waterkwaliteit
is echter van minstens zo veel belang om de maatregelen effectief te laten zijn. Er zijn maatregelen om perceelsafspoeling te beperken voorgesteld voor het AB. Deze als
belangrijk ingeschatte emissieroutes wordt dan niet door wettelijke maatregelen (verder) beperkt.
8.4 Stand van zaken en perspectief
Bij verschillende borgingsinstrumenten is gemeld dat het te verwachten effect nog beperkt zal zijn door het instrument een beperkt bereik heeft. Denk
bijvoorbeeld aan MPS in regio Boskoop. Borging via het AB lijkt dan al snel een alternatief om meer bereik te krijgen.
Voor WaterABC is een analyse gemaakt in hoeverre de voorgestelde maatregelen met draagvlak passen binnen het AB. Hierbij zijn de volgende
aandachtspunten naar voren gekomen (hier verwijzen naar notitie die destijds gemaakt is, of rapport waarin deze opgenomen is/wordt?).
De in de werkgroepen besproken maatregelen worden voor het overgrote deel nog niet gedekt middels het AB. Wel is er voor de meeste maatregelen een link
met het huidige AB. De beschreven maatregelen vormen dan een uitbreiding of aanscherping van een maatregel die al in het AB staat. Een beperkt aantal
maatregelen is volledig nieuw ten opzichte van het huidige AB.
Enkele maatregelen zijn in principe gedekt door het ‘nee, tenzij’ principe van het AB: Lozen van water verontreinigd met gewasbeschermingsmiddelen is
verboden is, tenzij het AB een lozingsmogelijkheid geeft. Een specifiek middel- of doelvoorschrift is dan wettelijk gezien niet nodig (zou zelfs dubbelibg
geven), maar kan toch toegevoegde waarde hebben. De emissieroute wordt beter onder de aandacht gebracht en alternatieven voor het (ongezuiverd) lozen
kunnen gespecificeer worden. Een middelvoorschrift (het voorschrijven van inrichtingseisen of het beschikbaar hebben van een bepaalde installatie) verkleind
de kans dat ondanks het verbod lozing plaatsvindt, nog verder.
48
Voor eventuele aanpassing AB gaat het niet zozeer om nieuwe artikelen maar meer om wijzigingen.
o Bij aanpassingen zal gelet moeten worden op het generiek karakter dat ertoe leidt dat de wijziging in alle sectoren doorwerkt (let op evt
ongewenste gevolgen in specifieke sectoren). Of is meer maatwerk voor bepaalde sectoren/toepassingen op zijn plaats?
o Veel maatregelen zijn middelvoorschriften die juridisch gezien overbodig zijn: mogelijk wel interessant voor bovenwettelijke
certificeringssystemen
Bij gebruik AB goed letten op voorkomen van verdubbelingen (middelvoorschrift en lozingsverbod) en steeds in het oog houden hoe het AB is opgezet:
o wil je een lozing op bodem, riolering of opp.water verbieden of onder voorwaarden toestaan? (lozen op de riolering is toegestaan is, tenzij het AB
een uitzondering beschrijft)
49
9 Sectoraal overzicht en overige mogelijkheden
9.1 Sectoren
Perspectief per werkgebied/sector
Het waterkwaliteitsprobleem kan goed aangepakt worden via de borgingsaanpak, wellicht m.u.v. de
afspoelingsroute in de akkerbouw en mais..
In de akkerbouw kan de toepassing van de door de projectgroep geselecteerde maatregelen effectief zijn in
het voorkomen van MTR overschrijdingen in het oppervlaktewater als gevolg van erfafspoeling of
druppeldrift. De borgingsinstrumenten die hierbij ingezet kunnen worden zijn VVAK, VKL, Global Gap en
het AB. De genoemde maatregelen om afspoeling tegen te gaan kunnen zeer effectief zijn, maar hebben
geen draagvlak bij de stakeholders buiten de de waterschappen. De maatregelen worden als te ingrijpend
ervaren (m.b.t. kosten en mogelijke opbrengstschade).
Dat ligt anders in het mais-werkgebied waar de mogelijke maatregelen om afspoeling tegen te gaan wel op
steun kunnen rekenen van de stakeholders (onder de randvoorwaarden van een vergoeding). Inzichten
kunnen dus verschillen. De afspoelingsroute wordt door iedereen als belangrijk gezien. Metingen geven dit
belang ook aan (Wetterskip Fryslan en Waterschap AA en Maas o.a.). Omdat het op basis van een beperkt
aantal metingen moeilijk is algemene conclusies te trekken onderzoekt Wageningen UR in opdracht van het
ministerie van EZ momenteel de relevantie van afspoeling voor het waterkwaliteitsprobleem en de
mogelijke maatregelen (zie bijlage 3 voor details).
Het emissieprobleem van herbiciden in maïs kan worden opgelost. De belangrijke emissieroutes zijn
bekend, evenals de maatregelen die het probleem kunnen aanpakken en overschrijdingen van de
waterkwaliteitsnormen door maïsherbiciden vergaand kunnen reduceren. Naast de eerder genoemde
borgingsinstrumenten (akkerbouw) zijn ook het GLB beleid (groenstroken) en de Duurzame zuivelketen als
borging aan de orde.
In de bollengebieden in Noord- en Zuid-Holland en in de boomkwekerij in de regio Boskoop kunnen de
door de projectgroep geselecteerde maatregelen effectief zijn in het voorkomen van MTR overschrijdingen
in het oppervlaktewater. Voor deze maatregelen bestaat draagvlak bij de belanghebbende partijen die
vertegenwoordigd waren in de respectievelijke projectgroepen. Aangezien het Activiteitenbesluit in de
bollensector het enige borgingsinstrument is met een bereik van 100% van de bollentelers, is de bollensector
hierop aangewezen voor borging van maatregelen. Daarnaast kan opname van maatregelen in MPS (bollen
en bomen) en Milieukeur schema’s (bomen) (relatief klein bereik boomteelt, nog in ontwikkelfase in
bollen) de bewustwording van producenten én afnemers van de emissieproblematiek en mogelijke
maatregelen vergroten.
In het werkgebied Noord-Brabant/Bommelerwaard kwam vooral de drinkwaterproblematiek aan de
orde. In deze kwetsbare gebieden zijn een aantal verschillende sectoren aanwezig. Voor oppervlaktewater
is het zeker mogelijk om de belangrijkste emissieroutes grotendeels te reduceren met effectieve maatregelen.
Voor grondwater is emissie naar de bodem de belangrijkste route en deze kan alleen verminderd worden
door gebruiksbeperking op de percelen, via maatregelen zoals gebruiksbeperkende spuittechnieken,
mechanische onkruidbestrijding, en kiezen voor middelen met een laag uitspoelingsrisico. Via deze
maatregelen is de emissieroute naar grondwater sterk te reduceren. De uitdaging zit in de borging van deze
maatregelen. Voor kwetsbare gebieden waar alle sectoren en teelten (kunnen) voorkomen is dit een lastige
opgave. Alleen het Activiteitenbesluit, verbod op middelen met hoog uitspoelingsrisico via de toelating, en
een verplicht certificaat voor kwetsbare gebieden hebben 100% bereik. De overige borgingsinstrumenten
zijn slechts van invloed op een deel van de teelten in kwetsbare gebieden en vooral gericht op
oppervlaktewater. Borging in de kwetsbare gebieden is dan ook een lastige opgave. Een goede vorm van
borging specifiek voor kwetsbare gebieden, anders dan via de toelating, is (nog) niet in beeld.
Maatregelen
Een aantal maatregelen wordt door sommige stakeholders als ingrijpend ervaren, het draagvlak ontbreekt geheel
of is aan randvoorwaarden gebonden. Nieuwe maatregelen (of financiële compensatie) zullen dan ontwikkeld
moeten worden die voldoende robuust zijn om te passen binnen de criteria van alle betrokkenen. Ook is het
relatieve belang van enkele emissieroutes nog niet helemaal duidelijk. Denk daarbij bijvoorbeeld aan
bassinlozingen in de regio Boskoop of aan de afspoeling van percelen.
Verder is het zo dat de emissieproblematiek natuurlijk niet op zichzelf staat. Dit belang ‘concurreert’ met andere
belangen of is onderdeel van een grotere agenda (invulling GLB beleid, invulling vergroeningseis). Dat vergt
afstemming en kan de keuze voor specifieke maatregelen beperken. In de veehouderij bijvoorbeeld (mais) staat
50
de emissie van N en P naar oppervlaktewater hoger op de agenda dan de emissie van
gewasbeschermingsmiddelen. Afspoeling is overigens voor beide een relevante emissieroute.
9.2 Overige mogelijkheden bijdragend aan borging
Leveringsvoorwaarden vanuit afnemers
Buiten de reeds bestaande certificaten kunnen afnemers van producten extra eisen stellen via
leveringsvoorwaarden. Voorbeeld zijn de extra residu-eisen die sommige supermarkten stellen ten aanzien van
residuen van middelen op producten.
Leveringsvoorwaarden vanuit de voedingsindustrie
Veel van de grote sourcers hebben zich gecommitteerd aan verduurzaming van hun ketenmanagement. Zo wil
Unilever al haar landbouwproductie (100%) duurzaam gesourced hebben in 2020. De strategie van Unilever
richt zich wel op alle thema’s en noemt het terugdringen van het gebruik van pesticiden, vergroten van de
biodiversiteit, vermindering van run off en verbetering van bodemkwaliteit voor zowel planten als dierenleven.
In internationaal verband werken een aantal grote sourcers samen in SAI (Sustainable Agriculture Initiative) om
gezamenlijk precompetitief kennis en initiatieven te delen om duurzame landbouw te stimuleren. SAI ontwikkelt
ook standaarden voor duurzaamheidsthema’s waaronder gewasbescherming
Certificaat voor een duurzame regio of kwetsbaar gebied
Gebieden die belangrijk zijn voor de drinkwatervoorziening (grondwaterbeschermingsgebieden of
inlaatgebieden voor oppervlaktewater) zijn vaak goed afgebakend. Om ervoor te zorgen dat binnen deze
gebieden de waterkwaliteit goed is, kan een certificaat worden opgesteld. In een dergelijk certificaat zijn dan
maatregelen opgenomen waarvan de betreffende agrariërs verplicht zijn er een vast aantal uit te voeren.
Bijvoorbeeld gebaseerd op maatregelen die agrariërs binnen regionale projecten als Schoon Water voor Brabant
nemen binnen kwetsbare gebieden,
Belangrijke randvoorwaarde voor zo’n certificaat is het behouden van het level playing field voor telers in
kwetsbare gebieden. Zij nemen extra maatregelen (bovenwettelijk) en daar moet ook wat tegenover staan. Dat
kan gaan om euro’s, maar ook om ontwikkelingsperspectief, beleidsruimte of andere ‘verdienmodellen’ voor de
ondernemer.
Veldleeuwerik Open teelt
Bovenwettelijke maatregelen water ABC akkerbouw worden in veldleeuwerik niet verplicht gesteld, maar
worden wel via bijeenkomsten aan de orde gebracht. Veldleeuwerik is geïnteresseerd in Water ABC omdat zij
vinden dat water op het akkerbouwbedrijf een heel belangrijke indicator is. Zij werken in een systeem van
voortdurend verbeteren. Dus niet met normen en voorschriften. De teler moet zelf laten zien dat hij aan de
indicator Water werkt. Daarbij kan hij kiezen uit vele invalshoeken die hijzelf benoemd en ziet hij resultaten die
hem inspireren
GLB beleid
Vergroening is onderdeel van het nieuwe GLB beleid. Maatregelen om afspoeling tegen te gaan passen zouden
kunnen passen bij de vergroeningseis in pijler 1, als groen-blauwe dienst in pijler 2 of als combinatie van beide.
Dez richting is door de stuurgroep niet vervolgd. In 2014 zijn de vergroeningseisen bekend geworden. De
opname van akkerranden of teelt van groenbemesters als mogelijkheden voor het voldoen aan de vergroening,
kunnen naar verwachting een bijdrage leveren aan het verminderen van oppervlakkige afspoeling.
51
10 Evaluatie en conclusies
Het project WaterABC heeft gewerkt aan het verminderen van het waterkwaliteitsprobleem veroorzaakt door
gewasbeschermingsmiddelen. WaterABC heeft daarbij ingezet op het borgen in private en publieke
borgingsinstrumenten van de toepassing van effectieve maatregelen.
Voor een goot aantal borgingsinstrumenten heeft WaterABC modules opgesteld met effectieve maatregelen in
de ‘taal’ van elk instrument. Deze modules kunnen technisch gezien eenvoudig worden opgenomen in de
instrumenten. Bij opname van de modules in de instrumenten is sprake van een groot bereik van de Nederlandse
telers.
Om tot effectieve borging van de waterkwaliteit te komen via de route van “verplichte” invoering van effectieve
maatregelen op het boerenbedrijf, zijn drie randvoorwaarden van belang:
1) Het pakket maatregelen in een borgingsinstrument of mix van borgingsinstrumenten moet afdoende de
emissieroutes voorkomen en/of afsluiten.
NB In een aantal sectoren (bollen en bomen) is het pakket maatregelen dat voldoende breed draagvlak heeft
bij de stakeholders (nog) niet afdoende om de waterkwaliteit te kunnen borgen, nog afgezien van de
aanwezigheid van een geschikt borgingsinstrument. Extra dialoog/onderhandeling over mogelijke
maatregelen is nodig, indien doorgezet wordt op de wens het probleem op te lossen.
2) Het bereik van de borgingsinstrumenten, dus het % telers waar het borginginstrument van toepassing is zal
hoog moeten zijn. Complicerende factor zijn die regio’s waar veel gemengd landgebruik (diverse sectoren)
voorkomt .
Hoewel het gewenste bereik niet overal even makkelijk te realiseren is, kan via VVAK, VKL en Global
GAP in akkerbouw, vollegrondsgroenten, fruit en loonwerksector veel telers bereikt worden.
3) De naleving zal goed moeten zijn.
NB Dit punt heeft vol de aandacht van de stuurgroep/stakeholders, en geldt zeer zeker ook al voor
bestaande instrumenten. Naleving van marktcertificaten is gemiddeld hoog, die van publiekrechtelijke
instrumenten gemiddeld lager.
Bij het minder voldoen aan een van deze drie randvoorwaarden zal de mate van borging afnemen. Ten aanzien
van het bereik geeft onderstaande tabel een samenvatting van het bereik . Het bereik van marktinstrumenten is in
de voedingssectoren groot en in de sierteeltsectoren klein. Het AB lijkt in de sierteelt een meer aangewezen weg
om tot een groot bereik te komen.
Tabel 8. Overzicht van mate van impact en bereik van de diverse borgingsinstrumenten
Als het vakje ingevuld is, is het instrument van toepassing voor de betreffende sector, het aantal kruisjes geeft
aan hoeveel telers ermee bereikt worden (XXX= alle, x= weinig (<30%)).
mais akkerbouw vgg bollen b. kwekerij fruit
VVAK XXX
VKL XXX X
MPS X X
Milieukeur X X X XX X
Duurzame zuivelketen XX
Retailers –vers keten X XX XX
GLOBAL GAP XX XX XXX
Activiteitenbesluit XXX XXX XXX XXX XXX XXX
GLB X X X (X) (X) X
52
De bereidheid van de beheerders van de borgingsinstrumenten om modules op te nemen met meer aandacht voor
emissiebeheersing is beperkt.
Bij de meer milieugerichte certificaten van SMK en MPS worden stappen gezet: een aantal maatregelen die
voorgesteld zijn, worden overgenomen (veelal keuzelijst). Maar ook daar is aandacht nodig om maatregelen
in de verplichtende sfeer te krijgen. Maatregelen opnemen als keuze mogelijkheid is in wezen nog geen
borging.
Bij VVAK en VKL wordt besluitvorming aangehouden, Hier ligt een taak voor de stakeholders bij de
waterkwaliteit zoals de stuurgroep leden van WaterABC om via hun netwerken, achterban, en de reguliere
interacties met elkaar, draagvlak te creëren om effectieve maatregelen in de certificaten op te nemen. De
gewenste aandacht is dan met name nodig in het voorbereidende en besluitvormingsproces van/in de
verschillende certificeringsinstrumenten. Pas indien er voldoende urgentie gevoeld wordt bij de
belanghebbenden en er draagvlak is voor de maatregelen kan er geschakeld worden.
In de sierteelt is na publicaties door Greenpeace over residuen op bloemen, bollen en planten de aandacht
voor certificering toegenomen. MPS ontwikkelt nieuwe modules. Door vraag vanuit de markt is ook een
certificatieschema voor Milieukeur bloembollen gemaakt. Deze ontwikkelingen geven aan dat het bereik en
effect van certificering in een aantal gevallen nog beperkt is, maar mede door druk vanuit de markt en
NGO’s toe kan nemen.
Ook Global Gap beweegt in de richting van meer aandacht voor waterkwaliteit. Global GAP heeft o.a.
risico-analyse water opgenomen, in te gaan in januari 2017. Het potentieel bereik is groot, zeker onder fruit
en groentetelers. Voor die tijd zijn wijzigingen op het voorstel nog mogelijk.
Daarmee komt de weg vrij om ook in MPS GAP bepalingen over te nemen (volgend op Global GAP)..
Veldleeuwerik is geïnteresseerd om elementen in hun activiteiten (agenderend) op te nemen
Emissie beperking en het Activiteitenbesluit Maatregelen (doel- of middelvoorschriften) om emissie van middelen naar bodem en oppervlaktewater te
voorkomen zijn in principe toepasbaar in het Activiteitenbesluit. Maatregelen om het verbruik van middelen te
verminderen passen over het algemeen minder goed in het AB, omdat het AB vooral gericht is op het voorkomen
of reguleren van lozingen. Uiteraard is een randvoorwaarde voor opname in het AB wel dat de inhoud in lijn is
met de standpunten van de betrokken ministeries. De vraag of een maatregel in AB opgenomen kan of moet worden of in een privaat instrument of in beide hangt
ervan af of je de maatregel algemeen van toepassing wilt laten zijn (voor alle bedrijven in Nederland waar deze
relevant voor is), of enkel als een bovenwettelijke maatregel. De vereiste dat een maatregel uitvoerbaar,
eenduidig en controleerbaar moet zijn, geldt uiteraard voor opname in wet- en regelgeving, maar ook indien het
onderdeel uitmaakt van een certificeringsschema vanuit de markt.
Leerpunten verwoording eisen Uit de ervaringen van de gesprekken met de beheerders van de instrumenten, de huidige formuleringen in de
certificeringsschema’s en de verwoording van bepalingen in het activiteitenbesluit, kan het een en ander geleerd
worden over hoe bepalingen beschreven en geformuleerd moeten zijn. Enkele aanbevelingen:
Om tot toepassing te komen, moeten ongeacht het gekozen borgingsinstrument de meeste maatregelen in
voldoende detail beschreven worden. De ruimte voor eigen interpretatie moet zo veel mogelijk beperkt
worden als dit de effectiviteit van de maatregel in gevaar brengt of tot problemen bij controle en handhaving
kan leiden.
Sluit bij het verder specificeren zo veel mogelijk aan op de beschrijvingen van gerelateerde maatregelen in
het AB. De aard van de certificaten en de daarbij gebezigde formuleringen sluiten niet altijd goed op elkaar
aan. Tegenstellingen met het AB of andere wet- en regelgeving moeten in ieder geval voorkomen worden.
Waar het lozing of verwerking van water betreft: maak zo goed mogelijk duidelijk om welk water het gaat
en bij welke activiteit. Neem bijvoorbeeld het wassen en opslaan van fust: is de maatregel van toepassing op
elk moment en voor al het fust op het bedrijf, of alleen voor dat fust dat zeker met middelen verontreinigd is.
Waar het zuivering betreft: maak expliciet welke methoden toegepast kunnen worden en indien er restwater
overblijft, wat daarmee kan of mag. Vermijd waar mogelijk kwalitatieve beschrijvingen zoals ‘maximaal
mogelijk’ of ‘rekening houden met’. Kwantitatieve voorschriften zijn duidelijker en kunnen indien echt
noodzakelijk aangevuld worden met een uitzonderingsregel. Uitzonderingen moeten dan ook zo specifiek
mogelijk gemaakt worden.
Handhaving en communicatie
In alle werkgroepen is gewezen op het belang van de naleving van bestaande wet- en regelgeving. (in navolging
van de evaluatie Duurzame gewasbescherming). Het opnemen van de maatregelen in het Activiteitenbesluit is
alleen effectief in combinatie met een goede handhaving. Frequenter handhaven en vooraf en achteraf
communiceren over controleacties en eventueel gevonden overtredingen kunnen de naleving verbeteren.
53
Naast borging is bewustwording bij de telers en loonwerkers en duidelijke en uniforme regelgeving en
informatie altijd belangrijk. Dit moet –voor een goed resultaat- parallel aan borging altijd gebeuren.
Alle werkgroepen benadrukken dat communicatie over emissieroutes en effectieve maatregelen om emissie te
voorkomen nodig blijft. Communicatie kan het draagvlak voor maatregelen en daarmee de toepassingsgraad
doen toenemen. Partijen kunnen hierin gezamenlijk optrekken.
Vooruitblik Een voorstel voor aanpassing van de gebruiksvoorschriften is in 2014 aangeboden aan de Staatssecretarissen van
EZ en I&M, door de Unie van Waterschappen in samenwerking met LTO en Nefyto. Het gaat om “robuuste
gebruiksvoorschriften”: een meer robuuste, heldere, en eenduidige aanpak voor teeltvrije zones en
driftreducende spuittechnieken in sectoren als de akkerbouw, groente- en bollenteelt. Vereenvoudiging
“etiketten” op het punt van restricties. Ook gericht op het beter aansluiten bij algemene voorschriften zoals
opgenomen in het Activiteitenbesluit. Minder gecompliceerde gebruiksvoorschriften dragen zeker bij aan het
reduceren van “vergissingen” en een betere naleefbaarheid en handhaafbaarheid van de voorschriften.
Tevens is inmiddels een alternatief voor het gewasbeschermingsplan verplicht geworden, de
gewasbeschermingsmonitor. De teler is nu verplicht aspecten rond zowel gewasbescherming als emissie
aspecten op het veld en het erf gedurende het seizoen in een monitor vast te leggen. De monitor moet ingevuld
op het bedrijf beschikbaar zijn binnen 2 maanden na het groeiseizoen..
Het project heeft laten zien dat de potentie groot is om de emissies van gewasbeschermingsmiddelen via deze
borgingsroute aan te pakken. Ook is duidelijk geworden dat deze route midden in de maatschappelijke realiteit
staat van een krachtenveld van belangen. Wanneer er een sterkere coalitie ontstaat die voldoende belang heeft bij
deze emissiebeheersing kan via deze instrumenten sterke voortgang geboekt worden in de beheersing van de
waterkwaliteit.
54
Referenties Rapport: Emissieroutes van gewasbeschermingsmiddelen naar oppervlaktewater, De Werd en Van der Wal, PPO
nr 2012-21
Rapport: Maatregelen emissiebeperking, effectiviteit,en bereik via borgingsinstrumenten, De Kool, Wijnands,
Gooijer, Leendertse en Brinks, PPO nr 2015-665
Werken aan schoner oppervlaktewater in intensieve maïsteeltgebieden, Brigitte Kroonen-Backbier (PPO)maart
2011
Rapport: Pilot erfemissie van bloembollenbedrijven in Noord-Holland (Breezand) de Kool en Eenkhoorn, 2012.
Lisse, PPO Bloembollen en Bomen: 28.
Website: HHNK, Onderzoek gewasbeschermingsmiddelen 2011-2012:
www.hhnk.nl/achtergrondinfo/water/water/schoon_water/gewasbescherming
Rapport: Waterkwaliteit Agrarische Gebieden Rijnland 2011, Rooden en Slot (2012), HHR.
Artikel: Afblazen hangwater na bolontsmetting werkt goed., Bisschops, 2010. BloembollenVisie 2010 (30 dec):
29.
Rapport: Voortgangsrapportage landelijk milieuoverleg bloembollen 2009-2010, LMB,2011..
Rapport: Milieurapportage Boom- en Vaste Plantenteelt van 2009 en 2010, PPO, 2012. www.smk.nl
www.duurzamebomen.nl
www.groenisleven.nl
www.my-mps.com
http://www.wageningenur.nl/nl/project/Perceelsafspoeling.htm : (publicaties voortkomend uit het
onderzoek naar de relevantie van en maatregelen tegen oppervlakkige afspoeling van
gewasbeschermingsmiddelen van percelen).
55
Bijlage 1.
56
57
Bijlage 2: Samenstelling projectgroepen per werkgebied
Samenstelling projectgroep pilot Noord Nederland / akkerbouw
Anko Postma, LTO
Klaas Jilderda, Nefyto
Aaldrik Venhuizen, Agrodis
Maurice Steinbusch,, Cumela
Bert van den Bosch, Waterschap Zuiderzeeland
Anton Pothaar, Wetterskip Fryslân
Bert van Kalsbeek, Wetterskip Fryslân
Samenstelling projectgroep Zuidoost Nederland / mais
Wim van der Hulst, waterschap Aa en Maas
Maurice Steinbusch, CUMELA
Jos de Kleijne, veehouder, ZLTO
Jan Bouman, Syngenta
Brigitte Kroonen (PPO-Vredepeel) en Harm Brinks (DLV Plant), Water ABC
Samenstelling projectgroep Werkgebied Noord- en Zuid-Holland / sector bloembollen
Aafke Krol, Hoogheemraadschap van Rijnland
Henk Bouman, Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
Jan van Aartrijk, KAVB
Jan-Willem van der Meer, Agrodis/ van Gent van der Meer Nuyens
Edwin Hendriks / Wouter Bulk, Nefyto / Certis
Samenstelling projectgroep werkgebied Boskoop / boomkwekerij
Aafke Krol, Hoogheemraadschap van Rijnland
Peter Bontekoe, LTO Noord / kring Boskoop
Wilma Windhorst, Agropoli
Gijsbert Hakkert, Nefyto / Bayer
Wim Kaufman, AB service
Samenstelling projectgroep werkgebied Bommelerwaard
Sandra Verheijden, Brabant Water
Mirja Baneke, Dunea
Andrea Almasi/Rene Klerks, Provincie Noord-Brabant
Ton van der Putten, Waterschap Rivierenland
Jeanne van Beek, ZLTO
Tom Smit, Bayer
Maurice Steinbusch, Cumela
Sjaak Sprangers, Stichting Duinboeren
Martijn Tholen, melkveehouder
Dirk van Hees, fruitteler