V-2 2 Uitgevers 2 Noordhoff - WISPLAN · 27 Hoofdstuk 2 - Wortels 21 De oppervlakte van de...
Transcript of V-2 2 Uitgevers 2 Noordhoff - WISPLAN · 27 Hoofdstuk 2 - Wortels 21 De oppervlakte van de...
⁄22
Hoofdstuk 2 - Wortels
Hoofdstuk 2 - Wortels
Voorkennis
V-1
zijde vierkant in cm 1 2 3 4 5 6oppervlakte vierkant in cm2 1 4 9 16 25 36
V-2 12 = 1 62 = 36 112 = 121 162 = 256
22 = 4 72 = 49 122 = 144 172 = 289
32 = 9 82 = 64 132 = 169 182 = 324
42 = 16 92 = 81 142 = 196 192 = 361
52 = 25 102 = 100 152 = 225 202 = 400
V-3a 4 3 32 = 4 3 9 = 36
b 122 – 72 = 144 – 49 = 95
c 5 3 (22 – 12) = 5 3 (4 – 1) = 5 3 3 = 15
d 92 – 2 3 62 = 92 – 2 3 36 = 92 – 72 = 20
e 8 + 52 3 8 = 8 + 25 3 8 = 8 + 200 = 208
f 3 3 42 – 4 3 32 = 3 3 16 – 4 3 9 = 48 – 36 = 12
g (–4)2 = 16
h –132 = –169
i –62 + (–6)2 = –36 + 36 = 0
V-4 De manieren a, b en c geven –52 = –25 en dat is niet goed.
Manier d geeft (–5)2 = 25 en dat is goed.
V-5a (–6)2 = 36 c –112 = –121 e –4,82 = –23,04
b ( ) ,35
2 925 0 360= = d ( ) ,− = ≈4
92 16
81 0 198 f − − = − ≈ −( ) ,67
2 3649 0 735
V-6a 3 3 (–5)2 = 3 3 25 = 75
b (1,3 – 1,4)2 = (–0,1)2 = 0,01
c 2 3 (–2,5)2 – 32 = 2 3 6,25 – 9 = 12,5 – 9 = 3,5
d − × = − × = − = −16 1618
2 164
1664
14( )
V-7a
x 0 1 2 3 4 5 6y 2 3 6 11 18 27 38
b
2O 4
12
6
18
30
36
42
24
6 831 5 7x
y
y = x2 + 2
c De grafiek is geen rechte lijn.
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 22 11-04-2008 11:26:20
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄23
Hoofdstuk 2 - Wortels
V-8a Voor punten op de verticale as geldt t = 0 . Dit invullen in de gegeven formule geeft
a = + + = + = + =( )0 1 4 1 4 1 4 52 2 . De grafiek snijdt de verticale as in het punt (0, 5).
b Invullen van t = 8 geeft a = + + = + = + =( )8 1 4 9 4 81 4 852 2 . Ricardo heeft gelijk.
c a = + + = + = + =( )13 1 4 14 4 196 4 2002 2
V-9a c a= 10 g y n= 3 2 m g h= 6 2
b kan niet h l j= 20 2 n kan niet
c s g h= − +12 3 i z v= −12 2 o r d= 4 2
d kan niet j m c= 56 2 p w a a= − + +10 7 62
e y x= +9 4 k k t= 2 q b a= −6 2
f a q p= + −3 5 6 l a b= −24 2 r s k= 24 2
2-1 Wortels
1a De oppervlakte van vierkant 1 is 6 3 6 = 36 cm2.
De oppervlakte van vierkant 2 is 9 3 9 = 81 cm2.
b Je berekent de oppervlakte van een vierkant door de lengte van een zijde met zichzelf
te vermenigvuldigen.
c Van een vierkant met zijden van 5 cm is de oppervlakte 5 3 5 = 25 cm2.
d De zijden van dat vierkant zijn 7 cm, want de oppervlakte is dan 7 3 7 = 49 cm2.
e De zijden van dat vierkant zijn 13 cm, want de oppervlakte is dan 13 3 13 = 169 cm2.
2 9 3= , 36 6= en 81 9=
3a Van een vierkante tegel met een oppervlakte van 121 cm2 zijn de zijden 11 cm.
b Van zo’n tegel met een oppervlakte van 196 cm2 zijn de zijden 14 cm.
c Bij een tegel met zijden van 3 cm is de oppervlakte 9 cm2 en bij een tegel met zijden van
4 cm is de oppervlakte 16 cm2. Voor een tegel met een oppervlakte van 10 cm2 moet de
lengte van de zijden ergens tussen de 3 cm en de 4 cm liggen.
4a De oppervlakte van het vierkant met hoekpunten (0, 0), (4, 0), (4, 4) en (0, 4) is
4 3 4 = 16 cm2. De oppervlakte van de driehoek met hoekpunten (0, 0), (1, 0) en (0, 3) is
1 3 3 : 2 = 1,5 cm2.
De oppervlakte van het getekende vierkant is 16 – 4 3 1,5 = 16 – 6 = 10 cm2.
b Bij een vierkant met zijden van 3 cm is de oppervlakte 9 cm2 en bij een vierkant met zijden
van 4 cm is de oppervlakte 16 cm2.
c De lengte van de zijden van het vierkant zijn ongeveer 3,2 cm.
d Bij zijden van 3,2 cm is de oppervlakte 3,2 3 3,2 = 10,24 cm2. Bij zijden van 3,16 cm
is de oppervlakte 9,9856 cm2. Het antwoord van Yoeri is nauwkeuriger, want dat zit dichter
bij 10 cm2.
e Bij zijden van 3,162 cm is de oppervlakte 3,162 3 3,162 = 9,998 244 cm2.
f Nog nauwkeuriger antwoorden zijn 3,1623 of 3,16228 of 3,162278 of 10 intoetsen.
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 23 11-04-2008 11:26:26
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄24
Hoofdstuk 2 - Wortels
5a 289 17= , 6 25 2 25, ,= en 0 09 0 3, ,= b 200 14 14≈ , c 14,142 = 199,9396
d Je hebt 200 afgerond tot 14,14 en het was niet precies 14,14.
6a De zijden van dit vierkant zijn 2 cm lang. In twee decimalen is dat 1,41 cm.
b De oppervlakte van het vierkant is 23 23 23× = cm2. Als je de wortel van een
getal met zichzelf vermenigvuldigt, dan komt er dat getal weer uit.
c ( )92 922 = en ( )1213
2 1213=
d De oppervlakte van het vierkant is ( )a 2 cm2 en dat is a cm2.
7a − ≈ −31 5 57, b 49 7= omdat 72 = 49
c 4 2= omdat 22 = 4
d Ze heeft geen gelijk want (–7)2 = 49 en geen –49.
e De rekenmachine zal error geven, want de wortel van een negatief getal bestaat niet.
8a − ≈ −26 5 1, d 6 25 2 5, ,= b −1 bestaat niet e − = −81 9 c ( )− = =3 9 32 f − − = − = −( )8 64 82
2-2 Rekenen met wortels
9a De exacte lengte van de zijden van het gekleurde vierkantje is 5 cm.
b De omtrek van dit vierkantje is 4 5 8 94× ≈ , cm.
c De lengte van AD is twee keer zo lang als de zijden van het gekleurde vierkantje.
d De lengte van AB is 3 5× cm.
e De omtrek van ABCD is 10 5× cm.
10a 2 7 2 7 4 7+ = d − + − = −2 2 6 2 8 2 4 2 b 3 11 4 11 7 11+ = e 4 5 7 3 2 5 3 7 6 5 7 3 3 7− + − = − − c 7 6 5 5 3 6 10 6 5 5− + = − f 6 3 3 3 5 3 8 3− + =
11a u w a= +4 3 c d c= 2 b b a= −11 5 d z x y= +3 4
12a 10 10 10× = en ( )5 52 = b ( ) ( ) ( )2 3 2 3 2 3 2 2 3 3 2 32 2 2× = × × × = × × × = × c ( ) ( ) ( )2 3 2 3 2 3 62 2 2× = × = × = d Het kwadraat van 2 3× is gelijk aan 6, dus 2 3× is gelijk aan 6 .
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 24 11-04-2008 11:26:35
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄25
Hoofdstuk 2 - Wortels
13a 7 5 35× = b a b a b× = × c Neem bijvoorbeeld a = 9 en b = 16 . Dan is a b+ = + = + =9 16 3 4 7 en
a b+ = + = =9 16 25 5 en dat is niet hetzelfde.
14a 5 3 15× = b 2 5 3 2 5 3 2 15 2 15× = × × = × = c In 2 5 4 3× moet je één keer meer met vier vermenigvuldigen dan in 2 5 3× .
d 2 5 4 3 2 5 4 3 2 4 5 3 8 15 8 15× = × × × = × × × = × =
15a De lengte van één kleine rechthoek is 3 en er liggen vier kleine rechthoeken naast elkaar,
dus de lengte van de grote rechthoek is 4 3 4 3× = .
b De breedte van de grote rechthoek is 2 7 2 7× = .
c De oppervlakte van een kleine rechthoek is 3 7 21× = .
d De oppervlakte van de grote rechthoek is lengte keer breedte is 4 3 2 7× .
In de grote rechthoek passen acht kleine rechthoeken die ieder een oppervlakte van 21
hebben. De oppervlakte van de grote rechthoek is gelijk aan 8 21 8 21× = .
Beide oppervlakten zijn gelijk, dus 4 3 2 7 8 21× = e
√6
√6
√6 √6
De zijden van het grote vierkant zijn 2 6 lang en de oppervlakte van het grote vierkant
is ( )2 6 2 .
Het grote vierkant bestaat in de lengte uit twee kleine vierkanten en in de breedte uit twee
kleine vierkanten, ieder met een oppervlakte van ( )6 2 , dus de oppervlakte van het grote
vierkant is 2 2 6 2 62 2 2× × = ×( ) ( ) .
De oppervlakte van een klein vierkant is ( )6 62 = . Er passen vier kleine vierkanten in het
grote vierkant, dus de oppervlakte van het grote vierkant is 4 3 6 = 24.
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 25 11-04-2008 11:26:41
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄26
Hoofdstuk 2 - Wortels
16a 2 5 10× = b 6 6 6× = c 2 3 3 2 3 3 2 3 6× = × × = × = d ( )3 6 3 6 3 6 3 3 6 6 9 6 542 = × = × × × = × = e 2 5 5 3 2 5 5 3 10 15 10 15× = × × × = × = f 3 2 4 50 3 4 2 50 12 100 12 10 120× = × × × = × = × = g 7 111 2 111 7 2 111 111 14 111 1554× = × × × = × = h ( )2 65 2 65 2 65 2 2 65 65 4 65 2602 = × = × × × = × = i 3 5 4 15 15 4 15 5 15× + = + = j ( ) ( )3 7 7 3 3 7 3 7 7 3 7 3 9 7 49 3 63 147 842 2− = × − × = × − × = − = − k − − × = − − × × × = − − = −15 10 2 5 6 2 15 10 2 6 5 2 15 10 12 10 27 10 l ( )− = − × − = − × − × × = × =5 3 5 3 5 3 5 5 3 3 25 3 752
17a k a= ×6 d v u u w= × × × −2 3 2
k a= 6 v u w= −2 6 2 b g r r= × × ×3 4 e h a a a= − +3 2
g r= 12 h a a= +2 2 c p q q= −6 2 5 2 f b a a a= × × × × ×3 2 2
p q= 2 b a= 6 2
2-3 Wortels vereenvoudigen
18a De berekening van Erkan geeft 2 3 3 2 2 3 3 2 6 6× = × × × = en dat klopt.
De berekening van Sonja geeft 2 2 2 5 2 2 2 5 4 10× = × × × = en dat klopt.
b 6 6 6 6 36 6 36 6 216= × = × = × = c 4 10 4 10 16 10 16 10 160= × = × = × = d Er geldt dat 6 6 groter is dan 4 10 , want 216 is groter dan 160 .
19a 7 6 7 6 49 6 294= × = × = d 2 11 2 11 4 11 44= × = × = b 2 5 2 5 4 5 20= × = × = e 4 3 4 3 16 3 48= × = × = c 3 7 3 7 9 7 63= × = × = f 6 2 6 2 36 2 72= × = × =
Van klein naar groot krijg je 20 , 44 , 48 , 63 , 72 en 294 en dat geeft van
klein naar groot 2 5 , 2 11 , 4 3 , 3 7 , 6 2 en 7 6 .
20a 2 2 5 3 10 6 100 6 600× = × = × = en
2 5 3 2 6 10 36 10 360× = × = × = , dus 2 2 5 3× is het grootst.
b ( )2 2 3 2 2 2 2 3 2 2 2 2 3 4 12 16 12 1922 × = × × = × × × × = × = × = en
( )5 2 5 2 25 2 502 × = × = × = , dus ( )2 2 32 × is het grootst.
c 2 3 6 2 18 4 18 72× = × = × = en 3 7 3 7 9 7 63= × = × = , dus
2 3 6× is het grootst.
d ( )− × = − × − × × = × × = × = × =3 2 7 3 3 2 7 3 2 7 6 7 36 7 2522 en
− × − = × = × =3 5 2 6 5 36 5 180 , dus ( )− ×3 2 72 is het grootst.
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 26 11-04-2008 11:26:55
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄27
Hoofdstuk 2 - Wortels
21 De oppervlakte van de rechthoek is 4 3 4 3 16 3 48= × = × = .
De breedte van de rechthoek is 2 2 2 2 4 2 8= × = × = .
De lengte van de rechthoek moet dan 6 zijn, want 6 8 48× = .
22a Omdat 18 9 2= × geldt 18 9 2= × oftewel 18 3 2= .
b 48 kun je eenvoudiger schrijven, want 48 = 42 3 3, dus 48 16 3 4 3= × = c 75 kun je eenvoudiger schrijven, want 75 = 52 3 3, dus 75 25 3 5 3= × =
23 300 100 3 10 3= × = en 50 25 2 5 2= × =
24a 200 100 2 10 2= × = d 20 4 5 2 5= × = b 63 9 7 3 7= × = e 18 9 2 3 2= × = c 108 36 3 6 3= × = f 125 25 5 5 5= × =
25a Beide antwoorden kun je nog verder vereenvoudigen.
b Het juiste antwoord is 72 36 2 6 2= × = .
26a 10 5 50 25 2 5 2× = = × = b 3 4 3 2 2 3× = × = c 32 18 576 24× = = d 15 6 90 9 10 3 10× = = × = e 2 10 3 2 6 20 6 4 5 6 2 5 12 5× = × = × × = × × = f 2 14 21 2 294 2 49 6 2 7 6 14 6× = × = × × = × × =
27 De oppervlakte van figuur a klopt, want
2 6 30 2 180 2 36 5 2 6 5 12 5× = × = × × = × × = .
De oppervlakte van figuur b klopt ook want
24 3 5 10 72 50 36 2 25 2 6 2 5 2 11 2× + × = + = × + × = + = .
28a 24 96 4 6 16 6 2 6 4 6 6 6+ = × + × = + = b 125 45 25 5 9 5 5 5 3 5 2 5− = × − × = − = c 4 3 75 4 3 25 3 4 3 5 3 3− = − × = − = − d 32 27 8 16 2 9 3 4 2 4 2 3 3 2 2 2 2 3 3+ − = × + × − × = + − = + e − × + = − + = −2 3 3 2 4 6 6 6 4 6 2 6 f 4 131 25 131 2 131 5 131 7 131× + × = + =
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 27 11-04-2008 11:27:3
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄28
Hoofdstuk 2 - Wortels
2-4 Wortelformules
29a
oppervlakte vierkant A 0 1 4 9 16 25 36zijde vierkant z 0 1 2 3 4 5 6
b
80 16
2
1
0
3
5
6
7
4
24 32124 20 28 36 40oppervlakte vierkant A
zijd
e vi
erka
nt z
c Voor iedere waarde van A kun je de waarde van z vinden door de wortel uit A te nemen.
d Je kunt voor A alleen getallen groter of gelijk aan 0 invullen omdat er geen negatieve
oppervlakte bestaat.
30a Links van de verticale as bestaat de grafiek niet omdat de wortel uit een negatief getal
niet bestaat.
b
x 0 0,1 0,2 0,3 0,4 0,5 0,6 0,7 0,8 0,9 1y 0 1,58 2,24 2,74 3,16 3,54 3,87 4,18 4,47 4,74 5
0,2O 0,4
2
1
3
5
6
4
0,6 0,80,30,1 0,5 0,7 0,9 1x
y
c
x 0 0,01 0,02 0,03 0,04 0,05 0,06 0,07 0,08 0,09 0,1y 0 0,5 0,71 0,87 1 1,12 1,22 1,32 1,41 1,5 1,58
0,02O 0,04
0,50
0,25
0,75
1,25
1,50
1,75
2
1
0,06 0,080,030,01 0,05 0,07 0,09 0,1x
y
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 28 11-04-2008 11:27:5
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄29
Hoofdstuk 2 - Wortels
31a
2 41 3
3
4
2
1
–1
–2
–3
–1 O 5 6 7 8 9x
y
5
6
7
8
9
10
y = 3 x
y = 2 x
y = 1 + x
y = x
y = –3 + x
b De grafiek van y x= +1 ontstaat uit de grafiek van y x= door deze grafiek één hokje
naar boven te verschuiven.
c De grafiek van y x= − +3 ontstaat uit de grafiek van y x= door deze grafiek drie hokjes
naar beneden te verschuiven.
d Zie de tekening hierboven.
e De grafiek van y x= 2 ontstaat uit de grafiek van y x= door alle uitkomsten van deze
grafiek twee keer zo ver van de horizontale as af te tekenen.
f De grafiek van y x= 3 ontstaat uit de grafiek van y x= door alle uitkomsten van deze
grafiek drie keer zo ver van de horizontale as af te tekenen.
32a Invullen van x = 2 geeft y = − = −2 3 1 en de wortel uit een negatief getal bestaat niet.
b Het kleinste getal dat ze kan invullen is x = 3 , want invullen van x = 3 geeft
y = − = =3 3 0 0 c
x 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12y 0 1 1,41 1,73 2 2,24 2,45 2,65 2,83 3
2O 4
2
1
3
5
4
6 831 5 7 9 10 11 12x
y
y = x – 3
d De grafiek begint in het punt (3, 0).
e De grafiek van y x= − 3 ontstaat uit de grafiek van y x= door deze grafiek drie hokjes
naar rechts te verschuiven.
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 29 11-04-2008 11:27:10
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄30
Hoofdstuk 2 - Wortels
33a Bij formule A zijn er uitkomsten als x ≥ 1 ,
bij formule B zijn er uitkomsten als x ≥ −2 ,
bij formule C zijn er uitkomsten als x ≥ 0 en
bij formule D zijn er uitkomsten als x ≥ 0 .
b De coördinaten van het randpunt zijn bij formule A (1, 0), bij formule B (–2, 0),
bij formule C (0, 2) en bij formule D (0, 0).
c
2O 4
2
1
3
5
6
7
4
6 831 5 7 9 10x
y
y = 2 + x
y = 4x
d De coördinaten van het snijpunt S zijn (4, 4).
e Van formule A ontstaat de grafiek uit de grafiek bij de formule y x= door deze grafiek één
hokje naar rechts te verschuiven.
Van formule B ontstaat de grafiek uit de grafiek bij de formule y x= door deze grafiek
twee hokjes naar links te verschuiven.
Van formule C ontstaat de grafiek uit de grafiek bij de formule y x= door deze grafiek
twee hokjes naar boven te verschuiven.
34a De grafiek bij de formule y x= + 8 ontstaat uit de grafiek bij de formule y x= door deze
grafiek acht hokjes naar links te verschuiven. Het randpunt is (–8, 0).
b De grafiek bij de formule y x= − +5 ontstaat uit de grafiek bij de formule y x= door
deze grafiek vijf hokjes naar beneden te verschuiven. Het randpunt is (0, –5).
c De grafiek bij de formule y x= − 23 ontstaat uit de grafiek bij de formule y x= door deze
grafiek 23 hokje naar rechts te verschuiven. Het randpunt is ( , )2
3 0 .
d De grafiek bij de formule y x= − ontstaat uit de grafiek bij de formule y x= door alle
uitkomsten van deze grafiek onder in plaats van boven de horizontale as te tekenen. Het
randpunt is (0, 0).
35a Invullen van x = 9 geeft y = − = − = −9 5 3 5 2 , dus Ali doet het goed.
De fout die Mo maakt is dat hij y = − = =9 5 4 2 berekent.
b
x 0 1 2 3 4 5y –5 –4 –3,586 –3,268 –3 –2,764
c
x 0 1 2 3 4 5y - - - - - 0
d De coördinaten van het randpunt van de grafiek van y x= − 5 zijn (0, –5).
De coördinaten van het randpunt van de grafiek van y x= − 5 zijn (5, 0).
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 30 11-04-2008 11:27:16
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄31
Hoofdstuk 2 - Wortels
36a De coördinaten van het randpunt zijn (2, 0).
b Ja, want invullen van x = 5 geeft y = × − = − = = × =2 3 5 6 2 15 6 2 9 2 3 6 .
c y = × − = − = = × =2 3 149 6 2 447 6 2 441 2 21 42
37a Voor a = 2 krijg je de formule y x= − 2 .
b/c
3
4
2
1
y
x21O–1–2 3 4 5 6 7 8
a = –1
a = 1
a = 2
d Invullen van x = 6 en y = 2 geeft 2 6= − a oftewel 6 4− =a , dus a = 2 .
Invullen van x = 6 en y = −2 geeft − = −2 6 a en dat kan niet.
2-5 Gemengde opdrachten
38a 3 5 2 5 5 5+ = b 8 41 4 41 4 41− = c 6 7 7 3 3 7 3 3 9 7 10 3− + − = − d 6 3 3 3 8 3 3+ − = e 2 7 3 6 6 42× = f 3 5 4 3 8 15 12 15 8 15 20 15× + = + = g 6 2 2 6 15 3 12 12 15 3 12 4 3 15 3 24 3 15 3 9 3× − = − = × × − = − = h ( ) ( )− − − = × − = − =2 3 7 4 3 7 12 7 52 2
39a Invullen van x = 1 geeft y = − + × + = − + = − + = −5 4 1 12 5 16 5 4 1 .
b
x –4 –3 –2 –1 0 1 2 3 4y - –5 –3 –2,17 –1,54 –1 –0,53 –0,10 0,29
c
–5 3
–2
2
–1
–3
–4
–5
–6
3y
–1 1O–2–3–4 2 4 5x
1
y = –5 + 4x + 12
d De coördinaten van het randpunt zijn (–3, –5).
40a u w v= +10 d y x= +3 10 b b c a= −5 3 6 e t s s= −12 9 oftewel t s= 3 c r p= 6 f g k= × ×4 32 oftewel g k= 12 2
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 31 11-04-2008 11:27:24
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄32
Hoofdstuk 2 - Wortels
41a y = + × − − = + + = + = + =2 2 4 1 2 8 1 2 9 2 3 5 b Ella krijgt de formule y x= + −3 2 6 . De coördinaten van het randpunt zijn (3, 3).
c Invullen van x = −10 en y = −3 geeft − = + − −3 20a b . Voor het randpunt geldt
− − =20 0b , dus b = −20 en a = −3 .
42 Je kunt de figuur verdelen in een rechthoek links met zijden van 3 7 en 2 5 ,
een rechthoek rechts met zijden van 3 7 en 3 5 en een rechthoek er
tussen met zijden van 7 en 2 5 . De oppervlakte van de figuur is dan
3 7 2 5 3 7 3 5 7 2 5 6 35 9 35 2 35 17 35× + × + × = + + = .
43a Invullen van l = 10 geeft T = = =0 63 0 63 1 0 631010, , , .
b
l in cm 10 20 30 40 50 60T in s 0,63 0,89 1,09 1,26 1,41 1,54
c
20 40
0,50
0,25
0
0,75
1,25
1,50
1,75
2
1
60 80300 10 50 70
T = 0,63 l–10
l in cm
T in
s
d De slinger moet ongeveer 25 cm lang zijn. Zie de stippellijn in de tekening hierboven.
Invullen van l = 25 geeft T = 0,63 2510
0 996≈ , en dat klopt.
44a Invullen van r = 30 geeft v = × = ≈14 30 76 681 77, ... km per uur.
b
r in meters 0 10 20 30 40 50 60 70v in km per uur 0 44,27 62,61 76,68 88,54 98,99 108,44 117,13
c
20 40
40
20
0
60
120
80
100
60 80300 10 50 70
v = 14 � r
r in meters
v in
km
per
uur
d De grafiek stijgt steeds langzamer.
e Bij een snelheid van 55 km per uur is de remweg ongeveer 15 meter lang. Zie de stippellijn
in de grafiek hierboven.
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 32 11-04-2008 11:27:30
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄33
Hoofdstuk 2 - Wortels
45a 5 6 3 2 5 3 6 2 15 12 15 4 3 15 2 3 30 3× = × × × = × = × × = × × = b 3
8385 16 2 8 10 16 5 2 8 10 6 10 8 10 2 10× − = × × × − = − = −
c 2 2 5 3 3 2 2 5 3 2 2 3 30 2 3 60 3× × = × × × × × = × × = d − × + × = − × × × + × × = − + =8 6 4 2 2 5 12 8 4 6 2 4 5 12 32 12 20 122( )
= − = − × × = − × × = −12 12 12 4 3 12 2 3 24 3 e − × − = − × × × − × = − − =3 17 2 17 2 123 3 2 17 17 4 123 102 4922( ) −−594 f 11 10 2 2 3 8 2 2 11 2 10 2 3 2 8 21
212
12
12× − × = × × × − × × × =
= − = = × × = × × =22 20 7 20 14 20 14 4 5 14 2 5 29 512
12
12
12
46a Bij zijn nieuwe grafiek hoort de formule y x= +2 of y x= + 2 .
b De formule van haar nieuwe grafiek wordt y x= − 3 .
c De grafiek van Kris ontstaat uit de grafiek van y x= door alle uitkomsten van deze
grafiek vier keer zo ver van de horizontale as af te tekenen.
d Je moet dan a = 16 nemen, want y x= 4 kun je schrijven als y x= ×16 en dat is gelijk
aan y x= 16 .
ICT Wortelformules
I-1a
oppervlakte vierkant A 0 1 4 9 16 25 36zijde vierkant z 0 1 2 3 4 5 6
b
80 16
2
1
0
3
5
6
7
4
24 32124 20 28 36 40oppervlakte vierkant A
zijd
e vi
erka
nt z
c Voor iedere waarde van A kun je de waarde van z vinden door de wortel uit A te nemen.
d Je kunt voor A alleen getallen groter of gelijk aan 0 invullen omdat er geen negatieve
oppervlakte bestaat.
I-2a Links van de verticale as bestaat de grafiek niet omdat de wortel uit een negatief getal niet
bestaat.
b -
c Ja, de grafiek loopt verticaal in het punt (0, 0).
I-3a -
b De grafiek van y x= +1 ontstaat uit de grafiek van y x= door deze grafiek één hokje
naar boven te verschuiven.
c De grafiek van y x= − +3 ontstaat uit de grafiek van y x= door deze grafiek drie hokjes
naar beneden te verschuiven.
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 33 11-04-2008 11:27:36
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄34
Hoofdstuk 2 - Wortels
d -
e De grafiek van y x= 2 ontstaat uit de grafiek van y x= door alle uitkomsten van deze
grafiek twee keer zo ver van de horizontale as af te tekenen.
f De grafiek van y x= 3 ontstaat uit de grafiek van y x= door alle uitkomsten van deze
grafiek drie keer zo ver van de horizontale as af te tekenen.
I-4a -
b
x 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12y 0 1 1,41 1,73 2 2,24 2,45 2,65 2,83 3
c De sterretjes in de tabel betekenen dat de grafiek hier niet bestaat.
d De grafiek begint in het punt (3, 0).
e De grafiek van y x= − 3 ontstaat uit de grafiek van y x= door deze grafiek drie hokjes
naar rechts te verschuiven.
I-5a 1 y x= − 1 , 2 y x= +1 5, , 3 y x= 3 , 4 y x= − +3 5, en 5 y x= + 4 5, b 1 (1, 0), 2 (0; 1,5), 2 (0, 0), 4 (0; –3,5) en 5 (–4,5; 0)
I-6a De grafiek bij de formule y x= + 8 ontstaat uit de grafiek bij de formule y x= door deze
grafiek acht hokjes naar links te verschuiven. Het randpunt is (–8, 0).
b De grafiek bij de formule y x= − +5 ontstaat uit de grafiek bij de formule y x= door
deze grafiek vijf hokjes naar beneden te verschuiven. Het randpunt is (0, –5).
c De grafiek bij de formule y x= − 23 ontstaat uit de grafiek bij de formule y x= door deze
grafiek 23 hokje naar rechts te verschuiven. Het randpunt is ( , )2
3 0 .
d De grafiek bij de formule y x= − ontstaat uit de grafiek bij de formule y x= door alle
uitkomsten van deze grafiek onder in plaats van boven de horizontale as te tekenen.
Het randpunt is (0, 0).
I-7a -
b Invullen van x = 9 geeft y = − = − = −9 5 3 5 2 , dus Ali doet het goed.
De fout die Mo maakt is dat hij y = − = =9 5 4 2 berekent.
c De coördinaten van het randpunt van de grafiek van y x= − 5 zijn (0, –5).
De coördinaten van het randpunt van de grafiek van y x= − 5 zijn (5, 0).
I-8a -
b Als je a groter maakt verschuift de grafiek naar rechts.
Als je a kleiner maakt verschuift de grafiek naar links.
c Invullen van x = 6 en y = 2 geeft 2 6= − a oftewel 6 4− =a , dus a = 2 .
Invullen van x = 6 en y = −2 geeft − = −2 6 a en dat kan niet.
I-9a In de getekende grafiek is a = 0 en b = 0 .
b -
c Als je a groter maakt verschuift de grafiek naar rechts.
Als je a kleiner maakt verschuift de grafiek naar links.
d Als je b groter maakt verschuift de grafiek naar boven.
Als je b kleiner maakt verschuift de grafiek naar beneden.
e De formule y x= − + −3 4 heeft een grafiek met randpunt (4, –3).
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 34 11-04-2008 11:27:45
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄35
Hoofdstuk 2 - Wortels
Test jezelf
T-1a 14 ligt tussen 3 en 4, − 26 ligt tussen 26 en 25, 41 ligt tussen 6 en 7, 2 99 ligt
tussen 19 en 20, −3 0 2, ligt tussen 22 en 21 en 6 2 ligt tussen 8 en 9.
b − = −144 12 , 27 5 20≈ , , 0 25 0 5, ,= , −1 kan niet en 8 7 2 95, ,≈
T-2a 2 13 3 13 5 13+ = b 3 5 4 5 7 5+ = c 3 5 15× = d 3 6 4 5 3 4 6 5 12 30× = × × × = e 9 7 8 7 6 6 7 6 6− + = + f 2 5 5 2 7 10 2 5 5 2 7 10 10 10 7 10 3 10× − = × × × − = − = g ( )3 11 3 11 3 11 3 3 11 11 9 11 992 = × = × × × = × = h 89 3 7 3 62 3 144 3− + =
T-3a 90 9 10 3 10= × = , 98 49 2 7 2= × = , 128 64 2 8 2= × = en
675 225 3 15 3= × = b 7 11 49 11 539= × = , 9 8 81 8 648= × = , 10 7 100 7 700= × = en
19 5 361 5 1805= × = . Ze staan al op volgorde van klein naar groot.
c 48 27 16 3 9 3 4 3 3 3 3− = × − × = − =
( )2 7 2 7 2 7 2 2 7 7 4 7 282 = × = × × × = × =
9 175 63 9 25 7 9 7 9 5 7 3 7 45 7 3 7 42 7− = × − × = × × − × = − =
− × + = − × × × + = − + = −3 2 2 5 5 10 3 2 2 5 5 10 6 10 5 10 10
( )6 6 6 62 × =
2 8 4 8 162 2 4 8 8 81 2 8 8 9 2 64 9 2× − = × × × − × = × − = −
T-4a Bij formule A is (0, 0) het randpunt, bij formule B is (23, 0) het randpunt,
bij formule C is (0, 1) het randpunt en bij formule D is (4, 23) het randpunt.
b
1
–1
–2
–3
–4
2
4
5y
x–1–2–3–4 O 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
3 A
C
D
B
c De grafiek van formule B ontstaat uit de grafiek van formule A door deze drie hokjes
naar links te verschuiven.
d De grafiek van formule C ontstaat uit de grafiek van formule A door deze één hokje
naar boven te verschuiven.
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 35 11-04-2008 11:27:53
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv
⁄36
Hoofdstuk 2 - Wortels
T-5 De oppervlakte van het bovenblad van haar tafel is 4 3 4 = 16 dm2. Het kleed bedekt de
helft van het bovenblad van haar tafel. De oppervlakte van het kleed is 16 : 2 = 8 dm2.
De zijden van het kleed moeten 8 2 83≈ , dm zijn en dat is 28,3 cm.
T-6a h a a= ×6 6 c w q q q= × × × × ×7 5 6
h a a= × × ×6 6 w q q= × × ×35 6
h a= 36 w q= 35 62
b k r= +4 12 d g u u= × × +4 3 5 3 g u u= × × +4 3 5 3 g u u= +2 3 5 3 g u= 7 3
T-7a De coördinaten van het randpunt van de grafiek zijn (4, 2).
b
x 4 5 6 7 8 9y 2 3 3,41 3,73 4 4,24
c Invullen van x = 40 geeft y = + − = + = + =2 40 4 2 36 2 6 8 .
Het punt (40, 9) ligt niet op de grafiek.
d Ja, Joram heeft gelijk.
T-8a De zijden van een vakje zijn 12 25 3 5, ,= cm.
b Eén vakje van het andere schaakbord heeft een oppervlakte van 432,64 : 64 = 6,76 cm2.
De zijden van een vakje zijn 6 76 2 6, ,= cm.
c Een dambord met een oppervlakte van 1200 cm2 heeft zijden van 1200 34 64≈ , cm.
De omtrek van dit dambord is 4 1200 138 56× ≈ , cm.
Het tweede dambord met een omtrek van 140 cm is groter.
Of:
Een dambord met een omtrek van 140 cm heeft zijden van 140 : 4 = 35 cm.
De oppervlakte van dit dambord is 352 = 1225 cm2.
Het eerste dambord heeft een oppervlakte van 1200 cm2. Het tweede dambord is groter.
0pm_MW9_VWO_2A-Uitw.indd 36 11-04-2008 11:27:58
© N
oord
hoff U
itgev
ers
bv
Moderne wiskunde 9e editie 2A vwo © Noordhoff Uitgevers bv