Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V...

140
Jaarverslag 2014 bpfbouw.nl

Transcript of Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V...

Page 1: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Jaarverslag2014

bpfbouw.nl

Page 2: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten
Page 3: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Jaarverslag 2014

H01 Algemeen pagina 4

H02 Voorwoord van het bestuur pagina 5

H03 Organisatie pagina 6

H04 Kerncijfers 2010 - 2014 pagina 8

H05 Fondsactiviteiten in 2014 pagina 11

H06 Wijziging van statuten, reglementen en de verplichtstelling pagina 17

H07 Uitvoering van de regeling pagina 22

H08 Communicatie pagina 24

H09 Inspraak en klachten pagina 28

H10 Financiële opzet pagina 31

H11 Beheersing van de risico’s pagina 42

H12 Beleggingsbeleid pagina 44

H13 Beleggingsresultaten pagina 48

H14 Rapport van de Raad van Toezicht pagina 63

H15 Oordeel van het Verantwoordingsorgaan pagina 68

Jaarrekening 2014

Geconsolideerde balans per 31 december 2014 pagina 72

Geconsolideerde staat van baten en lasten over 2014 pagina 73

Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2014 pagina 74

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling pagina 75

Toelichting op de geconsolideerde balans per 31 december 2014 pagina 82

Toelichting op de geconsolideerde staat van baten en lasten over 2014 pagina 101

Beheersing van de risico’s pagina 107

Enkelvoudige balans per 31 december 2014 pagina 114

Enkelvoudige staat van baten en lasten over 2014 pagina 115

Toelichting op de enkelvoudige balans per 31 december 2014 pagina 116

Toelichting op de enkelvoudige staat van baten en lasten over 2014 pagina 120

Overige gegevens

Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten pagina 122

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant pagina 123

Actuariële verklaring pagina 128

Bijlage 01 Bestuursleden pagina 130

Bijlage 02 Bestuurlijke commissies pagina 133

Bijlage 03 Begrippen en afkortingen pagina 135

Inhoudsopgavejaarverslag 2014

bpfBOUW 3

Page 4: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 01

Algemeen

Het fonds

Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (bpfBOUW) is opgericht door de organisaties van werkgevers en werknemers in de Bouwnijverheid. Vertegenwoordigers van deze organisaties vormen samen met vertegenwoordigers van pensioengerechtigden en onafhankelijke deskundigen het bestuur van het fonds. Het fonds is verantwoordelijk voor de efficiënte uitvoering van de pensioenovereenkomst zoals de sociale partners in de Bouwnijverheid die zijn overeengekomen, het financieel beheer van het fonds en het risicomanagement van het fonds.

Het fonds heeft een sterke ambitie. Het stelt alles in het werk om werknemers en pensioen-gerechtigden in de Bouwnijverheid een solide pensioen te bieden.

Sinds 2006 is de hoogte van het pensioen afhankelijk van het gemiddeld verdiende loon. Daarnaast bepaalt het fonds elk jaar of er toeslag wordt verleend.

Solidariteit

De pensioenregeling van bpfBOUW is gebaseerd op een aantal solidariteitsbeginselen. Het premie percentage voor de middelloonregeling is daarvan een goed voorbeeld. Dit is namelijk voor iedere deelnemer even hoog. Het fonds maakt geen onderscheid tussen de omvang van een onderneming of het geslacht, de leeftijd of de gezondheid van de werknemer.

Keuzevrijheid

Alle deelnemers van het fonds bouwen op gelijke wijze hun pensioenaanspraken op. Zij hebben echter zelf in enige mate invloed op hoe ze deze aanspraken laten uitbetalen. En wanneer ze dat laten doen. Deelnemers kunnen bijvoorbeeld het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen uitruilen. Ook kunnen zij het pensioen eerder of later dan hun 67ste laten ingaan, wat op dit moment de reglementaire pensioenleeftijd is. En ze kunnen het pensioen in hoogte laten variëren.

BouwnijverheidDe Bouwnijverheid bestaat voor bpfBOUW uit de volgende sectoren:• Bouwbedrijf • Timmerindustrie• Afbouw• Natuursteenbedrijf• Betonmortelindustrie• Bitumineuze en kunststof

dakbedekkingsbedrijven• Baksteenindustrie (per 1 januari 2015)

jaarverslag 20144

Page 5: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 02

Voorwoord van het bestuur

Voor u ligt het Jaarverslag 2014 van bpfBOUW. Het bestuur legt hiermee verantwoording af over het gevoerde beleid en de resultaten hiervan in het afgelopen boekjaar. Het was opnieuw een jaar met vele ontwikkelingen. In dit jaarverslag leest u hoe het bestuur hierop heeft ingespeeld.

BpfBOUW is er voor de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden en heeft als doel voor hen een goed pensioenresultaat te behalen. Het bestuur is verheugd dat de financiële positie van ons fonds in 2014 zich verder heeft verbeterd. Het bestendige beleid werpt zijn vruchten af. Zo heeft de bescherming tegen rentedaling bijgedragen aan een stabiele financiële positie van bpfBOUW. BpfBOUW krijgt in 2015 te maken met verschillende onzekerheden en nieuwe ontwikkelingen. Zo zijn er veel factoren die van invloed zijn op de beleggingsrisico’s en beleggings rendementen. Daarnaast geldt met ingang van 2015 een nieuw financieel toetsings-kader. Het bestuur heeft in de besluit vorming rond de premievaststelling en toeslagverlening rekening gehouden met deze nieuwe regels.

In 2014 zijn belangrijke stappen gezet in de verdere versterking van het bestuur. BpfBOUW heeft tijdig voldaan aan de nieuwe wettelijke eisen die hieraan worden gesteld. De deskundig-heid van het paritaire bestuur is vergroot door het aantrekken van twee bestuursleden met specifieke expertise op de gebieden van vermogensbeheer en balansmanagement, en voor integraal risicomanagement en uitbesteding. Namens de pensioengerechtigden zijn drie nieuwe bestuurders benoemd. Het bestuur is verheugd alle vacatures te hebben vervuld. De taken en samenstelling van de Raad van Toezicht en het verantwoordingsorgaan zijn overeenkomstig wettelijke eisen aangepast. Het bestuur is blij met de grote betrokkenheid van deze organen bij het fonds. Dit draagt bij aan de kwaliteit van het bestuur en vergroot het draagvlak bij de deel nemers en andere belanghebbenden.

Vooruitblik

De pensioensector is volop in beweging. Er worden terecht hoge eisen gesteld aan pensioen fondsen. Het voldoen aan de Code Pensioenfondsen is hiervan een voorbeeld. BpfBOUW is bezig verdere stappen te zetten om het integraal risicomanagement in te bedden in de organisatie.

Het bestuur zal zich, gelet op de vele veranderingen die komen, in toenemende mate regievoerend opstellen in de uitbestedingscontracten met APG en met Bouwinvest.

Op basis van een heldere opdracht en duidelijke kaders van sociale partners is het bestuur bezig met een nieuwe ALM-studie, die zal leiden tot een completer pensioencontract.

BpfBOUW is nauw betrokken bij de dialoog over de toekomst van het pensioenstelsel. Het bestuur wil mee in verandering, maar houdt bij iedere verandering een evenwichtige belangenafweging als ankerpunt. De belanghebbenden bij het fonds hebben daar recht op en mogen het bestuur daarop blijven aanspreken.

bpfBOUW 5

Page 6: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

1 De heer De Pagter is afgetreden op 1 januari 2015 en als werkgeversvoorzitter opgevolgd door de heer J. Ruis De heer C.A.J. Bastiaansen heeft per 3 maart 2015 de vacature ingevuld die is ontstaan door het vertrek van de heer De Pagter

2 De heer Van der Veer is afgetreden op 1 juli 2014

3 De heer Heijnen is afgetreden op 1 juli 2014 als werknemers bestuurs-lid namens de deelnemers en op dezelfde datum toegetreden als werk-nemersbestuurslid namens de pensioen-gerechtigden

4 De vacature is op 5 januari 2015 vervuld door mevrouw M.A. Blomberg

5 De vacature is op 1 januari 2015 vervuld door de heer L. Berke

6 De heer Hulshof is op 25 augustus 2014 toegetreden

7 De heer Koomans is op 1 juli 2014 toegetreden

Hoofdstuk 03

Organisatie

BpfBOUW bestaat uit de volgende organen:• het bestuur• het verantwoordingsorgaan• de Raad van Toezicht• de beleggingsadviescommissie• het bestuursbureau

Het fonds heeft de volgende taken uitbesteed aan APG en Bouwinvest:• de administratie • het vermogensbeheer

Bestuur

Het bestuur van bpfBOUW bestaat uit zes werkgeversbestuursleden, drie werk-nemers bestuursleden die de deel nemers vertegenwoordigen en drie werk nemers-bestuursleden namens de pensioen gerechtigden. Het bestuur telt twee onafhankelijke deskundigen.

Samenstelling van het bestuur ultimo 2014

Werkgeversbestuursleden• Ing. H. de Pagter1, voorzitter (Bouwend

Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven)

• Drs. L.C.A. Scheepens CPE, secretaris (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven)

• Ing. H. Klein Poelhuis (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven)

• G.F.M.B. Raessens MBA (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven)

• Mr. drs. F.Th.M. Rohof CPL (NOA, de Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven)

• J. Ruis (Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven)

Werknemersbestuursleden namens de deelnemers• Drs. M.B. van Veldhuizen, voorzitter (FNV Bouw)• C. van der Veer2, secretaris (FNV Bouw)• A. van den Brink CPE (CNV Vakmensen)• W.J. van Houwelingen CPE (FNV Bouw)• A.A.J. Heijnen (FNV Bouw)3

Werknemersbestuursleden namens pensioengerechtigden• A.A.J. Heijnen• Vacature4

• Vacature5

Onafhankelijke deskundigen• Drs. R.E. Hulshof RBA6

• Drs. J.B. Koomans AAG7

VerantwoordingsorgaanOp grond van de wijziging van de Pensioenwet zijn op 1 juli 2014 de leden van de voormalige deelnemersraad en de leden van het voormalige verantwoordingsorgaan afgetreden. Er is per 1 juli 2014 een nieuw verantwoordingsorgaan in werking getreden, bestaande uit zes rechtstreeks gekozen vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden, vier vertegenwoordigers van de werknemers en vier vertegenwoordigers van de werkgevers, waarvan één zonder stemrecht.

Het bestuur van bpfBOUW legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de manier waarop dit is uitgevoerd. Jaarlijks geeft het verantwoordingsorgaan een oordeel over het handelen van het bestuur. Daarnaast adviseert het verantwoordingsorgaan het bestuur over zaken zoals het communicatiebeleid, het intern toezicht en het beloningsbeleid van het fonds.

jaarverslag 20146

Page 7: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

8 De heer Bastiaansen is op 3 maart 2015 toegetreden tot het bestuur. In het verantwoordingsorgaan is hij opgevolgd door de heer J.A.H. Pustjens

9 De heer Buck is af-getreden op 1 januari 2015

Samenstelling van het verantwoordings­orgaan ultimo 2014Werkgeversleden• A.A. Boot• Drs. Ing. C.A.J. Bastiaansen8

• J.J. Hoekman

Werknemersleden• H.L.Th.A.C. van Ekert• L. Faro• J.E. de Jong• F.A.M. Sterks

Leden namens pensioengerechtigden• Th.A. Andriessen• A. de Groot• T.J.M. Meulemans• L.J. Oomen• J.S. Sens• Ir. Tj. Visser

Waarnemer:• Mr. C.F. Woortman (waarnemend namens

werkgevers)

Raad van ToezichtDe Raad van Toezicht heeft de verantwoordelijkheid toezicht te houden op het bestuur. De raad ziet toe op de besluitvormingsprocessen van het bestuur en de wijze waarop goed bestuur wordt gewaarborgd.

De Raad van Toezicht heeft onder andere goedkeuringsrecht over de volgende besluiten van het bestuur:• Jaarverslag en de jaarrekening• Beleid over beloningen• Liquidatie, fusie of splitsing van het fonds• Profielschets voor de bestuursleden

Samenstelling van de Raad van Toezicht ultimo 2014• Drs. A.A. Nagtegaal AAG, voorzitter• Drs. E.R. Capitain RA• Drs. R. Hommes

BeleggingsadviescommissieDe beleggingsadviescommissie adviseert het bestuur over de jaarlijkse beleggingsplannen van de vermogensbeheerders van het fonds. Ook adviseert de commissie het bestuur over het gewenste beleggingsbeleid voor de toekomst.

Samenstelling beleggings advies­commissie ultimo 2014Deze commissie bestaat uit externe deskundigen. • Prof. dr. R.G.C. van den Brink †• Drs. R. Buck9

• Drs. L.K. Dijkstra • Drs. M.J.M. Jochems Prof. dr. R.G.C. van den Brink is op 22 december 2014 overleden. Hij heeft een waardevolle bijdrage geleverd aan de advisering vermogensbeheer.

BestuursbureauHet bestuursbureau bestaat uit deskundige functionarissen die het bestuur en de bestuurlijke commissies ondersteunen. De directeur van het bestuursbureau is drs. D. van As RA.

AdministratieDe administratie van het fonds is opgedragen aan APG Rechtenbeheer nv.

VermogensbeheerHet vermogensbeheer van het fonds is, met uitzondering van het vermogen in vastgoed, opgedragen aan APG Asset Management nv.

VastgoedHet beheer van het vermogen in vastgoed is opgedragen aan Bouwinvest Real Estate Investment Management bv (hierna: Bouwinvest). Bouwinvest is voor honderd procent een dochter onderneming van bpfBOUW.

Externe partijenHet bestuur laat zich bijstaan door externe partijen op actuarieel, juridisch en fiscaal gebied.

Certificerend actuarisMercer (Nederland) bv, Ir. M.W. Heemskerk AAG

AccountantErnst & Young Accountants LLP, S.B. Spiessens RA

Compliance officerHolland Van Gijzen, Advocaten en Notarissen LLP, Mr. N.M. Opdam

Adviserend actuarisAPG, R.M. Schoutsen AAG

bpfBOUW 7

Page 8: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

10 Sinds 2014 worden deelnemers met een zeer klein pensioen (lager dan vijftig euro meegeteld). Dit verklaart de flinke toename van het aantal gewezen deelnemers. In de technische voorziening zijn deze pensioenbijdragen altijd opgenomen geweest

11 De grondslag van deze percentages is de pensioengrondslag, tenzij anders vermeld

12 De grondslag van deze percentages is het pensioenloon. Tot en met 2013 waren dit premies aanvullingsregeling 55+

13 Volgend op het boekjaar

14 Volgend op het boekjaar

15 Onder deelnemer wordt hier zowel deelnemer als pensioengerechtigde verstaan

16 In basispunten van het gemiddeld belegd vermogen exclusief transactiekosten. Voor 2010 is de informatie volgens de gevolgde methodiek niet beschikbaar

Hoofdstuk 04

Kerncijfers 2010 - 2014(Bedragen in miljoenen euro’s)

2014 2013 2012 2011 2010

Deelnemers (in aantallen)

- Deelnemers 115.909 139.618 159.613 175.782 185.550

- Arbeidsongeschikten 14.659 16.897 18.634 20.943 23.334

Gewezen deelnemers10 460.331 404.770 387.790 384.835 389.312

Pensioengerechtigden 248.145 244.633 235.610 224.898 217.433

Totaal 839.044 805.918 801.647 806.458 815.629

Werkgevers (in aantallen) 11.271 11.622 12.614 13.527 13.840

Premiepercentages11

Ouderdomspensioen 21,8 22,6 21,9 21,9 20,9

Ouderdomspensioen UTA­Bikudak 18,4 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Arbeidsongeschiktheidspensioen

- Bouwnijverheid 0,15 0,15 0,00 0,00 0,00

- Timmerindustrie 0,10 0,10 0,00 0,00 0,00

- Afbouw n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

- Natuursteenbedrijf 0,10 0,10 0,00 0,00 0,00

- Betonmortelindustrie 0,15 0,15 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

- Bikudak n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Aanvullingsregeling 55­

- Bouwbedrijf 10,6 10,6 10,5 10,3 9,8

- UTA-Bouw 2,8 2,8 3,0 3,0 3,0

- Timmerindustrie 2,4 2,6 2,7 2,7 2,2

- Afbouw 2,8 5,7 8,7 9,2 8,9

- Natuursteenbedrijf 6,9 6,9 7,8 7,8 7,7

- Betonmortelindustrie 2,1 2,1 n.v.t. n.v.t. n.v.t.

- UTA-Bikudak n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

- Bikudak, niet-UTA 10,9 n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.

Aanvullingsregeling 55­12

- Bouwbedrijf 2,5 2,5 2,0 2,0 2,0

- UTA-Bouw 1,2 1,2 1,2 1,2 1,3

Toeslagverlening per 1 januari13

(in procenten)

Ouderdomspensioen

- Deelnemers 0,20 0,28 0,00 0,00 0,00

- Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers 0,15 0,00 0,00 0,00 0,00

Achterstand in toeslagverlening per 1 januari14 (in procenten)

- Actieven 7,01 7.07 8,13 5,87 4,79

- Inactieven 7,36 7,37 8,89 6,62 5,53

Uitvoeringskosten

Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer15 107 107 101 101 87

Kosten vermogensbeheer16 57 58 50 46 nb

jaarverslag 20148

Page 9: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

2014 2013 2012 2011 2010

Belegd vermogen

Vastgoed 6.513 5.880 5.636 5.552 5.211

Aandelen 17.067 14.008 13.025 9.710 10.049

Vastrentende waarden 21.806 15.633 16.629 12.387 11.445

Derivaten 5.747 2.621 5.389 3.714 1.521

Overige beleggingen 2.515 3.047 2.311 1.585 1.137

Totaal belegd vermogen 53.648 41.189 42.990 32.948 29.363

Verplichting ontvangen zekerheden 4.617 2.369 5.428 - -

Belegd vermogen ./. zekerheden 49.031 38.820 37.562 32.948 29.363

Pensioenverplichtingen

Ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen 39.850 33.073 33.706 30.436 23.279

Arbeidsongeschiktheidspensioen 328 295 328 349 358

Vroegpensioen en aanvullingsregelingen 1.225 1.255 1.435 1.514 3.259

Totaal pensioenverplichtingen 41.403 34.623 35.469 32.299 26.896

Algemene reserve 6.262 3.985 2.069 146 1.677

Dekkingsgraad (in procenten) 115,1 111,5 105,8 100,4 106,2

Beleggingsopbrengsten 9.546 937 4.992 2.837 2.548

Rendementen (in procenten)

Vastgoed 8,8 1,6 1,8 4,9 3,3

Aandelen 18,1 15,1 16,4 ./. 6,0 18,9

Vastrentende waarden 12,5 ./. 1,0 9,8 4,8 7,2

Overige beleggingen 1,5 1,4 6,1 4,5 12,6

Totaalrendement incl. derivaten 24,5 2,4 15,3 9,7 10,0

Totaalrendement excl. Derivaten 12,7 4,8 10,3 1,6 10,6

Premies

Ouderdomspensioen/vroegpensioen 669,4 745,4 793,0 840,4 817,0

Arbeidsongeschiktheidspensioen 3,9 4,4 0,0 0,0 0,0

Aanvullingsregelingen 280,1 300,4 337,0 366,7 381,3

Totaal premies 953,4 1.050,2 1.130,0 1.207,1 1.198,3

Pensioenuitkeringen

Ouderdomspensioen 927,2 896,8 804,3 753,8 659,4

Arbeidsongeschiktheidspensioen 27,1 28,5 29,5 32,2 32,8

Vroegpensioen 233,2 308,5 359,0 396,1 417,5

Totaal pensioenuitkeringen 1.187,5 1.233,8 1.192,8 1.182,1 1.109,7

bpfBOUW 9

Page 10: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

jaarverslag 201410

Page 11: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 05

Fondsactiviteiten in 2014

Collectieve waarde-overdrachten

Bpf­BikudakPer 1 januari 2014 is de sector Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven (Bikudak) aangesloten bij de pensioenregeling van bpfBOUW. BpfBOUW heeft met cao-partijen in de sector Bikudak afgesproken dat bpfBOUW voor een beperkt aantal jaren (tot uiterlijk 1 januari 2017) een afwijkende middelloonregeling voor UTA-werknemers in de sector Bikudak uitvoert. Binnen de genoemde termijn zal deze regeling ingroeien in de pensioenregeling van bpfBOUW. De verschillen betreffen het bodemloon en een afwijkende regeling voor het partnerpensioen (partnerpensioen op risicobasis). De collectieve waardeoverdracht geldt voor ongeveer 21 duizend (gewezen) deelnemers en gepensioneerden. De overdrachtswaarde is circa 350 miljoen euro.

Aansluiting sector BaksteenindustrieIn 2014 heeft het bestuur van bpfBOUW gesprekken gevoerd met BPF Baksteen en cao-partijen Baksteen over de aansluiting van de sector Baksteenindustrie bij de bouwnijverheid en collectieve waardeoverdracht van BPF Baksteen naar bpfBOUW. Zij hebben hierover overeenstemming bereikt.

Per 1 januari 2015 sluit de sector Baksteen-industrie aan bij de pensioenregeling van bpfBOUW. Hierdoor komen er circa 1.400 deelnemers bij. Met cao-partijen in de sector Baksteenindustrie is afgesproken dat bpfBOUW voor deelnemers in de sector Baksteenindustrie maximaal twee jaar een hoger bodemloon hanteert. Hierdoor is de pensioengrondslag (pensioengevend loon minus bodemloon) lager. Deelnemers die het betreft, hebben hierover bericht gekregen.

Hierna zal het bodemloon worden toegepast dat ook in de overige sectoren geldt.

BpfBOUW en BPF Baksteen hebben afgesproken om alle pensioenverplichtingen en het bijbehorende vermogen van BPF Baksteen in de loop van 2015 over te dragen aan bpfBOUW. DNB heeft ingestemd met de collectieve waardeoverdracht. De overdrachtswaarde is ruim 200 miljoen euro.

De aansluiting van de sector Baksteenindustrie is ook verwerkt in het Pensioen- en Uitvoerings-reglement, de statuten en de Verplichtstelling van het fonds.

Beleid inzake afkoopmoment

Deelnemers die een klein pensioen hebben opgebouwd, dat ligt onder de wettelijke afkoopgrens, krijgen bij pensionering van bpfBOUW een aanbod voor afkoop. Uitbetaling van het afkoopbedrag heeft in bepaalde gevallen in 2014 geleid tot een korting op de AOW-partnertoeslag en andere regelingen. Daarom stelde bpfBOUW deze deelnemers in staat de afkoop uit te stellen tot na de AOW-leeftijd. Daarmee konden zij een korting voorkomen.

Het nieuwe financieel toetsingskader

Op 1 januari 2015 is het nieuwe financieel toetsingskader (nFTK) voor pensioenfondsen in werking getreden. De belangrijkste wijzigingen gaan over de spreiding in de tijd van de effecten van financiële risico’s. Zo zijn de regels voor indexatie en verlaging van de pensioenen aangepast. Pensioenfondsen moeten hogere buffers aanhouden en mogen minder snel indexatie geven. Dit moet ervoor zorgen dat de pensioenen minder en minder snel hoeven te worden verlaagd bij grote financiële tegenvallers.

Naar aanleiding van de invoering van het nFTK heeft bpfBOUW aan cao-partijen gevraagd naar de premies, indexatie en pensioenopbouw te kijken en naar de afweging tussen de ambitie van de regeling, de premie en de risico’s. Dit is vanwege een compleet pensioencontract. De besluitvorming van cao-partijen leidt voor bpfBOUW tot de aanpassing van het premie-, indexatie-, kortings- en beleggingsbeleid. Het aangepaste beleid van bpfBOUW moet uiterlijk 1 juli 2015 zijn vastgesteld. Deze datum geldt ook voor het nieuwe herstelplan dat bpfBOUW moet maken. Het fonds moet daarnaast de haalbaarheids toets uiterlijk 1 oktober 2015 hebben uitgevoerd.

bpfBOUW 11

Page 12: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Vooruitlopend op de invoering van het nFTK hebben cao-partijen in 2014 al een aantal besluiten genomen over de premie en de toeslagverlening.

• De premie is niet langer gebaseerd op een gedempte kostendekkende premie, rekening houdend met een rekenrente van 3,5 procent, maar rekening houdend met een verwacht rendement en prijsinflatie. Daarbij is af gesproken dat de maximale premie gelijk is aan 20,2 procent van de pensioengrondslag.

• De toeslagambitie is gewijzigd. Een eventuele toeslag zal voortaan worden gebaseerd op de prijsontwikkeling en niet langer op de loontrend.

Nettopensioen

Vanaf 1 januari 2015 geldt de zogenoemde aftoppingsgrens. Dat wil zeggen dat deelnemers met een inkomen hoger dan 100.000 euro (niveau 2015) niet langer pensioen zoals voorheen (brutopensioen in de BeterExcedent-regeling) opbouwen over het inkomen dat boven die grens uitkomt. Voor het deel van het inkomen boven deze aftoppingsgrens kunnen deelnemers met een nettopensioen of nettolijfrente bijsparen. Volgens het kabinet kunnen deelnemers met de nettovoorziening een bruto-opbouw van ongeveer 1,875 procent per dienstjaar van het totale gemiddelde inkomen op de pensioen-leeftijd sparen.

Het pensioenfonds mag een nettopensioen-regeling uitvoeren, waarbij de werkgever geen werkgeversbijdrage verschuldigd is. Het fiscaal kader voor nettopensioen wordt gebaseerd op het loonbelastingregime dat ook van toepassing is op het brutopensioen.

Werknemers met een salaris boven het vast gestelde maximum pensioenloon in de middelloon regeling van bpfBOUW konden via hun werkgever al deelnemen aan de BeterExcedent-regeling. Door de aftoppingsgrens die geldt vanaf 1 januari 2015 wordt de opbouw in de BeterExcedent-regeling gemaximeerd op een salaris van 100.000 euro. Voor het salaris boven 100.000 biedt bpfBOUW een nettopensioen-regeling aan. De werknemer kiest zelf of hij deelneemt aan de nettopensioenregeling via zijn werkgever. Door deelname aan de nettopensioenregeling zorgt de werknemer ervoor dat zijn pensioenopbouw en de opbouw voor zijn nabestaanden boven het salaris van 100.000 euro op peil blijft.

Toezicht door De Nederlandsche Bank

Onderzoek beheersing renterisicoDe Nederlandsche Bank (DNB) heeft in 2013 bij een groot aantal pensioenfondsen, waaronder bpfBOUW, onderzoek gedaan naar de beheersing van het renterisico. Het onderzoek richtte zich niet zozeer op de mate van renteafdekking, maar op de invulling van de risicobeheersing door pensioenfondsen. Eind 2013 heeft bpfBOUW de rapportage met bevindingen van het onderzoek ontvangen. Het rapport bevat op onderdelen enkele verbeterpunten voor de vaststelling en verbetering van het beleid. In 2014 heeft bpfBOUW opvolging aan de bevindingen gegeven. Het fonds heeft de ondernomen acties vervolgens met DNB besproken.

BpfBOUW heeft het plan van aanpak dat in 2013 is opgesteld, afgelopen jaar uitgevoerd. Het fonds heeft een overkoepelend beleidsdocument opgesteld waarin alle relevante onderwerpen over de afdekking en beheersing van het renterisico zijn opgenomen. Een dergelijk beleidsdocument zal ook voor de andere materiële financiële risico’s van bpfBOUW worden opgesteld en periodiek worden herijkt. In overleg met de uitvoeringsorganisatie zijn de rapportages uitgebreid. Daardoor sluiten ze beter aan op het beleid en zorgen ze voor een effectieve beheersing van het renterisico. Verder is onder meer het actieve tactische beleid in de renteafdekking stopgezet. Enkele resterende aandachtspunten, onder andere op het gebied van het curverisico (het risico van niet-parallelle verschuivingen van de rentecurve) en op het gebied van de ex-post monitoring van de effectiviteit van de renteafdekking, zullen in de loop van 2015 worden afgerond.

Themaonderzoeken, Integriteitsrisico’s en Belangenverstrengeling vastgoedDNB heeft in 2013 bij een aantal pensioenfondsen, waaronder bpfBOUW, onderzoek gedaan naar de beheersing van de integriteitsrisico’s en naar de risico’s van belangenverstrengeling bij beleggingen in vastgoed.

Begin 2014 heeft bpfBOUW van de toezicht houder de rapportage met bevindingen ontvangen. Daarop heeft bpfBOUW een overzicht gemaakt van de bevindingen en de maatregelen die het fonds zal nemen. Deze maatregelen zijn uitgewerkt in documenten en procedures, die het fonds opnieuw met DNB heeft besproken. Dit overleg heeft geleid tot verdere verfijning van de documenten en procedures. Begin 2015 zal bpfBOUW de resterende aandachtspunten in overleg met DNB afronden. BpfBOUW vindt

jaarverslag 201412

Page 13: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

integri teit van het fonds zeer belangrijk. De beheersing van de integriteitsrisico’s zal dan ook continu op de agenda blijven staan.

Self­assessment informatiebeveiligingIn 2014 heeft DNB, in opvolging van de nulmeting informatiebeveiliging in 2012, aan het fonds gevraagd om voor de pensioenadministratie een éénmeting uit te voeren. Doel hiervan is vast te stellen in hoeverre de beheersing van informatie-beveiliging binnen het fonds is versterkt of behouden. Naar aanleiding van deze meting heeft DNB aangegeven dat de informatiebeveiliging van het fonds is verbeterd. De resultaten tonen aan dat de informatiebeveiliging zich voor 1 van de 45 onderdelen nog niet op het gewenste niveau bevindt. In 2015 zal het fonds activiteiten uitvoeren om ook dit laatste onderdeel op het gewenste niveau te brengen.

De informatiebeveiliging van de pensioen-administratie van het fonds scoorde voor 98 procent (2012: 87 procent) van de onderdelen op voldoende niveau. Hiermee scoorde bpfBOUW, in vergelijking met andere pensioenfondsen, boven het gemiddelde van 75 procent.

Uitbestedingsrelatie pensioenadministratieEind 2012 heeft DNB onderzoek gedaan naar de uitbesteding van de pensioenadministratie bij het fonds. Zo kan DNB beoordelen of het bestuur op de juiste manier invulling geeft aan een beheerste en integere bedrijfsvoering op het gebied van de uitbesteding. DNB had aangegeven dat de uitbestedingsrelatie van de pensioenadministratie in de afgelopen jaren op onderdelen onvoldoende aandacht heeft gekregen. In 2013 en 2014 heeft het fonds adequate maatregelen genomen die een beheerste en integere bedrijfsvoering door het fonds verder borgen. Zo is in 2014 het uitbestedingsbeleid, het BCM-beleid (Business Continuity Management) en een incident-regeling vastgesteld en ingevoerd voor zowel de uit bestede pensioenadministratie als het vermogens beheer.

Beheersing uitbesteding

Kosten vermogensbeheerDe kosten van het vermogensbeheer vormen een integraal onderdeel van het beleggingsbeslissingsproces. Bij de vaststelling van het beleggings beleid maakt het fonds steeds de afweging tussen rendement, risico, liquiditeit, complexiteit en kosten.

BpfBOUW hecht aan transparantie en beheersing van de kosten van vermogensbeheer. Daarom heeft het fonds in 2014 een onafhankelijk extern onderzoek laten uitvoeren naar de markt-

conformiteit van de hoogte en de structuur van deze kosten, zowel per beleggingscategorie als voor de totale dienstverlening van de uitvoeringsorganisaties. Daarbij heeft het fonds rekening gehouden met de specifieke karakteristieken van de verschillende beleggingen en diensten, om zoveel mogelijk tot een zuivere vergelijking te komen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn mede input voor de contractonderhandelingen met de uitvoeringsorganisaties.

Versterking governance bpfBOUW

Governance bpfBOUWBpfBOUW heeft in 2014 veel aandacht besteed aan de versterking van de governance. Onder andere de Wet versterking bestuur pensioenfondsen was aanleiding voor belangrijke personele veranderingen in het bestuur, de commissies en de organen van het fonds.

De samenstelling van de commissies is herzien. De reglementen van de diverse commissies en organen zijn herschreven en alle voorkomende functies in het bestuur, de commissies en de organen zijn vastgelegd. Profielschetsen zijn geactualiseerd en scherper geformuleerd. De personele bezetting van het bestuurs bureau is versterkt.

BestuurHet bestuur van bpfBOUW heeft gekozen voor het zogenoemde paritair plus model. De samenstelling van het bestuur is in het verslagjaar aangepast en wordt nu gevormd door zes vertegenwoordigers van werkgevers organisaties, drie vertegen-woordigers van werknemersorganisaties en drie vertegenwoordigers van pensioen-gerechtigden. De vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden zijn gekozen door de geleding van de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan.

Daarnaast zijn in het bestuur twee onafhankelijke deskundigen opgenomen, met de kennisgebieden vermogensbeheer en risicomanagement en uitbesteding. Deze aanvulling versterkt het bestuur bij de waardering van adviezen over vermogensbeheer en risicomanagement (de zogenoemde countervailing power). De deskundigen spelen een belangrijke rol in de commissies Vermogensbeheer en Balansmanagement, respectievelijk Uitbesteding, Control en Riskmanagement.

bpfBOUW 13

Page 14: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De deskundigheid van de individuele bestuursleden, van de commissies en van het bestuur als geheel is in kaart gebracht. Deze inventarisatie wordt gebruikt in het keuzeproces voor nieuwe bestuursleden, in de toetsingsprocedure en bij de bewaking en bevordering van de geschiktheid van het bestuur als geheel. Het bestuur heeft de normen voor toetreding in het bestuur herijkt en verwerkt in de profielschetsen en de collectieve geschiktheidsmatrix.

AuditcommissieDe nieuw gevormde Auditcommissie heeft in 2014 voor de eerste keer gedurende het hele jaar gefunctioneerd. De commissie adviseert het bestuur over alle zaken betreffende de financiële verantwoording van bpfBOUW. Zo is de commissie nauw betrokken bij het jaarrekeningproces en bij de behandeling van accountants- en actuariële verslagen. Ook adviseren over het juist en consequent toepassen van waarderingsgrondslagen behoort tot het taakgebied van de commissie. De commissie bestaat uit twee externe adviseurs en een vertegenwoordiger van het bestuur.

De instelling van de Auditcommissie heeft een belangrijke impuls gegeven aan de kwaliteits-bewaking van de financiële verantwoording.

Raad van toezichtDe vacature, ontstaan door vertrek van een van de leden van de raad, is vervuld. De taakstelling van de raad is aangepast aan de toegenomen verantwoordelijkheden vanwege de nieuwe wet- en regelgeving.

DeelnemersraadOp 1 juli 2014 is afscheid genomen van de deel-nemersraad van het fonds. De raad heeft een belangrijke rol vervuld in de governance van het fonds. Het verantwoordingsorgaan heeft een groot aantal taken van de deelnemersraad overgenomen.

BestuursbureauHet bestuurbureau is uitgebreid met een manager Financial Risk en een manager Pensioenzaken. De secretariële ondersteuning van het bureau is versterkt met een officemanager.

Wet versterking bestuur pensioenfondsen

Op 1 juli 2014 is de Wet versterking bestuur pensioenfondsen in werking getreden. Door de nieuwe wet gelden nieuwe regels voor pensioen-fondsen voor de samenstelling van bestuur en

medezeggenschap. Zo zijn pensioenfondsen beter voorbereid op de toekomst, het bestuur wordt hiermee versterkt en het intern toezicht is beter geregeld. Ook borgt de nieuwe wet een evenwichtiger belangenafweging.

Voor bpfBOUW betekende de Wet versterking bestuur pensioenfondsen onder andere dat de deelnemersraad en het oude verantwoordings-orgaan zijn verdwenen. Hier is een nieuw verantwoordingsorgaan voor in de plaats gekomen. Ook is de samenstelling van het bestuur gewijzigd. Verder heeft de Raad van Toezicht meer bevoegdheden gekregen.

VerantwoordingsorgaanHet verantwoordingsorgaan telt een nieuwe geleding: de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden. Deze geleding bestaat uit zes vertegenwoordigers, gekozen via rechtstreekse verkiezingen onder de pensioengerechtigden. Daarnaast telt het verantwoordingsorgaan, rekening houdend met de verhouding deel nemers - pensioengerechtigden, vier vertegenwoordigers van werknemersorganisaties, drie vertegen-woordigers van werkgeversorganisaties en een waarnemer namens de werkgevers. Het verantwoordingsorgaan werkt op basis van een nieuw reglement, aangepast aan de nieuwe wet- en regelgeving.

Het verantwoordingsorgaan heeft een aantal belangrijke taken en bevoegdheden gekregen. Het bestuur van bpfBOUW legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de manier waarop dit is uitgevoerd. Jaarlijks geeft het verantwoordingsorgaan een oordeel over het handelen van het bestuur. Dit oordeel is te lezen in hoofdstuk 15 van het jaarverslag. Daarnaast adviseert het verantwoordingsorgaan het bestuur over zaken zoals het communicatiebeleid, het intern toezicht en het beloningsbeleid van het fonds.

BestuurVerder is de samenstelling van het bestuur gewijzigd. Voorheen waren alleen werknemers en werkgevers vertegenwoordigd in het bestuur. De leden die namens de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan zitten, dragen kandidaten voor het bestuur voor. Hierdoor hebben pensioengerechtigden ook hun eigen vertegenwoordigers in het bestuur gekregen. Daarnaast heeft het bestuur nu twee externe deskundigen.

jaarverslag 201414

Page 15: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfBOUW 15

Page 16: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De zetels zijn als volgt verdeeld: • zes vertegenwoordigers van werkgevers• drie vertegenwoordigers van werknemers • drie vertegenwoordigers van pensioen-

gerechtigden • twee externe deskundigen

Raad van ToezichtOok in de (bevoegdheden van de) Raad van Toezicht hebben wijzigingen plaatsgevonden. De Raad van Toezicht heeft in vergelijking met vroeger meer bevoegdheden gekregen. Zo heeft de raad nu goedkeuringsrechten voor vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening en de overdracht of overname van verplichtingen. De Raad van Toezicht bestaat nog steeds uit drie onafhankelijke personen.

Code Pensioenfondsen

De Code Pensioenfondsen (de Code), opgesteld door de Stichting van de Arbeid en de Pensioenfederatie, is per 1 januari 2014 van kracht. De Code omvat 83 normen, onderverdeeld in negentien thema’s, over het functioneren van de verschillende organen binnen een pensioenfonds. Doel van de Code is om een goede uitvoering van de drie bestuurlijke kernfuncties te stimuleren: • besturen• toezicht houden • verantwoording afleggen over het beleid, de

besluitvorming en de realisatie van het beleid De Code is in de loop van het verslagjaar - per 1 juli 2014 - verankerd in de Pensioenwet. De Code laat ruimte voor eigen verantwoordelijkheid van het bestuur in de (beleids)keuzes. De Code mag worden nageleefd volgens het beginsel ‘pas toe of leg uit’. Dat betekent dat er ruimte is om af te wijken van de normen, zolang dit weloverwogen gebeurt.

Het bestuur ziet de Code als een belangrijke stimulans om het functioneren van het pensioenfonds verder te verbeteren én om dit inzichte lijker te maken. De code fungeerde in 2014 als een ijkpunt bij het verder inrichten van de governance, het dagelijks functioneren en de daaruit voort vloeiende besluitvorming. Dit blijkt onder meer uit de statuten en de ABTN (actuariële en bedrijfstechnische nota) van het pensioenfonds. De naleving van de Code wordt ook omschreven in dit jaarverslag en op www.bpfbouw.nl. Het bestuur is verantwoordelijk voor de naleving van de Code, maar hecht eraan het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht nauw te blijven betrekken bij de wijze waarop de naleving van de normen uit de Code wordt gewaarborgd.

BpfBOUW voldoet in het verslagjaar 2014 grotendeels aan de normen van de Code. BpfBOUW heeft een zorgvuldige analyse gemaakt van de stappen die in 2015 nog gezet moeten worden om aan de bepalingen van de Code te voldoen. Onderdeel van deze stappen is de vaststelling van een diversiteitsbeleid en een klokkenluiders regeling. Het bestuur zal de wijze van implementatie van de normen uit de Code in dialoog met onder andere het Verantwoordingsorgaan verder ter hand nemen. Onderwerpen van gesprek daarbij zijn nadere vastlegging van de missie, visie en strategie van het fonds. Veel elementen hiervan zijn al gedocumenteerd. Het bestuur is voor nemens deze documentatie integraal te bundelen en te toetsen aan de huidige ontwikkelingen in het fonds en in de pensioensector in bredere zin. Aansluitend wordt in de loop van 2015, een jaar na inwerkingtreding van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen, een evaluatie uitgevoerd van het bestuur als geheel. Hierbij vormt de Code een belangrijk normenkader voor het bestuur.

jaarverslag 201416

Page 17: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 06

Wijziging van statuten, reglementen en de verplichtstelling

Nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015

Per 1 januari 2015 gelden nieuwe fiscale regels voor de opbouw van het pensioen. Dit is een gevolg van de wijziging van de Wet verlaging maximumopbouw- en premiepercentages pensioen en maximering pensioengevend inkomen en het Belastingplan 2014. Het maximaal toegestane opbouwpercentage wordt per 1 januari 2015 verlaagd naar 1,875 procent en de pensioenleeftijd wordt verhoogd naar 67 jaar. Daarnaast is pensioenopbouw alleen mogelijk tot een pensioengevend salaris van 100.000 euro. Boven die grens zijn pensioenpremies niet meer fiscaal aftrekbaar. Zie ook hoofdstuk 5.

De gewijzigde wet- en regelgeving was voor de sociale partners in de sectoren Bouwbedrijf, Timmerindustrie, Afbouw, Natuursteenbedrijf, Betonmortelindustrie en Bikudak reden om de pensioenovereenkomst te wijzigen. Cao-partijen hebben in november 2014 over de wijzigingen besloten. Het fonds heeft de gewijzigde pensioenregeling inmiddels in uitvoering genomen.

Wat zijn de belangrijkste kenmerken per 1 januari 2015 op hoofdlijnen?• De pensioenleeftijd wordt verhoogd naar 67 jaar. • Het opbouwpercentage wordt aangepast naar

het fiscale maximum van 1,875 procent met een pensioenleeftijd van 67 jaar.

• De opgebouwde aanspraken ouderdoms-pensioen met een pensioenleeftijd van 65 jaar worden omgezet naar pensioenaanspraken met een pensioenleeftijd van 67 jaar.

• De opgebouwde vroegpensioenaanspraken van (gewezen) deelnemers die niet eerder al voor omzetting hebben gekozen, worden alsnog omgezet naar een ouderdomspensioen met een pensioenleeftijd van 67 jaar.

• Het bodemloon, dit is het deel van het salaris dat niét meetelt voor de pensioenopbouw, wordt verlaagd naar het minimale niveau (100/75 van de AOW-uitkering voor gehuwden, inclusief vakantiegeld).

• Het op te bouwen partnerpensioen blijft 70 procent van het ouderdomspensioen.

• Het garantiepartnerpensioen wordt 70 procent van het bereikbare ouderdomspensioen.

• Premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigen uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-leeftijd bereikt.

• De premievrije pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid wordt 65 procent van de opbouw ouderdomspensioen en partnerpensioen in het betreffende jaar.

• Een eventuele toeslag zal voortaan worden gebaseerd op de prijsontwikkeling en niet langer op de loontrend.

• De uiterlijke pensioenleeftijd blijft 70 jaar.• Voor het berekenen van de hoogte van de

verwachte pensioenuitkering bij een indicatieve opgave gaat bpfBOUW uit van de factoren die gelden, zes maanden voorafgaand aan de beoogde pensioendatum.

Voor deelnemers (niet UTA) in de sector Bikudak die zijn geboren na 1949, geldt een sectorale aanvullingsregeling. Deze wordt met 20 procent versoberd voor degenen die in 2016 of daarna de 60-jarige leeftijd bereiken. Deze versobering is verwerkt in artikel 30 van het Pensioenreglement.

Alle deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden hebben een brief ontvangen waarin deze wijzigingen uitgebreid zijn toegelicht. Dit geldt ook voor alle werkgevers.

Het fonds heeft de besluiten van sociale partners verwerkt in de pensioenregeling en in het Pensioen- en Uitvoeringsreglement van het fonds. Ook is de verplichtstelling van het fonds per 1 januari 2015 aangepast. In de gewijzigde verplichtstelling is de verhoogde pensioenleeftijd van 67 jaar opgenomen.

Wijziging en evaluatie beleid bij collectieve waardeoverdracht

DNB heeft het bestaande beleid bij collectieve waardeoverdrachten (cwo) verduidelijkt. Dit beleid en (recente) ervaringen van bpfBOUW met collectieve waardeoverdrachten hebben het fonds doen besluiten het eigen beleid voor cwo op een aantal onderdelen aan te scherpen en te verduidelijken.

bpfBOUW 17

Page 18: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Het fonds heeft in het cwo-beleid de rendementsvergoeding gewijzigd van feitelijk rendement exclusief rendement op derivaten naar feitelijk rendement inclusief rendement op derivaten. Daarnaast is in het cwo-beleid een bijdrage voor een eventueel aanwezig verzekeringstechnisch voordeel niet langer een onderdeel van het beleid. Verder heeft het fonds beleid vastgesteld voor overdrachten waarbij pensioen wordt ingekocht uit beleggings-kapitalen. Hiervoor was voorheen nog geen beleid vastgelegd.

Overige wijzigingen Pensioen- en Uitvoerings-reglement

Eerder in het jaarverslag is al aangegeven dat het Pensioen- en Uitvoeringsreglement per 1 januari 2015 is gewijzigd als gevolg van wijzigingen in de pensioenregeling en het toetreden van de sector Baksteenindustrie.

Daarnaast is het Pensioen- en Uitvoerings-reglement gewijzigd als gevolg van: • Wijziging van het toeslagbeleid/opheffing

van de reserve toeslagverlening actieven Het bestuur heeft besloten de toeslag te baseren op de prijsontwikkeling en niet langer op de loontrend. Daarnaast heeft het bestuur besloten om de reserve toeslagverlening op te heffen. Als gevolg hiervan wijzigen de bepalingen en bijlagen over toeslagverlening.

• Heffing van een gedifferentieerde premie voor de aanvullingsregeling 55- sector Afbouw voor werknemers Cao-partijen in de sector Afbouw hebben bpfBOUW verzocht om per 1 oktober 2014 een gedifferentieerde premie 55- te heffen (een premie over het pensioenloon en een premie over het pensioenloon minus het bodemloon). Het heffen van de premie 55- voor Afbouw over twee verschillende grondslagen is vastgelegd in het pensioenreglement en in het uitvoerings-reglement.

• Fiscaal kader voor zelfstandigen Per 1 januari 2015 zijn de fiscale kaders voor ondernemers voor de inkomstenbelasting (IB-ondernemers) die verplicht deelnemen aan een beroepspensioenfonds, aangescherpt. Dit geldt ook voor de zelfstandigen die verplicht deelnemen aan bpfBOUW.

Vanwege deze aanscherping is het begrip pensioenloon ook voor de zelfstandige in het pensioen- en uitvoeringsreglement opgenomen. Voor het begrip pensioenloon sluit het fonds aan bij de fiscale definitie van pensioengevend loon voor IB-ondernemers.

Aanpassing beleid vrijwillige voortzetting

Als de arbeidsovereenkomst van een deelnemer eindigt, heeft die deelnemer de mogelijkheid om de pensioenregeling van bpfBOUW op vrijwillige basis voort te zetten. Dit noemen we vrijwillige voortzetting. Hieraan zijn voorwaarden verbonden. Zo moet de deelnemer een verzoek tot vrijwillige voortzetting binnen negen maanden na beëindiging van verplichte deelname schriftelijk indienen bij bpfBOUW.

Door gebruik te maken van vrijwillige voort-zetting, voorkomt de deelnemer dat hij een pensioentekort oploopt.

Het bestuur heeft al een beleid voor vrijwillige voortzetting. Dit jaar is een beleidswijziging ontwikkeld op de volgende twee onderdelen: • Naar aanleiding van individuele verzoeken is

vrijwillige voortzetting bij een buitenlandse ww-uitkering voortaan toegestaan. Er moet dan wel sprake zijn van onvrijwillig ontslag. De pensioenopbouw mag worden voortgezet zolang de deelnemer deze buitenlandse loongerelateerde ww-uitkering ontvangt. De premies zijn (mogelijk) fiscaal niet aftrekbaar in het woonland. Zodra het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd, zal bpfBOUW loonbelasting inhouden op de pensioenuitkering. Mogelijk betaalt de gepensioneerde dan dubbele loonbelasting. BpfBOUW stelt de deelnemer hiervan op de hoogte en vraagt de deelnemer te verklaren bekend te zijn met de (mogelijke) dubbele belastingheffing.

• Ook staat bpfBOUW vrijwillige voortzetting toe gedurende de periode dat een deelnemer, aansluitend aan het dienstverband, een ziektewetuitkering ontvangt van de ex-werkgever (die eigenrisicodrager is).

jaarverslag 201418

Page 19: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Wijziging Verplichtstelling door verhoging pensioen-leeftijd en toetreding sector Baksteenindustrie

Cao-partijen die betrokken zijn bij bpfBOUW hebben in augustus 2014 de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd om de Verplichtstelling aan te passen. Dit was nodig vanwege de wijzigingen in de pensioenregeling per 1 januari 2015. Cao-partijen die betrokken zijn bij bpfBOUW hebben besloten om de pensioenregeling per 1 januari 2015 aan te passen. Een van de wijzigingen is het verhogen van de pensioenleeftijd van 65 jaar naar 67 jaar. Door de verhoging van de pensioenleeftijd moest ook de Verplichtstelling van bpfBOUW per 1 januari 2015 worden aangepast. De minister heeft de aanpassing goedgekeurd. Vanaf 1 januari 2015 is daarom ook in de Verplichtstelling een pensioenleeftijd van 67 jaar opgenomen. Dit betekent dat vanaf 1 januari 2015 voor de werknemer een premieplicht geldt tot de eerste dag van de maand waarin de werknemer 67 jaar wordt.

Door de aansluiting van de sector Baksteen-industrie is de werkingssfeer zoals omschreven in de Verplichtstelling van bpfBOUW op 17 januari 2015 uitgebreid met de sector Baksteenindustrie. Op die datum is ook de Verplichtstelling van BPF Baksteen ingetrokken.

Wijziging statuten als gevolg van de aansluiting sector Baksteenindustrie en de invoering van de Wet versterking bestuur

Door de aansluiting van de sector Baksteenindustrie, is de werkingssfeer als omschreven in de statuten van bpfBOUW 1 januari 2015 uitgebreid met de sector Baksteenindustrie.

De invoering van de Wet versterking bestuur heeft ook geleid tot wijziging van de statuten van het fonds. De wijzigingen zijn op 1 juli 2014 in werking getreden.

Wijzigingen BeterExcedent-regeling 2014

In 2014 is voor het BeterExcedent-reglement voorgesteld om bij scheiding een regeling te treffen voor de omzetting van het opgebouwde pensioenkapitaal in bijzonder partnerpensioen. Daarnaast zijn een paar aanpassingen in het Pensioenreglement BeterExcedent aangebracht die hoofdzakelijk verband hielden met een actualisering van het pensioenreglement.

De aanpassing bij scheiding houdt in dat het pensioenkapitaal wordt gesplitst in drie delen: een deel dat bestemd is voor de inkoop in ouderdomspensioen voor de deelnemer, een deel dat bestemd is voor het verevende ouderdomspensioen voor de ex-partner en een deel dat bestemd is voor bijzonder partnerpensioen voor de ex-partner. Ook is het mogelijk voor de deelnemer en de ex-partner om conversie af te spreken. Dat betekent dat het pensioen wordt gesplitst in twee losstaande pensioenkapitalen.

Verder zijn de volgende aanpassingen door-gevoerd:• Het schrappen van de ‘pensioenknip’. Met de

pensioenknip was het mogelijk om het pensioen op de ingangsdatum te splitsen in een direct ingaande tijdelijke uitkering en een daarop aansluitende levenslange uitkering. Met ingang van 1 januari 2014 is dit wettelijk niet meer toegestaan.

• Bij het beëindigen van de deelneming volgens de beleggingsvariant vindt de omzetting van het pensioenkapitaal in aanspraken plaats op de datum waarop de deelneming eindigt in plaats van de eerste dag van de maand daarna. Dat betekent dat de deelnemer geen beleggings-risico meer loopt na het beëindigen van de deelneming.

• Voor de pensioeninkoopvariant is de buffer-opslag geactualiseerd naar 17,7 procent.

• Voor de beleggingsvariant is de bufferopslag eveneens geactualiseerd naar 17,7 procent.

• Er is een duidelijke omschrijving van de gehanteerde rentetermijnstructuur (RTS) opgenomen.

bpfBOUW 19

Page 20: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Tijdelijke regeling van het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid, ‘vergoeding pensioenpremie bij ontslag op economische gronden’

In 2009 hebben de cao-partijen in de sector Bouwnijverheid besloten tot deze tijdelijke regeling. Dit is de vergoeding voor werknemers die na 1 juli 2009 werkloos zijn geworden door ontslag op bedrijfseconomische gronden, en voor wie de ontslagdatum binnen drie jaar van hun standaard (vroeg)pensioendatum ligt. Het gaat om de vergoeding door het Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid van de premie voor de aanvullingsregelingen 55+ en 55- van bpfBOUW gedurende een ww- of zw-uitkering.

Aanvankelijk zou de regeling gelden tot 1 april 2011. Omdat er op 1 april 2011 nog voldoende budget over was voor de regeling, hebben de cao-partijen de regeling een paar keer verlengd. De laatste keer tot en met 31 december 2014, steeds onder de voorwaarde ‘zolang er voldoende budget beschikbaar is’.

Voor deze regeling is een aanvangsbudget beschikbaar gesteld van 10 miljoen euro. Eind 2013/begin 2014 is 2 miljoen euro extra beschikbaar gesteld. In de loop van 2014 is het totale budget van 12 miljoen euro volledig verbruikt. Daardoor heeft het fonds vanaf 23 juli 2014 geen nieuwe aanvragen meer in behandeling genomen.

Regeling bij gedwongen werkloosheid in de sector Natuursteenbedrijf

Deze regeling is in 2014 ongewijzigd gebleven.

Reglement Verantwoordings-orgaan, Reglement Raad van Toezicht, Verkiezings-reglement

Door de invoering van de Wet versterking bestuur is het Reglement Verantwoordingsorgaan en het Reglement Raad van Toezicht gewijzigd. Daarnaast is een Verkiezingsreglement opgesteld.

Melding volgens artikel 96 van de Pensioenwet

BpfBOUW is, op basis van artikel 96 van de Pensioen wet, verplicht de volgende melding te doen.In 2014 is bij het fonds geen sprake geweest van:• het opleggen van dwangsommen en boetes

door de toezichthouder;• een aanwijzing als bedoeld in artikel 171 van de

Pensioenwet;• de instelling van een bewindvoerder door de

toezichthouder, zoals bedoeld in artikel 173 van de Pensioenwet;

• de beëindiging van de situatie, bedoeld in artikel 172 van de Pensioenwet, waarin de bevoegdheidsuitoefening van alle of bepaalde organen van een pensioenfonds is gebonden aan toestemming van de toezichthouder.

In 2014 was wel een langetermijnherstelplan van toepassing, zoals bedoeld in artikel 138 en artikel 140 van de Pensioenwet (zie hoofdstuk 10 voor meer informatie over het korte- en langetermijnherstelplan van het fonds).

jaarverslag 201420

Page 21: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfBOUW 21

Page 22: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 07

Uitvoering van de regeling

Samenstelling en aantallen (gewezen) deelnemers en pensioen gerechtigden

Figuur 1 Aantal (gewezen) deelnemers en pensioen gerechtigden gespecificeerd naar leeftijd en aard van aanspraken

Toelichting op figuur 1De grote afname in de aantallen vanaf 65-jarige leeftijd wordt veroorzaakt door de afkoop van kleine pensioenen. De grafiek laat bij de leeftijden 60 tot en met 64 een groep gepensio neerden zien die gebruikmaakt van het ouderdoms-pensioen. Dit betreft de lichting gepensio neerden die op of na 1 januari 1950 geboren is en gebruik-maakt van de aanvullingsregeling 55-.

Aantal werkgevers

Ultimo 2014 zijn 11.271 werkgevers aangesloten bij bpfBOUW. Ten opzichte van het jaar ervoor is het aantal werkgevers afgenomen met ongeveer 3 procent. Eind 2013 waren 11.622 werkgevers aangesloten bij bpfBOUW. De werkgevers spelen een belangrijke rol bij de opbouw van pensioen. Alle werkgevers in de bouwnijverheid zijn verplicht zich aan te sluiten bij het fonds. Hier zijn wel uitzonderingen op: het is mogelijk voor werk-gevers om vrijstelling aan te vragen bij bpfBOUW.

Vrijgestelde werkgeversEen aantal werkgevers in de bouwnijverheid is in het verleden vrijgesteld van verplichte deelname aan de pensioenregeling van bpfBOUW. Vrijstelling is alleen mogelijk onder strikte voorwaarden.

In 2014 waren 111 werkgevers vrijgesteld van deelname aan de pensioenregeling van bpfBOUW. In 2013 waren dat er nog 126.

Vrijwillige aansluitingOndernemingen kunnen zich op vrijwillige basis aansluiten bij bpfBOUW. De voorwaarden voor vrijwillige aansluiting zijn vastgelegd in een beleidsplan. In het beleidsplan staat in welke gevallen het bestuur vrijwillige aansluiting mag toestaan. Het bestuur gaat hierbij uit van de wettelijke kaders die zijn opgenomen in de Pensioenwet.

In 2014 waren 71 ondernemingen vrijwillig aan gesloten bij het fonds. Zij hebben voldaan aan de voor waarden die het bestuur heeft vast gesteld in zijn beleidsplan. In 2013 waren 73 onder-nemingen vrijwillig aangesloten bij bpfBOUW.

Werkingssfeeronderzoeken Deelname aan de pensioenregeling van bpfBOUW is verplicht voor werknemers in de bouwnijverheid en aanverwante sectoren, zoals die genoemd zijn in de publicatie van de Staatscourant 2015 Nr. 1456, publicatiedatum 16 januari 2015. Onder-nemingen die vallen onder de werkingssfeer van de cao’s voor de Bouwnijverheid moeten zich daarom aansluiten bij het fonds. Met werkingssfeeronderzoeken waarborgt bpfBOUW dat ondernemingen dat ook doen.

0

5000

10000

15000

20000

10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120

Wezenpensioen

Nabestaandenpensioen

Ouderdomspensioen

Gewezen deelnemers

Arbeidsongeschikten

Deelnemers

jaarverslag 201422

Page 23: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Besluit door commissie na onderzoekIn opdracht van bpfBOUW worden deze werkingssfeeronderzoeken uitgevoerd. Een werkingssfeeronderzoek bestaat uit een bureau- en veldonderzoek. De resultaten van het werkingssfeeronderzoek worden ter besluitvorming voorgelegd aan de Commissie Werkingssfeer. Vertegenwoordigers van bpfBOUW in deze commissie zien toe op de handhaving van de verplichtstelling van het fonds.

Aantal werkingssfeeronderzoekenIn 2014 zijn 251 werkingssfeeronderzoeken voorgelegd aan de Commissie Werkingssfeer. Deze onderzoeken hebben geleid tot 154 inschrijvingen.

Uitkomsten CEM-benchmark voor pensioenadministraties

In 2014 presenteerde bpfBOUW de resultaten van de benchmark voor pensioenadministraties over het boekjaar 2013. De benchmark is uitgevoerd door het bedrijf Cost Effectiveness Measurement Inc. (CEM). Benchmarking is een onderzoeks techniek om de prestaties van verschillende organisaties in dezelfde sector te kunnen vergelijken. In de benchmark voor pensioenadministraties heeft CEM de uitvoering van de pensioen administraties van een groot aantal Nederlandse en buitenlandse pensioenfondsen met elkaar vergeleken. De benchmark vormt hierdoor een instrument dat bijdraagt aan het vaststellen van ontwikkel- en verbeterpunten voor een pensioenfonds. Bij het vaststellen van het jaarverslag 2014 waren de gegevens van de CEM-benchmark 2014 nog niet definitief beschikbaar. Daarom worden voor 2014 de voorlopige kosten vermeld.

Gemiddelde kosten per deelnemerDe gemiddelde kosten per deelnemer over 2014 kwamen volgens de CEM-methodiek op voorlopige basis uit op 107 euro. Dit is gelijk aan 2013. De kosten voor pensioenbeheer namen in 2014 af met 8,5 procent van 44,1 miljoen euro naar 40,6 miljoen euro. Het aantal deelnemers en pensioengerechtigden van bpfBOUW nam echter ook af met 8,5 procent waardoor de kosten per deelnemer gelijk gebleven zijn.

De algemene kosten van het fonds, bijvoorbeeld de kosten van het Bestuursbureau en de bijdrage aan DNB, worden gedeeltelijk toegerekend aan de kosten van vermogensbeheer.

In de definitieve CEM-benchmark 2013 lagen de gemiddelde kosten per deelnemer van bpfBOUW onder het gemiddelde van de normgroep (117 euro). De normgroep was een groep van gelijksoortige pensioenfondsen in Nederland waarmee de prestaties van bpfBOUW werden vergeleken.

ServicescoreDe kwaliteit van de dienstverlening komt tot uitdrukking in een servicescore. Voor 2014 waren bij het vaststellen van het jaarverslag de gegevens van de servicescore nog niet beschikbaar. Daarom wordt hier de servicescore uit de CEM-benchmark 2013 vermeld. De servicescore van bpfBOUW bedroeg 77, een toename met 2 punt ten opzichte van 2012. De gemiddelde servicescore van de normgroep bedroeg 80.

De belangrijkste servicemaatstaven waren:• De prestaties op het afhandelen van

(telefonische) deelnemerscontacten.• De website van het fonds en dan vooral de

mogelijkheden van de pensioencalculator.• De kwaliteit van de pensioenoverzichten.• De tijdigheid van pensioentoekenningen en

-betalingen.

BpfBOUW scoorde op verschillende gebieden hoger dan de normgroep, namelijk op tijdigheid van de pensioentoekenningen en -betalingen, op de telefonische dienstverlening en op de beschikbaarheid van- en de wachttijden voor één-op-één voorlichting. Het fonds scoorde in 2013 slechter dan de normgroep op de website en het aantal presentaties dat is gegeven in 2013. Daarnaast was de frequentie van het verzenden van de nieuwsbrieven lager dan bij de normgroep gebruikelijk was en maakte bpfBOUW geen gebruik van verschillende nieuwsbrieven voor verschillende doelgroepen. Door deze punten haalde bpfBOUW de gemiddelde servicescore van de normgroep net niet.

bpfBOUW 23

Page 24: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 08

Communicatie

BpfBOUW vindt het belangrijk dat deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers goed worden geïnformeerd over de pensioenregeling. Communicatie speelt daarin een grote rol. In het communicatiebeleid heeft het fonds een aantal doelstellingen geformuleerd. De belangrijkste zijn: • Bevorderen van pensioenvertrouwen• Verhogen van pensioenbewustzijn• Vergroten van pensioenkennis

In 2014 heeft bpfBOUW de praktische uitwerking van het communicatiebeleid voortgezet. De belangrijkste activiteiten zijn beschreven in dit hoofdstuk.

Bevorderen van pensioen-vertrouwen

Deelnemers informerenBpfBOUW heeft in 2014 extra aandacht besteed aan het actief informeren van de deelnemers. Zo heeft het fonds deelgenomen aan een aantal kleinschalige vakdagen voor de bouw, georganiseerd door werknemers- en werk-geversorganisaties. BpfBOUW kiest voor directe benadering van de deelnemers, met als doel de naamsbekendheid vergroten. Daardoor zullen deelnemers het fonds sneller weten te vinden. HuisstijlIn 2014 heeft bpfBOUW de huisstijl opgefrist om beter aan te sluiten bij de huidige tijd en dus meer aan te spreken bij de doelgroep. De vernieuwde website is het eerste middel dat volgens de nieuwe huisstijl is vormgegeven. In de loop van 2015 zullen ook de andere middelen volgen, zoals het magazine, folders en brochures.

Magazine BouwpensioenIn 2014 heeft bpfBOUW een nieuwe bladformule laten ontwikkelen om de ‘bladerende lezer’ meer tegemoet te komen. Lezers die ‘bladerend lezen’ kunnen de relevante informatie beter tot zich nemen. Het magazine is niet alleen inhoudelijk veranderd, het is nu ook vormgegeven volgens de nieuwe huisstijl. De eerste editie van het ‘magazine nieuwe stijl’ is in maart 2015 verschenen.

Service aan werkgeversIn 2014 is een start gemaakt om de werkgevers die zijn aangesloten bij bpfBOUW nog beter te bedienen. Het is belangrijk dat werkgevers voldoende kennis hebben over de pensioen-regeling, zodat zij hun werknemers hierover goed kunnen voorlichten. BpfBOUW kan werkgevers alleen goed ondersteunen bij pensioenvoorlichting als duidelijk is welke vragen er leven. Daarom heeft het fonds enkele klankbord groepen georganiseerd waarin werkgevers uit alle sectoren vertegenwoordigd waren. De ideeën die hieruit naar voren zijn gekomen, zal bpfBOUW in 2015 (kleinschalig) testen.

PersbeleidBpfBOUW wil graag dat de media een juist beeld hebben van het fonds. Berichten vanuit de media komen immers terecht bij de deelnemers en de werkgevers. Een goed persbeleid kan hieraan bijdragen. Concreet betekent dit dat bpfBOUW de pers en stakeholders tijdig informeert over actualiteiten.

jaarverslag 201424

Page 25: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Verhogen van pensioen-bewustzijn

Pensioen3daagseTijdens de Pensioen3daagse in oktober is extra aandacht besteed aan pensioenbewustzijn door de speciaal ontwikkelde campagne ‘Wat kost jouw leven later?’ Voor deze campagne is een speciale online ‘check’ ontwikkeld waarmee deelnemers inzicht krijgen in hun verwachte toekomstige uitgaven. Deelnemers worden op die manier aangespoord om zich te verdiepen in hun latere, eigen pensioeninkomen. Tijdens de campagne bezocht een speciaal promotieteam van bpfBOUW diverse bouwlocaties door het hele land.

Vergroten van pensioenkennis

Bpfbouw.nlIn 2014 heeft bpfBOUW de website compleet vernieuwd. Om de website zo goed mogelijk af te stemmen op de behoeften van de deelnemers en werkgevers, heeft het fonds de doelgroep om input gevraagd. De website is getest op gebruiksvriendelijkheid en vindbaarheid van informatie. De website is opgemaakt volgens de nieuwe huisstijl en is technisch verbeterd waardoor deze ook goed te gebruiken is met een tablet of smartphone.

BOUWpensioen & BTERpostIn 2014 heeft bpfBOUW zes edities verstuurd van de papieren nieuwsbrief voor werkgevers. Met deze nieuwsbrief houdt bpfBOUW werkgevers op de hoogte van belangrijke ontwikkelingen en relevante onderwerpen.

Wijziging pensioenregelingDe wijzigingen in de pensioenregeling die per 1 januari 2015 van kracht zijn, hebben grote gevolgen. BpfBOUW heeft in december 2014 hierover uitvoerig gecommuniceerd. Bijvoorbeeld via de website en digitale nieuwsbrieven. Daarnaast hebben deelnemers en werkgevers een persoonlijke brief ontvangen waarin het fonds de wijzigingen heeft uitgelegd. Op deze manier zijn zij op de hoogte van de maatregelen die cao-partijen en het bestuur hebben genomen.

BrochuresDoor alle pensioenontwikkelingen is tekst in brochures snel achterhaald. Het aanpassen van drukwerk is kostbaar. Daarom is in 2014 een voorstel ontwikkeld voor alternatieven. Digitale middelen zullen een steeds grotere rol spelen en de nieuwe website zal de belangrijkste bron zijn van actuele informatie. De nieuwe aanpak wordt in 2015 ingezet.

JongerenHet is belangrijk om vertrouwen onder jongeren te versterken en hen bewust te maken van hun pensioen. Er is echter geen eenduidig beeld te geven van de informatiebehoefte van jongeren. Daarnaast zijn de momenten waarop zij openstaan voor informatie en voorlichting over pensioen beperkt. In 2014 is er onderzoek gedaan naar de fasen waarin pensioen relevant is of wordt voor jongeren. In 2015 worden deze fasen nader bekeken om te bepalen welke (contact)momenten zich het beste lenen voor het overbrengen van een pensioenboodschap. Zo kan bpfBOUW in 2015 het effect van de communicatiemiddelen en -kanalen richting jongeren vergroten.

PensioengerechtigdenIn de periode van medio december 2013 tot eind mei 2014 heeft bpfBOUW verkiezingen georganiseerd voor het verantwoordingsorgaan. Deze verkiezingen vloeiden voort uit de nieuwe Wet versterking bestuur van eind 2013. Het ging om de zes zetels voor de vertegenwoordigers van de pensioengerechtigden van bpfBOUW. Er kon gestemd worden op zes lijsten met in totaal 23 kandidaten, waarvan twee op persoonlijke titel. Circa 35.000 pensioengerechtigden hebben een stem uitgebracht, ruim 10 procent deed dat digitaal. De verkiezingen zijn ordelijk verlopen. Het bestuur is verheugd over het opkomst-percentage, namelijk 14,0 procent.

Digitale nieuwsbriefIn 2014 heeft bpfBOUW de digitale nieuwsbrief ingezet als belangrijk communicatiemiddel richting deelnemers, werkgevers en consulenten. Met de digitale nieuwsbrief krijgen de diverse doelgroepen snel informatie over belangrijke ontwikkelingen en relevante onderwerpen.

bpfBOUW 25

Page 26: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Onderzoek

Benchmark Onderzoeksplatform voor Pensioenfondsen BpfBOUW heeft in 2014 voor de derde keer deelgenomen aan de Benchmark Onderzoeks platform voor Pensioenfondsen. Dit onderzoek geeft inzicht in de tevredenheid en het vertrouwen van de deelnemers. De resultaten worden afgezet tegen de landelijke benchmarks zodat een vergelijking met andere pensioenfondsen mogelijk is.

Klanttevredenheidsonderzoek In augustus 2014 heeft bpfBOUW een aanvullend klanttevredenheidsonderzoek laten uitvoeren onder actieve deelnemers en werkgevers. Deelnemers geven bpfBOUW een algemeen tevredenheidcijfer van 6,7. De werkgevers geven bpfBOUW een algemeen tevredenheidcijfer van 6,6.

Het algemeen oordeel over bpfBOUW is in 2014 licht gedaald ten opzichte van 2013. Werkgevers en werknemers zijn kritisch. Kritisch over het fonds in het algemeen, de wijze waarop gelden worden beheerd en over de kosten die worden gemaakt.

De daling ligt in lijn met de algemene trend dat deelnemers negatiever zijn over pensioen en het pensioenstelsel. Over de verschillende achtergrondkenmerken heen (opleiding, leeftijd, beroepsgroep) zijn er geen grote verschillen. Onder werkgevers zijn het met name de kleine werkgevers die erg kritisch zijn. Er is behoefte aan meer (persoonlijk) contact en betere ondersteuning. BpfBOUW heeft de bevindingen aangegrepen om nieuw beleid te ontwikkelen.

Het aantal werkgevers dat bpfBOUW als een solide fonds ervaart is aanzienlijk gestegen.

Nieuwe wetgeving Pensioencommunicatie

In september 2014 heeft staatssecretaris Klijnsma het wetsvoorstel Pensioencommunicatie ingediend bij de Tweede Kamer. Het doel hiervan is om de pensioencommunicatie te verbeteren zodat de deelnemer weet hoeveel pensioen hij kan verwachten, kan nagaan of dit voldoende is, zich bewust is van de risico’s en inzicht heeft in keuzemogelijkheden.

Pensioeninformatie moet eenvoudiger en persoonlijker worden. Hiervoor is het zogenoemde Pensioen 1-2-3 ontwikkeld. Met het Pensioen 1-2-3 krijgt de deelnemer in drie stappen, van hoofdlijn tot in detail, inzicht in zijn eigen pensioenregeling. Ook het pensioenregister wordt uitgebreid, zo worden er naast brutobedragen ook nettobedragen genoemd. En pensioenfondsen krijgen meer mogelijkheden voor digitale voorlichting.

Het beleid van bpfBOUW houdt nu al rekening met de aanstaande wetswijziging. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de pilots die in 2014 zijn uitgevoerd om e-mailadressen te verzamelen, een noodzaak om meer digitaal te kunnen communiceren.

jaarverslag 201426

Page 27: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfBOUW 27

Page 28: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 09

Inspraak en klachten

Inspraak

De deelnemersraad heeft bpfBOUW tot 1 juli 2014 actief geadviseerd over de besluitvorming. Met de invoering van de Wet versterking bestuur pensioen fondsen op 1 juli 2014 is de deelnemersraad verdwenen. Hiervoor is een verantwoordingsorgaan, met andere taken en bevoegdheden, in de plaats gekomen.

In 2014 is de deelnemersraad tweemaal bij elkaar gekomen. De adviezen gingen over de invoering van de Wet versterking bestuur pensioenfondsen en over het jaarverslag, de jaarrekening en de bijbehorende documenten.

Het nieuwe verantwoordingsorgaan is drie keer bij elkaar gekomen. Het verantwoordingsorgaan gaf in 2014 advies aan het bestuur over onder andere:• installatie verantwoordingsorgaan• voordracht bestuurders bpfBOUW• de reglementen en statuten van het fonds• premie- en toeslagnotitie 2015• collectieve waardeoverdracht BPF Baksteen

Klachtencommissie

Via de klachtencommissie van bpfBOUW kunnen deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers op een laagdrempelige manier hun ontevredenheid uiten. De klachtencommissie speelt daarnaast een belangrijke rol bij de voortdurende kwaliteitsverbetering van de administratieve dienstverlening.

Aantal klachtenIn 2014 ontving de klachtencommissie vijftien klachten (2013: vijftien) waarvan er veertien zijn behandeld. Het verschil tussen de ingediende klachten en de behandelde klachten ligt aan de doorlooptijd rond de jaarwisseling. Over de behandelde klachten heeft de klachtencommissie de volgende formele besluiten genomen:• drie klachten zijn toegewezen;• een klacht is gedeeltelijk toegewezen;• tien klachten zijn afgewezen.

Onderwerpen van de klachtenDe behandelde klachten in 2014 gingen vooral over:• het recht op en de hoogte van premievrije

pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid; en• geen premie geen recht van pensioenen over

perioden van voor 1 januari 2007.

Nieuw terugvorderingsbeleidHet aantal klachten dat de klachtencommissie heeft behandeld is aanzienlijk verminderd sinds 2013. Een van de belangrijkste oorzaken is dat het bestuur van bpfBOUW in april 2013 heeft besloten om het terugvorderingsbeleid aan te passen.

Ontvangt een pensioengerechtigde een onjuiste uitkering? Dan zal bpfBOUW dat in principe corrigeren, ook met terugwerkende kracht. Als bpfBOUW te weinig heeft uitgekeerd, wordt de uitkering naar de toekomst toe verhoogd en volgt er een nabetaling over het verleden. Als bpfBOUW te veel heeft uitgekeerd, wordt de uitkering naar de toekomst toe verlaagd en vordert bpfBOUW het te veel uitgekeerde bedrag terug.

In sommige situaties kan terugvordering tot onredelijke uitkomsten leiden. Het fonds legt gevallen van terugvordering voor aan de Commissie Pensioenzaken, Reglementen en Communicatie (PRC). Deze commissie besluit op basis van alle omstandigheden van het geval of terugvordering redelijk is of niet. BpfBOUW ziet af van terugvordering als de deelnemer niet had kunnen weten dat er een fout was gemaakt, als de deelnemer niets te verwijten valt en als de vordering ouder is dan 36 maanden. Ook als twee van deze factoren in het voordeel van de deelnemer spreken, kan bpfBOUW op basis van de persoonlijke omstandigheden (bijvoorbeeld financiële draagkracht en gezondheid) besluiten af te zien van terugvordering. Als slechts één of geen factor in het voordeel van de deelnemer spreekt, zal bpfBOUW volledig terugvorderen.

jaarverslag 201428

Page 29: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Voorheen werden alleen gevallen voorgelegd aan de Commissie PRC na het doorlopen van de klachtenprocedure of bij verzoeken tot kwijtschelding op basis van hardheid. Met het nieuwe terugvorderingsbeleid worden verzoeken zonder tussenkomst van de klachtencommissie, voorgelegd aan de Commissie PRC. Daarbij krijgt de commissie de vraag of (gedeeltelijk) terugvorderen in het specifieke geval wel redelijk is. De klachtencommissie is niet bevoegd uitspraken te doen over redelijkheid en billijkheid.

Commissie Pensioenzaken, Reglementen en Communicatie De Commissie Pensioenzaken, Reglementen en Communicatie (PRC) is een bestuurscommissie, in tegenstelling tot de klachtencommissie. De commissie bestaat uit vier bestuursleden: twee leden van werkgeverszijde en twee leden van werknemerszijde (waarvan één lid namens de pensioengerechtigden). In 2014 kwam de commissie zeven keer bij elkaar.

Taken en bevoegdheden van de commissieDe Commissie PRC neemt onder andere besluiten over:• beroepschriften van deelnemers tegen

besluiten van de klachtencommissie;• verzoeken van deelnemers om toepassing van

de hardheidsclausule;• verzoeken om vrijwillige voortzetting van de

pensioenopbouw die het fonds op basis van het beleid niet kan toekennen;

• hoger beroepen en (sprong)cassaties die betrekking hebben op rechtszaken van deel-nemers.

De Commissie PRC heeft ook een adviserende rol. De Commissie geeft advies over:• de toetsing van de uitvoerbaarheid van het

nieuwe pensioencontract;• de opdrachtformulering voor het pensioen-

beheer;• de behandeling van SLM-rapportages (Service

Level Agreement);• het bijhouden van het risicoregister

pensioenbeheer; • opvolging van acties die voortvloeien uit thema-

onderzoeken;• de (aanpassing van de) reglementen,

werkingssfeer en communicatie;• de uitvoering van de communicatie door derden; • communicatieaangelegenheden voor het

jaarverslag;• verzoeken van deelnemers die gevolgen hebben

voor het beleid;• het jaarverslag en reglement van de

klachtencommissie.

Onderwerpen van de verzoeken en beroepschriftenIn 2014 hield de Commissie zich vooral bezig met de volgende onderwerpen:• premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid;• terugvorderingen, betalingsregelingen en

kwijtscheldingen;• te late aanvragen van vrijwillige voortzetting;• de toepassing van de voorwaarden van de

aanvullingsregelingen.

In 2014 heeft de Commissie PRC 53 verzoeken (2013: 173) behandeld, inclusief beroepschriften. Het aantal verzoeken dat de Commissie PRC in 2014 heeft behandeld is aanzienlijk lager dan in 2013. De reden hiervan is dat de Commissie PRC in de vergadering van 11 oktober 2013 heeft besloten de administratie bepaalde bevoegdheden te geven. De administratie kan nu verzoeken tot afzien van het bijzonder partnerpensioen beoordelen en behandelen (in 2013 hadden 103 verzoeken hierop betrekking).

Van de 53 verzoeken hadden er 26 betrekking op een beroep op de hardheidsclausule. De hardheidsclausule maakt het mogelijk om in bijzondere gevallen af te wijken van vastgestelde regels. Hierover nam de commissie de volgende formele besluiten:• tien verzoeken zijn toegewezen;• zestien verzoeken zijn afgewezen.

De Commissie PRC heeft op onderdelen nadere invulling gegeven aan het beleid voor vrijwillige voortzetting. Hierdoor zijn twintig verzoeken die voldeden aan de voorwaarden voor vrijwillige voortzetting toegewezen. Verder zijn op basis van het terugvorderings- en kwijtscheldingsbeleid zes verzoeken toegewezen en is een verzoek afgewezen.

Adviescommissie Algemene wet bestuursrecht Het komt voor dat werkgevers niet willen deelnemen aan de pensioenregeling van bpfBOUW. In dat geval kunnen ze een verzoek indienen tot vrijstelling. Als het fonds dit verzoek afwijst, kan de werkgever hiertegen bezwaar maken. Het kan ook zo zijn dat een werkgever vrijstelling heeft, maar dat bpfBOUW besluit om de vrijstelling in te trekken. Ook tegen deze besluiten kan een werkgever bezwaar maken. De Adviescommissie Algemene wet bestuursrecht (Awb) beoordeelt de bezwaren. De adviescommissie is ingesteld door het bestuur en adviseert het bestuur over de ingediende bezwaarschriften. Het bestuur van bpfBOUW neemt uiteindelijk een besluit.

bpfBOUW 29

Page 30: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

17 De heer Lalta is per 9 oktober 2014 benoemd als opvolger van de heer drs. H. Bruins.

De adviescommissie Awb is als volgt samengesteld:• mr. R.A.A. Duk (voorzitter)• mr. B. Koopmans (secretaris)• J.A.R. Lalta AAG (algemeen lid)17

BpfBOUW controleert een keer in de vijf jaar of de pensioenregeling van een vrijgestelde werkgever ten minste actuarieel en financieel gelijkwaardig is aan de regeling van bpfBOUW. Bovendien controleert bpfBOUW elk jaar of de werkgever al zijn werknemers heeft aangemeld bij de pensioen verzekeraar. In 2011 heeft bpfBOUW voor het laatst een gelijkwaardigheidstoets uitgevoerd. Werkgevers kunnen bezwaar maken tegen intrekking door een bezwaarschrift in te dienen. Dat wordt beoordeeld door de adviescommissie Awb. Ook kunnen zij een bezwaar indienen als de vrijstelling niet wordt verleend. In 2014 heeft de commissie geen dossiers behandeld. Eén dossier is nog in behandeling. Dat dossier is al in 2013 aangebracht en is in afwachting van een rechtszaak over de werkingssfeer. Die rechtszaak was in 2014 nog niet afgerond.

Ombudsman PensioenenDe Ombudsman Pensioenen behandelt klachten en geschillen over de uitvoering van de pensioen regelingen van een bedrijfstak of ondernemingspensioenfonds van (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. De Ombudsman Pensioenen neemt pas een klacht in behandeling nadat de interne klachten- en/of geschillenregeling bij bpfBOUW is doorlopen.

Verzoeken in 2014In het verslagjaar 2014 heeft bpfBOUW zeven verzoeken van de Ombudsman Pensioenen ontvangen. Alle verzoeken zijn in 2014 behandeld. Aanvullend is er nog één verzoek uit 2013 behandeld. BpfBOUW heeft alle acht afgehandelde verzoeken afgewezen. De Ombudsman Pensioenen heeft besloten geen vervolgstappen te ondernemen.

jaarverslag 201430

Page 31: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 10

Financiële opzet

Dit hoofdstuk beschrijft de financiële opzet zoals deze in 2014 gold. In de eerste helft van 2015 wordt de financiële opzet gewijzigd als gevolg van het nieuwe financieel toetsingskader dat is ingevoerd op 1 januari 2015.

Fondsreserves en dekkingsgraad

De hoogte van de reserves van het fonds bepaalt voor een groot deel of bpfBOUW de pensioenen kan indexeren. De reserves zijn bovendien nodig om de dekkingsgraad vast te stellen. De dekkings graad drukt de verhouding uit tussen het beschikbaar vermogen van het fonds en de pensioenverplichtingen.

ReservesHet fonds kent drie reserves: de Algemene reserve en twee overige reserves.

Algemene reserveDe Algemene reserve is bedoeld om algemene risico’s te financieren. Dit zijn de risico’s zoals beschreven in het standaardmodel voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Zie ook de paragraaf Standaardmodel voor vaststellen van het vereist eigen vermogen (pagina 38). Deze reserve vormt het beschikbaar eigen vermogen dat wordt meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad.

Overige reservesDe overige reserves hebben een specifiek doel. Het zijn zogenoemde bestemmingsreserves. Zij worden daarom niet meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad. De overige reserves bestaan uit:• de Reserve aanvullingsregelingen• de Reserve toeslagverlening actieven

Reserve aanvullingsregelingenDe Reserve aanvullingsregelingen is bestemd voor de financiering van aanspraken uit de voorwaardelijke aanvullingsregelingen die in de toekomst uitgekeerd worden. De Reserve aanvullings regelingen is per sector in de Bouwnijverheid onderverdeeld.

Reserve toeslagverlening actievenDe Reserve toeslagverlening actieven is bedoeld voor toekomstige aanvullingen op toeslagverlening aan de actieve deelnemers van het fonds als er geen volledige toeslag wordt verleend. Deze reserve is na toekenning van een aanvulling op toeslagverlening aan actieve deelnemers per 1 januari 2015 opgeheven.

Dekkingsgraad

De dekkingsgraad van bpfBOUW was ultimo 2014 115,1 procent. Dit is een stijging van 3,6 procentpunt ten opzichte van de dekkingsgraad ultimo 2013.

Figuur 2 Verloop van de dekkingsgraad bpfBOUW in 2014

0

100%

110%

105%

115%

120%

10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 110 120

Minimaal vereiste dakkingsgraad

Dekkingsgraad

104,3%

115,1%

bpfBOUW 31

Page 32: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

18 Gebaseerd op de enkelvoudige balans

De blauwe lijn in de bovenstaande figuur staat voor het verloop van de dekkingsgraad in 2014. De rode lijn geeft de minimaal vereiste dekkings-graad weer.

Berekening van de dekkingsgraadHet fonds bepaalt de dekkingsgraad door te berekenen in welke mate de voorziening pensioenverplichtingen wordt gedekt door het beschikbaar vermogen. Dat is het totaal van de technische voorzieningen voor risico van het pensioenfonds en de Algemene reserve.

Eind 2014 bedroeg de Algemene reserve 6.262 miljoen euro. De voorzieningen voor risico van het pensioenfonds bedroegen toen samen 41.386 miljoen euro18.

De dekkingsgraad eind 2014 kwam daarmee op:

6.262 + 41.386 x 100 procent = 115,1 procent

41.386

De voorziening (voor risico van de deelnemer) die hoort bij de regeling BeterExcedent wordt niet meegenomen bij de berekening van de dekkingsgraad.

Ontwikkeling van de dekkingsgraadIn de onderstaande tabel is de ontwikkeling van de dekkingsgraad over de afgelopen vijf jaren weergegeven.

Tabel 1 Verloop van de dekkingsgraad over de afgelopen vijf jaar (in procenten)

Jaar Dekkingsgraad ultimo jaar

2014 115,1

2013 111,5

2012 105,8

2011 100,4

2010 106,2

Premie en toeslagverlening

Premie­ en toeslagbeleidBpfBOUW voert een premiebeleid dat is gebaseerd op een aantal solidariteitsbeginselen. Het premiepercentage voor de middelloonregeling is bijvoorbeeld voor iedere deelnemer even hoog. Het fonds heeft de ambitie om (gewezen) deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden van bpfBOUW een solide pensioen te bieden. Het

toeslagbeleid van het fonds is hierop gericht. Het fonds kan alleen een toeslag verlenen als daarvoor genoeg financiële ruimte is. Aan het einde van elk jaar stelt het bestuur de premies en toeslagen voor het daaropvolgende jaar vast.

Premie middelloonregelingHet uitgangspunt van het fonds is dat de premie op de lange termijn hoog genoeg is om nieuwe pensioenaanspraken te financieren en daarnaast voldoet aan alle wettelijke eisen. De premie moet echter ook betaalbaar blijven voor werkgevers en werknemers. Ieder jaar stelt het fonds drie premies vast:• de gedempte kostendekkende premie• de kostendekkende premie• de feitelijke premie

De kostendekkende premie is gelijk aan het bedrag dat nodig is om de pensioenaanspraken die in dat jaar zijn opgebouwd te financieren. Het nieuwe financieel toetsingskader dat op 1 januari 2015 is ingevoerd leidt tot een aanpassing van het premiebeleid dat voor het eerst verplicht van toepassing wordt voor de premie 2016.

Premie middelloonregeling 2015In 2014 hebben cao-partijen overleg gevoerd over de invoering van het nieuwe financieel toetsingskader zoals dat in werking is getreden op 1 januari 2015. Besloten is dat bij vaststelling van de feitelijke premie voor de middelloonregeling 2015 gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om vooruit te lopen op het nieuwe financieel toetsingskader. Cao-partijen hebben besluiten genomen over de toeslagverlening en de feitelijke en gedempte kostendekkende premie. Het uitgangspunt voor de gedempte kostendekkende premie is gewijzigd naar demping op basis van verwacht rendement onder aftrek van prijsinflatie.

BpfBOUW hanteert bij de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie 2015 een verwacht rendement inclusief aftrek van 2 procent prijsinflatie (op lange termijn). De gedempte kostendekkende premie voor 2015 is 18,1 procent. De feitelijke premie voor 2015 is gelijk aan 20,2 procent. Het verschil wordt veroorzaakt door de marge voor premiestabiliteit. Door cao-partijen is besloten dat de komende vijf jaar de feitelijke premie niet meer dan 20,2 procent zal bedragen.

De feitelijke premie voor 2015 van 20,2 procent is lager dan de feitelijke premie voor 2014 van 21,8 procent. De verlaging wordt vooral veroorzaakt door de verlaging van de pensioenopbouw als gevolg van aangepaste wetgeving. Daardoor is de fiscaal toelaatbare pensioenopbouw beperkt.

jaarverslag 201432

Page 33: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

19 In het nieuwe financieel toetsingskader is bij demping op verwacht rendement de gedempte kostendekkende premie gelijk aan het maximum van de premie op basis van verwacht rendement, rekening houdend met toeslagverlening (minimaal de prijs inflatie) zonder solvabiliteits-opslag, en de premie op basis van verwacht rendement, zonder rekening te houden met toeslagverlening maar met solvabiliteitsopslag. De gedempte kosten-dekkende premie, rekening houdend met toeslagverlening zonder solvabiliteitsopslag, is hoger en daarom opgenomen in tabel 2.

Bij de besluitvorming over de premiestelling voor 2015 heeft het bestuur rekening gehouden met de wettelijke eis van een evenwichtige belangenafweging. In het kader van een evenwichtige premievaststelling heeft het bestuur onder meer het volgende afgewogen:• Worden de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of de werkgevers

niet onevenredig geschaad? (solidariteit)• Is het premiebesluit proportioneel? (proportionaliteit)• Is het premiebesluit effectief? (effectiviteit)• Houdt het bestuur rekening met ontwikkelingen in het verleden en de toekomst bij de wijziging van de

premie? (continuïteit)

De kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur (september 2014) is voor 2015 gelijk aan 27,3 procent. De gedempte kostendekkende premie is voor 2015 gelijk aan 18,1 procent. De specificatie van de gedempte kostendekkende premie, de kostendekkende premie en de feitelijke premie die bpfBOUW voor 2015 voor de middelloonregeling heeft vast gesteld, staan in tabel 2.

Tabel 2 Opbouw middelloonpremie voor 2015

Premie middelloonregeling 2015

OnderdelenGedempte kostendekkende premie

op basis van verwacht rendementKostendekkende premie

op basis van RTS

Opbouw ouderdomspensioen 12,6 16,5

Opbouw nabestaandenpensioen 3,3 4,5

Risico nabestaandenpensioen 0,9 1,2

Premievrijstelling bij arbeids ongeschiktheid 0,5 0,5

Kostenopslagen 0,7 0,7

Debiteurenrisico-opslag 0,1 0,1

Solvabiliteitsopslag n.v.t.19 3,8

Kostendekkende premie 2015 18,1 27,3

Stabiliteitsmarge 2,1 n.v.t.

Vastgestelde Feitelijke premie 2015 20,2 n.v.t.

Voor de sectoren UTA Bikudak bedraagt de gedempte kostendekkende premie 14,4 procent en de feitelijke premie 16,1 procent. Voor de sector Baksteenindustrie bedraagt de gedempte kostendekkende premie 18,1 procent en de feitelijke premie 20,2 procent.

Premies aanvullingsregelingenVolgens de wet- en regelgeving moeten de aanvullingsregelingen uiterlijk eind 2020 zijn gefinancierd. Dat geldt voor alle aanvullingsregelingen binnen de Bouwnijverheid. Omdat elke sector binnen de Bouwnijverheid zijn eigen aanvullingsregeling heeft, gelden per sector verschillende premies voor de aanvullingsregelingen.

Premies aanvullingsregelingen 2015Bij het vaststellen van de premies voor de aanvullingsregelingen wordt gekeken naar de verwachte lasten en de al aanwezige reserves. De financiering van de aanvullingsregelingen vindt gelijkmatig plaats tot 2021. Door een afname van het draagvlak (minder premiebetalers) nam de premiedruk voor de aanvullingsregelingen toe. De omstandigheden zijn niet voor elke sector gelijk. Onder de huidige economische omstandigheden vinden cao-partijen in de sector Bikudak het niet verantwoord om de aanvullingsregelingen van hun sector op hetzelfde peil te houden door de premie te verhogen. Cao-partijen in de sector Bikudak hebben daarom besloten om de voorwaardelijke aanvullingsrechten te verlagen met 20 procent. De verlaging geldt voor het personeel vanaf geboortejaar 1956.

De meeste premies voor die aanvullingsregelingen zijn een percentage van de pensioengrondslag. De franchise voor de pensioengrondslag van de aanvullingsregelingen is gekoppeld gebleven aan die van de middelloonregeling. Door de verlaging van de franchise van de middelloonregeling is de pensioengrondslag verhoogd. Doordat hierdoor over een groter deel van het salaris premie wordt betaald, zijn de premiepercentages als percentage van de pensioengrondslag lager geworden.

bpfBOUW 33

Page 34: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Tabel 3 Premiepercentages aanvullingsregeling per sector

als % pensioengrondslag als % pensioenloon

Premie per Sector 2014 2015 2014 2015

Bouwbedrijf (niet-UTA) 10,6 10,2 2,5 2,5

Bouwbedrijf (UTA) 2,8 2,73 1,2 1,2

Timmerindustrie 2,4 2,3 n.v.t. n.v.t.

Afbouw 2,8 2,7 n.v.t. 8,3

Natuursteenbedrijf 6,9 6,6 n.v.t. n.v.t.

Betonmortelindustrie 2,1 2,0 n.v.t. n.v.t.

Bikudak niet-UTA 10,9 10,5 n.v.t. n.v.t.

Baksteen n.v.t. n.v.t. 5,0 5,0

Vanwege de aansluiting van de sector Baksteen per 1 januari 2015 is de premie in 2014 nog geïnd door BPF Baksteen.

ToeslagverleningEr wordt in beginsel geen onderscheid gemaakt tussen toeslagverlening voor actieve deelnemers enerzijds en voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers anderzijds. Alleen als er in een jaar geen volledige toeslag kan worden verleend, wordt hierin onderscheid gemaakt. Actieve deelnemers krijgen dan mogelijk toeslagverlening vanuit de Reserve toeslagverlening actieven (situatie tot en met 2014, de Reserve toeslagverlening is eind 2014 opgeheven).

Toeslagverlening 2015De vaststelling van de toeslagverlening is gebaseerd op het nieuwe financieel toetsingskader. Dit omdat voor de premie 2015 voor de middelloonregeling gebruik is gemaakt van de mogelijkheid om vooruit te lopen op het nieuwe financieel toetsingskader. Gecombineerd met het besluit de toeslagambitie te wijzigen van welvaartsvast (meebewegen van de pensioenen met de lonen) naar waardevast (meebewegen van de pensioenen met de prijzen) kan bpfBOUW een toeslag verlenen van 0,15 procent.

Uit de Reserve Toeslagverlening Actieven kan het fonds eenmalig een aanvullende toeslag voor de actieve deelnemers financieren van 0,05 procent. De toeslag voor actieve deelnemers is daardoor 0,20 procent. De Reserve Toeslagverlening Actieven is eind 2014 opgeheven.

Over de periode 1987 tot en met 2014 is de gemiste indexatie voor inactieven ten opzichte van de looninflatie 10,2 procent. Als de gegeven indexatie wordt vergeleken met de prijsinflatie over dezelfde periode, is er 0,9 procent meer indexatie gegeven dan de prijsinflatie.

Reserve toeslagverlening actievenSinds 2013 wordt de 0,4 procentpunt opslag in de premie voor de toeslagverlening actieven niet meer geheven. De al gevormde reserve vanuit deze opslag is op de balans blijven staan en aangegroeid met het fondsrendement. Een deel is eind 2013 gebruikt om voor de actieve deel nemers een toeslag van 0,28 procent te financieren. Het restant is eind 2014 gebruikt om voor de actieve deelnemers een aanvullende toeslag van 0,05 procent te financieren. Vervolgens is de Reserve opgeheven.

InhaaltoeslagverleningEen achterstand in toeslagverlening ontstaat als bpfBOUW in één of meerdere jaren geen of slechts gedeeltelijk toeslag verleent. Als er ná 1 januari 2006 geen of slechts gedeeltelijk toeslag is verleend, kan dat nadien worden ingehaald. Inhaaltoeslagverlening is mogelijk als het beschikbaar eigen vermogen van het fonds boven de premiekortingsgrens uitkomt en het bestuur hiertoe besluit. Het bestuur heeft de intentie achterstanden in te halen, voor zover dit in de toekomst mogelijk is en de achterstanden niet te ver in het verleden liggen. De premie-kortingsgrens is gelijk aan de som van het vereist eigen vermogen en het geschatte vermogen dat nodig is om de toeslagambitie van het fonds waar te maken.

jaarverslag 201434

Page 35: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

20 In de jaren 2006 tot en met 2008 is geen achterstand in de toeslagverlening ontstaan

Tabel 4 Toeslagverlening en cumulatieve achterstand in toeslagverlening, ontstaan vanaf 1 januari 200920 (in procenten)

2014 2015

Toeslag per 1 januari, actieve deelnemers 0,28 0,20

Toeslag per 1 januari, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden 0,00 0,15

Volledige toeslag in boekjaar 1,08 0,57

Achterstand in toeslag, ontstaan in boekjaar, actieve deelnemers 0,80 0,37

Achterstand in toeslag, ontstaan in boekjaar, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden 1,08 0,42

Cumulatieve achterstand in toeslagen tot en met boekjaar, actieve deelnemers 7,07 7,01

Cumulatieve achterstand in toeslagen tot en met boekjaar, gewezen deelnemers en pensioen-gerechtigden

7,37 7,36

Conform het beleid worden toeslagachter-standen ouder dan vijf jaar niet ingehaald. Als gevolg daarvan is de toeslagachterstand in 2015 afgenomen ten opzichte van 2014. De nieuwe opgelopen achterstand over 2015 is namelijk lager dan de vervallen achterstand over 2010. Een deel van de toeslagachterstand vervalt echter niet standaard na vijf jaar, maar op een nader te bepalen tijdstip. Dit deel bedraagt eind 2014 1,21 procent (cumulatief). Dit laatste percentage is opgenomen in de tabel onder ‘cumulatieve achterstand in toeslagen’.

Premie­ en toeslagbeleid arbeidsongeschiktheidspensioenDe premies en de toeslagverlening voor het arbeidsongeschiktheidspensioen worden per sector van de Bouwnijverheid vastgesteld. Het premie- en toeslagbeleid voor het arbeids-ongeschiktheidspensioen volgt het reguliere premie- en toeslagbeleid van het fonds.

Arbeidsongeschiktheidspensioen 2015De feitelijke premie is gelijk aan de gedempte kostendekkende premie. De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen is een percentage van de pensioengrondslag.

Per 1 januari 2015 heeft bpfBOUW voor het arbeidsongeschiktheidspensioen toeslagen verleend van 0,15 procent, conform de toeslagverlening voor ingegane pensioenen bij bpfBOUW.

Toetsing Kostendekkende premie over 2014BpfBOUW heeft de premie voor 2014 eind 2013 vastgesteld. Jaarlijks wordt na afloop van het jaar getoetst in hoeverre de feitelijke premie die is ontvangen in het afgelopen jaar, kostendekkend is. De kostendekkende premie wordt na het boekjaar achteraf vastgesteld. Zie tabel 5. De kostendekkende premie is nodig voor de financiering van:• de jaarlijkse pensioeninkoop (de coming service)• de opslag voor toeslagverlening• de opslag voor solvabiliteit (om het vereist eigen

vermogen in stand te houden)• de opslag voor de kosten van de uitvoering van

de pensioenregeling

MiddelloonregelingVoor de berekening van de gedempte kostendekkende premie voor de middelloonregeling over 2014 hanteert het fonds een rentevoet van 3,5 procent. Ook berekent het fonds de kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur en een premie die bijdraagt aan herstel van de financiële positie. In tabel 5 staan de kostendekkende premies voor 2014 voor de middelloonregeling op basis van beide rentestructuren en de premie die bijdraagt aan herstel van de financiële positie. Omdat eind 2013 bpfBOUW geen dekkingstekort had, hoeft de premie niet bij te dragen aan het herstel van de financiële positie. Voor de toetsing wordt daarom de feitelijke premie vergeleken met de gedempte kostendekkende premie.

bpfBOUW 35

Page 36: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

jaarverslag 201436

Page 37: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Tabel 5 Kostendekkende premies 2014 voor de middelloonregeling en premie die bijdraagt aan herstel (in procenten van de premiegrondslag)

OnderdelenKostendekkende premie

RTS primo 2014 Bijdragend aan herstel premie RTS primo 2014

Kostendekkende premie gedempte disconteringsvoet

Coming service 19,5 19,5 17,5

Toeslagverleningsopslag 0,0 0,0 0,0

Solvabiliteitsopslag 3,6 0,8 3,2

Kostenopslag 0,5 0,5 0,5

Totaal 23,6 20,8 21,2

De kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur van 23,6 is hoger dan de premie tegen de gedempte rentevoet van 21,2. Dat komt doordat het renteniveau van de rentetermijnstructuur begin 2014 lager lag dan de gedempte disconteringsvoet van 3,5 procent. Hierdoor geldt voor de inkoop van pensioen (de coming service) een hoger tarief. De premie die bijdraagt aan herstel was gelijk aan 20,8 procent. Het totale bedrag aan feitelijk ontvangen premie in 2014 is 650,5 miljoen euro. De totale gedempte kostendekkende premie is 615,4 miljoen euro. De totale premie op basis van de rentetermijnstructuur is 683,7 miljoen euro.

AanvullingsregelingenDe premies voor de aanvullingsregelingen worden berekend door de contante waarde van de verwachte lasten te verminderen met de reserve en de uitkomst te delen door de contante waarde van de premiegrondslag tot 2021. Dit houdt in dat de financiering van de aanvullingsregelingen gelijkmatig plaatsvindt tot 2021, terwijl de jaarlijkse lasten kunnen schommelen. In sommige jaren is de premie echter hoger dan voor dat jaar nodig is. In andere jaren is de premie juist lager. De verschillen komen ten goede of ten laste van de Reserve aanvullingsregelingen. Bij de premiestelling is rekening gehouden met het uitgangspunt dat de premie niet wordt verlaagd zolang de Reserve aanvullingsregelingen nog onvoldoende hoog is om alle voorwaardelijke aanvullingsrechten onvoorwaardelijk te kunnen inkopen.

ArbeidsongeschiktheidspensioenDe feitelijk ontvangen premie in 2014 is 3,9 miljoen euro. De premie op basis van de rentetermijnstructuur is 2,2 miljoen euro. De totale kostendekkende premie op basis van de gedempte rentevoet van 3,5 procent is 2,0 miljoen euro.

Toereikendheid

De Pensioenwet stelt financiële eisen aan pensioenfondsen. Het uitgangspunt hierbij is dat een pensioenfonds al zijn huidige én toekomstige financiële verplichtingen kan nakomen. De financiële positie van het pensioenfonds moet daarom toereikend zijn. Dat is het geval als de waarde van de bezittingen van het pensioenfonds de waarde van de aangegane pensioenverplichtingen op de langere termijn overtreft. Ook in tijden van tegenspoed streeft bpfBOUW dit na.

Voorziening pensioenverplichtingenDe voorziening pensioenverplichtingen geeft de contante waarde weer van alle uitstaande pensioenverplichtingen van het fonds aan zijn (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het omvat, met andere woorden, het volledige bedrag aan pensioenen dat het fonds nu en in de toekomst naar verwachting moet uitbetalen. De voorziening pensioenverplichtingen van bpfBOUW valt uiteen in de volgende voorzieningen voor:• het ouderdomspensioen, dat voorziet in

pensioen aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden op grond van ouderdom en het partner- en wezenpensioen, dat bij overlijden van deelnemers voorziet in pensioen aan hun nabestaanden;

• het vroegpensioen, dat voorziet in vroeg-pensioen aan (gewezen) deelnemers op grond van ouderdom;

• de jaarlagen, die voorzien in aanvullend pensioen aan deelnemers op grond van ouderdom;

• het arbeidsongeschiktheidspensioen, dat voorziet in pensioen aan deelnemers op grond van arbeidsongeschiktheid;

• de regeling BeterExcedent, waarbij aanvullend pensioenkapitaal vrijwillig wordt opgebouwd om op de pensioendatum een aanvullend pensioen in te kopen. Dit spaarsaldo is voor risico van de deelnemers en van belang bij de vaststelling van het minimaal vereist eigen vermogen.

bpfBOUW 37

Page 38: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De voorziening pensioenverplichtingen voor risico fonds is gelijk aan de bovenstaande totale voorziening pensioenverplichtingen van bpfBOUW exclusief het spaarsaldo voor risico deelnemers uit de regeling BeterExcedent.

Hoogte van de voorziening pensioenverplichtingenDe voorziening pensioenverplichtingen is ultimo 2014 41,4 miljard euro. Dit is de contante waarde van alle pensioenaanspraken en spaar saldi van de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Bij de berekening van de contante waarde baseert het fonds zich op de rentetermijn-structuur van ultimo 2014 en de overige actua-riële grondslagen en veronderstellingen. Het fonds toetst deze veronderstellingen periodiek.

Grondslagenonderzoek 2014In 2014 heeft bpfBOUW een onderzoek laten uitvoeren naar de actuariële grondslagen. Sommige grondslagen worden elk jaar onder-zocht, zoals de sterftegrondslagen. Verder zijn de grondslagen geëvalueerd voor zover daartoe aanleiding was.

BpfBOUW heeft ervoor gekozen om de sterfte-grondslagen te hanteren, uitgaande van de Prog-nosetafels van het Koninklijk Actuarieel Genoot-schap (AG). Op 9 september 2014 heeft het AG de Prognosetafels AG2014 gepubliceerd. Bij het bepalen van sterftegrondslagen van bpfBOUW houdt het fonds rekening met de waarnemingen van overlijden in het eigen deelnemersbestand. Het fonds hanteert daarvoor correctiefactoren. De correctiefactoren zijn in 2014 geactualiseerd op basis van recente fondsgegevens. Deze actualisering van de Prognosetafels en de aanpassing van de correctiefactoren laten zien dat de levensverwachting minder hard stijgt dan verondersteld. De actualisatie van de sterfte-grondslagen heeft in 2014 geleid tot een verlaging van de voorziening pensioenverplichtingen van circa 0,6 procent punt.

Verder zijn in 2014 de waarderingsgrondslagen voor kosten en diverse pensioensoorten aan gepast. Naast een voorziening voor kosten voor ingegane pensioenen is er een nieuwe voor-ziening voor kosten voor opgebouwde pensioenen ingevoerd. Voor het nabestaandenpensioen zijn de partnerfrequenties aangepast door verhoging van de pensioenleeftijd naar 67 jaar. Voor het niet-ingegaan invaliditeits- en arbeidsongeschiktheids-pensioen is de waardering aangepast. Dit geldt ook voor het niet-toegekende ouderdoms- en partnerpensioen. Per saldo hebben deze overige waarderingsgrondslagen in 2014 geleid tot een verhoging van de voorziening pensioen-verplichtingen van circa 0,2 procentpunt.

In totaal hebben de aanpassingen van de sterfte en overige actuariële grondslagen in 2014 geleid tot een verlaging van de voorziening pensioen-verplichtingen van circa van 0,4 procentpunt.

Vereist vermogenPensioenfondsen moeten bovenop de voorziening pensioenverplichtingen ook vermogen hebben om (vooral) stijgingen van de voorziening pensioen verplichtingen door rentedalingen en waarde dalingen van beleggingen te kunnen opvangen. De financiële eisen die gelden voor pensioen fondsen, zijn uitgedrukt in een vereist eigen vermogen en een minimaal vereist eigen vermogen.

Standaardmodel voor vaststellen van het vereist eigen vermogenVoor het vaststellen van het vereist eigen vermogen hanteert bpfBOUW vanaf 2007 het standaardmodel, zoals beschreven in het Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen (Besluit FTK). Het standaardmodel gaat uit van een aantal risicocategorieën. Hiervan zijn de beleggingsrisico’s de voornaamste. In het standaardmodel worden negatieve, fictieve scenario’s toegepast, zoals een daling van de aandelenkoersen of een daling van de rente. Het standaardmodel toont hoe gevoelig het fonds is voor dergelijke scenario’s. Ten aanzien van de beleggingscategorie indirect niet-beursgenoteerd vastgoed hanteert bpfBOUW een afwijking van het standaardmodel. Er wordt uitgegaan van een daling van de waarde met 35 procent in plaats van de (standaard) 25 procent. Dit in verband met de relatief hoge mate van financiering met vreemd vermogen in de betreffende, indirecte vastgoedbeleggingen. Voor direct vastgoed wordt uitgegaan van een daling van de waarde met 15 procent en voor indirect beursgenoteerd vastgoed wordt uitgegaan van de standaard 25 procent.

De negatieve scenario’s in het standaardmodel corresponderen met een eenjaarsbetrouwbaarheid van 97,5 procent. De uitkomst van het standaardmodel is dus het vermogen dat het fonds moet hebben om het komend jaar met een kans van 97,5 procent de benoemde risico’s te kunnen opvangen.

De som van de solvabiliteitsbuffers vormt, na toepassing van het diversificatie-effect tussen de risicotypen, het vereist eigen vermogen. Het vereist eigen vermogen is dan de maatstaf waar-tegen het feitelijke beschikbaar eigen vermogen van het fonds (de algemene reserve) wordt afgezet. BpfBOUW heeft voldoende vermogen als het beschikbaar eigen vermogen van het fonds groter is dan het vereist eigen vermogen. De financiële positie is in dat geval toereikend.

jaarverslag 201438

Page 39: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

21 Ten opzichte van de verplichtingen op basis van de ongemiddelde rentetermijnstructuur zonder UFR

Het fonds berekent het vereist eigen vermogen zowel op basis van de feitelijke beleggingsmix als op basis van het strategische beleggingsbeleid. Het vereist eigen vermogen is vastgesteld op basis van het maximum van die twee. Ultimo 2014 is dit het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix, 7,2 miljard. In tabel 6 is de uitkomst van het vereist eigen vermogen op basis van de feitelijke beleggingsmix per 31 december 2014 schematisch weergegeven.

Tabel 6 Vereist eigen vermogen ultimo 2014 (in miljoenen euro’s)

Categorie Buffer in euro’s

Buffer als percentage van de voorziening pensioen­

verplichtingen 2014

Buffer als percentage van de voorziening pensioen­

verplichtingen 2013

S1 Renterisico 1.497,1 3,6 3,5

S2 Zakelijke waarden risico 5.971,7 14,3 15,5

S3 Valutarisico 1.677,6 4,1 4,1

S4 Grondstoffenrisico 357,4 0,9 1,4

S5 Kredietrisico 318,2 0,8 0,6

S6 Verzekeringstechnisch risico 1.306,8 3,2 2,9

Subtotaal voor diversificatie 11.128,8 26,9 28,0

Diversificatie-effect ./. 3.946,0 ./. 9,5 ./. 9,7

Vereist eigen vermogen 7.182,8 17,4 18,3

Toelichting op het vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen in tabel 6 is bepaald op basis van de benodigde waarde van de beleggingen ultimo 2014 en niet op basis van de feitelijke waarde van de beleggingen. De benodigde waarde van de beleggingen is de waarde van de beleggingen waarbij het beschikbaar eigen vermogen van het fonds gelijk is aan het vereist eigen vermogen.

Het vereist eigen vermogen is ultimo 2014 17,4 procent van de voorziening pensioenverplichtingen. Het vereist eigen vermogen is hoger dan het vereist eigen vermogen van 17,2 procent dat in het herstelplan is gehanteerd. Dat komt doordat het herstelplan uitgaat van de langetermijnbeleggingsmix van het fonds, inclusief 78 procent (bruto) afdekking van het renterisico. Eind 2014 was het renterisico voor circa 59,3 procent afgedekt (bruto)21. Vanwege dit hogere risico is het vereist eigen vermogen aan het einde van het verslagjaar hoger dan het op lange termijn zal zijn.

Ten opzichte van 2013 is het vereist eigen vermogen met 0,9 procentpunt afgenomen. De belangrijkste oorzaken hiervoor waren: • Een afname van de vereiste solvabiliteitsbuffer voor het zakelijke waardenrisico (S2).

Dit wordt voornamelijk verklaard door een lager portefeuillegewicht van zakelijke waarden ten opzichte van vorig jaar.

• Een afname van de vereiste solvabiliteitsbuffer voor het grondstoffenrisico (S4). Dit wordt voornamelijk verklaard door een lager portefeuillegewicht van grondstoffen ten opzichte van vorig jaar.

Minimaal vereist eigen vermogenNaast het vereist eigen vermogen bestaat er een tweede ondergrens: het minimaal vereist eigen vermogen. Het minimaal vereist eigen vermogen is ultimo 2014 4,3 procent van de voorziening pensioen verplichtingen. Dit is 0,2 procentpunt hoger dan vorig jaar. De belangrijkste oorzaak hiervoor was de verbetering van de regeling voor het partnerpensioen voor deelnemers bij overlijden voor de pensioendatum.

bpfBOUW 39

Page 40: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Dekkings­ of reservetekortAls het fonds minder beschikbaar eigen ver mogen heeft dan het vereist eigen vermogen, is er sprake van een reservetekort. Als het beschikbaar eigen vermogen ook lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen, is er daarnaast sprake van een dekkingstekort. • De feitelijke dekkingsgraad van bpfBOUW op

basis van de rentetermijnstructuur ultimo 2014 is 115,1 procent. De minimaal vereiste dekkingsgraad van het fonds is 104,3 procent. Het fonds had eind 2014 dus geen dekkingstekort.

• De vereiste dekkingsgraad van het fonds is eind 2014 117,4 procent. Het fonds had eind 2014 dus wel een reservetekort.

Met ingang van 1 januari 2015 geldt het nieuwe financieel toetsingskader. Dat betekent onder andere dat de beleidsdekkingsgraad (gemiddelde dekkingsgraad over 12 maanden) wordt vergeleken met de (hogere) nieuwe vereiste dekkingsgraad.

Ontwikkeling van de dekkingsgraadDe dekkingsgraad van bpfBOUW is in 2014 gestegen ten opzichte van vorig jaar. Dat kwam vooral door het positieve beleggingsrendement. Het positieve rendement in 2014 leidde tot een stijging van het belegd vermogen van het fonds en daarmee tot een stijging van de dekkingsgraad. De stijging van de dekkingsgraad is beperkt doordat de lagere rente leidde tot een verhoging van de waarde van de pensioenverplichtingen.

Het rendement exclusief derivaten in 2014 is 12,7 procent. De afdekking van rente- en valutarisico’s met derivaten heeft per saldo een positieve bijdrage geleverd aan het fondsrendement van 11,8 procent. Daardoor is het rendement inclusief derivaten uitgekomen op 24,5 procent.

De hoogte van de dekkingsgraad wordt uiteindelijk beïnvloed door diverse factoren.

In totaal leidden deze factoren tot een toename van de dekkingsgraad van 111,5 procent aan het begin van 2014, tot 115,1 procent ultimo 2014.

Verloop dekkingsgraad loopt voor op langetermijnherstelplanBpfBOUW had ultimo 2008 een dekkingstekort. Het bestuur heeft daarom begin 2009 een kortetermijn- en een langetermijnherstelplan moeten opstellen. In juli 2009 heeft DNB dit plan goedgekeurd. In het herstelplan spreekt

het bestuur de verwachting uit dat het fonds in staat is om binnen de gestelde termijnen het beschikbaar eigen vermogen weer naar de wettelijk vereiste niveaus te tillen. Binnen vijf jaar (ultimo 2013) zou de dekkingsgraad van het fonds op het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen van 104,1 procent moeten komen (nu 104,3 procent). Op 31 maart 2013 voldeed bpfBOUW aan de eisen om het kortetermijnherstelplan op te heffen. Het langetermijnherstelplan liep door.

Eind 2014 lag het verloop van de dekkingsgraad van bpfBOUW voor op het verwachte herstel, zoals beschreven in het langetermijnherstelplan. Het plan schrijft voor dat de verwachte dekkingsgraad eind 2014 114,2 procent zou moeten bedragen. De werkelijke dekkingsgraad was op dat moment 0,9 procentpunt hoger. Binnen vijftien jaar vanaf het moment dat het langetermijnherstelplan van kracht werd, moet de dekkingsgraad minimaal 117,2 procent zijn. Bij de invoering van het nieuwe financieel toetsingskader per 1 januari 2015 wordt de systematiek gewijzigd. Dit betreft onder meer wijzigen van de hersteltermijnen en de vereiste dekkingsgraad. Als gevolg daarvan zal de vereiste dekkingsgraad hoger worden. BpfBOUW moet uiterlijk 1 juli 2015 een nieuw herstelplan indienen.

Wijziging financieel crisisplan In 2012 is het financieel crisisplan van bpfBOUW opgesteld en opgenomen in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. Jaarlijks wordt de actualiteit van het financieel crisisplan beoordeeld. Deze beoordeling leidde in 2013 tot enkele aanpassingen, voornamelijk wijzigingen in het proces en een actualisering van cijfers.

Tabel 7 Invloed van factoren op de wijziging van de dekkingsgraad over 2014 (in procenten)

Dekkingsgraad primo 2014 111,5

Premiebijdrage 0,1

Pensioenuitkeringen 0,4

Toeslagverlening -/- 0,2

Verandering rentetermijn structuur -/- 23,4

Overrendement 26,6

Wijziging grondslagen 0,5

Overig -/- 0,4

Dekkingsgraad ultimo 2014 115,1

jaarverslag 201440

Page 41: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfBOUW 41

Page 42: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 11

Beheersing van de risico’s

BpfBOUW moet snel en adequaat inspelen op externe ontwikkelingen. Deelnemers moeten hiervan altijd een duidelijk beeld krijgen. Daarom heeft bpfBOUW een risicomanagementsysteem ontwikkeld. Het systeem bestaat uit een risicoregister, een procedure voor het meten en waarderen van risico’s, een procedure voor het permanent actualiseren van de risico’s en een rapportagekader.

Het risicoregister bevat gegevens van de relevante risico’s die zich voordoen bij bpfBOUW, zoals de beschrijving van het risico, de beheersmaatregelen, de kwantificering en het acceptatieniveau per risico. In het register worden de volgende risicocategorieën onderscheiden:• Strategisch en omgevinggerelateerd • Compliance• Governance • Financieel • Operationeel

De onderstaande paragrafen lichten enkele beheersingsmaatregelen toe die in 2014 zijn genomen of bijzondere aandacht hebben g ekregen. De financiële risico’s worden be handeld in de jaarrekening.

Strategisch en omgeving-gerelateerd

Risicogebied: Strategisch risicoAls systeemrelevant fonds heeft bpfBOUW maatregelen getroffen om de strategische en omgevingsrisico’s tijdig te identificeren en bespreekbaar te maken binnen het bestuur en relevante organen.

Zo participeert bpfBOUW in diverse relevante gremia van de Pensioenfederatie (Uitvoeringsraad, commissies Public Affairs en Integraal risicomanagement). Er zijn maatregelen getroffen om de risico’s van het vervallen van de BTW koepelvrijstelling voor pensioenadministratiediensten te beperken. Verder zijn studiedagen door het bestuur georganiseerd in het licht van de nationale pensioendialoog, de toename van het aantal ZZP-ers en de gevolgen van de digitale revolutie.

Compliance

Risicogebied: Pensioentoezeggingsrisico Om het risico van geen premie, wel recht te beheersen, krijgen ondernemingen die nog niet aangemeld zijn bij bpfBOUW een werkingssfeeronderzoek. In 2014 zijn 251 bedrijven onderzocht, in 154 gevallen heeft dat geresulteerd in toepassing van de verplichtstellingsbeschikking van bpfBOUW. De uitslag van 41 onderzoeken wordt nog verwacht. De te onderzoeken bedrijven komen enerzijds voort uit bestandsvergelijking met UWV en anderzijds uit meldingen vanuit het veld.

Om na te gaan of de pensioentoezegging door de uitvoeringsorganisatie klopt, voert deze jaarlijks een Quinto P steekproef uit. Deze steekproef heeft betrekking op het vaststellen van uitkeringen, uitgaande waardeoverdrachten en UPO. In alle steekproeven worden opgebouwde rechten vergeleken met de brongegevens. De uitvoerings organisatie heeft de Quinto P steekproef met ingang van 2015 opgenomen in de scope van haar ISAE 3402.

Risicogebied: Uitvoeringsrisico Omdat incidenten een gevaar kunnen vormen voor de beheerste en integere bedrijfsvoering van het fonds, is in 2014 een incidentregeling vastgesteld. Deze regeling borgt een tijdige en juiste melding van incidenten zodat deze snel en effectief kunnen worden afgehandeld en in de toekomst kunnen worden voorkomen. De incident regeling gaat over schending van gedragsregels (integriteitsincidenten) en schending van wet- en regelgeving (compliance-incident). Deze incidentregeling is inmiddels ook opgenomen in de SLA 2015 van de verschillende uitvoeringsorganisaties waarmee het fonds samenwerkt.

Integriteit, transparantie en toezicht ten aanzien van vastgoedIntegriteit, transparantie en toezicht vormen een belangrijke basis voor vertrouwen in de bouwnijverheid. Het bestuur van bpfBOUW besteedt daarom continu aandacht aan deze aspecten bij vastgoed. Dit doet bpfBOUW als volgt:

jaarverslag 201442

Page 43: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Bouwinvest kreeg op 17 februari 2014 een AFM-vergunning als beleggingsonderneming in het kader van de Alternative Investment Fund Managers Directive (AIFMD). In 2014 zijn alle verplichtingen en activiteiten voor deze vergunning met goed gevolg uitgevoerd. Intertrust heeft als bewaarder toezicht gehouden, de vereiste controles uitgevoerd en geconstateerd dat Bouwinvest aan alle verplichtingen heeft voldaan.

Het monitoring- en testingprogramma voor Compliance is in 2014 volgens plan uitgevoerd: in totaal zijn 185 zakenpartners op vastgoed-gebied getoetst.

Bouwinvest heeft begin 2015 voor het derde opeenvolgende jaar een gecertificeerd ISAE 3402 Type II Standard Serviceorganisatie Control Rapport verkregen zonder kwalificaties. Dat betekent dat de certificerend accountant geen onvolkomenheden heeft vastgesteld.

Governance

Risicogebied: Deskundigheidsrisico Mede ter versterking van de countervailing power ten opzichte van de opdrachtnemers, zijn in 2014 twee onafhankelijke deskundigen opgenomen in het bestuur. Deze onafhankelijke deskundigen hebben expertise op het gebied van vermogensbeheer en risicomanagement en uitbesteding. Zij vervullen een belangrijke rol in de commissie Vermogensbeheer en Balansmanagement en de commissie Uitbesteding, Control en Riskmanagement.

Daarnaast is de deskundigheid van individuele bestuursleden, van de commissies en van het bestuur als geheel in beeld gebracht. Deze inventarisatie wordt gebruikt in het keuzeproces voor nieuwe bestuursleden, in de toetsingsprocedure bij DNB en bij de bewaking en bevordering van de deskundigheid.

Risicogebied: Continuïteit bedrijfsvoeringOm voorbereid te zijn op mogelijke calamiteiten die de dienstverlening van bpfBOUW ernstig kunnen verstoren, heeft het fonds een BCM-beleid (Business Continuity Management) ontwikkeld en ingevoerd. De implementatie van dit BCM-beleid is gericht op een passende, maar ook gedegen voorbereiding op mogelijke calamiteiten die de dienstverlening aan het fonds ernstig kunnen verstoren. Dit beleid en de bijbehorende maatregelen zijn essentieel voor de continuïteit van de (uitbestede) dienstverlening. Het fonds heeft maatregelen uit dit beleid dan ook verankerd in de SLA 2015 met de verschillende uitvoeringsorganisaties waaraan is uitbesteed.

Financieel

Risicogebied: Markt (Waarderings)risicoDe waarderingsgrondslagen waarop de bezittingen en verplichtingen van het fonds worden vastgesteld, zijn opgenomen in een Handboek waardering Verplichtingen en Beleggingen. Dit handboek geeft een inzichtelijk en samenhangend stelsel van waarderingsprincipes en beheersingsmaatregelen die waarborgen dat de verplichtingen en de beleggingen van het fonds, rekening houdend met geldende wet- en regelgeving, blijvend worden gewaardeerd tegen actuele waarden.

Het fonds heeft in 2014 vastgesteld dat de waarderingshandboeken van de uitvoerings-organisaties voldoen aan de waarderings-principes in het handboek van het fonds.

Operationeel

Risicogebied: UitbestedingsrisicoOm voldoende waarborgen te verkrijgen voor een beheerste en integere uitvoering van de uitbestede werkzaamheden heeft het fonds het uitbestedingsbeleid vastgesteld. Als hoofdregel voor het uitbestedingsbeleid geldt dat het fonds als opdrachtgever de eindverantwoordelijkheid houdt voor de uitbestede bedrijfsprocessen. Daarmee draagt bpfBOUW het volledige risico voor eventuele schade aan de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de uitbestede bedrijfsprocessen. Om dit uitbestedingsrisico te beheersen, hanteert bpfBOUW een aantal beleidsuitgangspunten. Zo blijft bpfBOUW in control en kan het bestuur bijsturen en corrigeren voor zover nodig, zonder werkzaamheden van de uitvoerder opnieuw uit te voeren. Daarnaast fungeren deze uitgangspunten als toetsingskader voor de periodieke beoordeling van de uitbesteding door het bestuur. De beleidsuitgangspunten krijgen een praktische uitwerking in uitvoeringsovereenkomsten, SLA en jaarplannen met de uitvoerders.

bpfBOUW 43

Page 44: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 12

Beleggingsbeleid

Vermogensbeheer

In 2014 vond een juridische fusie plaats tussen APG Investment Services NV en APG Asset Management NV. Doel van deze fusie is de vermogensbeheerorganisatie eenvoudiger en transparanter te maken. Alle rechten en verplichtingen (inclusief cliëntcontracten) zijn overgegaan op APG Asset Management NV. Dit onderdeel is een voortzetting van de business unit APG Asset Management. Het onderdeel is ontstaan door nieuwe regelgeving voor de APG Fondsen en de beheerder van deze Fondsen (Alternative Investment Fund Managers Directive - AIFMD).

APG Asset Management NV heeft de uitvoering van het vermogensbeheer van het pensioenfonds overgenomen, behalve het vermogen in vastgoed. Het vastgoed is belegd bij BouwInvest.

Beleggingsbeleid

BpfBOUW wil de pensioenvoorziening in de sectoren van de Bouwnijverheid voor jong en oud op peil houden en zijn deelnemers een solide pensioen bieden. Dat doet het fonds onder andere met een gedegen beleggingsbeleid, waarin de belangen van de deelnemers centraal staan. Op korte én lange termijn. Het is belangrijk dat de beleggingen van het fonds een goed

rendement opleveren. Maar het is ook belangrijk dat het fonds niet te veel risico neemt. Het bestuur van bpfBOUW geeft daarom de grenzen van het beleggingsbeleid aan. Dat wil zeggen: welke risico’s wil het fonds niet nemen of juist wel.

Strategisch beleggingsbeleidBpfBOUW onderzoekt regelmatig of het beleggingsbeleid nog voldoet en stelt het bij wanneer dat nodig is. De uitgangspunten van het beleid zijn gebaseerd op de uitgangspunten van een ALM-studie. ALM staat voor Asset Liability Management. Een ALM-studie stemt de beleggingen en de pensioenverplichtingen op elkaar af. In 2014 heeft bpfBOUW voorbereidingen getroffen voor een nieuwe ALM-studie. Daarmee kan bpfBOUW voldoen aan de richtlijnen van het nieuwe pensioenakkoord. Medio 2015 zal de ALM-studie zijn afgerond. Mogelijk zal de verdeling van de beleggingen een iets andere invulling krijgen.

Met een jaarlijks beleggingsplan speelt het fonds onder meer in op verwachtingen over economische en financiële ontwikkelingen. Het beleggingsplan bevat de norm (inclusief de te hanteren benchmarks) voor het komende jaar. Zie tabel 8. Het beleggingsplan houdt rekening met de eis die de toezichthouder stelt aan een fonds in herstel: het fonds mag niet meer risico nemen zolang het fonds een reservetekort heeft.

Tabel 8 Strategische beleggingsmix van het fonds

BeleggingscategorieLangetermijn­norm

(in procenten)Norm in 2015

(in procenten)Norm in 2014

(in procenten)

Vastgoed * 19 16 17

Aandelen 27 27 27

Vastrentende waarden 42 46 45

Overige beleggingen 12 11 11

Totaal 100 100 100

* De strategische langetermijnnorm van vastgoed blijft 20 procent. Let op: binnen de aandelen-portefeuille is voor circa 1 procentpunt - op totaal portefeuilleniveau- aan beursgenoteerd vast-goed aanwezig. Daarom is de strategische allocatie naar vastgoed met 1 procentpunt verlaagd van 20 procent naar 19 procent. De strategische allocatie naar aandelen is met 1 procentpunt verhoogd.

jaarverslag 201444

Page 45: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Ontwikkelingen op de markt of tactische overwegingen kunnen leiden tot een afwijking van de (strategische) norm. Het fonds blijft echter tussen de bandbreedtes voor de verschillende beleggingscategorieën, die zijn vastgesteld.

Beleggingsbeleid in 2014In 2014 heeft het fonds op hoofdlijnen vastgehouden aan de portefeuilleverdeling van voorgaand jaar. De normgewichten van de alternatieve beleggingscategorieën, zoals hedgefondsen en private equity, zijn voor beide categorieën 4 procent. BpfBOUW kan dergelijke beleggingen niet snel op- of afbouwen. Dit zorgt ervoor, samen met het flink toegenomen vermogen van bpfBOUW dat de opbouw richting het normgewicht gestaag verloopt. Dit zien we ook terug bij vastgoed. Een meerjarenopbouw naar het gewenste vastgoedgewicht heeft ertoe geleid om voor 2014 het normgewicht te verlagen naar 17 procent. Voor grondstoffen is het gewicht met 1 procent verlaagd naar een normgewicht van 3 procent. Binnen de categorie aandelen is 2 procent meer naar ontwikkelde markten gebracht, zoals VS of Eurozone. Het gewicht van de vastrentende waardenportefeuille is met 2 procent verhoogd. BpfBOUW heeft ervoor gekozen deze 2 procent te beleggen in schuldpapier van opkomende markten, zoals BRIC-landen (Brazilië, Rusland, India en China). Ten gunste van bedrijfsobligaties is het gewicht 1 procent verhoogd. Staatsobligaties zijn met 1 procent verlaagd qua normgewicht met een totaal normgewicht van 20 procent.

Vastgoed 2014Het Beleggingsplan Vastgoed 2014 geeft verdere invulling aan de groei van en de optimale spreiding binnen de vastgoedportefeuille. Hierbij hanteert bpfBOUW vier randvoorwaarden:• voorspelbaar rendement• laag risicoprofiel voor vastgoed• kostenbeheersing• maatschappelijk verantwoord ondernemen

Bij het beleggingsbeleid voor strategisch vastgoed streeft bpfBOUW naar de verdeling 67 procent belegd in Nederland en 33 procent belegd in het buitenland. De vastgoedportefeuille was in opbouw en de werkelijke verdeling ultimo 2014: 65 procent belegd in Nederland en 35 procent in het buitenland.

WaarderingsrisicoHet waarderingsrisico is het risico van een rendementsverandering door een onverwachte waarderingsuitkomst. Voor dit risico heeft bpfBOUW beheersmaatregelen opgesteld. De beheersmaatregelen voor de Nederlandse portefeuille zijn:• onafhankelijke externe taxateurs• taxateurswissel om de drie jaar• kwartaaltaxaties• afwijkingen in waardering van meer dan

5 procent worden nader geanalyseerd• toets aan marktconforme rendementen als norm• toepassing door taxateurs van de

28 aanbevelingen Platform Taxateurs en Accountants (PTA)

Figuur 3 Ontwikkeling in de beleggingsportefeuille in de periode 1970 tot en met 2014

0%

20%

40%

60%

80%

100%

1970 1975 1980 1985 1990 1995 2000 2005 2010

Asset allocatie bpfBOUW 1970 - 2014

Alternative beleggingen

Vastgoed

Aandelen

Vastrentend

bpfBOUW 45

Page 46: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Voor de buitenlandse portefeuille (indirecte) niet- beursgenoteerde beleggingen zijn de beheers-maatregelen en protocollen verder uitgewerkt in de periodieke ‘Beoordeling waarderingsmethodo-logie’ (Valuation practice) van Bouwinvest.

Het waarderingsrisico voor de buitenlandse portefeuille wordt beoordeeld en gemonitord op de volgende aspecten:• Kwalitatieve analyse: bevat de waardebepaling

de componenten die nodig zijn om tot een aannemelijke reële waardering te komen?

• Is het waarderingsrisico gebaseerd op perio-dieke externe taxaties?

• Is de reële waardering van het vastgoed onder-deel van de jaarlijkse accountantscontrole?

• Een tijdige reële waardeschatting door de externe manager (vijf werkdagen na kwartaal-einde).

• Een afwijking tussen schatting en gecontroleerde waardering van meer dan 5 procent wordt nader geanalyseerd.

Beleid valuta­afdekkingHet valutabeleid was voor 2014 ongewijzigd. Buitenlandse valuta waarin bpfBOUW belegt, kunnen devalueren. Dit risico dekt bpfBOUW voor een belangrijk deel af. Het valutarisico van beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden, Japanse yen en Zwitserse frank werd voor 80 procent afgedekt.

Beleid renteafdekkingDe uitkomst van het eigen onderzoek naar het beleid voor het afdekken van het renterisico heeft geleid tot het intrekken van het actieve mandaat voor rente-overlay activiteiten. Het is de vermogensbeheerder (in dit geval APG) niet langer toegestaan om de renteafdekking in de rente-overlay aan te passen vanuit tactische overwegingen. De norm van de renteafdekking was in 2014 vastgesteld op 65 procent op basis van marktrente, waarbij een bandbreedte van 3 procent gold (62 -68 procent).

In 2014 is de rente op de financiële markten flink gedaald. Hierdoor is een aantal keer de bandbreedte van de overlaywaarde (valuta-termijncontracten en renteswaps) als percentage van het totaal fondsvermogen van 7,5 procent doorbroken. Als gevolg daarvan heeft onze vermogensbeheerder een aantal swaps met intrinsieke waarde gesloten en nieuwe swaps zonder of met minder intrinsieke waarde afgeslo-ten zonder daarbij in te boeten op het niveau van de afdekking van het renterisico. Daarmee bracht de vermogensbeheerder de overlaywaarde telkens weer onder de gewenste 7,5 procent.

In de laatste weken van het jaar ging de rente opnieuw flink omlaag, met als gevolg dat de

maximale overlaywaarde steeg tot een niveau van 9,5 procent van het totale fondsvermogen, ofwel 2 procent (0,9 miljard euro) boven de grenswaarde zoals het bestuur die heeft vastgesteld. Het beleid rondom de bandbreedte van de overlaywaarde schrijft voor dat ultimo 2014 opnieuw swaps met een intrinsieke waarde moesten worden gesloten en worden vervangen door nieuwe swaps zonder intrinsieke waarde. Maar doordat het kerstreces op de kapitaal-markten al begonnen was, zou het handelen in deze derivaten veel duurder uitvallen dan doorgaans het geval is. Het bestuur van bpfBOUW heeft ervoor gekozen om hiermee prudent om te gaan en de transacties uit te stellen tot de eerste weken van 2015. Overeenkomstig dit besluit is in januari 2015 de overlaywaarde weer onder de 7,5 procent gebracht.

Beleggen in Nederland BpfBOUW belegt wereldwijd in verschillende beleg gingscategorieën. Het relatieve gewicht aan Nederlands vastgoed binnen de totale beleggings-portefeuille stond eind 2014 op 9,2 procent. Dit percentage is ten opzichte van voorgaand jaar licht gedaald door de grote toename van het belegd vermogen in 2014. De opbouw naar illiquide beleggingen verliep doorgaans in een lager tempo dan de huidige portefeuilletoename. Naast vastgoed werd er met name voor de liquide portefeuille belegd in Nederlandse Staatsobliga-ties (2,5 procent) en aandelen (0,5 procent).

Beleggingen met een hoge duurzaamheidswaarde

Aandacht voor duurzaamheid en goed bestuurHet bestuur vindt het belangrijk dat de beleggers zo goed mogelijk zicht hebben op de risico’s en kansen van de bedrijven en fondsen waarin zij beleggen. Daarom gaan APG en Bouwinvest, de vermogensbeheerders van bpfBOUW, niet alleen af op financiële prestaties en bedrijfsprocessen, maar wordt ook gekeken of bedrijven goed omgaan met het milieu en hun mensen en of ze goed worden bestuurd . Dit zijn de zogenoemde ESG-factoren: environment, social en governance. Structurele aandacht voor ESG-factoren is de kern van het verantwoord beleggen van bpfBOUW.

Veranderen en uitsluitenWanneer bpfBOUW zorgen heeft over de duurzaamheid of de bestuurspraktijk van de bedrijven die in de beleggingsportefeuille zitten, gaat het fonds het gesprek aan. Het duurzaamheidsteam van onze vermogens-beheerder APG heeft namens bpfBOUW in 2014 met ruim 200 beursgenoteerde bedrijven gesproken. Soms zijn er meerdere gesprekken nodig om een bedrijf te veranderen en ontstaat er een intensief proces. Als zo’n proces niet

jaarverslag 201446

Page 47: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

tot het gewenste resultaat leidt, kan het fonds besluiten een bedrijf op de uitsluitingslijst te plaatsen. De aandelen worden dan verkocht en onze vermogensbeheerder zal niet meer in deze bedrijven beleggen. Uitsluiting is een laatste stap die het bestuur zo lang mogelijk probeert te voorkomen. Op uitgesloten bedrijven kan het bestuur immers helemaal geen invloed meer uitoefenen.

In 2014 heeft bpfBOUW 17 bedrijven uitgesloten omdat ze in strijd handelden met de VN-uitgangs-punten of betrokken waren bij de productie van clustermunitie of kernwapens voor landen die daarover niet mogen beschikken volgens het Nucleaire Non-proliferatieverdrag. Daarnaast wil bpfBOUW niet beleggen in bedrijven die landmijnen maken of chemische of biologische wapens. Staatsobligaties van landen waarvoor de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties een wapenembargo heeft afgekondigd worden ook uitgesloten. In 2014 heeft bpfBOUW elf landen om die reden uitgesloten.

Stemmen op duizenden vergaderingenStemmen op aandeelhoudersvergaderingen beschouwt bpfBOUW als een belangrijk onderdeel van zijn taak als verantwoord vermogensbeheerder. Het is een goede manier om op financieel en ethisch gebied verantwoordelijkheid te nemen. BpfBOUW oefent zijn stemrecht uit op vrijwel alle aandeelhoudersvergaderingen van de ondernemingen waarin het fonds belegt. Hierdoor is er invloed op de bestuurdersbenoemingen, het beloningsbeleid en de uitgifte van nieuwe aandelen. Als bpfBOUW het met belangrijke voorstellen van een onderneming oneens is, gaat het fonds zo veel mogelijk het gesprek aan. In 2014 stemde bpfBOUW op zo’n 4.500 vergaderingen in zestig verschillende landen over bijna 48.000 voorstellen.

Op de website www.bpfbouw.nl staat hoe bpfBOUW heeft gestemd. Per bedrijf is te zien over welke onderwerpen bpfBOUW heeft gestemd en of het fonds voor of tegen heeft gestemd.

Toename groene obligatiesIn 2014 heeft bpfBouw zijn beleggingen in groene obligaties flink uitgebreid. Dit zijn leningen die gebruikt worden voor duurzame projecten. Op 1 januari 2014 waren er twee leningen ter waarde van bijna 7 miljoen. Eind 2014 waren dit er twaalf met een totale waarde van bijna 55 miljoen. Deze groei was mogelijk doordat er relatief veel van dit soort obligaties op de markt kwamen die konden voldoen aan de eisen van bpfBouw wat betreft rendement en verhandelbaarheid.

Onderzoek VBDO Net als voorgaande jaren behoort bpfBOUW tot een van de meest duurzame pensioenfondsen in Nederland als het om beleggen gaat. Dat blijkt uit het jaarlijkse onderzoek van VBDO (Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling). Van de vijftig onderzochte pensioenfondsen staat bpfBOUW op de zesde plaats. Het fonds is één plek gestegen.

In het onderzoek kijkt VBDO hoe pensioen-fondsen in hun beleggingen rekening houden met sociale en milieucriteria en criteria voor goed ondernemingsbestuur. Het ESG-beleid van bpfBOUW is minimaal van hetzelfde niveau als voorgaand jaar. Ook de wijze waarop pensioenfondsen hun deelnemers informeren over de duurzaamheid van hun beleggingen telt mee in het onderzoek van VBDO. BpfBOUW geeft jaarlijks een Jaarverslag Verantwoord Beleggen uit. Met dit verslag geeft bpfBOUW zo veel mogelijk inzicht in de aard en inhoud van zijn beleggingen. U vindt het verslag op www.bpfbouw.nl.

Vooruitblik 2015

Een verdere daling van de olieprijs zal per saldo een positief effect hebben op de bestedingen en zal daarnaast de inflatie dempen. Centrale banken zullen meer ruimte geven om hun monetaire beleid te versoepelen om de inflatiedoelstellingen te bewerkstelligen. De lage rente zorgt voor verder oplopen van de waarderingen van onder andere staatsobligaties. Aandelen lijken meer aantrekkelijk te worden, onder andere door de relatief hoge dividenduitkeringen. Aan de andere kant, als de inflatieverwachtingen onveranderd blijven dalen, ontstaat het risico dat de aandelen-markten de winstverwachtingen naar beneden bijstellen door een deflatoir scenario.BpfBOUW voorziet voor 2015 een verdere groei van de vastgoedportefeuille. In 2015 investeert bpfBOUW naar verwachting 600 miljoen in vastgoed wereldwijd. Daarvan investeert het fonds ruim 500 miljoen in bestaand vastgoed en (her)ontwikkelingsprojecten in Nederland. Onderdeel van deze binnenlandse beleggingen zijn beleggingen in zorgvastgoed. Gelet op de ingrijpende hervormingen in de zorgsector in combinatie met de toenemende vergrijzing groeit de behoefte hieraan. BpfBOUW investeert daarom ook in 2015 in kansrijke vastgoedvoorzieningen voor ouderen. Voorbeelden van investeringen in zorgvastgoed zijn de ontwikkeling van Verpleeghuis I ngenhouszhof in Amsterdam en de Zorgresidentie Hildebrand in Haarlem.

bpfBOUW 47

Page 48: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 13

Beleggingsresultaten

Voor bpfBOUW was 2014 een goed beleggingsjaar. Over het gehele jaar behaalde bpfBOUW een rendement van 24,5 procent, inclusief derivaten.

Macro-economische omstandigheden

Economie en financiële markten 2014De enorme hoeveelheid schulden die op de verschillende landenbalansen, wereldwijd, staat, zal op een ordelijke wijze moeten worden afgebouwd. Groei alleen is niet genoeg, een land moet uit zijn schuld groeien: de economie moet sneller groeien dan de schuld. De onzekerheid over de uiteindelijke uitkomst is onverminderd groot.

In 2014 werden de zorgen over deflatie gemeengoed. Dit begon nadat de ECB in november 2013 met een onverwachte renteverlaging kwam. De ECB besloot in januari 2015 tot een kwantitatief verruimingsprogramma, dat expliciet tot doel heeft de inflatie te verhogen. De nominale groei was in 2014 erg laag. De hoge werkloosheid leidde in combinatie met de algemene onvrede onder de bevolking tot politieke onzekerheid en een gering animo voor hervormingen of investeringen. De consumenten-prijzen daalden in 2014 en er was geen inflatie-druk. Onderwerpen als schulden en onvrede beheersten in vrijwel heel Europa het debat.

In de Verenigde Staten daarentegen was het signaal met betrekking tot groei veel positiever. Desondanks stond de gezondheid van de economie van de VS het gehele jaar ter discussie. Dit leidde tot volatiliteit op de markten. Steeds wanneer de VS tekenen van zwakte vertoonde, bijvoorbeeld na de bekendmaking van zwakke cijfers over de winkelverkopen, kregen aandelen ervan langs. De inflatie zwakte af. Toch was er ondanks de robuuste arbeidsmarkt in de VS tot dusver nauwelijks sprake van loondruk.

Overheden zagen hun schuldenlast overal stijgen. Over het geheel genomen nam de omvang van de schulden niet af. In Japan en China zijn de schulden flink gestegen. De totale schuld in de eurozone is in de afgelopen twee jaar wel gedaald. In alle regio’s, behalve China, verlaagden huishoudens hun schulden. Dat deden ook bedrijven in de eurozone. De houdbaarheid van schulden wordt echter niet alleen bepaald door groei en hoogte van de schuld. Even belangrijk zijn de kosten voor het aanhouden van de schuld. De rentes die overheden moeten betalen, zijn gedaald tot een dieptepunt. De rentes voor middelgrote bedrijven in de periferie gingen in 2014 mee omlaag.

Er zat in 2014 een groot verschil in het groeitempo tussen de VS en de eurozone. Ook zal in 2015 het monetaire beleid van de FED verder afwijken van het beleid van de ECB, waarbij de FED het zogenoemde quantative easing (QE), het verruimen van de geldhoeveelheid, beëindigt en de ECB juist een QE heeft aangekondigd. Hierdoor is de euro scherp in waarde gedaald.

Rendementen per beleggingscategorieVrijwel alle beleggingscategorieën, met uitzondering van grondstoffen, kenden in 2014 hogere waarderingen ten opzichte van 2013. Voor het derde achtereenvolgende jaar kwamen de beleggingsrendementen (met uitzondering van grondstoffen) in 2014 hoger uit dan verwacht, terwijl de definitieve uitkomst voor de wereldwijde schuldenlast onzeker bleef.

De grondstoffenmarkt had het zwaar te verduren. Tussen juni en december halveerde de prijs van Brent olie. De daling van de olieprijzen is drastisch en als alles gelijk blijft en de normale relaties in stand blijven, kan dit tot een positieve schok leiden. De lage olieprijzen leiden in dat geval tot toename van de consumptie.

jaarverslag 201448

Page 49: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfBOUW 49

Page 50: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De daling van de rentes kwam voor velen totaal onverwacht. Daardoor waren de meest verrassende beleggingsrendementen in 2014 (statistisch gesproken) voor de vastrentende waarden. In combinatie met de inlopende spreads van staats- en bedrijfsobligaties (in Europa) leidde dit tot uitzonderlijk hoge rendementen. De dalende inflatieverwachtingen drukten de rendementen op Inflatiegerelateerde obligaties. De aandelenrendementen waren positief, maar bleven binnen de normale volatiliteit. Vastgoed profiteerde stevig van de lagere rentes en de zoektocht naar rendement.

Beleggingsresultaten van het fondsBpfBOUW boekte over heel 2014 een positief beleggingsresultaat. De beleggingsportefeuille liet over 2014 een rendement van 8,6 procent zien (inclusief valuta-afdekking en zonder renteswaps).

Tabel 9 Beleggingsrendementen 2014 en benchmark per beleggingscategorie (in procenten)

Beleggingscategorie

Relatief belang van

porte­feuille31­12­2014

Rendement2014

Benchmark2014

Rendement2013

Benchmark2013

Vastgoed 13,9 8,8 8,8 1,6 0,8

Aandelen 32,5 18,1 17,1 15,1 12,8

Ontwikkelde markten 26,4 19,4 18,3 20,4 17,9

Opkomende markten 6,0 12,1 11,4 ./. 6,5 ./. 6,8

Vastrentende waarden 41,8 12,5 12,4 ./. 1,0 ./. 1,3

Staatsobligaties 18,2 12,3 12,2 0,1 0,2

Bedrijfsobligaties 17,6 14,7 14,5 ./. 1,6 ./. 2,3

Obligaties opkomende landen 1,7 12,1 13,1 ./. 12,4 ./. 10,6

Inflatiegerelateerde Obligaties 4,4 5,3 5,3 ./. 4,1 ./. 3,9

Private equity 2,6 21,7 21,7 16,6 16,6

Hedgefondsen 2,9 17,3 17,6 0,1 ./. 3,8

Grondstoffen 2,3 ./. 27,1 ./. 23,8 ./. 4,9 ./. 5,5

Infrastructuur 0,4 19,3 25,0 ./. 4,0 5,0

Opportunities 0,1 34,3 28,4 16,6 26,1

Overlay­fonds 3,5 - - - -

Totaal exclusief derivaten - 12,7 - 4,8 -

Resultaat op valuta-afdekking - ./. 4,1 - 1,4 -

Totaal inclusief valuta-afdekking - 8,6 - 6,2 -

Totaal rente-afdekking - 15,5 - ./. 3,8 -

Totaal inclusief derivaten 100 24,5 24,5 2,4 1,1

Als gevolg van afrondingen kan het voorkomen dat de relatieve belangen van de subcategorieën opgeteld niet het totaal van de desbetreffende beleggingscategorie zijn.

De rendementstabel geeft inzicht in het onafgedekte rendement van bpfBOUW en de bijbehorende benchmarks. Dit betekent dat de opgenomen rendementen per beleggingscategorie niet de effecten van de afdekkingsinstrumenten voor het valutarisico en renterisico laten zien.

Het beleid van bpfBOUW is erop gericht om de beleggingsrisico’s niet per beleggingscategorie af te dekken maar voor de totale beleggings portefeuille. Het gewicht van de beleggingscategorie laat het relatieve belang zien ten opzichte van de totale portefeuille per 31 december 2014.

jaarverslag 201450

Page 51: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Tabel 10 Portefeuilleoverzicht naar beleggingscategorie

2014 2013

Beleggingscategorie

Bedrag (in miljoenen

euro’s)

Als percentage

van de portefeuille

Netto mutatie (in

miljoenen euro’s)

Norm voor2014 (in

procenten)

Bedrag (in miljoenen

euro’s)

Als percentage

van de portefeuille

Vastgoed 6.513 13,6 633 17,0 5.880 15,3

Aandelen 15.597 32,6 2.739 27,0 12.858 33,3

Vastrentende waarden 21.806 45,6 6.173 45,0 15.633 40,5

Overige beleggingen 3.985 8,2 ./. 212 11,0 4.197 10,9

Totaal beleggingen 47.901 100 9.333 100 38.568 100

Derivaten 5.747 3.126 2.621

Totaal beleggingen volgens jaarrekening 53.648 12.459 41.189

De gegevens in tabel 10 zijn op een andere manier gepresenteerd dan de beleggingen in de jaarrekening en in de kerncijfers. De reden hiervan is dat zo de vergelijking met de normportefeuille juist kan worden weergegeven. Een aantal beleggingen is in tabel 10 aan andere beleggingscategorieën toegewezen. Het gaat hierbij onder andere om beleggingen in private equity en infrastructuur. De derivaten zijn geen onderdeel van de norm.

Z-score en performance-toets van het fonds

De Z-score van het fonds wordt ieder jaar vastgesteld. De Z-score geeft de afwijking van het feitelijke beleggingsrendement van het fonds ten opzichte van een benchmarkrendement. De benchmark wordt gebruikt om de resultaten van het fonds te vergelijken met een bepaalde objectieve maatstaf. De definitieve Z-score van bpfBOUW in 2014 is 0,35. In 2013 was de Z-score 1,09.

Ook wordt elk jaar de cumulatieve performancetoets van het fonds vastgesteld. De cumulatieve performancetoets wordt over vijf kalenderjaren gemeten. Het fonds heeft onvoldoende gepresteerd als een performance-toets gemeten over vijf kalenderjaren lager is dan nul. Als dat het geval is, zijn werkgevers niet meer gebonden aan de verplichtstelling van het fonds. Dat wil zeggen dat zij dan, onder voorwaarden, ervoor mogen kiezen hun pensioenregeling bij een andere pensioenuitvoerder onder te brengen. De cumulatieve performancetoets van bpfBOUW over de periode 1 januari 2010 tot en met 31 december 2014 is 1,69. Deze lag vorig jaar nog op 1,81.

Resultaten per beleggings-categorie

Hierna worden de resultaten per beleggings-categorie uiteengezet. De rendementen van bpfBOUW worden vergeleken met de rende-menten van de benchmarks per beleggings-categorie. Alle genoemde rendementen zijn exclusief valuta resultaten.

VastgoedDe vastgoedbeleggingsmarkt heeft mondiaal een sterke groei vertoond, met name in de tweede helft van 2014. De ontwikkelingen op de vastgoedbeleggingsmarkt lopen doorgaans vooruit op de ontwikkelingen van de gebruikersmarkten. Met name in Europa en de Verenigde Staten is het beleggingsvolume in direct vastgoed sterk toegenomen. De regio Azië-Pacific toonde een stabilisatie. In Nederland waren beleggers ook bijzonder actief in de laatste maanden van het jaar. De resultaten van de vastgoedportefeuille van bpfBOUW waren door het licht positieve sentiment op de Nederlandse woningmarkt en het hogere rendement van de buitenlandse portefeuille substantieel hoger dan in 2013. Het nettorendement van de binnenlandse vastgoedportefeuille kwam in 2014 uit op 3,3 procent, na aftrek van vermogensbeheerkosten. Het nettorendement van de totale portefeuille, exclusief valuta-afdekking, is voor 2014 in totaal 8,8 procent (na aftrek van vermogens beheerkosten). In 2013 bedroeg het netto rendement 1,6%.

Het vijfjaarsgemiddelde van de resultaten van de Nederlandse vastgoedfondsen ten opzichte van de markt is zonder uitzondering positief. Daarbij lieten het Residential Fund en het Retail Fund het afgelopen jaar een betere performance zien dan de IPD/ROZ benchmark 2014. Met een

bpfBOUW 51

Page 52: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

totaal vastgoedrendement van 5,8 procent versloeg het Residential Fund de benchmark met 0,6 procent. Het Retail Fund behaalde een vastgoedrendement van 2,7 procent, een outperformance van 0,7 procent ten opzichte van de benchmark. Het Office Fund behaalde een vastgoedrendement van 1,3 procent tegenover een benchmarkrendement van 3,3 procent. Eénmalige aankoopkosten voor recente aankopen, zoals Beurs WTC in Rotterdam en de twee monumentale Citroën gebouwen in Amsterdam, hebben het rendement van het Office Fund in 2014 verlaagd.

Het nettorendement van de buitenlandse vastgoedportefeuille kwam in 2014 uit op 12,5 procent, ná aftrek van vermogens beheer-kosten en exclusief valutaverschillen. De goede prestatie van de niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen in Noord-Amerika (17,3 procent in 2014) vindt eveneens navolging in de andere regio’s, namelijk Europa 9,8 procent en Azië-Pacific 9,0 procent in 2014.

Het resultaat van de portefeuille met project-ontwikkelingsactiviteiten liet als gevolg van een paar grote afwaarderingen een negatief rendement zien van 14 procent.

Vastrentende waarden

StaatsobligatiesOver 2014 bedroeg het rendement op staatsobligaties 12,3 procent. Het rendement van de benchmark bedroeg 12,2 procent. Het hoge rendement op staatsobligaties is te danken aan de afnemende rentevergoedingen binnen de eurozone en als gevolg daarvan hogere koersen. De algehele afname van de rente op staatsobligaties binnen de eurozone is met name veroorzaakt door lagere inflatiecijfers. Deze lagere inflatiecijfers waren weer het gevolg van het zwakke groeiklimaat en, in mindere mate, de dalende energieprijzen. De Europese Centrale Bank (ECB) heeft een aantal maatregelen geïmplementeerd om het monetaire beleid te versoepelen, teneinde onder andere deflatie te voorkomen. Het streven van beleggers naar rendement en de verwachting van meer onconventionele ECB-maatregelen, waaronder de aankoop van overheidsobligaties hebben geleid tot lage rentevergoedingen. Daarnaast is op de financiële markten het

onderlinge verschil in te betalen rentevergoeding tussen de eurozonelanden ten opzichte van Duitsland gedaald. Dit kwam doordat de kans op het uiteenvallen van de muntunie lager werd ingeschat. Dit leidde weer tot een lager renteniveau.

BedrijfsobligatiesOver 2014 bedroeg het rendement op bedrijfsobligaties 14,7 procent. Het rendement van de benchmark bedroeg 14,5 procent. De ontwikkelingen in de Verenigde Staten en Europa van bijvoorbeeld renteniveaus, de richting van het monetaire beleid en de staat van de economie verliepen voor deze regio’s heel divers en in sommige gevallen zelfs tegengesteld. Hierdoor zijn ook de markten van bedrijfsobligaties uit elkaar gaan lopen. In Europa hebben beleggers geprofiteerd van een sterke vraag naar bedrijfsobligaties en is de risicovergoeding in de loop van het jaar verder gedaald. In de VS verliep dit in de tweede helft van het jaar precies andersom. Uiteindelijk werden voor beide regio’s obligaties met een hoger risicoprofiel geraakt en werden deze duurder. Deze bewegingen waren vooral het gevolg van het monetaire beleid en de toename van (ingeschatte) nieuw uit te geven obligaties. Voor de belegger is dit het zogenoemde emittent-specifieke risico.

Obligaties in opkomende landenOver 2014 bedroeg het rendement van obligaties in opkomende landen 12,1 procent. Het rendement van de benchmark bedroeg 13,1 procent. De eerste helft van 2014 verliep voor obligaties opkomende landen relatief mild. Vastrentende waarden hebben geprofiteerd van de rentedaling in de VS. Enige bezorgdheid over het effect van het terugdraaien van de geldkraan (‘tapering’) door de FED nam gedurende het jaar af. De relatieve extra rentevergoedingen op obligaties opkomende landen, uitgegeven in dollars, is gestaag teruggelopen. Dit kwam mede dankzij de stabilisatie van de economische cijfers in de opkomende markten. De tekorten op de lopende rekening van veel belangrijke landen leken namelijk af te nemen.

In de tweede helft van het jaar is het marktklimaat drastisch omgeslagen door de daling van de olieprijzen. Obligaties uitgegeven in lokale valuta zijn vooral getroffen door de lagere olieprijzen en de afgenomen risicobereidheid.

jaarverslag 201452

Page 53: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Inflatiegerelateerde beleggingen Over 2014 bedroeg het rendement op de geïndexeerde obligatieportefeuille 5,3 procent. Het rendement van de benchmark bedroeg 5,3 procent. Inflatiegerelateerde beleggingen bestaat uit inflatiegerelateerde overheidsobligaties en sinds december ook voor een klein deel uit alternatieve inflatiegerelateerde leningen. Deze laatste zijn obligaties en leningen, verstrekt aan organisaties (hoofdzakelijk bedrijven) die actief zijn in de sectoren infrastructuur, vastgoed, telecommunicatie, energie, water en milieudiensten. In 2014 zijn de inflatie en de inflatieverwachtingen sterk gedaald, waardoor de portefeuille inflatiegerelateerde beleggingen significant slechter presteerde dan nominale obligaties.

Aandelen

Aandelen in ontwikkelde marktenOver 2014 bedroeg het rendement op aan delen in ontwikkelde markten 19,4 procent. Het rende ment van de benchmark bedroeg 18,3 procent. Het totale rendement voor 2014 lag boven het historisch gemiddelde, ondanks de matige winstgroei die de aandelenbeleggers begin 2014 verwachtten. Toch bleven de markten stijgen, vooruitlopend op nieuwe maatregelen van de centrale banken (vooral in Europa en Japan). Door de aanhoudend lage rentes hebben beleggers, in het streven naar rendement, hun allocatie naar hoger renderende beleggingscategorieën zoals aandelen, verhoogd. Regionaal gezien zijn de afwijkingen in economische groei aanzienlijk. Zo heeft de aandelenmarkt in de VS erg goede rendementen laten zien, mede dankzij de sterke dollar. Europa is een regio met achterblijvende rendementen. Europese bedrijven hadden meer te lijden onder zwakke binnenlandse groeicijfers.

Aandelen in opkomende marktenOver 2014 bedroeg het rendement op aandelen in opkomende markten 12,1 procent. Het rendement van de benchmark bedroeg 11,4 procent. Het jaar is begonnen met grote bezorgdheid over het terugdraaien van de geldkraan in de VS. Toen eenmaal bleek dat de zwakkere valuta in onder andere India, Indonesië en Turkije ervoor zorgden dat de tekorten op de betalingsbalans herstelden, keerde het optimisme terug. Deze rally eindigde in september toen de valutavolatiliteit terugkeerde, en spanningen weer opleefden rondom de politieke agenda van Rusland en de aanhoudende daling van de olieprijs. Binnen het spectrum van de opkomende markten waren er significante verschillen. Met een stijging van bijna 20 procent was Azië in 2014 de best presterende regio. Op de beurzen van Latijns Amerika veranderde

er per saldo niet heel veel. Met een daling van 3,4 procent was de regio EMEA - opkomend Europa, Midden-Oosten en Afrika - de slechtst presterende. De beleggingen in frontiermarkten, landen en ondernemingen in de vroegste fase van hun economische ontwikkeling, leverden een kleine negatieve bijdrage aan het relatieve rendement.

Private equity

Over 2014 bedroeg het rendement op beleggingen in private equity (PE) 21,7 procent. In het spoor van genoteerde aandelen heeft de categorie PE eveneens hoge rendementen laten zien. Gunstige valutaontwikkelingen, waaronder een waardedaling van de euro, droegen hieraan bij. Door goede omstandigheden om bedrijven naar de beurs te brengen, konden veel PE-managers hun beleggingen verkopen of herfinancieren. Door verkoop van PE-beleggingen zijn gelden terugbetaald aan bpfBOUW.

Opportunities

Opportunities zijn beleggingen in rechten van films en televisieseries (investeringen in intellectuele rechten), farmaceutische royalty’s en beleggingen in energie-infrastructuur. Over 2014 bedroeg het rendement hiervan 34,3 procent. Het rendement van de benchmark bedroeg 28,4 procent.

Grondstoffen

Over 2014 bedroeg het rendement op beleggingen in grondstoffen -27,1 procent. Het rendement van de benchmark bedroeg -23,8 procent. Het absolute rendement had vooral te leiden onder de sterke daling in de prijs van ruwe olie in de tweede helft van het jaar. De slechtst presterende sector was energie, gevolgd door landbouw en metalen. Op bepaalde punten is om tactische redenen van de benchmark afgeweken.

Infrastructuur

Over 2014 bedroeg het rendement op beleggingen in infrastructuur 19,3 procent. Het rendement van de benchmark bedroeg 25,0 procent. De feitelijke beleggingen zijn directe en indirecte participaties in overwegend niet-beursgenoteerde infrastructuurprojecten. Een vergelijking met de meer liquide benchmark is alleen maatgevend op de lange termijn. Lage(re) rentestanden en de lagere disconto-voeten die daaruit voortkomen, waartegen de

bpfBOUW 53

Page 54: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

beleggingscashflows worden gewaardeerd, leidden tot een hoog absoluut rendement. Verder zorgde de bestaande en nog steeds groeiende vraag naar infrastructuurbeleggingen tot een opwaartse prijsdruk met hogere waarderingen. Binnen de beleggingsportefeuille droegen met name de co-investeringen in onder andere havens en pijpleidingen bij aan het goede resultaat.

Hedgefondsen

Over 2014 bedroeg het rendement van deze beleggingscategorie 17,3 procent. Het rendement van de benchmark kwam uit op 17,6 procent. In 2014 waren de best presterende strategieën Relative Value Arbitrage, Equity Driven en Corporate Distressed. Opkomende markten zijn daarentegen negatief geëindigd. Tijdens de eerste helft van het jaar heeft bpfBOUW de positie van de voornamelijk macro-gedreven Funded Asset Allocation Strategies (FAAS) geheel afgebouwd. Gedurende die periode heeft bpfBOUW voor deze strategie 4,5 procent rendement behaald. De vrijgekomen middelen zijn in 2015 toegevoegd aan de hedgefondsenpool.

Afdekking risico’s in overlay Pensioenfondsen kunnen de rentegevoeligheid van de pensioenverplichtingen reduceren door zich tegen een daling van de rente te beschermen. Door het rendement te splitsen in het deel dat afkomstig is van de renteafdekking en het deel dat afkomstig is van de beleggingsportefeuille, krijgt het fonds een beter inzicht in de samenstelling van het rendement.

De rentegevoeligheid van de pensioen-verplichtingen was eind 2014 voor 59,3 procent afgedekt. Bij de berekening van het rente-afdekkings percentage zijn nieuwe verplichtingen meegenomen. Deze verplichtingen zijn gebaseerd op de verhoogde pensioenleeftijd van 65 naar 67 jaar. Dit heeft achteraf geresulteerd in een lager afdekkingspercentage.

Door dalende rentes was het positieve effect hiervan op het rendement 15,5 procent, dit was zes miljard euro. Diezelfde rentedaling leidde tot een waardestijging van de pensioenverplichtingen.

In 2014 zijn de valutarisico’s van de beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden, Zwitserse franken en Japanse yens voor 80 procent tegen de euro afgedekt. In 2014 bedroeg het totale

rendement van de strategische afdekking van het valutarisico -4,1 procent, dit was -1,6 miljard euro.

Kosten vermogensbeheer Kostentransparantie heeft de afgelopen jaren volop in de maatschappelijke belangstelling gestaan. Dit is versterkt door het achterwege blijven van indexaties en de verlaging van de pensioenuitkeringen en -aanspraken. Het bestuur heeft actief op deze maatschappelijke ontwikkeling gereageerd en aangestuurd op transparantie bij de presentatie van de kosten.

Belanghebbenden verlangen daarnaast dat het bestuur een optimale efficiency nastreeft bij de uitvoering van de pensioenregelingen, het beheer van de pensioenvermogens en de beheersing van het bijbehorende kostenniveau. Het bestuur staat daar volledig achter. Kostenbeheersing speelt dan ook een belangrijke rol in het beleid, juist omdat het om pensioengeld van deelnemers gaat. In dit onderdeel legt het bestuur verantwoording af over de uitvoeringskosten in 2014.

VerantwoordingIn de verslaglegging over de uitvoeringskosten volgt het bestuur de aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Daarnaast neemt bpfBOUW, om de ontwikkeling van de kosten van vermogens- en pensioenbeheer te monitoren, al jaren deel aan de wereldwijde benchmarkvergelijkingen door Cost Effectiveness Measurement (CEM). In 2014 heeft het fonds daarnaast deelgenomen aan de benchmarking zoals het Institutioneel Benchmarking Instituut (IBI) die heeft vastgesteld.

De kosten van vermogensbeheer zijn mede afhankelijk van de beleggingsstijl en de doelen, de samenstelling van de beleggingsportefeuille en de beoogde en behaalde rendementen, in relatie tot de gelopen risico’s. De kosten van vermogensbeheer zijn in dit verslag uitgesplitst naar de kosten per beleggingscategorie. In de toelichting op deze kosten wordt expliciet stilgestaan bij de belangrijkste ‘drivers’ van de kosten en de vergelijkbaarheid met andere pensioenfondsen.

Uitvoeringskosten van vermogensbeheerVoor de kosten van vermogensbeheer is er in het maatschappelijke debat veel aandacht. De absolute bedragen zijn dan ook aanzienlijk. Dit leidt zeer regelmatig tot vragen over nut en noodzaak van deze kosten. Met name bij de hoogte van prestatievergoedingen worden vraagtekens gezet. Het bestuur is zich terdege bewust van de vragen die leven in de maatschappij

jaarverslag 201454

Page 55: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfBOUW 55

Page 56: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

en heeft als doelstelling om de kosten, gegeven het beoogde rendement en risico zo laag mogelijk te houden. De vermogensbeheer kosten moeten altijd in relatie worden bezien tot (extra) beoogd rendement en risico. Het bestuur maakt langs deze drie assen keuzes om zo te komen tot het beste risico-rendementsprofiel, na kosten. Zo kiest bpfBOUW voor een actieve beleggingsstijl om na kosten een rendement boven de benchmark te realiseren. Hiervoor betaalt het fonds hogere beheervergoedingen en eventueel prestatievergoedingen. Over de afgelopen vijf jaar heeft bpfBOUW hiermee echter 1,1 miljard euro na kosten extra verdiend voor haar deelnemers. Een ander voorbeeld van een dergelijke afweging zijn hedgefondsen. Deze categorie kent weliswaar relatief hoge kosten, maar daartegenover staan stabiele rendementen en het risico in de portefeuille wordt hierdoor verlaagd. Over de afgelopen vijf jaar heeft bpfBOUW met hedgefondsen een rendement na kosten gerealiseerd van 6,9 procent per jaar.

Bij het transparant maken van alle vermogens-beheerkosten die zijn toe te rekenen aan 2014, volgt bpfBOUW de richtlijnen van de Pensioenfederatie. In de weergave van de kosten van vermogensbeheer in 2014 zijn enkele aannames en schattingen gedaan over de omvang van kosten. Zo worden illiquide beleggingen met een kwartaal vertraging gerapporteerd en worden overlay transactiekosten en heritage transactiekosten berekend volgens de berekeningsmethodiek van de Pensioenfederatie.

In de jaarrekening (op pagina 103) zijn, net als in voorgaande jaren, uitsluitend de kosten volgens de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving 610 opgenomen. Daarbij zijn kosten gesaldeerd met opbrengsten. Dit leidt ertoe dat in de jaarrekening een lager bedrag aan kosten wordt verantwoord dan in dit bestuursverslag.

Kosten van vermogensbeheer in perspectiefHet in 2014 behaalde brutorendement bedroeg 25,1 procent (2013: 3,0 procent). Na aftrek van de kosten 0,6 procent (2013: 0,6 procent) resteerde een nettorendement van 24,5 procent (2013: 2,4 procent). De rendementen zoals gepresenteerd op pagina 50 zijn na aftrek van alle kosten. Het totaal

van de beheervergoedingen in 2014 bedroeg 175,6 miljoen euro (tabel 12a), 11,5 miljoen euro meer dan in 2013. Dit is met name veroorzaakt door de toename van het belegd vermogen. Uitgedrukt in basispunten (een basispunt is een honderdste procentpunt) van het gemiddeld belegd vermogen van 43,2 miljard euro is een besparing van 2,4 basispunten gerealiseerd. In relatieve zin zijn de beheervergoedingen dus gedaald. De prestatievergoedingen (tabel 12b) zijn met 15,7 miljoen euro gestegen. De stijging van de prestatievergoedingen was met name het gevolg van een hoog rendement bij private equity en vastgoed en wordt deels gecompenseerd door lagere kosten bij hedgefondsen, als gevolg van een relatief lagere performance. De totale kosten van het vermogensbeheer (tabel 12c) zijn met 27,2 miljoen euro (2013: +45,6 miljoen euro) toegenomen. In basispunten was dit een daling van 0,5 basispunten (2013: +8,2 basispunten). De totale kosten van het vermogensbeheer zijn in relatieve zin dus gedaald. De kosten van vermogensbeheer zijn al in mindering gebracht op het nettorendement van 24,5 procent dat is genoemd in het hoofdstuk Beleggingsresultaten.

Tabel 12a geeft, naast de beheervergoedingen, ook de verdeling van de beleggingen weer. Met ingang van 2014 is de categorie obligaties opkomende landen separaat opgenomen. Deze was voorheen onderdeel van bedrijfsobligaties. De kosten van 2013 zijn opgenomen onder bedrijfsobligaties. Daarnaast is in tabel 12b de verdeling van de prestatievergoedingen over de verschillende categorieën opgenomen. In tabel 12c is vervolgens het totaal van de beheervergoedingen en prestatievergoedingen weergegeven. Naast de absolute kosten zijn twee relatieve kolommen opgenomen. In de kolom basispunten per categorie (‘bp per cat.’) zijn de kosten uitgedrukt als basispunten van het gemiddeld belegd vermogen van de betreffende categorie. In de kolom basispunten van het totaal (‘bp v/h totaal’) staat de bijdrage in basispunten van de betreffende categorie aan de totale kosten. In tabel 12b zijn aanvullend ook de rendementen en de excess rendementen per beleggingscategorie opgenomen. Onder de tabellen 12a en 12b is een toelichting gegeven bij de belangrijkste mutaties in vergelijking met 2013.

jaarverslag 201456

Page 57: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Tabel 12a Ontwikkeling beheervergoedingen per beleggingscategorie (in miljoenen euro’s en in basispunten ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen; door afrondingen kunnen er verschillen optreden in tellingen)

Beheervergoeding per beleggingscategorie

2014 2013Gemiddelde NAV in mln € in mln €

bp per cat.

bp v/h totaal

Gemiddelde NAV in mln € in mln €

bp per cat.

bp v/h totaal

Vastgoed 6.261 55,9 89 12,9 5.927 54,0 91 14,2

Aandelen

Ontwikkelde markten 11.498 21,0 18 4,9 10.529 18,9 18 5,0

Opkomende markten 2.721 11,3 41 2,6 2.335 7,0 30 1,8

Vastrentende Waarden

Staatsobligaties 7.923 5,4 7 1,2 7.564 5,4 7 1,4

Bedrijfsobligaties 7.413 14,0 19 3,2 6.207 11,0 18 2,9

Obligaties opkomende landen 696 2,8 41 0,7 - - - -

Inflatiegerelateerde Obligaties 1.917 1,4 7 0,3 1.686 2,1 13 0,6

Private Equity 1.118 31,1 278 7,2 920 25,5 278 6,7

Hedgefondsen 1.308 23,5 180 5,4 1.275 27,8 218 7,3

Commodities 1.398 3,6 26 0,8 1.581 3,9 25 1,0

Infrastructuur 152 2,2 142 0,5 143 2,8 196 0,7

Opportunities 35 1,2 343 0,3 20 1,7 847 0,4

overlay & overig 725 2,3 0,5 -78 3,9 1,0

Totaal 2014 43.165 175,6 40,7 38.107 164,1 43,1

In 2014 zijn de fondstarieven geactualiseerd. Dit is terug te zien in de relatief hogere beheer-vergoeding bij aandelen opkomende markten en de relatief lagere beheer vergoedingen bij inflatiegerelateerde obligaties, hedgefondsen, infrastructuur en opportunities. Daarnaast

zijn ook onderliggende externe mandaten heronderhandeld of zijn nieuwe mandaten tegen gunstigere tarieven aangegaan. Tot slot is bij de illiquide categorieën infrastuctuur en opportunities door de stijging van het beheerd vermogen het relatieve kostenniveau gedaald.

bpfBOUW 57

Page 58: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Tabel 12b Ontwikkeling prestatievergoedingen per beleggingscategorie (in miljoenen euro’s en in basispunten ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen; door afrondingen kunnen er verschillen optreden in tellingen)

Prestatievergoeding per beleggingscategorie2014 2013 2014 2013

Gemiddelde NAV in mln € in mln €

bp per cat.

bp v/h totaal

Gemiddelde NAV in mln € in mln €

bp per cat.

bp v/h totaal

Rende­ment

Excess rendement

Rende­ment

Excess rendement

Vastgoed 6.261 8,4 13 1,9 5.927 0,5 1 0,1 8,8 0,0 1,6 0,8

Aandelen

Ontwikkelde markten 11.498 8,8 8 2,0 10.529 9,9 9 2,6 19,4 0,9 20,4 2,5

Opkomende markten 2.721 2,7 10 0,6 2.335 0,9 4 0,2 12,1 0,7 -6,5 0,3

Vastrentende Waarden

Staatsobligaties 7.923 0,0 0 0,0 7.564 0,0 0 0,0 12,3 0,1 0,1 -0,1

Bedrijfsobligaties 7.413 2,6 4 0,6 6.207 3,9 6 1,0 14,7 0,1 -1,6 0,7

Obligaties opkomende landen 696 0,5 7 0,1 - 0,0 0 0,0 12,1 -0,8 -12,4 -1,8

Inflatiegerelateerde Obligaties 1.917 0,0 0 0,0 1.686 0,0 0 0,0 5,3 0,1 -4,1 -0,2

Private Equity 1.118 28,4 254 6,6 920 16,8 183 4,4 21,7 0,0 16,6 0,0

Hedgefondsen 1.308 20,0 153 4,6 1.275 24,0 188 6,3 17,3 -0,3 0,1 3,9

Commodities 1.398 0,1 0 0,0 1.581 0,0 0 0,0 -27,1 -4,4 -4,9 0,6

Infrastructuur 152 0,0 0 0,0 143 0,0 0 0,0 19,3 -4,6 -4,0 -9,0

Opportunities 35 0,1 43 0,0 20 0,0 0 0,0 34,3 4,6 16,6 -9,5

overlay & overig 725 0,0 0,0 -78 0,0 0,0 11,4 -2,4

Totaal 2014 43.165 71,7 16,6 38.107 56,0 14,7 24,5 0,1 2,4 1,3

Als gevolg van hogere rendementen zijn de prestatievergoedingen bij vastgoed en private equity ten opzichte van 2013 gestegen. Ook de prestatievergoeding bij aandelen opkomende markten is in vergelijking met 2013 gestegen als gevolg van een hoger excess rendement. Daar staat tegenover dat de prestatievergoeding bij hedgefondsen is gedaald vanwege een lager excess rendement. De basis waarop prestatievergoedingen worden voldaan op mandaatniveau kan afwijken van

de gehanteerde target benchmark voor het fonds, wat bij hedgefondsen terug te zien is in het negatieve excess rendement terwijl er wel prestatievergoedingen zijn verantwoord. Bij obligaties opkomende landen is ook sprake van prestatievergoedingen bij een negatief excess rendement. De oorzaak hiervan is dat een deel van de externe managers een positief excess rendement heeft behaald, terwijl andere managers een negatief resultaat hebben behaald.

jaarverslag 201458

Page 59: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Tabel 12c Ontwikkeling beleggingskosten per beleggingscategorie(in miljoenen euro’s en in basispunten ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen; door afrondingen kunnen er verschillen optreden in tellingen)

Beleggingskosten per beleggingscategorie2014 2013

Gemiddelde NAV in mln € in mln €

bp per cat.

bp v/h totaal

Gemiddelde NAV in mln € in mln €

bp per cat.

bp v/h totaal

Vastgoed 6.261 64,2 103 14,9 5.927 54,5 92 14,3

Aandelen

Ontwikkelde markten 11.498 29,8 26 6,9 10.529 28,8 27 7,6

Opkomende markten 2.721 14,0 51 3,2 2.335 7,9 34 2,1

Vastrentende Waarden

Staatsobligaties 7.923 5,4 7 1,2 7.564 5,4 7 1,4

Bedrijfsobligaties 7.413 16,6 22 3,8 6.207 14,9 24 3,9

Obligaties opkomende landen 696 3,3 48 0,8 - - - -

Inflatiegerelateerde Obligaties 1.917 1,4 7 0,3 1.686 2,1 13 0,6

Private Equity 1.118 59,5 533 13,8 920 42,4 461 11,1

Hedgefondsen 1.308 43,5 333 10,1 1.275 51,8 407 13,6

Commodities 1.398 3,6 26 0,8 1.581 3,9 25 1,0

Infrastructuur 152 2,2 142 0,5 143 2,8 196 0,7

Opportunities 35 1,3 386 0,3 20 1,7 847 0,4

overlay & overig 725 2,3 0,5 -78 3,9 1,0

Totaal 43.165 247,3 57,3 38.107 220,1 57,8

Bij de evaluatie van de kosten van vermogens-beheer moet, zoals eerder opgemerkt, niet alleen naar de absolute hoogte van de gerapporteerde kosten worden gekeken. De kosten zijn afhankelijk van het beleggingsbeleid, waarbij de kosten bekeken worden in relatie tot het risico en rendement aan de hand van de economische visie en de beleggingsovertuigingen van bpfBOUW. Het beleggingsbeleid leidt tot een verdeling tussen beleggingscategorieën (beleggingsmix) en de wijze waarop belegd wordt (actief/passief). De kosten van vermogensbeheer worden ook bepaald door de hoogte van het belegd vermogen en de behaalde performance. Hierna volgt een toelichting op de kostendrivers.

De hoogte van het belegd vermogenDe kosten hangen voor een belangrijk deel samen met de omvang van het belegd vermogen. Hoe groter het vermogen, des te hoger de absolute kosten, gegeven de beleggingsstijl, en beleggingsmix zullen zijn. Daartegenover staat dat schaalvoordelen mogen worden verwacht bij een hoger belegd vermogen. BpfBOUW heeft de kosten in 2014 in absolute zin zien stijgen als gevolg van de toename van het belegd vermogen. Relatief zijn de kosten, gegeven de beleggingsstijl en beleggingsmix, gedaald als gevolg van schaalvoordelen en besparingen.

De verhouding tussen beleggings­categorieën waarin wordt belegdEén van de belangrijkste drivers van de totale kosten is de beleggingsmix. Uit de tabellen komt duidelijk het verschil in kosten naar voren tussen de verschillende beleggingscategorieën. Wat opvalt, is dat alternatieve beleggingen duurder waren dan liquide beleggingen. Het meest in het oog springend zijn daarbij de categorieën private equity en hedgefondsen. Deze categorieën maakten samen 5,6 procent van de portefeuille uit, maar droegen 23,9 basispunten bij aan de totale 57,3 basispunten aan vermogensbeheerkosten. Het fonds behaalde met beleggingen in hedgefondsen, over de langere termijn, rendementen die vergelijkbaar waren met die van beleggingen in aandelen maar tegen een lager risico. Voor de categorie private equity waren de kosten in vergelijking met andere categorieën eveneens relatief hoog, maar ook deze beleggingen leverden na aftrek van alle kosten een aantrekkelijk rendement op voor de deelnemers. Alternatieve beleggingen waren, onder andere vanwege een illiquiditeitspremie en diversificatievoordelen, ondanks de kosten, aantrekkelijke categorieën in de beleggingsmix.

bpfBOUW 59

Page 60: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De wijze waarop wordt belegdDe kosten van vermogensbeheer worden onder andere gedreven door de beleggingsstijl. Het bestuur voerde voor het overgrote deel van de beleggingen een actieve beleggingsstijl, met als doel meer rendement te maken dan de benchmark. Deze stijl bracht hogere kosten met zich mee dan bijvoorbeeld een passieve stijl, waarbij de benchmark werd gevolgd. Dit kan er toe leiden dat bpfBOUW in vergelijking met andere fondsen weliswaar hogere kosten heeft, maar daar staan naar verwachting hogere opbrengsten voor de deelnemers tegenover. Over 2014 werd een rendement boven de benchmark gehaald van 0,1 procent (2013: 1,3 procent). Dit betekent dat door actief management de gemaakte kosten (zowel beheervergoedingen als prestatievergoedingen) van 247,3 miljoen euro zijn goedgemaakt en dat additioneel 19,8 miljoen euro extra rendement is gerealiseerd (2013: 507 miljoen euro) voor de deelnemers. De hogere kosten van actief management zijn hiermee rendabel gebleken.

De behaalde performanceDe prestatievergoedingen van 71,7 miljoen euro zijn vergoedingen aan externe managers voor een (meerjarige) performance boven het af gesproken (benchmark)rendement welke worden betaald uit het behaalde extra rendement. De prestatie-vergoedingen zijn met 15,7 miljoen euro gestegen. Van de 16,6 basispunten aan prestatie-

vergoedingen kwam een groot deel voor rekening van private equity (6,6 basispunten) als gevolg van een goed rendement over het jaar 2014. Voor illiquide beleggingen heeft bpfBOUW met externe managers veelal afspraken gemaakt over prestatievergoedingen boven een bepaald (meerjarig) rendement. Dergelijke afspraken kunnen zowel betrekking hebben op het overtreffen van een overeengekomen absoluut rendement als op het overtreffen van een overeengekomen benchmark. Door prestatieafspraken te maken wordt ‘alignment of interest’ gecreëerd met externe managers. De kosten voor prestatievergoedingen moeten gezien worden in relatie tot het extra rendement dat is gerealiseerd. Zo moeten de gestegen prestatievergoedingen bij private equity, in vergelijking met 2013, in relatie worden bezien tot het hogere rendement van private equity, dat over 2014 is uitgekomen op 21,7 procent (2013: 16,6 procent).

Het bovenstaande maakt duidelijk dat een evaluatie van de kosten van vermogensbeheer een complexe kwestie is die genuanceerd en over een lange termijn moet plaatsvinden.

Tabel 13 laat de kostensoorten zien waaruit de beheervergoeding bestaat en de ontwikkeling daarvan ten opzichte van 2013. Daaronder is per kostensoort een korte toelichting opgenomen.

Tabel 13 Totale kosten vermogensbeheer per kostensoort(in miljoenen euro’s en in basispunten ten opzichte van het gemiddeld belegd vermogen)

2014 Basispunten (bp) 2013 Basispunten (bp)

Beheerfee APG & Bouwinvest 97,4 22,6 89,0 23,4

Beheerfee externe managers 56,4 13,1 54,2 14,2

Bewaarloon 3,2 0,7 3,9 1,0

Overige kosten 18,6 4,3 17,0 4,5

Totaal 175,6 40,7 164,1 43,1

Prestatievergoedingen 71,7 16,6 56,0 14,7

Totale kosten 247,3 57,3 220,1 57,8

jaarverslag 201460

Page 61: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

• De beheervergoeding bestaat uit de aan vermogens beheer toegerekende kosten van het uitvoeringsbedrijf. Deze zijn in absolute termen met 8,4 miljoen euro gestegen naar 97,4 miljoen euro. De stijging werd voornamelijk veroorzaakt door een stijging van het gemiddeld belegd vermogen. Relatief gezien zijn de kosten met 0,8 basispunten gedaald.

• De beheervergoedingen voor externe vermogensbeheerders zijn met 2,2 miljoen euro gestegen tot 56,4 miljoen euro. Relatief gezien zijn deze kosten met 1,1 basispunten gedaald door heronderhandeling met externe managers en meer intern beheer.

• Het bewaarloon betreft de vergoeding voor het in bewaring geven van beleggingstitels bij een bewaarbedrijf. Deze kosten zijn met 0,7 miljoen euro gedaald tot 3,2 miljoen euro. Dit kwam met name door heronderhandelde fee-afspraken met custodians.

• De overige kosten, die onder andere bestaan uit auditkosten, advieskosten, bankkosten, administratiekosten en due-diligencekosten die gerelateerd zijn aan het beleggen, zijn met 1,6 miljoen euro gestegen tot 18,6 miljoen euro. De absolute stijging in 2014 wordt onder andere verklaard door extra kosten als gevolg van de AIFM-richtlijn. Relatief gezien waren deze kosten in lijn met 2013.

• De prestatievergoedingen zijn vergoedingen aan externe managers voor een (meerjarige) performance boven het afgesproken (benchmark)rendement; deze worden betaald uit het behaalde extra rendement. De prestatievergoedingen zijn met 15,7 miljoen euro gestegen tot 71,7 miljoen euro door een goed rendement op onder andere private equity en vastgoed in 2014. Relatief gezien zijn deze kosten gestegen met 1,9 basispunten.

TransactiekostenDe Pensioenfederatie maakt onderscheid tussen beleggingskosten en transactiekosten. Laatstgenoemde categorie is niet altijd nauwkeurig vast te stellen en wordt gekenmerkt door schattingen. De transactiekosten bestaan uit in- en uitstapkosten bij beleggingsfondsen, aan- en verkoopkosten bij directe beleggingen in beleggingstitels en aankoopkosten. De geïdentificeerde transactiekosten over 2014 bedroegen 50,0 miljoen euro (2013: 52,3 miljoen euro), oftewel 12 basispunten (2013: 14 basispunten). De oorzaak van de daling van deze kosten lag met name in minder wijzigingen van de samenstelling van de portefeuille met lagere in- en uitstapkosten (-/- 19,7 miljoen euro) tot gevolg. Deze daling

werd deels teniet gedaan door hogere kosten voor aankopen (+2,4 miljoen euro) en rente- en valutaswaptransacties (+15 miljoen euro). Dit laatste was voornamelijk het gevolg van renteswaptransacties die in 2014 zijn uitgevoerd om de waarde van rente- en valuta-overlay binnen de grenzen van het beleggingsplan te houden. Deze transacties zijn in de berekening van de geschatte transactiekosten meegenomen, in lijn met de richtlijnen van de Pensioenfederatie. De werkelijke kosten van deze transacties waren echter lager.

BenchmarkingIn 2014 heeft bpfBOUW deelgenomen aan een benchmarkonderzoek van CEM (gebaseerd op de kosten van 2013). Dit is een benchmarkonderzoek met als doel aan te tonen of kosten effectief aangewend zijn in vergelijking met peers. In het onderzoek worden kosten (exclusief prestatievergoedingen op illiquide beleggingen en transactiekosten) in relatie bezien tot de beleggingsmix en de beleggingsstijl. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de kosten van bpfBOUW rekening houdend met deze elementen, lager zijn in vergelijking tot de peers. Ook is sprake van een hogere toegevoegde waarde ten opzichte van de benchmarkpeers waaruit blijkt dat de kosten ook effectief zijn.

In 2014 heeft bpfBOUW naast het jaarlijkse benchmarkonderzoek een onderzoek laten uitvoeren door een adviesbureau naar de kostenstructuur van het vermogensbeheer en het balansmanagement van bpfBOUW. Het doel van dit onderzoek was de marktconformiteit van de hoogte en de structuur van deze kosten te bepalen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de kosten die bpfBOUW betaalde voor het vermogensbeheer in grote lijnen marktconform waren. Het bestuur heeft de gedane aan bevelingen vertaald naar een plan van aanpak.

Met de uitkomsten van deze onderzoeken heeft het bestuur zich op proactieve wijze ervan vergewist dat de kosten van vermogensbeheer zich positief verhouden tot de kosten in de markt.

Het bestuur heeft zich kritisch opgesteld met betrekking tot de transparantie en de ontwikkelingen van de kosten, in relatie tot de gekozen asset mix en beleggingsstrategie. In 2015 zal in het kader van het bepalen van de risicohouding en strategie opnieuw kritisch naar de te verantwoorden kostenniveaus gekeken worden.

bpfBOUW 61

Page 62: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

jaarverslag 201462

Page 63: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 14

Rapport van de Raad van Toezicht

Taakstelling raad van toezicht

De raad van toezicht heeft de wettelijke taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De raad geeft een algemeen oordeel over het functioneren van het bestuur en is ten minste belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur.

BpfBOUW is een van de vijf grootste bedrijfstakpensioenfondsen; de raad van toezicht neemt het hoge ambitieniveau dat hierbij past als uitgangspunt. Criteria daarbij zijn: doelgericht, efficiënt en effectief alsmede transparant.

De raad legt verantwoording af over de uitvoering van de taken en de uitoefening van de bevoegdheden aan het verantwoordingsorgaan en de werkgevers en in het jaarverslag.

De raad van toezicht staat het bestuur met raad ter zijde.

De volgende besluiten van het bestuur zijn onderworpen aan de goedkeuring van de raad:• het jaarverslag en de jaarrekening;• de profielschets voor bestuurders;• het beleid inzake beloningen, met uitzondering

van de beloning van de raad van toezicht;• gehele of gedeeltelijke overdracht van de

verplichtingen van het pensioenfonds of de overname van verplichtingen door het pensioenfonds;

• liquidatie, fusie of splitsing van het pensioenfonds;

• samenvoeging van pensioenfondsen als bedoeld in de definitie van ondernemingspensioenfonds in artikel 1; en

• het omzetten van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm, bedoeld in artikel 18 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

Naast het wettelijk kader worden ook de Code Pensioenfondsen en de VITP Toezichtcode nageleefd.

Activiteiten 2014

De raad heeft in 2014 4 maal vergaderd. Bij de vergaderingen zijn de drie leden van de raad van toezicht aanwezig, ondersteund door de secretaris van de raad. Een tweetal van deze vergaderingen zijn gehouden in aanwezigheid van de voorzitters van bpfBOUW en de directeur en medewerkers van het bestuursbureau, alsmede vertegenwoordigers van APG en Bouwinvest. Er is eenmaal overleg geweest met (een delegatie van) het Verantwoordingsorgaan. Verder wonen de leden van de raad van toezicht bij toerbeurt bestuurs- en commissievergaderingen bij. Dat is in het kalenderjaar 2014 achtmaal gebeurd.

Ook zijn er, separaat van reguliere vergaderingen, directe contacten tussen de individuele leden van de raad met medewerkers van het bestuursbureau en heeft de voorzitter van de raad een aantal malen afstemmingsoverleg gevoerd met de beide bestuursvoorzitters, de voorzitter van het Verantwoordingsorgaan en ook met de directeur van het bestuursbureau.

Via de notulen en bijbehorende stukken van bestuurs- en commissievergaderingen en eigen waarneming door het bijwonen van deze vergaderingen, heeft de raad kennis kunnen nemen van de aan de orde zijnde onderwerpen, de daaruit voortvloeiende besluitvorming en de beweegredenen om tot die besluitvorming te komen.

De leden van de raad van toezicht hebben verslag van hun bevindingen uitgebracht betreffende het bijwonen van de bestuurs- en commissievergaderingen. Deze verslagen zijn onder de aandacht van het bestuur gebracht. In 2015 zullen opnieuw commissievergaderingen worden bijgewoond.

Vooruitlopend op de bestuursvergadering van 21 mei 2015, waarin de jaarstukken 2014 worden goedgekeurd, hebben onder mee de externe accountant en de certificerend actuaris verslag gedaan over de door hen uitgevoerde werkzaamheden en over de daaruit voortvloeiende bevindingen.

bpfBOUW 63

Page 64: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Daarnaast is in het jaar 2014 toegezien op de follow-up van de bevindingen van de raad over 2013 en hebben onderstaande onderwerpen bijzondere aandacht gehad:• de daling van het aantal actieven en de gevolgen

daarvan• de meerjarige strategie van het fonds en de

vertaling daarvan in beleidsdocumenten• de doelstelling ten aanzien van de kosten van

het vermogensbeheer• de werking van het integraal risicomanagement

systeem en de taakstelling van de diverse commissies en functionarissen op dit gebied

• de kwaliteit van de evaluatie van het bestuur• de eigen visie van het bestuur betreffende het

vraagstuk nominaal/reëel• de consequenties van en de werkwijze bij

overname van andere fondsen• de waardering van het vastgoed• de rol van de raad bij de opvolging van de

bestuursvoorzitter.• de situatie na 1 juli 2014, toegespitst op

de nieuwe bezetting van het bestuur, de commissies en de organen en de nieuwe rollen van deze gremia.

• het toezicht op de ontwikkeling en de uitvoering van het beleid.

Jaarverslag 2014

De raad van toezicht keurt het jaarverslag en de jaarrekening goed, is van mening dat het bestuur een adequaat beleid en beheer voert mede gezien het gehanteerde ambitieniveau, dat het de verschillende belangen op evenwichtige wijze behartigt en op een verantwoorde wijze omgaat met de risico’s op langere termijn.

Algemene gang van zaken

De dekkingsgraad ultimo 2014 is gestegen tot 115,1%. Er is geen sprake van een dekkingstekort, wel van een reservetekort.

De door De Nederlandsche Bank voorgeschreven wijze van berekening van de dekkingsgraden (het nieuwe Financiële Toetsingskader, ofwel (nFTK) is met ingang van 2015 ingrijpend gewijzigd.

Onder het hoofdstuk gebeurtenissen na balansdatum zijn de effecten hiervan toegelicht.

BpfBOUW moet uiterlijk 1 juli 2015 een nieuw herstelplan indienen.

BpfBOUW heeft, zij het beperkt, indexatie kunnen toekennen.

De sociale partners hebben in verband met de aangepaste regelgeving (Witteveenkader en nFTK) een nieuwe pensioenregeling vastgesteld, ingaande 2015. Het bestuur heeft vastgesteld deze regeling te kunnen gaan uitvoeren.

BpfBOUW hanteert vanaf 2015 de systematiek van een gedempte kostendekkende premie op basis van verwachte rendementen. De premie is opnieuw vastgesteld, ook al vanwege de gewijzigde wetgeving (verlaging van de jaarlijkse opbouw tot maximaal 1,875 % en verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd tot 67 jaar). Door de CAO-partijen is besloten dat de premie voor de komende 5 jaar gemaximeerd is op 20,2 %; hierin is een marge voor premiestabiliteit ingebouwd. Voor 2015 is deze premie kostendekkend.

Het in 2014 door de DNB gehouden toezicht leverde diverse bevindingen en aanbevelingen op en hebben geleid tot het opstellen van verbeterplannen. De raad van toezicht wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang in de opvolging van deze plannen. De verbeteracties worden gestructureerd aangepakt, de voortgang is bevredigend.

In 2014 is de capaciteit van het bestuursbureau uitgebreid. De raad juicht dit toe en heeft ook vastgesteld dat hiermee de kwaliteit van de beleidsmatige ondersteuning alsmede de aansturing van (uitbestede) uitvoeringsprocessen, verder is toegenomen.In 2014 heeft het bestuur veel aandacht gehad voor de inrichting van een nieuw besturingsmodel, dit ook met inachtneming van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen, die per 1 juli 2014 van kracht is geworden. Het bestuur heeft gekozen voor een paritair model aangevuld met twee expert-bestuurders. Tevens is een Audit Commissie ingesteld met interne en externe leden, en zijn de samenstelling en het takenpakket van zowel het Verantwoordingsorgaan als de raad aangepast.

Samen met reguliere personele wisselingen, hebben hierdoor de nodige benoemingen in 2014 plaats gevonden.

De raad heeft deze benoemingsprocessen nauwlettend gevolgd. De raad heeft meermalen met de beide voorzitters en de directeur van het bestuursbureau overleg gevoerd over de benoemingen ook in samenhang met de door opvolgingen noodzakelijke aanpassingen in rol- en taakverdelingen binnen het bestuur en de commissies.

jaarverslag 201464

Page 65: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De raad is van mening dat het bestuur het benoemings- en opvolgingsproces in goede banen heeft geleid en dat aan alle geschiktheids- en deskundigheidseisen is voldaan. Door de toetreding van de twee expert-bestuursleden is de countervailing power verder geborgd.

De werkgeversvoorzitter, de heer H. de Pagter, is vanwege het verstrijken van zijn benoemingstermijn per 1 januari 2015 afgetreden. De raad dankt de heer De Pagter voor zijn inzet en zijn voortvarende wijze van leiding geven. Met zijn nuchterheid, pragmatisme, en lange termijn horizon heeft hij bijgedragen aan verstandige besluitvorming.

Eind 2014 is de heer Van den Brink, voorzitter van de beleggingsadviescommissie, overleden. Wij gedenken hem om zijn warme persoonlijkheid, betrokkenheid bij het fonds en deskundige inbreng.

De ontwikkeling van de bestuurlijke geschiktheid heeft de voortdurende aandacht, passend bij de aard, omvang en complexiteit van het fonds. De bestuurlijke geschiktheid is per bestuurslid, per commissie en voor het bestuur als geheel in kaart gebracht. Scholings- en opleidingsactiviteiten van bestuurders worden gemonitord en geregistreerd, voor vervulling van bestuurlijke vacatures zijn uitgebreide functieomschrijvingen vervaardigd.

Er is een systeem van individuele evaluatie per bestuurslid, evaluatie per commissie en evaluatie van het bestuur als geheel ontwikkeld en ingevoerd.

Ook al vanwege de vele personele wisselingen in het bestuur bevelen wij het bestuur aan in haar komende jaarlijkse zelfevaluatie extra aandacht te besteden aan een reflectie op gedrag en cultuur in het bestuur en de commissies en op de mate waarin de collectieve deskundigheid en geschiktheid weer verankerd is in de huidige samenstelling.

Adequate risicobeheersing

BpfBOUW onderscheidt strategische en omgevingsgerelateerde risico’s, en risico’s inzake compliance, governance, financieel en operationeel. Er is een adequaat risico framework opgezet, met een risk-assessment, periodieke monitoring en rapportering.

De personele uitbreiding van de functie risicomanagement in het bestuursbureau en de komst van een expert-bestuurder op dit terrein hebben tot zichtbare versterkingen geleid.

De verankering van integraal risicomanagement in de bestuursagenda en het bestuurlijk functioneren is nog in beweging. De positionering van de functie risicomanagement in het bestuursbureau, en de monitoring op risicomanagement bij de partijen waaraan uitvoeringswerkzaamheden zijn uitbesteed, zullen voor de raad aandachtspunten zijn in 2015.

BpfBOUW voldoet aan de eisen betreffende uitbestedingsbeleid. Het uitbestedingsbeleid wordt adequaat verantwoord en er is sprake van een robuust uitbestedingsbeleid, in overeen-stemming met de wet- en regelgeving. In toenemende mate is bpfBOUW regievoerend in haar uitbesteding aan APG en Bouwinvest. De raad moedigt het bestuur aan dit proces door te zetten.

Als gevolg van bij APG ontstane achterstanden in administratieve verwerkingen en implementaties van nieuwe systemen waren veel handmatige aanpassingen nodig, met een verhoogde foutenkans. Afgesproken is dat de externe certificerend actuaris in de komende maanden alsnog de risicoanalyse over 2014 zal uitvoeren.

In 2014 hebben zich diverse incidenten voorgedaan in de uitvoeringsprocessen bij Pensioenbeheer van APG. Uit door APG uitgevoerde analyses is gebleken dat er sprake was van combinaties van systeemfouten en menselijk falen. APG heeft verbetermaatregelen ingezet, en de aansturing van de processen aangescherpt.

De relatie met APG is langdurig. Deze relatie is bestuurlijk geëvalueerd. Wij raden het bestuur aan aandacht te blijven geven aan het vinden van een goede balans tussen strategisch partnership en adequate, passende dienstverlening, gebaseerd op een goede regievoering.

De raad heeft blijvende aandacht voor de relatie tussen het fonds en Bouwinvest. Enerzijds is Bouwinvest een volle dochteronderneming, anderzijds is het fonds ook veruit de grootste cliënt van Bouwinvest. De bijzondere eisen die dat stelt aan governance en aan de monitoring van het uitbestede vermogensbeheer, vergen voortdurende bestuurlijke agendering.

De raad heeft vastgesteld dat het bestuur voldoende aandacht besteedt aan kosteneffectiviteit, hetgeen ook blijkt uit diverse benchmarkonderzoeken. De raad moedigt het bestuur aan een ambitie te ontwikkelen tot verdere kostenoptimaliseringen op middellange termijn.

bpfBOUW 65

Page 66: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Evenwichtige belangen afweging

De wijze waarop het bestuur de evenwichtige belangenafweging toepast in haar beleidsbepaling en besluitvorming, wordt gemonitord door de raad. De raad heeft vastgesteld dat het bestuur hierbij afwegingen maakt ten aanzien van de gewenste solidariteit, proportionaliteit, effectiviteit en continuïteit. Hierbij heeft het bestuur goed oog en oor voor de verschillende groepen belanghebbenden.

Sinds 1 juli 2014 zijn ook de gepensioneerden vertegenwoordigd in het bestuur. De impact hiervan zal zich nog moeten uitkristalliseren; van belang is dat de representativiteit van de verschillende groepen belanghebbenden hierdoor is verstrekt.

Opvolging op aanbevelingen van de raad uit voorgaande jarenTen aanzien van de aanbevelingen van de raad over 2013 hebben wij geconstateerd dat het bestuur daar op een goede wijze opvolging aan heeft gegeven. Dit geldt ook voor de aanbevelingen van de accountant, de actuaris, het verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad. De in 2014 tot volle wasdom gekomen Audit commissie rekent deze opvolging tot haar taken.

Werkzaamheden raad van toezicht 2015

De raad van toezicht zal in 2015 het bestuur extra aandacht vragen voor:• Uitbesteding aan APG en Bouwinvest,

ondermeer middels ISAE 3402 verklaringen • Organisatie van het integraal risicomanagement.• De gevolgen voor de bestuurlijke samenwerking

en effectiviteit door de komst van de expert-bestuurders en van een vertegenwoordiging, gekozen door de vertegenwoordigers van pensioengerechtigden in het Verantwoordingsorgaan.

• De invoering van het nieuwe FTK, resulterend in ondermeer een aangepast beleggingsbeleid, en met name:

• De uitgangspunten en uitkomst van de ALM-studie

• Het resultaat van het overleg van sociale partners in de bedrijfstak, waaronder de risicohouding, de premiestelling en de inhaalindexering

• Het optimaliseren van de organisatie en processen na invoering van het nieuwe bestuursmodel, waarbij naast het bestuur ook het Bestuursbureau, de commissies en APG en Bouwinvest een rol spelen.

Met het oog op de langere termijn zal de raad de volgende onderwerpen agenderen voor haar toezichtagenda:• De strategische relatie met APG en Bouwinvest• De stroomlijning van de beleids- en

ondersteunende processen in het bestuursbureau

• De ontwikkeling van bestuurlijke ambities ten aanzien verdere kostenoptimaliseringen

• De effectiviteit van het communicatiebeleid• de daling van het aantal actieven en de gevolgen

daarvan, zowel door de toenemende vergrijzing, de inkrimping van de bouwsector en het groeiende aantal zzp-ers in de sector

• de meerjarige strategie van het fonds en de vertaling daarvan in beleidsdocumenten

• gedrag en cultuur aan de bestuurstafel• de balans in doelstellingen tussen waarborging

van de nominale aanspraken en de indexatie-ambitie

• de positionering van bpfBOUW in het toekomstige consolidatieproces van de pensioensector in Nederland.

Samenstelling raad van toezicht

De heer Patrick Groenendijk is per 1 juli 2014 wegens vertrek naar het buitenland afgetreden. Hierdoor heeft de heer Groenendijk slechts kort in de raad kunnen fungeren. Met de inbreng van zijn beleggingsexpertise heeft hij een goede bijdrage geleverd aan de monitoring van het vermogensbeheer. De raad dankt hem voor zijn inzet.

De heer Groenendijk is per 1 juli 2014 opgevolgd door de heer drs R. Hommes.

Namens de leden van de Raad van Toezicht

E.R. CapitainR. HommesA.A. Nagtegaal, voorzitter

Harderwijk, 18 mei 2015

jaarverslag 201466

Page 67: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfBOUW 67

Page 68: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Hoofdstuk 15

Oordeel van het Verantwoordingsorgaan

Algemeen

Het verantwoordingsorgaan van bpfBOUW is, in zijn huidige vorm, geïnstalleerd op 1 juli 2014.

Het orgaan is samengesteld uit vertegenwoordigers van actieve deelnemers, pensioen gerechtigden en werkgevers. Deze geledingen in het verantwoordingsorgaan leveren ieder een voorzitter voor het orgaan, waarbij het voorzitter schap periodiek rouleert.

Het verantwoordingsorgaan heeft totaal veertien leden:• Vier leden vanuit werkgeverszijde• Vier leden vanuit werknemerszijde• Zes leden vanuit de zijde van de pensioen-

gerechtigden

Het bestuur van bpfBOUW en de raad van toezicht leggen bij de totstandkoming van het jaarverslag aan het verantwoordingsorgaan afzonderlijk verantwoording af over het gevoerde beleid respectievelijk de uitvoering van hun taken. De focus van het verantwoordingsorgaan ligt daarbij op het gevoerde beleid ten aanzien van de financiën, de communicatie en de invulling en toepassing van de pensioencode. Binnen het orgaan zijn tripartite samengestelde commissies gevormd, die zich met deze specifieke onderwerpen bezig houden. Centraal daarbij staat de vraag of er sprake is geweest van een evenwichtige behartiging van de belangen van de diverse groeperingen. Daarnaast heeft het verantwoordingsorgaan een aantal wettelijke adviestaken en taken ingevolge de pensioencode.

Verklaring bij de jaarstukken

Wij hebben de jaarstukken van bpfBOUW over het boekjaar 2014 beoordeeld. Het betreft de geconsolideerde en enkelvoudige balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014, alsmede de toelichtingen daarbij en het jaarverslag van het bestuur.

Beoordelingskader

Het verantwoordingsorgaan toetst achteraf of het bestuur zijn beleid op evenwichtige en verantwoorde wijze heeft gevoerd met inacht-

neming van de statuten van het fonds. Bij deze toets worden de inspanningen en uitkomsten van de raad van toezicht betrokken.

Gezien de taakstelling van het orgaan heeft de beoordeling een beperkt karakter. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt naar eer en geweten, maar is geen accountant of actuaris en zit niet aan de bestuurstafel. Het oordeel van het verantwoordingsorgaan dient tegen deze achtergrond te worden bezien.

Werkzaamheden

In 2014 is het verantwoordingsorgaan, na de oprichtingsvergadering in juni, in de nieuwe vorm driemaal bijeen geweest, in september, oktober en november. Tijdens deze bijeenkomsten is onder meer de premie- en toeslagnota besproken. Daarnaast is door de pensioengerechtigden in het verantwoordingsorgaan een voordracht gedaan voor de invulling van een drietal bestuurszetels. Deze voordracht is door het bestuur gehonoreerd.

Verder hebben de voorzitters van de drie geledingen van het verantwoordingsorgaan in december kennis gemaakt met de leden van de raad van toezicht en hebben van gedachten gewisseld over de afstemming van de activiteiten van de organen en de wijze van samenwerking.

In de mei vergadering van 2015 hebben de raad van toezicht en het bestuur achtereenvolgens afzonderlijk verantwoording afgelegd over het gevoerde beleid en de verrichte taken in het afgelopen boekjaar. Tijdens de bijeenkomst van het verantwoordingsorgaan met een afvaardiging van het bestuur is aan de hand van de conceptjaarstukken het afgelopen boekjaar besproken. Bij de bespreking zijn onder meer de controlerende accountant, de certificerend en de adviserende actuarissen, alsmede een delegatie van de opdrachtnemers aanwezig. Daar waar nodig werden toelichtingen verstrekt. Deze vergadering is inhoudelijk voorbereid door de financiële commissie van het verantwoordings-orgaan.

In een afzonderlijk overleg heeft de raad van toezicht verantwoording afgelegd over de door haar uitgevoerde taken en werkzaamheden.

jaarverslag 201468

Page 69: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Overige gegevens

Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van de goedkeurende controle-verklaring en van de actuariële verklaringen bij de jaarstukken, alsmede van de compliance rapportage. Daarnaast is het rapport van de raad van toezicht bij de beoordeling betrokken.

Overwegingen

Het vermogen van het fonds is in het verslagjaar (wederom) aanmerkelijk gegroeid. Daarnaast was het rendement, mede door de afdekking van het renterisico, in 2014 veel hoger dan gebruikelijk. Aan het eind van het verslagjaar was geen sprake van een dekkingstekort, maar nog wel van een beperkt reservetekort. Overeenkomstig het premie- en toeslagbeleid en binnen de beperkte ruimte van de bestaande wet- en regelgeving, heeft het bestuur aan het eind van het boekjaar een zeer beperkte toeslag kunnen toekennen. Door de invoering van het Nieuw Financieel Toetsingskader is het reservetekort aan het begin van het jaar weer toegenomen. Zowel het uitleggen van als het creëren van begrip voor het voorgaande vergen het uiterste van de communicatieve inspanningen en vaardigheden van het bestuur.

Het aantal actieve deelnemers is in het verslagjaar wederom sterk gedaald. De laatste jaren is er sprake van een substantiële groei van het aantal gewezen deelnemers, al is deze groei door een andere manier van tellen wel iets vertekend. Deze groep is groter dan alle andere soorten deelnemers samen.

Het is bekend dat er, los van een daling van het aantal werknemers als gevolg van de economische conjunctuur, in de sector bouwnijverheid een verschuiving plaatsvindt van werknemers in loondienst naar flexkrachten. In het verslagjaar heeft het verantwoordingsorgaan reeds gepleit voor een breder beleid om op deze wijzigende maatschappelijke - en arbeidsverhoudingen te anticiperen. Ook van regeringswege is aangedrongen op aanpassing van het huidige pensioenstelsel aan de nieuwe maatschappelijke - en arbeidsverhoudingen.

Dit maakt een duidelijke visie en standpunt van het bestuur over de positionering van het fonds in de pensioensector nog wenselijker.

Door het bestuur wordt actief invulling gegeven aan de pensioencode. Het verantwoordings-orgaan heeft adviezen gegeven voor optimalisatie van de toepassing van de code.

Oordeel

Het verantwoordingsorgaan heeft, met in acht name van de reikwijdte van de toetsing, geconstateerd dat het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle betrokkenen is omgegaan. Ook heeft het verantwoordingsorgaan geconstateerd dat de communicatie, met inachtneming van de eerder geplaatste opmerkingen, veel aandacht krijgt. Daarnaast wordt door het bestuur actief invulling gegeven aan de pensioencode van de Pensioenfederatie. Het Verantwoordingsorgaan heeft daarom een positief oordeel over het bestuursbeleid in het boekjaar 2014.

Het verantwoordingsorgaan is eveneens positief over de uitgevoerde taken en werkzaamheden van de raad van toezicht. Het orgaan spreekt zijn waardering uit voor de proactieve houding en de inzichtelijk rapportage van de raad.

Aanbevelingen

Het verantwoordingorgaan onderschrijft het beleid van het bestuur om zijn regiefunctie in de uitbestedingsrelatie met zijn opdrachtnemers uit te breiden en mede door inzet van de aan getrokken expert-bestuursleden en de werk-nemers van het bestuursbureau dit beleid verder vorm en inhoud te geven. Door het versterken van de “countervailing power” nemen de risico-beheersing en de performance van het fonds toe. Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur om voortvarend op de ingeslagen weg door te gaan.

Het bestuur richt zich op een duurzaam en verantwoord beleggingsbeleid. Hier wordt in een afzonderlijk jaarverslag over gerapporteerd. Mede gelet op het toenemend belang dat de samenleving aan een verantwoord beleggings-beleid hecht, adviseert het verantwoordings-orgaan het bestuur breder en intensiever te communiceren over het in dit kader gevoerde beleid, de verrichte werkzaamheden en de behaalde resultaten.

Namens de leden van het Verantwoordings-orgaan,

A.A. Boot, voorzitterHarderwijk, 18 mei 2015

bpfBOUW 69

Page 70: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Reactie van het Bestuur op het oordeel van het Verantwoordingsorgaan

Het bestuur van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid aanvaardt in dank het positieve oordeel van het verantwoordingsorgaan over de jaarstukken 2014.

Het bestuur is het verantwoordingsorgaan zeer erkentelijk voor de in de verslagperiode verrichte werkzaamheden en ontvangen adviezen en aanbevelingen, waaronder de adviezen inzake de Code pensioenfondsen.

Het bestuur constateert met instemming dat het verantwoordingsorgaan, na installatie per 1 juli 2014 onder het regime van de vernieuwde Pensioenwet, een voortvarende start heeft gemaakt en zich in korte tijd heeft ontwikkeld tot een volwaardige vertegenwoordiger van deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en slapers. Daarnaast is het verantwoordingsorgaan een positief-kritische gesprekspartner voor het bestuur.

Met het verantwoordingsorgaan is het bestuur van mening dat de ontwikkelingen ten aanzien van de sterk toegenomen omvang van zowel de verplichtingen als van de bezittingen een permanente en zorgvuldige communicatie naar de deelnemers vergen. Het handhaven en verder ontwikkelen van het vertrouwen in de pensioensector moet daarbij voorop staan. Het bestuur zal de communicatie in het komende boekjaar de aandacht geven die dit belangrijke onderwerp verdient.

De positionering van het fonds in de pensioenwereld is eveneens een punt van grote aandacht voor het bestuur. Gebleken is dat toetreding tot bpfBOUW een aantrekkelijke optie

is voor kleinere en middelgrote ondernemings- en bedrijfstakpensioenfondsen. In de gesprekken over toetreding heeft bpfBOUW het voorkomen van aantasting van de rechten van zittende deelnemers als uitgangspunt gehanteerd. Uitgangspunt voor het bestuur is een evenwichtige belangenafweging.

Daarnaast heeft het bestuur oog voor de ontwikkeling van de omvang van de doelgroep. Behoud van voldoende volume en een evenwichtige leeftijdsopbouw is belangrijk voor de toekomstige ontwikkeling van het fonds.

Mede in het kader van de invoering van het nieuwe Financieel Toetsingskader heeft het bestuur besloten tot uitvoering van een Asset-Liability studie, waarin de actuele gegevens van financiële markten en de ontwikkeling van de zowel de pensioensector als van de bouwsector worden betrokken. Op grond van de uitkomsten van deze ALM-studie zal het fonds beleid ontwikkelen om het hoofd te bieden aan de veranderingen in de maatschappij en in de sector.

Daarnaast voert het bestuur, door middel van een daartoe ingestelde werkgroep, een uitgebreide interne discussie over de strategische ontwikkelingen in en rondom het fonds en is het nauw betrokken bij de discussie in de Pensioenfederatie en tussen de grote bedrijfstakpensioenfondsen inzake de ontwikkeling van de pensioenwet- en regelgeving.

De toegenomen countervailing power ten opzichte van de opdrachtnemers heeft mede de mogelijkheid geopend tot het sterker inzetten op de regiefunctie in de uitbestedingsrelatie. Deze regierol zal in het komende verslagjaar verder vorm en inhoud krijgen, met name in de werkgebieden vermogensbeheer, uitbesteding en risicomanagement.

In dank aanvaardt het bestuur ook de aanbeveling beter en breder te communiceren betreffende duurzaam en verantwoord beleggingsbeleid.

Namens het Bestuur Stichting bpfBOUW

Namens het Bestuur Stichting bpfBOUW

Drs. M.B. van VeldhuizenWerknemersvoorzitter (fungerend)

Harderwijk, 20 mei 2015

J. RuisWerkgeversvoorzitter

jaarverslag 201470

Page 71: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfBOUW 71

Page 72: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Jaarrekening 2014Geconsolideerde balans per 31 december 2014

(Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)

Activa 2014 2013

Beleggingen (1)

Beleggingen voor risico van pensioenfonds 53.617.400 41.163.561

Beleggingen voor risico van deelnemers 30.329 24.961

Totaal beleggingen 53.647.729 41.188.522

Materiële vaste activa (2) 1.667 6.944

Vorderingen en overlopende activa (3)

- Vorderingen uit hoofde van beleggingen 124.631 128.610

- Overige vorderingen en overlopende activa 147.807 143.463

Totaal vorderingen en overlopende activa 272.438 272.073

Liquide middelen (4) 240.789 166.585

Totaal van de activa 54.162.623 41.634.124

Passiva 2014 2013

Groepsvermogen (5)

Vermogen bpfBOUW 6.747.376 4.296.105

Minderheidsbelang derden 81.584 -

Totaal groepsvermogen 6.828.960 4.296.105

Technische voorzieningen (6) 41.386.420 34.609.617

Voorziening voor risico deelnemers (7) 30.329 24.961

Langlopende schulden (8) 2.950 2.950

Overige schulden en overlopende passiva (9)

- Schulden uit hoofde van beleggingen 5.865.683 2.644.665

- Overige schulden en overlopende passiva 48.281 55.826

Totaal schulden en overlopende passiva 5.913.964 2.700.491

Totaal van de passiva 54.162.623 41.634.124

jaarverslag 201472

Page 73: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Geconsolideerde staat van baten en lasten over 2014

(Bedragen in duizenden euro’s)

Baten 2014 2013

Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (10) 953.431 1.033.153

Premiebijdragen voor risico van deelnemers (11) 14.853 17.071

Beleggingsresultaten voor risico van

pensioenfonds (12) 9.545.830 937.025

Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers (13) 2.532 1.129

Overige baten (14) 3.287 1.776

Totaal van de baten 10.519.933 1.990.154

Lasten 2014 2013

Pensioenuitkeringen (15) 1.187.518 1.233.788

Pensioenuitvoeringskosten (16) 40.591 44.148

Personeelskosten (17) 16.871 16.686

Afschrijvingskosten (18) 765 962

Mutatie technische voorzieningen uit hoofde van:

- pensioenopbouw 687.510 950.316

- toeslagverlening 69.268 35.153

- rentetoevoeging 129.183 123.104

- onttrekking voor pensioenuitkeringen en

pensioenuitvoeringskosten ./. 1.200.113 ./. 1.217.539

- wijziging marktrente 7.036.105 ./. 1.145.715

- overdracht van rechten 5.305 329.245

- overige 49.545 94.062

Mutatie technische voorzieningen (19) 6.776.803 ./. 831.374

Mutatie voorziening voor risico van deelnemers 5.368 ./. 14.135

Saldo overdracht van rechten (20) 6.028 ./. 341.525

Overige lasten (21) 7.299 12.949

Totaal van de lasten 8.041.243 121.499

Saldo staat van baten en lasten 2.478.690 1.868.655

bpfBOUW 73

Page 74: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Geconsolideerd kasstroomoverzicht 2014

(Bedragen in duizenden euro’s – opgesteld volgens de directe methode)

2014 2013

Kasstroom uit pensioenactiviteiten

Ontvangen premies 953.920 1.048.650

Ontvangen waardeoverdrachten 38.553 29.170

Betaalde pensioenuitkeringen ./. 1.199.181 ./. 1.218.052

Betaalde waardeoverdrachten ./. 38.798 ./. 34.145

Betaalde pensioenuitvoeringskosten ./. 50.227 ./. 45.675

Overige mutaties 638 ./. 2.090

Kasstroom uit pensioenactiviteiten ./. 295.095 ./. 222.142

Kasstroom uit beleggingsactiviteiten

Verkopen en aflossingen van beleggingen 4.896.554 9.801.701

Ontvangen directe beleggingsopbrengsten 643.420 768.679

Aankopen van beleggingen ./. 7.251.134 ./. 7.164.091

Betaalde kosten van vermogensbeheer ./. 172.687 ./. 168.960

Overige mutaties 2.253.146 ./. 3.039.541

Kasstroom uit beleggingsactiviteiten 369.299 197.788

Mutatie liquide middelen 74.204 ./. 24.354

Liquide middelen primo periode 166.585 190.939

Mutatie liquide middelen 74.204 ./. 24.354

Liquide middelen ultimo periode 240.789 166.585

Onder kasstroom uit beleggingsactiviteiten in de post ‘Overige mutaties’ is voor 2.251.750 (2013: ./. 3.059.174) aan ontvangen Cash Collateral opgenomen.

jaarverslag 201474

Page 75: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

AlgemeenDe stichting heeft zowel de enkelvoudige jaarrekening als de geconsolideerde jaarrekening opgesteld volgens de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 Burgerlijk Wetboek en de Richt-lijnen voor de Jaarverslaggeving.

Schattingswijziging Voorziening voor pensioenverplichtingenHet bestuur heeft in 2014 besloten om verschillende (actuariële) grondslagen die gehanteerd worden voor de bepaling van de Voorziening pensioenverplichtingen te wijzigen. Dit betreft o.a.:• Sterftegrondslagen als gevolg van de nieuwe

prognosetafel AG2014 • De leeftijdsafhankelijke correctiefactoren• De partnerfrequenties als gevolg van het

verhogen van de pensioenleeftijd naar 67 jaar• De kostenvoorziening• IBNR-voorziening arbeidsongeschiktheids-

pensioen• Waardering van de groep ‘onvindbaren’

De wijziging van de (actuariële) grondslagen kwalificeert zich als een schattingswijziging. Het positieve effect van de wijziging in Sterftegrondslagen als gevolg van de nieuwe prognosetafel AG2014, leeftijdsafhankelijke correctiefactoren en de partnerfrequenties als gevolg van het verhogen van de pensioenleeftijd naar 67 jaar is circa 232 miljoen euro. Het negatieve effect van de wijziging van de kostenvoorziening is circa 92 miljoen euro. Het positieve effect van de wij ziging IBNR-voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen is circa 1 miljoen euro en het positieve effect van de wijziging van de waardering van de groep ‘onvindbaren’ is circa 23 miljoen euro. Het totale positieve effect van de totale schattingswijziging op het resultaat bedraagt circa 164 miljoen euro.

Grondslagen voor de consolidatie Groepsmaatschappijen zijn de vennootschappen die behoren tot de economische eenheid van bpfBOUW en de vennootschappen waarin beslissende zeggenschap bestaat. De groeps maatschappijen worden niet meer in de consolidatie opgenomen vanaf de datum waarop geen sprake meer is van beslissende zeggenschap. De groepsmaatschappijen worden opgenomen door toepassing van de integrale methode van consolidatie.

BpfBOUW heeft ultimo 2014 direct dan wel indirect een belang van 100 procent in de volgende groepsmaatschappijen: Bouwinvest Real Estate Investment Management bv, Bouwinvest Projecten bv, GIP Groningen 1 bv, GIP Beheer bv, Bouwinvest Dutch Institutional Office Fund nv, Bouwinvest Dutch Institutional Retail Fund nv, Bouwinvest Development bv, Bouwinvest Dutch Institutional Hotel Fund nv en Bouwinvest Dutch Institutional Healthcare Fund nv (tot 1 mei 2014 Dutch Institutional Leisure Fund nv) (alle statutair gevestigd in Amsterdam).

In het verslagjaar 2014 zijn de 100 procent belangen in Phui Energy bv, DRI I Beheer bv, Ontwikkelings combinatie Belvédère bv en Bouwinvest Retail Development bv geliquideerd.

BpfBOUW heeft ultimo 2014 direct een belang van 97 procent in Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund nv (statutair gevestigd in Amsterdam) (2013: 100 procent). De overige 3 procent betreft een minderheidsbelang derden.

ValutaomrekeningEen transactie in vreemde valuta wordt bij de eerste verwerking gewaardeerd tegen de valutakoers op transactiedatum. Monetaire balansposten in vreemde valuta worden omgerekend tegen de valutakoers op de balansdatum. Niet-monetaire balansposten in vreemde valuta, die zijn gewaardeerd op actuele waarde, worden omgerekend tegen de valutakoers die geldt op het moment van waardering van de post.

Koersverschillen die optreden bij de afwikkeling dan wel de omrekening van monetaire posten in vreemde valuta, worden verwerkt in de staat van baten en lasten.

Waardering van activa en passiva

AlgemeenActiva en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen actuele waarde. Een actief wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen vloeien en de waarde van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen als het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met

bpfBOUW 75

Page 76: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.

VastgoedbeleggingenVastgoedbeleggingen zijn onroerende zaken die worden aangehouden om huuropbrengsten en/of waardestijgingen te realiseren en die niet dienen voor eigen gebruik.

De eerste waardering van een vastgoedbelegging geschiedt tegen de verkrijgingsprijs, inclusief de transactiekosten minus eventuele investeringssubsidies. Na de eerste verwerking worden de vastgoedbeleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Winsten of verliezen die ontstaan door een wijziging in de actuele waarde, worden verantwoord in de staat van baten en lasten.

De post is opgebouwd uit de beleggings-categorieën vastgoed in exploitatie, vastgoed in ontwikkeling en vastgoed via participaties.

Vastgoed in exploitatieVastgoed in exploitatie wordt gewaardeerd tegen actuele waarde. De actuele waarde is gebaseerd op onder meer de huuropbrengsten uit lopende huurovereenkomsten en veronderstellingen inzake huurinkomsten van toekomstige huurovereenkomsten inclusief leegstand en huurincentives. Tevens wordt de aard, plaats en toestand van het vastgoed in exploitatie in aanmerking genomen.

Uitgaven na het moment van activering worden alleen opgenomen als activum als het waarschijnlijk is dat toekomstige economische voordelen zullen toekomen aan het fonds en als de kosten van de vastgoedbelegging op betrouwbare wijze kunnen worden vastgesteld.

De gehele portefeuille vastgoed in exploitatie is op kwartaalbasis gewaardeerd op actuele waarde door onafhankelijke externe taxateurs. De waardering is gebaseerd op marktwaarde en marktinformatie waarbij een actief kan worden gewisseld tussen een goed geïnformeerde bereidwillige koper en een goed geïnformeerde bereidwillige verkoper in een zakelijke, objectieve transactie op de datum van de waardering, in overeenstemming met de richtlijnen van de Stichting ROZ Vastgoedindex Nederland (IPD Property Index) van toepassing in Nederland.

Vastgoed in ontwikkelingVastgoed in ontwikkeling wordt gewaardeerd tegen actuele waarde. Vastgoed in ontwikkeling bestaat uit projecten voor (her-)ontwikkeling en grondposities.

Herontwikkeling van vastgoed wordt gewaar-deerd tegen actuele waarde en vanaf het eerste jaar van de herontwikkeling waardeert een onafhankelijke externe taxateur tenminste een keer per jaar het betreffende vastgoed.

Projecten en grondposities in eigendom van de vastgoedontwikkelentiteit worden ten minste een keer per jaar gewaardeerd door onafhankelijke externe taxateurs op basis van haar residuele grondwaarde (projecten) of op basis van referentietransacties (grondposities). Baten en lasten door veranderingen in de actuele waarde worden verantwoord in de staat van baten en lasten in het jaar van ontstaan.

De baten en lasten van projecten in eigendom van de vastgoedontwikkelentiteit die in de aanbouwfase zijn, worden verantwoord op basis van de voortgang (‘percentage of completion’).

Vastgoed via participatiesDeze post bestaat uit deelnemingen in instellingen die beleggen in vastgoed in binnen- en buitenland. De waardering vindt plaats tegen actuele waarde. De actuele waarde voor genoteerde participaties is gebaseerd op beurswaarde, voor participaties die niet zijn genoteerd is dat de nettovermogenswaarde (NAV) waarbij de NAV wordt bepaald op actuele waarde volgens (nagenoeg) dezelfde grondslagen als in dit hoofdstuk opgenomen.

Aandelen Deze post is samengesteld uit de beleggingscategorieën aandelen en overige kapitaalbelangen. De aandelen worden gewaardeerd tegen reële waarde. De aandelen worden gehouden via participaties in beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde per participatie, waarbij de nettovermogenswaarde wordt bepaald op actuele waarde, volgens dezelfde grondslagen als in dit hoofdstuk opgenomen. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeontwikkelingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.

De beleggingspools waarin wordt belegd waarderen beleggingen in aandelen tegen de reële waarde, waar voorhanden tegen beurswaarde. Is er geen sprake van een beursnotering, dan wordt de reële waarde op basis van rendementswaarde (projectie van contant gemaakte toekomstige winsten) bepaald.

De overige kapitaalbelangen bestaan uit private equity en infrastructuur. De belangen worden gehouden via participaties in niet-beursgenoteerde beleggingspools.

jaarverslag 201476

Page 77: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De participaties in niet-beursgenoteerde beleggings pools worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende netto-vermogens waarde per participatie, waarbij de nettovermogenswaarde wordt bepaald op reële waarde, volgens dezelfde grondslagen als in dit hoofdstuk opgenomen.

De reële waarde van de private equity en infrastructuur is in beginsel bepaald op basis van de jaarrapportage 2014. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeontwikkelingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.

De beleggingspools beleggen in deze belangen middels beleggingen in onderliggende fondsen of rechtstreeks via beleggingstitels. De beleggingen in onderliggende fondsen worden gewaardeerd op reële waarde. De reële waarde van de titels in de beleggingspools wordt bepaald op basis van de meest recente periodieke rapportage van het betreffende fonds, zo nodig gecorrigeerd voor gewijzigde (markt)omstandigheden.

Vastrentende waardenDit betreffen obligaties, hypotheken, leningen op schuldbekentenis en deposito’s en kasgeldleningen, die worden gewaardeerd tegen reële waarde. De vastrentende waarden worden in belangrijke mate gehouden via participaties in beleggingspools. De participaties in beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde per participatie, waarbij de nettovermogenswaarde wordt bepaald op reële waarde en volgens dezelfde grondslagen als in dit hoofdstuk opgenomen. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeontwikkelingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.

De beleggingspools waarin wordt belegd waar-deren beleggingen in vastrentende waarden tegen de reële waarde, waar voorhanden tegen beurs-waarde. Voor hypotheken, leningen op schuld-bekentenis, deposito’s en kasgeldleningen wordt de waarde bepaald aan de hand van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende markt rente.

Derivaten

ValutatermijncontractenHet fonds maakt voor het afdekken van valutarisico’s gebruik van valutatermijncontracten. De valutatermijncontracten worden gewaardeerd tegen marktwaarde. De marktwaarde wordt bepaald door de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op het afsluitmoment af te zetten tegen de waarde van de vreemde valuta tegen de termijnkoersen op de balansdatum. Het

verschil tussen deze twee waarden is de markt-waarde van de valutatermijncontracten. De termijn-koers op de balansdatum wordt berekend op basis van de 16:00 (GMT) WM Fixing ultimo boekjaar.

Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeontwikkelingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.

Renteswapcontracten Het fonds gebruikt renteswapcontracten voor het afdekken van het renterisico. De rente-swap contracten worden gewaardeerd tegen markt waarde. De marktwaarde wordt bepaald als de resultante van de contante waarde van de toekomstige kasstromen, contant gemaakt op basis van de geldende renteswapcurve. Daar er bij de transacties sprake is van uitwisseling van zekerheden in de vorm van geld, is de Eonia-curve gehanteerd.

Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeontwikkelingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.

FuturesHet fonds maakt gebruik van futures voor het afdekken van marktrisico’s op posities in vastrentende waarden, aandelen en grond-stoffen. De futures worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Omdat de aangehouden futures beursgenoteerd zijn, wordt de marktwaarde bepaald op basis van de beurswaarde.

Derivaten met een negatieve waarde ultimo boekjaar worden opgenomen onder de overige schulden en overlopende passiva.

Overige beleggingenDeze post bestaat uit grondstoffen, participaties in hedgefondsen, en opportunities. De beleggingen worden gehouden via participaties in beleggingspools. De participaties in de beleggingspools worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde per participatie, waarbij de nettovermogenswaarde wordt bepaald op basis van reële waarde van de beleggingen, waar voorhanden tegen beurswaarde. Is er geen sprake van een beursnotering van de beleggingen, dan wordt de reële waarde op basis van grondslagen van de overige beleggingen bepaald, in beginsel op basis van de jaarrapportage 2014. Als deze nog niet beschikbaar is, is de reële waarde bepaald op basis van de meest recente periodieke rapportage van het betreffende fonds, zo nodig gecorrigeerd voor gewijzigde (markt)omstandigheden. Zowel ongerealiseerde als gerealiseerde waardeontwikkelingen worden rechtstreeks in de staat van baten en lasten verantwoord.

bpfBOUW 77

Page 78: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De beleggingspools waarmee wordt belegd in deze overige beleggingen waarderen de beleggingen in onderliggende fondsen op reële waarde. De reële waarde van de titels in de beleggingspools wordt bepaald op basis van de meest recente periodieke rapportage van het betreffende fonds, zo nodig gecorrigeerd voor gewijzigde (markt)omstandigheden.

Beleggingen voor risico van deelnemersOp de balans van het fonds bevindt zich een pensioenvoorziening voor risico van deelnemers. Voor deze deelnemers worden geen specifieke beleggingen aangehouden. Wel is indicatief een toerekening gemaakt op basis van enkele veronderstellingen.

In de jaarrekening geschiedt dit met de volgende veronderstellingen:• De totale waarde van de beleggingen voor risico

van deelnemers is gelijk aan de stand van de pensioenvoorziening voor risico van deelnemers;

• De aankopen in beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan de bijgeboekte premie op de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van deelnemers;

• De verkopen van beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan de onttrekkingen aan de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van deelnemers;

• De waardeontwikkelingen van beleggingen voor risico van deelnemers zijn gelijk aan de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers volgens de staat van baten en lasten;

• De onderverdeling naar beleggingsrubrieken van de totale beleggingen voor risico van deelnemers einde boekjaar vindt plaats door verdeling van het spaarsaldo van elke deelnemer einde boekjaar op basis van het rendementsprofiel van de deelnemer einde boekjaar.

Materiële vaste activaDe bedrijfsmiddelen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs, onder aftrek van lineaire afschrijvingen die gebaseerd zijn op de verwachte economische levensduur van de desbetreffende activa, rekening houdend met de restwaarde. Activering en afschrijving vinden plaats vanaf het moment van ingebruikname.

Deelnemingen De deelnemingen worden gewaardeerd tegen de nettovermogenswaarde.

Vorderingen en overlopende activaDe waardering vindt plaats tegen nominale waarde, eventueel onder aftrek van een voor ziening voor mogelijke oninbaarheid.

Liquide middelenDe liquide middelen worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Technische voorzieningenDe technische voorzieningen bestaan uit de volgende onderdelen: Voorziening pensioen-verplichtingen voor risico pensioenfonds en Overige technische voorzieningen; beide onderdelen zijn voor risico pensioenfonds.

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfondsDe voorziening pensioenverplichtingen bestaat uit de volgende vier voorzieningen:• Voorziening ouderdomspensioen/

nabestaanden pensioen Het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door verzekerden verworven pensioenrechten uit hoofde van de Pensioenregeling Bouwnijverheid met betrekking tot het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Ten behoeve van arbeidsongeschikte deelnemers wordt tevens een voorziening aangehouden, op basis van toekomstig op te bouwen aanspraken op ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen wegens premievrijstelling. Daarnaast wordt een voorziening aangehouden ter afdekking van de verwachte instroom voor de premievrije bijboeking bij arbeidsongeschiktheid van zieke deelnemers.

• Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen De voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen betreft naast een voorziening voor ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen ook een voorziening voor nog niet ingegane arbeids-ongeschiktheidspensioenen.

• Voorziening vroegpensioen Het bedrag dat nodig is om dekking te bieden voor door verzekerden verworven vroeg-pensioenrechten uit hoofde van de tot 2006 bestaande vroegpensioenregelingen en daarnaast ingegane aanspraken uit de aanvullingsregeling voor deelnemers geboren voor 1950.

• Voorziening jaarlagen De voorziening jaarlagen bestaat uit de verwachte toekenningen uit hoofde van de aanvullingsregelingen voor deelnemers die naar verwachting het komende boekjaar als 60-jarige of 62-jarige gebruik zullen maken van de aanvullingsregeling, hetzij voor deelnemers die de 60-jarige of 62-jarige leeftijd al hebben bereikt, maar de aanvullingsuitkering uitstellen. De inhoud van de aanvullingsregelingen verschilt per cao.

jaarverslag 201478

Page 79: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Grondslagen voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfondsDe voorziening pensioenverplichtingen is berekend met gebruikmaking van de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen.

RekenrenteDe gehanteerde rekenrente is de rentetermijnstructuur ultimo jaar zoals gepubliceerd door DNB. Dit betreft de rentetermijnstructuur op basis van een driemaandsgemiddelde met toepassing van de Ultimate Forward Rate (UFR). Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen een ten opzichte van de markt aangepaste rentecurve wordt gehanteerd. Het gaat hierbij om een aanpassing van de rentetermijnstructuur voor looptijden vanaf 20 jaar. Voor looptijden tot en met 20 jaar is de zero rente gelijk aan de waargenomen drie-maands gemiddelde zero rente. Voor looptijden vanaf 21 jaar wordt de zero rente aangepast door de onderliggende eenjaars forward rente te extrapoleren naar de zogenoemde UFR van 4,2 procent. De aanpassing van de forward rente bestaat uit een vaste weging van de in de markt waargenomen forward rente (op basis van de driemaands gemiddelde swapcurve) met de UFR. Vanaf 60 jaar is de forward rate gelijk aan 4,2 procent.

OverlevingstafelsVoor mannen en vrouwen worden de Prognosetafel AG2014 (2013: AG prognosetafel 2012-2062) gehanteerd met fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren op de sterftekansen. In de Prognosetafel AG2014 zijn voor mannen en vrouwen aparte tabellen opgenomen. De fondsspecifieke leeftijdsafhankelijke correctiefactoren zijn voor mannen en vrouwen gelijk.

PartnerfrequentieVoor de pensioenrechten is de partnerfrequentie voor mannen en vrouwen ontleend aan de voor de mannen opgenomen gegevens omtrent de leeftijdsopbouw van de Nederlandse bevolking, naar geslacht en burgerlijke staat, zoals gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek in 2001, verhoogd met een partneropslag van 10 procent tot 67 jaar (2013: 65 jaar). Voor de rechten opgebouwd tot 1 januari 2000 wordt de partnerfrequentie op 67-jarige (2013: 65-jarige leeftijd) leeftijd op dezelfde manier vastgesteld. Voor de rechten opgebouwd vanaf 1 januari 2000 is de partnerfrequentie op 67-jarige (2013: 65-jarige) leeftijd gelijk aan 100 procent. Vanaf leeftijd 67 (2013: 65 jaar) neemt de frequentie voor alle rechten af met de sterftekans van de partner, rekening houdend met verbetering in overlevingskansen.

LeeftijdsverschilVoor de berekening van de voorziening van het nabestaandenpensioen is de man drie jaar ouder dan de vrouw verondersteld.

Opslag wezenpensioenVoor de dekking van toekenningen van wezenpensioen is het deel van de Voorziening pensioenverplichtingen, dat betrekking heeft op het ouderdomspensioen van actieve en gewezen deelnemers, verhoogd met 0,2 procent.

0

1,000

0,500

1,500

2,500

3,000

2,000

3,500

4,000

5 10 15 20 25 30 35 40 45 50 55 60

3,530

3,046

31-12-2013

31-12-2014

Rentetermijnstructuur

Rent

e

bpfBOUW 79

Page 80: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

AdministratiekostenVoor de dekking van de administratiekosten zijn in 2014 de volgende bedragen ter beschikking gekomen:• 1,5 procent van de uitkeringen, voor dekking van

de kosten die aan de uitbetaling verbonden zijn (excassokosten);

• 0,5 procentpunt van de middelloonpremie, respectievelijk 3 procent van de premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen en aanvullingsregelingen voor de dekking van de kosten die aan de inning van de premies en de verdere administratie verbonden zijn;

• 10 euro per (gewezen) deelnemer voor vroegpensioen Bouw, vroegpensioen UTA-Bouw, vroegpensioen Timmerindustrie, vroegpensioen Afbouw, vroegpensioen Natuursteenbedrijf en vroegpensioen Betonmortelindustrie tot de vroegpensioendatum, ter dekking van de kosten die aan de administratie verbonden zijn.

In 2014 zijn de kostenopslagen van het fonds onderzocht. Aanleiding voor dit onderzoek was onder meer een negatief resultaat op kosten in boekjaar 2013 en een in 2014 gepubliceerde Q&A van DNB. De administratiekosten worden deels gefinancierd uit de vrijval uit de voorziening pensioenverplichtingen en deels uit de kosten-opslag in de premies.

Uit het bovengenoemde onderzoek is gebleken dat de voorziening voor excassokosten niet hoeft te worden verhoogd. Deze voorziening blijft 1,5 procent. Daarnaast is ultimo 2014 een nieuwe voorziening ingevoerd ter grootte van 10 euro per (gewezen) deelnemer per jaar tot de pensioendatum ten behoeve van de dekking van administratiekosten van opgebouwd (niet-ingegaan) levenslang pensioen. De voorziening voor administratiekosten van vroegpensioen is ultimo 2014 vervallen. Verder is de kostenopslag voor incasso en nieuwe opbouw voor 2015 verhoogd van 0,5 naar 0,6 procentpunt van de middelloonpremie en is de opslag van 3 procent van de premie voor arbeidsongeschiktheidspensioen en aanvullingsregelingen verhoogd naar 3,6 procent. Daarnaast is met ingang van 2015 een nieuwe kostenopslag van toepassing van 0,1 procentpunt van de middelloonpremie ten behoeve van de dekking van administratiekosten van opgebouwd (niet-ingegaan) pensioen.

Revalidatiekansen arbeids ongeschiktheids­pensioenMet ingang van 2013 wordt geen rekening gehouden met revalidatiekansen.

Overige technische voorzieningen

Spaarfonds gemoedsbezwaardenVia dit spaarfonds worden de spaargelden van gemoedsbezwaarden beheerd. Aan het spaarfonds gemoedsbezwaarden wordt een rentevergoeding verstrekt. Deze bedraagt jaarlijks de 25-jaarsrente uit de door DNB voor pensioenfondsen gepubliceerde RTS per 31 december van het voorafgaande kalenderjaar, gemaximeerd op de gedempte disconteringsvoet van 3,5%.

Voorziening voor risico van deelnemersDit betreft de voorziening van de regeling BeterExcedent met de bijdragen van deelnemers die muteert door premiestortingen, onttrekkingen of door toe- of afname als gevolg van rendement. Deze voorziening is gelijk aan het opgebouwde spaarsaldo.

Langlopende schuldenDe langlopende schulden worden gewaardeerd tegen nominale waarde.

Resultaatbepaling

AlgemeenBaten en lasten, verbonden aan de werkzaamheden van het fonds, worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.

Baten worden in de staat van baten en lasten opgenomen als een vermeerdering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.

Lasten worden verwerkt als een vermindering van het economisch potentieel heeft plaatsgevonden, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting en de omvang daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld.

jaarverslag 201480

Page 81: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers)Premiebijdragen zijn aan de periode toegerekend waarop zij betrekking hebben. Hierbij is rekening gehouden met de premiebijdragen in januari en februari 2015 die betrekking hebben op premiejaar 2014 en eerder.

Premiebijdragen voor risico van deelnemersHet in de staat van baten en lasten opgenomen bedrag betreft de van deelnemers ontvangen bijdragen voor de spaarmodule BeterExcedent.

BeleggingsresultatenHet resultaat uit beleggingen bestaat uit directe beleggingsopbrengsten en indirecte beleggings-opbrengsten. Onder de directe beleggings-opbrengsten worden de netto exploitatie-opbreng sten uit vastgoed, dividenden, de interest van de beleggingen en renteswaps verantwoord. De indirecte beleggingsopbrengsten betreffen zowel de ongerealiseerde als gerealiseerde waarde ontwikkelingen.

De kosten van vermogensbeheer zijn op de beleggingsopbrengsten in mindering gebracht.

Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfondsDe beleggingsresultaten voor risico van pensioen fonds zijn de resultante van de totale beleggingsresultaten minus de beleggings-resultaten voor risico van deelnemers.

Beleggingsresultaten voor risico van deelnemersEvenals de beleggingen voor risico van deel-nemers kunnen ook de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers alleen toegerekend worden.

De bij de toerekening gebruikte veronderstellingen zijn:• De totale beleggingsresultaten voor risico van

deelnemers zijn gelijk aan het in het boekjaar bijgeschreven rendement op het pensioen-kapitaal van de deelnemers;

• Dit rendement wordt bepaald over het pensioenkapitaal van de deelnemer in overeenstemming met het rendementsprofiel van de deelnemer; dit rendementsprofiel is afhankelijk van de leeftijd van de deelnemer;

• De onderverdeling van de totale beleggingsresultaten voor risico van deelnemers naar beleggingsresultaten per beleggingsrubriek vindt plaats op basis van het behaalde rendement op het pensioenkapitaal volgens het rendementsprofiel per deelnemer;

• De verdeling van de beleggingsresultaten voor risico van deelnemers per beleggingsrubriek naar directe en indirecte beleggingsresultaten geschiedt conform de verhouding tussen deze onderdelen in de totale beleggingsresultaten per beleggingsrubriek.

Grondslagen voor het kasstroomoverzichtHet kasstroomoverzicht is met ingang van 2014 volgens de directe methode opgesteld voor een beter inzicht in de kasstromen in de jaarrekening. Volgens de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving is het kasstroomoverzicht volgens de directe methode het geprefereerde model. De wijziging van het kasstroomoverzicht naar de directe methode heeft geen invloed op het resultaat en het vermogen. De vergelijkende cijfers 2013 zijn aangepast.

bpfBOUW 81

Page 82: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

22 Het bedrag dat is opgenomen onder de ‘Verkopen en aflossingen’ heeft betrekking op voortijdig afgewikkelde derivatencontracten.

Toelichting op de geconsolideerde balans per 31 december 2014

(Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)

Activa

1. Beleggingen

Verloopoverzicht beleggingenDe waardeontwikkelingen betreffen onder andere valutaverschillen en waardemutaties.

Boekwaarde begin van

het jaarAankopen en

investeringenVerkopen en

aflossingenWaarde­

ontwikkelingen

Boekwaarde eind van het jaar

Vastgoedbeleggingen 5.880.232 776.505 ./. 459.327 315.442 6.512.852

Aandelen 14.007.986 1.112.831 ./. 687.624 2.634.263 17.067.456

Vastrentende waarden 15.632.953 5.543.648 ./. 953.089 1.582.374 21.805.886

Derivaten22 2.621.030 - ./. 1.955.137 5.081.273 5.747.166

Overige beleggingen 3.046.321 379.175 ./. 705.060 ./. 206.067 2.514.369

Totaal beleggingen 41.188.522 7.812.159 ./. 4.760.237 9.407.285 53.647.729

Af: beleggingen voor risico van deelnemers 24.961 14.853 ./. 12.017 2.532 30.329

Beleggingen voor risico van pensioenfonds 41.163.561 7.797.306 ./. 4.748.220 9.404.753 53.617.400

Voor de waarde van de derivaten is als zekerheden cash collateral ontvangen. De ontvangen zekerheden ultimo 2014 bedragen 4,6 miljard euro (2013: 2,4 miljard euro) (zie ook pagina 98). De ontvangen cash collateral is herbelegd volgens de beleggingsmix.

In de jaarrekening worden de derivaten gesplitst in derivaten die ultimo 2014 een positieve waarde hebben (opgenomen onder de ‘Beleggingen’) en derivaten die ultimo 2014 een negatieve waarde hebben (opgenomen onder de ‘Overige schulden en overlopende passiva’: zie pagina 98).

Positieve waarde 2014

Negatieve waarde 2014 Saldo 2014

Positieve waarde 2013

Negatieve waarde 2013 Saldo 2013

Renteswaps 5.713.751 ./. 725.691 4.988.060 2.440.992 ./. 234.322 2.206.670

Valutatermijncontracten 33.411 ./. 475.325 ./. 441.914 180.038 ./. 13.535 166.503

Futures 4 ./. 9.701 ./. 9.697 - - -

Totaal 5.747.166 ./. 1.210.717 4.536.449 2.621.030 ./. 247.857 2.373.173

Op de balans van het fonds bevindt zich een voorziening voor risico van deelnemers. Voor deze deel-nemers worden echter geen specifieke beleggingen aangehouden. De hiernavolgende toelichtingen hebben derhalve betrekking op de totale beleggingen van het fonds (niet onderverdeeld naar beleg-gingen voor risico van pensioenfonds en beleggingen voor risico van deelnemers).

jaarverslag 201482

Page 83: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Waarderingsmethodieken

Schattingen en oordelenZoals vermeld in de grondslagen voor waardering en resultaatbepaling zijn de beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen.

BpfBOUW belegt voornamelijk via participaties in beleggingspools en –fondsen waarvan een deel via Bouwinvest, de vermogensbeheerder van het vastgoed. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten in deze beleggingspools/-fondsen kan gebruik worden gemaakt van genoteerde markt-prijzen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals onderhandse leningen en niet-beurs genoteerde beleggingsfondsen zijn gewaardeerd door middel van waarderingsmodellen en waarderings technieken, inclusief een verwijzing naar de huidige actuele waarde van vergelijkbare instrumenten.

BpfBOUW bewaakt dat haar waarderingshandboek voldoet aan vigerende wet- en regelgeving en aansluit op de waarderingshandboeken van haar uitvoerders. Beleggingen worden tegen actuele waarde gewaardeerd. De schatting van de actuele waarde is een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de op dat moment beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen bevatten onzekerheden (zoals rentestand, volatiliteit en schattingen van kasstromen) en kunnen daarom niet met precisie worden vastgesteld. Al naar gelang de beschikbaarheid van objectieve gegevens hanteert bpfBOUW hiervoor achtereenvolgens de onderstaande waarderings-methodieken. Daarbij wordt volgens een getrapte benadering te werk gegaan. Pas als een hoger gelegen methodiek niet toepasbaar blijkt wordt naar de eerstvolgende waarderingsmethodiek overgegaan.

Op basis van de actuele waarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:

Genoteerde marktprijzen Geen genoteerde marktprijzen

Actieve markt Afgeleid

Onafhanke­lijke taxaties

Overige waarderings­modellen en technieken Totaal

Per 31 december 2014

Vastgoedbeleggingen 430.776 - 3.914.470 2.167.606 6.512.852

Aandelen - 15.596.817 - 1.470.639 17.067.456

Vastrentende waarden - 21.777.371 - 28.515 21.805.886

Derivaten - 5.747.166 - - 5.747.166

Overige beleggingen - 2.469.612 - 44.757 2.514.369

Totaal 2014 430.776 45.590.966 3.914.470 3.711.517 53.647.729

Per 31 december 2013

Vastgoedbeleggingen 234.245 - 3.793.648 1.852.339 5.880.232

Aandelen - 12.858.195 - 1.149.791 14.007.986

Vastrentende waarden - 15.592.415 - 40.538 15.632.953

Derivaten - 2.621.030 - - 2.621.030

Overige beleggingen - 3.014.469 - 31.852 3.046.321

Totaal 2013 234.245 34.086.109 3.793.648 3.074.520 41.188.522

bpfBOUW 83

Page 84: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Genoteerde Marktprijzen

Actieve marktHieronder worden de beleggingen gepresenteerd die voor de waardering gebruik maken van prijzen van onafhankelijke prijsleveranciers in een actieve markt. Dit betreft dus zowel beursnoteringen als prijzen die dagelijks worden verstrekt door onafhankelijke prijsleveranciers.

AfgeleidHieronder worden de beleggingsfondsen gepresen teerd die onderliggend overwegend beursgenoteerde beleggingen bevatten. De onderliggende beleggingstitels worden niet alleen op basis van beursnoteringen gewaar-deerd, maar ook op basis van prijzen die op dagelijkse basis worden verstrekt door onafhan-kelijke prijsleveranciers. Indien geen beursnote-ringen of prijzen, aangeleverd door onafhankelijke prijsleveranciers, beschikbaar zijn, of indien deze gezien de marktomstandigheden niet als realis-tisch beschouwd worden, dan wordt de actuele waardebepaling gebaseerd op ten minste drie door brokers opgestelde waarderingen.

Indien ook broker quotes ontbreken wordt de actuele waarde benaderd op basis van door de uitvoerder beheerde waarderingsmodellen. Daarbij wordt rekening gehouden met risico’s voor insolventie en illiquiditeit volgens een basis-, stress- en een extreme stress-scenario. Periodiek vindt validatie van de in de modellen gehanteerde veronderstellingen plaats. Het gebruik van andere waarderingsmodellen, veronderstellingen en parameters zou tot een andere schatting kunnen leiden. De beheersing van de waardering geschiedt door beheers-maatregelen op de waarderingsmodellen; deze beheersmaatregelen zitten in de scope van het ISAE3402-rapport van de uitvoerder. Tevens zijn de waarderingsaspecten onderdeel van de controle van de jaarrekening van bpfBOUW door de accountant.

De waarderingsmodellen zijn op algemeen aanvaarde principes gebaseerd. Daarbij wordt op basis van marktparameters als volatiliteiten, correlaties en kredietwaardigheidsopslagen gewerkt met de best mogelijke inschattingen van het management van verwachte toekomstige kasstromen, die vervolgens verdisconteerd worden tegen passende rentecurves. Ter inschatting van de volatiliteiten en correlaties wordt gebruik gemaakt van gegevens afkomstig uit openbare bronnen. Voor de inschatting van het kredietrisico worden veelal spreads van credit default swaps gehanteerd. Standaarden zoals de interbancaire rentes en genoteerde rentecurves van swap en future markets staan aan de basis van de gehanteerde rentecurves.

De waarderingsmodellen worden met name gebruikt voor renteswapcontracten en valuta termijncontracten. Bij de waardering van de renteswapcontracten worden rentecurves van prijsleveranciers gebruikt voor de verdiscontering van de toekomstige kasstromen. Voor onderhandse leningen worden eveneens rentecurves van prijsleveranciers gebruikt. Daarbij wordt een variabele spread gehanteerd die afhankelijk is van de sector van de leningnemer; tevens wordt rekening gehouden met een van de markt afgeleide inflatiecurve. Voor de hypotheekportefeuilles wordt de euro swap gehanteerd alsmede een variabele spread op basis van consumententarieven. Om de aansluiting van de tabel met het totaal van de beleggingen te handhaven zijn de derivaten met een negatieve waarde niet opgenomen in de tabel.

Geen genoteerde marktprijzen

Onafhankelijke taxaties

VastgoedbeleggingenDe waarde van het vastgoed waar geen genoteerde marktprijzen voor zijn komt tot stand op basis van onafhankelijke taxaties. Deze waarderingen zijn gebaseerd op een discounted cash flow (DCF) van elk vastgoed in exploitatie gecombineerd met taxaties op basis van marktgegevens. De DCF-analyses worden aangepast aan de bestaande huurovereenkomsten, zodat de volledige periode van bestaande huurovereenkomsten wordt gedekt. De DCF-analyses zijn gebaseerd op berekeningen van de toekomstige huurinkomsten in overeenstemming met de voorwaarden van bestaande huurovereenkomsten, en inschattingen van de huurinkomsten van toekomstige huurovereenkomsten inclusief leegstand en huurincentives. Het uitgangspunt voor de schatting van de disconteringsvoet is de nominale rente voor 10-jaars Nederlandse staatsleningen. Dit percentage wordt verhoogd in overeenstemming met de risico’s van vastgoedbeleggingen. Deze taxaties worden uitgevoerd in overeenstemming met de richtlijnen van het ‘Royal Institute of Chartered Surveyors Appraisal’ (the Red Book) en de International Valuation Standards (IVS).

De waarderingen van het vastgoed in exploitatie worden ieder kwartaal uitgevoerd door gecertificeerde onafhankelijke taxateurs op basis van het Handboek taxatiemanagement van Bouwinvest en de 28 aanbevelingen van het Platform Taxateurs en Accountants. Het handboek taxatiemanagement wordt periodiek herzien door de directie van Bouwinvest. Voor waarborging van onafhankelijke taxaties

jaarverslag 201484

Page 85: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

vindt elke drie jaar een volledige externe taxateurswissel (bureauwissel) plaats, waarbij alle taxatieopdrachten opnieuw worden aanbesteed. Indien de taxatie van een vastgoedobject meer dan 5% afwijkt van de taxatie van het voorgaande kwartaal wordt in detail geanalyseerd wat de reden hiervan is en bij een taxateurswissel moet de nieuwe taxateur in overleg treden met de vorige taxateur om tot een juiste waardering voor het vastgoedobject te komen.

BpfBOUW heeft als meerderheidsaandeelhouder van de Bouwinvest-vastgoefondsen geen mogelijkheden om de waarderingen van individuele objecten en/of portefeuilles te beïnvloeden. De directie van Bouwinvest stelt de jaarcijfers op conform de waarderingsgrondslagen zoals goedgekeurd door de algemene vergaderingen van aandeelhouders van de Bouwinvest-vastgoed fondsen.

Een deel van de waarde van de vastgoedbeleggingen is tot stand gekomen door middel van taxaties. De waarderingen zijn gebaseerd op een discounted cash flow (DCF) van elk vastgoed in exploitatie gecombineerd met taxaties op basis van marktgegevens (zie ook ‘Waardering van activa en passiva’ op pagina 75 van de jaar rekening).

Overige waarderingsmodellen en –technieken

VastgoedbeleggingenHieronder worden niet-beursgenoteerde beleggingen gepresenteerd, en die beleggingsfondsen die overwegend niet-beursgenoteerde beleggingen bevatten; het betreft voornamelijk vastgoed via participaties. De uitvoerder (Bouwinvest) stelt de reële waarde van de indirecte belegging vast en hanteert als uitgangspunt voor de benadering van de reële waarde zoveel mogelijk de opgegeven (INREV) NAV-schatting van de externe managers en andere informatie en kennis van actuele ontwikkelingen in het fonds en de markt. De bepaling van de reële waarde schatting wordt gedocumenteerd door de uitvoerder en kan afwijken van de door de externe manager gerapporteerde NAV.

Elk kwartaal vergelijkt de uitvoerder de definitieve (INREV) NAV van het fonds met de schatting en beoordeelt de afwijkingen groter dan 5 procent tussen de schatting en de definitief gerapporteerde waarde van de externe manager.

Eenmaal per jaar ontvangt de uitvoerder de door de externe accountant van het fonds gecontroleerde jaarrekening van het fonds. De uitvoerder beoordeelt op basis van de gecontroleerde jaarrekening of de reële-waardebepaling van het fonds aannemelijk is geweest.

Bij de uitvoerder vindt een onafhankelijke beoordeling plaats van de kwaliteit van de waarderingen; deze beoordeling valt onder de reikwijdte van het ISAE3402 Type 2-rapport.

Andere beleggingenHieronder worden niet-beursgenoteerde beleggingen gepresenteerd en die beleggingsfondsen die overwegend niet-beursgenoteerde beleggingen bevatten; het betreft onder andere private equity en infrastructuur. In het geval van fondsen betreft dit fondsen waar niet op maandbasis in- en uitgetreden kan worden. Indien voor de titels in een beleggingsfonds geen beursnoteringen (of prijzen die dagelijks worden verstrekt door onafhankelijke prijsleveranciers), broker quotes, of modelwaardering voorhanden zijn, wordt de actuele waarde bepaald aan de hand van door externe partijen opgeleverde periodieke schattingen van de actuele waarderingen van de betreffende beleggingen. De uitvoerder stuurt erop om eenmaal per jaar een onafhankelijk bepaalde waardering te ontvangen voor deze titels waarvan de waarde bepaald is op basis van een schatting. In alle gevallen worden de ontvangen schattingen eenmaal per jaar door de uitvoerder vergeleken met de waarden zoals opgenomen in de door de accountant gecontroleerde jaarrekening van het desbetreffende fonds. Ook kent de uitvoerder op kwartaalbasis een toetsingsproces voor beleggingen waar een waardemutatie heeft plaatsgevonden van meer dan 10% van de NAV, ten opzichte van de vorige kwartaalrapportage, en meer dan 10 miljoen euro. Voor deze beleggingen wordt binnen de uitvoeringsorganisatie een memorandum opgesteld waarin de waardemutatie wordt verklaard. Deze verklaringen worden op plausibiliteit beoordeeld en gevalideerd door de Finance & Risk Office van de uitvoerder en goedgekeurd door het Financial Risk & Valuation Committee van de uitvoerder.

bpfBOUW 85

Page 86: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Schattingen van actuele waardeDe belangrijkste gehanteerde methoden en veronderstellingen voor het schatten van de actuele waarde van financiële instrumenten zijn:• Theoretische waarderingsmodellen op basis van marktdata (derivaten en onderhandse leningen);• Intrinsieke waardebepaling op basis van al dan niet gespecificeerde rapportages van de

desbetreffende vermogensbeheerders of, indien en voor zover deze niet beschikbaar zijn, de kostprijs van de (recente) investeringen (private equity en hedgefondsen).

• Schattingen met betrekking tot Vastgoed zijn gebaseerd op gegevens zoals die zijn opgenomen in de tabel ‘Kengetallen vastgoed’ op pagina 87 van de jaarrekening.

Vastgoedbeleggingen

2014 2013

Vastgoed in exploitatie 3.712.065 3.590.639

Vastgoed in ontwikkeling 388.520 342.362

Vastgoed via participaties 2.412.267 1.947.231

Totaal 6.512.852 5.880.232

Verloopoverzicht vastgoedbeleggingen

Boekwaarde begin van

het jaar Inves teringen VerkopenHerwaar­deringen Ople veringen

Boekwaarde eind van het jaar

Woningen 2.519.669 - ./. 116.394 26.771 114.467 2.544.513

Kantoren 435.537 108.012 - ./. 46.331 - 497.218

Winkels 437.890 45.980 ./. 21.356 ./. 14.763 232 447.983

Overige 197.543 26.897 - ./. 2.089 - 222.351

Vastgoed in exploitatie 3.590.639 180.889 ./. 137.750 ./. 36.412 114.699 3.712.065

Vastgoed in ontwikkeling 342.362 157.655 ./. 14.849 18.051 ./. 114.699 388.520

Vastgoed via participaties 1.947.231 437.961 ./. 306.728 333.803 - 2.412.267

Totaal 5.880.232 776.505 ./. 459.327 315.442 - 6.512.852

De Investeringen ad 776.505 (2013: 527.993) bestaan volledig uit investeringen op basis van initiële verkrijgingen. Onder de verkopen zijn geen buitengebruikstellingen en afstotingen (2013: 0) verantwoord.

jaarverslag 201486

Page 87: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

2 Voor de categorie woningen zijn de bedragen niet de huur per m2 maar per verhuurbare eenheid per maand.

Kengetallen vastgoedbeleggingen

WaardeLand/ Regio

Huidigehuur

€ / m22

NettoMarkt­

huur€ / m22

HuidigeVerhuur­

graad

Lange Termijn

Verhuur­graad NAR (von) BAR (von)

2014

Vastgoed in exploitatie

Woningen 2.544.513 NL 927 953 96% 98% 4,3% 6,0%

Kantoren 497.218 NL 169 160 90% 86% 6,3% 8,2%

Winkels 447.983 NL 190 179 94% 97% 5,9% 7,0%

Overige 222.351 NL 210 176 99% 99% 6,3% 7,3%

Vastgoed in ontwikkeling 388.520 NL

Vastgoed via participaties 2.412.267 Wereld

Totaal 6.512.852

2013

Vastgoed in exploitatie

Woningen 2.519.669 NL 899 929 96% 97% 4,1% 5,7%

Kantoren 435.537 NL 180 167 90% 92% 6,3% 7,9%

Winkels 437.890 NL 210 193 95% 96% 6,1% 6,9%

Overige 197.543 NL 205 175 99% 99% 6,4% 7,2%

Vastgoed in ontwikkeling 342.362 NL

Vastgoed via participaties 1.947.231 Wereld

Totaal 5.880.232

Vastgoed in exploitatieVastgoed in exploitatie is extern getaxeerd. De taxaties binnen de exploitatieportefeuille vinden zowel gedurende het jaar als aan het einde van het jaar plaats. Het vastgoed dat in 2014 in exploitatie is genomen, ongeveer 3,1 procent (2013: 2,7 procent) van de portefeuille, is ingebracht tegen de aankoopwaarde.

Aandelen

2014 2013

Aandelen 15.596.816 12.858.195

Overige kapitaalbelangen 1.470.640 1.149.791

Totaal 17.067.456 14.007.986

Onder de overige kapitaalbelangen zijn beleggingen in private equity en infrastructuur opgenomen. Het fonds heeft ultimo 2014 geen positie (2013: 0) in het uitlenen van aandelen aan derden.

De beleggingen in Aandelen betreffen beleggingen in participaties in beleggingspools die niet-beursgenoteerd zijn. Voor een toelichting op de verdeling van de onderliggende beleggingen in deze beleggingspools naar ‘Beursgenoteerde aandelen’ en ‘Niet-beursgenoteerde aandelen’ wordt verwezen naar het hoofdstuk ‘Beheersing van de risico’s’ in de jaarrekening.

bpfBOUW 87

Page 88: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Vastrentende waarden

2014 2013

Obligaties 19.990.885 15.393.527

Leningen op schuldbekentenis 49.961 90.386

Hypotheken 36.494 37.515

Deposito's en kasgeldleningen 1.728.546 111.525

Totaal 21.805.886 15.632.953

Het fonds heeft ultimo 2014 geen positie (2013: 0) in het uitlenen van vastrentende waarden aan derden.

De beleggingen in ‘Obligaties’ betreffen beleggingen in participaties in beleggingspools die niet-beursgenoteerd zijn. Voor een toelichting op de verdeling van de onderliggende beleggingen in deze beleggingspools naar ‘Beursgenoteerde obligaties’ en ‘Niet-beursgenoteerde obligaties’ wordt verwezen naar het hoofdstuk ‘Beheersing van de risico’s’ in de jaarrekening.

Leningen op schuldbekentenisDe leningen op schuldbekentenis hebben een looptijd van langer dan één jaar.

HypothekenDeze categorie bestaat uit beleggingen in hypotheken en hebben een looptijd van langer dan één jaar.

Deposito’s en kasgeldleningenDeze categorie bestaat uit liquide middelen die voor korte termijn zijn uitgezet. De actuele waarde van de deposito’s en kasgeldleningen wordt benaderd door de nominale waarde.

DerivatenDe derivaten betreffen valutatermijncontracten, renteswapcontracten en futures.

2014 2013

Valutatermijncontracten 33.411 180.038

Renteswapcontracten 5.713.751 2.440.992

Futures 4 -

Totaal 5.747.166 2.621.030

Ultimo 2014 had een deel van de valutatermijncontracten een negatieve waarde van 475,3 miljoen (2013: 13,5 miljoen). Dit betrof valutatermijncontracten in Amerikaanse dollars, Britse ponden, Japanse yens en Zwitserse franken. Ultimo 2014 had een deel van de waarde van de renteswap-contracten een waarde van 725,7 miljoen negatief (2013: 234,3 miljoen negatief).

Tevens waren er ultimo 2014 futures met een negatieve waarde van 9,7 miljoen (2013: 0).

Deze derivaten met een negatieve waarde zijn daarom opgenomen onder de post ‘Overige schulden en overlopende passiva’.

De looptijden van de valutatermijncontracten en futures zijn minder dan 1 jaar. De resterende looptijden van de renteswapcontracten variëren van minder dan 1 jaar tot 49 jaar.

jaarverslag 201488

Page 89: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Overige beleggingen

2014 2013

Hedgefondsen 1.371.098 1.430.909

Grondstoffen 1.098.297 1.586.517

Opportunities 44.974 28.895

Totaal 2.514.369 3.046.321

De post Opportunities bestaat uit beleggingen in rechten van films en tv-series (investeringen in intellectuele rechten), farmaceutische royalty’s en beleggingen in energie-infrastructuur.

Beleggingen voor risico van deelnemersOp basis van de in het hoofdstuk ‘Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling’ genoemde veronderstellingen is de volgende toerekening gemaakt van de beleggingen voor risico van deelnemers.

2014 2013

Vastgoedbeleggingen 1.682 1.356

Aandelen 9.623 8.088

Vastrentende waarden 15.481 12.559

Overige beleggingen 3.543 2.958

Totaal 30.329 24.961

2. Materiële vaste activa

2014 2013

Boekwaarde begin van het jaar 6.944 6.194

Investeringen 450 1.712

Afschrijvingen ./. 765 ./. 962

Herrubricering ./. 4.962 -

Boekwaarde einde van het jaar 1.667 6.944

Aanschafwaarde 13.866 19.872

Cumulatieve afschrijvingen ./. 12.199 ./. 12.928

Boekwaarde einde van het jaar 1.667 6.944

De materiële vaste activa bestaan grotendeels uit ICT-apparatuur. De herrubriceringen betreffen warmte-/koudeinstallaties die zijn overgegaan van Bouwinvest Real Estate Investment Management bv naar de betreffende vastgoedfondsen; dit betreft een herrubricering in de geconsolideerde jaar-rekening. De warmte-/koudeinstallaties zijn opgenomen in de vastgoedbeleggingen.De afschrijvingspercentages bedragen tussen 20,0 procent en 33,3 procent.

bpfBOUW 89

Page 90: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

3. Vorderingen en overlopende activa

2014 2013

Nog te ontvangen opbrengst beleggingen 18.118 15.262

Overige debiteuren beleggingen 106.513 113.348

Vorderingen uit hoofde van beleggingen 124.631 128.610

Nog te ontvangen bijdragen werkgevers en werknemers 131.367 131.850

Nog te ontvangen waardeoverdrachten 4.902 10.272

Overige debiteuren 11.538 1.341

Totaal 272.438 272.073

Nog te ontvangen opbrengst beleggingenDeze post heeft betrekking op nog te ontvangen huren 366 (2013: 116), nog te ontvangen dividend-belasting 11.587 (2013: 8.465) en nog te ontvangen overige opbrengsten beleggingen 6.165 (2013: 6.681).

Overige debiteuren beleggingenDe overige debiteuren beleggingen hebben betrekking op debiteuren vastgoed 5.179 (2013: 3.165), te vorderen omzetbelasting vaste eigendommen 5.088 (2013: 16.619), vorderingen inzake beleggingen 76.874 (2013: 78.612) en overlopende activa 19.372 (2013: 14.952).

Nog te ontvangen bijdragen werkgevers en werknemersDe nog te ontvangen bijdragen werkgevers en werknemers hebben betrekking op vorderingen op werkgevers en werknemers inzake pensioenpremie 118.224 (2013: 117.252), arbeids ongeschiktheids-pensioenpremie 373 (2013: 917) en vroegpensioenpremie 12.770 (2013: 13.681). De vordering is verlaagd met een voorziening voor mogelijke oninbaarheid van 17.056 (2013: 48.626).

Het verloop van de voorziening voor mogelijke oninbaarheid gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld:

2014 2013

Stand begin van het jaar 48.626 41.295

Toevoeging als gevolg van faillissementen 7.228 7.331

Afboeking voorziening mogelijke oninbaarheid ./. 38.798 -

Stand eind van het jaar 17.056 48.626

In 2014 is per saldo 38.798 definitief afgeboekt (2013: 0). Met ingang van november 2013 worden weer bedragen afgeboekt als er geen verhaalsmogelijkheden meer zijn. Het bedrag van 38.798 in 2014 is een cumulatief bedrag over 2014 en eerdere jaren waardoor het bedrag hoger is dan in een normaal jaar.

Overige debiteurenDe overige debiteuren hebben betrekking arbeidsongeschiktheidspensioen 0 (2013: ./. 91) en over lopende activa 11.538 (2013: 1.432).

jaarverslag 201490

Page 91: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

4. Liquide middelenLiquide middelen betreffen de saldi van de bankrekeningen van het fonds. De middelen staan ter vrije beschikking.

2014 2013

Liquide middelen aangehouden voor beleggingen 228.990 161.908

Overige 11.799 4.677

Totaal 240.789 166.585

Passiva

5. GroepsvermogenHet groepsvermogen bestaat uit de Algemene reserve, twee overige reserves en een minderheids-belang derden. De genoemde reserves en het minderheidsbelang derden worden hieronder beschreven.

Het groepsvermogen is als volgt opgebouwd:

2014 2013

Vermogen bpfBOUW 6.747.376 4.296.105

Minderheidsbelang derden 81.584 -

Groepsvermogen 6.828.960 4.296.105

Vermogen bpfBOUWHet ‘Vermogen bpfBOUW’ bestaat uit de Algemene reserve, Reserve aanvullingsregelingen en de Reserve toeslagverlening actieven.

Algemene reserveDe Algemene reserve van bpfBOUW is bedoeld om algemene risico’s te financieren. Dat betreft onder andere de risico’s zoals die zijn beschreven in het standaardmodel voor het vaststellen van het vereist eigen vermogen. Deze reserve wordt meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad.

Overige reservesDe overige reserves dienen een specifiek doel. Het zijn bestemmingsreserves en worden daarom niet meegenomen bij het vaststellen van de dekkingsgraad. Eind 2014 bestaan de overige reserves uit:• de Reserve aanvullingsregelingen;• de Reserve toeslagverlening actieven.

Reserve aanvullingsregelingenDe Reserve aanvullingsregelingen is bestemd voor de financiering van aanspraken uit de voor waardelijke aanvullingsregelingen die in de toekomst uitgekeerd worden. De Reserve aanvullings-regelingen is per sector in de bouwnijverheid onderverdeeld.

Reserve toeslagverlening actievenHet fonds heeft besloten de Reserve toeslagverlening actieven ultimo 2014 op te heffen. Het fonds kende een Reserve toeslagverlening actieven. De reserve was bedoeld voor toekomstige aanvullingen op toeslagverlening aan de actieve deelnemers van het fonds als er geen volledige toeslag werd verleend. Het fonds heeft besloten om per 1 januari 2015 aan actieve deelnemers een aanvullende toeslag te verlenen van 0,05 procent. Om deze toeslagverlening te financieren zijn alle middelen uit de Reserve toeslagverlening actieven aangewend.

bpfBOUW 91

Page 92: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Het verloop van deze reserves gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld:

Stand per 1 januari 2014

Saldo Vermogens­

onttrekking/­storting

Resultaat­verdeling

Stand per 31 december

2014

Algemene reserve 3.985.020 - 2.277.363 6.262.383

Reserve aanvullingsregelingen 303.346 ./. 24.023 205.670 484.993

Reserve toeslagverlening actieven 7.739 - ./. 7.739 -

Totaal vermogen bpfBOUW 4.296.105 ./. 24.023 2.475.294 6.747.376

De vermogensonttrekking van 24.023 bestaat voor 25.000 uit een onttrekking uit de Reserve aanvullingsregeling sector Afbouw om hiermee, in het verleden verstrekte, leningen af te lossen, voor 750 uit een vermogensstorting afkomstig van de Stichting Vrijwillig Vervroegd Uittreden voor de Mortel- en Morteltransportondernemingen i.l. vooruitlopend op de liquidatie van dit fonds in 2015 en voor 227 uit een vermogensstorting van het batig liquidatiesaldo van de opgeheven Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven.

Minderheidsbelang derdenHet ‘Minderheidsbelang derden’ is als volgt samengesteld:

2014 2013

Stand begin van het jaar ­ -

Koop participaties door derden 80.000 -

Dividend ./. 1.812 -

Resultaat 3.396 -

Vermogen Minderheidsbelang derden 81.584 -

Het vermogen aandeel derden (minderheidsbelang) betreft een aandeel van twee andere partijen in het Bouwinvest Dutch Institutional Residential Fund nv. Als gevolg hiervan is het Groepsvermogen in de geconsolideerde balans 81,6 miljoen hoger dan het Stichtingskapitaal en reserves in de enkelvoudige balans.

DekkingsgraadVoor een toelichting op de dekkingsgraad, Solvabiliteit en het Herstelplan wordt verwezen naar de toelichting op de enkelvoudige balans. In deze toelichting wordt ingegaan op de berekening van de dekkingsgraad, de berekening van het vereist eigen vermogen en wordt het herstelplan toegelicht.

jaarverslag 201492

Page 93: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Analyse van het technisch resultaat

Technisch resultaat

2014 2013

Interest 9.320.014 753.859

Arbeidsongeschiktheid 8.460 303

Sterfte 15.941 621

Premie 186.435 39.220

Wijziging grondslagen 165.440 ./. 58.433

Uitkeringen 3.820 ./. 29.187

Administratiekosten 1.186 ./. 1.780

Toekenningen ./. 28.659 ./. 10.818

Wijziging rentetermijnstructuur ./. 7.023.242 1.145.715

Waardeoverdracht ./. 12.241 40.565

Diversen ./. 161.860 ./. 11.410

2.475.294 1.868.655

ToelichtingHet technisch resultaat van het boekjaar is gelijk aan de toename van de reserves met 2.475.294 (2013: toename van 1.868.655). De winst over 2014 bestaat uit diverse deelresultaten, zoals winsten/verliezen op interest, administratie-kosten, sterfte etc. De winst over 2014 wordt met name veroorzaakt door het saldo van het positieve resultaat op de beleggingen (interest) en het negatieve resultaat op wijziging rentetermijnstructuur. Het totale resul taat wordt hierna nader toegelicht per deel resultaat. De hiernavolgende analyse is uitgevoerd op basis van de rentetermijnstructuur en de sterfte grondslagen van 31 december 2013. De verandering van de rentetermijnstructuur en van de sterftegrondslagen ultimo 2013 naar ultimo 2014 zijn afzonderlijk verantwoord.

InterestHet resultaat op interest is gelijk aan het verschil tussen de beschikbare beleggingsopbrengsten, inclusief het resultaat op deelnemingen, en de interest die benodigd is om aan de Voorziening pensioenverplichtingen toe te voegen. Ook de toegekende toeslagen worden ten laste van dit resultaat gebracht, te weten de per 1 januari 2015 verleende toeslag van 0,15 procent aan alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Aan actieve deelnemers is per 1 januari 2015 een aanvullende toeslag van 0,05 procent toegekend. De benodigde Voorziening pensioenverplichtingen voor deze aanvullende toeslag is gefinancierd uit de Reserve toeslagverlening actieven. Hierdoor heeft de verleende aanvullende toeslag geen effect gehad op de dekkingsgraad van het fonds.

Het resultaat op interest is per saldo positief: 9.320.014. Deze winst wordt voornamelijk verklaard door de positieve beleggings opbreng -sten van bijna alle beleggings categorieën. De uitzondering betreft grond stoffen. Het belegde vermogen van bpfBOUW is in het jaar 2014 gegroeid, met name als gevolg van de gedaalde rente. Het beleggingsresultaat op de vastren-tende-waardenportefeuille was positief. En ook de waarde van de rente afdekkingsinstrumenten is gestegen als gevolg van de gedaalde markt-rente. De rente afdekkingsinstrumenten zorgen, tezamen met de vastrentende- waardenporte-feuille, ervoor dat een negatief resultaat op de Voorziening pensioenverplichtingen vanwege een dalende rente (gedeeltelijk) teniet wordt gedaan. Zodoende moet dit positieve beleggings-resultaat op renteafdekkingsinstrumenten en het (indirecte) beleggingsresultaat op vastrentende waarden in samenhang worden beschouwd met het negatieve resultaat van de wijziging van de rentetermijnstructuur op de Voorziening pensioenverplichtingen (van 7.023.242, zie de toelichting onder het resultaat op wijziging rentetermijnstructuur).

ArbeidsongeschiktheidHet totale resultaat is 8.460 positief. Hiervan bedroeg het resultaat op premievrijstelling (invalidering, revalidering) 4.668 positief. Dit wordt onder meer verklaard door verlaging van de voorziening voor zieke deelnemers die nog geen premievrije opbouw. Het resultaat op arbeidsongeschiktheidspensioenen toont een winst van 3.792. Belangrijkste oorzaak hiervan is dat de ontvangen risico premie hoger is dan de lasten van nieuwe arbeidsongeschiktheidspen-sioenen. Daarnaast draagt de mutatie voorziening toekomstige schades bij aan het resultaat.

bpfBOUW 93

Page 94: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Sterfte Het fonds heeft met een aantal risico’s te maken. Binnen deze categorie zijn het kortlevenrisico en het langlevenrisico de belangrijkste. Het kortlevenrisico is het risico dat deelnemers korter leven dan gedacht (op basis van de gehanteerde sterfte grondslagen). Het kortlevenrisico is van belang bij uitkeringen bij overlijden (en het al dan niet ingaan van nabestaandenpensioen). Het resultaat op kortlevenrisico is 8.500 positief. De toekenningen van nabestaandenpensioenen waren lager dan de beschikbare risicopremie en de verwachte (theoretische) sterftevrijval en de werkelijke vrijval van voorziening door overlijden.

Het langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer leven dan verwacht. Het langlevenrisico speelt bij ouderdomspensioenen en reeds ingegaan nabestaandenpensioenen. Het resultaat op langlevenrisico is 7.441 positief. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het resultaat op de vrijval bij overlijden van nabestaanden van ingegaan nabestaandenpensioen van circa 9.000. Per saldo is het resultaat op sterfte in 2014 een winst van 15.941.

PremieHet resultaat op premie wordt bepaald door het saldo van de premiebijdragen enerzijds en de benodigde middelen voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken anderzijds. De premiestelling 2014 was gebaseerd op RTS (per 30-9-2013) plus MVEV als solvabiliteitsbuffer, in verband met de eis van bijdrage aan herstel. De winst hierop was 65.756. Voor de aanvullingsregelingen worden premies opgespaard en toegevoegd aan de Reserve aanvullingsregelingen, zonder dat daar nu al de volle last voor de inkoop tegenover staat. Dit leidde tot een winst van 120.530. Voor het arbeidsongeschiktheidspensioen werd een premieresultaat behaald van 149 positief. Het totale resultaat op premie is 186.435 positief.

Dit leidt tot de volgende opstelling:

Winst middelloonregeling 65.756

Winst aanvullingsregelingen 120.530

Winst arbeidsongeschiktheidsregelingen 149

Resultaat 186.435

Wijziging grondslagenHet resultaat als gevolg van een wijziging van de grondslagen van de Voorziening pensioenverplichtingen was 165.440 positief. De belangrijkste wijzigingen betroffen de wijziging van de sterftegrondslagen (nieuwe AG prognosetafel 2014 met

aangepaste fondsspecifieke factoren) en de partnerfrequenties, grondslagen voor de kostenvoorziening, grondslagen voor IBNR-voorziening voor arbeidsongeschiktheidspensioen en de grondslagen voor de waardering van de pensioenen van de groep pensioengerechtigden waarvan geen uitkering plaatsvindt.

ToekenningenHet resultaat op toekenningen bestaat uit het verschil tussen de vrijvallende voorziening voor pensionerende (gewezen) deelnemers enerzijds en de benodigde middelen voor de inkoop van pensioen voor deze gepensioneerden anderzijds. Het resultaat is 28.659 negatief.

Wijziging rentetermijnstructuurHet resultaat als gevolg van een wijziging rentetermijnstructuur op de Voorziening pensioen verplichtingen bedraagt 7.023.242 negatief. De rente (gemiddeld niveau van de rente termijnstructuur), die moet worden toe gepast om de Voorziening pensioen-verplichtingen te bepalen, is in 2014 (per saldo) gedaald. De daling van de rente heeft geleid tot een stijging van de Voorziening pensioen-verplichtingen met 7.023.242. Dit verlies wordt deels gecompenseerd door de stijging van de waarde van de rente afdekkings instrumenten en de vastrentende waarden (zie hiervoor onder Interest).

WaardeoverdrachtHet resultaat op waardeoverdracht wordt bepaald door de saldi van enerzijds de betaling van de overdrachtswaarde voor uitgaande waardeoverdrachten en de daarbij behorende afboeking van de Voorziening pensioenverplichtingen en anderzijds de ontvangst van de overdrachtswaarde voor inkomende waardeoverdrachten en de daarbij behorende opvoering van de Voorziening pensioenverplichtingen. Het resultaat op waardeoverdracht van 12.241 negatief is voornamelijk veroorzaakt doordat de grondslagen waarop de overdrachtswaarde is berekend afwijken van de fondsgrondslagen, zoals gehanteerde sterftetafels en rekenrente.

AdministratiekostenHet resultaat op administratiekosten wordt bepaald door het saldo van de beschikbare middelen voor kostendekking uit de premies en de Voorziening pensioenverplichtingen enerzijds en de werkelijke kosten anderzijds. Het resultaat op kosten is per saldo positief, namelijk 1.186. Deze winst op kosten wordt voornamelijk verklaard doordat de gerealiseerde kosten zijn afgenomen.

jaarverslag 201494

Page 95: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

UitkeringenHet resultaat op uitkeringen wordt bepaald door het saldo van de verwachte uitkeringen enerzijds en de werkelijke uitkeringen anderzijds. Uitkeringen ineens (afkoop) zijn hier ook in meegenomen. Het resultaat is per saldo positief, namelijk 3.820.

DiversenDe post diversen betreft met name een toevoeging aan de Voorziening pensioenverplichtingen in verband met de reglementswijzigingen per 1 januari 2015. Dit betreffen: verlenging van de periode van premievrije bijboeking uit hoofde van arbeidsongeschiktheid van leeftijd 65 jaar naar AOW-leeftijd, maximaal 67 jaar en de verlenging van de uitkeringsduur van arbeidsongeschiktheidspensioen-uitkeringen van leeftijd 65 jaar naar AOW-leeftijd, maximaal 67 jaar. Het resultaat hiervan is 112.695 negatief. Verder wordt het resultaat voor een groot deel bepaald door de aanpassing van de voorziening als gevolg van de overgang naar het nieuwe administratiepakket (GPS). Het totaal resultaat op bijzondere en overige oorzaken is in totaal 161.860 negatief.

6. Technische voorzieningen

2014 2013

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van pensioenfonds 41.373.906 34.597.855

Overige technische voorzieningen 12.514 11.762

41.386.420 34.609.617

Het verloop van de technische voorzieningen is als volgt:

2014 2013

Stand aan het begin van het jaar 34.609.617 35.440.991

Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van pensioenfonds uit hoofde van:

- pensioenopbouw 687.510 950.316

- toeslagverlening 69.268 35.153

- rentetoevoeging 129.183 123.104

- onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten ./. 1.200.113 ./. 1.217.539

- wijziging marktrente 7.036.105 ./. 1.145.715

- overdracht van rechten 5.305 329.245

- overige 49.545 94.062

Stand aan het einde van het jaar 41.386.420 34.609.617

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van pensioenfonds

2014 2013

Ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen 39.820.504 33.047.989

Arbeidsongeschiktheidspensioen 327.939 295.334

Vroegpensioen 2.077 109.049

Jaarlagen 1.223.386 1.145.483

Totaal 41.373.906 34.597.855

bpfBOUW 95

Page 96: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Voorziening ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen

2014 2013

Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten:

- deelnemers 14.095.744 11.654.392

- gewezen deelnemers 9.758.934 7.830.369

- pensioengerechtigden 15.965.826 13.563.228

Stand voorziening aan het eind van het jaar 39.820.504 33.047.989

Het verloop van de voorziening is als volgt:

Stand aan het begin van het jaar 33.047.989 33.667.284

Toevoeging/onttrekking ten laste/ten gunste van de staat van baten en lasten inzake mutatie Voorziening ouderdomspensioen/nabestaandenpensioen

6.772.515 ./. 619.295

Stand aan het einde van het jaar 39.820.504 33.047.989

Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen

2014 2013

Contante waarde van het arbeidsongeschiktheids-pensioen:

- CAO Bouwnijverheid 283.190 255.159

- CAO Timmerindustrie 10.470 9.820

- CAO Afbouw 31.441 27.770

- CAO Natuursteenbedrijf 2.708 2.522

- CAO Betonmortelindustrie 130 63

Stand voorziening aan het eind van het jaar 327.939 295.334

Het verloop van de voorziening is als volgt:

Stand aan het begin van het jaar 295.334 328.044

Toevoeging/onttrekking ten laste/ten gunste van staat van baten en lasten inzake mutatie Voorziening arbeidsongeschiktheidspensioen

32.605 ./. 32.710

Stand aan het einde van het jaar 327.939 295.334

Voorziening vroegpensioen

2014 2013

Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten:

- deelnemers ­ 20.451

- gewezen deelnemers ­ 33.061

- pensioengerechtigden 2.077 55.537

Stand voorziening aan het eind van het jaar 2.077 109.049

Het verloop van de voorziening is als volgt:

Stand aan het begin van het jaar 109.049 304.018

Onttrekking ten gunste van de staat van baten en lasten inzake mutatie Voorziening vroegpensioen

./. 106.972 ./. 194.969

Stand aan het einde van het jaar 2.077 109.049

jaarverslag 201496

Page 97: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Voorziening jaarlagen

2014 2013

Contante waarde van door verzekerden verworven pensioenrechten:

- deelnemers 1.223.386 1.145.483

Stand voorziening aan het eind van het jaar 1.223.386 1.145.483

Het verloop van de voorziening is als volgt:

Stand aan het begin van het jaar 1.145.483 1.130.710

Toevoeging ten laste van de staat van baten en lasten inzake mutatie Voorziening jaarlagen 77.903 14.773

Stand aan het einde van het jaar 1.223.386 1.145.483

De verdeling over categorieën deelnemers is:

2014 2013

Aantal Bedrag Aantal Bedrag

Deelnemers 130.568 15.647.069 156.515 13.115.660

Gewezen deelnemers 460.331 9.758.934 404.770 7.863.430

Pensioengerechtigden 248.145 15.967.903 244.633 13.618.765

Totaal 839.044 41.373.906 805.918 34.597.855

Overige technische voorzieningen

Spaarfonds gemoedsbezwaardenHet saldo van het Spaarfonds gemoedsbezwaarden bedroeg ultimo 2014 12.514 (2013: 11.762). Via dit spaarfonds worden de spaargelden van 239 (2013: 231) erkende gemoedsbezwaarden beheerd. De dotatie aan het Spaarfonds gemoedsbezwaarden betreft de bijdragen van 564 (2013: 712) en de onttrekking betreft de uitkeringen van 133 (2013: 135). Aan het spaarfonds gemoedsbezwaarden werd een rentevergoeding verstrekt van 340 (2013: 279). Vanaf 2013 bedraagt het bij te schrijven rendement jaarlijks de 25 jaarsrente uit de door DNB voor pensioenfondsen gepubliceerde rentetermijn structuur per 31 december van het voorafgaande kalenderjaar met een maximum gelijk aan de gedempte disconterings voet (per 1 januari 2014 gelijk aan 3,5 procent). Over 2014 bedraagt de bijschrijving 2,8 procent. De administratiekosten van 19 (2013: 28) worden voor ouderdomspensioen en vroeg-pensioen Bouw op basis van 4,5 procent van de premie berekend en hierop in mindering gebracht.

bpfBOUW 97

Page 98: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

7. Voorziening voor risico van deelnemersDit betreft de spaarmodule BeterExcedent.

2014 2013

Waarde van opgebouwde spaarsaldi:

- deelnemers 30.329 24.961

Stand voorziening aan het eind van het jaar 30.329 24.961

Het verloop van de voorziening is als volgt:

Stand aan het begin van het jaar 24.961 39.096

Premiestortingen 14.853 17.071

Rendement 2.532 1.129

Onttrekkingen ./. 12.017 ./. 32.335

Toevoeging/onttrekking ten laste/ten gunste van staat van baten en lasten inzake mutatie Voorziening voor risico deelnemers 5.368 ./. 14.135

Stand aan het einde van het jaar 30.329 24.961

8. Langlopende schuldenDe post langlopende schulden van 2.950 (2013: 2.950) betreft een lening van de gemeente Amsterdam en heeft betrekking op de parkeergarage van het Olympisch stadion. De lening heeft een variabele rentevoet met een resterende looptijd van 6 jaar. Over deze lening is rente verschuldigd zodra op het onderhavige project een cumulatief positief resultaat wordt gerealiseerd. In 2014 bedroeg de rente over deze lening 0 procent. Aflossing van de lening vindt ineens plaats aan het eind van de looptijd.

9. Overige schulden en overlopende passiva

2014 2013

Derivaten met een negatieve waarde 1.210.717 247.857

Ontvangen zekerheden 4.616.634 2.368.785

Crediteuren beleggingen 17.201 15.312

Overlopende passiva beleggingen 21.131 12.711

Schulden uit hoofde van beleggingen 5.865.683 2.644.665

Nog te verwerken pensioenpremies 872 80

Te betalen uitkeringen 2.908 12.545

Overige schulden 44.501 43.201

Totaal 5.913.964 2.700.491

In de post ‘Te betalen uitkeringen’ is ultimo 2014 0 (2013: 11.700) opgenomen in het kader van het afkopen van kleine pensioenen uit het verleden van een grote groep ‘gewezen deelnemers’.

Derivaten met een negatieve waardeHet verloop van de post is als volgt:

2014 2013

Stand per 1 januari 247.857 32.421

Waardeontwikkelingen 962.860 215.436

Stand per 31 december 1.210.717 247.857

jaarverslag 201498

Page 99: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De derivaten met een negatieve waarde bestaan uit valutatermijncontracten, rente swap contracten en futures. De valuta-termijncontracten en futures hebben een looptijd korter dan één jaar en de rente-swapcontracten minder dan 1 jaar tot 49 jaar. De valutatermijncontracten in Amerikaanse dollars, Britse ponden, Japanse yens en Zwitserse franken met een negatieve waarde, de rentes-waps met een negatieve waarde en de futures met een negatieve waarde ultimo 2014 zijn opgenomen onder de post ‘Overige schulden en overlopende passiva’.

Ontvangen zekerhedenVoor de waarde van de derivaten is als zeker-heden cash collateral ontvangen. De ontvangen zekerheden ultimo 2014 bedragen 4,6 miljard euro (2013: 2,4 miljard euro). De ontvangen cash collateral is herbelegd volgens de beleggingsmix.

De collateralstand muteert dagelijks als gevolg van de waardeontwikkeling van de derivaten en even-tuele nieuwe transacties. Hiermee bestaat er een dagelijkse muterende terugbetalings verplichting. Er wordt tussen de transactie partijen cash uit gewisseld die gesetteld wordt op de eerst-volgende werkdag. Over het collateral wordt rente verrekend conform de Credit Support Annex (CSA) waarin de collateral voor waarden zijn vastgelegd.

Crediteuren beleggingenDe crediteuren beleggingen hebben betrekking op crediteuren inzake vastgoed en crediteuren inzake aankopen van beleggingen.

Overlopende passiva beleggingenDe overlopende passiva beleggingen bestaan uit vooruit ontvangen huren 13.753 (2013: 11.776), vooruit ontvangen bedragen 3.869 (2013: 0) en overlopende passiva vastgoed 3.509 (2013: 935). De overlopende passiva hebben een looptijd korter dan één jaar.

Overige schulden

2014 2013

Te betalen loonbelasting 27.742 26.753

Te betalen administratiekosten 2.822 3.235

Af te dragen premie Zorgverzekeringswet 4.785 5.087

Te betalen waardeoverdrachten 666 253

Te betalen kosten 8.486 7.873

Totaal 44.501 43.201

De Overige schulden hebben een looptijd korter dan één jaar.

Niet in de balans opgenomen verplichtingen

2014 2013

Vastgoedbeleggingen

Aangegane contracten inzake ontwikkeling vastgoed 540.000 281.080

Aangegane contracten vastgoed via participaties 231.000 292.225

Aangegane verplichtingen inzake direct vastgoed 10.171 11.096

Aandelen

Aangegane verplichtingen private equity 1.304.277 1.504.901

Vastrentende waarden

Aangegane verplichtingen alternative inflation 469.196 -

Overige beleggingen

Aangegane verplichtingen opportunities 48.588 54.342

Aangegane verplichtingen hedgefondsen 333.704 -

Totaal 2.936.936 2.143.644

bpfBOUW 99

Page 100: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De aangegane contracten inzake vastgoed in ontwikkeling hebben betrekking op acquisities van vastgoedprojecten tot en met 2014 die in 2015 en de daaropvolgende jaren worden gebouwd.

De aangegane verplichtingen private equity, alternative inflation, opportunities, hedgefondsen en vastgoed via participaties betreffen kapitaaltoezeggingen die bpfBOUW zal gebruiken en inzetten om langetermijnbeleggingen te financieren. De commitments kunnen ‘gecalled’ worden op het moment dat passende beleggingskansen zich voordoen.

APG Treasury Center bvAPG Treasury Center bv (APG TC bv) is de exclusieve tegenpartij voor het liquiditeitenbeheer en voor de transacties in OTC derivaten (niet-beursgenoteerde derivaten) voor de APG Fondsen en de daarin deelnemende pensioenfondsen, waaronder bpfBOUW. Samen worden deze partijen aangeduid als de Multi Client Partijen van APG TC bv. APG TC bv is de centrale tegenpartij van de marktpartijen.

Het liquiditeitenbeheer heeft onder andere betrekking op het uitzetten en aantrekken van liquiditeiten, op transacties in vreemde valuta en op het onderpandbeheer. De transacties in OTC derivaten hebben onder andere betrekking op het afdekken van rente- en valutarisico’s.

De structuur van APG TC bv brengt voordelen op het gebied van onderlinge saldering (netting) tussen de Multi Client Partijen met zich mee. Daarnaast kan geprofiteerd worden van schaalvoordelen op het gebied van automatisering, kosten en kennis, en is sprake van een vereenvoudiging van de juridische en operationele complexiteit.

Transacties tussen APG TC bv en bpfBOUW of een andere Multi Client Partij vinden uitsluitend plaats uit hoofde van transactiebehoeftes van de betreffende Multi Client Partij. APG TC bv handelt

niet voor eigen rekening en risico, maar opereert als servicecenter waarbij alle winsten en verliezen worden doorberekend aan de Multi Client Partijen. Resultaten die direct zijn te herleiden naar een specifieke Multi Client Partij worden rechtstreeks daaraan toegerekend, op andere resultaten wordt een verdeelsleutel toegepast waardoor iedere Multi Client Partij zoveel mogelijk de resultaten van de voor die partij gesloten transacties krijgt toegerekend. Hiervoor wordt een Resultaattoekenningsbeleid gehanteerd.

Gezien dit Resultaattoekenningsbeleid is -vanuit de Multi Client Partijen bezien- een beperkt eigen vermogen voldoende voor APG TC bv. Om aan de kredietwaardigheidseisen van marktpartijen te kunnen voldoen is er echter een garantieovereenkomst afgesloten waarbij twee APG Fondsen (de Fixed Income Credits Pool en de Developed Markets Equity Pool) garant staan voor de verplichtingen van APG TC bv. Indien een garantieverstrekker zou worden aangesproken en de claim voldoet, heeft deze een recht van regres (verhaal) op APG TC bv en op de Multi Client Partijen aan wie de claim kan worden toegerekend. Op grond van dit regressysteem dragen de Multi Client Partijen uiteindelijk hun eigen verplichtingen en risico’s.

De transacties van APG TC bv worden uitsluitend aangegaan op basis van marktconforme contracten en voorwaarden. Waar van toepassing wordt onderpand uitgewisseld ter beperking van kredietrisico’s.

Langlopende contractuele verplichtingen Inzake de uitvoering van pensioen- en vermogens beheeractiviteiten is het fonds meerjarige verplichtingen aangegaan met derden tot uiterlijk 2019 en 2024. De hieraan verbonden kosten zijn afhankelijk van diverse variabelen, zoals omvang van het aantal deelnemers en het belegd vermogen. Voor 2015 bedragen de verwachte kosten uit deze overeenkomsten tezamen circa 113,0 miljoen euro.

jaarverslag 2014100

Page 101: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Toelichting op de geconsolideerde staat van baten en lasten over 2014

(Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)

Baten

10. Premiebijdragen (van werkgevers en werk nemers)

Deze bijdragen betreffen de premieontvangsten van werkgevers voor werknemers, van zelfstandigen en van overige deelnemers. De overige deelnemers zijn die deelnemers die een uitkering ontvangen wegens werkloosheid (inclusief de sectorale aanvullingsfondsen). De pensioenpremie voor deze groep wordt betaald door het UWV en de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP; tot 1 juli 2014) en vanuit de sectorale aanvullingsfondsen.

2014 2013

Premie middelloonregeling 648.632 716.436

Premie FVP 20.764 11.938

Totaal premie middelloonregeling 669.396 728.374

Totale premie aanvullingsregeling 280.113 300.426

Totale premie arbeidsongeschiktheidspensioen 3.922 4.353

Totale premiebijdragen 953.431 1.033.153

De premie middelloonregeling van 648.632 exclusief premie FVP (2013: 728.374 inclusief premie FVP) wijkt af van de feitelijke premie middelloonregeling van 650.451 (2013: 729.588). Deze afwijking van 1.819 (2013: 1.214) is het gevolg van eliminatie van premiebijdragen voor de middelloonregeling uit vroegpensioenuitkeringen waardoor de premiebijdragen in de staat van baten en lasten lager zijn.

bpfBOUW 101

Page 102: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

In onderstaande tabel staan voor 2014 de premies exclusief de pensioenpremie van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.

2014 2013

Totale feitelijke premie middelloonregeling 650.451 729.588

Totale gedempte kostendekkende premie middelloonregeling 615.400 693.387

Totale kostendekkende premie middelloonregeling 683.655 830.400

Totale feitelijke premie aanvullingsregeling 280.113 300.426

Totale feitelijke premie arbeidsongeschiktheidspensioen 3.922 4.353

Totale gedempte kostendekkende premie arbeidsongeschiktheidspensioen 1.993 1.564

Totale kostendekkende premie arbeidsongeschiktheidspensioen 2.159 1.744

De tabellen hieronder laten zien hoe de feitelijke premie middelloonregeling, gedempte kostendekkende premie middelloonregeling en kostendekkende premie middelloonregeling zijn samengesteld.

Totale feitelijke premie middelloonregeling 2014 2013

Inkoop ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen 584.808 662.818

Risico-opslag nabestaandenpensioen 8.951 9.700

Risico-opslag premievrijstelling 14.919 9.700

Solvabiliteitsopslag 23.870 27.971

Kostenopslagen 14.919 16.166

Debiteurenrisico 2.984 3.233

Totaal feitelijke premie middelloonregeling 650.451 729.588

Totale gedempte kostendekkende premie middelloonregeling 2014 2013

Inkoop ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen 481.890 554.273

Risico-opslag nabestaandenpensioen 8.690 9.685

Risico-opslag premievrijstelling 14.483 9.685

Solvabiliteitsopslag 92.957 100.375

Kostenopslagen 14.483 16.141

Debiteurenrisico 2.897 3.228

Totaal gedempte kostendekkende premie middelloonregeling 615.400 693.387

Totale kostendekkende premie middelloonregeling 2014 2013

Inkoop ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen 536.955 670.979

Risico-opslag nabestaandenpensioen 9.677 9.685

Risico-opslag premievrijstelling 16.128 9.685

Solvabiliteitsopslag 103.515 120.685

Kostenopslagen 14.483 16.141

Debiteurenrisico 2.897 3.228

Totaal kostendekkende premie middelloonregeling 683.655 830.400

Voor een verdere toelichting op deze premies wordt verwezen naar het jaarverslag op pagina 32 e.v.

jaarverslag 2014102

Page 103: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

11. Premiebijdragen voor risico van deelnemersDit betreft de door deelnemers afgedragen premie voor de spaarmodule BeterExcedent. De premie bedraagt 14.853 (2013: 17.071).

BeleggingsresultatenOp de balans van het fonds bevindt zich een voorziening voor risico van deelnemers. Voor deze deelnemers worden geen specifieke beleggingen aangehouden. Tenzij anders vermeld hebben de hiernavolgende toelichtingen betrekking op de totale beleggingsresultaten van het fonds (niet onderverdeeld naar beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds en beleggingsresultaten voor risico van deelnemers).

De totale beleggingsresultaten zijn als volgt te specificeren:

2014 2013

Directe beleggingsopbrengsten 1.244.683 1.280.501

Indirecte beleggingsopbrengsten 8.441.109 ./. 212.166

9.685.792 1.068.335

Af: Exploitatiekosten vastgoed 67.408 67.458

Af: Kosten vermogensbeheer 70.022 62.723

Totaal 9.548.362 938.154

De kosten vermogensbeheer bestaan in de jaarrekening uit de door de vermogensbeheerder APG gefactureerde beheerfee 69.559 (2013: 62.307) en algemene kosten die toegerekend zijn vanuit pensioenuitvoeringskosten aan de kosten vermogensbeheer 463 (2013: 416).

Naast deze kosten komen er nog kosten voor rekening van het fonds die direct ten laste van de beleggingsopbrengsten gebracht worden en daarom in de jaarrekening niet zichtbaar zijn. De totale kosten van vermogensbeheer worden toegelicht in het jaarverslag op pagina 56 e.v. De in de jaarrekening zichtbare kosten vermogensbeheer zijn onderdeel van de beheer vergoedingen 175,6 miljoen euro (2013: 164,1 miljoen euro). Ook vallen de beheerfee van externe managers en bewaarloon onder de beheervergoedingen. Voorts komen via de beleggingsopbrengsten prestatievergoedingen voor rekening van het fonds 71,7 miljoen euro (2013: 56 miljoen euro).

bpfBOUW 103

Page 104: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

12. Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds

Netto beleggingsresultaten per beleggingscategorie

2014 2013

Directe beleggings­

resultaten

Indirecte beleggings­

resultaten

Kostenvermogensbeheer

en e xploitatie­kosten vastgoed Totaal Totaal

Vastgoedbeleggingen 318.421 308.363 ./. 67.408 559.376 124.037

Aandelen 80.526 2.634.528 ./. 35.525 2.679.529 1.948.006

Vastrentende waarden 557.192 1.582.584 ./. 21.319 2.118.457 ./. 154.613

Derivaten 273.404 4.121.701 ./. 3.084 4.392.021 ./. 882.459

Overige beleggingen 15.140 ./. 206.067 ./. 9.631 ./. 200.558 ./. 96.401

1.244.683 8.441.109 ./. 136.967 9.548.825 938.570

Af: Algemene kosten toegerekend vanuit pensioen uitvoeringskosten ­ ­ 463 463 416

1.244.683 8.441.109 ./. 137.430 9.548.362 938.154

Af: beleggingsresultaten voor risico van deelnemers 430 2.138 ./. 36 2.532 1.129

Beleggingsresultaten voor risico van pensioenfonds 1.244.253 8.438.971 ./. 137.394 9.545.830 937.025

13. Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers

Netto beleggingsresultaten voor risico van deelnemers per beleggingscategorieOp basis van de in het hoofdstuk ‘Grondslagen voor waardering en resultaatbepaling’ genoemde veronderstellingen is de volgende toerekening gemaakt naar netto beleggingsresultaten voor risico van deelnemers per beleggingscategorie.

2014 2013

Directe beleggings­

resultaten

Indirecte beleggings­

resultaten

Kostenvermogens beheer

en e xploitatie­kosten vastgoed Totaal Totaal

Vastgoedbeleggingen 69 62 ./. 18 113 17

Aandelen 28 1.088 ./. 9 1.107 1.174

Vastrentende waarden 329 954 ./. 6 1.277 ./. 90

Overige beleggingen 4 34 ./. 3 35 28

Beleggingsresultaten voor risico van deelnemers 430 2.138 ./. 36 2.532 1.129

jaarverslag 2014104

Page 105: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

14. Overige batenOnder de overige baten zijn onder meer baten verantwoord door afboeking van premieverschillen 635 (2013: 1.010), uitkeringsverschillen 2.070 (2013: 0), baten uit hoofde van de bijdragen voor het spaarfonds gemoedsbezwaarden 565 (2013: 766) en renteontvangsten 17 (2013: 0).

Lasten

15. Pensioenuitkeringen

2014 2013

Ouderdomspensioenen 703.972 665.977

Weduwe-, weduwnaars- en partnerpensioenen 209.208 187.944

Wezenpensioenen 3.130 2.560

Afkoop van pensioenen 10.832 40.277

Overlijdensuitkeringen 77 83

Arbeidsongeschiktheidspensioenen 27.078 28.477

Vroegpensioenen en aanvullingsregelingen 233.221 308.470

Totaal 1.187.518 1.233.788

De afkoop van pensioenen betrof in 2013 voor 31.030 afkoop van gewezen deelnemers . In 2014 had de post ‘Afkoop van pensioenen’ volledig betrekking op reguliere afkopen.

16. PensioenuitvoeringskostenDe pensioenuitvoeringskosten bestaan uit de door APG in rekening gebrachte administratiekosten, en algemene kosten. Het deel van de algemene kosten dat direct verband houdt met vermogensbeheer wordt toegerekend aan kosten vermogensbeheer.

2014 2013

Administratiekosten 32.150 35.708

Algemene kosten (fondskosten) 8.904 8.856

Hiervan toegerekend aan kosten vermogensbeheer ./. 463 ./. 416

Totaal 40.591 44.148

17. PersoneelskostenDe personeelskosten zijn als volgt te specificeren:

2014 2013

Lonen en salarissen 10.753 10.553

Sociale lasten 1.213 1.116

Pensioenlasten 1.800 1.911

Overige personeelskosten 3.105 3.106

Totaal 16.871 16.686

De personeelskosten van de medewerkers van het bestuursbureau maken deel uit van de Pensioenuitvoeringskosten.

bpfBOUW 105

Page 106: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Aantal werknemersBouwinvest Real Estate Investment Management bv heeft werknemers in dienst. Het aantal werknemers ultimo 2014 bedroeg 127,4 fulltime eenheden (2013: 123,4). Met betrekking tot de personeelskosten is een bedrag van 0 (2013: 57) opgenomen voor de crisisheffing.

18. AfschrijvingskostenDe afschrijvingskosten 765 (2013: 962) betreffen de afschrijvingen van de materiële vaste activa.

19. Mutatie technische voorzieningen

2014 2013

Mutatie uit hoofde van:

- pensioenopbouw 687.510 950.316

- indexering en overige toeslagen 69.268 35.153

- rentetoevoeging 129.183 123.104

- onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten ./. 1.200.113 ./. 1.217.539

- wijziging marktrente 7.036.105 ./. 1.145.715

- overdracht van rechten 5.305 329.245

- overige 49.545 94.062

6.776.803 ./. 831.374

20. Saldo overdracht van rechten

2014 2013

Overgenomen pensioenverplichtingen ./. 33.183 ./. 375.180

Overgedragen pensioenverplichtingen 39.211 33.655

Totaal 6.028 ./. 341.525

In de post ‘Overgenomen pensioenverplichtingen’ heeft in 2013 341 miljoen euro betrekking op de collectieve waardeoverdracht Bpf-Bikudak.

21. Overige lastenDe post ‘Overige lasten’ bestaat uit overige bedrijfslasten 5.997 (2013: 7.678), afboeking van uitkerings-verschillen 929(2013: 4.413), uitbetaald spaarsaldo gemoedsbezwaarden 133 (2013: 135), rente en bankkosten 25 (2013: ./. 1) en overige lasten 215 (2013: 724).

jaarverslag 2014106

Page 107: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Beheersing van de risico’s

In het bestuursverslag is ingegaan op de beleidsmatige aspecten van risicobeleid- en beheer. In deze paragraaf worden de kwantitatieve en kwalitatieve toelichtingen op de posten in de balans opgenomen.

SolvabiliteitsrisicoDe (hoofdzakelijk financiële) risico’s hebben invloed op het solvabiliteitsrisico van het fonds, ofwel het risico dat bpfBOUW niet beschikt over voldoende vermogen om te kunnen voldoen aan haar (toekomstige) pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten conform de richtlijnen die bepaald zijn door de toezichthouder. De solvabiliteit wordt gemeten aan de hand van de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen. Bij deze methodiek wordt rekening gehouden met de beschikbaarheid van buffers ter dekking van de diverse risico’s die een impact hebben op de mate waarin het fonds in staat wordt geacht te kunnen voldoen aan haar toekomstige verplichtingen. De methodiek toont hoe gevoelig het fonds is voor negatieve scenario’s, zoals een daling van de rente of een daling van de aandelenkoersen. Onderstaand is de solvabiliteit van het fonds weergegeven waarbij de door de toezichthouder voorgeschreven methodiek is toegepast. Hierbij wordt het aanwezige vermogen afgezet tegen zowel het Vereist Eigen Vermogen (VEV) als het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV). Indien het aanwezige vermogen van het fonds minder is dan het VEV, is er sprake van een reservetekort. Indien daarnaast het aanwezige vermogen ook lager is dan het MVEV, is er sprake van een dekkingstekort.

Bij de berekening van het VEV is uitgegaan van de feitelijke beleggingsportefeuille ultimo 2014. Bij de toepassing van het standaardmodel worden de volgende solvabiliteitsbuffers onderkend:S1: de solvabiliteitsbuffer voor het renterisico

(het effect van de meest ongunstige wijziging van de rentetermijnstructuur);

S2: de solvabiliteitsbuffer voor het marktrisico op zakelijke waarden (het effect van een daling van de zakelijke waarden aan de hand van een daling van de waarde van aandelen in ontwikkelde markten met 25 procent, aandelen in opkomende markten met 35 procent, private equity en hedgefondsen met 30 procent, direct vastgoed met 15 procent, indirect beursgenoteerd vastgoed met 25 procent en indirect niet-beursgenoteerd vastgoed met 35 procent);

S3: de solvabiliteitsbuffer voor het valutarisico (het effect van een daling van alle valutakoersen ten opzichte van de euro met 20 procent);

S4: solvabiliteitsbuffer voor het grondstoffenrisico (het effect van een daling van de waarde van grondstoffen met 30 procent);

S5: solvabiliteitsbuffer voor het kredietrisico (het effect van een toename van de actuele credit spread met 40 procent);

S6: solvabiliteitsbuffer voor het verzekeringstechnisch risico (door middel van een verzekeringsrisico-opslag wordt het verzekeringstechnisch risico gefinancierd);

S7: de solvabiliteitsbuffer voor liquiditeitsrisico. Het fonds beschikt over voldoende liquide middelen uit premiebijdragen en beleggingsopbrengsten om de pensioenuitkeringen te kunnen doen. Tevens is op basis van stressscenario’s vastgesteld dat de risico’s van het niet kunnen terugbetalen van onderpand bij derivatenposities nihil kan worden verondersteld. De solvabiliteitsbuffer voor liquiditeitsrisico wordt op nihil verondersteld;

S8: de solvabiliteitsbuffer voor concentratie-risico. In het beleggingsbeleid wordt nadrukkelijk rekening gehouden met het beperken van concentratierisico door actief te monitoren op het concentratierisico. De solvabiliteitsbuffer voor concentratierisico wordt nihil verondersteld;

S9: de solvabiliteitsbuffer voor operationeel risico. De beheersing van de operationele risico’s geven geen aanleiding voor een verhoogd risico. De solvabiliteitsbuffer voor operationeel risico wordt nihil verondersteld;

S10: de solvabiliteitsbuffer voor actief-beheerrisico. Het actief- beheerrisico is op basis van een handreiking van DNB gemeten en niet als materieel beoordeeld. De solvabiliteitsbuffer voor actief-beheerrisico wordt nihil verondersteld.

Diversificatie-effect: In de solvabiliteitstoets wordt verondersteld dat niet alle risico’s zich op hetzelfde moment zullen manifesteren. Het vereist eigen vermogen is daarom lager dan de som van de buffers voor alle risicocategorieën afzonderlijk. Dit noemen we het diversificatie-effect.

bpfBOUW 107

Page 108: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Overschot of tekort op FTK-grondslagen (in miljoenen euro’s):

2014 2013

Technische voorzieningen (a) 41.386 34.610

Buffers

S1 Renterisico 1.497 1.210

S2 Zakelijke waardenrisico 5.972 5.379

S3 Valutarisico 1.678 1.412

S4 Grondstoffenrisico 357 491

S5 Kredietrisico 318 202

S6 Verzekeringstechnisch risico 1.307 1.002

Diversificatie-effect ./. 3.946 ./. 3.357

Totaal Vereist Eigen Vermogen (vereiste buffers) (b) 7.183 6.339

Vereist vermogen (a+b) 48.569 40.949

Beschikbaar vermogen (technische voorzieningen + Algemene reserve) 47.649 38.595

Tekort ./. 920 ./. 2.354

Totaal Minimaal Vereist Eigen Vermogen (c) 1.759 1.422

Minimaal vereist vermogen (a+c) 43.145 36.032

Beschikbaar vermogen (technische voorzieningen + Algemene reserve) 47.649 38.595

Overschot 4.504 2.563

De som van de solvabiliteitsbuffers vormt, na diversificatie tussen de risicotypen, het VEV. Het VEV is de toetswaarde waartegen het aanwezige eigen vermogen van het fonds wordt afgezet. BpfBOUW heeft voldoende eigen vermogen als het eigen vermogen van het fonds (exclusief de overige reserves) groter is dan het vereist eigen vermogen. De financiële positie is in dat geval toereikend.

Zoals hiervoor is toegelicht blijkt ultimo 2014 het aanwezige eigen vermogen lager te zijn dan het vereist eigen vermogen, zodat er sprake is van een reservetekort.

Het aanwezige eigen vermogen (exclusief de overige reserves) is hoger dan het MVEV, zodat er geen sprake is van een dekkingstekort.

MatchingrisicoEr is sprake van nadelige mismatching (of ongelijkwaardigheid) als de waarde van de beleggingen niet evenredig meestijgt met de waarde van de pensioenverplichtingen. Het matchingrisico vloeit met name voort uit de verschillen die bestaan tussen de looptijd van de pensioenverplichtingen en van de beleggingen van het fonds.

S1 RenterisicoHet renterisico kan worden berekend ten opzichte van de verplichtingen op basis van de RTS met toepassing van de UFR of ten opzichte van de verplichtingen op basis van de ongecorrigeerde RTS. BpfBOUW baseert het rentebeleid uitgaande van de verplichtingen op basis van de ongecorrigeerde RTS.

jaarverslag 2014108

Page 109: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Durations 2014 2013

Effectieve duration van de vastrentende waarden 5,88 5,69

Effectieve duration van de vastrentende waarden (inclusief derivaten) 12,86 11,20

Modified duration van de verplichtingen (ongecorrigeerde RTS) 20,9 17,6

De duration is een maatstaf voor de rentegevoeligheid. De stijging van de ‘Modified duration van de verplichtingen’ wordt met name veroorzaakt door de gedaalde rente in 2014.

De bruto renteafdekking betreft de rente gevoelig heid van de rentederivaten inclusief vastrentendewaarden-portefeuilles ten opzichte van de rentegevoeligheid van de verplichtingen. De norm voor het bruto renteafdekkings percentage voor 2014 bedroeg 65 procent met een bandbreedte tot 62. Eind 2014 is vooruit gelopen op de norm (60%) van 2015, het werkelijke afdekkingsniveau kwam ultimo 2014 uit op 59,3% (2013: 66 procent).

S3 ValutarisicoDe valutarisico’s op beleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden, Japanse yens en Zwitserse franken van de beleggingsportefeuille van bpfBOUW zijn door middel van valutatermijncontracten grotendeels afgedekt. Ultimo 2014 resteert een valutarisico op 17,2 procent (2013: 17,2 procent) van het belegd vermogen.

De valutapositie voor en na afdekking kan als volgt worden weergegeven:

2014 2013

Valuta

Beleggingen in vreemde valuta(in procenten)

Valuta­afdekking

(in procenten)Netto­positie

(in procenten)Netto­positie

(in procenten)

Amerikaanse dollar 32,7 26,0 6,7 6,5

Britse pond 3,0 2,4 0,6 1,0

Japanse yen 2,4 1,7 0,7 0,4

Zwitserse frank 1,7 1,3 0,4 0,4

Overige valuta 8,8 - 8,8 8,9

Totaal 48,6 17,2 17,2

MarktrisicoDe waarde van de beleggingen fluctueert als gevolg van macro-economische ontwikkelingen en de marktomstandigheden. Dit wordt het marktrisico genoemd. Beleggingen in aandelen, vastrentende waarden, vastgoed en grondstoffen zijn altijd onderhevig aan marktrisico. De waarde van deze beleggingen wordt namelijk continu beïnvloed door koersschommelingen. BpfBOUW beheerst het markt risico door zijn belegd vermogen evenwichtig te spreiden.

Naast een goede verdeling over beleggingscategorieën wordt ook gezorgd voor een evenwichtige verdeling binnen beleggingscategorieën. In onderstaande tabellen is te zien hoe dit tot uitdrukking komt in de verdeling over sectoren en regio’s van de aandelen van het fonds en de spreiding binnen de beleggingsportefeuille.

De verdeling binnen de beleggingscategorie vastgoed is terug te vinden in de tabel ‘Kengetallen vastgoed’ op pagina 87 van de jaarrekening.

bpfBOUW 109

Page 110: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Spreiding van de beleggingsportefeuille (in procenten)

Percentage 2014 Percentage 2013

Vastrentende waarden

Obligaties 41,7 39,7

Leningen op schuldbekentenis 0,1 0,3

Hypotheken 0,1 0,1

Deposito’s en kasgeldleningen 3,6 0,3

Aandelen

Aandelen 32,5 33,1

Private Equity 2,6 2,6

Infrastructuur 0,4 0,4

Vastgoedbeleggingen 13,8 15,6

Overige beleggingen

Hedgefondsen 2,8 3,7

Grondstoffen 2,3 4,1

Opportunities 0,1 0,1

Totaal 100,0 100,0

Sectorverdeling van de aandelenportefeuille (in procenten)

Sector Percentage 2014 Percentage 2013

Consumptiegoederen 20,3 20,4

Financiële instellingen 20,9 21,2

Energie 11,4 12,3

Farmacie 10,2 10,1

Industrie en transport 8,0 8,4

ICT 10,5 9,2

Telecom 5,4 6,2

Basisindustrie 5,4 5,7

Overig 7,9 6,5

Totaal 100,0 100,0

Regioverdeling van de aandelenportefeuille (in procenten)

Regio Percentage 2014 Percentage 2013

Europa 31,6 39,8

Verenigde Staten 42,3 35,0

Japan 6,4 6,1

Pacific (excl. Japan) 2,1 2,2

Opkomende markten 17,6 16,9

Totaal 100,0 100,0

Verdeling Beursgenoteerde en Niet-beursgenoteerde Aandelen

2014 2013

Beursgenoteerde aandelen 15.580.233 12.775.087

Niet-beursgenoteerde aandelen 1.487.223 1.232.899

Totaal 17.067.456 14.007.986

jaarverslag 2014110

Page 111: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De verdeling ‘Beursgenoteerde aandelen’ en ‘Niet-beursgenoteerde aandelen’ is gebaseerd op de beleggingen in de fondsen waar in wordt geparticipeerd.

Verdeling Beursgenoteerde en Niet-beursgenoteerde Obligaties

2014 2013

Beursgenoteerde obligaties 16.293.910 13.039.660

Niet-beursgenoteerde obligaties 3.696.975 2.353.867

Totaal 19.990.885 15.393.527

De verdeling ‘Beursgenoteerde obligaties’ en ‘Niet-beursgenoteerde obligaties’ is gebaseerd op de beleggingen in de fondsen waarin wordt geparticipeerd.

S4 GrondstoffenrisicoDe beleggingen in grondstoffen vinden uitsluitend plaats middels beleggingen in de APG Commodities Pool (fonds voor gemene rekening). De titels in deze beleggingspool zijn voornamelijk termijncontracten (futures). Het grondstoffen risico komt tot uitdrukking in de onderliggende waarde van de beleggingen in grondstoffen-termijncontracten (notionals).

De beleggingsportefeuille bestaat ultimo 2014 voor 1,1 miljard euro (2013: 1,5 miljard euro) uit beleggingen in grondstoffen. De exposure welke samenhangt met deze beleggingen valt te verdelen over basismaterialen 219 miljoen euro (2013: 171 miljoen euro), energie 740 miljoen euro (2013: 1.181 miljoen euro) en dagelijkse goederen 190 miljoen euro (2013: 171 miljoen euro). Tegenover deze exposures die voortvloeien uit de grondstoffenposities worden deposito’s aangehouden voor een bedrag van 0,9 miljard euro (2013: 1,5 miljard euro). Deze deposito’s dienen contractueel aangehouden te worden om verplichtingen als gevolg van eventuele uitoefening van de termijncontracten na te kunnen komen. Dit wordt op dagelijkse basis bepaald en verrekend op de depositorekening.

S5 KredietrisicoHet kredietrisico is het risico dat een debiteur van het fonds niet aan haar rente- en aflossingsverplichtingen kan voldoen. Het fonds spreidt zijn beleggingen in schuldpapier en verstrekte kredieten, de zogeheten vastrentende waarden, dan ook over verschillende tegenpartijen om het kredietrisico zoveel mogelijk te beperken.

Binnen de portefeuille van vastrentende waarden wordt met name belegd in de investment grade categorie. Dit is de categorie van vastrentende waarden met een hoge kredietwaardigheid. De betaling van rente en aflossing door de uitgever van de lening heeft dan een hoge zekerheid. In de categorie non-investment grade wordt beperkt geïnvesteerd. In onderstaande tabel is te zien hoe de portefeuille met vastrentende waarden ultimo 2014 is opgebouwd. De classificaties AAA tot en met BBB behoren tot de investment grade categorie.

Verdeling vastrentendewaardenportefeuille (in procenten)

Classificatie Credits Treasuries Percentage 2014 Credits Treasuries Percentage 2013

AAA 31,0 20,3 51,3 27,7 22,8 50,5

AA 8,4 10,0 18,4 9,8 9,7 19,5

A 6,7 0,4 7,1 6,2 - 6,2

BBB 10,4 7,7 18,1 9,9 8,8 18,7

Lager dan BBB 4,8 ­ 4,8 4,7 - 4,7

Geen rating 0,3 ­ 0,3 0,4 - 0,4

Totaal 61,6 38,4 100,0 58,7 41,3 100,0

bpfBOUW 111

Page 112: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

In bovenstaande tabel zijn vastrentende beleggingen zonder externe kredietbeoordeling met een waarde van 1,7 miljard euro (7,4 procent) (2013: 1,7 miljard euro (11,0 procent)) opgenomen in de c ategorie AAA (kolom Credits). Deze beleggingen hebben een kortlopend karakter.

In de tabel hierna is de marktwaarde van de beleggingen in staatsobligaties van overheden van de eurolanden met een verlaagde kredietwaardigheid opgenomen.

Marktwaarde beleggingen staatsobligaties in eurolanden met een verlaagde kredietwaardigheid.

Classificatie

Marktwaarde ultimo 2014

(in miljoenen euro’s) Rating 2014

Marktwaarde ultimo 2013

(in miljoenen euro’s Rating 2013

Italië 1.007,2 BBB 904,6 BBB

Spanje 735,6 BBB 571,4 BBB

Ierland 96,7 A 72,7 BBB

Griekenland 0,1 B 0,5 B

Portugal ­ BB - BB

Totaal 1.839,6 1.549,2

S6 Verzekeringstechnisch risicoDe belangrijkste verzekeringstechnische of actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, kortleven en arbeidsongeschiktheid.

Het langlevenrisico is het belangrijkste verzekeringstechnische risico. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van prognosetafels met fondsspecifieke ervaringssterfte is het langlevenrisico, conform de huidige inzichten, verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.

Om rekening te houden met de onzekerheid over het langlevenrisico wordt in het vereist eigen vermogen rekening gehouden met een risico-opslag voor de “Onzekerheid in de Trend in Sterftecijfers” (TSO), het risico op “Negatieve Stochastische Afwijkingen” van deze trend (NSA) en het procesrisico.

Het kortlevenrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds mogelijk niet voldoende voorzieningen zijn getroffen.

Het arbeidsongeschiktheidsrisico heeft als gevolg dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek getoetst en eventueel herzien.

In het minimaal vereist eigen vermogen van het fonds wordt expliciet rekening gehouden met het risico van overlijden en arbeidsongeschiktheid.

jaarverslag 2014112

Page 113: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

S7 LiquiditeitsrisicoDe beleggingsportefeuille van het fonds bestaat grotendeels uit beleggingsfondsen die voor een groot deel in liquide beleggingen in de vorm van staatsobligaties en aandelen (circa 50%) beleggen. De beleggingsportefeuille bestaat echter ook uit minder liquide beleggingen en beleggingen die in zijn geheel niet of nauwelijks direct verkoopbaar zijn. Het liquiditeitsrisico bestaat eruit dat bezittingen of beleggingen van het fonds in deze minder liquide categorieën geliquideerd moeten worden om door het fonds benodigde liquiditeiten vrij te maken, wat enkel tegen (zeer) hoge kosten mogelijk is. Als gevolg van de noodzaak tot het leveren of ontvangen van onderpand voor derivaten zoals renteswaps en valutatermijncontracten of het afrekenen van deze derivatenposities, kan op enig moment liquiditeitsbehoefte ontstaan. Aan de liquiditeitsbehoefte kan veelal volledig door verkoop van liquide beleggingscategorieën worden voldaan, echter door onevenredig veel liquide beleggingen te verkopen zal het relatieve gewicht van andere beleggingscategorieën groter worden.

In de liquiditeitsbehoefte ten behoeve van pensioenuitkeringen kan door middel van de premie-inkomsten en de kasstromen uit beleggingen worden voorzien.

Liquiditeitsbehoefte vloeit voort uit posities in derivaten die het fonds gebruikt om ongewenste risico’s af te dekken, zoals valutatermijncontracten en renteswaps. Ultimo 2014 bedraagt de dagelijkse liquiditeitsbehoefte op basis van 97,5% waarschijnlijkheid circa 0,5% van het vermogen en over een langere periode van één kwartaal circa 2,5% van het vermogen. Tevens is het saldo van de premie-inkomsten en de pensioenuitkeringen van invloed op de liquiditeitspositie. In het geval de liquiditeitsbehoefte onder normale

omstandigheden, dan wel een stressscenario hoger is dan de stand van de liquide middelen, kan het noodzakelijk zijn om (liquide) beleggingen te liquideren om aan de onderpandverplichtingen te voldoen. Eind 2014 zijn er voldoende beleggingen aanwezig die onmiddellijk en zonder noemenswaardig waardeverlies te gelde kunnen worden gemaakt om een onvoorziene uitstroom van geldmiddelen te financieren.

Het toe- en uittreden tot de beleggingsfondsen kan conform de geldende contractuele voorwaarden.

S9 Operationeel risicoOnder operationele risico’s vallen uitbestedingsrisico’s, IT risico’s en juridische risico’s. BpfBOUW heeft de volgende activiteiten uitbesteed:• De financiële administratie is uitbesteed aan

APG.• De administratie van de pensioenuitkeringen

en – aanspraken is uitbesteed aan APG.• De actuariële adviezen zijn uitbesteed aan APG.• Het beleggingsadvies is uitbesteed aan de

vermogensbeheerders APG en Bouwinvest Real Estate Investment Management.

De risico’s verbonden met de uitbestede activiteiten zijn gedocumenteerd. Er zijn procedures en maatregelen die kunnen verhinderen dat deze risico’s optreden. Voor elke uitbestede activiteit is een tabel beschikbaar waarin de risicoanalyse en de risicomaatregelen, die het bestuur in overleg met de bovenstaande dienstverleners genomen heeft, wordt beschreven. In principe zijn de risicobeheerprocedures en –maatregelen geldig voor de duur van de overeenkomst. Het bestuur verifieert jaarlijks het geheel van risico’s, procedures en maatregelen. Er wordt gezorgd voor een correcte registratie van incidenten en ervaringen.

bpfBOUW 113

Page 114: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Enkelvoudige balans per 31 december 2014

(Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)

Activa 2014 2013

Beleggingen (a)

Beleggingen voor risico van pensioenfonds 49.534.027 37.255.728

Beleggingen voor risico van deelnemers 30.329 24.961

Totaal beleggingen 49.564.356 37.280.689

Deelnemingen (b) 4.153.865 3.991.673

Vorderingen en overlopende activa 241.722 236.184

Liquide middelen 73.307 92.871

Totaal van de activa 54.033.250 41.601.417

Passiva 2014 2013

Stichtingskapitaal en reserves (c) 6.747.376 4.296.105

Technische voorzieningen 41.386.420 34.609.617

Voorziening voor risico van deelnemers 30.329 24.961

Langlopende schulden 2.950 2.950

Overige schulden en overlopende passiva 5.866.175 2.667.784

Totaal van de passiva 54.033.250 41.601.417

jaarverslag 2014114

Page 115: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Enkelvoudige staat van baten en lasten over 2014

(Na resultaatbestemming, bedragen in duizenden euro’s)

Omdat de financiële gegevens van bpfBOUW in de geconsolideerde jaarrekening zijn verwerkt, is conform artikel 2: 402 BW in de enkelvoudige staat van baten en lasten volstaan met het als afzonderlijke post vermelden van het resultaat uit deelnemingen na aftrek van belastingen.

2014 2013

Resultaat deelnemingen 135.173 36.265

Overige bedrijfsresultaten 2.340.121 1.832.390

Saldo staat van baten en lasten volgens de enkelvoudige jaarrekening 2.475.294 1.868.655

Resultaat minderheidsbelang derden 3.396 -

Saldo staat van baten en lasten volgens de geconsolideerde jaarrekening 2.478.690 1.868.655

bpfBOUW 115

Page 116: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Toelichting op de enkelvoudige balans per 31 december 2014

(Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)

De in de enkelvoudige jaarrekening gehanteerde grondslagen voor de financiële verslaggeving zijn dezelfde als die toegepast in de geconsolideerde jaarrekening. Behoudens de posten ‘Vastgoed’ en ‘Deelnemingen’ wijken de enkelvoudige cijfers niet materieel af van de geconsolideerde cijfers. Voor een toelichting op de enkelvoudige balans en de enkelvoudige staat van baten en lasten wordt grotendeels verwezen naar de toelichting op de geconsolideerde balans en de geconsolideerde staat van baten en lasten. De van de geconsolideerde balans en geconsolideerde staat van baten en lasten afwijkende posten worden hieronder toegelicht.

Omdat de financiële gegevens van bpfBOUW in de geconsolideerde jaarrekening zijn verwerkt, is conform artikel 2: 402 BW in de enkelvoudige staat van baten en lasten volstaan met het als a fzonderlijke post vermelden van het resultaat uit deelnemingen na aftrek van belastingen.

a. Beleggingen

VastgoedbeleggingenDe waardering van het vastgoed is conform de geconsolideerde jaarrekening.

Verloopoverzicht vastgoedbeleggingen

Boekwaarde begin van

het jaar Inves teringen VerkopenHerwaar­deringen

Boekwaarde eind van het jaar

Vastgoed in ontwikkeling 25.168 350 ./. 8.693 387 17.212

Vastgoed via participaties 1.947.231 437.961 ./. 306.728 333.803 2.412.267

Totaal 1.972.399 438.311 ./. 315.421 334.190 2.429.479

b. Deelnemingen Het verloop van de deelnemingen gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld:

2014 2013

Stand begin van het jaar 3.991.673 4.011.140

Agio 190.194 125.500

Uitgekeerd dividend ./. 163.175 ./. 181.232

Resultaat 135.173 36.265

Stand eind van het jaar 4.153.865 3.991.673

De post ‘Deelnemingen’ betreft vastgoedbeleggingen en maakt onderdeel uit van de beleggings-portefeuille. De waarde van de posten ‘Vastgoedbeleggingen’ en ‘Deelnemingen’ tezamen benadert de waarde van de vastgoedbeleggingen in de geconsolideerde jaarrekening.

jaarverslag 2014116

Page 117: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

c. Stichtingskapitaal en reserves Het verloop van de reserves gedurende het boekjaar vertoont het volgende beeld:

Stand per1 januari 2014

Saldo Vermogens­

onttrekking/­storting

Resultaat­verdeling

Stand per 31 december

2014

Algemene reserve 3.985.020 - 2.277.363 6.262.383

Reserve aanvullingsregelingen 303.346 ./. 24.023 205.670 484.993

Reserve toeslagverlening actieven 7.739 - ./. 7.739 ­

Totaal 4.296.105 ./. 24.023 2.475.294 6.747.376

DekkingsgraadDe dekkingsgraad waarop de toereikendheid van de financiële positie van het fonds wordt getoetst wordt als volgt vastgesteld:

Technische voorzieningen + Algemene reserve

Technische voorzieningen

Indien één van de overige reserves negatief is, wordt deze in mindering gebracht op de Algemene reserve ten behoeve van de bepaling van de dekkingsgraad om te voorkomen dat de dekkingsgraad te hoog wordt vastgesteld.

Solvabiliteit

2014 2013

Vereist eigen vermogen 117,4 procent 118,3 procent

Minimaal vereist eigen vermogen 104,3 procent 104,1 procent

Dekkingsgraad ultimo periode 115,1 procent 111,5 procent

Voor de berekening van het vereist eigen vermogen wordt gebruikgemaakt van het standaardmodel met één met DNB afgestemde wijziging (zie jaarverslag pagina 38 e.v.). De vermogenspositie van het fonds is niet voldoende, vanwege het reservetekort.

Toelichting herstelplanBpfBOUW kende ultimo 2008 een dekkingstekort. Het bestuur heeft daarom een herstelplan opgesteld. Dit plan is in juli 2009 goedgekeurd door DNB. In het herstelplan wordt de verwachting uitgesproken dat het fonds in staat moet zijn om binnen 15 jaar, gerekend vanaf 1 januari 2009, weer voldoende beschikbaar eigen vermogen te hebben. De dekkingsgraad van bpfBOUW is over 2014 toegenomen van 111,5 procent naar 115,1 procent. In het herstelplan was uitgegaan van een dekkingsgraad van 114,2 procent. Volgens het herstelplan dient het fonds uiterlijk eind 2023 uit reservetekort te zijn. De vereiste dekkingsgraad van het fonds bedraagt ultimo 2014 117,4 procent en de minimaal vereiste dekkingsgraad 104,3 procent. Het fonds heeft daarmee eind 2014 een reservetekort. In het jaar-verslag wordt uitgebreider ingegaan op het herstelplan.

bpfBOUW 117

Page 118: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Niet in de balans opgenomen verplichtingen

2014 2013

Vastgoedbeleggingen

Aangegane contracten vastgoed via participaties 231.000 292.225

Aandelen

Aangegane verplichtingen private equity 1.304.277 1.504.901

Vastrentende waarden

Aangegane verplichtingen alternative inflation 469.196 -

Overige beleggingen

Aangegane verplichtingen opportunities 48.588 54.342

Aangegane verplichtingen hedgefondsen 333.704 -

Totaal 2.386.765 1.851.468

APG Treasury Center bvVoor een toelichting op het APG Treasury Center bv zie pagina 99.

Langlopende contractuele verplichtingen Inzake de uitvoering van pensioen- en vermogens beheeractiviteiten is het fonds meerjarige verplich-tingen aangegaan met derden. Eén verplichting heeft een looptijd tot uiterlijk 2019, één verplichting een looptijd tot uiterlijk 2024 en één verplichting heeft een onbeperkte looptijd. De aan de verplichtingen verbonden kosten zijn afhankelijk van diverse v-ariabelen, zoals omvang van het aantal deelnemers en het belegd vermogen. Voor 2015 bedragen de verwachte kosten uit deze over eenkomsten tezamen circa 120,0 miljoen euro.

jaarverslag 2014118

Page 119: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfBOUW 119

Page 120: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Toelichting op de enkel voudige staat van baten en lasten over 2014

(Bedragen in duizenden euro’s, tenzij anders vermeld)

Pensioenuitvoeringskosten

Beloning bestuurdersDe bestuursleden ontvangen vacatiegeld en een reis- en verblijfkostenvergoeding voor het bijwonen van bestuurs- en commissievergaderingen. Deze vergoeding is conform de vergoedingsregeling die de Sociaal-Economische Raad (SER) voor haar leden heeft vastgesteld. De onafhankelijke deskundigen in het bestuur ontvangen in plaats van vacatiegelden een vaste vergoeding.

Over het jaar 2014 is voor vergoedingen aan bestuursleden een totaalbedrag van 430.556 euro (2013: 358.907 euro) uitgekeerd.

Beloning leden Raad van ToezichtDe leden van de Raad van Toezicht ontvangen een vaste vergoeding. Over het jaar 2014 is voor vergoedingen aan leden van de Raad van Toezicht een totaalbedrag van 34.315 euro (2013: 43.560 euro) uitgekeerd.

Honoraria accountantDe externe accountant van het fonds, Ernst & Young Accountants LLP, heeft over het boekjaar de volgende kosten in rekening gebracht:

2014 2013

Onderzoek jaarrekening 206 206

Andere controleopdrachten 60 60

Overige dienstverlening 50 156

Totaal 316 422

Ondertekening van de jaarrekening

Amsterdam, 21 mei 2015

Het bestuur,M.B. van Veldhuizen (fungerend voorzitter)J. Ruis (voorzitter)L.C.A. Scheepens (fungerend secretaris)W. J. van Houwelingen (secretaris)C.A.J. BastiaansenL. BerkeM.A. Blomberg

A. van den BrinkR.E. HulshofJ.B. KoomansA.A.J. HeijnenH. Klein PoelhuisG.F.M.B. RaessensF.Th.M. Rohof

jaarverslag 2014120

Page 121: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Overige gegevens

Gebeurtenissen na balansdatum

Collectieve waardeoverdracht Bpf BaksteenDe besturen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Baksteenindustrie (Bpf Baksteen) en bpfBOUW hebben in 2014 besloten om per 30 april 2015 de tot en met 31 december 2014 opgebouwde rechten van de deelnemers van Bpf Baksteen via een collectieve waardeoverdracht over te dragen aan bpfBOUW. Per 1 januari 2015 vindt de rechtenopbouw voor werknemers, die tot en met 31 december 2014 vielen onder Bpf Baksteen, plaats bij bpfBOUW.

Nieuw FTK 2015Per 1 januari 2015 is het nieuwe Financieel Toetsingskader (nFTK) van kracht geworden. In deze paragraaf wordt ingegaan op het effect van het nFTK op de technische voorzieningen, de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen. De technische voorzieningen, de dekkingsgraad en het vereist eigen vermogen per 31 december 2014, zoals opgenomen in deze jaarrekening, zijn gebaseerd op het op dat moment geldende (oude) FTK.

Technische voorzieningen en dekkingsgraadOnder het nFTK is de RTS gebaseerd op de actuele (ongecorrigeerde) RTS met toepassing van de UFR. De driemaands middeling van de RTS is daarmee komen te vervallen. De technische voorzieningen zijn hierdoor per 1 januari 2015 gestegen met 1,9 miljard euro naar 43,3 miljard euro.

Als gevolg van de toename van de technische voorzieningen daalt de aanwezige, actuele dekkingsgraad per 1 januari 2015 van 115,1% naar 110,1%.

Daarnaast is onder het nFTK een beleidsdekkingsgraad geïntroduceerd. Dit is de gemiddelde dekkingsgraad over de afgelopen 12 maanden. De beleidsdekkingsgraad dient als een belangrijk uitgangspunt voor onder andere de toeslagverlening en de beoordeling van de financiële positie van het pensioenfonds. De beleidsdekkingsgraad per 1 januari 2015 is 115,1%.

Vereist eigen vermogenDe eisen ten aanzien van de vaststelling van het vereist eigen vermogen zijn in het nFTK herzien. De belangrijkste wijziging is dat voor de verschillende risico’s hogere solvabiliteitsbuffers moeten worden aangehouden.

Als gevolg van de wijzigingen is het vereist eigen vermogen per 1 januari 2015 toegenomen met 1,8 miljard euro. De vereiste dekkingsgraad stijgt daardoor van 117,4% naar 121,7%.

Per 1 januari 2015 ligt de beleidsdekkingsgraad onder de vereiste dekkingsgraad. Het pensioen-fonds bevindt zich per 1 januari 2015 in een situatie van reservetekort.

bpfBOUW 121

Page 122: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten

De statuten bevatten geen regeling omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten.

Bestemming van het saldo van baten en lastenKrachtens het besluit van het bestuur van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid, genomen op 21 mei 2015, is het saldo van baten en lasten over 2014 verwerkt in de reserves.

jaarverslag 2014122

Page 123: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant

Aan: het bestuur en de Raad van Toezicht van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid

Verklaring over de jaar-rekening 2014 Ons oordeelWij hebben de jaarrekening 2014 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid te Amsterdam gecontroleerd.

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid op 31 december 2014 en van het resultaat over 2014, in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).

De jaarrekening bestaat uit:1 de geconsolideerde en enkelvoudige balans

per 31 december 2014;2 de geconsolideerde en enkelvoudige staat

van baten en lasten over 2014; en3 de toelichting met een overzicht van de

belangrijke grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.

De basis voor ons oordeelWij hebben onze controle uitgevoerd volgens het Nederlands recht, waaronder ook de Nederlandse controlestandaarden vallen. Onze verantwoordelijkheden op grond hiervan zijn beschreven in de sectie ‘Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekening’.

Wij zijn onafhankelijk van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid (hierna: “bpfBOUW”), zoals vereist in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten (ViO) en andere voor de opdracht relevante onafhankelijkheidsregels in Nederland. Verder hebben wij voldaan aan de Verordening gedrags- en beroepsregels accountants (VGBA).

Wij vinden dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.

MaterialiteitAfwijkingen kunnen ontstaan als gevolg van fraude of fouten en zijn materieel indien redelijkerwijs kan worden verwacht dat deze, afzonderlijk of gezamenlijk, van invloed kunnen zijn op de economische beslissingen die gebruikers op basis van deze jaarrekening nemen. De materialiteit beïnvloedt de aard, timing en omvang van onze controlewerkzaamheden en de evaluatie van het effect van onderkende afwijkingen op ons oordeel.

Op basis van onze professionele oordeelsvorming hebben wij de materialiteit voor de jaarrekening als geheel bepaald op € 207 miljoen. De materialiteit is gebaseerd op 0,5% van de technische voorzieningen. Wij houden ook rekening met afwijkingen en/of mogelijke afwijkingen die naar onze mening voor de gebruikers van de jaarrekening om kwalitatieve redenen materieel zijn.

Wij zijn met het bestuur overeengekomen dat wij aan het bestuur tijdens onze controle geconstateerde afwijkingen boven € 10 miljoen rapporteren, alsmede kleinere afwijkingen die naar onze mening om kwalitatieve redenen relevant zijn.

Reikwijdte van de controleStichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid heeft haar activiteiten verdeeld over een aantal componenten. De financiële informatie van het geheel van deze componenten is opgenomen in de geconsolideerde jaarrekening.

Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel zijn wij verantwoordelijk voor de aansturing van, het toezicht op en de uitvoering van de controle van het geheel. In dit kader hebben wij de aard en omvang bepaald van de uit te voeren werkzaamheden voor de componenten. Bepalend hierbij zijn de omvang en/of het risicoprofiel van de componenten of de activiteiten. Op grond hiervan hebben wij de componenten geselecteerd waarbij een controle van de volledige financiële informatie of specifieke posten noodzakelijk was.

bpfBOUW 123

Page 124: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

De controle van het geheel heeft zich met name gericht op de significante componenten:• Bouwinvest Real Estate Investment Management

BV en de vastgoedbeleggingen onder haar beheer;

• de beleggingen onder beheer bij APG Asset Management NV;

• de pensioenen onder beheer bij APG Rechtenbeheer NV

Bij de controle van de (vastgoed)beleggingen hebben wij gebruik gemaakt van de werkzaam-heden van andere accountants. Daarbij hebben wij met de andere accountants de aard en omvang bepaald van de uit te voeren werkzaamheden voor de beleggingen, rekening houdend met omvang en risicoprofiel van de beleggingen, en deze vastgelegd in instructies. Daarnaast hebben wij een kwaliteitsreview uitgevoerd met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan. Bij de pensioencomponent hebben wij zelf controlewerkzaamheden uitgevoerd.

Door bovengenoemde werkzaamheden bij componenten, gecombineerd met aanvullende werkzaamheden op het totaal niveau, hebben wij voldoende en geschikte controle-informatie met betrekking tot de beleggingen verkregen om een oordeel te geven over de jaarrekening.

De kernpunten van onze controleIn de kernpunten van onze controle beschrijven wij zaken die naar ons professionele oordeel het meest belangrijk waren tijdens onze controle van de jaarrekening. De kernpunten van onze controle hebben wij met het bestuur gecommuniceerd, maar vormen geen volledige weergave van alles wat is besproken.

Wij hebben onze controlewerkzaamheden met betrekking tot deze kernpunten bepaald in het kader van de jaarrekeningcontrole als geheel. Onze bevindingen ten aanzien van de individuele kernpunten moeten in dat kader worden bezien en niet als afzonderlijke oordelen over deze kernpunten.

Waardering en toelichting van niet­(beurs)genoteerde beleggingenDe beleggingen zijn een significante post op de balans van bpfBOUW. Alle beleggingen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. Voor een deel van de beleggingen is deze marktwaarde te verifiëren aan transacties die tot stand zijn gekomen op de financiële markten (marktprijzen), maar er zijn

ook beleggingen die worden gewaardeerd op basis van onafhankelijke taxaties, netto contante waarde berekeningen of een andere geschikte methode, waaronder de intrinsieke waarde per participatie voor posities in fondsen voor gemene rekening (FGR’s).

De waarderingsonzekerheid neemt toe bij (onafhankelijke) taxaties en netto contante waarde berekeningen en hangt samen met de beschikbaarheid en toepasbaarheid van marktgegevens. Bij bpfBOUW betreffen dit de posities in direct vastgoed en derivaten. De posities in niet-(beurs)genoteerde FGR’s, met name in de FGR’s die op hun beurt weer beleggen in illiquide beleggingscategorieën zoals vastgoed, private equity, infrastructure en hedge fondsen, kennen eveneens relatief veel waarderingsonzekerheid doordat de waarde wordt ontleend aan de meest recente rapportages van de fondsmanagers gecorrigeerd voor kasstromen tot aan balansdatum.

BpfBOUW heeft de waarderingsgrondslagen voor de beleggingen beschreven op pagina 75 en een nadere toelichting opgenomen in toelichting 83. Uit deze toelichting blijkt dat per 31 december 2014 € 3,9 miljard is belegd in direct vastgoed, per saldo € 4,5 miljard in derivaten en dat € 5,0 miljard in niet-(beurs)genoteerde FGR’s in illiquide beleggingscategorieën Dit betreft 25% van de totale beleggingen.

Wij hebben de gehanteerde waarderings-grondslagen beoordeeld en controle-werkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de beleggingen per 31 december 2014. Voor de posities in direct vastgoed hebben wij de interne beheersmaatregelen van het taxatieproces onderzocht en met gebruikmaking van andere dan door de cliënt ingeschakelde onafhankelijke vastgoedspecialisten voor een selectie van objecten de onafhankelijke taxaties en daarbij gehanteerde uitgangspunten getoetst op basis van marktgegevens (ranges).

Voor de waardering van rentederivaten hebben wij met gebruikmaking van een onafhankelijke waarderingsspecialist de interne beheersmaatregelen van het waarderingsproces onderzocht, de door bpfBOUW verkregen waardering van tegenpartijen per jaareinde onderzocht en voor een selectie van de derivaten de waardering en de daarbij gehanteerde uitgangspunten per jaareinde getoetst door het uitvoeren van een onafhankelijke parallelle waardering.

jaarverslag 2014124

Page 125: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Voor de posities in niet-(beurs)genoteerde fondsen in illiquide beleggingscategorieën hebben wij de aansluiting vastgesteld met de meeste recente rapportages van de fondsmanagers, indien nodig gecorrigeerd voor kasstromen tot aan balansdatum, alsmede de back-testing (met gecontroleerde jaarrekeningen) en de monitoring procedures van de uitvoeringsorganisatie onderzocht.

Tot slot hebben wij de toelichtingen op de beleggingen getoetst.

Waardering van en toelichting ten aanzien van de technische voorzieningenDe technische voorzieningen waaronder de voorziening pensioenverplichtingen betreffen een significante post in de balans van bpfBOUW. De technische voorzieningen dienen krachtens de Pensioenwet te worden gewaardeerd op marktwaarde. De waardering is gevoelig voor de gehanteerde (actuariële) veronderstellingen en schattingselementen. Hier ligt een aantal belangrijke conventies aan ten grondslag, namelijk dat voor de waardering uitgegaan wordt van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur alsmede de meeste recente informatie (tafels) omtrent de levensverwachting, zoals gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap (AG). De tafels worden gecorrigeerd voor de ingeschatte ervaringssterfte bij bpfBOUW, zijnde de fonds-specifieke ervaringssterfte. Deze veronderstellingen hebben tezamen met de hoogte van de kostenopslag, waaraan eveneens schattingen aan ten grondslag liggen, bijzondere aandacht gehad in onze controle.

BpfBOUW heeft de waarderingsgrondslagen voor de technische voorzieningen beschreven in de paragraaf Algemene Grondslagen en een nadere toelichting opgenomen in toelichting Technische voorzieningen. Uit deze toelichting blijkt dat een schattingswijziging heeft plaatsgevonden door toepassing van de in 2014 verschenen herziene prognosetafels en door toepassing van herziene ervaringssterfte in 2014. Volgens deze toelichting is het effect op de dekkingsgraad een stijging van 0,6% respectievelijk 0,1%.

Bij de controle hebben wij gebruikgemaakt van de werkzaamheden van de certificerend actuaris van bpfBOUW. De certificerend actuaris onderzoekt onder meer de toereikendheid van de technische voorzieningen en de naleving van een aantal specifieke wettelijke bepalingen, te weten artikel 125 tot en met 140 PW. De certificerend actuaris heeft daarbij gebruikgemaakt van de door ons in het kader van de jaarrekeningcontrole onderzochte administratieve basisgegevens. Gegeven onze eindverantwoordelijkheid voor het oordeel bij de jaarrekening, hebben wij

met de certificerend actuaris onze planning, werkzaamheden en verwachtingen afgestemd voor de controle van boekjaar 2014. De rolverdeling en afspraken zijn vastgelegd en aan elkaar bevestigd. Daarnaast hebben wij met de certificerend actuaris de uitkomsten van de uitgevoerde werkzaamheden afgestemd. Hierbij hebben wij specifiek aandacht gevraagd voor de toets van de ervaringssterfte op basis van de aangepaste prognosetafels alsmede de toereikendheid van de kostenopslag. Tevens hebben wij onderling gegevens uitgewisseld met betrekking tot de uitgevoerde werkzaamheden en de uitkomsten daarvan.

Wij hebben de gehanteerde waarderings-grondslagen beoordeeld en controle-werkzaamheden uitgevoerd op de waardering van de technische voorzieningen per 31 december 2014. Daartoe hebben wij ons een beeld gevormd van de redelijkheid van de aannames en schattingen van het bestuur met betrekking tot de gekozen actuariële grondslagen door het beoordelen van de uitkomsten van de door bpfBOUW uitgevoerde analyses. Wij hebben de uitkomsten van deze analyses, alsmede de uitkomsten van het actuariële grondslagenonderzoek en de gehanteerde waarderingsgrondslagen besproken met de certificerend actuaris. Hierbij hebben wij met inachtneming van het oordeel van de certificerend actuaris gelet op de besluitvorming van het bestuur, de recentheid van beschikbaar grondslagenonderzoek, de toetsing op de onderbouwing van de daarin opgenomen veronderstellingen, de uitkomsten van beschikbare tussentijdse evaluaties, de uitkomsten van de actuariële analyse over meerdere jaren en de aanwezigheid van een consistente gedragslijn.

Daarnaast hebben wij controlewerkzaamheden uitgevoerd om de gehanteerde basisgegevens te toetsen, waaronder het evalueren van de juiste werking van de interne beheers-maatregelen bij de pensioenuitvoerings¬organisatie, het verrichten van aansluitwerkzaamheden met de pensioenadministratie voor wat betreft de aantallen en de aanspraken en het beoordelen van het verloop en de uitkomsten van de actuariële analyse. In het bijzonder hebben wij bij de controlewerkzaamheden inzake de basisgegevens aandacht geschonken aan de migratie van het pensioensysteem. Per 1 januari 2014 is de pensioenadministratie middels een datamigratie overgegaan van Prisma naar het Generiek Pensioen Systeem (GPS). Wij hebben kennis genomen van de rapportage inzake de interne controle¬werkzaamheden die zijn verricht ten aanzien van deze migratie.

bpfBOUW 125

Page 126: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Tevens hebben wij aandacht besteed aan het proces inzake het jaarwerk inzake de basisgegevens en de additionele werkzaamheden die hiervoor zijn verricht.

Tot slot hebben wij de toelichtingen met betrekking tot de technische voorzieningen onderzocht. Bij de uitvoering van deze werkzaamheden hebben wij een eigen actuariële specialist betrokken en specifiek de uitkomsten van de door bpfBOUW uitgevoerde analyses op de ervaringssterfte en kostenopslag beoordeeld.

Uitvoering van vermogensbeheer en pensioen­beheer processen bij de uitvoeringsorganisatieBpfBOUW heeft de pensioenuitvoering en het vermogensbeheer uitbesteed aan derde partijen. Het bestuur blijft conform wetgeving eindverantwoordelijk voor de gehele dienstverleningsketen. De financiële informatie die ontvangen wordt van deze partijen is betrokken bij de totstandkoming van de jaarrekening van bpfBOUW.

BpfBOUW heeft dit toegelicht in de risicoparagraaf op pagina 42 van het jaarverslag.

Voor zover relevant voor onze controle van de jaarrekening, hebben wij de juiste werking van interne beheersmaatregelen bij de uitvoeringsorganisatie(s) beoordeeld op basis van de ontvangen ISAE 3402 of soortgelijke rapportages. Verder hebben wij gegevensgerichte werkzaamheden uitgevoerd zoals cijferanalyses en deelwaarnemingen gericht op de uitkomsten van de relevante financiële informatiestromen.

Verantwoordelijkheden van het bestuur en de Raad van Toezicht voor de jaarrekeningHet bestuur is verantwoordelijk voor het opmaken en het getrouw weergeven van de jaarrekening en voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. In dit kader is het bestuur verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing die het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fouten of fraude.

Bij het opmaken van de jaarrekening moet het bestuur afwegen of bpfBOUW in staat is om haar werkzaamheden in continuïteit voort te zetten. Op grond van genoemd verslaggevingsstelsel moet het bestuur de jaarrekening opmaken op basis van de continuïteitsveronderstelling, tenzij het bestuur het voornemen heeft om bpfBOUW te liquideren of de activiteiten te beëindigen of

als beëindiging het enige realistische alternatief is. Het bestuur moet gebeurtenissen en omstandigheden waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of bpfBOUW haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten, toelichten in de jaarrekening.

De Raad van Toezicht is verantwoordelijk voor het goedkeuren van het besluit van het bestuur van bpfBOUW tot vaststelling van het jaarverslag en de jaarrekening.

Onze verantwoordelijkheden voor de controle van de jaarrekeningOnze verantwoordelijkheid is het zodanig plannen en uitvoeren van een controleopdracht dat wij daarmee voldoende en geschikte controle-informatie verkrijgen voor het door ons af te geven oordeel.

Onze controle is uitgevoerd met een hoge mate maar geen absolute mate van zekerheid, waardoor het mogelijk is dat wij tijdens onze controle niet alle fouten en fraude ontdekken.

Wij hebben deze accountantscontrole professioneel kritisch uitgevoerd en hebben waar relevant professionele oordeelsvorming toegepast in overeenstemming met de Nederlandse controlestandaarden, ethische voorschriften en de onafhankelijkheidseisen. Onze controle bestond onder andere uit:• Het identificeren en inschatten van de risico’s

dat de jaarrekening afwijkingen van materieel belang bevat als gevolg van fouten of fraude, het in reactie op deze risico’s bepalen en uitvoeren van controle-werkzaamheden en het verkrijgen van controle-informatie die voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Bij fraude is het risico dat een afwijking van materieel belang niet ontdekt wordt groter dan bij fouten. Bij fraude kan sprake zijn van samenspanning, valsheid in geschrifte, het opzettelijk nalaten transacties vast te leggen, het opzettelijk verkeerd voorstellen van zaken of het doorbreken van de interne beheersing.

• Het verkrijgen van inzicht in de interne beheersing die relevant is voor de controle met als doel controlewerkzaamheden te selecteren die passend zijn in de omstandigheden. Deze werkzaamheden hebben niet als doel om een oordeel uit te spreken over de effectiviteit van de interne beheersing van bpfBOUW.

• Het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en het evalueren van de redelijk-heid van schattingen door het bestuur en de toelichtingen die daarover in de jaarrekening staan.

jaarverslag 2014126

Page 127: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

• Het vaststellen dat de door het bestuur gehanteerde continuïteitsveronderstelling aanvaardbaar is. Tevens het op basis van de verkregen controle-informatie vaststellen of er gebeurtenissen en omstandigheden zijn waardoor gerede twijfel zou kunnen bestaan of bpfBOUW haar activiteiten in continuïteit kan voortzetten. Als wij concluderen dat er een onzekerheid van materieel belang bestaat, zijn wij verplicht om aandacht in onze controleverklaring te vestigen op de relevante gerelateerde toelichtingen in de jaarrekening. Als de toelichtingen inadequaat zijn, moeten wij onze verklaring aanpassen. Onze conclusies zijn gebaseerd op de controle-informatie die verkregen is tot de datum van onze controleverklaring. Toekomstige gebeurtenissen of omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat bpfBOUW haar continuïteit niet langer kan handhaven.

• Het evalueren van de presentatie, structuur en inhoud van de jaarrekening en de daarin opgenomen toelichtingen.

• Het evalueren of de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de onderliggende transacties en gebeurtenissen.

Wij communiceren met het bestuur onder andere over de geplande reikwijdte en timing van de controle en over de significante bevindingen die uit onze controle naar voren zijn gekomen, waaronder eventuele significante tekortkomingen in de interne beheersing.

Wij bevestigen aan het bestuur dat wij de relevante ethische voorschriften over onafhankelijkheid hebben nageleefd. Wij communiceren ook met het bestuur over alle relaties en andere zaken die redelijkerwijs onze onafhankelijkheid kunnen beïnvloeden en over de daarmee verband houdende maatregelen om onze onafhankelijkheid te waarborgen.

Wij bepalen de kernpunten van onze controle van de jaarrekening op basis van alle zaken die wij met het bestuur hebben besproken. Wij beschrijven deze kernpunten in onze controleverklaring, tenzij dit is verboden door wet- of regelgeving of in buitengewoon zeldzame omstandigheden wanneer het niet vermelden in het belang van het maatschappelijk verkeer is.

Verklaring betreffende de overige door wet-of regel-geving gestelde vereisten

Verklaring betreffende het jaarverslag en de overige gegevensWij vermelden op basis van de wettelijke verplichtingen onder Titel 9 Boek 2 BW (betreffende onze verantwoordelijkheid om te rapporteren over het jaarverslag en de overige gegevens):• dat wij geen tekortkomingen hebben

geconstateerd naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld en of de door Titel 9 Boek 2 BW vereiste overige gegevens zijn toegevoegd;

• dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening.

BenoemingWij zijn door het bestuur benoemd als accountant van bpfBOUW. Ondergetekende treedt op als externe accountant sinds de controle van het boekjaar 2012.

Den Haag, 21 mei 2015

Ernst & Young Accountants LLP

w.g. S.B. Spiessens RA

bpfBOUW 127

Page 128: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Actuariële verklaringStichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid

Opdracht

Door Stichting bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid te Amsterdam is aan Mercer (Nederland) B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een Actuariële Verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014.

Gegevens

De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn.

Werkzaamheden

Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet .

De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard.

Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:• heb ik onder meer onderzocht of de technische

voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld en

• heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.

Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was.

De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.

jaarverslag 2014128

Page 129: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Oordeel

De technische voorzieningen (TV) zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld.

Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen, maar niet lager dan het wettelijk Minimaal Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een reservetekort.

Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikel 132 in verband met het geconstateerde reservetekort.

Op basis van de uitkomsten van de uitgevoerde consistentietoets in 2013 concludeer ik dat er sprake is van consistentie tussen de gewekte verwachting, de financiering en het realiseren van toeslagen. Echter, op basis van het herstelplan zal het pensioenfonds voorlopig niet in staat zijn om volledige uitvoering aan het toeslagbeleid te kunnen geven.

De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid is naar mijn mening niet voldoende, vanwege het beperkte reservetekort.

Amstelveen, 21 mei 2015

Ir. M.W. Heemskerk AAGverbonden aan Mercer (Nederland) B.V.

bpfBOUW 129

Page 130: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

23 De heer De Pagter is afgetreden per 1 januari 2015 en als voorzitter opgevolgd door de heer J. Ruis

24 Beëindigd wegens opheffing Pensioenfonds per 1 juni 2014

Bijlage 01

Bestuursleden

Bestuur

Het bestuur van bpfBOUW bestaat uit (zes) werkgeversbestuursleden, (drie) werknemers bestuursleden die de deel nemers vertegenwoordigen en (drie) werknemers-bestuursleden namens de pensioengerechtigden. Het bestuur telt (twee) onafhankelijke deskundigen. Het bestuur is belast met het besturen van de zaken van het fonds en het beheer van het fonds vermogen. Ook is het bestuur verantwoordelijk voor het innen van de gelden en het doen van (pensioen)uitbetalingen. In 2014 vergaderde het bestuur zeven keer.

Werkgeversbestuursleden

Ing. H. de PagterFunctie in bestuur: voorzitter23

Geboortejaar: 1948Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijvenAftreden volgens rooster: 1 januari 2015Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Directeur DPB Consult bv • Commissaris Woningborg Holding bv • Voorzitter Stichting Pensioenfonds Wilton

Fijenoord Schiedam24

J. RuisFunctie in bestuur: voorzitterGeboortejaar: 1950Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijvenBenoemingsdatum: 14 november 2013Aftreden volgens rooster: 1 januari 2017Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Lid Raad van Commissarissen Holowell Holding

bv, Tholen• Lid Raad van Commissarissen IV-Groep bv,

Papendrecht

Drs. Ing. C.A.J. BastiaansenFunctie in bestuur: bestuurslidGeboortejaar: 1961Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijvenBenoemingsdatum: 3 maart 2015Aftreden volgens rooster: 1 januari 2019Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Financieel directeur Sprangers Bouwbedrijf bv

Drs. L.C.A. Scheepens CPEFunctie in bestuur: fungerend secretarisGeboortejaar: 1965Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijvenBenoemingsdatum: 20 april 2006Aftreden volgens rooster: 1 januari 2016Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Senior beleidsmedewerker sociale zaken

Bouwend Nederland• Penningmeester Stichting Technisch Bureau

Bouwnijverheid• Bestuurslid Stichting SFB (werkgevers)• Lid Commissie pensioenbeleid VNO-NCW• Lid Raad van Toezicht Pensioenfonds Recreatie• Lid commissie Public Affairs Pensioenfederatie

Ing. H. Klein PoelhuisFunctie in bestuur: bestuurslidGeboortejaar: 1946Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijven op voordracht van AFNLBenoemingsdatum: 20 april 2006Aftreden volgens rooster: 1 januari 2019Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Directeur/grootaandeelhouder

Kapee Bouwgroep bv• Voorzitter Aannemersvereniging van

Metsel werken (AVM)• Waarnemend voorzitter/Bestuurslid CONGA• Penningmeester Ondernemers Organisatie

MKB-Bouw• BpfBOUW-vertegenwoordiger in Ledenraad

Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen• Voorzitter Aannemersfederatie Nederland;

Bouw & Infra• Member Board of Directors European Builders

Confederation

jaarverslag 2014130

Page 131: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

25 Opgeheven per 31 december 2014

26 De heer C. van der Veer is afgetreden per 1 juli 2014

G.F.M.B. Raessens MBAFunctie in bestuur: bestuurslidGeboortejaar: 1958Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: Bouwend Nederland, de vereniging van bouw- en infrabedrijvenBenoemingsdatum: 1 januari 2003Aftreden volgens rooster: 1 januari 2017Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Directeur Concerndienst HRM Heijmans nv• Bestuurslid Stichting pensioenfonds Heijmans nv• Commissaris Aboma Holding bv

Mr.drs. F.Th.M. Rohof CPLFunctie in bestuur: bestuurslidGeboortejaar: 1961Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: Nederlandse Ondernemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA)Benoemingsdatum: 8 september 2003Aftreden volgens rooster: 1 januari 2016Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Directeur/secretaris Nederlandse Onder-

nemersvereniging voor Afbouwbedrijven (NOA)• Bestuurslid Stichting Opleidings- en

Ontwikkelingsfonds Afbouw• Bestuurslid Stichting Savantis / Stichting

Savantis Kenniscentrum • Bestuurslid Stichting Loopbaan

Ontwikkelingsfonds (LOF)• Algemeen secretaris / directeur FOSAG/NOA• Bestuurslid Stichting SFB (werkgevers)• Bestuurslid Technisch Bureau Afbouw• Bestuurslid/secretaris Stichting AFNL/NOA

Werknemersbestuursleden namens de deelnemers

Drs. M.B. van VeldhuizenFunctie in bestuur: fungerend voorzitterGeboortejaar: 1955Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: FNV BouwBenoemingsdatum: 13 september 2007Aftreden volgens rooster: 1 januari 2017Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Sectorbestuurder FNV Bouwnijverheid• Werknemersvoorzitter Stichting

Aanvullingsfonds voor de Bouwnijverheid• Werknemersvoorzitter Stichting Risicofonds

voor de Bouwnijverheid• Werknemersvoorzitter Stichting Opleidings- en

Ontwikkelingsfonds voor de Bouwnijverheid• Werknemersvoorzitter Stichting Scholingsfonds

voor de Bouwnijverheid• Werknemersvoorzitter Stichting Tijdspaarfonds

voor de Bouwnijverheid• Voorzitter Stichting Technisch Bureau

Bouw nijverheid

A. van den Brink CPEFunctie in bestuur: bestuurslidGeboortejaar: 1954Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: CNV VakmensenBenoemingsdatum: 24 april 2013Aftreden volgens rooster: 1 januari 2016Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Bestuurslid Pensioenfonds voor de

Woningcorporaties• Bestuurslid SF Waterbouw• Bestuurslid Bpf Bikudak (in liquidatie)25

• Bestuurslid Bpf Zeevisserij• Lid commissie Risk Pensioenfederatie

bpfBOUW 131

Page 132: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

27 Deze nevenfuncties zijn beëindigd op 31 december 2014

W.J. van Houwelingen CPEFunctie in bestuur: secretarisGeboortejaar: 1960Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: FNV BouwBenoemingsdatum: 10 december 2008Aftreden volgens rooster: 1 januari 2019Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Controller FNV Bouw• Bestuurslid Bpf Houtverwerkende industrie en

Jachtbouw

C. van der VeerFunctie in bestuur: bestuurslidGeboortejaar: 1967Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: FNV BouwAftreden volgens rooster: 1 januari 201626

Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Building and Woodworkers International (BWI)

voor internationaal werk in de bos en hout sectoren.

Werknemersbestuursleden namens de pensioen gerechtigden

Drs. L. BerkeFunctie in bestuur: bestuurslidGeboortejaar: 1948Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: n.v.t.Benoemingsdatum: 1 januari 2015Aftreden volgens rooster: 1 januari 2019Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie: • Eigenaar/directeur LBE Treasury & Finance• Bestuurslid Stichting Pensioenfonds Urenco

Nederland• Bestuurslid Vereniging Gepensioneerden KVWS

Drs. M.A. BlombergFunctie in bestuur: bestuurslidGeboortejaar: 1963Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: n.v.t.Benoemingsdatum: 5 januari 2015Aftreden volgens rooster: 1 januari 2019Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Pensioenfondsbestuurder FNV• Bestuurslid Bpf Houtverwerkende industrie en

Jachtbouw• Voorzitter (wn) Pensioenfonds voor de

Woningcorporaties

A.A.J. HeijnenFunctie in bestuur: bestuurslidGeboortejaar: 1950Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: n.v.t.Benoemingsdatum: 25 april 2013Aftreden volgens rooster: 1 juli 2018Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie27:• Voorzitter (wn) bestuur Bpf Houtverwerkende

Industrie en Jachtbouw• Voorzitter (wn) bestuur Bpf Betonmortel-

industrie (in liquidatie)• Bestuurslid Bpf voor de Waterrecreatie en

kunststoffen en houten jachtbouw (in liquidatie)

Onafhankelijke deskundigen

Drs. R.E. Hulshof RBAFunctie in bestuur: expert-bestuurslidGeboortejaar: 1969Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: n.v.t.Benoemingsdatum: 25 augustus 2014Aftreden volgens rooster: 1 september 2018Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Directeur/grootaandeelhouder Anthom bv• Bestuurslid Bpf Koopvaardij

Drs. J. B. Koomans AAGFunctie in bestuur: expert-bestuurslidGeboortejaar: 1961Nationaliteit: NederlandseVoordragende organisatie: n.v.t.Benoemingsdatum: 11 juni 2014Aftreden volgens rooster: 1 juli 2018Andere functie(s) relevant voor bestuursfunctie:• Bestuurslid Stichting Bpf Zorgverzekeraars• Bestuurslid Koninklijk Actuarieel Genootschap• Lid Raad van Toezicht Stichting Pensioenfonds

Nederlandse Groothandel

jaarverslag 2014132

Page 133: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Bijlage 02

Bestuurlijke commissies

Het bestuur heeft vijf commissies die bestaan uit bestuursleden. Bestuursleden hebben zitting in de commissies vanwege hun deskundigheid op de betreffende vakgebieden. De volgende commissies ondersteunen het bestuur (samenstelling commissies geldt voor 2015):

Algemene Zaken Deze commissie buigt zich over voorzittersoverleg met opdrachtnemers, public affairs en public relations, spoedeisende zaken en overleg met de diverse organen van het fonds.In deze commissie hebben zitting mevrouw M.B. van Veldhuizen en de heer J. Ruis.

Pensioenzaken, Reglementen en Communicatie Deze commissie gaat over reglementen, communicatie, het beleid over werkingssfeer, individuele gevallen en het jaarverslag. In deze commissie hebben zitting de heer L. Berke, de heer A. van den Brink, de heer F.Th.M. Rohof (vz.) en de heer L.C.A. Scheepens.

Vermogensbeheer en Balansmanagement Deze commissie houdt zich bezig met het beleggingsbeleid, de beleggingsplannen, ALM en het risicobeheer op het gebied van beleggingen. In deze commissie hebben zitting de heer C.A.J. Bastiaansen, de heer A.A. J. Heijnen, de heer W.J. van Houwelingen, de heer L.C.A. Scheepens (vz.) en de heer R.E. Hulshof.

Uitbesteding, Control en Riskmanagement Deze commissie buigt zich over risicomanagement, audits, rapportages over de dienstverlening door opdrachtnemers en contractvorming. In deze commissie hebben zitting mevrouw M.A. Blomberg, de heer A. van den Brink, de heer H. Klein Poelhuis, de heer J.B. Koomans en de heer G.F.M.B. Raessens (vz.).

AuditDeze commissie houdt zich bezig met de financiële verantwoording van bpfBOUW, zoals het jaarrekeningproces, de behandeling van accountants – en actuariële verslagen en de advisering over het juist en consequent toepassen van waarderingsgrondslagen.In deze commissie hebben zitting: de heer C.A.J. Bastiaansen (vz.). namens het bestuur en de heer J.G.C.M. Buné (externe adviseur) en F.R. Valkenburg (externe adviseur).

bpfBOUW 133

Page 134: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

jaarverslag 2014134

Page 135: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Bijlage 03

Begrippen en afkortingen

16:00 (GMT) WM­fixingDe door WM/Thomson Reuters uitgegeven valutakoersen om 16:00 uur “Greenwich Mean Time” (de tijdzone in Groot-Brittannië).

AanvullingsregelingEen regeling voor werknemers die al voor 2006 in de bouwnijverheid werkten, aan bepaalde voorwaarden voldoen en vanwege hun leeftijd geen volledig pensioen kunnen opbouwen.

AfkoopAfkoop is het ineens uitbetalen van een bedrag ter vervanging van een verplichting om in de toekomst een serie betalingen te doen. Pensioenaanspraken of pensioenrechten verliezen door afkoop hun pensioenbestemming.

AFMDe Autoriteit Financiële Markten, de toezichthouder op ondernemingen die actief zijn in sparen, lenen, beleggen, pensioenen en verzekeren. De AFM let op het gedrag van deze ondernemingen bij de bedrijfsuitoefening.

ALMAsset Liability Management. Een methode waarbij de strategische beleggingsmix afgestemd wordt met de verplichtingenstructuur. Hierbij wordt rekening gehouden met het premie- en toeslagenrisico en het risico van onderdekking.

BAR (Bruto Aanvangs Rendement)Bruto huurinkomsten gedeeld door de waarde van de vastgoedbeleggingen.

Belegd vermogenDit is de totale waarde van de beleggingen van het fonds.

Beschikbaar eigen vermogenDit betreft de Algemene reserve van het fonds. Het beschikbaar eigen vermogen is een onderdeel van het beschikbaar vermogen dat gebruikt wordt om de dekkingsgraad te berekenen.

Beschikbaar vermogenDit betreft de som van het totaal van de technische voorzieningen voor risico van het fonds en het beschikbaar eigen vermogen. Dit beschikbaar vermogen wordt gebruikt als teller in de breuk om de dekkingsgraad te berekenen.

CEMCEM staat voor Cost Effectiveness Measurement Inc., een Canadese organisatie die zich toelegt op het meten van kosteneffectiviteit door vergelijkingen te maken van de gegevens van organisaties met normgroepen.

COBITCOBIT (Control Objectives for Information and related Technology) is een open internationale IT governance standaard van ISACA. Om het niveau van informatiebeveiliging te kunnen vaststellen, heeft DNB een model gebaseerd op CobIT gedefinieerd. Het model helpt om voor de belangrijkste punten van informatiebeveiliging vast te stellen of ze adequaat worden beheerst. Het betreffende model is beschikbaar via de openbare DNB website.

Coming serviceHet gedeelte van het totale pensioen dat in toekomstige jaren moet worden opgebouwd op basis van het geldende pensioengevende jaarsalaris.

CommoditiesBeleggingen in bulkgoederen of grondstoffen, zoals olie, gas en graan.

Contante waarde van alle pensioenrechtenHet bedrag dat op dit moment nodig is om in de toekomst één of meer betalingen te kunnen verrichten, waarbij rekening is gehouden met rente en actuariële grondslagen.

Corporate governanceGoed ondernemingsbestuur. Beheer van en toezicht en controle op een onderneming, waarbij bestuurders verantwoording moeten afleggen aan de aandeelhouders en andere belanghebbenden.

bpfBOUW 135

Page 136: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

CSACollateral Support Annex is een juridisch document die de uitwisseling van collateral (zekerheden) reguleert.

DeelnemersDeelnemers zijn werknemers en zelfstandigen die onder de verplichtstelling vallen. Tot de deelnemers behoren ook de werknemers die van een vroegpensioen- dan wel vut-regeling gebruikmaken en de werklozen voor wie of de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) of één van de sectorale aanvullingsregelingen pensioenpremie betaalt. Een deelnemer is ook die persoon die op grond van het pensioenreglement vrijwillig mag voortzetten of voor wie zonder premiebetaling pensioenaanspraken worden bijgeboekt op grond van het pensioenreglement.

DekkingsgraadDe procentuele verhouding tussen het beschikbaar vermogen en de contante waarde van alle opgebouwde pensioenaanspraken voor risico van het fonds.

Diversificatie­effectHet diversificatie-effect is de aanname dat door risicospreiding niet alle risico’s zich tegelijk zullen voordoen. Bij het optellen van de solvabiliteitsbuffers van alle risico’s afzonderlijk mag daarvan het diversificatie-effect worden afgetrokken van het totaal.

DNBDe Nederlandsche Bank, de toezichthouder die verantwoordelijk is voor het bewaken van de financiële stabiliteit in Nederland.

ECBEuropese Centrale Bank.

Financieel Toetsingskader (FTK)Het financieel toetsingskader geeft regels over de wettelijke financiële verplichtingen van pensioenfondsen en is opgenomen in de Pensioenwet.

Gedempte premieDe premie moet in principe kostendekkend zijn. Omdat de rentestand grote invloed heeft op de hoogte van de premie en de rente veel beweegt, mogen pensioenfondsen gebruikmaken van premiedemping. Premiedemping is mogelijk door middeling van de rente of door uit te gaan van een verwacht rendement.

GMRAGlobal Master Repurchase Agreement, standaardovereenkomst voor repo (belening) transacties.

HedgefondsenBeleggingsfondsen die een zeer actief beleid voeren op hun portefeuille, weinig beperkingen kennen in instrumenten en strategieën die ze ter beschikking staan en daardoor bepaalde risico’s in hun portefeuille kunnen afdekken (‘hedgen’). Deze fondsen staan vaak niet onder toezicht.

Heritage­portefeuilleDit betreft de beleggingen van bpfBOUW die niet ondergebracht zijn in beleggingspools.

IPD Property IndexRendement van de gangbare institutionele vastgoedindex.

ISAE­3402­verklaringEen rapport voor de certificering van de interne beheersing van de processen in dienstverlenende organisaties.

ISDA (Master Agreement)International Swap and Derivatives Association, standaardovereenkomst ten behoeve van over-the-counter derivaten.

Minimaal vereist eigen vermogenDit betreft het minimaal vereist eigen vermogen conform de definitie hiervan in de Pensioenwet.

NAR (netto aanvangsrendement)Netto huurinkomsten gedeeld door de waarde van de vastgoedbeleggingen

jaarverslag 2014136

Page 137: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

Normgewicht Het gewicht van een beleggingscategorie in de beleggingsportefeuille zoals deze idealiter geïmplementeerd dient te worden.

OpportunitiesInvesteringen in rechten van films en tv-series, farmaceutische royalty’s en investeringen in energie-infrastructuur en energie-mezzanine-financieringen.

OTC derivatenOver-the-counter derivaten, derivaten die niet centraal gehandeld worden maar onderling met een tegenpartij tot stand komen.

OverlayIn de overlay zijn derivaten opgenomen die over beleggingsportefeuilles kunnen worden gelegd, zonder daarmee de onderliggende beleggingen te veranderen. De overlay kan worden gebruikt om het valutarisico, renterisico, inflatierisico en eventueel het aandelenrisico gedeeltelijk of geheel af te dekken. Vaak worden hiervoor valutatermijncontracten, rente- of inflatieswaps en andere derivaten (zoals opties, futures en forwards) gebruikt.

PensioengrondslagHet gedeelte van het loon dat de grondslag vormt voor de pensioenopbouw.

PensioenverplichtingenZie ‘voorziening pensioenverplichtingen’.

Pension Fund GovernanceGoed pensioenfondsbestuur. Hieronder vallen onder meer integer en transparant handelen door het bestuur, goed toezicht hierop en het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende beleid en het toezicht daarop.

Percentage of completionDe baten en lasten van vastgoedprojecten die in de aanbouwfase zijn, worden verantwoord op basis van de voortgang.

PremiegrondslagHet gedeelte van het loon dat de grondslag vormt voor de premieberekening.

Private equityInvesteringen in niet-beursgenoteerde ondernemingen.

RekenrenteFictief rendementspercentage dat het belegde pensioenvermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen.

Rentetermijnstructuur (RTS)De rentermijnstructuur geeft het verband weer tussen de looptijd van een vastrentende belegging enerzijds en de daarop te ontvangen marktrente anderzijds. De dekkingsgraad en de pensioenverplichtingen van het fonds worden berekend op basis van de rentetermijnstructuur.

Service Level Agreements (SLA)Afspraken over het niveau van de te leveren dienstverlening.

SolvabiliteitVerhouding tussen totale bezittingen en schulden.

StatutenDe grondregels van een instelling. In de statuten van het fonds is de interne structuur omschreven. Er zijn onder andere bepalingen inzake de bevoegdheden en verplichtingen van het bestuur opgenomen. Ook de wijze van benoeming van de bestuursleden is opgenomen.

SZWMinisterie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Totaal eigen vermogenDit betreft alle reserves van het fonds bij elkaar. In de jaarrekening worden hiervoor de termen groepsvermogen en Stichtingskapitaal en reserves gehanteerd.

UFRDe dekkingsgraad en de pensioenverplichtingen van het fonds worden berekend op basis van de rentetermijnstructuur.

Voor de bepaling van de rentetermijnstructuur wordt o.a. de Ultimate Forward Rate (UFR) toegepast. Het hanteren van de UFR houdt in dat voor ver in de toekomst liggende verplichtingen (vanaf 20 jaar) een ten opzichte van de markt aangepaste rentecurve wordt gehanteerd.

bpfBOUW 137

Page 138: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

UTA­personeelUitvoerend, Technisch en Administratief personeel.

ValutatermijncontractEen termijncontract waarin twee partijen een verbintenis aangaan tot aankoop of verkoop van deviezen op een latere datum en tegen een koers die wordt vastgelegd bij het sluiten van het contract.

Vastrentende waardenBeleggingen waarvoor in beginsel een vaste rente vergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse leningen en hypotheken.

Vereist eigen vermogenDit betreft het Vereist eigen vermogen conform de definitie hiervan in de Pensioenwet.

Verzekeringstechnisch voordeelDit werd berekend bij bpfBOUW als na een collectieve waardeoverdracht deelnemers pensioen bij het fonds gaan opbouwen.

Het verzekeringstechnisch voordeel (of nadeel) is het verschil tussen de contante waarde van de naar verwachting te ontvangen premie en de contante waarde van de naar verwachting op te bouwen pensioenen. Als de contante waarde van de premie hoger is dan de contante waarde van de op te bouwen pensioenen dan is er een verzekeringstechnisch voordeel. Als de contante waarde van de premie lager is dan de contante waarde van de op te bouwen pensioenen dan is er een verzekeringstechnisch nadeel.

VoorwaardelijkheidsverklaringAls deze wordt gehanteerd is toeslagverlening aan voorwaarden gebonden. De toeslagenmatrix schrijft voor welke voorwaardelijkheidsverklaring gebruikt moet worden en op welke wijze over de voorwaardelijke toeslagverlening moet worden gecommuniceerd.

Voorziening pensioenverplichtingenDe voorziening pensioenverplichtingen (ook wel de pensioenverplichtingen) geeft de contante waarde weer van alle uitstaande pensioen-verplichtingen van het fonds aan zijn (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden. Het is, met andere woorden, het volledige bedrag aan pensioenen dat het fonds nu en in de toekomst moet uitbetalen.

WaardeoverdrachtHet naar een andere pensioenregeling over dragen van de waarde van opgebouwde pensioen aanspraken of pensioenrechten. Zo bestaat bij het veranderen van werkgever een wettelijk recht op waardeoverdracht.

Z­scoreMate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds afwijkt van het rendement van de door het bestuur vastgestelde normportefeuille.

jaarverslag 2014138

Page 139: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten
Page 140: Jaarverslag 2014 - bpfBOUW · Jaarverslag 2014 H01 Algemeen pagina 4 H02oorwoord van het bestuur V pagina 5 H03rganisatie O pagina 6 H04erncijfers 2010 - 2014 K pagina 8 H05ondsactiviteiten

bpfbouw.nl

Colofon

UitgaveAPGBasisweg 101043 AP AmsterdamPostbus 6371000 EE Amsterdam