Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van...

42
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Wetenschappelijke verhandeling LIESBETH BOONS MASTERPROEF EU-STUDIES PROMOTOR : DR. PETRA DEBUSSCHER COMMISSARIS : BREGT SAENEN COMMISSARIS : DR. FERDI DE VILLE ACADEMIEJAAR 2011 - 2012 VROUWELIJK ONDERNEMERSCHAP IN HET LICHT VAN EUROPA. Een evaluatie van het Europees beleid inzake vrouwelijk ondernemerschap. aantal woorden: 16 496

Transcript of Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van...

Page 1: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Wetenschappelijke verhandeling

LIESBETH BOONS

MASTERPROEF EU-STUDIES

PROMOTOR: DR. PETRA DEBUSSCHER

COMMISSARIS: BREGT SAENEN

COMMISSARIS: DR. FERDI DE VILLE

ACADEMIEJAAR 2011 - 2012

VROUWELIJK ONDERNEMERSCHAP IN HET LICHT VAN EUROPA.

Een evaluatie van het Europees beleid

inzake vrouwelijk ondernemerschap.

aantal woorden:

16 496

Page 2: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

2

“Met dank aan mijn promotor, Petra Debusscher, voor het delen van haar kritische blik op

gendergelijkheid.”

Liesbeth Boons

Page 3: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

3

Abstract

Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk ondernemerschapklimaat in

Europa. Aan de hand van de eerste onderzoeksvraag “is er sprake van een genderongelijkheid

in de Europese Unie” verklaart deze thesis, aan de hand van een literatuurstudie, of er een

asymmetrie is tussen mannelijk en vrouwelijk ondernemerschap. In principe zou dit niet zo

mogen zijn, aangezien de Europese Unie het principe van gendergelijkheid als één van haar

principale waarden uitdraagt en dit probeert na te streven via gendermainstreaming. Toch

wijst het literatuuronderzoek uit dat er een grote ‘gender gap’ is wat betreft ondernemerschap.

Daar waar mannen 70% van het ondernemerschap op zich nemen in Europa, is dit voor

vrouwen bijgevolg slechts 30%. Vrouwen sukkelen met heel grote menselijke, sociale en

financiële barrières die voor mannen heel wat kleiner zijn. Het literatuuronderzoek sluit dan

ook af met enkele beleidsaanbevelingen uit de literatuur die ondernemerschap bij vrouwen

zouden moeten stimuleren. Omdat het ratio vrouwen in ondernemerschap zo laag is in

Europa, gaat de tweede onderzoeksvraag, “is er binnen het Europese beleid rond

ondernemerschap plaats gemaakt voor vrouwelijk ondernemerschap” hier dieper op in. Aan

de hand van de Critical Frame Analysis worden enkele beleidsdocumenten geanalyseerd die

gepubliceerd zijn vanaf 2000, de officiële start van de promotie van ondernemerschap. De

analyse maakt duidelijk dat de documenten rond ondernemerschap veelal ‘gegenderd’ zijn

waarbij men een speciale focus legt op vrouwen, als één van de oplossingen om

ondernemerschap te promoten. De Commissie probeert gender equality na te streven rond het

thema ondernemerschap vanuit een economische oogpunt maar verliest daarbij de strategie

van gender mainstreaming uit het oog.

Page 4: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

4

Inhoud

1. Inleiding .............................................................................................................................. 6

2. Literatuuronderzoek ............................................................................................................ 8

2.1. Gendergelijkheid in de Europese Unie ........................................................................ 8

2.2. Definitie ondernemerschap ........................................................................................ 10

2.3. Algemeen ondernemerschapklimaat in Europa ......................................................... 10

2.3.1. Fases en profiel van ondernemerschap ............................................................... 12

2.4. Barrières voor ondernemerschap in Europa .............................................................. 15

2.5. Vrouwelijk ondernemerschap in de Europese Unie .................................................. 15

2.5.1. Profiel van de vrouwelijke, Europese ondernemer ............................................ 16

2.5.2. Determinanten die vrouwelijk ondernemerschap beïnvloeden .......................... 17

2.5.3. Barrières voor vrouwelijke ondernemers ........................................................... 20

2.6. Beleidsaanbevelingen ................................................................................................ 23

2.7. Conclusie literatuurstudie .......................................................................................... 25

3. Onderzoek ......................................................................................................................... 26

3.1. Onderzoeksopzet ....................................................................................................... 26

3.2. Verantwoording keuze beleidsdocumenten ............................................................... 26

3.3. Methodologie ............................................................................................................. 27

3.4. Analyse beleidsdocumenten ...................................................................................... 28

3.4.1. Green paper on Entrepreneurship van 2003 ....................................................... 28

3.4.2. The Small Business Act for Europe van 2008 .................................................. 30

3.4.3. Evaluation on Policy: promotion of women innovators and entrepreneurs van

2008 .................................................................................................................... 32

3.4.4. Europe 2020 strategy van 2010 .......................................................................... 33

3.5. Conclusie onderzoek .................................................................................................. 35

4. Algemeen Besluit .............................................................................................................. 37

BIBLIOGRAFIE ...................................................................................................................... 40

Page 5: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

5

Lijst van Figuren

Figuur 1: ondernemerschap fases en profiel………………………………………………….12

Figuur 2: samenvatting documentenanalyse………………………………………………….35

Page 6: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

6

1. Inleiding

De ondernemingscapaciteit in een economie is één van de sleuteldeterminanten voor

economische groei en productiviteitstoename. Toch zien we dat Europa het hier moeilijk mee

heeft. Een korte blik op het Europees ‘ondernemerschaplandschap’ toont duidelijk aan dat er

heel wat hiaten te vinden zijn. Eén van deze hiaten is de grote gender ongelijkheid die nog

steeds te vinden is binnen Europa. Ook al wordt het ondernemerschapklimaat de laatste jaren

gekenmerkt door een toename van vrouwelijke ondernemers toch zien we dat zij slechts zo’n

30 procent vertegenwoordigen van het totale ondernemerschap in Europa (Eurobarometer,

2009). Deze ongelijke balans is niet enkel oneerlijk ten opzichte van vrouwen maar het richt

ook een heel grote schade toe aan de Europese economie. Ondernemers en kmo’s vormen de

ruggengraat van de Europese economie en zeker nu, na jaren van economische crisis, heeft

deze nood aan sterke ondernemers om de economie terug op de rails te krijgen. Een uitspraak

van Antonio Tajani, vicepresident van de Europese commissie staaft dit: “Europe must build

on its small businesses. Supporting women entrepreneurs is essential to stimulating growth

since the entrepreneurial potential of women has not yet been fully exploited”. (Europese

commissie, 2011). Bovenstaande paragraaf is meteen ook de uitleg voor de maatschappelijke

relevantie van deze thesis, het legt immers de problemen bloot rond vrouwelijk

ondernemerschap die grote implicaties hebben voor de samenleving. Het is dan ook erg nuttig

naar dit onderwerp onderzoek uit te voeren.

Één van de voornaamste uitdagingen van de EU- lidstaten is de nood om het

ondernemerschap in eigen land een serieuze duw in de rug te geven wil men Europa terug op

het economische peil brengen van voor de economische crisis. Niet enkel de lidstaten maar

ook Europa speelt een erg belangrijke rol in het hele verhaal. Met haar Europa 2020 strategie

wil de commissie tegen 2020 van de EU een slimme, duurzame en inclusieve economie

maken. Dit betekent voor de EU en de lidstaten een grote samenwerking op het gebied van

productiviteit, werkgelegenheid en sociale samenhang.

Deze thesis maakt dan ook een grondige analyse van het ondernemerschapklimaat in Europa

met een bijzondere focus op vrouwelijk ondernemerschap en gaat in op het feit of er binnen

de ambitieuze doelstellingen van de Europese Unie plaats is gemaakt voor de stimulatie van

vrouwelijk ondernemerschap. De eerste onderzoeksvraag gaat dan ook in op de vraag of er in

de Europese Unie voldoende vrouwelijk ondernemerschap is en luidt “is er sprake van een

gender ongelijkheid in Europees ondernemerschap”. Aan de hand van het eerste gedeelte

van deze thesis, het literatuuronderzoek, zal hier een antwoord worden op geformuleerd. Een

kleine kanttekening dient te worden gemaakt. Het begrip ‘voldoende’ lijkt heel breed en

onnauwkeurig te zijn om te worden vermeld in een onderzoek. Dit ruime begrip wordt echter

gebruikt omdat een maatstaf rond ondernemerschap niet bestaat. Wanneer is er sprake van

‘voldoende’ ondernemerschap? Een paper over Eclectic ondernemerschap maakt duidelijk

dat “measurement and comparison of the level of entrepreneurship for different time periods

and countries is complicated by the absence of a universally agreed upon set of indicators”

(Tinbergen Institute, 2001). Ook de term gender wordt even onder de loep genomen. Het is

immers zo dat deze term door velen in de mond wordt genomen maar dat maar weinigen een

Page 7: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

7

concrete definitie van gender naar voor kunnen brengen. Volgens een gender policy review

kan het begrip als volgt worden omschreven:

‘Gender’ refers to the social (as opposed to the biological) characteristics of, and

relations between, the two sexes. ‘Gender’ is not a fixed and immutable feature of

humanity, but rather a series of socially ascribed and therefore contingent aspects of

social life. Since gender concerns the social development and identity of the two sexes

in relation to one another, gender is not, as is often supposed, simply the province of

women, women’s studies, or ‘women -friendly’ policies. It is often the case that the

term ‘gender’ is assumed to be interchangeable with ‘women’. Yet men, too, are the

recipients and shapers of gender relations, and therefore gender and gender equality

policies are as of much relevance to men as to women (Webster, 2003).

Voorgaand citaat maakt duidelijk dat in tegenstelling tot sekse, dat voortgaat op biologische

kenmerken, gender afhangt van sociale geconstrueerde verschillen. Het gaat hierbij over

vrouwelijkheid en mannelijkheid in plaats van ‘vrouw zijn’ en ‘man zijn’.

De tweede onderzoeksvraag gaat in op de vraag of er binnen het Europese beleid rond

ondernemerschap plaats is gemaakt voor vrouwelijk ondernemerschap. Het onderzoek, de

documentenanalyse, zal hier trachten een antwoord op te vinden. Een kijk op dit beleid zal

gebeuren met een ‘genderbril’, aan de hand van de Critical Frame Analysis. Wetenschappelijk

gezien heeft deze thesis dan ook een grote relevantie. Het gaat immers het Europees beleid

rond ondernemerschap gaan analyseren vanuit een genderperspectief (via CFA). Doordat dit

een relatief onontgonnen domein is, kan deze thesis een meerwaarde bieden aan

wetenschappelijke literatuur en onderzoek aangaande de relatie tussen ondernemerschap en

gender.

Page 8: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

8

2. Literatuuronderzoek

2.1.Gendergelijkheid in de Europese Unie

Vooraleer in te gaan op het concrete thema van deze thesis, vrouwelijk ondernemerschap in

de EU, is het van belang het kader rond gelijkheid van mannen en vrouwen in de Europese

Unie nader te bestuderen. Dit kader is zeker relevant omdat de inleiding reeds weer gaf dat er

een ongelijke balans te vinden is tussen enerzijds mannelijk en anderzijds vrouwelijk

ondernemerschap. Dit terwijl de Europese Unie prat gaat op gender equality. Een

uiteenzetting van de theorie rond gendergelijkheid is dan ook een meerwaarde wanneer een

thema wordt behandeld, zoals in deze thesis ondernemerschap, waarbij er een duidelijke kloof

valt waar te nemen tussen beide genders.

Sinds de vroege jaren zeventig zijn feministen in de EU aan het werk om gelijkheid tussen

mannen en vrouwen na te streven in onder andere de werkomgeving (Mazey, 2002). Wanneer

er wordt gesproken over gendergelijkheid, kan het begrip gender mainstreaming zeker niet

ontbreken. De introductie van gender mainstreaming in de EU heeft aan feministen de kans

gegeven beleidsinstrumenten die traditioneel ‘gender blind’ waren te ‘engenderen’. Laten we

dit uitgebreider uitleggen. Mainstreaming is een beleid dat door de Europese Unie is

aangenomen ‘to promote equality between men and women in all activities and policies at all

levels’ (Booth & Bennett, 2002). Mainstreaming als een instrument wordt vooral gebruikt om

gendergelijkheid te bevorderen, maar het is evenzeer van toepassing op andere gebieden van

ongelijkheid. Als een strategie, zien we dat gender mainstreaming voor het eerst op de

voorgrond kwam op Wereldconferentie over vrouwen van de Verenigde Naties in Nairobi, in

1985 (Booth & Bennett, 2002). Tien jaar later, in 1995, op de Wereldconferentie in Peking,

werd gender mainstreaming in het ‘Platform for Action’ opgenomen. Nationale staten gaven

hier hun steun aan. De Europese Commissie erkende op dat moment dat het toenmalige beleid

grote hiaten had inzake gendergelijkheid. Als gevolg hiervan werd in het vierde Actieplan

programma voor gelijke kansen tussen mannen en vrouwen het principe van het

mainstreamen van gelijkheid opgenomen. Het erkende dat er methoden moesten ontwikkeld

worden die zorgden voor integratie van gelijke kansen in alle beleid en activiteiten van de,

toen nog, Europese Gemeenschap. Gender mainstreaming werd op dat moment omschreven

als “the (re) organization, improvement, development and evalution of policy processes, so

that a gender equality perspective is incorporated in all policies at all levels and all stages, by

the actors normally involved in policymaking” (Booth & Bennett, 2002). Gender

mainstreaming kan omschreven worden als een relatief nieuw begrip aangezien het pas sinds

1995 werd geïncorporeerd in het Europese beleid. De vraag die we ons kunnen stellen is, hoe

het dan gesteld was met gendergelijkheid voor deze periode? Auteurs Bennett en Booth

stellen dat historische gezien de politieke campagnes voor gendergelijkheid kunnen opgedeeld

worden in drie verschillende golven van feminisme (door de auteurs wordt dit omschreven als

the three-legged equality stool). Een uitleg van deze drie golven is zeker relevant omdat het

huidige principe van gender mainstreaming gestoeld is op de drie golven die elk gepaard gaan

met een ander perspectief op gelijkheid tussen mannen en vrouwen. Een eerste golf van

feminisme zien we vanaf de het jaar 1918. Deze periode wordt gekenmerkt door acties die

Page 9: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

9

vrouwen dezelfde rechten en kansen geven als mannen in de publieke sfeer, denken we hierbij

aan bijvoorbeeld stemrecht. Deze eerste fase wordt dan ook omschreven als the equal

treatment perspective. De tweede fase die van start ging in de jaren zestig wordt gekenmerkt

door een andere benadering. In deze fase worden vrouwen gezien als een benadeelde groep

die specifieke behandeling vereist en geïnstitutionaliseerd is om voorgaande discriminatie te

counteren. Deze fase wordt het women’s perspective genoemd. De laatste fase, het gender

perspective, erkent de verschillen tussen mannen en vrouwen en steunt acties die als doel

hebben de organisatie van de samenleving te transformeren tot een eerlijkere verdeling van

menselijke verantwoordelijkheden.

Auteurs Stigter en Verheul gaan in hun uiteenzetting over ondernemerschap gender

mainstreaming nogmaals opdelen in vijf verschillende fasen (Verheul & Stigter, 2003). Zo

funderen zij dat bij het vergelijken van de ontwikkelingen in vrouwelijk en mannelijk

ondernemerschap voorzichtigheid is geboden door de verschillende generaties ondernemers

die er bestaan. Zij beschrijven mainstreaming “als het proces waarbij vrouwen steeds verder

doordringen in verschillende delen van de maatschappij” (Verheul & Stigter, 2003). Een

eerste fase in het mainstreaming proces gaat gepaard met de erkenning van ongelijkheid in

mogelijkheden. De tweede fase legt de nadruk op gelijkheid in formele wet- en regelgeving en

de verwijdering van materiële ongelijkheid. Een derde fase gaat in op culturele verandering.

Concreet pakt men in deze fase de stereotypen aan. Een vierde fase omvat het tenietdoen van

ongelijkheid in activiteiten en taken. Vrouwen treden binnen in sectoren die voordien enkel

door mannen werden beheerd. Een vijfde fase luidt de totale maatschappelijke gelijkheid in,

die volgens beide auteurs nog niet bereikt is.

Dat gendergelijkheid een belangrijk punt is op de Europese agenda, zien we ondermeer aan de

initiatieven die het op dit vlak neemt. Zo is er door de Europese Commissie een strategie

uitgewerkt die de gelijkheid tussen mannen en vrouwen moet bevorderen in de periode 2010-

2015 (Europese Commissie, 2010). Deze strategie omvat ondermeer de prioriteiten die zijn

vastgelegd in het Women’s Charter. In deze strategie is een paragraaf besteed aan

ondernemerschap, onder de titel gelijke economische zelfstandigheid. In de strategie wordt

het volgende gezegd over gendergelijkheid en ondernemerschap: “Het percentage vrouwelijke

ondernemers is met 33% (30% bij starters) niet optimaal en de meeste vrouwen beschouwen

het ondernemerschap nog steeds niet als een relevante loopbaanoptie. De uitvoering van de

herziene richtlijn inzake zelfstandig werkzame vrouwen moet een belangrijke drempel voor

het vrouwelijk ondernemerschap wegnemen. Jonge vrouwen moeten ook profiteren van de

groeiende nadruk op ondernemerschap als een van de basisvaardigheden die scholen alle

leerlingen moeten bijbrengen, hetgeen een onderdeel is van het kerninitiatief Jeugd in

beweging” (Europese Commissie, 2010). Deze paragraaf maakt duidelijk dat de EU inziet dat

vrouwelijk ondernemerschap dient te worden verbeterd vanuit het genderperspectief. Of dat

zich ook vertaald in het effectieve Europese beleid rond ondernemerschap zal blijken uit de

resultaten van deze thesis.

Page 10: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

10

2.2.Definitie ondernemerschap

Ondanks het feit dat er reeds jaren onderzoek wordt gevoerd naar ondernemerschap, is er toch

nog geen algemeen aanvaarde definitie van een ondernemer. De Global Entrepreneurship

Monitor van 2010 (Kelley, Bosma, & Amoros, 2011) geeft aan in een citaat van Tony

Falkenstein, een belangrijke Nieuw-Zeelandse ondernemer, dat de definitie van

ondernemerschap een bewegend begrip is. Het opstarten van een zaak maakt een persoon niet

noodzakelijk een ondernemer. Het grote verschil zit erin dat ondernemers ‘noden creëren’

terwijl zakenlui ‘noden bevredigen’. Het gaat hier om een persoonlijke visie maar het geeft

wel aan dat het inderdaad niet zo eenvoudig is een definitie van ‘ondernemerschap’ en ‘de

ondernemer’ vast te leggen.

Deze thesis maakt gebruik van de definitie van de OESO die in vele documenten over

ondernemerschap als maatstaf wordt gebruikt. De Istanbul conferentie van de OESO over

kmo’s en ondernemerschap van 2004 maakt immers sterke aanbevelingen meer en betere

data over ondernemerschap te ontwikkelen (European Commission, DG Enterprise &

Industry, 2008). Hiervoor was het natuurlijk nodig een coherente definitie te vinden rond het

thema. In 2006 lanceerde de OESO en Eurostat dan ook een definitie in het kader van hun

Entrepreneurship Indicators Programme (EIP). In een werkstuk van de OESO uit 2008

worden ondernemers beschreven als “those persons (business owners) who seek to generate

value, through creation or expansion of economic activity, by identifying and exploiting new

products, processes or markets.” (Ahmad & Seymour, 2008). Ook voor ondernemerschap

heeft dit rapport een definitie: “ Entrepreneurship is the phenomena associated with

entrepreneurial activity, which is the enterprising human action in pursuit of the generation

of value, through the creation or expansion of economic activity, by identifying and exploiting

new products, processes or markets” (Ahmad & Seymour, 2008).

De Europese Commissie heeft in één van haar rapporten zelfs een specifieke definitie voor

vrouwelijk ondernemerschap beschreven. De Commissie omschrijft de vrouwelijke

ondernemer als: “woman who has created a business in which she has a majority

shareholding and who takes an active interest in the decision-making, risk-taking and day-

today management.” (Galindo & Ribeiro, 2012)

2.3. Algemeen ondernemerschapklimaat in Europa

Wat is de rol van ondernemers in de economie? GEM onderzoek (Kelley, Bosma, & Amoros,

2011) wijst erop dat de meeste academici en beleidsmakers het erover eens zijn dat

ondernemerschap een cruciaal element is in de ontwikkeling en het welzijn van een

samenleving. Ondernemers zijn de drijvende kracht achter de creatie van jobs, het

ontwikkelen van nieuwe innovaties, het versnellen van structurele veranderingen in de

economie,… Ondernemerschap kan dus gezien worden als een katalysator voor economische

groei en nationale concurrentievermogen. Nationale en EU-instellingen zijn zich dan ook

bewust van de voordelen die de promotie van ondernemerschap zou hebben voor Europa

Page 11: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

11

(Galindo & Ribeiro, 2012). In de laatste tien jaar is één van de grootste EU-uitdagingen dan

ook de bevordering van ondernemerschap geweest. Ondernemerschap in Europa richt zich

vooral naar de kmo’s omdat deze het gros van de ondernemingen in Europa uitmaken

(EUROSTAT, 2011). In 2007 vertegenwoordigden 21 miljoen kmo’s zo’n 99.8 procent van

de ondernemingen in de economie. De Europese Commissie probeert dan ook succesvol

ondernemerschap te promoten en de omgeving voor kmo’s te verbeteren zodat hun volledige

potentieel kan benut worden in de Europese economie.

Ondanks het feit dat de EU wel het belang van ondernemerschap inziet is het dynamisme in

ondernemerschap toch veel kleiner in Europa dan in bijvoorbeeld de Verenigde Staten. EU-

burgers zijn ongeveer gelijk verdeeld wanneer het aankomt op de keuze tussen zelfstandig

ondernemerschap of status van werknemer (Gallup Organization, 2010). Vijfenveertig procent

verkiest het eerste, 49 procent verkiest de tweede optie. Ondanks deze ongeveer gelijke cijfers

zien we toch een grote variatie tussen landen. Waar in Slovakije slechts zo’n 26 procent

zelfstandig ondernemer wil zijn, is dit cijfer voor Cyprus 66 procent. Toch zien we dat in 18

van de 27 lidstaten de keuze valt voor een werknemersstatus. Een blik op de periode 2000-

2009, toont dat er ingrijpende veranderingen zijn gebeurd binnen de EU lidstaten. Wanneer

we bijvoorbeeld kijken naar Portugal, zien we dat de preferentie voor ondernemerschap in

2009 met zo’n 20 procent is gedaald sinds 2002. Vijftig procent van de EU-burgers is van

mening dat ‘iemand geen bedrijf mag opstarten zolang er een risico is dat het kan mislukken’

(Gallup Organization, 2010).

De Global Entrepreneurship Monitor 2010 (Kelley, Bosma, & Amoros, 2011) maakt een

onderscheid tussen drie verschillende soorten van economieën. Zo maakt het een distinctie

tussen factor-driven, efficiency-driven en innovation-driven economieën. Wanneer we kijken

naar de zevenentwintig lidstaten van de Europese Unie, dan zien we dat Europa verdeeld is

tussen enerzijds de efficiëntiegedreven economieën en anderzijds de innovatiegerichte

economieën. De factor-driven economieën situeren zich vooral in Afrika, Azië en Zuid-

Amerika. Waar de eerste categorie vooral wordt gedomineerd door de aanwezigheid van een

grote industrialisatie, grote bedrijven,… richt de tweede categorie zich vooral op onderzoek &

ontwikkeling en een uitbreiding van de dienstensector.

Volgende opsomming geeft een weergave van de EU-27 in een opdeling tussen

efficiëntiegedreven economieën en innovatiegerichte economieën (eigen samenstelling op

basis van de GEM cijfers 2010 en 2011)1. Onder de efficiëntiegedreven gedreven economieën

kunnen we volgende landen onderscheiden: Hongarije, Letland, Roemenië, Litouwen,Polen

en Slovakije. De innovatiegerichte economieën in Europa zijn: België, Tsjechië,

Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Ierland, Nederland, Portugal,

Slovenië, Spanje, Zweden en het Verenigd Koninkrijk.

Om een beter inzicht te krijgen in ondernemerschap is het noodzakelijk in deze thesis een

grondige evaluatie te maken van het begrip vooraleer over te gaan naar de specifieke focus,

vrouwelijk ondernemerschap.

1 Het GEM rapport heeft de Europese landen Bulgarije, Cyprus, Estland, Italië, Luxemburg en Malta niet

opgenomen in het rapport en staan dan ook niet vermeld in de opsomming.

Page 12: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

12

2.3.1. Fases en profiel van ondernemerschap

Figuur 1: ondernemerschap fases en profiel (Kelley, Singer, & Herrington, 2012)

Deze figuur is overgenomen van het GEM Global Report van 2011 omdat het een mooie

weergave geeft van de hele ondernemerschapcyclus. Het maakt enerzijds een onderscheid

tussen de verschillende fases waar een onderneming in terecht komt en anderzijds het profiel

van de ondernemer, opgedeeld in inclusiviteit, industrie en impact.

Fases in ondernemerschap

Het is belangrijk ondernemerschap op te delen in verschillende fasen omdat elke fase om een

ander beleid vraagt (Kelley, Bosma, & Amoros, 2011). Deze fasenbenadering (met daarin

potentieel ondernemerschap, early-stage ondernemerschap, en gevestigd ondernemerschap)

zorgt ervoor dat er een grondige evaluatie kan gemaakt worden van de staat waarin

ondernemerschap zich bevindt, dit in correlatie met de verschillende fasen waarin een

samenleving zich bevindt. Om dit te verduidelijken halen we een voorbeeld aan: het is niet

omdat een samenleving een groot aantal potentiële ondernemers heeft dat zich dat ook

automatisch zal vertalen in een groot aandeel gevestigde ondernemers. Verschillende

omgevingsfactoren kunnen hiervoor aan de basis liggen. Het is dus cruciaal dat er een

opdeling wordt gemaakt tussen de drie fases.

Ondernemerschap start daar waar er potentiële ondernemers zijn (Kelley, Bosma, & Amoros,

2011). Het gaat om individuen die wel of niet als ondernemer aan de slag zullen gaan maar

die allen gemeenschappelijk hebben dat ze de overtuiging en bekwaamheid hebben dit te

doen. Wanneer we kijken naar het soort economie waar het meest potentieel ondernemerschap

voorkomt, zien we dat is in de factorgedreven economieën is zoals bijvoorbeeld Angola en

Iran. Op het eerste gezicht lijkt zo’n vaststelling vreemd maar de verklaring voor deze

vaststelling ligt in het feit dat de factorgedreven economieën vooral ondernemerschap kennen

in de sector van consumentengerelateerde goederen. Daar waar de innovatiegedreven

economieën voornamelijk ondernemerschap kennen in de dienstensector en innovatie en daar

de drempel hoger ligt om te gaan ondernemen.

Verscheidene Europese landen die getroffen werden door de economische crisis (Griekenland,

Spanje,…) vertonen heel lage cijfers wanneer er wordt gekeken naar de perceptie die men

Page 13: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

13

heeft over de mogelijkheid een zaak te starten. Percepties kunnen een zeer belangrijke

negatieve of positieve invloed hebben op het ondernemerschapquotiënt van een bepaalde

economie. Wanneer er een negatieve perceptie is over ondernemerschap dan zal deze

economie in veel gevallen ook een laag cijfer kennen inzake ondernemerschap. We kunnen

deze logica ook omdraaien, daar waar er een positieve perceptie is tegenover

ondernemerschap zal dit ondernemerschapquotiënt ook hoog zijn. Zo wordt in de GEM studie

van 2010 vermeld dat in factorgedreven economieën, die in voorgaande tekst gekenmerkt

werden door een hoog potentieel aantal ondernemers, de perceptie ten opzichte van

ondernemers zeer positief is. De perceptie draait vooral rond de status van de ondernemer en

de aantrekkelijkheid van het ondernemen. De innovatiegedreven economieën (die in Europa

het economisch landschap bepalen) hebben een eerder negatieve perceptie over ondernemers

en ondernemerschap (Kelley, Bosma, & Amoros, 2011).

De tweede fase in het ondernemerschaptraject is de Total Early-Stage entrepreneurship

(TEA) (Kelley, Bosma, & Amoros, 2011). Deze fase omvat personen die actief betrokken zijn

bij het opstarten van een zaak, of in de fase die voorafgaat aan het ontstaan van een bedrijf

(nascent entrepreneur), of actief zijn in de fase na het ontstaan van een bedrijf tot een

jaarspanne van drie en een half jaar. Zowel de efficiëntie- als innovatiegedreven economieën

(die in de EU domineren) zagen in 2011 een stijging met ongeveer een 22 tot 25 %. Als

voornaamste oorzaak voor deze verbetering wordt het verhoogd aandeel in nascent

entrepreneurship weergegeven.

Als laatste fase vermelden we het gevestigd ondernemerschap (Kelley, Singer, &

Herrington, 2012). Gevestigd ondernemerschap heeft een belangrijke functie in de

maatschappij. Het creëert werkgelegenheid en stabiliteit voor een samenleving. Het aandeel

dat gevestigd ondernemerschap inneemt in de maatschappij geeft een goede indicatie van de

duurzaamheid van ondernemerschap in een bepaalde economie. Het TEA niveau daalt

naarmate het ontwikkelingsniveau van een economie stijgt. Zo zien we dat factorgedreven

economieën minder gevestigde ondernemers hebben dan efficiëntiegedreven economieën. De

innovatiegedreven economieën worden gekenmerkt door het hoogste aandeel gevestigde

ondernemers.

Het profiel van de Europese ondernemer

Een eerste kenmerk van de Europese ondernemer is dat het meestal gaat om een man (Galindo

& Ribeiro, 2012). Mannen maken grofweg zo’n 70 procent uit van het aantal ondernemers in

Europa en bijgevolg maken vrouwen slechts zo’n 30 procent uit van het totaal aantal

ondernemers in Europa. Dit feit beklemtoont opnieuw de nood om vrouwelijk participatie op

het vlak van ondernemen te stimuleren binnen de EU. Sinds de uitbreiding van 15 naar 27

lidstaten zag het ondernemerschap een lichte stijging maar toch is het aandeel vrouwen in

ondernemerschap ondermaats. In het algemeen kan gezegd worden dat het in de

innovatiegerichte economieën is dat vrouwen het kleinste aandeel hebben in ondernemerschap

(in volgend hoofdstuk wordt dieper ingegaan op vrouwelijk ondernemerschap).

Een blik op de leeftijd van ondernemers toont dat, voor de innovatiegerichte economieën, de

ondernemers zich vooral concentreren in de leeftijdsgroep 25-54 jarigen (Kelley, Bosma, &

Page 14: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

14

Amoros, 2011). Enerzijds kan dit verklaard worden door het feit dat steeds meer jongeren

hogere studies aangaan die minimaal drie jaar in beslag nemen en dan ook pas in

ondernemerschap kunnen terecht komen vanaf 21jarige leeftijd. Langs de andere kant zien we

dat er in Europa goede pensioenregelingen zijn die oudere leeftijdscategorieën dan ook niet

meer in ondernemerschap duwen. Dit maakt dat men vooral in de leeftijdscategorie 25-54

jarigen ondernemers terugvindt.

Wanneer we kijken naar de sectoren waarin ondernemers actief zijn zien we een kleine kloof

tussen enerzijds de Oost-Europese landen en anderzijds de West-Europese landen. Waar

Oost-Europa (de efficiëntiegedreven economieën) vooral gedomineerd wordt door sectoren

gerelateerd aan consumentenproducten zien we dat in West-Europa (de innovatiegerichte

economieën) er vooral een grote dominantie is van de dienstensector. De dominantie van de

dienstensector in West-Europa kan verklaard worden door het feit dat deze sector steunt op

personen met een hoge onderwijsgraad, wat in West-Europa zeker beschikbaar is (Kelley,

Bosma, & Amoros, 2011).

In vele literatuur over ondernemerschap wordt een onderscheid gemaakt tussen die

ondernemers die ondernemerschap zien als een noodzaak ( necessity-driven ) en deze die

ondernemen zien als een opportuniteit ( opportunity-driven ). Deze beiden categorieën

worden geassocieerd met enerzijds de pull- factoren en anderzijds de push- factoren van

ondernemerschap (Bhola, Verheul, Thurik, & Grilo, 2006). Een ondernemer kan in

ondernemerschap geduwd worden omdat er geen beter alternatief voor handen is, hier spelen

de push- factoren een grote rol. Ontevredenheid met de huidige situatie is hierbij een sterke

factor. De ondernemer kan echter ook kiezen voor ondernemerschap omdat het hierin

opportuniteit ziet, hierbij spelen de pull- factoren. Uit het onderzoek van Eurobarometer komt

naar voor dat in de EU, 55% van diegenen die een zaak starten dit doen omdat ze

opportuniteit zien, 28% start een onderneming uit noodzaak (Gallup Organization, 2010).

Zo’n 11% antwoordde dat zowel push- als pull- factoren een rol speelden bij de beslissing een

onderneming op te starten. Europese landen die vooral gedomineerd worden door de pull-

factoren om een onderneming te starten zijn onder andere Denemarken, Nederland, België,

Finland en Zweden. Langs de andere kant zijn er landen zoals Estland, Bulgarije en

Griekenland waar slechts vier op de tien respondenten antwoordden dat opportuniteit de

drijvende factor was voor het oprichten van een zaak. Een kijk op de demografische factoren

toont dat het vooral jonge ondernemers zijn die opportuniteit zien in het starten van een

onderneming. Oudere respondenten en lager geschoolde respondenten erkenden vooral dat zij

een zaak hadden opgestart vanuit een bepaalde ontevredenheid met de huidige situatie en dus

uit noodzaak. Het verschil tussen beide vormen van ondernemen heeft een zekere

belangrijkheid, het is immers zo dat ondernemers die gedreven worden door push- factoren

vooral voorkomen in landen met een zwakke economische ontwikkeling, met beperkte sociale

zekerheid en met weinig verantwoordelijkheden voor vrouwen in de samenleving (Ministerie

van de Vlaamse Gemeenschap, ESF-agentschap, Administratie werkgelegenheid, 2004). Het

is dus vooral van belang die ondernemers die aangemoedigd worden door pull- factoren te

gaan stimuleren.

Page 15: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

15

2.4.Barrières voor ondernemerschap in Europa

In Europa zijn er heel wat barrières bij het opstarten van een nieuwe onderneming. Als een

van de belangrijkste barrières wordt het gebrek aan de nodige financiële ondersteuning

vermeld, de complexe administratieve procedures, en de problemen die men tegenkomt in de

zoektocht naar adequate informatie (Galindo & Ribeiro, 2012). Voorgaande aspecten zien we

ook terugkomen in een rapport van ADRIMAG (Martins, 2004). In het rapport maakt men

een onderscheid tussen regelgevende barrières, culturele en sociale barrières en financiële en

economische barrières. Deze obstakels zijn voor zowel mannelijke als vrouwelijke

ondernemers van toepassing. Volgens het rapport is er voldoende bewijs dat deze obstakels

een negatieve invloed hebben op ondernemerschap. Er wordt niet verder uitgebreid over deze

algemene barrières omdat we in onderstaande tekst dieper ingaan op de barrières waar

specifiek vrouwen met te kampen krijgen.

2.5.Vrouwelijk ondernemerschap in de Europese Unie

Nu het algemene ondernemerschapklimaat onder de loep is genomen, kan worden overgegaan

naar vrouwelijk ondernemerschap. Volgens een rapport van de OESO is het cruciaal dat

vrouwelijk ondernemerschap wordt bestudeerd omwille van twee redenen (OECD, 2004). De

eerste reden is reeds in voorgaande tekst vermeld, vrouwelijk ondernemerschap wordt de

laatste jaren steeds meer erkent als een belangrijke bron voor economische groei, door het

groot potentieel dat het heeft. Vrouwelijke ondernemers bieden de samenleving andere

oplossingen voor management, organisatie en zakelijke problemen. Een tweede reden die

wordt aangehaald is dat het onderwerp ‘vrouwelijk ondernemerschap’ grotendeels wordt

genegeerd in zowel de samenleving als in sociale wetenschappen. Beleidskeuzes en

programma’s voor de stimulatie van ondernemerschap hebben de neiging “men-streamed” te

zijn en houden geen rekening met de specifieke noden die vrouwelijke ondernemers hebben.

Dit in groot contrast met het gender mainstreaming discours dat de laatste vijftien jaar

domineert in Europa. Door deze “men-streaming” zijn de kansen voor mannen en vrouwen

inzake ondernemerschap nog steeds niet gelijk (OECD, 2004).

In het GEM rapport 2010 (Kelley, Brush, Greene, & Lytovski, 2011) dat zich concentreert op

vrouwelijk ondernemerschap komen volgende cijfers naar voor: van de negenenvijftig landen

die onderzocht werden en die ruim de helft van de wereldbevolking en vierentachtig procent

van het BBP uitmaken, is zo’n 104 miljoen vrouwen zelfstandig ondernemer. Desondanks

tonen de GEM resultaten van 2011 aan (Kelley, Singer, & Herrington, 2012) dat slechts in

acht van de vierenvijftig onderzochte economieën er een evenwicht bestaat tussen het

ondernemerschap van mannen en vrouwen. In de rest van de economieën valt een veel grotere

discrepantie waar te nemen tussen enerzijds vrouwelijk en anderzijds mannelijk

ondernemershap. Het ratio van vrouwelijke ondernemers ligt hier veel lager en deze ballon

gaat ook op voor de algemene cijfers van de Europese Unie. GEM (Kelley, Brush, Greene, &

Lytovski, 2011) geeft aanduidingen dat het vooral in de factor-driven economieën zijn dat er

kansen worden gecreëerd voor vrouwelijke ondernemers. Een blik op de perceptie die

Page 16: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

16

vrouwen hebben over de kansen die ze krijgen als ondernemer toont aan dat in de

economieën gedreven door efficiëntie de perceptie positief is. Maar in economieën gedreven

door innovatie, die in het Europese landschap domineren, is de perceptie van vrouwen minder

positief. Hier is de perceptie dat kansen voor vrouwen slechts marginaal verbeteren of zelfs

verslechteren.

Toch duiden steeds meer bronnen erop dat vrouwelijk ondernemerschap als zeer belangrijk

moet worden beschouwd voor de ontwikkeling van een economie. Volgens Verheul (Verheul,

2006) is dit niet enkel zo omdat ze werkgelegenheid en economische groei stimuleren, net

zoals de mannelijke ondernemers, maar vooral omdat zij een bijdrage leveren in de diversiteit

van ondernemerschap in het economische proces (zoals reeds staat vermeld in voorgaande

tekst). Verheul wijst erop dat vrouwelijke en mannelijke ondernemers zich van elkaar

onderscheiden door een ander persoonlijk en zakelijk profiel. Zo zouden vrouwen zich vooral

in andere sectoren gaan concentreren, ontwikkelen ze andere producten, streven andere doelen

na,…

2.5.1. Profiel van de vrouwelijke, Europese ondernemer

Een rapport ‘women in Business and in Decision- Making’ van Eurochambers geeft een heel

goed beeld van de kenmerken van vrouwelijke ondernemers in Europa2. Samengevat zien we

dat vrouwelijke ondernemers in Europa hoger onderwijs hebben genoten en dat de meeste

vrouwen een kleine onderneming starten die zij voor de leeftijd van 35 oprichten na ervaring

te hebben opgedaan vanuit een werknemerspositie (Eurochambres, 2004). Wat betreft de

gezinssituatie wordt duidelijk dat de meeste Europese ondernemers getrouwd zijn en kinderen

hebben. Het belangrijkste argument dat wordt aangehaald om als ondernemer te starten is de

drang om zelf beslissingen te kunnen nemen en een bepaalde vrijheid te genereren. Een

vrouwelijke ondernemer besteedt ongeveer achtenveertig uur per week aan haar onderneming.

Laten we voorgaande profielkenmerken even uitgebreider bekijken.

TYPE ONDERNEMINGEN. Volgens het rapport van Eurochambres starten de meeste

vrouwelijke ondernemers (87.4 %) een kleine onderneming op die 1 tot 9 werknemers telt

(Eurochambres, 2004). Ondernemingen die 10 tot 49 werknemers tellen beslaan 10 %

aandeel. Vrouwelijke ondernemers met grote ondernemingen van 50 tot 249 werknemers en

meer dan 250 werknemers zijn schaars, met respectievelijk 2% en 0.5%. Deze cijfers zijn in

elk Europees land ongeveer gelijk met uitzondering van Polen, waar er meer vrouwen zijn

met ondernemingen die 10 tot 49 werknemers tellen (50%).

Wanneer we kijken naar de sectoren is het opmerkelijk dat er voor vrouwelijke ondernemers

een veel grotere sectorale concentratie is dan voor mannelijke ondernemers (Eurostat, 2007)3.

Bijna een derde van de vrouwelijke ondernemers (met werknemers) was in 2005 actief in de

distributiesector. Dit is beduidend meer dan het aantal vrouwen dat in deze sector werkt als

werknemer. De overige vrouwelijke ondernemers vinden we terug in enerzijds de financiële

2 Het hier om een onderzoek uit 2004 en is dan bijgevolg een onderzoek onder de EU-25 lidstaten. Roemenië en

Bulgarije zijn dan ook niet opgenomen in het onderzoek. 3 Hierbij moet worden vermeld dat de sectorale concentratie onderzocht is bij ondernemers met werkgevers.

Ondernemers zonder personeel vallen hier buiten.

Page 17: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

17

en business diensten (16%) en anderzijds in de horeca, zorg en persoonlijke diensten (14%).

Volgens Eurostat zijn mannen veel minder geconcentreerd in deze sectoren, behalve voor de

financiële en business diensten. Bij mannen zien we dat 35% van de ondernemers zich in de

zware industrie en constructie bevinden. Hier is het aandeel vrouwen slechts 14%. Deze

cijfers zijn ongeveer gelijk voor alle EU-lidstaten.

ONDERWIJS ACHTERGROND. De gemiddelde Europese, vrouwelijke ondernemer is in

het bezit van een diploma hoger onderwijs (Eurochambres, 2004). Het is zelfs zo dat een

ruime 43% in het bezit is van een universitair diploma. Een kleine 40% is in het bezit van een

hoger niet-universitair diploma en zo’n 17% van de vrouwelijke ondernemers heeft een

diploma basisonderwijs in handen. Het is zelfs zo dat vrouwen over het algemeen over een

hoger diploma beschikken dan mannelijke ondernemers (SEIN, 2004).Waar de cijfers voor

het type onderneming in alle Europese landen ongeveer gelijklopen, zien we dat in deze

categorie er grote variaties zijn tussen de landen (Eurochambres, 2004). Waar bijvoorbeeld

Hongarije en Malta een ondernemerschapklimaat kennen dat bijna volledig gedomineerd is

door vrouwen met een universitaire opleiding zien we dat bijvoorbeeld in Griekenland en

Italië minder dan 50% van de vrouwelijke ondernemers een universitaire opleiding genoot.

GEZINSSITUATIE. Een blik op de gezinssituatie van de vrouwelijke, Europese ondernemer

toont dat een grote meerderheid van de ondernemers zowel een partner als kinderen hebben,

respectievelijk 76.3 en 74.2% (Eurochambres, 2004). Wat betreft het hebben van een partner

wijken België en Hongarije wat af. Ook het hebben van kinderen is in elk Europees land

ongeveer gelijk, behalve in Duitsland, waar 60 % van de vrouwelijke ondernemers geen

kinderen heeft. Ondanks het feit dat de meeste vrouwelijke ondernemers kinderen en een

partner hebben, hebben ze toch geen hulp in het huishouden (56.6%). Ook bij deze

determinant variëren de cijfers van land tot land. Waar in Finland slechts 20% van de

vrouwen hulp krijgt in het huishouden, is dit voor Malta bijna 100%. Hier komt dan ook nog

bij dat ruim 60% van de vrouwelijke ondernemers meer dan 48 uur spenderen aan hun

onderneming per week ondanks de zorg voor het huishouden.

LEEFTIJD. 70% van de onderzochte ondernemers hebben hun onderneming opgestart voor

de leeftijd van 35jaar (Eurochambres, 2004). Een klein aandeel van de vrouwen starten in een

latere fase een onderneming. De cijfers zijn in ongeveer alle Europese landen gelijk.

Vrouwelijke ondernemers hebben verschillende redenen om ondernemer te worden. Een groot

deel van de ondernemers argumenteert dat ‘het maken van eigen beslissingen’ een van de

hoofdmotieven is om een onderneming te starten. Daarnaast zien we ook nog motieven als

‘meer geld verdienen’, ‘zelfontplooiing’,…

2.5.2. Determinanten die vrouwelijk ondernemerschap beïnvloeden

Volgens Brush (in Van Molle & Heyrman) creëert de kruising van gender en

ondernemerschap een specifieke situatie voor de vrouwelijke ondernemer (Van Molle &

Heyrman, 2001). Mannelijke en vrouwelijke ondernemers vertonen in dezelfde sector meer

gelijkenissen met elkaar dan hun niet-ondernemende seksegenoten, toch zorgt een mix van

maatschappelijke verwachtingen rond gender voor verschillen. Volgens Bush belanden

Page 18: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

18

vrouwen in ondernemerschap met een ander soort menselijk en sociaal kapitaal dan hun

mannelijke soortgenoten (dit zal later in de thesis ook aan bod komen), omwille van de nog

steeds heersende structuren en verwachtingen inzake opleiding, arbeid en gezin. Vrouwen en

mannen hebben elk een eigen unieke combinatie van sociaal en menselijk kapitaal, die

gedeeltelijk de genderrelaties in de brede samenleving weerspiegelen. De ‘mix van

maatschappelijke verwachtingen’ kan ook ruim vertaald worden als stereotypes. Uit een

onderzoek aan de universiteit van Missouri kwam naar voor dat stereotypes veelal mee

bepalen of mannen en vrouwen al dan niet ondernemerschap nastreven als een carrière optie

(University of Missouri-Columbia, 2008). Volgens Professor Turban, die meewerkte aan het

onderzoek, kan perceptie de beslissing om te gaan ondernemen verminderen. Hij stelt dat de

ene sekse niet beter gekwalificeerd is om te ondernemen dan de andere, maar desondanks,

wordt ondernemerschap vanuit een stereotiep denken geassocieerd met mannelijke

eigenschappen. Dit beïnvloedt de intenties van mensen om ondernemerschap als carrière

mogelijkheid te kiezen. In het onderzoek kwam als voornaamste bevinding naar voor dat

zowel mannen als vrouwen gelijke intenties tot ondernemerschap tonen wanneer

ondernemerschap gender neutraal zou zijn. Ook andere wetenschappelijke artikelen komen

met de these van stereotypen naar voor als zouden die ondernemerschap beïnvloeden. Zo

haalt Nada Kobeissi aan dat in verschillende culturen stereotypes nog steeds verscheidene

jobs categoriseren als ‘meer gepast voor een man’ (Kobeissi, 2010). Mannen krijgen nog

steeds kenmerken opgeplakt als ‘assertief’ en ‘onafhankelijk’ en deze worden in het algemeen

geassocieerd met ondernemerschap. Woorden die met vrouwen geassocieerd worden, komen

heel weinig naar voor in de ondernemerschap discussie.

In een paper van Verheul, Van Stel en Thurik worden verschillende determinanten aangehaald

die het (vrouwelijk) ondernemerschap beïnvloeden. Deze zijn gebaseerd op cijfers van GEM

en omvatten dan ook alle Europese landen. De auteurs maken een onderscheid tussen

volgende categorieën van determinanten: economische factoren, demografische factoren en

institutionele factoren. (Verheul, Van Stel, & Thurik, 2006). Het is van belang voorgaande

factoren uitgebreid te vermelden omdat deze vrouwelijk ondernemerschap positief of negatief

kunnen beïnvloeden en dan ook van belang zijn wanneer beleid wordt gemaakt rond

ondernemerschap. Daar waar sommige van de determinanten betrekking hebben op zowel

mannelijk als vrouwelijk ondernemerschap, hebben andere determinanten een significant

grotere invloed op vrouwelijk ondernemerschap. Sommige van onderstaande determinanten

kunnen ook gezien worden als barrières die vrouwen tegenhouden te gaan ondernemen, deze

paper zal dan ook dieper ingaan op deze barrières in een volgend hoofdstuk.

Economische factoren

Bij deze set van actoren, gaat het over determinanten zoals het inkomen van een land,

werkloosheidscijfer, het aandeel dat de dienstensector heeft in een bepaald land, de informele

sector en economische transitie (Verheul, Van Stel, & Thurik, 2006). De determinanten

informele sector en economische transitie laten we buiten beschouwing omdat deze vooral

betrekking hebben op niet-Europese landen. Wanneer we kijken naar het inkomen van een

Page 19: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

19

land zien we dat er sinds de jaren zeventig een positieve correlatie bestaat tussen enerzijds

hoge economische ontwikkeling en anderzijds ondernemerschap. Dit kan verklaard worden

door het feit dat een rijk land een hoog niveau van technologische ontwikkeling en een

vergroting van de dienstensector zal kennen wat op zich weer een positieve invloed zal geven

op het ondernemerschap van een land. Deze correlatie is zowel toepasselijk voor vrouwelijk

als mannelijk ondernemerschap. Wat betreft werkloosheid zien we dat het aandeel vrouwelijk

ondernemerschap negatiever kan beïnvloed worden door werkloosheid dan mannelijk

ondernemerschap. dit kan verklaard worden door de these dat vrouwen vooral actief zijn in

dienstensectoren en part- time jobs die vatbaarder zijn voor schommelingen waardoor

vrouwen dan ook vatbaarder zijn voor werkloosheid. Een uitbreiding van de dienstensector

heeft een positieve invloed op ondernemerschap. De dienstensector heeft als voornaamste

kenmerk dat er lage kapitaalsvereisten zijn, dit maakt de barrière minder klein om zo’n

onderneming te starten (aangezien vrouwen dikwijls met problemen kampen inzake financieel

kapitaal). Een hoger aandeel van diensten kan dan ook een positieve invloed betekenen voor

vrouwelijke ondernemers.

Demografische factoren

Bij het begrip demografische factoren hebben de auteurs Verheul, Van Stel en Thurik, vooral

de gezinssituatie in gedachten (Verheul, Van Stel, & Thurik, 2006). Ondanks het feit dat

vrouwen de laatste decennia steeds meer op de arbeidsmarkt komen, worden zij toch nog

steeds bestempeld als de ‘belangrijkste’ ouder die instaat voor de zorg van het gezin en het

huishouden. Dit beïnvloedt het werkgelegenheidscijfer op een negatieve manier. Vrouwen die

instaan voor het gezin kiezen meer voor een part-time job dan vrouwen die niet moeten

instaan voor een gezin. Verantwoordelijkheid voor het gezin heeft daarbij ook een negatieve

invloed op ondernemerschap. Vrouwen die instaan voor een gezin kiezen eerder voor een

werknemersstatus omdat deze meer zekerheid biedt. Opvallend is dat voor mannen de

omgekeerde redenering geldt. Ouderschap heeft een positieve invloed op mannelijk

werkgelegenheid, mannen met kinderen kiezen vaker voor een full-time job dan een part-time

job. Het effect op ondernemerschap is dezelfde als die voor vrouwen. Ook hier kiezen

mannen voor zekerheid.

Institutionele factoren

Determinanten op beleidsniveau spelen ook een erg belangrijke rol wanneer het aankomt op

ondernemerschap voor vrouwen (Verheul, Van Stel, & Thurik, 2006). Overheden kunnen

ondernemerschap gaan beïnvloeden door zowel aan de vraag- en aanbodzijde een invloed te

gaan uitoefenen. Vele factoren zijn zowel van toepassing op mannelijke als vrouwelijke

ondernemers maar drie factoren, de beschikbaarheid van kapitaal, de

ondernemingsvergunning en de zorg voor kinderen, beïnvloeden vrouwelijk ondernemerschap

op een meer significante manier dan mannelijk ondernemerschap. De beschikbaarheid van

kapitaal is belangrijk voor ondernemerschap omdat het de basis is voor het stichten van een

onderneming. Bovenstaande auteurs maken duidelijk dat het voor vrouwen moeilijker is

financiën te genereren door middel van de reguliere kanalen omdat investeerders wantrouwig

staan tegenover hun ondernemingsprofiel. Dit maakt het voor vrouwen veel moeilijker

Page 20: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

20

investeerders te overtuigen van hun zaak en dan ook te slagen met hun onderneming. Het

financiële wordt in onderstaande tekst dan ook aangehaald als één van de barrières waar

vrouwelijke ondernemers met kampen. De ondernemingsvergunning ligt in het verlengde van

de financiële barrière. Deze factor wordt ook gezien als een barrière omdat het de kost om een

zaak op te starten verhoogt en zo dan ook weer een belangrijke invloed heeft op vrouwelijk

ondernemerschap omwille van voorgaande factor, de financiële capaciteit. Zoals reeds in

bovenstaande tekst staat vermeld, zijn het nog steeds vrouwen die instaan voor het

belangrijkste deel van de opvoeding van kinderen. Ook een rapport van een Europese

organisatie die zich bekommert om arbeidscondities schetste een gelijkaardig beeld: “women

have caught up in educational qualifications and increased their employment rate, but family

responsibilities are still the main reason for women’s above average inactivity rate. (…)

Moreover, a gender-based entrepreneurial gap remains and women remain underrepresented

in labour market policy interventions” (European Foundation for the improvenment of living

and working conditions, 2008). De beschikbaarheid van opvangmogelijkheden voor kinderen

heeft dan ook een invloed op het ondernemerschapspijl van vrouwen. Wanneer kinderopvang

insufficiënt of te duur is zijn vrouwen minder geneigd terug de arbeidsmarkt op te gaan omdat

zij dan zelf instaan voor de opvang. Dit heeft natuurlijk ook een negatief effect op

ondernemerschap. Het rapport van Eurochambres ziet kinderopvang en zorg voor het

huishouden effectief als obstakels die vrouwen kunnen hinderen te ondernemen

(Eurochambres, 2004). Het rapport adviseert dan ook dat er op institutioneel vlak maatregelen

moeten komen zoals kinderopvangfaciliteiten, initiatieven die de zorg voor het huishouden

vergemakkelijken zoals in België het principe van dienstencheques, enzovoort.

2.5.3. Barrières voor vrouwelijke ondernemers

Veel vrouwen zeggen geïnteresseerd te zijn in ondernemerschap, maar slechts een deel ervan

gaat effectief over tot ondernemerschap. Dit resulteert in een groot verlies van

ondernemerspotentieel en talent (European Commission, DG enterprise, 2004). Het gegeven

dat heel wat minder vrouwen dan mannen actief zijn op het ondernemerschapterrein is te

verklaren door het groot aantal specifieke obstakels waar vrouwen mee worden

geconfronteerd. Deze barrières kunnen opgedeeld worden in algemene obstakels en obstakels

bij het opstarten van een onderneming (OECD, 2004). Enkele barrières werden reeds kort

aangehaald in voorgaande tekst, in dit gedeelte echter maken we een concrete opsomming van

het soort barrières waar vrouwelijke ondernemers met worden geconfronteerd. Het OESO-

rapport gaat er vanuit dat vrouwelijk ondernemerschap padafhankelijk is. Hiermee bedoelt

men dat de uiteindelijke uitkomst van het ondernemingsproces afhankelijk is van een hele

reeks voorgaande condities. Het is dan ook belangrijk dat een vrouwelijke ondernemer geen

barrières ondervindt die de condities voor ondernemerschap negatief kunnen beïnvloeden.

Relevante obstakels zijn het gebrek aan rolmodellen, het gebrek aan ervaring en het gebrek

aan relevante netwerken. Wat betreft de obstakels bij de opstart van een onderneming zijn er

als obstakels enerzijds het gebrek aan externe financiën en anderzijds discriminatie op gronde

van geslacht. Kort samengevat betekent dit dat er grote barrières zijn inzake menselijk, sociaal

en financieel kapitaal. Het rapport ‘Evaluation on policy: promotion of women innovators and

Page 21: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

21

entrepreneurs’ spreekt van een horizontale en verticale segregatie dat maakt dat vrouwen

minder overgaan tot ondernemershap (European Commission, DG Enterprise & Industry,

2008).

Gebrek aan rolmodellen

Volgens het OESO- rapport bestaat er een sterke correlatie tussen de aanwezigheid van

rolmodellen en het ontstaan van ondernemers (OECD, 2004). Door de historische afwezigheid

van vrouwelijke ondernemers zijn er ook weinig rolmodellen waaraan vrouwen zich kunnen

spiegelen. Een rolmodel kan omschreven worden als een persoon“who is looked up to and

revered by someone else. A role model is someone who other individuals aspire to be like,

either in the present or in the future. A role model may be someone who you know and

interact with on a regular basis, or may be someone who you’ve never met” (Business

Dictionary). Daarnaast zien we ook dat de invloed van rolmodellen gendergerelateerd is. Een

vrouw zal veeleer een andere vrouw als rolmodel beschouwen dan een man. Dat rolmodellen

invloedrijk zijn zien we ondermeer aan het feit dat kinderen van ondernemers zelf veel meer

kans hebben ook ondernemer te worden dan kinderen van niet-ondernemers doordat de ouders

als rolmodel hebben gefungeerd. Ook een rapport van Markant vzw haalt aan dat rolmodellen

inspireren tot vrouwelijk ondernemerschap (Markant-CEZOV, 2004). Zo houdt het gebrek

aan netwerken (zie infra) en rolmodellen vrouwen tegen om door te stromen naar hogere

functies. Vrouwelijke ondernemers zien voor zichzelf geen functie als bestuurder of

bedrijfsleider door het gebrek aan ‘gelijkgezinden’.

Gebrek aan ervaring

Gebrek aan ervaring vormt ook een van de grote problemen waar vrouwen mee kampen in

hun streven naar ondernemerschap. Om dit te specificeren wordt gebruik gemaakt van de term

menselijk kapitaal (OECD, 2007). Menselijk kapitaal bestaat uit een mengeling van iemands

aangeboren talenten en gaven, en de vaardigheden en kennis die verworven worden via

onderwijs en opleiding (gezondheid wordt ook soms opgenomen bij menselijk kapitaal). De

professionele wereld omarmt het begrip sterk en bakent het begrip af als vaardigheden en

talenten binnen een beroepsbevolking die relevantie hebben voor het welslagen van een

onderneming of bedrijfssector. Volgens Gary Becker, een economist van de Chicago school

en uitvinder van de Human Capital theorie is er een verschillende return on investment van

menselijk kapitaal voor mannen en vrouwen (Baerts, Deschacht, & Guerry, 2008) . Ondanks

het feit dat vrouwen steeds meer hoger opgeleid zijn, zijn het toch de mannen die nog steeds

in de meerderheid zijn wanneer het aankomt op een hogere opleiding. Deze hogere opleiding

is wel degelijk van belang omdat er een positieve correlatie is terug te vinden tussen opleiding

en loon en opleiding en kans op een job met autoriteit. Ook carrière of loopbaan spelen een

erg belangrijk element binnen de theorie van het menselijk kapitaal. Ook hier weer valt op te

merken dat vrouwen een gebrek hebben aan ervaring doordat ze over minder anciënniteit

beschikken dan mannen door onder meer onderbrekingen van loopbaan,… Naast dit gebrek

aan menselijk kapitaal is er nog een andere moeilijkheid (OECD, 2004). Hoog opgeleide

vrouwen, die dan ook over het nodige menselijke kapitaal beschikken, kiezen heel dikwijls

voor een andere carrière optie als die van ondernemer. Ondernemerschap wordt dan ook

Page 22: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

22

gedomineerd door vrouwen die over minder menselijk kapitaal beschikken en hebben dan ook

een kleinere kans op slagen. Het is dan ook noodzakelijk dat ook hoogopgeleide vrouwen

worden aangezet tot ondernemerschap.

Gebrek aan relevante netwerken

Vrouwen zijn minder actief in netwerken dan mannen en dan gaat het ook nog dikwijls over

andere netwerken gerelateerd aan gezinstaken. Dit zorgt ervoor dat vrouwen over minder

sociaal kapitaal beschikken dan mannen. Sociaal kapitaal kunnen we omschrijven als

hulpmiddelen die in een samenleving aanwezig zijn om die vorm te geven. Het gaat over

steun van en participatie in formele en informele netwerken, lidmaatschappen,… De

literatuur over dit begrip is het erover eens dat sociaal kapitaal een zeer belangrijke rol speelt

in een economie gebaseerd op kennis en innovatie (Doh & Zolnik, 2011). Sociaal kapitaal

zorgt ervoor dat kennis in verband met productie, onderzoek, R&D wordt uitgewisseld.

Sociaal kapitaal kan dan ook gezien worden als een belangrijke aanvoerder voor

ondernemerschap. Ook Markant vzw geeft in haar onderzoek aan dat vrouwen meer moeten

netwerken (Markant-CEZOV, 2004). De organisatie geeft aan dat vrouwen niet

netwerkgericht zijn en persoonlijke contacten verkiezen wanneer zij nieuwe partnerschappen

of allianties willen uitbouwen.

Gebrek aan externe financiën & discriminatie op gronde van geslacht

Algemeen gezien beschikken vrouwen over minder financiële bronnen dan mannen (OECD,

2004). Als gevolg daarvan moeten vrouwen dan ook sneller externe financiële bronnen

aanspreken om te kunnen ondernemen. Dit wordt gezien als een van de grootste

moeilijkheden waar vrouwelijke ondernemers dienen mee af te rekenen (European

Commission, DG enterprise, 2004). Dit gebrek aan financiën wordt in veel literatuur

gekoppeld aan discriminatie op gronde van geslacht door financiële instellingen. Onderzoek

wijst uit dat vrouwen te kampen hebben met een negatieve ingesteldheid van financiële

instellingen over hun ondernemerschap (OECD, 2004). Deze negatieve attitude heeft twee

grote oorzaken. Vrouwen worden nog steeds niet gezien als ondernemers, door de klassieke

genderrollen die nog steeds de maatstaf zijn. Een tweede factor die meespeelt is dat vrouwen

over het algemeen actief zijn in sectoren waar de financiële instellingen niet met vertrouwd

zijn. Het rapport van Eurochambres haalt ook het financiele aspect aan als één van de grootste

obstakels maar voegt er nog een extra element aan toe (Eurochambres, 2004). Eurochambres

argumenteert dat vrouwen over het algemeen een kleinere lening vragen aan de

kredietinstellingen wanneer zij een onderneming willen opstarten (doordat zij meestal

kleinere ondernemingen opstarten). Kredietinstellingen zijn niet echt geïnteresseerd in zo’n

leningen omdat deze hoge administratieve kosten vragen en aan de andere kant weinig

opbrengsten met zich meebrengen voor de kredietinstelling zelf. Dit maakt dat vrouwen het

extra moeilijk hebben een lening te bekomen.

Page 23: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

23

2.6.Beleidsaanbevelingen

Het bondige literatuuronderzoek dat hier is gevoerd maakt duidelijk dat vrouwelijk

ondernemerschap dient te worden gepromoot om enerzijds de economie een duw in de rug te

geven en anderzijds de genderkloof tussen mannelijke en vrouwelijke ondernemers te

verkleinen. Verscheidene bronnen maken beleidsaanbevelingen ten aanzien van de Europese

instellingen, zo ook het Baltic Development Forum. Het Forum maakt in haar rapport

“National and Cross-national Policies on Women’s Entrepreneurship in the Baltic Sea

Region” een opdeling in vijf analytische dimensies die vrouwelijk ondernemerschap moeten

promoten (Baltic Development Forum, 2011)4

. Het rapport stelt dat vrouwelijk

ondernemerschap kan worden gestimuleerd in verschillende fasen van het ondernemerschap

en in verschillende beleidsdomeinen. Het rapport toont aan dat er op de gebieden regulering,

marktcondities, toegang tot financiën, kennis en onderwijs en ondernemerschapcultuur

beleidsingrepen dienen te komen. Ook het rapport van de OESO, dat eerder al werd

aangehaald, maakt verschillende concrete beleidsaanbevelingen. Zo is er de algemene

bedenking dat de pull- factoren voor vrouwen in ondernemerschap dienen te worden

verbeterd (OECD, 2004). Onder pull- factoren kunnen we die zaken verstaan die samengaan

met de aantrekkingskracht van het ondernemerschap (Torenvlied, 2004). Dit in tegenstelling

tot push- factoren die ondernemerschap beïnvloeden uit onvrede met de huidige situatie. Een

andere belangrijke conclusie die wordt gemaakt door de OESO is dat er een stem moet

worden gegeven aan vrouwelijke ondernemers (OECD, 2004). Dit kan onder meer worden

bereikt door het installeren van een overheidsbureau dat zich bezighoudt met vrouwelijk

ondernemerschap. Het zou programma’s kunnen uitwerken ter bevordering van het

ondernemerschap alsook seminaries organiseren,… Een belangrijke aanbeveling die zeker

dient te worden vermeld is dat er een ‘vrouwelijk ondernemerschap’- dimensie moet

geïncorporeerd worden in elk beleid dat handelt rond ondernemerschap. (deze aanbeveling

wordt onderzocht in het onderzoeksluik van de thesis). Het concept sociaal kapitaal moet

worden uitgebreid naar Entrepreneurship Capital. Dit betekent dat er een samenleving moet

worden gecreëerd waarin ondernemerschap bloeit. Ondernemerschapskapitaal wordt

omschreven als:

a regional milieu of agents and institutions that is conducive to the creation of new

firms. This involves a number of aspects such as social acceptance of entrepreneurial

behavior but of course also individuals who are willing to deal with the risk of creating

new firms and the activity of bankers and venture capital agents that are willing to

share risks and benefits involved. Hence entrepreneurship capital reflects a number of

different legal, institutional and social factors and forces (Audretsch & Keilbach).

Sociaal kapitaal omvat onder andere netwerking en hier ziet de OESO ook ruimte voor

beleidsverbetering (OECD, 2004). Netwerken worden aanzien als een erg belangrijke bron

4 Er dient te worden opgemerkt dat dit rapport een verslag is van een onderzoek onder de Baltische staten. West-

Europese landen zijn niet opgenomen in het onderzoek. We kunnen er echter wel vanuit gaan dat zo’n

beleidsaanbevelingen ook toepasselijk kunnen zijn voor de promotie van vrouwelijk ondernemerschap in de rest

van Europa.

Page 24: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

24

van kennis over (vrouwelijk) ondernemerschap en blijken dan ook een erg belangrijk

instrument te zijn in de stimulatie van ondernemerschap bij vrouwen omdat zij een platform

bieden waar informatie en kennis kan worden gedeeld. Naast het feit dat er gestreefd moet

worden naar ondernemerschap kapitaal is het ook van belang het algemeen menselijk kapitaal

te versterken. Er is een grote rol weggelegd voor onderwijs in de creatie en versterking van

een ondernemende geest bij vrouwen. Een aanbeveling die ook wordt vermeld in het rapport

van de OESO is dat het belang van vrouwelijke ondernemers voor het welzijn van de

economie moet worden ingezien. Er is nog steeds een groot gebrek aan informatie over de

economische impact van vrouwen op de arbeidsmarkt en vrouwen in ondernemerschap en dit

dient te worden aangepakt (OECD, 2004). Voorgaande beleidsaanbevelingen zien we

doorheen heel wat literatuur terugkeren als de voornaamste programmapunten die moeten

worden nageleefd. Ook Markant vzw maakte in samenwerking met UNIZO enkele

beleidsaanbevelingen naar aanleiding van de regeringshervorming na de Federale

verkiezingen van 2010 in België. Uiteraard kan hier niet gesproken worden van een

wetenschappelijke bron. Toch is een bijdrage van deze organisaties aan de thesis niet

overbodig aangezien beide organisaties actief zijn op het veld en dan ook rechtstreeks in

contact komen met de problemen rond ondernemerschap. Markant heeft beleidsaanbevelingen

gedaan rond vier specifieke thema’s: de verbetering van het sociaal statuut, de combinatie

werk en gezin, het versterken van vrouwelijk ondernemerschap en als laatste, de

gendergelijkheid stimuleren (Markant vzw/ Unizo, 2010). Laten we dit even kort

samenvatten. Daar waar het rapport van de OESO de verbetering van het sociaal statuut wat

over het hoofd ziet, gaat Markant vzw er diep op in. Zo stelt het dat er een flexibel systeem

dient te worden gezocht voor moederschaprust, dat er een bijdrageverdeling moet komen

binnen het gezin, dat de invoering van ouderschapsverlof niet mag worden verplicht en dat er

kinderopvang en ouderenzorg moet komen op maat van zelfstandigen. Daarnaast moeten er

gezinsvriendelijke extra legale voordelen komen. Net zoals de OESO gaat ook Markant in op

het belang van netwerking en mentoring. Professionele en structurele ondersteuning van

netwerken is een must. Ook gendergelijkheid wordt als een belangrijk programmapunt

aangehaald. Hierbij legt Markant vzw de focus op het dichten van de loonkloof, de zorg voor

sensibilisatie en informatie rond zwangerschap, moederschap en adoptie en de zorg voor

gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in besluitvorming. Het GEM

vrouwenrapport maakt in haar evaluatie van vrouwelijk ondernemerschap ook enkele

beleidsaanbevelingen die sterk overeenkomen met de aanbevelingen die hierboven zijn

opgesomd. Het maakt echter een ook een mooie conclusie dat het beleid rond vrouwelijk

ondernemerschap in de wereld mooi omvat. Zo stelt het rapport dat economisch beleid in de

wereld vooral wordt gemaakt door individuen die vooral onderwezen zijn of de wereld van

‘the big business’ en die dan ook functioneren in het teken van deze big business (Kelley,

Brush, Greene, & Lytovski, 2011). Dit ondanks het feit dat het vooral de kmo’s zijn die de

wereld domineren en dat een overgrote meerderheid van mensen (en dus ook vrouwen) dan

ook tewerkgesteld is in zo’n bedrijf. Beleid dat derhalve het perspectief van de grote bedrijven

aanneemt als de norm en er niet in slaagt de verschillen te zien tussen mannen en vrouwen, of

zelfs tussen verschillende soorten vrouwen (intersectionaliteit), zal er niet in slagen

economische groei te faciliteren. Het is dus noodzakelijk voor het beleid dat het de diversiteit

inziet. Daarnaast beklemtoont GEM ook dat vrouwen sleutelfiguren zijn binnen het

Page 25: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

25

‘ondernemersfenomeen’ en dat zij dan ook steeds meer zullen bijdragen aan economische

ontwikkeling, innovatie en maatschappelijke meerwaarde in de hele wereld.

2.7.Conclusie literatuurstudie

Het literatuuronderzoek heeft getracht een antwoord te vinden op de vraag of er in de

Europese Unie voldoende vrouwelijk ondernemerschap is of dat er sprake kan zijn van gender

ongelijkheid in dit domein . Het is duidelijk geworden dat er stellig kan worden beweerd dat

er onvoldoende ondernemerschap is bij vrouwen en dat er dus wel degelijk kan worden

gesproken van een gender ongelijkheid rond dit thema. Ondanks het feit dat de Europese

instellingen het principe van gendegelijkheid nastreven via gendermainstreaming en inzien

dat vrouwelijk ondernemerschap de economie enkel ten goede kan komen is de dynamiek in

vrouwelijk ondernemerschap heel klein. Vrouwen stoten op heel wat barrières inzake

menselijk, sociaal en financieel kapitaal die moeilijk te overbruggen vallen.

Beleidsaanpassingen dienen te worden gemaakt wil men het percentage vrouwelijke

ondernemers de lucht inkrijgen. Het tweede luik van deze thesis gaat dan ook dieper in op dit

thema en stelt de vraag of er vanaf 2000 plaats is gemaakt voor vrouwelijk ondernemerschap

in het ondernemerschapbeleid van de Europese Unie.

Page 26: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

26

3. Onderzoek

3.1. Onderzoeksopzet

Zoals reeds duidelijk is geworden in deze thesis is één van de belangrijkste uitdagingen die de

EU tegemoet gaat de nood om ondernemerschap te verbeteren en vergroten, met de specifieke

nadruk op vrouwelijk ondernemerschap. Deze uitdaging was dan ook één van de doelen die is

vastgesteld op de Europese Raad in Lissabon in 2000. Op deze Europese Raad besliste men

dat ondernemerschap een behoorlijke stimulans diende te krijgen om zo de resultaten inzake

werkgelegenheid, economische hervorming en sociale cohesie te verbeteren (Gallup

Organization, 2010). Omdat het jaar 2000 de start is geweest voor de stimulatie van

ondernemerschap in de Europese Unie zal deze thesis beleidsdocumenten aanhalen die vanaf

deze datum zijn gepubliceerd door de Commissie. Voor deze thesis is de keuze gegaan naar

volgende documenten:

Green paper on Entrepreneurship van 2003 (European Commission, 2003)

Small Business Act van 2008 (European Commission, 2008)

Evaluation on Policy: promotion of women innovators and entrepreneurs van 2008

(European Commission, DG Enterprise & Industry, 2008)

Europe 2020 strategy van 2010 (European Commission, 2010)

Dat het hier gaat om documenten die allen van de Commissie afkomstig zijn, is evident. Het

is namelijk dit orgaan in de Europese Unie die mee het Europees beleid bepalen door het

indienen van wetsvoorstellen. De Commissie telt verscheidene Directoraten- Generaal maar

we zien dat het thema ondernemerschap vooral wordt behandeld door het Directoraat-

Generaal Enterprise & Industry.

3.2.Verantwoording keuze beleidsdocumenten

In 2003 heeft de Europese Commissie effectief het publieke debat over ondernemerschap

geopend door de publicatie van de Green paper on Entrepreneurship. Dit met als doel een

beter inzicht te krijgen in de rol die ondernemerschap heeft in Europa en zo ook initiatieven

die ondernemerschap steunen te ontwikkelen (Galindo & Ribeiro, 2012). Dit beleidsdocument

van de Europese Commissie kan dan ook niet ontbreken in de evaluatie van vrouwelijk

ondernemerschap en zal dan ook één van de documenten zijn die worden geanalyseerd.

Daarnaast zal ook de Small Business Act (SBA) uit 2008 onder de loep worden genomen. Dit

document representeert de politieke wil van de Europese commissie om de centrale rol van

kmo’s in de Europese Unie te erkennen en zo ook de aanpak ten opzichte van

ondernemerschap te promoten (European Commission, 2012). Het beleid dat in het document

staat neergeschreven wil de hardnekkige problemen die er bestaan rond ondernemerschap

aanpakken. Een bijkomende verantwoording voor de keuze van dit document is dat de Small

Business Act op de webpagina van het Directoraat-Generaal Enterprise and Industry als het

Page 27: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

27

document wordt aangehaald waarop de promotie van vrouwelijk ondernemerschap is

gebouwd.

Naast de keuze voor de Green paper on entrepreneurship en de SBA maakt deze thesis ook

een analyse van het document ‘Evaluation on Policy: promotion of women innovators and

entrepreneurship’ uit 2008. Dit document is in tegenstelling tot de andere onderzochte

documenten geen beleidsdocument, maar toch is het belangrijk hier ook een evaluatie van te

maken omdat het zich specifiek concentreert op vrouwelijk ondernemerschap. ‘Evaluation on

policy: promotion of women innovators and entrepreneurship’ is een rapport dat in opdracht

van de DG Enterprise and Industry is uitgevoerd om een grondige synthese te maken van het

beleid inzake de promotie of bevordering van vrouwelijke ondernemers. Het doel van dit

rapport bestond erin een diepgaande evaluatie te maken van de effectiviteit en efficiëntie, de

beperkingen en de geschiktheid van stimuleringactiviteiten in de EU-lidstaten. Dit als basis

om beleidsaanbevelingen te maken als ondersteuning van de promotie van vrouwelijk

ondernemerschap in het licht van de Lissabon Agenda uit 2000. Omwille van bovenstaande

reden kan dit document dan ook niet ontbreken in de documentenanalyse. Een laatste

beleidsdocument dat zal worden aangehaald is de Europe 2020 strategy. De Europa 2020

strategie is een relevant beleidsdocument omdat het de nieuwe groeistrategie is voor het

komende decennium waarin ondernemerschap en het belang van kmo’s een cruciale plaats

inneemt (dit komt duidelijk naar voor in Flagship initiatives zoals ‘Innovation Union’ en

‘Industrial policy for the globalisation era’). De EU wil van Europa een slimme, duurzame en

inclusieve economie maken en hierbij ziet het dan ook het nut in van de stimulatie van

ondernemerschap. Naast deze documenten zijn er nog andere bronnen van de Europese Unie

die ingaan op ondernemerschap. Maar diegenen die worden aangehaald in deze thesis worden

als maatstaf gebruikt binnen de EU.

3.3.Methodologie

Voor het oplossen van de tweede onderzoeksvraag uit deze thesis “is er binnen het Europese

beleid rond ondernemerschap plaats gemaakt voor vrouwelijk ondernemerschap” zal

gebruik worden gemaakt van een kwalitatieve onderzoeksmethode, de documentenanalyse.

De analyse van de documenten die in voorgaande tekst werden aangehaald zal gebeuren door

middel van de Critical Frame Analysis (CFA). Volgens MiekeVerloo is het essentieel

for the study of gender equality policies to grasp and understand this diversity in

gender equality frames, in order to recognize the role that this diversity plays in either

distortions or success in gender mainstreaming. The presentation of gender equality as

a common similar goal and gender mainstreaming as a common similar strategy across

Europe needs to be questioned, and studies should focus on describing and

understanding the actual variety of understandings of this goal and strategy at the

national level. The multitude of meanings of gender equality and gender

mainstreaming in practice needs to be deconstructed, and in order to do so concepts

Page 28: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

28

need to be developed that enable distinctions between divergent meanings that are now

covered under these general term (Verloo, 2005).

Samengevat is de Critical Frame Analysis een methodologie die voortbouwt op de sociale

bewegingstheorieën. Het is verder ontwikkeld door het MAGEEQ project om onderzoek te

voeren naar hoe gendergelijkheid wordt geframed binnen beleiddocumenten (Debusscher,

2010). Bij de CFA komt het erop neer eerst een diagnose (1) te gaan stellen van het

beleidsprobleem dat naar voor komt in de tekst (wat wordt voorgesteld als het probleem?)

(Verloo, 2005). Daarna wordt er gekeken welke oplossingen worden aangereikt (welke actie

heeft men op oog?) of wat is de prognose (2). Bij deze twee vragen wordt ook afgevraagd

wat de rol is die verschillende actoren spelen in de diagnosis en prognose en waarom de

diagnose effectief als een probleem wordt aanzien. Ook wordt afgevraagd wie er een stem (3)

krijgt in het hele proces, zo wordt er bijvoorbeeld gekeken of de civiele maatschappij haar zeg

kan doen tijdens het hele proces van beleidsvorming. Dit alles in termen van verschillende

gender dimensies, gender structuren en gender mechanismen (zijn probleem en oplossing

‘gegenderd’ (4)). Als laatste wordt er ook nog gekeken naar de intersectionaliteit (5), hierbij

wordt vooral gekeken of er over de vrouw in het algemeen wordt gesproken of dat er een

categorisering plaatsvindt. Er zijn immers verschillende categorieën die verweven kunnen zijn

met gender, denken we daarbij aan religie, nationaliteit, opleiding,… Er moet wel rekening

gehouden worden met het feit dat het in deze analyse niet gaat over echte

‘genderdocumenten’ zoals bijvoorbeeld het Equality Charter. Toch moet een analyse aan de

hand van de CFA mogelijk zijn omdat het, in het Europese beleid van vandaag, de norm zou

moeten zijn dat er aan gendermainstreaming wordt gedaan, waarbij vrouwen en mannen

evenwaardig zijn vertegenwoordigd in zowel de analyse als de oplossingen voor

gendergelijkheid (Debusscher, 2010).

3.4.Analyse beleidsdocumenten

3.4.1. Green paper on Entrepreneurship van 2003

De Green paper on Entrepreneurship legt het probleem rond ondernemerschap in Europa

bloot. Het probleem dat in dit document wordt aangehaald is dat er te weinig ondernemers

zijn in Europa (1) , hierbij wordt enkel de term ‘de ondernemer’ gebruikt zonder een opdeling

te maken tussen verschillende classificaties (zoals mannen en vrouwen, jongeren,..). Het

beleidsdocument haalt aan dat tegen 2010 de EU de meest competitieve en dynamische

kenniseconomie ter wereld wou worden. Hiervoor was het dan ook nodig een goede

omgeving te creëren voor startende en gevestigde ondernemers aangezien zij centraal staan in

het bereiken van bovenstaand doel, anders gezegd: “Europe needs to foster entrepreneurial

drive more effectively. It needs more new and thriving firms willing to reap the benefits of

market opening and to embark on creative of innovative ventures for commercial exploitation

on a larger scale” (European Commission, 2003). De green paper on Entrepreneurship legt

duidelijk uit waarom bovenstaand standpunt effectief als een probleem kan worden gezien.

Ondernemerschap wordt immers als zeer belangrijk beschouwd vanuit zowel een economisch

Page 29: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

29

als sociaal standpunt. Ondernemerschap moet binnen Europa worden gepromoot omdat het

bijdraagt aan enerzijds jobcreatie en economische groei en anderzijds het competitieve

karakter van de economie verhoogt (economisch standpunt). Ook sociale factoren spelen mee,

zo zou ondernemerschap het persoonlijke potentieel van mensen ontsluiten en zou het ook de

belangen van de maatschappij dienen volgens dit document. Het is dan ook van belang,

omwille van deze redenen, ondernemerschap te promoten. De uitdaging die de EU dan ook

tegemoet gaat is “to identify the key factors for building a climate in which entrepreneurial

initiative and business activities can thrive. Policy measures should seek to boost the Union’s

levels of entrepreneurship, adopting the most appropriate approach for producing more

entrepreneurs and for getting more firms to grow” (European Commission, 2003) daarnaast

is “a friendly environment for starting and developing a business central to reaching the

goals” (European Commission, 2003). De concrete oplossingen die in de Green paper worden

voorzien zijn de volgende: verminderen van ingangsbarrières bij het opstarten van een nieuwe

onderneming, beter koppelen van risico en beloning, voeden van capaciteit en vermogen,

ondernemerschap toegankelijk maken voor alle leden van de samenleving (2). Er wordt niet

verder ingegaan op bovenstaande prognoses behalve op de laatste actie, ‘ondernemerschap

toegankelijk maken voor alle leden van de samenleving’. Deze actie wordt besproken omdat

het in het beleidsdocument de enige verwijzing is naar vrouwelijk ondernemerschap. Deze

actie concentreert zich op het individuele niveau van maatregelen die dienen te worden

aangemoedigd, het is immers zo dat “to motivate individuals to become entrepreneurs, they

should be made aware of the concept of ‘entrepreneurship’, and this should be made a

sufficiently attractive option. They should be equipped with the right skills to turn ambitions

into successful ventures” (European Commission, 2003). Dit gedeelte van de Green paper

suggereert dat ondernemerschap dient te worden gepromoot, met een speciale focus op

vrouwen en andere groepen die minder vertegenwoordigd zijn in ondernemerschap. Zo heeft

deze paragraaf, naast vrouwen, ook oog voor etnische minderheden. De paragraaf spreekt

enkel over de ‘female entrepreneur’ en maakt dan ook geen opdeling in verschillende

categorieën, van intersectionaliteit is er dan ook geen sprake (5). De Green paper gaat in één

paragraaf in op de rol die vrouwen kunnen spelen in het totale ondernemerschap. De paper

erkent dat er opvallend minder vrouwelijke dan mannelijke ondernemers zijn in Europa. Dit

omdat vrouwen problemen ondervinden met betrekking tot ondernemerschap. Deze gelden

ook voor mannen maar zijn meer significant bij vrouwen. Daarnaast geeft de Green paper ook

aan dat vrouwen een gebrek hebben aan vertrouwen en vaardigheden om succesvol een

onderneming op te starten en te leiden. Dit gebrek aan vertrouwen en vaardigheden is volgens

de Green paper te wijten aan een verscheidenheid van problemen zoals het gebrek aan

informatie, discriminatie, gebrek aan netwerken en dit in combinatie met

gezinsverplichtingen. Het beleidsdocument haalt het ‘WES Network’ aan als een voorbeeld

van een goede praktijk op initiatief van de commissie, dat bevoegde

overheidsvertegenwoordigers samenbrengt met als doel vrouwelijk ondernemerschap te

promoten. De vraag of diagnose en prognose ‘gegenderd’ zijn valt moeilijk te beantwoorden

(4). Het probleem is duidelijk niet gegenderd. De rol die beide genders spelen wordt nergens

vermeld. De green paper gaat enkel in op ‘de ondernemer’ zonder een onderscheid te maken

tussen mannen en vrouwen. Er dient hier wel een opmerking te worden gemaakt die afwijkt

van de CFA als methode. Op het voorblad van de Green paper on Entrepreneurship staat

Page 30: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

30

onder de titel een foto van een mannelijke ondernemer met maatpak en aktetas. Waarom is dit

geen afbeelding van een vrouwelijke ondernemer of waarom zijn beide seksen niet

vertegenwoordigd op het plaatje? Dit kan er op wijzen dat ‘de ondernemer’ voor de

Commissie nog altijd gelijkstaat aan de ‘mannelijke ondernemer’ en dat mannen dan ook nog

steeds de norm zijn binnen het ondernemerschapthema. Dit is echter een subjectieve

bedenking die niet onder de methode van het CFA valt. Wat betreft de prognose, wordt wel

duidelijk dat vrouwelijke ondernemers worden aanzien als één van de oplossingen om

ondernemerschap een duw in de rug te geven. Zij worden naast etnische minderheden aanzien

als een van de groepen die ondernemerschap kunnen verbeteren. Beide vaststellingen wijzen

er dus op dat zowel probleem als oplossing in een beperkte mate ‘gegenderd’ zijn waarbij de

man nog steeds wordt aanzien als de norm en de vrouw als een van de oplossingen. De stem

die verschillende actoren krijgen in het beleidsproces is niet duidelijk af te leiden vanuit dit

document. Nergens wordt enige vermelding gemaakt van civiele actoren die inspraak hebben

in het proces, dit kan er dan ook op wijzen dat het enkel de Europese Commissie is die voor

deze paper de touwtjes in handen hield (3).

3.4.2. The Small Business Act for Europe van 2008

The Small Business Act for Europe representeert, zoals reeds staat vermeld in de thesis, de

politieke wil van de Commissie om de centrale rol van kmo’s in de Europese economie te

erkennen (European Commission, 2012). De ‘Act’ erkent dan ook als probleem dat het niveau

van kmo’s in Europa nog niet voldoende is: “In general, EU SMEs still have lower

productivity and grow more slowly than their counterparts in the United States” (European

Commission, 2008) (1). Het rapport stelt vast dat kmo’s in Europa dikwijls gekenmerkt

worden door marktfalen. Daarnaast zijn ze ook minder innovatief dan grotere bedrijven. Dat

dit een probleem is, is evident. Kmo’s zijn echter het meest vertegenwoordigd binnen de hele

EU, het is dan ook zo dat “the role of SMEs in the European economy has been repeatedly

acknowledged at the highest political level” (European Commission, 2008). Daarnaast zijn

het ook de kmo’s die in Europa zorgen voor jobcreatie en economische groei, het spreekt dan

ook voor zich dat deze dienen te worden gestimuleerd wanneer men de economische

economie wil laten draaien. De Small Business Act for Europe heeft dan ook als doel de

duurzame groei en competitiviteit van kmo’s te ondersteunen. In haar oplossing voor het

probleem stelt ‘The Small Business Act’ de rol van ondernemers op de voorgrond (2), “at the

heart of the European SBA is the conviction that achieving the best possible framework

conditions for SMEs depends first and foremost on society’s recognition of entrepreneurs”

(European Commission, 2008). De SBA neemt aan dat, als een sleutelbijdrage aan een kmo-

vriendelijke omgeving, de perceptie over de rol van ondernemers in de EU moet worden

veranderd. Ondernemerschap moet verwelkomd worden door politieke leiders, de media,.. en

dient te worden ondersteund door de administratie. “Being SME-friendly should become

mainstream policy, based on the conviction that rules must respect the majority of those who

will use them: “Think Small first” principle” (European Commission, 2008). Het document

formuleert een set van tien principes “to guide the conception and implementation of policies

Page 31: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

31

both at EU and Member State level” (European Commission, 2008). De tien principes die als

oplossing worden aangereikt voor de stimulatie van kmo’s zijn de volgende: creëren van een

omgeving in welke de ondernemers en familiebedrijven kunnen floreren en waar

ondernemerschap wordt beloond, ervoor zorgen dat eerlijke ondernemers die een faillissement

hebben gekend snel een tweede kans krijgen, ontwerpen van regels volgens het ‘Think Small

First’ principe, accommodeer beleidsinstrumenten speciaal op nood van kmo’s,

vergemakkelijk de toegang tot financiën voor kmo’s, help kmo’s mee voordeel te halen uit de

opportuniteit die door de interne markt worden aangereikt, zorg ervoor dat kmo’s

mileuvraagstukken kunnen omzetten in opportuniteiten en als laatste, stimuleer en ondersteun

kmo’s om te profiteren van de groei van markten. We gaan even verder in op het eerste

principe “create an environment within which entrepreneurs and family businesses can thrive

and entrepreneurship is rewarded” (European Commission, 2008). Deze beleidsaanbeveling

wordt aangehaald omdat het in het document de enige verwijzing is naar gender. De

aanbeveling wil immers de interesse voor ondernemerschap opwekken, vooral bij jonge

mensen en vrouwen. In de tekst wordt vermeld dat het ondernemerschappotentieel beter moet

worden geëxploiteerd. Dit omdat er nog steeds een genderkloof is in termen van

ondernemerschap. Dat vertaalt zich in minder vrouwelijke ondernemers. Ook hier wordt de

term ‘vrouwelijke ondernemers’ niet gekruist met andere determinanten zoals religie,

opleiding, nationaliteit,.. Er is dan ook hier weer geen sprake van intersectionaliteit (5). Deze

beleidsaanbeveling wordt in het document in de praktijk omgezet naar “[establishing] an EU

network of female entrepreneur ambassadors, promote mentoring schemes to inspire women

to set up their own businesses and promote entrepreneurship among women graduates”

(European Commission, 2008). Daarnaast is het de taak van de individuele lidstaten “[to

]provide mentoring and support […] female entrepreneurs” (European Commission, 2008).

Voorgaande maakt duidelijk dat er sprake is van ‘gendering’ in het beleidsdocument (4).

Waar er in de diagnose geen onderscheid wordt gemaakt tussen beide genders, is dit voor de

prognose wel het geval. Net zoals in ‘The Green Paper on Entrepreneurship’ worden vrouwen

gezien als een van de categorieën die ondernemerschap kunnen verbeteren. Nergens in de

tekst wordt er gerefereerd naar ‘mannelijke ondernemers’. Ook in dit beleidsdocument is het

de stem van de commissie die naar voor komt (3). Toch wordt in een paragraaf vermeld dat

“the public hearing and the online consultation conducted to prepare the SBA confirmed the

need for a major political initiative to fully unlock the potential of SMEs. This is why the

Commission has taken this decisive step forward in presenting an “Small Business Act” for

Europe” (European Commission, 2008). Dit verduidelijkt dat civiele actoren werden

geraadpleegd in het tot stand komen van het document, ondanks het feit dat in de tekst zelf

nergens referenties zijn gemaakt naar de mening van civiele actoren.

Page 32: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

32

3.4.3. Evaluation on Policy: promotion of women innovators and entrepreneurs van 2008

Zoals reeds staat vermeld wijkt dit document af van de andere vermits het gaat om een

evaluatie van beleid in plaats van een beleidsdocument zelf, de titel maakt dit duidelijk. Toch

kan dit document niet achterblijven omdat het een speciale focus legt op vrouwelijk

ondernemerschap en vrouwelijke innovatoren. Welk beleidsprobleem wordt in dit rapport

naar voor geschoven? Het rapport formuleert dat de vernieuwde Lissabon Agenda Europa in

een moderne, dynamische, kenniseconomie wil transformeren. De Europese Commissie

erkent dan ook dat ondernemerschap en kmo’s de sleutel zijn tot het creëren van zo’n

economie. Desondanks exploiteert Europa niet ten volle haar ondernemerschappotentieel,

“moreover, compared with men, fewer women are self-employed in the EU, fewer women

start-up businesses or have the ambition to do so, and women generally choose to start and

manage firms in industries such as retail and services to people often perceived as being less

crucial to economic development and the knowledge economy” (1) (European Commission,

DG Enterprise & Industry, 2008). Om dit probleem grondig aan te pakken wil de DG

Enterprise & Industry vrouwelijk ondernemerschap gaan promoten(2). Het doel van het

rapport was dan ook de uitdagingen en obstakels inzake vrouwelijk ondernemerschap te

identificeren, goede praktijken op te sporen en uiteindelijk aanbevelingen te maken in een

verdere stimulatie van vrouwelijk ondernemerschap. De prognoses of beleidsantwoorden die

worden voorgedragen zijn variabel per land. Van de veertien landen die onderzocht werden in

het project, hebben elf landen initiatieven genomen in de promotie van vrouwelijk

ondernemerschap. Enkele voorbeelden ter illustratie: Duitsland heeft via haar National

Agency for Women Start-ups (BGA) een specifiek streefdoel gezet voor het financieren van

vrouwelijke ondernemingen in de creatieve industrie; Frankrijk heeft een netwerk opgezet van

vrouwelijke ondernemingen die de ontwikkeling van oprichtingen van ondernemingen door

vrouwen dienen te stimuleren; Italië doet aan gender monitoring,… Het is duidelijk dat dit

rapport gegenderd is (4) maar dan met een eenzijdige focus op vrouwen. Vrouwen worden in

deze beleidsevaluatie zowel ‘geproblematiseerd’, er zijn immers te weinig vrouwelijke

ondernemers, alsook als oplossing gezien, ‘vrouwelijk ondernemerschap dient te worden

gepromoot’. Er wordt geen rol toegeschreven aan mannen in zowel diagnose als prognose.

Wederom is er van intersectionaliteit geen sprake (5), nergens worden verwijzingen naar

opleiding, religie, nationaliteit… gemaakt in het omvangrijke rapport. Zonder dat het

expliciet wordt vermeld, kan er wel van worden uitgegaan dat er een stem is gegeven aan

verscheidene civiele actoren (3). Het zijn immers de goede praktijken van de verschillende

EU-lidstaten die worden opgenomen in het document, dit wijst erop dat de lidstaten

hoogstwaarschijnlijk werden geconsulteerd. Daarnaast is het rapport samengesteld door

GHKint, een consultancy bureau. Dit alles wijst erop dat de Commissie een stem heeft

gegeven aan andere actoren.

Page 33: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

33

3.4.4. Europe 2020 strategy van 2010

Het probleem dat in de Europa 2020 strategie naar voor wordt geschoven is dat de Europese

economie zwaar heeft geleden onder de jaren van economische crisis (1), “the crisis has

wiped out years of economic and social progress and exposed structural weaknesses in

Europe’s economy. In the meantime, the world is moving fast and long-term challenges-

globalization, pressure on resources, ageing – intensify. The EU must now take charge of its

future” (European Commission, 2010). De oplossing die wordt aangereikt is een strategie om

Europa uit het slop te halen en het te transformeren in een slimme, duurzame en inclusieve

economie (2). Deze drie prioriteiten vormen de basis van het Europa 2020 beleid. Onder

slimme groei wordt verstaan dat er een economie moet worden ontwikkeld gebaseerd op

kennis en innovatie. Duurzame economie relateert naar de promotie van een efficiënte, groene

en competitieve economie. De inclusieve groei wil van Europa een economie maken met een

hoog werkgelegenheidsgehalte dat zorgt voor zowel sociale als territoriale cohesie. Dit alles

vertaalt zich in vijf targets die tegen 2020 moeten worden bereikt. 75% van de bevolking

tussen 20-64 moet aan het werk zijn, 3% van het BBP dient te gaan naar onderzoek en

ontwikkeling, de “20/20/20” klimaat en energiedoelen moeten verwezenlijkt worden, het ratio

vroege schoolverlaters moet worden gereduceerd en 20 miljoen minder mensen moeten onder

de armoededrempel geraken. Om deze doelstellingen te bereiken heeft de commissie zeven

‘flagship initiatives’ opgesteld die de doelstellingen moeten ondersteunen. Doorheen de hele

strategie staan vermeldingen naar ondernemerschap. Hier wordt dan ook een opsomming van

gemaakt. Onder andere onder de titel ‘smarth growth’ wordt gerefereerd naar

ondernemerschap. Als deze wil slagen “this must be combined with entrepreneurship, finance,

and a focus on user needs and market opportunities” (European Commission, 2010). Bij het

‘flagship initiative Youth on the move’ is er ook plaats gemaakt voor ondernemerschap; “at

EU level, the Commission will work to explore ways of promoting entrepreneurship through

mobility programmes for young professionals” (European Commission, 2010). Het ‘flagship

initiative Innovation Union’ maakt ook verschillende referenties naar ondernemerschap. Zo

zal de Commissie aan het werk gaan “to promote knowledge partnerships and strenghten

links between education, business, research and innovation, including through EIT, and to

promote entrepreneurship by supporting Young Innovative Companies” (European

Commission, 2010). Op nationaal niveau moet er worden verzekerd dat er “a sufficient supply

of science, maths and engineering graduates [is], and to focus school curricula on creativity,

innovation, and entrepreneurship” (European Commission, 2010). Ondernemerschap wordt

ook opgenomen in het ‘flagship initiative An idustrial policy for the globalisation era’. Hier

wordt gezegd dat “the Commission will work closely with stakeholders in different sectors

(business, trade unions, academics, ngo’s consumer organisations) and will draw up a

framework for a modern industrial policy, to support entrepreneurship, […]” (European

Commission, 2010). Voorgaand citaat maakt ook duidelijk dat het hier niet enkel de

Commissie is die een stem heeft binnen het beleid (3) maar dat ook andere stakeholders

worden betrokken. Naast de inclusie van de term ondernemerschap in de verschillende

flagship initiatives wordt de term ook los gebruikt doorheen het hele document. Zo wordt

gezegd dat “access to SMEs to the single market must be improved. Entrepreneurship must be

Page 34: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

34

developed by concrete policy initiatives […]” (European Commission, 2010). Daarnaast

vermeld het document dat de Commissie voorstellen doet knelpunten in de interne markt aan

te pakken “by pressing ahead with the Smart Regulation agenda, […], particularly for SMEs,

and supporting entrepreneurship” (European Commission, 2010). Een laatste verwijzing naar

ondernemerschap komt terug wanneer het gaat over het EU-budget: “The European

Investment Bank and the European Investment Fund can contribute to backing a “virtious

circle” where innovation and entrepreneurship can be funded profitably from early stage

investments to listing stock markets, in partnership with the many public initiatives and

schemes already operating at national level” (European Commission, 2010). Opvallend is dat

bij elke verwijzing naar ondernemerschap geen enkele vermelding wordt gemaakt naar

gender. Zowel diagnose als prognose zijn voor het ondernemerschapthema niet ‘gegenderd’

(4). Er worden geen expliciete verwijzingen gemaakt naar mannen of vrouwen rond dit thema.

Van intersectionaliteit is hier andermaal geen sprake, wat logisch is als er geen verwijzingen

worden gemaakt naar vrouwen (5). Een blik op de 2020 strategie, zonder het thema

‘ondernemerschap’ erbij te betrekken, toont wel duidelijk dat er ‘gegenderd’ wordt. Zo wordt

in het beleidsdocument ook de diagnose gesteld dat er een te lage arbeidersparticipatie is en

dat deze mag gezien worden als een structurele tekortkoming. Rond dit thema ligt er voor de

prognose wel een grote rol weggelegd voor vrouwen, zij moeten immers gestimuleerd worden

langer en meer aan het werk te blijven. Omdat de focus hier niet ligt op ondernemerschap

wordt niet verder ingegaan op deze thema’s. Zonder specifiek in te gaan op de namen, wordt

er wel een stem gegeven aan verschillende actoren (3) (zoals reeds staat vermeld in

voorgaande tekst). Het beleidsdocument haalt aan dat “working towards these objectives is

essential. In our interconnected economies, growth and employment will only return if all

member states move in this direction […]. The European Council should provide overall

guidance […]. The role of the European Parliament is particularly important. The

contributions of stakeholders at national and regional level and of the social partners needs

also to be enhanced” (European Commission, 2010).

Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de teksten die werden geanalyseerd met

behulp van de Critical Frame Analysis.

Page 35: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

35

Green paper

(2003)

Small Business

Act

(2008)

Evaluation on

Policy

(2008)

Europe 2020

strategy

(2010)

DIAGNOSE Te weinig

ondernemers in

Europa.

Het niveau van

kmo’s in Europa

is onvoldoende.

Ondernemer-

schappotentieel

wordt niet

volledig benut,

zeker niet wat

betreft vrouwen.

Europa heeft

zwaar geleden

onder de crisis.

PROGNOSE Ondernemerschap

promoten via

concrete

maatregelen, focus

op

“ondernemerschap

toegankelijk

maken voor alle

leden van de

samenleving”.

Rol van

ondernemers als

oplossing staat

centraal.

Vrouwelijk

ondernemer-

schap promoten

door concrete

initiatieven in de

lidstaten.

Europa

transformeren

naar slimme,

duurzame en

inclusieve

economie door

concrete

maatregelen.

STEM Europese

Commissie

Europese

Commissie met

behulp van civiele

actoren

Stem aan civiele

actoren in

samenwerking

met commissie

Europese

commissie samen

met andere

stakeholders

BELEID

GEGENDERD Probleem niet

gegenderd (maar

afbeelding

suggereert dat

mannen de norm

zijn).

Vrouwen worden

als een van de

oplossingen gezien

Probleem niet

gegenderd, maar

in de oplossing

wordt de rol van

vrouwen naar

voor geschoven.

Rapport

gegenderd met

eenzijdige focus

op vrouwen in

zowel diagnose

als prognose,

geen rol voor

mannen.

Geen gendering

rond thema

ondernemerschap

, rond andere

thema’s wordt er

wel gegenderd.

INTER-

SECTIONALITEIT Geen sprake van

intersectionaliteit

in het document.

Geen sprake van

intersectionaliteit

in het document.

Geen sprake van

intersectionaliteit

in het document.

Geen sprake van

intersectionaliteit

in het document.

Figuur 2: samenvatting documentenanalyse (eigen samenstelling)

3.5.Conclusie onderzoek

Een evaluatie van de vier documenten toont aan dat de problemen die in de documenten naar

voor komen zich vooral situeren binnen een economische dimensie. Dit kan logisch verklaard

worden door het feit dat Europa voor 99% bestaat uit kmo’s en dat zij dan ook een van de

belangrijkste drijfveren zijn voor groei, werkgelegenheid, innovatie en sociale integratie

(European Commission, 2012). Ondernemerschap komt dus met andere woorden de economie

ten goede. Enkel de Green paper on Entrepreneurship wijkt hier lichtjes vanaf door ook een

sociale dimensie te vermelden. Als prognose wordt de stimulatie van ondernemerschap dan

ook dikwijls naar voor geschoven in de vermelde documenten. Opvallend is dat, wanneer we

kijken of het beleid gegenderd is, dit voor alle vier de documenten anders is. Daar waar de

Page 36: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

36

eerste twee documenten geen oog hebben voor het genderen van het probleem, kaart men wel

de rol aan van de vrouw als een van de oplossingen. Het spreekt voor zich dat het document

‘Evaluation on Policy: Promotion of Women Innovators and Entrepreneurship’ sterk

gegenderd is. Maar hier dan weer met een eenzijdige focus op vrouwen waarbij mannen

buiten beschouwing worden gelaten. De Europe 2020 strategie gaat ook haar beleid genderen

maar niet met betrekking tot het thema ondernemerschap, hierbij wordt gender buiten

beschouwing gelaten. Ondanks het feit dat nergens in de documenten het principe van

gendergelijkheid wordt aangehaald als een Europese waarde zien we toch dat het beleid wordt

gegenderd. De focus ligt hier vooral op de rol van de vrouw als één van de oplossingen om

ondernemerschap te promoten. Dit kan er op wijzen dat de Europese Commissie vat dat

vrouwelijk ondernemerschap wel degelijk belangrijk is maar dit eerder ziet vanuit een

economisch perspectief dan vanuit een gendergelijkheid perspectief. Dat het beleid gegenderd

is wil natuurlijk niet automatisch zeggen dat dit zich ook effectief vertaald naar positieve

uitkomsten, maar dit is voer voor een ander werkstuk. Of dat er bij deze documenten effectief

sprake kan zijn van gender mainstreaming is een andere vraag. Beleid dat gemainstreamed is

door gender heeft de specifieke kenmerken dat er een gelijkwaardige vertegenwoordiging is

van zowel mannen als vrouwen in het beleidsdocument, dat gender deel uitmaakt van alle

fases van het format en dat gender indicatoren dan ook betrokken worden bij het budget (Van

der Vleuten & Debusscher, 2012). Deze indicatoren zijn voor de onderzochte documenten

niet van toepassing. Zo wordt ‘vrouw’ veel meer vermeld dan ‘man’. Ook wordt de term

gender niet geïncorporeerd in alle facetten van het beleid. Zo zien we dat voor de oplossing

heel vaak weer het begrip ‘vrouw’ naar voor komt terwijl de problemen nauwelijks worden

gegenderd. Kunnen we hieruit concluderen dat de Europese Unie wel degelijk gender equality

wil nastreven maar dat het hiervoor de methode van mainstreaming over het hoofd ziet? Of is

gendergelijkheid niet belangrijk en zijn het de economische motieven die primeren?

Opvallend is ook dat in alle onderzochte documenten er geen sprake is van intersectionaliteit.

Intersectioneel denken is nochtans erg belangrijk (Vrouwenraad vzw, 2005). Volgens

voorgaande bron weigert intersectionaliteit immers genoegen te nemen met een eenzijdig

verklaringsmodel, maar wil in tegendeel de volledige complexititeit omarmen van de invloed

van nationaliteit, gender, etniciteit, religie… Deze complexiteit is belangrijk omdat het door

deze combinatie is dat mensen een maatschappelijke positie krijgen toegewezen die bepalend

is voor hun identiteit. Desondanks heeft de Europese Commissie nog geen gewag gemaakt

van het begrip. Ongeacht het feit dat het de Europese Commissie is die veelal de plak zwaait

zien we toch dat deze actor ook de hulp in roept van civiele actoren om het beleid rond

ondernemerschap tot stand te brengen al maken de teksten niet meteen duidelijk over welke

civiele actoren het gaat.

Page 37: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

37

4. Algemeen Besluit

Dat het vrouwelijk ondernemerschap in Europa ondermaats is staat buiten kijf. De eerste

onderzoeksvraag “is er sprake van genderongelijkheid in Europees ondernemerschap” kan

na het doornemen van de literatuurstudie dan ook met een duidelijke ‘ja’ worden beantwoord.

Deze vaststelling staat nochtans in groot contrast met het principe van gendergelijkheid dat

door de EU hoog in het vaandel wordt gedragen en onder andere duidelijk wordt in haar

Vrouwen Charter. Het principe van gendergelijkheid probeert de EU via gender

mainstreaming te bekomen, waarbij de gelijkheid van mannen en vrouwen in alle activiteiten

en beleid van de EU wordt doorgetrokken. Ondanks dit principe is het dynamisme in

ondernemerschap bij vrouwen erg klein. Dat ondernemerschap bij vrouwen nochtans erg

belangrijk is staat doorheen het hele literatuuronderzoek meerdere keren vermeld met

verscheidene argumenten. Zo kan ondernemerschap gezien worden als een katalysator voor

economische groei en doordat het ratio vrouwen in ondernemershap nog niet volledig is benut

kunnen zij een belangrijke factor vormen in het streven naar die economische groei. Ook

wordt aangehaald dat vrouwen anders ondernemen (door het bezitten van een ander

persoonlijk en zakelijk profiel) en dus ook belangrijk zijn voor de diversiteit van het

ondernemerlandschap. Nog een belangrijke factor die meespeelt is dat ‘vrouwelijk

ondernemerschap’ grotendeels wordt genegeerd doordat beleidskeuzes vooral gefocust zijn op

mannen en dan ook men- streamed zijn. Vanuit een genderdimensie moet ondernemerschap

bij vrouwen dan ook verbeteren. Deze argumenten tonen aan dat vrouwelijk ondernemerschap

wel degelijk belangrijk is en dan ook dient te worden gepromoot. Dit spreekt voor zich maar

is daarentegen niet zo evident. Er zijn immers verschillende determinanten die meespelen die

dikwijls meer invloed hebben op vrouwen dan op mannen. Zo spelen er economische,

demografische en institutionele factoren mee. Sommige van deze factoren kunnen zich ook

vertalen naar regelrechte barrières die vrouwen verhinderen te gaan ondernemen. Het rapport

van de OESO haalt immers aan dat vrouwelijk ondernemerschap padafhankelijk is, waarbij de

uitkomst van het hele ondernemingsproces erg afhankelijk is van de voorgaande condities.

Als deze condities zich vertalen in barrières dan wordt het voor vrouwen heel moeilijk

ondernemen. De specifieke barrières waar vrouwen mee kampen kunnen vrij vertaald worden

naar obstakels inzake menselijk, sociaal en financieel kapitaal. Deze barrières zijn heel

pertinent aanwezig in het Europees ondernemerlandschap en vragen dan ook om verandering.

Vandaar dat deze thesis ook enkele beleidsaanbevelingen aanhaalt vanuit (non) - academische

bronnen. Dit onderdeeltje haalt specifieke acties aan die bovengaande obstakels kunnen

counteren, denken we hierbij aan het opzetten van ondernemersnetwerken voor vrouwen (om

het sociaal kapitaal te verbeteren) en zo verder. Concreet gaat het er om de pull- factoren van

ondernemerschap te gaan verbeteren en de push- factoren van ondernemerschap terug te

dringen. Een belangrijke aanbeveling die wordt gedaan is, dat er een ‘vrouwelijk

ondernemerschap’- dimensie dient te komen in elk beleid dat handelt rond ondernemerschap.

Hier pikken we dan ook op in met de tweede onderzoeksvraag “ is er binnen het Europese

beleid rond ondernemerschap plaats gemaakt voor vrouwelijk ondernemerschap”. Deze

thesis heeft beoogd hier een antwoord op te vinden via het onderzoeksluik. Door de

documenten rond ondernemerschap te gaan analyseren via de Critical Frame Analysis, krijgen

Page 38: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

38

we een zicht op de genderdimensie die speelt binnen het beleid rond ondernemerschap.

Opvallend is dat het probleem in de vier documenten steeds wordt gezien vanuit een

economisch perspectief. “te weinig ondernemers”, “het niveau kmo’s in Europa is

onvoldoende”,… worden steeds verantwoord vanuit een economisch zicht. De problemen die

er spelen dienen te worden aangepakt omdat het de Europese economie ten goede komt. De

prognoses die eruit volgen, waarbij de stimulatie van vrouwelijk ondernemerschap dikwijls

als één van de oplossingen wordt gezien, gebeurt bijgevolg ook vanuit een economische kijk.

Dit terwijl de literatuurstudie duidelijk maakte dat vrouwelijk ondernemerschap niet enkel

dient te worden gepromoot omdat het de economische groei stimuleert maar dat ook andere

belangrijke factoren meespelen, zoals het terugdringen van het men- streamed beleid. Een blik

op het men- streamed versus women- streamed, toont duidelijk aan dat in de

beleidsdocumenten er geen sprake is van gendering van het probleem (met uitzondering van

het rapport ‘Evaluation on policy’). Nergens wordt een onderscheid gemaakt tussen

mannelijke en vrouwelijke ondernemers. Er wordt enkel gesproken over ‘de ondernemer’.

Toch verraadt het Groenboek over ondernemerschap uit 2003 dat mannen nog steeds de norm

zijn wanneer het aankomt op ondernemen (dit maakt de voorpagina van het beleidsdocument

duidelijk). Opvallend is dat de oplossing heel dikwijls wel ‘gegenderd’ is waarbij men een

speciale focus legt op vrouwen, naast andere benadeelde groepen zoals jongeren en

migranten. Dit kan er op wijzen dat de Commissie wel degelijk het belang inziet van vrouwen

in ondernemerschap maar dan eerder vanuit een economische visie dan vanuit een

gendergelijkheidvisie. Had het deze laatste willen nastreven dan zou gender mainstreaming de

norm moeten geweest zijn om het beleid op te stellen, we kunnen er echter vanuit gaan, na het

doornemen van de documenten, dat dit niet het geval is. Zo wordt niet voldaan aan alle

voorwaarden die gelden bij gender mainstreaming ( 1. Gelijke vertegenwoordiging van

mannen en vrouwen in het beleid, 2. Gender maakt deel uit van alle fases van het format, 3.

Gender indicatoren zijn betrokken bij het budget). Het is duidelijk dat in de

beleidsdocumenten mannen en vrouwen niet gelijk vertegenwoordigd zijn en dat de term

‘vrouwen’ dan ook veel meer valt. Dat gender geen deel uitmaakt van alle fases van het beleid

is duidelijk geworden doordat er in het beleidsprobleem niet aan ‘gendering’ wordt gedaan.

Over puntje drie kan geen uitspraak worden gedaan omdat er nauwelijks wordt gerept over

budget in de documenten. Dat er geen sprake is van intersectionaliteit is erg opvallend. Dit

moet nochtans als zeer belangrijk worden beschouwd omdat door een kruising te maken met

andere facetten zoals religie, opleiding, nationaliteit,…de noden inzake menselijk, sociaal en

financieel kapitaal beter zouden kunnen gedetecteerd worden en beleidsaanbevelingen dan

ook specifieker zouden kunnen zijn. Dat er in het beleid een stem wordt gegeven aan civiele

actoren is niet altijd even duidelijk. Losse referenties verwijzen hiernaar zonder concreet in te

gaan op wie juist een stem heeft gekregen. Aanbevolen lijkt het organisaties en instanties te

raadplegen die zich specifiek buigen over vrouwelijk ondernemerschap zoals

netwerkorganisaties en dergelijke. Om kort een antwoord te bieden op de tweede

onderzoeksvraag, kan besloten worden dat er binnen het Europese beleid wel degelijk plaats

is gemaakt voor vrouwelijk ondernemerschap maar dan eerder vanuit een economisch inzicht

dan vanuit een gender inzicht, waarbij de methode van gender mainstreaming al helemaal uit

het oog wordt verloren.

Page 39: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

39

Deze thesis maakt duidelijk dat er nog heel wat werk aan de winkel is, wil men het quotiënt

vrouwelijke ondernemers opschroeven tot een aanvaardbaar cijfer. Het kan interessant zijn

voor een volgende scriptie nog dieper in te gaan op het principe van gender mainstreaming en

exact te gaan kijken waarom deze rond het thema ondernemerschap niet wordt gebruikt als

methode en of deze methode effectief zijn nut kan bewijzen in dit onderwerp.

Page 40: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

40

BIBLIOGRAFIE

Ahmad, N., & Seymour, R. (2008). Defining entrepreneurial activity: definitions supporting

frameworks for data collection. OECD.

Audretsch, D., & Keilbach, M. (sd). Opgeroepen op April 3, 2012, van aeaweb:

http://www.aeaweb.org/assa/2006/0107_1430_0301.pdf

Baerts, A., Deschacht, N., & Guerry, M.-A. (2008). carrières van vrouwen en mannen: een

literatuurstudie. Brussel.

Baltic Development Forum. (2011). National and Cross-national Policies on women's

entrepreneurship in the Baltic sea region. Kopenhagen, Denmark.

Bhola, R., Verheul, I., Thurik, R., & Grilo, I. (2006). Explaining engagment levels of

opportunity and necessity entrepreneurs. Zoetermeer: EIM Policy and research.

Booth, C., & Bennett, C. (2002). Gender mainstreaming in the European Union. Towards a

new conception and practice of equal opportunities? London: Sage Publications.

Business Dictionary. (sd). Opgeroepen op April 2012, van Business Dictionary.com:

http://www.businessdictionary.com/definition/role-model.html

Debusscher, P. (2010). Mainstreaming gender in European Union development policy:

conservative Europeaness? Women studies International Forum .

Doh, S., & Zolnik, E. (2011). Social capital and entrepreneurship: an explanatory analysis.

Eurobarometer. (2009). Europa.eu. Opgeroepen op 2012, van Europa.eu:

http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/facts-figures-analysis/eurobarometer/fl283_en.pdf

Eurochambres. (2004). Women in Business and in Decision-making, a survey on women

entrepreneurs. Brussels: Eurochambres.

European Commission. (2012, februari 02). Enterprise & Industry. Opgeroepen op maart 05,

2012, van Europa.eu: http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/small-business-act/

European Commission. (2010). Europe 2020: A European strategy for smart, sustainable and

inclusive growth. Brussels: European commission.

European Commission. (2003). Green Paper entrepreneurship Europe . Brussels: European

Commission.

European Commission. (2012). Ondernemingen en Industrie. Opgeroepen op April 2012, van

europa.eu: http://ec.europa.eu/enterprise/policies/sme/index_nl.htm

European Commission. (2008). Think Small First, A small business Act for Europe. Brussels:

European Commission.

Page 41: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

41

European Commission, DG Enterprise & Industry. (2008). Evaluation on Policy: promotion

of women innovators and entrepreneurship. Brussels: European Commission.

European Commission, DG enterprise. (2004). Women entrepreneurs- Teeing up for succes.

Luxemburg: European Commission.

European Foundation for the improvenment of living and working conditions. (2008).

Working in Europe, gender differences.

Europese commissie. (2011, maart 10). Enterprise&Industry online magazine. Opgeroepen op

maart 2012, van europa.eu: http://ec.europa.eu/enterprise/magazine/articles/smes-

entrepreneurship/article_10986_en.htm

Europese Commissie. (2010). Strategie voor gelijkheid van vrouwen en mannen, 2010-2015.

Brussel.

EUROSTAT. (2011). Europe in figures, Eurostat yearbook 2011. Belgium : European Union.

Eurostat. (2007). Statistics in focus- Population and social conditions. Labour force survey.

Luxemburg: Eurostat.

Galindo, M.-A., & Ribeiro, D. (2012). Women's Entrepreneurship and Economics. New

York: Springer.

Gallup Organization. (2010). Entrepreneurship in the EU and beyond. European Commission.

Kelley, D., Bosma, N., & Amoros, J. (2011). Global Entrepreneurship Monitor 2010 Global

Report. GERA.

Kelley, D., Brush, C., Greene, P., & Lytovski, Y. (2011). Global entrepreneurship monitor

2010 Women's report. GERA.

Kelley, D., Singer, S., & Herrington, M. (2012). Global entrepreneurship Monitor 2011

Global report. GERA.

Kobeissi, N. (2010). Gender factors and female entrepreneurship: International evidence and

policy implications. Journal International Entrepreneurs , 1-35.

Markant vzw/ Unizo. (2010). Opgeroepen op april 2012, van Markant vzw:

http://www.markantvzw.be/images/res4764248_3.pdf

Markant-CEZOV. (2004). Diane Project- vrouwen en zelfstandig ondernemen, tien lessen en

tien aanbevelingen voor vrouwelijk ondernemerschap. Brussel: Markant.

Martins, S. (2004). barriers to entrepreneurship and business creation. Portugal: ADRIMAG

.

Mazey, S. (2002). Gender mainstreaming strategies in the EU: delivering on an agenda?

Netherlands: Kluwer Law International.

Page 42: Vrouwelijk ondernemerschap in het licht van Europalib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/895/046/RUG01-001895046... · 2012-12-05 · Deze thesis maakt een grondige evaluatie van het vrouwelijk

Masterproef EU-studies 2012

42

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, ESF-agentschap, Administratie werkgelegenheid.

(2004). Het Genderzakboekje. Brussel: Ministerie Vlaamse Gemeenschap.

OECD. (2007). Human Capital: How what you know shapes your life. . Parijs, Frankrijk:

OECD.

OECD. (2004). Promoting entrepreneurship and innovative SMEs in a global economy.

Women's entrepreneurship: issues and policies. Istanbul, Turkey: OECD.

SEIN. (2004). Opgeroepen op februari 2012, van Markant vzw:

http://www.markantvzw.be/images/res96218_2.pdf

Tinbergen Institute. (2001). An eclectic theory of entrepreneurship. Zoetermeer.

Torenvlied, M. (2004). Sociale Zekerheid en ondernemerschap: De verschillen in sociale

zekerheidspositie tussen werknemers en ondernemers. Rotterdam.

University of Missouri-Columbia. (2008, May 22). Gender stereotypes influence intent to

pursue entrpreneurial careers. Science Daily .

Van der Vleuten, A., & Debusscher, P. (2012). Mainstreaming gender in European Union

development cooperation with sub-Saharan Africa: promising numbers, narrow contents,

telling silences. International Development Planning Review .

Van Molle, L., & Heyrman, P. (2001). Vrouwenzakenvrouwen, facetten van vrouwelijk

zelfstandig ondernemerschap in Vlaanderen, 1800-2000. Gent: Pre-Press.

Verheul, I. (2006). Explaining female and male entrepreneurship at the country level.

Routledge Taylor&Francis group.

Verheul, I., & Stigter, H. (2003). vrouwelijk ondernemerschap. In P. Risseeuw, & R. Thurik,

Handboek ondernemers& adviseurs: Management en economie van het midden- en

Kleinbedrijf (pp. 185-205). Deventer: Kluwer.

Verheul, I., Van Stel, A., & Thurik, R. (2006). Explaining female and male entrepreneurship

at the country level. Routledge Taylor&Francis group.

Verloo, M. (2005). Mainstreaming gender equality in Europe. A critical frame analysis

approach.

Vrouwenraad vzw. (2005). Opgeroepen op Maart 2012, van website van de Vrouwenraad

vzw: http://www.vrouwenraad.be/media/docs/dossiers/globaal/ontstaan_kruispuntdenken.pdf

Webster, J. (2003). Gender Policy Review - Policy directions report. Opgeroepen op maart

2012, van Cordis.europa.eu:

ftp://ftp.cordis.europa.eu/pub/citizens/docs/webster_report_en.pdf