VAN JONGERENCENTRUM TOT POPPODIUM? Onderzoek naar ...

153
VAN JONGERENCENTRUM TOT POPPODIUM? Onderzoek naar de transformatie van poppodia in de context van globalisering

Transcript of VAN JONGERENCENTRUM TOT POPPODIUM? Onderzoek naar ...

VAN JONGERENCENTRUM TOT POPPODIUM?

Onderzoek naar de transformatie van poppodia in de context van globalisering

Van jongerencentrum tot poppodium?

2

VAN JONGERENCENTRUM TOT POPPODIUM?

Onderzoek naar de transformatie van poppodia in de context van globalisering

Masterscriptie Kunsten, Cultuur en Media, Rijksuniversiteit Groningen

Auteur: Ype Terwisscha van Scheltinga

Studentnummer: s2072351

Scriptiebegeleiders: dr. K. A. McGee (eerste begeleider), drs. Q. L. van den hoogen (tweede

begeleider)

Opleiding: Master Kunsten, Cultuur en Media

Afstudeerrichting: Kunst, Beleid en Marketing

Plaats: Groningen

Datum: 14 april 2014

Ype Terwisscha van Scheltinga

3

Inhoudsopgave

Voorwoord 5

Inleiding 7

Onderzoeksvragen 8

Hoofdstuk 1 – Globalisering en de muzieksector 9

1.1 – Globalisering: een introductie 9

1.2 – De invloed van globalisering op de muzieksector 11

1.2.1 – Globalisering van cultuur 13

1.2.2 – Globalisering en financescape 14

1.2.3 – Veranderingen binnen de muzieksector 16

1.3 – Conclusie 19

Hoofdstuk 2 – Het professionele Nederlandse poppodiumlandschap:

1997-heden 21

2.1 – (de weg naar) Een professionele sector 21

2.1.2 – Professionalisering in een neo-liberaal tijdperk 23

2.2 – Motieven voor professionalisering 23

2.3 – De keerzijde van professionalisering 27

2.4 – Professionalisering versus onttovering 29

2.5 – Conclusie 32

Hoofdstuk 3 – Van jongerencentrum tot poppodium: de transformatie van

Het Bolwerk 34

3.1 – De regionale hoofdstad Sneek en de geschiedenis van het Bolwerk 35

3.2 – Cultuurkwartier Sneek 37

3.3 – Een kritischer publiek en sfeerloze kolossen 40

3.4 – Groter en professioneler 43

3.5 – Een nieuw gezicht 44

Van jongerencentrum tot poppodium?

4

3.6 – Een andere koers: intensivering van het aanbod 47

3.6 – Een andere koers: verandering van het aanbod 48

3.8 – Conclusie 50

Hoofdstuk 4 – Reacties op Het vernieuwde Bolwerk 54

4.1 – “Persoonlijk heb ik het gevoel alsof ik […] een Ikea binnenloop” 55

4.2 – De moderne standaard versus vrijheid 57

4.3 – Een nieuw format en een breder aanbod 59

4.4 – Conclusie: is Het Bolwerk Het Bolwerk gebleven? 62

Hoofdstuk 5 – Conclusie 65

Bijlagen

Bibliografie 69

Vervolgonderzoek 72

Samenvatting 73

Interviewvragen bezoekers 75

Interviewvragen organisatie 76

Transcriptie interviews bezoekers 80

Transcriptie interview organisatie Het Bolwerk 102

Ype Terwisscha van Scheltinga

5

Voorwoord

Op de omslag van deze scriptie zijn afbeeldingen te zien van de Effenaar te Eindhoven en de

Metropool te Hengelo. Beide organisaties huizen tegenwoordig in een nieuw pand. Qua

programmering is het beleid van podia eveneens ingrijpend veranderd. Kortom; afgezien

van mogelijk naar het nieuwe onderkomen meeverhuisde werknemers zijn beide podia

ingrijpend veranderd. Alleen de naam lijkt hetzelfde te zijn. De aanleiding voor dit

onderzoek is gelegen in deze ontwikkeling, die ik zelf als muziekliefhebber, muzikant en

concertganger van dichtbij heb meegemaakt en in de context van deze scriptie omschrijf als

de transformatie van poppodia in Nederland. Sinds enkele jaren is er sprake van een ware

verbouwingsgolf in het netwerk van Nederlandse poppodia. Enkele voorbeelden zijn Paard

van Troje (Den Haag) en Hedon (Zwolle) die in respectievelijk 2012 en 2013 een grondige

metamorfose ondergingen. Andere organisaties, zoals de Effenaar te Eindhoven (2005),

Metropool te Hengelo (2009) en Bibelot te Dordrecht (2013) gooiden het roer nog

drastischer om en verhuisden naar een compleet nieuw onderkomen. Poppodium Atak te

Enschede (2008) en Het Bolwerk te Sneek (2009) zijn voorbeelden van gefuseerde

organisaties. Atak is samen met onder meer het conservatorium en het Nederlands

symfonieorkest opgegaan in een overkoepelend orgaan dat de naam ‘Nationaal

Muziekkwartier’ draagt. Het Bolwerk maakt samen Theater Sneek en Kunstencentrum

Atrium onderdeel uit van Cultuurkwartier Sneek. Poppodium Romein te Leeuwarden lijkt

in de toekomst een soortgelijk pad te gaan bewandelen door een mogelijke fusie met

Stadsschouwburg De Harmonie. In de vorm van onder meer De Meester te Almere (2007)

en Podium Duycker te Hoofddorp (2011) bestaan er eveneens voorbeelden van

gloednieuwe poppodia. Kortom; de Nederlandse poppodiumcultuur is de afgelopen jaren

volop in beweging.

De veranderde podia staan in dit onderzoek centraal. De invloed van de

transformatie van de poppodia op de perceptie en beleving van de bezoeker heeft mijn

interesse, evenals de kenmerken van en motieven voor de transformaties. Ervaren trouwe

bezoekers van de ‘oude’ poppodia een verlies van intimiteit en sfeer in het (ver)nieuw(d)e

gebouw, of compenseren de professionele akoestiek en faciliteiten van de nieuwe locatie

dit mogelijke gemis? Zorgt de modernisering van het gebouw voor deromantisering van het

Van jongerencentrum tot poppodium?

6

‘heilige’ poppodium, of draagt een dergelijke ontwikkeling juist bij aan de kwaliteit van het

poppodiumbezoek? Dergelijke vraagstukken over de veranderde poppodia zijn exponenten

van de thematiek die ik met dit onderzoek wil verkennen.

Graag richt ik een woord van dank aan mijn scriptiebegeleider, dr. McGee, voor een

constructieve scriptiebegeleiding en het aandragen van waardevolle literatuur. Eveneens

wens ik drs. Zijlstra en dr. Van den Hoogen te bedanken voor hun bijdragen in de beginfase

van mijn scriptietraject. Medestudent en vriend Guido Siebel bedank ik voor zijn kritische

reflectie en het delen van zijn academische vaardigheden. Voor het maken van mooie foto’s

bedank ik mijn nicht Mylan van Leusden. Tot slot wens ik alle respondenten te bedanken

die hun ervaringen met Het Bolwerk hebben willen delen, alsmede John Schut en Peter

Reen van het Bolwerk, voor het verstrekken van informatie over hun organisatie. Bedankt!

Ype Terwisscha van Scheltinga

7

Inleiding

Op 28 maart 2013 maakte poppodium 013 te Tilburg bekend te gaan verbouwen. Deze

boodschap werd zowel via de officiële website van het poppodium als via Facebook

wereldkundig gemaakt. De aankondiging riep op het sociale medium verdeelde reacties op.

Een voorbeeld van een negatieve reactie: “Is prima zoals het is!! Wordt het ook zo'n vee-

schuur als de Effenaar?! Alle leuke zalen verdwijnen, onlangs Bibelot nog en ik denk met

weemoed terug aan de oude Effenaar. Ik vond 013 ok zoals het was. 'Verbeteren en

verbouwen' betekent tegenwoordig vooral groter. Gelukkig zal Paradiso niet zo snel

veranderen” (reactie van Facebook-gebruiker William Blake, 28 maart 2013). In deze

reactie klinkt vrees door: vrees voor het verlies van een sfeervolle concertzaal, want

Bibelot en Effenaar ondergingen volgens de schrijver een lot dat hij 013 het liefst zou

besparen. Positieve geluiden klonken echter ook op Facebook: “Beter ;) want je stond soms

gewoon op elkaars tenen te trappen” (Robin Benders, 28 maart 2013), duidelijk refererend

aan capaciteit, of een meer neutraal bericht: “Is wel weer tijd en ruimte voor verbetering. Een

nieuw jasje doet wonderen” (Richard Dekkers, 28 maart 2013). Deze reacties illustreren het

onderzoeksterrein van deze scriptie; de invloed van de transformatie van een poppodium

op de beleving van het publiek.

De transformatie van het poppodium zal op verschillende niveaus worden

geanalyseerd. Op metaniveau worden de veranderingen gerelateerd aan de huidige

tijdsgeest van een geglobaliseerde maatschappij. Bekeken wordt of en hoe het poppodium

onder invloed staat van ontwikkelingen die zich op dit niveau afspelen. Op mesoniveau

wordt onderzocht welke motieven er voor het poppodium als organisatie bestaan om aan

een verbouwing en/of reorganisatie te beginnen. Op microniveau worden de kenmerken

van de transformatie gerelateerd aan de beleving van het individu. De manier waarop hij

op de transformatie reageert zal worden onderzocht. In bovenstaande reacties op de

aankondiging van 013 wordt al een voorbeeld van een mogelijk kenmerk van een

transformatie genoemd: capaciteit. Facebook-gebruiker William Blake heeft niets op met

wat hij als te grote concertzalen percipieert; Robin Benders geniet daarentegen graag van

een concert onder het genot van voldoende bewegingsvrijheid.

De aanleiding voor dit onderzoek is geworteld in mijn eigen ervaringen met Het

Van jongerencentrum tot poppodium?

8

Bolwerk te Sneek, het poppodium dat ook als casus zal fungeren in deze scriptie. Een

kritische beschouwing van de hedendaagse maatschappij is de drijfveer voor het

onderzoeken van een verband tussen globalisering en de transformatie van poppodia. Een

langdurige participatie in de Nederlandse popsector is een ander motief dat heeft

bijgedragen aan de thematiek van deze scriptie. Oriëntatie op het veld leerde dat ander

onderzoek binnen dit terrein is verricht naar zaken als de invloed van randzaken op de

publieksbeleving en de relatie tussen ruimte (de zaal) en publieksbeleving. De gevolgen

van een verandering van de ruimte, het poppodium, is nog niet onderzocht. In een amper

zestig jaar oude sector zijn veel poppodia rond deze jaren aan een eerste verbouwing en/of

reorganisatie toe. Het moment lijkt daar om aandacht te besteden aan de invloed van deze

golf van transformaties op de beleving van de groep wiens oordeel van grote waarde is

voor het poppodium: de bezoeker. De gewenste uitkomst van dit onderzoek is inzicht in de

perceptie van de poppodiumbezoeker omtrent de transformatie van poppodia.

Onderzoeksvraag

Wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk te Sneek, hoe heeft globalisering de

transformatie beïnvloed en wat is de opinie van de bezoeker van toen en nu over het

vernieuwde poppodium? In hoeverre illustreert deze transformatie de verbouwingsgolf

van de Nederlandse poppodia?

Deelvragen:

-Hoe is globalisering zichtbaar in de muzieksector?

-Welke redenen liggen ten grondslag aan de huidige verbouwingsgolf binnen Nederlandse

poppodia?

-Wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk?

-Wat is de opinie van de bezoeker van toen en nu over het vernieuwde poppodium?

Ype Terwisscha van Scheltinga

9

Hoofdstuk 1 Globalisering en de muzieksector

In deze scriptie worden de veranderingen binnen het Nederlandse poppodiumcircuit

gespiegeld aan een beweging op macroniveau die bekend staat als globalisering. Dit

hoofdstuk bevat een introductie op dit fenomeen (of ontwikkeling) en haar invloed op

cultuur. Globalisering is de context waarin ik de veranderingen binnen het Nederlandse

poppodiumcircuit onderzoek. De invloed van globalisering op de muzieksector wordt

eveneens beschreven.

1.1 – Globalisering: een introductie

De omvangrijke hoeveelheid literatuur over het onderwerp globalisering doet vermoeden

dat de term geen absoluut gegeven is; een eenduidige definitie van globalisering lijkt niet te

bestaan. Wat overblijft is een aan discussie en nuanceverschillen onderhevig concept,

waarin verschillende stemmen verschillende accenten leggen. In sommige ‘definities’

wordt een economische invalshoek gekozen; in anderen ligt de nadruk op cultuur.

Ofschoon het onderwerp van deze scriptie tot het culturele domein behoort, zijn poppodia

behalve culturele instellingen ook bedrijven met een budget, omzet en soms zelfs winst.

Allereerst wil ik twee algemene benaderingen introduceren. De eerste daarvan benoemt

het multilaterale karakter van globalisering:

“Globalization may be thought of initially as the widening, deepening and speeding up of

worldwide interconnectedness in all aspects of contemporary social life, from the cultural

to the criminal, the financial to the spiritual” (Held et al, 1999: 2).

In deze conceptualisering wordt globalisering beschreven als een beweging die zich op

verschillende maatschappelijke domeinen afspeelt. Zoals genoemd bevindt het onderwerp

van deze scriptie zich in een grijs gebied tussen het culturele en economische domein,

waarin beide domeinen elkaar dikwijls zullen overlappen. Interconnectedness, vrij vertaald

‘onderlinge verbondenheid’, is een centrale term in de uitleg van Held et al. Muziek, de

culturele vorm die als ‘productiegoed’ van poppodia tot het onderwerp van deze scriptie

behoort, leent zich goed als context voor een voorbeeld van de onderlinge verbondenheid

Van jongerencentrum tot poppodium?

10

uit bovenstaande definitie. In het huidige tijdperk, waarin de technologie zich in een

ongekend hoog tempo ontwikkelt, zijn muzikanten in staat om op afstand muziek te maken.

Het creatieve proces speelt zich af op de digitale snelweg: bestanden met partijen worden

verzonden en aangevuld door de ontvanger. In de context van het economische domein ligt

een voorbeeld van onderlinge verbondenheid eveneens voor de hand in de vorm van

multinationals: grote bedrijven die als internationaal netwerk opereren en daarbij in

toenemende mate zichtbaar zijn in steeds meer plaatsen op aarde. Dankzij hun

‘alomaanwezigheid’ zijn dergelijke bedrijven eveneens in staat invloed uit te oefenen op de

marktwaarde van producten. De tweede conceptualisering is afkomstig van Anthony

Giddens:

“Globalization can thus be defined as the intensification of worldwide social relations

which link distant localities in such a way that local happenings are shaped by events

occurring many miles away and vice versa” (Giddens, 1990: 64).

Deze conceptualisering is gekozen vanwege de nadruk die Giddens legt op de verschillende

niveaus waarop globalisering zich manifesteert. Op macroniveau is globalisering een

ontwikkeling die op wereldwijde schaal sociale relaties intensiveert. Op meso- en/of

microniveau spreekt Giddens van ‘localities’ en ‘local happenings’, die dankzij het proces

van globalisering gevormd worden door gebeurtenissen die zich aan de andere kant van de

aardbol afspelen (en vice versa). Ik wil deze conceptualisering wederom illustreren aan de

hand van twee voorbeelden . In de context van het culturele domein: muziek was

oorspronkelijk (voor de tijd van de ‘intensivering van wereldwijde sociale relaties’) een

lokale cultuurvorm, die in de loop der eeuwen in toenemende mate beïnvloed is geraakt

door muziekgenres uit andere delen van de wereld. De toenemende onderlinge

verbondenheid heeft deze wederzijdse beïnvloeding gefaciliteerd. Een lokale ondernemer

is een voorbeeld van een lokaliteit in het economische domein. Door de opkomst van

multinationals zou zijn onderneming in de verdrukking kunnen geraken, maar ook

onderdeel kunnen worden van de multinational. In beide gevallen is er sprake van

beïnvloeding.

Ype Terwisscha van Scheltinga

11

Uit de conceptualiseringen1 blijkt dat verbondenheid (‘interconnectedness’ en ‘social

relations’) als een kenmerk van globalisering gezien kan worden. Giddens benoemt ook

beïnvloeding (als logisch gevolg van verbondenheid) als een kenmerk. De eerste

conceptualisering is gekozen om te tonen dat globalisering een ontwikkeling is die zich in

verschillende (volgens deze conceptualisering letterlijk alle) domeinen van het

hedendaagse bestaan afspeelt. De tweede conceptualisering is gekozen om te tonen dat

deze ontwikkeling zich op alle niveaus van het hedendaagse bestaan afspeelt; op

macroniveau staat de wereld als geheel onder invloed van globalisering en op microniveau

de individuele mens. Op mesoniveau zal in deze scriptie de mate waarin poppodia (als

organisaties) onder invloed van globalisering staan worden onderzocht.

1.2 – De invloed van globalisering op de muzieksector

In de eerste paragraaf is een introductie gegeven van het fenomeen globalisering. In deze

paragraaf wordt de invloed van globalisering op de muzieksector behandeld. De

muzieksector omvat elementen van verschillende maatschappelijke domeinen. Bedrijven

als platenmaatschappijen, boekingskantoren en ook poppodia zijn bedrijven met een

financiële huishouding; de muziek die hun ‘business’ vormt is een vorm van cultuur. Dit

onderscheid tussen verschillende domeinen is ook evident aanwezig in het werk van de

Indiase antropoloog Arjun Appadurai, wiens werk is gericht op globalisering. Hij stelt een

raamwerk voor waarin hij ‘five dimensions of cultural flows’ onderscheidt. Dit raamwerk

bestaat uit verschillende ‘landschappen’ op het gebied van mensen, media, technologie,

economie en ideologie (Appadurai, 1996: 35). Met de term ethnoscape, bijvoorbeeld,

refereert Appadurai aan het geheel van individuen (bijvoorbeeld toeristen en immigranten,

maar ook reizende muzikanten) die gezamenlijk de hedendaagse, bewegende maatschappij

vormen.

Globalisering oefent zo op verschillende manieren invloed uit op de muzieksector.

In de praktijk zijn deze domeinen dikwijls lastig te onderscheiden. Is de opkomst van

multinationale entertainmentgiganten als Universal, bijvoorbeeld, nu een vorm van

economische of culturele globalisering? Lokale, ‘independent’ platenmaatschappijen 1 Beide conceptualiseringen benoemen eveneens het hoge tempo waarin de verbondenheid toeneemt als een

kenmerk van globalisering. Held et al spreken in deze context van ‘speeding up’; Giddens van ‘intensification’.

Van jongerencentrum tot poppodium?

12

hebben aan dergelijke bedrijven concurrenten met internationaal bekende merknamen, die

in staat zijn om lokale en kleine ondernemers van de markt te verdringen. Daarmee komt,

naast de culturele productie van de kleine platenmaatschappijen, ook de lokale economie

in het geding. Het geheel van (de relaties tussen) internationale economieën en de wijze

waarop zij elkaar beïnvloeden wordt door Appadurai aangeduid als financescape. Naast het

economische aspect van het genoemde voorbeeld bestaat ook de mogelijkheid dat de lokale

keuken onder druk komt te staan door de opkomst van dergelijke multinationals. In deze

context is er sprake van culturele globalisering. Ook in de muzieksector is het onderscheid

tussen de verschillende dimensies niet altijd even duidelijk te maken. Een citaat van Krister

Malm, een Zweeds musicoloog, illustreert dit:

‘Diversification is a topical subject today. It is easy to reach the conclusion that cultural

diversity is growing through migration, through new media channels, etc. But the

concurrent homogenization of cultural forms of expression and the extremely powerful

monopolization and integration of the world’s cultural production into a few transnational

giant industrial conglomerates have in recent years been paid less attention’ (Malm, 2001:

90).

In dit citaat beschrijft Malm dat culturele diversiteit vaak wordt genoemd als gevolg van

globalisering (in de vorm van verbondenheid door migratie en nieuwe media), maar dat

globalisering eveneens leidt tot de conglomeratie van culturele productie in enkele

multinationals die een homogeniserende invloed op cultuur uitoefenen. Uit dit voorbeeld

blijkt wederom de verwikkeling van de muzieksector in het financescape. De toenemende

culturele diversiteit als gevolg van migratie is een voorbeeld van wat Appadurai bedoelt

met de term ethnoscape. De ontwikkeling van nieuwe mediakanalen is te plaatsen in de

categorieën technoscape (uitsluitend refererend aan technologie) en mediascape

(refererend aan de distributie van informatie en de wereld die door de nieuwe media

gecreëerd wordt). Alvorens de relatie tussen globalisering en de muzieksector te

beschrijven volgt in de komende twee subparagrafen een algemene beschrijving van de

relatie tussen globalisering en, respectievelijk, cultuur en economie.

Ype Terwisscha van Scheltinga

13

1.2.1- Globalisering van cultuur

‘Cultuur’ verdient evenals globalisering een korte introductie. Met de term kan worden

gerefereerd aan het proces van civilisatie, maar ook aan de belichaming van een traditie of

historie (MacGregor Wise, 2008: 4). De term kan een bepaalde manier van leven

omschrijven, met haar vaste gebruiken en taal, maar ook een specifieke kunstzinnige stijl

van een samenleving of land (Hopper, 2007: 37). In de context van deze scriptie staat

cultuur uiteindelijk voor de kunstvorm muziek. In deze paragraaf omvat de term echter

nog een bredere betekenis.

Er bestaan verschillende opvattingen over de invloed van globalisering op cultuur.

In het citaat van Malm in paragraaf 1.2 klinken er al twee door. Malm houdt er zelf een

negatieve opvatting over de invloed van globalisering op cultuur op na en spreekt in deze

context van de homogenisering van cultuur: het proces waarin alles tot hetzelfde verwordt.

Deze ‘aanklacht’ aan het adres van globalisering is een veelgehoorde en wordt door Held

omschrijven als pessimistisch globalisme (Held, 2000: 22). Globalisering staat volgens deze

zienswijze voor het ontstaan van een globale cultuur, waarin nationale en lokale tradities,

gebruiken en andere elementen verdwijnen (Held, 1999: 1, Tomlinson, 2003: 269). Er

bestaat vrees voor een homogene cultuur, waarbij steeds minder verschillen tussen landen,

gemeenschappen en mensen zullen bestaan. Een treffend voorbeeld van het proces van

homogenisering is de toenemende mate waarin de stadscentra van wereldsteden op elkaar

gaan lijken (Hopper, 2007: 87) of het wijdverspreide gebruik van de Engelse taal. Dikwijls

worden dergelijke processen omschreven als ‘McDonaldization’ (verwijzend naar het

straatbeeld van (wereld)steden, waarin het fastfoodketen niet meer weg te denken is),

‘Westernization’, ‘Americanization’ (ibid: 88-91) of cultureel imperialisme (het gebruik van

politieke en economische macht om de waarden en gewoonten van een cultuur uit te

dragen, ten koste van een inheemse cultuur (Tomlinson, 1991: 3)). Martin Stokes legt

cultureel diverse muziek uit als een afspiegeling van de hedendaagse globale wereld,

waarin de toenemende circulatie van mensen (weer een voorbeeld van Appadurai’s

ethnoscape), dingen en ideeën een oneindig aantal nieuwe verbindingen faciliteert (Stokes,

2003: 302). Door deze nieuwe connecties, oftewel onderlinge verbondenheid, ontstaan

nieuwe muzikale combinaties. Stokes benadrukt dat dergelijke combinaties dikwijls

Van jongerencentrum tot poppodium?

14

verdeelde reacties ten deel vallen. Nabootsing is in deze context een gehoorde

beschuldiging aan het adres van artiesten die verschillende muzieksoorten hebben

gecombineerd.

‘In music, [acculturation] implies processes of cultural contact between two or more

distinct musical cultures that resulted in musical mixes or syncretisms’ (Born,

Hesmondhalgh, 2000: 25). Cultuursociologen Born en Hesmondhalgh benoemen in dit

citaat het ontstaan van nieuwe muzikale combinaties als een mogelijk gevolg van

globalisering op muziek. In het citaat van Malm wordt eveneens benoemd dat culturele

diversiteit dikwijls wordt geïnterpreteerd als een positief gevolg van globalisering. Deze

zienswijze omschrijft Held als positief globalisme (Held, 2000: 22). Aanhangers van dit

gedachtegoed geloven in het potentieel van onderlinge verbondenheid en verregaande

sociale netwerken: globalisering brengt mensen en maatschappijen bijeen en draagt bij aan

wederzijds begrip en kwaliteit van leven. In aanvulling op de in de vorige alinea genoemde

negatieve reactie op dergelijke muziekstijl noemt ook Stokes een positieve interpretatie

van muzikale combinaties: ‘[the] circulation of hybrid cultural forms sometimes has the

effect of strengthening rather than weakening a sense of national belonging, contrary to

what is usually suggested’ (Stokes, 2003: 306). De toenemende onderlinge verbondenheid

faciliteert wederzijdse uitwisseling tussen verschillende culturen. (Held, 2000: 22). Malm

versterkt deze opvatting over muziek in zijn ‘fields of tension’-theorie, waarin hij de

tegenstelling ‘globaal-lokaal’ noemt. Hij doelt hiermee op de hedendaagse hang naar lokale

muzikale tradities en stijlen, die volgens hem min of meer gelijke tred houdt met de

opkomst van wat hij globale muziekstijlen noemt.

1.2.2 – Globalisering en financescape

Om de relatie tussen globalisering en economie te introduceren, wil ik me beroepen op

enkele aanvullende definities van globalisering. Richard A. Peterson, een in muziek

gespecialiseerd cultuursocioloog, gebruikt in een artikel over de globalisering van muziek

vanuit een productioneel perspectief de visie van Pools socioloog Zygmunt Bauman op

globalisering: ‘Globalization, for Bauman, is the current stage in the centuries-long process

of the ‘Western project’, focusing on industrialization, urbanization, bureaucratization,

Ype Terwisscha van Scheltinga

15

individuation and secularization’ (Peterson, 2001: 120). Robertson voegt zelf toe dat deze

definiëring van globalisering een economisch proces betreft. In aanvulling op deze definitie

zijn in de voorbije pagina’s reeds enkele voorbeelden gepasseerd van wat Bauman in mijn

optiek bedoelt. De opkomst van entertainmentgiganten als Universal en Fox is een

voorbeeld van industrialisatie. Urbanisatie, het proces van verstedelijking, betreft de

toenemende mate waarin mensen en bedrijven conglomereren en integreren. Mensen

agglomereren in steden, kleine bedrijven agglomereren in grote multinationals. Wijlen

Adam Krims, voormalig professor aan de universiteit van Nottingham, schreef een boek

over de relatie tussen muziek en urbanisatie. Hij bemerkt dat werk en activiteit in ruime

zin zich in toenemende mate afspelen in steden (Krims, 2007: XVII). Dit geldt ook voor de

productie van cultuur. De toenemende mate waarin stedelijk gebied wordt

‘getransformeerd’ tot terrein voor culturele consumptie omschrijft Krims als cultural

regeneration (Krims, 2007: XXVI). In deze context noemt hij sportstadions en grote

bioscopen als voorbeeld. Het woord ‘gentrificatie’ wordt gebruikt om de opwaardering van

een stadsdeel of buurt op sociaal, economisch of cultureel gebied aan te duiden is daarmee

een bredere maar vergelijkbare term. In de stad Groningen is de Euroborg een voorbeeld

van hetgeen Krims omschrijft: het multifunctionele complex fungeert als thuishaven van

voetbalclub FC Groningen, maar herbergt eveneens een bioscoop, casino en restaurant. Een

ander Nederlands voorbeeld is de Arena Boulevard, een evenemententerrein dat net als de

Euroborg een voetbalclub- en stadion huisvest (Ajax en de Amsterdam Arena). Daarnaast

herbergt het terrein in de vorm van Ziggo Dome en de Heineken Music Hall twee grote

concertzalen. Een grote Pathé-bioscoop is eveneens aanwezig, net als een outdoor

festivalterrein (ArenaPark) en enkele grote vestigingen van winkels als MediaMarkt en

Perry Sport.

Het in paragraaf 1.2. gebruikte citaat van Malm benoemt een vergelijkbare

ontwikkeling: de toenemende integratie van de wereldwijde culturele productie in enkele

multinationals. Dit proces is ook zichtbaar in de muziekindustrie. Keith Negus: ‘[In] general,

the fates and fortunes of entrepreneurs and small- and medium-sized enterprises

(‘independents’) have to be realized in relation to the operations of the big conglomerates’

(Negus, 2001: 22). In de praktijk leidt deze relatie van afhankelijkheid tot een proces

Van jongerencentrum tot poppodium?

16

waarin de kleine bedrijven vaak integreren in de grote. De term ‘integratie’ wordt ook door

Held in verband gebracht met economische globalisering. Hij omschrijft economische

globalisering als de toenemende integratie van nationale economieën in één globale

economie (Held, 2000: 90). In deze globale economie geldt een vrij verkeer van arbeid en

kapitaal. Bedrijven streven naar een wereldwijde en uniforme afzetmarkt. Held

onderscheidt vijf drijfveren voor economische globalisering, die integratie als

gemeenschappelijk kenmerk delen; toenemende internationale handel, toenemend

geldverkeer, toenemende communicatie via zowel internet als traditionele media,

toenemende mobiliteit en technologische ontwikkelingen. Resultaat van deze processen is

meer economische interactie, toenemende internationale handel en de opkomst van een

nieuwe, globale infrastructuur. De positieve globalist ziet deze processen uiteindelijk als

een voordeel voor zowel mensen als naties; de pessimistische globalist voorziet onder

meer een vergroting van het verschil tussen arm en rijk. Het kernwoord van deze

subparagraaf is integratie. Economische globalisering op bedrijfsniveau betekent

voornamelijk de opkomst van grote bedrijven die streven naar een uniforme afzetmarkt.

1.2.3 – Veranderingen in de muzieksector

Tot dusverre is het begrip ‘globalisering’ geïntroduceerd en gerelateerd aan zowel het

culturele als het economische domein. Kenmerken van globalisering zijn onder meer

onderlinge verbondenheid, wederzijdse beïnvloeding en integratie. In de huidige

subparagraaf komen enkele actuele ontwikkelingen in de muzieksector aan bod, die onder

invloed van globalisering tot stand zijn gekomen. De beschreven ontwikkelingen zijn

voorbeelden van veranderingen in het economische domein van de muziekindustrie.

Voorbeelden van ontwikkelingen in het culturele domein bestaan (zoals hybride

muziekstijlen, tot stand gekomen dankzij verbondenheid tussen culturen), maar worden

niet uitgebreid beschreven omdat deze scriptie niet uitsluitend over de invloed van

globalisering op muziek gaat. In deze paragraaf worden enkele voorbeelden van de invloed

van globalisering op de muzieksector behandeld.

Een actueel voorbeeld van globalisering in de muzieksector is de concentratie van

de platenmaatschappijen. De integratie van de wereldwijde culturele productie waar Malm

Ype Terwisscha van Scheltinga

17

van sprak, is zonder meer van toepassing op de muzieksector. Peterson: ‘Not for half a

century has control on the worldwide music industry been as concentrated as in 2000. If

anything, the industry is more concentrated than in the late 1940s, when it reached its

prior peak, because the market is much more nearly global in scope, and just four firms,

BMG, Universal, Time-Warner, and Sony produce the bulk of all records sold in the world’

(Peterson, 2001: 123). Sinds 2012 is de platenindustrie nog sterker geconcentreerd

geraakt en is er sprake van nog slechts drie ‘major labels’, in de vorm van Universal Music

Group, Sony Music Entertainment en Warner Music Group. In deze ontwikkeling is de

integratie van verschillende kleine bedrijven in grote bedrijven zichtbaar, die in de

voorgaande paragraaf is vergeleken met het begrip urbanisatie. De ontwikkeling speelt zich

af op het economische domein binnen de muziekindustrie en leidt tot een monopoliepositie

voor de genoemde bedrijven. Op welke manier beïnvloedt deze ontwikkeling het culturele

domein, oftewel de muziek die de platenmaatschappijen uitbrengen? Het al eerder

genoemde onderscheid tussen positief en pessimistisch globalisme wordt door Peterson

zelf ook gemaakt. In een pessimistische context schrijft hij: ‘[…] when a cultural field like

popular music is dominated by a few firms the music produced is more homogenous, and

when a large number of firms compete, the music is much more diverse’ (ibid, 2001: 119).

Anderzijds erkent hij dat de grote platenmaatschappijen bij machete zijn culturele

diversiteit te stimuleren: ‘Just as the general process of globalization has engendered new

forms of localism, tribalism, or communalism, the increasingly global music firms have

created a proliferation of uniquely structured niche music markets each appealing to a

distinct consumer taste group’ (ibid, 2001: 128). Deze tegenstelling wordt door Malm

beschreven in zijn ‘fields of tension’-theorie (Malm, 2001: 90). Malm onderscheidt

verschillende tegenstellingen in de muziek als gevolg van globalisering. Homogeniteit

versus diversiteit is daar één van en is volgens Robertson zichtbaar in de platenindustrie;

met het in toenemende mate homogene aanbod van de platenmaatschappijen stijgt de

vraag naar cultureel diverse producten.

Eén van de vijf door Held geformuleerde drijfveren van economische globalisering

betreft de ontwikkeling van de technologie. De muziekindustrie is de afgelopen twee

decennia ingrijpend veranderd door technologische ontwikkelingen. Ten eerste faciliteert

Van jongerencentrum tot poppodium?

18

het internet bands en artiesten om hun muziek zelf uit te brengen en te promoten,

waardoor de invloed van de platenmaatschappijen beperkt wordt. Het internet vervult

tegenwoordig voor veel artiesten de functie van promotie- en distributiekanaal en is

daarmee onderdeel geworden van het werkterrein van de platenmaatschappijen. Ten

tweede is de populariteit van de geluidsdrager als fysiek product drastisch verminderd. De

handel in lp’s en cd’s heeft deels plaatsgemaakt voor de handel in digitale bestanden. Veelal

is muziek tegenwoordig ook gratis te downloaden. Platenmaatschappijen, die vroeger hun

inkomsten uit fysieke producten genereerden, zijn door de digitalisering een deel van hun

omzet verloren. Anderzijds lijkt de marktwaarde van de livemuzieksector enorm gestegen.

Kortom; conventionele ‘producten’ als fysieke geluidsdragers hebben economische waarde

verloren en tegelijkertijd stijgt de marktwaarde van andere vormen van culturele

producten. In een muzikale context zijn concerten hier een voorbeeld van (Holt, 2010:

246). Het verdienmodel voor artiesten is met de opkomst van het internet als

distributiekanaal van muziek en de dalende verkoop van fysieke geluidsdragers drastisch

veranderd. Holt spreekt van het outstand van een ‘live music economy’: ‘[t]he main reason

for conceiving of a live music economy is that live music has become a major domain and

structuring force in the economy of music. The main source of income for artists is

generally concerts rather than recordings’ (ibid, 2010: 248).

Met de opkomst van het concert als belangrijkste inkomstenbron voor artiesten is

ook een aanzienlijke verandering in de ticketprijzen zichtbaar. Uit ‘Poppodia in cijfers’

blijkt dat het Nederlandse publiek in 2012 een gemiddeld bedrag van 12,87 betaalde voor

een bezoek aan een poppodium. Ten opzichte van acht jaar eerder betekent dit een

prijsstijging van 78 procent. Holt, ofschoon hij zich niet beperkt tot poppodia, merkt op dat

sommige popconcerten (van ‘de groten der aarde’) tot luxeproducten verworden zijn. Veel

jonge mensen kunnen zich deze ticketprijzen niet veroorloven, waardoor een steeds ouder

publiek de concerten attendeert. Uit onderzoek van het National Bureau of Economic

Research blijkt dat tussen 1981 en 1996 de prijzen van tickets licht stegen ten opzichte van

de inflatie, maar dat vanaf 1996 de prijzen veel sneller stegen ten opzichte van de inflatie

(Connolly & Krueger, 2005: 11).

Een actueel voorbeeld van integratie in het poppodiumcircuit is afkomstig uit

Ype Terwisscha van Scheltinga

19

Amerika. ‘House Of Blues’ is de gemeenschappelijke naam van dertien ‘live music venues’.

Naast hun naam delen deze poppodia verschillende kenmerken. Zo biedt het bedrijf het

‘Foundation Room Membership’ aan. Leden profiteren naast goede persoonlijke verzorging

van de mogelijkheid een privéruimte te betrekken voor vergaderingen of andersoortige

bijeenkomsten. Een ander kenmerk van de poppodia is de uitgebreide mogelijkheid tot

dineren. In navolging van de reeds veelvuldig aangehaalde internationale restaurantketens

verspreidt House Of Blues haar vestigingen met een uniforme uitstraling en concept over

Amerika. De ambitie van het bedrijf reikt echter nog verder dan de eigen natie: ‘[our]

mission is to create a profitable, principled global entertainment company’ (bron: website

House Of Blues). Een tweed doelstelling is ‘[to] celebrate the diversity and brotherhood of

world culture’ (bron: website House Of Blues).

1.3 - Conclusie

In het eerste hoofdstuk van deze scriptie is in de vorm van globalisering een ontwikkeling

op macroniveau beschreven. Na een algemene introductie van de ontwikkeling is

geconcludeerd dat ‘onderlinge verbondenheid’ en ‘wederzijdse beïnvloeding’ twee

belangrijke kenmerken zijn van globalisering; op alle maatschappelijke niveaus staan

naties, mensen, organisaties en culturen in toenemende mate met elkaar in verbinding.

Bijgevolg beïnvloeden ze elkaar. In het vervolg van deze scriptie zal worden onderzocht in

welke mate Het Bolwerk onder invloed staat van andere organisaties, partijen of

ontwikkelingen en in hoeverre de transformatie van het poppodium onder deze invloed tot

stand is gekomen. Eveneens is op basis van de definiëring van globalisering van Held et al

geconcludeerd dat de activiteiten van organisaties in de muzieksector, waaronder

poppodia, tot verschillende maatschappelijke domeinen behoren. Om het onderscheid

tussen deze verschillende domeinen te verduidelijken, is het raamwerk van Arjun

Appadurai aan bod gekomen. Dit model omvat vijf dimensies van ‘global cultural flows’. De

‘core business’ van een poppodium is muziek, een culturele vorm. Een poppodium is echter

ook een bedrijf met een financiële huishouding. Op basis van deze aanname is de invloed

van globalisering op respectievelijk cultuur en economie behandeld.

Over de invloed van globalisering op cultuur zijn twee tegengestelde interpretaties

Van jongerencentrum tot poppodium?

20

beschreven. Positief globalisme is de interpretatie die culturele diversiteit als een positief

gevolg van globalisering omschrijft. Een toenemende onderlinge verbondenheid,

bijvoorbeeld, leidt tot interactie tussen verschillende culturen en daarmee tot een

heterogene culturele productie. Pessimistisch globalisme is de opvatting die culturele

homogeniteit als een nadelig gevolg van globalisering beschouwt; globalisering leidt tot een

globale cultuur waarin nationale identiteit en lokale tradities verdwijnen. Globalisering is

volgens cultuursocioloog Zygmunt Bauman een vorm van ‘verwesterlijking’, waarin onder

meer processen als industrialisatie en urbanisatie zichtbaar zijn. Het proces van

urbanisatie staat strikt genomen voor verstedelijking; het proces waarin mensen in

toenemende mate in steden conglomereren. Op bedrijfsniveau speelt zich een vergelijkbaar

proces van industrialisatie af: kleine bedrijven integreren in grote bedrijven. Held et al

beschrijven de globalisering van economie als de integratie van nationale economieën in

één globale economie. Cultural degeneration is de benaming die Adam Krims gebruikt voor

de urbanisatie van cultuur: de mate waarin stedelijk gebied wordt getransformeerd tot

terrein voor culturele consumptie.

Hoe is globalisering zichtbaar in de muzieksector? Zoals reeds benadrukt beperkt de

activiteit van in de muzieksector actieve actoren zich niet tot het culturele domein. Tot de

muzieksector behoren legio bedrijven en die hebben, naast hun aan muziek gerelateerde

productie, te maken met een financiële huishouding. Om te beginnen de invloed van

globalisering in het culturele domein: muziek verandert onder invloed van globalisering.

Naties, mensen en daarmee ook muzikanten staan in toenemende mate met elkaar in

verbinding en beïnvloeden elkaars muziek. Dit leidt tot nieuwe muzikale combinaties, en,

volgens de positieve globalist, diversiteit en een heterogeen muzikaal aanbod. De

tegenhanger van muzikale diversiteit is muzikale homogeniteit. Volgens de pessimistische

globalist is muzikale homogeniteit een gevolg van globalisering op het economische

domein binnen de muzieksector. De platenindustrie is genoemd als voorbeeld van

integratie in de muziekindustrie en als zichtbaar voorbeeld van de invloed van

globalisering op de muzieksector. De invloed van de steeds groter groeiende (en in aantal

afnemende) platenmaatschappijen leidt volgens pessimistische globalisten uit tot een

homogeen muzikaal aanbod. Het citaat ‘[music] becomes homogenous, for oligopolies

Ype Terwisscha van Scheltinga

21

breed musical stagnancy’ (Bishop, 2005: 468) vat deze gedachte goed samen. Het House Of

Blues-keten uit Amerika is een goed voorbeeld van de thematiek die in deze scriptie

verkend wordt. Vanuit een pessimistisch-globalistisch perspectief ligt de kritische vraag

voor de hand of de homogeniserende werking van een poppodium afbreuk doet aan het

unieke karakter van een poppodium. Het is deze gedachte die ten grondslag ligt aan deze

scriptie.

Van jongerencentrum tot poppodium?

22

Hoofdstuk 2 – Het professionele Nederlandse poppodiumlandschap: 1997-heden

De voorbije vijftien jaar laten een ware golf van verbouwingen (en nieuwbouw) zien

binnen de Nederlandse poppodia. Het Bolwerk (Sneek), Effenaar (Eindhoven), Metropool

(Hengelo), Atak (Enschede), Bibelot (Dordrecht) en Dynamo (Eindhoven) zijn enkele

voorbeelden van een grote groep organisaties die het roer drastisch omgooiden. 2013 was

het jaar waarin Hedon (Zwolle) grondig verbouwde en in de nabije toekomst is 013

(Tilburg) aan de beurt. In dit hoofdstuk wordt gezocht naar een antwoord op de tweede

deelvraag: welke redenen liggen ten grondslag aan de huidige verbouwingsgolf binnen de

Nederlandse poppodia? Om tot een juist antwoord te komen, wordt eerst een beeld

geschetst van de sector. Vervolgens wordt gekeken naar de verschillende argumenten voor

en tegen professionalisering, waartoe verschillende onderzoeken naar de Nederlandse

poppodiumsector zijn geraadpleegd.

2.1 – (de weg naar) Een professionele sector

Sinds popmuziek in Nederland haar intrede deed, halverwege de jaren vijftig, beperkte het

overheidsbeleid aangaande deze nieuwe ‘kunststroming’ zich tot het beteugelen van de

overlast (Nuchelmans, 2002: 1). Het duurt tot 1976 wanneer popmuziek voor het eerst als

zodanig benoemd wordt in een overheidsdocument, te weten de ‘Nota kunst en

kunstbeleid’. In de jaren ’80 is popmuziek geëvolueerd tot een gestructureerd en

overzichtelijk veld, onder meer dankzij het ontstaan van organen als de provinciale

popkoepels en de Stichting Popmuziek Nederland. Sinds begin jaren ’90 werden veel

poppodia professionele organisaties en partijen met volwaardig aanzien binnen het

gemeentelijk cultuurbeleid. Het gemiddeld aantal bezoekers van een Nederlands

poppodium nam tussen 1995 en 2007 met de helft toe (Vreeke & Van Daalen, 2009: 35).

Het Grote Poppodium Onderzoek 2008 concludeert dat de meeste Nederlandse poppodia

sinds 1998 sterk zijn gegroeid en een serieuze ontwikkeling hebben doorgemaakt richting

professionalisering. Tevens toont het onderzoek aan dat de verbouwde en

nieuwbouwpodia meer geprofessionaliseerd zijn dan de andere poppodia in Nederland

Ype Terwisscha van Scheltinga

23

(ibid: 10). Het aantal fte’s2 per poppodium is in de periode 1995-2007 gestegen van 10

naar 24. Het feit dat een dergelijk omvangrijk onderzoek is uitgevoerd en een 92 pagina’s

tellend rapport heeft opgeleverd, illustreert de tegenwoordige omvang van het veld. In

2006 is ‘Pop met beleid’ gepubliceerd: een door de stichting PopNL geïnitieerde

handreiking voor gemeenten met als belangrijkste doelstelling lokale bestuurders en

ambtenaren te voorzien van een helpdesk voor popmuziekbeleid (Lagendijk & Zoutman,

2006: 7). De handreiking dicht meerdere functies aan popmuziek toe: naast haar waarde

als cultuuruiting, draagt popmuziek bij aan het bevorderen van sociale integratie, culturele

ontplooiing, economische innovatie en profilering van de stad (Langedijk & Zoutman, 2006:

6). Tegenwoordig zijn overheden, sectorinstituten, professionele poppodia,

boekingskantoren en andere instanties onlosmakelijk verbonden met het muzikaal-

culturele veld. In 2012 telde ons land 55 poppodia die bij de VNPF (Vereniging

Nederlandse Poppodia- en Festivals) waren aangesloten. Gezamenlijk verzorgden deze

organisaties in datzelfde jaar een aanbod van 7431 concertavonden, waarbij in totaal

18.659 concerten werden verzorgd. Er werd 2,65 miljoen keer een betaald bezoek aan deze

podia afgelegd, die een totale omzet van 103,1 miljoen behaalden (Dee & Schans, 2013: 7,

9). Deze cijfers illustreren de omvang van de Nederlandse professionele poppodiumsector

(nog zonder de bijdrage die de vele bars, cafés en niet bij de VNPF aangesloten poppodia

leveren). ‘Waar de podia oorspronkelijk vooral werden gesteund met het doel om overlast

tegen te gaan zijn de podia inmiddels gepromoveerd tot gewaardeerde culturele spelers’

(Vreeke & Van Daalen, 2009: 77).

2.1.2 – Professionalisering in een neo-liberaal tijdperk

Wat wordt nu eigenlijk onder professionalisering verstaan? Het Nederlands woordenboek

definieert de term als ‘het professioneel maken of worden’. Het woord ‘professioneel’

wordt op zijn beurt gedefinieerd als ‘van beroep’ of ‘aan beroep eigen’. In deze context zou

de professionalisering van de podiumkunsten betekenen dat de organisaties werknemers

in dienst hebben; binnen deze professionele organisaties wordt geld verdiend. In

Nederland kunnen poppodia een specifieke status verkrijgen en aanspraak maken op 2 ‘Fte’ is de afkorting van ‘fulltime-equivalent’ en is een rekeneenheid waarmee de omvang van een dienstverband

of personele bezettingsgraad wordt uitgedrukt. Eén fte staat gelijk aan een werkweek van veertig uur.

Van jongerencentrum tot poppodium?

24

structurele subsidiëring van het Fonds Podiumkunsten wanneer zij aan bepaalde door de

overheid vastgestelde criteria voldoen. Eén van deze criteria (bron: website Fonds

Podiumkunsten) is het voeren van een professionele organisatie en administratie,

waarmee andermaal de term ‘professioneel’ valt. Ook moet een kernpodium in het

handelsregister ingeschreven staan als een stichting of vereniging zonder winstoogmerk.

Daarmee betekent ‘professioneel’ in deze context niet commercieel, maar beroepsmatig.

Schijnbaar tegengesteld aan deze uitleg blijken vrijwel alle Nederlandse poppodia non-

profitorganisaties, zoals het onderzoek ‘Poppodia in cijfers’ uit 2011 verduidelijkt, maar

professioneel is niet equivalent aan commercieel. In Het Grote Poppodium Onderzoek is

‘het beter kennen en beantwoorden van vragen uit de omgeving en eigen organisatie’

(Vreeke & Van Daalen, 2009: 18) als definitie van professionaliteit gekozen.

Het ‘voldoen aan criteria’, bijvoorbeeld om door een instantie als het Fonds

Podiumkunsten als een professionele podiumkunstinstelling aangemerkt te worden en

aanspraak te maken op subsidiëring, is een gegeven dat past in het paradigma van het neo-

liberalisme. In deze zienswijze is meetbaarheid het fundament van de samenleving (Gielen,

2012: 4). Resultaten zijn alleen geldig wanneer objectief meetbaar. Een vraag die gesteld

kan worden is of het voldoen aan objectief meetbare criteria om door een instantie als het

Fonds Podiumkunsten als een ‘professionele’ podiumkunstinstelling aangemerkt te worden

voor een poppodium prioriteit dient te hebben. Het nastreven van dergelijke doelen kan

namelijk leiden tot standaardisering en bureaucratie. Gielen zelf beschrijft dat ‘goede’ of

authentieke kunst tot stand komt in informele tijd en ruimte; inspiratie is niet gebonden

aan het strakke regime van kantooruren. ‘[The] fundamental condition for achieving both

good art and craft [is] dismeasure’ (Gielen, 2012: 30). Oftewel: de meetbaarheid van de neo-

liberale ideologie is niet verenigbaar met een gezonde artistieke praktijk, waarvoor

intimiteit, informaliteit en ‘onmeetbaarheid’ van belang zijn.

2.2 – Motieven voor professionalisering

In ‘Het Grote Poppodiumonderzoek’ uit 2008 wordt de verbouwing van poppodium Vera te

Groningen in 1997 als begin van de huidige verbouwingsgolf gezien. In deze publicatie

worden verschillende ontwikkelingen genoemd die de poppodia tot (verdere)

Ype Terwisscha van Scheltinga

25

professionalisering bewegen. In directe relatie tot globalisering wordt diversificatie van

zowel vraag als aanbod genoemd. De opkomst van het internet en andere vormen van

onderlinge verbondenheid heeft ervoor gezorgd dat zowel programmeurs (aan de

aanbodzijde) als publiek (aan de vraagzijde) in staat zijn om in een hoog tempo veel

nieuwe muziek te ontdekken. Door deze toenemende differentiatie kunnen poppodia zich

niet meer beperken tot enkele genres en een beperkt aantal doelgroepen. Het poppodium

van nu biedt ruimte aan zowel jeugdige metalfans als singer/songwriter-liefhebbers van

middelbare leeftijd. Te stellen valt dat het publiek van een poppodium tegenwoordig een

meer diverse samenstelling kent dan vroeger. Om aan de verschillende wensen op het

gebied van programmering van de heterogene groep bezoekers te kunnen voldoen, is een

focus op een algemeen en internationaal aanbod een logische strategie. Een tweede

argument voor professionalisering betreft de hogere eisen aan kwaliteit en service van het

publiek. De leeftijd van popmuziek als genre en het poppodium als ‘uitgaansgelegenheid’

houdt verband met dit argument, zo blijkt uit de volgende woorden: ‘het publiek verwacht

bij poppodia geleidelijk hetzelfde serviceniveau als bij andere uitgaansgelegenheden’

(Vreeke & Van Daalen, 2009: 79). De notie van (leef)tijd blijkt uit het woord ‘geleidelijk’; de

poppodia dienen zich in toenemende mate te conformeren aan de wensen van het publiek,

die naarmate de tijd verstrijkt nivelleren met de wensen op het gebied van kwaliteits- en

serviceaanbod bij reguliere uitgaansgelegenheden. In combinatie met het eerste argument

over diversificatie van het publiek betekent dit dat de poppodia tegemoet dienen te komen

aan hogere eisen van een in toenemende mate heterogeen publiek. Strengere wetgeving op

het gebied van ARBO en milieu is eveneens van invloed op de professionalisering van

organisaties en hun keuze op te verbouwen. De eisen die aan de arbeidsomstandigheden

van de medewerkers van poppodia worden gestelde zijn in de loop der tijd hoger

geworden. Voor barpersoneel wordt er geïnvesteerd in gehoorbescherming, voor

(licht)technici in veilige steigers in plaats van ladders en voor programmeurs en ander

zittend personeel in verantwoord kantoormeubilair. Met betrekking tot de

milieuwetgeving hebben voornamelijk de strengere eisen aan de beperking van

geluidsoverlast bijgedragen aan professionalisering. Schaalvergroting, in de context van de

poppodia een stijging van het aantal bezoekers (tussen 1995 en 2007 is het aantal

Van jongerencentrum tot poppodium?

26

bezoekers van een gemiddeld poppodium met ongeveer de helft gestegen (Vreeke & Van

Daalen, 2009: 35)), het aantal professionele medewerkers en de omzet omvattend, heeft

eveneens een meer professionele organisatie vereist. Dit wordt beaamd in de handreiking

‘Pop met beleid’ uit 2006: ‘[het] proces van schaalvergroting in de popsector heeft zich ook

voorgedaan ten aanzien van podia en festivals. Dit ging gepaard met professionalisering en

uitbreiding van popvoorzieningen, en toenemende wet- en regelgeving’ (Lagendijk &

Zoutman, 2006: 18). Tot slot worden in Het Grote Poppodium Onderzoek

omgevingsfactoren als het rookbeleid en de kredietcrisis genoemd als ontwikkelingen die

een organisatie ertoe bewegen zich te professionaliseren. Het Besluit Rookvrije Werkplek,

dat op 1 januari 2004 van kracht werd, heeft zijn invloed gehad op Nederlandse poppodia.

Voor de daaropvolgende jaren zijn verschillende normen gesteld op het gebied van

rookvrije zones in een poppodium (Lagendijk & Zoutman, 2006: 83), die tot een (kleine)

fysieke aanpassing van verschillende poppodia hebben geleid. Het huidige economische

klimaat leidt in algemene zin tot een beperking van de uitgaven aan vrijetijdsbesteding,

waaronder poppodiumbezoek. Gesteld wordt dat een geprofessionaliseerde organisatie

beter in staat is om op deze ontwikkelingen en onzekerheden te reageren. In het onderzoek

‘Wat kan er beter in de podiumkunsten?’ (Wils & Van Klaveren, 2008) worden de

knelpunten van podiumkunstinstellingen onderzocht. Dit onderzoek is uitgevoerd in

opdracht van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD).

Kleinschaligheid en de bijbehorende gefragmenteerde sector (een veld met relatief veel

kleine organisaties) genoemd als een van de grootste knelpunten van

podiumkunstorganisaties. ‘Gebrek aan omvang maakt het moeilijker tegenvallers op te

vangen, benodigde investeringen te doen of aantrekkelijke voorwaarden bij afnemers en

leveranciers te bedingen’ (Wils & Van Klaveren, 2008: 9). Eveneens leidt kleinschaligheid

tot een ‘eilandjescultuur’, waarin te weinig samenwerking tussen organisaties tot stand

komt. Als oplossing voor deze kleinschaligheid wordt, logischerwijs, schaalvergroting door

fusie geadviseerd. Een gebrek aan deskundigheid/professionaliteit wordt ook in dit

onderzoek als een knelpunt van podiumkunstorganisaties benoemd; directeuren van

podiumkunstorganisaties zijn in de praktijk vaker bezig met ‘waan van de dag’-taken op

managementniveau dan met strategisch beleid op lange termijn. Om dit probleem te

Ype Terwisscha van Scheltinga

27

ondervangen wordt in het onderzoeksrapport geadviseerd om te investeren in de opleiding

van deskundige medewerkers met specifieke vaardigheden, die voor langere termijn voor

de sector kunnen worden behouden.

Ter afsluiting wens ik in deze paragraaf een belangrijke ‘tussenconclusie’ te

benadrukken: er bestaat een relatie tussen professionalisering, schaalvergroting en

verbouwing. Dit blijkt uit de verschillende onderzoeken die in dit hoofdstuk gebruikt zijn.

Vreeke & Van Daalen concluderen dat de nieuw- en verbouwpodia in Nederland meer

geprofessionaliseerd zijn dan de andere poppodia in Nederland (Vreeke & Van Daalen,

2009: 74). In het onderzoek ‘Wat kan er beter in de podiumkunsten?’ wordt

schaalvergroting (door fusie met andere organisaties) als oplossing aangedragen voor

verschillende knelpunten waar podiumkunstinstellingen mee kampen. In de handreiking

‘Pop met beleid’ wordt gesteld dat renovatie en nieuwbouw aan de orde van de dag zijn

vanwege veroudering en voortschrijdende bouwtechnische eisen (Lagendijk & Zoutman,

2006: 19) en dat verbouwingsplannen dikwijls gepaard gaan met een verhoging van de

capaciteit van de zaal of met de aanbouw van een tweede zaal.

2.3 – De keerzijde van professionalisering

In dit hoofdstuk is tot dusverre onder meer beschreven hoe het Nederlandse

poppodiumcircuit is uitgegroeid van het ‘lelijke eendje’ van de vaderlandse kunst tot een

erkend speler binnen de cultuursector. De groei in omvang van de sector, in de voorgaande

paragraaf aangeduid met de term schaalvergroting, bewijst dat live popmuziek geen

nichemarkt (meer) is. Om mee te kunnen (blijven) doen, moeten de Nederlandse poppodia

voldoen aan moderne maatstaven op het gebied van publiekswensen en wet- en

regelgeving. Het concept van de maatstaf kan geïnterpreteerd worden als een product van

het neo-liberalisme. In paragraaf 2.2 zijn argumenten voor professionalisering van

poppodia beschreven. In deze paragraaf worden mogelijke nadelige gevolgen van

professionalisering behandeld.

Leon Zwaans, ten tijde van de uitgave van ‘Pop met beleid’ voorzitter van PopNL,

laat in ‘Wankele tempels’ (2007) optekenen dat bij een proces van schaalvergroting

dikwijls over het hoofd wordt gezien dat een twee of drie keer zo grote zaal ook een totaal

Van jongerencentrum tot poppodium?

28

andere organisatie vereist. In de praktijk werd door de gemeentelijke overheden van de

organisatie verwacht dat zij met dezelfde middelen de vernieuwde zaal zou gaan runnen.

Deze inschattingsfout heeft ertoe geleid dat onder meer het Paard, de Effenaar en de Mezz

al snel na hun (hernieuwde) opening zijn gaan ‘wankelen’, oftewel financieel instabiel

werden. Vreeke & Van Daalen bevestigen deze stelling en beschreven het door Zwaans

benoemde fenomeen als ‘over-eten’ (Vreeke & Van Daalen, 2009: 53): de programmeurs

van de (ver)nieuw(d)e zalen programmeerden dankzij de toegenomen capaciteit vaak

meer dan de organisaties op dat moment konden verwerken. Schaalvergroting door fusie

met andere organisaties leidt logischerwijs tot grotere organisaties. In het voorwoord van

deze scriptie zijn met het Nationaal Muziekkwartier en Cultuurkwartier Sneek voorbeelden

genoemd van organisaties waar Nederlandse poppodia, respectievelijk Atak en Het

Bolwerk, in zijn ‘opgegaan’.

Een ander voorbeeld is het eveneens reeds genoemde ‘House Of Blues’-keten uit

Amerika. In het eerste hoofdstuk is dit proces omschreven als integratie: kleine bedrijven

integreren in grote bedrijven. Wanneer deze ontwikkeling zich in een vergevorderd

stadium bevindt, is er (hypothetisch) sprake van een beperkt aantal bedrijven dat een

gezamenlijk een oligopolie op het totale aanbod heeft. In een muzikale context leidt deze

situatie tot muzikale stagnatie, aldus John Bishop (zoals te lezen in de conclusie van het

eerste hoofdstuk). Richard Peterson: ‘[…] when a cultural field like popular music is

dominated by a few firms the music produced is more homogenous, and when a large

number of firms compete, the music is much more diverse’ (Peterson, 2001: 119). Een

groot aantal kleine bedrijven zorgt voor divers aanbod en een klein aantal grote bedrijven

voor een homogeen aanbod, zo luidt het oordeel van Peterson. Ook het reeds gebruikte

citaat van Malm bevestigt dat een homogene culturele productie veelal het gevolg is van de

integratie van de wereldwijde culturele productie in een beperkt aantal ‘transnationale,

industriële conglomeraten’ (Malm, 2001: 90). Nu bestaan er in het veld der Nederlandse

poppodia geen van bedrijven van het kaliber dat Malm omschrijft, maar illustreren de

opinies van Bishop, Peterson en Malm het risico dat schaalvergroting van muzikaal-

culturele organisaties kan leiden tot een homogene productie. Kunst verwordt dan tot

entertainment oftewel ‘pre-packaged art’, een product van het huwelijk tussen

Ype Terwisscha van Scheltinga

29

globalisering en neo-liberalisme (Gielen, 2010: 8).

In paragraaf 2.2 is diversificatie van vraag en aanbod als gevolg van globalisering

genoemd. In reactie op deze ontwikkeling bedient een poppodium tegenwoordig een breed

scala aan doelgroepen. Omdat een poppodium vaak niet in staat is om alle subgenres

evenredig te programmeren (tenzij er in de betreffende plaats meerdere poppodia zijn,

zodat ze ieder een specifieke(re) doelgroep kunnen bedienen), wordt in de praktijk vaak

een ‘veilige’ oftewel commerciële programmering gekozen. Onderzoekers Dee en Schans

leggen de mogelijke gevolgen van deze ontwikkeling in ‘Poppodia in cijfers 2012’ als volgt

uit: ‘Populairder […] programma betekent over het algemeen uitholling van de artistiek-

inhoudelijke functie van poppodia. Minder speelmogelijkheden voor nieuw en (nog)

onbekend talent betekent een verschraling van het aanbod op korte en vooral lange

termijn. De bezuinigingen bij de landelijke fondsen versterken dit nog eens. De inhoudelijk-

innovatieve taak van poppodia, en ook festivals, en daarmee de diversiteit van het

gepresenteerde, staat meer dan ooit onder druk’ (Dee & Schans, 2013: 5). Overigens wordt

ook het huidige economische klimaat in dit onderzoek als oorzaak van een meer veilige en

commerciële programmering van poppodia.

Een ‘wankele’ financiële huishouding is voor het publiek wellicht niet direct

waarneembaar. Een commerciële programmering, uitholling van de artistiek-inhoudelijke

functie van poppodia en ook de fysieke verbouwing van een poppodium zelf zijn dat wel.

2.4 – Onttovering

In deze paragraaf wens ik het belang van een speciaal en uniek karakter van het

poppodium te benadrukken. Naast de in de voorgaande paragraaf genoemde nadelen van

professionalisering, is het verlies van deze eigenschap een andere mogelijke keerzijde van

professionalisering die in deze scriptie onderzocht zal worden. Argumenten voor deze

stelling zijn gezocht bij verschillende sociologen en onderzoekers.

De notie van ‘onttovering’ van de maatschappij is afkomstig van Max Weber. Hij

stelde dat moderne samenlevingen worden gekenmerkt en gedreven door rationaliteit,

berekenbaarheid, voorspelbaarheid en efficiëntie (Hopper, 2007: 90). Dergelijke principes

kunnen leiden tot een complete standaardisering van het hedendaagse leven (ibid: 90).

Van jongerencentrum tot poppodium?

30

Hopper relateert dergelijke principes aan de universele bedrijfscultuur van multinationals

zoals McDonald’s en de manieren waarop dergelijke moderne instituties zich organiseren.

Weber sprak van ‘[de] zekerheid […] dat er in principe geen geheimzinnige en

onberekenbare machten bestaan die als spelbreker kunnen optreden, doch dat men veeleer

alle dingen in principe door berekening kan beheersen. Dit impliceert echter de onttovering

van de wereld’ (Weber, 1918: 15). Indien het nastreven van professionalisering door de

Nederlandse poppodia in de praktijk door de door Weber genoemde principes is

ingegeven, bestaat het risico dat ook het poppodium ‘onttoverd' raakt. In het verlengde van

dit concept van Weber beschrijft Pascal Gielen het mogelijke gevolg van rationalisering en

routinematigheid op het werk van de kunstenaar: “If you try to rationalize this great,

spontaneous desire and freedom to work (for instance, by means of rigid contracts or labor

agreements) or bureaucratize or reutilize it, you are in danger of letting the metaphorical

creative genie out of the bottle” (Gielen, 2010: 53). Kortom; wanneer kunstorganisaties het

nastreven van objectief meetbare doelen teneinde te professionaliseren tot absolute

priorteit maken (of hiertoe gedwongen worden door toenemende wet- en regelgeving) kan

dit ten koste gaan van de vrijheid die de artistieke praktijk nodig heeft om te floreren.

Regels leggen dan mogelijk de informaliteit aan banden.

De omschrijving van de leefwereld van de artiest van muzieksocioloog Jason

Toynbee (2000) vertoont eveneens een parallel met Webers’ ‘betoverde wereld’ en het

citaat van Gielen: ‘[…] the social world inhabited by the artist should be an elevated one’

(Toynbee, 2000: x). In de context van dit onderzoek is de popmuzikant ‘the artist’ en het

poppodium onderdeel van de ‘social world’ waarin hij zich begeeft. Ook Toynbee bevestigt

daarmee het belang van het ‘speciale’ karakter van het poppodium. De verhevenheid van

de artiest en zijn leefwereld blijkt nog meer uit Toynbee’s omschrijving van de romantische

conceptie van de artiest: ‘the composer, novelist or painter is supposed to be a special kind

of being whose creativity and imagination rise up above the banality of everyday life and

the everyday psyche’ (ibid: x). Het concept van de artiest als ‘tovenaar’, die opereert in een

verheven leefwereld, lijkt moeilijk te rijmen met de onttoverde wereld waar Weber van

spreekt. De stelling dat het poppodium een ‘betoverde’ oftewel speciale plaats moet zijn,

wordt bevestigd door Marline Wilders. Zij schreef een dissertatie over de relatie tussen het

Ype Terwisscha van Scheltinga

31

theater als fysieke ruimte en de theaterervaring. Ofschoon haar onderzoek een andere

kunstdiscipline omvat, sluiten enkele noties aan op dit onderzoek. Zo is het bezoeken van

een kunstuiting volgens haar nauw verbonden met het willen achterlaten van de alledaagse

realiteit en biedt het theater (in dit onderzoek te vervangen door het poppodium) de

gelegenheid om letterlijk een andere wereld te betreden: ‘[h]et gebouw trekt een

scheidslijn tussen de […] gebeurtenis die in het gebouw plaats zal gaan vinden en de

realiteit van de dagelijkse werkelijkheid daarbuiten” (Wilders, 2011: 171). Een parallel

tussen deze stelling van Wilders en die van Toynbee in de voorgaande alinea is het

onderscheid tussen een wereld waar kunst gemaakt en/of geconsumeerd wordt en de

wereld van het alledaagse leven.

In het verlengde van Weber spreekt ook Holt van een negatieve invloed van de

hedendaagse maatschappelijke omstandigheden op de ‘live performance’: ‘[h]owever,

media culture and capitalism also threaten performance. The conditions in modern society

are counterproductive to performance because the deeper qualities of performance depend

on social intimacy and regular participation’ (Holt, 2010: 255). Volgens Holt is een

bepaalde mate van intimiteit noodzakelijk voor een goede ‘performance’, een stelling die

Marline Wilders bevestigt. Volgens haar is het ideale theatergebouw “intiem, [en] geschikt

voor echte communicatie” (Wilders, 2011: 16). In het citaat van Holt is overigens ook de

relatie van de poppodiumkunst tot het mediascape en het financescape van Appadurai

herkenbaar.

In relatie tot Holt, wiens citaten afkomstig zijn uit zijn schrijven over het ontstaan

van een ‘live music economy’, is de notie van ‘liveness’ relevant. De term werd aanvankelijk

door Philip Auslander geponeerd om het onderscheid tussen daadwerkelijk gespeelde

muziek en opgenomen muziek te maken. De ontwikkeling van de technologie (de relatie

van de muzieksector tot het technoscape) staat zo aan de wieg van het begrip, want voordat

de opnametechniek zijn intrede deed bestond het onderscheid nog niet (Auslander, 2012:

3). Anno 2013 is het onderscheid nog lastiger te maken: is een DJ-concert livemuziek of

niet? Ofschoon niet helemaal overeenkomstig met de oorspronkelijke uitleg van Auslander,

acht ik het begrip geschikt om (de beleving van) een bepaalde mate van authenticiteit en

Van jongerencentrum tot poppodium?

32

uniciteit bij een concert te duiden.3 De kritische vraag die daar uit voortvloeit, is of bij een

concert nog liveness kan worden beleefd wanneer zij in een geprofessionaliseerd of

onttoverd instituut tot stand komt.

2.5 – Conclusie

Dit hoofdstuk ging van start met een schets van de omvang van de Nederlandse

‘professionele’ poppodiumsector en een toelichting van professionalisering in deze context.

Vervolgens is op basis van eerder onderzoek een opsomming gemaakt van de argumenten

en ontwikkelingen voor professionalisering. Die laatste term is in de basis het antwoord op

de tweede deelvraag: welke redenen liggen ten grondslag aan de huidige verbouwingsgolf

binnen Nederlandse poppodia? Als motieven voor professionalisering zijn

achtereenvolgens genoemd: de globalisering van vraag en aanbod, hogere eisen aan

kwaliteit en service, strengere wetgeving op het gebied van ARBO en milieu,

schaalvergroting, rookbeleid en de kredietcrisis. Het nastreven van meetbare criteria is een

exponent van neo-liberalisme. In de context van een poppodium kan het nastreven van

bepaalde criteria (zoals die van het Fonds Podiumkunsten, teneinde aanspraak te maken

op subsidiëring) leiden tot een toename van bureaucratie en regels in het poppodium en

daarmee tot een devaluatie van informaliteit, intimiteit en vrijheid in het poppodium.

In de tweede paragraaf van dit hoofdstuk is een tussentijdse conclusie geformuleerd: het

bestaan van een relatie tussen professionalisering, schaalvergroting en verbouwing. Deze

ontwikkelingen blijken in de praktijk vaak hand en hand te gaan. Eveneens is de keerzijde

van de hang naar professionalisering van de poppodia behandeld. Zo blijkt dat

schaalvergroting van poppodia vaak gepaard is gegaan met gebrekkige organisatie.

Daarnaast brengt de integratie van kleine organisaties in grote organisaties een homogene

culturele productie als risico met zich mee. Hier is de invloed zichtbaar van globalisering

als beweging op macroniveau op de poppodia mesoniveau. De diversificatie4 van het

publiek van de poppodia blijkt een gevolg van toenemende verbondenheid door onder

meer het internet. In de praktijk leidt diversificatie van de vraag vaak tot een

3 Walter Benjamin poneerde met ‘aura’ (Benjamin, 1936: 13) een soortgelijk begrip om de uniciteit en de echtheid

van een kunstwerk aan te duiden. 4 Malm omschrijft diversificatie als de tegenhanger van homogenisering (Malm, 2001: 90)

Ype Terwisscha van Scheltinga

33

vercommercialisering van het aanbod. Daarmee bestaat het risico op devaluatie van de

inhoudelijk-innovatieve taak van poppodia en de diversiteit van het aanbod. In de vierde

paragraaf is het belang van het unieke karakter van het poppodium benadrukt.

Van jongerencentrum tot poppodium?

34

Hoofdstuk 3 – Van jongerencentrum tot poppodium: de transformatie van Het

Bolwerk

In dit derde hoofdstuk wordt één verbouwd poppodium intensief onder de loep genomen.

Het Bolwerk te Sneek sloot haar deuren in 2008, om na een grondige metamorfose op 2

oktober 2009 haar nieuwe gedaante aan de bezoekers te tonen. Zowel fysiek als

organisatorisch heeft Het Bolwerk verschillende veranderingen ondergaan. Deze zullen in

dit hoofdstuk in kaart worden gebracht. Eveneens zal worden onderzocht welke motieven

er bij de organisatie van Het Bolwerk bestonden om de transformatie te realiseren. Hiertoe

zijn interviews met leden van de organisatie afgenomen. Uiteindelijk zal een antwoord

worden geformuleerd op de deelvraag ‘wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk?’,

waarin ‘Het Bolwerk’ voor zowel de organisatie als het fysieke gebouw staat. De casestudy

in dit hoofdstuk dient twee doelen. Het eerste doel betreft het beantwoorden van

bovenstaande deelvraag, om in het volgende hoofdstuk te kunnen onderzoeken hoe de

bezoekers op de transformatie reageren. Ten tweede dient de casestudy ertoe een

verschijnsel te illustreren: de verbouwings- en renovatiegolf van de Nederlandse poppodia.

Het Bolwerk is de eenheid in deze casestudy die een exemplarische functie heeft voor het

verschijnsel als geheel. Verschillende variabelen hebben hun invloed op de eenheid. In de

context van dit onderzoek is globalisering een belangrijke variabele. Deze casestudy is

eigenlijk een ‘onderzoek binnen een onderzoek’ en is in dat licht te typeren als een na-

onderzoek: in de vorige hoofdstukken is het verschijnsel ‘in de breedte’ afgebakend, om in

dit hoofdstuk ‘in de diepte’ te worden onderzocht. Een gemaakt onderscheid tussen

verschillende soorten casestudy’s is die tussen cases-op-zich en pars-pro-toto-onderzoek

(Swanborn, 1996: 32, 33). In het eerste geval staat de casestudy volledig op zichzelf; in het

tweede geval is er sprake van een ‘case’ die wordt onderzocht om de uitkomst op een

groter geheel te betrekken. Het verschil tussen beide situaties hoeft niet absoluut te zijn en

dat is in dit onderzoek ook niet het geval. Deze casestudy staat in het teken van het

exploreren en illustreren van het verschijnsel: de transformatie van de Nederlandse

poppodia.

Ype Terwisscha van Scheltinga

35

3.1 – De regionale hoofdstad Sneek en de geschiedenis van het Bolwerk

Sneek is de hoofdstad van de gemeente Sùdwest-Fryslân. Met een inwoneraantal van boven

de 30.000 is de stad de op twee na grootste plaats van Friesland. De stad staat

voornamelijk bekend om de karakteristieke waterpoort (eveneens bekend als het logo van

het oorspronkelijk Sneeker outdoor-merk Gaastra), winkelketen C&A en de Sneekweek,

een jaarlijks meerdaags evenement dat van oorsprong zeilwedstrijden als hoofdthema

kende. De gehele binnenstad van Sneek is ‘beschermd stadgezicht’. Door deze status maakt

de gemeente aanspraak op subsidiëring van de landelijke overheid om het historische

karakter van de oude binnenstad in stand te houden. Ook Het Bolwerk is fysiek onderdeel

van de historie van Sneek; tezamen met de waterpoort is Het Bolwerk een van de weinige

zichtbare overblijfselen van de vestingwerken van Sneek. Dit is ook de reden dat de

monumentale gevel van het pand tijdens de transformatie van 2008/2009 intact is

gebleven. Sneek staat eveneens bekend als kloppend hart van de regio die bekend staat als

de Zuidwesthoek en ongeveer de gemeentes Sùdwest-Fryslân en de Fryske Marren omvat.

Opvallend gegeven is dat maar liefst zeven van elf Friese steden in de Zuidwesthoek liggen,

maar dat Sneek desalniettemin een centrumfunctie vervult. De overige zes zijn IJlst,

Bolsward, Hindeloopen, Stavoren, Sloten en Workum, waarvan Bolsward met een

inwoneraantal van net 10.000 de grootste is. Bijgevolg heeft Sneek het grootste

winkelcentrum van de regio, de enige bioscoop van de regio, alsmede het enige poppodium

van de regio in de vorm van Het Bolwerk. Op de website van de gemeente Sùdwest-Fryslân

wordt beaamd dat de stad een centrumfunctie in de regio vervult. De ligging aan de A7 en

de toeristische bedrijvigheid in Sneek rond de watersport worden genoemd als factoren die

Sneek tot een gewilde vestigingsplaats voor bedrijven maken. In vergelijking met

bijvoorbeeld de Randstad is Friesland minder dichtbevolkt en de infrastructuur van

poppodia minder dicht. Er zijn minder poppodia, waardoor de wel aanwezige podia de

verantwoordelijkheid dragen een breed aanbod te verzorgen. In één of enkele stijlen

gespecialiseerde podia zijn in Friesland dan ook niet te vinden; de aanwezige podia

verzorgen tegenwoordig een gevarieerd aanbod.

De geschiedenis van Het Bolwerk gaat terug tot 1975. Toen werd de organisatie

opgericht, als afsplitsing van jongerencentrum De Meerpaal. Jongerencentra ontstonden

Van jongerencentrum tot poppodium?

36

veelvuldig in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw in Nederland als ontmoetingsplaats.

Websites van bijvoorbeeld Doornroosje te Nijmegen , OCJ Maddogs te Groesbeek of OJC The

Curve te Echt leren dat het de jongeren zelf waren die door middel van projectgroepen of

specifieke acties een ontmoetingsplaats afdwongen, waar verschillende activiteiten

georganiseerd werden. Doornroosje is evenals Het Bolwerk een voorbeeld van een

jongerencentrum dat de stap naar poppodium heeft gemaakt. De titel van deze scriptie

slaat op deze stap, die een overgang van onprofessioneel naar professioneel impliceert. De

Meerpaal te Sneek reeds een poppodiumfunctie en heeft tot 1989 bestaan, waarna Het

Bolwerk deze overnam. Naast de transformatie van 2008/2009 hebben er in 1989 en 2002

eveneens grondige verbouwingen plaatsgevonden. In 1989 onderging het gehele pand een

metamorfose en in 2002 werd een professionele geluidsisolatie aangebracht. Het Bolwerk

is van oorsprong dus een jongerencentrum met een functie als poppodium. Door de jaren

heen is de organisatie onderdeel geweest van diverse welzijnsorganisaties, te weten

Stichting Profiel en Timpaan. Eerstgenoemde was de voorganger van laatstgenoemde en

eveneens beheerder van oefenruimte ‘De Popkelder’, die op 1 januari 2010 werd gesloten.

Sinds de verbouwing van 2008/2009 en de oprichting van Cultuurkwartier Sneek is de

jongerencentrumfunctie van Het Bolwerk definitief verleden tijd en is het ‘poppodium’ het

nieuwe model. In het huidige hoofdstuk zal worden onderzocht welke motieven er bij de

organisatie bestonden voor de transformatie van Het Bolwerk en of deze in

overeenstemming zijn met de in hoofdstuk 2 genoemde motieven. Hiertoe zijn twee leden

van de organisatie geïnterviewd: manager John Schut en programmeur Peter Reen. De

gekozen vorm is te duiden als een gestructureerd expertinterview (Ranshuysen, 1999: 36).

De ‘experts’ zijn personen met meer dan gemiddelde kennis over het onderwerp. De

aanduiding ‘gestructureerd’ betekent dat het interview is afgenomen aan de hand van een

vragenlijst. De interviewvragen, te lezen in de bijlage, zijn gebaseerd op de in hoofdstuk 2

behandelde literatuur. In hoeverre hebben zaken als het streven naar professionalisering,

hogere kwaliteitseisen van het publiek en schaalvergroting de transformatie van Het

Bolwerk beïnvloed?

Ype Terwisscha van Scheltinga

37

3.2 – Cultuurkwartier Sneek

Cultuurkwartier Sneek is de naam van een overkoepelende organisatie die in 2006 werd

gesticht en Theater Sneek, kunstencentrum Atrium (de lokale muziekschool) en

poppodium Het Bolwerk omvat. De gemeente Sneek en het Centrum voor de Kunsten (de

voorloper van kunstencentrum Atrium) stonden met de wens om een goed theater in

Sneek te hebben aan de wieg van deze stichting, die uiteindelijk ook de transformatie van

Het Bolwerk heeft beïnvloed. Programmeur Peter Reen van Het Bolwerk over het motief

dat ten grondslag lag aan de transformatie van Het Bolwerk: “[Dat] kwam voort uit de

wensen van het Centrum voor de Kunsten […] en de wens van de gemeente Sneek om een

[…] goed theater in de stad te hebben”. Een concreet gevolg van de oprichting van Stichting

Cultuurkwartier Sneek voor Het Bolwerk is dat het poppodium tegenwoordig niet meer

onder de vleugels van welzijnsorganisatie Timpaan valt, maar onder die van de gemeente.

Manager John Schut van Het Bolwerk is duidelijk in zijn opvatting over deze overgang:

“[als] we geen onderdeel waren geworden van het cultuurkwartier, dan denk ik dat dit

podium niet meer had bestaan”. Volgens Schut was de welzijnsorganisatie al langere tijd

van plan Het Bolwerk af te stoten, omdat ze het poppodium niet passend zou vinden bij de

rest van haar aanbod. Schut is uiteindelijk blij met de overgang, maar is eveneens kritisch

op de wijze waarop dit proces zich voltrokken heeft. De plannen voor Cultuurkwartier

Sneek en de rol van Het Bolwerk daarin zijn aanvankelijk zonder betrokkenheid van Het

Bolwerk zelf tot stand gekomen. De organisatie werd pas in een later stadium bij de

plannen betrokken, wat ook concrete gevolgen heeft gehad voor de verbouwing van het

poppodium. Schut: “[dan] was het veel hoger geworden, dan had je een veel grotere zaal

gehad, hadden we misschien ook een balkon gehad”. De hier door John Schut beschreven

wijze waarop Het Bolwerk in de plannen van Cultuurkwartier Sneek is betrokken is te

vergelijken met de eveneens in paragraaf 1.2.2 geciteerde stelling van Keith Negus dat het

reilen en zeilen van kleine(re) organisaties, bedrijven of ondernemers in het algemeen

afhankelijk is van dat van grote(re) organisaties. De toekomst van Het Bolwerk is namelijk

in grote mate door de gemeente Sneek gevormd en ‘meegenomen’ in het grotere plan voor

Cultuurkwartier Sneek.

Welke voordelen brengt het onderdeel zijn van de overkoepelende organisatie

Van jongerencentrum tot poppodium?

38

Cultuurkwartier Sneek nu concreet met zich mee voor Het Bolwerk? Conform een conclusie

in het onderzoek ‘Wat kan er beter in de podiumkunsten?’, bevestigt Schut dat het deel

uitmaken van een grote cultuurorganisatie voordelen met zich meebrengt: “dat is gunstig

in de zin van dat je van elkaars discipline, van elkaars netwerk gebruik kunt maken”. Ook

profiteert Het Bolwerk dankzij de ‘fusie’ met kunstencentrum Atrium en Theater Sneek van

gunstige voorwaarden bij leveranciers: “[kijk], het inkopen bijvoorbeeld, doordat we nu

onderdeel zijn van een grote cultuurorganisatie, kunnen we natuurlijk ook weer meer

afdingen in dit geval”, aldus Schut. Een ander belangrijk voordeel is de beschikbaarheid van

gemeentelijk budget voor Het Bolwerk. Waar door Timpaan volgens Schut niet of

nauwelijks in Het Bolwerk werd geïnvesteerd, blijkt er onder de vlag van Cultuurkwartier

Sneek meer mogelijk. Schut: “sinds wij […] onderdeel zijn van cultuurkwartier is er

behoorlijk in geïnvesteerd in dit pand”. De oprichting van een grote cultuurorganisatie in

Sneek lijkt de transformatie van Het Bolwerk in grote mate te hebben beïnvloed. Ofschoon

Cultuurkwartier Sneek niet de omvang heeft van de Euroborg te Groningen of de Arena

Boulevard te Amsterdam en niet uitsluitend gericht is op de consumptie van kunst

(kunstencentrum Atrium is een educatieve instelling), kan de in deze paragraaf

beschreven ontwikkeling geïnterpreteerd worden als een vorm van cultural regeneration

(zie paragraaf 1.2.2). In het geval van Cultuurkwartier Sneek is namelijk sprake van een

fusie van meerdere culturele instellingen, die daadwerkelijk het stadsaanzicht heeft

veranderd. Het Bolwerk en kunstencentrum Atrium zijn weliswaar in reeds bestaande

gebouwen gevestigd, maar fysiek met elkaar verbonden. Aan de overkant van de straat is

Theater Sneek gevestigd, in een compleet nieuw gebouw.

Ype Terwisscha van Scheltinga

39

Theater Sneek (maart 2014)

De Westersingel te Sneek heeft met de oprichting van Cultuurkwartier Sneek

daadwerkelijk een fysieke gedaanteverwisseling ondergaan. In relatie tot de in paragraaf

2.1 beschreven professionalisering van de popsector en de mogelijke bijdrage van

popmuziek aan economische innovatie en profilering van de stad, zou Cultuurkwartier

Sneek als een ‘paradepaardje’ van de gemeente Sneek kunnen worden verklaard. Indien het

stimuleren van de lokale economie en het opbouwen van het profiel van de stad

daadwerkelijk argumenten zijn geweest voor de oprichting van Cultuurkwartier Sneek,

kan de kritische vraag worden gesteld of de gemeente stil heeft gestaan bij de artistiek-

inhoudelijke functie van Het Bolwerk. Als Het Bolwerk als onderdeel van Cultuurkwartier

Sneek wordt geacht om een bijdrage te leveren aan het realiseren van dergelijke

doelstellingen, bestaat het risico dat in paragraaf 3.2 al aan bod is gekomen: uitholling van

de artistiek-inhoudelijke functie van poppodia als gevolg van populairder programma.

Meer over het programma volgt in paragraaf 3.2.2.

Van jongerencentrum tot poppodium?

40

Nieuw en oud ontmoeten elkaar: de overkapping tussen Het Bolwerk en het in een

oude kerk gevestigde Kunstencentrum Atrium (maart 2014)

3.3 – Een kritischer publiek en sfeerloze kolossen

Zoals in paragraaf 2.1 beschreven, heeft zich in Nederland sinds de intrede van de

popmuziek een professionele infrastructuur van poppodia, sectorinstituten en overige aan

popmuziek gerelateerde organisaties ontwikkeld. Naarmate de leeftijd van popmuziek als

genre en het poppodium als uitgaansgelegenheid stijgt, veranderen ook de kwaliteitseisen

van het publiek. Reen bevestigt deze stelling en relateert haar direct ook aan het huidige

economische klimaat: “[dat] is wel merkbaar vanuit de crisis, zeg maar. Het publiek heeft

gewoon minder geld, en gaan gerichter besteden. [Doordat] ze gerichter gaan besteden,

gaan ze heel erg selectief te werk en gaan ze gewoon kijken van waar voel ik me prettig,

waar word ik netjes behandeld en waar krijg ik waar voor mijn geld. Dus waar is [de]

prijs/kwaliteitverhouding gewoon goed”. Schut bevestigt de woorden van Reen: “[de]

economie is behoorlijk gewijzigd, de wensen van bezoekers is behoorlijk gewijzigd”.

Aanvankelijk schrijft Reen de hogere kwaliteitseisen van het publiek toe aan het

economische klimaat, maar later erkent hij dat ook de tijdsgeest van invloed is geweest op

Ype Terwisscha van Scheltinga

41

de in toenemende mate kritische blik van het publiek. De verhoogde eisen van het publiek

aan kwaliteit van service en faciliteiten hebben op twee manieren invloed gehad op de

transformatie van Het Bolwerk. Ten eerste noemt Reen de gevolgen voor Het Bolwerk als

organisatie en haar personeel: “Dat heeft dus ook weer gevolgen voor je organisatie, want

je moet je vrijwilligers en je medewerkers opleiden. Die moeten allemaal een tapcursus

krijgen, die moeten een sociale hygiëne-opleiding hebben, die moeten een

vriendelijkheidscursus krijgen […]”. Schut ondersteunt wederom de woorden van Reen:

“we hebben hier geen punker [meer] achter de bar staan […]”. Ten tweede stelt Reen dat

mensen tegenwoordig minder vaak uitgaan en daarom kritischer zijn op het etablissement

waar ze naartoe gaan. Dit betekent dat men vaker kiest voor een “mooie tent” of “sfeervolle

plek” en niet voor een “afgeragde bak”, aldus Reen in zijn vakjargon. Het Bolwerk ziet er

tegenwoordig strak en netjes uit. Op de vraag of Het Bolwerk bij de herinrichting- en

aankleding van het gebouw heeft stilgestaan bij de invloed van de veranderingen op

moeilijk grijpbare elementen als karakter en sfeer, antwoord Reen aanvankelijk

bevestigend. Tegelijkertijd noemt Reen in dezelfde context een serie verbouwde poppodia

op die volgens hem wél ‘sfeerloos’ en als ‘lelijke kolossen ’uit hun metamorfose zijn

gekomen, zoals Patronaat (Haarlem) en 013 (Tilburg). Collega Schut doet er nog een

schepje bovenop door ‘dergelijke’ podia te omschrijven als popfabrieken, waar “het uitgaan

is verworden tot consumeren”, mensen als “melkkoe” worden gebruikt en zoveel mogelijk

concerten en voorstellingen worden geprogrammeerd om maar zo veel mogelijk omzet te

genereren. Enigszins in tegenspraak met zichzelf, geeft Schut in de context van de

verhouding tussen werklast en bezetting aan dat er tegenwoordig veel meer producties in

Het Bolwerk worden gedraaid: “waar je nu mee bezig bent, is eigenlijk alleen maar het

draaien van producties, producties, producties”5. Deze productionele schaalvergroting

roept de vraag op of er in het geval van Het Bolwerk sprake is van ‘over-eten’, een in

paragraaf 2.3 geïntroduceerd begrip dat staat voor de gewoonte van verbouwde poppodia

om meer te produceren dan de organisatie aankan. De kritiekpunten van Schut en Reen op

andere podia schuren dicht tegen de thematiek van deze scriptie, maar worden door beide

heren niet op hun eigen werkgever betrokken. Terwijl de bezoeker tegenwoordig in Het 5 Met ‘producties’ wordt in deze context gedoeld op de evenementen die in Het Bolwerk worden georganiseerd en

alle randzaken die daar bij komen kijken: boeking, licht, geluid, catering, etcetera.

Van jongerencentrum tot poppodium?

42

Bolwerk na een concert binnen een kwartier de zaal dient te verlaten, nog een half uur in

het café mag doorbrengen om vervolgens vriendelijk doch dringend wordt verzocht het

gebouw te verlaten.

In de handreiking ‘Pop met beleid’ wordt gesteld dat nieuw- en verbouw van

poppodia aan de orde van de dag is vanwege veroudering van de gebouwen. John Schut

bevestigt zonder twijfel dat deze stelling ook voor Het Bolwerk relevant is. Omdat

gebouwen uitsluitend door een menselijk oordeel als ‘verouderd’ kunnen worden

bestempeld, kan worden gesteld dat deze motivatie voor de verbouwing van Het Bolwerk

verband houdt met de tegenwoordige kwaliteitseisen van het publiek. Tijdens het gesprek

wordt in verschillende fases eveneens duidelijk dat de organisatie met de transformatie

van Het Bolwerk heeft ingezet op een hernieuwd imago, waarmee men nieuwe

doelgroepen wil aanspreken (of de bestaande heeft willen verbreden). Schut over het

vernieuwde Het Bolwerk: “Het moet ook de uitstraling hebben van een poppodium, en niet

de uitstraling van een jongerencentrum”. Schut is eveneens van mening dat de vroegere

gedaante van Het Bolwerk (als jongerencentrum) veel mensen ervan heeft weerhouden om

het te bezoeken: “[dat] was ook tevens een van de grootste beweegredenen dat we dus

geen andere bezoekers binnen kregen omdat die [..] inderdaad een bepaald… Die hadden

iets in hun hoofd van ‘ja, daar ga ik niet heen. Daar zitten mensen dronken te bedienen,

daar wordt alleen maar geblowd, enzovoort”. Concluderend is te stellen dat een

transformatie voor Het Bolwerk noodzakelijk was om tegemoet te komen aan de

tegenwoordige eisen van het publiek aan de kwaliteit van zowel het poppodium als

uitgaansgelegenheid als de organisatie als serviceverlener. Tegelijkertijd heeft de

organisatie de transformatie willen inzetten voor het verbreden van haar doelgroep. Ook in

deze context is de kritische vraag te stellen of Het Bolwerk zelf niet verworden is tot een

‘popfabriek’, waarin de noodzaak om omzet te genereren groter is dan de artistiek-

inhoudelijke functie van het poppodium. Zoals in paragraaf 2.4 beschreven, gaan

winstbejag en ‘performance’ niet goed samen. Intimiteit en participatie zijn volgens Holt

van het grootste belang voor de kwaliteit van een optreden en het nastreven van een zo

hoog mogelijke omzet is volgens hem een eigenschap van het kapitalisme die de

authenticiteit van het concert bedreigt. Vercommercialisering is een veelgehoord geluid

Ype Terwisscha van Scheltinga

43

onder kunstcritici, die commerciële overwegingen in relatie tot kunst afkeuren (Gielen,

2010: 140).

3.4 – Groter en professioneler

In het vorige hoofdstuk is de deelvraag ‘welke redenen liggen ten grondslag aan de huidige

verbouwingsgolf binnen Nederlandse poppodia?’ beantwoord met een algemene

formulering: professionalisering. Hoe kijkt de organisatie van Het Bolwerk aan tegen

professionalisering als onderliggende motivatie van de transformatie van Het Bolwerk?

Peter Reen geeft aan dat Het Bolwerk als organisatie al voor de fysieke verbouwing van

2008/2009 een slag heeft gemaakt op het gebied van professionalisering, een term

waaraan hij overigens geen al te grote betekenis toedicht. Conform de bevinding van

Vreeke & Van Daalen in Het Grote Poppodium Onderzoek dat poppodia tegenwoordig tot

gewaardeerde spelers binnen de cultuursector verworden zijn, stelt hij: “[muziek] moet

eigenlijk een volwaardige tak van sport zijn binnen een organisatie en daar moet ook

gewoon tijd en uren en geld voor vrijgemaakt worden”. Hier is in het geval van Het Bolwerk

al een slag in gemaakt in de tijd dat het poppodium nog onder de vleugels van

welzijnsorganisatie Timpaan werd gerund. Reen maakt dit voor zijn werkgever concreet:

“welzijnsstichtingen [zijn] gaan zeggen van ‘[dan] moeten we dat gaan professionaliseren’

dus door een programmeur aan te stellen, een PR-medewerker aan te stellen, een hoofd

logistiek aan te stellen”. John Schut maakt (als manager) zijnde duidelijk dat zijn

organisatie te allen tijde naar professionalisering streeft: “wij proberen onze organisatie zo

professioneel mogelijk te maken”. In het verlengde van het vernieuwen van het imago en

de beoogde verbreding van de doelgroep als motieven voor de transformatie van Het

Bolwerk, geeft Schut aan dat het vergroten van de capaciteit van Het Bolwerk als gebouw

een bewuste keuze is geweest om bij te dragen aan het realiseren van deze doelstellingen.

Schut: “we hadden een zaal van 325 he, vergeet dat niet, officieel 350. En we hebben nu

natuurlijk een zaal van [maximaal] 450, dus dat is wel een schaalvergroting. Dat is een

bewuste keuze geweest om meer capaciteit in het huis te krijgen”. Ondanks de beperkte

schaal van deze vergroting van de capaciteit (Schut: “een schaalvergroting in de zin van

zes- of zevenhonderd is hartstikke leuk, maar dat is gewoon niet realistisch”), draagt de

Van jongerencentrum tot poppodium?

44

uitbreiding bij aan de flexibiliteit van Het Bolwerk, dat de wens had om concerten van

verschillende formaten in verschillende settings aan te kunnen bieden. Schut over ‘zijn’

vernieuwde poppodium: “het voordeel van […] van dit podium is, wij kunnen ook

verkleinen”. Tot slot kunnen de strengere eisen op het gebied van arbeidsomstandigheden

van medewerkers en geluidsoverlast eveneens als motieven voor de transformatie van Het

Bolwerk worden omschreven. Peter Reen benoemt in deze context een aantal concrete

aanpassingen en veranderingen, die in de volgende paragraaf uitgebreid aan bod zullen

komen.

3.5 – Een nieuw gezicht

In paragraaf 3.2.2 is beschreven dat Het Bolwerk met de transformatie van 2008/2009 het

imago van jongerencentrum achter zich heeft willen laten om de gedaante van poppodium

aan te nemen. Eveneens sprak de organisatie het streven uit om wel ‘Het Bolwerk’ te

blijven, wat één van de redenen is geweest om een verbouwing boven een totaal nieuw

onderkomen te verkiezen. Ofschoon John Schut (“alleen de voorgevel is in principe blijven

staan”) en Peter Reen (“[…] in principe is er fysiek niks veranderd”) af en toe verschillende

signalen over de fysieke veranderingen van ‘hun’ poppodium uitzenden, blijkt er sprake

van veel zichtbare veranderingen. Ten eerste is de indeling van het gebouw veranderd.

Peter Reen: “het pand is anders ingedeeld […], de looproutes, logistiek, dat is allemaal

stukken beter geworden”. Zo was er vroeger sprake van een ronde bar, die in het midden

van het pand voor ongemak in de looproutes zorgde. John Schut: “ja, dan hoor je bezoekers

van ‘er was hier zo’n prachtige mooie ronde bar’. Nou, zo prachtig was dat niet, want het

was een bottleneck, iedereen stond om de bar heen”. Het ontbreken van deze

karakteristieke bar is een duidelijk zichtbare fysieke verandering van Het Bolwerk.

Ype Terwisscha van Scheltinga

45

De ‘ronde’ bar in Het Bolwerk van voor de transformatie

In het vernieuwde gebouw is, mede op de plaats van deze vroegere bar, een

verplaatsbare wand aangebracht die de publieke oppervlakte van de zaal in tweeën deelt;

het zaalgedeelte en het cafégedeelte. De argumentatie voor het aanbrengen van deze wand

is volgens manager John Schut gezelligheid: “als [in het zaalgedeelte] nog tien of twintig

mensen zijn en [in het cafégedeelte] zitten nog wat mensen dan hebben wij zoiets van ‘nou

waarom niet gezellig met elkaar gewoon lekker in het café hier, nog even een biertje

drinken’ want dan heb je daar twintig staan en dan heb je hier twintig staan, snap je?”

Eveneens dient de wand een praktisch nut: er kan na afloop van een concert snel worden

gestart met opruimen in het zaalgedeelte, omdat alle bezoekers op moment reeds naar het

cafégedeelte zijn vertrokken. Deze praktische overweging is volgens Schut echter niet van

grote invloed geweest op de gemaakte keuze. Overigens is ook het cafégedeelte zelf nog op

te delen in twee kleinere ruimtes door middel van een verplaatsbare wand. Op deze manier

kan de ruimte worden benut door activiteiten buiten het poppodium om. Reen over het

cafégedeelte: “deze ruimte waar wij nu zitten […] wordt ook gebruikt voor vergaderingen”.

Over vergroting van de capaciteit van de zaal zijn de programmeur en de manager

het aanvankelijk oneens. Waar Peter Reen aangeeft dat er bewust geen fysieke

Van jongerencentrum tot poppodium?

46

schaalvergroting is geweest (“op basis van de brandweerinschatting […], is dat met vijftig

man omhoog gegaan”), spreekt John Schut van een bewuste keuze voor een uitbreiding van

de capaciteit met 125 man: “we hadden een zaal van 325 he, vergeet dat niet, officieel 350.

En we hebben nu natuurlijk een zaal van max 450, dus dat is wel een schaalvergroting. Dat

is een bewuste keuze geweest om meer capaciteit in het huis te krijgen”. De argumentatie

voor de keuze voor een uitbreiding van de zaalcapaciteit is een beleidsmatige

koerswijziging en wordt om die reden in de volgende paragraaf behandeld.

Op facilitair gebied heeft Het Bolwerk eveneens verschillende fysieke veranderingen

ondergaan. Tegenwoordig is de organisatie zelf eigenaar van een licht- en geluidsinstallatie,

waar deze apparatuur voor de transformatie voor elke gelegenheid werd gehuurd. Dit

scheelt de organisatie aanzienlijk in de productiekosten. De strengere eisen aan de

arbeidsomstandigheden van de medewerkers hebben eveneens geleid tot diverse

facilitaire veranderingen, die de gebruiksvriendelijkheid van het gebouw ten goede zijn

gekomen. De backstageruimte beschikt tegenwoordig over een lift, zodat zware apparatuur

niet meer het op het podium getild hoeft te worden. Voor de mensen die met de licht- en

geluidsinstallatie op hoogte werken, is een zogeheten ‘genie’ (Reen: “zo’n mooi ding met

zo’n liftje”) aangeschaft. Medewerkers die achter de kassa of de garderobe werken en uren

achtereen moeten zitten, zijn tegenwoordig voorzien van ARBO-gecertificeerde stoelen. De

reeds genoemde verplaatsbare wanden zijn van licht materiaal.

De backstageruimte is eveneens ingrijpend veranderd. Ofschoon deze ruimte in

principe niet publiekelijk toegankelijk is en om die reden niet relevant voor het

publieksonderzoek in het vierde hoofdstuk, acht ik een beschrijving van deze

veranderingen wel relevant voor de thematiek van deze scriptie. In de vroegere situatie

bestond de backstage uit één grote ruimte, met een bar, twee zithoeken, biljarthoek. Op de

gang bevond zich het sanitair. Tegenwoordig bestaat de backstage uit een gang, (de route

die de apparatuur van bandbus tot podium aflegt), een losse technische ruimte en twee

kleedkamers met lockers, wi-fi en eigen sanitair. De geschiedenis van Het Bolwerk, in de

loop der jaren middels handtekeningen, stickers en foto’s vereeuwigd op de wanden in de

backstageruimte, is met de verbouwing van de kaart verdwenen. De backstageruimte van

tegenwoordig is gebruiksvriendelijk en van alle gemakken voorzien, maar heeft aan sociale

Ype Terwisscha van Scheltinga

47

waarde ingeboet. Voor de transformatie was de ruimte het toneel van een interessante

‘netwerkborrel’ met als deelnemers artiesten, tourmanagers, koks, technici, etcetera.

Gedurende een concertavond deelden deze mensen maaltijden, drankjes, kennis en

ervaringen met elkaar. Een informele, laagdrempelige setting, die zich uitstekend leende

voor het leggen van contacten. Het gemiddelde tafereel in de tegenwoordige

backstageruimte ziet er anders uit; de verschillende partijen betrekken hun eigen

(werk)ruimtes. Tourende gezelschappen zijn voornamelijk in hun eigen kleedkamer te

vinden, waar ze veel tijd achter hun laptops doorbrengen. Kortom; de toename van het

aantal muren in de backstageruimte heeft gezorgd voor devaluatie van de sociale functie.

De backstageruimte voor de transformatie van 2008/2009

3.6 – Een andere koers: intensivering van het aanbod

Met de gedaanteverwisseling van jongerencentrum naar poppodium, zoals manager John

Schut de transformatie van Het Bolwerk typeert, zijn naast de fysieke veranderingen ook

diverse organisatorische en beleidsmatige veranderingen te onderscheiden. In paragraaf

3.2.1 is reeds genoemd dat Het Bolwerk onder de vleugels van een ander bestuurlijk orgaan

valt dan voorheen. Als onderdeel van een grote cultuurorganisatie in de vorm van

Cultuurkwartier Sneek wordt Het Bolwerk tegenwoordig vanuit de gemeente Sneek

Van jongerencentrum tot poppodium?

48

bestuurd. Voorheen viel de organisatie onder de portefeuille van welzijnsstichting

Timpaan. Schut en Reen laten verschillende geluiden horen over deze bestuurlijke

verandering. Enerzijds is men blij met de verandering en de voordelen die deze voor Het

Bolwerk met zich meebrengt (reeds beschreven in paragraaf 3.2.1). Anderzijds uiten zowel

Schut als Reen hun onvrede over het feit dat de organisatie geacht wordt meer werk te

verzetten met dezelfde middelen. Reen: “we doen […] meer activiteiten, maar het aantal

uren is gelijk gebleven. [Dat] is gewoon niet haalbaar, en dat merk je ook gewoon in de

bezetting […]”. De vorm van schaalvergroting die zich onder de nieuwe vlag van

Cultuurkwartier Sneek heeft voorgedaan, een intense stijging van het aantal activiteiten in

Het Bolwerk, wordt bevestigd door Schut: “wij [zijn] van zestig, vijftig/zestig [shows] naar

honderd […] gegaan op jaarbasis”. Volgens Reen is deze schaalvergroting in gang gezet

doordat Het Bolwerk onderdeel is geworden van Cultuurkwartier Sneek.

Sindsdien is er geïnvesteerd in het pand, maar te weinig in de organisatie. De

investering in het pand vereist meer productie van de organisatie, die het met dezelfde

bezetting en middelen moet stellen als voorheen. John Schut over de gevolgen van deze

scheve verhouding tussen werklast en FTE’s: “het gaat ten koste van PR, marketing, maar

het gaat ook ten koste van bijvoorbeeld voldoende ruimte creëren om na te denken, goed

na te denken over concepten, goed na te denken over andere beleidslijnen”. De woorden

van Reen en Schut lijken zo een praktijkvoorbeeld te zijn van de reeds in paragraaf 2.3

aangehaalde stelling van Leon Zwaans, die in ‘Wankele tempels’ (2007) liet optekenen dat

bij een proces van schaalvergroting dikwijls over het hoofd wordt gezien dat een twee of

drie keer zo grote zaal ook een totaal andere organisatie vereist en dat door de

gemeentelijke overheden van de organisatie vaak wordt verwacht dat zij met dezelfde

middelen de vernieuwde zaal gaat runnen. Ook de in paragraaf 2.4 genoemde bevinding

van Wils & Van Klaveren (dat directeuren van podiumkunstorganisaties in de praktijk

vaker bezig zijn met ‘waan van de dag’-taken op managementniveau dan met strategisch

beleid op lange termijn) lijkt van toepassing te zijn op Het Bolwerk.

3.7 – Een andere koers: verandering van het aanbod

Onderdeel van de transformatie van Het Bolwerk is ook de programmering van het

Ype Terwisscha van Scheltinga

49

poppodium. Met het nieuwe gezicht als poppodium wordt beoogd de doelgroep te

verbreden en daaruit volgt een ander beleid op het gebied van programmering. Daarnaast

zijn er simpelweg meer avonden te vullen dankzij de schaalvergroting op productioneel

gebied en oefent ook het huidige economische klimaat invloed uit op de programmering.

Kortom; in Het Bolwerk dient omzet gegenereerd worden. Programmeur Peter Reen over

zijn tegenwoordige beleid: “[…] je pakt zeg maar veilige keuzes in je programma […],

waarvan je zeker van okee, daar komen gewoon twee- of driehonderd man op af”. Voor de

transformatie was de druk om dergelijke ‘veilige’ keuzes in het programma op te nemen

minder, geeft Reen aan. “Er was meer subsidie, toen”. Als vakman geeft Reen te kennen dat

hij waarde hecht aan het programmeren van minder bekende, alternatieve of opkomende

acts: “dat is de opvoedkundige functie van een programmeur denk ik altijd”. Manager Schut

vult aan door te benadrukken dat er een gezonde balans moet zijn in de programmering

tussen veilige en avontuurlijke keuzes, en dat deze elkaar ook faciliteren: John Schut: “zeg

maar dat kleine bands, interessante bands waarvan we denken van ‘hee, dat moet hier echt

staan’, omdat dat past binnen het totaalprogrammering, ja, dat kost ons zo veel geld, dat

moet dan daar vandaan komen. Dus zo proberen we dat een beetje in balans te brengen”.

Hoe is de programmering nu concreet veranderd? Volgens Schut was het muzikale aanbod

van Het Bolwerk vroeger beperkt: “vroeger waren de pijlers […], chargeer ik het een heel

klein beetje, maar goed, hiphop, blues, metal, dat was het”. Tegenwoordig bestaat dit beleid

dus niet meer en is het muzikale aanbod breder geworden. Reen: “[er] is meer pop bij

gekomen, bijvoorbeeld. Tributes deed ik eerst ook echt heel weinig, […] dat is nu een keer

per twee maanden. [Dat] is een commerciële keuze. Want tributes lopen”. Volgens Schut is

ook jazz een nieuw element binnen de programmering van Het Bolwerk. Een vraag die

gesteld kan worden is hoe de meer veilige programmering van Het Bolwerk sinds de

transformatie in relatie staat tot de fusie. De organisatie dient nu namelijk niet alleen

zichzelf te ‘bedruipen’, maar een bijdrage te leveren aan de financiële huishouding van een

grotere culturele organisatie: Cultuurkwartier Sneek.

In relatie tot globalisering is de vraag in hoeverre de programmering van Het

Bolwerk onder invloed staat van wereldwijd actieve bedrijven als Live Nation. Dit

Amerikaanse bedrijf staat bekend als een absolute marktleider op het gebied van

Van jongerencentrum tot poppodium?

50

evenementen. Tegenwoordig is ook het grootste Nederlandse boekingskantoor Mojo

Concerts (opgericht in 1968) een dochteronderneming van Live Nation. Ook deze fusie is

een duidelijk voorbeeld van de opgang van kleine(re) bedrijven in grote multinationals,

met alle mogelijke risico’s van dien. Reen geeft aan: “de enige connectie die er is, is dat ik

bands bij Mojo boek, wat een onderdeel is van Live Nation. LN heeft verder geen belang in

het podium. Het beïnvloedt het programma niet direct, maar Mojo heeft natuurlijk een erg

groot roster, met (inter)nationaal aansprekende acts en die wil ik wel graag in m'n

programma hebben. Dus in die zin zijn ze wel een belangrijke partner”6.

Zoals in voorgaande alinea reeds benoemd bestaat er een relatie tussen de

programmering en de doelgroep van Het Bolwerk. Het willen achterlaten van het juk van

‘jongerencentrum’ is op zich al een concrete aanwijzing voor het veranderde beleid ten

aanzien van de doelgroep van Het Bolwerk, dat door Schut bevestigd wordt: “doelgroep is

wel boven de 25.” Ook hier oefent de druk om omzet te genereren invloed uit: “het publiek

vanaf 25 jaar […] heeft inderdaad meer te besteden”. De stelling dat poppodia zich dankzij

de snelle verspreiding van muziek via internet niet meer kunnen veroorloven zich tot

specifieke doelgroepen te beperken en zodoende genoodzaakt zijn een meer gevarieerd,

commerciëler of veiliger programma aan te bieden wordt door Reen van tafel geveegd:

“Sneek blijft gewoon een provinciestadje. En ik kan heel erg graag willen […] om hier heel

bijzondere muziek neer te zetten, [maar] de realiteit wijst gewoon uit dat daar dan tien

betalende bezoekers en de hond van één van die bezoekers op af komt en daar kun je geen

podium op draaien. Dus je moet gewoon keuzes maken in je programma”. Sneek en haar

regio lijken niet het klimaat voor uitsluitend avant-gardistisch, origineel of specifiek

programma. Het Bolwerk is het enige poppodium van de regio, waardoor men een breed

publiek bedient en zich niet een te specifieke koers kan permitteren.

3.8 – Conclusie

‘Wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk?’. Deze vraag staat centraal in dit derde

hoofdstuk. Interviews met manager John Schut en programmeur Peter Reen hebben inzage

gegeven in de motieven voor de transformatie van Het Bolwerk. In het begin van dit

6 Deze informatie is na het mondelinge interview per mail door Peter Reen verstrekt.

Ype Terwisscha van Scheltinga

51

hoofdstuk is een beeld geschetst van de stad Sneek, de functie van Het Bolwerk in de regio

en de geschiedenis van het poppodium. Een ontwikkeling die de transformatie van

2008/2009 in zowel fysieke als organisatorische context in grote mate heeft beïnvloed, is

de oprichting van Cultuurkwartier Sneek. Deze organisatie omvat poppodium Het Bolwerk,

Theater Sneek en Kunstencentrum Atrium (een centrum voor kunsteducatie, waaronder

muziek). Het initiatief voor de oprichting van deze organisatie is afkomstig van de

gemeente Sneek. Manager John Schut geeft aan dat deze stap Het Bolwerk heeft gered,

maar is eveneens kritisch op de wijze waarop Het Bolwerk bij de plannen van de gemeente

werd betrokken: in een laat stadium. Voordelen van de fusie zijn er ook voor Het Bolwerk;

de organisatie profiteert van gunstige voorwaarden bij leveranciers (één grote culturele

organisatie staat sterker dan drie kleine) en het netwerk en de discipline van de twee

andere organisaties binnen Cultuurkwartier Sneek. Het huidige economische klimaat en de

tijdsgeest zijn eveneens van invloed geweest op de hogere eisen van het publiek aan

faciliteiten en service en daarmee op de transformatie van Het Bolwerk. Volgens de

organisatie zijn mensen kritischer op de prijs/kwaliteitverhouding die ‘hun’

uitgaansgelegenheid biedt. Dit betekent dat de keuze sneller valt op een sfeervolle plek met

goede service dan op een ‘afgeragde bak’ met een onverzorgde barmedewerker.

Veroudering van het pand was eveneens een motief voor de fysieke verbouwing.

Samenvattend lijkt Het Bolwerk met de transformatie tegemoet te komen aan de

tegenwoordige eisen van het publiek aan de kwaliteit van zowel het poppodium als

uitgaansgelegenheid als de organisatie als serviceverlener. In termen van concrete

veranderingen valt de schaalvergroting van Het Bolwerk op. Met dezelfde mankracht is

men van ongeveer zestig naar ongeveer honderd producties op jaarbasis gegaan. De

organisatie is niet positief over dit gegeven en stelt dat zaken als beleid, PR en marketing

ten koste gaan van het hoge tempo waarin de vele producties elkaar opvolgen. In fysieke

zin is de capaciteit van de zaal eveneens vergroot, maar niet aanzienlijk: van een maximaal

aantal bezoekers van 350 naar 450. Tegenwoordig scheidt een tussenwand de zaal van het

cafégedeelte, waar deze ruimtes vroeger één geheel vormden dat slechts werd

onderbroken door een bar waar men omheen kon bewegen. Een eigen licht- en

geluidsinstallatie, vernieuwd sanitair, lift en professioneel arbeidsmateriaal voor de

Van jongerencentrum tot poppodium?

52

medewerkers zijn overige fysieke veranderingen van Het Bolwerk. De backstageruimte is

eveneens opgesplitst: van één grote ruimte naar twee kleine(re) kleedkamers en een ruime

gang. De invulling van het programma van Het Bolwerk is met de transformatie ook

ingrijpend veranderd. Hiervoor zijn verschillende redenen. Ten eerste heeft Het Bolwerk

met de transformatie een nieuwe doelgroep aan willen spreken, waardoor pop en jazz

tegenwoordig veelvuldig deel uitmaken van het programma. Ten tweede is er

tegenwoordig sprake van meer productie en is er sprake van commerciële of veilige

programmering in de vorm van tribute-avonden.

De transformatie van Het Bolwerk kent dus verschillende elementen: een andere

organisatorische structuur, een andere uitstraling dankzij een fysieke verbouwing en een

andere programmering en doelgroep. Veranderingen die stuk voor stuk kritisch benaderd

kunnen worden. Als onderdeel van Cultuurkwartier Sneek lijkt het aannemelijk dat Het

Bolwerk (een deel van) haar autonomie heeft ingeleverd. De oprichting van deze

organisatie zou gezien kunnen worden als een poging van de gemeente Sneek om de stad

cultureel aanzien te geven en economische doelstellingen te realiseren. Als Het Bolwerk als

onderdeel van Cultuurkwartier Sneek wordt geacht hier een bijdrage aan te leveren,

bestaat het risico dat de artistiek-inhoudelijke of educatieve functie van Het Bolwerk ten

koste gaat van commerciële intenties. Op basis van de programmering zou men deze

conclusie kunnen trekken. Niet alleen worden er meer concerten aangeboden, maar voeren

‘veilige’ keuzes tegenwoordig de boventoon. Keuzes die in relatie staan tot de nieuwe

doelgroep van Het Bolwerk: 25-plussers die meer te besteden hebben dan tieners.

Daarmee lijkt de term ‘vercommercialisering’ eveneens van toepassing op Het Bolwerk.

Daarnaast bestaat het risico dat Het Bolwerk zich dankzij de intensivering van het aantal

producties ‘over-eet’. De transformatie van Het Bolwerk lijkt exemplarisch te zijn voor ‘de

verbouwingsgolf binnen de Nederlandse poppodia’ als verschijnsel. De transformatie

voldoet aan verschillende van de in hoofdstuk 2 opgesomde kenmerken. Zo hebben hogere

eisen aan kwaliteit aan service, strengere wetgeving op het gebied van ARBO en milieu,

schaalvergroting en het economische klimaat de transformatie beïnvloed. Allen kenmerken

die volgens de in hoofdstuk 2 geciteerde onderzoeken van invloed zijn op de verbouwing

van poppodia. Daarnaast past de transformatie van Het Bolwerk in het beeld van twee

Ype Terwisscha van Scheltinga

53

bredere (culturele) verschijnselen. Eén daarvan is reeds beschreven als cultural

regeneration, het proces waarbij een stadsdeel wordt getransformeerd tot terrein voor

culturele consumptie, met de mogelijke stijging van de economische waarde van de stad als

voordeel. Een vergelijkbare transformatie is die van poppodium Atak te Enschede, dat

samen met verschillende andere culturele organisaties onder de noemer Nationaal

Muziekkwartier een eigen onderkomen hebben dat centraal en goed bereikbaar in de stad

ligt. Het tweede verschijnsel is breder dan cultuur alleen en betreft de agglomeratie van

kleine(re) organisaties in grote(re), een verschijnsel dat in hoofdstuk 1 is omschreven als

een kenmerk van globalisering.

Van jongerencentrum tot poppodium?

54

Hoofdstuk 4 – Reacties op Het vernieuwde Bolwerk

In dit voorlaatste hoofdstuk staat de vierde en laatste deelvraag van dit onderzoek centraal:

“wat is de opinie van de bezoeker van toen en nu over het vernieuwde poppodium?”. Om

een antwoord op deze vraag te kunnen formuleren zijn interviews afgenomen met vier

respondenten. De gekozen vorm is identiek aan de interviews met de organisatie: het

gestructureerde expertinterview. In dit hoofdstuk zijn de ‘experts’ vier mannen in de

leeftijdscategorie 28-30, allemaal getogen in Sneek en van jongs af aan actief geweest in Het

Bolwerk als bezoeker en soms ook als muzikant. Het profiel van deze respondenten sluit

daarmee aan op die van mij als schrijver van deze scriptie. Deze keuze is een bewuste

geweest en de uitkomst van deze interviews is daarmee geenszins representatief voor ‘het

publiek’ van Het Bolwerk in het algemeen. Vrouwen, tieners en veertigplussers vertellen

mogelijkerwijs (of waarschijnlijk) een ander verhaal en zijn in deze scriptie bewust buiten

beschouwing gelaten. Niettemin was de opzet om een ‘sfeerbeeld’ van de beleving van een

generatie te schetsen die zijn wortels in Sneek heeft liggen. Een generatie voor wie Het

Bolwerk een belangrijke rol heeft gespeeld in de ontwikkeling van zijn identiteit en smaak

en zelfs in zijn algemene vorming en sociale ontwikkeling. ‘[Kwalitatief] onderzoek is

gericht op de zin en betekenis voor de betrokkenen op de werkelijkheid zoals zij die

ervaren” (Ranshuysen, 1999: 34). In de interviews is gezocht naar het sentiment en de

denkbeelden van de respondenten bij Het Bolwerk om de verschillen tussen vroeger en nu

in kaart te brengen. Het doel van deze aanpak is het blootleggen van een patroon in de

verzamelde data en op basis daarvan een conclusie te kunnen formuleren. De vragen zijn

samengesteld op basis van de theorie in de eerste hoofdstukken en de informatie die door

de organisatie is verstrekt. De verkregen informatie is geanalyseerd op basis van

onderwerpen, waar de juiste tekstfragmenten bij zijn gezocht. De voornaamste inzet van de

publieksinterviews was het in kaart brengen van de beleving van de respondenten in Het

Bolwerk na de verbouwing, uiteraard in relatie tot hun beleving in Het Bolwerk van voor de

transformatie van 2008/2009. Het onderwerp ‘beleving’ is algemeen en kan verschillende

facetten omvatten. Hiervoor is gekozen om gesprek op gang te brengen en de respondenten

niet bij voorbaat een beperking op te leggen. Verschillende elementen van Het Bolwerk

(van nu af aan staand voor ‘Het Bolwerk van na de transformatie’) kwamen dan ook naar

Ype Terwisscha van Scheltinga

55

voren in de interviews. Uitstraling, programmering aanwezigheid van vrienden, fysieke

ruimtes en een gevoel van vrijheid zijn daarvan enkele voorbeelden.

4.1 – “Persoonlijk heb ik het gevoel alsof ik […] een Ikea binnenloop”

Het veranderde uiterlijk (en/of de veranderde uitstraling) van Het Bolwerk is een in het

oog springend element van de transformatie. Dit onderwerp kwam dan ook uitgebreid aan

bod in de interviews. Respondent 1 is duidelijk over het ‘nieuwe jasje’ waarin Het Bolwerk

is gestoken: “als je het gebouw zelf bekijkt, puur […] visueel zou ik zeggen, dan beoordeel ik

het gewoon laag. Echt een ziekenhuis-idee, gewoon schoon, netjes, strak, klinisch, gewoon

heel… Ja, identiteitsloos”. Respondent 1 benoemt tussen de regels door dat een cultureel

podium een bepaalde historische waarde moet bezitten: “elk nieuw gebouw is voor mij niet

cultureel, zeg maar. Dat maak je het met zijn allen […] in de loop van de jaren”. Over Het

Bolwerk van voor de transformatie zegt hij: “het vorige was gewoon vuig. Het straalde ook

echt gewoon wel cultuur uit, zeg maar”. De titel van deze paragraaf is afkomstig van

respondent 2, die daarmee evenmin een blad voor de mond neemt betreffende zijn mening

over het veranderde uiterlijk van Het Bolwerk. Een interessante opmerking gezien de

thematiek van deze scriptie, daar hij impliceert een uniform poppodium te beleven. Een

implicatie die hij later in het gesprek bevestigt: “Het heeft helemaal geen eigen gezicht

meer vind ik”. Respondent 3 is overwegend7 positief over het veranderde uiterlijk van Het

Bolwerk: “het is wel veel moderner, maar ergens vind ik dat ook wel weer… Ja, mooie

uitstraling, gewoon netjes, goed geregeld”. Ook de vierde respondent is positief gestemd

over het tegenwoordige uiterlijk van Het Bolwerk: “als je naar [het uiterlijk] kijkt […] kun je

ook wel zeggen dat het goed voor elkaar is”. Toch gebruikt respondent 4 ook termen om

Het Bolwerk te typeren die overeenkomstig dan wel vergelijkbaar zijn met de antwoorden

van de overige respondenten: “[…] het is iets sterieler. Iets netter, schoner, dat merk je

wel”.

7 In de vorm van de backstage benoemt respondent 3 ook een negatief element van het veranderde uiterlijk van

Het Bolwerk: “dat is nu heel steriel. [Vroeger] was het echt een supergezellig gedeelte met pooltafel en een barretje, en… één groot gedeelte. [Zoals] grotere poppodia altijd van die kleinere losse kamertjes hebben, dat hebben zij nu ook. Dat vind ik echt wel minder.””.

Van jongerencentrum tot poppodium?

56

Ofschoon de waardeoordelen over het veranderde uiterlijk en de veranderde

uitstraling van Het Bolwerk per respondent verschillen, zijn termen als ‘steriel’, ‘netjes’ en

‘klinisch’ gemeenschappelijke delers in de interviews. De vergelijking met Ikea kan, in een

pessimistisch-globalistisch perspectief, geïnterpreteerd worden een devaluering van

uniciteit van Het Bolwerk. Tezamen met de vergelijking met een ziekenhuis, kan Het

Bolwerk gezien worden als wat de Franse antropoloog Marc Augé omschrijft als een ‘non-

place’: een plaats zonder historie en identiteit (Augé, 1995: 77, 78). Bevindingen als het

gebrek aan een eigen gezicht of identiteit, door verschillende respondenten genoemd,

sluiten nauw op deze opvatting aan. De door respondent 1 genoemde historische waarde,

die essentieel is voor het unieke karakter van een poppodium, ligt eveneens in het

verlengde van Augé’s definitie van een ‘non-place’.

Modern interieur in het cafégedeelte van Het Bolwerk anno 2014

Ype Terwisscha van Scheltinga

57

Het cafégedeelte voor de transformatie

4.2 – De neo-liberale standaard versus vrijheid

De toiletten in Het Bolwerk zien er tegenwoordig beter uit en zijn ruimer opgezet. De

karakteristieke punker met dreadlocks achter de bar heeft plaats moeten maken voor een

net geklede vrijwilliger met een hygiëne- en tapdiploma. Licht- en geluidsinstallaties zijn

nieuw aangekocht. Kortom; faciliteiten en service zijn geconformeerd aan een moderne,

universele standaard en het poppodium voldoet daarmee aan de meetbare criteria van het

hedendaagse, neo-liberale tijdperk. Op de vraag of deze vernieuwingen Het Bolwerk tot een

fijnere uitgaansgelegenheid maken dan vroeger, zijn de antwoorden eenduidig. Respondent

1: “het is juist voor mij onpersoonlijker geworden, daardoor”. Ook de strengere beveiliging

draagt niet positief bij aan de beleving van deze respondent: “beveiliger, en al die fancy

lichtjes enzo, ik ga naar de wc, dat is allemaal heel klinisch”. Respondent 2 laat soortgelijke

geluiden horen: “ik vind persoonlijk juist dat door al dat soort zaken sfeer ontbreekt”.

Respondent 3 is neutraal ten aanzien van de veranderingen in faciliteiten en service en

geeft aan dat het niet uitmaakt hoe het toilet er bij ligt of wie zijn biertje tapt. Respondent 4

geeft te kennen dat een schoon toilet en opgeleid barpersoneel ‘op papier’ goed klinken,

Van jongerencentrum tot poppodium?

58

maar dat hij van mening is dat dergelijke zaken Het Bolwerk in de praktijk niet tot een

fijnere uitgaansgelegenheid maken: “Nee, om eerlijk te zijn […] zou je zeggen van wel, maar

ja, ik ervaar dat niet zo”. Respondent 1 geeft te kennen dat een zekere mate van wanorde

bij de sfeer van een poppodium past: “[in] de zaal zelf, daar wordt wel gewoon bier

neergegooid, en dan is het donker dus dan zie je ’t niet zo”. Zelf omschrijft hij dit als

‘spanning’: “de dingen er omheen die een beetje netjes zijn, en niet meer spannend […]”.

Ook uit de formuleringen van respondent 4 blijkt een bepaalde behoefte aan vrijheid,

wanneer hij gevraagd wordt naar zijn beleving van gezelligheid en intimiteit in Het

Bolwerk: “ik vind het minder vrij. Voorheen was het voor mijn idee wel een plek waar het

iets vrijer was, waar iets meer kon”. Op de vraag waar dat gevoel in schuilt: “het zin in

regels”. Ondanks het feit dat deze respondent positief gestemd is over de uitstraling en het

uiterlijk van Het Bolwerk op zich, erkent hij dat er wel een verband is tussen de uitstraling

van het gebouw en zijn gevoel voor vrijheid: “dat je dingen moet laten om die netheid in

stand te houden”. Respondent 1 spreekt in termen van ‘veilig’ en ‘gevaarlijk’ om de

tegenstelling tussen controle en vrijheid aan te duiden. Ook hij refereert in de context aan

het aanzien van Het Bolwerk: “het ziet er heel veilig uit allemaal, en dat past niet bij muziek

vind ik”. De ‘punker achter de bar’ spreekt wat dat betreft tot de verbeelding: “ik hou daar

wel van, dat ruige types gewoon komen daar en dat het wat gevaarlijk lijkt, zeg maar”.

De opmerkingen van de respondenten duiden erop dat de neo-liberale koers van

Het Bolwerk ten koste gaat van de informaliteit en de vrijheid die respondenten wensen te

ervaren. De beveiligers, de betere faciliteiten en algemene netheid of ordelijkheid van het

gebouw lijken zo een sfeer te creëren waarin bezoekers zich minder vrij voelen. Waar

Gielen sprak van intimiteit, informaliteit en ‘onmeetbaarheid’ als voorwaarden voor een

goede of authentieke artistieke productie, beschouw ik bezoekers in deze context ook als

onderdeel van de artistieke praktijk. Een podiumkunstuiting (het concert) als kunstwerk

wordt pas geslaagd of sfeervol dankzij de bijdrage van het publiek. Zoals in paragraaf 2.4

reeds genoemd, beschouwen ook Holt en Wilders intimiteit als een voorwaarde voor een

geslaagde ‘performance’. De notie van de ‘onttoverde wereld’ omvat eveneens enkele

begrippen die te relateren zijn aan de opmerkingen van de respondenten over vrijheid in

Het Bolwerk. Berekenbaarheid, voorspelbaarheid en efficiëntie zijn deze begrippen.

Ype Terwisscha van Scheltinga

59

Beveiligers, sinds de transformatie onderdeel van het ‘straatbeeld’ in Het Bolwerk, zijn

belast met de instandhouding van de veiligheid. Situaties worden ingeschat en risico’s

uitgesloten; een voorbeeld van berekenbaarheid. Eveneens wordt de beveiliging ingezet

om de zaal na afloop van een concert figuurlijk schoon te vegen, zodat het letterlijke

schoonvegen kan aanvangen; een voorbeeld van efficiëntie. De hygiëneopleiding die het

tegenwoordige barpersoneel heeft moeten volgen, is eveneens een kwestie van risico’s

uitsluiten. De aanwezigheid van faciliteiten die voldoen aan de moderne standaard, met het

vernieuwde sanitair als voorbeeld, kan worden geïnterpreteerd als een voorbeeld van

voorspelbaarheid. Samenvattend lijkt er volgens de respondenten sprake te zijn van een

bureaucratisering van de organisatie van het podium en de ervaring.

Informaliteit in Het Bolwerk van voor de transformatie

4.3 – Een nieuw format en een breder aanbod

Als onderdeel van Cultuurkwartier Sneek is Het Bolwerk opgegaan in een grotere culturele

organisatie. Sinds de transformatie van 2008/2009 worden met dezelfde middelen bijna

twee keer zoveel producties ‘gedraaid’. Met een verbreding van de doelgroep voor ogen is

ook de invulling van het programma grondig herzien. Waar Het Bolwerk vroeger

voornamelijk een metal-, hip-hop- en bluespubliek bediende, maken tegenwoordig ook

Van jongerencentrum tot poppodium?

60

pop, jazz en tributes regelmatig onderdeel uit van het programma. Incidenteel passeren

ook reggae, punk en elektronische muziekstromingen de revue. Hoe zien de respondenten

het nieuwe format onder de vlag van Cultuurkwartier Sneek en de veranderingen in het

programma?

De visie van respondent 1 op de samenwerking met Kunstencentrum Atrium en

Theater Sneek als Cultuurkwartier Sneek vertoont overeenkomsten met het concept van de

‘onttoverde wereld’ van Max Weber: ik denk dat als je zoveel instellingen […] of onderdelen

in [een] overkoepelende […] organisatie gooit… daar moeten gewoon afspraken gemaakt

worden om dingen goed te laten lopen. En dan ga je altijd van een bepaalde standaard uit

[…] van dit moeten we wel doen, dit moeten we niet doen, dus er worden gewoon

afspraken gemaakt waardoor, voor mijn gevoel, ook een beetje de spontaniteit wordt

weggehaald [..]”. Het verlies van spontaniteit als gevolg van standaardisering is waar

Weber van sprak. Respondent 1 voegt nog toe: “[…] die mensen die [daar] werken horen

ook af en toe een beetje impulsief iets te kunnen plannen en volgens mij is die ruimte daar

niet”. Op basis van Held, Tomlinson en Hopper is in paragraaf 1.2.1 de pessimistisch-

globalistische visie uitgelegd. Dit perspectief ziet globalisering als een globale cultuur,

waarin nationale en lokale tradities, gebruiken en andere elementen verdwijnen. Er bestaat

vrees voor een homogene cultuur waarin verschillen steeds minder zichtbaar zullen zijn.

Ten aanzien van de reorganisatie onder de noemer Cultuurkwartier Sneek merkt

respondent 2 op: “[…] persoonlijk denk ik dat het juist jammer is […]. De geschiedenis van

Het Bolwerk heeft natuurlijk wel een beetje een eigen karakter, maar dat gaat helemaal

verloren. Een beetje ondergedompeld door een grote [organisatie]”. Ofschoon globalisering

een beweging op macroniveau is en de fusie van Het Bolwerk een ontwikkeling op

mesoniveau, is een parallel zichtbaar. Evenals respondent 1 verwacht ook respondent 2 dat

Het Bolwerk onder de vlag van Cultuurkwartier Sneek minder bewegingsvrijheid heeft: “ik

denk dat er weinig ruimte is voor Het Bolwerk zelf om invulling te geven aan hoe ze zaken

willen hebben”. Dat dit in de praktijk in een bepaalde mate het geval is, is door de

organisatie bevestigd (zie paragraaf 3.1). Respondent 3 beoordeelt de fusie van Het

Bolwerk als een commerciële zet: “[om] mensen te trekken, geld binnen te halen, het

commerciële weet je […]. Ik neem aan dat je ook makkelijker zeg maar vanuit een

Ype Terwisscha van Scheltinga

61

muziekschool eventjes iets kunt organiseren in Het Bolwerk waardoor er weer […] mensen

komen consumpties afnemen”. Respondent 4, ten slotte, herkent ook een keerzijde van de

fusie: “waar ik wel sterk aan zit te denken, er zijn ook wel dingen geofferd om dit te

bewerkstelligen”. In deze context noemt hij de Popkelder, een oefenruimte onder beheer

van welzijnsorganisatie Timpaan, die in 2010 definitief haar deuren sloot. Een oefenruimte,

waarvan de “de kracht was […] dat het niet echt gecontroleerd was, dat het vrij was”.

Respondent 4 lijkt hiermee te bedoelen dat de gemeentelijke investering in een

grootschalige culturele organisatie ten koste is gegaan van investering in de ontwikkeling

van de lokale cultuur. Ook respondent 1 maakt in deze context melding van de Popkelder.

Deze bevindingen sluiten aan op een conclusie van onderzoekers Dee & Schans in

‘Poppodia in cijfers 2012’, waarin zij naast uitholling van de artistiek-inhoudelijke functie

van poppodia ook ‘minder speelmogelijkheden voor nieuw en (nog) onbekend talent’ als

gevolg van een meer ‘populaire’ programmering benoemen (zie paragraaf 2.3). Kortom;

alle respondenten benoemen (mogelijke) nadelen van de fusie.

Betreffende de veranderingen in het aanbod van Het Bolwerk, benoemt respondent

1 het aanbieden van een breed scala aan muziekgenres een goede zaak: “het is natuurlijk

niet zo dat een cultureel podium helemaal moet bestaan uit drie muzieksoorten”. Eveneens

geeft hij aan tegenwoordig een bepaalde mate van exclusiviteit te missen in het

programma van Het Bolwerk: “vroeger had je gewoon echt wel één black metal-show met

een vette band of een vette hardcoreshow met een band die normaal nooit kwam […]”. In

deze context merkt hij op dat tegenwoordig veel acts worden geprogrammeerd die al vaker

in Het Bolwerk te zien zijn geweest, of een omvangrijke tournee doen. Respondent 2 geeft

aan dat het tegenwoordige, meer gevarieerde aanbod minder goed aansluit op zijn

persoonlijke smaak. Los daarvan bemerkt hij: “[jij] gaf aan dat het zeg maar dat er meer

ruimte was gekomen voor [pop en jazz], maar ik heb niet het idee dat er meer ruimte is

gekomen, maar dat het […] compleet [is] overgenomen!”. Respondent 3 geeft op zijn beurt

aan dat de programmering van Het Bolwerk tegenwoordig beter aansluit op zijn

persoonlijke smaak, maar erkent dat de meer ‘veilige’ programmering een schaduwzijde

heeft: “het mooiste zou zijn als je twee podia had, één echt zo’n vaste kernbase-achtig, een

beetje underground, en de andere voor de… Ze zijn nu de weg ingeslagen in het

Van jongerencentrum tot poppodium?

62

commerciële”. Mogelijke nadelen van een commerciële (of, in het jargon van de organisatie,

‘veilige’) programmering zijn in deze scriptie reeds genoemd. Onderzoekers Dee & Schans

in ‘Poppodia in cijfers 2012’ (zie paragraaf 2.3): ‘populairder […] programma betekent over

het algemeen uitholling van de artistiek-inhoudelijke functie van poppodia’. Fabian Holt

noemde kapitalisme een bedreiging voor ‘performance’ (zie paragraaf 2.4).

In relatie tot de rol van Het Bolwerk in de regio bemerken de respondenten

eveneens een verschuiving in beleid. Respondent 1 geeft aan dat hij denkt dat Het Bolwerk

met een bredere programmering een nieuw publiek van buiten de stad probeert te

mobiliseren: “nu heb ik het idee dat ze een nieuw publiek proberen aan te boren van

toeschouwers die muziek willen aanhoren van buiten de stad […]”. In paragraaf 3.1 is

beschreven hoe sommige culturele instellingen worden opgericht of gebouwd om bij te

dragen aan het bereiken van gemeentelijke economische doelstellingen of het profilering

van de stad. Dit verschijnsel is omschreven als cultural regeneration. Respondent 2 geeft

aan dat de oprichting van Cultuurkwartier Sneek hier volgens hem een voorbeeld van zou

kunnen zijn: “misschien dat ze toch meer mensen uit Friesland […] naar Sneek willen halen

om […] meer een culturele stad van Sneek te maken. Persoonlijk vind ik dat ze daar de

plank misslaan”. Respondent 4 benoemt dat Sneek als grootste stad van de regio ook de

omliggende dorpen faciliteert voor wat betreft livemuziek en entertainment: “[…] Sneek

heeft in mijn ogen, […] ik heb het zelf ervaren, wel een centrumfunctie”.

4.4 – Conclusie: is Het Bolwerk Het Bolwerk gebleven?

De titel van deze paragraaf is letterlijk als zodanig aan de respondenten voorgelegd, te

meer daar de organisatie van Het Bolwerk zelf de stelling innam dat Het Bolwerk Het

Bolwerk is gebleven. Ofschoon ik nogmaals wens te benadrukken dat er geen algemene

conclusie over de kwaliteit van Het Bolwerk aan de antwoorden mag worden verbonden,

zijn de antwoorden van de respondenten op deze vraag onderdeel van hun sentiment bij

Het Bolwerk. Respondent 1 maakt in zijn antwoord onderscheid tussen verschillende

elementen die voor hem samen ‘Het Bolwerk’ vormen: “qua gebouw heb ik er helemaal

niks meer mee, qua inhoud ook niet, […] qua podium nog wel een beetje, is eigenlijk

hetzelfde, maar ik denk dat de sfeer vooral is… de mensen die er komen”. Respondent 2:

Ype Terwisscha van Scheltinga

63

“voor mij persoonlijk is dat niet zo. Ik vind dat het enorm veranderd is […]. Er is weinig van

overgebleven, vind ik”. Respondent 3 is genuanceerd in zijn formulering: “dat kun je ook

weer van twee verschillende kanten in kijken. Aan de ene kant is dat heel logisch want Het

Bolwerk is gewoon iets historisch ergens, [dat je] gewoon [moet] behouden”. Anderzijds

geeft hij aan dat Het Bolwerk niet meer hetzelfde is als voor de transformatie: “aan de

andere kant is het zo erg veranderd, ze zouden er misschien ook wel mee wegkomen als de

naam was veranderd”. Respondent 4, ten slotte, is duidelijk in zijn antwoord: “‘mijn’

Bolwerk is er niet meer”. Uit de antwoorden van de respondenten blijkt in ieder geval dat

Het Bolwerk ook in hun ogen ingrijpend is veranderd.

In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk is het vernieuwde uiterlijk van Het Bolwerk

aan bod gekomen. De meningen zijn in balans; twee respondenten beoordelen het nieuwe

jasje van Het Bolwerk op zich als positief en de twee anderen als negatief. Omschrijvingen

als steriel, netjes en klinisch worden door meerdere respondenten genoemd.

Vergelijkingen met Ikea en een ziekenhuis zijn gerelateerd aan de ‘non-place’ van de Franse

antropoloog Marc Augé: een plaats zonder historie en identiteit. In de tweede paragraaf

wordt de mening van de respondenten over de vernieuwde faciliteiten en service van Het

Bolwerk behandeld. Wat blijkt, is dat de respondenten weinig waarde hechten aan deze

vernieuwingen (alsmede het in paragraaf 4.1 vernieuwde uiterlijk van Het Bolwerk) en, in

sommige gevallen, als negatief beoordelen. Twee respondenten geven aan dat de klinische

uitstraling en de toename van regels hun gevoel van spanning en vrijheid in Het Bolwerk

belemmeren. Dit gegeven is in verband gebracht met begrippen als berekenbaarheid,

voorspelbaarheid en efficiëntie, dit volgens Max Weber kunnen leiden tot wat hij

‘onttovering van de wereld’ noemt. In het verlengde daarvan is de toename van regels en

de conformering aan moderne maatstaven uitgelegd als een neo-liberaal verschijnsel. Waar

intimiteit, informaliteit en onmeetbaarheid van wezenlijk belang zijn voor een goede of

authentieke artistieke praktijk (in een poppodium zijn concertgangers onderdeel van het

‘podiumkunstwerk’), worden deze elementen juist aan banden gelegd door een toename

van regels; een proces dat als bureaucratisering omschreven kan worden.

Ten aanzien van de fusie van Het Bolwerk met Kunstencentrum Atrium en Theater

Sneek in de organisatie Cultuurkwartier Sneek laten de respondenten verschillende

Van jongerencentrum tot poppodium?

64

geluiden horen: vrees voor het verlies van spontaniteit door standaardisering, verlies van

eigen karakter, verminderde autonomie en commercialisering. Met betrekking tot de

veranderingen in de programmering zijn de persoonlijke meningen verdeeld. Echter, los

van persoonlijke smaak, wordt ook hier door twee respondenten een commerciële invloed

bemerkt. Populairder of veiliger programma kan tot uitholling van de artistiek-inhoudelijke

functie van een poppodium leiden. Met betrekking tot de rol van Cultuurkwartier Sneek in

de regio zijn profilering van de stad en het bedienen van een breder publiek door de

respondenten als argumenten genoemd.

Ype Terwisscha van Scheltinga

65

Hoofdstuk 5 – Conclusie

In dit vijfde en afsluitende hoofdstuk zal een antwoord worden geformuleerd op de

hoofdvraag van dit onderzoek, die tot stand kwam op basis van persoonlijke interesse in

het oordeel van ‘vaste’ bezoekers over de transformatie van hun vertrouwde poppodium,

alsmede interesse in globalisering.

In het eerste hoofdstuk is het begrip ‘globalisering’ geïntroduceerd als een beweging

die onderlinge verbondenheid en wederzijdse beïnvloeding als kenmerken heeft. Een

beweging die zich op alle maatschappelijke niveaus afspeelt en naties, mensen, organisaties

en culturen kan betreffen. Eveneens zijn twee verschillende zienswijzen op globalisering

geïntroduceerd: positief globalisme en pessimistisch globalisme. In de context van cultuur

verklaart de eerste zienswijze culturele diversiteit als een positief gevolg van globalisering;

een toenemende onderlinge verbondenheid leidt tot interactie en daarmee tot culturele

diversiteit. Het pessimistisch globalisme, daarentegen, is een zienswijze waarin culturele

homogeniteit als gevolg van globalisering wordt gezien. Toenemende onderlinge

verbondenheid en wederzijdse beïnvloeding leiden tot een globale cultuur, waarin lokale

elementen verdwijnen. Een andere interpretatie van globalisering is gegeven in de vorm

van ‘verwesterlijking’, een proces waarin industrialisatie en urbanisatie zichtbaar zijn.

Processen van integratie, waarin kleine partijen (organisaties of mensen) integreren in

grote(re) partijen. De term cultural regeneration is gebruikt om de urbanisatie van cultuur

te verduidelijken: de mate waarin stedelijk gebied fysiek wordt getransformeerd tot terrein

van culturele consumptie. In de muzieksector zijn dergelijke processen (van integratie) ook

zichtbaar. De steeds verder groeiende oligopolie in de platenindustrie is daar een

voorbeeld van, evenals het ontstaan van een organisatie als House Of Blues, een keten van

uniforme poppodia in Amerika.

In hoofdstuk twee is de geschiedenis en de omvang van de professionele

Nederlandse poppodiumsector geschetst. Als motief voor de verbouwingsgolf binnen de

sector is ‘professionalisering’ genoemd. Globalisering van vraag en aanbod, hogere eisen

aan kwaliteit en service, strengere wetgeving op het gebied van ARBO en milieu,

schaalvergroting, rookbeleid en de kredietcrisis zijn vervolgens genoemd als motieven

voor professionalisering. Eveneens is het neo-liberalisme geïntroduceerd: een paradigma

Van jongerencentrum tot poppodium?

66

(of ideologie) waarin meetbaarheid centraal staat. In de context van een poppodium kan

het nastreven van bepaalde criteria (zoals die van het Fonds Podiumkunsten, teneinde

aanspraak te maken op subsidiëring) leiden tot een toename van bureaucratie en regels in

het poppodium en daarmee tot een devaluatie van informaliteit, intimiteit en vrijheid in het

poppodium; voorwaarden voor een gezonde artistieke praktijk. Omdat het publiek in de

context van een concert zelf onderdeel is van het ‘podiumkunstwerk’ zijn deze

voorwaarden ook in een poppodium belangrijk. Een belangrijke tussentijdse conclusie is

geformuleerd: het bestaan van een relatie tussen professionalisering, schaalvergroting en

verbouwing. Kleinschaligheid gaat dikwijls gepaard met onprofessionele organisaties.

Schaalvergroting door fusie is een ontwikkeling die ook in de poppodiumsector zichtbaar

is. Mogelijke nadelen van professionalisering in de vorm van schaalvergroting en

verbouwing zijn eveneens genoemd. In de praktijk blijkt schaalvergroting de organisaties

vaak voor problemen te stellen, omdat de personele capaciteit geen gelijke tred houdt met

de omvang van de organisatie en haar productie. In de context van het pessimistisch

globalisme bestaat eveneens het risico dat de integratie van kleine organisaties in grote(re)

organisaties leidt tot homogeniteit; het verlies van karakter en een eigen gezicht. Het

belang van het unieke karakter is in de laatste paragraaf van het hoofdstuk benadrukt.

Poppodium Het Bolwerk te Sneek is in het derde hoofdstuk als casestudy aan bod

gekomen. Geconcludeerd is dat de transformatie van Het Bolwerk tot een andere

organisatorische structuur, een veranderde uitstraling dankzij een fysieke verbouwing en

een veranderde programmering en doelgroep heeft geleid. Dankzij de samenwerking met

twee andere culturele instellingen onder de paraplu van een grote(re) culturele instelling is

Het Bolwerk een voorbeeld van een gefuseerde organisatie. Vanuit een pessimistisch-

globalistisch perspectief kan de kritische vraag worden gesteld of Het Bolwerk door deze

verandering het risico loopt een deel van haar autonomie en/of identiteit te verliezen. De

instelling waar de organisatie nu onderdeel van is, is geïnitieerd door de gemeente Sneek.

Indien hierbij economische motieven of profilering van de stad een rol hebben gespeeld,

kan eveneens kritisch gekeken worden naar de ‘opvoedkundige’ functie van het

poppodium. Schaalvergroting is eveneens zichtbaar in de transformatie van Het Bolwerk,

in de vorm van een geringe vergroting van de zaalcapaciteit, maar voornamelijk in de vorm

Ype Terwisscha van Scheltinga

67

van een intensivering van het aantal producties. Deze schaalvergroting brengt eveneens

het risico van ‘over-eten’ met zich mee; financiële problemen ten gevolge van een

overbelaste organisatie. Op basis van de programmering en de ‘upgrade’ van het gebouw

richting de moderne maatstaven, lijkt de organisatie zich te conformeren aan de wensen

van een bredere doelgroep. Meer ‘veilige’ keuzes zijn onderdeel van het programma,

waarmee een meer commerciële koers een feit lijkt te zijn en gesteld zou kunnen worden

dat de artistiek-inhoudelijke functie van het poppodium in het geding is geraakt.

In hoofdstuk vier is de transformatie van Het Bolwerk getoetst aan de mening van

enkele ‘vaste klanten’ van Het Bolwerk. Betreffende de nieuwe organisatorische structuur

van Het Bolwerk blijken de respondenten unaniem negatief: vrees voor het verlies van

spontaniteit ten gevolge van standaardisering, verlies van eigen karakter, verminderde

autonomie en commercialisering worden in deze context genoemd. Aangaande het ‘nieuwe

jasje’ van Het Bolwerk verschillen de waardeoordelen, maar omschrijvingen als steriel,

netjes en klinisch worden door meerdere respondenten genoemd. Deze antwoorden zijn

gerelateerd aan de omschrijving van een ‘non-place’: een plaats zonder historie en

identiteit. Verschillende respondenten omschrijven de veranderde programmering als

‘commercieel’.

‘Wat kenmerkt de transformatie van Het Bolwerk te Sneek, hoe heeft globalisering de

transformatie beïnvloed en wat is de opinie van de bezoeker van toen en nu over het

vernieuwde poppodium? In hoeverre illustreert deze transformatie de verbouwingsgolf

van de Nederlandse poppodia?’. De hoofdvraag van dit onderzoek is opgebouwd uit

verschillende elementen. Een andere organisatorische structuur, een veranderde

uitstraling dankzij een fysieke verbouwing en een veranderde programmering en

doelgroep is het uiteindelijke antwoord op het eerste deel van de vraag. Het tweede deel

van de vraag betreft de relatie tussen globalisering en de transformatie van Het Bolwerk.

Indien men globalisering uitsluitend interpreteert als beweging op macroniveau, dan is een

relatie betwistbaar; Het Bolwerk is niet onderdeel geworden van een House Of Blues-

achtige keten en valt niet onder de vleugels van een multinational. Op meso- of

bedrijfsniveau is wel een belangrijke overeenkomst zichtbaar; Het Bolwerk is geïntegreerd

Van jongerencentrum tot poppodium?

68

in een grotere organisatie. Op basis van dit gegeven blijkt bij de respondenten (de

bezoekers van toen en nu) een gedachte te leven die past in de context van het

pessimistisch globalisme: de vrees dat Het Bolwerk aan spontaniteit, karakter en

autonomie inlevert en meer vanuit commerciële motieven handelt. Eveneens ervaren de

respondenten, in antwoord op het derde deel van de hoofdvraag, een vermindering van

informaliteit en vrijheid in Het Bolwerk als gevolg van een toename van het aantal regels,

die bestaan omdat de organisatie professionaliteit nastreeft. De transformatie van Het

Bolwerk voldoet aan een aantal kenmerken van de verbouwingsgolf binnen de

Nederlandse poppodia en is daarmee gedeeltelijk representatief voor dit verschijnsel.

Hogere eisen aan kwaliteit en service, strengere wetgeving op het gebied van ARBO en

milieu, schaalvergroting en het economische klimaat hebben de transformatie beïnvloed.

Daarnaast past de transformatie van Het Bolwerk in het verschijnsel dat bekend staat als

cultural regeneration, het proces waarbij een stadsdeel wordt getransformeerd tot terrein

voor culturele consumptie, met de mogelijke stijging van de economische waarde van de

stad als voordeel. Naast Het Bolwerk is poppodium Atak een vergelijkbaar voorbeeld,

evenals de terreinen Arena Boulevard te Amsterdam en Euroborg te Groningen.

Ype Terwisscha van Scheltinga

69

Bibliografie

Boeken

Appadurai, A., 1996: Modernity at large. Minnesota, University of Minnesota Press.

Held, D., 2000: A globalizing world? Culture, economics, politics. London, Routledge.

Hopper, P., 2007. Understanding cultural globalization. Cambridge, Polity Press.

Krims, A., 2007. Music and urban geography. New York, Taylor & Francis Group.

Giddens, H., 1990. The consequences of modernity. Stanford, CA, University Press.

Gielen, P., 2012: Teaching art in the neoliberal realm. Amsterdam, Valiz.

Gielen, P. 2010: The murmuring of the artistic multitude. Amsterdam, Valiz.

MacGregor Wise, J., 2008. Cultural globalizaton – a user’s guide. Oxford, Blackwell

Publishing.

Ranshuysen, L., 1999: Handleiding publieksonderzoek voor podia en musea. Amsterdam,

Boekmanstudies.

Wilders, M. L., 2012: Theaterbeleving in het belevenistheater.

Artikelen

Malm, K., 2001. Globalization – localization, homogenization, diversification and other

discordant trends: a challenge to music policy makers. In: Global repertoires: popular music

within and beyond the transnational music industry. Burlington, VT: Ashgate, 89-96.

Van jongerencentrum tot poppodium?

70

Peterson, R.A., 2001. Globalization and communalization of music in the production

perspective. In: Conference, Music and globalization; Global repertoires, popular music within

and beyond the transnational music industry. Aldershot: Ashgate, 119-136

Tomlinson, J., 2003. Globalization and cultural identity. Beschikbaar via:

http://politybooks.com/global/pdf/gtreader2etomlinson.pdf (bezocht op 8 november

2012)

Holt, F., 2010. The economy of live music in the digital age. European Journal of Cultural

Studies, 13: 243.

Hoofdstukken

Augé, M., 1995. From places to non-places. In: Non-places: an introduction into an

anthropology of supermodernity. London, New York, Verso, 75-115.

Born, G., Hesmondhalgh, D., 2001. Introduction: on difference, representation and

appropriation in music. In: Western music and its others – on difference, representation and

appropriation in music. Berkeley and Los Angeles: University of California press, 1-37.

Held, D., McGrew, A., Goldblatt, D., Perraton, J., 1999. Introduction. In: Global

transformations – politics, economics and culture. Cambridge, Blackwell publishers, 2-29.

Negus, K., 2001. The corporate strategies of the major record labels. In: Global repertoires:

popular music within and beyond the transnational music industry. Burlington, VT, Ashgate,

21-31.

Stokes, M., 2003. Globalization and the politics of world music. In: The cultural study of music

– a critical introduction. New York, Routledge, 297-307.

Ype Terwisscha van Scheltinga

71

Websites

http://www.houseofblues.com

http://www.fondspodiumkunsten.nl/subsidies/kernpodia

http://www.huisvandenijmeegsegeschiedenis.nl/info/Stichting_Open_Jongerencentrum_D

oornroosje_Nijmegen

http://www.ojcmaddogs.nl/geschiedenis

http://www.ojcthecurve.nl/info/geschiedenis.php

http://www.gemeentesudwestfryslan.nl/inwoners/steden-en-

dorpen_44417/item/sneek_2277.html

Van jongerencentrum tot poppodium?

72

Vervolgonderzoek

Zoals reeds genoemd is het doel van dit kwalitatieve onderzoek geweest een beeld te

schetsen van het sentiment van de bezoekers ‘van toen en nu’ van Het Bolwerk. Daarbij is

gekozen voor een groep met een profiel dat aansluit bij dat mij als onderzoeker. Om de

ervaring van Het Bolwerk in zijn tegenwoordige staat van ‘het publiek’ als geheel te meten,

zou een kwantitatief onderzoek een middel kunnen zijn, waarin ook vrouwen, tieners,

veertigplussers en alle mogelijke andere doelgroepen een rol spelen. Op deze wijze is het

mogelijk een concreet beeld van de mening van de totale hedendaagse doelgroep van Het

Bolwerk te vormen. Een andere mogelijke insteek ligt meer in het verlengde van het

huidige onderzoek en legt weer de nadruk op het verschil tussen de beleving van het

vroegere en tegenwoordige Het Bolwerk. Een nieuw element zou ‘tijd’ kunnen zijn; de

invloed van tijd op beleving. De bezoeker van vroeger en nu wordt namelijk ouder en zijn

mening over Het Bolwerk komt (waarschijnlijk) niet uitsluitend tot stand op basis van Het

Bolwerk als ‘zender’. Het perspectief, het referentiekader en de normen en waarden van de

bezoeker als ‘ontvanger’ veranderen ook. Dergelijke elementen zouden in een

vervolgonderzoek betrokken kunnen worden.

Ype Terwisscha van Scheltinga

73

Samenvatting

Het doel van deze masterscriptie is het onderzoeken van de motieven voor en kenmerken

van de transformatie van een poppodium, alsmede het oordeel van de vaste bezoeker over

het verbouwde podium. Deze transformatie is in de context van globalisering onderzocht.

De onderzoeksvraag is als volgt geformuleerd: wat kenmerkt de transformatie van Het

Bolwerk te Sneek, hoe heeft globalisering de transformatie beïnvloed en wat is de opinie

van de bezoeker van toen en nu over het vernieuwde poppodium? In hoeverre illustreert

deze transformatie de verbouwingsgolf van de Nederlandse poppodia? In het eerste

hoofdstuk is op basis van literatuur geconcludeerd dat integratie een kenmerk is van

globalisering; mensen, bedrijven en culturen smelten samen in grote(re) formaties en staan

in toenemende mate met elkaar in verbinding. Een mogelijk negatief gevolg van deze

ontwikkeling is het verlies van identiteit door overheersing van de globale cultuur. In

hoofdstuk twee is beschreven hoe professionalisering van poppodia in de praktijk vaak

leidt tot integratie door fusie, schaalvergroting en verbouwing. In het licht van culturele

globalisering is het belang van het unieke karakter van het poppodium benadrukt. Het

derde hoofdstuk is een casestudy, waarin poppodium Het Bolwerk te Sneek centraal staat.

Interviews met de organisatie hebben inzicht gegeven in de exacte motieven voor en

kenmerken van de transformatie. Een andere organisatorische structuur (Het Bolwerk is

geïntegreerd in een grotere culturele organisatie), een veranderde uitstraling door een

fysieke verbouwing en een veranderde programmering zijn de belangrijkste kenmerken

van het vernieuwde Het Bolwerk. In het vierde hoofdstuk is het oordeel over het

getransformeerde podium van vier vaste bezoekers gepeild en het derde deel van de

hoofdvraag beantwoord. Daarbij klonken omschrijvingen als steriel, netjes en klinisch. De

neo-liberale koers van Het Bolwerk lijkt te hebben geleid tot een devaluatie van

informaliteit, intimiteit en vrijheid in het poppodium. Dit zijn voorwaarden voor een

gezonde artistieke praktijk, waar het publiek als participant in een concert onderdeel van

is. Betreffende het tweede deel van de hoofdvraag is geconcludeerd dat de integratie van

Het Bolwerk in een grotere organisatie overeenkomstig is met de ontwikkeling die

globalisering heet. De transformatie van Het Bolwerk is gedeeltelijk representatief voor de

verbouwingsgolf van Nederlandse poppodia. Evenals bij verschillende andere podia is de

Van jongerencentrum tot poppodium?

74

transformatie ingegeven door hogere eisen aan kwaliteit en service, strengere wetgeving

op het gebied van ARBO en milieu, schaalvergroting en het economische klimaat.

Ype Terwisscha van Scheltinga

75

Interviewvragen bezoekers

1

Hoe beoordeelt u het vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude in termen van

gezelligheid en intimiteit?

2

Hoe beoordeelt u de uitstraling van het vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude?

Hoe beïnvloedt deze uw ervaring in Het Bolwerk?

3

Maken de verbeterde faciliteiten (bv. licht en geluid, sanitair) en service (bv. professioneel

barpersoneel) het nieuwe Bolwerk tot een fijnere uitgaansgelegenheid dan het oude?

4

Hoe beoordeelt u de veranderde programmering van Het Bolwerk, waarin tegenwoordig

meer ruimte bestaat voor pop en jazz?

5

Het Bolwerk is tegenwoordig fysiek verbonden met Kunstencentrum Atrium en organiseert

concerten in samenwerking met Theater Sneek. Deze drie organisaties vormen samen

Cultuurkwartier Sneek. Hoe ziet u het gegeven dat Het Bolwerk onderdeel is geworden van

deze organisatie?

6

Herken je een relatie tussen het nieuwe format van Het Bolwerk als onderdeel van

Cultuurkwartier Sneek en cultuur in de regio?

6

In algemene termen: in hoeverre bent u van mening dat Het Bolwerk ‘Het Bolwerk’

gebleven is?

Van jongerencentrum tot poppodium?

76

Interviewvragen organisatie

Motieven voor transformatie

1.

Welke motieven bestonden er voor Het Bolwerk om een transformatie door te voeren?

2.

Is het streven naar professionalisering een motief geweest voor Het Bolwerk om een

transformatie door te voeren? Wat betekent professionalisering voor Het Bolwerk?

3.

Door globalisering en de komst van het internet is het publiek in staat om in een hoog

tempo veel nieuwe muziek en artiesten te ontdekken. Als gevolg daarvan kunnen poppodia

zich vaak niet meer beperken tot enkele genres en een beperkt aantal doelgroepen. Klopt

dit voor Het Bolwerk? In hoeverre heeft het proces van diversificatie de transformatie van

Het Bolwerk beïnvloed?

4.

Naarmate de leeftijd van popmuziek als genre en het poppodium als uitgaansgelegenheid

toeneemt, stijgen ook de eisen van het publiek aan kwaliteit en service. Is dit merkbaar

voor Het Bolwerk? Hoe staat dit proces in relatie tot de transformatie van Het Bolwerk?

5.

De eisen aan de arbeidsomstandigheden van de medewerkers van poppodia zijn in de loop

der jaren eveneens strenger geworden. Datzelfde geldt voor de eisen op het gebied van

geluidsoverlast. In hoeverre hebben deze ontwikkelingen de transformatie van Het

Bolwerk beïnvloed?

6.

De geschiedenis van de Nederlandse poppodia leert dat er in de loop der jaren

schaalvergroting is opgetreden: meer bezoekers, meer personeel en vaak ook een groter

Ype Terwisscha van Scheltinga

77

gebouw. Eveneens vereist schaalvergroting een meer professionele organisatie. Hoe heeft

schaalvergroting de transformatie van Het Bolwerk beïnvloed, in zowel fysieke als

organisatorische zin?

7.

Omgevingsfactoren, zoals het Besluit Rookvrije Werkplek dat op 1 januari 2004 van kracht

werd, alsmede de kredietcrisis, hebben wellicht hun invloed uitgeoefend op de

transformatie van Het Bolwerk. Kunt u dit beamen en toelichten?

8.

Kleinschaligheid is in het onderzoek ‘Wat kan er beter in de podiumkunsten’ als een

probleem omschreven. Is er in het geval van Het Bolwerk sprake van schaalvergroting? Zo

ja, is er sprake van fysieke zowel als organisatorische schaalvergroting?

9.

Gebrek aan omvang van een organisatie bemoeilijkt het opvangen van tegenvallers of

bedingen van aantrekkelijke voorwaarden bij leveranciers, zo is geschreven. Klopt dit voor

Het Bolwerk? Is dit een reden geweest om de schaal van Het Bolwerk te vergroten?

10.

In de handreiking ‘Pop met beleid’ wordt gesteld dat nieuw- en verbouw van poppodia aan

de orde van de dag is vanwege veroudering en voortschrijdende bouwtechnische eisen. Is

dit voor Het Bolwerk eveneens het geval?

Kenmerken van transformatie

1.

Welke fysieke veranderingen heeft Het Bolwerk tijdens de transformatie van 2008/2009

ondergaan? Hierbij kunt u denken aan de capaciteit, licht en geluid, faciliteiten, etc.

2.

Van jongerencentrum tot poppodium?

78

Welke organisatorische veranderingen heeft Het Bolwerk tijdens de transformatie van

2008/2009 ondergaan?

3.

Welke veranderingen heeft Het Bolwerk tijdens de transformatie van 2008/2009

ondergaan ten aanzien van de programmering?

4.

Het Bolwerk is onderdeel geworden van Cultuurkwartier Sneek, een overkoepelend orgaan

dat eveneens Theater Sneek en Kunstencentrum Atrium omvat. Welke motieven bestonden

hiervoor? Is het streven naar (professionalisering door) schaalvergroting hier één van?

5.

Welke concrete voordelen van de samenwerking onder de noemer ‘Cultuurkwartier Sneek’

bestaan er voor Het Bolwerk?

6.

Is Het Bolwerk met de transformatie van jongerencentrum tot poppodium verworden?

7.

Het internet heeft gezorgd voor een drastische daling in de verkoopcijfers van fysieke

geluidsdragers. Bijgevolg is het belang van concerten als inkomstenbron voor artiesten

gestegen. Denkt u dat deze ontwikkeling van invloed is geweest op de stijging van

ticketprijzen, aannemende dat de ticketprijzen ook bij Het Bolwerk zijn gestegen sinds de

transformatie?

Gevolgen van transformatie

1.

Heeft u als organisatie voorafgaande aan de transformatie van Het Bolwerk gesproken over

onderwerpen als het behoud van sfeer en het unieke karakter van Het Bolwerk?

Ype Terwisscha van Scheltinga

79

2.

Heeft u als organisatie actie ondernomen om de reactie van bezoekers op de transformatie

te peilen? Zo ja, wat zijn uw bevindingen?

3.

Is de samenstelling van uw publiek veranderd als gevolg van de transformatie?

4.

Hoe staat u tegenover de stelling dat integratie van kleine in grote(re) cultuurinstellingen

mogelijk leidt tot een oligopolistische markt en daarmee een homogene culturele

productie? Hoe kijkt u in dit licht aan tegen de fusie van cultuurinstellingen?

5.

In hoeverre ziet u een relatie tussen kleinschaligheid enerzijds en intimiteit en sfeer

anderzijds? Hoe beoordeelt u de mate van intimiteit en sfeer in Het Bolwerk sinds de

transformatie?

Van jongerencentrum tot poppodium?

80

Transcriptie interviews bezoekers

Respondent 1

Wouter: “Goeiedag, Ype.”

Ype: “Hoi Wouter. We gaan het even hebben over Het Bolwerk vandaag, en dan wel het

nieuwe ten opzichte van het oude Bolwerk…”

Wouter: “Ja.”

Ype: “Jij kent dat natuurlijk van vroeger en van nu.”

Wouter: “Ja.”

Ype: “En de eerste vraag zou zijn: hoe beoordeel jij het vernieuwde Bolwerk ten opzichte

van het oude in termen van gezelligheid en intimiteit?”

Wouter: “Ehh… Beetje lastig, want kijk, ik bedoel intimiteit en gezelligheid kan je baseren

ten eerste vind ik op hoe een podium er uit ziet qua uiterlijk, gewoon puur podium…”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Of naar de mensen die er in staan, zeg maar.”

Ype: “Klopt.”

Wouter: “Snap je wat ik bedoel?”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Dan kan je zeggen van is… zijn die mensen van vroeger, zijn die er nog, ja of nee,

want daar refereer ik gezelligheid aan, of niet.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Als je het gebouw zelf bekijkt, puur even, gewoon zeg maar, visueel zou ik zeggen,

dan beoordeel ik het gewoon laag.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Het is heel klinisch. Echt een ziekenhuis-idee, gewoon schoon, netjes, strak,

klinisch, gewoon heel… Ja, identiteitsloos.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Nog, zeg maar. Kan nog komen, maar…”

Ype: “Precies.”

Wouter: “Het is gewoon… nieuw, en dat straalt het ook echt uit.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

81

Ype: “Dat hangt dan ook wel samen met mijn tweede vraag, dat zou zijn: hoe beoordeel jij

de uitstraling van het vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude…”

Wouter: “Ja. Ja, ehh… Karakterloos.”

Ype: “Ja, duidelijk.”

Wouter: “Het vorige was gewoon vuig. Het straalde ook echt gewoon wel cultuur uit, zeg

maar.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “En voor mij… Het Bolwerk, of in ieder geval poppodium… Het is een cultuur…

Cultureel iets.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “En elk nieuw gebouw is voor mij niet cultureel, zeg maar. Dat maak je het met zijn

allen, zeg maar, in de loop van de jaren. Niet door een nieuw gebouw neer te beuken.”

Ype: “Nee, duidelijk. En hoe beïnvloedt ehh… je… wat je nu zegt, hoe beïnvloedt dat jouw

ervaring nou als je een concert daar bezoekt, of als je daar bent?”

Wouter: “Kijk, daar heb ik op zich niet zo veel last van.”

Ype: “Okee.”

Wouter: “Misschien meer met binnenkomst of zo, dat je binnenkomt en dat je

gecontroleerd wordt. Beveiliger, en al die fancy lichtjes enzo, ik ga naar de wc, dat is

allemaal heel klinisch.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “De zaal zelf, daar wordt wel gewoon bier neergegooid, en dan is het donker dus

dan zie je ’t niet zo.”

Ype: “Nee, klopt.”

Wouter: “Het is meer juist de dingen er omheen die een beetje netjes zijn, en niet meer

spannend ofzo, zeg maar.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Het is wat veilig geworden. Dat is wel het goede woord. Het ziet er heel veilig uit

allemaal, en dat past niet bij muziek vind ik.”

Ype: “En met dingen er omheen zoals je noemt, met sanitair en lichtjes…”

Wouter: “Ja.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

82

Ype: “Nou, dan heb je de brug al geslagen naar mijn volgende vraag, dat is namelijk: maken

de verbeterde faciliteiten, bijvoorbeeld licht en geluid en sanitair, heb ik hier letterlijk

staan…”

Wouter: “Ja.”

Ype: “Maar ook service, bijvoorbeeld professioneel barpersoneel en niet meer een punker

achter de bar. Maken dit soort veranderingen Het Bolwerk voor jou nou tot een betere

uitgaansgelegenheid dan het oude, of tot een fijnere?”

Wouter: “Ik denk voor een breder publiek wel, ik denk wel dat ze een ander publiek

kunnen aantrekken erdoor, die ervoor Het Bolwerk… ja, er niet heen zou gaan.”

Ype: “En voor jou persoonlijk?”

Wouter: Ehh… het is juist voor mij onpersoonlijker geworden, daardoor.”

Ype: “Okee.”

Wouter: “Ik hou daar wel van, dat ruige types gewoon komen daar en dat het wat gevaarlijk

lijkt, zeg maar.”

Ype: “Ja. Maar tegelijkertijd zeg je wel van, er is waarschijnlijk wel publiek voor een…”

Wouter: “Ik denk voor kinderfeestjes of voor bluesfestivals voor oudere mensen, is dat

voor hun gewoon wel okee is om naar binnen te gaan, wat ze daarvoor waarschijnlijk ook

niet deden…”

Ype: “Ja, precies.”

Wouter: “Het is gewoon, gewoon, het publiek wat er kwam, dat werkte daar ook. En nou is

het publiek, of de mensen die er werken, die komen daar volgens mij niet.”

Ype: “Juist.”

Wouter: “Denk ik.”

Ype: “Okee, ehh… Even betreffende de programmering van Het Bolwerk…”

Wouter: “Ja.”

Ype: “Tegenwoordig ehh… was het voornamelijk… waren er drie dingen, hip-hop, metal en

blues…”

Wouter: “Ja.”

Ype: “Waar Het Bolwerk op dreef. Tegenwoordig is daar veel meer ruimte gekomen voor

pop en jazz. Wat vind je van die verandering?”

Ype Terwisscha van Scheltinga

83

Wouter: “Prima, maar ik krijg er zelf niks van mee.”

Ype: “Okee.”

Wouter: “Helemaal niks. Maar ik denk dat het voor een podium wel goed is…”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Dat geloof ik graag. Ik bedoel, het is natuurlijk niet zo dat een cultureel podium

helemaal moet bestaan uit drie muzieksoorten.”

Ype: “Nee.”

Wouter: “Dat vind ik juist gewoon goed. Ik krijg het zelf gewoon heel weinig mee, omdat ik

gewoon niet meer zo in die sfeer zit, zeg maar.”

Ype: “Nee.”

Wouter: “Ik ga er alleen heen als er gewoon echt vette bands spelen, en al die andere

dingen krijg ik gewoon niet mee.”

Ype: “Precies. En voor jou persoonlijk, zijn er dan tegenwoordig ehh… is de programmering

dan geschikter of minder dan vroeger?”

Wouter: “De bands die er komen, zeg maar, vind ik eigenlijk, nog steeds hetzelfde als

vroeger. Wat minder zelfs…Gewoon de basisbands die toen kwamen, komen nog steeds.

Puur omdat ze gewoon volgens mij op toer zijn.”

Ype: “Voorbeeldje?”

Wouter: “Nou voorbeeldje: Madball, die speelt er altijd als ze op toer zijn…”

Ype: “Precies.”

Wouter: “Terror waarschijnlijk ook wel. Het is gewoon van die package, zeg maar.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Vroeger had je gewoon echt wel één black metal-show met een vette band of een

vette hardcoreshow met een band die normaal nooit kwam, zo.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Nu pakken ze gewoon bands mee die gewoon toevallig op toer zijn. Deden ze

vroeger ook al, die bands blijven ze ook houden…”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Nieuwe dingen of een beetje de obscure dingen die… merk ik zelf niet echt dat het

voorbij komt, zeg maar.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

84

Ype: “Nee.”

Wouter: “Het kan mij ook ontgaan, maar ik zie het niet echt.”

Ype: “Duidelijk.”

Wouter: “Volgens mij gebeurt het eigenlijk ook niet. Anders had ik het wel geweten denk ik

dus ehh…”

Ype: “Waarschijnlijk, ja.”

Wouter: “Ja, lijkt me wel. Dan zal ik het wel weten als er een vette band speelt. Maar dat

hoor ik eigenlijk van niemand om me heen van ‘hee, Het Bolwerk heeft een vette band

neergezet ofzo. Oh, Madball speelt! Oh leuk, even kijken!”

Ype: “Het moet je wel ter ore komen, zeg maar.”

Wouter: “Ja precies, dat is toch wel via vrienden meer, zeg maar. Niet zozeer via Het

Bolwerk.”

Ype: “En Het Bolwerk is tegenwoordig… Ik weet niet of je het weet, maar tegenover Het

Bolwerk staat nu Theater Sneek…”

Wouter: “Ja, heel lelijk.”

Ype: “En Het Bolwerk is zelf fysiek verbonden met kunstencentrum, kunstencentrum

Atrium, dat is de muziekschool, zeg maar. En ehh… die drie organisaties samen, vormen

tegenwoordig Cultuurkwartier Sneek…”

Wouter: “Ja.”

Ype: “Hoe zie jij het gegeven dat Het Bolwerk onderdeel is geworden van een dergelijke,

grotere organisatie?

Wouter: “Ik denk dat het voor creativiteit, voor muziek, wel dodelijk is zeg maar.”

Ype: “Okee?”

Wouter: “In die zin. Het is een beetje, ja… Ik denk dat als je zoveel instellingen, of zeg maar,

of onderdelen in overkoepelende situatie ehh… organisatie gooit…”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Die hebben gewoon… daar moeten gewoon afspraken gemaakt worden om

dingen goed te laten lopen. En dan ga je altijd van een bepaalde standaard uit, zeg maar,

van dit moeten we wel doen, dit moeten we niet doen, dus er worden gewoon afspraken

gemaakt waardoor, voor mijn gevoel, ook een beetje de spontaniteit wordt weggehaald zeg

Ype Terwisscha van Scheltinga

85

maar.”

Ype: “Dus je moet wel een soort van concensus bereiken met die andere organisaties.”

Wouter: “Ik denk het wel, ik… Ik bedoel, achter de schermen dat het wel gebeurt, zeg

maar.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Dat denk ik wel. En ik denk dat dat dodelijk is, gewoon… vooral voor muziek.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Het is gewoon kunst, het is een uiting van emotie, het is gewoon uiten van iets,

zeg maar, dat moet je vrijblijvend kunnen doen.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “En die mensen die werken horen ook af en toe een beetje impulsief iets te kunnen

plannen en volgens mij is die ruimte daar niet.”

Ype: “Nee.”

Wouter: “Zoals daarvoor wel, toen was het gewoon Popkelder/ Bolwerk, klaar. That’s it.

Dat is er niet. Nu is het gewoon Bolwerk, en andere organisaties die er niks mee te maken

hebben maar wel onder een dak vallen vanwege hun subsidie waarschijnlijk.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Dat vind ik heel erg jammer.”

Ype: “Duidelijk. Ehh… Zie jij een relatie tussen de nieuwe format van Het Bolwerk en de

algemene cultuur en omstreken? Zie je een verband?”

Wouter: “Ik kan alleen vergelijken van mijn generatie van vroeger, zeg maar, en daar zie ik

geen verband in. Vroeger was het jongeren, die muziek wouden maken en gewoon van

extreme muziek hielden, maar gewoon daar was ruimte voor, zeg maar. Om die muziek te

maken.”

Ype: “Precies.”

Wouter: “En nu heb ik het idee dat ze een nieuw publiek proberen aan te boren van

toeschouwers die muziek willen aanhoren van buiten de stad zeg maar…”

Ype: “Ja.”

Wouter: “Snap je wat ik bedoel? Die gewoon al georganiseerd… en die bands bestaan al, en

die komen, of het nou metal is of rock, of wat mij betreft weet ik veel jazz, maakt me

Van jongerencentrum tot poppodium?

86

allemaal niks uit. Maar gewoon, muziek wat er al is…”

Ype: “Ja?”

Wouter: “Ruimte voor bands en mensen in Sneek zeg maar die zich ontwikkelt, daar is

gewoon geen springplank voor merk ik gewoon zeg maar. Dat valt mij in ieder geval op.

Dus in die zin zie ik geen relatie eigenlijk tussen wat aansluit bij de doelgroep en wat er

gaat… wat er eigenlijk wel gebeurt in Sneek, maar waar geen ruimte voor is. Vind ik. En wel

af en toe misschien een showtje, maar niet meer zo veel… Niet meer zo van: je komt uit een

oefenruimte zoals de Popkelder destijds, en dan heb je een voorprogramma, en dan mag je

gelijk bij een vette band spelen. Die springplank die is er volgens mij niet meer. In Sneek, in

ieder geval.”

Ype: “Dus ondanks het feit dat de lokale muziekschool dus letterlijk, fysiek verbonden is

met Het Bolwerk, en ook organisatorisch, denk je toch dat ehh… dat toen de Popkelder nog

bestond, die springplank er wel was.”

Wouter: “Ja. De muziekschool, in mijn beleving, kan heel veel toevoegen aan je muzikaliteit,

maar wel gekunsteld.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “En Popkelder of een oefenruimte waarbij je met je eigen vrienden komt, waarbij

niemand je vertelt wat voor muziek maken of hoe je überhaupt een instrument moet

bespelen, niemand vertelt je dat, is wel veel kunstzinniger en juist veel… Zeg maar, dat

raakt mensen meer, mensen die voelen dat wel…”

Ype: “Authentieker.”

Wouter: “Ja, precies. En daarom sluit het volgens mij niet aan, vind ik. Niet met wat ze in

Sneek proberen weg te zetten. Volgens mijn proberen ze iets te creëren wat er helemaal

niet is. Terwijl er dus wel al iets is, maar wat ze niet zien, zeg maar.”

Ype: “Ja, ja.”

Wouter: “Dat bedoel ik te zeggen.”

Ype: “Ik snap hem. Nou, afsluiter: in algemene termen; in hoeverre ben jij van mening dat

Het Bolwerk Het Bolwerk is gebleven sinds… na de transformatie?”

Wouter: “Fysiek? Visueel, of…”

Ype: “Je mag antwoorden hoe je wilt, je mag beide… Je mag zowel fysiek alsook qua…

Ype Terwisscha van Scheltinga

87

programmering, of hoe je het, wat je ook wilt zeggen.”

Wouter: “Dat is superlastig, Het kan bijvoorbeeld… Ik kan bijvoorbeeld vanuit mezelf kijken

of vanuit een buitenstaander, maar…”

Ype: “Nou laten we het anders zeggen: qua sfeer?”

Wouter: “Ehh… qua gebouw heb ik er helemaal niks meer mee, qua inhoud ook niet, qua

backstage niet, qua podium nog wel een beetje, is eigenlijk hetzelfde, maar ik denk dat de

sfeer vooral is… de mensen die er komen.”

Ype: “Klopt.”

Wouter: “En dan zijn toch de mensen van jouw generatie, waarmee je bent opgegroeid.”

Ype: “Ja.”

Wouter: “En die verbinden zich met dat gebouw. Daardoor leeft het. Als die mensen weg

zijn, leeft het niet. Misschien wel bij een nieuwe generatie, maar niet bij deze generatie,

denk ik. En ik denk wel, als je die twee met elkaar wilt verbinden, moet je toch daar iets in

doen zeg maar, lijkt mij.”

Ype: “Duidelijk.”

Wouter: “Ja.”

Ype: “Hartelijk dank voor je tijd en dit interview!”

Wouter: “Graag gedaan!”

Respondent 2

Ype: “Nou, Jasper, we hebben het over Het Bolwerk, het is al even geïntroduceerd net…”

Jasper: “Ja.”

Ype: “Het Bolwerk is verbouwd is 2008/2009. Een ingrijpende gezichtsverandering, en wil

je eigenlijk ten eerste vragen hoe… wat is jouw oordeel van het vernieuwde Bolwerk ten

opzichte van het oude als je kijkt naar gezelligheid en intimiteit.”

Jasper: “Ja. Nou ja goed ehh… ik vind persoonlijk vind ik dat het ehh… dat het, dat het… dat

het achteruit is gegaan qua gezelligheid en intimiteit ehh… Ja, persoonlijk heb ik het gevoel

alsof ik een ehh… een Ikea binnenloop zeg maar. Het gevoel dat ik vroeger bij Het Bolwerk

had, dat heb ik absoluut niet meer. Maar dat heeft ook andere natuurlijk te maken met de

programmering, maar ook hoe de, hoe de…”

Van jongerencentrum tot poppodium?

88

Ype: “En ook als je kijkt van, het gevoel, het gevoel van vroeger, dat staat, dat staat

natuurlijk eigen een beetje los van de verandering, want het… Ook al was Het Bolwerk nog

helemaal het oude geweest, jij bent wel ouder geworden…”

Jasper: “Ja precies, ok dat…”

Ype: “Dus dat zou misschien ook te maken kunnen hebben met het feit dat je Het Bolwerk

ontgroeid bent en dat jouw vrienden van vroeger er niet meer rondlopen…”

Jasper: “Ongetwijfeld, ongetwijfeld, maar goed, ook qua, qua, gewoon de vormgeving, van

gewoon als je binnenkomt, die is aanzienlijk veranderd. En dat is niet ten goede gekomen

aan de sfeer die je hebt bij… als je daar binnenkomt. Okee, ik ben dan wel ouder geworden,

maar…”

Ype: “Okee, duidelijk. Dankjewel. En als je kijkt naar de uitstraling van het vernieuwde

Bolwerk en opzichte van het oude, je zei het eigenlijk al net. Hoe heeft die verandering wat

uitstraling betreft, hoe heeft dat invloed op jouw ervaring als je daar bent?”

Jasper: “Ehh… nou, ik moet heel eerlijk zeggen dat ik er, ja, ehh… nou ja goed, ten eerste

kom ik er eigenlijk ook niet zo heel vaak meer, maar goed dat heeft ook met al deze zaken

te maken.”

Ype: “Ja.”

Jasper: “He, ehh… ja. De uitstraling, ja. Nou ja, goed, mijn achtergrond is een beetje een

punk/hardcore-liefde, ik ben een punk/hardcore-liefhebber, dat is het… Vroeger had het

wel een beetje die uitstraling ook. Qua programmering ook. En daar is helemaal geen

sprake meer van. Het is echt een soort van VPRO Luisterpaal-venue geworden zeg maar.

Het heeft helemaal geen eigen gezicht meer vind ik.”

Ype: “Dat is duidelijke taal. En als je kijkt naar de verbeterde faciliteiten, zoals licht en

geluid en sanitair. En betere service, er staat bijvoorbeeld geen blowende punker meer

achter de bar daar. Maakt dat Het Bolwerk voor jou tot een fijnere uitgaansgelegenheid dan

vroeger?

Jasper: “Nou goed, vind ik persoonlijk niet. Ik vind dat dat dus heel erg, ja… Ehh… ja goed, ik

vind persoonlijk juist dat door al dat soort zaken sfeer ontbreekt. Tja goed, en ja…”

Ype: “Wat dat betreft mis je eigenlijk een stuk van spontaniteit.”

Jasper: “Nou zeker, zeker, ja. Ja, absoluut, ja.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

89

Ype: “Okee, nou je sneed zelf ook de programmering ook al aan. Vroeger was het

voornamelijk metal, hip-hop en blues wat de klok sloeg in Het Bolwerk. Tegenwoordig is

daar meer ruimte voor pop en jazz bijgekomen.”

Jasper: “Ja.”

Ype: “Sluit dat aan op jouw smaak? Wat vind je daarvan?”

Jasper: “Helemaal niet, sluit dat aan op mijn smaak. Bovendien… jij gaf aan dat het zeg maar

dat er meer ruimte was gekomen voor… Maar ik heb niet het idee dat er meer ruimte is

gekomen, maar dat het… Compleet overgenomen! He, er is gewoon geen… En als ze een

keer iets programmeren zeg maar in de alternatieve hoek, misschien een beetje metalband,

dan is het dezelfde metalband die we al zeven keer eerder hebben gezien.”

Ype: “Ja.”

Jasper: “Peter Pan Speedrock, om de semi-punkers een beetje tevreden te stellen.”

Ype: “Precies.”

Jasper: “Dus ik geloof daar niet in, zeg maar. Programmering sluit absoluut niet aan bij mijn

smaak.”

Ype: “Okee. Nou, Het Bolwerk is tegenwoordig, ik weet niet of je dat wist, het is… Aan de

andere kant van het water heb je natuurlijk Theater Sneek, een heel nieuw gebouw.”

Jasper: “Ja.”

Ype: “En Het Bolwerk is tegenwoordig samen met Theater Sneek en Kunstencentrum

Atrium, dat is de muziekschool tegenwoordig, is het onder… Ehh ja, die drie organisaties

samen heet nu Cultuurkwartier Sneek en Het Bolwerk en Atrium zijn ook fysiek met elkaar

verbonden.”

Jasper: “Klopt.”

Ype: “Hoe zie jij dat feit? Dat Het Bolwerk dus eigenlijk onderdeel is geworden van een

grotere organisatie?”

Jasper: “Ja persoonlijk denk ik dat het juist jammer is zeg maar, omdat er, nou ja goed, dan

verliest zo’n Bolwerk… Het Bolwerk… De geschiedenis van Het Bolwerk heeft natuurlijk

wel een beetje een eigen karakter, maar dat gaat helemaal verloren. Een beetje

ondergedompeld door een grote… Ehh…”

Ype: “Ja.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

90

Jasper: “Hoe moet je dat zeggen? Ehh… ja. Nou ja, ik denk dat er weinig ruimte is voor Het

Bolwerk zelf om invulling te geven aan hoe ze zaken willen hebben.”

(Ype: Klopt, want Peter en John zeiden dat Het Bolwerk pas laat in het proces is betrokken)

Ype: “Dit nieuwe format van Het Bolwerk, Het Bolwerk als onderdeel van een groter

centrum. Heb jij enig idee… Zou jij je kunnen voorstellen… Zou je een reden kunnen

bedenken waarom daarvoor gekozen is? Heeft het te maken met de cultuur hier in de regio,

hebben ze bijvoorbeeld… Willen ze bijvoorbeeld mensen uit omliggende dorpen naar de

stad trekken, zou je iets kunnen bedenken?

Jasper: “Nauwelijks. Waarschijnlijk wel. Misschien willen ze het meer, waarschijnlijk wat je

zegt, misschien dat ze toch meer mensen uit Friesland willen betrekken…. Naar Sneek

willen halen om Sneek… om meer een culturele stad van Sneek te maken. Persoonlijk vind

ik dat ze daar de plank misslaan.”

Ype: “Goed, laatste, even in algemene termen: in hoeverre ben jij van mening dat Het

Bolwerk Het Bolwerk is gebleven?”

Jasper: “Nou ja goed, voor mij persoonlijk is dat niet zo. Ik vind dat het enorm veranderd is.

Jammer, wat ik vind het wel een… ja. Ik heb het idee dat er veel meer uitgehaald kan

worden, zeg maar, want op zich is het een mooie zaal. Er is weinig van overgebleven, dat

vind ik.

Ype: “Dan zijn we er door! Dank je wel!”

Jasper: “Prima.”

Respondent 3

Ype: “Hoi Marcel.”

Marcel: “Hee…”

Ype: “Ten eerste, wat vind jij bijvoorbeeld van ehh… Het Bolwerk als je nu kijkt, ten

opzichte van vroeger, hoe vindt je het als je het beoordeelt in termen van gezelligheid en

intimiteit?”

Marcel: “Dat zie ik persoonlijk in twee verschillende gedeeltes.”

Ype: “Ja?”

Marcel: “Voornamelijk ehh… backstage. Heb ik het heel erg gemerkt, dat is nu heel steriel.

Ype Terwisscha van Scheltinga

91

En vroeger was het echt een supergezellig gedeelte met pooltafel en een barretje, en… Eén

groot gedeelte waar… Computers, toen nog een beetje internet was…”

Ype: “Precies.”

Marcel: “En dat voelde wel altijd wel heel gezellig en dat is nu echt gewoon… Het zijn twee

losse kamertjes ehh… dat, dat zoals grotere poppodia altijd van die kleinere losse kamertjes

hebben, dat hebben zij nu ook. Dat vind ik echt wel minder.”

Ype: “Ja.”

Marcel: “Maar ehh… Gewoon frontstage, zeg maar…”

Ype: “Ja.”

Marcel: “Daar ehh… ja, daar merk ik… daar vind ik persoonlijk voor mij, voor mij

persoonlijk vind ik daar weinig verschil in zitten, tussen vroeger en nu. Het is wel veel

moderner, maar ergens vind ik dat ook wel weer… Ja, mooie uitstraling, gewoon netjes,

goed geregeld…”

Ype: “Ja.”

Marcel: “Dat vind ik op zich wel okee.”

Ype: “Nou dat sluit aan op mijn volgende vraag, hoe je ehh… de uitstraling van het nieuwe

Bolwerk ziet en hoe dat ook jouw ervaring beïnvloedt als je daar bent, zeg maar. Je komt

daar binnen, en ehh.. hoe beïnvloedt… heeft dat invloed op je gedrag, concreet, als je in

een… nu in een heel net etablissement binnenstapt, ten opzichte van vroeger, waarin je bij

wijze van ehh..”

Marcel: “Nee, voor mij persoonlijk niet, omdat ik ehh… Ik ben geen Bolwerkganger in de zin

van keiharde dingen, ik ga meer naar de pop-ehh… Poppige dingen. Ik vind, dat gaat

eigenlijk nog vrij hetzelfde. Daar… Ik voel de sfeer niet ehh… anders dan daarvoor.”

Ype: “Okee, niet anders, per definitie. Okee, je noemt popmuziek. Tegenwoordig… vroeger

draaide Het Bolwerk voornamelijk op metal, blues en hiphop, dat waren vroeger de drie

dingen.”

Marcel: “Ja.”

Ype: “En tegenwoordig is daar veel meer pop en ook jazz bijgekomen.”

Marcel: “Ja.”

Ype: “Wat vindt jij van die veranderingen in programmering?”

Van jongerencentrum tot poppodium?

92

Marcel: “Ja, dat vind ik sowieso goed natuurlijk.”

Ype: “Puur smaakgebonden?”

Marcel: “Smaakgebonden, maar ook gewoon in de breedte, want ik weet volgens mij dat…

Dat is volgens mij ook één van de doelen van Het Bolwerk lijkt me om een breder publiek te

trekken en een bredere… Bredere scala aan muziekgenres aan te bieden.”

Ype: “Waarom zou dat per definitie een voordeel zijn van een poppodium? Want je krijgt

dan wel dat je… Wat je dan wel krijgt is veel meer ehh… specifieke… Je krijgt veel meer

doelgroepen inderdaad, wat je zegt.”

Marcel: “Aha.”

Ype: “Maar denk je niet dat het aan de andere kant betekent, dat zeg maar, men niet meer

naar Het Bolwerk gaat om naar Het Bolwerk te gaan, maar specifiek omdat er dan toevallig

een popband staat, of dat de jazzliefhebber een keer komt omdat er jazz staat, maar dat je

niet een soort van… maar dat je vaste kern een beetje om zeep helpt?”

Marcel: “Ja, dat is de andere kant denk ik ja… Dat denk ik ook wel, maar… persoonlijk weet

ik niet of ik dat echt als negatief iets… Het is gewoon een andere weg die je inslaat,

eigenlijk, het is niet per sé, per sé negatief of positief, het mooiste zou zijn als je twee podia

had, één echt zo’n vaste kernbase-achtig, een beetje underground, en de andere voor de…

Ze zijn nu de weg ingeslagen in het commerciële, zeg maar.”

Ype: “Ja.”

Marcel: “Persoonlijk vind ik dat ook wel voordelen hebben, gewoon, voor, ook voor jezelf,

dan kun je… Wat meer afwisseling ook voor je zelf, als je er al heen wilt.”

Ype: “Ja.”

Marcel: “Maar wat je zegt, het is niet meer een vast… Daarmee kun je de vaste kern wat

uitsluiten misschien ja… Dat gebeurt ook volgens mij.”

Ype: “Okee. Qua faciliteiten is er ook behoorlijk wat veranderd in Het Bolwerk. Ze hebben

eigen licht en geluid nu. En sanitair is vernieuwd, ook qua service is er ook het één en ander

veranderd, want vroeger kon je nog wel eens meemaken dat een punker met dreadlocks en

een joint in zijn mond jouw biertje inschonk.”

Marcel: “Ja.”

Ype: “Tegenwoordig heb je gewoon goed opgeleid barpersoneel, dus als die veranderingen

Ype Terwisscha van Scheltinga

93

qua faciliteiten en service, zeg maar, vind je dat dat Het Bolwerk tot een fijnere

uitgaansgelegenheid maakt dat het oude Bolwerk?”

Marcel: “Ehh… nee. Maar, heb je het nu echt specifiek alleen maar over het barpersoneel of

bijvoorbeeld ook achter de jassen enzo, daar zitten nog steeds dezelfde soort mensen enzo

zo staan. Dezelfde vrijwilligers, als het ware.”

Ype: “Ja, dat zou kunnen inderdaad, maar het barpersoneel is inderdaad nu wel echt

opgeleid, tegenwoordig.”

Marcel: “Ja, daar zie ik ook wel andere mensen staan.”

Ype: “Maar ook de faciliteiten, bijvoorbeeld het feit dat je… Vind je het belangrijk dat je per

sé in een poppodium naar een ‘mooi’ toilet kunt gaan, ik noem maar wat, in plaats van

een…”

Marcel: “Nee, toilet boeit me dan niet zo veel… Maakt niet zo veel uit.”

Ype: “Nee.”

Marcel: “Barpersoneel… ook niet zo eigenlijk… Uiteindelijk bestel je daar een biertje en

ehh… of er nou iemand met dreadlocks staat met een joint, of iemand in een pak, stropdas,

dat maakt voor mij persoonlijk niet zo veel uit, als ik mijn biertje maar krijg.”

Ype: “Ja, precies.”

Marcel: “En het niet duurder is, maar ja, alles wordt duurder, dus.”

Ype: “Ja, ja.”

Marcel: “Ongeacht wat…”

Ype: “Okee. Even zien hoor. Dan ehh… Ik weet niet of je weet hoe… Het Bolwerk is

organisatorisch ook veranderd, want het is nu onderdeel van Cultuurkwartier Sneek.”

Marcel: “Oh, dat weet ik niet.”

Ype: “Cultuurkwartier Sneek is zeg maar… Aan de andere kant van het water heb je dan

Theater Sneek…”

Marcel: “Ja, dat is superlelijk!”

Ype: “Helemaal vernieuwd ehh… helemaal nieuw ding. En Het Bolwerk zelf, aan de andere

kant heb je Het Bolwerk, en dat is nu… Daarnaast heb je Kunstencentrum Atrium, dat is

gewoon de muziekschool tegenwoordig, wat vroeger de muziekschool was, en die zijn ook

echt letterlijk fysiek met elkaar verbonden, je kunt het een door het ander bereiken.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

94

Marcel: “Ja. Is dat de muziekschool nu?”

Ype: “Ja.”

Marcel: “Vet. Wist ik niet.”

Ype: “Maar, hoe jij zeg maar… hoe zie jij het feit dat Het Bolwerk nu op is gegaan in een

soort van grote organisatie die ook door de gemeente is… eigenlijk is opgezet?”

Marcel: “Ergens snap ik daar denk ik wel… Voor zo’n kleine stad als Sneek snap ik wel het

idee achter. Maar, ik, ja…”

Ype: “Wat denk je dat het idee is?”

Marcel: “Ehh… nou uiteindelijk, ook weer om gewoon in totaliteit… Mensen te trekken, geld

binnen te halen, het commerciële weet je, je gaat onder een dak zitten, en een… Ik neem aan

dat je ook makkelijker zeg maar vanuit een muziekschool eventjes iets kunt organiseren in

Het Bolwerk waardoor er weer… Mensen komen consumpties afnemen…”

Ype: “Ja.”

Marcel: “Ik denk dat dat er beetje ook achter zit. Plus dat alle muziek een beetje bij elkaar

zit. Voor zo’n kleine stad als Sneek is dat misschien ook niet… Snap ik dat ook wel ofzo.

Maar persoonlijk… Ja, weet ik niet. Ik weet niet of het nog wat uitmaakt eigenlijk. Ik wist

het trouwens niet, ik wist het niet eens, ik bedoel, je merkt het niet als je er bent ofzo.”

Ype: “Ik vraag het omdat heel veel bedrijven in het algemeen… Er is een tendens om te gaan

fuseren, en groter te worden, en daardoor een soort van sterker te staan, weet je wel?”

Marcel: “Ja, maar ik denk ook, want ik weet ook dat Het Bolwerk aardig in financiële

problemen was, op een gegeven moment, dus ik denk dat het misschien ook gewoon wel

noodzakelijk was. Wilden ze doorgaan, dan moesten ze dus ehh… fuseren met iets, om het

rendabel te maken.”

Ype: “Okee, ja. Nou even zien, een samenvattende laatste vraag: puur, weer even terug naar

jouw ervaring van Het Bolwerk als poppodium. In hoeverre ehh.. in hoeverre ben je van

mening dat Het Bolwerk Het Bolwerk is gebleven?”

Marcel: “En niet van naam is veranderd.”

Ype: “Wat zei je?”

Marcel: “En niet van naam is veranderd.”

Ype: “Nee, precies!”

Ype Terwisscha van Scheltinga

95

Marcel: “Ehh… dat lijkt mij weer… Ja, dat kun je ook weer van twee verschillende kanten in

kijken. Aan de ene kant is dat heel logisch want Het Bolwerk is gewoon iets historisch

ergens, gewoon behouden, ik denk dat de meeste mensen dat ook… Ik denk als je dat van

tevoren had gevraagd dat de meeste mensen ook hadden gezegd van laat Het Bolwerk.”

Ype: “Ja.”

Marcel: “Aan de andere kant is het zo erg veranderd, ze zouden er misschien ook wel mee

wegkomen als de naam was veranderd. Maar goed, Het Bolwerk heeft toch wel een naam

als poppodium denk ik, in Nederland, dus…”

Ype: “Ja.”

Marcel: “Ook al is het een kleintje… Zoveel zijn er ook weer niet denk ik, in het noorden.”

Ype: “In het noorden valt het mee inderdaad.”

Marcel: “Ja.”

Ype: “Maar puur in jouw beleving? Het Bolwerk…”

Marcel: “Ik had er niet over nagedacht om dat te veranderen nee.”

Ype: “Nou dat was het. Bedankt voor je hulp!”

Marcel: “Okee.”

Respondent 4

Jochem: “Nou, vang maar aan!”

Ype: “Nou het gaat dus over het oude versus het nieuwe Bolwerk waar ik je mening over

wil weten.”

Jochem: “Ja.”

Ype: “Als je nou ehh… beide naast elkaar legt, hoe vergelijk je dan… Hoe beoordeel je het

vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude in termen van gezelligheid en intimiteit?”

Jochem: “Okee. Ehh… Ja, dat worden wel negatieve termen.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “In de zin van ehh… ja, ik vind het minder vrij. Voorheen was het voor mijn idee

wel een plek waar het iets vrijer was, waar iets meer kon.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “Nu is het iets meer gecontroleerd en afgescheiden, en ehh… ja, ik vind het minder

Van jongerencentrum tot poppodium?

96

gezellig.”

Ype: “Okee.”

Jochem: “Ja.”

Ype: “En kun je precies duiden waar dat hem in zit? In wat voor ehh… Zit dat hem in

faciliteiten, of in regels, of in…”

Jochem: “Het zin in regels.”

Ype: “Okee.”

Jochem: “Ja. Dat je, voorheen, dat heeft misschien ook wel met het rookverbod te maken…”

Ype: “Ja, precies.”

Jochem: “Dat een dikke vijf jaar geleden is ingevoerd. Maar ehh.. dat er niet meer gerookt

mag worden… Ook wel eens wat anders daarbij, doorheen werd gedaan, maar, nou ja, dat

was wel knus.”

Ype: “Ja, precies.”

Jochem: “En ehh… nou, je zat gezellig om een tafeltje, een bandje te checken, gezelligheid.

En dat ben ik nu wat kwijt in Het Bolwerk.”

Ype: “Daarmee samen hangt ook de uitstraling van het nieuwe pand, van het vernieuwde

pand. Wat vind je van de uitstraling van het vernieuwde Bolwerk ten opzichte van het oude

en hoe beïnvloedt dat jouw ervaring als je daar bent?”

Jochem: “Ehh… uitstraling.”

Ype: “Laten we ‘uiterlijk’ zeggen.”

Jochem: “Ehh… om eerlijk te zijn ben ik daar wel positief over.”

Ype: “Okee.”

Jochem: “Ja, ik vind het ehh… als je naar die faciliteiten kijkt is het ehh… kun je ook wel

zeggen dat het goed voor elkaar is.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “En ehh… nou ja de buitenkant van het pand is volgens mij niet zoveel aan

veranderd.”

Ype: “Klopt.”

Jochem: “Binnenkant, ja, dat is wel een beetje opnieuw ingekleed.”

Ype: “Ja.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

97

Jochem: “Ja het is iets sterieler. Iets netter, schoner, dat merk je wel.”

Ype: “Maar hangt de uitstraling toch nog samen met je gevoel van vrijheid dan, wat je net

benoemt?”

Jochem: “Ehh… ja, ja. Dat je dingen moet laten om die netheid in stand te houden.”

Ype: “Ja, precies.”

Jochem: “Ja.”

Ype: “Okee. Nou ja, faciliteiten heb ik ook al even aangesneden. Veel faciliteiten zijn

verbeterd, licht en geluid, sanitair is bijvoorbeeld helemaal vervangen en verplaatst zelfs in

het gebouw. Service is ook anders, want je heb nu, nu is er toch wel sprake van serieus

barpersoneel en niet meer een blowende punker die ook biertjes staat te tappen. Ehh… Al

deze dingen samen, maakt dat Het Bolwerk nu tot een fijnere uitgaansgelegenheid dan

vroeger?”

Jochem: “Dat vind ik een moeilijke vraag.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “Ja, dat vind ik een hele moeilijke vraag. Omdat ik het resultaat, of het antwoord op

die vraag ook ehh… koppel aan mijn persoonlijke ervaringen, aan mijn levensfases. Het

Bolwerk is wel een tijdje dicht geweest.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “Nou daarvoor, mijn eerste bandjes gezien, en ehh… na een tijdje weer open is, nou

dan kom je daar en dan heb je, nou ja, ben je wel wat gegroeid als toeschouwer…”

Ype: “Ja.”

Jochem: “Wat meer van de wereld gezien, en dan beschouw ik het wel als een klein en… ja,

iets simpeler poppodia dan ik dacht.”

Ype: “Okee.”

Jochem: “Dus ja, vanuit daar zou ik zeggen dat het ehh…”

Ype: “Dat is eigenlijk gewoon, je eigen perspectief is ook veranderd omdat je ouder bent en

in inderdaad meer zalen en meer concerten hebt gezien.”

Jochem: “Absoluut, ja, dus ja, of… Wat, wat was de vraag…”

Ype: “Kern van de vraag is of het facilitaire… Alle veranderingen met betrekking tot

faciliteiten en service Het Bolwerk echt tot een fijnere uitgaansgelegenheid maakt. Ben je

Van jongerencentrum tot poppodium?

98

daar liever nu je zeg maar niet… op een schoon en mooi toilet… van een mooi toilet gebruik

kunt maken en gewoon ehh…”

Jochem: “Nee, om eerlijk te zijn ehh… zou je zeggen van wel, maar ja, ik ervaar dat niet zo.”

Ype: “Okee, duidelijk.”

Jochem: “Okee.”

Ype: “Nou de programmering is ook wat veranderd. Vroeger waren er drie pijlers: metal,

hip-hop en blues…”

Jochem: “Ja.”

Ype: “En tegenwoordig is er veel meer ruimte voor… is het veel breder, het aanbod, veel

meer ruimte onder andere voor popmuziek en jazz en ehh… ook wel minder metal, blues

en hip-hop dan vroeger. Wat vind je van die verandering?”

Jochem: “Die verandering zorgt er wel voor dat ik er minder heen ga. Het trekt mij minder

dus ehh… persoonlijk vind ik het minder fijn.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “Ja, Het Bolwerk ook wel programmering had waar je wel eens heen kon. En ja, op

dit moment is dat wat weg.”

Ype: “Okee. Nou, even zien, dan heb ik nog de volgende vraag. Tegenwoordig… ik weet niet

of je dat weet, maar in Sneek heb je tegenwoordig een organisatie dat heet Cultuurkwartier

Sneek…”

Jochem: “Nee, ken ik niet.”

Ype: “Dat is een overkoepelende organisatie boven Theater Sneek…”

Jochem: “Ja.”

Ype: “Dat staat aan de overkant van Het Bolwerk, helemaal een nieuw pand.”

Jochem: “Ja.”

Ype: “En Kunstencentrum Atrium, dat is tegenwoordig naast Het Bolwerk, dat is de lokale

muziekschool, en Het Bolwerk zelf. En die drie organisaties vormen nu samen

Cultuurkwartier Sneek.”

Jochem: “Ja.”

Ype: “En waarvan zeg maar Atrium en Het Bolwerk ook zelfs fysiek met elkaar verbonden

zijn tegenwoordig.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

99

Jochem: “Ja.”

Ype: “Ehh… ja hoe zie jij dat gegeven dat Het Bolwerk nu dan onderdeel is van een soort

van grotere cultuurorganisatie? In de context van de beweging die globalisering heet,

waarin veel dingen, ook veel bedrijven… Bedrijven worden groter, en, urbanisatie is ook

beetje hetzelfde principe…”

Jochem: “Okee, ehh…”

Ype: “Zie je daar voor- of nadelen van?”

Jochem: “Ehh, weet je. Puur het idee op zichzelf, vind ik te gek. Als je zegt van hee, ik ben

tien jaar, en ik oefen in het gebouw waar de Popkelder of sorry, waar Het Bolwerk ook zit,

dat lijkt me best wel, ehh.. vet.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “Ehh… ja, als gebruiker heb ik, heb ik er weinig mee te maken met die ehh…

muziekschool. Ja, waar ik wel sterk aan zit te denken, er zijn ook wel dingen geofferd om dit

te bewerkstelligen.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “Noem bijvoorbeeld de Popkelder met een eigen identiteit, die nu, nou ja, met de

grond gelijk is gemaakt.”

Ype: “Ja. En duidelijk niet onderdeel is geweest van… in deze plannen betrokken te worden.

Voor Cultuurkwartier Sneek.”

Jochem: “Ja absoluut, terwijl dat ‘ding’ er voor gezorgd heeft dat er wel redelijk wat

muzikaal talent uit Sneek is… ten lande is ingegaan.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “En ehh.. nou ja, de kracht ervan was ook wel dat het ehh… niet echt gecontroleerd

was, dat het vrij was.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “En dan zie ik, daar ben ik nu wel bang voor, dat dat nu er niet meer is. Dat het veel

meer aan banden is gelegd en ehh…’

Ype: “Hogere drempel jonge muzikanten ook… bedoel je?”

Jochem: “Ehh… ik denk dat dat er ook bij zit, ja.”

Ype: “Ja.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

100

Jochem: “Ja, ja. Dus wat dat betreft, als je even zegt van we gaan het even samenvoegen…”

Ype: “Ja.”

Jochem: “Nou ja, hartstikke leuk, maar ik de praktijk ben ik er geen voorstander van.”

Ype: “Nou, dankjewel. Ehh… nog twee vragen. Eentje is, dit nieuwe format van Het Bolwerk

en ook de Cultuurkwartier Sneek-organisatie die we net bespraken…”

Jochem: “Ja.”

Ype: “Zie je een relatie met de cultuur in de regio bijvoorbeeld? Of denk je dat ehh…

verband heeft met de plaats van Sneek bijvoorbeeld in de regio? Met… geografisch

verband?

Jochem: “Ehh… tussen de programmering en de locatie?”

Ype: “Nou, overall tussen het nieuwe format als Cultuurkwartier Sneek en Sneek als stad en

regio.”

Jochem: “Ehh… ik denk het wel. Ja, ik zie er wel een verband tussen. En dan zie ik het vooral

als ehh… die programmering die wat is aangepast op het publiek, neem ik aan. Ehh… dus

niet meer programmeren op stromingen maar meer op ehh… wat het publiek wil horen.

Maak ik er uit op.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “En Sneek heeft in mijn ogen, ja ik heb het zelf ervaren, wel een centrumfunctie.”

Ype: “Ja.”

Jochem: “Dus ik snap wel dat het idee is van we gaan mensen uit de regio ehh… ook

faciliteren wat betreft livemuziek en shows en ehh…”

Ype: “Entertainment voor in het weekend.”

Jochem: “Ja.”

Ype: “Duidelijk.”

Jochem: “Dus ja, wat dat betreft, ja ,dat zie ik wel.”

Ype: “Laatste vraag, eigenlijk in algemene termen…”

Jochem: “Ja.”

Ype: “Heb ik eigenlijk geschreven omdat de manager van Het Bolwerk zelf duidelijk het

statement maakte dat Het Bolwerk absoluut Het Bolwerk is gebleven, en dat wil ik wel even

van jouw horen.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

101

Jochem: “Ja, nee, heeft ‘ie ongelijk in. Ja. In ieder geval, ‘mijn’ Bolwerk is er niet meer.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

102

Transcriptie interview organisatie Het Bolwerk

Peter Reen: “Wat is ehh… de inhoud van het gesprek?”

Ype: “De inhoud van het gesprek, laat ik daar beginnen inderdaad.”

Peter Reen: “Want je had mij ook nog wat dingetjes gemaild?”

Ype: “Oh ja, dat ja, laten we dat nog even los bewaren. Dat is eigenlijk nog….”

Peter Reen: “Wil je hier nog antwoord op?”

Ype: “Ja, graag. Absoluut. Hoeft niet per sé nu hoor…”

Peter Reen: “Nee, maar dan zet ik hem vast even los open.”

Ype: “Ja, perfect. Ja, daar wil ik heel graag nog antwoord op, want het is allemaal informatie

die eigenlijk niet online staat.”

Peter Reen: “Nee, zo. Even een stukje typen, want dan gaat hij automatisch naar

‘Concepten’.”

Ype: “Goed, wij zitten hier dus voor mijn afstudeeronderzoek. Wat ik eigenlijk doe is ehh…

de verbouwingsgolf van de Nederlandse poppodia onderzoeken.”

Peter Reen: “De wat?”

Ype: “De verbouwingsgolf zeg maar, die sinds enkele jaren… Je kent het verhaal wel van de

Metropool en de Atak en dergelijke.”

Peter Reen: “Nieuwbouw.”

Ype: “Klopt, nieuwbouw, verbouw. En uiteindelijk ga ik hierna ga ik ook nog de reactie van

het publiek daarop onderzoeken.”

Peter Reen: “Aha.”

Ype: “Dit is zeg maar stap 1. En ehh… Het Bolwerk is eigenlijk voor mij het podium dat ik

het beste ken. Waar ik mijn eerste show heb gespeeld, waar ik zelf groot ben geworden zeg

maar.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Dus vandaar dat ik eigenlijk hier op uitkwam als case study.”

Peter Reen: “Cool.”

Ype: “En mijn doel vandaag is om de transformatie van Het Bolwerk in kaart te brengen. En

met transformatie doel ik dan zowel op de fysieke verandering als de organisatorische

Ype Terwisscha van Scheltinga

103

dingen.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Dus daar wil ik je van alles over gaan vragen.”

Peter Reen: “Doe je ding, ik eet. Haha.”

Ype: “Ja, akkoord. Ten eerste, de algemene vraag. We gaan er nog dieper in, maar om het

open te starten…”

Peter Reen: “Ja?”

Ype: “Welke motieven bestonden er voor Het Bolwerk om de transformatie door te

voeren?”

Peter Reen: “Dus ehh… verbouw dan wel nieuwbouw.”

Ype: “Precies.”

Peter Reen: “Ehh… dat was, ehh… dat kwam voort uit de wensen van het Centrum voor de

Kunsten, zeg maar, en de wens van de gemeente Sneek om een ehh… goed theater in de

stad te hebben.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Uiteindelijk is dat allemaal rond gekomen en hebben ze daar geld voor vrij

gemaakt bij de gemeente, en is er toen naar gekeken van, hoe kunnen we dat ehh…

inzetten, maar praktisch gezien.”

Ype: “Juist.”

Peter Reen: “Van wat is, wat gaan we daar mee doen zeg maar. Toen zijn de plannen voor

een cultuurkwartier gesmeed, zeg maar, en in dat cultuurkwartier zaten dus ehh… het

cultuurkwartier of ehh… het theater, zou er dan in moeten, en het Centrum voor de

Kunsten…”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En als je het goed wil doen, daar, ze willen het theater aan de overkant

bouwen, en het Centrum voor de Kunsten zou hier komen, dan zou je Het Bolwerk er ook

mee moeten betrekken. Dat is allemaal meegenomen in al die planvorming, zeg maar, en

Het Bolwerk is toen vanuit welzijn, want het zat eerst bij Stichting Timpaan Welzijn, viel

het onder, is dat, zeg maar, over gegaan naar Centrum voor de Kunsten. Dus is ehh… onder

de gemeente komen te vallen, in feite.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

104

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Ehh… en, toen is gezegd van ‘ja, als we nieuwbouw gaan doen’, en we gaan,

ehh… nieuwbouw aan de achterkant doen, dan is het niet meer dan logisch dat we het hele

cultuurkwartier zeg maar, waar Het Bolwerk onder valt, ook gaan aanpakken.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En toen is uiteindelijk de beslissing genomen om Het Bolwerk te verbouwen

en niet te nieuwbouwen.”

Ype: “Juist.”

Peter Reen: “En die beslissing om zeg maar te verbouwen, ehh… is volgens mij namelijk

omdat we een monumentale gevel hebben.”

Ype: “Aha.”

Peter Reen: “En die moet blijven staan.”

Ype: “Duidelijk.”

Peter Reen: “Zo.”

Ype: “Helder verhaal. En ehh… ik heb zelf ook heel veel onderzoek gelezen…”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Het Grote Poppodiumonderzoek en dergelijke, jou waarschijnlijk wel bekend.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Ehh… daarin komt professionalisering echt als motief naar voren om een

transformatie door te voeren.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Is dat in het geval van Het Bolwerk ook zo, en wat… hoe zou jij professionalisering

zien voor Het Bolwerk?”

Peter Reen: “Ehh…”

Ype: “Wat betekent professionalisering voor Het Bolwerk?”

Peter Reen: “Nou uiteindelijke was daar al een slag in gemaakt bij Het Bolwerk door ehh…

want het komt natuurlijk, professionalisering is een beetje zo’n, ja het is een hele grote

term, zeg maar, het zou ook gewoon een loze term kunnen zijn.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Komt denk ik meer voort vanuit de gedachte dat podia zeg maar vanuit het

Ype Terwisscha van Scheltinga

105

welzijnsector, waar de meeste podia ook gewoon begonnen zijn, alle podia zijn begonnen

onder een welzijnstichting omdat men dacht dat ehh… jongerencultuur popcultuur was en

dat popcultuur zeg maar ehh… vanuit ehh… jongerenwerk zeg maar geregeld moest

worden.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En ehh… dat werd over het algemeen gedaan door jongerenwerkers, die dat er

naast deden.”

Ype: “Juist.”

Peter Reen: “Ik ben ook zo begonnen. Ik was een jongerenwerker, en uiteindelijk zeiden ze

‘er moet een popconcert georganiseerd worden voor de donderdagavonden, want die

donderdagavonden moeten we kijken of we die jongeren van straat kunnen halen want dan

zijn ze in ieder geval niet in de binnenstad op koopavond.”

Ype: “Precies.”

Peter Reen: “Nou toen zeiden ze van ‘Peter, jij hebt verstand van muziek, wil jij dat

misschien gaan doen?’, want John, de toenmalige programmeur zeg maar, die had daar

geen tijd voor naast wat hij nog meer deed. Zo ben ik zeg maar de popwereld een beetje

ingerold.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Ehh… maar dan is het altijd iets wat je er naast doet, zeg maar, je bent altijd

jongerenwerker en een beetje programmeur en ehh… vanuit die gedachte zeg maar, omdat

allemaal meer richting te gaan geven zijn ze toen gaan zeggen van muziek moet eigenlijk

een volwaardige tak van sport zijn binnen een organisatie en daar moet ook gewoon tijd en

uren en geld voor vrijgemaakt worden.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En toen zijn… voornamelijk welzijnsstichtingen gaan zeggen van ‘okee, dan

moeten we dat gaan professionaliseren’ dus door een programmeur aan te stellen, een PR-

medewerker aan te stellen, een hoofd logistiek aan te stellen, en ehh… hoofd techniek,

bijvoorbeeld, aan te stellen. Nou, dat hebben ze toen gedaan. Bij Het Bolwerk was dat al zo

onder de welzijnsstichting, alleen…”

Ype: “Dus voor de, voor de transformatie.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

106

Peter Reen: “Voor de verbouwing was dat al het geval.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Nou ja, dan kun je daar, en dat is dan even off the record, dan kun je zeggen

‘dat had verder doorgevoerd moeten worden’ in een nieuwe situatie hier.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “D’r zijn nog steeds, ik werk nog steeds, het aantal uren wat ik toen ook werkte

en John werkt dat ook, en Appie, ons hoofd techniek, heeft urenuitbreiding gekregen,

omdat hij ook werk doet in de rest van het cultuurkwartier in Sneek, maar voor de rest is er

niks veranderd, terwijl ehh… we doen meer shows op jaarbasis…”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Ehh… we doen ehh… meer activiteiten, maar het aantal uren is gelijk gebleven.

Nou dat is gewoon niet haalbaar, en dat merk je ook gewoon in de bezetting zeg maar.

Zouden ze daar… nou dat is makkelijk, boeien, kan wel onderwerken, maar daar zou wel

meer aandacht voor kunnen zijn.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Ik vind wel persoonlijk, dat daar te weinig aandacht voor is geweest bij de

transformatie zeg maar op personeelsgebied.”

Ype: “Ja, dat is precies wat ook in die onderzoek wordt genoemd hoor, dat heel veel ehh…”

Peter Reen: “Het geld gaat allemaal naar het pand….”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Dan wordt er niet gekeken naar…”

Ype: “Niet naar de organisatie.”

Peter Reen: “Naar de organisatie, van ‘shit, nu hebben we een pand en nu moeten er

honderd shows per jaar gedraaid worden want anders kan dat…”

Ype: “Pand niet uit.”

Peter Reen: “Pand niet uit, zeg maar, want er moet gewoon geld binnenkomen.”

Ype: “Ja, precies.”

Peter Reen: “En we hebben een organisatie die uit gaat van het feit dat ze zestig shows op

jaarbasis kunnen draaien binnen die uren. Ja, dan zit daar natuurlijk een scheeftrekking van

jewelste in. Maar dat wordt nooit doorgezet, dus dan moet dan weer met vrijwilligers

Ype Terwisscha van Scheltinga

107

opgevangen worden. Maar ja, allemaal leuk en aardig…”

Ype: “Die moet je motiveren.”

Peter Reen: “Die moet je motiveren, die moet je begeleiden. Die moet je kaderen, zeg maar,

die moet je een beetje duwen gewoon, die hebben stimulans nodig, nou als je dat gaat

doorrekenen kun je dat net zo goed zelf doen want dat kost meer tijd. Je hebt vrijwilligers

omdat je zeg maar ehh… je hebt stagiars, precies hetzelfde, omdat je die mensen wat wil

leren zodat zeg maar, de mensen na jou zeg maar, dat, dat, dat je ook de generatie is een

beetje een groot woord maar, dat er ook opvolging is binnen een organisatie. Maar niet om

lastenverlichting te bewerkstelligen, want dat is echt een utopische gedachte volgens mij.”

Ype: “Ja, dat is wel hip tegenwoordig he, om stagiairs daar voor in te zetten. Je bevestigt

alvast een hoop van wat er in die onderzoeken naar voren komt alvast, inderdaad.”

Peter Reen: “Ja, het is ook zo. Kijk het scheelt dat ik in Leeuwarden met Asteriks zelf een

organisatie heb opgericht zeg maar die helemaal draait op vrijwilligerswerk.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Dus iedereen is vrijwilliger. Juist daar loop je zeg maar tegen dit soort

knelpunten aan.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En dat is op zich niet erg, maar het betekent wel zeg maar dat je heel erg

kritisch naar een organisatie kan gaan kijken van waar kunnen we zeg maar gaan besparen

en waar liggen uitdagingen want niemand krijgt betaald, dus je zit niet met geld.”

Ype: “Nee.”

Peter Reen: “Dus iedereen werkt zeg maar vanuit noodzaak en passie. Maar als je dat soort

beweegredenen zeg maar doorzet in een betaalde organisatie, dan valt er nog heel veel te

halen.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Zeker.”

Ype: “Duidelijk. Hee, in die onderzoeken die ik gelezen heb heb ik ook eigenlijk heel veel

argumenten ontdekt die worden genoemd voor poppodia om inderdaad te gaan

verbouwen en reorganiseren.”

Peter Reen: “Ja.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

108

Ype: “De link die ik zelf ook leg in mijn onderzoek is met globalisering. Eén exponent

daarvan is natuurlijk internet, en ehh… als gevolg daarvan is publiek en zowel ook jij als

programmeur eigenlijk in staat om in hoog tempo nieuwe muziek en artiesten te

ontdekken.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Als gevolg daar werd gesteld dat poppodia zich vaak niet meer kunnen beperken tot

enkele genres en een beperkt aantal doelgroepen.”

Peter Reen: “Ja, klopt.”

Ype: “Klopt dit ook voor Het Bolwerk, en in hoeverre heeft dit de transformatie beïnvloed?”

Peter Reen: “Nou, weinig tot niet, denk ik.”

Ype: “Ok.”

Peter Reen: “Het blijft ehh… hoe graag we ook allemaal willen met zijn allen zeg maar, en

hoe graag er ook binnen een organisatie ehh… als vraag zeg maar neergezet wordt, Sneek

blijft gewoon een provinciestadje. En ik kan heel erg graag willen, en dat kunnen we met

zijn alleen heel graag willen om hier heel bijzondere muziek neer te zetten…”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “De realiteit wijst gewoon uit dat daar dan tien betalende bezoekers en de

hond van één van die bezoekers op af komt, en daar kun je geen podium op draaien. Dus je

moet gewoon keuzes maken in je programma.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En ik los het gewoon op door, ja, commercieel is niet het woord maar ehh…,

maar.”

Ype: “Je spreekt wel andere doelgroepen aan.”

Peter Reen: “Ja, je pakt zeg maar veilige keuzes in je programma zeg maar, waarvan je

zeker weet van okee, daar komen gewoon twee- of driehonderd man op af…”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Minimaal. En dan kijk je ook nog een keer naar van wat ze omzetten. De ene

doelgroep zet gewoon meer om dan de andere. Bij metal en bij blues wordt gewoon redelijk

veel gedronken. Dat is gewoon een feit, zeg maar.”

Ype: “Ja, precies.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

109

Peter Reen: “En bij hardcoreshows ook, daar wordt gewoon veel gedronken. Dus dat moet

je gewoon in je programma hebben voor één, en dat is de belangrijkste afweging natuurlijk,

dat je een breed programma wilt neerzetten, maar een mooie bijkomstigheid natuurlijk is

dat er veel omgezet wordt.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Nou en als je die drie dingen gewoon een beetje steady door je programma

heen weeft, zeg maar, dan blijft er dus gewoon ruimte zeg maar ook om dingen te proberen.

Dat je kan zeggen van ok, één avond, alleen maar locals, we geven de locals reiskosten, bier

en aandacht, zeg maar…”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En dan heb je dat in ieder geval afgedekt. Zo’n avond kost geld, over het

algemeen.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En, ehh… ja, die trek je gelijk, maar ook spannende dingen. Die nog niet

bekend zijn, maar waarvan je wel wilt, dat is de opvoedkundige functie van een

programmeur denk ik altijd, van dat je wilt van hee jongens, allemaal leuk, we gaan met zijn

allen naar Barrelhouse, blues, we gaan naar Vader, metal, en we gaan naar Terror,

hardcore, en we gaan naar Blaudzun en Moss zeg maar…”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Allemaal hartstikke leuk, maar voordat die bands bekend waren, zaten ze in

een ander segment te spelen en daar zijn nu ook weer bands en ik vind dat je die ook moet

zien.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Die shows die zijn gewoon in Sneek en omgeving, zeker, zijn die lastig. Want

daar moet geld bij, waar daar komt minder publiek af, maar daar moet ook meer tijd in

want je moet mensen overtuigen dat ze er naar toe gaan, er moet meer PR in, dus ook weer

meer geld, om mensen duidelijk te maken dat het echt een hele toffe band is die ze moeten

gaan zien.”

Ype: “Precies.”

Peter Reen: “Dus ja, en doordat je zeg maar aan de ene kant veel geld verdient, kun je

Van jongerencentrum tot poppodium?

110

andere kant dus dat soort minder zekere shows doen, zeg maar.”

Ype: “Maar je merkt dus niet ehh… even vanuit de vraagzijde bekeken zeg maar…”

Peter Reen: “Ik merk niks… de globalisering is voor mij als programmeur zeg maar, heel erg

fijn, omdat internet zeg maar, echt een… ik doe alles via internet. In principe kan, dat is

mijn ding ook, gewoon in het weiland gaan zitten als ik een dongel heb, dan ga ik daar

werken. Ik hoef niet op kantoor te zitten. Ik zit op kantoor ehh… omdat, zeg maar, en dat is

een heel goed ding natuurlijk he, net als wij nu tegenover mekaar zitten, dat is makkelijker

praten dan dat wij een Skype-verbinding gaan doen, wat toch gewoon een stuk

onpersoonlijker is.”

Ype: “Klopt.”

Peter Reen: “Kun je mekaar nog een hand schudden, kun je ook gewoon letterlijk zien hoe

het met iemand gaat, dat moet ook.”

Ype: “Precies, dat hoort bij een organisatie.”

Peter Reen: “Dat hoort bij een organisatie, maar het hoeft niet, zeg maar. Dat aspect is

misschien, maar dat heeft niks te maken met, waarom, zeg maar, voor mijn gevoel zeg maar

Het Bolwerk of het hele Cultuurkwartier zeg maar die verbouwingsslag heeft gemaakt. Dat

is echt van ehh… praktisch oogpunt, van overgang van welzijn naar cultuur, zeg maar, en er

is gewoon geld vrijgemaakt om dat voor mekaar te krijgen. Nou als je het geld hebt, vind ik

ook dat je het moet gebruiken.”

Ype: “Tuurlijk.”

Peter Reen: “Dan kun je wel gaan zeggen van hier heb je het, want we vinden het niet

noodzakelijk, nee maar dan moet je dat ook gewoon doen en dat moet ook gewoon goed

gebruiken en dat geld is voornamelijk ingezet om een organisatie neer te zetten en om een

pand te verbouwen.”

Ype: “Juist, ja, akkoord.”

Peter Reen: “Nee, dus heel kort door de bocht samengevat: globalisering is niet van

toepassing geweest.”

Ype: “Nee, he? Nou ja, even het volgende argument dat werd genoemd, en ehh…, ja naar

mate eigenlijk, ik heb het zo geformuleerd, naarmate de leeftijd van popmuziek als genre en

het poppodium als uitgaansgelegenheid toeneemt…”

Ype Terwisscha van Scheltinga

111

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Stijgt ook de eisen van het publiek aan kwaliteit en service. Is dit ook merkbaar voor

Het Bolwerk en heeft dit nog de verbouwing beïnvloed, dus hogere kwaliteitseisen aan

faciliteiten en dergelijke?”

Peter Reen: “Ja. Ja, dat wel. Moet ik weer even mijn mond leegeten.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “ Kom je met eh… bij… dat publiek, eh… dat is wel merkbaar vanuit de crisis,

zeg maar. Het publiek heeft gewoon minder geld, en gaan gerichter besteden. En ehh…

doordat ze gerichter gaan besteden, gaan ze heel erg selectief te werk en gaan ze gewoon

kijken van waar voel ik me prettig, waar word ik netjes behandeld en waar krijg ik waar

voor mijn geld. Dus waar is prijs/kwaliteitverhouding gewoon goed.

Ype: “Precies.”

Peter Reen: “En op basis daarvan gaan ze keuzes maken. Ze gaan niet meer vier keer per

maand uit, maar ze gaan een of twee keer per maand weg. En als je, nou ja dat kun je

redeneren bij jezelf. Als je ergens naartoe gaat, dan kies je dus datgeen, waar je echt graag

naartoe wilt.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En dan kom ik terug bij mijn vorige punt zeg maar, een ‘ontdek-je-bandje-

avond’ zeg maar, is dan het eerste wat afvalt. Want dat kost geld. Nou dat maak je dan

gratis, maar mensen zijn veel selectiever. En dan worden de, de eisen van je publiek dus

ook hoger. Want als ze d’r geld aan uit gaan geven, dan willen ze ook in ieder geval dat het

geld zeg maar goed besteed is. Dus dan willen ze, als het even kan, ook gewoon in ehh… een

mooie tent, dus niet een afgeragde bak zeg maar terechtkomen, daar hebben we heel veel

tijd aan besteed.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En een sfeervolle ehh… plek. Nou, daar zie je nu niet zo veel van maar als het

licht zeg maar gedimd is en het is mooi, dan is het hier ook, gedimd is het hier netjes. En ze

willen gewoon goed geholpen worden. Dus je maakt je ehh… Qua vrijwilligers ga je ook

gewoon een andere keuze maken.

Ype: “Ja.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

112

Peter Reen: “Waar het vroeger zeg maar toch wel meer een soos was, en het ook ehh… kut,

waar het ook kon, zeg maar kan dat nu niet meer. Je barpersoneel moet gewoon goed

opgeleid zijn, moet er netjes uitzien, moet vriendelijk zijn, niet met een chagrijnige bek d’r

achter staan.”

Ype: “Meer kwaliteitseisen, ja.”

Peter Reen: “Dat heeft dus ook weer gevolgen voor je organisatie, want je moet je

vrijwilligers en je medewerkers opleiden. Die moeten allemaal een tapcursus krijgen, die

moeten een sociale hygiëne-opleiding hebben, die moeten een vriendelijkheidscursus

krijgen weet je wel…”

Ype: “Dat kun je niet meer af met vrijwilligers.”

Peter Reen: “Ja, wel met vrijwilligers.”

Ype: “Maar ze moeten weten hoe het werkt.”

Peter Reen: “Weten hoe het werkt, zeg maar, nou de meeste mensen waarderen dat ook.

Vrijwilligers ook hoor, ik bedoel daar komt je opleidingsfunctie weer naar voren.”

Ype: “Duidelijk. Het volgende argument, eisen aan arbeidsomstandigheden van

medewerkers van poppodia, zijn in de loop der jaren veel strenger geworden.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Ehh… datzelfde geldt voor eisen op het gebied van geluidsoverlast.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Zijn deze twee van invloed geweest op de verbouwing en reorganisatie?”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Akkoord. Hoe?”

Peter Reen: “Ja. Ehh… In hoe je verbouwt, zeg maar.”

Ype: “Ja. Betere isolatie, bijvoorbeeld?”

Peter Reen: “Ehh… dat ook ja, inderdaad ja, maar ook ehh… hoe hoog het grid voor de

lichten komt te hangen. We kunnen, mogen niet meer met een trap zeg maar, naar boven,

dus ehh… in de verbouwing zeg maar, in het bestek zoals dat zo mooi heet zeg maar, is ook

een ‘genie’ meegenomen dus ehh… zo’n mooi ding met zo’n liftje weet je wel?”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Die gaan er allemaal in mee. En ook hoe gebruiksgemak, zeg maar met alle

Ype Terwisscha van Scheltinga

113

dingen die je aanbrengt hier zeg maar, dus de koelkast zit op een bepaalde hoogte, en ehh…

de kassa zit op een bepaalde hoogte, de stoelen zijn allemaal die we hier gebruiken zeg

maar, voor medewerkers die achter de garderobe zitten, achter de kassa, dat zijn allemaal

ARBO-gecertificeerde stoelen. Gewoon een kruk kan niet meer, want daar kun je niet

iemand vier of vijf uur op laten zitten. En dat gebeurde vroeger zeg maar, dan hebben we

het over twintig jaar geleden hoor, maar tien jaar geleden, toen werd dat nog wel gedaan,

want toen was die standaard niet zo hoog, maar dat merk je dus hier wel. Hier ook, die

wanden die we hier hebben die jij, nou als je het zo meteen terughoort dan ehh…”

Ype: “Ja, dat weet ik wel.”

Peter Reen: “Dan moet je er even aan denken, maar die zijn allemaal ingebouwd op

gebruiksgemak. Die zijn superlicht. Het lijken lomp zware deuren, maar om te gebruiken

zijn ze superlicht. Dat is allemaal omdat je als medewerker geen zware dingen mag

sjouwen.

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Tenzij je, in je functieomschrijving staat dat je dat wel mag doen. Dus techniek

heeft het ook. Die hebben een lift, van de backstage naar het podium.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Want ze mogen al die versterkers niet meer het podium op sjouwen.”

Ype: “Nee, duidelijk.”

Peter Reen: “Ja, dus dat is wel van invloed. Maar om terug te komen op die vorige vraag

trouwens, de leeftijd heeft volgens mij niet zo veel te maken met hoe mensen popmuziek

ervaren en welke kwaliteitseisen ze er aan stellen.

Ype: “Je bedoelt de leeftijd van ehh… het podium.”

Peter Reen: “De bezoekers.”

Ype: “Nee, daar doelde ik niet op hoor. Ik doelde niet op de leeftijd van bezoekers, maar

gewoon van ehh… de tijd dat een poppodium bestaat.”

Peter Reen: “Oh zo, de tijdsgeest, ja.”

Ype: “Ja, de tijdsgeest.”

Peter Reen: “Ja nee, dat klopt wel. Mensen zijn wel kritischer geworden.”

Ype: “Ja akkoord, duidelijk, dat is inderdaad wat ik bedoelde. Even kijken hoor. Ja, wat ik

Van jongerencentrum tot poppodium?

114

eigenlijk ook heb geconcludeerd uit die onderzoeken die ik gelezen heb is ehh… dat ja, de

geschiedenis van de Nederlandse poppodia leert dat er in de loop van de jaren

schaalvergroting is opgetreden. Meer bezoekers, meer personeel, vaak een groter

gebouw.”.

Peter Reen: “Ja.”

Ype: ´Ehh… Schaalvergroting, je gaf het al aan eigenlijk, vereist ook een meer professionele

organisatie.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Ehh… hoe heeft schaalvergroting de transformatie van Het Bolwerk beïnvloed, in

zowel fysieke als organisatorische context?”

Peter Reen: “Nou, we hebben er heel nadrukkelijk voor gekozen, om de zaal niet te

vergroten.”

Ype: “Dus fysiek is er geen schaalvergroting geweest.”

Peter Reen: “Nee. Het is uiteindelijk is dat op basis van de brandweerinschatting zeg maar,

is dat met vijftig man omhoog gegaan, van vierhonderd naar vierenhalf, maar ik gebruik ze

nooit.”

Ype: “Nee he.”

Peter Reen: “Want ik ga uit van de zaal, zeg maar. In de zaal kunnen vierhonderd man goed

staan, dat iedereen wat ziet en dat het prettig vertoeven is zeg maar.”

Ype: “Achter deze wanden.”

Peter Reen: “Die vijftig man, die kunnen hier zijn.”

Ype: “Precies.”

Peter Reen: “En die zijn er dan ook wel. Kijk, dat heeft met vluchtwegen te maken. Maar in

principe is er fysiek niks veranderd. Het pand is anders ingedeeld zeg maar, de looproutes,

logistiek, dat is allemaal stukken beter geworden, maar qua zaalcapaciteit is niks tot

misschien… Nou ja, tien procent dus veranderd.”

Ype: “Nee.”

Peter Reen: “En dat is ook echt een weloverwogen keuze geweest, omdat je gewoon in

Sneek zit. Dus ik kan wel een zaal van vijfhonderd man gaan bouwen, maar als ‘ie niet vol

komt, heeft het geen nut.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

115

Ype: “Heb je die ehh… je hebt ons in de Freesonica-tijd, even buiten het onderzoek om, heb

je ons geboekt nog voor, wat was dat nou, in Burdaard.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Ken je dat complex daar?”

Peter Reen: “Ja, wat was dat?”

Ype: “Hoe heette dat nou… De Pitch, volgens mij.”

Peter Reen: “Ja!”

Ype: “Dat is echt, daar snap ik helemaal niks van, van wat dat ding daar te zoeken heeft.

Vlakbij Leeuwarden, enorm, modern, luxe, maar er waren tien man ofzo.”

Peter Reen: “Ja, multifunctioneel centrum.”

Ype: “Ja, vond ik wel bijzonder.”

Peter Reen: “Stond je niet in de gymzaal, ofzo?”

Ype: “Nee, het was gewoon op het podium.”

Peter Reen: “Nou, ik weet het ook niet hoor. Ja dat zijn van die rare dingen, dat is gewoon,

meestal is het ehh… dan een ambtenaar of een wethouder met een missie. Zeg maar. En dan

is het aan het einde van zijn ambtstermijn en dan…”

Ype: “Staat dat ding er…”

Peter Reen: “Staat dat ding er en dan kunnen ze weg en dan kunnen ze zeggen ‘kijk, dat heb

ik er neergezet!’.

Ype: “Ja…”

Peter Reen: “En een half jaar later zijn ze weg, en dan hoeven ze zich niet meer druk te

maken over exploitatie, over personele inzet, of dat ding daar zeg maar nog tien jaar staat,

of nog maar anderhalf, dat maakt ze geen fuck uit, dat ding staat er, want dat is goed voor

de cv. ‘Ik heb er voor gezorgd dat er een multifunctioneel centrum staat.”

Ype: “Ja, precies.”

Peter Reen: “Daarna is het aan de gebruikers. Ja, slechte manier van denken.”

Ype: “Wat die schaalvergroting betreft he, je vertelde wel dat je hier meer shows draait, en

ook qua programmering is er wel het een en ander veranderd.”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Ehh… dus het aantal doelgroepen dat hier aangesproken wordt lijkt mij breder te zijn

Van jongerencentrum tot poppodium?

116

geworden.”

Peter Reen: (twijfelend) “Ja…. Ja…”

Ype: “Min of meer. Vroeger was het toch wat meer op metal gericht.”

Peter Reen: “Ja, het is wel. Het is verschoven. Het is niet breder of minder breed geworden

zeg maar, maar het is verschoven. Sinds de verbouwing, nu tweeënhalf jaar geleden heb ik

gelukkig de tijd gehad om… je kan het eerste jaar na verbouwing, wil iedereen het zien…”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Dus dan kun je boeken wat je wil, want mensen komen toch wel. Heel goed.

Maar dat jaar heb ik dus aangepakt, zeg maar, aangegrepen, om te kijken van…”

Ype: “Testcase.”

Peter Reen: “Wat vinden mensen leuk, wat werkt in Sneek zeg maar. En er is altijd meer

budget in het eerste jaar, want het is een overgangsjaar, daar kun je gewoon mee spelen

zeg maar. En daar heb ik al een keuze in gemaakt, van kijk dit werkt wel, dit werkt niet en

dan heb je daarna nog een half jaar overgangstijd naar wat daadwerkelijk programmering

moet zijn. En een goede programmeur, vind ik in ieder geval, past ook ieder kwartaal, ieder

half jaar, kijkt naar wat zijn de bezoekersaantallen geweest. Wat is er omgezet, wat is ehh…

de bierhoeveelheid, wat weet je wel?”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Waar komen veel mensen op af, wat moet je afstoten, wat moet je vaker doen,

of wat moet je misschien binnenhalen, waar veel naar gevraagd wordt. Dus zo pas ik dat

wel continue aan qua programma.”

Ype: “Juist.”

Peter Reen: “En qua metal, dat doen we minder, maar dat heeft er niet mee te maken dat ik

dat zelf niet wil. Het heeft er mee te maken dat in Romein, in Leeuwarden, een

programmeur zit, die zeg maar uit die wereld komt en dus heel snel die metalbands binnen

kan halen.”

Ype: “Juist.”

Peter Reen: “En dat is ook gewoon en dat is hoe het werkt, zeg maar, dat is ook netwerk. En

zijn netwerk zit daar. Dus hij heeft die shows. Dat heeft voor mij tot gevolg, zeg maar, dat ik

andere dingen moet gaan doen. Dus bijvoorbeeld gothic, wat daar niet gebeurt, of

Ype Terwisscha van Scheltinga

117

technische metal. Ook een genre wat niet in Romein is, want dat is voornamelijk death en

volgens mij black…”

Ype: “Thrash.”

Peter Reen: “Thrash af en toe.”

Ype: “In ieder geval meer de ‘classic’ stijltjes, zeg maar.

Peter Reen: “En daar kan ik een beetje omheen spelen, zeg maar, en ik kan af en toe ook een

thrashshow doen, want…”

Ype: “Vandaar dat je hier toen ook Bear bijvoorbeeld neer hebt gezet.”

Peter Reen: “Ja! Ik vind dat zelf tof, dat scheelt, zeg maar, en dat is een show die past dan

binnen zeg maar wat ik dan graag wil ehh… wat ik dan als max aan gage heb gezet. Wat zo’n

band kost 250 euro. Komt uit België voor tweeënhalfhonderd euro ehh… en staat op ’t

groot podium ehh… maar dat is dan ook nog een ding dat ik aan het onderzoeken ben, van

moet zo’n band niet op de grond spelen.”

Ype: “Precies, ja.”

Peter Reen: “Bijvoorbeeld. Want dat maakt die show veel leuker. En zo ben je een beetje

aan het klooien, maar er is meer pop bij gekomen, bijvoorbeeld. Tributes deed ik eerst ook

echt heel weinig, een keer per jaar, twee keer per jaar…”

Ype: “Maar dat is nu vaker, he?”

Peter Reen: “Dat is nu een keer per twee maanden. Maar dat, en dat is ook echt, en daar kan

ik niks aan doen, maar dat is een commerciele keuze. Want tributes lopen. Het is altijd 250

man. Standaard. En over het algemeen gewoon meer dan 300 man. Want mensen, en dat is

dan die oudere bezoeker, zeg maar, die willen herkenning.”

Ype: “Die willen even terug naar vroeger.”

Peter Reen: “Die willen terug naar vroeger, maar als je dan een goede tribute hebt, want ik

zet er wel de kwaliteitseisen aan zeg maar, die band die moet wel echt goed zijn, dan loopt

die zaal vol.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En het is een oudere bezoeker, en een keer per maand gaan die weg, en die

gebruiken dat ook om gewoon die avond veel geld uit te geven.

Ype: “Maar hoe zat dat verschil dan met vroeger, zeg maar, ehh… want in vroeger tijden

Van jongerencentrum tot poppodium?

118

was het ehh… ook al voor Het Bolwerk noodzakelijk om toch ja, veilige keuzes in de

programmering aan te brengen?

Peter Reen: “Ja, wel minder. Er was meer subsidie, toen.

Ype: “Oh ja.”

Peter Reen: “En, tien jaar geleden, ik, ik, weet niet hoe het toen was, zeg maar, ik ben

gewoon een handelaar, zeg maar, en ik vind dat je gewoon altijd moet kijken naar wat iets

oplevert zeg maar ten opzichte van wat het kost. Dat is ook het grote verschil hier wat is

gemaakt toen ik hier aan het werk ging. Het zijn kosten ten opzichte van baten. Ik ga niet

zesduizend euro aan een band uitgeven, terwijl ik eigenlijk stiekem wel weet dat er maar

veertig man op afkomt.”

Ype: Ja…”

Peter Reen: “En dan zesduizend euro uitgeven, omdat dat geld er gewoon is. Dat vind ik

zonde van het geld. Dus dat heb ik aan hele andere dingen uitgegeven. En ehh… dat is het

verschil ten opzichte van tien, vijftien jaar geleden.

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Toen ik nog studeerde, en niet aan het werk was in de popsector, maar toen

was er gewoon geld. Dus toen maakte het ook niet uit. Het ging om het principe ‘er moet

programma staan’, en dat moet een beetje breed zeg maar, dat was ongeveer de eis, zeg

maar, maar wat het kost: zorg er maar voor dat je binnen de begroting blijft.

Ype: “Aha.”

Peter Reen: “Maar die begroting was immens, weet je wel, dat maakte niet uit. Dat geld was

er wel. Nou ja, uiteindelijk als je dat ehh…, zo simpel is het wel, als je dat acht jaar doet, of

negen of tien, of vijftien jaar, dan is op een gegeven moment het geld op, dan kom je, dan

loop je tegen een crisis aan, zeg maar zoals een paar jaar geleden.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Het geld is niet oneindig. En dan loopt dus ook een sector die dus zeg maar

altijd gesponsord is, zeg maar, loopt tegen zo’n, zo’n crisis aan en dan kom je dus dat je als

poppodium, dat is dus echt waar een heleboel poppodia ten onder zijn gegaan, moeten

gaan schrappen in hun begroting...”

Ype: “Ja.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

119

Peter Reen: “En ook niet zo’n beetje. Dan ga je van honderdduizend euro, zeggen ze van ‘ja,

allemaal leuk en aardig’, was geld als water, maar jullie moeten het gaan doen met

vijftigduizend euro. Maar dan zit er dus een organisatie die geen geld kan maken, niet weet

hoe het netwerk werkt, niet weet waar je geld vandaan moet halen zeg maar, en dus nog

anderhalf jaar doordraait en dan failliet is.”

Ype: “Precies.”

Peter Reen: “En dan, ja, en, en, dan kom je dus allemaal van dat soort beslissingen die de

gemeente maakt op basis van personele aannames, dat er niet gekeken wordt naar wat

iemand kan.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Ik vind persoonlijk het helemaal niet erg, dat je bijvoorbeeld directeur op een

poppodium hebt, die uit de zakenwereld komt.”

Ype: “Nee. Het kan goed werken, toch?”

Peter Reen: “Het kan heel goed werken, zelfs! Dat iemand die gewoon kan zeggen van ‘ja

sorry, dat is gewoon te weinig geld dat je me geeft’, of ‘ik wil ’t voor minder’, die hebben

geen…”

Ype: “Die hebben geen sentiment.”

Peter Reen: “Nee, dat is ‘t ‘m, die hebben geen sentiment. Die komen niet uit de sector.”

Ype: “Duidelijk.”

Peter Reen: “Dat maakt, ja, dat vind ik wel, qua, en dat merk je wel, daar zit de verschuiving,

je moet gewoon meer gaan letten op hoeveel dingen opleveren. Maar op zich vind ik dat

niet zo erg hoor, want ik werk al, nou ja, al tien jaar zo. In het jongerenwerk ook al.”

Ype: “Ja, je bent eigenlijk al op mijn volgende vraag ingesprongen, inderdaad, in hoeverre

omgevingsfactoren als de kredietcrisis hun invloed hebben gehad op de transformatie van

Het Bolwerk…”

Peter Reen: “Niet.”

Ype: “Helemaal niet?”

Peter Reen: “Heel weinig.”

Ype: “Maar wel op de programmering, zeg je net.”

Peter Reen: “Ja, sorry. Ja nou, op de programmering in de keuzes die je maakt, zeg maar,

Van jongerencentrum tot poppodium?

120

omdat je dat merkt bij je publiek.

Ype: “Precies.”

Peter Reen: “Maar het is niet van kut het is crisis, nu moet ik alleen maar commercieel gaan

boeken. Ik maak nog steeds een afweging van wat moet… wat vind ik dat het publiek moet

zien, en wat wil het publiek zelf graag zien.”

Ype: “Ja, precies.”

Peter Reen: “Daar maak je dan keuzes in, zeg maar.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Maar je merkt het wel, bij andere podia, zeg maar, die keuzes van tevoren niet

hebben gemaakt, zeg maar, om gewoon na te denken over wat het publiek wil, hoe je met

publiek moet communiceren, enzo, die zijn allemaal ten onder gegaan.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Die zijn allemaal failliet.”

Ype: “Duidelijk. En wat betreft, 1 januari 2004, het Besluit Rookvrije Werkplek, heeft dat

hier nog invloed op gehad?”

Peter Reen: “Op de verbouwing?”

Ype: “Ja?”

Peter Reen: “Ehh… nee, volgens mij niet. Maar we hebben wel een rookruimte. En dat is een

ding wat er aangebouwd is.”

Ype: “Sinds toen ook, zeg maar? “

Peter Reen: “Ehh… nee, toen de verbouwing klaar was, zeg maar, toen is de rookruimte

ehh…, de rookruimte is meegenomen in de verbouwing inderdaad.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Voor de rokers. Op de werkplekken, ehh… ja dat was toen al zo. Maar je moet

er wel rekening mee, er zijn mensen die roken. Ik ben er niet een van, maar je moet er wel

rekening mee houden. Ik vind het ook, dat is ook altijd de discussie, maar ik vind het ook

ineffectief, roken.”

Ype: “Hoe bedoel je?”

Peter Reen: “Elke keer dat je gaat roken, dan is dat niet… Roken is een verslaving maar ook

een gezelligheidsding. Er zijn weinig mensen in een kantoor die alleen gaan roken. Het is

Ype Terwisscha van Scheltinga

121

altijd ‘ga je even mee, sigaretje roken’.

Ype: “Ja. Werkplek verlaten.”

Peter Reen: “Dus dan ga je sigaretje roken met iemand, werkplek verlaten, inderdaad, daar

begint het, dan moet je er naartoe lopen, dat is twee minuten, dan rook je je sigaret, dat is

vijf minuten, maar je blijft altijd hangen om wat na te kletsen, want je staat toch met zijn

tweeën.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Dus dan is het weer vijf minuten. Dus gemiddeld genomen duurt een sigaretje

roken, duurt gewoon tien tot vijftien minuten.”

Ype: “Dat kost onze economie een hoop miljoenen.”

Peter Reen: “Als je dat door gaat rekenen over de dag zelf, zeg maar, hoe vaak mensen

roken, dat is vier keer per dag, vijf keer per dag, tijdens werktijd, ik neem even gemiddeld,

ik denk vaker, maar neem vier, dus dat is een uur werktijd.”

Ype: “Ja, dat kost een hoop geld.”

Peter Reen: “Dat kost een hoop geld. Dat is hetzelfde als dat je ziet dat mensen een

verplichte koffiepauze gaan inbouwen, waar ik ook echt gewoon geen fuck van snap,

verplichte koffiepauze van twintig minuten, en een verplichte lunchtijd van wat is het? Een

half uur tot veertig minuten. Dus dat is een uur zeg maar, niet werken.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Dus van de acht uur werk je al zeven uur op een dag, en als je rookt werkt je

dus maar zes uur van de dag. Nou, dat vind ik dus, zeg maar, ik begin een uur later, want ik

lunch terwijl ik nu met jou aan het kletsen ben, of ik lunch achter een bureau, en ik rook

niet. En koffie drink ik ook wel terwijl ik aan het werk ben.”

Ype: “Ja, ja.”

Peter Reen: “Om daar nou voor te gaan zitten, ik zit toch al. En dan krijg je dus van die

scheefgroeien, wat je al zegt, als dat dus iedere dag twee uur kost, dat is dus tien keer per

week. Dus iemand die 36 uur in dienst is, werkt effectief maar 26.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Moet je kijken hoeveel geld dat oplevert, gaat echt nergens over!”

Ype: “Ja, ongelooflijk.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

122

Peter Reen: “Iedereen moet gewoon stoppen met roken!”

Ype: (tegen manager John Schut): “Kom je erbij?”

John Schut: “Nou ja, heb je wezenlijke vragen aan mij, want ik ben eigenlijk even met het

draaiboek voor zaterdag, dus…”

Ype: “Ja, het is, het zou, als je geen tijd hebt, heb je geen tijd…”

John Schut: “Nou, ik heb wel even tijd, maar…”

Ype: “Blijf zitten zo lang je zin hebt.”

John Schut: “Ja, als je mij nou eerst even wezenlijke vragen stelt, dan ga ik weer naar

boven.”

Ype: “Ja, ik zal jou even kort bijpraten: ik doe een onderzoek naar de transformatie van

poppodia, zeg maar, de verbouwingsgolf, waar Het Bolwerk ook toe hoort, zeg maar…”

John Schut: “Ja.”

Peter Reen: “Drinken, Ype?”

Ype: “Nee, dankjewel, ik heb water. En ehh… ik ben eigenlijk aan het onderzoeken wat daar

de motieven voor zijn geweest, voor die verbouwingen en ook hoe het publiek er op

reageert. Ja, Het Bolwerk is eigenlijk mijn… ik ben hier zelf groot geworden, dus vandaar

dat ik dit als case study heb ingebouwd.”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Dus daar ben ik allemaal vragen over aan het stellen, van wat heeft die transformatie

ingegeven, hoe ziet die eruit. Ik ga gewoon vrolijk verder; ik heb ook allemaal onderzoeken

hierover gelezen, onder andere het onderzoek ‘Wat kan er beter in de podiumkunsten?’. In

dat onderzoek wordt kleinschaligheid als een probleem omschreven van heel veel

organisaties. Ehh… ja is er in het geval van Het Bolwerk sprake geweest van

schaalvergroting? Ik heb het van Peter al gehoord, maar kun jij er wat over zeggen?

John Schut: “Ja, wij, schaalvergroting niet in de zin van schaalvergroting van een zaal van…

we hadden een zaal van 325 he, vergeet dat niet, officieel 350. En we hebben nu natuurlijk

een zaal van max 450, dus dat is wel een schaalvergroting. Dat is een bewuste keuze

geweest om meer capaciteit in het huis te krijgen. Daardoor kun je de programmering

ehh… iets meer opkrikken zeg maar. Heb je iets meer mogelijkheden natuurlijk.”

Peter Reen: “Het is 375 toch?”

Ype Terwisscha van Scheltinga

123

John Schut: “Nee, officieel 325 zelfs, in de oude situatie.”

Peter Reen: “Maar goed dat ik dat nooit geweten heb!”

John Schut: “Maar, dat is de keuze geweest. De keuze is ook geweest om niet een heel

grootschalig ehh… van zes- of zevenhonderd, want we zitten hier natuurlijk ook in Sὺd-

West Fryslân zeg maar, en ehh… wij behoren tot een middelgroot podium. Niet klein, maar

een middelgroot podium. En dat is net leuk en knus genoeg zeg maar voor onze doelgroep

die wij hier proberen binnen te krijgen.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Want een schaalvergroting in de zin van zes- of zevenhonderd is hartstikke

leuk, maar dat is gewoon niet realistisch.”

Ype: “Dat komt niet vol hier.”

John Schut: “Het komt… Nou, je hebt zalen in de grote steden die dat nog niet eens vol

krijgen, dus laat staan dat je die naar Sneek krijgt.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En kijk, het voordeel van ehh… van dit podium is, wij kunnen ook verkleinen.

We hadden voorheen een klein podium, maar we kunnen onze zaal zeg maar verkleinen tot

de helft in dit geval, dus ja, heel flexibel zijn we daar in. En dat is juist ideaal voor dit

podium. Je kunt dat, dit kan, dit, dus je kunt hier kleine dingetjes doen, dus je hebt een

flexibel podium. Daar wou ik naartoe. En dat is ons wel gelukt.

Ype: “Ja, ik heb hier al verschillende gezien inderdaad.”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Ja dat is goed geslaagd. Ehh… wat ook werd genoemd in hetzelfde onderzoek is ehh…

dat een gebrek aan omvang van een organisatie het opvangen van tegenvallers bemoeilijkt

of bijvoorbeeld het bedingen van aantrekkelijke voorwaarden bij leveranciers. Klopt dit

voor Het Bolwerk, en is dit ook een reden geweest om de schaal te vergroten?

John Schut: “Nee, kijk, het inkopen bijvoorbeeld, doordat we nu onderdeel zijn van een

grote cultuurorganisatie, kunnen we natuurlijk ook weer meer afdingen in dit geval. Met

Heineken hadden wij sowieso al een deal, maar Heineken is nu natuurlijk ook wat groter

hier in dit geval, dus die deal die liep al. Ehh… wat was je vraag ook alweer?

Ype: “Ehh… in die zin, de vraag was eigenlijk of het gunstig is voor Het Bolwerk om dus

Van jongerencentrum tot poppodium?

124

groter te zijn geworden door onderdeel te worden van Cultuurkwartier Sneek.

John Schut: “Ja. Dat is gunstig in de zin van dat je van elkaars discipline, van elkaars

netwerk gebruik kunt maken…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Nog veel belangrijker is dat wij het imago van podium waar alleen maar punks,

metals en onfris ruikende types komen, dat je dat op deze manier… Je wordt wat

salonfähiger op deze manier zeg maar. En dat is het grote voordeel.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “We zijn onderdeel van een groot cultuurcomplex en daardoor kun je ook met

je PR op een andere manier kun je gewoon inzetten, bijvoorbeeld. Kijk je ziet bijvoorbeeld

nu ook dat wij ehh… onze doelgroep echt wel gewijzigd is. In de oude situatie waren we

natuurlijk een jongerencentrum, op papier, maar goed we waren al een podium natuurlijk,

maar dat juk hebben we gelukkig afgegooid…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Want dat is verschrikkelijk. En nu zijn we… sinds 2009 vallen we onder

cultuur, en dat is heel prettig, en je kunt dus ehh… omdat wij met dit podium natuurlijk ook

bepaalde goals, bepaald aantal bezoekers moeten… nou ja, blablabla, vul dat maar in…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Voordeel is dat wij ehh… met onze programmering een veel bredere doelgroep

kunnen binnenhalen. En ook, doordat je meer producties kunt neerzetten dus ook een

breder pakket kunt aanbieden, doordat wij van zestig, vijftig/zestig naar honderd zijn

gegaan op jaarbasis.”

Ype: “Aha.”

John Schut: “En dat is ook een heel groot verschil.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En wij hebben natuurlijk ook als voordeel als poppodium, het poppodium

bestaat al meer als veertig jaar, wij hebben onze naam natuurlijk ook mee en dat scheelt

dan natuurlijk ook wel. En dan naam in de zin van goed podium, prettig personeel, dat hele

plaatje zeg maar.”

Ype: “Precies.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

125

John Schut: “En dat speelt een hele grote rol, zowel bij bands als bij agencies. Maar goed, je

hebt natuurlijk altijd bands en agencies, die alleen maar kijken naar hoeveel mensen

passen erin, wat is mijn break-even-deal en dan pleur ik dat bandje daar maar neer want

dat levert mij het meeste geld op.”

Ype: “Ja, ja, ja.”

John Schut: “En dat soort bandjes zie je nog steeds, helaas.”

Ype: “Maar los van de status van de zaal?”

John Schut: “Of het nou in een bowlingcentrum is of in een poppodium, het interesseert ze

geen ruk. Nou ja, dat soort bandjes hou je sowieso. En je hebt natuurlijk ook als nadeel, we

zitten hier in Sneek en Sneek is natuurlijk an sich wel een ehh… nou ja, het heeft wel een

achterland, maar goed het is geen Leeuwarden. Leeuwarden is natuurlijk veel groter.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Leeuwarden is de provinciale hoofdstad, en ja, dat is voor veel bands toch de

aanleiding om in eerste instantie of bij voorkeur liever in de hoofdstad te spelen. Dat

nadeel heb je gewoon als je een podium in de provincie bent zeg maar. Je kan de

programmering er enigszins op aanpassen, dat hebben we ook gedaan de afgelopen jaren,

maar dat resulteert wel in meer bezoekers in dit geval.”

Ype: “Ja, duidelijk. Dus in die zin is het groeien van een organisatie eigenlijk universeel

gunstig, zou je bijna kunnen zeggen.”

John Schut: “Ja, maar dat heeft ook alles te maken met je organisatie zelf en kijk we hebben

natuurlijk ook ehh… we zijn ook anders in gaan zetten met betrekking tot onze

medewerkers. Wij proberen onze organisatie zo professioneel mogelijk te maken, dat

betekent dus ook dat je je medewerkers zo professioneel mogelijk moet gaan opleiden

enzovoort enzovoort.

Ype: “Ja.”

John Schut: “Maar vergeet niet, we zijn een relatief kleine organisatie. We zijn als

poppodium ehh… doen wij dat met slechts, nog niet eens 2 FTE op het moment…”

Ype: “Ja, Peter vertelde dat.”

John Schut: “En vergelijkbare podia die dezelfde producties neerzetten die hebben er zes,

zeven of acht zelfs, dus wat dat betreft doen wij eigenlijk ehh… heel veel.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

126

Ype: “Hetzelfde werk met hetzelfde…”

John Schut: “Ja, maar dat betekent wel, dat betekent wel natuurlijk, dat je daarop inboet of

op je marketing, of op je PR of op… Dat gaat ten koste van iets.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Dat is het vervelende juist.”

Ype: “En waar gaat het ten koste van?”

John Schut: “Nou het gaat ten koste van PR, marketing, maar het gaat ook ten koste van

bijvoorbeeld voldoende ruimte creëren om na te denken, goed na te denken over

concepten, goed na te denken over andere beleidslijnen. Waar je nu mee bezig bent, is

eigenlijk alleen maar het draaien van producties, producties, producties.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En je moet als organisatie, dat is ook het nadeel, eigenlijk moet je meer doen.

Met dezelfde uren.

Ype: “Precies.”

John Schut: “En dat is niet… heel uniek, maar dat zie je ook landelijk denk ik wel, maar dat

legt wel een enorme druk op je organisatie in dit geval. Je verwacht van je medewerkers

toch wel een bepaalde, hoe zal ik het zeggen, een andere motivatie…”

Ype: “Toewijding.”

John Schut: “Nou ja, commitment, want ehh… onze vrijwilligers zijn wat dat betreft, dat is

ook een keuze die wij gemaakt hebben, we willen niet werken met hele jonge vrijwilligers,

dat heeft natuurlijk ook te maken met je uitstraling als podium, maar ook niet met hele

oude vrijwilligers.

Ype: “Ja.”

John Schut: “Maar, wij zijn geen podium dat uitsluitend en alleen maar in een nichemarkt,

zoals de Asteriks bijvoorbeeld wel. Nou, zo’n podium zijn we niet. We zijn ook geen podium

zoals Romein, Romein doet het allemaal heel veel met stagiaires, nou die hebben een hele

andere commitment…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Van: ‘heb ik mijn voldoende gehaald?’ en vrijwilligers hier, die gaan er op een

hele andere wijze mee om. Die gaan echt voor het product. Die gaan echt voor ehh… hoe zal

Ype Terwisscha van Scheltinga

127

ik het zeggen, voor het publiek. Die vinden het leuk om te werken.”

Ype: “Ja, ja.”

John Schut: “Dat stralen ze ook uit, en dat is ook de kracht van je podium in dit geval.”

Ype: “Zeker.”

John Schut: “Een vrijwilliger moet je altijd in de watten leggen. Tot op een bepaalde hoogte

natuurlijk, maar altijd in de watten leggen. Keuzes!”

Ype: “Dat merk je in de backstage ook goed hoor, dat de mentaliteit van al die mensen echt

ehh… uitstekend is.”

John Schut: “Alleen, ja, kijk we zijn groter gegroeid, maar het heeft ehh… helaas niet groter

gegroeid met betrekking tot FTE’s helaas niet.”

Ype: “Nee.”

John Schut: “Dus.”

Ype: “Ja. Ehh.. ik heb nog een ehh… in de categorie motivatie voor de wat ik de

transformatie noem is zowel de verbouwing als wat er organisatorisch is veranderd. In die

context heb ik nog een vraag. In de handreiking ‘Pop met beleid’, ik weet niet of je die kent,

wordt gesteld dat nieuw- en verbouw van poppodia aan de orde van de dag is wegens

veroudering en voortschrijdende technische eisen. Is dit het geval voor Het Bolwerk ook

geweest? Verouderd gebouw?

John Schut: “Ja, een verouderd gebouw.”

Ype: “Ja, he.”

John Schut: “Ja, gewoon een verouderd gebouw. Er is de afgelopen jaren gewoon nooit een

cent in geïnvesteerd. Ja, ’s een likje verf hier en een likje verf daar en wat cosmetische

wijzigingen, maar voor de rest is er nooit in geïnvesteerd.”

Ype: “Nee.”

John Schut: “En ehh… sinds wij dus bij… onderdeel zijn van cultuurkwartier is er behoorlijk

in geïnvesteerd in dit pand. En ehh… nou ja, een paar jaar zo meegaan.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Het moet ook de uitstraling hebben van een poppodium, en niet de uitstraling

van een jongerencentrum.

Ype: “Dus die slag is echt gemaakt.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

128

John Schut: “Ja, die slag is echt gemaakt. Tja, maar dat merk je ook alleen al aan dat we

bijvoorbeeld elke weekend heel andere bezoekers binnen hebben. We krijgen nieuwe

bezoekersgroepen. Dat zie je van ‘waar is hier de WC’ en ‘betaal ik hier met muntjes’. Nou

dat zijn heel duidelijke signalen van ‘ik ben hier nog nooit geweest’ zeg maar…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Maar dat zie je dus elke week en dat is prettiger dan dat je bijvoorbeeld in het

verleden had je bepaalde groepen binnen. Die kwamen wel met grote regelmaat, maar dat

is tien jaar geleden. En ik bedoel, de economie is behoorlijk gewijzigd, de wensen van

bezoekers is behoorlijk gewijzigd en ik bedoel je hebt niet meer groepen die elk weekend

komen. Ja of het moet dan heel goedkoop zijn, of weet ik allemaal wat, maar die heb je

gewoonweg niet meer.”

Ype: “Nee.”

John Schut: “Maar dat kan ook niet meer, want als je alleen op die bezoekersgroepen een

podium moet draaien dan heb je een probleem. Want stel dat een bepaald genre in onmin

geraakt, want dat gebeurt tegenwoordig steeds vaker, dus dat gaat steeds vaker en vaker

en vaker natuurlijk…”

Ype: “Door internet, enzo.”

John Schut: “Ja, daarom. Dan heb je een probleem. Dat betekent dus ehh… die ene groep die

mis je dan, daar heb je wel op ingezet, maar de muziekstijl, op de een of andere manier, of

een overkill, of het is niet meer populair, vul dat allemaal zelf maar in. Dan mis je die

bezoekersgroep. Het is gewoon veel te beperkt, daarom moet je in de verbreding zitten,

maar je moet ook uitkijken dat je geen bowlingcentrum wordt.”

Ype: “Precies.”

John Schut: “Gewoon een eigen smoelwerk creëren en daar zijn we nu ook mee bezig om te

kijken hoe we dat strategisch voor de nabije toekomst kunnen inzetten.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Dus ehh…

Ype: “Wat is de visie eigenlijk momenteel, op dat gebied? Is die er concreet, want die staat

volgens mij niet op de website.”

John Schut: “Nee, die staat ook niet op de website. We zetten onze strategie ook niet op de

Ype Terwisscha van Scheltinga

129

website. Dus ehh… dat heeft ook nog veel onderliggende…”

Ype: “Heel veel poppodia doen het wel namelijk.”

John Schut: “Ja, eigenlijk… Dit podium moet eigenlijk gewoon een podium zijn waar

iedereen zich thuis voelt. Daar komt het eigenlijk op neer. Jong en oud. Nou ja, doelgroep is

wel boven de 25, we doen heel weinig voor jongere kids, maar je gewoon het gevoel hebt

van god, gewoon een leuke en gezellige avond gehad. Dat is niet de strategie, maar wel de

achterliggende gedachte. Dat mensen hier niet alleen komen voor de programmering, meer

ook voor de gezelligheid. Als je namelijk alleen uitsluitend je podium neerzet in de markt…”

Ype: “Als concertzaal.”

John Schut: “Als concertzaal, en puur en alleen de interessante bandjes, de grote en

bekende bands boekt, ja, dat is leuk en aardig, mensen komen dan op die band af, maar het

maakt ze geen fuck uit waar het is. Het kan net zo goed in een hele grote schuur zijn. Dan

heb je het probleem dat… bezoekers komen alleen daar op af en wij willen juist bezoekers

genereren op bepaalde activiteiten ehh… die misschien niet direct in hun straatje liggen,

bijvoorbeeld, maar waarvan ze wel zeggen van ‘misschien zou ik dat leuk kunnen

vinden’…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Dus ook puur voor de gezelligheid eigenlijk.”

Ype: “En dus ook niet ehh… wat niet per sé samenhangt met wat er op dat moment op het

podium staat.”

John Schut: “Nee, nee, want als je alleen en uitsluitend afhankelijk bent van je

programmering, dan ben je dus niet alleen nu, maar ook in de nabije toekomst, dan is het

alleen maar een kwestie van geld. Degene die kan bieden en bieden en bieden, die zal de

interessante producties neerzetten, nou ja, dan ben je verkeerd bezig. Ja, die insteek daar

zijn we dus nu nog mee bezig.

Ype: “Duidelijk.”

John Schut: “Hoe we de bezoekers vast kunnen houden.”

Ype: “Ja, akkoord, erg interessant allemaal. Ik ben eigenlijk toe aan de wat concrete vragen

over de kenmerken van de verbouwing. Welke fysieke veranderingen heeft Het Bolwerk nu

precies ondergaan in de verbouwing? Capaciteit, licht en geluid, faciliteiten?”

Van jongerencentrum tot poppodium?

130

John Schut: “Nou we hebben nu een eigen licht- en geluidinstallatie natuurlijk, in het begin

huurden we dat nog maar we hebben nu besloten om licht en geluid zelf aan te schaffen.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Dat scheelt je enorm in je overhead-kosten, enorm scheelt dat, ehh… alleen de

voorgevel is in principe blijven staan, en nou de binnenkant is… als je binnenkomt, als oud-

Bolwerkmedewerker, laat ik het zo zeggen…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Dan heb je nog steeds het gevoel dat het Het Bolwerk is.”

Ype: “Precies.”

John Schut: “En we hebben… we hebben dus geen keuze gemaakt en dat hebben een

heleboel podia in Nederland wel gedaan, om een… Atak bijvoorbeeld, Metropool

bijvoorbeeld, Hedon gaat weer nieuwbouw in…”

Ype: “Bijna klaar ja…”

Peter Reen: “Bijna he. Hebben alweer vertraging, hoorde ik van ehh...”

John Schut: “Oh ja? Nou ehh… die hebben er voor gekozen om een nieuw gebouw neer te

zetten, met prachtige nieuwe mogelijkheden en noem maar allemaal op, maar ehh… dat

leeft natuurlijk nog niet. Dat zijn gebouwen die worden neergezet puur ehh… ehh… dat zijn

ook algemeen zalen met zes-, zeven-, achthonderd mensen…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Daar moet zoveel mogelijk gegenereerd worden, dat is een popfabriek

geworden.”

Ype: “Juist.”

John Schut: “In de zin van lopende band-werk producties, zo veel mogelijk, zo groot

mogelijke acts, en dan hebben ze nog een kleine zaal, hebben sommige podia ook nog, dat is

hartstikke charmant hoor, maar dat gebeurt eigenlijk ehh… ehh… wat gebeurt daar, daar

zetten ze nog wat niche-achtige dingen neer, wat interessante opkomende acts, bij wijze

van spreken…”

Ype: “Ja, ja, ja.”

John Schut: “En om hun totaalprogrammering naar de buitenwereld ehh… toch nog

enigszins te laten zien van ‘zie je wel, wij zijn wel een volwassen poppodium, wij doen ook

Ype Terwisscha van Scheltinga

131

van die kleine leuke interessante dingetjes’, opkomende acts, maar eigenlijk gaat het daar

niet om.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Het is maar een wassen neus, vind ik hoor.”

Ype: “Brede vraag, het is al aan bod gekomen, welke organisatorische veranderingen heeft

Het Bolwerk nu ondergaan tijdens 2008/2009?”

John Schut: “Nou, we zijn van een welzijnsorganisatie, Timpaan, zijn wij overgestapt,

overgestapt, ehh… zijn wij ondergebracht bij het Centrum voor de Kunsten, en later is dat

het Cultuurkwartier Sneek geworden.”

Ype: “Dat is later nog geweest.”

John Schut: “Ja, dat is later nog geweest. Ehh… daar valt het theater onder, het

kunstencentrum van hiernaast, en Het Bolwerk valt daar onder.”

Ype: “Ja, duidelijk.”

John Schut: “Dus.”

Ype: “Akkoord, ja. Maar qua FTE’s is er dus niks veranderd, zoals Peter ook al zei, intern in

Het Bolwerk.”

John Schut: “Was het maar waar.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Er wordt alleen maar bezuinigd, bezuinigd, bezuinigd en wat ik net zei, je moet

steeds meer doen met hetzelfde aantal uren, dus je moet daar heel flexibel in zijn. Ik doe

bijvoorbeeld ook […]-medewerkers doe ik er bij, nou, dat moet je dan ook even in je

rooster, dat is leuk en aardig, maar dat moet je er allemaal even bij doen.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Dus ehh…”

Ype: “Akkoord. Nou, het volgende heeft Peter ook eigenlijk al beantwoord, maar het is ook

wel leuk om het even van jou te horen. Het Bolwerk is onderdeel geworden van

Cultuurkwartier Sneek, en welke redenen waren daar concreet voor? Zowel vanuit Het

Bolwerk als vanuit bijvoorbeeld de gemeente.”

John Schut: “Nou, ehh… eigenlijk de enige reden was dat, en dat is eigenlijk de enige reden,

was dat Timpaan eigenlijk het, de poppodiumfunctie wilde afstoten.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

132

Ype: “Ok.”

John Schut: “Dat was eigenlijk de achterliggende reden. Waarom? Omdat zij een poppodium

functie niet ehh… passend vonden binnen hun aanbod. En zij zijn voornamelijk bezig op het

gebied van welzijn, jongerenwerk, dat soort dingen allemaal. Dat heb je in de afgelopen

jaren ook kunnen zien, ehh… totdat we dicht gingen, want er werd gewoon geen enkele

cent geïnvesteerd, ehh… we waren gewoon het vijfde wiel van de wagen geworden, en

eigenlijk interesseert het werkelijk geen hond op directieniveau wat hier gebeurde.”

Ype: “Nee, he.”

John Schut: “Je zag ook nooit iemand, alleen als er echt iets loos was, of dat er… De interesse

was dusdanig minimaal, laat ik het zo uitdrukken, dat was het gevoel van ‘ja, wat doen we

hier eigenlijk’, weet je wel. Nu we onderdeel zijn het cultuurkwartier en een

cultuurorganisatie, liggen we veel meer op één lijn. Ik bedoel, wij hebben een bepaalde

cultuurvorm, laat ik het zo zeggen…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Theater heeft een bepaalde cultuurvorm, kunst, en dan alles te maken met

muziekcultuur, laat ik het dan, ja, het is niet helemaal waar, zit ook een musical…”

Ype: “Podiumcultuur.”

John Schut: “Het is een bepaalde podiumcultuur in de breedste zin van het woord, zeg

maar, dus je hebt veel meer ehh… veel meer punten waarvan je denkt van hee, dat kun je

van elkaar leren, of die kun je van elkaar gebruiken. Bijvoorbeeld talent nights

bijvoorbeeld, dat zijn dan kids, die krijgen hier les, in een van die lokalen hiernaast…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En een keer in de maand, twee keer in de maand, ik weet niet, hebben zij hier

in een kleine setting, bijvoorbeeld, daar kunnen ze lekker spelen, nou dat is dus… Dan maak

je gebruik van elkaars onderlinge netwerk, van elkaar onderlinge know-how, enzovoort,

enzovoort. En dat maakt je als cultuurkwartier ook veel sterker naar de buitenwereld toe.”

Ype: “Ja, duidelijk.”

John Schut: “En dat is onze kracht ook.”

Ype: “Ja, akkoord.”

John Schut: “Als we dat namelijk niet… als we geen onderdeel waren geworden van het

Ype Terwisscha van Scheltinga

133

cultuurkwartier, dan denk ik dat dit podium niet meer had bestaan.”

Ype: “Nee?”

John Schut: “Nee.”

Ype: “Maar dat plan was er dus al voordat de verbouwing begon?”

John Schut: “Ja. Het probleem is alleen dat er dus voordat er sprake was dat het podium

geen onderdeel mee zou vormen van het welzijnswerk, is er in de wandelgangen het één en

ander besproken.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Daar zijn wij dus nooit in gekend. En dat is dan typisch iets voor een

welzijnsorganisatie, die doen dat onderhands met de gemeente…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “We zijn er pas zeg maar, in betrokken, toen we eigenlijk al… toen al duidelijk

was dat we onderdeel zouden worden van het cultuurkwartier. Toen zijn we er pas in

betrokken, met betrekking tot organisatievorm, met betrekking ook tot de verbouwing,

want de verbouwing stond ook al een heel groot gedeelte op papier, en… we zijn daar veel

te laat in betrokken. Dat is heel vervelend, om het even zo uit te drukken, want… we

hebben nog wel iets kunnen doen, ik bedoel, we hebben wel keuze kunnen maken qua

kleuren, qua in… en ook de praktische invulling, maar we hebben dus niet meer vanaf het

beginstadium erbij gezeten.”

Ype: “Nee.”

John Schut: “Wat eigenlijk hadden we, achteraf gezien, gewoon de voorgevel willen laten

staan, en alles wat er achter zit gewoon, ehh… tegen de, tegen de grond, dat hebben ze

namelijk daar ook gedaan. De voorgevel is blijven staan, bescherm stadsgezicht…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Achterkant heb je veel betere mogelijkheden. Dat hadden we hier ook moeten

doen, dan hadden we namelijk deze zaal… niet zo, dan was het veel hoger geworden, dan

had je een veel grotere zaal gehad, hadden we misschien ook een balkon gehad, hadden we

echt… op dezelfde oppervlakte he, hadden we dingen anders ingedeeld. En dat was achteraf

gezien, dat heeft de architect zelfs aangegeven, was dat ehh… veel goedkoper geweest dan

wat we nu gedaan hebben.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

134

Ype: “Ongelooflijk he, en dat allemaal omdat jullie eigenlijk pas later in…”

John Schut: “Ja, dat is een keuze geweest he, en ja, met name van onze toenmalige

werkgever, die heeft ons daar helemaal buiten gelaten. Ja daarom ben ik ook blij dat we

geen onderdeel meer zijn van Timpaan.”

Ype: “Fijn zo, voor Het Bolwerk.”

John Schut: “Ja. Ach goed, dit schept natuurlijk ook wel de nodige knelpunten natuurlijk,

maar dat hou je altijd. Ik ken geen organisatie waar organisatorische geen knelpunten

ehh… te vinden zijn want dat heb je altijd.”

Ype: “Altijd streven naar verbetering, natuurlijk.”

John Schut: “Ja toch? Dus ehh…”

Ype: “Ja, duidelijk. Even zien, wat heb ik nog meer staan… Oh ja, ticketprijzen!”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Ja. Het is wel duurder geworden hier.”

John Schut: “Is dat zo?”

Ype: “Overal hoor, niet alleen hier natuurlijk. Maar ja, het internet heeft natuurlijk gezorgd

voor een drastische daling van verkoopcijfers van fysieke geluidsdragers, bijgevolg zijn

concerten voor de artiesten belangrijker geworden…”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Ehh… is deze ontwikkeling ook van invloed geweest op de stijging van prijzen in Het

Bolwerk, sinds, en dan specifiek ook sinds de verbouwing?”

John Schut: “Ja, ik bedoel, onze productiekosten zijn natuurlijk veel hoger geworden. En het

nadeel is dat al die, met name Nederlandse bandjes, ehh… die zijn enorm omhoog

geschoten qua gages, in dit geval.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En er word heel duidelijk gekeken of je een […]-podium bent, een kernpodium

heette dat vroeger…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En daar worden de prijzen gewoon op aangepast. En dat is zo… En ik bedoel,

en ehh… als je in zijn totaalbeeld als je dat kijkt, is het zo dat wij denk ik toch met onze

ticketprijs relatief laag zitten vergeleken bij de rest van de podia, vergelijkbare podia. Maar

Ype Terwisscha van Scheltinga

135

goed, de productiekosten zijn enorm gestegen, en dat is eigenlijk het probleem. Wij

proberen wel daar een beetje een balans in te vinden dat… we proberen het wel zo

goedkoop mogelijk aan te bieden, maar er moet natuurlijk geen geld bij.”

Ype: “Nee. Maar productiekosten daarvan, dat is ook gages voor artiesten.”

John Schut: “Alles.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Catering, commissie, hotelkosten, noem maar allemaal op, geluidskosten, die

zijn natuurlijk nou wat naar beneden gegaan omdat we onze eigen geluidsinstallatie

hebben, maar voorheen was dat echt ehh… betaalden we bijna twee keer zo veel.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En nu is dat veel minder. Dus dat betekent ook dat wij wat meer ruimte

hebben in ehh… Kijk, het is natuurlijk wel zo, wij proberen de commerciële activiteiten

proberen wij dusdanig in de markt te zetten zodat de concerten die wat minder

commercieel zijn en die toch een belangrijke bijdrage zijn in onze, onze uitstraling als

podium, als volwaardig podium… De kosten proberen we daar een beetje mee te dekken.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Zeg maar dat kleine bands, interessante bands waarvan we denken van ‘hee,

dat moet hier echt staan’, omdat dat past binnen het totaalprogrammering, ja, dat kost ons

zo veel geld, dat moet dan daar vandaan komen. Dus zo proberen we dat een beetje in

balans te brengen.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Maar het is niet zo dat wij, met grote regelmaat ehh… hebben we wel gedaan,

twee jaar lang, hadden we hier een klein podium, en dat was ehh… daar stond ehh… bijna,

wel drie keer in de maand stonden daar hele interessante acts. De Wereld Draait Door-acts,

De Kik, dat heeft allemaal hiet nog klein gestaan…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Daar wouden we wel op inzetten. Maar goed, als dat na twee jaar, als dat

gewoon onvoldoende publiek oplevert…”

Ype: “Dat is het geval dus, bij die kleine shows.”

John Schut: “”Ja! Wel een heleboel gezeur, dat wij nooit spannende dingen doen, maar

Van jongerencentrum tot poppodium?

136

vervolgens zie je ze hier nooit verschijnen! En toen hebben we gewoon na twee jaar gezegd

van, moet je horen, we willen die dingen wel blijven doen, krijg je… bandje op?”

Ype: “Nee, ik ben even aan het checken of het doorloopt.”

John Schut: “Nee heel kort: kijk, wij willen wel die dingen blijven doen, maar in beperkte

mate. Want ja, uiteindelijk moeten we wel onze broek omhoog houden aan het eind van het

jaar.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En ehh… zo eenvoudig is het.”

Ype: “Dat is gewoon een continue spanningsveld.”

John Schut: “Dat is een continue spanningsveld. Alleen we hebben ook geen keuze gemaakt

om te zeggen van nou, we zetten een keer per maand een tribute-act neer, de derde week

zetten we blues neer, de vierde week… het is niet zo dat de programmering… ja, het is wel

wat ehh… hoe zal ik het zeggen, wat ehh…”

Ype: “Veiliger?”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Dat is ook de term die in de onderzoeken wordt gebruikt…”

John Schut: “Ja dat klopt, maar veiliger, veiliger, zijn twee dingen natuurlijk, in dit geval.

Maar dat is inderdaad waar, maar dat kan niet anders.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Welk podium kan dat… Vera zichzelf dat niet eens permitteren om alleen maar

vanuit die niche-markt voldoende publiek te genereren. Dat lukt Vera zelfs niet eens. Nou,

wie zijn wij dan om te zeggen ‘dat lukt ons wel’. Ja, dat is toch zo?”

Peter Reen: “Vera heeft echt wel moeten bezuinigen.”

John Schut: “Ja, daarom.”

Peter Reen: “Vera-krant is weg, de zeefdruk-posters zijn eruit.”

John Schut: “Ja.”

Peter Reen: “Allemaal instituten. Vera swingavond is volgens mij anderhalf jaar geleden al

wegbezuinigd. Dat liep niet meer. Allemaal instituten die ehh… die afgeschaft worden.”

John Schut: “Wij richten ons allemaal op het nieuwe Harmonie-kwartier, wat voor

spannende dingen daar allemaal gaan gebeuren, maar daar komen zulke leuke organisaties

Ype Terwisscha van Scheltinga

137

bij elkaar, nou die bestrekken de hele markt, van niche tot potentieel van bowlingcentrum

tot noem maar allemaal op. Dus, wij kunnen straks wel dicht.”

Ype: “Goed vooruitzicht.”

John Schut: “Ach nee joh.”

Ype: “Hee maar, wel grappig van wat jij net over Vera zei, want hebben jullie als organisatie

voorafgaande aan die verbouwing, hebben jullie bewust stilgestaan en gesproken over

behoud van karakter en sfeer van Het Bolwerk?”

Peter Reen: “Ja. Ja, wel behoud van karakter, natuurlijk, en van sfeer… Kijk, dat je de

voorpui moet laten staan, zeg maar, dat is natuurlijk ook al iets wat bepalend….

Gezichtsbepalend inderdaad ja, ehh… maar, ehh… al die nieuwbouwbakken, ik vind ze

eigenlijk compleet sfeerloos. Die tenten, zeg maar. Ja, de Patronaat enzo, en de 013. Het is

allemaal logistiek gezien, en praktisch en productioneel is het allemaal ehh… fantastisch…”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Wordt gemeld. Maar ehh… of het mooi is, is een tweede. Ja. En zeker een

Metropool of een Atak enzo, dat zijn gewoon lelijke kolossen.”

John Schut: “Het zijn popfabrieken geworden, in mijn optiek. Dan kom je binnen en dan heb

je meestal twee voorstellingen op één avond nog, en ehh… het liefst proppen ze er drie of

vier in op één avond.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Nou, sorry hoor, maar dat is… Kijk, het uitgaan is verworden tot het

consumeren en dat vind ik jammer. Toen ik, toen ik, hoor mij lullen, maar, nog niet eens zo

lang geleden, ging ik naar een concert en als de zaal om acht uur open ging, om negen uur

open ging, dan kwam ik binnen, genoot ik van de band, en na afloop kon ik weliswaar kon

ik zelfs nog een biertje drinken, kon ik zelfs nog tot twee, drie uur, als ik dat wou, kon ik

daar nog blijven!”

Ype: “Heerlijk toch?”

John Schut: “Ja maar dat is nu niet meer zo! Ja, ok, wij nog wel, en ik denk ook Iduna ook

nog wel, maar ehh… Romein heeft ook niet dat ze iedereen eruit schoppen, maar als je kijkt

bij de…”

Ype: “Daar ga je wel naar toe.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

138

John Schut: “Ja, daar ga je wel naar toe denk ik straks hoor, omzet genereren, maar dan is

het nog zoiets van… Het is ook niet zo gek dat heel veel mensen niet meer naar concerten

gaan. Die hebben echt het gevoel dat ze als melkkoe worden gebruikt.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Dan komen ze nog in een pand wat totaal sfeerloos is, dan moeten ze overal

moeten ze voor betalen, ook nog eens een keer en niet zo’n klein beetje ook, ehh… nou ik

kan die hele rits wel opnoemen. Nou en dat dus, dat willen we dus hier niet. En dat

betekent dat je wel concessies moet doen, maar we willen gewoon een, ja dat klinkt een

beetje oubollig, alsof we een of ander koffiehuis worden, en dat is ook niet de bedoeling…

Wij willen gewoon dat mensen hier naartoe komen, als ze hier binnen komen, dat ze al het

gevoel hebben, we zijn welkom, we worden hier niet als melkkoe behandeld…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Ehh… mensen zijn vriendelijk hier, programmering is misschien niet altijd

even leuk en aardig, we krijgen wel veel positieve reacties, we krijgen ook negatieve

reacties van mensen die zeggen ‘waarom staat hier geen metal meer’, waarom staat dit er

niet meer.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Ja dat hoeft dus niet, want dat is een overkill hier in Friesland. En dat is dus het

nadeel als je niet met de podia onderling, als daar geen mogelijkheden zijn om met elkaar

daar op een volwassen manier me om te gaan. Ze gunnen elkaar het licht in de ogen nog

niet eens hoor, vind ik persoonlijk. Dat is nu wat minder, er is nu wel wat overleg, maar het

is zo van, ja natuurlijk, als wij een grote act krijgen aangeboden gaan we niet zeggen van

‘sorry hoor, maar willen jullie het doen’, zo werkt het niet…’

Ype: “Nee.”

John Schut: “Maar het is wel zo van als jij dezelfde stijlen hebt en je denkt van ‘goh dit

weekend hebben wij dit maar zij hebben dat weekend ook.’ Maar ja, misschien is het dan

eens handig om te overleggen of een andere datum te prikken ofzo, je moet… Het is

Friesland he, we zitten hier niet in Noord-Holland of het westen van het land. Je hebt maar

drie podia. Nou ik vind persoonlijk, heb ik in het verleden ook altijd geprobeerd, nou dat is

geen meter opgeschoven. Overleg met betrekking tot de programmering is bijna

Ype Terwisscha van Scheltinga

139

onmogelijk. Waarom weet ik niet, maar iedereen zit gewoon in zijn eigen straatje gewoon

ehh… En kijkt niet naar van wat is hier in Friesland beschikbaar als doelgroep.”

Ype: “Nee en wat zit mekaar in de weg.”

John Schut: “En wat zit elkaar in de weg. Je ziet ook heel vaak wel reacties op Facebook van

weet ik veel allemaal wat van ‘goh wat leuk en aardig maar ze hebben daar ook hetzelfde

staan’ en waarom doen ze dat nou.”

Ype: “Eind vorig jaar toen Leaves Eyes hier speelde, was er tegelijkertijd iets gaande, met

die Waldrock-reunie.

John Schut: “Ja maar dat wisten wij niet, toen dat geboekt werd. Dat is het juist, dat wisten

wij pas heel kort van tevoren. Daar wordt niet over gecommuniceerd, weet je wel!”

Ype: “Dat zijn gemiste kansen.”

John Schut: “Vorig jaar hadden we hier ook reggae staan, zelfde weekend, bij het

openingsweekend bijvoorbeeld, in Romein stond ook reggae. Dat is nog nooit gedaan maar

daar stond ook reggae. Nou ja, we hadden, die van ons stond al veel eerder. Goed dat maakt

niet, maar dan heb ik zoiets van ‘waarom programmeer je dan nota bene op dezelfde dag

ook nog reggae’ terwijl je weet dat de reggae-achterban gewoon dusdanig klein is hier in

Friesland, dan moet je dat vooral niet gaan doen. Ik weet ook niet wat de achterliggende

gedachte is, ik denk gemakzucht, maar goed…”

Peter Reen: “Ja, ik weet het ook niet…”

Ype: “Je hoeft daar nog niet eens voor te overleggen, kijk gewoon…”

Peter Reen: “Kijk gewoon op de website van anderen, ja.”

John Schut: “Nou ik zal het je nog erger vertellen, er zijn podia die zelfs beweren nooit op

websites van andere podia te kijken. Met andere woorden, het interesseert ze gewoon geen

fuck.”

Ype: “Nee he, terwijl je toch elkaar ermee hebt.”

John Schut: “Nou, maar dat is eigenlijk heel jammer, omdat het Friese popklimaat, ik heb

het nou over het Friese popklimaat, is dusdanig dat je daar heel voorzichtig mee moet

omgaan. En dat geldt ook voor de nieuwe ontwikkeling zoals bijvoorbeeld in Leeuwarden,

daar kijken we toch wel met bepaalde ogen naar. Zoiets van nou ehh… is dat wel zo’n

gezonde situatie voor het popklimaat hier in Friesland.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

140

Ype: “Ja.”

John Schut: “Wat voor situatie zou je kunnen krijgen. Het biedt natuurlijk ook uitdagingen.

Kijk, het is niet zo dat wij van de ene op de andere dag dichtgaan, maar wij zien daar wel

bepaalde gevaren bijvoorbeeld, waarvan we denken van nou ehh… daar zijn we niet heel

blij mee. En ik kan me ook niet voorstellen dat andere podia zoals een Iduna daar heel erg

blij mee zullen zijn dus ehh…”

Ype: “Hee, nog even terug naar wat je net zei, als je nog tijd hebt natuurlijk, van dat

melkkoe-verhaal.”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Ik vond dat wel ehh… even uit mijn eigen ervaring sprekend, wat me hier wel

bijvoorbeeld is opgevallen, want ik kom hier zelf natuurlijk ook al sinds mijn dertiende

ongeveer, is dat je hier op een gegeven moment gaat dan… na het concert gaat binnen een

bepaalde tijd deze wand dicht…”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Dan wordt je dan toch als een soort melkkoe, om het zo te zeggen, hier naartoe

geduwd, om vervolgens hier nog een drie kwartier te kunnen doorbrengen en dan gaat de

toko ook al sluiten.”

John Schut: “Ja, klopt.”

Ype: “Terwijl vroeger kon je lekker eindeloos doorhangen hier zeg maar.”

John Schut: “Nou… Dat is waar wat je zegt, we hebben dat soort reacties ook wel ontvangen,

dus daar zijn we wel mee bezig, alleen kijk wat wij doen is, wij, wij kijken dat in praktische

overweging. We hebben hier nu een café-gedeelte, we hebben geen podium meer, we

willen… niet als melkkoe, als mensen weg willen, gaan ze weg, ze zijn niet verplicht. Je bent

zelfs niet verplicht hier je jas op te hangen. Ik bedoel ehh… maar, wat wij graag willen is…

kijk, we willen… wat, als daar nog tien of twintig mensen zijn en hier zitten nog wat mensen

dan hebben wij zoiets van nou waarom niet gezellig met elkaar gewoon lekker in het café

hier, nog even een biertje drinken… want dan heb je daar twintig staan en dan heb je hier

twintig staan, snap je?”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Want dat is de achterliggende gedachte. En waarom… dan kunnen we daar ook

Ype Terwisscha van Scheltinga

141

wel opruimen, ja, dat is niet de prioriteit, maar dan kunnen we dit gewoon dichtdoen, weet

je wel. En dan is het gezellig want van nou heb je die groepen heel erg verspreid.”

Ype: “Maar is wel ehh… het fungeert in mijn ogen fungeert het wel als een soort van

oprotmuziek, alvast, snap je? Van: ‘okee, we gaan nu al richting sluitingstijd’.”

John Schut: “Nee klopt, ik weet heel goed wat je bedoelt. Alleen, wij proberen er nog een

bepaalde modus voor te vinden om te zorgen dat dat eigenlijk niet gebeurt. Maar ja, goed…

Daar zijn we nog niet uit.”

Ype: “Okee.”

John Schut: “Maar, maar ik kan dat gevoel… het is niet voor het eerst dat ik dit hoor, hoor.”

Ype: “Okee, dus je… Dat was eigenlijk ook mijn volgende vraag, wat de reacties zijn geweest

tot nu toe.”

John Schut: “Nou, dat varieert heel erg. Ik bedoel, er zijn mensen die hier ehh… oud-

vrijwilligers die hier niet meer komen omdat ze de sfeer niet meer dusdanig Bolwerk

vinden, ‘je mag niet meer dit’… Het gaat met name erom wat je niet meer mag he, daar gaat

het om. En ook bij bezoekers, maar dan heb ik zoiets van ‘ja, maar lieve mensen’, ik bedoel

ehh…

Ype: “Kijk naar wat je er voor terugkrijgt.”

John Schut: “Het is veel beter geoutilleerd, ik bedoel, waar hebben we het over. Ja, dan hoor

je bezoekers van ‘er was hier zo’n prachtige mooie ronde bar’. Nou, zo prachtig was dat

niet, want het was een bottleneck, iedereen stond om de bar heen. En ehh… Ja, er is

gewoon, als je er goed over nadenkt…”

Peter Reen: “Ja, het gaat om sfeerbeelden bij die mensen, het is ehh… weet je, ehh…het is

ehh… het is ehh… de herinnering zeg maar. Die dan meespeelt.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Die mensen die hebben natuurlijk een of andere ehh…”

Ype: “Sentiment.”

Peter Reen: “Sentiment inderdaad, dat is het, en daar is het op gebaseerd zeg maar, en als je

dan niet mee wil gaan met de gedachte dat een podium zich ook gewoon moet ontwikkelen

en verder moet, ja dan kom je inderdaad op een gegeven moment op een punt dat je denkt

van ‘ja, dan kom ik maar niet meer’.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

142

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Maar, ja, je kan het ook proberen zeg maar om mee te gaan en na te denken en

te denken van ja, zo’n podium moet ook gewoon bestaansrecht hebben.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En als je dan binnen dat oude systeem blijft werken, dan is het podium binnen

een jaar verdwenen.”

Ype: “Ja. Het is grappig dat je dat zegt, want ik zit zelf een beetje er tussenin hoor, enerzijds

mis ik ook een hoop dingen van vroeger die je hier kon doen en gedaan heb, en anderzijds

zie ik inderdaad ook wel in dat de tijd niet stil kan blijven staan.”

Peter Reen: “Nee. En dat is het ook meer inderdaad ja, juist daardoor. Je probeert zoveel

mogelijk bij, bij… binnen de sfeer van vroeger… Ook dat iedereen zich zeg maar thuis voelt.

Het kan niet allemaal. Ik zou het graag willen, maar ehh… helaas.”

Ype: “Nee precies.”

Peter Reen: “Je ziet ze hier trouwens nog wel hoor, oud-vrijwilligers, maar dat is dan bij die

locals-dingen, komen ze altijd weer terug.

Ype: “Nou het loopt tegen het eind. Ehh… even zien… dit heb ik eigenlijk ook al beantwoord

gekregen, maar is er… nog even concreet, is de samenstelling van het publiek echt

veranderd sinds de verbouwing?”

John Schut: “Ja.”

Peter Reen: “Ja.”

John Schut: “Vroeger waren de pijlers ehh…, chargeer ik het een heel klein beetje, maar

goed, hiphop, blues, metal, dat was het. Eigenlijk. Even heel kort door de bocht nu.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Nu heb je ook die mensen… we doen natuurlijk ook niet zo vaak metal en ook

niet zo vaak punk, maar als we weer zoiets doen dan is het leuk, dat is een leuke

doelgroep… Maar nu is de doelgroep eigenlijk van 25 tot en met ehh… nou 25 plus, en ehh…

het is wel zo dat je wel ziet dat ehh… dat er wat… het is een wat gemêleerdere doelgroep…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Maar het is inderdaad ehh… vroeger had je veel meer pluimage in huis.

Diverse pluimages zeg maar, dat is nu wel wat minder. We zijn wat salonfähiger geworden,

Ype Terwisscha van Scheltinga

143

dat moet ik wel toegeven… nou ja goed, daar is niks mis mee. Ik bedoel ehh… ja, ehh… En

het is ook zo, het publiek vanaf 25 jaar dat heeft inderdaad meer te besteden. En ja, nou ja,

goed ehh… dat is niet de belangrijkste overweging maar dat is wel zoiets van als je hier

iedere week alleen maar kids binnen hebt… ja. Nee, maar je podium wordt heel snel

afgerekend, en dat is wel het gevaar, als jij heel veel metal doet, dan gaat een bepaalde

doelgroep er ook vanuit dat je dus, nou ja, dat je dus metalpodium bent.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Of dat je een punkpodium bent, of dat je een hiphoppodium bent. Nou ja, dat

willen wij niet zijn. Maar we willen wel een podium zijn met zoveel mogelijk eigen

smoelwerk en daar zijn we nog steeds mee bezig om dat nog verder te ontwikkelen.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Maar in elk geval het publiek het gevoel geven dat het hier welkom is. En niet

alleen maar specifieke doelgroepen. Dan vind ik… dat kun je je niet permitteren.”

Ype: “En aan de andere kant krijg je dan wel als je inderdaad een soort van breder inzet,

krijg je ook wel weer dat juist ehh… Nou ik zag bijvoorbeeld dat er nu weer een punk-

festival zit aan te komen…”

John Schut: “Ja, dat is ook wel heel erg leuk.”

Ype: “Dat gebeurt hier niet vaak.”

John Schut: “Nee.”

Ype: “Maar komt… komt de punker zeg maar niet liever op een plek waar die wel

regelmatig in zijn…”

John Schut: “Nee.”

Ype: “In zijn zelfde, hoe zeg je dat, met ehh… gelijkgezinden omringd wordt?”

John Schut: “Ehh… ja, maar dat kan dan op dat moment hier ook.”

Ype: “Snap ik, maar toch is het dan niet misschien de eerste keuze om hier eenzelfde

punkgevoel met zijn allen…”

John Schut: “Nou, nou, dan is het heel belangrijk, in zo’n geval is het heel belangrijk ehh…

wat bied je. Nou als je dus een of twee punkbandjes biedt wat in de regio ehh… weet ik

allemaal wat ook regelmatig speelt, dan maken mensen keuzes. En dan zeggen ze van ‘nou

ja ok, Bolwerk, allemaal leuk en aardig’. Maar als je een festivalletje biedt, met leuke

Van jongerencentrum tot poppodium?

144

interessante namen, en dat is niet al te duur, dan… Deze groep komt dus typisch af op de

programmering. Die komt niet af op hoe ziet Het Bolwerk eruit, want dat vinden ze denk ik

heel oubollig misschien…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Maar ehh… die komt puur en alleen af op de programmering.”

Ype: “Ja, precies. Om dan vervolgens hier hun eigen feestje te gaan maken.”

John Schut: “Ja! Niks mis mee. Dus ehh… maar, die groepen moet je ook gewoon bij tijd en

wijlen in huis hebben. Hiphop doen we bijvoorbeeld ook niet zo veel meer aan. Vroeger

was Sneek echt een ehh… hiphopstad, zeg maar…”

Ype: “Ja, er waren veel jongens hier ook mee bezig.”

John Schut: “Ja klopt maar dat is in mindere mate nu zo. We doen nog wel wat hiphop, maar

ja ehh… Het is veel breder geworden en ook veel dieper geworden ik vind het alleen maar

interessanter geworden.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En als metal hoef ik hier ook ehh… bij tijd en wijlen hoef je het helemaal niet

neer te zetten want dat heeft gewoon geen zin.”

Ype: “Nee, he. Ik weet nog dat het hier inderdaad vrij doods was, de laatste keer dat ik hier

een metalshow zag. In ieder geval niet vol.”

John Schut: “Nee. Maar dat heeft alles te maken met overkill van bepaalde muziekstijlen,

laat ik het zo zeggen, in de provincie.”

Ype: “Ja. Waarover de communicatie dus nog beter kan.”

John Schut: “Nou ja goed, daar is op zich niks mis mee, maar ik heb wel zoiets van ‘denk

daar eens over na’ voordat je je programmering eens op die manier ehh… ik bedoel ik heb

daar zo mijn twijfels over hoor, ik heb zoiets van ja, ja, twee, soms drie metalbands in een

maand bij bepaalde podia, ik heb zoiets van ja, het lijkt mij… Kijk, als het Baroeg is, in

Rotterdam, dan kan ik me er iets bij voorstellen, snap je…”

Ype: “Daar kan het niet genoeg zijn.”

John Schut: “Maar hier in Friesland vind ik dat toch wel heel hoor, moet ik zeggen. Het

publiek gaat niet gaat echt niet naar alle vier of vijf metal-… Ik heb het wel eens geteld, ik

heb in een maand wel eens vier, vijf metalshows geteld. Nee, dan heb ik zoiets van ‘waar

Ype Terwisscha van Scheltinga

145

begin je in godsnaam aan’, dat moet je vooral niet willen!”

Ype: “Nee.”

John Schut: “Ja, dat is mijn optiek dan, misschien denkt iemand anders daar anders over,

maar ik vind het op zijn zachtst gezegd…”

Peter Reen: “Je vermoordt je eigen markt ook.”

John Schut: “Ik vind het niet slim, nee daarom, ik vind het niet slim.”

Ype: “Ja akkoord. Hee ehh… De context van mijn scriptie eigenlijk, waarin ik dit onderzoek,

is globalisering en ook de homogenisering van cultuur. Wat je bijvoorbeeld ziet in de

platenindustrie, is dat er eigenlijk nog maar een heel beperkt aantal bedrijven een heel

groot deel van het aanbod verzorgt, wereldwijd.”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Dat is vooral in de platenindustrie heel erg goed zichtbaar. Er zijn nu nog maar drie

bedrijven die volgens mij negentig procent van het marktaandeel hebben.”

John Schut: “Bundeling.”

Ype: “Precies. Bundeling, dus echt een werking van globalisering.”

John Schut: “Ongezond…”

Ype: “Precies, dat is ook een beetje hoe ik het zie. Als je dat nou vergelijkt met inderdaad

ehh… de fusie van Het Bolwerk met andere instellingen… je zou het zo kunnen beleven dat

eigenlijk de kleinschaligheid en de intimiteit van Het Bolwerk toch een beetje verloren is

gegaan door in een soort van groter organisatie te stappen. Dat is een hypothese hoor, ik

zeg niet dat…”

Peter Reen: “Qua pand is er niet veel veranderd. Het Bolwerk is nog steeds Het Bolwerk,

het is nog steeds dit pand binnen deze muren zeg maar.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Waar het zeg maar ehh… De verandering zit hem in de, de, de organisatie en

de samenstelling van de organisatie.

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “En dat zeg maar meerdere organisaties nu een directeur en een bestuur

hebben zeg maar… Kosten en efficiëntie zitten er natuurlijk ook bij in.

Ype: “Precies.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

146

Peter Reen: “Maar het is niet alsof je nu ehh… Het Bolwerk zeg maar ehh… in bijvoorbeeld

een organisatie als een Atak of een 013 gaat onderbrengen en dan gaat zeggen van nou ga

daar maar shows doen, weet je wel. Zo is het niet, nee. Zo zal het ook niet gaan gebeuren,

denk ik. Tenminste, ik zie dat niet gebeuren in deze regio of in deze stad ofzo.”

John Schut: “Nee, nee. Gaat echt niet gebeuren.”

Peter Reen: “Ik ben er ook gewoon helemaal niet voor.”

John Schut: “Nee, nee.”

Peter Reen: “Ik denk dat… kleinschaligheid, zeg maar, in ieder geval hier heel goed werkt.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Ja betrekkelijke kleinschaligheid natuurlijk.

Ype: “Precies.”

Peter Reen: “Kleinschaligheid praat ik echter over een podium van honderdvijftig,

tweehonderd man, dat is echt kleinschaligheid.”

Peter Reen: “Ja, dit is een middelgroot podium zeg maar. Maar je hoeft hier geen zaal van

1000 man neer te zetten.”

John Schut: “Nee, dat heeft ook geen…”

Peter Reen: “Dat heeft geen nut.”

Ype: “De context waarin ik het zelf zie, zeg maar, omdat ik zelf mijn eigen eerste concerten

ook hier heb gedaan…”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Met bandjes in het verleden is, ja, vroeger had ik echt het gevoel dat Het Bolwerk als

het ware van mij was. Ik kon doen en laten wat ik wilde en de backstage dat was… je kon

overal komen. En nu, het is… het lijkt nu een soort van zakelijker, in mijn persoonlijke

beleving…”

John Schut: “Is het ook.”

Ype: “Waardoor het een beetje… Ik word zelf ook ouder hoor, daar komt het ook door, maar

dat je toch een stukje intimiteit en sfeer mist. Dat het voor je gevoel wat professioneler en

zakelijker is geworden.”

John Schut: “Dat is ook zo, maar dat is wel de stap die wij bewust hebben genomen…”

Ype: “Ja.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

147

John Schut: “En dat is nu het grote verschil tussen beleving van concerten in een typisch

jongerencentrum, waar alles kon en mocht, tussen haakjes, zelfs vrijwilligers, die dronken

achter de bar stonden, bij wijze van spreken, want dat is daar ook onderdeel van…”

Ype: “Ja.”

John Schut: “En, ehh… in een organisatie waarvan wij zeggen we hebben bepaalde plichten

en regels hier, als vrijwilliger moet je je daar aan houden, als bezoeker moet je je daar ook

aan houden, klaar. Het is inderdaad verzakeling. Maar met name omdat alles wat

professioneler wordt. Dat is gewoon zo. Maar aan de andere kant is het wel zo, dat… Kijk, jij

voelde je daar toendertijd thuis, maar dat was ook tevens een van de grootste

beweegredenen dat we dus geen andere bezoekers binnen kregen omdat die ehh…

inderdaad een bepaald… Die hadden iets in hun hoofd van ‘ja, daar ga ik niet heen. Daar

zitten mensen dronken te bedienen, daar wordt alleen maar geblowd, enzovoort

enzovoort.”

Ype: “Ja, ja.”

John Schut: “Noem de gekke stigmatiserende…. Snap je?”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Ik bedoel, ik wil niet zeggen dat we die groep eruit geflikkerd hebben, zo erg is

het ook niet, maar we hebben hier geen punker achter de bar staan, meer.

Ype: “Nee.”

John Schut: “Dat is een keuze. Wil ik ook niet.”

Ype: “Nee.”

John Schut: “Maar, ehh… er is gewoon een keuze gemaakt binnen ehh… Wat is voor ons nog

interessant? En ook ehh… met betrekking tot je podium, je smoelwerk, nou. Dat zijn keuzes

die je gewoon maakt. Als we hadden gezegd ‘prachtig nieuw pand’, en we hadden alleen

maar punk, metal en blues geprogrammeerd en dezelfde vrijwilligers achter de bar gezet,

bij wijze van spreken, nou sorry. Ik ben bang dat je dan ten dode bent opgeschreven.”

Ype: “Dat was geen match geweest inderdaad.”

John Schut: “Nee.”

Ype: “Dan heeft het ook geen zin om dat hele pand te verbouwen, als je geen andere

mensen naar binnen wilt halen natuurlijk.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

148

John Schut: “Nee, daarom. Je kunt het niet iedereen naar de zin maken, helaas, dat gaat nu

eenmaal niet zo.”

Ype: “Nee.”

John Schut: “Je mag hier ook niet meer een ehh… met graffiti en weet ik allemaal wat, dat

mag helaas ook niet meer, je mag niet overal meer posters plakken. Heel vervelend, maar

dat is nou eenmaal zo.”

Ype: “Nee.”

John Schut: “Dus. Ja, ik vind dat heel normaal. Maar goed ehh…”

Ype: “Nee, ik kan je helemaal volgen hoor. Het is alleen ehh… waar ik… Ik ben precies,

precies op zoek naar, zeg maar, het sentiment van de bezoeker daarbij…”

John Schut: “Ja. Dat is het.”

Ype: “Dat is ingegeven doordat ik daar zelf een bepaald gevoel bij heb. Ik vertelde net Peter

al, ik hang er een beetje tussenin. Enerzijds mis ik hoe het vroeger was, hier, en anderszijds

begrijp ik ook heel goed dat de tijd niet stil staat.”

John Schut: “Nee, helaas niet.”

Ype: “Bijvoorbeeld wat je wel mist is de, de… Ik vond het gewoon cultureel erfgoed wat je

hier in de backstage had weet je wel, alle handtekeningen, en foto’s die er hingen van bands

die er gespeeld hadden, dat is wel in een klap helemaal weggevaagd.”

John Schut: “Ja.”

Ype: “Dat vond ik wel echt zonde. Dat soort dingen, dat is eigenlijk precies de thematiek

waar ik eigenlijk mee bezig ben.”

John Schut: “Ja goed, vergeet alleen niet dat dit pand niet alleen en uitsluitend gebruikt

wordt door de podiumfunctie maar dit pand wordt natuurlijk door de week en ook bij

andere producties wordt dit ook wel gebruikt en dan is het zo fijn dat wij hier een

kleedkamer hebben waar je ook jazz neer kunt…. We doen ook veel met jazz natuurlijk

tegenwoordig, hadden we vroeger ook niet, daar hadden ze nog nooit van gehoord, en

ehh… maar dat betekent wel dat je je kleedkamers en de rest van je ambiance moet je wel…

Je moet het wel richten op je bezoekersgroepen en in dit geval een breder iets. Ik bedoel, je

kunt wel zeggen, ‘het is bruin, het is dit’, de kleurstelling, het is leuk en aardig, maar we

hadden ook kunnen kiezen om het heel knallend en weet ik allemaal wat. Supermodern,

Ype Terwisscha van Scheltinga

149

alleen, daar schrik je dan een bepaalde doelgroep mee af.”

Ype: “Klopt.”

John Schut: “In een grote stad als Groningen was het juist fantastisch geweest denk ik.”

Ype: “Ja.”

John Schut: “Maar hier werkt dat niet.”

Peter Reen: “Nou ja, ze doen het bij Simplon he, daar hebben ze er met opzet voor gekozen

om ehh…”

John Schut: “Ja.”

Peter Reen: “Dit pand wat… deze ruimte waar wij nu zitten zeg maar wordt ook gebruikt

voor vergaderingen. Dat is natuurlijk ook… Niet alleen vergaderingen zeg maar vanuit de

organisatie zelf, waar hij voor gebruikt wordt, maar je kunt dit gedeelte ook gewoon, omdat

er een bar in zit, afhuren…”

John Schut: “Ja.”

Peter Reen: “Voor vergaderingen. Waar je dan even later iets verder kan… Dan kun je dan

zeggen van ‘we willen nog wat hapjes en drankjes bij’. Dat kan, omdat die keuken daar zit.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Daarom is hij ook afsluitbaar zeg maar, en daar zit natuurlijk wel een gedachte

achter, want je moet je begroting gewoon rond krijgen. En wat je bij Simplon ziet, die

hebben dat niet gedaan, die hebben er een keuze in gemaakt. Dat betekent ook dat ze hun

zalen niet kunnen verhuren, zeg maar, of hun ruimtes niet kunnen verhuren aan

bijvoorbeeld de zakelijke markt of aan… weet ik wat voor verenigingen, want die…”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Hebben er gewoon meer baat bij dat de omgeving waar ze willen vergaderen

rustig is, in plaats van dat er zeg maar knalrode, metallic muren in zo’n ruimte zitten. Dat

vergadert niet lekker, ja. Dat is een keuze die je maakt, maar… Aan de andere kant, het

levert wel geld op, waardoor je je begroting weer rond krijgt.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Ja, en Simplon zie je wel… Simplon is wel failliet.

John Schut: “Nou, was failliet, maar…”

Peter Reen: “Ja ze hebben nu een doorstart, maar…”

Van jongerencentrum tot poppodium?

150

John Schut: “Ze hebben nu een doorstart, ja.”

Peter Reen: “ Ze waren failliet. Het is nog steeds tekenend dat een podium zichzelf niet zeg

maar ehh… kan voorzien.”

Ype: “Tja. Nee ik heb daar nog even stage gelopen, een paar maanden, en toen ging het

supergoed!”

Peter Reen: “Ja.”

Ype: “Echt toen was er binnen ehh… als donderslag bij heldere hemel was het echt ehh… in

een keer over de kop.”

Peter Reen: “Ja, ze hebben een aantal verschillende keuzes gemaakt, ergens, zeg maar. En

een daarvan is door Technootjes bijvoorbeeld ehh… af te stoten.”

Ype: “Ja!”

Peter Reen: “Er is een gesprek geweest van, ‘we willen een andere kant op met onze

danceprogrammering’, geen Technootjes. Technootjes verkocht gewoon zeshonderd

kaarten in twee uur. Dat was gewoon uitverkocht, elke keer. Ja, ja, helaas.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Die zijn doorgegaan met het Technootjes-festival en ehh… uiteindelijk is dat

Paradigm geworden.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Die zijn helemaal zelfstandig verder gegaan.”

Ype: “Klopt, eigen pand zelfs he.”

Peter Reen: “Eigen pand, eigen festival, die verkopen gewoon drieduizend kaarten.”

Ype: “Ja.”

Peter Reen: “Voor een techno-festival in de middag. Van twaalf tot twaalf.”

Ype: “Ja, goed voor mekaar inderdaad.”

Peter Reen: “Ja, dat is wel een partij die ze eruit geknikkerd hebben, zeg maar. En er werd

goed omgezet.”

John Schut: “Ja. Dat is niet slim.”

Peter Reen: “Nee.”

Ype: “Hee, ik ben er doorheen.”

John Schut: “Da’s mooi! Succes hiermee.”

Ype Terwisscha van Scheltinga

151

Ype: “Ja, het was heel fijn dat jullie hebben willen helpen. Enorm bedankt daarvoor!”

Peter Reen: “Graag gedaan.”

Van jongerencentrum tot poppodium?

152

Ype Terwisscha van Scheltinga

153