Vitruvius - Recensie Dokkershaven

3
gelezen JULI2011 handvatten waarmee de waterschappers - bij wijze van spreken- direct aan de slag kunnen. In de eerste helft van het boek wordt na een inleiding met 22n korte schets van de actuele wateropgaven, cultuurhistorie en 32 verbrede rol van waterschappen, uitvoerig ingegaan op het ',_ 0 elen van gebiedskwaliteiten aan waterdoelen en de kansen :; '3: it biedt. Zo wordt uitgelegd dat cultuurhistorie vaak handen "'- -e'en kan geven aan discussies over ruimtelijke kwaliteit : :.:- at een goed !historischl verhaal verleden, heden en toe- . : "-'sl op verschillende niveaus kan verbinden. Door een goed 2--a21 kan cultuurhistorie bijvoorbeeld het draagvlak voor 2:2- rojecten bij de burger vergroten. Gebleken is dat burgers - 2 e ijk helemaal niet per definitie tegen elke verandering aar wel al snel de hakken in het zand zetten bij voor hun :2:22nisloze ingrepen in het landschap. Verder wordt in ::'2 .,'.'3arden niet om de hete brei heen gedraaid als het gaat om :2 .' S 2n van cultuurhistorie. De financiering en economische . ==- e an cultuurhistorie in waterplannen komen uitvoerig aan : 2 rie. Oat watererfgoed alleen een kostenpost is, zal in ieder ;2,3! geen waterschapper meer kunnen zeggen na het lezen =- -el boek, -e tweede helft van het boek staan dertien verschillende -o;::>eldprojecten ingedeeld naar: hoog Nederland, Laag Vrer eeuwen leven en sie/'vell aan de Dokkershaven - Een L1rclli'ologische O{lgrmJil1gvoll eell postnriddeleeuwse sladswljl, ill her S'cheldckwul"ricr in lIhssil/gcn B innen de archeologische opgravingsrapporten die in Nederland verschijnen nemen de ADC Monografieen door hun omvang en karakter in positieve zin een aparte plaats in. De reeks begon in 2007 en de hier besproken publicatie is Nederland, bijzondere waterstructuren en stedelijk Nederland, Met bijzondere structuren worden hier vooral de bekende water- linies en natte infrastructuur bedoeld, Tot de laatstgenoemde categorie behoren bijvoorbeeld de veenkoloniale kanalen, ledere groep voorbeel.den wordt voorafgegaan door een korte beschrij- 'ling van de historische ontwikkeling en de specifieke water- opgaven die daaruit voort komen. Zo wordt bijvoorbeeld voor Laag Nederland ingegaan op de noodzakelijke herbezinning van de waterhuishouding in de veengebieden en plannen voor een integrale aanpak van waterbeheer, landbouw, natuur en cultuur- historie. Concluderend gaat het bij Peilwaarden om een prettig leesbaar en handig boek, ledere bij werk aan watererfgoed betrokken plannenmaker en bestuurder zou een exemplaar binnen handbereik moeten hebben. Oat inmiddels door de bezuinigingen waarschijnlijk niet al de in het boek behandelde voorbeeldprojecten [zoals de natte as/groene ruggengraat en het onder water zetten van de Burkmeerpolderl precies zo zullen worden gerealiseerd als aanvankelijk de bedoeling was, is niet iets dat de auteurs hadden kunnen voorzien. Van meer belang is echter dat in Peilwaarden inzichtelijk is gemaakt hoe cultuur- historie en wateropgaven elkaar kunnen versterken. • de negende monografie, met als onderwerp een eind 2007 en begin 2008 in Vlissingen uitgevoerde opgraving. In het voorwoord duidt wethouder Poldermans vdorliggende publicatie aan als monografie, omdat het gaat om een 'zeer belangrijk naslagwerk voor alle archeologen en historici in Nederland'. Lijvig is deze ruim 725 pagina's tellende monografie in ieder geval. De omvang van het boek is even redig aan de schaal van het onderzoek, dat bijna een hectare binnenstedelijk gebied betreft. Overigens nemen alleen de onvermijdelijke bijlagen, inclusief de aardewerk- en glascatalogus volgens het Deventersysteem, al zo'n 220 pagina's voor hun rekening, Object van onderzoek was het Scheldekwartier, een wijk direct ten noordoosten van de middeleeuwse stad Vlissingen en direct ten zuiden van de tussen 1609 en 1614 aangelegde Dokkershaven. De ontwikkeling van dit gedeelte van Vlissingen begon in 1574 met de afbraak van een nog onvoltooide Spaanse dwangburcht, de 'citadel van Alva" leerste stadsuitbreidingl en met name gedurende de 17de eeuw ontwikkelde zich hier een woonwijk Itwee de stadsuitbreidingl. De 18de en 19de eeuw waren een periode van stagnatie en teruggang van de wijk, Na een aantal relatief kleine wijzigingen in de 19de eeuw, maar vooral door de komst van scheepswerf de Schelde vanaf de jaren 20 van de vorige eeuw, veranderde het Scheldekwartier volledig van karakter en van uiterlijk. In 1974, precies vier eeuwen na het slechten van de citadel, werd het 'Droogdokje van Perry' uit 1705, het oudste droogdok in Nederland, gedicht en verdween 49

description

Een lovende recensie door Jacob Schotten in Vitruvius (nr. 16, juli 2011) over Claeys, Jaspers & Ostkamp, 2010, Vier eeuwen leven en sterven aan de Dokkershaven. ADC monografie 9, Amersfoort.

Transcript of Vitruvius - Recensie Dokkershaven

Page 1: Vitruvius - Recensie Dokkershaven

gelezen'~15 JULI2011

handvatten waarmee de waterschappers - bij wijze van spreken­

direct aan de slag kunnen.

In de eerste helft van het boek wordt na een inleiding met

22n korte schets van de actuele wateropgaven, cultuurhistorie en

32 verbrede rol van waterschappen, uitvoerig ingegaan op het

',_ 0 elen van gebiedskwaliteiten aan waterdoelen en de kansen

:; '3: it biedt. Zo wordt uitgelegd dat cultuurhistorie vaak handen

"'- -e'en kan geven aan discussies over ruimtelijke kwaliteit

: :.:- at een goed !historischl verhaal verleden, heden en toe­

. : "-'sl op verschillende niveaus kan verbinden. Door een goed

2--a21 kan cultuurhistorie bijvoorbeeld het draagvlak voor

2:2- rojecten bij de burger vergroten. Gebleken is dat burgers

- 2 e ijk helemaal niet per definitie tegen elke verandering

aar wel al snel de hakken in het zand zetten bij voor hun

:2:22nisloze ingrepen in het landschap. Verder wordt in

::'2 .,'.'3arden niet om de hete brei heen gedraaid als het gaat om

:2 .' S 2n van cultuurhistorie. De financiering en economische

.==- e an cultuurhistorie in waterplannen komen uitvoerig aan

: 2 rie. Oat watererfgoed alleen een kostenpost is, zal in ieder

;2,3! geen waterschapper meer kunnen zeggen na het lezen

=- -el boek,

-e tweede helft van het boek staan dertien verschillende

:~ -o;::>eldprojecten ingedeeld naar: hoog Nederland, Laag

Vrer eeuwen leven en sie/'vell aan de Dokkershaven - Een L1rclli'ologische O{lgrmJil1gvoll eell postnriddeleeuwse sladswljl, ill her S'cheldckwul"ricr in lIhssil/gcn

Binnen de archeologische opgravingsrapporten die in

Nederland verschijnen nemen de ADC Monografieen

door hun omvang en karakter in positieve zin een aparte plaats

in. De reeks begon in 2007 en de hier besproken publicatie is

Nederland, bijzondere waterstructuren en stedelijk Nederland,

Met bijzondere structuren worden hier vooral de bekende water­

linies en natte infrastructuur bedoeld, Tot de laatstgenoemde

categorie behoren bijvoorbeeld de veenkoloniale kanalen, ledere

groep voorbeel.den wordt voorafgegaan door een korte beschrij­

'ling van de historische ontwikkeling en de specifieke water­

opgaven die daaruit voort komen. Zo wordt bijvoorbeeld voor Laag

Nederland ingegaan op de noodzakelijke herbezinning van de

waterhuishouding in de veengebieden en plannen voor een

integrale aanpak van waterbeheer, landbouw, natuur en cultuur­

historie.

Concluderend gaat het bij Peilwaarden om een prettig

leesbaar en handig boek, ledere bij werk aan watererfgoed

betrokken plannenmaker en bestuurder zou een exemplaar

binnen handbereik moeten hebben. Oat inmiddels door de

bezuinigingen waarschijnlijk niet al de in het boek behandelde

voorbeeldprojecten [zoals de natte as/groene ruggengraat en het

onder water zetten van de Burkmeerpolderl precies zo zullen

worden gerealiseerd als aanvankelijk de bedoeling was, is niet

iets dat de auteurs hadden kunnen voorzien. Van meer belang is

echter dat in Peilwaarden inzichtelijk is gemaakt hoe cultuur­

historie en wateropgaven elkaar kunnen versterken. •

de negende monografie, met als onderwerp een eind 2007 en

begin 2008 in Vlissingen uitgevoerde opgraving. In het voorwoord

duidt wethouder Poldermans vdorliggende publicatie aan als

monografie, omdat het gaat om een 'zeer belangrijk naslagwerk

voor alle archeologen en historici in Nederland'. Lijvig is deze

ruim 725 pagina's tellende monografie in ieder geval. De omvang

van het boek is even redig aan de schaal van het onderzoek, dat

bijna een hectare binnenstedelijk gebied betreft. Overigens

nemen alleen de onvermijdelijke bijlagen, inclusief de aardewerk­

en glascatalogus volgens het Deventersysteem, al zo'n 220

pagina's voor hun rekening,

Object van onderzoek was het Scheldekwartier, een wijk

direct ten noordoosten van de middeleeuwse stad Vlissingen en

direct ten zuiden van de tussen 1609 en 1614 aangelegde

Dokkershaven. De ontwikkeling van dit gedeelte van Vlissingen

begon in 1574 met de afbraak van een nog onvoltooide Spaanse

dwangburcht, de 'citadel van Alva" leerste stadsuitbreidingl en

met name gedurende de 17de eeuw ontwikkelde zich hier een

woonwijk Itweede stadsuitbreidingl. De 18de en 19de eeuw waren

een periode van stagnatie en teruggang van de wijk, Na een aantal

relatief kleine wijzigingen in de 19de eeuw, maar vooral door de

komst van scheepswerf de Schelde vanaf de jaren 20 van de

vorige eeuw, veranderde het Scheldekwartier volledig van

karakter en van uiterlijk. In 1974, precies vier eeuwen na het

slechten van de citadel, werd het 'Droogdokje van Perry' uit

1705, het oudste droogdok in Nederland, gedicht en verdween

49

Page 2: Vitruvius - Recensie Dokkershaven

gelezen 16 JULI 2011

het laatste vroegmoderne element uit de havenwijk die het

Scheldekwartier was. De aanstaande herontwikkeling van de wijk

betekent een omgekeerde transformatie, waarbij de Ihavenl­

industrie verdwijnt en het karakter van woonwijk terugkeert,

inclusief het dok van Perry dat zal worden vrijgelegd en opgeno­

men binnen de nieuwbouw.

On'bedoeld hebben de grotendeels op plaatfunderingen

geconstrueerde havenloodsen het bodemarchief in grote delen

van het Scheldekwartier lange tiJd beschermd. Dit gegeven is

essentieel geweest voor de zeggingskracht van de onderzoeks­

resultaten en daarmee voor het succes van de opgraving. Het

veldwerk is uitgevoerd in vijf deelgebieden, waarin twee opgra­

vingsvlakken zijn aangelegd. In het eerste vlak zijn gebouwstruc­

turen I'bouwhistorische elementen'J gedocumenteerd en het

tweede vlak diende ter documentatie van 'afvalcontexten' be­

staande uit beerbakken, tonputten en vondstlagen. Door middel

van historisch onderzoek konden van veel opgegraven percelen

eigenaren en bewoners worden achterhaald, soms teruggaand

tot het begin van de 17de eeuw. In de beschrijving van grond­

sporE~n en structuren, het eerste gedeelte van hoofdstuk 4,

worden de historische gegevens, overwegend bestaande uit

persoonsnamen, in een aantal tabellen gepresenteerd. Een

duidelijke koppeling tussen historische en archeologische gege­

yens blijkt echter slechts in een klein aantal gevallen te kunnen

worden gemaakt en terecht wordt dan ook gesteld dat in de

meeste gevallen verder historisch onderzoek nodig is. Storend

zijn de foute perceelsverwijzingen in het bijschrift bij tabel 4.2,

4.5 en 4.16. De beperkte mate van kruisbestuiving tussen arche­

ologische en historische informatie doet enige afbreuk aan het

interdisciplinaire karakter van het onderzoek dat de publicatie wil

uitdragen.

Dit minpunt wordt echter gecompenseerd in het tweede

gedeelte van hoofdstuk 4, het letterlijke en figuurlijke hart van

deze monografie, dat wordt gevormd door de presentatie van de

materiele cultuur, de 'roerende goederen·. De beschrijving van

mobiele vondsten per materiaalcategorie en van 40 geselecteerde

contexten beslaat in totaal bijna 220 pagina's. In de contextuele

presentatie wordt de materiele cultuur in brede zin, van aarde­

werk tot darmparasieten, op prettig leesbare wijze samen­

hangend besproken. Waar mogelijk wordt ook historische

informatie ingebracht. ledere beschrijving eindigt met een

conclusie die met name poogt iets te zeggen over de sociaal­

economische context waarin het betreffende vondstcomplex tot

stand is gekomen. Deze werkwijze verduidelijkt goed dat de op

zich nogal abstracte mobiele vondsten en monsterresiduen

gezamenlijk het resultaat zijn van menselijke activiteiten en deze

op hun beurt weerspiegelen. Sterk aan dit fraai ge'(llustreerde

gedeelte van de publicatie is dat het toont hoe complex het

herleiden van sociaal-economische aspecten uit archeologische

bronnen is en dat veelal geen sprake is van een op een relaties

tussen vondsten en deze aspecten; juist ge'I'ntegreerd onderzoek

naar de diverse archeologische informatiebronnen is een vereiste.

Een kanttekening die moet worden geplaatst bij hoofdstuk 4 is

het feit dat van u~ -~ ;='~=_"::="-:= :-J5lCOmplexen er 37 uit

het laatste kwan .=- := - .:':" _ : :=, --je eeuw stammen en

slechts twee Uil C5 '::~ ,,- ~,=- _ - :'= 'cde eeuw. Van de 'vier

eeuwen leven' ',',25--55- := . ~= 5- -,,: Doek verwijst beslaat

dit hoofdstuk d05 : ",-=,;=-: ==- -'5,s,jei klein gedeelte van

circa 125 jaar. T'NE5 .r: :,- '.= :.=:-..:=..: '-"eke vondsten verdienen

een aparte vermeld r; -=-=,_..s,=- ;esjgneerde voetschaal van

I'taliaanse faience Uit -E: 5:=_,5- 5- _s:nardo Bettissi in Faenza

11564-1593] en 55'l ::'-: .5- _':::5-S kutaniporselein uit de

periode 1620-1640..sas:;5- ':5- ~5 pOfseleinsoort was voor­

behouden aan de elite ,,;or -5: -:' ,'31 oe shogun. Niet alleen

hoofdstuk 4 is trouwens [)r~:~ ~ .e~5(J3ar; voor de publicatie in

het algemeen geldt dal oe :;o,;5-t ';;,c-::(l s geschreven. Zelfs 'taaie'

stukken als de beschrijving vail ;roncfsporen en structuren die

vele verwijzingen naar spoomummers en maataanduidingen

bevat zijn hierdoor redelijk vlot door te komen.

Tot zover het Leven van de vroegmoderne bewoners van het

Scheldekwartier. Dood en sterven komen aan bod in het ruim

75 pagina's tellende hoofdstuk 5, getiteld ·Sterven'. Hierin worden

begravingen gepresenteerd afkomstig uit en rond twee kerken

in het onderzoeksgebied. Het betreft de tussen 1585 en 1593

gebouwde Engelse kerk en de Waalse kerk die in ieder geval

in 1633 wordt vermeld. Verder is ook de 19de-eeuwse gere­

formeerde kerk onderzocht; hierin of hierbij werd echter niet

beg raven. De in en rond de Engelse en de in de Waalse kerk

aangetroffen graven stammen merendeels uit de laatste

gebruiksfase, namelijk de peri ode 1770-1820. Teneinde een

populatie te bereiken die een ruimere tijdsperiode beslaat zijn

bij het fysisch-antropologische onderzoek ook skeletten betrok­

ken die in 2003 zijn opgegraven op de Oude Markt, bij de Sint­

Jacobskerk in het centrum van Vlissingen. Deze begravingen

bestrijken de periode van de 14de eeuw tot vermoedelijk circa

1590. Duidelijk is dat de mensen die, meestal in grafkelders,

binnen de Engelse'en Waalse kerk werden begraven sociaal­

economisch beter gesitueerd waren dan degenen die op het

Page 3: Vitruvius - Recensie Dokkershaven

-0

~;" JULI2011 gelezen

'0 -. -:' =. :e- '2 Engelse kerk hun laatste rustplaats vonden.

~~--;,,--=,,--lJegroep vertoont een geringere lichaamslengte en

- 77 - : ,,=-:. 2--:i2ziekten dan eerstgenoemde. Het skelet van een

-:-. - _ : :. ,,:e ;J:-Dep vertoont een opmerkelijk trauma in de vorm

:-. - ,,=-- :. 2= -n het rechter hielbeen ingeslagen laden Kogel. Aan

: .=,.=, o' ~.=-:~2r,-<3 een naam worden gekoppeld, te weten Agnita

_: -~ - -:-. :: _- 2f 11707-17781 uit de Engelse kerk en Evert Clyver

-~: -': == Ji- de Engelse kerk. Johanna's echtgenoot was

::===:.- ,,- 32e-t. arts en schepen van Vlissingen en Evert was

:. - :.=, - "a- ~urgemeester van Vlissingen. De oudere populatie

_ _~:; arkt vertoont wat betreft ziektebeelden geen

"" - - ,,-- ,,- .'3r een opvallend goede of opvallend slechte

~ 7:~ -: - =- :-:::(3 and. Wat opvalt in vergelijking met de populaties

_ . - ,,- ::: -e.]e .. artier is het ontbreken van welvaartsziekten,

.=::' een relatief geringe welstand van de mensen die

::7;---= ,,- :-.~e.)p net kerkhof bij de Sint-Jacobskerk. Voor alle

:.:: _:-.: =-= ~2_ Cjac gezien de veelal erbarmelijke gebitstoestand

-=- :=.- - ,,' ,,_?Emeen slecht was gesteld met de mondhygiene.

.=-' =---= .:. - -::; s uk 4 geldt voor het hoofdstuk 'Sterven' dat de

:-7.-=-' -=. =-. ':2-- :Ie in feite korter is dan wordt voorgespiegeld,

-:-. -.=, .:. --.::=:::0 jaar in plaats van 'zes eeuwen·.

~ :;.=,-,,- : moet worden dat de expliciete tweedeling van

'':-'- -=::: --: - ·.e en' lhoofdstuk 4) en 'sterven' [hoofdstuk 51.

=-'0;:- =:2- ~enaamd, wat gekunsteld aandoet en geen

-. =; =- ---=::;:2 '.'3-r e heeft. O.ok al wordt gesteld dat de tweedeling

"--=.,,--:e s'ructuur" van het rapport toont, het is eerder

=-.=, - : --= -: .5-:-e weedeling die het onderzoek van enerzijds

._=,,- "',, anderzijds kerken met bijbehorende begravingen

:. :--.=: ::~:;.\, oiet meer en niet minder. Storend is deze indeling

=-" :J' ticatie, althans het gedeelte voor de bijlagen, wordt

='-;=-5.]"eo met hoofdstuk 6, een 35 pagina's tellende voorbeeldige

". -:-"5e. Hierin komen de in hoofdstuk 4 en 5 gepresenteerde

: - :e-zoeksresultaten samen, chronologisch opgedeeld in 5

perioden die de gehele tijdspanne tussen 1574 en 1974 beslaan.

Vervolgens worden de onderzoeksresultaten op een hager

abstractieniveau geplaatst in het economische Kader van lokale,

regionale bovenregionale en internationale handel, waarbij

behalve aan de [puur] economische uitwisseling van goederen

oak aandacht wordt geschonken aan de mogelijkheid van

culturele uitwisseling. De genoemde Italiaanse voetschaal en het

Japanse kutaniporselein kunnen bijvoorbeel.d worden geinterpre­

teerd als zijnde het resultaat van laatstgenoemde vorm van goe­

derenuitwisseling. Bij de internationale handel speelden de VOC

en de WIC een belangrijke rol.

Verwezen wordt hierbij naar enkele elders in Vlissingen

opgegraven 17de-eeuwse objecten, te weten een beschilderde

Peruaanse kalebas, een bard van Mexicaans tinglazuur aarde­

werk en de bronzen knop van een staf of wandelstok in vorm

van een negerhoofd, die getuigen van intercontinentale contacten.

Tevens wordt nogmaals ingegaan op de relatief grate hoeveelheid

importaardewerk uit Noord-Duitse, Franse, Spaanse, Portugese

en Italiaanse praductieplaatsen uit de late 16de en de eerste helft

van de 17de eeuw die in het Scheldekwartier is aangetroffen.

Gesteld wordt dat, ondanks de relatieve zeldzaamheid van der­

gelijke importen in Nederland, deze in dit geval niet per definitie

als indicator van rijkdom en hoge status mogen worden be­

schouwd. In de havenwijk aan de Dokkershaven lijkt dit soort

vondsten eerder regel dan uitzondering en is veeleer sprake van

een indicator van een ruim uitwisselingsnetwerk.

Duidelijk is dat de import van goederen in de eerste helft van

de 17de eeuw op in hoogtepunt was. Vanaf het midden van die

eeuw viel de economische groei terug en koos de consument

meer voor Nederlands aardewerk en Chinees porselein. Deze

veranderingen kunnen in verband worden gebracht met het einde

van de Tachtigjarige Oorlog, het faillissement van de WIC en de

ontwikkeling van de binnenlandse industrie en nijverheld. Na

de synthese doet de in bijlage 10, de laatste bijlage, opgenomen

'Beantwoording van de onder zoeksvragen' nogal obligaat en

bijna overbodig aan. Misschien was het beter geweest am beide

stukken te combineren .

Alles overziend mag zander meer worden geconcludeerd

dat voorliggende publicatie een geweldig naslagwerk is voor

lhistorischl archeologen en historici, en daarmee de aanduiding

monografie meer dan verdient. Voor het grate publiek is het wel

te hopen dat de melding in het voorwoord dat er ook een

publieksversie van de monografie komt wordt bewaarheid. Het

zou absoluut jammer zijn als de onderzoeksresultaten slechts

in de beperkte professionele Kring zouden 'blijven hangen·. De

uitvoering en uitwerking van en de rapportage over een dergelijk

omvangrijk onderzoek in een vroegmoderne stadswijk op deze

wijze en in dit tijdsbestek was in het oude archeologische bestel

ondenkbaar geweest. ADC Monografie 9 is dan ook een voorbeeld

van pure winst voor het vakgebied van de [historischeJ archeologie

dankzij het huidige bestel. Een stukje .oogst van Malta'.•

51