Van Joke Verweerd - DropPDF1.droppdf.com/files/G3vTj/retour-rantepao-joke-verweerd.pdf ·...
Transcript of Van Joke Verweerd - DropPDF1.droppdf.com/files/G3vTj/retour-rantepao-joke-verweerd.pdf ·...
Van Joke Verweerdverschenen eerder bijUitgeverijMozaïek:Dewintertuin,romanDerugzak,romanPermissie,romanParadiso,romanSnoeitijd,romanOpdehuid,roman
Pareloester,romanStuifzand,romanWapenbroeders,novelleBinnenstebuiten,verhalenSpiegeling,verhalenSpiegeling,luisterboekOpnieuwbeginnen,verhalenOpluisteren,verhalen,gedichtenengebedenvoorchristelijkefeesten
ISBN9789023994350(boek)
ISBN9789023930624(e-book)NUR301
OntwerpomslagGeertdeKoningFotoomslagPhatpuppyCreations/
TrevillionImagesAuteursfotoRiannedenBok
Layout/dtpbinnenwerkGerarddeGroot
©2013UitgeverijMozaïek,Zoetermeer
Allerechtenvoorbehouden
www.uitgeverijmozaiek.nlwww.jokeverweerd.nl
1Mirjam
Tussen Jeroen en haar washet wonderlijk begonnen.Mirjam wist eigenlijk welallesvaneersteontmoetingen
die iets met je doen. Eenervaringsdeskundige, zo konze zich wel noemen. Datmoment waarop je ogen netietswijder opengaan en je jeadem vasthoudt, waarin jestilvalt in een beweging.Maar de verrassing toen metJeroen,zohadzehetnognieteerdermeegemaakt.Zedenkt
daargraagaanterug,elkedagweleven;hetblijftapart.
Achterdevoordeurklonkeenschaterlach. Verrast hadMirjam nog even gewachtvoor ze op de bel drukte.Zo’n lach, daar zou jespontaan jaloers op worden.Zo te horen was het een
telefoongesprek, er klonkmaar één stem. Ze bleefluisteren of er nog meergelachenzouworden,hadzinommeetelachen.Aanbellen hoefde niet
meer,wantdedeurwerdmeteen forse bewegingopengetrokken.Ze wilde een stap opzij
doen, maar ze deed het niet.Het gevolg was een bijna-botsing, waarbij hij haaropvingoftegenhield.Hoedanook, ze voelde een arm. Eneveneenhandinhaartaille.‘Hola!Hallo?’Donkere ogen in een
prettigopengezicht.Vanhaarleeftijd. Warrig haar, te lang
eigenlijk,mobiele telefoon inzijnlinkerhand.‘Ik hang op, bel je later
nog.’ Hij drukte het gesprekweg, liet het toestel in zijnzak glijden en stak zijn handuit. Dat alles ging in ééngebaar.‘Goedemiddag, ik ben
Mirjam van Apeldoorn. U
hadmegebeldvooradvies.’Hij reageerde rap genoeg,
met zijn: ‘Ongetwijfeld!’Hetklonk diplomatiek, maar dieafspraakhadhijdusechtnietinzijngeheugenzitten.‘Ikzouvanmiddagevende
woning bezichtigen om tezien of ik watverkoopbevorderende
aanpassingen kan bedenken,’legdezegeduldiguit.Hij krabde achter zijn oor.
‘Klinktgoed!’zeihijonnozel.‘IkbenJeroenJaarsmaeneh,ja, dat huis moet verkochtworden. Ik wil hier weg,buitenland,nieuweuitdaging,maar dat kan pas als ik deboel hier heb afgerond.’
Ondertussen keek hij op zijnhorloge.‘Het kost een halfuur
ongeveer.’Zijn wenkbrauwen vlogen
omhoog.‘De bezichtiging, bedoel
ik,’ vulde zehaastig aan, ‘endaarna kom ik met eenvoorstel.’
Opnieuw die schaterlach.Hijwasnietalleenleukomtehoren, maar ook erg grappigom te zien. ‘Dacht ik tochheelevendatjekontoveren.’Zelachteterug,indehoop
dathijnietzouzeggendathijvandaag geen tijd had.Wantdan was ze mooi voor nietsgekomen.
‘Oké,komverder!’Opgelucht stapte ze over
de drempel. Letterlijk enfiguurlijk viel ze in zijnarmen. Zo zou je het ookkunnenzeggen.Dat was vijf maanden
geleden. Ze hadden al veelgelachen; Jeroen had daarslagvan.
Het verkoopbevorderendeadvies was wel uitgebracht,maarnietuitgevoerd.Jeroensnieuwe uitdaging ligt nudichterbij.Zewonenzogoedals samen en wat Jeroenbetreft mag het bord van demakelaar uit zijn voortuingehaald worden. Als zij dan
eerst even de huur van haarappartementopzegt.Maar zo zit zij niet in
elkaar.‘Als je dat bord weg wilt
hebben,danbrengjehetnaarde makelaar terug. Ik houdmijnflataan,’zegtzijalshijer weer over begint. Deplannen om naar het
buitenland te gaan staan opeenlaagpitje,zehoorthemerniet meer over. ‘Iets in deontwikkelingshulp’ was ookwelheelvaaggeweest.Ze vindt het prima zo, ze
heeft niets met definitievekeuzes en plannen voor eenleven lang. Ze wil wegkunnen als ze daar behoefte
aan heeft, en dan wil ze ookeen eigen plek hebben. Zekentzichzelf,zeheeftalvakerafgehaakt als het te serieuswerd. Als ze het benauwdkrijgt,hetgevoelheeftvasttezitten,dankaptze.Misschienis ze toch eigenlijk lieveralleen, maar die gedachteheeft slechts een beperkte
houdbaarheid. Tot ze weerzo’nontmoetingheeftwaarbijzedenkt:ditis’m!Voor Jeroen is het pas de
tweede poging.Hij heeft eenlangerelatieachterzich,meerdan vijf jaar was hij samenmet Sylvie. Vijf jaar! Dat isvoor Mirjam onvoorstelbaar,zijvindtvijfmaandenalheel
wat. Meestal is het bij haardan weer op. Ze heeft maaréén relatie gehad die langerduurde en toen had ze zoklem gezeten dat ze er echtziek van geworden was. Datnooit meer, heeft ze metzichzelf afgesproken, ik gamezelfgeengeweldaandoen.Jeroenweetdat.Zeheefthem
nooit iets op de mouwgespeld en ook nooit ietsbeloofd. Het is goed zolanghetgoedvoeltenwatoveris,isuit.Jeroenzitanders inelkaar,
hij denkt dat ze samen oudgaan worden. De manierwaarop hij kijkt als hij datsoort dingen tegen haar zegt
iswel grappig.Dan smelt zewel een beetje, maar nooithelemaal. Ze laat zich nietgekmaken.Hijweetintussenwathijaanhaarheeft, enalshijalteserieusdoet,maaktzehemduidelijkdatzegevallenis voor zijnschaterlach.
Alszedievrijdagmorgenmetvolle tassen zijn huisbinnenkomt, beseft ze dat zehiernogsteedsgraagis.Ze ruimt de
weekendboodschappen op enzetdewasmachineaan.Lichten ruim is dit huis, eenkeuken met alles erop eneraan, en sinds ze het al te
strakkevandeinrichtingwatheeft opgeheven door haarpersoonlijke dingen her ender toe te voegen, oogt hetvriendelijker. Het is gewooneenmooiewoning.Maar hetisaanJeroenomtebeslissenof het huis in de verkoopblijft of niet. Daar gaat zijnietsoverzeggen.Dekopers
staanniettedringen,duszietheternietnaaruitdaterzeerbinnenkort een beslissinggenomenmoetworden.Zebladertineenkookboek
en maakt alvast groenteschoon.Tweeafsprakenheeftze vanmiddag, een om drieuur en een om kwart voorvier. Maar op vrijdag geeft
Jeroen een computercursusbij een seniorenclub, dan ishijooknietvroeg.Hetiswelfijn als ze alles klaar heeftstaan,danbeginthetweekendvoor hen samen lekkerrelaxed.Twee afspraken op
vrijdagmiddag, dat is nognooitvoorgekomen.Zekrijgt
het steeds drukker met haareigen styling- enverkoopadviesbureau. Hetbegonalseenhobby:zeheeftoog voor het inrichten vanhuizenenhaaradvieswerdopprijsgestelddoorvriendenenkennissen. De stagnerendehuizenverkoop van de laatstetijd speelde haar in de kaart
en sinds ze anderhalf jaargeledentegenzichzelfzeidatze op zijnminst één stabielefactor in haar leven moestcreëren, is ze voor zichzelfbegonnen. En nu heeft zemeer opdrachten dan zeaankan. Het is leuk werk,andermans huis een faceliftgeven, zeker als het beoogde
doel wordt behaald en hethuiskortdaarnavaneigenaarverwisselt. Het is soms ooksneu werk, want alles kostgeld, zelfs een emmermuurverf of een rol behang,en de mensen die hun huiskoste wat het kost kwijtwillen, zitten vaak metdubbele lasten. Schrijnende
gevallen heeft ze zo door;daarprobeertzezogoedkoopmogelijk te werken en is zesoms een halvemaatschappelijkwerkster.‘Stoppen met roken’ is
altijd het eerste wat ze roeptin een huis waar gerooktwordt.Wanteenniet-rokendeaspirant-koper heeft het in
een huis waar een rookluchthangt snel bekeken.Tegelijkertijd weet ze ookwel hoe lastig stoppen metroken kan zijn en hoerelativerend een forse haalaaneensigaretkanwerkenophetgevoelvanonmacht.Zelfis ze anderhalf jaar geledengestoptendatwaspittig.
Deminpuntenvaneenhuiszijn vaak de keuken en debadkamer. Daar heeft zeintussen haar netwerk voorgevonden:eenklusbedrijfdatshowroommodellen opkoopten ver beneden de normaleprijs doorverkoopt eninstalleert. Dat is eensupercombinatie, waar ze
voor zichzelf en voor haarklantenergblijmeeis.Ze controleert haar
werktas: notitieblok, pasgeslepen potlood,rekenmachine, laserliner enhoekmeter. Alles klopt. Nuzijzelf nog, want uiterlijk isnietonbelangrijkinditvak.Het tweede adres waar ze
moetzijnvanmiddag is indebuurt waar haar ouderswonen.Dusishetlogischomdaareven langs tegaan.Ookal heeft haarmoeder niets teklagen, dat wil nog nietzeggendatzevindtdatzijnuzofrequenthetouderlijkhuisbinnenstapt. Het is niet snelgoedbijmam.Maardatheeft
eenoorzaak.Het geluid van de
brievenbusverteltdat erpostis. Die móet altijd meteengehaald worden. Ook alwordt haar post op dit adresniet bezorgd, post isbelangrijk gebleven sinds zein haar jeugd in Indonesiëheeftgewoond.Achtjaarlang
was de dag van goud als erpost uit Holland kwam. Alwas het maar het maandbladvan de organisatie waarvoorhaar vader werkte als docentop het Theologisch Instituut,de opleiding voor inheemsepredikanteninRantepao.Het is nog te vroeg om te
gaan: je moet nooit eerder
aanbellendanisafgesproken.Zekannognetevenindezonzitten. Ze legt de post voorJeroen apart, neemt dereclamefolders mee en looptnaarhetluweplekjeachterindetuin,waarhetgeklatervanwater klinkt. Hier zit zegraag, zelfs als er helemaalniets leuks in de
reclamefolders staat. Hierkan ze nadenken zonder dathet moeite kost. Alsof degedachten opwellen enuitvloeien, net als het waterover de glimmend zwartestenen, die trapsgewijs eenhalvecirkelvormen.Jezitineen soort omarming vanwaterals jede tuinstoeldaar
neerzet.Het geluid van stromend
waterklinktalszehaarogendichtdoet net als vroeger.Toenzochtzealserpostvoorhaar bij was haar eigen plekop:degroteplattesteeninderivier die achter het huis vande buren stroomde.De poortindestenenmuurtussenhun
huis en het buurhuis aan deJalan Diponegoro was nooitop slot, ze kon ernaartoewanneerzewilde.Alsereenbrief van haar vriendinSabinekwam,eendikkebriefondanks het dunneluchtpostpapier,danzatzeerzo een hele middag tedagdromen over alle
verschillen tussen hen. Eenbrief van Sabine bracht deNederlandse wereld weerdichtbij. Sabine had het overdingen die ze zich nog welherinnerde, maar nooit meertegenkwam sinds ze inRantepao woonde. Ze hadsomsweleenbeetjeheimweegehad, vooral in het begin.
Maar als ze ging vergelijkenwaar wat het mooiste was,dan won Rantepao. Wantwaar kon je beter zitten danop je eigen steen?Het waterstroomde in kleine golfjeslangs en in het waterglinsterden flitsjes, kleinevissen, ontelbaar veel.Zilveren visjes als ze aan de
donkere schaduwkantzwommen, goud werden zeals ze het licht van de zonweerkaatsten. Je raakte nooituitgekekenopdievisjes.Haarhandgaat alsvanzelf
naarhetgoudenkettinkjeomhaarhals;daaraanzitookeenvisje.Goudendierbaar.
Het lijktmaar een flits,maarintussen ben je zomaar eenhalfuur kwijt. Het zijnbeelden die ze nooitkwijtraakt, zehoeftmaareenlaatje vanbinnen open tetrekkenenallesiserweer:degeuren, de kleuren, wat zedeedenwatzedacht.Zemagwelopschieten!Hetluktmaar
net om op tijd bij de eersteafspraak te zijn. Als ze haarkleine auto langs de stoepheeft geparkeerd, blijft zeeven zitten om het huis vande buitenkant in ogenschouwte nemen. Naoorlogse bouw,doorzonwoning in een rij,redelijk in de verf, maar eensaaie voortuin die behoorlijk
verwaarloosd is. Het geeft aleen indruk van hoe het erbinnenzaluitzien.Als ze uitstapt staan alle
zintuigenopscherp,wanthetkomt aan op ruiken, ervaren,sfeer proeven, onderscheidmakentussenwataantrektenafstoot. En dan volgen deideeënvanzelf,datgaatzobij
haar.Eenvrouwvanmiddelbare
leeftijddoetopen.Zepastbijde voortuin: saai enonverzorgd, hoewel ze nietonknapis.‘Komtuverder!’Voordatzedetrapoplopen
naar de bovenverdieping zijnde belangrijkste zakelijkegegevens genoteerd en de
eerste indrukken vastgelegd.Het huis staat al drie jaar tekoop. In overleg met demakelaar zijn ze twee keertienduizend euro gezakt metde vraagprijs, maardesondanks weet Mirjam datde huidige vraagprijs niethaalbaaris.Zelfsnietmeteenopgepimptebadkamer.Het is
sneu om dat te moetencommuniceren,maar ook dathoortbijhaarvak.Ze begint over de
eenvoudige suggesties, zoalsmuren sauzen en plafondswitten. De verschotenvloerbedekking weghalen enals het even kan eenlaminaatvloer daarvoor in de
plaats neerleggen. Dat hoeftniet duur te zijn, maar echt,hetoogtzoveelruimer.‘Komt u hier zelf dan de
boel opknappen, of hoe gaatdat?’‘Nee, ik zeg alleenwat er
gedaan moet worden en inwelke stijl. Ik heb mijncontacten voor het kluswerk
en de eventueleverbouwingen, maar u kuntdatookzelfdoenof regelen.Voor wat betreft deaankleding en de accessoireswerk ik veel via internet.Maar dat gaan we dan welsamenuitzoeken;ikkommeteenvoorstel,maar het is aanuwat u daarmee doet, het is
uwportemonnee.’‘Maardathethuisdanook
werkelijk verkocht gaatwordenkuntunatuurlijknietgaranderen?’‘Nee, we praten over
verbeteren van kansen, nietovergaranties.’‘Ik begrijp het!’ zegt de
vrouw met een zucht. ‘Doe
maar,ikvertrouwuwel.Kuntu er een beetje haast achterzetten? We moeten het huisecht kwijt nu, mijn manwordt er zo langzamerhandgekvan.’‘Ik begin er meteen aan.
Zullen we eenvervolgafspraak maken vooraanstaande woensdag of
donderdag?Komtudatuit?’‘Donderdagisgoed.Zelfde
tijd graag.Misschien is mijnmandanwel aanwezig,wantde tuin moet hier ook nodiggedaanworden.’Het valt Mirjam mee. Ze
had niet gedacht dat ze deopdracht zo snel binnen zouhebben.
Metdebeloftehaarbest tedoen vertrekt ze naar hetvolgende adres. Een veelchiquere buurt van statigehuizenmeterkersenglas-in-loodramen. Een mooieomgeving ook: hoge bomenen brede trottoirs. Dit huisvalt in een andere prijsklasseen dat is te merken aan de
bewoners:eenouderechtpaardat kleiner wil gaan wonen,maargraagdevollemepvoorhunhuiswilincasseren.Het draait hier vooral om
dekeuken,dienogwelnetjesis, maar qua apparatuur nietvoldoet aande eisenvaneenkoper die genoeg te kiezenheeft. Op zijn minst moet er
een nieuw zespitsfornuis eneen combioven komen op deplaats waar het oudegasfornuisstaat.‘Maar dat doet het nog zo
goed! We hebben er nooittrammelant mee!’ sputtert dekleinegrijzevrouwtegen.Ze kijkt om hulp zoekend
naar haar man, die dan ook
maar blijk geeft vanonbegrip: ‘Zegt u dan maarwaterfoutisaandiekeuken.’‘Datoudegasfornuisende
koelkastwaarvandegroente-lade stuk is. Mensen willendatgewoonniet.’‘Hoeweetudatnou?Niet
iedereen heeft een weggooi-mentaliteit!’
‘Uwhuisstaatalbijnavierjaar te koop, er is weinigbelangstellingvoor.’‘Op internet wordt het
regelmatig aangeklikt enbekeken.’‘Maarkomenerkijkers?’‘Nee, dat is het probleem.
Dat snappen we niet. Het iseen goed onderhouden huis,
het is niet uitgewoond of zo,hetisdevraagprijswaard.’‘Datzieikookwel,maaru
vraagt mij aan te gevenwaarmee een koper over destreep te trekken is. Eenkeuken als deze willen demensenniet.’‘We denken er nog wel
evenover.’
Mirjam knikt: ‘Natuurlijk,dat is uw goed recht. Danstuur ik u de rekening voorditconsultenwachtikverderaf.’‘Rekening? Maar we
zeggen toch net dat we hetmaar even hierbij willenlaten?’‘Dat heb ik wel begrepen,
hoor, maar dit eerste bezoekheeft ook een kostenplaatje.Ik ben hier gekomen, ik hebtijd en energie geïnvesteerd.U hebt de afspraak gemaakten die is wel vrijblijvend,maarnietzonderkostenvooru. Verder mag u helemaalzelf weten wat u met hetadvies doet. Ik kan u verder
helpen met eenverbouwingsplan en andereinterieursuggesties, maar alsu dat niet ziet zitten, rondenweditcontactafenstuurikude rekening voor dit enebezoek.’Terug in de auto puft ze
evenuit.Watkunnenmensentoch ik-gericht denken! Ze
stoptbijeenwinkelpleinwaareen bloemenkraam is. Het iseen goed idee een bosalstroemeria voor haarmoedertekopen,datkomtzolekker binnen en geeft haareen beetje grip op de sfeer.Want datmoet je altijdmaarafwachtenbijhaarmoeder.Vandaagvaltdatallesmee.
Zevindt haarmoeder aan deeetkamertafel achter delaptop, haar leesbril op hetpuntjevanhaarneus.‘Wat doe je? Je gaat me
toch niet vertellen dat je ookalopFacebookzit?’De bril gaat af en het is
eigenlijk wel ontroerend omteziendathaarmoedersogen
opnieuwmoetenfocussenomdebeeldenopgrotereafstandhelder te krijgen. Ze lijktineenseenbeetjeoud,hoewelzenoggeenzestigis.‘Facebook? Ik zou niet
wetenhoedatwerkt.Wezijngevraagdomleidingtegevenaan een evangelisatie-ontmoetingsdag! Het hele
programma:lezing,meditatie,discussie.’‘Leukvoorjullie!’‘Ja, en wel goed ook dat
we allebei ons zegje mogendoen,wantalsjevaderalleenhet woord krijgt dan wordthetweereenenalidealisme.’Ze verbijt een glimlach.
Nee,zehaptniet,zegaatniet
zeggen dat het inderdaadmaar goed is dat zowel haarvaderalshaarmoederaanhetwoordkomt.Wantvanenkelhet verhaal van haar moederzou deevangelisatiecommissieweleens gedemotiveerdkunnenraken.Metdekoffiekrijgtzeook
de flyer onder haar neusgeschoven. Er is werk vangemaakt: kleurendruk, leukefoto van haar ouders en dewervende aankondiging datde leiding van de gehele dagin handen zal zijn van hetzendingsechtpaar VanApeldoorn, dat jarenlang deboodschap van het evangelie
heeft uitgedragen onder deTorajabevolkinginRantepao,Indonesië.‘Dat ziet er verzorgd uit,’
zegt ze vlak, met zo minmogelijkafweerinhaarstem.Devraagkomttoch.‘Kom
jeook?Hetzouzobijzonderzijnalswealsgezindaar…’‘No way!’ Ze heft
bezwerendhaarhand.Aanhaarmoedersmondis
hetaltijdmeteentezien.Erisslechts sprake van eenminiemverschil,maardienetiets strakkere lippen gevenhaar zachte gezicht ietsverbetens.Zwijgend drinken ze
koffie.
‘Mooie bloemen, hè?’vraagt ze in een behoefte desfeer te herstellen, maar datgaatzogemakkelijkniet.‘Ik vind je zo witjes. Heb
je slechtgeslapen?Ofben jezo druk dat je geen tijd hebtomindezontezitten?’‘De zon schijnt amper en
ja,ikhebhethartstikkedruk.
Ispaerniet?’‘Jawel,diezitboven.’In de open kast staat een
huwelijksaankondiging. Zewijst ernaar: ‘Wie gaan ertrouwen?Kenikze?’‘Weet je dat niet? Je
vriendinvanvroeger.’‘Sabine? Met die trendy
jongen – hoe heet hij toch?
Merlijn met zijn strakkepakken?Pffft…’‘Ja,metMerlijn.Zezijnal
heel wat jaren samen. Hetmoet een groots gebeurenworden. Prachtigetrouwlocatie, kasteeltje,ceremoniemeester, kerkelijkhuwelijk,datvaltmemee.BijSabine thuis waren ze niet
zulke trouwe kerkgangers,toch? Wij hebben eenuitnodiging voor de receptie,dat vind ik echt attent vanhaar.’De toon van haarmoeders
stemmaakt haar korzelig. Erklinkt hier zo veel als eenverborgenaanklacht.Sabine.Welwonderlijkdat
ze vanmorgen nog aan haardacht. Het contact isbehoorlijk verwaterd delaatstevijfjaar.‘Maardat jijdatnietweet,
zeg. Heb jij dan geen kaartgekregen?Misschiengeldtdekaart ook voor jou. Er staatniet“deheerenmevrouw”opde envelop, maar “aan de
familie”. Ze weet natuurlijknietofjenogopjeoudeadreswoont.’Weer zoiets! ‘Nee, ik
verkastevaak.Dantrekikbijde een in en na een paarmaanden zit ik weer op eenanderadres.’Haar moeder schuift de
kaart terug in de envelop.
‘Als je zo begint zijn we eralweer klaar mee. Wijproberen geen kritiek televeren, wil jij me danalsjeblieftnietuitdagen?’Mirjamstaatop.‘Ikloopevennaarboven.’‘Pazittewerken.Hijheeft
zondag een preekbeurt in dekopvanNoord-Holland.’
‘Ikbenzoweerweg.Evenstorenmagbest, ikmaak hetniettelang.’Op de trap zeggen haar
voetstappenhetnogeenkeerofvier.‘Ikbenzoweerweg.’Het is zeker een zinnetje
datbijhaarhoort.De deur van de
studeerkamer staat op een
kier. Ze staat al achter haarvader voor hij door kanhebben dat er iemandbinnenkomt.‘Betrapt! Je zit e-mail te
lezen.Wildepreekniet?’Ze legt haar handen op
haar vaders schouders. Hijschrikt niet eens. Met eensnellebewegingdraaithijzijn
stoelom,eenglimlachmaaktzijn gezicht ineens een stukjonger.‘De preek voor zondag is
klaar.Tenminstezogoedals.’‘Ja,datkennenwe!’plaagt
ze. Ze weet dat haar vadermeestal een laatste, eenallerlaatste en dan nog eendefinitieve versie maakt. Hij
isbeter inhetpastoralewerkdaninhetmakenvanpreken.Daarom ishetookheelgoeddat hij de laatste jaren geeneigen gemeente meer heeft,maar deel uitmaakt van eenteam van geestelijkverzorgers in een grootverpleeghuis annex hospicehier in de stad. Nu hij niet
meerde stressheeftvanelkeweek voor een preek temoeten zorgen, vindt hij zonu en dan een preekbeurt inhet land wel weer eenuitdaging. Ook voor haarmoeder is het veel beter datzenietmeerdevrouwvandedominee hoeft te spelen,metalle taken en protocollen die
daarbij horen. Haar moederkanbeterindeluwteleven.Ze gaat op de armleuning
zitten.Bijhaarvaderheeftzesoms de behoefte dichtbij tezijn. Dat lukt bij hem ookbeterdanbijhaarmoeder.‘Hoeishet?’vraagthij.‘Goed hoor,’ zegt ze.
Zowel de vraag als het
antwoord kan van allesbetekenen.Hetisgewooneengespreksopening, kijkenwelke deur er opengaat.Meestal gaat het over haarmoeder, of het goed gaat ofminder.Maar nu zegt ze: ‘Sabine
gaattrouwen.’‘Dat is een mooi bericht,
toch?’Ze knikt en zegt: ‘Ik gun
het haar, hoor, maar ik weetnognietof ikmeeganaardereceptie.’‘Zie maar. Je moeder was
nogal verguld met deuitnodiging.Zehaderwelzinin, geloof ik. Denk er nogmaarevenover.’
Dat is de ruimtedie ze bijhaarvaderkrijgt.Ze gaat voor het raam
staan. ‘Ik hoor net dat julliegevraagd zijn voor dieevangelisatiedag.Dat vind jewel leuk zeker?En datmamdaar zin in heeft, is welbijzonder.’Hij leunt achterover en
beaamt het. ‘Ik vertel noueenmaal graag over onze tijdin Rantepao. En voor jemoederishetmisschiengoedom er weer eens over tepraten.’‘Maarkanzedataan?’‘Haar kant mag ook
wordenverteld,Mirjam.’‘Jaha,maar jullie verhalen
staanwelhaaksopelkaar;datismisschienverwarrendvoorhetpubliek.’‘Je bedoelt dat het geen
rozewolkenverhaal is, en datde mensen met vragen naarhuis gaan? Dat kan ik nietverkeerd vinden. Onze achtjaarinTorajaheefttochtweekanten? Er is daar veel
gebeurdenerisonsdaarveeloverkomen.’‘Ja.’Zeliktaanhaarvinger
en poetst een kring van eenglas of een beker uit devensterbank.
Ik kijk naar haar smallerug. Met haar tweeëndertigjaariszenogeenmeisje,quauiterlijk. Innerlijk ook, het isalsof ze ergens is blijvensteken. Alsof ze steedsopnieuw een aanloop neemten niet springt. Wat is dattoch?Wasdatandersgeweestals
Daniëlwas gebleven?Als zeeen broer had gehad, voorwie zij het levenhadkunnenvoorleven? Er zat tien jaartussen Mirjam en Daniël,twee jaar had ze zowel grotezus en kleinemoedermogenspelen. Toen Daniël geborenwerd, in 1988 in Rantepao,Indonesië, was ik ervan
overtuigd dat hij daar zouopgroeienennetalszijngrotezus een halve Toraja zouworden.Meerdanikooitzoukunnen worden, hoezeer ikookmijnbestdeed.Kinderenpassen zich gemakkelijkeraan. Mirjam was nog maarnet kleuter-af toen weuitgezonden werden. Zij is
zelfstandig geworden op demanier die in Rantepaogewoonwas,aldeedInenogzo haar best een HollandsemoederteblijvenenhaareenNederlandse opvoeding tegeven.Mirjam groeide op in
Rantepao, en het kan nietandersofjekrijgtdaarbijwat
vandecouleurlocalemee.Voor Daniël, als hij was
blijven leven, zou datwaarschijnlijk nog sterkergelden. Hij zou er zijngeborenengetogen,eenkindvan het land zou hij zijngeweest.DanwasIneopdenduurwelgewendgeraakt,danhadden we er misschien wel
vijftien jaar of nog langergewoond.AlshetaanMirjamenmijgelegenhad,warenweer misschien wel nooitweggegaan. Maar dat iskoffiedik kijken. De realiteitis dat we na acht jaar terugmoesten omdat Ine daarkapotging.Mirjam heeft eronder
geleden. Ze heeft na deterugkeer jarenlang bij eenpsycholoog gelopen, nietomdat het haar gelukkigermaakte,maaromdatIneenikzekerwildenwetendatwijerallesaangedaanhadden.WatMirjam eraan gehad heeft,kan ik niet inschatten, teweinig, denk ik. Althans
minder dan we hoopten. Ikhebvandiegezinsgesprekkenwel iets geleerd en dat washet besef dat je niet zo heelveel kunt bijdragen aanandermansgeluk.Ine en ik kijken totaal
verschillend op onzeuitzending terug. Ik zie dietijd daar als winst, ondanks
het verdriet om het verliesvan ons mannetje. Ine denktdat Daniël was blijven levenals we in Nederland haddengewoond. Dat kan ik met almijn overredingskracht nietuit haar hoofd praten. Ikgeloof dat Daniëls dagenvastgesteld waren, ongeachtwaar hij zich op deze
wereldbol bevond. Ik gaervanuitdat ervoor alles eniedereen een plan vastligt,maar dat wil niet zeggen datik het begrijp. God is eenraadsel, te groot voor eenmensenhoofd. Je moet Hemnietwillenbegrijpen.JemoetHem durven vertrouwen,maar daar schort het bij ons
nogal aan. Ik denk zo vaak:Hijzouzichwatmeerkunnenbekommeren om onzeMirjam. Ze heeft daar veelmoeten achterlaten, op eencruciaal moment in haarleven. Alles draaide om Ine;eerst om Daniël, later steedsweer om Ine. En dat zalwelzo blijven: bij Ine kan altijd
alles kapot, die komt nietverder dan overleven, elkedagopnieuw.Ik zou graag willen dat
Mirjam gelukkig was.Hoeveel gebeden heb ikdaarvoor al omhooggestuurd? Daar Boven wordtgeluisterd, zeg ik zo vaaktegendemensenenooktegen
mezelf.Twijfelisniethandigvooreendominee.Kijk haar daar voor het
raamstaan.Hoekanzenuzoeenzaam zijn? Wij houdenvan haar, dat staat vast, watze ook doet. Ine net zo veelals ik. We hebben maar eenkind, ze is alles voor ons.Maar gelukkig is ze niet. Ik
vraag me af of ze ooitgelukkig is geweest. ToenFirman bij ons woonde, zagjehaaropleven.MaarFirmanbleef niet.We hadden het zomooi voor elkaar, dachtenwij. Firman, onze pleegzoonuitRantepao,zouhierzoveelkansenhebben.Toenwijhemhierheen haalden voor zijn
studie, dachten we goed tedoen,voorhemenvooronzeMirjam. Maar wat goed isvoor de een, blijkt fout voorde ander. Firman kon nietwennen, hij kwam hier niettot zijn recht, wat we ookvoor hem regelden. Toen ereen logische aanleiding was− de begrafenis van zijn
grootmoeder−ginghij terugenwevroegennieteensvoorhoelang of tot wanneer. Wewisten gewoon dat hijvoorgoedterugging.Ik zie de beweging van
Mirjams schouder. Is het eenzucht of heeft ze het koud?Hetistelangstil,zezalzichafvragenoferwatis.
‘De communicatie tussende computer en de printer isverstoord. Heb jij daarverstandvan?’Ze draait zich omen stopt
haar vingertoppen in dezakken van haar strakkespijkerbroek, klein lachje omhaar mond. Ze heeft mealweer door. We weten
immers allebei dat niet zij,maar Jeroen mijn probleemzou kunnen oplossen. Jeroenis netwerkbeheerder bij eenadministratiekantoor,daarnaastgeefthij cursussen.MaarJeroen ishiernoggeenkindaanhuis,sterkernog:wehebben hem nog nietontmoet.Inezegtdatweniet
kunnenblijvenverwelkomen,opbouwen en loslaten. Vierrelaties in vijf jaar, endaarvoor ontelbare scharrels.Het is te veel en niet alleenwij worden er ongelukkigvan.‘Ik zou maar zo’n
computerklusbedrijf bellen,als ik u was. Het zal wel
liggen aan dat draadlozeinternet.’Ze zet de printer alaan en we luisteren naar hetstartgereutel. ‘Volgens mijmoet er ergens een blauwlampje gaan branden.’ Wewachten, maar dat gebeurtniet.Ze kijkt opzij. ‘Ik kan het
welevenaan Jeroenvragen,’
zegtzedan.Nu is zijn naam genoemd.
‘Zit het goed met jullie?’vraag ik, terwijl ik weet datze dit soort vragen haat. Zehaalt haar schouders op enknikt dan toch. ‘Als er ietsnietgoedzit,ligthetaanmij.’‘Zegnougewoonjaofnee,
Mirjam.’
‘Ik weet het niet.’ En naeen zucht: ‘Jullie zullen hemvastaardigvinden,wanthijísgewoon aardig. En ookhandig met computers enprinters, hij heeft dat gedoehierzoopgelost.’‘Graag dan,’ zeg ik. Al
weet ik niet hoe ik dat metIne moet rondbreien. Even
flitsthetideedoormijnhoofddat het maandagavondleesclubavondis,daarzalInewel naartoe gaan.Als Jeroendan zou kunnen? Maar dannog moet ik het met Inebespreken, we moeten éénlijntrekken.Ik sluit de computer af en
vraagofzeblijfteten.
‘Nee, ik ga zelf koken. Ikhad juist eengoed stukvleesbijdescharrelslagergehaald.’Ik schiet in de lach, want
hetiserggrappigomMirjamover een goed stuk vlees tehorenpraten.Ze lacht mee, want ze
hoort zichzelf ook wel.‘Jeroen houdt wél van vlees,
en dan eet ik best meetegenwoordig,’ zegt ze meteen plaagstootje tegen mijnschouder. Gek genoeg steltdatzinnetjemeineensgerust.(Komt dat door de manierwaarop ze het zei?) Als ikachter haar de trap afloopmoet ik de neiging om mijnhandophaarhoofdte leggen
bedwingen. Zegen, dat heeftze nodig. Dat wordt daarBoven toch wel opgemerkt,hoopik?IndekeukenmaaktIneeen
fles wijn open. Ik blijf heeleven achter haar staan, danwordt het me vanzelf welduidelijk waarom die flesopen moet. Het kan zijn dat
het een vorm van protest is.Danheeftzegedacht:blijvenze weer boven plakken,waarom daar praten, praten,praten? Kan dat ook nietbeneden? Dan is hetopenmaken van de flesbedoeldomeenglastroostinte schenken. Maar het kanook zijn dat ze blij is dat
Mirjam er is en dat ze hetgezelligwilmaken.Met een mooie plop komt
dekurkuitdeflessenhals.Zedraait zichom,omdat ikhiernogsteedssta,zodichtbijdatze mijn adem moet voelen,maar zonder haar aan teraken.‘Watiser?’vraagtze.
‘Lekkergeluid toch!’houdikmeopdevlakte.Ze reikt langsmeheen. Ik
zie dat haarmondhoek krult,ze zet drie glazen op hetdienblad. Heel even druk ikmijn kin op haar schouder.Meerniet.Ik neem het dienblad van
haar over. Als Mirjam nu
maar niet zegt dat ze geenwijn wil. Al drinkt ze maareen paar slokjes, voor deshow,nee,voordesfeer.Wetoastenen ikstuureen
dankbare gedachte naarBoven,omdatditeenmomentvangenietenis.Mirjamverteltwatoverde
bezoeken van vanmiddag en
ik merk dat ze de situatieswat aandikt en komischmaakt. Dat kan ze goedtrouwens, overdrijven en ereen beetje drama aantoevoegen; dat kennen wewelvanhaar.‘Luister je,mam?Ofzit je
nog bij je toespraak?’ vraagtze,alsduidelijkwordtdatIne
nietreageertophetverhaal.‘O,sorry.Ja,ikbenerniet
helemaal bij.Het is toch eenhele klus, hoor, zo’n lezing,maar ik heb best goedgewerkt,geloofik.’‘Hoega jehet aanpakken?
Wordtheteenverslagvandeervaringenofkiesjevooreenbepaaldeinsteek?’
‘Ikmag aan jou ook nooitvan tevoren vragen waar jepreek over gaat!’ protesteertzeeerstnog.‘Het wordt dus een preek,
pap!’ zegt Mirjam met eenknipoog.Ine gaat rechtop zitten, ze
draaithetwijnglasomenominhaarhanden.
‘Mijn thema wordt: “Watmag de Boodschap kosten?”Boodschap met eenhoofdletterdan,hè!’Ik hoor Mirjam wel
zuchten, maar ik leg alleliefdedie ikvoorhaarhebinmijn stem, als ik antwoord:‘Dathadopdie flyermoetenstaan, Ine. Dan was het
meteen duidelijk dat het echtergensovergaat.’Zekijktop,lijkteveninde
war. Had ze andercommentaarverwacht?‘O, nou, die flyer is al
gedrukt,maarikgeefhetweldooraandeorganisatie,voorophetprogramma.’Mirjam staat op, ze heeft
haar glas nog niet half leeg.Ik zie dat ze haar handen ophaar buik zet en even naarlinks en naar rechts draait.Alsof ze verkeerd gezetenheeft. ‘Last van je buik?’vraagtIne.‘Niets bijzonders,’ houdt
zedebootaf.We zwaaien samen voor
het raam.Daar gaat ze, onzedochter.‘Hetwasfijndatzeerwas.
Gezellig zo op devrijdagmiddag,’zegik.‘Ja, ze ziet er momenteel
weerwatbeteruit,’ zegt Ine,en meteen daarna: ‘Ik kantoch vanaf de laptoprechtstreeks printen, hè
Wouter?Ikwilzograagevennalezen op papier wat ikgeschrevenheb.’‘Normaal gesproken wel,
maar ik had vandaagproblemen met de draadlozeverbinding. Ik had het er netmetMirjamover.’‘Maardiewisthetookniet
optelossen?’
‘ZezeidathetvoorJeroeneenfluitjevaneencentwas.’‘Jeroenwie?’De toon waarop Ine die
tweewoordenzegtisnietmiste verstaan. Ik ben blij datMirjamalwegis.‘We proberen het wel en
anders zet je het op eenusb-stickendanloopikevennaar
deburen.’‘Zo veel haast heb ik nu
ook weer niet, ik wacht weltot die printer weer doet wathij moet doen. Vind je hetecht een goede titel?’ vraagtze terwijl ze de laptop weeropenklapt.‘Op zijn minst een
verrassendetitel.Eenvraagis
confronterend, trekt deaandacht: Wat mag deBoodschap kosten? Mag heteen vraag blijven of is daareen antwoord op? Wie moeteen antwoord geven op dievraag,Ine?’Haar handen vallen stil in
debeweging.Evenaarzeltze,danzegtze:‘Datweetiknog
niet.’‘Watweetjenogniet:ofer
eenantwoordkomenmoetofwie het antwoord gevenmag?’‘Jij denkt natuurlijk weer
dat het een negatief verhaalwordt.’Ikprobeereenglimlachom
haar gerust te stellen. Het
luistert zo nauw bij haar, zewil serieusgenomenworden,maarslaatdichtalszezichinde verdediging gedrongenvoelt.Ikzouzograagdiepergaan
nu,doorstoten totophetbot,blootleggen wat na al diejaren nog zweert. Ik wilwetenwelkekanthetopgaat.
Of ze gaat praten over eenlegeportemonneeeneenlegeboodschappentas. Onze kantdus.Of wil ze de kant van
Boventonen,kanzevertellenwat het daar Boven gekostheeft?‘Want God had de wereld
zoliefdathijzijnenigeZoon
heeftgegeven,opdatiedereendie in hem gelooft nietverloren gaat, maar eeuwiglevenheeft.’Zeschuiftachterde laptop
entoetsthaarwachtwoordin.Dwars door de openingstuneheenzegtze: ‘Ikwilgewooneerlijk zijn, Wouter. Je weethoeikerinsta.’
Ik loop naar boven om deprinteraantezetten,blijfdaarminstens tien minutenhangen,maarergebeurtniets.Er komt geen printjeuitrollen.‘Heb je, zeker weten, op
afdrukken geklikt?’ roep iknaar beneden. Er komt geenantwoord.
Als ikbenedenkom,veegtzeoverhaarogenineensnelgebaar.Het scherm van de laptop
iszwart.‘Hé! Lieverd,’ zeg ik
onhandig.‘’k Zit gewoon even de
balansoptemaken.Daniëlisdood,Mirjamheeftnognooit
haar draai kunnen vinden, jijprobeert je twijfel te spalkenen ik heb verdriet genoeg envreugde tekort. Mag ik danvraagtekens hebben overwatde Boodschap met een groteB mag kosten voor degenediehaarnaarhetuiteindevandeaardesjouwt?’‘Ik denk dat je die vraag
alleen mag stellen aanDegene,meteengroteD,diebetaaldheeft.’Ik slamijnarmenomhaar
heen,maarzegeeftzichnooitmeeraaneenomhelzingover.‘Dan verzin jij maar die
dingen die ik nergens meervindenkan,’zegtze.Ik kijk haar aan en zie de
pijninhaarogen.Ikhoudvanhaar, maar zou haar willenhaten als ze dit bewust doet:me kwetsen met hetverkeerde werkwoord.Verzinnen,zegtze.Aanverzinnenkunjegeen
troostervaren,verzinnenisjevastklampen aan eenzelfbedachtestrohalm.Ikkan
3Mirjam
Mirjam dompelt haar handeninhetwarmeafwaswater.Dewarmte trektomhoog inhaararmen, een rilling met
kippenvel krijgt ze daarvan.Waarom heeft ze toch altijdkoudehanden?Jeroen schudt zijn hoofd,
schuift links en rechts eenbordinhetsop.‘Waarhebikdan een vaatwasmachinevoor? Mevrouw is van dehandmatigeaanpak.’‘Er is niets mis met een
lekkersopje!’zegtze, terwijlze met de vlakke hand eenklapophet schuimgeeft.Despettersvliegeninhetrondenze lacht als er een vlokschuim op zijn brillenglasbelandt. Terwijl hij de wijdemouwvanhaarbloespaktomzijn bril te poetsen, drukt hijzijn lichaam tegen haar rug,
zodat ze klem komt te staantegenhetaanrecht.Eerst komt de neiging om
hem weg te duwen, of metmeersopteknoeien,maardiekanzebedwingenals ze zijnlippen in haar nek voelt.Zoenen kan Jeroen, dat magzij zeggen want ze heeftvergelijkingsmateriaal
genoeg.Zedoethaarogendichten
voelt zijn lijf nu zwaarderleunen. De rand van hetaanrecht drukt in haar buik.’n Rare buik heeft ze al deheleweek.Dat zal de cycluswel zijn, die is al een paarmaandenontregeld,terwijlzeer vanaf haar dertiende de
klok op gelijk kon zetten.Misschienmoetzeermeenaarde huisarts. Hoewel dokterVan Duijne haar al honderdjaarkent,heeftzeernietveelzin in, ze had liever ietsgewoons, keelontsteking ofzo. In dit geval had ze lievereendokterdienietdedeurbijhaaroudersplatheeftmoeten
lopen.Nudraait ze zich omvoor
eenechtekus.‘Zoho,’ zegt hij als hij
weerloslaat,‘hadjehonger!’Zeglimlacht. Ja,blijkbaar,
en dat is wel een beetjeongebruikelijk, zo vlak voorde menstruatie. Meestalwordt ze dan juist wat
afstandelijk.‘Weet jij raad met een
draadloos netwerk, als eencomputer geen contact meerkanmakenmetdeprinter?’‘Als het altijd goed
gewerktheeft,ishetweloptelossen. Soms helpt het als jede boel opnieuw installeert.Dat kan via internet. Heb je
problemen?Danlopenwezometeen even naar jouwappartement.’‘Het gaat om mijn vaders
printer.’‘Ben je bij je ouders
geweest?’Zeruimthetbestekindela
en veegt het aanrecht droogmetdetheedoek.Zeknikt.
‘En?’‘Zelfdealsaltijd.Metmijn
vadergaathetaltijdgoed,datis een stabiel mens. Mijnmoeder − dat is een anderverhaal, maar die zit op hetogenblik wel goed in haarvel.Hetwasgezellig.Zewasweer eens ergens enthousiastover. Ze hebben een
uitnodiging gekregen om tespreken op eenevangelisatiebijeenkomst,eensoort landelijk congres. Mijnvader wordt wel vakergevraagd, maar nu dus ookmijn moeder. Dat vinden zeallebeileukomtedoen.’Jeroen herhaalt het woord
alsof hij het proeft.
‘Evangelisatiecongres.’‘Ja, joh!Zeghetnogmaar
tienkeer.Ofmoetikhetvoorje opschrijven?’ Ze bedoelthet plagend, maar zo klinkthaar stem niet. Het woordzegt hem niets, hij weet ergewoon teweinig van af omte kunnen inschatten wat hijzichbijeendergelijkcongres
moetvoorstellen.‘Kommaarop, ikbenniet
teberoerdomietsteleren.’Hijzetintussendedoosmet
nespressocupjes voor haarneer. Ze kiest de pittige enruilt hem dan weer in vooreenmilde.‘We hebben acht jaar in
Indonesië gewoond, datweet
je, van 1984 tot 1992, mijnvader werd op zijn verzoekuitgezonden, zoals dat heet.Om te werken op deopleiding voor dominees inRantepao.’‘Missionaris?Zendeling?’‘Zo ongeveer. Maar meer
als docent, op hetTheologisch Instituut. Bij de
Toraja zijn alle dominees almensen van het eigen volk.Daar trekken geen blankewesterlingen met spiegeltjesen kralen meer door debergen.Dezendingzitdaaralhonderdjaar.’‘Haddendieluigeeneigen
religie?’‘Tuurlijk, er zijn geen
volken zonder religie. DeToraja hadden hetvooroudergeloof en hetanimisme.Maardaarwordjenietzoblijvan,hoor!’‘Geen idee, jij zegt het.
Waarom zouden ze wel blijworden van de christelijkeGod?’Ze houdt de koffiebeker
onder het apparaat, heeft zosnel geen antwoord. MaarJeroen blijft wachten: ‘Nou?Ik wil dat wel weteneigenlijk. Ik heb mebehoorlijk verdiept in dewereldvandereligies,alhebik van huis uit nietsmeegekregen. En hetchristelijke geloof iswel een
vandewonderlijkste, inmijnogendan.’‘Wonderlijk?Hoezo?’‘Een God die de mensen
dichtopdehuidzit.Diemeteen persoonlijke rekeningkomt en die vervolgens zelfbetaalt. Op een gruwelijkemanier nog wel. Dat verhaalvan Jezus aan het kruis.
Heftig, ja,wonderlijk dus. Ikvraag me dan in alleeerlijkheid af: als Godbestaat, waarom zou Hij datdandoen?WaaromdenktHijniet: mislukt project, Ikverzinwelweerwatanders?’‘Noem het trouw, of
liefde.’‘Enisdewerelderalbeter
vangeworden?’‘De God over wie ik in
mijn jeugdheelveelgehoordheb, heeft het beste met dewereld voor. En hoeveelfouten ik ook maak enhoeveelstommestuntsikookuithaal,alsikgeenkantmeeropkan,dankan ikaltijdnogwel naar Hem. Niet dat ik
tevreden ben over mijnmanier van geloven, Jeroen,ik bak er niets van. Maar ikweetwelheelzekerdatHijeris en dat Hij overal vanafweet. Er ligt een plan, datooit alles goed zal zijn. Datstaat in de bijbel: God zalalles nieuwmaken, er zullengeentranenmeerzijnengeen
pijn. Dan heb je wat tevertellenaanmensendienietverder komen dan angst ennoodlot.’‘Je ouders moeten
behoorlijk idealistischemensen zijn.Het is niet niksomdaarheentegaan.’‘Hetwas eenhele stap, ja,
maar mijn vader wilde dat
zijnhelelevenalenhadnaastzijnidealentrouwensookwelzin in avontuur, hoor. Voormijnmoederisheteengroteroffergeweest.NietzozeerhetweggaanuitNederland,maarwat zedaarvoorhaarkiezenkreeg.’‘Jebroertjeisdaargeboren
enoverleden.’
Ze knikt. ‘Daniël, ja.Mijnmoeder is daar nooitoverheen gekomen. Kapot iskapot.’‘Praat je er daarom zo
weinigover?’‘Waarom zou ik erover
praten?’‘Omdat het mij
interesseert, jij hebt wel een
verhaal.’‘Jijpraattochooknietover
jejeugd?Ikweetalleendatjeenig kind bent en dat jeouders allebei vrij jongoverleden zijn. Jij hebt heelveel dingen in je eentjemoetenklaren.’‘Dat is geen interessant
verhaal, dat overkomt meer
mensen.’‘Jedoetmetegemakkelijk,
zosimpelwashetvastniet.’‘Geen broertje krijgen is
pech, je broertje verliezen isveelheftiger.Benjijdaarweloverheengekomen?’‘Ik had in die tijd Firman,
dieallesvoormewas.Firman−jeweetwel,waarmeeikop
diegrote foto sta,diebijmijthuis hangt. Hij heeft inRantepao jarenlang bij onsgewoond, voor mijn gevoelwas hij meer mijn broer. DekleineDaniëlwasaltijdziek,er waren altijd zorgen omhem.Mijnmoederwas altijdmethembezig,enFirmanenikhaddenelkaar.’
‘Dat is dus die gastwaarvan ik meteen al dacht:alsikopiemandsplekjaloersmoetworden,danishetopdeplekwaarhijzit.’Nogmeerdandewoorden
raakthaardetoonwaarophijzezegt.Zedraaitzichomenlegthaararmenomzijnhals.‘Jaloers op Firman? Nee,
dat is onzin, zo zit het niettussen ons. Hij heeftinderdaad een unieke plek inmijnhart,maardat isnietdeplek waar jij wilt zitten.Firmanismijnbroer.’‘Is hij weleens in
Nederlandgeweest?’‘Ja, hij heeft hier een
opleiding gevolgd,
instrumentmaker, medischehulpmiddelen, zoals beugelsen spalken, kunstarmen en -benen.Maarhierblijvengingniet. Hij kon niet wennen,was soms ziek van heimweeen toen zijn oma gestorvenwas,moesthijdaarheenvoordebegrafenis.Eenbegrafenisis daar iets heel bijzonders,
een feest, een pesta mati. Jeeigen begrafenis is daar hetbelangrijkste wat een menskan meemaken, ook al merkjeerzelfdusnietsmeervan.Firman is niet meerteruggekomen om zijn studieaf te maken; hij had genoeggeleerd om in het ElimZiekenhuis van Rantepao
goed werk te kunnen doen.Nee, als je het hebt overidealen, dan moet je metFirmanpraten.Zoals hij zichwil inzetten voor een beterewereld, dat is echt bizar.Maardathijniet terugkwam,daar ben ik wel een beetjekapotvangeweest.’‘Een béétje kapot van
geweest, liegt die mond.Moet je die ogen zien,’ zegtJeroen terwijl hij haar kinpakt,omdatzehaarhoofdwilwegdraaien.‘Ik heb altijd geweten dat
hij hier niet zou aarden.Toraja, dat is zijn land, daarzitzijnhart.’‘Enwaarzitjouwhart?’
‘Dat weet ik niet, er blijftaltijd iets schrijnen. Als eenschaafwond–alseenkapottehuid.Ikwildiepijnnieteensmissen,geloofik.’‘Nou, dan gaanwij er een
keer naartoe! Ikwil jou daarwel zien rondlopen en dieFirman, die wil ik ook welleren kennen. Maar eerst
moet ikdusdeprintervan jevadergaanmaken?’‘Pfffttt,’ blaast ze, ‘je bent
nietbijtebenenvanavond.’‘Ikmaak vorderingen, ben
nietontevreden.Alsiknaarjefamilie vraag, kom ik ookmeeroverjouteweten.’‘Wat die printer betreft: ik
zalwelbellendatjijdaarraad
mee weet. En dan maarafwachtenwathijzegt.’‘’t Zou een goede
binnenkomer zijn, toch?Deden ze bij al je vriendjeszoterughoudend?’Hij bedoelt het niet
verkeerd, maar het irriteerthaar toch. Hoe moet ze nugewoon antwoord geven
zonder in de verdediging teschieten? Zonde van hetgesprek. Maar van hem uitgezien is het een logischevraag.Ze bedwingt een zucht en
probeertzolaconiekmogelijkteklinken.‘Vanaf mijn eerste
scharrel, toen ik vijftien was
of zo, hebben mijn oudersaltijd met hun armen wijdopen gestaan. Ieder vriendjewaswelkom.Maarhetwarenergewoon teveel.Zenemenalleszo serieus. Ikprobeerdemaar wat en zij dachtensteeds opnieuw dat het huntoekomstigeschoonzoonwas.Ze werden er gek van. Ze
vondenhethelemaalnietsdatikging samenwonenopmijntwintigste, en toendie relatieoverwas,vondenzedatweervreselijk.Enzogingdatdoor.Ze hebben veel te veel hunbestgedaan,endatisnuevenop. Jammer voor jou, maarhetiswelrustigzo.Bijhenishet alleen maar goed als het
vooreeuwigisentrouwtotindedood.’‘Enbijjouniet?’‘Ophouden,Jeroen,jeweet
watjeaanmehebt.Hetisbijmij goed zolang het goed is.Ikbensomsgelukkiggeweesten soms ongelukkig. Maardaar hoef ik bij jou geenverantwoording over af te
leggen. We hadden tochafgesproken dat we onzevorige relaties zouden latenrusten? Ik weet van jou enSylvie ook bijna niets en datisgoedzo.’‘Ikheb ermaar één achter
me en die duurde vijf jaar.Maar jij bent aldoor deverkeerde jongens
tegengekomen.’‘Dat is flauwekul. Ik weet
heusweldathetaanmij ligt.Ikblijfnietalsikwegwil,ikkan het zomaar ineens zatzijn.’‘Zat?Watiszat?Bedoelje
“balenvan”of“bangwordendathetteserieuswordt”?’‘Kappen! Wil je echt die
printer gaan repareren of stajememaarwattedollen?’‘Natuurlijk ga ik de
computerproblemenvanmijnaanstaande schoonvaderoplossen.’‘Jij speelt met vuur,
mannetje,’dreigtze.‘Hoezo? We praten
eindelijk een keer. Een goed
gesprekooknog!’‘Praten is vaak het begin
vanheteinde.’‘Dezekeerniet!’‘Maakjegeenillusies,met
datschoonvadergedoevanje.Ze kennen me thuis langerdanjij.Enbeterook.’‘Zeg dan gewoon dat we
hetmenen.Zouhethelpenals
ik hun officieel om de handvanhundochtervraag?’‘Scheieensuit,zeg.Jebent
niet goed bij je hoofd.Trouwen en na een halfjaarscheiden is nog een veelgrotere zonde dan een relatiedieovergaat.’‘Hetgaatnietover.’‘Ik weet niet waar jij die
zekerheid aan ontleent. Nietaan mijn staat van dienst iniedergeval.Ennuhoudenweeroverop.’Jeroen haalt zijn
smartphone uit zijn zak.‘Nummer?’‘Dat gaan we echt niet nu
meteen doen, Jeroen.Morgen,enikbellieverzelf.’
Zestaatopenhaalthaar jas.‘Ik loop even naarmijn huisvoor een werkmap. Ik hebsinds vanmiddag een kluswaar ik dit weekend aan wilwerken.’‘Oké.’Zezietdeteleurstellingwel
inhetgebaarwaarmeehijzijntelefoon neerlegt. Eigen
schuld, dikke bult, dan moethij maar niet zodoordrammen.Als ze de voordeur achter
zich dichttrekt, merkt ze dathet is gaan regenen. Maarzelfs teruggaan om eenparaplu te pakken zou eenverkapte capitulatie zijn. Hetismaartienminutenlopenen
wieheefter tochbedachtdatnatregenen vervelend is?Datis het voor haar nooitgeweest.Dedruppelskunnenhaarnietdikgenoegzijn.
Haar eigen huis ruikt eerlijkgezegd al een beetjeonbewoond. Ze is de laatsteweken eigenlijk aldoor bij
Jeroengeweest.Ze gooit de balkondeur
open en het raam in dekeuken. Er spettert regenbinnen,maardaarhaaltzezowel een doekje over. Bij depost die ze uit de brievenbusbeneden heeft meegenomen,blijkttochookeentrouwkaartvanSabinetezitten.Zestopt
hemmetdewerkmapinhaartas. Ze hoeft nog niets tebeslissen. Komt tijd, komtraad. Het is pas over vijfweken.Terwijl het buiten al
schemerig wordt ligt zelanguit op de bank. Hetgeluidvandetvvandeburenlijktharderdanvoorheen.Bij
Jeroen hoor je nooit iets vande buren, dat huis is veelbetergeïsoleerd.Ze kijkt naar de fotowaar
Jeroen het daarstraks overhad. Het is inderdaad eenobjectdatsfeerbepalend is indezekamer,afgedruktopeengrote lap canvas van meerdan twee vierkante meter.
Eenboomopdeachtergrond,wateropdevoorgrond,inhetmiddeneenrotsblokmettweekinderen.Eendonkerejongenmetietsfiersinzijnogen,eneenblondmeisjedatprobeerternstig te kijken, maar haarmondhoekkrultdaar tegenin.‘Duo penotti,’ zegt ze. Hetklinktalseenliefkozing.
Ze weet nog wanneer diefoto genomen werd: op dedag waarop Firmans voetgenezenverklaardwerd.Ze zou het fotoboek mee
kunnen nemen voor Jeroen.Plaatjesbijhetverhaal,datiswel handig. Jeroen heeftaandacht voor de dingen dievoorhaarvanbelangzijn,dat
isnieuw.Zeheeftnieteerderde behoefte gehad overvroeger te praten.Als het tersprake kwam was het eenkalemededeling.AchtjaarinRantepaogewoond,Sulawesi.En dan werd er meestalgevraagd waar dat dan welmochtliggen.Kom, ze moet nu opstaan
en naar Jeroen terug. Watheeftzehier tezoeken?Er isgeenenkele redenomhier inhet halfdonker te blijvenliggen, alsof er iets fout zit.Er zit niets fout. Het heeftgeenzinombangtezijnvoorjeeigenangst,toch?Daarmeegenereerjeangst.Ze is hier gewoon een
tijdjenietgeweestenzeheefthet koud.Waarom is ze tochaltijd zo dubbel?Net of haarenehelftdeanderenietmag.Ze loopt naar haar
slaapkamer, zoekt in de kastnaar haar fleece vest, maarkan het niet vinden. Ja, datkrijg je als je in twee huizenwoont. Ze geeft een nijdige
klapophaarkussen endruktdan haar hoofd er even in.Haar geur is er nog, maarvagerdanzehadgedacht,eenbeetjemuf.Zestaatop,sluitdeboelaf
enlooptterug.Destratenzijnleeg, het is nog harder gaanregenen. In de stromenderegen en halverwege de
4Mirjam
Sulawesi,Rantepao,1987
Die zondagmorgen vroeg inRantepao rolden dikkewolken als donkere dekens
over de bergtoppen heen.Alsof er ergens op een knopwerd gedrukt: ineens sloegende druppels putjes in hetzand.‘We moeten gaan, anders
reddenwehetniet,’zeipapa,‘ik hoop dat Ernst opschiet;zo niet, dan vertrekken wetochechtzonderhem.’
Mirjam zuchtte opgelucht,zewasevenbangdathetnietkondoorgaan.Enzehadzichzo verheugd op deze dag.VandaagmoestpapprekeninLimbong, een kleinegemeenteindebergen,enopde terugweg zouden zeFirman ophalen, de jongenoverwiedeafgelopenweken
steeds is vergaderd engepraat. Firman had eenzweeraanzijnvoet,diemaarnietgenezenwilde.Enbovenin de bergen, waar hijwoonde bij zijn oma, warengeen goede dokters. Hier inRantepao kon hij naar hetziekenhuis en als zijn voetbeterwas,mochthijooknaar
school. Misschien kwam hijin dezelfde klas als zij. Erwas boven in de bergen ookwel een schooltje, maaranders. Het was de vraag ofFirman al kon lezen enschrijven. Mam zei dat hijmisschien in een lagere klasmoest beginnen. Dat gafniets, dat zou wel goed
komen,daarzouzewelvoorzorgen. Voorlopig was zijnvoet het belangrijkste, wantomdat die pijn deed was hijverkeerdgaanlopenenalsjedat langdeed,wist jeopdenduur niet meer hoe je goedmoestlopen.Mirjam ging in de
deuropening staan,
ongeduldigvanheteneophetandere been springend.WaarbleefErnstnu?Ernstwaseenvandestudentenvanpap.Hijkwam ook uit de bergen, hijkende Firmans familie en hijwist de weg. Een windvlaagsproeide piepkleinespettertjes tegen haar blotebenen, er schoot een rilling
overhaarrug.Gelukkig,daarkwam Ernst al, eenpisangblad als paraplu bovenzijn hoofd en de pijpen vanzijnslobberbroekopgeroldtotaan zijn knieën. Pas op! Hijzou nog bijna onderuit gaanbij de greppel, tussen destraat en hun hek. Hij lachtezijn witte tanden bloot en
veegde zijn modderigeteenslippersafaanhetgras.‘Apakabar,Mirjam,hujan
keras!’{*}
Pap gooide een handdoeknaar hem toe en riep dat hijzoalsgewoonlijkweereenstelaat was, en dat het dus zijneigenschuldwasdathijgeenontbijt meer kreeg omdat ze
meteen moesten vertrekken.Zonder mam, want diebeslootophetlaatstemomentdat ze toch maar nietmeeging,ondankshetfeitdatpapeenautogeleendhadvaneen kennis in Makale. Dieautowasnodigvoorde tweezakken rijst die voor de omavan Firman bestemd waren,
maar nog meer nodig voormameigenlijk,wantdiegingniet graag achter op eenbrommer de bergen in.Mirjam vond het met eenbrommerjuistleukerdanmetde auto. Brommers warenhandiger in de bergen, diekonden gemakkelijk over desmalle paadjes.Met een auto
zat je weleens vast in demodder. En op de terugwegzouden Firman en zij bestsamen achterop bij Ernstkunnen, toch?Maar pap hadper se een auto willen lenenvoorvandaag.Mirjam zag zijn gezicht
betrekken.‘Ach,toenou,Ine,het lijkt me goed als er een
vrouwbij isvoordie jongen,maar ook voor diegrootmoeder.Durfjehetechtnietaan?’‘Ik waag het niet.
Natuurlijkzouikergraagbijzijn,maarzo’nheledagopdeachterbank, hobbels enkuilen… Ik doe het niet,Wouter.Alserietsmisgaat…
Ik zou het mezelf nooitvergeven. Ik ben zwanger,ja!’
Onderweg bleek dat het tochweleengoedebeslissingwasgeweestvanmamomthuisteblijven,wantderegenmaaktede rit niet gemakkelijker.Somsdokendevoorwielenin
eendiepekuil,dansprongereen modderfontein langs deauto op. Een van deruitenwisserswas stuk, Ernstmoesterzonuendanuitomde voorruit schoon te vegen.Papa mopperde over hetoponthoud. Enwaarschijnlijkwas hij ook een beetjezenuwachtig vanwege die
preek.Ernstknipoogde tegenhaar als pap binnensmondslelijke woorden mompeldeoverde slechteweg.Bij elkekuil ploften en schoven detwee zware zakken rijst voorde oma van Firman in deachterbak. Klats, bats, flats.Het waren net twee loggedieren.
‘Ikhooptochwerkelijkdathet nog eens stopt metregenen. Ik weet niet hoe ikvanmiddag beneden moetkomenoverdiegladdeklei.’‘Naar beneden gaat
vanzelf,’grijnsdeErnst.‘Heelhuids naar beneden!’
verbeterdepapzichzelf.Er glommen straaltjes
zweetinpapsnek.Betekendehet dat zij zich ook zorgenmoestmaken?Papwasnooitbang en hij had al heel langzijn rijbewijs. In Nederlandhadden ze zelf een auto enreed hij elke dag. Maar inRantepao hadden slechtsweinig mensen een auto. Dewegenhierwarenookniet te
vergelijken met die inNederland. Nee, dat mam erniet bij was, dat was maargoedook.Zezousteedshaarbuik vasthouden en gillen enzuchten, en dan zou paphelemaalpeentjeszweten.Zeprobeerdeaan leukeredingente denken. Zou Firman blijzijndathijmeemag?Ofzou
hij verlegen en bang zijn?Misschienheefthijnognooitineenautogezeten.Ze kneep even in het vel
vanhaararm,wantspannendwashetallemaal.Nukreegzenog eerder een grote broerdaneenbabybroerof-zus.Dekamer die als gudang ingebruik was, was
leeggeruimd, er stond al eenbed voor Firman en er waseen kast voor zijn spullen enzijnschooluniform.Mamhadhet nog niet besteld,want zewisten nog niet hoe grootFirmanwas.Hij zouhetvastniet leuk vinden bij dekleintjes, dus moest hij zosnel mogelijk leren lezen en
schrijven. Ernst had albeloofd dat hij zou helpen,wantErnstspreektdeToraja-taal en misschien moestFirman ook het gewoneBahasa Indonesia nog leren.Op school mocht je geenTorajagebruiken,behalveopvrijdagmiddag als guruSamsul de oude Toraja-
verhalen vertelde. GuruSamsul kon zo mooivertellen. Firman zou echtboffen als hij bij hem in deklasterechtzoukomen.Opeensmaaktedeautoeen
slingerendaarnavoeldezedebandenwegglijden.Zeklaptemet haar hoofd tegen hetraampje. Au! Pap keek
verschrikt achterom. ‘Sorry!Gaathet,meis?Ikzagdieputtelaat.’Mirjamwreefoverdezere
plek waar vast en zeker eendikke bult zou komen. ‘Zijnweernounogniet?’‘We zullen even stoppen,
evenontspannen,’ zei pap enhij zette de auto in de
binnenbocht van de weg,naast de steile bergwand.Mirjammoest aan de anderekant van de auto uitstappen,want aan haar kant kon dedeur niet open. Toen zebuiten stond snapte ze welwaarom pap niet aan deoverkant was gestopt: daarging de berg steil naar
beneden en er was geenvangrail of zoiets. Mirjamsloeg haar armen om haarbovenlichaam. Wat was hetkoud! Kippenvel stond ophaararmenenbenen.Papkwamnaasthaarstaan
en hield haar vast toen ze tedicht bij de rand kwam.‘Kijk!DaarligtLimbong.Die
kleine blokjes tegen deberghelling aan, dat zijnhuizen. En iets meer dezekant op, maar lager, is hettongkonandorp. Zie je deomhoogstekende daken? Netdeboegvaneenschip,dezonschijnternunetop.’Mirjam keek verbaasd de
diepte in. ‘We zijn boven de
wolken!’ Er dreven witteflardenmisttussendetoppenin de richting van het dal.‘Hoehoogzijnwewelniet?’wildezeweten.Pap gaf de vraag door aan
Ernst, maar die vond zulkedingen niet interessant enhaaldezijnschoudersop.‘Wezullenthuisindeatlaskijken.
Ik schat het hier tochwel opbovendetweeduizendmeter.’Als het niet zo koud was
geweesthadMirjamhierwelwillenblijven.Zezouzomaarwillen gaan zitten enrondkijken, de hele dag. Hetwas zo’n uitzicht waarvan jestilwerdvanbinnen.Links in het dal lag het
dorp. Daarachter rees eennieuwe berg omhoog endaarachter een die nog hogerwas. De sawa’s tegen deberghelling waren als eengrote groene trap. Zo veelkleuren groen, van heel lichtgeelgroen tot bijna zwart.Sommige sawa’s stondenonderwater,datwarenvanaf
deze hoogte blauwe spiegels.Mirjam had toch een gevoelvan spijt omdat mam er nietbijwas.Dithadmammoetenzien,zijhieldzovankleuren.Watjammerdatniemandaanhetfototoestelhadgedacht.Ernstzatallangweerinde
auto. Hij had een jasaangetrokken en de kraag
ervanopgezet.Mirjam lachtehemuit.Pap joeghaarookweerde
auto in. ‘Kom, we moetenverder! Een dominee magniettelaatkomen.’Hij had zich geen zorgen
hoevenmaken:toenzebijdekerk kwamen, was er nogniemand. Ernst kende de
mensenhier.Hijliepnaareenhuis dicht bij de kleinewittekerk. Daar klopte hij op hethoutnaastdedeuropening,erwasgeendeur,erhingalleenmaareengordijn.Eenkleine,nog jonge vrouw trok hetopzij, ze wenkte en maakteeen gebaar van eten endrinken.
‘We gaan toch nu nieteten? Misschien lust ik hetniet,hoor!’begonMirjamuitvoorzorg,maarpap trokhaarmee. ‘Een gastvrij gebaarmoet je nooit afwijzen.’ Ja,dat was echt weer zo’nopmerkingwaarzijnietsmeekon. ‘Alsumaarweetdat iknieteet!’zeizesnibbig.
Binnen was hetschemerdonker. Ze zag geenstoelen, alleen een tikar, eenmat om op te zitten. Devrouw maakte eenuitnodigend gebaar. Haargezicht was mooi en nogzonder rimpels, als ze lachteleek ze eigenlijk nog eenmeisje. Op een paar
uitgespreide bananenbladerenlagen stukken bamboe vanongeveereenmeterlengte,zezagen er zwartgeblakerd uiten waren overlangsopengehakt.Mirjamherkendehetwel,hetwaseenlekkernijvoor de Toraja. Pa’piongnoemden ze het en er warentwee verschillende soorten:
gevuld met varkensvlees ofmet in kokosmelk gewelderijst.Gelukkigvoorhaarwashet deze keer rijst. Pa’piongmet varkensvlees vond zegriezelig en vies, dat wasvaakbloederigenhalfgaarenmet stukkenvarkenshuidmethethaarernogop.Zewerdalmisselijk als ze eraan dacht.
Zelfs pap hield er niet van,maarhijhadvastnietdurvenweigeren. Dat kon je nietmaken, dat was tegen deregels.Degastvrouwbrachtkoffie
en voor haar gelukkiggewoon water. Ze wilde ernietbijkomenzitten,hoepapook aandrong. Ze zette ook
een plastic teiltje met wateren drie borden op de tikar,maakte een soort buiging endaarnaliepzeachteruittotzemet haar rug tegen de wandstond. Ze legde haarhandpalmen tegen elkaar.Ernst stootte papa aan:‘SembahyangTuhan,’zeihij.Oja,hetwasdebedoelingdat
pap ging bidden. Hij hoesttevoor hij begon. Hij deed ergzijn best, dat voelde ze wel,eerst inhetBahasaIndonesiaen tot slot nog een paarwoordenToraja.Toenzehaarogenweeropendeed,keekzenaar de vrouw. Zou zegehoord hebben dat pap nognietzogoedTorajasprak?Ze
glimlachte weer, maakte hetgebaar van eten, en ja, nuhoorde Mirjam ook hetgewonewoord:makanan!Depa’piongmetkokosrijst
smaakte heel lekker, ze hadmeertrekdanzehadgedacht.Toen ze bijna klaarmet etenwaren, klonk er buiten eenenorme beng, het geluid van
ijzer op ijzer. Ze schrokkenzich wild en Mirjam sloegsnel haar handen voor haaroren.Beng,beng,bong,bong.Pap stond al buiten, lachendenwenkenddatzeookmoestkomen kijken. Aan debuitenmuur van de kerk hingeensoortgong,neteenenormdeksel,waaropdooreenman
in een heel oud zwart pakgeslagen werd met het heftvan een parang. Zijn jasjewas veel te groot, of hetmannetje was te klein. Hijlachte om haar schrik, zelachteterug.Hijstakhaarhetkapmes toe. Dat betekendedat zij ook een paar klappenop de gong mocht geven,
maardatdeedzeniet.Zewaseenbeetjebangvoorhetgrotemes en ook wilde ze lieverniet zoheel dicht bij demanstaan, die geen tanden maarbruinestompjes inzijnmondhad. Het was hier in debergenwelheelandersdaninRantepao. Daar kon jegewoonnaardetandarts.
Ineens zag ze overalmensen vandaan komen. Zedaalden het bergpad af enkwamenuithetdalklimmen.Veel kinderen zag ze ook ener sprongen een paar hondenom hen heen. Er warenmoeders met baby’s in eenslendang. Kwamen dieallemaal naar de kerk? Dan
had die rare kerkklok hiertoch zijn werk wel gedaan.Iedereengroetteenlachte.Devrouwen wilden haaraanraken,vooralhaarhaarenhaar wangen. Ze wildenvoelen hoe blond haar voelt,even in haar blanke velknijpen.Daarhadzeechteensuperhekelaan,maardiekeer
vond ze het niet zo heel erg.Zekonmerkendatdemensenhaar mooi vonden, want zekeken allemaal zo blij. Enniemand kneep hard ofdraaide een klein velletjegemeen tussen hun nagels,zoals ze in Rantepao weldeden.In de kerk ging de dienst
beginnen, er werd gezongen.Het zingen klonk niet echtmooi, maar welindrukwekkend.Zezochteenplaatsnaasteenmevrouwmeteen baby en zag hoe haarvader achter de kleinekathedergingstaan.Hijzochtaltijdevenwaarzezatendankreegzeeenknikje.Gelukkig
hoefde je hier niet zo stil tezitten als in de kerk inNederland. Je mocht ookgewoon even naar buitenlopen als het binnen te saaiwerd. Mirjam hield het nietzo lang vol, vooral toen zezag dat haar vader gingzweten. Dan ging het niet,wist ze. Dan werd zijn
gezichtroderenwapperdehijmet zijn zakdoek. Ze had altwee keer geruststellend naarhem gelachen, ten teken dathet best goed ging, maar hijgeloofde het niet. Ze kreeghetookwarmendacht:straksstikthijnogmetdiestolaomzijnnek!Buiten waren meer
kinderen. En ook tweebiggetjes,heelkleinwarenzenog,rozemetzwartevlekken.Mirjam hield niet vanvarkens, maar voor biggetjeskon ze wel een uitzonderingmaken.Zegingerbijzittenenmochter éénvasthouden.Dehaartjes op zijn ruggetjewarennogzacht,maartochal
een beetje stekelig. De snuitwashetgrappigst,hetwasnetofhijgekkebekkentroktoenhijaanhaarhandsnuffelde.In de kerk werd alweer
gezongen; gelukkig, danwaspap bijna klaar. Ze hoordezijnstemuitschieten,hijzongeen net iets andere melodiedan de rest. Dat overkwam
hem vaker, want de melodieleek soms wel bekend, maarbijdelaatsteofeen-na-laatsteregel ging het net weeranders.Na de kerkdienst moest
papnoglangpratenendaarnastond er weer eten klaar.Maarhaargeduldwaswelopnu. Het was warm en ze
verveelde zich. De kinderenwaren naar huis en debiggetjeswarennergensmeertezien.‘GaanwenouFirmanophalen? Hoelang duurt hetnog?’ Maar pap hoorde haarnieteens.Zekroopopdeachterbank
vandeauto,die intussenwelin de schaduw stond, maar
toch nog bloedheet was. Hetwater in de fles was ookwarmgeworden,hetkonhaardorst niet lessen. Mirjamlegde haar hoofd op deopgevouwen stola. Die rooknaar zweet maar echt vieswasdatnuookweerniet.Pas toen de motor
aansloeg, werd ze wakker.
‘Gaan we?’ vroeg ze, warmendufvandeslaap.‘Ikwasbangdatjijjezatte
vervelen! Valt mee, zeker?’plaagde pap, terwijl hij doorhet open raampje de laatstehandendrukte.Ze rekte zich uit, ze was
helemaal plakkeriggewordenen haar bloesje zat zowat
achterstevoren gekreukeld.OphetlaatstemomentsprongErnsternogbij.‘Gajetochmeeterug?’Ernst maakte een
twijfelgebaar. ‘Tot aanSangkaropi. Ik zie morgenwel hoe ik terugga, er komtallichteenbrommerlangs.Deoude nenek doet misschien
moeilijk als er geen bekendgezicht bij is. En misschienkuntuhetnietvinden.’Nuwaszeduswelwakker,
want dit ging over Firman.Maar wat bedoelde Ernstprecies?Hetwasalsofzehetgeweten had. Aldoor was erdie onrust van: het zal tochwel doorgaan? Hij zal toch
wel meegaan? Steeds zeipapa:‘Wehebbenhettochzoafgesproken? Afspraak isafspraak. Zondagmiddag alswijuitLimbongkomen,staatFirmanklaar.’En nu had Ernst het over
moeilijk doen. ‘We hebbenrijst, toch? Twee grotezakken,enwewillennogwel
meer brengen, als het moet,tochpap?’Maar ze kreeg geen
antwoord. Haar vader had alzijn aandacht nodig om deauto heelhuids naar benedente loodsen. Dat viel nog nietmee, want als hij begon tefluiten tijdens het rijden wasdatnietvanplezier.
Mirjam zette haar benenschrap tegen de voorstoel enklemde de toga als een soortbuffertegenhaarbuikbijelkekuil. Soms kwam er waterlangs de rotsen naar benedenen stroomde er een kleinerivier over deweg. Een keergleden ze een heel eind naarbeneden. ‘Het moet lukken,’
herhaaldezesteeds, ‘hetgaatlukken, we zullen veiligthuiskomen, met Firmanerbij, en met mam is allesoké. Het moet lukken!’ Hetwaseensoortbidden.
Het was laat in de middagtoen Ernst eindelijk weeswaar zemoesten stoppen. In
een kleine inham net vooreen bocht kon de autogeparkeerdworden.Er was een smal paadje,
steil naar beneden. Nee, dathadden ze zelf vast nietgevonden. Ze vroeg zich afhoejehierkonwonen.AchterErnst aan liepen ze naarbeneden, je kon zien dat hij
hier vaker geweest was. Hijwistpreciesaanwelketakkenzezichkondenvasthoudenenwelke ze opzij moestenbuigen, waarschuwde voorlosse stenen en zei: ‘Let op,hier komt de brug!’ toen zeover een paar aan elkaargebonden dikke bamboesmoesten lopen om een klein
stroompjeover te steken.Nettoen ze zich afvroegofErnstzich toch vergist zou kunnenhebben, stonden ze op eenrotsachtig uitsteeksel aan deberg,eenbrederichel,waaroptegen de bergwand een soortschuurtje of afdak gebouwdwas.Eenpaarschrielekippenrendenkakelendweg.Erwas
ookeengrotezwartehaan,diemet een touw om zijn pootvastzat aan een pin in degrond.Woonde Firman hier?
Alleen met zijn oma en eenpaardieren?Hijwasvastnognooit indebewoondewereldgeweest en dan wist hij ookniet hoe een gewoon huis
eruitzag. Als je hier woondewistjenieteenshoegrootdewereld was. Je kende alleende bergen, de watervalletjes,de paden. Hij had misschiennognooitineenautogezeten.Ze stond stil en keek dediepte in over het dal. Erwaren zo veel soorten groen:bomen, struiken, sawa’s en
heel in de verte een paarlichte vlekken, de daken vanandere huizen. Er warenalleen maar geluiden die destilte nog stiller maakten: dewind in de bladeren en hetgespettervanstromendwater.Opzij vanhethuiskwamhetwatervanhooguitdebergen.Er was een gemetselde bak,
waar het water even in werdopgevangen voordat hetverder stroomde. Op datmuurtjestondeenpaneneenbordmeteenstukeruit.De lap in de deuropening
werd opzij getrokken dooreen oude vrouw. Ze hoesttehartgrondig en spuwde eenvieze kloddermeters ver. Ze
liepopblotevoetenhettrapjeaf en begon te praten, maarhet leek bijna kakelen.Mirjamkeekmetopenmond.Watzagzeerouduit,zewasminstens honderd! Ernst lietdebaalrijstvanzijnschouderglijden. De oma wees eenplekaanwaarErnsthemneerkon zetten. Ze voelde even
aan de zak en lachte haarbruinestompjesbloot.Zemochtenopdeversleten
tikar gaan zitten, tussen depalen waarop het huisje wasgebouwd. Pap had zijn handuitgestoken,maarzedeednetofzehetnietzag.Zepordeinhet open vuur onder hetafdakjeopzijvanhethuis.Bij
het muurtje werd het wateropgevangen in een dikkebamboe die uitkwam bij dekookplaats. Er was watergenoeg door de regen vanvanmorgen. Er werd eenroetzwarte ketel ondergehouden, die daarna op eenrooster boven het vuur werdgezet. De scherpe rooklucht
zorgde voor kriebels inMirjams neus en keel, zenieste zes keer achter elkaar.De oma telde mee op haarvingers, een, twee, drie… totzestoe.Toenhetnadezesdekeer stil bleef en Mirjam dedonkere ogen nog steeds ophaar huid voelde prikken,vroeg ze zich af of het goed
of juist fout was als je zeskeermoetniezen.Ze durfde het niet te
vragen. Pap zei ook niets, zelietenErnstmaar praten.Hetwas toch goed dat hijmeegegaanwas,want andershadden ze er helemaal nietsvan begrepen. Waar was diejongen die Firman heette,
vroegzezichaf.Erwashiereigenlijk niets wat duidelijkmaaktedaterookeenjongenwoonde.Meteenheelkrommelepel
schepte de oma gemalenkoffie in drie bekers en hetduurde heel lang voor hetwater kookte. Pas toen dekoffievoorhenstond,hoorde
ze voor het eerst de naamFirman vallen. Haar ogenschoten van de een naar deander, wat zeiden ze?BegreepErnsthetwel?Ja, Ernst knikte en
herhaalde het in het BahasaIndonesia. Firman zou alleennaar Rantepao mogen als hijdaar naar school kon. Pap
verzekerde dat dat allemaalgeregeldwas.Endatafspraakafspraakwas.Hijhoefdeniette werken, nee, ze haddenhelemaal geen werk voorhem,geensawa’s,geen land,geen varkens ook, zewoonden in de stad. Mirjamzag Ernst zijn hoofdschudden alsof hij dat niet
wildevertalen.Geenvarkens,dat was zeker een minpunt.Pap merkte het niet in hetvuur van zijn verhaal. Hijwilde zo graag uitleggen dathethelemaalgoedzoukomenmet Firman. Ze haddengehoord van zijn voet. Diemoestbeterworden,zodathijweer normaal zou kunnen
lopen.Erzougoedvoorhemworden gezorgd, er was eenslaapplaats en er zou eenschooluniform voor hemworden gekocht. Hij zou bijhen inhuiswonenenalseenzoon behandeld worden.‘Mirjam kijkt ook naar hemuit, ja toch, Mirjam? Zekunnensamennaarschoolen
ooknaardezondagsschool.’‘Zondagsschool?’vroegde
oma,‘sekolahdasar!’‘Betul betul!’ suste Ernst.
‘Hij gaat naar school, maarop zondag is er een specialeschool van de kerk. GerejaToraja!’Met tegenzin nam Mirjam
een slokje koffie. Ze lustte
helemaal geen koffie, maarmisschienhielphetalsookzijhaar goede wil toonde. Zekon bijna niet meer blijvenzitten, alles kriebeldeintussen. Ze wilde wetenwaar Firman was en of hijwel echt mee zou gaanvandaag.Maartoendekoffieop was stonden ze op om te
vertrekken. Er was eenafspraakgemaaktblijkbaarenpapakeekbesttevreden,maarMirjam moest bijna huilenvan teleurstelling. Die omahad gezegd dat hij volgendeweek door Ernst opgehaaldmocht worden. Dan moestErnst weer dat hele eind debergen in!Onderwegnaarde
auto ademdeMirjam diep inen uit en nog eens in en uitom de nare lucht uit haarlongen kwijt te raken.Misselijk was ze ook, datkwam van die sterke koffienatuurlijk.Erfladderdentweekippen kakelend voor hunvoeten het hoge gras in. Dehelling omhoog leek nog
steiler dan naar beneden. Zevoelde de spieren in haarkuitentrekken.Zodra ze in de auto zaten
barstte ze los: ‘Ik begrijp erhelemaalnietsvan!’‘Ik eigenlijk ook niet!’
hoordezehaarvaderzeggen.Hij veegde weer met zijnzakdoekoverzijnvoorhoofd.
MaarErnst zeidat het eenheel goed gesprek wasgeweest en dat het nu welzeker was dat Firman naarRantepao zou komen. Heelzeker.Maarzijwildegewoonweten wanneer. En waaromdan niet nu. Terwijl papmetmoeitedemotorgestartkreegen de auto weer op de weg
probeerde te krijgen, had zijeen jongen gezien, in hetstruikgewasweggedoken.Hetwas maar een flits van eenbruin bovenlijf en donkereogen. Toen ze wilde roepen,was hij weg. Dat was deeerste keer geweest dat zeFirmanzag.
5Wouter
HetblijftdeheleavonddoormijnhoofdspelendatInevanplan is zo open te zijn. Hetverrastme.Hetmaakt dat ik
meafvraag:waaromnu,naaldie jaren waarin zij haarmondhield,mij lietvertellenen persoonlijke vragen overonze tijd daar lastig vond?Veel rechtstreekse vragenwerden er aan haar nooitgesteld trouwens. Er hingaltijd dat verdriet om haarheen.Hetwasduidelijkdatze
ontzien moest worden. Zekreeg op eenvanzelfsprekende manierrespect en liefde, zewas eenmoederdiehaarkindverlorenhad. Ze had recht op haarverdriet.Maardaarmaaktezezich welhaast onbereikbaarmee. Voor mij was dat hetergste en toch deed ik eraan
mee. Je kunt niet roepen dathet nu maar eens over moetzijn en anders moet. Je kuntinwezenmaarzoweinigvooreen ander betekenen. En alhelemaal niet voor iemandvanwie je zo veel houdt alsikvanhaar.En nu komt er een
uitnodiging voor een
evangelisatiedag en grijpt zehaar kans, met beide handenen een voor haarongebruikelijk enthousiasme.Hebikiets latenliggen?Hadikhaareerderofmeermoetenstimuleren? Is ze al langeraan het loskomen en heb ikdat niet gemerkt? Of is hetvoor haarzelf ook een
verrassing? Ik besef dat hetopnieuwtweekantenopkan.Ikhoopopomhoogklimmen,maaromlaagtuimelenisevenwaarschijnlijk.Ikkijknaarhaar terwijl ik
met Boven overleg hoe ikhaarhelpenkan.Erkomteensprankje perspectief in datoverleg.Hetwoord genezing
valt, als een vraag, eensmeekbedezelfs,maarikheblange tijd dat woord niet inverband gebracht met haar.Omdatheternietmeerinzat,naarmijnidee.Hetontroertmehaarbezig
te zien achter de laptop. Zezucht zo nu en dan en strijkthaar haren tegen de richting
in.Hoe vaak heb ik haar datal zien doen? Vanaf haartwintigstekenikhaar.Ikbennooitgestoptmetvanhaar tehouden, al zijn er jarengenoeggeweestwaarinikdatnietuitenkonzoalsikdathadwillenuiten.Mijnhartbreektsomsalsiknaarhaarkijk.Zeis mij gevolgd naar de
uithoekenvanmijnwereld,ikheb geprobeerd haar tevolgen indecatacombenvanhaar wereld. Maar we zijnallebei tegen grenzenaangelopen. En aan de grenswordt vaak een stellingbetrokken, of een loopgraafgegraven:verdedigingswerken om je in
te verschansen, waarin je jeterugtrekt.Ikmoethaarnietstorennu,
maar het kost me moeite.Zoalszevanmiddagwas−ikzagineensdeInevanvroegerterug, een vitaliteit in haarmanier van reageren, die iklanghebgemist.Ikloopnaarboven om de hunkering in
mijn lijf te onderdrukken. Inmijn werkkamer ga ik nogmaar eens proberen of deprinter wil, maar dat is niethetgeval.Ooknietalsikallestekkers uit de stopcontactenhaal, weer terugzet enopnieuw opstart. Ik snap dedigitale wereld niet en durfnietnogmeervenstersaante
klikken: ik ben al vakerbestanden kwijtgeraakt metmijnonhandigheid.Ikschuifachterhetscherm
en zie dat er een e-mail vanFirman binnenkomt. Ik bendubbel blij, dat het e-mailverkeer tenminste nogwerkt en nog veel blijer dathet een bericht van mijn
pleegzoon is. Firman, dat iseen link naar mijn anderewereld.Dewerelddieinmijnhart zit, ingedikt als eenconcentraat, meestalonzichtbaar achter alleswaartoe plicht en opdrachtme roepen, maar die zichwanneerhetmag,openvouwten voor me uitrolt.
Duizelingwekkend mooiliggen de valleien tussen debergen,desawa’strapsgewijstegendehellingen,hetgroenzo groen. Zo paradijsgroendathetbijtinmijnhart.From:Firman
Lepongan,Theologisch
InstituutGerejaToraja,Rantepao
To:WoutervanApeldoorn
PakWouter,apakabar?Hetislanggeledendatuietsvanmijhoorde,maarubentjuistheelvaakin
mijngedachtengeweest.Uweetdatiknaasthetwerkinhetziekenhuisdeopleidingopuwoudeschoolbengaanvolgen,depredikantenopleiding.Ikhebuverteldvanhetverlangenomhet
WoordvandeVaderindehemeltevertellenendoortegeven.Hettrektaanmij,denaamFirmanbetekentimmersWoord?Mijnvaderwaspaschristengewordentoenhijmijdezenaamgafenook
alheeftderelatietussenmijnoudersnietlanggeduurd,ikhebdezenaamtochbehoudenenereenroepingaanverbonden.Dezeweekwerdbekendwaarikmijntweejarige
gemeentestagegadoen.IkwordgeroepeninSimbuang,inkampongMiallo.Nadezestageishetzekernietondenkbaardatikookindiegemeenteberoepenenbevestigdzal
worden.Ja,ikzieuwreactie,hetisvervanRantepaoinderemotearea.Ubegrijptdatikdezeroepingomenomdraai,hetisgeeneenvoudigkeuze.Misschienkomterdichterbijhuisook
weleenplaatsvrij,ofkaniktochalsgeestelijkverzorgerinhetElimZiekenhuisterecht.Metdieintentiebenikimmersgestart,oménmijnhandenénmijnmondtegebruikenindienstvanHemdiemijn
levenleidt.MaarSimbuanglaatmenietlos,lijktaanmijnzielgeklonken.Opdracht,taak,demensendaar,dekinderen.Alsdiekeuzewerkelijkheidwordt,alsikdaarnamijnstagezalblijven,zal
Radwanietmeegaan.ZijheefthaarwerkalsdocenteopdeHasanuddinuniversiteitinMakassarendaarnaasthaarcliëntenophetbureauvoorsocialerechtshulp.Zijheeft
daarzolangvoorgeleerdenzedoethetwerkmetvreugde.InSimbuangishetlevenvooreenvrouwdienietvandaariszwaarenarmzalig.Zijzouerniettothaarrechtkomen,zeiseenvrouwvanformaaten
heefthaareigentaakalgevonden.Ikbegrijphaar.Ikhoopdatzijmijbegrijpt.Zehadverwachtdatikdestagezouweigerenendecommissieduidelijkzoumakendatikmijnwerkinhetziekenhuiswil
combinerenmetpastoraatinhetziekenhuis.Wehebbenerdagenennachtenovergesproken.Blijfbijjeeersteroeping,zegtze.Maarzokanikhetnietzien.InMialloiseenpredikantnodig,
enalsdieooknogeenseenbeetjevoordokterkanspelen,ishijdubbelnodig.Uweet,pakWouter,dathetbijonsnietongebruikelijkistochtetrouwenineensituatiewaarinpartnerswelvoor
elkaarkiezenmaarwegenswerkomstandighedenofroepingnietkunnensamenwonen.Ookdaarhebbenweovergesproken,Radwaenik.Hetleekonseerstwelaantrekkelijk.Jegaatdanuitelkaar
meteenbezegeldebelofteendeverwachtingdatjeooitsameneengezinzultkunnenvormen.Maarwehebbenbeslotennogniettetrouwen.Ikhadhetgevoeldatweindatgevalteveelvanelkaarzouden
vragen.IkvindookechtdatRadwavrijmoetzijn.Ikhoudvanhaar,dusmoetikhaaropgeenenkelemanierclaimen.Hetismijnkeuze,diehaarteleurstelt,datweetikwel.Mochtdetijduitwijzendatwijtoch
bijelkaarblijven,omdatwebijelkaarhoren,danzaldatvanGodzijnenalleendanishetgoed.Bidvoormij,voorons.Ikkannietandersdanlopeninderichtingvanwaardestemroept.Hetzijnde
woordenuitJesaja6:8diemijhelderheidhebbengegeven:‘…ikhoordedestemvandeHeerzeggen:“Wiezaliksturen?Wiekannamensonsgaan?”Enikantwoordde:“Hierbenik,stuurmij.”’
DeroepingvanJesajaheeftmijovertuigd,enmetdatvoorbeeldkanikgeenneezeggentegenmijneigenvolk.Ikhoopoverdriewekentegaan.IkhebbegrependatdegemeenteinMiallozichverheugtopmijn
komst.Watzouikhetheerlijkvindenalsudaarbijkonzijn−wasumaarhiervooreengesprek,vooreenbemoedigingenomvanharttothartmetutepraten.Uweetwatmijtewachtenstaatenu
weetdatikmoetgaan.Ubentimmerszelfookgegaantoenugeroepenwerd.Maarikweetdatuthuisnodigbent.HoeishetmetmijnlievetanteIne?Ishaartoestandstabiel?Ubentvoormijaltijd
eenvadergeweest.Ikmisu.WiltuvoormijenvoorRadwabidden?Ikhebdezedagennogveeltedoen:beslissenwatonmisbaaris,welkeboeken,welkedingenikmeenemenwil.Mijnallerhartelijkste
groetenaantanteIne,ikhoopdathetgoedmethaargaat.EnookvoorMirjamveelliefsenallegoeds,zijisnogzovaakinmijngedachten.IkzalvanuitSimbuangnietmeerkunnene-mailen.Omtebellenzalik
hoogdebergopmoetenindehoopdatikdaarverbindingkankrijgen.Erisdaargeenelektriciteitsnetofkabelverbinding.Weliserstroomviaeenaggregaat.Ikprobeermevoortebereidenophetleven
zondercomputer.Brievenschrijvenblijftover;depostkomtookinMiallo,alisdatmaareenspertweeweken.Wezijndaarzelfvoorzienendvoorwatbetreftdedagelijksedingen,vooralhetanderezijnwe
afhankelijkvandebevoorradingvanuitdebewoondewereld.Eenkleinevrachtautorijdtwelmeteenbepaalderegelmaat;diekanvanRantepaototaandegrensvanSimbuangkomen.Alleenalshetlangnietgeregend
heeftkunjemeteenpick-uptotaanMiallokomen.Maarmeestalhalendragersdespullennaarboven.ErisinMiallosindseenaantaljareneenkleinemedischepost.Eenkeerpervierwekenkomteendokterdaar
spreekuurhoudenensomskomtereenverloskundigeofeentandarts.Opdebrommernatuurlijk.Ikgeefmijnpostwelmethenmee,danzalhetnietzosnelkwijtraken.Ikverwachtbeginvolgendemaandte
gaan.EerstgaiknogmetRadwanaarhaaroudersinBatulellengennaarmijnmoederinPalopoomafscheidtenemen.Ikhoorvoormijnvertrekvastnogvanu.Ikwordweggebrachtdoormijntweebestevrienden,
JustinLohonenBoniMatupas,endetheoloogbijwieikmijnlessenhebgevolgd,deheerSanklin,enwaarschijnlijkgaatpastorErnstnogmee.Wehebbenbrommersbeschikbaar,duserkangelukkigwelwat
bagagemee.Ikhoopeenvandiebrommers,deminstdure,daartehouden.Danhoefikdaarnietallestevoettedoen.Erisnogveelteregelen.Ikbenblijenopgeluchtdatikhetuverteldheb.
UwpleegzoonFirman
Ikbeginvoordetweedekeermet lezen, want het ismogelijkdat ikhet niet goedgelezen heb. Dat ik eenverhaalziewaargeenverhaalstaat, dat het een idiotegedachte van mijn op holgeslagengeestis.Maardatis
niet zo. Het staat er wel. Erstaat dat Firman stage gaatlopen in Miallo. Een stageduurt twee jaar. In die tijdwordt hij één keerterugverwacht op hetTheologisch Instituut inRantepao, voor bijscholing.Natweejaarkanhijberoepenworden, dat gebeurt vaak
doordegemeentewaar stagewerd gelopen. Er is danimmers al een band, destagiair is vergroeid geraaktmet de bevolking. Hij zal erblijven en zijn bestemmingvinden.ZonderRadwa.Ikstaopenlaatmeophet
bedvallen,onbeheerstenmetmijn volle gewicht, alsof ik
neergemaaid word. Ofneergesabeld.‘God!Wateentaak!’Ziter
afgrijzeninmijnstem?Ishetbewondering, verlangen ofmisschien zelfs gifgroenejaloezie? Naar Miallo inbuitengebiedSimbuang!VoorFirmanisheteenstap
die niet onderdoet voor de
stap die Ine en ik destijdsmaakten. Van de westersewereld naar Rantepao is eencultuurschok, maar vanRantepao naarMiallo is naarmijn idee ingrijpender.Simbuang is een daerahterpencil, een afgelegengebiedwaarjejezoongeveerinhetstenentijdperkwaant.
Dit moet Mirjam weten.Nu,meteen.Eerstzij,danpaszal ik naar beneden gaan enIne op de hoogte stellen.Mirjam, kom op, neem diemobiel op! Je hebt dat dingaltijdbijdehand,waarzit jedat je niet kunt opnemen? Ikbel een tweede keer, en navijf minuten een derde keer,
al besef ik dan al dat ikprobeerietsaftedwingenwatbuitenmijnmachtligt.Misschienmoet ikMirjam
niethebben,ikmoetBoventespreken zien te krijgen. Ikloop naar het raam, maardonkergrijze wolken belettenme het uitzicht. Een fijnemotregen valt neer, zo een
waarjedoornatvanwordt.Inde bergen van Sulawesihebben demensen liever eengewone hoosbui. Vanmotregenworden ze somber,ziekinhunhoofdenduizelig.Simbuang − het landschap
ontrolt zich in mijngedachten. In die acht jaarheb ik dat gebied
verschillende keren bezocht,voor een rondreis langs dekleine gemeentes, bij hethelpen opstarten van eennieuwe school, en zelfs eenkeermeteenmedischteaminhet kader van eenvaccinatieprogramma. Deeerstekeergingikblanco,deandere keren veel bewuster,
want toen wist ik waar iknaartoeging.Ik loop naar de landkaart
van Sulawesi. Na onzeterugkeerhebikeerststadenlandafgezochtnaareenkaartdie ik groot genoeg vond,maar uiteindelijk heb ik bijeen drukkerij voor veel geldeen vergroting laten maken
vaneenbladzijdeuitdeatlas.Op die kaart heb ikzorgvuldig aangetekendwaarik ben geweest. Met mijnwijsvinger volg ik depotloodlijnen. Tot zover konjemeteenautokomen,vanafdat punt liepen we of redenwe op brommers over desmalle kronkelpaden door de
bergen. Ik heb tijdens diereizen nooit precies gewetenwaar ik was, naast mijngebrek aan richtingsgevoelheb ik tijdens een dergelijketocht beslist ook gebrek aanleidinggevende capaciteitengetoond.Ikwasgeenheldenik ben het nooit gewordenook.Ikwasalblijdatikmee
konkomen,datikdeanderenniet tot last was. Onderwegnoemde ik de expeditie eenrisicovolle uitputtingsslag enzodraInemetegemoetkwamrennen,washeteengeweldigavontuurgeweest.
Als ik nu die herinneringenopmeaf laatkomen,voel ik
een vertederde schaamte,zoalsjelachtomdestuntsuitje kindertijd. Ik beken heteerlijk: deels ben ik voor hetavontuur gegaan. Eenavontuur was het! VanafRantepao worden de wegensteeds smaller en waarSimbuang begint kun je hetgeenwegmeer noemen.Een
pad, slingerend door debergen, waar je slechts tevoet, te paard of met eenbrommer verder komt. Ooknu is dat nog zo. In hetbuitengebied heeft de tijdstilgestaan. Mijn eerste reiswas een cultuurschok, maarook een sensatie van in dehemel kunnen kijken. Hoe
hoger we kwamen, hoekouder het werd; voor heteerstsindsikuithetvliegtuigwasgestapt,hadikkippenvelop mijn armen. Onderweghadden we de mooistevergezichten,zoveeldatikerverzadigd van raakte. Detweekilozoutdieikalsextrabagage had, leek steeds
zwaarder te worden. Hetslapen in de buitenlucht, ineen tikar gerold tussen deandere mannen in, wasonwennig. De geur van deschroeiende vacht van degeslachte hond die op hetvuurlag,zitnogaltijdergens.Ik word altijd nog misselijkbijeenschroeilucht.Ikraakte
alle begrip van tijd kwijt −lopen doet iets met jetijdsbesef.Enhetlopenineenonontdekte wereld brengt jedichter bij de Schepper. Hetwasof ikonderwegwasnaarde hemel. Ik had pijnlijkevoeten, vermoeide spieren,longendielastkregenvandeijle lucht, mijn hart stond in
eenhogereversnelling.Psalm19 in flarden in mijn hoofd:‘Het ruime hemelrond verteltmetblijdemondGodseerenheerlijkheid.’ Zo was mijnkennismaking met hetbuitengebied, eenopeenstapelingvanemotieenuitdaging. Zo’n herinneringdiesteedsmooierwordt.
De voordeurbel gaat. Het isbijna donker, als ik uit hetraam kijk om te zien wie ervoordedeurstaat,floependestraatlantaarnsaan.Een onbekende met een
laptop onder zijn arm. Alsofhij mijn blik voelt, kijkt hijomhoog. Ik zal maar naar
beneden lopen, misschienheeftInedebelnietgehoord.Halverwegedetraphoorik
datzijdedeuropentrekt.‘Goedenavond, mevrouw
Van Apeldoorn.’ Het klinktrapenenthousiast.‘Dagmijnheer,’hoorikIne
zeggen. Haar stem klinktalsof het haar spijt dat ze de
deurheeftopengedaan.‘Als ik het goed begrepen
hebisereenprobleemmetdecomputerofdeprinter.Ikwilwel proberen of ik dat kanoplossen.’Ik blijf waar ik ben, loop
niet verder naar beneden enhoud mijn adem even in omte horen hoe Ine daarop gaat
reageren.‘Ehja,ja,datklopt.Hadmijnmanugebeld?’‘Datdenkikwel,ja.’Het zou me niet verbazen
als hij al binnen stond:‘Chapeau!’denkikvermaakt,wateenlef.‘Moet ik boven zijn?’ Het
geluid van voeten vegen opdemat.
‘Kommaarverder.Fijndatumeteenkonkomen,’roepiknaar beneden. Hoewel ikmaar een paar treden terugomhoog hoef, heb ik deindruk dat ik hem in dewegloop, zo snel staat hij achtermeopdeoverloop.Hijsteektzijnhandpasuit
als we in de studeerkamer
staan.‘JeroenJaarsma.’‘WoutervanApeldoorn,de
vadervanMirjam.’Erkomteenbredesmileop
zijn gezicht. ‘Ze weet hierniets van, hoor. Dit is eenspontane opwelling vanmijnkant. Mirjams smartphonewas bijmij blijven liggen entoen er een paar keer achter
elkaargebeldwerd,zagikopde display dat u het was. Ikwist van Mirjam dat uwprinterhetnietdeed.Ikdachtineens:ermoetnatuurlijkeenpreek uitgeprint worden!Waar gaat het mis? Zal ikeven?’Hij zit al op mijn
bureaustoel voordat ik
antwoord geven kan. Zijnvingers flitsen over hettoetsenbord.‘Ik controleer even de
internetverbinding. U kuntwele-mailontvangen?’‘Ja,’ zeg ik, ‘daar was ik
juist beland, bij ingekomenberichten.’ Het klinkt ergsullig, als uit de mond van
een digibeet, maar hij kanniet weten welkeomschakelingikmoetmaken.Terwijl hij het ene na het
andereschermopent,aankliktof weer sluit, kijk ik naarhem. Hij is jongensachtig.Mijneerste indrukgeefthemnog geen dertig, met datkrullerige haar tot over het
kraagje van zijn poloshirt.Dus dit is de nieuwe vriendvan onze Mirjam. Spontaneopwelling, zei hij zojuist. Ja,van dat type is hij en datneemthemvoormein.‘Dus Mirjam weet van
niets?’‘Nee, ze zit in haar eigen
appartement,moestietshalen
voor haar werk. Ze had meverteld dat ze hierheen wasgeweest vanmiddag enzodoendewasikopdehoogtevan de problemen. En ja, alserdandriekeerachterelkaargebeld wordt en daarna nogeen sms’je binnenkomt… Ikblijf met mijn handen vanhaar smartphone af, ga niet
opnemenofzo,maarkanwelcombinaties maken in mijnhoofd. Ik dacht: er moetdringend een preek wordengeprint, anders barst depanieklosindepastorie.’Ik mag zijn manier van
doen. ‘Jij verdient je broodzekermetpraten?’‘Ja,uooktoch!’
Hijbuigtzichvooroveromnaar het scherm te turen. Afen toe sist hij tussen zijnlippen een soort verwensing.Niets herkenbaars en zekergeenvloek.‘Hebt u de installatiecd-
romsvandeprinternog,ofisdat indertijd van internetgehaald?’
Ik moet helaas hetantwoordschuldigblijven.‘Maakt niet uit!’ gebaart
hij.‘Heb je zin in koffie? Of
ietsanders?’‘Koffieisprima!’IndekeukentrefikInedie
met omhooggetrokkenwenkbrauwenalbezig ismet
koffiezetten. ‘Waar komt dienouineensvandaan?’fluistertze.‘Hij heeft er wel verstand
van,’susik.‘Dat is te hopen. Hij zal
welergduurzijn,Wouter,hetis vrijdagavond na negenen!Ik snap niet dat dieman dannogkomt.Er ligtniemand in
het water toch? Wil hijkoffie?’‘Ja,hijwilkoffie.’Even is het aanlokkelijk
omnietstezeggen,Ineneemtaan dat ik eencomputerbedrijf gebeld heb.Maaralsiknunietszeg,gaatdat straks als een leugentussen ons staan. En Ine is
snelgekwetst.‘Dit is Jeroen Jaarsma.Hij
komt op eigen initiatief. Eenspontaneopwellingnoemthijdat.’Ze giet de koffie naast de
beker.‘Jeroenwie?’Hetzijndezelfdewoorden,
maar het klinkt heel andersdanvanmiddag.
Als ik boven kom met debeker koffie, is het meteenduidelijk dat er vorderingengemaakt zijn. Zijn vingersvliegen over het toetsenborden hij gromt tevreden. Hijheeftietsvaneenjongehond.Hij vermaakt me. Ik zet debeker binnen handbereik en
kijkoverzijnschoudermee.‘Er stond een enorme
wachtrij van te printendocumenten.Deprinterheeftzich in een opdracht verslikten dan ontstaat er een soortfile.Ikhebeerstdeinstallatieopnieuwuitgevoerdendaarnadeprintopdrachtengecanceld.Ik verwacht dat hij nu
gewoonkanopstarten.Hebtuevenietsteprintenofzo?’Hetklinktalsofhijgewend
is dingen eenvoudig uit teleggen.‘Het laatst binnengekomen
e-mailbericht zou ik welafgedruktwillenzien.’‘Wilt u dat zelf doen?’
vraagt hij, terwijl hij opstaat.
Juist het feit dat hij aarzeltom mijn privéberichten teopenen, maakt dat ik hemerbijwilbetrekken.Ikschuifopmijnplaatsen
zoekFirmansbericht. ‘Het iseen bericht van onzepleegzoon, hij woont inIndonesië. Hij heeft beslotenzijnbaaninhetziekenhuisop
te zeggen en naar een heelafgelegen gebied hoog in debergentegaan.Hijgaatstagelopenalspredikantenhij zaldaar ook nogwel de rol vanarts oppakken. Voorlopigvoor twee jaar, in zijnuppie,met een grote kans dat zehemwillenhoudenvoorvast,nadiestage.’
‘Zendeling in eigen land,bedoelt u? Bestaan die nogdan, witte plekken op dekaart? En u hebt de plaatjesdaarbij.’Ik beaam het, daar heb ik
inderdaaddeplaatjesbij.‘AlsMirjamhethoort,verklaartzehemvoorgek.’‘Uniet?’
De printer begint met zijnaanloop, het gaat goedkomen.Wekijken toe terwijlhet A4’tje naar buiten komtrollen.‘Zeker niet,’ zeg ik, ‘ik
bewonder hem. De stap diehij doet, is misschien welgroter dan de stap die wijdestijds hebben gedaan. Wij
gingen in 1984 naar eenandere wereld, maar het wasweleenbewoondewereldenniethetstenentijdperk.’‘Bestaat dat nog? Ik dacht
dat de hele wereld intussenwelinkaartgebrachtwas.’‘Kijkmaarmee,’zegiken
ik wijs Rantepao aan op delandkaart. ‘Hier zatenwij, in
Rantepao, en ditpotloodlijntje gaat naarSimbuang. Daar gaat Firmannaartoe,datisechtderemotearea,hetbuitengebied.Erzijngeen wegen daar, alleenpaden.’‘Bent u er geweest? Te
voet?’‘Ik ben er een paar keer
geweest, ja. In die tijd ginghetnoggrotendeelslopend,ergingen dragers mee.Tegenwoordig wordtgebruikgemaakt vanbrommers,ofeensoort lichtemotors. De mensen daarhebben praktisch niets nodiguit debewoondewereld, hunsamenleving zou je nog
autonoomkunnennoemen.’‘Waarom zou iemand zich
dan opofferen om erheen tegaan?Dat is niet echt nodig,toch?’Dat is een goede vraag,
zeker omdat ernieuwsgierigheid indoorklinktengeenarrogantie.‘Omdat er een goede
Boodschaptevertellenis.’Het blijft even stil en dan
zegt hij: ‘Ik heb welbewondering voor mensenmet idealen. Het heeft welwat. Ik bedoel: de harderealiteit is ontzettend kaal,toch?’Ik voel me erg nutteloos,
nu ik geen antwoord heb. Er
wil gewoon niets over mijnlippen wat steekhoudend ofverrassend zou kunnen zijn.Ik zoumoetenzeggendatderealiteitvaneenlevenzonderGod niet alleen kaal, maarookbeangstigendis,doelloosen zinloos. Ten dodegedoemd. Maar ik weethelemaal niet waar deze
jongen staat, naar allewaarschijnlijkheid ishij thuisin de remote area van hetwestenvanEuropa.Hetplattebuitengebied, zonder lijnentussenhemelenaarde. Ikziehem wel kijken, alsof hijmeer van mij verwacht. Eendomineeheefthet echterookniet op voorraad. Ikwil hem
beter leren kennen, maar dathad ikmetaldie jongensdiehier over de vloer kwamen.Hoe lang is Mirjam nu methem?Nog geen halfjaar.Alshet over drie maanden nogaanis,magikdanvoorzichtighoopgaankoesteren?Enzouikdanmogengaaninvesterenin deze jongen?Of heeft Ine
nogmeertijdnodigenwordtmijn keuze opnieuw eentwistpunt tussenhaarenmij?Ik heb mezelf voorgenomendat Mirjams relaties geenverwijdering meer mogenbewerkstelligen tussenIneenmij. Ine heeft al zo vaakgelijkgekregenalszezeidathet verspilde energie was en
teleurstellingopleverdeals ikmeeging in Mirjams waanvandatmoment. Ik kan haarniet helpen, ze tuimelt zelfnogveelharderdanikvandetop van haar geluk naar hetdiepe dal van leegte enonmacht. Je kunt pratenovertrouw en het liefhebbenvoorleven, maar je kunt het
eenandernietaanleren.Zelfsjeeigendochterniet.Entochzou ik deze jongen willenvertrouwen. Hij bevalt me,met die ontwapenendedirectheid van hem. Hijbedenkt geen tactiek, hij iszichzelf. Hij komt gewoon,als hij denkt dat hij iets zoukunnen betekenen. Zou dat
niet precies zijn wat Mirjamnodig heeft, iemand die zichniet schaamt voor zijnkwetsbaarheid, die nietwegblijftomdatjeafgewezenkunt worden? Iemand diegewoon transparant durft tezijn en in een eerste gesprekbevestiging zoekt voor zijnoptiek dat de harde realiteit
maarontzettendkaalis.Het voelt niet goed dat ik
zwijg, dat ik afhoud, dat ikzijnvoorzetlaatliggen.Hetispure zelfbescherming en datisinmijngevalegoïsme.Zouiknietvanelkemogelijkheidgebruikmoetenmaken?Hiervoormij staat eenmens,meteenzieleneenvraag.
‘Dank je wel voor jespontanehulp.Iksteldatzeerop prijs. Ik vind het ook fijnom met je kennisgemaakt tehebben.’Hetklinktslap.Iklaathemvoorgaanopde
trap; hij is rap beneden enheeftzijn jackalaanvoordatikerben.‘Dag, mevrouw, bedankt
voor de koffie,’ zegt hij omhethoekjevandekamerdeur.‘Erkanweergeprintworden,hoor!’‘O, gelukkig, dat is
fantastisch,’zegtIne.Als ik de voordeur
opendoe, leg ik even mijnhand op zijn schouder. Datgaatvanzelf.
6Mirjam
‘Meen je dat nou? Je bent ergewoon heengegaan?Gestoord ben jij!’ zegtMirjam terwijl ze met een
gummetjeeenschaduwopdetekeningvervlakt.‘Behulpzaam noemen ze
dat,’ zegt Jeroen, en meteendaarop: ‘Laat eens zien. Jijkuntechtgoed tekenen,weetje! Moet dat een nieuwekeukenworden?Teken je opschaal? Waarom doe je datnoghelemaalhandmatig?’
‘Ja, dat vind ik leukwerk.Meteencomputerprogrammaisergeenfluitaan.Maarwatzeidenze?’‘Nou, ze waren wel blij,
geloof ik. Ik ben ook blijnatuurlijkdatikdatdingweeraandepraatkreeg.Jemoederhebikampergezien.Jevaderis een aardigeman, die praat
wel.’‘En je liep zo door naar
boven?IkbenJeroen,ikkomvoordeprinter?’‘Jemoederdachtdatikvan
een reparatiebedrijf was. Jevader stond even metvraagtekens in zijn ogen,maar had snel door hoe hetzat. Wel grappig eigenlijk,
want hij belde voor watanders. Heb je zijn e-mail albinnen?Methetnieuwsoverjepleegbroer?’‘Firman?’ De tekening
wordtweggeschoven.‘WatisermetFirman?’‘Moet je zelf maar lezen.
Maar heb ik nog een kusverdiendofniet?’
‘Weet ikniet, ikhoudnietvanditsoortacties.EnwatisernoumetFirman?’Zehoortzelfwelhoenarrighetklinkt.Ze kijkt met ongeduldige
argwaan toe terwijl Jeroeneen A4’tje uit zijn laptoptastrekt en tot een vliegtuigjevouwt. Intussen vertelt hijgewoonevenvrolijkverder.
‘Je vader belde dus terwijlje weg was, een paar keerachter elkaar. Je had jetelefoonoptafel latenliggen,ikzagopdedisplay“PaMa”,maar ja, ik ga niet opnemennatuurlijk. Daarna kwam ernog weer een sms’je. Dus ikdacht:zekerpaniekindetentdaar, ikmoetmaareenseven
gaan kijken. Maar het ginghelemaalniet overdeprinter.Hetginghierom.’Het vliegtuigje landt met
eenfraaieglijvluchtoverhaarheen. Ze grist het van degrondenvouwthetopen.‘Mail van Firman!’ Jeroen
lacht, hij hoeft niet eens tezeggen: ‘Zie je wel, hoe
belangrijkhijvoor je is!’Hijlachtdiewoorden.Ze strijkt het blaadje glad
enhaarogenvliegenoverdetekst.Het iszóFirman,alsofhijhier is,alsofzehemruiktnu. Altijd heeft hij dezelfdegeur gehouden, vanaf hetmoment dat ze hemvoor heteerst ontmoette, zoals een
bruine huid ruikt, anders entoch vertrouwd. Hij zouzomaar achter haar kunnenstaan. Achterover leunendzou ze contact krijgen, zijnhanden voelen op haarschoudersofomhaargezicht.Zachtehanden,metgevoeligevingers. Precies zoals hijpraat, schrijft hij, zo laat hij
zichinzijnhartkijken.Zoiszijnbandmethaarvader,pakWouter voor hem. Honderdprocent authentiek,doorzichtig als een kind,glashelder als een menszonder geheimen, eigen.Vooral dat laatste. Zo eigen.Opdezelfdegolflengte.Hij zegt waar het op staat
en hij weet dat hij begrepenwordt. Hij gaat naarSimbuang, hij heeft zijnopdracht aanvaard. Het kosthemRadwa,hetmeisjeinwiehijalzolangzijntoekomstigevrouwziet.FirmanenRadwa−datdiebijelkaarhoordenisvanaf de eerste ontmoetingduidelijk geweest. Geen van
beiden heeft ooit naar eenandergekeken.‘Wat zit jenu tewachten?
Je vader deed zo emotioneelbij dit bericht. Ik verwachtteminstenseentranendal.’‘Sssssttttt,’zegtzemeteen
afwerend gebaar, bang datJeroen Firman op de vluchtjaagt. Maar het is al te laat,
ookalleuntzeachterovermetdichte ogen, er is niemandachterhaardiezijnhandenophaarschouderslegt.O,toch.Jeroenkomt,hijis
goed in het opvangen vansignalen.Hijpakthaarkinenhij tilt haar gezicht omhoog.‘Watdoeje?Watgebeurter?’wilhijweten.
Zewilzeggen: ‘Niets!’of:‘Doetochnormaal,man!’Maar ze hoort zichzelf
zeggen:‘Tochmaardiekus.’‘Krijgenofgeven?’wilhij
nogwetenvoorzezijnlippenvoelt.‘Dat maakt voor jou toch
geen verschil?’ vraagt zedaarna.
‘Voorjouwel.’Dat is een opmerking die
blijft haken, ze wordt er stilvan. Ze houdt de boot af alsJeroen hengelt naar haarreactie op het bericht vanFirman.‘Jevaderwaserbestgeëmotioneerd van. Ik wilgraagwetenwat jijnudenkt.Mag ikdaarnietnaarvragen
dan?’‘Ikganaarbed.’‘Oké,danpratenweinhet
donker!’Maar al voegt ze zich
gewillignaarzijnlijf, toteengesprek komt het niet. Hijzucht en geeft het op. Zeluistert naar zijn adem, dierustigenlangzamerwordt.
Pas als ze zeker weet dathijslaapt,komtFirmanterug.EnRadwa.Rantepao,1987‘DitisRadwa,dienaarschoolmaginRantepao,’zegtdeguruvanBatulelleng.Mirjamdraait
zichomenstaatooginoogmeteenkleindonkermeisje.Zekannoggeentienzijn,zoalsFirmanenzij.Glanzendzwarthaarligtalseenkapjerondhaargezicht,verlegenkijktzedeanderekantop.‘DitzijnMirjamenFirman,’zegthaarvader,‘enikbenpak
Wouter,vandepredikantenschool.Dusjijgaatstraksmetonsmee,Radwa?’Zekniktenfrummeltaanhaarbloesje,datscheefdichtgeknooptzit.Mirjamkijkternaar,zevraagtzichafofjedatkuntzeggentegeneen
wildvreemdmeisje.Firmanishaarvoor.‘Hetzitnietgoed.’HijspreektToraja,datmaakthetgemakkelijkervoorRadwa.Erkomteenglimmertjeinhaarogen.‘Ikmoestzosnelaankleden!’‘Hoeoudbenjij?’vraagtMirjamnutoch.
‘Negen,’zegtRadwa.‘Inwelkeklaszitjedan?’‘Hetismaareenkleineschoolhier,ikbenalheellangbijdeoudstegroep.GuruVenmoetvoormijsteedsnieuwedingenbedenken.Hetistemakkelijkvoormij.Ikhebhierallesalgehad.Hij
zegtdatikinRantepaonaardemeisjesschoolmag.’‘Daarmagjenietzomaarnaartoe,hoor!Daarvoormoetjetoelatingsexamendoen.’Radwaknikt.ErsteigertietsinMirjam,hetkantochnietdatzo’nkleinmeisjeal
naardemiddelbareschoolmag?MisschienhebbenzehierinBatulellengwelgeenechteschool.AllesisimmerseenbeetjeandersinBatulelleng?‘Hebbenjouwouderslepra?’vraagtzenu.DievraagkomthaaropeenelleboogstootvanFirman
testaan.Hijvindtzekerdatjezoietsnietkuntvragen,maarinBatulellengwoonjealleenalsjeleprahebt,ofalsjeoudersdathebben.Hetiseendorpwaarmensenmetlepranaartoemoeten.Dusjewoonternooitzomaarenalsjeerkomttewonenisdatvoor
jeheleleven.‘Mijnvaderisgenezenverklaard,maarhijblijfthieromdathijdeTominaavandekampongis.Mijnmoederheeftnooitlepragehadenikookniet.Ikwildokterwordenendusmoetikverderleren.Datkanhierniet.’
Firmankijktopzijalshijzegt:‘Allemeisjeswillenzekerdokterworden!’‘Jijook?’vraagtRadwa.Mirjamknikt:‘Ikkomvaakinhetziekenhuis;mijnmoederkrijgteenbabyenikmagaltijdmeealszenaardedoktermoet.’‘Zouikookeenkeermee
mogen?’vraagtRadwameteen.‘Datweetikniet,hoor!’houdtzedebootaf.‘MoetjeaantanteInevragen,’zegtFirman,‘magvastwel.’’Datweetjijtochniet!’Hetklinktkattig,maardaarkanzenietsaandoen.Het
isalsofFirmanvanafheteerstemomentpartijkiestvoorRadwa.Enzehadnietverwachtdatzijdebuitenstaanderzouzijn.
Radwa.WatpastezemooibijFirman. Allebei diezelfdegladde lichtbruine huid,waarvan zij alleen maar kon
dromen. Dezelfde lach, diebegon met een twinkeling indiep donkerbruine ogen.Mensen van hetzelfde soort,ze zouden broer en zuskunnenzijn.Zewaren geen van beiden
doktergeworden.Radwahadde middelbare school inRantepao in rap tempo
doorlopen en daarna eenbeurs gekregen om testuderen. Sinds een jaar ofdrie had ze een deeltijdbaanals juristbij eenbureauvoorsociale rechtshulp inMakassarendaarnaastgafzeles aan de rechtenfaculteitvan de Hasanuddinuniversiteit. Radwa was dan
wel niet bij haaroorspronkelijke plangebleven,maarverderhadzealle verwachtingenwaargemaakt, alle kansengegrepen.Dat was meer dan zij kon
zeggen.Zijhadallesgeprobeerden
niets afgemaakt. Hoe vaak
was Radwa’s naam gevallenals er een voorbeeld gesteldmoest worden? Vooral haarmoeder had daar een handjevan. ‘Jij beseft niet eens hoegroothetvoorrechtisdatalledeuren open kunnen. Dat jemag studeren wat je wilt.Waarom kun je nergens deware motivatie voor
opbrengen? Neem eenvoorbeeld aan Radwa! Zekwam uit eenachterstandspositie, maar zeheeft zichzelf aan haar harenomhooggetrokken. En voorjou is alles mogelijk en jedoeternietsmee.Hetheefttemaken met inzet, Mirjam,nietmetintelligentie!’
Radwa heeft nog nooitafgehaakt, nog nooit iemandteleurgesteld. Tot nu dan,want ze gaat niet mee naarSimbuang. Firman moet hetalleendoen.Ze moet nu stoppen met
piekeren en gaan slapen,anders wordt ze morgen methoofdpijn wakker. Jeroen
draait zich om naar zijnkarakteristieke slaaphouding,zijn hoofd in en zijn armenonderhetkussen.Dathijnietstikt, dacht ze toen ze voorhet eerst naast hem wakkerwerd.Ze wil in slaap vallen,
maar deze keer lukt het niet.Ze heeft last van haar buik.
Als ze morgenochtend nognietwordtgerustgesteldmoetze naar de drogist voor eenzwangerschapstest. Er zitnietsandersop.
7Wouter
Het is nacht nu. Ik lig in hetbijna-donker naar decontouren van de landkaartopdemuurtekijken.Vaagis
alles, ikvraagmeafof ikdeomtrek werkelijk zie, of datikmeverbeeldtezienwat ikweet.Het was een moeizame
avond,laatikmaareerlijkdebalans opmaken. Ine enMirjam zaten in mijn hoofd.Ine trok haar muurtje op, zehaalde haar schouders op na
hetlezenvanFirmanse-mail.‘Waarbeginthijaan?’endatwashet.Zeschoofhetberichtzoveropzij,dathetvantafelviel. Ikwas toen zodom datikhetA4’tjeopraapteentochaan haar bleef trekken. ‘Hijheeft zich bereid verklaard,gehoorgegevenaaneenstem.Dapper,toch?’
‘Dat hebben meer mensengedaan.Maarmetdapperheidben je er nog niet. Diedapperheid is de opwindingvan het moment. Euforie.Geenbesefvanrealiteit.’Ze had het over ons. In
1984 waren wij ook zodapper geweest. Allezekerheid en veiligheid
hadden we opgegeven vooreen nieuwe taak.We haddenons bereid verklaard voorelke plek ter wereld. Ingespannen afwachtingleefden we: waarheen, enwanneer dan? Nooit was diedapperheid groter dan op dedag waarop we het berichtkregen dat het Indonesië zou
worden, Sulawesi, het eilanddat voorheen Celebes heette.Ikzieonsnogzitten,gebogenover de Bosatlas, zoekendnaar een plaats die Rantepaoheet, en de aanduiding TanaToraja tegenkomen. Wehebben het wel tien keerherhaald: Tana Toraja, TanaToraja. We spraken het nog
fout uit ook, wisten nog nietdateenjalsdjmoestklinken.Maar in de blikken die wewisselden begon een anderewereld te dagen. We zeidenzomaar het woordkoppensnellers, noemden hetons bekende rijtje: Bataks,Dayaks,deToraja.Inewistermeer van dan ik. Ik had me
gefocust op Afrika. Ine hadzich verdiept in de anderekant van de wereldbol. Zewist zelfs de naam van deeerste zendeling daar tenoemen. ‘Van de Loosdrechtenzijnvrouw,1913.Hijwerdvermoord in 1917, maar datwas eigenlijk een vergissing,een uit de hand gelopen
situatie. Het was niet dat hijnietgeliefdwas,hijkongoedoverwegmetdebevolking.’De impact van ons
avontuur vulde de kamer, ikpakte haar hand, maar haarglimlachsteldemegerust.Erwas geroepen, er werdgewenkt,wezoudengaan.Opdatmomentwas onze reis al
begonnen. IknamMirjamopschoot.Zewasnogmaarvijf,een schriele kleuter, licht alseen veertje. Ik wees haar opdekaart:Rantepao.Zezeihetwoordfoutloosna,maartoenIne zei: ‘Daar gaan wewonen, Mirjam!’ boog zezich turend over de rode stipwaar ik haar vinger naartoe
hadgeloodst,enzezei:‘Maarikziegeenhuisdaar!’O, die dag.Watwarenwe
verwachtingsvol, ontroerd endapper.Hetwasmisschieneuforie,
maardatInehetvanavondzoschamper zei, dat deed pijn.InmijnbelevingwasheteenopgetogenheiddievanBoven
kwam.Maardaaroverdiscus-siërenmetIneheeftgeenzin.Ik legde het printje bij de
andere post, die nogongeopendlagtewachtentothet moment waarop ik weeraandacht voor ander nieuwszou hebben gemobiliseerd.Ine pakte deafstandsbediening en ging tv
kijken. Toen wist ik meteendat ze helemaal niets zouzeggen over het zinnetje inhet bericht, waarin Firmanaangafdathijmijerzograagbij wilde hebben, dat hij zoverlangde naar eenontmoeting en een gesprekvanharttothart.Ikmoetnietteleurgesteldzijnoverdingen
die ik verwachten kon, toch?Ineisduidelijkgenoeg:zezalgeen stap meer op Sulawesizetten en ze staat mij daaringeen andere keus toe. Eenkeer heb ik mijn eigenverlangen laten voorgaan endatwaseenkeer teveel.Datzouiknooitweeruitproberen.De rest van de avond
hoopte ik op een reactie vanMirjam.Diemoestkomen,ikhad het bericht doorgestuurden Jeroen had een uitdraaimee, maar ik ging twijfelenof hij die gegeven had. Omhalf elf heb ik voor dezekerheid nogmaals het e-mailberichtdoorgestuurdnaarMirjams account. Maar het
bleef stil.BijMirjam is allesmogelijk:woede,verdriet, enblijdschap en opwindinglijken bij haar in hetzelfdevakje te zitten. Als eenwarboel, een kluwen, eenenorme in elkaarverstrengelde emotie. Dathebben we zelfs met behulpvan psychologen niet op een
rijtjekunnenkrijgen,hoezeerweermetelkaarookonsbestvoorgedaanhebben.Hoe langer ze wacht met
reageren, hoe meer ikvermoed dat ze overstuur is.ZouhethelpendatJeroenopde hoogte is? Gaat ze methempratenengeeftdatlucht?Maar het kan ook ruzie
opleveren. Want ze heeftweiniggeduldenzegooitzosnel de handdoek in de ring.Als Jeroen vragen gaatstellen, wat krijgt hij dan tehoren? Een half verhaalvanuit haar gebarricadeerdeperspectief? Jeroenmoet eengoede luisteraar zijn omdaaruit te halen wat er echt
speelt.Ikzounutochwelinslaap
willen vallen, ik wil rust inmijn hoofd.Hoe gaatmedatlukken?Drie à vier uur slaap, daar
kan ikmee functioneren, datis tochniet teveelgevraagd?Derestvandenachtisomnatedenken,enach,somslevert
dat wat op. Dan heb ik ’smorgens ineens een halvepreek klaar. Of een stukjegeschiedenis neergezet inmijn dagboek. Een goedegedachte moet vooral de tijdkrijgen om bedacht teworden.Eengoedegedachte,diehaarwegvindten inzichtverovert, kan een zegen zijn,
net als een gebed vooriemand een zegen kan zijn.De nacht is goed voor zulkeacties. Overdag is er te veelwat afleidt. Ik ben altijd eenslechte slaper geweest, alervaarikdatvoormezelfnietalseenprobleem.VoorIneishet in de loop der jaren telastig geworden, dat
hanenwakenvanmij.Ikslaapdaaromaljarenophetbedinde studeerkamer, al begin ikde nachten wel vaak naasthaar,gewoonvoordewarmteen om haar te laten merkendat ik van haar houd. Maarals zij slaapt, vertrek ikweeruitdatgrotebed. Ikvindheteigenlijktezacht,ikzakerte
diepinweg.Datsmallehardeeenpersoonsbed inde studeerpast me beter, ik wil in éénbeweging kunnen opstaan.Hetgeeftmedesuggestievannogvitaaltezijn.Ik adem diep in en uit.
Opnieuwdringendewoordenvan Firman zich aan mij op.Zezijnwelaangekomen.
‘Wasumaarhiervooreengesprek, voor eenbemoediging en om van harttot hart met u te praten. Uweetwatmijtewachtenstaatenuweetdatikmoetgaan.Ubent immers zelf ook gegaantoenergeroepenwerd.’Nu pas slaat de ontroering
toe die ik eerder al voelde,
maarwegzapteomdathetmeniet uitkwam. Ik moest Inesreactie nog afwachten, ikmoest nog weten of Mirjamwat riep. Nu vallen dewoorden op hun plaats. Wateen woorden! Dit is wat eenvaderwilhorenvaneenzoon.Firman voelt die band opdezelfde manier als ik.
Geestverwantschap, dieminstens zo sterk is alsbloedverwantschap.Deze zin draaitmijn leven
naarhetlicht.God,ikdankUvoor deze woorden. Ik weetdat ik niet heb kunnen doenwat ik wilde doen, niet hebkunnen betekenen wat ikwilde betekenen. Ikweet dat
eropmijncontogeenenkeleverdienste kan wordenbijgeschreven. Maar mag ikU een vraag stellen: als wijniet gegaan waren, zouFirman dan ooit deze keuzegemaakthebben?God,hadUdan gewoon een ander blikboodschappersopengetrokken?Leguwhand
8Wouter
Rantepao,1987
Firman zat voor het eerst bijons aan de grote tafel in deeetkeuken. Mirjam was
nieuwsgierig, Firmanverlegen, hetkennismakingsgesprek tussentwee kinderen uitverschillendewerelden.‘Weet jij waar Holland
ligt?’vroegMirjam.‘Datweetik,’zeihijstug.‘Waardan?’‘De kant van Kalimantan
op,maardannogverder.’Het was een gok, maar
goedgeprobeerd.‘Jempol! Goed
geantwoord, jongen!’ riep ik,waarderend mijn duim in deluchtstekend.Maar Mirjam had niet
moetenlachen,datmaaktedejongenkopschuw.
Firmanschoofhetbordvanzich af en toen Ine vroeg ofhij geen trek had, zei hij dathijthuisalgegetenhad.‘Maar dat was vanmorgen
vroeg. Ben je geen broodgewend?Ikhebnogwelnasiputivoorje!’Dewitterijstdievoorhem
neergezet werd werkte hij
snel naar binnen, met zijnhand. We zaten er alle drienaar tekijken.Hetwasmooiomtezien: tussenvingersenduim werd een portie rijstgepakt, samengedrukt en ineen snelle beweging naar demondgebracht.Erwerdgeenkorrel gemorst en er bleefniets aan zijn vingers
plakken.‘Hetwentwel, zo’n eerste
dag is lastig genoeg,’ zei ikzomaar in het algemeen envooraltegenmezelf.Toen iedereen zijn bord
leeg had, haalde Mirjamzoals gebruikelijk dekinderbijbel uit deboekenkast. Ze bladerde en
twijfeldezonuendanbijeengekleurdeplaat, ze konnooitkiezen. Ze schoof het boekwatinderichtingvanFirmantoen ze merkte dat hijnieuwsgierigmeekeek.‘Welk verhaal over God
vindjijhetmooist?’‘Van toen de wereld pas
gemaakt was door Puang
Matua, toen de trap naar dehemelernogwas.’‘Dat verhaal hebben wij
niet,hèpapa?’Ik probeerde uit te vinden
wat hij bedoelde, maar ikkreeg het niet helder. ‘Watbedoeljeprecies,Firman?’‘Vantoenhetvleesnoguit
dehemelteplukkenwas.’
De ogen van Mirjamwerden groot en rond:‘Appels en peren, toch?Bedoel je het paradijs vanAdam en Eva? Daar haddenzegeenvlees,hoor!’Firman haalde zijn
schouders op. ‘Weet ik niet!Het verhaal gaat zo: Er waseerst een trap waardoor alle
mensen net zo veel vleeskonden pakken als ze maarwilden. Toen de mensenfouten gingen maken, heeftPuang Matua de trapomgeschopt. Dat zijn debergengeworden.’Het besef dat er op dat
moment twee werelden optafel lagen, was zo
overweldigend dat ik mijnadem inhield en geenwoordenkonvinden.Inekoner beter mee omgaan. Zelegde de bijbel voor Firmanensloegheteersteverhaalop.‘Je bedoelt vast het verhaalvan hoe God de wereldmaakte. Daar beginnen alleverhalen…’
Het werd meer vertellendan lezen, want de zinnen,hoe eenvoudig ook, warenniet allemaal gemakkelijk tevertalen en tussen dewoordendoorwasikmezeerbewustvanhetfeitdatervanBovenafwerdmeegekeken.‘Misschien hebben we het
tochweloverhetzelfde,maar
elkevertellerheeftzijneigenmaniervanvertellen.’FirmanknikteentoenMirjamdatzagknikte ze ook. Het was eensoorttoestemmingomdoortegaan.‘God zei: “Licht moet er
zijn!” En de donkere leegtewas weg. God zei: “Water,land, gras en bomen, zon en
maan.” Wat Hij noemt is ermeteen. En het allermooistewat Hij maakte waren demensen, ieder mens met eeneigen gezicht en met eigengedachten.’Erwerdgezucht,instereo.
9Mirjam
Bij de bakker haalt Mirjambrood, bij de Bruna deweekendkrant. Bij de slagerstaatzelangtetwijfelenover
de keur aan patés, maar hetwordt noch cranberrypaté,nochdeArdennerpaté.‘Hebt u ook gewoon
leverpastei, in van die kleineblikjes?’ Ja,dat is erook,deverkoopster wijst naar hetschap met de houdbareartikelen. Als Mirjamafrekent en de boodschappen
in haar tas doet, loopt hetwater haar in de mond. Dieleverpastei, wat een vondst!Het is nog steeds het oudebekendemerk,datvroeger inde voedselpakketten zat diedezendingsbond inRantepaoliet bezorgen. Nu de laatsteboodschapnog:bijdedrogistlangs voor een
zwangerschapstest. Gewoonvoor haar eigengeruststelling.Ze speurt de schappen
langs, het zal toch welgewoon voor het grijpenstaan?Maar nee, ze moet erbij de kassa om vragen.Gênant,zeg!Zekernuereenrijbijdekassastaat.
‘Een zwangerschapstest?Wiltueentemperatuurtestofeen urinetest?’ begint dekassajuffrouwveelteluid.‘Die laatste,’ zegt ze snel
om een langer verhaal tevoorkomen. Maar de hint isvolkomen verspilde moeite.‘Ik heb deze van negen eurovijftig van ons huismerk.
ClearBluekomtalsbesteuithet onderzoek.Die is zestieneuro vijftig, wel iets duurderdus, maar u kunt hem driekeergebruiken.’‘Doediemaar,’zegtze,de
duurstesneloppakkend.‘Een ogenblik, ik moet
hemnogwelevenscannen!’Ze is blij dat ze dewinkel
uit is en ze gooit het doosjemet een wegwerpgebaar inhaar fietstas. Wat een gedoeis dit toch! En dan moet zestraks bij Jeroen thuis nogweer eens opnieuwgeheimzinnig doen, want zehoeft er geen pottenkijkersbij. Een ommetje door hetpark en even een bankje
opzoeken, om degebruiksaanwijzing te lezen,is het meest logisch.Goochelen met een drupjeurine is geen kunst. Als jemaarweet hoe het precies inzijnwerkgaat.Opeenbankjemet haar rug naar de windtrekt ze het doosje open enleestdeinstructies.Hetishet
bekende verhaal, al die testswerken blijkbaar volgenshetzelfdeprincipe.Zehoeft bij dezegeenuur
te wachten, de uitslag is naeenpaarminutenalzichtbaar.Toch zal zemaar wachten
tot vanmiddag, als Jeroenwegis.Als ze haar fiets in de
schuur heeft gezet moet zelachen omdat Jeroen eengevecht levert met dedroogmolen. ‘Sinds wanneergaan we de was buitenhangen?Daarhebbenwetochookeenmachinevoor?’‘Ikheblastvaneengroene
bui,’grijnsthij.Alsdewaseindelijkhangt
− ze heeft alleen maartoegekekenenmetopzetgeenhand uitgestoken− vraagt zeofhijookeenverseboterhammetleverpasteiwil.Ze heeft er zelf inmiddels
aldrieachterhaarkiezen.Hetsmaaktnognetalsvroeger.‘Waar ben jij mee bezig?’
vraagt hij, als hij ziet dat ze
eentweedeblikjeopentrekt.‘Ik heb last van een
leverpasteibui,’ zegt ze metvollemond.‘Dat zie ik, ja!’ Ze voelt
zijnogen.‘Kijk niet zo! Vinnut
gewoonlekker!’Terwijl ze zijn boterham
smeertenversekoffiemaakt,
verteltze:‘Indejarentachtigverkochten ze in Rantepaonog geen buitenlandseproducten, tenminste nietveel. En was voldoende tekoop, hoor, maar sommigedingen gingen weltegenstaan. Taaikarbouwenvlees, dat na eendag sudderen op het
Hollandse draadjesvleesmoest lijken, maar nooit zosmaakte, enzovoorts. Broodbaktemijnmoedervaakzelf.Als het al te koop was danwas het klef en zoet. En ietsvoor op je boterham, datkenden ze helemaal niet.Wekregen zo nu en dan eenvoedselpakket van de
organisatie waarvoor mijnvaderwerkte.Als pa van hetpostkantoor thuiskwam meteen kartonnen doos op hetstuur van zijn fiets, dandansten mijn moeder en ikdoor de kamer.Hagelslag enleverpastei −mensenkinderen, wat warendattochtraktatiesdaar!Toen
we terug waren heb ik eentijd lang geen leverpasteimeeraangeraakt, iklusttehetniet meer, het smaakte heelanders. ’k Heb altijdvolgehouden dat desamenstelling veranderdwas.Maar deze’ − ze snijdt methaarmesnogeenpuntuithetblikje−‘dezesmaaktprecies
alstoen.’‘Nietvanjemeseten!Wat
moet ik met een vrouwzonder tong?Dankan iknieteens meer met jebekvechten.’Er zit een portie geluk in
het samen eten van eenboterham metjeugdherinneringen.
‘Is dit nou een boterhammet leverpasteiof leverpasteimetboterham?’‘Het laatste, maar dat is
omdat we er vroeger zozuinig mee deden. Minstenstwintig boterhammen uit éénzo’n blikje. Ik at in die tijdweinig vlees, vondhet zielighoezemetvarkensomgingen
en dat ze hond aten,maar ikweigerde te geloven datleverpastei ook vlees was.Daar werd ik erg meegeplaagd natuurlijk. Firmanzeidan:“Ofjenoueenanjingophetvuurlegtofzo’nblikjeopentrekt, het dier moetdood.”’‘Anjing? Is dat een
reuzensalamander?’‘Neehee,eenhond!’‘Spreekjedetaalnogvlot?
‘‘Mwah, met een beetje
oefenen wel. Ik had gisterengeen enkele moeite met hetlezen van Firmans mail.Lezen en schrijven heb ikdaargeleerd,hè?’
‘En wat vond Firman vanleverpasteienhagelslag?’‘Vreemdinhetbegin,maar
laterwashijernetzodolopals ik en was het eromvechten of soms stiekem hetlaatsterestjepikken.’‘Je moet maar een flinke
voorraadmeenemendan!’Zekrijgtkippenvel inhaar
nek. Een snelle blik opzij.‘Watbedoelje?’‘Ikhebzomaarhetideedat
je van plan bent daarheen tegaan.Datjeerbijwiltzijn,alshijvertrektnaardiewitteplekopdekaart.’‘Hoe krijg je het
verzonnen?’zegtzeperplex.‘Ikhebeengoeieantenne!’
Warm is het ineens, eenwarmte die achter haar ogengaatzitten.Ze blaast en gooit de
buitendeur open, wil van hetmomentweglopen,maar hoevind je het dan terug? Zekomt weer binnen en doethaar armen over elkaar.‘Waarhebjehetover?’
‘Je zou met je vaderkunnengaan?Ofmetmij.’‘Mijnvadergaatnietenik
hebgeengeld.’‘Waarom gaat je vader
niet?Uitdepaarzinnendieikmet hem gewisseld heb, kanik wel opmaken dat hij daarzijnhartheeftachtergelaten.’‘Dat klopt, maar mijn
moeder laat hem niet gaan.Enhijdoetnietswathaarzoukunnen kwetsen.Hij loopt almet een schuld die niet af telossen is, als eenmolensteenzozwaar.’‘Meenjedat?Heftig.’De warmte blijkt verdriet
en vloeit uit naar alleuithoeken van haar lijf. Ze
laathaararmenzakkenineengebaarvanhulpeloosheid.‘HetisomDaniël,hè,mijn
overleden broertje. Mijnmoederdenktdathijzouzijnblijven leven als weteruggegaanwaren naar hier.Maar mijn vader bleefvertrouwen houden. Het zougoedkomen, zewaren op de
plekwaarzemoestenzijnenGod kan overal een wonderdoen,ofhetnalaten.’‘Entoenginghijdood.’‘Toen is hij gestorven,
ruim twee jaar oud, eendoorzichtigwitspookje.’‘Watmankeerdeerprecies
aan?’‘Hartproblemen, die vallen
onder de noemer TaussigBing, en nog een heleboelandere dingen. Eenspijsverteringdienooitwilde,spastische darmpjes, altijdmaarspugen,nietgroeien.Erwas gewoon te veelmismetDaniël.’‘Eenoperatiebehoordeniet
totdemogelijkhedendaar?’
‘Niet in Rantepao. Mijnmoeder is met hem naarMakassar geweest, een helsetocht met zo’n zwak kind!Daar zagen ze wel denoodzaakvaneenoperatiein,maar danmoest hij eerst eenjaarofvierzijn.Zegaandaarmeer dan hier uit van hetstandpunt dat een kind eerst
moet bewijzen een blijvertjetezijn.’‘Endatwashijdusniet.Je
moeder is daar nooitoverheen gekomen. En zokwamen jullie terug, te laatenbeschadigd.Zijnjullieooknooitteruggeweest?’‘Mijn vader wilde er een
jaarof tiengeledenheen,om
het grafje van Daniël op teknappen. Alles is daar veelsneller weg dan hier. Hijwilde het netjes maken,voordathetnietmeerterugtevindenzouzijn.Hijisdaarzoakelig weggegaan. Hij koosvoor mijn moeder, maar lietzijn levenswerk in de steek.Hij liet zijn mensen aan hun
lot over, voor zijn gevoeldan! Het zou zo goed voorhem geweest zijn, naar depijnteruggaanomerafscheidvan te nemen. Alles wasgeregeld, maar de dag voorhijzouvertrekkenmoestmijnmoeder opgenomen worden.Datisheelheftiggeweest.’Als hij maar niet verder
vraagt naar de details… Hetis zowel klaar nu. Ze draaitzichom,draaitdekraanopen− tehard,de spettersvliegenallekantenop.‘Maarjijwiltwelgaan?’‘Denk je dat mijn moeder
daarweltegenkan?’‘Vast niet, maar jij staat
nietindemin,zoalsjevader.
Jij kunt doen wat je moetdoen. En Firman is voor joubelangrijk,toch?’‘Geen geld. Ophouden nu
maar,Jeroen.’‘Ik heb wel geld, we
zoudensamenkunnengaan.’Hij is veel te rap van
begrip. Hoe kan hij haar zogoed peilen?Want die halve
seconde dat haar ogenreageerden op zijn woorden‘ik heb wel geld’ heeft hijopgevangen en dus zag hijook wat er gebeurde bij derestvanzijnzin:datzeernietover piekert om samen tegaan.‘Waarom niet met mij?’
vraagthijnu.
‘Kaniknietuitleggen.Laatmaar, ik heb helemaal geenplannen, ook voor mezelfniet.’‘Niet gaan bokken,
Mirjam.Gewoon zeggenwatjevoelt, ikvraagalleenmaaruitleg.’Ze zucht en blijft het
aanrecht droogvegen met de
theedoek,hoewelelkspatjeisverdwenen.‘Met jou zou ik daar als
toeristzijn.Datkanikniet.’‘Oké,daarzitwatin.Maar
alleengaan…zou jedatzienzitten?’Nu niet weer net als
daarnet zo’n bliksem voelen,zo’n flits waarvan haar hart
opholslaat…Jeroen lacht, die kleine
grinnik waardoor zijnmondhoeken opkrullen. Zehoeft helemaal niets tezeggen, het is waar van dieantenne.Maarzijheefterookeen.Ze keert zich nu om en
kijkt hem aan. ‘Jeroen
Jaarsma, waarom zou je datdoen,mijlatengaan,opjouwkosten, terwijl je niet eenskunt inschatten of ik ooitterugkom? Ben je me zat ofzo?’‘Nee, ikben jeniet zat. Ik
zougewoongraagietsvoorjebetekenen, je gelukkig zien,je goeddoen. Mag dat niet?
Waarom niet? Geld is maargeld, hoor, daar kun je geenecht belangrijke dingen meeaanschaffen. Maar ik wil erwelietsvoorterug.’‘Wat dan?’ Wat een rare
schorrestemheeftzeineens.‘Een eerlijk antwoord op
eenvraag.’Hij zal toch niet over
trouwenbeginnen?Zekennenelkaar nog maar vijfmaanden. Dat zou echt testom voor woorden zijn. Zefronst haar wenkbrauwen,voelt verzet opkomen, isineens bang voor wat hijzeggenzal.‘Zit ik ernaast als ik denk
dat je zwanger zou kunnen
zijn?’Zobetraptheeft ze zich in
haar hele leven nog nietgevoeld. Naast de schrik omzijnrechtstreeksevraagschieter ook een vlam van woededoorhaarheen.Hoewaagthijhet zijn vinger te leggen bijde plekwaar zijzelf nog nietaan durft te komen? Waar
bemoeithijzichmee!‘Je bent gek! Zwanger?
Hoekomjedaarnoubij?Datkan toch helemaal niet? Ikslikdepil.Enwehebbennoghelemaal nooit een zinniggesprek gevoerd over detoekomstofovereenkind.Jebentechthartstikkegek!’‘Wiljewetenopwie?’
Ze laat haar ademontsnappen in eenlanggerekte zucht, dieontzettend lelijk klinkt. Zehad net zo goed hardop‘pletter op!’ kunnen zeggen.Hij loopt met zijn handen inzijnzakkendekeukenuit,hijpakt zijn racefiets uit deschuur en de tuinpoort slaat
achter hem dicht. Dan pasgaatzezittenenkijktzenaarhaar trillende knieën.Overtuigend liegen, dat kanzedusnogwel.
Een klein halfuur later heeftzedeuitslag.Positief. Ineenopwelling schudt ze hetapparaatje en daarna laat ze
het ook nog een keer op debetegelde vloer van debadkamer vallen. Maar datveranderthelemaalniets.Ze laat zich achterover op
hetbedvallen envraagt zichaf hoe het kan. Ze heeft nietéénkeerdepilvergeten,zeisniet misselijk geweest, zeheeftnietovergegeven.Ennu
staat er in kleine vettelettertjes het woord zwangerin een ovaal venstertje, endaarachter3+.Datisvolgensde uitleg op degebruiksaanwijzing degeschatte zwangerschapsduurinweken.Maar3+kannetzogoed vijf, zeven of negenzijn, toch? Dat maakt het
helemaal ongelooflijk.Wanneer moet het dangebeurd zijn? Ze bladert inhaar agenda naar zes wekengeleden. Die stopweek waseen normale week, metwerkafspraken, ze was naarde tandarts geweest en naarde kapper. Er staat eenzonnetjebijdezaterdag, toen
hadden ze de hele daggefietst.Zewarenmoe,maargelukkig geweest. Zeherinnert zich de spierpijn inhaarkuiten,dedagendaarna.Ze pakt de bijsluiter van
haar anticonceptiepillen enleest twee keer de alineaonder het kopje Risico: ‘Ditanticonceptiemiddel is voor
99% betrouwbaar. Slechts bij1% van de ge-bruiksterswordt een zwangerschap-door-de-pil-heengeconstateerd.’Eén procent. Het lijkt een
te verwaarlozen risicofactor.Hoe zat het in die stopweek,waarna ze aan een nieuwestrip was begonnen?Was de
bloeding normaal? Waaromweet ze dat niet precies?Leeft ze dan zo gemakkelijkenoppervlakkig?Zehadgeenhoofdpijn gehad, hoewel datermeestalwel bij hoort.Hetwas snel over, staat haar bij,drie of vier dagenmaar. Datkan gebeuren, ook daarvanhoeven de alarmbellen toch
niet te gaan rinkelen? Hoekomt die test nu aan zo’ngekkeuitslagvan3+, dat kantochgewoonnietkloppen?Zou er bij zo’n
zwangerschapstest misschienookéénprocentkanszijndater een foute score wordtaangegeven?Metditapparaatkan ze drie keer testen.Gaat
ze meteen voor een tweedekeer of wacht ze totvanavond? En hoeveel kansheeftzedatallesgewoontochnog op zijn pootjesterechtkomt? Ze heeft vierjaargeleden, indetijddatzemetHenrywas,ookeenseenpositieve uitslag gekregen endrie dagen later was alles
over.Nietsweeseropdatheteen niet-normale bloedingwas, ze had het echt geenmiskraamwillennoemen.Hetwas gewoon niets. Eenhaperingofeenkleinfoutjeinhet systeem. Ze was ergopgelucht toen.Waarom zoudatnuanderszijn?Maar straks komt Jeroen
thuis en ze weet niet hoe zedan moet kijken of wat zemoetzeggen.Zekannogweghier,maardanmoetzenuwelbeslissen. Wil ze naar haareigen appartement? In eenopwelling gooit ze watkleding in een weekendtas.Voor ze de deur achter zichdichttrekt, bedenkt ze dat ze
de test moet meenemen,Jeroenmoetdienietvinden.In haar appartement loopt
ze van de kamer naar deslaapkamer te ijsberen. Haargedachten zijn op zoek naareen verklaring die duidelijkmaakt dat de uitkomst eenvergissing is, dat hetapparaatje stuk is of de test
over de datum. Ze draait hetdoosje inhaarhandenomenom, zoekt naar dehoudbaarheid. In geslotenverpakking te gebruiken totseptember 2015. Was deverpakking wel oké? Naopening van debinnenverpakking dient u detestmeteen tegebruiken.Dat
heeft ze gedaan: eerst waturine opgevangen en daarnapas het apparaatje uitgepakt.Watkaner foutgegaanzijn?Wat moet ze in haar eentjehier met die malendegedachten? Ze houdt haarpolsenonderdekoudekraan,zemoet eerst tot rust komenen nadenken. Niet in blinde
paniek gaan handelen. Haarstrategie bepalen, nog evenafwachten,zichnietgeklatenmaken.Erstaatteveelophetspel. Als het waar is, danmoet ze onder ogen zien datzehiervannietkanweglopen.Dat er een ander leven isbegonnen op een onverwachtmoment, dat niet besproken
ennietgeplandis.Kanzedataan? Ze heeft tot nog toe demoeilijke keuzes omzeild,door zich terug te trekken.Alsietsofiemandzodichtbijkwam dat het bedreigendwerd, maakte zij zich los.Maaralszezwangeriszaldatnietgaan.Ze heeft tijd nodig. Ze
moetzichgoedrealiserenwatzedoet,niet inpaniek raken,geen domme dingen doen.Het is het beste voorlopigeven pas op de plaats temaken.Zestoptde test teruginhetdoosjeenbergthetwegindeladevanhetnachtkastje.‘Stomding.Ikmoetheteerstnogzien!’ zegt ze als zemet
een klap de la dichtgooit. Zemaakthaast,zewilterugzijnvoorJeroenthuiskomt.Even later staat ze het
wasgoed te vouwen op detuintafel. Ze houdt elkehanddoek even tegen haargezicht om het frisse van inde buitenlucht gedroogdwasgoedoptesnuiven.Isdat
nuzolanggeledenofruiktzemeerdananders?‘Ik kan naar Rantepao, ik
krijg die kans zomaar en hetis me nog nooit zo goeduitgekomen als nu,’ zegt zetegen zichzelf. ‘Voor datandere heb ik de tijd nog,misschien zit ik me gewoonmaar voor niets overstuur te
maken.Hetkangewoonniet.Ik word vandaag of morgenongesteld, ik heb al een paardagen last van mijn buik.’Maar anders, roept een stemdwars door haar gedachten,anders, jehebt jealminstensvijfkeermet jehandenop jebuikafgevraagdwateraandehand is daar. Ophouden nu,
bezweertzediestem,alsjeineen stroomversnellingterechtkomt kun je je maarbeter mee laten drijven. Hetkomt allemaal goed. En alshet niet goed komt danmoetzeookverder.Voor dit moment mag de
tijdwelevenstilstaan,zewilwel uren blijven vouwen en
stapeltjesmaken.Alleenmaardat, gewoon wat simpelebewegingen die ordenen enbezigheid geven. In de kastkunnen nog wel meer nettestapels gemaakt worden enintussen rollen de gedachtenals golven over elkaar heen.Als hetwaar is, danmoet zehaar verantwoordelijkheid
nemen. Dan moet ze onderogen zien wat deconsequenties zijn. Jeroen −ze heeft net tegen hemgelogen, maar hoe kwam hijophetidee?Zehebbenernogniet eens over gesprokensamen,erzijnnoggeenvasteplannen.Bijhaarnietalthans,ze wil zich niet vastleggen.
Het is nog tevroegallemaal.Zeisdaarduidelijkgenoegingeweest, heeft geen beloftesgedaanwaarzeweerspijtvanzoukunnenkrijgen.Maareenkind vraagt niet om geborenteworden.Eénprocent−hoetoevallig kan het toeval zijndathethaartreft?Na de kledingkast is het
bureauaandebeurt,ennahetbureau de boekenplanken,waarop tussen een rijtjeordners een fotoalbum staat.In een opwelling slaat ze hetopen.Foto’svandevakantiesvan Jeroen en Sylvie. Eententopeenbergweide,Sylvieop een terras, Jeroen achtereen barbecue. Ze zien er
allebei gelukkiguit.Vijf jaarwarenzesamen.Natweejaareenkinderwens,hetmedischecircuit in toen dat niet lukte.Door de vele teleurstellingenkwamerverwijdering.Dat isalleswatzeervanweetenzeweethetnieteensvanJeroenzelf,maartoevalligerwijsvaneen vriend die dacht dat zij
van alles op de hoogte was.Ze had geluisterd, nietsgevraagd en maaraangenomen dat Sylviedegenewasdie,kostewathetkost,wildedoorgaanvooreenkind.Meestalishetdevrouwtoch, die haar levensgelukophangt aan een kind? Voorhet eerst vraagt ze zich af of
dat wel zo is. Ze buigt zichover een van dichtbijgenomen foto van Jeroen.Eenstuk jongeroogthijdaaren wat zat zijn haar toenwoest. Hij staat op die fotomet een voetbal onder zijnarmietsuitteleggenaaneengroepje schooljochies ingestreepte shirts. Ze heeft al
weleensmeergedachtdathijeigenlijk voor het onderwijshadmoetenkiezen,daarishijhelemaalhet typevoor.Maareen groot verlangen naar hetvaderschap, daar had hij hetgewoon nog nooit overgehad. Daar was het ookhelemaal de tijd nog nietvoor.Wat betekenen nou die
vijfmaandenvanhensamen?Een kennismaking, kijken ofhet wat wordt, verliefdworden is geen kunst. Hetblíjven,dat iswatanders.Zeheeft er geen geheim vangemaakt dat het bij haarallemaal nog niet for betterandforworseis.Dathijmeervan haar snapte dan al haar
vorige partners, daar was zewel achter.Maardat hij haarzogoedindegatenhield,dathij wist wanneer ze aan heteinde van haar pillenstripjezat,dathijmeerekendeenopde hoogte was van detailswaarover ze helemaal nietmededeelzaamwas,beseftzenu.Watverteltdatoverhem?
Ze schuift het album weertussen de ordners. Het is alhalf vijf. Weer heeft ze datdubbele: Jeroen mag nu welthuiskomen, maar hij magook wel wegblijven. Ze wilwetenwathijnudenkt,enzewil het echt niet weten. Zekrijgt hoofdpijn van hetgepiekerengaatevenopbed
liggen. ‘Hierheb ikhelemaalnietomgevraagd toch?’zegtze verwijtend tegen hetwitteplafond.Juist als ze besluit dat ze
hem gaat bellen, is hij haarvoor.‘Waarblijfjenou,waarzit je?’ zegt ze zonder eersthaarnaamtenoemen.‘Dat wilde ik aan jou
vragen.’‘Ikbengewoonthuis!’zegt
zesnel.‘Bij mij thuis of bij jou
thuis?’‘Bij jou. Waar ben jij nu
dan?’‘Ookhier,kijkmaar.’Als ze overeind komt en
naarbuitenkijkt,stuurthijde
racefiets, hand op het zadel,ineenvloeiendebewegingdetuinin.Evenlaterstaathijmeteen
petflesje water in zijn handnaast haar. ‘Hoofdpijnzeker?’Ze knikt, al is het een
andere hoofdpijn dan hijbedoelt.
‘Watbleefjelangweg!’Hij trekt zijn shirt uit en
veegt ermee over zijnbezwete gezicht. Opvallendwit steken zijn bovenarmenen schouders af bij zijn algebruinde onderarmen. Ookin zijn nek is de overganggoedtezien.‘Ik ben bij het graf van
mijn ouders geweest. Ik washet niet echt van plan, hoor,maar ik zat indebuurt en ikmoest nog aan jouw verhaaldenken.Dat jevaderdatgrafvan je broertje wildeopknappen en er niet heenkon vanwege je moeder.Ontroerend eigenlijk. Eenmachteloos gevoel moet die
man hebben gehad.’ Heeleven hebben ze oogcontact,waarbijzijheteerstwegkijkt.‘Het graf van je ouders,
komjedaarvakerdan?’‘Niet heel vaak, maar wel
een of twee keer per jaar.Gewoonvoormezelf,het ligter altijd keurig bij. Daarbetaal je hier voor en dan
wordthetvoorjegedaan.’‘Ze zijn toch allebei aan
kanker overleden? Langgeleden al?’ Is het erg dat zedat niet precies weet? Jeroenheeft het eigenlijk nooit overvroeger. Wat voorbij is, istoch niet meer te delen? Enwat van belang is komtvanzelf wel aan de orde als
het langskomt, zoals gisterenineens haar jeugd inRantepao.‘Ja, anderhalf jaar na
elkaar. Mijn vader is maareenenvijftig geworden, hijhad darmkanker. Mijnmoeder is veel langer ziekgeweest,zijhadleukemie.Zeheeft alles geprobeerd, maar
niets hielp afdoende. Hetkwam steeds weer terug.Toen mijn vader overledenwas, is ze gestopt met demedicatie. Het had geen zinmeer,zeize,zijstierfeendagna haar drieënvijftigsteverjaardag.’‘Was je toenalmetSylvie
ofnogniet?’
Hijkniktenneemtnogeenslok. Zijn gezicht is witweggetrokken,hijzietermoeuit.Ofishetaangedaan?‘Het deed je wat, dat je
daar was,’ constateert ze. Zeklopt op het bed en hij komtnaasthaarzitten.‘Ja, maar ik zei al: ons
gesprek over jouw broertje
was de eigenlijke aanleiding.Ik denk dat het erger is eenkindteverliezendanjevaderof je moeder. Het isonlogischer dat een kindsterft en daardoor is hetwranger.’Ze legt haar hand tegen
zijnzij,dieklamaanvoelt,ener trekt een huivering door
hemheen.‘Ga douchen, je zit kou te
vattenhierbijhetopenraam.’‘Heb jij nog over mijn
voorstel nagedacht?’ wil hijeerstweten.‘Rantepao?Firman?’‘Ja, en dan ook dat graf
zoeken en opknappen.Dat isooknietonbelangrijk.’
‘Waar vind ik een betermensdanjij?’zegtze.‘Niet tehardzoeken,’ zegt
hijnuchter.Als hij onder de douche
staat, vraagt ze zich af inhoeverre het verplichtingenschept als ze zijn aanbodaccepteert en hij haar reisbetaalt. En ook wat het
betekent voor het evenwichtin hun relatie, als de plussenvanhemkomenendeminnenvanhaar.Zeheeft tegenhemgelogen over iets wat vanwezenlijkbelangis.En hoe gaat ze dat verder
doennavandaag?Heeft ze nu nog niets
geleerd? Blijft ze dan altijd
kapotmaken wat te dichtbijkomt? Blijft ze lieverweggooien dan kwijtraken,liever zelf vertrappen dan deangst verdragen ooit temoetenloslaten?Als ze al nietweet hoe ze
met haar geliefde moetomgaan, hoe gaat ze dat danaanpakken bij een eventueel
moederschap?‘Wat Mirjam mist is een
elementair vertrouwen, eenbasis van duurzaamheid. Zekanzichniet thuisvoelen, erzit een ontworteld-zijn inhaar.’Enmeerzinnenvandiestrekking, ja,daarstondenderapporten over haar vol van.Zewistenwelhoehetkwam,
‘Ja,’ zeg ik, en loop naarhaar toe, ze zit daar zoeenzaam. Ik realiseer me nupasdathetalkwartvoortienis en zaterdagavond. Ik legmijn hand in haar hals endraai haar gezicht naar metoe.Het verwijt in haar ogenvalt mee, voor meer verwijthad ik begrip gehad. Een
kleine glimlach maakt haarogenzacht.‘En daarna moest je zeker
je preek voor morgen nogaanpassen?’‘Je fileert me tot op het
bot!’ verzucht ik met mijnmondophaarhaar.Ik klem me vast aan de
verticale lijn die ik de hele
avond als houvast hebgebruikt.‘Vertel eens? Wat had ze,
watzegisterennogniethad?’God, geef me nu dan de
woordendieiknodigheb,omhet zo te zeggen dat ze hetzietzoalshetis,nietzoalshetbijhaarvoelt.‘Mirjam vertelde dat ze
naar Rantepao gaat, ze wilFirmanzienvoordathijgaat.’Ze zapt het geluidwegbij
het tv-programma dat ze aanhet kijken was. Ik voel deverandering in haar lijf: alleswordtstrakenstil.Hetzachtedatbijhaarglimlachhoort isweg.Deglimlachook.‘Zeghetnogeens?’
‘Mirjambelde.Zeheefthetvandaag met Jeroen over dee-mail van Firman gehad enhij stelde voor dat ze erheenzougaan.Alssteuninderug,een blijk van betrokkenheidvan ons drieën voor de stapdie de jongen zet. Alsverrassing.’‘BedoeljedatMirjamnaar
Rantepao gaat? Alleen? EndanmeenaarSimbuang?’‘Ja,ikbegreepdatzealleen
gaat. Ze krijgt de reis vanJeroen. Ze zoeken nu viainterneteenbetaalbarevluchtnaar Jakarta, met eenredelijke overstap naarMakassar. Vanaf Makassarregeltzehetzelfwel.Debus
ofeenautometchauffeur.Ikheb haar op het hart gedruktniet zelf te gaan rijden. Zodomzalzeechtnietzijn.’‘Je had het haar
rechtstreeks moetenverbieden! Je had moetenzeggendatzeonsdatnietkanaandoen.’‘Mirjam is volwassen, ze
laatzichnietsverbieden,Ine,en dat is haar goed recht.Zewas aangedaan door hetnieuws, vindt het erg voorFirman dat Radwa nietmeegaat.Zewil er voorhemzijn, op dat belangrijkemoment. Support. Hijverdientdat.’‘Echt Mirjam. Die doet
gewoon wat er in haaropkomt. Ze zal nooit eensrekening houden metandermans gevoeligeplekken. Ze kan alleen maaraan zichzelf denken. Wehebben toch werkelijk ietsverkeerd gedaan bij haaropvoeding,Wouter!’Er komt een loodzwaar
gevoel in mijn borst, ik hebmoeite met ademen. Heb ikhier nu de hele avond voorzitten bidden? Was ikonverstaanbaar? Was hetgebrabbel dat nergens opsloeg, of het aanhoren nietwaard?Omdat ik stil word, praat
Ine verder, luider en sneller
daneerst.‘Natuurlijk loop ik ook
overhetbesluitvandejongentedenken.Eigenlijkkomthetniet uit de lucht vallen.Firman is altijd eenkindvanzijn geboortegrond gebleven.Rantepao was voor hem aleen stap van kaliber. Onzepoging om hem hier zijn
opleiding te laten doen, wasgedoemd te mislukken. Erzijn Toraja genoeg diewereldburger kunnen zijn,maar onze Firman niet. Jemoet van een mens nietvragenwathijnietkan.’Het doet me goed dat ze
‘onze Firman’ zegt, maarvoor de rest klinkt hetme te
schamper. En ze is nog nietuitgesproken.‘Alshijbesluitdathijmoet
gaan,danisdatzijnkeuze.Ikweet dat jullie dat moedigvinden, een opoffering.Maarik vind Radwa minstens zomoedig. “Nee” zeggen ismoeilijker dan “ja” zeggen,maar dat snapt niet iedereen.
Ikwel,Wouter!Radwadurftte gaan voor een verstandigekeuze, en wat weten wijervanhoeveelhaardatkost?’‘MaarFirmanzalzoalleen
zijnzonderhaar.’‘Zij ook zonder Firman,
Wouter!’Er trekt eenblosnaar Ines
wangen en de blik in haar
ogen is fel, een boosheid volemotie, die ik niet vaak bijhaar zie. En misschienbetekent dat toch dat ik niettevergeefs met mijn vuistenop een deur geslagen hebvanavond.‘Hemel hem niet zo op!
Het is zijn ideaal, het hareniet. En zie wat dat uitwerkt
tussen die twee, wat deconsequenties zijn! Radwastaat in haar recht, zij heeftgestudeerd om mensen tehelpen, zij zet zich ook invoor de samenleving.Hoeveel mensen heeft ze algratisgeholpenbijdatbureauvoor rechtshulp? Zij neemthaar eigen
verantwoordelijkheid serieus.Ieder zijn vak, Wouter. Dewereldwordtheusnietgereddoorenkeldominees!’Ik zou willen zeggen dat
het niet gaat om de reddingvan dewereld,want er komteen nieuwe wereld. Het gaatom geloven daarin. Het gaatom de redding van de zielen
vanmensendiegemaaktzijndoor God en geen weet vanHem hebben. Het gaat nietomtijd,maaromeeuwigheid.Maar dat zijn zulke grotewoorden en ik praat met Ineal zo langnietmeeroverdiedingen.Ikpraatmethaaroverde kleinere dingen; die zijnsoms, zoals nu, al heftig
genoeg.‘Wat is een man zonder
vrouwinSimbuang?Enwaarook ter wereld? Iemandgevonden hebbenmet wie jeje leven wilt delen, maar jeideaal niet kunt delen iszwaar.’Ze pakt de
afstandsbediening, drukt nu
ookhetbeeldweg.Zewacht.Ennatuurlijk−Vaderinde
hemel, ikdankUdat ikhaaroffer niet vergeten ben −natuurlijk,krijgtzedecreditsdiezeverdient.‘Jij ging met mij mee,
meisje. Jij liet iedereenpraten, je zag geen leeuwenen beren, jij had zo veel
vertrouwen! Je was groots.Denknietdat ikdatooitbenvergeten!’‘Was je zonder mij niet
gegaan?Oftoch?’‘Gelukkig werd ik niet
voordiekeuzegesteld.Ikheber geen antwoord op. Wijwarensamen.’‘Wij zijn gegaan, ja.
Iedereen was trots op ons,want we gingen een mooistukje van de wereldterugveroveren voor onzeOpdrachtgever.’Het is pure uitdaging; ze
kwetst niet alleen mij methaarsarcasme,ookHem,ookzichzelf. God zal wel wetendathetvoortkomtuitverdriet,
toch? Ik ga het gevecht nietaan, bewaar me! We krijgenhet nogmoeilijk genoegmetMirjamsvertrek.Ikdoeeenpaarstappenbij
haarvandaan.Ze legt haar hoofd
achterover op de rugleuningvanhaarstoel,haarogenzijndicht.
Net als ik verwacht dat zevanavondverderzalzwijgen,zegt ze: ‘Als je achterafgruwelijk spijt hebt van eenzogenaamdegoededaad,doeje daarmee dan het goedeteniet?’‘Jemoetnooitspijthebben
vanietsgoeds,Ine.’‘Maar het heeft me zo
ongelukkiggemaakt.’Juni1984Diezondagwasdemonumentaledorpskerktotopdelaatsteplaatsbezet.Familie,vrienden,collega’sendegemeenteledenvanhun
eigenkerk,ééngrootcomitévanuitzending.Zeblevenmaarhandenschuddenindehal,knikkenenglimlachentoenzesamendoorhetgangpadnaarvorenliepen.Inhemtrildeeenopgetogenblijdschapdiemetvlagenomsloeginontroering,
vooralalshijnaarhaarkeek.Watdeedzeditgoed,watwaszesterkenmooi!Metzo’nvrouwmoestelkplanlukken.Hijzagernaaruit,zehaddenernulanggenoegnaartoegeleefd.Deto-do-lijstenwarenafgewerkt.Delaatstemaandenhadallesinhet
tekenvanhetnaderendevertrekgestaan.Zehaddengezwoegdopdetaal,elkaarwoordenlijstjesoverhoord,zelfsMirjambegreepalmeerdaneenhandvolwoorden.Zehaddendebasistrainingmetlofgehaald,Inekonharenknippenenkippen
slachten,hijkon,alsdatnodigwas,eengebrokenbeenspalken,eenkapotteV-snaarvaneenautovervangendooreennylonkousofpantyensamenkondenzealhetanderewatzichonverwachtszoukunnenvoordoenindenvreemde
aan.ZehaddenzichverdieptindeTorajacultuur,zichverbaasdoverdetradities,engeprobeerdhetbelangvandevoorouderstebegrijpen.Zekondenzoongeveeruitleggenwatdeoorspronkelijkereligie,deAluktodolo,had
ingehouden,alvielhetnietmeedatduidelijktemakenaanmensendiehelemaalvannietswisten.Ergensopzeewerdendegolvengekliefddooreenschipmetdaarineencontainermetdingendiezedaarnietkondenmissenenooknietzoudenkunnen
kopen.HetwasopwegnaarTandjongPriok,dehavenvanJakarta.HetwasniettevoorspellenwanneerdiespullendebinnenlandenvanSulawesizoudenbereiken.Zewarenerklaarvoor,zestondenophetpuntdestaptezetten.
Ditwashetafscheid.Overachtenveertiguurzatenzeinhetvliegtuig,danwashetavontuurwerkelijkbegonnen.ErwaseenstiltegevallenenInestoottehemaan.Hijmoesterookmetzijnaandachtbijblijven,maarzijnhoofdwastevol.O,ze
moestengaanstaan.Schutterigenmeteenverontschuldigendschouderophalenkwamhijovereind.Hijtasttenaarhaarhand,vonddie,warmensterk.Ergingveellangshemheen,erwerdookveelteveelgezegdenhetduurdeoneindiginzijn
beleving,maarzozekeralszijdaarstond,zotrouw!Hijhadzichafgevraagdofditmisschienhetmooistemomentvanzijnlevenwas.Mooierdandetrouwdag,zelfsmooierdanhetmomentwaaropMirjaminzijnarmenwerdgelegd.Konjehartbarstenvan
dankbaarheid?Mirjaminhaarwittejurkjekwamnaarvoren,demicrofoonwerdvoorhaarmondgehouden.Zodapperenduidelijkklonkhaarstem:‘Dagoma,dagopa’s,dagjufNetteke,dagallemaal!EnSabine,echtnietvergetenwatwe
hebbenbeloofd.Zolangwenoggeenechtebrievenkunnenschrijven,kunnenweweltekeningenaanelkaarsturen!’Eenlachgolfdedoordekerk,volvanvertedering,wantwatdeedzedatleuk,datkleineding!Totslotnoghetkinderkoor
waarmeeMirjamspeciaalvoordezedageenverrassinghadingestudeerd.Zekonnietzoheelgoedwijshouden,maardatwashelemaalnieterg.JufNetteketikteafopdetamboerijn.Eentweedrie.Hoogenhelderklonkendekinderstemmen
doordekerk.‘Leesjebijbel,bidelkedag,bidelkedag,bidelkedag…Leesjebijbel,bidelkedag,datjegroeienmag…’Keuriggelijkgingendegebarendiebijhetliedjehoorden.Handenopen,handengevouwenenhandenomhoogineen
gebaarvangroterworden.WeerkreegMirjamdemicrofoonvoorgehouden.‘OmdatmijnvaderenmoederenikdatgaanvertelleninRantepao,vindikdatzeeigenlijkevenmeemoetenzingen.’‘Hoornoutoch,watlekkereigenwijsdatkleineding,
zeistochnogmaarvijf?’fluisterdedemensenmassaachterhen.Ineenhijhaddenmeegezongen,hetgelukkonnietopdiedag.EnzowelbijhemalsbijInezatdeontroeringalseenbrokindekeeltoendevoorzittervandekerkenraadhunalledrie
eenkettinkjeomdehalslegde.Eendunsnoertjemeteenglanzendichtusvisje,puurgoud.
Ennuzegtze: ‘Hetheeftmezo ongelukkig gemaakt.’ Zekomt nooit verder zo. Als jejezelf aldoor opnieuwverwijten maakt dat het
anders had gemoeten, dankom je aan accepteren niettoe. Jekunthet verledennietherschrijven, niet overdoen,nietongedaanmaken.Jemoetlerenermeeomtegaan.Nu niets zeggen is het
antwoordschuldigblijven,endat moet ik vooral naar Inetoenietdoen.Dedraadtussen
ons is dun,maarmoet steedsgetestworden.‘Erisveelgebeurdwatons
ongelukkig maakte, maar erzijn toch ook momenten vanpuur geluk geweest, Ine?Geluk en ongeluk, goed enkwaad, het bestaat naastelkaar. Het is geen kwestievanoptellenenaftrekken.Het
isdeonontkoombaregolfvanhetleven:somsdetopendanweer het dal. En in mijnperceptiezijnwenooitalleengelaten.’ Het klinkt als eensoortgeloofsbelijdenis.Ikzeghetwel,maarmeenikdatnuwerkelijk voor honderdprocent?Waarommoet ik erdanelkedagnaarzoeken?
‘Ikmoet dus niet klagen?’Nogmeerverzetnu.‘Jeklaagtniet,Ine, jekunt
alleen niet verder kijken daneenbepaaldpunt.’‘Een kind verliezen.
Misschien is het voormoeders anders dan voorvaders.’Datisdezinwaarmeeikal
vakerbenbuitengesloten.In de tijd die rest tot we
naar bed gaan wordt weinigmeer gesproken. Ine haaltmijnbekermelkmet honing.De avond voor ik prekenmoet, drink ik geen wijn,want misschien moet ik ervannacht nog uit om iets teveranderen en dan moet ik
helder zijn. Voor zichzelfschenkt zewel een glaswijnin, de fles van gisteren stondtoch nog op het aanrecht. Zeheeftgelijk.Dan lig ik achter haar op
deplekdieikstraksweerzalverruilen voor het harde bedin de studeerkamer. Ik hoopdat ze snel in slaap valt.
Morgen moeten we om achtuur in de auto zitten om optijd in de kop van Noord-Hollandtezijn,waarikmoetpreken.Inegaataltijdmeealsikergenseenpreekbeurtheb.Zegenietdaarwelvan,ikziedat aan haar. Als ik deconsistorie induik, wordt zijdoordekosterofdekosteres
naar een goede plek vooraanbegeleid. En de mensen inhaar buurt begrijpen danmeteen hoe het zit. ‘Dat iszijn vrouw, ja, de echtgenotevan de dominee vanvanmorgen. Wat een meisjenog qua figuur, te magereigenlijk.Watdenkje:zouzehaar haar geverfd hebben?’
Op de terugweg in de autohoor ik vaak wat ze heeftopgevangen.Somsverzint zeer nog het een en ander bij,maarookdatisgoed.Lachenisaltijdgoed.Als ik de preekstoel
opgeklommen ben is mijneerste blik altijd een zoekennaarhaar.Enikconstateerzo
graag dat ze geamuseerd is,vanwegehetgeroezemoesomhaarheen.Maareerstmoetzeslapen,
ikkanpaswegalsdatlukt.Ze heeft nog een vraag:
‘Denk je nog steeds dat hijbeterafis?’Ik tuimel terug van het
randje van een droom: een
steil bergpad met vettemodder, waarin Jeroen en iksamen op een brommerproberendegrootstekuilenteomzeilen.Ze ligtmet haar rug tegen
mij aan, zoals ze altijd inslaapvalt: als lepeltjesdie inelkaarpassen.Mijnknieëninhaarknieholten,haarbillenin
mijn schoot. Natuurlijk gaathetoverDaniël.‘Ja, Ine,hij isbeteraf.Hij
was te ziek en te zwak voorhetlevenopaarde.’Hoevaakheb ik hetzelfde antwoordgegevenopdezelfdevraag?Maar weer zegt ze: ‘Hoe
kunjedatnuzekerweten?’‘Ikkanhetgeloven.’
Haar diepe zucht zegt datze dat te gemakkelijk vindt.Endathetdusvoorhaarnietgeldt.Een halfuur later sluip ik
zachtjes bij haar weg. Voorhet bed in de studeerkamerknielikneerenikbid.Ikbenniet in staat toteengeordendgebeddat alles benoemt.Het
is eenoeverlozegolfslag,diemeoptiltenneersmijt,waarinik worstel en in slaap val.Koudenstijfwordikomhalfdrie wakker. Ik ga achter decomputerzittenenvindbijdee-mail eennieuwberichtvanMirjam. Het plan ligt er. Zevliegt volgende weekwoensdagavond, eerst naar
Frankfurt, viaKuala LumpurnaarJakarta,daarheeftzeeenpaaruur rust enomhalfviervan de nacht van vrijdag opzaterdag neemt ze debinnenlandse vlucht naarMakassar.Ze isdaardanomzeven uur. De bus vertrektomnegenuur,hetisminstenstienuurrijdennaarRantepao.
Ze wil dat weekend rustigbijkomen in wisma SenangHati. ‘Oom Linanto zal menogwelkennentoch?’Ach, ja, dat is nog geen
tien minuten lopen van deJalan Diponegoro, waar wewoonden.De beelden die nu inmijn
hoofd opkomen, jagen de
dufheid van mijn rareslaaphouding,opmijnknieënvoorhetbed,weg.Ikhebhetook niet koud meer nu.Mirjam, kind, je zult daarzijn, rondlopen, voelen enervaren, je zult zeggen tegende mensen die je herkennenenjeverrastaanklampen:‘Ja,ik ben het. Terug van
weggeweest.’ En oomLinanto, alshij nog leeft, zalje zeker herkennen. Je krijgteen schoon, fris bed in hetkamertje op de hoek van detweede verdieping, metuitzichtopdebergen.Alsheter allemaal nog steeds zo iszoals ik in mijn herinneringheb.
11Mirjam
Plannen maken enorganiseren, Jeroen is erverbazend goed in. Ook alshet niet voor hemzelf is.
Zoalshijallesopeenrijtjezet−zewordtbijnaongerustvanzijn enthousiasme. ‘Heb jijeigenlijk vaak een grote reisgemaakt? Van het enecontinent naar het anderevliegen,bedoelik?’vraagtze,als hij een lijstje metaanbevolen vaccinaties voorde tropen voor haar heeft
gevonden. ‘Ik? Nee, nietbuiten Europa. Wel plannengemaakt, en veel informatieverzameld overontwikkelingsprojecten waarjevooreen jaarkon tekenen,maar omdat ik nog met hethuis zat, bleef het daar danbij.Hoezo?’‘Jelijktweleenreisbureau:
is je paspoort nog geldig?Heb je een inentingsboekje?Hoezithetmetjeinentingen?Als je pillen moet slikken,moet je daar misschien aleerdermeebeginnen.’Hij lacht omdat ze zijn
stembestgoedimiteert.‘Ik heb het gewoon graag
geregeld.Als ik je laat gaan,
danwil ikdatmeteengerustgevoeldoen.’‘Je vlast er nog steeds op
ommeetegaan!’‘Dat wil jij niet, en daar
kan ik inkomen, maar als jemetelangwegblijft,dankomik jehalen.Datkanniemandmebeletten,zelfsjijniet.’‘Ik kom wel uit mezelf
terug, hoor!’ Ze buigt zichmet hem over het lijstje enwordt zich bewust van zijnnabijheidenwarmte.‘Tenzij je daar intussen
getrouwdbent,natuurlijk.’‘Denkjedatikdaarineens
vanmijngeloofgavallen?Ikben niet voor trouwen, datweetjetoch?’
‘Jawel, je wilt weltrouwen, maar niet te vaak.Eén keer is precies goed,genoeg voor eenmensenleven. Je denktgewoonlangnaoverdejuisteman en over het juistemoment.’Zeschiethardopindelach.
‘Het is in Rantepao zo
geregeld, hoor. Je kunt daarmeteen terecht, geenondertrouw of dat soortformaliteiten. Vandaagbeslissen dat je morgen gaattrouwenisgebruikelijk.Jezeteen stel mensen aan hetkokkerellen,want eten is hetbelangrijkst, en de domineekan altijd. En de gasten ook.
Vooreenfeestheeft iedereentijd, het maakt trouwens nietuit welk feest. Het grootstefeest is debegrafenisceremonie.Daarvoorwordtechtallesuitde kast gehaald en steken demensen zich zelfs in deschulden.’‘Isdatzo?Zieje,danmoet
iktochongerustworden.Steldat jemijwilt uitnodigen opjebruiloft,danben ikernieteensoptijd.’‘Praatgeenonzin, trouwen
is echt helemaal mijn dingniet.’Het zou stoer moeten
klinken, maar dat doet hetniet. De toon klinkt het
tegenovergestelde van dewoorden. Hoe kan dat?Jeroenheefthetookgehoord.‘Watzeije?’fluisterthijen
hij sluit haar mond met eenkus, zo’n kus die weerloosmaakt en waardoor zevanbinnensmelt.‘Ik ga jemissen.’ Zegt zij
dat?
Hij knikt: ‘Ja, jij gaat mijmissen,datsprekenweaf.’Terwijlze samenhet lijstje
doornemen − natuurlijk heeftze de meeste vaccinaties inhaar jeugd zo regelmatiggehad, dat ze levenslangimmuniteitopleveren−streeltze het haar in zijn nek tegendevleug in.Hij isgewoon te
aardig vandaag, of zij isextreem klef. En waar komtdat dan vandaan? Ze heeftvanmorgen even gedacht datze zich voor niets druk hadgemaakt. Ze voelde ietsstromen, maar het was geenbloed. Ze kan nog twee keertesten, maar ze stelt het noguit.Dat kanmorgen ook nog
wel,zezijnnumetietsandersbezig.‘Rabiës moet, geloof ik,
nogwelherhaaldwordenomde zo veel jaar. Zoiets heeteen booster, dan krik je deimmuniteitweer evenop.Enik moet pillen slikken tegenmalaria,denkik.’‘Hoeveelgradenishetdaar
gemiddeld?’‘In Rantepao tussen de 25
en 28, met weleens eenuitschieter naar boven de 30.Maar over het algemeen eenprimaklimaat!Inderegentijdvoelt het wel vaak broeierig,maardaarwenjeaan.’Hij rekt zich uit:
‘Wereldreizigster, je krijgt er
steeds meer zin in. Heb jevandaagaleensindespiegelgekeken?’‘Nee, waarom zou ik?’
houdtzedebootaf.Maar hij vangt haar en
trekt haar mee naar de grotespiegel in de hal. Ze kijktnaarhunbeider spiegelbeeld.‘Watzieje?’
Eenmooikoppel.Maardatgaatzeechtnietzeggen.‘Jehebttweeverschillende
sokkenaan,druiloor!’
De wachtkamer van dehuisarts is vol als Mirjam ermaandagmorgen tegen tienuur binnenkomt. Misschienhad ze een afspraak voor
dinsdag moeten maken, nuzittenalleproblemenvanhetafgelopen weekend ernatuurlijk.Daar heeft ze nietaangedacht,zovaakkomtzehier niet. Al kent ze huisartsVan Duijne al sinds hunterugkomst,voorhaarwashijnooit nodig.Voorhaar vadertrouwensookniet,maarhaar
moeders ziektegeschiedeniszal ongetwijfeld bij dedikkeredossiersbehoren.‘Mirjam van Apeldoorn,’
zegtdelangegrijzemanindedeuropening, als ze na eenhalfuurwachtenaandebeurtis. ‘Excuus dat je moestwachten. Ik heb er een hekelaanalshetspreekuuruitloopt,
maar ik ontkomer somsnietaan.Hoeishetmetjeenwatkanikvoorjedoen?’Een stevige warme
handdruk. Nog steedsdezelfde vriendelijke openhouding als vroeger. Ze gaater toch maar over beginnen,hoewel ze zojuist nog dacht:alsheterzit, zitheternade
reisooknogwelendanishetnog vroeg genoeg. InRantepaogaateenvrouwpasin de tweede helft van dezwangerschap eens bij eenverloskundigelangsenzoverkanikingeengevalzijn.‘Hetgaatgoedmetmij. Ik
mankeergelukkigniets.Maarik heb een paar vragen. Ik
heb, vrij onverwachts, demogelijkheid om naarSulawesi te gaan. Volgendeweek al en ik zit even tepuzzelen met de vaccinaties.Grossiert u daar nog in ofmoetiknaareenGGD?’‘Ja, dat laatste. Alle
vaccinaties zijn uitbesteedaan de GGD, die zit links
naasthetziekenhuis.Maarjijzultvoordemeestenarigheidtoch wel voldoendeantistoffenhebben?’‘Ik twijfel over een
rabiësvaccinatie.’‘Ja, daar zou je wijs aan
doen. Hoe staat het met demalaria in dat gebied? Daarzou ik ook even naar
informeren. Mooie plannentrouwens! Het lijkt me heelbijzonderomdaarnazoveeljaar weer terug te komen.Hoelanggajeenmetwie?’Terwijlhetgespreknahaar
uitleg nog even op haarouders komt en de toch welverbeterde geestelijkeconditie van haar moeder,
probeertzeeenneutralezintebedenken om die anderevraag op tafel te leggen. Zekrijgtheterwarmvanenaande opmerkzame blik van dedokter ontgaat natuurlijkniets.‘Zeg het maar. Kan ik
anders nog iets voor jebetekenen?’
Springen maar dan. ‘Hoebetrouwbaar is eenzwangerschapstest?’‘Bijzonder safe en
nauwkeurig, naar mijn idee.Heb jij reden om er andersovertedenken?’‘Pffft… Ik… Nou ja, ik
hebzomijntwijfels.’‘Twijfels over de test of
over een eventuelezwangerschap? Kom op,Mirjam, ik zit toch niet meteen meisje van zestientegenover me. Je benttweeëndertig!Ikzouhet leukvinden als ik je konfeliciteren.Benjeerzelfnietblijmee?’‘Ik weet het niet. Het is
zeker niet met hoerageroepdatikhierzit.’Hij legt zijn handen voor
zich op het bureaublad enmaakt een gebaar, dat zoietsals ‘welkom’ en ‘beginmaartevertellen’ inhoudt.Alkijkthij daarbij wel even op zijnhorloge.‘Jehebteenvasterelatie?’
‘Jeroenenikzijneenkleinhalfjaar samen. We kunnenhet goed vinden met elkaar,maar ik houd het liever bijeenlatrelatiedanallessamendelen. Ik heb nooit zo hetgevoelvan ikhouvan jouenikblijfjetrouw.Hetisbijmijal zo vaak weer overgegaanendanwasikoprechtblijdat
ik weer alleen was. Eenzwangerschap is beslist nietgeplandofgewenst,aanmijnkant dan, ik ben daarhelemaalnietaantoe.’‘Maar… je hebt een
vermoedendat…’‘Ik ben over tijd, nu ruim
eenweek,eendagof tien. Ikheb een test gedaan en daar
lees ik tot mijn schrik 3+
wekenzwanger.Ikhebkeurigde pil geslikt, ben niet ziekgeweest. Maar de vorigemenstruatie ging ook al eenbeetjeandersdananders.Dushet zou al tijdens de vorigestrip gebeurd kunnen zijn. Ikweet eigenlijk nietwat ik nudenken moet. Komt dat nou
vakervoor,dwarsdoordepilheenzwangerraken?’‘In de afgelopen jaren heb
ik het wel een paar keereerder meegemaakt. Denatuur heeft zo haar eigengeheimen. In één gevalbesloot de dame in kwestietoteenabortus,ikhebdatnietkunnen verhinderen. Rot.
Zwartebladzij,zozonde!Wiljewetenwat ikdacht toenjijbinnenkwam? Ik dacht: kijknou toch,wat is zemooi.Zezou zomaar zwanger kunnenzijnenwatzaldattroostenindiefamilie!’Hij schuift de doos met
papieren tissues in haarrichting. Niet voor niets, ze
kan er wel een paargebruiken.‘Dachtudatecht?’Watkandiedokterstralend
knikken.‘Enwatnudan?Watmoet
ik?’‘Een beetje blijworden, is
dateenoptie?’‘Maar ik zit vol met
vragen. Kan ik wel naarRantepao? Wat had Daniëlprecies? Moet ik bang zijnvoor erfelijke factoren? Enkanikhetwelallemaal…Eenkind, daar zit je levenslangaanvast.Ikmoetdingengaanwaarmakenwaarvoorikbangben.’‘Dingen?’
‘Trouw zijn, niet meerweglopen als het lastigwordt.’‘Vertelmeeerstmaareens
hoe je relatie is. Is het eenlosbol, een gozertje, een yupof is het iemand op wie jeaankunt?Eenkindheeftmeernodig dan een bord en eenbed.’
‘Jeroen zal zo’n leukevader zijn!Hij gaat helemaaluit zijn dak, vermoed ik.’Zevoelt zelf hoe graag ze willachenenslaathaarhandenineen spontaan gebaar voorhaargezicht.Nu klinkt zijn lach hardop
vanachter het bureau. ‘Hijweethetdusnogniet?’
Nee schudden en eenafwerendgebaarzijnechtnietafdoende.‘Waarom niet?’ vorst hij
streng.‘Ik moet er eerst zelf blij
mee kunnen zijn. En dat isechtnognietzo.’Hetstrengeverdwijnt.Zijn
gezichtwordt zacht,maar de
ernst blijft. ‘Dat is je goedrecht. Maar wacht niet telang. Vaders hebben ookrechten.’‘IkwileerstnaarRantepao.
Inmijneentje,metmezelf.Uzegt niet dat ik niet maggaan?’‘Die beslissing is geheel
aan jou. Het zou zomaar
kunnen zijn dat je op eenkeerpunt in je leven staat.Neem elke stap bewust, dankun je later je stappenterugvinden. Misschien kunjemet jevaderpraten.Dat iseen alleszins redelijk mens,met een groot hart, veelgeduld enincasseringsvermogen.’
‘Ja,maarhij is, inverbandmet mijn vertrek, meer metmijn moeder bezig dan metmij. Als mijn moedervermoedtwateraandehandzoukunnenzijn,gaathetechthelemaalmismethaar.’‘Geziendesituatievaneen
aantal jaren geleden kan ikmedaarietsbijvoorstellen.Is
delijnnaarBovennogopen?Kun je daar terecht op hetspreekuur?’Zozouhaarvaderhet ook
gezegd kunnen hebben:vooral niet te veel gewichtaan de vraag geven, maarhemzekerwelstellen.‘IkweetnietofBovenwel
op de hoogte is van de
gemoedstoestandvanmensendie al heel lang niets meervanzichlatenhoren.’‘Dat kon je weleens
meevallen. Is die vriend vanjegelovigmisschien?’‘Hij zegtvanniet, heeft in
zijn jeugd niet echt ietsmeegekregen. Maar ik stasoms perplex van hem. Ik
denk weleens dat sommigemensen die zeggen nietreligieus te zijn dichter bijGodlevendanmensendiehetaldoor over hun geloof envertrouwenhebben.’‘Ja, en hoe komt dat?
Omdat het zo verleidelijk isom je eigen ideevangod totGodteverklaren.’
Ze staat op en steekt haarhand uit. ‘’k Snap intussenwelwaaromhetspreekuurzouitloopt.’‘Hetbeste,Mirjam.Eneen
goede reis toegewenst.Intussen natuurlijk niet aaneen nieuwe strip pillenbeginnenenbij deGGDweleven melden dat je mogelijk
zwanger bent. Zie eenzwangerschap niet als eenziekte, maar als een periodevan bijzondere vitaliteit vanhet lichaam. Je bent gezonden sterk en je gaat nietbungeejumpen of dat soortwaaghalzerijen. Over eenweek of vier ben je weerterug endan zou je dus rond
de twaalf weken zwangerkunnen zijn.Dat is een goedtijdstip voor een eersteafspraak met deverloskundige. Want helaas,bevallingen zitten ook nietmeerinmijnpakket.Endaarkun je ook alles te wetenkomen over erfelijkefactoren, daar zijn heel
speciale onderzoeken voor.Volgens mij had jouwbroertje een aangeborenafwijking met Taussig-Bing-kenmerken, vrij zeldzaam envolgens mij niet erfelijk.Maar dat wordt bij eenerfelijkheidstest allemaalnagegaan.’Meteenhoofdvolstaatze
weer buiten. Ze zoekt naarhaar autosleutels, maar vindthaarfietssleuteltje.Waszeopde fiets? Ze loopt een stukmet de fiets aan haar hand,opstappen komt niet in haarop. Het is alsof ze van eenafstand naar zichzelf kijkt:jonge vrouw, blondspringerig haar, pittig kort
rokje, getailleerd spijkerjasje,zwanger,maardatzienalleenheel speciale dokters aan debuitenkant.Ze staat lang voor de
etalagevaneenjuwelier,voorze zich realiseert dat ze daarnaar binnenmoet.Haar handgaatnaarhetkettinkjemethetvisje om haar nek. Zemaakt
het los en legt het op detoonbank. ‘Is het stuk?’vraagt de juwelier, over zijnbril turend. Hij wil al eenreparatiebon uitschrijven.‘Nee, ik wil graag nog zo’nketting laten maken, precieszo, exact hetzelfde. Hoeveeltijdhebtudaarvoornodig?’Alszeweerbuitenkomt, is
deluchtblauwgeworden.Hetis gaan waaien, een frissebries, die haar voortduwt. Zeheeftereengoedgevoelover,al voelt het zeldzaam kaalrond haar hals nu ze hetkettinkje als voorbeeld heeftachtergelaten. Firman zalopkijken, hij zal zich hetgedoemethaarkettinkjenog
welherinneren.
Die dag heeft een apartestatusinhaarleven.Sindsdiedaghoudtzeeen
wonder voor mogelijk enmaakt het feit dat het langnietaltijdgebeurthaardwarsen boos. Maar dat kettinkjeblijfthetbewijsdathetkan.
Zo’nkettinkjevoorFirmanmeenemen,dat ishetwonderafstoffen en oppoetsen in dehoop dat het weer gaatglanzen. Want een wonderkan ze wel gebruiken, metminderkanzeniettoe.Jeroenzouhetverhaalvan
die dag prachtig vinden, datweet ze zeker. Maar ze kan
12Mirjam
Rantepao,1987
Voor Firman deed ze alles,ook dat wat niet mocht. Alshet voor Firman belangrijk
was, dan ging zij ervoor.Firman was bondgenoot,idool en broer tegelijk. ToenFirmans voet al bijna beterwas, werd het duidelijk datSamu naar Rantepaogekomen was voor dehanengevechten. Samu waseenvriendvanFirman,ookalwashijveelouder.Samuwas
goed met vechthanen.Firmans haan, Rakus, werddoor Samu getraind, hij zoude beste worden. Tijdens dehanengevechten werd ergewed, dus met een goedevechthaan was veel geld teverdienen. En dat geld wasnodig, want de oma vanFirman had schulden. Als
Rakus de winnaar zou zijn,waren de problemen in éénkeeropgelost.Het hanengevecht zou
plaatsvinden achter deveemarkt Pasar Bolu. Hetwas een plekwaar ze beslistnietmochtenkomen.Bijhaarthuis waren ze fel tegenhanengevechten, pap zei dat
het nietmocht vanGod.Teneerstewasheterggemeenomhanen zo tegen elkaar op tehitsen dat ze elkaardoodmaakten. Ten tweedewas het gokken, en dat waserg fout. De Toraja diechristen geworden waren,deden daar niet meer aanmee. Tenminste, de meesten
niet. Wie het nog wel deed,wistweldathetnietmocht.Firman was niet van de
stiekeme ideeën, dus had zijhet plan bedacht. Ze zoudenspijbelen, een smoesbedenkenomsamennaarhethanengevecht te kunnen.Niemand hoefde erachter tekomen. Ze zouden bestweer
optijdthuiskunnenzijn.Hetwasverlopen,eigenlijktevervoorFirman.Hijliepnogniethelemaal goed, omdat hijgewendwaszijnzerevoet teontzien. Op de heenweghadden ze branie genoeg.Want Rakus ging winnen,daar was Firman vanovertuigd, Samu had het zelf
gezegd. Rakus was een haanmet een winnaarsmentaliteit.En Firman hield van Rakus,hij had hem al vanaf de dagdat hij uit het ei gekropenwas.Pasar Bolu viel haar erg
tegen, het was veel minderleuk dan ze had gedacht. Erwaren wel veel dieren, maar
ze waren allemaal zo zielig:karbouwen met een touwdoor hun neus, varkens diestrak vastgebonden opbamboe staken lagen tegillen, biggetjes die bijnastikteninplasticzakken.Zemoestenookergzoeken
om de plek van dehanengevechtentevinden.Ze
raakten elkaar kwijt in dedrukte.Bang werd ze toen er een
vreemdeTorajaaanhaarvesttrok. Het roze vest, dat vanFirmansmoederwasgeweest.Demanzeiietsoverdatvest,maar ze rukte zich los. Wathad hij met het vest temaken?Zehadheteerlijkvan
Firman gekregen. Ze rendeweg, maar de man kwamachter haar aan, pakte haarvast en wilde weten hoe zeaan dat vest kwam.Hij keekdreigend en heel evenoverwoogzeofzehaararmenuit de mouwen van het vestzou trekken en dan hard zouwegrennen.Maarzewildehet
vest nietmissen, ze rukte entoen ze zich lostrok brak hetkettinkje met het visje. Zevoelde het knappen. Terwijlzewegrendehooptezedathetkettinkje in haar hemd zouzakken,maar toen zeFirmangevondenhad,bleekhetdaarniet te zitten. Ze was hetkwijt! Dat bijzondere
kettinkje, waarvan er maardrieopdewereldwaren.Nouja,hierinRantepaodan.Het was ineens duidelijk
dat ze stom bezig waren, zehaddennietmoetengaan,vanstiekeme dingen komtnarigheid.Toen ze toch bij het
hanengevecht belandden en
Samu ontmoetten, bleek datRakus in de voorrondes alverloren had. Firmans haanlag als een zielig hoopjeonder de korf, gewond, nognetnietdoodgepikt.EnSamuwasalleenmaar teleurgesteldomdat Rakus zotegengevallen was. Die hadgeen medelijden, maar was
gewoon boos. Ze had ineensde hardheid en demeedogenloosheid van hetbestaan gevoeld, als eenkoudekrampinhaarborst.Zewarenopwegnaarhuis
gegaan. Radeloos en bangwaren ze geweest. FirmandroegRakus,hetrozevestalseenbeschermenddekentjeom
hem heen. Ja, pap en mamzouden wel boos zijn, zezouden wel een strafverzinnen,maar erwasmaaréén plek waar je terechtkonalsallesstukwas,endatwasthuis.De ontzetting van die
middag zit nog altijd ergensdiep in haar, het gevoel dat
hun ondeugd een lawine vankwaadopganghadgebracht.Alsof zij overalverantwoordelijkvoorwaren.Hetbesefvanschuldwerdopdie dag geboren. Thuis temoeten vertellen dat haarkettinkje weg was, hetverdrietindeogenvanmam,Rakusdieondankshetfeitdat
hij gered was toch doodgingenFirmandiezichopslootinzichzelf, niets meer zei ennietkoneten.Die nacht kon ze niet
slapen en prevelde minstenshonderd keer hetzelfdegebedje. Of God er nog ietsaan kon doen, alstublieft,alstublieft,wantalsGodalles
kon, dan kon Hij toch ookvankwaadietsgoedsmaken?Hoe dit goed moest komenwistzijniet,maarzekontoenzomaar geloven dat God datzelf wel kon verzinnen. Datgeloofhadgelijkgekregen.De dag daarop ontmoette
haarvaderdeTorajadiehaarhad aangesproken op Pasar
Bolu. Hij had het kettinkjegevonden en meegenomen.En hij sprak haar vader aanomdat die precies zo’nkettinkjeomzijnhalshad.Inhet gesprek dat volgde bleekdat die Toraja de vader vanFirmanwas.Toenhijhetrozevest herkende, had hij weeraan Firmans moeder moeten
denken.Hijwildeweten hoedat Belandameisje aan hetvest kwam, dat hij ooit aanzijnvriendinhadgegeven.Enook of zij wist hoe het wasmethetzoontjedatzijsamenhadden. Maar zij, Mirjam,was hem te vlug af geweestenhijdachtdathijhaarnooitmeer terug zou vinden.Zelfs
nietomhetkettinkje terug tegeven. En pap wist intussengenoegvanTorajamensenomhet verwarde verhaal serieustenemen.Toen zij uit school kwam
die middag en de ontroerde,verwonderde gezichten zag,had ze het zeker geweten:‘Alles wat stuk is, kan God
13Wouter
Hetiswoensdagmiddag,ronddeklokvandrie.Nog een keer zwaait ze endan loopt ze door. Jeroen en
ik blijven kijken, maar ze isin de mensenmassaverdwenen.‘Zeheeftalle tijd,nogeen
uur,’ zegt Jeroen terwijl hijzijn handen in zijnbroekzakkenduwt.Hijisnietgroot, als Mirjam haarhoogste hakken aantrekt zalze langer zijn. Stevig en
breed is hij wel, een gezondsterk lichaam. Ik voel meschriel en oud naast hem. Ikvoelzijnblikalsikzucht.‘Geenzorgen.Zeoverleeft
het wel, ze is zelfredzaamgenoeg.’ Het klinkt alsof hijook zichzelf gerust wilstellen. Even gaat zijn handover zijn gezicht, langs zijn
ogen. Ik heb wat met diejongen,alzieikhemvandaagpasvoordetweedekeer.‘Wil je nog koffie? Een
broodjemisschien?Ofhebjegeentijd?’Ik wel, ik heb totaal geen
zin om naar huis te gaan.Maar klonk hetwerkelijk alsbedelen? Die indruk krijg ik
als hij na een moment vanaarzeling toestemt. Voor mijdatisduidelijkgenoeg.Ikhaaldekoffie,hijwiler
nietsbijenikganiet inmijneentje achter een broodje ofappelpuntzitten.Wezwijgenwat,hoewelik
eigenlijk wil vragen of wecontact kunnen houden
gedurendede tijddat zewegis.Er klinkt een tringeltje uit
zijn jaszak. We denkenallebeidat hetMirjam is, datzie ik aan deverontschuldigende lach enhet gebaar nadat hij heeftopgenomen en ‘Jeroen’ heeftgezegd.
Het is Mirjam niet, maareen gesprek dat hem nu nietuitkomt. Er komt een rimpelin zijn voorhoofd en ik hoorhem zeggen: ‘Oké!Daar hebik enkele maanden geledenop gereageerd,maar intussenis er het een en andergewijzigd. Kan ik u laterterugbellen? Ja, laat in de
middag,dankuwel.’‘Ik ga je niet langer
ophouden,’zegikdusmaar.‘Het was geen ophouden,
ik vond het fijn dat u er ookwas.VooralvoorMirjam.Endat telefoontje zojuist, datging over een soortsollicitatie in deontwikkelingshulp, maar dat
is intussen een gepasseerdstation. Ik ga nergens meerheenzonderuwdochter.’‘En toch vind je ons een
rarefamilie,’zegik.Hij schiet hardop in de
lach.IkweetdatMirjamhemdaarom zo aantrekkelijkvindt. Ze heeft gelijk, zijnlach is prettig en echt. Zijn
gezicht wordt er nog openervan. Dus ik lach maar watmee.‘U bent de eerste dominee
die ik persoonlijk ontmoet.En ook nog missionarisgeweest, of nee, zendelingmoet ikzeggen, toch? Ikhebhelemaal geenvergelijkingsmateriaal, wat
zouikmogenoordelen?Raaris het goede woord niet. Ikvind Mirjam bijzonder enapart. En haar familie ook,maar misschien krijg ik tijden gelegenheid om ervertrouwdmeeteraken.’Het rolt zo uit zijn mond,
maar toch hangt er eenzweem van verlegenheid om
hem heen. Gelukkig dat hetme niet ontgaat. Nu durf ikookwel.‘Ik zou er heel wat voor
overhebben als jullie relatielang en gelukkigmocht zijn.Er is al zo veel desillusie enonmacht in Mirjams levengeweest. Iets opbouwen watblijft, wat zo sterk is dat ze
niet meer gaat twijfelen zouzogoedvoorhaarzijn.Datistotnogtoenooitgelukt.’‘Ikdoemijnbest,zeismij
veel waard,’ zegt die jongentegenoverme,endatontroertme. Waar vind je nog hettransparante dat hij uitstraalt,die eerlijkheid enkwetsbaarheid?Alszewijsis,
die dochter van mij, danhoudtzehetbijdezemanendan mag ze allebei haarhandendichtknijpen.Hij maakt een beweging
vanopstaanenzakttochweerneer. ‘Wat ik wel belangrijkgenoegvindomtechecken:uhebt haar van de week ooknog gesproken. Vond u haar
anders?’‘Anders?’Daar moet ik even over
nadenken. Toen ze afscheidkwamnemen,draaidehetnietom haar, maar om Ine, dienaar boven was gegaan toenzeMirjam zag aankomen. Ikhadhaarwillen tegenhouden,ik had gesmeekt om al was
het maar vijf minuten teblijven zitten, desnoodsalleentegroeten.Maarzehadme opzijgeschoven engezegd: ‘Ik doe geen dingenmeerdie temoeilijkvoormezijn. Echt niet, Wouter. Doejijhaardegroetenmaar.’Toen Mirjam de keuken
binnenstapte, sloeg boven de
slaapkamerdeurdicht.‘Kijknietzo,papa,’hadze
gezegd, ‘we drinken gewooneveneenkopthee.Hierindekeukenmaar.’‘Anders? Ik weet het niet.
In een bijzondere ofveranderde situatie lijkt hetme logisch dat je zelf tochook anders bent? Ik vond
Mirjam erg begripvol engeduldig. Ze had geen kortlontjeditkeerendaarwasikblijom.Bedoeljedat?’Ik zie hem knikken.
‘Zoiets,unoemthetbegripengeduld. Ik dacht gewoon aanzacht.’‘Zacht?’herhaalik.Ikhoor
mijn eigen verwondering en
tochishetraakgezegd.Zoalshaarogenstondentoenweinde keuken theedronken, ja,datwaszacht.Nustaathij.‘Zullenwecontacthouden,
Jeroen?Wil jememailen ofsms’en als je iets van haarhoort?Ikneemaandatzejoueerder zal bellen dan ons.
Mirjams moeder kan er nietgoed mee omgaan dat eriemand van ons naarRantepaoteruggaat,datzuljewel begrepen hebben, en datis de afgelopen dagen welheel erg ten koste van desfeergegaan.’Hetvaltmemeedat ikdat
nogzonetjeskanzeggen.
‘Natuurlijkhoudikuopdehoogte.Viae-mail,oké?’‘Fijn, dat is dan
afgesproken.Alsikopdeeenof anderemanier ietsvoor jekan doen of betekenen,Jeroen, weet dan dat ikdaartoealtijdbereidben.’Weschudden elkaar de hand.‘Dankuwel,dat isvanmijn
kantookzo.’Hijlooptvoormeuitenik
doemetopzet rustig aan.Bijde roltrap naar deparkeergarage kijkt hij nogevenomendanisookhijuithetzicht.Ik heb intussen dan toch
mijn jasdichtenbesefdat ikhier niet zo verloren kan
blijven staan. Ik maak mezorgenoverhetfeitdatiknognietthuisben,envooraloverhet feit dat ik nog niet naarhuis wil. Ik heb tegen Inegezegd dat ik zo snelmogelijk−datwilzeggen:opzijn laatst een uur na hetmoment van het vertrek datop internet zal worden
gepubliceerd−weerthuiszouzijn. De laptop heb ik aanlaten staan op de site vanVertrektijden Schiphol. Zereageerde wel niet, maar zehoudt het heus wel in degaten. Op hetinformatiescherm hier in dehal staat ‘boarding’ achterMirjams vlucht. Binnen een
uur thuis zijn ga ik sowiesonietredden.IkgapaswegalsMirjam vertrokken is. Er ziteendraadjevanelastiektusenons, dat moet eerst nogknappen.Endankomikheusweer gewoon naar jou, Ine.Alsaltijd.Maarlaterrijdikdooronze
straatalsofikernietwoon.Ik
rijdonshuisvoorbijomdatdegordijnen nog dichtzitten. Ikkan het even niet, stoppen,parkeren, binnengaan,luisteren, wachten, een legekamer vinden, de trapoplopen.Ikbenbang,ikhoudniet van dichte gordijnen, zejagenmeangst aan.God, stame bij. Houd haar vast. U
hebttochbeloofdhaarvasttehouden?Ik rijd door naar het
winkelcentrum. De eerstedruppels spatten op devoorruitalsikuitstap.Ik zal maar meteen
boodschappen doen, maardan moet ik eerst nogbedenkenwatwezulleneten.
Ineeetaleenweekbijnaniet,en dat zal nog wel evenaanhouden. Ik moet hetloslaten,mijntrukendoosisalleeg. Yoghurt, bananen enaardbeien, misschien hoef ikvandaag ook even nietsanders. Zo kan het nietdoorgaan.Demensengroetenme, ik
ben voor veel mensen geenonbekende: de dominee vanhet verpleeghuis hier. Ik hebeen taak. Ook morgen enovermorgen zal ik weerproberen een paar oude ofzieke mensen boven hunsores uit te tillen.Maarwaarik dat vandaan moet halen,weetikevenniet.
Ik loop terug naar de autoendaar staat Inemetde fietsaan haar hand. Ik geloof hetniet, het kan niet of het wilniettotmedoordringen.Maarhet is haar fiets, het is haarjas, het zijn haar opwaaiendekrullen. Ze doet een paarstappen dichter naar de autotoe en kijkt door het raam.
Verwachtzedatikerinzitofwil ze zeker weten dat hetonzeautois?‘Ine? Wat doe je hier?’
vraagik.Schrik slaat door haar
heen,maarzehersteltzichenkijkt om. Haar ogen vallenme mee. Ze kijkt gelukkigniet dwars door me heen,
maarzietmewel.‘Ja,’zegtze,‘ikdacht:wie
haaltnudeboodschappen?’‘Jij of ik, dat maakt niet
uit, maar samen… dat komtnietzovaakvoor.’Ikzieeenglimlachkomen
en ga door. ‘Wat heb jijgehaald? Wat wil je etendan?’
Ze wijst op de fietstas,waareendikkepreiuitsteekt.‘Ik had zin in perkedel entumistaugézoalsibuFiendiemaakte. Ik moest er steedsaan denken en toen dacht ik:gewoon doen! Taugé, prei,kipentahoe.’Bovenonshoofd trekt een
vliegtuig een witte streep in
hetblauw.‘Nou, wie het eerste thuis
is danmaar.’ Ze stapt op enik stap in. Perkedel en tumistaugé, verrek, zeg! Hoe langgeledenisdat!Zij fietst de korte route
over de bruggetjes en hetfietspad, ikziehaarpasweeralsikonzestraatinrijd.
Is ze nu zo magergeworden? Kan dat van delaatste tien dagen zijn? Ofwas het me eerder nietopgevallen? Daar fietst mijnvrouw,mijn levenskameraad,mijn zorg, mijn angst. Eensmal, oud meisje. Mijn lief,desondanks.Zou er vanBovenmet net
zo veel liefde naar haargekekenworden?Dat gun ikhaarzo,God,ikweettochdatU van Ine houdt. Meer enzuiverderdanwatiktebiedenheb.
14Mirjam
Mirjam leunt achterover inhaar stoel, degordelmag losgelukkig.Numoet zede restnog loslaten. Het beeld van
die tweemannen,allebeimethunhand in de lucht, enhoeze toen wegliepen, omdat zedachtendatzijnietmeerzouomkijken – ze zal dat nietsnel vergeten. Het stond welgoed,dietweeruggen,alleekhaar vader wel schriel naastJeroen.Ze zullen best met elkaar
overweg kunnen. Jeroen kanmet iedereen opschieten enhaar vader zal Jeroen welmogen. Het idee dat zij deverbindendeschakelistussenhen maakt dat ze moetglimlachen.Maar dan gaat ze weer
verder met loslaten. Elkeseconde wordt de afstand
groter, ze is op weg tussentweepunteninhaarleven.Ditmoet ze zo bewust mogelijkmeemaken. Ze kan alleenzichzelf vinden als zeiedereen en alles loslaat, endat moet in de uren dat zebijnatienkilometerbovenhetaardoppervlak verblijft tochlukken. Er moet ruimte
ontstaanvoordetoekomstendaar heeft ze het verledenvoornodig.Zeheeftdezereiseerder gemaakt. Afscheidnemenishaarnietvreemd.Ze schuift nog iets verder
tegenderugleuning.Hetafscheid.Gelukkigwashetklaarnahetzwaaien.
Delaatstenattekussenvandeopa’s,detranenvanomaenvanmamaenhetkleffevanalleomhelzingen−zehadhetallemaaldoorstaan.Leukwashetniet,wantjevroegjeafofhetplanwelgoedwasalserzoveelmensenverdrietigvanwerden.
MaarnietiedereenkonzozijnalsopaDaan.Vanmorgenvroegwasernogwelgelachen,aandeontbijttafelbijopaDaan,wantdiewistjealtijdteverrassenenblijtemaken.OpaDaan,diedevadervanpapawas,gafjedingenomovernate
denken.Injehoofdkonjegelukkigheelveelmeenemen,enhoezwaaroflichtdatwas,maaktenietuit.OpaDaangingbiddenendankennahunallerlaatsteontbijtenhijhadgezegd:‘Vaderindehemel,verliesuwkinderennietuithet
oogenverbergUnietvoorhen.WantUhebtzelfgezegd:“Opjourustmijnoog.WijhoudenUaanuwwoord.”’Nahetamenhadmamopaeenknuffelgegeven:‘Daarhoudenweonsaanvast,pa.ErisgeenplekterwereldwaarGod
onbereikbaarvooronsisenHijzietonsookoveralwaarwezijn.Ikziealleenzotegendievliegreisop.’‘Tijdenshetvliegenishetjuisteenmakkie,’hadMirjamgeroepen,‘wantwevliegentochgewoondwarsdoordehemel!’Endaarhaddenzeom
gelachen.Vooralomdatopaheeltevredenzei:‘Zo,danhorenjulliehetooknogeensvanmijnkleindochter!Julliekunnenmetvertrouwenopreis,wantvanhetopstijgentothetlanden,dathelestuk,vliegenjulliedwarsdoordehemel.’
Zehadbijhetopstijgenmamshandvastgehouden,nietomdatzijzelfbangwas,maaromdatmammeteenwitgezichtendichteogenzat.Aanhaaranderekantzatpapa,bijhetraampje.Alshijietszagzouhijwelwaarschuwen.Hetkon
zomaar,wantzewarenalbovendewolken.Zezougoedopletten.Maartoenzewakkerwerd,warenzenetgelandenzewaseenbeetjedwars,omdatzehetkoudhadenzoraargeslapenhad.Envooralomdatzeallesgemisthadblijkbaar.
‘Hebbenjulliehetwelgezien?’‘Nietgezien,maarwelgevoeld,’zeihaarmoeder.Zezouwelnietliegen,wantzekeekergblij.MaarMirjamhadhetlieverzelfgevoeld.
Ze had op aanraden van
Jeroen een stoel aan hetgangpad gevraagd, danhoefde ze niemand lastig tevallen als ze wilde opstaanom haar benen te strekken.Naast haar zit een oudeIndonesische vrouw, die methaar dochter naar Jakartavliegt.‘Familiebezoek,ikkanhet nu nog doen en gelukkig
samen met mijn dochter.Maarmisschienweldelaatstekeer, ik word volgendemaand zesentachtig, dus ja!Vindt u het niet vreselijk,zo’nlangereisinuweentje?’Zeschudthaarhoofd.‘O, u bent het misschien
gewend.’Ze kijkt naar haar handen
die ongewoon rustig in haarschoot liggen. Ze hebbenniets te doen en hebben zichblijkbaar aan de situatieovergegeven. En onder diehanden,binneninhaar,groeiteen levend iets: een mens inwording. Ze is haar heleleven nog niet zo hettegenovergestelde van alleen
geweest.Zeheeftgeenbehoefteom
ietstedoenoftelezen.Hetismaar eenpaar uur tot aandeeerste overstap in Frankfurt.Hetisgewoonergprettigomhelemaal stil te worden enalleen maar tot steedshetzelfde besef te komen: ikbenonderwegnaarRantepao,
ik ga naar Firman. Zelfs dehonderdste keer dat zinnetjealseenzonnestraaldoorhaargedachtenlatenschietengeeftde sensatie van eenverrassing.In Frankfurt gaat het niet
soepel.Erisvertragingenhetwordt niet duidelijkwaar dataanligt.Volgensdeplanning
zou ze twee uur moetenwachten,maar hetwordt vijfuur hangen in een plastickuipstoeltjeofdrentelenlangsde winkeltjes. Zoiets kangebeuren en het heeftweinigzin om je druk te maken,maarhetkosthaarmoeiteomalert en opgewekt te blijven.Als ze voor de vijfde keer
langs de Deutsche Brat-wurst-kiosk loopt en de geurzich aan haar opdringt, moetzehetwel serieusnemendatzenu tochechtmisselijkaanhetwordenis.Eenhalfkopjekoffiemaakt het alleenmaarerger.Zehangteenpoosrondbij de toiletten, maar ze isbang dat ze daar de
mededelingenviadeintercomniet zal horen. Ze gaat dustochmaarweerterugnaardewachtruimtebijdegate,maarer wordt nog druk overlegdaan de balie, hoewel er nuinmiddels toch wat gebeurtbij hetwachtende toestel.Debagage wordt overgeladen.Niet ongeduldig worden!
Waar is die rust van daarnetgebleven? Ze zou tochloslaten? Niemand is op dehoogte van haar komst. Erstaatnergens iemandophaarte wachten, dus zelfs als erdoor de vertraging ietsmisgaatmetdeaansluitingopde vlucht naar Makassar,hoeftzenognietinpaniekte
raken. Ze heeft, ondanksaandringenvanhaarvaderenJeroen, noch Firman nochRadwa ingelicht. Zelfs oomLinanto van de wisma weetniets, maar dat die op elkmoment van de dag of denacht voor haar een bed zalorganiseren, dat weet zehonderdprocentzeker.
Ze gaat ook Jeroen nietbellen,wantdiezalwelindesportschoolzittenenhetslaatecht nergens op hem mee tedelendatervertragingis.Hijkan er ook niets aanveranderen en zij moet ergewoonevenaanwennendatze zelf moet handelen. Ze isdeafgelopen tijdveel teveel
indewattengelegd.Ze ziet dat de oude
Indischedamehaarschoenenheeft uitgedaan en met haarhoofd op haar handtasprobeert te slapen op deharde bank. De dochter legteen vest over haar moedersschoudersenhoofd,zemaaktsussende geluidjes als haar
moeder kreunt dat ze krampheeft. ‘Welke voet, maatje?’‘Mijnlinker,zus.Aduh, snel,hetschietinmijnkuit,meis!’De handen van de dochter
glijdenderuimebroekspijpinopzoeknaarde spierwaarinde knoop zit. ‘Strekken,maatje, je moet het zelfdoen.’Erisgeengênetussen
hen, er wordt gedaan watgedaan moet worden en hetmaakt niet uit dat dit in eenpublieke ruimte gebeurt. Dedochtermasseert geduldig enzegt niet één keer dat haarmoeder moet stoppen metschreeuwenenkreunen.Er komt iemand van het
grondpersoneel vragen of er
eendokternodigis.‘Welnee,hetkomtwelgoed,eenbeetjekramp alleen toch? Het trektwel weer weg.’ De dochterheeft ondanks haar laconiekewoordentochvlekkeninhaarhalsgekregen,zietMirjam.‘Probeert u te gaan staan,
endanalleenuwtenenstevigop de grond drukken.
Daarmee spant u uwkuitspierenendathelpt.’Hetis niets voor haar eigenlijkom zich zomaar ergens meete bemoeien, maar ze gaatnog veel verder. Ze helptsamen met de dochter devrouwovereindenzetdevoetin de juiste stand.Het is eenblotevoet,bruinenrimpelig,
met een hard eeltrandje aande hiel. Hij is warmer danhaar eigen altijd koudehanden. Iemands voet in jehanden houden heeftonmiskenbaar iets intiems.‘Nu duwen. Probeer op uwtenen te gaan staan, al uwgewichterop.Ja,goedzo!’Devrouwleuntophaaren
hangt aan haar dochter en zemaakt nu wel heel veelgeluid. Er blijven meermensen stilstaan om te zienwateraandehandis.Mirjam, geknield op de
grond, kijkt omhoog en zegtnogmaals: ‘Duwen,heelhardduwen.’Ze voelt de hand van de
vrouw steun zoeken op haarhoofd om kracht te zetten.Als een opgedrongen zegenblijft ze die afdruk voelen,ookalsdevrouwzichhijgenden puffend in een stoel heeftlaten vallen. De kramp isweg. ‘Terima kasih banjak!Tuhan memberkati kamu,praise the Lord,’ herhaalt ze
welzeskeer.Enja,danzegtdedochter:
‘Al!Maatje,álnu!’Intussenblijkthetboarden
begonnen, ze kunneneindelijkdoor.Het kan geen toeval zijn
dat ze weer naast elkaarterecht-komen.‘Die koude handen van
haar,’ zegt de vrouw tegenhaar dochter, ‘daar schrokmijnpijnvan.’Mirjam lacht, ze steekt
haarhanduit.Alszenu tochnog een hele nacht naastelkaar zitten, is het wel zoprettigelkaarsnaamteweten.‘Ik ben Lot Liang Yu, en
mijnmoederheetMaudy.Ja,
zij vindt het prettig omgetutoyeerd te worden. Zespreekt niet foutloosNederlands, maar ze maaktgraagcontact.’‘Ik versta haarwel, ik ben
inIndonesiëopgegroeid.’Na de maaltijd wisselen
Lot en Maudy van plaats enin het hoekje bij het
inmiddels geblindeerde raamvaltdeoudevrouwalspoedigin slaap. Mirjam heeft meteen groeiend verlangentoegekeken toen Lot haarmoeder als een kindklaarmaakte voor de nacht.Haar haren werdenlosgemaakt en gekamd, eenkussentje, een plaid, een
pilletje en een zwart brilletjevan gewatteerde stof en totsloteenkus.Zo’n kus waarbij niet
alleendelippenkussen,maarookdeneusmeedoet,zoheelanders dan vluchtig aanrakenenterugtrekken,eenechteik-adem-je-in-kus.Mirjam probeert zich voor
testellendatzezo’nkuszouuitwisselenmethaarmoeder,maar daarbij schiet haarfantasie tekort. Dat gaat nietlukken, een kus van of voorhaarmoeder isgewoonaltijdte vluchtig.Het blijft bij eengroet, het wordt nooit eenervaring.Haarvaderdan?Diezouereengeintjevanmaken,
het als grappig zien. Hij zoueen klapzoen geven of evenbijten, en dat zou hetbederven.EnJeroen?Hetzoute proberen zijn, hij issensitief genoeg om aan tevoelen welk gevoel erbijhoort.BijJeroenzouzo’nkuseenomhelzingwordeneneenander verlangen wakker
maken.Bij Firman, alleen bij hem
zouzo’nkuskunnen,precieszo’nkusdieallesbevestigtennietsvraagt.Ikademjeinenik heb volkomen genoeggegevenenvolkomengenoeggekregen.Ze is onderweg. Hij weet
nog van niets, maar elke
minuut wordt de afstandkleiner. Het toestel vliegt elfkilometer hoog en bijnaduizendkilometerperuur,zehoeft zich nergens voor in tespannen,zehoeftalleenmaarlostelaten.Zehoeftzichnietmeer af te vragen hoe haarmoeder zich voelt, geenvoorstellingtemakenvanhoe
haarvadervanavondbenedenblijftenwaterdangezegdofgezwegenwordt.Zegaatzichniet afvragen welke maaltijdJeroen uit de diepvries heeftgekozen,nietvoorstellenhoehij zat te eten in zijn eentje,ze wil niet weten of hijvanavond inderdaad naar desportschoolisgeweest.Alsze
bij Firman is zal ze eindelijkzichzelf zijn. Ze zal kunnenzeggen: ‘Blijf zoals je bent’en hij zal zeggen: ‘Verandernooit!’‘Je verheugt je op het
weerzien, je straalt helemaal.Zo moet jij altijd kijken.Verteleens:wachter iemandopje?’fluistertLot.
Ze schudt haar hoofd enzegt zacht: ‘Ik ben eencompleteverrassing.’‘Geweldig, droom ermaar
van!’‘Ikvindhetheelbijzonder
hoejemetjemoederomgaat,zo liefdevol. Het ontroerdeme gewoon. Maar wat ga jenudoenalszevannachtweer
krampkrijgt?’Ze lachen samen en Lot
zegt: ‘Keep your fingerscrossed, please, ik heb geenidee. Ik hoop dat de slaappilzijnwerk doet en dat er ooknog een beetjespierverslapperinzit.’Ze maken samen het
gebaar, gekruiste vingers, en
juist op datmoment gaan delichtenuit.Als Lot ook in slaap
gevallen is en niemandmeeropstaat of een stewardessnodig heeft, krijgt ze hetgevoel dat ze als enigepassagier de afstand bewustaflegt. Hoe heeft ze hetverlangen naar Firman al die
jaren zo kunnenbagatelliseren?vraagtzezichaf.Nuisheteengolfdiehaaroptilt,waarmeezenogsnellerdanhetvliegtuigvliegt,maarzomoetheteraldoorgezetenhebben. Is het wakkergeworden en komenbovendrijven door die kuswaarvan ze zojuist getuige
was? Die innigeverbondenheid, dat is precieswat ze al die jaren heeftgemist. Hoe kon het op deachtergrond van haar levenraken, alsof gevoelens teparkeren zijn?Heeft zemaarhalf geleefd, met haar ik-gerichte manier van doen?Vanalles laten liggenofvan
zich afgeschoven, omdat zevoor diepte geen draagvlakvond? Geen bevestiging,omdat ze nooit meer metiemandzoverbondenwasdatzediepersoonkon inademenen het gevoel had dat hetwederzijds was. Half − allesmaarhalfgedaan.Zowasze:ze had een vuur dat wel
oplaaide, maar geen warmtegaf.Ze isopwegnaarFirman!
Het is heel bijzonder dat hetnu juist Jeroen is die hetmogelijkmaakt.Hoe kon hijweten dat ze dat nodig had,terwijl ze dat zelf niet eensbesefte? Ze staat op eenkeerpunt. Er groeit een kind
inhaar enzeheeftgeen ideeof ze daar blij of bang vanmoet worden. Na deontmoetingmetFirmanzalzehetweten.Hoeveeljaargeledenishet
datFirmandezereismaakte?Hij ging terug naar huis,ondanks de teleurstelling vanhaarvaderenhetverdrietvan
haarmoeder.Voor Firman, die met zo
veel verwachtingsvollevreugde naar Nederland wasgehaald, moet het eenbevrijding geweest zijn, dieterugvlucht in het besef dathij niet buiten Toraja konleven en dat hij bij debegrafenis van zijn oma
moestzijn,enookdathijnaarRadwaterugwilde.Zij had hem niet
tegengehouden.Ooit kon ze het blijkbaar,
zichzelf opzijzetten en deanderlatenvoorgaan.Sinds dat moment lukte
hetnietmeer.Hetwasdaarnamet een klap over,
zelfverloochening was haartemoeilijk.Zehadhetnadiekeer niet meer gewaagdzichzelfzotekorttedoen.Nu vliegt ze met een
snelheid van duizendkilometer per uur naar hemtoe. Het schemerdonker vaneen vliegtuig door de nachtkan lijken op de nachtlucht
dietussendebergenhangt,enhet eentonige geronk van demotorenkandoendenkenaanhet gezoem van eeninsectenlegioen.
Hoe vaak heeft ze zich alafgevraagd of Firmangebleven was als zij gezegdhad dat ze hem niet kon
missen?Hoeaanlokkelijkhetookwas omhemonder drukte zetten, ze had het nietgedaan. Het zou niet eerlijkzijn geweest, want als zij opFirmans gemoed werkte, gafhijtoe.Datwasgewoonzo.Dat ze hem losliet, voelt
aandeenekantgoed,alsofzetoch een goede daad op haar
lijstje kan schrijven. Aan deandere kant blijft altijd hetgevoeldatzetekortgedaanis,of zichzelf tekortgedaanheeft. Nu is ze op weg naarhem en dat heeft ze aanJeroentedanken.Jeroenmagzijn goede daad met eendikke plus op zijn lijstjezetten.
En nu ze toch over lijstjeszit te denken: Firman scoortook. Hij gaat zich vrijwilligbegraven in het buitengebiedomdemensen vanMiallo tedienen.Datmagwel invettelettersopzijnlijstje.Maarzijblijftmeteenpaar
vragen zitten: worden goededaden van bovenaf gestuurd
ofopgelegd?Eniserdaneenonzichtbaar verband, zodatdeenegoededaaddeanderemogelijk maakt? Wordengoede daden misschien nietdoormensenbedacht?Als ze die vragen aan
Firman gaat stellen, zal hijoverGodbeginnen.Maardanzal zij hardop zeggen dat ze
niet begrijpt dat God wilwerken met zulkekrakkemikkige, van zichzelfvervulde onnozelaars. Diepaar goeden niet te nagesproken.
De tussenlanding in KualaLumpur is alleen om hetvliegtuigschoontemakenen
dat is wel nodig ook. Het isongelooflijk hoeveel rommelen vuilnis een groep mensenin een halve dag tijd kanveroorzaken.Mirjam is een beetje stijf
geworden van het langezitten. Het is wel prettig omzichevenoptefrissenbijeenechte wasbak met een
bruisende straal koud wateruit dekraan,nahetbehelpenmet het sanitair in hetvliegtuig. In de spiegel kijktze lang naar haar eigengezicht. Dat is zij, Mirjamvan Apeldoorn. Niemandkent haar hier en zij kentniemand. Alle mensen lopenhier kriskras door elkaar,
iedermet een eigen verledenen een eigenbestemming.Erbestaat de kans dat je voorevenneerzaktopeenstoeldienog de lichaamswarmte vaniemand anders draagt en danschietereenhuiveringoverjerugomdatjeineensbeseftdatje het koud had, van dedoorwaakte nacht en doordat
jealleenbent.Het is nu nog maar een
paar uur vliegen totSoekarno-Hatta, deluchthavenvanJakarta.Zodraze daar geland is, zal zeJeroen een sms sturen. Zohebbenzedatafgesproken.Toch zit ze een tijd met
haar telefoon in de hand, ze
tiktberichtjesin,maarwistzeweer.Zeheeft geen ideewatze zeggen wil, het zijnallemaalwoordendienergensopslaan.Goedevluchtgehad,nou en? Niet geslapen, sowhat?Leuke ontmoetingmetstoel 24a en 24b, dat isevenminboeiendalsjeernietbij bent geweest. ‘Ben
verdwaald’, niet doen maar,datispesten.‘Benaleenheeleind weg’, ja, dat is waar,maar is dat grappig ofstupide? En voelt ze zich erprettig bij als ze nu op‘verzenden’ drukt? Wegermee, ze moet niet zokinderachtigdoen.Hetzaldejetlagwelzijn.
Daar komt de crew.Pratenden lachendparaderenmooie mannen en prachtigemeisjes langs, de koffertjesopwielenmakeneenratelendgeluid over de betegeldevloer. Nu zullen ze wel snelweer terug in het toestelmogen.Ze helpt een Chinese
vrouwmethet inklappenvaneen buggy en lacht naar hetkleine kind met de schuineoogjes.Ze biedt aanwat vande bagage te dragen, devrouw schuift dankbaar eentas in haar richting en begintover het onhandige van in jeeentjemeteenpeuteropreis.De vrouw spreekt
Indonesisch en na een paarhaperende zinnen lukt hetMirjam om in diezelfde taalantwoordtegeven.Oké, denkt ze verrast, dat
die woordenschat er nog zit,is niet verkeerd. Ze hadgedacht voorlopig Engels tezullenspreken,nade landingin Jakarta, bij de douane en
aan de balie waar ze eentoeristenvisum moet kopen,maar ze heeft ineens zin omhet in het Indonesisch teproberen. Gewoon als uit-daging.Er is blijkbaar een knop
omgezet.Zeredtzichprima.Ze landen midden in een
enormehoosbuiopSoekarno-
Hatta Airport. Met een forseklap raakt het landingsgesteldegrond.Vandeomgevingisniets te zien door hetregengordijn. Het duurt langvoor de deuren opengaan enzemoeteenpooswachtenbijdebaliewaarhetvisummoetworden uitgeschreven. Hetwachten hoort erbij hier, je
moet niet gaan vergelijken.Voordedouanestaatookeenenorme rij. De helft van deloketten is bemand en evenlater wordt er gewoon nogeen loket gesloten. Zemaaktzich niet druk: zo gaat dathier,erstaatimmersniemandop haar te wachten. Ze gaatzometeeneenpaaruurslapen
inhetairporthotel,daarheeftze via internet een kamergeboekt. Het zal een kortenacht worden, wantmorgenochtend om zes uurvliegt ze door met Lion AirnaarMakassar.Hetiswarmenbenauwdin
de hal, het krioelt van demensen. Verschillende keren
wordtzeaangesproken:‘Taximiss?’ en eenmaal staat eenjongeman behoorlijkopdringerig al met een handophaarkoffer:‘DoYouneedany help?’ Op haar raddeantwoord in zijn eigen taalhadhijnietgerekend,hijlaatmeteen de koffer los. Zewringt zich door de massa
naarbuitenomevendegeur,het lawaai en de kleffevochtigehitteteer-varen.Buiten de hal overvalt de
hitte haar, evenals hetoverweldigende stadsrumoer.Nu heeft ze een verhaal, alzijn het maar een paarwoorden. Temidden van hetgeknetter van motoren en
stank van uitlaatgassen sms’tzeJeroen:‘Ikbener.’Ze krijgt binnen twee
minuten een reactie: ‘Kanniet!Volgensmijn lijstjebenje pas in Jakarta! Waar zitje?’‘Tussendebruinemensen.’
Hetvaltnognieteensmee,dejuiste letters te vinden met
15Mirjam
Een verse fruitshake en dannaar bed! Ze moet echtproberen een paar uur teslapen. Trek in eten heeft ze
toch niet, ze lijkt al welverzadigddoordegeurendiehier met elkaar om devoorrang strijden. Zelfs dezware geur van de duriankomtlangs.Bij de balie van het hotel
regelt ze een taxi voormorgenochtend vroeg. Determinal voor binnenlandse
vluchten is een heel eindverderop. Er zalwel een busgaan, maar het is haar teingewikkeldomuit tevindenwaarenwelke.Het hotel is boven de
aankomsthal en haar kamerbiedt uitzicht op deluchthaven.Het isnogsteedsbedrijvig, er is geen verschil
tussendagennacht.Erkomtgeen enkel geluid van buitendoorhetdikkeglas,maarhetronkenvandeairconditioningisminstenszoirritant.Ze neemt een douche en
kruipt in het grote lits-jumeaux met de supergladgestrekenlakens,hetlijktwel of er met stijfsel is
gewerkt.Als ze op haar rug ligt
loopt haar hoofd volgedachten, een mengelmoesvan herinneringen envoorstellingen.Hoekanzenuzien hoe Jeroen naar zijntelefoon greep toen haarsms’je binnenkwam? Ze ziethaar vader, hoe hij naast
Jeroen stond te zwaaien.Hetbeeld van haar moeder, aantafel met eenkruiswoordpuzzel, duwt zeweg. Ze wil haar niet zieligvinden, ze is ziek. Het isonmacht. Het verdriet en deboosheid om Daniëls doodblijven altijd aanwezig, dielaat ze nooit achter zich.
Misschien is een kindverliezen het ergste wat eenmens kan overkomen.Verdriet verdient respect endaarzijnze,paenzij,dusalruim drieëntwintig jaar meebezig: haar verdrietrespecteren. Het heeft temaken met ontzien, metvrijwaren. Misschien zijn ze
daar te ver in doorgeschoten.Ze weet het niet, ze heeftvaak gedacht dat depsycholoogvoorhaarmoederharder nodig was dan voorhaar,maarnadieeneopnamehad haar moeder alle hulpgeweigerd. Alleen Riannemocht nog komen. Die werdniet gezien als hulpverlener,
die was een vriendin. Daarwaren ze in meegegaan,pushen werkte toch niet!Bovendien heeft een mensrecht op verdriet en er zijndingendienooitovergaan.Zevouwthaarhandenover
haarbuik.Hoe ishetomeenkind te hebben? Wordt hetleven daarmooier van? Vast
wel, maar ook gevaarlijker,ookkwetsbaarder.Waaromiser geen vertedering in haar?Omdatzehetniettoelaat?Ofomdatzehetnietkan?Erwaseenvrachtwagenvolspullenaangekomenvoorhetkindertehuis.Dedozenwarenheellang
onderweggeweest.MetdebootduurdehetiniedergevalzeswekenendaarnahadhetnoglanggeduurdvoordatdedozenvanuitMakassarnaarRantepaomochtenwordenvervoerd.Allesmoestwordeningeklaardbijdedouaneendaardedenzeweken
over.Volgenspapawarenzegewoonheelnieuwsgierig,volgensmamawarenzeookeenbeetjehebberig.Maarvanmiddagwasdevrachtwagenhetterreinopgeredenenjuichendwasmenmethetuitladenbegonnen.JootjeenNico
kwamenhetvertellenenmamlietmeteendeschaalmetterungsuithaarhandenvallen.‘Mirjam,Firman,kom!DespullenuitNederlandzijnereindelijk.Wegaanerheen!’Bijhetkindertehuiswasdeboelondertussen
uitgeladen.DevrachtwagenchauffeurgingjuistruziemakenmetibuAlien.Hijwildegeldvoorhetbrengen,maaribuzeidatzehetbedragdathijnoemdeechtnietkonbetalen.Zoveelgeldhadhetkindertehuisniet.Mamsustedeboelenzeidatde
chauffeurnaarhetkantoorvanpapamoestrijden.Daarzoudenzeweleenoplossingweten.IbuAlienzuchtteopgeluchttoendevrachtautovanhetterreinafhobbelde.‘Terimakasih,ibuIne.Ikwasalbangdathijallesweermeezounemen!Hijvroegveelte
veel.HijkwamvanFlores,datisgeengoedvolk.’‘DatgaatpakWouterweloplossen.Jijhoeftnergensbangvoortezijn.Julliemoetenjuistblijzijn,toch!Kom,wegaanuitpakken!’Allekinderenverdrongenzichronddegrotebergdozen.Erwaseendoos
gevallenenopengegaan,nieuwsgierigtrokkentweemeisjesdekledingeruit.Eenblauwejurkeneentruidieooitwitgeweestwas,maarnueenbeetjegrijzigwasenrafeltjesbijdeboordenhad.Voordetruiwasnietveelbelangstelling,maarde
jurkwasintrek.Hetwasalleendevraagwievandemeisjeshijpaste.‘Datgaanwestraksbekijken.Eerstgaanwedematrassenendedekensnaardeslaapzaalbrengen.’Hetwarenmooiematrassen,bijnanieuwnog.Mamwisttevertellen
datzedievaneenziekenhuisinNederlandgekregenhadden.Firmanzei:‘Maardaarhebbenzezetochjuistzelfnodig?’‘Daarhebbenzealweernieuwegekochtmisschien.Geenidee,maarwijzijnerergblijmee.’Erwarenveeldozenmet
kleren,erwasspeelgoedenerwarendriekinderfietsen.ErgingeengejuichoptoenMirjameenrondjefietste.Iedereenwildehetproberen,wanthetleekheelgemakkelijk.Maardatvielvoordemeestekinderennogweltegen.Alsjenooitopeen
fietsgezetenhebt,moetjevoorzichtigbeginnen.Mirjamwasineenseensoortcircusartiest.Zelfsmamkeekhelemaalblijentrots:‘Datjehetnogkunt,Mirjam!JehadinNederlandzo’nheelkleinfietsjeopvandiedikkebanden...Ennufietsjezo
wegopeenveelgrotereterwijljejarenlanggeenfietshebtaangeraakt.’‘Magikdezemeenemennaaronshuis?’bedeldeMirjam,maardaarwildemamnietvanweten.‘Geendenkenaan,meis,ditfietsjeisvoordekinderenhier.Enalsjijhierbent,
danmagjehetlenen.’‘Nou,zeg!Maarniemandkanhethier!’mokteze.‘Jijgaathethunleren,toch?’Erwaseengrootpakketdatwelvoorhenbestemdwas,wanterstondmetgrotelettersophetkarton:Fam.VanApeldoorn,
Rantepao.Toenpapadevolgendedaghetpakmeteengeleendehandkarnaarhunhuishadgebracht,washetinéénklapfeest.Mamawaszogelukkig!Zehoefdediedaghelemaalnietovertegeven,zehadkleurophaarwangenenhaarhaar
zatwarrig,maardatstondhaarjuistzogoed.‘Maarwatishet?Watmoetenwemetdieplankenenzo?’vroegMirjam.‘Dieplankenzijnvanhetledikantjewaarinjijhebtgelegentoenjeeenbabywas.Enindiedozenzittenluiersenheelkleine
kleertjes,envandezelapstofmaakiknieuwegordijntjesvoorhetbedje.O,watbenikblijdatheteris.’‘Ikzeitochdatjejegeenzorgenhoefdetemaken!’lachtepapa.‘MaarMirjamkwamookeerderdanverwachtenik
hebgraagallesinorde.’Hetgingoverdebabydieinmama’sbuikgroeide.Mirjamwistdatalmaanden,maarsomsvergatzehetweereenbeetjeomdathetzolangduurde.Eerstwaszedusheelblijgeweestendatwaszenunogwel,maar
tocheenbeetjeminderomdathetsomsnietzogoedgingmetmam.Danhuildemamenzelagvaakopbed,enalleleukedingendieMirjamverzonkondennietdoorgaanomdatmamheelvoorzichtigmoestzijnvoordebaby,wantdiegroeide
nietzogoedalszoumoeten,zeidedoktervanhetElimZiekenhuis.Maarnudespullenerwaren,zouhetmetdebabyookwelgoedkomen.Alsiedereenzoblijwas,moesthetwelinordekomen.Firmanstondtegendetafelgeleund,terwijlmamenzij
stapeltjesmaaktenvanpiepkleinehemdjesentruitjes.Erwaseenheledoosmetwittetheedoeken,maardatwarendusluiers.Erwarenkleinegelesokjes,dooreenonbekendeomagehaakt,metpompoentjesaanhetkoordje.Diewarenwel
heelschattig.‘Hoeveelbaby’skrijgenjullieeigenlijk?’vroegFirman.Enhijsnapteechtnietwaaromzezomoestenlachen.‘Ach,lieverd,’zeimam,toenzeuitgelachenwas,‘ééngezondkindje,hopelijk.’
Dat was niet zo. Daniël wasgeen gezond kindje. Nietswilde goed gaan, omdat eriets mis was met zijn hartje.De angst dat het zomaar konstoppen met kloppen wastwee jaar lang de hoofdmootvanhunbestaangeweest.Dieangst was altijd aanwezig,
zelfsalsjeernietaandacht.Heeft ze daarom geen
verlangen naar een eigenkind?Alsereengedachteaande groeiende foetus in haaropkomt,gaathetoverJeroenskind. Niet over het hare.Jeroen als vader, dat zal welgoedzitten,daarheeftzewelvertrouwen in. En juist hij
weet nog van niets. Dat isnietzoalshethoort,maarhoekan ze zijn blijdschapverdragen als ze zelf nietweet of ze blij is? Ze moeteerst zelf zover zijn. Meerdan honderd procent zal zemoetenhebben,wanterkomtooknogeenmomentwaaropze het tegen haar moeder
moetvertellen.Ze zou moeten slapen, ze
heeftmaar eenpaaruur.Eenslaappil nemen durft ze niet,dan slaapt ze veel te vast enhoort ze de wekservice niet.Wat kan ze doen zodat allegedachten en beeldenvervagen, en ze blanco enonschuldig wordt? Hoe kan
zewordenzoalseenkind,datuithandengeeftwattezwaaris? Hoe kan ze vertrouwenhebbenindetoekomst?Wat zou God denken als
Hij haar hoort: Wat moet Ikmet je? Of: Dacht je dat hetzo gemakkelijk was, MirjamvanApeldoorn?Dewekservicewasnietnodig
geweest: half vier wijst hetklokje naast haar bed als zewakkerwordt.Bij het opstaan overvalt
haar een golf vanmisselijkheid. Ze hangt eenpoos boven dewasbak,maarer komt niets. Dat kan ookhaastniet:zeheeftgisterenzoweinig gegeten. Een lauwe
douchehelpteenbeetje,maarhelemaal over gaat het niet.In de zaal waar het ontbijtgeserveerd wordt, hangen zoveel geuren dat ze zichafvraagt of het welmisselijkheid is. Dan zoudendie geuren haar toch moetentegenstaanendatisgeenszinshet geval. Ze loopt langs de
rechauds waar de warmedamp van hetwater slaat. Eris een keur aan vlees-, vis-,ei- en tahoegerechten. Rijst,mie en mihoen en eencompleet fruitbuffet, om vieruur ’s nachts − het isongelooflijk. Het lijkt haarwijs zich tot wat mihoen, eien fruit te beperken, maar
eigenlijkzouzehaarbordwelwillen volladen. Van de kopkoffie tot besluit geniet zemetkleineteugjes,alwashetalleen al omdat die wordtaangeprezen als de echteTorajakoffie.Zeknaptopvanhetetenen
alszeeven lateraandebaliehaar rekening voldaan heeft
enopeenescortwacht, iszehet lamlendige gevoelhelemaal kwijt. Er stroomteen nieuwe vitaliteit doorhaar heen, precies wat zenodig heeft. De escort blijkteen jongen. Maar hij isverdraaid handig in hetbesturen van een busje, duszal hij misschien toch wel
ouderzijndanhijeruitziet.De binnenlandse vluchten
vertrekken vanaf terminaldrieendielijktwelhelemaalaan de andere kant vanJakarta te zijn. Ze wordt ereen beetje ongerust van: zover bij het internationalevliegveld kan het toch nietzijn?Wordtermetopzeteen
lange rit van gemaakt? Eengesprek met de jongen wilniet echt lukken. Op haarvraagwaaromhetzoverisenhoelang het nog duurt, krijgtze antwoorden over deverkeersdrukte en de file. Ja,daar staan ze intussenmiddenin: het spitsuur begintinJakartametzonsopkomst.
Nudachtzezogoedoptijdte zijn, maar als zeuiteindelijk uit het taxibusjespringtende jongeneen fiksaantal rupia in zijn handdrukt, is de tijd om in techeckenalverstreken.Terminal drie is een
enormehalwaarinjeoverdehoofdenkunt lopen, zodruk.
Het is onduidelijk aan welkebalie ze moet zijn, nergensziet ze een bordje met hetembleem van Lion Air.Grondpersoneel is niet tevinden en de overigepassagierssturenhaarvanhotnaar her, als ze al op haarvraag willen ingaan. Hetduurt niet lang of het zweet
gutst van haar lichaam, allesplaktenbijhaar slapenvoeltze haar hart bonzen. Als datmaargeenmigrainewordt…Uiteindelijkvindtzeachter
een half dichtgeschovenluikje een grondstewardessdie met haar hoofd op haararmen ligt te slapen.Mirjamschuifthet luikjeverderopen
en tikt net zo lang op hetdonkere haar tot het meisjehaar slaperige gezicht laatzien.Mirjamsvingerwijstophet printje dat ze onder deneus van het meisje houdt.Jakarta – Ujung Pandang,vluchtnummer 368, vertrek6.00uur.Het meisje schuift het
papier weg, maar Mirjamhoudtvol.‘Welkebalie?’Zeweethetblijkbaar toch,
want met een traag gebaargrijptzeeenpenenschrijftinde rechterbovenhoek ‘23’.Mirjam bedankt, maar zeschudt ongeïnteresseerd haarhoofdenzegt: ‘You are late,miss, the office is already
closednow.’Erschietpeper inMirjams
bloed: ‘Dat zullen we nogweleenszien!’zegtze,terwijlzezichzonderexcusesdwarsdoor de rijen wachtendemensen dringt in de richtingvanbalie23.Daar ritst een oudere man
netzijnlaptoptasdichtenwil
vertrekken. Nu even aardigdoen, weet Mirjam, want zezalhemzovermoetenkrijgendat hij toch haar bagageinneemt en nog eenboardingpasgaatregelen.‘Mister! Wait a moment
please,you’re fromLionAir.Flight368,sixo’clock?’Gelukkig, hij wacht even
tot ze hijgend bij de balie isen als ze nog eens op haarallervriendelijkst ‘alstublieft’heeft geroepen, haalt hij meteen toegeeflijke glimlach delaptop weer uit zijn tas.Terwijl de laptop opstart,kijkthijopzijnhorloge,trekteenmobiele telefoon uit zijnzakentoetstsneleennummer
in. Mirjam zucht opgelucht,ze wordt aangemeld en danzullenzewelophaarwachtenbijdegate.Erkomteenmandie haar bagage van de bandgrist, op een kar gooit en invollevaartwegrijdt.‘Cepat,cepat!’zegtzedus
zelfalvastmaar.Hijknikt,ja,opschieten. Het is een
opluchtingalsdeboardingpasuitdeprinter rolt.Het isnogeenbehoorlijkeafstanddiezehalfrennendzosnelmogelijkaflegt. Warm en bezweetkomt ze aan in dewachtruimte,maardaarblijktdat al die haast toch nietnodig was. Alle passagierszitten nog in de gele
kuipstoeltjes te wachten enhet duurt nog een halfuurvoordat het grondpersoneelverschijnt.Mirjam is wel uitgehijgd
inmiddels,maarzeergertzichaan de forsetranspiratievlekken onderhaar oksels. Toch durft zenietnaardetoilettenverderop
te lopen om zich even op tefrissen en een schoonT-shirtuit haar rolkoffertje tezoeken.DatmoetstraksmaaralszeopHasanuddinAirportis, voor ze naar de bus opzoekgaat.Als de balie opengaat
drommen allemensen in éénkeer naar voren. Er wordt
alleen bij de blankepassagiers uitgebreidgecontroleerd en dat zijn erniet veel op deze vlucht.Twee jongemannen met eenrugzak, die eruitzien alsEuropeanen−datzoudenbesteenslandgenotenkunnenzijn−enzijzelf.Ze heeft een stoel bij het
raam en naast haar zit eenoude man, metPapoeatrekken. Hij zal haarzweetlucht wel niet ruiken,want binnen drie minutensnurkt hij als een os. Zijneigen lijflucht zal trouwensvast de boventoon voeren enzijgaatzichooknergensaanergeren. Dit is een
voorproefje van wat haar tewachten staat, vooral in dehuizen in het buitengebied.Datzalinhetbeginwelevenwennen zijn, maar na eenpaardagenvalthetnietmeerop.Nog een paar uur en ze
landt op Sulawesi, het oudeCelebes, het eiland dat er op
de landkaart uitziet als eenspin met lange poten.Sulawesi Selatan is dezuidwestelijke spinnenpoot,met als bekendstebezienswaardigheid TanaToraja.Achter haar zitten detwee backpackers. Het zijninderdaad Nederlanders, zenemen hun tocht door. Die
zullen, als ze niet eerstMakassar doen, ook wel opzoek gaan naar deopstapplaats van de bus. Zeleuntachterovermetgeslotenogen en hoeft geen enkelemoeite te doen om hetgesprek te volgen. Hetvermaakt en ergert haar. Hetis zo voorspelbaar: alle
bekende namen, elke toeristop weg naar Toraja heefthetzelfde lijstje en dezelfdementaliteit.Londa, de
rotsbegraafplaats, waar jetussen de schedels en debotten loopt, en aan debergwand de galerij mettautaupoppen. ‘Weet je dat
die poppen gelijkenisvertonenmetdeoverledenen?Je zoudaar je opamaar zienzitten!’Lemo, een andere
rotsbegraafplaats,KeteKesu,het oudste tongkonandorp.‘Devormvandiehuizenlijktop een schip. Dat is eeneerbetoonaandevoorouders,
die ooit met een schip overzee naar Toraja gekomenzijn.’Sa’dan, het dorp waar de
mooiste kleden gewevenworden, waar de ouderevrouwen niet meer rechtopkunnen lopen omdat ze hunhele leven zittend in hetweefgetouw hebben
doorgebracht. ‘Daar moet jeafdingen, zegt de reisgids,andersbetaaljeechtteveel!’Sangalla, met het oude
bamboe paleis, en de boomwaarin gestorven baby’swordenbijgezet.‘Datlijktmeminstens zo eng als dieschedelsindiegrotten.’Alleskomtlangs,zezithet
gewoonophaarvingersbijtehouden.Die twee achter haar
makendereisvanhunleven,alles willen ze zien enmeemaken. Vooral hetbijwonenvaneenpestamati,een begrafenisfeest, waaropeen fors aantal varkens enkarbouwen wordt geslacht.
Ze krijgt de neiging over destoelleuning te kijken en zezou zelfs kunnen zeggen datzij dat wel kan regelen. Zeherinnert zich nog goed datblanke toeristen haar vaderook wel aanhielden met devraag of hij wist waar eenpesta mati werd gehouden.Misschien hebben ze nog
geen slaapplaats geregeld,een niet al te dure wismaweet ze ook wel. Maar zedoet het niet, zij gaat voorzichzelf.Zijisgeentoerist,entijdenzinomtegidsenheeftze al helemaal niet. Diejongens redden zich welzonder haar. Het wordt voorhen toch een soort aapjes
kijken.Dat isonvermijdelijk,dat snapt zewel,maaropdeeenofanderemanierdoethethaarzeer.Zij hoeft Toraja niet meer
te ontdekken, ze kent al dieplaatsen die wordengenoemd, ze is overalgeweest.Zeherinnertzichdeaparte atmosfeer in de grot
vanLonda:broeierig, als eendekenomhaarheen,diehaarleek tegen te houden toen zeoverderotsblokkenklom.Zeziet voor zich hoe hetwalmende olielampje grilligeschaduwen liet dansen overde rijen schedels die in derichels lagen te grijnzen. Detautaupoppen,metdekleding
van de overledenen aan, erwaserzelfseenmeteenbril.DievondFirmanhetmooist.Terwijl achter haar het
gesprek zo langzamerhandeen discussie wordt overculturele verschillen enwaarden, kijkt zij naar dewolkenformaties die hierboven de Javazee vaak een
bijzondere vorm hebben.Zoals zij erop kijkt, zijn hetspierwitte bolle reuzen meteen afgeplatte bovenkant,maar ongetwijfeld zal erbenedeneenheftigetropenbuiuit een pikzwarte luchtplenzen.Je positie bepaalt je
perspectief. Het is goed om
dat besef dichtbij te houden.Zo is dat ook bij het kijkennaarandereculturen.Hoor, die gasten achter
haar hebben het nu over deAluk to dolo, devoorouderverering. ‘Het zijntegenwoordig tochgrotendeels christenen, maardeoudegebruikenentradities
blijvengewoonbestaan.Zo’nsamensmelting zie jeeigenlijk niet zo vaak, maarin Tana Toraja schijnt hettocheenbeetjenaastelkaartekunnen.’Mirjam leuntmetgespitste
oren achterover, ze wil welweten wat de ander daaropgaatantwoorden.
‘Weesblij.Daardoorisdiecultuur er tenminste nog!Alleen maar goed. Je kentmijnstandpunt.Ikbenernietvooromvolkenhunidentiteitte ontnemen. Ze hadden watmij betreft meer zendelingenen missionarissen in dekookpot mogen doen. Danhadden de antropologen nog
wattedoengehad.’Erwordtgegrinniktenaan
de geluiden te horen evengestoeid achter haar. Precieswat ze dacht: antropologen,ofmisschienstuderenzenog.Het is goed dat ze geencontact heeft gemaakt, danhad ze ze vast niet meer afkunnenschudden.
De riemen moeten vast,wantdedalingwordtingezet.Onder haar liggen deeilandjes voor de kust vanMakassar,zohierendaarmeteen atol van koraal, datgroengeel oplicht in hetblauw van de zee. Er schieteenbrokinhaarkeel.Nuwilzelandzien.
16Wouter
Het is in het holst van denacht.Ineisalurennaarbed.Ik kon vanavond niet doenalsofikookging,ikkanzelfs
nietevenbijhaarkruipen. Ikwil weten dat Mirjam er is.Dat ze geland is op hetvliegveldvanMakassar.Ik heb het al tien keer
nagerekend.Zelandtdaarom9.30 uur volgens mijngegevens; trek daar zes uurtijdsverschilvanaf,danishet3.30uurhieropmijnklokje.
Ik had natuurlijk tot die tijdgewoon kunnen gaan slapen.EnalszeJeroenbeltofsms’tdan moet ik nog maarafwachten of hij mij meteenmailt.Als hijwijs is, ligt hijgewoon lekker te slapen.Maar ik kan de rust nietvinden.Ikbenalzoveelurenbezigmetcontactmakenmet
Boven.Ik begrijp zo veel dingen
niet.Ik heb ooit gevoeld dat ik
geroepen werd, dat ik moestgaan,dusgingik.Ikheblaterook veel getwijfeld, want ikkannietzogoedinschattenofikdaarietsgoedshebgedaan.Behalve dan dat we Firman
bij ons in huis hebbengenomen. Ja, als ik eenbeslissing moet noemen dievoor beide partijen goedwasen dus aan twee kantenwerkte, dan is het diebeslissing.ToenErnstbijmekwam in mijn werkkamer inhetInstituut−hijhadspeciaaleengesprekaangevraagd,dat
gafaltedenken−toenwistikdatFirmanopmijnpadwerdgezet. Een jochie, een kleineToraja, net zo oud als mijneigen dochter, maarhulpelozer. Als ik terugkijkop onze jaren in Rantepao,dan is Firman een factor vanbelang. Hij is ons alibi. Godin de hemel, hebben we zo
weinig kunnen doen dat weeenalibinodighadden?We gingen toch? We
luisterden toch? We lieteneen rustige, goede gemeentelos en gingen het avontuuraan. We leerden wat er teleren was over uitzending inhet buitenland: ik leerdeauto’sreparerenenIneleerde
haar knippen, alles overwondverzorging, eenslagaderlijke bloedingafbinden. Samen leerden wede taal. We namen onsmeisje, een kleuter nog,meenaar een nieuwe wereld,waarin we zouden vertellenvan het plan dat U metmensen heeft, dat U ons een
nieuwe hemel en een nieuweaardeinhetvooruitzichtstelt.We werden uitgezonden alsmensen met een taak. WegingennaarSulawesi,naardeToraja,waarUaljarenbezigwas om de dodencultus vandetroontestoten.Wegingenvertellendatdedoodniethetbelangrijkste was, dat het
leven zijn hoogtepunt niethadindebegrafenis,maardatereennieuwetoekomstinhetvooruitzicht ligt. Dat wasmijn opdracht, ik zou allesaanpakken wat er op mijnweg kwam. We waren tochmensen van wie Uverwachtingenhad?Hoe kon ik weten wat uw
plan was? Dat weet geenmens. Ik ging gewoon af opmijn intuïtie, ik zou welmerken waar ik nodig was.DedagwaaropguruErnstbijmijkwaminmijnwerkruimtein het Theologisch Instituutwaszo’nmoment.Rantepao,1987
‘PakWouter,ikhebeenjongenontmoetdiehulpnodigheeft.Ikgauzijnverhaalvertellen.’Ikschoofhetcorrectiewerkaandekantenzei:‘Oké,Ernst,ikluister.’‘HetgaatoverFirmanLepongan,eenleerlingvan
eenvandescholeninhetbuitengebied.Hijisnegenjaar.Hijkomtuiteengebrokengezin,zijnomavoedthemop.ZijnvaderisbuschauffeuropdebusdienstMakassar,Rantepao.Firmaniseenkinduiteenkorterelatie.Devaderischristen,de
moederenomahangenhetoudegeloofnogaan.Voordevaderwashetdetweederelatie.Hijhadaleengezinentoenhijspijtkreegishijnaarzijneerstevrouwteruggekeerd.DemoedervanFirmaniseenjaargeledennaarKalimantanvertrokkenom
daarineenluxeresorttegaanwerken.Erzijnveelschulden.OmdatdieopaeenTominaawas−hijstondaanhethoofdvaneentongkonangemeenschap−werdenerdoordefamilieookveelvarkensenkarbouwengegevenbijzijn
begrafenisjarengeleden.Datmaakthetprobleemalleenmaargroter,wantalsernueenvandiegeversbegravenwordtisFirmansomaverplichthetzelfdeaantaldierentegeven.DemoedervanFirmanisdusvanwegedieschuldennaarKalimantan
vertrokkenomzoveelmogelijkgeldteverdienen.Firmaniseenslimmejongen,hijdoetveelvoorzijnnenekenopschoolkanhijgoedmeekomen.Maarhijheeftsindseenaantalmaandeneenzweeronderzijnvoet,diesteedsopnieuwopspeeltendan
heefthijhogekoorts.Alsdebultopenbarst,zaktdekoortsendanlijkthetweerevengoedtegaan.Deoudevrouwmoetvanhetchristendomnietveelhebben.HetwasaleenprobleemomFirmannaardeschoolvanonzeguru’stekrijgen.Zijdenktdatde
voorouders,vooraldegrootvader,zichveronachtzaamdvoelenendaaromsteedsterugkerenomdejongenteplagenmeteennieuwezweer.Firmanisdoordepijnverkeerdgaanlopenomzijnvoetteontzien.Zodoendelijkthijgehandicaptendatwordt
ookweergezienalseenvloekofeenstraf.IkhebmetdenenekgesprokenenbeloofddatFirmangeholpenwordt,alszetoestemminggeeftomdejongennaarRantepaotelatenkomen.Eerstomdezweertelatenverwijdereninhetziekenhuisendaarna
omopnieuwgoedtelerenlopen.Maaralsikdejongeninhetkindertehuisplaats,iserteweinigcontrole,vreesik.Zekervoorwatbetrefthetopnieuwlerenlopen.ZietpakWouterhetprobleem?’Ja,datzagikhelderenookdeoplossingvanhet
probleemhadikmeteeninmijnhoofd,alzeiikdatiknogevenmetmijnvrouwmoestoverleggen.Iktwijfeldegeenmoment.EnIne,mijnIneookniet,ondanksdetweemiskramendiezeachterderughadenondankshetfeitdatzeopdatmoment
opnieuwzwangerwas,metallespanningdiedaarbijhoorde.Zezeimeteen:‘Hetisgoed,Wouter,diejongenheeftonsnodig.’Zowelkomwashij.Alhadhetnogalwatvoetenindeaardevoorzijnomahemloslatenkon.Wehieldenmeteenvan
Firman.Mirjamvooral.Hetverlangennaareenbabybroertjeleekerzelfsdooraftezwakken.Eengrotebroer,datwasprecieswatzealtijdalgewildhad!Hetwaseenjongendiebijhaarpaste,hetwassomsofzeelkaarsgedachtenkondenvangen.
Alsikhensamenzag,waseraltijdeendrieluikaangevoelens:dankbaarheid,verwonderingeneensoortvertederdejaloezie.Erwastussenhengeenverschilvanblankenbruin,erhoefdenietsoverbrugdteworden.Ikzageenstukjenieuwehemelennieuwe
aardealsikdietweezagspelen.
Wat is er veel gebeurd sindsdietijd.Hoelaatishet?Bijnavier uur. Ik roep de beeldenvan Hasanuddin Airport inmijnherinnering.Inonzetijdwasdatnogeensimpelebaanmet een paar houten
gebouwen en eenparkeerplaats met het loketwaar je een ticketkonkopenvoor de bus naar Toraja. Ikheb de laatste dagen hetinternet afgestruind om zogoed mogelijk met Mirjammee te kunnen reizen ingedachten. HasanuddinAirport is nu een luchthaven
van betekenis, heb ik gezien,met de laatste uitbreidingheeft het zichzelf fors op dekaart gezet. Het toestel moetnugelandzijn.Dewarmtedieop je valt en het zout in delucht zo dicht bij zee zullennoghetzelfde zijn.En in eenwarmebrieskomtdevisluchtvan de drogerijen langs de
kust mee. Daar zet Mirjamhaar voet op de grond, ze isterugvanweggeweest.Kom Jeroen, doe me een
plezier en geef me debevestiging.Als je je nu niethebt gemeld, moet ik welconstaterendat jewijzerbentdan ik. Dan slaap je en danleesikhetmorgenwel.
Net als ik wil afsluiten,komthetberichtbinnen.From:JeroenJaarsmaTo:WoutervanApeldoornSubject:MakassarZojuisteensms’jevanMirjamgekregen.
Goedevluchtgehad,bagagewasersnel,nuookeentransportbandhier.Ticketvoordebusgekochtennuwachtenopvertrek.IkprobeeralleTorajadieinstappentwintigjaarjongertemaken,
misschienzitertocheenbekendetussen.Voorjullie,mijntwee‘mannen’:ganumaareensslapen.VanmijhoorjepasweeralsikinRantepaoben.Kuszzenwelterustenallebei.
IkbedankJeroenpermailenikvoelmeopgelucht.Zepakthet goed aan, mijn dochter.Zevraagtopditmomentnietnaar haar moeder. Dus hoefik niet te zeggen dat Ine alseen zwijgend spook door hethuis loopt, ze heeft haarochtendjas niet uitgehad, dehele dag niet. Ik zal Mirjam
later weleens vertellen hoewijhethiergerooidhebben.Het excuus dat Ine liet
horenismisschienzogeknogniet:‘Geendingenmeerdoendie te moeilijk zijn.’ Dat zeizegisteren,toenikhaarvroegwaarom ze niet gewoon meteen kus afscheid kon nemenvan haar dochter en zeggen:
‘Goedereisenkomheelhuidsterug.’ Als dat al temoeilijkwas, dan mag Mirjam ookweleenkeerníetvragen:hoeismama?En dan hoef ik niet te
vertellen dat er naast de fotovanDaniëlsindsvandaageenfotovanMirjamstaat.Het iseen mooie foto, die ze
speciaal heeft laten makenvoor de website van haaradviesbureau. Tegen de fotohebikniets,maarikkannietduidenwatIneermeebedoelt.Loslaten of vasthouden?SindsDaniëlsdoodlopendietweedoorelkaar.Nu daar twee foto’s staan,
is het alsof we het voor wat
Mirjam betreft ook metherinneringen moeten doen.En dat is niet zo. Onzedochter is springlevend,maakt de dingen mee die ikzou willen beleven. Mijnlevenwordtopgetild, inmijngedachten maak ik de reismee. Voor Ine is dat temoeilijk, ze parkeert Mirjam
bijDaniël.Nubeniktochweerbijde
zere plek in mijn hart. Hoebang moet je zijn om je opdiemaniertewillenindekkentegen verlies? Ik moet nogbidden:voorjou,Mirjam,datjeopdezereisvindtwaarnaarjeopzoekbent, envoor jou,mijnIne,datjeooitweerkunt
gaan genieten. Ikweet dat jehet probeert, maar zelfs deperkedelletjes liet je staan,hoewel ze best aardig geluktwaren.Namijngebedloopiknog
evennaardebadkamer en ikziedoorhetbovenlichtvandedeurvanInesslaapkamerdathetlampjenaasthaarbedaan
is.Slaaptzemethetlichtaanof is dat een teken dat zewakkeris?Iktwijfelenhangeven besluiteloos tegen derandvandewasbak.Hetzouhandig zijn als er duidelijkerichtlijnen van Bovenkwamen, zoals bijvoorbeeld:‘Ga!’ Ik zou gaan. Maar ikmoetzelfkiezenenhetrisico
nemendatzezichafwendt,ofdat ze wakker wordt en danhadikbetermeteennaarmijneigenbedindestudeerkamerkunnengaan.Alsikterugloopis het licht uit. Alles isdonker. Ik heb mijn hand alop de deurkruk voor debeslissing genomen is. Ik slahet dekbed open en kruip
achterhaar.Zedrukthaarlijftegen me aan, haar billen inmijn schoot, mijn knieën inhaarknieholten,zopassenweprecies.Endan fluistert ze: ‘Zit ze
indebus?’Ik schiet vol dankbaarheid
voordezeopening.‘Ja,zezitindebusnu.’
17Mirjam
De bus is afgeladen vol, nietzozeer met mensen als welmet goederen. Eerst leek heteen mager ritje te worden
voor de chauffeur,maar toenhij de motor startte kwamener ineens uit alle hoeken engaten nog passagiersaanzetten, met enormehoeveelheden bagage. Hetbagageruim onder de bus isallang vol en wat niet bovenop de bus vastgebonden kanworden, wordt in de bus
opgestapeld, in het gangpaden op de onbezette stoelen.Mirjam verwachtte deNederlanders, maar diekomen niet opdagen. Zijzullen eerst Makassar willenbekijken, Fort Rotterdammisschien.Zeheefteenzitplaatsinhet
midden van de bus en kijkt
rond. Het zou toch kunnendat er bij een van degezichtenineenseennaaminhaargedachtenschoot?Zoophet eerste gezicht lijken deToraja wel op elkaar, quapostuurenlengte.Eenblankesteekt hier al snel boven demassa uit, zelfs zij, die thuistegen de meeste
leeftijdgenoten moetopkijken.Zevraagtzichafofze überhaupt nog gezichtenspontaan zal herkennen, natwintig jaar.Dekinderenvantoenzijnvolwassengewordenen ze weet niet eens allenamen van haar klasgenotenmeer. Misschien komt deherkenning van de andere
kant, enhoortzij ineenshaareigen naam roepen. Ze heefteigenlijk steeds alleengedachtaanhetweerzienmetFirman, maar hoe dichter zebij haar bestemming komthoegroterhetverlangennaaralleseniedereendaarwordt.De bus is trouwens heel
wat comfortabeler dan ze in
haar herinnering had. Er isairco en alle stoelen zijnnogheel.Demuziekzouwelwatzachter mogen, maardaarover heeft ze geenzeggenschap. Dan had zemaar oordopjes moetenmeenemen.Ze vouwt haar trui tot een
kussentjeenprobeertnogwat
teslapen.DeeersteurenrijdtdebusnaarhetnoordenlangsdekusttotParePare,waardegebruikelijke lunchstopgehoudenwordt.DewegnaarPare Pare wordt vernieuwd.Dat houdt in dat ze om depaar honderd meter van hetbeton in een soort grindbakduikenenregelmatigmoetde
bus gebruikmaken vandezelfde baan als hettegemoetkomende verkeer.Elkekeeralshaarogenwillendichtvallen,komterweereenhobbel, een greppel of eenkilometertje losse stenen. Erliggen ook grote rotsblokkentussen, daar moet debuschauffeur omheen
manoeuvreren.Somsmoet ereen passagier in- ofuitstappen,maardechauffeurstopt ook wel om even eenpraatje te maken met deJavaanse wegwerksters. Erzijnveelouderevrouwenbij.Hun gerimpelde gezichtenzijn grijs bestoven van hetstof en gruis dat opwaait als
hetverkeeroptrektindelossestenen.Ookhunkleding lijktallemaal dezelfde kleur tehebben. Ze lopen twee aantwee meter voor meter de tegrote stenen uit de grindbakte sorteren, die worden totpuin gehakt met eenpikhouweel of weggesleeptnaar de zijkant van de weg.
Somszijnerwelzesvrouwenaan een rotsblok aan hettrekken en duwen. Het gruisendekleinerestenenwordenmet een pacol in grotemanden geschept die in deberm worden geleegd. Deomvang van het werk dringtpas echt totMirjam door alsze zich realiseert hoelang de
bus al langs die steenhopenheeftgereden:uren!Enaldiestenen zijn daar gekomenomdat iemand ze schep voorschep heeft verplaatst. Dechauffeur blijkt water televeren aan de vrouwen, naeven onderhandelen tilt hijeen paar kratten met vollepetflessenuithetbagageruim
vandebus.Langs de weg is aan de
linkerkant zo nu en dan dezeetezienenrechtszietzedeeerste rijstvelden met op deachtergrond de blauwigesilhouetten van de bergen inhetbinnenland.Pare Pare komt aan het
beginvandemiddaginzicht.
De bus stopt bij eenrestaurant en iedereen staptuitomwatteeten.Dewarmteovervalt haar na dekunstmatigekoelte indebus,zelfs het briesje van zee isnietverkoelend.Het restaurant heeft een
mooi terras met uitzicht opzeeenvoordekustdobberen
ranke bootjes. Vanuit debootjeswordtnaardebodemgedoken,deduiker ismetdebootverbondenviaeentouw.Als de boot te ver afdrijftzwemtdeduikermetdebootachter zich aan terugnaardejuisteplek.Mirjam vraagt zich af
waarnaar de duikers op zoek
zijn,krabbenofschelpdieren?Zevraagthetaaneenvandebedienden, maar die komtmeteenmet demenukaart, inde verwachting dat ze krabwil eten. Ze schudt haarhoofd,nee,hetlijkthaarbeterom iets simpels en kleins tekiezen. Een omelet metbayem en taugé en een glas
ananassap met kelapa muda.Hetstaatineenmumvantijdvoor haar. Ze eet en drinktmet haar ogen dicht. Diebayem−hetlijktopspinazie,maarietsgrover−hoekrijgenzehetvoorelkaaromhetmetde eieren te bakken en hettochknapperigtehouden?Zevist met een lange plastic
lepel alle stukjes jongeklapper uit haar glas.Kelapamuda is in Nederland in eentoko ook wel te koop, maardan ingevroren in dekokosmelk. Hier is het vers,deze jonge klapper is voorhaargepluktengekraakt,meteen ferme slag van eenparang.ZoalsbuurmanJunus
voor haar deed en misschienzal doen, als hij enbuurvrouw Titi nog inhetzelfde huis wonen.Morgenofovermorgenzalzedaarhaargezichtlatenzien.Nu ze zo dicht bij haar
bestemming is, wordt zesteeds gretiger. Er zullen zoveel draadjes niet afgehecht
blijken, die met een blik ofeenomhelzingweeropgepaktkunnenworden.Het kannietanders dan goed en helendzijn, omdoor te borduren opde merklap van haar leven.Bijhetenepatroonzalernogeen steek ontbreken, hetvolgende patroon zal nogvorm moeten krijgen omdat
zeerdekleurennogbijmoetzoeken. Er moeten dradenwordenafgehechteneriseenlosse draad die hieraangehecht moet gaanworden.Enals allesdanzijnplaats heeft gevonden kan zebeginnenaanderandomhaarmerklap heen. Zou het daneindelijkééngeheelworden?
Waaromwashet contactmetbuurmanJunusenbuurvrouwTitinietgebleven?Hoegoedwas het altijd geweest, hoeontzettend behulpzaam envriendelijk waren ze in alles.Zewoondeninhethuisnaasthen.Huntuinwasveeldieperenliepdoortotaanderivier.
Er was een poort in descheidingsmuur tussen detuinen en via die poort konMirjam bij haar plekjekomen, de grote steen diemiddeninderivierlag.JunusenTitiwerktenallebei inhetElim Ziekenhuis, Junus wastuinman daar. De paviljoensvan het ziekenhuis lagen aan
tuinen en grasvelden enwaren met grotendeelsoverkapte paden onderlingverbonden. Junus moestervoorzorgendatallesgroenbleefindrogetijden,enalsderegentijd aanbrak zorgde hijervoordathetwaterwegkondoor de ondiepe open riolen.Titi was doktersassistente op
de polikliniek. Zou dat nogsteedszozijn?Titiwas erbij toen ze daar
kwamen om Firmans voet telatenbehandelen.
nooit over. Als hij zijn voetstoottevertrokzijngezichtenhijzatvaaktekrabbenaandebult.Alsmamzeihijdatnietmoest doen, zocht hij eenruwe steen of een scherperand en dan wreef hij zijnvoetzool daar tegenaan metsteeds dezelfde beweging.Mam probeerde met trekzalf
de zweer weg te krijgen entwee keer per dag moestFirman in een zoutwaterbadmet zijn voet. Er kwam heelveel viezigheid uit de zweer,alsmam een schoon verbandaanlegde moest ze somsovergeven, zo erg stonk het.Maar alle huismiddeltjeshadden niet geholpen,
tenminste niet echt… Wantnet als de zweer rustig wasgeworden en Firman geenkoorts meer had, begon dejeukopnieuw.Firmanzeidatze misschien nog eenceremonie moesten houdenen wat offeren aan devoorouders, want het gingecht wel de goede kant op.
Maar papa zei dat biddenbeter was. Nou, bidden, datdeden ze wel, hoor. Zehadden zelfs een nieuwcouplet bij hun dankgebedverzonnen, speciaal over devoetvanFirman.Firmanwaserde eerstedageneenbeetjemalu van geweest, verlegen,maarnuhoordehetzingener
gewoon bij. Firman kon echtmooi zingen. Maar ookbidden en zingen had nietgeholpen.Mam had de knoop
doorgehakt: ‘We redden hetniet met huismiddeltjes. Diezweer moet weggesnedenworden.’Erwaseenafspraakin het ziekenhuis gemaakt.
BuurvrouwTiti had geregelddat de beste dokter van hetElim Ziekenhuis de operatiezou uitvoeren. ‘Wat gebeurter dan precies?’ had zenieuwsgierig-griezelendgevraagd.‘De dokter geeft Firman
een spuitje, zodat hij nietsmeervoelt,endanhaalthijde
hele zweer uit Firmansvoetzool.Hijnaaithetwondjedichtenerkomteenverbandom. Firman moet dan eenpaardagenopbedblijvenomzijn voet te laten genezen endaarna mag hij met krukkenvoorzichtigproberentelopen.Als het verband eraf mag,moet hij er voorlopig op
blijvenlettendathijnietmeerop zijn tenen loopt, maargewoon zijn voet platneerzet.’Het klonk mooi. Er moest
iets gebeuren en Firmanprotesteerde niet, maar tochmaakte Mirjams hart raresprongetjes toen ze hetziekenhuis in liepen. Firman
was nog nooit in eenziekenhuis geweest. Hijaarzelde en omdat ze dachtdat hij misschien toch eenbeetje bangwas, gaf ze hemeen hand.Hetwas heel drukdie middag. Overal zatenmensentewachten,somshelefamilies. Door de gangen enover de paden door de
binnentuin werdenetenskarren voortgeduwd enbeddenverplaatst.Beddenopwielen,metenzondermensenerin. Firman zei meteen dathijdatnietwilde, in eenbedrondgereden worden. Hetleek haar juist leuk, maarnatuurlijknietalsjeziekwasofpijnhad.
EerstmoestFirmanwordeningeschreven. Ze liepen naarde balie waarachter eenjongeman alle namen van depatiënten op witte kaartenschreef. Hij schreef heellangzaam en heel mooi. Erlagaleendikkestapelvandiekaarten klaar, als al diemensenvoorhenwarenzaten
zehiernogweleven.‘Even erbij blijven,
Firman! Wat is jegeboortedatum?’‘Ikbennegen,’zeihijsnel.‘Maar je geboortedatum,
welkemaand?’Hij keek verlegen en toen
stuurs, hij gaf zichzelf eenklets tegen zijn hoofd.
Misschien wist hij het wel,maar kon hij het even nietvinden.‘Nenek weet dat, en mijn
moeder ook, ik was nog teklein.’Mirjamvondhetflauwdat
de grote mensen daaromgingen lachen. En Firmanwou wegduiken, maar hij
kreeg een aai van mam overzijn rug, dus bleef hij maarstaan. ‘Geboorteplaats?’vroeg de jongen over hetrandjevanzijnbrilkijkend.‘Onze kampong, bij
Sangkaropi.’ Mirjam zuchtteopgelucht: dat wist hijgelukkig.Nahetinschrijvenmoesten
ze wachten, er werd voormam een stoel gehaald,hoewelalleanderemensenopde grond zaten. ‘Belanda’szijn daar jaloers op,’verontschuldigde mam zich,‘wij kunnen dat nietvolhouden en ik nu zekerniet.’ Ze legde een hand ophaarbuik,demensenknikten
lachend. Iedereen begreepwatzebedoelde,algebruiktemam best nog wel vaak eenverkeerdwoord.‘Is hij uw kebon?’ vroeg
een oude vrouw op Firmanwijzend.‘Mijn hulp? Nee, Firman
woont bij ons, zo lang alsnodigis,tothijweerbeteris.’
‘Pleegzoon?’‘Ja!’De oude vrouw lachtemet
haar tandeloze mond wijdopen en ze klapte in haarhanden.‘Jempolini!’Hetwachtenduurdelang,Firman en zij liepen wat
rond en toen er een groepjemannen en vrouwen in
kraakheldere witte jassenlangsliep, zei Firman: ‘Laterwilikookdokterworden.’‘Datwilikal,Firman!Dat
is mijn plan!’ had zegeprotesteerd.Firman haalde zijn
schouders op. ‘We kunnenbest allebei dokter worden,hoor.Danmag jij de zweren
uit voeten snijden en dan gaikwel kunstbenen en -armenmaken.’‘En toenmijn vader vroeg
ofjelaterookbijhemophetTheologisch Instituut kwamstuderen zei je ja! Je kunttochniettweedingentegelijkdoen!’‘Best wel. Ik wil een
dokter worden die goed deverhalen van Puang Matuakanvertellenofeendomineedie ook zieke mensen kanhelpen.’ZehadhemaanzijnT-shirt
getrokkenenhemtotstilstaangedwongen, omdat ze zelfineens zo verrastwas van degedachte die in haar was
opgekomen. ‘Ha, dat wat jijzegt, Firman, dat is preciesJezus.’Er was verbazing op zijn
gezicht gekomen, maar datwerd uiteindelijk een grotegrijns.Die verdween echter snel
toen de dokter in zijn wittejas ineens zelf naar buiten
kwamenluidriep:‘MevrouwVan Apeldoorn en FirmanLepongan.Komtuverder. IkbendokterPasapan.’Destoelvoormamwerdde
spreekkamer ingedragen. Dedoktergingachterzijnbureauzitten en Firman bleef bij dedeurstaan.IneenzijkamertjewasbuurvrouwTitibezig,ze
legde allerlei verschillendemesjes en pincetten op eenmetalen dienblad. Het geluidvan het neerleggen alleen algaf Mirjam kippenvel. Eerstsprak de dokter met mam,overdebaby inhaarbuikenover haar vermoeidheid. Dedokter knikte en zei dat zemaar even naar het
laboratoriummoest lopenombloed te laten prikken. Hetzou best eens bloedarmoedekunnen zijn waardoor ze zomoewas.‘We komen hier voor
Firman,dokter.Hijwiluzelfhetverhaalwelvertellen.’De dokter wenkte hem
dichterbijenvroeg:‘Hoeben
je aan die wond gekomen,jongen?’Firman verslikte zich van
schrik en moest zo hardhoesten dat de tranen in zijnogen sprongen. Titi kwammeteenglaswater.‘Het was bij het gras
snijden voor het varken opeen dijkje tussen de sawa’s,
ik stapte op iets scherps, erwasmeteenveelbloed.’‘Was het een steen of een
scherf?’‘Datweet ikniet,hetdeed
niet echt heel veel pijn. Ikmerkte dat er van alles aanmijnvoetbleefplakken, toenheb ik mijn voet afgespoeldin het water van de sawa,
waarin ik de vissen zagzwemmen. Het was goedwaterdus,anderszouergeenlevende vis in zitten. Ik hebeen bananenblad om mijnvoet gevouwen envastgeknoopt met een paartaaie stengels, en toen ikthuiskwamwashetbloedenalgestopt.Eerstleekallesgoed,
maarlaterkwamereenbult.’Dokter Pasapan, die met
geslotenogenzatteluisteren,stak zijn hand op: ‘Evenwachten, Firman. Die sawawaardevissenzwommen,datwas schoon water, dacht je?Je was vaker op die plekgeweest?’‘Hetwasonzeeigen sawa.
De vissen groeien er snel enik heb daar nooit slangengezien.’‘Daar wilde ik net naar
vragen ja, je bent daar dusnooit slangen tegengekomen.Ennuoverdewond:kwamenerkleinewormenuit,toendebultvoorheteerstopenging?Of alleen maar vuil? Stonk
het?’Firman haalde zijn
schouders op. ‘Alleenplakkerig spul, ik heb geenwormen gezien toen de bultopenging. Wel jeukt hetsteeds heel erg als de bultweerdikkerisgeworden.’‘Hoelang heb je het al en
hoe vaak is de bult intussen
opengegaan?’Firman aarzelde alsof hij
aan het rekenen was. Toenstak hij een hand op en latertochookdeanderemaar.‘Vijfoftienweken?’‘Ikweethetnietprecies,de
bult is al vijf keeropengebarsten.’‘Oké. Deed het aldoor
pijn? Had je ook koorts?Voeldejejewarmenziek?’‘Hoe dikker de bult wordt
hoe meer pijn. Soms als hetheel erg steekt, maak ik debult zelf open. En dan moetmijnvoet inwarmwatermetzout weken. Maar het komttoch steeds terug. Ook dezwartestinkzalfvantanteIne
heeftnietgeholpen.’‘Kommaareensopdetafel
hierzitten.’De dokter liep naar het
zijkamertje waar Titi was.Daar stond eenonderzoekstafel, hij klopteerop. De dokter keek hoeFirman liep en op de tafelklom. Dat ging best vlot,
maar toch had de dokter hetgezien.‘Je bent al gewend om je
armen te gebruiken in plaatsvanaftezettenmetjebenen.En met je linkerkant doe jenietveel,diewordtcompleetontzien.Jelaatrechtswerkenvoortwee.’Zij deed een stapje naar
vorenomgoedtekunnenzienwat de dokter deed, maarmamtrokhaarterug.‘Nietzodichtbij,evenhierblijven.’Met een snel gebaar greep
de dokter Firmans voet enkneep in de bult. Ze zag hoeereenschokdoorhetlijfvanFirmangingenhoehijineenreflex zijn voet terug wilde
trekken. Maar dat lukte niet.Dedokterpaktedevoetbijdetenen en de hiel en boog devoetzool hol en bol.Ook datdeed erg veel pijn, maarintussen was de bult welopengesprongen. Er droopeengeligstraaltjevochtopdevloer en de spetters zaten opdewittejasvandedokter.
De dokter mompelde ietsenmeteen stondTiti bij hemmet het dienblaadje metallemaalmesjes enpincetten.VoordatFirmanzijnvoetkonterugtrekken, had de doktereen snee in de bult gemaakt.Erkwamnumeergeelvochtenookwatbloed.‘Ik moet het zien, hoor,’
zei ze, de hand van haarmoederwegduwend.‘Kom er maar bij staan,’
zei de dokter terwijl hij naarFirmansvoetbleefkijken.‘Jezult wel ergere dingen in jeleven tegenkomen dan eenbeetje pus en een beetjebloed.’Zegingaandeanderekant
van Firman staan en paktezijn hand, die kletsnat wasvanhetzweet.Toen de dokter klaar was
kwam Titi met jodium enverbandgaasenwerdFirmansvoetstevigverbonden.‘Goedkijken,’ had Titi gezegd,‘want dat kun je maar beteralvastleren.’
Die avond toen ze weerthuis waren en Firmanhangerigvandepijnmetzijnhoofd op de tafel lag, kwambuurman Junus met een stukrubber van een oudeautoband. Hij had daar eenriempje aan vastgemaakt,zodat het rubber als eenzooltje onder Firmans voet
gebonden kon worden, alseen soort schoen. Dan werdhetverbandnietzosnelvies.Maar de eerste dagen konFirman dat nog nietuitproberen.Hijhadveelpijn,maar nooit, echt nooitklaagdehijdaarover.
19Mirjam
De buschauffeur is opgewektlachend in de cabinegesprongen en start de bus.Iedereenbegrijptdewenken
de stoelen wordenachteruitgeschoven, derekeningen betaald. AlsMirjamnaarhaarplaatsloopt,iserevenoogcontactmeteenvrouw. Ze knikt en ze krijgteen glimlach terug. Het zouzomaar kunnen dat zeherkendwordt,maar bij haarwil het kwartje niet vallen.
Het is een Torajavrouw vanmiddelbare leeftijd, ze moettussendetwintigendedertiggeweest zijn toen. Misschieniemand uit de kerk? Inhoeverre lijkt zij nog op hetkindvandestijds?Na Pare Pare gaat de weg
landinwaarts, de bergen in.De weg is beter danMirjam
in herinnering had, al wordtze zo nu en dan wel flinkdoorelkaargeschud.Ookaande smalle stukken is ietsgedaan. Ze rijden niet meerzoheelergaanhet randjeener zijn zo hier en daarpasseerplekken gemaakt,maar veel verkeer is er niet.Meest brommers en scooters
en zo nu en dan eenvrachtautohoogopgetastmetallerlei goederen, en dan iszo’n passeerplekwel handig.Bijeenscherpebochtmoetenzeeentijdwachtenomdateenaanhanger metbouwmaterialen de helft vande lading heeft verloren. Debuschauffeur gaat
poolshoogte nemen en metzijn handen in zijnbroekzakken aanwijzingenroepen.Hetduurteenhalfuurvoor de weg weer vrij is enMirjam,dieoverderandvande weg de diepte in kijkt,moetwel eenkeerofdriedegedachte aan eenlosschietende handrem
wegdrukken. Als de buseindelijk weer verder kan,zakt hij bij het starten ietsterug richting ravijn voor debandenweer grip op deweghebben. Aan het gegil omhaarheen is temerkendatermeer mensen bang zijn. Ergebeurt bijna nooit eenongelukmeteenbus, stelt ze
zichzelf gerust, dezechauffeurs weten echt welwat ze doen, ze kennen deweg en de bus. Als ze zichverderop opnieuw metingehoudenademaandestoelvastklamptomdatereenstukweg is afgebrokkeld door deregenval, dwingt ze zichzelfeen poosje met haar ogen
dicht te zitten. Ondanks dathaar hoofd regelmatig meteen klap tegen het raambonst,slaaptzeeenuurtje.Zewordt wakker als de bus bijhet uitzichtpunt Enrekangstopt. Daar is een restaurantannex winkel, debuspassagiers hebbenallemaalhaastomnaarbuiten
tekomenenvoordetoilettenishetlangwachten.Mirjam loopt door naar de
achterkantvanhet restaurant,waar het uitzicht op eenbijzondere bergformatie is.Ze heeft dit eerder gezien,maar als kind had ze geenoog voor de geheimzinnigeschoonheidvanditlandschap.
Nu ontroert het haar, hetmaakt haar stil. Ze leunttegen de balustrade en nietalleen haar ogen lijkenonverzadigbaar. Het is alsofzekijktmetalhaarzintuigen.Een man uit de bus komtnaasthaarstaanenwilhaaringebroken Engels gaanuitleggenwatzeziet.Maarze
wil het niet uitgelegd krijgenen zeker niet als ze deondertoon van lust in zijnstem herkent. ‘Terima kasih,oom,ikweethet, ikwashiereerder.’Demandruiptaf.Zekrijgt
de indrukdathijzich te jongvindt om door haar oomgenoemdteworden,maardat
was tactiek. Ze wil niet uiteen mannenmond horen datdeze heuvels precies devormen hebben van deschaamstreekvaneenvrouw.Detoonvanzijnstemzouhetwonderbederven.Hetisvoorhaar mooier zonder erotiek,het is een stukje schepping.De hand die met sterren
strooide,diedezeebedwong,die hand maakte hier deillustratiebijhoeHijzichhetvoortbestaanvandemenshadvoorgesteld: demoederschoot. Tussen tweeuitlopers van het gebergteplooien zich rimpels in debodem, buitensteschaamlippen, en, kleiner, de
binnenste schaamlippen. Decontouren zijn zo duidelijkomdat de begroeiing uit eensoortmos lijkt te bestaan, erzijn geen bomen of struikendiedewelvingenverdoezelenof verbergen.Het is open enop een mooie manier ergnaakt.Zestaataldietijdmethaar
handophaarbuik.Nulaatzeze toe, de gedachten aanwatdaargroeit.Hetbloedkloptinhaarhalsenruistinhaaroren,er trekteensoortblozenoverhaar hele lijf. Het is geenklompje cellen meer, maareenkind!Wat zou ze graag daar
benedenzijn,daarlopennaar
het donkerste gedeelte, daarmoet een grot zijn, toch? Oflijkthetalleenmaardatjezode berg in kunt gaan, eengang naar het binnenste vandeaarde?Woordenwelleninhaar op: oorsprong, begin,wording en weer dat woordschepping. Er is Iemand diedit heeft bedacht. Er is
Iemand die alles bedenkt, erisnietswatnietdoorHem isbedacht.AlsdatzoiszietHijhaar hier staan, ziet Hij hensamen hier staan. Ze druktzich tegen de rand van debalustrade, ze zou ietswillenvoelen nu. Eenschommelingetje, eenvlindertje, het wapperen van
ietswatnoggroeienmoet.Zesmelt haast van ontroering.Zo gelukkig is ze nog nooitgeweest,zodichtbijalleswatgoed en wonderlijk tegelijkis.Haar vader zou nu naast
haar moeten staan, denkt ze,en daarna doet het bijnaletterlijk pijn vanbinnen van
verlangen: Jeroen, Jeroen,Jeroen, hoe kan ik dit ooitmetjedelen?‘Miss,’ zegt een stem
achterhaar,‘miss,yourtea!’Oja,zehadtheebestelden
ze moet ook nog naar hettoilet voordat ze weerverdergaan. Het is de vrouwuit de bus, die zemeende te
herkennen.Zezitaantafelhethardedrogeschilletjevaneenbruine vrucht te peuteren.‘Salak!’ De herinnering aande aparte wrange smaakmaakt dat Mirjam moetslikken. De vrouw lacht enschuift even later een partjenaarhaartoe.‘Please,miss!’‘Terimakasih!’Erloopteen
aangename rilling overMirjams rug als ze haartanden in het knapperigewittevruchtvleeszet.‘Dithebiktwintigjaarniet
geproefd!’De vrouw knikt en lacht.
‘U lijkt op uw moeder, ibuIne. Die lieve vrouw, hoe ishetmethaar?’
Ze is herkend vanwege degelijkenis met haar moeder!Aandiemogelijkheidheeftzeniet gedacht. De mensen inRantepao zouden haaraanspreken op haar vader,bapakWouterzoudepersoonzijndiemenzichherinnerde.Naar hem zouden ze vragen.Zehadnooitgedachtdathaar
moeder het eerst genoemdzouworden.‘Zemaakthetgoedenook
met mijn vader is allesprima.’ Het is gemakkelijkgezegd, al is het bezijden dewaarheid. ‘Maarwie bent u?Ik dacht zojuist al dat ik ietsbekends zag,maar een naamwil me niet te binnen
schieten.’Het blijkt de schoonzus
van ibu Fien, hun vroegerehulp, tezijn:Clara,getrouwdmet Petrus, Fientjes jongstebroer. Nu het contact gelegdis praat ze honderduit. Ach,wat zal Fien blij zijn! Maarwaarom is ze alleengekomen? Haar ouders
zouden immers ook zo vanhartewelkomzijn.Ja, dat weet ze wel,
daaraanwordtnietgetwijfeld.Gelukkig hebben ze hier eenwoord dat altijd goed is:‘Belum,’ dat letterlijk ‘nogniet’ betekent, maar het pastook bij elke soort vanverlegenheid.
IndebusweetClarahetzote regelendatzenaastelkaarkunnen zitten om verder tepraten. Hoe lang blijft ze enheeft ze al een slaapplekgeregeld?‘OomLinanto zal nogwel
eenbedoverhebbentoch?’Hetgezicht tegenoverhaar
betrekt: ‘Linanto is
overleden. Weten jullie datniet?’Oom Linanto dood? Het
geeftineenshetgevoeldatzewel heel gemakkelijk op reisis gegaan. Ze heeftaangenomen dat alles bij hetoudewas,alsofergeenkleinetwintigjaartussenzit.‘Je kunt wel bij ons,
Mirjam! Wij hebben plaatsgenoeg. Of bij Fien. Die zalhetookheerlijkvindenals jebijhaarwilt logeren,alheeftzenietzoveelruimtenuhaardochter met de kinderen bijhaarinwoont.’Ze schudt haar hoofd. Het
is liefengoedbedoeld,maarvoor haar veel te onvrij. Ze
weet zeker dat ze daar spijtvan gaat krijgen. ‘De wismavanoom,diebestaattochnogwel? Wie van de jongensheefthemovergenomen?’‘Ja, de wisma bestaat nog
en draait heel goed, want erkomen ieder jaar meertoeristen.Agus, demiddelstezoon, is nu de baas. Ken je
dienog?Hijis,denkik,maareenpaarjaarouderjij.’De naam Agus zegt haar
nog wel iets, maar eengezicht heeft ze er nietmeerbij. Clara knikt en voor dezoveelste keer zeggen ze:‘Twintigjaar!’‘Jullie gingen hier zo
verdrietig weg. Wij moesten
eromhuilen:veelteveelpijnom die kleine jongen. JouwmoederwastoenzekwamdemooistevrouwvanRantepao.Iedereen keek haar na. Toenzeweggingwaszenogmaarzo!’Clarasteekthaarpinkindeluchtenblaastertegen.Mirjam maakt een
hulpeloos gebaar. ‘Ja, mijn
moeder… Het ging hier nietmeer.Wemoestenwelterug,mijnvaderhadgeenkeus.’‘Weet je dat Fien nog
steeds voor het graf van jebroertjezorgt?’‘Echt waar? Ik was bang
datikhetnietmeerterugzoukunnenvinden.’‘Julliezijnaltijdheelgoed
voorFiengeweestennuiszegoedvoorjullie.Zohoortdattoch?’‘Ik zal haar opzoeken
zodra ik een beetje uitgerustben.Woont ze nog steeds inhetzelfdehuis?’‘Nog steeds. Ze zal blij
zijn.Magikhaarvertellendatjekomt?’
Mirjam knikt. De bushobbelt juist door een diepekuilenevenwordenzetegenelkaargeslingerd.DegeurdieopstijgtuitClara’skleding isoudvertrouwd:eenvleugvanrook,knoflookenvis.Geurendie horen bij Rantepao. Zelachen naar elkaar enhervindenhunevenwicht.
‘Je bent ons nietvergeten!’.‘Hoe zou ik jullie kunnen
vergeten, Clara? Ik ben bijjullieopgegroeid.Ikweetwatikhebachtergelaten.’Lieve ogen heeft Clara.
‘Wat zal Fien blij zijn!Iedereenzalblijzijn!’Nu is het lijfelijke contact
nietomdatzedoorhetslechtewegdek tegen elkaar wordengeduwd, voor even voelt zede zachte wang van Clarategenhaargezicht.Doorhaarhoofd schiet een flits van desnuffelkus die haar in hetvliegtuig zo ontroerde. Vandatkaliberisdezeomhelzingniet, maar altijd nog beter,
veel beter dan de nepkussendie ze met haar moederuitwisselt.‘Verlangde je naar ons,
Mirjam?’‘Saya,kangen,ibuClara!’De volgende uren komt ze
dichterbijRantepao,letterlijkdoordat de bus de kilometersover het ongelijke wegdek
wegvreet,maarookfiguurlijkdoordat er veel te vragen enveel te vertellen is. Ze hoeftmaareennaamtenoemenenClaravertelt.Als de buschauffeur vaart
minderten,naarhetzichlaataanzien speciaal voor haaromdat er verder geen toeristindebustebekennenis,gaat
omroepen dat de grens vanTana Toraja is bereikt, valthet gesprek even stil en isMirjam voor even hetmiddelpunt van de bus.Natuurlijk kijkt ze naarbuiten.De bus rijdt een overde weg gebouwdetoegangspoort door, waarnaer wat plastic bloemen in de
berm geprikt staan. Bij eenvan de eerste huizen is eensoort familiebijeenkomst aande gang, de mensen staandaar op van hun stoelen enbeginnen te zwaaien. Hetslaat helemaal nergens op,houdtMirjamzichvoor,maarontroerend is het wel. Zehoeft niet overal een reden
voor te vinden, ze hoeft hierniet voor alles een alibi tehebben, ze wil niet geleefdworden, ze wil gewoonleven…Tana Toraja…Ze iser.Nu komen ze op bekend
terrein.Evenlaterrijdenzedebebouwing van Makale in.Hetisveelgroterdaninhaar
herinnering, maar telkens alsze zich afvraagtwaar ze zijnkomt er weer eenherkenningspunt: eenkruising, een bocht, eengebouwofeen landschapdathaarbekendvoorkomt.Inhetcentrum vanMakale rijdt debus langzaam het rondjelangs de vijvermet hetmeer
dan manshoge beeld van deTorajastrijder in het midden.Ze kijkt naar het stoere lijf,dat model staat voor deeigenheid, de dapperheid, detraditie en de trouw van hetTorajavolk. Ze zou onderwoorden willen brengenwaaromhet haar zo eigen is.Je zou het een soort verzet
tegenelkeanderemaniervanleven kunnen noemen. Hoekanhettochdatdieachtjarenhier haar zo hebbengevormd? Ze heeft geendruppel Torajabloed, ze ishiernietgeboren,entochligthier haar hart. Hier was zegelukkigensindshunvertrekis ze altijd op zoek geweest
naar dit gevoel van ergensthuishoren.‘Wat is er, ben je moe?’
vraagt Clara. Mirjamglimlacht en haalt haarschoudersop.Tussen Makale en
Rantepao moet de bus vakerstoppen om mensen te latenuitstappen. Soms duurt het
eentijdjevoordebagagevande betreffende passagiersbovenwaterkomtenmoetdelaadruimte van de bus eersthalf uitgeladen worden vooreen paar kartonnen dozen.Hetheeftgeenzinomjedaardruk om te maken, weetMirjam, maar hoe dichter zebijRantepaokomthoegroter
het verlangen naar datmoment van uitstappen eninademen wordt. Daarnamaakthetnietmeeruitwatergebeurtenhoehetgebeurt,dewisma van Agus weet elketaxichauffeurtevinden.Het is intussen schemerig
aan het worden; ze realiseertzich dat ze al tien uur in de
bus zit. Voor ze in hetcentrum van Rantepao zijnzal het helemaal donker zijn,deschemeringduurthiernietlang. Als de zon achter debergenisverdwenenkomtdenacht vanuit het oosten overde toppen rollen en is het zodonker.‘MissMirjam,gamaarmet
mij in een taxi, dan breng ikjebijdewismavanAgus.’‘Dat is lief van je, Clara,
maarikkanbestalleen,hoor.Ikweethetnogwel.’‘Ze zullen je afzetten en
het dubbele tarief vragen, jebenteenBelanda!’Mirjam schiet in de lach:
‘Ik betaal voor deze keer
graag het dubbele tarief.Morgen zoek ik wel uit watdekoersvande rupia is.Diepaar dollar meer of mindermaaktmenuevennietuit.’Clara blijft ernstig haar
hoofdschudden.‘Ik ga toch mee, Mirjam,
ookalishetnietnodig,maarikwil dat gewoon. Rantepao
is het dorp van vroeger nietmeer. Er gebeuren ook hierergedingen.’‘Watdan?’‘Erzijnhierdelaatstejaren
veel taxichauffeurs die vanpulau Flores komen. Er isdaargeenwerk,zeggenze.Zekomen hier om geld teverdienen. Zij zijn niet zoals
de Toraja. Er zijn rovers enoplichters bij. Er is vorigemaand een klein meisjeverkracht, door een van hen.Dat kind heeft het maar netoverleefd. Ze werdachtergelaten bij de grotevuilnisbelt achter de pasar.HetiseenvandemeisjesvanEddy Suat − herinner je je
hem nog? Hij heeft zesdochters en dit is de jongste,vijf jaar nog maar. Ze heefttwee weken op de intensivecare gelegen.Het komtnooitmeerhelemaalgoed.Erg,ja?’‘Endedader?’‘De politie heeft op het
nippertje kunnen voorkomendat hij gelyncht werd door
een groep jongemannen.Maar dat was zijn verdiendeloongeweest.Ikmoetzeniet,de mannen van Flores, hetzijn wilden. Ze hebben geenwettenenregels.Watmoetenzehier?Hetzijnheidenen.’‘Maar ze zullen toch niet
allemaalzozijn,Clara?’‘Ik vertrouw er niet één,
dus je kunt zeggen wat jewilt, Mirjam, ik moet wetendatjeveiligbent.’‘Goed, we nemen samen
weleen taxibusje,danbrengtdat eerst mij naar de wismaendaarnajounaarhuis.’De bus is gestopt en
stroomt leeg. De broeierigewarmte van een tropische
stadnaeenregenbuisluitomhaar heen als een plastichandschoen. Dat het zo klefkonvoelenhadzehetniet inhaar herinnering − of is hetvandaag extreemwarm hier?Het zweet lijkt ineens overalvandaan te stromen, in eenpaar minuten tijd is haar T-shirtdoorweekt.
Rantepao, ze is er, maarhier op deze plek herkent zeniets. Misschien was hetbusstation vroeger op eenandere plaats. Ze staat vooreen soort toko waar ticketskunnenwordengekocht,linksstaat een bus met daarop inrodelettersPalopo.Dedeurenstaan open en de chauffeur
ligt op een van de banken teslapen.Rechtsstaateenkleinevrachtwagen,erwordtbagageovergeladen. Het geknettervan brommers,gemotoriseerde becaks enbusjesisoorverdovend.TerwijlClara onderhandelt
met een van detaxichauffeurs,neemtMirjam
de omgeving in zich op. Degidsen die meteen op haarafkwamen heeft ze met eenpaar woorden ontmoedigd.Nee, geen gids nodig, geenhotel, geen vervoer, alles isgeregeld. Ze wijst in derichtingvanClara.Een beetje apart van de
anderen staat een groepje
taxichauffeurs uit Flores bijelkaar, ze wachten tot demensen wel naar hen toemoeten komen omdat deandere busjes vol zitten. Alseen van de lokale chauffeursmetzijnovervollebusjevlaklangshen rijdt, schreeuwthijeen scheldwoord door hetopenraam.Inhetbusjeklinkt
gejoel. De Floresmannenreageren niet, maar er hangttoch een soort dreiging in delucht. Mirjam moet denkenaanhetkleinemeisjevanvijf,en aan het kwaad dat desamenleving beïnvloedt. Derilling over haar rug zou ernietmoetenzijneigenlijk.Zewil hier niet bang of
wantrouwend zijn, zewil hetgevoel van thuiskomenervaren.Als ze naast Clara in het
busje zit en ze door hetcentrumrijden,moetzeeveninClara’s armknijpen als zelangsTokoAbadikomen.Desupermarkt!Wat kwamen zedaar graag en wat was het
heerlijk als er een nieuwevoorraadwesterse of Japanseproducten was aangekomen.Somswaserbijuitzonderingbrood te koop. Een wit klefbaksel,dattezachtentezoetwas,maar tochwatweg hadvan echt brood. Nu kan zezich ondanks de duisternisweeroriënterenenweetzede
weg: na de kruising slaan zede Jalan Diponegoro in endandederdezijstraatlinks.Ze weet het zo zeker, dat
zeverontwaardigdopkijktalsde chauffeur niet afslaat.‘Pesta orang mati, missMirjam! Ik moet omrijden,’roept de chauffeur via deachteruitkijkspiegel en dan
herkentzehem ineens. ‘Arti,hetbroertjevanPutri, ben jijhet!’Zijn open jongensachtige
gezicht splijt in een bredegrijns. ‘Ikwistweldat jemenog zou herkennen, Mirjam!Wat kom je doen? Hoe langblijfje?WeetFirmanervan?’‘Nee, Arti, Firman weet
vanniets.Verrassing!’Nuheeftzetochzijnnaam
genoemd. Daarstraks in hetgesprek met Clara was hetnog niet per se noodzakelijktevertellenwatdeaanleidingwas om te komen. Toenwasverlangen nog het goedewoord, maar nu het zorechtstreeks gevraagd wordt,
kan ze er niet omheen. Eenfelle gloed trekt vanuit haarhals omhoog. Het is dewarmte, maar het is meer,veelmeer.‘Firman is in Palopo,
samen met Radwa, omafscheid te nemen van zijnmoeder, die daartegenwoordig woont. Ik heb
hemafgelopenweekendindekerk nog gesproken. Je weettoch dat hij vertrekt naar deremote area?Volgendeweekal.’‘Ja, dat weet ik. Ik moest
hem nog zien voordat hijgaat.Ikhoopdatikmeekan,hem wegbrengen daarheen.Hij schreef dat hij aan het
afscheid nemen was.Wanneer komt hij terug enweet jeookopwelkedaghijnaar Simbuang vertrekt? Ikwil zo graagmee,maaktmenietuithoe…’Ineens schiet ze vol. Het
geeftniet,wantintussenheeftArti vanaf de andere kant dewisma bereikt. Hij remt en
springt uit het busje om aanhet ijzeren hek te rammelen.Alszezichhersteldheeftzegthij met minder enthousiasmedan ze verwacht had: ‘MeenaarSimbuang?Slechteweg,pas geleden eenaardverschuiving en als hetgeregend heeft staan allekuilen vol water en is het
spiegelglad, daar wil geentaxibusjeheen,miss!’‘Weet ik toch, Arti, maar
misschien kan ik eenbrommer huren? Net als deanderen!’Hijkijktomenneemthaar
op, van haar voeten tot haarhoofd. Die blik zegt genoeg,ze moet lachen. Nee zeggen
of tegenspreken doen Torajaniet snel, maar wie oplet,leestallesuithunmaniervandoen. ‘Vraag het maar aanFirman als hij terug is uitPalopo. Ik denk dat hij in deloop van komende weekvertrekt.Alsjeechtmeewilt,kun je dat het beste regelenop het Theologisch Instituut,
maardatismaandagpasweeropen.’Van onder de balustrade
komt een kleine figuur opblote voeten over hetgrasveldje.Hijlooptmankenzijn witte bermuda lijkt lichtte geven in het donker. Hethek zwaait piepend open.Clara roept vanuit het busje:
‘Ajo, kleine Johnny, eenmooie kamermet uitzicht opdebergen,ja!’entegenhaar:‘Lekker slapen, goeduitrusten. Ik zie je nog toch,meis? Bij Fien, of ergensanders?’Dejongenpakthaarkoffer
uit Arti’s handen en looptvoor haar uit de betegelde
trap op. Hij geeft niet eensantwoordophaarvraagofernogeenkamerbeschikbaaris,hij maakt een gebaar dat zehemkanvolgen.Opdeeersteverdieping is het licht aan inde open ontbijtzaal. Eenjonge moslima maakt deplastic zeiltjes op de tafelsschoon. Vanuit de keuken
klinkt het geluid van eenharde waterstraal in eenemmer. De jongen zet dekoffer neer en roept in derichting van de keuken:‘Oom, oom, er is een gast!Arti heeft haar gebracht. Zeblijftmisschienlang.’Nu staat Agus in het licht
met een natte schort voor en
een dweil in zijn hand. Zijnmond valt open vanverbazing als ze zegt: ‘Agus,herkenjemeniet?Ikbenhet,Mirjam.Hoevaakhebjemijnteenslippersnietgejat?’‘Godzijgeprezen!Mirjam,
jebenthetecht!’Endanlachthijmeemethaarschaterlach.‘Heb je hier nog een bed
voormij?’vraagtzeterwijlzehaar hand uitsteekt. Hij paktdie hand tussen zijn beidenatte handen, ze voelt derimpeltjesvanzijnverweektevingertoppen.‘Natuurlijkhebikeenbed.
Gaevenzitten, ikregelalles,zelfsnieuweteenslippers.Wilje kopi tubruk of iets eten?
Mango?Pisang? Ikan bakar?Zeghetmaar!Ikmaakwatjewilt, al moet ik ervoor opmijnkopgaanstaan.’‘Doemaarwatfruit,Agus.
Ik ben te moe om te eten.Morgen misschien. Eenbeetje fruit en een schoonbed, dan ben ik volkomentevreden.’
Een paar minuten laterstaat er een bord met eenkwart papaja, een waaiermangoschijfjes en een kleinekam pisang susu voor haar.Het gaat allemaal op, hetsmelt op haar tong. Zo heeftzeinjarenenjarennietmeervan fruit genoten. IntussenheeftAgushaar kamerklaar,
de laatste op de galerij,waarvandaan het uitzicht opde bergen het mooist is. Hetschemerlampje brandt, destralen schijnen over hetreliëfvandebiliktussenwandwaarachter de stemmen vanandere gasten klinken. Zemoet even nadenken om deklank te kunnen plaatsen, is
hetNoorsofDeens?Zekomtermorgen bij het ontbijtwelachter.AlsAgusalweeropdedeur heeft geklopt met tweehanddoeken en de vraag ofalles naar wens is, ritst zehaarkofferopenen legthaarpyjama klaar. Ze trekt haardoorgezwete kleren uit envoelt de plezierige rilling
overhaar rugvanblootmaarniet koud. De douche heeftlauw water en het bed isheerlijk strak ingestopt. Zelaathaarpyjamavoorwatdieis en schuift zo tussen delakens. Ze heeft de telefoonin haar hand, maar wil eersteven liggen, de geur van hetvaalbonte veelgewassen
kussensloop opsnuiven: eenvleugje stad, waswater meteen toets van modder, eenochtendje zon, met elkaarglad gestreken door eenouderwets strijkijzer, de geurvan ijzer en roest. Beter kanniet. Ze slaapt voor ze aansms’entoeis.
20Wouter
De zaterdagmiddag is vooreen verpleeghuispastor vaakde stoplap van de week. Erzijn altijd wel een paar
mensen die de hele week opjelijstjehebbengestaan,maaraan wie je niet toegekomenbent.Dan voelt het goed omtoch even op de fiets testappenentedoenwaartoejeje geroepen voelt, al is hetsoms meer voor mijn eigengemoedsrust dan uit wareplichtsbetrachting.
Vandaag is het geen straf.Ik zit bij Jan Stinze, hij isnegentig geworden dezeweek. Altijd is hijakkerbouwer geweest, zijnheldere blauwe ogen hebbenveel ruimte en horizongezien. Zijn grove knokigehanden hebben heel wataardappels enbietengerooid.
Ik hoef niet veel te zeggen.Hijpraatwel.Over zijn kleinkinderen en
achterkleinkinderen, en datzijn hoofd ‘nog goed’ is, datmoet hij ook altijd wel eenpaarkeerzeggen.‘Ja, dominee, als je zeven
kinderenhebtenalles trouwten krijgt weer een eigen
gezin, en die kinderen doenhetzelfde, dan gaat het nogmoeitekostenomzeallemaalopeenfototekrijgen.’Hij gaat krakend staan en
scharrelt naar het ouderwetsedressoir om het fotolijstje tepakken.Ik zit er een tijdje mee in
mijnhanden.Ikherkenalleen
de oudste dochter, die zie ikregelmatigindekerkensomsook wel hier bij haar vader.Derestzegtmeniets,maariklaat me geduldig uitleggenwie bij wie hoort en wie ervolgens zijn optiek trouwgeblevenis.Daarmeebedoelthij zowel trouw aan de kerkals trouw met bezoekjes aan
opa.‘Jekuntzenietvergelijken,
dominee, maar neem noumijnoudstedochter,zijheefthet meeste moeten doenvroeger: meewerken op hetbedrijf, voor mijn vrouwzorgen als die weer in hetkraambed lag, en al diedingen hebben een
verantwoordelijk mens vanhaar gemaakt. Als ik haarvergelijk met de jongstedochter…Diefladderdealtijdmaar overal heen. Die hadelke dag feest, maar of zedaar nu zo veel beter vangeworden is? Je gunt het jekind wel, onbezorgd zijn envrij, maar wat leert ze
daarvan?Zedenktaltijdmaardatzeoveralrechtopheeft,istwee keer gescheiden en nuheeft ze weer een vriend endat loopt ook niet lekker. Zewordt vijfenvijftig, ze isintussen zelf grootmoeder.Waariszenunaaropzoek?’Ik knijp mijn handen
samen en heb eigenlijk
helemaal geen antwoord,maar je kunt als domineemoeilijk blijven zwijgen.‘Geluk?’Hij knikt en haalt dan zijn
schouders op: ‘Of wat zijonder geluk verstaat,dominee. U hebt maar ééndochter,toch?’‘Ja, wij hebben alleen
Mirjam nog maar. Onszoontje is overleden toen hijtweejaarwas.’‘Ja,daarhebtuhetweleens
overgehadineendiensthier.Daarwarenwevanonderdeindruk. U zat toch in hetbuitenland?’‘Ja, in Rantepao, dat is in
Indonesië.We zijn daar acht
jaar geweest. Ik gaf les aaninlandse studenten diepredikantwildenworden.NaDaniëls overlijden kon mijnvrouw het niet meer hardendaar.’‘Het is heel wat om zo
terug te moeten. Je laat veelachter.’Daar mag zelfs een
domineewelopzwijgen.Ik kijk naar de man
tegenover me, die met zijnlicht bevende hand over zijnbijnakalehoofdstrijkt.Hetiseengewoontegebaar,hijdoetdat vaker, maar er zit tochook iets van compassie in.Eengebaardatjemaaktalsjeeigenlijk ‘tjongejonge’ wilt
zeggen,maardatnietdoet.Het troost me, zo hier te
zitten. Als hij me weeraankijkt,vertel ikdatMirjamdaarnuis.‘Voor het eerst na al die
jaren.Hetiseenlangereisinhaar uppie. Het zal wel eenhele ervaring zijn, datweerzien. De omgeving, de
sfeer,demensen.Heftig.’‘Dominee had zelf wel
meegewild,denkik?’‘Wehaddeneenpleegzoon
daar, een prachtige jongen,Firman. Hij deed mooi werkin het ziekenhuis op deafdeling kunst- enhulpmiddelen, hij was echtgoed in dat werk. Maar hij
kreeg het in zijn hart ompredikantteworden.Hijheeftde cursus gedaan op hetTheologisch Instituutwaar ikindertijd lesgaf, en hij wordtnuuitgezondennaareenverregemeente in een afgelegengebied. Voorlopig moet hijtweejaarstagelopen,maareris een grote kans dat hij
daarna door die gemeenteberoepen wordt en dat hijvoorveellangeretijdvervandebewoondewereldzit.’‘Zendeling in eigen land
dus?’begrijptJan.‘Ja, zo kun je het wel
noemen. En dat was deaanleidingdatMirjamerheenwilde. Om hem nog te
ontmoeten voor hij gaat.Maar daarmee komt alles uitdietijdweerzodichtbij.Ookde vragen over het waarom.Datzijndingenwaaraanjejehele leven de handen volhebt.Mijnvrouwvooral.’‘Daarom is dominee hier
gebleven. Voor mevrouw.Maardomineeshartreistmee
met zijn dochter. Hoelang iszeonderwegdaarheen?’‘Alsallesmeezit,tussende
vijfenveertig en vijftig uurvan huis tot huis. In Jakartaheeft ze een korteovernachtinggehad, eenpaaruurmaar.Hetlaatstestukvanhet traject is het zwaarst: diktien uur in een bus door de
bergen.’‘Watisdewerelddantoch
groot, hè?’ De blauwe ogentegenover me lijken het niette kunnen bevatten. ‘Maar iszeveiligaangekomendaar?’Ik voel naar mijn mobiele
telefoon, maar ik heb hemthuislatenliggen.Stom,wanterzouintussenheelgoedeen
sms’je uit Rantepaobinnengekomen kunnen zijn.Het is daar zaterdagavondlaat inmiddels, als alles goedis gegaan kan ze er zijn. Ikerger me aan de onrust dieineens overme komt. Ik kannietgoedmeer luisterennaarwat Jan nog meer te zeggenen te vragen heeft, ik neem
afscheid.Hetanderebezoekjemoetvolgendeweekmaar,ikwilnunaarhuis.Hetishardgaanwaaienen
ikhebdewindtegen,hijgendkom ik thuis. Er staat eenauto op onze oprit, glanzenddonkerblauw alsof hij zo uitde showroomkomt.Wievanonze kennissen of vrienden
rijdt er een dergelijke chiquewagen? Het wil me niet tebinnen schieten. Er stond bijmijn weten niets in deagenda,dusishetonverwachtbezoek.Hetisaltijdspannendhoe Ine daarmee omgaat. Ikslingerdefietstegendemuur− die zet ik straks wel weg.Geen paniek, bezweer ik
mezelf. In de keuken pruttelthet koffiezetapparaat en erstaat een schaal met plakkenontbijtkoek met dikroomboter.Ikademop:datisop zijn minst geruststellendgewoon. Ik hangmijn jas openwerpeensnelleblik indespiegel:verwaaid,dat isoké,alshetmaarnietverschriktis.
Juist als ik de kamerdeuropentrekwilInedekameruit,we houden allebei in. ‘Hela,hola!’Zegikdat?‘O,daarbenje!Isdekoffie
al klaar?’ Ze draagt haarrozenjurkenheeftblosjes.Ervalt van alles van mijnschouders.Van de bank staat een
lange magere figuur op.Mocht ikhemophetgezichtniethebbenherkend,danzouop zijn stemgeluid hetkwartjewelgevallenzijn.‘Ha, die Wouter! Kerel,
wat een tijd geleden.Hoe is-tie?’‘Willem Jan van der Rek!
Man, hoe kom je hier
verzeild? Ik dacht dat je nogsteedsinKeniazat!’Hij straalt. Hij weet niet
dat mijn enthousiasmeopluchting is en met hemhelemaal niets van doenheeft. Nou ja, ‘niets’ klinktwelheelnegatief.Het isbestleuk hem te zien, maar veelenveelmooier is Ine inhaar
rozenjurk.Na de forse handdruk valt
Willem Jan weer in de banken terwijl Ine de koffie gaathalen,krijgikhetverhaal.‘Na twaalf jaar Kenia ben
ik weer terug in Nederland.Sinds oktober, dus dat isalweer lang genoeg omredelijk gewend te zijn. Ja,
eenkleinegemeente,gewoonweer dominee op depreekstoel. Blijft ook mooiwerk en het klimaat hier isbeter voor mij. De jaren inKenia waren wel in dubbelopzicht tropenjaren, man!Beetje lastvanmijn rikketik,ritmestoornissen. Ach, praatmeernietvan,maariedereen
krijgtwattoch?’‘Ja, iedereen krijgt wat,’
mompel ik.Alshijmaarnietvraagt waarvan ik last heb,wanteerlijkgezegdzouikhetniet weten, in fysiek opzichthebikgeenklagen.‘Maar wat bracht je deze
kantop?’‘Ik moest Willy naar
Schiphol brengen. Zij gaatkramen bij onze oudste zoonen zijn vrouw. Ja, Joshua ismeteenKeniaansegetrouwd.Zijn jeugdvriendinnetjevanafhet eerste moment dat wedaarkwamen.WehebbenJosnaar Wageningen gestuurdom te studeren en dat isallemaal prima verlopen,
maar hij was dolgelukkigtoen hij na de studie weerterug naar Kenia kon gaan.Hij is zo vergroeid met datland,veelmeerdanonzedrieandere zonen. Die moestenwel even wennen, maarhebben hun draai wel weergevonden.MaarJosheeftzijnhart verloren in Kenia. Onze
schoondochter Nairu is eenprachtige Kikuyu. Toen wijteruggingen naar Hollandwistenwe net datwe opa enoma zouden worden. Jebegrijpt dat Willy daar methaar neusbovenopwil staan.Dus ik heb haar vanmorgenop het vliegtuig gezet en ja,toen ik daar wegreed had ik
ineensalletijdvandewereld.Ik moest aan jullie denken.Dus ik belde en Ine nam opentwintigminutenlaterzatikhier.’‘Jemagvangelukspreken
datwehetzelfdenummernoghebben! Leuk verhaal, zeg,eenkleinkindopkomst.Ja,iksnap dat Willy daarbij wil
zijn,maarhadjijgeenzinommee te gaan dan? Trekt hetjounietmeer?’‘Ikbenbezigmeteenboek
overdesamenwerking tussenontwikkelingshulpinstantiesen de zending in Kenia, endaarziteendeadlineaanvast.Natuurlijkgaikkijkenalsheter is, maar het is niets voor
mij om daar op dat kind tegaan zitten wachten. Daarwordt iedereen maarzenuwachtigvan,wantikwildoenenbezigzijn.Duszodrade kleine zich heeft gemeld,ga ik een lastminutevluchtboeken, eerder niet. Hoe ishet, zijn jullie ook albevorderd tot het
grootouderschapofisMirjamnog niet zover? Nog steedssingle?’Inezetdebekerkoffievoor
hem neer en Willem Jangraait gretig de dikste plakontbijtkoekvanhetbordje.Twee,drie tellenwacht ik,
om Ine de kans te geven detoon van het gesprek te
bepalen. Want hoe gaan webrengen wat wij te vertellenhebben? Ikziehaarblikwel,als we de boel voor de gekhouden zijn we daar eerlijkin, tegenelkaar tenminste. Inmijn hoofd zit ineens eenflardvaneengebed:Goddaarboven,hóórmij!Soms sla jeals mens ineens een nieuwe
weg in, als uitdaging of alsverzet, maar stel nou dat hethelend is, Heer, dat het eenongedachte, onverwachtekansisvooreenvrouweneenman als Ine en ik, die elkaarliefhebbenmaarintussentochbehoorlijk ver van elkaarhunkeren naar verlorendromen?
Ikweetnieteensof ikeenvraagteken of eenuitroeptekenachterdezekreetwil plaatsen. Ik heb alles inmijnodigomInetevolgen,teduiden, te interpreteren. Ine,die een verhaal gaat houdenover onze dochter en onzeverwachtingen voor detoekomst, in het verlengde
vandebelevingvandiebesteWillem Jan hier tegenovermijopdebank.Dienietweetwathier speelt,dienietvoeltdat er hier onder een dunvliesje ijs diep, zwart wateris,dateroveralwakkenzijn,die we altijd maar weerproberen te omzeilen of teontkennen.
Je stem klinkt zo lief, Ine,zo vertrouwd en net alsof jeergens een kleine lach moetinhouden. Je klinkt daarbijook een heel klein beetjebehaagziek. Ine, weet je welwatjemetmedoetalsjebentzoals nu, even? Ik heb aaneen glimp genoeg, en allessteigert. Een euforisch
gevoel,maarookhierisweerhet angstige besef van eendunnebodemwaarikzomaardoorheen kan zakken. Ik hebjezogemist.Ja,jou,Ine!Hoor, daar komt het. Ik
zwijg, ik ben bereid alles tebeamenwatzezegt,alszedatdoetopdezemanier.Laatmealsjeblieft de controle
houden, al is het alleenmaarovermezelf!Dieontwapenende lachals
ze zegt: ‘Onze Mirjam isvolgens de laatste berichteneen uur geleden aangekomenin Rantepao.’ Ik vergaap meaanhaarmaniervandoen.Zepaktdetelefoonentovertmethet gemak dat routine doet
vermoeden het berichtjetevoorschijn. ‘Dit komt vanJeroen, Mirjams vriend.’ Endan leest ze voor: ‘M. in R.Bus deed er ruim tien uurover.Ligtnuinlekkerschoonbed.Wasalinslaapgevallen,maar nam gelukkig wel op.Allesgoed.Morgenmeer.’Terwijl ze de telefoon
binnen mijn bereik legt, rusteven haar hand op mijnschouder.Willem Jan reageert zoals
verwacht.‘Mirjam is in Rantepao!
Watgeweldig!Maarwaaromzitten jullie dan hier? Wasmeegegaan! Is ze daarhelemaal alleen? Had die
vriend ook geen tijd of geenzin?’‘Het kwam een beetje
onverwachtallemaal.Firman,onze pleegzoon, is de reden.Hij begint aan een stage inhet buitengebied. Alspredikant, ja! En toen wildeMirjam hem nog wel evenontmoetenvoorhijvertrekt.’
Willem Jan gaat rechtopzitten: ‘Welja, zeg! Ikmeende dat die jongen tochzo goed was in protheses enkunstledematen?Ennuwordthij predikant! In de remotearea?Wateenmoed!Prachtigomtehoren!’Kijk,alsjemeteencollega
praat, hoef je niet veel uit te
leggen,danwordtalleswatjevertelt gezien vanuit eenbepaald referentiekader. Zijnenthousiaste uitroep doet ietsmet ons. Ineens valt er eenstreep zon over de houtenvloer, de koffie is sterk enwarm en het bord metontbijtkoek is zo leeg. Wepraten over Firman, en over
Mirjam en haar eigenstylingadviesbureau. OverJeroen, van wie Ine tot mijnverbazing tochmeer blijkt teweten dan ik dacht. Ofverzintzehetterplekke?Datzou ook nog kunnen. Weprotesteren geen van beidenalsWillemJanhetheeftover‘die schoonzoon van jullie’
en we knikken zelfs als hijzegt dat het er voor ons dusook wel inzit: ‘de verrassingvanhetgrootouderschap’.In het ophalen van
herinneringen maken wegedachtesprongenvanhetenecontinentnaarhetandere,hetis lang geleden dat ik zo’ngesprekhad.Hetismisschien
ookwel lang geleden datwebezoekhadden,ofwehebbente vaak verstek laten gaan ofafgebeld. Aan oppervlakkigcontactontbreekthetonsniet,maar een ontmoeting metzoveel herkenning heb ikgemist.Ikkrijghetgevoeldataljarenhierthuisallesopeenlaagpitjeheeftgestaan.
De inbreng van Ine zorgtervoor dat het niet al te veeleenmannengesprekwordt.Ikvindheteengoedtekenalszeuit zichzelf begint over deevangelisatie ontmoetingsdagwaarvoor we gevraagd zijnals gastsprekers. MisschienkomthetdoordatWillemJanzo’n aimabel mens is of
doordat we collega’s zijn,maar ik blijf me vanmiddagverbazenover Inesopenheid,als ik haar hoor zeggen dathet lastig is een soortevenwicht te formuleren inwatjeprivémeemaaktenwatje als taak en opdracht ziet.En dat komt uit Ines mond!Dezelfde mond die op
verongelijkte toon heeftgezegd: Mag ik danvraagtekens hebben overwatde Boodschap met een groteBmagkostenvoordegenediehaarnaarhetuiteindevandeaardesjouwt?’Heb ik dat te serieus
genomen? Iszedeafgelopenweek toch verder gekomen?
Liggendekaartenandersnu?KomthetdoordatWillemJanzichzelf ook van zijnkwetsbare kant laat zien, alshij praat over zijnhartproblemen? Of is hetomdatWillem Jans spontanemanier van doen nog altijdeen zweem vankwajongensgedrag heeft?
Nee, flirten kun je het nietnoemen, maar het hangtertegenaan: een vrolijkcharmeoffensief van eencomplimentje hier en eengrapjedaar.Misschienhoefikhelemaal
niet zobang te zijnvoorwatIneopdiedaggaatzeggeninhaar betoog. Zou het
misschien een min of meertoevallige druk van buitenafzijn,diehaarmeeraanzet tothetherpakkenvanhaarmoeden het terugvinden van haarweerbaarheid dan mijnbehoedzaam omgaan methaar kwetsbaarheid? Isontzien worden misschienhelemaal niet heilzaam, niet
genezend?Waarom zit ik nuineensmetdevraagofikhaarwelliefhebzoalsikdachtdatik haar liefheb? Misschienhad ik minder moetenvergoelijken, minder begripmoeten opbrengen. Meermoeteneisen,mindermoetentoegeven. Heb ik haarzelfgekozen isolement
toegestaan?Willem Jan verstaat de
kunst een gesprek gaande tehouden,alhebikondertussenooknogeendiscussieinmijneigen hoofd. Er vallen geenstiltes en we hoeven niet tezoeken naar nieuweraakvlakken. Die dynamiekontbreektmij, ikweethet, ik
liepdaar inmijnopleidingaltegenaan en heb me dierapheidensouplesseblijkbaarniet eigen kunnen maken. Ikzit jaloers te genieten, eenrarecombinatie.‘Zo’n ontmoetingsdag in
het teken van de zending isnatuurlijk ook een primainsteekvoorhetverkopenvan
allerlei handwerk uit dezendingsgebieden. Hebbenjullie genoeg contacten? Ikkenveelmensendieopzoekzijn naarverkoopmogelijkheden. Dewinst gaat grotendeels naargoededoelennatuurlijk.’‘Wateengoed idee! Ikzal
de organisatie daarover
benaderen. Zoietswerkt naartwee kanten: de mensenvinden het leuk als er in depauzes iets te kijken of tekopenis.Hebjijeenlijstvandie mensen? Zou je diekunnenmailen?’‘Misschienkun je ook iets
doenmeteen tentoonstelling.Heb je nog mooie lappen
batik liggen of bijzonderegebruiksvoorwerpen vandaar? Foto’s die de moeitewaard zijn? Mensen willennietalleenluisteren,maarookietsbeleven.’Alsbij afspraakkijken Ine
en ik naar de twee foto’s opde kast. Nu is het toch welmooidatMirjamnaastDaniël
staat.WillemJanvolgtonzeblik.
‘Zo!Wateenmooiemeid,diedochtervanjullie!’Ine staat op en pakt de
anderefoto.Hijpakthemaanen neemt de tijd. Ik benbenieuwd of hij hier iets opgaatzeggenenzo ja,wat.Eris niets moois aan dat
uitgeteerde lijfje met het tegrotekoppievanDaniël.Willem Jans gezicht
vertrekt. ‘Wat een mannetje.Het was zijn hartje toch?’Evenlaathijzijnvingeroverderandvandelijstgaan,danzethijhemzelfterug.OpeenlijnmetdefotovanMirjam.Dat is precies genoeg en
preciesgoed.Er gebeurt veel deze
middag.Hetlijkteengewoneontmoeting tussen oudebekenden, met emoties,anekdotes, met lachen ensoms een vleug ontroering,maar er is een onderstroomvan aftasten tussen Ine enmij.Zouzedevraag inmijn
ogen kunnen lezen? Ik denker niet aan die woordenhardop uit te spreken:waarom ken ik je niet meerzoals je je nu laat zien?Hebik je te veel bevestigd en teweinig uitgedaagd? Ik heb jeverdrietgerespecteerdzoveelikkon,maarbetekentdatdatikjeermeeheblatenzitten?
We vinden het allebeijammer dat hij opstapt voorhet eten, maar hij zegt eenafspraak te hebben. Wenemen afscheid en kijkenhem na vanuit de open deur,mijn arm om Ine heen. Wevormen zo best een mooiplaatje,vermoedik.‘Een fijne kerel, maar dat
wistenweal.’‘Geen spat veranderd, hij
blijft ook maar dat joligehouden!’Even isereen toonvanvertedering inhaar stem,maar dat is over als ze mijaankijkt: ‘Hij isouderdan jijtoch,Wouter?’‘Twee jaar maar, zeg!’ Ik
hoor zelf hoe het klinkt,
verdedigend. Ja, zo moet desfeer wel inzakken, ik zetdoormijntoonzelfdatgeneingang waarvoor ik bang was.Eenportiejoligheid−zoudenze dat Boven nog in deaanbiedinghebben?
21Mirjam
In het niemandsland tussenslapenenwakenpasseerjedegrens van de stilte, je orendoenhetweer.Somstrekthet
geluid van de bel of detelefoon jeoverdegrensvanbewustzijn. Hier zijn het dehonden. Mirjam ligtachterover, haar armen enbenenallekantenop,alsofzeaan het begin van de nachtvan heel hoog is komenvallen en na de plof op dematras niet meer bewogen
heeft. Alleen het ademen isdoorgegaan, dieper dananders. Zelden was ze zouitgerust. Het geblaf wordtfeller,zezouhaarogenalwelopen kunnen doen. Eén vooréén misschien, ze wil nietsmissen van dit ontwaken.Elke sensatie moet zegewaarworden, elke emotie
moet worden gevoeld. Dezedag is er maar één keer, ditmoment komt nooit weerterug.Ondanks de harde matras
heeft ze ontzettend diepgeslapen,zewastotaalvandewereld. Alsof er geenbioritme of jetlag bestaan.Een totale en afgeronde
nacht, want het is nu bijnalicht.Diehonden!Hetisnognet
als vroeger. Er wordt eencomplete oorlog gevoerd.Naasthetgekefookgrauwenen janken. O ja, er is eenpesta mati in de buurt, danligt er slachtafval op devuilnishopenlangsdeweg.
Verder is er hethanengekraai. Nu mist zealleen nog een vroegebrommerdiedoorhetsteegjerijdt.Zondagmorgen in
Rantepao.Zewashetnietvanplan, maar ze staat ineensnaast haar bed. Het is zoontzettend logisch om
vanmorgen naar de Elimkerktegaan.Ze vist een trui uit haar
bagageengooitdedeuropen.Koele lucht stroomt binnen,erschieteenplezierigerillingover haar lichaam. Ze staataan de balustrade en kijktnaar de bergen. De toppenkomen vaag boven de lage
nevel uit. Als straks de zonover de bergen komt zal denevel weg zijn. Van grijs enblauwwordendanalle tintengroen. De geur van eenhoutskoolvuurtje drijftvoorbij. De honden zijn stilgeworden als het AllahuAkbar vanuit de moskeeklinkt. Uit de keuken komt
hetgerinkelvanborden.Als het hek open knarst,
kijkt ze omlaag. Daar looptJohnny met een plasticwasmand vol vers gesnedensajur babi, varkensvoer. Hijgaat aan de overkant van desteeg een poort binnen eneven later hoort ze het gegilen geknor van hongerige
jonge varkens. Zie je, zedacht al dat er ook eenvarkensgeurtje in de luchthing.Deoptelsomvanhoren,zien en ruiken is de ervaringvan de zondagmorgen. Hiermeteenrandjevangoud.Wonderlijkgenoegwasdezondaggedegradeerdtot
naarstedagvandeweek.InRantepaowashetdefijnstedagvandeweekgeweest.Daarwashetaltijdspannend.Zemoestensomsheelvroegwegalspapaergensbuitenafmoestgaanpreken.Enalspapaniethoefdeteprekengingenze
naardeElimkerk.Hetwasnetofhetdaaraltijdfeestwas:iedereenhadzijnmooisteklerenaanenallemensenwarenblijelkaartezien.Zemochtdaaraltijdzelfwetenwaarzegingzitten.Firmanenzijzatengraagbijdekinderenvanhunklas.Alsheteen
beetjelangduurde,mochtjenaarbuitenlopen,ophetmuurtjezittenomeventekletsen.Ofjegingeenrondjelopenenheelsomsgingenzegewoonbijiemandthuisspelen,omdatdedomineenieteenechtmooiverhaalhadkunnenvinden.Enalsdekerk
uitgingvondjeelkaarweerenniemandvroeg:hoelangbenjijbinnengeweest?Somsliepereenhonddekerkbinnenengingzichuitgebreidzittenkrabbenvlakvoordepreekstoel,oferkwameenkakelendekipbinnenrennenomdatzeachternagezetenwerddoor
dehaan.InRantepaomaakteniemandzichdrukomzulkedingen.InNederlandkonernietsenmaakteiedereenzichdruk,leekhetwel.Papawasbijhunterugkomsttijdelijkingevallenineengemeentewaarvandedomineeernstigziekwas.
Hijmoesteenhalfjaarnaareenkuuroordenzijnvrouwgingmee.Datwasboffen,wantdankondenzijzolangindepastoriewonen.Hetwaseenmooieoudepastorie,meteengrotetuin.Maarallesmoestwelheelnetjesblijvenendaarommocht
Mirjamnietindemooiekamerspelen.Papamopperdealshijonkruidmoesttrekken,maarzehaddenbeloofddetuinbijtehouden.Opzondagwashetextravervelend,wantvoordatzenaardekerkgingenmoestmamaltijdeenpreekhouden:dat
Mirjamstilmoestzitten,datzenugrootgenoegwasenbestdehelekerkdienstmeekonmaken.Naarbuitenlopenenopeenmuurtjewillenzittenwasineensergraarenhelemaalfout.Mirjamkreegaldekriebelsalsmambegon,zelfshet
zondagsecroissantjesmaaktedannietmeer.‘Maaralsikdannaardewcmoet?’‘Jegaatthuisvoorkerktijdendanhoefjeechtnietnodighalverwegedepreek.’‘Maarals…Ikbedoel:stelnouvanwel,dankanik
tochnietmeerstilzitten.’‘Erishierniemanddieopstaateneveneenrondjegaatlopen.Alleenalseriemandflauwvaltofmoetovergeven,maardatzijnnoodgevallen.’Zehadvaakgenoegeenandernoodgevalbijdehandgehad,maarmam
geloofdeernietsvan.‘Iksnaphetniet,Mirjam,’zeimam,‘jekuntjetochwelaanpassen?Opschoolloopjetochooknieteenommetjetijdensderekenles.Waaromkunjenieteenuureneenkwartieropjebillenblijvenzitten?Ikschaam
mevoordemensen,zekijkennaarmijalsjijweereensopstaat.Zekunnendannietmeergoednaarjevaderluisteren.Alleaandachtisweg,want…‘daargaatzeweer,zo’ngrotemeid,watisdattochvoorgekkigheid.Jesnaptnietdathaaroudershet
nietverbieden.’Meestalprobeerdepapatesussenmeteenopmerkingals:‘Watgeeftdatnou?Zemoetennietzokrapkijken,hetslijtervanzelfweluit.’Maardankreeghijvanmamdewindvanvoren.‘Jousnapikookniet,Wouter.Jehebterin
Rantepaoallesaangedaanomerbijtehoren,gewoontenentraditiesgerespecteerd,jehebtmoresengebruikenaangeleerd,jewouperseeenTorajaonderdeTorajazijn.Ennubenjeterugineigenvaderland,waaralleregelsjevan
oudsherbekendzijn,ennuweigerjediedraadweeroptepakken.Denkjedatjezoooitberoepenwordtvooreeneigengemeente?Jetoonthiernietdehelftvandeinzetdiejedaarhad.’Dankekenpapenzijelkaaraan,ofjuistniet.Of
zegooidehaartheeomeneenkeerlietpapdebijbelvallen.Maarnooitzeieenvanbeidendatenezinnetjedatophuntonglag.‘DanhaddenweinRantepaomoetenblijven.’Wantdatkonjenietzeggen.
Toen ze een jaar verderwaren, was papverpleeghuispastorgeworden,en haarmoeder ging een tijdlangnogmaarzeldennaardekerk.Zijvondhetallangbest:uitslapenopzondag!Vijf jaar later werd het
weer anders wat kerkgangbetrof, want toen woonde
Firman een tijd bij hen in.Toengingenzegewoonaltijddaar waar haar vader moestpreken. Maar dat waseigenlijk show, bij haar enhaar moeder, al zei niemanddathardop.Pas de laatste jaren gaat
mamweermeealspapergenseenpreekbeurtheeft.
Zijzelf kan tegenwoordigde keren dat ze naar de kerkgaat op de vingers van éénhand tellen.Kerstnachtdienst,somsmetPasen,enalsereentrouwdienst, een doopdienstof een rouwdienst vanbekenden is. Die trouwerijvan Sabine, daar is ook eenkerkdienst bij gepland.
Wanneer is dat ook alweer?Zeslaaterhaaragendaopna,maarhetstaaternietin.Nouja,pechdan.Zekanmaaropeenplaatstegelijkzijn.
22Mirjam
Zegaat eens zienofAgus aleen ontbijtje voor haar kanregelen.Eenkopkoffiezoalsze dat hier drinken − daar
snakt ze naar. In de keukenstaat de waterkoker tepruttelen,enhetruikternaarpandanrijst die wordtgestoomd.Aguskomtbinnenmet een schaal papaja enpisangsusu.‘Selamat pagi!
Goedemorgen! Apa kabar?Tidurbaik,sister?’
Ja, alles goed en ze heeftheerlijkgeslapen.‘Hebjeal iets teetenvoor
me, Agus? Ik wil naar devroegedienst.’Er staat binnen enkele
minuten een bekerTorajakoffie voor haar. Zezou gretig willen slurpen,maar de koffie moet nog
bezinken. Het is grappig datwachten hier een soortgenieten is, terwijl het inHollandaltijdhetgevoelvantijdverliesmeebrengt.Ditbeginvandedaggeeft
zo veel energie, het isopladen en ruimte makentegelijk. Dit zou wat voorJeroen zijn, zo kleine
banaantjes eten enTorajakoffie drinken in devroege zon op een openwaranda met felgekleurdtafelzeil op de tafels. Sajurbuburetenuiteenkommetje.Jeroen!Hetverlangennaar
hem trekt door haar heen enblijftinhaarbuikhaken.Daarwaar iets groeit, een soort
visje, dat een mens moetworden. Het is er omdatJeroen er is. Het is van hensamen.Jeroen,als jenuhierwas, zou ik het je vertellen.Dan zouden we opstaan ennaaronzekamergaanendanzoujejehandpreciesopmijnbuik leggen, hoewel er nogniets te voelen is. Maar we
zoudenhetwéten,alsofweinde toekomst konden kijken.Was jemaar hier! Ikwil datje het weet. Excuus voor hetfeitdat ikhetnietkondelen,maar toen was ik nog bang.Zobangvooreen taakdie ikniet mag afmaken. Ik benaltijd bang dat iets wat ikaanpak me weer afgenomen
wordt.Hiervoeltdatanders,misschienkanikhetwel.Eenkind maakt mij voor altijdmoeder. Een kind maakt jouvooraltijdvader.Waterookmetdat kindgebeurt.Ofmetdeouders.’
Het is maar goed dat ze ophet laatste moment toch nog
een paar vlotte zomerjurkjesgekocht heeft. Ze kiest eenfleurig exemplaar. Ze istevreden met haarspiegelbeeld. Afwachten ofze herkend wordt en als datzo is, dan zien ze haar zoalszezichwillatenzien.Mirjamvan Apeldoorn, terug vanweggeweest.
Lopend door de smallestraatjes omhoog voelt zezich opgenomen, wantiedereen gaat dezelfde kantop. Het is vermakelijk, maarmisschien ook welontroerend: iedereen die vaneen zijweggetje komt sluitzichaan.Ophaargroetwordtteruggegroet, nieuwsgierig
gekeken ook. De drie damesdie achter haar lopen tekakelen, hebben iets vaagbekends, maar het wil niethelder worden. Drie damesvan rond de vijftig − ietsjonger dan haar moeder. Zelijken op elkaar, zussenmisschien? Het kwartje wilniet vallen, bij de dames
blijkbaar ook niet. Als ze destenen trap voor de kerkoploopt,begintdekerkklokteluiden. Het onverwachtegeluid knalt boven haaruiteen,schelendoordringend.Ze staat stil op de bovenstetreeenkijktop.En dan is daar Ernst, haar
guru Ernst van vroeger. Hij
heeft een toga aan−doet hijde preek vanmorgen? Het isalsof hij op iemand staat tewachten. Heeft hij ibu Claragesproken?Voordat hij haar kan
begroeten is daar ibu Fien!IbuFienslaathaararmenomhaar heen. Ze is een beetjedikker geworden, maar ze
ruikt nog hetzelfde. En derimpeltjes bij haar ogenmaken haar lieve blik nietanders.‘Ja,baik,baik, alles goed,
ook met pak Wouter en ibuIne, alles goed. Gezond enwel.’En natuurlijk wordt ook
hier weer gevraagd waarom
ze alleen gekomen is. OokdoorguruErnst,diewerkelijkop haar staat te wachten enstraaltvangenoegen.Ze wil over Firman
beginnen, maar guru Ernstheeft nu geen tijd: dekerkenraad wil bidden voorde samenkomst.Straksnadedienst zullen ze praten. Hij
brengthaarnaareenplaatsineenvandevoorste rijen.Hetlijktweleenoptochtenzijdekoningin.Danzitzeennaasthaar triomfantelijk ibu Fien,die zit te stralen enmet haarkleine bruine hand zo nu endan een speels tikje geeft ophaar been. Alsof ze zich ersteeds vanmoet vergewissen
datzijhierechtzit.Het keyboard wordt
aangezet,hetkooroefenteenlied.Dedienstgaatbeginnen.De mannen en vrouwen vande kerkenraad knikkenallemaal in haar richting.Guru Ernst klimt op depreekstoel. Er schuift eenvrouwmeteenkleinebabyin
eendraagdoeknaasthaar.Hetis Evi, een klasgenoot vanvroeger. De baby lijkt ophaar.‘Hé,Evi!’Evi legt een hand op haar
hartvanschrik.‘Mirjam!Benjijhet!’Tijdvooreengesprekis er niet, want de gemeentegaat staan voor dezegengroet.Zevoelt deogen
van guru Ernst op zich.‘Welkomallenonderditdak.De genade van de Heer zijmetu.’Eigenlijk is dit al genoeg:
de plaats, de herkenning endezegen.Meerkanernietbijook,maarhetisgoedzo.Ze kan niet voldoende
aandachtmobiliserenomelke
zinvoorzichzelftevertalen.Ze heeft deze keer geen
enkeleneigingomoptestaantijdens de dienst, zelfs nietom de kip die zichhalverwege de preek naasthaar schoenen nestelt buitente brengen. Ze zit lekker zo,ondanks de warmte. Het islanggeledendatzezichzoop
haarplekvoelde.
Na de dienst moet Mirjamveel handen schudden envaakhetzelfdevertellen,maardat was te verwachten. IbuFienwachtgeduldig.Zeheeftafgesproken met haar meenaarhuis tegaanom teeten,maareerstmoetzenogmeer
te weten zien te komen overFirman.Als ze voor de derde keer
guru tegen Ernst heeftgezegd, zegt die dat zemaargewoon Ernst moet zeggen,wantzobejaardishijnuookweernietendetitelgurupasthemnietmeer:hij isal jarendominee.Zebeloofthet,maar
vraagt alvast excuus voor dekeren dat ze zich gaatvergissen. Het is altijd guruErnst geweest, het is gek omhem dan nu alleen bij devoornaamtenoemen.Wat Firman betreft, die
wordt vandaag of uiterlijkmorgen terug verwacht. Hetis de bedoeling dat ze
woensdag vertrekken naarMiallo.AlsMirjamwerkelijkmeewil,moetzezichmorgenmaar melden op het bureauvanhetTheologischInstituut.Er ligt daar een schemavoordereisenFirmansbagageligtdaar ook al grotendeels. Zezullen met brommers gaan.Laterindeweekzaldekleine
vrachtwagen ook die richtingopgaan,maarhetisdevraagof die voor het weekend inMiallozalzijn.Mirjamvraagtofermisschieneenbrommerextra gehuurd kanworden ofiserachteropnogplaats? ‘Ikwil echtmee, ik laatme niettegenhouden.’Ernst lacht. In dat lachen
herkentzeietsvanafkeuring.‘Ik meen het. Ernst, Radwagaat toch ook mee? Zit dieachteropofrijdtzezelf?’Ernst heft zijn handen:
‘Dat is wat anders. Radwarijdt al van jongs af op debrommer en zij kent desituatie. Dat jij zelf gaatrijden lijkt me geen goed
plan.’‘We zullen het wel zien!’
doet ze luchtig. ‘IkmeldmemorgenvroegbijhetInstituut.Het was heerlijk om hier inde kerk te zitten, al heb ikniet zo heel goed naar depreek geluisterd. Ik zie umorgenwelweer.’DanlooptzenaastibuFien
in de trillende hitte van dezondoorstoofdeatmosfeer.Dedoorgaande weg is redelijkopgeknapt.Hijisverbreedengeasfalteerd, al begint hetasfaltaandezijkantenalweerte brokkelen. Debinnenwegen zijn slecht, diezittenvolkuilenenputtenenals ze eenmaal in de wirwar
van stegen en gotenaangekomen zijn, dan is hetalsof ze terug in de tijd isgelopen. Daar is alleshetzelfde gebleven: degeuren, de kleuren, degeluiden en het tempo. IbuFien groet iedereen, eniedereengroet terug:Selamatsoree,goedemiddag!Ensoms
ineens stralend erachteraan:‘Kijk eens, wie er naast mijloopt?Kenjehaarnog?MijnMirjam. Wat een mooievrouwiszegeworden,vindjeniet?’EnalsMirjamdanhaarhand uitsteekt, wordt dievastgepaktengekoesterd.Eenenkele keer krijgt ze, alsvroeger, een kneepje in het
velvanhaararm.Het is niet heel ver lopen
naar het huis van ibu Fien,maar door al dezeontmoetingen en hetbeantwoorden van steedsweer dezelfde vragen duurtdetochtvoorMirjamsgevoeluren.Alszeerbijnazijn,komen
twee kleine jongens op ibuFien toe rennen. ‘Mijnkleinzoons,’ zegt ze. Haargezicht gaat stralen en zeopenthaararmenwijdomdepeutersoptevangen.‘Dit is Ato, de oudste van
vier jaar, en deze kleinemonjetisVinny,hijmoetnogdrieworden.Allebeivanmijn
dochterEtty,zijwonennuinmijnhuis.’‘Maar waar woont u dan,
ibu?’Ibugebaartmethaarhand.
‘Daar achter is een stukaangebouwd, daar woon ik.Ik heb toch niet veel ruimtenodig, want ik ben maaralleen.Kommaar,jezultnog
weldingenherkennen.’Zelopenomhethuisheen.
De aanbouw heeft een eigeningang. Het is klein enbedompt, de stank van hetnabije open riool is duidelijkaanwezig, maar het is erbrandschoon. De kamer ismisschiendriebijdriemeter.AandezijmuurstaatMirjams
eigen oude kinderledikant,waarover een bekendelappendeken. Ibuwijstdatzepreciesdegoede lengteheeftvoor een kinderbed. Mirjamknikt enhaarhandgaat evenover de lappendeken. Dielappendekens maakte haarmoeder vroeger, samen metde meisjes van het
kindertehuis, die moestenleren naaien op huntrapnaaimachine. Dat het naal die jaren nog steeds ibu’strots is en dat haar oudeledikantnogdienstdoet…Zekijkt om zich heen en is nietverbaasd meer als ze ooktwee stoelen herkent. Zestonden vroeger onder het
raamaandevoorkantvanhunhuis onder het afdak. Hetbamboeisverweerd,maarhetis praktisch onverslijtbaar,alleen de verbindingenhebben het begeven. Destoelen worden nu met rodeengroenetie-wrapsbijelkaargehouden.En dan staat ze voor de
foto. Een verbleektekleurenfoto van Daniël, ineen knalblauwe plastic lijstmetzilverenglittertjes.Hetisop een afschuwelijke maniermooi. De foto is genomennadat Daniël overleden was.Hoe ibu Fien daaraan komtsnapt ze niet, want haarouders waren daartegen. Een
overleden kind werd nietgefotografeerd.Ze zakt op haar knieën
voor het lage tafeltje waaropde foto staat en kijkt lang.Achter haar praat ibu Fien,maar het dringt niet tot haardoor en het doet er niet toe.Haar ogen haken zich vastaan het uitgeteerde
kinderkopje, de holleoogkassen, de strakgetrokkenkleurloze lippen, het hogevoorhoofd. De oren lijken tegroot, de kin te scherp. Eenkarikatuur van een kind, eenfoto van een slapenddoodshoofdaapje.NupaktibuFiendelijsten
drukteenkusophetglas.Het
is te zien dat ze dat vakerdoet.‘Hij was mijn kleine
Belanda. Ikhebhemdoordeeerste weken heen weten tekrijgen, maar later moest ikhem toch loslaten. Vergetenkanikhemnooit.’Ineens is de kamer vol
kindergejoel. De jongens
stormen binnen, de kleinstemeteenpaarplasticbekersende oudste met een beslagenfles water. In hun kielzogverschijnt een dikke jongevrouw in een smoezeligejoggingbroek. Ze geeuwt enhaar handen gaan door haarwarrige kroeshaar,maar daarknapt ze niet van op. Is dat
Etty, de oudste van ibu’sdochters? Mirjam moetmoeitedoenomhaarschrikteverbergen.‘Wat bleef je lang weg!
Die kerkdienst duurt tochzeker niet zo lang?’ is heteerstewatEttyzegt.‘Ik moest op Mirjam
wachten.Veelmensenwilden
haarsprekentoch?’Het koude water klokt in
de bekers enMirjampakt debekergretigaan.Zewistnietdatzezo’ndorsthad.Even later zitten ze in de
wat grotere ruimte van hetvoorhuis. Hier is ze vroegervaker geweest met ibu. Deplankenvloer is op twee
plaatsen stuk, er is een tikaroverheengelegd.Degaten indevloerzijnnuduskuileninde tikar.Voorhet open raamhangen wat kledingstukkenop kleerhangers te drogen,waardoorermaarweiniglichtdekamerbinnenvalt.Delagetafel ligt vol etensresten.Tegen de achterwand liggen
matrassen op de grond. Erstaat een bezem bij dedeuropening, maar er wordthier zo te zien niet dagelijksgeveegd. Dat is in hetkamertje van ibuwel anders.Ze ergert zich aan zichzelf.Waarom vallen de verkeerdedingenhaarop?(Firmansliepzelfs inHollandgraagophet
kleedjevoorhetbedinplaatsvan in het bed. Hier liggennog matrassen, al steekt hieren daar de vulling eruit.) Zemoet haar westersemaatstaven even parkeren,andersgaathetgoedfout.Ze knikt naar ibu Fien die
trots wijst op de grotekoelkast, die ronkend
aanslaat. Aha, vandaar debeslagen fles met ijskoudwater. De twee jongenskijken een kinderprogrammaop het grote tv-scherm, hetgeluidstaatgelukkigzozachtdathetnietstoort.Ze steekt haar duim op,
‘jempol!’ Het is tochfantastisch als je hier zowel
een koelkast als een tv hebtstaan.Danteljemee.Zegaatzich niet afvragen op wienskosten deze apparaten zijnaangeschaft.Hetzouhaarnietverbazen als ibu Fien haarportemonneeheeftgetrokken.Voor je dochter en jekleinkinderen heb je allesover. Over de vader van de
jongens wordt met geenwoord gerept, ze vraagt erdusmaarnietnaar.Het gesprek met Etty vlot
niet erg. Alles wat ze zoukunnen vertellen lijkt buitenproportiesof alsopscheppen.Hoeveel uren de vluchtduurde, hoe haar vader enmoeder wonen. Als ze
probeert uit te leggen wathaar werk is, klinkt hethaarzelf ook vreemd in deoren: restylen en opleukenvan huizen. Nog goedwerkende keukenapparatuurbij het grofvuil zetten omdater geavanceerdere spullen tekoop zijn. Keukens enbadkamers laten slopen
omdatdekleurnietbevalt.Ze moet ook erg diep
zuchten van de kapottecementen vloer en hethurktoiletwaarindiepebruinebarsten zitten. Er staat eenemmer water naast waarineen roze steelpannetje vanplastic hangt: zo spoel jedoor. Het water is bruin en
stinkt, ze hebben hierblijkbaargeengoedeput.AlszeweerterugkomtisibuFienvis aan het bakken, buitenonder het afdak. Na het etenzullenzehetgrafvanDaniëlgaanopzoeken.Hetgeefteenvreemdzwaargevoel,waarinverlangen, verdriet entegenzin om de voorrang
strijden. Het besef dat ibuFien twintig jaar uit zichzelf,zonder opdracht of enigevergoeding, heeft gezorgdvoorde laatste rustplaatsvanhaar broertje, voelt als eenonverwachte openstaanderekening. Zelfs alsof Daniëlnu meer van ibu Fien is. Jekunt het geen ontrouw van
hun kant noemen, ze hebbenhemniet in de steek gelaten,maar waarom moest het zolopen? Het is verschrikkelijkomjekindteverliezen,maarhoe anders was het geweestals diewondgeheeldwas enhaar moeder in de loop derjaren tot acceptatie gekomenwas!Danhadhaarvadernog
eens terug kunnen gaan, ombij ibu Fien gebakken vis teeten, om hier de mensen tegroeten, zijn hart terug tevinden, want het ligt hierergens. Het kon niet, hijmoestbijmamblijvenenzijnleven lang boeten. Een tegroot vertrouwen wordt hemnog steeds als schuld in de
schoenen geschoven. En hijblijft van haar houden,ondanks haar afwijzing. Hijblijft geduldig elke deur,ieder raam openen omdichterbij te komen. Hetverlies van Daniël is allangnietmeerdegrootstepijnvanzijn leven, hij verliest nogdagelijks. Hij blijft lief,
gewoon lief, elke dag weer.Waar haalt hij dat vandaan?Alshijhierwaszouhijgoedin zich opnemen wat hierallemaaldringendnodigisofverbeterdkanwordenendanzou hij zorgen dat er geldvoorkomt.Mirjamsliktenrommeltin
haar tas voor een pakje
papierenzakdoekjes.Detweejongens zitten er meteenbovenop. Ze had iets voorhen mee moeten brengen,stom dat ze daar helemaalniet aan gedacht heeft.Gelukkig zijn ze voor eventevreden met het stripjekauwgom dat ze hadmeegenomen voor in het
vliegtuig. En als ze een paarfoto’s van hen maaktglimmen ze en Etty gaat erspeciaal haar haar voorkammen. Mirjam belooft defoto’svoorhenaf tedrukkenen als ze terugklikt naareerder gemaakte foto’s komtze er nog een paar van thuistegen:haarmoederlezendop
de bank, haar vader bij debarbecuemeteenschortvoor.Het verschrikte gezicht vanJeroen, van die keer toen zijverdekt opgesteld stond tewachten op zijn thuiskomst.Ze vindt het fijn dat ze dieopnameskanlatenzien.Alsofze een draadje spant tussenhierendaar.
Tijdensdemaaltijdwordenerherinneringen opgehaald.Vooral ibu Fien weet nogveel. Van het zingen na hetetenendelievelingsgerechtenvanhaarvaderenmoeder,totenmetdekwajongensstrekendie Mirjam samen metFirman uithaalde. Het samen
eten en lachen maakt dat zezich weer wat beter gaatvoelen.Alsvanzelflegtzedelepelneereneetrijstmethaarvingers, zoals ze vroegertegen het verbod van haarmoeder in deed. Ze kan hetnog, een kluitje rijstsamendrukken en in haarmond schuiven zonder een
korreltemorsen.Zeknaptopvanheteten,precieswathaarvader altijd beweert:verzadigd zijn heft spanningop. Nu is ze in staat op degoede manier te vertellenover van alles en nog wat,waarbijzenietdeverschillen,maarjuistdeovereenkomstenbenadrukt. Dat schept
verbondenheid enherkenning. Zemerkt het alszemet ibuFien indewarmenamiddagnaarhetgrafloopt.IbuFienheeft zichgewassenen verkleed. Ze draagt eensarongnu,zoalsvroeger,eennieuwe, want de stof is nogstug en ritselt bij elke stap.Eenparaplutegendezon,dat
hoort ook bij ibu Fien, maarze kunnen er niet samenondervanwegehetverschilinlengte. Ze lacht, laat de zonmaar op haar blote armenschijnen.De wandeling is een
flauweklimvanruimeenuuren ze heeft moeite met hettragetempovanibu.Ibuwijst
haar steeds op bepaaldeherkenningspuntenonderweg,waardoor herinneringenkomen bovendrijven. Ze ishier vaak geweest, de eerstetijd na Daniëls dood zekerelke week. Als ze debebouwing achter zichgelaten hebben komen ze opeen smalle weg met aan
weerszijden sawa’s. Het enestuk is pas geplant en hetvolgende stuk is aan oogstentoe. Ze ziet honderd kleurengroen: elk stadium van derijstbouwheefteeneigentint.Zo mooi moet het vroegerook geweest zijn, maar inhaarbelevingwasdewegvanhuis naar het graf een ramp.
openschoof en met noggrotere stappen liep dananders,danwistenzehoelaathetwas.DanlietenFirmanenzijuithunhandenvallenwaarzemeebezigwaren.Dankonallesmaaréénkantop.Mamkwam de slaapkamer uit meteen truitje van Daniël tegenhaar mond gedrukt, of zijn
dekentje,ofzijnhemdje. Ietsvan hem, waar ze zich diehelemiddaginbegravenhad,hunkerendnaareenspoorvanzijnbabygeur,hopendopeenblonde haar die om haarvingerwildekrullen.Firman en zij schoven
achterin en deden met eenhandbeweging hun mond op
slot, zodat ze van elkaarwisten dat praten niet kon.Soms, als mams schouderserg schokten, knepen zeelkaar,zodathetgemeenpijndeed: tussen je nagels eendun velletje van debinnenkant van elkaars arm.Die pijn maakte het anderedraaglijk.NaarDaniëlgingen
ze. Ze zwegen vanmachteloosheid. Mam wistniet waar ze het zoekenmoest, wat ze zocht zou zenergens vinden. Aan hetrijden van pap was zijnradeloosheid te merken.Nooit reed hij zo, alleen alszenaarbovengingen,naardeplekwaardekleinekistinde
aardewasgezonken.Papwaseenmeester in het ontwijkenvan kuilen en stenen, maarniet op dezeweg.Hij raaktealle obstakels, leek in elkekuil terecht te komen. Nooithadden ze tijd of zin om tezien waar ze reden, nooitwees pap naar een karbouwdie indemodder lagofnaar
eenbrommermeteenvarkenachter op de bagagedrager.Hij stak zelfs geen hand opals een voetganger voor henindebermgingstaan.Na het kleine bosje kwam
de kale plek waar deaardverschuiving van vorigjaar haar sporen hadachtergelaten. Direct daarna
remde pap en hobbelden zeeenkleinstukjesteilomhoog.Jekonhetijzerenhekronddebegraafplaatsalzien.Deautowerd met een ruk aan dehandremstilgezetenpapwasmeteen aan de andere kantom mam eruit te helpen. Zewilde niet geholpen wordenenduwdezijnhandenweg.
Firman en zij liepen somsmee,debegraafplaatsop,omde namen te lezen van deanderen die daar lagen.Zendelingen, hun vrouwen,en ook kinderen, eentje nogjongerdanDaniël.Ze lazen de verweerde
woorden op de stenen en alshet lang duurde maakten ze
sommetjesvandecijfersvande geboorte- en sterfdatums.Ze deden net alsof ze niethoorden wat mam zei ofschreeuwde, en ook voor hetdringendefluisterenvanpapaslotenzehunoren.Laterblevenzelieverinde
auto zitten, hoewel dat heelwarm was. Een enkele keer
vielen ze in slaap op deachterbank. Maar als hetportier openging waren zemeteen weer wakker en alsmam dan erg tegenstribbeldeknepenzeelkaarextrahard.Nadiekeer toenpapbijna
vechtenmoestommamameete krijgen gingen ze nietmeer. De dokter had het
verboden en had mamaandere medicijnenvoorgeschreven. Maar datwas op het laatst, want zegingen terug naar Holland.Dat was beter, voor mamadan.
***
Rantepao,heden
Het ijzeren hek was vroegerwit geschilderd, nu is hetbruin en verroest. Wie komthier nog, op de kleinebegraafplaats van Belanda’sdie hier kwamen met deboodschap van het evangelieen hier te rusten werden
gelegd in het vertrouwenwakker te worden op dejongste dag? Een enkeletoeristdiegeïnteresseerdisinde zendingsgeschiedenis vanToraja, en ibu Fien vanwegehaartrouwehart.Zij is het die ervoor zorgt
dat het er hier schoon enopgeruimd uitziet. Uit haar
tas komt een sapu, eenhandbezem, waarmee ze ingebaren die routine verradende zerken langsgaat om stofen dood blad te verwijderen.Het laatst komt ze bij dekleinesteenvanDaniël.Daariszenietmeteenpaarvegenklaar. Met zorg en eerbiedwordt er een fles water over
de steen uitgegoten en meteen doek wordt de zerkhelemaal afgenomen. Eenliefdevolritueel.Mirjamstaaterzwijgendbij.Netalsvroeger leestzede
namen en trekt ze degeboortedatum af van desterfdatum.Deeenhoudtveeltijd van leven over, de ander
weinig.Daniël zou nu 24 jaar zijn
geweest. Ze kan zich metgeen mogelijkheidvoorstellenhoedatzouzijn.Eigenlijk voelt ze meer
verdriet om ibuFien dan omDaniël.Wat beweegt ibu omdit tedoen,aldie jaren?Zietze het als een verplichting?
Heeft het toch temakenmetde dodenverering van deTorajacultuur?AlsDaniël opeen Nederlandsebegraafplaats lag,wie zou erdan na al die jaren nognaartoe gaan met een fleswater en een borstel. Haarmoeder?Ibukijktopalszeklaaris,
ze glimlacht en knikt. Het isgoedzo.‘Moet je geen fotomaken,
Mirjam?Voorjeouders?’Ja, dat is een goed idee.
Eenfotoisdeerkenningvoorwat ibuFiendoet. Ibuwil erzelfookgraagop.BijdezerkvanDaniëlmetdesapuendelegewaterflesiszehetbewijs
vantrouw.‘Waaromdoetudit,ibu?’‘Hetismijntaak.’‘Ja,maarwaaromishetuw
taak?’‘Een taak wordt je
gegeven.’Het is een poos stil tussen
hen, ze lopen alweer op deweg.Terugnaarbenedengaat
sneller, maar halverwege wilibutochevenrusten.Zezuchtenwrijftoverhaarknieën.‘Zal ik een busje
aanhouden?Ubentmoe!’‘Straks maar. Ik wil eerst
nogietszeggen,Mirjam.’‘Wat,ibu?’‘Jouwouderskwamenhier
meteentaak,toch?’
‘Ja, een taak en eenopdracht, zo zag mijn vaderhetzeker.’‘Door mensen zoals je
vaderkwamerlicht,wantwijhierleefdennoginhetdonkeren in angst voor de bozegeesten en de machten vanonze wereld. Wij dachten inrangenenstandenendatGod
zich vooral met de rijke enbelangrijke mensenbezighield. Wij geloofden inhet lot, ook als dat eennoodlot was. Wij zeiden:“Ieder kind komt ter wereldmet zijn mogelijkheden enonmogelijkheden in zijnvuist.” Daar zat je aan vast,daar kon je je niet aan
ontworstelen. Maar jouwvader zei: “God houdt vanalle mensen en Hij is tevertrouwen. Hij offerde zijneigen Zoon. Tuhan Jezus isgekomen voor ieder die inHem gelooft.” Dat wasbevrijding van hetonomkeerbare,Mirjam,noemhetgenade.Entoenzijneigen
kleine Daniël stierf, leek jevader voor mij nog meer opbapak di Surga, de hemelseVader. Altijd als ik bij jullieaan tafel zat en hij gingbidden, gebeurde er ietstussendehemelendeaarde.’‘Mijn vader heeft het niet
gemakkelijk,ibu.’Zeknikternstig:‘Hetiserg
omjekindkwijtteraken.’‘En zijn vrouw eigenlijk
ook. Ibuweet toch hoemamgeworden is?Dat is nog nietover.’‘Ja, ikweet.Hijmist veel.
Maarhijheefthetvertrouwenin zijn God, en een dochter,meis.Jijvergoedtveel.’‘Ach, ibu! Was dat maar
24Wouter
Zondagmorgen. Het isstralend weer. Ik ben netterug van de dienst in hetverpleeghuis. We drinken
koffie in de tuin. Ine draagteen mouwloos bloesje, desfeerisgoed.Doorhetpratenmet Willem Jan hebben wijook weer het een en anderuitgewisseld, want zo gaatdat: onderwerpen die langgemeden zijn, lijkenonbespreekbaar geworden,maar als ze dan toevallig
opduiken in een gesprekmetderdenblijkenzetehanteren.Dat Ine ook nog met het
bezoek van gisteren bezig is,merk ik als ze begint overWillem Jans suggestie omeen kleine markt annextentoonstellingteorganiseren.‘Ik wilde de zolder op omnaar mijn ikat-kleden en
batikstoffen te zoeken, maarik heb geen idee in welkedooszezitten.Ikzagertegenop om alles overhoop tehalen.Heb jij enig ideewaardiespullenstaan?’Die spullen, dat zijn de
dingen die helemaalachteraan weggeborgenkonden worden, die we niet
konden weggooien, maar diewe niet meer wildentegenkomen als we dekussens voor de tuinstoelenzochten.Ikweetwelwaarikzoeken
moet. Ik kan die spullenbinnen vijf minuten hierhebben, maar ik blijfvoorzichtig. Want ik moet
niet te veel of te snelwillen.Zij mag het tempo bepalen,het isaleenGodswonderdatwekunnenstellendaterminof meer beweging in haarkomt. Of heb ik het mis?Koester ik de bekende dodemus?Ikweethetniet,hoopiseenhardnekkigeoverlever.Rustigrustig,of,zoalsmen
dáárzegt:pelanpelan…Vanmorgen heb ik
gepreektoverPsalm103.Datzijn zulke mooie woorden!Soms heb ik dan het gevoeldat ik boven mijn eigenbeperkingenuitstijg,datikdepostbode ben die iets goedskom brengen. Waar vind jewoordenvandiestrekking in
deze wereld? Nergens! Dewereld heeft dat niet, dewereld is leeg en kil.Oppervlakkig en ik-gerichtzijnweallemaal,hetvaltnogniet eens mee om het nietover jezelf te hebben. Als jePsalm103leest,benjeopeenanderniveaubezig.Dankrijgjeereendimensiebij,ookals
hetnietmeezit,ookals jebijde puinhopen van je bestaanzit of last hebt van oud zeer.Psalm 103 is mooi voorverpleeghuisbewoners die ophun einde wachten, maar isook mooi voor mensen dieweigeren hun hoop voor ditlevenoptegeven.‘Liefdevolengenadigisde
HEER, hij blijft geduldig engroot is zijn trouw. Nieteindeloos blijft hij twisten,niet eeuwig duurt zijn toorn.(…) Want hij weet waarvanwij gemaakt zijn, hij vergeetniet dat wij uit stof zijngevormd.’ Godweet wel dater niet veel te verwachten is,maardatmaaktzijninzetniet
minder.Stofzijnwe.AlsHijzucht zijn we weg, zijn wenietmeerteterugtevindenindetijd.MaarHijblijfttrouw,staaterdan, ‘vaneeuwigheidtot eeuwigheid’.Er valt geenmensuit zijn hand en er valtgeen moment uit zijn hand.Ook wij niet, ook ditzonovergotenmomentniet.
‘Ja,’ zeg ik, ‘ja, dan moetik eens even denken, Ine.Maar je vindt het dus eengoedidee?’Wat hoor ik haar graag
zeggen dat ze iets een goedidee vindt, dat ze een planheeft, dat ze dóór wil. Zelacht, haar eigen kleineglimlachdiezoleukomhaar
mondhoeken speelt. Het isalsof ze weet dat ze me eenknal voor mijn hoofd gaatgeven.Nee,zovoelthetniet,maarzokomthetwelaan.Ze zegt: ‘Ik zit te denken,
Wouter: hoe grappig het zouzijn om Torajakoffie teschenken op die dag. Deechte Torajakoffie. Dan heb
je meteen een positieveinsteek, zo van: wow, komtdatdaarvandaan?Verbouwendie ex-kannibalen zulkelekkerekoffie?’‘Torajakoffie! Maar dat
hebben we niet boven indozenzitten.’‘Mirjam kan het toch
meebrengen?’
En zo zit ik even latertussen de dozen op zolder,want als Mirjam koffie kanmeebrengen, kan ik wel opzondagdezolderopzijnkopzetten. Ik ga niet meertegenhoudenwatzoduidelijkaanhetveranderenis,hetzoutegenstribbelenkunnenlijken.Ikzithierletterlijkinhetstof
van jaren en het stof vanherinneringen,en ikweetdatwe zelf ook maar stof zijn,maar dat God ons nietvergetenis.Heer, toch! Nu zit ik hier
opmijnknieëntejankenenteniezen.Maar ik zal die doosvinden en mee naar benedennemen en Ine zal hem
openmaken.Hij staat inderdaad
helemaal achteraan. Ik hebgeenzinomallesweer terugte zetten, dat komt morgenwel. Met de doos in mijnarmen loop ik de trappen afen ik laat hem op het grasploffen tussen onzetuinstoelenin.
‘Ja,datis-tie!’zegtze,meteenzucht.We kijken samen naar de
doos. Gaat ze hem gewoonopenmaken? Of moet ik hetdoen?Voorikopkijkvoelikhaar
hand, ze draait mijn gezichtnaar links en blaast langsmijn oor. ‘Stofrag!’ zegt ze.
Het voelt als een liefkozing,de intimiteit zorgt voor eenrilling langs mijnruggengraat.Ik leun achterover, terwijl
zijzichoverdedoosbuigtendeeerstelapstoferuitneemt.Batik heeft zo’n aparte geur.Deze lap is nieuw, nooitgewassen, dus de stof is nog
stug en diep van kleur. Degoudgelemotieven steken felaf tegen de donkerblauweachtergrond.‘Deze komt uit Sa’dan. Ik
kocht hem bij diekromgegroeide vrouw, dieookdatmooieweefwerkhad.Ik wilde er kussens vanmaken, maar dat kwam er
nietvan.’Twintigjaarineenzin.Ze maakt stapeltjes op de
tuintafel. Er zijn kleden,sarongs en slendangs. Het iswel duidelijk dat er een tijdwasdatzeverliefdwasopdemotieven en de kleuren vande Torajacultuur. Het eerstejaarvooral,toenelkedageen
ontdekkingwas.Helemaalonderindedoos
ziteenheeldonkerebatik.Zetrekt in eerste instantie haarhand terug, maar pakt hemdan toch. Ze gaat staan enwikkelt hem om haar smalleheupen,hijkanweldriekeerrond.Met een handig gebaarvouwt ze het laatste stuk
dubbelenslaatdebovenrandtweemaal om in haar taille.Zoblijfthetzitten.‘Die droeg je niet graag!’
protesteerik.‘Ik ging ook niet graag
naareenpestamati!’Ze vouwt de lap weer op
enlegthemterugindedoos.
Rantepao,1984Wekekenelkaaraantoendeuitnodiginggebrachtwerd.Ikvondhetwelspannend.Eenkeermoestdeeerstekeerzijnenhetwasookwelprettigdathetnietiemandwasdiewegoedkenden,wantdanga
jetochanders.‘Hethoorternueenmaalbijhiereneenkeermoetdeeerstekeerzijn,’zeidenwetegenelkaar.‘IkvraagwelaanbuurvrouwTitihoehetinzijnwerkgaat,enwatikdoenmoetalshetmetegortigwordt,’zeije.
Ikvondjegeweldig,jewasstoertoen.Jestondaltijdnaastme,wevormdeneenteam.Wewistenwaaraanwebegonnenwaren,wegingenervoor,dusgingenweooksamennaardepestamati.Destraatwerdafgesloten,erstondenbinneneenmum
vantijdeensoorttribunes,diepondokswerdengenoemd.Erwerdentikarsuitgeroldomoptezitten.Enaldiemensen!Erblevenmaarnieuwegastenkomen.‘Wateengrotefamilie!’zeije.MaarTitilegdeuitdathetdeheletondokwas,dehele
dorpsgemeenschap.Deoverledenehadruimeenhalfjaarophaarbegrafenismoetenwachten,wantsommigefamilieledenmoestenvanverkomenenermoestgespaardwordenomdebegrafenisdepassendestatustegeven.Hetlichaamwerdaldie
tijdopgebaardonderdetongkonanwaardeoverledenehadgewoond.Inspuitenmetformalinegingdeontbindingtegenenverdoezeldedelijkgeurminofmeer.Onzeonbevangenheidraaktenwealeenbeetjekwijttoenwemerktenwat
eenorganisatieaandepestamativoorafging.Hoeveelmensenliepenhetbuurhuisinenuitdienachtvóórdebegrafenis?Hoeveelvoedselstonderteprutteleninpannen?HoevaakmoestenTitienJunusheenenweervanhunhuisnaardeplaatsvanhet
feest?Wehoordenhetgeluidvangillendevarkensdie,vastgesnoerdopbamboestaken,tijdelijkindebuurtuinlagen.Eenkarbouwstondvastbondenaanonshek.Wekekenelkaaraanmetgemengdegevoelens,nieteerderhaddenweonszo
ondergedompeldineenanderecultuurgevoeld.EenzwartT-shirtendedonkerelapmaakteneenanderevrouwvanje.Toenjijjouwzwarteschoeneneindelijkgevondenhadineennognietuitgepaktedoos,blekenzebeschimmeldenaanelkaar
geplakt.Diekondenmeteenweg.Jijgingdusmaaropjerodesandaaltjes.IbubleefachtermetMirjam,zekekenonsnatoenwenaarhetfeestliepen.Wijhaddengeenideewaarwenaartoegingen,alhaddenweerveelovergehoorden
gelezen.Eenfeestkonhetinonzeogennietzijn,maardatwasnujuisthetspannendst.Wehaddeneenplaatsjeopdeachtersterijverwacht,wantja,wehaddendeoverledeneeigenlijknietzogoedgekend.Wewarenmaarburenvandezoon
vandeoverledene,buitenstaanders.Maardatlukteniet,wewerdenpontificaalopdevoorsterijneergezet,wantBelanda’swarensowiesoeregastenenwerktenstatusverhogendvoordeoverledene.Hetlichaamlag
opgebaard,gewikkeldinlappen.Erhingeenzwareluchtomheen,eenmixvanlijkgeurenformaline,maarniemandbehalvewijhaderlastvan.Ach,wijhaddenoverallastvan.Destankwasnognieteenshetergste.Deontelbarevliegen,hetgegilvande
varkens−hoeveelwarenheterwelniet?−hetwachtenindehittevandemiddag.Weblevenmaarhandenschuddenmetonbekenden.Aanheteindevandemiddagwerdendedierengetoond:zevenkarbouwenendertienvarkens.De
karbouwenstondenvlakvoorons.Zestondenvrijwelroerloosenalserietsbewoogwasheteentragebeweging,alsofallesinslowmotionging.Eenvandedierenkeekmelangetijdaan.Lieveogenheeftzo’nkarbouw,onschuldigenzacht.
Erkwamenmannen,fraaiuitgedost,zwaaiendmetparangsenzwaarden.Dekarbouwenschrokkendaarnietvan,zeblevenstoïcijns.Demensenopdetribuneraaktenopgewondendoorhetgeschreeuwengedansvandemannen.Eenhoog
gillendgeluidvuldedeluchtenzohitstenhetpubliekendemanneninhetmiddenelkaarop.Degrootstekarbouwwerdbijonsvandaangetrokken,diezouheteerstaandebeurtzijn.Ikzeitegenje:‘Doejeogennoustraksdicht,hè,andersblijfjedatbeeld
vanzo’nbloedbadmaarbijjehouden.’‘Ikzalwelzien,’zeije.Jezagerzowitenernstiguitindiedonkerekleren.Toendeparangdoordeluchtzwaaideenhetlemmetdiepindehalsvandekarbouwsloeg,washetofdekarbouwkotste,
verbaasdstondenhaarogen.Zewildeloeien,maarhetwerdgereutelenbloedgolfdespetterendophetzand.Hetextatischegillenvanhetpubliekdeedpijninonzeorenenjijzatmetjehandvoorjemond.Maarjebleefwelkijken.Dekarbouwzakteheel
langzaamdoorhaarvoorpoten,zegooideeenpaarkeerhaargrotekopachteroveralswildezedegapendewondlatenzien.Demanmetdeparangstondklaaromnogmaalstoeteslaan,maardatwasnietnodig.Hetwasmetéénslaggedaan.Hetbloed
vormdeeensteedsgroterwordendeplasrondhetdier,datslagzijmaakte.Eenlaatstepogingtotloeienwerdeenrochelendebloedfontein.Ertrokeenlangestuiptrekkingdoorhetdier.Toendeeddekarbouwdiehetdichtstbijonsstond
eenstapvoorwaarts,zodatzetussenonsendedoodstrijdkwamtestaan,enzelietineenklaterendewatervalhaarblaasleegstromen.Dedruppelsspattenopjesarong,maarjetrokjebenennietweg.Alseenlevenlozepopzatje.Detweedekarbouw
werdnaarhetmiddengetrokken.Erwerdgejuichttoenereennogjongemannaarvorenkwameneenparangoverhandigdkreegvaneenheeloudeman.Dejongenhiefhetmesenliepalsofhijaaneenparademeedeed.Maareen
vakman,zoalszijnvoorganger,washijniet.Hetduurdelangvoordatdetweedekarbouwdoordepotenzakte.Wijschuildenvoorhetwredetafereelachterhetmassievelijfvandekarbouwdievooronswasgaanstaan.Alleenhetrochelendegebrulkonze
niettegenhouden.‘Zullenwenaarhuisgaan?’vroegik,maartoenikjouwogenineenkwartsecondezagoplichtenendoven,konikmezelfwelwataandoenomdievraag.Naarhuisgaanwasvoorjouietsandersdanvoormij.Weblevenzitten,
omdatwebangwareneenfouttebegaanalswetevroegzoudenvertrekken.Toendeavondvielendegeurvanbloedenmestonsmisselijkhadgemaakt,kwamereeninlandsepredikantdieuitdebijbellas.Wekekenelkaaraan,jefluisterde:‘Alszejou
haddengevraagd,hadjehetdangedáán?’Ikhadgeenantwoord,ikwisthetniet.Ikvroegmeeerlijkgezegdafhoewehierterechtgekomenwarenenwatwehierdeden.MaardatmoestInenietmeekrijgen.Wegingennaarhuiswaar
Mirjam,alinpyjama,zattekleurenaantafelenvroeg:‘Washeteenleukfeest?’‘Voordewildeheidenenwel,’zeijij.Karbouwenvleeshebjijnooitmeergegeten.
‘Moet de doos terug naar
zolder of wil je hem hierhouden?’vraagikalswenaarbinnen gaan. Het laatste uurhebben we geen woordgezegd, we zaten allebeigevangen in onzeherinneringen. Ze hebbendezelfdeoorsprong,zekomenuitdedoos,metdegeurmee,ze worden opgeroepen door
kleurenenmotieven,het zijngedeeldeherinneringen,maarzegaaninelkmenseeneigenweg. Want Ine heeft nietzojuist die pesta matiherbeleefd.Datblijktuithaarpraktischevraag:‘Alswedatdoen, Wouter, dieTorajakoffie aanbiedenopdeontmoetingsdag, kun jij dan
25Mirjam
‘Zo,’zegtJeroen,alsMirjamhet mobieltje aan haar oordrukt, ‘even mijn liefjebellen, voor zeweer in slaap
valtdaarindetropen.’‘Hé, jongen!’ Een warme
emotie slaat door haar heenen ze laat zich achterover ophetbedvallen.‘Hoe is het met je? Wat
heb je gedaan vandaag?Vertel!’‘Vanmorgen naar de kerk
geweest,waar ik ibuFien en
guruErnsthebontmoet.’‘Die ken ik niet. Ik dacht
datjevoorFirmanging?’‘Die komt waarschijnlijk
morgenpasterug.’‘Washijwegdan?’Duidelijk realiseert ze zich
opdatmomentdatzezichintwee verschillende wereldenbevinden, waar moet ze in
vredesnaam beginnen? Washijmaarhier!Maardatwildezetochjuistniet?‘Wachteven,’zegtze,‘dat
gaat zo niet. Eerst vertellenwaarjezit?Benjethuis?’‘Ja,ikbenthuis,ikhangop
de bank. Inmijn uppie en ikloop aldoor maar te rekenenhoelaathetdaarbijjouis.’
‘Dan moet je gewoon eenextra klokje neerzetten. Bijmij thuis ligt een wekkertje,indelavanhetnachtkastje.’‘Goed idee. Dat ga ik wel
halen.Maarwaarbenjij?’‘Ikligopmijnbed.Ookin
mijnuppie.’Zeheeft toenzethuiskwam, bezweet enwarm, haar bovenkleding
uitgegooidenwildenetonderde douche stappen, maar nuJeroen belt kan dat welwachten.‘Zie je wel! Wat spreken
weaf:komjijhierbijmijopdebankhangenofkomikbijjou?’‘Misjemeal?’‘Jijmij?’
Haar hand past precies inde ondiepe vallei tussenheupen, schaambeen ennavel. ‘Kom maar bij mij,’zegtzeweek,‘zouikwelheelprettigvindennu.’‘Schuifeensopdan.’Er is
eenhunkeringinzijnstem.‘Liggenwegoedzo?’‘Bijna. Vertel maar, het
ging over een ibis en eenguru.’‘Niet ibis, ibu… Ibu Fien
was onze hulp in dehuishouding. Ibu Fien is nietveranderd en ik ben nietveranderd.’‘Datisliefde:elkaarsteeds
opnieuwvindeninhetgevoeldat je voor die persoon apart
hebtgezet.’‘Zeghetnogeens?’Een kleine grinnik in haar
oor. Ze glimlacht mee, haarhand streelt nu de lege pleknaasthaar.Hij herhaalt zijn woorden
envraagtofzepenenpapierwilhebben.‘Graag!’zuchtze.‘Jijkunt
zulke mooie dingen zeggen,weetjedat?’‘Ja, dat weet ik. Ik spreek
noguitervaringook.’‘Jemeenthet?’‘Ja.’Het is een tijdje stil. Ze
hoort enkel zijn adem − ofverbeeldt ze zich dat maar?Dat is bijna te wonderlijk
toch:eenhalvewereldtussenhenenelkaarsademhoren?‘Dit wordt een duur
gesprek,’ zegt hij na eenpoosje,‘wezijnnoglangnietuitgepraat.’‘Misschien raak ik wel
nooituitgepraatmetjou.’‘Hè,ishetbesmettelijk?Jij
kunt ineens ook mooie
dingen zeggen.’ Hij wil hetluchtiglatenklinken,maarzijisnietgek.‘Uiterst besmettelijk. Je
weet niet half hoeveel er opme afkomt hier. Maar datvertel ik wel als ik je nietalleen horen, maar ook weerzienkan.Heb jij nogcontactgehadmetmijnvader?’
‘Als ikvan jou een sms’jebinnen had, liet ik hem datweten. Hij zat erop tewachten, geloof ik, wantbinnen tien minuten had ikeenberichtjeterug.’‘Watstonddaarindan?’‘Niks bijzonders,
“bedankt” of “fijn om teweten” en de laatste keer
zoietsals“allesrustighier”.’Zezuchtopgelucht.‘Datis
eengoedteken,wantdaarmeevertelt hij dat mijn moedergeen paniekaanval heeftgekregen en dat hij rustigachter zijn pc in destudeerkamer kan zitten.Dusik vind het eigenlijk welbijzonder.’
‘Volgens mij hebben jevaderenjijeenspecialecodeals het je moeder betreft.Alsofjullieallebeialdooraanhet peilen zijnwaar ze zit ofwaar ze mee zit. Dat moettoch doodvermoeiend zijnvoorhaar!’‘Voor háár?Voor ons, zul
jebedoelen!’
‘Ja, ook voor jullie, maargeloofme,hetmoetvoorhaarondraaglijk zijn: eengevangenis, waarin elkepoging tot uitbraak in liefdegesmoordwordt.Zekangeenkantop.’‘Ze kan niet de verkeerde
kant op, Jeroen, we houdenhaar vast. Jij weet niet
waarover ik praat en wat wemet haar hebbenmeegemaakt.’‘Liefje, met vasthouden
bereik je zoweinig.Loslatenisveelmoeilijker,maarerzitmeer liefde in. En meerrespect.’‘Ikbegrijpdat jevindtdat
wehet helemaal fout hebben
gedaan,maarweetje,Jeroen,als we haar losgelatenhadden, dan was ze er nietmeer geweest.’ Terwijl zijbedenkthoesneleengesprekvan sfeer en impact kanwisselen, blijft hij even stil.Danzegthij:‘Oké,datisdaneindelijk duidelijk, Mirjam.Ze is suïcidaal, of ze is dat
geweest. Dat is heel heftig,ja, maar denk niet dat hetdankzij jullie inzet is, dat zeer nog is. Mensen die doodwillen, vinden daar eenmaniervoor.’‘Ja,datweetikookwel,en
ikbendaarinookandersdanmijn vader. Ik ben trouwensellendig genoeg vaak degene
om wie er spanningenontstaan tussen hen. Maarmijnvader,hè,diemanhoudtzoveelvanhaar,diezouzijnlaatste druppel bloed noggeven. Die doet alles vooreen glimlach of een kus.Dieverdraagthetzelfsdatzijhemschuldig acht aan hetoverlijden van Daniël. Want
zij gaat nog uit van degedachtedaterietsvoorhemgedaan had kunnen wordenals we tijdens of net na zijngeboorte inNederlandwarengeweest.Datstandpuntisnietverdedigbaar, want ook inNederland gaan kinderendood aan aangeborenhartafwijkingen. En mijn
broertje is niet doodgegaanaan de tropen, maar aan eenhartje dat helemaal fout inelkaarzat.’‘Komen die problemen
meervoorinjulliefamilie?’‘Niet dat ik weet.’ Hoe is
het mogelijk dat haar stemeffen klinkt? En waaromgeeft ze niet nu, op dit
moment,toeaandeopwellingvan haar hart? Het ligt voorop haar tong om te zeggen:‘Jeroen, lieverd, dat moetenwenoguitzoekenendatisdereden van mijn angst, mijnafweerenmijnzwijgen.Maareigenlijkkan ikniet zwijgen,wantikmoetjeietsvertellen.Ik heb gelogen toen je vroeg
of ikmisschien zwanger konzijn.Ikhebgelogenover ietswat nu nog bijna niets is,maar wat ons leven gaatworden, een garnaaltje vaneen centimeter of zo, eenvormloosbegin.’Zostaathetin Psalm 139. Zou ze ooitzoverkomendatzediepsalmaan Jeroen zou kunnen
voorlezen? Zij, die debemoeienis van God altijdheel ver van haar eigenbestaanheeftgeschoven?Datgaat haar nu niet meerlukken, want ze is hier, inRantepao, terug vanweggeweest. Hoe legt ze destorm stil, zodat Jeroen geenargwaan krijgt en niet
bezorgd gaat worden? NaastdedokterweetalleenGoddatze zwanger is enwat ze niethardop zegt, is wel de taalvanhaarhart.Deze gedachten bij elkaar
opgeteld zouden best eengebed kunnen zijn geweest,want ze ervaart een emotiealsof ze zich vasthaakt aan
Iets wat boven haarmogelijkheden gaat. Eenanker omhoog gooien – kandat?Hetlijkterop.Want Jeroen vraagt:
‘Vertel nou verder. Wanneerga je naar het graf van jebroertje?’Nukanzevertellenvanibu
Fien, van het tasje met de
sapuendeflesmetwater,vanhet huisje met de bekendelappendeken, van hetkinderbed.‘Ik ben vanmiddag met
haarnaarhetgrafvanDaniëlgeweest. Zij heeft er al diejaren voor gezorgd. Moet jejevoorstellen,Jeroen:twintigjaar lang, met een stoffertje
eneenfleswater ineen tasjede berg op, een wandelingvan ruim een uur. Niemandheefthethaargevraagd,hetisgewoon haar taak geworden.ZeheeftooknogeenfotovanDaniël staan in eenafschuwelijke glitterlijst,beduimeld en verbleekt. Enze woont nog op onze oude
spullen, mijn kinderbed staaternog.Hetiszogek,Jeroen,er valt hier zomaar twintigjaartussenuit.Benjeernog?’vraagtzedan.‘Ik lig toch naast je?’ stelt
zijnstemhaargerust.‘Dank je wel dat je dit
mogelijk maakte, Jeroen. Jedoetmegoed.’
‘Alsjegaathuilen,komiklinearectanaarjetoe.’‘Ikhuiltochniet?’‘Hmm, daar ben ik niet
zeker van. Vertel maarverder, dan merk ik het wel.ZeherkendenjedusnogdaarinRantepao?Watzeidenze?Laat me raden: “Geen spatveranderd, nog altijd een
meisje!”’‘GuruErnstzeiwelzoiets,
ja. Hij is predikant nu, hijstond me in zijn toga op tewachtenbijdekerk.Hetwaszo goed om daar te zijnvanmorgen.Ikhebvandaagalwel tien keer gedacht: hoekon ik toch twintig jaar hierniet zijn? Ben je er nog?
Jeroen?’‘Ja,ikbenernog,maarde
verbinding iswelminder nu.Doe straks de telefoon in deoplader,ja?’Er klinken voetstappen op
de waranda, er valt eenschaduw langs het raam endan wordt er op de deurgeklopt. Ze gaat overeind
zitten.‘Ibu Mirjam,’ klinkt de
stemvanAgus,‘erisiemanddieusprekenwil.’Zelaatdetelefoon uit haar handenvallen.‘Firman!Benjijhet?’roept
ze, terwijl ze snel haar jurkoverhaarhoofdgooit.‘Dathoopikvoorje,’hoort
ze nog vaag. ‘Wat gebeurtdaarallemaal?’Zeisalbijdedeur.Zerukt
hem open. Naast Agus staateen jonge vrouw, de bruineogen iets scheefgetrokkendoor het strak achterovergekamde haar dat in eenpaardenstaartje zit. Het duurtgeen twee seconden voor
Mirjamhaarherkent,hetkanniemand anders zijn danRadwa.Radwa lacht haar brede
lach, nog steeds lijkt haarmond te groot voor haargezicht. Vroeger waren zeeven groot, maar Radwa iskleinergebleven.Alszehaararmen om Radwa heen slaat
pastdieonderhaarkin.Vaag klinkt vanuit de
telefoon het roepen vanJeroen. ‘Hallo? Hé, hallodaar?Allesoké?’Terwijl Radwa haar
sandalen uitdoet voordat zebinnenkomt, maakt Mirjamsnel een einde aan hetgesprek. ‘Ja, alles goed, ik
liet de telefoon vallen, er isbezoek. Radwa is er. Wepraten nog, ja, is dat goed?Dankvoorhetbellen,hè!Hetwas een mooi gesprek. Hetging tenminste niet alleenover koetjes en kalfjes, echt,ik bedoel, we zeiden dingendieertoededen.’‘Hé, hé, dat gaat zomaar
niet!’protesteertJeroen.‘Ja, nee, natuurlijk niet,
sorry,loveyou!Kusss…’‘Versta ik niet, je beltmet
Holland… Ik mis je, ik houvanje.’Zij moet het weer
oppervlakkig maken, methaar ‘love you’, hij zegt hetgewoonrechtuitzijnhart,hij
draaitnergensomheen.Er is een glinstering in
Radwa’s ogen. ‘Boyfriend iscalling?’‘Ja,datwasJeroen.’Zedraait zichomnaarhet
bed, strijkt de rimpelsuit hetlaken en schudt de kussensop.‘Stoelenzijnerniet,wil je
hier zitten of buiten? HoekomjeineenshierenwaarisFirman?’‘Ah, Firman, die was
meteen helemaal overstuurtoen hij van Arti hoorde datjij gekomen bent. Hij kandaar niet mee omgaan, hijheeftalzoveelemotiesgehadde laatste tijd.Hijmoet eerst
rustigworden,eenuurtjemetbapakdiSurgapraten,biddenendanken.Hijkomtzo.’Mirjam voelt dat er een
glimlach komt. Ja, dat isFirman:evenmetdeVaderinde hemel praten om rustig teworden.Dehemelishiertochechtdichterbij.Het wordt de houten bank
op de waranda, Agus komtzonderhet tevragenmeteenbordmetpapajaenpisangs.‘Wat ben je een mooie
vrouwgeworden,Mirjam!Entoch ben je niet anders dantoenjehierwoonde.Alsikjein Makassar toevallig wastegengekomen, had ik jeherkend.’
‘Denk je? Ik moest heeleven kijken, maar toen jebegon te lachen, wist ik hetzeker.Dielach,datisRadwa.Jullie zijn dus net terug vandeafscheidstournee?Hoewasdat?’‘We waren moe, dus we
sliepenindebus.Firmanhadde afgelopen nachten weinig
geslapen. We zagen Arti ophet busstation, hij had jougisteren hier afgezet, zei hij.Dat kon Firman even nietaan, hij wilde naar je toe,maar hij moest eerst wennenaan het idee dat dat zomaarkon. Hij zei dat jij het zoubegrijpen,isdatzo?’Mirjam knikt: ‘Zo is
Firman, hij moet eerstzichzelf op orde hebben.Maar komt hij straks, ofmorgenpas?’Radwahefthaarhandenin
een gebaar van twijfel. ‘Hijkomt wanneer het verlangenhet wint van de verwarring.Hij heeft het moeilijk dezedagen. Ik maak me veel
zorgen om hem. Hoe kan ikhemloslaten?’Mirjam zwijgt. Ze vraagt
zichafofhetverstandigisalshet gesprek meteen al dezekant opgaat. Radwa heeft erook enerverende dagen opzitten, ze zijn allebei moe.Maar ze begint er zelf over,dus het zit haar hoog enwie
weet hoelang het duurt voorze weer onder vier ogenkunnenpraten?‘Waarom loslaten? Je kunt
tochmee?’‘Ikgameeomhemwegte
brengen en te zien wat ikverder nog voor hem kandoen.’‘Maar niet om te blijven!’
Zehadhetnietalseenverwijtwillenlatenklinken.‘Ik heb mijn werk in
Makassar, ik heb dáár eentaak.’Watvoorop je lippen ligt,
kun je nog tegenhouden, alsjedatwilt.Hetgaatteveromtevragenhoehetdanzitmetde liefde tussen hen. Er zijn
grenzen en Radwa magaangevenwaarzeliggen.‘Hoe gaan jullie dan
contact houden? Even bellenofmailenisernietbij.’‘We zullen elkaar brieven
schrijven,enmisschienkanikhem eens per drie maandenopzoeken. Het is niet alleende afstand, maar ook de
kosten spelen een rol. Ik hebeenredelijksalaris,maarwatFirman krijgt is de moeiteniet.Daarhoudthijechtnietsvan over. Hij zal de busreisnaar Makassar niet kunnenbetalen.’‘Was er geen andere
stageplek te vinden? Heb jedaaralsaankomendpredikant
zelf helemaal niets in tezeggen?’‘Mirjam, ik heb dit wel
zien aankomen. Hij wordtnietgedwongen,hijwilgaan.Hij mag die keuze maken,ook al vind ik hetverschrikkelijk moeilijk. Zijndroomkomtuit,ikleverhemin.’
Destiltedievolgtiszwaaren Mirjam vraagt zich af ofze nu haar arm om Radwaheenmoetslaanofjuistniet.Radwa strijkt haar haar
naarachterenenhersteltzich.‘We hebben het wel over
trouwen gehad. Er zijn hierbest veel predikanten die vervan hun gezin een gemeente
dienen.Maar Firmanwil datniet. Hij zegt dat trouwenjuist betekent dat je eengezamenlijklevenhebtendateenhuwelijkwaarinjeelkaarmaar zelden ziet geenhuwelijkis.’‘Denk jij daar anders
over?’Radwa haalt haar
schouders op, een triestgebaar.‘Ikwenerwelaan!’‘Eerlijk zijn! Was jij toch
liever getrouwd, al zou hetdan “op afstand getrouwd”zijngeweest?’‘Ik had graag Firmans
beloftehorenklinken.Ikweetwel dat hij van mij houdt,
maar ik hoor het ook graag.Het zou voor mij wel eensoort troost zijn geweest.Maar je weet hoe Firman is:hijsluitgeencompromissen.’Juistopdatmomentklinkt
het knarsen van het hek. Zeveren allebei op om over debalustrade te kijken. Hij ishet, zo hijst Firman aan zijn
broek.Hijkijktomhoog.Hetis al bijna donker, maardesondanks kijkt hij meteenomhoogalsofhijvoeltdaternaarhemgekekenwordt.Alsbevroren blijft hij staan. Eentengere figuur, een jongennog,geenmanvanbovendedertig.‘Firman! Kom boven!’
roeptMirjamzacht,maarnogneemthijdetijd.Zezienhoehij zijn handen heft − is heteen gebaar van reiken ofzegenen?Erzitietshulpeloosin.Evenschijntdebuitenlamp
op zijn lichte handpalmen,dan legt hij die tegen elkaarvoor zijn borst en buigt zijn
hoofd. ‘Voordat hij bovenkomt, even overleggen hoehij dit gaat aanpakken.’ Zemoet het hardop gezegdhebben, want Radwaantwoordt: ‘Zo is hij!’ Er zitliefde en verdriet in de toonwaaropzedatzegt.Dan klinkt het sloffen van
zijn teenslippers op de
betegelde trap. Mirjam gaatweerzitten.Zemoethemnietoverdonderen nu, niet naarhem toe rennen. Firman isnietvandeomhelzingen,nietnu, misschien later, hij moeteerst ontdooien. Hij komtdichterbij, zijn hand glijdtover de leuning van debalustrade.Hij stopt op twee
meterafstand.‘Mirjam!’Zegaatstaanensteekthaar
beide handen naar hem uit.‘Ja,Firman,ikbenhetecht.’Evenpakthijhaarhanden,
druktze,laatzeweerlos.‘Ikbenblij.’‘Ikook!Komzitten.Wilje
wat drinken? Of eten?’ Zehoudt hem de schaal met
papaja voor. Hij schudt zijnhoofd, ze ziet zijnadamsappel bewegen als hijslikt.‘HoeishetmetpakWouter
entanteIne?’‘Met mijn vader is alles
goed. Hij zou zo graag ookhier zijn, Firman, maar dezorgenrondmijnmoederzijn
er nog steeds.Al gaat het delaatste tijd wel een beetjebeter, ze heeft eindelijk demedicatie waarmee ze zichredelijk kan handhaven. Zeheeftveelaandevriendschapvan Rianne − die herinner jeje toch nog wel? Mijn vaderheeft een lange brief voor jemeegegeven,maardiekrijgje
pasalsweafscheidnemen inMiallo.’Wat akelig dat ze nuniet eens kan zeggen: ‘En dehartelijke groeten van mijnmoeder.’ Ze gaat er niet omliegen.‘Je vader heeft nog altijd
zijn hart in Toraja liggen enje moeder kan er niet meerzijn.’
‘Ja,zoishet.’‘Je bent net op tijd. Nog
tweedagenendanvertrek ikuitRantepao.’‘Ja, Firman, dat weet ik
toch. Daar ben ik speciaalvoor gekomen. Ik ga meenaar Simbuang. Ikwilwetenwaar je terechtkomt, ikmoetme een voorstelling kunnen
makenvanjelevendaar.’‘Arti zei dat al. Ik kan het
niet geloven. Niet dat je erbentenalhelemaalnietdatjemeweg gaat brengen.Het isverenzwaar.’‘Weet ik toch! Kom op,
Firman, ik ben geen watje!Als Radwa mee kan, dan ikook,hoor!’
Hij strijkt vaak over zijngezicht, hij is nog nietovertuigd.‘Mirjam heeft een vriend.
Vertel eens over je vriend?’probeertRadwa.‘Mirjam heeft altijd een
zwermvriendenomzichheengehad.’‘Maar deze is speciaal,’
verzekertRadwaplagend.‘Hoeweetjijdatnou?’wil
Mirjamweten.‘Dat hoorde ik aan de
klankvanjestem.Hoeiszijnnaamookalweer?’‘Jeroen.’‘HeeftRadwagelijk, is hij
speciaal? Betekent hij meerdanaldieanderen?’
‘Ik houd van hem, en nietalleen omdat hij deze reismogelijk maakte. Hij verrastmesteedsopnieuw.’Het verlangen dat als een
stroom door haar heen golft,overweldigt haar. Als hijzojuistdetrapopwaskomenlopen, dan had ze zich niethoeven afvragen wat hij
hebben kon, had ze geenomweg hoeven zoeken. Danhad ze zich niet hoeveninhouden. Hij zou haarhebbenopgevangen.Eenkus,zoéénwaarvanzevanbinnenweek en zacht wordt, zo’nkusnu!Endan tegenFirmanen Radwa zeggen: ‘Kijk, ditishijnu.DitisJeroen.’
‘Waarom heb je hem nietmeegebracht? Wij haddenhemgraagontmoet!’‘Ik kom nu met een
specialereden,omdatjijnaarSimbuang vertrekt, Firman.Maar wie weet komen weooit samennogeens.Opeenbrommerdoordebergen,datiswelwatvoorJeroen.’
Nuzehetzegtrealiseertzezich ineens dat het woord‘samen’ voor Jeroen en haarniet meer volstaat. Er zalrekening gehouden moetenworden met een kind. Enwonderlijk genoeg is datmindervreemddanhettotnutoe was. Een stukje vanJeroen is hier, in haar in
wordingtoteenmensenleven.Het is dan wel niet gepland,maar het blijkt zich vanzelfruimteteverschaffen.Inhaarbuik, maar ook in haardenkwereld blijkbaar. Jeroenzouhetwelmogenwetennuzeerzorustigoveris.TerwijlFirmanverteltover
het afscheid van zijnmoeder
enzijoverdeontmoetingmetibu Fien en het bezoek aanhetgrafvanDaniël, is erhetgevoel van ontspanning.Alsof de vermoeidheid zichomzet in welbevinden, rust.Senang noemen ze dat hier.Geluk, maar nog meer dandat.
Desfeeriszoweldadigdatzehetervaartalseenkoestering,hiertezitten.AlsFirmanvanvermoeidheid in slaapgevallen is, luistert MirjamnaarRadwa’sgedempte stemalszeantwoordgeeftophaarvragen naar personen enveranderingen. Gezichten engebeurtenissen worden
wakker uit diep weggezakteherinneringen. Ze had zichvoorgesteldmetFirmanoptehalenwatzevroegerdeelden,maarze laathemslapen.Hetisalgoeddatzenaarhemkankijken. Er is er maar één terwereld boven alle kritiekverheven, aan wie ze zichnooit en te nimmer zal
ergeren, ook niet als hijsnurkt.‘Je moet morgen echt
kennismaken met Harm enMieke Verhoog. Harm isdocent op het TheologischInstituut, net als jouw vaderwas.Miekezit inhetbestuurvan het kindertehuis, daarmoet je ook gaan kijken. Er
zijn zeventig kinderenmomenteelenMiekeheeftalveel verbeteringen in ganggezet. Simpele dingen diewerken, zoals voor elk kindeeneigenplankindekast.Enals er een kleintje bij komt,krijgtdieeenvandegroterentoegewezen als buddy. Nee,het is niet meer alleen voor
weeskinderen, er zijn veelkinderen gekomen die eenslechte thuissituatie hebbenenvoorwiebinnendefamiliegeen opvang is. Via Miekezijn er ook een paar serieuzesponsors bijgekomen. Dathelpt, want ja, zonder geldkun je niets doen. Harm enMiekewonentrouwensinhet
huis waar jullie gewoondhebben. Als ik in Rantepaoben,gaikeraltijdevenlangs.Het zijn leuke mensen, jevoeltjewelkomdaar.’‘Ik zal morgen eerst naar
het Theologisch Instituutgaanomtezienofikmeekannaar Simbuang. Heb jijmorgen tijd om mee te gaan
misschien?’Kijk,ookdathadze gedacht aan Firman tevragen, maar waarschijnlijkheeft ze meer aan Radwa enheeft Firman de komendedagengenoegtedoen.Radwa knikt en belooft
haaromtienuuroptehalen.De lichten indeomgeving
zijn één voor één uitgegaan
en de honden laten zichhoren. Het is bijnamiddernacht,Als Agus het hek op slot
wil doen, maakt RadwaFirmanwakker. Ze heeft ietsmoederlijks in haar maniervandoen.‘Kommee,jemoetnaarjebed,Firman.’Firman wrijft over zijn
gezichtenverzucht:‘Excuus,ikwasevenweg,geloofik.Ishet al zo laat? Ik zou mijnklerennogwassen.’Radwazegtstreng:‘Jegaat
uitrusten en niets meeroverhoop halen, dat doe jemorgen maar,’ zegt ze. Zeduwt hem in de richting vande trap.Mirjamkijkt henna.
26Mirjam
De ontmoeting met HarmVerhoog in het oudekantoortje van haar vader isallerhartelijkst. ‘Ik had al
geruchten gehoord, maargisteren had ik geen tijd omje op te zoeken. Ik moestpreken in Limbong, dus ikwas vroegweg en laat thuis.En mijn vrouw Mieke looptopalledag,duszijisdanwelversleten.’‘Nou!Hetisalheelwatdat
jedetochtnaarLimbongnog
aandurfde, want dat is nietnaastdedeur!’Harmlacht:‘Ikhoorhetal,
we hoeven jou niets wijs temaken. Hoelang is hetgeleden dat jullie hierwoonden? Twintig jaar? Ja,de afstand is hetzelfdegebleven natuurlijk,maarwekunnenwelstellendater iets
meer asfalt ligt. Ze hebbenaan deweg intussenwelwatverbeterd.’AlsMirjamoverSimbuang
begint is Harmmeteen in deweer om een extra brommerteregelen.‘Als je dat aandurft
tenminste, maar daar zie jewelnaaruit!’zegthij,terwijl
hij een nummer intoetst enmeteen overgaat in radIndonesisch. Ze schiet in delach. Voor iemand die hiernoggeentweejaarzitdoethijhetgoed.Tijdens het gesprek komt
Firmanbinnen,hijzieterheelwat frisser uit dan gisteren.‘Hé, goedemorgen, goed
geslapen?’‘Als een karbouwmet een
volle maag,’ zegt hij. Hijkomtachterhaarstaanenlegtzijn handen op haarschouders, masseert die meteen paar geroutineerdebewegingen. Ze voelt zijnvingers in haar nek, en erschiet kippenvel over haar
armen. Vroeger deed hij ditvaak,hetwaseenritueel.AlsFirman achter je langsliepkon je er bijna op rekenen.Ditgebaarisgoed,hetverteltveel: hij zit beter in zijn velen hij voelt zich op zijngemak op deze plek, zowelmetHarmalsmethaar.Harm zit intussenmet zijn
vrouw tebellen. ‘Kun jedriegasten hebben met het eten?Ja, Firman en Radwa enMirjam van Apeldoorn, overwie we het gisteren gehadhebben. Ja, ze zit hiertegenover me en wil graagnog eens in haar oude huisrondlopen. Oké, ik zal hetzeggen.Ja,totstraksdan.’
Hijlegtdetelefoonneerenzegtdatzevanhartewelkomzijn, het maakt niet uit opwelk tijdstip van de dag.Mieke verheugt zich eropeenseven inhaarmoedertaalte kunnen praten. Mirjamvraagt naar de plannen vanRadwa en Firman. Het islogisch als ieder zijn eigen
programma afwerkt: Firmanmoet nog eenevaluatiegesprek voeren meteenvanzijndocenten,Radwaheeft nog een aantalboodschappen te doen. Zespreken af ieder op eigengelegenheidnaarhethuisvanHarmenMieketekomenomdaar later op de dag
gezamenlijkteeten.Mirjam slentert terug naar
het centrum. Er is veelveranderd,maar er is genoeghetzelfde gebleven om zichvertrouwd te voelen. Hetopvallendste is het drukkeverkeer, vooral die enormezwermbrommersen scootersdie linksenrechtsaanelkaar
voorbijsnorren.BijdeAbadi,hetgrotewarenhuis,kooptzewat houdbare etenswaren enwat petflessen drinken vooronderweg.Het lijkt haar ookeen goed idee om een aantalnieuwe shirts voor Firman tekopen.Watzehemtotnutoeheeft zien dragen, had zijnbestetijdwelgehad.Zekoopt
een wit overhemd − dat zalhij mooi vinden – en driesimpele T-shirts en eengeruite blouse met kortemouwen. Een broek durft zeniet aan, ze heeft geen ideewelkemaathijheeft.Zeloopteen trap op. Boven dewinkels zijn nog steeds denaai-ateliers, waar je je
kledingineenpaardagentijdkunt laten maken. Wat heeftzehiermethaarmoedervaakgelopen: stof kopen, patroonuitzoeken en daarna passen.Grappig eigenlijk, dat haarmoeder hier zo graag kwam:ze kon immers met gemakzelfeen jurk inelkaarzetten.Zegafnaailesaandemeisjes
van het kindertehuis, maarhuneigenkledingwerdaltijduitbesteed. Daar zal wel eensociale gedachte achterhebben gezeten, zo was zewel.Bijeenuitstallingvanikat-
en batikstoffen begint het tekriebelen. Zal ze een paarmooie lappen uitzoeken om
mee te nemen voor haarmoeder? Zou ze er blij meezijn?Hetisbestmogelijkdathet helemaal verkeerd valt.Niet doen maar. Vanavondgaat ze haar vader bellen.Misschienvaltookdatfoutofkomthetnietuit,maardat isdan niet anders, zemoet zijnstemevenhoren.
Haar hand gaat over demotieven, die ze herkent. Zeweet de precieze betekenisniet meer uit haar hoofd,maar het heeft met deelementen en de natuur temaken: aarde, lucht, vuur enwater. Zal ze voor zichzelfwat latennaaien?ZouJeroenhet mooi vinden? Dat zou
zomaarkunnen,hijhoudtwelvanonalledaagsedingen.Ze pakt een rol batikstof
met bruine en gele motievenen houdt het zichzelf voorterwijl ze in een verweerdespiegel kijkt. Het is mooiestof, maar wat een vreemdgezicht zit daarboven. Is zijdat? Hoe kan het nu een
ander gezicht zijn dan zeverwachtte?Komthetvandewarmteof iszeal langerzo?Hoe was haar spiegelbeeldthuis en hoe stonden haarogentoenzedelaatstekeerinJeroens badkamerspiegelkeek? Is ze al verkleurd vandezon?Zoveelzonheeftzetoch nog niet gehad, alleen
gisteren tijdens dewandelingmet ibu Fien. Ze wrijft overhaar gezicht, maar het kannatuurlijk ook aan de spiegelliggen.Erdraaiteenknappejonge
winkelbediende om haarheen. Hij wijst naar de rolstof. ‘Bagus, miss, ik maakhetvoorubinnen24uur!’Hij
reikt haar eenmodeblad aan;het is al vaak gebruikt en demodellen komen haar nogalouderwets voor. Ze wijst ophet baadje dat hijzelf draagt,dat is mooi. Zo één wil zevoor Jeroen laten maken. Zezoekt in het modeblad eenschema van herenmaten,maar blijft haken bij de
positiekleding. De jongemandenkt haar begrepen tehebben.Hij lacht breed, paktdecentimeter,slaatdieineensnelgebaaromhaar taille entrekt er eenwijde cirkel van.Ze kan er gemakkelijk tweekeer in. Ze laat het bladvallen en trekt de centimeterlos.Geschrokkendoethijeen
stap terug, excuseert zich:‘Ma-af,miss,mohonma-af.’Zeisalbuiten,haarvoeten
roffelen de trap af. Demensenkijkenhaarna,alszemoet wachten bij hetoversteken komt ze weer totzichzelf.Nou ja,watwasdatnu weer voor stunt? Watreageert ze opeens stom. Ze
weet toch hoe het eraantoegaat bij de naaiateliers?Die jongensstaanaltijdklaarmet de centimeter. Het wasgewoon een misverstand. Zegaf de verkeerde suggestie,hijtrokmeteenzijnconclusie.Zemoetzichzelfechtbeter
in de hand houden, nietzomaar op hol slaan. Er is
noghelemaalnietsaanhaartezien, toch? Ze wil eigenlijkhetliefstnumeteeneengrotespiegel, waarin ze zichzelfvan top tot teen kan zien. Inde wisma hangen helemaalgeen spiegels, daar moet zezich behelpen met hetspiegeltje uit haar toilettas.Het is te hopen dat in hun
oudehuisdegrote spiegel inde badkamer nog intact is.Dan kan ze daar zo meteeneensuitgebreidinkijken.Hetzal toch niet zo zijn dat zeopkijktvanzichzelf?Hun eigen straat is
verbreed, de goot aanweerszijden isnuvangestortbeton in plaats van de
smerige greppel. De JalanDiponegoro is altijd eendoorgaande weg geweest,maar nu lijkt het daarnaastookweleenbelangrijkeweg:er staan wel driebankgebouwen, en eenspandoek bij een bouwputkondigt aan dat er hier eenhotel, casino annex bioscoop
geplandis.Hetverbaasthaar,strakszalzeeensvragenwiedaarachter zit. Het lijkt haareen tot mislukken gedoemdeonderneming, maar je weethetmaarnooit.Gokkenziterwel ingebakken hier, dehanengevechtenzijnnietvoornietszomoeilijkuitteroeien.De drie kleine toko’s op een
rij zijn er nog, er staat eenaantal becaks te wachten opklandizie.Debestuurdersvandebecaksstaanallemaalrondhet karretje van debamiverkoper. Een zwermvliegen danst om hen heen.Het huis van buurvrouw TitienbuurmanJunusgaatschuilachter de groot geworden
mangobomen, er blaft eenhond achter de stenen muur.Ze zegt: ‘Koestmaar, ik benhet, goed volk.’ Het kannatuurlijknooitTommiezijn.Die was twintig jaar geledenal grijs en bejaard. De hondloopt met haar mee aan deandere kant van demuur.Zezien elkaar niet, maar het is
toch iets van welkom. Aanheteindevandemuur iseensoort inham. Vroeger stonddaar vaak een busje tewachten, indehoopdathaarvader vervoer nodig had. Deplek isnu leeg.Erhangt eenbordje dat vermeldt dat diteen privéparkeerplaats is.Harmheeftdeautomee.
Het hek is blauw geverfden schuift zo soepel dat zeervan schrikt. Vroegermoestzeeraangaanhangenomhetopen te krijgen. Er staat eenfiets onder het afdak en erspelentweekatteninhetgras.De tuin lijkt kleiner, het huisismooier.Hetispasroomwitgesausd, en het traliewerk
voorderamenis inhetzelfdeblauwalshethekgeschilderd.Onder de overhangendebomen uit de buurtuin staantwee oude rotanstoelen,verweerddoorzonenregen.Ze hoopt ineens dat er
niemand thuis is en dat zegewooneenuurofzoinhaareentje in een van de
rotanstoelen kan gaan zitten.Destoelzitting is stuk,er ligteen kussen,maar echt lekkerzit het niet. Het maakt nietuit, als ze er maar nietdoorheenzakt.Een van de katten springt
ophaar schoot endraait zichhandiginhetkuiltje.Alshaarhand met een langzame
regelmaat over zijn magererug gaat, begint er eenmotortje in hem te snorren.Ze zucht diep en doet haarogen even dicht. ‘Ik ben er.Hier zit ik!’ zegt ze tegenzichzelf, tegen haar vader,tegenJeroenendantochooktegen haar moeder. Dat hadze willen vermijden, maar
juist daar blijven haargedachtenhetlangst.Hier zit ik op jouw plekje,
mam,waarikopjeschootzaten jij me voorlas uit steedshetzelfde boek, waar je meteendikkerwordendebuikeenpoppetje borduurde op eenbabyhemdje, waar je ’snachts zat, stiekem met een
sigaretje. Deze plek draagtonze sporen. Hier werd jedroomeennachtmerrie.Hier zat je te waken over
Daniël die zachter gingkrijsen in plaats van harder.Jezathetaantezienhoezijntrappelende beentjes stillerendunnerwerden,totdiedagwaarop hij helemaal stil en
doorzichtig geworden was.En toen jij niet meer buitenkwam, mam, zat papa hier,omdat je zijn bezorgde ogennietkonverdragenenhij jounietalleendurfdelaten.‘Het bezoek huilt,’
constateerteenlievestem.Zedoet haar ogen open en zietde mooiste hoogzwangere
vrouw die ze tot nu toetegenkwam. Roodharig,sproetenallover,bruineogenmetlichtjeserin.Nietzoheeljong meer, misschien zelfsweltegendeveertig,maarzostralend in bloei dat zemoetblijvenkijken.‘Jij moet Mirjam zijn.
Welkom hier, terug van
weggeweest! Geneer je niet,ik snap alles. En wat ik nietsnap,vindiknooitgek.’Haarhanddrukisstevig.In
haar linkerhand heeft ze eenglas limonade, dat aan debuitenkantbeslagenis.GretigneemtMirjameenpaargroteslokken.IntussenheeftMiekede andere stoel dichterbij
gesleept. Ook daarvan is dezittingstuk,maarMiekezegtdat ze te dik is om erdoor tezakken: ‘Ik kom hoogstensvast te zitten en dan moetenwe een takelwagen bellen.Ha, Mirjam, wat ben ik blijmet je bezoek. Verlangennaar thuis verbroedert,ongeacht of het verlangen
naarhierofnaardaaris.’Zo soepel kan een eerste
kennismakingzijnblijkbaar.‘Hoelangenwanneer?’‘Wehebbenhiervan1984
tot1992gewoond.’‘Wow!Dusjouwjeugdligt
hier!’‘Ik ben hier opgegroeid.
Mijnjeugdhebikvolgensmij
niet hier laten liggen, maarmeegenomen.Miekes ogen worden even
iets wijder, ze snaptinderdaadalles.‘Jehebtgelijk,datwaseen
foute uitdrukkingvanmij. Jejeugd is bagage voor hetleven.’‘Niet enkel bagage, er is
ookballast!’Nu blijft het even stil. De
kat gaat staan en slaat zijnnagels door de stof van haarbroek heen in haarbovenbeen.Eengebaarvandiehanden
waarvan de bovenkanten volmetsproetenzittengeefthaargelijk.
‘Wij gaan het niet overkoetjesenkalfjeshebben.Wiljeeenzakdoek?Eenechte?’Ze staat op en loopt met
haar handen in haar rug naarbinnen, kleine stappen, haarvoetenwijduitelkaar.‘Ikbennet zo’n eend. Straks ga iknogkwaken.’Ze komt terug met meer
koude limonade en eengestreken herenzakdoek.Maar intussen heeft Mirjamdienietmeernodig.‘Wonen Junus en Titi nog
hiernaast?’‘Nee, die zijn vorig jaar
verhuisd. Junus moest dichtbij het ziekenhuis gaanwonen toen hij hoofd van de
beveiliging werd daar. Wehebben nog wel contact. Jewilt hen graag zien, neem ikaan?’‘IkgaeerstnaarMialloen
danhebikinderdaadnogeenlijstje af te werken. Ik vindhetechtsuperdatjullieinonsoudehuiswonen.Ikgastrakseven alle deuren opendoen,
hoor!’‘Je doet maar. Als er wat
uit de kasten valt, zet je hetmaarweerterug,wantikkannietmeerbukken.’Mirjamkannietandersdan
naar Mieke kijken. Zoontzettend mooi zwangerheeft ze nog niet eerdergezien−ofheeftzenognooit
met zo veel aandachtgekeken?‘Gaat jullie baby gewoon
hier in Rantepao geborenworden?’Mieke knikt: ‘We hebben
wel het aanbod van eenvervroegd verlof gekregen,maar ik ben gezond en zodoorsneezwanger.Allesgaat
volgens het boekje. Ik denkjuist dat het goed is als onzebaby in Rantepao ter wereldkomt.Datmaaktdebandmethiersterker.’‘Mooidatjedatzoziet.Je
bentstoer,jij,endapper!’‘Valt wel mee met die
stoerheid, ik heb vertrouwen.Wat heerlijk om weer eens
met een vrouw in hetNederlands tepraten. Ikvinddit zo leuk, Mirjam: jij liephierrond,terwijlikhetwoordRantepao nog nooit gehoordhad.’‘Ja, best mogelijk, niet
onwaarschijnlijk zelfs. Hoeoudbenjij?’‘Achtendertig. Ik ben met
een schandalig jong broekiegetrouwd: Harm isdrieëndertig.’‘Ha,ikbennogneteenjaar
jonger. Maar als tropenjarendubbel tellenbeniktochnogdeoudste.’Ze lachen enMirjam kijkt
opzij.‘Je bent zo goed als
uitgerekend, zei Harm. Wateenbuik,joh!’‘Enorm. Ik voel me soms
eenolifant.’‘Daarnetwasheteeneend,
hebjewatmetdierenofzo?’‘Ja, dat zal het zijn. Maar
ik zal het wel heel prettigvindenalsikwatmindermeehoef te sjouwen. Ook hier
trouwens bagage en ballast:de dokter zegt dat ikverschrikkelijk veelvruchtwater heb. Dat wordtdus dweilen als de vliezenbreken.’‘Ziejeertegenop?’Miekehaalthaarschouders
op: ‘Ik vraag me wel af hoehet zal gaan en of ik goed
mee zal kunnen werken.Want al wil je nog zo braafzijn, bevelen opvolgen en jebestdoen,hetmoettochmaarlukken. Daarom mag Harmniet naar Simbuang omFirmanweg tebrengen,wantzonderHarmkanikhetniet.’‘Harm heeft hier wel zijn
draaigevonden,tenminstedie
indruk maakt hij. Jij ook?Wilden jullie allebeiuitgezondenwordenofmoester iemand wordenovergehaald?’‘We hebben het hier heel
goed. Natuurlijk verlangenwe weleens naar een pakkarnemelk en een bruineboterham met Old
Amsterdam.Enzonuendanhebben we een beetjeheimwee naar de familie,maarikweetmebestnuttigtemakenenHarmisontzettendop zijn plek op hetTheologisch Instituut. “Hetvoeltalsofikdeleerlingben,terwijl ik lesgeef,” zegt hij.Kijk, dan heeft hij het naar
zijn zin.Wij hopen hier nogwel een tijdje te zitten alsalles goed gaat. Dat jij natwintig jaar weer terugkomt,is eigenlijk ook wel heelbijzonder.’‘Dat we niet eerder
teruggekomen zijn, iseigenlijk geen goed verhaalvoorjou.Bijonsginghetmis
toen mijn broertje met eenhartafwijking geboren werd,hier…’Het is alsof die oude
derdehands kinderwagen erweer staat, met dat lakentjeoverdekap.‘Vertelmaar,ikkanerwel
tegen.Jemoethettochkwijt.’‘Toen ikHarmvanmorgen
ontmoettedeedhijmezoaanmijnvaderdenken.Hetzelfdetype, dezelfde spirit, energieen manier van doen. Mijnvader was ook zo, het bestedeelvanzijntijdhier,voordatmijnmoederziekwerd.’‘Misschien is dat toch een
beetje het soort dat deuitdaging aangaat. Ik zie dat
ookwel,hoor,Harmkomttotzijn recht hier. Hij wasgewoonvoorbestemdvoorditwerk.’‘Enjij?’Ze lacht, maar zucht
tegelijk. ‘Dat is een apartverhaal,maaralsjehetprettigvindt dat ik eerst vertel dandoenwedat.’
Achterover leunend in derotanstoel begint ze: ‘Ik benhelemaal niet gelovigopgevoed, wij deden thuisnergens aan. Ik heb lieveouders, maar erg van dematerialistische kant, eenbeetje pronkerig. Mijnmoeder vooral. Ik gingNederlands studeren in
Utrecht en ontmoette daarRoy,eenIndischejongen,hijwas geadopteerd. Toen ikhem ontmoette wist hij netdat hij leukemie had, slechtevooruitzichten. Ik heb vanniemandzoveelgehoudenalsvan Roy en ik zal ookniemandmeertegenkomenopdat level.Harm zit daar vlak
onder,hoor,kijkmaarnietzoverschrikt. Roy wasleadzanger in eengospelgroep, Harm was dedrummer. De manier waaropRoy zong ging rechtstreeksnaarmijnhart.Misschienwasikinhetbegingewoonjaloersomdat hij meer van Jezushield dan van mij, zoiets…
Later was ik jaloers op zijnvertrouwen. Je zo veilig teweten − wie wil dat niet?ToenwewistendatRoynogmaar kort te leven had, zijnwe getrouwd, omdat we datgraag wilden. Het gaf eenbepaalde troost te weten datwe dat nog hadden kunnenmeemaken.Royhadervrede
meedathij jongzousterven.Hij koppelde mij aan Harm.Dat is snelgezegd,maarnietzo snel gegaan, hoor. Ik haddaar eerst helemaal geen zinin.IkwouRoy,foreverydayin my entired life. En Harmwist al dat hij iets met dezendingwilde.Wehebbenmetzijndrieën
verschrikkelijkeengeweldigegesprekken gehad. Roy kondedingenzoontzettendgoedterugpraten naar de essentie.Ik bleef maar opstandig,wilde niet dat hij doodging,konhemnietmissen.Ikwildebest wel gaan geloven alsGoderdanmaarvoorzorgdedathet goedkwammetRoy.
Zo’n mooi goed mens metzo’n grote liefde in zijn hartvoor gospelmuziek kon Godtoch niet terugroepen? Voorhem was toch werk hier opdeze wereld? Maar Roy konzich naar Gods plan voegen.Hijzei:“IkbenuitIndonesiëdoor Hem bij christelijkeoudersgeplaatst,omMiekete
ontmoeten en haar tevertellen hoe groot de liefdevan God is. Dat alleen is algenoeg om mijn leven opwinst tezetten.EnalsMiekenu straksmet Harmmeegaatom ergens die boodschapverder te vertellen, dan heeftMieke mij niet toevalligontmoet. Dan is ze zelf het
plaatje bij het verhaal vanGodendemensen.”’‘Pfft, en kon jij daar wat
mee?’‘Ik werd er eerst zo boos
om.Maarnaheelveeljankenen tegensputteren, ja, toenkonikdaarwatmee!’‘Engroeidejevanzelfnaar
Harmtoe?’Mirjamhoortzelf
ook wel hoe sceptisch haarstemklinkt.‘Ik heb God uitgedaagd,
geloofik.Ikzeigewoonelkedagtwintigkeer:“Alshetdanzomoet,God,maakdanzelfmaar dat het zo kan! Danmoet ik op z’n minst eenbeetje van Harm gaanhouden.”’
‘En?’Ze lacht nu echt en streelt
haarbollebuik.‘Beetjeveelwel!’‘O, gelukkig. Wel heel
bijzonder eigenlijk. Het lijktzo gearrangeerd, hè? WasHarmookwelverliefdopje?’‘Ja, het was in het begin
een soort wedstrijdje wie er
winnen zou, Roy of Harm.Maar bij mij was hetoverduidelijk Roy, en toendeed Harm een stapje terug.Maar toen Roy zieker enziekerwerd,zatenHarmenikvaaksamenaanzijnbed.Hijwasdebestekameraaddie jejekuntvoorstellen:zorgzaamvoor Roy, maar ook altijd
voormijindeweer.Endatikvan Harm ging houden wasvooral ook omdat ik zag dathij zo’n verdriet had om hetstervenvanRoy.Dathijhemzo miste troostte mij op deeen of andere manier. Roywasdelaatstewekenvanzijnlevenalzodichtbijdehemel.Harmenikblevenachter,we
moesten elkaar welvasthouden om overeind teblijven. Roy heeft nog netmeegemaakt dat Harm zijntheologiestudie afrondde enop zoek ging naar een baan.Dat het Tana Toraja zouworden wisten we natuurlijknogniet.’‘HadhetmetRoytemaken
dat de keuze op Indonesiëviel?’‘Ja. Er waren twee
mogelijkheden, we kondenooknaarZuid-Amerika.MaarTorajaland had ons hart, hetis hier het meest nodig,dachten we, want hier vindtmen iemands begrafenis hetbelangrijkste wat een mens
kan meemaken. Wij hebbenvan Roy gezien hoe hijverlangde naar het nieuweleven na de dood. Als wijergens mee moesten gaan“leuren” dan was hetdaarmee.’‘Leuren!’ zegt Mirjam
verontwaardigd.‘Ikbedoelhetnietnegatief,
Mirjam. Het gaat om hettoekomstperspectief van eennieuwe hemel en een nieuweaarde. Maar het is wel eenbeetjeleuren,wantdemensenzitten nergens te wachten opverandering en het valt nietmee om los te laten wat zijvanoudsgewendzijn.Ikhoefjou niet te vertellen hoe het
werkt, toch? De mensenworden heus geen christenmeer omdat ze dan eenspiegeltje krijgen van eenwitte man. En dat is maargoedooknatuurlijk,wantdatwas niet altijd evenchristelijk,nietzoalsGodhetbedoelt. Dat vind ik ook hetmooie hier: dat we
ondersteunend werken, nietsturend. De kerk hier is alsinds1947zelfstandig.’‘Moetjenietnogheelvaak
aan Roy denken? Metverdriet in je hart, bedoel ik,of met verlangen? Zoals jijhet vertelt lijkt het allemaalwinstvoorallepartijen,maarzo makkelijk is dat niet!
Herinneringen kunnen jelevenookcompleetvergallen.Oflamslaan.’‘Zoalsbijjou?’Zehaalthaarschoudersop:
‘Mijnmoederisnooitoverdedood van Daniël heengekomenenmijnvaderblijftzichkwellenmetdevraagofhij toen per ongeluk toch te
veelvertrouwenhad.’‘Te veel vertrouwen? In
God,bedoelje?’‘Teveelvertrouwendathet
allemaal wel goed zoukomen.Inmijnmoedersogenis dat vertrouwen een niet teverantwoorden roekeloosheidgeworden.’‘Dat moet heel erg zijn
voorjevader.’‘En voor mijn moeder.’
Het klinkt onverwacht fel,maar hier stond die legekinderwagen. Ze moet haarmoeder wel recht doen. ‘Inmijn moeders ogen is alleszinloos geworden, ze kannergens meer van genieten.Alleswatmooi is kan kapot,
en om zichzelf tegen verlieste beschermen houdt zeafstand.Ookvanmijnvader.Er is een tijd geweest dat zesuïcidaalwas.’‘Vind jij zelf ook dat het
korte leven van Daniël geenzinhad?’Mirjamweet best dat zo’n
vraag niet met ja of nee
beantwoord is. Heeft ze welzinomzichzoinhetdiepetelaten duwen? Maar hetsproetengezicht tegenoverhaar isoprechtenals iemandweet hoe diep het diepe is,danzijwel.‘Het heeft veel meer
verdriet dan gelukopgeleverd,maar dat vind jij
demaatstafzekerniet?’‘Dat ís de maatstaf niet,
meissie. Alles wat wijverzinnen of uitvinden ismaar zo beperkt. Ken je dievanhetstofjeendedruppel?’‘Geenideewatjebedoelt.’‘Een mooi stukje in de
bijbel.HetstaatinJesaja40.’Er klinkt getoeter.De jeep
van Harm, waaruit Firmanspringt om het hek open teschuiven. Harm rijdt het padop en roept ondertussen: ‘Enzijn de dames aluitgeroddeld? Of zijn we tevroeg?’Mieke staat op en loopt
rechtstreeksinzijnarmen.Zo’n omhelzing, iemand
vasthouden en vastgehoudenworden…HetverlangennaarJeroen schiet als een vlamomhoog, terwijl Firman eenstoeldichtnaastdeharezet.‘Mirjam,dat jijhierzit. Ik
vind het nog steeds eenwonder.’Zekniktenlacht,hetvoelt
goed dat hij haar even over
haararmstreelt.Die aanraking kan omdat
Radwa er nog niet is. Enmisschiendurfthijhiermeer,omdat ze hier onderBelanda’s zijn, of omdat zehier samen kind waren enstoeiden.ZachtehandenheeftFirman, haast te zacht vooreenman.
27Wouter
Het is maandagmorgen. Datbetekent: de agenda pakkenendeweekdoornemen,maaralles nog even uitstellen. Ik
sta mezelf toe wat rond telummelen enmeestal fiets ikeen stuk. Ine slaapt uit opmaandag, ze is trouwenszeldenvoortienuurbeneden.Dezemaandagvindikhaar
echter in alle vroegte achterde laptop. Ze heeft haarnachtpon nog aan, zo’n dungevalzondermouwen.Ikblijf
even naar haar kijken vanafde trap, zeheeftmenognietgehoord. Ik doe altijd stil ’smorgensvroegvoorhetgevalzijnogslaapt.Vandaag dus niet, volgens
mij zit ze aan haar lezing tewerken. Heeft het weekendietsinganggezet,hebbenhetbezoekvanWillemJanende
doos met stoffen haarinspiratieaangewakkerd?Zouikkunnenvragenofik
het mag lezen? Of zal ikwachten tot zij er overbegint? Voordat ik zelf aanmijn bijdrage begin zou hetgoed zijn te weten wat zijgaat zeggen, zodat ik kaninspringen op haar visie, een
beetje tegenwicht bieden enrelativerenwaardatnodig is.Ikmoet eerlijk zeggendat iksinds gisteren wat gerusterben.Het isalsofzeweer ietsbreder terugkijkt. Haar pijnheeftzeeenplekgegevenenhetisalheelwatdatzeweerweetdatdaarmeergebeurdisdanhetstervenvanonskind.
Ik loop zonder haar testorendoornaardekeukenenhoef geen koffie meer tezetten. Ook dat is bijzonderhier,wantalsindsjarenisdatmijntaak.Tegenhetaanrechtgeleund sta ik even metBoven te praten, hoewel ikdat net gedaan heb,gewoontegetrouw, zoals elke
morgen. Maar er moet nogietsbij:‘God,ergebeurthieriets,ofzieikmeerdaneris?Geefdatikgeenfoutenmaak.Kunnen we afspreken dat Ume terugfluit en tegenhoudtals dat nodig is? Ik vraagmaaréénding:laathaarweerleven. Ik weet dat ik dat ikzelfs dat uit egoïstisch
oogpunt vraag, maar het zoutochookeenkleinbeetjeuwplankunnendienen?WantUhebt haar zo veel talentgegeven, zo veel liefde, zoveel positieve energie en hetligt al jarenbegraven inhaarbraakliggendebestaan.’Ik schuif de beker met
koffie naar haar toe, ze tast
ernaar zonder haar ogen vanhetschermaftehalen.Ikzoudie hand willen pakken entegen mijn wang leggen.Maar ik doe het niet en ikvraagooknietwaaromzezovroegis.Ze drinkt de beker achter
elkaar leeg − wie weet hoelang zehier al zit?Echt vers
smaaktdekoffienietmeer.Nu leunt ze achterover en
kijktopzij:‘Hebjealcontactgehad?’‘Metwie?’‘Jezoutochbellenvoordie
Torajakoffie…’Zekijktweerop het scherm, scrolt terug,haalteenzinweg.‘Nog niet, want toen we
erover spraken was het daaral bijna nacht, hè? Ik ga zowel even bellen. Ik wil ookwel graagweten hoeMirjamde zondag in Rantepao heeftbeleefd.’Ze knikt nauwelijks
merkbaar, maar toch, wepraten over iets watonbespreekbaarwas.
‘Die Jeroen… Misschienheefthijhaaralgesproken.’‘Het zou zomaar kunnen.
Ik heb nog geen e-mailgecheckt, hij heeft beloofdeen berichtje te sturen als erwattemeldenwas.’Zemaakteengebaardatik
de laptopdaarvoorgebruikenkan.
‘Dan moet je eerst evenopslaan waar je mee bezigwas.’‘Datdoeikvoortdurend!’Het heeft iets
buitengewoon intiems. Ikvoel de warmte van haarademalsiknaasthaarschuif.Er vliegen allerlei gedachtendoor mijn hoofd. Moet ik
hopenopberichtvanJeroen?Of moet ik bang zijn dat zeiets leest wat minder goedzou kunnen vallen? Ik wistaltijd waarin ik haar ontzienmoest, maar nu zij eennieuwe weg opgaat, moet ikdat weer uitvinden. Of moetik het niet meer doen? Daarheb je weer diezelfde
gedachte,datiktevergegaanben in de drang haar tebeschermen.Ik heb het gevoel dat er
van Bovenaf wordtmeegekeken als debinnengekomen berichten ophetschermverschijnen.GeenJeroen Jaarsma, ook geenMirjam.Wel eenberichtmet
hetonderwerpKleinzoon,hetkwartjevalteerderbijInedanbijmij.‘Och!VanWillemJanvan
derRek.Het is een jongetje!Dan was oma ook maar netoptijd,zeg!Leeseensvoor?’Ik lees het bericht voor,
maarmetmeeraandachtvoorInedanvoordeboodschap.
‘Doemaareveneene-mailterug,ja?’‘Doe ik later wel, even
verderkijken.’Nee,erisgeenberichtvan
Jeroen Jaarsma. Dat is eenteleurstelling.Ik zie Ine naar de klok
kijken en op haar vingers erachtuurbijtellen.
‘Het is daar nu tussen vijfen zes. Is dat een goede tijdomtebellenofjuistniet?’Verbluftpakikdetelefoon
aan en het is een heel gekkegewaarwording als Mirjamzichmeldt.‘Ja!Ben jijdatpapa.Er is
tochnietsmetmama?’Ja, dat hoort Inenatuurlijk
enzewendthaargezichtaf.‘Nee,hoor,allesgoedhier,
ja! We waren hier zobenieuwd. Waar ben je, watdoe je? En hoe was jezondag?’Ik vang Ines blik en weet
er geen raad mee. Wil zemeeluisterenofniet?Zelooptdekameruit.TerwijlMirjam
begint te vertellen, probeertminstens de helft van mijnaandacht te volgen waar Inenaartoe gaat. De keuken in,geloof ik. Ik loop naar hetraam om te zien of zedoorloopt naar buiten. Ik ziehaarnietdedeuruitgaan.‘Inonzetuin?AandeJalan
Diponegoro? Het is niet
waar! Harm en MiekeVerhoog? Nee, die heb iknooitontmoet,maardenaamkomtmenietonbekendvoor.Is Firman er ook? O ja.Overmorgen, zeg je? Je gaatmee?’Ik hoor een geluid uit de
keuken,hetdichtklappenvaneenbovenkastje.
‘Wat zei Firman toen jezaterdagaankwam?O,jezaghemgisteravondpas?Naardekerk geweest en naast ibuFien gezeten. Ja, natuurlijkvertelikdataanjemoeder.’Er valt iets op de
tegelvloer,brekendglas.LaatIneeenschaalvallen?In mijn oor ratelt Mirjam.
IkhooroverDaniël,overibuFien,haarzorgvoorhetgraf,over Radwa. Ik hoor hetallemaal,maar ikwilnaardekeuken om te zien wat daargebeurt.Enikweetnietofhetverstandig is als er gewooniets kapot valt en ik metpaniekogen binnen komrennen.
‘Wat bijzonder dat jezomaar belt! Gaat het echtgoeddaar?’‘Ja, er komt van alles los.
Je moeder is met die lezingbezig,weet je, enwehebbengisteren een doos met batikvan zolder gehaald.Dat ginggoed,ja.’Gaat het ook goed in de
keuken? Ik hoor hetkletterende geluid vanstromend water in degootsteenbak.‘Doe je voorzichtig,
Mirjam? Het is een zwaretocht. Ja, ik weet wel dat jehetkunt,maarwehebbennogmaaréénkindendaarzijnwezuinigop.’
‘Watzegje,papa?’‘Of je Torajakoffie
meebrengt. Daar vraagt jemoeder naar.Nee, dat verzinikniet.’Drukikdeverbindingweg
of valt die toevallig uit? Ikleg de telefoon neer en roepterwijl ik de afstand naar dekeukenoverbrug:‘Jemoetde
hartelijke groeten hebben enhet komt goed met diekoffie!’Dan pas druk ik de
deurkruk omlaag. Ine zit ophaar knieën op de vloer, zedweilt. Hoeveel tijd is ernodigomteziendathetrodetussen de glassplintersgewoonkersenjamis?
Ikhelphaarmethetglas, zijmoppert op zichzelf. ‘Stom,zeg! Ik wil de beschuitbuspakken en ik krijg zo dejampot mee. ’k Wou hemopvangen, maar hij stuiterdetoch kapot. Wat eenkleefboel!’Als de boel opgeruimd en
de vloerweer schoon is, hebik een glassplintertje in mijnduim.Ik zuig en duw wat. Er
komteendruppelbloed,maardesplinterwilernietuit.Inezoekteenpincet.‘Kom
maar, Wouter,’ zegt ze. Zepakt mijn hand en peutert,haar tong tussen haar lippen.
‘Heb ik je pijn gedaan?’vraagt ze, als ze het kleinestukje glas tegen het lichthoudt.‘Nee,hoor,’zegik.Zemag
bij mij elke dag wel eensplinterweghalen.‘Nou,vertelmaardan!Wat
hadzeallemaaltemelden?’‘Ze zat in de tuin, onze
tuin, want ons huis wordtbewoond door de familieVerhoog, en daar gaat zevandaag eten met Firman enRadwa. Het zijn erg aardigemensen. Harm Verhoogwerkt als docent op hetInstituut.Hijzitopmijnplek,zegmaar.’‘In onze tuin? Zat ze daar
toenjebelde?’Het is alsof ik in de loop
vandeochtendpasbesefdatMirjam in die paar minutentoch heel veel gezegd heeft.Of komt het doordat Inetelkensopnieuweenvraagofopmerking heeft? Ze zit nogwelachterdelaptop,maardatis show, ik hoor haar niet
meertikken.HaarhoofdzitinRantepao en mijn verslag isgenoeg voor haarverbeelding.‘Dus Firman kwam pas
zondagavond?’‘Hij was weer verlegen,
natuurlijk echt iets voor hemomRadwavooruittesturen.’‘En Arti is taxichauffeur
geworden en weet alles vaniedereen, ja.Diewasvroegerookalzonieuwsgierig.’‘Zeisnaardekerkgeweest
enhetwasErnst diepreekte.O, wat zullen de mensengekeken en gefluisterdhebben,hè?’‘Ibu Fien, vertel nog een
keerwatzezeioveribuFien,
Wouter.’Ikdoemijnbestopnieuwe
woorden voor hetzelfde, ofmisschienmaak ikhet steedsmooier, dat kan ook. Maareenverhaalvantrouwisaltijdmooi,toch?Intussen roep ik om de
haverklap naar Boven: laatmenunietsteedsdenken‘als
dit maar goed blijft gaan’.Soms is een mens er te veelaangewenddathetweerfoutgaat. Misschien wordt zeonrustig omdat ik te veel ophaarlet.Als ze de laptop met een
zucht sluit, vraag ik: ‘Ginghet niet zo makkelijkvandaag?’
‘Ik bén toch nietmakkelijk!’Zekomtnaastmevoorhet
raam staan. Het is gaanregenen met forse druppels,die vallen en weer opspattenop de tegels van het terras.Zalikmijnarmomhaarheenslaanofafwachten?Zewrijft over haar armen,
tegen het kippenvel. ‘Heb jehetkoud?’‘Ikhebtelangstilgezeten,
denk ik. Mijn bloed moetweergaanstromen.’Zou ze zelf de dubbele
bodem in haar woordenhoren?Leuntzedaaromevenmet haar hoofd tegen mijnschouder?
‘Ikwerdgevraagdvoordielezing op de evangelisatie-ontmoetingsdag. En hoewelik zulke opdrachten meestalafhoud, werd het ineens inmijn hart gelegd dat ik dezemoestaccepteren.Datdeedikdus,enikdachtgewoonmijnverhaal,mijnervaringneertekunnen schrijven. Iedereen
heeft immers aldoor maargeroepen dat opschrijvengoed zou zijn voor deverwerking? Ja toch,Wouter?’‘JaIne,hetopschrijvenvan
jeverhaalgeeftlucht.’‘Maar mijn verhaal staat
nietmeer op zichzelf. Als erlucht bijkomt is dat van
buitenaf.Delaatstedagenkrijgiker
andermans verhalen bij. Dieverhalenvervlechtenzichmetmijnverhaal.Ikweetnietwatikdaarmeemoet.’‘Andermansverhalen?’‘Ja, Wouter, want wat
hebben die vrouwen nu aanmijn verhaal als ik doe alsof
hetopzichzelfstaat,alsikhetnietzet indecontextvanhetbestaan?’‘Laat maar horen, wat
bedoelje?’Ik duw haar in de richting
vande bank en ga zelf in destoeltegenoverhaarzitten.Ze strijkt haar haar
achterover, het bekende
gebaar.‘Eerst het bericht van
Firman,dathijzichgeroepenvoelt naar Miallo te gaan.Daar zit een verhaal achter.Dandie Jeroen,die zorgtdatMirjam erheen kan gaan.Waarom doet die jongen datin vredesnaam? Niet uiteigenbelang, maar omdat hij
datomdeeenofandereredenzinvol vindt. Ik lig daaroverte piekeren: waar komt datvandaan? Is dat houden van?Ofrisiconemenendusrisicolopen? Zou die jongenrekening hebben gehoudenmet de mogelijkheid dat zemisschiendaarwilblijven?’‘Daar hoef je niet bang
voortezijn,’beginik.Ze wuift mijn woorden
weg, ze gaat door: ‘Dan hetbezoek vanWillem Jan, zijnenthousiasme waar ik ineensvan onder de indruk raak,misschienweljaloersopben.Gisteren, die doos metbatikstoffen−ikwistweldatikzehad,maarnietmeerdat
ikzezomooivond.Vandaaghet verhaal van ibu Fien, dienatwintigjaarnogvooronzeDaniël zorgt. Het kan tochniet toevallig zijn dat allessamenvalt? Ik accepteer eenuitnodiging om een lezing tehouden over de donkersteperiode van mijn leven. Ikdenkdatikietstezeggenheb
en ik begin naar mijnwoorden te zoeken, maar ikkrijg totaal andere plaatjesaangereikt. Ik sta bij de deurnaardietijd,maaralsikhemopeenkiertjewilzettenbotster een enormestroomversnelling tegenaanen ik kan die deur nietmeerhouden. En wat er over me
heen komt is niet wat ikverwachtte dat er over meheenzoukomen.’‘Enwatnu?’‘Dathebiknietindehand.
Misschien moet ik ermeestoppenenaandeorganisatiedoorgeven dat het me tezwaar valt. Ik wil geendingen meer doen die te
moeilijk zijn. Dat heb ik aleerderbeslotentrouwens.’‘Je wilt de deur gewoon
weerdichthebben?’En dan zegt ze: ‘Dat lukt
nietmeer,hè?’Het wonder zit niet in dat
zinnetje, maar in de toonwaarop ze het zegt. Nietradeloos,nietalseennoodlot
klinkthet.Ik ga naast haar zitten en
sla mijn arm om haar heen.‘Stajedanhelemaalalleenbijde deur?God is er toch? Enbenikernog?’Ze legt haar hoofd tegen
mijn schouder. ‘Ja, jullie!Maar ik glip tussen jullievingersdoor.’
‘Nietalsjezevastgrijpt.’Ze zegt niets, maar zo
dichtbij als nu is ze in jarenniet geweest. Het is nietalleenhetlijfelijkecontact.Eriseengrensweg,ikvoelhaarinnerlijk, alsof ze naar mijreikt.Ikwildeweldatikgeenademhoefdetehalen.Als ik later op de dag
terugkom van eenvergadering,vindikhaartochweer achter de laptop. Zetuurt ingespannen naar hetscherm en scrolt omhoog enweer terug terwijl ik achterhaarsta.Ikwilnietdeindrukgevendatikmeelees,maarikzou graag weten waar ze numee bezig is. Volgensmij is
ze niet van plan de opdrachtaf tezeggen.Ze ismisschienwel opnieuw begonnen. Zeklikt een foto aan op hetschermenzegt:‘Kijkeens!’Ikherkenhetbeeldmeteen:
een enormebroodvruchtboom, waarin delijkjes van baby’s werdenbijgezet in zelfgemaakte
holtes in de stam. DebabyboombijSangalla.‘Hoekomjeaandiefoto?’
vraagikverbluft.‘Je kunt alles googelen,
zelfs de babyboom inTorajaland. Ik zoek naarbeelden die vrouwenaanspreken.Omeenindruktegeven hoe deToraja denken,
zou ik kunnen vertellen vande babyboom,Wouter.Weetje nog dat wij daar stondenmet ibu Fien en haarschoonzus−hoeheet zeookalweer?Oja,Clara!Ikzitmedie middag voor de geest tehalen,deimpactdiediehogewoudreus met al dievenstertjes op mij had. Ik
herinner me dat het als eenklap bijmij binnenkwam datbij een volk met een hogebabysterfte de mensen gaanzoeken naar rituelen enverklaringen die dat feitdraaglijkermaken. Ik beseftetoen de meedogenloosheidvan het bestaan en wat jeallemaal moet verdragen en
verzinnenomheteenplek tegeven zonder zelf kapot tegaan. Wouter, weet je datnog,dat ikdie trapbijnanietop kon komen? Jij zorgdeervoor dat ik er niet aftuimelde. En op de terugwegwerden we door het onweerovervallen, zo heftig dat wemoestenschuilen.’
Rantepao,1986Middenindenachtmeteenhuilendkindtussenonsinprobeerdenweheldertekrijgenwaterlooswas.IbuFienhadeenverhaalverteldenMirjamhadgoedgeluisterd.‘Erzijn
hierbomenwaarindodekindjesbegravenworden.Alleenalszenoggeentandjeshebben.IbuFienzegtdatereenkamertjeindeboomwordtuitgehakt,daarwordthetkindjeingestoptendanwordtereenraampjevoorgemaakt.Deboomgroeithelemaal
omhetdodekindjeheen.Hetislaternietmeerterugtevinden,alleenhetraampjeblijft.Sommigebomenhebbenheelveelvandieraampjes,maarikvindhetzozielig!’Jijzei:‘Misschienkunnenweereensnaartoegaan?Sangalla,datistochniet
zoverhiervandaan?’Wegingendevolgendezondagnakerktijd.IbuFienenhaarschoonzusClaragingenmee,wantdiewistendeweg.Totonzeverbazingarriveerdenwebijeenechtetoeristenval,waarweparkeergeldmoestbetalen.Erstondeen
touringcaropdebewusteplek.Wehaddennognieteerderzo’nmooienieuwebuszienrijdeninTanaToraja.Erwarenookeenpaarkramenmetgebruiksvoorwerpenvankarbouwenhoornenhoutsnijwerkdaterauthentiekuitzag.Hetleek
weleenkleinmuseumenwevroegenaandevrouwachterdekraamofdezevoorwerpenoudengebruiktofnieuwvoordeverkoopgemaaktwaren.Webegrepenhetvageantwoordniet,maaribuFienzeidatzedeklantgraagnaardemond
praten.Alsdeklantietsoudswilkopen,noemtmenhetoudenvraagtmenermeervoor.JijstondmeteenarmbandjeinjehandenevenlaterzathetomMirjamsdunnepolsje.Ikmaakteeenpraatjemetdechauffeur,hetwaseenreisgezelschapuit
Australië.Zededenalletoeristischeplaatsenaan,verveeldnoemdehijhethelerijtjeop.Hemdeedhetduidelijknietsmeer.Wijblevenwachtentotdegroepwasuitgekekenbijdeboom,wantwehaddendeervaringlieverniettemiddenvaneennogal
luidruchtiggezelschap.Toenzevanhetlagergelegengedeeltewaardeboomstonddetrapweeropkwamenenkwetterendgingenafdingenbijdekraam,stondenwesamentekijkenalsofwenaareenstelapenindedierentuinkeken.Watvondenwehen
ongemanierd,vetengrof,watmaaktenzeeenonnodigeherrieenbombarie.‘Hoortocheens.Ditisbeschaafdpubliekopbezoekbijdekoppensnellers,’zeijijmetafschuwinjeogen.Opdatmomentdachtikheelevendatwemisschiennogwel
vooreenpaarjaarkondenbijtekenen.Pastoendetouringcarmetveelgetoeterwasweggereden,daaldenwijdetrappenafnaardereusachtigebroodvruchtboominhetdal.Nuwashetstilgewordendaar,wantzelfsdeinsecten
zwegenendevogelswarenverjaagd.Deboomwasdood.Hetsteedsopnieuwkervenindestamhaddesapstroomnaarhetbladtelangenlestelamgelegd,dekaletakkenstakenalsgrijparmenomhoog.Weliepeneenrondjeomde
boom,Mirjamteldezachtvoorzichzelfderaampjesvanschorsenkokosvezel.Jouwhandkroopindievanmij,jewildezograageentweedekindenwededenalzolangonsbestdaarvoor.Hetluktenietenhetkosttemesteedsmeermoeiteomjegerustte
stellendathetwelgoedzoukomen.Hierbijdezeboomwashetwelduidelijkdatdatnietaltijdzowas.HierwarenveeldromengeëindigdopdemanierzoalsdeTorajadatdeden:zichbuigendonderhetonvermijdelijke.Kleinegekoesterdelijfjes
werdenteruggegevenaandenatuur:mislukt,nietlevensvatbaar,tevroeggeborenofteziekomteleven.Eenkinddatsterftvoorhettandenkrijgtheeftalleenmaarzijngezichtlatenzien,iseigenlijknietechtgearriveerd.Hijheeftgeenmogelijkhedeninzijn
vuistmeegekregen.Alszijnhandjeontspantenopengaat,ishetleeg.Hijsterftenwordtteruggebracht,infoetushoudingindeholtevaneenboomgelegd.Wijzwegen.IbuFienenhaarschoonzuswarenalweerdetrapopgelopen.Mirjam
zatopdeonderstetreemethaarogendichtenhaarhandengevouwen.Ikweesjeophaarenjefluisterde:‘Ach,kijknou,zezittebidden.’Wegingenaanweerszijdenvanhaaropdetraptreezittenenjijlegdejearmomhaarheen.‘Ikbenblij
datikbenblijvenleven,mam,’zeize.Enjijknikte,ikzagjeslikken.Hetwasdreigenddonkergeworden,ikvoeldedeeersteregendruppels.‘Kom,wegaan,wewordenkletsnat!’‘Ikkanniet,mijnbenenwillenniet,’zeijijterwijlje
mijnhandvastgreep.Iktrokjeomhoog.Jekrompineenbijdefellebliksemschicht,meteendaaropknaldededonderslaguiteenbovenonshoofd.‘Nietblijvenstaanhier,doorlopen,indeautoishetveilig,’schreeuwdeik.Het
duurdewelevenvoordatikjeindeautohad.Watertoenmetjebenenwasisnooitduidelijkgeworden.
‘Ja, ik weet het nog,’ zeg ikschor.Ine staat op en loopt naar
de foto van Daniël. Ze tikttegenhetglas,eengebaardat
al die jaren hetzelfde isgebleven: altijd opnieuw eentevergeefs zoeken naarcontact. ‘Ibu Fien dachteigenlijk nog steeds eenbeetje zo, weet je dat,Wouter?Zevoeldezovaakinzijn mondje of er al eentandjewas.Entoenhijeréénhad, dacht ze echt dat het
goedzoukomen.’Ik ga niet zeggen dat er
nietzoheelveelverschilwastussenjullie,Ine.Jijdachtdathet goed zou komen als wenaar Holland zouden gaan.Iedereenheeftstofraghangentussengeloofenbijgeloof.
28Wouter
Even later word ik gebelddoor het verpleeghuis: hetloopt af met mevrouwMeiveld. De kinderen zijn
opgeroepen en mijnaanwezigheid wordt op prijsgesteld.IkvindhetvervelendomtegenInetezeggendatikalweerwegmoet,maaralsikhaar voorstel Rianne tebellen, zodat ze gezelschapheeft, houdt ze de boot af.‘Doe toch niet zo gek,Wouter. Ik hoef toch geen
oppas!’Gek toch, dat ik bij een
positieve ontwikkeling juistongeruster word. Ik zeg datze niet hoeft te wachten metheteten,ikkrijgdaarweleenbroodjealshetlangduurt.‘Er is nog een restje van
gisteren,’ zegt ze, ‘dat maakikwelop.’
Bij het verpleeghuis meldtdereceptionistedatmevrouwMeiveld zojuist overleden is.De twee zoons met hunpartners wachten in dehuiskamer op de afdeling.Voor ik daar binnenloop, gaik eerst even naar mevrouwMeiveld zelf. Ze ligt er liefbij, het afleggen heeft nog
niet plaatsgevonden. Ik legmijn hand tegen haar wang,die koel maar nog niet koudaanvoelt. ‘U was oud en zomoe.Uw tijdhierwasop, erwerd op u gewacht.’ Ze hadgeen angst voor de dood,wekonden er zelfs grapjes overmaken. Er zat een rotsvastvertrouwen in deze kleine
vrouw. Bij haar kwam ikvaak genoeg zelf tot rust.Ondanks het feit dat zeweinigbezoekkreeg,wist zehaar kleine wereld uit tebuiten. Ze had bij deverzorgsterseenstreepjevooromdat ze nooit mopperde ofongeduldigwas.Als ik even later bij de
kinderenkomenhundehanddruk, komen ze me nietbekendvoor.Ikervaarweinigbetrokkenheid met hunmoeder, en ook onderling isde sfeer koel. Wel word ikbedankt voor de zorg en detijd die ik aan hun moederheb besteed, maar misschienkomt dat voort uit
schuldgevoel omdat zij zelftekortgeschoten zijn. ‘Ik benmisschien wel vaker doorhaar getroost dan zij doormij,’ zeg ik. Het valt me ophoe onverschillig dezemensen het verliesaccepteren. Het komt meonlogisch voor, ik hebmevrouw Meiveld leren
kennen als een gevoelige,warme vrouw. ‘Kunnen wemeteen ter zake komen?’wordtergevraagd.Iktrekmijnagendaenzeg
dat de begrafenisondernemerdaarovermeteenvoorstelzalkomen en dus gebeld moetworden, maar dat contactblijktalgelegd,wanthijstapt
netbinnen.Ikstoormeeraandat het zo snel moet. Hetgetuigt van weinig respectvoordeoverledene.Er wordt gesteggeld over
de vraag wie het dankwoordmoetdoenenookwatdekistmag kosten. Ik houd meafzijdig.Ik krijg alle vrijheid voor
de invulling van derouwdienst,erisniemanddiezich geroepen voelt iets tedoen. Zelfs eencondoleancemoment vindende kinderen niet gewenst:‘Wie zou er komen?Moederhad toch geen vriendenmeer.’‘Ze was hier in het tehuis
heelgeliefd!Ikdenkdatveelmensen afscheid willennemen. Als u daar niet apartvoorwiltkomen,kanhetookvoorafgaand aan de dienst.’Ze staan me tegen, dezemensenendatheb ikniet zosnel.Als een broeder komt
zeggendatmevrouwMeiveld
isafgelegdenzometeennaarhet mortuarium wordtgebracht, verlaat ik hetgezelschapenganogevenbijhaar zitten. Ik denk aan debegrafenisrituelen van deToraja en hoe slecht ik medaarin vinden kon,maar nietminder weerzin ervaar ik bijdemanierwaaropmenmetu
omspringt, mevrouwMeiveld!Met een uur is alles rond,
zo snel heb ik het nog nooitmeegemaakt. Ik moet diepzuchten als ik naar buitenstap,waarhetnaderegenvanvanmiddag fris en heldergeworden is. Een laatzonnetje breekt door de
wolken.Omdat ik liever rustig en
zonder ergernis in mijn hartbij Ine wil komen, besluit ikeen stukje om te fietsen. Ikkan wel even de post uitMirjams brievenbus halen enbovenbrengen.Alsikmijnfietsopslotzet
voor de flat en
gewoontegetrouwomhoogkijk,zieikdedeuropMirjams balkon openstaan.Dat klopt niet. Het lijkt mestugdat ze vergeten is die tesluiten. Voor inbrekers is devierde verdieping dan welredelijk hoog, maar je weetnooit. In de brievenbus zittrouwens geen post, zelfs
geenreclame.Pas als ik de sleutel in het
deurslot steek en niet verderkom,denk ikaanJeroen.Hijzal het zijn, hij heeft eensleutel en die zit natuurlijkaandebinnenkantinhetslot.Het gerommel met mijnsleutel is hem niet ontgaan,dedeurwordtopengetrokken
voor ik kan aanbellen. Hijkijkt verbaasd − of is hetverschrikt?‘Hé, Jeroen, dat is ook
toevallig! Ik dacht: ik fietsevenlangsvoordepost,maarjewasmevoor.’Ikkletsmaarwatterwijlik
achter hem aan naar dewoonkamer loop, want waar
is zijn rapheid gebleven, zijnenthousiasme?Zohadikhemniet in mijn herinnering. Ikoverval hem blijkbaar op hetverkeerdemoment.‘Watiser?’vraagikalshij
zichzondereenwoordineenstoel laat vallen. ‘Geenslechte berichten vanMirjamtoch?’
Hijschudtzijnhoofd.‘Wat is er dan?Voel je je
nietgoed?Jezieternietuit!’‘Dat u hier op ditmoment
binnenstapt, is dat toeval ofniet?’Waarwilhijnaartoe?‘Vanuit mijn beleving is
het toevallig. Ik dachtgewoon: even langs het huis
van Mirjam. Redenerendvanuit mijn overtuigingbestaat er geen toeval. Ikweetniethoejijeroverdenkt,maar ik geloof dat er nietsgebeurtzonderGod.’Omdathijblijftzwijgenen
omdat inmijdebezorgdheidomMirjam gerustgesteld wilworden,vraagikopnieuw:‘Is
er ietsmetMirjam?Zeg danwat,Jeroen.’Hij zucht en zoekt naar
woorden. ‘Met Mirjam isvolgens de laatste berichtenalles oké.Maarmetmij gaathet even niet lekker. Ik zatsteeds maar te puzzelen methet tijdsverschil. Daarom zeiMirjamdatikeenextraklokje
met de tijd van daar moestneerzetten.Inhaarnachtkastjelag er nog een. Ik kwam datevenhalenen toenzag ikdatdoosje…Weetuwatdatis?’‘Het ziet eruit als een
medicijnenverpakking.’ Iktast naar mijn leesbril. Doormijn hoofd schietengedachten over nare ziekten
enverslavingen.‘Het is een
zwangerschapstest.’De manier waarop hij dat
zegt! Alsof het woord vanloodis.‘Alsjijhetzegt.Ikhebeen
dergelijk ding nooit eerdergezien.Watisermee?’Hetwilnietinéénkeertot
me doordringen, mijn begripissomsalsstroopzotraag.‘Ik heb meer van die
dingengeziendanme lief is.Inmijnvorige relatiedan, enaltijd met een negatieveuitslag. Gestoord enknettergek werden we ervan.Nukomikdezetegen,ineenlaatjedatikopenmaakomdat
Mirjam zei dat daar eenklokjelag.’Hij pakt het apparaatje uit
hetdoosjeenoverhandigthetmij. Ik tuuropeenvenstertjemet een paar cijfers. ‘Ja? Ikhebgeenideewathierstaat!’‘Positief, drie weken of
meer. De vraag is: wanneerheeft ze die test gedaan? En
waaromwetenwijvanniets?Ik neem tenminste aan dat uooknietopdehoogtebent.’‘Betekent dat dat Mirjam
zwangeris?’Ikhoorzelfwelhoeonnozelhetklinkt.Hij steekt zijn hand uit en
ik geef het witte apparaatjeaanhemterug.Hetlijktofhijhet koestert, zijn vingertop
gaatoverhet schermpjevoorhij het ding teruglegt in hetdoosje.‘Meer dan drie weken,
verder gaat de score niet.Maarhoeveellangerdandrieis het? Met hetzelfde gemakkanzedriemaandenzwangerzijn!Ikvroegutochlaatstofuvonddat zeveranderde?U
haaldeuwschoudersop,maarik had toen al eenvoorgevoel.’‘Een voorgevoel? Waren
jullie ermee bezig dan?Hebben jullie eenkinderwens?’Eigenlijk bedoel ik
natuurlijk: Mirjam is daartoch helemaal niet aan toe!
Maarikbedenkineens,datikeigenlijknietsvanhunrelatieweet. Wij hebben de bootafgehouden, er niet overwillen horen, geen actieondernomen om deze jongente leren kennen. Wij warenafgeknaptopallevoorgaandemislukkingen. Het leek onsgoed het los te laten, ik had
zelfs de indruk dat Mirjamdat prettig vond.Nubesef ikdat ook dit weer te makenheeft met het ontzien vanelkaar.Ik kijk naar Jeroen, ik zie
zijn verwarring. Ik heb hemvanafhetbegingemogen.Hijmaghetwelworden,devadervanhetkind.
Ineens dringt het tot medoor: dat Mirjam mogelijkeen kind verwacht, zwangeris, leven in zich draagt. Datwij, Ine en ik, een kleinkindzullenkrijgen.Ikleunperplexachterover, zoek contact metBoven en wacht maar totJeroenweerwatzegt.‘Ik probeer het van haar
kanttezien,’zegthij.‘Denktu dat het haar niet uitkomt,eenkind?’‘Ikgaeerlijk tegen jezijn,
Jeroen: wij vinden Mirjameigenlijkzelfnogeenkind.’‘Ze is tweeëndertig! Ze
heefteeneigenbedrijfenlaatzich de kaas niet van hetbroodeten!’
‘Dat is wel zo, maar zeontloopt alle emotionele enrelationeleverantwoordelijkheid. Ze wilvrijblijvend leven. Uitzelfbescherming.’Het is alsof de woorden
eenpleisterwegrukkenendewondnublootligt.‘Datkomtergensdoor.’
‘Ja, Mirjam heeft te vaakafscheid moeten nemen. Wijhebben kwetsurenopgelopen.’‘Wie niet? Ieder leven
heeft zijn eigen pijn. Maarwatikdannietbegrijp:ubentgelovig, Mirjam ook. Zegelooft dat ooit alles nieuwzalworden,maarondertussen
kan dat geen tegenwichtbieden. Ik dacht dat gelovigemensen beter met moeilijkedingen konden omgaan, eenbepaalde overgave hadden.Nietsisimmerszinloosalsjekunt geloven dat het ooitgoedkomt.Ikvonddatmooi,was daar jaloers op, datmagu gerust weten. Waarom
werkthetzoniet?’‘OmdatGodonsbovende
petgaat.Wezijnhetzovaaknieteensmetzijnmaniervandoen.’‘Maar u gelooft niet in
toeval. Dus wel in eenbedoelingachteralles.’‘Ja, ik geloof in een
bedoeling.’
‘Denkt u dat Mirjam mijbewustindieladelietkijken,of is het de bedoeling vanGoddatikdittegenkom?’‘Ik weet het niet, jongen.
Dat moet je aan Mirjamvragen.’‘Hoe kunt u nu zo weinig
weten, terwijluweldemoedhad naar de andere kant van
de wereld te gaan om daaroverGodtevertellen?’Die vraag blijft een tijd
lang tussen ons hangen. Netalsikweerwilopbiechtendatikhetnietweet,zieikdathijopnieuw zit te rekenen. Hijheeft zijn agenda op zijnsmartphone erbij. ‘Ze zoumaximaal acht weken
zwanger kunnen zijn, als ikafgaopwatikweet.’‘Houd je dat allemaal bij
dan?’‘Niet goed genoeg, blijkt
nuwel.Maarikhoudhetwelbij, ja. Ik zei zojuist toch aldatinmijnvorigerelatieallesdraaideomzwangerrakenenwel of niet op tijd ongesteld
worden?EnMirjam is indiedingen nogal open, meestaldan.’‘Maar het was niet
gepland?’‘Nee, zoverwarenwe nog
niet. Mirjam legt zich nietzomaar vast, dat weet u ookwel.’‘En jij? Hoe denk jij
erover?’‘Mirjamenik,eneenkind
vanons samen−daar zou ikwel om willen bidden zelfs.Het zou toch een opluchtingzijn als dat van bovenafgeregeld kon worden. Datbedoel ik niet respectloos,hoor,maarvertrouwenineenAlmacht haalt toch de druk
vandeketel?’Hijstrijktoverzijngezicht,
wrijft in zijn ogen. Hij kanbeterprekendanik.‘Weet je al hoe je dit gaat
aanpakken?’ verbreek ik naeen poosje de stilte dietastbaar tussen ons is. ‘Ga jehet haar rechtstreeks vragen?Ofga jewachten totze thuis
is?’‘Dat weet ik nog niet. Ik
hoopeigenlijkdatzememetopzet naar dat laatje stuurde,dan is dat haar manier vanvertellen. Dat zou ik beterkunnenhebbendandatzemeopeenafstandhoudt.’‘Hoe laat is het daar nu?
Een rare tijd om te bellen
zeker?’‘Ja, daar is het midden in
de nacht. Dat zal ook welweergeentoevalzijn,toch?’‘Duskrijg je tijd omna te
denken hoe je dit het bestekunt aanpakken, Jeroen. Ikzal meedenken, als je datgoedvindt.’‘Wasuvanplanhieroverte
gaan bidden?Dat zou ikwelmeewillenmakendan.’MijnGod,ikhebnognooit
zozittenstamelen.Watbeniktocheenraredominee!Ikslacompleet dicht als het mijnprivélevenraakt.Daarna sluit hij Mirjams
appartement af. We lopensamen door het trappenhuis
van de flat, hij een stuksnellerdanik.Als hij de buitendeur voor
mij openhoudt, zegt hij:‘Bedankt. Ik vond het heelapart dat u mijn naam nogvaker noemde dan Mirjamsnaam.’‘VoorMirjamenvoormijn
vrouw bid ik altijd tussen de
bedrijven door. Op ditmomentbenikergbetrokkenbij jouw dilemma, jongen.Laat je me weten hoe je ermorgentegenaankijkt?’‘Ik ga morgenmiddag
bellen, rond half vier of zo.Dan is het daar bijna bedtijden zal zewel op haar kamerzijn. Ik wil haar spreken als
ze alleen is en voor ze debushbush in gaat, dus dat ismorgenmiddag.’‘Dat lijkt me een goed
plan. Laat je daarna ietshoren?’Ik wacht bij mijn fiets tot
hij is weggereden. Hij steektzijn hand nog op, een witteschimachtereenautoruit.
Ik vraag me af hoe ikkijkenmoet als ik zometeenbijInebinnenstap.Neutraalishet beste, maar dat krijg ikniet voor elkaar. Ik hoop ditkeerdatzeergopzichzelfis,dat ze haar grenzen geslotenheeft, een toestand waaroverikandersaltijdwanhoop.
29Mirjam
‘Degene die het meestgestrest van allemaal zoumoeten zijn, doet even zijnogen dicht,’ zegt Mieke met
haarhandeninhaarrug.Haarbuik lijkt vandaag wel opspringentestaan.Firman doet een oog open
en grijnst. ‘Jullie doen hetprima,zometelkaar!’Ze zijn vanaf vanmorgen
vroeg bezig met hetverzamelenvanalleswatmeemoet. Gisteren tijdens de
maaltijd heeftHarm het planen een taakverdelingopgesteld,want volgens hemwerd er te gemakkelijk overgedacht. ‘Als julliewoensdagmorgen bijzonsopgang willenvertrekken, dan moet hierdinsdagavond allesklaarstaan, de brommers
volgetankt, de bagage vanFirman gesorteerd in wateerst mee moet en wateventueel later kan, ook despullen die jullie nodighebben onderweg,reservebrandstof, alles. Ik zalhetpersoonlijkchecken!Weedegene die iets vergeet! Ikweethoegemakkelijkerhier
gedachtwordt.’Mirjam had zijn
dreigement nogal betuttelendgevonden, maar in de loopvan de dag wordt welduidelijkdatHarmerkijkophad.Radwa komt ieder halfuur
meteenaantalplastic tassen:de door haar gewassen
kleding van Firman,beddengoed, rammelendserviesgoedenbestek.‘Dit ishet laatste,’ zegt ze steeds,maarevenlaterwordterweerietsbedachtwaarFirmannietbuitenkan.Firman zelf maakt zich
enkel zorgenomzijn bijbels,boeken en mappen met
aantekeningenenpreken.Hijheeft een dozijn nieuwebalpoints zitten uitproberen,want hij wil niet voorverrassingen komen te staan.Ernstheefthemblijge-maaktmet een stapel gelinieerdeschrijfblokken. Harm heeftgezorgd voor een tientalbijbelseneenkinderbijbel.
Steedsstaanermensenaanhethekdienogevenafscheidnemen willen. De een meteenrijpepapaja,devolgendemeteenzakrijstenweereenander komt nog even latenzien hoe goed hij overwegkan met de prothese dieFirman voor hem gemaaktheeft. De man maakt er een
complete act van: eerst hupthijopeenbeendoorde tuin,daarna schroeft hij hetkunstbeen onder, om te latenzien hoeveel sneller het gaatmettweebenen.Debrommerswordeninde
loopvandemiddaggebrachten binnen het hek gestald.Een neef van Ernst komt ze
nog even nakijken optechnische mankementen. Zoveel mogelijk bagage wordtachteropgebonden.Harmzieterop toe dat alles goedvastgesnoerd wordt. Watoverblijft, moet met devrachtrijder mee. Het rijdenin de bergen is alleenmogelijk met een
fourwheeldrive pick-up, endie zijn er niet zo veel hier.Hethangtvanderouteendeverdere lading af, mogelijkvertrekt de vrachtwagen pasdonderdag uit Rantepao.Mee-rijden in de cabine vande Hardtop pick-up is dusgeenoptievoorMirjam.‘Ik kan het best, heb heus
vakerbrommergereden!’‘Datgaanwedanweleven
uitproberen,’zegtHarm.Na zijn technische uitleg
enraadgevingenoverstarten,gasgeven,remmenenwat tedoen in welke situatie, magze de weg op. Radwa klimtachterop en schreeuwt zo nuen dan iets over Mirjams
schouder als ze knetterenddoordestratenrijden.Eerstishet steeds: ‘Gas geven, toemaar.’ Even later wordt het:‘Remmen!Awasawas, letopdiebus!’Mirjam klemt haar lippen
op elkaar en laat zich nietkennen. Na een paar rondjeskomt de gewenning en trekt
de krampachtigheid uit haararmen weg. Dan gaat hetineensookeenstuksoepeler,want zelfs Harm staat metzijn duim omhoog aan dekant van de weg. ‘Ga maareen beetje middenop rijden,daar zijn de kuilen minderdiep!’‘Pffft,’ zucht Mirjam, als
ze de brommer het hekbinnen manoeuvreert, maarzelachterbijenerzitzowaareenopgetogengevoelinhaar.‘Ikheberzinin!Komop,luimens, nu jij nog!’ Ze schudtaan de stoel waarin Firmanachteroverhangt.‘Ik heb er ook zin in!’
verzekerthijhaar.
‘Laatziendan!’‘Ik sla de hele film van
vandaag in mij op en als ikme eenzaam voel daar, draaiik hem af. Ik zal geen beeldoverslaan.’Mirjam ziet de blik van
verstandhoudingtussenHarmenMiekewel: voor het eerstlaatFirmanmerkenwater in
hemomgaat.‘Oké,’zegtze, terwijlhaar
handeneveninzijnschoudersknijpen,‘ikhoopdatjehardeschijf groot genoeg is, wanter komt vast nog meer bij.’Aanhethekstaateengroepjekinderen. ‘Kijk, je zangkoorkomtvoorjezingen!’Even later maakt Mirjam
kennismet de twee vriendenvan Firman, die ook meezullengaan.Justinkomthaarvaagbekendvoor,hijzateenpaar klassen lager op school.Boni heeft zij nooit eerdergezien. Boni heeft zelf eenbrommer, een vrij nieuwenog, Ernst kan bij hemachterop.Erkomtberichtvan
mijnheerSanklin, dat hij vande reis moet afzien wegensziekte.Dat hadHarmal zienaankomen,maarhijvindtheteigenlijkmaarnietsdaternuhelemaal niemand van hetTheologisch Instituutmeegaat.Aan het eind van de
middag kanMieke geen stap
meer verzetten. Ze heeftkringenonderhaarogenenzepakt opvallend vaak de tafelofderugleuningvaneenstoelvast. En nog zegt ze tegenHarm, die eindelijk dedefinitieve check of allesgoed vastgesjord zit, heeftverricht: ‘Ik vind het zojammer voor je dat je niet
meekunt!’‘Ik denk dat wij hier
spannender dingen gaanbeleven!’ zegt hij, terwijl hijzijnogentotspleetjesknijpt.Met de afspraak
morgenochtend klokslag vijfuur te vertrekken, lijkt hetiedereen een goed ideebijtijds naar bed te gaan.
Firman en Radwa lopen metMirjam mee tot aan dewisma.‘Slaap lekker en tot
morgenvroeg!’Mirjamkijkthennaenziet
hoe Firmans hand die vanRadwagrijpt.Radwa’shoofddraaitinzijnrichtingenevenlijkt het of ze haar hand los
wiltrekken.Watzoudenzezeggennu?
Ofisallesalgezegd?Ze loopt de trap op naar
haar kamer. Agus heeft nogwel zin in een praatje enmaakthetgebaarvandrinken,maar ze wimpelt zijnuitnodiging af. Ze is lieveralleennu.
Er zit ineens een zwaargevoel inhaarhart,eensoortdroevige moeheid. Heeft zevanmiddag te veel energieverspeeld,ofishetomdathetbeeld van Firmans hand, dienaardievanRadwazocht,ophaar netvlies blijft hangen?Zeneemteendouche,maarerstaatgeendrukophetwater.
Er komen maar een paardruppels,teweinigomerfrisvan te worden. Ze had haarhaarnogwillenwassen,maarmet zo’n miezerig straaltjekrijgt ze de shampoo er vastniet uit. Jammer, want vanafmorgen moet ze nog maarzien wat er van wassenterechtkomt.
Er komt een sms vanJeroen binnen. Of hij bellenkan. Ze drukt het toestel aanhaaroorterwijlzeachteroverophetbedgaatliggen.‘Hé,jongen!’‘Hé,meisje!’Het blijft daarna even stil,
maarzehoortzijnademwel.Het klinkt anders, alsof hij
zucht.‘Misjemenog?’vraagtze
enzewilhorendatdatzois.‘Ik heb het klokje
gevonden.’ Dat is niet hetantwoorddatzeverwachtte.‘Klokje?’‘Ja, klokje. Jij leeft in een
anderewereld,toch?’‘O, die kleine wekker,
zodat je altijd weet hoe laathethieris…’‘Ja, die wekker, die staat
nu hier. Het is bij jou daartussennegenentienuurindeavond.’‘Handig toch? Maar eh…
wat klink je nou raar? Zoschor! En je geeft geenantwoord!’
‘Jijmoetpraten,Mirjam!’‘Wat? Waarover moet ik
praten? Zeg dan wat jebedoelt,jemaaktmebang.Ikschrikvanje.’‘Ja, dat zal wel, maar ik
ben banger en meergeschrokkendanjij,neemdatmaar van mij aan.’ Tochklinkt zijn toon niet bang of
geschrokken, eerder boos enverontwaardigd.‘Ik snap je niet!’ Ze praat
harder nu, in haar hoofdtuimelen gedachten overelkaar heen. Ze voelt haarbloed ineens in haar slapenbonzen. In een onbewustgebaar legt ze haar hand ophaarkeel.
Jeroens stem weer: ‘Iksnap het ook niet. Wat je indat laatje nog meer bewaart,is dat van jaren terug of vannu?’‘Ik zou het niet weten. Je
had een klokje nodig, toch?Waargaatditover,Jeroen?’Een korte pauze en dan
zegt hij: ‘Hoe is het in
hemelsnaam mogelijk,Mirjam. Je weet echt nietwaarikhetoverheb.Danzalik jewakkerschudden…Diezwangerschapstest die daarlag,vanwanneerisdie?’Het bonzen in haar hoofd
wordt nu suizen alsof er ietsrondtolt,snellerensneller.Ze moet iets zeggen nu,
maarerkomtgeengeluid.Ze krijgt kippenvel. De
omgeving vervaagt. Ze zitineens weer op de rand vanhaar eigen bed, het momentwaaropzehaarogennietkonafwenden van de uitslag inhet venstertje van hetapparaat.Endaarnaschoofzehet ding terug in het doosje,
trok de lade van hetnachtkastje open en eensecondelaterwasdielaweerdicht. Uit het oog, uit hethart. Nee, spartelt ze ingedachten tegen, ik ben naarde dokter geweest, heb hetdaar eerlijk gezegd. Ik hebmezelf in acht genomen,gezond geleefd, in stilte toch
rekening gehouden met demogelijkheid dat het waarwas.Ze moet antwoorden nu,
voordat Jeroen de verbindingverbreekt.‘Het kon niet waar zijn,
dacht ik. Ik ging er gewoonvanuitdathetechtnietkon!’‘Je praat in de verleden
tijd. Denk je er inmiddelsandersover?’‘Ikweethetniet.’‘Zo’n test is behoorlijk
betrouwbaar.Benjezwanger,Mirjam?’‘Zouzomaarkunnen.’‘En dat houd je gewoon
voor je? Je vindt het niet demoeite van het vertellen
waard. Dat hoef ik niet teweten?’‘Zo moet je dat niet zien,
Jeroen.Ikbennognietzover,ik ben ermee bezig. Ikprobeerhet,ikmoetheteerstzelf snappen en dat is nognietzo.Ikhebgewoondepilgeslikt, ik heb geenkinderwens,nooitgehadook.
Ik ben nogmaar kort bij jouen ik ben nog helemaal nietzeker van mezelf. Begrijpalsjeblieft dat ik er moeitemee heb, Jeroen. Ditoverkomt me, ik heb er nietomgevraagd,toch?’Hij laathaarnietuitpraten.
‘Je zegt me te vaak “ik”,Mirjam!’
Na een verblufte stilte,waarin ze probeert weg teslikken wat niet weg teslikkenvalt, klinkt haar stemanders. Het felle is eruit. ‘Jamaar, het is mijn lijf, dat ikniet onder controle blijk tehebben. Ik dacht het gewoonallemaal op mijn manier tedoen,maar dan ineens is het
mis.’‘Fout woord, Mirjam.
Ráák,bedoelje.’‘Maar zo kan ik het nog
niet zien. Ik voel meoverrompeld,ofzoiets…’‘De wereld draait niet om
jou!We hebben niet alles indehand,wekunnennietallessturen. Jij zei toch dat je
gelovig was? Dat gaat tochoverditsoortdingen?’Misselijk is ze, echt
kotsmisselijk ineens. Het zaltochnietwaarzijndatzejuistop dit moment moetovergeven?‘Ga nou niet tegen me
preken. Ik zal het best foutdoen allemaal, maar ik kan
hiernietmeeomgaan.Ikbenmisselijk, Jeroen, ik moetspugen.Enmorgenkunjemenietbereiken,wantdanzit ikinhetbuitengebied.’‘Daarbenjenual.’Ze schrikt ze zich kapot
van de ingesprektoon. Jeroenheeftopgehangen!Zezit eentijd lang op haar knieën bij
het hurktoilet, ze blijft maarbraken.Hetkoudezweetstaatinhaarnek.Naeenkwartiergeefthaar
maaghetop,er isnietsmeerom uit te kotsen. Ze gaatlopen ijsberen op de galerij.Vierentwintig stappen heenenvierentwintigterug.Zowelheen als terug past die ene
opmerking er precies driekeer in. ‘Je-zegt-me-te-vaak-ík-Mir-jam.’Even later kapte hij
gewoon het gesprek af. Watbetekent dat? Dat is tochhelemaal niets voor Jeroen,die altijd overal over wilpraten, die nooit afhaakte alshet lastig werd, die altijd
geduldhadentactenhumor.Precies al die dingen die hetvoor haar mogelijk maaktenomverdertegaan.‘Je zegt me te vaak “ik”,
Mirjam.’Datzeihij.Wateenrotgevoel geeft dat! Ze kanhet niet eens tegensprekenook, hij heeft gewoon gelijk.Hij legt de vinger bij haar
zereplek.Zelooptweernaarbinnen,
pakt de telefoon op, maarweet nietwie ze gaat bellen.Haar vader? Of Jeroen? Hijzit er misschien op tewachten. Maar wat moet zealshijnietopneemt?Zedurfthet niet. Ze drukt Jeroensnummer weer weg en belt
naarhaarouderlijkhuis.Het duurt te lang, haar
vader is dus niet thuis. Bijmam is het altijd een gok ofze wel of niet zal opnemen.Ze kan beter neerleggen, zekan nu even niet zeggen:‘Dag mam, met Mirjam,’alsofernietsaandehandis.Zedraaiteenhaarlokstrak
rond haar vinger enconcentreert zich op de pijnalszeeraantrekt.Zewilhaarvaders stem horen en overonbelangrijke dingen praten.Ze wil vertellen dat allesklaarstaatvoorvertrek,datzeop een brommer geredenheeft en dat er een oud-patiënt met een kunstbeen
zijn kunsten kwam vertonenin hun oude tuin. Ze wilzeggen dat Firman de rustzelf is en nog net zogemakzuchtigalsvroeger.Zezalneemoetenzeggenalshijvraagt of ze elkaar algesproken hebben.Nee, pap,we hebben nog niet degelegenheid gehad voor een
echt gesprek.Maar dat komtnogwel.Er wordt niet opgenomen
en rond haar vinger zit eenstrengetje haar dat dedoorbloeding belemmert.Hetvingertopje wordt rood endaarna blauwig. Het is gekdat een paar haren zoietskunnen bewerkstelligen. Als
ze ze liet zitten, zou dan devingertop afsterven? Zepeutert haar voor haar los,maarhet topjeblijftnoglanggevoelloos. Hoe laat is het?Kon ze maar een paar uuroverslaan. Slapen gaat nietlukkenvannacht, datweet zenu al. Ze heeft welslaappillen,maardiedurft ze
niet te nemen. Morgen moetze de hele dag op eenbrommerdoordebergen,danmoet ze helder zijn en goedbijhaarpositieven.Jeroen heeft opgehangen,
dat is niets voor hemeigenlijk.Betekenthetdathijlosgelaten heeft? Dat ze eralleen voor staat? Ze ziet er
niettegenopalleentezijn,zeheeft dat vaker bij de handgehad.Hetgafhaaraltijdhetgevoel van nieuwe ruimte,maarzoishetditkeerniet.Ze gaatmaarweer op bed
liggen. Haar handen tastenhaar buik af. Ze denkt aanMieke, die misschienvannacht bevalt van haar
eerste kind. Hoeveel pijn zaldat doen? Waarschijnlijk zulje overgeleverd zijn aan eenoerkracht, een banjir waarinjewordtmeegesleurd.Het is alsof de lucht om
haar heen stilstaat en zwaarop haar drukt. Diep ademengaatniet.Dat zwarte dingetje dat
naast haar ligt, had zedaarmee zojuist contact metJeroen? Is dat schermpjemisschien al vierofvijf keeropgelicht, is de ringtone zobekenddat zehemnietmeerhoort?Hoekanzehierliggenterwijl ze een week geledennog aan de andere kant vande wereldbol was? Hoe kan
het dat een oproep vanduizenden kilometers verdezemobieletelefoonweettevinden? Hoe is ze hiergekomen? Een vliegtuig spotmet de zwaartekracht, maarhoedan?Hoeheeftzekunnenvergeten dat ze diezwangerschapstest naast datklokje legde. Is er een God
diedatzoheeftgearrangeerd?IsereenGoddieallesinéénblikoverziet? Is zewerkelijkinRantepaoofiszelangzaamgekaanhetworden?Flarden mist benemen het
uitzicht op de bergen.Kippenvel staat op haararmen. Heeft ze nu alles?
Agus komt met koffie,ondanks het vroege tijdstip.Voorzichtig neemt ze kleineslokjes,warmvloeithetdoorhaar keel. Ze is niet meermisselijk gelukkig, dat valtallesmee.Aguslegteenpakjecrackers naast haar beker. Zeschudt haar hoofd, ze hoefteven niets dan alleen koffie.
‘Meenemen,’ gebiedt Agus,‘en voorzichtig zijn, Mirjam.Geen risico nemen en als jearmengaantintelen,dangajevan die brommer af. Als jemoebent,danrusten!’Zeglimlacht,hetisfijnals
iemandbezorgdomjeis.Hij maakt het hek voor
haaropen.Alszeopdehoek
evenomkijkt,staathijernog.IndevoortuinvanHarmen
Mieke zitten Justin en Bonikoffie te drinken, Ernst is erook al. Hij wordt geplaagdmet zijn camouflagepak enzijn pet. ‘Als we jekwijtrakenvindenwejenooitmeerterug.’Ernstkniktonverstoorbaar:
‘Dat is erger voor jullie danvoormij,wantikhebdiewegal vaker gereden, jullie nognooit!’Als Firman en Radwa er
zijn,geeftHarmhetstartsein.‘Wil jij bidden, Firman? Ofzalikhetdoen?’Firman laat het aan Harm
over: ‘Ik heb geen woorden
meer,’zegthijmeteenhalveglimlach. Mirjam ziet datRadwa zich afwendt en overhaar ogen wrijft. Het is eenkort gebed dat Harmuitspreekt, maar het raaktMirjamdiep.‘MogedeHEERuzegenen
en u beschermen, moge deHEERhetlichtvanzijngelaat
over u doen schijnen en ugenadig zijn, moge de HEERu zijn gelaat toewenden en uvrede geven.’ Hun ‘Amen’klinkt plechtig en daarnaomhelzen ze elkaar ontroerd.Als Mirjam haar armen omFirmanheenslaatvoeltzedathij zich een ogenblik laatgaan.Eenhortendezucht,een
siddering. Ze klemt hemvaster tegen zich aan, weetnietstezeggen,veegtdetraanweg die langs zijn wangloopt.Ze moet hem loslaten, het
is Radwa’s beurt. Boni startzijnbrommerendatisineenseensoortbevrijding.Mieke heeft zich nog niet
laten zien en op Mirjamsvraag hoe het is haalt Harmzijn schouders op. ‘Als jullievertrokkenzijngaanwijnaarhet ziekenhuis. Ze loopt hetvolgens mij een beetje op tehouden.’‘Mag ik even naar haar
toe?’‘Tien seconden dan, jullie
moetengaannu.’Binnen hangt de
schemering nog, maar zeweet de slaapkamerblindelingstevinden.‘Mirjam,benjijdat?’‘Ja,gaathetnog?’‘Niet echt, maar het moet
toch!’Bijhetzachtelichtvanhet
schemerlampje naast het bedziet Mirjam dat dezweetdruppels op Miekesvoorhoofd staan. ‘Julliehadden al in het ziekenhuismoeten zijn!’ zegt zegeschrokken. Miekes handengrijpen de hare en ze voeltmee hoe eenwee opkomt enafzakt. ‘Het zijn net golven,
enzekomenzoongeveeromde tienminuten nu.Maar zowas het gisteren ook eentijdje en toen zakte het weeraf,’ zegt Mieke als ze weerpratenkan.‘Je kunt het, je bent sterk,
jij.Hetkomtgoed.’‘Bidjevoorme?’‘Ja,Mieke,ikbid.’
Van buiten klinkt schelgefluit.‘Ga maar! Harm fluit
alleenalshijheelongeduldigbegintteworden.’Bij de deur kijkt ze nog
even om en ze ziet hoeMiekes lichaam zich verzettegeneennieuwewee.‘Zuchten! Niet
tegenhouden!’‘Daar ben ik niet zo goed
in!’klinkthetgesmoord.Harm heeft Mirjams
brommer al gestart en als zeopstapt en als laatste het hekuitrijdt, heeft ze het gevoeldat ze op de vlucht slaat. Zezethaar tandeninhaar lipenvanuit haar hart vol onmacht
roept ze omhoog: ‘God dantoch,gametonsmee,enblijfookhier!’Als je geen vertrouwen
hebt in God, dan kun je datnooit bidden, toch? Dangeloof je toch niet dat Godoveraltegelijkkanzijn?Het is intussen helemaal
dag geworden en het is veel
drukker op de weg. Kriskrasdoorelkaarzoekthetverkeerzich eenweg. Soms lijkt hetwel een eenrichtingsbaan alser drie of vier dik dezelfdekant op gereden wordt. Zemoeten even stoppen vooreen vrachtwagen metkarbouwen, die met pechdwars op de weg staat. De
achterband is aan flarden, erstaanveelmensenomheen.Als ze de drukte uit zijn
ademtzeop.Hierkanzewatmeer van de omgevingmeekrijgen en hoeft ze nietmeer steeds af te remmen enop te trekken. Langs de kantvandewegzijndesawa’senslechtszohierendaarzietze
eenhuisofeenpaarhutjes.Haar tanden klappen op
elkaar als zevergeet eenputin het wegdek te omzeilen.Firman, die voor haar rijdt,kijktgeschrokkenom.‘Awasawas,Mirjam!Opletten!’Zeklemthetstuursteviger
vast.Hijheeftgelijk,zemoetvoorzichkijkenenopletten.
Demist is zo weggebrandalsdezonoverdebergtoppenkomt. Er is een nieuwe brugover de Sa’dan; vroeger washier een houten brug metrammelende planken. Na debrug loopt de weg omhoog,zemoetevenzoekennaardejuiste versnelling. Boni rijdtvoorop, zijn brommer is het
zwaarst beladen omdat Ernstachterop zit. Hij mag hettempoaangeven.De weg is droog en in de
eersteurenvande tocht leertze de brommer goed ondercontrole te krijgen. Het isleuker dan ze dacht: eensensatie van uitdaging envrijheid. Na elke bocht is er
een ander vergezicht en deduizend kleuren groen vanhet landschap zijn steedsopnieuw verrassing enherkenning tegelijk. Hetdringt steeds meer tot haardoorwaarzeis:ditishetlandvan haar jeugd. Elk dalwaaruitdepuntigedakenvande tongkonans als
scheepsboegen omhoogsteken,elkekampongwaardeweg doorheen slingert is opdeeenofanderemanier tochbekend. Hier liggen haarwortels. De man met dekarbouw aan een touw, devrouw met een rieten mandop haar hoofd, de kinderenonderweg naar school − ze
groet iedereen en weet zichnagekeken: een blankevrouw, zoals ze vroeger deaandacht trok als het blankekind.Bij de eerste stop is ze
verbaasd over het zuchtenvanRadwa,diealpijninhaarpolsen heeft van hetkrampachtig sturen. En ze
moetlachenomErnstdiezijnbillenwrijft.Erwordtwatgedronkenen
een voor een verdwijnen zeeven in de struiken naast deweg. Ze wist niet meer hoegemakkelijk dat gaat: hurkenen ontspannen, gewoonwaarje bent. Zo deden ze datvroegerookonderweg.
Het is intussen halverwegede ochtend. De zon heeftplaatsgemaakt voor wolken,erdreigtregen.Ernstzegtdatze nog drie uur te gaanhebben, voor er een dorpkomt waar ze kunnenschuilen. Indeze tijdvanhetjaar zijn de buien in debergen onvoorspelbaar en
doorrijden is bij felle regennietaanteraden.Erisweinigwindvandaag.Danblijft eenbuilangineendalhangenenvalt er plaatselijk heel veelwater. Ze houden de pauzedaaromkort.Het is na de stop goed te
merken dat ze steeds verdervan de bewoonde wereld
raken. De kampongs wordenkleiner en de huisjeseenvoudiger. Vaak zijn heteen paar simpele hutjes rondeen tongkonan en op dit uurvandedagiserweiniglevente bekennen. In de sawa’swordt gewerkt. Ze rijdenlangs een plek waarkortgeledennieuwesawa’sin
gebruik zijn genomen. Eerstlaat men die vollopen metwater, dat van hogerop doorbamboe buizen komtstromen.Indatwaterwordenvissen uitgezet die zich inkorte tijd vermenigvuldigenen zorgen voor eenvoedselrijke kweekbodemvoordejongerijstdiedaarna
wordtgeplant.Langs de kant van deweg
staat een oude man met eenjukopzijnschouder,waaraantwee emmers met grote noglevende vissen hangen. Zestoppen even en Ernst blijktdeman te kennen. Ze prateneven, waarbij Mirjamverschillende keren haar
naam hoort noemen. Net alsze daar een opmerking overwilmaken,komtdemannaarhaartoeenmeteentandelozegrijns biedt hij haar een vandeemmersmetvisaan.Datisaardigbedoeld,maarzeweetergeenraadmee.Zeziethetnietzittenommeteenplasticemmeraanhetstuurverderte
moeten. De vissen klappenmethunstaartenenspartelen,zevindthetnogzieligook.Ernst en Firman maken
haar duidelijk dat ze nietweigeren kan. De vis kanmooi dienen voor hunavondeten en het is eencadeau uit dankbaarheid aanhaarvader.Nuzetzetochde
brommer maar even op destandaard, want ze wil welweten hoe deze man haarvaderheeftlerenkennen.Ze wil hem de hand
schudden,maar deman is teverlegen om die aan tepakken. Hij buigt, met dehandpalmentegenelkaarvoorzijnborst.
Zijn verhaal is mede doorzijn mummelmondje voorhaar praktischonverstaanbaar, maar zebegrijptdathaarvaderopeenvanzijn tochten eenvanzijndochters gered heeft. Ernstverstaat er meer van. ‘Zijndochtervantoenachtjaarhadde karbouw moeten halen,
maar die was dwars en hadhaar geschopt en waslosgebroken. Het meisje lagmet gebroken ribben op deweg en juist toen erdorpsbewoners aan haarwilden gaan sjouwen entrekken,kwam“pakWouter”langs en die had gezegd dathet meisje niet zomaar
overeind getrokken konworden. Er moest eendraagbaargehaaldofgemaaktworden. Pak Wouter wasmeegegaannaarhethuis.Hijhad de lange mouwen vanzijn overhemd in repengescheurd en die strak omhaar bovenlijf gewikkeld omde boel te stabiliseren. Twee
maanden moest het blijvenzitten,omderibbenweeraanelkaartelatengroeien.Aldietijd heeft het kind ermeegelopen. Maar het is goedgekomen. Ze woont in dekampong verderop en zeheeft zelf ook al driedochtertjes.Demanvraagtofwe met hem meegaan om
haaroptezoeken.Zijwilookde vis wel voor onsklaarmaken.’Hetiseenmooiverhaalen
een leuk aanbod, maar demeningen zijn verdeeld. Metwie weet hoeveel regen opkomst is het slimmer om dereis niet te onderbreken. Zemoeten echt zien te
voorkomen dat ze in hetdonkermoetenrijden.‘Misschien op de
terugweg?’ zegt Mirjam, dieeigenlijk wel graag een fotovan de vrouw en haardochterszouwillenmaken.‘We zullen zien,misschien
is dat een beter idee,’ zegtErnst.
Demanheefthetbegrepen,maar blijft aandringen dat zedevismeenemen.Justinpakteenflinkesteen
van de kant van de weg enzoekt drie grote vissen uit.Meteenrakeklapophunkopzijn ze dood, en ingepakt ineen paar bananenbladerenworden ze nog tussen de
vastgesnoerde bagagegeduwd.‘Je kunt ze beter levend
meenemen, maar totvanavond blijven ze weleetbaar.’Als de brommers worden
gestart valt de eerste druppelregen.‘Iets verder uit elkaar
rijden,’gelastErnst,‘wantalseriemandonderuitgaat,moetde ander er niet bovenopvliegen. Omhoog is hetprobleem niet, maar straksmoetenweeenheelstuksteilnaar beneden. Dan moet jegoed opletten dat je nietconstant op je rem zit, wantdanwordt de boel te heet of
je schiet erdoor. Jemoet eenspelletje spelen van remmen,laten gaan en weerbijremmen.Enalsjevoeltdathetwielgaatglijden,juistdanevenmeergasgeven.’Het klinkt logisch, maar
Mirjam vraagt zich af of zehet indepraktijkzalkunnentoepassen. De waarschuwing
zorgt ervoor dat het rijdennietmeerzo losjesensoepelgaat. Zeker als ze aan deafdaling beginnen omklemtMirjam de handgrepen aanhet stuur, zodat haar vingersbeginnen te tintelen. Nubegrijpt ze ook wat Radwabedoelt met pijnlijke polsen.Hetspelenmetderemvereist
concentratie en overzicht opdeweg.Vóóreenbochtmoetde vaart eruit zijn, want jeweetnietwat jenadiebochttegenkomt. De spieren inhaar armen beginnen tetrillenenhaarmaagvoeltnietlekker, zo tussenmisselijkheidentrekin.Zeisheel blij als Ernst aangeeft
dathetdorpwaarzedenachtzullen doorbrengen niet vermeeris.Kort daarop is de weg
breder, gewoon omdat ermeer gelopen en geredenwordt, van de sawa’s en dekoffieaanplant naar het dorp.Erstaanhierveelkarbouwentot aan hun schoften in de
volgelopen greppels. Hetgeluidvandebrommersdoetdemensen opkijken en somsrennen een paar kinderengillend en joelend een stukjemee.Zekomenbij eengrootgrasveld, waar een aantaltongkonans en veelrijstschuren omheen staan.Op het grasveld is een
dansgroep aan het oefenen.Een stuk of tien vrouwen inkleurige sarongs bewegen opde maat van twee grotetrommen, waarop door viermannen een bepaald ritmewordt geslagen. De oefeningblijkt bedoeld voor eenoptreden ter ere van hunkomst,maar dat optreden zal
vanavond na het welkom inde kerk worden uitgevoerd.De weduwe van deplaatselijke predikantwas opde hoogte van hun komst enheeft haar best gedaan. Er isvoor Radwa enMirjam zelfseeneigenkamermeteenbedbeschikbaar.Voordemannenis plek op tikars in de
huiskamerenwiedatwilkanook op de overkaptevoorgalerijslapen.Boveneenopenvuurhangt
een grote ketel waaruit eenheerlijke geur opstijgt, bijMirjamlooptineenshetwaterin de mond. Ze kijkt toeterwijl een meisje van eenjaar of twaalf met rustige
gebaren de grote soeplepeldoor de pan laat gaan.‘Sajur?’ vraagt ze.Wat is zedaaraan toe, zeg. Het meisjeknikt en lacht verlegen.Mirjam probeert een gesprekaan te knopen,maar dat luktpas als Firman erbij komtstaan.MetFirmanerbijishetkind ineens niet verlegen
meer.Debrommerswordendicht
bij elkaar gestald enmet eenketting aan elkaarvastgeklonken. Als ze dezijkamerbinnenlooptwaardetwijfelaar staat waar zij enRadwa in mogen slapen, ishet een fijne ontdekking dater achter het gordijn een
mandibakeneenhurktoiletis.Er is geen stromend water,maar een plens water uit demandibakwerkt ook. Ze hader niet op durven hopen dathiernogzoveelluxezouzijn.Enkelesecondenlatermoet
ze haar opgetogenheid ietsbijstellen: de matras bestaatuit een grof geweven tijk
waardevulling,eenmengselvankapokenstro,eropveleplaatsendoorheensteekt.Hetkriebelt en jeukt aan haarblote armen, ze moet maarmethaarvestaanslapen.Als ze buiten komt zit
Radwa de vissen schoon temaken. ‘Kan ik ook watdoen?’vraagtze.Radwadoet
voor hoe de schubbenverwijderdworden, doormeteenbotmestegendevleuginte raspen. Het lijkt eensimpele handeling, maar hetkost Mirjam veel moeite enze brengt er niet veel vanterecht. Als zij denkt dat zeklaar is, doet Radwa hetzonder commentaar nog eens
over.Devissenwordenopdegloeiende stenen in het vuurgelegd en het isverbazingwekkend hoe snelze gaar zijn. In een kringtussen de palen van degrootste tongkonanvindenzede rest van het gezelschap.Firman zit op verzoek vanhun gastvrouwMariamet de
openbijbelvoorzich.Hij leest Psalm 121 en
tijdens het lezen zietMirjamopeens de dominee in hem.Hij kon als kind al mooilezen,opschoolhaaldehijdeeerste prijs bij het voorlezen.Maar nu neemt de buigingvan zijn stem hen mee alsofhij hen de beelden bij de
woordentoont.Hijhoudtvandeze psalm, hij wil nietslieverdandatmethendelen.‘DeHEERisjewachter,de
HEER is je schaduw aan jerechterhand: overdag kan dezon je niet steken, bij nachtdemaanjenietschaden.’Als hij de bijbel dichtdoet
en teruggeeftaanMaria,zegt
hij met een halve glimlach:‘Dit is de boodschap die ikmeebreng.Hiergaathetom.’Maria wenst hem veel
zegen en veel geduld − zeweet waarover ze spreekt.Onderhetetenvertelt zevanhunwerkhier.Toenhaarmanen zij hier bijna veertig jaargeleden begonnen, was het
gebied nog animistisch. Dathet christendom terreinveroverde kwam vooral doorde praktische voordelen: hethoren bij een gemeente, hetkunnenvolgenvanonderwijs,verbetering van degezondheidszorg en dehygiëne. Maar dat wil nietzeggen dat de oude religie
van vooroudervereringwerkelijk heeft afgedaan.Nog steeds bestaan deanimistische tradities, zezittendemenseninhetbloed.Bij nood bidt men tot God,maarmenvraagt zich ook afofdevooroudersbooszijnenof de geesten zichtekortgedaan voelen. Het
blijft een strijd om eenscheiding te maken, de oudereligie geeft aanzien, denieuwe religiemogelijkheden.Ernst zegt: ‘Het geloof
moet opwellen uitvertrouwen, niet uit angst.Dat is hetverschil tussenhetchristendom en de Aluk to
dolo.’‘Datisjuist,maarmoeilijk
te begrijpen voor onzemensen,’zegtMaria,‘jekunthun geen kommetjevertrouwenvoeren.’Na de maaltijd komt het
hele dorp bijeen in de kerk,voordedanseressenenomtezingen. Na een uur houdt
Mirjamhetnietlangervol.Zezoekt haar bed op en isbenieuwd hoe zemorgenochtend wakker zalworden: uitgerust ofgeradbraakt?Ze heeft al even geslapen
als ze weer wakker schrikt.Het is aardedonker om haarheen. Er is een geluid dat ze
niet kan thuisbrengen. Komthetvanbuiten?Zewachtmethaar oren op scherp. Vanbuiten komen de gewonenachtgeluiden:hetsjirpenvaneen soort krekel en verderweghondengeblaf.Daarvan is ze niet wakker
geworden. Waar is Radwa?Bij Firman? Zou de rest al
slapen?Weer dat geluid dat haar
wakker maakte, alsof er eendier onder het ledikantscharrelt.Zedenktaaneenratenhuivert.Zeheeftgeenideeofhierrattenzijn,zetrekthetkatoenen dekentje in iedergevalhoogtotaanhaarkin.Als Radwa een tijd later
zachtjes binnenkomt enzonder zich uit te kledennaasthaarkomtliggen,begintze er tochmaar over.Radwafluistert dat het wel een kipzal zijn en dat ze gerust kangaan slapen. Maar dat luktRadwa beter: nog geen tweeminuten latergaathaarademzo gelijkmatig en diep, dat
Mirjam er jaloers op is. NumoetzenietaanJeroengaandenken,want dan kan ze hethelemaal wel schudden voorvannacht.Er huilt ergens een baby,
eendunklagendstemmetjeinde nacht.Waarom wordt hetniet getroost?Ze is toch nietde enige die het hoort?
Mieke!Hoezouhetmethaarzijn? Hoelang duurt eengemiddelde bevalling? Hetkanallangachterderugzijn.Waarschijnlijk is alles goed,zijn ze blij en gelukkig. Jatoch? Jongetje? Meisje? Datmaakt niet uit, als hethandjevolmensmaar gezondis.
Stopt die baby dan nooitmet huilen? Dat kind heefthonger.Iserniemanddiehetkleintje oppakt en te drinkengeeft? Heeft het geenmoeder? Ligt dat kindhelemaal aan zijn lotovergelaten? Dat klopt niet,kinderen worden gekoesterdbij de Toraja. Na lang
wachten valt het stemmetjewegindeanderegeluiden,dehonden buiten zijn aan hetvechten geslagen. Van onderhetbedhoortzeopnieuwhetnare geluid, alsof er metnagelsoverdeplankenwordtgekrast. Er komt noghanengekraai bij, dan moethetgrootstedeelvandenacht
alweer om zijn. Als zewakker schrikt, jaagt Radwaeen kakelende kip naarbuiten. Lachend toont ze heteidatzojuistonderhunbedisgelegd.‘Voorjou,Mirjam!’Zeheeftnooitgewetendat
je zo misselijk zou kunnenworden bij het zien van een
ei.Alszeophaarknieënvoorhet hurktoilet zit blijft haarmaag maar omhoog komen.Hetzweetbreekthaaruit.Radwa komt achter haar
staan en legt haar handen ophaar schouders om denekspierentemasseren.Eerstwil ze het niet, laat Radwaophoepelen,zeislieveralleen
nu. Maar dan merkt ze hoeeffectief het knijpen enduwen van Radwa’s handenis. Haar maag kalmeert, zekan weer diep ademhalenzonder een nieuwe innerlijkeeruptie.Zepaktdehanddoekaan en veegt het zweet vanhaar gezicht. ‘Misschien ietsverkeerdsgegeten?’waagtze.
Maar Radwa’s blik isduidelijk genoeg. En nu hetgeen geheim meer is, is hetonontkoombaar. Ze zit eraanvast.
30Mirjam
Hetwordteenmoeizamedag.Zezijnnogmaareenhalfuuronderweg als de eersteregenbui valt. Daarna wordt
hetwelweerdroog,maarhetregenwaterdatomlaagsijpeltlangs de bergwand en overhet pad stroomt, vult dekuilen, zodat je niet meerkunt schatten hoe diep zezijn.Alsdezonerevenis,ishet nog gevaarlijker: danglimtdewegalseenspiegel.Methetwaterverspreidtzich
ook eenwaas van leem overdeweg, een vette laag op detochalzogladdeondergrond.Mirjam heeft geen tijd om
misselijk te zijn: ze heeft alhaar aandacht bij het sturennodig. De ene keer kiest zehet spoor van de brommervoor haar, de andere keerjuistnietomdatvoorhaareen
slippartij of een schuiverternauwernood voorkomenkon worden. Het alsmaarcorrigeren is vermoeiend.Steeds weer krijgt ze eenwaarschuwing van een vananderen,datzehaarstuurnietzo krampachtig moetvasthouden: ‘Losjes,Mirjam,en niet alleen vlak voor je
kijken. Overzicht houden,kijken waar je voorgangerzit!’Deweg, voor zover je het
een weg mag noemen,kronkelt langs de bergomhoog. Soms zijn erstruiken en bomen aan dekant, op andere plekken isalleendesteilebergwandmet
een duizelingwekkenduitzicht de diepte in. Dan ishetbesefopeensmallerichelhoger en hoger te klimmenbeangstigend. Alsof jeverdwijnt en opgaat in eenoerlandschap. Dan kun je jebijna niet voorstellen datverderop in deze groenewildernis ineens weer een
kampong opduikt, een sawategendeberghelling ligt, eenmanmeteenkarbouwdewegverspert. Het is alsof ze aluren onderweg zijn, maarniemand heeft nog het seingegevenom te rusten enhunmeegekregen etenswarenopentemaken.Nadezoveelstebochtdaalt
dewegsteilenisdeleemlaagdikker.DebrommervanBonikomt vast te zitten en alsErnst van de bagagedragerklimt,zakkenzijnvoetendiepweg in de bruingele prut.‘MisschienmoetMirjamevenmet Ernst van plaatswisselen,’oppertFirman.DatkomtMirjamwelgoed
uit. Ze geeft het stuur overaan Ernst en kruipt achteropbij Boni. ‘Goed vasthouden!Leunen tegen mijn rug. Wemoeten niet als twee lossemensen zitten, dat maakt debrommeronbestuurbaar indemodder,’ roept die over zijnschouder. Mirjam sluit haarogen en leunt tegen Boni’s
rug. Zijn jack ruikt naar ouden vers zweet, maar hetmaakt haar niet uit. Haareigen shirt zit ook aan haarrugvastgeplakt.Zedoethaarogen dicht, want een nieuwekuil of gladde plek hoeft zenieteenstezien,despiereninBoni’slijfvertellenhetwel.Eeneenheidvormeniseen
kwestie van overgave en hetkosthaarindezesituatiegeenenkele moeite. Misschienkomt het doordat ze zo moeis, of doordat hier gewooneen aantal drempelswegvalt.Ze kent deze man niet, zeheeft nog maar een paarwoordenmet hemgewisseld,maar het leunen tegen zijn
rug geeft een gevoel vanveiligheid.Dewegwordternietbeter
op. Het heeft hier hardgeregendenzohierendaarismet de modderstroom eenstruik of een pol grasmeegekomen.Enkelekilometersverderop
worden ze gewaarschuwd
door een man die vanuit desawaaandekantvandewegmetbeidehandengebaartdater verderop iets aan de handis. Als ze stoppen, horen zedat na de volgende kampongde weg gisteren verzakt isdooreenaardverschuiving.De mannen uit het dorp
zijn bezig met een brug van
boomstammen, maar het zalnog wel even duren voor dedoorgang weer vrij is. Deman vraagt ook of er eendokteronderhenis,wanterisgisteren een jonge vrouwgewond geraakt toen haarkarbouw uitgleed in demodder en haar meetrok.Ernst belooft dat ze in het
dorp zullen stoppen om tezienofzeergensmeekunnenhelpen.Het dorp is niet meer dan
een handvol simpele huttenen een tongkonan in hetmidden. Rond die tongkonanstaan veel grote stenenrechtop in de aarde, diewerden neergezet ter
herinnering aan eenoverledene. Het forse aantalmegalieten doet vermoedendat dit dorp vroeger veelgroter en belangrijker was.Zodra ze het dorpbinnenrijden, komen dedorpsbewoners van groot totklein tevoorschijn. Onder degrote, oeroude tongkonan zit
een groep vrouwen gehurktdichtbijelkaar.ZestappenafenFirmanblijkthetdialectteverstaan. Hij wenkt MirjamenRadwa enmet zijn drieënlopen ze naar de tongkonan.Tussen de palen waarop hetgrotehuisstaatiseenplateauwaarop rieten matten liggen.De groep vrouwen
onderbreekt het eentonigegezang en maakt ruimte. Erligt een jonge vrouw ondereen sarong, haar lichaam rilten beeft. Het donkere haarligt vastgeplakt op haarvoorhoofd en in de hals vande vrouw. Dikkezweetdruppels staan op haargrauwe, van pijn vertrokken
gezicht.AlsFirmanzijnhandop haar voorhoofd legt, slaatze haar ogen op en vaart ereen schok door haar heen,waarna ze kreunt. Datkreunen van tussen diestukgebeten lippen schoktMirjam diep. Onmenselijkepijn, radeloosheid zit erin.Firman begint tegen haar te
praten,zijnstemklinktzacht.Hij vraagtwat er gebeurd is,enalsdaargeenantwoordopkomt, informeert hijwaar depijnzit.Eenvandevrouwen,het zou haar moeder kunnenzijn, trekt de sarong weg ende geur van bloed walmtomhoog. Het linkerbeen isprovisorisch verbonden met
bladerenenafgedektmeteenstukboombast.Firmanmaakteengebaardathijmeermoetzien. Met een roestig meswordendegeknooptetwijgendie het ‘verband’ op zijnplaats houden, doorgesneden.Een diepe vleeswond wordtblootgelegd, van de knie tothalverwege de dij. Veel
geronnen bloed heeft eenzwarte plas op de rieten matgevormd. Het is een diepewond, met van elkaarwijkende randen. Mirjamhoudthaarademin.‘Geen slagaderlijke
bloeding,’ constateert Radwameteen met opluchting inhaar stem. Inderdaad, het
bloeden is gestopt. Als deslagader was geraakt, haddeze vrouw veel meer bloedverlorenenwaszemisschienalweldoodgebloed.‘Kunjijverbinden?’Vraagt Firman dat nu aan
haar?Mirjamaarzelt.‘Erziteenverbandtrommel
in de blauwe tas achter op
Justinsbrommer.’Radwa staat op om het
gevraagdetehalen.‘KanRadwa het niet beter
doen,datverbinden?’fluistertMirjam,zichbuigendoverdewond en weer terugdeinzendvanwege de diepte van descheur.‘Ze hebben meer
vertrouwen in een blanke. Jekunt het wel. Ik zeg wat jedoen moet en we gaan eerstbidden.’Radwa zet de geopende
verbanddoos voor haar neer.Firman heeft die van Miekeen Harm meegekregen voorcalamiteiten in Miallo. Hijhad niet gedacht dat hij zo
snelalnodigzouzijn.‘Omdiewondbijelkaarte
krijgen zou er eigenlijkgehechtmoetenworden,’zegtRadwa.‘Maar dan kan het vuil er
nietmeeruit.Danhebjeeengrotekansopinfectie.’Er komt een oudere man
dichterbij. Hij hurkt vlak
achter Mirjam, ze voeltletterlijk zijn bedorven ademin haar nek. ‘Wie is dat?’vraagt ze in het NederlandsaanFirman.‘De Tominaa, iemand die
plaatselijke rituelen leidt.Hijkijktalleenmaar.Hijmoeterwel bij zitten, anders verliesthijhetvertrouwenhier.’
Mirjamademtopalszeeendoosjeontdektmetsteristrips,een soort klemmetjes, om dewondranden bij elkaar tetrekken. Ze overlegt metFirmanenRadwawat zewilgaandoen:dewondvanafdeknie dichttrekken met destrips en daar waar de wonddiep is een stuk openlaten
voor het afvoeren van hetvuil, het wondvocht en derestantenbloed.Diewondzalgoed schoongehoudenmoeten worden, misschienkunnen ze eenontsmettingsmiddelachterlaten. Firman vertaaltalleswatzezegtvoordemanachter haar. Die knikt zo nu
endanenalsFirmanhetoverontsmettenheeft,komtereenheel verhaal over de wijzewaarop hij gewend is eenwond schoon te houden.Mirjam krijgt maar een paarwoorden mee van zijnverhaal, maar als Firmanknikt,zalhetwelgoedzijn.Ze begint met het
schoonmaken endesinfecteren van de huid.Daarnaplaktzedesteristrips,op steedskortereafstandvanelkaar omdat de wond naarboventoedieperwordt.‘Tetanusprikken, zitten die
er ook in? En koortswerendepijnstillers?’Radwa stalt op het deksel
van de trommel uitwat er isen dat valt mee. Er kan eenflaconnetje sterilonachtergelaten worden, wantdie zijn er genoeg. Eendoordrukstrip paracetamolkunnen ze ook missen.Verbandgaas wordtmoeilijker: ze heeft alminstens drie rolletjes nodig
enermoetooknogwatindedoosblijven.‘Komt er hier wel een
dokter?’Firman knikt: ‘Ja, de
mobiele doktersbrigade komteens per maand langs dezeroute, tot aan Miallo, langsalle kampongs hier in debergen. De ene maand met
een verloskundige en deandere maand met eentandarts. Wil jij bijthuiskomst aan Harmdoorgeven dat hier nog watextra spullen naartoemoeten?’Mirjam krijgt pijn in haar
rug doordat ze een poosvoorovergebogen op haar
knieën heeft zitten werken.Nadat ze een paar keer haarhanden in haar rug heeftgezet,voeltzedehandenvandeTominaasteunendinhaarzij.Opeenwonderlijkewijzetrekt daardoor de kramp uithaar lendenen. Het is eenvreemde, maar goedeervaring, die haar mening
over zijn aanwezigheidcompleetomgooit.Eerstwerdzeernerveusvandatdemanzodichtachterhaarzat.Maardit gebaar van hem maaktduidelijk dat hij veel ziet enbegrijptenookhelptwaardatkan.Als de wond verzorgd en
verbonden is, vraagt Firman
om stilte. Hij vertelt dat hijonderweg is naar zijngemeente in Miallo. Dat hijop den duur wel eenvertrouwdgezichtzalwordenhier,wantookalkomjemaareensindedrie,viermaandendoor deze kampong, je valtop omdat iedere passantopvalt.
Firmanzegtdatdemensenhieraltijdeenberoepophemmogendoenenhijleestuitdebijbel de gelijkenis van debarmhartige Samaritaan.Mirjam kijkt de gezichtenlangs.Erwordtgeluisterd,demensen vinden het eenmooienherkenbaarverhaal.Bijhetgebed dat Firman daarna
uitspreekt worden alledorpsbewoners betrokken.Mirjam ziet hoe Radwadaarna stil blijft zitten. Haarogenzijnzachtendroevigenlijken vastgehaakt aan hetgezicht van Firman, die doorverschillende mensen wordtaangesproken. Hij is hier aleen ander, hij komt tot zijn
recht. Ze had gisteren eenglimpvandienieuweFirmanopgevangen:nietdeverlegenen altijd bescheiden jongendie hij in Rantepao is, enzeker niet de teruggetrokkenen stille student die hij inNederland was. Het verdrietin Radwa’s ogen isbegrijpelijk, hier is Firman
nietdegenedieteleurstelt,dieafhoudt of terugdeinst. Aandeenekantishetgoedteziendat zijn keuze het beste inhemnaarbovenhaalt.Aandeandere kant is het zo hardvoorRadwa,detweedeplaatsbiedtweinigtroost.Er komt een vrouw met
koffie en er kan iets te eten
gemaakt worden, maar Ernstbeslist dat ze verdermoeten.Want het zal nog een heelgevecht worden om over deaardverschuivingtekomenendie plek moet echt wel voorhet donker wordt gepasseerdzijn. Vanuit het dorp gaantwee opgeschoten jongens entwee mannen mee, om hen
heelhuidsoverhetgevaarlijkepuntheentehelpen.Pas als ze voor de ravage
staan dringt hetwerkelijk totMirjamdoorwathiergebeurdis. Ze had zich geenvoorstellinggemaakt van eenvolledig weggeslagen weg.Als een enormemoddergletsjer is een hoger
gelegendeelvandebergnaarbenedengekomenenheeft indiebewegingbomen,struikenen rotsblokken meegesleurd.Een tegen de bergwandgebouwdhuisisindeafgrondgestort. De planken endakbedekking van atapsteken hier en daar boven demodder uit. Het mag een
wonder heten dat er geenslachtoffersgevallenzijn.Demensen uit de kampongproberen een route te vindenwaarlangs de groep delongsor kan oversteken. Metlange bamboe staken priktmenindegeelbruinemodderom te voelen hoe dik demodderlaagisenofdebodem
daaronderstevigis.Dekleinemagere man die vooroplooptzaktzonuendantotoverzijnknieën weg en verschillendekeren moet hij zichvastgrijpen aan een rotsblokof boomtak om overeind teblijven. De angst klopt inMirjams keel als het geenhouvastblijkt,maareenlosse
steen of tak die onder hetgewicht van de mandoorschuiftnaarbeneden.Het lijkt haar onmogelijk
met brommers en al over testeken. Maar dekampongmannen zetteniedereen aan het werk. Ermoetentakkenwordengekaptenvanbladerenontdaan.Die
steken ze in de blubber omhet pad dat de kleine manheeft uitgezet te markeren.Als de mannen van dekampong de eerste brommer,de lichtste en van de bagageontdaan, de modder induwen, houdt iedereen deadem in. Boni wordt erbijgeroepenomdebrommeraan
depraattehouden:rustiggasgeven, zodat de banden inkalm tempo blijven rollen.Vooraan gaat een man meteenschopomobstakelsopzijte zetten. Een tweede manmeteentouwomzijnmiddelen om het zadel van debrommer loopt iets hoger opdehellingmee,eenandermet
een touw in zijn handen, datvastzit aan de bagagedrager,loopt op korte afstand achterde brommer. Het lijkt eenafstand van niets, een tientalmetersmaar, daarna de hogerand waar deaardverschuiving langs isgeschuurd. Als ze eenmaaldaar zijn kunnen ze zich
vastgrijpen aan deboomwortels die uit demuurvanzandensteensteken.Danmoetenzenogeenstuklangsdie rand lopen,alduwendentrekkend aan de brommer,voor ze vlak bij de bochtweerdewegopkunnen.Het modderige gedeelte
aan het begin is het
gevaarlijkst, want als je daaronderuitgaatisernietswatjetegenhoudt.Mirjamvoelthoehetbloed
in haar oren bonst, elke stapkan mis gaan in het gevechtmet de vettemodder. Als deeerste brommer bij de hogerand aan de overkant isgekomen, rusten de mannen
even uit. Mirjam ziet hoeBoni met zijn mouw hetzweet van zijn gezicht veegt− modderstrepen blijvenachter op zijn wang − danlacht hij en steekt zijn duimomhoog.Radwaisdetweedediede
oversteek maakt onderbegeleiding van de mannen.
Voor ze zich het touw omhaarmiddellaatknopenlooptze naar Firman, die metkunst- en vliegwerk debagageaanelkaarprobeerttebinden. Firman trekt haartegen zijn borst en allebeisluitenzehunogenvooreenmoment. Ze bidden weer,weet Mirjam, die twee doen
niet anders. Waarom kan zijdat niet? In haar roept devraag: waarom gaan we nietterug?Ditisgekkenwerk!Ennaastdieschreeuwbeginteenboosheidtegroeien:doorwieof wat worden ze hiertegengehouden?Haddat nietandersgekund?Waaromhier,waarom nu? God zou een
weg moeten banen voor zoveel inzet, er is voor dezetocht al genoeg gestreden enopzijgezet. Ze kijkt toeterwijl Firman zich losmaaktuit de omhelzing vanRadwaen haar een kus op haarvoorhoofd geeft. Is het eenzegen,ofisheteenafscheid?Misschien ishetberusting in
hetonvermijdelijke.Hetdoetpijn aan haar hart. Ze draaitzich om en loopt naar eenboom aan de kant van deweg, ze slaat haar armenomde stam en perst haarvoorhoofd tegen de ruwestam. Bij gebrek aan beter,jengelt het in haar hoofd.Jeroen−hijheeftgeenflauw
ideeinwelkesituatiezijzichbevindt.Hij isboosendat iszijn goed recht.Zij heeft hetfout aangepakt,maar hij kanhaar toch niet zomaar in desteek laten? In haar groeitimmers een deel van hem,zijn grootste wens komt uit.Zelfsalshijalleenmaarvoorhet kind zou gaan, krijgt hij
haarergratisbij.Zoveriszenu wel. Ze zal nu gewoondoenwathetbesteis,zonderzichzelfvooroptezetten.Alszeditoverleeft zal zeanderszijn.Erklinktgejuich:Radwais
aan de overkant. Ze staat opde hoge steile kant met haararmen te zwaaien. Justin en
zijnbrommerzijnondanksdehelpersmidden indemodderblijven steken, maar hetgejuich van Radwa geeftnieuwe moed. Ze zetten debrommerweerinhetspoorenJustinstarthemopnieuw.Eenvandemannenlooptkreupel,hijiszijnschoenkwijtgeraakttoen hij uitgleed. Die is niet
meerterugtevinden,wantdevalpartij heeft opnieuw eenkleine aardverschuivingveroorzaaktwaarindeschoenismeegenomen.
‘Jij, Mirjam!’ zegt Firman.Nu moet ze hem niet hemomhelzen. Ze moet een stapterug doen, naar de overkant
gaan.‘Kan iknietbeteropblote
voeten?’‘Nee, dan raak je gewond
en dan heb je nog mindergrip.’ Ernst reikt haar hettouw, hij knoopt het andereeind om zijn eigen middel.‘PakWouterzouhetmenooitvergeven als ik je alleen liet
gaan.’Daarmeeschieteenandere
deurinhaarbewustzijnopen:haarvader,haarmoeder!Alshaar hier iets overkomt, hoemoeten die dan verder? Eenkind verloren aan deomstandigheden in dit land,het anderekindverloren aanhetlandzelf.Dankrijgthaar
vader gegarandeerd nog eenverlies te verwerken, wanthaarmoedergaateennieuweconfrontatiemetgemisuitdeweg.Zijgaatallesuitdeweg,dedoodofhetleven.‘Kommaar!’zegtdekleine
man uit de kampong. ‘Zet jevoeten zo veel mogelijk inmijnspoor,enalsjeuitglijdt:
maak je slap en laat jemaargaan,wijvangenjewelop.’Haar eerste stappen in de
zuigende bruingele prut zijnadembenemend griezelig. Jehebt geen enkele controlewaarjevoetheenglijdtenofenwaardiesteunzalvinden,want in demodder huist eenonzichtbare wereld van
obstakels, takken en stenen.Deenestapzakthaarvoettotaan de enkel weg, devolgende stap tot halverwegehaarkuit.Enhoelastigishetdan om je evenwicht tevindenvoorweereennieuwepoging. Een golf vanmisselijkheid doet haar decontrole over haar
bewegingen verliezen. Zeneemtnogeenstap,tesnelenbuiten het spoor. Ze gaatonderuit, maar het touw ishaar houvast, ze krabbeltweerop.Ineengolfkomtdekoffievanzo-eveneruit.‘Rustig, rustig, geen
paniek, Mirjam!’ schreeuwtErnst voor haar en als ze
achterom kijkt ziet ze hoeFirman, op zijn hurkenzittend,zijnhandenvoorzijngezichtheeftgeslagen.‘Sorry! Ik red hetwel! Ja,
oké.WachtErnst, even ja, ikstaweer!’Stap voor stap gaan, voet
voor voet verzetten.Automatische piloot aan, op
debenenvanErnstletten,dankanzeinschattenhoediepdevolgende stap is. Zewil nietmeer kijken naar deafgebrokkelde rand benedenhaar, waar de longsor in dediepte is gestort. Ze ploegthijgendenwankelenddoordemodder, die elkmoment kangaan schuiven en aan haar
moeizame balans kantrekken. Ze kan niet meerslikken, een scherpe brokangst zit in haar keel. Ineenslijkt er een donkere schaduwover hen heen te vallen entwee tellen later kletsen ergrote druppels uit de lucht:een regenbui zoals vaker indebergen,totaalonverwacht.
‘Doorlopen, niet stoppen,hetzelfde tempo houden, hettouw niet te veel latenvieren.’Een ander geluid mengt
zichmetdestromenderegen,maar ze wil niet opkijken.Doorlopen, vooruit, elke stapiseréén.Zekanernietsmeerbijhebbennu,hetgevecht in
de modder eist al haarenergie. Langs haar rollenstenen enkluiten aarde, eersteen paar, maar daarna is hetalsof er hoger op debergwand een stroom islosgebarsten.Wat is dit?Hetkan geen onweer zijn, eendonderslag kan toch niet zolang aanhouden? Dan hoort
ze de noodkreet van Firman,hijroeptdathetsnellermoet.ZezietdewijdopengesperdeogenvanErnst,diezichnaarhaar omdraait en danomhoogkijkt.Nogwilzenietkijken, omhoogkijken heeftgeen enkele zin. Als er ietsnaar beneden komt wat haarraken moet en meeneemt de
dieptein,dankomtdat,daniser geen ontkomen aan. Alsdie donkere massa over haarheenkomtenhaarverplettert,dan ishetoverenuit.Alszenietgeredwordt,zijndithaarlaatstegedachten.Hoelang ishetgeledendat
ze hardop huilde?Huilen datschreeuwen was, boos en
radeloos tegelijk? Was dattoen Daniël doodging? Toenhaar moeder zich terugtrok?ToenFirmanvertrok?‘Ikdraageenkind,God.Ik
hebhetnietbedacht,hetwasniet mijn plan. Ik kan nietgeloven dat het zinloos is.Geefheteenkans,hetismeervanU dan vanmij. Laat het
leven!’Dan schuift als een eiland
op de modderstroom eenbananenstruik voor haarlangs. Het touw waarmee zeaanErnstzitgekoppeld,komtstrak te staan. Ze valtvoorover, wordt een paarmetermeegesleurd.Een fellestriemslaatinhaargezicht,ze
krijgt een lading aarde enstenen over zich heen. Dangrijpt ze zich vast aan grootgroen blad en komt totstilstand. Het momentwaarop ze tot stilstand komtis een wonder. Ze weet dathet gevaar alsnog door derazende lawine te wordenmeegesleurd levensgroot
aanwezig is. Het isongelooflijkdatzenietverdernaarbenedenglijdt.Roerloosblijft ze liggen in de groeneschemering, tussen debladeren van debananenstruiken waar deregen van stenen en aarderoffelend op terugketst. Zevoelt geen pijn, hoewel ze
bloed uit haar neus voeltstromen en ze proeft desmaakvanijzerinhaarmond.Elke beweging kan
betekenendatallesweergaatschuiven. Hoelang duurt dit,een minuut of een uur? Zeheeftgeenidee,tijdisrelatiefgeworden. Houdt Iemandhaarvast?Datmoetwel.Het
donderende geluid wordtanders,zwakker,deroffelophetbladwordtmilderendanwordt het stil. De geluidenzijn verstomd, de aarde isineens uitgeraasd en tot rustgekomen. Zelfs de regen isover. Alles in haar lichaamconcentreertzichindezepaarsecondenvandoodsestilteop
wat ze voelt in haar buik,tussen navel en schaambeen:eengevoelalsvaneenvlinderof zoiets. De gedachte: hetleeftenikleefnog,schietalseen warme vlam door haarheen.Enmeteendaarna is ertochdetwijfelofhetwelkan.Wanneer laat een baby zichvoelen? Heeft ze het zich
verbeeld? Was het nietgewoon een reactie van haareigen lichaam? Zou ze hetnog eensmogen voelen?Hetoverweldigende verlangennaarnogzo’nvlinderzindertdoorhaarheen.Pas als de stem van Ernst
boven haar roept: ‘Mirjam,apa kabar?’ en hij het
bananenblad van haarwegtrekt, beseft ze dat zemoet opstaan en ook dat hetgevaarnognietgewekenis.‘Kunjestaan?’Jawel, natuurlijk kan ze
staan. Ze heeft alleen maareen bloedneus, verder niets.‘Nee, echt niet, het is oké,Ernst.’ Ze wordt overeind
geholpen en er gaat eengejuich op. Nu schiet er eentrilling inhaar spierendie zenietkanbedwingen.Zebeeftineens over haar helelichaam, haar tanden gaanervanklapperenenzekanhetniettegenhouden.Maar het lopen achter
Ernst aan lijkt sneller en
gemakkelijker te gaan. Denieuwe steenlawineheeft eenlaag aarde en grind over demodder geschoven en er zijnstruiken en takkenmeegekomen, die dan welniet vast liggen, maarwaaraanzezichzonuendantoch even vast kunnengrijpen.
Na de oversteek trektRadwa haar tegen de randomhoog. ‘Kommaar.Jebenter, je hebt het gered, het iseenwonder.Godisgoed!’In Radwa’s armen bedaart
het trillen en klappertanden.Wachtend op de anderenmaaktzehaargezichtzogoeden zo kwaad als het gaat
schoon,meteenpluknatgrasen met de mouw van haarjack. Telkens als ze naar deplekkijktwaarzetotstilstandkwam,waardebananenstruikalseenbakenbovendechaosuitsteekt, ervaart ze opnieuwdat moment en dat lichtefladderen in haar buik. Hoebestaathet, dat zedatvoelde
−zoamper,zonietig−opdatmoment toen alles evenstilstond. Een raar gevoelvanbinnen, geen leegte,maarruimte. God. Niemandanders.
In de volgende uren, waarinhet geduw en getrek aan debrommers alle krachten van
de mannen vergt, waarin despanning soms te snijden isen op een ander moment deopluchting tot vermakelijkesituaties leidt, heeft Mirjamhet gevoel begonnen te zijnaan een nieuw hoofdstuk inhaar bestaan. Ze heeft eenredenomteleven.Als alles en iedereen
heelhuids aandeoverkant is,isderegenopgehoudenenzitde zon in elke druppel. Demannen van de kampongworden hartelijk bedankt:zonder hun hulp wasoversteken onmogelijkgeweest. Het is een wonderdat er niets van de bagageverlorenisgegaan,ennawat
schoonmaken en poetsen opde juiste plaatsen krijgen zealle brommers ook weer aandepraat.Ze gaan verder en tot
Mirjams verwondering heeftniemandgevraagdhoehetopdeterugwegmoet.Zijnerdanookweermensendiehelpen,ofwordt er intussen geruimd
zodat de weg weerbegaanbaar wordt? Echt ietsvoor hier om daar geenafspraken over te maken. Isdat gemakzucht ofvertrouwen? Ze gaat het ophetlaatstehouden.Met een opgelucht gevoel
zit ze weer op de ronkendebrommer. De weg is slecht,
maar zo slecht nog niet. Deweg is glad, maar er is eenspoor.Wat maakt het uit datze de geplande afstand niethalenwegenshetoponthoud?Ze neemt overal genoegenmee.Vannachtzalzeheuswelslapen,desnoodsopeen tikaren al staan haar kleren stijfvandemodder.
In haar is een bedje zozacht, zo warm en wat daarslaapt heeft de toekomst.God!Daarzouzenuzomaarvankunnenzingen.Aan het einde van de
middag, als de zon achter debergen is gezakt en hetmeteen kil en schemerigwordt, stoppen ze even voor
overleg. Boni, Justin enRadwawillenweldoorrijden.Het tempo zal iets lagermoeten,maar als ze nog eenuur of drie verder kunnen,dankomenzetochnogbijdeplekwaarzevolgensafspraakzouden overnachten. Daarwordenzeverwacht,dusdaaris eten en een goede
slaapplek. Maar Firman enErnst zien dat niet zitten: inhet donker rijden is een tegroot risico. De weg is nietheel slecht hier, maar er isgeen overzicht en de dagheeft al genoeg energiegekost. Ze gaan langzamerrijdenomeenslaappleklangsdeweg tevinden.Ernstweet
dat hier in de buurt op eenpuntmeteenprachtiguitzichteen verlaten hut moet zijn.Hethuisistegendebergwandgebouwd. Jaren geleden wasereendokterspostopgezettetijden,maardat isallangnietmeer zo omdat er in dezestreeknietveelmensenmeerwonen.Tweekeerhoudenze
haltopeenpuntmeteenfraaiuitzicht,wantErnstmeentdathet op een dergelijke plekmoet zijn, maar tweemaaltevergeefs. Is het huisopgegaan in de jungle, ofafgebroken? Als ze bijna demoed hebben opgegeven,doemen de contouren ineensop, tegen de berghelling aan
de rand van eenverwaarloosde sawa.Vanhetfraaieuitzicht isweinigmeerte zien, de invallendeduisternis is hen voor. BonienFirmangaanopzoeknaarbananen. Er staan hier veelbananenstruiken en daar zaltoch wel minstens een rijpekam te vinden zijn voordat
hethelemaaldonkeris?Radwamaaktvuurvanwat
droog blad en takken die zeonder de houten vlonder vande hut vandaan scharrelt.Ernst gaat op zoek naar eenbergstroompje en komt terugmet een volle petfles helderwater. Uit de bagage vanFirman wordt een steelpan
geleend en koffie is er ook.De echte, die van hier. Hoelekker is een kop warmekoffiemeteenpaarbananen!Daar kun je met elkaar tochhelemaal gelukkig vanworden? Mirjam heeft voordit moment geen anderewensen. Ze voelt tot in hetdiepstvanhaarlichaamdatze
leeft.Heeft ze ooit eerder zobewust stilgestaan bij hetkloppen van haar hart, hetbesef van ademen, steedsopnieuwlucht inhaar longenvoelen stromen, hetknipperenvanhaar ogen, hetbitter van de koffie in haarmond, het zoet van depisang?
En er is nog iets: haarlinkerschouderbladgloeit,hetis een schaafwond, maar hetkost haar geen moeite zichvoor te stellen dat het eenhand is. Een brandmerk ofeen tatoeage, dat zou ookkunnen.Als de bananen op zijn,
wordt gekeken hoe er
geslapengaatworden.Erzijnmaar een paar dunne dekensin Firmans bagage, en Bonien Justin hebben eenslaapzak. Firman maakt eenhandbezem van een boskleine takken en veegt hetdorre blad en de vogelbotjes− roofresten van een wildekatofhond−ineenhoek.Op
de ruwe plankenvloer van dehut wordt de grootsteslaapzak gespreid, daaropmoet iedereen een plekvinden. Ze moeten alslepeltjes achter elkaar.Mirjam komt tussen RadwaenBoni in te liggen.Hetzouoveral elders gênantegevoelens oproepen, maar
hier niet, of misschien moetze zeggen: vandaag niet.Hetiswarmenveilig,zetrektdedekentotaanhaarorenenhetdoethaardenkenaanvroeger,als ze tussen haar vader enmoederinsliep.Datmochtinde zeldzame gevallen dat zeziekwas.Vaag hoort ze nogde murmelende stem van
31Wouter
Hetisaldonderdagmiddag.Ik verdoe mijn tijd. Er moeteen In memoriam komen eneen preek. Ik moet me
verdiepen in het leven vanmevrouwMeiveld.Ikwilnietzomaar iets van de planktrekken.Erwordtvanmijeenpersoonlijk woord verwacht,maar ik krijgmijn gedachtennietoporde.Ikhebnoggeengoedezin
op papier. Ik zit maaromhoog te praten. Er zit
chaosinmijnhoofd.Ikmaakme zorgen om Ine, er is ietsgaande en ik weet niet of ikblij of bang moet zijn. Inzekere zin is het goed dat zehetverledenweertoelaat,datze ontdekt dat het niet enkelnegatieve ervaringen zijn.Toen ik gisteren thuiskwamzatzealweerachterdelaptop
tewerkenaanhaar lezing. Ikging op de bank zitten, namde post door, had wel graagde afleiding van een tv-programma gehad, maar ikwildehaarniet storen.Zonuen dan had ze een vraag ofwilde ze een feit verifiëren,dan dacht ik met haar mee.Hoewel ikooknietaltijdeen
antwoord voorhanden had,maakte ik wel van degelegenheid gebruik om hetverledenineenmilderlichttezetten.Watheeft hetvoor zinom
tewetenhoeveelstudentenikin de loop van de jaren daarheb opgeleid? Soms was heteen groepje van tien, soms
had ikermeer.Enhetaantalkinderen dat in de pantiverbleef? Dat wisselde ooknogal. Het waren niet alleenweeskinderen,erzatenerookheel wat voor wie thuisgewoon geen plaats of geengeldwas.‘Ja, twee begeleidsters
voorzeventigkinderen,datis
inderdaad wel heel gek, Ine,maar het draaide daar bestgoed. Er waren zeldencalamiteiten, de grotenvoeddendekleinerekinderenop.Iedereenhadeentaak,bijhetkokenenwassen.Ja,voorNederlandse begrippen eenidiote situatie, twee manpersoneel op dat aantal.
Volgenswestersemaatstavenschoot de opvang aan allekanten tekort.Maar daar konhet, het was niet anders, zewaren in staat dieverantwoordelijkheid tedragen. Ibu Sientje en ibuNonhaddendewindergoedonder. Het waren geenkinderen die hun kont tegen
de krib gooiden, ze haddengeenkeusenzewistendatergenoeganderenwarendiehetslechterhadden.Depantiwaseigenlijk een groot gezin, zowashettoch,Ine?Als jij daar een middagje
kwam knutselen, plakken enprikken, schilderen of eenspelletje doen, zaten zelfs de
groten van zestien enzeventien met hun tong uithunmondmeetedoen.Endenaaimeisjes die jij achter denaaimachine liet werken −hoe trots waren ze op huneerste baadje? Het was voorhen in die tijdmeer danwathet gemiddelde gezin konbieden. Ze konden naar
school,zehaddenelkedagteeten en er was structuur inhun leven. De meeste panti-kinderen zijn goedterechtgekomen. Of hetgenoegisgeweest?Hoeweetik dat nu, Ine? Wat isgenoeg? Als je doet wat jekunt, ishet tochgenoeg?Wehebben Firman in huis
genomen vanwege dieontstekingaanzijnvoet,maartoen hij genezen was, warenwevanhemgaanhouden.Enhijvanons.Nu wordt hij predikant in
Miallo. Ik weet best dat datniet onze verdienste is, maarwe hebben er wel aan meemogen werken. Zo kijk ik
terug: er ligt daar een stukvan mijn leven, lichte dagenen donkere dagen. Eenmengeling van geluk enontzetting, en alles watdaartussenligtaanemotie.’‘Zie jij het als “succes”?’
vroegInemeteenweerhaakjein haar toon. Zei ik ja? Ikweethetnietmeer.Misschien
zeiikja,maarikbedoeldehetnietalsmijneigensucces. Ikhad het woord ‘zegen’moeten gebruiken. Wat vanBoven in gang wordt gezet,heeft een betere constructiedanmensenwerk.‘Hoeveelbladzijdenheb je
eigenlijkal?Komiknogaanbod, of praat je de hele
ochtendvol,jij?’Dat was een foute
opmerking, hoewel ik het alseen plagerijtje bedoelde enmijn stem zo liefdevolmogelijk had laten klinken.Ze sloot de laptop abrupt af.‘Hebjehetwelopgeslagen?’Ze gaf geen antwoord.
Maaruithetfeitdatzedaarna
met twee sinaasappels naastmij kwam zitten en er éénvoor mij schoonmaakte, konik opmaken dat ze niet booswas. Integendeel, er zat ietsvan kameraadschap enuitdaging in haar volgendeopmerking: ‘Ga jij het injouw verhaal nog hebbenover de geestenwereld,
Wouter?’Dat ik me toch steeds
opnieuwmoet verbazen overhaar.Hoekanhet tochdat ikna al die jaren nog nietweethoe haar gedachtewereldwerkt? Als ik denk dat ikweetwaarzezit,iszealweerergens anders. Als ik haarveilig waan, dan zit ze weer
ineenanderegevarenzone.Ikkanhaarnooitloslaten.‘Over hun angst daarvoor,
bedoel je? Ja, ik moet weluitleggen hoe donker dewereldvanhetanimismeis.’‘Ik moest vandaag denken
aan dat meisje van de panti,Janina Pirkulan. Van haarwerdtoentochgezegddatze
door een boze geest wasbezeten?’‘Het meisje in de boom!
Ach,datkind,daarwasnietsmeeaandehand.Maarja,alsjeeenmaaldatstempelhad!’Rantepao,1991Hetwasaanhetbeginvan
deavonddatikgeroepenwerd.Deibu’shaddentweejongensvandeoudstegroepgestuurd.Ofikwildekomen,wantJaninawasineenboomgeklommenenbleefmaarschreeuwen.‘Hoelangzitzedaaral?’vroegik,toenikonderdeboomstonden
omhoogkeek.Ikzagalleendemagerebenenvanhetkindtussendebladerennaarbenedenhangen.‘Vanafvanmorgenvroeg.Zewildeeerstnietuitbedkomenenlaternietnaarschool.Wekennenhaarzoniet.Zeishierpastweemaanden,maartotnutoe
waszealtijdrustigeneenbeetjeverlegen.’Mijnharengingenovereindstaanbijhetrauwegeluiddatuithaarkeelkwam:eenstemdievolledigkapotgeschreeuwdwas,alsvaneendierindoodsnood.‘Iserietsgebeurd?’
‘Voorzoverwijwetenniet.Zeheeftopschoolgeenproblemenenhierheeftzeookhaarplekjewelgevonden,dachtenwij.’IbuNonwasbijnaonverstaanbaar,wantdemeisjeswarenaanhetzingengezetonderdeboom.Hetzingenzoude
bozegeestverjagen.Ikvondhethelemaalniets,datzingen,maardeibu’sverwachttenerveelvan.Zingenenbidden,zohardjulliekunnen,wasergezegd.Enalsdemeisjesvanhetzangkoorevenmoestenoverleggenwathetvolgendeliedzouzijn,
begonhetschreeuwenweer.Hetklonkradeloosenonmenselijk.Jekonjenietvoorstellendatditgeluidwerdvoortgebrachtdooreenkindvannegenjaar.‘Ikklimerbij!’zeiiknaeenhalfuuromhoogkijken.‘Pasop,pakWouter,laat
jenietafleiden,raakhaarnietaan.Hetkangevaarlijkzijn:eenbozegeestissterk.’‘Godissterker!’zeiik.‘Haaleenstoelenwattedrinken…’Ikheesmijzelfviadestoelindeboom.Deonderstetakkenwarensterkgenoeg,
maarJaninazathoger.Ikzeidaternietmeergezongenhoefdeteworden.Iedereenmoestmaarnaarbinnengaan.Biddenja,datwasaltijdgoed.Deibu’stwijfeldenoverduidelijkaanmijnaanpak,maarikwisthenzovertekrijgendatzede
kinderennaarbinnenstuurden.IbuNonbleefhandenwringendonderdeboomstaan.Ikzatongemakkelijkopeenknoestigetakenbovenmijbengeldentweebruinevoeten.Watzouergebeurenalsikzo’nkleinevoetinmijnhandennam?
Hierhadiknietvoorgeleerd.IkmoestaanJezusdenken.IkkendeverhalengenoegoverdemanierwaaropHijmensenbevrijddevanbozegeesten.‘Gauitdezemens!’zeiHijdan.Koudenplakkerigwasdevoetdieikvastpakte.Het
werdstil.Ikwachtteaf,totikdegeurvanbloedherkendeendedonkerestreepzagdievanonderhaarjurklangshaarbeenliep.Toenbegreepikhet.‘Janina,’zeiik,‘ikbenhet,pakWouter.Kom,jemoetjewassen,jemoetetenendrinkenendanslapen.’
‘Darah!’zeihetschorrestemmetje.‘Ja,bloed,Janina,menstruasi.Kommaar,hetisgoed.’Zekwam.Ikvondhaartekleinomalgroottezijn.VanibuNonhoordeikdathaarmoederoverledenwasaanextreme
vloeiingen.
‘Ik heb geen idee of ze langop de panti gebleven is. Zekongoedlerentoch?’Ine knikt: ‘Dat wel, maar
gemakkelijk had ze het niet.Er werd altijd naar haargewezen als er iets misging,zelfs als een van de varkens
om een onverklaarbare redendoodging!’‘Ja, en dat bedoel ik nu
preciesalsikhetheboverdedonkere wereld van hetanimisme: een stempel raakje niet kwijt, je afkomstbepaalt je status en je kuntnergens bovenuit getildworden. Weet je nog hoe
wonderlijk het begrip genadevoorhenwas?Hoevaakhebik geprobeerd om dat woorduitteleggen!’‘Genade,ja,maardatsnapt
eigenlijkniemand.Wijnetzomin.’Ikatde sinaasappel,partje
voorpartje,uithaarhand.Datwas genade genoeg voor het
moment.Zegingvroegnaarbed en
ik zat nog aan Mirjam tedenken. Ik kon me geenvoorstelling maken van eenzwangereMirjam.Ik kon het niet opbrengen
bij Ine te gaan liggen, zelfsniet voor een uur. Ik had hetgevoel dat ze aan mij zou
merken dat ik haar ergensbuiten wilde houden. ‘Ine,hoe ben je als oma?Hoe zuljekijkenalsereenkleinkindin je armen ligt?’ zou ikeigenlijk willen vragen. Hethad vorige week nog eentotaal blanco plaatjeopgeleverd, daar zouden wegeenvoorstellingvankunnen
maken. Maar nu krijg ikbeelden in mijn hoofd, wantjuist afgelopen zaterdag wasWillem Jan hier en opmaandag reageerde Ine voorhaar doen erg goed op hetbericht dat die baby geborenwas. De gedachte dat allesmetelkaarenookmetgenadete maken heeft, dringt zich
aan me op. Het is gaanwaaien in Ines roerlozewereld. Er is iets in ganggezet en ikweetnietwatdatgaat doen. Ik ben zoverankerdinonzemaniervanleven sinds de dood vanDaniël, dat ik bang ben voorverandering.Ikhebteweiniggeloof.Wat ben ik voor een
dominee, dat ik mijn ademinhoud omdat er bewegingkomt? Waar ligt precies degrens tussen vertrouwen enwantrouwen? Is onze moeiteom te geloven nietwereldwijd met elkaarvergelijkbaar?Elkecultuur ismensenwerk en heeftobstakels en muren te over.
En elke cultuur heeft haareigen genadeloosheid. Hetkostonsmoeiteaantepakkenwatbovenonzepetgaat.Ik moet een preek
schrijven,voordefamilievanmevrouw Meiveld, eenverhaaloverGodenzijnplanmet de wereld, een preekwaar ze iets aan hebben. Ik
moet een lijn uitzettenwaarlangs hun onwillige,oppervlakkigegedachtentochdiepgang zullen vinden, ietsom te onthouden, al is hetmaar één zin. Maar vandaagheb ik zelfs voormezelf noggeen zin gevonden dieovereindblijft. Ine, jezeihetgoed: ‘Genade, dat snapt
eigenlijkniemand.’Ik ga eerst maar liederen
zoeken. Mevrouw Meiveldhield van de psalmen. Ikblader door mijn agenda,waarin ik altijd een notitiemaak vanwat ik gelezen heben bij wie. Bij mevrouwMeiveldwas dat drie wekengeleden Psalm 103. Die
psalm moet het dus worden,zo dwing ik mezelf totconcentratie.We kunnen beginnen met
het zingen van het vijfdecouplet. Mevrouw Meiveldzonggraag.Ik zoek de onberijmde
teksterbij,vers14:‘Wanthijweet waarvan wij gemaakt
zijn, hij vergeet niet dat wijuitstofzijngevormd.’Die tekst ismijvertrouwd.
Ik geloof wat daar staat, datHij weet uit welk hout wijgesneden zijn. Het is nieteenshout,hetisaardeenHijweetdat.Breekbarepoppetjesvan klei zijn we. Omver teblazen. Jongof oud, nog pas
aan het begin zoals onzeDaniël of na een langelevensreis zoals mevrouwMeiveld. Hij heeft voor elkvan ons de grens bepaald.Wie wij zijn, zal binnen hettijdsbestek van komen engaan duidelijk moetenworden. Wat Hij verwachtstaatmisschienwel haaks op
watwijverwachten.MaarHijheefthetvoorhetzeggen,wijleven op de adem van zijnstem.Ik kijk naar mijn handen,
dieophettoetsenbordliggen,maar niet weten met welketoets het juiste woord zalbeginnen. Ik voel me zonutteloos, ik weet welk
verhaal ik moet vertellen,maarikweetniethoe.ErzoueenflitsvanBoven
kunnen komen, eenopenbaring of een visioen.MaarvakerzitdeleidingvanBovengewooninhetvervolgvan wat je overkomt. Godgebruikt maar zeldenspectaculairvuurwerk.
Ikhoorhetgeluidvan eenbinnenkomend e-mailbericht.Dat is Jeroen! Ik weet hetvoorikdemailboxopen.
‘Zeg maar gewoon Wouter,’zei ikmaandagtegenhemendat hij het doet vind ikprettig. Dat heb ik nooiteerdergehadmeteenvriendje
van Mirjam. Behalve metFirman natuurlijk, die altijdpakWouterisblijvenzeggen,maar Firman hoort bij defamilie.From:JeroenJaarsmaTo:WoutervanApeldoorn
BesteWouter,EergistereneengesprekgehadmetMirjam.Gingnietgoed.Ikhebhaargeconfronteerdmetmijnvondst.Zeontkenthetniet,zezegtdathetvoorhaarnogtwijfelachtigis,het
iseenbeetjeontregeldallemaal,zedenktdathetmisschiennogwelovergaat.Kopinhetzanddus.Ikkandaarweinigmee.Ikgaervanuitdatzo’ntestsecuuris,wantdiereageertopstoffendieineenzwanger
lichaamwordenaangemaakt.Misschienbenikwelovergevoeligopditpunt,maarikmisheelergeenbasisvanvertrouwentussenons.Hetgesprekliepniet.Ikhadhetgevoeldatzeernietaanwil,
maarerzijndingeninhetlevenwaarvoorjenietweglopenkunt.Ikhebhaarhetverwijtgemaaktdatzeteveelaanzichzelfdenktendatwashetzo’nbeetje.Ikhebneergelegd.Maaralleurentussen
datgesprekennuherhaaltzichinmijnhoofdalleswatwegezegdhebben.Beniktehardvoorhaargeweest?Hadikhaarmeertijdmoetengunnen?Hetisvoorhaarooknietsimpel.Wetendatjestraks
eenkindzulthebbenisalleenmaarleukengeweldigalsjenaareenkindverlangt.Voorhaarstaatdewereldgewoonopzijnkop.Intussenhebikalhonderdkeerdeneigingomweerdetelefoontepakken
onderdrukt,datheeftgeenzin.Waarzenuzit,heeftzegeenontvangst.Ikweethetnietmeer.Aandeenekantishetzo’nmooitoekomstperspectief.Vaderworden,Mirjamdemoedervanmijnkind.Aandeandere
kantiserhetbesefdatonzerealiteitgeenrozeplaatjeis.Eendiepewensvanmijzalinvervullinggaan,maarsamenzijnweernognietklaarvoor.Eenkindheeftrechten,ookalshetnogonderwegis.
Liefde,stabiliteit,welkomzijn.IkbendaarineenstukverderdanMirjam,ikhebaleen‘verleden’waarinditspeelde.MaarikwilditzograagmetMirjam,zijisdeverrassingvanmijnleven,vanafheteerste
momentdatikhaarzag.Dusikhebbehoefteaaneenspoedcursus‘hoegaanweditsamendoen’endanbedoeliknietdepraktischedingen.Maarvooralhebikde
behoefteomMirjamsogentezien,omtezienofdatwatikeerderdachttezienernogis.Ikvroegualofueenveranderingzag.Ofhetkinddemoedermaakt,zegmaar…Ikbreekmehethoofd
overtweedingen.Kuntudaarietszinnigsoverzeggen?-Hoegrootisdekansdatzedaarwilblijven?
-Kuntuinschattenofdezwangerschapgevaarloopt,vanwegede
omstandighedentijdensdereisnaarhetbuitengebied,ofomdatMirjamdezwangerschap(onverhoopt)laatafbreken?
Ikverwachteeneerlijkantwoord.Zougraag
facetofacemetupraten,maarweetnietofikudat,geziendeomstandighedenbijuthuis,kanvragen.Jeroen
Ikmailterugdatiknatuurlijkwil praten, vanavond ofeerder, wanneer het hem
uitkomt.Nog geen minuut later
springthet antwoordopmijnscherm.From:JeroenJaarsmaTo:WoutervanApeldoornWouter,zospoedigals
mogelijkgraag.IkzitbijMirjamthuis.Kannietvindenwatikzoek.Hebhulpnodig.Ikwilerheen,haarophalenenmeeterugnemennaarhier.Jeroen
Hij zit daar nu, in Mirjamsflat.Hijheefthulpnodig.De begrafenispreek voor
mevrouw Meiveld moetwachten.Iklaatallesachterzoalshet
is,schietin’tvoorbijgaaneenjasaanenopendekamerdeuromtemeldendatikevenweg
moet.‘Spoedgeval? Toch niet
weer een overlijden?’ vraagtIne, met haar halve brilletjeop het puntje van haar neus.Ze zitmet haar knipwerk ditkeer−zemaakt al jaren3D-kaarten − de tafel ligt volsnippers. Ik loop toch evennaarhaartoe,hebdebehoefte
haareenkustegeven.Ze wijst naar een van de
kaarten. Ik lees: ‘Van hartegelukgewenst met jullieeerste kleinkind!’ ‘Die stuurik aan Willem Jan en zijnvrouw.’‘Doemaar!Goed ideevan
jou!’‘Of vind je de kleuren te
zoet?’‘Hijisprachtig,lieverd,hij
is precies goed! Babyblauw,mooierkanniet.’Nu is ze gerustgesteld. In
mijn hoofd tollen degedachten door elkaar.Onderweg trap ik zohardopmijn pedalen dat ik buitenadembijdeflataankom.
‘Doetochnormaal!’zegiktegenmijnspiegelbeeldinderuit. Die jongen wil gewoonpraten, die doet heus geengekkedingen!Boven gekomen zoek ik
tevergeefs naar de sleutel. Ikben echt stom bezig en dusbenikmeeruitmijndoendanik wil toegeven. Ik doe een
schietgebedje bij hetaanbellen en de opluchtingstroomt doorme heen als dedeuropengaat.‘Fijndatuerbent!’Hijziet
eruit alsof hij vannacht nietgeslapenheeft.Ik ga maar koffie zetten,
wil even iets omhandenhebben.
‘Kon u wel weg? U hoefttoch geen vergadering of zotecancelenvoormij?’‘Maak je niet bezorgd,
dominees zijn flexwerkers.Maarjijdan,hadjijnietopjewerkmoetenzitten?’‘Vrije dag genomen. Mijn
hoofd wou niet. Gisterenmoest ik een nieuw netwerk
opzetten bij een bedrijf, ikheb nog nooit zo zittenklungelen. Vannacht heb ikweernazittendenken,ikkonniet slapen. Toen ben ik hiermaarnaartoegegaan,maarikkom in mijn eentje ook nietverder. Dan zit ik naar diefototekijkenendaarwordiknietvrolijkvan.’
Ik kijk met hemmee naarde canvasfoto die de halvemuur beslaat en de sfeer vandeze kamer bepaalt. Eenblondmeisje en een donkerejongen.Ik zet de koffie voor hem
neer en hij neemt gretig eenslok. ‘Jemaakt je zorgen. Ikkan die zorgen niet
wegnemen, maar wel eenbeetje relativeren. Ik denknietdatzedaarzomaarblijft.Ze staatwelmet éénbeen inToraja, maar haar anderebeen staat hier.Wat heeft zedaar nu? Geen huis, geenwerk. Ze is wel impulsiefmaarnietcompleetverstokenvan
verantwoordelijkheidsgevoel.’‘Zegaatnietdenkendatze
samen met Firman debeschaafde wereld moetopgeven?’‘Zeheeftaltijdalheelgoed
beseft dat het leven in hetbuitengebied niet vooriedereenisweggelegd.Opditmoment wordt ze ook nog
eens met haar neus op derealiteitgedrukt.Jemoetechteen missie hebben om diekeuze te maken, en Mirjamheeft tegenover mij nooitblijk gegeven van enigeinteresseindierichting.’‘En hoe groot schat u de
kans dat ze Rantepao weerleukgaatvinden?’
Ik denk even na, maar ikschud mijn hoofd: ‘Nietgroot. Ik denk dat Mirjamaltijd met een zekeregespletenheid te worstelenzal hebben, een been hier eneenbeendaar.’‘Als het gaat om heimwee
naar die plek, dan hoeft datvoor mij geen probleem te
zijn,hoor!Ikwastochalvanplan om eens ergens andersietszinnigstegaandoeneninRantepao ofMakassar zullenze intussen toch ook wel zohierendaarnetwerkjeswillenopstarten.’Dat levendige
enthousiasmevanhemenhetwillen meewerken, daar kijk
ikelkekeerweervanop.Datoplossingsgerichte, waar zouhijdatgeleerdhebben?‘Eh, die zwangerschap,
hè…Neemme niet kwalijk,misschien vindt u dat ik teopenhartigben,maar inmijnvorige relatie draaide allesom zwanger raken en eenkind krijgen. Het beheerste
ons leven, tot we erachterkwamendatweelkaarverderhelemaal niets meer tezeggen hadden. Een kindmakenwashetenigewatonsbij elkaar hield, en dat lukteniet ondanks het feit datniemand de oorzaak daarvankon vinden. Het verlangennaar een kind schroeide het
verlangen naar elkaar weg,als u snapt wat ik bedoel.Daarwordjewelkleinervan,hoor. Ikheb inennadie tijdallesgedaanomdesituatieteaccepteren zoals die was, teaanvaardendathetlevennietmaakbaar is, maar ik bleefstekenophetfeitdat ikmijnlevenzozinloosvondalshet
kinderlooszoublijven.Alsjeniets hebt doorgegeven, watheb je dan betekend? Ik hebgegrasduind in allerleirichtingen: zingeving,religies, sport, wielrennen,scouting, noem maar op. Ikkwam overal mezelf tegen.Waarschijnlijk ben ik tekritisch, ik vond nergens
voldoening in. Ik wou mijnhuis verkopen en in deontwikkelingshulp gaan,ergens een plek zoekenwaarik wat kon betekenen. Deverkoop wou niet, en zokwam Mirjam mijn levenbinnen, voor eenstylingadvies. Zij zette mijnwereld op zijn kop. Ik houd
zoveelvanhaar,zievreselijkveel in haar en ik voel welaan waar dat hunkerenvandaankomt,datschichtige,dat steeds maar weerweglopen, niets meer willenaanpakken uit angst dat hetweer een teleurstellingoplevert. Haar gelukkigmaken, dat moest dan maar
de zin van mijn levenworden. Ik ging aan haarpeuteren, werd door haarverhalen over vroegerbenieuwd naar wat zij nueigenlijk gelooft en hoe datnou zit met God. Daarhebben we wel een paarmooie gesprekken overgehad. Ik kon dat vechten
van haar, dat tegenstribbeleneerstnietrijmenmetgeloven.Ikdachtdatgelovenrustgaf.Maarzoligthetniet,gelovenlostdeonmachtnietop.Juistomdat zij gelooft dat GodoveralvanopdehoogteisendatHij weet hoeveel pijn enmoeite het kost om overeindte blijven is ze zo
tegendraads. Ze pikt hetgewoonnietdaterverdrietisen dat er mensen stukgaan.Ze gaat er ook echt van uitdat het ooit allemaal anderswordt,eennieuwewerelddieGod beloofd heeft. Maar zewil het hier en nu, als eenklein kind dat ziek is vanwachten. Ik heb vanaf
vanmorgen vroeg zittenzoeken,maar ik kan het nietvinden.’Hijwijstopdedriebijbels
die op tafel liggen. Destukgelezen kinderbijbel, diede heenreis en de terugreisoverleefde, het bijbeltje datMirjamkreegbijhetverlatenvan demiddelbare school en
een exemplaar in de NieuweBijbelvertaling.Dat geloof van haar, zegt
hij.Welk geloof bedoelt hij?Heb ik iets over het hoofdgezien toen ik naar Bovenriep dat mijn missie inhuiselijke kring wel hetallerlaagstscoorde?Hij ziet mijn verbazing en
legtmet een beetje ongeduldinzijnstemuit:‘Alsjebeseftdatiemandandersdebaasis,als je weet dat er een planbestaat voor een andere, eennieuwe wereld, dat is tochgeloof? Of ben ik nou gek?En dan mag je er van mijradeloos van worden, eraangaan twijfelen, maar dat zijn
allemaal bewijzen dat je hetserieus neemt. Dan geloof jetoch? Als je nergens ingelooft, hoef je ook nergensop te hopen, dan trek je jeeigenplan.’‘Ja,’ herhaal ik verbluft,
‘alsjenergensingelooft,dantrek je je eigen plan. Maarbegrijp ik het goed, Jeroen,
dat jij meer wilt weten vanGod?’‘Mirjamisopzoekendaar
krijg ik iets van mee,’ wijsthij mij terecht. ‘Ik benintussen het geleuter vanmezelfookwelbeu,’zegthijdan, de koffiebekerneerzettend. Hij schuift dedichtstbijliggendebijbelnaar
mij toe. ‘Waarkan ikvindendat God zich met de wereldhierbezighoudt?’Ik pak het kleine in leer
gebonden bijbeltje en sla hetopenbijPsalm103.Kangeentoeval zijn, want toevalbestaat niet en er wordt vanBovenafmeegekeken.‘Leesjeweleensgedichten,
Jeroen?’‘Zelden,eh,helemaalnooit
eigenlijk.’Ik zou het vers kunnen
voorlezen, maar ik durf hetnietaan.‘Neem er maar de tijd
voor,’ zeg ik, terwijl ikmijnwijsvinger leg bij het vijfdecouplet.
Ik ga voor het raam staanenroepnaaromhoogdatGodrare zendelingen heeftrondlopen. Ik dacht dat hetvers toepasselijk was vooreen afscheid, maarmeer dandat is het een bruikbaarwelkomvoor iemandaanhetbegineneenbevestigingvooreen kind dat op zoek is naar
vertrouwen.‘Datismooi!’hoorikhem
zeggen.‘Dat is wáár!’ belijd ik
schor.Hij kucht een keer en
beginthardoptelezen.Zoalseenvaderliefdevolzijnarmen
slaatomzijnkind,omringtonsmeterbarmenGodonzeVader,wantwijzijnvanHem.Hijdieonszelfuitaardeheeftgenomen,Hijweet,datwij,uitstofaan’tlichtgekomen,slechtslevenopdeademvanzijnstem.
Hij leest niet alleen mooi,maar ook zo dat ikmerk dathijbegrijptwathijleest.Ikwachtmaar af, heb niet
hetgevoeldat iknog iets toetevoegenheb.‘Zohé!Enikmaardenken
datallesvanmijnkantmoestkomen!Ikdachtweleens:hoe
doen die mensen dat toch,geloven?Waarzithetenhoekomikerbij?’Ik leg mijn hand op zijn
schouder. ‘Nee jongen, wijhebbennietzoveeltebieden.Het accepteren van zo veelliefdeisalmoeilijkgenoeg.’‘Isdatzo?Iedereenistoch
opzoeknaarliefde?’Hijkijkt
opnieuwnaardetekst.‘Indielaatstezin,hè,wordtdaarnouzoiets bedoeld als luisterennaar het fluisteren?’ Er trekteen grimas over zijn gezicht,een lach en ontroeringtegelijk.‘Luisteren naar het
fluisteren?’ Ik schiet in delach, maar ook mijn lach zit
dichttegentranenaan.‘Ja, lees maar: “Hij weet
dat wij slechts leven op deadem van zijn stem.” Deadem van zijn stem, dat istoch de stem in je hart, jegeweten? Of zien jullie datnietzo?’Ik kan het gerust aanGod
overlaten. Laat ik me niet
verbeelden dat ik iets moetuitleggenhier.‘Ik ga proberen of ik een
lastminuteticket kan regelen.Dan kan ik in Rantepao zijnals ze terugkomt vanSimbuang.’Moet ik hem dat afraden?
Ik weet niet hoe Mirjamdaarop zal reageren.Maar ik
zouGodnietindeweglopentoch?Duszegikdathijmoetdoen wat hij denkt dat goedis. Hij moet opnieuw eenbeetje meewarig lachen ommijn aarzelende houding, hijvindt mij meelijwekkend,maarwelaardig.‘Ik ga. Hier blijven zitten
tobben is veel moeilijker. Ik
laat nog wel weten wanneerikvertrek.Watkijktunou?’‘Ik vind het zo wonderlijk
datjijmijmoetvertellenoverMirjams geloof, terwijl ikdachtdatzenergensmeeraandeed.’‘Zeheeft zo’ndungouden
kettinkjemeteenvisje, toch?Moet u eens opletten hoe
vaak ze daaraan zit tefriemelen. Ikwildehaareenseen ander kettinkje geven,maar datwou ze niet. Ze zeitoen letterlijk: “Een anderkettinkjewerktniet.”“Hoezo,werkt niet?” vroeg ik. “Ditvisje is een symbool voorJezus, die heel maakt watstuk is. Mijn houvast als er
weer eens iets stukgaat, zelfsalsikhetstukmaak.”’Ikvoelevenaanmijnhals,
maar daar zit al jaren geenkettinkjemeer.Stukgegaanineen gevechtmet Ine. Zewasoverstuur en ik wilde haarkalmeren. Ze sloeg en in diebeweging trok ze hetkettinkjestuk.Waaromhebik
hetnietlatenmaken?‘We hadden alle drie zo’n
kettinkje gekregen van degemeente die ons uitzondindertijd.MaardatvanmijisstukgegaanenIne ishetharekwijtgeraakt in de tijd dat zeopgenomenwas.Mirjamisdeenige die het nog draagt,maar ik wist niet dat het zo
veel voor haar betekent! Ikben blij dat jeme dit vertelt,Jeroen.’‘Dan wordt u misschien
nogwelblijer.Weetudatzevoor Firman zo’n kettinkjeheeftlatenmaken?Precieszoéén,bijdejuwelier.Zemoesthet daar als voorbeeldachterlaten, dus ik dacht dat
ze het verloren had.Zodoende weet ik het. EchtMirjam om dat voor zich tehouden. Alsof ze zichschaamt voor het geval wijdat lief van haar zullenvinden.’
Een halfuur later, onderwegnaar huis, overvalt me een
striemende regenbui. Ik zalmijn regenpak wel in defietstashebbenzitten,maarikstap niet af, ik laatme door-endoornatregenen.Ikganietrechtstreeksnaarhuis,ikfietsnet zo lang tot ik doorweektbenendestraaltjesovermijnrugvoellopen.Danpasisdechaosinmijn
hoofd in behapbare portiesverdeeld.Verbaasdenverrastben ik over Mirjam, maarverwonderd en blij ben ikoverJeroen.Ikroepminstensvijftienkeertegenderegenindat ik wel begrijp dat Jezusvan hem houdt. Hij isbijzonder, zo open, zokwetsbaar. Hij gaat Jezus
vinden, omdat Jezus hem algevondenheeft.HijlijktzelfsopHem, en hijweet het zelfniet. Lieve God, hoedankbaarzouikmoetenzijn?Laat me die kettinkjes weervinden,zodatikzeallebeibijdejuwelierkanbrengen.WatishetbestaanzonderU,HeerJezus? Ik ken U wel en U
kent mij, maar in hoeverreheb ik aan mijn geloof eeneigen draai gegeven waaruitde verwondering vertrokkenis? Als ik mij vergelijk metJeroen,danlijkthijlevendenikversteend.Hoe irritant is die
mengeling van heimwee enjaloezie, want zoals Jeroen,
zozou ikwillen zoekennaarJezus, zo zou ik gevondenwillen worden en daneindelijk weer eensthuiskomen. Het gevoel vanverlatenheid schrijnt als eenbrok in mijn keel. Moe vanmijzelfkomikthuis.Voor het raam van de
studeerkamer staat Ine. Ze
tikt op het glas, roept enwijst.Doorhaaradembeslaathet raam. Schrik slaat doormijheen,ikgooimijnfietsinde heg om snel via devoordeur naar binnen telopen. Ik negeer een nieuweroffel op de ruit, ik kijk nieteens omhoog, ik moet bijhaar zijn.Wat is er gebeurd?
Watstaatzedaarraar?Watiszevanplan?Ikmoetgewoonwetendatallesgoedis.Onder aan de trap ligt de
laptop, opengeklapt op zijnkop, overal liggen delettertjesvanhet toetsenbord.Iszevandetrapgevallenmetdatding?Maarzestaatbovenvoorhetraam.Deademzaagt
inmijnkeel, ikneemde trapindrie,vierstappen.Ze staat met haar gezicht
naar het raam als ik, buitenadem maar mezelf inbedwang, mijn handen ophaar schouders leg. Ze draaitzich niet om. Ik voel hoe zebeeft! Ze duikt in elkaar,maarschuiltnietbijmeweg,
en ze trekt zich ook niet los.Ze kan haar ogen nietafhouden van wat ze daarbuitenziet.‘Kijkdan!Ikwijsjetoch!’
zegtzedwingend.Tegen de donkere
regenlucht staat eendriedubbeleregenboog.Nooiteerder zag ik de kleuren zo
vandiepnaarvaagwaaieren.Rood, oranje, geel, groen,blauw,indigoenviolet.Hardop zeggen, dat deden
wealtijdmetMirjamtoenzeklein was. Mijn stem moetrustig klinken, bedarend enbegripvol. Ik hoor strakswelwatergebeurd is,ze leeftenis zo op het eerste oog niet
gewond.Datisalheelwat.‘Houd je mond, het is het
Torajateken!’ zegt ze dwarsdoor mijn opsomming heen.‘Jij begrijpt het ook nooit,Wouter! En dat laat zichdomineenoemen!’
32Wouter
Ja, Ine, het is eenTorajateken, dat weet ik ookwel. Er is een verhaal overeenluchtvolregenbogen.Zal
ik het vertellen? Wil je hetverhaal horen? Luister dan!Kun je niet luisteren? Maarhoe leg ik je dan uit dat jijhelemaalopeenfoutspoorzitmetjegedachtegang?Jepraatmaardoor.Jeogenzijnzwartvan emotie, de enebeschuldiging na de andereslinger je me toe. Dat ik je
overalbuitenhoud,datiknieteerlijkben,datikjebehandelals een kind, je niet serieusneemendatdatgeenliefdeisals ik alles verzwijg. Dat jeklaar bent met alles, dat hetzonietmeerhoeft.Dat jedezwarte doos hebtstukgegooid. Wat bedoel jedaarmee? De laptop in de
gang? Je struikelt over jewoorden,guntjegeentijdomjezinnenaftemaken,jehebtspuugbelletjesopjelippen.Ik kom er niet tussen, ik
magjenietmeervasthouden.Je slaat me weg. Je flipt, jegaathelemaaldoorhetlint.Jeroept om de dood. Je daagtGoduit.Hoekomjeerbijdat
Mirjamdoodis?Wat je zegt is te gek voor
woorden; zo mag je nietpratenoverGod.Stiltoch,stiltoch,niet zeggendat jedoodwilt. Jij bent ziek, Ine, jijkrijgt het uit je mond omdathet opwelt in je hart. Jouwhart is een bonk angst enverzet.
Ik hoor jewel. Ikwilwelterugpraten,uitleggen,sussenen geruststellen,maar je laathet niet toe. Spui dan maar,gooi het maar in mijngezicht. Probeer het maar:maak me maar kapot, breekme,verguisme,laatziendandatjediemachthebt!Nee,zoveelmachthebjeniet,Godis
sterker dan het kwaad. Jekrijgt me niet om, je krijgtme niet boos ook. Ik houdvanje,wiljedathoren?Moetik het honderdduizend keerzeggen, alle keren gemeend?Onderschat mijn liefde niet!Jij bentmijn leven, datweetje toch? Dat is altijd zogeweest, vanaf het moment
dat ik je zag. Goed zo, leunmaar, kom maar, ik houd jevast. Stilmaar, loopmetmemee. Ik geef je iets waar jerustigvanwordt,jewilt tochwel rustig worden? Hier,drink wat, neem dit tabletje,neemertwee,doemaar.Geefjemaarover, ikbener toch?Ikganietweg,ikblijf,ikzou
je nooit alleen laten. Er isniemand dood, nee. OokMirjamniet,echtniet.Geloofhet nu, geloof het nu, toemaar. Laat maar los diedwanggedachte, datschrikbeeld.Het isnietwaar,het is geen realiteit. Ik zalblijvenpratentotjemehoort,tot je me verstaat, tot je me
begrijpt.Ikhoudnietsachter,ik zal eerlijk zijn. Je magallesweten,maarikweetnietofjedataankunt.Ja,zoishetgoed, ga maar liggen, dankomiknaastje.Ikblijfbijje,ik blijf. Ik ga niet weg. Ikhoudjevast.Het duurt even voor de
pillenhunwerkdoen,maarik
zie je gaan. Je spartelt nogwel tegen, weer dat verhaalover die regenbogen aan delucht.Erzitzoveelschrikinjeogen.Ja,ikzagzeook.Zewaren er, maar ze betekenenniet dat Mirjam dood enbegravenis.Ine,jeweettochwel wat de regenboogbetekent? Welke betekenis
Goderaangaf?Erkomtnooitmeer een zondvloed, Hij zalaan zijn belofte denkentelkens als zijn boog inwolken te zien is. Ja,nuwashet een driedubbele, dat isuitzonderlijk,datweetikwel.Het is uitzonderlijk vol vangenade. Jouw angst verbindter een oordeel aan,maar dat
kloptniet,zoisderegenboogniet bedoeld. God verandertniet,Hijkannietveranderen,wantHijistrouwaanwatHijbeloofd heeft. Hoor je menog?Of ben je over de randvan je bewustzijn heen?Godindehemel,hetistochteergdat ikhaaralleenmaarrustigkrijg met die rotpillen,
onmenselijkenmensonterendis het. Excuus lieverd. Ikstreelhetverwardehaaruitjegezicht, je fronst jewenkbrauwen en wil mijnhandwegduwen,maarjehebtgeen kracht om de bewegingaf te maken. Je adem gaatoppervlakkig nu, je bent verweg. Ikmaak je kleding los,
trek je schoenen en sokkenuit. Je moet ook niet zokrampachtig in defoetushouding blijven liggen,straks, als je wakker wordt,doenaljespierenzeer.Ikroljeopjerug,vindjedatgoed?Mijn handen glijdenmasserend over je armen enbenen tot ze los en
ontspannen liggen. Je snurkt.Datkomtdoordemedicijnen.Nu kan ik wel even naar destudeerkamer lopen om dedokter te bellen. Peter zalopkijken, het is lang geledendathijhiernodigwas.Deassistentezegtdatzede
boodschap meteen zal door-geven.Zewerktdaaraljaren
en is op de hoogte van onzesituatie.Zeweetdatikalleenbelalshetechtnodigis.Ik heb de telefoon nog
maar net neergelegd als dedokterzelfterugbelt.Hijzitbijdelaatstepatiënt
vanzijnbezoekronde,daarnakomt hij rechtstreekshierheen.
‘Dankjewel,Peter.Totzodan,’zegiktegenhem.DankU wel, roep ik naar Boven,wantikbeginmesteedsmeerterealiserendatiknetoptijdthuisgekomenben.Onderaande trap ligt een laptop aandiggelen. Wat moet ikdaarvan denken? Als je dieuit je handen laat vallen, per
ongeluk, dan springen tochniet alle toetsen uit hettoetsenbord? Het lijkt eropdat hij met kracht isneergekomen, weggeslingerdof van grote hoogteneergegooid.Ik probeer haar
gedachtewereld na te voelenomhelderheidtekrijgen.Die
regenbogen, wanneer zag zedie? Wat ze in destudeerkamermoestismeteenduidelijk als ik dezelfgemaakte 3D-kaart zieliggen en een aantalenveloppen van verschillendformaat. Ze heeft eenpassende envelop gezocht inmijn bureaula. Als ik de
overige enveloppen terugleg,valt mijn oog op mijncomputerscherm, datopenstaat op het laatstebericht van Jeroen. Ik benzomaar weggelopen, meteennadat ikhetgelezenhad.Datis nog maar een paar uurgeleden, maar het lijkt of ersinds dat moment dagen
verlopenzijn.From:JeroenJaarsmaTo:WoutervanApeldoornWouter,zospoedigalsmogelijkgraag.IkzitbijMirjamthuis.Kannietvindenwatik
zoek.Hebhulpnodig.Ikwilerheen,haarophalenenmeeterugnemennaarhier.Jeroen
Dan dringt het tot me doordat Ine dit bericht ook heeft
gelezen. Het kan niet andersofhaarogenwerdennaarhetschermgetrokken.En als hetonheilaldagenalshetzwaardvanDamoclesbovenjehoofdhangt, lees je dit berichtvanuit dat perspectief. Danstaat erwat er niet staat: datMirjamdoodisenopgehaaldmoet worden. Het zweet
breekt me uit. Ze las wat zelas,keeknaarbuitenenzagindie driedubbele regenbooghet bewijs van haarvermoeden. De belofte datGodgoedzalzijn,daarmaaktde angst eenoordeelvan.Zoveel grip heeft het boze opeenmensenleven.God!MijnIne,zemoethetgevoelgehad
hebbendatdevaldichtklapte,dat ze naast Daniël nu ookMirjam in Rantepao waskwijtgeraakt.Ik ren naar haar kamer
terug en val op mijn knieënvoor het bed. Ze ligt weeropgekruld en er schiet zo nuen dan een schok door haarheen, zoals bij een kind dat
erg overstuur is geweest. Ikroepenbid.IkzegtegenGoddatikhetzooneerlijkvind.IkdoeeenberoepopHem,maarhet is in de vorm vanschelden dat het kwademoetoprotten,dathetbozeuithaarweggebrandmoet worden endatalleenHijdatkan.DatHijdoen moet wat Hij beloofd
heeft.Genade,genade!Ikkandat woord wel honderd keerroepen.Ikstapasopalsdebelgaat
datzaldedokterzijn.Hijdruktmedehand.‘Fijn dat je zo snel kon
komen,Peter,’zegik.Hij knikt en struikelt over
de laptop die ik nog niet
bijeen heb geraapt. ‘Jij beltniet voor de flauwekul. Is zevandetrapgevallen?’Ikzieaanzijnogendathij
eerder denkt aan gesprongendangevallen,maarhierinkanikhemgeruststellen.‘Nee,geenvanbeide.Hoe
datdinghierkomt ismenogeen raadsel. Maar de reden
van haar onrust: Mirjam zitop Sulawesi, je begrijpt datdat sowieso heel watspanning voor Ine oplevert.En nu las ze vandaag een e-maildiezefoutinterpreteerdeenzemeendeinhetzienvande regenboog een teken tekrijgen.Datwasnetallemaaleenbeetjeteveel.Maarzeis
niet suïcidaal, het gaat goeddelaatstetijd.Ikhebjuisthetidee dat ze door allerleiomstandigheden watopenbreekt.We hebbenweergesprekken. Ik hoopdanookdat je haar niet wilt latenopnemen. Daar zou ik echtfaliekant op tegen zijn.’ Ikklink zelf net zo goed
overspannen,dathoorikwel.‘Ikweet het. Ik bedoel: ik
weet datMirjam daar zit. Zeisbijmijgeweestmetvragenoverdevaccinaties.’Daar kijk ik van op, maar
hetisnatuurlijkzologischalshetmaarzijnkan.Zoudenzemisschien ook over anderedingen hebben gesproken?
Peter heeft zijnberoepsgeheim, maar als ikerover begin is er tocheigenlijkgeengeheim?‘Peter, heeft ze met je
gesprokenovereeneventuelezwangerschap?’Hijkijktomhalverwegede
trap.Ikziehemtwijfelen.Datzegt al genoeg. Hij houdt de
boot af. ‘Eén ding tegelijk,Wouter.WaarligtIne?’‘Eerstedeurlinks.’Hij is sneller dan ik,
hoewelhijouderis.Hijheeftdedeuralopenenzegtalshijziet dat Ine met verbaasdeogen overeind zit: ‘Laat onsmaar even, Wouter. Ik praatzometjou.’
Verbluft blijf ik achter.Mooiisdat,ikhebhetgevoelalsof de regieme uit handengenomen wordt. Als hijbegint over crisisopname,dan weiger ik. Ik heb hemnodig,dat iswelzo,maar iklaat niet toe dat ze haar bijmeweghalen.Die fout ga iknietmeermaken.Wehebben
het hier niet over een honddiejenaarhetasielbrengtalsje hem zat bent. Evenoverweeg ik zijn verzoek tenegerenengewoonbinnentestappen. Ikwil horenwat zezegtenmeeprateninwatdaarbesproken wordt. Maarvoordat ik mijn hand op dedeurkruk leg, trek ik hem
alweer terug. Niet zo,stommeling, doe nu maareens een stap terug. Je hebthemzelfgebeld,gahemnouniet voor de voeten lopen.Misschienzegt ze tegenhemanderedingendan tegen jou.Want wat is dat toch binneneen huwelijk, dat je zo veelomzeilt en verzwijgt, dat je
zo veel slikt en inslikt?Omdat jebangbentdeanderte verliezen, verlies je eendeelvanjezelf.Ik neem plaats achter de
computer om mezelf af teleiden met de mailbox. Datluktnogook.Jeroenheefteenlastminuteticket kunnenboeken voor morgenavond.
Vertrektijd 21.15 uur, vluchtmet een tussenlanding inKuala Lumpur. Tot aanJakarta is het dus geregeld,over een aansluitendebinnenlandse vlucht naarMakassar wordt hij nogteruggebeld. Hij wil van mijweten hoe het vanaf deluchthaven van Makassar
moet. Is het te doenmet diebus,ofkanhijbetereenautohuren?Ja,metchauffeurdan,hij snaptweldathij zelfnietmoet gaan rijden. En weetiederechauffeurdewegdoordebergennaarRantepao?Hetadres van de wisma wil hijweten,hij isvanplandaar teovernachten.Enwiemoethij
hebben om te informerenwanneer Mirjam met de restterug te verwachten is uitSimbuang? Mirjam had denaamHarm laten vallen, kanhijvanmijeenachternaamenadreskrijgen?Het is een bericht dat bol
staat van ongeduld enondernemingslust. Bij het
lezen alleen al ervaar ik eenboostvanenergie.AlsJeroenergens voor gaat, dan ookvoor honderd procent. Oké,jongen,ikgaallesvoorjeopeen rijtje zetten. Dat is ookgoed voormij: ordenen vooreenanderordentookjeeigenbinnenkant.Eerst het adres van de
wisma van Agus. Dan hettelefoonnummerenadresvande woon- en werkplek vanHarmVerhoog.Diegegevenshoefiknietoptezoeken,dieweetiknoguitmijnhoofd.Danhetadviesbusofauto?
Als ik de voors en tegensnaastelkaarzet,moethijzelfmaarkiezenendanneemthij
debus,vermoedik.Het e-mailadres van Harm
kan ik ook wel achterhalen,het zou handig zijn als zedaaropdehoogtewarenvanzijn komst. Ik zou graagaanbieden Jeroen naarSchipholtebrengen,maardatkan ik pas doen als ik weethoehetmetIneis.Alsikhaar
niet alleen kan latenmoet ikoppas regelen.Hoe vaak hebik dat vroeger moeten doen!In de eerste jaren woondeMirjam nog hier, latermoestik haar bellen of ze hier konkomen. Zij heeft er zo vaakalles voor opzijgezet, dat hetgewoon leek. ‘Je moederheeft oppas nodig.’ ‘Oké, ik
zalerzijn.’Later, na de periode van
opname,kondenwealtijdeenberoep doen op Rianne. Zijheeft maar tien woordennodigomdesituatieexact intekunnenschatten.Rianne isgoud waard, want ze houdtvanIneenInevanhaar.Ik zou het fijn vinden om
Jeroen weg te brengen, wijworden in rap tempo eigenmetelkaar.Petergeefteenroffelopde
deur en stapt binnen. Ikschuifmijn stoel achteruit engebaart dat hij ook kan gaanzitten.Ofwilhijlieverbuitengehoorsafstand van Inepraten?
‘Die is onder zeil, ik hebhaar een injectie gegeven.Eerst moet maar even allestressuit dat lichaam.Wat iszetrouwensmager,man!’‘Ja,datzieikzelfookwel.
Tocheetzewelredelijk.’‘Misschien moet er eens
bloed geprikt worden. Naardewerkingvandeschildklier
kijkenendatsoortdingen.’Ik maak een hulpeloos
gebaar. ‘Stress vreet ook aaneenmens.’‘Jawel, maar het is toch
zinnig bepaalde dingen uit tesluiten.Datisdelichamelijkekant. Ik wou maar beginnenmetwaterzich inhaargeestafspeelt. Wat heeft ze met
regenbogen? En waaromcombineert ze die met dedood?’‘Het regenbogenverhaal is
een Torajaoverlevering. Deeerstezendelingdiedaarheenging in 1913 werd een paarjaarlatervermoord.Eigenlijkwas dat niet de bedoeling,want ze hielden van Van de
Loosdrecht.Hijwaseenmandie alles voor de Toraja gafwat hij had. Liefde, ja.Maarer waren onlusten die vooralte maken hadden met hetbinnenlands bestuur en toenwas hij op het verkeerdemoment op de verkeerdeplek. Hij werd doodgestokenmet een speer. Dat gaf grote
consternatie natuurlijk, alleswas in rep en roer. Hetverhaalgaatdatdeplasbloedwaarinhijstierfveranderdeineen offerschaal en bij zijnbegrafenis stond de lucht volregenbogen. De mensen dieerbij waren zeiden dat zijnziel via die regenbogen tenhemelvoer.’
‘Dat is eenhuiveringwekkend verhaal,maar er zijn toch geenaanwijzingen datMirjam ietsisoverkomen?’‘Nee, ik heb haar zondag
nog gesproken en Jeroenheeft eergisteren nog contactgehad. Maar Ine heeft sindsde dood vanDaniël de angst
dat het haar nogmaalsoverkomen zal, een kind temoeten missen. Bij Daniëlsbegrafenis was er ook eendubbele regenboog. Op zichis dat daar niet uitzonderlijk,hoor, maar als een verwardegeestereentekeninziet…’Ik zwijg, had die laatste
woorden niet willen zeggen.
Een verwarde geest.Nu geefikhemzelfhetargumentomhaar te laten opnemen inhanden.Peterzet zijnellebogenop
zijn knieën en drukt zijngevouwen handen tegen zijnmond. Hij zit zich af tevragen hoe hij zijn antwoordtactisch zal verpakken. Ik
houd die opname niet tegenalshijhetpersenodigvindt,ik hoop alleen dat het niethoeft.‘Je zei zojuist dat je het
ideehaddatzedelaatste tijdwat openbrak. Wat bedoeldejedaarpreciesmee?’Met gesloten ogen
achteroverleunend probeer ik
mijngedachtenteordenen.‘Toen we terugkwamen
zonder Daniël was elke dagvoorInetochnogvolvanhetdwalen over de kleinebegraafplaats waar wij hemhebben achtergelaten. Hetwas verdwalen in haar eigengeest, ze leek elke dag eenstukje leger, het holde haar
uit. Toen Firman kwam, omhiertestuderen,ginghetevenwatbeter.ZehadtoenFirmaninRantepao bij onswas ookvoor hem gezorgd als vooreen eigen kind. Nu hij inHolland was, kwam datgevoelweereenbeetje terug.Voor mij en Ine een zoon,voorMirjameenbroer.Maar
helaas mislukte dat, Firmankonhier niet aarden.Hij hadheimwee en ging terug.Daarna kwamen weer dieafkickverschijnselenvanvooriemand willen zorgen, maardieiemandmissen.Toenwashet weer Daniël die bij haarging spoken. Je kent hetverhaal.Ikdachtdathethaar
zouhelpenalsikerheengingom het graf op te knappen,maar het kwam tot eenpoging tot zelfdoding en zewerd opgenomen. Daarnawas die hele periode uit onsleven taboe. We wisten vanelkaardatweerelkedagmeebezig waren, maar allewoordendaaroverhaddenwe
na Ines opname afgeschaft.Wehaddengeencontactmeermet de mensen daar, allebanden werdendoorgesneden.Datisbesteenpoos goed gegaan. Je bent alheel lang nietmeer bij nachten ontij naar dit adresgeroepen, toch? Natuurlijkwaren ermindere tijden, dan
namikallesoverofwegwathaar nog verder uit haarevenwicht kon brengen. Ikverpakte haar, bij wijze vanspreken, in een dikke laagwatten en liep tegelijkertijdvoor haar, naast haar enachterhaar.Mirjam is erg
tekortgekomen toen en ging
als reactie daarop volkomenhaareigengang.Hetleekwelpuberen, terwijl ze allangvolwassen zou moeten zijn.Toen ze qua leeftijd hadmogen dwarsliggen, heeft zehet nooit gedaan trouwens.Wij zeiden altijd dat ze depuberteit gewoonovergeslagen had. Nee, die
kreegzedustoenzedikindetwintig was en dat was nietzomaarover.Nergenswaszemeer werkelijk ingeïnteresseerd, ze liet haarstudie waaien en werd eenallemansvriendin in deslechte betekenis van hetwoord. Het liep zo despuigaten uit, dat wij
weigerden haar nieuwevriendjes te ontvangen. Zebleef ons wel trouw, maarecht van harte ging dat niet.Soms stond ze na vijfminuten alweer met haar jasaan, vanwege een fouteopmerking.’Peter heft zijn hand: ‘Van
Ine?’
Ik knik en ga door. Hetdoet me eigenlijk wel goedom dit alles op een rijtje tezetten. Het geeft lucht, alsofikeenbekentenisdoe.‘Ja,Inewasdegenediehet
hardop zei en ik was zo lafdaar gebruik van te maken,want dan kon ik net doenalsof het tussen Mirjam en
mij nog wel goed zat. Watniet zo was. Het laatstehalfjaar, of misschien ietskorter, is er bij Mirjam eenkentering gekomen. Ze isstabieler, haar eigenstylingbureau loopt goed enzeisdusmetJeroenJaarsma.Wij hebben wel kunnenmerken dat deze relatie
anders is. Maar je wilt ookweerniet tesnel juichen,duswe hielden die boot af. Eenaantal weken geleden kregenIneen ikeenuitnodigingomte spreken op eenevangelisatieontmoetingsdag.Ja, natuurlijk niet over dezaken waarmee we deafgelopen jaren onze tijd
hebben verdaan, maar overonze jaren in Toraja. Ine isdaar tot mijn verwonderingerg serieus mee aan de ganggegaan. In eerste instantiebegonzemetdanweleerlijkte vertellen wat het onsgekost heeft, het werd geenzoetsappige story. Ik vreesdeeen opleving van woede en
verzet,maardoorhetwerkenaan haar lezing kwamen erblijkbaar ook andereherinneringen. Er mochtendozen van zolder gehaaldworden.Inmiddelshaddenweop een ludieke manier tochkennisgemaaktmetJeroen,entoen Mirjam door zijnvrijgevigheid naar Rantepao
kon om Firman naar zijnstagegemeentetevergezellen,leek Ine daar redelijkmee tekunnen omgaan. Natuurlijkwas ze tégen, wilde zelfsgeen afscheid nemen vanMirjam, maar ze was nietoverstuur. Nieuws van ofoverMirjamkon ikmethaardelen. Tot eergisteren
eigenlijk.Toenkwam ikminofmeeroverstuurthuis,wantikhadJeroenontmoetenvanhem te horen gekregen datMirjam hoogstwaarschijnlijkzwanger is. Dat heb iknatuurlijk niet met Inegecommuniceerd, maar mijngedachten spookten welconstant rond dat gegeven.
Ine merkt dat. Die is zogevoelig, die voelt onrust ofongerustheidals eendreigingin de lucht hangen. Nu zijnwe waar we wezen moeten:ze zag die driedubbeleregenboog en las het laatstebericht van Jeroen op mijnbeeldscherm.DaarinstaatdathijMirjamgaathalen.EnIne
denktdanaaneenlichaamineenbodybag.’Ik zucht diep, ik heb lang
gepraat,maarniet eerderhebikzokort samengevatwaterspeeltenvanbelangisinonsleven.Indestiltezoudetekstpassen die in mijn hartopkomt:EbenHaëzer,tothiertoe heeft de HEER ons
geholpen. Maar ik houd dewoorden in, het zou klinkenalsof ik ineens weer dedomineezouwillenspelen.‘Het is me nog niet
helemaal helder, hoor,’ zegtPeter, ik zie de snelle bliknaarzijnpolshorlogewel.‘Erligt ook nog een laptop aangruzelementen, hier in de
gang.’‘Oja,’zegik,‘datmoetik
ooknoguitgelegdkrijgen.’Hij schudt zijn hoofd,
langzaam en meewarig. Hijmaakt zijn bril schoon meteen geruite zakdoek. Traag,maarsecuur.Hijgaatzeggendat ze vastgebonden op eenbrancard naar de
crisisopvangmoet.Ikwilhetniet horen. God, is er nogIemand daarboven? Kan ikzeggen dat ik er niet aanmeewerk? Maar dan zal hijzijndoktersbrilweeropzettenen beginnen oververantwoordelijkheid. Erophameren dat ik er dus alleenvoorsta. Isdatzo,ofbentU
ernog?Alshijwegis,benikblijmetde bedenktijd die ik hebkunnen bedingen. Hijaccepteertdatikhetnogevenwilaanzien,maarintussenzalhij alvast nagaan of er plaatsisindepsychiatrischekliniekhier in de stad of dat eenopname op de psychiatrische
afdeling van het algemeenziekenhuis de aangewezenwegis.Ikhebgelogendat ikde rest van deweek alle tijdvoor haar heb.Alsof er geenbegrafenisgepland staatvoorovermorgen. MevrouwMeiveld zou aan alleen hetzingenvanPsalm103vers5welgenoeghebben,maardie
kinderenmoeten nog stof totnadenkenopdoen.Ikzetdedeurenwijdopen,
zodatikzichthebopwaterinde slaapkamergebeurt, engadie psalm nog maar eenslezen.
33Mirjam
Buiten is het nog donker.Mirjam is als eerste wakker,ze moet dringend plassen.Voorzichtig schuift ze tussen
de anderen vandaan. Raarwashet, slapenmet jeklerennog aan. Ze heeftgisterenavond alleen haarschoenenuitgedaan,maardiekanzenuevennietvindeninhet donker tussen die van deanderen. Ze leent deteenslippers van Boni. Hij isdeenigedietijdensdereisop
teenslippers loopt, ze lijkenaan zijn voeten vastgeplakt.Zelfs bij het oversteken vaneen longsor raakt hij ze nietkwijt.Hetiskoudbuiten,erloopt
eenrillinglangshaarrug.Hetlucht op, hurken in het grasen alles loslaten. Ze is nietmisselijk vanmorgen, eerder
hongerig. Ze loopt een stukoverdesawadijk.Hetlichtiser in een kwartier. Wat gaatdat hier toch vlug. Zo-eventoenzenaarbuitenkwamwashet nog nacht, nu heeft hetlicht al gewonnen. Denevelsluiershangenstilbovendesawadievolwaterstaatendieper in het dal hangt een
wolk, daar zal het straksregenen. Het geluid van eenkraaiende haan, heel in deverte, vertelt dat ze niet vervaneen eenzaamhuisof eenkleine kampong zitten. Ofmisschien draagt het geluidhierverderdanzedenkt.Ze loopt terug en gaat op
het wankele trapje zitten.
Binnenishetstil,deanderenslapen nog. Vandaag zullenze aankomen in Miallo,overmorgen is het zondag,dan zal Firman zijn eerstediensthoudenindekerkdaar.Daarna gaan ze terug naar
huis, zonder Firman. Als hetmeezit zijn ze woensdag inde loop van de dag weer in
Rantepao terug. Haargedachten gaan naar MiekeenHarm.Ligtdaarinmiddelseenbaby inhetkamertjevanDaniël? Als alles maar goedis met het kind! Hoe zouMieke de bevalling hebbenervaren?Harmzalwelsteedsboven de wieg hangen,plannen maken voor de
toekomst, malle dingenverzinnen, avonturen diebeleefd moeten worden. Hijzalpapazijn.Hoe zal dat zijn als er een
mens zo totaal afhankelijkvanjeisdatzijnvoortbestaanafhangt van jouw zorg? Jemoet wel erg zelfverzekerdzijn om dat te kunnen: alles
en altijd, honderd procent.Watmoetjedoenalsjebangbentdathetmisgaat?Hoegaje om met het risico vanverlies? Moet je danvasthouden of loslaten? ZouJeroen dat weten? Haargevoel zegt dat hij het weet,maar hoe kan het dat zij hetniet weet? Wat ontbreekt er
danbijhaar,enwaarom?Ontbreken, gebrek hebben
aan, in gebreke blijven − datis bij haar terugdeinzengeworden.En onmacht voelen, leegte
ervaren.Maar die leegtewasgisteren voor even ruimte.Datvoeldezogoed.De nevels worden dunner,
de zon geeft de berg aan deoverkant van het dal eengoudentop.Een paar regels uit het
allereerstepsalmversjedat zeleerde schieten haar tebinnen: ‘Al wat u ontbreektschenk Ik, zo gij ’t smeekt,mildenovervloedig.’Hetzouzomaar kunnen dat het
fladderenerweerwas,diepinhaar buik, maar het kan ookwelinbeeldingzijn.Ofgelooferin.Firman komt achter haar
zitten, gehurkt, hij legt zijntrui om haar schouders. Zijnwarmtezitnogindietrui.‘Zit je te bidden,Mirjam?
Doe je het hardop dan? Ik
verstahetnogwel.’Ze zwijgt. Ze kan het niet
delen.Firmantrektzichterug.Dan klinkt er geluid van
stemmen in de hut, deanderen zijn ook wakkergeworden.Ze moet zich klaarmaken
voor vertrek, als het een
beetje meezit en er geenobstakelsmeerzijn,zullenzeaanheteindvandemorgeninMiallozijn.De bagage wordt weer
vastgesnoerdenRadwaveegtmet een bosje riet de as vanhetvuurbijeen.‘Kan ik helpen? Zegmaar
waternogmeergedaanmoet
worden.’‘Niets,ikbenalklaar.Gaat
het goed met je? Heb jekunnenslapenzotussenin?’‘Ja, best wel. Ik ben
misschienmeerTorajadanikdacht.’‘Hier liggen je roots, dat
verandert nooit. Ik dacht ookaldatjenietechteenBelanda
konzijn.Diezounietindezeomstandigheden op eenbrommer door de bergentrekken.Begreepjevriendhetwel,enprotesteerdehijniet?’‘Jeroen heeft de reis
betaald, dus was hij er niettegen.’‘Maarhijweetniethoehet
erhiertoegaat.’
‘Nee, zoiets als wat wegisteren meemaakten kan hijzichnietvoorstellen.’‘Waarom zijn jullie nog
nietgetrouwd?’Dwars door die laatste
vraag wordt er geroepen datze gaan vertrekken. Radwazal er vast op terugkomen,maar tegen die tijd heeft ze
weleenantwoordbedacht.Tijdens de afdaling moet
zehaaruiterstebestdoenomovereind te blijven. Ze rijdtdooreendikkelaagzuigendemodder, waarin debandensporen van haarvoorgangers diepe gleuvenhebbengemaakt.Soms ishethandig het spoor te volgen,
maar vaak genoeg slipt devoorband juist weg. Haarbovenarmen doen pijn,spierpijnvangisteren.Zezoulossermoetenrijden,maardatlukt haar niet. Telkensopnieuw klemmen haarhanden zich om dehandvatten van het stuur omhetevenwichttehervindenna
eenslipofeenglijpartij.Na een dik uur komen ze
langs een aantal grote goedonderhouden sawa’s, zenaderen een kampong. Detraditionele tongkonanssteken hun puntige dakenomhoog, het zijn er veel.Eromheen zijn ook heel watgewone houten huizen en
hutjes te tellen. Als ze hetgrasveld in het midden vanhet dorp naderen wijstFirman,dievooroprijdt,naareen groepje mannen die metelkaar hebben zittenvergaderen en nu opstaan enlachend en gebarend op henafkomen.‘Mensen uit Miallo! Wat
doen jullie hier?’ roeptFirmanverrast.Hijstaptafenloopt met zijn armen wijdnaar de groep toe voor eenhartelijke begroeting.Iedereen is blij van debrommer af te kunnenstappenenwatishetgoedomte horen dat de mannen uitMiallo speciaal voor hen op
pad gegaan zijn! Zodra hetbericht van de longsor henbereikte zijn ze op padgegaanom te zienof erhulpnodigwasbijhetoversteken.‘Dehelenachtdoorgelopen?’roeptFirman.‘Wijwarenbezorgd.Uzou
het misschien als een slechtvoorteken zien, die longsor,
en wij zijn juist zo blij metuwkomst.Wijwillenulatenziendatweuoveralbijzullenhelpen.’Er wordt gewenkt dat ze
allen plaats kunnen nemenonder de grootste tongkonan.De geur van gebakken visverraadt dat er zo meteenwarm eten zal worden
geserveerd. Het water looptMirjam in de mond, ze kanzich niet heugen wanneer zevoor het laatst zo’n trek hadin warme rijst met groentenen gebakken vis. Er komensteedsmeermensenbijzitten,een dubbele kring gehurktemannen en leunend tegen derand van de verhoging onder
de tongkonan een aantalvrouwen en kinderen, diemeeluisterennaarFirman,alshij het verhaal van hun reisvertelt. Hij doet dat zoboeiend, je móet welluisteren.Hetiseigenlijkzijneerstepreek,bedenktze,wanthij trekt eenvergelijkingmetde levensreis en de obstakels
die elkmensondervindt.Dathet gaat om vertrouwen enmoed,hetgeloofineenhandboven je hoofd. ‘Wij zijn erallemaal, gezond en wel.Mijn gezelschap zal weerteruggaan, maar ik blijf omde mensen hier te vertellenvan eenGod die niet dwingtof angst aanjaagt, maar die
zegt:“Ikbenhetdiemeereisten toekomstmaakt.”Hetzijnde voorouders niet, het is deoudetraditieniet,maarhetisGod, Puang Matua, die dewereldschiepeninzijnhandhoudt.Iedervanonsisveiligindiehand.’Mirjam houdt zich wat op
de achtergrond, ze heeft
moeite om het dialect teverstaanwaarvanFirmanzichal zo uitstekend bedient. Zemerkt dat er een bepaaldeschroomishaartebenaderen.Nee, dan Radwa! Die lijkthelemaal op haar plaats hier.Ze staat met een kleuter ophaar arm en een wat groterkind trektaanhaarbroekom
ook te worden opgetild. Devrouwenlachenenwijzenophaar en Firman, maken hetgebaarvaneenbabywiegen,maarRadwatrekteengezichten maakt duidelijk dat datniet aan de orde is. Zeprobeert uit te leggen wathaar werk in Makassarinhoudt,maarhetstaat tever
bijdezevrouwenvandaan.Zepraatovereenanderewereld.Het ismooiomFirmanzo
onverwacht in zijn taak hierbezig te zien,maar het stemtook weemoedig. Het voeltvoor Mirjam of het afscheidhierbegint.Zekijkt dekringrond,naardemensendieaanzijn lippen hangen. Oud en
jong,verweerdegezichtenenjongens nog zonder eenvleugje schaduw rond dekaken.Zeluistereneninhundonkere ogen komt eenglinstering.Als ze gegeten hebben en
Firman uit naam van henallen heeft bedankt voor degastvrije ontvangst, gaan ze
verder voor het laatste deelvanhettraject,nogeenuurofdrie. De lopers uit Miallovertrekken ook, maar zijzullen daar pas tegen deavondzijn.Vanaf hier loopt de weg
langzaam af, tussen tweebergendoor.Dewegkronkeltzich niet meer omhoog, er
zijn geen steile hellingenmeer. Het is een glooiendlandschapmetslechtshierendaar een ruig stuk rots. Hetverbaast Mirjam steedsopnieuw dat hier mensenwonen, zo ver bij degeciviliseerde samenlevingvandaan.Mensendiehiervanoudsher thuishoren, maar
toch nog huizen als schepenbouwen, want de voorouderskwamen met schepen vanoverzee. De meeste mensenhierkunnenzichnieteenseenvoorstelling maken van dezee, en toch blijven dieverhalen hun leven bepalen.Komt dat doordat er zo veelminder invloeden van
buitenaf deze contreienbereiken? De snelheid, degejaagdheid, het vluchtigevandemodernewereldishiernog niet aan de orde. Hiergeldthetritmevandenatuur.Het is geen wonder dat hierde oude wetten gelden, vanvoorbestemming en hetduiden van elementen en
oerkrachten.Tijdens dit laatste stuk
raaktzevolvanhetbesefdatFirman hier iets te brengenheeft. Het verhaal van Jezus,de goede boodschap − hoemooi is het om dat tevertellen in een omgevingwaar het kan inslaan als eenbliksem.Eencompleetnieuw
inzicht vanuit een anderperspectief.Ze verlangt ineens heel
sterknaarhaarvader,hijzoudit herkennen en beamen.Wat houdt ze van die man,wateenrespectheeftzevoorzijnkeuzes.Enmeerdanooitiszezichbewustvanhetfeitdathijdewindzovaaktegen
heeft. Zo ziet ze hem op ditogenblik voor zich, letterlijkworstelendopzijnoudefiets,wapperende jas,voorovergebogen.Ze praat tegen hem: ‘Ja,
papa,ikbenerbijna.Dewegis moeilijk geweest, in alleopzichten. Maar het is goeddat jij op weg gegaan bent,
datikopweggegaanben.’Ze schrikt als de voorste
twee brommers ineens volgas ervandoor gaan. Watgebeurt er? O, mensenzwaaiend op de weg, huizenen hutjes, een kleine houtenkerk. Op het moment dat zevoordekerkstilstaangaatdedeur open en vijf vrouwen
komennaarbuiten.Zekijkeneerst een beetje geschrokkenvan de invasie brommers enmensen, maar dan lachen zekakelend en tevreden: zehebben het gered. Twee vanhen hebben eenhuisvlijtbezem van riet in dehand en een ander heeft eenknaloranjeplastic emmeraan
haar arm hangen. Als ze dieneerzet klotst er vuil waterover de rand, maar door deopen kerkdeur is te zien hoeschoonhetbinnenis.Ze wenken. Alles is klaar
voor de ontvangst. Mirjamverbaast zich over Firman:watneemthijgemakkelijkdeleiding hier, zo rustig en
zelfverzekerd! Zo kent zehem niet, hij had altijd eenduwtjenodig,wachttevaakafof een ander het voortouwnam.Radwa komt naast haar
staan. Misschien denkt zijhetzelfde, of heeft zij aleerder een doortastendeFirmanmeegemaakt?
‘Hij lijkt wel thuis hier!’zegtzemeteenblikopzij.‘Zo is hij!’ zegt Radwa
zacht. ‘Dwing hem niet totietswathijnietkan,laathemzijnwiehijis.’Zedraait zichomen loopt
weg. Later blijkt ze in haareentje alle bagage te hebbenlosgemaakt en versjouwd
naardeplankenvlondervooreenvandehuizen.Intussen is er een groot
aantal mensensamengestroomd voor dekerk.Eenoudemanneemthetwoord.Mirjamdoethaarbestom te verstaan wat hij zegt,maar zijn binnensmondsgemompel levert niet veel
herkenbare woorden voorhaarop.Erwordtgebedenenerwordtvooretenendrinkengezorgd.Dekoffieiswelkom,Mirjam knapt ervan op. Heteten, tradi-tioneel Torajafeesteten, staat haar zwaartegen, hoewel de pa’piongvoor de anderen een traktatieis.
Zelfs Radwa komt kijkenhoe de dikke bamboe stakenworden gekliefd enopengetrokken. Een paarfoto’swilMirjamwelmaken,maar als ze inzoomt op hethalfgare witte varkensspekmethuidenhareneraan,moetze zich snel omdraaien. Zeloopt bij het gezelschap
vandaan,hetfototoesteliseengoedexcuus.Het dorp is groter dan de
kleinenederzettingenwaarzedeafgelopendagendoorheenzijngekomen.De bebouwing oogt
rommelig en armoedig.Vooral de hutjes met dakenvangolfplaat.Dieplatenzijn
overdekt met roest en degaten zijn er ingevallen.Hoehebben ze in vredesnaamdiegolfplaten vanuit debewoonde wereld hierheengekregen?vraagtMirjamzichaf.Dehuisjesmetdakenvanpalmbladzienerbeteruit,datmateriaal is gemakkelijker tevernieuwen. De tongkonans
diehier staanzieneruit alsofzeeraleeuwenstaan,zezijnverweerd en vaal geworden.De heldere kleuren van hettraditionele houtsnijwerk zijnvervaagd en er zitten dikkelagen korstmossen op diedaken.Buiten het dorp zijn de
sawa’s endekoffietuinen. Je
kunt meteen zien dat diebelangrijk zijn. Ze zijn goedonderhouden, er zijn mensenaan het werk. Veel kinderenook, waardoor Mirjam zichafvraagt hoe het zit met hetonderwijsinMiallo.Al fotograferend is ze bij
een lager gelegen gedeeltevanhetdorpgekomen.Onder
eenheeloudetongkonanlijktook wel een vergaderingbezig te zijn, een stuk oftwaalf mannen en enkelevrouwen zijn opgewonden indiscussie. Een oudeman ziethaar het eerst. Hij zit metontbloot bovenlijf in hetmiddenvandegroep,meteenheel oude pet op zijn hoofd,
en hij heeft een knoestigeboomtak nodig om te gaanstaan als hij haar ziet. Zijnkrommevingerwijstenhetisalsof ze zijn felle donkereogenvoeltbranden.Ze houdt in, blijft staan,
verbergt haar camera in dezakvanhaarjack.Waaromiszezobangineens?
Watisdatvooreengroep?Magzehiernietlopen?Hetisniet de gewonenieuwsgierigheid naar eenblankevrouw,ditkijkenvoeltanders. Het is een dreigendkijken.Ze legt haar handpalmen
tegen elkaar en maakt eenkleine buiging in de richting
van de groep, dan draait zezich om en loopt terug. Zemoet zich inhouden, ze zouwelwillenhollen.Ronddekerkophethoger
gelegengedeeltevanhetdorpis de sfeer ondertussenopgewonden. Er wordt eenpodium in elkaar gezet, voorde dienst waarin Firman
overmorgen zal voorgaan.Erworden ook mensen uit deomliggendedorpenverwacht,afvaardigingen vanzustergemeentes uit de wijdeomgeving.Ook dezemensenmoeten een slaapplaatshebbenenetenendrinkeneneenzitplaatstijdensdedienst.Dus wordt de dienst in de
openlucht gehouden engebruikt men de kerk om teslapen.Men is bezigmet hetversjouwen van de simpelehoutenbankenuitdekerk.Mirjam zou willen praten
overdeervaringdiezezojuisthad in het lager gelegengedeelte van het dorp, maareigenlijk heeft niemand tijd.
Iedereen lijkt iets te doen tehebben, alleen zij niet. Eenbeetje doelloos slentert zerond.Achter de laatste groephuizen gaat het pad ineenssteil naar beneden, een soortkloof in. Het kletteren vanwater op de rotsen dringt tothaar door, ze loopt erheen.Hier komt dus het water
vandaan, voor de koffie envoordewas,maarookomdesawa’s door een bamboebuizenstelsel vol te latenlopen.Een jonge vrouw,meteen kleine baby in deslendang op haar rug, staatmet haar voeten in debergstroom die onder aan desteile wand een diepe kom
heeft uitgesleten voordat hijzich verder naar benedenslingert. Ze heeft een emmerwasgoedbijzich,telkenspaktze een ander kledingstuk enslaatdateerstinhetwaterendantegenhetrotsblokwaaropdeemmerstaat.Mirjamblijftkijken,hetduurtevenvoorzezich ontdekt weet. Er is
schrikbijdevrouw,maaralszehetnattehaaruithaarogenheeft gestreken komt er eenvoorzichtige glimlach. Danloopt Mirjam erheen, om tevragen of ze een paar foto’smag maken. Van dichtbij isde vrouw nog zomeisjesachtig, dat Mirjamhaar nog geen achttien geeft.
Ze knikt als Mirjam haar decameralaatzienenalszehetlaatste kledingstuk in deemmer heeft gedaan komener net een paar geluidjes uitde slendang. Ze pelt eenpiepjong kindje uit de doeken komt net als Mirjam opeenvande stenenzitten.Hetkleinerondehoofdjebeweegt
gretig zoekend, het mondjegaatwijdopenineengaapendaarna komt er een frons inhet dunne vel op hetvoorhoofd.Eenklein,koddigaapjelijkthet.Ishettevroeggeboren, heeft het eengroeiachterstand, of heeft zijgewoon te weinig ervaringmet pasgeborenen? Het lijkt
niettekloppen,ditkindjedatin een hand past en tegelijkzo pienter en nieuwsgierigoogt. ‘Hoe oud is het? Is hetpas geboren?’ Het meisjesteektdeviervingersvaneenhandindelucht.Vierdagen?‘Empat!’ knikt de moeder.‘Voor het eerst buiten,daarom schrok ik van de
blanke vrouw. Ik dacht aaneengeest.’Vier dagen oud en dan al
buiten, dat iswel vroeg.Eenpasgeboren baby wordt hiervaak een aantal wekenbinnenshuis gehouden.Misschien heeft het meisjegeen familie waarop ze kanterugvallen.
Mirjamprobeerterachtertekomen of de baby echt zokleinisenhetmeisjebegrijpthaar. Ze maakt een gebaarmethaarhandvanhaarmaagnaar haar mond en daarnawijstzeophetkind.Dejongemoeder heeft veel moetenspugen, vandaar de kleinebaby.Wat zou ze graag heel
even het gewicht en dewarmte van het kindje ophaarhandvoelen,maareromvragendurftzeniet.Hetisalheel wat dat er zomaar eengesprek ontstaat uit gebarenen een enkel woord. Als hetmeisje opstaat, biedt Mirjamaan de emmer met natwasgoedtedragen.Hetwordt
een grappigmoment van neeschudden en ja knikken, enuiteindelijk wint Mirjam. Zeloopt achter het meisje aan,een pad af, tussen sawa’sdoor en net als Mirjam zichgaat afvragen of ze straks deweg wel kan terugvinden,doemtereenkleinehutopineen pisangbosje. In de
deuropeningziteenoudemanin kleermakerszit op eengerafelde mat. Hij heeft eenvreemd starregelaatsuitdrukking en pas alsze heel dichtbij zijn, zietMirjam dat hij geen neusheeft, alleen neusgatenmidden in een rood bobbeliglitteken. Ze zet de emmer
neer en groet, met weerdiezelfde groet van daarnet:handpalmen tegen elkaar eneen buiging. De man maakttot haar opluchting hetzelfdegebaar.Enhetmeisjelachtenvertelt in een rappewoordenwatervalwaarschijnlijk over hunontmoeting bij de
bergstroom. Het isonverstaanbaar,mededoordater ineens vijf hanen tegelijkgaan kraaien. Ze zittenvastgebonden aan een touwrond hun poot en scharrelenonder de plankenvloer vanhethuis.Ditroeptdebeeldenop van vroeger, dehanengevechten,dietoenook
al verboden waren, maardesondanksnogsteedsgeldenalseengewildvolksvermaak.Het lijkt erop dat ze bij deplaatselijke gok-locatie isbeland. Ze kan beteropstappen en de anderenopzoeken.Radwa blijkt al naar haar
uit te kijken, ze wenkt haar.
Er is een groep kinderen bijdekerkgearriveerd.Eriseenjonge vrouw bij, dat zal deibu guru wel zijn. Ze loopterheen en roept: ‘Dus tocheen school hier? Ik zag eenaantal kinderen op de sawaaan het werk, ik dacht evendat Firman hier ook hetonderwijs nog moest
uitvinden!’‘Natuurlijkisereenschool
hier!’zegtRadwa,eenbeetjesnibbig. ‘Onderwijs is erintussen wel overal. Maar erzijn problemen met demensen die nog hangen aande oude gebruiken van deAluk to Dolo. Er is hier eengroepdievindtdatdeschool
apartmoetstaanvandekerk.Die groep heeft de kinderenjuist vandaag uit protest naarde sawa’s gestuurd. Firmanheeft een lastige ontmoetingin het vooruitzicht, want diegroep wil duidelijk makenniet blij te zijn met zijnaanstellinghier.Onderwijs isprima, maar christelijk
onderwijsniet.’‘Danheb ikzojuistmetde
meestmarkantetegenstanderskennisgemaakt,geloofik:eenvergadering met verhittediscussies en een man dievolgens mij over dehanengevechtengaathier.’‘Inderdaad,zotehorenheb
je de dorpsraad gezien, en je
hebt bapakBung ontmoet enzijn dochter Daun. Je kuntbeter bij ons blijven. Ze zijnhier geen Belanda’s gewenden een fout tegen de traditiewordt Firman straksaangerekend,ookalbedoeljehetgoed,’zegtRadwa.‘Er ishier trouwens genoeg tedoen!’
Zemoetevenslikken,maarbeseftdatRadwagelijkheeft.‘Sorry.Zegmaarwatikdoenkan.’Derestvandedagpaktze
elke klus aan, van het aanelkaar knopen van slingersvan groene klimplanten enhier en daar een papierenbloem, tot het uithangen van
de rode jurken van hetmeisjeskoor.Daarna helpt zebij het schoonmaken vangroenten en het raspen vankokos, waaraan zeschaafplekken op haarvingers overhoudt. Zelfs alsze gevraagd wordt teassisterenbijhetplukkenvaneen van de broodmagere
kippen zet ze zich in, maardat had ze beter niet kunnendoen. Ze staat een tijd langachtereenvandehuisjeshaarmisselijkheidwegtezuchten.‘Je moet wat eten!’ dringt
Radwaaan,alszeookbijhetavondeten niets naar binnenkankrijgen.Met moeite werkt ze een
paarstukjesgebakkenbanaanweg.Alseersteligtzeopeenvan de slaapmatten op deplankenvloer van de kerk.Doordekierenindevloerenwanden tocht het behoorlijk.Ze krijgt het koud en trektextra kleren aan. Het helptniet echt, ze is eigenlijkvanbinnenkoud.Ofeenzaam,
datzouookkunnen.Jeroen, wat zou Jeroen
doen? Hij is zo ver weg. Zeprobeertzichvoordegeesttehalen hoe ze hem leerdekennen: hun eerste dagensamen, het ontdekken vanelkaar, hoe het was toen zevoor het eerst bij hem sliep.Het lijkt minstens honderd
jaar geleden. Of nooitgebeurd.Haarhandschuiftonderde
driedubbele laag kleding.Daar zit het toch? Maar devlinderblijftuit.In het holst van de nacht
wordt er dringend gefluisterdenaanhaararmgeschud.‘Mirjam!Mirjam,watiser,
waarom huil je zo? Ssst, jemaakt iedereen wakker. Stildan.Hebjenaargedroomd?’‘Ik weet het niet!’ Hoe
komt ze in vredesnaam zoverschrikkelijk moe ineens?Enwaaromzouzehuilen?‘Heb je pijn? Is er iets
mis?’ Radwa’s stem klinktbezorgd.
‘Ik wéét het niet!’ zegt zeopnieuw. Ze pakt Radwa’shanddieophaararmligt.Zehoudt haar vast. Als zeprobeert in Radwa’s tempoadem te halen, wordt zerustiger.Verderop snurkt iemand,
hij draait zich om en het isweer stil. Ze ligt te luisteren
naar de nacht. Hetbuitengebied heeft veelgeluiden, die niet te duidenzijn. Ze ligt in een kleinehouten kerk te midden vananderen. Firman is er. Ditwilde ze toch? Hoe is datgevoel van eenzaamheid danteduiden?In haar rijpt het besef dat
34Wouter
Nuishetvrijdag.Ikbenbijnaklaarmet de liturgie voor debegrafenisdienst vanmevrouwMeiveld.Ikhebeen
oude preek uit de kastgetrokken, ook over Psalm103, hij is bestmooi. Ikwasverrast van mijn eigenwoorden. Nee, dat isflauwekul, het zijn niet mijnwoorden.Ik ben nog vol van
gisteren. Wat een vreemdedagwasdat!Hetdeeddenken
aaneenpakketzoalskinderendat maken: steeds opnieuwblijkt dat je nog verdermoetuitpakken. Ik blijf lagenpellen, ennaelke laagzie ikweer een laag die nog wegmoet. Het pakket wordt erniet kleiner van en toch benikbijnabijdekern,hoewelikniet weet wat het voor een
cadeau is.Als ik eerlijk ben,moetikrekeninghoudenmetde mogelijkheid dat het eenfopcadeau is. Maar dan nogwashethetuitpakkenwaard.Ik weet dat er van Bovenmeegekeken wordt en mochthet fout gaan, dan kent Godmijninzet.HijweetdatikIneniet uit gemakzucht
thuishoud. Het is liefde. Enomdat het liefde is, is hethoop.Ine sliep tot aan het begin
van de avond. Toenwerd zewakker en ze had trek.‘Hebben we al gegeten?’vroegze.Ikhebeenbliksoepopengetrokken en zo’nvoorgebakken stokbrood in
de oven gegooid, een paareierengeklutstendiemeteenrestje champignons tot eenomelet gebakken. ‘Het rooklekker,’ zei Ine. Ze kwamgewoon beneden aan tafeleten. Ze had haar tandengepoetst en een huispak vanfluwelige stof aangetrokken.Ik houd daar wel van, het
voelt zacht en je draagt zo’npak alleen in een vertrouwdeomgeving.Zewaseenbeetjewankel van de medicijnen,dufnoemdezehetzelf.Zeatmet smaak, ze vond hetlekker, zei ze.Ach,danglimikal.Daarnaginghetoverdelaptop.Inebegonerzelfover.Eenraargesprekwashet.
‘Hij is stuk, hè?’ zei ze,toenikderestenbijelkaarineen plastic zak deed. Ik hadeven zitten puzzelen of detoetsen van het toetsenbordkonden worden teruggezet,dat iseenclicksysteem,maarhetluktenietbijallemaal.‘Ja, hij is stuk. De
buitenkant dan, hè. Hoe het
vanbinnen zit, weet ik niet.Het hangt helemaal van deharde schijf af, of deopgeslagen documenten nogterugtevindenzijn.’‘Hoe groot is die kans,
denkje?’‘Weet ik niet, dat kan ik
aanJeroenvragen.’‘O ja, Jeroen. Hij heeft
verstand van zwarteschijven.’‘Hetheetharde schijf,niet
zwarte schijf.Liet jehemuitjehandenvallen?’‘Wie? O, die laptop? Nee,
hijviel.Hetwaseenklap, ikschrokervan.Ikweethetnietmeer,Wouter.’‘Oké, dan houden we
eroverop.Maarikdachtevenaanjouwlezing, jewasalzover, toch! Heb je het welopgeslagenopeenusb-stick?’Ik hield haar vanuit mijn
ooghoek scherp in de gaten,maar ik zag eigenlijk nietsaan haar. Ze kan zo neutraalkijken dat ik er soms bangvanword.
‘Nee, ik geloof het niet.Maar weet je, zo’n zwarteschijf,hè,dieverzameltmaar.Je houdt het niet voormogelijk wat daar allemaalopkan!’‘Ja,datistochgoed?Datis
debedoeling.’‘Nee, langnietaltijdgoed.
Erkanookzoveelkwaadop
een zwarte schijf zitten. Onee, het heet geen zwarteschijf,maar een harde schijf.Isdatzo?Weet jehetzeker?Ik dacht echt dat zo’n dingeenzwarteschijfheette.’Hetfoutjeleekhaarinverwarringte brengen. Ze zat een tijdjemethaarhandaanhaarhoofdtepiekeren.
‘Jijdenktmisschienaandezwarte doos, die in eenvliegtuigzit,’probeerde ik tehelpen.‘O,ja!’Zemoestheeldiep
zuchten, voor ze verderging:‘Als een vliegtuigverongelukt, dan kan dezwarte doos vertellen waarhetfoutisgegaan,toch?’
‘Ja, daar zitten degeheimenin.’‘Netalsopdezwarteschijf
ineencomputer.’Zekonhaareigen invulling nog nietloslaten.Ik liet hetmaar zo en zei:
‘Ja,zoiets.’‘Soms is het beter als de
zwarte doos niet terug te
vindenis,denkik.’‘Hoekomjedaarnubij?’Zelegdehaarhandenopen
op tafel en zei, zo rap alsofdie zin ingestudeerd was:‘Toen ikdie regenbogenzag,gisteren in jouw kamer, endat bericht las, toen dacht ikdat die zwarte doos − of diezwarte schijf, of hoe het ook
heet − maar niet gevondenmoest worden. Ik was eenbeetjeinpaniekenindewar.Ik dacht: nu vergaat dewereld, en alle geheimenwordenopenbaar.’Ik voelde mijn bloed in
mijn slapen bonzen. God!HoortUdat?OfbentUdat?riepikomhoog
‘Maar jouw lezing staaterop,’zeiikschor.Ze maakte een
verontschuldigendgebaarmethaar schouders, schuddehaarhoofdenikzaghoehaarhandover de tafel naar mij toekroop.‘Datgaikandersdoen,heb
ik besloten. Een lezing, dat
had ik niet moeten beloven,datismeerjouwvak,Wouter.Ik houd het maar bij dezichtbare en tastbare dingen.Overgeloofengevoelpraten,daar ben ik niet goed in, datblijft maar overhoop liggensinds Daniëls dood. Ik doegewoon de Torajakoffie, envertel over de batiks en het
weefwerk, ja? En over demensen, ja, misschien vertelik over ibu Fien en over datmeisje in de boom, weet jewel…Enalshetuitkomtookover de boom met debabylijkjes en over hetziekenhuismetaldieslippersvoordeingang.Datzijntochheleauthentiekedingen?’
Ik pakte haar hand − watwas die koud! Ik hield diehandtussendemijne.‘Dat isgoed,meis, ikvind
heteengoedetaakverdeling.’Ze bleef even stil en toen
keek ze me voor het eerstsinds lange tijd vol aan. Hetwaseensoortovergave,alleswat tussen ons stond viel
weg.‘Dacht jij ook dat de
wereldzouvergaan?’Ik schudde zachtjes mijn
hoofd, ik voelde de glimlachkomen,heellangzaam.‘Wat dacht je van een
nieuwe hemel en een nieuweaarde,Ine?’Zelachteterug,terwijlhaar
ogenwazigwerden.‘Weet je, Wouter, al die
jaren heb ik gedacht: op eendagwordikwakkerendanishet niet gebeurd, dan blijktDaniël gewoon te leven, hijkan lezen en schrijven, hijkan nadenken en heeft eenberoep gekozen, hij isgewoon een volwassen man
inmiddels. Ooit zal het eenboze droom zijn, alles isanders en dan kan ik weergelukkig zijn, dus nog evenvolhouden! Het dringt delaatstetijdtotmedoordatdatniet zo is en toch moet elkedag worden geleefd. Ik weetnog steeds niet hoe ik datvoor elkaar moet krijgen. Ik
snapnietsvandezinvanhetleven, maar soms zit er tocheen beetje verandering in delucht.Nietdatikweethoeikdaarmee moet omgaan, maarikbestanog…Begrijpjewatikbedoel?’Ik bleef op mijn plek
zitten,maar alles inmij gingnaar haar uit. Ik ging niet
zeggen dat er boven in dehemel al is nagedacht oververandering.‘Ja, lief, ik begrijp wat je
bedoelt.Ikkenjetoch?’‘Gelukkig wel,’ zei ze, en
daarna met een glimpjeondeugd in haar blik:‘Niemand anders had het zolang met mij uitgehouden,
Wouter!’‘O nee? Zo’n knappe
vrouw wil iedereen wel!’pareerdeik.‘Dat is de buitenkant,
dommie!’Hoelang geleden was het
dat haar stem zo klonk? Datze‘dommie’tegenmijzei?Even later lag ze op de
bank te slapen. Ik heb haartoegedekt en langzaam werdhet donker in de kamer. Ikhad sterk het gevoel dat wemetonsdrieënwaren.Zo rustig als Ine sliep, zo
slaapt een kind dat uitgeputna verdwalen weer thuis isbeland.Tegentienenwerdzewakker, toen heb ik
gemberthee voor haargemaakt. Daarna gingen wenaarbovenensliepzeverder.Ik bendehele nacht bij haargebleven.Vanmorgen waren de
medicijnen uitgewerkt, westonden al vroeg op. Ikverwachttedatzehetgesprekvan gisteren weer zou
oppakken, of op zijn minstzouvragenwatJeroendanzooverhaast in Rantepao gingdoenals ermetMirjamnietsaan de hand was. Maar zevroeg niets. Wel hoorde ikhaar net een afspraakmet dekappermaken.Ik heb even naar de
praktijk van Peter gebeld en
summier verslag gedaan,zoals ik met hem hadafgesproken.Eigenlijkheb ikgewoon gezegd dat hetwonderlijkgoedgaathier.Hijhumdeenknordewat,zeidatik de dag niet moest prijzenvoorhetavondwasendat ikgoedmoestbeseffendatzeopmijn verantwoordelijkheid
thuisblijft. Hij gaf me hettelefoonnummer van despoedeisende hulp in hetweekend en zei dat ik in hetuiterste noodgeval hem tochook persoonlijk mochtbenaderen.Ik hoop niet dat het nodig
is, maar het is goed om zijnmobielenummertehebben.
Ik moet Jeroen nog evenbellenomhemeengoedereistewensen.Ikhebaldriekeerde telefoon in mijn handengehad,maarweerneergelegd,wantwatzal iknuvertellen?Kan hij beter wel of niet opdehoogtezijnvandesituatiehier?Ikweethetniet.
35Mirjam
Met het kippenvel op haararmen staat Mirjam op derotspunt, ze is omhooggeklommen.Onderhaarisde
kerk, waarvan de deuropenstaat. Iemand maakt hetvuuraan,eenvrouwmeteengrotepanophaarhoofdkomtvaneenlagergelegenhuisdesteile weg naar de kerkoplopen. Ze gaat het ontbijtvoor de gasten klaarmaken.Mirjams ogen volgen eenverzameling nevels, die in
slow motion in de richtingvan de kloof tussen de tweebergen getrokken wordt. Hetlijktweleenkuddediehetdaluit wil. Zijn ze weg voordatde zon komt, of worden zeingehaald en door dezonnewarmteweggebrand?Hetiszaterdag.Zezaldeze
dag moeten uitbuiten, want
morgen na de feestelijkedienstzullenzeweerrichtingRantepaogaanenFirmanzalhierblijven.Het is goed, goed dat hij
blijft,goeddatzijgaat.Dezedag is een omslagpunt, eenkeerpuntindetijd,datiswelduidelijk.Eenvreemdgevoellevert dat op, het besef dat
afsluiten tegelijk ook weeropnieuwbeginnenis.Ze moet niet langer
wachten, het gesprek metFirman moet er nu vankomen.Zelooptterugnaardekerk en zoekt inhaarbagagehet kleine doosje van dejuwelier. Het was fraaiingepakt,maardestrikisplat
en rommelig geworden. Zehaalt het papier eraf en doethet doosje open. Opdonkerblauw fluweel ligt hetblinkende visje van goud.Precies hetzelfde visje als zijdraagt,maarglanzend,nieuwen onbeschadigd. Het heeftgeen krassen, geen doffeplekken.Eenversevis.
Met het doosje in haarhand gaat ze Firman zoeken.Zelooptinderichtingvandewasplaats, maar daar is hijniet. Bij het pisangbosjezwaaitzenaarDaun,dievoorhethutjehetvuuroprakelt.Daun wenkt en maakt het
gebaar van drinken, maar zeschudt haar hoofd en roept:
‘Later,Daun!’Als ze voorbij het
pisangbos is en op het dijkjerond de eerste sawa staat,hoort ze het overbekendefluitsignaal uit haar jeugd.Firman! Hij moet haarkunnen zien, dus moet zijhemookkunnenvinden.Met haar hand boven haar
ogentuurtzedeomgevingaf,maarzekanhemnietvinden.Nogmaals klinkt het fluitje.Nuweetze inwelke richtingzezoekenmoet.Zevolgtmethaar ogen de bergstroom dievanaf de wasplaats naarbeneden loopt. Soms is hijeen poosje onzichtbaarvanwege rotsen of
begroeiing,danmoetzeevenzoeken om hem verderopweer te zien glinsteren. Pasals Firmanmet beide handenzwaait ontdekt ze hem, veelverder weg dan ze hadingeschat: hier in de stiltetussen de bergen draagt hetgeluidver.‘Ikkom!’roeptzeenzebegintaandeafdaling.
Dieislastigerdanzedacht:een smal pad, glad van hetleem dat de regen van deafgelopen dagen heeftmeegenomen van hogerop.Ze glijdt en glibbert naarbeneden, schaaft haar handopnieuwopenalszezichaaneentakwilvastgrijpen.Opnieuw klinkt het fluitje,
nu vlakbij. Ze lacht, daar isFirman. Hij zit op een grotesteen in de stroom. Ze zouhem gewoon voorbijgelopenzijn als hij nietgewaarschuwdhad.Hijsteekthaar zijn hand toe en als zenaast hem zit, bekijkt hijhoofdschuddend de wond ophaarhand.
‘Jij weer!’ zegt hij en netals vroeger zuigt hij het vuilmet het bloed weg. Hijspuugt het bloed niet uit enbevestigt daarmee hun band.Het ontroert haar zeer, eenbeter gebaar is er niet.Geestverwantschap wordtbloedverwantschap. Hij legthaarhandopdesteen,opeen
plekje met zon. ‘Laat maareven liggen. Genees jij nogsteedszosnelalsvroeger?’Zekijkthemaan,weetniet
of ze knikken of schuddenmoet. Misschien isschouderophalen het besteantwoord. Hij geeft haar eenspeelse duw. Ze schiet in delachenhijzuchtopgelucht.
‘Mirjam, je bent veelernstigerdanvroeger,weetjedat?’‘Ja,datzalwel,maaralles
heeftzijnreden.’‘Vertel het maar. Tegen
mij kun je alles zeggen, datweet je toch? Je bent me zoeigen. Gaat het over jevriend?’
‘Wijkrijgeneenbaby.’Hetblijftevenstilenhetis
alsof haar woorden in haarorenblijvenechoën.Wateenzinnetje is dat: ‘Wij krijgeneen baby?’ Had ze ooitgedacht dat ze dat zo zouzeggen, ietsje schor en tochtrots, als ietswaarvanzezelfstaattekijken,maarwattoch
alzokostbaaris?‘Datismooi!’zegthijeerst,
en meteen daarop: ‘En dankom je hier door de bergencrossen en over eenmodderlawine klauteren?Mirjam,jebentgek!Datdoetgeenenkeleblankevrouw.’‘IkbengeenBelanda.’‘Wat vind pak Wouter
ervan? Wat zegt tante Ine?’Ze voelt zijn blik en haarzwijgen zegt hem blijkbaargenoeg:‘O,diewetenhetnogniet, want dan hadden ze jenietlatengaan.’‘Ik beslis zelfwelwaar ik
naartoe ga, Firman. Maar jehebt gelijk, het is allemaaleen beetje ongewoon en
onduidelijk. Ikweeteigenlijkniet eens hoeveel weken ikzwanger ben, maar ik denkdat ik leven voel. Dan moethet volgens mij toch wel aldriemaandenverzijn.’‘Je bent nogmisselijk, dat
is meestal met drie maandentochover?’‘Goed van jou! Ja, dat
kloptenbijmijishetnognietover,dusikweethetgewoonniet.Eenechozoudatkunnenvertellen,maardatgaikdoenzodraikweerthuisben.’‘Het kan ook hier. In het
Elim Ziekenhuis kun je ookeen echo laten maken, hoor.Vraag maar aan Mieke, dieweeterallesvan.’
‘Is dat zo?’ Ze hoort zelfhoe gretig het klinkt. Ze isom, geen wegduwen, geenafhoudenmeer.Hoe kan het ineens
verlangenzijngeworden?‘HoevindtJeroenhet?’Ze ziet hoe hij hoopt op
een antwoord dat geruststelt,dat geeft ze dus. ‘Jeroen, dat
wordtdebestevadervanheeldewereld.’Firmans adamsappel
beweegt heftig. Het lijkt eengevecht, maar dan geeft hijgewoon toe aan de emotie.Zijnarmkomtomhaarheen.‘Ik ben naar jou toe
tekortgeschoten, ik heb jeteleurgesteld. Dat voel ik als
eentekortkoming,eenschuld.Ikheb zogebedenofGod jeeengrotergelukwildegevendanwatiktebiedenhad.’Hoevaakheeftzeverlangd
naar die arm om haar rug,naardezewarmtevolvanzijngeur? Hoeveel slapelozenachten zijn er geweest, datzeophaarknokkelsbeetvan
ellendeenwistdatallesaltijdsurrogaat zou blijven omdathij niet de ware voor haarwas?En nu zegt ze, terwijl ze
met haar hand zowel haarneus als haar ogen afveegt:‘IkhoudvanJeroen,hoor!’‘Goed zo. Terima kasih
Tuhan!’
Als ze in haar broekzaknaareenzakdoektastvindtzehet doosje. Ze legt het opFirmansknie.‘Watisdat?’‘Voor jou, speciaal voor
jou.’ Haar stem bibbert nietmeer.Hij is sneller van begrip
dan ze dacht,want zijn ogen
gaan naar het kettinkje omhaarhals.Zeknikt.Hijgeeftdedoos
terug en zegt: ‘Doe jij hetmaardan.’Zemaakthetopeneninde
zon blinkt het visje alsof hetspartelt.Alszehetkettinkjeomzijn
hals heeft vastgemaakt is het
een hele tijd stil en dan zegthij schor: ‘Heer Jezus, dit isgenade.’Hij zucht een paar keer
diep en dan begint hij tepraten, met in zijn hand hetvisje.‘Weet je nog, Mirjam, de
dagdatikbijjulliekwam?’‘Je eerste boterham met
leverpastei, ja, dat weet iknog!’‘Ja, toen pakWouter ging
lezenuitdebijbel,hetverhaalvandeschepping.’‘Endaarhaddenweallebei
een andere versie van... Ikzag het paradijs voor me:fruitbomen met appels enperen. En jij zag de
Torajamensenhetvleesuitdehemelplukken.Ikvondjouwverhaalnietkloppen,hoor!’‘Toen zei pak Wouter dat
we misschien toch hetzelfdeverhaal vertelden. Weet je,Mirjam, dat was de brugwaaroverikkonlopen,ennuikzo’nvisjeommijnnekhebhangenben ik die brug over.
Nu pas, want het was eendiepe kloof en een wankelebrug.MaardeJezusdieinditvisjezijnsymboolheeft,heeftmij gevonden en de moedgegeven om voor Simbuangte kiezen.Hijwil dat er hierin het buitengebied, inMiallo, een brug wordtgebouwd. Ik ben zo blij met
dit visje. Nu hoor ik bij defamilie van hen die bruggenbouwen waarover God zijnWoordwil latenlopen.Enikzalwerkenvandeochtendtotdeavond,datbeloofik.’Ze legt haar hoofd tegen
zijn bovenarm, zijn huid isietswarmerdandievanhaar.Dat was vroeger al zo, aan
Firmankonzezichwarmen.‘Ikzalditgesprekletterlijk
overbrengen aan mijn vader,Firman.Hijzalerzoblijmeezijn.’‘Hij had gehoopt dat ik in
Nederland aarden zou, julliehadden dat allemaal voorogen. Ikheb julliedaarinergteleurgesteld.Jounogwelhet
diepst.’Ze knikt,want het iswaar
wathijzegt,maargelukkigiszeverderdantoen.Hetbesefhoeveel verder komt vanzelfwel. In ieder geval is ze deteleurstellingvoorbij.‘Je hebt plannen en
Plannen. Die van God zijnanders dan die van ons. Ik
denk dat je de goede keuzegemaakt hebt, Firman. Jekunthierhetwerkdoenwaarje goed in bent. Ik vind hetalleenheel jammerdat jehetalleen moet doen. Maar ikkan Radwa ook welbegrijpen.’‘Er gebeurt niets zonder
Hem, dat weet ik en dat is
mijn houvast. Ik ga gewoonvoor zijnplan,dat is veiligerdan mijn eigen keuze. Hijmaghetzeggeninmijnleven.We moeten niet te gauwdenken dat wij wel wetenlangs welke weg God wilgaan. God zorgt voorverrassingen,inmijnlevenenin jouw leven. Zo voel ik
dat!’Zehaalthaarschoudersop.
‘Daarinben jeverderdan ik,Firman.Mijnvissparteltnogzo.’‘Sparteleniseentekenvan
leven. Maar laat het geentegenspartelen zijn, Mirjam,want dan word je moe endoodongelukkig.’
Hij staat op en trekt haarovereind,hand inhand lopenze terug. De anderen zittenmeteenbordopschoot.Rijstensajur,dedampslaateraf.Ze heeft trek, het water
loopt haar in de mond. Zekrijgt een bord aangereikt ende wasem slaat in haargezicht.
Erzijngeenlepelsditkeer,maar dat is geen probleem.Derijstplaktaanhaarvingersbij het kluitjesmaken, dat iseen vertrouwd gevoel. Zevoelt de blik van iemand ophaarrusten,zekijktop.HetisErnst, die naar haar knikt.‘Senang jij!’ zegt hij. Zeglimlacht. Ja, voor dit
momentiszegelukkig.
Het geluksgevoel loopt evenlaterwelweereenbehoorlijkedeuk op, als ze per ongelukbij het slachtritueelterechtkomt. Naast hetvarken, dat zich gillendverzet, liggen ook tweemagere honden te wachten,
een witte en eenbruingevlekte. Ze liggen methunkopopdevoorpotenaaneen touw op enige afstandvan de slachtplaats,waar hetweerspannige varken doordrie mannen in bedwangwordt gehouden. Ze lijkenrustig, maar aan de rillingendie over hun vacht lopen en
hetmeedraaien van hun orenis te zien dat ze overal opbedacht zijn. Alsof ze wetendat zij na het varken aan debeurt zijn. Er flitst een mes,het gillen wordt rochelen endan ploft het varken omver.Als het op zijn zij ligt,trekken er nog een paarstuiptrekkingendoor zijn lijf.
Slachten kunnen de meestemannen hier wel, maar hetblijfteennaargezicht.Er wordt een plastic teil
onder de opengesnedenvarkenshalsgehoudenomhetbloed op te vangen. Demannen lachen en hun ogengaan schitteren.Bloed envetzijn nog altijd lekkernijen
hier. Als het varkenleeggebloed is, wordt hetbloed naar de kookhutgedragen. De vrouwen diedaar bezig zijn, uiten hunwaardering door de bekendejodelende kreet. Mirjamherinnert zich dat gillen vandepestamati’suithaarjeugd.Al ging het daar voor haar
gevoelmeer om de kick vanhetdodendanhier.Ze loopt weg als de
mannen aan de honden gaanbeginnen. Dat wil ze nietzien. Maar bij de kookhuthoudtzehetooknietuit.Eenvandeouderevrouwenkrijgteenbekerbloedaangereiktendrinktdiesmakkendleeg.De
anderevrouwenkijkenjaloerstoe en als ze Mirjam zien,wordthaaruitgelegddatdezevrouw de oudste van dekerkelijke gemeente is. Haarman was de eerste guru inMiallo, maar die is al jarengeledengestorven.Als de oude vrouw de
beker leeg heeft en met de
rugvanhaarhandhaarmondafgeveegd heeft, gebaart zedat Mirjam ook een bekerbloedmoetkrijgen.Datiseenprachtig aanbod, maarMirjamschudthaarhoofdenmaakt een buiging met haarhandentegenelkaar,ondanksdat het niet beleefd is om teweigeren. De vrouwen
houdenaan,maarlachentochals ze expres overdrevengriezelend wegloopt.Cultuurverschil blijft er, aldoe je nog zo je best. Datzullen ze hier toch ook welbegrijpen?Bij een huis dat iets
achteraf staat, blijft ze staan.Erklinkenstemmen,éénlijkt
op de stem van Radwa. Kanze er nu naartoe lopen ofniet? Ze aarzelt, maar looptdantochomhethuisheen.Inde achtertuin is een aantalvarkenshokken van bamboe.Ze telt zes varkens en eentoom biggen. Dat is een rijkbezit, de bewoner van hethuis moet een hoge status
hebben. Achter devarkenshokken loopt het padweer steil naar beneden. Alsde lager gelegen sawa’s ookvan dezelfde persoon zijn,dan is hij eengrootgrondbezitter. Op eenvan de dijken graast eenkarbouw aan een lange lijn,zijn poten zijn diep in de
modder gezakt geweest endrogen nu in de zon,waardoor demodder grijswitverkleurt. Ze loopt naar hetdier toe, dat haar rustigafwacht. Tam zijn demeestekarbouwenwel,maardeze iswel heel aanhankelijk. Zijnlange tong slingert zich omhaar pols en zijn donkere
glanzende ogen hebben eenblik die dwars door je heenkijkt. Je zou er verlegen vanworden.‘Hé,watstajehier!Hebje
het naar je zin? Houd je netals iedereen van een beetjeaandacht?’Als ze terugloopt, kijkt de
karbouw haar na. Ze zwaait
nog een keer, ook al is hetonzinomnaareenkarbouwtezwaaien.Zegaatervanuitdatniemand haar ziet, maar datheeft ze mis. In dedeuropeningvanhethuisstaatRadwa met haar armen overelkaar.AlsMirjamtegendesteilte
isopgeklommen,staatRadwa
nog steeds tegen de deurpostgeleund, dus wordt hetduidelijk dat ze wacht. Ophaar?Oké, ze loopt door hethogegrasnaarhaartoe.Er hangt een waas van
verdrietomRadwaheen,eensoort stilte die pijn verraadt.AlsMirjamheeldichtbijhaaris, keert Radwa zich om en
trekt ze zich terug in deschaduwbinnen.Mirjamdoethaar schoenen uit − er zit teveel modder aan om zobinnen te lopen. Op blotevoeten stapt ze over dedrempel,opdetikardievoordedeurligt.Depatronenzijnnog fris en helder, het is eennieuwe, pas geweven mat.
Even moeten haar ogen aande halfschemer wennen, danziet ze de contouren van eenkleine tafel en aan demuurkant staat een ledikant.Radwa is doorgelopen naarhet andere vertrek aan delinkerkant, ze duwt detussendeur verder open enmaakt een gebaar met haar
hoofd, dat Mirjam moetkomenkijken.Ineensbegrijptze het: Radwa wil haar dekamervanFirman latenzien.Dit ishethuisvandefamiliewaar hij zijn intrek neemtvoordekomendemaanden.Nu kijkt ze opmerkzaam
rond, het is niet groot, ensober.Maarookhier ligteen
nieuwe tikar van goudgeelgeweven gras, er staan driehandgemaakte krukjes op.Een plak boomstam met eenblok hout eronder is bedoeldals tafel. Tegen deachterwand ligt een smallemat met een opgevouwendeken.Daarkomtzijnbed testaan, als de vrachtrijder dat
heeftgebracht.Erstaaneenpaardozenen
een houten krat op zijn kant:noodoplossing totdat bureauen boekenplank gearriveerdzijn. Dat kan nog wel eenmaand duren, heeft zebegrepen, want bij deaardverschuiving moet nogheel wat geruimd worden
voor er een pick-up kanpasseren. Twee pannen, eenbord en een beker, tweelepelseneenhalfvollepetflesmetwatervertegenwoordigendekeuken.Als de indringende
soberheid van dit alles tothaar doordringt, schieten erbeeldenvanhaarwerkvande
afgelopenmaandendoorhaarbrein. Alsof ze deruitjesbladen van haarblocnote omslaat. KeukenvernieuwenbijhuisA,ruimtecreëren bij huis B, eennieuwe badkamer zetten bijhuis C, een inloopkastrealiseren bij huis X, deouderwetse parketvloer
vervangen bij huis Y, eendesignplan voorlichtarmaturen ontwerpenvoor huis Z. Als ze hier omzich heen kijkt, is dat eenandere, een heel ergonlogische wereld, diezichzelf in stand houdt meteen kunstmatig gevoel vaneigendunk.Eenwereldzonep
en zo voorbij oorsprong,behoefteennoodzaak,datheteen aanfluiting is. Ze moetwat andersgaandoen.Dat iseendingdatzekeris.Zemoetgaan voor wat echt is, voorwatteltinhetleven.Ze gaat moeder worden!
Zestaatdaarmethaarhandenop haar buik, ineens in het
vollebesefvandatfeit,inhethalve licht van Firmanskamer, in het buitengebiedvanSimbuang.‘Geef dat ik dat goed ga
doen. En als dat samen metJeroenmag,danhebikerwelvertrouwen in, want ikvertrouw hem meer danmezelf.’
Dit was meer dan bidden,ditwasrechtstreekscontact.Ze kijkt opnieuw om zich
heen, ze ziet het anders nu.Ze neemt de eenvoud waarvan wat ertoe doet. Desimpele dingen, die genoegzijnomtebestaan.Allesvaltterug naar de basis: eenslaapmatje, een bord, water,
het vuur buiten, een taak diete doen is, die je uitdaagt totgroeien en reiken naar eenhoger plan. Hoe kan het datdit wat zo weinig en magerlijkt, ineens zo veel is, zocompleet? Al het andere isoverbodig. Ze lacht vanwegehetwarmediepegevoeldatinhaar borst zit. Het lijkt toch
heusofereenplanismetdewereld, met Firman, en metRadwa,metHarm enMieke,met haar leven en Jeroensleven. Zelfs haar vader enmoeder hebben nietstevergeefs gedaan. En zijhoeftniettewetenhoehetzit,alsGodhetmaarweet.Dat is wat Firman
vanmorgen bedoelde toen zehem het visje gaf. Genade,het weten dat je gezien benten dat je deel uitmaakt vaneen groter geheel, dat je dewereldenjezelfkuntzienalseen schepping die steeds eenstapverderkomt.Enjehoeftniets teweten,alleenmaar tegeloven.
Nog een keer dwalen haarogen door de ruimte waarFirman zo veel uren zaldoorbrengen. Hij zal hiernadenken, hij zal hierongetwijfeld eenzaam zijn,hijzalhierveelbidden,maarvast ook veel danken. Dezekamer zal zijn geur gaandragenenwiehemzoekt,zal
hemhiervinden.Aan een van de latten van
het atapdak hangen een paarkleerhangers van plastic. Zeherkent Firmans trui, en hetsleetse zwarte pakwaarin hijpreekt.Zemoetzorgendathijeen toga krijgt, is de eerstegedachtedieinhaaropkomt.Als Radwa een stap opzij
doet,zietzedatereenfotoineen fotolijstje op een van dedozen is neergezet. Ondanksde slechte lichtinval is hetmeteen duidelijk: een fotovan Radwa, een heel mooieRadwa, de traditioneleTorajaversieringomhaarhalsen in haar opgestoken haarglanstgoud.
Ze heeft die foto speciaalvoor Firman laten maken,voeltMirjam,ennuvraagtzezich af of hetwel kan, of zehet hem met dit portret zodichtbij niet nog moeilijkermaakt. Het pijnlijke van hetmomentlijktuit tedijennaarallehoekenvandekamer.‘Wat mooi, Radwa!’ zegt
Mirjam schor. ‘Daar zalFirman heel vaak naarkijken.’‘Ikzalerallesaandoenom
hemomdeachtwekenop tezoeken.HetgeldvoordebusvanMakassar naar Rantepaokrijgikwelvoorelkaarenalsik een bijbaantje zoek, dankomthetmetdehuurvaneen
brommer voor eenweek ookwelgoed.Ikmoetalleennogregelen dat ik extra langedagen ga werken, zodat ikeens per twee maanden eenweek vrij kan nemen. Ik reisdan met de dokter en deverloskundige, die in Miallospreekuur komen houden.Terwijl zij nog verder
gelegen dorpen bezoeken,kan ik hier een paar dagenzijn.Dan kan ik zienwat hijmistennodigheeftendatzalik danweer voor elkaar ziente krijgen voor de volgendekeer.’HetkostRadwamoeiteom
haar stem te beheersen. Zelegthaarhandophaarkeelen
kuchteenkeer.Hetlukthaar,erkomengeentranen.‘Het is een ruime kamer,
maarwelergdonker.’Mirjamzou graag nog iets positiefsopnoemen,maarwat?‘Een lamp!’ knikt Radwa.
‘Hoedoenzedathier?Olie?Batterijen?Ofhebjijhiereenaggregaatgezien?’
Mirjam haalt haarschouders op, ze heeft geenidee. Radwa loopt nog eenkeer naar de slaapmat omdedekenopnieuwoptevouwen,er zit liefde en zorgzaamheidinhetgebaar.Zou ze vannacht hier
samen met Firman willenzijn? Waarom zou dat niet
kunnen? Ze moet die vraagnietstellen,zeweet tochhoede adat hier werkt?Afgelopen nacht heeftFirman bij de rest van degroep indekerkgeslapenendekomendenacht zal hij datweer doen. Of in zijn eentjehier in zijn nieuweonderkomen, zonder Radwa.
Regels zijn regels en Firmanzou een heleboel goodwillverspelen als hij begon metzondigen tegen de regels. EnRadwa weet dat. Radwa isvan hier, die zal het Firmanniet nog moeilijker maken.Maar het trieste in Radwa’sogen roept bijMirjam verzetop. Het lijkt haar zo logisch
enzonuttigdatdietweedezekomende nacht voor zichzelfhebben. Om te zeggen watmisschiennognietgezegdis,of om te bespreken watmogelijk de relatievertroebelt.’sNachtspraatjeanders, in het donker kun jeeerlijkerzijn.Als Jeroen hier zou
achterblijven voor lange tijd,dan zou ze bij hem willenzijn. Al was het alleen maarom zijn warme lijf nog eenkeer tevoelenendiewarmteop te slaan in haarherinnering voor alle koudenachteninhetverschiet.Maarhet moment om het aan tekaarten is voorbij, Radwa is
langs haar heen gelopen ennaarbuitengegaan.Stoere, fiere meid! Het is
waar, dat het voor haarmoeilijker is dan voorFirman.Hijheeftzijnroepingop de eerste plaats gezet.Detweede plaats is voor Radwaen reken maar dat hij haarmissen zal. Maar Radwa zit
met een leegte op de eersteplaats in haar leven. Datgemisisschrijnender.Mirjam blijft nog even
rondhangen in de kamer vanFirman, ze maakt een paarfoto’s.Ze stelt zichvoorwatzeerbijzalvertellenalszediefoto’s aan Jeroen laat zien.Als Jeroen ze wil zien. Dat
zal toch wel? Het kan nietoverzijn,erstaateenkindophet spel. Een zeer gewenstkind. Zelfs als zij al haarkrediet verspeeld heeft bijJeroen, zal hij toch kiezenvoor het kind?En dan is hetaan haar om hem terug tewinnen.Daargaatzevoor,almoet ze het uit haar tenen
halen.‘Maak mij sterk, geef mij
kracht,’zegtzemethaarhandopdebijbelvanFirman.DieligtopenbijJohannes14.Zalhijdaarmorgenzijn tekstuitkiezen voor de preek? Haarogen vliegen over debijbelverzen. Als ze thuis deopengeslagen bijbel van haar
vadervond,washetookaltijdeen sport om de tekstwaarover het zou gaan teraden.MaarhetlezenvanhetIndonesisch kost haar te veelmoeite, ze komt er niet uit.Dat is eigenlijk wel logisch:hoelangishetgeledendatdithaar schrijftaal was? De taaldie je spreekt heeft zich
blijkbaar beter in hetgeheugen vastgezet, wantdaar heeft ze na de eerstedagengeenmoeitemeermee.Ze verlaat Firmans kamer
en knippert tegen het fellezonlicht buiten. Er is geenwind, er hangt eenzinderende, stilstaandewarmte in de lucht, waarvan
zeeenbeetjeduizeligwordt.Watduurtdedaglanghier!
Eigenlijk heeft ze het gevoeldat ze nu het punt bereiktheeft waarop de weg terugbegint.Zeisklaaromterugtegaan.Hetverlangenschietalseen vlam door haar heen, zezou op het vliegtuig willenstappenendanhetliefstover
een uur of zo landen opSchiphol. Ze zou meteendoorgaannaarJeroen.Alshijwildatzehonderdkeersorryzegt en tweehonderd keervergeving vraagt, dan zal zedatdoenvanuithetdiepstvanhaar hart. Het zal wel ophuilen uitdraaien, maar zelfsdat zal goed zijn. Ze zal
36Wouter
Hetiszaterdagmorgen.IkheboppasgeregeldvoorIne,wantik moet mevrouw Meiveldgaan begraven. Ine alleen
latenlijktmegeengoedidee.Ze is wel rustig, maar terustig naar mijn idee. Het isnatuurlijkbeterdanonrustenmisschienmaakikmetesnelongerust.‘Straks komt Rianne een
poosje,isdatgoed?’vraagikals ik beneden kom in mijnzwartepakenmethetprintje
vanmijnpreekinmijnhand.Inestaatvoordespiegelte
draaien, ze heeft sinds hetkappersbezoek van gisterenheel lichtblond haar. Datmaakt haar nogmeisjesachtiger. Ik zie haarliever met haar eigendonkerblonde tint, maar datga ik niet zeggen. Zij vindt
hetprachtig.‘Hé, ijdeltuit,’ plaag ik,
‘hoor je wat ik zeg? Riannekomtzokoffiedrinken.’‘Rianne?’Haarstemklinkt
verbaasd. ‘O, maar ze is pasnoggeweest.’‘Dat maakt toch niet uit.
Gezellig voor jou, want ikmoet naar de begrafenis van
mevrouw Meiveld, weet jenog?’‘Mevrouw Meiveld, moet
ikdiekennen?Neetoch?’‘Uit het verpleeghuis. Je
kent haar niet, maar ik hadgoed contact met haar. Hetwaseenlievevrouw.’‘Waszeoud?Jazeker?En
ik vroegme af waarMirjam
blijft.Iszenogsteedsdáár?’Ze maakt een gebaar met
haarhand,omverwegaanteduiden.‘Ja, Mirjam komt eind
volgendeweekweerthuis.’‘EnisdieJeroenernuook
heen?’Zie je, ze is dat toch niet
vergeten. Ikmoet heel rustig
overkomen en goed wetenwatikantwoord.‘Ja,dieJeroenhadachteraf
tochmeegewild.’‘Mensen doen maar
tegenwoordig. Ze vliegen dewereld rond of het niets is!Toenwijgingenwashetnognaar de andere kant van dewereld.’ Het klinkt verbaasd
ennietmokkend.Ik sta achter haar en kijk
naaronsspiegelbeeld,ofhaarogen misschien iets meerprijsgeven.‘Zou hij haar zo missen?’
vraagtzenu.Erkomenkleinerimpeltjesrondhaarogen.Ik slamijnarmenomhaar
heen. ‘Dat zou toch mooi
zijn!’zegik.‘Alszijhemdanookmaar
mist!’ Nu bespeur ik welenige scepsis in haar stem.‘Hijmoethaarnietal teveelachterna gaan lopen, wantdan is ze hem zo weer zat.Datwerktnietbijhaar.’‘Afwachten, lieverd, ooit
komtzedewaretegen.’
‘Ik moet het nog zien. Enik moet ook nog zien dat zedie Torajakoffie meebrengt.ZouzenounogmeegaannaardietrouwerijvanSabine?’‘Dat weet ik niet, hoor.
Wanneerisdatdan?’‘Datstaattochopdekaart,
donderdagovereenweek.’‘O,danzijnzeallangweer
thuis.Datkomtwelgoed.’‘Dat denk jij. Wat komt
Riannehierdoendan?’‘Koffiedrinken, en ze had
je advies nodig over het eenofander.’‘Dat zal wel!’ Ze draait
zich uit mijn arm om merechtstreeks aan te kijken.‘Rianneisoké,Wouter,ikwil
haarookwatvragen.’‘Nou, dat komt mooi uit,’
probeerikmonter.‘Jij zult het niet leuk
vinden.’Het is een soort
waarschuwing,maarikkanernu niet op ingaan. Ik zieRianne uitstappen en zuchtopgelucht, want ik moet
nodigweg.Ik geef Ine een kus en in
haarogenkijkendsusikhaardatwestraksverderpratenendat het allemaal goed komt.Hetisstomgedrag,waarinikmijneigenangstprijsgeef.Ze klemt haar handen om
mijn schouders. ‘Wat ga jedoen, waar ga je naartoe?
Kun je niet thuisblijven,Wouter?’‘De begrafenis van
mevrouw Meiveld, toch? Ikkom zo snel mogelijk weerterug.’Ik trek de deur open voor
Rianne en in de halveseconde dat we oogcontacthebben, heeft Rianne al een
inschatting gemaakt.‘Medicijnen?’ zegt zegeluidloos en ik reageer opdezelfdemanier.‘Keukenkastje, briefje ligt
erbij.Telefoonnummerook.’Rianne weet precies hoe
het werkt. Haar jarenlangeervaring bij de crisisopvangvandeGGZheefthaarintuïtie
aangescherpt. Zij voelt dedingen feilloos aan en kandusookerggoedliplezen,wehebben al vaker gesprekkenom Ine heen gevoerd. Ik ziewel dat ze schrikt, is datomdatzeIneeenpaarwekenniet heeft gezien of omdatInes toestand op dit momenthaarzorgenbaart?Zeherstelt
zichsnel,zeiseenvakvrouwen een goede vriendin, zeheeftalzovaakopInegepastals er een slechte periodewas.‘Hé,meisje!’zegtze.‘Hoe
is het?’ Ze heeft vaak ietsmoederlijks tegenover Ine. Ikdenkdatdatkomtomdat Ineiets kinderlijks en
afhankelijks uitstraalt na eenuitbarsting.‘Ha,Rianne!’zegtIne.Rianne slaat haar armen
omhaarheen.Iktrekdedeurachtermedicht.God,geefdathetrisicodatikgenomenheb,niet te groot is. Dat er geenongelukken gebeuren terwijlikwegben.
Als ik bij de rouwkapel inhet verpleeghuis de familieheb begroet en met hen hetdraaiboek van de dienstdoorneem, merk ik dat ikmijnbijbelbenvergeten.Eenrare stunt voor een dominee,maar gelukkig is het mijnpreek niet, die zitopgevouwen in mijn
binnenzak en een bijbel kanik hier wel uit de kerkzaallenen.De familie Meiveld heeft
niet echt een betrokkenpredikant bij de begrafenisvan hun moeder: ik sta ermaarvoordehelft.Er is eenmoment in de dienst dat meraakt en dat is wanneer de
oudste kleindochter verteltover haar oma, bij wie ze inhaar kinderjaren vaaklogeerde. De simpelewoorden getuigen van eengroteliefdeenikvecht tegenmijn ontroering als de jongevrouw met een dunne,haperende stem het liedjezingt dat ze ’s avonds voor
het slapengaan samenzongen. ‘Hoger dan deblauwe luchten en desterretjesvangoud,woontdeVader in de hemel die vanallekind’renhoudt.’Zegeeftaan dat dat liedje nog steedseenhouvastis,endanweetikhet weer zo goed: er zijnmeeroma’snodigdiezingen,
erzijnmeermensennodigdievertellen. Er zijn wegengenoeg om iedereen tebereiken, maar er moetenmensen op pad gaan. FirmaninMiallo,ikhier,ookalvoelthetvaakalsvechtentegendebierkaai.Als de stilte te langduurt na het zingen, besef ikdatmenopmijwacht.
Aanhetgrafwaaiteengurewind me dwars door dekleren,endesterkekoffiediena afloop geschonken wordtvalt als een steen op mijnmaag. Ik loop naar detoiletten. Ikhebgelukkigeenpijnstiller tegen deopkomendemaagpijn.Ik ga de kleindochter nog
even bedanken en maakexcuusbijdeoudstezoonvanmevrouwMeiveld, ikzegdatikgrieperigben.Zovoelthetook eigenlijk, als een naarsoort griep, die ook tussenmijnorenzit.Als ik thuiskom ligt Ine te
slapen op de bank. Rianneziet me aankomen en loodst
me mee de keuken in omverslaguittebrengen.‘Beetje wazig, Wouter,
maareenergvolhoofd!Watis er allemaal gebeurd delaatstetijd?’Alles vertellen lucht op,
want al pratend zet ik dedingen van de afgelopendagenookvoormezelfopeen
rijtje.‘Wat denk je,’ vraag ik
hoopvol als Rianne na mijnverhaal achterover leunt opde keukenstoel, ‘zou dekomst van een kleinkind nietheel goed kunnen zijn voorhaar?’‘Hetkanaltijdtweekanten
op,Wouter.Ofzegaaterdoor
naardetoekomstkijken−datzoudusgoedzijn−ofzezaktweg in het verleden. Ik hoopdatheteenmeisje is,datzoumakkelijker zijn dan eenjongetje.’Ach, aan zulke dingen
denkteenmanniet.‘Gaat het dan nooit over?’
klaag ik. Ik moet oppassen
voor zelfmedelijden, maarmisschien komt dat door hetgrieperigegevoel.Riannestaatopenzegtdat
ze thee gaat zetten.Met haarrug naar me toe praat hetmisschien makkelijker, wantzeneemtbehoorlijkstelling.‘Weetje,Wouter,ikgaiets
zeggenwatjenietleukvindt.
Heb je weleens bedacht datjouw zorg voor haar, hetopvangen, het tolereren vanhaar buien, kortom jouwoeverloze begrip en liefde,niet altijd positief voor haarwerkten?Als bepaald gedragzo lang getolereerd en nietgecorrigeerdwordt,danwerkje in de hand dat zij is zoals
zij is. Dan is veranderen opeen gegeven momentonmogelijkgeworden.’Ikweet dat ze gelijk heeft
enikhebditintussenzelfookwelontdekt,maar ikworderzo ontzettend verdrietig van,dat ikmijn zakdoek uit mijnbroekzakmoetwurmen.‘Watis de wereld eigenlijk een
rotte plek in het heelal, datzelfsliefdefoutkanwerken.’‘Menselijke liefde,’
corrigeertRiannemeteen.‘Deliefde van Jezus is van eenander kaliber, dat gaan weooit nog wel meemaken,jongen! Ah, wat zullen wijonzeogentochuitkijken!’Ik vertrek mijn gezicht in
eengrimas,waardoorzeindelachschiet.Alsiknietzoveelvan Ine hield, zou ik eengeweldigepartneraanRiannehebben. Ze is goud waard.Maar dat is iets wat nietspeelt, jekuntdaarnietsmeealsjehartbezetis.‘Inezouintherapiemoeten
gaan. Er zijn heel goede
praatgroepen, waarprofessionals aanwezig zijn,’zegtze tienseconden laterendaarmeejaagtzemevolledigindegordijnen.‘Datwilzeniet!’‘Datwiljíjniet!’Uitgepraat ben ik. Mijn
borst lijkt tesmelten,hetzouzo- maar kunnen zijn dat er
niets van mij overblijft. Zezet drie glazen dampendetheeophetdienbladenwenktmet haar hoofd dat we Inewakkergaanmaken.Ine gaat overeind zitten,
meteenverbaasdgezicht.Zewrijft over haar slapen enmaakt een beweging alsof zeiets van zich afgooit. ‘Pfft,
dat was eigenlijk een heelvervelende droom. Hoelanghebikgeslapen?’En voordat er een
antwoordisopdievraag,zegtze huiverend: ‘Hè, lekker,warme thee. Wouter, doe jijeven de waxinelichtjes aan,ja?Gezelligzo,metjullie.’Ze schurkt zich in haar
hoekjevandebank.Iklegdeplaid om haar schouders enroep naar Boven dat ik alleszal doenwat goed voor haaris.
37Mirjam
Het vertrek uitMiallo is eenfeit, een logische afsluitingvan de samenkomst waarinFirman is voorgegaan. De
dienst werd buiten de kerkgehouden, omdat er veelmensen uit de omliggendekampongsaanwezigwarenenhet kerkje te klein was. Hetkoor zong de sterren van dehemel, de danseressenwarenmooienhuninzetwaseenenalbetrokkenheidenliefde.Depreek was precies zoals die
zijn moest, want boeiend enbeeldend vertellen kanFirmanwel.Het was inderdaad een
tekst uit Johannes 14, en alsMirjam meer moeitegenomen had om dathoofdstuk te ontcijferen hadze zelfs de tekst wel kunnenraden. Het ging over de
woorden van Jezus: ‘In hethuisvanmijnVaderzijnveelkamers;zouikandersgezegdhebbendatikeenplaatsvoorjulliegereedzalmaken?’Ze zal deze morgen nooit
vergeten. Zoals Firman daarstond, in dat derdehandszwarte pak, en de woordenuitsprak, zonder de gedragen
preektoon die zo vaakaangeleerd wordt om deaandacht te claimen.Hijwastoch ineens een stuk minderjongensachtig, al was er inhet begin wel vaak eenzenuwachtige glimlach opzijngezicht.Alshijmetgalmen stemverheffing hadgesproken, had hij
gegarandeerd meer statusgekregen.Maar hetwas veelmooier zonder, en het wasook wel vermakelijk dat hijexpres zonder kouwe druktebegon in een samenlevingwaarin status zo telt. Firmandoetgeenmoeitevoorstatus,hij is niet het type datzichzelf stevig op de kaart
wil zetten.Hij komt hier hetvisitekaartje van Godbrengen.Het was ook slim
aangepakt van hem − wantpienter is hij wel − dat hijbegon met het beschrijvenvan de kamers waar hijgewoond had. De eerstenegen jaren in de simpele
ruimte van het huis van zijngrootmoeder, waar hijgeborenwasenopgroeidetothij vanwege een ontstekingaan zijn voet werdopgenomen in het gezin vanbapak Wouter en ibu Ine.Daar kreeg hij een eigenkamer, en een zus. ‘Zij daar,Mirjam.’Op hetmoment dat
hij haar naamnoemde vielenhunblikkeninelkaarenindeanderhalve seconde dat hijwachtte voor hij aan zijnvolgende zin begon, was zijopgestaanenhadzondergênemet precies dezelfdeinnigheid gezegd: ‘En ikkreeg een broer, hij daar,Firman.’
Erwaseengolfvanlachendoor de luisterende menigtegegaan en vanaf datmomentwaren alle zenuwen weg bijFirman,enookbijhaar.Juist het feit dat Firman
herkenbaresituatiesbeschreefen op die manier eenvergelijking maakte tussenmaatschappij en religie, deed
haar meerdere malen denkenaan de manier waarop Jezuszijn gelijkenissen verteldevoor een grote scharemensen. Dat was toenongetwijfeld net als hier,bedachtze,eenpubliekiseenmix van de samenleving: detegenstanders zijn er ook, dekritische luisteraars, de
mensen die het altijd beterweten, en de twijfelaars, demensen van stand en dearmoedzaaiers. En Firmansprakoverelkekameralseenleefruimte, enwat die ruimtemet je deed of gedaan had.Was er groei mogelijk, ofwerdjekleingehouden?Watwerd er van je gevraagd en
wat kreeg je ervoor terug?Ookdekamerinhethuisvanhaar ouders in Nederlandwerd door Firmanbeschreven. Dat hij dat eerstgezienhadalseenbuitenkansomverdertekomen,maardathij, door heimwee verteerd,niet kon opbrengen wat menvan hem verwachtte. En hoe
ellendig hij zich gevoeld hadop de terugreis: hij wastekortgeschoten. Hoe hijgebeden had om een heldertoekomstbeeld, een weg diewelbegaanbaarwas.En nu heeft hij hier in
Miallo een kamer gekregen.Hetiseenmooiekamer,waarhij dankbaar voor is. Een
ruimte waar alle mensen diehem nodig hebben hemkunnenvinden.Hijbelooft teluisterenenoplossingsgerichtte denken, dat heeft hijgeleerdopdeopleiding.Maar het doel van zijn
komst is te vertellen over dekamers bij Puang Matua, bijGod in de hemel. Daar is
ruimte voor geluk en feest,daar zijn de zorgen om hetbestaanenomdeplaatsindesamenleving voorbij, daarhoeft geen Toraja meer eenschuld af te betalen, wantalles is afbetaald. Daar isiedereen familie, zijn webroersenzussen,enwatmeeris:daarzijnweallenkinderen
van dezelfde Vader. Daarheerst deGeest van liefde inieders hart, waardoor deverschillenwegvallen. Er zalgeen dood meer zijn enrijkdom zal een vergetenbegrip zijn. Want wie bijPuangMatuamagwonen,zalzich nergens meer zorgenover hoeven te maken, niet
over armoede en niet overrijkdom. Alles zal volmaaktzijn.Er was een zucht door de
luisterende menigte gegaantoen Firman even zijn eigenontroering moest wegslikkenenzijhaddatmomentalshetbeste van het bestebestempeld. Er bestond geen
fotovan,maarinhaarhartzateenafdruk,helderalsglas.Toenhet feest van eten en
dansenwas begonnen,warenze naar hun brommersgelopen. Alles wasgisterenmiddag al klaargezet,erhadvannachtzelfseenvandejongensbijgeslapenomtevoorkomendater ietsmetde
bagage of de benzine zoumisgaan.Ze had gekeken hoe
Firman en Radwa elkaaromhelsden. Nooit eerder hadze zo veel innige tederheidtussen hen gezien. Allebeihieldenzezichgoed,zelekenzo sterk. Zo duidelijk dedenze allebei hun best om het
voor de ander niet nogmoeilijker te maken. Naasthaar hoorde ze de zwareademhaling van Ernst, zelegdehaarhandevenopzijnarm.Hetgafeenvreemdgevoel,
een warm verlangen, maaranders dan ze had gevreesd.ZegundeRadwadieplekwel
en ze zou bidden of dat teregelen was. God wist erimmers van. Het verlangendat ze als een bonzendestroomdoorzichheenvoeldeslaanhadmetFirmannietstemaken. Wel met Jeroen.Alles, elke vezel, elkeademtocht,iederehartslag.Zewoudatzevleugelshad.
En toen Radwa Firmanlosliet en naar haar brommerliep,zeiErnstdewoordendieze zoumeenemen, voor haarvader, voor haar moeder,voorJeroen,voorhetkind,envooral ook voor zichzelf:‘Een offer uit noodzaak ofomdat je er niet onderuitkunt, ismoeilijkertebrengen
daneenofferuitliefde.’
Deze gedachten gaan op deterugweg door haar hoofd.Het lijkt veel makkelijker ensneller te gaan dan op deheenweg. De weg is aardigdrooggeworden,hetheeftdeafgelopen dagen nietgeregend. De bandensporen
indemodderzijnopgedroogdenhetisduseenkwestievangoed sturen, niet meer vanonverwachts wegglijden.Tegen de avond komen zeaan bij de kampongwaar opdeheenwegophengerekendwas, maar waar ze niethadden overnacht vanwegehetoponthoudbijdelongsor.
Ze worden hartelijkverwelkomd, de mensen zijnblij dat ze toch nog kunnenlatenziendatzewelkomzijn.Er wordt gedanst engezongenendoordekinderenvan de kleine school wordteen toneelstukje opgevoerd.Ze doen erg hun best, maarbij Mirjam landt het niet
meer. Ze wil eigenlijk maaréén ding en dat is zo snelmogelijk naar Rantepao endaarnadoornaarhuis.Ookdetweededagzitalles
mee,zelfsbijdeplekvandeaardverschuiving gaat hetbeter dan verwacht. Het padis weliswaar smal en zemoeten verschillende keren
afstappen en elkaar helpenom over boomstammen,wortels en takken heen tekomen,maardatvergt alleenkracht, de dreiging vangevaar is er niet meer. Ookhet feit dat de brommerslichter zijn omdat ze nietmeer zo veel bagage tevervoerenhebbenteltmee.
Als de zon achter debergtoppen verdwenen is enhetineensschemert,besluitenzetochdoorterijdennaardeplekwaar ze op de heenweghun eerste nachtdoorbrachten. Daar staanechte bedden op hen tewachten en dat is zo’naantrekkelijke gedachte, dat
zeerweleenextralangedagvanwillenmaken.Het is laat in de avond als
ze daar aankomen, maar hetblijkt dat er op hen gerekendis. Binnen een halfuur is erwarm eten en hoe lekkersmaakt die simpele komwarmerijstmetwatgroente!Met Radwa slaapt ze
opnieuw in het ledikantwaarin ze op de heenwegsliepen.Zehoortgeengeritseldit keer, misschien is zeintussen gewend aan allerleigeluiden.Hetinslapenlijktophet vallen in een bodemlozeput, midden in een zin,halverwegeeengedachte.Zewordteenpaaruurlater
wakker omdat ze plassenmoet. En als ze terugkomt,ligt ze even naar Radwa’srustige ademhaling teluisteren in het besef dat zemeervanhaarhoudtdantoenze de vorige keer hier lagen.Zoals Firman weer zoduidelijkhaarbroergewordenis, zouRadwamisschienwel
haarzusjekunnenzijn.Hetiseen blijde gedachte. Ze trekthetdunnedekentjewathogerrond Radwa’s schouder.Wachtend op een vlinder inhaarbuikoftotzeopnieuwinslaap valt, verlangt ze naarmorgen of overmorgen, naarthuis.
Als Radwa haar wakkermaakt, staan de anderen alklaar om te vertrekken. Eenbeetje dizzy schiet zeovereindenbegintzeomzichheen te grijpen naar haarkleren. Radwa lacht: ‘Rustigmaar, we gaan heus nietzonder je. Je sliepzovastenjewasgisterenzomoe,datik
jemaar zo langmogelijk lietliggen.’Dat is goed bedoeld,maar ze houdt er een dufhoofdaanover,netofzeniethelemaal wakker is en allesop de automatische pilootdoet. Haastig schept ze eenpaar lepels rijst in een kom.De lucht van de bubur ajamstaat haar tegen, ze is al
tevreden als ze er een kleinbodempje rijst in krijgt. Zeplenst koud water over haargezicht en armen in eenpoging fris vanbuiten enhelder vanbinnen te worden,maar eigenlijk is het wetendat ze vanavond inRantepaokunnen zijn de drijfveer nogevenvoltehouden.
Ook de anderen verlangenernaar om vanavond thuis tezijn.Erwordtmaartweekeergestoptenwatgegeten.Aan het begin van de
middag heeft ze het gevoeldat ze de grip op dewerkelijkheid verliest. Komthet doordat de weg zoeentonigis−naelkebochtis
hetgroenzogroen−ofdoorhet geluid van de brommers,het optrekken tegen eenhelling, het inhouden in debocht, het afremmen bij eensteilstuk?Zedoetwelwatzemoet doen, maar tot haareigen verbazing. Alles lijktvoorgeprogrammeerd, alsofhetbuitenhaaromgaat.
Haargedachtenzijnnietbijdeweg,haaraandacht isnietbij het omzeilen vanmoddergaten. Het stuur lijktvanzelf de rotsblokken op dewegteontwijken.Hetisalsofzij zelf in een vacuümmeereist.In de namiddag is het te
merken dat ze dichter bij de
bewoondewereld komen.Zezien meer huizen in hetgroene landschap, er zijnkleine kampongs tegen deberghellinggeplakt.Als ze met alle
krachtsinspanning en meergeluk dan wijsheid debrommer op de weg houdtwanneer er onverwachts een
karbouwuiteengreppelnaastde weg opduikt, vindt Ernsthet onverantwoord dat ze zonoglangerdoorgaat.Ondankszijnpijnlijkerugstaathijzijnplek achterop bij Boni af enMirjam protesteert alleenvoor de vorm. Ernst heeftgelijk,zerijdtalseenzombie.Achterop zittend ervaart ze
precies hetzelfde gevoel vanovergave als op de heenweg:dat het goed is waarheen zegebracht wordt, ze komt erwel.Thuis.‘Niet slapen, Mirjam!’
wordt er een paar keergeroepen, en dan houdt zehaar ogen weer een poosjeopen.Totdat zedeomgeving
gaat herkennen en hetbuitengebied achter hen ligt.Alszestoppenombenzinetetanken bij een soort stalletjelangs de weg, roept Radwadatzewelevenkanproberenofhaarmobiele telefoonhierweerbereikheeft.Haareerstegedachte is: Jeroen bellen,maardieverwerptzemeteen.
Nee, dat moet wachten, zekanniet zeggenwat zemoetzeggenmetaldiemensenomhaarheen, zelfs al zullendieniet verstaan wat ze zegt.Jeroenmoetwachten,nee,zíjmoetwachten.Jeroenzalomdeze tijdmisschienzelfsnogslapen. Ze gaat natuurlijkHarm en Mieke bellen.
Ineenstintelthetverlangentewetenofheter isenwathetisdoorhaarbloedbaan.Ze loopt een paar stappen
bijdeanderenvandaan,maarhet wil nog niet, er is geenverbinding. Radwa roept datze een hogere plek moetzoeken, verderop is een padnaar een hoger gelegen huis.
Op die rotspunt zal hetmisschien lukken.Het is eenijzig steil pad, ze moetzichzelf aan de begroeiing inevenwicht houden, maar alsze op haar schermpje kijktziet ze het aantal blokjes diehetbereikweergevengroeien:eerst was er niets, nu zijn eral twee.Als het derde blokje
oplicht,gaatzehetproberen.Onverwacht luid klinkt de
beltooninhaaroor.Zehoudthaar adem in. Nu moet hijovergaanindekamervanhunoude huis − is Mieke daar?OfHarmof iemandanders−maaktooknietuitwie.Eenrarestilte,daneenklik
en meteen daarop Miekes
stem:‘Benjijdat,Mirjam?’‘Ja!’roeptzeschor.‘Ja, ik
ben het, Mieke. Hoe is het?Vertel alsjeblieft dat allesgoedis!’‘Sanneiszogezondalseen
vis!’klinkthettrots.Ze geeft een schreeuw en
iemand laat beneden de flesbenzineuitzijnhandenvallen
van schrik. Gemopper engelach door elkaar, maarRadwaroeptomhoog:‘Watishet?‘‘Eenmeisje,zogezondals
eenvis,’herhaaltzeluid.Radwa klapt in haar
handenenMiekezegtinhaaroor: ‘Moet je daar zo vangillen dan? Kind, denk toch
aanmijntrommelvliezen.’‘Sorry, hoor, maar vertel
eens: is alles goed gegaan?Enwanneer?’‘Vrijdagmiddag, maar ik
liep almet weeën toen jullieweggingen,dushetheeftweleenbeetjelanggeduurd.Daarhebben we het een anderekeer nog over. Waar zitten
jullie,halenjullieRantepao?’‘Ja, als er geen gekke
dingen gebeuren, zijn we errond een uur of acht. MaarnogevenoverSanne− leukenaam trouwens − zit alleseropeneraan?’‘Alles enze isooknogde
mooisteendeliefste!’‘Harm is zeker helemaal
vandewereld?’‘Harmniet alleen. Jekomt
rechtstreeks hierheen, hoor,Mirjam!’‘Nou, mag ik even gaan
douchen bij Agus? Ik stinkeenuurindewind,datkanikjullienietaandoen.’‘Wel, kom toch maar
gerust. Wij kunnen er wel
tegenenjijzultopkijken!’‘Ja, het is goed met je!
Echteentrotsemoeder,jij!Ikgaophangen!’Vanaf de weg beneden
klinkt het geluid vanbrommersdiewordengestart.‘Eerst beloven!’ roept
Miekenog.Als ze half rennend het
steile paadje af is en bij deanderen komt, kijkt zeverbaasd als ze allemaalmeteen brede smile naar haarkijken.‘Watiser?’Ernst legt het uit: ‘Stuur
een doodvermoeid paard deberg op en je krijgt er eenjongveulenvoorterug.’Ze lacht mee. ‘Het is een
meisje, een dochter voorMieke en Harm, en alles isgoed!’Radwa laatzichomhelzen,
maarderestweerthaaraf.Zemoet ook niet zo gek doen,dat uitgelaten gedoe wordtnietzobegrepen.Vier uur later rijden ze
Rantepaobinnen,deavondis
net gevallen. Ze hebben hetallemaal koud, want hetlaatste uur heeft het gehoosdonderweg.Mirjamwaseerlijkgezegd wel blij dat ze metErnst van plaats gewisseldhad.‘Wil jij meteen door naar
Harm en Mieke?’ vraagtBoni.
‘Zet mij maar af bij dewisma, ik wil eerst douchenendrogeklerenaantrekken.’Bij de viersprong in het
centrum is de samenhangineens verdwenen: ieder gaateenkantop.Radwaroeptdatzemorgenavond de nachtbusnaar Makassar neemt, dusmorgenindeloopvandedag
zalzeafscheidkomennemen.Terwijl Boni al weer
optrektomrichtingdewismaterijden,roeptMirjam:‘Ikgamisschien wel met dezelfdebus. Ik probeermorgenmijnvlucht om te boeken. Als ikde baby van Mieke gezienheb, ben ik hier klaar. Ikwilnaarhuis!’
Ditplanlijktuithetnietstekomen en toch klaar teliggen, wonderlijk is dat.Maar het voelt goed, debeslissing ligt er. Morgenbegint de reis naar huis, ookalmoetzevoorhetomboekenbijbetalen.Bonistoptvoorhetheken
met stijve bewegingen stapt
ze af. ‘Dank je wel, vooralles, Boni, en welterustenvoorstraks!’‘Ik ga nog even naarmijn
vriendin,’ zegt hij en als zeverbaasd kijkt, trekt er eenverlegen lach over zijngezicht.‘Datzegjenupas!Ikwist niet eens dat je eenvriendinhad!’
‘Jeweetpashoeveeljeomelkaar geeft als je iemandmist.’Ze geeft hem een
schouderklopje, want zo ishet,daarkanzeintussenovermeepraten.Hethekknarstopenalsze
ertegen duwt, gelukkig heeftAgus het nog niet op slot
gedaan.Boven aan de trap staat
Agus, een dweil in zijnhanden en de lucht vanschoonmaakmiddel als eenwolkomhemheen.‘Ik ben er weer!’ zegt ze
hijgend van het snelletraplopen.‘Selamat malam, Mirjam,
blij je weer te zien. Allesgoed?’‘Ja, alles prima. Het was
goedomerbijtezijn.’‘Ik ben blij dat je weer
heelhuidsterugbent.Washetzwaar?’‘Ja, het was een enorme
ervaring. Ik ben doodop,maar ik had het niet graag
willenmissen.Wat ik je nogvragenwil,Agus:moet ikdenachtbus naar Makassar vantevoren bespreken of is daaraltijd wel plaats? En wil jemorgen de rekening voormeopmaken?Ikgamorgennaarhuis.’‘Donderdagtoch?’‘Nee, pulang sakit,
heimwee,Agus!’Hij lacht hoofdschuddend
enroepthaarachterna,terwijlze hem voorbijloopt naar degalerij waaraan haar kamerligt: ‘Maar Mirjam, misterzei: “Donderdag.”Hij is hierpas een dag, dat kunt u hemniet aandoen. Hij moet tochminstens een pesta mati
meemaken of naar PasarBolu.’‘Overwiehebjehet?’Ze steekt de sleutel in het
slotenduwtdedeuropen.De blauwe trui van Jeroen
lijktoptelichten.Dietruiligtmetdemouwenwijdophaarbed.En in de hoek staat zijnrugzak,naasthaarkoffer.
Agus kijkt mee vanaf degalerij.Hijwringtdedweilinzijn handen en iets in zijnhoudingverraadtdathijbangis een fout gemaakt tehebben.‘Ik had geen kamer meer
vrij, Mirjam, en pak Harmwaserbij.Diezeidathetgoedwas als ik hem hier in jouw
kamer…’Mirjamvaltophaarknieën
voor het bed en duwt haargezichtindetrui.Agus komt onhandig op
haarrugkloppen.‘Hetkanniet!Hij is hier!’
zegt ze gesmoord met haarlippen op zijn trui. Zo ruiktJeroen, ja, endiegeurmaakt
haarduizeligvangeluk.Een minuut later staat ze
onder de douche, waar zeondanks het miezerigestraaltje verrukkelijk fris enschoon van wordt. Ook detranen,dieniettestuitenzijn,worden gewoonweggewassen. Ze wist nietdat een mens zo veel tranen
had.Maarhetisgoed.Lievernu
tranen,danstraks.‘Pas op, de trap is nat…
Zal ik meelopen?’ vraagtAgus als ze over deglimmende treden naarbenedenkomt.‘Welnee zeg, ik weet de
weg,’houdtzeaf.
Aguskijktzoteleurgesteld,dat ze hardop in de lachschiet.Twee steegjes, een stukje
ongeplaveide weg en dan destraat waar ze zo veelvoetstappengezetheeft indetijd dat haar voeten nog inkinderschoenenpasten.Het huis dat voor haar
gevoelnogsteedshunhuisis.Hethek,zewilhetgeluidloosopendoen. Ze moeten haarnog niet horen. Warm lichtstraalt uit de ramen, en defiguren van het metalensmeedwerk voor de ramenkomenterugindeschaduwenophetkalegrasveld.Ze dacht eerst door het
raam naar binnen te gluren,maar dat kan ze niet meeropbrengen.Ze rukt de deur open en
knipperend tegen het lichtstaatzestil.Vanuit de keuken klinkt
een kreet van Mieke, enHarm, die bezig is met hetafruimenvandetafel,laateen
pan uit zijn handen vallen.Maar daar krijgt ze allemaalniet veel vanmee, haar ogenhebbenhemalgevonden.Hijzit in Harms stoel en in zijnarmen tegen zijnstreepjesshirt ligt Sanne. Eenpop lijkt het, tot er eenschokje door het lijfje heengaat. Een pop die de hik
heeft.Als Jeroen zo kijkt kan ze
alles, ook de stappen naarhemtoedoenenzijngezichtin haar handen nemen, eenkus drukken op zijn mond,die tegen haar zegt: ‘Zo dan,daarzijnjullie!’‘Zal ik Sanne even
overnemen voor ze
platgedrukt wordt?’ zegtHarmhaastig enMieke snuithaarneusindetheedoek.Nu kan Jeroen opstaan en
zij kan wegschuilen in zijnarmen.En binnen die omhelzing
hoortzezijnstemvolontzag:‘GodAllemachtig,watbenikblij met de vrouw die mijn
kinddraagt.’Mirjamkijkt op en ziet de
trillende wimpers van zijngeslotenoogleden.‘Je bidt?!’ zegt ze
ademloos.Zijn ogen gaan open,
lichten op en even trekt hijzijnschoudersop,eengebaarvan verlegenheid en branie
tegelijk. ‘Ja, die vader vanjou,hè?Jewasnognietwegof hij had een dominee vanme gemaakt. Of eenzendeling, of hoe je dat ooknoemt…’Harm schiet hardop in de
lach, maar hapt wel meteen:‘Ho ho, jongen, zo zal jeschoonvader dat beslist niet
zien. Zendelingen ontvangeneenroepingenookdomineesworden in de hemelbenoemd.’Mieke pakt Sanne over en
kusthetrondewangetje:‘Netals kinderen, die komen daarook vandaan, en alles wat tewonderlijk is voor aardsebegrippen.’
‘Zoalsliefde!’zegtMirjaminJeroenshals.Hij bekijkt haar van een
afstand zonder haar los telaten. Is er, buiten hem,iemanddiezonaarhaarkijkt?‘We moeten het er nog
over hebben, liefje, waar wegaanwonen,maardichtbijdehemel, hè?Dat lijktmegeen
verkeerdeplek!’Zezegtmeteen: ‘Daarkan
Firman heel mooi overpreken,weetjedat?’‘Ja hoor, het zal Firman
eensníetzijn!’Hij lacht, dezelfde
schaterlach waarmee hettussenhenbegon.
Dank
Ik hebdevraagvandeGZBom deze roman te schrijvenalszeereervolervaren.Veelontmoetingenenheel
wat publicaties hebben mijn
kennis gevoed en mijnbetrokkenheidgestimuleerd.
Twee publicaties wil ik metnamenoemen.Ik vond een schat aan
achtergrondinformatie enwetenswaardigheden in DeGereformeerdeZendingsbond1901-1961 Nederland-Tanah
Toraja, eenbronnenpublicatie, bewerktdoor dr. Th. van den End,uitgegevenin1985.Daarnaast heeft het in
1993 uitgegeven boek Overbruggen en grenzen van dr.B. Plaisier mij op eenbijzonderewijzegeïnspireerd.
Twee personen wil ik bijnamenoemen.Elisabeth en Gert de
Goeijenzalikmijnlevenlangdankbaarzijnvoorhun inzet.ZijhebbenmijdewereldvandeTorajalatenzien.JokeVerweerd
elkaarlopen,zaldelezervandezeromanzichafvragenwatecht gebeurd is en welkeonderdelen van het verhaalaan de verbeelding van deauteurzijnontsproten.
Welnu, veel in dit boek isecht.Torajalandiseengebiedop het Indonesische eiland
Sulawesi, het vroegereCelebes.Hetisietsgroterdande Veluwe en ligt ongeveer300 kilometer ten noordenvan de miljoenenstadMakassar. Ook de andereaardrijkskundige namen dieinditboekvoorkomen, staanop de landkaart vanIndonesië. En tijdens een
tocht door de binnenlandenvan Torajaland reis, eet enovernacht je inderdaad zoalsinhettweedegedeeltevanhetboek wordt beschreven, alverlooptdetochtnietaltijdzodramatisch als daar. Deculturele verschijnselen,gewoonten en gebruiken diein het boek voorkomen,
kloppen met de hedendaagsewerkelijkheid.Ook de organisatie die de
beschreven zendingswerkersheeft uitgezonden, isgebaseerd op een echtezendingsorganisatie: de GZB(GereformeerdeZendingsbond), opgericht in1901,tegenwoordiggevestigd
inDriebergen.In1913begondeGZBmet zendingswerk inTorajaland en dezeorganisatie heeft daar defundamenten gelegd van deGeraja Toraja, deTorajakerk. De geschiedenisvanditwerkisbeschreveninhetboekMethetWoordindewereld, uitgegeven door de
GZB in 2001. De Torajakerkheeft nu zo’n 400.000 leden.Retour Rantepao isgeschreven ter gelegenheidvan het eeuwfeest van dekerk.De GZB geeft sinds 1947,
toen de Torajakerkzelfstandigwerd,geenleidingmeeraanhetkerkelijkewerk.
Welisernogsteedseenbandtussen de kerk en dezendingsorganisatie. Nogsteeds stelt de GZB mensenbeschikbaar om de kerk teondersteunen, zoals docentenvoorhetTheologischInstituuten predikanten voorgemeenteopbouw. Dezeondersteuning is anno 2013
geen zending meer in deklassieke zin van het woord.Je kunt het beterinterkerkelijke hulp ofsamenwerkingnoemen.Tussenderegelsdoorleest
u over activiteiten van deTorajakerkdiedeGZBsteunt:het kindertehuis Pak Tagari,het Elim Ziekenhuis, het
gehandicaptenprojectRBMenhet zendingswerk inafgelegen gebieden (remoteareas).
Met deze dingen houdt het‘echt gebeurde’ op. Namen,karakteristieken en maniervan levenvande inhetboekvoorkomende personen zijn
een product van de artistiekefantasie van de auteur.Wanneer een lezer gelijkenismeenttezienmeteenhemofhaar bekend persoon, zal dietoevalligzijn.
De GZB is Joke Verweerdheeldankbaardatzijzichnietalleen volledig wilde inleven
in de geschiedenis van deGZB en de Torajakerk, maarook het leven en werk vanzendingswerkers in hetalgemeen wilde bestuderen.Het veldonderzoek in Torajain juli 2011 was daarbij eenhoogtepunt.In onze gesprekken na de
reiswerdhetideegeborenom
de in dit boek beschrevenflashbacks om te werken toteen kinderboek. Dat isgebeurd.Het heetDe jongenmet de vechthaan.Zo zorgenbeide boeken voor eenfamiliebelevenis, zowel voorvader en moeder, als ookvoordochterenzoon!
Joke Verweerd heeft demensen enwerkomstandigheden in haarboek niet geïdealiseerd.Hoogstens heeft ze ze wataangezet, dat hoort bij hetgenre. Ze heeft een echtzendingsverhaal geschreven.De fictieve personen zijngeen ondefinieerbare helden,
maar levendemensen in hunvreugde en verdriet, hoop enwanhoop en niet minder inhun geloof, worstelend methun ongeloof. Gewonemensen, met beide benen opdegrond.De GZB hoopt dat het
zendingswerk en degeschiedenis ervan door dit
boek dichter bij de lezerkomen te staan. En datduidelijkwordt hoeGod zijnweg gaat met mensen, somstegendeverdrukkingin,maarhenaltijdnabijis.
Wilt u meer weten overzendingswerk of over deTorajakerk, kijk dan eens op
Woordenlijst
AbadinaamvaneenwarenhuisinRantepaowaarbijnaallestekoopis
Adatgewoonterecht,ongeschrevenregels
Ikanbakargebakkenvis
Ikatstofmetingeweventraditionelemotieven
Jempol(ini)Oké!Goedgedaan!(Gebaarmetduimomhoog)
Kebonhulpjongen(voordetuin)
Kelapamudaversejongekokos
Kopitubrukfijngemalenkoffiemetheetwater
Longsor
Pantiopvangtehuisvoorweeskinderenofkinderendienietbijhunfamilieterechtkunnen
Pa’piongtraditioneelfeestgerechtbijdeToraja
Parang
begrafenisfeest,eenoudetraditievandeToraja.Opeenpestamatiwordenkarbouwenenvarkensgeslachtomdeoverledeneteeren
Pisangsusukleinezoetebanaansoort
Pondok
babygedragenkanworden
Tautaupophoutenbeelddatlijktopdeoverledene
Terimakasih(banjak)Dankuwel
Terungfruit,smaaktnaarperzik
dorpsgemeenschap
TongkonanhuisintraditioneleTorajastijl(indegrotetongkonanwordtgewoond,indekleinerewordtderijstoogstbewaard)
Tuhan