VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

36
Responsible Care Tussenrapportage oktober 2009- juni 2010

description

Tussenrapportage oktober 2009 - juni 2010

Transcript of VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

Page 1: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

Responsible CareTussenrapportage oktober 2009- juni 2010

Page 2: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2 Responsible Care 2009 - 2010

Page 3: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

Responsible CareTussenrapportage oktober 2009- juni 2010

2009-2010 Responsible Care 3

Page 4: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

4Responsible Care2009-2010

esponsible Care is een groeiproces. Die groei is het afgelopen jaar goed zichtbaar geweest, vooral ook bij de verdere internationalisering van het RC-programma. Natuurlijk is Respon-sible Care een internationaal programma voor

chemiebedrijven, maar het zwaartepunt daarvan lag toch bij de traditionele Westerse landen. Nu de chemie in het Verre en Midden-Oosten hard aan het groeien is, is dat niet langer voldoende. Uiteindelijk gaat Responsible Care over veilig en verantwoord werken met chemie wereldwijd. Mede in het kader van de Global Charter wordt door de ICCA de hand uitgestoken naar nieuwe landen als Rusland en China, die zich graag blijken aan te sluiten bij de Responsible Care-gedachte. Dit gebeurt onder andere door financiële ondersteuning bij het opzetten van het RC-programma en het mede organise-ren van workshops over onderdelen van het RC-pro-gramma. Een ander voorbeeld van mondialisering van RC is de Global Product Strategy, GPS. Waar de Euro-pese chemiesector met de REACH-regelgeving de vei-ligheid van stoffen in de keten regelt, gaat Global Pro-duct Strategy een stap verder. Dit door het uitbrengen van publiek toegankelijke informatie over stoffen en preparaten, de zogenaamde product safety summaries. GPS harmoniseert Product Stewardship wereldwijd. GPS doet dit door vastomlijnde programma-eisen uit te brengen zodat alle bedrijven in verschillende landen weten wat er van hen verwacht wordt. Dit past helemaal in het beeld van een bredere, wereldomspannende invulling van Responsible Care.

In 2010 heeft Responsible Care zich ook in ons land herkenbaar ontwikkeld. Niet alleen is de verificatie door KPMG van de grond gekomen, maar ook op andere fronten krijgt de Global Charter waarneembaar gestalte door de bijdrage van bedrijven. Bedrijven laten hun commitment zien doordat ze zich in 2008 hebben heraangemeld aan het vernieuwde programma en door het aanleveren van data bij het invullen van de RC-vragenlijst. Ook wordt ‘duurzaamheid’, een speerpunt van de Global Charter. Verduurzaming gaat overigens niet zonder innovatie. Verduurzaming van de samenle-ving kan niet zonder de chemie, zo constateerde de Europese High Level Group on the Competitiveness of the European Chemicals Industry; en de chemie heeft innovatie nodig om de maatschappij op dat vlak te kun-nen bedienen. Door te innoveren, zowel op het gebied van processen als producten en grondstoffen, zal de chemiesector daarin slagen. Niet voor niets is de onder-titel van Responsible Care ‘our commitment to sustaina-bility’. p

dr. ir. Colette Alma-Zeestraten

Algemeen directeur VNCI

RVoorwoord

Inhoud

Page 5: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 5

Inhoud

Inhoudsopgave

Samenvatting Nederlands en Engels 8

1 Responsible Care 12 Inleiding Aanbevelingen Stakeholders Aandachtspunten RC-programma RC-activiteiten

2 Innovatie en duurzaamheid 16 Inleiding BBE en duurzaamheid Toekomst Positie Nederland Koplopers op het gebied van innovatie en duurzaamheid

3 Veiligheid, Gezondheid & Security 20 Inleiding Werkgroep Procesveiligheid Lost Time Injury Regionale Netwerken Veiligheid Arbogrenswaarden VCA (Veiligheid Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers) Security

4 Transport 22 Inleiding Basisnet Warme BLEVE-vrij rijden Basisnet spoor 2 programma-Incidentenmanagement (ICE)

5 Stoffen 24 Inleiding Registratie en autorisatie Veiligheidsinformatiebladen Classification, Labeling and Packaging-verordening Directors’ Contact Group Ondersteuning van de leden Stroomlijning van de stoffenregelgeving Risico’s van nanotechnologie

6 Milieu 28 Inleiding Lucht Resultaten NOx, SO2, NMVOS en fijnstof Afval

7 Energie & klimaat 32 Inleiding Procesintensificatie (PI) Warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) MJA en MEE-convenanten

De kwantitatieve gegevens per thema vindt u op www.vnci.nl/rc.

Page 6: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

6Responsible Care2009-2010

Inleiding e directeur van de Vereniging van de Neder-landse Chemische Industrie (VNCI) heeft ons verzocht de ‘Responsible Care tussenrappor-tage oktober 2009 – juni 2010’ (hierna: het Rapport) te beoordelen. Het Rapport is opge-

steld onder verantwoordelijkheid van de directeur van de VNCI. Het is onze verantwoordelijkheid een assu-rance-rapport inzake het Rapport te verstrekken.

Context en reikwijdteIn het Rapport beschrijft de VNCI de inspanningen en resultaten op het gebied van het Responsible Care programma. Onze werkzaamheden waren gericht op het verschaffen van een beperkte mate van zekerheid dat de informatie in het Rapport, in alle van materieel belang zijnde aspecten, in overeenstemming met de rapportagecriteria is weergegeven.

De werkzaamheden die worden verricht bij het verkrij-gen van een beperkte mate van zekerheid zijn gericht op het vaststellen van de plausibiliteit van informatie en zijn geringer in diepgang dan de werkzaamheden die worden verricht bij het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid.

RapportagecriteriaDe VNCI heeft zich voor het opstellen van het Rapport gebaseerd op de eisen uit het Responsible Care pro-gramma. De rapportageprincipes wordt toegelicht op pagina 34.

Assurance-standaardenWe hebben deze opdracht uitgevoerd in overeenstem-ming met de “International Standard for Assurance Engagements (ISAE) 3000: Assurance Engagements other than Audits or Reviews of Historical Information”. Op basis van deze standaard is het onder andere ver-eist dat de leden van het assurance-team over de spe-cifieke kennis, vaardigheden en vaktechnische bekwaamheden beschikken die nodig zijn om de infor-matie in het Rapport te kunnen begrijpen en beoorde-len, en dat die leden voldoen aan de vereisten van de Ethische Code voor Professionele Accountants van de IFAC teneinde hun onafhankelijkheid te waarborgen.

Verrichte werkzaamhedenOnze werkzaamheden gericht op het verkrijgen van een beperkte mate van zekerheid bestonden uit:p het evalueren van de resultaten van de stakeholder-

consultaties van de VNCI; p het uitvoeren van een media-analyse in relatie tot de

D

Onafhankelijk assurance-rapportAan de lezers van de VNCI Responsible Care tussenrapportage oktober 2009 – juni 2010

Page 7: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 7

VNCI in de rapportageperiode; p het afnemen van interviews met relevante medewer-

kers ter beoordeling van de in het Rapport opgeno-men informatie;

p het beoordelen van de systematiek en de grondsla-gen van informatieverzorging en verslaggeving die bij het opstellen van het Rapport zijn gebruikt;

p bezoeken aan drie lidbedrijven om de juistheid van de direct door bedrijven aangeleverde milieu- en veilig-heidsgegevens te beoordelen;

p het beoordelen van de informatie in het Rapport aan de hand van interne en externe documenten;

p het evalueren of de informatie in het Rapport in lijn is met onze algemene kennis van en ervaring met de chemische sector.

Tijdens ons onderzoek hebben wij de noodzakelijke wijzigingen in het Rapport besproken en hebben wij vastgesteld dat deze wijzigingen adequaat zijn ver-werkt in de definitieve versie van het Rapport.

Conclusie Op basis van onze werkzaamheden is ons niet geble-ken dat de informatie in het Rapport niet, in alle van materieel belang zijnde aspecten, in overeenstemming met de rapportagecriteria is weergegeven.

CommentaarZonder dat deze bevindingen de strekking van ons assurance-rapport aantasten, verdienen de volgende zaken naar onze mening de aandacht:p Het Responsible Care-programma bevat negen ‘kern-

principes’, die zijn opgesteld om voortdurend de resul-taten te verbeteren op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu en communicatie. In het Rapport zijn de negen kernprincipes niet expliciet opgenomen noch is specifiek aangegeven op welke wijze de VNCI en haar leden deze geoperationaliseerd hebben. Wij adviseren de VNCI om dit inzichtelijk te maken in het Rapport.

p De VNCI heeft niet gedefinieerd wat verbetering op elke van de negen kernprincipes inhoudt. Hierdoor geeft het Rapport geen inzicht in het bereiken van de doelstellingen. We adviseren de VNCI te definiëren op welke wijze de verbetering inzichtelijk gemaakt gaat worden en hierover jaarlijks te rapporteren.

Amstelveen, 17 november 2010.

KPMG Sustainability Drs. W.J. Bartels RA, partner

Page 8: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

8Responsible Care2009-2010

n 2006 introduceerde de chemi-sche industrie wereldwijd de Responsible Care Global Char-ter, een update van het bestaande Responsible Care-

programma. In de Global Charter werd het accent gelegd op duur-zaam ondernemen en meer trans-parantie. De VNCI is in dat verband in 2008 gestart met stakeholder-dialogen: discussies met personen en organisaties uit de samenleving. De uitkomsten van deze gesprek-ken zijn voor de VNCI belangrijk voor de toekomstige koers.

Een ander gevolg van de Global Charter is de komst van een Assu-rance-proces. Alles wat de che-miesector over zichzelf beweert, moet controleerbaar zijn. De juist-heid en volledigheid van het Res-ponsible Care-rapport worden daarom beoordeeld door een onaf-hankelijke partij. De VNCI Respon-sible Care-rapportage over 2009 is de eerste rapportage die op die manier werd beoordeeld (door KPMG Sustainability). KPMG deed ook aanbevelingen, onder meer over de ‘concreetheid’ van het rap-port en over het moment van ver-schijnen. Om die reden zal met ingang van 2011 het RC-rapport tegelijkertijd met het jaarverslag van de VNCI uitkomen.

Uit de stakeholderdialoog die in 2010 werd gehouden, kwamen enkele kanttekeningen en aanbeve-lingen naar voren. Op basis daar-van is een aantal concrete acties ondernomen. Deze zijn terug te vinden in dit rapport, zoals het duidelijker aangeven van de rol van de VNCI en het opnemen van een toekomstvisie voor de chemiesec-tor op de onderwerpen biobased producten en duurzaamheid. Met ingang van 2010 is de VNCI begon-nen met het verbreden van de sta-keholderdialoog. Het idee is om

niet alleen informatie uit te wisse-len in het kader van Responsible Care, maar dit uit te breiden naar sectorbrede informatie, ook buiten RC. Het streven van de VNCI is om de groep stakeholders te vergroten met partijen uit de (duurzame) financiële wereld.

In 2010 heeft de VNCI ook overleg gevoerd over ‘het vernieuwend toezicht voor de bedrijven’. Het idee is dat bedrijven die hun Responsi-ble Care-zaken goed op orde heb-ben, het vertrouwen van de over-heid verdienen. De overheid zou in zo’n geval minder intensief hoeven te handhaven. Mocht dit in de toe-komst realiteit worden, dan zou het Responsible Care-programma als kwaliteitsmerk kunnen gaan fun-geren. Momenteel zijn we nog niet zo ver.

Op het gebied van duurzaam ondernemen heeft de chemiesec-tor een aantal speerpunten voor ogen: energie-efficiencyverbete-ring, materiaalhergebruik en ver-vanging van fossiel door niet-fos-siel voor zowel grondstof als voor energiebron (de zogenaamde Bio Based Economy). In een biobased economy wordt biomassa gebruikt als grondstof voor non-food toe-passingen. De Europese regelge-ving wil dat in 2020 twintig procent van de chemische producten is gebaseerd op biomassa. Daar is de VNCI het volledig mee eens. De VNCI is op dat vlak betrokken bij verschillende Europese initiatieven. Inmiddels heeft Nederland een internationale koppositie ingeno-men in technologieën die belangrijk zijn voor de ‘vergroening’ van de chemie. Het gaat om nieuwe mate-rialen, katalyse en duurzame pro-cessen, en nieuwe procestechnolo-gieprocessen, zoals scheidingstechnologieën en Pro-cesintensificatie (PI).

In de chemie wordt met stoffen gewerkt die vanwege hun aard risico’s opleveren. De meeste che-miebedrijven in Nederland doen daarom veel aan het steeds veiliger maken van chemische processen. In 2010 kwam de VNCI-werkgroep Procesveiligheid voor het eerst bijeen. Deze werkgroep houdt zich bezig met de uitwisseling van erva-ringen en het verbeteren van pro-cesveiligheid bij de VNCI-leden. Doel is procesveiligheid naar zo’n hoog niveau te brengen dat de pro-cesvoering minimaal risico voor mens en milieu oplevert. Ook in 2010 zijn de LTI (Lost Time Injury)-ongevallen geïnventariseerd. De inventarisatie vindt elk jaar plaats. Echter, dit jaar zijn de basisoorza-ken, verbetermaatregelen en leer-punten van (bijna) ongevallen voor het eerst in kaart gebracht. Verder zijn de regionale netwerken opera-tioneel, die tot doel hebben om ervaringen uit te wisselen.

Andere aandachtspunten op het gebied van veiligheid zijn de arbo-grenswaarden en het nieuwe, in 2008 ingevoerde VCA-systeem. Op het gebied van de arbogrenswaar-den pleit de VNCI voor internatio-nale harmonisering van de regel-geving. De resultaten van dit nieuwe systeem blijken in 2010 nog niet meetbaar. De belangrijkste eis van dit systeem is het uitvoeren van een gedragsprogramma. Wat VCA betreft: voor de invoering van dit programma is een overgangster-mijn ingesteld tot 1 januari 2013.

Op het gebied van transport zijn de Basisnetten Water en Weg in 2009 afgerond; een ontwikkeling waar de VNCI de afgelopen jaren nauw bij betrokken is geweest. De VNCI is momenteel nog betrokken bij dis-cussies rond het Basisnet Spoor. Daarnaast komen in 2010 de resul-taten beschikbaar van onderzoek

Samenvatting

I

Page 9: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 9

naar de werking van het Europese Incidentenmanagementsysteem van CEFIC in Nederland. Na het verschijnen van het officiële rap-port zal de VNCI opnieuw een cam-pagne starten om de betrokkenheid van de leden te vergroten.

Wat betreft ‘stoffen’ vordert de invoering van REACH gestaag. REACH is het systeem voor regi-stratie, evaluatie en toelating van chemische stoffen die in de Euro-pese Unie worden geproduceerd of geïmporteerd. REACH wordt staps-gewijs ingevoerd, waarbij de VNCI haar leden actief ondersteunt.

Op 31 mei 2010 zijn verder de nieuwe eisen voor het veiligheidsin-formatieblad gepubliceerd. De VNCI is als vertegenwoordiger van CEFIC intensief betrokken bij de totstandkoming van de wijzigings-verordening. Met de wijzigingsver-ordening worden de inhoudelijke eisen aan de VIB’s (veiligheidsinfor-matiebladen), zoals deze zijn voor-geschreven in bijlage II van REACH, aangescherpt. De Europese Com-missie wil daarnaast met deze wijzigingsverordening de inhoud van de bladen in overeenstemming brengen met de eisen in bijlage 4 van het Globally Harmonized System (GHS). De bepalingen in de verordening zijn, in tegenstelling tot die in het GHS, wettelijk bin-dend.

De chemiesector krijgt de laatste jaren naast REACH te maken met meer nationale en internationale regels voor de omgang met stoffen. Om afwijkingen en doublures te voorkomen pleit de VNCI ervoor de REACH-systematiek als standaard te hanteren. Ook vindt de VNCI dat het Nederlandse arbobeleid voor bescherming van werknemers tegen risico’s van chemische stof-fen moet worden afgestemd op de

Europese praktijk. Dat zou ook moeten gelden voor het duurzaam inkoopbeleid van de Nederlandse overheid.

Uit een peiling van de VNCI onder haar leden blijkt dat die vooralsnog positief staan tegenover het NOx-emissiehandelssysteem. Het wordt gezien als een belangrijk instru-ment om de NOx-emissie terug te dringen. De toekomstige houding van de lidbedrijven lijkt echter af te hangen van de manier waarop het systeem wordt voortgezet.

In 2009 behaalde de chemische industrie aanzienlijke emissiere-ducties, die overigens deels te ver-klaren zijn doordat in 2009 de pro-ductie bij een aantal bedrijven heeft stilgelegen. De totale NOx-emissie van de chemiebedrijven was in 2009 11,1 kton, versus 13,3 kton het jaar daarvoor. De SO2-emissie was in 2009 2,1 kton; in 2008 was dat 3,1 kton. De emissie van NMVOS (niet-methaanhoudende vluchtige koolwaterstoffen) bedroeg 2,7 kton, tegen 4,0 kton in 2008.

De chemische industrie verbruikt veel energie. Reden te meer om kritisch naar het energieverbruik te kijken. Door energie efficiënter te produceren en nieuwe technieken in te zetten, probeert de chemie-sector haar energieverbruik en CO2-emissies te verlagen. Daar-voor zijn Procesintensificatie (PI) en Warmtekrachtkoppeling belang-rijke instrumenten. Op het gebied van Procesintensificatie is de laat-ste jaren de eerste fase van zoge-naamde PI Quick Scans uitgevoerd. Doel daarvan is uit te zoeken welke mogelijkheden er voor PI zijn bij de Nederlandse chemiebedrijven. Inmiddels is de tweede ronde van de PI Quick Scans gestart, met het doel de realisatie van één of meer concrete PI-projecten.

Op het gebied van Warmtekracht-koppelingsinstallaties heeft de VNCI onderzoek uitgevoerd, waar-uit blijkt dat er bij de chemische bedrijven in Nederland tot 2020 nog ruimte is voor 1500 MWe aan WKK-capaciteit. Dat komt neer op een brandstofbesparing van 55 PJ per jaar en reductie van CO2-emissies met 3,2 miljoen ton per jaar. Pro-bleem is dat een gering deel van die WKK-capaciteit economisch rendabel te exploiteren is. Dat komt door grote onzekerheid over de prijzen voor aardgas, elektriciteit en CO2-emissierechten. De VNCI dringt er daarom bij het ministerie van Economische Zaken aan om deze belemmeringen weg te nemen.

Begin 2010 is de VNCI gestart met een voorstudie naar de mogelijkhe-den van energie-efficiencyverbete-ring voor de lange termijn. De eind-rapportage van de voorstudie zal in de loop van 2010 gereed zijn. De uitkomst van de voorstudie zal wor-den gebruikt voor de opstelling van een nieuw MJP (MeerJarenPlan) voor de sector.

Page 10: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

10Responsible Care2009-2010

n 2006 the chemical industry introduced the Responsible Care Global Charter worldwide. This was an update of the exi-sting Responsible Care pro-

gramme. In the Charter the emp-hasis is placed on sustainable business and more transparency. With that in mind, in 2008 the VNCI initiated a series of stakeholder dialogues: discussions with people and organisations across society. The results of these discussions are important for determining the future course of the VNCI.

Another consequence of the Global Charter is the introduction of an assurance process. Everything the chemical industry says about itself has to be verifiable. The informa-tion set out in the Responsible Care Annual Report therefore has to be audited by an independent party. The VNCI Responsible Care report for 2009 was the first annual report to be verified in this way (by KPMG Sustainability). KPMG also made recommenda-tions regarding, amongst other things, the ‘concreteness’ of the report and the timing of its release. For this reason starting 2011 the RC report will be published simul-taneously with the annual report of the VNCI.

The stakeholder dialogues held in 2010 identified a number of issues and generated some recommen-dations. This has led to concrete action in certain areas. This action is described in this Responsible Care Report, and includes a clea-rer definition of the role of the VNCI and the inclusion of a future agenda for the chemical industry in relation to bio-based raw materi-als and sustainability. The aim of the VNCI is to increase the stake-holder group with players in the (sustainable) financial world.

In 2010 the VNCI also held consul-tations about ‘progressive regula-tion of the industry’. The idea is that companies which have taken care of their Responsible Care issues properly will earn the trust of the government. The govern-ment can then be less rigorous in applying its own regulation. If this will become reality in the future the Responsible Care program will thus serve as a quality hallmark. Currently we are not ready yet.

In the field of sustainability and sustainable business, the chemical industry has a number of key objectives: energy efficiency improvements, material recycling, and the replacement of fossil by non-fossil, both in terms of raw materials and fuels, the so-called Bio-Based Economy. In a bio-based economy, biomass is used as a raw material for non-food applications. European regulations would like to see 20% of chemical production based on biomass by 2020. The VNCI fully supports that aim. The VNCI is involved in various European initiatives in this area. The Netherlands now plays a lea-ding international role in technolo-gies that will help to significantly increase the bio-base of the che-mical industry. This includes new materials, catalysation and sustai-nable processes, and new process technology processes, such as separation technologies and Pro-cess Intensification (PI).

Ultimately, the chemical industry works with substances that involve a certain amount of risk. The che-mical industry is therefore working hard to improve the safety of che-mical processes. In 2010, the VNCI Process Safety working group met for the first time. This working group is looking at the exchange of knowledge and

the improvement of process safety amongst VNCI members. The aim is to increase the level of process safety so that process operations form the smallest possible risk for people and the environment. In 2010, the Lost Time Injury (LTI) accidents were registered. The causes, improvement action, and lessons learned in connection with (near) accidents were also asses-sed. In addition, regional networks were established with the aim of exchanging experiences.

Other areas of attention in connec-tion with safety are the health and safety limit values and the new VCA system (contractor’s health and safety checklist) introduced in 2008. Concerning health and safety limit values, the VNCI has called for the international harmonisation of legislation. The results of this new system were still not measu-rable in 2010. The most important requirement of this system is the introduction of a code of practice. With respect to the VCA: the dead-line for the introduction of this the system is 1 January 2013.

In the field of transport, the map-ping out of the basic networks for waterway and road transport was completed in 2009; a development the VNCI has been closely involved in over the past years. The VNCI is currently still involved in discus-sions about the basic network for railway transport. Furthermore, in 2010 the results will be released of the study into the operation of the European Inci-dent Management System of the CEFIC in the Netherlands. After the publication of the official report, the VNCI will launch a new cam-paign to increase the participation of members.

In relation to ‘substance registra-

Summary

I

Page 11: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 11

tion’, the implementation of REACH has progressed steadily. REACH is the system for registration, evalu-ation, and approval of chemical substances that are produced or imported in the European Union. REACH is being introduced in sta-ges, with the VNCI providing active support for its members.

On 31 May 2010 the new require-ments for safety data sheets were also published. The VNCI, as the representative of the CEFIC, has been closely involved in the deve-lopment of these new regulations.

The amending regulation tightens the substantive requirements for MSDSs (material safety data sheets), as prescribed in Annex II of REACH. With this amending regulation, the European Commis-sion also wants to match the con-tents of the data sheets in line with the requirements of Annex 4 of the Globally Harmonized System (GHS). Unlike the provisions in the GHS, the provisions in the regula-tion are legally binding.

In addition to REACH, in recent years the chemical industry has also had to deal with a range of other national and international rules concerning the handling of chemical substances. In order to eliminate inconsistencies and duplication, the VNCI has argued for the REACH system to be adop-ted as the standard. The VNCI believes that the Dutch health and safety policy for the protection of workers against the risks of che-mical substances must be harmo-nised with the practice in other European countries. And the same should also apply for the sustaina-ble procurement policy of the Dutch government.

A survey carried out by the VNCI

amongst its members showed that they were still positive about the NOx emissions trading system. It is seen as an important tool for hel-ping to reduce NOx emissions. The attitude of member companies in the future, however, would seem to depend on the way in which the system is operated.

In 2009 the chemical industry achieved considerable emission reductions, although this was par-tially due to the slowdown in pro-duction of some companies during 2009. The total NOx emissions of chemical companies in 2009 was 11.1 ktonne, as opposed to 13.3 ktonne in the previous year. The SO2 emissions in 2009 were 2.1 ktonne; in 2008 that was 3.1 ktonne. The emissions of NMVOS (non-volatile aromatic hydrocarbons) amounted to 2.7 ktonne, as oppo-sed to 4.0 ktonne in 2008.

The chemical industry consumes a lot of energy. All the more reason to review energy consumption critically. By more efficient energy generation and the deployment of new technologies, the chemical sector is trying to reduce its energy consumption and CO2 emissions. Process Intensification (PI) and Combined Heat and Power are important tools for this. In the field of Process Intensification, the first phase of the so-called PI Quick Scans has already been completed. The aim was to identify the potential for the introduction of PI in Dutch chemical companies. The second phase of PI Quick Scans has now started, with the goal of realising one or more con-crete PI projects. In the field of combined heat and power cogeneration, the VNCI has carried out a study which showed there is a potential for an additional

1500 MWe of combined heat and power capacity in chemical compa-nies in the Netherlands between now and 2020 That represents a fuel saving of 55 PJ per year, and a reduction in CO2 emissions of 3.2 million tonnes per year. The pro-blem is that only a small propor-tion of the combined heat and power capacity can be exploited in an economically viable way. That is due to the considerable uncer-tainty about the prices for natural gas, electricity, and CO2 emission rights. The VNCI has therefore been urging the Ministry of Econo-mic Affairs to remove this obsta-cle.

In early 2010 the VNCI launched a preliminary study into the potential for long-term energy efficiency improvements. The final report of this preliminary study will be avai-lable sometime in 2010. The fin-dings of the preliminary study will be used to draw up a new multi-year plan (MJP) for the sector.

Page 12: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

12Responsible Care2009-2010

Inleidingijna twintig jaar geleden startte de chemi-sche industrie met het Responsible Care-programma. Door aan het programma deel te nemen verplichten bedrijven zich hun prestaties op

het gebied van gezondheid, veiligheid en bescher-ming van het leefmilieu constant te verbeteren en er transparant over te communiceren. De VNCI intro-duceerde Responsible Care in 1992 in Nederland. Enkele jaren geleden kwam er een update: de Res-ponsible Care Global Charter. Dat was nodig om het programma van 1992 te laten aansluiten op de hui-dige eisen. De charter gaat verder dan de oorspron-kelijke elementen van het Responsible Care-pro-gramma. Het legt meer de nadruk op zaken als de publieke dialoog over duurzame ontwikkeling, de relatie tussen chemische producten en volksgezond-heid en de maatschappelijke behoefte aan grotere transparantie vanuit de industrie. Bovendien is er extra aandacht voor het thema Product Stewardship; het verbeteren van de VGM-prestaties van de chemi-sche producten in de keten door samen met toeleve-ranciers en afnemers te zoeken naar betere produc-ten. In dit rapport vindt u per hoofdstuk een update over bovengenoemde pijlers van het RC-pro-

B

1Responsible Care

gramma. Daarnaast moet alles wat de chemiesector over zichzelf beweert, controleerbaar zijn. Daarom laat de VNCI haar Responsible Care-rapport ieder jaar verifiëren door een onafhankelijke partij. In dit rapport is het Assurance-rapport van KPMG opge-nomen waarin de werkzaamheden en conclusies aangaande de verificatie zijn opgenomen. Het Res-ponsible Care-rapport 2009 was het eerste rapport dat extern geverifieerd is. Dat zal vanaf nu ieder jaar gebeuren.Die zelfopgelegde verificatieplicht heeft natuurlijk een doel. De chemische industrie wil in de dialoog met de samenleving een betrouwbare gesprekspart-ner zijn. De rapportages moeten aantoonbaar klop-pen; de integriteit moet buiten kijf staan. AanbevelingenTijdens de verificatie beoordeelt KPMG het verslag met onderliggende informatie. Tevens geeft KPMG aanbevelingen ter verbetering van het verslag. Een van de aanbevelingen die in 2009 gegeven was is om concreter te zijn. KPMG ziet graag dat er op bepaalde punten heldere doelstellingen worden geformu-leerd, met bijbehorende voortgangsrapportages. Wat was de VNCI van plan? Wat is er gedaan en waartoe heeft dat geleid?

Page 13: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

e

2009-2010 Responsible Care 13

De VNCI heeft hier gehoor aan gegeven in haar nieuwe beleidsplan 2011-2015. In dit beleidsplan en in de onderliggende jaarplannen zullen RC-gerela-teerde doelstellingen helder en met mijlpalen wor-den gedefinieerd, dus inclusief de bijbehorende voortgangsrapportages. Daarnaast zal de VNCI-werkgroep Responsible Care Global Charter zich vanuit de “paraplufunctie” nadrukkelijker gaan rich-ten op het coördineren en bewaken van de verbeter-acties die onder de verantwoordelijkheid van andere werkgroepen vallen.

Een tweede aanbeveling ging over de ‘tijdigheid’ van rapportage. Er blijkt soms nogal wat ruimte te zitten tussen het moment van publicatie en de periode waarop de gepubliceerde data betrekking hebben. Om die reden zal met ingang van 2011 het RC-rapport tegelijkertijd met het jaarverslag van de VNCI ver-schijnen. Het rapport dat nu voor u ligt gaat over de periode van oktober 2009 tot en met juni 2010.

Stakeholders De dialoog met de stakeholders is een jaarlijks terugkerende discussieronde tussen de VNCI en verschillende partijen uit de samenleving. De uit-komst van die gesprekken gebruikt de VNCI om het

functioneren van de RC-gerelateerde zaken in de sector in Nederland te verbeteren. De eerste dialoog vond plaats in 2008. Met de stakeholders is dit jaar gediscussieerd over het eerste geverifieerde rapport (RC-rapport 2009) en is ingegaan op de voortgang van de aanbevelingen. Tijdens de dialoog bleek bij-voorbeeld dat de chemiesector nog niet in alle maat-schappelijke kringen met duurzaamheid wordt geas-socieerd. Het beeld wat de sector oproept, is dat slechts een paar grote spelers een koplopersrol vervullen en als voorbeeld dienen. Uit onderzoek (het PanEuropean Survey) bleek overigens wel dat het imago aanzienlijk verbeterd is. Dit Cefic-onder-zoek wordt elke twee jaar uitgevoerd om het imago van de chemische industrie van de Europese landen te bepalen. Uit het laatste onderzoek (periode 2008-2009) bleek onder andere dat het sectorimago negentien procent is verbeterd ten opzichte van 2008 en het productimago in Nederland relatief sterker is dan elders in Europa.

Een van de aanbevelingen uit de dialoog was ‘milieu-ranking’: het opzetten van een klassement van milieuprestaties per bedrijf. Hoewel bedrijven vaak al ervaring hebben met ranking op het vlak van financiën en veiligheid, moeten ze nog wennen aan

Page 14: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

‘Chemie gaat ieder jaar vooruit, de VNCI gaat serieus met haar

zaken om. Vanuit de stakeholders zelf is er echter toch nog te weinig aandacht

voor de prestaties van de sector.’ Dhr. de Hoog (DCMR)

14Responsible Care2009-2010

een milieuklassement. De VNCI gaat daarom met de betrokken stakeholders het principe van ranking verder uitwerken.

De VNCI wil de stakeholderdialoog verder verbre-den. Het idee is om niet alleen informatie uit te wis-selen in het kader van Responsible Care, maar dit uit te breiden naar sectorbrede informatie en de groep stakeholders te vergroten met partijen uit de (duur-zame) financiële wereld. In 2011 wil de VNCI hier dan ook een professionalisatieslag in maken. Zodoende zullen de VNCI en de VBDO (Vereniging van Beleg-gers voor Duurzame Ontwikkeling) in 2011 voor het eerst samen een externe stakeholderdialoog organi-seren. Doelen zijn:

- Samen met stakeholders het Responsible Care-programma verder trekken (meer richting produc-ten en keten);

- Inzicht en invulling geven in de sociale (wat is dan sociaal) en financiële (hoe is er ook geld mee te verdienen) elementen;

- Stakeholders horen in informele setting wat recente ontwikkelingen en dilemma’s zijn op het gebied van duurzaamheid binnen de chemische industrie in Nederland.

Aandachtspunten RC-programmaKetenbeheer is een belangrijk aandachtspunt van Responsible Care. Daarvoor maakt de chemische industrie inmiddels gebruik van verschillende mid-delen. Zoals REACH, waarmee de kennis over stof-fen wordt vastgelegd, en Product Stewardship, waarmee de uitgangspunten van Responsible Care worden doorgevoerd in de hele (product)keten. Om wereldwijd verantwoordelijkheid te kunnen nemen voor de hele keten is het nodig dat overal ter wereld dezelfde standaarden voor chemicaliënmanagement worden gehanteerd. Daarom lanceerde de wereld-wijde organisatie van de chemische industrie (ICCA) enkele jaren geleden de Global Product Strategy

(GPS), in wezen een wereldwijde harmonisatie van Product Stewardship en onderdeel van de Responsi-ble Care Global Charter. De ICCA heeft inmiddels een globale handleiding voor de invoering van GPS gemaakt. Deze zal door Cefic worden ‘vertaald’ naar de specifieke Europese situatie, waar REACH overi-gens een leidende rol speelt. De verwachting is dat dit document in het vierde kwartaal van 2010 wordt aangeleverd.

Een ander aandachtspunt waar de VNCI aan werkt is ‘het vernieuwend toezicht voor de bedrijven’. Het idee is dat bedrijven die hun Responsible Care-zaken goed op orde hebben, het vertrouwen van de over-heid verdienen. De overheid zou in zo’n geval minder intensief hoeven te handhaven. Het Responsible Care-programma kan dan werken als een kwali-teitsmerk. In maart 2010 is op initiatief van de Com-missie Wientjes een workshop gehouden over de zogenaamde ‘High Trust-benadering’ voor chemie. (Commissie Wientjes houdt zich bezig met onder-zoek naar het verminderen van de regeldruk voor bedrijven.) Centrale vraag tijdens deze bijeenkomst was: ‘kan Responsible Care een ‘brugfunctie’ vervul-

Page 15: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 15

‘ De sector chemie is al sinds langere tijd goed bezig met duurzaamheid en heeft dit vertaald naar ambities.’Dhr. Lageweg (MVO Nederland)

len tussen bedrijfsleven en overheid bij het toezicht (en wellicht vergunningverlening)?’ Tijdens de work-shop bleken zowel bedrijfsleven als overheid bereid, op basis van Responsible Care, samen een structuur te ontwikkelen voor effectief en efficiënt toezicht. Het begin is er ook al, want inmiddels lopen er een groot aantal pilotprojecten. Het verslag van de workshop zal eind 2010 met aanbevelingen voor een aanpak worden aangeboden aan de Commissie Wientjes. p

Responsible Care- activiteiten 2010RC-dag VNCI-ledenEco-efficiency, het verlagen van de milieubelasting en het grondstofverbruik bij het maken en gebruiken van half- en eindproducten, levert marketingvoordelen op. Dat bleek tijdens de eerste Responsible Care-dag, geor-ganiseerd door de VNCI in Baarn op 18 mei 2010. Naast presentaties vond er tijdens deze themadag ook een workshop plaats. Daaruit kwam naar voren dat de over-heid als belangrijke stakeholder nog te weinig kennis van het Responsible Care-programma lijkt te hebben. Ook werd tijdens deze workshop duidelijk dat externe verificatie van de Responsible Care-gegevens een duide-lijke meerwaarde heeft.

De RC-vragenlijstEind augustus 2010 is de Responsible Care-vragenlijst voor het eerst aan de leden van de VNCI toegestuurd. De leden hebben daarvoor een e-mail ontvangen met een link naar een website.Oorspronkelijk was het de bedoeling om de vragenlijst eind 2009 op proef bij de leden uit te zetten, maar deze planning is niet gehaald. In de tussenliggende periode is de vragenlijst nog verder verbeterd. De vragenlijst is bedoeld om de resultaten van het Responsible Care-programma te meten. De gegevens worden (anoniem) gebruikt voor het VNCI Responsible Care-jaarverslag en deels voor zowel de Europese (CEFIC) als de wereld-wijde (ICCA) Responsible Care-rapportages. Een belangrijk punt uit de Responsible Care Global Charter is duurzaam ondernemen. In de nieuwe RC-vragenlijst wordt daarom ook een aantal vragen gesteld over duurzaamheid. De uitkomsten zullen door VNCI worden gebruikt om beter te formuleren wat duurzaam-heid concreet voor de sector betekent.

RC-prijs en eervolle vermeldingen 2010Tijdens de VNCI-jaarvergadering op 2 juni 2010 is de Responsible Care-prijs 2010 uitgereikt aan KOLB Neder-land uit Klundert. KOLB ontwikkelde een energiezuinige reactorset, gebaseerd op het terugwinnen van warmte. Sinds de invoering van het systeem bespaarde het bedrijf ruim 6700 GJ. KOLB verwacht in 2010 zelfs een

verdubbeling van deze bespa-ring. De jury kende daarnaast een eervolle vermelding toe aan AkzoNobel Industrial Chemicals en aan Teijin Aramid. AkzoNobel Industrial Chemicals ontwik-kelde een ‘groen alternatief’ voor het ’anti-bakmiddel’ in industrie- en strooizout. Teijin Aramid ont-ving een eervolle vermelding voor haar veiligheids campagne op de werkvloer.

Page 16: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

16Responsible Care2009-2010

O2

Inleidingnze samenleving moet duurzamer worden. De chemische industrie kan en wil daarbij helpen. Sterker nog, de chemiesector heeft bij uitstek de kennis en de mogelijkheden in huis om in die ontwikkeling een beslissende

rol te spelen. Dat gaat niet van de ene op de andere dag. Het is een proces van voortdurend verbeteren en innoveren, maar ook van luisteren, zoals in het stakeholder-overleg. Daarnaast zoekt de chemie actief samenwerking met andere sectoren, zowel op nationaal als Europees niveau. Doel: oplossingen aandragen voor maatschappelijke problemen, vooral op het gebied van duurzaamheid.De bijdrage aan dewelvaart en welzijn van de samenleving is door de chemie vastgelegd in concrete doelen. Zo wil de chemische industrie over de periode 2007 – 2017 haar bijdrage aan het Nederlandse BBP verdubbelen van 12 naar 24 miljard euro. Daarnaast moet de CO2-uitstoot van 22 miljoen ton in 2007 per 2032 zijn gehalveerd. De sector gaat dat doen door energie-efficiencyverbetering, materiaalhergebruik en vervanging van fossiel door niet-fossiel voor zowel

Innovatie en duurzaamheid

Page 17: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 17

Koplopers op het gebied van innovatie en duurzaamheid

Teijin Aramid B.V.

Teijin Aramid draagt bij aan een duurzamer en veiliger leefklimaat

Teijin Aramid ontwikkelt en vermarkt technologisch hoogwaardige aramidevezels die gebruikt worden in verschillende innovatieve toepassingen in markten zoals ballistiek, automotive, telecom en scheep- & luchtvaart. Aramide maakt eindproducten sterker, duurzamer, veili-ger of lichter en draagt intrinsiek en aantoonbaar bij aan een duurzamer en veiliger leefklimaat.

Teijin Aramid heeft als doel om in de aramidewereld voorop te lopen als het gaat om duurzaamheid en kijkt daarom naar mogelijkheden om gerichter duurzame producten te ontwikkelen. Daarnaast heeft de onderne-ming de ambitie om de duidelijke meerwaarde van ara-mideproducten in de gehele keten aan te tonen. Gert Frederiks, CEO van Teijin Aramid: “Teijin Aramid is in staat om met haar aramideproducten innovatieve, duurzame en technologisch hoogwaardige toepassingen te ontwikkelen. Dit is ook nodig, want er zijn limieten aan de beschikbaarheid van schaarse grondstoffen in de wereld. Wij nemen onze verantwoordelijkheid en rol daarin zeer serieus. Het is een uitdaging om deze bena-dering de komende jaren samen met partners in de keten verder uit te werken.”

grondstof als voor energiebron. Dit laatste vormt deel van de zogenaamde Bio Based Economy (BBE).

BBE en duurzaamheidIn een Bio Based Economy wordt biomassa gebruikt als grondstof voor non-foodtoepassingen. Europa wil dat in 2020 twintig procent van de chemische pro-ducten is gebaseerd op biomassa. De VNCI wil zich met haar leden ook inzetten om die doelstelling te halen. De VNCI is betrokken bij verschillende Euro-pese initiatieven, waarbij samen met andere secto-ren oplossingen worden gezocht voor maatschappe-lijke vraagstukken. Via het netwerk van Technologie Platforms Duurzame Chemie, waarvan SusChem Nederland1 lid is, vertegenwoordigt de VNCI-Speer-puntmanager Onderwijs & Innovatie de chemie in Nederland in het managementteam van het Euro-pese Technology Platform SusChem. Zo heeft SusChem het initiatief genomen voor het opstellen van een viertal grote publiekprivate samenwer-kingsverbanden met andere sectoren om maat-schappelijke thema’s op te lossen. De verwachting is dat eind 2010 een of twee van deze ideeën zullen

Page 18: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

18Responsible Care2009-2010

doorgaan naar verdere uitwerking met de Europese Commissie. De VNCI wil met Wetsus (technologisch topinstituut watertechnologie) en het innovatiepro-gramma Materialen M2i een samenwerkingsproject opzetten voor betere benutting van proceswater. In 2011 richt de VNCI zich op de concrete invulling hier-van.

ToekomstDe chemische industrie streeft ernaar zich te ont-wikkelen tot een industrie met hoogwaardige pro-ducten met toepassing van nieuwe technologieën en gebaseerd op een efficiënte (groene) basischemie. De ‘vergroening’ van chemie voltrekt zich vooral op het gebied van de ‘bouwstenen’ (monomeren en aromaten) en op het vlak van (half)producten die rechtstreeks uit biomassa kunnen worden gemaakt.Een ontwikkeling die gaande is, is clustervorming voor deze nieuwe thema’s. Dit is het concentreren van samenhangende industriële activiteiten in een regio. De VNCI en de Regiegroep Chemie stimuleren deze ontwikkeling door samen met de NFIA (Nether-lands Foreign Investment Agency) en SAU (Strategi-sche Acquisitie Unit) clustervorming door te voeren en de afstemming ervan op landelijk niveau af te

Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V.

New generation anti-caking agent for salt

Akzo Nobel Industrial Chemicals B.V. werkt systema-tisch aan duurzaamheid. Hiervoor heeft zij een ‘oud’ product onder de loep genomen en het project ‘new generation anti-caking agent for salt’ opgezet. De verbe-tering is niet alleen van belang voor de processen van het bedrijf zelf, maar ook voor de keten. Het project is bewezen succesvol en gaat als volgt: wanneer zout wordt opgeslagen, kan het gaan koeken, zoutkristallen plakken samen en vormen zo harde brokken. Dit proces, ook wel “bakken” genoemd, bemoeilijkt het gehele logistieke proces. Om de logistieke problemen voor te zijn, wordt een zogenaamd anti-bakmiddel aan het zout toegevoegd. Het standaardmiddel hiervoor is ijzer-cyanide. Deze verbinding is erg effectief, maar heeft ook enkele nade-len. Zo is de stof erg stabiel en daarmee moeilijk uit elektrolyseprocessen te weren. Het beschadigt de cellen en membranen in de elektrolyse en het verbruik van energie neemt toe. Er is een toenemende vraag naar biologisch afbreekbaar anti-bakmiddel. Wanneer zout wordt gebruikt om wegen sneeuw- en ijsvrij te maken. Dit gaf AkzoNobel alle reden om een opvolger voor ijzer-cyanide te vinden.

Het resultaat is IJzer-meso-Tartraat, kortgezegd mTA. Dit nieuwe biologisch afbreekbare product is geheel vrij van cyanides, het ijzerbestanddeel kan buiten het gevoe-lige membraanelektrolyseproces worden gehouden en in de vrije natuur verdwijnt het door in onschadelijke elementen uiteen te vallen. De voordelen zijn veelzeg-gend. De veiligheid in het gehele elektrolyseproces is verbeterd. Door de afwezigheid van cyanides kan geen stikstoftrichloride meer gevormd worden, waarmee een mogelijk explosiegevaar wordt vermeden. Het energie-verbruik vermindert significant met circa vijf procent, verlengt de levensduur van membranen en elektrodes en vermindert zo afval en onderhoud. Ook is mTA het groene en afbreekbare alternatief voor strooizout in winterse omstandigheden.

Page 19: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 19

BASF Nederland B.V.

Ecologie & economie in balans

Steeds vaker gaan consumenten op zoek naar verant-woorde producten die op een milieuvriendelijke en soci-aal aanvaardbare manier gemaakt zijn. Een dergelijk product is niet altijd eenvoudig te vinden. Het vinden van juist die balans is nu precies wat de eco-efficiëntieana-lyse van BASF doet. Het helpt BASF en haar klanten te besluiten welke producten de beste keuze zijn in zowel ecologisch als economisch opzicht.

De eco-efficiëncyanalyse onderzoekt de gehele levens-cyclus van een product òf proces ‘van de wieg tot het graf’, of in andere woorden: vanaf het winnen van de grondstoffen via productie en gebruik van het product tot het afvoeren en recyclen van het product. BASF ontwik-kelde deze allesomvattende methode al in 1996 en was hiermee één van de eerste bedrijven in de chemische industrie. Tot op heden zijn meer dan vierhonderd ver-schillende producten en productieprocessen met de methode geanalyseerd. De analyse wordt toegepast met als doel zo min mogelijk materiaal en energie te gebrui-ken bij het produceren van producten en de uitstoot zo laag mogelijk te houden. Tegelijkertijd helpt BASF zo haar klanten natuurlijke bronnen te beschermen en energie te besparen. BASF biedt de eco-efficiëncyanaly-ses niet alleen aan eigen business units aan maar ook aan externe klanten.

stemmen. Hiermee kan de innovatieve en economi-sche kracht van de sector worden gemaximaliseerd doordat het aantrekkelijker wordt voor bedrijven zich in Nederland te vestigen.

Positie NederlandNederland ontwikkelt zich als kenniscentrum en internationaal leider in materialen, witte biotechno-logie voor nieuwe materialen, katalyse en duurzame processen en procestechnologie. In de procestech-nologie speelt Nederland een belangrijke rol in scheidingstechnologieën en Procesintensificatie (PI). Om die rol ook in de toekomst te blijven spelen, is het essentieel om te blijven investeren in onderwijs, onderzoek en innovatie. De instroom van goed opge-leid personeel is daarom ook van groot belang. Daarbij speelt de VNCI een coördinerende rol, bij-voorbeeld bij het ‘verduurzamen’ van het nieuwe scheikundeonderwijs. p

1 SusChem (Sustainable Chemistry) is het Europese technologie-

platform voor duurzame chemie. In 2009 heeft de VNCI

SusChem Nederland opgericht, dat deel uitmaakt van het

Europese platform.

Page 20: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

20Responsible Care2009-2010

3Veiligheid, Gezondheid en Security

Inleidingn de chemie wordt met stoffen gewerkt die nu eenmaal een risico inhouden. Er is dan ook geen sector waar procesveiligheid zo veel aandacht krijgt als de chemische industrie. Goed is bij pro-cesveiligheid ook nooit genoeg. Er moet voortdu-

rend worden gezocht naar betere parameters om de procesveiligheid te verbeteren.

Werkgroep ProcesveiligheidIn 2010 kwam de VNCI-werkgroep Procesveiligheid voor het eerst bijeen. Deze werkgroep houdt zich bezig met de uitwisseling van ervaringen en het verbeteren van procesveiligheid bij de leden. Doel is procesveiligheid naar een zo hoog niveau te brengen dat de procesvoering zo min mogelijk risico voor mens en milieu oplevert. Mocht er toch een incident

Veiligheid, Gezondheid en Security

I

Page 21: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

Dechemiesectorwilrekeninghoudenmetalles

watdechemischeindustriekanschaden,ookalkomtdiedreigingvanbuitenaf

2009-2010 Responsible Care 21

plaatsvinden, dan moeten de beheersystemen zo goed werken dat de schade voor mens en milieu minimaal is. De wens voor het opstellen van een branchebrede ontwikkeling van ‘leading’ en ‘lagging’ indicatoren is voor de korte termijn ingeruild voor het ontwikkelen van kwalitatieve rapportage over de verbetering van procesveiligheid in de branche.

Lost Time InjuryIn 2010 startte de VNCI ook met de inventarisatie van inhoudelijke informatie over LTI (Lost Time Injury) ongevallen. Daarbij is vooral gekeken naar de basis-oorzaken, verbetermaatregelen en leerpunten. De Werkgroep Arbeidsveiligheid zal nagaan of er op basis van de ontvangen informatie branchebrede aanbevelingen mogelijk zijn. De (geanonimiseerde) feedback van de bedrijven is ook ter beschikking gesteld aan de regionale netwerken veiligheid. Wat betreft de brancheresultaten van de LTI’s; voor eigen werknemers bevinden deze resultaten zich op een structureel laag niveau van ruim onder de 2. Voor contractors zit dit net onder de 3. Dit is wel voor ver-betering vatbaar. Mogelijk zal de VCA Petrochemie hiervoor een verbetering kunnen aanbrengen.   

Regionale netwerken Veiligheid In juni 2010 heeft een halfjaarlijks overleg met de vijf regionale netwerken plaatsgevonden. Deze netwer-ken zijn opgezet om informatie uit te wisselen over (bijna) incidenten en best practices, uiteraard met het doel de veiligheid te verhogen. Er zijn er vijf: Del-talinqs University in het Rijnmondgebied, BZW Mas-terclass Zeeland/West-Brabant, Noord-Oost Neder-land TxU (in samenwerking met de SBE in de Eemsmond), ORAM Industriekring 2.0, een netwerk in de regio Amsterdam en de ‘Masterclass Veiligheid Zuidoost’. Inmiddels vindt er tussen de vijf netwer-ken geregeld uitwisseling plaats van ervaringen. De netwerken zijn ook bezig met het opstellen van gestandaardiseerde veiligheidprocedures.          

ArbogrenswaardenIn principe vindt de VNCI dat bedrijven zelf verant-woordelijk zijn voor het opstellen van bedrijfsgrens-waarden voor de blootstelling aan gevaarlijke stof-fen. Aan de andere kant begrijpt de VNCI ook dat er op sommige gebieden regelgeving en advisering van de overheid nodig is zoals bij het gebruik van kankerverwekkende stoffen. Dit betreft bijvoorbeeld de adviezen van de Gezondheidsraad. Om doublures met het buitenland te voorkomen pleit de VNCI voor

betere internationale afstemming bij het weten-schappelijk onderzoek naar arbogrenswaarden. De VNCI doet dit met name door overleg te voeren met het Ministerie van Sociale Zaken.

VCA (Veiligheid Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers)De resultaten van het nieuwe, in 2008 ingevoerde VCA-systeem, blijken in 2010 nog niet goed meet-baar. In dit nieuwe systeem is voor bepaalde activi-teiten binnen de chemische industrie het zwaardere VCA Petrochemie vereist. De belangrijkste eis van dit systeem is het uitvoeren van een gedragspro-gramma. Voor de invoering van dit programma is een overgangstermijn ingesteld tot 1 januari 2013. Overigens blijken de meeste grote en vooruitstre-vende contractors inmiddels al zo’n programma te hebben ingevoerd, of zijn daarmee bezig. 

SecurityMedio 2009 is ‘security’ formeel onderdeel gewor-den van het Responsible Care-progamma. Het idee daarachter is dat de chemiesector rekening wil hou-den met alles wat de chemische industrie kan scha-den, ook al komt die dreiging van buitenaf. Daarom werkt de VNCI aan het invoeren van securityma-nagement bij haar leden. Dit gebeurt o.a. door het Convenant Vitaal, een afspraak tussen overheid en een groep bedrijven over het invoeren van een secu-rity-managementsysteem. In 2010 is de uitvoering van het convenant echter onder druk komen te staan. Dat komt omdat de bezuinigingen bij de over-heid hebben geleid tot opheffing van het NAVI (Natio-naal Adviescentrum voor de Vitale Infrastructuur). Dit instituut nam een centrale positie in bij de uitvoe-ring van het convenant. Intussen heeft VROM Inspec-tie bij wijze van een pilot vijf bedrijven bezocht. Doel van deze bezoeken was na te gaan hoe de security-beheerssystemen functioneren. De resultaten zijn gepresenteerd aan de Beheergroep en aan de Werk-groep Security van de VNCI. p

De kwantitatieve gegevens over dit thema vindt u op www.vnci.nl/rc

Page 22: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

22Responsible Care2009-2010

NInleiding

aar verwachting zal het vervoer van chemi-sche stoffen tussen 2008 en 2020 verdub-belen1. Dat zorgt voor een spanningsveld. Aan de ene kant ziet de overheid liever geen bebouwing in de buurt van transport-

lijnen waarlangs gevaarlijke stoffen worden ver-voerd. Aan de andere kant is de ruimte in Nederland nu eenmaal schaars en wil men zo veel mogelijk ruimte benutten voor de bouw van kantoren en woningen. In 2006 werd het project Basisnet gelan-ceerd, met het doel om een balans te vinden tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ont-wikkelingen en veiligheid. Dit overleg wordt vanuit het bedrijfsleven gecoördineerd door de CTGG; de VNCI is daarin, als vertegenwoordiger van de verla-ders, sterk vertegenwoordigd door zitting te nemen in de diverse Werkgroepen, Projectgroep, Stuur-groep en het Bestuurlijk overleg.

BasisnetDe Basisnetten Water en Weg zijn in 2009 afgerond. Inmiddels is bekend geworden dat de nieuwe fabriek

van Yara in Sluiskil in 2011 in bedrijf gaat. Daarmee neemt het vervoer van ammoniak over de Wester-schelde per zeeschip substantieel af en is een belangrijk toekomstig knelpunt weggenomen. Voor Basisnet Weg is er nog wel een knelpunt, namelijk bij de A15: de omrijroute bij de Noordtunnel bij Alblasserdam. De overheid studeert momenteel op een oplossing. Het Basisnet Spoor was in 2010 nog volop in discussie. In de zomer van 2010 heeft het demissionaire kabinet met alle stakeholders ook dit Basisnet op hoofdlijnen vastgesteld. Ondanks die formele en globale vaststelling moeten nog wel de nodige details worden uitgezocht. Vooral de groei van het vervoer tussen 2020 en 2040 is nog niet hel-der. Wel duidelijk is dat de overheid wil investeren in nieuwe infrastructuur (zoals de zogenaamde Zuid-boog bij Meteren en de IJssellijn). Dit om de Betuwe-route – die speciaal bedoeld is voor het goederenver-voer - zo optimaal mogelijk te kunnen benutten.

Warme BLEVE-vrij rijden2

Warme BLEVE-vrij rijden is formeel geen onderdeel van het Basisnet. Toch heeft het bedrijfsleven op

Page 23: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

4 2009-2010 Responsible Care 23

Transport

vrijwillige basis wel aangeboden om treinen vanuit Nederland zoveel mogelijk warme BLEVE-vrij samen te stellen. Daarbij wordt uitgegaan van ver-voer tijdens normale bedrijfsvoering en dus niet bij storingen of grote onderhoudstops. Ook voor wat betreft de invoer van deze treinen is het warme BLEVE-vrij samenstellen niet te garanderen omdat de Nederlandse bedrijven onvoldoende invloed heb-ben op het vervoersproces en dit aspect in de rest van Europa nog niet leeft. Mede door dat aanbod zijn de afspraken in het kader van het Basisnet mogelijk geworden omdat het WBV-rijden een sterke reductie van de risico’s tot gevolg heeft.

Basisnet spoor 2 programma – Incidenten-management (ICE)3

Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft in 2009 onderzoek laten doen naar het functioneren van het Europese Incidenten managementsysteem ICE van CEFIC in Nederland, België en Duitsland. Daaruit bleek dat Duitsland en België op dat vlak verder zijn met publiekprivate samenwerking. Het officiële rapport wordt eind 2010 verwacht. De VNCI

heeft haar leden gestimuleerd deel te nemen aan het ICE-programma. Na het verschijnen van het officiële rapport zal de VNCI opnieuw een campagne starten om de betrokkenheid van de leden te vergroten. Tot op heden heeft bijna de helft van VNCI-leden toege-zegd mee te werken aan ICE. De VNCI is van plan om de komende anderhalf jaar, in samenspraak met de Werkgroep Logistieke Veiligheid, een controleproces op te zetten om de kwaliteit van het incidentenres-ponssysteem te borgen en te verbeteren. p

1 Marktprognose van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat

(ProRail 2007). 2 warme BLEVE= Boiling Liquid Expanding Vapor Explosion; een

explosie die in tweede instantie ontstaat als een ketelwagen met

brandbare vloeistof leegstroomt en in brand raakt. Door de

brand en de stralingshitte kan een volgende gasketelwagon

barsten en een zeer krachtige explosie veroorzaken.3 DCMR Milieudienst Rijnmond treedt op als coördinatiecentrum

van ICE in Nederland.

De kwantitatieve gegevens over dit thema vindt u op www.vnci.nl/rc

Page 24: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

5Stoffen/ product stewardshipStoffen/ product stewardship

24Responsible Care2009-2010

Page 25: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

e

2009-2010 Responsible Care 25

DInleiding

e zorg voor een chemisch product stopt niet zodra het de fabriekspoort verlaat, maar gaat de hele levenscyclus lang door. Daar-voor is Product Stewardship in het leven geroepen. Met Product Stewardship wor-

den de uitgangspunten van Responsible Care door-gevoerd in de hele (product)keten. Het betekent dat alle bedrijven in de keten er voor zorgen dat een stof zo veilig mogelijk wordt geproduceerd, in de handel wordt gebracht en/of gebruikt. Communicatie is daarbij essentieel. Om die reden is de zogenaamde REACH-verordening (Registration, Evaluation and Authorisation of Chemicals) in het leven geroepen. Fabrikanten of importeurs van een chemische stof zijn door REACH verplicht de risico’s van een chemi-sche stof in kaart te brengen. Dat gebeurt via een Registratie.

Registratie en autorisatieREACH wordt stapsgewijs ingevoerd. Stoffen, gepro-duceerd in een hoeveelheid boven de 1000 ton en bepaalde categorieën gevaarlijke stoffen, moeten uiterlijk voor december 2010 zijn geregistreerd; stof-fen onder de 1000 ton voor december 2013 of 2018.Een ander belangrijk aandachtspunt binnen REACH is de zogenoemde ‘autorisatie’. Autorisatie heeft betrekking op de groep meest gevaarlijke stoffen: carcinogene, mutagene, reprotoxische, persistente, bioaccumulerende en ecotoxische stoffen (PBT). Het in de handel brengen en het gebruik van deze stoffen wordt in principe verboden, tenzij de toepassing is vergund. Verder wordt er een inspanningsverplich-ting geëist om te zoeken naar alternatieven. In de verslagperiode (2009/2010) zijn 22 stoffen aan de zogenaamde kandidatenlijst toegevoegd. Inmiddels is ook de eerste groep van acht stoffen voorgedragen voor autorisatie.

VeiligheidsinformatiebladenOp 31 mei 2010 zijn de nieuwe eisen voor het veilig-

heidsinformatieblad gepubliceerd. De VNCI heeft als vertegenwoordiger van CEFIC deelgenomen aan Europees overleg (het zgn. CARACAL) over de tot-standkoming van de wijzigingsverordening. Belang-rijke discussiepunt was de verplichting om op het Veiligheidsinformatieblad (VIB) registratienummers te vermelden. Dat is onpraktisch en zou er toe leiden dat concurrentiegevoelige informatie openbaar wordt. De VNCI heeft met andere Nederlandse bran-cheorganisaties met succes gepleit voor een een-voudiger regeling waarin vertrouwelijkheid beter is beschermd.

Classification, Labeling and Packaging-verordeningDe chemische industrie kreeg te maken met meer internationale wetgeving. Zoals de Classification, Labelling & Packaging (CLP-) verordening1. Met deze verordening wordt het Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals, kort-weg GHS, in Europese regelgeving geïmplemen-teerd. GHS is een internationaal systeem op het gebied van ‘indeling, kenmerking en etikettering van chemische stoffen en mengsels’. Op 20 januari 2009 werd de CLP-verordening in Europa van kracht. Punt van zorg daarbij was de verplichting om vóór 1 december 2010 de indeling en etikettering van alle gevaarlijke stoffen, te melden aan het Europees Chemicaliënagentschap (ECHA). De vraag was of dit praktisch haalbaar zou zijn. De VNCI heeft in 2010 als lid van het een aantal werkgroepen van Cefic een bijdrage geleverd aan de ontwikkeling van meerdere (IT-) instrumenten die bedrijven kunnen gebruiken bij deze melding.

Directors’ Contact Group Omdat er in de loop van 2009 problemen bleken te ontstaan met de uitvoering van de REACH- en CLP-verplichtingen is in januari 2010 de zogenaamde Directors’ Contact Group (DCG) opgericht. Deze DCG bestaat uit gezaghebbende vertegenwoordigers van

Page 26: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

26Responsible Care2009-2010

teerd. Ook het Nederlandse arbobeleid voor bescherming van werknemers tegen risico’s van chemische stoffen moet worden afgestemd op de Europese praktijk. En dat zou ook moeten gelden voor het duurzaam inkoopbeleid van de Nederlandse overheid.In april organiseerde VNO i.s.m. VROM een work-shop over de relatie tussen communautaire regelin-gen (REACH, Kaderrichtlijn Water) en nationale milieunormen. Tijdens dit symposium heeft de VNCI haar visie op de noodzaak van betere afstemming van nationale en internationale regelingen gepre-senteerd. VROM is inmiddels gestart met de her-ijking van het zogenaamde “Nationale milieunor-menbouwwerk”. Daarnaast heeft de VNCI via VNO aandacht gevraagd voor de noodzaak om bijvoor-beeld ook bij het inkoopbeleid van overheden inter-nationaal herkenbare criteria in te voeren.

Risico’s van nanotechnologieIn 2009 heeft werkgeversorganisatie VNO een hand-leiding gepubliceerd over het veilig omgaan met nanodeeltjes. Een eerste stap is het opzetten van pilotprojecten, waarbij de VNCI als vertegenwoordi-ger van de grondstofleverende bedrijven betrokken is bij de pilot van de Vereniging van Verf en Drukinkt-fabrikanten (VVVF), gericht op het in kaart brengen van best practices ten aanzien van veilig gebruik van nanodeeltjes in de verf- en drukinktsector. Het pro-jectplan is inmiddels gereed en een aantal partijen waaronder twee VNCI-leden zijn bereid gevonden mee te werken aan dit project. Op dit moment wordt er door Europese overheden en andere belangheb-benden gewerkt aan de praktische uitvoering van de beoordeling van nanodeeltjes in het kader van REACH. In dat kader is de VNCI, samen met het RIVM en drie van de VNCI-leden in maart 2010 een project gestart, gericht op het in kaart brengen van de infor-matiebehoefte in de keten en het inventariseren van de beschikbare informatie over stoffen in nanovorm ten behoeve van de (REACH-) risicobeoordeling. p

1 Met deze CLP-verordening wordt het Globally Harmonised

System of Classification and Labelling of Chemicals, kortweg

GHS, in Europese regelgeving geïmplementeerd. GHS is een

internationaal systeem op het gebied van ‘indeling, kenmerking

en etikettering van chemische stoffen en mengsels’

de Europese Commissie, het Europees Chemicaliën-agentschap en industrieorganisaties, waaronder de VNCI. De groep heeft de opdracht om voor een aantal belangrijke uitvoeringsproblemenpragmatische oplossingen te ontwikkelen. In de eerste helft van 2010 heeft de DCG voor de meest urgente uitvoe-ringsproblemen oplossingen geformuleerd. Begin 2010 is een Europese enquête gehouden onder leden van chemische brancheorganisaties over de voort-gang van de registratie door de bedrijven. Op deze enquête hebben 36 VNCI-leden gereageerd. De uit-komst van die reacties moet een idee geven van waar ondersteuning nodig is om stoffen daadwerke-lijk op 1 december 2010 geregistreerd te krijgen.

Ondersteuning van de ledenTer ondersteuning van haar leden heeft de VNCI haar helpdesk opengesteld voor de leden voor vragen over REACH en CLP. In 2010 kwamen tot nu toe gemiddeld zo’n vijftien schriftelijke of telefonische vragen per maand binnen. Voor zover vragen niet direct konden worden beantwoord werden de vraag-stellers doorverwezen naar andere deskundigen of werden via de aan VNCI ter beschikking staande kanalen antwoorden gezocht op vragen. Daarnaast zijn er over deze onderwerpen in 2010 tot dit moment 25 circulaires verschenen. Verder werden er voor-lichtingsbijeenkomsten georganiseerd en zijn er workshops en twee masterclasses gehouden over de CLP-verordening. In mei 2010 zijn bovendien vier workshops georganiseerd over het nieuwe veilig-heidsinformatieblad.

De VNCI zal haar leden ook de komende jaren actief ondersteunen bij de verdere implementatie van REACH en CLP in hun bedrijf. Dit onder andere door het organiseren van een stoffendag en het houden van masterclasses en workshops.

Stroomlijning van de stoffenregelgevingNaast REACH en GHS zijn er veel meer nationale en internationale regels voor het omgaan met stoffen. Zoals de Europese eisen voor stoffen in elektronica en speelgoed en specifieke stofeisen waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor het Europese Ecolabel. Die verschillende eisen wijken vaak af van REACH. De VNCI zou graag zien dat de REACH-systematiek als standaard wordt gehan-

DeVNCIzougraagziendatdeREACH-systematiekalsstandaardwordtgehanteerd

Page 27: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 27

Page 28: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

628Responsible Care2009-2010

Milieu

Inleidinge meeste chemiebedrijven nemen de zorg voor het milieu serieus. Voor ISO 14000 of voor het milieuconvenant stellen bedrijven een milieuplan op. De bedrijven rapporte-ren ook over hun milieuprestaties. De

meeste leden van de VNCI vallen onder het besluit milieujaarverslaglegging en zijn daarmee verplicht om ieder jaar een milieujaarverslag aan te leveren. Er zijn leden die ook vrijwillig een bedrijfsmilieujaar-verslag opstellen waarin een beschrijvend gedeelte staat. De gegevens uit de milieujaarverslagen gebruikt de VNCI op haar beurt weer voor haar rap-portage over de sector.

D

Page 29: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

e

2009-2010 Responsible Care 29

Het einde van het milieuconvenant (en daarmee het wegvallen van de milieudoelstellingen) is aanleiding geweest om zelf een overleg op te zetten. De VNCI bereidt een nieuw overleg met externe partijen voor. In de werkgroep Milieuzorg en de Beleidsgroep Milieu, Gezondheid en Veiligheid is een eerste aanzet gemaakt voor nieuwe milieudoelstellingen.

LuchtHet emissie-reductiebeleid van VROM voor de indu-strie richt zich vooral op fijnstof en op de NEC-stof-fen NOx, SO2 en NMVOS (Niet Methaan Vluchtige Organische stoffen) en niet op ammoniak (terwijl dit ook een NEC-stof is). Ammoniak (NH3) wordt name-

lijk voornamelijk door de landbouw geëmitteerd en nauwelijks door de industrie. Voor de emissies van NOx, NMVOS, SO2 en fijnstof is voor de emitterende bedrijven een norm in hun vergunning opgenomen. Die norm wordt bepaald door de installaties te ver-gelijken met de Best Beschikbare Techniek, zoals de Europese IPPC-richtlijn verplicht.

Naast de vergunning is een belangrijk instrument om de NOx-emissie terug te dringen het NOx-emis-siehandelsysteem. Het idee hiervan is dat bedrijven kunnen kiezen om schoner te produceren of extra emissierechten te kopen. Bedrijven die investeren in schonere productieprocessen stoten minder uit en

Page 30: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

30Responsible Care2009-2010

houden daardoor rechten over. Die rechten kunnen zij vervolgens verhandelen. Het systeem moet ertoe leiden dat emissies dáár beperkt worden waar dat het goedkoopst is. Het aandeel van geëmitteerde NOx van de chemische industrie in de NOx-emissie-handel in 2009 is 11 procent1. In 2009 heeft de werk-groep Moons (waarin de VNCI ook vertegenwoordigd was) onderzocht onder welke voorwaarden NOx-emissiehandel na 2013 door zou kunnen gaan. De adviezen worden momenteel uitgewerkt en de resul-taten worden in het eerste kwartaal van 2011 ver-wacht.De VNCI-leden die aan het systeem meedoen, heb-ben overigens in 2009 de kans gekregen om aan te geven hoe zij de toekomst van de NOx-emissiehandel zien. Vooralsnog lijken ze positief, maar hun houding lijkt af te hangen van de manier waarop het systeem wordt voortgezet.

De emissies van de chemische industrie die bijdra-gen aan verzuring zijn NOx, SO2 en NMVOS. In 2008 was het aandeel van de IER-sectoren (Industrie, Energiesector en Raffinaderijen) in de totale Neder-landse uitstoot respectievelijk 24, 90 en 32 procent2. Het totaal wordt gevormd door de bijdrage van land- en tuinbouw, Industrie, energie en raffinaderijen (IER), verkeer en vervoer, huishoudens en bouw en HDO (handel, diensten en overheid).

Het aandeel van de chemische industrie, als onder-deel van de IER-sectoren, is respectievelijk 17, 7 en 5 procent. Ten opzichte van de totale emissie van Nederland bedraagt het aandeel van de emissies van de chemische industrie daarmee 4 procent voor NOx, 6 procent voor SO2 en 2 procent voor NMVOS.

Tabel 1: verhoudingen bijdrage aan lucht emissies in 2009

NOx SO2 NMVOS Fijn stof

% IER tov totaal 24 90 32 29% chemische industrie tov IER*

17 7 5 12

% chemische industrie tov totaal**

4 6 2 4

Resultaten NOx, SO2, NMVOS en fijnstofDe emissies van IPPC-bedrijven worden door de overheid digitaal gerapporteerd. Daartoe zijn de Europese lidstaten verplicht volgens de Europese richtlijn Pollutant Release & Transfer Register (E-PRTR). Dezelfde gegevens worden ook in een Europese register gepubliceerd3.

De gegevens die de VNCI heeft gebruikt zijn door de bedrijven gerapporteerd in het milieujaarverslag. Omdat dit jaar met een nieuw systeem dat niet func-tioneerde is gewerkt, is er vertraging opgelopen. Dit gold zowel voor wat betreft het indienen van milieu-verslagen door bedrijven als het verifiëren ervan door het bevoegde gezag. De gebruikte cijfers zijn niet geverifieerd door het bevoegde gezag.De totale NOx-emissie van de chemiebedrijven (ook van bedrijven die niet onder NOx-emissiehandel val-len) was in 2009 11,1 kton, versus 13,3 kton in 2008. De SO2-emissie was in 2009 2,1 kton; in 2008 was dat

Heteindevanhetmilieuconvenantisaanleidinggeweestomzelfeenoverlegoptezetten.DeVNCIbereidteennieuwoverlegmetexternepartijenvoor

Page 31: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 31

3,1 kton. De emissie van NMVOS bedroeg 2,7 kton, tegen 4,0 kton in 2008. Dit zijn significante reduc-ties, die waarschijnlijk te verklaren zijn doordat in 2009 de productie bij een groot aantal bedrijven heeft stilgelegen.

AfvalIn 2010 heeft de VNCI onderzocht waarom een drie-tal afvaldoelstellingen uit het convenant4 niet waren gehaald. Deze wetenschap was voor de VNCI belangrijk omdat het afvalbeleid eventueel afge-stemd kon worden op de uitkomsten zoals bijvoor-beeld de aanpassing van vergunningverleningen. In het onderzoek is gekeken naar de verhouding her-gebruik en verwijdering van het afval, van afval met halogeenhoudende koolwaterstoffen en naar het storten van kunststofafval. De uitkomst van het onderzoek was dat de doelstelling niet was gehaald door het feit dat de afvalstromen te groot waren. Echter, deze stromen zijn zo groot omdat het wate-rige afvalstromen betreft, vervuild met koolwater-stoffen, al dan niet gehalogeneerd. De waterstro-men zijn zodanig verdund of bevatten teveel verschillende stoffen, dat destillatie niet meer ren-dabel is of technisch niet mogelijk is. Verbranden of storten is dan de laatste behandeling. Voor kunst-stofafval geldt hetzelfde probleem. Bedrijven blij-ken al gezocht te hebben naar efficiënte verwer-

kingsmethoden om het volume afval te verminderen, zoals scheiding en concentratie. Een aantal bedrijven onderzoekt momenteel hoe de afvalstromen kunnen worden verminderd.

Dat de doelstelling niet gehaald is heeft niets te maken met beperkende regelgeving zoals vergun-ningverlening. Uit het onderzoek concludeert de VNCI dat de bedrijven haar inziens voldoende ver-antwoordelijkheid nemen om hun afvalstromen te reduceren. De VNCI ziet geen aanleiding om haar beleid aan te passen. p

1 Bron: http://www.emissieautoriteit.nl/mediatheek/nieuws-

berichten/nieuwsberichten-2010/02-06-10-nadere-analyses-

co2-en-nox-emissiegegevens-gepubliceerd (zie: nadere

analyse NOx-emissie gegevens 2005-2009, bladzijde 10). 2 Bron: http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/

indicatoren/nl0082-Emissies-naar-lucht-per-doelgroep%2C-

volgens-IPCC-en-NEC.html?i=5-70 (zie: milieucompendium

2008, Emissies koolmonoxide, fijn stof en VOS, 1990-2009* en

Emissie SO2, NOx en NH3 1990-2009*).3 http://www.emissieregistratie.nl/erpubliek/bumper.nl.aspx. 4 Convenant Intentieverklaring uitvoering milieubeleid

Chemische Industrie.

De kwantitatieve gegevens over dit thema vindt u op www.vnci.nl/rc

Page 32: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

732Responsible Care2009-2010

Inleidinge chemische industrie is grootverbruiker als het gaat om energie. Dat is eigen aan de industrietak. Reden te meer om kritisch naar het energieverbruik te kijken. Door energie efficiënter te gebruiken en nieuwe

technieken in te zetten, probeert de chemiesector haar energieverbruik en CO2-emissies te verlagen. Procesintensificatie en Warmtekrachtkoppeling zijn daarbij voor de chemie belangrijke aandachtspunten.

Procesintensificatie (PI) Procesintensificatie staat voor het compacter maken van procesapparatuur. Daardoor worden processen efficiënter en goedkoper. De VNCI onderzoekt door middel van zogenoemde PI-Quickscans welke mogelijkheden hiervoor zijn bij de Nederlandse chemiebedrijven. Dat onderzoek gebeurt in samenwerking met Agentschap NL. In 2009 zijn PI-Quickscans bij 41 bedrijven uitgevoerd. Bij 21 daarvan is bovendien een telefonische enquête gehouden met vragen over de ervaringen metde scans. De tweede ronde van de PI-Quickscans is in januari 2010 gestart met een verbeterde versie van de procedure: de dieptescan. Doel van deze scan is de realisatie van één of meer concrete projecten die laten zien wat de gekozen PI-technologie oplevert.

Warmtekrachtkoppelingsinstallaties (WKK) Bij WKK wordt naast stoom ook elektriciteit opge-wekt met een veel hoger rendement dan bij aparte

gasgestookte elektriciteitscentrales. WKK is dus efficiënter. In de Nederlandse chemische industrie is tot 2020 nog een belangrijk groeipotentieel van WKK aanwezig. Dit wordt geraamd op additioneel 1500 MWe opwekcapaciteit. Daarmee kan zowel ruim 11 TWh/j elektriciteit worden opgewekt als ook 152 PJ/j warmte geproduceerd worden, dat is 52% van de totale warmtevraag in de chemie in 2020. De daar-aan gerelateerde energiebesparing en reductie van CO2-emissies bedragen respectievelijk zowel 55 PJ per jaar als ook 3,2 miljoen ton per jaar. Deze reduc-tie komt vrijwel overeen met de WKK-doelstelling in het werkplan Schoon en Zuinig van de Nederlandse overheid. WKK kan daardoor worden gezien als een grote kans voor het milieu. Echter, uit berekeningen van het ECN blijkt dat slechts een derde van het aan-wezige potentieel economisch rendabel te exploite-ren is. De belangrijkste reden daarvoor is de grote onzekerheid over de prijzen voor aardgas, elektrici-teit en CO2-emissierechten. De VNCI heeft daarom bij het ministerie van Economische Zaken aange-drongen om deze belemmeringen weg te nemen. Een aanvullende regeling die het mogelijk maakt om nieuwe flexibele vormen van WKK rendabel te laten opereren is gewenst.

MJA en MEE-convenantenOp 2 oktober 2009 hebben overheid en brancheorga-nisaties hun handtekening gezet onder het zoge-naamde MEE-convenant1. Bedrijven die onder het ETS2 vallen - dit zijn over het algemeen heel grote

D

Energie & klimaat

Page 33: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009-2010 Responsible Care 33

energieverbruikers - kunnen meedoen aan het MEE. De overige bedrijven kunnen deelnemen aan het MJA-33 convenant. In het kader van het MEE-convenant zijn door de betrokken bedrijven energie- efficiencyplannen (EEP’s) opgesteld. De brancheorganisaties zijn gestart met een Voorstudie voor hun sector. Daaruit moet naar voren komen welke mogelijkheden er zijn voor efficiencyverbetering voor de lange termijn. Innovatie is daarbij een sleutelbegrip. Begin 2010 is VNCI met deze studie gestart, overigens in samen-werking met Berenschot en Agentschap NL. De eindrapportage van de Voorstudie zal in de loop van 2010 gereed zijn. De uitkomst van de Voorstudie zal worden gebruikt voor de opstelling van een MJP (MeerJarenPlan) voor de sector. De Voorstudie kan daarnaast leiden tot het opstellen van één of meer zogenoemde Routekaart(-en). Dat zijn meer in detail uitgewerkte plannen voor verbetering van de effi-ciency op de lange termijn.

Eind 2008 namen 45 bedrijven deel aan de MJA3 en ook aan de monitoring. Al deze bedrijven hebben hun resultaten ingeleverd. Het totale energieverbruik van deze 45 bedrijven was 9,7 PJ in 2009. Dit is 8 pro-cent lager dan het niveau in het referentiejaar 2005 (10,5 PJ) (ref.: Brancherapportage 2009 Chemie; door Agentschap NL). Door circa 150 maatregelen op het gebied van procesefficiency is in 2009 (t.o.v. 2008) 0,32 PJ bespaard. De circa 60 maatregelen in de

keten hebben een besparing van 0,174 PJ opgeleverd. In totaal is daarmee sprake van een besparing van 5 procent in vergelijking met 2008. De inzet van duur-zame energie is in 2009 ten opzichte van 2008 met 0,065 PJ afgenomen. Daarmee is de inzet van duur-zame energie met 12,7% gedaald. Dit komt onder andere omdat deze inzet (in de vorm van eigen ‘groene’ energiedragers of ingekochte ‘groen ener-gie’) is gekoppeld aan het productievolume en dat volume lag in 2009 aanzienlijk lager door de econo-mische crisis. Dit laatste zorgt voor een belangrijke kanttekening met betrekking tot de interpretatie van de jaar-op-jaar-gegevens; bij het aantrekken van de bedrijvigheid zal er sprake zijn van een omgekeerde invloed. p

1 Sektorakkoord MEE: Meerjarenafspraak Energie Efficiency

ETS-bedrijven.

2 ETS (Emissions Trading Scheme): Europees systeem van

emissiehandel voor de energie-intensieve industrie met als doel

om de Europese doelstelling te behalen om de uitstoot van

broeikasgassen in 2005 – 2020 met 20 procent te verminderen.

3 MJA (Meerjarenafspraken energie-efficiency): afspraken

tussen overheid, bedrijfsleven en instellingen om de energie-

efficiency te bevorderen. De afspraken maken deel uit van het

Duurzaamheidsakkoord tussen de overheid en de Nederlandse

industrie over het kabinetsprogramma ‘Schoon en Zuinig’.

De kwantitatieve gegevens over dit thema vindt u op www.vnci.nl/rc

Page 34: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

De scope van dit verslagDe Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) is al negentig jaar de branchever-eniging van de chemische industrie in Nederland. In de gehele keten van grondstof tot eindproduct vertegenwoordigen wij bedrijven die met behulp van chemische processen hun producten maken. De VNCI wil optimale voorwaarden creëren voor het functioneren van de chemische sector om zijn groei en kwaliteit te bevorderen. Vanuit het VNCI-bureau in Den Haag voeren we de besluiten van de leden uit en ondersteunen we hen waar we kun-nen. Deze rapportage heeft betrekking op de acti-viteiten van de leden in Nederland. Dit rapport brengt geen verslag uit van de status van de che-mische industrie in Nederland en beschrijft als zodanig ook niet alle dilemma’s waar de chemische industrie mee te maken heeft. Het rapport dat voor u ligt beschrijft de voortgang van het RC-pro-gramma binnen VNCI-lidbedrijven.

Rapportage procesVoor het rapport maakt de VNCI gebruik van infor-matie afkomstig van onder meer het CBS. Deze informatie omvat de gehele sector chemie. Tevens is informatie afkomstig van de Facilitaire Organi-satie–Industrie (FO-i). Deze organisatie sommeert en valideert namens de deelnemers aan het milieuconvenant de milieu-informatie zoals deze door de afzonderlijke bedrijven aan het bevoegd gezag is verzonden. De rapportage van transpor-tincidenten en arbeidsveiligheid is gebaseerd op jaarlijks door de leden verstrekte informatie. Van-wege het feit dat dit een tussenrapportage is vindt u in dit rapport geen data. De kwantitatieve gege-vens die per thema beschikbaar zullen komen verschijnen te zijner tijd op de website: www.vnci.nl/rc.

Verantwoording totstandkoming en keuze van de onderwerpenResponsible Care® is het wereldwijde initiatief van de chemische industrie om continu haar prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu te verbeteren. Het programma streeft deze doel-stelling na door op vrijwillige basis initiatieven in te voeren voor samenwerking met de overheid en andere stakeholders. De VNCI heeft zich in 1992 aangesloten bij het Responsible Care-initiatief, dat inmiddels in 53 landen is ingevoerd. Sinds 2006 ligt het accent meer op duurzaam ondernemen, een verbeterd ketenbeheer en transparantie. De hoofdstukken in dit rapport zijn gebaseerd op de

(verplichte) thema’s van de Responsible Care (Glo-bal Charter), aangevuld met de uitkomsten van de evaluaties van het vorige verslag en de gevoerde stakeholderdialogen. Voor meer informatie over de Global Charter: http://www.vnci.nl/vnci/onze-opinie/opinie-duurzaamheid.aspx#globalcharter.

DefinitiesDe VNCI rapporteert jaarlijks de Responsible Care KPI’s aan Cefic en de International Council of Che-mical Associations (ICCA). De definities van deze indicatoren zijn vastgelegd in de ‘Cefic Responsible Care Reporting Guidelines 2006’ en de ‘ICCA Gui-dance for Reporting Performance (2009)’. De gebruikte CBS-gegevens zijn afkomstig van CBS Statline en gebaseerd op de officiële nomencla-tuur. De milieugegevens zijn afkomstig van FO-i en ook door deze organisatie gevalideerd. De indica-toren zoals bevraagd in de transportincidenten- en arbeidsveiligheidsenquête van de VNCI zijn gedefi-nieerd volgens bovengenoemde Cefic -en ICCA-guidelines.

VolledigheidDe transportincidentenenquête is gebaseerd op een respons van ongeveer 70% van de productielo-caties van de aangesloten leden, de arbeidsveilig-heidenquête (LTI’s) op een respons van ongeveer 75%. Een vergelijking tussen het productievolume van de respondenten met bijvoorbeeld het totale productievolume van de sector zou een goed beeld kunnen schetsen van de volledigheid van de beide enquêtes, maar deze informatie is niet voorhan-den. De VNCI baseert zich zo veel mogelijk op extern gevalideerde (totale sector-) informatie.

NauwkeurigheidDe basis voor nauwkeurigheid wordt bepaald door de definities van ICCA, die hiervoor in veel gevallen eisen bevatten.

Appendix 1: Rapportageprincipes

34Responsible Care2009-2010

Page 35: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

2009 - 2010 Responsible Care 35

Page 36: VNCI Responsible Care-rapport 2009-2010

COLOFON

November 2010

Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie VNCIPostbus 443 2260 AK Leidschendam Telefoon: +3170 337 87 87 E-mail: [email protected] www.vnci.nl

Vormgeving: Curve BNO, Haarlem Tekstschrijver: Bureau Schoonebeek, GorinchemEindredactie: VNCI, Fien Bosman-van GelderFoto’s: VNCI, BASF en shutterstock

Hoewel bij deze publicatie de uiterste zorg is nagestreefd, kan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aan-sprakelijkheid, noch voor schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de informatie in deze uitgave.

© Copyright 2010, VNCI, Leidschendam

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveel-voudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: VNCI, Postbus 443, 2260 AK Leidschendam.