UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven...

95
0 UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Academiejaar 2004-2005 Palliatieve zorg in een RVT: een studie over opvattingen van verpleegkundigen en verzorgenden in één instelling Scriptie voorgelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Medisch-Sociale Wetenschappen Optie Verplegingswetenschap Door Katelijn Van de Velde Prof. Dr. M. Grypdonck

Transcript of UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven...

Page 1: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

0

UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2004-2005

Palliatieve zorg in een RVT: een studie over opvattingen van verpleegkundigen en verzorgenden in één instelling

Scriptie voorgelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Medisch-Sociale Wetenschappen

Optie Verplegingswetenschap

Door Katelijn Van de Velde

Prof. Dr. M. Grypdonck

Page 2: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

1

Page 3: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

2

UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen

Academiejaar 2004-2005

Palliatieve zorg in een RVT: een studie over opvattingen van verpleegkundigen en verzorgenden in één instelling

Scriptie voorgelegd tot het behalen van de graad van Licentiaat in de Medisch-Sociale Wetenschappen

Optie Verplegingswetenschap

Door Katelijn Van de Velde

Prof. Dr. M. Grypdonck

Page 4: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

3

Page 5: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

4

Ondergetekende, Katelijn Van de Velde, bevestigt hierbij dat onderhavige

scriptie mag worden geraadpleegd en vrij mag worden gefotokopieerd.

Bij het citeren moet steeds de titel en de auteur van de verhandeling worden

vermeld.

Page 6: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

5

Abstract Dit onderzoek gaat na welke opvattingen verpleegkundigen en verzorgenden

werkzaam in een Rust- en Verzorgingstehuis (RVT) hebben over palliatieve

zorg.

Er werd nagegaan hoe palliatieve zorg in een RVT werd toegepast, en wat het

betekent voor de vijftien geïnterviewden (verpleegkundigen en verzorgenden)

aldaar.

Voor dit exploratief onderzoek werd gebruik gemaakt van een kwalitatieve

benadering.

Gegevens werden verzameld via participerende observatie en los

gestructureerde interviews. Op basis van een aantal inclusiecriteria

contacteerde de onderzoeker de verpleegkundigen en verzorgenden.

De deelname aan het onderzoek gebeurde op vrijwillige basis.

Na afname van de interviews werden deze letterlijk getranscribeerd en

geanalyseerd.

Palliatieve zorg wordt door verpleegkundigen en verzorgenden in dit RVT

omschreven als een periode in iemands leven. Het is de zorg voor de bewoner

én diens familie, waarbij de gezondheid geen eisen meer stelt.

Volgens de geïnterviewden omvat palliatieve zorg bepaalde handelingen (zoals

pijnbestrijding, mondtoilet en wisselhouding), die leiden tot comfort voor de

bewoner. Ten opzichte van de familie probeert men te fungeren als

‘tussenpersoon’, maar ook probeert men als mens nabij te zijn.

Over het opstarttijdstip en de aanleiding tot het opstellen van een palliatief

dossier heerst er geen eenduidigheid onder de verpleegkundigen en

verzorgenden van deze instelling.

Het palliatief dossier wordt opgesteld om duidelijkheid te scheppen over de

toestand waarin de bewoner zich bevindt.

Communicatie met de palliatieve bewoner wordt als moeilijk ervaren, meestal

omwille van de lichamelijke en/of psychische achteruitgang. Anderzijds kan

men de opgebouwde relatie tussen de bewoner en de hulpverlener in een RVT

als een meerwaarde ervaren in het communiceren met elkaar.

Page 7: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

6

Er is desondanks nood aan bijscholing rond begeleiding en communicatie met

een palliatieve bewoner en diens familie.

De combinatie van een hoge werkdruk en de zorg voor palliatieve bewoners

wordt als stresserend ervaren.

Page 8: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

7

Abstract This study investigates the opinions of nursing home personnel and attendants

concerning palliative care.

Using a qualitative approach, we investigated how the palliative care in a

nursing home is used in practice and what it means for the fifteen interviewees.

Data were gathered through participant observation and loosely structured

interviews.

On the basis of a number of criteria, the researcher contacted the nursing

personnel and attendants. The interview topics were derived from the literature

review and previous qualitative studies concerning palliative care. The

interviews were literally transcribed and analysed so that the important concepts

were formulated.

Nursing personnel and attendants in this nursing home define palliative care as

a period in someone’s life. It is the care for the resident and his family when

health no longer imposes actions.

According the interviewees, palliative care consists of certain acts ( pain

control, mouth care, pressure ulcer prevention, verbal and nonverbal

communication,…) which lead to the comfort of the residents.

In relation to the family, they try to act as an intermediary, but also to be there

as a human being.

There is no unanimity among the nursing personnel and attendants of this

nursing home concerning the time and reason to draw up a palliative file. Often,

the visible physical condition is te basis of the decision. The palliative file is

drawn up to clarify the resident’s condition.

Communication with the resident is experienced as rather difficult, mostly

because the physical and/or mental setback. On the other hand, the build up

relation between the resident and the care provider in the nursing home is

experienced as an added value in the communication with each other.

Nevertheless, extra training in counselling and communication with the palliative

resident and his family is necessary.

The combination of a high work pressure and the care for the palliative resident

is experienced as a stressful situation.

Page 9: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

8

INHOUDSTAFEL

Inhoudstafel ...……………………………………………………………………………. VIII

Voorwoord …………………………………………………………………………………. XI

Inleiding …….……………………………………………………………………………… XII

Hoofdstuk 1 : Palliatieve zorg voor ouderen: een benadering vanuit de

literatuur ……………….…………………………………………………………………… 16

1.1. Inleiding .……………………………………………………………………………. 16

1.2. Veroudering en toename van de verzorgingsbehoefte ……………………. 17

1.3. De palliatieve zorgcultuur ……………………………….……………………… 18

1.4. Structuur van de palliatieve zorg in Vlaanderen …………………………… 20

1.5. Onderzoek naar palliatieve zorg in een Rust- en Verzorgingstehuis …... 27

1.5.1. Inleiding …………………………………………………………………… 27

1.5.2. Onderzoek naar ervaring van bewoners ……………………………. 27

1.5.3. Onderzoek naar ervaring van zorgverleners ...…………………….. 30

1.5.4. Levenskwaliteit als maatstaf voor het verlenen van ‘goede

palliatieve zorg’ ………………………………………………………….. 33

1.5.5. Belemmerende factoren in het verlenen van palliatieve zorg …... 35

1.5.6. Implementatie van palliatieve zorg in een rust- en

verzorgingstehuis ………………………………………………………... 36

1.5.7. Conclusie …………………………………………………………………... 37

Page 10: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

9

Hoofdstuk 2 : Probleemstelling en onderzoeksmethode………………………... 38

2.1. Probleemstelling en doelstelling ………………………………………………. 38

2.2. Onderzoeksopzet …………………………………………………………………. 38

2.3. Onderzoeksveld …………………………………………………………………... 40

2.4. Respondenten ……………..………………………………………………………. 41

2.5. Methode voor gegevensverzameling ………………………………………… 43

2.6. Gegevensbeheer en gegevensanalyse ………………………………………… 44

2.7. Methodologische kwaliteit en ethische aspecten van het onderzoek ….. 45

Hoofdstuk 3 : Onderzoeksresultaten ...……………………………………………… 47

3.1. Inleiding ……………………………………………………………………………. 47

3.2. Betekenis van palliatieve zorg …………………………………………………. 48

3.2.1 Definiëring palliatieve zorg ……………………………………………. 48

3.2.2 Benaming palliatieve zorg/comfortzorg/kwaliteitszorg ………... 50

3.3. Het palliatief zorgendossier (zie bijlage 3) ...………………………………... 52

3.3.1 Het opstarten van een palliatief zorgendossier ...………………….. 52

3.3.2 Aanleiding tot het palliatief zorgendossier ..……………………….. 55

3.4. Zorg voor de palliatieve bewoner en diens familie ……………………….. 57

3.4.1 Zorg aan de palliatieve bewoner ……………………………………... 57

3.4.2 Zorg aan de familie van de palliatieve bewoner …………………... 60

3.5. Communicatie tussen hulpvrager en hulpgever …………………………... 62

3.5.1 Communicatie tussen hulpverlener en palliatieve bewoner ……. 62

3.5.2 Communicatie tussen hulpverlener en familie van de palliatieve

bewoner ……………………………………………………………………. 64

3.6. Beleving van het zorgen voor stervende bewoners .………………………. 66

3.7. Conclusie …………………………………………………………………………… 69

Page 11: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

10

Hoofdstuk 4 : Discussie en conclusie ………………………………………………... 72

4.1. Inleiding ……………………………………………………………………………. 72

4.2. Discussie …………………………………………………………………………… 73

4.2.1. Geen eenduidigheid in de palliatieve zorg ………………………. 73

4.2.2. Zorg voor het leven? ..………………………………………………… 75

4.2.3. Impact van de palliatieve zorg op de hulpverlener ……………. 77

4.2.4. Een cultuur van eindigheid creëren in een rusthuis …………… 79

4.3. Conclusie …………………………………………………….……………………... 80

Literatuurlijst ………………………………………………………………………………. 81

Appendix …………………………………………………………………………………… 88

Appendix 1 : Informatieve brief

Appendix 2 : Informed consent formulier

Appendix 3 : Het palliatieve zorgendossier

Page 12: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

11

Voorwoord

Bij het begin van dit werk is het passend om een woord van dank te richten aan

de personen die meegeholpen hebben bij het ontstaan en de vormgeving van

deze scriptie.

In de eerste plaats wil ik mijn promotor Prof. Dr. M. Grypdonck bedanken voor

de begeleiding, advies en ondersteuning.

Mijn oprechte dank gaat ook uit naar de verantwoordelijken en de

hulpverleners van de instelling waar het onderzoek plaats vond. Dank voor het

bieden van de mogelijkheid tot het verrichten van dit onderzoek en voor de

goede samenwerking.

Een speciaal woord van dank uit naar de geïnterviewde hulpverleners die tijd

hebben vrijgemaakt en ons lieten delen in hun ervaringen. Hun getuigenissen

zijn de kern van dit onderzoek.

Tijdens de gegevensanalyse werd er rekening gehouden met de privacy van de

respondenten. Dit houdt echter een beperking in voor de diepgang van de

analyse, en beïnvloedt tevens de wijze van rapportering.

Vzw Palliatief Netwerk Gent-Eeklo wil ik graag bedanken voor het verschaffen

van informatie over palliatieve zorg in een Rust- en Verzorgingstehuis.

Tot slot wil ik mijn omgeving en vriend Reinout bedanken voor de morele

steun tijdens mijn studies en het realiseren van deze scriptie.

Page 13: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

12

Inleiding

Belangrijke evoluties in de geschiedenis en de samenleving hebben onze

houding en kijk t.a.v. de laatste levensfase sterk beïnvloed. Sterven behoort

evenzeer tot het leven als geboren worden, daar heeft de westerse cultuur het

nog steeds moeilijk mee. De confrontatie met zieke, rouwende en stervende

mensen wordt door velen liefst uit de weg gegaan. Deze taboe maakt het er

voor de mens niet gemakkelijker op (Morbé & Van Liedekerke, 2002).

Door de groeiende evolutie van de medische mogelijkheden blijven mensen

langer gezond en is de gemiddelde levensduur progressief gestegen. Heel wat

ouderen ontwikkelen multipele chronische aandoeningen, zowel fysieke als

mentale, die hen afhankelijk maken van mantelzorgers en professionele

hulpverleners, hetzij in de thuissituatie, hetzij in een instelling.

Bij dit soort aandoeningen, waarbij geen genezing mogelijk is, komt het er

vooral op aan om voor een optimale levenskwaliteit te zorgen (Spijker &

Laarman, 2000).

Wanneer uiteindelijk de ziektetoestand naar een eindfase evolueert en de

lijdensdruk erg groot wordt, verschuift de zorg geleidelijk naar een palliatieve

zorg.

‘Palliatief’ is afgeleid van het Latijnse woord ‘pallium’, wat ‘mantel’ of ‘deken’

betekent. Dit kledingstuk roept begrippen op als bescherming en geborgenheid.

‘Zorg’ wijst op de niet-curatieve benadering van de betrokken personen.

Palliatieve zorg kan men opvatten als de zorg die de patiënt en zijn omgeving

ondersteunt in het proces van afscheid nemen. Het bevestigt het leven en

beschouwt sterven als een normaal proces, met aandacht voor fysieke,

psychosociale, relationele en existentiële aspecten.

Page 14: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

13

In de literatuur vindt men tal van omschrijvingen omtrent palliatieve zorg.

Meestal verwijzen auteurs naar de definitie van de World Health Organisation

(1990) :

‘The active total care of patients whose disease is not responsive tot curative treatment.

Control of pain, of other symptoms, and of psychological, social and spiritual problems

is paramount. The goal of palliative care is achievement of the best quality of life for

patients and their families. Many aspects of palliative care are also applicable earlier in

the course of illness in conjunction with earlier anticancer treatment.

Palliative care,..., affirms life and regards dying as a normal process...neither hastens

nor postpones death,...provides relief from pain and other distressing

symptoms,...integrates the psychological and the spiritual aspects of care,...offers a

support system to help the patients live as actively as possible until death,...offers a

support system to help the family cope during the patients’ illness and in their own

bereavement.’ (geciteerd in Borremans, 2001; p. 11)

Twee elementen springen in het oog. De term ‘active care’, de verschuiving van

‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve

behandeling.

Uit de definitie blijkt eveneens dat de principes van palliatieve zorg ook kunnen

worden toegepast in een vroeger stadium van de ziekte: het is in se geen

nieuwe vorm van hulpverlening (Borremans, 2001).

De meningen zijn verdeeld over wat goede palliatieve zorg precies is of hoort te

omvatten. Wat wel vaststaat is dat palliatieve zorg een zeer persoonlijke

aangelegenheid is, zowel voor de stervende als voor de omstaanders.

Palliatieve zorg is zorg die het leven niet verkort en niet verlengt. De Vlaamse

pioniers hebben een stevige fundering gelegd op het einde van de jaren ’80 en

zij wisten zich sterk geïnspireerd door Cicely Saunders’ zienswijze dat sterven

tot het volle leven behoort (Claes e.a., 2002).

Page 15: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

14

Palliatieve zorg en terminale zorg zijn een onderdeel van de activiteiten in een

verzorgingstehuis. Sterven hoort bij de kwaliteitszorg binnen het

verzorgingstehuis en niet alle stervende bewoners zijn palliatieve patiënten.

Vrijwel alle bewoners overlijden in het verzorgingstehuis en een groot deel

daarvan heeft gedurende een bepaalde periode palliatieve zorg nodig

(Teunissen & Willems, 1999).

In deze scriptie wordt verslag gedaan van een kwalitatief onderzoek in één

RVT.

Er is onderzocht hoe verpleegkundigen en verzorgenden in dat RVT palliatieve

zorg omschrijven en uitvoeren.

De gegevens werden verzameld aan de hand van participerende observatie en

de afname van vijftien interviews in eenzelfde instelling. Via deze interviews

willen we de werkelijkheid benaderen vanuit het perspectief van de

hulpverlener. Fragmenten uit de interviews worden weergegeven ter

verheldering van de conclusies.

De term ‘hulpverlener’ wordt in deze scriptie gebruikt in de betekenis van

zowel een verzorgende als een verpleegkundige.

Hoofdstuk één situeert deze studie aan de hand van een samenvatting van de

literatuur over palliatieve zorg, die relevant is voor het onderwerp van deze

scriptie.

Hoofdstuk twee geeft een overzicht van de onderzoeksvragen, het

onderzoeksdesign, de respondenten, de methode voor gegevensverzameling en

de procedure van gegevensverwerking.

Page 16: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

15

Een derde hoofdstuk bestaat uit de resultaten, die onderverdeeld worden in vijf

grote paragrafen. De eerste paragraaf handelt over wat verpleegkundigen en

verzorgenden verstaan onder de term ‘palliatieve zorg’, een tweede paragraaf

beschrijft wanneer en waarom men een palliatief dossier start in het RVT, een

derde paragraaf geeft weer welke zorg verpleegkundigen en verzorgenden uit

het RVT belangrijk vinden voor een palliatieve bewoner en diens familie. De

vierde paragraaf gaat over hoe de communicatie verloopt tussen

verpleegkundigen/verzorgenden en de palliatieve bewoner (en diens familie),

de laatste paragraaf omschrijft hoe verpleegkundigen/verzorgenden omgaan

met het feit dat zij zorgen voor palliatieve bewoners.

Het vierde en laatste hoofdstuk geeft een interpretatie aan de resultaten, legt de

beperkingen van de studie uit en sluit af met een conclusie.

Page 17: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

16

HOOFDSTUK 1

PALLIATIEVE ZORG VOOR OUDEREN: EEN BENADERING VANUIT DE

LITERATUUR

1.1. Inleiding

De literatuurstudie is gebaseerd op artikels gevonden in de databanken

Pubmed, Cinahl, Invert en de sneeuwbalmethode. Er werd ook gezocht op de

website blackwell-synergy. De gehanteerde zoektermen zijn: ‘nursing home’ en

‘palliative care’. De tijdsperiode werd afgebakend van 1995 tot 2004.

De bedoeling van de literatuurstudie is niet een uitputtend systematisch

overzicht te maken, maar de studie te situeren in de context van wat reeds over

het onderwerp bekend is.

Vooraleer de eigenlijke resultaten van deze literatuurverkenning weer te geven,

beginnen we met een bespreking van de demografische evolutie, en de impact

hiervan op de ouderenzorg. Vervolgens wordt een beknopte historiek van de

palliatieve zorgcultuur gegeven, alsook de palliatieve zorgstructuur in

Vlaanderen en de wetgeving met betrekking tot palliatieve zorg in een rust- en

verzorgingstehuis.

Aansluitend volgt een overzicht van de onderzoeken die specifiek handelen

over palliatieve zorg voor ouderen.

Page 18: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

17

1.2. Veroudering en toename van de verzorgingsbehoefte

Veroudering van de bevolking heeft gevolgen voor de gezondheidszorg. Het is

voornamelijk de groep van de hoogbejaarden, die een verhoogde zorgbehoefte

heeft omwille van multipathologieën en cognitieve deficieten. Het is

hoofdzakelijk deze populatie, die een groot deel uitmaakt van de bewoners in

rusthuizen.

Door vergrijzing van de bevolking, toename van de kankerincidentie en het

wegvallen van de sociale opvangmogelijkheden zullen meer mensen

aangewezen zijn op residentiële zorgvoorzieningen (Cannaerts et al, 2000).

Ook chronisch zieke en hulpbehoevende ouderen hebben in hun laatste

levensfase recht op een echte menselijke zorg, omringd door mensen waarbij ze

zich veilig en geborgen voelen, waarbij ze ruimte krijgen om zichzelf te zijn,

waarbij ze zich waardevol voelen (Meire, 1999).

Uit Amerikaanse literatuur blijkt dat in Engeland en Australië momenteel één

op vijf personen in een rusthuis sterft. In de Verenigde Staten is dit cijfer één op

vier personen.

Men schat dat tegen 2040 er bijna één op twee personen zal sterven in een

rusthuis. Ook door de verkorte opnametijd en de bezuinigingen in de

gezondheidszorg hebben de rusthuizen een belangrijke rol om te zorgen voor

de terminale bewoners (Teno, 2002).

Niet alle bejaarden die sterven in een rusthuis zijn “palliatieve patiënten”. Bij

diegene die niet als “palliatieve patiënt” sterven, kunnen, in het kader van een

palliatieve zorgcultuur, elementen van palliatieve zorg worden toegepast zodat

een cultuur van eindigheid wordt gerealiseerd (Federatie Palliatieve Zorg

Vlaanderen, 2002).

Page 19: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

18

Naast de rusthuizen zal ook de palliatieve thuiszorg een groter aandeel hebben

in deze evolutie; deze zorg biedt de mogelijkheid voor de patiënt en zijn

familieleden om in de eigen vertrouwde omgeving te verblijven.

Onderzoek wijst uit dat het thuismilieu een waardevolle plaats kan betekenen

om te sterven, zowel voor de patiënt als voor zijn familieleden (Van Lancker,

2000).

1.3. De palliatieve zorgcultuur

De palliatieve zorgcultuur ontstond in de jaren 1950 en ‘60 in Engeland, als

reactie tegen de praktijk in de Engelse ziekenhuizen van toen, vanuit een

groeiend ongenoegen en onrust over de manier waarop met stervende mensen

werd omgegaan. De ‘Hospice Movement’ zette aan tot het oprichten van

hospices. Hospices zijn residentiële eenheden, waar opvang wordt geboden aan

mensen in hun laatste levensfase, aan hun familie en vrienden. In 1967 richtte

Cicely Saunders het eerste hopice voor palliatieve verzorging op in St.

Christopher’s in London.

Cicely Saunders definieerde palliatieve zorg als volgt: ‘De goede zorg voor

terminale patiënten die zich richt op fysieke, psychologische, sociale en spirituele noden

van zowel de patiënt als de familie. Het doel is het geven van palliatie en het verlichten

van storende symptomen. Hiervoor worden verpleegkundige interventies belangrijk

geacht. De veiligheid en het vertrouwen van de patiënt moeten gewaarborgd zijn.

Georganiseerde ondersteuning is essentieel in het helpen van de familie tijdens de

terminale fase van de ziekte van hun familielid en na zijn overlijden.’(C. Saunders,

geciteerd in Borremans, 2001)

Canada, Frankrijk, Zwitserland en België volgen op hun beurt het voorbeeld

van Engeland.

Page 20: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

19

In ons land zorgt een Britse vrouw, Joan Jordan, voor de eerste vonk. Wanneer

haar Belgische echtgenoot aan een ongeneeslijke kanker lijdt, stelt ze vast dat er

in België geen aangepaste zorg en opvang voor terminale zieken bestaat. Samen

met haar Britse vrienden richt ze in 1980 de v.z.w. ‘Continuing Care’ op. Deze

vereniging richt zich aanvankelijk tot informatieverspreiding en

fondsenwerving.

In 1985 start onder leiding van de sociologe Chantal Couvreur een bescheiden,

maar degelijke structuur van gespecialiseerde thuiszorg. Palliatieve Thuiszorg

Gent volgde in 1989.

In hetzelfde jaar richtte Zuster Leontine de eerste palliatieve eenheid van het

land op in het Brusselse St.-Jansziekenhuis.

In 1989 stelde de Wereld Gezondheidsorganisatie dat de verbetering van de

palliatieve zorg een wereldwijde prioriteit is. Ze definieerde palliatieve zorg als

een actieve totaalzorg aan mensen die ongeneeslijk ziek zijn.

Op een interdisciplinaire wijze wordt tegemoet gekomen aan fysieke,

psychische, sociale en spirituele noden van de patiënt, zodat hij het recht krijgt

om op een menswaardige manier te sterven (Clara et al, 2000).

De geriatrie heeft op zijn beurt gezorgd voor de uitbreiding van het begrip

palliatieve zorg, dat oorspronkelijk gericht was naar kankerpatiënten (Wary,

2003).

Multipathologie, de afwezigheid van verbale communicatie en een langdurig

stervensproces worden nu ook in rekening gebracht bij het spreken over

palliatieve zorg. De invoeging van palliatieve zorg in de geriatrie is echter niet

geheel vanzelfsprekend.

De geriatrie benadrukt volgens Wary (2003) het belang van het doen, daar waar

palliatieve zorg het zijn benadrukt. De betekenis van ‘doen’ ligt volgens hem in

de mogelijkheid om zelf te stappen, zichzelf te wassen en zelf te eten. Het ‘zijn’

wordt door deze Franse onderzoeker gedefinieerd als ‘autonoom zijn’ en het

belang van eigen keuzes te maken.

Page 21: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

20

1.4. Structuur van de palliatieve zorg in Vlaanderen

België is in de jaren tachtig met een geleidelijke ontwikkeling van de palliatieve

zorg gestart. Deze evolutie ontstond mede dankzij heel wat professionelen en

semi-professionelen uit de gezondheidssector. Ondertussen is de palliatieve

zorg op structurele wijze verankerd in onze gezondheidszorg.

De palliatieve zorg, of die nu verleend wordt in gespecialiseerde eenheden

binnen een ziekenhuis of een rusthuis of op ambulante wijze, dient te leiden tot

een wezenlijke betere begeleiding van patiënten bij wie alle curatieve

behandelingen zijn stopgezet.

1. Samenwerkingsverbanden

Als basis voor de palliatieve zorg werden samenwerkingsverbanden (ook

netwerken of platforms genoemd) opgericht, zoals geregeld in het koninklijk

besluit van 19 juni 1997.

Het samenwerkingsverband moet een geografisch gebied bestrijken dat tussen

de 200.000 en de 1 000.000 inwoners telt. Binnen deze regio vervullen zij een

belangrijke rol bij het verspreiden van de cultuur van palliatieve zorg. Zij

coördineren locale acties.

De kernopdrachten van een samenwerkingsverband zijn informatie en

sensibilisering, opleiding en navorming, het opstellen van

samenwerkingsprotocols en het voeren van een regionaal beleid (Decoster &

Van Liedekerke, 2001).

Een voorbeeld is het Palliatief Netwerk (de benaming werd gegeven door de

Vlaamse Regering in 1995). Dit is een overkoepelend samenwerkingsverband

tussen vertegenwoordigers van eerstelijnhulpverleners, organisaties,

instellingen, verenigingen en diensten. Het is gericht op het ondersteunen van

palliatieve zorg en wordt erkend door de Vlaamse Overheid.

Page 22: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

21

2. De palliatieve ziekenhuisfunctie

In het K.B. van 15 juli 1997 werden bepaalde normen opgelegd voor de

palliatieve ziekenhuisfunctie, die een adviserende en ondersteunende rol heeft.

Sensibilisering, opleiding en ondersteuning van de personeelsleden behoort

eveneens tot de opdracht.

Sinds het K.B. van 19 april 1999 is deze palliatieve functie binnen het ziekenhuis

verplicht, en moet men een beroep kunnen doen op een multidisciplinair team

dat het algemeen beleid inzake palliatieve zorg binnen de instelling uitstippelt

en de functie in haar dagelijkse werkzaamheden ondersteunt.

Tevens moet de palliatieve functie een functionele binding hebben met

palliatieve residentiële eenheden en met de personen die de thuiszorg

verstrekken.

De palliatieve ziekenhuisfunctie dient ook medewerking te verlenen aan een

regionale commissie.

Er moet permanent (24 uur op 24) een beroep op deze functie kunnen gedaan

worden.

3. De dienst SP-palliatieve zorg

In hetzelfde K.B. (15 juli 1997) treft men normen aan die gelden voor een dienst

Sp-palliatieve zorg. Dit is een kleinschalige, intra-murale eenheid, waarin

patiënten worden opgenomen die voldoen aan 1 of meer bepaalde criteria.

Het kan bijvoorbeeld gaan om een terminale zieke die permanente

professionele zorg vereist, of een patiënt die tijdelijk opgenomen wordt voor

symptoomcontrole. Het kan ook zijn dat het een patiënt betreft zonder

huisgenoten, of een zieke waarvan de familie de zorg tijdelijk niet aankan.

Op de eenheid mogen er minimum 6 en maximum 12 bedden aanwezig zijn.

Ook zijn er architectonische normen waaraan de dienst moet voldoen.

Page 23: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

22

Het noodzakelijk aantal personeelsleden omvat ten minste één arts, een

voldoende aantal verpleegkundigen, een deeltijds maatschappelijk werk(st)er

of sociaal verpleegkundige, een psychiater of psycholoog als regelmatig

consultant, een deeltijds kinesitherapeut(e), een deeltijds ergotherapeut(e) en

een administratieve kracht (Decoster & Van Liedekerke, 2001).

4. Palliatieve thuiszorg

De palliatieve thuiszorg werd opgericht om de terminale zieke zolang mogelijk

in zijn vertrouwde omgeving te laten. Met het oog op het ondersteunen van de

verschillende diensten in de palliatieve thuiszorg werden multidisciplinaire

begeleidingsteams opgericht. Daar waar samenwerkingsverbanden zich vooral

richten op coördinatie, overleg en vorming, vervullen de equipes een

tweedelijnsfunctie voor de eerstelijnszorgverstrekkers.

Men kan beroep doen op dit palliatief team om de somatische, psychologische,

sociale en spirituele noden van de terminale zieke optimaal op te vangen en om

de nabestaanden te ondersteunen bij de organisatie van de zorg en het

begeleiden van de zieke.

In het K.B. van 13 oktober 1998 worden voorwaarden en minimale criteria

genoemd waaraan de overeenkomsten tussen de multidisciplinaire

begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging en het Verzekeringscomité,

ingesteld bij de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV, moeten

voldoen.

Page 24: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

23

5. Palliatieve zorg in RVT’s en ROB’s

Ieder rust- en verzorgingstehuis (RVT) en ieder rustoord (ROB) met ten minste

60 bedden en ieder kleiner rustoord dat daarmee wenst gelijk gesteld te

worden, dient te beschikken over de nodige infrastructuur voor de opvang van

de familie van patiënten in een terminale fase.

Sinds het K.B. van 15 juli 1997 is er wettelijk voorzien in een palliatieve functie

voor elk rust- en verzorgingstehuis. Concreet betekent dit onder andere dat elke

RVT-instelling zich moet aansluiten bij een erkend samenwerkingsverband en

concrete afspraken moet maken met een erkende instelling die beschikt over

zogenaamde Sp-bedden “palliatieve zorg”.

Ter ondersteuning van de verzorging van de terminale patiënten in het RVT en

naar analogie met de palliatieve functie in ziekenhuizen, hebben de

aangewezen Coördinerend en Raadgevend Arts (CRA) en de

hoofdverpleegkundige verschillende taken.

Ten eerste dienen zij een palliatieve zorgcultuur in te voeren, en daaraan

gekoppeld het personeel te sensibiliseren. Ten tweede staan ze in voor het

formuleren van adviezen inzake palliatieve zorg ten behoeve van het

aanwezige zorgpersoneel (verpleegkundigen, verzorgenden, paramedici,

kinesitherapeuten).

Tenslotte zijn ze ook verantwoordelijk voor het bijschaven van de kennis

betreffende palliatieve zorg van het eerder genoemde personeel (Decoster &

Van Liedekerke, 2001).

De hoofdverpleegkundigen en de CRA kunnen deze bovengenoemde

opdrachten delegeren naar de PRF (Palliatieve Referente Functie) van de

instelling. De PRF is een personeelslid dat voldoende opgeleid is in de

palliatieve zorg en dat tijd en ruimte krijgt om de coördinatie en de uitbouw

van de palliatieve zorg in de instelling te bewaken.

Page 25: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

24

De PRF neemt geen hiërarchische plaats in, maar bekleedt een staffunctie.

In sommige situaties kan de PRF een Palliatief Supportteam binnen het RVT

uitbouwen. Een Palliatief Supportteam is interdisciplinair samengesteld en

bestaat naast de PRF uit de CRA van de instelling, een maatschappelijk werker

en een spiritueel begeleider. Andere disciplines of deskundigen kunnen

facultatief aansluiten. Alle teamleden hebben een aangepaste opleiding in

palliatieve zorg genoten (“Naar een palliatieve zorgcultuur in de residentiële

ouderenvoorziening”, Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen, 1998).

Onder supervisie van het Palliatief Supportteam kunnen ook vrijwilligers in het

team worden ingeschakeld.

De oprichting van een Palliatief Supportteam geldt niet voor ROB’s. Zij kunnen

er wel één oprichten of een samenwerkingsprotocol afsluiten met de Palliatieve

Thuiszorgequipe uit de regio.

De PRF is mee verantwoordelijk voor het optimaliseren van de levenskwaliteit

binnen een RVT en het uitbouwen van een “cultuur van eindigheid”. Het is

nodig dat alle beleidsverantwoordelijken en alle zorgverleners, inclusief de

huisartsen, hieraan meeparticiperen. De PRF vervult hierbij een adviserende en

ondersteunende rol.

Zowel hulpverleners, bewoners als familie kunnen beroep doen op de PRF.

Deze persoon kan advies en ondersteuning bieden aan het verplegend en

verzorgend personeel inzake pijn- en symptoomcontrole, comfortzorg,

psychosociale en spirituele begeleiding. Hij/zij biedt indien nodig emotionele

ondersteuning aan de zorgverstrekkers.

Page 26: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

25

Naast de adviserende en ondersteunde taken detecteert de PRF ook de

vormingsnoden van het personeel en probeert daarop een antwoord te

formuleren, al dan niet in samenwerking met het Netwerk.

Verder staat de PRF in voor de ondersteuning en begeleiding van de bewoner

en zijn familie, en waakt over de continuïteit van de hulpverlening.

Binnen de instelling betekent dit dat er afspraakprotocollen worden opgesteld

met onder andere de huisarts zodat de continuïteit in de zorg wordt verzekerd,

ook tijdens wachtdiensten.

Het “Palliatieve Zorgendossier” maakt deel uit van de verleende palliatieve

zorg in een rusthuis. Het dient om de afspraakprotocollen doeltreffender te

maken (zie bijlage 3).

Dit dossier beoogt een aantal doelstellingen: het is een document in functie van

teamwerking en als aanvulling van het bestaande zorgendossier (één onderdeel

ervan – met name de Checklist Palliatieve Bewoner – hoort als toevoeging in

het medisch dossier).

Het palliatief zorgendossier draagt bij tot het optimaal verloop van de zorg

voor de palliatieve bewoner en zijn omgeving. In het dossier is er ruimte

voorzien voor afspraken en het noteren van observaties, om zo tot een totale

benadering van de bewoner te komen.

Dit document kan helpen bij het verzamelen van registratiegegevens voor de

overheid met het oog op mogelijke erkenning en/of subsidies. Verder kan het

als registratie-instrument dienen voor de instelling zelf, ter opvolging van de

kwaliteit van zorgen.

Page 27: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

26

Het M.B. van 22 november 2001 bepaalt dat de RVT’s en ROB’s financiële

middelen krijgen voor de palliatieve zorg. Deze financiering gebeurt bij wijze

van een forfait: � 0,25 per B- of C-bewoner, per dag.

De financiering van de PRF valt onder het palliatief forfait.

Om recht te hebben op dit forfait moet het RVT aan bepaalde voorwaarden

voldoen (Vzw Netwerk Palliatieve Zorg Gent-Eeklo, augustus 2002).

De eerste vereiste is dat alle personeel vorming volgt. Er moet voor de hele

instelling zoveel uren vorming gerealiseerd zijn, als er B- en C-bewoners waren

in het jaar voordien.

De thema’s van de vorming zijn niet vastgelegd en kunnen dus ruim gaan. Het

Ministerieel Besluit vraagt wel dat de lesgever deskundig zou zijn inzake

palliatieve zorg.

De tweede voorwaarde is dat elke instelling een Intentieverklaring Palliatieve

Zorg opstelt waarin zij haar beleid inzake palliatieve zorg uiteenzet. Deze tekst

moet zo breed mogelijk verspreid worden. Dit betekent dat alle personeelsleden

de inhoud van die tekst moeten kennen en dat de bewoners en hun familie

geïnformeerd worden over het beleid inzake palliatieve zorg in de instelling.

Een derde voorwaarde is dat de instelling iemand aanduidt die

verantwoordelijk is voor de palliatieve zorg en de vorming van het personeel

inzake palliatieve zorg.

De vierde vereiste is een registratieplicht. De instelling moet van elke bewoner

de leeftijd, het geslacht, de datum van opname, de datum van de start van de

palliatieve zorg, de datum vanaf wanneer de persoon volgens de huisarts

voldeed aan een bepaalde definitie van palliatieve zorg en de datum en plaats

van overlijden noteren.

Page 28: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

27

1.5. Onderzoek naar palliatieve zorg in een Rust- en Verzorgingstehuis

1.5.1. Inleiding

Er bestaat een ruim aanbod aan literatuur betreffende palliatieve zorg, zowel

wetenschappelijk gefundeerde als niet-wetenschappelijke. Maar specifiek over

palliatieve zorg in een rusthuis is er echter weinig wetenschappelijk onderzoek

verricht (Cremie, 2001; Dean & McClement, 2002; Stewart et al, 1999).

De literatuur en onderzoeken die gepubliceerd zijn, zijn hoofdzakelijk

descriptief van aard.

In de richting Verplegingswetenschap aan de Universteit Gent werden reeds

scripties gemaakt die handelen over palliatieve zorg in verschillende settings

(Cremie, 2001; Drieghe, 2002; Engel, 2001; Van Lancker, 1999; Vyncke, 2001),

maar nog niet in rusthuizen.

1.5.2. Onderzoek naar ervaring van bewoners

Volgens Bottorff et al. (1998) is het verlenen van patiëntgecentreerde zorg een

fundamenteel principe van palliatieve zorg, een benadering gebaseerd op het

perspectief van de patiënt.

Uit kwalitatief onderzoek naar wensen en verlangens bij zestien ouderen (65

jaar en ouder) blijkt dat deze onderzoeksparticipanten telkens een heterogene

definitie omschrijven voor ‘een goede dood’. De meest aangehaalde definities

zijn; “geen pijn”, “overlijden in de slaap”, “een vlugge dood”, “niet hoeven te

lijden” en “geen weet hebben van de komende dood” (Vig et al., 2002).

Volgens deze onderzoeker kan een open gesprek met de bewoner over dit

onderwerp verhelderend zijn. Op die manier kan men achterhalen wat voor de

bewoner (vooral) belangrijk is, en kan men in de zorg voor die bewoner

hiermee rekening te houden.

Een verkennend gesprek met de bewoner wordt het meest geschikt geacht.

Page 29: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

28

Ook dient men rekening te houden met veranderende gezondheidstoestanden;

waarden van vóór men ziek is kunnen veranderen tijdens een ziekteproces (Vig

et al., 2002).

In een ander kwalitatief onderzoek naar de ervaringen van palliatieve patiënten

stelt men een onderliggende complexiteit vast, betreffende beslissingen maken

in een palliatieve situatie. Binnen een proces van bedachtzaamheid en

afweging, maakt de patiënt een poging om de balans in zijn leven te behouden

of te herwinnen (Bottorff et al., 1998).

Onderzoek naar beleving van patiënten en familieleden van residentiële

palliatieve zorg (Cannaerts et al., 2000) stelt dat tijd voor de patiënten en

familieleden en de houding van de zorgverlener twee voorwaarden zijn voor een

‘goede palliatieve zorg’. Onderdelen bij de houding van de zorgverlener zijn

vanzelfsprekendheid, bereidheid, humor, naastenliefde en beschikbaarheid.

Amerikaanse literatuur maakt hoge cijfers bekend van terminale bewoners die

onbehandelde pijn en andere symptomen ervaren . Omwille van deze situatie

kunnen de bewoner en zijn familie geïsoleerd worden van sociale en spirituele

ondersteuning. Gezondheidszorginstellingen met een palliatieve zorgcultuur

kunnen hieraan tegemoetkomen (Zerzan et al., 2000).

Onderzoek van Sloane et al. (2003) vermeldt een aantal kenmerken omtrent

kwaliteit op het einde van een leven, vanuit het perspectief van de bewoner.

De bewoner zelf vindt familieopvang en tijd en aandacht van hulpverleners

voor familie belangrijke elementen. Een efficiënt symptoommanagement,

verlenging van het leven vermijden, emotionele ondersteuning en

communicatie komen als belangrijkste kenmerken voor de bewonerszorg naar

voren.

Page 30: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

29

Toch wensen sommige bewoners niet met anderen over de dood te praten. In

het kwalitatief onderzoek naar wensen en behoeften van terminale bewoners

beschrijven De Korte-Verhoef en De Lange (1998) hiervoor vier redenen.

Ten eerste willen de terminale bewoners niet voortdurend benaderd worden als

iemand die spoedig zal sterven. Ten tweede zijn ze nog niet klaar om

geconfronteerd te worden met het sterven. Een derde reden is dat ze vinden dat

er te weinig privacy is om een gesprek aan te gaan over de dood. Ten slotte

vinden ze soms de hulpverlener te jong, om een open gesprek te voeren over

doodgaan.

In hetzelfde onderzoek worden drie centrale behoeften van terminale bewoners

vermeld.

De eerste behoefte is identiteit. Men wil zeggenschap hebben en bepaalde taken

nog kunnen vervullen. Een tweede behoefte zijn de primaire levensbehoeften

zoals lichamelijke verzorging, privacy, veiligheid, en de nood om af en toe

iemand te zien. Men vindt het aangenaam als een hulpverlener af en toe eens

op de kamer langskomt.

De derde behoefte is de behoefte om het leven af te ronden. Bijvoorbeeld

afscheid nemen van personen, van bepaalde materiële zaken, en eventueel nog

een laatste wens laten uitkomen.

Page 31: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

30

1.5.3. Onderzoek naar ervaring van zorgverleners

Onderzoek naar ervaringen van zorgverleners m.b.t. de residentiële palliatieve

zorg (Cannaerts et al., 2000) toont aan dat vooral de zorgwijze, en de hieraan

gekoppelde creativiteit, belangrijk wordt geacht. De technische competentie

vindt men hierbij van minder belang.

De hulpverleners stellen ook een aantal voorwaarden om deze zorg uit te

oefenen, zoals een gemeenschappelijke doelstelling (multidisciplinair),

deskundigheid, tijd en de houding van de zorgverlener.

Onderzoek naar opvattingen, ervaringen en attitudes van verpleegkundigen op

een palliatieve eenheid (Vyncke, 2001) stelt een aantal voorwaarden op om

goede palliatieve zorg te kunnen verlenen, zoals tijd hebben en tijd maken, de

attitude van de verpleegkundigen (een bepaalde grondhouding met kenmerken

zoals echtheid, respect hebben voor de eigenheid van anderen, communicatieve

vaardigheden enz…), als hulpverleningsteam een gemeenschappelijke

doelstelling willen bereiken (namelijk de levenskwaliteit van de patiënt

bevorderen), eventuele hulp van vrijwilligers op de afdeling die een

meerwaarde kunnen betekenen in de totaalzorg voor de palliatieve patiënt en

zijn/haar familie, in waarheid omgaan met de patiënt en diens familie, en dit

alles in een rustgevende omgeving waar leven mogelijk is.

Een kwalitatief onderzoek van Irvin (2000) naar ervaring van verpleegkundigen

met palliatieve zorg in een rusthuis levert drie centrale thema’s op: de uniciteit

van de relatie tussen bewoner en de verpleegkundige; moeilijkheden in het

zoeken naar een efficiënte pijncontrole en de impact van de palliatieve zorg op

de verpleegkundige.

De ervaringen in het verlenen van palliatieve zorg werden door de

verpleegkundigen enerzijds omschreven als liefdevol, fascinerend en

verrijkend.

Page 32: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

31

Anderzijds kunnen de emotionele betrokkenheid met de bewoner, de meerdere

sterfgevallen die men meemaakt, de confrontatie met persoonlijk verlies en de

beperkte ondersteuning op het werk een potentieel gevaar vormen voor deze

verpleegkundigen, met kans op burnout.

Uit bestaande, Belgische onderzoeken in verband met palliatieve zorg

(Cannaerts, 2000; Vanderwee, 1999; Vyncke, 2001) blijkt dat de lichamelijke

verzorging van de palliatieve patiënt de nodige aandacht krijgt, maar dat er

voor de psychosociale, emotionele en existentiële zorg vaak minder tijd en

deskundigheid aanwezig is dan dat de hulpverleners zouden willen.

Juist voor dit aspect wordt soms een tijdelijke verhoging van de inzet van

personeel bij een patiënt in de terminale fase nodig geacht (Teno, 2002).

Ander onderzoek naar attitude van verpleegkundigen ten opzichte van de zorg

in de laatste levensfase bij bejaarde patiënten (Cremie, 2001) geeft aan dat

reguliere verpleegkundigen meer belang hechten aan de hygiënische

zorgverlening in de laatste levensfase. Palliatief opgeleide verpleegkundigen

spelen een actievere rol in de zorg voor de patiënt. Zij luisteren actief, gaan in

op de vraag van de patiënt, zoeken naar de meest gepaste oplossing, houden

rekening met de wensen van de patiënt en vangen de familie op. Om deze zorg

te kunnen toepassen, dient men als verpleegkundige eerst zelf te reflecteren

over leven en dood.

Ditzelfde onderzoek geeft ook aan dat de rolopvattingen van verpleegkundigen

ten aanzien van de zorgen in de laatste levensfase bij bejaarde patiënten

verschillen naargelang de verpleegkundige al dan niet interesse toont voor

palliatieve zorg. Indien er interesse is, heeft men meer aandachtspunten

(aanvullend op de verpleegkundige rol) in de zorg voor de bejaarde patiënt

(onder andere het belang van communicatie).

Page 33: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

32

Met betrekking tot communicatie stelt May (1995) dat verpleegkundigen zich

vaak onzeker voelen in het communiceren met terminaal zieke patiënten.

Volgens onderzoek door Cremie (2001) wordt het nog moeilijker wanneer de

patiënt niet op de hoogte is van zijn ziektetoestand.

Ander onderzoek over palliatieve zorg aan bewoners besluit dat jonge en

onervaren hulpverleners, en zelfs ervaren hulpverleners, het moeilijk vinden

om tegemoet te komen aan de psychosociale behoeften van de terminale

bewoner (Avis et al., 1999; Cannaerts et al., 2000).

Onderzoek naar palliatieve ondersteuning van rusthuizen (Avis et al., 1999)

geeft aan dat door palliatieve scholing het vertrouwen van de hulpverleners in

de zorg voor palliatieve patiënten groeit, de communicatie met bewoners en

familieleden verbetert, en men beter begrijpt wat de noden zijn van iemand die

stervende is.

In het reeds geciteerde onderzoek van De Korte-Verhoef en De Lange (1998)

naar wensen van terminale bewoners, wordt aangegeven dat verpleegkundigen

zich minder machteloos voelen bij de zorgverlening als ze weten wat de wensen

en behoeften zijn van de terminale bewoners. Hetzelfde komt naar voor in het

onderzoek van Vyncke (2001). Volgens De Korte-Verhoef en De Lange dienen

hulpverleners aangespoord te worden om samen met terminale bewoners

openlijk te praten over sterven en doodgaan. Hiervoor is er tijd nodig, en het

creëren van een rustige omgeving.

Seal (1989) bevestigt dat de bereidheid om te praten met patiënten over hun

ziekte en over het sterven een centrale component is van de palliatieve filosofie.

Page 34: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

33

1.5.4. Levenskwaliteit als maatstaf voor het verlenen van ‘goede palliatieve

zorg’

Zoals blijkt uit de definities van palliatieve zorg zijn het lijden verzachten en

maximalisatie van de kwaliteit van leven de primaire doelen van palliatieve

zorg. Palliatieve zorg omvat immers symptoomcontrole, aandacht voor de

psychosociale gezondheid en de spirituele zorg (Perron & Schonwetter, 2001).

Deskundige pijnbestrijding en verlichting van andere symptomen zijn

essentieel voor de levenskwaliteit van de bewoner en zijn naasten. Ze kunnen

dan, zo min mogelijk gehinderd door ziekteverschijnselen, zinvolle momenten

toevoegen aan de bewoner zijn bestaan.

Toch tonen verschillende onderzoeken aan dat onbehandelde pijn een frequent

voorkomend probleem is onder de rusthuisbewoners (Casarett et al., 2001;

Parker-Olivier, 2002; Sloane et al., 2003; Teno, 2002; Zerzan, 2000).

Parker-Olivier (2002) voegt daar nog aan toe dat er veel terminale bewoners in

de rusthuizen verblijven, die niet de nodige palliatieve zorg krijgen.

Volgens Cannaerts et al. (2000) is palliatieve zorg een dynamisch proces, gericht

op het welzijn van de patiënt en diens levenskwaliteit. In palliatieve zorg dient

men respect op te brengen voor de persoon en de autonomie van de patiënt,

met aandacht voor informatie en communicatie.

Volgens Cannaerts vraagt palliatieve zorg van de hulpverlener in waarheid om

te gaan met de patiënt, binnen een sfeer van vertrouwen en eerlijkheid. Op deze

manier kan de zorg, en specifiek de spirituele ondersteuning van de patiënt, in

een optimaal klimaat plaatsvinden.

Om in het laatste levenstraject kwaliteit te kunnen toevoegen aan het bestaan, is

er letterlijk en figuurlijk ruimte nodig. Ruimte voor afscheid en verwerking in

een persoonlijke levenssfeer. Dit geldt eveneens voor de familie van de

terminale bewoner.

Page 35: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

34

Volgens Degner er al. (1991) wordt de familie beschouwd als eenheid van zorg,

die in een palliatieve situatie in crisis verkeert. Hierbij wordt informatie

verstrekken belangrijk.

Rouwbegeleiding behoort ook tot de palliatieve hulpverlening, zowel voor de

patiënt als voor diens familie. Ondersteuning in verdriet en het aanvoelen van

zorgen zijn hierbij van belang (Cannaerts et al., 2000).

Volgens Zerzan (2000) betekent palliatieve zorg een veelomvattende,

interdisciplinaire zorg, met als ultieme doelstelling de kwaliteit van leven voor

de terminale of ongeneeslijke patiënt en zijn familie te bevorderen. Palliatieve

zorg omvat pijn- en sympoommanagement, emotionele en spirituele zorg, en

ondersteuning bij de verwerking van het verlies aan de overlevenden.

Een optimale symptoomcontrole schept een ruimte voor de patiënt, die positief

kan ingevuld worden (Cannaerts et al., 2000).

Hulpverleners die directe zorg verlenen weten soms niet goed wat te zeggen, of

ze zijn bang om de verkeerde dingen te zeggen, daarom zeggen ze dikwijls

niets. Dit heeft implicaties voor de kwaliteit van de zorg aan de bewoner.

Daarom stelt Winchester (2003) dat palliatieve zorg met een hoge kwaliteit,

goede communicatieve vaardigheden vereist. Volgens deze onderzoeker is

‘stilte’ de moeilijkste vaardigheid om aan te leren, hij omschrijft dit als de

wachttijd die aan de bewoner gegeven wordt om te antwoorden. Een

voorwaarde bij deze vaardigheid, is onder andere een klimaat met ruimte voor

dialoog en communicatie, waarbij respect en zorg voor autonomie van de

bewoner het uitgangspunt is.

Wary (2003) geeft een verklaring voor de afwezigheid van communicatie die in

de geriatrische zorg vaak opgemerkt wordt. Het kan volgens hem zijn dat men

zichzelf als hulpverlener wenst te beschermen van een afschrikkende,

gebonden relatie met de bewoner.

Page 36: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

35

Volgens verpleegkundige onderzoeker Joyce Travelbee (1971) is communicatie

essentieel om een mens-tot-mens relatie te bekomen, zodat de verpleegkundige

in staat is de bewoner te helpen in het omgaan met ziek zijn en het lijden, en om

zingeving te zoeken in deze ervaringen. Communicatie laat de bewoner ook toe

om zijn/haar gevoelens en angsten te uiten.

Verschillende studies bevestigen de nood aan goede communicatie (De Korte-

Verhoef & De Lange, 1998; Kayser-Jones, 2002; Winchester, 2003).

1.5.5. Belemmerende factoren in het verlenen van palliatieve zorg

Volgens Ersek en Wilson (2003) zijn er factoren die de kwaliteit van de

palliatieve zorg in een rusthuis belemmeren. Deze zijn inadequaat opgeleid

personeel, onduidelijkheden omtrent administratie en terugbetaling, miniem

symptoommanagement en geen aandacht voor de psychosociale ondersteuning

van zowel het personeel, de bewoners, als de familie.

Er worden ook weinig afspraken gemaakt over al dan niet opname in het

ziekenhuis en/of een Not To Reanimate-beleid (Sloane et al., 2003).

Happ et al. (2002) merkt hierbij op dat geschreven afspraken zich niet

noodzakelijk vertalen in verbeterde behandelingen of comfort op het einde van

het leven van een bewoner. Meestal wordt er enkel gekeken naar verandering

van zorg indien er acuut iets gebeurt met de bewoner.

Volgens Froggatt (2002) kunnen personeelstekort, de discontinuïteit onder het

personeel, de opleidingskost van het personeel en onvoldoende interesse vanuit

het management van de instelling een belemmering vormen bij de

implementatie van palliatieve zorg.

Onderzoek door DeBellis en Parker (1998) bevestigt dat opleidingstijd en

opleidingskosten vaak gezien worden als barrières om personeel in de

rusthuizen palliatieve zorg aan te leren. Nochtans is er een reële nood aan

opleiding (Frogratt, 2001; Raudonis et al., 2002).

Page 37: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

36

1.5.6. Implementatie van palliatieve zorg in een rust- en verzorgingstehuis

Een palliatieve zorgcultuur verspreiden blijkt moeilijk en niet vanzelfsprekend.

Dat wordt onder andere aangetoond in een onderzoek van Dowding en Homer

(2000), waarin het omschreven wordt als een mentaliteitswijziging. Het is

volgens hen een filosofie creëren met aandacht voor palliatieve zorg, het

maximaliseren van de levenskwaliteit van de patiënt en zijn/haar familie,

gedragen door het ganse hulpverleningsteam.

Volgens Teunissen en Willems (1999) verwijst de palliatieve benadering naar

een attitude van zorgzaamheid. Het is een begrip dat gebruikt wordt om een

zorgopvatting te omschrijven die gebruikmaakt van kennis en vaardigheden

zoals beschreven in de definitie van palliatieve zorg, zonder dat die zorg zich

uitsluitend richt op patiënten die zich in de palliatieve fase van het ziekte- en

behandelingsproces bevinden. Het omgaan met verlies en het in de eigen

context plaatsen van verlieservaringen staan volgens hen centraal in deze

benadering.

Cohen et al. (2002) hebben in West-Australië onderzoek gedaan naar de

houding van verpleegkundigen in rusthuizen, ten opzichte van palliatieve zorg.

De resultaten tonen aan dat verpleegkundigen ofwel een positieve, ofwel een

negatieve houding aannemen ten opzichte van palliatieve zorg. Na een

bijscholing over palliatieve zorg stelde men vast dat deze geen significante

bijdrage leverde aan de houding van de verpleegkundigen. Hieruit kan men

besluiten dat het belangrijk is om tijdens een opleiding over palliatieve zorg

rekening te houden met de emoties en de overtuigingen van de

verpleegkundigen. Ondersteuning van het personeel in rusthuizen sluit hierbij

aan.

Page 38: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

37

1.5.7. Conclusie

Avis (1999) stelt dat rusthuizen geschikte instellingen kunnen zijn in het

verlenen van palliatieve zorg. Toch maakt men zich zorgen over het feit dat niet

alle rusthuizen beschikken over de nodige expertise en faciliteiten om adequate

palliatieve zorg toe te passen.

Op basis van de opgezochte literatuur blijkt dat elke organisatievorm eigen

accenten legt bij de invulling van de palliatieve zorgverlening. Hierdoor is het

moeilijk om een helder beeld te krijgen van palliatieve zorg.

Palliatieve zorg wordt gebruikt als een overkoepelende term om verschillende

dimensies van zorg te duiden. Men gebruikt ook dikwijls andere benamingen

om deze zorgen te omschrijven, zoals ‘comfortzorg’ of ‘warme zorg’. Er is met

andere woorden geen eenduidige terminologie.

Ervaringen en voorwaarden van zorgvrager en zorgverlener in een palliatieve

situatie komen voor een deel overeen. Wel dient men rekening te houden met

het feit dat beide partijen andere verwachtingen kunnen hebben.

Bijvoorbeeld bepaalde verwachtingen vanuit het verzorgend personeel, zoals

proper gewassen zijn of een aangename geur in de kamer, kunnen soms niet

overeenkomen met de verwachtingen die de patiënt/bewoner koestert,

bijvoorbeeld uitslapen of eens gaan wandelen.

Page 39: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

38

HOOFDSTUK 2

PROBLEEMSTELLING EN ONDERZOEKSMETHODE

2.1. Probleemstelling en doelstelling

In deze scriptie wordt een antwoord gezocht op de volgende vragen.

Hoe wordt de palliatieve zorg in deze RVT-instelling toegepast? En wat betekent het

begrip ‘palliatieve zorg’ voor de verzorgenden en verpleegkundigen aldaar?

Het doel van dit onderzoek is een inzicht verwerven in de wijze waarop

palliatieve zorg door verpleegkundigen en verzorgenden, werkzaam in een

rust- en verzorgingstehuis, vorm wordt gegeven.

Om dit te kunnen onderzoeken is een kwalitatief onderzoek uitgevoerd en zijn

data verzameld door middel van participerende observatie en los

gestructureerde interviews.

2.2. Onderzoeksopzet

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden, is onderzoek gedaan in één RVT.

Bij een kwalitatieve benadering wordt de realiteit onderzocht vanuit een emic-

perspectief; men wil het leven begrijpen vanuit het perspectief van de

onderzoeksrespondenten.

In deze studie worden de aspecten van een situatie binnen de natuurlijke

setting geobserveerd en beschreven.

Page 40: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

39

Palliatieve bewoners of familie van palliatieve bewoners werden niet als

geïnterviewden gekozen, omwille van hun kwetsbaarheid, pragmatische

redenen, en beperkingen van het onderzoek.

Er is voor gekozen om de breedte van het onderzoek te beperken, zodat

voldoende diepgang bereikt kan worden.

De analyse werd uitgevoerd aan de hand van een aantal technieken, die bij

Grounded Theory ook gebruikt worden (Bosch, 1996; Greswell, 1998; Wester,

1995), onder meer het coderen, schrijven van verschillende memo’s en het

vergelijken van data en bevindingen, symbolisch-interactionistisch.

Het uitgangspunt van de Grounded Theory is in dit werk gehanteerd; men

probeert de beleving en betekenis te achterhalen die de betrokkenen aan hun

wereld geven. Die betekenis komt tot stand in interactie met anderen

(Grypdonck, 2000).

Vooraleer de interviews aan te vatten, is er participerende observatie gedaan.

De eerste periode van twee weken vond plaats op de Palliatieve Eenheid van

het A.Z. Sint-Lucas te Gent. Het is een eenheid die bekend staat om de kwaliteit

van de palliatieve zorg. De bedoeling hiervan was vertrouwd te worden met

goede vormen van palliatieve zorg. Uit eerder onderzoek (Cannaerts et al.,

2001) was bekend hoe aan palliatieve zorg in St.-Lucas vorm wordt gegeven.

Het onderzoek toonde aan dat die dienst met recht beschouwd kan worden als

een “model” van de palliatieve zorg.

Er werd ook gedurende een week participerende observatie gedaan in het RVT

waar het onderzoek plaats vond.

Page 41: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

40

2.3. Onderzoeksveld

De keuze van het rust-en verzorgingstehuis is gebaseerd op pragmatische

redenen. De bereikbaarheid voor de onderzoeker speelde de hoofdrol.

Het desbetreffende RVT heeft plaats voor 169 bedden, waarvan 60 RVT-

bedden, 106 ROB-bedden en 3 bedden voor kortverblijf. De instelling bestaat uit

vier afdelingen; een gelijkvloers met dertig bewoners, een eerste verdieping met

vierenveertig bewoners, een tweede verdieping met zesenveertig bewoners en

een derde verdieping met zesenveertig bewoners. Er zijn 134

éénpersoonskamers, 12 tweepersoonskamers en twee vierpersoonskamers.

Men is in deze instelling reeds vijf jaar bezig met het aanleggen van palliatieve

dossieren.

De sociaal verpleegkundige bewonerszorg zorgt voor de opnamezorg en is

palliatief coördinator (PRF).

De beheerraad van de instelling heeft op 02/09/03 haar goedkeuring gegeven

om het onderzoek daar te laten doorgaan.

Page 42: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

41

2.4. Respondenten

De respondenten zijn verzorgenden en verpleegkundigen uit het betrokken

RVT. De instelling telde, op het moment dat het onderzoek liep, 35

verpleegkundigen en 20 verzorgenden.

De eerste week van oktober 2003 werd er een informatiebrief verspreid aan alle

verpleegkundigen en verzorgenden werkzaam in het rusthuis.

In deze brief (zie bijlage 1) werd het doel en het belang van de studie uitgelegd.

Er werd tevens beklemtoond dat bij de gegevensverwerking de anonimiteit

gerespecteerd zou worden.

Er werd gevraagd aan het onderzoek mee te doen, wanneer men aan bepaalde

criteria voldeed. Deze criteria waren minimum halftijds werkend en langer dan

een jaar tewerkgesteld zijn in de instelling.

Personen die liever niet betrokken werden bij het onderzoek mochten dit

melden aan de palliatief coördinator van het RVT. Er waren negen personen

die, omwille van persoonlijke redenen, niet wilden participeren aan het

onderzoek. De voornaamste redenen die opgegeven werden waren dat hij/zij

een onaangename palliatieve ervaring achter de rug had, of een recent familiaal

overlijden.

Drie verzorgenden/verpleegkundigen voldeden niet aan de criteria.

Drieëndertig potentiële kandidaten waren dus aanwezig om deel te nemen aan

het onderzoek. Daaruit werd bewust geselecteerd om een goed evenwicht te

vinden tussen homogeniteit en heterogeniteit onder de geïnterviewden.

De kenmerken van de verpleegkundigen en verzorgenden die in de studie

betrokken zijn, worden beschreven in tabel 1.

Onder de geïnterviewden zijn 5 verzorgenden, 10 verpleegkundigen, 2

afdelingsverantwoordelijken, de palliatief coördinator en de nursing directeur

van de instelling.

Page 43: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

42

Verzorgenden Verpleegkundigen Fulltime werkend + lid van de

palliatieve werkgroep; leeftijd 33 j; 11j

anciënniteit

Fulltime werkend; leeftijd 45j; 20j

anciënniteit

Fulltime werkend; leeftijd 39j; 20 j

anciënniteit

50% werkend; leeftijd 34j; 12j

anciënniteit

Fulltime werkend; leeftijd 19j; 1,5 j

anciënniteit

84% werkend; leeftijd 47j; 24j

anciënniteit

75% werkend; leeftijd 36j; 15 j

anciënniteit

Fulltime werkend + lid van de

palliatieve werkgroep; leeftijd 42j; 16j

anciënniteit

Fulltime werkend; leeftijd 25j; 4j

anciënniteit

Fulltime werkend; leeftijd 41j; 20j

anciënniteit

80% werkend; leeftijd 25j; 3j

anciënniteit

Fulltime werkend + lid van de

palliatieve werkgroep; leeftijd 33j; 9j

anciënniteit

Fulltime werkend; leeftijd 44j; 22j

anciënniteit

Fulltime werkend; leeftijd 32j; 6j

anciënniteit

75% werkend; leeftijd 36j; 7j

anciënniteit

Tabel 1 : Kenmerken van de respondenten

De gemiddelde leeftijd van de geïnterviewden is 35,5 jaar, en varieerde van 19

tot 47 jaar. Er werden 3 mannen en 12 vrouwen geïnterviewd.

De toestemming van de respondenten werd bekomen door het opstellen en

invullen van een informed consent formulier (zie bijlage 2).

Page 44: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

43

2.5. Methode voor gegevensverzameling

Er werden 15 interviews afgenomen bij verpleegkundigen en verzorgenden in

de periode tussen 12 november 2003 en 26 maart 2004. De plaats en het uur van

het interview werden overgelaten aan de geïnterviewde. Dit vroeg enige

flexibiliteit van de onderzoeker, maar werkte drempelverlagend voor de

geïnterviewden.

De interviews waren los gestructureerd om zoveel mogelijk ruimte te geven aan

het eigen verhaal van de verpleegkundige/verzorgende, en zonodig te kunnen

doorvragen. Op deze manier kon er ook ruimte gegeven worden aan

onvoorziene en ongeplande verschijnselen en gebeurtenissen.

De duur van een interview bedroeg minimum 45 minuten en maximum 90

minuten.

Er werd bijzonder gelet op de luisterende houding van de interviewer, het

creëren van een open sfeer en de geïnterviewde werd zo weinig mogelijk

onderbroken.

De interviewtopics zijn afgeleid uit de literatuur en uit eerdere kwalitatieve

onderzoeken over palliatieve zorg. In de eerste drie interviews was de

startvraag “Wat betekent palliatieve zorg voor u?”.

Dit bleek een moeilijke beginvraag. Daarom werd in de volgende interviews

een meer praktijkgerichte vraag gesteld: “Welke zorg voert u uit bij een

stervende bejaarde? En waarom?” of “Als u het begrip ‘palliatieve zorg’ hoort,

aan wat denkt u dan?”.

De interviewvragen werden herhaaldelijk aangepast, op grond van de

beginnende analyse van de interviews, zoals in kwalitatief onderzoek

gebruikelijk is.

Page 45: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

44

Omdat gezondheidszorg een veld is met een sterke normatieve traditie en

palliatieve zorg een thematiek is met prominente ethische normen, werden

bijkomende inspanningen gedaan om sociaal wenselijke antwoorden te

vermijden door voorbeelden uit de praktijk te vragen of te verwijzen naar

observaties in de instelling. Waaromvragen en suggestieve vragen werden door

de onderzoeker zoveel mogelijk vermeden.

De interviews werden op band opgenomen en integraal getranscribeerd.

2.6. Gegevensbeheer en gegevensanalyse

Zoals in (de meeste vormen van) kwalitatief onderzoek gebruikelijk is,

wisselden dataverzameling en data-analyse elkaar cyclisch af.

De analyse bestond uit verschillende fasen (Maso et al., 1998):

� de incubatiefase: het woordelijk uittypen en herlezen van de interviews

geeft een eerste zicht op de inhoud van de interviews;

� de generatiefase: vanuit de nieuw verkregen informatie probeert de

onderzoeker nieuwe begrippen, veronderstellingen en hypothesen te

formuleren, als mogelijk antwoord op de vraagstelling;

� herhaalde analyse en afsluitingsfase: de onderzoeker gaat in deze fase op

zoek naar informatie die de reeds ontwikkelde inzichten kunnen

verscherpen, bevestigen of corrigeren. Dit proces gaat in principe net zo

lang door totdat er geen informatie meer kan worden verkregen die

verandering aanbrengt aan de resultaten ten aanzien van de

probleemstelling. Door het beperkt aantal respondenten(15) werd echter

geen saturatie bereikt.

Tijdens de analyse werd er getracht om de interviews in te delen in

betekenisvolle fragmenten. Om dit te bekomen werden bepaalde

Page 46: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

45

codes/trefwoorden toegekend aan de fragmenten. Op grond van een groeiende

analyse werden sommige codes herzien.

Vervolgens werden verschillende fragmenten uit verschillende interviews met

eenzelfde categorie samengebracht.

Via constante comparatieve analyse werden eventueel nieuwe categorieën

toegekend en werden de desbetreffende fragmenten samengebundeld.

Voorlopige uitspraken werden geformuleerd per categorie, en de onderlinge

samenhang werd gezocht.

Tijdens de analyse werd rekening gehouden met de noodzaak de privacy van

de respondenten te respecteren. Dit is een beperking voor de diepgang van de

analyse, en beïnvloedt de wijze van rapportering. Het gaat immers over één

instelling, waardoor vlug duidelijk wordt welke meningen of uitlating van

bepaalde respondenten afkomstig zijn.

2.7. Methodologische kwaliteit en ethische aspecten van het onderzoek

De methodologische kwaliteit kan men definiëren als de argumentatieve

overtuigingskracht van de onderzoeksconclusie (Maso en Smaling, 1998).

Er werd zoveel mogelijk gestreefd naar objectiviteit, met andere woorden recht

doen aan het object van studie. Dit betekent geen uitsluiting van de

subjectiviteit van de onderzoeker, maar een zekere openheid vanwege de

onderzoeker, hij moet in staat zijn zich als het ware te verplaatsen in de positie

en het perspectief van een ander (‘role taking’).

Bij de bespreking van de resultaten worden voorbeelden van de

onderzoeksgegevens letterlijk weergegeven, zodat de participanten letterlijk

aan het woord gelaten wordt.

Page 47: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

46

Om de betrouwbaarheid van de interpretatie te vergroten, evalueerde de

supervisor de helft van de gecodeerde interviews. Interpretaties van de

onderzoeker konden op deze manier door de supervisor gemakkelijk in vraag

gesteld worden. De analyse werd door deze vorm van onderzoekstriangulatie

ook verruimd.

Datatriangulatie is een andere belangrijke strategie om de kwaliteit van

kwalitatief onderzoek te vergroten (Smaling et al, 1996).

Onder datatriangulatie wordt verstaan dat de data uit verschillende bronnen of

van verschillende aard met elkaar geconfronteerd worden. In deze studie zijn

de interviewgegevens vaak geconfronteerd met de observatiegegevens uit de

participerende observatie.

Om de validiteit van de data te verhogen werd gelet op de condities waaronder

de interviews zijn afgenomen.

Vóór de afnamen van de interviews, werd nogmaals de nadruk gelegd op de

anonimiteit en het respect voor het verhaal van de geïnterviewde.

Ook het belang van de studie, en daardoor het beter begrijpen van wat er op de

werkvloer leeft, aangehaald in de informatiebrief en vóór een interview werd

benadrukt.

De systematische werkwijze, en vooral het toetsen van de interpretaties aan de

interviews draagt samen met de controle van de supervisor tot de validiteit van

de interpretaties bij.

Op 12/02/04 gaf het ethisch comité (Universitair Ziekenhuis, Gent) een positief

advies over het onderzoeksprotocol.

Page 48: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

47

HOOFDSTUK 3

ONDERZOEKSRESULTATEN

3.1. Inleiding

De manier waarop palliatieve zorg aan een bewoner verleend wordt, is voor

een groot deel afhankelijk van hoe de hulpverlener tegenover deze palliatieve

zorg staat.

Om dat in beeld te brengen, zijn interviews afgenomen en is participerende

observatie gedaan.

Tijdens de gegevensanalyse konden we vijf thema’s onderscheiden. Deze

thema’s komen in dit hoofdstuk aan bod.

We bespreken welke betekenis verzorgenden/verpleegkundigen geven aan

palliatieve zorg. Ook de reden en het opstartmoment van een palliatief dossier

in een RVT komen aan bod.

Verder beschrijven we welke zorg een verzorgende/verpleegkundige

belangrijk vindt voor de bewoner en diens familie, en hoe de communicatie

verloopt tussen de hulpverlener en de bewoner/familie van de bewoner. Tot

slot willen we ook weergeven hoe de hulpverleners trachten om te gaan met de

zorg voor stervenden.

Page 49: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

48

3.2. Betekenis van palliatieve zorg

3.2.1. Definiëring palliatieve zorg Het is niet eenvoudig om palliatieve zorg met eigen woorden te definiëren. In

twee interviews wordt dit letterlijk aangehaald.

“(…) goh…’t is niet gemakkelijk (lacht)… (…) ’t Is niet simpel… (lacht) (…)”

“(…)..(stilte)…’t is wel een zwaar onderwerp, hé? (…) tijdens de verzorging zijt ge

soms niet altijd zo bewust mee bezig, allé, ge doet uw werk, ge doet voort, dit,

dat….maar ge staat er soms niet altijd bij stil, vind ik. En nu zijn we al…… (kijkt naar

uurwerk) ….er een halfuur over bezig, en ja……nu staat ge er al een halfuur constant

bij stil (…)”

Palliatieve zorg wordt door deze hulpverleners omschreven als een periode in

iemands leven, meestal geassocieerd met het moment waarop men stervende is.

Sterven wordt dikwijls aangehaald met een negatieve ondertoon. Uit de

interviews blijkt dat het een moeilijk bespreekbaar onderwerp is.

“(…) palliatieve, das zo meer naar het einde toe (…)”

“(…)Die mensen hebben ook recht op verzorging, soms meer dan de anderen nog. Euh,

ja, hoe moet ik het zeggen?......ja, ge wilt die mensen helpen, proberen, ja…, een waardig

einde te geven (…)”

De vijftien geïnterviewde hulpverleners geven telkens een eigen definitie, een

omschrijving vooral in de vorm van een opsomming van wat zij verstaan onder

‘palliatieve zorg’. Acht hulpverleners beschrijven palliatieve zorg als zorg voor

de bewoner én zijn familie.

Page 50: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

49

Bij de omschrijving van palliatieve zorg maakt men vaak een onderscheid

tussen fysieke en psychische zorg voor de palliatieve bewoner en zijn directe

omgeving. Het begrip ‘totaalzorg’ wordt vermeld indien deze twee

zorgdomeinen met elkaar gecombineerd worden. De term ‘begeleiden’ komt

ook meerdere keren aan bod wanneer het gaat over de inhoud van palliatieve

zorg.

“(…) zowel psychisch als lichamelijk er zijn voor die mensen, een totaalpakket (…) ik

denk dat het psychische nog het zwaarst van al is (…)”

“(…) niet enkel de lichamelijke zorg, maar dus in al zijn facetten: psychosociale zorg,

rond mensen die met het levenseinde geconfronteerd worden, daarmee bedoel ik zowel

bewoners als familie (…)”

“(…) totaalzorg…voor alles…met alle aspecten, zowel goede lichamelijke zorg…en dan

ook begeleiding van de familie en de bewoner zelf (…)”

“(…) het optimaal begeleiden van euh…de stervende, zowel de patiënt of de bewoner als

de familie. Dus het begeleiden in z’n totaliteit, psychisch, fysisch, spiritueel (…)”

Page 51: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

50

3.2.2. Benaming ‘palliatieve zorg’/’comfortzorg’/’kwaliteitszorg’

De begrippen ‘palliatieve zorg’, ‘comfortzorg’ en ‘kwaliteitszorg’ worden door

elkaar gebruikt. De meest aangehaalde begrippen zijn “palliatieve” en

“comfort”. “Warme zorg” en “stervensbegeleiding” worden ook eenmaal

aangehaald. Het belang van comfort staat voor deze hulpverleners boven het

belang van gezond te zijn, omdat de gezondheid in deze levensfase van de

bewoner geen eisen meer stelt.

Eén hulpverlener geeft te kennen dat hij de zorg voor palliatieve bewoners

bewust niet graag als ‘palliatieve zorg’ benoemt.

“(…) ik benoem dat niet graag als palliatieve zorg…ik zou het eerder

comfort…kwaliteits- en comfortzorg noemen (…) dat ze in hun toestand toch nog

zoveel mogelijk kwaliteit hebben. Dat ze geruster zijn, dat ze weten dat er iemand bij

hen is als ze dat willen (…)”

De termen ‘comfortzorg’ en ‘palliatieve’ worden gehanteerd om een geheel aan

handelingen te omschrijven.

De aangehaalde handelingen zijn pijnbestrijding, een mondtoilet toedienen,

wisselhouding geven, het lichaam inwrijven met lotion, de bewoner niet meer

forceren om te eten (respect voor de autonomie van de bewoner), non-verbaal

contact maken met de bewoner (zachte aanraking, streling), extra aandacht voor

de bewoner en zijn familie, proberen tegemoet te komen aan de wensen van de

bewoner, en dikwijls eens langs gaan bij de bewoner. Deze activiteiten worden

door meerdere hulpverleners opgesomd, dikwijls in verschillende relaties tot

elkaar.

Door dit geheel aan technieken en activiteiten wenst men de laatste levensfase

van de bewoner ‘zo aangenaam mogelijk te maken’, en ‘de toestand van de

bewoner wat te verzachten’.

Page 52: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

51

“(…) eerst en vooral comfortzorg. Dat houdt in… pijnbestrijding; wat ik héél belangrijk

vind. Het de mensen zo comfortabel mogelijk maken tot de laatste… (…)”

“(…) de stervende zacht behandelen…om op die manier troost te bieden (…)”

“(…) hem of haar het zo aangenaam mogelijk maken. Vooral dat ze geen pijn hebben, en

hun laatste wensen…

zoveel mogelijk comfortzorg…waar dat die persoon zich goed bij voelt (…)”

Verpleegkundigen en verzorgenden geven aan dat de verzorging van een

bewoner met of zonder palliatief dossier verschillend is, maar kunnen de

verschillen niet goed beschrijven.

“(…) ze hebben meer lichamelijke zorg nodig (…) ze hebben gemakkelijk doorligwonden

(…) meer wisselhouding nodig. Die mensen hebben dat meer nodig dan iemand die

gewoon in bed ligt…alhoewel…die hebben dat ook nodig…alhoewel…iemand die

stervende is heeft dat precies meer nodig.(…) Men wrijft die personen ook meer in ter

preventie van doorligwonden, mondtoilet (…)”

“(…) vriendelijk behandelen, en lief zijn, ja…voorzichtig zijn ook, een beetje

babbelen enzo…als dat gaat...ge kunt ook zeggen ’t is mooi weer, hoe ist?, gaat het

een beetje?, en een beetje moed geven zo (…)”

Page 53: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

52

3.3. Het palliatief zorgendossier (zie bijlage 3)

3.3.1. Het opstarten van een palliatief zorgendossier

Tijdens de interviews werd er gesproken over “palliatief dossier”,

“comfortdossier”, “afsprakenblad” of “afsprakendossier”. Er is dus geen

eenduidige terminologie om dit dossier aan te duiden. Op zich is dit niet

storend, omdat iedereen het heeft over hetzelfde dossier, en er geen verwarring

mogelijk is.

De meeste hulpverleners vinden het onduidelijk wanneer een palliatief dossier

gestart wordt.

“(…) als ze niet meer kunnen eten, als ze ziek zijn…ja, ik weet niet aan de hand van

wat dat zij in feite een palliatief dossier starten hier. Dat weet ik echt niet goed (…) als

er een palliatief dossier…gestart is…wordt er precies meer aandacht aan gegeven dan

mensen die geen palliatief dossier hebben (…)”

“(…) ge kunt dat eigenlijk nooit echt onderscheiden vind ik, wanneer dat de palliatieve

fase begint. In hun achteruitgang…als het echt heel plots is natuurlijk wel…maar

normaal gezien is het niet zo..is het een zone die wat ‘flew’ is (…)”

Het al dan niet opstarten van een palliatief zorgendossier is volgens

verschillende hulpverleners afhankelijk van het overleg tussen verschillende

actoren: de palliatief referente functie, de huisarts en de

afdelingsverantwoordelijke. Deze personen staan volgens hen in voor het

palliatieve zorgendossier, en het nagaan van welke bewoner ervoor in

aanmerking komt.

“(…) dat hangt eigenlijk een beetje van X (=PRF) af, wanneer zij het nodig vindt van

een palliatief dossier…te starten. En dan wordt er een beetje overleg gedaan met heel het

team, met X (=PRF) erbij (…)”

Page 54: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

53

“(…) X (=PRF) is er ook altijd bij, wanneer een palliatief dossier gestart wordt. Meestal

is zij de aanleiding (…) wij denken aan de praktische dingen…zij aan de dossiers (…)

wij zijn zo geen ‘papierschrijvers’ (…)”

Andere hulpverleners zien het als de taak van het verzorgingsteam om een

palliatief zorgendossier te starten en de palliatief referente te betrekken bij de

bespreking ervan.

Tijdens zo’n palliatieve bespreking is de familie, een personeelslid van de

afdeling, de huisarts en de palliatief referente functie aanwezig. Vooral de

inspraak van de familie wordt van belang geacht.

“(…) als ge ziet dat ze wreed slecht achteruitgaan op een korte tijd, dus, maar dan

proberen we nog van alles, maar dan zien we, ja…dat dat bijna niet te doen is, en dat

mens gaat iedere dag meer en meer achteruit, dus dán starten we direct een palliatief

dossier op (…) wij bespreken het eerst met het personeel zelf, dus……dan evalueren we

dat, dan bespreken we het met de dokter, dus… dan komt X (=PRF) erbij, en bespreken

we het ook met haar…en dan met de familie (…)”

“(…) Dan worden er ook meer afspraken gemaakt met de familie…pak nu dat ze

opgenomen moet worden…die kunnen dan in dat palliatief dossier zien of dat ze…mag

opgenomen worden door de familie…en door de dokter (…)”

Volgens sommige hulpverleners wordt het palliatief dossier te laat gestart. Bij

andere bewoners wordt het palliatief dossier soms “op de achtergrond”

gehouden.

“(…) eigenlijk vind ik dat euh, het palliatief dossier, dat dat nogal laat gestart wordt.

Bij sommige. En ’t is dan gestart maar dan is ’t nog maar de helft ingevuld (…)”

Page 55: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

54

“(…) Ik vraag me soms dan af, goh, waarom is dat nog niet opgestart? (…) Familie

moet daarvoor samenkomen met de huisarts, met de palliatief coördinator van hier. En

ik vraag me soms af waarom dat 2 of 3 weken moet duren. Dat wringt soms een beetje

(…)”

“(…) het moment dat ze weer acuut ziek zijn, en dat ze niet meer eten, dat ze

temperatuur doen, dat ze geen medicatie meer kunnen nemen…dan wordt er echt weer

gezegd van ‘ dat is hier palliatief’. En dan wordt er weer zo’n dossier gestart (…)

verbeteren die mensen, dan wordt dat palliatief dossier weer op de achtergrond

gehouden (…)”

Vier personen bespreken ook de inspraak van de bewoner tijdens het palliatief

overleg. Volgens een paar hulpverleners wordt de bewoner op voorhand op de

hoogte gebracht van de palliatieve vergadering, en (als de toestand van de

bewoner het toelaat) achteraf ingelicht over hetgeen besproken is.

Op deze manier probeert men in waarheid om te gaan met de bewoner,

naargelang de bewoner ermee om kan gaan.

Hoe de bewoners na deze mededeling opgevangen worden, komt niet aan bod.

Meestal, gezien de psychische en lichamelijke achteruitgang van de bewoner,

kan hij/zij het niet aan om deel te nemen aan de palliatieve bespreking.

Daarover wordt door de hulpverleners beslist.

“(…) Met familie, als dat kan met de bewoner, maar we merken in de praktijk dat het heel

weinig voorkomt. Niet dat we dat niet willen doen, maar dat de situatie zo is, dat er geen

overleg kan met de bewoner, die lichamelijk, geestelijk te ver gevorderd is (…)”

Page 56: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

55

“(...) meestal…wordt dat door de huisarts ook vertaald naar de bewoner toe, van ‘kijk,

we hebben een team gehad’. Samen met de huisarts en de afdelingsverantwoordelijke

wordt dat dan ook aan de bewoner gezegd. De bewoner weet ook op voorhand dat er een

team georganiseerd wordt rond hem, en daarna gaan we dan samen naar de bewoner om

hetgeen wat we besproken hebben…het is ook allemaal te zien in hoeverre dat ze ertegen

kunnen. Ik heb toch graag dat ze zoveel mogelijk…allé, dat ze toch wel weten wat er

gezegd geweest is (…)”

3.3.2. Aanleiding tot het palliatief zorgendossier

Een palliatief dossier wordt opgestart bij zichtbare lichamelijke achteruitgang

en/of wanneer een curatieve behandeling niet meer helpt. De criteria van

opstarten kunnen niet eenduidig en helder verwoord worden.

Het is afhankelijk van situatie tot situatie, van bewoner tot bewoner, wanneer er

gesproken kan worden over ‘een palliatieve situatie’.

“(…) mensen die we zien, op een korte tijd, die gaan enorm achteruit. Dan wordt er een

palliatief dossier opgestart (…) dat de familie vraagt, van geen opname meer als het echt

niet meer nodig is, die zaken worden daarin vermeld (…)”

“(…) ik denk dat ze wel echt hulpbehoevend moeten zijn, eer dat er een palliatief dossier

gestart wordt (…)”

“(…) moest er dan eens iets gebeuren met hun…moesten ze een periode eens minder

zijn…ook al zijn ze erna weer beter…blijft dat palliatief dossier…voor moest er iets

gebeuren…dat we dan toch een palliatief dossier hebben (…)”

Een vaak aangehaalde reden voor de start van een palliatief dossier, is dat er

duidelijkheid gecreëerd wordt over de toestand van de bewoner, en over welke

behandeling er al of niet kan/mag.

Page 57: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

56

Op deze manier worden er afspraken gemaakt en probeert men duidelijkheid te

creëren tussen de verschillende hulpverleners en de familie. Ook naar de arts

van wacht tijdens het weekende is dit dossier een belangrijk

communicatiemiddel, zodat er geen onnodige en overbodige therapieën gestart

worden.

“(…) de bedoeling van een palliatief dossier is dat er een aantal duidelijkheden zijn,

bijvoorbeeld geen opname in de kliniek (…) op het moment van ‘moest er nu iets

gebeuren, ‘k zou niet graag hebben dat hij/zij nog naar het ziekenhuis gaat…’, of als de

bewoner een aantal zaken aangeeft van ‘’k zou toch niet graag hebben dat ik pijn heb’

(…)”

Enkele geïnterviewden denken ook aan de veiligheid die zo’n palliatief dossier

biedt; onder andere “(…)om problemen achteraf te voorkomen(…)”.

“(…)Omdat ge dan tenminste vermijdt dat er achteraf…ja, onverwerkte zaken komen,

onduidelijkheden zijn (…) ik ben er zeker van dat ge daarmee problemen vermijdt

achteraf (…)”

“(…) vragen aan de familie hoe dat zij erover denken… ja…die moeten toch hun

toestemming hebben (…) dat ze ons ook niets kunnen verwijten, van ‘ge hebt er niet

voor gezorgd, ge hebt ze niet meer willen laten opnemen’. Er kan altijd iets (…)”

Het palliatief dossier wordt door de respondenten voornamelijk omschreven als

een administratieve bevestiging van het multidisciplinair overleg, in het belang

van de bewoner en diens familie.

Page 58: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

57

3.4. Zorg voor de palliatieve bewoner en diens familie

3.4.1. Zorg aan de palliatieve bewoner

Volgens de hulpverleners hebben palliatieve bewoners meer zorgen nodig, en is

de zorg ook psychisch zwaar. Tijdens deze zorg is hun uitgangspunt “goed

doen voor de bewoner”. Deze empathische houding is vaak nodig bij bewoners

die, omwille van fysieke en/of psychische achteruitgang, geen inspraak meer

kunnen hebben tijdens de verzorging. In sommige gevallen gebeurt de

verzorging voor een palliatieve bewoner met twee hulpverleners, zodat men de

bewoner extra kan ondersteunen en maximale hulp kan verlenen tijdens de

zorg.

Het begrip comfortzorg komt het meeste voor als men het heeft over de zorg aan

palliatieve bewoners. De bedoeling hiervan is:

“(…) het hem of haar zo aangenaam mogelijk proberen te maken (…) zoveel mogelijk

comfortzorg (…) waar dat die persoon zich goed bij voelt (…)”

De uniciteit van de bewoner wordt zoveel als mogelijk gerespecteerd. Indien de

bewoner reeds lange tijd verblijft in de instelling, leert men de waarden en

normen van de bewoner kennen. Als hulpverlener probeert men dan de zorg

hierop af te stemmen.

“(…) Zien dat ze lichamelijk ook nog euh…zichzelf een beetje goed voelen (…) dat ze

nog inspraak hebben (…) dat is ook comfort aanbieden dat we doen. Hetgeen zij nog wil

(…)”

Page 59: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

58

“(…) zoveel mogelijk naar de bewoner zijn behoeften, en niet naar onze behoeften.

Hetgeen wij willen, willen zij daarom niet (…) ge hebt personen die graag hebben, als

ge binnenkomt, dat ge opgewekt zijt en zo…en anderen hebben het graag rustig…het

hangt er een beetje vanaf (…)”

De term ‘comfortzorg’ kunnen de hulpverleners niet eenduidig omschrijven.

Het is voor een deel afhankelijk van wat de hulpverlener belangrijk vindt

tijdens de verzorging, en zijn/haar empathisch vermogen. Een paar

hulpverleners vinden dat comfortzorg aanwezig moet zijn vanaf het ogenblik

dat de bewoner opgenomen wordt in de instelling.

Mondtoilet, de voeten eens extra wassen tijdens het ochtendtoilet, het lichaam

inwrijven met lotion, tijd maken, aandacht geven voor de individuele wensen

van de bewoner en decubituspreventie zijn de meest aangehaalde zaken als

men het over comfortzorg heeft.

Pijnbestrijding vindt men als hulpverlener ook belangrijk in de zorg voor een

palliatieve bewoner. Zowel voor de bewoner, als voor de hulpverlener zelf.

Voor de bewoner is pijnbestrijding belangrijk, zodat ze zich (volgens de

hulpverleners) kunnen concentreren op het leven, op zin geven aan het leven.

Hulpverleners wensen dit te ondersteunen door te praten over dagelijkse

onderwerpen, en door de bewoner de mogelijkheid te geven autonoom te

handelen. Voor de hulpverleners is pijnbestrijding ook belangrijk; het is een

geruststelling om te zien dat de bewoner pijnvrij is. De behandeling van pijn

wordt in samenspraak met de palliatief referente functie en de huisarts beslist.

Tijdens de zorg voor een palliatieve bewoner probeert men rust te creëren, men

wenst tijd te nemen voor deze zorg. Sommige hulpverleners denken dat

palliatieve bewoners angstig zijn, en willen door een rustige verzorging steun

en troost bieden.

Page 60: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

59

Door non-verbale verzorging (zoals de rug inwrijven, of de voeten masseren)

probeert men een veilig gevoel naar de bewoner over te brengen. Deze

benadering kan door de werkdruk en de personeelsbezetting dikwijls niet

gerealiseerd worden, dit leidt soms tot ongenoegen.

“(…) ge kunt dat zo niet geven, gelijk we zouden willen…er meer aanwezig zijn, meer

kunnen luisteren naar die bewoner (…) omdat ze het ook moeilijk hebben met zichzelf

(…) maar daar hebben we niet veel tijd voor. En als je er tijd voor maakt, dan is er een

collega die…alleen moet verder werken (…) In het begin wringt dat wel…maar ge moet

u erover zetten (…)”

Indien nodig wordt de voeding van de palliatieve bewoner aangepast. In de

instelling wordt een speciaal palliatief voedingsformulier gebruikt waarin men

kan kiezen tussen verschillende vormen van voeding.

Toch heeft één hulpverlener het moeilijk met het feit dat palliatieve bewoners

soms nauwelijks eten en/of drinken, en dat men daar weinig aan doet.

“(…) dat ze stoppen met eten en drinken geven; daar ben ik niet zo voor…’k heb dan

nog liever dat ze natuurlijk sterven, dat ze toch nog eten en drinken binnen hebben, dan

te stoppen met eten en drinken (…) omdat ze dan ook wat langer leven…ze mogen al

wel een beetje ouder zijn, maar ‘t zijn ook mensen dus…ik vind dat toch wel belangrijk

(…)”

“(…) We hebben onlangs nog iemand gehad die palliatief was, en we zijn gestart met

vanillepudding (…) ze eet dat graag, dat is iets dat ze nog wíl eten (…) en dat was goed

voor ons, dat we zagen dat die mensen er goed mee waren.Dat is voor mij wel

comfortzorg (…)”

Page 61: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

60

3.4.2. Zorg aan de familie van de palliatieve bewoner

Wat de familie van een palliatieve bewoner betreft, vindt men het belangrijk om

duidelijk te maken dat men het beste wil voor de bewoner, dat men ermee

begaan is. Bijvoorbeeld door regelmatig eens langs te komen op de kamer. Men

wenst bijstand te verlenen aan de familie, als mens nabij te kunnen zijn.

“(…) Ik denk dat de meeste mensen, zelfs als ze niet palliatief zijn, dat ze allemaal wel

graag hebben dat er iemand bij hen is. Ik denk dat sociaal contact…gans de tijd

belangrijk is (…)”

De hulpverleners proberen als ‘tussenpersoon’ te fungeren voor de familie. Zij

proberen dit door de familie bijvoorbeeld aan te moedigen om met de

palliatieve bewoner te praten, of een dialoog aan te gaan met de familie over

angst voor de dood.

Tijdens de palliatieve bespreking wordt de familie erbij betrokken, en heeft zij

inspraak in de zorg voor de palliatieve bewoner. De bedoeling hiervan is vooral

duidelijkheid te creëren naar alle actoren die betrokken zijn in de palliatieve

verzorging. Als hulpverlener vindt men het belangrijk dat ieder betrokken

familielid volledig achter de zorg voor de bewoner staat, zodat ook zij weten en

begrijpen welke zorg de bewoner krijgt.

Dikwijls is de familie van een palliatieve bewoner heel bezorgd. Men vindt het

dan ook belangrijk om tijd en aandacht te geven aan de familie, maar door de

werkdruk is dit niet altijd mogelijk.

“(…)Bij iedere aanpassing in de zorg voor de bewoner wordt de familie betrokken (…)

de familie weet dat zij dag en nacht mogen telefoneren (…)”

“(…) Daar hebben we niet altijd de tijd voor…als je maar met twee mensen bent om ‘s

avonds gans de afdeling draaiende te houden…en er is iemand terminaal, dan is het niet

altijd vanzelfsprekend dat ge dan ook nog…voor die mensen tijd kunt maken (…)”

Page 62: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

61

De familie wordt dikwijls aangesproken door de hulpverleners als ze op bezoek

komen.

Één verzorgende vindt dat de begeleiding en de opvang van de familie behoort

tot de taken van de palliatief referente functie, en niet haar taak is, omdat het

soms druk kan zijn voor de verzorgenden en verpleegkundigen op dienst, en de

familie dan niet op de gepaste manier begeleid kan worden.

Als de bewoner gestorven is laat men de familie (als zij dat wenst) alleen met de

overledene, zodat men afscheid kan nemen. Men laat de familie inspraak

hebben over de kleding bij de lijktooi.

Page 63: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

62

3.5. Communicatie tussen hulpvrager en hulpgever

3.5.1. Communicatie tussen hulpverlener en palliatieve bewoner

De hulpverleners vinden het moeilijk om met palliatieve bewoners te praten.

Enerzijds is het praktisch moeilijk door de lichamelijke en/of psychische

achteruitgang van de bewoner, anderzijds is het een grote stap voor de

hulpverlener om te komen tot een diepgaand gesprek met de palliatieve

bewoner. De afdelingsverantwoordelijken proberen de hulpverleners toch aan

te moedigen om (indien de bewoner aanleiding geeft) het onderwerp sterven

niet te ontwijken, maar erop in te gaan.

“(…) Ik denk dat dat nog een beetje in de taboesfeer ligt (…) goh, ik weet niet hoe ik dat

moet aanbrengen zelf. Ik denk dat dat moeilijk is om dat aan te brengen, van kijk, je gaat

sterven, ben je bang om te sterven, of (…) ik denk dat dat een beetje gevoelig ligt (…)”

Indien verbale communicatie niet mogelijk is, dan gaan de hulpverleners over

tot non-verbale communicatie, zoals een zachte aanraking of het tonen van

affectie (bijvoorbeeld een hand op de schouder, over de rug wrijven…).

Volgens hen geven deze gebaren een gevoel van geborgenheid, en bieden ze

steun of troost aan de palliatieve bewoner.

Sommige hulpverleners vinden het moeilijk als ze niet meer kunnen

communiceren; men dient o.a. beslissingen (niet/wel eten/drinken, opstaan/in

bed blijven) te nemen in de plaats van de bewoner. Alhoewel men ervan uitgaat

goed te doen voor de bewoner, kan men niet altijd nagaan of de bewoner ermee

akkoord gaat.

Page 64: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

63

“(…) Waar dat ik soms wel moeilijk mee heb, ik stel me soms in de plaats van die

mensen… zij kunnen niet meer spreken, gelijk die mevrouw kan haar niet meer uiten,

en wij nemen alle beslissingen voor haar. Moest zij nog kunnen spreken, of kunnen

reageren, of…wat zou zij beslissen denk ik soms…zij krijgt nu nog, allé wij proberen

haar nog voeding te geven, medicatie krijgt ze nog, drinken,…dat gaat moeizaam,

maar…moest ik van mijn eigen weten…dat ik palliatief was of zo…zou ik zeggen

waarom is dat nog allemaal nodig? En ge stelt u dan in de plaats van de familie, maar

… dat vind ik dan ook weer moeilijk (…)”

Wanneer verbale communicatie met de bewoner nog mogelijk is, gaat het

meestal over alledaagse onderwerpen. Wat met de bewoner besproken wordt,

hangt ook af van de interesse die men heeft als hulpverlener in de palliatieve

zorg. Indien men interesse heeft, gaat men eerder een dialoog aan met de

bewoner over sterven. Indien men minder interesse heeft in het verlenen van

palliatieve zorg, gaat men luisteren naar de bewoner en geen actieve dialoog

aangaan, omdat men dikwijls niet goed weet wat te zeggen of om zichzelf

(bewust) psychisch te beschermen.

“(…) bij palliatieve, dan zegt ge ’t is schoon weer en zo, en dan zeggen ze ja of neen of

ze knikken, maar zij kunnen dan meestal niet veel vertellen van hun eigen…omdat ze de

moed niet hebben om erover te praten (…) als zij er niet over praten, dan praat ik er ook

niet over (…)”

Sommige palliatieve bewoners wensen te praten over de dood en sterven. Voor

sommige hulpverleners verkleint dit hun gevoel van machteloosheid; op die

manier weet men als hulpverlener wat er in de bewoner omgaat.

“(…) ik heb wel al gevraagd bij M. of ze bang was (…) omdat ze…voornamelijk alleen

was (…) neen, ze had geen schrik…dat stelde mij wel gerust dat ze geen schrik had

(…)”

Page 65: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

64

Negatieve gedachten van de bewoner probeert men soms weg te werken door

over alledaagse zaken te praten. Men probeert “zijn/haar gedachten te

verzetten”, of men zegt dat ze “zo niet mogen denken”.

Door de relatie die de hulpverlener en de bewoner opbouwen gedurende het

verblijf in het RVT, is het soms gemakkelijker voor beiden om te communiceren,

men weet meer over elkaar, en over de onderwerpen waarin men

geïnteresseerd is.

3.5.2. Communicatie tussen hulpverlener en familie van de palliatieve bewoner

Wanneer de palliatieve bewoner in een terminaal stadium verkeert weten de

hulpverleners soms niet goed wat te zeggen tegen de familie.

“(…) Ik heb dan ook een krop in mijn keel (…) Ge kunt misschien zo wat aframmelen

tegen de familie, gelijke een robot, maar dat komt dan ook niet goed over, hé. Ik Vind

beter dat ge ook uw emoties toont, allé, het is toch ook iemand die gij gekend hebt (…)”

De hulpverleners willen meer tijd vrijmaken om eens met de familie te praten.

Ze ondervinden dat een dagelijks praatje over de palliatieve bewoner de familie

soms al deugd doet. Vragen van de familie over voeding, pijn en gedrag van de

bewoner probeert men (meestal via de hoofdverpleegkundige) zoveel mogelijk

te beantwoorden. Door het geven van deze informatie proberen de

hulpverleners de familie te helpen en te begeleiden in hun bezorgdheid voor de

bewoner.

De hulpverleners beklemtonen tegenover de familie dat deze zich steeds kan

wenden tot de instelling/de afdeling.

Page 66: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

65

Tijdens het palliatief overleg zijn er familieleden van de palliatieve bewoner

aanwezig. Dit is niet altijd evident, omdat deze personen dikwijls nog in een

verwerkingsproces betrokken zijn. Ook heeft de familie het soms moeilijk om

het woord ‘palliatieve zorg’ te gebruiken, omdat ze al snel de verbinding leggen

met sterven.

Hoewel men het als hulpverlener moeilijk heeft met het bespreekbaar maken

van een palliatieve situatie, vindt men het noodzakelijk dat de familie

geïnformeerd wordt over de beslissingen die bij een palliatieve bewoner

genomen worden. Men wenst duidelijkheid te scheppen omtrent de toestand

van de bewoner naar de familie toe.

Praten met de familie van een palliatieve bewoner over de zin en de onzin van

een behandeling vindt men moeilijk. De nood aan bijscholing hierover wordt

dikwijls aangehaald. De meeste hulpverleners zien deze communicatie met de

familie als hun taak.

Zij hebben immers een direct contact met de familie, als deze op bezoek komt

bij de bewoner.

Page 67: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

66

3.6. Beleving van het zorgen voor stervende bewoners

De geïnterviewden hebben elk een eigen manier om met de zorg voor stervende

bejaarden om te gaan. Iedere persoon is anders, elke situatie is anders, en de

relatie hulpverlener/bewoner speelt ook een grote rol in het

verwerkingsproces.

“(…) ’t is ook afhankelijk van hoe goed ge de mensen kent, van welke band ge met de

familie hebt (…) dat ligt ook aan uw persoonlijkheid denk ik. Ik denk dat er veel mensen

zijn die er niet zo goed mee omkunnen (…)”

Dat oudere bewoners sterven kan men als hulpverlener relatief goed

aanvaarden; het past bij de levensloop.

“(…) Ik heb nu geen problemen meer met iemand die sterft, op die leeftijd (…) de meeste

mensen komen hier om te sterven. Dus eigenlijk is dat een groot stuk van onze taak hier

(…)”

“(…) ge zijt er wel in betrokken, maar als ge buiten gaat om half drie of om half vier,

allé ik ben toch zo, ik draai mijne knop om (…)”

Andere hulpverleners schermen zich bewust af van een palliatieve situatie,

door bijvoorbeeld niet aanwezig te zijn op een palliatief overleg.

“(…) ik vind ook…voor mijn eigen dan…dat ik ook niet te erg betrokken wil geraken

daarbij…dat is ook een beetje uw eigen afschermen (…) bewust (…) voor u eigen

gevoelens, dat je niet te nauw betrokken geraakt…met verdriet van familie en zo, ik

vind…ge moogt u dat niet teveel aantrekken, want anders gaat er zelf mee naar huis

(…)”

Page 68: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

67

Nog andere hulpverleners vinden in het zorgen voor palliatieve bewoners

voldoening, ze vinden het mooi iets te kunnen bijdragen in een laatste fase van

iemands leven.

Volgens deze hulpverleners speelt de tijd die je aan de verzorging besteedt een

grote rol. Bij een hogere werkdruk wordt het verlenen van palliatieve zorg als

stresserend ervaren.

“(…) dat geeft toch een vorm van voldoening…denk ik, van de mensen te begeleiden

tot…de dood (…) dat je een stukje kunt bijdragen in het laatste stukje van iemands

leven (…)”

“(…) Daar hebben we niet altijd de tijd voor…als ge maar met twee mensen zijt voor ’s

avonds gans de afdeling draaiende te houden…en er is iemand terminaal, dan is het niet

altijd vanzelfsprekend dat ge dan ook nog… voor die mensen tijd kunt maken (…)”

Onder collega’s en in teambesprekingen wordt er regelmatig overleg gepleegd

over de zorg voor palliatieve bewoners.

Na een overlijden van een palliatieve bewoner volgt er een nabespreking van

die situatie. Hiervoor is een speciaal formulier ontworpen in de instelling. De

hulpverleners kunnen ook op deze manier hun mening geven over de

betreffende situatie.

“(…) er wordt ook altijd, na elk overlijden, een evaluatie gedaan over…dus, ja…wat we

ervan vinden…dus ook een beetje als afsluiting van het palliatief dossier, van ‘vond ge

dat goed?’, waar iedereen nekeer kan zeggen van…wat hij dus anders had kunnen doen,

wat hij niet zo goed vond (…)”

Page 69: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

68

Sommige hulpverleners kunnen te rade gaan en/of steun krijgen bij de

afdelingsverantwoordelijke of de palliatief referente functie van het RVT. Tot

17u is deze laatste persoon in de instelling beschikbaar, op andere momenten is

men op de collega’s aangewezen.

“(…) in principe kan je altijd beroep doen op X (=PRF), maar dat wordt eigenlijk

praktisch nooit gedaan (…) ge gaat niet altijd iemand anders lastig vallen…tenzij dat er

echt een serieus probleem is (…)”

Afdelingsverantwoordelijken proberen zoveel mogelijk met het personeel te

praten over palliatieve situaties. Na een overlijden van een bewoner gaat er

dikwijls één hulpverlener (meestal de afdelingsverantwoordelijke), in naam van

het team, naar de begrafenis.

Page 70: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

69

3.7. Conclusie

Deze resultaten kunnen samengevat worden in een antwoord op de twee

onderzoeksvragen, namelijk hoe palliatieve zorg in een rust- en

verzorgingstehuis uitgevoerd wordt en wat het begrip ‘palliatieve zorg’ voor de

verzorgenden en verpleegkundigen daar betekent.

Om palliatieve zorg te duiden worden verschillende benamingen gebruikt.

Toch komt het dikwijls op eenzelfde betekenis neer. De bewoner heeft in deze

zorg dikwijls een passieve rol.

Men wenst totaalzorg voor de bewoner en de mogelijkheid om bij hem of haar

te zijn indien het moeilijk gaat.

De praktische zorggrens tussen palliatieve zorg en niet-palliatieve zorg is in

deze instelling (behalve in de terminale fase) niet duidelijk.

Het palliatief dossier speelt wel een grote rol in het onderscheid tussen een

palliatieve bewoner en een niet-palliatieve bewoner. Dit dossier komt tot stand

om duidelijkheid te creëren in de zorg voor de bewoner. Sommige

hulpverleners zien dit document als een veiligheid, om eventuele problemen na

het overlijden te vermijden.

In sommige situaties zijn meerder palliatieve overlegmomenten nodig, en

wordt dit dan ook toegepast.

De aanzet tot het opstarten van een palliatief dossier kan volgens sommige

hulpverleners een lange tijd in beslag nemen. Het is niet helder wanneer men

spreekt over een palliatieve situatie, en we merken ook dat er door de

hulpverleners dikwijls een drempel moet overschreden worden om het initiatief

tot palliatieve zorg te nemen.

Sommige hulpverleners gaan ervan uit dat deze aanzet tot palliatieve zorg een

taak is van de palliatief referente functie of van de huisarts.

De verantwoordelijkheid van een palliatief zorgendossier ligt bij het team dat

de beslissing genomen heeft.

Page 71: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

70

Dit team bestaat uit verschillende actoren, met elk een verschillende zienswijze.

In de onderzochte instelling is dit niet anders, en dat maakt het ook moeilijk om

tot zo’n beslissing te komen.

De zorg voor een palliatieve bewoner wordt aanzien als zowel fysiek als

psychisch zwaar en tijdsintensief. Voornamelijk de fysieke zorg wordt

aangehaald: decubituspreventie, wondzorg, mondtoilet, inwrijven en lijktooi

vindt men als hulpverlener belangrijk in de zorg voor een palliatieve bewoner.

Men vindt het ook nodig om dikwijls eens langs te gaan op de kamer van de

bewoner, zodat men het stervensproces kan volgen én om aan de

verwachtingen van de familie te voldoen.

Pijnbestrijding wordt bijna door iedere hulpverlener genoemd. Zij gaan ervan

uit dat comfortzorg niet haalbaar is zonder pijnbestrijding.

De palliatieve zorg in een Rust- en Verzorgingstehuis, door deze hulpverleners

omschreven, lijkt een reactieve zorg, waarbij de hulpverlener het stervensproces

van de bewoner opvolgt, en probeert door lichamelijke comfortzorg de situatie

te verzachten.

De hulpverleners hebben oog voor de angsten en ongemakken die de bewoner

mogelijks kan ervaren. Deze worden beantwoord door tedere zorg, verhoogde

aandacht en vriendelijkheid.

De familie wordt door meerdere hulpverleners aangehaald als cliënt in de

palliatieve zorg voor de bewoner. De hulpverleners geven aan dat de familie

nood heeft aan praten over de situatie. De zorg voor de bewoner kan men

doortrekken in zorg voor de familie.

Tijdens het palliatief overleg is de familie ook dikwijls aanwezig, als

vertegenwoordiger van de bewoner.

De communicatie tussen hulpverlener en een palliatieve bewoner verloopt

meestal moeilijk. Wanneer de bewoner verward is of minder bewust, betekent

dit een (gedeeltelijk) verlies van contact.

Page 72: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

71

Eventueel kan non-verbale communicatie dan een oplossing bieden. Een rustige

benadering, een streling of een aanraking zijn voorbeelden die werden

aangehaald tijdens de interviews.

Wanneer de bewoner nog goed bewust is en communicatie ook mogelijk is,

wordt de zorg door sommigen als moeilijk ervaren. De hulpverlener weet

dikwijls niet goed hoe de bewoner te benaderen.

De communicatie is reactief; als de bewoner over doodgaan begint, proberen de

hulpverleners een ondersteunend gesprek te voeren. Als de bewoner echter

zwijgt wordt er over dit onderwerp niet gesproken. De hulpverleners zijn zich

hiervan bewust en geven zelf aan dat er nood is aan bijscholing hieromtrent.

Iedere hulpverlener heeft een eigen visie op het verlenen van palliatieve zorg.

De ene haalt er voldoening uit, terwijl iemand anders zich bewust afschermt en

niet teveel betrokken wil geraken in een palliatieve situatie.

Nadat een palliatieve bewoner overleden is, wordt er een evaluatie gehouden.

Dit is het moment waarop men als hulpverlener feedback kan geven over de

geleverde palliatieve zorg. Tijdens deze bespreking is de palliatief referente

functie (PRF) aanwezig. Bij deze persoon kan men ook terecht voor een

individueel gesprek. Door sommige hulpverleners wordt hiervan gebruik

gemaakt.

De PRF staat onder meer ook in voor de implementatie van de palliatieve

zorgcultuur van de instelling. Zij ziet een positieve evolutie in de

samenwerking met de artsen en in het stijgend initiatief van het personeel

omtrent de start van een palliatief zorgendossier.

Page 73: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

72

HOOFDSTUK 4

DISCUSSIE EN CONCLUSIE

4.1. Inleiding

Het doel van deze studie was om de opvattingen van verzorgenden en

verpleegkundigen over palliatieve zorg in één rusthuis weer te geven.

In dit laatste hoofdstuk willen we een vergelijking maken van de bevindingen

uit deze studie met resultaten van eerder verricht onderzoek naar palliatieve

zorg. Daarin betrekken we het werk van Cannaerts et al (2000) over de

residentiële palliatieve zorg, het werk van Van Lancker (2000) over palliatieve

thuiszorg, het werk van Cremie (2001) over attituden van verpleegkundigen ten

opzichte van de zorg in de laatste levensfase in een ziekenhuis, het werk van

Engel (2001) over respect voor de autonomie van palliatieve bewoners in een

verpleeghuis, het werk van Vyncke (2001) over attituden van verpleegkundigen

op een palliatieve eenheid, en de studie van Drieghe (2002) over palliatieve

verpleegkundigen in het ziekenhuis.

Hierbij willen we wel opmerken dat ons onderzoek slechts de ervaringen van

verzorgenden en verpleegkundigen uit één instelling weergeeft. Opvattingen

van andere paramedici komen niet aan bod. Omdat geen theoretische saturatie

bereikt werd, is de generaliseerbaarheid van de resultaten beperkt.

Tot slot willen we ook enkele aanbevelingen voor onderzoek binnen de

residentiële palliatieve zorgverlening geven.

Page 74: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

73

4.2. Discussie

4.2.1. Geen eenduidigheid in de palliatieve zorg

Tijdens de interviews viel het op dat hulpverleners palliatieve zorg niet

eenduidig omschrijven. Het blijkt moeilijk te zijn om aan te geven wat

palliatieve zorg inhoudt. Daarom wordt meestal een algemene, oppervlakkige

omschrijving gegeven, zonder de existentiële inhoud van een palliatieve situatie

te vermelden. Toch heerst er onder de geïnterviewde hulpverleners een zekere

vanzelfsprekendheid in verband met het toedienen van comfortzorg; een

zachte, vriendelijke zorg. Zowel zorg voor de bewoner als zorg voor de familie

wordt aangehaald. Iedere hulpverlener blijkt een eigen omschrijving van

palliatieve zorg te geven, vanuit de waarden en normen die hij/zij hanteert.

In de onderzoeken in andere voorzieningen (de palliatieve eenheid, de

thuiszorg en de palliatieve teams in het ziekenhuis) bleek eveneens de

afwezigheid van een eenduidige terminologie. Er is echter wel een veel

helderder bewustzijn van de specificiteit en de bijdrage van palliatieve zorg

(Cannaerts, 2000; Vyncke, 2001; Drieghe, 2002).

In de studie van Cremie (2001) is het beeld dat de verpleegkundigen hebben

over palliatieve zorg nog vaag. Ook de studie van Engel (2001) is een niet

onbelangrijke discrepantie zichtbaar tussen wat de verzorgenden over

palliatieve zorg vertellen en wat ze in de praktijk doen.

In de eerste drie genoemde studies gaat het om hulpverleners die bewust en

weloverwogen voor palliatieve zorg gekozen hebben. In de studies van Cremie

(2001) en Engel (2001) vinden de verpleegkundigen en de verzorgenden deze

palliatieve zorg als het ware op hun weg. Ze willen dan wel goede zorg bieden,

zonder zich echt te verdiepen in wat dat betekent.

Page 75: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

74

In het onderzochte RVT roept palliatieve zorg eerder negatieve, dan positieve

gevoelens op. Er is een sterke nadruk op de aanmaak van een palliatief

zorgendossier (=PZD).

Wanneer een bewoner palliatieve zorg nodig heeft, is het volgens de

hulpverleners aan de arts en de palliatief referente functie om te starten met een

PZD. Zij zien dit niet als hun taak, terwijl zij als hulpverleners eigenlijk een

directer contact hebben met de bewoners.

Het PZD is zwaar beladen. Het roept iets op wat het eigenlijk niet wil zeggen,

namelijk dat palliatieve zorg terminale zorg is. De betekenis van een PZD is

blijkbaar niet duidelijk. Daarom is het ook niet gemakkelijk om erover te praten.

Tijdens onze studie komt naar voor dat de ene hulpverlener interesse heeft in

de palliatieve zorg voor een bewoner, en zijn handelen hiernaar richt, terwijl

een andere hulpverlener minder interesse toont, en enkel een goede zorg aan de

bewoner wil bieden. Dit uit zich zowel in de lichamelijke als geestelijke zorg

voor de bewoner.

In ander onderzoek (Cremie, 2001) is er ook een verschil vastgesteld indien men

interesse toont voor palliatieve zorg; men wil ‘zorg dragen voor de bewoner’,

en men vindt communicatie hierbij belangrijk.

Het verschil in opvattingen over palliatieve zorg weerspiegelde zich in deze

studie niet opvallend tussen verzorgenden en verpleegkundigen, wel tussen

deze hulpverleners en de leidinggevende personen in de instelling

(afdelingsverantwoordelijken, palliatief referente functie en de nursing

directeur). Het viel op dat deze laatste groep personen meer de nadruk legt op

de actieve totaalzorg voor de palliatieve bewoner.

Page 76: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

75

4.2.2. Zorg voor het leven?

Hulpverleners in dit onderzoek wensen tijdens de palliatieve zorg voor een

bewoner eerder het leven te benadrukken, in plaats van het stervensproces.

Op de palliatieve eenheid (Vyncke, 2001) staat eveneens het leven staat centraal

in de verzorging voor de palliatieve patiënt. Respect en liefdevolle nabijheid

(‘tender loving care’) staan hierbij voorop.

Deze zorg voor het leven is in deze studie vooral duidelijk in de manier van

zorgverlening. De bewoner speelt hierbij dikwijls een passieve rol, dikwijls ten

gevolge van zijn lichamelijke en psychische achteruitgang.

De hulpverleners willen de bewoner vooral goede lichamelijke zorg geven, in

een rustige omgeving. De psychische noden van de bewoner worden erkend

door de hulpverleners, maar men gaat er minder op in.

Er wordt vooral gelet op het vermijden van ongemakken door

decubituspreventie (wisselhouding) toe te passen, men wenst de bewoner een

fris gevoel te geven door een mondtoilet toe te dienen, en men wenst de

bewoner een aangename lichaamsgeur te geven door het lichaam in te wrijven

met lotion.

Deze klemtoon op de lichamelijke zorg komt ook voor in een ander onderzoek

(Cremie, 2001).

In deze studie zien niet-palliatief verpleegkundigen de zorg in de laatste

levensfase ook als een totaalzorg, maar geven hieraan een andere betekenis;

pijnbestrijding, hygiënische zorgverlening en comfortmaatregelen zijn volgens

hen de drie belangrijke pijlers.

Ook in dit onderzoek verschilt de zorg in de laatste levensfase uiteindelijk niet

veel van de gebruikelijke acute zorg.

De bezorgdheid om het leven, die in het onderzoek van Cannaerts et al. (2000)

duidelijk naar voor komt, is hier veel minder uitgesproken.

Page 77: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

76

In dit onderzoek is pijnbestrijding volgens meerdere hulpverleners niet meer

weg te denken bij de zorg voor palliatieve bewoners; op een pijnvrije manier

kan de bewoner zin geven aan het leven.

Op het vlak van communicatie probeert men een gesprek aan te gaan met de

bewoner over alledaagse onderwerpen. Communicatie over belangrijke of

gevoelige onderwerpen verloopt overwegend reactief; als de bewoner praat

over sterven, probeert de hulpverlener een redelijk antwoord te geven, zoniet

laat men dit onderwerp rusten. Non-verbale communicatie verloopt

gemakkelijker. Op deze manier wil men steun en troost bieden aan de bewoner.

Het lijkt voor de hulpverleners een veiliger manier van communicatie te zijn,

waarbij ze zich zekerder voelen.

Indien mogelijk probeert men de bewoner inspraak te geven tijdens het

palliatief overleg.

Tijdens de start van een PZD zijn de meeste bewoners echter in een fase beland

waarin ze niet meer kunnen participeren. De hulpverleners kunnen moeilijk

aangeven wanneer een bewoner wel in staat is om te participeren en wanneer

hem wel/niet de kans daartoe geboden wordt. Sommige bewoners worden

ingelicht over hun situatie, andere bewoners worden niet ingelicht.

De hulpverleners proberen de bezorgde familie op een gepaste manier te

benaderen; door vragen te beantwoorden en informatie te verlenen over de

toestand van de bewoner probeert men tegemoet te komen aan de noden van

de familieleden. Diepgaande gesprekken over de palliatieve situatie en de

existentiële vragen die het met zich meebrengt verlopen moeilijker of worden

niet aangegaan.

Op het palliatief overleg heeft de familie van de bewoner inspraak. Het lijkt dan

alsof familie en hulpverlener één groep vormen, en een paternalistische

houding aannemen ten opzichte van de bewoner.

Page 78: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

77

Met de palliatieve bewoner en zijn familieleden op weg gaan in waarheid

(Cannaerts, 2000) zal nog een (mentaliteits)verandering en

deskundigheidsbevordering vragen in dit RVT.

4.2.3. Impact van de palliatieve zorg op de hulpverlener

Verschillende hulpverleners zien het rusthuis als een plaats waar de bewoner

geleefd heeft, en waar de bewoner uiteindelijk ook zal sterven.

Verpleegkundigen en verzorgenden, werkzaam in een RVT, hebben niet direct

gekozen om palliatieve bewoners te verzorgen, ze zien deze zorg als een plicht,

en kunnen dit dan ook als belastend ervaren.

Ze hebben angst om met stervende mensen om te gaan. Stervenden zijn

kwetsbaar, de hulpverleners proberen op afstand te blijven, omdat ze schrik

hebben. Zoals in het onderzoek van Cremie (2001) lijkt het dat deze angst

vooral de angst is verkeerd te doen, terwijl men geroepen is om het goede te

doen. Veel hulpverleners hebben het gevoel dat ze de reactie van de bewoner

(patiënt) niet kunnen voorspellen, en houden zich daarom op de vlakte. Toch

zijn ze bereid de zorg te bieden die nodig is, en doen ze dat met inzet en

toewijding.

Zoals in de studie van Engel (2001) vragen de hulpverleners zich af waarom

palliatieve bewoners recht zouden hebben of betere zorg, en beperken ze de

(aanvullenden) zorg door zich (meer) op de andere bewoners te richten. Hun

reactie kan ook als een vluchtreactie opgevat worden.

Het is belangrijk dat de hulpverlener zich bewust is, of via opleiding bewust

gemaakt wordt, van de emotionele belasting die de zorg voor de patiënt in een

palliatieve fase met zich meebrengt.

Tijdens de interviews wordt deze emotionele belasting dikwijls aangehaald

door de hulpverleners. Ook de uniciteit van de relatie bewoner-hulpverlener in

een RVT komt onder druk te staan wanneer de bewoner in een palliatief

stadium terecht komt.

Page 79: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

78

Door deze belasting is het essentieel om deel te kunnen nemen aan

patiëntenbespreking waarin persoonlijke dilemma’s en twijfels aan de orde

kunnen komen. Onderzoek op een palliatieve eenheid (Vyncke, 2001) geeft het

belang aan van een palliatieve nabespreking.

In het onderzochte RVT is hier ruimte voor vrijgemaakt, doch niet alle

hulpverleners maken hiervan gebruik.

In ander onderzoek (Cannaerts et al, 2000; Van Lancker, 2000; Vyncke, 2001) is

palliatieve zorg de ‘core business’, de keuze van de hulpverleners die in deze

instellingen (palliatieve eenheid, palliatieve thuiszorg en palliatief supportteam

in een ziekenhuis) werken.

Uit onderzoek op een palliatieve eenheid (Vyncke, 2001) blijkt dat sommige

verpleegkundigen het moeilijk hebben als de patiënt geen of beperkte zorg

aanvaardt. Ze zouden meer kunnen of willen doen, maar de patiënt heeft er

geen nood aan. Ze hebben het gevoel te weinig voor de patiënt gedaan te

hebben. Dit brengt ook een belasting met zich mee. Op deze palliatieve eenheid

werd humor als vorm van emotiegerichte coping gehanteerd.

In ons onderzoek werden ander copinggedrag opgemerkt, zoals ‘de knop

omdraaien’ als men thuiskomt, een gevoel van voldoening na de zorg voor een

palliatieve bewoner of zich bewust afzijdig houden bij een palliatieve situatie.

Page 80: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

79

4.2.4. Een cultuur van eindigheid creëren in een rusthuis

Hoe de palliatieve zorg verleend wordt in een instelling, is mede afhankelijk

van de cultuur die er heerst. Met andere woorden hoe de directie en de

stafmedewerkers tegenover deze palliatieve zorg staan.

Meer en meer bewoners overlijden in een RVT, wat implicaties heeft naar de

organisatie en de verzorging in een instelling.

Drieghe (2002) stelt dat het verspreiden van een palliatieve zorgcultuur moeilijk

is, en niet vanzelfsprekend, het is een mentaliteitswijziging.

De palliatief referente functie in een RVT staat in voor het verspreiden van een

cultuur van eindigheid. Stap voor stap gebeurt de sensibilisering in de

onderzochte instelling, maar toch ondervinden we tijdens het onderzoek een

onzekere sfeer. De bevraagde hulpverleners weten niet goed wanneer en

waarom een palliatieve zorgendossier opgestart wordt, wie hiervoor

verantwoordelijk is, en hoe het palliatief zijn van de bewoner in de dagelijkse

zorg vertaald kan worden.

Men krijgt als rusthuis een palliatief forfait, maar dit bedrag is geen echte

aanmoediging om een palliatieve zorgcultuur in de rusthuizen uit te bouwen of

extra aandacht te geven aan de palliatieve bewoners.

Aan dit forfait zijn een aantal administratieve voorwaarden verbonden, die een

reëel risico inhouden op een teveel aan administratief werk, en op het herleiden

van een existentiële zorg tot een administratief gebeuren.

Page 81: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

80

4.3. Conclusie

Aangepaste palliatieve zorg is niet meer weg te denken in de laatste levensfase

van een persoon, zeker niet als men de levenskwaliteit van die persoon in

gedachten wenst te houden.

Gezien de demografische evolutie, de groeiende verzilvering van de bevolking

en de toenemende multipathologie in deze bevolkingsgroep, is het noodzakelijk

om aandacht te geven aan de palliatieve zorg in een oudereninstelling.

Het Rust- en verzorgingstehuis is voor de bewoner een thuisvervangend

milieu, een vertrouwde omgeving waar men zin kan geven aan het leven, ook

in de laatste levensfase. De unieke relatie tussen hulpverlener en bewoner kan

dit alleen maar versterken.

Deze studie heeft aangetoond dat het creëren van een goede palliatieve zorg in

een RVT een moeilijke opdracht is. De palliatieve zorgcultuur is moeilijk uit te

dragen als de palliatieve zorg niet concreet gemaakt wordt. Het opstarten van

een PZD wordt niet alleen gezien in een negatieve betekenis (er moeten een

aantal dingen niet meer), maar ook in een positieve betekenis: er wordt

comfortzorg geboden.

Dit onderzoek laat zien dat de betekenis van dat laatste niet meteen helder is.

Palliatieve zorg waarin open gecommuniceerd wordt met de bewoners vraagt

bovendien deskundigheid, en die is er alleen als voldoende bijscholing geboden

wordt.

De implementatie van palliatieve zorg op het bord van de PRF leggen, kan

nooit tot een bevredigende uitkomst leiden. Palliatieve zorg veronderstelt dat

de betrokken hulpverleners, van hoog tot laag, een bijdrage leveren aan de zorg

voor de unieke persoon.

Page 82: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

81

Literatuurlijst

Aubry C. (1999). Een ontmoeting met het palliatief zorgmodel. Hospitalia, 3, 129-

131.

Avis M., Greening Jackson J., Miskella C. (1999). Evaluation of a project

providing community palliative care support to nursing homes. Health and

Social Care in the Community, 7(1), 32-38.

Baker T.J.E.M. (2000). Palliative care in chronic psycho-geriatrics: a case-study.

Patient Education and Counseling, 41, 107-113.

Borremans, M. (2001). Kwaliteitsvolle zorg voor bewoners in de laatste levensfase:

palliatieve zorg. Deel 1: omgangskunde. Diegem: Kluwer.

Bottorff J.L., Steele R., Davies B., Garossino C., Poterfield P., Shaw M. (1998).

Striving for balance: palliative care patients’ experiences of making everyday

choices. Abstract. J Palliat Care, 14(1), 7-17.

Cannaerts, N., Dierckx de Casterlé, B., Grypdonck , M. (2000). Palliatieve zorg.

Zorg voor het leven. Leuven: Academia Press.

Cartwright JC. (2002). Nursing homes and assisted living facilities as places for

dying. Abstract. Annu Rev Nurs Res, 20, 231-264.

Casarett D.J., Hirschman K.B., Henry M.R. (2001). Does hospice have a role in

nursing home care at the end of life? JAGS, 49(11), 1493-1498.

Chinchin E.R. (2004). Teaching palliative care in the nursing home. Review.

JAGS, 52, 157-158.

Page 83: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

82

Claes, J., de Vlieger, T., Maeckelberghe, W., Maes, R., Meulemans, H.,

Schrijvers, D., et al. (2002). Emancipatorisch concept. Een palliatief zorgmodel.

Palliatieve hulpverlening Antwerpen. Kapellen: Pelckmans.

Cobbs E.L. (2001). Improving the quality of end of life care : how? JAGS, 49, 833-

834.

Cohen L., O’Connor M., Blackmore A.M. (2002). Nurses’ attitudes to palliative

care in nursing homes in Western Australia. Abstract. Int J Palliat Nurs., 8(2), 88-

98.

Cremie, K. (2001). Attituden van verpleegkundigen ten opzichte van de zorg in

de laatste levensfase bij bejaarde patiënten. niet-gepubliciteerde scriptie voor

het behalen van de graad van Licentiaat in de Medisch-Sociale Wetenschappen,

Universiteit Gent, 2000-2001, 110 blz.

Dean R.A., McClement S.E. (2002). Palliative care research: methodological and

ethical challenges. Abstract. Int J Palliat Nurs., 8(8), 376-380.

De Bellis A., Parker D. (1998). Providing palliative care in Australian nursing

homes: issues and challenges. Abstract. Geriaction, 16(3), 17-23.

Decoster C., Van Liedekerke C. (2001). De palliatieve zorgcultuur. Opgehaald

15 september, 2003, van

http://www.hospitals.be/nederlands/tijdschrift/archieven/nationaal/decoste

r.html

De Korte-Verhoef R., De Lange J. (1998). Sterven in het verpleeghuis;

verplegenden kunnen terminale bewoners helpen hun wensen te vervullen.

TVZ, 3, 70-75.

Page 84: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

83

Distelmans W., Bauwens S., Van Camp B. (2002). Spanningsveld tussen

euthanasie en palliatieve zorg. UVV-info, Extra, 40-47.

Dowding C., Homer P. (2000). Teaching palliative care principles to UK nursing

home care assistants. International Journal of Nursing Practice, 6, 160-163.

Drieghe, B. (2002). De zienswijze van verpleegkundigen werkzaam in een

palliatief supportteam ten aanzien van hun eigen taken. niet-gepubliciteerde

scriptie voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Medisch-Sociale

Wetenschappen, Universiteit Gent, 2001-2002, 114 blz.

Engel, M. (2001). Autonomie van dag tot dag. Een kwalitatief onderzoek naar

de wijze waarop verzorgenden, werkzaam op een unit voor kortdurend

palliatieve/terminale zorg in een verpleeghuis, de autonomie van patiënten

respecteren in de dagelijkse zorgverlening. niet-gepubliciteerde scriptie voor

het behalen van de graad van Licentiaat in de Verplegingswetenschap,

Universteit Utrecht, 2000-2001, 84 blz.

Ersek M., Wilson SA. (2003). The challenges and opportunities in providing

end-of-life care in nursing homes. Abstract. J Palliat Med., 6(1), 7-9.

Exley C. (2004). Review article: the sociology of dying, death and bereavement.

Sociology of health and illness, 26(1), 110-122.

Francke A.L., Kerkstra A. (2000). Palliative care services in The Netherlands: a

descriptive study. Patient Education and Counseling, 41, 23-33.

Page 85: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

84

Fredrix, K. (2000). Palliatieve zorg in België: een verkennende studie. niet-

gepubliciteerde scriptie voor het behalen van de graad van Licentiaat in de

Pedagogische Wetenschappen, optie Sociale Agogiek, Universiteit Gent, 1999-

2000, 58 blz.

Frogratt K.A. (2001). Palliative care and nursing homes: where next? Palliative

Medicine, 15(1), 42-48.

Frogratt K.A., Hoult L. (2002). Developing palliative care practice in nursing

and residential care homes: the role of the clinical nurse specialist. J Clin Nurs.,

11(6), 802-808.

Frogratt K.A., Poole K., Hoult L. (2003). The provision of palliative care in

nursing homes and residential care homes: a survey of clinical nurse specialist

work. Abstract. Palliatieve Medicine, 16(6), 481-487.

Happ M.B., Capezuti E., Strumpf N.E., Wagner L., Cunningham S., Evans L. et

al. (2002). Advance care planning and end-of-life care for hospitalized nursing

home residents. JAGS, 50(5), 829-835.

Hendrikx D., Houtepen R., Spreeuwenberg C. (2000). Verpleegkundigen en

stervensbegeleidingsvragen in de palliatieve terminale zorg. TVZ, 5(11), 45-50.

Hopkinson J., Hallet C. (2002). Good death? An exploration of newly qualified

nurses’ understanding of good death. Abstract. Int J Palliat Nurs., 8(11), 532-539.

Katz J., Komaromy C., Sidell M. (1999). Research study. Understanding

palliative care in residential and nursing homes. Abstract. Int J Palliat Nurs.,

5(2), 60-64.

Page 86: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

85

Kayser-Jones J. (2002). The experience of dying: an etnographic nursing home

study. The Gerontologist, 42(3), 11-19.

Keay T.J., Schonwetter R.S. (1998). Hospice care in the nursing home. Am Fam

Physician, 57(3), 491-494.

Kyriacou C.K., Nidetz A. (2002). Performance-based palliative care in the

nursing home: closing the gap between "knowing" and "practicing". Abstract. J

Palliat Med., 5(5), 757-758.

Maso, I., Smaling, A. (1998). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam:

Boom.

May C. (1995). ‘To call it work somehow demeans it’: the social construction of

talk in the care of terminal ill patients. Journal of Advanced Nursing, 22, 556-561.

Meire L. (1999). Eindwerk opleiding referenten palliatieve zorgen. niet-

gepubliceerd eindwerk, 31 blz.

Morbé, E., Van Liedekerke, C. (2002). Euthanasie en palliatieve zorg. Een actuele

stand van zaken. Heule: UGA.

Morse, J.M., Field, P.A. (1996). Nursing research : the application of qualitative

approaches. Second edition. London: Chapman and Hall.

Parker-Olivier D. (2002). Hospice experience and perceptions in nursing homes.

Journal of palliative medicine, 5(5), 713-720.

Perron V., Schonwetter R. (2001). Hospice and palliative care programs.

Abstract. Prim Care, 28(2), 427-40.

Page 87: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

86

Raudonis B.M., Kyba F.C.N., Kinsey T.A. (2002). Long-term Care Nurses’

knowledge of End-of-Life Care. Geriatric Nursing, 23(6), 296-301.

Rombouts W. (1999). Ontwikkeling van de palliatieve zorg in Vlaanderen.

Welzijnsgids-Gezondheidszorg, Eerstelijns- en thuiszorg, afl. 32, 103-121.

Schonwetter R. (1996). Care of the dying geriatric patient. Abstract. Clin Geriatr

Med., 12(2), 253-265.

Sloane P.D., Zimmerman S., Hanson L., Mitchell C.M., Riedel-Leo C., Custis-

Buie V. (2003). End-of-life care in assisted living and related residential care

settings: comparison with nursing homes. JAGS, 51(11), 1587-1594.

Spijker, G.J.H., Laarman, M.J.B. (2000). De praktijk van palliatieve zorg.

Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

Stewart A.L., Teno J., Patrick D.L., Lynn J. (1999). The concept of quality of life

of dying persons in the context of health care. Journal of pain and Symptom

management, 17(2), 93-108.

Teno J.M. (2002). Now is the time to embrace nursing homes as a place of care

for dying persons. Innovations in end-of-life care, 4(2), 32-36.

Teunissen, S., Willems, D. (1999). Pallium cahier. Algemene inleiding palliatieve

zorg. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

Travis S.S., Bernard M., Dixon S., McAuley W.J., Loving G., McClanahan L.

(2002). Obstacles to palliation and end-of-life care in a long-term care facility.

Abstract. Gerontologist, 42(3), 342-349.

Page 88: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

87

Van Lancker K. (2000). Palliatieve zorg thuis: ervaringen van familieleden. niet-

gepubliciteerde scriptie voor het behalen van de graad van Licentiaat in de

Medisch-Sociale Wetenschappen, Universiteit Gent, 1999-2000, 77 blz.

Vig E.K., Davenport N.A., Pearlman R.A. (2002). Good deaths, bad deaths, and

preferences for the end of life: a qualitative study of geriatric outpatients. JAGS,

50(9), 1541-1548.

Vyncke E. (2001). Verpleegkundige zijn op een palliatieve eenheid: een

kwalitatief onderzoek naar de opvattingen, ervaringen en attitudes van

verpleegkundigen. niet-gepubliciteerde scriptie voor het behalen van de graad

van Licentiaat in de Medisch-Sociale Wetenschappen, Universiteit Gent, 2000-

2001, 95 blz.

Wary B. (2003). Geriatrics and palliative care: the best of both worlds. European

journal of palliative care, 10(2), 29-31.

Winchester T.A. (2003). Teaching Communication Skills to Nursing Home

Certified Nursing Assistants. Geriatric Nursing, 24(3), 178-181.

Zerzan J., Stearns S., Hanson L. (2000). Access to palliative care and hospice in

nursing homes. Abstract. JAMA, 284(19), 2489-2494.

Page 89: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

88

APPENDIX

Appendix 1 : informatiebrief

Appendix 2 : informed consent formulier

Appendix 3 : Het palliatieve zorgendossier

Page 90: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

89

Appendix 1 : Informatiebrief

Geachte,

Mijn naam is Katelijn Van de Velde. Ik ben verpleegkundige en sinds 2 jaar

werk ik in het St.-Jozef ziekenhuis te Gentbrugge.

Momenteel studeer ik Medisch Sociale Wetenschappen aan de Universiteit

Gent. Onder leiding van Prof. Grypdonck doe ik een studie over palliatieve

zorg in RVT’s.

Met dit onderzoek zou ik een inzicht willen verwerven omtrent de zienswijze

van verpleegkundigen/verzorgenden ten aanzien van palliatieve zorg van een

bewoner in een RVT. Hoe wordt met andere woorden volgens u ‘palliatieve

zorg’ ingevuld?

Verder zou ik graag de beleving van de verpleegkundigen/verzorgenden

willen weten die deze palliatieve zorg toepassen. Hoe ervaart u de zorg voor

een palliatieve bewoner, het omgaan met stervenden en hun families?

Samengevat; ik zou dus graag een beeld willen krijgen van de palliatieve zorg

in het RVT X, vanuit het perspectief en de beleving van de verpleegkundigen en

verzorgenden die daar werken.

De eerste stap is een verkennende stage gedurende ongeveer 8 dagen; ik

probeer een algemene kennismaking te hebben met het personeel en een brede

kijk te krijgen op de palliatieve zorg in het Rust- en Verzorgingstehuis X.

Ik heb reeds 1 week stage gelopen; van 22/09 t.e.m. 26/09 (enkel de

voormiddagen). Een volgende stage moet nog afgesproken worden.

Page 91: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

90

De tweede stap in dit onderzoek bevat gesprekken met verpleegkundigen en

verzorgenden over dit onderwerp, met een aantal algemene vragen over uzelf

(leeftijd, anciënniteit, opleiding) en over het onderwerp palliatieve zorg in een

RVT ter inleiding van het gesprek.

Deze gesprekken zullen opgenomen worden. De anonimiteit blijft uiteraard

bewaard. Verpleegkundigen/verzorgenden hebben steeds de mogelijkheid om

tijdens het gesprek de bandrecorder stop te zetten.

Een gesprek zou ongeveer 1u duren en vindt plaats buiten de werkuren in het

Rust- en Verzorgingstehuis X. Dit uur mag als overuur opgenomen worden. (de

toestemming is reeds gevraagd aan Mr. X)

Ik zou u bij deze willen vragen of u bereid bent om mee te werken aan dit

onderzoek, zodat we samen proberen na te gaan wat de waardevolle en de

minder waardevolle elementen zijn in de palliatieve zorg voor een bewoner in

een RVT.

Door uw opvattingen en ervaringen te vertellen kunnen we een bijdrage

leveren aan de verbetering van de zorgverlening voor een palliatieve bewoner

in een RVT.

Indien u omwille van persoonlijke redenen afziet van een mogelijke

medewerking aan dit onderzoek, gelieve dit te melden aan Mevr. X en/of Mr.

X.

Ik zal u persoonlijk contacteren in het RVT X.

Alvast bedankt voor het lezen van deze brief! En misschien…….tot binnenkort!

Katelijn

Page 92: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

91

Appendix 2 : Informed consent formulier

INFORMED CONSENT FORMULIER

Ik werd schriftelijk ingelicht over de aard en het doel van het onderzoek.

Indien ik dit wenste, kon ik bijkomende vragen stellen.

Mijn deelname aan dit onderzoek is geheel vrijwillig. Ik weet dat ik mij op elk

ogenblik uit het onderzoek kan terugtrekken.

De gegevens door mij meegedeeld, zullen anoniem door de onderzoeker

verwerkt worden.

Naam:

…………………………………………………………………………………………..

Adres:

…………………………………………………………………………………………..

…………………………………………………………………………………………...

Tel./GSM:

……………………..……………………………………………………………….

Datum:

………………………………………………………………………………………….

Handtekening:

……………………………

Page 93: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

92

Appendix 3 : Het palliatief zorgendossier (Bron : Handleiding vzw Netwerk

Palliatieve Zorg Gent-Eeklo, januari 2002)

Doelstelling van het palliatief zorgendossier (PZD)

- Het PZD is een document in functie van teamwerking

- Het PZD is een aanvulling van het bestaande zorgdossier; het kan als

bijvoegsel gebruikt worden. Eén onderdeel ervan – met name de

Checklist Palliatieve Bewoner – hoort als toevoeging in het medisch

dossier

- het PZD draagt bij tot het optimaal verloop van de zorg voor de

palliatieve bewoner en zijn omgeving. Er is ruimte voor afspraken,

observaties,… om zo tot een totale benadering te komen

- het PZD overschrijven van gegevens uit het bestaande zorgdossier wordt

tot een minimum herleid

- het PZD kan helpen bij het verzamelen van registratiegegevens voor de

overheid met het oog op mogelijke erkenning en/of subsidies

- het PZD is een registratie-instrument voor de instelling zelf ter

perfectionering van de kwaliteit van zorgen

Page 94: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

93

Samenstelling en gebruik van het palliatief zorgendossier

• het PZD is opgebouwd uit losse bladen, welke afhankelijk van de

noodzaak apart kunnen gebruikt worden :

a) Voorblad

b) Checklist palliatieve bewoner

c) Afspraken en Besluitvorming

d) Pijnanamnese: Pijnkaart/Doloplusschaal

e) Pijnregistratie: Pijnkaart Opvolging/Pijnkaart Dagelijkse

Opvolging

f) Ongemakkenregistratie en –behandeling

g) Aandachtspunten

h) Psychosociale en Spirituele zorg

i) Evaluatieformulier

• het PZD wordt enkel gebruikt wanneer volgende

basisdocumenten zijn ingevuld: ‘Checklist palliatieve bewoner’ en

‘Afspraken en Besluitvorming’.

• wanneer men multidisciplinair tot een besluitvorming gekomen is

om de bewoner palliatief te benaderen, kan ter ondersteuning van

de zorg één of meerdere documenten uit het PZD gebruikt

worden. Als basis binnen het geheel van het PZD zijn volgende

documenten wel nodig: ‘Voorblad’ en ‘Evaluatieformulier’.

• Het PZD wordt multidisciplinair ingevuld met in de mate van het

mogelijke ondersteuning en advies van de referent

verpleegkundige palliatieve zorg.

Page 95: UNIVERSITEIT GENT Faculteit Geneeskunde en ... · ‘cure’ naar ‘care’ is dus niet verschoven van een actieve naar een passieve behandeling. Uit de definitie blijkt eveneens

94