VAN JONGERENCENTRUM TOT POPPODIUM? Onderzoek naar ...
Transcript of VAN JONGERENCENTRUM TOT POPPODIUM? Onderzoek naar ...
VAN JONGERENCENTRUM TOT POPPODIUM?
Onderzoek naar de transformatie van poppodia in de context van globalisering
Van jongerencentrum tot poppodium?
2
VAN JONGERENCENTRUM TOT POPPODIUM?
Onderzoek naar de transformatie van poppodia in de context van globalisering
Masterscriptie Kunsten, Cultuur en Media, Rijksuniversiteit Groningen
Auteur: Ype Terwisscha van Scheltinga
Studentnummer: s2072351
Scriptiebegeleiders: dr. K. A. McGee (eerste begeleider), drs. Q. L. van den hoogen (tweede
begeleider)
Opleiding: Master Kunsten, Cultuur en Media
Afstudeerrichting: Kunst, Beleid en Marketing
Plaats: Groningen
Datum: 14 april 2014
Ype Terwisscha van Scheltinga
3
Inhoudsopgave
Voorwoord 5
Inleiding 7
Onderzoeksvragen 8
Hoofdstuk 1 – Globalisering en de muzieksector 9
1.1 – Globalisering: een introductie 9
1.2 – De invloed van globalisering op de muzieksector 11
1.2.1 – Globalisering van cultuur 13
1.2.2 – Globalisering en financescape 14
1.2.3 – Veranderingen binnen de muzieksector 16
1.3 – Conclusie 19
Hoofdstuk 2 – Het professionele Nederlandse poppodiumlandschap:
1997-heden 21
2.1 – (de weg naar) Een professionele sector 21
2.1.2 – Professionalisering in een neo-liberaal tijdperk 23
2.2 – Motieven voor professionalisering 23
2.3 – De keerzijde van professionalisering 27
2.4 – Professionalisering versus onttovering 29
2.5 – Conclusie 32
Hoofdstuk 3 – Van jongerencentrum tot poppodium: de transformatie van
Het Bolwerk 34
3.1 – De regionale hoofdstad Sneek en de geschiedenis van het Bolwerk 35
3.2 – Cultuurkwartier Sneek 37
3.3 – Een kritischer publiek en sfeerloze kolossen 40
3.4 – Groter en professioneler 43
3.5 – Een nieuw gezicht 44
Van jongerencentrum tot poppodium?
4
3.6 – Een andere koers: intensivering van het aanbod 47
3.6 – Een andere koers: verandering van het aanbod 48
3.8 – Conclusie 50
Hoofdstuk 4 – Reacties op Het vernieuwde Bolwerk 54
4.1 – “Persoonlijk heb ik het gevoel alsof ik […] een Ikea binnenloop” 55
4.2 – De moderne standaard versus vrijheid 57
4.3 – Een nieuw format en een breder aanbod 59
4.4 – Conclusie: is Het Bolwerk Het Bolwerk gebleven? 62
Hoofdstuk 5 – Conclusie 65
Bijlagen
Bibliografie 69
Vervolgonderzoek 72
Samenvatting 73
Interviewvragen bezoekers 75
Interviewvragen organisatie 76
Transcriptie interviews bezoekers 80
Transcriptie interview organisatie Het Bolwerk 102
Ype Terwisscha van Scheltinga
5
Voorwoord
Op de omslag van deze scriptie zijn afbeeldingen te zien van de Effenaar te Eindhoven en de
Metropool te Hengelo. Beide organisaties huizen tegenwoordig in een nieuw pand. Qua
programmering is het beleid van podia eveneens ingrijpend veranderd. Kortom; afgezien
van mogelijk naar het nieuwe onderkomen meeverhuisde werknemers zijn beide podia
ingrijpend veranderd. Alleen de naam lijkt hetzelfde te zijn. De aanleiding voor dit
onderzoek is gelegen in deze ontwikkeling, die ik zelf als muziekliefhebber, muzikant en
concertganger van dichtbij heb meegemaakt en in de context van deze scriptie omschrijf als
de transformatie van poppodia in Nederland. Sinds enkele jaren is er sprake van een ware
verbouwingsgolf in het netwerk van Nederlandse poppodia. Enkele voorbeelden zijn Paard
van Troje (Den Haag) en Hedon (Zwolle) die in respectievelijk 2012 en 2013 een grondige
metamorfose ondergingen. Andere organisaties, zoals de Effenaar te Eindhoven (2005),
Metropool te Hengelo (2009) en Bibelot te Dordrecht (2013) gooiden het roer nog
drastischer om en verhuisden naar een compleet nieuw onderkomen. Poppodium Atak te
Enschede (2008) en Het Bolwerk te Sneek (2009) zijn voorbeelden van gefuseerde
organisaties. Atak is samen met onder meer het conservatorium en het Nederlands
symfonieorkest opgegaan in een overkoepelend orgaan dat de naam ‘Nationaal
Muziekkwartier’ draagt. Het Bolwerk maakt samen Theater Sneek en Kunstencentrum
Atrium onderdeel uit van Cultuurkwartier Sneek. Poppodium Romein te Leeuwarden lijkt
in de toekomst een soortgelijk pad te gaan bewandelen door een mogelijke fusie met
Stadsschouwburg De Harmonie. In de vorm van onder meer De Meester te Almere (2007)
en Podium Duycker te Hoofddorp (2011) bestaan er eveneens voorbeelden van
gloednieuwe poppodia. Kortom; de Nederlandse poppodiumcultuur is de afgelopen jaren
volop in beweging.
De veranderde podia staan in dit onderzoek centraal. De invloed van de
transformatie van de poppodia op de perceptie en beleving van de bezoeker heeft mijn
interesse, evenals de kenmerken van en motieven voor de transformaties. Ervaren trouwe
bezoekers van de ‘oude’ poppodia een verlies van intimiteit en sfeer in het (ver)nieuw(d)e
gebouw, of compenseren de professionele akoestiek en faciliteiten van de nieuwe locatie
dit mogelijke gemis? Zorgt de modernisering van het gebouw voor deromantisering van het
Van jongerencentrum tot poppodium?
6
‘heilige’ poppodium, of draagt een dergelijke ontwikkeling juist bij aan de kwaliteit van het
poppodiumbezoek? Dergelijke vraagstukken over de veranderde poppodia zijn exponenten
van de thematiek die ik met dit onderzoek wil verkennen.
Graag richt ik een woord van dank aan mijn scriptiebegeleider, dr. McGee, voor een
constructieve scriptiebegeleiding en het aandragen van waardevolle literatuur. Eveneens
wens ik drs. Zijlstra en dr. Van den Hoogen te bedanken voor hun bijdragen in de beginfase
van mijn scriptietraject. Medestudent en vriend Guido Siebel bedank ik voor zijn kritische
reflectie en het delen van zijn academische vaardigheden. Voor het maken van mooie foto’s
bedank ik mijn nicht Mylan van Leusden. Tot slot wens ik alle respondenten te bedanken
die hun ervaringen met Het Bolwerk hebben willen delen, alsmede John Schut en Peter
Reen van het Bolwerk, voor het verstrekken van informatie over hun organisatie. Bedankt!
Ype Terwisscha van Scheltinga
7
Inleiding
Op 28 maart 2013 maakte poppodium 013 te Tilburg bekend te gaan verbouwen. Deze
boodschap werd zowel via de officiële website van het poppodium als via Facebook
wereldkundig gemaakt. De aankondiging riep op het sociale medium verdeelde reacties op.
Een voorbeeld van een negatieve reactie: “Is prima zoals het is!! Wordt het ook zo'n vee-
schuur als de Effenaar?! Alle leuke zalen verdwijnen, onlangs Bibelot nog en ik denk met
weemoed terug aan de oude Effenaar. Ik vond 013 ok zoals het was. 'Verbeteren en
verbouwen' betekent tegenwoordig vooral groter. Gelukkig zal Paradiso niet zo snel
veranderen” (reactie van Facebook-gebruiker William Blake, 28 maart 2013). In deze
reactie klinkt vrees door: vrees voor het verlies van een sfeervolle concertzaal, want
Bibelot en Effenaar ondergingen volgens de schrijver een lot dat hij 013 het liefst zou
besparen. Positieve geluiden klonken echter ook op Facebook: “Beter ;) want je stond soms
gewoon op elkaars tenen te trappen” (Robin Benders, 28 maart 2013), duidelijk refererend
aan capaciteit, of een meer neutraal bericht: “Is wel weer tijd en ruimte voor verbetering. Een
nieuw jasje doet wonderen” (Richard Dekkers, 28 maart 2013). Deze reacties illustreren het
onderzoeksterrein van deze scriptie; de invloed van de transformatie van een poppodium
op de beleving van het publiek.
De transformatie van het poppodium zal op verschillende niveaus worden
geanalyseerd. Op metaniveau worden de veranderingen gerelateerd aan de huidige
tijdsgeest van een geglobaliseerde maatschappij. Bekeken wordt of en hoe het poppodium
onder invloed staat van ontwikkelingen die zich op dit niveau afspelen. Op mesoniveau
wordt onderzocht welke motieven er voor het poppodium als organisatie bestaan om aan
een verbouwing en/of reorganisatie te beginnen. Op microniveau worden de kenmerken
van de transformatie gerelateerd aan de beleving van het individu. De manier waarop hij
op de transformatie reageert zal worden onderzocht. In bovenstaande reacties op de
aankondiging van 013 wordt al een voorbeeld van een mogelijk kenmerk van een
transformatie genoemd: capaciteit. Facebook-gebruiker William Blake heeft niets op met
wat hij als te grote concertzalen percipieert; Robin Benders geniet daarentegen graag van
een concert onder het genot van voldoende bewegingsvrijheid.
De aanleiding voor dit onderzoek is geworteld in mijn eigen ervaringen met Het
Van jongerencentrum tot poppodium?
8
Bolwerk te Sneek, het poppodium dat ook als casus zal fungeren in deze scriptie. Een
kritische beschouwing van de hedendaagse maatschappij is de drijfveer voor het
onderzoeken van een verband tussen globalisering en de transformatie van poppodia. Een
langdurige participatie in de Nederlandse popsector is een ander motief dat heeft
bijgedragen aan de thematiek van deze scriptie. Oriëntatie op het veld leerde dat ander
onderzoek binnen dit terrein is verricht naar zaken als de invloed van randzaken op de
publieksbeleving en de relatie tussen ruimte (de zaal) en publieksbeleving. De gevolgen
van een verandering van de ruimte, het poppodium, is nog niet onderzocht. In een amper
zestig jaar oude sector zijn veel poppodia rond deze jaren aan een eerste verbouwing en/of
reorganisatie toe. Het moment lijkt daar om aandacht te besteden aan de invloed van deze
golf van transformaties op de beleving van de groep wiens oordeel van grote waarde is
voor het poppodium: de bezoeker. De gewenste uitkomst van dit onderzoek is inzicht in de
perceptie van de poppodiumbezoeker omtrent de transformatie van poppodia.
Onderzoeksvraag
Wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk te Sneek, hoe heeft globalisering de
transformatie beïnvloed en wat is de opinie van de bezoeker van toen en nu over het
vernieuwde poppodium? In hoeverre illustreert deze transformatie de verbouwingsgolf
van de Nederlandse poppodia?
Deelvragen:
-Hoe is globalisering zichtbaar in de muzieksector?
-Welke redenen liggen ten grondslag aan de huidige verbouwingsgolf binnen Nederlandse
poppodia?
-Wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk?
-Wat is de opinie van de bezoeker van toen en nu over het vernieuwde poppodium?
Ype Terwisscha van Scheltinga
9
Hoofdstuk 1 Globalisering en de muzieksector
In deze scriptie worden de veranderingen binnen het Nederlandse poppodiumcircuit
gespiegeld aan een beweging op macroniveau die bekend staat als globalisering. Dit
hoofdstuk bevat een introductie op dit fenomeen (of ontwikkeling) en haar invloed op
cultuur. Globalisering is de context waarin ik de veranderingen binnen het Nederlandse
poppodiumcircuit onderzoek. De invloed van globalisering op de muzieksector wordt
eveneens beschreven.
1.1 – Globalisering: een introductie
De omvangrijke hoeveelheid literatuur over het onderwerp globalisering doet vermoeden
dat de term geen absoluut gegeven is; een eenduidige definitie van globalisering lijkt niet te
bestaan. Wat overblijft is een aan discussie en nuanceverschillen onderhevig concept,
waarin verschillende stemmen verschillende accenten leggen. In sommige ‘definities’
wordt een economische invalshoek gekozen; in anderen ligt de nadruk op cultuur.
Ofschoon het onderwerp van deze scriptie tot het culturele domein behoort, zijn poppodia
behalve culturele instellingen ook bedrijven met een budget, omzet en soms zelfs winst.
Allereerst wil ik twee algemene benaderingen introduceren. De eerste daarvan benoemt
het multilaterale karakter van globalisering:
“Globalization may be thought of initially as the widening, deepening and speeding up of
worldwide interconnectedness in all aspects of contemporary social life, from the cultural
to the criminal, the financial to the spiritual” (Held et al, 1999: 2).
In deze conceptualisering wordt globalisering beschreven als een beweging die zich op
verschillende maatschappelijke domeinen afspeelt. Zoals genoemd bevindt het onderwerp
van deze scriptie zich in een grijs gebied tussen het culturele en economische domein,
waarin beide domeinen elkaar dikwijls zullen overlappen. Interconnectedness, vrij vertaald
‘onderlinge verbondenheid’, is een centrale term in de uitleg van Held et al. Muziek, de
culturele vorm die als ‘productiegoed’ van poppodia tot het onderwerp van deze scriptie
behoort, leent zich goed als context voor een voorbeeld van de onderlinge verbondenheid
Van jongerencentrum tot poppodium?
10
uit bovenstaande definitie. In het huidige tijdperk, waarin de technologie zich in een
ongekend hoog tempo ontwikkelt, zijn muzikanten in staat om op afstand muziek te maken.
Het creatieve proces speelt zich af op de digitale snelweg: bestanden met partijen worden
verzonden en aangevuld door de ontvanger. In de context van het economische domein ligt
een voorbeeld van onderlinge verbondenheid eveneens voor de hand in de vorm van
multinationals: grote bedrijven die als internationaal netwerk opereren en daarbij in
toenemende mate zichtbaar zijn in steeds meer plaatsen op aarde. Dankzij hun
‘alomaanwezigheid’ zijn dergelijke bedrijven eveneens in staat invloed uit te oefenen op de
marktwaarde van producten. De tweede conceptualisering is afkomstig van Anthony
Giddens:
“Globalization can thus be defined as the intensification of worldwide social relations
which link distant localities in such a way that local happenings are shaped by events
occurring many miles away and vice versa” (Giddens, 1990: 64).
Deze conceptualisering is gekozen vanwege de nadruk die Giddens legt op de verschillende
niveaus waarop globalisering zich manifesteert. Op macroniveau is globalisering een
ontwikkeling die op wereldwijde schaal sociale relaties intensiveert. Op meso- en/of
microniveau spreekt Giddens van ‘localities’ en ‘local happenings’, die dankzij het proces
van globalisering gevormd worden door gebeurtenissen die zich aan de andere kant van de
aardbol afspelen (en vice versa). Ik wil deze conceptualisering wederom illustreren aan de
hand van twee voorbeelden . In de context van het culturele domein: muziek was
oorspronkelijk (voor de tijd van de ‘intensivering van wereldwijde sociale relaties’) een
lokale cultuurvorm, die in de loop der eeuwen in toenemende mate beïnvloed is geraakt
door muziekgenres uit andere delen van de wereld. De toenemende onderlinge
verbondenheid heeft deze wederzijdse beïnvloeding gefaciliteerd. Een lokale ondernemer
is een voorbeeld van een lokaliteit in het economische domein. Door de opkomst van
multinationals zou zijn onderneming in de verdrukking kunnen geraken, maar ook
onderdeel kunnen worden van de multinational. In beide gevallen is er sprake van
beïnvloeding.
Ype Terwisscha van Scheltinga
11
Uit de conceptualiseringen1 blijkt dat verbondenheid (‘interconnectedness’ en ‘social
relations’) als een kenmerk van globalisering gezien kan worden. Giddens benoemt ook
beïnvloeding (als logisch gevolg van verbondenheid) als een kenmerk. De eerste
conceptualisering is gekozen om te tonen dat globalisering een ontwikkeling is die zich in
verschillende (volgens deze conceptualisering letterlijk alle) domeinen van het
hedendaagse bestaan afspeelt. De tweede conceptualisering is gekozen om te tonen dat
deze ontwikkeling zich op alle niveaus van het hedendaagse bestaan afspeelt; op
macroniveau staat de wereld als geheel onder invloed van globalisering en op microniveau
de individuele mens. Op mesoniveau zal in deze scriptie de mate waarin poppodia (als
organisaties) onder invloed van globalisering staan worden onderzocht.
1.2 – De invloed van globalisering op de muzieksector
In de eerste paragraaf is een introductie gegeven van het fenomeen globalisering. In deze
paragraaf wordt de invloed van globalisering op de muzieksector behandeld. De
muzieksector omvat elementen van verschillende maatschappelijke domeinen. Bedrijven
als platenmaatschappijen, boekingskantoren en ook poppodia zijn bedrijven met een
financiële huishouding; de muziek die hun ‘business’ vormt is een vorm van cultuur. Dit
onderscheid tussen verschillende domeinen is ook evident aanwezig in het werk van de
Indiase antropoloog Arjun Appadurai, wiens werk is gericht op globalisering. Hij stelt een
raamwerk voor waarin hij ‘five dimensions of cultural flows’ onderscheidt. Dit raamwerk
bestaat uit verschillende ‘landschappen’ op het gebied van mensen, media, technologie,
economie en ideologie (Appadurai, 1996: 35). Met de term ethnoscape, bijvoorbeeld,
refereert Appadurai aan het geheel van individuen (bijvoorbeeld toeristen en immigranten,
maar ook reizende muzikanten) die gezamenlijk de hedendaagse, bewegende maatschappij
vormen.
Globalisering oefent zo op verschillende manieren invloed uit op de muzieksector.
In de praktijk zijn deze domeinen dikwijls lastig te onderscheiden. Is de opkomst van
multinationale entertainmentgiganten als Universal, bijvoorbeeld, nu een vorm van
economische of culturele globalisering? Lokale, ‘independent’ platenmaatschappijen 1 Beide conceptualiseringen benoemen eveneens het hoge tempo waarin de verbondenheid toeneemt als een
kenmerk van globalisering. Held et al spreken in deze context van ‘speeding up’; Giddens van ‘intensification’.
Van jongerencentrum tot poppodium?
12
hebben aan dergelijke bedrijven concurrenten met internationaal bekende merknamen, die
in staat zijn om lokale en kleine ondernemers van de markt te verdringen. Daarmee komt,
naast de culturele productie van de kleine platenmaatschappijen, ook de lokale economie
in het geding. Het geheel van (de relaties tussen) internationale economieën en de wijze
waarop zij elkaar beïnvloeden wordt door Appadurai aangeduid als financescape. Naast het
economische aspect van het genoemde voorbeeld bestaat ook de mogelijkheid dat de lokale
keuken onder druk komt te staan door de opkomst van dergelijke multinationals. In deze
context is er sprake van culturele globalisering. Ook in de muzieksector is het onderscheid
tussen de verschillende dimensies niet altijd even duidelijk te maken. Een citaat van Krister
Malm, een Zweeds musicoloog, illustreert dit:
‘Diversification is a topical subject today. It is easy to reach the conclusion that cultural
diversity is growing through migration, through new media channels, etc. But the
concurrent homogenization of cultural forms of expression and the extremely powerful
monopolization and integration of the world’s cultural production into a few transnational
giant industrial conglomerates have in recent years been paid less attention’ (Malm, 2001:
90).
In dit citaat beschrijft Malm dat culturele diversiteit vaak wordt genoemd als gevolg van
globalisering (in de vorm van verbondenheid door migratie en nieuwe media), maar dat
globalisering eveneens leidt tot de conglomeratie van culturele productie in enkele
multinationals die een homogeniserende invloed op cultuur uitoefenen. Uit dit voorbeeld
blijkt wederom de verwikkeling van de muzieksector in het financescape. De toenemende
culturele diversiteit als gevolg van migratie is een voorbeeld van wat Appadurai bedoelt
met de term ethnoscape. De ontwikkeling van nieuwe mediakanalen is te plaatsen in de
categorieën technoscape (uitsluitend refererend aan technologie) en mediascape
(refererend aan de distributie van informatie en de wereld die door de nieuwe media
gecreëerd wordt). Alvorens de relatie tussen globalisering en de muzieksector te
beschrijven volgt in de komende twee subparagrafen een algemene beschrijving van de
relatie tussen globalisering en, respectievelijk, cultuur en economie.
Ype Terwisscha van Scheltinga
13
1.2.1- Globalisering van cultuur
‘Cultuur’ verdient evenals globalisering een korte introductie. Met de term kan worden
gerefereerd aan het proces van civilisatie, maar ook aan de belichaming van een traditie of
historie (MacGregor Wise, 2008: 4). De term kan een bepaalde manier van leven
omschrijven, met haar vaste gebruiken en taal, maar ook een specifieke kunstzinnige stijl
van een samenleving of land (Hopper, 2007: 37). In de context van deze scriptie staat
cultuur uiteindelijk voor de kunstvorm muziek. In deze paragraaf omvat de term echter
nog een bredere betekenis.
Er bestaan verschillende opvattingen over de invloed van globalisering op cultuur.
In het citaat van Malm in paragraaf 1.2 klinken er al twee door. Malm houdt er zelf een
negatieve opvatting over de invloed van globalisering op cultuur op na en spreekt in deze
context van de homogenisering van cultuur: het proces waarin alles tot hetzelfde verwordt.
Deze ‘aanklacht’ aan het adres van globalisering is een veelgehoorde en wordt door Held
omschrijven als pessimistisch globalisme (Held, 2000: 22). Globalisering staat volgens deze
zienswijze voor het ontstaan van een globale cultuur, waarin nationale en lokale tradities,
gebruiken en andere elementen verdwijnen (Held, 1999: 1, Tomlinson, 2003: 269). Er
bestaat vrees voor een homogene cultuur, waarbij steeds minder verschillen tussen landen,
gemeenschappen en mensen zullen bestaan. Een treffend voorbeeld van het proces van
homogenisering is de toenemende mate waarin de stadscentra van wereldsteden op elkaar
gaan lijken (Hopper, 2007: 87) of het wijdverspreide gebruik van de Engelse taal. Dikwijls
worden dergelijke processen omschreven als ‘McDonaldization’ (verwijzend naar het
straatbeeld van (wereld)steden, waarin het fastfoodketen niet meer weg te denken is),
‘Westernization’, ‘Americanization’ (ibid: 88-91) of cultureel imperialisme (het gebruik van
politieke en economische macht om de waarden en gewoonten van een cultuur uit te
dragen, ten koste van een inheemse cultuur (Tomlinson, 1991: 3)). Martin Stokes legt
cultureel diverse muziek uit als een afspiegeling van de hedendaagse globale wereld,
waarin de toenemende circulatie van mensen (weer een voorbeeld van Appadurai’s
ethnoscape), dingen en ideeën een oneindig aantal nieuwe verbindingen faciliteert (Stokes,
2003: 302). Door deze nieuwe connecties, oftewel onderlinge verbondenheid, ontstaan
nieuwe muzikale combinaties. Stokes benadrukt dat dergelijke combinaties dikwijls
Van jongerencentrum tot poppodium?
14
verdeelde reacties ten deel vallen. Nabootsing is in deze context een gehoorde
beschuldiging aan het adres van artiesten die verschillende muzieksoorten hebben
gecombineerd.
‘In music, [acculturation] implies processes of cultural contact between two or more
distinct musical cultures that resulted in musical mixes or syncretisms’ (Born,
Hesmondhalgh, 2000: 25). Cultuursociologen Born en Hesmondhalgh benoemen in dit
citaat het ontstaan van nieuwe muzikale combinaties als een mogelijk gevolg van
globalisering op muziek. In het citaat van Malm wordt eveneens benoemd dat culturele
diversiteit dikwijls wordt geïnterpreteerd als een positief gevolg van globalisering. Deze
zienswijze omschrijft Held als positief globalisme (Held, 2000: 22). Aanhangers van dit
gedachtegoed geloven in het potentieel van onderlinge verbondenheid en verregaande
sociale netwerken: globalisering brengt mensen en maatschappijen bijeen en draagt bij aan
wederzijds begrip en kwaliteit van leven. In aanvulling op de in de vorige alinea genoemde
negatieve reactie op dergelijke muziekstijl noemt ook Stokes een positieve interpretatie
van muzikale combinaties: ‘[the] circulation of hybrid cultural forms sometimes has the
effect of strengthening rather than weakening a sense of national belonging, contrary to
what is usually suggested’ (Stokes, 2003: 306). De toenemende onderlinge verbondenheid
faciliteert wederzijdse uitwisseling tussen verschillende culturen. (Held, 2000: 22). Malm
versterkt deze opvatting over muziek in zijn ‘fields of tension’-theorie, waarin hij de
tegenstelling ‘globaal-lokaal’ noemt. Hij doelt hiermee op de hedendaagse hang naar lokale
muzikale tradities en stijlen, die volgens hem min of meer gelijke tred houdt met de
opkomst van wat hij globale muziekstijlen noemt.
1.2.2 – Globalisering en financescape
Om de relatie tussen globalisering en economie te introduceren, wil ik me beroepen op
enkele aanvullende definities van globalisering. Richard A. Peterson, een in muziek
gespecialiseerd cultuursocioloog, gebruikt in een artikel over de globalisering van muziek
vanuit een productioneel perspectief de visie van Pools socioloog Zygmunt Bauman op
globalisering: ‘Globalization, for Bauman, is the current stage in the centuries-long process
of the ‘Western project’, focusing on industrialization, urbanization, bureaucratization,
Ype Terwisscha van Scheltinga
15
individuation and secularization’ (Peterson, 2001: 120). Robertson voegt zelf toe dat deze
definiëring van globalisering een economisch proces betreft. In aanvulling op deze definitie
zijn in de voorbije pagina’s reeds enkele voorbeelden gepasseerd van wat Bauman in mijn
optiek bedoelt. De opkomst van entertainmentgiganten als Universal en Fox is een
voorbeeld van industrialisatie. Urbanisatie, het proces van verstedelijking, betreft de
toenemende mate waarin mensen en bedrijven conglomereren en integreren. Mensen
agglomereren in steden, kleine bedrijven agglomereren in grote multinationals. Wijlen
Adam Krims, voormalig professor aan de universiteit van Nottingham, schreef een boek
over de relatie tussen muziek en urbanisatie. Hij bemerkt dat werk en activiteit in ruime
zin zich in toenemende mate afspelen in steden (Krims, 2007: XVII). Dit geldt ook voor de
productie van cultuur. De toenemende mate waarin stedelijk gebied wordt
‘getransformeerd’ tot terrein voor culturele consumptie omschrijft Krims als cultural
regeneration (Krims, 2007: XXVI). In deze context noemt hij sportstadions en grote
bioscopen als voorbeeld. Het woord ‘gentrificatie’ wordt gebruikt om de opwaardering van
een stadsdeel of buurt op sociaal, economisch of cultureel gebied aan te duiden is daarmee
een bredere maar vergelijkbare term. In de stad Groningen is de Euroborg een voorbeeld
van hetgeen Krims omschrijft: het multifunctionele complex fungeert als thuishaven van
voetbalclub FC Groningen, maar herbergt eveneens een bioscoop, casino en restaurant. Een
ander Nederlands voorbeeld is de Arena Boulevard, een evenemententerrein dat net als de
Euroborg een voetbalclub- en stadion huisvest (Ajax en de Amsterdam Arena). Daarnaast
herbergt het terrein in de vorm van Ziggo Dome en de Heineken Music Hall twee grote
concertzalen. Een grote Pathé-bioscoop is eveneens aanwezig, net als een outdoor
festivalterrein (ArenaPark) en enkele grote vestigingen van winkels als MediaMarkt en
Perry Sport.
Het in paragraaf 1.2. gebruikte citaat van Malm benoemt een vergelijkbare
ontwikkeling: de toenemende integratie van de wereldwijde culturele productie in enkele
multinationals. Dit proces is ook zichtbaar in de muziekindustrie. Keith Negus: ‘[In] general,
the fates and fortunes of entrepreneurs and small- and medium-sized enterprises
(‘independents’) have to be realized in relation to the operations of the big conglomerates’
(Negus, 2001: 22). In de praktijk leidt deze relatie van afhankelijkheid tot een proces
Van jongerencentrum tot poppodium?
16
waarin de kleine bedrijven vaak integreren in de grote. De term ‘integratie’ wordt ook door
Held in verband gebracht met economische globalisering. Hij omschrijft economische
globalisering als de toenemende integratie van nationale economieën in één globale
economie (Held, 2000: 90). In deze globale economie geldt een vrij verkeer van arbeid en
kapitaal. Bedrijven streven naar een wereldwijde en uniforme afzetmarkt. Held
onderscheidt vijf drijfveren voor economische globalisering, die integratie als
gemeenschappelijk kenmerk delen; toenemende internationale handel, toenemend
geldverkeer, toenemende communicatie via zowel internet als traditionele media,
toenemende mobiliteit en technologische ontwikkelingen. Resultaat van deze processen is
meer economische interactie, toenemende internationale handel en de opkomst van een
nieuwe, globale infrastructuur. De positieve globalist ziet deze processen uiteindelijk als
een voordeel voor zowel mensen als naties; de pessimistische globalist voorziet onder
meer een vergroting van het verschil tussen arm en rijk. Het kernwoord van deze
subparagraaf is integratie. Economische globalisering op bedrijfsniveau betekent
voornamelijk de opkomst van grote bedrijven die streven naar een uniforme afzetmarkt.
1.2.3 – Veranderingen in de muzieksector
Tot dusverre is het begrip ‘globalisering’ geïntroduceerd en gerelateerd aan zowel het
culturele als het economische domein. Kenmerken van globalisering zijn onder meer
onderlinge verbondenheid, wederzijdse beïnvloeding en integratie. In de huidige
subparagraaf komen enkele actuele ontwikkelingen in de muzieksector aan bod, die onder
invloed van globalisering tot stand zijn gekomen. De beschreven ontwikkelingen zijn
voorbeelden van veranderingen in het economische domein van de muziekindustrie.
Voorbeelden van ontwikkelingen in het culturele domein bestaan (zoals hybride
muziekstijlen, tot stand gekomen dankzij verbondenheid tussen culturen), maar worden
niet uitgebreid beschreven omdat deze scriptie niet uitsluitend over de invloed van
globalisering op muziek gaat. In deze paragraaf worden enkele voorbeelden van de invloed
van globalisering op de muzieksector behandeld.
Een actueel voorbeeld van globalisering in de muzieksector is de concentratie van
de platenmaatschappijen. De integratie van de wereldwijde culturele productie waar Malm
Ype Terwisscha van Scheltinga
17
van sprak, is zonder meer van toepassing op de muzieksector. Peterson: ‘Not for half a
century has control on the worldwide music industry been as concentrated as in 2000. If
anything, the industry is more concentrated than in the late 1940s, when it reached its
prior peak, because the market is much more nearly global in scope, and just four firms,
BMG, Universal, Time-Warner, and Sony produce the bulk of all records sold in the world’
(Peterson, 2001: 123). Sinds 2012 is de platenindustrie nog sterker geconcentreerd
geraakt en is er sprake van nog slechts drie ‘major labels’, in de vorm van Universal Music
Group, Sony Music Entertainment en Warner Music Group. In deze ontwikkeling is de
integratie van verschillende kleine bedrijven in grote bedrijven zichtbaar, die in de
voorgaande paragraaf is vergeleken met het begrip urbanisatie. De ontwikkeling speelt zich
af op het economische domein binnen de muziekindustrie en leidt tot een monopoliepositie
voor de genoemde bedrijven. Op welke manier beïnvloedt deze ontwikkeling het culturele
domein, oftewel de muziek die de platenmaatschappijen uitbrengen? Het al eerder
genoemde onderscheid tussen positief en pessimistisch globalisme wordt door Peterson
zelf ook gemaakt. In een pessimistische context schrijft hij: ‘[…] when a cultural field like
popular music is dominated by a few firms the music produced is more homogenous, and
when a large number of firms compete, the music is much more diverse’ (ibid, 2001: 119).
Anderzijds erkent hij dat de grote platenmaatschappijen bij machete zijn culturele
diversiteit te stimuleren: ‘Just as the general process of globalization has engendered new
forms of localism, tribalism, or communalism, the increasingly global music firms have
created a proliferation of uniquely structured niche music markets each appealing to a
distinct consumer taste group’ (ibid, 2001: 128). Deze tegenstelling wordt door Malm
beschreven in zijn ‘fields of tension’-theorie (Malm, 2001: 90). Malm onderscheidt
verschillende tegenstellingen in de muziek als gevolg van globalisering. Homogeniteit
versus diversiteit is daar één van en is volgens Robertson zichtbaar in de platenindustrie;
met het in toenemende mate homogene aanbod van de platenmaatschappijen stijgt de
vraag naar cultureel diverse producten.
Eén van de vijf door Held geformuleerde drijfveren van economische globalisering
betreft de ontwikkeling van de technologie. De muziekindustrie is de afgelopen twee
decennia ingrijpend veranderd door technologische ontwikkelingen. Ten eerste faciliteert
Van jongerencentrum tot poppodium?
18
het internet bands en artiesten om hun muziek zelf uit te brengen en te promoten,
waardoor de invloed van de platenmaatschappijen beperkt wordt. Het internet vervult
tegenwoordig voor veel artiesten de functie van promotie- en distributiekanaal en is
daarmee onderdeel geworden van het werkterrein van de platenmaatschappijen. Ten
tweede is de populariteit van de geluidsdrager als fysiek product drastisch verminderd. De
handel in lp’s en cd’s heeft deels plaatsgemaakt voor de handel in digitale bestanden. Veelal
is muziek tegenwoordig ook gratis te downloaden. Platenmaatschappijen, die vroeger hun
inkomsten uit fysieke producten genereerden, zijn door de digitalisering een deel van hun
omzet verloren. Anderzijds lijkt de marktwaarde van de livemuzieksector enorm gestegen.
Kortom; conventionele ‘producten’ als fysieke geluidsdragers hebben economische waarde
verloren en tegelijkertijd stijgt de marktwaarde van andere vormen van culturele
producten. In een muzikale context zijn concerten hier een voorbeeld van (Holt, 2010:
246). Het verdienmodel voor artiesten is met de opkomst van het internet als
distributiekanaal van muziek en de dalende verkoop van fysieke geluidsdragers drastisch
veranderd. Holt spreekt van het outstand van een ‘live music economy’: ‘[t]he main reason
for conceiving of a live music economy is that live music has become a major domain and
structuring force in the economy of music. The main source of income for artists is
generally concerts rather than recordings’ (ibid, 2010: 248).
Met de opkomst van het concert als belangrijkste inkomstenbron voor artiesten is
ook een aanzienlijke verandering in de ticketprijzen zichtbaar. Uit ‘Poppodia in cijfers’
blijkt dat het Nederlandse publiek in 2012 een gemiddeld bedrag van 12,87 betaalde voor
een bezoek aan een poppodium. Ten opzichte van acht jaar eerder betekent dit een
prijsstijging van 78 procent. Holt, ofschoon hij zich niet beperkt tot poppodia, merkt op dat
sommige popconcerten (van ‘de groten der aarde’) tot luxeproducten verworden zijn. Veel
jonge mensen kunnen zich deze ticketprijzen niet veroorloven, waardoor een steeds ouder
publiek de concerten attendeert. Uit onderzoek van het National Bureau of Economic
Research blijkt dat tussen 1981 en 1996 de prijzen van tickets licht stegen ten opzichte van
de inflatie, maar dat vanaf 1996 de prijzen veel sneller stegen ten opzichte van de inflatie
(Connolly & Krueger, 2005: 11).
Een actueel voorbeeld van integratie in het poppodiumcircuit is afkomstig uit
Ype Terwisscha van Scheltinga
19
Amerika. ‘House Of Blues’ is de gemeenschappelijke naam van dertien ‘live music venues’.
Naast hun naam delen deze poppodia verschillende kenmerken. Zo biedt het bedrijf het
‘Foundation Room Membership’ aan. Leden profiteren naast goede persoonlijke verzorging
van de mogelijkheid een privéruimte te betrekken voor vergaderingen of andersoortige
bijeenkomsten. Een ander kenmerk van de poppodia is de uitgebreide mogelijkheid tot
dineren. In navolging van de reeds veelvuldig aangehaalde internationale restaurantketens
verspreidt House Of Blues haar vestigingen met een uniforme uitstraling en concept over
Amerika. De ambitie van het bedrijf reikt echter nog verder dan de eigen natie: ‘[our]
mission is to create a profitable, principled global entertainment company’ (bron: website
House Of Blues). Een tweed doelstelling is ‘[to] celebrate the diversity and brotherhood of
world culture’ (bron: website House Of Blues).
1.3 - Conclusie
In het eerste hoofdstuk van deze scriptie is in de vorm van globalisering een ontwikkeling
op macroniveau beschreven. Na een algemene introductie van de ontwikkeling is
geconcludeerd dat ‘onderlinge verbondenheid’ en ‘wederzijdse beïnvloeding’ twee
belangrijke kenmerken zijn van globalisering; op alle maatschappelijke niveaus staan
naties, mensen, organisaties en culturen in toenemende mate met elkaar in verbinding.
Bijgevolg beïnvloeden ze elkaar. In het vervolg van deze scriptie zal worden onderzocht in
welke mate Het Bolwerk onder invloed staat van andere organisaties, partijen of
ontwikkelingen en in hoeverre de transformatie van het poppodium onder deze invloed tot
stand is gekomen. Eveneens is op basis van de definiëring van globalisering van Held et al
geconcludeerd dat de activiteiten van organisaties in de muzieksector, waaronder
poppodia, tot verschillende maatschappelijke domeinen behoren. Om het onderscheid
tussen deze verschillende domeinen te verduidelijken, is het raamwerk van Arjun
Appadurai aan bod gekomen. Dit model omvat vijf dimensies van ‘global cultural flows’. De
‘core business’ van een poppodium is muziek, een culturele vorm. Een poppodium is echter
ook een bedrijf met een financiële huishouding. Op basis van deze aanname is de invloed
van globalisering op respectievelijk cultuur en economie behandeld.
Over de invloed van globalisering op cultuur zijn twee tegengestelde interpretaties
Van jongerencentrum tot poppodium?
20
beschreven. Positief globalisme is de interpretatie die culturele diversiteit als een positief
gevolg van globalisering omschrijft. Een toenemende onderlinge verbondenheid,
bijvoorbeeld, leidt tot interactie tussen verschillende culturen en daarmee tot een
heterogene culturele productie. Pessimistisch globalisme is de opvatting die culturele
homogeniteit als een nadelig gevolg van globalisering beschouwt; globalisering leidt tot een
globale cultuur waarin nationale identiteit en lokale tradities verdwijnen. Globalisering is
volgens cultuursocioloog Zygmunt Bauman een vorm van ‘verwesterlijking’, waarin onder
meer processen als industrialisatie en urbanisatie zichtbaar zijn. Het proces van
urbanisatie staat strikt genomen voor verstedelijking; het proces waarin mensen in
toenemende mate in steden conglomereren. Op bedrijfsniveau speelt zich een vergelijkbaar
proces van industrialisatie af: kleine bedrijven integreren in grote bedrijven. Held et al
beschrijven de globalisering van economie als de integratie van nationale economieën in
één globale economie. Cultural degeneration is de benaming die Adam Krims gebruikt voor
de urbanisatie van cultuur: de mate waarin stedelijk gebied wordt getransformeerd tot
terrein voor culturele consumptie.
Hoe is globalisering zichtbaar in de muzieksector? Zoals reeds benadrukt beperkt de
activiteit van in de muzieksector actieve actoren zich niet tot het culturele domein. Tot de
muzieksector behoren legio bedrijven en die hebben, naast hun aan muziek gerelateerde
productie, te maken met een financiële huishouding. Om te beginnen de invloed van
globalisering in het culturele domein: muziek verandert onder invloed van globalisering.
Naties, mensen en daarmee ook muzikanten staan in toenemende mate met elkaar in
verbinding en beïnvloeden elkaars muziek. Dit leidt tot nieuwe muzikale combinaties, en,
volgens de positieve globalist, diversiteit en een heterogeen muzikaal aanbod. De
tegenhanger van muzikale diversiteit is muzikale homogeniteit. Volgens de pessimistische
globalist is muzikale homogeniteit een gevolg van globalisering op het economische
domein binnen de muzieksector. De platenindustrie is genoemd als voorbeeld van
integratie in de muziekindustrie en als zichtbaar voorbeeld van de invloed van
globalisering op de muzieksector. De invloed van de steeds groter groeiende (en in aantal
afnemende) platenmaatschappijen leidt volgens pessimistische globalisten uit tot een
homogeen muzikaal aanbod. Het citaat ‘[music] becomes homogenous, for oligopolies
Ype Terwisscha van Scheltinga
21
breed musical stagnancy’ (Bishop, 2005: 468) vat deze gedachte goed samen. Het House Of
Blues-keten uit Amerika is een goed voorbeeld van de thematiek die in deze scriptie
verkend wordt. Vanuit een pessimistisch-globalistisch perspectief ligt de kritische vraag
voor de hand of de homogeniserende werking van een poppodium afbreuk doet aan het
unieke karakter van een poppodium. Het is deze gedachte die ten grondslag ligt aan deze
scriptie.
Van jongerencentrum tot poppodium?
22
Hoofdstuk 2 – Het professionele Nederlandse poppodiumlandschap: 1997-heden
De voorbije vijftien jaar laten een ware golf van verbouwingen (en nieuwbouw) zien
binnen de Nederlandse poppodia. Het Bolwerk (Sneek), Effenaar (Eindhoven), Metropool
(Hengelo), Atak (Enschede), Bibelot (Dordrecht) en Dynamo (Eindhoven) zijn enkele
voorbeelden van een grote groep organisaties die het roer drastisch omgooiden. 2013 was
het jaar waarin Hedon (Zwolle) grondig verbouwde en in de nabije toekomst is 013
(Tilburg) aan de beurt. In dit hoofdstuk wordt gezocht naar een antwoord op de tweede
deelvraag: welke redenen liggen ten grondslag aan de huidige verbouwingsgolf binnen de
Nederlandse poppodia? Om tot een juist antwoord te komen, wordt eerst een beeld
geschetst van de sector. Vervolgens wordt gekeken naar de verschillende argumenten voor
en tegen professionalisering, waartoe verschillende onderzoeken naar de Nederlandse
poppodiumsector zijn geraadpleegd.
2.1 – (de weg naar) Een professionele sector
Sinds popmuziek in Nederland haar intrede deed, halverwege de jaren vijftig, beperkte het
overheidsbeleid aangaande deze nieuwe ‘kunststroming’ zich tot het beteugelen van de
overlast (Nuchelmans, 2002: 1). Het duurt tot 1976 wanneer popmuziek voor het eerst als
zodanig benoemd wordt in een overheidsdocument, te weten de ‘Nota kunst en
kunstbeleid’. In de jaren ’80 is popmuziek geëvolueerd tot een gestructureerd en
overzichtelijk veld, onder meer dankzij het ontstaan van organen als de provinciale
popkoepels en de Stichting Popmuziek Nederland. Sinds begin jaren ’90 werden veel
poppodia professionele organisaties en partijen met volwaardig aanzien binnen het
gemeentelijk cultuurbeleid. Het gemiddeld aantal bezoekers van een Nederlands
poppodium nam tussen 1995 en 2007 met de helft toe (Vreeke & Van Daalen, 2009: 35).
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008 concludeert dat de meeste Nederlandse poppodia
sinds 1998 sterk zijn gegroeid en een serieuze ontwikkeling hebben doorgemaakt richting
professionalisering. Tevens toont het onderzoek aan dat de verbouwde en
nieuwbouwpodia meer geprofessionaliseerd zijn dan de andere poppodia in Nederland
Ype Terwisscha van Scheltinga
23
(ibid: 10). Het aantal fte’s2 per poppodium is in de periode 1995-2007 gestegen van 10
naar 24. Het feit dat een dergelijk omvangrijk onderzoek is uitgevoerd en een 92 pagina’s
tellend rapport heeft opgeleverd, illustreert de tegenwoordige omvang van het veld. In
2006 is ‘Pop met beleid’ gepubliceerd: een door de stichting PopNL geïnitieerde
handreiking voor gemeenten met als belangrijkste doelstelling lokale bestuurders en
ambtenaren te voorzien van een helpdesk voor popmuziekbeleid (Lagendijk & Zoutman,
2006: 7). De handreiking dicht meerdere functies aan popmuziek toe: naast haar waarde
als cultuuruiting, draagt popmuziek bij aan het bevorderen van sociale integratie, culturele
ontplooiing, economische innovatie en profilering van de stad (Langedijk & Zoutman, 2006:
6). Tegenwoordig zijn overheden, sectorinstituten, professionele poppodia,
boekingskantoren en andere instanties onlosmakelijk verbonden met het muzikaal-
culturele veld. In 2012 telde ons land 55 poppodia die bij de VNPF (Vereniging
Nederlandse Poppodia- en Festivals) waren aangesloten. Gezamenlijk verzorgden deze
organisaties in datzelfde jaar een aanbod van 7431 concertavonden, waarbij in totaal
18.659 concerten werden verzorgd. Er werd 2,65 miljoen keer een betaald bezoek aan deze
podia afgelegd, die een totale omzet van 103,1 miljoen behaalden (Dee & Schans, 2013: 7,
9). Deze cijfers illustreren de omvang van de Nederlandse professionele poppodiumsector
(nog zonder de bijdrage die de vele bars, cafés en niet bij de VNPF aangesloten poppodia
leveren). ‘Waar de podia oorspronkelijk vooral werden gesteund met het doel om overlast
tegen te gaan zijn de podia inmiddels gepromoveerd tot gewaardeerde culturele spelers’
(Vreeke & Van Daalen, 2009: 77).
2.1.2 – Professionalisering in een neo-liberaal tijdperk
Wat wordt nu eigenlijk onder professionalisering verstaan? Het Nederlands woordenboek
definieert de term als ‘het professioneel maken of worden’. Het woord ‘professioneel’
wordt op zijn beurt gedefinieerd als ‘van beroep’ of ‘aan beroep eigen’. In deze context zou
de professionalisering van de podiumkunsten betekenen dat de organisaties werknemers
in dienst hebben; binnen deze professionele organisaties wordt geld verdiend. In
Nederland kunnen poppodia een specifieke status verkrijgen en aanspraak maken op 2 ‘Fte’ is de afkorting van ‘fulltime-equivalent’ en is een rekeneenheid waarmee de omvang van een dienstverband
of personele bezettingsgraad wordt uitgedrukt. Eén fte staat gelijk aan een werkweek van veertig uur.
Van jongerencentrum tot poppodium?
24
structurele subsidiëring van het Fonds Podiumkunsten wanneer zij aan bepaalde door de
overheid vastgestelde criteria voldoen. Eén van deze criteria (bron: website Fonds
Podiumkunsten) is het voeren van een professionele organisatie en administratie,
waarmee andermaal de term ‘professioneel’ valt. Ook moet een kernpodium in het
handelsregister ingeschreven staan als een stichting of vereniging zonder winstoogmerk.
Daarmee betekent ‘professioneel’ in deze context niet commercieel, maar beroepsmatig.
Schijnbaar tegengesteld aan deze uitleg blijken vrijwel alle Nederlandse poppodia non-
profitorganisaties, zoals het onderzoek ‘Poppodia in cijfers’ uit 2011 verduidelijkt, maar
professioneel is niet equivalent aan commercieel. In Het Grote Poppodium Onderzoek is
‘het beter kennen en beantwoorden van vragen uit de omgeving en eigen organisatie’
(Vreeke & Van Daalen, 2009: 18) als definitie van professionaliteit gekozen.
Het ‘voldoen aan criteria’, bijvoorbeeld om door een instantie als het Fonds
Podiumkunsten als een professionele podiumkunstinstelling aangemerkt te worden en
aanspraak te maken op subsidiëring, is een gegeven dat past in het paradigma van het neo-
liberalisme. In deze zienswijze is meetbaarheid het fundament van de samenleving (Gielen,
2012: 4). Resultaten zijn alleen geldig wanneer objectief meetbaar. Een vraag die gesteld
kan worden is of het voldoen aan objectief meetbare criteria om door een instantie als het
Fonds Podiumkunsten als een ‘professionele’ podiumkunstinstelling aangemerkt te worden
voor een poppodium prioriteit dient te hebben. Het nastreven van dergelijke doelen kan
namelijk leiden tot standaardisering en bureaucratie. Gielen zelf beschrijft dat ‘goede’ of
authentieke kunst tot stand komt in informele tijd en ruimte; inspiratie is niet gebonden
aan het strakke regime van kantooruren. ‘[The] fundamental condition for achieving both
good art and craft [is] dismeasure’ (Gielen, 2012: 30). Oftewel: de meetbaarheid van de neo-
liberale ideologie is niet verenigbaar met een gezonde artistieke praktijk, waarvoor
intimiteit, informaliteit en ‘onmeetbaarheid’ van belang zijn.
2.2 – Motieven voor professionalisering
In ‘Het Grote Poppodiumonderzoek’ uit 2008 wordt de verbouwing van poppodium Vera te
Groningen in 1997 als begin van de huidige verbouwingsgolf gezien. In deze publicatie
worden verschillende ontwikkelingen genoemd die de poppodia tot (verdere)
Ype Terwisscha van Scheltinga
25
professionalisering bewegen. In directe relatie tot globalisering wordt diversificatie van
zowel vraag als aanbod genoemd. De opkomst van het internet en andere vormen van
onderlinge verbondenheid heeft ervoor gezorgd dat zowel programmeurs (aan de
aanbodzijde) als publiek (aan de vraagzijde) in staat zijn om in een hoog tempo veel
nieuwe muziek te ontdekken. Door deze toenemende differentiatie kunnen poppodia zich
niet meer beperken tot enkele genres en een beperkt aantal doelgroepen. Het poppodium
van nu biedt ruimte aan zowel jeugdige metalfans als singer/songwriter-liefhebbers van
middelbare leeftijd. Te stellen valt dat het publiek van een poppodium tegenwoordig een
meer diverse samenstelling kent dan vroeger. Om aan de verschillende wensen op het
gebied van programmering van de heterogene groep bezoekers te kunnen voldoen, is een
focus op een algemeen en internationaal aanbod een logische strategie. Een tweede
argument voor professionalisering betreft de hogere eisen aan kwaliteit en service van het
publiek. De leeftijd van popmuziek als genre en het poppodium als ‘uitgaansgelegenheid’
houdt verband met dit argument, zo blijkt uit de volgende woorden: ‘het publiek verwacht
bij poppodia geleidelijk hetzelfde serviceniveau als bij andere uitgaansgelegenheden’
(Vreeke & Van Daalen, 2009: 79). De notie van (leef)tijd blijkt uit het woord ‘geleidelijk’; de
poppodia dienen zich in toenemende mate te conformeren aan de wensen van het publiek,
die naarmate de tijd verstrijkt nivelleren met de wensen op het gebied van kwaliteits- en
serviceaanbod bij reguliere uitgaansgelegenheden. In combinatie met het eerste argument
over diversificatie van het publiek betekent dit dat de poppodia tegemoet dienen te komen
aan hogere eisen van een in toenemende mate heterogeen publiek. Strengere wetgeving op
het gebied van ARBO en milieu is eveneens van invloed op de professionalisering van
organisaties en hun keuze op te verbouwen. De eisen die aan de arbeidsomstandigheden
van de medewerkers van poppodia worden gestelde zijn in de loop der tijd hoger
geworden. Voor barpersoneel wordt er geïnvesteerd in gehoorbescherming, voor
(licht)technici in veilige steigers in plaats van ladders en voor programmeurs en ander
zittend personeel in verantwoord kantoormeubilair. Met betrekking tot de
milieuwetgeving hebben voornamelijk de strengere eisen aan de beperking van
geluidsoverlast bijgedragen aan professionalisering. Schaalvergroting, in de context van de
poppodia een stijging van het aantal bezoekers (tussen 1995 en 2007 is het aantal
Van jongerencentrum tot poppodium?
26
bezoekers van een gemiddeld poppodium met ongeveer de helft gestegen (Vreeke & Van
Daalen, 2009: 35)), het aantal professionele medewerkers en de omzet omvattend, heeft
eveneens een meer professionele organisatie vereist. Dit wordt beaamd in de handreiking
‘Pop met beleid’ uit 2006: ‘[het] proces van schaalvergroting in de popsector heeft zich ook
voorgedaan ten aanzien van podia en festivals. Dit ging gepaard met professionalisering en
uitbreiding van popvoorzieningen, en toenemende wet- en regelgeving’ (Lagendijk &
Zoutman, 2006: 18). Tot slot worden in Het Grote Poppodium Onderzoek
omgevingsfactoren als het rookbeleid en de kredietcrisis genoemd als ontwikkelingen die
een organisatie ertoe bewegen zich te professionaliseren. Het Besluit Rookvrije Werkplek,
dat op 1 januari 2004 van kracht werd, heeft zijn invloed gehad op Nederlandse poppodia.
Voor de daaropvolgende jaren zijn verschillende normen gesteld op het gebied van
rookvrije zones in een poppodium (Lagendijk & Zoutman, 2006: 83), die tot een (kleine)
fysieke aanpassing van verschillende poppodia hebben geleid. Het huidige economische
klimaat leidt in algemene zin tot een beperking van de uitgaven aan vrijetijdsbesteding,
waaronder poppodiumbezoek. Gesteld wordt dat een geprofessionaliseerde organisatie
beter in staat is om op deze ontwikkelingen en onzekerheden te reageren. In het onderzoek
‘Wat kan er beter in de podiumkunsten?’ (Wils & Van Klaveren, 2008) worden de
knelpunten van podiumkunstinstellingen onderzocht. Dit onderzoek is uitgevoerd in
opdracht van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD).
Kleinschaligheid en de bijbehorende gefragmenteerde sector (een veld met relatief veel
kleine organisaties) genoemd als een van de grootste knelpunten van
podiumkunstorganisaties. ‘Gebrek aan omvang maakt het moeilijker tegenvallers op te
vangen, benodigde investeringen te doen of aantrekkelijke voorwaarden bij afnemers en
leveranciers te bedingen’ (Wils & Van Klaveren, 2008: 9). Eveneens leidt kleinschaligheid
tot een ‘eilandjescultuur’, waarin te weinig samenwerking tussen organisaties tot stand
komt. Als oplossing voor deze kleinschaligheid wordt, logischerwijs, schaalvergroting door
fusie geadviseerd. Een gebrek aan deskundigheid/professionaliteit wordt ook in dit
onderzoek als een knelpunt van podiumkunstorganisaties benoemd; directeuren van
podiumkunstorganisaties zijn in de praktijk vaker bezig met ‘waan van de dag’-taken op
managementniveau dan met strategisch beleid op lange termijn. Om dit probleem te
Ype Terwisscha van Scheltinga
27
ondervangen wordt in het onderzoeksrapport geadviseerd om te investeren in de opleiding
van deskundige medewerkers met specifieke vaardigheden, die voor langere termijn voor
de sector kunnen worden behouden.
Ter afsluiting wens ik in deze paragraaf een belangrijke ‘tussenconclusie’ te
benadrukken: er bestaat een relatie tussen professionalisering, schaalvergroting en
verbouwing. Dit blijkt uit de verschillende onderzoeken die in dit hoofdstuk gebruikt zijn.
Vreeke & Van Daalen concluderen dat de nieuw- en verbouwpodia in Nederland meer
geprofessionaliseerd zijn dan de andere poppodia in Nederland (Vreeke & Van Daalen,
2009: 74). In het onderzoek ‘Wat kan er beter in de podiumkunsten?’ wordt
schaalvergroting (door fusie met andere organisaties) als oplossing aangedragen voor
verschillende knelpunten waar podiumkunstinstellingen mee kampen. In de handreiking
‘Pop met beleid’ wordt gesteld dat renovatie en nieuwbouw aan de orde van de dag zijn
vanwege veroudering en voortschrijdende bouwtechnische eisen (Lagendijk & Zoutman,
2006: 19) en dat verbouwingsplannen dikwijls gepaard gaan met een verhoging van de
capaciteit van de zaal of met de aanbouw van een tweede zaal.
2.3 – De keerzijde van professionalisering
In dit hoofdstuk is tot dusverre onder meer beschreven hoe het Nederlandse
poppodiumcircuit is uitgegroeid van het ‘lelijke eendje’ van de vaderlandse kunst tot een
erkend speler binnen de cultuursector. De groei in omvang van de sector, in de voorgaande
paragraaf aangeduid met de term schaalvergroting, bewijst dat live popmuziek geen
nichemarkt (meer) is. Om mee te kunnen (blijven) doen, moeten de Nederlandse poppodia
voldoen aan moderne maatstaven op het gebied van publiekswensen en wet- en
regelgeving. Het concept van de maatstaf kan geïnterpreteerd worden als een product van
het neo-liberalisme. In paragraaf 2.2 zijn argumenten voor professionalisering van
poppodia beschreven. In deze paragraaf worden mogelijke nadelige gevolgen van
professionalisering behandeld.
Leon Zwaans, ten tijde van de uitgave van ‘Pop met beleid’ voorzitter van PopNL,
laat in ‘Wankele tempels’ (2007) optekenen dat bij een proces van schaalvergroting
dikwijls over het hoofd wordt gezien dat een twee of drie keer zo grote zaal ook een totaal
Van jongerencentrum tot poppodium?
28
andere organisatie vereist. In de praktijk werd door de gemeentelijke overheden van de
organisatie verwacht dat zij met dezelfde middelen de vernieuwde zaal zou gaan runnen.
Deze inschattingsfout heeft ertoe geleid dat onder meer het Paard, de Effenaar en de Mezz
al snel na hun (hernieuwde) opening zijn gaan ‘wankelen’, oftewel financieel instabiel
werden. Vreeke & Van Daalen bevestigen deze stelling en beschreven het door Zwaans
benoemde fenomeen als ‘over-eten’ (Vreeke & Van Daalen, 2009: 53): de programmeurs
van de (ver)nieuw(d)e zalen programmeerden dankzij de toegenomen capaciteit vaak
meer dan de organisaties op dat moment konden verwerken. Schaalvergroting door fusie
met andere organisaties leidt logischerwijs tot grotere organisaties. In het voorwoord van
deze scriptie zijn met het Nationaal Muziekkwartier en Cultuurkwartier Sneek voorbeelden
genoemd van organisaties waar Nederlandse poppodia, respectievelijk Atak en Het
Bolwerk, in zijn ‘opgegaan’.
Een ander voorbeeld is het eveneens reeds genoemde ‘House Of Blues’-keten uit
Amerika. In het eerste hoofdstuk is dit proces omschreven als integratie: kleine bedrijven
integreren in grote bedrijven. Wanneer deze ontwikkeling zich in een vergevorderd
stadium bevindt, is er (hypothetisch) sprake van een beperkt aantal bedrijven dat een
gezamenlijk een oligopolie op het totale aanbod heeft. In een muzikale context leidt deze
situatie tot muzikale stagnatie, aldus John Bishop (zoals te lezen in de conclusie van het
eerste hoofdstuk). Richard Peterson: ‘[…] when a cultural field like popular music is
dominated by a few firms the music produced is more homogenous, and when a large
number of firms compete, the music is much more diverse’ (Peterson, 2001: 119). Een
groot aantal kleine bedrijven zorgt voor divers aanbod en een klein aantal grote bedrijven
voor een homogeen aanbod, zo luidt het oordeel van Peterson. Ook het reeds gebruikte
citaat van Malm bevestigt dat een homogene culturele productie veelal het gevolg is van de
integratie van de wereldwijde culturele productie in een beperkt aantal ‘transnationale,
industriële conglomeraten’ (Malm, 2001: 90). Nu bestaan er in het veld der Nederlandse
poppodia geen van bedrijven van het kaliber dat Malm omschrijft, maar illustreren de
opinies van Bishop, Peterson en Malm het risico dat schaalvergroting van muzikaal-
culturele organisaties kan leiden tot een homogene productie. Kunst verwordt dan tot
entertainment oftewel ‘pre-packaged art’, een product van het huwelijk tussen
Ype Terwisscha van Scheltinga
29
globalisering en neo-liberalisme (Gielen, 2010: 8).
In paragraaf 2.2 is diversificatie van vraag en aanbod als gevolg van globalisering
genoemd. In reactie op deze ontwikkeling bedient een poppodium tegenwoordig een breed
scala aan doelgroepen. Omdat een poppodium vaak niet in staat is om alle subgenres
evenredig te programmeren (tenzij er in de betreffende plaats meerdere poppodia zijn,
zodat ze ieder een specifieke(re) doelgroep kunnen bedienen), wordt in de praktijk vaak
een ‘veilige’ oftewel commerciële programmering gekozen. Onderzoekers Dee en Schans
leggen de mogelijke gevolgen van deze ontwikkeling in ‘Poppodia in cijfers 2012’ als volgt
uit: ‘Populairder […] programma betekent over het algemeen uitholling van de artistiek-
inhoudelijke functie van poppodia. Minder speelmogelijkheden voor nieuw en (nog)
onbekend talent betekent een verschraling van het aanbod op korte en vooral lange
termijn. De bezuinigingen bij de landelijke fondsen versterken dit nog eens. De inhoudelijk-
innovatieve taak van poppodia, en ook festivals, en daarmee de diversiteit van het
gepresenteerde, staat meer dan ooit onder druk’ (Dee & Schans, 2013: 5). Overigens wordt
ook het huidige economische klimaat in dit onderzoek als oorzaak van een meer veilige en
commerciële programmering van poppodia.
Een ‘wankele’ financiële huishouding is voor het publiek wellicht niet direct
waarneembaar. Een commerciële programmering, uitholling van de artistiek-inhoudelijke
functie van poppodia en ook de fysieke verbouwing van een poppodium zelf zijn dat wel.
2.4 – Onttovering
In deze paragraaf wens ik het belang van een speciaal en uniek karakter van het
poppodium te benadrukken. Naast de in de voorgaande paragraaf genoemde nadelen van
professionalisering, is het verlies van deze eigenschap een andere mogelijke keerzijde van
professionalisering die in deze scriptie onderzocht zal worden. Argumenten voor deze
stelling zijn gezocht bij verschillende sociologen en onderzoekers.
De notie van ‘onttovering’ van de maatschappij is afkomstig van Max Weber. Hij
stelde dat moderne samenlevingen worden gekenmerkt en gedreven door rationaliteit,
berekenbaarheid, voorspelbaarheid en efficiëntie (Hopper, 2007: 90). Dergelijke principes
kunnen leiden tot een complete standaardisering van het hedendaagse leven (ibid: 90).
Van jongerencentrum tot poppodium?
30
Hopper relateert dergelijke principes aan de universele bedrijfscultuur van multinationals
zoals McDonald’s en de manieren waarop dergelijke moderne instituties zich organiseren.
Weber sprak van ‘[de] zekerheid […] dat er in principe geen geheimzinnige en
onberekenbare machten bestaan die als spelbreker kunnen optreden, doch dat men veeleer
alle dingen in principe door berekening kan beheersen. Dit impliceert echter de onttovering
van de wereld’ (Weber, 1918: 15). Indien het nastreven van professionalisering door de
Nederlandse poppodia in de praktijk door de door Weber genoemde principes is
ingegeven, bestaat het risico dat ook het poppodium ‘onttoverd' raakt. In het verlengde van
dit concept van Weber beschrijft Pascal Gielen het mogelijke gevolg van rationalisering en
routinematigheid op het werk van de kunstenaar: “If you try to rationalize this great,
spontaneous desire and freedom to work (for instance, by means of rigid contracts or labor
agreements) or bureaucratize or reutilize it, you are in danger of letting the metaphorical
creative genie out of the bottle” (Gielen, 2010: 53). Kortom; wanneer kunstorganisaties het
nastreven van objectief meetbare doelen teneinde te professionaliseren tot absolute
priorteit maken (of hiertoe gedwongen worden door toenemende wet- en regelgeving) kan
dit ten koste gaan van de vrijheid die de artistieke praktijk nodig heeft om te floreren.
Regels leggen dan mogelijk de informaliteit aan banden.
De omschrijving van de leefwereld van de artiest van muzieksocioloog Jason
Toynbee (2000) vertoont eveneens een parallel met Webers’ ‘betoverde wereld’ en het
citaat van Gielen: ‘[…] the social world inhabited by the artist should be an elevated one’
(Toynbee, 2000: x). In de context van dit onderzoek is de popmuzikant ‘the artist’ en het
poppodium onderdeel van de ‘social world’ waarin hij zich begeeft. Ook Toynbee bevestigt
daarmee het belang van het ‘speciale’ karakter van het poppodium. De verhevenheid van
de artiest en zijn leefwereld blijkt nog meer uit Toynbee’s omschrijving van de romantische
conceptie van de artiest: ‘the composer, novelist or painter is supposed to be a special kind
of being whose creativity and imagination rise up above the banality of everyday life and
the everyday psyche’ (ibid: x). Het concept van de artiest als ‘tovenaar’, die opereert in een
verheven leefwereld, lijkt moeilijk te rijmen met de onttoverde wereld waar Weber van
spreekt. De stelling dat het poppodium een ‘betoverde’ oftewel speciale plaats moet zijn,
wordt bevestigd door Marline Wilders. Zij schreef een dissertatie over de relatie tussen het
Ype Terwisscha van Scheltinga
31
theater als fysieke ruimte en de theaterervaring. Ofschoon haar onderzoek een andere
kunstdiscipline omvat, sluiten enkele noties aan op dit onderzoek. Zo is het bezoeken van
een kunstuiting volgens haar nauw verbonden met het willen achterlaten van de alledaagse
realiteit en biedt het theater (in dit onderzoek te vervangen door het poppodium) de
gelegenheid om letterlijk een andere wereld te betreden: ‘[h]et gebouw trekt een
scheidslijn tussen de […] gebeurtenis die in het gebouw plaats zal gaan vinden en de
realiteit van de dagelijkse werkelijkheid daarbuiten” (Wilders, 2011: 171). Een parallel
tussen deze stelling van Wilders en die van Toynbee in de voorgaande alinea is het
onderscheid tussen een wereld waar kunst gemaakt en/of geconsumeerd wordt en de
wereld van het alledaagse leven.
In het verlengde van Weber spreekt ook Holt van een negatieve invloed van de
hedendaagse maatschappelijke omstandigheden op de ‘live performance’: ‘[h]owever,
media culture and capitalism also threaten performance. The conditions in modern society
are counterproductive to performance because the deeper qualities of performance depend
on social intimacy and regular participation’ (Holt, 2010: 255). Volgens Holt is een
bepaalde mate van intimiteit noodzakelijk voor een goede ‘performance’, een stelling die
Marline Wilders bevestigt. Volgens haar is het ideale theatergebouw “intiem, [en] geschikt
voor echte communicatie” (Wilders, 2011: 16). In het citaat van Holt is overigens ook de
relatie van de poppodiumkunst tot het mediascape en het financescape van Appadurai
herkenbaar.
In relatie tot Holt, wiens citaten afkomstig zijn uit zijn schrijven over het ontstaan
van een ‘live music economy’, is de notie van ‘liveness’ relevant. De term werd aanvankelijk
door Philip Auslander geponeerd om het onderscheid tussen daadwerkelijk gespeelde
muziek en opgenomen muziek te maken. De ontwikkeling van de technologie (de relatie
van de muzieksector tot het technoscape) staat zo aan de wieg van het begrip, want voordat
de opnametechniek zijn intrede deed bestond het onderscheid nog niet (Auslander, 2012:
3). Anno 2013 is het onderscheid nog lastiger te maken: is een DJ-concert livemuziek of
niet? Ofschoon niet helemaal overeenkomstig met de oorspronkelijke uitleg van Auslander,
acht ik het begrip geschikt om (de beleving van) een bepaalde mate van authenticiteit en
Van jongerencentrum tot poppodium?
32
uniciteit bij een concert te duiden.3 De kritische vraag die daar uit voortvloeit, is of bij een
concert nog liveness kan worden beleefd wanneer zij in een geprofessionaliseerd of
onttoverd instituut tot stand komt.
2.5 – Conclusie
Dit hoofdstuk ging van start met een schets van de omvang van de Nederlandse
‘professionele’ poppodiumsector en een toelichting van professionalisering in deze context.
Vervolgens is op basis van eerder onderzoek een opsomming gemaakt van de argumenten
en ontwikkelingen voor professionalisering. Die laatste term is in de basis het antwoord op
de tweede deelvraag: welke redenen liggen ten grondslag aan de huidige verbouwingsgolf
binnen Nederlandse poppodia? Als motieven voor professionalisering zijn
achtereenvolgens genoemd: de globalisering van vraag en aanbod, hogere eisen aan
kwaliteit en service, strengere wetgeving op het gebied van ARBO en milieu,
schaalvergroting, rookbeleid en de kredietcrisis. Het nastreven van meetbare criteria is een
exponent van neo-liberalisme. In de context van een poppodium kan het nastreven van
bepaalde criteria (zoals die van het Fonds Podiumkunsten, teneinde aanspraak te maken
op subsidiëring) leiden tot een toename van bureaucratie en regels in het poppodium en
daarmee tot een devaluatie van informaliteit, intimiteit en vrijheid in het poppodium.
In de tweede paragraaf van dit hoofdstuk is een tussentijdse conclusie geformuleerd: het
bestaan van een relatie tussen professionalisering, schaalvergroting en verbouwing. Deze
ontwikkelingen blijken in de praktijk vaak hand en hand te gaan. Eveneens is de keerzijde
van de hang naar professionalisering van de poppodia behandeld. Zo blijkt dat
schaalvergroting van poppodia vaak gepaard is gegaan met gebrekkige organisatie.
Daarnaast brengt de integratie van kleine organisaties in grote organisaties een homogene
culturele productie als risico met zich mee. Hier is de invloed zichtbaar van globalisering
als beweging op macroniveau op de poppodia mesoniveau. De diversificatie4 van het
publiek van de poppodia blijkt een gevolg van toenemende verbondenheid door onder
meer het internet. In de praktijk leidt diversificatie van de vraag vaak tot een
3 Walter Benjamin poneerde met ‘aura’ (Benjamin, 1936: 13) een soortgelijk begrip om de uniciteit en de echtheid
van een kunstwerk aan te duiden. 4 Malm omschrijft diversificatie als de tegenhanger van homogenisering (Malm, 2001: 90)
Ype Terwisscha van Scheltinga
33
vercommercialisering van het aanbod. Daarmee bestaat het risico op devaluatie van de
inhoudelijk-innovatieve taak van poppodia en de diversiteit van het aanbod. In de vierde
paragraaf is het belang van het unieke karakter van het poppodium benadrukt.
Van jongerencentrum tot poppodium?
34
Hoofdstuk 3 – Van jongerencentrum tot poppodium: de transformatie van Het
Bolwerk
In dit derde hoofdstuk wordt één verbouwd poppodium intensief onder de loep genomen.
Het Bolwerk te Sneek sloot haar deuren in 2008, om na een grondige metamorfose op 2
oktober 2009 haar nieuwe gedaante aan de bezoekers te tonen. Zowel fysiek als
organisatorisch heeft Het Bolwerk verschillende veranderingen ondergaan. Deze zullen in
dit hoofdstuk in kaart worden gebracht. Eveneens zal worden onderzocht welke motieven
er bij de organisatie van Het Bolwerk bestonden om de transformatie te realiseren. Hiertoe
zijn interviews met leden van de organisatie afgenomen. Uiteindelijk zal een antwoord
worden geformuleerd op de deelvraag ‘wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk?’,
waarin ‘Het Bolwerk’ voor zowel de organisatie als het fysieke gebouw staat. De casestudy
in dit hoofdstuk dient twee doelen. Het eerste doel betreft het beantwoorden van
bovenstaande deelvraag, om in het volgende hoofdstuk te kunnen onderzoeken hoe de
bezoekers op de transformatie reageren. Ten tweede dient de casestudy ertoe een
verschijnsel te illustreren: de verbouwings- en renovatiegolf van de Nederlandse poppodia.
Het Bolwerk is de eenheid in deze casestudy die een exemplarische functie heeft voor het
verschijnsel als geheel. Verschillende variabelen hebben hun invloed op de eenheid. In de
context van dit onderzoek is globalisering een belangrijke variabele. Deze casestudy is
eigenlijk een ‘onderzoek binnen een onderzoek’ en is in dat licht te typeren als een na-
onderzoek: in de vorige hoofdstukken is het verschijnsel ‘in de breedte’ afgebakend, om in
dit hoofdstuk ‘in de diepte’ te worden onderzocht. Een gemaakt onderscheid tussen
verschillende soorten casestudy’s is die tussen cases-op-zich en pars-pro-toto-onderzoek
(Swanborn, 1996: 32, 33). In het eerste geval staat de casestudy volledig op zichzelf; in het
tweede geval is er sprake van een ‘case’ die wordt onderzocht om de uitkomst op een
groter geheel te betrekken. Het verschil tussen beide situaties hoeft niet absoluut te zijn en
dat is in dit onderzoek ook niet het geval. Deze casestudy staat in het teken van het
exploreren en illustreren van het verschijnsel: de transformatie van de Nederlandse
poppodia.
Ype Terwisscha van Scheltinga
35
3.1 – De regionale hoofdstad Sneek en de geschiedenis van het Bolwerk
Sneek is de hoofdstad van de gemeente Sùdwest-Fryslân. Met een inwoneraantal van boven
de 30.000 is de stad de op twee na grootste plaats van Friesland. De stad staat
voornamelijk bekend om de karakteristieke waterpoort (eveneens bekend als het logo van
het oorspronkelijk Sneeker outdoor-merk Gaastra), winkelketen C&A en de Sneekweek,
een jaarlijks meerdaags evenement dat van oorsprong zeilwedstrijden als hoofdthema
kende. De gehele binnenstad van Sneek is ‘beschermd stadgezicht’. Door deze status maakt
de gemeente aanspraak op subsidiëring van de landelijke overheid om het historische
karakter van de oude binnenstad in stand te houden. Ook Het Bolwerk is fysiek onderdeel
van de historie van Sneek; tezamen met de waterpoort is Het Bolwerk een van de weinige
zichtbare overblijfselen van de vestingwerken van Sneek. Dit is ook de reden dat de
monumentale gevel van het pand tijdens de transformatie van 2008/2009 intact is
gebleven. Sneek staat eveneens bekend als kloppend hart van de regio die bekend staat als
de Zuidwesthoek en ongeveer de gemeentes Sùdwest-Fryslân en de Fryske Marren omvat.
Opvallend gegeven is dat maar liefst zeven van elf Friese steden in de Zuidwesthoek liggen,
maar dat Sneek desalniettemin een centrumfunctie vervult. De overige zes zijn IJlst,
Bolsward, Hindeloopen, Stavoren, Sloten en Workum, waarvan Bolsward met een
inwoneraantal van net 10.000 de grootste is. Bijgevolg heeft Sneek het grootste
winkelcentrum van de regio, de enige bioscoop van de regio, alsmede het enige poppodium
van de regio in de vorm van Het Bolwerk. Op de website van de gemeente Sùdwest-Fryslân
wordt beaamd dat de stad een centrumfunctie in de regio vervult. De ligging aan de A7 en
de toeristische bedrijvigheid in Sneek rond de watersport worden genoemd als factoren die
Sneek tot een gewilde vestigingsplaats voor bedrijven maken. In vergelijking met
bijvoorbeeld de Randstad is Friesland minder dichtbevolkt en de infrastructuur van
poppodia minder dicht. Er zijn minder poppodia, waardoor de wel aanwezige podia de
verantwoordelijkheid dragen een breed aanbod te verzorgen. In één of enkele stijlen
gespecialiseerde podia zijn in Friesland dan ook niet te vinden; de aanwezige podia
verzorgen tegenwoordig een gevarieerd aanbod.
De geschiedenis van Het Bolwerk gaat terug tot 1975. Toen werd de organisatie
opgericht, als afsplitsing van jongerencentrum De Meerpaal. Jongerencentra ontstonden
Van jongerencentrum tot poppodium?
36
veelvuldig in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw in Nederland als ontmoetingsplaats.
Websites van bijvoorbeeld Doornroosje te Nijmegen , OCJ Maddogs te Groesbeek of OJC The
Curve te Echt leren dat het de jongeren zelf waren die door middel van projectgroepen of
specifieke acties een ontmoetingsplaats afdwongen, waar verschillende activiteiten
georganiseerd werden. Doornroosje is evenals Het Bolwerk een voorbeeld van een
jongerencentrum dat de stap naar poppodium heeft gemaakt. De titel van deze scriptie
slaat op deze stap, die een overgang van onprofessioneel naar professioneel impliceert. De
Meerpaal te Sneek reeds een poppodiumfunctie en heeft tot 1989 bestaan, waarna Het
Bolwerk deze overnam. Naast de transformatie van 2008/2009 hebben er in 1989 en 2002
eveneens grondige verbouwingen plaatsgevonden. In 1989 onderging het gehele pand een
metamorfose en in 2002 werd een professionele geluidsisolatie aangebracht. Het Bolwerk
is van oorsprong dus een jongerencentrum met een functie als poppodium. Door de jaren
heen is de organisatie onderdeel geweest van diverse welzijnsorganisaties, te weten
Stichting Profiel en Timpaan. Eerstgenoemde was de voorganger van laatstgenoemde en
eveneens beheerder van oefenruimte ‘De Popkelder’, die op 1 januari 2010 werd gesloten.
Sinds de verbouwing van 2008/2009 en de oprichting van Cultuurkwartier Sneek is de
jongerencentrumfunctie van Het Bolwerk definitief verleden tijd en is het ‘poppodium’ het
nieuwe model. In het huidige hoofdstuk zal worden onderzocht welke motieven er bij de
organisatie bestonden voor de transformatie van Het Bolwerk en of deze in
overeenstemming zijn met de in hoofdstuk 2 genoemde motieven. Hiertoe zijn twee leden
van de organisatie geïnterviewd: manager John Schut en programmeur Peter Reen. De
gekozen vorm is te duiden als een gestructureerd expertinterview (Ranshuysen, 1999: 36).
De ‘experts’ zijn personen met meer dan gemiddelde kennis over het onderwerp. De
aanduiding ‘gestructureerd’ betekent dat het interview is afgenomen aan de hand van een
vragenlijst. De interviewvragen, te lezen in de bijlage, zijn gebaseerd op de in hoofdstuk 2
behandelde literatuur. In hoeverre hebben zaken als het streven naar professionalisering,
hogere kwaliteitseisen van het publiek en schaalvergroting de transformatie van Het
Bolwerk beïnvloed?
Ype Terwisscha van Scheltinga
37
3.2 – Cultuurkwartier Sneek
Cultuurkwartier Sneek is de naam van een overkoepelende organisatie die in 2006 werd
gesticht en Theater Sneek, kunstencentrum Atrium (de lokale muziekschool) en
poppodium Het Bolwerk omvat. De gemeente Sneek en het Centrum voor de Kunsten (de
voorloper van kunstencentrum Atrium) stonden met de wens om een goed theater in
Sneek te hebben aan de wieg van deze stichting, die uiteindelijk ook de transformatie van
Het Bolwerk heeft beïnvloed. Programmeur Peter Reen van Het Bolwerk over het motief
dat ten grondslag lag aan de transformatie van Het Bolwerk: “[Dat] kwam voort uit de
wensen van het Centrum voor de Kunsten […] en de wens van de gemeente Sneek om een
[…] goed theater in de stad te hebben”. Een concreet gevolg van de oprichting van Stichting
Cultuurkwartier Sneek voor Het Bolwerk is dat het poppodium tegenwoordig niet meer
onder de vleugels van welzijnsorganisatie Timpaan valt, maar onder die van de gemeente.
Manager John Schut van Het Bolwerk is duidelijk in zijn opvatting over deze overgang:
“[als] we geen onderdeel waren geworden van het cultuurkwartier, dan denk ik dat dit
podium niet meer had bestaan”. Volgens Schut was de welzijnsorganisatie al langere tijd
van plan Het Bolwerk af te stoten, omdat ze het poppodium niet passend zou vinden bij de
rest van haar aanbod. Schut is uiteindelijk blij met de overgang, maar is eveneens kritisch
op de wijze waarop dit proces zich voltrokken heeft. De plannen voor Cultuurkwartier
Sneek en de rol van Het Bolwerk daarin zijn aanvankelijk zonder betrokkenheid van Het
Bolwerk zelf tot stand gekomen. De organisatie werd pas in een later stadium bij de
plannen betrokken, wat ook concrete gevolgen heeft gehad voor de verbouwing van het
poppodium. Schut: “[dan] was het veel hoger geworden, dan had je een veel grotere zaal
gehad, hadden we misschien ook een balkon gehad”. De hier door John Schut beschreven
wijze waarop Het Bolwerk in de plannen van Cultuurkwartier Sneek is betrokken is te
vergelijken met de eveneens in paragraaf 1.2.2 geciteerde stelling van Keith Negus dat het
reilen en zeilen van kleine(re) organisaties, bedrijven of ondernemers in het algemeen
afhankelijk is van dat van grote(re) organisaties. De toekomst van Het Bolwerk is namelijk
in grote mate door de gemeente Sneek gevormd en ‘meegenomen’ in het grotere plan voor
Cultuurkwartier Sneek.
Welke voordelen brengt het onderdeel zijn van de overkoepelende organisatie
Van jongerencentrum tot poppodium?
38
Cultuurkwartier Sneek nu concreet met zich mee voor Het Bolwerk? Conform een conclusie
in het onderzoek ‘Wat kan er beter in de podiumkunsten?’, bevestigt Schut dat het deel
uitmaken van een grote cultuurorganisatie voordelen met zich meebrengt: “dat is gunstig
in de zin van dat je van elkaars discipline, van elkaars netwerk gebruik kunt maken”. Ook
profiteert Het Bolwerk dankzij de ‘fusie’ met kunstencentrum Atrium en Theater Sneek van
gunstige voorwaarden bij leveranciers: “[kijk], het inkopen bijvoorbeeld, doordat we nu
onderdeel zijn van een grote cultuurorganisatie, kunnen we natuurlijk ook weer meer
afdingen in dit geval”, aldus Schut. Een ander belangrijk voordeel is de beschikbaarheid van
gemeentelijk budget voor Het Bolwerk. Waar door Timpaan volgens Schut niet of
nauwelijks in Het Bolwerk werd geïnvesteerd, blijkt er onder de vlag van Cultuurkwartier
Sneek meer mogelijk. Schut: “sinds wij […] onderdeel zijn van cultuurkwartier is er
behoorlijk in geïnvesteerd in dit pand”. De oprichting van een grote cultuurorganisatie in
Sneek lijkt de transformatie van Het Bolwerk in grote mate te hebben beïnvloed. Ofschoon
Cultuurkwartier Sneek niet de omvang heeft van de Euroborg te Groningen of de Arena
Boulevard te Amsterdam en niet uitsluitend gericht is op de consumptie van kunst
(kunstencentrum Atrium is een educatieve instelling), kan de in deze paragraaf
beschreven ontwikkeling geïnterpreteerd worden als een vorm van cultural regeneration
(zie paragraaf 1.2.2). In het geval van Cultuurkwartier Sneek is namelijk sprake van een
fusie van meerdere culturele instellingen, die daadwerkelijk het stadsaanzicht heeft
veranderd. Het Bolwerk en kunstencentrum Atrium zijn weliswaar in reeds bestaande
gebouwen gevestigd, maar fysiek met elkaar verbonden. Aan de overkant van de straat is
Theater Sneek gevestigd, in een compleet nieuw gebouw.
Ype Terwisscha van Scheltinga
39
Theater Sneek (maart 2014)
De Westersingel te Sneek heeft met de oprichting van Cultuurkwartier Sneek
daadwerkelijk een fysieke gedaanteverwisseling ondergaan. In relatie tot de in paragraaf
2.1 beschreven professionalisering van de popsector en de mogelijke bijdrage van
popmuziek aan economische innovatie en profilering van de stad, zou Cultuurkwartier
Sneek als een ‘paradepaardje’ van de gemeente Sneek kunnen worden verklaard. Indien het
stimuleren van de lokale economie en het opbouwen van het profiel van de stad
daadwerkelijk argumenten zijn geweest voor de oprichting van Cultuurkwartier Sneek,
kan de kritische vraag worden gesteld of de gemeente stil heeft gestaan bij de artistiek-
inhoudelijke functie van Het Bolwerk. Als Het Bolwerk als onderdeel van Cultuurkwartier
Sneek wordt geacht om een bijdrage te leveren aan het realiseren van dergelijke
doelstellingen, bestaat het risico dat in paragraaf 3.2 al aan bod is gekomen: uitholling van
de artistiek-inhoudelijke functie van poppodia als gevolg van populairder programma.
Meer over het programma volgt in paragraaf 3.2.2.
Van jongerencentrum tot poppodium?
40
Nieuw en oud ontmoeten elkaar: de overkapping tussen Het Bolwerk en het in een
oude kerk gevestigde Kunstencentrum Atrium (maart 2014)
3.3 – Een kritischer publiek en sfeerloze kolossen
Zoals in paragraaf 2.1 beschreven, heeft zich in Nederland sinds de intrede van de
popmuziek een professionele infrastructuur van poppodia, sectorinstituten en overige aan
popmuziek gerelateerde organisaties ontwikkeld. Naarmate de leeftijd van popmuziek als
genre en het poppodium als uitgaansgelegenheid stijgt, veranderen ook de kwaliteitseisen
van het publiek. Reen bevestigt deze stelling en relateert haar direct ook aan het huidige
economische klimaat: “[dat] is wel merkbaar vanuit de crisis, zeg maar. Het publiek heeft
gewoon minder geld, en gaan gerichter besteden. [Doordat] ze gerichter gaan besteden,
gaan ze heel erg selectief te werk en gaan ze gewoon kijken van waar voel ik me prettig,
waar word ik netjes behandeld en waar krijg ik waar voor mijn geld. Dus waar is [de]
prijs/kwaliteitverhouding gewoon goed”. Schut bevestigt de woorden van Reen: “[de]
economie is behoorlijk gewijzigd, de wensen van bezoekers is behoorlijk gewijzigd”.
Aanvankelijk schrijft Reen de hogere kwaliteitseisen van het publiek toe aan het
economische klimaat, maar later erkent hij dat ook de tijdsgeest van invloed is geweest op
Ype Terwisscha van Scheltinga
41
de in toenemende mate kritische blik van het publiek. De verhoogde eisen van het publiek
aan kwaliteit van service en faciliteiten hebben op twee manieren invloed gehad op de
transformatie van Het Bolwerk. Ten eerste noemt Reen de gevolgen voor Het Bolwerk als
organisatie en haar personeel: “Dat heeft dus ook weer gevolgen voor je organisatie, want
je moet je vrijwilligers en je medewerkers opleiden. Die moeten allemaal een tapcursus
krijgen, die moeten een sociale hygiëne-opleiding hebben, die moeten een
vriendelijkheidscursus krijgen […]”. Schut ondersteunt wederom de woorden van Reen:
“we hebben hier geen punker [meer] achter de bar staan […]”. Ten tweede stelt Reen dat
mensen tegenwoordig minder vaak uitgaan en daarom kritischer zijn op het etablissement
waar ze naartoe gaan. Dit betekent dat men vaker kiest voor een “mooie tent” of “sfeervolle
plek” en niet voor een “afgeragde bak”, aldus Reen in zijn vakjargon. Het Bolwerk ziet er
tegenwoordig strak en netjes uit. Op de vraag of Het Bolwerk bij de herinrichting- en
aankleding van het gebouw heeft stilgestaan bij de invloed van de veranderingen op
moeilijk grijpbare elementen als karakter en sfeer, antwoord Reen aanvankelijk
bevestigend. Tegelijkertijd noemt Reen in dezelfde context een serie verbouwde poppodia
op die volgens hem wél ‘sfeerloos’ en als ‘lelijke kolossen ’uit hun metamorfose zijn
gekomen, zoals Patronaat (Haarlem) en 013 (Tilburg). Collega Schut doet er nog een
schepje bovenop door ‘dergelijke’ podia te omschrijven als popfabrieken, waar “het uitgaan
is verworden tot consumeren”, mensen als “melkkoe” worden gebruikt en zoveel mogelijk
concerten en voorstellingen worden geprogrammeerd om maar zo veel mogelijk omzet te
genereren. Enigszins in tegenspraak met zichzelf, geeft Schut in de context van de
verhouding tussen werklast en bezetting aan dat er tegenwoordig veel meer producties in
Het Bolwerk worden gedraaid: “waar je nu mee bezig bent, is eigenlijk alleen maar het
draaien van producties, producties, producties”5. Deze productionele schaalvergroting
roept de vraag op of er in het geval van Het Bolwerk sprake is van ‘over-eten’, een in
paragraaf 2.3 geïntroduceerd begrip dat staat voor de gewoonte van verbouwde poppodia
om meer te produceren dan de organisatie aankan. De kritiekpunten van Schut en Reen op
andere podia schuren dicht tegen de thematiek van deze scriptie, maar worden door beide
heren niet op hun eigen werkgever betrokken. Terwijl de bezoeker tegenwoordig in Het 5 Met ‘producties’ wordt in deze context gedoeld op de evenementen die in Het Bolwerk worden georganiseerd en
alle randzaken die daar bij komen kijken: boeking, licht, geluid, catering, etcetera.
Van jongerencentrum tot poppodium?
42
Bolwerk na een concert binnen een kwartier de zaal dient te verlaten, nog een half uur in
het café mag doorbrengen om vervolgens vriendelijk doch dringend wordt verzocht het
gebouw te verlaten.
In de handreiking ‘Pop met beleid’ wordt gesteld dat nieuw- en verbouw van
poppodia aan de orde van de dag is vanwege veroudering van de gebouwen. John Schut
bevestigt zonder twijfel dat deze stelling ook voor Het Bolwerk relevant is. Omdat
gebouwen uitsluitend door een menselijk oordeel als ‘verouderd’ kunnen worden
bestempeld, kan worden gesteld dat deze motivatie voor de verbouwing van Het Bolwerk
verband houdt met de tegenwoordige kwaliteitseisen van het publiek. Tijdens het gesprek
wordt in verschillende fases eveneens duidelijk dat de organisatie met de transformatie
van Het Bolwerk heeft ingezet op een hernieuwd imago, waarmee men nieuwe
doelgroepen wil aanspreken (of de bestaande heeft willen verbreden). Schut over het
vernieuwde Het Bolwerk: “Het moet ook de uitstraling hebben van een poppodium, en niet
de uitstraling van een jongerencentrum”. Schut is eveneens van mening dat de vroegere
gedaante van Het Bolwerk (als jongerencentrum) veel mensen ervan heeft weerhouden om
het te bezoeken: “[dat] was ook tevens een van de grootste beweegredenen dat we dus
geen andere bezoekers binnen kregen omdat die [..] inderdaad een bepaald… Die hadden
iets in hun hoofd van ‘ja, daar ga ik niet heen. Daar zitten mensen dronken te bedienen,
daar wordt alleen maar geblowd, enzovoort”. Concluderend is te stellen dat een
transformatie voor Het Bolwerk noodzakelijk was om tegemoet te komen aan de
tegenwoordige eisen van het publiek aan de kwaliteit van zowel het poppodium als
uitgaansgelegenheid als de organisatie als serviceverlener. Tegelijkertijd heeft de
organisatie de transformatie willen inzetten voor het verbreden van haar doelgroep. Ook in
deze context is de kritische vraag te stellen of Het Bolwerk zelf niet verworden is tot een
‘popfabriek’, waarin de noodzaak om omzet te genereren groter is dan de artistiek-
inhoudelijke functie van het poppodium. Zoals in paragraaf 2.4 beschreven, gaan
winstbejag en ‘performance’ niet goed samen. Intimiteit en participatie zijn volgens Holt
van het grootste belang voor de kwaliteit van een optreden en het nastreven van een zo
hoog mogelijke omzet is volgens hem een eigenschap van het kapitalisme die de
authenticiteit van het concert bedreigt. Vercommercialisering is een veelgehoord geluid
Ype Terwisscha van Scheltinga
43
onder kunstcritici, die commerciële overwegingen in relatie tot kunst afkeuren (Gielen,
2010: 140).
3.4 – Groter en professioneler
In het vorige hoofdstuk is de deelvraag ‘welke redenen liggen ten grondslag aan de huidige
verbouwingsgolf binnen Nederlandse poppodia?’ beantwoord met een algemene
formulering: professionalisering. Hoe kijkt de organisatie van Het Bolwerk aan tegen
professionalisering als onderliggende motivatie van de transformatie van Het Bolwerk?
Peter Reen geeft aan dat Het Bolwerk als organisatie al voor de fysieke verbouwing van
2008/2009 een slag heeft gemaakt op het gebied van professionalisering, een term
waaraan hij overigens geen al te grote betekenis toedicht. Conform de bevinding van
Vreeke & Van Daalen in Het Grote Poppodium Onderzoek dat poppodia tegenwoordig tot
gewaardeerde spelers binnen de cultuursector verworden zijn, stelt hij: “[muziek] moet
eigenlijk een volwaardige tak van sport zijn binnen een organisatie en daar moet ook
gewoon tijd en uren en geld voor vrijgemaakt worden”. Hier is in het geval van Het Bolwerk
al een slag in gemaakt in de tijd dat het poppodium nog onder de vleugels van
welzijnsorganisatie Timpaan werd gerund. Reen maakt dit voor zijn werkgever concreet:
“welzijnsstichtingen [zijn] gaan zeggen van ‘[dan] moeten we dat gaan professionaliseren’
dus door een programmeur aan te stellen, een PR-medewerker aan te stellen, een hoofd
logistiek aan te stellen”. John Schut maakt (als manager) zijnde duidelijk dat zijn
organisatie te allen tijde naar professionalisering streeft: “wij proberen onze organisatie zo
professioneel mogelijk te maken”. In het verlengde van het vernieuwen van het imago en
de beoogde verbreding van de doelgroep als motieven voor de transformatie van Het
Bolwerk, geeft Schut aan dat het vergroten van de capaciteit van Het Bolwerk als gebouw
een bewuste keuze is geweest om bij te dragen aan het realiseren van deze doelstellingen.
Schut: “we hadden een zaal van 325 he, vergeet dat niet, officieel 350. En we hebben nu
natuurlijk een zaal van [maximaal] 450, dus dat is wel een schaalvergroting. Dat is een
bewuste keuze geweest om meer capaciteit in het huis te krijgen”. Ondanks de beperkte
schaal van deze vergroting van de capaciteit (Schut: “een schaalvergroting in de zin van
zes- of zevenhonderd is hartstikke leuk, maar dat is gewoon niet realistisch”), draagt de
Van jongerencentrum tot poppodium?
44
uitbreiding bij aan de flexibiliteit van Het Bolwerk, dat de wens had om concerten van
verschillende formaten in verschillende settings aan te kunnen bieden. Schut over ‘zijn’
vernieuwde poppodium: “het voordeel van […] van dit podium is, wij kunnen ook
verkleinen”. Tot slot kunnen de strengere eisen op het gebied van arbeidsomstandigheden
van medewerkers en geluidsoverlast eveneens als motieven voor de transformatie van Het
Bolwerk worden omschreven. Peter Reen benoemt in deze context een aantal concrete
aanpassingen en veranderingen, die in de volgende paragraaf uitgebreid aan bod zullen
komen.
3.5 – Een nieuw gezicht
In paragraaf 3.2.2 is beschreven dat Het Bolwerk met de transformatie van 2008/2009 het
imago van jongerencentrum achter zich heeft willen laten om de gedaante van poppodium
aan te nemen. Eveneens sprak de organisatie het streven uit om wel ‘Het Bolwerk’ te
blijven, wat één van de redenen is geweest om een verbouwing boven een totaal nieuw
onderkomen te verkiezen. Ofschoon John Schut (“alleen de voorgevel is in principe blijven
staan”) en Peter Reen (“[…] in principe is er fysiek niks veranderd”) af en toe verschillende
signalen over de fysieke veranderingen van ‘hun’ poppodium uitzenden, blijkt er sprake
van veel zichtbare veranderingen. Ten eerste is de indeling van het gebouw veranderd.
Peter Reen: “het pand is anders ingedeeld […], de looproutes, logistiek, dat is allemaal
stukken beter geworden”. Zo was er vroeger sprake van een ronde bar, die in het midden
van het pand voor ongemak in de looproutes zorgde. John Schut: “ja, dan hoor je bezoekers
van ‘er was hier zo’n prachtige mooie ronde bar’. Nou, zo prachtig was dat niet, want het
was een bottleneck, iedereen stond om de bar heen”. Het ontbreken van deze
karakteristieke bar is een duidelijk zichtbare fysieke verandering van Het Bolwerk.
Ype Terwisscha van Scheltinga
45
De ‘ronde’ bar in Het Bolwerk van voor de transformatie
In het vernieuwde gebouw is, mede op de plaats van deze vroegere bar, een
verplaatsbare wand aangebracht die de publieke oppervlakte van de zaal in tweeën deelt;
het zaalgedeelte en het cafégedeelte. De argumentatie voor het aanbrengen van deze wand
is volgens manager John Schut gezelligheid: “als [in het zaalgedeelte] nog tien of twintig
mensen zijn en [in het cafégedeelte] zitten nog wat mensen dan hebben wij zoiets van ‘nou
waarom niet gezellig met elkaar gewoon lekker in het café hier, nog even een biertje
drinken’ want dan heb je daar twintig staan en dan heb je hier twintig staan, snap je?”
Eveneens dient de wand een praktisch nut: er kan na afloop van een concert snel worden
gestart met opruimen in het zaalgedeelte, omdat alle bezoekers op moment reeds naar het
cafégedeelte zijn vertrokken. Deze praktische overweging is volgens Schut echter niet van
grote invloed geweest op de gemaakte keuze. Overigens is ook het cafégedeelte zelf nog op
te delen in twee kleinere ruimtes door middel van een verplaatsbare wand. Op deze manier
kan de ruimte worden benut door activiteiten buiten het poppodium om. Reen over het
cafégedeelte: “deze ruimte waar wij nu zitten […] wordt ook gebruikt voor vergaderingen”.
Over vergroting van de capaciteit van de zaal zijn de programmeur en de manager
het aanvankelijk oneens. Waar Peter Reen aangeeft dat er bewust geen fysieke
Van jongerencentrum tot poppodium?
46
schaalvergroting is geweest (“op basis van de brandweerinschatting […], is dat met vijftig
man omhoog gegaan”), spreekt John Schut van een bewuste keuze voor een uitbreiding van
de capaciteit met 125 man: “we hadden een zaal van 325 he, vergeet dat niet, officieel 350.
En we hebben nu natuurlijk een zaal van max 450, dus dat is wel een schaalvergroting. Dat
is een bewuste keuze geweest om meer capaciteit in het huis te krijgen”. De argumentatie
voor de keuze voor een uitbreiding van de zaalcapaciteit is een beleidsmatige
koerswijziging en wordt om die reden in de volgende paragraaf behandeld.
Op facilitair gebied heeft Het Bolwerk eveneens verschillende fysieke veranderingen
ondergaan. Tegenwoordig is de organisatie zelf eigenaar van een licht- en geluidsinstallatie,
waar deze apparatuur voor de transformatie voor elke gelegenheid werd gehuurd. Dit
scheelt de organisatie aanzienlijk in de productiekosten. De strengere eisen aan de
arbeidsomstandigheden van de medewerkers hebben eveneens geleid tot diverse
facilitaire veranderingen, die de gebruiksvriendelijkheid van het gebouw ten goede zijn
gekomen. De backstageruimte beschikt tegenwoordig over een lift, zodat zware apparatuur
niet meer het op het podium getild hoeft te worden. Voor de mensen die met de licht- en
geluidsinstallatie op hoogte werken, is een zogeheten ‘genie’ (Reen: “zo’n mooi ding met
zo’n liftje”) aangeschaft. Medewerkers die achter de kassa of de garderobe werken en uren
achtereen moeten zitten, zijn tegenwoordig voorzien van ARBO-gecertificeerde stoelen. De
reeds genoemde verplaatsbare wanden zijn van licht materiaal.
De backstageruimte is eveneens ingrijpend veranderd. Ofschoon deze ruimte in
principe niet publiekelijk toegankelijk is en om die reden niet relevant voor het
publieksonderzoek in het vierde hoofdstuk, acht ik een beschrijving van deze
veranderingen wel relevant voor de thematiek van deze scriptie. In de vroegere situatie
bestond de backstage uit één grote ruimte, met een bar, twee zithoeken, biljarthoek. Op de
gang bevond zich het sanitair. Tegenwoordig bestaat de backstage uit een gang, (de route
die de apparatuur van bandbus tot podium aflegt), een losse technische ruimte en twee
kleedkamers met lockers, wi-fi en eigen sanitair. De geschiedenis van Het Bolwerk, in de
loop der jaren middels handtekeningen, stickers en foto’s vereeuwigd op de wanden in de
backstageruimte, is met de verbouwing van de kaart verdwenen. De backstageruimte van
tegenwoordig is gebruiksvriendelijk en van alle gemakken voorzien, maar heeft aan sociale
Ype Terwisscha van Scheltinga
47
waarde ingeboet. Voor de transformatie was de ruimte het toneel van een interessante
‘netwerkborrel’ met als deelnemers artiesten, tourmanagers, koks, technici, etcetera.
Gedurende een concertavond deelden deze mensen maaltijden, drankjes, kennis en
ervaringen met elkaar. Een informele, laagdrempelige setting, die zich uitstekend leende
voor het leggen van contacten. Het gemiddelde tafereel in de tegenwoordige
backstageruimte ziet er anders uit; de verschillende partijen betrekken hun eigen
(werk)ruimtes. Tourende gezelschappen zijn voornamelijk in hun eigen kleedkamer te
vinden, waar ze veel tijd achter hun laptops doorbrengen. Kortom; de toename van het
aantal muren in de backstageruimte heeft gezorgd voor devaluatie van de sociale functie.
De backstageruimte voor de transformatie van 2008/2009
3.6 – Een andere koers: intensivering van het aanbod
Met de gedaanteverwisseling van jongerencentrum naar poppodium, zoals manager John
Schut de transformatie van Het Bolwerk typeert, zijn naast de fysieke veranderingen ook
diverse organisatorische en beleidsmatige veranderingen te onderscheiden. In paragraaf
3.2.1 is reeds genoemd dat Het Bolwerk onder de vleugels van een ander bestuurlijk orgaan
valt dan voorheen. Als onderdeel van een grote cultuurorganisatie in de vorm van
Cultuurkwartier Sneek wordt Het Bolwerk tegenwoordig vanuit de gemeente Sneek
Van jongerencentrum tot poppodium?
48
bestuurd. Voorheen viel de organisatie onder de portefeuille van welzijnsstichting
Timpaan. Schut en Reen laten verschillende geluiden horen over deze bestuurlijke
verandering. Enerzijds is men blij met de verandering en de voordelen die deze voor Het
Bolwerk met zich meebrengt (reeds beschreven in paragraaf 3.2.1). Anderzijds uiten zowel
Schut als Reen hun onvrede over het feit dat de organisatie geacht wordt meer werk te
verzetten met dezelfde middelen. Reen: “we doen […] meer activiteiten, maar het aantal
uren is gelijk gebleven. [Dat] is gewoon niet haalbaar, en dat merk je ook gewoon in de
bezetting […]”. De vorm van schaalvergroting die zich onder de nieuwe vlag van
Cultuurkwartier Sneek heeft voorgedaan, een intense stijging van het aantal activiteiten in
Het Bolwerk, wordt bevestigd door Schut: “wij [zijn] van zestig, vijftig/zestig [shows] naar
honderd […] gegaan op jaarbasis”. Volgens Reen is deze schaalvergroting in gang gezet
doordat Het Bolwerk onderdeel is geworden van Cultuurkwartier Sneek.
Sindsdien is er geïnvesteerd in het pand, maar te weinig in de organisatie. De
investering in het pand vereist meer productie van de organisatie, die het met dezelfde
bezetting en middelen moet stellen als voorheen. John Schut over de gevolgen van deze
scheve verhouding tussen werklast en FTE’s: “het gaat ten koste van PR, marketing, maar
het gaat ook ten koste van bijvoorbeeld voldoende ruimte creëren om na te denken, goed
na te denken over concepten, goed na te denken over andere beleidslijnen”. De woorden
van Reen en Schut lijken zo een praktijkvoorbeeld te zijn van de reeds in paragraaf 2.3
aangehaalde stelling van Leon Zwaans, die in ‘Wankele tempels’ (2007) liet optekenen dat
bij een proces van schaalvergroting dikwijls over het hoofd wordt gezien dat een twee of
drie keer zo grote zaal ook een totaal andere organisatie vereist en dat door de
gemeentelijke overheden van de organisatie vaak wordt verwacht dat zij met dezelfde
middelen de vernieuwde zaal gaat runnen. Ook de in paragraaf 2.4 genoemde bevinding
van Wils & Van Klaveren (dat directeuren van podiumkunstorganisaties in de praktijk
vaker bezig zijn met ‘waan van de dag’-taken op managementniveau dan met strategisch
beleid op lange termijn) lijkt van toepassing te zijn op Het Bolwerk.
3.7 – Een andere koers: verandering van het aanbod
Onderdeel van de transformatie van Het Bolwerk is ook de programmering van het
Ype Terwisscha van Scheltinga
49
poppodium. Met het nieuwe gezicht als poppodium wordt beoogd de doelgroep te
verbreden en daaruit volgt een ander beleid op het gebied van programmering. Daarnaast
zijn er simpelweg meer avonden te vullen dankzij de schaalvergroting op productioneel
gebied en oefent ook het huidige economische klimaat invloed uit op de programmering.
Kortom; in Het Bolwerk dient omzet gegenereerd worden. Programmeur Peter Reen over
zijn tegenwoordige beleid: “[…] je pakt zeg maar veilige keuzes in je programma […],
waarvan je zeker van okee, daar komen gewoon twee- of driehonderd man op af”. Voor de
transformatie was de druk om dergelijke ‘veilige’ keuzes in het programma op te nemen
minder, geeft Reen aan. “Er was meer subsidie, toen”. Als vakman geeft Reen te kennen dat
hij waarde hecht aan het programmeren van minder bekende, alternatieve of opkomende
acts: “dat is de opvoedkundige functie van een programmeur denk ik altijd”. Manager Schut
vult aan door te benadrukken dat er een gezonde balans moet zijn in de programmering
tussen veilige en avontuurlijke keuzes, en dat deze elkaar ook faciliteren: John Schut: “zeg
maar dat kleine bands, interessante bands waarvan we denken van ‘hee, dat moet hier echt
staan’, omdat dat past binnen het totaalprogrammering, ja, dat kost ons zo veel geld, dat
moet dan daar vandaan komen. Dus zo proberen we dat een beetje in balans te brengen”.
Hoe is de programmering nu concreet veranderd? Volgens Schut was het muzikale aanbod
van Het Bolwerk vroeger beperkt: “vroeger waren de pijlers […], chargeer ik het een heel
klein beetje, maar goed, hiphop, blues, metal, dat was het”. Tegenwoordig bestaat dit beleid
dus niet meer en is het muzikale aanbod breder geworden. Reen: “[er] is meer pop bij
gekomen, bijvoorbeeld. Tributes deed ik eerst ook echt heel weinig, […] dat is nu een keer
per twee maanden. [Dat] is een commerciële keuze. Want tributes lopen”. Volgens Schut is
ook jazz een nieuw element binnen de programmering van Het Bolwerk. Een vraag die
gesteld kan worden is hoe de meer veilige programmering van Het Bolwerk sinds de
transformatie in relatie staat tot de fusie. De organisatie dient nu namelijk niet alleen
zichzelf te ‘bedruipen’, maar een bijdrage te leveren aan de financiële huishouding van een
grotere culturele organisatie: Cultuurkwartier Sneek.
In relatie tot globalisering is de vraag in hoeverre de programmering van Het
Bolwerk onder invloed staat van wereldwijd actieve bedrijven als Live Nation. Dit
Amerikaanse bedrijf staat bekend als een absolute marktleider op het gebied van
Van jongerencentrum tot poppodium?
50
evenementen. Tegenwoordig is ook het grootste Nederlandse boekingskantoor Mojo
Concerts (opgericht in 1968) een dochteronderneming van Live Nation. Ook deze fusie is
een duidelijk voorbeeld van de opgang van kleine(re) bedrijven in grote multinationals,
met alle mogelijke risico’s van dien. Reen geeft aan: “de enige connectie die er is, is dat ik
bands bij Mojo boek, wat een onderdeel is van Live Nation. LN heeft verder geen belang in
het podium. Het beïnvloedt het programma niet direct, maar Mojo heeft natuurlijk een erg
groot roster, met (inter)nationaal aansprekende acts en die wil ik wel graag in m'n
programma hebben. Dus in die zin zijn ze wel een belangrijke partner”6.
Zoals in voorgaande alinea reeds benoemd bestaat er een relatie tussen de
programmering en de doelgroep van Het Bolwerk. Het willen achterlaten van het juk van
‘jongerencentrum’ is op zich al een concrete aanwijzing voor het veranderde beleid ten
aanzien van de doelgroep van Het Bolwerk, dat door Schut bevestigd wordt: “doelgroep is
wel boven de 25.” Ook hier oefent de druk om omzet te genereren invloed uit: “het publiek
vanaf 25 jaar […] heeft inderdaad meer te besteden”. De stelling dat poppodia zich dankzij
de snelle verspreiding van muziek via internet niet meer kunnen veroorloven zich tot
specifieke doelgroepen te beperken en zodoende genoodzaakt zijn een meer gevarieerd,
commerciëler of veiliger programma aan te bieden wordt door Reen van tafel geveegd:
“Sneek blijft gewoon een provinciestadje. En ik kan heel erg graag willen […] om hier heel
bijzondere muziek neer te zetten, [maar] de realiteit wijst gewoon uit dat daar dan tien
betalende bezoekers en de hond van één van die bezoekers op af komt en daar kun je geen
podium op draaien. Dus je moet gewoon keuzes maken in je programma”. Sneek en haar
regio lijken niet het klimaat voor uitsluitend avant-gardistisch, origineel of specifiek
programma. Het Bolwerk is het enige poppodium van de regio, waardoor men een breed
publiek bedient en zich niet een te specifieke koers kan permitteren.
3.8 – Conclusie
‘Wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk?’. Deze vraag staat centraal in dit derde
hoofdstuk. Interviews met manager John Schut en programmeur Peter Reen hebben inzage
gegeven in de motieven voor de transformatie van Het Bolwerk. In het begin van dit
6 Deze informatie is na het mondelinge interview per mail door Peter Reen verstrekt.
Ype Terwisscha van Scheltinga
51
hoofdstuk is een beeld geschetst van de stad Sneek, de functie van Het Bolwerk in de regio
en de geschiedenis van het poppodium. Een ontwikkeling die de transformatie van
2008/2009 in zowel fysieke als organisatorische context in grote mate heeft beïnvloed, is
de oprichting van Cultuurkwartier Sneek. Deze organisatie omvat poppodium Het Bolwerk,
Theater Sneek en Kunstencentrum Atrium (een centrum voor kunsteducatie, waaronder
muziek). Het initiatief voor de oprichting van deze organisatie is afkomstig van de
gemeente Sneek. Manager John Schut geeft aan dat deze stap Het Bolwerk heeft gered,
maar is eveneens kritisch op de wijze waarop Het Bolwerk bij de plannen van de gemeente
werd betrokken: in een laat stadium. Voordelen van de fusie zijn er ook voor Het Bolwerk;
de organisatie profiteert van gunstige voorwaarden bij leveranciers (één grote culturele
organisatie staat sterker dan drie kleine) en het netwerk en de discipline van de twee
andere organisaties binnen Cultuurkwartier Sneek. Het huidige economische klimaat en de
tijdsgeest zijn eveneens van invloed geweest op de hogere eisen van het publiek aan
faciliteiten en service en daarmee op de transformatie van Het Bolwerk. Volgens de
organisatie zijn mensen kritischer op de prijs/kwaliteitverhouding die ‘hun’
uitgaansgelegenheid biedt. Dit betekent dat de keuze sneller valt op een sfeervolle plek met
goede service dan op een ‘afgeragde bak’ met een onverzorgde barmedewerker.
Veroudering van het pand was eveneens een motief voor de fysieke verbouwing.
Samenvattend lijkt Het Bolwerk met de transformatie tegemoet te komen aan de
tegenwoordige eisen van het publiek aan de kwaliteit van zowel het poppodium als
uitgaansgelegenheid als de organisatie als serviceverlener. In termen van concrete
veranderingen valt de schaalvergroting van Het Bolwerk op. Met dezelfde mankracht is
men van ongeveer zestig naar ongeveer honderd producties op jaarbasis gegaan. De
organisatie is niet positief over dit gegeven en stelt dat zaken als beleid, PR en marketing
ten koste gaan van het hoge tempo waarin de vele producties elkaar opvolgen. In fysieke
zin is de capaciteit van de zaal eveneens vergroot, maar niet aanzienlijk: van een maximaal
aantal bezoekers van 350 naar 450. Tegenwoordig scheidt een tussenwand de zaal van het
cafégedeelte, waar deze ruimtes vroeger één geheel vormden dat slechts werd
onderbroken door een bar waar men omheen kon bewegen. Een eigen licht- en
geluidsinstallatie, vernieuwd sanitair, lift en professioneel arbeidsmateriaal voor de
Van jongerencentrum tot poppodium?
52
medewerkers zijn overige fysieke veranderingen van Het Bolwerk. De backstageruimte is
eveneens opgesplitst: van één grote ruimte naar twee kleine(re) kleedkamers en een ruime
gang. De invulling van het programma van Het Bolwerk is met de transformatie ook
ingrijpend veranderd. Hiervoor zijn verschillende redenen. Ten eerste heeft Het Bolwerk
met de transformatie een nieuwe doelgroep aan willen spreken, waardoor pop en jazz
tegenwoordig veelvuldig deel uitmaken van het programma. Ten tweede is er
tegenwoordig sprake van meer productie en is er sprake van commerciële of veilige
programmering in de vorm van tribute-avonden.
De transformatie van Het Bolwerk kent dus verschillende elementen: een andere
organisatorische structuur, een andere uitstraling dankzij een fysieke verbouwing en een
andere programmering en doelgroep. Veranderingen die stuk voor stuk kritisch benaderd
kunnen worden. Als onderdeel van Cultuurkwartier Sneek lijkt het aannemelijk dat Het
Bolwerk (een deel van) haar autonomie heeft ingeleverd. De oprichting van deze
organisatie zou gezien kunnen worden als een poging van de gemeente Sneek om de stad
cultureel aanzien te geven en economische doelstellingen te realiseren. Als Het Bolwerk als
onderdeel van Cultuurkwartier Sneek wordt geacht hier een bijdrage aan te leveren,
bestaat het risico dat de artistiek-inhoudelijke of educatieve functie van Het Bolwerk ten
koste gaat van commerciële intenties. Op basis van de programmering zou men deze
conclusie kunnen trekken. Niet alleen worden er meer concerten aangeboden, maar voeren
‘veilige’ keuzes tegenwoordig de boventoon. Keuzes die in relatie staan tot de nieuwe
doelgroep van Het Bolwerk: 25-plussers die meer te besteden hebben dan tieners.
Daarmee lijkt de term ‘vercommercialisering’ eveneens van toepassing op Het Bolwerk.
Daarnaast bestaat het risico dat Het Bolwerk zich dankzij de intensivering van het aantal
producties ‘over-eet’. De transformatie van Het Bolwerk lijkt exemplarisch te zijn voor ‘de
verbouwingsgolf binnen de Nederlandse poppodia’ als verschijnsel. De transformatie
voldoet aan verschillende van de in hoofdstuk 2 opgesomde kenmerken. Zo hebben hogere
eisen aan kwaliteit aan service, strengere wetgeving op het gebied van ARBO en milieu,
schaalvergroting en het economische klimaat de transformatie beïnvloed. Allen kenmerken
die volgens de in hoofdstuk 2 geciteerde onderzoeken van invloed zijn op de verbouwing
van poppodia. Daarnaast past de transformatie van Het Bolwerk in het beeld van twee
Ype Terwisscha van Scheltinga
53
bredere (culturele) verschijnselen. Eén daarvan is reeds beschreven als cultural
regeneration, het proces waarbij een stadsdeel wordt getransformeerd tot terrein voor
culturele consumptie, met de mogelijke stijging van de economische waarde van de stad als
voordeel. Een vergelijkbare transformatie is die van poppodium Atak te Enschede, dat
samen met verschillende andere culturele organisaties onder de noemer Nationaal
Muziekkwartier een eigen onderkomen hebben dat centraal en goed bereikbaar in de stad
ligt. Het tweede verschijnsel is breder dan cultuur alleen en betreft de agglomeratie van
kleine(re) organisaties in grote(re), een verschijnsel dat in hoofdstuk 1 is omschreven als
een kenmerk van globalisering.
Van jongerencentrum tot poppodium?
54
Hoofdstuk 4 – Reacties op Het vernieuwde Bolwerk
In dit voorlaatste hoofdstuk staat de vierde en laatste deelvraag van dit onderzoek centraal:
“wat is de opinie van de bezoeker van toen en nu over het vernieuwde poppodium?”. Om
een antwoord op deze vraag te kunnen formuleren zijn interviews afgenomen met vier
respondenten. De gekozen vorm is identiek aan de interviews met de organisatie: het
gestructureerde expertinterview. In dit hoofdstuk zijn de ‘experts’ vier mannen in de
leeftijdscategorie 28-30, allemaal getogen in Sneek en van jongs af aan actief geweest in Het
Bolwerk als bezoeker en soms ook als muzikant. Het profiel van deze respondenten sluit
daarmee aan op die van mij als schrijver van deze scriptie. Deze keuze is een bewuste
geweest en de uitkomst van deze interviews is daarmee geenszins representatief voor ‘het
publiek’ van Het Bolwerk in het algemeen. Vrouwen, tieners en veertigplussers vertellen
mogelijkerwijs (of waarschijnlijk) een ander verhaal en zijn in deze scriptie bewust buiten
beschouwing gelaten. Niettemin was de opzet om een ‘sfeerbeeld’ van de beleving van een
generatie te schetsen die zijn wortels in Sneek heeft liggen. Een generatie voor wie Het
Bolwerk een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van zijn identiteit en smaak
en zelfs in zijn algemene vorming en sociale ontwikkeling. ‘[Kwalitatief] onderzoek is
gericht op de zin en betekenis voor de betrokkenen op de werkelijkheid zoals zij die
ervaren” (Ranshuysen, 1999: 34). In de interviews is gezocht naar het sentiment en de
denkbeelden van de respondenten bij Het Bolwerk om de verschillen tussen vroeger en nu
in kaart te brengen. Het doel van deze aanpak is het blootleggen van een patroon in de
verzamelde data en op basis daarvan een conclusie te kunnen formuleren. De vragen zijn
samengesteld op basis van de theorie in de eerste hoofdstukken en de informatie die door
de organisatie is verstrekt. De verkregen informatie is geanalyseerd op basis van
onderwerpen, waar de juiste tekstfragmenten bij zijn gezocht. De voornaamste inzet van de
publieksinterviews was het in kaart brengen van de beleving van de respondenten in Het
Bolwerk na de verbouwing, uiteraard in relatie tot hun beleving in Het Bolwerk van voor de
transformatie van 2008/2009. Het onderwerp ‘beleving’ is algemeen en kan verschillende
facetten omvatten. Hiervoor is gekozen om gesprek op gang te brengen en de respondenten
niet bij voorbaat een beperking op te leggen. Verschillende elementen van Het Bolwerk
(van nu af aan staand voor ‘Het Bolwerk van na de transformatie’) kwamen dan ook naar
Ype Terwisscha van Scheltinga
55
voren in de interviews. Uitstraling, programmering aanwezigheid van vrienden, fysieke
ruimtes en een gevoel van vrijheid zijn daarvan enkele voorbeelden.
4.1 – “Persoonlijk heb ik het gevoel alsof ik […] een Ikea binnenloop”
Het veranderde uiterlijk (en/of de veranderde uitstraling) van Het Bolwerk is een in het
oog springend element van de transformatie. Dit onderwerp kwam dan ook uitgebreid aan
bod in de interviews. Respondent 1 is duidelijk over het ‘nieuwe jasje’ waarin Het Bolwerk
is gestoken: “als je het gebouw zelf bekijkt, puur […] visueel zou ik zeggen, dan beoordeel ik
het gewoon laag. Echt een ziekenhuis-idee, gewoon schoon, netjes, strak, klinisch, gewoon
heel… Ja, identiteitsloos”. Respondent 1 benoemt tussen de regels door dat een cultureel
podium een bepaalde historische waarde moet bezitten: “elk nieuw gebouw is voor mij niet
cultureel, zeg maar. Dat maak je het met zijn allen […] in de loop van de jaren”. Over Het
Bolwerk van voor de transformatie zegt hij: “het vorige was gewoon vuig. Het straalde ook
echt gewoon wel cultuur uit, zeg maar”. De titel van deze paragraaf is afkomstig van
respondent 2, die daarmee evenmin een blad voor de mond neemt betreffende zijn mening
over het veranderde uiterlijk van Het Bolwerk. Een interessante opmerking gezien de
thematiek van deze scriptie, daar hij impliceert een uniform poppodium te beleven. Een
implicatie die hij later in het gesprek bevestigt: “Het heeft helemaal geen eigen gezicht
meer vind ik”. Respondent 3 is overwegend7 positief over het veranderde uiterlijk van Het
Bolwerk: “het is wel veel moderner, maar ergens vind ik dat ook wel weer… Ja, mooie
uitstraling, gewoon netjes, goed geregeld”. Ook de vierde respondent is positief gestemd
over het tegenwoordige uiterlijk van Het Bolwerk: “als je naar [het uiterlijk] kijkt […] kun je
ook wel zeggen dat het goed voor elkaar is”. Toch gebruikt respondent 4 ook termen om
Het Bolwerk te typeren die overeenkomstig dan wel vergelijkbaar zijn met de antwoorden
van de overige respondenten: “[…] het is iets sterieler. Iets netter, schoner, dat merk je
wel”.
7 In de vorm van de backstage benoemt respondent 3 ook een negatief element van het veranderde uiterlijk van
Het Bolwerk: “dat is nu heel steriel. [Vroeger] was het echt een supergezellig gedeelte met pooltafel en een barretje, en… één groot gedeelte. [Zoals] grotere poppodia altijd van die kleinere losse kamertjes hebben, dat hebben zij nu ook. Dat vind ik echt wel minder.””.
Van jongerencentrum tot poppodium?
56
Ofschoon de waardeoordelen over het veranderde uiterlijk en de veranderde
uitstraling van Het Bolwerk per respondent verschillen, zijn termen als ‘steriel’, ‘netjes’ en
‘klinisch’ gemeenschappelijke delers in de interviews. De vergelijking met Ikea kan, in een
pessimistisch-globalistisch perspectief, geïnterpreteerd worden een devaluering van
uniciteit van Het Bolwerk. Tezamen met de vergelijking met een ziekenhuis, kan Het
Bolwerk gezien worden als wat de Franse antropoloog Marc Augé omschrijft als een ‘non-
place’: een plaats zonder historie en identiteit (Augé, 1995: 77, 78). Bevindingen als het
gebrek aan een eigen gezicht of identiteit, door verschillende respondenten genoemd,
sluiten nauw op deze opvatting aan. De door respondent 1 genoemde historische waarde,
die essentieel is voor het unieke karakter van een poppodium, ligt eveneens in het
verlengde van Augé’s definitie van een ‘non-place’.
Modern interieur in het cafégedeelte van Het Bolwerk anno 2014
Ype Terwisscha van Scheltinga
57
Het cafégedeelte voor de transformatie
4.2 – De neo-liberale standaard versus vrijheid
De toiletten in Het Bolwerk zien er tegenwoordig beter uit en zijn ruimer opgezet. De
karakteristieke punker met dreadlocks achter de bar heeft plaats moeten maken voor een
net geklede vrijwilliger met een hygiëne- en tapdiploma. Licht- en geluidsinstallaties zijn
nieuw aangekocht. Kortom; faciliteiten en service zijn geconformeerd aan een moderne,
universele standaard en het poppodium voldoet daarmee aan de meetbare criteria van het
hedendaagse, neo-liberale tijdperk. Op de vraag of deze vernieuwingen Het Bolwerk tot een
fijnere uitgaansgelegenheid maken dan vroeger, zijn de antwoorden eenduidig. Respondent
1: “het is juist voor mij onpersoonlijker geworden, daardoor”. Ook de strengere beveiliging
draagt niet positief bij aan de beleving van deze respondent: “beveiliger, en al die fancy
lichtjes enzo, ik ga naar de wc, dat is allemaal heel klinisch”. Respondent 2 laat soortgelijke
geluiden horen: “ik vind persoonlijk juist dat door al dat soort zaken sfeer ontbreekt”.
Respondent 3 is neutraal ten aanzien van de veranderingen in faciliteiten en service en
geeft aan dat het niet uitmaakt hoe het toilet er bij ligt of wie zijn biertje tapt. Respondent 4
geeft te kennen dat een schoon toilet en opgeleid barpersoneel ‘op papier’ goed klinken,
Van jongerencentrum tot poppodium?
58
maar dat hij van mening is dat dergelijke zaken Het Bolwerk in de praktijk niet tot een
fijnere uitgaansgelegenheid maken: “Nee, om eerlijk te zijn […] zou je zeggen van wel, maar
ja, ik ervaar dat niet zo”. Respondent 1 geeft te kennen dat een zekere mate van wanorde
bij de sfeer van een poppodium past: “[in] de zaal zelf, daar wordt wel gewoon bier
neergegooid, en dan is het donker dus dan zie je ’t niet zo”. Zelf omschrijft hij dit als
‘spanning’: “de dingen er omheen die een beetje netjes zijn, en niet meer spannend […]”.
Ook uit de formuleringen van respondent 4 blijkt een bepaalde behoefte aan vrijheid,
wanneer hij gevraagd wordt naar zijn beleving van gezelligheid en intimiteit in Het
Bolwerk: “ik vind het minder vrij. Voorheen was het voor mijn idee wel een plek waar het
iets vrijer was, waar iets meer kon”. Op de vraag waar dat gevoel in schuilt: “het zin in
regels”. Ondanks het feit dat deze respondent positief gestemd is over de uitstraling en het
uiterlijk van Het Bolwerk op zich, erkent hij dat er wel een verband is tussen de uitstraling
van het gebouw en zijn gevoel voor vrijheid: “dat je dingen moet laten om die netheid in
stand te houden”. Respondent 1 spreekt in termen van ‘veilig’ en ‘gevaarlijk’ om de
tegenstelling tussen controle en vrijheid aan te duiden. Ook hij refereert in de context aan
het aanzien van Het Bolwerk: “het ziet er heel veilig uit allemaal, en dat past niet bij muziek
vind ik”. De ‘punker achter de bar’ spreekt wat dat betreft tot de verbeelding: “ik hou daar
wel van, dat ruige types gewoon komen daar en dat het wat gevaarlijk lijkt, zeg maar”.
De opmerkingen van de respondenten duiden erop dat de neo-liberale koers van
Het Bolwerk ten koste gaat van de informaliteit en de vrijheid die respondenten wensen te
ervaren. De beveiligers, de betere faciliteiten en algemene netheid of ordelijkheid van het
gebouw lijken zo een sfeer te creëren waarin bezoekers zich minder vrij voelen. Waar
Gielen sprak van intimiteit, informaliteit en ‘onmeetbaarheid’ als voorwaarden voor een
goede of authentieke artistieke productie, beschouw ik bezoekers in deze context ook als
onderdeel van de artistieke praktijk. Een podiumkunstuiting (het concert) als kunstwerk
wordt pas geslaagd of sfeervol dankzij de bijdrage van het publiek. Zoals in paragraaf 2.4
reeds genoemd, beschouwen ook Holt en Wilders intimiteit als een voorwaarde voor een
geslaagde ‘performance’. De notie van de ‘onttoverde wereld’ omvat eveneens enkele
begrippen die te relateren zijn aan de opmerkingen van de respondenten over vrijheid in
Het Bolwerk. Berekenbaarheid, voorspelbaarheid en efficiëntie zijn deze begrippen.
Ype Terwisscha van Scheltinga
59
Beveiligers, sinds de transformatie onderdeel van het ‘straatbeeld’ in Het Bolwerk, zijn
belast met de instandhouding van de veiligheid. Situaties worden ingeschat en risico’s
uitgesloten; een voorbeeld van berekenbaarheid. Eveneens wordt de beveiliging ingezet
om de zaal na afloop van een concert figuurlijk schoon te vegen, zodat het letterlijke
schoonvegen kan aanvangen; een voorbeeld van efficiëntie. De hygiëneopleiding die het
tegenwoordige barpersoneel heeft moeten volgen, is eveneens een kwestie van risico’s
uitsluiten. De aanwezigheid van faciliteiten die voldoen aan de moderne standaard, met het
vernieuwde sanitair als voorbeeld, kan worden geïnterpreteerd als een voorbeeld van
voorspelbaarheid. Samenvattend lijkt er volgens de respondenten sprake te zijn van een
bureaucratisering van de organisatie van het podium en de ervaring.
Informaliteit in Het Bolwerk van voor de transformatie
4.3 – Een nieuw format en een breder aanbod
Als onderdeel van Cultuurkwartier Sneek is Het Bolwerk opgegaan in een grotere culturele
organisatie. Sinds de transformatie van 2008/2009 worden met dezelfde middelen bijna
twee keer zoveel producties ‘gedraaid’. Met een verbreding van de doelgroep voor ogen is
ook de invulling van het programma grondig herzien. Waar Het Bolwerk vroeger
voornamelijk een metal-, hip-hop- en bluespubliek bediende, maken tegenwoordig ook
Van jongerencentrum tot poppodium?
60
pop, jazz en tributes regelmatig onderdeel uit van het programma. Incidenteel passeren
ook reggae, punk en elektronische muziekstromingen de revue. Hoe zien de respondenten
het nieuwe format onder de vlag van Cultuurkwartier Sneek en de veranderingen in het
programma?
De visie van respondent 1 op de samenwerking met Kunstencentrum Atrium en
Theater Sneek als Cultuurkwartier Sneek vertoont overeenkomsten met het concept van de
‘onttoverde wereld’ van Max Weber: ik denk dat als je zoveel instellingen […] of onderdelen
in [een] overkoepelende […] organisatie gooit… daar moeten gewoon afspraken gemaakt
worden om dingen goed te laten lopen. En dan ga je altijd van een bepaalde standaard uit
[…] van dit moeten we wel doen, dit moeten we niet doen, dus er worden gewoon
afspraken gemaakt waardoor, voor mijn gevoel, ook een beetje de spontaniteit wordt
weggehaald [..]”. Het verlies van spontaniteit als gevolg van standaardisering is waar
Weber van sprak. Respondent 1 voegt nog toe: “[…] die mensen die [daar] werken horen
ook af en toe een beetje impulsief iets te kunnen plannen en volgens mij is die ruimte daar
niet”. Op basis van Held, Tomlinson en Hopper is in paragraaf 1.2.1 de pessimistisch-
globalistische visie uitgelegd. Dit perspectief ziet globalisering als een globale cultuur,
waarin nationale en lokale tradities, gebruiken en andere elementen verdwijnen. Er bestaat
vrees voor een homogene cultuur waarin verschillen steeds minder zichtbaar zullen zijn.
Ten aanzien van de reorganisatie onder de noemer Cultuurkwartier Sneek merkt
respondent 2 op: “[…] persoonlijk denk ik dat het juist jammer is […]. De geschiedenis van
Het Bolwerk heeft natuurlijk wel een beetje een eigen karakter, maar dat gaat helemaal
verloren. Een beetje ondergedompeld door een grote [organisatie]”. Ofschoon globalisering
een beweging op macroniveau is en de fusie van Het Bolwerk een ontwikkeling op
mesoniveau, is een parallel zichtbaar. Evenals respondent 1 verwacht ook respondent 2 dat
Het Bolwerk onder de vlag van Cultuurkwartier Sneek minder bewegingsvrijheid heeft: “ik
denk dat er weinig ruimte is voor Het Bolwerk zelf om invulling te geven aan hoe ze zaken
willen hebben”. Dat dit in de praktijk in een bepaalde mate het geval is, is door de
organisatie bevestigd (zie paragraaf 3.1). Respondent 3 beoordeelt de fusie van Het
Bolwerk als een commerciële zet: “[om] mensen te trekken, geld binnen te halen, het
commerciële weet je […]. Ik neem aan dat je ook makkelijker zeg maar vanuit een
Ype Terwisscha van Scheltinga
61
muziekschool eventjes iets kunt organiseren in Het Bolwerk waardoor er weer […] mensen
komen consumpties afnemen”. Respondent 4, ten slotte, herkent ook een keerzijde van de
fusie: “waar ik wel sterk aan zit te denken, er zijn ook wel dingen geofferd om dit te
bewerkstelligen”. In deze context noemt hij de Popkelder, een oefenruimte onder beheer
van welzijnsorganisatie Timpaan, die in 2010 definitief haar deuren sloot. Een oefenruimte,
waarvan de “de kracht was […] dat het niet echt gecontroleerd was, dat het vrij was”.
Respondent 4 lijkt hiermee te bedoelen dat de gemeentelijke investering in een
grootschalige culturele organisatie ten koste is gegaan van investering in de ontwikkeling
van de lokale cultuur. Ook respondent 1 maakt in deze context melding van de Popkelder.
Deze bevindingen sluiten aan op een conclusie van onderzoekers Dee & Schans in
‘Poppodia in cijfers 2012’, waarin zij naast uitholling van de artistiek-inhoudelijke functie
van poppodia ook ‘minder speelmogelijkheden voor nieuw en (nog) onbekend talent’ als
gevolg van een meer ‘populaire’ programmering benoemen (zie paragraaf 2.3). Kortom;
alle respondenten benoemen (mogelijke) nadelen van de fusie.
Betreffende de veranderingen in het aanbod van Het Bolwerk, benoemt respondent
1 het aanbieden van een breed scala aan muziekgenres een goede zaak: “het is natuurlijk
niet zo dat een cultureel podium helemaal moet bestaan uit drie muzieksoorten”. Eveneens
geeft hij aan tegenwoordig een bepaalde mate van exclusiviteit te missen in het
programma van Het Bolwerk: “vroeger had je gewoon echt wel één black metal-show met
een vette band of een vette hardcoreshow met een band die normaal nooit kwam […]”. In
deze context merkt hij op dat tegenwoordig veel acts worden geprogrammeerd die al vaker
in Het Bolwerk te zien zijn geweest, of een omvangrijke tournee doen. Respondent 2 geeft
aan dat het tegenwoordige, meer gevarieerde aanbod minder goed aansluit op zijn
persoonlijke smaak. Los daarvan bemerkt hij: “[jij] gaf aan dat het zeg maar dat er meer
ruimte was gekomen voor [pop en jazz], maar ik heb niet het idee dat er meer ruimte is
gekomen, maar dat het […] compleet [is] overgenomen!”. Respondent 3 geeft op zijn beurt
aan dat de programmering van Het Bolwerk tegenwoordig beter aansluit op zijn
persoonlijke smaak, maar erkent dat de meer ‘veilige’ programmering een schaduwzijde
heeft: “het mooiste zou zijn als je twee podia had, één echt zo’n vaste kernbase-achtig, een
beetje underground, en de andere voor de… Ze zijn nu de weg ingeslagen in het
Van jongerencentrum tot poppodium?
62
commerciële”. Mogelijke nadelen van een commerciële (of, in het jargon van de organisatie,
‘veilige’) programmering zijn in deze scriptie reeds genoemd. Onderzoekers Dee & Schans
in ‘Poppodia in cijfers 2012’ (zie paragraaf 2.3): ‘populairder […] programma betekent over
het algemeen uitholling van de artistiek-inhoudelijke functie van poppodia’. Fabian Holt
noemde kapitalisme een bedreiging voor ‘performance’ (zie paragraaf 2.4).
In relatie tot de rol van Het Bolwerk in de regio bemerken de respondenten
eveneens een verschuiving in beleid. Respondent 1 geeft aan dat hij denkt dat Het Bolwerk
met een bredere programmering een nieuw publiek van buiten de stad probeert te
mobiliseren: “nu heb ik het idee dat ze een nieuw publiek proberen aan te boren van
toeschouwers die muziek willen aanhoren van buiten de stad […]”. In paragraaf 3.1 is
beschreven hoe sommige culturele instellingen worden opgericht of gebouwd om bij te
dragen aan het bereiken van gemeentelijke economische doelstellingen of het profilering
van de stad. Dit verschijnsel is omschreven als cultural regeneration. Respondent 2 geeft
aan dat de oprichting van Cultuurkwartier Sneek hier volgens hem een voorbeeld van zou
kunnen zijn: “misschien dat ze toch meer mensen uit Friesland […] naar Sneek willen halen
om […] meer een culturele stad van Sneek te maken. Persoonlijk vind ik dat ze daar de
plank misslaan”. Respondent 4 benoemt dat Sneek als grootste stad van de regio ook de
omliggende dorpen faciliteert voor wat betreft livemuziek en entertainment: “[…] Sneek
heeft in mijn ogen, […] ik heb het zelf ervaren, wel een centrumfunctie”.
4.4 – Conclusie: is Het Bolwerk Het Bolwerk gebleven?
De titel van deze paragraaf is letterlijk als zodanig aan de respondenten voorgelegd, te
meer daar de organisatie van Het Bolwerk zelf de stelling innam dat Het Bolwerk Het
Bolwerk is gebleven. Ofschoon ik nogmaals wens te benadrukken dat er geen algemene
conclusie over de kwaliteit van Het Bolwerk aan de antwoorden mag worden verbonden,
zijn de antwoorden van de respondenten op deze vraag onderdeel van hun sentiment bij
Het Bolwerk. Respondent 1 maakt in zijn antwoord onderscheid tussen verschillende
elementen die voor hem samen ‘Het Bolwerk’ vormen: “qua gebouw heb ik er helemaal
niks meer mee, qua inhoud ook niet, […] qua podium nog wel een beetje, is eigenlijk
hetzelfde, maar ik denk dat de sfeer vooral is… de mensen die er komen”. Respondent 2:
Ype Terwisscha van Scheltinga
63
“voor mij persoonlijk is dat niet zo. Ik vind dat het enorm veranderd is […]. Er is weinig van
overgebleven, vind ik”. Respondent 3 is genuanceerd in zijn formulering: “dat kun je ook
weer van twee verschillende kanten in kijken. Aan de ene kant is dat heel logisch want Het
Bolwerk is gewoon iets historisch ergens, [dat je] gewoon [moet] behouden”. Anderzijds
geeft hij aan dat Het Bolwerk niet meer hetzelfde is als voor de transformatie: “aan de
andere kant is het zo erg veranderd, ze zouden er misschien ook wel mee wegkomen als de
naam was veranderd”. Respondent 4, ten slotte, is duidelijk in zijn antwoord: “‘mijn’
Bolwerk is er niet meer”. Uit de antwoorden van de respondenten blijkt in ieder geval dat
Het Bolwerk ook in hun ogen ingrijpend is veranderd.
In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk is het vernieuwde uiterlijk van Het Bolwerk
aan bod gekomen. De meningen zijn in balans; twee respondenten beoordelen het nieuwe
jasje van Het Bolwerk op zich als positief en de twee anderen als negatief. Omschrijvingen
als steriel, netjes en klinisch worden door meerdere respondenten genoemd.
Vergelijkingen met Ikea en een ziekenhuis zijn gerelateerd aan de ‘non-place’ van de Franse
antropoloog Marc Augé: een plaats zonder historie en identiteit. In de tweede paragraaf
wordt de mening van de respondenten over de vernieuwde faciliteiten en service van Het
Bolwerk behandeld. Wat blijkt, is dat de respondenten weinig waarde hechten aan deze
vernieuwingen (alsmede het in paragraaf 4.1 vernieuwde uiterlijk van Het Bolwerk) en, in
sommige gevallen, als negatief beoordelen. Twee respondenten geven aan dat de klinische
uitstraling en de toename van regels hun gevoel van spanning en vrijheid in Het Bolwerk
belemmeren. Dit gegeven is in verband gebracht met begrippen als berekenbaarheid,
voorspelbaarheid en efficiëntie, dit volgens Max Weber kunnen leiden tot wat hij
‘onttovering van de wereld’ noemt. In het verlengde daarvan is de toename van regels en
de conformering aan moderne maatstaven uitgelegd als een neo-liberaal verschijnsel. Waar
intimiteit, informaliteit en onmeetbaarheid van wezenlijk belang zijn voor een goede of
authentieke artistieke praktijk (in een poppodium zijn concertgangers onderdeel van het
‘podiumkunstwerk’), worden deze elementen juist aan banden gelegd door een toename
van regels; een proces dat als bureaucratisering omschreven kan worden.
Ten aanzien van de fusie van Het Bolwerk met Kunstencentrum Atrium en Theater
Sneek in de organisatie Cultuurkwartier Sneek laten de respondenten verschillende
Van jongerencentrum tot poppodium?
64
geluiden horen: vrees voor het verlies van spontaniteit door standaardisering, verlies van
eigen karakter, verminderde autonomie en commercialisering. Met betrekking tot de
veranderingen in de programmering zijn de persoonlijke meningen verdeeld. Echter, los
van persoonlijke smaak, wordt ook hier door twee respondenten een commerciële invloed
bemerkt. Populairder of veiliger programma kan tot uitholling van de artistiek-inhoudelijke
functie van een poppodium leiden. Met betrekking tot de rol van Cultuurkwartier Sneek in
de regio zijn profilering van de stad en het bedienen van een breder publiek door de
respondenten als argumenten genoemd.
Ype Terwisscha van Scheltinga
65
Hoofdstuk 5 – Conclusie
In dit vijfde en afsluitende hoofdstuk zal een antwoord worden geformuleerd op de
hoofdvraag van dit onderzoek, die tot stand kwam op basis van persoonlijke interesse in
het oordeel van ‘vaste’ bezoekers over de transformatie van hun vertrouwde poppodium,
alsmede interesse in globalisering.
In het eerste hoofdstuk is het begrip ‘globalisering’ geïntroduceerd als een beweging
die onderlinge verbondenheid en wederzijdse beïnvloeding als kenmerken heeft. Een
beweging die zich op alle maatschappelijke niveaus afspeelt en naties, mensen, organisaties
en culturen kan betreffen. Eveneens zijn twee verschillende zienswijzen op globalisering
geïntroduceerd: positief globalisme en pessimistisch globalisme. In de context van cultuur
verklaart de eerste zienswijze culturele diversiteit als een positief gevolg van globalisering;
een toenemende onderlinge verbondenheid leidt tot interactie en daarmee tot culturele
diversiteit. Het pessimistisch globalisme, daarentegen, is een zienswijze waarin culturele
homogeniteit als gevolg van globalisering wordt gezien. Toenemende onderlinge
verbondenheid en wederzijdse beïnvloeding leiden tot een globale cultuur, waarin lokale
elementen verdwijnen. Een andere interpretatie van globalisering is gegeven in de vorm
van ‘verwesterlijking’, een proces waarin industrialisatie en urbanisatie zichtbaar zijn.
Processen van integratie, waarin kleine partijen (organisaties of mensen) integreren in
grote(re) partijen. De term cultural regeneration is gebruikt om de urbanisatie van cultuur
te verduidelijken: de mate waarin stedelijk gebied fysiek wordt getransformeerd tot terrein
van culturele consumptie. In de muzieksector zijn dergelijke processen (van integratie) ook
zichtbaar. De steeds verder groeiende oligopolie in de platenindustrie is daar een
voorbeeld van, evenals het ontstaan van een organisatie als House Of Blues, een keten van
uniforme poppodia in Amerika.
In hoofdstuk twee is de geschiedenis en de omvang van de professionele
Nederlandse poppodiumsector geschetst. Als motief voor de verbouwingsgolf binnen de
sector is ‘professionalisering’ genoemd. Globalisering van vraag en aanbod, hogere eisen
aan kwaliteit en service, strengere wetgeving op het gebied van ARBO en milieu,
schaalvergroting, rookbeleid en de kredietcrisis zijn vervolgens genoemd als motieven
voor professionalisering. Eveneens is het neo-liberalisme geïntroduceerd: een paradigma
Van jongerencentrum tot poppodium?
66
(of ideologie) waarin meetbaarheid centraal staat. In de context van een poppodium kan
het nastreven van bepaalde criteria (zoals die van het Fonds Podiumkunsten, teneinde
aanspraak te maken op subsidiëring) leiden tot een toename van bureaucratie en regels in
het poppodium en daarmee tot een devaluatie van informaliteit, intimiteit en vrijheid in het
poppodium; voorwaarden voor een gezonde artistieke praktijk. Omdat het publiek in de
context van een concert zelf onderdeel is van het ‘podiumkunstwerk’ zijn deze
voorwaarden ook in een poppodium belangrijk. Een belangrijke tussentijdse conclusie is
geformuleerd: het bestaan van een relatie tussen professionalisering, schaalvergroting en
verbouwing. Kleinschaligheid gaat dikwijls gepaard met onprofessionele organisaties.
Schaalvergroting door fusie is een ontwikkeling die ook in de poppodiumsector zichtbaar
is. Mogelijke nadelen van professionalisering in de vorm van schaalvergroting en
verbouwing zijn eveneens genoemd. In de praktijk blijkt schaalvergroting de organisaties
vaak voor problemen te stellen, omdat de personele capaciteit geen gelijke tred houdt met
de omvang van de organisatie en haar productie. In de context van het pessimistisch
globalisme bestaat eveneens het risico dat de integratie van kleine organisaties in grote(re)
organisaties leidt tot homogeniteit; het verlies van karakter en een eigen gezicht. Het
belang van het unieke karakter is in de laatste paragraaf van het hoofdstuk benadrukt.
Poppodium Het Bolwerk te Sneek is in het derde hoofdstuk als casestudy aan bod
gekomen. Geconcludeerd is dat de transformatie van Het Bolwerk tot een andere
organisatorische structuur, een veranderde uitstraling dankzij een fysieke verbouwing en
een veranderde programmering en doelgroep heeft geleid. Dankzij de samenwerking met
twee andere culturele instellingen onder de paraplu van een grote(re) culturele instelling is
Het Bolwerk een voorbeeld van een gefuseerde organisatie. Vanuit een pessimistisch-
globalistisch perspectief kan de kritische vraag worden gesteld of Het Bolwerk door deze
verandering het risico loopt een deel van haar autonomie en/of identiteit te verliezen. De
instelling waar de organisatie nu onderdeel van is, is geïnitieerd door de gemeente Sneek.
Indien hierbij economische motieven of profilering van de stad een rol hebben gespeeld,
kan eveneens kritisch gekeken worden naar de ‘opvoedkundige’ functie van het
poppodium. Schaalvergroting is eveneens zichtbaar in de transformatie van Het Bolwerk,
in de vorm van een geringe vergroting van de zaalcapaciteit, maar voornamelijk in de vorm
Ype Terwisscha van Scheltinga
67
van een intensivering van het aantal producties. Deze schaalvergroting brengt eveneens
het risico van ‘over-eten’ met zich mee; financiële problemen ten gevolge van een
overbelaste organisatie. Op basis van de programmering en de ‘upgrade’ van het gebouw
richting de moderne maatstaven, lijkt de organisatie zich te conformeren aan de wensen
van een bredere doelgroep. Meer ‘veilige’ keuzes zijn onderdeel van het programma,
waarmee een meer commerciële koers een feit lijkt te zijn en gesteld zou kunnen worden
dat de artistiek-inhoudelijke functie van het poppodium in het geding is geraakt.
In hoofdstuk vier is de transformatie van Het Bolwerk getoetst aan de mening van
enkele ‘vaste klanten’ van Het Bolwerk. Betreffende de nieuwe organisatorische structuur
van Het Bolwerk blijken de respondenten unaniem negatief: vrees voor het verlies van
spontaniteit ten gevolge van standaardisering, verlies van eigen karakter, verminderde
autonomie en commercialisering worden in deze context genoemd. Aangaande het ‘nieuwe
jasje’ van Het Bolwerk verschillen de waardeoordelen, maar omschrijvingen als steriel,
netjes en klinisch worden door meerdere respondenten genoemd. Deze antwoorden zijn
gerelateerd aan de omschrijving van een ‘non-place’: een plaats zonder historie en
identiteit. Verschillende respondenten omschrijven de veranderde programmering als
‘commercieel’.
‘Wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk te Sneek, hoe heeft globalisering de
transformatie beïnvloed en wat is de opinie van de bezoeker van toen en nu over het
vernieuwde poppodium? In hoeverre illustreert deze transformatie de verbouwingsgolf
van de Nederlandse poppodia?’. De hoofdvraag van dit onderzoek is opgebouwd uit
verschillende elementen. Een andere organisatorische structuur, een veranderde
uitstraling dankzij een fysieke verbouwing en een veranderde programmering en
doelgroep is het uiteindelijke antwoord op het eerste deel van de vraag. Het tweede deel
van de vraag betreft de relatie tussen globalisering en de transformatie van Het Bolwerk.
Indien men globalisering uitsluitend interpreteert als beweging op macroniveau, dan is een
relatie betwistbaar; Het Bolwerk is niet onderdeel geworden van een House Of Blues-
achtige keten en valt niet onder de vleugels van een multinational. Op meso- of
bedrijfsniveau is wel een belangrijke overeenkomst zichtbaar; Het Bolwerk is geïntegreerd
Van jongerencentrum tot poppodium?
68
in een grotere organisatie. Op basis van dit gegeven blijkt bij de respondenten (de
bezoekers van toen en nu) een gedachte te leven die past in de context van het
pessimistisch globalisme: de vrees dat Het Bolwerk aan spontaniteit, karakter en
autonomie inlevert en meer vanuit commerciële motieven handelt. Eveneens ervaren de
respondenten, in antwoord op het derde deel van de hoofdvraag, een vermindering van
informaliteit en vrijheid in Het Bolwerk als gevolg van een toename van het aantal regels,
die bestaan omdat de organisatie professionaliteit nastreeft. De transformatie van Het
Bolwerk voldoet aan een aantal kenmerken van de verbouwingsgolf binnen de
Nederlandse poppodia en is daarmee gedeeltelijk representatief voor dit verschijnsel.
Hogere eisen aan kwaliteit en service, strengere wetgeving op het gebied van ARBO en
milieu, schaalvergroting en het economische klimaat hebben de transformatie beïnvloed.
Daarnaast past de transformatie van Het Bolwerk in het verschijnsel dat bekend staat als
cultural regeneration, het proces waarbij een stadsdeel wordt getransformeerd tot terrein
voor culturele consumptie, met de mogelijke stijging van de economische waarde van de
stad als voordeel. Naast Het Bolwerk is poppodium Atak een vergelijkbaar voorbeeld,
evenals de terreinen Arena Boulevard te Amsterdam en Euroborg te Groningen.
Ype Terwisscha van Scheltinga
69
Bibliografie
Boeken
Appadurai, A., 1996: Modernity at large. Minnesota, University of Minnesota Press.
Held, D., 2000: A globalizing world? Culture, economics, politics. London, Routledge.
Hopper, P., 2007. Understanding cultural globalization. Cambridge, Polity Press.
Krims, A., 2007. Music and urban geography. New York, Taylor & Francis Group.
Giddens, H., 1990. The consequences of modernity. Stanford, CA, University Press.
Gielen, P., 2012: Teaching art in the neoliberal realm. Amsterdam, Valiz.
Gielen, P. 2010: The murmuring of the artistic multitude. Amsterdam, Valiz.
MacGregor Wise, J., 2008. Cultural globalizaton – a user’s guide. Oxford, Blackwell
Publishing.
Ranshuysen, L., 1999: Handleiding publieksonderzoek voor podia en musea. Amsterdam,
Boekmanstudies.
Wilders, M. L., 2012: Theaterbeleving in het belevenistheater.
Artikelen
Malm, K., 2001. Globalization – localization, homogenization, diversification and other
discordant trends: a challenge to music policy makers. In: Global repertoires: popular music
within and beyond the transnational music industry. Burlington, VT: Ashgate, 89-96.
Van jongerencentrum tot poppodium?
70
Peterson, R.A., 2001. Globalization and communalization of music in the production
perspective. In: Conference, Music and globalization; Global repertoires, popular music within
and beyond the transnational music industry. Aldershot: Ashgate, 119-136
Tomlinson, J., 2003. Globalization and cultural identity. Beschikbaar via:
http://politybooks.com/global/pdf/gtreader2etomlinson.pdf (bezocht op 8 november
2012)
Holt, F., 2010. The economy of live music in the digital age. European Journal of Cultural
Studies, 13: 243.
Hoofdstukken
Augé, M., 1995. From places to non-places. In: Non-places: an introduction into an
anthropology of supermodernity. London, New York, Verso, 75-115.
Born, G., Hesmondhalgh, D., 2001. Introduction: on difference, representation and
appropriation in music. In: Western music and its others – on difference, representation and
appropriation in music. Berkeley and Los Angeles: University of California press, 1-37.
Held, D., McGrew, A., Goldblatt, D., Perraton, J., 1999. Introduction. In: Global
transformations – politics, economics and culture. Cambridge, Blackwell publishers, 2-29.
Negus, K., 2001. The corporate strategies of the major record labels. In: Global repertoires:
popular music within and beyond the transnational music industry. Burlington, VT, Ashgate,
21-31.
Stokes, M., 2003. Globalization and the politics of world music. In: The cultural study of music
– a critical introduction. New York, Routledge, 297-307.
Ype Terwisscha van Scheltinga
71
Websites
http://www.houseofblues.com
http://www.fondspodiumkunsten.nl/subsidies/kernpodia
http://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/Stichting_Open_Jongerencentrum_D
oornroosje_Nijmegen
http://www.ojcmaddogs.nl/geschiedenis
http://www.ojcthecurve.nl/info/geschiedenis.php
http://www.gemeentesudwestfryslan.nl/inwoners/steden-en-
dorpen_44417/item/sneek_2277.html
Van jongerencentrum tot poppodium?
72
Vervolgonderzoek
Zoals reeds genoemd is het doel van dit kwalitatieve onderzoek geweest een beeld te
schetsen van het sentiment van de bezoekers ‘van toen en nu’ van Het Bolwerk. Daarbij is
gekozen voor een groep met een profiel dat aansluit bij dat mij als onderzoeker. Om de
ervaring van Het Bolwerk in zijn tegenwoordige staat van ‘het publiek’ als geheel te meten,
zou een kwantitatief onderzoek een middel kunnen zijn, waarin ook vrouwen, tieners,
veertigplussers en alle mogelijke andere doelgroepen een rol spelen. Op deze wijze is het
mogelijk een concreet beeld van de mening van de totale hedendaagse doelgroep van Het
Bolwerk te vormen. Een andere mogelijke insteek ligt meer in het verlengde van het
huidige onderzoek en legt weer de nadruk op het verschil tussen de beleving van het
vroegere en tegenwoordige Het Bolwerk. Een nieuw element zou ‘tijd’ kunnen zijn; de
invloed van tijd op beleving. De bezoeker van vroeger en nu wordt namelijk ouder en zijn
mening over Het Bolwerk komt (waarschijnlijk) niet uitsluitend tot stand op basis van Het
Bolwerk als ‘zender’. Het perspectief, het referentiekader en de normen en waarden van de
bezoeker als ‘ontvanger’ veranderen ook. Dergelijke elementen zouden in een
vervolgonderzoek betrokken kunnen worden.
Ype Terwisscha van Scheltinga
73
Samenvatting
Het doel van deze masterscriptie is het onderzoeken van de motieven voor en kenmerken
van de transformatie van een poppodium, alsmede het oordeel van de vaste bezoeker over
het verbouwde podium. Deze transformatie is in de context van globalisering onderzocht.
De onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd: wat kenmerkt de transformatie van Het
Bolwerk te Sneek, hoe heeft globalisering de transformatie beïnvloed en wat is de opinie
van de bezoeker van toen en nu over het vernieuwde poppodium? In hoeverre illustreert
deze transformatie de verbouwingsgolf van de Nederlandse poppodia? In het eerste
hoofdstuk is op basis van literatuur geconcludeerd dat integratie een kenmerk is van
globalisering; mensen, bedrijven en culturen smelten samen in grote(re) formaties en staan
in toenemende mate met elkaar in verbinding. Een mogelijk negatief gevolg van deze
ontwikkeling is het verlies van identiteit door overheersing van de globale cultuur. In
hoofdstuk twee is beschreven hoe professionalisering van poppodia in de praktijk vaak
leidt tot integratie door fusie, schaalvergroting en verbouwing. In het licht van culturele
globalisering is het belang van het unieke karakter van het poppodium benadrukt. Het
derde hoofdstuk is een casestudy, waarin poppodium Het Bolwerk te Sneek centraal staat.
Interviews met de organisatie hebben inzicht gegeven in de exacte motieven voor en
kenmerken van de transformatie. Een andere organisatorische structuur (Het Bolwerk is
geïntegreerd in een grotere culturele organisatie), een veranderde uitstraling door een
fysieke verbouwing en een veranderde programmering zijn de belangrijkste kenmerken
van het vernieuwde Het Bolwerk. In het vierde hoofdstuk is het oordeel over het
getransformeerde podium van vier vaste bezoekers gepeild en het derde deel van de
hoofdvraag beantwoord. Daarbij klonken omschrijvingen als steriel, netjes en klinisch. De
neo-liberale koers van Het Bolwerk lijkt te hebben geleid tot een devaluatie van
informaliteit, intimiteit en vrijheid in het poppodium. Dit zijn voorwaarden voor een
gezonde artistieke praktijk, waar het publiek als participant in een concert onderdeel van
is. Betreffende het tweede deel van de hoofdvraag is geconcludeerd dat de integratie van
Het Bolwerk in een grotere organisatie overeenkomstig is met de ontwikkeling die
globalisering heet. De transformatie van Het Bolwerk is gedeeltelijk representatief voor de
verbouwingsgolf van Nederlandse poppodia. Evenals bij verschillende andere podia is de
Van jongerencentrum tot poppodium?
74
transformatie ingegeven door hogere eisen aan kwaliteit en service, strengere wetgeving
op het gebied van ARBO en milieu, schaalvergroting en het economische klimaat.
Ype Terwisscha van Scheltinga
75
Interviewvragen bezoekers
1
Hoe beoordeelt u het vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude in termen van
gezelligheid en intimiteit?
2
Hoe beoordeelt u de uitstraling van het vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude?
Hoe beïnvloedt deze uw ervaring in Het Bolwerk?
3
Maken de verbeterde faciliteiten (bv. licht en geluid, sanitair) en service (bv. professioneel
barpersoneel) het nieuwe Bolwerk tot een fijnere uitgaansgelegenheid dan het oude?
4
Hoe beoordeelt u de veranderde programmering van Het Bolwerk, waarin tegenwoordig
meer ruimte bestaat voor pop en jazz?
5
Het Bolwerk is tegenwoordig fysiek verbonden met Kunstencentrum Atrium en organiseert
concerten in samenwerking met Theater Sneek. Deze drie organisaties vormen samen
Cultuurkwartier Sneek. Hoe ziet u het gegeven dat Het Bolwerk onderdeel is geworden van
deze organisatie?
6
Herken je een relatie tussen het nieuwe format van Het Bolwerk als onderdeel van
Cultuurkwartier Sneek en cultuur in de regio?
6
In algemene termen: in hoeverre bent u van mening dat Het Bolwerk ‘Het Bolwerk’
gebleven is?
Van jongerencentrum tot poppodium?
76
Interviewvragen organisatie
Motieven voor transformatie
1.
Welke motieven bestonden er voor Het Bolwerk om een transformatie door te voeren?
2.
Is het streven naar professionalisering een motief geweest voor Het Bolwerk om een
transformatie door te voeren? Wat betekent professionalisering voor Het Bolwerk?
3.
Door globalisering en de komst van het internet is het publiek in staat om in een hoog
tempo veel nieuwe muziek en artiesten te ontdekken. Als gevolg daarvan kunnen poppodia
zich vaak niet meer beperken tot enkele genres en een beperkt aantal doelgroepen. Klopt
dit voor Het Bolwerk? In hoeverre heeft het proces van diversificatie de transformatie van
Het Bolwerk beïnvloed?
4.
Naarmate de leeftijd van popmuziek als genre en het poppodium als uitgaansgelegenheid
toeneemt, stijgen ook de eisen van het publiek aan kwaliteit en service. Is dit merkbaar
voor Het Bolwerk? Hoe staat dit proces in relatie tot de transformatie van Het Bolwerk?
5.
De eisen aan de arbeidsomstandigheden van de medewerkers van poppodia zijn in de loop
der jaren eveneens strenger geworden. Datzelfde geldt voor de eisen op het gebied van
geluidsoverlast. In hoeverre hebben deze ontwikkelingen de transformatie van Het
Bolwerk beïnvloed?
6.
De geschiedenis van de Nederlandse poppodia leert dat er in de loop der jaren
schaalvergroting is opgetreden: meer bezoekers, meer personeel en vaak ook een groter
Ype Terwisscha van Scheltinga
77
gebouw. Eveneens vereist schaalvergroting een meer professionele organisatie. Hoe heeft
schaalvergroting de transformatie van Het Bolwerk beïnvloed, in zowel fysieke als
organisatorische zin?
7.
Omgevingsfactoren, zoals het Besluit Rookvrije Werkplek dat op 1 januari 2004 van kracht
werd, alsmede de kredietcrisis, hebben wellicht hun invloed uitgeoefend op de
transformatie van Het Bolwerk. Kunt u dit beamen en toelichten?
8.
Kleinschaligheid is in het onderzoek ‘Wat kan er beter in de podiumkunsten’ als een
probleem omschreven. Is er in het geval van Het Bolwerk sprake van schaalvergroting? Zo
ja, is er sprake van fysieke zowel als organisatorische schaalvergroting?
9.
Gebrek aan omvang van een organisatie bemoeilijkt het opvangen van tegenvallers of
bedingen van aantrekkelijke voorwaarden bij leveranciers, zo is geschreven. Klopt dit voor
Het Bolwerk? Is dit een reden geweest om de schaal van Het Bolwerk te vergroten?
10.
In de handreiking ‘Pop met beleid’ wordt gesteld dat nieuw- en verbouw van poppodia aan
de orde van de dag is vanwege veroudering en voortschrijdende bouwtechnische eisen. Is
dit voor Het Bolwerk eveneens het geval?
Kenmerken van transformatie
1.
Welke fysieke veranderingen heeft Het Bolwerk tijdens de transformatie van 2008/2009
ondergaan? Hierbij kunt u denken aan de capaciteit, licht en geluid, faciliteiten, etc.
2.
Van jongerencentrum tot poppodium?
78
Welke organisatorische veranderingen heeft Het Bolwerk tijdens de transformatie van
2008/2009 ondergaan?
3.
Welke veranderingen heeft Het Bolwerk tijdens de transformatie van 2008/2009
ondergaan ten aanzien van de programmering?
4.
Het Bolwerk is onderdeel geworden van Cultuurkwartier Sneek, een overkoepelend orgaan
dat eveneens Theater Sneek en Kunstencentrum Atrium omvat. Welke motieven bestonden
hiervoor? Is het streven naar (professionalisering door) schaalvergroting hier één van?
5.
Welke concrete voordelen van de samenwerking onder de noemer ‘Cultuurkwartier Sneek’
bestaan er voor Het Bolwerk?
6.
Is Het Bolwerk met de transformatie van jongerencentrum tot poppodium verworden?
7.
Het internet heeft gezorgd voor een drastische daling in de verkoopcijfers van fysieke
geluidsdragers. Bijgevolg is het belang van concerten als inkomstenbron voor artiesten
gestegen. Denkt u dat deze ontwikkeling van invloed is geweest op de stijging van
ticketprijzen, aannemende dat de ticketprijzen ook bij Het Bolwerk zijn gestegen sinds de
transformatie?
Gevolgen van transformatie
1.
Heeft u als organisatie voorafgaande aan de transformatie van Het Bolwerk gesproken over
onderwerpen als het behoud van sfeer en het unieke karakter van Het Bolwerk?
Ype Terwisscha van Scheltinga
79
2.
Heeft u als organisatie actie ondernomen om de reactie van bezoekers op de transformatie
te peilen? Zo ja, wat zijn uw bevindingen?
3.
Is de samenstelling van uw publiek veranderd als gevolg van de transformatie?
4.
Hoe staat u tegenover de stelling dat integratie van kleine in grote(re) cultuurinstellingen
mogelijk leidt tot een oligopolistische markt en daarmee een homogene culturele
productie? Hoe kijkt u in dit licht aan tegen de fusie van cultuurinstellingen?
5.
In hoeverre ziet u een relatie tussen kleinschaligheid enerzijds en intimiteit en sfeer
anderzijds? Hoe beoordeelt u de mate van intimiteit en sfeer in Het Bolwerk sinds de
transformatie?
Van jongerencentrum tot poppodium?
80
Transcriptie interviews bezoekers
Respondent 1
Wouter: “Goeiedag, Ype.”
Ype: “Hoi Wouter. We gaan het even hebben over Het Bolwerk vandaag, en dan wel het
nieuwe ten opzichte van het oude Bolwerk…”
Wouter: “Ja.”
Ype: “Jij kent dat natuurlijk van vroeger en van nu.”
Wouter: “Ja.”
Ype: “En de eerste vraag zou zijn: hoe beoordeel jij het vernieuwde Bolwerk ten opzichte
van het oude in termen van gezelligheid en intimiteit?”
Wouter: “Ehh… Beetje lastig, want kijk, ik bedoel intimiteit en gezelligheid kan je baseren
ten eerste vind ik op hoe een podium er uit ziet qua uiterlijk, gewoon puur podium…”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Of naar de mensen die er in staan, zeg maar.”
Ype: “Klopt.”
Wouter: “Snap je wat ik bedoel?”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Dan kan je zeggen van is… zijn die mensen van vroeger, zijn die er nog, ja of nee,
want daar refereer ik gezelligheid aan, of niet.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Als je het gebouw zelf bekijkt, puur even, gewoon zeg maar, visueel zou ik zeggen,
dan beoordeel ik het gewoon laag.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Het is heel klinisch. Echt een ziekenhuis-idee, gewoon schoon, netjes, strak,
klinisch, gewoon heel… Ja, identiteitsloos.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Nog, zeg maar. Kan nog komen, maar…”
Ype: “Precies.”
Wouter: “Het is gewoon… nieuw, en dat straalt het ook echt uit.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
81
Ype: “Dat hangt dan ook wel samen met mijn tweede vraag, dat zou zijn: hoe beoordeel jij
de uitstraling van het vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude…”
Wouter: “Ja. Ja, ehh… Karakterloos.”
Ype: “Ja, duidelijk.”
Wouter: “Het vorige was gewoon vuig. Het straalde ook echt gewoon wel cultuur uit, zeg
maar.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “En voor mij… Het Bolwerk, of in ieder geval poppodium… Het is een cultuur…
Cultureel iets.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “En elk nieuw gebouw is voor mij niet cultureel, zeg maar. Dat maak je het met zijn
allen, zeg maar, in de loop van de jaren. Niet door een nieuw gebouw neer te beuken.”
Ype: “Nee, duidelijk. En hoe beïnvloedt ehh… je… wat je nu zegt, hoe beïnvloedt dat jouw
ervaring nou als je een concert daar bezoekt, of als je daar bent?”
Wouter: “Kijk, daar heb ik op zich niet zo veel last van.”
Ype: “Okee.”
Wouter: “Misschien meer met binnenkomst of zo, dat je binnenkomt en dat je
gecontroleerd wordt. Beveiliger, en al die fancy lichtjes enzo, ik ga naar de wc, dat is
allemaal heel klinisch.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “De zaal zelf, daar wordt wel gewoon bier neergegooid, en dan is het donker dus
dan zie je ’t niet zo.”
Ype: “Nee, klopt.”
Wouter: “Het is meer juist de dingen er omheen die een beetje netjes zijn, en niet meer
spannend ofzo, zeg maar.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Het is wat veilig geworden. Dat is wel het goede woord. Het ziet er heel veilig uit
allemaal, en dat past niet bij muziek vind ik.”
Ype: “En met dingen er omheen zoals je noemt, met sanitair en lichtjes…”
Wouter: “Ja.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
82
Ype: “Nou, dan heb je de brug al geslagen naar mijn volgende vraag, dat is namelijk: maken
de verbeterde faciliteiten, bijvoorbeeld licht en geluid en sanitair, heb ik hier letterlijk
staan…”
Wouter: “Ja.”
Ype: “Maar ook service, bijvoorbeeld professioneel barpersoneel en niet meer een punker
achter de bar. Maken dit soort veranderingen Het Bolwerk voor jou nou tot een betere
uitgaansgelegenheid dan het oude, of tot een fijnere?”
Wouter: “Ik denk voor een breder publiek wel, ik denk wel dat ze een ander publiek
kunnen aantrekken erdoor, die ervoor Het Bolwerk… ja, er niet heen zou gaan.”
Ype: “En voor jou persoonlijk?”
Wouter: Ehh… het is juist voor mij onpersoonlijker geworden, daardoor.”
Ype: “Okee.”
Wouter: “Ik hou daar wel van, dat ruige types gewoon komen daar en dat het wat gevaarlijk
lijkt, zeg maar.”
Ype: “Ja. Maar tegelijkertijd zeg je wel van, er is waarschijnlijk wel publiek voor een…”
Wouter: “Ik denk voor kinderfeestjes of voor bluesfestivals voor oudere mensen, is dat
voor hun gewoon wel okee is om naar binnen te gaan, wat ze daarvoor waarschijnlijk ook
niet deden…”
Ype: “Ja, precies.”
Wouter: “Het is gewoon, gewoon, het publiek wat er kwam, dat werkte daar ook. En nou is
het publiek, of de mensen die er werken, die komen daar volgens mij niet.”
Ype: “Juist.”
Wouter: “Denk ik.”
Ype: “Okee, ehh… Even betreffende de programmering van Het Bolwerk…”
Wouter: “Ja.”
Ype: “Tegenwoordig ehh… was het voornamelijk… waren er drie dingen, hip-hop, metal en
blues…”
Wouter: “Ja.”
Ype: “Waar Het Bolwerk op dreef. Tegenwoordig is daar veel meer ruimte gekomen voor
pop en jazz. Wat vind je van die verandering?”
Ype Terwisscha van Scheltinga
83
Wouter: “Prima, maar ik krijg er zelf niks van mee.”
Ype: “Okee.”
Wouter: “Helemaal niks. Maar ik denk dat het voor een podium wel goed is…”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Dat geloof ik graag. Ik bedoel, het is natuurlijk niet zo dat een cultureel podium
helemaal moet bestaan uit drie muzieksoorten.”
Ype: “Nee.”
Wouter: “Dat vind ik juist gewoon goed. Ik krijg het zelf gewoon heel weinig mee, omdat ik
gewoon niet meer zo in die sfeer zit, zeg maar.”
Ype: “Nee.”
Wouter: “Ik ga er alleen heen als er gewoon echt vette bands spelen, en al die andere
dingen krijg ik gewoon niet mee.”
Ype: “Precies. En voor jou persoonlijk, zijn er dan tegenwoordig ehh… is de programmering
dan geschikter of minder dan vroeger?”
Wouter: “De bands die er komen, zeg maar, vind ik eigenlijk, nog steeds hetzelfde als
vroeger. Wat minder zelfs…Gewoon de basisbands die toen kwamen, komen nog steeds.
Puur omdat ze gewoon volgens mij op toer zijn.”
Ype: “Voorbeeldje?”
Wouter: “Nou voorbeeldje: Madball, die speelt er altijd als ze op toer zijn…”
Ype: “Precies.”
Wouter: “Terror waarschijnlijk ook wel. Het is gewoon van die package, zeg maar.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Vroeger had je gewoon echt wel één black metal-show met een vette band of een
vette hardcoreshow met een band die normaal nooit kwam, zo.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Nu pakken ze gewoon bands mee die gewoon toevallig op toer zijn. Deden ze
vroeger ook al, die bands blijven ze ook houden…”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Nieuwe dingen of een beetje de obscure dingen die… merk ik zelf niet echt dat het
voorbij komt, zeg maar.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
84
Ype: “Nee.”
Wouter: “Het kan mij ook ontgaan, maar ik zie het niet echt.”
Ype: “Duidelijk.”
Wouter: “Volgens mij gebeurt het eigenlijk ook niet. Anders had ik het wel geweten denk ik
dus ehh…”
Ype: “Waarschijnlijk, ja.”
Wouter: “Ja, lijkt me wel. Dan zal ik het wel weten als er een vette band speelt. Maar dat
hoor ik eigenlijk van niemand om me heen van ‘hee, Het Bolwerk heeft een vette band
neergezet ofzo. Oh, Madball speelt! Oh leuk, even kijken!”
Ype: “Het moet je wel ter ore komen, zeg maar.”
Wouter: “Ja precies, dat is toch wel via vrienden meer, zeg maar. Niet zozeer via Het
Bolwerk.”
Ype: “En Het Bolwerk is tegenwoordig… Ik weet niet of je het weet, maar tegenover Het
Bolwerk staat nu Theater Sneek…”
Wouter: “Ja, heel lelijk.”
Ype: “En Het Bolwerk is zelf fysiek verbonden met kunstencentrum, kunstencentrum
Atrium, dat is de muziekschool, zeg maar. En ehh… die drie organisaties samen, vormen
tegenwoordig Cultuurkwartier Sneek…”
Wouter: “Ja.”
Ype: “Hoe zie jij het gegeven dat Het Bolwerk onderdeel is geworden van een dergelijke,
grotere organisatie?
Wouter: “Ik denk dat het voor creativiteit, voor muziek, wel dodelijk is zeg maar.”
Ype: “Okee?”
Wouter: “In die zin. Het is een beetje, ja… Ik denk dat als je zoveel instellingen, of zeg maar,
of onderdelen in overkoepelende situatie ehh… organisatie gooit…”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Die hebben gewoon… daar moeten gewoon afspraken gemaakt worden om
dingen goed te laten lopen. En dan ga je altijd van een bepaalde standaard uit, zeg maar,
van dit moeten we wel doen, dit moeten we niet doen, dus er worden gewoon afspraken
gemaakt waardoor, voor mijn gevoel, ook een beetje de spontaniteit wordt weggehaald zeg
Ype Terwisscha van Scheltinga
85
maar.”
Ype: “Dus je moet wel een soort van concensus bereiken met die andere organisaties.”
Wouter: “Ik denk het wel, ik… Ik bedoel, achter de schermen dat het wel gebeurt, zeg
maar.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Dat denk ik wel. En ik denk dat dat dodelijk is, gewoon… vooral voor muziek.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Het is gewoon kunst, het is een uiting van emotie, het is gewoon uiten van iets,
zeg maar, dat moet je vrijblijvend kunnen doen.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “En die mensen die werken horen ook af en toe een beetje impulsief iets te kunnen
plannen en volgens mij is die ruimte daar niet.”
Ype: “Nee.”
Wouter: “Zoals daarvoor wel, toen was het gewoon Popkelder/ Bolwerk, klaar. That’s it.
Dat is er niet. Nu is het gewoon Bolwerk, en andere organisaties die er niks mee te maken
hebben maar wel onder een dak vallen vanwege hun subsidie waarschijnlijk.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Dat vind ik heel erg jammer.”
Ype: “Duidelijk. Ehh… Zie jij een relatie tussen de nieuwe format van Het Bolwerk en de
algemene cultuur en omstreken? Zie je een verband?”
Wouter: “Ik kan alleen vergelijken van mijn generatie van vroeger, zeg maar, en daar zie ik
geen verband in. Vroeger was het jongeren, die muziek wouden maken en gewoon van
extreme muziek hielden, maar gewoon daar was ruimte voor, zeg maar. Om die muziek te
maken.”
Ype: “Precies.”
Wouter: “En nu heb ik het idee dat ze een nieuw publiek proberen aan te boren van
toeschouwers die muziek willen aanhoren van buiten de stad zeg maar…”
Ype: “Ja.”
Wouter: “Snap je wat ik bedoel? Die gewoon al georganiseerd… en die bands bestaan al, en
die komen, of het nou metal is of rock, of wat mij betreft weet ik veel jazz, maakt me
Van jongerencentrum tot poppodium?
86
allemaal niks uit. Maar gewoon, muziek wat er al is…”
Ype: “Ja?”
Wouter: “Ruimte voor bands en mensen in Sneek zeg maar die zich ontwikkelt, daar is
gewoon geen springplank voor merk ik gewoon zeg maar. Dat valt mij in ieder geval op.
Dus in die zin zie ik geen relatie eigenlijk tussen wat aansluit bij de doelgroep en wat er
gaat… wat er eigenlijk wel gebeurt in Sneek, maar waar geen ruimte voor is. Vind ik. En wel
af en toe misschien een showtje, maar niet meer zo veel… Niet meer zo van: je komt uit een
oefenruimte zoals de Popkelder destijds, en dan heb je een voorprogramma, en dan mag je
gelijk bij een vette band spelen. Die springplank die is er volgens mij niet meer. In Sneek, in
ieder geval.”
Ype: “Dus ondanks het feit dat de lokale muziekschool dus letterlijk, fysiek verbonden is
met Het Bolwerk, en ook organisatorisch, denk je toch dat ehh… dat toen de Popkelder nog
bestond, die springplank er wel was.”
Wouter: “Ja. De muziekschool, in mijn beleving, kan heel veel toevoegen aan je muzikaliteit,
maar wel gekunsteld.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “En Popkelder of een oefenruimte waarbij je met je eigen vrienden komt, waarbij
niemand je vertelt wat voor muziek maken of hoe je überhaupt een instrument moet
bespelen, niemand vertelt je dat, is wel veel kunstzinniger en juist veel… Zeg maar, dat
raakt mensen meer, mensen die voelen dat wel…”
Ype: “Authentieker.”
Wouter: “Ja, precies. En daarom sluit het volgens mij niet aan, vind ik. Niet met wat ze in
Sneek proberen weg te zetten. Volgens mijn proberen ze iets te creëren wat er helemaal
niet is. Terwijl er dus wel al iets is, maar wat ze niet zien, zeg maar.”
Ype: “Ja, ja.”
Wouter: “Dat bedoel ik te zeggen.”
Ype: “Ik snap hem. Nou, afsluiter: in algemene termen; in hoeverre ben jij van mening dat
Het Bolwerk Het Bolwerk is gebleven sinds… na de transformatie?”
Wouter: “Fysiek? Visueel, of…”
Ype: “Je mag antwoorden hoe je wilt, je mag beide… Je mag zowel fysiek alsook qua…
Ype Terwisscha van Scheltinga
87
programmering, of hoe je het, wat je ook wilt zeggen.”
Wouter: “Dat is superlastig, Het kan bijvoorbeeld… Ik kan bijvoorbeeld vanuit mezelf kijken
of vanuit een buitenstaander, maar…”
Ype: “Nou laten we het anders zeggen: qua sfeer?”
Wouter: “Ehh… qua gebouw heb ik er helemaal niks meer mee, qua inhoud ook niet, qua
backstage niet, qua podium nog wel een beetje, is eigenlijk hetzelfde, maar ik denk dat de
sfeer vooral is… de mensen die er komen.”
Ype: “Klopt.”
Wouter: “En dan zijn toch de mensen van jouw generatie, waarmee je bent opgegroeid.”
Ype: “Ja.”
Wouter: “En die verbinden zich met dat gebouw. Daardoor leeft het. Als die mensen weg
zijn, leeft het niet. Misschien wel bij een nieuwe generatie, maar niet bij deze generatie,
denk ik. En ik denk wel, als je die twee met elkaar wilt verbinden, moet je toch daar iets in
doen zeg maar, lijkt mij.”
Ype: “Duidelijk.”
Wouter: “Ja.”
Ype: “Hartelijk dank voor je tijd en dit interview!”
Wouter: “Graag gedaan!”
Respondent 2
Ype: “Nou, Jasper, we hebben het over Het Bolwerk, het is al even geïntroduceerd net…”
Jasper: “Ja.”
Ype: “Het Bolwerk is verbouwd is 2008/2009. Een ingrijpende gezichtsverandering, en wil
je eigenlijk ten eerste vragen hoe… wat is jouw oordeel van het vernieuwde Bolwerk ten
opzichte van het oude als je kijkt naar gezelligheid en intimiteit.”
Jasper: “Ja. Nou ja goed ehh… ik vind persoonlijk vind ik dat het ehh… dat het, dat het… dat
het achteruit is gegaan qua gezelligheid en intimiteit ehh… Ja, persoonlijk heb ik het gevoel
alsof ik een ehh… een Ikea binnenloop zeg maar. Het gevoel dat ik vroeger bij Het Bolwerk
had, dat heb ik absoluut niet meer. Maar dat heeft ook andere natuurlijk te maken met de
programmering, maar ook hoe de, hoe de…”
Van jongerencentrum tot poppodium?
88
Ype: “En ook als je kijkt van, het gevoel, het gevoel van vroeger, dat staat, dat staat
natuurlijk eigen een beetje los van de verandering, want het… Ook al was Het Bolwerk nog
helemaal het oude geweest, jij bent wel ouder geworden…”
Jasper: “Ja precies, ok dat…”
Ype: “Dus dat zou misschien ook te maken kunnen hebben met het feit dat je Het Bolwerk
ontgroeid bent en dat jouw vrienden van vroeger er niet meer rondlopen…”
Jasper: “Ongetwijfeld, ongetwijfeld, maar goed, ook qua, qua, gewoon de vormgeving, van
gewoon als je binnenkomt, die is aanzienlijk veranderd. En dat is niet ten goede gekomen
aan de sfeer die je hebt bij… als je daar binnenkomt. Okee, ik ben dan wel ouder geworden,
maar…”
Ype: “Okee, duidelijk. Dankjewel. En als je kijkt naar de uitstraling van het vernieuwde
Bolwerk en opzichte van het oude, je zei het eigenlijk al net. Hoe heeft die verandering wat
uitstraling betreft, hoe heeft dat invloed op jouw ervaring als je daar bent?”
Jasper: “Ehh… nou, ik moet heel eerlijk zeggen dat ik er, ja, ehh… nou ja goed, ten eerste
kom ik er eigenlijk ook niet zo heel vaak meer, maar goed dat heeft ook met al deze zaken
te maken.”
Ype: “Ja.”
Jasper: “He, ehh… ja. De uitstraling, ja. Nou ja, goed, mijn achtergrond is een beetje een
punk/hardcore-liefde, ik ben een punk/hardcore-liefhebber, dat is het… Vroeger had het
wel een beetje die uitstraling ook. Qua programmering ook. En daar is helemaal geen
sprake meer van. Het is echt een soort van VPRO Luisterpaal-venue geworden zeg maar.
Het heeft helemaal geen eigen gezicht meer vind ik.”
Ype: “Dat is duidelijke taal. En als je kijkt naar de verbeterde faciliteiten, zoals licht en
geluid en sanitair. En betere service, er staat bijvoorbeeld geen blowende punker meer
achter de bar daar. Maakt dat Het Bolwerk voor jou tot een fijnere uitgaansgelegenheid dan
vroeger?
Jasper: “Nou goed, vind ik persoonlijk niet. Ik vind dat dat dus heel erg, ja… Ehh… ja goed, ik
vind persoonlijk juist dat door al dat soort zaken sfeer ontbreekt. Tja goed, en ja…”
Ype: “Wat dat betreft mis je eigenlijk een stuk van spontaniteit.”
Jasper: “Nou zeker, zeker, ja. Ja, absoluut, ja.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
89
Ype: “Okee, nou je sneed zelf ook de programmering ook al aan. Vroeger was het
voornamelijk metal, hip-hop en blues wat de klok sloeg in Het Bolwerk. Tegenwoordig is
daar meer ruimte voor pop en jazz bijgekomen.”
Jasper: “Ja.”
Ype: “Sluit dat aan op jouw smaak? Wat vind je daarvan?”
Jasper: “Helemaal niet, sluit dat aan op mijn smaak. Bovendien… jij gaf aan dat het zeg maar
dat er meer ruimte was gekomen voor… Maar ik heb niet het idee dat er meer ruimte is
gekomen, maar dat het… Compleet overgenomen! He, er is gewoon geen… En als ze een
keer iets programmeren zeg maar in de alternatieve hoek, misschien een beetje metalband,
dan is het dezelfde metalband die we al zeven keer eerder hebben gezien.”
Ype: “Ja.”
Jasper: “Peter Pan Speedrock, om de semi-punkers een beetje tevreden te stellen.”
Ype: “Precies.”
Jasper: “Dus ik geloof daar niet in, zeg maar. Programmering sluit absoluut niet aan bij mijn
smaak.”
Ype: “Okee. Nou, Het Bolwerk is tegenwoordig, ik weet niet of je dat wist, het is… Aan de
andere kant van het water heb je natuurlijk Theater Sneek, een heel nieuw gebouw.”
Jasper: “Ja.”
Ype: “En Het Bolwerk is tegenwoordig samen met Theater Sneek en Kunstencentrum
Atrium, dat is de muziekschool tegenwoordig, is het onder… Ehh ja, die drie organisaties
samen heet nu Cultuurkwartier Sneek en Het Bolwerk en Atrium zijn ook fysiek met elkaar
verbonden.”
Jasper: “Klopt.”
Ype: “Hoe zie jij dat feit? Dat Het Bolwerk dus eigenlijk onderdeel is geworden van een
grotere organisatie?”
Jasper: “Ja persoonlijk denk ik dat het juist jammer is zeg maar, omdat er, nou ja goed, dan
verliest zo’n Bolwerk… Het Bolwerk… De geschiedenis van Het Bolwerk heeft natuurlijk
wel een beetje een eigen karakter, maar dat gaat helemaal verloren. Een beetje
ondergedompeld door een grote… Ehh…”
Ype: “Ja.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
90
Jasper: “Hoe moet je dat zeggen? Ehh… ja. Nou ja, ik denk dat er weinig ruimte is voor Het
Bolwerk zelf om invulling te geven aan hoe ze zaken willen hebben.”
(Ype: Klopt, want Peter en John zeiden dat Het Bolwerk pas laat in het proces is betrokken)
Ype: “Dit nieuwe format van Het Bolwerk, Het Bolwerk als onderdeel van een groter
centrum. Heb jij enig idee… Zou jij je kunnen voorstellen… Zou je een reden kunnen
bedenken waarom daarvoor gekozen is? Heeft het te maken met de cultuur hier in de regio,
hebben ze bijvoorbeeld… Willen ze bijvoorbeeld mensen uit omliggende dorpen naar de
stad trekken, zou je iets kunnen bedenken?
Jasper: “Nauwelijks. Waarschijnlijk wel. Misschien willen ze het meer, waarschijnlijk wat je
zegt, misschien dat ze toch meer mensen uit Friesland willen betrekken…. Naar Sneek
willen halen om Sneek… om meer een culturele stad van Sneek te maken. Persoonlijk vind
ik dat ze daar de plank misslaan.”
Ype: “Goed, laatste, even in algemene termen: in hoeverre ben jij van mening dat Het
Bolwerk Het Bolwerk is gebleven?”
Jasper: “Nou ja goed, voor mij persoonlijk is dat niet zo. Ik vind dat het enorm veranderd is.
Jammer, wat ik vind het wel een… ja. Ik heb het idee dat er veel meer uitgehaald kan
worden, zeg maar, want op zich is het een mooie zaal. Er is weinig van overgebleven, dat
vind ik.
Ype: “Dan zijn we er door! Dank je wel!”
Jasper: “Prima.”
Respondent 3
Ype: “Hoi Marcel.”
Marcel: “Hee…”
Ype: “Ten eerste, wat vind jij bijvoorbeeld van ehh… Het Bolwerk als je nu kijkt, ten
opzichte van vroeger, hoe vindt je het als je het beoordeelt in termen van gezelligheid en
intimiteit?”
Marcel: “Dat zie ik persoonlijk in twee verschillende gedeeltes.”
Ype: “Ja?”
Marcel: “Voornamelijk ehh… backstage. Heb ik het heel erg gemerkt, dat is nu heel steriel.
Ype Terwisscha van Scheltinga
91
En vroeger was het echt een supergezellig gedeelte met pooltafel en een barretje, en… Eén
groot gedeelte waar… Computers, toen nog een beetje internet was…”
Ype: “Precies.”
Marcel: “En dat voelde wel altijd wel heel gezellig en dat is nu echt gewoon… Het zijn twee
losse kamertjes ehh… dat, dat zoals grotere poppodia altijd van die kleinere losse kamertjes
hebben, dat hebben zij nu ook. Dat vind ik echt wel minder.”
Ype: “Ja.”
Marcel: “Maar ehh… Gewoon frontstage, zeg maar…”
Ype: “Ja.”
Marcel: “Daar ehh… ja, daar merk ik… daar vind ik persoonlijk voor mij, voor mij
persoonlijk vind ik daar weinig verschil in zitten, tussen vroeger en nu. Het is wel veel
moderner, maar ergens vind ik dat ook wel weer… Ja, mooie uitstraling, gewoon netjes,
goed geregeld…”
Ype: “Ja.”
Marcel: “Dat vind ik op zich wel okee.”
Ype: “Nou dat sluit aan op mijn volgende vraag, hoe je ehh… de uitstraling van het nieuwe
Bolwerk ziet en hoe dat ook jouw ervaring beïnvloedt als je daar bent, zeg maar. Je komt
daar binnen, en ehh.. hoe beïnvloedt… heeft dat invloed op je gedrag, concreet, als je in
een… nu in een heel net etablissement binnenstapt, ten opzichte van vroeger, waarin je bij
wijze van ehh..”
Marcel: “Nee, voor mij persoonlijk niet, omdat ik ehh… Ik ben geen Bolwerkganger in de zin
van keiharde dingen, ik ga meer naar de pop-ehh… Poppige dingen. Ik vind, dat gaat
eigenlijk nog vrij hetzelfde. Daar… Ik voel de sfeer niet ehh… anders dan daarvoor.”
Ype: “Okee, niet anders, per definitie. Okee, je noemt popmuziek. Tegenwoordig… vroeger
draaide Het Bolwerk voornamelijk op metal, blues en hiphop, dat waren vroeger de drie
dingen.”
Marcel: “Ja.”
Ype: “En tegenwoordig is daar veel meer pop en ook jazz bijgekomen.”
Marcel: “Ja.”
Ype: “Wat vindt jij van die veranderingen in programmering?”
Van jongerencentrum tot poppodium?
92
Marcel: “Ja, dat vind ik sowieso goed natuurlijk.”
Ype: “Puur smaakgebonden?”
Marcel: “Smaakgebonden, maar ook gewoon in de breedte, want ik weet volgens mij dat…
Dat is volgens mij ook één van de doelen van Het Bolwerk lijkt me om een breder publiek te
trekken en een bredere… Bredere scala aan muziekgenres aan te bieden.”
Ype: “Waarom zou dat per definitie een voordeel zijn van een poppodium? Want je krijgt
dan wel dat je… Wat je dan wel krijgt is veel meer ehh… specifieke… Je krijgt veel meer
doelgroepen inderdaad, wat je zegt.”
Marcel: “Aha.”
Ype: “Maar denk je niet dat het aan de andere kant betekent, dat zeg maar, men niet meer
naar Het Bolwerk gaat om naar Het Bolwerk te gaan, maar specifiek omdat er dan toevallig
een popband staat, of dat de jazzliefhebber een keer komt omdat er jazz staat, maar dat je
niet een soort van… maar dat je vaste kern een beetje om zeep helpt?”
Marcel: “Ja, dat is de andere kant denk ik ja… Dat denk ik ook wel, maar… persoonlijk weet
ik niet of ik dat echt als negatief iets… Het is gewoon een andere weg die je inslaat,
eigenlijk, het is niet per sé, per sé negatief of positief, het mooiste zou zijn als je twee podia
had, één echt zo’n vaste kernbase-achtig, een beetje underground, en de andere voor de…
Ze zijn nu de weg ingeslagen in het commerciële, zeg maar.”
Ype: “Ja.”
Marcel: “Persoonlijk vind ik dat ook wel voordelen hebben, gewoon, voor, ook voor jezelf,
dan kun je… Wat meer afwisseling ook voor je zelf, als je er al heen wilt.”
Ype: “Ja.”
Marcel: “Maar wat je zegt, het is niet meer een vast… Daarmee kun je de vaste kern wat
uitsluiten misschien ja… Dat gebeurt ook volgens mij.”
Ype: “Okee. Qua faciliteiten is er ook behoorlijk wat veranderd in Het Bolwerk. Ze hebben
eigen licht en geluid nu. En sanitair is vernieuwd, ook qua service is er ook het één en ander
veranderd, want vroeger kon je nog wel eens meemaken dat een punker met dreadlocks en
een joint in zijn mond jouw biertje inschonk.”
Marcel: “Ja.”
Ype: “Tegenwoordig heb je gewoon goed opgeleid barpersoneel, dus als die veranderingen
Ype Terwisscha van Scheltinga
93
qua faciliteiten en service, zeg maar, vind je dat dat Het Bolwerk tot een fijnere
uitgaansgelegenheid maakt dat het oude Bolwerk?”
Marcel: “Ehh… nee. Maar, heb je het nu echt specifiek alleen maar over het barpersoneel of
bijvoorbeeld ook achter de jassen enzo, daar zitten nog steeds dezelfde soort mensen enzo
zo staan. Dezelfde vrijwilligers, als het ware.”
Ype: “Ja, dat zou kunnen inderdaad, maar het barpersoneel is inderdaad nu wel echt
opgeleid, tegenwoordig.”
Marcel: “Ja, daar zie ik ook wel andere mensen staan.”
Ype: “Maar ook de faciliteiten, bijvoorbeeld het feit dat je… Vind je het belangrijk dat je per
sé in een poppodium naar een ‘mooi’ toilet kunt gaan, ik noem maar wat, in plaats van
een…”
Marcel: “Nee, toilet boeit me dan niet zo veel… Maakt niet zo veel uit.”
Ype: “Nee.”
Marcel: “Barpersoneel… ook niet zo eigenlijk… Uiteindelijk bestel je daar een biertje en
ehh… of er nou iemand met dreadlocks staat met een joint, of iemand in een pak, stropdas,
dat maakt voor mij persoonlijk niet zo veel uit, als ik mijn biertje maar krijg.”
Ype: “Ja, precies.”
Marcel: “En het niet duurder is, maar ja, alles wordt duurder, dus.”
Ype: “Ja, ja.”
Marcel: “Ongeacht wat…”
Ype: “Okee. Even zien hoor. Dan ehh… Ik weet niet of je weet hoe… Het Bolwerk is
organisatorisch ook veranderd, want het is nu onderdeel van Cultuurkwartier Sneek.”
Marcel: “Oh, dat weet ik niet.”
Ype: “Cultuurkwartier Sneek is zeg maar… Aan de andere kant van het water heb je dan
Theater Sneek…”
Marcel: “Ja, dat is superlelijk!”
Ype: “Helemaal vernieuwd ehh… helemaal nieuw ding. En Het Bolwerk zelf, aan de andere
kant heb je Het Bolwerk, en dat is nu… Daarnaast heb je Kunstencentrum Atrium, dat is
gewoon de muziekschool tegenwoordig, wat vroeger de muziekschool was, en die zijn ook
echt letterlijk fysiek met elkaar verbonden, je kunt het een door het ander bereiken.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
94
Marcel: “Ja. Is dat de muziekschool nu?”
Ype: “Ja.”
Marcel: “Vet. Wist ik niet.”
Ype: “Maar, hoe jij zeg maar… hoe zie jij het feit dat Het Bolwerk nu op is gegaan in een
soort van grote organisatie die ook door de gemeente is… eigenlijk is opgezet?”
Marcel: “Ergens snap ik daar denk ik wel… Voor zo’n kleine stad als Sneek snap ik wel het
idee achter. Maar, ik, ja…”
Ype: “Wat denk je dat het idee is?”
Marcel: “Ehh… nou uiteindelijk, ook weer om gewoon in totaliteit… Mensen te trekken, geld
binnen te halen, het commerciële weet je, je gaat onder een dak zitten, en een… Ik neem aan
dat je ook makkelijker zeg maar vanuit een muziekschool eventjes iets kunt organiseren in
Het Bolwerk waardoor er weer… Mensen komen consumpties afnemen…”
Ype: “Ja.”
Marcel: “Ik denk dat dat er beetje ook achter zit. Plus dat alle muziek een beetje bij elkaar
zit. Voor zo’n kleine stad als Sneek is dat misschien ook niet… Snap ik dat ook wel ofzo.
Maar persoonlijk… Ja, weet ik niet. Ik weet niet of het nog wat uitmaakt eigenlijk. Ik wist
het trouwens niet, ik wist het niet eens, ik bedoel, je merkt het niet als je er bent ofzo.”
Ype: “Ik vraag het omdat heel veel bedrijven in het algemeen… Er is een tendens om te gaan
fuseren, en groter te worden, en daardoor een soort van sterker te staan, weet je wel?”
Marcel: “Ja, maar ik denk ook, want ik weet ook dat Het Bolwerk aardig in financiële
problemen was, op een gegeven moment, dus ik denk dat het misschien ook gewoon wel
noodzakelijk was. Wilden ze doorgaan, dan moesten ze dus ehh… fuseren met iets, om het
rendabel te maken.”
Ype: “Okee, ja. Nou even zien, een samenvattende laatste vraag: puur, weer even terug naar
jouw ervaring van Het Bolwerk als poppodium. In hoeverre ehh.. in hoeverre ben je van
mening dat Het Bolwerk Het Bolwerk is gebleven?”
Marcel: “En niet van naam is veranderd.”
Ype: “Wat zei je?”
Marcel: “En niet van naam is veranderd.”
Ype: “Nee, precies!”
Ype Terwisscha van Scheltinga
95
Marcel: “Ehh… dat lijkt mij weer… Ja, dat kun je ook weer van twee verschillende kanten in
kijken. Aan de ene kant is dat heel logisch want Het Bolwerk is gewoon iets historisch
ergens, gewoon behouden, ik denk dat de meeste mensen dat ook… Ik denk als je dat van
tevoren had gevraagd dat de meeste mensen ook hadden gezegd van laat Het Bolwerk.”
Ype: “Ja.”
Marcel: “Aan de andere kant is het zo erg veranderd, ze zouden er misschien ook wel mee
wegkomen als de naam was veranderd. Maar goed, Het Bolwerk heeft toch wel een naam
als poppodium denk ik, in Nederland, dus…”
Ype: “Ja.”
Marcel: “Ook al is het een kleintje… Zoveel zijn er ook weer niet denk ik, in het noorden.”
Ype: “In het noorden valt het mee inderdaad.”
Marcel: “Ja.”
Ype: “Maar puur in jouw beleving? Het Bolwerk…”
Marcel: “Ik had er niet over nagedacht om dat te veranderen nee.”
Ype: “Nou dat was het. Bedankt voor je hulp!”
Marcel: “Okee.”
Respondent 4
Jochem: “Nou, vang maar aan!”
Ype: “Nou het gaat dus over het oude versus het nieuwe Bolwerk waar ik je mening over
wil weten.”
Jochem: “Ja.”
Ype: “Als je nou ehh… beide naast elkaar legt, hoe vergelijk je dan… Hoe beoordeel je het
vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude in termen van gezelligheid en intimiteit?”
Jochem: “Okee. Ehh… Ja, dat worden wel negatieve termen.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “In de zin van ehh… ja, ik vind het minder vrij. Voorheen was het voor mijn idee
wel een plek waar het iets vrijer was, waar iets meer kon.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “Nu is het iets meer gecontroleerd en afgescheiden, en ehh… ja, ik vind het minder
Van jongerencentrum tot poppodium?
96
gezellig.”
Ype: “Okee.”
Jochem: “Ja.”
Ype: “En kun je precies duiden waar dat hem in zit? In wat voor ehh… Zit dat hem in
faciliteiten, of in regels, of in…”
Jochem: “Het zin in regels.”
Ype: “Okee.”
Jochem: “Ja. Dat je, voorheen, dat heeft misschien ook wel met het rookverbod te maken…”
Ype: “Ja, precies.”
Jochem: “Dat een dikke vijf jaar geleden is ingevoerd. Maar ehh.. dat er niet meer gerookt
mag worden… Ook wel eens wat anders daarbij, doorheen werd gedaan, maar, nou ja, dat
was wel knus.”
Ype: “Ja, precies.”
Jochem: “En ehh… nou, je zat gezellig om een tafeltje, een bandje te checken, gezelligheid.
En dat ben ik nu wat kwijt in Het Bolwerk.”
Ype: “Daarmee samen hangt ook de uitstraling van het nieuwe pand, van het vernieuwde
pand. Wat vind je van de uitstraling van het vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude
en hoe beïnvloedt dat jouw ervaring als je daar bent?”
Jochem: “Ehh… uitstraling.”
Ype: “Laten we ‘uiterlijk’ zeggen.”
Jochem: “Ehh… om eerlijk te zijn ben ik daar wel positief over.”
Ype: “Okee.”
Jochem: “Ja, ik vind het ehh… als je naar die faciliteiten kijkt is het ehh… kun je ook wel
zeggen dat het goed voor elkaar is.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “En ehh… nou ja de buitenkant van het pand is volgens mij niet zoveel aan
veranderd.”
Ype: “Klopt.”
Jochem: “Binnenkant, ja, dat is wel een beetje opnieuw ingekleed.”
Ype: “Ja.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
97
Jochem: “Ja het is iets sterieler. Iets netter, schoner, dat merk je wel.”
Ype: “Maar hangt de uitstraling toch nog samen met je gevoel van vrijheid dan, wat je net
benoemt?”
Jochem: “Ehh… ja, ja. Dat je dingen moet laten om die netheid in stand te houden.”
Ype: “Ja, precies.”
Jochem: “Ja.”
Ype: “Okee. Nou ja, faciliteiten heb ik ook al even aangesneden. Veel faciliteiten zijn
verbeterd, licht en geluid, sanitair is bijvoorbeeld helemaal vervangen en verplaatst zelfs in
het gebouw. Service is ook anders, want je heb nu, nu is er toch wel sprake van serieus
barpersoneel en niet meer een blowende punker die ook biertjes staat te tappen. Ehh… Al
deze dingen samen, maakt dat Het Bolwerk nu tot een fijnere uitgaansgelegenheid dan
vroeger?”
Jochem: “Dat vind ik een moeilijke vraag.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “Ja, dat vind ik een hele moeilijke vraag. Omdat ik het resultaat, of het antwoord op
die vraag ook ehh… koppel aan mijn persoonlijke ervaringen, aan mijn levensfases. Het
Bolwerk is wel een tijdje dicht geweest.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “Nou daarvoor, mijn eerste bandjes gezien, en ehh… na een tijdje weer open is, nou
dan kom je daar en dan heb je, nou ja, ben je wel wat gegroeid als toeschouwer…”
Ype: “Ja.”
Jochem: “Wat meer van de wereld gezien, en dan beschouw ik het wel als een klein en… ja,
iets simpeler poppodia dan ik dacht.”
Ype: “Okee.”
Jochem: “Dus ja, vanuit daar zou ik zeggen dat het ehh…”
Ype: “Dat is eigenlijk gewoon, je eigen perspectief is ook veranderd omdat je ouder bent en
in inderdaad meer zalen en meer concerten hebt gezien.”
Jochem: “Absoluut, ja, dus ja, of… Wat, wat was de vraag…”
Ype: “Kern van de vraag is of het facilitaire… Alle veranderingen met betrekking tot
faciliteiten en service Het Bolwerk echt tot een fijnere uitgaansgelegenheid maakt. Ben je
Van jongerencentrum tot poppodium?
98
daar liever nu je zeg maar niet… op een schoon en mooi toilet… van een mooi toilet gebruik
kunt maken en gewoon ehh…”
Jochem: “Nee, om eerlijk te zijn ehh… zou je zeggen van wel, maar ja, ik ervaar dat niet zo.”
Ype: “Okee, duidelijk.”
Jochem: “Okee.”
Ype: “Nou de programmering is ook wat veranderd. Vroeger waren er drie pijlers: metal,
hip-hop en blues…”
Jochem: “Ja.”
Ype: “En tegenwoordig is er veel meer ruimte voor… is het veel breder, het aanbod, veel
meer ruimte onder andere voor popmuziek en jazz en ehh… ook wel minder metal, blues
en hip-hop dan vroeger. Wat vind je van die verandering?”
Jochem: “Die verandering zorgt er wel voor dat ik er minder heen ga. Het trekt mij minder
dus ehh… persoonlijk vind ik het minder fijn.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “Ja, Het Bolwerk ook wel programmering had waar je wel eens heen kon. En ja, op
dit moment is dat wat weg.”
Ype: “Okee. Nou, even zien, dan heb ik nog de volgende vraag. Tegenwoordig… ik weet niet
of je dat weet, maar in Sneek heb je tegenwoordig een organisatie dat heet Cultuurkwartier
Sneek…”
Jochem: “Nee, ken ik niet.”
Ype: “Dat is een overkoepelende organisatie boven Theater Sneek…”
Jochem: “Ja.”
Ype: “Dat staat aan de overkant van Het Bolwerk, helemaal een nieuw pand.”
Jochem: “Ja.”
Ype: “En Kunstencentrum Atrium, dat is tegenwoordig naast Het Bolwerk, dat is de lokale
muziekschool, en Het Bolwerk zelf. En die drie organisaties vormen nu samen
Cultuurkwartier Sneek.”
Jochem: “Ja.”
Ype: “En waarvan zeg maar Atrium en Het Bolwerk ook zelfs fysiek met elkaar verbonden
zijn tegenwoordig.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
99
Jochem: “Ja.”
Ype: “Ehh… ja hoe zie jij dat gegeven dat Het Bolwerk nu dan onderdeel is van een soort
van grotere cultuurorganisatie? In de context van de beweging die globalisering heet,
waarin veel dingen, ook veel bedrijven… Bedrijven worden groter, en, urbanisatie is ook
beetje hetzelfde principe…”
Jochem: “Okee, ehh…”
Ype: “Zie je daar voor- of nadelen van?”
Jochem: “Ehh, weet je. Puur het idee op zichzelf, vind ik te gek. Als je zegt van hee, ik ben
tien jaar, en ik oefen in het gebouw waar de Popkelder of sorry, waar Het Bolwerk ook zit,
dat lijkt me best wel, ehh.. vet.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “Ehh… ja, als gebruiker heb ik, heb ik er weinig mee te maken met die ehh…
muziekschool. Ja, waar ik wel sterk aan zit te denken, er zijn ook wel dingen geofferd om dit
te bewerkstelligen.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “Noem bijvoorbeeld de Popkelder met een eigen identiteit, die nu, nou ja, met de
grond gelijk is gemaakt.”
Ype: “Ja. En duidelijk niet onderdeel is geweest van… in deze plannen betrokken te worden.
Voor Cultuurkwartier Sneek.”
Jochem: “Ja absoluut, terwijl dat ‘ding’ er voor gezorgd heeft dat er wel redelijk wat
muzikaal talent uit Sneek is… ten lande is ingegaan.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “En ehh.. nou ja, de kracht ervan was ook wel dat het ehh… niet echt gecontroleerd
was, dat het vrij was.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “En dan zie ik, daar ben ik nu wel bang voor, dat dat nu er niet meer is. Dat het veel
meer aan banden is gelegd en ehh…’
Ype: “Hogere drempel jonge muzikanten ook… bedoel je?”
Jochem: “Ehh… ik denk dat dat er ook bij zit, ja.”
Ype: “Ja.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
100
Jochem: “Ja, ja. Dus wat dat betreft, als je even zegt van we gaan het even samenvoegen…”
Ype: “Ja.”
Jochem: “Nou ja, hartstikke leuk, maar ik de praktijk ben ik er geen voorstander van.”
Ype: “Nou, dankjewel. Ehh… nog twee vragen. Eentje is, dit nieuwe format van Het Bolwerk
en ook de Cultuurkwartier Sneek-organisatie die we net bespraken…”
Jochem: “Ja.”
Ype: “Zie je een relatie met de cultuur in de regio bijvoorbeeld? Of denk je dat ehh…
verband heeft met de plaats van Sneek bijvoorbeeld in de regio? Met… geografisch
verband?
Jochem: “Ehh… tussen de programmering en de locatie?”
Ype: “Nou, overall tussen het nieuwe format als Cultuurkwartier Sneek en Sneek als stad en
regio.”
Jochem: “Ehh… ik denk het wel. Ja, ik zie er wel een verband tussen. En dan zie ik het vooral
als ehh… die programmering die wat is aangepast op het publiek, neem ik aan. Ehh… dus
niet meer programmeren op stromingen maar meer op ehh… wat het publiek wil horen.
Maak ik er uit op.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “En Sneek heeft in mijn ogen, ja ik heb het zelf ervaren, wel een centrumfunctie.”
Ype: “Ja.”
Jochem: “Dus ik snap wel dat het idee is van we gaan mensen uit de regio ehh… ook
faciliteren wat betreft livemuziek en shows en ehh…”
Ype: “Entertainment voor in het weekend.”
Jochem: “Ja.”
Ype: “Duidelijk.”
Jochem: “Dus ja, wat dat betreft, ja ,dat zie ik wel.”
Ype: “Laatste vraag, eigenlijk in algemene termen…”
Jochem: “Ja.”
Ype: “Heb ik eigenlijk geschreven omdat de manager van Het Bolwerk zelf duidelijk het
statement maakte dat Het Bolwerk absoluut Het Bolwerk is gebleven, en dat wil ik wel even
van jouw horen.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
101
Jochem: “Ja, nee, heeft ‘ie ongelijk in. Ja. In ieder geval, ‘mijn’ Bolwerk is er niet meer.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
102
Transcriptie interview organisatie Het Bolwerk
Peter Reen: “Wat is ehh… de inhoud van het gesprek?”
Ype: “De inhoud van het gesprek, laat ik daar beginnen inderdaad.”
Peter Reen: “Want je had mij ook nog wat dingetjes gemaild?”
Ype: “Oh ja, dat ja, laten we dat nog even los bewaren. Dat is eigenlijk nog….”
Peter Reen: “Wil je hier nog antwoord op?”
Ype: “Ja, graag. Absoluut. Hoeft niet per sé nu hoor…”
Peter Reen: “Nee, maar dan zet ik hem vast even los open.”
Ype: “Ja, perfect. Ja, daar wil ik heel graag nog antwoord op, want het is allemaal informatie
die eigenlijk niet online staat.”
Peter Reen: “Nee, zo. Even een stukje typen, want dan gaat hij automatisch naar
‘Concepten’.”
Ype: “Goed, wij zitten hier dus voor mijn afstudeeronderzoek. Wat ik eigenlijk doe is ehh…
de verbouwingsgolf van de Nederlandse poppodia onderzoeken.”
Peter Reen: “De wat?”
Ype: “De verbouwingsgolf zeg maar, die sinds enkele jaren… Je kent het verhaal wel van de
Metropool en de Atak en dergelijke.”
Peter Reen: “Nieuwbouw.”
Ype: “Klopt, nieuwbouw, verbouw. En uiteindelijk ga ik hierna ga ik ook nog de reactie van
het publiek daarop onderzoeken.”
Peter Reen: “Aha.”
Ype: “Dit is zeg maar stap 1. En ehh… Het Bolwerk is eigenlijk voor mij het podium dat ik
het beste ken. Waar ik mijn eerste show heb gespeeld, waar ik zelf groot ben geworden zeg
maar.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Dus vandaar dat ik eigenlijk hier op uitkwam als case study.”
Peter Reen: “Cool.”
Ype: “En mijn doel vandaag is om de transformatie van Het Bolwerk in kaart te brengen. En
met transformatie doel ik dan zowel op de fysieke verandering als de organisatorische
Ype Terwisscha van Scheltinga
103
dingen.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Dus daar wil ik je van alles over gaan vragen.”
Peter Reen: “Doe je ding, ik eet. Haha.”
Ype: “Ja, akkoord. Ten eerste, de algemene vraag. We gaan er nog dieper in, maar om het
open te starten…”
Peter Reen: “Ja?”
Ype: “Welke motieven bestonden er voor Het Bolwerk om de transformatie door te
voeren?”
Peter Reen: “Dus ehh… verbouw dan wel nieuwbouw.”
Ype: “Precies.”
Peter Reen: “Ehh… dat was, ehh… dat kwam voort uit de wensen van het Centrum voor de
Kunsten, zeg maar, en de wens van de gemeente Sneek om een ehh… goed theater in de
stad te hebben.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Uiteindelijk is dat allemaal rond gekomen en hebben ze daar geld voor vrij
gemaakt bij de gemeente, en is er toen naar gekeken van, hoe kunnen we dat ehh…
inzetten, maar praktisch gezien.”
Ype: “Juist.”
Peter Reen: “Van wat is, wat gaan we daar mee doen zeg maar. Toen zijn de plannen voor
een cultuurkwartier gesmeed, zeg maar, en in dat cultuurkwartier zaten dus ehh… het
cultuurkwartier of ehh… het theater, zou er dan in moeten, en het Centrum voor de
Kunsten…”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En als je het goed wil doen, daar, ze willen het theater aan de overkant
bouwen, en het Centrum voor de Kunsten zou hier komen, dan zou je Het Bolwerk er ook
mee moeten betrekken. Dat is allemaal meegenomen in al die planvorming, zeg maar, en
Het Bolwerk is toen vanuit welzijn, want het zat eerst bij Stichting Timpaan Welzijn, viel
het onder, is dat, zeg maar, over gegaan naar Centrum voor de Kunsten. Dus is ehh… onder
de gemeente komen te vallen, in feite.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
104
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Ehh… en, toen is gezegd van ‘ja, als we nieuwbouw gaan doen’, en we gaan,
ehh… nieuwbouw aan de achterkant doen, dan is het niet meer dan logisch dat we het hele
cultuurkwartier zeg maar, waar Het Bolwerk onder valt, ook gaan aanpakken.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En toen is uiteindelijk de beslissing genomen om Het Bolwerk te verbouwen
en niet te nieuwbouwen.”
Ype: “Juist.”
Peter Reen: “En die beslissing om zeg maar te verbouwen, ehh… is volgens mij namelijk
omdat we een monumentale gevel hebben.”
Ype: “Aha.”
Peter Reen: “En die moet blijven staan.”
Ype: “Duidelijk.”
Peter Reen: “Zo.”
Ype: “Helder verhaal. En ehh… ik heb zelf ook heel veel onderzoek gelezen…”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Het Grote Poppodiumonderzoek en dergelijke, jou waarschijnlijk wel bekend.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Ehh… daarin komt professionalisering echt als motief naar voren om een
transformatie door te voeren.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Is dat in het geval van Het Bolwerk ook zo, en wat… hoe zou jij professionalisering
zien voor Het Bolwerk?”
Peter Reen: “Ehh…”
Ype: “Wat betekent professionalisering voor Het Bolwerk?”
Peter Reen: “Nou uiteindelijke was daar al een slag in gemaakt bij Het Bolwerk door ehh…
want het komt natuurlijk, professionalisering is een beetje zo’n, ja het is een hele grote
term, zeg maar, het zou ook gewoon een loze term kunnen zijn.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Komt denk ik meer voort vanuit de gedachte dat podia zeg maar vanuit het
Ype Terwisscha van Scheltinga
105
welzijnsector, waar de meeste podia ook gewoon begonnen zijn, alle podia zijn begonnen
onder een welzijnstichting omdat men dacht dat ehh… jongerencultuur popcultuur was en
dat popcultuur zeg maar ehh… vanuit ehh… jongerenwerk zeg maar geregeld moest
worden.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En ehh… dat werd over het algemeen gedaan door jongerenwerkers, die dat er
naast deden.”
Ype: “Juist.”
Peter Reen: “Ik ben ook zo begonnen. Ik was een jongerenwerker, en uiteindelijk zeiden ze
‘er moet een popconcert georganiseerd worden voor de donderdagavonden, want die
donderdagavonden moeten we kijken of we die jongeren van straat kunnen halen want dan
zijn ze in ieder geval niet in de binnenstad op koopavond.”
Ype: “Precies.”
Peter Reen: “Nou toen zeiden ze van ‘Peter, jij hebt verstand van muziek, wil jij dat
misschien gaan doen?’, want John, de toenmalige programmeur zeg maar, die had daar
geen tijd voor naast wat hij nog meer deed. Zo ben ik zeg maar de popwereld een beetje
ingerold.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Ehh… maar dan is het altijd iets wat je er naast doet, zeg maar, je bent altijd
jongerenwerker en een beetje programmeur en ehh… vanuit die gedachte zeg maar, omdat
allemaal meer richting te gaan geven zijn ze toen gaan zeggen van muziek moet eigenlijk
een volwaardige tak van sport zijn binnen een organisatie en daar moet ook gewoon tijd en
uren en geld voor vrijgemaakt worden.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En toen zijn… voornamelijk welzijnsstichtingen gaan zeggen van ‘okee, dan
moeten we dat gaan professionaliseren’ dus door een programmeur aan te stellen, een PR-
medewerker aan te stellen, een hoofd logistiek aan te stellen, en ehh… hoofd techniek,
bijvoorbeeld, aan te stellen. Nou, dat hebben ze toen gedaan. Bij Het Bolwerk was dat al zo
onder de welzijnsstichting, alleen…”
Ype: “Dus voor de, voor de transformatie.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
106
Peter Reen: “Voor de verbouwing was dat al het geval.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Nou ja, dan kun je daar, en dat is dan even off the record, dan kun je zeggen
‘dat had verder doorgevoerd moeten worden’ in een nieuwe situatie hier.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “D’r zijn nog steeds, ik werk nog steeds, het aantal uren wat ik toen ook werkte
en John werkt dat ook, en Appie, ons hoofd techniek, heeft urenuitbreiding gekregen,
omdat hij ook werk doet in de rest van het cultuurkwartier in Sneek, maar voor de rest is er
niks veranderd, terwijl ehh… we doen meer shows op jaarbasis…”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Ehh… we doen ehh… meer activiteiten, maar het aantal uren is gelijk gebleven.
Nou dat is gewoon niet haalbaar, en dat merk je ook gewoon in de bezetting zeg maar.
Zouden ze daar… nou dat is makkelijk, boeien, kan wel onderwerken, maar daar zou wel
meer aandacht voor kunnen zijn.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Ik vind wel persoonlijk, dat daar te weinig aandacht voor is geweest bij de
transformatie zeg maar op personeelsgebied.”
Ype: “Ja, dat is precies wat ook in die onderzoek wordt genoemd hoor, dat heel veel ehh…”
Peter Reen: “Het geld gaat allemaal naar het pand….”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Dan wordt er niet gekeken naar…”
Ype: “Niet naar de organisatie.”
Peter Reen: “Naar de organisatie, van ‘shit, nu hebben we een pand en nu moeten er
honderd shows per jaar gedraaid worden want anders kan dat…”
Ype: “Pand niet uit.”
Peter Reen: “Pand niet uit, zeg maar, want er moet gewoon geld binnenkomen.”
Ype: “Ja, precies.”
Peter Reen: “En we hebben een organisatie die uit gaat van het feit dat ze zestig shows op
jaarbasis kunnen draaien binnen die uren. Ja, dan zit daar natuurlijk een scheeftrekking van
jewelste in. Maar dat wordt nooit doorgezet, dus dan moet dan weer met vrijwilligers
Ype Terwisscha van Scheltinga
107
opgevangen worden. Maar ja, allemaal leuk en aardig…”
Ype: “Die moet je motiveren.”
Peter Reen: “Die moet je motiveren, die moet je begeleiden. Die moet je kaderen, zeg maar,
die moet je een beetje duwen gewoon, die hebben stimulans nodig, nou als je dat gaat
doorrekenen kun je dat net zo goed zelf doen want dat kost meer tijd. Je hebt vrijwilligers
omdat je zeg maar ehh… je hebt stagiars, precies hetzelfde, omdat je die mensen wat wil
leren zodat zeg maar, de mensen na jou zeg maar, dat, dat, dat je ook de generatie is een
beetje een groot woord maar, dat er ook opvolging is binnen een organisatie. Maar niet om
lastenverlichting te bewerkstelligen, want dat is echt een utopische gedachte volgens mij.”
Ype: “Ja, dat is wel hip tegenwoordig he, om stagiairs daar voor in te zetten. Je bevestigt
alvast een hoop van wat er in die onderzoeken naar voren komt alvast, inderdaad.”
Peter Reen: “Ja, het is ook zo. Kijk het scheelt dat ik in Leeuwarden met Asteriks zelf een
organisatie heb opgericht zeg maar die helemaal draait op vrijwilligerswerk.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Dus iedereen is vrijwilliger. Juist daar loop je zeg maar tegen dit soort
knelpunten aan.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En dat is op zich niet erg, maar het betekent wel zeg maar dat je heel erg
kritisch naar een organisatie kan gaan kijken van waar kunnen we zeg maar gaan besparen
en waar liggen uitdagingen want niemand krijgt betaald, dus je zit niet met geld.”
Ype: “Nee.”
Peter Reen: “Dus iedereen werkt zeg maar vanuit noodzaak en passie. Maar als je dat soort
beweegredenen zeg maar doorzet in een betaalde organisatie, dan valt er nog heel veel te
halen.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Zeker.”
Ype: “Duidelijk. Hee, in die onderzoeken die ik gelezen heb heb ik ook eigenlijk heel veel
argumenten ontdekt die worden genoemd voor poppodia om inderdaad te gaan
verbouwen en reorganiseren.”
Peter Reen: “Ja.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
108
Ype: “De link die ik zelf ook leg in mijn onderzoek is met globalisering. Eén exponent
daarvan is natuurlijk internet, en ehh… als gevolg daarvan is publiek en zowel ook jij als
programmeur eigenlijk in staat om in hoog tempo nieuwe muziek en artiesten te
ontdekken.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Als gevolg daar werd gesteld dat poppodia zich vaak niet meer kunnen beperken tot
enkele genres en een beperkt aantal doelgroepen.”
Peter Reen: “Ja, klopt.”
Ype: “Klopt dit ook voor Het Bolwerk, en in hoeverre heeft dit de transformatie beïnvloed?”
Peter Reen: “Nou, weinig tot niet, denk ik.”
Ype: “Ok.”
Peter Reen: “Het blijft ehh… hoe graag we ook allemaal willen met zijn allen zeg maar, en
hoe graag er ook binnen een organisatie ehh… als vraag zeg maar neergezet wordt, Sneek
blijft gewoon een provinciestadje. En ik kan heel erg graag willen, en dat kunnen we met
zijn alleen heel graag willen om hier heel bijzondere muziek neer te zetten…”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “De realiteit wijst gewoon uit dat daar dan tien betalende bezoekers en de
hond van één van die bezoekers op af komt, en daar kun je geen podium op draaien. Dus je
moet gewoon keuzes maken in je programma.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En ik los het gewoon op door, ja, commercieel is niet het woord maar ehh…,
maar.”
Ype: “Je spreekt wel andere doelgroepen aan.”
Peter Reen: “Ja, je pakt zeg maar veilige keuzes in je programma zeg maar, waarvan je
zeker weet van okee, daar komen gewoon twee- of driehonderd man op af…”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Minimaal. En dan kijk je ook nog een keer naar van wat ze omzetten. De ene
doelgroep zet gewoon meer om dan de andere. Bij metal en bij blues wordt gewoon redelijk
veel gedronken. Dat is gewoon een feit, zeg maar.”
Ype: “Ja, precies.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
109
Peter Reen: “En bij hardcoreshows ook, daar wordt gewoon veel gedronken. Dus dat moet
je gewoon in je programma hebben voor één, en dat is de belangrijkste afweging natuurlijk,
dat je een breed programma wilt neerzetten, maar een mooie bijkomstigheid natuurlijk is
dat er veel omgezet wordt.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Nou en als je die drie dingen gewoon een beetje steady door je programma
heen weeft, zeg maar, dan blijft er dus gewoon ruimte zeg maar ook om dingen te proberen.
Dat je kan zeggen van ok, één avond, alleen maar locals, we geven de locals reiskosten, bier
en aandacht, zeg maar…”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En dan heb je dat in ieder geval afgedekt. Zo’n avond kost geld, over het
algemeen.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En, ehh… ja, die trek je gelijk, maar ook spannende dingen. Die nog niet
bekend zijn, maar waarvan je wel wilt, dat is de opvoedkundige functie van een
programmeur denk ik altijd, van dat je wilt van hee jongens, allemaal leuk, we gaan met zijn
allen naar Barrelhouse, blues, we gaan naar Vader, metal, en we gaan naar Terror,
hardcore, en we gaan naar Blaudzun en Moss zeg maar…”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Allemaal hartstikke leuk, maar voordat die bands bekend waren, zaten ze in
een ander segment te spelen en daar zijn nu ook weer bands en ik vind dat je die ook moet
zien.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Die shows die zijn gewoon in Sneek en omgeving, zeker, zijn die lastig. Want
daar moet geld bij, waar daar komt minder publiek af, maar daar moet ook meer tijd in
want je moet mensen overtuigen dat ze er naar toe gaan, er moet meer PR in, dus ook weer
meer geld, om mensen duidelijk te maken dat het echt een hele toffe band is die ze moeten
gaan zien.”
Ype: “Precies.”
Peter Reen: “Dus ja, en doordat je zeg maar aan de ene kant veel geld verdient, kun je
Van jongerencentrum tot poppodium?
110
andere kant dus dat soort minder zekere shows doen, zeg maar.”
Ype: “Maar je merkt dus niet ehh… even vanuit de vraagzijde bekeken zeg maar…”
Peter Reen: “Ik merk niks… de globalisering is voor mij als programmeur zeg maar, heel erg
fijn, omdat internet zeg maar, echt een… ik doe alles via internet. In principe kan, dat is
mijn ding ook, gewoon in het weiland gaan zitten als ik een dongel heb, dan ga ik daar
werken. Ik hoef niet op kantoor te zitten. Ik zit op kantoor ehh… omdat, zeg maar, en dat is
een heel goed ding natuurlijk he, net als wij nu tegenover mekaar zitten, dat is makkelijker
praten dan dat wij een Skype-verbinding gaan doen, wat toch gewoon een stuk
onpersoonlijker is.”
Ype: “Klopt.”
Peter Reen: “Kun je mekaar nog een hand schudden, kun je ook gewoon letterlijk zien hoe
het met iemand gaat, dat moet ook.”
Ype: “Precies, dat hoort bij een organisatie.”
Peter Reen: “Dat hoort bij een organisatie, maar het hoeft niet, zeg maar. Dat aspect is
misschien, maar dat heeft niks te maken met, waarom, zeg maar, voor mijn gevoel zeg maar
Het Bolwerk of het hele Cultuurkwartier zeg maar die verbouwingsslag heeft gemaakt. Dat
is echt van ehh… praktisch oogpunt, van overgang van welzijn naar cultuur, zeg maar, en er
is gewoon geld vrijgemaakt om dat voor mekaar te krijgen. Nou als je het geld hebt, vind ik
ook dat je het moet gebruiken.”
Ype: “Tuurlijk.”
Peter Reen: “Dan kun je wel gaan zeggen van hier heb je het, want we vinden het niet
noodzakelijk, nee maar dan moet je dat ook gewoon doen en dat moet ook gewoon goed
gebruiken en dat geld is voornamelijk ingezet om een organisatie neer te zetten en om een
pand te verbouwen.”
Ype: “Juist, ja, akkoord.”
Peter Reen: “Nee, dus heel kort door de bocht samengevat: globalisering is niet van
toepassing geweest.”
Ype: “Nee, he? Nou ja, even het volgende argument dat werd genoemd, en ehh…, ja naar
mate eigenlijk, ik heb het zo geformuleerd, naarmate de leeftijd van popmuziek als genre en
het poppodium als uitgaansgelegenheid toeneemt…”
Ype Terwisscha van Scheltinga
111
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Stijgt ook de eisen van het publiek aan kwaliteit en service. Is dit ook merkbaar voor
Het Bolwerk en heeft dit nog de verbouwing beïnvloed, dus hogere kwaliteitseisen aan
faciliteiten en dergelijke?”
Peter Reen: “Ja. Ja, dat wel. Moet ik weer even mijn mond leegeten.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “ Kom je met eh… bij… dat publiek, eh… dat is wel merkbaar vanuit de crisis,
zeg maar. Het publiek heeft gewoon minder geld, en gaan gerichter besteden. En ehh…
doordat ze gerichter gaan besteden, gaan ze heel erg selectief te werk en gaan ze gewoon
kijken van waar voel ik me prettig, waar word ik netjes behandeld en waar krijg ik waar
voor mijn geld. Dus waar is prijs/kwaliteitverhouding gewoon goed.
Ype: “Precies.”
Peter Reen: “En op basis daarvan gaan ze keuzes maken. Ze gaan niet meer vier keer per
maand uit, maar ze gaan een of twee keer per maand weg. En als je, nou ja dat kun je
redeneren bij jezelf. Als je ergens naartoe gaat, dan kies je dus datgeen, waar je echt graag
naartoe wilt.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En dan kom ik terug bij mijn vorige punt zeg maar, een ‘ontdek-je-bandje-
avond’ zeg maar, is dan het eerste wat afvalt. Want dat kost geld. Nou dat maak je dan
gratis, maar mensen zijn veel selectiever. En dan worden de, de eisen van je publiek dus
ook hoger. Want als ze d’r geld aan uit gaan geven, dan willen ze ook in ieder geval dat het
geld zeg maar goed besteed is. Dus dan willen ze, als het even kan, ook gewoon in ehh… een
mooie tent, dus niet een afgeragde bak zeg maar terechtkomen, daar hebben we heel veel
tijd aan besteed.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En een sfeervolle ehh… plek. Nou, daar zie je nu niet zo veel van maar als het
licht zeg maar gedimd is en het is mooi, dan is het hier ook, gedimd is het hier netjes. En ze
willen gewoon goed geholpen worden. Dus je maakt je ehh… Qua vrijwilligers ga je ook
gewoon een andere keuze maken.
Ype: “Ja.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
112
Peter Reen: “Waar het vroeger zeg maar toch wel meer een soos was, en het ook ehh… kut,
waar het ook kon, zeg maar kan dat nu niet meer. Je barpersoneel moet gewoon goed
opgeleid zijn, moet er netjes uitzien, moet vriendelijk zijn, niet met een chagrijnige bek d’r
achter staan.”
Ype: “Meer kwaliteitseisen, ja.”
Peter Reen: “Dat heeft dus ook weer gevolgen voor je organisatie, want je moet je
vrijwilligers en je medewerkers opleiden. Die moeten allemaal een tapcursus krijgen, die
moeten een sociale hygiëne-opleiding hebben, die moeten een vriendelijkheidscursus
krijgen weet je wel…”
Ype: “Dat kun je niet meer af met vrijwilligers.”
Peter Reen: “Ja, wel met vrijwilligers.”
Ype: “Maar ze moeten weten hoe het werkt.”
Peter Reen: “Weten hoe het werkt, zeg maar, nou de meeste mensen waarderen dat ook.
Vrijwilligers ook hoor, ik bedoel daar komt je opleidingsfunctie weer naar voren.”
Ype: “Duidelijk. Het volgende argument, eisen aan arbeidsomstandigheden van
medewerkers van poppodia, zijn in de loop der jaren veel strenger geworden.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Ehh… datzelfde geldt voor eisen op het gebied van geluidsoverlast.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Zijn deze twee van invloed geweest op de verbouwing en reorganisatie?”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Akkoord. Hoe?”
Peter Reen: “Ja. Ehh… In hoe je verbouwt, zeg maar.”
Ype: “Ja. Betere isolatie, bijvoorbeeld?”
Peter Reen: “Ehh… dat ook ja, inderdaad ja, maar ook ehh… hoe hoog het grid voor de
lichten komt te hangen. We kunnen, mogen niet meer met een trap zeg maar, naar boven,
dus ehh… in de verbouwing zeg maar, in het bestek zoals dat zo mooi heet zeg maar, is ook
een ‘genie’ meegenomen dus ehh… zo’n mooi ding met zo’n liftje weet je wel?”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Die gaan er allemaal in mee. En ook hoe gebruiksgemak, zeg maar met alle
Ype Terwisscha van Scheltinga
113
dingen die je aanbrengt hier zeg maar, dus de koelkast zit op een bepaalde hoogte, en ehh…
de kassa zit op een bepaalde hoogte, de stoelen zijn allemaal die we hier gebruiken zeg
maar, voor medewerkers die achter de garderobe zitten, achter de kassa, dat zijn allemaal
ARBO-gecertificeerde stoelen. Gewoon een kruk kan niet meer, want daar kun je niet
iemand vier of vijf uur op laten zitten. En dat gebeurde vroeger zeg maar, dan hebben we
het over twintig jaar geleden hoor, maar tien jaar geleden, toen werd dat nog wel gedaan,
want toen was die standaard niet zo hoog, maar dat merk je dus hier wel. Hier ook, die
wanden die we hier hebben die jij, nou als je het zo meteen terughoort dan ehh…”
Ype: “Ja, dat weet ik wel.”
Peter Reen: “Dan moet je er even aan denken, maar die zijn allemaal ingebouwd op
gebruiksgemak. Die zijn superlicht. Het lijken lomp zware deuren, maar om te gebruiken
zijn ze superlicht. Dat is allemaal omdat je als medewerker geen zware dingen mag
sjouwen.
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Tenzij je, in je functieomschrijving staat dat je dat wel mag doen. Dus techniek
heeft het ook. Die hebben een lift, van de backstage naar het podium.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Want ze mogen al die versterkers niet meer het podium op sjouwen.”
Ype: “Nee, duidelijk.”
Peter Reen: “Ja, dus dat is wel van invloed. Maar om terug te komen op die vorige vraag
trouwens, de leeftijd heeft volgens mij niet zo veel te maken met hoe mensen popmuziek
ervaren en welke kwaliteitseisen ze er aan stellen.
Ype: “Je bedoelt de leeftijd van ehh… het podium.”
Peter Reen: “De bezoekers.”
Ype: “Nee, daar doelde ik niet op hoor. Ik doelde niet op de leeftijd van bezoekers, maar
gewoon van ehh… de tijd dat een poppodium bestaat.”
Peter Reen: “Oh zo, de tijdsgeest, ja.”
Ype: “Ja, de tijdsgeest.”
Peter Reen: “Ja nee, dat klopt wel. Mensen zijn wel kritischer geworden.”
Ype: “Ja akkoord, duidelijk, dat is inderdaad wat ik bedoelde. Even kijken hoor. Ja, wat ik
Van jongerencentrum tot poppodium?
114
eigenlijk ook heb geconcludeerd uit die onderzoeken die ik gelezen heb is ehh… dat ja, de
geschiedenis van de Nederlandse poppodia leert dat er in de loop van de jaren
schaalvergroting is opgetreden. Meer bezoekers, meer personeel, vaak een groter
gebouw.”.
Peter Reen: “Ja.”
Ype: ´Ehh… Schaalvergroting, je gaf het al aan eigenlijk, vereist ook een meer professionele
organisatie.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Ehh… hoe heeft schaalvergroting de transformatie van Het Bolwerk beïnvloed, in
zowel fysieke als organisatorische context?”
Peter Reen: “Nou, we hebben er heel nadrukkelijk voor gekozen, om de zaal niet te
vergroten.”
Ype: “Dus fysiek is er geen schaalvergroting geweest.”
Peter Reen: “Nee. Het is uiteindelijk is dat op basis van de brandweerinschatting zeg maar,
is dat met vijftig man omhoog gegaan, van vierhonderd naar vierenhalf, maar ik gebruik ze
nooit.”
Ype: “Nee he.”
Peter Reen: “Want ik ga uit van de zaal, zeg maar. In de zaal kunnen vierhonderd man goed
staan, dat iedereen wat ziet en dat het prettig vertoeven is zeg maar.”
Ype: “Achter deze wanden.”
Peter Reen: “Die vijftig man, die kunnen hier zijn.”
Ype: “Precies.”
Peter Reen: “En die zijn er dan ook wel. Kijk, dat heeft met vluchtwegen te maken. Maar in
principe is er fysiek niks veranderd. Het pand is anders ingedeeld zeg maar, de looproutes,
logistiek, dat is allemaal stukken beter geworden, maar qua zaalcapaciteit is niks tot
misschien… Nou ja, tien procent dus veranderd.”
Ype: “Nee.”
Peter Reen: “En dat is ook echt een weloverwogen keuze geweest, omdat je gewoon in
Sneek zit. Dus ik kan wel een zaal van vijfhonderd man gaan bouwen, maar als ‘ie niet vol
komt, heeft het geen nut.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
115
Ype: “Heb je die ehh… je hebt ons in de Freesonica-tijd, even buiten het onderzoek om, heb
je ons geboekt nog voor, wat was dat nou, in Burdaard.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Ken je dat complex daar?”
Peter Reen: “Ja, wat was dat?”
Ype: “Hoe heette dat nou… De Pitch, volgens mij.”
Peter Reen: “Ja!”
Ype: “Dat is echt, daar snap ik helemaal niks van, van wat dat ding daar te zoeken heeft.
Vlakbij Leeuwarden, enorm, modern, luxe, maar er waren tien man ofzo.”
Peter Reen: “Ja, multifunctioneel centrum.”
Ype: “Ja, vond ik wel bijzonder.”
Peter Reen: “Stond je niet in de gymzaal, ofzo?”
Ype: “Nee, het was gewoon op het podium.”
Peter Reen: “Nou, ik weet het ook niet hoor. Ja dat zijn van die rare dingen, dat is gewoon,
meestal is het ehh… dan een ambtenaar of een wethouder met een missie. Zeg maar. En dan
is het aan het einde van zijn ambtstermijn en dan…”
Ype: “Staat dat ding er…”
Peter Reen: “Staat dat ding er en dan kunnen ze weg en dan kunnen ze zeggen ‘kijk, dat heb
ik er neergezet!’.
Ype: “Ja…”
Peter Reen: “En een half jaar later zijn ze weg, en dan hoeven ze zich niet meer druk te
maken over exploitatie, over personele inzet, of dat ding daar zeg maar nog tien jaar staat,
of nog maar anderhalf, dat maakt ze geen fuck uit, dat ding staat er, want dat is goed voor
de cv. ‘Ik heb er voor gezorgd dat er een multifunctioneel centrum staat.”
Ype: “Ja, precies.”
Peter Reen: “Daarna is het aan de gebruikers. Ja, slechte manier van denken.”
Ype: “Wat die schaalvergroting betreft he, je vertelde wel dat je hier meer shows draait, en
ook qua programmering is er wel het een en ander veranderd.”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Ehh… dus het aantal doelgroepen dat hier aangesproken wordt lijkt mij breder te zijn
Van jongerencentrum tot poppodium?
116
geworden.”
Peter Reen: (twijfelend) “Ja…. Ja…”
Ype: “Min of meer. Vroeger was het toch wat meer op metal gericht.”
Peter Reen: “Ja, het is wel. Het is verschoven. Het is niet breder of minder breed geworden
zeg maar, maar het is verschoven. Sinds de verbouwing, nu tweeënhalf jaar geleden heb ik
gelukkig de tijd gehad om… je kan het eerste jaar na verbouwing, wil iedereen het zien…”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Dus dan kun je boeken wat je wil, want mensen komen toch wel. Heel goed.
Maar dat jaar heb ik dus aangepakt, zeg maar, aangegrepen, om te kijken van…”
Ype: “Testcase.”
Peter Reen: “Wat vinden mensen leuk, wat werkt in Sneek zeg maar. En er is altijd meer
budget in het eerste jaar, want het is een overgangsjaar, daar kun je gewoon mee spelen
zeg maar. En daar heb ik al een keuze in gemaakt, van kijk dit werkt wel, dit werkt niet en
dan heb je daarna nog een half jaar overgangstijd naar wat daadwerkelijk programmering
moet zijn. En een goede programmeur, vind ik in ieder geval, past ook ieder kwartaal, ieder
half jaar, kijkt naar wat zijn de bezoekersaantallen geweest. Wat is er omgezet, wat is ehh…
de bierhoeveelheid, wat weet je wel?”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Waar komen veel mensen op af, wat moet je afstoten, wat moet je vaker doen,
of wat moet je misschien binnenhalen, waar veel naar gevraagd wordt. Dus zo pas ik dat
wel continue aan qua programma.”
Ype: “Juist.”
Peter Reen: “En qua metal, dat doen we minder, maar dat heeft er niet mee te maken dat ik
dat zelf niet wil. Het heeft er mee te maken dat in Romein, in Leeuwarden, een
programmeur zit, die zeg maar uit die wereld komt en dus heel snel die metalbands binnen
kan halen.”
Ype: “Juist.”
Peter Reen: “En dat is ook gewoon en dat is hoe het werkt, zeg maar, dat is ook netwerk. En
zijn netwerk zit daar. Dus hij heeft die shows. Dat heeft voor mij tot gevolg, zeg maar, dat ik
andere dingen moet gaan doen. Dus bijvoorbeeld gothic, wat daar niet gebeurt, of
Ype Terwisscha van Scheltinga
117
technische metal. Ook een genre wat niet in Romein is, want dat is voornamelijk death en
volgens mij black…”
Ype: “Thrash.”
Peter Reen: “Thrash af en toe.”
Ype: “In ieder geval meer de ‘classic’ stijltjes, zeg maar.
Peter Reen: “En daar kan ik een beetje omheen spelen, zeg maar, en ik kan af en toe ook een
thrashshow doen, want…”
Ype: “Vandaar dat je hier toen ook Bear bijvoorbeeld neer hebt gezet.”
Peter Reen: “Ja! Ik vind dat zelf tof, dat scheelt, zeg maar, en dat is een show die past dan
binnen zeg maar wat ik dan graag wil ehh… wat ik dan als max aan gage heb gezet. Wat zo’n
band kost 250 euro. Komt uit België voor tweeënhalfhonderd euro ehh… en staat op ’t
groot podium ehh… maar dat is dan ook nog een ding dat ik aan het onderzoeken ben, van
moet zo’n band niet op de grond spelen.”
Ype: “Precies, ja.”
Peter Reen: “Bijvoorbeeld. Want dat maakt die show veel leuker. En zo ben je een beetje
aan het klooien, maar er is meer pop bij gekomen, bijvoorbeeld. Tributes deed ik eerst ook
echt heel weinig, een keer per jaar, twee keer per jaar…”
Ype: “Maar dat is nu vaker, he?”
Peter Reen: “Dat is nu een keer per twee maanden. Maar dat, en dat is ook echt, en daar kan
ik niks aan doen, maar dat is een commerciele keuze. Want tributes lopen. Het is altijd 250
man. Standaard. En over het algemeen gewoon meer dan 300 man. Want mensen, en dat is
dan die oudere bezoeker, zeg maar, die willen herkenning.”
Ype: “Die willen even terug naar vroeger.”
Peter Reen: “Die willen terug naar vroeger, maar als je dan een goede tribute hebt, want ik
zet er wel de kwaliteitseisen aan zeg maar, die band die moet wel echt goed zijn, dan loopt
die zaal vol.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En het is een oudere bezoeker, en een keer per maand gaan die weg, en die
gebruiken dat ook om gewoon die avond veel geld uit te geven.
Ype: “Maar hoe zat dat verschil dan met vroeger, zeg maar, ehh… want in vroeger tijden
Van jongerencentrum tot poppodium?
118
was het ehh… ook al voor Het Bolwerk noodzakelijk om toch ja, veilige keuzes in de
programmering aan te brengen?
Peter Reen: “Ja, wel minder. Er was meer subsidie, toen.
Ype: “Oh ja.”
Peter Reen: “En, tien jaar geleden, ik, ik, weet niet hoe het toen was, zeg maar, ik ben
gewoon een handelaar, zeg maar, en ik vind dat je gewoon altijd moet kijken naar wat iets
oplevert zeg maar ten opzichte van wat het kost. Dat is ook het grote verschil hier wat is
gemaakt toen ik hier aan het werk ging. Het zijn kosten ten opzichte van baten. Ik ga niet
zesduizend euro aan een band uitgeven, terwijl ik eigenlijk stiekem wel weet dat er maar
veertig man op afkomt.”
Ype: Ja…”
Peter Reen: “En dan zesduizend euro uitgeven, omdat dat geld er gewoon is. Dat vind ik
zonde van het geld. Dus dat heb ik aan hele andere dingen uitgegeven. En ehh… dat is het
verschil ten opzichte van tien, vijftien jaar geleden.
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Toen ik nog studeerde, en niet aan het werk was in de popsector, maar toen
was er gewoon geld. Dus toen maakte het ook niet uit. Het ging om het principe ‘er moet
programma staan’, en dat moet een beetje breed zeg maar, dat was ongeveer de eis, zeg
maar, maar wat het kost: zorg er maar voor dat je binnen de begroting blijft.
Ype: “Aha.”
Peter Reen: “Maar die begroting was immens, weet je wel, dat maakte niet uit. Dat geld was
er wel. Nou ja, uiteindelijk als je dat ehh…, zo simpel is het wel, als je dat acht jaar doet, of
negen of tien, of vijftien jaar, dan is op een gegeven moment het geld op, dan kom je, dan
loop je tegen een crisis aan, zeg maar zoals een paar jaar geleden.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Het geld is niet oneindig. En dan loopt dus ook een sector die dus zeg maar
altijd gesponsord is, zeg maar, loopt tegen zo’n, zo’n crisis aan en dan kom je dus dat je als
poppodium, dat is dus echt waar een heleboel poppodia ten onder zijn gegaan, moeten
gaan schrappen in hun begroting...”
Ype: “Ja.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
119
Peter Reen: “En ook niet zo’n beetje. Dan ga je van honderdduizend euro, zeggen ze van ‘ja,
allemaal leuk en aardig’, was geld als water, maar jullie moeten het gaan doen met
vijftigduizend euro. Maar dan zit er dus een organisatie die geen geld kan maken, niet weet
hoe het netwerk werkt, niet weet waar je geld vandaan moet halen zeg maar, en dus nog
anderhalf jaar doordraait en dan failliet is.”
Ype: “Precies.”
Peter Reen: “En dan, ja, en, en, dan kom je dus allemaal van dat soort beslissingen die de
gemeente maakt op basis van personele aannames, dat er niet gekeken wordt naar wat
iemand kan.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Ik vind persoonlijk het helemaal niet erg, dat je bijvoorbeeld directeur op een
poppodium hebt, die uit de zakenwereld komt.”
Ype: “Nee. Het kan goed werken, toch?”
Peter Reen: “Het kan heel goed werken, zelfs! Dat iemand die gewoon kan zeggen van ‘ja
sorry, dat is gewoon te weinig geld dat je me geeft’, of ‘ik wil ’t voor minder’, die hebben
geen…”
Ype: “Die hebben geen sentiment.”
Peter Reen: “Nee, dat is ‘t ‘m, die hebben geen sentiment. Die komen niet uit de sector.”
Ype: “Duidelijk.”
Peter Reen: “Dat maakt, ja, dat vind ik wel, qua, en dat merk je wel, daar zit de verschuiving,
je moet gewoon meer gaan letten op hoeveel dingen opleveren. Maar op zich vind ik dat
niet zo erg hoor, want ik werk al, nou ja, al tien jaar zo. In het jongerenwerk ook al.”
Ype: “Ja, je bent eigenlijk al op mijn volgende vraag ingesprongen, inderdaad, in hoeverre
omgevingsfactoren als de kredietcrisis hun invloed hebben gehad op de transformatie van
Het Bolwerk…”
Peter Reen: “Niet.”
Ype: “Helemaal niet?”
Peter Reen: “Heel weinig.”
Ype: “Maar wel op de programmering, zeg je net.”
Peter Reen: “Ja, sorry. Ja nou, op de programmering in de keuzes die je maakt, zeg maar,
Van jongerencentrum tot poppodium?
120
omdat je dat merkt bij je publiek.
Ype: “Precies.”
Peter Reen: “Maar het is niet van kut het is crisis, nu moet ik alleen maar commercieel gaan
boeken. Ik maak nog steeds een afweging van wat moet… wat vind ik dat het publiek moet
zien, en wat wil het publiek zelf graag zien.”
Ype: “Ja, precies.”
Peter Reen: “Daar maak je dan keuzes in, zeg maar.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Maar je merkt het wel, bij andere podia, zeg maar, die keuzes van tevoren niet
hebben gemaakt, zeg maar, om gewoon na te denken over wat het publiek wil, hoe je met
publiek moet communiceren, enzo, die zijn allemaal ten onder gegaan.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Die zijn allemaal failliet.”
Ype: “Duidelijk. En wat betreft, 1 januari 2004, het Besluit Rookvrije Werkplek, heeft dat
hier nog invloed op gehad?”
Peter Reen: “Op de verbouwing?”
Ype: “Ja?”
Peter Reen: “Ehh… nee, volgens mij niet. Maar we hebben wel een rookruimte. En dat is een
ding wat er aangebouwd is.”
Ype: “Sinds toen ook, zeg maar? “
Peter Reen: “Ehh… nee, toen de verbouwing klaar was, zeg maar, toen is de rookruimte
ehh…, de rookruimte is meegenomen in de verbouwing inderdaad.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Voor de rokers. Op de werkplekken, ehh… ja dat was toen al zo. Maar je moet
er wel rekening mee, er zijn mensen die roken. Ik ben er niet een van, maar je moet er wel
rekening mee houden. Ik vind het ook, dat is ook altijd de discussie, maar ik vind het ook
ineffectief, roken.”
Ype: “Hoe bedoel je?”
Peter Reen: “Elke keer dat je gaat roken, dan is dat niet… Roken is een verslaving maar ook
een gezelligheidsding. Er zijn weinig mensen in een kantoor die alleen gaan roken. Het is
Ype Terwisscha van Scheltinga
121
altijd ‘ga je even mee, sigaretje roken’.
Ype: “Ja. Werkplek verlaten.”
Peter Reen: “Dus dan ga je sigaretje roken met iemand, werkplek verlaten, inderdaad, daar
begint het, dan moet je er naartoe lopen, dat is twee minuten, dan rook je je sigaret, dat is
vijf minuten, maar je blijft altijd hangen om wat na te kletsen, want je staat toch met zijn
tweeën.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Dus dan is het weer vijf minuten. Dus gemiddeld genomen duurt een sigaretje
roken, duurt gewoon tien tot vijftien minuten.”
Ype: “Dat kost onze economie een hoop miljoenen.”
Peter Reen: “Als je dat door gaat rekenen over de dag zelf, zeg maar, hoe vaak mensen
roken, dat is vier keer per dag, vijf keer per dag, tijdens werktijd, ik neem even gemiddeld,
ik denk vaker, maar neem vier, dus dat is een uur werktijd.”
Ype: “Ja, dat kost een hoop geld.”
Peter Reen: “Dat kost een hoop geld. Dat is hetzelfde als dat je ziet dat mensen een
verplichte koffiepauze gaan inbouwen, waar ik ook echt gewoon geen fuck van snap,
verplichte koffiepauze van twintig minuten, en een verplichte lunchtijd van wat is het? Een
half uur tot veertig minuten. Dus dat is een uur zeg maar, niet werken.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Dus van de acht uur werk je al zeven uur op een dag, en als je rookt werkt je
dus maar zes uur van de dag. Nou, dat vind ik dus, zeg maar, ik begin een uur later, want ik
lunch terwijl ik nu met jou aan het kletsen ben, of ik lunch achter een bureau, en ik rook
niet. En koffie drink ik ook wel terwijl ik aan het werk ben.”
Ype: “Ja, ja.”
Peter Reen: “Om daar nou voor te gaan zitten, ik zit toch al. En dan krijg je dus van die
scheefgroeien, wat je al zegt, als dat dus iedere dag twee uur kost, dat is dus tien keer per
week. Dus iemand die 36 uur in dienst is, werkt effectief maar 26.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Moet je kijken hoeveel geld dat oplevert, gaat echt nergens over!”
Ype: “Ja, ongelooflijk.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
122
Peter Reen: “Iedereen moet gewoon stoppen met roken!”
Ype: (tegen manager John Schut): “Kom je erbij?”
John Schut: “Nou ja, heb je wezenlijke vragen aan mij, want ik ben eigenlijk even met het
draaiboek voor zaterdag, dus…”
Ype: “Ja, het is, het zou, als je geen tijd hebt, heb je geen tijd…”
John Schut: “Nou, ik heb wel even tijd, maar…”
Ype: “Blijf zitten zo lang je zin hebt.”
John Schut: “Ja, als je mij nou eerst even wezenlijke vragen stelt, dan ga ik weer naar
boven.”
Ype: “Ja, ik zal jou even kort bijpraten: ik doe een onderzoek naar de transformatie van
poppodia, zeg maar, de verbouwingsgolf, waar Het Bolwerk ook toe hoort, zeg maar…”
John Schut: “Ja.”
Peter Reen: “Drinken, Ype?”
Ype: “Nee, dankjewel, ik heb water. En ehh… ik ben eigenlijk aan het onderzoeken wat daar
de motieven voor zijn geweest, voor die verbouwingen en ook hoe het publiek er op
reageert. Ja, Het Bolwerk is eigenlijk mijn… ik ben hier zelf groot geworden, dus vandaar
dat ik dit als case study heb ingebouwd.”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Dus daar ben ik allemaal vragen over aan het stellen, van wat heeft die transformatie
ingegeven, hoe ziet die eruit. Ik ga gewoon vrolijk verder; ik heb ook allemaal onderzoeken
hierover gelezen, onder andere het onderzoek ‘Wat kan er beter in de podiumkunsten?’. In
dat onderzoek wordt kleinschaligheid als een probleem omschreven van heel veel
organisaties. Ehh… ja is er in het geval van Het Bolwerk sprake geweest van
schaalvergroting? Ik heb het van Peter al gehoord, maar kun jij er wat over zeggen?
John Schut: “Ja, wij, schaalvergroting niet in de zin van schaalvergroting van een zaal van…
we hadden een zaal van 325 he, vergeet dat niet, officieel 350. En we hebben nu natuurlijk
een zaal van max 450, dus dat is wel een schaalvergroting. Dat is een bewuste keuze
geweest om meer capaciteit in het huis te krijgen. Daardoor kun je de programmering
ehh… iets meer opkrikken zeg maar. Heb je iets meer mogelijkheden natuurlijk.”
Peter Reen: “Het is 375 toch?”
Ype Terwisscha van Scheltinga
123
John Schut: “Nee, officieel 325 zelfs, in de oude situatie.”
Peter Reen: “Maar goed dat ik dat nooit geweten heb!”
John Schut: “Maar, dat is de keuze geweest. De keuze is ook geweest om niet een heel
grootschalig ehh… van zes- of zevenhonderd, want we zitten hier natuurlijk ook in Sὺd-
West Fryslân zeg maar, en ehh… wij behoren tot een middelgroot podium. Niet klein, maar
een middelgroot podium. En dat is net leuk en knus genoeg zeg maar voor onze doelgroep
die wij hier proberen binnen te krijgen.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Want een schaalvergroting in de zin van zes- of zevenhonderd is hartstikke
leuk, maar dat is gewoon niet realistisch.”
Ype: “Dat komt niet vol hier.”
John Schut: “Het komt… Nou, je hebt zalen in de grote steden die dat nog niet eens vol
krijgen, dus laat staan dat je die naar Sneek krijgt.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En kijk, het voordeel van ehh… van dit podium is, wij kunnen ook verkleinen.
We hadden voorheen een klein podium, maar we kunnen onze zaal zeg maar verkleinen tot
de helft in dit geval, dus ja, heel flexibel zijn we daar in. En dat is juist ideaal voor dit
podium. Je kunt dat, dit kan, dit, dus je kunt hier kleine dingetjes doen, dus je hebt een
flexibel podium. Daar wou ik naartoe. En dat is ons wel gelukt.
Ype: “Ja, ik heb hier al verschillende gezien inderdaad.”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Ja dat is goed geslaagd. Ehh… wat ook werd genoemd in hetzelfde onderzoek is ehh…
dat een gebrek aan omvang van een organisatie het opvangen van tegenvallers bemoeilijkt
of bijvoorbeeld het bedingen van aantrekkelijke voorwaarden bij leveranciers. Klopt dit
voor Het Bolwerk, en is dit ook een reden geweest om de schaal te vergroten?
John Schut: “Nee, kijk, het inkopen bijvoorbeeld, doordat we nu onderdeel zijn van een
grote cultuurorganisatie, kunnen we natuurlijk ook weer meer afdingen in dit geval. Met
Heineken hadden wij sowieso al een deal, maar Heineken is nu natuurlijk ook wat groter
hier in dit geval, dus die deal die liep al. Ehh… wat was je vraag ook alweer?
Ype: “Ehh… in die zin, de vraag was eigenlijk of het gunstig is voor Het Bolwerk om dus
Van jongerencentrum tot poppodium?
124
groter te zijn geworden door onderdeel te worden van Cultuurkwartier Sneek.
John Schut: “Ja. Dat is gunstig in de zin van dat je van elkaars discipline, van elkaars
netwerk gebruik kunt maken…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Nog veel belangrijker is dat wij het imago van podium waar alleen maar punks,
metals en onfris ruikende types komen, dat je dat op deze manier… Je wordt wat
salonfähiger op deze manier zeg maar. En dat is het grote voordeel.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “We zijn onderdeel van een groot cultuurcomplex en daardoor kun je ook met
je PR op een andere manier kun je gewoon inzetten, bijvoorbeeld. Kijk je ziet bijvoorbeeld
nu ook dat wij ehh… onze doelgroep echt wel gewijzigd is. In de oude situatie waren we
natuurlijk een jongerencentrum, op papier, maar goed we waren al een podium natuurlijk,
maar dat juk hebben we gelukkig afgegooid…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Want dat is verschrikkelijk. En nu zijn we… sinds 2009 vallen we onder
cultuur, en dat is heel prettig, en je kunt dus ehh… omdat wij met dit podium natuurlijk ook
bepaalde goals, bepaald aantal bezoekers moeten… nou ja, blablabla, vul dat maar in…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Voordeel is dat wij ehh… met onze programmering een veel bredere doelgroep
kunnen binnenhalen. En ook, doordat je meer producties kunt neerzetten dus ook een
breder pakket kunt aanbieden, doordat wij van zestig, vijftig/zestig naar honderd zijn
gegaan op jaarbasis.”
Ype: “Aha.”
John Schut: “En dat is ook een heel groot verschil.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En wij hebben natuurlijk ook als voordeel als poppodium, het poppodium
bestaat al meer als veertig jaar, wij hebben onze naam natuurlijk ook mee en dat scheelt
dan natuurlijk ook wel. En dan naam in de zin van goed podium, prettig personeel, dat hele
plaatje zeg maar.”
Ype: “Precies.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
125
John Schut: “En dat speelt een hele grote rol, zowel bij bands als bij agencies. Maar goed, je
hebt natuurlijk altijd bands en agencies, die alleen maar kijken naar hoeveel mensen
passen erin, wat is mijn break-even-deal en dan pleur ik dat bandje daar maar neer want
dat levert mij het meeste geld op.”
Ype: “Ja, ja, ja.”
John Schut: “En dat soort bandjes zie je nog steeds, helaas.”
Ype: “Maar los van de status van de zaal?”
John Schut: “Of het nou in een bowlingcentrum is of in een poppodium, het interesseert ze
geen ruk. Nou ja, dat soort bandjes hou je sowieso. En je hebt natuurlijk ook als nadeel, we
zitten hier in Sneek en Sneek is natuurlijk an sich wel een ehh… nou ja, het heeft wel een
achterland, maar goed het is geen Leeuwarden. Leeuwarden is natuurlijk veel groter.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Leeuwarden is de provinciale hoofdstad, en ja, dat is voor veel bands toch de
aanleiding om in eerste instantie of bij voorkeur liever in de hoofdstad te spelen. Dat
nadeel heb je gewoon als je een podium in de provincie bent zeg maar. Je kan de
programmering er enigszins op aanpassen, dat hebben we ook gedaan de afgelopen jaren,
maar dat resulteert wel in meer bezoekers in dit geval.”
Ype: “Ja, duidelijk. Dus in die zin is het groeien van een organisatie eigenlijk universeel
gunstig, zou je bijna kunnen zeggen.”
John Schut: “Ja, maar dat heeft ook alles te maken met je organisatie zelf en kijk we hebben
natuurlijk ook ehh… we zijn ook anders in gaan zetten met betrekking tot onze
medewerkers. Wij proberen onze organisatie zo professioneel mogelijk te maken, dat
betekent dus ook dat je je medewerkers zo professioneel mogelijk moet gaan opleiden
enzovoort enzovoort.
Ype: “Ja.”
John Schut: “Maar vergeet niet, we zijn een relatief kleine organisatie. We zijn als
poppodium ehh… doen wij dat met slechts, nog niet eens 2 FTE op het moment…”
Ype: “Ja, Peter vertelde dat.”
John Schut: “En vergelijkbare podia die dezelfde producties neerzetten die hebben er zes,
zeven of acht zelfs, dus wat dat betreft doen wij eigenlijk ehh… heel veel.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
126
Ype: “Hetzelfde werk met hetzelfde…”
John Schut: “Ja, maar dat betekent wel, dat betekent wel natuurlijk, dat je daarop inboet of
op je marketing, of op je PR of op… Dat gaat ten koste van iets.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Dat is het vervelende juist.”
Ype: “En waar gaat het ten koste van?”
John Schut: “Nou het gaat ten koste van PR, marketing, maar het gaat ook ten koste van
bijvoorbeeld voldoende ruimte creëren om na te denken, goed na te denken over
concepten, goed na te denken over andere beleidslijnen. Waar je nu mee bezig bent, is
eigenlijk alleen maar het draaien van producties, producties, producties.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En je moet als organisatie, dat is ook het nadeel, eigenlijk moet je meer doen.
Met dezelfde uren.
Ype: “Precies.”
John Schut: “En dat is niet… heel uniek, maar dat zie je ook landelijk denk ik wel, maar dat
legt wel een enorme druk op je organisatie in dit geval. Je verwacht van je medewerkers
toch wel een bepaalde, hoe zal ik het zeggen, een andere motivatie…”
Ype: “Toewijding.”
John Schut: “Nou ja, commitment, want ehh… onze vrijwilligers zijn wat dat betreft, dat is
ook een keuze die wij gemaakt hebben, we willen niet werken met hele jonge vrijwilligers,
dat heeft natuurlijk ook te maken met je uitstraling als podium, maar ook niet met hele
oude vrijwilligers.
Ype: “Ja.”
John Schut: “Maar, wij zijn geen podium dat uitsluitend en alleen maar in een nichemarkt,
zoals de Asteriks bijvoorbeeld wel. Nou, zo’n podium zijn we niet. We zijn ook geen podium
zoals Romein, Romein doet het allemaal heel veel met stagiaires, nou die hebben een hele
andere commitment…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Van: ‘heb ik mijn voldoende gehaald?’ en vrijwilligers hier, die gaan er op een
hele andere wijze mee om. Die gaan echt voor het product. Die gaan echt voor ehh… hoe zal
Ype Terwisscha van Scheltinga
127
ik het zeggen, voor het publiek. Die vinden het leuk om te werken.”
Ype: “Ja, ja.”
John Schut: “Dat stralen ze ook uit, en dat is ook de kracht van je podium in dit geval.”
Ype: “Zeker.”
John Schut: “Een vrijwilliger moet je altijd in de watten leggen. Tot op een bepaalde hoogte
natuurlijk, maar altijd in de watten leggen. Keuzes!”
Ype: “Dat merk je in de backstage ook goed hoor, dat de mentaliteit van al die mensen echt
ehh… uitstekend is.”
John Schut: “Alleen, ja, kijk we zijn groter gegroeid, maar het heeft ehh… helaas niet groter
gegroeid met betrekking tot FTE’s helaas niet.”
Ype: “Nee.”
John Schut: “Dus.”
Ype: “Ja. Ehh.. ik heb nog een ehh… in de categorie motivatie voor de wat ik de
transformatie noem is zowel de verbouwing als wat er organisatorisch is veranderd. In die
context heb ik nog een vraag. In de handreiking ‘Pop met beleid’, ik weet niet of je die kent,
wordt gesteld dat nieuw- en verbouw van poppodia aan de orde van de dag is wegens
veroudering en voortschrijdende technische eisen. Is dit het geval voor Het Bolwerk ook
geweest? Verouderd gebouw?
John Schut: “Ja, een verouderd gebouw.”
Ype: “Ja, he.”
John Schut: “Ja, gewoon een verouderd gebouw. Er is de afgelopen jaren gewoon nooit een
cent in geïnvesteerd. Ja, ’s een likje verf hier en een likje verf daar en wat cosmetische
wijzigingen, maar voor de rest is er nooit in geïnvesteerd.”
Ype: “Nee.”
John Schut: “En ehh… sinds wij dus bij… onderdeel zijn van cultuurkwartier is er behoorlijk
in geïnvesteerd in dit pand. En ehh… nou ja, een paar jaar zo meegaan.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Het moet ook de uitstraling hebben van een poppodium, en niet de uitstraling
van een jongerencentrum.
Ype: “Dus die slag is echt gemaakt.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
128
John Schut: “Ja, die slag is echt gemaakt. Tja, maar dat merk je ook alleen al aan dat we
bijvoorbeeld elke weekend heel andere bezoekers binnen hebben. We krijgen nieuwe
bezoekersgroepen. Dat zie je van ‘waar is hier de WC’ en ‘betaal ik hier met muntjes’. Nou
dat zijn heel duidelijke signalen van ‘ik ben hier nog nooit geweest’ zeg maar…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Maar dat zie je dus elke week en dat is prettiger dan dat je bijvoorbeeld in het
verleden had je bepaalde groepen binnen. Die kwamen wel met grote regelmaat, maar dat
is tien jaar geleden. En ik bedoel, de economie is behoorlijk gewijzigd, de wensen van
bezoekers is behoorlijk gewijzigd en ik bedoel je hebt niet meer groepen die elk weekend
komen. Ja of het moet dan heel goedkoop zijn, of weet ik allemaal wat, maar die heb je
gewoonweg niet meer.”
Ype: “Nee.”
John Schut: “Maar dat kan ook niet meer, want als je alleen op die bezoekersgroepen een
podium moet draaien dan heb je een probleem. Want stel dat een bepaald genre in onmin
geraakt, want dat gebeurt tegenwoordig steeds vaker, dus dat gaat steeds vaker en vaker
en vaker natuurlijk…”
Ype: “Door internet, enzo.”
John Schut: “Ja, daarom. Dan heb je een probleem. Dat betekent dus ehh… die ene groep die
mis je dan, daar heb je wel op ingezet, maar de muziekstijl, op de een of andere manier, of
een overkill, of het is niet meer populair, vul dat allemaal zelf maar in. Dan mis je die
bezoekersgroep. Het is gewoon veel te beperkt, daarom moet je in de verbreding zitten,
maar je moet ook uitkijken dat je geen bowlingcentrum wordt.”
Ype: “Precies.”
John Schut: “Gewoon een eigen smoelwerk creëren en daar zijn we nu ook mee bezig om te
kijken hoe we dat strategisch voor de nabije toekomst kunnen inzetten.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Dus ehh…
Ype: “Wat is de visie eigenlijk momenteel, op dat gebied? Is die er concreet, want die staat
volgens mij niet op de website.”
John Schut: “Nee, die staat ook niet op de website. We zetten onze strategie ook niet op de
Ype Terwisscha van Scheltinga
129
website. Dus ehh… dat heeft ook nog veel onderliggende…”
Ype: “Heel veel poppodia doen het wel namelijk.”
John Schut: “Ja, eigenlijk… Dit podium moet eigenlijk gewoon een podium zijn waar
iedereen zich thuis voelt. Daar komt het eigenlijk op neer. Jong en oud. Nou ja, doelgroep is
wel boven de 25, we doen heel weinig voor jongere kids, maar je gewoon het gevoel hebt
van god, gewoon een leuke en gezellige avond gehad. Dat is niet de strategie, maar wel de
achterliggende gedachte. Dat mensen hier niet alleen komen voor de programmering, meer
ook voor de gezelligheid. Als je namelijk alleen uitsluitend je podium neerzet in de markt…”
Ype: “Als concertzaal.”
John Schut: “Als concertzaal, en puur en alleen de interessante bandjes, de grote en
bekende bands boekt, ja, dat is leuk en aardig, mensen komen dan op die band af, maar het
maakt ze geen fuck uit waar het is. Het kan net zo goed in een hele grote schuur zijn. Dan
heb je het probleem dat… bezoekers komen alleen daar op af en wij willen juist bezoekers
genereren op bepaalde activiteiten ehh… die misschien niet direct in hun straatje liggen,
bijvoorbeeld, maar waarvan ze wel zeggen van ‘misschien zou ik dat leuk kunnen
vinden’…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Dus ook puur voor de gezelligheid eigenlijk.”
Ype: “En dus ook niet ehh… wat niet per sé samenhangt met wat er op dat moment op het
podium staat.”
John Schut: “Nee, nee, want als je alleen en uitsluitend afhankelijk bent van je
programmering, dan ben je dus niet alleen nu, maar ook in de nabije toekomst, dan is het
alleen maar een kwestie van geld. Degene die kan bieden en bieden en bieden, die zal de
interessante producties neerzetten, nou ja, dan ben je verkeerd bezig. Ja, die insteek daar
zijn we dus nu nog mee bezig.
Ype: “Duidelijk.”
John Schut: “Hoe we de bezoekers vast kunnen houden.”
Ype: “Ja, akkoord, erg interessant allemaal. Ik ben eigenlijk toe aan de wat concrete vragen
over de kenmerken van de verbouwing. Welke fysieke veranderingen heeft Het Bolwerk nu
precies ondergaan in de verbouwing? Capaciteit, licht en geluid, faciliteiten?”
Van jongerencentrum tot poppodium?
130
John Schut: “Nou we hebben nu een eigen licht- en geluidinstallatie natuurlijk, in het begin
huurden we dat nog maar we hebben nu besloten om licht en geluid zelf aan te schaffen.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Dat scheelt je enorm in je overhead-kosten, enorm scheelt dat, ehh… alleen de
voorgevel is in principe blijven staan, en nou de binnenkant is… als je binnenkomt, als oud-
Bolwerkmedewerker, laat ik het zo zeggen…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Dan heb je nog steeds het gevoel dat het Het Bolwerk is.”
Ype: “Precies.”
John Schut: “En we hebben… we hebben dus geen keuze gemaakt en dat hebben een
heleboel podia in Nederland wel gedaan, om een… Atak bijvoorbeeld, Metropool
bijvoorbeeld, Hedon gaat weer nieuwbouw in…”
Ype: “Bijna klaar ja…”
Peter Reen: “Bijna he. Hebben alweer vertraging, hoorde ik van ehh...”
John Schut: “Oh ja? Nou ehh… die hebben er voor gekozen om een nieuw gebouw neer te
zetten, met prachtige nieuwe mogelijkheden en noem maar allemaal op, maar ehh… dat
leeft natuurlijk nog niet. Dat zijn gebouwen die worden neergezet puur ehh… ehh… dat zijn
ook algemeen zalen met zes-, zeven-, achthonderd mensen…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Daar moet zoveel mogelijk gegenereerd worden, dat is een popfabriek
geworden.”
Ype: “Juist.”
John Schut: “In de zin van lopende band-werk producties, zo veel mogelijk, zo groot
mogelijke acts, en dan hebben ze nog een kleine zaal, hebben sommige podia ook nog, dat is
hartstikke charmant hoor, maar dat gebeurt eigenlijk ehh… ehh… wat gebeurt daar, daar
zetten ze nog wat niche-achtige dingen neer, wat interessante opkomende acts, bij wijze
van spreken…”
Ype: “Ja, ja, ja.”
John Schut: “En om hun totaalprogrammering naar de buitenwereld ehh… toch nog
enigszins te laten zien van ‘zie je wel, wij zijn wel een volwassen poppodium, wij doen ook
Ype Terwisscha van Scheltinga
131
van die kleine leuke interessante dingetjes’, opkomende acts, maar eigenlijk gaat het daar
niet om.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Het is maar een wassen neus, vind ik hoor.”
Ype: “Brede vraag, het is al aan bod gekomen, welke organisatorische veranderingen heeft
Het Bolwerk nu ondergaan tijdens 2008/2009?”
John Schut: “Nou, we zijn van een welzijnsorganisatie, Timpaan, zijn wij overgestapt,
overgestapt, ehh… zijn wij ondergebracht bij het Centrum voor de Kunsten, en later is dat
het Cultuurkwartier Sneek geworden.”
Ype: “Dat is later nog geweest.”
John Schut: “Ja, dat is later nog geweest. Ehh… daar valt het theater onder, het
kunstencentrum van hiernaast, en Het Bolwerk valt daar onder.”
Ype: “Ja, duidelijk.”
John Schut: “Dus.”
Ype: “Akkoord, ja. Maar qua FTE’s is er dus niks veranderd, zoals Peter ook al zei, intern in
Het Bolwerk.”
John Schut: “Was het maar waar.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Er wordt alleen maar bezuinigd, bezuinigd, bezuinigd en wat ik net zei, je moet
steeds meer doen met hetzelfde aantal uren, dus je moet daar heel flexibel in zijn. Ik doe
bijvoorbeeld ook […]-medewerkers doe ik er bij, nou, dat moet je dan ook even in je
rooster, dat is leuk en aardig, maar dat moet je er allemaal even bij doen.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Dus ehh…”
Ype: “Akkoord. Nou, het volgende heeft Peter ook eigenlijk al beantwoord, maar het is ook
wel leuk om het even van jou te horen. Het Bolwerk is onderdeel geworden van
Cultuurkwartier Sneek, en welke redenen waren daar concreet voor? Zowel vanuit Het
Bolwerk als vanuit bijvoorbeeld de gemeente.”
John Schut: “Nou, ehh… eigenlijk de enige reden was dat, en dat is eigenlijk de enige reden,
was dat Timpaan eigenlijk het, de poppodiumfunctie wilde afstoten.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
132
Ype: “Ok.”
John Schut: “Dat was eigenlijk de achterliggende reden. Waarom? Omdat zij een poppodium
functie niet ehh… passend vonden binnen hun aanbod. En zij zijn voornamelijk bezig op het
gebied van welzijn, jongerenwerk, dat soort dingen allemaal. Dat heb je in de afgelopen
jaren ook kunnen zien, ehh… totdat we dicht gingen, want er werd gewoon geen enkele
cent geïnvesteerd, ehh… we waren gewoon het vijfde wiel van de wagen geworden, en
eigenlijk interesseert het werkelijk geen hond op directieniveau wat hier gebeurde.”
Ype: “Nee, he.”
John Schut: “Je zag ook nooit iemand, alleen als er echt iets loos was, of dat er… De interesse
was dusdanig minimaal, laat ik het zo uitdrukken, dat was het gevoel van ‘ja, wat doen we
hier eigenlijk’, weet je wel. Nu we onderdeel zijn het cultuurkwartier en een
cultuurorganisatie, liggen we veel meer op één lijn. Ik bedoel, wij hebben een bepaalde
cultuurvorm, laat ik het zo zeggen…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Theater heeft een bepaalde cultuurvorm, kunst, en dan alles te maken met
muziekcultuur, laat ik het dan, ja, het is niet helemaal waar, zit ook een musical…”
Ype: “Podiumcultuur.”
John Schut: “Het is een bepaalde podiumcultuur in de breedste zin van het woord, zeg
maar, dus je hebt veel meer ehh… veel meer punten waarvan je denkt van hee, dat kun je
van elkaar leren, of die kun je van elkaar gebruiken. Bijvoorbeeld talent nights
bijvoorbeeld, dat zijn dan kids, die krijgen hier les, in een van die lokalen hiernaast…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En een keer in de maand, twee keer in de maand, ik weet niet, hebben zij hier
in een kleine setting, bijvoorbeeld, daar kunnen ze lekker spelen, nou dat is dus… Dan maak
je gebruik van elkaars onderlinge netwerk, van elkaar onderlinge know-how, enzovoort,
enzovoort. En dat maakt je als cultuurkwartier ook veel sterker naar de buitenwereld toe.”
Ype: “Ja, duidelijk.”
John Schut: “En dat is onze kracht ook.”
Ype: “Ja, akkoord.”
John Schut: “Als we dat namelijk niet… als we geen onderdeel waren geworden van het
Ype Terwisscha van Scheltinga
133
cultuurkwartier, dan denk ik dat dit podium niet meer had bestaan.”
Ype: “Nee?”
John Schut: “Nee.”
Ype: “Maar dat plan was er dus al voordat de verbouwing begon?”
John Schut: “Ja. Het probleem is alleen dat er dus voordat er sprake was dat het podium
geen onderdeel mee zou vormen van het welzijnswerk, is er in de wandelgangen het één en
ander besproken.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Daar zijn wij dus nooit in gekend. En dat is dan typisch iets voor een
welzijnsorganisatie, die doen dat onderhands met de gemeente…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “We zijn er pas zeg maar, in betrokken, toen we eigenlijk al… toen al duidelijk
was dat we onderdeel zouden worden van het cultuurkwartier. Toen zijn we er pas in
betrokken, met betrekking tot organisatievorm, met betrekking ook tot de verbouwing,
want de verbouwing stond ook al een heel groot gedeelte op papier, en… we zijn daar veel
te laat in betrokken. Dat is heel vervelend, om het even zo uit te drukken, want… we
hebben nog wel iets kunnen doen, ik bedoel, we hebben wel keuze kunnen maken qua
kleuren, qua in… en ook de praktische invulling, maar we hebben dus niet meer vanaf het
beginstadium erbij gezeten.”
Ype: “Nee.”
John Schut: “Wat eigenlijk hadden we, achteraf gezien, gewoon de voorgevel willen laten
staan, en alles wat er achter zit gewoon, ehh… tegen de, tegen de grond, dat hebben ze
namelijk daar ook gedaan. De voorgevel is blijven staan, bescherm stadsgezicht…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Achterkant heb je veel betere mogelijkheden. Dat hadden we hier ook moeten
doen, dan hadden we namelijk deze zaal… niet zo, dan was het veel hoger geworden, dan
had je een veel grotere zaal gehad, hadden we misschien ook een balkon gehad, hadden we
echt… op dezelfde oppervlakte he, hadden we dingen anders ingedeeld. En dat was achteraf
gezien, dat heeft de architect zelfs aangegeven, was dat ehh… veel goedkoper geweest dan
wat we nu gedaan hebben.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
134
Ype: “Ongelooflijk he, en dat allemaal omdat jullie eigenlijk pas later in…”
John Schut: “Ja, dat is een keuze geweest he, en ja, met name van onze toenmalige
werkgever, die heeft ons daar helemaal buiten gelaten. Ja daarom ben ik ook blij dat we
geen onderdeel meer zijn van Timpaan.”
Ype: “Fijn zo, voor Het Bolwerk.”
John Schut: “Ja. Ach goed, dit schept natuurlijk ook wel de nodige knelpunten natuurlijk,
maar dat hou je altijd. Ik ken geen organisatie waar organisatorische geen knelpunten
ehh… te vinden zijn want dat heb je altijd.”
Ype: “Altijd streven naar verbetering, natuurlijk.”
John Schut: “Ja toch? Dus ehh…”
Ype: “Ja, duidelijk. Even zien, wat heb ik nog meer staan… Oh ja, ticketprijzen!”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Ja. Het is wel duurder geworden hier.”
John Schut: “Is dat zo?”
Ype: “Overal hoor, niet alleen hier natuurlijk. Maar ja, het internet heeft natuurlijk gezorgd
voor een drastische daling van verkoopcijfers van fysieke geluidsdragers, bijgevolg zijn
concerten voor de artiesten belangrijker geworden…”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Ehh… is deze ontwikkeling ook van invloed geweest op de stijging van prijzen in Het
Bolwerk, sinds, en dan specifiek ook sinds de verbouwing?”
John Schut: “Ja, ik bedoel, onze productiekosten zijn natuurlijk veel hoger geworden. En het
nadeel is dat al die, met name Nederlandse bandjes, ehh… die zijn enorm omhoog
geschoten qua gages, in dit geval.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En er word heel duidelijk gekeken of je een […]-podium bent, een kernpodium
heette dat vroeger…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En daar worden de prijzen gewoon op aangepast. En dat is zo… En ik bedoel,
en ehh… als je in zijn totaalbeeld als je dat kijkt, is het zo dat wij denk ik toch met onze
ticketprijs relatief laag zitten vergeleken bij de rest van de podia, vergelijkbare podia. Maar
Ype Terwisscha van Scheltinga
135
goed, de productiekosten zijn enorm gestegen, en dat is eigenlijk het probleem. Wij
proberen wel daar een beetje een balans in te vinden dat… we proberen het wel zo
goedkoop mogelijk aan te bieden, maar er moet natuurlijk geen geld bij.”
Ype: “Nee. Maar productiekosten daarvan, dat is ook gages voor artiesten.”
John Schut: “Alles.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Catering, commissie, hotelkosten, noem maar allemaal op, geluidskosten, die
zijn natuurlijk nou wat naar beneden gegaan omdat we onze eigen geluidsinstallatie
hebben, maar voorheen was dat echt ehh… betaalden we bijna twee keer zo veel.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En nu is dat veel minder. Dus dat betekent ook dat wij wat meer ruimte
hebben in ehh… Kijk, het is natuurlijk wel zo, wij proberen de commerciële activiteiten
proberen wij dusdanig in de markt te zetten zodat de concerten die wat minder
commercieel zijn en die toch een belangrijke bijdrage zijn in onze, onze uitstraling als
podium, als volwaardig podium… De kosten proberen we daar een beetje mee te dekken.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Zeg maar dat kleine bands, interessante bands waarvan we denken van ‘hee,
dat moet hier echt staan’, omdat dat past binnen het totaalprogrammering, ja, dat kost ons
zo veel geld, dat moet dan daar vandaan komen. Dus zo proberen we dat een beetje in
balans te brengen.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Maar het is niet zo dat wij, met grote regelmaat ehh… hebben we wel gedaan,
twee jaar lang, hadden we hier een klein podium, en dat was ehh… daar stond ehh… bijna,
wel drie keer in de maand stonden daar hele interessante acts. De Wereld Draait Door-acts,
De Kik, dat heeft allemaal hiet nog klein gestaan…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Daar wouden we wel op inzetten. Maar goed, als dat na twee jaar, als dat
gewoon onvoldoende publiek oplevert…”
Ype: “Dat is het geval dus, bij die kleine shows.”
John Schut: “”Ja! Wel een heleboel gezeur, dat wij nooit spannende dingen doen, maar
Van jongerencentrum tot poppodium?
136
vervolgens zie je ze hier nooit verschijnen! En toen hebben we gewoon na twee jaar gezegd
van, moet je horen, we willen die dingen wel blijven doen, krijg je… bandje op?”
Ype: “Nee, ik ben even aan het checken of het doorloopt.”
John Schut: “Nee heel kort: kijk, wij willen wel die dingen blijven doen, maar in beperkte
mate. Want ja, uiteindelijk moeten we wel onze broek omhoog houden aan het eind van het
jaar.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En ehh… zo eenvoudig is het.”
Ype: “Dat is gewoon een continue spanningsveld.”
John Schut: “Dat is een continue spanningsveld. Alleen we hebben ook geen keuze gemaakt
om te zeggen van nou, we zetten een keer per maand een tribute-act neer, de derde week
zetten we blues neer, de vierde week… het is niet zo dat de programmering… ja, het is wel
wat ehh… hoe zal ik het zeggen, wat ehh…”
Ype: “Veiliger?”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Dat is ook de term die in de onderzoeken wordt gebruikt…”
John Schut: “Ja dat klopt, maar veiliger, veiliger, zijn twee dingen natuurlijk, in dit geval.
Maar dat is inderdaad waar, maar dat kan niet anders.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Welk podium kan dat… Vera zichzelf dat niet eens permitteren om alleen maar
vanuit die niche-markt voldoende publiek te genereren. Dat lukt Vera zelfs niet eens. Nou,
wie zijn wij dan om te zeggen ‘dat lukt ons wel’. Ja, dat is toch zo?”
Peter Reen: “Vera heeft echt wel moeten bezuinigen.”
John Schut: “Ja, daarom.”
Peter Reen: “Vera-krant is weg, de zeefdruk-posters zijn eruit.”
John Schut: “Ja.”
Peter Reen: “Allemaal instituten. Vera swingavond is volgens mij anderhalf jaar geleden al
wegbezuinigd. Dat liep niet meer. Allemaal instituten die ehh… die afgeschaft worden.”
John Schut: “Wij richten ons allemaal op het nieuwe Harmonie-kwartier, wat voor
spannende dingen daar allemaal gaan gebeuren, maar daar komen zulke leuke organisaties
Ype Terwisscha van Scheltinga
137
bij elkaar, nou die bestrekken de hele markt, van niche tot potentieel van bowlingcentrum
tot noem maar allemaal op. Dus, wij kunnen straks wel dicht.”
Ype: “Goed vooruitzicht.”
John Schut: “Ach nee joh.”
Ype: “Hee maar, wel grappig van wat jij net over Vera zei, want hebben jullie als organisatie
voorafgaande aan die verbouwing, hebben jullie bewust stilgestaan en gesproken over
behoud van karakter en sfeer van Het Bolwerk?”
Peter Reen: “Ja. Ja, wel behoud van karakter, natuurlijk, en van sfeer… Kijk, dat je de
voorpui moet laten staan, zeg maar, dat is natuurlijk ook al iets wat bepalend….
Gezichtsbepalend inderdaad ja, ehh… maar, ehh… al die nieuwbouwbakken, ik vind ze
eigenlijk compleet sfeerloos. Die tenten, zeg maar. Ja, de Patronaat enzo, en de 013. Het is
allemaal logistiek gezien, en praktisch en productioneel is het allemaal ehh… fantastisch…”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Wordt gemeld. Maar ehh… of het mooi is, is een tweede. Ja. En zeker een
Metropool of een Atak enzo, dat zijn gewoon lelijke kolossen.”
John Schut: “Het zijn popfabrieken geworden, in mijn optiek. Dan kom je binnen en dan heb
je meestal twee voorstellingen op één avond nog, en ehh… het liefst proppen ze er drie of
vier in op één avond.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Nou, sorry hoor, maar dat is… Kijk, het uitgaan is verworden tot het
consumeren en dat vind ik jammer. Toen ik, toen ik, hoor mij lullen, maar, nog niet eens zo
lang geleden, ging ik naar een concert en als de zaal om acht uur open ging, om negen uur
open ging, dan kwam ik binnen, genoot ik van de band, en na afloop kon ik weliswaar kon
ik zelfs nog een biertje drinken, kon ik zelfs nog tot twee, drie uur, als ik dat wou, kon ik
daar nog blijven!”
Ype: “Heerlijk toch?”
John Schut: “Ja maar dat is nu niet meer zo! Ja, ok, wij nog wel, en ik denk ook Iduna ook
nog wel, maar ehh… Romein heeft ook niet dat ze iedereen eruit schoppen, maar als je kijkt
bij de…”
Ype: “Daar ga je wel naar toe.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
138
John Schut: “Ja, daar ga je wel naar toe denk ik straks hoor, omzet genereren, maar dan is
het nog zoiets van… Het is ook niet zo gek dat heel veel mensen niet meer naar concerten
gaan. Die hebben echt het gevoel dat ze als melkkoe worden gebruikt.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Dan komen ze nog in een pand wat totaal sfeerloos is, dan moeten ze overal
moeten ze voor betalen, ook nog eens een keer en niet zo’n klein beetje ook, ehh… nou ik
kan die hele rits wel opnoemen. Nou en dat dus, dat willen we dus hier niet. En dat
betekent dat je wel concessies moet doen, maar we willen gewoon een, ja dat klinkt een
beetje oubollig, alsof we een of ander koffiehuis worden, en dat is ook niet de bedoeling…
Wij willen gewoon dat mensen hier naartoe komen, als ze hier binnen komen, dat ze al het
gevoel hebben, we zijn welkom, we worden hier niet als melkkoe behandeld…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Ehh… mensen zijn vriendelijk hier, programmering is misschien niet altijd
even leuk en aardig, we krijgen wel veel positieve reacties, we krijgen ook negatieve
reacties van mensen die zeggen ‘waarom staat hier geen metal meer’, waarom staat dit er
niet meer.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Ja dat hoeft dus niet, want dat is een overkill hier in Friesland. En dat is dus het
nadeel als je niet met de podia onderling, als daar geen mogelijkheden zijn om met elkaar
daar op een volwassen manier me om te gaan. Ze gunnen elkaar het licht in de ogen nog
niet eens hoor, vind ik persoonlijk. Dat is nu wat minder, er is nu wel wat overleg, maar het
is zo van, ja natuurlijk, als wij een grote act krijgen aangeboden gaan we niet zeggen van
‘sorry hoor, maar willen jullie het doen’, zo werkt het niet…’
Ype: “Nee.”
John Schut: “Maar het is wel zo van als jij dezelfde stijlen hebt en je denkt van ‘goh dit
weekend hebben wij dit maar zij hebben dat weekend ook.’ Maar ja, misschien is het dan
eens handig om te overleggen of een andere datum te prikken ofzo, je moet… Het is
Friesland he, we zitten hier niet in Noord-Holland of het westen van het land. Je hebt maar
drie podia. Nou ik vind persoonlijk, heb ik in het verleden ook altijd geprobeerd, nou dat is
geen meter opgeschoven. Overleg met betrekking tot de programmering is bijna
Ype Terwisscha van Scheltinga
139
onmogelijk. Waarom weet ik niet, maar iedereen zit gewoon in zijn eigen straatje gewoon
ehh… En kijkt niet naar van wat is hier in Friesland beschikbaar als doelgroep.”
Ype: “Nee en wat zit mekaar in de weg.”
John Schut: “En wat zit elkaar in de weg. Je ziet ook heel vaak wel reacties op Facebook van
weet ik veel allemaal wat van ‘goh wat leuk en aardig maar ze hebben daar ook hetzelfde
staan’ en waarom doen ze dat nou.”
Ype: “Eind vorig jaar toen Leaves Eyes hier speelde, was er tegelijkertijd iets gaande, met
die Waldrock-reunie.
John Schut: “Ja maar dat wisten wij niet, toen dat geboekt werd. Dat is het juist, dat wisten
wij pas heel kort van tevoren. Daar wordt niet over gecommuniceerd, weet je wel!”
Ype: “Dat zijn gemiste kansen.”
John Schut: “Vorig jaar hadden we hier ook reggae staan, zelfde weekend, bij het
openingsweekend bijvoorbeeld, in Romein stond ook reggae. Dat is nog nooit gedaan maar
daar stond ook reggae. Nou ja, we hadden, die van ons stond al veel eerder. Goed dat maakt
niet, maar dan heb ik zoiets van ‘waarom programmeer je dan nota bene op dezelfde dag
ook nog reggae’ terwijl je weet dat de reggae-achterban gewoon dusdanig klein is hier in
Friesland, dan moet je dat vooral niet gaan doen. Ik weet ook niet wat de achterliggende
gedachte is, ik denk gemakzucht, maar goed…”
Peter Reen: “Ja, ik weet het ook niet…”
Ype: “Je hoeft daar nog niet eens voor te overleggen, kijk gewoon…”
Peter Reen: “Kijk gewoon op de website van anderen, ja.”
John Schut: “Nou ik zal het je nog erger vertellen, er zijn podia die zelfs beweren nooit op
websites van andere podia te kijken. Met andere woorden, het interesseert ze gewoon geen
fuck.”
Ype: “Nee he, terwijl je toch elkaar ermee hebt.”
John Schut: “Nou, maar dat is eigenlijk heel jammer, omdat het Friese popklimaat, ik heb
het nou over het Friese popklimaat, is dusdanig dat je daar heel voorzichtig mee moet
omgaan. En dat geldt ook voor de nieuwe ontwikkeling zoals bijvoorbeeld in Leeuwarden,
daar kijken we toch wel met bepaalde ogen naar. Zoiets van nou ehh… is dat wel zo’n
gezonde situatie voor het popklimaat hier in Friesland.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
140
Ype: “Ja.”
John Schut: “Wat voor situatie zou je kunnen krijgen. Het biedt natuurlijk ook uitdagingen.
Kijk, het is niet zo dat wij van de ene op de andere dag dichtgaan, maar wij zien daar wel
bepaalde gevaren bijvoorbeeld, waarvan we denken van nou ehh… daar zijn we niet heel
blij mee. En ik kan me ook niet voorstellen dat andere podia zoals een Iduna daar heel erg
blij mee zullen zijn dus ehh…”
Ype: “Hee, nog even terug naar wat je net zei, als je nog tijd hebt natuurlijk, van dat
melkkoe-verhaal.”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Ik vond dat wel ehh… even uit mijn eigen ervaring sprekend, wat me hier wel
bijvoorbeeld is opgevallen, want ik kom hier zelf natuurlijk ook al sinds mijn dertiende
ongeveer, is dat je hier op een gegeven moment gaat dan… na het concert gaat binnen een
bepaalde tijd deze wand dicht…”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Dan wordt je dan toch als een soort melkkoe, om het zo te zeggen, hier naartoe
geduwd, om vervolgens hier nog een drie kwartier te kunnen doorbrengen en dan gaat de
toko ook al sluiten.”
John Schut: “Ja, klopt.”
Ype: “Terwijl vroeger kon je lekker eindeloos doorhangen hier zeg maar.”
John Schut: “Nou… Dat is waar wat je zegt, we hebben dat soort reacties ook wel ontvangen,
dus daar zijn we wel mee bezig, alleen kijk wat wij doen is, wij, wij kijken dat in praktische
overweging. We hebben hier nu een café-gedeelte, we hebben geen podium meer, we
willen… niet als melkkoe, als mensen weg willen, gaan ze weg, ze zijn niet verplicht. Je bent
zelfs niet verplicht hier je jas op te hangen. Ik bedoel ehh… maar, wat wij graag willen is…
kijk, we willen… wat, als daar nog tien of twintig mensen zijn en hier zitten nog wat mensen
dan hebben wij zoiets van nou waarom niet gezellig met elkaar gewoon lekker in het café
hier, nog even een biertje drinken… want dan heb je daar twintig staan en dan heb je hier
twintig staan, snap je?”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Want dat is de achterliggende gedachte. En waarom… dan kunnen we daar ook
Ype Terwisscha van Scheltinga
141
wel opruimen, ja, dat is niet de prioriteit, maar dan kunnen we dit gewoon dichtdoen, weet
je wel. En dan is het gezellig want van nou heb je die groepen heel erg verspreid.”
Ype: “Maar is wel ehh… het fungeert in mijn ogen fungeert het wel als een soort van
oprotmuziek, alvast, snap je? Van: ‘okee, we gaan nu al richting sluitingstijd’.”
John Schut: “Nee klopt, ik weet heel goed wat je bedoelt. Alleen, wij proberen er nog een
bepaalde modus voor te vinden om te zorgen dat dat eigenlijk niet gebeurt. Maar ja, goed…
Daar zijn we nog niet uit.”
Ype: “Okee.”
John Schut: “Maar, maar ik kan dat gevoel… het is niet voor het eerst dat ik dit hoor, hoor.”
Ype: “Okee, dus je… Dat was eigenlijk ook mijn volgende vraag, wat de reacties zijn geweest
tot nu toe.”
John Schut: “Nou, dat varieert heel erg. Ik bedoel, er zijn mensen die hier ehh… oud-
vrijwilligers die hier niet meer komen omdat ze de sfeer niet meer dusdanig Bolwerk
vinden, ‘je mag niet meer dit’… Het gaat met name erom wat je niet meer mag he, daar gaat
het om. En ook bij bezoekers, maar dan heb ik zoiets van ‘ja, maar lieve mensen’, ik bedoel
ehh…
Ype: “Kijk naar wat je er voor terugkrijgt.”
John Schut: “Het is veel beter geoutilleerd, ik bedoel, waar hebben we het over. Ja, dan hoor
je bezoekers van ‘er was hier zo’n prachtige mooie ronde bar’. Nou, zo prachtig was dat
niet, want het was een bottleneck, iedereen stond om de bar heen. En ehh… Ja, er is
gewoon, als je er goed over nadenkt…”
Peter Reen: “Ja, het gaat om sfeerbeelden bij die mensen, het is ehh… weet je, ehh…het is
ehh… het is ehh… de herinnering zeg maar. Die dan meespeelt.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Die mensen die hebben natuurlijk een of andere ehh…”
Ype: “Sentiment.”
Peter Reen: “Sentiment inderdaad, dat is het, en daar is het op gebaseerd zeg maar, en als je
dan niet mee wil gaan met de gedachte dat een podium zich ook gewoon moet ontwikkelen
en verder moet, ja dan kom je inderdaad op een gegeven moment op een punt dat je denkt
van ‘ja, dan kom ik maar niet meer’.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
142
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Maar, ja, je kan het ook proberen zeg maar om mee te gaan en na te denken en
te denken van ja, zo’n podium moet ook gewoon bestaansrecht hebben.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En als je dan binnen dat oude systeem blijft werken, dan is het podium binnen
een jaar verdwenen.”
Ype: “Ja. Het is grappig dat je dat zegt, want ik zit zelf een beetje er tussenin hoor, enerzijds
mis ik ook een hoop dingen van vroeger die je hier kon doen en gedaan heb, en anderzijds
zie ik inderdaad ook wel in dat de tijd niet stil kan blijven staan.”
Peter Reen: “Nee. En dat is het ook meer inderdaad ja, juist daardoor. Je probeert zoveel
mogelijk bij, bij… binnen de sfeer van vroeger… Ook dat iedereen zich zeg maar thuis voelt.
Het kan niet allemaal. Ik zou het graag willen, maar ehh… helaas.”
Ype: “Nee precies.”
Peter Reen: “Je ziet ze hier trouwens nog wel hoor, oud-vrijwilligers, maar dat is dan bij die
locals-dingen, komen ze altijd weer terug.
Ype: “Nou het loopt tegen het eind. Ehh… even zien… dit heb ik eigenlijk ook al beantwoord
gekregen, maar is er… nog even concreet, is de samenstelling van het publiek echt
veranderd sinds de verbouwing?”
John Schut: “Ja.”
Peter Reen: “Ja.”
John Schut: “Vroeger waren de pijlers ehh…, chargeer ik het een heel klein beetje, maar
goed, hiphop, blues, metal, dat was het. Eigenlijk. Even heel kort door de bocht nu.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Nu heb je ook die mensen… we doen natuurlijk ook niet zo vaak metal en ook
niet zo vaak punk, maar als we weer zoiets doen dan is het leuk, dat is een leuke
doelgroep… Maar nu is de doelgroep eigenlijk van 25 tot en met ehh… nou 25 plus, en ehh…
het is wel zo dat je wel ziet dat ehh… dat er wat… het is een wat gemêleerdere doelgroep…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Maar het is inderdaad ehh… vroeger had je veel meer pluimage in huis.
Diverse pluimages zeg maar, dat is nu wel wat minder. We zijn wat salonfähiger geworden,
Ype Terwisscha van Scheltinga
143
dat moet ik wel toegeven… nou ja goed, daar is niks mis mee. Ik bedoel ehh… ja, ehh… En
het is ook zo, het publiek vanaf 25 jaar dat heeft inderdaad meer te besteden. En ja, nou ja,
goed ehh… dat is niet de belangrijkste overweging maar dat is wel zoiets van als je hier
iedere week alleen maar kids binnen hebt… ja. Nee, maar je podium wordt heel snel
afgerekend, en dat is wel het gevaar, als jij heel veel metal doet, dan gaat een bepaalde
doelgroep er ook vanuit dat je dus, nou ja, dat je dus metalpodium bent.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Of dat je een punkpodium bent, of dat je een hiphoppodium bent. Nou ja, dat
willen wij niet zijn. Maar we willen wel een podium zijn met zoveel mogelijk eigen
smoelwerk en daar zijn we nog steeds mee bezig om dat nog verder te ontwikkelen.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Maar in elk geval het publiek het gevoel geven dat het hier welkom is. En niet
alleen maar specifieke doelgroepen. Dan vind ik… dat kun je je niet permitteren.”
Ype: “En aan de andere kant krijg je dan wel als je inderdaad een soort van breder inzet,
krijg je ook wel weer dat juist ehh… Nou ik zag bijvoorbeeld dat er nu weer een punk-
festival zit aan te komen…”
John Schut: “Ja, dat is ook wel heel erg leuk.”
Ype: “Dat gebeurt hier niet vaak.”
John Schut: “Nee.”
Ype: “Maar komt… komt de punker zeg maar niet liever op een plek waar die wel
regelmatig in zijn…”
John Schut: “Nee.”
Ype: “In zijn zelfde, hoe zeg je dat, met ehh… gelijkgezinden omringd wordt?”
John Schut: “Ehh… ja, maar dat kan dan op dat moment hier ook.”
Ype: “Snap ik, maar toch is het dan niet misschien de eerste keuze om hier eenzelfde
punkgevoel met zijn allen…”
John Schut: “Nou, nou, dan is het heel belangrijk, in zo’n geval is het heel belangrijk ehh…
wat bied je. Nou als je dus een of twee punkbandjes biedt wat in de regio ehh… weet ik
allemaal wat ook regelmatig speelt, dan maken mensen keuzes. En dan zeggen ze van ‘nou
ja ok, Bolwerk, allemaal leuk en aardig’. Maar als je een festivalletje biedt, met leuke
Van jongerencentrum tot poppodium?
144
interessante namen, en dat is niet al te duur, dan… Deze groep komt dus typisch af op de
programmering. Die komt niet af op hoe ziet Het Bolwerk eruit, want dat vinden ze denk ik
heel oubollig misschien…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Maar ehh… die komt puur en alleen af op de programmering.”
Ype: “Ja, precies. Om dan vervolgens hier hun eigen feestje te gaan maken.”
John Schut: “Ja! Niks mis mee. Dus ehh… maar, die groepen moet je ook gewoon bij tijd en
wijlen in huis hebben. Hiphop doen we bijvoorbeeld ook niet zo veel meer aan. Vroeger
was Sneek echt een ehh… hiphopstad, zeg maar…”
Ype: “Ja, er waren veel jongens hier ook mee bezig.”
John Schut: “Ja klopt maar dat is in mindere mate nu zo. We doen nog wel wat hiphop, maar
ja ehh… Het is veel breder geworden en ook veel dieper geworden ik vind het alleen maar
interessanter geworden.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En als metal hoef ik hier ook ehh… bij tijd en wijlen hoef je het helemaal niet
neer te zetten want dat heeft gewoon geen zin.”
Ype: “Nee, he. Ik weet nog dat het hier inderdaad vrij doods was, de laatste keer dat ik hier
een metalshow zag. In ieder geval niet vol.”
John Schut: “Nee. Maar dat heeft alles te maken met overkill van bepaalde muziekstijlen,
laat ik het zo zeggen, in de provincie.”
Ype: “Ja. Waarover de communicatie dus nog beter kan.”
John Schut: “Nou ja goed, daar is op zich niks mis mee, maar ik heb wel zoiets van ‘denk
daar eens over na’ voordat je je programmering eens op die manier ehh… ik bedoel ik heb
daar zo mijn twijfels over hoor, ik heb zoiets van ja, ja, twee, soms drie metalbands in een
maand bij bepaalde podia, ik heb zoiets van ja, het lijkt mij… Kijk, als het Baroeg is, in
Rotterdam, dan kan ik me er iets bij voorstellen, snap je…”
Ype: “Daar kan het niet genoeg zijn.”
John Schut: “Maar hier in Friesland vind ik dat toch wel heel hoor, moet ik zeggen. Het
publiek gaat niet gaat echt niet naar alle vier of vijf metal-… Ik heb het wel eens geteld, ik
heb in een maand wel eens vier, vijf metalshows geteld. Nee, dan heb ik zoiets van ‘waar
Ype Terwisscha van Scheltinga
145
begin je in godsnaam aan’, dat moet je vooral niet willen!”
Ype: “Nee.”
John Schut: “Ja, dat is mijn optiek dan, misschien denkt iemand anders daar anders over,
maar ik vind het op zijn zachtst gezegd…”
Peter Reen: “Je vermoordt je eigen markt ook.”
John Schut: “Ik vind het niet slim, nee daarom, ik vind het niet slim.”
Ype: “Ja akkoord. Hee ehh… De context van mijn scriptie eigenlijk, waarin ik dit onderzoek,
is globalisering en ook de homogenisering van cultuur. Wat je bijvoorbeeld ziet in de
platenindustrie, is dat er eigenlijk nog maar een heel beperkt aantal bedrijven een heel
groot deel van het aanbod verzorgt, wereldwijd.”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Dat is vooral in de platenindustrie heel erg goed zichtbaar. Er zijn nu nog maar drie
bedrijven die volgens mij negentig procent van het marktaandeel hebben.”
John Schut: “Bundeling.”
Ype: “Precies. Bundeling, dus echt een werking van globalisering.”
John Schut: “Ongezond…”
Ype: “Precies, dat is ook een beetje hoe ik het zie. Als je dat nou vergelijkt met inderdaad
ehh… de fusie van Het Bolwerk met andere instellingen… je zou het zo kunnen beleven dat
eigenlijk de kleinschaligheid en de intimiteit van Het Bolwerk toch een beetje verloren is
gegaan door in een soort van groter organisatie te stappen. Dat is een hypothese hoor, ik
zeg niet dat…”
Peter Reen: “Qua pand is er niet veel veranderd. Het Bolwerk is nog steeds Het Bolwerk,
het is nog steeds dit pand binnen deze muren zeg maar.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Waar het zeg maar ehh… De verandering zit hem in de, de, de organisatie en
de samenstelling van de organisatie.
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “En dat zeg maar meerdere organisaties nu een directeur en een bestuur
hebben zeg maar… Kosten en efficiëntie zitten er natuurlijk ook bij in.
Ype: “Precies.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
146
Peter Reen: “Maar het is niet alsof je nu ehh… Het Bolwerk zeg maar ehh… in bijvoorbeeld
een organisatie als een Atak of een 013 gaat onderbrengen en dan gaat zeggen van nou ga
daar maar shows doen, weet je wel. Zo is het niet, nee. Zo zal het ook niet gaan gebeuren,
denk ik. Tenminste, ik zie dat niet gebeuren in deze regio of in deze stad ofzo.”
John Schut: “Nee, nee. Gaat echt niet gebeuren.”
Peter Reen: “Ik ben er ook gewoon helemaal niet voor.”
John Schut: “Nee, nee.”
Peter Reen: “Ik denk dat… kleinschaligheid, zeg maar, in ieder geval hier heel goed werkt.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Ja betrekkelijke kleinschaligheid natuurlijk.
Ype: “Precies.”
Peter Reen: “Kleinschaligheid praat ik echter over een podium van honderdvijftig,
tweehonderd man, dat is echt kleinschaligheid.”
Peter Reen: “Ja, dit is een middelgroot podium zeg maar. Maar je hoeft hier geen zaal van
1000 man neer te zetten.”
John Schut: “Nee, dat heeft ook geen…”
Peter Reen: “Dat heeft geen nut.”
Ype: “De context waarin ik het zelf zie, zeg maar, omdat ik zelf mijn eigen eerste concerten
ook hier heb gedaan…”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Met bandjes in het verleden is, ja, vroeger had ik echt het gevoel dat Het Bolwerk als
het ware van mij was. Ik kon doen en laten wat ik wilde en de backstage dat was… je kon
overal komen. En nu, het is… het lijkt nu een soort van zakelijker, in mijn persoonlijke
beleving…”
John Schut: “Is het ook.”
Ype: “Waardoor het een beetje… Ik word zelf ook ouder hoor, daar komt het ook door, maar
dat je toch een stukje intimiteit en sfeer mist. Dat het voor je gevoel wat professioneler en
zakelijker is geworden.”
John Schut: “Dat is ook zo, maar dat is wel de stap die wij bewust hebben genomen…”
Ype: “Ja.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
147
John Schut: “En dat is nu het grote verschil tussen beleving van concerten in een typisch
jongerencentrum, waar alles kon en mocht, tussen haakjes, zelfs vrijwilligers, die dronken
achter de bar stonden, bij wijze van spreken, want dat is daar ook onderdeel van…”
Ype: “Ja.”
John Schut: “En, ehh… in een organisatie waarvan wij zeggen we hebben bepaalde plichten
en regels hier, als vrijwilliger moet je je daar aan houden, als bezoeker moet je je daar ook
aan houden, klaar. Het is inderdaad verzakeling. Maar met name omdat alles wat
professioneler wordt. Dat is gewoon zo. Maar aan de andere kant is het wel zo, dat… Kijk, jij
voelde je daar toendertijd thuis, maar dat was ook tevens een van de grootste
beweegredenen dat we dus geen andere bezoekers binnen kregen omdat die ehh…
inderdaad een bepaald… Die hadden iets in hun hoofd van ‘ja, daar ga ik niet heen. Daar
zitten mensen dronken te bedienen, daar wordt alleen maar geblowd, enzovoort
enzovoort.”
Ype: “Ja, ja.”
John Schut: “Noem de gekke stigmatiserende…. Snap je?”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Ik bedoel, ik wil niet zeggen dat we die groep eruit geflikkerd hebben, zo erg is
het ook niet, maar we hebben hier geen punker achter de bar staan, meer.
Ype: “Nee.”
John Schut: “Dat is een keuze. Wil ik ook niet.”
Ype: “Nee.”
John Schut: “Maar, ehh… er is gewoon een keuze gemaakt binnen ehh… Wat is voor ons nog
interessant? En ook ehh… met betrekking tot je podium, je smoelwerk, nou. Dat zijn keuzes
die je gewoon maakt. Als we hadden gezegd ‘prachtig nieuw pand’, en we hadden alleen
maar punk, metal en blues geprogrammeerd en dezelfde vrijwilligers achter de bar gezet,
bij wijze van spreken, nou sorry. Ik ben bang dat je dan ten dode bent opgeschreven.”
Ype: “Dat was geen match geweest inderdaad.”
John Schut: “Nee.”
Ype: “Dan heeft het ook geen zin om dat hele pand te verbouwen, als je geen andere
mensen naar binnen wilt halen natuurlijk.”
Van jongerencentrum tot poppodium?
148
John Schut: “Nee, daarom. Je kunt het niet iedereen naar de zin maken, helaas, dat gaat nu
eenmaal niet zo.”
Ype: “Nee.”
John Schut: “Je mag hier ook niet meer een ehh… met graffiti en weet ik allemaal wat, dat
mag helaas ook niet meer, je mag niet overal meer posters plakken. Heel vervelend, maar
dat is nou eenmaal zo.”
Ype: “Nee.”
John Schut: “Dus. Ja, ik vind dat heel normaal. Maar goed ehh…”
Ype: “Nee, ik kan je helemaal volgen hoor. Het is alleen ehh… waar ik… Ik ben precies,
precies op zoek naar, zeg maar, het sentiment van de bezoeker daarbij…”
John Schut: “Ja. Dat is het.”
Ype: “Dat is ingegeven doordat ik daar zelf een bepaald gevoel bij heb. Ik vertelde net Peter
al, ik hang er een beetje tussenin. Enerzijds mis ik hoe het vroeger was, hier, en anderszijds
begrijp ik ook heel goed dat de tijd niet stil staat.”
John Schut: “Nee, helaas niet.”
Ype: “Bijvoorbeeld wat je wel mist is de, de… Ik vond het gewoon cultureel erfgoed wat je
hier in de backstage had weet je wel, alle handtekeningen, en foto’s die er hingen van bands
die er gespeeld hadden, dat is wel in een klap helemaal weggevaagd.”
John Schut: “Ja.”
Ype: “Dat vond ik wel echt zonde. Dat soort dingen, dat is eigenlijk precies de thematiek
waar ik eigenlijk mee bezig ben.”
John Schut: “Ja goed, vergeet alleen niet dat dit pand niet alleen en uitsluitend gebruikt
wordt door de podiumfunctie maar dit pand wordt natuurlijk door de week en ook bij
andere producties wordt dit ook wel gebruikt en dan is het zo fijn dat wij hier een
kleedkamer hebben waar je ook jazz neer kunt…. We doen ook veel met jazz natuurlijk
tegenwoordig, hadden we vroeger ook niet, daar hadden ze nog nooit van gehoord, en
ehh… maar dat betekent wel dat je je kleedkamers en de rest van je ambiance moet je wel…
Je moet het wel richten op je bezoekersgroepen en in dit geval een breder iets. Ik bedoel, je
kunt wel zeggen, ‘het is bruin, het is dit’, de kleurstelling, het is leuk en aardig, maar we
hadden ook kunnen kiezen om het heel knallend en weet ik allemaal wat. Supermodern,
Ype Terwisscha van Scheltinga
149
alleen, daar schrik je dan een bepaalde doelgroep mee af.”
Ype: “Klopt.”
John Schut: “In een grote stad als Groningen was het juist fantastisch geweest denk ik.”
Ype: “Ja.”
John Schut: “Maar hier werkt dat niet.”
Peter Reen: “Nou ja, ze doen het bij Simplon he, daar hebben ze er met opzet voor gekozen
om ehh…”
John Schut: “Ja.”
Peter Reen: “Dit pand wat… deze ruimte waar wij nu zitten zeg maar wordt ook gebruikt
voor vergaderingen. Dat is natuurlijk ook… Niet alleen vergaderingen zeg maar vanuit de
organisatie zelf, waar hij voor gebruikt wordt, maar je kunt dit gedeelte ook gewoon, omdat
er een bar in zit, afhuren…”
John Schut: “Ja.”
Peter Reen: “Voor vergaderingen. Waar je dan even later iets verder kan… Dan kun je dan
zeggen van ‘we willen nog wat hapjes en drankjes bij’. Dat kan, omdat die keuken daar zit.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Daarom is hij ook afsluitbaar zeg maar, en daar zit natuurlijk wel een gedachte
achter, want je moet je begroting gewoon rond krijgen. En wat je bij Simplon ziet, die
hebben dat niet gedaan, die hebben er een keuze in gemaakt. Dat betekent ook dat ze hun
zalen niet kunnen verhuren, zeg maar, of hun ruimtes niet kunnen verhuren aan
bijvoorbeeld de zakelijke markt of aan… weet ik wat voor verenigingen, want die…”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Hebben er gewoon meer baat bij dat de omgeving waar ze willen vergaderen
rustig is, in plaats van dat er zeg maar knalrode, metallic muren in zo’n ruimte zitten. Dat
vergadert niet lekker, ja. Dat is een keuze die je maakt, maar… Aan de andere kant, het
levert wel geld op, waardoor je je begroting weer rond krijgt.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Ja, en Simplon zie je wel… Simplon is wel failliet.
John Schut: “Nou, was failliet, maar…”
Peter Reen: “Ja ze hebben nu een doorstart, maar…”
Van jongerencentrum tot poppodium?
150
John Schut: “Ze hebben nu een doorstart, ja.”
Peter Reen: “ Ze waren failliet. Het is nog steeds tekenend dat een podium zichzelf niet zeg
maar ehh… kan voorzien.”
Ype: “Tja. Nee ik heb daar nog even stage gelopen, een paar maanden, en toen ging het
supergoed!”
Peter Reen: “Ja.”
Ype: “Echt toen was er binnen ehh… als donderslag bij heldere hemel was het echt ehh… in
een keer over de kop.”
Peter Reen: “Ja, ze hebben een aantal verschillende keuzes gemaakt, ergens, zeg maar. En
een daarvan is door Technootjes bijvoorbeeld ehh… af te stoten.”
Ype: “Ja!”
Peter Reen: “Er is een gesprek geweest van, ‘we willen een andere kant op met onze
danceprogrammering’, geen Technootjes. Technootjes verkocht gewoon zeshonderd
kaarten in twee uur. Dat was gewoon uitverkocht, elke keer. Ja, ja, helaas.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Die zijn doorgegaan met het Technootjes-festival en ehh… uiteindelijk is dat
Paradigm geworden.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Die zijn helemaal zelfstandig verder gegaan.”
Ype: “Klopt, eigen pand zelfs he.”
Peter Reen: “Eigen pand, eigen festival, die verkopen gewoon drieduizend kaarten.”
Ype: “Ja.”
Peter Reen: “Voor een techno-festival in de middag. Van twaalf tot twaalf.”
Ype: “Ja, goed voor mekaar inderdaad.”
Peter Reen: “Ja, dat is wel een partij die ze eruit geknikkerd hebben, zeg maar. En er werd
goed omgezet.”
John Schut: “Ja. Dat is niet slim.”
Peter Reen: “Nee.”
Ype: “Hee, ik ben er doorheen.”
John Schut: “Da’s mooi! Succes hiermee.”
Ype Terwisscha van Scheltinga
151
Ype: “Ja, het was heel fijn dat jullie hebben willen helpen. Enorm bedankt daarvoor!”
Peter Reen: “Graag gedaan.”