Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het...

120
Als je op een mooie dag aan de zuidkant van Zoutelande hoog op de duinen staat en je kijkt oostwaarts, dan zie je de Westerschelde in al zijn schoon- heid. Je proeft de dynamiek van het getijdensysteem en je ervaart de combinatie van de vele functies die de zeearm vervult. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er veel gestudeerd en gepubliceerd is over dit estuarium. Het Schelde InformatieCentrum heeft al deze kennis gebundeld in de ScheldeAtlas. Het watersysteem in al zijn facetten en de scheepvaart krijgen volop de aandacht. Ik vind de ScheldeAtlas een verrijking. Hij is wetenschappelijk verantwoord èn toegankelijk voor iedere geïnteresseerde lezer. Door de bundeling en overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- gankelijkheid en veiligheid van de scheepvaart en niet te vergeten voor de veiligheid van de aangrenzende gebieden en wie daar wonen, werken en recreëren. Voor het hele Scheldemondgebied is het estuarium van eminent belang. Ik hoop dat de ScheldeAtlas niet alleen zijn weg vindt onder de geïnteres- seerde Zeeuwen, maar ook bij onze Vlaamse buren. Ook in het Voortgezet en Hoger onderwijs, waar het zelfstandig hanteren van informatiestromen steeds meer wordt toegepast, kan de uitgave goede diensten bewijzen. Het Schelde InformatieCentrum verdient waardering voor het maken en in de markt zetten van dit kwaliteitsproduct. November 1999, Lous Coppoolse Voorzitter Bestuurlijk Overleg Westerschelde de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 1 Voorwoord

Transcript of Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het...

Page 1: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Als je op een mooie dag aan de zuidkant van Zoutelande hoog op de duinen staat en je kijkt oostwaarts, dan zie je de Westerschelde in al zijn schoon-heid. Je proeft de dynamiek van het getijdensysteem en je ervaart de combinatie van de vele functies die de zeearm vervult.

Het is dan ook niet verwonderlijk dat er veel gestudeerd en gepubliceerd is over dit estuarium. Het Schelde InformatieCentrum heeft al deze kennisgebundeld in de ScheldeAtlas. Het watersysteem in al zijn facetten en de scheepvaart krijgen volop de aandacht.

Ik vind de ScheldeAtlas een verrijking. Hij is wetenschappelijk verantwoord èn toegankelijk voor iedere geïnteresseerde lezer. Door de bundeling enoverzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe-gankelijkheid en veiligheid van de scheepvaart en niet te vergeten voor de veiligheid van de aangrenzende gebieden en wie daar wonen, werken enrecreëren.

Voor het hele Scheldemondgebied is het estuarium van eminent belang. Ik hoop dat de ScheldeAtlas niet alleen zijn weg vindt onder de geïnteres-seerde Zeeuwen, maar ook bij onze Vlaamse buren. Ook in het Voortgezet en Hoger onderwijs, waar het zelfstandig hanteren van informatiestromensteeds meer wordt toegepast, kan de uitgave goede diensten bewijzen. Het Schelde InformatieCentrum verdient waardering voor het maken en in demarkt zetten van dit kwaliteitsproduct.

November 1999,

Lous Coppoolse

Voorzitter Bestuurlijk Overleg Westerschelde

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 1

Voorwoord

Page 2: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Ten geleide 4

Inleiding 5

Hoofdstuk 1

De Schelde, algemeen 7

kaart 1 Stroomgebied van de Schelde, topografie 5

kaart 1a Westerschelde, topografie 10

kaart 2 Stroomgebied van de Schelde, deelstroomgebieden 12

kaart 3 BOWS, ICBS, het waterbeleid 14

kaart 4 Administratieve bekkens, het waterbeheer 16

kaart 5 Dienstkringen, scheepvaartdiensten, provincie

en waterschappen 18

kaart 6 Bevolkingsdichtheid 20

kaart 7 Ontwikkeling tot Scheldegebied van 1000-heden 22

kaart 8 Inpolderingen 24

kaart 9 Kabels, leidingen en zinkers 26

kaart 10 Archeologie 28

Hoofdstuk 2

De Schelde, gebruik 31

kaart 11 Zonering scheepvaart 32

kaart 12 Scheepsstromen en veiligheid 34

kaart 13 Betonning 36

kaart 14 Onderhouds- en verruimingswerkzaamheden in 1998 38

kaart 15 Stortlocaties 40

kaart 16 Zandwinning 42

kaart 17 Functies ondiepe gebieden 44

Hoofdstuk 3

Water, fysische kenmerken 47

kaart 18 Waterdiepte 48

kaart 19 Waterafvoer stroomgebied 50

kaart 20 en 21 Hoogwaterstanden en laagwaterstanden

bij gemiddeld getij 52

kaart 22 en 23 Maximum stroomsnelheid tijdens vloed en

tijdens eb bij gemiddeld getij 54

Water, chemische kenmerken 57

kaart 24 Verdeling zoet en zout water 58

kaart 25 Lozingspunten 60

kaart 26 PCB 153 62

kaart 27 Fluorantheen (PAK’s) 64

kaart 28 Cadmium 66

kaart 29 Cadmiumconcentraties 68

kaart 30 Stikstof 70

kaart 31 Fosfor 72

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium2

Inhoudsopgave

Page 3: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Hoofdstuk 4

Bodem, fysische kenmerken 75

kaart 32 en 33 Mediane (D50) korrelgrootte en percentage slib 76

kaart 34 Drempels 78

kaart 35 Sedimenttransport in de Westerschelde 80

kaart 36 Droogvallende gebieden 82

kaart 37 Erosie- en sedimentatiepatronen in de Westerschelde 84

Bodem, chemische kenmerken 87

kaart 38 en 39 Bodemkwaliteit en lokale bodemkwaliteit 88

Hoofdstuk 5

Fauna 91

kaart 40 Habitat 92

kaart 41 Levensgemeenschappen bodemdieren 94

kaart 42 en 43 Biomassa bodemdieren en dichtheid bodemdieren 96

kaart 44 Visgronden, tong en garnaal 98

kaart 45 Visgronden kokkels 100

Hoofdstuk 6

Schorren 103

kaart 46 Verdronken land van Saeftinge,

benamingen en hoogteligging 104

kaart 47 Verdronken land van Saeftinge, hoogteveranderingen 106

kaart 48 Verdronken land van Saeftinge, vegetatie 108

Vegetatie overige schorren 110

kaart 49 Schor bij Bath 110

kaart 50 Schor van Waarde 110

kaart 51 Platen van Hulst 110

kaart 52 Zuidgors 110

Woordenlijst 114

Trefwoordenregister 118

Colofon 120

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 3

Page 4: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium4

In 1992 werd het Schelde InformatieCentrum (SIC) opgericht. Het doel van het SIC is het geven van informatie over de Westerschelde, zowel aanhen die beroepshalve bij de Westerschelde zijn betrokken als aan andere geïnteresseerden. Omdat bleek dat veel informatie over de Westerscheldeen de Schelde heel goed met behulp van kaarten kon worden weergegeven, werd al snel besloten om een ScheldeAtlas uit te geven.

Een eerste inventarisatie resulteerde in 200 mogelijke onderwerpen voor kaarten. Een atlas van dergelijke omvang is echter niet te verwezenlijken. DeSchelde met zijn vele aspecten, zijn dynamiek en zijn continue veranderingen maken dat een compleet beeld van de Schelde niet te geven is. Er werdbesloten om een selectie van 50 kaarten te maken. Met de titel “de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium” worden in deze 50 kaarten de veleaspecten en functies van de Schelde weergegeven. Daarbij ligt het accent op geografie, gebruik, bodem, water, fauna en vegetatie.

Bij het samenstellen van de ScheldeAtlas is nauw samengewerkt met het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ). Het RIKZ is een onderdeel van hetDirecoraat-Generaal Rijkswaterstaat van het ministerie van Verkeer en Waterstaat en één van de zes specialistische dienstendie nadrukkelijk zorg dra-gen voor de kennis binnen het ministerie. Het RIKZ is de vraagbaak van Rijkswaterstaat voor gegevens en kennis voor beleidsvoorbereiding en beleids-uitvoering, integraal waterbeheer en onderhoud met betrekking tot de oceaan, de gehele Nederlandse kustzone, de Noordzee, de Waddenzee en deZeeuwse delta. Het RIKZ heeft de afgelopen jaren vele studies uitgevoerd in de Westerschelde. Het resultaat van deze studies is neergelegd in stu-dies, rapporten en kaarten. Van deze informatie is dankbaar gebruik gemaakt bij het samenstellen van de ScheldeAtlas.

De kaarten van de ScheldeAtlas worden toegelicht met teksten en vormen als zodanig één geheel. Voor het verkrijgen van aanvullende informatiewordt verwezen naar de geraadpleegde bronnen. Omdat (gedeeltelijk) gebruik is gemaakt van oudere, reeds bestaande kaarten hebben de kaartenniet allemaal betrekking op dezelfde periode.

De ScheldeAtlas is in eerste instantie gemaakt als naslagwerk voor alle betrokkenen bij de verwezenlijking van het Beleidsplan Westerschelde. HetSchelde InformatieCentrum meent echter dat het gebruik van de ScheldeAtlas breder kan zijn dan alleen voor beleidsmakers en beleidsuitvoerders.Iedereen die geïnteresseerd is in de Westerschelde met zijn vele functies heeft met de ScheldeAtlas een sleutel in handen tot een beter inzicht in hetwel en wee van het Schelde-estuarium, dat zo’n prominente plaats in Zeeland inneemt.

November 1999,

dr. G.Th.M. van Eckeindredacteur

Ten geleide

Page 5: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Rivieren, estuaria, kustgebieden en kustzeeënvormen de verbindingen en overgangen tussencontinenten en oceanen. Ze fungeren veelal alsessentiële schakels in de natuurlijke kringlopenvan talloze stoffen en ook in de verplaatsingenvan mensen en goederen.De invloed van een rivier of estuarium is heeldivers: van een aandeel in de zoetwaterhuis-houding van de gehele aarde, de hydrologischekringloop, tot aan het maatschappelijke en cul-turele leven in een aanliggend dorp, stad, land-streek of land. De betekenis of het belang vaneen rivier of estuarium is daarom niet in enkelewoorden of cijfers samen te vatten.

Het zeewaarts gelegen deel van de Schelde, hetonderwerp van deze ScheldeAtlas, heeft eenlengte van 160 km en is ontstaan rond het jaar1000. Toen ontstonden er verbindingen tussende zeearm de Honte en de regenrivier deSchelde. Sindsdien nam op de rivier tot Gent, dehuidige Zeeschelde, de invloed van het getijgaandeweg toe. De Honte, later deWesterschelde, nam de zoetwaterafvoer overvan de Oosterschelde. Zo ontwikkelde zich hethuidige zogenaamde getijdominante estuarium.

Zowel de afmetingen, het stroomgebied, als deafvoer van de Schelde zijn zeer klein, vergele-ken met die van de grote rivieren in de wereld.Het relatief grote getijvolume en de geografi-sche ligging geven het estuarium echter zoweleconomisch als ecologisch een grotere beteke-nis dan alleen de afmetingen doen vermoeden.Met een financieel-economisch gezien geringebaggerinspanning kan tot Antwerpen eenzodanige vaardiepte worden onderhouden datdeze stad zich tot de tweede haven van West-Europa heeft kunnen ontwikkelen. In verhou-ding tot de omvang van het stroomgebied iszodoende een economische productie gegene-

reerd die eenzelfde orde van grootte heeft alsdie van Yangtze, Amazone of Nijl.Binnen Europa is de Schelde nog één van deweinige overgebleven rivieren met een vertakten omvangrijk getijderivierensysteem van zout-,brak- en zoetwater. Met onder andere het zoet-watergetijdegebied tussen Antwerpen en Genten het Land van Saeftinge, het grootste aan-eengesloten brakwaterschor van West-Europa(3000 ha), omvat het estuarium gebieden metin West-Europa uniek geworden natuurwaar-den. Voor elf soorten watervogels is hetSchelde-estuarium van internationale betekenisvolgens de zogenaamde 1-procentnorm van deRamsar Conventie. Een belangrijke oorzaakhiervoor is de ligging in de Oost-Atlantischetrekroute voor vogels, tussen overwinteringsge-bieden in Noord-Afrika en broedgebieden inScandinavie en Siberië.

Bronnen- Arts F. en Meininger P. (1995). Watervogels in

de Westerschelde 1900-1990: een recon-structie. Rijksinstituut voor Kust en Zee /RIKZ, RIKZ-95.002, Middelburg.

- Bijlsma L. (1990). Schelde, wereldrivier,wereldvoorbeeld. In: Symposiumbundel EenSchelde zonder grenzen. RWS DirectieZeeland, Middelburg.

- Cadee N. (1994). Typologie van estuarienesystemen: Geografische referenties voor hetSchelde-estuarium. Rijksinstituut voor Kust enZee / RIKZ, RIKZ 94.048, Middelburg.

- Meire P. en Marteyn E. (1987). Gejaagd doorhet Getij. In: Natuurreservaten nr. 5, novem-ber 1987.

- Perillo (edit). (1995). Geomorphology andSedimentology of Estuaries. In: Developmentsin Sedimentology 53. Elsevier, Amsterdam.

- St.Lawrence Centre. (1993). The River at aGlance. In: St.Lawrence Update. St.LawrenceCentre, ISBN 0-662-20375-5, Montreal,Canada.

- VROM. (1988). Zorgen voor Morgen.Ministerie van Volkshuisvesting, RuimtelijkeOrdening en Milieubeheer, Den Haag.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 5

Inleiding

gem. afvoer m3/s getijvolume milj. m3 lengte km stroomgebied km2 inwoners per km2

Schelde 120 2200 350 21.860 200-500

Elbe 720 1300 1100 146.500 100-200

Loire 825 480 1010 112.000 50-100

Rijn 2.200 - 1300 252.000 200

Nijl 3.000 0 6700 2.813.200 20-2200

Yangtze 32.180 7000 5990 1.833.000 185

Amazone 174.890 0 6570 6.175.000 20

Page 6: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

6

Page 7: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 7

De Schelde, algemeen

Hoofdstuk 1

Page 8: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium8

KAART 1Stroomgebied van de Schelde, topografie

Page 9: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Het stroomgebied van de Schelde heeft eenoppervlakte van 21860 km2 en wordt begrensddoor de Noordzee, door een aantal kustbekkensten noorden van de Seine en door de stroom-gebieden van Maas en IJzer. De natuurlijkegrens van het stroomgebied op land ontstaatdoor het reliëf van het gebied: de verschillen inhoogteligging van de bodem bepalen hoe ennaar welk stroomgebied het water afstroomt engeven daarmee de begrenzing van het stroom-gebied aan.

De Schelde ontspringt in Frankrijk bij Gouy tenzuiden van Cambrai op een hoogte van onge-veer 100 m. De rivier mondt na 350 km bijVlissingen uit in de Noordzee. In het stroomge-bied liggen steden als Cambrai, Valenciennes,Tournai, Oudenaarde, Gent, Dendermonde,Antwerpen en Vlissingen. Vanaf de bron tot Gent heet de rivierBovenschelde. Het deel tussen Gent en deBelgisch-Nederlandse grens wordt Zeescheldegenoemd, het deel stroomafwaarts hiervanWesterschelde.Vanaf de bron is 15 km van de rivier ongemoeidgelaten. Daarna zijn delen van de rivier, met eentotale lengte van 138 km, gekanaliseerd. Deinvloed van de Noordzee is tot Gent merkbaar.Dit deel wordt Schelde-estuarium genoemd.Het estuarium is bij Gent 50 m breed, uitlopendtot 5 km bij Vlissingen. Van Gent tot deBelgisch-Nederlandse grens bestaat het estuari-um uit één geul; stroomafwaarts van deze grensbestaat het estuarium uit eb- en vloedgeulen.De vaargeul wordt ten behoeve van de scheep-vaart op de gewenste plaats en diepte gehou-den door voortdurend te baggeren. Hierdoor isde ligging van de geulen deels onnatuurlijk. Inhet estuarium komen zoet-, brak- en zoutwa-terzones voor met schorren, platen en slikken.Van de aanwezige natuurgebieden is het Land

van Saeftinge het meest bekend.

De Leie ontspringt bij Lisbourg in Frankrijk op116 m hoogte. De eerste 25 km volgt de rivierhaar natuurlijke loop, daarna is de rivier gedeel-telijk gekanaliseerd. In België volgt de rivieralleen tussen Deinze en Gent haar natuurlijkeloop. In het stroomgebied in Frankrijk liggen desteden Lens, Béthune, Lille, Armentières enHazebrouck; in het Belgische stroombebied vande Leie liggen Kortrijk en Roeselaere. De riviermondt bij Gent in de Bovenschelde uit.

De Haine ontspringt ten zuiden van La Louvièreen mondt uit in de in Frankrijk gelegenBovenschelde. In dit stroomgebied liggen desteden Mons en La Louvière. Ook de Scarpe die ten zuidwesten van Arrasontspringt, mondt uit in de Bovenschelde.

De Dender ontspringt in Belgisch Henegouwenten noordwesten van Mons en stroomt bijDendermonde in de Zeeschelde. In het stroom-gebied van deze grotendeels gekanaliseerderivier liggen Ath, Lessines, Ninove, Aalst enDendermonde.

De eveneens grotendeels gekanaliseerde Zenneontspringt in Belgisch Henegouwen ten zuidenvan Soignies en mondt uit in de Dijle. De rivierstroomt door een zeer dichtbevolkt gebied, metsteden als Brussel, Halle, Soignies en Mechelen,waar ook veel industriële activiteiten plaatsvin-den.

De Demer ontspringt in Belgisch Limburg, tenzuidoosten van Hasselt, en mondt uit in deDijle. In het gebied liggen Hasselt, Genk enSint-Truiden.

De Dijle ontspringt ten noorden van Charleroi inBelgisch Brabant op 145 m hoogte. In hetgebied ligt onder andere Leuven. De riviermondt uit in de Rupel.

In het stroomgebied van de Nete worden dedeelstroomgebieden van de Grote Nete, deKleine Nete en de Beneden Nete onderschei-den. De Kleine Nete ontspringt bij Retie in deBelgische Kempen; de bron van de Grote Neteligt bij Hechtel-Eksel. Stroomafwaarts van Lier,waar de Grote en de Kleine Nete samenkomen,wordt de rivier Beneden Nete genoemd. Dezerivier mondt uit in de Rupel. Deze mondt op zijnbeurt uit in de Zeeschelde, waaraan onder meerGent en Antwerpen liggen. Door deze uitmon-ding is op de Rupel eveneens de getijwerkingmerkbaar.

De Westerschelde zorgt ten slotte voor de ver-binding met de Noordzee.

Bronnen- Ovaa, B.P.S.A.. (1991). Naar een samenhan-

gend beheer van het riviersysteem van deSchelde, in het perspectief van duurzame ontwikkeling. Landbouwuniversiteit Wage-ningen.

- Santbergen, L.L.P.A. (1994). Water qualitymanagement in the Scheldt basin. Intern inte-rim progress report 1993. Rapport AX 94.013,International Scheldt Group.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 9

Page 10: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium10

KAART 1A

Westerschelde, topografie

Page 11: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 11

Page 12: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium12

KAART 2Stroomgebied van de Schelde, deelstroomgebieden

Page 13: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Het stroomgebied van de Schelde strekt zich uitover een gedeelte van het noordwesten vanFrankrijk, een vrij groot deel van België, bijnahet gehele Belgische laagland en een kleinoppervlak in het zuidwesten van Nederland.

De Schelde en haar zijrivieren behoren tot decategorie van 'vlaklandriviersystemen'. Dezerivieren worden gekenmerkt door een vervaldat over de gehele lengte kleiner is dan 150 m.Hierdoor vertonen deze rivieren een van naturemeanderende loop. Bij de Schelde zijn deze voor een groot deelgekanaliseerd. De resten van de oorspronkelijkemeanders liggen nu binnendijks en wordenvaak als natuurgebieden beheerd. In hetstroomgebied zijn vele kanalen aangelegd omde watertoevoer te reguleren en de bovenstro-men bevaarbaar te houden. Een gevolg hiervanis dat water van het ene naar het anderestroomgebied wordt getransporteerd, waardoorde natuurlijke grenzen tussen de stroomgebie-den vervagen.Het overtollige water wordt uit het stroomge-bied afgevoerd via een groot aantal beekjes,beken en kleinere rivieren. Uiteindelijk wordthet water via de Schelde of één van haar zijri-vieren naar het Schelde-estuarium getranspor-teerd, waarna het naar de Noordzee stroomt.

Het oppervlak van het stroomgebied van deSchelde bedraagt 21.860 km2. Hiervan ligt6.680 km2 in Frankrijk, 13.320 km2 in België en1.860 km2 in Nederland. In België bestrijkt hetstroomgebied delen van zowel Vlaanderen alsWallonië. De agglomeratie Brussel valt in haargeheel binnen dit gebied.

Het stroomgebied van de Schelde is klein ver-geleken met het stroomgebied van Europa'sgrootste rivier, de Wolga. Haar stroomgebied

meet 1.380.000 km2 en is daarmee ruim 60keer groter. Ook het stroomgebied van bijvoor-beeld de Rijn is met 185.000 km2 vele malengroter. Het stroomgebied van de Schelde is quagrootte te vergelijken met dat van de Humber,een estuarium dat aan de oostkust vanEngeland in de Noordzee uitmondt.

De begrenzing van het stroomgebied wordtbepaald door het reliëf van het landschap endoor de Noordzee. De verschillen in hoogtelig-ging van de bodem bepalen hoe en naar welkstroomgebied het water afstroomt en gevendaarmee de begrenzing van het gebied aan. Inhet noordwesten wordt het stroomgebied vande Schelde begrensd door de Noordzee, in hetwesten door het bekken van de IJzer, in het zui-den door een aantal kustrivierbekkens inFrankrijk, in het zuidoosten en oosten door hetstroomgebied van de Maas en in het noordendoor het stroomgebied van de Rijn.

Ook de grenzen van deelstroomgebieden wor-den bepaald door verschillen in hoogteligging.Het stroomgebied van de Schelde wordt onder-verdeeld in tien deelstroomgebieden (zie detabel hieronder). Deze zijn genoemd naar debelangrijkste waterafvoerende rivieren. Derivieren de Schelde en de Leie ontspringen inFrankrijk op de Kam van Artesië. In België ont-springen verschillende rivieren op een aantalhoger gelegen plateaus. De Zenne en de Dijleontspringen op het Brabants Plateau, de Neteontspringt op het Kempens Plateau en deDemer heeft zijn bron op het HenegouwsPlateau. Voorts ontspringt de Dender in deVlaamse Ardennen en de Haine in de WaalseArdennen.

Het gebied dat rechtstreeks op de rivier deSchelde afwatert, wordt onderverdeeld in dedeelstroomgebieden Bovenschelde (van debron tot aan Gent) en Zeeschelde en Wester-schelde (van Gent tot aan de monding). In detabel tenslotte zijn enkele verdere gegevens vande deelstroomgebieden en de belangrijkstewaterafvoerende rivieren opgenomen.

Bron- Commissie voor de Bescherming van de

Schelde (ICBS). (1994). ‘De kwaliteit van deSchelde’.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 13

deelstroomgebied oppervlak km2 lengte rivier km

Bovenschelde 4277 190

Scarpe 1233 94

Haine 798 60

Leie 3886 192

Dender 1391 70

Zenne 1164 93

Dijle 1289 90

Demer 2280 80

Nete waarin: 1673

a) Grote Nete 60

b) Kleine Nete 50

Zeeschelde en Westerschelde 3872 160

Page 14: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium14

KAART 3BOWS, ICBS, het waterbeleid

Page 15: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 15

BOWSDe Westerschelde is van groot belang voor de(zee)scheepvaart en industrie en dus voor deeconomie. Zo'n 20-25% van de Zeeuwsebevolking vindt er zijn werkkring. Om dit zo tekunnen houden moet de rivier goed bevaarbaarblijven en moeten de havens goed bereikbaar. Daarnaast heeft de Westerschelde heeft ookverschillende andere functies en activiteitenzoals natuur, visserij, recreatie en delf-stoffen(zand)winning. Deze verschillendebelangen botsen soms met elkaar: het voortdu-rende onderhoud en de verbetering van devaarweg veroorzaken schade voor natuur envisserij. Andere voorbeelden zijn de industrie diewil uitbreiden op waardevolle natuurgebieden,de recreatievaart, die de beroepsvaart hindert,de delfstoffenwinning (zand en schelpen) die denatuur en recreatie dwarszit of de kokkelvisserijdie voedselschaarste voor vogels kan veroorza-ken.

Om de conflicten tussen functies en activiteitenduurzaam op te lossen is brede bestuurlijkesamenwerking noodzakelijk, die gebaseerd isop een beleidsplan waarmee beleidsmaatrege-len in de verschillende sectoren en facettenonderling op elkaar worden afgestemd. Op 22oktober 1992 werd hiertoe de bestuursover-eenkomst in het kader van het beleidsplan voorde Westerschelde ondertekend door allebetrokken overheden rond de Westerschelde.

Het beleidsplan vormt dus de basis voor hetdoor de overheden te voeren beleid. De maat-regelen en acties zoals deze in het beleidsplanzijn opgenomen zullen door de verschillendeoverheden worden uitgevoerd met behulp vanhet beschikbare bestuurlijke en juridische instru-mentarium. Door het ondertekenen van debestuursovereenkomst hebben de overheden

hun bereidheid bevestigd om op deze wijze hetplan ten uitvoer te brengen.

De hoofddoelstelling van het beleidsplan luidt:"Het met behoud en inachtneming van descheepvaartfunctie van het gebied en de ont-wikkelingsmogelijkheden daarvan (met dedaaraan gekoppelde zeehaven- en industriëleactiviteiten), creëren van een zodanige situatie,dat natuurfuncties kunnen worden gehand-haafd en hersteld en voorts potentiële natuur-waarden kunnen worden ontwikkeld. Dat dienttevens te leiden tot een goede uitgangssituatievoor de ontwikkeling van visserij- en recreatie-functies. Het belang van de waterkeringendient daarbij te worden gewaarborgd."

Voor de ontwikkeling en het opstellen van hetBeleidsplan Westerschelde is een structuur inge-steld, die na de vaststelling van het plan isgehandhaafd. Alle bij de Westerschelde betrok-ken overheden zijn vertegenwoordigd in hetBestuurlijk Overleg Westerschelde (BOWS). Deprovincie Zeeland treedt op als bestuurlijk coör-dinator. Verder nemen deel: de Ministeries vanVerkeer en Waterstaat, Volkshuisvesting,Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,Economische Zaken en Financiën; voorts degemeenten en waterschappen die aan deWesterschelde grenzen. De Belgische staat isvertegenwoordigd door een waarnemer van deAntwerpse Zeehavendienst.

Naast het BOWS functioneert een DagelijksBestuur Westerschelde (DBWS) en ter onder-steuning van deze beiden een ambtelijke werk-groep Westerschelde (WWS). Om een geza-menlijke en permanente in breng te hebben inde uitvoering van het beleid hebben degemeenten rond de WS zich verenigd in de

taakgroep Westerschelde, die ressorteert onderde Vereniging Nederlandse Rivieren.

Voor informatievoorziening over deWesterschelde binnen de bestuursstructuur ennaar andere belanghebbenden en belangstel-lenden is het Schelde InformatieCentrum opge-richt (1994). Dit centrum draagt o.a. zorg voorhet bijwerken van het actieplan van het beleids-plan WS en de evaluatierapportages. Voor dezerapportages zijn beleidsindicatoren ontwikke-lend. Verder wordt door het ScheldeInformatieCentrum de Nieuwsbrief Wester-schelde uitgegeven. Het centrum heeft tevenseen eigen website.

ICBSAlleen rond de Westerschelde bestuurlijk op éénlijn te zitten is niet voldoende. De Westerschel-de is voor bepaalde functies erg afhankelijk vande situatie in het stroomgebied.Op 26 april 1994 is daarom in het FranseCharville-Mézières het verdrag over deBescherming van de Schelde ondertekend doorFrankrijk, Wallonië, het Brussels HoofdstedelijkGewest en Nederland. In januari 1995 volgdeook Vlaanderen. In dit verdrag is voorzien in deoprichting de Internationale Commissie voor deBescherming van de Schelde ICBS. DezeCommissie richt zich op het verbeteren van dewaterkwaliteit in het stroomgebied en op hetherstel van het aquatische ecosysteem (natuur-waarden) van de Schelde.

In juni 1997 bracht de ICBS het rapport ‘Dekwaliteit van de Schelde-1994’ uit. Dit is heteerste rapport dat een beeld geeft van dewaterkwaliteitsaspecten van de rivier en van hetgevoerde beleid in het hele stroomgebied vande Schelde.

De commissie voert haar taak hoofdzakelijk uitin drie werkgroepen:• de werkgroep ‘Waterkwaliteit’ heeft als taak

de waterkwaliteit in beeld te brengen en tevolgen

• de werkgroep ‘Emissies’ staat voor het identi-ficeren van de oorsprong van de verontreini-gingen

• de werkgroep ‘Grensoverschrijdende samen-werking’.

Internationale commissiesAl sinds 1940 functioneert de TechnischeScheldecommissie (TSC). Dit is een internatio-naal overleg over de waterinfrastructuur inrelatie tot de scheepvaart tussen België enNederland. Er werd bijvoorbeeld overlegd oververdieping van de Westerschelde, deWesterschelde oeververbinding, een maritiemetoegang Waaslandhaven, ‘t Zwin, kanaal vanGent naar Terneuzen e.d. Deze commissie heeft in 1998 besloten eenwerkgroep in te stellen om samen metVlaanderen te komen tot een integraleLangeTermijnVisie Schelde-estuarium. Er wordtnaar gestreefd om deze visie in 2001 gereed tehebben.

Tenslotte is er de Permanente Commissie, eenBelgisch-Nederlandse commissie die dateert uit1839 en die de verbetering van de betonningen bebakening van de vaarweg tot taak heeft.

Page 16: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium16

KAART 4Administratieve bekkens, het waterbeheer

Page 17: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 17

Het stroomgebied van de Schelde ligt deels inNederland, deels in België en deels in Frankrijk.In elk van deze landen is het waterbeheer ver-schillend. Om het beheer in de praktijk uitvoer-baar te maken, is het stroomgebied van deSchelde in een groot aantal administratievebekkens ingedeeld. Bekkens met overeenkom-stig waterbeleid zijn in bijbehorende kaartgegroepeerd.

NEDERLANDIn Nederland zijn vier verschillende administra-tieve niveaus belast met de overheidszorg voorhet water: rijk, provincie, waterschap engemeenten. Het rijk zorgt voor de algemenereglementering en de bestuurlijke taken zoalsde wetgeving en de zorg voor een samenhan-gend functioneren van het waterstaatsbestuurin Nederland. Beheerstaken beperken zich totde grote rivieren, estuaria en belangrijkstescheepvaartkanalen. In het Nederlandse deelvan het stroomgebied voert RijkswaterstaatDirectie Zeeland het beheer. Voor een aantalwateren zijn waterkwaliteitstaken gedelegeerdaan een lagere overheid. De provincie Zeeland heeft zowel reglemente-rende en bestuurlijke taken als eigen strategi-sche en operationele beheerstaken. Zij heeft dedoor haar ingestelde waterschappen belast metde zorg voor de kwaliteit van het oppervlakte-water. Een waterschap neemt de waterstaatkundigeverzorging van een afgebakend gebied voorzijn rekening. In het Nederlandse deel van hetstroomgebied zijn twee waterschappen, daar-om is het opgedeeld in twee administratievebekkens.De gemeenten zijn onder andere verantwoor-delijk voor de riolering.

BELGIË De bestuurlijke indeling van België is andersgeregeld dan in Nederland. België is ingedeeldin rijk, gemeenschap, gewest, provincie, arron-dissement en gemeente. Het land is georgani-seerd volgens federale principes. Bij de vormingvan gewesten en gemeenschappen heeft eenbelangrijke decentralisatie plaatsgevonden. Erzijn drie gemeenschappen: de Vlaamse, deFranse en de Duitse Gemeenschap. Tevens zijner drie gewesten: het Vlaams Gewest, hetWaals Gewest en het Brussels HoofdstedelijkGewest.

VlaanderenHet Vlaams Gewest heeft belangrijke reglemen-terende en bestuurlijke bevoegdheden en isonder andere verantwoordelijk voor het water-beleid in Vlaanderen. De verantwoordelijkheidvoor het waterbeheer berust bij het Ministerievan de Vlaamse Gemeenschap, dat uit zesdepartementen bestaat. Eén hiervan is hetDepartement Leefmilieu en Infrastructuur. Ditdepartement is onderverdeeld in zes inhoudelijkverschillende administraties. De AdministratieMilieu, Natuur en Landinrichting (AMINAL) isverantwoordelijk voor het bereiken van het her-stel van de waterlopen tot de oorspronkelijkenatuurlijke toestand. Om doelmatig te werkenis het stroomgebied van de Schelde inVlaanderen verdeeld in ongeveer dertig deel-stroomgebieden. Voor elk afzonderlijk is eenAlgemeen Waterzuiveringsprogramma (AWP)opgesteld om het gestelde doel te bereiken. DeVlaamse Milieumaatschappij is verantwoordelijkvoor de uitvoering van de taken die in ditbeleidsinstrument zijn opgenomen.

WalloniëDe bevoegdheden op het gebied van de water-huishouding en het waterkwaliteitsbeheer zijn

ondergebracht bij het Ministère de la RégionWallone, maar de politieke verantwoordelijk-heid is verdeeld over meerdere ministeries. HetMinistère de la Région Wallone heeft acht inter-communalen belast met de zorg voor de water-kwaliteit. De intercommunalen zijn oorspronke-lijk opgericht als regionale ontwikkelingsmaat-schappijen met sociaal-economische onderwer-pen en bijvoorbeeld ook een thema als afval-verwerking. De gebiedsgrenzen van de inter-communalen vallen door de oorspronkelijketaken meestal niet samen met die van denatuurlijke deelstroomgebieden. Drie intercom-munalen hebben samen het Waalse deel vanhet stroomgebied onder hun beheer. Provincies, wateringen en gemeenten dragenverantwoordelijkheid voor de waterkwantiteit.

Brussel De verantwoordelijkheid voor de waterkwaliteitligt bij het Ministerie van het BrusselsHoofdstedelijk Gewest.

FRANKRIJKFrankrijk is bestuurlijk ingedeeld in zes niveaus:État, région, département, arrondissement, can-ton en commune. Het land telt 22 régions; iederrégion is opgedeeld in meerdere départementsetcetera. In Frankrijk zijn meer instanties bij hetwaterbeheer betrokken dan in Nederland. Ookde verdeling van taken over de diverse over-heidsniveaus is anders geregeld. Op rijksniveau zijn de bevoegdheden op hetgebied van beheer en handhaving met betrek-king tot de waterhuishouding van oudsher ver-deeld over meerdere ministeries. Deze verdelingvloeit voort uit de belangen van de verschillen-de soorten gebruikers van het water. Om het hoofd te kunnen bieden aan de proble-men op het gebied van het waterbeheer is eenproces van decentralisatie in gang gezet. Steeds

meer bevoegdheden worden overgedragen. Ter bevordering van een samenhangend inte-graal waterbeheer - de problemen overschrij-den vaak de grenzen van de bevoegdheden vanbetrokken ministeries - is Frankrijk opgedeeld inzes hydrografische bekkens (‘bassins’). Eénhiervan is het bekken van Artois-Picardie, waar-in het Franse deel van het stroomgebied ligt. Ditbekken is om praktische redenen verder onder-verdeeld in de subbekkens Somme, Manche enMer du Nord. Het Schelde deel van het stroom-gebied valt in het subbekken Mer du Nord.

Op bekkenniveau zijn het Bekkencommité enhet Agence de l'Eau Artois-Picardie respectieve-lijk het beleidsvoorbereidende en het uitvoeren-de orgaan.

Bron- Commissie voor de Bescherming van de

Schelde (ICBS). (1994). De kwaliteit van deSchelde.

- Ovaa, B.P.S.A.. (1991). Naar een samenhan-gend beheer van het riviersysteem van deSchelde, in het perspectief van duurzame ont-wikkeling. LandbouwuniversiteitWageningen.

Page 18: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium18

KAART 5Provincie, waterschappen, dienstkringen en scheepvaartdiensten

Page 19: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Provincie Zeeland regio indelingDe afdeling Beheer van de directieInfrastructuur en Vervoer van de ProvincieZeeland zorgt voor het beheer en het onder-houd van de infrastructuur van de ProvincieZeeland. Het bedienen van sluizen en bruggenvalt daar bijvoorbeeld onder, maar ook het zor-gen voor verordeningen, vergunningen en ont-heffingen. Voor het uitvoeren van deze taken zijn er vier(regio)kantoren.

WaterschappenDe waterschappen zijn overheden met als taak-velden:• waterkeringen: het zorgen voor beschermingtegen overstromingen, • waterbeheer: het zorgen voor het waterpeil inde polders en voor de waterkwaliteit (zuive-ringsinstallaties),• wegen: het zorgen voor het aanleggen enonderhouden van de wegen op het plattelanden de veiligheid.In Zeeland zijn er vanaf 1 januari 1999 nogslechts twee waterschappen. Het Waterschap Zeeuwse Eilanden dat is opge-richt per 1 januari 1996 door een fusie van dewaterschappen Noord- en Zuid-Beveland,Tholen, Schouwen-Duiveland en het wegschapWalcherenHet Waterschap Zeeuwsch-Vlaanderen dat per1 januari 1999 is opgericht door een fusie vande waterschappen Het Vrije van Sluis, De DrieAmbachten en Hulster Ambacht. Hiernaast zijneen aantal kenmerken weergegeven van detwee resterende waterschappen.

Dienstkring RijkswaterstaatIn Zeeland is de directie Zeeland van deRijkswaterstaat belast met zorg voor de natteen droge infrastructuur van het rijk. De in totaal

circa 60 objecten, waaronder hele grote objec-ten als de Oosterscheldekering en, in de drogesector, bijvoorbeeld de autosnelweg A58, heb-ben samen een vervangingswaarde van circa 50miljard gulden. Vier dienstkringen hebben als belangrijkste taakhet zorgen voor het operationeel beheer vandeze infrastructuur. Dit zijn: DienstkringSchelde-Rijn, Dienstkring Noord- en MiddenZeeland, Dienstkring Zeeuws-Vlaanderen enDienstkring Deltakust,

Ze zorgen samen voor een goede afwikkelingvan het verkeer over het land en het water metinachtname van de leefbaarheid en de veilig-heid van de leefomgeving. Bij de dienstkring Schelde-Rijn ligt het accentvan het werk op de scheepvaartkanalenSchelde-Rijnkanaal en Kanaal door Zuid-Beveland. Deze beide kanalen liggen in de routevan de binnenscheepvaart tussen Antwerpen,respectievelijk Terneuzen en Rotterdam.

De dienstkring Noord- en Midden Zeelandbeheert een belangrijk droog object, de auto-snelweg A58 en heeft verder de zorg voor deWesterschelde als scheepvaartweg voor de zee-en binnenvaart. De dienstkring Zeeuws-Vlaanderen heeft o.a.de zorg voor de rijkswegen die aansluiten op deveerhavens Perkpolder en Breskens, via welkede Provinciale Stoomboot Dienst veerdienstenonderhoud met respectievelijk Kruiningen enVlissingen.De dienstkring Deltakust is niet werkzaam inhet gebied van de Westerschelde.

Scheepvaartdienst RijkswaterstaatTwee scheepvaartdiensten zorgen voor eengoede en veilige afwikkeling van het scheep-vaartverkeer op de respectievelijke Ooster- ende Westerschelde en de daarmee in verbindingstaande kanalen. Daarvoor beschikken ze overpatrouilleboten. Langs de Westerschelde zijn erbovendien voor het begeleiden van de zee-

scheepvaart verkeersdiensten, ook wel walra-darposten genoemd. De scheepvaartdienstenzorgen ook voor de bediening van de bruggenen sluizen in de scheepvaartkanalen.

Bron- Als het waters stil staat, stinkt het (1995),Portret van een nieuw waterschap, WaterschapZeeuwse Eilanden.- Informatieboekje (Getijdentabel 1999),Waterschap Zeeuwsch-Vlaanderen

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 19

Waterschap

kenmerken eenheid Zeeuwse Eilanden Zeeuwsch-Vlaanderen

Oppervlakte ha 97.000 73.150

Zeedijken km 380 65

Duinen km 25 17

Waterlopen km 7050 3854

Bemalingsinstallaties aantal 65 25

Uitwateringssluizen aantal 8 8

Vervuilingseenheden v.e 388.200 168.500

Cap. Zuiveringsinstallaties v.e 506.600 195.800

Wegen km 2257 1365

Personeelsleden aantal 400 190

Begroting 1999 fl. 107.000.000,- 59.000.000,-

Page 20: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium20

KAART 6Bevolkingsdichtheid

Page 21: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Zoals vele vlaklandriviersystemen is ook hetstroomgebied van de Schelde dichtbevolkt.Immers, het gebied heeft gunstige vestigings-voorwaarden: het beschikt over natuurlijketransportroutes dankzij de aanwezigheid van devele rivieren. Bovendien bestaat de bodemvoornamelijk uit zand, leem, löss en zee- enrivierklei; vruchtbare grond , die zeer geschikt isvoor de landbouw. Daardoor nam de industria-lisatiegraad toe en werd de landbouw steedsverder gemoderniseerd en geïntensiveerd. Hetgebied werd steeds welvarender. Deze factorenhadden op hun beurt weer een aantrekkendewerking, waardoor de bevolking sneller groei-de. Omdat bijna het gehele stroomgebied in princi-pe bewoonbaar is hebben zo'n 10,5 miljoenmensen over het gehele stroomgebied ver-spreid een plaats gevonden om te leven, tewonen en te werken. Verwacht wordt dat debevolking nog tot 2010 met 0,2% per jaar zaltoenemen. Aangenomen wordt dat daarna debevolkingsgroei tot stilstand zal komen.

Het stroomgebied van de Schelde strekt zich uitover een deel van het noorden van Frankrijk,bijna geheel laag België en een klein deel vanzuidwest Nederland. Het gebied is 21863 km2

groot en de bevolkingsdichtheid in het stroom-gebied bedraagt 480 inwoners per km2.Voor Frankrijk is dit 107, voor België 332 envoor Nederland 457 per km2. In Europa alsgeheel is de bevolkingsdichtheid gemiddeld 32inwoners per km2. IJsland is het dunstbevolkteland; op dit eiland leven gemiddeld 3 inwonersper km2. Malta is het dichtstbevolkte land; opdit eiland leven 1179 inwoners per km2.Nederland neemt in Europa een tweede plaatsin. Ook binnen het stroomgebied van de Schelde(zie de tabel hiernaast) zijn grote verschillen in

bevolkingsdichtheid. In delen van Zeeland envooral in de omgeving van de bovenlopen vanrivieren als de Schelde, de Leie, de Demer en deZenne worden minder dan 100 inwoners perkm2 geteld. In stedelijke gebieden, zoals deagglomeraties van Brussel, Antwerpen enLille/Roubaix, is de bevolkingsdichtheid vaakgroter dan 2000 inwoners per km2. Als de deelstroomgebieden van de Scheldeonder de loep worden genomen, blijken ookdaar onderling aanzienlijke verschillen in debevolkingsdichtheid te bestaan. Het deel-stroomgebied van de Zenne, waarin Brussel isgelegen, is verreweg het dichtstbevolkt. Erleven gemiddeld 1260 inwoners per km2. Ookde deelstroomgebieden van de Zeeschelde envan de Leie zitten duidelijk boven het gemid-delde van 480 inwoners per km2. De deelstroomgebieden van de Bovenscheldeen de Demer zijn het dunstbevolkt, maar nogaltijd een factor zeven hoger dan het Europesegemiddelde.

Bronnen- Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).Statistisch Jaarboek 1998.- Commissie voor de Bescherming van deSchelde (ICBS). (1994). De kwaliteit van deSchelde.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 21

Deelstroomgebied opp. km2 inwoners inwoners per km2

Bovenschelde 4277 1.147988 268

Scarpe 1233 670760 544

Haine 798 395124 495

Leie 3886 2.256716 581

Dender 1391 455376 327

Zenne 1164 1.465454 1259

Dijle 1289 562111 436

Demer 2280 673482 295

Nete 1673 586435 351

Zeeschelde Westerschelde 3872 2.217570 573

Page 22: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium22

KAART 7Ontwikkeling tot Scheldegebied van 1000 - heden

Page 23: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 23

Zuidwest Nederland, de delta van de rivierenRijn, Maas en Schelde, was oorspronkelijk eenmet hoogveen bedekt gebied. Het gebied is aande Noordzeezijde gelegen achter strandwallenen in het zuidoosten en zuiden begrensd doorde hogere zandgronden van Brabant enVlaanderen. Ten gevolge van de stijging van dezeespiegel drong de zee in het begin van onzejaartelling via de riviermonden het gebied bin-nen. Aan het eind van de derde eeuw werdbijna heel Zeeland overstroomd en gedurendeeen aantal eeuwen was Zeeland praktischonbewoonbaar. In deze periode werden op deveenlagen nieuwe lagen klei afgezet en ont-stonden grote hoogopgeslibde schorren.Vanaf de 10e eeuw zijn de hoogstgelegen metklei overdekte veengebieden weer opnieuwbewoond. Na nieuwe overstromingen werdenop zeer bescheiden schaal dijken aangelegd.In de 12e eeuw liep de Schelde nog als eenbetrekkelijk smalle rivier langs Bergen op Zoom,waarna hij westwaarts afboog om tussenSchouwen en Walcheren in zee uit te monden.Vanaf de 17e eeuw is de basis gelegd voor dehuidige vorm van de Westerschelde doordat dezeearm de Honte aansluit op de Schelde. Dezeaansluiting werd steeds belangrijker voor deloop van de Schelde. De afdamming van deKreekrak in 1867 en de aanleg van de Sloedamin 1871 hebben er uiteindelijk toe geleid dat deWesterschelde zijn huidige vorm heeft gekre-gen. Hierbij hebben de verdere inpolderingen(zie kaart 8), de steeds sterkere dijken en hetvaarwegonderhoud eveneens een belangrijkerol gespeeld.

Bronnen- Mol, G. (1995). De Westerschelde: een resul-taat van menselijke ingrepen. Rapport RIKZ-95.030. Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voorKust en Zee/RIKZ Middelburg.- Pieters, T., C. Storm, T. Walhout, en T.Ysebaert. (1991). Het Schelde-estuarium, méérdan een vaarweg. Nota GWWS-91.081.Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ en Directie Zeeland, Middelburg.

Page 24: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium24

KAART 8Inpolderingen

Page 25: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

In de geschiedenis van de menselijke bewoningvan Zeeland wisselen overstromingen en het(weer) bewoonbaar maken van buitendijks(schorren)gebied elkaar af. In eerste instantiebleef het bewoonbaar maken beperkt tot hetafdammen van kreken, maar door overstro-mingen werd men later gedwongen tot hetaanleggen van ringdijken. Zo ontstonden deeerste polders. In de 11e en de 12e eeuw zijnpolders gevormd die nu nog bestaan: de PolderSchouwen, de Vierbannen van Duiveland, dePolder Walcheren en de Brede WateringBewesten Yerseke. Sinds die tijd zijn er steeds nieuwe gebiedeningepolderd, afgewisseld met overstromingenten gevolge van stormvloeden. Vooral in de 15e

en 16e eeuw hebben grote overstromingenplaatsgevonden, die bepalend zijn geweestvoor het ontstaan van de huidige Ooster- enWesterschelde. Anderzijds bleef de mens voort-durend doorgaan met het onttrekken vanschorgebieden aan het water. Het begin werd gemaakt in 1688 door de inpol-dering van de Groote Zuiddiepepolder. In 1735werd van de Passageul naar de Braakman eennieuwe geul gegraven, die dienst deed als ver-dedigingslinie. Deze geul verzandde. Aan deoostzijde werd in 1786 de Kapitaledam aange-legd en aan de westzijde in 1788 deBakkersdam, waardoor de bestaande verbin-ding tussen de Braakman en het Zwin werdafgesloten. Daarmee werd het zogenoemde‘Eiland’ definitief aan West-Zeeuwsch-Vlaan-deren gehecht. De afdamming van de Kreekrak zorgde vooreen pittige discussie over de eventuele gevol-gen voor de scheepvaart. Men vreesde dat deWesterschelde na enige decennia zou verzan-den, zoals dat ook met een aantal andere estu-aria was gebeurd. Ten slotte de afdamming in1871 van het Sloe; met deze twee laatste

afdammingen werd de definitieve scheidingtussen de beide Scheldes een feit.

De meeste inpolderingen in Zeeuwsch-Vlaa-n-deren vonden plaats in de 17e eeuw. InWalcheren is de polder Walcheren het eerstontstaan (deze beslaat circa 90% van hettotaal). In Zuid-Beveland kende het verloop vande inpolderingen in de tijd een regelmatig door-gaande ontwikkeling.

Bron-Mol, G. (1995). De Westerschelde: een resul-taat van menselijke ingrepen. Rapport RIKZ-95.030. Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voorKust en Zee/RIKZ, Middelburg.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 25

Page 26: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium26

KAART 9Kabels, leidingen en zinkers

Page 27: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Op de bodem van de Westerschelde liggen velekabels en buisleidingen. Zo zijn de industriecen-tra van Antwerpen, de Kanaalzone (Terneuzen-Gent) en Vlissingen-Oost via het industriege-bied Moerdijk door middel van buisleidingenverbonden met het Rijnmondgebied. Dezebuisleidingen behoren tot het landelijk net vanhoofdverbindingen.

In het oostelijk deel van de Westerschelde ligtnabij het Land van Saeftinge een pijpleidingen-dam. In deze dam bevinden zich een zinker vanShell, vijf watertransportleidingen, een gaslei-ding van de Gasunie en een telecomkabel (nietafgebeeld).

In het middendeel van de Westerschelde, onge-veer ter hoogte van de lijn Hoedekenskerke -Ossenisse, liggen meerdere telecomkabels. Eendeel hiervan is niet meer in gebruik. In ditgebied bevinden zich ook enkele 50 KV elektri-citeitskabels.

Tussen Ellewoutsdijk en het industriegebiedTerneuzen-West liggen, in een zinker van DOWBenelux N.V., een naphta- en een propyleen-ethyleenleiding. In dit gebied lopen ook kabel-verbindingen, zoals een 150 KV elektriciteitska-bel en een telecomkabel. In het StreekplanZeeland wordt in dit gebied tevens een leidin-genstrook weergegeven. Deze buisleidingendienen in de (nabije) toekomst een milieuvrien-delijke wijze van transport te bieden.

Vanaf de kust van Walcheren loopt een tele-comkabel van de PTT door de monding van deWesterschelde. Deze kabel komt ter hoogte vande Belgisch-Nederlandse grens weer aan wal.

De kabels, leidingen en zinkers liggen niet openen bloot op de bodem van de Westerschelde.

Rijkswaterstaat geeft een vergunning af voorhet leggen, waarbij randvoorwaarden wordengesteld o.a. over de bedekking (meestal eenbepaalde dikte zand). Deze bedekking is nood-zakelijk voor zowel het behoud van de kabelsals het garanderen van de veiligheid. In de ver-gunning wordt ook bepaald om de hoeveel tijdde aanvrager de bedekking moet controleren.

Bronnen- Bestuurlijk Klankbordforum Westerschelde.

(1991). Beleidsplan Westerschelde.- N.V. Deltanutsbedrijven (1997). Schriftelijke

reactie op Milieuaspectenstudie BaggerstortWesterschelde.

- Provincie Zeeland (1997). Streekplan Zeeland(samenvatting).

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 27

Page 28: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium28

KAART 10Archeologie

Page 29: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

In het stroomgebied van de Westerschelde issinds lange tijd sprake van menselijke aanwe-zigheid. Dat tonen diverse bodemvondsten aandie afkomstig zijn uit verschillende perioden vande geschiedenis. Verspreid over vrijwel de gehe-le Westerschelde, langs de (huidige) oevers enin de waterbodem zijn deze vindplaatsen aan tetreffen. De oudste vondsten die in deze gebie-den zijn gedaan, stammen uit de steentijd.

De kaart geeft een overzicht van archeologischbelangrijke terreinen en vindplaatsen in en opde oevers van de Westerschelde. De nummersop de kaart corresponderen met de in de tabel-len gegeven toelichting.

De Westerschelde heeft haar huidige vormgekregen doordat er zowel op de noordelijkeoever (Zuid-Beveland) als op de zuidelijke oever(Zeeuwsch-Vlaanderen) grote gebieden zijningepolderd. De eerste inpolderingen werdenreeds rond het jaar 1100 uitgevoerd. In de 17eeeuw is sprake van een snelle groei van het

oppervlakte land dat werd ingepolderd.Stormvloeden en te zwakke dijken zorgden erechter voor dat veel van dit nieuwe land, metde daarop aanwezige bebouwing, moest wor-den teruggeven aan het water. Een deel vandeze gebieden is nadien nooit meer ingepol-derd.

Vooral in het oostelijke deel van deWesterschelde vindt men deze zogenaamde'verdronken landen'. Waarschijnlijk het meestbekend is het Verdronken land van Saeftinge,vroeger bewoond gebied, nu een belangrijknatuurgebied. Een gebied dat pas sinds enkelejaren 'boven water komt' is het Verdronkenland van Valkenisse. Dit dorp heeft eeuwenlangonder sediment begraven gelegen, waardoorde fundamenten van woonhuizen, de kerk(inclusief de toren) en het kasteel vanValkenisse uitzonderlijk goed bewaard zijngebleven. Het gebied wordt de komende jarenverder onderzocht en in kaart gebracht.

Bronnen- Mol, G. (1995). De Westerschelde: een resul-

taat van menselijke ingrepen. Rapport RIKZ-95.030. Rijksinstituut voor Kust en Zee,Middelburg.

- Schriftelijke informatie van de Rijksdienst voorhet Oudheidkundig Bodemonderzoek teAmersfoort.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 29

terreinen

3 Verdronken gebied bij voormalig fort Zoutman

6 Verdronken dorp Wolfertsdorp

11 Verdronken land bij de Biezelingse Ham, ligging van het voormalig dorp

Oostende of Vinninge

14, 15 Verdronken land van Valkenisse

19, 20 Verdronken land van Rilland

16-18, 21 Verdronken land van Saeftinge: Bewoning uit de steentijd (17) en

Middeleeuwen (21), Verdronken dorp Namen (16) en verdronken fort

Saeftinge (18)

13 Verdronken land van Oud-Hontenisse

Vindplaatsen

1 vondst van een schip op strand van Vlissingen

2 vondst uit de romeinse tijd

4 vondst uit de steentijd

5 vondst van een 19e eeuws schip

8 opgeviste vondsten uit de steentijd en de bronstijd

9 vondsten uit de vroege Middeleeuwen

10 vondst uit de steentijd

Page 30: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

30

Page 31: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 31

De Schelde, gebruik

Hoofdstuk 2

Page 32: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium32

KAART 11Zonering scheepvaart

Page 33: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Voor de zeescheepvaart is er een hoofdvaarrou-te en zijn er nevenvaarroutes. In de Pas vanTerneuzen en nabij Vlissingen zijn er specialeroutes voor de recreatievaart. Buiten de beton-ning, die is bedoeld voor het reguliere scheeps-verkeer, is ruimte vrijgehouden voor de door-vaart van kleine schepen. Alleen de hoofdvaarroute wordt door baggerenop diepte gehouden. Grote schepen zijn dus opdie hoofdvaarroute aangewezen. De grootsteschepen kunnen alleen bij hoog water deWesterschelde opvaren. Schepen met gevaarlijkstoffen, chemicaliën en brandbare gassen aanboord, zijn wettelijk verplicht om van de hoofd-vaarroute gebruik te maken. De overige zijn vrijom een andere vaarroute met betonning te kie-zen.

Op diverse plaatsen in de Westerschelde zijn ergebieden gereserveerd om te ankeren.Vanwege de verkeersveiligheid mogen schepenalleen in deze gebieden voor anker gaan. Enkeleankerplaatsen kunnen worden gebruikt omschepen te laden en te lossen. Dit betreft dik-wijls grote(re) schepen waarvan de lading opkleinere (binnen)schepen of duwbakken wordtovergeladen (overslag op stroom).

De Westerschelde is van groot belang voor dehavens en industriegebieden van Antwerpen,de kanaalzone Terneuzen-Gent en Vlissingen.Daarom heeft de sector een belangrijke plaatsin het Beleidsplan Westerschelde (1991). In hetbeleidsplan wordt onder andere het huidigebeleid beschreven met betrekking tot scheep-vaart en zeehavenactiviteiten. Dit beleid omvateen verzameling van alle relevante regels, richt-lijnen en zaken die belangrijk worden geachtdoor de verschillende overheden in het gebied(gemeenten, provincie en rijk). Daarnaast wordtin het beleidsplan ook aangegeven hoe deWesterschelde zich dient te ontwikkelen vol-gens deze overheden. Hiervoor is vaak aanvul-lend beleid noodzakelijk. Ook deze (nieuwe)beleidsmaatregelen staan in het BeleidsplanWesterschelde vermeld. In een bijlage van hetplan is aangegeven waar de verschillende acti-viteiten en functies binnen de Westerscheldeplaats (kunnen) vinden.

De hoeveelheid goederen die in de havenswordt overgeslagen is representatief voor hetfunctioneren van de havens en daarmee ookvoor het economisch belang van de scheep-vaart.

Figuur 1a geeft de goederenoverslag in hetWesterscheldegebied (havens Vlissingen,Terneuzen en totaal) in absolute hoeveelhedenweer.Figuur 1a laat zien dat de totale goederenover-slag in de havens in het Westerscheldegebiedsinds 1993 met 37% is toegenomen.Figuur 1b geeft de economische positie weervan deze havens ten opzichte van de havens inde Hamburg - Le Havre range. Deze rangebeslaat alle zeehavens tussen Hamburg en LeHavre. Doordat deze havens hetzelfdeNoordwest Europese achterland bedienen, zijnze elkaars directe concurrenten. Een verande-ring in het aandeel van de Westerscheldehavensis daarom representatief voor een veranderingin de concurrentiepositie.Figuur 1b laat zien dat het procentuele aandeelvan de Westerscheldehavens in de Hamburg -Le Havre range voor goederenoverslag ook istoegenomen. Dit betekent zowel een absoluteals een relatieve versterking van de economi-sche positie van de havens langs deWesterschelde.

Figuur 1c toont de ontwikkeling van het aantalarbeidsplaatsen in de vier havens en het totaal

langs de Westerschelde. De arbeidsmarktont-wikkeling is een belangrijke graadmeter voorhet economisch functioneren van de havens endaarmee de economische functie van descheepvaart. Figuur 1c laat zien dat de werkge-legenheid sinds 1990 met 11% is toegenomen.Deze toename vindt vooral plaats in de havenvan Vlissingen.

Bron- Bestuurlijk Klankbordforum Westerschelde.

(1991). Beleidsplan WesterscheldeMiddelburg.

- Lutz, R. (1998). Evaluatie BeleidsplanWesterschelde 1996. Schelde Informatie-Centrum.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 33

Figuur 1a Figuur 1b Figuur 1c: ontwikkeling van het aantal arbeidsplaatsen

Page 34: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium34

De Westerschelde wordt door de beroepsvaartzeer intensief gebruikt. Ze vormt de verbindingmet de Noordzee voor de havens vanAntwerpen, Gent, Terneuzen en Vlissingen.Daarnaast vormt het traject tussen Hansweerten Terneuzen een belangrijke schakel voor debinnenvaart in de zogenaamde noord-zuidrou-te. Deze route verbindt het Rijnmondgebiedmet onder meer Antwerpen, de Kanaalzone(Terneuzen-Gent) en Noord-Frankrijk. In hetdeltagebied wordt de route gevormd door tweemin of meer parallelle trajecten: het Schelde-Rijnkanaal, vooral voor het scheepsverkeer naarAntwerpen, en het traject over deOosterschelde via het Kanaal door Zuid-Beveland en de Westerschelde naar Terneuzenen verder.

In het mondingsgebied varen de meeste zee-schepen: in 1994 werden circa 51.000 vaarbe-wegingen geregistreerd verdeeld over drietypen zeevaart (zie de legenda van de kaart).Dit aantal neemt stroomopwaarts geleidelijk aftot circa 32.000 scheepsbewegingen van ennaar Antwerpen. Het traject Hansweert-Terneuzen is vooral door de binnenscheepvaarthet drukst bevaren gedeelte van deWesterschelde met circa 48.000 vaarbewegin-gen verdeeld over drie typen binnenvaart (zieweer de legenda van de kaart). Dit is ruim tweemaal zoveel als op andere gedeelten van deWesterschelde.

De recreatievaart op de Westerschelde isbeperkt, zeker in vergelijking tot de ander zoutewateren in de delta. In het mondingsgebied,

van en naar Vlissingen, wordt vrij veel gevaren;circa 23.000 recreatievaartuigen passeerden in1994 de sluizen bij Vlissingen. Bij de sluizen vanHansweert worden jaarlijks circa 6.000 passa-ges door recreatievaartuigen geteld. Dit zijnvoornamelijk jachten die vanaf de Oosterschel-de een tochtje naar de Westerschelde maken.Ten behoeve van de veiligheid wordt een terug-houdend beleid ten aanzien van de watersportgevoerd. Slechts een beperkte toename van hettotaal aantal ligplaatsen is volgens hetBeleidsplan Westerschelde toegestaan. Het totaal aantal ligplaatsen is van 1990 tot1996 toegenomen met 19%, ook tussen 1995en 1996 vond een stijging plaats. Het grootsteaandeel wordt geleverd door de vaste ligplaat-sen. Het relatieve aandeel hiervan is echterafgenomen door een toename van het aantal

KAART 12Scheepsstromen en veiligheid

Page 35: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 35

passantenplaatsen en plaatsen op de wal. Degrootste jachthaven rond de Westerschelde is(nog steeds) Breskens (620 plaatsen, toenamein beleidsplan voorzien), gevolgd doorTerneuzen (303 plaatsen) en Vlissingen (237plaatsen. In Paal kunnen relatief veel botenworden afgemeerd (150), de overige havenszijn klein (ca. 30 plaatsen). Het meest opvallende is de ontwikkeling in dehavens van Terneuzen: hiervoor werd in hetBeleidsplan een ‘zeer beperkte uitbreiding’ toe-gestaan, terwijl het aantal ligplaatsen is toege-nomen van 199 naar 303 (150%).

Hoewel het vervoer over water bekend staat alseen veilige transportwijze kan een ongeval nietworden uitgesloten. Het beleid is er echter opgericht om zowel de kans op een ongeval als degevolgen ervan te verkleinen.

De kans op een ongeval is weer te geven metde ongevallenfrequentie per vaartuigkilometer.Dit is het aantal ongevallen gedeeld door hettotaal aantal kilometers gevaren door de zee-scheepvaart. Deze ongevallenfrequentie geefteen indicatie van de kans op een ongeval. Deze

frequentie is geen indicatie voor de ernst vaneen ongeval en voor de gevolgen ervan. Deschade kan het schip en/of de lading betreffen.De ongevallenfrequentie is weergegeven infiguur 1.Figuur 1 laat zien dat van 1990 tot en met 1994het totaal aantal ongevallen per vaartuigkilo-meter licht is toegenomen. Bij het grootste deeldaarvan trad geen of enige schade op. Hierbijwas sprake van strandingen of aanvaringen meteen drijvend voorwerp, bijvoorbeeld een boei.Het aantal ongevallen met ernstige schadebedroeg in die periode gemiddeld 2,6 per jaar,bij een gemiddelde van 50 ongevallen.

Om het aantal ongevallen terugdringen wordenbronmaatregelen genomen. Voorbeelden daar-van zijn de invoering van de Schelde-Radar-Keten, geleiding van de recreatievaart en hetverplicht stellen van het hebben van navigatie-middelen aan boord. Om de mogelijke gevol-gen van een ongeval zoveel mogelijk te verklei-nen worden door provincie en gemeentenmaatregelen (planologie, rampenplannen) aande wal genomen.

Indien de lading bestaat uit een giftig vloeibaargas, is het gevaar voor omwonenden hetgrootst. Dit betreft minimaal 5% van de goede-renstroom op de Westerschelde (zie de kaart).Het betreft hier voornamelijk ammoniaktrans-porten. Het vervoer van ammoniak blijkt kort-om de risicoís voor omwonenden van het ver-voer van gevaarlijke stoffen over deWesterschelde te bepalen. Voor omwonenden, recreanten en werknemersvan omliggende bedrijven wordt dit risico aan-geduid met het individueel risico. Daarbij geldtals (Nederlandse) norm de risicocontour van10-6. Dit betekent dat in een jaar tijd één op demiljoen mensen de kans loopt te overlijden alsgevolg van een scheepsongeval met gevaarlijkestoffen op de Westerschelde. Op elke plaats inen om de Westerschelde is deze kans te bere-kenen. Als men de punten met dezelfde kansmet elkaar verbindt, krijgt men de individuelerisicocontourlijn zoals getekend op de kaart.Deze lijn geeft als het ware een grafische pre-sentatie van het risico. Binnen het gebied vande lijnen is het risico groter, daarbuiten kleiner.Het streven is er daarbij op gericht om de risico-contourlijnen zoveel mogelijk richting vaarwegterug te dringen. De positieve invloed van bronmaatregelen ophet risicobeeld is de laatste jaren echter gedeel-telijk weer teniet gedaan door het toegenomenvervoer. Daardoor zijn de risicocontouren vande risico-analyse van 1996 nauwelijks veran-derd ten opzichte van die van 1993. Op som-mige punten raakt de risico-contourlijn van 10-6 nog steeds het vasteland

Bronnen- Hengst P. & W.J. Meur. (1995). Scheepvaart

bij bruggen en sluizen in Zeeland, kerncijfers1994. Rijkswaterstaat Directie Zeeland,Middelburg.

- Vroon, J., et. al. (1996). WSV-doelgroepstu-die Scheepvaart Westerschelde.Werkdocument RIKZ/AB-96.134X,Middelburg.

- Beleidsmonitoring Westerschelde, EvaluatieBeleidsplan Westerschelde 1998. ScheldeInformatieCentrum.

Figuur 1: ongevallenfrequentie per vaartuigkilometer.

Page 36: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium36

KAART 13Betonning

Page 37: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 37

Ondiepten, versmallingen en bochten in devaargeul, invloed van het getij en veel scheeps-verkeer maken van de Westerschelde een lastigte bevaren vaarwater. Om de scheepvaart ingoede banen te leiden, zijn de vaarroutesgemarkeerd met tonnen en boeien. In deWesterschelde zijn diverse vaarroutes. Debelangrijkste, de hoofdvaarroute, is geschiktvoor grote zeeschepen. Daarnaast zijn er zoge-naamde nevenvaarroutes, geschikt voor kleine-re zee- en binnenschepen en enkele routes spe-ciaal voor kleine vaartuigen. In 1997 waren 32vaarwaters, anker- en wachtgebieden in deWesterschelde (inclusief de monding) met boei-en en tonnen gemarkeerd. Op de kaart wordenalleen de belangrijkste vaarroutes weergege-ven.

De betonning geeft de grens aan tot waar eenvaargeul bevaarbaar is, de zogenaamde lateralemarkering. Met boeien en tonnen kunnen ookbepaalde gebieden, zoals ankerplaatsen, wor-den aangegeven. Daarnaast worden zegeplaatst bij (tijdelijke) werkzaamheden in devaargeul of incidentele veranderingen zoalsstremmingen of een ongeval; dit wordt de car-dinale markering genoemd. De Westerscheldewordt betond volgens het IALA MaritiemeBetonningssyteem. Dit systeem wordt wereld-wijd in kustwateren gebruikt om de vaarweg temarkeren. Voor binnenwateren geldt een andersysteem.

Vaarwegmarkeringen kan men herkennen aan:• de vorm: spits, stomp, bol- of pilaarvormig • de kleuren of kleurencombinatie• de verlichting• de naam (of afkorting) en het nummer

De betonningsrichting bepaalt de kleur en devorm van de boeien. Langs de Nederlandse kustis deze richting vanuit zee naar de havens toe.Een schip dat vanuit de Noordzee deWesterschelde opkomt, vaart dus in de beton-ningsrichting. Dat houdt in dat de boeien aanbakboordzijde (links) rood van kleur en stompvan vorm zijn. De boeien aan stuurboordzijde(rechts) zijn groen en spits. Cardinale markerin-gen geven een bepaald punt aan; ze hebbengeen kenmerkende vorm (meestal zijn ze pilaar-vormig). De cardinale markeringen zijn altijdgeel-zwart van kleur en hebben een duidelijk teonderscheiden topteken, bestaande uit zwartekegels.

De boeien en tonnen worden gecontroleerd enonderhouden door de DienstVaarwegmarkering, een onderdeel van RWSDirectie Zeeland. Om de twee jaar worden ze'verschoond', dat wil zeggen dat er nieuweboeien en tonnen worden neergelegd. De ket-tingen waarmee een boei vastligt worden jaar-lijks gecontroleerd en indien nodig vervangen.

Bronnen- (1983). Betonningssytemen in Nederland.

Editie 1989, uitgegeven door de chef derhydrografie, 's Gravenhage.

- Mondelinge informatie RWS Directie Zeeland

Page 38: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium38

KAART 14Onderhouds- en verruimingswerkzaamheden in 1998

Page 39: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Om de vaarweg naar Antwerpen op de vereis-te diepte te houden, worden al sinds ongeveer1900 door Vlaanderen baggerwerkzaamhedenuitgevoerd op de drempels in de Westerschelde(zie ook kaart 34, Drempels).In de tabel staan een aantal gegevens over debaggerwerken vanaf de Belgische grens tot aande monding van de Westerschelde. Het betreftachtereenvolgens het jaartal waarop begonnenis met baggeren, de tot en met 1955 gebagger-de hoeveelheden en de in de periode 1955 -1995 gebaggerde hoeveelheden. Hierbij valt opdat steeds meer in westelijke richting gebag-gerd wordt.

In 1995 hebben Vlaanderen en Nederland eenverdrag gesloten over de verruiming van devaargeul zodat de haven van Antwerpen betertoegankelijk wordt. Tot dan toe werd gebag-gerd op basis van ‘44’/40’/34’ voet’. Dat wilzeggen dat schepen met een maximale diep-gang van 44 voet (1 voet is ongeveer 0,3meter) in één getij naar Antwerpen kunnenvaren. Schepen met een diepgang van 40 voetkunnen in één getij van Antwerpen de

Westerschelde afvaren en schepen met eenmaximale diepgang van 34 voet kunnen onaf-hankelijk van het getij varen op deWesterschelde. Het verdiepingsverdrag bepaaltdat de vaarmogelijkheden worden uitgebreidnaar ‘48’/43’/38’ voet’. In het kader van het verdrag worden vier grotewerken uitgevoerd: het verwijderen van wrak-ken en obstakels, het plaatselijk met baggerenverruimen van de vaargeul, het plaatselijk ver-dedigen van de geulranden en het uitvoerenvan compensatiewerken in verband met hetverlies van natuurwaarden.

De kaart geeft een overzicht van de onder-houds- en verruimingswerkzaamheden in 1998.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 39

locatie jaartal van hoeveelheid in 106 m3 hoeveelheid in 106 m3

begin baggeren tot 1955 1955-1995

Drempel van Bath 1905 42 89

Drempel van Valkenisse 1907 11 69

Platen van Walsoorden 1932 5 27

Drempel van Hansweert 1927 12 81

Overloop van Hansweert 1975 - 9

Drempel van Baarland 1969 - 13

Put van Terneuzen 1980 - 1

Drempel van Borssele 1973 - 23

Page 40: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium40

KAART 15Stortlocaties

Page 41: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 41

Om de Westerschelde bevaarbaar te houdenworden de drempels, de ondiepten in de vaar-geul, vrijwel continu op minimale diepte gehou-den (zie kaart 14). De drempels liggen metname in het oostelijk deel van de Westerschel-de.Nadat het zand van de drempels is gebaggerdwordt het teruggestort op diverse locaties in deWesterschelde. De locaties zijn op de kaart aan-gegeven. Het terugstorten in hetzelfde systeemheeft als voordeel dat het relatief goedkoop is.Bovendien verdwijnt er geen materiaal uit hetsysteem. Het nadeel van het terugstorten,dichtbij de plaats waar het is opgebaggerd, isdat het weer snel op dezelfde drempels terug is.Als het zand van de dremples in het oostendaarom in het westelijk deel van deWesterschelde wordt teruggestort zal dit procesvan aanzanden langzamer verlopen. Daaromzijn nieuwe stortplaatsen in het westen gelegen.Dit zijn de voorgenomen locaties op de kaart.Deze vallen gedeeltelijk samen met al bestaan-de stortlocaties. Het storten van het zand heeftook effecten op de ecologie en morfologie enop de verschillende gebruiksfuncties van deWesterschelde. Voor de ecologie is het belang-

rijk dat er na het storten nog steeds levenmogelijk blijft van dezelfde dier- en planten-soorten. Voor de morfologie geldt dat het sys-teem natuurlijk moet blijven, dat wil zeggen zomin mogelijk effecten op de morfologischestructuur, dynamiek en getijdoordringing. Voorde gebruiksfuncties als scheepvaart, (kokkel)-visserij, recreatie en archeologie geldt, dat zijniet nadelig mogen worden beïnvloed door hetstorten van het zand. Bij de keuze van de oude en nieuwe stortvak-ken is rekening gehouden met deze belangen.Er is gekozen voor plaatsen waar het stortenvan zand zo min mogelijk negatieve effectenheeft op de functies.

Bronnen- Ministerie van Verkeer en Waterstaat,

Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat, DirectieZeeland, Baggerstort Westerschelde. Studie naar de effecten van het storten vanspecie, vrijkomend bij de 43/48 voet verrui-ming van de vaarweg in de Westerschelde.Januari 1998.

Page 42: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium42

KAART 16Zandwinning

Page 43: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Sedert vele jaren wordt, met vergunning vanRijkswaterstaat, zand gewonnen in deWesterschelde voor de uitvoering van infrast-ructurele werken in Nederland en België envoor de handel.Door zandwinning is in de periode 1955 - 1995netto ruim 87 miljoen m3 zand aan deWesterschelde onttrokken. Hiervan is 48 mil-joen m3 gebruikt door de overheden en ruim 39miljoen m3 ging naar de reguliere handel.In de jaren zestig en zeventig werden voor deoverheden soms aanzienlijke hoeveelhedengewonnen, met een maximum van netto 4,3miljoen m3 in 1969. Daarna zijn deze hoeveel-heden stelselmatig afgenomen tot tegenwoor-dig maximaal 600.000 m3 per jaar.Door verruiming van de vaargeul in de jaren 70-75 wordt het zandoverschot op enkele tiental-len miljoenen m3 geschat . De 48/43/38 voetverdieping zorgt voor een nog groter overschot.

Op lange termijn zou echter de zandwinninggroter kunnen worden dan het zandoverschoten dat zou verruiming van het estuarium bete-kenen. Omdat de effecten van deze verruimingop het morfologisch systeem niet goed bepaaldzijn, is de laatste jaren de te winnen hoeveelheidzand bepaald op een maximum van 2,6 miljoenm3 per jaar. Hiervan is 2 miljoen ten behoevevan de reguliere handel en dus 600.000 m3

voor de beide overheden (Nederland en België)samen.

De gewonnen hoeveelheden zand (zie figuur 1)blijven de meeste jaren onder de limiet van 2,6miljoen m3. In 1993 is er een overschrijding van780.000 m3 geweest. Het huidige beleid geldttot het jaar 2001.

Bronnen- Mol, G. (1995). De Westerschelde: een resul-

taat van menselijke ingrepen. Rapport RIKZ-95.030. Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voorKust en Zee/RIKZ, Middelburg.

- Mol. G. (1997). De toestand van deWesterschelde aan het begin van de verdie-ping 48’/43’. Rapport RIKZ-97.049.Rijkswaterstaat, Rijksinstituut voor Kust enZee/RIKZ, Middelburg.

- Beleidsmonitoring Westerschelde, EvaluatieBeleidsplan Westerschelde 1998. ScheldeInformatieCentrum.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 43

Figuur 1: gewonnen hoeveelheden zand.

Page 44: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium44

KAART 17Functies ondiepe gebieden

Page 45: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

In het Beleidsplan Westerschelde (1991) isonder andere het beleid geformuleerd voor deruimtelijke inrichting van de ondiepe gebieden.De Uniforme Planologische Regeling is eenbelangrijk uitgangspunt geweest voor hetbeleidsplan. Hierin zijn afspraken vastgelegdvoor de buitendijkse gebieden, het gebied zee-of rivierwaarts van de buitenteen van de eerstewaterkering. Aan het ruimtelijk beleid is vormgegeven door het opstellen van een zoneringvoor verschillende functies. (Deze worden in delegenda van de kaart genoemd.) In het beleidsplan neemt de natuurlijkheid vande Westerschelde naar het oosten toe af, doorhet voortdurend op diepte baggeren van degeulen en het feit dat de slikken in het westelij-ke deel van groot belang zijn voor vogels. Denatuurlijke dynamiek en de ecologische waar-den mogen daarom in het westelijke deel zomin mogelijk worden aangetast. In de Uniforme Planologische Regeling is eersteen scheiding tussen diep en ondiep gebiedgelegd en wel bij de NAP -5 m lijn. Het is glo-baal de grens tot waar vogels fourageren. Dezegrens is in het beleidsplan overgenomen. Het gebied beneden NAP -5 m heeft vervolgensde bestemming ‘waterstaatsdoeleinden’ gekre-gen. Aan de overblijvende gebieden boven NAP-5 m is allereerst de functie ‘natuurbehoud’ istoegekend en wel aan die gebieden die alsbeschermd of als staatsnatuurmonument zijnaangewezen, zoals bijvoorbeeld het VerdronkenLand van Saeftinge. Deze functie ook gegevenaan platen en schorren die bij gemiddeld hoog-water droog blijven. De Hooge Platen heeft alsgebied met zeer grote actuele en potentiëlenatuurwaarden voor met name vogels en zee-honden, in afwijking van de UniformePlanologische Regeling, ook de functie ‘natuur-behoud’ gekregen. Het is een relatief schoongebied met een dynamisch marien milieu. In

gebieden met de functie natuurbehoud wordtverstoring tegengegaan; daarom is recreatiefmedegebruik daar niet mogelijk. Vervolgens heeft de rest van het gebied, behal-ve de stranden in de monding en de HoogePlaten, tussen NAP -5 m en gemiddeld hoog-water de bestemming ‘natuurbehoud en water-staatsdoeleinden’ gekregen, al of niet met‘recreatief medegebruik’ of ‘recreatief medege-bruik onder voorwaarden’. Aan de Walcherse en Zeeuws-Vlaamse stran-den is tenslotte de functie ‘oeverrecreatie enwaterstaatsdoeleinden’ toegekend, met uitzon-dering van het Zwin en de Verdronken ZwartePolder.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 45

Page 46: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

46

Page 47: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 47

Water, fysische kenmerken

Hoofdstuk 3

Page 48: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium48

KAART 18Waterdiepte

Page 49: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

De vorm en andere belangrijke karakteristiekenvan een estuarium worden sterk bepaald doorde verhouding tussen het getijvolume en derivierafvoer. In het Schelde-estuarium is hetgetij sterk overheersend.Het getijvolume bij Vlissingen bedraagt 2,2 mil-jard m3 water, dat is de totale hoeveelheidwater die daar in een volledige getijcyclus in- enuitstroomt. In dezelfde tijd, ruim 12 uren, wordt‘slechts’ 5 miljoen m3 rivierwater afgevoerd.Het getijvolume is dus overheersend. Er bestaan ook estuaria waarbij de rivierafvoeroverheerst, zoals de Amazone en de Nijl. Dezerivieren hebben een zeer groot stroomgebieden monden uit in een zee met een relatiefzwakke getijbeweging.

De komberging (inhoud) en het getijvolumevan een estuarium in een zandige ondergrondvoldoen meestal aan een duidelijk verband. Deinhoud is groter of kleiner naarmate het getij-volume groter of kleiner is. Dit komt omdat hetdwarsprofiel van geulen zich aanpast aan dehoeveelheid water die er doorstroomt. Bij eengroter getijvolume horen ruimere geulen. Dezegeulen zijn meestal bepalend voor de totaleinhoud van het estuarium.Het getijvolume wordt bepaald door het getij-verschil, het verschil tussen de niveau’s vanhoog en laag water, én door de komberging,dat is de waterberging tussen deze niveau’s.Vanaf de mond landinwaarts gaand neemt dekomberging landwaarts af, en daarmee ookgetijvolume én geulafmetingen.In de loop van de tijd kan de komberging klei-ner worden door sedimentatie in ondiepegebieden, zoals slikken en schorren, waarvan debodem tussen de niveau’s van hoog- en laag-water ligt. Dit is een min of meer natuurlijkeneiging tot verlanding, die in de meeste estuariavoorkomt. Als de komberging afneemt, wat

ook kan gebeuren door inpolderingen enafdammingen, wordt ook het getijvoluminakleiner. Vervolgens nemen ook de dwarsprofie-len van geulen en de inhoud van het estuariumaf. Al deze processen in ruimte en tijd zijn mooi opkleinere schaal waar te nemen in het Land vanSaeftinge.Het gemiddelde diepteniveau van de hoofd-geulen wordt door de grootte van de komber-ging en het getijvolume bepaald op circa NAP -20 m.

Veel grotere diepten komen voor op plaatsenwaar de mogelijkheid tot meanderen in een bui-tenbocht wordt tegengehouden door eenwaterkering, een beschermde oever of een krib.Het diepste punt van Nederland (NAP -60 m)ligt op een dergelijke plaats in de omgeving vanBorssele.Ondiepe plaatsen ontstaan in de hoofdgeulenop overgangen tussen bochten, waar de vloed-en ebstroom niet in hetzelfde deel van de geulgeconcentreerd zijn. De geulen zijn hier veelalbreder. De natuurlijke diepte bedraagt in zo'ngeul vaak minder dan NAP -10 m (zie ook kaart34, Drempels). Op deze plaatsen wordt devaarweg door baggeren op diepte gehouden.Zeer ondiepe gebieden komen voor op plaatsenwaar zogenaamde vloedscharen uitlopen inplaatgebieden. Deze gebieden ontstaan door-dat de stroomsnelheid aan het eind van eenvloedschaar afneemt.

Bronnen- Pieters, T. (1993). Het Schelde-estuarium,

Beheren of beheersen? Rapport DGW-93.032Dienst Getijdewateren, directie Zeeland.

- Veen, J. van. (1950). Eb- en vloedschaarsys-temen in de Nederlandse getijwateren.Koninklijk Nederlands AardrijkskundigGenootschap, 67, 1950.

- Werkgroep Waterbeheer Westerschelde.(1989). Beleidsplan Westerschelde. Deelrap-port 4: Morfologische structuur en dynamiek.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 49

Page 50: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium50

KAART 19Waterafvoer stroomgebied

Page 51: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 51

De jaargemiddelde waterafvoer van de Scheldebij Schelle, de plaats waar de Rupel en deSchelde samen komen, is gemiddeld 110 m3/s.Vergeleken met de Maas en de Rijn is dat nietveel. De afvoer van de Maas is op deNederlandse grens 3 keer en van de Rijn zelfs15 keer zo groot. De afvoer bij Schelle is ruwweg uit 2 gelijkedelen opgebouwd. Het ene deel is afkomstigvan de Schelde, het andere van de Rupel. Deinvloed van de Schelde is in de winter wathoger, die van de Rupel in de zomer. De bijdra-ge aan de Rupel komt vooral van deDijle/Demer en in mindere mate van de Zenneen Nete. Vlak voor de samenvloeiing van Rupelen Schelde levert de Dender nog een flinke bij-drage aan de Schelde.

De Schelde en haar zijrivieren zijn regenrivieren.De hoeveelheid water die deze rivieren moetenafvoeren, wordt grotendeels bepaald door hetneerslagoverschot en door het waterbeleid inde stroomgebieden. Daardoor varieert deafvoer van jaar tot jaar en van seizoen tot sei-zoen. In figuur 1 wordt de afvoer bij Schelle per 10dagen weergegeven in een droog en in een nat

jaar. De verschillen zijn aanzienlijk. De seizoens-variatie uit zich in hoge afvoerpieken in deherfst en in de winter en in een lage afvoer inde lente en in de zomer. De natuurlijke afvoer van de rivieren in hetstroomgebied is beïnvloed door kanalisatie ennormalisatie (o.a. stuwen, dammen), door wijzi-ging van bodemgebruik (o.a. uitbreidinginfrastructuur, gebruik andere gewassen, be-regening), door een kleinere bergingscapaciteitvan de bodem (riolering en drainage), alsmededoor de import van gebiedsvreemd water(drinkwater).Door de aanleg van kanalen in Frankrijk enBelgië ontstonden koppelingen met anderestroomgebieden. Hierdoor wordt bijvoorbeeldwater uit de stroomgebieden van de Maas ende Rijn ingevoerd in het stroomgebied van deSchelde. Ook in Noord-Frankrijk zijn er koppe-

lingen met andere stroomgebieden. Behalve import van gebiedsvreemd waterwordt er ook vroegtijdig water aan het stroom-gebied onttrokken. In Frankrijk wordt water uithet stroomgebied afgeleid naar Duinkerken,terwijl in België water wordt onttrokken door-dat het deelstroomgebied van de Leie voor eenbelangrijk deel is 'losgekoppeld' van hetstroomgebied van de Schelde.In de Zeeschelde en Westerschelde is de afvoeraanzienlijk veranderd, een grote hoeveelheidzoet water wordt tegenwoordig op het estuari-um geloosd via de Antwerpse havens, hetSpuikanaal Bath en het Kanaal van Gent naarTerneuzen.De ingrepen en wijzigingen hebben ertoegeleid, dat de kenmerkende hoge afvoerpiekenvan een regenrivier enigszins zijn gedempt enhet lage basisniveau iets is verhoogd. De

afvoerkarakteristiek lijkt nu meer op de karakte-ristieken van bijvoorbeeld de Thames en de Rijndan op die van 'echte' regenrivieren zoals bij-voorbeeld de Maas.Per saldo hebben alle ingrepen ertoe geleid datminder zoet water wordt afgevoerd dan in eennatuurlijke situatie.

Bron- Antwerpse Zeehavendienst. De afvoer van de

Schelde (jaarlijkse publikatie).- Holland, A.M.B. & Smit, H. (1994). Zoet

water in het Schelde-estuarium. RapportDGW-93.057.

Figuur 2: afvoer Schelde 1949-1993 bij Schelle. De verschillen tussen de jaren zijn groot. Bovendien blijkt datde afvoer bij Schelle over een lange periode een lichte stijging vertoont.

Figuur 1: afvoer Schelde in een nat en in een droog jaar

Page 52: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium52

KAART 20 EN 21Hoogwaterstanden (20) en laagwaterstanden (21) bij gem. getij

Page 53: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Per etmaal treden in de Westerschelde tweegetijdecycli op; twee maal per dag komt eenhoogwater (HW) voor en twee maal een laag-water (LW). In feite heeft elke cyclus 12 uur en25 minuten nodig, met als gevolg dat elke vol-gende dag het hoog- en laagwater 50 minutenlater optreedt.Het getij op aarde wordt veroorzaakt door deaantrekkingskrachten die de zon en vooral demaan uitoefenen op de watermassa's. Voortszijn de bewegingen die de aarde en de maanom elkaar maken van belang, evenals de bewe-gingen die zij samen om de zon maken en dedraaiing van de aarde om haar eigen as.Nabij de Zuidelijke IJszee bevindt zich tussen 55en 65 graden zuiderbreedte een doorgaandeband water die niet door continenten wordtonderbroken. Daar zorgen de bovengenoemdeinvloeden samen voor een rond de aarde lopen-de getijdegolf. Deze zeer lange golf plant zichmet een snelheid van 200 m/sec onder anderevoort via de Atlantische Oceaan in noordelijkerichting. Ruim twee etmalen na de opwekkingloopt deze golf om de Schotse kust heen enbereikt via de Noordzee de monding van deWesterschelde. De golf is dan inmiddels sterkvervormd door de vorm en de ligging van debodem van de Atlantische Oceaan en deNoordzee. De periodieke rijzing en daling van de water-spiegel in het estuarium is rechtstreeks hetgevolg van het effect van de getijgolf die hetestuarium in- en uitloopt. De toppen en dalenervan vormen respectievelijk het hoog- en laag-water. De vervorming die de getijgolf vervol-gens bij de voortplanting in het estuariumondergaat onder invloed van de bodemvorm,bepaalt het getijverloop op een plaats. Ditwordt het zogenaamde astronomische getijgenoemd.Met de huidige kennis en hulpmiddelen kan het

astronomische getij lang vooruit en nauwkeurigworden voorspeld, mits de bodemligging geenaanzienlijke veranderingen ondergaat.Het astronomische getij vertoont een aantalvaste variaties in de tijd. De drie meest bekendezijn:• de dagelijkse ongelijkheid. Doordat de draai-

ingsas van de aarde niet loodrecht staat ophet vlak waarin de aarde en de maan omelkaar heen draaien, verschilt de sterkte vande twee dagelijkse getijdecycli. Het gevolghiervan is dat dagelijks zowel de beide hoog-waterstanden als de beide laagwaterstandenonderling verschillend zijn.

• de 18,6-jaren-cyclus. De hoek tussen dedraaiingsas van de aarde en het vlak waarinde aarde en de maan om elkaar heen bewe-gen, varieert met een periode van 18,6 jaar. InVlissingen is dit merkbaar in een variatie vanhet getijverschil van 0,1 à 0,2 m.

• de doodtij-springtij-cyclus. De overheersendeinvloed van de maan op het getij wordt tij-dens het springtij versterkt en tijdens doodtijafgezwakt door de zon.

De variatie gedurende de doodtij-springtij-cyclus kan enkele tientallen procenten bedra-gen en is van een veel grotere invloed op dewaterhoogte dan de beide andere genoemdevariaties.Ook in het estuarium zelf treden variaties in hetgetij op. De getijgolf vervormt door het landin-waarts ondieper en smaller worden van hetestuarium. Door opstuwing en weerkaatsing bijvernauwingen worden de hoogwaterstandenlandinwaarts aanvankelijk hoger. Bij een verde-re vernauwing gaan wrijvingsverliezen over-heersen en neemt het getij af.Een veel gebruikte grootheid om de sterkte vanhet getij uit te drukken is het gemiddelde getij-verschil. In Vlissingen is het getijverschil bijnavier meter, het neemt toe tot ruim vijf meter

stroomopwaarts van Antwerpen en neemt ver-volgens weer af tot circa twee meter bij Gent.Daar wordt de invloed van het getij al sinds detwaalfde eeuw onderbroken, aanvankelijk dooreen aangelegde dam en tegenwoordig dooreen sluis. Het afnemen van het getijverschil tussenAntwerpen en Gent wordt veroorzaakt doordathier, bij het vullen en legen van het gebied deweerstand van de bodem gaat domineren,waardoor de getijamplitude sterk afneemt. Ditwordt het ‘vloedkuileffect’ genoemd. Het werkelijk optredende getij kan bij bepaaldemeteorologische omstandigheden aanzienlijkafwijken van het astronomische getij; dit is metname het geval bij zware stormen. Stroomopwaarts van Antwerpen kan ook eengrote afvoer van de rivier de waterstandenbeïnvloeden. Immers landinwaarts wordt deinvloed van het getij steeds kleiner, er komt eenpunt waarop de riverafvoer niet meer verwaar-loosbaar klein is ten opzichte van het getijvolu-me.

Bronnen- RIKZ, afdeling Informatiesystemen.

Gemiddelde getijkromme 1991.0.Rijksinstituut voor Kust en Zee, Den Haag.ISBN 90-369-0453-6.

- Urk, A. van, J.G. de Ronde. Getijtafels voorNederland vanaf 1980. Hoofddirectie van deWaterstaat, directie Waterhuishouding enWaterbeweging.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 53

Page 54: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium54

KAART 22 EN 23Maximum stroomsnelheid tijdens vloed (22) en tijdens eb (23) bijgemiddeld getij

Page 55: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Stroomsnelheden variëren voortdurend in tijden ruimte. De grootste snelheden treden op inde hoofdgeulen. Bij gemiddeld getij liggen demaxima daar tussen 1 en 2 m/sec. Bij springtijzijn de maximale snelheden op sommige plaat-sen aanzienlijk hoger dan 2 m/sec; bij doodtijzijn ze juist lager dan bij gemiddeld getij. Tijdens de kentering, als de stroomrichtingomkeert, is er enige tijd geen stroming. Er zijnplaatsen in het estuarium waar de stroomrich-ting geleidelijker verandert en het water nooitstil staat. In de monding en op de Noordzee isdat het normale beeld. De stroomsnelheden in de hoofdgeulen zijnglobaal evenredig met het getijverschil. In hetalgemeen werkt dit ook door in de maximalesnelheden.

De werkelijk optredende stroomsnelheid wordtbepaald door verschillende omstandigheden:

• het in de tijd variërende verval (dat is hetwaterstandsverschil tussen twee punten);

• de bodemwrijving; de vermindering van destroomsnelheid door de bodemwrijving speelteen grotere rol naarmate geulen smaller enondieper zijn. Ook in de ondiepe plaatgebie-den is de wrijving een belangrijk element;

• de zogenaamde ‘traagheid’; deze treedt opals een watermassa in beweging wordtgebracht of wordt afgeremd. In de brede,diepe geulen van de Westerschelde zijn hetvoornamelijk de vervalkrachten die de water-massa's versnellen en vertragen. Bij het ver-tragen rond de kenteringen komt dan eenfase voor, waarin het water tegen een oplo-pende waterspiegel instroomt. Naarmate dewrijving gaat overheersen reageert de snel-heid meer overeenkomstig de veranderingenvan het verval;

- de meteorologische omstandigheden.

De snelheid waarmee waterdeeltjes zich ver-plaatsen, de stroomsnelheid, is iets geheelanders dan de voortplantingssnelheid van hetgetij. In de grote geulen verplaatst het waterzich gedurende een getij over een afstand van10 à 20 km, de getijweg. Bij de voortplantings-snelheid van het getij gaat het om de snelheidwaarmee de getijgolf zich verplaatst, de golf-voortplantingssnelheid. Die is voor het Schelde-estuarium hoofdzakelijk afhankelijk van dewaterdiepte en bedraagt circa 10 m/sec. Hethoogwater, de ‘top’ van de getijgolf, legt inongeveer twee uur de afstand van 75 km tus-sen Vlissingen en Antwerpen af. Doordat de waterdiepte bij hoogwater groter isdan bij laagwater, ondervindt de top van degetijgolf minder weerstand dan het dal, met alsgevolg dat het dal enigszins door de top wordtingehaald. Dit is er de oorzaak van dat op eengegeven locatie de tijdsduur tussen hoogwateren laagwater langer is dan die tussen laagwateren hoogwater. Dit verschijnsel wordt de getijde-asymmetrie genoemd. In Vlissingen is de ebfa-se een half uur langer dan de vloedfase, inAntwerpen is dit verschil bijna twee uur. Degetijde-asymmetrie is een bekend verschijnsel inondiepe kustwateren en estuaria en kanbelangrijk zijn voor het sedimenttransport in hetgebied.Grootheden die naast de stroomsnelheden hethorizontale getij beschrijven, zijn debieten engetijvolumes. Het debiet is de hoeveelheidwater die op een bepaald moment door eendwarsprofiel stroomt. Ten gevolge van de getijde-asymmetrie kunnendebieten en getijvolumes in de eb- en vloedfa-se verschillen. Bij een gemiddeld getij bedragende maximale eb- en vloeddebieten bijVlissingen respectievelijk circa 78.000 en96.000 m3/sec, bij de Nederlands-Belgischegrens circa 11.000 en 14.000 m3/sec en bij

Antwerpen circa 5000 en 6000 m3/sec.Het getijvolume is de totale hoeveelheid waterdie gedurende een getij, dus eb- en vloedfasesamen, door een dwarsprofiel stroomt. Als hetvolume van eb en vloed onderling verschilt, bij-voorbeeld bij een belangrijke rivierafvoer of insterk eb- of vloedgedomineerde geulen, wor-den beide apart gemeten. Bij Vlissingenbedraagt het getijvolume circa 2,2 miljard m3,bij de grens circa 300 miljoen m3 en bijAntwerpen circa 160 miljoen m3.

Bron- Jong, H. de. (1989). Debietgegevens van de

Westerschelde vanaf 1932. Nota GWAO-89.1004 Rijkswaterstaat DGW, Middelburg.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 55

Figuur 1: schematische weergave van de voorplantingssnelheid van het getij.

Page 56: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

56

Page 57: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 57

Water, chemische kenmerken

Page 58: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium58

KAART 24Verdeling zoet en zout water

Page 59: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

In het Schelde-estuarium mengt het zoetewater uit het Scheldestroomgebied zich met hetzoute Noordzeewater. Het zout in zeewater wordt aangegeven methet chloridegehalte, uitgedrukt in g Cl-/l. Inzeewater zit ruim 19 g chloride per liter, in zoetwater zit minder dan 0,3 g chloride per liter. De hoofdaanvoer van zoet water komt van derivier de Schelde, met een gemiddeld debiet van110 m3/s. Andere zijdelingse aanvoeren verderstroomafwaarts in het estuarium leveren sameneen bijdrage in de zoetwateraanvoer van 40m3/s. De aanvoer van zoet water is niet alleenover veel plaatsen verdeeld maar ook sterk sei-zoensafhankelijk, aangezien de Schelde eenregenrivier is. Ook de zoutwateraanvoervarieert sterk, doordat het getij verloopt vandood- naar springtij. Bovendien kunnen stor-men op zee grote invloed hebben op de getij-doordringing. Uitgaande van gemiddelde getij-omstandigheden en de gemiddelde zoetwater-afvoer zal het chloridegehalte in het estuariumals gevolg van de menging geleidelijk verlopenvan 0,3 g Cl-/l op de rivier, tot ruim 19 g Cl-/lop zee. Dit verloop noemt men de zoutgra-diënt. Enerzijds doet een lage afvoer bij springtij enstorm de zoutgradiënt richting rivier opschuivenen anderzijds verschuift deze bij hoge afvoer,doodtij en rustige weersomstandigheden rich-ting zee.

De kaart laat zien dat rond de Belgische grensgemiddeld nog 75% rivierwater aanwezig is. BijHansweert is dit al minder dan de helft en bijVlissingen is nog maar 10% rivierwater over.

Door de getijwerking staan planten en (plaats-gebonden) dieren bloot aan sterke schommelin-gen in het zoutgehalte. Organismen hebbenzich aangepast aan het variërende zoutgehalte.

De verschillende soorten organismen kunnenop basis van die eigenschappen ingedeeld wor-den in klassen tussen bepaalde grenzen in zout-gehalte. In internationaal kader is er een classi-ficatie-systeem afgesproken, om die organis-men te kunnen plaatsen. Dat staat bekend alshet ‘Venice System’ van het Symposium ofClassification of Brackish Waters in Venetië in1958. (Zie de legenda bij de kaart.)Tegenwoordig stroomt er minder zoet waternaar het estuarium dan vroeger, doordat ervanuit het stroomgebied diverse afleidingenzijn, die het water direct naar zee afvoeren. Hetzoute water dringt verder door in het estuari-um, enerzijds door deze vermindering van zoetwater, anderzijds als gevolg van het uitdiepenvan de vaargeul, het verlanden van oevers ende zeespiegelrijzing. De oppervlakten van debrakwatergebieden zijn daardoor afgenomen.

Bronnen- Holland, A.M.B. en H. Smit. (1994). Zoet

water in het Schelde-estuarium: veranderin-gen in de saliniteit. Rapport DGW-93.057.

- Peelen, R. (1967). Isohalines in the Delta Areaof the Rivers Rhine, Meuse and Scheldt.Classification of waters in the Delta Areaaccording to their Chlorinity and the changesin these waters caused by hydro-technicalconstructions. In: Netherlands Journal of SeaResearch, 3/4, 1967.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 59

Page 60: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium60

KAART 25Lozingspunten

Page 61: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Vroeger was het oppervlaktewater in Nederlandschoon. De eerste klachten over vervuilingkwamen voornamelijk uit de steden. Om dewaterkwaliteit in de grachten te verbeterenwerden er vanaf de tweede helft van de 19eeeuw rioleringen aangelegd. De toenemendeindustrie en de uitbreiding van de steden had-den grote gevolgen voor de waterkwaliteit.

In Nederland is het lozen van water evenals hetverdelen van water aan regels gebonden.In 1970 werd de Wet verontreiniging opper-vlaktewateren (Wvo) van kracht. Op grondhiervan is er voor bepaalde lozingen op hetoppervlaktewater een vergunning nodig.Vergunningplichtig zijn industrieën die hun aldan niet gezuiverde bedrijfsafvalwater via eenriolering op het oppervlaktewater lozen. Verderdienen ook de beheerders van algemene water-zuiveringsinstallaties (AWZI's) een dergelijkevergunning te hebben. AWZI’s lozen het gezui-verde huishoudelijke- en industrieel afvalwaterdat via de gemeentelijke riolering ontvangenwordt op het oppervlaktewater. Daarnaast kun-nen voor huishoudelijke lozingen die niet via degemeentelijke rioleringen plaatsvinden Wvo-vergunningen vereist zijn. Andere lozingen waarvoor vergunningen ver-eist kunnen worden, betreffen het storten vanbaggerspecie, het storten van afval uit deschelpdierindustrie, het lozen van perswater enzandsuppleties.

Voor lozingen op de rijkswateren verleentRijkswaterstaat de Wvo-vergunningen.Lozingen op binnenwater vallen onder de ver-antwoordelijkheid van de waterschappen, dieook het zuiveren van het huishoudelijk afvalwa-ter tot hun taak hebben. Betreffende instantiescontroleren ook de naleving van de vergunnin-gen. In een vergunning wordt voorgeschreven

welke hoeveelheden van welke typen stoffen ermaximaal geloosd mogen worden. Hiervoorgeldt dan het principe ‘de vervuiler betaalt’: erworden heffingen opgelegd. Bovendien wordtin een vergunning vastgelegd welke lozingenop welke termijn verminderd moeten zijn.

De Westerschelde wordt via puntbronnen directbelast met afvalwater van de chemische en pe-trochemische industrie, de kunststoffen- enkunstmestindustrie, de metallurgische industrieen een aantal AWZI's. Indirecte lozingen verlo-pen via polder- en kanaalwater. De kwaliteitvan dit water wordt bepaald door stoffen dieafkomstig zijn van de intensieve veehouderij, delandbouw, de neerslag en het kwelwater. Ookloost in Zeeland een aantal AWZI's op het pol-derwater. Op de kaart zijn dit de gele stippendie op het land liggen. Het overtollige polder-water wordt door middel van gemalen op dehet estuarium gebracht. De lozingspunten dieop de kaart zijn aangegeven zijn de laatste jarennagenoeg dezelfde gebleven.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 61

Page 62: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium62

KAART 26PCB 153

De PCB's, PCB staat voor polychloorbifenyl,vormen een groep van 209 nauw verwantechemische stoffen (congeneren). De PCB’sbehoren tot de zogenaamde organische micro-verontreinigingen. Naast PCB’s behoren o.a.ook de PAK’s en de betrijdingsmiddelen ofpesticiden of gewasbeschermers hiertoe. ElkePCB heeft een eigen nummer. Hoe hoger hetnummer des te hoger het percentage chloor.Hier is als voorbeeld PCB 153 gekozen. PCB’s komen niet van nature voor. Ze lossenvrijwel niet op in water. De oplosbaarheidneemt af met het nummer. PCB 153 is daaromvrijwel onoplosbaar in water. PCB’s hechten

zich in water aan het aanwezige organischemateriaal. Ze zijn giftig (toxisch) en wordenopgeslagen in de vetweefsels van dieren. Zeworden in de natuur vrijwel niet afgebroken.Niet alle PCB’s zijn overigens even toxisch.Vooral de PCB’s die een chemische ruimtelijkestructuur zoals dioxines hebben zijn giftig. PCB153 hoort hier niet toe. In de Westerschelde ishet PCB gehalte in het voedsel van de zeehon-den en vogels zo hoog, dat invloed op de voort-planting mag worden verwacht.Door eigenschappen als onbrandbaarheid,hoog kookpunt, hoge graad van vloeibaarheidkenden PCB's vroeger vele toepassingen. De

verontreiniging van het estuarium is groten-deels het gevolg van het gebruik van PCB's intransformatoren en hydraulische systemen dielekkages vertoonden. Dit komt sinds de jarentachtig veel minder voor.Doordat PCB’s vooral aan organisch materiaalzijn gebonden, dat een aanmerkelijk deel vanhet slib kan uitmaken, komen PCB’s vooralterecht in gebieden waar slib sedimenteert.Omdat slechts een zeer klein deel van de PCB’sverdwijnt door vervluchtiging en afbraak kandit in watersystemen resulteren in grote gebie-den permanent verontreinigde waterbodems.

Page 63: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

De zijdelingse belasting van de Westerscheldemet PCB 153 en de hieruit resulterende PCB153 concentraties in de Westerschelde zijn opde kaart aangegeven. De Westerschelde is hier-voor in 14 segmenten verdeeld. De taartpuntenboven de Westerschelde geeft de totale zijde-lingse belasting op een segment aan. Dit betreftdus per segment de zijdelingse belasting aan denoord plus die aan de zuidkant van deWesterschelde. Verder is aangegeven uit welkebron de belasting afkomstig is. Polderwater,kanalen, neerslag, bedrijven en huishoudenszijn daarbij onderscheiden. Tenslotte is de con-centratie die in de Westerschelde ontstaat aan-gegeven.

De kaart voor PCB 153 geeft aan dat voor deWesterschelde de aanvoer vanuit België veruitde belangrijkste bron is. Deze aanvoer wordtdoor de witte pijl op de kaart weergegeven. Dezijdelingse belastingen op de Westerschelde zijnrelatief gering en uit diverse bronnen afkomstig.De belasting op segment 13 bijvoorbeeld is gro-tendeels afkomstig uit het Kanaal GentTerneuzen. De kaart laat zien dat voor stoffenals PCB’s zeer geringe hoeveelheden (in ditgeval enkele kg) al kunnen zorgen dat een heel

watersysteem verontreinigd raakt.

De concentratie in de Westerschelde wordenvooral bepaald door de wijze waarop fluviatiel,uit het stroomgebied afkomstig, organischmateriaal met hoge gehaltes in deWesterschelde wordt gemengd met marien, uitde Noordzee afkomstig organisch materiaal, datveel lagere gehaltes heeft. Hierdoor neemt deconcentratie geleidelijk af van de BelgischNederlandse grens tot Vlissingen. In deWesterschelde is het gehalte aan PCB 153 ove-rigens drie à vier maal zo hoog als in de Rijn ende Elbe. De norm voor PCB’s wordt in de heleWesterschelde overschreden. De concentratie,streefwaarde genaamd, die uiteindelijk bereiktmoet worden wordt daarom dus ook niet in hethele gebied gehaald.

Omdat PCB’s door hun eigenschappen bioaccu-muleren, d.w.z. zich ophopen in organismenworden deze gebruikt om de situatie m.b.t.PCB’s in watersystemen te bepalen. Deze vormvan monitoren met organismen wordt biomoni-toring genoemd. De mossel is een zeer geschiktorganisme voor biomonitoring. Hij is gemakke-lijk te verzamelen, heeft een groot versprei-

dingsgebied en accumuleert in aanzienlijkemate contaminanten (zoals PCB’s).De mosselen worden éénmaal per jaar passiefbemonsterd op de locatie Terneuzen. Passievebemonstering wil zeggen dat op een bepaaldeplaats ‘wilde’ mosselen verzameld en onder-zocht worden. Bij actieve biomonitoring wor-den mossels uitgehangen, meestal aan boeien,en na een bepaalde tijd verzameld. De gehaltesPCB 138 en de som van de PCB’s 28, 52, 101,118, 138, 153 en 180 worden bepaald. De zobepaalde gehaltes in de mossel na 1990 zijn inde Figuur vermeld te samen met de doelstellin-gen uit het Beleidsplan Westerschelde. Volgensdeze doelstelling zou het PCB-gehalten inbodemdieren met 80% moeten zijn geredu-ceerd in 1995. In 2001 moeten de gehalten metten minste 90% zijn gedaald.De figuur maakt duidelijk dat de doelstellingnog niet is gehaald. De gehalten van Som 7PCB’s waren in 1997 en 1998 lager dan in dejaren daarvoor. Het relatief lage gehalte in 1997werd veroorzaakt door 3 van de 7 PCB’s. PCB-138 bereikte in 1998 de laagste waarde tot nutoe.

Bronnen- Lefèvre, F.O.B. (1992). Ontwikkeling in de

belasting en de waterkwaliteit van hetSchelde-estuarium in de periode 1980-1991.Rapport DGW-92.042 Rijkswaterstaat DienstGetijdewateren en directie Zeeland.

- Schouwenaar, A. (1993). Cijfers achter debelasting van het Schelde-estuarium over deperiode 1980-1991. Werkdocument GWWS-93.817x Rijkswaterstaat, DienstGetijdewateren.

- Stronkhorst, J. (1993). The environmentalrisks of pollution in the Scheldt estuary. In:Netherlands Journal of Aquatic Ecolgy, 27 (2-4), 1993.

- Zoest, R. van, and G.T.M. van Eck. (1990).Bahaviour of particulate polychlorinated bip-henyls and polycyclic aromatic hydrocarbonsin the Scheldt estuary. In: Netherlands Journalof Sea Research, 26 (1), 1990.

- Zoest, R. van, and G.T.M. van Eck. (1993).Behaviour of selected PCBs, PAHs and γ-HCHin the Scheldt estuary, S.W. Netherlands. In:Netherlands Journal of Aquatic Ecology, 27(2-4), 1993.

- Beleidsmonitoring Westerschelde, EvaluatieBeleidsplan Westerschelde 1998. ScheldeInformatieCentrum.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 63

Figuur 1: PCB-gehalten in mosselen uit de Westerschelde.

Page 64: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium64

KAART 27Fluorantheen (PAK’s)

Page 65: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Fluorantheen (Flu) is één van de polycyclischearomatische koolwaterstoffen (PAK's). De PAK's vormen een groep van enkele hon-derden verwante chemische verbindingen. Zekomen van naturen o.a. door (natuurlijke) bos-branden in lage gehaltes voor. PAK’s hechtenzich in water aan het aanwezige organischemateriaal. Ze zijn giftig (toxisch) en wordenopgeslagen in de vetweefsels van dieren. Zeworden in de natuur vrijwel niet afgebroken.Een groep die veel is onderzocht zijn de zoge-naamde zes PAK’s van Borneff. Fluorantheen iser een van. Ze behoren tot de zogenaamdezware PAK’s, PAK’s met een hoog molecuulge-wicht. Hoe hoger dit molecuulgewicht, des telager hun oplosbaarheid in water. Niet alle PAK's hebben dezelfde effecten op hetmilieu; een aantal ervan is kanker-verwekkend.

Puntbronnen van PAK’s worden steeds minderbelangrijk, diffuse bronnen daardoor steedsmeer. Belangrijke diffuse bronnen zijn onvolle-dige verbranding, teerprodukten en gecreoso-teerd hout. Atmosferische depositie (regen), deafgifte van PAK’s door de binnenscheepvaart enoeververdedigingen (in het polderwater) zijndaarom belangrijke diffuse bronnen van PAK’sin watersystemen.

Doordat PAK’s vooral aan organisch materiaalzijn gebonden, dat een aanmerkelijk deel vanhet slib kan uitmaken, komen PAK’s vooralterecht in gebieden waar slib sedimenteert.Omdat slechts een klein deel van de PAK’s ver-dwijnt door vervluchtiging en afbraak kan dit inwatersystemen resulteren in grote gebiedenpermanent verontreinigde waterbodems.

De zijdelingse belasting van de Westerscheldemet fluorantheen en de hieruit resulterendefluorantheen concentraties in de Westerscheldezijn op de kaart aangegeven. De Westerscheldeis hiervoor in 14 segmenten verdeeld. De taart-punten boven de Westerschelde geeft de totalezijdelingse belasting op een segment aan. Ditbetreft dus per segment de zijdelingse belastingaan de noord plus die aan de zuidkant van deWesterschelde. Verder is aangegeven uit welkebron de belasting afkomstig is. Polderwater,kanalen, neerslag, bedrijven en huishoudenszijn daarbij onderscheiden. Tenslotte is de con-centratie die in de Westerschelde ontstaat aan-gegeven.

Van de belasting door puntbronnen is de aan-voer bij Rupelmonde de belangrijkste, gevolgddoor de industrie bij Vlissingen en het Kanaal

van Gent naar Terneuzen. De belasting vanfluorantheen is in de jaren tachtig en negentigaanzienlijk verminderd door saneringen in hetstroomgebied.

De concentraties in de Westerschelde wordenvooral bepaald door de wijze waarop fluviatiel,uit het stroomgebied afkomstig, organischmateriaal met hoge gehaltes in de Wester-schelde wordt gemengd met marien, uit deNoordzee afkomstig organisch materiaal, datveel lagere gehaltes heeft. Hierdoor neemt deconcentratie geleidelijk af van de BelgischNederlandse grens tot Vlissingen.Het gehalte aan fluorantheen in de Wester-schelde is ongeveer achtmaal zo hoog als in deRijn.

De PAK’s voldoen niet altijd in de Westerscheldeaan de norm. De concentratie, streefwaardegenoemd, die uiteindelijk bereikt moet wordenis daarom in het gehele gebied ook nog nietgehaald.

In het kader van het Noordzee Aktie Plan (NAP)en de 3e Nota Waterhuishouding zijn emissiere-ducties voor organische microverontreinigingengeformuleerd. In het beleidsplan Westerscheldezijn deze overgenomen. Voor Zeeland betrof ditreducties bij 8 zogenaamde speerpuntbedrijven.Deze speerpuntbedrijven liggen allemaal rondde Westerschelde. Organische microverontreinigingen zouden in1995 met ten minste 50% (t.o.v. 1985) moetenzijn gereduceerd. Voor een aantal stoffen geldtvoor 1995 al een reductie met 90%. In 2001gaat deze 90% voor alle microverontreinigin-gen gelden.

In figuur 1 zijn de bereikte emissie reductiesvoor enkele prioritaire organische microveront-

reinigingen voor de 8 speerpuntbedrijven weer-gegeven. Voor PAK’s voldoen de emissies in1996, 1997 en 1998 al aan de doelstelling voor2001. Voor extraheerbaar organisch chloor(EOCl’s, een maat voor alle stoffen die orga-nisch gebonden chloor bevatten) en benzeen isde doelstelling voor 1995 en zelfs die voor 2001ook al gehaald. De emissie reducties zijn overi-gens niet alleen bereikt door de sanering vanhet afvalwater maar ook door toepassing vandiverse bronmaatregelen.

Bronnen- Lefèvre, F.O.B. (1992). Ontwikkeling in de

belasting en de waterkwaliteit van hetSchelde-estuarium in de periode 1980-1991.Rapport DGW-92.042 Rijkswaterstaat DienstGetijdewateren en directie Zeeland.

- Schouwenaar, A. (1993). Cijfers achter debelasting van het Schelde-estuariumover deperiode 1980-1991. Werkdocument GWWS-93.817x Rijkswaterstaat DienstGetijdewateren.

- Stronkhorst, J. (1993). The environmentalrisks of pollution in the Scheldt estuary. In:Netherlands Journal of Aquatic Ecolgy, 27 (2-4), 1993.

- Zoest, R. van, and G.T.M. van Eck. (1990).Bahaviour of particulate polychlorinated bip-henyls and polycyclic aromatic hydrocarbonsin the Scheldt estuary. In: Netherlands Journalof Sea Research, 26 (1), 1990.

- Zoest, R. van, and G.T.M. van Eck. (1993).Behaviour of selected PCBs, PAHs and γ-HCHin the Scheldt estuary, S.W. Netherlands. In:Netherlands Journal of Aquatic Ecology, 27(2-4), 1993.

- Beleidsmonitoring Westerschelde, EvaluatieBeleidsplan Westerschelde 1998. ScheldeInformatieCentrum.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 65

Figuur 1: emissies organische microverontreinigingen ten opzichte van 1985.

Page 66: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium66

KAART 28Cadmium

Page 67: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Cadmium (Cd) behoort tot de groep van spoor-metalen, ook wel zware metalen genoemd.Andere vertegenwoordigers hiervan zijn o.a.koper, zink, lood, arseen, kwik, nikkel, chroomen kobalt. Ze horen allemaal tot de groep vananorganische microverontreinigingen.Ze komen van naturen voor doordat ze vannaturen in gesteentes voorkomen die aanwezigzijn in het stroomgebied van de Schelde. Zekomen uiteindelijk in de Westerschelde doorerosie van deze gesteentes en transport van hetgeërodeerde materiaal via de rivieren naar deWesterschelde. De concentratie en gehalte vanspoormetalen in water en sediment zijn overi-gens in het algemeen van naturen zeer laag.Spoormetalen hechten zich voor een groot deelin water aan het aanwezige organische materi-aal en slib. Een ander deel komt opgelost voor.De verdeling over slib gebonden en opgelostmetaal varieert. Sommige spoormetalen alslood komen vrijwel geheel aan slib gebondenvoor, andere als nikkel vrijwel geheel opgelost.Een belangrijk kenmerk van spoormetalen is datze in lage concentraties noodzakelijk zijn voororganismen. Het zijn zogenaamde essentiëleelementen. Niet alle spoormetalen zijn overi-gens essentieel. Koper is dat in hoge mate, cad-mium niet. In hogere concentraties worden zeechter giftig (toxisch) en opgeslagen in de orga-

nen van dieren. Niet alle spoormetalen zijn eventoxisch. Kwik en cadmium zijn toxischer dan bij-voorbeeld lood.De cadmium belasting van het estuarium vindtplaats via een groot aantal punt-bronnen endiffuse bronnen. Puntbronnen zijn de metallur-gische industrie en vooral ertsverwerkendebedrijven (fosfaat productie en kunstmest) Diffuse bronnen zijn batterijen, verf en plasticwaarin cadmium als kleurstof is gebruikt.

Doordat spoormetalen vooral aan slib en orga-nisch materiaal zijn gebonden komen spoorme-talen vooral terecht in gebieden waar slib sedi-menteert. Omdat spoormetalen niet verdwijnenkan dit in watersystemen resulteren in grotegebieden permanent verontreinigde waterbo-dems.

De zijdelingse belasting van de Westerscheldemet cadmium en de hieruit resulterende cadmi-um concentraties in de Westerschelde zijn op dekaart aangegeven. De Westerschelde is hier-voor in 14 segmenten verdeeld. De taartpuntenboven de Westerschelde geeft de totale zijde-lingse belasting op een segment aan. Dit betreftdus per segment de zijdelingse belasting aan denoord plus die aan de zuidkant van deWesterschelde. Verder is aangegeven uit welke

bron de belasting afkomstig is. Polderwater,kanalen, neerslag, bedrijven en huishoudenszijn daarbij onderscheiden. Tenslotte is de con-centratie die in de Westerschelde ontstaat aan-gegeven.

Voor het estuarium is de aanvoer vanafRupelmonde de belangrijkste puntbron (60%),gevolgd door de zijdelingse belastingen in hetAntwerpse havengebied (35%). DeNederlandse bijdrage (5%) is relatief klein.Vooral de bedrijven dragen bij aan de zijdeling-se belasting.De Schelde veroorzaakt een drie- tot vijfmaalgrotere belasting op de Noordzee dan respec-tievelijk de Eems en de Thames. De belastingdoor de Rijn en de Maas is echter vier maal gro-ter dan die door de Schelde.

De concentraties in de Westerschelde wordenvooral bepaald door de wijze waarop fluviatiel,uit het stroomgebied afkomstig, slib met hogegehaltes in de Westerschelde wordt gemengdmet marien, uit de Noordzee afkomstig slib, datveel lagere gehaltes heeft. Hierdoor neemt deconcentratie geleidelijk af van de BelgischNederlandse grens tot Vlissingen.

De norm voor cadmium wordt in de heleWesterschelde niet meer overschreden. De con-centratie, streefwaarde genaamd, die uiteinde-lijk bereikt moet worden wordt echter in hethele gebied nog niet gehaald.

In het kader van het Noordzee Aktie Plan (NAP)en de 3e Nota Waterhuishouding zijn emissiere-ducties voor anorganische microverontreinigin-gen geformuleerd. In het beleidsplanWesterschelde zijn deze overgenomen. VoorZeeland betrof dit reducties bij 8 zogenaamdespeerpuntbedrijven. Deze speerpuntbedrijven

liggen allemaal rond de Westerschelde. Anorganische microverontreinigingen zouden in1995 met ten minste 50% (t.o.v. 1985) moetenzijn gereduceerd, voor cadmium en kwik met70%. Voor 2001 wordt dit 90% voor allespoormetalen.

In 1995 zijn de reductiedoelstellingen voor datjaar voor alle metalen, behalve nikkel, gehaald.De nikkel emissie is zelfs toegenomen tenopzichte van 1985 en vormt daarmee een aan-dachtspunt voor het reductiebeleid. In 1996 is een sterke emissietoename te zien,waarbij de doelstellingen worden overschreden.Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door tijde-lijke, onvoorziene (1996 en 1997) toegenomenlozingen door één bedrijf. Deze tijdelijke over-schrijding is gedoogd tot het bedrijf nieuwesaneringsmaatregelen kon doorvoeren. Dezezijn inmiddels doorgevoerd en de huidige emis-sies zijn weer op het oude niveau. De doelstel-ling voor 2001 wordt alleen voor arseengehaald.

Bronnen- Lefèvre, F.O.B. (1992). Ontwikkeling in de

belasting en de waterkwaliteit van hetSchelde-estuarium in de periode 1980-1991.Rapport DGW-92.042.

- Schouwenaar, A. (1993). Cijfers achter debelasting van het Schelde-estuarium over deperiode 1980-1991. Werkdocument GWWS-93.817x Rijkswaterstaat DienstGetijdewateren.

- Tweede kamer. (1994). Evaluatienota Water,aanvullende beleidsmaatregelen en financie-ring 1994-1998. ISSN 0921-7371. SDU uit-geverij.

- Zwolsman, G.J. (1999) Proefschrift.- Evaluatie Beleidsplan Westerschelde 1998.

Schelde InformatieCentrum.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 67

Figuur 1: emissies zware metalen ten opzichte van 1985.

Page 68: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium68

KAART 29Cadmiumconcentraties

Page 69: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Doordat in een deel van het Schelde estuariumin een groot deel van de zomer, omstandighe-den, en wel zuurstofloosheid, heersen die invrijwel alle andere estuaria niet aanwezig zijn, ishet gedrag van spoormetalen als cadmium,koper en zink, die bij afwezigheid van zuurstofonoplosbare metaalsulfiden vormen, heel speci-fiek. Dit wordt geïllustreerd in kaart 29.

Bij Rupelmonde wordt het cadmium altijd alshet onoplosbare cadmiumsulfide aangevoerd.Het cadmium gehalte van het slib is dus zeerhoog, de opgeloste cadmiumconcentratie zeerklein. Een verhoging van de opgeloste cadmiumconcentratie vindt stroomafwaarts richtingBelgisch Nederlandse grens plaats, doordat bijtoenemende zuurstofgehalte een deel van hetcadmium, dat aan zwevend materiaal gebon-den is, oplost. Cadmiumsulfide oxydeert name-lijk als er zuurstof in het water komt. Hierdoorneemt de opgeloste cadmium concentratie toe.Daarnaast neemt stroomafwaarts ook het zout-gehalte toe en ook dit verhoogt de opgelostecadmium concentratie. Door dit alles stijgt rich-ting grens de opgeloste concentratie en daalthet cadmium gehalte van het zwevend materi-aal. Na de grens nemen de gehaltes van hetzwevend materiaal steeds verder af door de bij-menging met Noordzee materiaal met lagegehaltes. De opgeloste concentratie blijft nogstijgen tot Hansweert, daarna begint de invloedvan de zee te tellen en gaat ook de opgelosteconcentratie afnemen.

Bronnen- Lefèvre, F.O.B. (1992). Ontwikkeling in de

belasting en de waterkwaliteit van hetSchelde-estuarium in de periode 1980-1991.Rapport DGW-92.042.

- Schouwenaar, A. (1993). Cijfers achter debelasting van het Schelde-estuarium over deperiode 1980-1991. Werkdocument GWWS-93.817x Rijkswaterstaat DienstGetijdewateren.

- Tweede kamer. (1994). Evaluatienota Water,aanvullende beleidsmaatregelen en financie-ring 1994-1998. ISSN 0921-7371. SDU uit-geverij.

- Zwolsman, G.J. (1999) Proefschrift.- Beleidsmonitoring Westerschelde, Evaluatie

Beleidsplan Westerschelde 1998. ScheldeInformatieCentrum.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 69

Page 70: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium70

Stikstof (N) is een voedingsstof (nutriënt).Evenals fosfor en koolstof is het is een natuurlij-ke elementaire bouwsteen voor de cellen vanplanten en dieren. Stikstof komt in het opper-vlakte water in diverse vormen voor en wel alsammonium, nitriet, nitraat, opgeloste organi-sche stikstof verbindingen en als particulair stik-stof. Bij te weinig nutriënten (stikstof of fosforof beiden) stagneert de primaire produktie, dit

is de vorming van nieuw plantaardig materiaalo.i.v. zonlicht. Op land zijn dit (hogere) planten,in het water algen, wat dus eencellige plantjeszijn. Als in zoet water de primaire produktiestagneert komt dit vrijwel altijd door fosfor, inzeewater door stikstof. Ammonium en nitraatzijn overigens niet beperkend voor de algen-groei in de Westerschelde. Het water van deWesterschelde is namelijk zo troebel dat de

algengroei door gebrek aan zonlicht wordtbeperkt. Een teveel aan nutriënten veroorzaaktin oppervlakte water overmatige algengroei, “groene soep”, met allerlei negatieve effectenals giftige algen, plaagalgen, slecht eetbarealgen, zuurstofloosheid, huidirritaties bij zwem-mers en verminderd zicht.

KAART 30Stikstof

Page 71: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Als gevolg van (microbiologische) processenverandert in het oppervlakte water de concen-tratie van de opgeloste stikstof-verbindingenvoortdurend. De belangrijkste processen zijn deopname respectievelijk afgifte van ammoniumbij de primaire produktie respectievelijk deafbraak van organisch materiaal, de omzettingvan ammonium in nitraat en de omzetting vannitraat in stikstof gas dat vervolgens naar deatmosfeer verdwijnt. Hierdoor is de afvoer vanstikstof meestal lager dan de aanvoer. Hierdoorneemt bovendien stroomafwaarts het aandeelammonium af en nitraat toe.

Stikstof komt in het estuarium door het orga-nisch afval dat in de natuur en door de menswordt geproduceerd en door het toepassen vankunstmest in de landbouw. Via uitspoelingkomt dit stikstof vervolgens in het oppervlakte-water terecht. Een groot deel (ongeveer 80%)van het stikstof is in opgeloste anorganischevorm in oppervlaktewater aanwezig. Ditbestaat uit nitraat, nitriet en ammonium.

De zijdelingse belasting van de Westerscheldemet stikstof en de hieruit resulterende stikstof

concentraties in de Westerschelde zijn op dekaart aangegeven. De Westerschelde is hier-voor in 14 segmenten verdeeld. Weergegevenis de som van de oplosbare stikstofverbindin-gen, te weten ammonium, nitraat, nitriet enopgelost organisch stikstof. Met elkaar vormenze het overgrote deel van de totale hoeveelheidstikstof die aanwezig is. De taartpunten bovende Westerschelde geeft de totale zijdelingsebelasting op een segment aan. Dit betreft dusper segment de zijdelingse belasting aan denoord plus die aan de zuidkant van deWesterschelde. Verder is aangegeven uit welkebron de belasting afkomstig is. Polderwater,kanalen, neerslag, bedrijven en huishoudenszijn daarbij onderscheiden. Tenslotte is de con-centratie die in de Westerschelde ontstaat aan-gegeven.

Bij Rupelmonde wordt door de rivier bijna35.000 ton stikstof aangevoerd. Dit is 1,5 maalzo veel als de zijdelingse belasting in het deeltussen Rupelmonde en Vlissingen. Deze is vooreen flink deel afkomstig van kanalen als hetAntwerpse kanaalpand, het Bathse spuikanaalen het kanaal Gent Terneuzen. Van de totale

stikstofbelasting wordt 80% (47.000 ton) afge-voerd naar de Noordzee.In vergelijking met de Eems en de Thamesbelast de Schelde de Noordzee ongeveer even-veel met stikstof; de belasting van de Rijn enMaas is zevenmaal zo groot als die van deSchelde.In figuur 1 zijn voor het Schelde-estuarium debelangrijkste processen voor stikstof weergege-ven: nitrificatie (de vorming van nitraat uitammonium), denitrificatie (de vorming van ele-mentair stikstof uit nitraat, dat vervolgens naarde atmosfeer verdwijnt) en opname door algen.Door denitrificatie gaat 20% (12.000 ton) naarde atmosfeer.

De afgelopen jaren zijn de stikstofconcentratiegestaag afgenomen. Dat is vooral het gevolgvan algemene waterzuiveringsinstallaties(AWZI’s) die in (het Nederlandse deel van) hetestuarium in gebruik zijn genomen. In de toe-komst zullen alle AWZI’s in de EU worden voor-zien van stikstof en fosforverwijdering.

In het kader van het Noordzee Aktie Plan (NAP)en de 3e Nota Waterhuishouding zijn emissiere-

ducties voor stikstof en fosfor geformuleerd. Inhet beleidsplan Westerschelde zijn deze overge-nomen. Voor Zeeland betrof dit reducties bij 8zogenaamde speerpuntbedrijven. Deze speer-puntbedrijven liggen allemaal rond deWesterschelde. Stikstof en fosfor zouden in 1995 met ten min-ste 50% (t.o.v. 1985) moeten zijn gereduceerd.Voor 2001 wordt dit 70%.

De doelstelling 1995 voor de industriële lozin-gen is gehaald. De hogere gemeten waardevoor stikstof in 1996 t.o.v. 1995 is toevalling.Voor stikstof is ook de doelstelling voor de mid-dellange termijn gehaald, voor fosfor nog niet.

Bronnen- Lefèvre, F.O.B. (1992). Ontwikkeling in de

belasting en de waterkwaliteit van hetSchelde-estuarium in de periode 1980-1991.Rapport DGW-92.042.

- Schouwenaar, A. (1993). Cijfers achter debelasting van het Schelde-estuarium over deperiode 1980-1991. Werkdocument GWWS-93.817x Rijkswaterstaat DienstGetijdewateren.

- Tweede kamer. (1994). Evaluatienota Water,aanvullende beleidsmaatregelen en financie-ring 1994-1998. ISSN 0921-7371. SDU uit-geverij.

- Beleidsmonitoring Westerschelde, EvaluatieBeleidsplan Westerschelde 1998. ScheldeInformatieCentrum.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 71

Figuur 1: stikstofbalans opgeloste componenten. Figuur 2: emissies nutriënten speerpuntbedrijven (procentueel, 1985=100%).

Page 72: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium72

KAART 31Fosfor

Page 73: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Fosfor (P) is een voedingsstof (nutriënt).Evenals stikstof en koolstof is het is een natuur-lijke elementaire bouwsteen voor de cellen vanplanten en dieren. Bij te weinig nutriënten (fos-for of stikstof of beiden) stagneert de primaireproduktie, dit is de vorming van nieuw plant-aardig materiaal o.i.v. zonlicht. Op land zijn dit(hogere) planten, in het water algen, wat duseencellige plantjes zijn. Als in zoet water de pri-maire produktie stagneert komt dit vrijwel altijddoor fosfor, in zeewater door stikstof.Orthofosfaat is overigens niet beperkend voorde algengroei in de Westerschelde. Het watervan de Westerschelde is namelijk zo troebel datde algengroei door gebrek aan zonlicht wordtbeperkt. Een teveel aan nutriënten veroorzaaktin oppervlakte water overmatige algengroei, “groene soep”, met allerlei negatieve effectenals giftige algen, plaagalgen, slecht eetbarealgen, zuurstofloosheid, huidirritaties bij zwem-mers en verminderd zicht. Fosfor komt in het oppervlakte water in diversevormen voor en wel als orthofosfaat, opgelosteorganische fosfor verbindingen en als particulairfosfaat. Bij Rupelmonde is het grootste deel vande totaal fosfor concentratie particulair fosfor,bij Vlissingen overheerst het opgelost fosfor.Het milieu-chemisch gedrag van fosfor inoppervlakte water is zeer gecompliceerd.Via landbouwtoepassing en huishoudelijk afval-water komt fosfor in het oppervlakte water.Vroeger waren wasmiddelen een belangrijkebron.

De zijdelingse belasting van de Westerscheldemet fosfor en de hieruit resulterende fosfor con-centraties in de Westerschelde zijn op de kaartaangegeven. De Westerschelde is hiervoor in 14segmenten verdeeld. Weergegeven is de totaalfosfor concentratie. De taartpunten boven deWesterschelde geeft de totale zijdelingse belas-

ting op een segment aan. Dit betreft dus persegment de zijdelingse belasting aan de noordplus die aan de zuidkant van de Westerschelde.Verder is aangegeven uit welke bron de belas-ting afkomstig is. Polderwater, kanalen, neer-slag, bedrijven en huishoudens zijn daarbijonderscheiden. Tenslotte is de concentratie diein de Westerschelde ontstaat aangegeven

De aanvoer van de rivier te Rupelmondebedraagt ongeveer 6.500 ton per jaar. Dit is driemaal zo hoog als de totale zijdelingse belastingvan Rupelmonde tot Vlissingen.De grote zijdelingse belasting op segment 13 isafkomstig van het Kanaal van Gent naarTerneuzen. De belasting van dat kanaal is ove-rigens ook weer grotendeels afkomstig vanhuishoudens en bedrijven in Vlaanderen. In vergelijking met de Eems is de fosforbelastingop de Noordzee door de Schelde driemaal zogroot. Via de Rijn en Maas is deze belastingechter vijfmaal zo groot als van de Schelde. Debelasting door de Thames (orthofosfaat) is circa2,5 maal zo groot.

De opgeloste fosfor concentraties zijn gerela-teerd aan de waterafvoer, de zuurstofconcen-tratie en de algengroei. De particulaire fosforgehalten worden bepaald door de wijze waaropfluviatiel materiaal met hoge fosfor gehalten inhet estuarium zich mengen met marien materi-aal met lage gehalten. Dit betekent dat in hetestuarium in het algemeen sprake is van eendaling van de concentratie of gehalte naar zeetoe.

Zie verder voor de bereikte emissiereductiesvoor fosfor kaart 30, Stikstof.

Bronnen- Lefèvre, F.O.B. (1992). Ontwikkeling in de

belasting en de waterkwaliteit van hetSchelde-estuarium in de periode 1980-1991.Rapport DGW-92.042.

- Schouwenaar, A. (1993). Cijfers achter debelasting van het Schelde-estuarium over deperiode 1980-1991. Werkdocument GWWS-93.817x Rijkswaterstaat DienstGetijdewateren.

- Tweede kamer. (1994). Evaluatienota Water,aanvullende beleidsmaatregelen en financie-ring 1994-1998. ISSN 0921-7371. SDU uit-geverij.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 73

Page 74: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

74

Page 75: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 75

Bodem, fysische kenmerken

Hoofdstuk 4

Page 76: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium76

KAART 32 EN 33Mediane (D50) korrelgrootte (32) en percentage slib (33)

Page 77: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

De samenstelling van de bodem (van deWesterschelde) is niet uniform. De bodembestaat uit een skala aan mineralen van diverseafmetingen. De twee bekendste zijn zand (hetmineraal kwarts) en slib (kleimineralen). De kor-relgrootte van zand is (veel) groter dan van slib.De afmeting van zandkorrels varieert van 50-500 µm, slib is per definitie kleiner dan 50 µm.Doordat slib veel kleiner is dan zand gedraagthet zich heel anders. Het wervelt eerder op,sedimenteert langzamer en wordt daarom methet getij veel sneller over grotere afstanden ver-plaatst. Ook zijn eigenschappen zijn anders.Verontreinigingen hechten zich bij voorkeur aanslib.

De korrelgrootte samenstelling van de bodemwordt meestal uitgedrukt in de mediane (D50)korrelgrootte. Dit betekent de korrelgroottewaarbij 50% een kleinere en 50% een groterekorreldiameter heeft. Hieronder staat een kor-relgrootte verdelingsdiagram van een monsterwaarvan de D50 190 µm is, dat wil dus zeggendat 50% van het monster korrels heeft die gro-ver zijn dan 190 µm en 50% korrels die fijnerzijn dan 190 µm.

Op de kaart ‘mediane korrelgrootte ( D50) enpercentage slib’ is de mediane korrelgrootte enhet percentage slib weergegeven in de boven-ste 10cm van de bodem. De gegevens stammenuit de zomer van 1993. Het hele buitendijksegebied van Borssele Hoofdplaat tot de stadAntwerpen is toen onderzocht waarbij de mon-sters op een onderlinge afstand van circa 400 mzijn genomen. De bodemmonsters hebben voorde bepaling van de korrelgrootte niet de gebrui-kelijke chemische voorbehandeling ondergaan.Hierdoor zijn de resultaten niet zonder meermet oudere en andere resultaten te vergelijken.Dit betekent dat vooral de fijnere korrelgroot-tes, het slib dus, minder betrouwbaar zijn dande rest. De kaarten zijn gemaakt met behulpvan een interpolatieprogramma. Hiermee wordtuit de gegevens voor individuele monsters eenkaart voor een heel gebied gemaakt.

De resultaten van de bemonstering in 1993 zijnin tabel 1a en 1b samengevat. Hierbij is onder-scheid gemaakt naar de morfologische eenhe-den en de Zeeschelde en de Westerschelde.

Een soortgelijke opname van de bodem van deWesterschelde voor de situatie 1970-1980 isgemaakt door De Looff. In het algemeenkomen de resultaten redelijk overeen.

Bronnen- Hartog, G. de en G. Spronk. RIKZ/97.0807.- Looff, D. de. Kaartering van de bodemsamen-

stelling van het westelijke gedeelte van deWesterschelde, Methode en resultaten.Rijkswaterstaat, Adviesdienst Vlissingen, notaWWKZ-78V013.

- Looff, D. de. Kaartering van de bodemsamen-stelling van het oostelijke gedeelte van deWesterschelde, Methode en resultaten.Rijkswaterstaat, Adviesdienst Vlissingen, notaWWKZ-78V009.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 77

Tabel 1a. Mediane korrelgrootte (D50)

Morfologische eenheid Zeeschelde Westerschelde

geul <150 µm >150 µm

plaat n.v.t. 50-150 µm

slik/schor n.v.t. <125 µm

Tabel 1b. Percentage slib

Morfologische eenheid Zeeschelde Westerschelde

geul >10 % <10 %

plaat n.v.t. <10 %

slik/schor n.v.t. >10 %

Page 78: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium78

KAART 34Drempels

Page 79: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

De ondiepste plaatsen in de stroomgeulen wor-den drempels genoemd. Ze komen voor in allegeulen van het Schelde-estuarium. De diepte-ligging van een aantal drempels in de door-gaande hoofdvaargeul is bepalend voor dediepgang van de schepen die de havens vanAntwerpen kunnen aandoen. Door bijna door-lopend te baggeren worden de drempels in devaarweg op onderhoudsdiepte gehouden. Dezediepte werd gebaseerd op het programma46’/40’/43’. In 1995 hebben Vlaanderen enNederland een verdiepingsverdrag onderte-kend, de diepte werd daarna gebaseerd op48'/43'/38'. Sinds 1997 zijn de verruimings-werken van start gegaan ( zie ook kaart 14,Onderhouds- en verruimingswerkzaamheden in1998).

De ondiepe plaatsen ontstaan in de hoofdgeu-len op de overgangen tussen de bochten, waarde vloed- en ebstroom niet in hetzelfde deelvan de geul geconcentreerd zijn en soms zelfsafzonderlijke zijgeulen vormen. Meestal is deeb-bedding het diepst en vormt het duidelijkstde doorgaande geul. De vloedbedding wijkthiervan af en gaat over in een zijgeul, een zoge-naamde vloedschaar. Afhankelijk van het rich-tingsverschil liggen eb- en vloedbedding enigs-zins in elkaars verlengde of meer langs elkaar.Het overgangsgebied hiertussen wordtgevormd door een ondieper plateau, de eigen-lijke drempel. De vorm is door het intensievebaggeren nu niet altijd meer duidelijk herken-baar. De natuurlijke diepte bedraagt hier vaakminder dan NAP -10 m. Zeer ondiepe drempels komen ook voor opplaatsen waar de zogenaamde vloedscharenuitlopen in plaatgebieden.

Bronnen- Pieters, T. (1993). Het Schelde-estuarium,

Beheren of beheersen? Rapport DGW-93.032Dienst Getijdewateren, directie Zeeland.

- Veen, J. van. (1950). Eb- en vloedschaarsys-temen in de Nederlandse getijwateren.Koninklijk Nederlands AardrijkskundigGenootschap, 67, 1950.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 79

Page 80: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium80

KAART 35Sedimenttransport in de Westerschelde

Page 81: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Om inzicht te krijgen in de morfologische pro-cessen in de Westerschelde, die het functione-ren van het estuarium in belangrijke mate bepa-len, is het onder andere nuttig om inzicht tehebben in de transportbanen van het sediment.Hiermee wordt meer kennis verkregen hoe desedimenttransporten in het estuarium verlopen. De waterbeweging in de Westerschelde wordtbepaald door het getij. Het sediment beweegtmet de vloedstroom en vervolgens met deebstroom. In welke richting het sediment zichnetto verplaatst, wordt bepaald door het ver-schil in kracht en richting tussen eb en vloed. Isde vloed krachtiger dan de eb dan zal het zandzich netto met de vloedstroom mee verplaat-sen. Door het verschil in richting ontstaan ruim-telijke variaties in de verplaatsing. Het uiteinde-lijke resultaat is de nettoverplaatsing van hetsediment die dus het resultaat is van de sedi-mentverplaatsingen over en groot aantal getij-periodes.

Het is onmogelijk om het netto sedimenttrans-port direct te meten. Dit komt door de grotevariatie in tijd en ruimte van het transport en deonnauwkeurigheid van de metingen. Het netto-transportpatroon kan wel op een indirectemanier worden bepaald, via berekening meteen computermodel of met de zogenoemdeMcLaren-methode. Bij deze methode wordt hetresiduele sedimenttransport bepaald door hetop statistische basis onderling vergelijken vande korrelgrootteverdeling van bodemmonsters.Door transportprocessen, die het zand als hetware sorteren, verandert deze. Uit de gevondenverschillen kan vervolgens berekend worden inwelke richting het sediment zich heeft ver-plaatst.

Op de kaart worden de nettotransportrichtin-gen met behulp van pijltjes aangegeven. Dekaart laat zien dat het netto sedimenttransportvoornamelijk verloopt via circulatiecellen in degrotere geulen om de zandplaten heen. In dezecellen is via de pijltjes zichtbaar in welke geulenhet transport door eb (zeewaarts) of juist doorvloed (landwaarts) wordt gedomineerd.

Bronnen- McLaren, P., en D. Bowles. (1985). The

effects of sedimenttranport on grain-size dis-tributions. In: J. Sed. Petrology, no. 55, 1985.

- Vroon, J., C. Storm en J. Coossen. (1997).Westeschelde, stram of struis? Eindrapportvan het project Oostwest, een studie naar debeinvloeding van fysische en verwante biolo-gische patronen in een estuarium. RapportRIKZ-97.023.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 81

Page 82: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium82

De droogvallende gebieden zijn onder te verde-len in schorren, slikken en platen. Schorren enslikken liggen langs de randen van het estuari-um; platen hebben geen verbinding met hetvasteland. De schorren hebben een belangrijkenatuurfunctie in het estuarium. Ze dienen alsrust- en broedgebied voor vogels en zijnbegroeid met meerdere zeer specifieke vegeta-tiesoorten. De platen en slikken zijn belangrijkals habitat voor bodemdieren en als voedselge-bied voor vogels.

Het beleid voor droogvallende gebieden in hetBeleidsplan Westerschelde is gericht op hand-having op het huidige niveau van het areaal ende natuurwaarden van ondiepe gebieden, inter-getijdegebieden en schorren en op het zoveelmogelijk in stand houden van de natuurlijke

morfologische dynamiek. Lage plaatdelenbestaan vaak uit gebieden met een sterkbeweeglijke bodem die een geribbeld oppervlakhebben, de zogenaamde hoogdynamischemega-ribbelvelden. De hoger gelegen plaatde-len zijn meestal vlak en laagdynamisch. Dehoogdynamische delen en de randen van deplaten bestaan uit zand en zijn relatief grofkor-relig. De laagdynamische plaatdelen zijn fijnkor-relig en kunnen zowel slibrijk als slibarm zijn.Figuur 1 laat zien dat de bodem van ongeveer1/3 deel van de Westerschelde (ruim 10.000ha) hoger ligt dan NAP -2 m en dus droogvalttijdens laagwater. Het oppervlak droogvallendgebied varieert overigens voortdurend.

De gemiddelde plaathoogte is een indicatorvoor de morfologische dynamiek. De hoogte en

grootte van de platen zijn namelijk afhankelijkvan de beweeglijkheid van de geulen. Indien degeulen minder beweeglijk worden, neemt demorfologische dynamiek af en ontstaat er tijden ruimte voor de platen om te groeien.Doordat de platen steeds hoger worden komt

de vorming van kortsluitgeulen en de daarbijhorende versnippering van de plaatcomplexenook steeds minder voor. Ook dit is een indicatievoor de afname van de morfologische dyna-miek van de Westerschelde.

Gegevens over arealen geulen, ondiep gebied,platen, slikken en schorren worden verkregendoor middel van vaklodingen en luchtfoto’s.Door de onnauwkeurigheid van de lodingen enhet over elkaar heen leggen van het dieptegriden de geometrische kaart, bestaat er een onze-kerheidsmarge in de oppervlaktebepalingen vande platen, slikken en ondiep watergebieden van200 à 300 hectare.

In figuur 2 zijn de oppervlaktes ondiep water,slikken, platen, schorren en geulen weergege-

KAART 36Droogvallende gebieden

Figuur 1: oppervlakte droogvallend gebied in 1992

Page 83: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

ven in 1960, 1990, 1996 en 1998. Gekozen isom ook het meetjaar 1960 weer te gevenomdat dit de toestand weergeeft vóór de eerstegrote verruiming van de vaargeul (’70 - ’72). Inde tabel zijn meer specifiek de oppervlaktes pla-ten boven NAP -2 m weergegeven voor 1960en 1990.

Uit figuur 2 en de tabel is het volgende af teleiden. In de zoute zone ten westen van Baar-land is voornamelijk door inpolderingen hetschor- en slikareaal sinds 1935 met 2260 haverminderd. Er is daar nu nog circa 104 ha schoren circa 680 ha slik aanwezig.In het brakke oostelijke deel liggen nu de groot-ste schor- en slikgebieden waaronder het landvan Saeftinge. Vooral na de introductie vanEngels slijkgras in 1925, is de oppervlakte metcirca 700 ha toegenomen. Door inpolderingenen door achteruitgang van de schorrand is na1960 het schorareaal verder afgenomen metcirca 900 ha. Nu is er in dit deel van het estu-

arium nog ruim 2200 ha schor en bijna 2100 haslik aanwezig. Tussen ’90 en ’96 is het areaalschor verder afgenomen en wel met 41 ha.

Het plaatareaal is tussen 1961 en 1971 vooraluitgebreid in het midden en het oostelijke deelvan de Westerschelde (zie Tabel). Na 1971 namde oppervlakte boven NAP verder toe door eenbijna overal optredende verhoging van de pla-ten (zie figuur 3).

In de jaren zeventig is vooral in het oostelijkedeel het aandeel hoog-dynamische plaatdelentoegenomen. In het middendeel nam in die tijdhet aandeel laagdynamische delen af.Er is verder geconstateerd dat vanaf 1960 dehellingen van de platen naar de geul steiler zijngeworden. Dit is veroorzaakt door een toenamevan het areaal boven NAP.

De veranderingen in arealen die zijn geconsta-teerd in de periode ‘90-’96 bedroegen afname

van het areaal ondiep water (273 ha), afnamevan het areaal slikken en platen (152 ha) en detoename van het areaal geulen (226 ha) Dezeveranderingen vallen overigens binnen deonnauwkeurigheidsmarge, Hierdoor zijn noggeen harde conclusies zijn te trekken. Door deafname van het areaal ondiep water gaatgebied, dat potentieel waardevol is als kinder-kamer voor jonge vis en garnaal verloren.

De ingezette hierboven vermelde ontwikkeling,bestaande uit een versteiling van het bodem-profiel, met een toename van het geulareaal,grotere en hogere platen, en een afname vanhet areaal ondiep water en slikken, zet zich na1996 onveranderd door. Uit het feit dat in hetoostelijk en westelijk deel recent een toename is

opgetreden van het ondiepwatergebied, blijktdat morfologische processen op lange termijngeïnterpreteerd moeten worden.

Bronnen- Huijs, S. (1995). Geomorfologische ontwikke-

ling van het intergetijdegebied in deWesterschelde 1935-1989. UniversiteitUtrecht IMAU 95.3.

- GIS-database RIKZ Middelburg.- Beleidsmonitoring Westerschelde, Evaluatie

Beleidsplan Westerschelde 1998. ScheldeInformatieCentrum.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 83

Oppervlakte platen boven NAP -2 m

Plaat 1960 (ha) 1990 (ha)

Hooge Platen 1510 1410

Lage Springer 184 192

Middelplaat-complex 955 842

Plaat van Baarland 175 174

Rug van Baarland 479 613

Molenplaat 209 221

Plaat van Ossenisse 296 412

Plaat van Valkenisse-West 434 482

Plaat van Valkenisse-Oost 215 469

Figuur 2: oppervlaktes ondiep water, slikken, platen, schorren en geulen van de Westerschelde in 1960, 1990,1996 en 1998.

Figuur 3: gemiddelde plaathoogtes (m t.o.v. NAP).

Page 84: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium84

KAART 37Erosie- en sedimentatiepatronen in de Westerschelde

Page 85: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Om de morfologische ontwikkeling in deWesterschelde te volgen wordt bijna jaarlijks debodemhoogte gemeten. Dit wordt gedaan doormiddel van lodingen, uitgevoerd doorRijkswaterstaat Meetdienst Zeeland. Bij dezelodingen wordt vanaf meetschepen met eenecholood de hoogte van de bodem bepaald tenopzichte van NAP. Vervolgens wordt jaarlijkseen bodemhoogtekaart van de Westerscheldegemaakt.

Morfologische veranderingen kunnen onderandere bekeken worden door een bodemhoog-teverschilkaart te maken met behulp van eenGeografische Informatie Systeem (GIS). Hierbijworden de waarden van bodemhoogtekaartenuit twee verschillende jaren van elkaar afgetrok-ken. Het resultaat is een kaart zoals hierboven isafgebeeld, waarin het hoogteverschil tussen dejaren 1990 en 1996 wordt weergegeven. Eenblauwe kleur geeft aan waar in die periode sedi-ment is weggegaan en een geel-oranje kleurgeeft aan waar sediment naar toe is gegaan.Deze veranderingen zijn het gevolg van sedi-menttransporten. De grootste veranderingenkomen voor in de geulen.

Om een goed beeld te krijgen van de morfolo-gische ontwikkeling moeten van een aantal tijd-periodes verschilkaarten worden gemaakt. Alsmen deze kaarten naast elkaar legt, blijkt dat degebieden waar sediment verdwijnt of naartoegaat in bijna iedere tijdsperiode ergens andersliggen. Deze verschuivingen worden veroor-zaakt door zogenaamde geulmigraties. Dit iseen morfologisch proces waarin sediment aaneen kant van de geul erodeert en aan de ande-re kant van geul sedimenteert. De Everingen ende platen van Valkenisse zijn gebieden waar ditplaatsvindt. De geulen bewegen in feite heenen weer in het gebied.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 85

Page 86: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

86

Page 87: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 87

Bodem, chemische kenmerken

Page 88: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium88

KAART 38 EN 39 Bodemkwaliteit (38) en lokale bodemkwaliteit (39)

Page 89: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 89

De (chemische) bodemkwaliteit wordt metname bepaald door in water onoplosbare, toxi-sche, organische en anorganische microveront-reinigingen die de eigenschap hebben zich sterkaan het sediment en met name aan slib enorganisch materiaal te binden en zich in planten dier op te hopen. Spoor- of zware metalenals arseen (As), cadmium (Cd), koper (Cu),chroom (Cr), kwik (Hg), nikkel (Ni), lood (Pb)en zink (Zn), PAK’s en PCB’s zijn voorbeelden. Doordat spoormetalen, PCB's en PAK's zich zosterk aan slib en organisch materiaal binden,worden ze vooral gevonden op plaatsen waarslib bezinkt. Omdat het meeste slib in deZeeschelde uit het verontreinigde achterlandafkomstig is en daar achterblijft, zijn in deZeeschelde de gehaltes hoger dan in deBeneden Zeeschelde. In de Westerscheldenemen de gehaltes naar zee nog verder af doorde toevoer van niet verontreinigd slib uit deNoordzee. Puntbronnen kunnen plaatselijk ove-rigens hogere gehaltes veroorzaken.

Directe acute effecten van spoormetalen oporganismen zijn in de Westerschelde niet waar-genomen. De effecten die waargenomen zijn,betreffen de sterfte van het larvale stadium vanmicrozoöbenthos (microscopisch kleine bodem-dieren), geslachtsveranderingen van weekdie-ren en afwijkingen in de schelp van schelpdie-ren. Er wordt aangenomen dat het slechtebroedsucces van visetende vogels zoals de vis-dief en het klein aantal geboorten van een vis-etend zoogdier als de zeehond, het gevolg zijnvan de hoge verontreinigingsgraad. Degeslachtsveranderingen van weekdieren wor-den veroorzaakt door de effecten van organo-metaalverbindingen, als tributyltin, welke bijschepen wordt toegepast als aangroeiwerendeverf.

Overigens wordt het effect van verontreinigin-gen op organismen niet bepaald door de abso-lute aanwezige hoeveelheid maar door de frac-tie van het totaal dat organismen actief of pas-sief (kunnen) opnemen. Dit wordt de biologischbeschikbare fractie genoemd. Deze wordt metname bepaald door de opgeloste concentratievan een verontreiniging in het water en doorfaktoren als zoutgehalte, zuurgraad en zuur-stofconcentratie.De belasting met microverontreinigingen vanuitpunt- en diffuse bronnen van het Schelde estu-arium was vroeger hoog. De daaruit voortvloei-ende gehaltes aan microverontreinigingen in debodemsedimenten van het Schelde-estuariumbehoorden daardoor tot de hoogste van alleWest-Europese estuaria. Door forse emissiereducties zijn de gehaltes de afgelopen jarenflink afgenomen.

De tabel laat voor 8 spoormetalen zien hoeveelkeer op het traject Rupelmonde Vlissingen dehoogst gevonden en gemiddelde waarde hoger

waren dan het natuurlijke achtergrond gehalte.De tabel laat zien dat het estuarium vooral metcadmium is verontreinigd.

De kaart, gebaseerd op gegevens uit de jaren1985-1989, is op de volgende manier tot standgekomen. De Westerschelde is eerst in driegebieden verdeeld. Voor elk monster uit eengebied is vervolgens op vier manieren de klasseberekend. Dit is gedaan met de gehaltes aanspoormetalen, PAK's (som van 10 PAK's), PCB's(6 verwante stoffen) en met alle stoffen tesa-men. Omdat de gemeten gehaltes in de water-bodem in hoge mate worden bepaald door deverhouding zand slib kan de berekening vaneen klasse niet zomaar gebeuren. Om debodems toch onderling te kunnen vergelijkenwordt het gemeten gehalte daarom eerstomgerekend naar de zogenaamde standaard-bodem. Daarna wordt het gestandaardiseerdegehalte geclassificeerd in vijf klassen, in ditgeval volgens de zogenaamde EvaluatienotaWater. De betekenis van de vijf klassen staat opde kaart.

De vijf zo berekende klasse verdelingen pergebied zijn op de kaart weergegeven. De kaartlaat zien dat in het algemeen de PAK's maatge-vend zijn voor de klassenindeling van de water-bodem. Waterbodems behorend bij klasse 3 enklasse 4 komen vooral voor in de slibrijke(veer)havens.Als er voor het uitvoeren van waterstaatkundi-ge werken en of het op diepte houden van devaargeul moet worden gebaggerd moet sedi-ment van klasse 3 of 4 in een depot wordengeborgen. Sediment uit lagere klassen mag welin de Westerschelde worden (terug)gestort,maar dat moet altijd in landwaartse richtinggebeuren ten opzichte van de plaats waar hetvandaan komt.

De kaart Lokale bodemkwaliteit geeft de klassevan de bodem aan op een bepaalde plaats in deperiode 1985-1989. De kaart laat zien dat vanoost naar west de verontreinigingsgraadafneemt. Na 1989 verbetert de bodemkwaliteitlangzamerhand.

Bronnen- Tweede kamer. ( 1994). Evaluatienota Water,

aanvullende beleidsmaatregelen en financie-ring 1994-1998. ISSN 0921-7371. SDU uit-geverij.

- Mensink, B.P., B.G.M. van Hattum, A.D.Vethaak en J.P. Boon. (1996). The develop-ment of imposex in relation to organotin con-tamination in the common whelk, buccinumundatum. Field observations in the EasternScheldt and experimantal exposure in a labo-ratory study. NIOZ-report 1996-3.

- Ministerie van Verkeer en Waterstaat. (1997).Voortgangsrapportage Integraal Waterbeheeren Noordzee-aangelegenheden. RIZA-rap-port

- Gebruikte gegevens zijn tot stand gekomenmet LAWABO versie 3.0 (Landelijk Water-bodem bestand) van het RIZA.

- Beleidsmonitoring Westerschelde, EvaluatieBeleidsplan Westerschelde 1998. ScheldeInformatieCentrum.

Gehalte spoormetalen ten opzichte van het

natuurlijke achtergrondgehalte

stof aantal keren hoger

mediaan hoogste gehalte

Cadmium 40 200

Arseen 10 15

Koper 5 10

Chroom 1 5

Kwik 15 30

Nikkel 1 3

Lood 5 15

Zink 5 15

Page 90: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

90

Page 91: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 91

Fauna

Hoofdstuk 5

Page 92: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium92

KAART 40Habitat

Page 93: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Een habitat kan omschreven worden als eenspecifiek leefgebied van een organisme. Zo iseen schorkreek een habitat voor de garnaal enis een slik een habitat voor slijkgras. Een habitatis dus voor ons zichtbaar en tastbaar. Veel orga-nismen maken evenwel tijdens hun levensloopgebruik van verschillende habitats. Voor eenspiering bestaat de habitat uit het specifiekegebied in zee waar ze leven, het deel van hetestuarium waar ze doortrekken en het deel vande rivier waar ze paaien. In een estuarium spelen zich processen af meteen grote diversiteit aan tijd- en ruimteschalen.Dit wordt veroorzaakt door een scala aan somssterk variërende krachten: getij, zoetwateraan-voer, klimaat, dag-nacht cyclus. Het estuariumWesterschelde krijgt daarmee een enormevariatie aan habitats en is in potentie eengebied met een grote soortenrijkdom of te welbiodiversiteit.

Juist omdat er zoveel krachten op een estuari-um inwerken, is het voortdurend onderhevigaan veranderingen. De krachten vormen zelfseen voorwaarde voor het bestaan van een estu-arium. Veranderingen die door de mens zijnaangebracht zijn niet per definitie slecht. Wel ishet zo, dat grootschalige ingrepen het gebieddanig op de proef kunnen stellen. De vervuilingbijvoorbeeld in de jaren zeventig en tachtigheeft de variatie aan organismen (biodiversiteit)sterk doen afnemen. Dat is het best zichtbaar bij dieren die aan heteind van de voedselketen staan, zoals bijvoor-beeld zeehonden (zie figuur 1). Gelukkig is dewaterkwaliteit van de Westerschelde aan hetverbeteren. De bagger- en stortwerkzaamheden van dejaren negentig hebben met name betekenisvoor het oppervlak aan geschikt areaal voor deverschillende organismen.

Habitats worden vaak gegroepeerd tot grotereeenheden, ecotopen genoemd. De trend is datvooral de ecotopen ondiepwatergebieden enschorgebieden in oppervlakte achteruit gaan endus ook de daarbij behorende habitats.

Bron- Witte, R.H., P.A. Wolf, H. Zandstra, H.J.M.

Baptist. (1998). Zeehonden in de Delta.Rapport RIKZX 98.010.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 93

Figuur 1: aantal zeehonden in de Delta in de 20e eeuw. Witte, et al 1998

Page 94: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium94

KAART 41Levensgemeenschappen bodemdieren

Page 95: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

De categorie bodemdieren (macrozoöbenthos)bestaat uit organismen die in, op of zeer nabijde bodem leven en niet door een zeef metgaatjes van 1 mm kunnen worden gespoeld. In de Westerschelde zijn 75 soorten bodemdie-ren aangetroffen, voornamelijk wormen,schelpdieren en kreeftachtigen. Een veelheidaan factoren, bijvoorbeeld zoutgehalte, hydro-dynamiek en bodemgesteldheid, bepaalt of eensoort op een bepaalde plaats kan leven of niet.In een estuarium kunnen de meeste soortensterk wisselende omstandigheden verdragen.Toch vinden we sommige soorten vaker bijelkaar dan andere.

In de periode 1965-1989 zijn (in het najaar) opbijna 700 locaties verspreid over deWesterschelde bodemdieren bemonsterd. Vande bemonsterde locaties bevond 60% zichbeneden de laagwaterlijn. Op een kwart van delocaties werd geen macrozoöbenthos aange-troffen. Van deze locaties bevond 60% zich inhet brakke en het zoete deel. De gegevens zijnsamengebracht en geanalyseerd met de zoge-naamde multivariate statistische techniekTWINSPAN.Bij deze techniek worden de verschillende loca-ties op grond van overeenkomsten in dichthe-den van de soorten bodemdieren gegroepeerd.Elke groep wordt gekenmerkt door een aantal

soorten dat vaak samen voorkomt: de levens-gemeenschap. De belangrijkste conclusies uithet onderzoek waren: De locaties groepeerden zich niet in de tijd,maar wel in de ruimte. Er was namelijk geensprake van een trend in de beoordeelde perio-de, maar er bleek wel een gradiënt van oostnaar west (zoet-zout) en in de hoogte (bovenen onder de laagwaterlijn) te bestaan.

De vier duidelijk van elkaar te onderscheidengroepen van locaties worden gekenmerkt doorde volgende soorten en eigenschappen:

Bron- Ysebaert T. & P. Meire. (1991). Het macro-

zoöbenthos van de Westerschelde en deBeneden Zeeschelde. Rapport W.W.E. 12Rijksuniversiteit Gent, Gent / I.N. A92.085Instituut voor Natuurbehoud, Hasselt, België.(In dit rapport werden onderzoeksgegevensvan verschillende instituten samengebracht:Rijkswaterstaat dienst Getijdewateren (thansRIKZ), het Delta Instituut voor Hydrobio-logisch Onderzoek (thans NIOO-CEMO) enRijksuniversiteit Gent.)

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 95

Overzicht levensgemeenschappen

gemeenschap globale typering belangrijke soorten soortenrijkdom, dichtheid

en biomassa (relatief)

1 mobiele kreeftachtigen, aasgarnalen, zandvlokreeft, agaatpissebed laag

nauwelijks wormen

en schelpdieren

2 wormen, kreeftachtigen veelkleurige duizendpoot, kokerworm Pygospio elegans, hoog

en schelpdieren worm Capitella capitata, slijkgarnaaltje en nonnetje

3 wormen en schelpdieren Pygospio elegans, wormen Heteromastus filiformis, zeer hoog

Tharyx marioni, Eteone longa, zandzager Nephtys hombergii,

nonnetje en kokkel

4 mobiele wormen, in zandzagers Nephtys cirrosa, N. longosetosa, , laag

mindere mate aasgarnalen wormen Magelona papillicornis, Spio spec., gemshoornworm

en nauwelijks schelpdieren

Page 96: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium96

KAART 42 EN 43Biomassa bodemdieren (42) en dichtheid bodemdieren (43)

Page 97: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

De categorie bodemdieren (macrozoöbenthos)bestaat uit organismen die in, op of zeer nabijde bodem leven en niet door een zeef metgaatjes van 1 mm kunnen worden gespoeld. In het ecosysteem nemen bodemdieren eenbelangrijke plaats in. Als consumenten vanorganisch materiaal vormen vele zelf weervoedsel voor rovers (predatoren). Deze roverszijn verschillende soorten (veelal grotere)bodemdieren, vogels en vissen.

Bodemdieren kunnen op verschillende manie-ren aan hun voedsel komen. Met vijf typenkunnen vrijwel alle in de Westerschelde voorko-mende soorten worden benoemd:

a. Oppervlakte-sedimentetersDeze organismen eten van de bovenlaag vanhet sediment. Dit deel is doorgaans rijk aanorganische bestanddelen. De schelpdieren dietot deze groep behoren, zuigen het sedimentop met behulp van langgerekte buisjes die alsstofzuigertjes over het oppervlak wordenbewogen.Veel voorkomende soorten zijn het nonnetje,het kniksprietkreeftje, het slijkgarnaaltje, deplatte slijkgaper en het wormpje Pygospio ele-gans.

b. SedimentetersDeze dieren leven ingegraven in de bodem eneten het sediment. Hieruit verteren ze de orga-nische bestanddelen (detritus, bacteriën enalgen). Veel voorkomende soorten zijn de wor-men Heteromastus filiformis en de wadpier.

c. Omnivoren/predatorenDeze bodemdieren behoren bij de groep vanalleseters en/of rovers. Vaak is deze soort zowelomnivoor als predator. De meeste soorten uitdeze groep behoren tot de wormen of kreeft-

achtigen. Veel voorkomende soorten zijn dezeeduizendpoot, de zandzager, de garnaal ende strandkrab.

d. FilteraarsDeze bodemdieren filteren hun voedsel uit dewaterkolom. Het voedsel bestaat vooral uitalgen. Veel voorkomende soorten zijn het mes-heft, de kokkel, de strandgaper en in minderemate de mossel en de Amerikaanse boormossel.

e. OnbekendVan sommige soorten is niet goed bekend totwelke voedseltype ze behoren. Meestal gaathet hierbij om oligochaeten (zeer kleine wor-men). Deze groep wordt niet verder onderver-deeld.

De scheiding tussen de verschillende voedselty-pen is niet strikt. Sommige soorten bodemdie-ren kunnen tot meer dan een type behoren. Zofiltert het nonnetje (oppervlaktesedimenteter)ook wel voedsel uit de waterkolom. De verhouding tussen de verschillende typenbodemdieren geeft een indicatie van het ver-loop van het voedselweb van deWesterschelde.

In de periode 1978-1993 zijn verspreid over deseizoenen op circa 1400 locaties, waarvan circa800 beneden de laagwaterzone, monstersgenomen. Van deze monsters zijn de soortenbodemdieren, de dichtheden (aantal/m2) en debiomassa (gram asvrij drooggewicht/m2)bepaald. De resultaten zijn op de kaart weerge-geven. Voor de vakken 6 t/m 14 is de biomas-sa en dichtheid van de bodemdieren weergege-ven. De kaart laat zien dat het aantal dieren perm2 heel hoog kan zijn, tot wel 25000 per m2.De kaart toont verder dat het allergrootste deelboven laagwater leeft. In het oosten komen

grote aantallen kleine bodemdieren voor, in hetwesten zorgen de kokkels voor hoge biomas-sa’s.

In vergelijking met het enige andere Neder-landse estuarium de Eems worden in deWesterschelde hoge dichtheden aan bodemdie-ren gevonden. In het zoute deel (vak 13 en vak14) van beide estuaria komt de verdeling overde voedselgroepen overeen. In de brakke zone(vak 6 tot 10) overheersen in de Westerscheldede sedimenteters, terwijl daar in de Eems ookfilteraars, omnivoren (alleseters) en predatoren(rovers) belangrijk zijn.

Bronnen- Ysebaert, T. & P. Meire. (1991). Het macro-

zoöbenthos van de Westerschelde en deBeneden- Zeeschelde. Rapport W.W.E. 12Rijksuniversiteit Gent / rapport I.N. A92.085Instituut voor Natuurbehoud, België. (In ditrapport werden onderzoeks-gegevens vanverschillende instituten samengebracht:Rijkswaterstaat dienst Getijdewateren (thansRIKZ), het Delta Instituut voorHydrobiologisch Onderzoek (thans NIOO-CEMO) en Rijksuniversiteit Gent.)

- Ysebaert, T. & P. Meire. (1993). Het voorko-men van macrozoöbenthos in de litto-ralezone van het Schelde- en Eems-estuarium inrelatie tot zout-gradiënt en sedimentkenmer-ken. Rapport W.W.E. 29 Rijksuniversiteit Gent/rapport IN 93.08 Instituut voorNatuurbehoud, België.

- Gegevens uit het Biologisch Meetnet ZouteWateren van Rijkswaterstaat, onder anderegepresenteerd in periodieke rapportages vanhet Centrum voor Estuariene en MarieneEocologie NIOO-CEMO te Yerseke doorCraeymeersch et al.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 97

Page 98: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium98

KAART 44Visgronden, tong en garnaal

Page 99: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 99

Op verschillende plaatsen in de Westerscheldewordt commercieel gevist op tong, garnaal enkokkels. Daarnaast wordt op zeer beperkteschaal gevist op paling. Naast het directe belangvoor de visserij is er ook een indirect belang. DeWesterschelde vormt namelijk een belangrijkgebied waarin jonge garnaal, jonge tong en inmindere mate jonge schol opgroeit (de zoge-naamde kraam- en kinderkamerfunctie). Dejonge tong trekt in het voorjaar deWesterschelde op tot ver naar het oosten, tot inhet zoete Scheldewater. De volwassen tonggebruikt het mondingsgebied als paaigebied.

Tong (Solea solea L.) is een platvis die leeft opzandige en modderige bodems op een dieptevan 1-200 m. Tong kan wel 20 jaar oud worden(circa 60 cm, 3 kg), maar door zware bevissingworden ze vaak niet ouder dan 4-8 jaar (30-40cm). Vooral in het voorjaar en zomer komt desoort met name voor in ondiepe kustwateren.In de winter en de herfst bevindt tong zich opgrotere diepten vanwege de hogere tempera-tuur aldaar. Tong kan namelijk slecht tegenkoud water. Bij watertemperaturen beneden3°C neemt de sterfte daarom snel toe.

Tong paait in de maanden april-juli in ondiepekustwateren bij een temperatuur van 6-12°C.De belangrijkste paaigebieden liggen in de zui-delijke Noordzee. Een enkel wijfje produceert100.000-150.000 eieren met een diameter van1,3-1,5 mm. Deze eieren bevinden zich in dewaterkolom, waar ze met de stroming van dezee worden meegevoerd. In ongeveer éénweek tijd ontwikkelen de eieren zich tot larvenvan 3,6 mm. De larven zien er nog niet uit alskleine platvisjes, maar meer als ‘gewone’ visjes.De metamorfose tot platvis vindt pas plaats bijeen lengte van 12-15 mm. Na deze metamor-fose leven de tongetjes op de bodem van de

zee in ondiepten en ook wel in brak water. Laterzoeken ze ook diepere wateren op. Aan heteind van het eerste jaar zijn tongetjes ongeveer8 cm lang. Hom wordt voor het eerst geprodu-ceerd op 1- of 2-jarige leeftijd, kuit wordt voorhet eerst geproduceerd in het derde levensjaarbij een lengte van 25-30 cm.

Tong jaagt gedurende de nacht op dunschaligeschelpdieren, kreeftachtigen, borstelwormen enkleine visjes. Overdag leeft tong voornamelijkingegraven in het zand.

Tong is een dure vissoort vanwege het stevigeen zeer smakelijke vlees. Gerekend naaropbrengst is de tong een van de belangrijkstevissoorten voor de Nederlandse visserij. Tongwordt vooral gevangen met boomkornetten,maar ook met kieuwnetten en zegens. De mini-mumgrootte voor aanlanding is 24 cm. 0,2-0,6% van de in Nederland aangelandeNoordzeetong wordt in het Westerscheldege-bied gevangen.

Sportvissers vangen tong vooral tijdens zomer-se nachten, wanneer de tong jaagt in ondieptenvlak voor de kust. De tongvangst is gequoteerd, dat wil zeggen isaan een maximum gebonden. De laatste jarenwordt het tongquotum, de maximum toegesta-ne hoeveelheid echter niet opgevist. De redenhiervan is dat bij de tongvisserij schol als bij-vangst wordt gevangen; de scholquota wordeneerder opgevist dan de tongquota. De tongvis-serij wordt verboden na het opvissen van descholquota en de tongquota kunnen zodoendeniet volledig worden opgevist.

De garnaal (Crangon crangon L.) is een kreeft-achtige die met name leeft op modderige envoedselrijke zandbodems in ondiepe kustwate-

ren en estuaria. In de winter trekken de garna-len naar dieper water. In hetWesterscheldegebied komt de garnaal massaalvoor en is daarmee een van de belangrijkstevoedelbronnen voor veel vissen. De maximalelengte is 9 cm, maar de meeste volwassen gar-nalen zijn circa 5 cm.

Overdag verbergen garnalen zich in het zand. 's Nachts komen ze te voorschijn om te eten.Hierbij zwemmen ze zelden, maar lopen over debodem met de achterste poten terwijl ze methun antennes de bodem aftasten. De voorstepoten gebruiken ze om hun voedsel te pakkenen uiteen te trekken. Dit voedsel bestaat vooraluit wormen, visjes, kreeftachtigen, algen, plan-ten en organisch afval.

Garnalen planten zich voort in zomer en winter.Het wijfje legt twee of drie keer per jaar 2000-14000 eieren. In het Westerscheldegebiedgebeurt dit meestal rond mei en september. Deeieren worden door het wijfje aan de zwem- enlooppoten bevestigd, en komen, afhankelijkvan het seizoen, na vier tot twaalf weken uit.De larven zwemmen vrij in de waterkolom tot-dat ze een lengte van 1 cm bereiken. Garnalenzijn hermafrodiet: de eerste twee jaar functio-neren ze als mannetje, daarna als vrouwtje. Zeworden zelden ouder dan 3-4 jaar.

Garnalen worden gevangen met garnalenkot-ters die met fijnmazige netten zijn uitgerust. Inde periode 1995-1996 kwam ongeveer 0,5-1%van de totale in Nederland geregistreerde aan-landing van garnalen uit hetWesterscheldegebied. De vangst wordt meestaldirect aan boord gespoeld, gezeefd en gekooktin zeewater (3 min). Deze garnalen wordenaangeduid met de term ‘flauwe’ garnalen. Zezijn beperkt houdbaar, vooral ook omdat na

koken de garnalen gekoeld worden met zeewa-ter, waardoor besmetting met organismenoptreedt. Om de houdbaarheid van de garnalente bevorderen wordt daarom ook wel zout aanhet zeewater toegevoegd, waardoor de garnaalna koken ongeveer 4% zout bevat. Deze‘zoute’ garnalen zijn vooral voor de exportbedoeld en worden ongepeld naar verschillendelanden geëxporteerd, met name naar Frankrijk.De meeste garnalen worden op dit momentdoorverkocht als flauwe garnalen.

Het pellen van garnalen is zeer arbeidsintensief.Vroeger werd een groot deel van de garnalenthuis gepeld. Door strengere wetgeving metbetrekking tot hygiëne is thuispellen nu nietmeer mogelijk en worden garnalen in pelfabrie-ken gepeld. Dit gebeurt met de hand en metpelmachines. Veel van de garnalen die inNederland zijn gevangen, worden handmatiggepeld in Marokko en vervolgens weer terugnaar Nederland getransporteerd.

bronnen- Ravensbergen, G.J. en Scheele R.J. 1990- MAS baggerspeciestort Westerschelde 1998

Page 100: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium100

KAART 45Visgronden kokkels

Page 101: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Kokkels zijn tweekleppige schelpdieren die in debodem van zoute en brakke wateren leven. Dekokkel filtreert voedsel uit het water en behoortdus tot de groep filtreerders. Het dier kan onge-veer zes jaar oud worden en bereikt daarbij eenlengte van circa 5cm.In de kustwateren van West-Europa is de kok-kel een wijdverbreid en algemeen voorkomendschelpdier. Vaak vormen ze ‘banken’, waarbij zedicht tegen elkaar aan liggen, ondiep ingegra-ven in de bodem. De grootste hoeveelhedenkokkels komen voor op platen en slikken; voor-al op de droogvallende delen, maar ook bene-den laagwater komen ze wel voor.Doordat ze vrij ondiep in de bodem zitten en inhoge dichtheden voorkomen, zijn kokkels eenvoedselbron voor andere dieren. Platvissen enkreeftachtigen eten jonge kokkels. Bij laagwaterzijn jonge kokkels een prooi voor vogels.Grotere kokkels worden door duikeenden enscholeksters gegeten. Samen met de mosselsvormen kokkels het voornaamste voedsel voorenkele soorten grote vogels. Die komen in groteaantallen foerageren op plekken waar veel kok-kels voorkomen.

Ook de mens is geinteresseerd in kokkels.Vooral in Spanje, maar ook in België en Frankrijkworden kokkels door de mens gegeten. Veelvan deze kokkels komen uit ons land. De kok-kelvisserij is daarom in Nederland een specifiekebedrijfstak. De belangrijkste visgebieden liggenin de Waddenzee, de Voordelta en deOosterschelde. Na verwerking worden ze inblikken of potten geëxporteerd, vooral dus naarSpanje. Sinds 1993 is de visserij in deze gebieden aaneen strakke regelgeving gebonden. Om diereden en vanwege de schaarste aan kokkels inde jaren negentig, is in de afgelopen jaren deWesterschelde in beeld gekomen bij de kokkel-

visserij. Tot 1997 was de kokkelvisserij daar vrij.Tegenwoordig wordt de kokkelvangst in deWesterschelde ook gereguleerd in een visplandat jaarlijks wordt opgesteld in samenspraakmet het Ministerie van Landbouw, Natuur enVisserij.

De kaart laat zien dat in de Westerschelde hetbelang van diverse visgebieden voor de kokkel-visserij zeer verschilt. In de Westerscheldekomen kokkels voor vanaf de Voordelta totongeveer Hansweert. Verderop wordt het zout-gehalte van het water te laag.

Bronnen- MAS baggerspeciestort Westerschelde 1998

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 101

Page 102: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

102

Page 103: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 103

Schorren

Hoofdstuk 6

Page 104: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium104

KAART 46Verdronken land van Saeftinge, benamingen en hoogteligging

Page 105: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

De circa 2770 ha aan slikken en schorren in hetVerdronken Land van Saeftinge vormen sameneen prachtig en boeiend gebied. Het laat zienhoe grote delen van de Zeeuwse delta er onge-veer 1000 jaar geleden hebben uitgezien.Saeftinge is inmiddels verland tot een hoogschor, dat alleen bij een hoog springtij volledigwordt overspoeld.

Rond het begin van onze jaartelling maakteSaeftinge deel uit van een uitgestrekt veenge-bied, of vloedbos. Door het opdringen van dezee, de zogenaamde Duinkerketransgressie,werd klei op dit veenpakket afgezet. In de 11e eeuw werden door monniken de eer-ste dijken aangelegd. De schorren werden incultuur gebracht en ook werd turf gewonnen.Door verdere inpolderingen, regelmatig onder-broken door overstromingen, bereikte deHeerlijkheid Saeftinge in de 16e eeuw haargrootste omvang. Tijdens de Allerheiligenvloedvan 1570 liep het grootste deel echter onderwater en de resterende dijken werden in 1584doorgestoken voor de verdediging vanAntwerpen. Het Land van Saeftinge verdronken in de voormalige polder werden snel diepegeulen gevormd. Vanaf het begin van de 17eeeuw werden delen van het gebied terugge-wonnen. De vorming van nieuwe schorrenwerd steeds op de voet gevolgd door het aan-leggen van dijken. De laatste dijk werd in 1907aangelegd. Om het gebied sneller rijp te maken voor devolgende inpoldering werd in de jaren dertigEngels slijkgras aangeplant, is de Rijksdam aan-gelegd en zijn greppels gegraven om de afwa-tering te bevorderen. Het plan tot inpolderen isniet uitgevoerd en met de aanleg van de gas-dam in 1966 en het op deltahoogte brengenvan de zeedijk in de jaren tachtig, kreegSaeftinge haar huidige begrenzing.

Het gebied dat is begrensd door de gasdam ende zeedijk (de Selenapolder, nabij de BelgischNederlandse grens), is op beperkte schaal incultuur gebracht. Na het doorbreken van dezomerdijk tijdens de storm in februari 1990 ishet geleidelijk weer een schor geworden, hetgebied heet nu het Sieperdaschor.

Ondanks het overwegend ‘platte’ uiterlijk vanhet schor is er een duidelijk verloop in hoogte-ligging. Het zuidelijke deel langs de zeedijk enhet oostelijk deel, de Bogaard en de Noord, zijnde oudste en hoogste delen van Saeftinge. Hetnoordwestelijke deel van Saeftinge is jonger enlager, met uitzondering van de kernen van deMarlemontse plaat en het Konijnenschor. Zeer karakteristiek voor een schor zijn de hoog-teverschillen tussen de hogere oeverwallenlangs de geulen en de lagere kommen daartus-sen. Op plaatsen waar de schorrand erodeertzijn zogenaamde erosiekliffen zichtbaar, die inde grote kreken enkele meters hoog kunnenzijn.De onbegroeide geulen en kreken doorsnijdenhet schor in een typisch vertakte structuur. Dedrie grote geulen, het Speelmansgat, deIJskelder en het Hondegat, draineren circa 90%van het schor. De oostzijde wordt via enkelekleinere geulen gevuld en geleegd.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 105

Page 106: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium106

KAART 47Verdronken land van Saeftinge, hoogteveranderingen

Page 107: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Het schor is in de periode 1931-1992 sterkopgehoogd en uitgebreid. De natuurlijke ten-dens van een schor is dat het zich ophoogt,deze tendens is door menselijke ingrepen ver-sterkt (zie ook kaart 46 Saeftinge, benaming enhoogteligging). De ophoging en uitbreiding vanhet begroeide deel heeft vooral plaatsgevondenin de periode 1931 tot 1963. De gebieden in debuurt van de Rijksdam, tussen de Platte Platen,op het oostelijk deel van het Konijnenschor enaan weerszijden van het Hondegat zijn toenmeer dan 0,80 m verhoogd. Op de relatiefhoge zuidelijke en oostelijke delen is in die tijdminder dan 0,30 m gesedimenteerd. In deperiode van 1960 tot 1992 is het schor weinigverhoogd of uitgebreid.De geulen zijn als gevolg van geulverplaatsin-gen soms dieper, soms ondieper geworden. Degrootste sedimentatie in de geulen heeft plaats-gevonden in de periode 1960 tot 1992: hetSpeelmansgat, de IJskelder en het Hondegatzijn respectievelijk gemiddeld 0,70 m, 0,50 men 0,20 m ondieper geworden. De Spauwer, deverbinding tussen het Speelmansgat en deIJskelder, is in deze periode opgehoogd enbegroeid geraakt.De slikken langs de Westerschelde, dus vóór hetKonijnenschor, de Marlemontse Plaat en langsde oostrand zijn ondanks een sterke opdringingvan de hoofdgeul hoger geworden. Alleen hetslik voor de Noord is verlaagd. Deze ontwikke-lingen wijzen op een groot zandaanbod, vooralin en rond de westelijke geulmondingen. Dit iszeer waarschijnlijk het gevolg van de zandstor-tingen in het kader van het vaargeulonderhoud.Doordat de verhoging van het schor groter isdan de verhoging van het hoogwater, wordtSaeftinge steeds minder vaak overspoeld; hetschor verlandt. Door de verlanding kan hetschor steeds minder water bergen. In 1992komt er bij een gemiddeld hoogwater ongeveer

20 miljoen m3 minder water het schor binnendan in 1931.

Het oppervlak van het gebied dat hoger ligt danNAP +2 m is grofweg het niveau waarboven debegroeiing permanent wordt. Dit oppervlak istussen 1931 en 1963 uitgebreid van 25% tot60% van het totale oppervlak (zie figuur 1).Tussen 1963 en 1992 vermeerderde dit opper-vlak verder tot 70%. De verlanding vanSaeftinge heeft in de periode 1931-1963 voor-al plaatsgevonden door het omhoogkomen enuitbreiden van de hoge, begroeide delen. Vanaf1963 is de verlanding vooral in de grote geulenopgetreden. Deze trend heeft zich de afgelopenjaren voortgezet.Deze ontwikkeling heeft grote gevolgen voorde verspreiding van de vegetatie, die overwe-gend wordt bepaald door de frequentie en duurvan de overspoeling.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 107

Figuur 1: oppervlakte verdeling land van Saeftinge.

Page 108: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium108

KAART 48Verdronken land van Saeftinge, vegetatie

Page 109: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

In een schorgebied wordt de vegetatie sterkbepaald door de verschillen in overspoelings-duur en -frequentie, bodemgesteldheid, vocht-gehalte en zoutgehalte.Een primair schor met pioniers zoals zeeaster enEngels slijkgras wijst op recente uibreiding vanhet schor. Na enige tijd wordt dit een gebiedmet een min of meer homogene bedekking vanEngels slijkgras. In de jaren vijftig domineerdendeze vegetatietypen bijna het gehele schor, uit-gezonderd de hoge zuidelijke rand en het oos-telijke deel. Nu worden ze alleen aangetroffenin de Spauwer, bij het Konijnenschor en in dePlatte Platen.Het Engelse slijkgras werd rond 1930 inSaeftinge aangeplant. Het heeft tegenwoordighet inheemse slijkgras op alle zoute en brakkeschorren geheel verdrongen. Het jonge en lage schor raakt vervolgensbegroeid met kweldergras en zeeaster. Het oude en hoge schor heeft een duidelijk ont-wikkeld patroon van oeverwallen en kommen.

De hoge, zandige en daardoor relatief drogeoeverwallen zijn vooral begroeid met strand-kweek. In de lagere, kleiige en vochtige kom-men groeit vooral zeebies, zeeaster en Engelsslijkgras.

Het noordwestelijke deel van Saeftinge heefthogere zoutgehaltes dan het zuidoostelijkedeel, doordat het dichter bij de zee ligt en door-dat het vaker wordt overspoeld omdat de lig-ging lager is. Dit is te zien aan de verspreidingvan riet, dat alleen in het oostelijke deel wordtaangetroffen. De rietvelden zijn in aantal en inomvang sterk uitgebreid sinds 1931.Langs de zeedijk en in het oostelijke deel ligttenslotte het deel van het schor dat beweidwordt. Een deel van dit gebied is in beheer vanhet Zeeuws Landschap, de rest is van particulie-ren. Er grazen voornamelijk runderen. Beweiding beïnvloedt de vegetatie: in beweidegebieden zal kweldergras de boventoon gaanvoeren.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 109

kenmerkende vegetatie schorren

zout schor brak schor

primair schor open vegetatie (met veel kale grond) van pioniersoorten: zeebies i.p.v. Engels slijkgras

Engels slijkgras, zeekraal

laag of jong schor gesloten vegetatie (weinig kale grond): Engels slijkgras, zeebies i.p.v. Engels slijkgras

zeeaster en gewoon kweldergras

midden schor gesloten vegetatie: zoutmelde, kweldergras en lamsoor kweldergras en riet

hoog of oud schor gesloten vegetatie: strandkweek, roodzwenkgras strandkweek, roodzwenkgras en riet

Page 110: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium110

KAART 49, 50, 51 EN 52Vegetatie overige schorren

kaart 49, schor bij Bath kaart 50,schor van Waarde

kaart 52, Zuidgorskaart 51, Platen van Hulst

Page 111: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

Kaart 49 tot en met 52 toont de vegetatie vande vier andere schorren langs de Westerschelde.Van oost naar west zijn dat het schor bij Bath,het schor van Waarde, de PLaten van Hulst enZuidgors. Zie voor algemene informatie over dekenmerkende vegetatie ook kaart 48,Verdronken land van Saeftinge, vegetatie.

kaart 49, schor bij BathHet schor bij Bath heeft een oppervlakte vancirca 50 ha en bestaat min of meer uit tweedelen. Het meest westelijke deel is uit een voor-malig landbouwhaventje ontstaan. De structuur van oeverwallen, kreken en kom-men is hier minder duidelijk aanwezig dan in demeeste andere schorren langs deWesterschelde.De vegetatie is kenmerkend voor een laag totmiddelhoog brak schor en bestaat voor hetgrootste deel uit zeebies met op de hogeredelen strandkweek. In het westelijke deelkomen ook meer zoute elementen voor in devorm van vegetaties met gewoon kweldergras.Naar het oosten toe neemt de hoeveelheid rietsteeds meer toe door het zoeter worden van hetoverspoelingswater. Het schor bij Bath ligt minof meer op de overgang van zoete naar zouteschorren; ofwel op de overgang van met rietgedomineerde naar met Engels slijkgras gedo-mineerde schorren.

Op de vegetatiekaart uit 1993 is tevens deschorrand aangegeven zoals die is gekarteerd in1996. Deze lijn laat zien dat de schorrand in hetwestelijke deel min of meer stabiel is, maar datnaar het oosten toe de schorranderosie vrij sterk(10-20 m) is geweest.

kaart 50, schor bij WaardeHet schor bij Waarde is circa 100 ha groot. Devegetatie is kenmerkend voor een middelhoogtot hoog brak schor, waarbij er een zout-zoet-gradiënt in het gebied aanwezig is.

De oeverwallen langs de kreken en de veleopgeworpen dammetjes zijn begroeid metstrandkweek. De lagere kommen zijn begroeidmet Engels slijkgras en de hogere kommen metschorrezoutgrasvegetaties. Met name dezelaatste zijn kenmerkend voor het brakke karak-ter van het schor. De zoutgradiënt in het gebiedkomt tot uitdrukking in de aanwezigheid vanzeebies en lokaal zelfs riet in het oostelijke deelvan het schor. Hier is het overspoelingswater alzo brak dat deze soorten zich kunnen vestigen. Langs de dijk is er als regel een smalle strookmet grazige vegetatie aanwezig. Dit is het resul-taat van de intensieve beweiding van de dijk,die zich uitstrekt tot enige tientallen meters inhet schor.

Op de vegetatiekaart uit 1993 is tevens deschorrand aangegeven zoals die gekarteerd is in1996. Deze lijn laat zien dat in het westelijkedeel enige en in het middendeel sterke schor-randerosie (tot 30 m) heeft plaatsgevonden. Inhet oostelijke deel is de schorrand nagenoegstabiel.

kaart 51, Platen van HulstHet schor op de Platen van Hulst is circa 22 hagroot. Daarvan is circa 15 ha schor en circa 7 haheeft een open begroeiing (primair schor). Het schor bestaat globaal uit drie delen: eenhoge kern in het midden, een opgeworpenhoogte in het oosten en een soms zeer openprimair schor langs de rand in het noorden enhet westen. De vegetatie is kenmerkend voor een zout totbrak schor. Het vrij hoge centrale deel wordt gekenmerktdoor strandkweek en vegetaties met gewonezoutmelde. De aanwezigheid van schorrezoutgras-vegeta-ties laat zien dat er sterke brakke invloeden zijn. Langs de noordrand en naar het westen toe zijner open tot zeer open pioniervegetaties vanEngels slijkgras en zeekraal. In het oosten is eenopgeworpen hoogte begroeid met strandkweeken riet. Er is een vrij sterke recreatieve druk die in devegetatie zichtbaar is in de vorm van looppa-den.

Op de kaart is tevens de begroeiïngsgrens aan-gegeven zoals die in 1996 is gekarteerd. Deze grens lijkt er op te duiden dat het gedeel-te primair schor (pollen) aan de westzijde enigs-zins is uitgebreid. De grenzen van een primairschor zijn echter lastig vast te stellen vandaardat deze conclusie niet hard is.

kaart 52, ZuidgorsHet Zuidgors, ook wel Schor bij Ellewoutsdijkgenaamd, heeft een oppervlakte van circa 55ha. Het is het restant van een veel groter schor,waarvan een groot deel is ingepolderd bij hetop deltasterkte brengen van de zeedijk terplaatse. De vegetatie is kenmerkend voor een middel-hoog tot hoog zout schor met veel brakke ele-menten. De oeverwallen langs de grotere kre-ken zijn meestal begroeid met strandkweek. Dekommen zijn begroeid met vegetaties die wor-den gekenmerkt door gewone zoutmelde in dehogere komdelen en gewoon kweldergras, zee-aster of Engels slijkgras in de lagere komdelen.Langs de dijk komt lokaal een soort pionierve-getatie voor van zeekraal, schorrekruid enEngels slijkgras. Dit is het gevolg van oeverbe-weiding en plasvorming. Op het voorliggende slik vestigt zich de laatstejaren Engels slijkgras als gevolg van de experi-menten met rijshoutdammen tegen schorran-derosie. In het oostelijke deel van het schor zijndiverse door de mens opgeworpen dammenaanwezig.

Op de vegetatiekaart uit 1993 is tevens deschorrand aangegeven zoals die in 1996 isgekarteerd. Deze lijn laat zien dat in de periode1993-1996 op de meeste plaatsen de schorrandfors achteruit (10-20 m) is gegaan. Alleen in hetoostelijke deel is nauwelijks of geen erosieopgetreden.

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 111

Page 112: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

112

Page 113: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 113

WoordenlijstTrefwoordenregister

Page 114: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium114

anorganisch niet levend, geen betrekking hebbend op levend materiaal

1% norm Ramsar conventie vanaf 1971; vastgelegd zijn criteria aan de hand waarvan kanworden bepaald of een bepaald wetland (nat gebied) van interna-tionale betekenis is. Een criterium is de 1% regel: als regelmatigmeer als 1% van de totale geografische populatie van een water-vogelsoort gebruik van het gebied maakt, is het gebied van inter-nationale betekenis

48’/43’/38’ voet schepen met een maximale diepgang van 48 voet ( 1 voet is ca.0,3 meter) kunnen in één getij naar Antwerpen varen, schepenmet een diepgang van 43 voet kunnen in één getij vanAntwerpen de Westerschelde afvaren en schepen van met eenmaximale diepgang van 38 voet kunnen onafhankelijk van hetgetij op de WS varen

areaal (plaat-, slik-, schor-) gebiedsgrootte; verspreidingsgebied van een planten- of diersoort

astronomisch getij theoretisch getij; gebaseerd op de aantrekkingskracht van hemelli-chamen op het water. Rekening houdend met de bodemliggingkan het getij nauwkeurig worden bepaald

biologisch beschikbare de concentratie (verontreinigingen) die opgenomen kunnen concentratie worden door organismen

biomassa totale massa van het biologisch materiaal van een bepaald orga-nisme of systeem

communale bronnen huishoudelijke bronnen

concentratie de opgeloste hoeveelheid van een stof, hier uitgedrukt in g(gram), mg (milligram), mg (microgram) of ng (nanogram) perliter water (gehalte: hoeveelheid in zwevend stof)

congeneren nauw verwante chemische stoffen

debiet de hoeveelheid (water) die per seconde door een doorsnede(dwarsprofiel) stroomt

denitrificatie vorming van elementair stikstof uit nitraat

detritus organische resten van uiteengevallen, verteerde planten en dieren

diffuse bron bron waarvan de herkomst niet precies te bepalen is (in tegenstel-ling tot puntbron)

doodtij minst ontwikkelde astronomische getij kort na de kwartierstandender maan

ecosysteem het geheel van gemeenschappen van planten en dieren in eenbepaald gebied, bezien in relatie met milieufactoren

ecotopen een ecologisch leefgebied als een ruimtelijk begrensde eenheidwaarvan samenstelling en ontwikkeling wordt bepaald door a-bio-tische en biotische condities

elementair stikstof een molecuul stikstof (N2); de meest voorkomende vorm van stik-stof in de lucht. 80% van de lucht die we inademen is N2

ENW zie Evaluatienota Water

erosie het proces waarbij sediment, slib bijvoorbeeld van schorren, wordtweggespoeld door het stromend water

estuarium trechtervormige riviermond met invloeden van getijdewerking

Evaluatienota Water (ENW) (1994) het integrale waterbeleid van de Derde Nota Waterhuis-houding wordt in deze nota geëvalueerd en er worden aanvullen-de maatregelen geformuleerd om de realisatie van de doel-stellingen te bevorderen

fluviatiel van rivier, zoet water afkomstig

fotolyse de afbraak van een stof door zonlicht

gehalte de hoeveelheid van een stof die aanwezig is in de bodem of inzwevend stof, uitgedrukt in mg (milligram) of µg (microgram) pergram of kilogram droge stof

genereren doen ontstaan, voortbrengen, verwekken

Woordenlijst

Page 115: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 115

getij periodiek rijzen en dalen van het water als gevolg van de aantrek-kingskrachten van de zon en de maan (bij geen verstorendeweersinvloeden treedt het zgn. 'astronomisch getij' op)

getijasymmetrie verschil in tijdsduur tussen vloedfase en ebfase.

getijcyclus de som van de duur van eb en vloed (ongeveer 12,5 uur)

getijverschil verschil tussen het actuele hoog- en laagwater op een bepaaldeplaats voor een bepaalde getijcyclus

getijvolume de hoeveelheid water die per getij door een dwarsprofiel stroomt= de hoeveelheid water die tijdens een volledige getijcyclus hetestuarium in- en uitstroomt

gradiënt geleidelijke verandering van een grootheid of kenmerk.

grenswaarde de beleidsmatig in de Derde Nota Waterhuishouding vastgesteldeconcentratie (gehalte) van een stof. De grenswaarde is altijd gelijkof lager dan het zogenaamde Maximaal Toelaatbaar Risico (MTR).Een overschrijding van de grenswaarde houdt de verplichting in deconcentratie te doen verminderen. In de Vierde Nota Waterhuis-houding komt dit begrip niet meer voor.

habitat plaats waar een diersoort leeft of een plant groeit

hoogdynamisch gebied gebied met een sterk beweeglijke bodem ten gevolge van dewaterbeweging; de bodem is grofkorrelig

hoogmoleculair met een hoog molecuulgetal, dat wil zeggen bestaand uit grote,meestal zeer complexe moleculen

hoogwaterlijn binnen 1 getijdeperiode van 12.25 uur de hoogste waterstand.Deze stand is zeer variabel, soms wel twee meter

hydrodynamiek beweging van het water ten gevolge van golven en getij

indirecte lozingen lozingen via polder- en kanaalwater

inhoud estuarium de totale hoeveelheid water ten opzichte van een vast referentie-niveau (NAP)

komberging inhoud waarin water zich kan bevinden tussen het niveau vanhoog- en laagwater minus het volume van boven het laagwaterni-veau uitstekende platen slikken, schorren en eventuele construc-ties

krib = hoofd = nol in het water gebouwde dam, aan één kant vast aan de wal en aande andere kant vrij uitstekend in het water, hier gebruikt om testerke stroming en te grote diepte bij de wal te voorkomen terbescherming van de waterkeringen

kwelwater opstijgend grondwater

laagdynamisch gebied gebied met een stabiele, vaak fijnkorrelige bodem; de waterbewe-ging ter plaatse heeft weinig invloed

lange golf golf waarvan de lengte ten opzichte van de gemiddelde water-diepte groot en dientengevolge de golfhoogte relatief klein is

lutum de deeltjes in de bodem kleiner dan 2 micrometer (klei)

macrozoöbenthos ongewervelde dieren die in, op of zeer nabij de bodem leven, endie niet door een zeef met een diameter van 1 mm gespoeld kun-nen worden

meanderen sterk kronkelen van een rivier of geul

mediaan middelste van een op grootte gesorteerde reeks waarnemingen(dit is niet het gemiddelde van de waarnemingen)

megaribbels bodemvorm met een golfvormig patroon, de hoogte van de kam-men varieert van enkele decimeters tot soms enkele meters; deonderlinge afstand ervan bedraagt enkele meters tot enkele tien-tallen meters

mg milligram, één duizendste gram

micro(meter) één miljoenste (meter)

microbiologische biologie van zeer kleine organismen, meestal bacteriën en virussen

Page 116: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium116

microverontreiniging stof die in een lage concentratie al een toxisch (giftig) effect geeft

MTR Maximaal Toelaatbaar Risico, de concentratie of het gehalte waar-bij aan 95% van alle (zoete of mariene) organismen beschermingwordt geboden

nano(meter) één miljardste (meter)

natuurlijk achtergrondgehalte gehalte zoals dat van nature in de natuur voorkomt, het gehalte isdus niet door menselijk ingrijpen beïnvloed

natuurlijke waarde zie natuurlijk achtergrondgehalte

neerslagoverschot het verschil tussen neerslag en verdamping

ng nanogram, één miljardste gram

nitraat (N03) verbinding van stikstof en zuurstof

nitrificatie vorming van nitraat uit ammonium

oeverwallen strook grond langs de schorgeul gevormd door het aangevoerdemateriaal

omnivoor alleseter

organisch koolstof bevattend materiaal dat door planten of dieren wordtvoortgebracht of waaruit ze zijn samengesteld

particulair uit deeltjes bestaand

plaat tussen eb- en vloedgeul hoger gelegen gebied, voornamelijkbestaand uit zand, dat elk getij droogvalt

predator rover, jager op andere dieren

primaire produktie de vorming van organisch materiaal uit anorganisch koolstofonder invloed van het zonlicht, het begin van de voedselketen

puntbron lozingspunt, plaats waarvan de soort lozing bekend is

saliniteit zoutgehalte in grammen zout(en) per kilogram water; wordt uit-gedrukt in promille. Zeewater bevat 35 g per kg zeewater

schor buitendijks gebied met zoutminnende vegetatie, dat alleen bijhoge vloed door zout en brak water wordt overspoeld

sediment bezonken, afgezet materiaal

sedimentatie proces van bezinking van deeltjes in het water door de zwaarte-kracht

slik buitendijks aangeslibte, onbegroeide grond, dat bij eb bovenkomt

spoormetalen ook wel zware metalen genoemd; metalen die van nature in lageconcentraties/gehalten in de natuur voorkomen, maar in hogeconcentraties/gehalten schadelijk zijn voor organismen

springtij meest ontwikkelde der getijden kort na nieuwe of volle maan

stagnant water water met een vast peil

standaard bodem een waterbodem bestaande uit een theoretische samenstelling,gebruikt voor het onderling kunnen vergelijken van gemetengehaltes in waterbodems van een verschillende samenstelling. Destandaard bodem bestaat voor metalen uit: 10 % organisch mate-riaal en 25 % lutum; voor organische microverontreinigingen uit:10% organische stof

streefwaarde (SW) een beleidsmatig vastgestelde concentratie (gehalte) van een stof.De streefwaarde is altijd gelijk aan of lager dan de grenswaarde;beneden de streefwaarde wordt het risico van de stof voor orga-nismen verwaarloosbaar geacht (Verwaarloosbaar Risico: VR)SW = 0,01 MTR

stroomgebied Schelde gebied waarvan het overtollige water door rivieren en beken viade Schelde naar de Noordzee wordt afgevoerd

toxisch giftig, met een nadelige uitwerking

Page 117: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 117

Uniforme Planologische Uniforme Planologische Regeling buitendijkse gebieden Regeling Westerschelde heeft als functie eenduidigheid te brengen in de

bestemmingen welke in de gemeentelijke bestemmingsplannenaan de buitendijkse gebieden worden toegekend

verlandingsproces sedimentatie op platen, slikken en schorren

verval verschil in waterhoogte tussen twee punten van een waterloop opeen bepaald tijdstip

vloedschaar geul waarin de vloedstroming van aanzienlijk meer belang is dande ebstroming

voedselweb netwerk, opgebouwd uit voedselketens; een voedselketen startmet de primaire produktie en eindigt met consumptie door preda-toren als de zeehond, roofvissen, roofvogels en de mens

voet (foot) Engelse lengtemaat: 0,3048 m

zijdelingse belasting toevoer van stoffen naar het estuarium door de waterlopen(op rivier, estuarium) als polders, bekken, zijriveren en kanalen die in het

estuarium/rivier uitkomen

zoutgradiënt estuarium als gevolg van menging van zout zeewater met zoet rivierwaterontstaat een geleidelijk verloop in het zoutgehalte van het waterin het estuarium

Page 118: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

44’/40’/34’ 3946’/40’/43’ 7948’/43’/38’ 39

Aafdamming 25algemene waterzuiveringsinstallatie(AZWI) 61ankeren 33ankerplaatsen 37arbeidsmarktontwikkeling 33

Bbaggerwerkzaamheden 39beheer 16bekkens 17betonning 37bevolkingsdichtheid 21bodemdieren 94, 95, 96

dichtheid 96levensgemeenschappen 94

bodemhoogte 85bodemvondsten 29

Ccadmium 67, 69cadmiumconcentratie 69Cd (cadmium) 67

Ddebieten 55deelstroomgebieden 13dienstkring 19doodtij-springtij 53drempels 79droogvallende gebieden 82Duinkerketransgressie 105

Eemissiereducties 65, 67, 71Engels slijkgras 83, 109

estuarium 5getijdominante 5

FFlu (fluorantheen) 65Fluorantheen 65Fosfor 73

Ggarnaal 98getij 53

astronomische 53voortplantingssnelheid 55

getijde-asymmetrie 55getijdecycli 53getijgolf 55getijverschil 49, 53getijvolume 49getijvolumes 55getijweg 55geulen 49, 79, 82geulmigraties 85goederenoverslag 33

Hhabitat 93havens 33

economische positie 33hoofdgeulen 55

stroomsnelheden 55hoofdvaarroute 33, 37hoogwater (HW) 53

Iinpolderingen 23

Kkabels 27komberging 49kweldergras 109

L

laagwater (LW) 53leefgebied 93levensgemeenschappen 95lodingen 85lozingen 61lozingspunten 60

Mmacrozoöbenthos 95, 97microverontreinigingen 65

anorganische 67organische 65

morfologische dynamiek 82morfologische ontwikkeling 85morfologische processen 81

NN (stikstof) 70natuurlijke achtergrondgehalte 89nevenvaarroutes 33, 37nutriënt 70, 73

Oondiepe gebieden 44

PP (fosfor) 73PAK's 65, 67PCB 62platen 82Platen van Hulst 110polders 25polychloorbifenyl 62polycyclische aromatische koolwaterstoffen65

Rrecreatievaart 33riet 109roodzwenkgras 109

S

Saeftinge, Verdronken land van104, 106, 108benamingen 104hoogteligging 104hoogteveranderingen 106vegetatie 108

scheepsstromen 34scheepvaart 32

economisch belang 33zonering 32

schor van Waarde 110schorren 82sedimenttransport 80Selenapolder 105Sieperdaschor 105slikken 82speerpuntbedrijven 65spoormetalen 67stikstof 70stortlocaties 40strandkweek 109stroomgebied 9, 51

begrenzing 13oppervlak 13waterafvoer 51

stroomsnelheid 54

Ttong 98traagheid 55

UUniforme Planologische Regeling 45

Vvegetatie 110

Platen van Hulst 111schor bij Bath 111schor bij Waarde 111Zuidgors 111

veiligheid 34

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium118

Trefwoordenregister

Page 119: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium 119

Venice System 59Verdronken land van Saeftinge 104, 106, 108verdronken landen 29verruiming 39vervuiling 61visserij 99vloedkuileffect 53vloedschaar 49vloedscharen 79voedingsstof 70, 73voedselweb 97vondsten 29

Wwaterkwaliteit 61Wet verontreiniging oppervlaktewater(Wvo) 61

Zzandwinning 42zeebies 109zoete water 59zout water 58, 110Zuidgors 61, 110

Page 120: Voorwoord - VLIZ · overzichtelijke wijze van presentatie kan hij goede diensten bewijzen bij het beleid dat we willen voeren voor het behoud van de natuur, voor de toe- ... Amazone

de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium120

“de ScheldeAtlas, een beeld van een estuarium” is een uitgave van het Schelde InformatieCentrumin samenwerking met het Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ. De weergegeven informatie isafkomstig van een groot aantal informatiesystemen van het RIKZ en diverse andere instanties.

Velen hebben de afgelopen jaren een bijdrage aan de ScheldeAtlas geleverd:RIKZ: Tammo Bult, Jaap Consemulder, Herman de Haan, Karel Hendrikse (thans directie Zeeland),Albert Holland, Dick de Jong, Bart Kornman, Frits Lefèvre, Dirk van Maldegem, Kees van der Male,Gerard Mol, Tom Pieters (thans Bureau Getijdewateren), Jaap de Ridder, Gert Jan Rotmensen, BramSchouwenaar, Ed Stikvoort, Kees Storm (thans directie Zeeland), Tobias Walhout, Ben de Winder,Lilian Withagen, Johan Vreeke, Jacques Vroon.Meetkundige Dienst Rijkswaterstaat: Maurice Damoiseaux.

Eindredactie: Bert van Eck (RIKZ)

Vormgeving: Joost Eykman (RIKZ)

Fotografie: Jan van den Broeke (RIKZ)

Drukwerk: LnO drukkerij/uitgeverij, Zierikzee

Informatie: Schelde InformatieCentrum (SIC)Postbus 80394330 EA Middelburgtelefoon: (0118) 67 22 93fax: (0118) 65 10 46

email: [email protected]: http://waterland.net/sic/

november 1999

ISBN 90-369-3434-6

Colofon