VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

81
Chemistry Our passion Your future JAARVERSLAG 2014 RESPONSIBLE CARE RAPPORT 2014

description

In 2014 hebben de VNCI en haar leden veel inspanningen gepleegd. Deze zijn allemaal terug te lezen in ons Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014.

Transcript of VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

Page 1: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

Chemistry Our passion Your future

Jaarverslag2014 responsible Care

rapport 2014

Page 2: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

2VNCI | Inhoud

InhoudDit is de VNCI 3Voorwoord 4

VNCI Jaarverslag 2014 6

1. Feiten en cijfers 62. Dienstverlening en ondernemingsklimaat 93. Wet- en regelgeving 114. Onderwijs en Innovatie 135. Communicatie 156. Stichting C3 187. Financiën 208. VNCI-bestuur 269. VNCI-bureau 28 Colofon 30

Responsible Care Rapport 2014 1

Samenvatting 2Summary 4

1. Inleiding 62. Responsible Care: fundament voor duurzame ontwikkeling 83. Ketendenken 144. Veiligheid en Gezondheid 175. Milieu, energie en klimaat 256. Verantwoording 32 Assurance-rapport 35

Appendix A 37Appendix B 42

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 3: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

3

Dit is de VNCIStem van de chemische industrie in NederlandIn de keten van grondstof tot eindproduct vertegenwoordigt de VNCI bedrijven die met behulp van chemische processen hun producten maken. De opdracht van de VNCI is daarbij duidelijk: ze wil optimale voorwaarden creëren om functioneren, groei en kwaliteit van de chemische industrie te bevorderen en een duurzaam ondernemings-klimaat te creëren. De leden spelen in dat proces een belangrijke rol: zij bepalen het beleid van de vereniging en geven haar slagkracht. De VNCI staat in goed contact met haar achterban, vangt signalen op uit de industrie en fungeert als spreekbuis van de chemische sector in Nederland.

De VNCI vertegenwoordigt de lidbedrijven in werkgroepen van ministeries, uitvoeren-de overheidsdiensten, organisaties en belangenverenigingen. Ze overlegt met leden van de Tweede Kamer en het Europees Parlement. Via de VNCI heeft de chemische industrie een belangrijke stem in de Nederlandse werkgeversorganisatie VNO-NCW (zetel in het hoofdbestuur) en de Europese brancheorganisatie Cefic. Daarnaast gaat de VNCI samenwerkingsverbanden aan met partijen om de belangen van de leden te behartigen.

De VNCI is een slagvaardige organisatie met 35 gekwalificeerde medewerkers. Ze voert de besluiten van de leden uit en ondersteunt hen. De speerpunten van het beleid zijn opgehangen aan de hoofdthema’s Duurzaamheid, Economie, Energie en grondstoffen, Innovatie, Klimaatbeleid, Milieu, Onderwijs, Responsible Care, Stoffen en Veiligheid. De afdeling communicatie verzorgt de communicatie over het beleid.

Omzet en werkgelegenheidDe chemische industrie in Nederland realiseerde in 2014 een omzet van 49 miljard euro (56 miljard incl. farma). De sector (inclusief de rubber- en kunststofindustrie) leverde een bijdrage van ruim 2% aan het Nederlandse bruto binnenlands product. Er werkten in 2014 ongeveer 44 duizend mensen (57 incl. farma) in de chemische industrie.

ConcurrentiepositieDe verbetering van de concurrentiekracht van de chemische industrie vormde in 2014 het belangrijkste focuspunt voor de VNCI. De lagere olieprijs gaf de sector de tweede helft van vorig jaar wat meer lucht. De export is in 2014 met bijna 2% gestegen en de chemische industrie leverde een positieve bijdrage aan de handelsbalans van € 24 miljard euro (dit is 49% van het goederentotaal).

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 4: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

4VNCI | Voorwoord

VoorwoordInvesteren in versterken chemie is investeren in duurzaamheid

In 2014 voelde de Nederlandse (en Europese) chemie onverminderd de druk van de uitdagende mondiale concurrentieverhoudingen. De lagere olieprijs gaf ons gelukkig in de tweede helft van het jaar wat ruimte, waardoor het jaar met een bevredigend resultaat kon worden afgesloten. Daarnaast hebben we de ruimte benut om te onder-nemen wat in onze macht lag om de omstandigheden te verbeteren en er met elkaar voor te zorgen dat de Nederlandse chemie een bloeiende sector kan blijven, in Europa en in de wereld.

Dit hebben we gedaan vanuit het belang van onze industrie, maar met name vanuit onze overtuiging dat de innovatieve Nederlandse chemiesector een wezenlijke bijdrage kan leveren aan het oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken, zoals grondstoffen-schaarste en voedselproblemen in de wereld. Noodzakelijke voorwaarde daarvoor is dat onze industrie zelf bestaansgrond heeft in Nederland. Iets wat ook minister Kamp afge-lopen jaar nog nadrukkelijker heeft onderschreven: in dialoog met hem en zijn ministerie hebben we ferme stappen gezet om de chemie in ons land te versterken. Daarbij geven we bijzondere aandacht aan de kracht van de grote chemieclusters in Nederland.

Responsible Care (RC) is een noodzakelijke voorwaarde om al die mooie en duurzame innovaties op te kunnen bouwen. Anders gezegd: zonder dit voortdurende verbeter-traject op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu en ketenbeheer, waaraan wij ons als branchevereniging en bedrijfsleven hebben gecommitteerd, kan duurzame ontwikkeling niet tot stand komen.

Ook de afgelopen verslagperiode hebben de VNCI en haar leden op RC-gebied veel inspanningen gepleegd, die allemaal zijn terug te lezen in de RC rapportage. Maar niet alleen daar, want de prestaties die de leden over 2013 in de jaarlijkse RC-en-quête hebben gerapporteerd, worden nu ook gebruikt voor de Staat van Veiligheid, de rapportage van de landelijke overheid over de nalevings- en veiligheidsprestaties van alle BRZO-bedrijven. Ze zijn daarin ingebracht als onderdeel van het Veiligheid Voorop-rapport, dat de VNCI jaarlijks met haar partners oplevert.

De ambitie is om Responsible Care en duurzaamheid in hun onderlinge samen-hang verder te ontwikkelen. Het eerste duurzaamheidsrapport dat de VNCI in 2014

Werner Fuhrmannvoorzitter

Colette Alma directeur

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 5: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

5

uitbracht en het herziene Responsible Care Global Charter, waarin Contributing to sustainability nu expliciet staat benoemd, bieden daartoe mooie aanknopingspunten. Nog dit jaar zal de chemiesector zijn eigen duurzaamheidsagenda opstellen.

Vanaf dit jaar verschijnen ons jaarverslag en het RC-rapport als geïntegreerd, over-zichtelijk en beknopt document. Of het nu gaat om Responsible Care, onderwijs en innovatie, dienstverlening en ondernemingsklimaat, wet- en regelgeving, communi-catie en public affairs, in deze publicatie vindt u alle inspanningen en resultaten op een rij. Al met al is er in 2014 heel veel werk verzet om de concurrentiekracht van de Nederlandse chemie te versterken. En dat blijven we doen.

Werner Fuhrmann, voorzitter en Colette Alma, directeur

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 6: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

6VNCI | Jaarverslag 2014

1Feiten en cijfersFeiten en cijfers over de chemische industrie in Nederland – 2014

Nederland heeft een gunstig vestigingsklimaat voor de chemische industrie omdat de juiste randvoorwaarden aanwezig zijn. Zo zijn belangrijke grondstoffen be-schikbaar of kunnen die makkelijk worden aangevoerd, en biedt een uitgebreid transportnetwerk toegang tot het Europese afzetgebied. Verder behoren chemisch onderzoek en opleiding in Nederland tot de wereldtop. Samen met de Nederlandse cultuur en mentaliteit zorgen die elementen voor een krachtige chemische industrie, die een aanjager vormt van de economie en het voortouw neemt in duurzaam ontwikkelen en ondernemen.

OmzetDe netto-omzet in de chemische industrie is het afgelopen jaar voor het eerst na de hersteljaren na de crisis gedaald. In 2014 bedroeg de netto-omzet € 56 miljard (€ 49 miljard exclusief farma), een daling van ongeveer 2% ten opzichte van 2013. Deze daling werd veroorzaakt door een afname van de prijzen. De productie nam iets toe. De sector (inclusief de rubber- en kunststofindustrie) blijft met ruim 2% een grote bijdrage leveren aan het Nederlandse bruto binnenlands product.

Fig. 1: Omzet Nederlandse chemische industrie

35

40

45

50

55

60

65

201420132012201120102009200820072006

Bron: CBS

miljard euro

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 7: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

7VNCI | Jaarverslag 2014

ProductievolumeHet productievolume van de chemische industrie steeg in 2014 naar 102 indexpunten (op basis van basisjaar 2010, inclusief farma). Dit betekent een stijging van 1% ten opzichte van 2013.

Fig. 2: Index productievolume (jaar 2019 = 100)

Handel80% van de in Nederland vervaardigde chemische producten wordt geëxporteerd. Hiervan gaat weer 80% naar landen binnen Europa. De export is in 2014 met bijna 2% gestegen tot een bedrag van € 76 miljard.

Vooral de export naar het Verenigd Koninkrijk (+10%) en Azië (+5%) zijn gestegen. De export naar de Verenig-de Staten is meer dan 10% gedaald en de export naar Italië met 20%. De export van chemische producten bedraagt ruim 17% van de totale goederenexport en

19% van de in Nederland geproduceerde geëxporteer-de goederen. De import daalde in 2014 met ruim 1% naar € 51 miljard. De chemische industrie leverde in 2014 een positieve bijdrage aan de handelsbalans van € 24 miljard, dit is 49% van het goederentotaal.

80

85

90

95

100

105

110

201420132012201120102009200820072006

Bron: CBS

index

-60

-40

-20

-

20

40

60

80

100

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Invoer Uitvoer Nederlands product Wederuitvoer Handelsbalans Bron: CBS

Fig. 3: Bijdrage Nederlandse chemische industrie aan handelsbalans (in miljard euro)

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 8: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

8VNCI | Jaarverslag 2014

WerkgelegenheidIn 2014 werkten er ongeveer 57 duizend mensen in de chemische industrie, waarvan 13 duizend in de farmaceutische industrie. Ongeveer eenderde van het personeel in de sector heeft een hbo- of hogere oplei-ding gevolgd. Ruim tweederde van het personeel heeft een mbo-opleiding genoten.

Onderzoek en ontwikkelingInnovatie is essentieel voor de Nederlandse chemische industrie. Dit blijkt onder meer uit de investeringen die de sector doet in onderzoek en ontwikkeling. De chemische industrie in Nederland geeft zo’n 1,25% van de omzet uit aan onderzoek en ontwikkeling binnen het eigen bedrijf, ongeveer 750 miljoen euro (cijfers 2012).

Duitsland 20%

België 13%

VerenigdKoninkrijk

9%

Frankrijk 9%

Spanje 4% Italië

5%

Zweden 2%

Turkije 2%

Europa overig 17%

Azië 9%

VerenigdeStaten

4%

Amerika overig

3%

Afrika 2%

Oceanië 1%

Bron: CBS

Fig. 4 Exportverdeling Nederlandse chemische industrie

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 9: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

9VNCI | Jaarverslag 2014

2Dienstverlening en ondernemingsklimaatHandelspolitiek

Aandacht voor handelspolitiek was het afgelopen jaar onverminderd belangrijk. Het handelsakkoord met de VS biedt historische kansen.

TTIPDe VNCI is net als de Europese en Amerikaanse branche organisaties Cefic en ACC groot voorstander van het Transatlantic Trade and Investment Part-nership (TTIP), waar ook afgelopen jaar volop over onderhandeld werd. De VNCI heeft de ambtenaren op nationaal niveau geïnformeerd over het belang van TTIP voor de chemische industrie. Het chemiestand-punt over TTIP, dat zich vooral richt op erkenning van diverse standaarden, afbouw van douanetarieven en

invoerheffingen en op toegang tot energiebronnen in de VS, is bij diverse gelegenheden gedeeld.

Zijn de onderhandelingen over TTIP nog altijd gaan-de, het handelsverdrag tussen de Europese Unie en Canada (CETA) is vorig jaar afgerond. Hoewel Canada geen grote chemie-industrie kent en de investeringen tussen Nederland en Canada beperkt zijn, is de VNCI blij dat dit verdrag er nu is.

Op Europees niveau heeft Cefic zich gemengd in de lopende discussies over de modernisering van het instrumentarium van de EU-handelspolitiek. De VNCI heeft hierover gesproken met vertegenwoordigers van het ministerie van Buitenlandse Zaken.

In dat overleg heeft de VNCI ook haar standpunt toe-gelicht dat China niet automatisch de Market Economy Status (MES) mag krijgen. Deze positie is relevant in handelsdisputen over dumping.

De VNCI is via een afgevaardigde vertegenwoordigd in de Dutch Trade and Investment Board onder voor-zitterschap van minister Ploumen. De afgevaardigde krijgt hierbij ondersteuning vanuit het VNCI-bureau. Dit overleg is om diverse redenen belangrijk. Het biedt de mogelijkheid tot direct contact met de bewindsper-soon en met het directoraat-generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen, om issues die spelen op het vlak van internationale handel aan de orde te stel-len. De strategische reisagenda van bewindspersonen is er geagendeerd, wat belangrijk is voor handels- en

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 10: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

10VNCI | Jaarverslag 2014

investeringsmissies. En de VNCI heeft een pilot aange-dragen waarin het toekomstig verdienmodel van de BV Nederland centraal staat.

Strategische acquisitie

Een belangrijke focus voor de VNCI is strategische ac-quisitie. De samenwerking op dit punt met de Nether-lands Foreign Investment Agency (NFIA) en de Topsec-tor Chemie laat inmiddels positieve resultaten zien.

Convenant In juli 2014 hebben de VNCI, de Topsector Chemie en de NFIA een convenant getekend om de strategische acquisitie van de Nederlandse chemie te versterken. Daarin is de reeds bestaande samenwerking geforma-liseerd en zijn de intenties van de betrokken partijen duidelijk vastgelegd. Dat die samenwerking loont, blijkt uit een toename van buitenlandse investerin-gen in Nederland – ondanks stevige concurrentie van andere Europese landen en andere continenten. Vorig jaar werden 17 projecten afgerond, door onder meer Yara, Celanese en ICL, goed voor 275 miljoen euro en 876 banen.

De VNCI leverde in 2014 de secretaris internationaal voor de Topsector Chemie, die toezag op de internatio-nale agenda.

BeursdeelnameIn het samenwerkingsverband met de NFIA en de Topsector Chemie was de VNCI afgelopen jaar voor de vierde keer aanwezig op het BIO World Congress on Industrial Biotechnology in Philadelphia. In datzelfde verband nam zij deel aan de Braziliaanse biotechno-logiebeurs, om een goede relatie tussen Nederlandse en Braziliaanse bedrijven en onderzoeksinstellingen te bewerkstelligen. Momenteel ligt de handel tussen beide landen nog niet op een heel hoog niveau, maar de potentie is groot.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 11: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

11VNCI | Jaarverslag 2014

3Wet- en regelgevingAls belangrijke Topsector is de chemie een van de ‘uitverkorenen’ voor het regeldrukbeleid. De chemische sector krijgt met ondersteuning van het ministerie van Economische Zaken een aanpak op maat om de regeldruk te verminderen.

KnelpuntenIn 2014 heeft de VNCI in een werkgroep met alle be-trokkenen verkend hoe tot de juiste oplossingsrichtin-gen te komen voor de belangrijkste lasten en irritaties. Die knelpunten zitten vooral in de interpretatie en het toepassen van de regels bij vergunningverlening,

toezicht en handhaving door de vele verschillende be-voegde gezagen. De oplossingen moeten daarom ook worden gezocht in overleg met die diverse overheden.

Europese regeldrukOp Europees niveau is de regeldruk van de chemie in relatie tot de concurrentiekracht sinds vorig jaar onderwerp van een groot onderzoek in opdracht van de Europese Commissie (Cumulative Cost Assessment for the Chemical Industry). De VNCI is hier via Cefic bij betrokken en diverse lidbedrijven nemen deel aan het onderzoek. Het onderzoeksrapport verschijnt waar-schijnlijk voor de zomer 2015.

OmgevingswetHet grootse plan om alle wetgeving die het fysieke

leefmilieu betreft in één Omgevingswet onder te brengen, kreeg nader vorm. Het voorstel ging naar het parlement en de VNCI volgde dit op de voet. Zij schreef de Tweede Kamer onder andere over de frictie tussen algemene rijksregels en de noodzaak tot maatwerk in de milieuvergunning, maar ook over het belang van de wet voor het investeringsklimaat en de ruimte voor innovatie.

Alhoewel de wet nog slechts kaders schetst en de de-finitieve vorm pas via de nadere regels duidelijk wordt, zijn de keuzes die nu gemaakt worden van groot belang voor de toekomstige regeldruk en het investerings-klimaat in Nederland. De mogelijkheid tot het heffen van leges voor het milieudeel van de vergunning geldt als een belangrijk ongewenst voorbeeld.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 12: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

12VNCI | Jaarverslag 2014

ActiviteitenbesluitDe VNCI reageerde ook op het ontwerp van de ‘vierde tranche’ van het Activiteitenbesluit, die de Nederland-se emissierichtlijn lucht (NeR) in algemene regels omzet. Hoofdmoot van het commentaar vormden de voorgestane regeling voor de regulering van zeer zorg-wekkende stoffen en het rekenmodel voor kosteneffec-tiviteit.

Seveso III-richtlijnIn juni 2015 moet de herziene Seveso-richtlijn (III) in Nederland zijn geïmplementeerd, gericht op bedrijven met risico’s die kunnen leiden tot zware ongevallen. De VNCI reageerde op het ontwerp voor een nieuw BRZO-besluit. Een van de bezwaren is de ruime en ongeclausuleerde mogelijkheid om eisen in een mi-nisteriële regeling te stellen. Ook verzocht de VNCI om een striktere implementatie van de (begrippen van de) richtlijn, om te voorkomen dat die in Nederland toch weer ruimer wordt uitgelegd.

Initiatiefwet Open overheidDe VNCI nam deel aan een rondetafelbijeenkomst van de Tweede Kamer over de initiatiefwet Open overheid, die de Wet openbaarheid van bestuur moet gaan ver-vangen. Zij uitte daar haar zorgen over het uitgangs-punt dat alle informatie die de overheid ontvangt in een register moet komen. Dit schaadt de relatie tussen bedrijven en overheid. Bedrijven informeren overheden ook over zaken die zij strikt genomen niet hoeven te melden. Het kan volgens de VNCI toch niet de bedoe-ling zijn dat toegang tot al deze informatie – overal ter wereld – zo eenvoudig wordt.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 13: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

13VNCI | Jaarverslag 2014

4Onderwijs en InnovatieOm onderwijs en innovatie binnen de Topsector Chemie naar een nog hoger plan te tillen, stond 2014 in het teken van transities richting de daarvoor benodigde structuur. Daarin waren met name van belang:

• Transitieplan TKI Chemie;• MKB Steunpunt Topsector Chemie en Energie;• Netwerk van Ilabs en Coci’s;• Human Capital Agenda.

Transitieplan TKI ChemieDe VNCI heeft (via haar beleidsgroep Innovatie) actief

meegewerkt aan de herinrichting van de Topsector Chemie, zoals verwoord in het Transitieplan Topsector Chemie, zodat die nog slagvaardiger kan worden in de toekomst. Vier TKI’s zijn samengesmolten tot één, met daaronder vier programmaraden: advanced chemical materials, chemical nanotechnology & devices, chemical conversion, process technology & synthesis en chemistry of life. De programmaraden bepalen bin-nen deze thema’s de hoofdlijnen voor onderzoek voor de komende jaren.

Van de zestig programmaraadsleden komt de helft uit het bedrijfsleven (voor een groot deel VNCI-leden) en de andere helft van universiteiten en kennisinstellin-gen. Een nieuw ingestelde sectorraad gaat de raad van bestuur van de Topsector Chemie adviseren. Ook

daarin zitten circa tien VNCI-leden. Daarnaast is er het TKI-bureau, dat activiteiten ondersteunt, de commu-nicatie voor de Topsector verzorgt, internationale con-tacten onderhoudt en activiteiten organiseert op het gebied van human capital. VNCI’s speerpuntmanager Onderwijs en Innovatie en manager Communicatie en Public Affairs maken deel uit van het TKI-bureau.

MKB Steunpunt Innovatie en bedrijvigheid gaan hand in hand. Eind 2014 is besloten tot oprichting van een MKB Steunpunt Topsector Chemie en Energie: één loket voor álle mkb’ers met innovatie-ambities en -vraagstukken. Het Steunpunt (dat in 2015 in bedrijf komt) ondersteunt het mkb uit deze twee Topsectoren bij vragen en knelpunten op de weg van

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 14: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

14VNCI | Jaarverslag 2014

vinding naar markt. Het MKB Steunpunt wordt ook het nationale coördinatiepunt van alle Ilabs en Coci’s in Nederland: met elkaar vormen zij een belangrijke innovatiespringplank voor mkb’ers. De VNCI hecht zeer aan goede ondersteuning van het mkb en is daarom aangehaakt bij dit initiatief, dat valt onder de Topsector Chemie en een basisfinanciering vanuit het ministerie van Economische Zaken ontvangt. De VNCI was betrokken bij het vormgeven van dit steunpuntconcept, bij de sollicitatieprocedure voor een geschikte directeur en zij zal tijd beschikbaar blijven stellen, onder meer om ervoor te zorgen dat haar mkb-leden de weg naar het Steunpunt straks kunnen vinden. Latexfalt-directeur Bert Jan Lommerts, verte-genwoordiger van het mkb in het Topteam Chemie, zit in de raad van toezicht.

Ilabs en Coci’sOok afgelopen jaar werd het netwerk van Ilabs en Coci’s, die zijn ‘benoemd’ door het Topteam Chemie, verder uitgebreid. Boegbeeld Gerard van Harten van de Topsector Chemie opende in april het Innovation Lab Biobased Products Wageningen (Ilab Wageningen). Dit is het eerste Ilab in Nederland dat zich richt op de biobased economy.

Er ontstaat zo langzamerhand een fijnmazige, lande-lijke innovatie-infrastructuur. In een door de Topsector Chemie en de VNCI georganiseerde landelijke bijeen-komst met vertegenwoordigers van Ilabs en Coci’s zijn nadere afspraken gemaakt over verdere ontwikkeling en afstemming.

Ilabs (Innovation Labs), gehuisvest op de campus van de universiteiten, zijn faciliteiten voor on-derzoekers die een vinding naar de markt willen brengen. Is een vinding het lab ontgroeid, dan volgt verhuizing naar een bedrijventerrein, naar een Centre for Open Chemical Innovation (Coci). Daar zijn startende bedrijfjes samengebracht; de innovatie kan er worden versneld en opgeschaald.

HCAAfgelopen jaar kwam de Human Capital Agenda (HCA) 2015-2016 van de Topsector Chemie tot stand. De VNCI heeft een HCA-coördinator gedetacheerd naar de Topsector om hieraan verder vorm te geven. De HCA-agenda is anders ingericht dan voorheen en legt meer nadruk op de link tussen onderwijs en bedrijfs-leven. De VNCI was bij de transitie betrokken via haar beleidsgroep Onderwijs.

Doelstelling van de Human Capital Agenda is te zorgen voor voldoende en goed opgeleid personeel voor de sector, voor nu en in de toekomst, en op de verschil-lende onderwijsniveaus.

Een belangrijk HCA-instrument om de instroom in chemie-opleidingen te vergroten, zijn de Topsector Chemiebeurzen. De VNCI kon met financiële bijdra-gen van haar leden het afgelopen jaar voor de derde keer deze beurzen uitreiken: in totaal 31, waarvan 11 nieuwe – voor beginnende bachelors. Naast de VNCI stellen ook COAST en ISPT Topsector Chemiebeurzen beschikbaar. Sinds de start in 2011 is er een duidelijke toename te zien in de instroom bij chemie-opleidingen.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 15: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

15VNCI | Jaarverslag 2014

5CommunicatieDe verbetering van de concurrentie-kracht van de chemische industrie vormde in 2014 het belangrijkste focus-punt voor de VNCI. Ook de activiteiten op het gebied van communicatie en public affairs waren hierop gericht.

In de mediaVNCI-voorzitter Werner Fuhrmann en directeur Colette Alma hebben het afgelopen jaar in diverse media, waaronder Nieuwsuur, de noodklok geluid over de hoge energieprijzen in Europa en het verslechterende investeringsklimaat in Nederland. De verschillende persberichten van de VCNI werden volop overgenomen

door de landelijke media, zoals BNR Nieuwsradio, Trouw, Volkskrant, AD en Het Financieele Dagblad.

Ook op de persbijeenkomst ‘De toekomst van de chemie is innovatie’ waren behoorlijk wat journalisten aanwezig, met diverse publicaties als uitkomst en een interview met Colette Alma in het BNR-programma De ochtendspits. Tijdens de bijeenkomst gaven Colette Alma en Bert Jan Lommerts, lid van het Topteam Chemie en directeur van Latexfalt, inzicht in de laatste stand van zaken op het gebied van innovatie in de Nederlandse chemiesector. Daarnaast presenteerden vier innovatieve bedrijven hun innovaties; het ging om de start-ups Pectcof en E-stone Batteries, mkb-bedrijf Ursa Paint en chemiebedrijf Yara.

De VNCI werkte ook mee aan een speciale bijlage van Het Financieele Dagblad over chemie en biotech.

Online

Met de lancering van de nieuwe VNCI-website (www.vnci.nl) afgelopen jaar zijn VNCI-standpunten makkelijker te vinden, is de gebruiksvriendelijkheid toegenomen en zijn website en ledennet geïntegreerd. Gemiddeld ontving de site in 2014 per maand 7500 be-zoeken van 4500 unieke bezoekers, die samen 20.000 pagina’s bekeken.

Ook is de website www.veiligheidvoorop.nu online. Hierop is alle informatie te vinden over het programma

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 16: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

16VNCI | Jaarverslag 2014

Veiligheid Voorop, dat als doel heeft om de veiligheid in de aangesloten sectoren (waaronder de chemie) verder te vergroten. Gemiddeld krijgt deze website maande-lijks zo’n 500 mensen op bezoek.

Eind 2013 werd bovendien www.periodieksysteem.com gelanceerd. Deze website is een initiatief van de VNCI in samenwerking met Stichting C3 en presenteert alle elementen uit het periodiek systeem met hun meest relevante toepassingen. De website blijkt inmiddels een groot succes te zijn, met gemiddeld 4000 bezoeken per maand en een stijgende lijn in het bezoekers-aantal.

Chemie is Overal is nog altijd een goed bezochte site, die informatie biedt aan diverse doelgroepen. De site publiceert wekelijks een makkelijk toegankelijk blog over chemie.

De VNCI is steeds actiever aanwezig op social me-dia. Hierdoor hoeven mensen niet per se meer naar de website om het laatste nieuws te volgen. Zo heeft de VNCI ruim 3400 volgers op Twitter, 3000 leden op LinkedIn en ruim 200 fans op Facebook. Uit een on-derzoek naar Twittergedrag en -respons door ClipIt en Porter Novelli bleek de activiteit van de VNCI goed voor een tweede plaats, na Vereniging RAI.

De wekelijkse Chemie Nieuwsbrief heeft ruim 4000 abonnees, ruim 1000 meer dan eind 2013. De helft hiervan opent deze nieuwsbrief wekelijks, een per-centage dat veel hoger ligt dan het gemiddelde van hooguit 10 procent.

Chemie MagazineHet maandblad Chemie Magazine ondersteunde ook in 2014 volop de chemische industrie door innovatieve voorbeelden te tonen en de belangrijkste issues aan de orde te stellen. Zo liet het blad een aantal CEO’s aan het woord over het verlies aan concurrentie-kracht van de Nederlandse chemie en de noodzaak tot actie. De resultaten van het VNCI-onderzoek naar scheikunde-opleidingen – meer instroom, betere aansluiting bij de vraag – kwamen aan bod. En in de aanloop naar de Europese verkiezingen kwamen de lijsttrekkers aan het woord. Ook was er aandacht voor de rol van chemie in de biobased economy. Daarnaast waren er interviews met onder meer staatssecre-taris Wilma Mansveld van IenM over veiligheid, met Greenpeace-directeur Sylvia Borren over het eerste duurzaamheidsrapport van de VNCI en met boegbeeld Gerard van Harten over de nieuwe structuur van de Topsector Chemie. Net als in 2013 mocht de Plant Manager of the Year een katern in Chemie Magazine samenstellen. Verder werd de nieuwe serie ‘Werken in

de chemie’ geïntroduceerd, waarin professionals ver-tellen over hun positieve ervaringen in dit vakgebied.

Door onderwerpen te delen op Twitter en LinkedIn was er volop interactie met social media.

Public AffairsNaast de ontmoetingen die de VNCI had met volks-vertegenwoordigers over allerhande onderwerpen, waaronder de concurrentiekracht in 2014, liet de VCNI samen met VNO-NCW, VEMW en Vewin een impact-analyse uitvoeren naar de plannen van het kabinet om de Belasting op Leidingwater (BoL) aan te passen. In juni maakte staatssecretaris Wiebes van Financiën bekend tegemoet te komen aan de bezwaren uit de impact analyse en de plannen terug te draaien. De VNCI is blij dat het Rijk erkent dat de voorgenomen maat-regel nadelig zou uitpakken voor sommige bedrijven.

Aan het eind van het jaar werd traditiegetrouw een diner gehouden met volksvertegenwoordigers en ambtenaren. Tijdens een druk bezochte avond spra-ken de aanwezigen uitvoerig over de toekomst van de chemische industrie, het innovatieve vermogen en wat daarvoor nodig is.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 17: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

17VNCI | Jaarverslag 2014

Jongeren in de Chemie Het Young Professional Netwerk van de VNCI heeft zich aangesloten bij JIDC (Jongeren in de Chemie), een platform voor young professionals die werkzaam zijn in de productie, handel, opslag en/of transport van chemische producten. JIDC biedt jonge mensen in de chemie de kans om elkaar op informele wijze te ontmoeten en van gedachten te wisselen tijdens lezingen, bedrijfsbezoeken en netwerkbijeenkomsten.

VNCI-jaarvergaderingDe VNCI-jaarvergadering had als thema ‘Chemie als basis voor verduurzaming’. Onder meer Prins Carlos de Bourbon de Parme (Sustainable Innovation & De-velopment), Jasper Wesseling (ministerie van Econo-mische Zaken) en Sylvia Borren (Greenpeace) gaven hun visie op het eerste duurzaamheidsrapport van de VNCI. Verder toonde creatief ontwerper en inspira-tor Daan Roosegaarde vernieuwende mogelijkheden voor verduurzaming en innovatie en won Latexfalt de Responsible Care-prijs 2014 voor zijn ‘verjongings-crème’ voor zoab.

Pay off VNCI‘Chemistry, Our passion, Your future’, zo luidt de pay off die de VNCI vorig jaar introduceerde. De VNCI ziet zichzelf als spreekbuis van de chemische industrie en

behartigt de belangen van haar leden zo goed moge-lijk. Met de pay off draagt zij ook uit dat de chemie als geen andere sector kan bijdragen aan oplossingen voor grote maatschappelijke uitdagingen.

The Chemical ConferenceDeloitte, Rabobank, TNO en de VNCI hebben the Che-mical Conference 2014 georganiseerd rond het thema ‘Where Agri meets Chemicals’. Deloitte presenteerde er een onderzoek waaruit blijkt dat Nederland een sterke positie heeft om de grondstoffen (zoals suiker-biet) te leveren voor de op fermentatie gebaseerde chemische industrie.

PESUit de Pan European Survey blijkt dat het beter is gesteld met de reputatie van de chemische industrie in Nederland dan twee jaar geleden. Zowel het grote publiek als opinieleiders staan nu positiever tegenover de chemie. Ook weten zij dat chemische producten bijdragen aan een beter milieu. Toch valt er nog wel wat te verbeteren, vooral aan de kennis van het grote publiek over de bijdrage van de chemie aan oplossin-gen voor de grote maatschappelijke uitdagingen.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 18: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

18VNCI | Jaarverslag 2014

6Stichting C3Stichting C3 in 2014

Stichting C3 heeft meer dan twintig jaar ervaring in het vertalen van de chemie naar jongeren. Zij brengt chemie tot leven en geeft jongeren de kans hun talenten in de chemie te ontdekken. C3 enthousiasmeert kinderen voor wetenschap en technologie en jongeren voor een opleiding en beroep in de chemische sector, waarbij de belevingswereld van de doelgroep centraal staat. Vanuit deze visie heeft C3 een aantal eigen projecten geïniti-eerd, zoals ‘Expedition Chemistry’ voor kinderen en het beroepenproject ‘Exact wat je zoekt!’ voor jongeren.

Resultaten in 20142014 was in veel opzichten een succesvol jaar voor C3. In augustus 2014 zijn er 80.000 exemplaren gedrukt

van de proevenwaaier, 20.000 meer dan vorig jaar. Deze proevenwaaier stimuleert kinderen om thuis aan de slag te gaan om de chemie verder te ontdekken. Ruim 10.000 kinderen maakten kennis met chemie in de kinderlabs. De vernieuwde website www.C3.nl/kids trok 31.556 bezoekers. Nieuw in 2014 waren de ontwikkeling van de kleutergids en het Jet-Net Junior project ‘Parels maken’. Beide kenmerken zich door het implementeren van onderzoekend leren in de klas. In totaal deden 28 ouders vanuit het bedrijfsleven, 31 leerkrachten en 27 klassen mee aan het nieuwe Jet-Net Junior project.

Ruim 3500 jongeren hebben kennisgemaakt met de studie- en beroepsmogelijkheden in de chemische sector bij de interactieve C3-stands tijdens de Jet-Net Career Days (havo en vwo) en Spot on jobs (vmbo). Ook

bezochten 5000 leerlingen een technologisch bedrijf tijdens de Week van de Procestechniek. De Lab Expe-rience Days (LED) waren in 2014 wederom een succes. Met als primeur een Lab Experience Day in de avond. 196 jongeren en 205 ouders bezochten een labbedrijf en maakten zo kennis met de wereld van de laborato-riumtechniek. 98 procent van de bezoekende jongeren en 95 procent van de ouders gaf aan een beter beeld te hebben gekregen van de laboratoriumtechniek en bijbehorende loopbaanmogelijkheden. In het voor-lichtingsproject over de hbo-opleidingen in de applied sciences zijn de eerste stappen gezet richting een digitale campagne gericht op havo- en vwo-leerlingen.

Met haar deelname in verschillende netwerken waarborgt C3 de plek van de chemie in het onderwijs.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 19: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

19VNCI | Jaarverslag 2014

Zo maakte C3 deel uit van de netwerken Techniekpact, Jet-Net, TechniekTalent, PPN, stuurgroep vaksteun-punt scheikunde, uitgevers schoolmethoden en het Bèta Challenge Programma.

SamenwerkingDeze successen waren niet mogelijk geweest zon-der de steun van partners. De vaste partners VNCI, Stichting DAS, OVP, KNCV en NWO en de projectpart-ners ondersteunen Stichting C3 zowel financieel als inhoudelijk. Meerdere VNCI-leden maakten in 2014 tijdens bedrijfsactiviteiten gebruik van de kennis en expertise van C3 over de belevingswereld van kinderen en jongeren.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 20: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

20VNCI | Jaarverslag 2014

7FinanciënDe conceptbegroting voor het jaar 2014 werd vast-gesteld door het bestuur in november 2012 en aan-genomen op de algemene ledenvergadering van 30 mei 2013.

Aan de hand van de verwachtingen over het jaar 2013 heeft het bestuur in november 2013 de definitieve be-groting vastgesteld, die op de algemene ledenvergade-ring van 19 juni 2014 werd goedgekeurd. Het financiële jaarverslag VNCI 2014 is gecontroleerd door Ernst & Young Accountants. De jaarcijfers zoals opgenomen in dit jaarverslag zijn hiervan een verkorte versie; het complete financiële jaarverslag VNCI 2014 ligt voor de leden ter inzage op het secretariaat.

ResultaatDe rekening van baten en lasten over het jaar 2014 sluit met een overschot van € 154.315. Ten opzichte van het begrote overschot van € 2.000 betekent dit een verbetering met € 152.315.

De totale baten kwamen uit op € 5.525.810. Begroot was een bedrag van € 5.470.000. Een hogere opbrengst dus van € 55.810.

De totale kosten kwamen uit op € 5.371.495. Begroot was een bedrag van € 5.468.000, zodat de lasten € 96.505 lager zijn uitgekomen dan begroot.

Algemene reserveVoorgesteld wordt om het positieve resultaat à € 154.315 over het boekjaar 2014 als volgt te bestemmen:• € 172.300 ten gunste van de algemene reserve;• € 17.985 ten laste van de bestemmingsreserve

Imagotraject.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 21: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

21VNCI | Jaarverslag 2014

Toelichting op de balans

Grondslagen van waardering en resultaatbepaling• De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming

met de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 ‘Organisaties zonder winststreven’.

• De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de aanschafwaarde minus lineaire afschrijvingen. De gehanteerde afschrijvingspercentages zijn afhanke-lijk van de te verwachten economische levensduur.

• De vorderingen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, onder aftrek van een noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid.

• De effecten betreffen obligaties welke tegen nomina-le waarde zijn gewaardeerd: verschillen in aan- en verkoop worden direct verwerkt in de resultatenre-kening. De intentie is de obligaties tot einde looptijd aan te houden.

• De overige posten zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

• De baten en lasten zijn toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben.

• De huurlasten bedragen per ingangsdatum van het contract (1 juli 2007) € 28.707 per maand. De huur-overeenkomst wordt voorafgegaan door een huur-vrije periode van effectief acht maanden. De huur-vrije periode wordt verdeeld over de looptijd van het contract inclusief de effectieve huurvrije periode en verlaagt de maandelijkse huurtermijn met € 1.794.

• De pensioenlasten hebben betrekking op gedurende het jaar gefactureerde premies en koopsommen. Indien op balansdatum een juridische of feitelijke verplichting bestaat, wordt hiervoor ten laste van het resultaat een voorziening gevormd.

Verbonden partijenDe stichting Synchem Plus kent een gelijk bestuur, waardoor conform RJ 640 deze stichting dient te wor-den geconsolideerd. Vanwege de beperkte omvang van deze stichting in relatie tot de VNCI is ertoe besloten deze stichting echter niet te consolideren in de jaar-rekening van de VNCI.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 22: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

22VNCI | Jaarverslag 2014

Balans per 31 december 2014 (na voorstel resultaatbestemming)

Activa 2014 2013

Vaste activa € €

Materiële vaste activa 112.255 139.240

Vlottende activa

Vorderingen 1.322.844 1.100.570

Effecten 250.000 250.000

Liquide middelen 2.258.533 2.233.781

3.831.377 3.584.351

3.943.632 3.723.591

Passiva 2014 2013

Eigen vermogen € €

Algemene reserve 2.883.993 2.711.693

Bestemmingsreserve Imagotraject 36.600 54.585

2.920.593 2.766.278

Kortlopende schulden en Overlopende passiva

1.023.039 957.313

3.943.632 3.723.591

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 23: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

23VNCI | Jaarverslag 2014

Staat van baten en lasten over het jaar 2014

Begroting Realisatie Realisatie

2014 2014 2013

Baten € € €

Contributies 4.952.000 4.959.767 5.030.407

Rente 44.000 52.716 51.035

Overige baten 474.000 513.327 535.041

5.470.000 5.525.810 5.616.483

Lasten

Personeelskosten 3.587.000 3.598.318 3.550.798

Huisvestingskosten 270.000 253.306 257.019

Catering 27.000 23.437 24.843

Inventariskosten 41.000 48.145 41.459

Afschrijvingskosten 70.000 61.902 58.941

Kantoorkosten 80.000 68.053 74.796

Reis- en vergaderkosten 121.000 125.087 118.717

Bijdrage Stichting C3 155.000 155.000 155.000

Voorlichtingskosten 161.000 121.957 331.298

Vervolg op pagina 24

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 24: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

24VNCI | Jaarverslag 2014

Adviseurs 38.000 45.560 32.937

Algemene kosten 77.000 91.384 103.106

Speerpuntenbeleid 150.000 98.082 202.255

Contributies en bijdragen 691.000 681.264 679.020

5.468.000 5.371.495 5.630.189

Resultaat 2.000 154.315 -/- 13.706

Voorstel bestemming resultaat

Toevoeging reserve Imagotraject 0 0 0

Onttrekking reserve Imagotraject 0 -17.985 -77.424

Toevoeging algemene reserve 2.000 172.300 63.718

2.000 154.315 -/- 13.706

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 25: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

25VNCI | Jaarverslag 2014

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: Het bestuur van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie te Den Haag

Bijgesloten, op pagina 20 t/m 24 van het jaarverslag weergegeven, samengevatte jaarrekening, bestaande uit de samengevatte balans per 31 december 2014 en de samengevatte staat van baten en lasten met bijbehorende toelichtingen, zijn ontleend aan de gecontroleerde jaarrekening van Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie per 31 december 2014. Wij hebben een goedkeurend oordeel verstrekt bij die jaarrekening in onze controleverklaring van 9 april 2015. Desbetreffende jaarreke-ning en deze samenvatting daarvan, bevatten geen weergave van gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden sinds de datum van onze controleverklaring van 9 april 2015.

De samengevatte jaarrekening bevat niet alle toelichtingen die zijn vereist op basis van de Richtlijn voor de jaarverslaggeving 640 ‘Organisaties zonder winststreven’. Het kennisnemen van de samengevatte jaarrekening kan derhalve niet in de plaats treden van het kennisnemen van de gecontroleerde jaarrekening van Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie.

Verantwoordelijkheid van het bestuurHet bestuur is verantwoordelijk voor het opstellen van een samenvatting van de ge-controleerde jaarrekening in overeenstemming met de grondslagen zoals beschreven in de toelichting van de samengevatte jaarrekening.

Verantwoordelijkheid van de accountantOnze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de samengevatte jaar-rekening op basis van onze werkzaamheden, uitgevoerd in overeenstemming met Nederlands Recht, waaronder de Nederlandse Standaard 810, ‘Opdrachten om te rapporteren betreffende samengevatte financiële overzichten’.

OordeelNaar ons oordeel is de in het jaarverslag op pagina 20 t/m 24 weergegeven samen-gevatte jaarrekening in alle van materieel belang zijnde aspecten consistent met de gecontroleerde jaarrekening van Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie per 2014 en in overeenstemming de grondslagen zoals beschreven in de toelichting van de samengevatte jaarrekening.

Den Haag, 10 juni 2015Ernst & Young Accountants LLPw.g. drs. M.E. van Kimmenade RA MGA

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 26: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

26VNCI | Jaarverslag 2014

VNCI Bestuur

• Het algemeen bestuur bestond in 2014 uit 26 personen. Een uitbreiding van 6 vertegenwoordigers vanuit mkb-leden.

• De heren Koene, Langeveld, Van Noorden en Oostenrijk werden herkozen. • Van de heren Berting, Egberink, Gaanderse, Hamm, Huisman, Kiewiet,

Van der Lubbe en Ottenbros, de Rooij en Pfeifer werd afscheid genomen. • Nieuw gekozen in het dagelijks en algemeen bestuur werden de heren Augustinus,

Van Beek, Van Haasteren en Hartgerink. • Nieuw gekozen in het algemeen bestuur werden de heren Camelot, Fisch,

Jongepier, Hofstede, Kolenbrander, König, Van der Meer, Schoemaker, Wagenmans en Wigmans.

8VNCI-bestuur

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 27: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

27VNCI | Jaarverslag 2014

Dagelijks bestuur

W. Fuhrmann (voorzitter) Akzo Nobel N.V.

mr. drs. A. Nicolaï (vicevoorzitter) DSM Nederland

A. van Beek Dow Benelux B.V.

drs. D.A. Benschop Shell Nederland B.V.

K. van Haasteren SABIC

D.J. Hartgerink ExxonMobil Petroleum & Chemical

ir. R.J. Kiewiet ChemCom Industries BV

dr. ir. B.J. Lommerts Latexfalt B.V.

Algemeen bestuur

W. Fuhrmann (voorzitter) Akzo Nobel N.V.

mr. drs. A. Nicolaï (vicevoorzitter) DSM Nederland

drs. W. Augustinus VHCP, Verbond van Handelaren in Chemische Produkten

A. van Beek Dow Benelux B.V.

drs. D.A. Benschop Shell Nederland B.V.

H. de Boon Lyondellbasell Industries Holdings B.V.

dr. D.M.A. Camelot Corbion N.V.

dr. M.A. Dutree Nefarma Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen Nederland

dr. H.M. Fisch BASF Nederland B.V.

K. van Haasteren SABIC

Algemeen bestuur (vervolg)

D.J. Hartgerink ExxonMobil Petroleum & Chemical

J.L. Hofstede AVEBE U.A.

W. Jongepier Hexion B.V.

F.J.C.M. Kempenaars Trinseo Netherlands B.V. (voorheen Styron)

ir. R.J. Kiewiet ChemCom Industries BV

dr. R.S. Koene RÜTGERS Resins BV

drs. H.C. Kolenbrander VFIG, Vereniging van Fabrikanten van Industriële Gassen

C.L. König, MSc ESD-SIC B.V.

C.P. Langeveld VKP, Vereniging van Kunstmest Producenten

dr. ir. B.J. Lommerts Latexfalt B.V.

ing. M.J. van der Meer Huntsman Holland B.V.

J.H.M. van Noorden NEA, Vereniging van Geur- en Smaakstoffenfabrikanten

drs. C. van Oostenrijk NRK, Federatie Nederlandse Rubber- en Kunststofindustrie

J.J. Schoemaker Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten NVZ

dr. T. Wigmans Kisuma Chemicals B.V.

drs. M.L. van Wijhe VVVF, Vereniging van Verf- en Drukinktfabrikanten

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 28: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

28VNCI | Jaarverslag 2014

Directiedr. ir. Colette Alma-Zeestraten, MBA algemeen directeur

Juridische Zakenmr. Jos Roosen

9VNCI-bureau

Beleiddrs. Peter Bareman speerpuntmanager Veiligheid, Gezondheid & Milieu drs. Rein Coster speerpuntmanager Dienstverlening & Ondernemingsklimaat Onno de Vreede, MSc speerpuntmanager Onderwijs & Innovatie

ir. Reinier Gerrits speerpuntmanager Energie & Klimaat ing. Macco Korteweg Maris beleidsmedewerker Veiligheid en Gezondheid ing. Edwin de Roij beleidsmedewerker Milieu

drs. Geoffrey Schouten beleidsmedewerker Responsible Care & Duurzaamheid drs. Dirk van Well beleidsmedewerker Stoffenbeleid & Arbeidshygiëne

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 29: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

29VNCI | Jaarverslag 2014

Communicatiedrs. Irene van Luijken manager Communicatie en Public Affairs drs. Fien Bosman-van Gelder communicatieadviseur Henk Engelenburg Public Affairs adviseur

Linda Gerrits communicatiemedewerker digitale media Jos de Gruiter redacteur drs. Ingeborg van Honschooten communicatieadviseur

Igor Znidarsic hoofdredacteur Caroline Piet communicatieadviseur a.i.

SecretariaatAmber Cornelissen office manager Natasja Dijkhuizen secretaresse Margaret van Polanen Petel secretaresse

Afra van der Linden secretaresse Yvette van Steen secretaresse

Anouk Wensveen secretaresse Sylvia Wubben directiesecretaresse

Administratie en BeheerPieter Heemskerk, AA controller en hoofd administratie Bibi van Duinen systeembeheer

Anja Franchimon medewerker relatiebeheer Zeno Kong service desk medewerker

Claudia Smit-Raaphorst hoofd beheer Jimmy Telwin boekhouder

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 30: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

30VNCI | Jaarverslag 2014

Colofon

Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI) Postbus 443 2260 AK Leidschendam Telefoon: +31 (0)70 337 87 87 E-mail: [email protected] www.vnci.nl juni 2015

Begeleiding en coördinatie: Sjoerd Looijs, Geoffrey Schouten, Fien Bosman, Caroline Piet en Irene van Luijken

Vormgeving: Optima Forma bv Teksten: Marloes Hooimeijer Eindredactie: VNCI Foto’s: VNCI, Shutterstock, iStock photo

Hoewel bij deze publicatie uiterste zorg is nagestreefd, kan voor eventuele fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid, noch voor schade, van welke aard ook, die het directe of indirecte gevolg is van handelingen en/of beslissingen die (mede) gebaseerd zijn op de informatie uit deze uitgave.

© Copyright 2015, VNCI, Leidschendam

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevens- bestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever: VNCI, Postbus 443, 2260 AK Leidschendam.

RCRapport

VNCIJaarverslag

Page 31: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

Chemistry Our passion Your future

responsible Care rapport 2014

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 32: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

2VNCI | Responsible Care Rapport 2014

SamenvattingHet goede goed doen, daar gaat het om bij Responsible Care en duurzaamheid in de chemische industrie. Die twee begrippen liggen in elkaars verlengde en worden daarom steeds meer geïn-tegreerd opgepakt, zo blijkt ook uit dit Responsible Care-rapport.

Het ‘goed doen’ als industrie betekent alles doen in de eigen processen en productontwikkeling om schade voor mens en milieu te minimaliseren. Dat de chemische industrie ook ‘het goede wil doen’, blijkt onder meer uit de publicatie van haar eerste duurzaamheidsrapport in 2014. Hierin geeft zij aan hoe zij haar rol in verduurzaming ziet.

In de ketenDe aandacht voor product stewardship, wat inhoudt dat chemiebedrijven hun product zo veilig mogelijk produceren, in de handel brengen en laten gebruiken, is verder toegenomen. Zo zijn met het ministerie van SZW en andere sectoren verbeteringen aangebracht die ervoor zorgen dat industriële en professionele gebruikers van stoffen risico’s van blootstelling goed in kaart brengen en beheersen.

Reach is belangrijk voor effectieve communicatie en informatievoorziening tussen partijen in de product-keten, maar deze en andere stoffen gerelateerde regelgeving kost het Nederlandse midden- en klein-bedrijf jaarlijks 331 tot 515 miljoen euro. Om die kosten omlaag te brengen, hebben overheid en branche-organisaties (waaronder de VNCI) in 2014 een plan van

aanpak opgesteld. Daarin staat ondersteuning van het mkb centraal.

Veiligheid en GezondheidOverall laten BRZO-bedrijven een stabiele score zien op alle elementen uit het veiligheidsbeheerssysteem. De overgrote meerderheid (82 procent) scoort alle categorieën ‘goed’ of ‘redelijk’. Verder is het aantal leden met een volledig geïmplementeerd security-managementsysteem gestegen van 39 naar 51 procent. Daarbij gaat het niet alleen om bedrijven die vallen onder het (inmiddels verlopen) securityconvenant, maar ook om de overige leden. In 2014 is verkend hoe de security afspraken uit dit convenant (tussen over-heid en chemie sector) gecontinueerd kunnen worden binnen de roadmap security.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 33: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

3VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Voor de procesveiligheid vindt de VNCI een early warn-ing system heel belangrijk, aangezien dit bijdraagt aan het voorkomen van incidenten. Uit de RC-enquête blijkt dat bijna alle BRZO-bedrijven van de VNCI een proce-dure hebben voor bijna-ongevallen (zogenaamde near misses). Voor arbeidsveiligheid blijft de lost time injury rate (LTIR) ongeveer stabiel voor zowel eigen werkne-mers als bij aannemers. Helaas waren er in 2013 wel incidenten waardoor twee werknemers van aannemers en logistieke partners overleden.

De data over logistieke veiligheid laten zien dat de meeste incidenten plaatsvonden bij het wegtrans-port. In samenwerking met goederenvervoerder DB Schenker heeft de VNCI de uitgave Vervoer gevaarlijke stoffen kenbare gebreken ketelwagens geactualiseerd en opnieuw uitgebracht. Vooruitlopend op internatio-nale afspraken besloot de VNCI (in samenspraak met andere branches) op nationaal niveau binnenvaart-schepen na het vervoer van pure benzeen niet meer te ontgassen.

Milieu, energie en klimaatBij de behaalde reducties in NEC-emissies, zoals SO2 en NOx, is de verwachting dat de chemische industrie op koers ligt voor het behalen van de 2020-doelstellin-gen. CBS-cijfers laten zien dat de CO2-emissie van de chemische industrie in Nederland even hoog ligt als in 2012. Wel verschoven de emissies wederom van direct naar indirect. Dit komt doordat bedrijven steeds vaker de gasgestookte WKK-centrales uitzetten.

In de cijfers van de energieconvenanten MEE en MJA-3 zien we terug dat bedrijven nog steeds succesvolle maatregelen nemen om de energie-efficiency te ver-beteren.

In 2014 vond er (net als in 2013) een rondetafelgesprek met minister Kamp van Economische Zaken plaats. Dit gebeurde om de concurrentiekracht van de chemische industrie te versterken, aangezien deze last ondervindt van de schaliegasontwikkeling in Noord-Amerika en van de toegenomen concurrentie vanuit het Midden-Oosten.

Met de Programmatische Aanpak Stikstofdepositie (PAS) wil het Rijk de stikstofproblemen in Natura 2000-gebieden aanpakken en zo ruimte creëren voor nieuwe economische activiteiten. De VNCI spande zich ervoor in om de manier van monitoring te verbeteren.

Ook was de VNCI in 2014 betrokken bij het opstel-len van de ministeriële regeling bijproducten. Deze draagt bij aan de realisatie van de circulaire economie. Hiervoor geeft de regeling een lijst met bijproducten die bedrijven rechtstreeks (dus zonder afvalstoffen-vergunning) mogen gebruiken als grondstof in hun productieproces.

De VNCI werkte ook aan de afspraak uit het Energie-akkoord om een extra impuls te geven aan de inzet van biomassa en gerecyclede materialen. Zij neemt hiertoe deel aan de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa, ook wel Commissie Corbey genoemd.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 34: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

4VNCI | Responsible Care Rapport 2014

SummaryResponsible Care and sustainability in the chemical industry are all about doing good things well. These two ideas complement each other, which is why they are increasingly approached in an integrated way, as this Responsible Care Report testifies.

As an industry, doing things well means doing everything we can in our own processes and product development to minimise impact on people and planet. That the chemical industry also wants to ‘do good’ was shown, among other things, in the publication of the first sustainability report in 2014, which states how it regards its role in sustainability.

In the chainThere has been a further increase in attention for product stewardship, which means that chemical companies produce, market and advise on the use of their products as safely as possible. For example, im-provements have been made in collaboration with the Dutch Ministry of Social Affairs and Employment and other sectors to ensure that industrial and professional users of chemicals effectively identify and manage the risks of exposure.

Reach is important for effective communication and information provision between parties in the product chain but this and other chemicals-related regulation costs Dutch SMEs 331 to 515 million euros per year. In order to reduce these costs, the government and pro-

fessional associations (including the VNCI) have drawn up a plan of approach in 2014, focussing on support for SMEs.

Health and SafetyCompanies subject to the Dutch Major Accidents (Risks) Decree (BRZO) show a stable score on all ele-ments in the safety management system overall. The vast majority (82 per cent) score ‘good’ or ‘reasonable’ in all categories. Furthermore, the number of mem-bers with a fully implemented security management system has risen from 39 to 51 per cent. What’s more, these are not only companies that are subject to the (now expired) security covenant, but also the other members. In 2014, there was investigation into how the security agreements in the covenant (between the

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 35: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

5VNCI | Responsible Care Rapport 2014

government and the chemical sector) could be contin-ued in the security roadmap.

In view of the fact that it helps to prevent incidents, the VNCI regards an early warning system as very important in process safety. The RC survey shows that all BRZO companies affiliated to the VNCI have a procedure for near misses. With regard to work safety, the lost time injury rate (LTIR) for both employees and contractors remains stable. Unfortunately, there were incidents in 2013 in which two employees of contrac-tors / logistics partners lost their lives.

Data on logistics safety show that most incidents took place during road transport. For this reason, the VNCI has updated and re-published the booklet Vervoer gevaarlijke stoffen kenbare gebreken ketelwagens (Transport of hazardous substances: visible defects in tank wagons) in collaboration with freight transport company DB Schenker. In anticipation of international agreements, the VNCI has decided, in agreement with other sectors, to no longer degas barges after the transport of pure benzene on a national level.

Environment, energy and climateReductions achieved in NEC emissions – such as SO2 en NOx – were on-track when compared with the ex-pected industry targets.

Figures issued by the Dutch Central Bureau for Statis-tics show that CO2 emissions by the chemical industry in the Netherlands are as high as in 2012. However, once again, the emissions are shifting from direct to indirect. This is because companies are deploying gas-fired CHP plants increasingly often.

The figures in the MEE and MJA-3 energy covenants suggest that companies are still taking successful measures to improve energy efficiency.

In 2014, as in 2013, a round-table discussion took place with Henk Kamp, the Dutch Minister of Economic Affairs. The purpose of this was to increase the com-petitive strength of the chemical industry in the face of shale gas production in North America and increased competition from the Middle East.

With its ‘Programme-based Approach to Nitrogen Deposition’ (PAS), the Dutch government wants to tackle the nitrogen problem in Natura 2000 areas and thus create space for new economic activities. The VNCI has made every effort to improve this monitoring method.

In 2014, the VNCI was also involved in drawing up the ministerial regulation on by-products, which is contrib-uting to the realisation of the circular economy. To this end, the regulation provides a list of by-products that companies may use as raw materials in their produc-tion process without the need for a waste-disposal permit.

We also worked on the agreement in the Energy Agree-ment to give further impetus to the use of biomass and recycled materials. To this end, the VNCI is taking part in the Biomass Sustainability Issues Commission (Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa), also known as the Corbey Commission.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 36: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

6VNCI | Responsible Care Rapport 2014

1InleidingDe VNCI noemde in 2014 het verbeteren van prestaties van de sector voor milieu, veiligheid en gezondheid (met nadruk op achterblijvers en ketenpartners) als belangrijke prioriteit voor de korte termijn. Het pro-gramma Veiligheid Voorop is hiervoor een belangrijk instrument. Hiermee zorgen de betrokken partijen voor een transparante en realistische communicatie over veiligheidOm producten te maken gebruikt de chemische industrie veel grondstoffen en energie en stoot daarbij onder meer broeikasgassen uit. Zij werkt er daarom continu aan om steeds efficiënter en schoner te produceren. Daarnaast levert de industrie met haar producten ook oplossingen voor grote maat-schappelijke uitdagingen. Ook deze producten wor-den continu verbeterd. VNCI-directeur Colette Alma: “In 2014 was meer dan ooit sprake van een dubbele

verbeterslag: enerzijds het verbeteren van de eigen processen, waarbij het Responsible Care-programma een belangrijke driver is, en anderzijds een focus op het bieden van oplossingen verderop in de waardeke-ten, die mede gedreven zijn vanuit de duurzaamheids-gedachte.”

De verificatie van het Responsible Care-rapport door KPMG is van grote meerwaarde voor de VNCI. Aan de hand van de bevindingen en aanbevelingen die de VNCI van KPMG ontvangt, voert zij verbeteringen door.

Dit Responsible Care-rapport geeft de resultaten weer op de kerngebieden van het Responsible Care- programma: de veiligheids-, gezondheids- en milieu-verbetering bij het produceren van chemische stoffen

en de aandacht van de chemiesector voor activiteiten in de productketen. Het rapport beschrijft de highlights in 2014 en de inspanningen van de VNCI. Het richt zich op specifieke doelgroepen van de sector, zoals overheden (beleidsmakers en inspecties), sectoren die deelnemen aan de jaarlijkse stakeholderdialogen en de leden van de VNCI.

Daarnaast biedt dit rapport duiding van de data over (de periode tot en met) 2013 voor deze thema’s. Die data zijn afkomstig van bronnen zoals het CBS, Fugro-Ecoplan en de jaarlijkse RC-enquête onder VNCI-leden. Elk figuur verwijst (indirect) naar de brondata. Om de kwaliteit van de data op sectorniveau verder te verbeteren, heeft de VNCI de vragenlijst van de RC-enquête aangepast en verduidelijkt op basis

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 37: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

7VNCI | Responsible Care Rapport 2014

van feedback van haar leden. Haar inspanning om de respons te vergroten, zorgde ervoor dat 99 procent van de leden de RC-enquête heeft ingevuld. De VNCI stelt zich tot doel dat alle leden de vragenlijst invullen. Zij gebruikt de data voor meerdere doeleinden:

• Rapporteren op landelijk, Europees (Cefic) en mondiaal (ICCA) niveau over de stand van zaken voor Responsible Care binnen de Nederlandse chemische industrie. De VNCI en haar leden committeren zich aan het wereldwijde RC-programma. Hierin zijn periodieke voortgangsrapportages een voorwaarde.

• Met het programma Veiligheid Voorop wil de VNCI (samen met VNO-NCW en andere brancheorganisa-ties) sinds de start in 2011 de veiligheidsprestaties van de (petro)chemie verbeteren. De enquêteresul-taten maken deel uit van de jaarlijkse voortgangs-rapportage die Veiligheid Voorop aan het kabinet aanbiedt. Deze rapportage is dit jaar ook integraal verwerkt in de Staat van Veiligheid, de landelijke rapportage van de overheid over de nalevings- en veiligheidsprestaties van alle BRZO-bedrijven.

• De data worden ook gebruikt in gesprekken die de VNCI heeft met ambtenaren en volksvertegenwoor-digers.

• De VNCI krijgt zicht op de Responsible Care- prestaties van haar leden en kan zo ondersteunen en bepalen welke aandachtspunten uitwerking in beleid vragen.

• Verbeteren van de reputatie van de chemiesector door transparante rapportage over de RC-prestaties, inclusief goede en steeds betere scores.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 38: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

8VNCI | Responsible Care Rapport 2014

2De Nederlandse chemiesector opereert in een wereld waarin de concurrentie steeds heviger wordt, bijvoor-beeld door de lagere gasprijzen in de VS, en waar ondertussen de noodzaak van verdere verduurzaming toeneemt, om de wereld ook voor volgende generaties leefbaar te houden en mondiale sociaaleconomische ongelijkheid te bestrijden. De maatschappelijke en politieke druk om verantwoord met de drie P’s, van People, Planet en Profit, om te gaan, groeit.

De chemische industrie kan en wil hierin een sleu-telrol vervullen en antwoorden (helpen) vinden op mondiale uitdagingen, zoals grondstoffenschaarste, klimaatverandering, toename van de wereldbevolking en de steeds grotere vraag naar energie. Chemie-in-novaties kunnen bijdragen aan gezond oud worden,

duurzame energievoorziening, voedselzekerheid, slim en groen transport en klimaatverandering. Om op verantwoorde wijze invulling te geven aan deze ambities werkt de sector volgens de principes van Responsible Care.

Responsible Care (RC) staat voor continue prestatie-verbetering van chemiebedrijven op het gebied van gezondheid, veiligheid en milieu. Open en transparan-te communicatie hierover is een expliciet onderdeel van het programma. RC omvat ook de ontwikkeling en toepassing van duurzame chemie. Het RC-program-ma is een initiatief van de wereldwijde chemische industrie. Het is inmiddels in meer dan zestig landen geïmplementeerd via de nationale brancheverenigin-gen. De VNCI en haar leden hebben zich gecommit-

teerd aan het Responsible Care Global Charter van de International Council of Chemical Associations (ICCA).

Het Charter is eind 2014 herzien. Directeur Colette Alma, die zitting heeft in de Steering Committee van ICCA: “De manier waarop in de vorige versie van het Charter stond omschreven wat van deelnemende bedrijven werd verwacht, riep vragen en interpretatie-verschillen op. Nu zijn er zes hoofdpunten, ‘elements’, benoemd, met een duidelijke toelichting erbij.”

Het streven van de ICCA is dat de top-150 van grootste chemiebedrijven in de wereld nog voor de officiële publicatie tijdens de UNEP ICCM4-vergadering in september 2015 in Genève het vernieuwde Charter onderschrijven.

Responsible Care:

fundament voor duurzame ontwikkeling

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 39: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

9VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Update Responsible Care Global Charter

In mei 2014 keurde de Board of Directors van de Inter-national Council of Chemical Associations (ICCA) een update goed van het Responsible Care Global Charter. De update moet ervoor zorgen dat het voor deelnemen-de chemiebedrijven duidelijker is op welke punten hun inspanning wordt verwacht. Bedrijven die het ver-nieuwde Charter ondertekenen, laten daarmee weten Responsible Care wereldwijd te willen bevorderen door gevolg te geven aan de volgende zes elementen:

1. Corporate leiderschapscultuurDeelnemers moeten voorzien in leiderschap en mid-delen om: de RC-principes te kunnen implementeren bij productie en verkoop van hun chemische producten; deel te nemen aan nationale RC-programma’s; bij te dragen aan verdere expansie van het gedachtegoed in andere regio’s waar het bedrijf actief is; bewustwording bij industrie en publiek te stimuleren; en om praktische ondersteuning aan andere partijen te kunnen bieden en goede voorbeelden te delen.

2. Zorg voor mens en milieuDeelnemers werken continu aan verbetering van de prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en

milieu en hebben daarbij oog voor product stewardship in de gehele productketen. Het gaat hierbij om princi-pes, beleid en procedures gericht op eigen werknemers, contractors, het publiek en het milieu.

3. Versterken veiligheidsmanagement Voor een (risicogebaseerde) veilige omgang met che-micaliën gedurende de hele levensduur dienen deelne-mers te werken volgens de Global Product Strategy van de ICCA. Van hen wordt verwacht dat ze actief bijdragen aan ontwikkeling en implementatie van beleid, regels en standaarden die veiligheidsmanagement rond che-micaliën moeten bevorderen en ook aan wereldwijde initiatieven hiertoe. Daarnaast kunnen zij een rol vervul-len in onderwijs en onderzoek op dit thema.

4. Businesspartners beïnvloeden Deelnemers stimuleren veiligheidsmanagement rond-om chemicaliën in de bedrijfsvoering van hun busines-spartners. Dit vraagt continue aandacht voor verbete-ring van productveiligheid en voor product stewardship. Zij dienen informatie en assistentie te bieden aan businesspartners in de productketen en veilig gebruik van chemicaliën te bevorderen. Onder dit element valt

ook het aanmoedigen van Responsible Care in andere industriële sectoren.

5. Stakeholders betrekkenDeelnemers moeten de zorgen en verwachtingen van hun stakeholders rond (proces- en product)veiligheid in de chemie serieus nemen. Zij informeren hun stake-holders over de veiligheidsprestaties en over product-veiligheid. Om op nationaal en internationaal niveau tot een effectieve dialoog te komen met stakeholders is het belangrijk dat ze nationale en internationale koepelor-ganisaties ook van de relevante informatie voorzien.

6. Bijdragen aan duurzaamheidHet Charter verwacht van deelnemers dat zij continu maatregelen nemen om prestatieverbetering op gebie-den als afvalmanagement, CO2-emissies en duurzaam gebruik van energie, grondstoffen en water mogelijk te maken. Ze moeten de belangrijke rol benadrukken die chemicaliën spelen in verbetering van kwaliteit van leven en bevorderen van duurzame ontwikkeling. Deel-nemers nemen deel aan initiatieven gericht op verduur-zaming en moedigen andere partijen aan bij te dragen aan een duurzame samenleving.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 40: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

10VNCI | Responsible Care Rapport 2014

De update uit 2014 beschrijft alleen de (vernieuwde) rol van de bedrijven. Hoewel het onderdeel in het Global Charter dat betrekking heeft op de rol van de natio-nale brancheorganisaties nog niet is herzien, blijft die volgens Alma onverminderd belangrijk. “Brancheorga-nisaties hebben de verplichting om leden te ondersteu-nen in hun continue verbeterprocessen, te rapporteren over de prestaties op sectorniveau en de verwachtin-gen van stakeholders te managen. Bovendien is onder het eerste element voor bedrijven bepaald dat zij deel dienen te nemen in de RC-programma’s die op natio-naal niveau worden georganiseerd door brancheorga-nisaties als de VNCI.”

De maatschappelijke tendens naar meer aandacht voor duurzaamheid is ook terug te vinden in het herziene Charter. Het expliciet benoemen van Con-tributing to sustainability (als zesde element) moet ervoor zorgen dat er meer afstemming komt tussen de ‘klassieke’ RC-thema’s (veiligheid, gezondheid en milieu) en de overall duurzaamheidsambities van de chemische industrie. Een goede zaak, stelt Colette Alma, want Responsible Care en duurzaamheid binnen de chemische industrie liggen in elkaars verlengde en worden steeds meer geïntegreerd opgepakt. “Zonder Responsible Care geen duurzaamheid. Als je verduur-zaamt, word je immers altijd aangesproken op die

basisvoorwaarden. Het zijn de fundamenten waarop verder gebouwd kan worden.”

Duurzaamheidsambities hebben de horizon verder weg liggen dan de ‘klassieke’ RC-ambities, maar samen zijn zij één en geven zij invulling aan de gemeenschap-pelijke drijfveer van de VNCI en haar leden om ‘het goede goed te doen’. Waarmee zij ook een antwoord willen geven op wensen en zorgen die spelen bij hun stakeholders, om op die manier ook op de langere ter-mijn een sterke Nederlandse chemiesector te behou-den, Het is én-én, niet óf-óf.

Op bedrijfsniveau wordt dit bijvoorbeeld mooi geïllustreerd door de projecten die lidbedrijven indienen voor de jaarlijkse RC-prijs. Op sector-niveau zien we mooie ontwikkelingen binnen het Veiligheid Voorop-programma. Tegelijkertijd werken we aan producten die een positieve bijdrage leveren aan een duurzamere samenleving. Denk aan pro-ducten geproduceerd uit hernieuwbare in plaats van fossiele grondstoffen. Of aan materialen die met name de milieuprestaties van het product waarin ze gebruikt worden verbeteren, bijvoorbeeld door te zorgen voor gewichtsbesparing of een gladder oppervlak.”

Het goed doenDe VNCI en haar lidbedrijven hechten groot belang aan het verder terugdringen van emissies en ongelukken in de sector. Managementsystemen, zoals ISO 9001 (kwaliteitsmanagement), ISO 14001 (milieumanage-ment) en OHSAS 18001 (arbomanagement), spelen een belangrijke rol in Responsible Care. Ze zijn een hulp-middel om de prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu te borgen en continu te verbe-teren. Deze onophoudelijke plan-do-check-act-cyclus richt zich vooral op ‘het goed doen als industrie’ en het oplossen van knelpunten in de eigen processen en productontwikkeling om schade voor mens en milieu te minimaliseren.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 41: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

11VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Figuur 1 laat het percentage van implementatie en certificering zien van deze managementsystemen op de productiesites van de leden.

Op basis van de analyse over meerdere jaren lijkt het erop dat er sprake is van daling van het toepassen van

managementzorgsystemen. Uit de RC-enquête blijkt echter dat diverse bedrijven ook een bedrijfseigen operational excellence-systeem hebben. Ook worden andere (gecertificeerde) borgingssystemen toegepast, zoals op het gebied van onderhoud van installaties.

Daarnaast hanteren de VNCI-leden met een BRZO- locatie het wettelijk verplichte veiligheidsbeheers-systeem (VBS). Dit is ook een managementsysteem om de veiligheidsrisico’s te identificeren, veiligheids-maatregelen te borgen en de veiligheidsprestaties te monitoren en te verbeteren.

In 2014 heeft NEN, in Nederland verantwoordelijk voor de ISO-managementsystemen en certificering, een start gemaakt met het voorbereiden van de integra-tie van de diverse systemen. De nieuwe generatie ISO-managementsysteemnormen heeft een zoge-naamde ‘plug-in’-structuur. Het voordeel hiervan is dat bedrijven diverse borgingssystemen op het gebied van onder meer veiligheid, milieu, arbo, compliance en kwaliteit makkelijk kunnen integreren. Door er een modulair systeem van te maken, kunnen bedrijven verschillende relevante onderdelen ‘inpluggen’ op dit basis systeem. Hierdoor kunnen bedrijven diverse (in-ter)nationale (ISO-)normen en -richtlijnen, bijvoorbeeld de Nederlandse richtlijn voor veiligheidsbeheerssys-temen volgens de Nederlandse Technische Afspraak (NTA), integreren in hun managementsysteem. Door een gemeenschappelijke ‘backbone’ is sprake van een integraal borgingssysteem voor het bedrijf. VNCI is vertegenwoordigd in diverse NEN-commissies om een bijdrage te leveren en deze integratie te versterken.

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100%

2009 2010 2011 2012 2013

OHSAS 18001 (cert)OHSAS 18001ISO 14001 (cert)ISO 14001ISO 9001 (cert)ISO 9001

Fig. 1: Managementsystemen (productiesites)

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 42: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

12VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Het goede doenIn 2014 publiceerde de VNCI haar eerste duurzaamheidsrapport. Het rapport is tot stand ge-komen met de inbreng van relevante stakeholders en vormt een belangrijke mijlpaal in het proces waarmee de Nederlandse chemische industrie wil laten zien hoe zij haar rol in verduurzaming ziet. Ofwel: hoe zij ‘het goede wil doen als industrie’. Aan bod komen onder meer de reductie van broeikasgassen, energie-efficiency, de toe-name van het biomassa-aandeel in de grondstoffenmix, samenwerking en innovatie met vele partijen, het pare-ren van het personeelstekort en de veiligheidsprestaties.

De thema’s in het duurzaamheidsrapport geven richting aan de duurzaamheidsagenda die de sector in 2015 samenstelt. De agenda concretiseert hoe de VNCI en haar leden invulling (gaan) geven aan de duur-zaamheidsambities, zoals een broeikasgasreductie van 40 procent in 2030 ten opzichte van 2005 (per ton geproduceerd product) en een aandeel van 15 procent van biomassa in de grondstoffen voor de chemie in 2030. Voor andere indicatoren zijn geen doelstellingen vastgesteld, of is dit nog niet mogelijk. In oktober 2014 vond hierover een eerste ledendialoog plaats, waarin de leden de volgende aandachtspunten meegaven aan het VNCI-bureau: maak de duurzaamheidsagenda zo concreet mogelijk, sluit aan bij bestaande methodieken

en instrumenten, en geef aandacht aan de commu-nicatie daarover, om zo bij te dragen aan een positief imago van de chemie.

Sector Risico Analyse internationaal MVOIn een Sector Risico Analyse door KPMG in op-dracht van minister Ploumen van Ontwikkelings-samenwerking is de chemie afgelopen jaar aan-gemerkt als een van de dertien sectoren met een verhoogd risicoprofiel waar het gaat om internati-onaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Dit betekent dat internationaal opererende chemiebedrijven veel risico lopen direct of indirect betrokken te raken bij schending van regels op het gebied van milieu, arbeid, mensenrechten, cor-ruptie en belastingen. De VNCI heeft namens de chemiesector inbreng geleverd voor deze analyse en zal ook bij het vervolgtraject betrokken zijn.

Responsible Care-prijsDe VNCI reikt jaarlijks de Responsible Care-prijs uit aan het meest inspirerende en aansprekende RC-pro-ject uit de Nederlandse chemische industrie. Het win-nende project dient als een voorbeeld of good practice

voor andere bedrijven en zorgt natuurlijk voor een verbetering van prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu, ketenbeheer en/of duurzaamheid. De VNCI wil haar leden met deze prijs stimuleren en inspireren nog actiever te zijn op dit vlak.

De chemische industrie hecht veel waarde aan verbe-tering van haar prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu, en de communicatie daarover. De Responsible Care-prijs gaat naar innovatieve pro-jecten in de voorhoede van de chemische industrie.

Voor de Responsible Care-Prijs 2014 waren er elf inzendingen. Daarvan werden vier projecten genomineerd:• Latexfalt met het project ‘Zoab langer jong’: een

nieuwe technologie die de levensduur van asfalt verlengt.

• Emerald Kalama Chemical met het project ‘Stoomimport van AVR/Van Gansewinkel’: een kwart minder CO2-emissie door aanleg stoomnetwerk.

• Styron met het project ‘Wat onze OVI doet, doet elke plant goed!’: eigen medewerkers samen verant-woordelijk voor veldinspecties.

• Dow Benelux met het project ‘Summerspike pro-gramma’: naar nul incidenten door extra alertheid in de zomer.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 43: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

13VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Latexfalt werd uiteindelijk tot winnaar bekroond. De jury prees met name het vermogen van een middelgroot bedrijf, met een beperkte research-afdeling, om de kracht van verschillende partijen en kennisbronnen te bundelen. De intensieve ketensamenwerking met universiteiten, aanne-mers, TNO en Rijkswaterstaat vielen de jury op. Latexfalt heeft deze ketensamenwerking geïni-tieerd en zelf significant geïnvesteerd om deze samenwerking in stand te houden. Het bedrijf gelooft heilig dat dat de enige weg is, zelfs zonder vooraf een verdienmodel te hebben. Belangrijke pijlers van het project, met een duidelijke link naar waar Responsible Care voor staat, waren: de nieuwe markt die is aangeboord met deze produc-tinnovatie, een cultuur waarin álle medewerkers bij dragen aan het resultaat en de duidelijke com-municatie waarmee de resultaten worden gedeeld met de buitenwereld.

Enkele maanden later won Latexfalt bovendien de Europese RC-prijs van Cefic in de categorie Product Stewardship.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 44: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

14VNCI | Responsible Care Rapport 2014

3KetendenkenProduct StewardshipDe VNCI en haar leden besteden binnen Responsible Care steeds meer aandacht aan het vormgeven van Product Stewardship, dat inhoudt dat alle bedrijven in de waardeketen zich ervan verzekeren dat hun product zo veilig mogelijk wordt geproduceerd, in de handel wordt gebracht en gebruikt. “Dit doen ze door te inves-teren in ketenbeheer en circulaire economie. Al met al is ‘de keten’ een dimensie geworden die niet meer weg te denken is”, zegt VNCI-directeur Colette Alma.

Was Product Stewardship in het verleden nog vooral gericht op de ‘eerste afnemer’, nu moeten chemiebe-drijven hun producten mede dankzij Reach-regelgeving tot steeds verder in de keten volgen. Alma: “Er is in 2014 in samenwerking met het ministerie van SZW en

andere sectoren ook een behoorlijke slag gemaakt op het thema blootstelling aan gevaarlijke stoffen. Doel van de activiteiten is dat industriële en professionele gebruikers van stoffen risico’s van blootstelling goed in kaart brengen en beheersen.”

Enkele voorbeelden van projecten waar de VNCI bij betrokken is:

• Take Back Chemicals (TaBaChem) Een lease-sale-model voor chemieproducten en afvalstoffen. Met Take Back Chemicals blijft de pro-ducent van de chemische stof eigenaar van het pro-duct. De gebruiker betaalt voor de effectieve werking van het product in plaats van voor de hoeveelheid afgenomen product.

• 4Chem4C Een project dat zich richt op het halen van meer rendement uit de chemische supply chain en het combineren en bundelen tussen de verschillende supply chains.

• Chemical Regions for Resource Efficiency (R4R) Een Europees project dat een positieve bijdrage wil leveren aan het verminderen van het gebruik van grondstoffen in de procesindustrie door het verbete-ren van de regionale samenwerking en het commu-niceren van goede voorbeelden.

• Together for Sustainability (TfS) Een programma voor het ontwikkelen en implemente-ren van een uniforme vragenlijst met eisen, bestemd voor alle toeleveranciers op het gebied van duurzaam-heid, grondstoffen, ecologie en sociale aspecten.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 45: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

15VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Reach Product Stewardship vraagt om een effectieve com-municatie tussen partijen in een productketen en om goede informatie over eigenschappen van stoffen en het gebruik ervan. Dit is onder meer verankerd in de Europese regelgeving Reach (Registration, Evaluation, Authorization and Restriction of Chemicals).

In 2012-2013 zijn de effecten van Reach op bedrij-ven, zowel in Nederland als in Europa, onderzocht. Nederland heeft dit onderzoek breder getrokken en naast Reach ook gekeken naar de kosten voor (mkb-) bedrijven als gevolg van andere stoffengerelateerde regelgeving. De onderzoekers concludeerden dat al die regelgeving het Nederlandse midden- en kleinbedrijf jaarlijks 331 tot 515 miljoen euro kost.

Om die kosten omlaag te brengen hebben overheid en brancheorganisaties, waaronder de VNCI, in 2014 een plan van aanpak opgesteld. Het plan omschrijft activiteiten die vooral gericht zijn op ondersteuning van en informatievoorziening naar bedrijven. Er is beslo-ten hieraan vorm te geven door een helpdesk, betere samenwerking tussen brancheorganisaties onderling en tussen overheden en brancheorganisaties.

Ook ten aanzien van regelgeving die meer met ar-beidsomstandigheden dan met Reach te maken heeft, moet de informatievoorziening in de keten verbeteren. Dit kan door bedrijven beter te ondersteunen in hun arbobeleid bij het werken met gevaarlijke stoffen. Het plan is in februari 2015 aan staatssecretaris Mansveld aangeboden.

Op basis van doorrekening van de voorgestelde acties door de onderzoekers hebben partijen aan de staatssecretaris laten weten dat het 10 tot 20 procent besparing kan opleveren als het mkb goed wordt on-dersteund bij de uitvoering van al die regels.

Los van bovenstaand plan van aanpak is de VNCI voortdurend met Nederlandse en Europese overheden in gesprek over praktische uitvoeringsproblemen bij Reach. Zij informeert haar leden jaarlijks over actuele wet- en regelgeving op de landelijke Stoffen- en Arbo-dag, die in 2014 plaatsvond op 14 mei.

Global Product Strategy (GPS)Het doel van de Global Product Strategy (GPS) is om afnemers van chemische producten via een zogeheten Safety Summary Sheet kort en bondig te informeren over de fysische en chemische eigenschappen van een stof, de mogelijk nadelige effecten ervan op gezondheid en milieu, en wat eraan gedaan kan worden om die te voorkomen. Net als Reach gaat GPS dus over de risico’s en gevaren van stoffen; alleen zijn de technische Reach-beschrijvingen lastiger te lezen. Vanuit de Reach-verplichtingen leveren bedrijven bovengenoemde data ook aan bij het Europese Chemicaliën Agentschap (ECHA). Sinds 2014 ontsluit ECHA deze data vanuit de Reach-database voortaan ook via de GPS Chemicals Portal.

NanomaterialenDe ‘nanodiscussie’ stond in 2014 vooral in het teken van het preciezer definiëren van nanomaterialen. Nano staat voor ‘héél klein’ en daardoor voor bijzondere en positieve eigenschappen, die bijvoorbeeld toepasbaar zijn in zonnecellen en in de gezondheidszorg. Tege-lijkertijd worden er ook (mogelijk) gevaarlijke eigen-schappen aan nano toegedicht.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 46: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

16VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Alleen ontbreekt het vooralsnog aan een goed systeem voor het beoordelen van risico’s van nanomaterialen. De standaard Reach-testen zijn onvoldoende geschikt om de specifieke eigenschappen ervan in kaart te brengen. In de afgelopen jaren is gediscussieerd over het aanpassen van de Reach-regelgeving op dit punt. De VNCI en een aantal van haar leden hebben via be-trokkenheid in Cefic en het ‘Klankbord Nano’ een bij-drage geleverd aan deze discussie. In maart 2014 heeft Cefic haar standpunt over de aanpassing van Reach ingebracht in de Europese discussie. Daarnaast heeft Cefic een bijdrage geleverd aan technische workshops van de Commissie over stofidentiteit en risicobeoorde-ling van nanomaterialen. In het Klankbord Nano, een overleg tussen overheden en belanghebbenden, zijn activiteiten van het zogenaamde NanoReg-program-ma, gericht op het ontwikkelen van teststrategieën voor stoffen in nanovorm, besproken.

Ondertussen is het zaak dat bedrijven op een verstan-dige manier met nanomaterialen werken. Als er weinig informatie is over een materiaal moeten zij daar extra voorzichtig mee zijn. Daarom brengt de VNCI de Hand-reiking veilig werken met nanomaterialen en -produc-ten herhaaldelijk onder de aandacht bij haar leden en stimuleert hen die te gebruiken.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 47: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

17VNCI | Responsible Care Rapport 2014

4Veiligheid en GezondheidVeiligheid VooropIn het actieplan Veiligheid Voorop spreken diverse branches de ambitie uit om aan de hand van tien actiepunten de veiligheid in bedrijven – en in de keten – verder te verbeteren. De VNCI is sinds de start in 2011 actief bij Veiligheid Voorop betrokken. Dit programma levert onder andere instrumenten en netwerkactivitei-ten op om de veiligheid te verbeteren. In 2014 hebben de partners voor de derde keer een voortgangsrapport uitgebracht. In dit rapport is een overzicht van indicato-ren opgenomen die de voortgang van de veiligheidscul-tuur bij de aangesloten bedrijven duiden. Ook zijn in de rapportage de belangrijkste activiteiten opgenomen.

Verder is afgelopen jaar samen met de onderhouds-sector gekeken waar verbeteringen mogelijk zijn. Een

thema daarin is hoe om te gaan met niet-Nederlands-talige contractors op de site. TNO heeft hier vorig jaar aanbevelingen voor gedaan. Die zijn besproken in de regionale veiligheidsnetwerken, om met elkaar tot verbetering te komen. Een ander onderwerp dat is besproken, betreft het openen van procesequipment en het gevaar van blootstelling aan gevaarlijke stoffen daarbij.

In de tweede helft van 2014 is vanuit Veiligheid Voorop de position paper Veiligheid in de Keten opgesteld. Hiermee wil de (petro)chemie haar verantwoorde-lijkheid nemen om de veiligheid van BRZO-bedrijven verder te versterken. In de position paper staan onder meer concrete aanbevelingen voor bedrijven hoe ‘veiligheid in de keten’ te bevorderen. Daarnaast wordt

ook verwezen naar bestaande praktijken, instrumenten en publicaties, die reeds beschikbaar zijn en worden toegepast.

Beoordeling elementen veiligheidsbeheerssysteem (VBS)Bedrijven die met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen werken, vallen onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO). Zij moeten daardoor aan specifieke regels voldoen om zware ongevallen met grote gevol-gen voor mens en milieu te voorkomen. Deze bedrijven staan onder toezicht van een team van inspecteurs (Omgevingsdienst, Inspectie SZW en Veiligheidsregio) dat beoordeelt of er een zogeheten veiligheidsbeheers-systeem (VBS) aanwezig is, of dat is toegesneden op de aanwezige risico’s, en of het goed werkt.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 48: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

18VNCI | Responsible Care Rapport 2014

In de RC-enquête wordt aan de BRZO/Arie-lidbedrijven gevraagd naar hun VBS-inspectieresultaten. De in-spectiediensten beoordelen niet jaarlijks alle VBS-ele-menten. Welke elementen zij controleren is afhankelijk van het bedrijf of van de regio. Gemiddeld worden elke

vijf jaar alle VBS-elementen geïnspecteerd. Elk element wordt beoordeeld op de onderdelen documentatie, geschiktheid en implementatie.

0

20

40

60

80

100

hgfedcba

2010 2011 2012 2013

%

Fig. 2: Percentage goed tot redelijk beoordeelde VBS-elementen bij BRZO/Arie bedrijven

Het VBS-systeem bestaat uit acht elementen:a. onderdelen van het algemene beheerssysteem;b. de organisatie en de werknemers;c. de identificatie van de gevaren en de beoordeling van de risico’s van zware ongevallen;d. beheersing van de uitvoering;e. de wijze waarop wordt gehandeld bij wijzigingen;f. de planning voor noodsituaties;g. toezicht op de prestaties;h. audits en beoordeling.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 49: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

19VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Overall laten de BRZO/Arie-bedrijven een stabiele score zien (zie figuur 3). De overgrote meerderheid (82 procent) scoort in de categorieën ‘goed’ en ‘redelijk’, een kleine minderheid (17 procent) scoort ‘matig’ en het percentage ‘slecht’ is heel laag (2 procent).

Omdat de VNCI het belangrijk vindt dat haar leden minimaal aan alle wettelijke verplichtingen voldoen, doet zij een analyse van de RC-resultaten BRZO en bespreekt die binnen de VNCI-werkgroepen om na te gaan welke verbeteringen mogelijk zijn. Ook zoekt de

VNCI proactief de dialoog met onder andere de inspec-tiediensten.

SecurityIn 2008 maakten het kabinet en de olie- en de chemi-sche industrie afspraken om de beveiliging van be-drijven tegen aanslagen te verbeteren. Die afspraken werden vastgelegd in een securityconvenant. Bedrijven die het convenant ondertekenden, verplichtten zich ertoe om een zogeheten securitymanagementsysteem (SMS) in te voeren. Uit monitoring van het convenant blijkt dat de elf VNCI-bedrijven die het convenant had-den ondertekend, inmiddels een volledig SMS hebben ingevoerd (controlejaar 2012).

Dit convenant liep tot 2013. De VNCI heeft er (onder meer) voor gepleit om het convenant voort te zetten. Dit is helaas niet gebeurd. Wel werkt de overheid momenteel aan herijking van de ‘vitale infrastructuur’ en in het licht daarvan aan een roadmap security. Dit afsprakenkader biedt een vehikel om de securityaf-spraken uit het verlopen convenant te continueren en te actualiseren. In 2014 heeft een eerste verkenning plaatsgevonden, waarbij de VNCI nauw betrokken was. Ook ontwikkelingen op het gebied van cybersecurity worden in de roadmap geagendeerd. De verwachting is dat in 2015 de hernieuwde securityafspraken tussen

0

10

20

30

40

50

slechtmatigredelijkgoed

2010 2011 2012 2013

%

Fig. 3: Score op totaal VBS-elementen BRZO/Arie bedrijven

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 50: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

20VNCI | Responsible Care Rapport 2014

de overheid en de (petro)chemie in de roadmap zijn vastgelegd.

Maar ook de VNCI-leden die niet onder het convenant vielen, onderschrijven de RC-ambitie om een SMS in te voeren. Sinds 2010 is security namelijk ook onderdeel van het Responsible Care-programma. Security behelst de weerbaarheid van bedrijven tegen criminele en terroristische aanslagen. Uit de enquêteresultaten blijkt dat het aantal leden met een ‘geheel’ securitymanage-mentsysteem is gestegen van 39 naar 51 procent; 27 procent van de leden heeft een aantal maar nog niet alle onderdelen van het SMS ingevoerd. (zie figuur 4).

ProcesveiligheidProcesveiligheid betekent beheersing van de gevaren die samenhangen met het gebruik van gevaarlijke stof-fen in transport, opslag en processen. Het ongewenst vrijkomen van stoffen bij het falen van de voorzorgs-maatregelen kan leiden tot brand, explosie of emissies (vrijkomen van stoffen).

Een van de manieren om het niveau van procesveilig-heid te meten is Loss of Primary Containment (LoPC). Maar de respons hierop laat zeer grote verschillen in het aantal gerapporteerde incidenten tussen de bedrijven zien.

Binnen de wereldwijde vereniging voor chemische industrie ICCA is er momenteel echter nog geen over-eenstemming bereikt over een wereldwijd geharmoni-seerde systematiek voor het vastleggen van LoPC’s.

Vermoedelijk hanteren de bedrijven het begrip LoPC op een verschillende manier. Sommige hebben bijvoor-beeld een interne meldingsprocedure waarbij ze ook kleinere incidenten melden en hebben daardoor ook meer ‘loss of primary containment’.

Verder hebben bijna alle VNCI BRZO-bedrijven een procedure voor bijna-ongevallen (zogenaamde near misses), inclusief registratie, analyse en eventuele vervolgacties. Het gaat hier om gevaarlijke situaties die niet tot een ongeval leiden (zoals wel het geval is bij LoPC of LTI), maar waar wel een ongeval had kúnnen gebeuren. De VNCI vindt zo’n early warning system heel belangrijk, omdat het een bijdrage levert aan het voorkomen van incidenten. Het delen van (early warning-)ervaringen en het opstellen van aan-bevelingen is inmiddels een vast agendapunt van de VNCI-werkgroep Procesveiligheid.

Procesveiligheid heeft niet alleen te maken met het naleven van regels, ten aanzien van techniek bijvoor-beeld, maar ook met veiligheidscultuur. Het is voor bedrijven belangrijk te meten hoe het daarmee is gesteld. Zo heeft ruim meer dan de helft van de VN-CI-leden in de afgelopen drie jaar een veiligheidscul-tuurmeting uitgevoerd.

ArbeidsomstandighedenArbeidsrisico’s zijn nooit helemaal uit te sluiten, maar het beleid van de VNCI-leden is erop gericht om risico’s voor gezondheid en veiligheid te beheersen en zover als mogelijk te minimaliseren.

0 10 20 30 40 50 60

GedeeltelijkSMS

GeenSMS

VolledigSMS

2013 (op basis van 146 respondenten)

2012 (op basis van 130 respondenten)

%

Fig. 4: Implementatie security management systeem leden VNCI

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 51: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

21VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Het aantal arbeidsongevallen voor de periode 2009-2013 ligt op een laag niveau (zie figuur 5). De maat die wordt gehanteerd is de lost time injury rate (LTIR): het aantal LTI’s per miljoen gewerkte uren. LTI staat voor een direct lichamelijk letsel waardoor een werk-nemer lichamelijk of mentaal (vastgesteld door een competent medisch persoon) voor minimaal één dag niet in staat is om zijn geplande werkzaamheden uit te voeren. De LTIR voor de categorie eigen werknemers is gedaald van 1,8 in 2012 naar 1,3 in 2013. Bij aanne-mers is een daling te zien van 1,7 in 2012 naar 1,5 in 2013. De VNCI en haar leden streven ernaar dat het

LTIR-niveau voor aannemers verder daalt en op het-zelfde niveau als dat van eigen werknemers uitkomt.

Een statistische en trendanalyse is echter gezien het kleine aantal arbeidsongevallen niet verantwoord. De beschikbare informatie wordt gebruikt om de bewust-wording bij de leden te vergroten.

Daarom is de VNCI vier jaar geleden gestart met een analyse van de LTIR-incidenten. Hiermee geeft zij gerichte informatie over de (basis)oorzaken van de meeste ongevallen die bij VNCI-leden hebben plaats-gevonden en waarmee leden de veiligheid van hun eigen werkprocessen kunnen verbeteren. Afgelopen jaar werd in die analyse (over de cijfers van 2013) voor het eerst ook een beschrijving van de ongevallen opge-nomen, zodat bedrijven nog meer van elkaar kunnen leren. De aard van de ongevallen is divers, maar rela-tief veel incidenten hebben niet direct te maken met het primaire proces.

Ondanks de dalende lijn in het aantal arbeidsongeval-len, waren er in 2013 wel twee dodelijke slachtoffers te betreuren (zie figuur 6). Het betrof hier werknemers van aannemers of logistieke partners.

Gezondheid en Gevaarlijke stoffenDe Arbeidsomstandighedenwet kent eisen voor werk-gevers ten aanzien van blootstelling aan gevaarlijke stoffen op de werkplek en het beheersen van risico’s. De werkgever heeft de wettelijke verplichting om voor alle gevaarlijke stoffen waarvoor geen publieke grens-waarden bestaan, zelf grenswaarden vast te stellen en maatregelen te nemen om de gezondheid van werk-nemers te borgen. Maar uit resultaten van de Inspec-tie SZW in de sectoren Aardolie, Chemie, Kunststof, Farmacie en Rubber (ACKFR) blijkt dat slechts 24 van

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

4,5

Aannemers

aantal voorvallen/miljoen gewerkte uren

Werknemers

20132012201120102009200820072006200520042003

Bron: VNCI

Fig. 5: Lost time injuries rate (LTIR)

0

1

2

3

4

AannemersWerknemers

20132012201120102009200820072006200520042003

aantal sterfgevallen

Bron: VNCI

Fig. 6: Aantal sterfgevallen in de chemische industrie

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 52: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

22VNCI | Responsible Care Rapport 2014

de 150 in 2013 geïnspecteerde bedrijven (waaronder 47 chemisch producerende bedrijven) volledig op orde waren.

De Inspectie constateert dat de naleving nog niet meetbaar is verbeterd ten opzichte van 2012. Het is volgens haar mogelijk dat inspanningen van bran-cheorganisaties op dit punt nog niet zichtbaar zijn in bedrijven. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat de inspecties risicogericht zijn en zich vooral richten op bedrijven waarbij de Inspectie problemen vermoedt. Wel constateert zij dat bedrijven en branches als ge-volg van de voorlichtingsinspanningen in beweging zijn gekomen. Bewustwording en begrip zijn toegenomen en bedrijven weten inmiddels over het algemeen wat van hen verlangd wordt1.

De VNCI draagt hier aan bij door jaarlijks een lande-lijke Stoffen- en Arbodag te organiseren, waar zij haar leden informeert over actuele wet- en regelgeving.

De VNCI is lid van de Subcommissie Grenswaarden Stoffen op de Werkplek van de SER. Arbogrenswaarden

1 Bronnen: factsheet Veilig en gezond werken in de Aardolie, Chemie, Farmacie, Kunststof en Rubber (ACFKR); Resultaten van inspecties in 2013 en presentatie ISZW tijdens stoffendag 2014).

vallen onder de noemer sociaal beleid en zijn daarmee een op basis van Europese richtlijnen gedelegeerde nationale verantwoordelijkheid. In de praktijk zie je dat Nederlandse grenswaarden weleens verschillen van die in de ons omringende landen. De Nederlandse gezondheidsraad hanteert soms ook andere waarden dan de Europese gezondheidsraad.

Omdat die verschillen lastig zijn voor chemiebedrijven, pleit de VNCI er al langer voor om de grenswaarden meer op elkaar af te stemmen. Begin 2014 is er over dit thema gediscussieerd in de genoemde SER- subcommissie. In oktober heeft de VNCI in dat verband een voorstel gedaan om te komen tot een betere afstemming en om ook beter te kijken naar de relatie tussen Arboregels en Reach. In 2015 bezien partijen verder hoe hiermee om te gaan.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 53: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

23VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Logistieke veiligheidBij het vervoer van chemische producten speelt veilig-heid een belangrijke rol. Prestaties rondom logistieke veiligheid worden geëvalueerd aan de hand van het aantal incidenten tijdens het transport van chemische producten. Hierbij is de Cefic-definitie gehanteerd.

Uit de gerapporteerde data (zie figuur 7) blijkt dat de meeste incidenten plaatshadden bij het wegtransport. In figuur 8 (zie pagina 24) is de koppeling gemaakt tussen vervoersmodaliteit en getransporteerde hoeveelheden.

De figuren geven geen informatie over de absolute hoeveelheden product die getransporteerd zijn (aan-gevoerd en geproduceerd). De figuren zijn bedoeld om het aantal voorvallen zowel absoluut als relatief per modaliteit (weg, binnenwater, spoor, zee, buisleiding en lucht) aan te geven. Een transport kan namelijk met meerdere modaliteiten plaatsvinden en de voorvallen moeten zowel absoluut als relatief beschouwd worden om een juiste indruk te krijgen van de verschillen tus-sen de modaliteiten.

Het is gebruik binnen de VNCI om ernstige vervoer-sincidenten te bespreken in de werkgroep Logistieke Veiligheid.

Voor de achterban van de VNCI is spoorvervoer een belangrijke modaliteit. Die modaliteit is weliswaar niet de grootste qua volumes, maar wel qua risicoperceptie: incidenten op het spoor genereren veel media-aan-dacht en er ontstaat geregeld veel weerstand in de publieke opinie tegen deze modaliteit. Een treinbrand als in 2013 bij het Belgische Wetteren heeft logischer-wijs veel impact.

In november 2014 heeft de VNCI in samenwerking met goederenvervoerder DB Schenker de uitgave Vervoer gevaarlijke stoffen kenbare gebreken ketelwagens

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

BuisleidingBinnenwaterZeeWegSpoorLucht

2010 2011 2012 2013

Fig. 7: Voorvallen per modaliteit

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 54: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

24VNCI | Responsible Care Rapport 2014

geactualiseerd en opnieuw uitgebracht. Daarin worden de vele technische details en voorschriften voor een veilig vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor op een toegankelijke manier toegelicht. Deze openbare publicatie draagt bij aan bewustwording over veiligheid

bij leden en andere personen die te maken hebben met spoorvervoer van gevaarlijke stoffen.

In 2014 is ook de Wet basisnet aangenomen en beslo-ten die per 1 april 2015 in te voeren. Basisnet is een

landelijk netwerk van wegen, spoorwegen en waterwe-gen waarover vervoer van gevaarlijke stoffen mogelijk is tot een per route vastgesteld risicoplafond. Het systeem moet voor de lange termijn aan overheden en bedrijfsleven duidelijkheid bieden over risico’s die het transport van gevaarlijke stoffen ten hoogste mag veroorzaken en zorgt voor een aanvaardbaar veilig-heidsniveau van de burgers die in de buurt van die transportroutes wonen.

Afgelopen jaar was er zowel nationaal als internatio-naal veel discussie over de bestaande praktijk van het ontgassen van binnenvaartschepen, waarbij het ruim na vervoer van gevaarlijke stoffen wordt gelucht door de luiken open te zetten. Deze manier van ontgassen is volgens vele partijen, waaronder de VNCI, in strijd met de RC-gedachte dat de uitstoot van gevaarlijke stoffen naar het milieu gestopt zou moeten worden.

In 2014 heeft er op internationaal niveau intensief overleg plaatsgevonden om ontgassen van CMR-stoffen te beëin-digen. Vooruitlopend op internationale afspraken heeft de VNCI er in samenspraak met andere branches op nationaal niveau toe besloten te stoppen met het op deze wijze ontgassen van binnenvaartschepen na het vervoer van pure benzeen. Ook is besloten dat het ontgassen van andere gevaarlijke stoffen gefaseerd verboden wordt.

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

3,0

3,5

4,0

TotaalBuisleidingBinnenwaterZeeWegSpoorLucht

2010 2011 2012 2013

Fig. 8: Voorvallen (aantal / 1.000.000 ton vervoerd product)

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 55: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

25VNCI | Responsible Care Rapport 2014

5Milieu, energie en klimaatEmissies NEC-stoffenDe figuren 9 en 10 (op pagina 26 en 27) tonen de emis-sies in Nederland van stoffen waarvoor een Europees NEC-plafond (National Emission Ceilings) bestaat. Het gaat hier om NOx, SO2, NMVOS, NH3 en fijnstof. Tussen 2008-2010 tonen de figuren (deels) twee lijnen: een lijn voor de emissies van bedrijven die meededen aan het Milieuconvenant, dat 2010 afliep, en een twee-de lijn voor de emissies van de VNCI-leden die een mi-lieujaarverslag hebben ingeleverd. (De populaties zijn niet helemaal gelijk, wat het kleine verschil verklaart.)

SO2: De daling die in 2013 te zien is ten opzichte van 2012 laat zich in belangrijke mate verklaren door een investering van een van de lidbedrijven waarmee een aantal kraakfornuizen is omgebouwd en nieuwe bran-

ders zijn geïnstalleerd. Deze investering had minder uitstoot tot gevolg.

NOx: Ook hier is verdere daling voor een belangrijk deel het gevolg van een investering van een van de gro-tere lidbedrijven. Maar ook een aantal andere bedrijven wist reductie te realiseren met kleine procesmatige verbeteringen waardoor zij minder NOx uitstoten, zoals vervanging van branders. Afspraken met het bedrijfs-leven over vermindering van NOx-uitstoot leveren inmiddels zichtbaar resultaat op.

NH3: Hier is een grillige lijn te zien. In 2011 steeg de uitstoot, maar sinds 2012 is de daling weer ingezet. De stijging destijds hield verband met een lidbedrijf dat in zijn productieproces ammoniak nodig had om aan de

energie-eisen te kunnen voldoen. Dit bedrijf is inmid-dels gesloten en de uitstoot is weer terug op het oude niveau.

NMVOS: Het figuur toont een schommelende lijn, met een uitschieter in 2012, die het gevolg was van een eenmalig incident bij een lidorganisatie. Uit de emis-siegegevens blijkt dat de emissies in 2013 wel weer zijn gedaald tot onder het niveau van 2011. De VNCI signaleert echter nog altijd sterke schommelingen in de emissies en zal dit nader onderzoeken.

Fijnstof: Ook dit blijft een grillige lijn, maar dat heeft waarschijnlijk te maken met een definitiekwestie. Een trendanalyse is dan ook niet mogelijk. Sinds 2009 wordt gebruikgemaakt van de NTA fijnstof,

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 56: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

26VNCI | Responsible Care Rapport 2014

een Nederlandse Technische Afspraak voor het meten en berekenen van de emissie van fijnstof.

Fijnstof blijft een item in de vervolgafspraken die mo-menteel over de NEC-doelen worden gemaakt. In 2015 analyseert de VNCI nader wat er precies speelt en of

ook de verschillen tussen bedrijven worden verklaard door het verschillend hanteren van de rekenmethode.

Overall leveren de behaalde reducties afgezet tegen de verwachte reductieplafonds een positief beeld op, waaruit blijkt dat VNCI-leden de bijdrage leveren die

van hen wordt verwacht. In het rapport Ontwikkeling emissies NEC-stoffen chemie concludeerde Fugro al: “Indien de emissies van 2012 voor de chemische industrie worden afgezet tegen de fictieve NEC-doel-stellingen voor 2020 voor de chemie, is de verwachting dat de chemische industrie op koers ligt voor het beha-len van de NEC-doelstellingen in 2020. Op basis van de voorlopige cijfers voor 2013 is bovendien sprake van een verdere reductie, waardoor de hierboven genoem-de fictieve emissieplafonds voor de chemie voor zowel SO2 als NOx gerealiseerd zijn en NH3 en NMVOS vrijwel gerealiseerd.”

In 2014 werden de NEC-plafonds overigens ter discus-sie gesteld in een EU-commissie, onder aanvoering van Juncker en Timmermans, die bekijkt welke regel-geving moet worden herbezien of afgeschaft. Er was discussie over onderbouwing en houdbaar-heid van die nationale doelstellingen. Uiteindelijk zijn ze niet afgeschaft, maar is wel bepaald dat nieuwe NEC-doelstellingen onderdeel kunnen worden van het Europese klimaat- en energieakkoord. Die discussie is nog gaande.

In ieder geval wordt er opnieuw gekeken naar de hoogte van de plafonds en lijkt het erop dat, in plaats van absolute plafonds, de weg is ingezet naar meer

kton

0

2

4

6

8

10

12

14

16

SO2 - ledenTotaal SO2-convenant

NMVOS - LedenTotaal NMVOS rest - convenant

NOx - LedenTotaal NOx (convenant)

20132012201120102009200820072006200520042003

Fig. 9: Emissies NEC-stoffen naar lucht NOx, NMVOS, SO2

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 57: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

27VNCI | Responsible Care Rapport 2014

relatieve reductiedoelstellingen ten opzichte van het basisjaar 2005. Voor Nederland betekent dit waar-schijnlijk iets minder strenge reductiedoelstellingen.

Programmatische Aanpak StikstofdepositieDe VNCI heeft in 2014 actief geparticipeerd in de Pro-grammatische Aanpak Stikstofdepositie (PAS). Al jaren is er in Natura 2000-gebieden een overschot aan stik-

stof. Dit is schadelijk voor de natuur en het belemmert vergunningverlening voor economische activiteiten. Daarom heeft het Rijk het initiatief genomen om deze stikstofproblemen aan te pakken. In de PAS werken overheden en maatschappelijke partners samen aan maatregelen om de stikstofuitstoot te verminderen, om zo ook weer ruimte te creëren voor nieuwe economi-sche activiteiten.

De inspanningen van de VNCI, verricht via VNO-NCW, waren onder andere gericht op de manier van monito-ring. De verzoeken zijn gehonoreerd. Zo heeft staats-secretaris Dijksma van Economische Zaken inmiddels (in 2015) besloten om het programma in de praktijk te laten monitoren door een nationaal aanspreekpunt.

Van afval naar grondstof De VNCI was in 2014 betrokken bij het opstellen van de ministeriële regeling bijproducten. Die regeling is een uitvloeisel van het programma VANG (Van Afval Naar Grondstof) van het ministerie van Infrastructuur en Milieu en moet bijdragen aan het tot stand brengen van een circulaire economie, een doel dat ook de VNCI onderschrijft.

kton

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

NH3 ledenTotaal NH3-convenant

fijnstof - ledenTotaal Fijnstof (<10 micrometer)- convenant

20132012201120102009200820072006200520042003

Fig. 10: Emissies NEC-stoffen naar lucht, Fijnstof, NH3

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 58: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

28VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Een van de onderdelen van VANG is om te kijken waar wetgeving het realiseren van een circulaire economie mogelijk belemmert. De regeling geldt voor bijpro-ducten die vrijkomen in het ene productieproces en als grondstof gebruikt (kunnen) worden in het andere

productieproces. Ondanks die bruikbaarheid in het proces worden de bijproducten in de praktijk vaak aan-gemerkt als afvalstoffen, waardoor er eerst weer een afvalstoffenvergunning nodig is alvorens een verdere verwerking mogelijk is.

De ministeriële regeling bijproducten (afgerond in 2015) moet dit voorkomen. Bij die regeling hoort een lijst met stoffen waarvoor geldt dat ze direct als pro-duct mogen worden doorgezet naar een ander bedrijf, dat het vervolgens als grondstof in zijn productieproces kan gebruiken.

CO2-emissiesDe CBS-cijfers laten in figuur 11 zien dat de hoeveelheid CO2-emissie van de chemische industrie in Nederland gelijk is gebleven ten opzichte van 2012, maar er is wel een verdere verschuiving te zien van directe naar indirecte emissies. Directe emissies zijn het resultaat van het verbruiken van brandstof voor de productie van warmte en elektriciteit. Indirecte emissies komen tot stand door de inkoop van energie uit andere bronnen.

De toename van indirecte emissies laat zich verklaren door het feit dat gasgestookte WKK-centrales steeds vaker worden uitgezet, omdat die veelal verlieslatend zijn vanwege het nadelige verschil tussen de energie-kosten om die centrales te laten draaien (hoge gasprijs) en de opbrengst (de elektriciteit en warmte, in de vorm van stoom, die de centrale oplevert). Bedrijven gaan over op een andere manier van warmte opwekken, zoals stoomketels, waardoor zij dus ook meer elektri-citeit via het net inkopen. Het gecombineerd opwekken

0

5

10

15

20

25

Indirecte CO2 emissiesDirecte CO2 emissie

2013201220112010200920082007200620052004

miljoen ton/jaar

Bron: VNCI

Fig. 11: CO2 emissie chemische industrie in Nederland

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 59: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

29VNCI | Responsible Care Rapport 2014

van warmte en elektriciteit is qua CO2-emissie echter efficiënter. De sinds 2012 door de VNCI voorspelde afname van inzet van WKK-centrales, doordat de over-heid niet langer bereid is WKK te stimuleren (compen-seren), komt tot uiting in de emissiecijfers.

Energieverbruik Het merendeel van de VNCI-leden participeert in een van de meerjarenafspraken energie-efficiency (MEE voor ETS-bedrijven en MJA-3 voor bedrijven die niet aan ETS deelnemen en onder de Wet milieubeheer val-len). De bedrijven rapporteren jaarlijks hun inspannin-gen in het kader van deze convenanten. De cijfers voor de convenanten laten zien dat bedrijven nog steeds succesvol maatregelen nemen om de energie-efficien-cy te verbeteren. In 2013 hebben de MEE-bedrijven de gezamenlijke energie-efficiency met 1,7 procent verbe-terd ten opzichte van 2012 (5,1 procent ten opzichte van 2009) en nog eens met 1,3 procent door besparende maatregelen in de keten. Gezamenlijk 3 procent dus. In 2012 was die opgetelde verbetering 1,6 procent. De MJA-bedrijven hebben gezamenlijk voor 2,1 procent efficiencyverbetering aan energiebesparende maatre-gelen gerapporteerd (14 procent ten opzichte van 2005) en 0,9 procent in de keten. Samen dus ook goed voor 3 procent verbetering. In 2012 bedroeg de efficiencyver-betering 4,5 procent ten opzichte van het voorgaande

jaar. De onderliggende MJA3- en MEE-sectorrapporta-ge geven een nadere onderbouwing van deze gereali-seerde cijfers.

Het totale energieverbruik van de chemische industrie is in figuur 12 per jaar weergegeven.

EnergieakkoordAls grootverbruiker van energie, was de chemische industrie – via de VNCI – nauw betrokken bij de tot-standkoming van het Energieakkoord. Een belangrijke doelstelling van het Energieakkoord is het realiseren van een reductie van de emissie van broeikasgassen.

6500

7000

7500

8000

8500

9000

0,00

0,05

0,10

0,15

0,20

0,25

Tonnes of oil equivalent, toes

20132012201120102009200820072006200520042003

kTOE TOE/ton productie

Bron: CBS

Fig. 12: Energieverbruik chemische industrie

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 60: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

30VNCI | Responsible Care Rapport 2014

De chemische industrie heeft haar eigen ambitie op dat vlak. In de periode 2005-2030 wil zij een broeikasgasre-ductie van 40 procent realiseren ten opzichte van 2005. Om dat te realiseren heeft de sector de Routekaart Chemie opgesteld, met daarin zes oplossingsrichtingen.

Een van de oplossingsrichtingen is de vervanging van fossiele grondstoffen door hernieuwbare grondstoffen, biomassa. Vanwege het belang voor haar achterban, waaronder het aspect van materialengebruik binnen de chemie (biomassa als grondstof), is de VNCI lid van de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa, ook wel de Commissie Corbey genoemd. Deze com-missie wil ertoe bijdragen dat Nederland de kansen benut die de ontwikkeling van een biobased economy biedt, zoals verduurzaming van energie en chemie.

Mede door het werk van de VNCI is in het FQD/RED-advies (Fuel Quality Directive en Renewable Energy Directive) opgenomen dat de inzet van bio-massa als grondstof ook gestimuleerd moet worden. Daarmee laat de commissie blijken dat de inzet van biomassa als grondstof gelijk gewaardeerd zou moeten worden als de inzet van biomassa als energie. Dit past bij paragraaf 4.3 uit het Energieakkoord, waarin par-tijen afspreken een extra impuls te geven aan de inzet van biomassa en gerecyclede materialen. De VNCI en

haar achterban hebben hier belang bij, aangezien zij streven naar een aandeel van 15 procent van biomassa in de grondstoffen voor de chemie in 2030.

Verder keken diverse partijen naar de mogelijkheden van biomassa voor het opwekken van stoom. Een mooi voorbeeld is de Eneco Bio Golden Raand-centrale in Delfzijl, die straks in plaats van elektriciteit stoom gaat leveren aan het chemiecluster. Daarvoor was het nodig dat de MEP-subsidie (Milieukwaliteit van de Elektri-citeitsproductie) voor de centrale werd omgezet naar een SDE-subsidie (Stimulering Duurzame Energie-productie). De VNCI heeft dit onderwerp in gesprek-ken met het ministerie van Economische Zaken over clusterversterking meermaals benoemd en het belang voor de chemische industrie benadrukt.

Ten slotte is met de ministeries van Economische Zaken en Infrastructuur en Milieu het besluit geno-men dat biomassa een meer integraal onderdeel gaat worden van de energieconvenanten.

Energieconvenanten: MEE en MJA-3In het Energieakkoord hebben partijen afgesproken om voor bedrijven onder het MEE-convenant (ETS- bedrijven) met het ministerie van Economische Zaken een raamwerk op te zetten waarbinnen bedrijven en

overheid aanvullende afspraken kunnen maken gericht op realisatie van additionele projecten voor energie- efficiency. Tien VNCI-lidbedrijven hebben in interviews aangegeven welke instrumenten (ook financieel) in de gereedschapskist zouden moeten zitten om dit soort 1-op-1 convenanten mogelijk te maken. Het raamwerk is in 2014 opgeleverd. De VNCI zet zich ervoor in om dit, waar zinvol, ook voor MJA-3-bedrijven toegankelijk te maken.

SPiCE3SPiCE3 (Sectoral Platform in Chemical Energy Efficiency Excellence) is een Europees project onder Cefic-vlag, waarbij ook de VNCI betrokken is. Het richt zich op best practices in energie-efficiency en ener-giemanagement. In 2014 zijn er rond die twee thema’s regionale workshops gehouden in Rotterdam, Geleen en in de Eemshaven. Daarnaast werd er landelijk een bijeenkomst georganiseerd rond efficiënte elektri-sche aandrijvingen. Op de website van SPiCE3 worden best practices ontsloten, zodat andere landen van de Nederlandse ervaringen met de energieconvenanten kunnen leren en Nederland van de ervaringen in ande-re Europese landen.

Rondetafelgesprekken met EZNa verschijning van de Deloitte-studie naar de impact

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 61: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

31VNCI | Responsible Care Rapport 2014

van schaliegas op het investeringspeil in Nederland, die negatief bleek te zijn, is er in 2013 voor het eerst een rondetafelgesprek tussen de chemiesector en minister Kamp van Economische Zaken over dit onder-werp georganiseerd. In 2014 zijn de contacten tussen Economische Zaken enerzijds en de VNCI, haar leden en de regionale chemieclusters anderzijds verder ge-intensiveerd. De VNCI heeft deze contacten geïnitieerd en in het vervolg een stimulerende rol vervuld.

Een vertegenwoordiging van het ministerie heeft de grote chemieclusters in het land bezocht om een beeld te krijgen van de problematiek en hoe het ministerie eventuele investeringen kan faciliteren. In novem-ber 2014 vond het tweede rondetafelgesprek plaats met minister Kamp. Hij zegde daar toe te bezien of hij gevolg kan geven aan de oproep om in Nederland grootschalige demoprojecten te realiseren. Bovendien bekijkt zijn ministerie of er een aparte regeling dient te komen voor de ideeën die enkele aanwezigen opper-den voor de inzet van biomassa als grondstof. Verder worden de gerichte acties om de chemieclusters te versterken voortgezet en wordt invulling gegeven aan een maatwerkaanpak voor de chemie om de regeldruk te verlichten.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 62: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

32VNCI | Responsible Care Rapport 2014

5VerantwoordingVerantwoordingDit Responsible Care-rapport beschrijft de rol van de chemie in het kader van het Responsible Care-pro-gramma. Responsible Care is het wereldwijde initiatief van de chemische industrie om continu haar prestaties op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu te verbeteren. Het programma streeft deze doelstelling na door op vrijwillige basis initiatieven in te voeren voor samenwerking met de overheid en andere stake-holders. De VNCI heeft zich in 1992 aangesloten bij het Responsible Care-initiatief, dat inmiddels in meer dan zestig landen is ingevoerd. Sinds 2006 ligt het accent meer op duurzaam ondernemen, een verbeterd keten-beheer en transparantie.

Scope van de rapportageDit Responsible Care-rapport is geschreven door de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI), branchevereniging van de chemische industrie in Nederland. De VNCI vertegenwoordigt de bedrijven die met chemische processen in de keten van grond-stof tot eindproduct hun producten maken.

Openbare gegevens (van het CBS) over de Nederland-se chemische industrie betreffen alle bedrijven die in de internationale classificatie onder NACE-code 20 (chemische industrie) vallen. Waar ook bedrijven die onder NACE-code 21 (farmaceutische industrie) vallen worden meegenomen, is dat aangegeven. Naar omzet gemeten is het overgrote deel van de in Nederland operationele bedrijven die onder NACE-code 20 en 21

vallen direct of indirect lid van de VNCI. Waar de VNCI in dit rapport spreekt namens de Nederlandse chemi-sche industrie, worden de leden van de VNCI bedoeld, tenzij anders aangegeven.

Deze rapportage beschrijft de status van de prestaties en inspanningen van de chemische sector in Neder-land op het vlak van Responsible Care ultimo 2014. In dit rapport worden ook de RC-cijfers over 2013 gerapporteerd.

Het rapport beschrijft weliswaar de situatie per einde 2014, maar voor de weergave van de RC-prestaties worden data over 2013 gehanteerd. Deze vertraging wordt veroorzaakt doordat de jaarlijkse RC-rapportage elk jaar plaatsvindt in het tweede kwartaal (april-juni).

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 63: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

33VNCI | Responsible Care Rapport 2014

De complete RC-dataset over 2014 is dus nog niet beschikbaar. Deze tijdigheid van informatie wil de VNCI verbeteren. Zij streeft ernaar om na de zomer de voor-lopige, niet-geverifieerde resultaten via de VNCI- website te ontsluiten. Het rapport met de geverifieer-de RC-resultaten volgt dan op de jaarvergadering van 2016.

De selectie van onderwerpen is gebaseerd op het RC-programma van de Nederlandse chemische indus-trie (zie thema Responsible Care op www.vnci.nl). Het schetst de invulling die de VNCI en haar leden geven aan de ontwikkelingen op het gebied van Responsible Care.

RapportagerichtlijnenRapportagegrenzenDe inhoud van dit rapport geeft vanuit het perspectief van de Nederlandse chemische industrie een samen-vatting van de initiatieven en prestaties op het terrein van Responsible Care. Het rapport bevat kwalitatie-ve en kwantitatieve data. De gebruikte RC-data zijn voornamelijk onder VNCI-lidbedrijven verzameld in het kader van de jaarlijkse RC-rapportage, maar ook voor de landelijke rapportage van de overheid over de nalevings- en veiligheidsprestaties van alle BRZO-be-drijven, de Staat van Veiligheid.

Wanneer data afkomstig zijn van leden van de VNCI wordt dit aangegeven. 168 van de in totaal 169 aan-geschreven locaties van (geassocieerde) lidbedrijven hebben positief gereageerd op het verzoek de RC-vra-genlijst over 2013 in te vullen.

VergelijkbaarheidDe rapportage over de voortgang aan de hand van indicatoren berust op data die de VNCI van leden heeft verkregen. Inherent aan brancheverenigingen zoals de VNCI is dat het ledenbestand door de jaren heen aan verandering onderhevig is. Per 1 januari 2013 hebben drie bedrijven hun lidmaatschap opgezegd. Daarnaast zijn vier bedrijven lid geworden van de VNCI. De impact van deze mutaties op de RC-data is niet volledig ge-analyseerd. Definities voor gebruikte indicatoren zijn in Appendix C weergegeven. Voor de rapportage over 2013 zijn er geen definities aangepast.

Rapportageproces en verificatieHet RC-rapportageproces wordt, in lijn met de Res-ponsible Care-filosofie, continu geactualiseerd en verbeterd. De RC-rapportage vindt elk jaar plaats in het tweede kwartaal (april-juni). Alle bedrijfslocaties van de leden van de VNCI krijgen een gestandaardi-seerde online vragenlijst toegestuurd. Er vindt een geautomatiseerde controle plaats op de rapportages

van elke afzonderlijke bedrijfslocatie. Bij twijfel over de gerapporteerde data neemt de verantwoordelijke VNCI-beleidsmedewerker contact op met het betref-fende lidbedrijf en wordt de mogelijkheid geboden de data te corrigeren. Als alle bedrijfslocaties hun rappor-tage hebben ingediend, vindt analyse op de complete dataset plaats. Een uitgebreide beschrijving van dit proces is te lezen in Appendix A.

De VNCI heeft vertrouwen in de betrouwbaarheid van de gerapporteerde data op het niveau van de gehele sector. De gerapporteerde data zijn gecontroleerd door ver-schillende experts binnen de VNCI, elk in relatie tot hun expertisegebied. De inhoud van het rapport is ook door Responsible Care-experts van een aantal lidbedrijven (op informele wijze) beoordeeld. Desalniettemin erkent de VNCI dat een deel van de informatie een zekere mate van onbetrouwbaarheid bevat die inherent is aan de be-perkingen van het meten en berekenen van Responsible Care-data op de wijze waarop dat momenteel gebeurt.

Daarnaast kan de kwaliteit van de data uit de online vragenlijst variëren vanwege de beperkte reikwijdte van de controle door de VNCI. De VNCI controleert niet op de interne procedures van de lidbedrijven en op juistheid van brondocumenten en systemen die door hen zijn gehanteerd.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 64: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

34VNCI | Responsible Care Rapport 2014

In de assurance-verklaring zijn de werkzaamheden van KPMG beschreven. Deze verklaring is toegevoegd aan dit rapport.

De VNCI heeft diverse stappen genomen ter verbete-ring van het proces: • In 2014 is er overleg geweest met de BRZO-inspec-

tiediensten over het gebruik van gegevens uit BR-ZO-inspecties. Het gaat om inspectieresultaten die zijn verzameld bij inspecties aangaande de beoorde-ling van het veiligheidsbeheerssysteem. Voor intern gebruik heeft de VNCI begin 2015 geanonimiseerde gegevens uit de BRZO-inspecties over de jaren 2011-2013 ontvangen. Of, en zo ja hoe deze gegevens eventueel gebruikt kunnen gaan worden voor de Responsible Care-rapportage wordt in de komende maanden besproken.

• Om de interne controles te versterken heeft de VNCI een (geautomatiseerde) controle ontwikkeld, die de inhoud van de door het lidbedrijf ingevulde vragenlijst vergelijkt met de antwoorden op dezelfde vragen in voorgaande jaren. Geconstateerde afwij-kingen worden daarbij visueel uitgelicht. Met deze tool wordt het mogelijk een veel groter deel van de binnenkomende data te controleren op juistheid en volledigheid. Bij de vragenlijst over 2014 wordt de

tool getest en verder doorontwikkeld. Deze controle was nog niet van toepassing op de gerapporteerde data (over 2013) in dit verslag.

• Om de volledigheid van de binnenkomende data verder te vergroten, is een groot aantal vragen in de RC-vragenlijst verplicht gemaakt: de RC-vragenlijst kan niet worden ingestuurd alvorens de vragen zijn beantwoord. Deze aanpassing is op basis van bevin-dingen uit de RC-vragenlijst over 2013 gemaakt en is in de RC-vragenlijst over 2014 geïmplementeerd.

AanpakNa de publicatie van het eerste duurzaamheidsrapport in 2014 heeft de VNCI haar leden betrokken bij het verder invulling geven aan het Responsible Care- programma in Nederland. De insteek daarbij is dat het programma het veiligheids-, gezondheids- en milieufundament is voor een verdere doorontwikke-ling van duurzaamheid in de sector. De dialoog met de leden is een voortdurend proces van uitwisseling van gedachten en ideeën. Voor het bepalen van de relevan-te duurzaamheidsonderwerpen heeft het Bestuurs-adviescollege van de VNCI in oktober 2014 geadviseerd de Responsible Care- en toekomstige duurzaamheids-rapporten niet alleen te gebruiken als communica-tie-instrument, maar ook voor het verankeren van de

duurzaamheidsboodschap in de sector en daarbuiten. Ook de aanbevelingen van de ledendialoog uit diezelfde maand zijn in dit RC rapport verwerkt.

Responsible Care 2015In het VNCI-jaarplan 2015 staan centraal: verster-ken concurrentiekracht, vermindering van risico’s en verbeteren VGM-performances en reputatiever-betering door de positieve impact van de chemie-sector te belichten. Responsible Care speelt bij al deze doelen een rol. Daarom is het van groot belang om RC ook in 2015 weer wat stappen ver-der te brengen. Er is onder meer aandacht voor: • De rol van de keten, die alleen maar belangrijker

zal worden binnen Responsible Care.• Verder vormgeven aan de koppeling tussen Res-

ponsible Care en duurzaamheid, onder andere via de VNCI-werkgroep die zich met deze beide thema’s bezighoudt.

• Invullen van de duurzaamheidsagenda op basis van ledendialogen.

• Investeren in additionele elementen die Responsible Care verder kunnen versterken, zoals certificering, nieuwe prestatie-indicatoren, een buddysysteem en veiligheidsnetwerken.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 65: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

35VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Assurance-rapportConclusieWij hebben het Responsible Care Rapport 2014 (hierna: RC-informatie) van de Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (hierna: VNCI) beoordeeld. Uit onze werkzaamheden is niet gebleken dat de RC-informatie niet in alle van materieel zijnde aspecten is weergegeven in overeenstemming met de rapportage-criteria zoals opgenomen in Appendix A en B (p. 37-50).

De basis voor onze conclusie We hebben onze opdracht uitgevoerd in overeen-stemming met de Nederlandse Standaard NVCOS 3000 “Assurance-opdrachten anders dan opdrachten tot controle of beoordeling van historische financiële informatie”. We verstrekken geen zekerheid bij de

haalbaarheid van de doelstellingen, verwachtingen en ambities van VNCI. Onze verantwoordelijkheden op grond van de Standaard en de uitgevoerde werkzaam-heden zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoor-delijkheden voor de beoordeling van de RC-informatie.’

Wij zijn onafhankelijk van VNCI zoals vereist in de Veror-dening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA). Wij vinden dat de door ons verkregen assurance-informatie voldoende en geschikt is als basis voor onze conclusie.

De VNCI heeft een proces ingericht voor het opstellen van de RC-informatie, inclusief het verzamelen en rapporteren van Responsible Care-data van de lid bedrijven.

Onze werkzaamheden zijn gericht op het verschaffen van een beperkte mate van zekerheid dat de RC-informatie, in alle van materieel belang zijnde aspecten, tot stand is gekomen in overeenstemming de criteria zoals beschreven in Appendix A en B (p. 37-50).

Aan de lezers van het ‘Responsible Care Rapport 2014’

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 66: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

36VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Paragraaf ter benadrukking van aangelegenheden

Zonder afbreuk te doen aan onze conclusie, verwijzen wij naar de paragraaf ‘Verantwoording’ van de RC-in-formatie waarin onderstaande inherente beperkingen van de RC-informatie zijn beschreven.

De kwaliteit van de Responsible Care-data kan varië-ren en de betrouwbaarheid van deze data kan niet met zekerheid worden vastgesteld, aangezien definities ruimte voor interpretatie geven en de controle door de VNCI op de Responsible Care-data beperkt is.

De RC-informatie bevat tevens gegevens die zijn geba-seerd op externe bronnen en in een aantal gevallen op geaggregeerde schattingen.

Verantwoordelijkheden van VNCI voor de RC-informatie

Het Bestuur van VNCI is verantwoordelijk voor het op-maken van de RC-informatie zoals beschreven onder ‘Verantwoording’ op pagina 32. De RC-informatie moet worden beschouwd in samenhang met deze toelich-

ting. Wij zijn van mening dat de rapportagecriteria toepasbaar zijn binnen de context van onze assuran-ce-opdracht.

In dit kader is de directeur van VNCI verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die de directeur van VNCI noodzakelijk acht om het opmaken van de RC-informatie mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Onze verantwoordelijkheden voor de beoordeling van de RC-informatie

Onze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van de assurance-opdracht, dat wij daarmee voldoende en geschikte assurance-informatie verkrij-gen voor de door ons af te geven conclusie.

De werkzaamheden die worden verricht bij het verkrij-gen van een beperkte mate van zekerheid zijn gericht op het vaststellen van de plausibiliteit van informatie en zijn geringer in diepgang dan de werkzaamheden die worden verricht bij het verkrijgen van een redelijke mate van zekerheid.

Wij hebben de volgende werkzaamheden uitgevoerd:• Het evalueren van de opzet en implementatie van de

systemen en processen voor informatieverzameling en -verwerking voor de RC-informatie;

• Het afnemen van interviews met management en relevante medewerkers verantwoordelijk voor de rapportage;

• Het afnemen van interviews met relevante mede-werkers verantwoordelijk voor het aanleveren van informatie en het uitvoeren van interne controle procedures op gegevens;

• Locatiebezoeken aan Aspen Oss en Johnson Matthey met als doel het evalueren van de brongegevens;

• Het evalueren van interne en externe documentatie, op basis van deelwaarnemingen, om vast te stellen of geselecteerde onderdelen van de RC-informatie voldoende zijn onderbouwd;

• Voor zover mogelijk vaststellen dat de verslaglegging over RC in de overige delen van het Jaarverslag 2014 verenigbaar is met de RC-informatie.

Amsterdam, [8 juni, 2015] KPMG Sustainability,

Onderdeel van KPMG Advisory N.V. drs. W.J. Bartels RA, partner

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 67: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

37VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Data collectie proces Stappen Controls Gebruikte bronnen / geraadpleegde personen en organisaties

Verantwoordelijk

Definitie & scope

A. RC-vragenlijst A1. Vaststellen verzendlijst voor de jaarlijkse RC-vragenlijst o.b.v. de VNCI-ledenlijst

A1-i. Controleer VNCI-lidmaatschap van (de bedrijfslocaties van) de lidbedrijven in het rapportagejaarA1-ii. Communicatie vooraf naar locatie-verantwoordelijken en naar RC-verantwoordelijken van alle bedrijfslocaties. Monitor "niet-afgeleverde mails" & volg opA1-iii. Controleer voor bedrijven met één RC-coördinator voor meerdere bedrijfslocaties of hij/zij nog die rol vervultA1-iv. Vergelijk het overzicht van de RC-coordinatoren per bedrijfslocatie (uit CRS) met het overzicht van de directe leden, de geassocieerde leden en de leden van de lidverenigingen NEA, VKP en de VFIG uit de VNCI-ledenlijst van het betreffende rapportagejaar

• Overzicht RC-coördinatoren per bedrijfslocatie (uit CRS)

• Overzicht van de directe leden, de geassocieerde leden en de leden van de lidverenigingen NEA, VKP en de VFIG uit de ledenlijst van het betreffende rapportagejaar.

• Document "Governance van het VNCI Responsible Care programma"

• Beleidsmedewerker RC• Secretaresse RC• Medewerkster relatiebeheer• Controller

Appendix A - datacollectie proces

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 68: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

38VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Data collectie proces Stappen Controls Gebruikte bronnen / geraadpleegde personen en organisaties

Verantwoordelijk

Definitie & scope

A2. Vaststellen inhoud RC-vragenlijst A2-i. Verwijderen, toevoegen of aanpassen van vragen uit RC-vragenlijst, n.a.v. 1) feedback op RC-vragenlijst van voorgaand rapportagejaar; 2) gewijzigde informatiebehoefte vanuit RC-programma, Veiligheid Voorop, of anderszinsA2-ii. Verwijderen, toevoegen of aanpassen van toelichtingen uit RC-vragenlijst, n.a.v. 1) feedback op RC-vragenlijst van voorgaand rapportagejaar; 2) gewijzigde informatiebehoefte vanuit RC-programma, Veiligheid Voorop, of anderszins

• O.b.v. VNCI-beleidsplan• O.b.v. overleg met speerpuntmanagers /

beleidsmedewerkers• O.b.v. overleg met VNCI Werkgroep

Responsible Care

• Beleidsmedewerker RC• Speerpuntmanager Klimaat & Energie /

VGM / Onderwijs & Innovatie• Beleidsmedewerker Stoffen• Medewerkster IT

A3. Testen functionaliteit & weergave van geactualiseerde inhoud RC-Webtool

A3-i. Controleren functionaliteit om login/password te genererenA3-ii. Controleren van relevantie, volledigheid en consistentie van de toelichtingen met inhoud van de RC-vragenlijstA3-iii. Controleren functionaliteit routing in RC-Webtool

• Beleidsmedewerker RC• Medewerkster IT

A4. Versturen verzoek tot invullen RC-vragenlijst

A4-i. Monitor "niet-afgeleverde mails" en out-of-office meldingen & volg op

• Secretaresse RC

A5. Controle & registratie van retourneren ingevulde RC-vragenlijst

A5-i. Vastleggen binnenkomst ingevulde RC-vragenlijsten voor elke bedrijfslocatie (in RC-vragenlijst inbox & in overzicht "Checklist RC-enquetes")

• Secretaresse RC

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 69: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

39VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Data collectie proces Stappen Controls Gebruikte bronnen / geraadpleegde personen en organisaties

Verantwoordelijk

Definitie & scope

A6. Controle op volledigheid & juistheid van ingevulde RC-vragenlijsten

A6-i. Controleren of alle verplichte vragen zijn beantwoord (volledigheid) voor alle bedrijfslocaties. Bij het niet beantwoorden van verplichte vragen contact opnemen met desbetreffende bedrijfslocatie met verzoek om data alsnog aan te leverenA6-ii. Vergelijken van de antwoorden in de RC-vragenlijst met de antwoorden van het voorgaande jaar voor (minimaal 20% van) de bedrijfslocatie. Dit geeft een indicatie van de juistheid van de gegevens. A6-iii. Webtool bevat een aantal ingebouwde controles om de kans op foute ingave van antwoorden te verkleinen. Deze ingebouwde controles zijn vastgelegd in een apart document

• Beleidsmedewerker RC• Secretaresse RC

A7. Data-analyse van geaggregeerde data van alle lidbedrijf(locaties).

Zie Appendix BNOOT: Responsible Care gaat over het verbeteren van de prestaties op het gebied van Veiligheid, Gezondheid & Milieu in de chemische processen op productielocaties. Locaties waar geen productie plaatsvindt worden door de lidbedrijven NIET gedefinieerd als P(roductie). Voor dit type locaties wordt geen productie-gerichte data opgevraagd.

• Beleidsmedewerker RC• Speerpuntmanager Klimaat & Energie /

VGM / Onderwijs & Innovatie• Beleidsmedewerker Stoffen• Medewerker IT

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 70: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

40VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Data collectie proces Stappen Controls Gebruikte bronnen / geraadpleegde personen en organisaties

Verantwoordelijk

Definitie & scope

B. CBS-data over energiegebruik & CO2 emissie

B1. Verzoek van VNCI aan CBS om data over energiegebruik & CO2-emissie te leveren voor de Nederlandse chemische industrie. Verzoek per einde rapportagejaar. Datalevering in 1e kwartaal daarop volgend jaar

• Beleidsmedewerker RC• Speerpuntmanager Klimaat & Energie• Medewerker CBS

B2. Analyse van data over energiegebruik & CO2-emissie van de Nederlandse chemische industrie & en afstemming met CBS over de bevindingen

Zie Appendix B • CBS baseert haar rapportage aan VNCI op haar eigen data (zie http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/themas/industrie-energie/nieuws/default.htm). Rapportage over CO2 emissies & energiegebruik dient te gaan volgens de regels zoals beschreven in de "ICCA guidance for reporting performance"

• VNCI vergelijkt de (analyse van) CO2 emissies & energiegebruik met de jaarlijkse rapportage over energieconvenanten: "MEE-Sectorrapport 201X chemische industrie", "MJA-Sectorrapport 201X chemische industrie" en in "Resultatenbrochure convenanten - Meerjarenafspraken energie-efficiëntie 201X"

• Beleidsmedewerker RC• Speerpuntmanager Klimaat & Energie• Medewerker CBS

C. Fugro-data over emissies naar lucht

C1. Verzoek van VNCI aan Fugro om data over emissies naar lucht (SOx, NOx, NH3, fijn stof, NMVOS) te leveren voor de leden van de VNCI

• Beleidsmedewerker RC• Beleidsmedewerker Milieu• Medewerker Fugro

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 71: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

41VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Data collectie proces Stappen Controls Gebruikte bronnen / geraadpleegde personen en organisaties

Verantwoordelijk

Definitie & scope

C2. Analyse van data over emissies naar lucht (SOx, NOx, NH3, fijn stof, NMVOS) van de Nederlandse chemische industrie & en afstemming met Fugro over de bevindingen

Zie Appendix B • Fugro baseert haar rapportage aan VNCI op de electronische Milieujaarverslagen database (eMJV, zie www.e-mjv.nl/).

• Na 2010 is besloten de emissie van de chemische industrie te monitoren aan de hand van de (elektronische) milieujaarverslagen die door de VNCI lidbedrijven jaarlijks worden opgesteld en ingediend. De groep VNCI lid bedrijven die verplicht is tot rapportage van betreffende gegevens komt niet geheel overeen met de groep bedrijven die deelnamen aan het Convenant Chemische Industrie dat afliep in 2010. Daarnaast is in 2012 besloten om van bepaalde bedrijven, die hun emissies dienen te rapporteren bij overschrijding van bepaalde drempelwaarden, alleen de emissie boven de genoemde drempelwaarden te beschouwen. Dit is conform de E-PRTR verordening (European Pollutant Release Transfer Register). Deze twee wijzigingen verklaren de twee verschillende lijnen in het figuur met NEC-emissies. Daarnaast moet worden opgemerkt dat het ledenbestand van de VNCI jaarlijks veranderingen ondergaat.

• Beleidsmedewerker RC• Beleidsmedewerker Milieu• Medewerker Fugro

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 72: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

42VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Rapportageproces per indicator

Indicator Energieverbruik

Definitie / omschrijving Het gaat hier over het totale energieverbruik van de Nederlandse chemische industrie per jaar. Een groot deel daarvan (ca. 65%) wordt omgezet in producten, het resterende deel (ca. 35%) wordt in het omzettingsproces verbruikt. Naast het gebruik van (fossiele) grondstoffen, wordt ook het gebruik van (ingekochte) elektriciteit meegerekend. Het totale gebruik wordt weergeven in “kToe” (= 1000 ton olie equivalent).

Doelstelling VNCI wil graag inzicht in energieverbruik van Nederlandse chemische industrie. Dit is zeer relevant voor haar positie in de energieconvenanten, het Energieakkoord & haar ambitie van 40% broeikasreductie in de periode 2005-2030.

Scope Alle chemiebedrijven die vallen onder SBI Code 20: Vervaardiging van chemische producten (volgens “SBI2008: Standaard Bedrijfsindeling 2008”). Alle VNCI-leden & chemiebedrijven die onder een energieconvenant (MJA & MEE) vallen maken hier onderdeel van uit.NOOT: VNCI heeft CBS gevraagd het energiegebruik en de CO2-emissies van de zogenaamde joint venture WKK-installaties mee te rekenen, voor zover geplaatst bij chemische bedrijven. Dit in tegenstelling tot de reguliere CBS-publicaties, waarbij deze joint ventures worden gerekend bij de energiebedrijven. De joint ventures worden in de CBS-statistieken beschouwd als aparte bedrijven met de productie van elektriciteit en warmte als hoofdactiviteit.De situatie bij de joint venture WKK’s speelt een belangrijke rol bij de ontwikkeling van directe en indirecte CO2-emissies, omdat de joint venture WKK-productie niet alleen wordt gebruikt door de chemische bedrijven. Er wordt ook geleverd aan andere sectoren, afhankelijk van de (economische) situatie in de verschillende sectoren. Concreet betekent dit dat de CO2-emissies door de joint ventures WKK’s alleen meetellen als de producten (elektriciteit en warmte) door de chemische industrie worden gebruikt. De rest wordt in mindering gebracht (door afname van de indirecte CO2-emissies).

Brondata Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van VNCI

Appendix B - rapportageproces per indicator

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 73: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

43VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Relevante beperkingen • Er vindt geen correctie plaats voor toetredende of uittredende bedrijven. De invloed hiervan moet dus per jaar worden geanalyseerd.• Rapportages bevatten inherente beperkingen. Het is bekend dat bedrijfsrapportages voor MEE en MJA soms onjuistheden en/of onvolledigheden bevatten (voor de relevantie

hiervan, zie 2e control in het veld hieronder).• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”.

VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij CBS.

Controls • Cijfers over energiegebruik voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.)• De trend in energiegebruik (stijging, daling, gelijkblijvend) wordt vergeleken met de trend in energiegebruik die jaarlijks wordt gerapporteerd m.b.t. de energieconvenanten

(MJA & MEE).• De trends worden verklaard vanuit:

- Uitleg van CBS bij de cijfers (incl. hun vergelijking van trend energiegebruik met trend productievolume); - Door speerpuntmanager Klimaat & Energie o.b.v. kennis over het domein en gebaseerd op ontwikkelingen in het veld - Nadere analyse van CBS op aanvraag van VNCI (‘deepdive’ door CBS in onderliggende data)

Indicator CO2-emissie Nederlandse chemische industrie

Definitie / omschrijving De Nederlandse chemische industrie emitteert CO2 door haar verbruik van brandstof & elektriciteit. De CO2 emissie (per eenheid brandstof / energie) is verschillend voor verschillende brandstoffen en afhankelijk van de efficientie van het gebruik van de brandstof of electriciteit. Directe emissies zijn het resultaat van het verbruiken van brandstof voor de productie van warmte en elektriciteit. Indirecte emissies komen tot stand door de inkoop van energie uit andere bronnen.De CO2-emissie wordt berekend vanuit de productie en/of het verbruik van elektriciteit. Hiervoor wordt de de referentieparkmethode gebruikt. De CO2-emissie factor voor 2013 is vastgesteld op 0,62 kg/KWh (zie Rendementen en CO2-emissie van elektriciteitsproductie in Nederland, update 2013, CBS, 2015.

Doelstelling VNCI wil graag inzicht in de CO2 emissie van de Nederlandse chemische industrie. Dit is zeer relevant voor haar positie in de energieconvenanten, het Energieakkoord & haar ambitie van 40% broeikasreductie in de periode 2005-2030.

Scope Zie scope bij indicator "Energieverbruik"

Brondata Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in opdracht van VNCI

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij CBS.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 74: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

44VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Controls • Cijfers over CO2 emissie (direct en indirect) voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.) • Vergelijk onderliggende trends voor energiegebruik & productievolume afzonderlijk en t.o.v. elkaar• De trends worden verklaard vanuit:

- Uitleg van CBS bij de cijfers; - Door speerpuntmanager Klimaat & Energie o.b.v. kennis over het domein en gebaseerd op ontwikkelingen in het veld - Evt. nadere analyse van CBS op aanvraag van VNCI (‘deepdive’ door CBS in onderliggende data) naar bv. de onderverdeling in directe en indirecte CO2-emissies in relatie tot

de situatie rondom WKK’s. Of naar “structuureffect” (verschuiving binnen de chemie van producten die veel energie kosten bij de productie naar producten die relatief weinig energie kosten bij de productie). Of naar energie-efficiency vooruitgang (MJA- & MEE-energieconvenanten)

Indicator Emissies NEC-stoffen naar lucht

Definitie / omschrijving De emissieplafonds (National Emission Ceilings - NEC) voor NOx, SO2, PM2,5, NH3 en NMVOS vormen de basis voor het Nederlands luchtbeleid. In 2012 zijn de emissieplafonds tot 2020 vastgesteld.

Doelstelling VNCI wil graag inzicht in de emissies NEC-stoffen naar lucht van de Nederlandse chemische industrie in het kader van de vastgestelde NEC-plafonds.

Scope Emissies van NOx, SO2, PM2,5, NH3 en NMVOS bij de VNCI-lidbedrijven. Zie ook http://www.e-mjv.nl/ & voor NOx, SO2 en NMVOS zie "ICCA guidance for reporting performance" (meest actuele versie: ICCA guidance for reporting performance; 2012-2013 Reporting Cycle (2011 data); November 2012)

Brondata Afdeling Ecoplan van Fugro GeoServices B.V. in opdracht van VNCI (Emissiedata komen uiteindelijk van bedrijven zelf - Fugro maakt analyses vanuit de e-MJV database)

Relevante beperkingen • Er vindt geen correctie plaats voor toetredende of uittredende bedrijven. De invloed hiervan moet dus per jaar worden geanalyseerd.• Er worden steeds “best beschikbare gegevens” gerapporteerd. Dit wil zeggen dat de (historisch) gerapporteerde cijfers over jaar X kunnen verschillen in de daarop volgende

rapportagejaren. Bedrijven maken nl. correcties in de e-MJV-database (ook lang na eerste rapportage van data) en dus staan de historische data niet per definitie vast.• Beide beschreven feiten moeten worden beschouwd bij trendanalyses.• VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder “Controls”.

VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij Fugro.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 75: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

45VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Controls • Cijfers over emissies voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1, X-2, X-3, etc.)• De trend in emissies (stijging, daling, gelijkblijvend) wordt geanalyseerd door de onderliggende data (op niveau van emittenten) te vergelijken met die uit voorgaande jaren.

Zo worden voor elke stof de emittenten gerangschikt op ge-emiteerd volume en worden zowel volumes als (de relatieve positie van) bedrijven vergeleken. Opvallende verschuivingen worden nader bekeken en de oorzaken daarvoor worden uitgezocht.

• De trends worden verklaard vanuit: - Uitleg van Fugro bij de cijfers. Hierin wordt vaak al melding gemaakt van eventuele bekende incidenten die invloed hebben op de totale emissie van de industrie als geheel in

een rapportagejaar; - Door de beleidsmedewerker Milieu o.b.v. kennis over het domein en gebaseerd op ontwikkelingen in het veld - Nadere analyse van Fugro op aanvraag van VNCI (‘deepdive’ door Fugro in onderliggende data).

Indicator Score op totaal VBS-elementen BRZO/ARIE bedrijven

Definitie / omschrijving Deze indicator geeft een beeld van de kwaliteit van implementatie van de acht elementen uit het veiligheidsbeheerssysteem (VBS) bij bedrijven die onder het BRZO-besluit vallen.

Doelstelling De perceptie over veiligheid bij de stakeholders van de chemische industrie wordt sterk beïnvloed door (berichtgeving over) inspectieresultaten. Daarnaast beschouwt de VNCI een inspectieresultaat als relevante bevindingen over de mate & kwaliteit van implementatie van een VBS. Dit is een goede indicator voor het niveau van veiligheid dat wordt nagestreefd door bedrijven binnen de chemiesector.

Scope Alle locaties van VNCI-lidbedrijven die onder het BRZO-besluit vallen.

Brondata Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").

Controls • Consolidatie van de verschillende scores (goed, redelijk, matig, slecht, niet beoordeeld) per VBS-element.• Consolidatie over de acht VBS-elementen & relateren aan totaal aantal beoordelingen.• Totaalscores voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1, X-2, X-3, etc.)• Bij afwijkingen >5% (vooral bij achteruitgang van de resultaten) kan gekozen worden voor een ‘deepdive’ in de onderliggende data.NOOT: VNCI is in gesprek met de inspectie om de resultaten rechtstreeks van hen te betrekken. Deze data kan dan gebruikt worden voor cross-checks.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 76: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

46VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Indicator Beoordeling implementatie VBS-elementen

Definitie / omschrijving Deze indicator geeft een beeld van de kwaliteit van implementatie voor elk van de acht elementen uit het veiligheidsbeheerssysteem (VBS) bij bedrijven die onder het BRZO-besluit vallen.

Doelstelling De perceptie over veiligheid bij de stakeholders van de chemische industrie wordt sterk beïnvloed door (berichtgeving over) inspectieresultaten. Daarnaast beschouwt de VNCI een inspectieresultaat als relevante bevindingen over de mate & kwaliteit van implementatie van een VBS. Dit is een goede indicator voor het niveau van veiligheid dat wordt nagestreefd door bedrijven binnen de chemiesector.

Scope Alle locaties van VNCI-lidbedrijven die onder het BRZO-besluit vallen.

Brondata Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").

Controls • Consolidatie van de verschillende scores (goed, redelijk, matig, slecht, niet beoordeeld) per VBS-element & relateren aan totaal aantal beoordelingen.• Totaalscores voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1, X-2, X-3, etc.)• Bij afwijkingen >5% (vooral bij achteruitgang van de resultaten) kan gekozen worden voor een ‘deepdive’ in de onderliggende data.NOOT: VNCI is in gesprek met de inspectie om de resultaten rechtstreeks van hen te betrekken. Deze data kan dan gebruikt worden voor cross-checks.

Indicator Implementatie en certificering van managementsystemen

Definitie / omschrijving De implementatie van het Responsible Care programma wordt voor een belangrijk deel geborgd in diverse managementsystemen. Deze indicator geeft een beeld van het aantal bedrijven dat een managementsysteem heeft en of het een gecertificeerd managementsysteem betreft.

Doelstelling De VNCI beschouwt een geïmplementeerd (& gecertificeerd) managementsysteem als een "best practice" wijze om de implementatie van het Responsible Care programma te borgen. Responsible Care is een industrie gedreven initiatief dat staat voor continue verbetering van prestaties en is een cruciaal element voor het voortbestaan van de chemische industrie in Nederland.

Scope Alle VNCI-lidbedrijven

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 77: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

47VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Brondata Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").

Controls • Vergelijk de gerapporteerde resultaten met die uit voorgaande rapportagejaren op overall aantallen. Bij afwijkingen >10% kunnen de resultaten op bedrijfslocatieniveau worden vergeleken om de oorzaak van de wijziging te kunnen verklaren - hiervoor kan een check met de SCCM-database worden gedaan (www.sccm.nl/over-sccm). Zij hebben een eigen database met een status per bedrijf(slocatie) v.w.b. (gecertificeerde) managementsystemen.

Indicator Lost time Injury Rate

Definitie / omschrijving Deze indicator geeft een beeld van de veiligheid op de werkvloer. Een LTI Is een ongeval waarbij een direct lichamelijk gebrek optreedt waardoor een werknemer lichamelijk of mentaal (vastgesteld door een competent medisch persoon) niet in staat is zijn geplande werkzaamheden voort te zetten, wat resulteert in minimaal één dag verzuim. De Lost Time Injury Rate wordt uitgedrukt als het aantal LTI's per miljoen gewerkte uren.

Doelstelling Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van werken in de sector aan. VNCI streeft naar zo min mogelijk ongevallen, zowel voor eigen personeel als voor contractors. Door de ongevallen te analyseren en de trend te bewaken kan de VNCI haar inzet richten op bedrijven / categorien van ongevallen die daar reden toe geven.

Scope Alle VNCI-lidbedrijven. Deze cijfers worden zowel voor eigen werknemers als voor ingehuurd personeel verzameld.

Brondata Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").

Controls • Elke LTI die bij VNCI gemeld wordt door een productielocatie, wordt afzonderlijk geanalyseerd.• Resultaten worden jaarlijks gepubliceerd in “Analyse arbeidsongevallen n.a.v. Responsible Care enquête 201X”

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 78: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

48VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Indicator Aantal sterfgevallen in de chemische industrie

Definitie / omschrijving Deze indicator geeft het aantal dodelijke ongevallen aan.

Doelstelling Elk dodelijk ongeval is er een teveel. Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van werken in de sector aan.

Scope Alle VNCI-lidbedrijven. Deze cijfers worden zowel voor eigen werknemers als voor ingehuurd personeel verzameld.

Brondata Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").

Controls • Rapportage door lidbedrijven wordt vergeleken met berichten in de media.

Indicator Implementatie security management system

Definitie / omschrijving Deze indicator geeft aan hoeveel leden een Security Management Systeem (SMS) hanteren volgens de 7 elementen (management practices) van de RC Security Code. Indien er geen of slechts gedeeltelijk een SMS is geïmplementeerd, wordt ook duidelijk of de leden van plan zijn dit alsnog te doen en zoja, op welke termijn.

Doelstelling De opkomst van moderne informatie- en communicatietechnologie heeft nieuwe beveiligingsdreigingen tot gevolg. Ook criminaliteit, ongewenst gedrag en terrorisme zijn bedreigingen die raken aan de continuïteit van de bedrijfsvoering. Daarnaast hebben incidenten een potentieel grote impact. VNCI krijgt graag inzicht in de maatregelen die haar leden treft tegen deze bedreigingen.

Scope Alle VNCI-lidbedrijven

Brondata Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 79: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

49VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Controls • Indicator is relatief nieuw en data wordt pas sinds 2012 uitgevraagd.• Cijfers voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.)

Indicator Voorvallen per vervoersmodaliteit

Definitie / omschrijving Onder voorvallen wordt verstaan het aantal incidenten (met of zonder productverlies) die tijdens transport plaatsvinden en die voldoen aan de criteria zoals genoemd in de meest actuele versie van de ICCA guidance for reporting performance; (Meest recent d.d. mrt 2014: ICCA guidance for reporting performance; 2012-2013 Reporting Cycle (2011 data); November 2012)

Doelstelling Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van transport van chemische stoffen per modaliteit aan. VNCI streeft naar zo min mogelijk voorvallen. Door een analyse van de (aantallen) voorvallen (per modaliteit) heeft de VNCI een basis om in overleg te treden met vervoerdersorganisaties en haar lidbedrijven.

Scope Alle VNCI-lidbedrijven

Brondata Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").

Controls • Cijfers voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.)

Indicator Voorvallen per miljoen ton getransporteerd product per modaliteit

Definitie / omschrijving • Onder voorvallen wordt verstaan het aantal incidenten (met of zonder productverlies) die tijdens transport plaatsvinden en die voldoen aan de criteria zoals genoemd in de meest actuele versie van de ICCA guidance for reporting performance; (Meest recent d.d. mrt 2014: ICCA guidance for reporting performance; 2012-2013 Reporting Cycle (2011 data); November 2012)

• De hoeveelheid product (zowel gevaarlijk als niet gevaarlijk) die een bedrijf vervoert of laat vervoeren, opgegeven in metrische tonnen. Aanvoer van grondstoffen hoeft niet opgegeven te worden. Indien voor het transport van een bepaalde lading gebruik wordt gemaakt van meerdere vervoersmodaliteiten, dient deze hoeveelheid voor elke gebruikte vervoersmodaliteit opnieuw te worden gerapporteerd. Dit houdt in dat de aantallen dan dubbel geteld worden.

Doelstelling Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van transport van chemische stoffen per modaliteit aan. VNCI streeft naar zo min mogelijk voorvallen. Door een analyse van de (aantallen) voorvallen (per modaliteit) heeft de VNCI een basis om in overleg te treden met vervoerdersorganisaties en haar lidbedrijven.

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 80: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

50VNCI | Responsible Care Rapport 2014

Scope Alle VNCI-lidbedrijven

Brondata Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").

Controls • Cijfers voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.)

Indicator Aantal voorvallen per miljoen ton getransporteerd product

Definitie / omschrijving Zie definitie bij indicator 'Voorvallen per miljoen ton getransporteerd product per modaliteit'. Deze indicator geeft een beeld van het relatieve aantal voorvallen tijdens het vervoer van producten.

Doelstelling Deze indicator geeft de relatieve veiligheid van transport van chemische stoffen aan. VNCI streeft naar zo min mogelijk voorvallen. Door een analyse van de (aantallen) voorvallen (per modaliteit) heeft de VNCI een basis om in overleg te treden met vervoerdersorganisaties en haar lidbedrijven.

Scope Alle VNCI-lidbedrijven

Brondata Door individuele lidbedrijven gerapporteerde data. Data wordt via de jaarlijkse RC-vragenlijst aan de VNCI gerapporteerd.

Relevante beperkingen • VNCI voert geen volledige controle uit op (de juistheid, tijdigheid en volledigheid van) de data. De controles die zij wel uitvoert staan beschreven onder "Controls". VNCI vraagt geen brondocumentatie op bij de leden die op deze indicator rapporteren via de jaarlijkse RC-vragenlijst (zie "Scope").

Controls • Consolidatie van aantal voorvallen• Consolidatie van hoeveelheid getransporteerd product.• Cijfers voor jaar X worden vergeleken met die uit jaar X-1 (en evt met jaren X-2, X-3, etc.)

VNCIJaarverslag

RCRapport

Page 81: VNCI Jaarverslag en Responsible Care-rapport 2014

Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI)Postbus 4432260 AK LeidschendamTelefoon: +31 (0)70 337 87 87E-mail: [email protected]