V2 2135900 lichtspoor 01

5
51ste jaargang | 2013 nummer 1

description

 

Transcript of V2 2135900 lichtspoor 01

Page 1: V2 2135900 lichtspoor 01

51ste jaargang | 2013 nummer 1

Page 2: V2 2135900 lichtspoor 01

God heeft het laatste woord

2

Vanuit de lagere school in

Scheveningen, kon je de

haven zien liggen. Varen, dat

wilde ik, maar mijn ouders

zagen dat niet zo zitten. Mijn

vader, die schipper was, heeft

me eens voor een tocht mee-

genomen, in de hoop dat ik

mijn plan wel uit mijn hoofd

zou zetten, maar het tegen-

deel gebeurde. Ik was er hele-

maal aan verslingerd. Zeeziek

ben ik nooit geweest.

Mijn moeder zag liever dat ik dominee werd. En het hoofd van de school wilde ook wel dat ik een vervolgopleiding ging doen, maar ik was vastbesloten. Ik begon als ‘afhouder’, de laag­ste rang. Hard werken, maar de sfeer aan boord was goed – ik spreek over de tijd vóór de oor­log. Vrijwel alle bemanningsle­den hadden een Bijbel en een psalmboekje; van thuis meege­kregen. Op zaterdagavond en

zondagochtend werd ‘de plicht gedaan’. De schipper was dan de ‘voorganger’ van de varende gemeente. Hij las een gedeelte uit de Bijbel, ging voor in gebed en we zongen samen psalmen. In de zomermaanden, bij vlak­ke zee, hielden we de samen­komst op het dek. Dan hoor­den we het psalmgezang van een naburige boot en wij vielen dan in. Dat maakte als jongen al diepe indruk op me.

De schipper maakte bij deze bijeenkomsten gebruik van ‘De Godvreezende Zeeman’, een bundel met preken en gebe­den. Kijk, hier heb ik een exem­plaar uit 1859, dat door vier generaties in onze familie in gebruik is geweest. Helemaal stukgelezen, zie je wel? In de oorlog mocht je hooguit drie mijlen uit de kust. Dagvis­serij. Bij mistig weer gingen we verder; dat was voor ons een

‘De zee is altijd blijven trekken’

3

Wat geeft je lichaam je soms veel te stel len. Aan zorg, schaamte en vaak ook pijn.

En op een bepaald moment komt de aftakeling. Dat heeft iets heel ontluisterends. Je stelt gaandeweg bijna niets meer voor. Je zag er altijd zo goed en aantrekkelijk uit, maar nu is het niets meer met je. Letterlijk onaanzienlijk en zwak. Maar een paar mensen laat je nog bij je toe. Je kijkt niet meer in de spiegel. ‘Kom maar niet meer langs.’ De drie vrienden van Job konden drie dagen geen woord uitbrengen.Inderdaad wordt een mens vaak totaal ontluisterd en verzwakt begraven. Ook de mooiste en sterkste mensen. Wat kon hij of zij altijd veel. Wat had hij een belangrijke baan. Wat zag je er goed uit. Wat kon je de dingen

goed overzien en beslissingen nemen. En in­eens kun je bijna niet meer denken, je bent een mens achter een rollator geworden. De apostel Paulus weet heel goed wat dat met je doet. Dat een menselijk lichaam uiteindelijk een zwak en onaanzienlijk stuk mens is. Dat begraven wordt en verteert.God dank, dat is niet het laatste. Zoals door Gods scheppende kracht nieuw leven omhoog schiet uit een stervend zaad, zo zal de opstanding van de doden zijn. Zijn we ‘met Christus gestorven’, dan zullen we met Hem worden opgewekt in heerlijkheid.

Ds. P.L. de Jong

Uit: ‘Door vreemd gebied’; bijbels dagboek; uitg. Boekencentrum.

Dat is nogal een krasse uit­spraak, denkt u. Toch is dat de betekenis van het woordje waarmee we elk gebed af­sluiten: Amen. Ondertussen kun je behoorlijk rondtobben met vragen over het gebed. Een gesprek daarover kan soms opeens een nieuw inzicht aanreiken. Laatst verscheen een boekje waarin ‘bekende gelovigen’ aan het woord komen over bidden. Een aantal uitspraken, ter overweging.

• Ik heb nog nooit een christen ontmoet die tevreden was met zijn gebedsleven.

• Oprecht bidden is moeilijk, omdat God je veel beter kent dan jij jezelf.

• Eigenlijk is het hele leven één groot gesprek met God. God spreekt tot ons, plaatst ons in situaties en wij reageren daarop.

• Maak al je wensen bij God bekend, staat er in de Bijbel. De grote en de kleine wen­sen, door te bidden en te smeken, onder dankzegging. Krijg je dan alles? Nee, maar wel de ‘vrede van God, die alle verstand te boven gaat.’

• Als ik God niet opzoek, ga ik mijn werk als een robot doen en dat wil ik niet.

Uit: In gesprek over bidden, onder redactie van Reiny de Fijter, uitgeverij Plateau, 128 pag. € 14,90

“Wij geloven dat ons gebed nog zekerder wordt verhoord dan wij naar die verhoring verlangen.”

Page 3: V2 2135900 lichtspoor 01

Iedereen herinnert zich momenten

waarin je diep geraakt werd. Bij

voorbeeld het moment waarop je net

geboren kind in je armen werd gelegd

of het moment waarop een arts je

vertelde dat je levensbedreigend ziek

bent. Je kunt als het ware de tegel nog

aanwijzen waarop je stond.

Voor mij is zo’n moment een zaterdagochtend, lang geleden. Ik zat in de studeerkamer te wer­ken. Eén van onze jongens, een druk, pratend knulletje, kwam binnen, gewapend met kleur­boek en viltstiften. ‘Wie hebben we daar?’ ‘Ik kom een poosje bij u zitten kleuren!’ ‘Prima, maar wel je mond houden, want ik moet een preek maken.’ IJverig begon hij te kleuren. Ik vertrouwde zijn motivatie niet helemaal. Had hij wat van mij nodig? Wilde hij mij gunstig stemmen en dan zijn langgekoesterde wens ter sprake brengen: een hond? ‘Waarom wil jij zo graag bij mij zitten kleuren, terwijl je je mond moet houden?’ ‘Omdat u een fijne vader bent en ik veel van u houd’, zei hij, al kleurend, zonder op te kijken.

54

buitenkansje, want dan kwam je in beter vis­water. Maar het was ook gevaarlijk, want je wist niet waar de zeemijnen lagen. Er is toen een Scheveningse vissersboot op zee gebleven.

Aan wal

Ik weet niet wat voor geest er in ons volk is gevaren, na de oorlog. Maar er kwamen geen boekjes meer aan boord. ’s Zondags de plicht doen was er niet meer bij. Hoe groter de mo­toren werden, hoe ongezelliger het ook werd. Alles was gericht op méér en groter; geld ver­dienen. Tegenwoordig bestaat een bemanning uit diverse nationalitei­ten: Polen, Russen, Filip­pijnen, de schipper kent ze soms niet eens. Vroe­ger, kende je iedereen. Allemaal Scheveningers – er mocht ’s een enkele Hagenaar tussen zitten.De sfeer aan boord heeft gemaakt dat ik uiteindelijk heb gekozen voor een baan aan de wal. Ik kreeg een baan in het magazijn bij de PTT. Dat was wel wennen in het begin. Als stuur­man had ik vanaf m’n 22e leiding gegeven en nu stond ik onder aan de ladder. Maar er is geen rang geweest waar ik langer dan drie jaar in gezeten heb.Je vindt het misschien vreemd, maar de zee is altijd blijven trekken. Als ik naar de markt ga voor boodschappen, moet ik ook altijd even langs het strand, om de zee te zien.

Niet alleen

Ik ben mijn hele leven betrokken geweest bij de kerk. In de oorlog, ik was 20 jaar, deed ik belijdenis, samen met 60 (!) andere catechi­santen. In andere jaren waren het er nog wel meer. Soms denk ik: Waar zijn die mensen al­lemaal gebleven?

Gedurende 35 jaar ben ik ouderling geweest, 12 jaar diaken. De eerste dienst stond ik met trillende handen en knikkende knieën als ‘broekie’ tussen alle ambtsdragers, maar ook daar word je doorheen geholpen. Ik ging op huisbezoek, samen met iemand uit de ge­meente die zelf nogal emotioneel was; hij kon zomaar volschieten tijdens een gesprek. Op een gegeven moment heb ik gezegd: ‘Joh, als je het te zwaar vindt, moet je maar niet meer meegaan.’ De dominee wilde niet dat ik alleen ging. ‘Maar ik gá niet alleen’, zei ik dan. ‘God gaat met me mee.’

200 gezinnen had ik in ‘mijn’ wijk, bij het begin; toen ik stopte waren het er nog 80. Nu zijn het er nog 8. Dat is pijnlijk. Toch heb ik nooit

gewanhoopt, omdat ik er van overtuigd ben dat God trouw is. ‘Vrees niet’, zegt Hij. Hij laat zijn kerk niet in de steek.

Eén van mijn kleinkinderen doet ontwikke­lingswerk in Nepal. Met haar Rooms­katholie­ke vriend kwam ze langs. Het viel me op dat hij goed was onderlegd in de Schrift. Ik kon goed met hem praten. Ze belde me een keer op: ‘Opa, heb je niet een trouwtekst voor ons?’ Ik heb Ps. 121 gekozen, waar ik ook tijdens hun trouwdienst over heb gesproken. Een levens­motto: ‘Ik hef mijn ogen op naar de bergen, vanwaar mijn hulp komen zal. Mijn hulp is van de Here, die hemel en aarde gemaakt heeft.’

5

‘Ik gá niet alleen.

God gaat met

me mee’

Page 4: V2 2135900 lichtspoor 01

Ik viel stil. Een poosje hoorde je niets dan het krassen van de vilstiften. In eerste instantie voelde ik mij beschaamd. Ik had vermoed dat hij uit eigenbelang was gekomen. Maar ik had mij zwaar vergist. Hij kwam alleen maar bij mij zitten om te laten merken dat hij van mij hield. Na ongeveer tien minuten klapte hij zijn kleurboek dicht. ‘Ik ga buiten spelen.’ ‘Dat is goed jongen. Fijn dat je hier een poosje was.’ Ik geloof niet dat ik in die tien minuten een letter op papier heb gezet. De schaamte maakte plaats voor een stille vreugde en diepe dankbaarheid. Een gouden moment, dat ik nooit vergeten ben en dat koester ook al is hij een volwassen man van in de dertig.

Stil bij God

Het is mij in de afgelopen tijd steeds duidelijker geworden dat dit gouden moment tussen een vader en zijn kind verwant is aan een manier van bidden. Je mag al je noden en zorgen in gebed aan de Here God voorleggen. En het is belangrijk om je dankbaarheid voor Hem uit te spreken of te zingen. Maar soms kun je ook een poosje stil­zijn bij God, zonder directe aanleiding. Even tijd vrij maken voor Hem. Je aandacht bewust op Hem richten. Vanwege Zijn grootheid en glorie, Zijn goedheid en genade. Zou de stille vreugde die ik ervoer bij dat gesprekje met mijn zoontje niet een zwakke afschaduwing zijn van de vreugde van God wanneer wij bij Hem komen zonder iets van Hem te vragen, maar alleen om duidelijk te maken dat wij van Hem houden?

Stil bij God zijn is ­ naast de andere vormen – voor mij daarom de hoogste vorm van gebed geworden. Ik denk dat de Bijbel met deze vorm van bidden ‘God aanbidden’ bedoelt. Hem zonder een directe aanleiding eren om wie Hij is. Deze vorm van bidden ligt in de lijn van Psalm 150, een lied waarin – zonder dat er een

concrete aanleiding wordt genoemd – de Here wordt geloofd en geprezen. Mag ik u uitnodigen om zo iedere dag bijvoorbeeld vijf minuten stil te worden voor God en uw aandacht richten op Hem. Om zo alleen maar bij Hem te zijn. En wanneer je het vermoeden hebt dat Hij je vraagt: ‘Waarom ben je gekomen?’ als antwoord te geven: ‘Omdat U zo’n goede Vader bent en ik van U houd.’ Dat stil worden kun je doen als je bijvoorbeeld in je stoel zit, als je wandelt of een klusje doet, waar je niet al je aandacht

voor nodig hebt. Wanneer je niet meer zo in de hectiek van het leven staat, zijn zulke momenten wellicht gemakkelijker in te bouwen.

Wie er voor kiest om zulke gebedsmomenten in te lassen in z’n leven, zal merken dat het nog niet zo eenvoudig is om vijf minuten je volledige aandacht aan God te geven. Je gedachten dwalen gemakkelijk af. Mijn ervaring is dat het niet helpt om jezelf daarvoor te veroordelen. Het is beter om liefdevol jezelf terug te roepen en je aandacht opnieuw te bepalen bij het stil bij God zijn. In het besef dat je op deze manier je hemelse Vader een groot plezier doet en Hem eert.

Ds. H.G. de Graaff

Ze had het niet kunnen laten, ze had peultjes gezaaid. In zo’n wit doosje waarin de

afhaalchinees het eten verpakt. Dat doosje stond al een hele tijd in het keukenkastje, want ja, weggooien, dat hoorde niet zo bij Trude.Maar nu had ze het doosje dus gebruikt om peul­tjes in te zaaien. Terwijl de tuin, sinds het over­lijden van Jan in andere handen was overgegaan. Dat leek logisch, vorig jaar september. Waarvoor zou ze die tuin aanhouden? En wie zou het werk doen? Ze had zich nooit bemoeid met de tuin. Dat was Jans pakkie an geweest. Pas als er geoogst kon worden, dan kwam zij in beeld. Als Jan een vergiet vol aardbeien had of een half emmertje

vroege aardappels. Of de eerste peultjes…want daar was ze gek op. “Al zijn het er maar drie!” zei ze dan tegen Jan, en dan glommen zijn ogen zo lief. Zoals hij een hand vol jonge peultjes uit de zak van zijn werkbroek kon halen! Ze schiet vol, dat wil ze niet, dat zou ze niet meer doen, toch? Maar helemaal waterdicht was dat voornemen niet. Waarom had ze dat zakje met peultjeszaad gekocht? Dat sloeg toch nergens op?Ze kwam dat zakje zaad tegen bij de supermarkt, in de grabbelbak met incourante waar. Geen idee waar dat zakje vandaan kwam, want het hoorde natuurlijk meer in een tuincentrum dan bij de

6 7

Peultjes

‘Omdat U zO’n gOede Vader bent en ik Van U hOUd’

Page 5: V2 2135900 lichtspoor 01

Lichtspoor (voorheen ‘Licht in de avond’) verschijnt zes maal per jaar en is een uitgave van de IZB, vereniging voor zending in Nederland.

Redactie: ds. J.H. Gijsbertsen (voorzitter)G. van de Beek (secretariaat)ds. H.G. de Graaffds. J. WestlandK. van Noppen

Redactie-adres: Joh. van Oldenbarneveltlaan 10 3818 HB AmersfoortTelefoon 033­4611949E­mail: [email protected]

supermarkt, maar goed, de prijs was er ook naar. Het kostte welgeteld een halve euro. En omdat er Sluimererwt vermeld stond had ze het niet kunnen laten liggen. Thuisgekomen had ze de erwtjes 24 uur in water gelegd, dat had ze Jan al zo vaak zien doen. De azalea was toch net aan de groene container toe, ze kon mooi de aarde een tweede kans geven. Zo werd het doosje van de chinees een broeibakje voor sluimererwten. Het was zo troostend, elke ochtend keek Trude wel een kwartier naar de vordering van levenskracht. Hoe een droog rond balletje een ongelooflijk fris groen wonder werd. Ze had niemand om het mee te delen, want bij het theedrinken in de grote zaal waren er belangrijker dingen. Voor de mensen die daar zaten te kakelen dan. Het was een soort oase in de woestijn van elke dag, De centimeter uit haar naaidoosje constateerde elke dag een nieuw record. Ze waren nu tussen de dertien en de zestien centimeter hoog, hadden stroeve ronde blaadjes en gingen van die grijpertjes vormen. Handjes die in de lege lucht grepen. Zelfs al een bloemknopje. Ze moeten de volle grond in, wist Trude. Maar waar? Ze ging echt niet op haar knieën tussen de struiken naast de ingang van het verzorgingstehuis. Kom zeg, ze was toch al zo’n aparte.Vandaag moet de beslissing vallen want anders vallen de plantjes om, de onderste blaadjes wor­den al een beetje geel. Ze zet het bakje in een plastic tasje, het tasje gaat in het boodschap­penbakje van haar rollator. Een petflesje water er naast, iedereen loopt tegenwoordig met zo’n flesje. Ze piekert over een schepje, want ze moet een mooi rul bedje maken. ‘t Zal met de vork uit de bestekla toch ook wel gaan? Het voelt een beetje spannend. Als de receptioniste iets har­telijks aan haar roept, schrikt ze zo dat ze bijna struikelt. ‘Pas op, voorzichtig! Ga maar niet te ver, er waait een koude wind!’

Ze gaat niet ver, ze gaat naar het park verderop. Er staat een bankje, waar ze wel eens zit en daarachter is de volière met parkieten en duiven. Daar gaat ze haar peultjes planten. Als ze zelf niet in staat is om te gaan oogsten, dan zullen de vogels zich wel te goed doen. Want die houden wel van jonge peultjes en van peultjesloof. Ze vindt een smal strookje grond tussen het tegelpad en het gaas. De vogels kwetteren, de zon schijnt op haar rug. Ze krijgt het warm als ze op haar knieën de aarde loshaalt en omwoelt met de vork. Ze maakt een voor, zou dat diep genoeg zijn? Ze legt de plantjes erin en drukt de aarde weer aan. Ze praat met de vogels, die nieuwsgierig komen kijken.

Als ze een beetje duizelig overeind komt, zit er een man op het

bankje. Een beetje haveloos, hij lacht zijn slechte

gebit bloot. Ze gaat naast hem zitten, dat is eigenlijk niks voor

haar, maar vandaag is ze nergens bang voor, zo’n

goed gevoel heeft ze al maanden niet gehad. “Zo! Op uw leeftijd nog bij de plantsoenendienst?

Dan zou ik er ook nog wel kunnen solliciteren!”

Ze lachen samen, en ze vertelt hoe het zit. ‘Als u hier nu vaker komt en er zitten peulen aan, dan hebt u toestemming hoor! Ze zijn u van harte gegund. ‘ ‘Bedankt, maar ik eet altijd bij het Leger des Heils. Maar eh, die plantjes zien er goed uit. Ik had vroeger ook een kwekerij! Maar dat was over toen de politie langskwam.’Nee, ze gaat er niet op in, al snapt ze het best. Ze vertelt gewoon verder, over vroeger, over Jan. En als ze opstaat, zegt hij: ‘Het beste hoor, ik hoop u nog weer eens te zien hier!’Hoe kan zoiets nou alles anders maken? Even over Jan praten en over peultjes, het ging helemaal niet over God, en toch was Hij er.

Joke Verweerd