Waarom Vliegen Vogels in Een V

12
1 Waarom vliegen vogels in een V-vorm?

description

Vogels in V vorm

Transcript of Waarom Vliegen Vogels in Een V

  • 1

    Waarom vliegen vogels in een V-vorm?

  • 2

  • 3

    Woord vooraf

    Dit verslag legt de nadruk op de verschillende vliegtechnieken van trekvogels. Ook geeft het

    informatie weer met welke problemen de verschillende trekvogels in hun reis te voorduren krijgen.

  • 4

  • 5

    Inhoudsopgave

    Waarom vliegen vogels in een V-vorm ................................................................................................... 1

    Woord vooraf ......................................................................................................................................... 3

    Inhoudsopgave ....................................................................................................................................... 5

    1 Inleiding .......................................................................................................................................... 7

    2 Trekvogels ...................................................................................................................................... 9

    2.1 Welke technieken? ................................................................................................................. 9

    2.1.1 Vliegen in rechte lijn. ...................................................................................................... 9

    2.1.2 Het groepsvoordeel (V-Formatie) ................................................................................... 9

    2.1.3 Golvend vliegen ............................................................................................................ 10

    2.1.4 Gratis opstijgen aan de hand van warmte .................................................................... 10

    2.1.5 Zeilen op de zeewind .................................................................................................... 11

    2.2 Hoogte en vliegsnelheid ....................................................................................................... 11

    2.3 Dag en nacht trekkers ........................................................................................................... 12

    2.4 Gevaren voor trekvogels ...................................................................................................... 12

    2.4.1 Storm, zijwind en winterperiode .................................................................................. 12

    2.4.2 Roofvijanden................................................................................................................. 12

  • 6

  • 7

    1 Inleiding

    Vele vogels hebben hun eigen manier van vliegen. Bij elke trek vogel is dit verschillend. Met

    vleugelslagen of zwevend, in een rechte of een golvende beweging, in een groep of alleen. De

    vliegwijze is kenmerkend voor de soort en hangt samen met de vorm en de grootte van de vogel en

    met de bouw van zijn vleugels. Sommige vogels kunnen ook overschakelen van vliegtechniek, dit is

    nodig in bepaalde weersomstandigheden. Als de vogels grote afstanden moeten afleggen zullen hun

    vleugels in top form moeten zijn. Daarom zullen de vogels ruien vlak voor de trek. Ze kunnen dan

    met splinternieuwe veren (die beter presteren) op reis. Op die reis moeten ze ook verschillende

    gevaren trotseren zoals roofdieren en stormen.

  • 8

  • 9

    2 Trekvogels

    2.1 Welke technieken? Elke trekvogel heeft zijn eigen techniek(en). Want zo zijn er vogels die van techniek kunnen

    veranderen. Dit is afhankelijk van het weer. De verschillende soorten technieken zijn deze: rechte lijn

    vluchten, groepsvoordeel (V-Formatie), golvend vliegen, Gratis opstijgen en Zeilen op de zeewind.

    2.1.1 Vliegen in rechte lijn.

    Actief vliegende vogels slaan tijdens het vliegen continu met de vleugels ook wel active of powered

    flight genoemd. Dit houd in dat ze met een constante snelheid en in een rechte lijn vliegen . Veel

    middelgrote trekvogels, zoals de grutto, zijn actieve vliegers. Hun vleugels zijn lang en puntig en

    hebben een brede basis. Hierdoor kan de vogel een grote voorwaartse kracht ontwikkelen en dus

    een hoge vliegsnelheid halen. Nog een voordeel is dat dergelijke vleugels weinig weerstand van de

    lucht ondervinden. Ze zijn met vrij weinig krachtsinspanning op en neer te slaan en vragen dus

    relatief weinig energie. Vogels met deze vleugels zullen zonder snel moe te worden binnen korte tijd

    lange afstanden kunnen afleggen. Voorbeelden vliegers die in een rechte lijn vliegen zijn sterns, veel

    steltlopers, veel eenden, rotganzen, valken, zwaluwen en koekoeken. De verste trekkers hebben

    bijna allemaal puntige vleugels. Verwante soorten die kortere brede vleugels gaan minder ver.

    2.1.2 Het groepsvoordeel (V-Formatie)

    Om energie te sparen, vliegen grotere, actief vliegende trekvogels vaak in formatie ook wel

    formation flight genoemd. Elke vogel in de formatie profiteert van de luchtwervelingen die zijn

    voorganger opwekt. Deze wervelingen kunnen alleen maar met grote vleugels worden opgewekt. En

    helpen bij de voortstuwing. Een vogel surft als het ware een stukje op de werveling van zijn

    voorganger mee. En door in zijn luwte(=de plek waar het niet waait) te blijven, ondervindt hij ook

    minder weerstand van de lucht. Door in een vaste positie ten opzichte van elkaar te vliegen, maken

    de vogels in de formatie optimaal gebruik van deze effecten en zullen ze minder energie verbruiken.

    Behalve de vogel aan kop: die heeft het extra zwaar en moet geregeld worden afgelost voordat hij

    moe wordt. Elke vogel komt een keer aan de beurt om het peloton aan te voeren. De koppositie

    wordt over alle vogels in de groep

    verdeeld. Het merendeel van de

    tijd vliegen de vogels echter in

    elkaars luwte, dus netto besparen

    ze tijdens hun vlucht veel energie.

    Door de vaste posities die de

    vogels ten opzichte van elkaar en

    van de koploper innemen,

    ontstaan de kenmerkende V- of U-

    vluchten. Voorbeelden van vogels

    die in V-of U- formatie vliegen zijn

    ganzen en zwanen, kraanvogels, Figuur 1 V-formatie

  • 10

    wulpen en lepelaars.

    2.1.3 Golvend vliegen

    Kleinere zangvogels zoals vinken, piepers en lijsters hebben een golvende vlucht om energie te

    sparen dit word ook welbounding of undulating flight genoemd. De vleugels van deze vogels zijn

    puntig of afgerond. De vogel flapt met zijn vleugels in het dal van de golf om snelheid te maken.

    Daarna schiet hij met half ingetrokken vleugels omhoog. Zodat de vleugels even geen arbeid hoeven

    te verrichten, spaart de vogel gedurende enkele seconden energie. Al die kleine beetjes bij elkaar op

    een lange reis helpen behoorlijk wat. De vogel kan bovendien steeds even op krachten komen en ook

    daardoor zijn reis langer volhouden.

    2.1.4 Gratis opstijgen aan de hand van warmte

    Grote vogels met brede vleugels gebruiken thermiek, dit komt door de zonnewarmte met de

    opstijgende lucht. Ze hebben grote brede vleugels dus ook een groter draagvlak. Lucht die door de

    zon wordt opgewarmd, stijgt op. Op bepaalde plekken boven het land ontstaan zo opstijgende

    luchtkolommen ( =thermiekbellen). Vogels die gebruikmaken van thermiek zoeken zo'n

    warmeluchtkolom op en laten zich door de opstijgende lucht opheffen. Al cirkelend klimmen ze

    omhoog. Bovenin de kolom aangekomen, zweven ze in de trekrichting weg, zonder met hun vleugels

    te slaan wel thermal soaring flight genoemd. Tijdens hun langzame daling leggen ze een grote

    afstand af, precies genoeg om een volgende luchtkolom te vinden waarin ze weer omhoog kunnen

    cirkelen. De trekroute van thermiekvliegers bestaat dus eigenlijk uit een aaneengesloten serie

    heteluchtkolommen. Zweven op thermiek is een goedkope manier van reizen: de vogels hoeven

    slechts te zweven en nauwelijks met hun vleugels te bewegen. Maar zweven op thermiek kan alleen

    overdag als de zon schijnt en is niet mogelijk boven zee, omdat daar geen opstijgende warme lucht

    voorkomt.

    Figuur 2 Opstijgen aan de hand van warmte (thermiek)

  • 11

    2.1.5 Zeilen op de zeewind

    Boven zee staat vrijwel altijd wind. Veel zeevogels maken gebruik van de energie van de wind om

    vooruit te komen. Glijdend op de wind ook wel gliding flight of dynamic soaring flight genoemd

    hoeven ze maar af en toe eens met hun vleugels te slaan. Deze vliegtechniek spaart energie en is

    enorm lang vol te houden. Zolang er wind staat kunnen de vogels blijven zweven. Sommige zeevogels

    zoals jan van genten, doen dat vaak maanden achtereen, zonder aan land te komen. Naast jan van

    genten benutten ook meeuwen en stormvogels de techniek van zeilen op de wind.

    De vleugels van deze vogels zijn heel stevig gebouwd. Ze moeten de klappen van de wind kunnen

    opvangen en ook bij storm hun werk blijven doen. Vlak boven de golven is de windkracht het grootst.

    De wind krijgt daar een versnelling en als een golf rijst wordt de windkracht omhoog gericht.

    Zeevogels vliegen niet met de wind mee, maar juist tegen de wind in. Ze zoeken de top van een golf

    uit om omhoog te stijgen en maken daarna een langzaam dalende glijvlucht naar de volgende golf die

    hen opnieuw omhoog zal stuwen.

    2.2 Hoogte en vliegsnelheid De meeste soorten trekvogels halen tijdens de trek een snelheid van 30 tot 40 kilometer per uur,

    steltlopers en sommige eenden kunnen zelf snelheden tot 80 kilometer per uur bereiken . De snelste

    trekvogels kunnen in drie dagen 5000 kilometer afleggen. Dit wil zeggen dat ze gemiddeld 69,5 km/h

    vliegen non-stop op 3 dagen. De vlieghoogte hangt veel van de wind af. In hogere luchtlagen is de

    windsterkte in het algemeen groter dan dichter bij de grond. Als vogels tegenwind ondervinden, gaan

    ze lager vlieger, omdat de wind daar zwakker is. Vaak vliegen ze dan op minder dan 100 meter

    hoogte. Hebben ze wind mee, dan kunnen vogels een grotere hoogte kiezen. De wind waait daar

    harder, dus met de wind in de rug gaan ze sneller vooruit. Dat is vooral van belang voor kleinere

    vogels, die op die manier sneller hun bestemming kunnen bereiken. Zangertjes en steltlopers kunnen

    wel tot op 4000 meter hoogte vliegen. Een bijkomend voordeel is dat ze op die hoogte minder te

    vrezen hebben van roofvogels. Grote zangvogels, eenden en ganzen vliegen lager, tot op 1500 meter

    hoogte. Thermiekvliegers vliegen tot waar de thermiek gaat, circa 2000 meter.

    Figuur 3 Zeilen op zeewind

  • 12

    2.3 Dag en nacht trekkers Trekvogels vermijden droogte en hitte door in de nacht te trekken. Overdag kunnen ze zich

    verschuilen in de bosjes en voedsel zoeken. De wind is meestal ook rustiger in de nacht. Daardoor

    bespaart trekken in de nacht energie. Wegens het ontbreken van jagende dagroofvogels is de nacht

    ook veiliger. Om deze redenen vliegen veel trekvogels 's nachts. Thermiekvliegers trekken overdag,

    omdat alleen dan thermiek is. In de nacht rusten ze uit in bomen of op de grond.

    2.4 Gevaren voor trekvogels Trekvogels maken geen reis voor het plezier! Ze moeten onderweg de vele stormen, roofdieren,

    concurrenten, ziekten en parasieten zien te overleven. Ze proberen de gevaren te ontwijken en

    passen hun trekroute daar soms op aan. Overigens, reizen is gevaarlijk, maar niet gevaarlijker dan

    thuisblijven.

    2.4.1 Storm, zijwind en winterperiode

    Storm is verreweg het grootste natuurlijke gevaar voor de trekvogels. Bij een naderende storm

    stellen ze hun tocht een paar dagen uit, en verschuilen ze zich in het bos of in de struiken. Maar een

    zware storm boven zee of een zandstorm tijdens het oversteken van de Sahara kan in n klap

    miljoenen trekvogels de dood injagen. Er zijn daar immers geen schuilmogelijkheden. Meestal

    merken vogels naderende depressies en stormen eerder op dan wij,omdat er dan minder insecten in

    de lucht zullen voorkomen, of omdat de luchtdruk zal veranderen. Gierzwaluwen vliegen in ruime

    bochten om depressies heen. Daar kunnen ze soms weken over doen. Harde zijwind brengt de vogels

    nogal eens uit de koers, dat is leuk voor vogelaars. Bij oostenwind in mei en augustus zijn er in

    Nederland/Belgi meer wespendieven, wouwen en roodpootvalken, die normaal oostelijk van

    Nederland blijven. Bij noordwestenwind zijn er veel zeevogels voor de kust, ook zeldzame

    exemplaren zoals de papegaaiduiker, die in onze streken vaak niet te zien is. Een koude

    winterperiode veroorzaakt koude-trek naar gebieden die nog ijs- of sneeuwvrij zijn. Dan trekken veel

    eenden, ganzen, scholeksters en kieviten van Nederland naar Frankrijk, waar ze dan de kans lopen

    om bejaagd te worden.

    2.4.2 Roofvijanden

    Trekvogels hebben als ze landen en uitrusten, en ook in de broedperiode, te maken met

    landroofdieren zoals vossen, poolvossen, jakhalzen, bunzings en slangen. Als de nesten vol liggen

    doen deze dieren zich tegoed aan de eieren. Vogels op trek rusten meestal in groepen: ze zijn dan

    veiliger dan alleen. In een vogelgroep zitten altijd zwakkere of minder oplettende exemplaren. Juist

    deze dieren worden vaak het slachtoffer van roofdieren. Op zee jagen zeehonden op vogels. Vooral

    de ringelrob is een vogeljager, maar andere zeehonden laten zo'n buitenkansje ook niet voorbijgaan

    Uitgeputte trekvogels die op zee uitrusten zijn voor deze dieren een makkelijke prooi en een

    welkome aanvulling op het menu van krabben en vis.

    Ook in de lucht zijn trekvogels niet veilig. Veel soorten roofvogels jagen op trekvogels. Er is in het

    Middellandse zeegebied een roofvogel die echt gespecialiseerd is in het jagen op trekkende

    zangvogels, de Eleonora's valk. Deze valk broedt extra laat om zijn jongen met trekkende zangvogels

    groot te kunnen brengen. In ons land is de sperwer een geduchte belager. Zo snel en wendbaar als hij

    is, weet hij veel trekvogels te pakken te krijgen.