Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal...

60
Verslaafd aan gezondheid? De ernst van een sportverslaving en de drijfveren die aanzetten tot dit compulsieve gedrag S.C.M. Janssen BSc Begeleiders: L. Komdeur, R. Welters September - December 2010 Universitair Sportcentrum Radboud Universiteit Nijmegen

Transcript of Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal...

Page 1: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

Verslaafd aan gezondheid? De ernst van een sportverslaving en de drijfveren die aanzetten tot dit compulsieve gedrag

S.C.M. Janssen BSc

Begeleiders: L. Komdeur, R. Welters

September - December 2010

Universitair Sportcentrum Radboud Universiteit Nijmegen

Page 2: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

2

- Index -

Abstract Pagina 3

Introductie Pagina 4

Onderzoeksvragen Pagina 8

Doel Pagina 8

Hypothese Pagina 8

Methoden Pagina 8

Participanten Pagina 8

Materialen Pagina 8

Analyse Pagina 11

Resultaten Pagina 12

Participanten Pagina 12

Anamnese Pagina 14

EDS Pagina 17

EBQ Pagina 24

Interviews Pagina 30

Discussie Pagina 40

Interpretatie resultaten Pagina 40

Beperkingen Pagina 47

Toekomstig onderzoek Pagina 47

Conclusie Pagina 49

Bijlage Pagina 51

Resultaten Pagina 51

Enquêtes Pagina 55

Referenties Pagina 58

Page 3: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

3

Sportverslaafd: Verslaafd aan gezondheid?

De ernst van een sportverslaving en de drijfveren die aanzetten tot dit compulsieve gedrag

S.C.M. Janssen BSc, September-December 2010

Universitair Sportcentrum Radboud Universiteit Nijmegen

Begeleiders: L. Komdeur, R. Welters

- Abstract –

Inleiding- In onze samenleving speelt sport een belangrijke rol (Broeke, 2010). Echter, sporten kan negatieve effecten vertonen wanneer het overmatig wordt beoefend en hierdoor een verslaving wordt. Een sportverslaving, oftewel sportafhankelijkheid, beschrijft een conditie waarin het matig uitvoeren van een sport wordt uitgebreid tot compulsief gedrag (Hausenblas, 2002). Er zijn geen consistente classificatiecriteria of psychologische kenmerken bekend (Davis, 1993). Tevens is onduidelijk waar de lijn ligt tussen het gezond beoefenen van sport en overmatige sportgedrag (Zmijewski, 2003). De vraag is wat de afhankelijke sporter aanzet tot dit compulsieve gedrag. Doel- Het doel van

huidig onderzoek is het demografisch voorkomen van sportafhankelijkheid aan het Universitair Sportcentrum Radboud Universiteit te Nijmegen (USC) in kaart brengen en de drijfveren van de afhankelijke sporter proberen te achterhalen. Wanneer de drijfveren bekend zijn kan er gezocht worden naar een interventie om de hoeveelheid afhankelijke sporters te reduceren in samenwerking met het USC. Methode- Participanten bestonden uit sportkaarthouders (studenten-, bedrijfs- en particuliere sporters) van het USC. Er werd een enquête ontworpen die uit drie delen bestond: een anamnese; de Exercise Dependence Scale om een sportafhankelijkheid te diagnosticeren (Hausenblas, 2002); en deel drie bestond uit de Exercise Beliefs Questionnaire gebaseerd op de Theorie van Gepland Gedrag waarmee de drijfveren van de afhankelijke sporter achterhaalt konden worden (Loumidis, 1998). Als toevoeging volgde een persoonlijk of telefonisch interview met de meest extreme sporters om zodoende meer op de betreffende drijfveren in te gaan. Resultaten- 4000 Klanten werden gevraagd aan de enquête mee te werken; 1721 klanten vulden hem volledig in. Aan 998 participanten werd gevraagd mee te werken aan een persoonlijk of telefonisch interview; 152 mensen waren bereid mee te werken. De 30 meest extreemste sporters werden uitgekozen; uiteindelijk werden er 23 mensen geïnterviewd. Statistische toetsen werden verricht met behulp van de Wilcoxon Rank-Sum test. Conclusie- Demografisch- Het aantal sportafhankelijke klanten van het USC bestond uit 1,5% (34,6% mannen; 65,4% vrouwen). Geclassificeerd als non-afhankelijk maar met symptomen van een sportafhankelijkheid was 35,3% (26,4% mannen; 73,6% vrouwen). Non-afhankelijke sporters waren in de meerderheid met 63,2% (21,1% mannen; 78,9% vrouwen). Het totaal aantal participanten was 1721 (100%) bestaande uit 399 mannen (23,2%) en 1322 vrouwen (76,8%).

Afhankelijke versus non-afhankelijke sporter- De afhankelijke sporter (7,5 uur per week) trainde 3,75 keer meer per week vergeleken met de non-afhankelijke sporter (2 uur per week). Afhankelijke sporters hadden meer last van ontwenningsverschijnselen: zij sportten om rusteloosheid te voorkomen en om een geïrriteerd, gestrest en rusteloos gevoel tegen te gaan. Vandaar dat zij continu het sportniveau (sportfrequentie, -intensiteit en –duur) verhoogden en met een blessure door bleven sporten. Voornamelijk bij de vrouwelijke afhankelijke sporter was er sprake van controleverlies, zij was niet in staat haar sportniveau te verlagen. De mannen lieten het sportgedrag vóór familiaire verantwoordelijkheden gaan terwijl de vrouwelijke sporter werkgerelateerde verantwoordelijkheden liet schieten om te sporten. Zowel de mannelijke als vrouwelijke afhankelijke sporter bouwden het leven compleet rond het sportgedrag. Drijfveren- Normatieve overtuigingen- De jonge extreme mannelijke sporter zou minder sociaal worden geacht en kritiek krijgen van zijn teamgenoten wanneer er minder zou worden gesport. De jonge extreme sporter had als doel presteren, terwijl de oudere sporter gezondheid als doel had om frequent te sporten. De afhankelijke sporter werd beïnvloed door het westerse ideaalbeeld en de directe omgeving, tevens was er angst om overgewicht te krijgen en werd er erg op het eetgedrag gelet. Gedragsovertuigingen- Afhankelijke sporters gaven aan beter te kunnen presteren op het werk wanneer er frequent werd gesport. Zij zagen sporten als een uitlaatklep: frustratie, energie en lusteloosheid konden

worden kwijtgeraakt. De afhankelijke sporter was van mening minder snel ziek te worden en het verouderingsproces minder snel te laten verlopen wanneer er frequent werd gesport door middel van het verhogen van de weerstand en een algehele gezonde levensstijl te hebben. Controleovertuigingen- Moeheid, geen zin hebben en tijdgebrek waren geen excuses voor de afhankelijke sporter. Het goede gevoel na het sporten en een strakke planning waren de motivatie om frequent te sporten. Voornaamste drijfveer- De hoofdreden om het compulsieve sportgedrag uit te voeren was voor de

extreme jonge mannelijke sporter presteren en spiermassa opbouwen. Voor de oudere extreme mannelijke sporter stonden gezondheid en plezier op nummer één. De jonge extreme vrouwelijke sporter zag plezier en afvallen als de voornaamste rede. De oude vrouwelijke sporter gaf aan gezondheid en het huidige gewicht behouden als voornaamste rede te zien. Interventie- Uit huidig onderzoek is gebleken dat de afhankelijke sporter zijn grootste drijfveer vindt in het richten op het westerse ideaalbeeld en het fysieke uiterlijk van zijn omgeving. Het USC zou in kunnen grijpen op de normatieve overtuigingen van de afhankelijke sporter: beïnvloed worden door het ideaalbeeld en de directe omgeving; angst voor het krijgen van overgewicht; teveel letten op het eetgedrag; en de druk van teamsport. Om dit te bewerkstelligen zouden er posters met slogans opgehangen kunnen worden in het sportcentrum met anekdotische afbeeldingen zoals: 1. “Modellen slap voorbeeld”; 2. “Gezond of dun in je vel?”; 3. “Actief sporten vereist actief eten” ; 4. “Sport jij met vriend of vijand?”. Tevens zullen er komend jaar presentaties worden gegeven aan de docenten van het USC om hen attent te maken op de drijfveren van de afhankelijke sporter en hoe zij hem op een professionele wijze hierop kunnen aanspreken. De boodschap van huidig onderzoek is dat de frequente sporter voldoende en gezond moet blijven eten, het lichaam niet extreem moet belasten en zich niet gaat afzonderen van de buitenwereld. Immers, regelmatig sporten is gezond, maar met mate.

Page 4: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

4

-Introductie-

In onze samenleving speelt sport een belangrijke rol. Meeste mensen brengen redelijk wat uren door met

kijken naar sport, lezen erover of beoefenen zelf sport. Naast het beoefenen van sport in de vrije tijd is het

tevens een verplichting geworden op scholen en zorginstellingen (Broeke, 2010). Regelmatig bewegen is

immers gezond; wetenschappelijk onderzoek geeft bewijzen voor positieve fysieke en psychische effecten:

frequent bewegen vermindert de kans op coronaire vaatziekte, hypertensie, osteoporose, depressie en

angst (USDHHS, 1996, 2000) (Bouchard, 1990). Het algemene publiek wordt steeds meer op deze

aandoeningen attent gemaakt en gestimuleerd om voldoende te bewegen door gezondheidsorganisaties

(Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) en het Voedingscentrum) en de media (tv spotjes van de

rijksoverheid) (Zmijewski, 2003). Door deze stimulans is de sportdeelname flink gestegen de laatste jaren

(Dishman, 1990). Jongeren van 18 tot 29 jaar sporten het meeste, vooral studenten. Maar ook ouderen

sporten steeds frequenter. Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003

35% waarna flink gestegen naar 62% in 2008 (Gemeente Utrecht peiling 2008) (Nederlands Instituut voor

Sport en Bewegen (NISB)). Loopsporten (zoals joggen, hardlopen, baanatletiek) zijn tevens steeds meer in

trek. De eerste loopgolf vond plaats in de jaren 80, de tweede in de afgelopen tien jaar. Sporters die reeds

een loopsport beoefenen, blijken over de periode van 2002 tot 2005 frequenter te sporten met een stijging

van maar liefst 45 % (Bottenburg, 2006). Sporten is steeds populairder geworden en tevens goed voor de

gezondheid. Echter, sporten kan negatieve effecten vertonen wanneer het overmatig wordt beoefend en

hierdoor een verslaving wordt.

Sportverslaving

Regelmatige sporters zijn onder te verdelen in de matige sporter, die 2 a 3 keer per week een sportsessie

van 30 minuten uitvoert (Godin, 1993) en de compulsieve sporter (classificatie in frequentie

onbekend)(Davis, 1993). De eerste wordt sterker door het beoefenen van sport; de tweede ziet sport niet

langer als een hobby, maar als ‘werk’ waaraan men op den duur verslaafd raakt.

De term “sportverslaving” is eigenlijk niet de goede benaming. De World Health Organization’s

Committee on Addiction-Producing Drugs (Dishman, 1988) (Cockerill, 1996) raadt het gebruik van de term

“sportafhankelijkheid” aan. Het verschil tussen sportafhankelijkheid en bijvoorbeeld een drugs- of

alcoholverslaving is dat langdurig sporten met een hoge intensiteit een aanzienlijke fysieke en mentale

inspanning vereist. Daarentegen vereist een verslaving aan drugs of alcohol een mindere inspanning

(Cockerill, 1996). Zodoende kunnen deze twee aandoeningen niet met dezelfde term benoemd worden.

Sportafhankelijkheid beschrijft een conditie waarin het matig uitvoeren van een sport wordt

uitgebreid tot compulsief gedrag. (Hausenblas, 2002). Er zijn geen consistente classificatiecriteria of

psychologische kenmerken bekend (Davis, 1993). Tevens is onduidelijk waar de lijn ligt tussen het gezond

beoefenen van sport en overmatige sportgedrag (Zmijewski, 2003). Er kan namelijk niet gezegd worden dat

men afhankelijk is van sport wanneer men een x aantal uren sport in de week. Wel kan de sporter worden

geclassificeerd met behulp van een enquête en geclassificeerd worden in drie verschillende groepen:

sportafhankelijk, non-sportafhankelijk maar met de symptomen van sportafhankelijkheid; en non-

sportafhankelijk zonder symptomen (Hausenblas, 2002) (Het EDS principe, uitgelegd in de methode van

huidig onderzoek).

Page 5: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

5

Sportafhankelijkheid bestaat uit een primair en secundair deel. Primaire sportafhankelijkheid is

een verslaving enkel aan sporten, terwijl secundaire sportafhankelijkheid een verslaving is aan sporten

gecombineerd met een eetstoornis (Bamber, 2000). In huidig onderzoek zullen we ons richten op de

primaire vorm, gezien er uiteindelijk een interventie toegepast zal worden die zich enkel richt op het

sportgedrag. Pathologisch gezien zijn er geen negatieve effecten betreft primaire sportafhankelijkheid

(hierna genoemd “sportafhankelijkheid”), mits men goed voor het lichaam zorgt wat qua voeding en

belasting betreft de zwaarte van de training. Symptomen die sportafhankelijkheid aanduiden zijn met

name mentaal en sociaal: men is ontevredenheid over zichzelf en het lichaam; wil controle hebben in het

dagelijks leven en vooral over het lichaam; houdt niet van vrije tijd en wil bezig zijn; men wordt afhankelijk

van het euforische en kalmerende gevoel van sporten; is een goal-setter (hard werken naar een zelf gesteld

doel); en wordt steeds minder sociaal (Cockerill, 1996).

De term “sportafhankelijkheid” werd gebaseerd op onderzoek onder marathonlopers (Glasser 1976):

renners vertoonden een slechter humeur op dagen wanneer zij niet konden sporten (Conboy, 1994). Dezer

dagen is sportafhankelijkheid niet enkel toepasbaar op eerder genoemden; experts zijn van mening dat

deze afhankelijkheid een veel serieuzere aandoening is dan men denkt (Wolf, 1994), vooral in de jongere

populatie (Zmijewski, 2003). De prevalentie van sportafhankelijkheid is nog niet exact bekend. In een

studie van Hausenblas werden 553 studenten in Florida, USA geïnterviewd en geclassificeerd als

sportafhankelijk, non-afhankelijk maar met symptomen en non-afhankelijk zonder symptomen

(Hausenblas, 2002). Sportafhankelijkheid bleek voor te komen onder 13,4% van de studenten; 63,5%

studenten waren niet afhankelijk maar vertoonden wel de symptomen; 22,8% waren niet afhankelijk en

vertoonden tevens geen symptomen. Opvallend is dat de non-afhankelijke sporters sterk in de minderheid

bleken te zijn. Deze getallen en het gebrek aan exacte classificeringscriteria ondersteunen de mening dat

sportafhankelijkheid wel degelijk meer aandacht verdiend dan het dezer dagen krijgt.

Drijfveren

De vraag is wat de afhankelijke sporter aanzet tot dit compulsieve gedrag. Ruim tien jaar geleden

was er nog niet veel bekend over de motivatie (Roberts, 1997). Onderstaand enkele mogelijke drijfveren die

toepasbaar zouden kunnen zijn op de hedendaagse afhankelijke sporter om zijn compulsieve sportgedrag

uit te voeren.

Een drijfveer voor overmatig sporten is perfectionisme. De meeste gevallen van compulsief

sportgedrag komen voor bij enthousiaste, industriële en succesvolle mensen, wie zich in een zogenoemde

feedback loop bevinden waar hard werken meer succes betekent. Dit hangt samen met hun volhoudende

en perfectionistische houding om meer en harder te werken, ook wat betreft sport (Cockerill, 1996).

Een andere veel voorkomende rede om te sporten is afvallen. Mensen die op een matig niveau sport

beoefenen blijken hun ideale gewicht één tot drie kilogram lager te zien dan het huidige gewicht. Volgens

onderzoek van Hausenblas ziet de afhankelijke sporter zijn ideale gewicht liever twee kilogram zwaarder.

Het zou kunnen dat deze laatste ondergewicht heeft of een laag percentage lichaamsvet en daarom zou

willen aankomen qua vet en/of spiermassa (Hausenblas, 2002).

De drijfveer afvallen overlapt dan ook de drijfveer omtrent het ideaalbeeld. Fysiek voorkomen blijkt

een veel voorkomende rede te zijn om frequent te sporten (Davis, 1993). Met betrekking tot geslacht is het

ideaalbeeld van de vrouw een slank lichaam, terwijl mannen een gespierd lichaam prefereren. (Brownell,

Page 6: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

6

1991). Doordat de media dit ideaalbeeld promoten ontstaat sociale druk om aan dit beeld te voldoen,

waardoor diëten en overmatig sporten als normaal gedrag wordt gezien (Rodin, 1985; Zmijewski, 2003).

Een vierde drijfveer is ontwenningsverschijnselen, veroorzaakt door het hormoon endorfine. Dit

hormoon heeft een opiaatachtige werking: het bootst namelijk morfine na, en geeft daarmee een prettig

gevoel na het sporten (Ree, 1979). Endorfine zorgt voor ontwenningsverschijnselen (gevoelens zoals

lusteloosheid, vermoeidheid, gestrestheid en angst) wanneer men stopt met sporten. Vandaar dat men het

sportniveau blijft verhogen (Morris, 1990).

Een vijfde drijfveer is agressie, veroorzaakt door vasopressine. Dit is een antidiuretisch hormoon

(ADH), dat verhoogd blijkt voor te komen bij zowel overmatige sporters als bij personen met een eetstoornis

(Yates, 1994). Vasopressine is een neurotransmitter die pathologisch gezien zorgt voor vaatvernauwing en

de resorptie van water, oftewel, het lichaam scheidt minder water uit. Qua symptomen heeft dit stofje

invloed op sociaal gedrag: het verhoogt de agressie (Young, 2009). Tevens zorgt vasopressine voor het goed

kunnen beoefenen van aangeleerd gedrag en leidt het tot een obsessief-compulsieve stoornis (Yates, 1994).

De factoren agressie en het obsessief-compulsieve gedrag zouden een drijfveer kunnen zijn voor het

verhogen van het sportniveau.

Een laatste drijfveer is controle hebben met betrekking tot atletische prestatie en controle over het

behalen van zelf gestelde doelen (genaamd: controleovertuigingen, zie methode) (Davis, 1993). Mensen met

een sportafhankelijkheid blijken beter barrières te doorbreken om het sportgedrag uit te voeren: zij zien

geen excuses om niet te gaan sporten ( zoals pijn, slecht weer, discomfort, vermoeidheid of geen zin

hebben). Hiermee is hun controle over de sport groter vergeleken met die van de non-afhankelijke sporter

(Hausenblas, 2002).

Bovenstaande zes drijfveren zijn hypotheses welke de afhankelijke sporter aan zouden

kunnen zetten om zijn compulsieve sportgedrag uit te voeren. Onderzoek is nodig om deze drijfveren te

bevestigen.

Toegankelijkheid van de sport

Voor de afhankelijke sporter is het redelijk makkelijk aan zijn verslaving te voldoen: sporten is voor de

algehele populatie zeer toegankelijk. Zowel de sportfaciliteiten als -evenementen stijgen enorm. Qua

faciliteiten is de fitnessindustrie erg uitgebreid en zeer populair geworden. Fitness is de volkssport

nummer 1: een kwart van alle Nederlandse sportende mannen en een derde van de vrouwen bezoekt de

sportschool. Over de periode 2001 tot 2003 is het aantal mensen wie aan fitness participeert met 21%

gestegen (Haagsche Courant, 2003) (NISB).

De populariteit van sport hangt tevens af van het aanbod. Het loopsport aanbod is erg uitgebreid de

afgelopen 10 jaar, ook wel de tweede loopgolf genoemd. Het deelnamecijfer met betrekking tot

loopevenementen in Nederland is van 2000 tot 2005 gestegen met maar liefst 60%. De Zevenheuvelenloop

is in diezelfde periode tevens 60% gestegen. In 2005 stond de teller van het aantal loopevenementen in

Nederland op meer dan 1500 (Bottenburg, 2006).

Ook de professionalisering en commercialisering van de sportindustrie zet aan tot verhogen van

het sportgedrag. Tijdens loopevenementen wordt er veel geregeld voor de sporter. Wegen worden afgezet en

voorzieningen worden geschapen, zoals drinkposten, massageservices en kleedruimtes (Bottenburg, 2006).

Het wordt de sporter steeds gemakkelijker gemaakt zijn overmatige sportgedrag voort te zetten, gezien de

sportindustrie ervoor zorgt dat de sporter zich comfortabel zal voelen.

Page 7: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

7

Universitair Sportcentrum Radboud Universiteit Nijmegen

Zoals eerder genoemd stijgen de faciliteiten en het aanbod. Het huidige

project wordt uitgevoerd vanuit een sportcentrum welke de laatste tijd erg

gegroeid is en veel sportkeuzes aanbied: het Universitair Sportcentrum

Radboud Universiteit Nijmegen (USC). Het USC bestaat ruim 40 jaar en is

gevestigd op de campus te Nijmegen. Studenten-, bedrijfs- en particuliere

sporters kunnen hier een sportprogramma volgen: in 2009 bedroeg het aantal

klanten 17.000. Er kan gebruik worden gemaakt van de fitnessruimte en geparticipeerd worden aan

cursussen bestaande uit tien weken zoals badminton, boksen, yoga en karate. Tevens kunnen er

ticketuren worden gereserveerd: een les naar keuze bestaande uit 1 uur. Enkele voorbeelden zijn: steps,

kickfit, the bootcamp workout en bodyworkout. Naast de sport zelf geeft het USC gratis service waar de

klant gebruik van kan maken, zoals een conditietest, voedings- en fysiotherapeutisch advies.

De mogelijkheden betreft het sporten lijken eindeloos op het USC, maar hoe ver kan men gaan?

Docenten merken steeds vaker op dat er wel degelijk klanten zijn die overmatig gebruik maken van de

faciliteiten. In een groot sportcentrum zoals het USC is het moeilijk zicht te krijgen op het sportgedrag van

de klanten. Er kan anoniem gesport worden, de docenten hebben geen zicht op het geheel. Een klant kan

bijvoorbeeld vijf keer op een dag sporten bij vijf verschillende docenten. En wanneer er incidenteel wel een

overmatig sportgedrag wordt opgemerkt wordt hier intern over gepraat, maar niet met de klant zelf, gezien

op die manier de privacy van de klant wordt geschonden. Toch is het nodig om een dergelijke

sportafhankelijkheid aan het licht te brengen en een interventie te creëren waar het sportcentrum gebruik

van kan maken om het aantal compulsieve sporters te verminderen.

Meer onderzoek nodig

Hoewel sportafhankelijkheid steeds meer wordt bestempeld als een syndroom, zijn er zowel geen

consistente classificatiecriteria als psychologische kenmerken bekend (Davis, 1993). Ook blijkt er meer

onderzoek nodig naar de demografische aspecten van sportafhankelijkheid en naar de vraag waar de lijn

ligt tussen het gezond beoefenen van sport en overmatig sporten. Tevens verdienen

ontwenningsverschijnselen zoals stress en vermoeidheid, maar ook agressie meer aandacht (Zmijewski,

2003).

In huidig onderzoek wordt er gebruik gemaakt van de kennis van de ontwerpers van de Exercise

Dependence Scale (zie methode) (Hausenblas, 2002). Betreffende onderzoekers gaven aan dat er bij

toekomstig onderzoek een verschil moet worden gemaakt betreft geslacht en het type sport dat wordt

beoefend. Zij waren van mening dat in verder onderzoek sporters van verschillende leeftijden nodig waren

als participanten, gezien zij enkel jongeren hadden getest. Tevens moest er volgens hen gebruik worden

gemaakt van meerdere methodes zoals interviews, en niet enkel enquêtes. Dit brengt ons tot de volgende

onderzoeksvragen:

Page 8: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

8

Onderzoeksvragen

1. Welk percentage van de klanten van het Universitair Sportcentrum Radboud Universiteit Nijmegen

kunnen geclassificeerd worden volgens het EDS principe als de drie begrippen: sportafhankelijk, non-

afhankelijk symptomatisch en non-afhankelijk?

2. Op welke aspecten en in welke mate verschilt de afhankelijke sporter van de non-afhankelijke sporter?

3. Wat zijn de drijfveren (bestaande uit gedrags-, normatieve- en controleovertuigingen) van de

afhankelijke sporter om zijn compulsieve sportgedrag uit te voeren?

Doel

Het doel van huidig onderzoek is de ernst van de situatie, oftewel het demografisch voorkomen van

sportafhankelijkheid aan het USC, in kaart brengen met behulp van onderzoeksvragen één en twee.

Wanneer de drijfveren van de afhankelijke sporter zijn achterhaald met behulp van onderzoeksvraag drie,

kan er gezocht worden naar een interventie om de hoeveelheid afhankelijke sporters reduceren in

samenwerking met het USC.

Hypothese

Er wordt verwacht dat sportafhankelijkheid meer voorkomt onder enthousiaste, industriële en succesvolle

mensen wie erg gedreven zijn in hun werk en dat zich dit uit in hun sportgedrag (Cockerill, 1996). Tevens

denkt men dat afvallen in gewicht geen drijfveer zal zijn voor de afhankelijke sporter om zijn extreme

gedrag uit te voeren (Hausenblas, 2002). Het ideaalbeeld van de dunne vrouw en gespierde man zal

waarschijnlijk wel een motivatie zijn (Brownell, 1991; Rodin, 1985; Zmijewski, 2003). Om

ontwenningsverschijnselen (Morris, 1990) en agressie (Yates, 1994; Young, 2009) tegen te gaan en te

voorkomen zal de afhankelijke sporter zijn sportniveau continue blijven verhogen. Als laatste verwacht

men meer motivatie en controle van de afhankelijke sporter te zien om gestelde doelen te bereiken (i.e.

hogere controleovertuigingen, zie methode) (Hausenblas, 2002).

-Methode-

Participanten

Participanten bestonden uit sportkaarthouders (studenten-, bedrijfs- en particuliere sporters) van het

USC. Zij waren geselecteerd wanneer ze minimaal één keer in de maand een ticket hadden geprint, of aan

fitness, bewegen op muziek (BOM) of Zumba XL hadden geparticipeerd. 4000 Klanten werd gevraagd aan

een enquête mee te werken.

Materialen

Om het demografische aspect van sportafhankelijkheid op het USC vast te stellen was er een enquête

ontworpen die uit drie delen bestaat, in totaal bestaande uit 64 vragen. Als eerste werden de gegevens van

de participant gevraagd in een anamnese bestaande uit 13 vragen (zoals leeftijd, gewicht, lengte,

frequentie en duur van het sporten). Vervolgens volgde deel twee, de Exercise Dependence Scale

(Hausenblas, 2002), bestaande uit 28 vragen, om een sportafhankelijkheid te diagnosticeren en om

onderzoeksvragen één en twee te kunnen beantwoorden. Deel drie bestond uit de Exercise Beliefs

Questionnaire (Loumidis, 1998), bestaande uit 23 vragen, gebaseerd op de Theorie van Gepland Gedrag.

Page 9: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

9

Met dit laatste onderdeel konden de drijfveren van de afhankelijke sporter achterhaalt worden om

zodoende onderzoeksvraag drie te kunnen beantwoorden. Als toevoeging volgde een persoonlijk of

telefonisch interview met de meest extreme sporters om zodoende meer op de betreffende drijfveren in te

gaan. 998 extreme sporters werden gevraagd te participeren, waarna de 30 meest extreme sporters werden

uitgenodigd.

Exercise Dependence Scale

De Exercise Dependence Scale (EDS) (Hausenblas, 2002) was ontworpen om een mogelijk afwijkend

patroon betreft sporten te kunnen bepalen, waarna sporters te classificeren als sportafhankelijk, non-

afhankelijk symptomatisch, of non-afhankelijk. De vragenlijst bestond uit zeven onderwerpen: (1)

Tolerantie (de behoefte om frequent, langdurig te sporten om zodoende het vereiste effect te behalen), (2)

Ontwenningsverschijnselen (het aanpakken en voorkomen van ontwenningsverschijnselen door middel

van het aanhouden/verhogen van het sportgedrag), (3) Intentie effecten (het sporten neemt vaak meer tijd

in beslag dan de bedoeling was), (4) Controleverlies (er is een constant verlangen naar de sport en het niet

kunnen verminderen van de sportduur, -frequentie en -intensiteit), (5) Tijd (veel tijd wordt gespendeerd

aan sportgerelateerde activiteiten), (6) Reductie van andere activiteiten (verplichtingen, recreatieve en

sociale activiteiten worden opgegeven voor het sporten), (7) Continuïteit (het sportgedrag wordt behouden

ondanks aanhoudende of terugkerende fysieke of psychologische problemen).

De enquête betreft huidig onderzoek bestond uit een vijf item Likert-schaal, waarbij één antwoord

ingevuld kon worden met een range van één (Nooit) tot vijf (Altijd). Wanneer een sporter een vier of vijf

gemiddeld scoorde op tenminste drie van de zeven bovenstaande onderwerpen, werd men geclassificeerd

als sportafhankelijk. Wanneer er gemiddeld een drie werd gescoord of een combinatie (bijvoorbeeld een

drie en twee vieren) op tenminste drie van de zeven onderwerpen, werd men gedefinieerd als een non-

afhankelijke sporter, maar wel met de symptomen van een dergelijke afhankelijkheid. Wanneer er een één

of twee wordt gescoord vertoonde de non-afhankelijke sporter geen symptomen.

Exercise beliefs Questionnaire

De Exercise Beliefs Questionnaire (EBQ) (Loumidis, 1998) is gebaseerd op de Theorie van Gepland Gedrag

(uitgelegd in volgende alinea) bestaande uit vier onderdelen: (1) Sociaal verlangen (hoe denken anderen

over het betreffende sportgedrag = normatieve overtuigingen), (2) Fysiek beeld (wat de sporter denkt dat er

met zijn/haar lichaam gaat gebeuren wanneer het huidige sportgedrag niet wordt aangehouden =

gedragsovertuigingen), (3) Mentaal en emotioneel functioneren (of de sporter denkt te kunnen functioneren

en emoties in bedwang kan houden wanneer het sportgedrag niet wordt aangehouden =

gedragsovertuigingen), (4) Kwetsbaarheid voor ziekte en veroudering (of de sporter denkt snel oud of ziek te

worden wanneer het huidige sportgedrag niet wordt aangehouden = gedragsovertuigingen). De vier-keuze-

stellingen kon door de participanten ingevuld worden van één (Mee eens) tot vier (Niet mee eens).

Niet behorend bij de EBQ maar wel toegevoegd aan dit onderdeel van de enquête zijn vragen uit

onderzoek van Conn (Conn, 1993) betreft controle-overtuigingen (zoals: het sporten is lastig vanwege

tijdgebrek of moeheid). Dit onderdeel bestaat uit drie vragen met een zeven puntige Likert-schaal van één

(Mee eens) tot zeven (Mee oneens).

Page 10: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

10

Theorie van gepland gedrag

De meeste vroegere interventies op het gebied van sport zijn ingevoerd zonder identificatie van

psychologische determinanten van sport (Godin, 1983). Gevolg hiervan kan zijn dat er methodes zijn

gemaakt die als interventie ongepast zijn (Godin, 1993). Zelfs wanneer een methode succes heeft kan het

zijn dat de redenen voor het compulsieve sportgedrag niet gedefinieerd zijn (Godin, 1983). In eerder

onderzoek is de Theorie van Gepland Gedrag gebruikt voor het bepalen van psychologische factoren van

sportgedrag (Godin, 1993; Con, 1993; Rowland, 1994), waarop de EBQ is gebaseerd.

De Theorie van Gepland Gedrag (Ajzen, 1986; Ajzen 1992) beschrijft dat iemands gedrag

afhankelijk is van drie factoren (Figuur 1): (1) Gedragsovertuigingen (houding ten opzichte van sport); (2)

Normatieve overtuigingen (sociale druk, goed- en afkeuring van anderen over het sportgedrag); en (3)

Controle-overtuigingen (hoe denkt de sporter over zijn eigen sportgedrag betreft de moeilijkheidsgraad van

het uitvoeren van het gedrag) (Ajzen, 1992) (Kerner, 2001).

De Theorie van Gepland Gedrag blijkt goed analyse-materiaal voor het gebruik in onderzoek naar

sporten, omdat deze theorie overtuigingen bevat naar factoren die het sporten zowel remmen als

stimuleren (Blue, 1995). Er is aangetoond dat gedragsovertuigingen zowel het sportgedrag als de intentie

voorspellen (Rowland, 1994; Theodorakis, 2994). Ook de normatieve overtuigingen blijken het sportgedrag

te voorspellen (Blue, 2001; Wankel, 1993; Courneya, 1995). De controle-overtuigingen blijken de grootste

bijdrage te leveren aan het voorspellen van intentie en sportgedrag (Theodorakis, 1994; Courneya, 1995).

Al eerder zijn significante verschillen in gedragsovertuigingen onderzocht tussen sporters en non-

sporters (Rowland, 1994; Wankel, 1993), maar nog niet tussen overmatige en matige sporters, wat een

taak zal zijn in huidig onderzoek om op deze wijze de ernst van een sportverslaving of demografisch gebied

te beschrijven.

Onderzoek naar bepaalde overtuigingen geeft onderzoekers informatie en verklaringen over een

bepaald gedrag. Met deze informatie kunnen effectieve interventies worden ontworpen (Wankel, 1993). In

huidig onderzoek zal een interventie worden bedacht in samenwerking met het Universitair Sportcentrum

om zodoende het aantal afhankelijke sporters te reduceren. Deze interventie zal het patroon van de sporter

ter hoogte van de overtuigingen en/of de intentie moeten doorbreken om zodoende de sporter te

weerhouden van zijn sportgedrag (Figuur 1).

Figuur 1. Theorie van Gepland Gedrag met bijbehorende gedrags-, normatieve- en controle-overtuigingen

Page 11: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

11

Interview

Op basis van significante verschillen tussen de afhankelijke en non-afhankelijke sporter zijn bepaalde

vragen van de EBQ uitgelicht en verwerkt tot een interview om zodoende beter achter de drijfveren van de

afhankelijke sporter te komen. 998 Participanten werden gevraagd mee te werken aan een persoonlijk of

telefonisch interview, waarna de 30 meest extreme sporters werden uitgenodigd. De anamnese bestond

uit: leeftijd, aantal uren sport per week en het type sport. De rest van het interview bestond uit vragen

over: afvallen; continue verhogen van sportduur en –frequentie; eetgedrag; mening van omgeving; gestelde

doelen; invloed van omgeving; sociale activiteiten; kritiek van anderen; bang voor het krijgen van

overgewicht; hoofdrede om het sportgedrag uit te voeren; ideaalbeeld; productiviteit op het werk; of sporten

een uitklep is; agressie; bang voor ziekte en veroudering; excuus om niet te gaan sporten (geen zin,

moeheid, geen tijd); en afspraken opzij zetten wegens het sporten.

Eerder onderzoek toont het verschil in sportprestaties onder de categorieën pubers, studenten,

volwassenen en senioren (Schumann, 2002). In huidig onderzoek is er van pubers geen sprake. Wel willen

we het onderscheid maken tussen de jonge en oudere sporter. Vanwege het kleine aantal participanten

betreft het interview is er voor huidig onderzoek gekozen voor twee categorieën: klanten onder de dertig en

boven de dertig jaar oud.

Analyse

De interventie bestond uit een enquête en een interview. Deze eerste was gecreëerd is met behulp van

Thesis Tools. Met deze software kon er gratis een online enquête worden gemaakt en resultaten anoniem

worden verkregen. De uitkomsten werden weergegeven in Microsoft Office Excel (hierna genoemd Excel).

De EDS classificatie (afhankelijk, non-afhankelijk symptomatisch of non-afhankelijk) werd verricht

via een formule in Excel, waarna de gegevens werden geconverteerd tot SPSS bestand (Statistical Package

for the Social Sciences) (hierna genoemd SPSS). Met behulp van SPSS werden beschrijvende resultaten

(frequenties en percentages) verkregen per geslacht en per classificatie om zodoende de eerste

onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden.

De antwoorden van de enquête bestonden uit categorieën, meestal optie één t/m vijf. Deze data

wordt ordinaal genoemd en is non-parametrisch, oftewel niet normaal verdeeld. De participanten hadden

de enquête afzonderlijk van elkaar ingevuld, wat resulteert in onafhankelijke groepen. Sporters werden in

drie groepen ingedeeld, naargelang de EDS classificatie. Deze groepen waren ongelijk in aantallen. Gezien

de non-parametrische data, ongelijke aantallen per groep en onafhankelijke observaties, werd er gekozen

om de data te toetsen met behulp van een Wilcoxon Rank-Sum test. Wanneer deze test gebruikt wordt

maakt men niet gebruik van de gemiddelde waarde maar van een mediaan, welke de middelste waarde van

een gegevensverzameling is. De verschillende categorieën worden ook wel ranks genoemd. De Wilcoxon

Rank-Sum test neemt het gemiddelde van de som van deze ranks en vergelijkt deze tussen de

verschillende groepen (EDS classificaties of geslacht). Men gaat hierbij uit van een nulhypothese waarbij

de verdelingen gelijk zijn. De test vergelijkt dus niet de mediaan (welke wel genoteerd wordt) maar deze

verdelingen. Dit mag nog wel eens een misopvatting zijn. Naast de mediaan wordt ook de range genoteerd.

Deze laatste geeft de minimum en maximum waarde van de verdeling. Wanneer men een statistische toets

uitvoert wordt er gebruik gemaakt van een betrouwbaarheidsinterval. Oftewel wanneer een waarde

significant kan worden genoemd: het verschil tussen de twee groepen is zo groot dat het verschil geen

Page 12: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

12

toeval kan zijn. Over het algemeen wordt een betrouwbaarheidsinterval van 95% gebruikt, boven deze

waarde is de uitkomst significant verschillend. De SPSS software geeft in het geval van een dergelijke

significantie een p waarde van onder de 0,05. Uitkomstwaarden boven de 0,05 kunnen worden

beschreven, maar uitspraken moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd. Wanneer een waarde onder de

0,05 is, oftewel significant, kan de uitspraak met zekerheid worden aangenomen.

Het kan voorkomen dat voor beide groepen een gelijke waarde betreft de mediaan wordt gevonden

en toch een significant verschil wordt aangetoond. Mogelijk is dat de volgende waarnemingen van de ene

groep direct achter de mediaan zitten, terwijl dat in de andere groep over een enorm traject wordt

uitgespreid. Vandaar dat in huidig onderzoek tevens de 25e en 75e percentiel worden genoteerd; de

mediaan is de 50e percentiel. Een dataset kan in principe in 99 punten van gelijke grote worden verdeeld.

Het 75e percentiel geeft bijvoorbeeld een getal zodanig dat 75% van de data kleiner is dan dat getal en 25%

groter of gelijk. Met behulp van het minimum, het 25e percentiel, de mediaan, het 75e percentiel en het

maximum kan een verdeling nauwkeurig worden beschreven (Field, 2009).

Om te tweede onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden werden de afhankelijke en non-

afhankelijke sporters gesplitst in geslacht vergeleken per onderdeel van de enquête (anamnese, EDS, EBQ)

met behulp van de hierboven uitgelegde Wilcoxon Rank-Sum test.

De derde onderzoeksvraag beschrijft de drijfveren van de afhankelijke sporter. Om deze

beschrijving te kunnen bewerkstelligen werd de non-afhankelijke sporter vergeleken met de afhankelijke

sporter. Wederom werd er gebruik gemaakt van de Wilcoxon Rank-Sum test.

Het interview werd in Excel geanalyseerd: verschillende leeftijdsgroepen met betrekking tot geslacht

werden met elkaar vergeleken. Verdere analyse bestond enkel uit beschrijvende resultaten.

Page 13: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

13

-Resultaten-

Participanten

Onderzoeksvraag 1

4000 Klanten werden gevraagd aan de enquête mee te werken; 1721 klanten vulden hem volledig in. Aan

998 participanten werd gevraagd mee te werken aan een persoonlijk of telefonisch interview; 152 mensen

waren bereid mee te werken. De 30 meest extreemste sporters werden uitgenodigd; uiteindelijk zijn er 23

mensen geïnterviewd.

Van de 1721 participanten wie de enquête volledig hadden ingevuld bestond 23,2% uit mannen en

met een flinke meerderheid 76,8% uit vrouwen. De eerste onderzoeksvraag betrof welk percentage van de

klanten van het USC geclassificeerd konden worden volgens het EDS principe als de drie begrippen:

sportafhankelijk, non-afhankelijk symptomatisch en non-afhankelijk. Deze classificering resulteerde in

1,5% sportafhankelijke sporters (34,6% mannen; 65,4% vrouwen), 35,3% non-afhankelijke

symptomatische sporters (26,4% mannen; 73,6% vrouwen) en 63,2% participanten werden geclassificeerd

als non-afhankelijk (21,1% mannen; 78,9% vrouwen). Het totaal aantal participanten bestond uit 1721

sporters (100%) waarvan 1322 vrouwen (76,8%) en 399 mannen (23,2%) (Tabel 1; Figuur 2).

Figuur2. Frequentie en percentage van de participanten betreft de verschillende classificaties en geslacht

Participanten

Frequentie (Percentage)

Afhankelijk Symptomen Non-afhankelijk

Totaal

Man 9 (34,6%) 160 (26,4%) 230 (21,1%) 399 (23,2%)

Vrouw 17 (65,4%) 447 (73,6%) 858 (78,9%) 1322 (76,8%)

Totaal 26 (1,5%) 607 (35,3%) 1088( 63,2%) 1721 (100%)

Tabel 1. Frequentie en percentage van de participanten betreft de verschillende classificaties en geslacht

Page 14: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

14

Anamnese

Onderzoeksvraag 2

Betreft de tweede en derde onderzoeksvraag vroeg men zich af op welke gebieden de afhankelijke sporter

verschilt van de non-afhankelijke sporter en in welke mate. Om deze vraag te kunnen beantwoorden werd

participanten gevraagd de driedelige enquête in te vullen. Het eerste onderdeel van de enquête bestond uit

een anamnese. De participanten werd gevraagd de leeftijd, het gewicht, streefgewicht en de lengte in te

vullen (Tabel 2) (Tabel met non-afhankelijke symptomatische sporters is te vinden in de bijlage Tabel 2a).

De tabel laat de mediaan zien met mimimum, 25e percentiel, 75e percentiel en het maximum. In de

beschrijvende resultaten worden de mediaan, 25e en 75e percentiel gebruikt voor interpretatie gezien deze

een beter beeld geven van de verdeling zonder uitschieters (minimum en maximum).

Qua leeftijd was er geen significant verschil tussen de afhankelijke (26 jaar[21-29 jaar]

(mediaan[25e percentiel-75e percentiel]) en non-afhankelijke groep (27 jaar[22-47 jaar]) betreft het

mannelijke geslacht (p<0,163). Ook voor het vrouwelijke geslacht was er geen significant verschil tussen

de afhankelijke (21 jaar[20-24 jaar]) en non-afhankelijke groep (22 jaar[20-26 jaar]) (p<0,148). Opvallend

was dat voor de afhankelijke mannelijke sporters 25% onder de 21 jaar oud was en 25% boven de 29 jaar

[21-29] (betekenis van de 25% en 75% percentiel range), terwijl de leeftijd van de non-afhankelijke

mannen voor 25% onder de 22 jaar lag en 25% boven de 47 jaar [22-47]. De sportafhankelijke vrouw

vertoonde een kleiner verschil in percentiel range [20-24 jaar] vergeleken met de non-afhankelijke vrouw

[20-26 jaar].

De sportafhankelijke man was iets kleiner (180 cm[179-183 cm]) vergeleken met de non-

afhankelijke man (183 cm[178-189 cm]), hoewel dit verschil niet significant was (p<0,255). Ook bij de

vrouwen was er geen significant verschil aanwezig betreft lengte (p<0,200). De afhankelijke vrouw was 169

cm[161-172 cm] en de non-afhankelijke vrouw 170 cm[165-175 cm] lang.

Het huidige gewicht van de sportafhankelijke man was enigszins lager dan die van de non-

afhankelijke man, respectievelijk 78 kg[74-78 kg] en 80 kg[73-86 kg] (p<0,583). Opvallend was de hogere

75 percentiel waarde van 86 kg voor de non-afhankelijke man vergeleken met de 78 kg van de afhankelijke

man. Ook voor de sportafhankelijke vrouw was het gewicht lager vergeleken met de non-afhankelijke

vrouw, respectievelijk 62 kg[61-70 kg] en 64 kg[58-70 kg] hoewel non-significant (p<0,738).

Er was geen verschil betreft het streefgewicht van de mannen (p<0,689). De sportafhankelijke man

zou zijn huidige gewicht graag 1 kg lager willen zien met een percentiel range van 5 kilo willen afvallen tot

het huidige gewicht behouden (-1 kg[-5-0 kg]). De non-afhankelijke man zou tevens graag 1 kg willen

Anamnese Mediaan

[Minimum-P25-P75-Maximum]

Mannen Vrouwen

Afhankelijk Non-afhankelijk Sign Afhankelijk Non-afhankelijk Sign

Leeftijd (Jaren)

26 [20-21-29-31]

27 [17-22-47-74]

0,163 21 [18-20-24-63]

22 [17-20-26-70]

0,148

Lengte (Cm)

180 [177-179-183-

190]

183 [155-178-189-198]

0,255 169 [154-161-172-

178]

170 [153-165-175-190]

0,200

Gewicht (Kg)

78 [70-74-78-85]

80 [57-73-86-120]

0,583 62 [56-61-70-74]

64 [43-58-70-120]

0,738

Streef Gewicht (Kg)

-1 [-7-5-0-4]

-1 [-21- -4-0-10]

0,689 -4 [-10-6- -2-0]

-2 [-40- -5-0-5]

0,053

Tabel 2. Anamnese betreft de verschillende classificaties en geslacht Mediaan met mimimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum

Page 15: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

15

afvallen(-1 kg[-4-0 kg]). Contrasterend was het aanzienlijke verschil in streefgewicht van de vrouwen,

hoewel net niet significant (p<0,053). De sportafhankelijke vrouw zou het huidige gewicht graag wat lager

willen zien, het liefste 4 kg afvallen (-4 kg[6- -2 kg]). De non-afhankelijke vrouw zou het gewicht graag

maar 2 kg lager zien (-2 kg[-5-0 kg]).

De anamnese ging verder met vragen over opleiding; gedrevenheid; sportduur en –frequentie, type sport,

blessures en wedstrijden. De sportafhankelijke man had een enigszins lagere opleiding (HBO[Universitair-

HBO]) vergeleken met de non-afhankelijke man (Universitair[Universitair-HBO]), doch non-significant

(p<0,144) (Tabel 3) (Tabel met non-afhankelijke symptomatische sporters is te vinden in de bijlage Tabel

3a). Er was geen verschil betreft opleiding voor het vrouwelijke geslacht (p<0,778). Zowel de

sportafhankelijke als non-afhankelijke vrouw genoot een universitaire opleiding (Universitair[Universitair-

HBO]).

Anamnese Mediaan

[Minimum-P25-P75-Maximum]

Mannen Vrouwen

Afhankelijk Non-afhankelijk Sign Afhankelijk Non-afhankelijk Sign

Opleiding HBO [Uni-Uni-HBO-HBO]

Universitair[Uni-Uni—HBO-Middel]

0,144 Universitair [Uni-Uni-HBO-HBO]

Universitair [Uni-Uni-HBO-Middel]

0,778

Gedrevenheid in werk

Gedreven [Erg gedreven-Gedreven-Redelijk gedreven-Redelijk gedreven]

Gedreven [Erg gedreven-Gedreven-Redelijk gedreven-Totaal niet gedreven]

0,546 Gedreven [Erg gedreven-Erg gedreven-Gedreven-Redelijk gedreven]

Gedreven [Erg gedreven-Gedreven-Redelijk gedreven-Niet gedreven]

0,094

Frequentie sport

5 keer per week [5-4-6- Meer dan 7 keer per week]

2 keer per week [Minder dan 1 keer-2-3-Meer dan 7 keer per week]

0,000 5 keer per week [2 Keer per week-3-6-Meer dan 7 keer per week]

2 keer per week [Minder dan 1 keer-1-2-Meer dan 7 keer per week]

0,000

Duur sessie sport

1,5 uur [1-1-1,5-2 uur]

1 uur [30 Minuten-1-1,5-3 uur]

0,351 1,5 uur [1-2-1,5-2 uur]

1 uur [30 Minuten-1-1-Meer dan 3 uur]

0,000

Mediaan [25e percentiel-75e percentiel]**

Type sport Zowel duur als kracht [Niet enkel

kracht of duur-Zowel duur als kracht-Geen van beide]

Zowel duur als kracht [Niet enkel duur-Kracht-Zowel duur

als kracht]

0,246 Zowel duur als kracht [Niet enkel duur of kracht-Zowel

duur als kracht]

Zowel duur als kracht [Duur-Zowel kracht als duur]

0,097

Type sport Individueel [Niet enkel teamverband-Inidividueel-beide]

Individueel [Niet enkel team

of beide-Individueel]

0,333 Individueel [Individueel-Individueel]

Individueel [Niet enkel

team-Individueel-beide]

0,269

Blessure doorgetraind

Soms, dit wilde ik zelf

[Niet dit wilde ik zelf-Ja, moest van een ander-Nee]

Nee [Geen ja-Soms, dit

wilde ik zelf-Nee]

0,017 Soms, dit wilde ik zelf

[Ja, dit wilde ik zelf-Nee]

Nee [Nee-Nee]

0,000

Trainen wedstrijd

Ja [Ja-Nee]

Nee [Nee-Nee]

0,000 Nee [Ja-Nee]

Nee [Nee-Nee]

0,000

Tabel 3. Anamnese van de participanten betreft de verschillende classificaties en geslacht Mediaan met mimimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum ** Voor de laatste vier vragen is gekozen voor enkel de 25e en 75e percentiel te noteren en de range buiten beschouwing te laten. Dit om verwarring wat betreft de dichotome antwoorden te voorkomen

Page 16: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

16

De sportafhankelijke vrouw toonde aan gedreven te zijn in haar dagelijks werk (Gedreven[Erg

gedreven-Gedreven]). De non-afhankelijke vrouw was gedreven in haar werk maar met een range die naar

minder gedreven neigde (Gedreven[Gedreven-Redelijk gedreven]) welke het grote doch non-significante

verschil verklaarde (p<0,094).

Een aanzienlijk significant verschil was gevonden tussen zowel de sportafhankelijke en non-

afhankelijke man als vrouw wat betreft de frequentie van het sporten (p<0,000). De sportafhankelijke man

sportte vijf keer per week (5 keer per week[4-6 keer per week]). De non-afhankelijke man duidelijk minder

met een frequentie van twee keer per week (2 keer per week[2-3 keer per week]). De sportafhankelijke

vrouw sportte vijf keer in de week met een lagere range (5 keer per week[3 tot 6 keer per week]). De non-

afhankelijke vrouw sportte twee keer per week met een nog lagere range (2 keer per week[1 tot 2 keer per

week]).

Sportafhankelijke mannen bleken enigszins langer te sporten per sessie (1,5 uur[1-1,5 uur]) dan

non-afhankelijke mannen (1 uur [1-1,5 uur]) (p<0,351). Tussen de sportafhankelijke (1,5 uur [1-1,5uur])

en non-afhankelijke vrouw (1 uur [1-1 uur]) was daarentegen wel een significant verschil gevonden van

p<0,000 welke te verklaren is door bijbehorende minimum, maximum en percentielrange. Voor de

sportafhankelijke vrouw ligt namelijk zowel de mediaan als de ranges hoger vergeleken met de

uitkomstwaarden van de non-afhankelijke vrouw.

Zowel de sportafhankelijke als non-afhankelijke man beoefende duur- in combinatie met

krachtsport (p<0,246), wel verschilden zij qua ranges. Opvallend was dat de sportafhankelijke man aangaf

niet enkel kracht- of duursport te beoefenen, enkel in combinatie (Zowel duur als kracht[Niet enkel

kracht of duur-Zowel duur als kracht-Geen van beide]. De non-afhankelijke man beoefende niet enkel

duursport (Zowel duur als kracht[Niet enkel duur-Kracht-Zowel duur als kracht]. Een groter verschil was

gevonden voor het vrouwelijke geslacht, doch non-significant (p<0,097). Zowel de sportafhankelijke als

non-afhankelijke vrouw gaven aan zowel duur- als krachtsport te beoefenen; hoewel de afhankelijke vrouw

niet enkel duur of krachtsport uitvoerde, wel in combinatie (Zowel kracht als duur[Niet enkel duur of

kracht-Zowel duur als kracht]). De non-afhankelijke vrouw vertoonde dezelfde uitkomsten, maar gaf aan

wel duursport te beoefenen (Zowel duur als kracht[Duur-Zowel kracht als duur]).

Er was geen verschil gevonden betreft type sport tussen de afhankelijke en non-afhankelijke

mannelijke sporter (p<0,333). Beiden gaven aan individueel te sporten. De afhankelijke man sportte niet

enkel in teamverband (Individueel[Niet enkel teamverband-Individueel-beide]) terwijl de non-afhankelijke

man alleen maar individueel bleek te sporten (Individueel[Niet enkel team of beide-Individueel]). Ook de

vrouwen verschilden niet significant (p<0,269). De sportafhankelijke vrouw sportte enkel op individuele

basis (Individueel[Individueel-Individueel]). De non-afhankelijke vrouw sportte zowel individueel als

gecombineerd met teamsport, hoewel niet enkel in teamverband (Individueel[Niet enkel team-Individueel-

beide]).

De sportafhankelijke man sportte soms door wanneer hij een blessure had. Het antwoord varieerde

van doortrainen omdat dit moest van een ander tot niet doortrainen. Doortrainen uit eigen wil kwam niet

voor (Soms, dit wilde ik zelf[Ja, dit moest van een ander-Nee]. De non-afhankelijke man daarentegen

sportte niet door tijdens een blessure. De range bestond uit soms doortrainen uit eigen wil tot niet

doortrainen; altijd doortrainen kwam niet voor bij de non-afhankelijke man (Nee[Soms, dit wilde ik zelf-

Nee]). De mannengroep verschilde significant (p<0,017). Ook de sportafhankelijke vrouw gaf aan soms

door te trainen uit vrije wil met een blessure, met een range van altijd doortrainen uit eigen wil tot niet

Page 17: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

17

doortrainen (Soms, dit wilde ik zelf[Ja, dit wilde ik zelf-Nee]). De non-afhankelijke vrouw daarentegen

sportte nooit door met een blessure (Nee[Nee-Nee]) (p<0,000).

Mannen wie sportafhankelijk waren gaven aan momenteel bezig te zijn met het trainen voor een

wedstrijd (Ja[Ja-Nee]). Non-afhankelijke mannen trainden niet voor een wedstrijd (Nee[Nee-Nee]), met een

duidelijk significant verschil tussen de mannengroepen van p<0,000. Hoewel er tevens een verschil was

betreft het vrouwelijke geslacht (p<0,000), gaven zowel de afhankelijke als non-afhankelijke vrouw aan niet

te trainen voor een wedstrijd. Dit significante verschil is te wijden aan de range van de sportafhankelijke

vrouw van het wel trainen tot niet trainen voor een wedstrijd (Nee[Ja-Nee]), terwijl er bij de non-

afhankelijke vrouw geen sprake was van een range (Nee[Nee-Nee]).

Exercise Dependence Scale

Onderzoeksvraag 2

EDS samenvatting

EDS Onderwerpen Mediaan

[Minimum-P25-P75-Maximum]

Mannen Vrouwen

Afhankelijk Non-afhankelijk

Sign Afhankelijk Non-afhankelijk

Sign

Ontwenningsverschijnselen 3 [3-3-4-4]

2 [1-2-2-4]

0,000 3 [1-3-4-5]

2 [1-2-3-4]

0,000

Tolerantie 3 [2-3-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,000 3 [1-2-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,000

Continuïteit 4 [2-3-4-5]

1 [1-1-2-5]

0,000 4 [1-3-4-5]

1 [1-1-2-5]

0,000

Controleverlies 3 [2-2-4-4]

1 [1-1-2-5]

0,000 4 [2-4-4-5]

1 [1-1-2-5]

0,000

Reductie 3 [2-3-4-4]

1 [1-1-2-3]

0,000 3 [1-2-4-5]

1 [1-1-2-3]

0,000

Tijd 4 [3-3-4-4]

2 [1-2-3-4]

0,000 4 [3-4-5-5]

2 [1-1-2-4]

0,000

Intentie effecten 4 [2-3-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,000 3 [1-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,000

Tabel 4. EDS onderwerpen betreft de verschillende classificaties en geslacht Mediaan met mimimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum 1.Nooit 2.Bijna nooit 3.Soms 4.Bijna altijd 5.Altijd

Het tweede onderdeel van de enquête bestond uit de Exercise Depence Scale (EDS). Dit onderdeel werd

gebruikt om de participanten te classificeren als sportafhankelijk, non-afhankelijk met symptomen of non-

afhankelijk. De EDS is onder te verdelen is in zeven onderwerpen: ontwenningsverschijnselen, tolerantie,

continuïteit, controleverlies, reductie, tijd en intentie effecten. Met betrekking tot alle onderwerpen was het

verschil tussen de afhankelijke en non-afhankelijke sporter duidelijk significant. Deze significantie was te

verwachten gezien dit onderdeel van de enquête werd gebruikt om de participanten te classificeren (Tabel

4) (Tabel met non-afhankelijke symptomatische sporters is te vinden in de bijlage Tabel 4a). De

participanten konden de vragen beantwoorden met de opties: (1) Nooit, (2) Bijna nooit, (3) Soms, (4) Bijna

altijd en (5) Altijd.

De sportafhankelijke man gaf aan soms ontwenningverschijnselen te vertonen (zich rusteloos,

angstig, gestrest, vermoeid of geïrriteerd voelen) wanneer men stopte met sporten (3[3-4]). De non-

afhankelijke man deelde mede bijna nooit last van ontwenningsverschijnselen te hebben (2[2-2]). De twee

groepen hadden een duidelijk significant verschil van p<0,000. De vrouwen vertoonden ongeveer dezelfde

Page 18: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

18

resultaten. Ook de sportafhankelijke vrouw gaf aan soms ontwenningsverschijnselen te vertonen wanneer

er niet gesport (3[3-4]), de non-afhankelijke vrouw had bijna nooit last van ontwenningsverschijnselen

(2[2-3]).

Het onderwerp “tolerantie” beschreef of de sporter minder effect voelde wanneer het huidige gedrag

werd uitgevoerd. Indien het antwoord positief was werd er gevraagd of hij hierdoor de sportintensiteit, -

frequentie en –duur verhoogde om het gewenste effect te behalen. De sportafhankelijke man gaf aan dat

hij soms zijn sportgedrag verhoogde (3[3-4]); de non-afhankelijke man verhoogde zijn niveau bijna nooit

(2[1-2]) (p<0,000). De vrouwen vertoonden ongeveer hetzelfde patroon (p<0,000). De sportafhankelijke

vrouw verhoogde net als de man ook soms het sportgedrag om het gewenste effect te behalen met een

grotere range (3[2-4]). De non-afhankelijke vrouw verhoogde het niveau bijna nooit (2[1-2]).

Het onderwerp “continuïteit” beschreef of men doortrainde ondanks terugkerende of blijvende

fysieke problemen en blessures. Zowel de sportafhankelijke man als vrouw gaf aan bijna altijd door te

sporten met een blessure (4[3-4]). De non-afhankelijke sporter daarentegen deelde mede nooit door te

sporten met fysieke problemen (1[1-2]) (p<0,000).

Het onderwerp “controleverlies” beschreef het niet in staat zijn de sportduur, -intensiteit, en –

frequentie te reduceren. De afhankelijke man gaf aan soms de controle te verliezen (3[2-4]), terwijl de

afhankelijke man nooit de controle zou verliezen (1[1-2]) (p<0,000). De afhankelijke vrouw verloor sneller

de controle dan de afhankelijke man. Zij gaf aan bijna altijd de controle te verliezen (4[4-4]). Daarentegen

bleek de non-afhankelijke vrouw zichzelf altijd in de hand te houden (1[1-2]) (p<0,000).

Het in de knel komen met familiaire en zakelijke verantwoordelijkheden wegens sport, het afwijzen

van sociale uitnodigingen en veel denken over sport beschreef het onderwerp “reductie van andere

activiteiten”. De mannen en vrouwen vertoonden ongeveer hetzelfde patroon. De sportafhankelijke man

zette soms verantwoordelijkheden opzij om te gaan sporten (3[2-4]), terwijl de non-afhankelijke man nooit

afspraken aan de kant zette voor sport (1[1-2]) (p<0,000). Ook de sportafhankelijke vrouw zette soms

afspraken aan de kant (3[2-4]), wat niet gold voor de non-afhankelijke vrouw wie nooit afspraken opzij

zette (1[1-2]) (p<0,000).

Het onderdeel “tijd” bestond uit de vragen of het leven om het sportgedrag heen werd georganiseerd

en of er veel tijd werd gestoken in sportgerelateerde activiteiten. De sportafhankelijke man gaf aan bijna

altijd het leven om het sportgedrag heen te organiseren (4[3-4]); de non-afhankelijke man deed dit bijna

nooit (2[2-3]) (p<0,000). Ook de sportafhankelijke vrouw organiseerde het leven bijna altijd rond het

sportgedrag, maar met een hogere range vergeleken met het mannelijke geslacht (4[4-5]). Daarentegen

deed de non-afhankelijke vrouw dit bijna nooit, met en lagere range vergeleken met de man (2[1-2])

(p<0,000).

Langer en frequenter sporten dan gepland beschreef het onderdeel “intentie-effecten”.

Sportafhankelijke mannen sportten bijna altijd langer dan gepland (4[3-4]); de non-afhankelijke man deed

dit bijna nooit (2[1-2]) (p<0,000). De afhankelijke vrouw had een wat lagere score vergeleken met de

afhankelijke man. Zij sportte soms langer dan gepland (3[2-3]). De non-afhankelijke vrouw vertoonde

hetzelfde patroon als de non-afhankelijke man: zij sportte bijna nooit langer dan gepland (2[1-2])

(p<0,000).

Page 19: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

19

Exercise Dependence Scale

Onderzoeksvraag 2

EDS uitgebreid: vragen per onderwerp

Tabel 5 laat de zeven EDS onderwerpen zien per gestelde vraag (Tabel met non-afhankelijke

symptomatische sporters is te vinden in de bijlage Tabel 5a). Wederom konden de participanten de vragen

beantwoorden met: (1) Nooit, (2) Bijna nooit, (3) Soms, (4) Bijna altijd en (5) Altijd.

Ontwenningsverschijnselen

De afhankelijke man sportte soms om gestrestheid te voorkomen (3[3-4]). De non-afhankelijke man

sportte bijna nooit om deze rede (2[1-3]) met een significant verschil van p<0,024. Net als de sport-

afhankelijke man, sportte de vrouw van deze groep tevens soms om gestrestheid te voorkomen (3[3-4]).

Maar ook de non-afhankelijke vrouw sportte soms om dit te voorkomen (3[2-3]) terwijl het verschil tussen

de vrouwen wel degelijk significant was p<0,006. Dit is te verklaren door het verschil in 25 en 75

percentiel range. De afhankelijke vrouw sportte soms tot bijna altijd om gestrestheid te voorkomen (3 tot 4)

terwijl de non-afhankelijke vrouw bijna nooit tot soms om deze rede sportte (2 tot 3).

De sportafhankelijke man voelde zich bijna altijd geïrriteerd wanneer hij niet kon sporten (4[3-4]);

de non-afhankelijke man voelde dit soms (3[2-3]) met een significant verschil van p<0,001. De afhankelijke

vrouw voelde zich altijd geïrriteerd wanneer zij niet kon sporten (5[4-5]). Dit is frequenter vergeleken met

de mannen uit deze groep. De non-afhankelijke vrouw voelde zich soms geirriteerd wanneer er niet werd

gesport (3[2-3]) (p<0,000).

Zowel de sport-afhankelijke (3[3-3]) als non-afhankelijke (3[1-3]) man gaf aan soms te sporten om

vermoeidheid te voorkomen. Doch is het verschil significant (p<0,045) vanwege het verschil in range. Er

was geen significant verschil gevonden tussen de sport-afhankelijke (3[2-3]) en non-afhankelijke vrouw

(3[2-3]) wie beiden soms sportten om vermoeidheid te voorkomen (p<0,862).

De sportafhankelijke man voelde zich bijna altijd gestrest wanneer hij niet kon sporten (4[3-4]),

terwijl de non-afhankelijke man dit gevoel bijna nooit ervoer (2[1-3]) (p<0,000). Ook de sportafhankelijke

vrouw voelde zich net als de afhankelijke man bijna altijd gestrest wanneer er niet gesport kon worden,

hoewel met een iets hogere range (4[3-5]). De non-afhankelijke vrouw voelde dit bijna nooit (2[1-3])

(p<0,000).

Soms werd er gesport door zowel de sport-afhankelijke man als vrouw om geïrriteerdheid te

voorkomen (3[3-4]). Voor de non-afhankelijke sporter was dit bijna nooit een rede (2[1-3]), met een

significantie van respectievelijk p<0,003 en p<0,001.

Zowel de sportafhankelijke man als vrouw voelde zich soms angstig wanneer er niet werd gesport

(3[1-4]). Voor de non-afhankelijke sporter gold het krijgen van dit gevoel nooit (3[1-4]), beiden met een

significantiewaarde van p<0,000.

Een vermoeid gevoel werd er soms ervaren door de sportafhankelijke man wanneer er niet werd

gesport (3[3-3]). De non-afhankelijke man ervoer dit gevoel bijna nooit (2[1-3]) (p<0,001). Ook de

sportafhankelijke vrouw voelde zich soms angstig, maar met een iets grotere percentiel range vergeleken

met de afhankelijke man (3[2-4]). De non-afhankelijke vrouw vertoonde hetzelfde patroon als de man uit

deze groep; zij voelde zich bijna nooit angstig wanneer er niet werd gesport (2[1-3]) (p<0,001).

Sportafhankelijke mannen sportten bijna altijd om rusteloosheid te voorkomen (4[3-4]).

Daarentegen sportten non-afhankelijke mannen bijna nooit om deze rede (2[1-3]) (p<0,000). Tevens sportte

Page 20: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

20

de afhankelijke vrouw bijna altijd om rusteloosheid te voorkomen met een iets grotere range vergeleken

met de afhankelijke man (4[3-5]), terwijl de non-afhankelijke man bijna nooit sportte om betreffend gevoel

te voorkomen (2[1-3]) (p<0,000).

Zowel de sportafhankelijke man als vrouw voelde zich bijna altijd rusteloos wanneer er niet kon

worden gesport (4[3-5]). De non-afhankelijke man had bijna nooit last van dit gevoel (2[1-3]),

respectievelijk met een significantiewaarde van p<0,000 en p<0,000.

Om een angstig gevoel te voorkomen sportten afhankelijke mannen bijna nooit (2[1-3]), non-

afhankelijke mannen zelfs nooit (1[1-1]) (p<0,000). Ook de sportafhankelijke vrouw gaf aan bijna nooit te

sporten om dit gevoel te voorkomen, met een iets grotere range vergeleken met de mannen (2[1-4]). De

non-afhankelijke vrouw sportte nooit om een angstig gevoel te voorkomen (1[1-1]) (p<0,000).

Tolerantie

Sportafhankelijke mannen voelden soms minder effect wanneer zij het huidige sportgedrag uitvoerden

(3[2-4]), de non-afhankelijke man ervoer dit gevoel nooit (1[1-2]) (p<0,000). Ook de sportafhankelijke vrouw

voelde soms minder effect, met een iets grotere range vergeleken met de mannen uit deze groep (3[1-4]).

Non-afhankelijke vrouwen voelde nooit minder effect wanneer huidig sportgedrag werd uitgevoerd (1[1-2])

(p<0,008).

Zowel de sportafhankelijke man als vrouw verhoogde bijna altijd de sportintensiteit om het

gewenste effect te verkrijgen (4[3-4]), terwijl de non-afhankelijke man en vrouw bijna nooit de intensiteit

verhoogden (2[1-3]), respectievelijk p<0,000 en p<0,000.

Om het gewenste effect te verkrijgen, verhoogde de sportafhankelijke man soms de sportfrequentie

(3[3-4]), daarentegen verhoogde te non-afhankelijke man de frequentie bijna nooit (2[1-2]) (p<0,000). De

afhankelijke vrouw verhoogde de frequentie ook soms. Bij haar lag de percentiel range iets lager vergeleken

met het mannelijke geslacht (3[2-3]). De non-afhankelijke vrouw gaf aan bijna nooit de frequentie te

verhogen (2[1-3]), waardoor er een significant verschil werd gevonden tussen de afhankelijke en non-

afhankelijke vrouw (p<0,000).

De sportduur werd soms verhoogd door de sportafhankelijk man om het gewenste effect te behalen

(3[3-4]). Daarentegen verhoogde de non-afhankelijke man nooit de duur (1[1-2]) (p<0,000). Ook de

afhankelijke vrouw verhoogde soms de duur, maar met een lagere range vergeleken met het mannelijke

geslacht (3[2-3]). De non-afhankelijke vrouw verhoogde nooit de sportduur om het gewenste effect te

verkrijgen (1[1-2]). Het verschil tussen de twee vrouwengroepen was dan ook significant (p<0,000).

Page 21: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

21

EDS

Mannen Vrouwen

Afhankelijk Non-afh Sign Afhankelijk Non-afh Sign

Ontwenning

Gestrest voorkomen

3 [2-3-4-4]

2 [1-1-3-5]

0,024 3 [1-3-4-5]

3 [1-2-3-5]

0,006

Geïrriteerd 4 [3-3-4-4]

3 [1-2-3-5]

0,001 5 [1-4-5-5]

3 [1-2-3-5]

0,000

Vermoeid

voorkomen

3

[3-3-3-4]

3

[1-1-3-5]

0,045 3

[1-2-3-5]

3

[1-2-3-5]

0,862

Gestrest 4 [2-3-4-5]

2 [1-1-3-5]

0,000 4 [1-3-5-5]

2 [1-1-3-5]

0,000

Geïrriteerd voorkomen

3 [2-3-4-4]

2 [1-1-3-5]

0,003 3 [1-3-4-5]

2 [1-1-3-5]

0,001

Angstig 3 [1-1-4-4]

1 [1-1-1-4]

0,000 3 [1-1-4-5]

1 [1-1-1-4]

0,000

Vermoeid 3 [3-3-3-5]

2 [1-1-3-5]

0,001 3 [1-2-4-5]

2 [1-1-3-5]

0,001

Rusteloos

voorkomen

4

[1-3-4-4]

2

[1-1-3-4]

0,000 4

[1-3-5-5]

2

[1-1-3-5]

0,000

Rusteloos 4 [3-3-5-5]

2 [1-1-3-4]

0,000 4 [1-3-5-5]

2 [1-1-3-5]

0,000

Angstig voorkomen 2 [1-1-3-3]

1 [1-1-1-4]

0,000 2 [1-1-4-5]

1 [1-1-1-4]

0,000

Tolerantie

Minder effect 3 [1-2-4-5]

1 [1-1-2-4]

0,000 3 [1-1-4-5]

1 [1-1-2-5]

0,008

Intensiteit verhogen

4 [2-3-4-5]

2 [1-1-3-5]

0,000 4 [1-3-4-5]

2 [1-1-3-5]

0,000

Frequentie verhogen

3 [2-3-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,000 3 [1-2-3-4]

2 [1-1-2-5]

0,003

Duur verhogen 3 [2-3-4-4]

1 [1-1-2-5]

0,000 3 [1-2-3-5]

1 [1-1-2-4]

0,000

Continuïteit

Terugkerende fys problemen

3 [2-2-4-5]

1 [1-1-2-5]

0,000 4 [1-2-5-5]

1 [1-1-2-5]

0,000

Blijvende fys problemen

4 [1-2-4-5]

1 [1-1-1-5]

0,000 3 [1-2-5-5]

1 [1-1-1-5]

0,000

Blessure doorsporten

4 [2-3-4-4]

2 [1-1-3-5]

0,000 4 [1-3-5-5]

2 [1-1-2-5]

0,000

Controleverlies

Duur reduceren 3 [2-3-4-4]

1 [1-1-2-5]

0,000 4 [2-4-4-5]

1 [1-1-2-5]

0,000

Frequentie reduceren

3 [2-2-4-4]

1 [1-1-2-5]

0,000 4 [2-3-5-5]

1 [1-1-2-5]

0,000

Intensiteit reduceren

2 [2-2-4-4]

1 [1-1-2-5]

0,000 4 [2-3-5-5]

1 [1-1-2-5]

0,000

Reductie andere activiteiten

Werk in de knel 2 [2-2-3-5]

1 [1-1-1-3]

0,000 3 [1-2-4-4]

1 [1-1-1-4]

0,000

Uitnodigingen afwijzen

3 [3-3-4-4]

1 [1-1-2-4]

0,000 3 [1-3-4-5]

1 [1-1-2-5]

0,000

Gedachten 3 [2-3-4-4]

1 [1-1-2-5]

0,000 3 [1-2-4-5]

1 [1-1-2-5]

0,000

Familie in knel

3 [1-2-4-4]

1 [1-1-1-3]

0,000 2 [1-1-3-5]

1 [1-1-1-3]

0,000

Tijd

Leven rond sport 4 [2-3-4-5]

2 [1-1-3-5]

0,000 4 [2-4-5-5]

1 [1-1-2-5]

0,000

Sportgerelateerde activiteiten

4 [2-3-4-4]

2 [1-1-3-5]

0,000 4 [3-4-5-5]

2 [1-1-3-4]

0,000

Intentie

Langer dan gepland

4 [2-3-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,000 3 [1-2-3-4]

1 [1-1-2-5]

0,000

Frequenter dan gepland

3 [2-2-4-4]

1 [1-1-2-3]

0,000 3 [1-2-3-4]

1 [1-1-2-3]

0,000

Tabel 5. EDS onderwerpen betreft de verschillende classificaties en geslacht Mediaan met mimimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum

(1) Nooit (2) Bijna nooit (3) Soms (4) Bijna altijd (5) Altijd

Page 22: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

22

Continuïteit

Soms werd er doorgetraind door de sportafhankelijke man ondanks terugkerende fysieke problemen (3[2-

4]), terwijl de non-afhankelijke man dit nooit deed (1[1-2]) (p<0,000). De sportafhankelijke vrouw trainde

iets vaker door dan de afhankelijke man: zij sportte bijna altijd door ondanks terugkerende fysische

problemen (4[2-5]). Non-afhankelijke vrouwen sportten nooit door (1[1-2]) met een significant verschil

tussen de twee vrouwengroepen van p<0,000.

Sportafhankelijke mannen sportten bijna altijd door ondanks blijvende fysieke problemen (4[2-4]);

non-afhankelijke mannen deden dit nooit (1[1-1]) (p<0,000). Afhankelijke vrouwen sportten minder vaak

door vergeleken met de mannen: zij sportten soms door ondanks blijvende fysieke problemen (3[2-5]). Non-

afhankelijke vrouwen bleken nooit door te sporten (1[1-1]) (p<0,000).

Wanneer men een blessure had, sportte de afhankelijke man bijna altijd door (4[3-4]), de non-

afhankelijke man deed dit bijna nooit (2[1-3]) (p<0,000). De sportafhankelijke vrouw sportte bijna altijd

door wanneer er een blessure in het spel was, met een iets grotere range vergeleken met de afhankelijke

man (4[3-5]). De non-afhankelijke vrouw sportte bijna nooit door met een blessure. De percentiel range

was iets kleiner vergeleken met die van de man (2[1-2]) (p<0,000).

Controleverlies

Soms was de sportafhankelijke man niet in staat de huidige sportduur te reduceren (3[3-4]), terwijl de

non-afhankelijke man altijd hiertoe in staat was (1[1-2]) (p<0,000). Sportafhankelijke vrouwen hadden hier

nog meer moeite mee: zij waren bijna nooit in staat de sportduur te reduceren (4[4-4]). Daarentegen

hadden non-afhankelijke vrouwen juist nooit moeite met het reduceren (1[1-2]) (p<0,000).

Het reduceren van de sportfrequentie was soms moeilijk voor sportafhankelijke mannen (3[2-4]);

voor non-afhankelijke mannen nooit (1[1-2]) (p<0,000). Wederom hadden afhankelijke vrouwen hier meer

moeite mee: zij waren bijna nooit in staat de frequentie te reduceren (4[3-5]). Non-afhankelijke vrouwen

hadden hier nooit moeite mee (1[1-2]) (p<0,000).

Bijna nooit had de afhankelijke man moeite met het reduceren van de sportintensiteit (2[2-4]); de

non-afhankelijke man had hier helemaal nooit moeite mee (1[1-2]) (p<0,000). Wederom hadden

sportafhankelijke vrouwen meer moeite met het reduceren van de sportintensiteit. Zij waren bijna nooit in

staat deze te reduceren (4[3-5]). Non-afhankelijke vrouwen hadden hier jusit nooit moeite mee (1[1-2])

(p<0,000).

Reductie van andere activiteiten

Sportafhankelijke mannen kwamen bijna nooit in de knel met werkgerelateerde verantwoordelijkheden

(2[2-3]). Ook de non-afhankelijke man kwam nooit in de knel met betreffende verantwoordelijkheden (1[1-

1]), met een significant verschil van p<0,000. Sportafhankelijke vrouwen kwamen iets vaker in de knel met

werkgerelateerde verantwoordelijkheden: soms lieten zij het sporten voorgaan (3[2-4]). Non-afhankelijke

vrouwen kwamen nooit in de knel (1[1-1]) (p<0,000).

Zowel de sportafhankelijke man als vrouw gaf aan soms uitnodigingen af te wijzen omdat zij liever

wilde sporten (3[3-4]), terwijl de non-afhankelijke sporter nooit een uitnodiging afsloeg (1[1-2]).

Respectievelijk p<0,000 en p<0,000.

Soms werd de sportafhankelijke man in beslag genomen door sportgerelateerde gedachten wanneer

hij op zijn werk, school of thuis was (3[3-4]). De non-afhankelijke man gaf aan nooit aan sport te denken

Page 23: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

23

gedurende zijn werk of vrije tijd (1[1-2]). Ook de afhankelijke vrouw dacht soms aan sport met een iets

lagere range vergeleken met de sportafhankelijke man (3[2-4]). De non-afhankelijke vrouw werd nooit in

beslag genomen door sportgerelateerde gedachten tijdens het werk of de vrije tijd (1[1-2]) (p<0,000).

Soms kwamen de familiaire verantwoordelijkheden van de sportafhankelijke man in de knel door

zijn sportgedrag (3[2-4]). Deze kwamen nooit in de knel bij de non-afhankelijke man (1[1-1]) (p<0,000). De

sportafhankelijke vrouw bleek familie iets belangrijker te vinden vergeleken met de afhankelijke man. Zij

liet het sportgedrag bijna nooit voor familiaire verantwoordelijkheden gaan (2[1-3]). Non-afhankelijke

vrouwen lieten het sporten nooit op de eerste plaats komen (1[1-1]) (p<0,000).

Tijd

Bijna altijd organiseerden sportafhankelijke mannen het leven rond het sportgedrag (4[3-4]). Non-

afhankelijke mannen deden dit bijna nooit (2[1-3]) (p<0,000). Ook sportafhankelijke vrouwen

organiseerden bijna altijd het leven om het sportgedrag, met een iets hogere range vergeleken met de

mannen (4[4-5]). Non-afhankelijke vrouwen deden dit nooit (1[1-2]) (p<0,000).

Bijna altijd werd er veel tijd gestoken in sportgerelateerde activiteiten door de sportafhankelijke

man (4[3-4]). Daarentegen staken non-afhankelijke mannen hier bijna nooit veel tijd in (2[1-3]) (p<0,000).

Sportafhankelijke vrouwen staken ook bijna altijd veel tijd in deze activiteiten, met een iets hogere range

vergeleken met de mannen (4[4-5]). Non-afhankelijke vrouwen staken bijna nooit veel tijd in

sportgerelateerde activiteiten (2[1-3]) (p<0,000)

Intentie

De sportafhankelijke man sportte bijna altijd langer dan gepland (4[3-4]), terwijl de non-afhankelijke man

bijna nooit langer sportte (2[1-2]), resulterend in een significant verschil van p<0,000. De

sportafhankelijke vrouw sportte minder lang dan de afhankelijke man: zij sportte soms langer dan gepland

(3[2-3]). De non-afhankelijke vrouw sportte tevens minder lang vergeleken met de non-afhankelijke man,

zij sportte namelijk nooit langer dan gepland (1[1-2]) (p<0,000).

Soms sportte de afhankelijke man frequenter dan gepland (3[2-4]). Daarentegen sportte de non-

afhankelijke man bijna nooit frequenter (1[1-2]) met een significant verschil van p<0,000. Ook de

sportafhankelijke vrouw sportte frequenter dan gepland, met een iets kleinere range vergeleken met het

mannelijke geslacht (3[2-3]). Non-afhankelijke vrouwen sportten nooit frequenter dan gepland (1[1-2])

(p<0,000).

Page 24: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

24

Exercise Beliefs Questionnaire

Onderzoeksvraag 2 en 3

EBQ samenvatting

EBQ Onderwerpen Mediaan

[Minimum-P25-P75-Maximum]

Mannen Vrouwen

Afhankelijk Non-afhankelijk

Sign Afhankelijk Non-afhankelijk

Sign

Sociaal verlangen Normatieve overtuigingen

2 [1-2-3-4]

1 [1-1-2-3]

0,013 2 [1-2-3-4]

1 [1-1-2-3]

0,000

Fysiek beeld Normatieve overtuigingen

3 [2-3-4-4]

2 [1-2-3-4]

0,000 3 [2-3-4-4]

2 [1-2-3-4]

0,000

Mentaal en emotioneel Gedragsovertuigingen

3 [2-2-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,000 3 [1-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,000

Kwetsbaarheid ziekte Gedragsovertuigingen

3 [1-2-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,007 3 [1-2-3-4]

2 [1-2-2-4]

0,000

Controle-overtuigingen 5 [3-5-6-7]

5 [1-4-6-7]

0,691 5 [3-4-6-7]

4 [1-3-5-7]

0,002

Tabel 6. EDS onderwerpen betreft de verschillende classificaties en geslacht Mediaan met minimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum (1) Totaal niet waar, (2) Niet waar, (3) Waar en (4) Totaal waar

Met de tweede onderzoeksvraag werd er afgevraagd op welke gebieden de afhankelijke sporter van de non-

afhankelijke sporter verschilde. Om deze vraag te beantwoorden werden de twee groepen sporters

vergeleken op basis van zowel de vragen van de EDS als die van de EBQ. Met behulp van de derde

onderzoeksvraag wilde men achterhalen wat de drijfveren van de afhankelijke sporter waren om zijn

compulsieve sportgedrag uit te voeren. Deze drijfveren bestonden uit gedrags-, normatieve- en

controleovertuigingen welke de EBQ omvat.

De EBQ bestond uit vier onderwerpen: sociaal verlangen (normatieve overtuigingen), fysiek beeld

(normatieve overtuigingen), mentaal en emotioneel functioneren (gedragsovertuigingen), kwetsbaarheid

voor ziekte en veroudering (gedragsovertuigingen), met daaraan toegevoegd de controle-overtuigingen. De

stellingen bestonden uit de vraag hoe de participant zich zou voelen wanneer er niet kon worden gesport.

Deze konden beantwoord worden met (1) Totaal niet waar, (2) Niet waar, (3) Waar, en (4) Totaal waar.

Het onderwerp “sociaal verlangen” bestond uit de stelling of de sporter minderwaardig of

oninteressant zou worden geacht door anderen wanneer hij/zij niet zou sporten. Zowel de

sportafhankelijke man als vrouw vond niet dat hij/zij sociaal minderwaardig zou worden geacht in die

situatie (2[2-3]), terwijl de non-afhankelijke man als vrouw van mening was totaal niet sociaal

minderwaardig te worden geacht (1[1-2]). Het verschil tussen deze twee groepen was significant (p<0,013)

(Tabel 6) (Tabel met non-afhankelijke symptomatische sporters is te vinden in de bijlage Tabel 6a).

Het onderwerp “fysiek beeld” bestond uit stellingen omtrent aantrekkelijkheid en overgewicht.

Zowel de sportafhankelijke man als vrouw was bang om overgewicht te krijgen en er slecht uit te zullen

zien wanneer hij/zij zou stoppen met sporten (3[3-4]), terwijl de non-afhankelijke sporter hier niet bang

voor was (2[2-3]) (p<0,000).

Het onderwerp “mentaal en emotioneel functioneren” bestond uit stellingen zoals het niet

productief kunnen werken en gevoelens niet onder controle kunnen houden wanneer men niet zou

sporten. De sportafhankelijke man was het eens met de stellingen (3[2-4]), terwijl de non-afhankelijke man

het niet eens was (2[1-2]) (p<0,000). Ook de sportafhankelijke vrouw zou niet productief kunnen werken

Page 25: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

25

en de gevoelens niet onder controle kunnen houden, maar met een kleinere percentiel range (3[2-3]). De

non-afhankelijke vrouw was het hier niet mee eens (2[1-2]) (p<0,000).

Sportafhankelijke mannen waren bang snel ziek en oud te worden wanneer er niet frequent zou

worden gesport (3[2-4]); non-afhankelijke mannen waren hier niet bang voor (2[1-2]) (p<0,007).

Sportafhankelijke vrouwen waren tevens bang eerder ziek en oud te worden, maar met een kleinere range

vergeleken met de mannen uit dezelfde groep (3[2-3]). De non-afhankelijke vrouw was hier niet bang voor,

met een kleinere range vergeleken met het mannelijke geslacht (2[2-2]). Het verschil tussen de twee

vrouwengroepen was significant (p<0,000).

De controle-overtuigingen bestonden uit de stelling dat het uitvoeren van het sportgedrag lastig

was vanwege tijdgebrek, moe zijn of geen zin hebben. Vragen konden beantwoord worden met (1) Totaal

mee eens, (2) Mee eens, (3) Redelijk mee eens, (4) Neutraal, (5) Redelijk mee oneens, (6) Mee oneens, en (7)

Totaal mee oneens. Sportafhankelijke mannen waren het redelijk mee oneens dat geen zin, te moe zijn of

geen tijd hebben geen excuus was (5[5-6]). Non-afhankelijke mannen deelden deze mening (5[4-6]),

waardoor er geen significant verschil gevonden werd (p<0,691). Betreft het vrouwelijk geslacht was de

sportafhankelijke vrouw het redelijk oneens met de excuses om niet te sporten, met een iets grotere range

vergeleken met het mannelijk geslacht (5[4-6]). Daarentegen stond de non-afhankelijke vrouw neutraal

tegenover deze stelling (5[3-5]). Het verschil was significant (p<0,002]).

Exercise Beliefs Questionnaire

Onderzoeksvraag 2 en 3

EBQ uitgebreid: vragen per onderwerp

Tabel 7 laat de vier EBQ onderwerpen met controle-overtuigingen zien per gestelde vraag (Tabel met non-

afhankelijke symptomatische sporters is te vinden in de bijlage Tabel 7a). Wederom konden de

participanten de vragen beantwoorden met: (1) Totaal niet waar, (2) Niet waar, (3) Waar, en (4) Totaal

waar.

Sociaal verlangen/normatieve overtuigingen

De sportafhankelijke man was niet van mening dat hij oninteressant zou zijn wanneer er niet werd gesport

(2[2-2]); de non-afhankelijke man was het zelfs totaal niet eens met deze stelling (1[1-2]) (p<0,003). Ook de

sportafhankelijke vrouw was het niet eens met de stelling dat zij oninteressant zou worden geacht, met

een grotere en lagere range vergeleken met het mannelijke geslacht (2[1-3]). Non-afhankelijke vrouwen

waren het hier zelfs totaal mee oneens (1[1-2]) (p<0,001).

Zowel de sportafhankelijke man als vrouw dacht niet minderwaardig te worden geacht wanneer

hij/zij zou stoppen met sporten (2[2-3]); non-afhankelijke sporters waren het zelfs totaal oneens met de

stelling minderwaardig te worden geacht (1[1-2]). Voor de mannen- en vrouwengroep respectievelijk

p<0,003 en p<0,000.

Er werd de sporters gevraagd of zij als onvoldoende sociaal zouden worden gezien wanneer het

sportgedrag zou worden stilgelegd. De sportafhankelijke man was het hier niet mee eens (2[2-3]); de non-

afhankelijke man zelfs totaal niet (1[1-2]), met een significant verschil van p<0,000. Daarentegen was er

geen verschil gevonden in de vrouwengroep. Zowel de sportafhankelijke als non-afhankelijke vrouwelijke

sporter was het totaal niet eens met de stelling dat zij onvoldoende sociaal zouden worden geacht wanneer

er niet gesport zou worden (1[1-2]), met een significant verschil van p<0,164.

Page 26: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

26

Met de stelling dat men niets zou hebben om zich zeker over te voelen wanneer het sportgedrag stil

zou worden gelegd was de sportafhankelijke man het niet eens (2[2-3]) en de non-afhankelijke man totaal

niet mee eens (1[1-2]) (p<0,008). Daarentegen bleek de sportafhankelijke vrouw iets onzekerder te zijn op

dat gebied. Zij was het namelijk eens met deze stelling (3[2-3]), terwijl de non-afhankelijke vrouw het hier

totaal niet mee eens was (1[1-2]) (p<0,000).

Er werd de sporters gevraagd wat zij vonden van de stelling dat zij niet zouden verkrijgen wat

anderen hebben wanneer er niet gesport zou worden. Zowel de sportafhankelijke man als vrouw was het

niet eens met deze stelling (2[2-3]); de non-afhankelijke sporter was het hier zelfs totaal niet mee eens (1[1-

2]). Voor de mannen- en vrouwengroep een significant verschil van respectievelijk p<0,005 en p<0,002.

Er was geen significant verschil gevonden in de mannengroep betreft de stelling dat anderen slecht

over de sporter zouden denken wanneer er niet getraind zou worden (p<0,087). De sportafhankelijke man

was het niet eens met deze stelling (2[1-3]) en de non-afhankelijke man was er zelfs totaal oneens (1[1-2]).

Maar door de overlap in percentiel ranges werd er geen significant verschil gevonden. Betreft de

vrouwengroep was het verschil net wel significant (p<0,034). De sportafhankelijke vrouw was het namelijk

niet eens met de stelling dat anderen slecht over haar zouden denken wanneer er niet gesport zou worden

(2[1-3]), terwijl de non-afhankelijke vrouw het er helemaal niet mee eens was (1[1-2]).

Zowel de sportafhankelijke als non-afhankelijke man was niet bang kritiek te krijgen van anderen

wanneer hij niet zou sporten, respectievelijk (2[1-3]) en (2[1-2]). Vanwege deze gedeelde mening werd er

geen significant verschil gevonden tussen de mannen (p<0,187). Hoewel ook de vrouwen dezelfde mening

deelden, namelijk het niet bang zijn voor kritiek, werd er wel een significant verschil gevonden (p<0,017).

Dit is te verklaren door de percentiel ranges van de twee groepen welke elkaar niet overlappen,

respectievelijk (2[2-3]) en (2[1-2]).

Fysiek beeld/normatieve overtuigingen

Het bleek dat zowel sportafhankelijke mannen als vrouwen bang waren er slecht uit te zullen zien wanneer

er niet werd gesport. De sportafhankelijke man was het namelijk eens met de stelling dat hij er slecht uit

zou gaan zien (3[3-4]); de non-afhankelijke man was het niet eens met betreffende stelling (2[2-3])

(p<0,001). Bij de sportafhankelijke vrouw bleek het uiterlijk meer een motivatie om te sporten vergeleken

met het mannelijke geslacht. Zij was het namelijk totaal eens met de stelling er slecht uit te zullen zien

(4[3-4]); de non-afhankelijke vrouw was het hier niet mee eens (2[2-3]) (p<0,000).

Zowel de afhankelijke als non-afhankelijke sporter betreft beide geslachten was bang om

overgewicht te krijgen wanneer er niet zou worden gesport, respectievelijk (3[3-4]) en (3[2-3]). Maar omdat

de ranges elkaar niet overlapten, werd er een significant verschil gevonden voor zowel voor de mannen-

(p<0,002) als de vrouwengroep (p<0,000).

Sportafhankelijke mannen en vrouwen waren beiden bang seksueel onaantrekkelijk gevonden te

worden wanneer er niet werd gesport (3[2-4]). Non-afhankelijke sporters hadden deze angst niet (2[1-2]). In

de mannengroep was het significante verschil groter (p<0,001) vergeleken met de vrouwengroep (p<0,004).

Page 27: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

27

EBQ

Mannen Vrouwen

Afhankelijk Non-afhankelijk

Sign Afhankelijk Non-afhankelijk

Sign

Norm Sociaal

Oninteressant 2 [1-2-2-4]

1 [1-1-2-3]

0,003 2 [1-1-3-3]

1 [1-1-2-4]

0,001

Minderwaardig 2 [1-2-3-4]

1 [1-1-2-3]

0,003 2 [1-2-3-4]

1 [1-1-2-3]

0,000

Niet sociaal 2 [1-2-3-4]

1 [1-1-2-3]

0,000 1 [1-1-2-4]

1 [1-1-2-4]

0,164

Onzeker 2 [1-2-3-4]

1 [1-1-2-4]

0,008 3 [1-2-3-4]

1 [1-1-2-4]

0,000

Niet verkrijgen 2

[1-2-3-4]

1

[1-1-2-4]

0,005 2

[1-2-3-4]

1

[1-1-2-4]

0,002

Anderen denken slecht

2 [1-1-3-4]

1 [1-1-2-3]

0,087 2 [1-1-3-4]

1 [1-1-2-4]

0,034

Kritiek anderen 2 [1-1-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,187 2 [1-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,017

Fysisch (Norm)

Slecht uitzien 3 [2-3-4-4]

2 [1-2-3-4]

0,001 4 [2-3-4-4]

2 [1-2-3-4]

0,000

Overgewicht 3 [2-3-4-4]

3 [1-2-3-4]

0,002 3 [2-3-4-4]

3 [1-2-3-4]

0,000

Onaantrekkelijk 3 [2-2-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,001 3 [1-2-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,004

Mentaal(Gedrag)

Niet efficiënt werken

3 [2-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,002 2 [1-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,037

Niet naar behoren denken

3 [2-3-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,000 2 [1-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,023

Niet efficiënt functioneren

3 [2-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,000 2 [1-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,007

Niet productief 2 [2-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,007 2 [1-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,002

Niet gevoelens onder controle

3 [2-2-4-4]

1 [1-1-2-3]

0,000 3 [1-2-4-4]

1 [1-1-2-4]

0,000

Minder gemotiveerd

3 [2-2-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,004 3 [1-3-4-4]

2 [1-1-3-4]

0,000

Niet agressie onder controle

2 [1-1-3-4]

1 [1-1-2-4]

0,060 2 [1-1-3-4]

1 [1-1-2-4]

0,009

Kwetsbaarheid (gedrag)

Vatbaar ziekte 3 [1-1-4-4]

2 [1-1-3-4]

0,169 3 [1-2-3-4]

2 [1-2-3-4]

0,012

Snel oud 3

[2-3-4-4]

2

[1-1-3-4]

0,000 3

[1-2-3-4]

2

[1-2-3-4]

0,053

Hersenen niet functioneren

3 [1-2-4-4]

2 [1-1-2-4]

0,002 2 [1-2-3-4]

2 [1-1-2-4]

0,028

Controle

Geen zin 5 [2-5-7-7]

6 [1-4-6-7]

0,560 6 [3-5-7-7]

5 [1-3-6-7]

0,001

Vaak moe 6 [2-5-7-7]

6 [1-4-6-7]

0,835 5 [2-3-6-7]

5 [1-3-6-7]

0,540

Geen tijd 5 [1-3-6-7]

4 [1-3-6-7]

0,734 5 [2-4-6-7]

3 [1-2-5-7]

0,001

Tabel 7. EDS onderwerpen betreft de verschillende classificaties en geslacht Mediaan met mimimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum (1) Totaal niet waar, (2) Niet waar, (3) Waar en (4) Totaal waar

Page 28: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

28

Mentaal en emotioneel functioneren/gedragsovertuigingen

De sportafhankelijke man gaf aan niet efficiënt te kunnen werken wanneer er niet werd gesport (3[2-3]); de

non-afhankelijke man had hier geen last van (2[1-2]) (p<0,002). Beide vrouwengroepen gaven aan wel

efficiënt te kunnen werken: de sportafhankelijke (2[2-3]) en non-afhankelijke vrouw (2[1-2]). Maar gezien

de percentiel ranges elkaar niet overlapten, bleek het verschil significant (p<0,037).

Sportafhankelijke mannen bleken niet naar behoren te kunnen denken wanneer er niet werd

gesport (3[3-4]), terwijl de non-afhankelijke mannen dit welk konden (2[1-2]) (p<0,000). Contrasterend was

dat zowel de sportafhankelijke als non-afhankelijke vrouw wel naar behoren kon nadenken wanneer er

niet werd gesport, respectievelijk (2[2-3]) en (2[1-2]). Maar wederom, door geen overlap in de ranges bleken

deze uitkomstwaarden significant te verschillen (p<0,023).

Er werd door de sportafhankelijke man aangegeven niet efficiënt te kunnen functioneren wanneer

er niet werd gesport (3[2-3]); de non-afhankelijke man kon dit wel (2[1-2]) (p<0,000). Daarentegen konden

zowel de sportafhankelijke (2[2-3]) als non-afhankelijke (2[1-2]) vrouw niet functioneren wanneer er niet

werd gesport. Het verschil tussen de twee vrouwengroepen bleek doch significant gezien het niet

overlappen van de ranges (p<0,007).

Alle vier de groepen gaven aan productief te blijven wanneer er niet werd gesport. Hoewel, gezien

het verschil in ranges werd er een significant verschil gevonden tussen de sportafhankelijke (2[2-3]) en

non-afhankelijke (2[1-2]) sporter voor zowel het mannelijke (p<0,007) als het vrouwelijke geslacht

(p<0,002).

Zowel sportafhankelijke mannen als vrouwen gaven aan hun gevoelens niet onder controle te

kunnen houden wanneer er niet werd gesport (3[2-4]), terwijl de non-afhankelijke sporter hier totaal geen

last van had (1[1-2]). De mannen- en vrouwengroep verschilden significant van elkaar (p<0,000).

De sportafhankelijke man gaf aan minder gemotiveerd te zijn op het werk wanneer er niet werd

gesport (3[2-4]); de non-afhankelijke man was niet minder gemotiveerd (2[1-2]) (p<0,004). Ook de

sportafhankelijke vrouw bleek minder gemotiveerd qua werk wanneer niet werd gesport, met een iets

kleinere range vergeleken met de mannengroep (3[3-4]). De non-afhankelijke vrouw bleek niet minder

gemotiveerd te zijn (2[1-3]) (p<0,000).

De stelling dat agressie gerelateerde gevoelens niet onder controle gehouden konden worden

wanneer er niet werd gesport beantwoordde zowel de sportafhankelijke man als vrouw met niet waar (2[1-

3]). Non-afhankelijke sporters waren het totaal niet eens met betreffende stelling (1[1-2]). Voor de

mannengroepen was het verschil niet significant (p<0,060), voor de vrouwengroepen wel (p<0,009).

Kwetsbaarheid voor ziekte en ouderdom/gedragsovertuigingen

Er was geen significant verschil gevonden in de mannengroep betreft het onderwerp ziekte (p<0,169).

Sportafhankelijke mannen waren van mening dat zij eerder vatbaar zouden zijn voor ziekte wanneer er

niet werd gesport (3[1-4]), terwijl non-afhankelijke mannen deze mening niet deelden. Zij waren niet van

mening eerder vatbaar te zijn voor ziekte (2[1-3]). Gezien de percentiel ranges elkaar flink overlappen was

het verschil niet significant. Tussen de vrouwengroepen werd echter wel een significant verschil gevonden

(p<0,012). De sportafhankelijk vrouw was net als de afhankelijke man van mening eerder vatbaar te zijn

voor ziekte wanneer er niet werd gesport, maar met een veel kleinere percentiel range (3[2-3]). De non-

afhankelijke vrouw was het niet eens met deze stelling (2[2-3]), wederom met een veel kleinere percentiel

range vergeleken met het mannelijk geslacht.

Page 29: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

29

Sportafhankelijke mannen waren bang er snel oud uit te zullen zien wanneer er niet gesport zou

worden (3[3-4]); de non-afhankelijke man was hier niet bang voor (2[1-3]) (p<0,000). Ook de

sportafhankelijke vrouw was bang om er snel ouder uit te zullen zien (3[2-3]), terwijl de non-afhankelijke

vrouw dit niet vond (2[2-3]). Echter, gezien de overlap van ranges werd dit verschil net niet als significant

bevonden (p<0,053).

De sportafhankelijke man was van mening dat de hersenen niet goed zouden functioneren wanneer

er niet werd gesport (3[2-4]); de non-afhankelijke mannelijke sporter was het hier niet mee eens (2[1-2])

(p<0,002). De uitslag van de sportafhankelijke vrouw was contrasterend met die van het mannelijke

geslacht. Zowel de sportafhankelijke als non-afhankelijke vrouw was van mening dat de hersenen wel

prima zouden functioneren wanneer er niet werd gesport. Maar omdat de range van de sportafhankelijke

vrouw (2[2-3]) hoger lag vergeleken met die van de non-afhankelijke vrouw (2[1-2]), werd dit verschil toch

significant bevonden.

Controle overtuigingen

De controle overtuigingen hoorden officieel niet bij de EBQ, maar horen bij de Theorie van Gepland

Gedrag. Participanten konden stellingen beantwoorden met (1) Totaal mee eens, (2) Mee eens, (3) Redelijk

mee eens, (4) Neutraal, (5) Redelijk mee oneens, (6) Mee oneens, en (7) Totaal mee oneens.

De sportafhankelijke man was het redelijk oneens met de stelling dat het uitvoeren van het

sportgedrag lastig was omdat hij geen zin had (5[5-7]). De non-afhankelijke man was het compleet oneens

met deze stelling (6[4-6]). Omdat de ranges elkaar aanzienlijk overlapten werd het verschil echter niet

significant bevonden (p<0,560). Sportafhankelijke vrouwen scoorden hoger betreft deze vraag dan de

mannen uit deze groep: zij waren het oneens met de stelling (6[5-7]). Non-afhankelijke vrouwen waren

neutraal over de stelling dat het uitvoeren van het sportgedrag lastig is omdat zij geen zin hebben (5[3-6]).

De vrouwengroepen verschilden significant van elkaar (p<0,001).

De sportafhankelijke en non-afhankelijke man was het oneens met de stelling dat sporten lastig is

omdat men vaak moe is, respectievelijk (6[5-7]) en 6[4-6]) (p<0,835). Vrouwen vonden moe zijn vaker een

excuus om niet te gaan sporten vergeleken met de mannen. Zij waren het redelijk oneens met de stelling:

sportafhankelijke vrouw (5[3-6]) en non-afhankelijke vrouw (5[3-6]) (p<0,540).

De sportafhankelijke man vond het geen tijd hebben om te sporten niet echt een excuus: hij was

het redelijk oneens met de stelling dat sporten lastig is vanwege tijdgebrek (5[3-6]). De non-afhankelijke

man stond neutraal tegenover deze stelling (4[3-6]). Gezien de overlap van ranges werd er echter geen

significant verschil gevonden (p<0,734). Bij de vrouwen werd er wel een significant verschil gevonden

(p<0,001), zij verschilden duidelijk van mening. De sportafhankelijke vrouw was het redelijk oneens met de

stelling dat tijdgebrek een excuus was om niet te sporten (5[4-6]). Daarentegen was de non-afhankelijke

vrouw het juist redelijk eens met de stelling (3[2-5]).

Page 30: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

30

Interviews

Onderzoeksvraag 3

Om onderzoeksvraag drie beter te kunnen beantwoorden werd geprobeerd de drijfveren van de

afhankelijke sporter te achterhalen met behulp van persoonlijke en telefonische interviews. Dit onderdeel

van het onderzoek was een aanvulling op de enquête en bestond niet uit statistische vergelijkingen, enkel

het beschrijven van de antwoorden. Nadat met behulp van het EDS onderdeel van de enquete de

afhankelijke sporters waren gevonden, was de bedoeling betreffende sporters te benaderen voor een

interview. Echter, het programma Thesis Tools was dusdanig anoniem, dat er geen e-mailadressen

mochten worden vrijgegeven. Na het uitleggen van het probleem aan de beheerder van het programma

werd er bij hoge uitzondering toch e-mailadressen gegeven. Hoewel, dit betrof adressen van participanten

wie hun adres hadden ingevuld als bedoeling deel te nemen aan een interview of om een cadeaubon te

winnen. Het USC zou namelijk twee cadeaubonnen verloten bij medewerking aan de enquête. Het tweede

probleem was dat de verkregen e-mailadressen niet konden worden gelinkt aan de antwoorden. Dus

wanneer er een participant was geclassificeerd als sportafhankelijk kon het corresponderende e-mailadres

niet worden gevonden.

De oplossing was de meest extreme sporters uit te kiezen om mee te werken aan een interview. Via

Thesis Tools werden 998 e-mailadressen verkregen van participanten wie mee wilden werken aan een

interview of kans wilden maken op het winnen van een cadeaubon. Participanten werd gevraagd aan te

geven of zij aan een telefonisch of persoonlijk interview wilden deelnemen en of zij hun sportfrequentie per

week en sportduur per sessie wilden invullen. Van deze 998 participanten gaven er 152 aan deel te willen

nemen aan een telefonisch of persoonlijk interview. Op basis van de totale sportduur (sportfrequentie per

week vermenigvuldigd met de sportduur per sessie) werden de 30 meest extreme sporters uitgenodigd.

Gezien we niet weten of dit afhankelijke sporters betreft, spreken we vanaf nu over “extreme sporters”.

Uiteindelijk werden er 23 extreme sporters geïnterviewd: 11 persoonlijk en 12 telefonisch. De

extreme sporters werden onderverdeeld in sporters onder de dertig jaar en boven de dertig jaar oud en een

verschil gemaakt tussen man en vrouw. De groep sporters onder de 30 jaar oud bestond uit vijf mannen

en acht vrouwen. Van de vijf mannen werden er drie persoonlijk gesproken en twee per telefoon. Van de

acht vrouwen werden er drie persoonlijk geïnterviewd en vijf telefonisch. De groep sporters boven de 30

jaar oud bestond uit drie mannen en zeven vrouwen. Van de drie mannen werd er één persoonlijk

gesproken en twee per telefoon. Van de zeven vrouwen werden er vier persoonlijk geïnterviewd en drie

telefonisch.

Leeftijd

De gemiddelde leeftijd van de groep vrouwen onder de 30 jaar oud was 22,1 jaar met een minimum van 18

en maximum van 27 jaar. De gemiddelde leeftijd van de groep mannen onder de 30 jaar oud was 23,6 jaar

met een minimum van 19 en een maximum van 27 jaar.

De mannen boven de 30 jaar oud hadden een gemiddelde leeftijd van 39 jaar met een minimum

van 31 en een maximum van 47. De vrouwen boven de 30 jaar oud hadden een gemiddelde leeftijd van

49,6 jaar met een minimum van 31 en een maximum van 64 jaar.

Page 31: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

31

Duur sport per week

De gehele gemiddelde sportduur per week van de extreme sporter was 7,2 uur per week. De sportduur van

de vrouwen onder de dertig jaar was 6,7 uur met een minimum van 5 uur per week en een maximum van

10 uur per week. De mannen onder de dertig jaar sportten per week gemiddeld 7,6 uur met een minimum

van 5 uur en een maximum van 17 uur.

Mannen boven de dertig jaar oud sportten per week gemiddeld 7 uur per week met een minimum

van 5 uur en een maximum van 10 uur. Vrouwen boven de dertig jaar oud sportten gemiddeld 7,6 uur per

week met een minimum van 5 uur en een maximum van 11 uur per week.

Type sport

Er werd de sporter gevraagd welke sporten hij momenteel beoefend. De groep mannen onder de dertig jaar

oud beoefenden individuele sporten zoals: krachttraining tijdens fitness, hardlopen, roeien met behulp van

de ergometer en mountainbiken. Teamsporten waren: voetballen, roeien, volleyballen en zeilen. Vrouwen

onder de dertig jaar oud beoefenden individuele sporten zoals: bommen, cardio- en krachttraining tijdens

fitness, paaldansen, triatlon, hardlopen, power workout, pilates, aquabom, sportgames, kickboxen,

spinning, yoga, jazz dance, moderne dans en zumba. Teamsporten waren onder anderen: hockey, handbal,

basketbal, badminton, tennis en roeien.

Mannen boven de 30 jaar trainden individueel: krachttraining tijdens fitness, hardlopen en

spinning. Teamsporten waren: turnen en vechtsporten. Vrouwen boven de dertig sportten individueel:

spinning, yoga, cardio- en kracht training tijdens fitness, hardlopen, zwemmen, pilates, bommen, kickfit,

jazz dance, golf en steps. Qua teamsporten beoefenden zij: tennis en judo.

Afvallen

Er werd de sporter gevraagd of hij/zij bezig was met afvallen en indien het antwoord positief was of hij/zij

dit deed voor zichzelf of ook om de omgeving tevreden te stellen. Mannen onder de dertig jaar oud hadden

uiteenlopende antwoorden: zij wilden met cardiotraining afvallen en met krachttraining qua spieren

aankomen, tevens om de omgeving tevreden te stellen. Een ander antwoord was tevredenheid qua gewicht,

er zou zelfs wat vet bij mogen en weer een ander zou graag aankomen qua spieren in de rug vanwege

rugklachten. Vier van de acht vrouwen onder de dertig jaar oud waren tevreden met het huidige gewicht.

Een ander wilde in spieren afvallen vanwege een blessure. Twee wilden afvallen om lekkerder in haar vel te

zitten en deed dit enkel voor zichzelf. Een andere sporter wilde enkel afvallen in het wedstrijdseizoen.

Van de mannen boven de dertig jaar wilden er twee het huidige gewicht behouden met als rede een

voorbeeld te zijn voor de kinderen, niet van dikke mensen te houden en sporten als rede om niets te laten

staan qua voeding. Een enkele sporter wilde in spiermassa aankomen en zag zichzelf als een moderne man

die graag aantrekkelijk wilde zijn voor zijn omgeving. Zes van de zeven vrouwen van boven de dertig jaar

oud wilden hun huidige gewicht behouden en deed dit voor zichzelf om de volgende redenen: conditie

behouden, gezond zijn, lekker in haar vel zitten en omdat de omgeving van dikke mensen een schrikbeeld

is. Een enkele sportster zag afvallen als een leuke bijkomstigheid wat ook leuk is voor de omgeving.

Page 32: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

32

Continue verhogen van duur en frequentie

Er werd de sporter gevraagd of hij/zij continu de sportduur en –frequentie verhoogde om het gewenste

effect te bereiken, welke kan inhouden een goed gevoel te hebben na het sporten of training voor een

wedstrijd. De meeste mannen van onder de dertig jaar oud verhoogden niet hun sportduur of -frequentie

met als redenen het werk. Een enkele sporter antwoordde positief en verhoogde wel continue zijn

sportniveau. De meeste vrouwen van onder de dertig jaar verhoogden niet hun sportfrequentie en –duur,

enkel voor een wedstrijd of soms net een stapje verder te kunnen gaan tijdens cardiotraining. Een

antwoord was de frequentie wel steeds te verhogen terwijl de duur hetzelfde bleef. Mannen boven de dertig

jaar oud bleven op hetzelfde niveau trainen en een enkele sporter ging juist steeds minder sporten wegens

het vroeger beoefenen van topsport. De vrouwen van boven de dertig jaar oud bleven tevens op hetzelfde

niveau trainen, een enkele ging wel steeds actiever werken naar wedstrijden.

Eetgedrag

Vervolgens werd de sporter gevraagd of hij/zij lette op het eetgedrag en indien een positief antwoord

gegeven werd, voor welke voeding er gepasseerd werd. Vier van de vijf mannen van onder de dertig jaar

letten erg op het eetgedrag: van gezond en bewust eten tot geen frisdrank en eiwit-shakes. Eén persoon

dacht niet na over het eetgedrag en at alles wij hij wilde. Vrouwen onder de dertig jaar aten vrij gezond:

alle vrouwen letten op wat zij aten. Antwoorden hierin varieerden van: enkel opletten na teveel te hebben

gegeten; niet te veel in huis halen; bijna geen alcohol of snoep consumeren; geen chips of bier

consumeren; wanneer er minder werd gesport ook minder eten; geen friet, saus of rood vlees eten, maar

van de overige voeding wel veel eten.

Ook de mannen boven de dertig jaar oud waren erg gezond qua voeding. Eén van de drie at wel

gezond maar at ook lekkere dingen. Een ander at door de weeks geen chips en dronk geen alcohol, maar

dacht niet na over voeding in het weekend. De laatste participant lette erg op en at in de ochtend

koolhydraten en in de middag eiwitten. Alle zeven vrouwen van onder de dertig jaar oud letten bewust op

de voeding. Eén persoon had als rede het hebben van een darmprobleem en hierdoor geen vet of zuivel te

mogen eten. Een ander had in de jeugd eetstoornissen gehad en lette vandaag de dag bewust op het

binnen krijgen van gezonde voeding. Verder waren toevoegingen op het gezonde eetgedrag: biologisch eten;

geen gefrituurd voedsel consumeren; weinig snoepen; lekkere dingen zoals gebakjes laten staan; geen

alcohol drinken; balansdagen; en enkel in het weekend lekkere dingen eten.

Omgeving

Er werd de vraag gesteld of de extreme sporter zichzelf probeerde te bewijzen tegenover anderen. Zou de

sporter minderwaardig of oninteressant worden beschouwd wanneer er minder werd gesport? Vier van de

vijf mannen van onder de dertig wilden niets bewijzen tegenover anderen, met als argument dat sporten

belangrijk is voor jezelf. Eén enkele sporter antwoordde dat er binnen zijn team gepresteerd moest worden.

Vijf van de acht vrouwen van onder de dertig jaar wilden niets tegenover anderen bewijzen maar sportten

puur voor zichzelf. Argumenten hiervoor waren dat men zou aankomen wanneer er niet werd gesport;

minder energie zou hebben; rusteloos zou zijn; onaantrekkelijk zou zijn; er in het wedstrijdseizoen meer

druk is en er voor het team gepresteerd moet worden; en een opvallend antwoord was dat anderen niet

wisten hoeveel er gesport werd.

Page 33: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

33

Twee van de drie mannen van boven de dertig wilden niets bewijzen tegenover anderen. Hoewel er

wel een argument naar voren kwam dat er jaloezie optrad bij het zien van wat dikkere mensen die aan het

hardlopen waren terwijl de extreme sporter zelf thuis zat met een blessure. Eén enkele antwoordde dat hij

wel tegenover anderen wat probeerde te bewijzen. Alle zeven vrouwen van onder de dertig jaar oud

sportten enkel voor zichzelf. Zij vonden sociale aspecten in bijvoorbeeld hardloop- en golfverenigingen,

maar werden niet beïnvloed door hun medesporters. Eén extreme sporter had als argument dat zij niet

werd beïnvloed door haar omgeving gezien deze mensen zelf niet sporten en zij van sporten juist een goed

humeur kreeg.

Doelen

Vervolgens werd de extreme sporter gevraagd of hij/zij doelen voor zichzelf had gesteld en wat deze

inhielden. Alle vijf mannelijke sporters onder de dertig jaar hadden doelen voor zichzelf gesteld. Twee van

hen wilden gespierder worden en drie wilden presteren tijdens wedstrijden. Eén van deze laatste wilde

tevens beter zijn tijdens fitness vergeleken met sportpartners. Maar twee van de acht vrouwen van onder

de dertig hadden geen doelen voor zichzelf gesteld. De overige vrouwen hadden wel doelen gesteld en

varieerden in antwoorden zoals: het winnen van wedstrijden; marathons lopen; net dat stapje extra gaan

qua conditie; met meer kilo’s kunnen werken tijdens de fitness; tot perfectionistisch van aard zijn en

hierdoor overal goed in willen zijn.

Alle drie de mannelijke sporters van boven de dertig jaar oud hadden geen doelen voor zichzelf

gesteld. Argumenten waren: vroeger wel doelen gesteld, nu enkel sporten om een goede gezondheid te

behouden; conditie bijhouden en hoofd leegmaken; en simpelweg blijven sporten. Twee van de zeven

vrouwen van boven de dertig hadden geen doelen voor zichzelf gesteld maar wilden op huidig niveau

blijven doorgaan en het sporten blijven volhouden. Overige doelen waren: conditie voor zichzelf bewijzen en

regelmatig fietstesten uitvoeren; beter presteren met hardlopen; een record halen met hardlopen; soepel

blijven en niet aankomen; en zo lang mogelijk op huidig gewicht blijven.

Beïnvloeden

Gevraagd werd of de extreme sporter werd beïnvloed door vrienden of familieleden en of deze omgeving ook

frequent sportten. Alle vijf mannelijke sporters onder de dertig gaven aan niet beïnvloed te worden door

familie of vrienden. Twee mannen gaven aan vroeger wel gestimuleerd te zijn om te gaan sporten. Bij alle

mannen trainden vrienden ook en was er sprake van competitie. Bij vier van hen sportte ook de familie

frequent en bij één van hen was het sporten geheel een eigen keuze omdat hij niet tegen zijn verlies kan.

Twee van de acht vrouwen van onder de dertig sportten zelf het meeste van alle vrienden en familie en

werden niet beïnvloed. Twee sportsters werden beïnvloed door hun teamgenoten. Vier van de acht vrouwen

gaven aan uit een sportieve familie te komen. Bij twee van hen was er sprake van een gemiddeld sportieve

familie; bij de andere twee was er sprake van een broer of vader die Olympisch kampioen was geweest.

Allen zagen de omgeving als beïnvloeding, stimulatie en/of competitie.

Eén van de drie mannen boven de dertig jaar antwoordde de vraag positief: zijn familieleden en

vrienden sportten allen en beïnvloeden hem absoluut. Een ander antwoordde dat zijn familie en vrienden

hem vroeger wel beïnvloeden, maar nu niet meer. De laatste antwoordde dat enkel zijn vrienden veel

sportten, maar dat zijn omgeving juist wilde dat hij minder zou sporten. Twee van de zeven vrouwen van

boven de dertig jaar gaven aan niet te worden beïnvloed door familie of vrienden. Hoewel één van deze twee

Page 34: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

34

wel aangaf dat zij vroeger haar eigen grenzen niet kende en hierdoor werd beïnvloed door sportpartners.

Overige antwoorden waren: door vrienden te worden beïnvloed bij groepslessen; door echtgenoot worden

beïnvloed wie tevens een sportpartner is; door de vereniging te worden beïnvloed; en dat vrienden wel

beïnvloeden maar familieleden niet. Een opvallend antwoord was van één vrouw die ernstig ziek was

geweest en sneller was hersteld door haar sportgedrag. Vervolgens werd zijzelf een stimulans voor haar

omgeving om te beginnen met sporten.

Sociaal

Er werd de sporter gevraagd of hij/zij minder sociaal zou worden geacht wanneer er minder gesport zou

worden. Twee van de vijf mannen van onder de dertig jaar oud meldden dat zij niet als minder sociaal

zouden worden gezien als er minder gesport zou worden. Argumenten hiervoor waren dat er dan juist meer

tijd vrij zou zijn voor sociale activiteiten. De overige drie mannen gaven aan minder sociaal te worden

geacht door hun team. Drie van de acht vrouwen van onder de dertig jaar antwoordden negatief op deze

vraag: zij zouden niet als minder sociaal worden gezien. Eén van deze vrouwen antwoordde dat zij dan

juist meer sociaal zou worden geacht, maar dat minder sporten niet bevorderlijk zou zijn voor haar

humeur. Vier van de vijf vrouwen sportten in een team, bij een vereniging of hadden een bestuursfunctie

en zouden hierdoor minder sociaal worden geacht wanneer er minder gesport zou worden.

Eén van de drie mannen van boven de dertig jaar oud zou juist meer sociaal zijn wanneer er

minder gesport zou worden. Twee van de drie mannen vonden dat zij inderdaad minder sociaal zouden zijn

met argumenten als samenhorigheid en eigenwaarde. Zes van de zeven vrouwen van boven de dertig jaar

oud achten zichzelf niet minder sociaal wanneer er minder gesport zou worden. Zij hadden hun sociale

aspecten elders en waren niet afhankelijk van hun sportvrienden. Eén persoon meldde wel minder sociaal

te zullen zijn, zij had namelijk veel vrienden bij haar golfclub.

Kritiek

De volgende vraag was of men kritiek zou krijgen van anderen wanneer het sportgedrag zou verminderen.

Vier van de vijf mannen van onder de dertig zou kritiek krijgen van zijn team of vrienden, slechts één

persoon zou geen commentaar krijgen. Vijf van de acht vrouwen van onder de dertig jaar oud zouden geen

kritiek krijgen. Argumenten waren dat sport voor de gezelligheid is, dat je het alleen voor jezelf doet.

Opvallend was het argument dat er anderen niet werd verteld hoeveel er werd gesport. Drie van de acht

sportsters zouden wel kritiek krijgen. Eén persoon gaf aan al eerder minder te hebben gesport en in die

tijd ook kritiek te hebben gekregen van de omgeving. De andere twee personen zouden kritiek krijgen van

hun vereniging of wedstrijdgroep maar niet van vrienden.

Twee van de drie mannen van boven de dertig gaven aan geen kritiek te krijgen van de omgeving

wanneer er minder gesport zou worden. Eén persoon meldde dat zijn omgeving zou zeggen dat hij wat

meer zou moeten trainen. Alle zeven vrouwen van boven de dertig zouden geen kritiek krijgen van hun

omgeving. Aanvullingen waren dat mensen alleen zouden vragen of er iets aan de hand is.

Page 35: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

35

Overgewicht

Vervolgens werd de vraag gesteld of de extreme sporter bang was om overgewicht te krijgen wanneer het

sportgedrag gereduceerd zou worden. Eén van de vijf mannen van onder de dertig meldde dat hij niet bang

was om aan te komen. Twee sporters gaven aan het niet te weten, het zou een mogelijkheid kunnen zijn

gezien er wel aanleg was in de familie. De overige twee mannen waren wel bang om aan te komen, in het

geval van een blessure zouden zij oppassen met voeding. Eén van de acht vrouwen van onder de dertig

jaar oud antwoordde negatief: zij was tijdens een blessure juist afgevallen. Dit zou mogelijk zijn door stress

of het verlies van spiermassa. Zeven van de acht vrouwen gaven aan bang te zijn om aan te komen met

argumenten als: dat haar moeder ook aankwam qua gewicht toen zij stopte met sporten; ze weet dat dit

zal gaan gebeuren; dat ze vroeger aanleg had om aan te komen; dat overgewicht in de familie zit; en een

opvallende: ze bang om aan te komen maar weet dat dit niet zal gebeuren, gezien al eerder een situatie

was voorgekomen waarin er minder werd gesport.

Alle drie de mannen boven de dertig jaar oud waren bang om aan te komen wanneer er minder

gesport zou worden. Een argument was compensatie: met de feestdagen in de ochtend sporten en in de

avond dineren. Een ander argument was dat wanneer er minder gesport zou worden, er ook minder moest

worden gegeten om overgewicht tegen te gaan. Zes van de zeven vrouwen van boven de dertig jaar oud

zeiden volmondig “ja” als antwoord op de vraag of men overgewicht zou. Eén van hen antwoordde dat zij

dit had ervaren tijdens een blessure. Slechts één van de zeven vrouwen antwoordde dat dit waarschijnlijk

niet zou gebeuren, omdat zij erg op haar voeding lette.

Hoofdreden

Er werd gevraag wat voor de extreme sporter de hoofdreden was om zijn sportgedrag uit te voeren, tevens

welke drijfveer er op de tweede en derde plek kwam. Er werden voorbeelden gegeven waaruit de sporter

kon kiezen zoals plezier, gezondheid en gewicht. Bij de mannen onder de dertig jaar waren de redenen en

volgorden erg divers: 1 gezondheid, 2 plezier; 1 presteren (kan slecht tegen verlies); 1 spiermassa

opbouwen, 2 gezondheid; 1 plezier, 2 fit en conditie, 3 lekker in vel zitten; 1 plezier, 2 fit zijn, 3 uitdaging.

De hoofdreden om het compulsieve sportgedrag uit te voeren was voor de extreme jonge mannelijke

sporter presteren en spiermassa opbouwen. Antwoorden van de vrouwen onder de dertig jaar oud waren: 1

plezier, 2 afvallen; 1 gezondheid, 2 lekker in vel zitten, 3 huidige gewicht behouden; 1 goed gevoel, 2

vermoeider wanneer er niet werd gesport, 3 afvallen als bijzaak; 1 plezier en ontspanning, 2 fit en gezond,

3 afvallen als bijzaak; 1 plezier, 2 beter zijn dan anderen; 1 plezier, 2 gezondheid, 3 afvallen; 1 plezier, 2

afvallen; 1 gezondheid, 2 afvallen. De jonge extreme vrouwelijke sporter zag plezier en afvallen als de

voornaamste rede.

Mannen boven de dertig jaar oud antwoorden: 1 plezier, 2 sporten zit in het systeem en kan niet

meer zonder, 3 afvallen; 1 gezondheid, 2 plezier; 1 beweegt graag, 2 levenspatroon volhouden ook qua

voeding. Voor de oudere extreme mannelijke sporter stonden gezondheid en plezier op nummer één.

Vrouwelijke sporters boven de dertig jaar oud antwoorden: 1 gezondheid; 1 plezier, 2 gezondheid, 3 lekker

in vel; 1 gezondheid, 2 soepel blijven, 3 huidig gewicht behouden; 1 gezondheid, 2 huidig gewicht

behouden; 1 plezier, 2 functioneer beter en humeur beter, 3 komt op goede ideeën tijdens het sporten; 1

huidig gewicht behouden, 2 gezondheid en daardoor ook plezier, 3 sporten helpt depressie tegen te gaan; 1

gezondheid, 2 afvallen. De oude vrouwelijke sporter gaf aan gezondheid en het huidige gewicht behouden

als voornaamste rede te zien.

Page 36: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

36

Ideaalbeeld

Tegenwoordig wordt er door de media een ideaalbeeld geschapen: vrouwen horen dun te zijn en van

mannen wordt een breed lichaam qua spiermassa verwacht. Er werd de extreme sporter gevraagd of hij/zij

hierdoor werd beïnvloed en of er dan ook wordt gekeken naar en de directe omgeving. Twee van de vijf

mannen onder de dertig jaar werden niet beïnvloed door de media, maar één van deze twee werd wel

beïnvloed door zijn omgeving. Drie van de vijf werden wel beïnvloed door de media met argumenten als:

zijn vriendin vindt dat ideaalbeeld ook mooi; het ideaalbeeld wat door de media wordt geschapen is ook

zijn ideaalbeeld; wel de kant op willen gaan van het ideaalbeeld maar dat sport niet zijn leven zal

beheersen; iedereen maakt vergelijkingen, zo ook trainingspartners qua prestaties. De vrouwen van onder

de dertig blijken enigszins beïnvloed te worden door de media, maar wel aanzienlijk door de directe

omgeving. Antwoorden waren: enigszins te worden beïnvloed; onbewust worden beïnvloed maar weten dat

je niet aan het ideaalbeeld kan voldoen; als puber wel door de media worden beïnvloed, nu enkel door de

omgeving; negatief worden beïnvloed door omgeving aangezien dikke mensen een schrikbeeld zijn; niet

worden beïnvloed door de media aangezien modellen niet gespierd zijn, maar wel vergelijken met de directe

omgeving; en niet worden beïnvloed.

Eén van de drie mannen van boven de dertig antwoordde volmondig “ja: dit is immers de westerse

maatschappij. Een ander meldde wel te kijken naar zijn omgeving en negatief te worden beïnvloed: de

mens wordt steeds dikker, deze worden sneller moe, hebben meer stress en werken minder snel dan

hijzelf. De laatste participant antwoordde negatief, hij werd op geen enkele manier beïnvloed. Twee van de

zeven vrouwen werden op geen enkele manier beinvloed. Vier van de zeven vrouwen werden enkel door de

media beïnvloed. Twee van deze vier werden negatief beïnvloed: het schrikbeeld van dikke vrouwen. Eén

van deze vier vrouwen heeft vroeger een eetstoornis gehad maar werd nu niet meer beïnvloed door haar

omgeving.

Werk

Er werd gevraagd of de participanten beter kon presteren, nadenken en efficiënter konden werken door het

sportgedrag. Alle vijf mannen onder de dertig jaar oud konden beter presteren op het werk met als

argumenten: beter de kunnen leren; nadenken; concentreren; effectiever te kunnen werken; en minder

rusteloos zijn. Zeven van de acht vrouwen van boven de dertig antwoordden positief, zij konden beter

presteren met argumenten als: rustiger zijn; fitter en opgeruimder zijn; meer energie hebben; beter

kunnen nadenken; en frustratie kwijt kunnen in het sporten. Eén van de zeven vrouwen antwoordde dat

sporten geen effect had op haar werkprestaties.

Twee van de drie mannen van boven de dertig gaven aan helderder te zijn en productiever te

werken. De overige persoon weet niet of sporten invloed had op zijn werkprestaties. Zes van de zeven

vrouwen boven de dertig presteerden beter; denken beter na; zitten lekkerder in het vel; hebben een beter

humeur en maken het hoofd leeg door het sporten. Eén persoon was gepensioneerd en wist niet of haar

sportgedrag invloed had op haar ‘werkprestaties’.

Page 37: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

37

Uitlaatklep

De volgende vraag was of sporten diende als een uitlaatklep. Alle vijf mannen van onder de dertig jaar

konden frustratie en stress kwijt in het sporten. Tijdens blessures werd dan ook frustratie ondervonden

die normaal tijdens trainingen wer kwijtgeraakt. Alle acht vrouwen van onder de dertig jaar zagen sport als

een uitlaatklep. Er werd veel gesproken over het kwijtraken van frustratie en ook stress, energie en

lusteloosheid konden geuit worden. Er werd beargumenteerd dat het sporten zorgde voor het beter in

omgang zijn op sociaal gebied.

Ook alle drie de mannen boven de dertig jaar oud konden frustratie kwijt en hadden een betere

nachtrust door het sportgedrag. Alle zeven vrouwen boven de dertig zagen sport als een uitlaatklep. Een

paar vrouwen konden tijdens het hardlopen in de openlucht hun hoofd leegmaken; anderen kregen meer

energie; en frustratie en lusteloosheid konden worden verminderd waardoor het humeur werd verbeterd.

Agressie

Na de vraag of sporten als uitlaatklep diende werd er gevraagd of er ook sprake was van agressie kwijt

kunnen in het sportgedrag. Drie van de vijf mannen van onder de dertig jaar gaven aan geen last te

hebben van agressie. De andere twee hadden soms last hiervan: na een rotdag proberen dingen achter je

te laten. Bij vier van de acht vrouwen van onder de dertig jaar was er sprake van agressie kwijt kunnen in

het sporten, bijvoorbeeld bij kickboxen. Een ander argument was dat in het dagelijks leven de boosheid

werd opgekropt en het er met sporten uitkwam. De overige vier vrouwen gaven aan geen last te hebben

van agressie.

Bij twee van de drie mannen van boven de dertig was er geen sprake van agressie kwijt kunnen in

het sportgedrag. Eén persoon antwoordde volmondig “ja”, met als argument dat de mens een diersoort is.

Alle zeven vrouwen van boven de dertig hadden geen last van agressie.

Ziekte

Er werd gevraagd of de extreme sporter dacht eerder vatbaar te zijn voor ziekte wanneer er niet werd

gesport en of hij/zij vaak ziek was. Alle vijf mannen van onder de dertig dachten snel ziek te worden

wanneer er niet werd gesport met als argument dat sporten je sterker maakt en dat buitensport de

weerstand versterkt. Zeven van de acht vrouwen onder de dertig antwoordden positief, zij dachten eerder

ziek te worden wanneer er niet werd gesport. Vijf van deze zeven gaven aan bijna nooit ziek te zijn met

tevens het argument dat sporten de weerstand versterkt. Eén van deze acht stond nooit stil bij deze vraag.

Alle drie de mannen van boven de dertig antwoordden positief en werden bijna nooit ziek met als

argumentatie dat dit mede komt door een gezonde levensstijl en voeding. Zes van de zeven vrouwen van

boven de dertig gaf aan niet snel ziek te worden. Argumentatie was dat wanneer je lichamelijk sterker

wordt, je ook geestelijk sterker wordt. Hoewel sporten geen garantie is op niet ziek worden, wel op een

sneller herstel. Een ander meldde dat buitensport gezond is, maar dat je daarentegen bij binnensport

bacillen opdoet. Slechts één van de zeven vrouwen was vaak ziek en dacht niet dat sporten dit kon

verhelpen.

Page 38: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

38

Veroudering

Aansluitend op de vorige vraag werd gevraagd hoe de sporter dacht over veroudering. Vier van de vijf

mannen van onder de dertig dachten minder snel oud te worden wanneer er frequent werd gesport. Dit

kwam volgens hen door een algehele gezonde levensstijl en spiermassa. Slechts één persoon geloofde niet

dat het verouderingsproces tegen kon worden gegaan. Zeven van de acht vrouwen van onder de dertig

dachten dat sporten het verouderingsproces tegen zou gaan met argumenten: dat je hart en longen beter

functioneren, dat dit kwam door een algehele gezonde levensstijl; gezonde ouders hebben als voorbeeld.

Eén persoon antwoordde negatief: ouder wordt je toch wel.

Twee van de drie mannen van boven de dertig antwoordden positief: door sporten krijg je een

gezond lijf dus een gezonde geest en meer uithoudingsvermogen. Eén persoon twijfelde: oud worden werd

je immers ook door een gezonde levensstijl en niet enkel door sporten. Vier van de zeven vrouwen van

boven de dertig antwoordden positief: je blijft door regelmatig sporten soepel en je wordt jonger geacht. De

overige drie vrouwen dachten niet dat het verouderingsproces tegen kon worden gegaan, wel dat ziekte

wordt vertraagd en je zodoende beter functioneel blijft. Eén persoon maakte zich niet druk om

veroudering.

Excuses om niet te sporten: moeheid en geen zin

Er werd gevraagd of de extreme sporter van mening was dat moe zijn en geen zin hebben een excuus was

om niet te gaan sporten. Alle vijf de mannen van onder de dertig jaar oud vonden beiden redenen geen

excuus om niet te sporten. Argumenten waren: zin moet je maken; verantwoordelijkheid aan

sportvrienden; na het sporten voel je je fitter; kwestie van discipline; wanneer je één keer overslaat sla je

de keren daarna sneller over. Ook alle acht vrouwen onder de dertig jaar oud vonden moe zijn en geen zin

hebben geen excuus om niet te gaan sporten. Argumenten waren: verantwoordelijkheid aan het team; geen

zin hebben is wel een excuus wanneer er een sociale gebeurtenis tussen komt, maar moe zijn is geen

excuus; geen zin hebben is geen excuus; beiden zijn geen excuus, anders kun je altijd wel een excuus

verzinnen; wanneer je moe bent geen zware conditionele sessie uitvoeren; wanneer je moe bent yoga

beoefenen; beiden zijn geen excuus; trots zijn achteraf en na het sporten een goed gevoel hebben.

Twee van de drie mannen van boven de dertig jaar oud vonden moe zijn en geen zin hebben geen

excuus met argumenten als: sporten zit in het systeem; lekker voelen na het sporten; wanneer je moe bent

minder zware training uitvoeren. De derde persoon vond geen zin hebben wel een excuus maar vond dat je

dan jezelf moet afvragen waarom je geen zin hebt. Alle zeven vrouwen van boven de dertig vonden geen zin

en moeheid geen excuus. Argumenten waren: kwestie van discipline; schuldig voelen wanneer je niet gaat;

bij veel spierpijn naar de sauna, in ieder geval niet op de bank hangen; zin moet je maken en trots voelen

na het sporten; altijd zin om te sporten; echtgenoot gaat ook mee waardoor er nooit sprake is van geen zin

hebben om te sporten; niet altijd zin maar het is een routine en onrustig voelen wanneer er een sessie

wordt overgeslagen; sporten is een afspraak met jezelf en sport staat op nummer één, het leven wordt om

de sport heen gebouwd.

Page 39: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

39

Excuses om niet te sporten: tijdgebrek

Als aanvulling op de vorige vraag vroeg men of de extreme sporter tijdgebrek wel een excuus vond.

Opvallend was dat alle vijf de mannen van onder de dertig jaar oud tijdgebrek wel een excuus vonden om

niet te gaan sporten. Zij vonden allen werk en school prioriteit hebben. De meeste vrouwen onder de dertig

jaar oud vonden geen tijd hebben ook geen excuus om niet te gaan sporten. Over het algemeen vonden zij

dat je beter moest plannen en bij tijdgebrek kon sporten op een ander tijdstip van de dag. Argumenten

waren: schoolwerk beter inplannen; tentamenweek is een excuus, maar ter compensatie in de ochtend

sporten; eerst sport inplannen en vervolgens sociale zaken afspreken; tijd moet je maken, zo kan er altijd

wel wat tussenkomen; alleen congressen zijn een excuus. Slechts één persoon vond tijdgebrek wel een

excuus om niet te gaan sporten

Twee van de drie mannen van boven de dertig vonden geen tijd hebben geen excuus om niet te

gaan sporten. Zij vonden dat je beter moest plannen en dat je altijd tijd kan vrijmaken. Slechts één

persoon vond dat andere zaken ook belangrijk waren naast de sport en zit er niet mee wanneer een

sportsessie wordt afgezegd. Drie van de zeven vrouwen van boven de dertig vonden geen tijd hebben wel

een excuus om niet te gaan sporten: werk kwam op nummer één maar baalden wel wanneer een

sportsessie afgezegd werd. De overige vier personen vonden tijdgebrek geen excuus om niet te gaan

sporten, zij vonden dat je beter moest plannen en dat je tijd vrij kan maken. Eén van deze laatste vond

sporten wel het allerlaatste wat je laat schieten.

Afspraken opzij zetten

De meeste mannen onder de dertig jaar oud zochten een compromis qua planning. Argumenten

waren: indien tijdgebrek teamsport niet afzeggen, individuele sport wel; alles voor een wedstrijd opzij

zetten, maar voor een training niet. Slechts één persoon zette nooit afspraken opzij voor sport. De meeste

vrouwen van onder de dertig jaar zetten geen afspraken opzij maar plannen beter. Zij vonden het

belangrijk een sociaal leven te onderhouden. Argumenten waren: sporten gaat wel voor feesten maar niet

voor schoolwerk; beter plannen, sporturen zijn vrij flexibel; eerst sport inplannen, vervolgens sociale

zaken; structuur in planning behouden; trainingen en wedstrijden staan vast, overige zaken eromheen

plannen.

Alle drie mannen van boven de dertig jaar oud zetten afspraken opzij voor de sport: sporten zit in

het systeem; geen afspraken plannen op vaste sportdagen; heel af en toe kan er iets tussenkomen qua

werk of vrienden; afspraken met jezelf op sportgebied zijn ook belangrijk; fitness zeker niet afzeggen;

vrienden vinden het knap dat sport op nummer één staat, maar vreemden vinden dat wel vervelend.

Meeste vrouwen van boven de dertig zetten afspraken opzij voor de sport of maken een compromis. De

antwoorden varieerden: de omgeving vond het niet erg dat er veel werd gesport; eerst sporten, daarna

sociale activiteiten; afspraken worden opzij gezet voor de teamsport; beter plannen; sporten is het laatste

wat er opzij wordt geschoven; sport komt op de eerste plek, werk op de tweede.

Overige excuses om niet te gaan sporten

Eventueel werd er aangegeven wat nog een excuus was om niet te sporten. Antwoorden waren: slecht weer

voor de buitensport; ziek zijn met koorts; partner; blessure en op vakantie zijn.

Page 40: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

40

-Discussie-

Interpretatie van de resultaten

Onderzoeksvraag 1

De eerste onderzoeksvraag betrof welk percentage van de klanten van het USC geclassificeerd konden

worden volgens het EDS principe als de drie begrippen: sportafhankelijk, non-afhankelijk met symptomen

en non-afhankelijk. Uiteindelijk bleek van een totaal van 1721 sporters 1,5% sportafhankelijk te zijn welke

34,6% mannen en 65,4% vrouwen betrof.

Het lijkt alsof meer vrouwen sportafhankelijk zijn. Uit eerder onderzoek naar afhankelijke

hardlopers blijkt dat vrouwen eerder vatbaar zijn voor een sportverslaving (en ook een eetstoornis)

vergeleken met mannen (Slay, 1998). Maar gezien het totaal aantal participanten uit 76,8% vrouwen en

23,2% mannen bestond kan op basis van huidig onderzoek niet worden geconcludeerd dat vrouwen eerder

vatbaar zijn op het krijgen van een sportverslaving vergeleken met mannen.

1,5% van 1721 participanten lijkt niet veel te zijn. Tijdens onderzoek van Hausenblas bleek er een

range van 3,1% tot 13,4% afhankelijke sporters uit 553 participanten. Echter, dit betrof fysiek actieve

studenten. De betreffende onderzoekers suggereren dat onder de algemene populatie het aantal

afhankelijke sporters veel minder zal zijn (Szabo, 2000; Hausenblas, 2002), zeker aangezien het aantal

volwassenen wie regelmatig sport maar 15 % is (USDHHS, 2000). Vandaar dat 1,5% afhankelijke sporters

onder mensen met een leeftijd van 17 tot 74 representatief kan worden genoemd.

Onderzoeksvraag 2

Betreft de tweede onderzoeksvraag vroeg men zich af op welke gebieden de afhankelijke sporter verschilt

van de non-afhankelijke sporter. Om deze vraag te kunnen beantwoorden werd participanten gevraagd de

driedelige enquête in te vullen. Het eerste onderdeel van de enquête bestond uit een anamnese.

Anamnese

Er bleken geen significante verschillen voor te komen tussen de afhankelijke en non-afhankelijke sporter

wat betreft leeftijd, lengte en gewicht. Qua streefgewicht wilde de sportafhankelijke vrouw (net niet

significant) meer afvallen (2 kg) vergeleken met de non-afhankelijke vrouw. Dit is niet in overeenstemming

met de hypothese. Er werd verwacht dat afvallen in gewicht geen drijfveer zou zijn voor de afhankelijke

sporter om zijn/haar extreme gedrag uit te voeren (Hausenblas, 2002). De sportafhankelijke man bleek

niet te willen afvallen, de afhankelijke vrouw daarentegen wel. Dit is in overeenstemming met de hypothese

betreft het ideaalbeeld: de gespierde man en dunne vrouw (Brownell, 1991; Rodin, 1985; Zmijewski, 2003).

Tevens blijkt sportafhankelijkheid positief gecorreleerd aan gewicht, diëten en perfectionisme en zal een

dergelijke verslaving vaak gepaard gaan met een obsessie betreft het lichaam. Vandaar dat

sportafhankelijkheid vaak hand in hand gaat met een eetstoornis (Brownell, 1991).

Er bleek geen significant verschil tussen de afhankelijke en non-afhankelijke sporter betreft

opleiding en gedrevenheid. Hoewel dit wel werd verwacht gezien eerdere onderzoeken aantoonden dat

sportafhankelijkheid frequenter voorkomt bij enthousiaste, industriële en succesvolle mensen wie erg

gedreven zijn in hun werk en dat zich dit uit in hun sportgedrag (Cockerill, 1996; Keski-Rahkonen, 2001).

De sportfrequentie verschilde wel duidelijk significant. Zowel de sportafhankelijke man als vrouw

sportte vijf keer per week; de non-afhankelijke sporter twee keer per week. De sportduur per sessie

verschilde niet significant voor het mannelijke geslacht, wel voor het vrouwelijke. De afhankelijke sportster

trainde 1,5 uur per sessie, de non-afhankelijke vrouw 1 uur. Samengevat sportte de afhankelijke sporter

Page 41: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

41

7,5 uur per week en de non-afhankelijke sporter 2 uur per week. De afhankelijke sporter trainde dus 3,75

keer meer vergeleken met de non-afhankelijke sporter. Er werden geen significante verschillen gevonden

wat betreft het type sport (i.e. team of individuele sport en kracht- of duurtraining). De sportafhankelijke

man gaf aan momenteel te trainen voor een wedstrijd in tegenstelling tot de non-afhankelijke man. De

groepen verschilden significant op de vraag of er met een blessure werd doorgetraind. Zowel de

afhankelijke man als vrouw gaf aan soms door te trainen met een blessure, maar uit vrije wil. De non-

afhankelijke sporter trainde in deze situatie nooit door.

Onderzoeksvraag 2

Exercise Dependence Scale

Het tweede onderdeel van de enquête bestond uit de EDS, welke werd gebruikt om de participanten te

classificeren als sportafhankelijk, non-afhankelijk met symptomen en non-afhankelijk. Ook werd dit

onderdeel van de enquête gebruikt om onderzoeksvraag twee te beantwoorden: op welke gebieden verschilt

de afhankelijke van de non-afhankelijke sporter? Op alle zeven onderwerpen van de EDS verschilden de

groepen duidelijk significant van elkaar. Dit is logisch is gezien de classificering was gebaseerd op de EDS:

ontwenningsverschijnselen, tolerantie, continuïteit, controleverlies, reductie van andere activiteiten, tijd en

intentie effecten.

Ontwenningsverschijnselen

Op alle aspecten van de ontwenningsverschijnselen verschilden de sportafhankelijke man van de non-

afhankelijke man. De afhankelijke sporter trainde bijna nooit om een angstig gevoel te voorkomen; soms

om een gestrest gevoel, vermoeidheid en geïrriteerdheid te voorkomen en soms om een angstig gevoel tegen

te gaan. Bijna altijd sportte hij om rusteloosheid te voorkomen en om een geïrriteerd, gestrest en rusteloos

gevoel tegen te gaan. Sportafhankelijke vrouwen sportten bijna nooit om een angstig gevoel te voorkomen.

Soms sportten zij om een gestrest gevoel en geïrriteerdheid te voorkomen. Tevens trainde zij soms om een

angstig en vermoeid gevoel tegen te gaan. Bijna altijd werd er gesport om rusteloosheid te voorkomen en

een gestrest en rusteloos gevoel tegen te gaan. Er werd altijd gesport om geïrriteerdheid tegen te gaan. Het

tegengaan en voorkomen van deze ontwenningsverschijnselen is in overeenstemming met de hypothese: de

afhankelijke sporter, zowel man als vrouw, zal zijn/haar sportniveau blijven verhogen om zodoende

ontwenningsverschijnselen tegen te gaan (Morris, 1990).

Tolerantie

De groepen verschilden, ook met het geslacht in acht genomen, duidelijk significant van elkaar wat betreft

de tolerantie aspecten. Zowel de sportafhankelijke man als vrouw voelde soms minder effect wanneer het

huidige sportgedrag werd uitgevoerd en verhoogde soms de sportduur en –frequentie. Bijna altijd werden

de frequentie en intensiteit verhoogd. Zoals bovenstaand vermeld is dit in overeenstemming met de

literatuur: om ontwenningsverschijnselen tegen te gaan zal de afhankelijke sporter zijn sportniveau (i.e.

sportduur, -frequentie en –intensiteit) continue blijven verhogen (Morris, 1990).

Continuïteit

De sportafhankelijke man sportte soms door ondanks terugkerende fysische problemen en sportte bijna

altijd door ondanks blijvende fysieke problemen of een blessure. De afhankelijke vrouw sportte soms door

Page 42: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

42

ondanks blijvende fysieke problemen, maar sportte bijna altijd door met een blessure en ondanks

terugkerende fysieke problemen. Dit is in overeenstemming met de hypothese. De afhankelijke sporter zal

zich vast blijven houden aan zijn vaste patroon en de continuïteit behouden. Wanneer er een stoornis

plaatsvindt in dit continue regime zal de sporter ontwenningsverschijnselen vertonen (Keski-Rahkonen,

2001).

Controleverlies

Sportafhankelijke mannen waren bijna altijd in staat de sportintensiteit te reduceren en soms om de -

duur en -frequentie te verminderen. De afhankelijke vrouw daarentegen was bijna nooit in staat de duur,

frequentie en intensiteit te reduceren. Ook dit hangt samen met het sportniveau blijven verhogen om

ontwenningsverschijnselen tegen te gaan (Morris, 1990). Dat de sportafhankelijke man niet de controle

verliest en de afhankelijke vrouw wel is te verklaren doordat volgens Slay vrouwelijke hardlopers eerder

vatbaar zijn voor een sportverslaving vergeleken met mannen (Slay, 1998).

Reductie van andere activiteiten

De afhankelijke man kwam bijna nooit met zijn werk in de knel door zijn sportgedrag. Daarentegen soms

wel met familiaire verantwoordelijkheden en wees hij soms uitnodigingen af. Af en toe werden zijn

gedachten in beslag genomen door sport tijdens het werk. De sportafhankelijke man blijft dus, zoals

verwacht, erg gedreven met betrekking tot zijn werk (Cockerill, 1996). De afhankelijke vrouw kwam bijna

nooit met familiaire verantwoordelijkheden in de knel door het sporten, maar wel soms met het werk.

Soms wees zij uitnodigingen af en af en toe werden haar gedachten door sport in beslag genomen. Dat de

man eerder familiaire afspraken en de vrouw werkgerelateerde afspraken afzegt is de te verklaren door

klassieke theorieën van geslacht en rolverdeling. Er is tegenwoordig nog steeds enigszins sprake van de

vrouw die meer affiniteit toont met de familie en de man met werkgerelateerde verantwoordelijkheden

(Barnett, 2001).

Tijd

Zowel de sportafhankelijke man als vrouw bouwde bijna altijd het leven rond de sport en stak veel tijd in

sportgerelateerde activiteiten. Zoals verwacht hoort dit bij de symptomen van de afhankelijke sporter.

Eerder onderzoek is instemmend dat het sporten een patroon en prioriteit is in het leven van de

sportverslaafde (Keski-Rahkonen, 2001).

Intentie

De sportafhankelijke man en vrouw sportten beiden soms frequenter dan gepland. Zij verschilden wel in

sportduur. De afhankelijke vrouw sportte namelijk soms langer dan gepland, daarentegen trainde de

afhankelijke man bijna altijd langer dan gepland. Dit is opvallend aangezien eerder onderzoek aantoonde

dat vrouwelijke hardlopers eerder vatbaar zijn voor een sportverslaving vergeleken met mannen (Slay,

1998). Hoewel mannen langer sporten dan gepland, zijn zij dus minder snel sportafhankelijk vergeleken

met vrouwen.

Page 43: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

43

Onderzoeksvraag 2 en 3 Exercise Beliefs Questionnaire

Met de tweede onderzoeksvraag werd er afgevraagd op welke gebieden de afhankelijke sporter van de non-

afhankelijke sporter verschilt. Om deze vraag te beantwoorden werden de twee groepen sporters

vergeleken op basis van zowel de vragen van de EDS als die van de EBQ. Met behulp van de derde

onderzoeksvraag wilde men achterhalen wat de drijfveren van de afhankelijke sporter waren om zijn

extreme sportgedrag uit te voeren. Deze drijfveren bestonden uit gedrags en normatieve overtuigingen

welke de EBQ bevatte met controleovertuigingen daaraan toegevoegd. Om bepaalde drijfveren beter uit te

diepen werd er niet alleen gebruik gemaakt van de EBQ maar ook van persoonlijke en telefonische

interviews. De resultaten van de EBQ betreffen de afhankelijke sporter, daarentegen beschrijven de

interviews de resultaten van de extreme sporter. Er kan namelijk niet met zekerheid worden gezegd dat de

extreme sporter ook daadwerkelijk sportafhankelijk is.

De afhankelijke en non-afhankelijke sporters, met het geslacht in acht genomen, verschilden

significant van mening wat betreft de normatieve overtuigingen (sociaal verlangen en fysiek beeld) en

gedragsovertuigingen (mentaal en emotioneel functioneren en kwetsbaarheid voor ziekte en ouderdom).

Wat betreft de controleovertuigingen verschilden de mannen niet van elkaar, de vrouwen daarentegen wel.

Anamnese

De extreme sporter (interview) trainde gemiddeld 7,2 uur per week, terwijl de enquête aangaf dat de

afhankelijke sporter –zowel man als vrouw- 5 uur per week trainde. Mannen onder de dertig jaar sportten

langer (7,6 uur) vergeleken met de vrouwen (6,7 uur). Daarentegen sportten vrouwen boven de dertig jaar

juist langer (7,6 uur) vergeleken met de mannen (7 uur). Het is moeilijk te zeggen hoeveel een sporter moet

sporten om als extreme of afhankelijke sporter te worden bestempeld (Davis, 1993). Er zijn geen

consequente resultaten betreft sportduur of –frequentie. Bijvoorbeeld, volgens de makers van de Exercise

Depence Questionairre zou een sporter wie 4 uur per week sport als compulsieve sporter worden

bestempeld (Ogden, 1997). Daarentegen zien de makers van de Exercise Beliefs Questionnaire het als een

range: zij vinden dat een sporter compulsief gedrag vertoont bij 3 tot 9,5 uur training per week. In

conclusie: of iemand een afhankelijke of extreme sporter is hangt af van de symptomen die worden

vertoont en niet van het aantal uren training per week.

Betreft het verschil in geslacht beoefenen vrouwen, zowel onder als boven de dertig jaar oud, meer

teamsporten vergeleken met de mannen. Qua leeftijd beoefenen sporters boven de dertig jaar oud juist

meer individuele sporten. Dat jongere sporters meer teamsporten beoefenen was te verwachten: zij

hechten zich meer aan het sociale aspect van het sporten.

Sociaal verlangen/normatieve overtuigingen

De sportafhankelijke man zou niet minder sociaal worden geacht en geen kritiek krijgen wanneer er niet

zou worden gesport. Daarentegen zou de extreme mannelijke sporter (interview) wel als minder sociaal

worden gezien en kritiek krijgen wegens samenhorigheid met sportpartners. De sportafhankelijke vrouw

zou niet als minder sociaal worden gezien of kritiek krijgen wanneer er niet werd gesport. De extreme

vrouwelijke sporters (interview) boven de dertig jaar oud deelden deze mening: zij gaven aan hun sociale

connecties elders te vinden. Daarentegen zou de extreme vrouwelijke sporter (interview) onder de dertig

wel minder sociaal worden gezien en kritiek krijgen, voornamelijk wegens verantwoordelijkheid aan het

Page 44: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

44

team. In conclusie: de jonge extreme sporter, zowel man als vrouw, zou minder sociaal worden geacht

wegens teamsport. De oudere extreme sporter en de afhankelijke sporter zou juist niet als minder sociaal

worden gezien wanneer er minder zou worden gesport. Dit is in overeenstemming met eerder onderzoek

waaruit blijkt dat de afhankelijke sporter meestal individuele sporten beoefend, zoals hardlopen. Bij deze

sporten gaat het om de sport zelf en is men niet afhankelijk van een team (Glasser 1976; Conboy, 1994;

Slay, 1998; Keski-Rahkonen, 2001)

Zowel de sportafhankelijke man als vrouw voelde zichzelf niet oninteressant, minderwaardig, of

onzeker en kon wel verkrijgen wat anderen hebben wanneer er niet werd gesport. Tevens dacht de

sportafhankelijke vrouw niet dat anderen slecht over haar zou denken wanneer er niet werd gesport. De

afhankelijke vrouw voelde zich wel onzeker. Waarschijnlijk komt dit door het ideaalbeeld van de dunne

vrouw en is deze onzekerheid een motivatie om het extreme sportgedrag uit te voeren (Brownell, 1991;

Rodin, 1985; Zmijewski, 2003).

Bijna alle extreme vrouwelijke sporters en alle mannen van onder de dertig hadden doelen voor

zichzelf gesteld. In de meeste gevallen was dit doel het presteren tijdens een wedstrijd. Ook de meerderheid

van de vrouwen boven de dertig jaar oud hadden doelen voor zichzelf gesteld zoals persoonlijke records

behalen, soepel blijven en het huidig gewicht behouden. Alleen de mannen boven de dertig jaar hadden

geen doelen voor zichzelf gesteld. Zij wilden sporten voor hun plezier.

Bij alle mannelijke extreme sporter van onder de dertig jaar oud sportten zowel familie als

vrienden, maar werden niet beïnvloed. Wel was er sprake van competitie. De helft van de vrouwen onder

de dertig jaar oud kwam uit een sportieve familie en gaf aan te worden beïnvloed. Tevens voerden zij

competitie met familieleden of vrienden. De meerderheid van de mannen boven de dertig werd niet

beïnvloed door familie of vrienden. De meerderheid van de vrouwen van boven de dertig werd enkel

beïnvloed door sportpartners. In conclusie kan er geconstateerd worden dat de jonge extreme sporter

beinvloedbaar is door zijn/haar omgeving, in tegenstelling tot de oudere extreme sporter.

Fysisch beeld/normatieve overtuigingen

De afhankelijke sporter bleek aanzienlijk onzeker te zijn over het uiterlijk wat waarschijnlijk werd

veroorzaakt door het eerder genoemde ideaalbeeld (Brownell, 1991; Rodin, 1985; Zmijewski, 2003). Wel

werd er aangegeven dat er meer vergelijking plaatsvond met de directe omgeving dat met het ideaalbeeld.

De sportafhankelijke man was bang om er slecht en onaantrekkelijk uit te zullen zien en

overgewicht te krijgen wanneer er niet werd gesport. Daarentegen waren lang niet alle extreme mannelijke

sporters van onder de dertig (interview) bang om aan te komen. Wel wilden zij aankomen qua spieren, aten

erg bewust en werden zowel door de media als door trainingspartners beïnvloed. Alle mannen van boven

de dertig waren wel bang om aan te komen en letten erg op hun voeding, terwijl de meeste van hen wel

tevreden was met het huidige gewicht. Sommigen vergeleken zichzelf met het ideaalbeeld en de directe

omgeving.

Sportafhankelijke vrouwen waren bang er onaantrekkelijk uit te zullen zien en overgewicht te

krijgen wanneer er niet werd gesport en zeer bang om er slecht uit te gaan zien. Bijna alle vrouwen van

onder de dertig (interview) gaf aan te letten op het eetpatroon en bang te zijn om overgewicht te krijgen

wanneer er minder gesport zou worden. Bijna allen wist ook zeker dat dit zou gebeuren wegens blessures

of kijkend naar de familie. Tevens gaven zij aan onbewust te worden beïnvloed door de media en veel te

kijken naar de directe omgeving. Opvallend was dat de meeste van hen aangaven tevreden te zijn met het

Page 45: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

45

huidige gewicht. Ook bijna alle vrouwen van boven de dertig waren bang om aan te komen. Iets meer dan

de helft van de vrouwen boven de dertig werd beïnvloed door de omgeving, maar vooral als schrikbeeld van

de dikke mensen om hen heen. Zij letten erg op hun voeding en sportten om het huidige gewicht te

behouden en gezond te zijn.

In conclusie kan gezegd worden dat zowel de afhankelijke als extreme sporter tevreden is met het

huidige gewicht maar erg bang is voor het krijgen van overgewicht en erg op de voeding let. Dit is in

overeenstemming met eerder onderzoek waarbij sportafhankelijke hardlopers werden getest. Zij bleken

meestal vegetariërs te zijn, welke dagelijks calorieën telden en hun lichaamsvet maten en opvallend hoog

opgeleid te zijn (Keski-Rahkonen, 2001).

Mentaal en emotioneel functioneren/gedragsovertuigingen

De sportafhankelijke man kon niet efficiënt werken en functioneren, niet naar behoren denken, was niet in

staat zijn de gevoelens onder controle te houden en was minder gemotiveerd wanneer er niet werd gesport.

Wel kon hij productief werken. Alle extreme mannelijke sporters van onder de dertig jaar (interview)

konden zich beter concentreren en nadenken na het sporten. De meerderheid van de mannen boven de

dertig was ook helderder na het sporten. Sportafhankelijke vrouwen waren niet in staat de gevoelens onder

controle te houden en waren minder gemotiveerd wanneer er niet werd gesport. Wel konden zij efficiënt

blijven werken en functioneren, konden naar behoren blijven denken en waren nog steeds productief. Dit

is contrasterend met de extreme vrouwelijke sporters van onder de dertig. Zij gaven aan beter te presteren

op het werk/school wanneer er frequent werd gesport, met als voornaamste argumenten rustiger en

minder gefrustreerd te zijn. Bijna alle vrouwen van boven de dertig presteerden beter en hadden een beter

humeur na het sporten. Hoewel het voor de afhankelijke man en extreme sporters meer gold, is dit is in

overeenstemming met de verwachting dat een sportafhankelijkheid hand in hand gaat met gedrevenheid

qua werk. Om ontwenningsverschijnselen tegen te gaan en goed te blijven presteren op het werk verhoogt

de afhankelijke sporter zijn sportniveau (Morris, 1990) (Cockerill, 1996)

Voor bijna alle extreme sporters (interview) was sporten een uitlaatklep: frustratie, energie en

lusteloosheid konden worden kwijtgeraakt door middel van sporten. Er werd geen significant verschil

gevonden tussen de mannengroepen wat betreft de vraag of de agressie onder controle gehouden kon

worden wanneer er niet werd gesport. Tevens was er enkel bij een minderheid van de mannen onder dertig

sprake van agressie. Maar één man boven de dertig had last van agressie. Ook sportafhankelijke vrouwen

konden de agressie onder controle houden wanneer er niet werd gesport. Overeenstemmend kon slechts

één extreme sportster (interview) van boven de dertig de agressie kwijt in het sporten. Doch, de helft van

de vrouwen onder dertig meldde agressie en opgekropte boosheid kwijt te kunnen in het sporten. Over het

algemeen is er zowel bij de afhankelijke als extreme sporter geen sprake van het kwijt kunnen van agressie

in het sportgedrag. Dit laatste is niet in overeenstemming met de hypothese. De hypothese was dat de

agressie niet onder controle gehouden zou kunnen worden wanneer er niet gesport zou worden (Yates,

1994; Young, 2009).

Page 46: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

46

Kwetsbaarheid voor ziekte en ouderdom/gedragsovertuigingen

Er werd geen significant verschil gevonden tussen de twee mannengroepen wat betreft de vraag of men

denkt eerder vatbaar te zijn voor ziekte wanneer er niet wordt gesport. Bijna alle extreme mannelijke

sporters van onder de dertig (interview) dachten minder snel ziek te worden wanneer er frequent werd

gesport: sporten zou volgens hen weerstand opbouwen, vooral buitensport. Ook alle mannen boven de

dertig dachten minder snel ziek te worden, maar volgens hen kwam dit door een gezonde levensstijl en

voeding. Ook de sportafhankelijke vrouw was van mening eerder vatbaar te zijn voor ziekte.

Overeenstemmend dachten bijna alle extreme vrouwelijke sporters van onder de dertig (interview) minder

snel ziek te worden wanneer er frequent werd gesport met dezelfde argumenten als de mannen: sporten

zou volgens hen weerstand opbouwen. Bijna alle vrouwen van boven de dertig gaven aan dat wanneer je

lichamelijk sterker bent, je dit geestelijk ook bent en sneller herstelt na ziekte, hoewel het is geen garantie

op niet ziek worden. Afhankelijke sporters denken dus waarschijnlijk dat hoe meer er gesport wordt, hoe

gezonder het is voor het lichaam. Hoewel dit niet correct is. Langdurige uitputtende training, overtraining

en voor een korte duur op een hoge intensiteit sporten zorgen juist voor een verlaging van het

immuunsysteem. Daarentegen verhoogt matige training wel de lichamelijke weerstand. Sporten is dus

enkel gezond wanneer het regelmatig en met mate wordt uitgevoerd (Hines, 1996).

De sportafhankelijke man was bang snel oud te worden en van mening dat de hersenen niet goed

zouden functioneren wanneer er niet werd gesport. Overeenstemmend dachten bijna alle extreme

mannelijke sporter (interview) dat frequent sporten het verouderingsproces tegen zou gaan door een

gezonde levensstijl en gezonde ouders als voorbeeld hebben. Net niet significant was de uitslag dat de

sportafhankelijke vrouw bang was snel oud te worden wanneer er niet werd gesport. Ook dachten bijna

alle vrouwen van onder de dertig en een meerderheid van vrouwen boven de dertig (interview) dat frequent

sporten het verouderingsproces tegen zal gaan. Argumentatie was dat je soepel blijft door frequent te

sporten en jonger wordt geacht.

Controleovertuigingen

Er waren geen significante verschillen gevonden tussen de twee mannengroepen wat betreft de vraag of het

geen zin of tijd hebben en te moe zijn een excuus is om niet te gaan sporten. Resultaten van de

vrouwengroep waren wel significant en werden deze redenen niet als excuus gezien. De extreme sporters

onder de dertig (interview) deelden deze mening. Argumenten waren dat je sportvrienden niet laat zitten en

dat sporten een kwestie is van discipline. Opvallend was dat zij tijdgebrek wel een excuus vonden, zij

vonden schoolwerk voorgaan. Ook zeiden zij afspraken enkel af wanneer ze wedstrijden moesten spelen.

Bijna alle extreme sporters van boven de dertig (interview) vonden moe zijn of geen zin hebben ook geen

excuus. Het leven werd rond de sport gebouwd en staat op nummer één. Tevens voelen zich trots na het

sporten. Wanneer men eigenlijk te moe was om te sporten werd een minder conditionele training

uitgevoerd, maar simpelweg niets doen behoorde niet tot de opties. Ook tijdgebrek vonden zij geen excuus

en waren van mening dat er beter gepland moest worden. Tevens zetten geen afspraken opzij, maar

hebben een vaste structuur wat betreft sociale- en sportverplichtingen.

Deze uitkomsten zijn in overeenstemming met de hypothese. Er werd namelijk verwacht meer

motivatie van de afhankelijke sporter te zien vergeleken met de non-afhankelijke sporter om gestelde

doelen te bereiken en meer waarde te hechten aan controleovertuigingen vergeleken met de non-

Page 47: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

47

afhankelijke sporter (Hausenblas, 2002). Het blijkt voor de afhankelijke sporter onmogelijk de structuur te

doorbreken en zal er geen excuus zijn om een trainingsessie over te slaan (Keski-Rahkonen, 2001).

Hoofdrede om te sporten

Tijdens het interview werd de extreme sporter gevraagd wat hij/zij als hoofdrede zag om zijn compulsieve

sportgedrag uit te voeren. Bij de vrouwen onder de dertig jaar stond het plezier hebben in sport op

nummer één, vervolgens kwamen afvallen en gezond blijven als redenen. Bij de vrouwen boven de dertig

jaar kwam duidelijk de gezondheid op de eerste plaats en het huidig gewicht behouden op de tweede. Bij

de mannen onder de dertig jaar was geen patroon te ontdekken in hoofdrede. De nummer één rede

varieerde van gezondheid, presteren, spiermassa opbouwen tot plezier. Bij de mannen boven de dertig jaar

waren nummer één redenen plezier en gezondheid.

Beperkingen huidig onderzoek

Het was de bedoeling om met behulp van de EDS sporters te classificeren als sportafhankelijk om

vervolgens in een interview de drijfveren van deze sporters te achterhalen. De beperking van huidig

onderzoek was dat de enquête dusdanig anoniem was gebleken, dat de e-mailadressen niet konden

worden gelinkt aan de resultaten. Oftewel, er kon niet worden achterhaald welk e-mailadres bij welke

sporter hoorde en konden de afhankelijke sporters niet worden getraceerd. Als oplossing werd er opnieuw

een e-mail gestuurd naar de klanten met de vraag de sportduur en –frequentie aan te geven zodat de

meest extreme sporters konden worden uitgekozen. Het is dus niet zo dat de meest extreme sporters ook

daadwerkelijk afhankelijke sporters zijn, gezien deze laatste geclassificeerd wordt door middel van

symptomen en niet door sportduur of –frequentie.

Toekomstig onderzoek

1. Om bovenstaand probleem op te lossen is het verstandig in de enquête zelf naar het e-mailadres

van de participant te vragen, hoewel dit enigszins in strijd is met de anonimiteit van het onderzoek.

Ook Thesis Tools mag namelijk geen e-mailadressen verstrekken.

2. Het interview was een aanvulling op de onderzoeksmethode van de enquête. Nadat statistische

toetsen waren verricht op de resultaten van de enquête werd gekeken op welke vragen dieper

ingegaan kon worden tijdens het interview. Tijdens het verwerken van het interview bleek er een

patroon te zitten in de leeftijdscategorieën. Dit onderscheid was niet gemaakt in de resultaten van

de enquête gezien deze al waren verwerkt en er sprake was van tijdgebrek. Voor toekomstig

onderzoek is het verstandig om voor de volledigheid tevens een splitsing te maken in leeftijd met

betrekking tot de resultaten van de enquête.

Page 48: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

48

Conclusie

1. Welk percentage van de klanten van het USC kunnen geclassificeerd worden volgens het EDS

principe als de drie begrippen: sportafhankelijk, non-afhankelijk symptomatisch en non-

afhankelijk?

Het aantal sportafhankelijke klanten van het USC bestond uit 1,5% (34,6% mannen; 65,4% vrouwen).

Geclassificeerd als non-afhankelijk maar met symptomen was 35,3% (26,4% mannen; 73,6% vrouwen).

Non-afhankelijke sporters waren in de meerderheid met 63,2% (21,1% mannen; 78,9% vrouwen). Het

totaal aantal participanten was 1721 (100%) bestaande uit 399 mannen (23,2%) en 1322 vrouwen

(76,8%).

2. Op welke gebieden verschilt de afhankelijke sporter van de non-afhankelijke sporter?

De afhankelijke sporter sportte uit vrije wil door met een blessure en trainde 3,75 keer meer per week (7,5

uur) vergeleken met de non-afhankelijke sporter (2 uur). Afhankelijke sporters hadden meer last van

ontwenningsverschijnselen: bijna altijd sportte zowel de sportafhankelijke man als vrouw om rusteloosheid

te voorkomen en om een geïrriteerd, gestrest en rusteloos gevoel tegen te gaan. Wat betreft het aspect

tolerantie werd de sportfrequentie bijna altijd verhoogd. De sportafhankelijke vrouw verloor vaak de

controle: zij was niet in staat de sportduur, -frequentie en -intensiteit te reduceren. Er was een duidelijk

patroon zichtbaar in de reductie van andere activiteiten: de afhankelijke man kwam bijna nooit met zijn

werk in de knel door zijn sportgedrag; daarentegen kwam de afhankelijke vrouw juist niet met familiaire

verantwoordelijkheden in de knel. Het aspect tijd verschilde tevens significant: zowel de sportafhankelijke

man als vrouw bouwde bijna altijd het leven rond de sport en stak veel tijd in sportgerelateerde

activiteiten. Qua intentie sportte de sportafhankelijke man vaak langer dan gepland.

3. Wat zijn de drijfveren -bestaande uit de normatieve-, gedrags-, en controleovertuigingen- van de

afhankelijke sporter om zijn extreme sportgedrag uit te voeren?

Normatieve overtuigingen

De afhankelijke sporter, zowel man als vrouw, zou niet minder sociaal worden geacht of kritiek krijgen

wanneer er minder zou worden gesport. Daarentegen zou de jongere extreme sporter wel minder sociaal

worden gezien en kritiek krijgen van zijn teamgenoten. De jonge extreme sporter had als voornaamste doel

om frequent te sporten: presteren. De oudere extreme sporter wilde graag gezond blijven en plezier hebben

in het sporten. De jongere extreme sporter werd beïnvloed door of was competitief met familieleden of

vrienden. Zowel de afhankelijke als extreme sporter vergeleek zich enigszins met het ideaalbeeld en

aanzienlijk met de directe omgeving. Over het algemeen is het opvallend dat zowel de afhankelijke als

extreme sporter tevreden was met het huidige gewicht maar wel erg bang was om aan te komen en erg

lette op het eetgedrag.

Gedragsovertuigingen

Afhankelijke en extreme sporters gaven aan beter te kunnen presteren op het werk wanneer er frequent

werd gesport. Voor bijna alle extreme sporters was sporten een uitlaatklep: frustratie, energie en

lusteloosheid konden worden kwijtgeraakt. Van agressie kwijt kunnen in het sportgedrag was geen sprake.

Zowel de afhankelijke als extreme sporter was van mening minder snel ziek te worden wanneer er frequent

werd gesport. Zij dachten meer weerstand op te bouwen door middel van buitensport en het hebben van

Page 49: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

49

een algehele gezonde levensstijl. Zowel de afhankelijke als extreme sporter waren bang snel oud te worden

en waren van mening dat frequent sporten het verouderingsproces minder snel laat verlopen.

Controleovertuigingen

Afhankelijke en extreme sporters vonden geen zin hebben en moeheid geen excuus om niet te sporten. Het

goede voelen na het sporten was voor hen een motivatie om toch te gaan en bij moeheid werd er een

minder zware conditionele training uitgevoerd. Wat betreft tijdgebrek waren alle sporters het erover eens

dat (school)werk voorging, maar planden zij het sporten op een ander tijdstip. Verantwoordelijkheden of

sociale activiteiten werden niet afgezegd, maar werd er structureel gepland om het aantal uren training te

behouden.

Voornaamste drijfveer

De hoofdrede om het compulsieve sportgedrag uit te voeren was voor de jonge extreme mannelijke sporter

presteren en spiermassa opbouwen. Voor de oudere mannelijke sporter stonden gezondheid en plezier op

nummer één. Voor de jonge vrouwelijke sporter was plezier en afvallen de voornaamste rede. De oudere

vrouwelijke sporter gaf aan gezondheid en het huidige gewicht behouden als voornaamste rede te zien.

Interventie

Het laatste onderdeel van huidig onderzoek bestond uit het bedenken van een interventie om de verkregen

resultaten toe te passen. De theorie overtuigingen van de Theorie van Gepland Gedrag kunnen het sporten

zowel remmen als stimuleren (Blue, 1995). Normatieve overtuigingen bestonden uit de intentie, oftewel het

laatste zetje om toch te gaan sporten: beïnvloed worden door het ideaalbeeld en de directe omgeving, angst

voor het krijgen van overgewicht, teveel letten op het eetgedrag en de druk van teamsport. De

gedragsovertuigingen hadden een positieve invloed op het sportgedrag: volgends de afhankelijke sporter

verloopt het verouderingsproces minder snel, ben je minder snel vatbaar voor ziekte en kun je beter

presteren op het werk. De controleovertuigingen waren gebaseerd op de discipline van de sporter: wanneer

hij moe was, geen tijd of zin had ging de afhankelijke sporter toch door met het uitvoeren van zijn

structurele planning. De hypothese was dat naast de gedrags- (Rowland, 1994; Theodorakis, 2994) en

normatieve overtuigingen (Blue, 2001; Wankel, 1993; Courneya, 1995), de controleovertuigingen de

grootste bijdrage zouden leveren aan het voorspellen van intentie en sportgedrag (Theodorakis, 1994;

Courneya, 1995). Echter, het USC kan geen grip op hebben op de controleovertuigingen. Er zou wel

ingegrepen kunnen worden op de normatieve overtuigen (Figuur 3). Uit huidig onderzoek is namelijk

gebleken dat de afhankelijke sporter zich teveel richt op het fysieke beeld van het ideaalbeeld en met name

zijn directe omgeving. Er zouden campagnes gestart kunnen worden om de sporter in te laten zien dat er

niet op een gezonde manier aan het dunne westerse ideaalbeeld voldaan kan worden. Hoe belangrijk het is

te kijken naar hoe jijzelf eruit ziet en hoe jij je hierbij voelt in plaats van te kijken naar de omgeving. Dat

overgewicht niet gelijk staat aan ongezondheid: een iets dikkere actieve sporter is immers gezonder dan

een dunnere matige sporter en dat het eetgedrag gezond hoort te blijven. En in laten zien dat het bij

teamsport ook om plezier draait en niet enkel draait om presteren.

Page 50: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

50

Om dit te bewerkstelligen zouden er posters met slogans opgehangen kunnen worden met anekdotische

afbeeldingen, zoals:

1. “Modellen slap voorbeeld” met een afbeelding van een dun meisje die iets probeert gewichten

te heffen en de enigszins gespierde trotse sportster die dit wel kan.

2. “Gezond of dun in je vel?” met een afbeelding van een iets gezette gezond uitziende sporter met

daarnaast een dunne slecht uitziende sporter.

3. “Gezond sporten vereist gezond eten” met een afbeelding van een sporter op de loopband met

een rugtas vol gezonde voeding met daarnaast een slecht uitziende sporter, enkel in het bezit van

een flesje water.

4. “Sport jij met vriend of vijand?” met een afbeelding van een angstig ogende sporter in het

bezit van een trofee met daarachter zijn boze team en daarnaast een afbeelding van een gelukkig

uitziende sporter die juist in een vriendschappelijke scene is vastgelegd met zijn teamgenoten.

Uiteindelijk is er door belanghebbenden van het USC gekozen voor de slogan: “Gezond sporten vereist

gezond eten”. Dit als uitbreiding op het reeds bestaande project van het USC waarbij posters zijn

opgehangen met de spreuk: ‘Sporten is gezond! Sport jij nog gezond?’. Deze posters laten de sporter op

visuele wijze inzien dat de dunne of juist zeer gespierde compulsieve sporter op ongezonde wijze zijn

sportgedrag uitvoert. Tevens zullen er komend jaar presentaties worden gegeven aan de docenten van het

USC om hen attent te maken op de drijfveren van de afhankelijke sporter en hoe zij hem op een

professionele wijze hierop kunnen aanspreken.

De boodschap van huidig onderzoek is dat de frequente sporter voldoende en gezond moet blijven

eten, het lichaam niet extreem moet belasten en zich niet gaat afzonderen van de buitenwereld. Immers,

regelmatig sporten is gezond, maar met mate.

Figuur 3. Theorie van Gepland Gedrag met interventiemogelijkheden in het rood aangegeven

Page 51: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

51

-Bijlage-

Resultaten

Anamnese Mediaan

[Miminum-P25-P75-Maximum]

Symptomen

Mannen Vrouwen

Leeftijd (Jaren)

23 [17-21-33-64]

22 [18-20-25-65]

Lengte (Cm)

184

[163-180-189-200]

170

[157-168-175-186]

Gewicht (Kg)

78 [56-71-85-120]

65 [46-59-70-123]

Streef

gewicht (Kg)

0

[(-25)-(-3)-1-16]

-3

[(-33)-(-5)-(-1)-5]

Tabel 2a. Anamnese betreft de verschillende classificaties en geslacht Mediaan met mimimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum

EDS Onderwerpen Mediaan

[Minimum-P25-P75-Maximum]

Symptomen

Mannen Vrouwen

Ontwenningsverschijnselen 3 [1-2-3-4]

3 [1-2-3-5]

Tolerantie 3 [1-2-3-4]

3 [1-2-3-5]

Continuïteit 2 [1-2-3-5]

2 [1-1-3-5]

Controleverlies 2

[1-2-3-5]

2

[1-2-3-5]

Reductie 2 [1-2-3-4]

2 [1-2-2-3]

Tijd 3 [1-3-4-5]

3 [1-3-3-5]

Intentie effecten 3 [1-2-3-5]

3 [1-2-3-4]

Tabel 4. EDS onderwerpen betreft de verschillende classificaties en geslacht

Mediaan met mimimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum 1.Nooit 2.Bijna nooit 3.Soms 4.Bijna altijd 5.Altijd

EBQ Onderwerpen

Mediaan [Minimum-P25-P75-Maximum]

Symptomen

Mannen Vrouwen

Sociaal verlangen Normatieve overtuigingen

2 [1-1-2-3]

2 [1-1-2-3]

Fysiek beeld Normatieve overtuigingen

2 [1-2-3-4]

3 [1-2-3-4]

Mentaal en emotioneel Gedragsovertuigingen

2 [1-2-3-4]

2 [1-2-3-4]

Kwetsbaarheid ziekte Gedragsovertuigingen

2 [1-2-3-4]

2 [1-2-3-4]

Controle-overtuigingen 5 [1-4-6-7]

5 [1-4-6-7]

Tabel 6a. EDS onderwerpen betreft de verschillende classificaties en geslacht (1) Totaal niet waar, (2) Niet waar, (3) Waar en (4) Totaal waar

Page 52: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

52

Anamnese Mediaan

[Minimum-P25-P75-Maximum]

Symptomen

Mannen Vrouwen

Opleiding Uni

[Uni-Uni-HBO-Middel]

Uni

[Uni-Uni-HBO-Middel]

Gedrevenheid in werk

Gedreven [Erg gedreven-Erg gedreven-Erg gedreven-Niet gedreven]

Gedreven [Erg gedreven-Erg gedreven-Erg gedreven-Totaal niet gedreven]

Frequentie sport 3 Keer per week (1 Keer per week-2 Keer per week-4 Keer per week-Meer

dan 7 keer per week)

3 Keer per week (1 Keer per week—2 Keer per week-3

Keer per week-Meer dan 7x per week)

Duur sessie sport 1,5 uur [Minder dan 30 minuten-1 uur-1,5 uur-2,5 uur]

1 uur [30 minuten-1 uur-1,5 uur-2,5 uur]

Mediaan

[25e percentiel-75e percentiel]**

Type sport Zowel duur als kracht [Zowel duur als kracht-Zowel duur als kracht]

Zowel duur als kracht [Duur-Zowel duur als kracht]

Type sport Individueel [Inidividueel-Zowel in team verband als individueel]

Individueel [Inidividueel-Zowel in team verband als individueel]

Blessure doorgetraind

Nee [Soms, dit wilde ik zelf-Nee]

Nee [Soms, dit wilde ik zelf-Nee]

Trainen wedstrijd Nee [Ja-Nee]

Nee [Nee-Nee]

Tabel 3. Anamnese van de participanten betreft de verschillende classificaties en geslacht Mediaan met mimimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum ** Voor de laatste vier vragen is gekozen voor enkel de 25e en 75e percentiel te noteren en de range buiten beschouwing te laten. Dit om verwarring wat betreft de dichotome antwoorden te voorkomen

Page 53: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

53

EDS

Symptomen

Mannen Vrouwen

Ontwenning

Gestrest voorkomen 3 [1-2-3-5]

3 [1-3-3-5]

Geïrriteerd 3 [1-3-4-5]

3 [1-3-4-5]

Vermoeid voorkomen 3

[1-3-4-5]

3

[1-3-4-5]

Gestrest 3 [1-2-3-5]

3 [1-3-4-5]

Geïrriteerd voorkomen

3 [1-2-3-5]

3 [1-2-3-5]

Angstig 1 [1-1-2-4]

1 [1-1-2-5]

Vermoeid 3 [1-2-3-4]

3 [1-2-3-5]

Rusteloos voorkomen 3

[1-2-3-5]

3

[1-3-4-5]

Rusteloos 3 [1-2-4-5]

3 [1-3-4-5]

Angstig voorkomen 1 [1-1-2-4]

1 [1-1-2-4]

Tolerantie

Minder effect 2 [1-1-3-4]

2 [1-2-3-5]

Intensiteit verhogen 3 [1-3-4-5]

3 [1-2-3-5]

Frequentie verhogen 3 [1-2-3-5]

3 [1-2-3-5]

Duur verhogen 3 [1-2-3-5]

2 [1-2-3-5]

Continuïteit

Terugkerende fys problemen

2 [1-1-3-5]

2 [1-1-3-5]

Blijvende fys problemen

1 [1-1-3-5]

2 [1-1-3-5]

Blessure doorsporten 3 [1-2-3-5]

2 [1-2-3-5]

Controleverlies

Duur reduceren 2 [1-1-3-5]

2 [1-2-3-5]

Frequentie reduceren 2 [1-1-3-5]

2 [1-1-3-5]

Intensiteit reduceren 2 [1-1-3-5]

2 [1-2-3-5]

Reductie andere activiteiten

Werk in de knel 2 [1-1-2-4]

2 [1-1-2-5]

Uitnodigingen afwijzen

2 [1-1-3-4]

2 [1-1-3-5]

Gedachten 2 [1-2-3-5]

2 [1-2-3-4]

Familie in knel

1 [1-1-2-4]

1 [1-1-2-5]

Tijd

Leven rond sport 3 [1-2-3-5]

3 [1-2-3-5]

Sportgerelateerde activiteiten

3 [1-2-4-5]

3 [1-2-3-5]

Intentie

Langer dan gepland 2 [1-2-3-5]

2 [1-2-3-5]

Frequenter dan gepland

2 [1-2-3-5]

2 [1-2-3-4]

Tabel 5a. EDS onderwerpen betreft de verschillende classificaties en geslacht Mediaan met mimimum, 25e percentiel (P25), 75e percentiel (P75) en maximum

(1) Nooit (2) Bijna nooit (3) Soms (4) Bijna altijd (5) Altijd

Page 54: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

54

EBQ

Symptomen

Mannen Vrouwen

Norm Sociaal

Oninteressant 2 [1-1-2-4]

2 [1-1-2-4]

Minderwaardig 2 [1-1-2-4]

2 [1-1-2-3]

Niet sociaal 2 [1-1-2-3]

2 [1-1-2-4]

Onzeker 2 [1-1-2-4]

2 [1-1-2-4]

Niet verkrijgen 2 [1-1-2-4]

2 [1-1-2-4]

Anderen denken

slecht

2

[1-1-2-3]

2

[1-1-2-4]

Kritiek anderen 2 [1-1-2-3]

2 [1-1-3-4]

Fysisch (Norm)

Slecht uitzien 3 [1-2-3-4]

3 [1-2-3-4]

Overgewicht 3 [1-2-3-4]

3 [1-2-3-4]

Onaantrekkelijk 2 [1-2-3-4]

2 [1-2-3-4]

Mentaal(Gedrag)

Niet efficiënt werken 2

[1-2-3-4]

2

[1-2-3-4]

Niet naar behoren denken

2 [1-2-3-4]

2 [1-2-3-4]

Niet efficiënt functioneren

2 [1-2-3-4]

2 [1-2-3-4]

Niet productief 1 [1-2-3-4]

2 [1-2-3-4]

Niet gevoelens onder controle

2 [1-1-2-4]

2 [1-1-2-4]

Minder gemotiveerd 3 [1-2-3-4]

3 [1-2-3-4]

Niet agressie onder controle

2 [1-1-2-4]

1 [1-1-2-4]

Kwetsbaarheid (gedrag)

Vatbaar ziekte 3 [1-2-3-4]

3 [1-2-3-4]

Snel oud 2

[1-2-3-4]

2

[1-2-3-4]

Hersenen niet functioneren

2 [1-2-3-4]

2 [1-2-3-4]

Controle

Geen zin 6 [1-5-6-7]

6 [1-4-6-7]

Vaak moe 6 [1-4-6-7]

5 [1-3-6-7]

Geen tijd 4 [1-3-6-7]

3 [1-3-5-7]

Tabel 7a. EDS onderwerpen betreft de verschillende classificaties en geslacht 1) Totaal niet waar, (2) Niet waar, (3) Waar en (4) Totaal waar

Page 55: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

55

Bijlage Enquêtes

Anamnese

1.Wat is uw geslacht?(Man/Vrouw)

2. Wat is de hoogste opleiding die u heeft genoten/bezig bent af te ronden? (Universitair/HBO/MBO/Middelbaar

onderwijs).

3. In mijn dagelijks werk ben ik (Erg gedreven/Gedreven/Redelijk gedreven/Niet gedreven/Totaal niet gedreven)

4.Wat is uw leeftijd (jaar)?

5.Wat is uw gewicht (kg)?

6.Wat is uw lengte (cm)?

7.Wat is uw streefgewicht (kg)?

8.Hoe vaak sport u gemiddeld per week? (Minder dan 1 keer per week/ 1 keer per week/ 2 keer per week/ 3 keer per

week/ 4 keer per week/ 5 keer per week/ 6 keer per week/7 keer per week/ Meer dan 7 keer per week)

9.Hoe lang sport u gemiddeld per sessie? (Minder dan 30 minuten/ 30 minuten/ 1 uur/ 1,5 uur/ 2 uur/ 2,5 uur/3

uur/Meer dan 3 uur)

10.Wat voor soort sport beoefent u?(Duursport/ Krachtsport/ Zowel duur- als krachtsport/ Geen van beide).

11. Wat voor soort sport beoefent u? (In teamverband/ Individueel).

12. Heeft u met lichamelijke beperkingen (ziekte, blessures) doorgetraind het afgelopen jaar? (Ja, dit wilde ik zelf/ Ja,

dit moest van een ander/ Soms, dit wilde ik zelf/ Soms, dit moest van een ander/ Nee).

13. Bent u momenteel aan het trainen voor een bepaalde wedstrijd of een sport die u in competitieverband beoefent?

(Ja/Nee)

Page 56: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

56

Exercise Dependence Scale (EDS)

1 Nooit. 2 Bijna nooit. 3 Soms. 4 Bijna altijd. 5 Altijd

Ontwenningsverschijnselen

14 Ik sport om te voorkomen dat ik mijzelf gestrest voel

15 Ik voel mijzelf geïrriteerd wanneer ik niet kan sporten

16Ik sport om te voorkomen dat ik mijzelf vermoeid voel

17 Ik voel mijzelf gestrest wanneer ik niet kan sporten

18 Ik sport om te voorkomen dat ik mijzelf geïrriteerd voel

19 Ik voel mijzelf angstig wanneer ik niet kan sporten

20 Ik voel mijzelf vermoeid wanneer ik niet kan sporten

21Ik sport om te voorkomen dat ik mijzelf rusteloos voel

22 Ik voel mijzelf rusteloos wanneer ik niet kan sporten

23 Ik sport om te voorkomen dat ik mijzelf angstig voel

Tolerantie

24 Ik voel de laatste tijd minder effect wanneer ik mijn huidige sportgedrag uitvoer

25 Ik verhoog mijn sportintensiteit continue om het verlangde effect te verkrijgen

26Ik verhoog mijn sportfrequentie continue om het verlangde effect te verkrijgen

27Ik verhoog mijn sportduur continue om het verlangde effect te verkrijgen

Continuïteit

28 Ik sport ondanks terugkerende fysieke problemen

29 Ik sport ondanks blijvende fysieke problemen

30 Ik sport door wanneer ik een blessure heb

Controleverlies

31 Ik ben niet in staat mijn sportduur te reduceren

32 Ik ben niet in staat mijn sportfrequentie te reduceren

33Ik ben niet in staat mijn sportintensiteit te reduceren

Reductie van andere activiteiten

34 Door mijn sportgedrag komen mijn verantwoordelijkheden op mijn werk/school in de knel

35Ik wijs sociale uitnodigingen af omdat deze mij belemmeren in mijn sportgedrag

36 Ik word vaak in beslag genomen door gedachten over sport wanneer ik op werk/school/thuis ben

37Door mijn sportgedrag komen mijn familiaire verantwoordelijkheden in de knel

Tijd

38Ik organiseer mijn leven om mijn sportgedrag heen

39Ik steek veel tijd in sportgerelateerde activiteiten

Intentie-effecten

40 Ik sport vaak langer dan gepland

41 Ik sport vaak frequenter dan gepland

Page 57: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

57

Theory of Planned Behavior

Exercise beliefs questionnaire

1 Totaal niet waar. 2 Niet waar. 3 Waar. 4 Totaal waar.

Sociaal verlangen (normatieve overtuigingen)

42 Wanneer ik niet sport, zal ik een oninteressant persoon zijn

43 Wanneer ik niet sport, zal ik minderwaardig zijn vergeleken met anderen

44Wanneer ik niet sport, zal ik onvoldoende sociaal zijn

45 Wanneer ik niet sport, heb ik niets om mijzelf zeker over te voelen

46Wanneer ik niet sport, zal het niet mogelijk zijn te verkrijgen wat anderen hebben

47Wanneer ik niet sport, zullen anderen slecht over mij denken

48 Wanneer ik niet sport, zal ik van anderen kritiek krijgen

Fysisch beeld (normatieve overtuigingen)

49 Wanneer ik niet sport, zal ik er slecht uitzien

50 Wanneer ik niet sport, zal ik overgewicht krijgen

51 Wanneer ik niet sport, zal ik seksueel onaantrekkelijk zijn

Mentaal en emotioneel functioneren (gedragsovertuigingen)

52 Wanneer ik niet sport, zal ik niet efficiënt kunnen werken

53Wanneer ik niet sport, zal ik niet naar behoren kunnen denken

54 Wanneer ik niet sport, zal ik niet efficiënt kunnen functioneren

55Wanneer ik niet sport, zal ik niet productief zijn

56Wanneer ik niet sport, zal ik mijn gevoelens niet onder controle houden

57Wanneer ik niet sport, zal ik in algemene zin minder gemotiveerd zijn

58 Wanneer ik niet sport, zal ik mijn agressie niet onder controle houden

Kwetsbaarheid voor ziekte en veroudering (gedragsovertuigingen)

59 Wanneer ik niet sport, zal ik vatbaar zijn voor ziekte

60Wanneer ik niet sport, zal ik snel oud worden

61 Wanneer ik niet sport, zullen mijn hersenen niet goed kunnen functioneren

Controleovertuigingen

Totaal mee eens. 2 Mee eens. 3 Redelijk mee eens. 4 Neutraal. 5 Redelijk mee oneens. 6 Mee oneens. 7 Totaal mee

oneens

62 Sporten is lastig omdat ik geen zin heb

63 Sporten is lastig omdat ik vaak te moe ben

64Sporten is lastig omdat ik vaak geen tijd heb

Page 58: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

58

-Referenties-

Ajzen, I. & Madden, T. (1986). Prediction of goal-directed behavior: Attitudes, intentions, and perceived behavioral

control. Journal of Experimental Social Psychology, 22, 453–474.

Ajzen, I. & Driver, B. (1992). Application of the theory of planned behavior to leisure choice. Journal of Leisure Research,

24, 207–224.

Bamber D, Ian M Cockerill, Douglas Carroll (2000), “The pathological status of exercise dependence”, Br J Sports

Med;34:125-13 doi:10.1136/bjsm.34.2.125.

Barnet RC, Hyde JS (2001), “Women, men, work, and family. An expansionist theory.” Am Psychol. 2001 Oct;56(10):781-96.

Blue, C. (1995). The predictive capacity of the theory of reasoned action and theory of planned behavior in exercise

research: An integrated literature review. Research in Nursing and Health, 18, 105–121.

Bottenburg, van M (2006). “De tweede loopgolf. De groei en omvang van de loopsportmarkt en hoe de KNAU haar

marktaandeel verder kan vergroten”. WJH Mulier Instituut ’s-Hertogenbosch.

Bouchard, C., Shephard, R. J., Stephens, T., Sutton, J. R., and McPherson, B. D. (eds.) (1990) “Exercise, Fitness, and

Health”, Human Kinetics, Champaign, IL.

Broeke, AH (2010). “Professioneel sportmanagement vernieuwen. Praktijkgericht onderzoek naar het ontwikkelen van

innovatieve managementpraktijken in de sport”. Proefschrift Gedrags- en Maatschappijwetenschappen Rijksuniversiteit

Groningen.

Brownell, K.D. (1991). “Dieting and the search for the perfect body: Where physiology and culture collide.” Behavior

Therapy, 22, 1–12.

Cockerill I.M.; Megan E. Riddington (1996) “Exercise dependence and associated disorders: A review”, Counselling

Psychology Quarterly, Volume 9, Issue 2, pages 119 – 129

Conn V, Tripp-Reimer T, Maas M, (1993), “Older Women and Exercise: Theory of Planned Behavior Beliefs”, Public Health

Nursing Vol. 20 No. 2, pp. 153–163

Courneya, K. (1995). Understanding readiness for regular physical activity in older adults: An application of the theory of

planned behavior. Health Psychology, 14, 80–87.

Conboy, J. K. (1994). “The effects of exercise withdrawal on mood states in runners.” Journal of Sport Behavior, 17, 188–

203.

Davis C, Howard Brewer, and Dorothy Ratusny (1993), “Behavioral Frequency and Psychological Commitment:

Necessary Concepts in the Study of Excessive Exercising”, Journal of Behavioral Medicine, VoL 16, No. 6

Dishman, R.K. (Ed.) (1988) Exercise Adherence: Its Impact on Public Health (Champaign, IL, Human Kinetics).

Page 59: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

59

Dishman, R. K. (1990). Determinants of participation in physical activity. In Bouchard, C., Shephard, R. J., Stephens, T.,

Sutton, J. R., and McPherson, B. D. (eds.), Exercise, Fitness, and Health, Human Kinetics, Champaign, IL, pp. 75-101.

Field, A (2009) “Discovering Statistics Using SPSS”, Sage Publications Ltd, 3rd revised edition, 821.

Gemeente Utrecht peiling 2008. Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB)

Glasser, W. (1976). “Positive addiction.” New York: Harper & Row.

Godin, G., and Shephard, R. J. (1983). Physical fitness promotion programs: Effectiveness in modifying exercise behavior.

Can. J. Appl. Sport Sci. 8: 104-113.

Godin G, Valois P, Lepage L (1993), “The Pattern of Influence of Perceived Behavioral Control upon Exercising Behavior:

An Application of Ajzen's Theory of Planned Behavior”, Journal of Behavioral Medicine, Vol. 16, No. 1

Haagsche Courant, 20 december 2003. Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB)

Hausenblas HA, Downs DS (2002) “How Much is Too Much? The Development and Validation of the Exercise

Dependence Scale”, Psychology & Health, 17: 4, 387 — 404.

Hines MT, Schott HC, Bayly WM, Leroux AJ (1996), “Exercise and Immunity: a review with emphasis on the horse”.

Journal of Veterinary Internal Mdicine, Vol 10, No 5, pp 280-289.

Kerner, M. S., Grossman, A. H., & Kurrant, A. (2001). The theory of planned behavior as related to intention to exercise

and exercise behavior. Perceptual and Motor Skills, 92(3), 721–731.

Keski-Rahkonen A (2001), “Exercise Dependence – a Myth or a Real Issue? European Eating Disorders Reviw, 9, 279-

283.

Loumidis, K.S. and Wells, A. (1998). “Assessment of beliefs in exercise dependence. The development and preliminary

validation of the Exercise Beliefs Questionnaire”, Personality and Individual Differences, 25, 553–567

Morris, M., Steinberg H., Sykes E.A., and Salmon P., (1990) “Effects of temporary withdrawal from regular running”.

Journal of Ps~chosomorrc Research, Vol. 34. No. 5, pp. 493-500, 1990.

Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB).

Ogden, J., Veale, D. and Summers, Z. (1997). “The development and validation of the Exercise Dependence

Questionnaire”. Addiction Research, 5, 343–356.

Ree, J.M., Wied D (1979). “Endorfinen en hun betekenis voor de psychopathologie”, Pharmacy World & Science , Volume

1, Number 1, 221-230

Roberts, G.C., Treasure, D. and Kavussanu, M. (1997). “Motivation in physical activity contexts: an achievement goal

perspective”. In: Maehr, M.L. and Pintrich, P.R. (Eds.), Advances in Motivation and

Achievement, Vol. 10, pp. 413–447. JAI Press, Greenvich, CT.

Page 60: Verslaafd aan gezondheid?Hypothese Pagina 8 Methoden Pagina 8 Participanten Pagina 8 ... Het aantal Utrechtse sporters in de leeftijdsgroep 55 tot 64 jaar was in 2003 ... (Het EDS

60

Rodin, J., Silberstein, L. R. & Streigel-Moore. R. H. (1985). Women and weight: A normative discontent. In Sonderegger, T.

B. (Ed.), Nebraska symposium on moticufion: Psychology and gender (Vol. 32, pp. 267-307). Lincoln: University of

Nebraska Press.

Rowland, L., Dickinson, E., Newman, P., Ford, D., & Ebrahim, S. (1994). Look after your heart programme: Impact on

health status, exercise knowledge, attitudes, and behavior of retired women in England. Journal of Epidemiology and

Community Health, 48, 123–128.

Schumann A, Claudio N, Rossi J, Jordan P, Norman G, Garber C, Riebe D, Benisovich S (2002), “Construct Validity of the

Stages of Change of Exercise Adoption for Different Intensities of Physical Activity in Four Samples of Differing Age

Groups.”, American Journal of Health Promotion, v16 n5 p280-87 May-Jun 2002.

Slay HA, Hayaki J, Napolitano MA, Brownell KD (1998), “Motivations for running and eating attitudes in obligatory

versus nonobligatory runners”. International Journal of Eating Disorders, Volume 23, Issue 3, pages 267-275

Szabo, A. (1995). “The impact of exercise deprivation on well-being of habitual exercisers.” The Australian Journal of

Science and Medicine in Sport, 27, 68-75.

Theodorakis, Y. (1994). Planned behavior, attitude strength, role identity, and the prediction of exercise behavior. Sport

Psychologist, 8, 149–165.

United States Department of Health and Human Services (1996). “Physical activity and health: A report of the Surgeon

General.” U.S. Department of Health and Human Services, Centers for Disease Control and Prevention, National Center

for Chronic Disease Prevention and Health Promotion, Atlanta.

United States Department of Health and Human Services (2000). “Healthy People 2010” (Conference Edition, in Two

Volumes). Washington, DC: January 2000.

Wankel, L., & Mummery, W. (1993). Using national survey data incorporating the theory of planned behavior:

Implications for social marketing strategies in physical activity. Special Issue: The application of social psychological

theories to health and exercise. Journal of Applied Sport Psychology, 5, 158–177.

Wolf, E. M., & Akamatsu, T. J. (1994). Exercise involvement and eating-disordered characteristics in college students.

Eating Disorders, 2(4), 308–318.

Yates, A., Shisslak, C., Crago, M. & Allender, J. (1994) Overcommitment to sport: is there a relationship to the eating

disorders? Clinical Journal of Sport Medicine, 4, pp. 39-46.

Young LJ (2009). "The neuroendocrinology of the social brain". Front Neuroendocrinol 30 (4): 425–8.

Zmijewski C, Matthew O. Howard (2003), “Exercise dependence and attitudes toward eating among young adults”,

Eating Behaviors 4, 181–195