@Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek...

25
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN Wetenschappelijk artikel JULIE FIEU MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT PROMOTOR : PROF. DR. LIEVEN DE MAREZ COMMISSARIS : JEROEN STRAGIER COMMISSARIS : PIETER VERDEGEM ACADEMIEJAAR 2011 - 2012 @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek naar athlete communication op Twitter. aantal woorden: 9615

Transcript of @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek...

Page 1: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN

Wetenschappelijk artikel

JULIE FIEU

MASTERPROEF COMMUNICATIEWETENSCHAPPEN afstudeerrichting COMMUNICATIEMANAGEMENT

PROMOTOR: PROF. DR. LIEVEN DE MAREZ

COMMISSARIS: JEROEN STRAGIER

COMMISSARIS: PIETER VERDEGEM

ACADEMIEJAAR 2011 - 2012

@Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek naar

athlete communication op Twitter.

aantal woorden: 9615

Page 2: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

2

EEN MULTI-METHOD ONDERZOEK NAAR ATHLETE COMMUNICATION OP TWITTER.

Abstract

This case study investigated athletes‟ communication on Twitter. The use of this social media platform

has greatly increased and will continue to rise the next few years. A multi-method approach combining

an objective and subjective analysis was utilized. Through the API-method (Application Programming

Interface), we collected tweets of two professional athletes Evi Van Acker and Tomas Van Den

Spiegel over a 5-weeks period. After a content analysis, the tweets were placed into one of seven

categories: personal life, own sport, other sports, popular themes, promotion, answer/address other

athletes or fans. The last two interactivity categories contained many of the tweets (43,12%), followed

by 22,51% tweets about their own sport. Only 7,37% were promotional tweets. In addition we checked

from which source interface the athletes tweeted. Most tweets were posted through a mobile phone

(65,14%). An analysis of the Twitter conventions they used, reveals that many tweets (59,43%)

contained an @-mention, followed by 25,43% that includes a hashtag, approximately one fifth held an

URL. Subjective data were collected via an online survey. We questioned the athletes about their own

behavior on Twitter. These results were compared with results from the objective data. Generally can

be concluded that the objective data partially coincide with the results that the athletes reported

themselves. The outcome of this case study indicates that Twitter is an effective medium to increase

the proximity between athletes and their fans. It contributes to the augmentation of athlete-fan

interaction.

1 Sleutelwoorden

Sporters, Twitter, tweetformaat, tweetinhoud,

source interface, conventies, multi-method

approach

2 Introductie

Online sociale media zorgden voor een

duidelijke verandering in het paradigma van de

sportcommunicatie. Daardoor wordt het

noodzakelijk om te begrijpen hoe die nieuwe

communicatietools werken en hoe die de

relatie tussen atleten en hun sportfans kunnen

beïnvloeden. Alsook het effect op

sportcommunicatie in het algemeen.

Tot voor kort was het contact dat fans met hun

sportgoden hadden beperkt tot wat ze konden

vinden in massamedia zoals televisie, radio en

geschreven pers. Door de opkomst van nieuwe

communicatietechnologieën kregen fans

ongekende toegang tot de atleten. (Kassing &

Sanderson, 2009; Sanderson, 2008b). Voor

fans betekende dit een nieuwe manier om te

communiceren en interageren met hun

sportidolen. Uit een onderzoek van Sanderson

(2008a) blijkt dat fans vooral advies geven,

dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de

sporters kunnen deze nieuwe technologieën

als een platform voor zelfpresentatie

(Sanderson, 2008a) en uitdrukking van

(on)tevredenheid dienen (Sanderson, 2009).

Kortom, sociale media hebben de athlete-fan

interaction hervormd.

Twitter

Twitter, opgericht in 2006, is een

microblogging service om gebruikers in staat te

stellen korte tekstuele boodschappen, de

zogenaamde „tweets‟, met andere gebruikers

te delen (Arceneaux & Schmitz Weiss, 2010).

Twitter werd oorspronkelijk ontworpen om

boodschappen te delen via SMS, daarom is de

lengte van een tweet beperkt tot 140 karakters.

Dit is wat Twitter zo uniek en verschillend

Page 3: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

3

maakt van om het even welk ander eWOM

(electronic Word Of Mouth) medium.

De verdelingsmogelijkheid van boodschappen

op Twitter werd later uitgebreid. Naast enkel

via sms, ook via het web. Na de uitbreiding

bleef de beperkte lengte van de boodschap

echter behouden en verhaald als “creativity

comes from constraints” (Zinko, 2009). Door

meerdere tweets aan elkaar te koppelen,

bijvoorbeeld door met de tekens 1/3, 2/3 en 3/3

aan te geven dat verschillende tweets bij

elkaar horen, is het mogelijk om de beperking

te omzeilen. Volgens O‟Reilly en Milstein

(2009) gebeurt dit slechts sporadisch, het is

tenslotte niet de bedoeling van twitteren.

Daarnaast kan een tweet ook een tinyurl

bevatten. Op deze manier worden het aantal

leestekens niet overschreden maar wordt via

een link verwezen naar bijbehorende

informatie, bijvoorbeeld een website, foto of

filmpje (O‟Reilly & Milstein, 2009). Hierdoor is

het mogelijk een tweet van meer context te

voorzien (Binnema, 2011).

Het online platform bestaat uit een combinatie

van verschillende typerende sociale

netwerkelementen en blogs maar met enkele

opvallende verschillen. Een eerste verschil is

dat de gebruikers geen instemming nodig

hebben van anderen om hen te mogen volgen

en zo hun activiteiten te kunnen zien (Boyd,

Golder & Lotan, 2010). Tenzij de persoon een

beschermd profiel heeft (Kwak, Lee, Park &

Moon, 2010). Tweets blijven bovendien

permanent bestaan en zijn op te zoeken via

zoekmachines en speciale applicaties (Jansen,

Zhang, Sobel & Chowdury, 2009). Een tweede

verschil is dat er bij Twitter geen mogelijkheid

is om te reageren op een individuele post,

tenzij privé. Dit is bij blogs wel het geval (Boyd

et al., 2010).

Bij alle sociale netwerksites worden de

profielen van de gebruikers verbonden door

een onderliggend netwerk. Dit is niet anders bij

Twitter. Het centrale beeld dat gebruikers zien

na het inloggen, is een stream van de geposte

tweets van de mensen die zij volgen, opgelijst

in omgekeerde chronologische volgorde.

Deelnemers kunnen verschillende strategieën

hanteren om te bepalen wie ze volgen: 1000

personen, slechts enkele personen, enkel

persoonlijke bekenden of beroemdheden en

andere onbekenden die de interesse

opwekken.

Een ander belangrijk kenmerk van Twitter is de

reciprociteit. Onder de term reciprociteit

begrijpt men dat een twittergebruiker die

gevolgd wordt door een andere gebruiker deze

persoon in kwestie niet noodzakelijk ook hoeft

te volgen (Huberman, Romero & Wu, 2009).

Op Twitter kan een gebruiker updates volgen

van andere leden die toegevoegd werden als

„vriend‟. Een individu die echter geen vriend is

van de gebruiker in kwestie maar die zijn/haar

updates volgt, staat bekend als een „volgeling‟.

Hierbij wordt aangetoond dat een vriendschap

wederzijds kan zijn of slechts in één richting

kan verlopen (Java, Finin & Tseng, 2007). Er is

dus geen technologische eis van

wederkerigheid en vaak ook geen sociale

verwachting hieromtrent (Marwick & Boyd,

2011).

Cha, Haddadi, Benevenuto en Gummadi,

(2010) stellen dat het aantal followers van

populaire twittergebruikers onafhankelijk is van

de invloed die deze personen hebben. De

belangrijkste factor ligt in de inhoudelijke

kracht van de geposte tweets zelf.

Twitter is een communicatietechnologie die

snel en prominent verspreid raakte binnen de

sports community (Kassing, Billings, Brown,

Halone, Harrison, Krizek & Turman, 2004). Het

wordt door de meeste gebruikers in eerste

instantie gehanteerd om over hun dagelijkse

activiteiten te communiceren en om informatie

te zoeken of te delen die al dan niet URL‟s en

dergelijke bevatten (Java et al., 2009). Er zijn

Page 4: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

4

nog andere redenen die het gebruik van

Twitter kunnen verklaren: het op de hoogte

gehouden worden van de laatste nieuwtjes

(Java et al., 2007; Zhao & Rosson, 2009) en

het in contact blijven met vrienden, collega‟s,

kennissen enzovoort. Verder kan het een

persoon helpen of advies bieden en kan het

eveneens een middel zijn om emotionele

stress vrij te geven (Zhao & Rosson, 2009).

Door het twittergebruik bereiken individuen ook

een bepaald niveau van aanwezigheid in

cyberspace. „Being out there‟ is voor een

sociaal wezen dan ook zeer belangrijk

(McFedries, 2007).

Twitter en sport

Twitter heeft de fans dichter gebracht bij hun

sporthelden. Het biedt voor beide partijen

verscheidene voordelen. Enerzijds kunnen de

sporters hun fans op professioneel vlak op de

hoogte houden van hun sportprestaties. Vanuit

een marketingperspectief hanteert men dit

medium als promotietool (Blaszka, 2011).

Anderzijds kan het voor de fans de

mogelijkheid bieden om een ongekende blik in

het leven van de atleten te werpen of op zijn

minst een blik op wat deze atleten in hun

tweets verkondigen (Pegoraro, 2010).

In het onderzoek van Phua (2010) werd

aangehaald dat online media de grootste

impact op de atleet-fan interactie hebben. Er

werd eveneens opgemerkt dat het web, door

zijn vermogen om een grote socializing agent

en communicatiekanaal voor de sportfan te

zijn, een vitale rol blijft spelen en uiteindelijk de

traditionele media vervangt.

3 Relevant werk

PSI

Parasociale Interactie (PSI) refereert naar de

relatie die de mediagebruiker heeft met een

mediafiguur (Horton & Wohl, 1956; Gleich,

1997; Auter & Palmgreen, 2000). Deze term

werd voor het eerst gedefinieerd binnen de

mediapsychologie door Horton en Wohl

(1956). Zij definieerden PSI als volgt: “The

most remote and illustrious men are met as if

they were in the circle of one‟s peers; the same

is true of a character in a story who comes to

life in these media in an especially vivid and

arresting way. We propose to call this seeming

face-to-face relationship between spectator

and performer a para-social relationship.”

Volgens het onderzoek van Gleich (1997) gaat

PSI over nadrukkelijke interactie of

materialisatie van gedrags- of affectieve

reacties van fans. Hoewel parasociale

interactie eenzijdig plaatsvindt, kunnen fans

zich wel actief uitlaten over de persoon in

kwestie, in ons geval de sporter. Het kan gaan

over het verbaal aanpakken van een

mediafiguur of zich schamen wanneer een

mediafiguur een fout maakt. Dit actief gedrag

lijkt op een reële sociale relatie (Gleich, 1997).

Daarnaast benadrukten Auter en Palmgreen

(2000) dat PSI meer inhoudt dan zich enkel

sterk identificeren met een

mediapersoonlijkheid. Het gaat ook om

interesse tonen in een individu, respect uiten

en het ontwikkelen van groepsidentificatie. Dit

laatste bestrijkt het beoordelen van

overeenkomsten tussen het individu en

zijn/haar eigen sociale groep.

Parasociale relaties en parasociale interactie

zijn ondertussen veel voorkomende

fenomenen. Tot voor kort vond parasociale

interactie enkel plaats via massamedia en

konden parasociale relaties aangegaan

worden met beroemde personen (Horton &

Wohl, 1956). Met de opkomst van sociale

media kan het parasociale aspect eveneens bij

deze nieuwe communicatietechnologieën

teruggevonden worden. De personen die

iemand volgen op Twitter maken op deze

manier deel uit van zijn/haar „circle of peers‟.

De kans is groot dat deze individuen elkaar

nog nooit ontmoet hebben of zullen ontmoeten.

Bovendien kunnen ze zich zelfs aan de andere

Page 5: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

5

kant van de wereld bevinden. De social media

circles van de Twittergebruikers kunnen

bestaan uit een mix van gekenden (sociale

relaties in het echte leven), beroemdheden en

onbekenden (Rice, 2011).

Klassieke parasociale interactiepatronen via

massamedia verlopen one-way. Bij sociale

media gebeurt dit two-way; hier is er de

mogelijkheid om actief deel te nemen (Rice,

2011).

Atleet-fan interactie

Atleten gebruiken Twitter op verschillende

manieren om in contact te blijven met zowel

andere sporters als met hun fans.

Onderzoekers trachten het sociale medium in

een sportief kader volledig te begrijpen vanuit

het standpunt van de sporters en hun fanaten,

maar ook vanuit het standpunt van hun

volgers.

Twitter biedt sporters en fans een mogelijkheid

om te interageren meer op een sociale manier

dan op een parasociale manier (Kassing &

Sanderson, 2009). Twitter is een medium dat

normaal volgens „one to many‟ werkt, maar dit

geeft gebruikers ook de kans tot

interpersoonlijke interactie. Twitter kan de

manier waarop atleten communiceren met hun

fans veranderen, maar ook hoe fans hier op

hun beurt op reageren (Kassing & Sanderson,

2010).

Sanderson (2010) vergeleek in zijn onderzoek

traditionele en sociale media na een auto-

ongeval dat de Amerikaanse golfspeler Tiger

Woods veroorzaakte. De analyse suggereert

dat sociale mediasites waardevolle public

relation tools zijn die atleten kunnen gebruiken

om de waargenomen negatieve mediaframing

tegen te gaan. Sociale media maken het de

fans mogelijk om hun band met de sporters te

versterken.

Onderstaande vier recente studies hadden tot

doel om de tweets van professionele atleten en

de reacties van de fans na te gaan, alsook een

begrip te krijgen van de gebruikte

communicatiemechanismen (Clavio & Kian,

2010; Hambrick, Simmons, Greenhalgh &

Greenwell., 2010; Kassing & Sanderson, 2010;

Pegoraro, 2010). De resultaten geven aan dat

atleten op verschillende manieren het sociale

medium hanteren.

In een eerste studie bestudeerden Kassing en

Sanderson (2010) professionele wielrenners

die Twitter gebruikten voor de onderlinge

communicatie met medewielrenners en hun

wielerfans tijdens de Giro van Italië in 2009. Zij

kwamen tot de ontdekking dat wielrenners het

sociale netwerk gebruikten om de

omstandigheden van de wedstrijd en hun

persoonlijke fysieke conditie mee te delen. Zo

kregen de volgers/followers een blik achter de

schermen van deze wedstrijd. Kassing en

Sanderson (2010) menen zich in toekomstig

onderzoek te focussen op de verschillende

niveaus van persoonlijke interactie, tussen de

wieleratleten en hun volgers, alsook de mate

van tolerantie onder de fans tegenover niet-

sportgerelateerde topics.

In dezelfde lijn onderzocht Pegoraro (2010)

waarover getwitterd wordt door de atleten van

NFL (National Football League), NHL (National

Hockey League), NBA (National Basketball

Association), MLB (Major League Baseball),

MMA (Mixed Martial Arts), professioneel golf,

professioneel tennis, professioneel voetbal,

motorsporten en wintersporten. De tweets

werden eerst gerangschikt op basis van hun

formaat: het feit of het een direct message of

een tweet was en of die al dan niet een link of

foto bevatten. Daarna werden ze op basis van

hun inhoud in categorieën opgedeeld. De

studie bracht aan het licht dat NFL-spelers en

professionele golfers het meest actief waren

tijdens het wedstrijdseizoen (Pegoraro, 2010).

Een belangrijke notie is dat het onderzoek

plaatsvond buiten het voetbal- en MLB-

seizoen. Er wordt in deze studie ook gesteld

dat de atleten de kracht van Twitter als

Page 6: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

6

marketingtool onderkennen. De meeste atleten

twitteren niet over hun producten, hun website

of refereren niet naar hun (sport)merk.

Hambrick et al. (2010) deden een studie over

Twittergebruik tussen professionele atleten en

de interactie met hun fans/ andere spelers. Net

als Pegoraro (2010) deelden zij de

onderzochte tweets op in categorieën:

interactiviteit, diversie, informatie delende

content, fan zijn en promotioneel. De meeste

tweets vielen onder de noemer interactiviteit

(34%). Diversie, niet sport gerelateerd, kende

daarna het hoogste aantal tweets (28%), terwijl

het laagste aantal tweets ingenomen werd

door de promotionele categorie (5%). We

verwachten dat deze resultaten met ons

onderzoek gelijk zullen lopen.

De studie toonde aan dat er interactie was

tussen de twittergebruikers, zowel tussen twee

professionele atleten onderling, als tussen een

atleet en zijn fans. Dit laatste was een bewijs

van een persoonlijke relatie die opgebouwd

werd tussen beiden, een fenomeen dat zich

niet snel voordoet bij traditionele vormen van

massacommunicatie (Hambrick et al., 2010).

In een recente studie van Clavio en Cooper

(2010) werden data verzameld uit drie

populaties, met de bedoeling om het waarom

van het Twittergebruik van individuen na te

gaan. Clavio en Cooper (2010) hanteerden

hierbij de theorie van users and gratification.

De eerste dataset bestond uit volgers van een

professionele atlete op rust. Uit de

daaropvolgende resultaten konden ze het

twittergebruik toeschrijven aan het willen

behouden van de connectie met deze atlete

door het lezen en verzamelen van andere

persoonlijke informatie over de atlete. Dit

waren geïnteresseerde fans waarbij er sprake

was van een soort emotionele relatie. De

tweede dataset bevatte respondenten die fan

waren van het zogenaamde fenomeen college-

football. Bij hen werd eveneens door Clavio

(2008) het al dan niet gebruiken van Twitter en

de achterliggende reden daarvoor nagegaan.

Dit onderzoek resulteerde in een opvallend

cijfer: bijna 80% van de deelnemers maakte

geen gebruik van het sociale netwerk. In de

laatste dataset gebruikte uiteindelijk slechts

43% van de universiteitsstudenten en andere

bevraagde mediagebruikers het Twitter-

platform. De redenen voor het niet-gebruik

bestaan ondermeer uit: beperkte interesse in

Twitter of simpelweg omdat dit sociale medium

als “dom” beschouwd wordt. Clavio en Cooper

(2010) concludeerden als volgt: “Twitter as a

medium may be ahead of its time for sports.

Sport organizations interested in using Twitter

may need to educate their markets about its

purpose and benefits before relying on the

social network for marketing purposes.”

Hoewel Clavio (2008) dit nuanceert, tonen

bovenstaande onderzoeken aan dat er een

groeiende interesse is in Twitter. Dit zowel

langs professionele zijde door het toenemende

aantal Twitterende sporters en volgende fans,

als langs academische zijde door de stijging

van het aantal Twittergerelateerde

wetenschappelijke onderzoeken.

Twitter conventions

Er kunnen verschillende

interactiemogelijkheden voorkomen op het

sociale platform Twitter. Dit worden de

„conventions‟ genoemd en worden hieronder

uitvoerig besproken.

Twitteraars worden gedwongen om zich uit te

drukken in slechts 140 karakters. Beginnende

gebruikers omarmden de technologie en

voegden zelf structuur toe aan hun tweets.

Verschillende gebruiken, conventions, werden

niet vooropgelegd door Twitter maar werden

veelvuldig ingezet door de community

waardoor deze een soort standaard werden

(Boyd, Golder & Lotan, 2010).

De belangrijkste Twitter conventions worden

hieronder verduidelijkt.

Page 7: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

7

@mention

Een eerste Twitter convention is de

„@mention‟, dit houdt het vermelden van een

naam in. Deze methode heeft verschillende

functies. Ten eerste kan het ingezet worden

om iemand te vermelden in een tweet (bv. “Ik

had net lunch met @HarmkeVanblaere en

@JulieFieu”). Ten tweede wordt een

@mention gebruikt om een boodschap te

adresseren aan iemand, dit wordt een „@reply‟

genoemd. Een recentere toepassing voor deze

tagging-methode is iemands aandacht trekken

voor iets wat ze anders waarschijnlijk niet

zouden opmerken, in het bijzonder wanneer

het een @reply is op iemand die de persoon in

kwestie niet volgt (Boyd et al., 2010).

Een mention is in meerdere mate

identiteitsgedreven, dit bleek uit het onderzoek

van Cha et al. (2010) waarin minder dan 30%

van de tweets een URL bevatten. @mentions

worden vooral gebruikt om een persoon er

alert op te maken dat er over hen gesproken

wordt. Deze methode werd na verloop van tijd

erkend door Twitter.

Tweets die een @-teken bevatten zijn

bovendien meer gefocust op een

geadresseerde. Waarschijnlijk verstrekken ze

informatie richting anderen of sporen ze hen

aan om iets te doen. Kortom, de inhoud van

tweets met een @-teken zijn gekenmerkt door

interactiviteitmogelijkheden. Dit in vergelijking

met tweets zonder @-teken die meer

algemene mededelingen bevatten (Honeycutt

& Herring, 2009).

Tenslotte vinden Twitteraars effectieve

communicatie van groot belang. Men moet wel

de beperking van 140 beschikbare tekens in

het achterhoofd houden. Uit onderzoek van

White (2010) blijkt dat gebruikers zelfs bereid

zijn om 10% van de werkelijke inhoud op te

offeren om de adresseerbaarheid te behouden.

Dit bereiken ze aan hand van hun @mentions.

Hashtag (#)

Een volgende conventie die in de beginjaren

van Twitter op de voorgrond kwam, was de

hashtag. Oorspronkelijk komt het uit een

computerprogrammeertaal (Boyd et al., 2010).

Met een hashtag krijgen Twittergebruikers de

mogelijkheid om een onderwerp te markeren.

Door het plaatsen van een hashtag voor een

woord specificeert een Twittergebruiker het

onderwerp dat eerder aangehaald is (Johnson,

2008). Wanneer het „#-onderwerp„ door andere

twitteraars overgenomen wordt, kan zo‟n

onderwerp zeer populair worden (Postma,

2010). Op het moment dat er op het woord met

de hashtag geklikt wordt, kan er gezien worden

wie er eerder heeft getwitterd over dit

onderwerp. Op deze manier is een

Twittergebruiker in staat om een overzicht te

verkrijgen van eerdere tweets en overige

informatie met betrekking tot het onderwerp

(Binnema, 2011).

De hashtags worden volledig at random

gebruikt. Het is een manier om “meta-data”

aan een tweet toe te voegen. Ze worden vaak

gehanteerd in een esoterische (voor

ingewijden) of op zelf-referentiële manier

waarin mensen hashtags creëren en gebruiken

in hun tweets, zonder echt doel of met reden.

Het wordt vaak toegevoegd voor extra humor

of context (Boyd et al., 2010).

URL

Volgens Boyd et al. (2010) wordt Twitter vaak

als informatie- en promotiebron gebruikt.

Daarom begonnen vroege gebruikers URL‟s

op te nemen in hun tweets. Deze convention

houdt een verwijzing in naar externe inhoud.

URL‟s zijn meestal lang en door de beperking

van tekens begonnen twitteraars „URL

shorteners‟ op te nemen (bv. http://bit.ly). Deze

uniek verkorte URL‟s leiden naar de gewenste

website (Boyd et al., 2010).

Page 8: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

8

Direct Message

Deze convention houdt een privébericht in. Dit

kan een gebruiker sturen naar of ontvangen

van één van zijn/haar volgers. Anderen kunnen

dit bericht dus niet lezen (Boyd et al., 2010).

Dit soort messages laten we buiten

beschouwing aangezien we via de API geen

toestemming hebben om privéberichten te

verzamelen.

Singleton

Naast een mention, reply of retweet kan een

tweet geclassificeerd worden als een singleton.

Dit is een normale tweet die geen mention (@-

teken) of retweet (RT) bevat (Kwak et al.,

2010). Singletons komen volgens Kwak et al.

(2010) het meeste voor, gevolgd door replies

en retweets. Mentions worden het minst

gebruikt in tweets. Dit verwachten we ook bij

de resultaten van ons onderzoek. Hierbij dient

opgemerkt te worden dat het voorkomen van

de classificaties afhangt van het onderwerp.

Retweets

Als laatste is retweeten ook een belangrijke

conventie op Twitter (Boyd et al., 2010). De

„retweet‟ functie maakt het mogelijk dat andere

twitteraars een originele boodschap van een

bepaalde gebruiker kunnen kopiëren of

herversturen. Het dient ook als een manier om

te zeggen dat je het eens bent met de geposte

boodschap. De algemeen aanvaarde

noteerwijze voor een retweet begint met het

label “RT @” gevolgd door de gebruikersnaam

van de oorspronkelijke twitteraar, gevolgd door

de inhoud van de tweet. Onlangs werd een

nieuwe methode geïntroduceerd door Twitter.

Naast de originele tweet kan de gebruiker op

“retweet” klikken en komt er onder de retweet

in kwestie “retweeted by User X”.

Ook voor deze conventie geldt de beperking

van 140 karakters. Hierdoor kunnen gebruikers

vaak niet exact de originele tweets weergeven.

Om dit probleem te omzeilen zijn twitteraars

geneigd om een deel van de inhoud te

verwijderen of de woorden in te korten. Dit

brengt op zijn beurt de nodige risico‟s met zich

mee, namelijk dat de originele boodschap zal

aangepast worden door de retweeter en de

kans op een misinterpretatie van de originele

inhoud ontstaat (Boyd et al., 2010).

Volgens Boyd et al. (2010) wijzigen of

verwijderen sommigen een deel van de

inhoud, andere gaan parafraseren. Terwijl nog

anderen gewoon dergelijke boodschappen, die

dienen aangepast of ingekort te worden, niet

gaan retweeten. Er zijn zelfs enkele

twittergebruikers van mening dat het de

verantwoordelijkheid is van de oorspronkelijke

twitteraar om ruimte te houden voor de

vereiste “RT @user”. Dit kan dus een

belangrijk aspect zijn voor de twitteraar zodat

zijn boodschap geretweet wordt.

Onderzoekers stellen dat er twee soorten

retweeters zijn, genaamd “preservers” en

“adapters” (Boyd et al., 2010). Een “preserver”

is een persoon die zoveel mogelijk inhoud van

de oorspronkelijk boodschap wil behouden. Zij

korten woorden in, laten onnodige punctuatie

weg, maar er vindt geen betekenisverandering

plaats. Er worden eveneens geen nieuwe

betekenissen toegevoegd.

Een “adapter” is er daarentegen wel toe in

staat om verschillende onderdelen van de

tweet te verplaatsen om hun eigen doel, het

kunnen retweeten, mogelijk te maken. Bij

gevolg kan deze specifieke vorm van

retweeten leiden tot ambiguïteit. Wanneer een

boodschap geretweet wordt, verandert het

auteurschap en neemt ambiguïteit toe omdat

het onduidelijk wordt. Wie is nu de „ik‟ in een

retweet? Slaat deze op de retweeter of op de

geretweete (Boyd et al., 2010)?

Retweets kunnen ontstaan tussen twee

mensen, zelfs wanneer zij elkaar niet volgen.

Dit betekent dus dat de informatieflow op

Twitter niet beperkt is tot verbinding met

Page 9: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

9

vrienden en followers (Boyd et al., 2010).

Iemand volgen laat toe om de tweets en

retweets van de persoon in kwestie te zien,

maar de mogelijkheden kunnen veel verder

reiken.

Via de retweetfunctie van Twitter kunnen

tweets doorgestuurd worden naar andere

twitteraars en zich snel verspreiden over

verschillende netwerken. Op die manier komen

de tweets eenvoudig onder de aandacht van

een aanzienlijk aantal personen zonder dat

een bericht specifiek op hen gericht is (Kwak et

al., 2010).

Boyd et al. (2010) halen aan dat retweeten kan

beschouwd worden als een vorm van

informatiediffusie en als middel waardoor

individuen deel kunnen uitmaken van een

conversatie. Als resultaat van retweeting

krijgen sommige deelnemers na een bepaalde

twitterconversatie het gevoel deel uit te maken

van een soort groter geheel, zelfs wanneer zij

hier niet persoonlijk aan bijdragen.

Uit het onderzoek van Cha et al. (2010) bleek

dat Twittergebruikers verwijzen naar de

authentieke bron als ze retweeten.

Het onderzoek gevoerd door Boyd, Golder &

Lotan (2010) brengt veel aan het licht over het

gebruik van de Twitter-conventies. Deze

kunnen als interactiemogelijkheid dienen. In dit

onderzoek bleek dat:

36% van de tweets een „@user‟ bevatte,

dit houdt een vermelding van een

gebruiker in, de overgrote meerderheid

begint met „@user‟ en zijn vermoedelijk

een directe @reply op iemands tweet;

5% van de tweets een hashtag (#)

bevatten; 41% van deze tweets bevatten

eveneens een URL;

22% van de tweets enkel een URL („http:‟)

bevatten;

3% van de tweets waarschijnlijk retweets

zijn die „RT‟ (88%), „retweet‟ (5%) en/of

„via‟ (11%) bevatten.

Source interface

Krishnamurthy, Gill en Arlitt (2008)

onderzochten welke source interface gebruikt

werd voor het posten van tweets. Het blijkt dat

meer dan de helft van de tweets geplaatst

wordt via het web (twitter.com en

ongeregistreerde applicaties die ook

gebruikmaken van de API). Er wordt eveneens

vaak getwitterd via een mobile device of via

een Instant Messenger. Eén vijfde van de

twitteractiviteiten gebeurt via verschillende

custom applications die ook werken op basis

van API zoals TweetDeck. In mindere mate

wordt er via Facebook een tweet geplaatst. We

verwachten soortgelijke resultaten in onze

studie.

Waarom sporters twitteren?

Het sociale platform biedt de atleten de kans

om openlijk en eerlijk met hun fans te

communiceren zonder enig toezicht door een

partij van hogeruit (Clavio & Kian, 2010).

Het geeft sportfans de mogelijkheid om contact

te leggen met andere fans; ze kunnen

reageren en discussiëren over de tweets van

hun favoriete sporttak, -team en atleten. Op

Twitter wordt een persoonlijke ruimte

gecreëerd waar ze lofbetuigingen kunnen uiten

en over verschillende gebeurtenissen in

discussie kunnen treden (Blaszka, 2011).

Het platform biedt de kans om zicht te krijgen

op zowel het professionele, alsook het

persoonlijke leven van verschillende atleten.

Atleten kunnen hun eigen twitterpagina

ontwikkelen en gebruiken om hun sportieve

prestaties neer te schrijven en in interactie te

treden met teamgenoten, collega-sporters of

met hun fans (Blaszka, 2011).

Page 10: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

10

4 Methodologie

Multi-method approach

In de sociale wetenschappen worden

subjectieve zelfrapportagemethoden (zoals

vragenlijsten, dagboeken, focusgroepen, etc.)

vaak gebruikt in traditioneel

gebruikersonderzoek (De Moor, De Pessemier,

Mechant, Courtois, De Marez & Martens,

2011). Zo kan een subjectieve meetmethode

ondermeer gehanteerd worden om na te gaan

wat mensen zeggen over hun gebruik van het

sociale mediafora. Dergelijke methoden

kunnen zeer rijke informatie opleveren om tot

belangrijke inzichten te komen over

subjectieve gebruikerservaringen en

betekenisgevingprocessen (Jensen, Bilandzic,

& Juric, 2011). Anderzijds kan er in zekere

mate vertekening optreden door een bepaalde

vooringenomenheid of geheugeneffecten.

Deze mogelijke bias is vooral te wijten aan het

feit dat zelfrapporteringsmethodes grotendeels

gebaseerd zijn op introspectie en herinnering.

Een ander hekelpunt kan de mate van

opdringerigheid van de onderzoeker zijn (De

Moor et al., 2011).

In tegenstelling tot subjectieve

onderzoeksmethoden worden de zuivere

objectieve data verzameld aan de hand van

(nieuwe) meetsystemen zoals bijvoorbeeld

API, Application Programming Interface

(Jensen, et al., 2011). Deze

onderzoeksmethode wordt verder uitgebreid

besproken. Uit het onderzoek van Jensen,

Bilandzic, & Juric (2011) blijkt dat men door

deze objectieve dataverzameling inzicht kan

krijgen in het feitelijke gedrag van de

gebruikers. Dit in tegenstelling tot de

traditionele methodes waarbij men subjectieve

interpretaties van de gebruikers te weten komt.

Beide dataverzamelingsmethodes kunnen ons

interessante informatie bieden. Om een

meerwaarde te geven aan ons onderzoek,

besloten we gebruik te maken van een

zogenaamde „multi-method approach‟. De

combinatie van impliciete en expliciete data is

een methode die in de sociale wetenschappen

nog maar nauwelijks gebruikt wordt (Jensen, et

al., 2011). We hanteerden de API-methode om

op een objectieve manier data te verzamelen.

We stelden eveneens een online survey op

voor de atleten om subjectieve interpretaties

van hun eigen gedrag te registreren. Zo werd

het mogelijk om de resultaten van objectieve

meetgegevens over het publieke gedrag op

Twitter te confronteren met subjectieve data uit

de zelfrapportering. Volgens Jensen, et al.

(2011) kunnen publieksstudies in online

omgevingen, zoals Twitter, voordeel halen uit

een multi-method approach.

API

Ons onderzoek voerden we ondermeer via de

Twitter API. De meeste web 2.0 platformen

beschikken over API‟s. Twitter biedt een

Application Programming Interface (API) aan

waarbij het mogelijk gemaakt wordt om snel

data te verzamelen en deze regelmatig te

updaten (Kwak et al., 2010). In onze studie

deden we dit viermaal per dag. We

verzamelden tweets van sporters gepost

tussen 6 maart 2012 en 12 april 2012.

De API dient als databron in de user-centered

evaluatie van een sociaal mediaplatform in een

nieuw mediaonderzoeksperspectief. Hoewel er

belangrijke privacykwesties zijn waarmee

rekening moet gehouden worden, kunnen

social networking API's gebruikt worden om

onopvallend het gedrag van mensen te

observeren en om gegevens te verzamelen

over bijvoorbeeld profielinformatie van

Twittergebruikers (Courtois, Mechant & De

Marez, 2011).

Twitter biedt toegang tot openbare tweets via

de twee belangrijkste elementen van de

Application Programming Interface: de zoek-

API en de streaming-API (Bruns & Liang,

2012). De zoek-API hebben we gebruikt om

Page 11: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

11

tweets uit het verleden op te halen op basis

van een reeks criteria, inclusief hashtags,

afzenders, locatie, enz.. Uit de studie van

Bruns & Liang (2012) blijkt dat dit alles echter

binnen vastgestelde grenzen gebeurt. In de

eerste plaats gaat de zoek-API slechts terug

tot een beperkt aantal (20) tweets en kan

daarom niet gebruikt worden om een

uitgebreid archief van oude tweets op te halen.

Daarnaast zijn er nog ingebouwde

beperkingen op het aantal gebruikers die op

een bepaald moment of binnen een gestelde

termijn kunnen opgevraagd worden. Daar waar

de zoek-API gericht is op inhoud uit het

verleden, kan de streaming-API gebruikt

worden om een voortdurende stroom van

nieuwe tweets te capteren. Op dit soort API

zijn dezelfde belangrijke beperkingen van

toepassing (Bruns & Liang, 2012).

Volgens Keislair (2011) zijn er bijkomende

beperkingen door de selectie van de data.

Voor het verkrijgen van data is gebruik

gemaakt van de open Twitter API. Deze

verzamelde enkel de openbare tweets. De

afgeschermde tweets konden niet

binnengehaald worden. Als kanttekening

dienen we op te merken dat de tweets

ondertussen gewist kunnen zijn door de

atleten.

Onderzoeksvragen

Het doel van deze studie was om volgende

onderzoeksvragen te beantwoorden:

RQ1: Waarover communiceren atleten in

welke mate op Twitter?

RQ2: Welk formaat wordt het meest

gehanteerd bij hun tweets?

RQ3: Welke conventies bevatten de tweets

van de sporters?

RQ4: Welke source interface wordt er het

meest gebruikt door de atleten voor het posten

van tweets?

RQ5: Lopen de resultaten van de objectieve

data gelijk met deze van de subjectieve

zelfrapportering?

Data-verzameling

Om na te gaan hoe atleten Twitter gebruiken

als een instrument om de kloof met hun

sportfans kleiner te maken, hebben we ruim 5

weken objectieve gegevens verzameld op het

online platform.

Vooraleer we ons eigenlijke onderzoek konden

starten, dienden we twee Belgische topatleten

te selecteren. Hiervoor raadpleegden we in

eerste instantie de lijst

@sporttweetsbe/atleten. Onze keuze werd

deels gebaseerd op basis van hun ongeveer

gelijkaardige frequentie van het posten van

tweets en hun duurzame gebruik van Twitter.

We baseerden ons eveneens op het aantal

volgende personen van de sporters. Een tweet

heeft pas daadwerkelijk effect als de persoon

in kwestie ook voldoende gevolgd wordt. In het

geval van de sporters zijn de followers dus ook

fans van de sporters. We kozen uiteindelijk

voor Evi Van Acker, een succesvolle 26-jarige

Belgische zeilster die momenteel eerste staat

op de wereldranglijst en geselecteerd is voor

de Olympische Spelen in Londen in 2012. Als

tweede fervente twitterende sporter kozen we

voor Tomas Van Den Spiegel, een 33-jarige

Belgisch professioneel basketbalspeler die

ondermeer succes kende bij clubs in België,

Italië, Rusland, Polen en Spanje. Hij heeft

momenteel een contract lopen bij Telenet

Oostende maar raakte in september 2011

geblesseerd aan de voet. Tijdens de

onderzoeksperiode was hij dus „out of the

game‟. Vanaf april 2012 stond hij weer op het

veld.

Eerst en vooral verzamelden we de objectieve

data. De eerste stap in onze data-analyse van

deze objectieve gegevens was het opdelen

van tweets per formaat. Een tweet kon als

Page 12: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

12

singleton, retweet of als directe boodschap

(@-mention of reply) geclassificeerd worden.

Eens de tweets verzameld waren via de API,

startten we met een inhoudsanalyse. Deze

tweede stap vormde een basis voor het

categoriseren van de inhoud van de

verschillende tweets. Ons vertrekpunt was dat

de follower gelijkstond aan een fan. Om de

interrater reliability te garanderen, plaatsten we

elke tweet onafhankelijk van elkaar in één van

de categorieën. Een codeboek werd hiervoor

opgesteld aan de hand van literatuur over

motieven die voorspellend zijn voor online

sport consumptie (Seo & Green, 2008; Clavio,

2008)

In het onderstaande codeboek kunnen we 7

verschillende categorieën onderscheiden:

1. Tweets over hun persoonlijk leven;

Bevatten uitlatingen van de sporter over hun

niet-sportgerelateerde, alledaagse activiteiten

en routines. Wat doen de sporters naast hun

professionele carrière in hun persoonlijke

leven?

2. Tweets over hun sport;

Houden sportgerelateerde uitspraken in, dit

over hun eigen sport. Dit behelst onder andere

trainingen, wedstrijdverloop en -verslag,

overwinningen, sportinfrastructuur, over

coaches, teamgenoten, voorzitters,

concurrerende teams enz.

Deze categorie is gelijkaardig aan de categorie

die Clavio (2008) beschreef als „information

gathering‟: “unique sport and team-related

content available on college sport message

boards”.

In ons onderzoek combineren we het fanship-

motief uit het onderzoek van Seo en Green

(2008) met de argumentatiecategorie van

Clavio (2008). „Fanship‟ werd gedefinieerd als:

“the reason that one considers oneself a huge

fan of particular sports and teams". De

categorie „argumentatie‟ als: “engaging in

'smack talk' and arguments with other users

and observing the comments of fans of rival

teams". Wij hanteren in onze categorie beide

definities want het omvat onder andere

positieve of negatieve opmerkingen over

concurrerende spelers en/of teams.

3. Tweets over een andere sport;

Onder deze categorie vallen uitlatingen over

andere sporten. In ons onderzoek zijn dit

andere sporten dan zeilen en basketbal.

4. Tweets over populaire thema’s;

Dit kan gaan over thema‟s zoals cultuur,

politiek, TV-shows, films, muziek, bekende

personen, reizen,…

5. Tweets ter promotie;

Houden uitspraken in over bepaalde

sportmerken die de atleten (zouden willen)

gebruiken. Dit behelst eveneens

boodschappen waarbij ze hun sport of andere

activiteiten promoten. Dit kunnen gesponsorde

merken inhouden maar ook promoten van

komende wedstrijden, te winnen tickets

enzovoort.

Deze categorie komt voort uit het economische

motief van Seo en Green (2008). Zij

definieerden het als volgt: “the motive to get

promotional incentives that a team provides".

Hambrick et al. (2010) breidden de definitie uit.

Volgens hen kunnen sporters gebruikmaken

van Twitter om sponsoring te bevorderen en

om komende activiteiten en evenementen te

promoten (bv. signeersessies, TV-

uitzendingen,…). Onze voorkeur gaat uit naar

deze laatste definitie.

6. Tweets beantwoorden van/richten tot

andere sporters;

Dit zijn boodschappen gericht tot andere

sporters of boodschappen in reply op andere

sporters (die dezelfde of een andere sport

beoefenen).

Page 13: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

13

7. Tweets beantwoorden van/richten tot

hun fans;

Houden boodschappen in die gericht zijn tot

fans/followers of boodschappen in reply op

tweets van fans. Verwanten, andere

familieleden en sportjournalisten worden

eveneens als fans gezien.

De twee laatste categorieën worden in andere

studies (Clavio, 2008; Hambrick et al., 2010)

samengenomen onder het luik interactiviteit.

Clavio (2008) kwam in zijn message-board-

studie het eerst met deze categorie. Hij

definieerde interactiviteit als: “message-board

users giving input and opinions, participating in

discussions, communicating with fellow fans,

and sharing information with others”. Wij kozen

ervoor om dit in ons onderzoek te splitsen:

interactiviteit met fans en interactiviteit met

andere sporters.

In sommige gevallen konden tweets

toegewezen worden aan twee of meer

categorieën op basis van hun inhoud (bv.

persoonlijk leven en populair thema zoals film).

Dit kan als een beperking van het onderzoek

gezien worden. Over meningsverschillen werd

gediscussieerd en werd er naar een oplossing

gezocht.

Eens de tweets in een categorie geplaatst

werden, konden de verschillende conventies

bekeken worden. We keken naar het aantal

mentions, hashtags en URL‟s die het geposte

bericht telde. We checkten eveneens of de

tweet een foto of video bevatte. De source

interface en het aantal keer dat de boodschap

geretweet werd, hielden we ook bij.

De tweede methode in onze multi-method

approach was zelfrapportering. Via een online

survey bevroegen we de professionele zeilster

en basketter over hun eigen tweetgedrag.

Deze survey werd opgemaakt en gepubliceerd

op Thesistools.com, een online software

website dat de digitale constructie van een

enquête mogelijk maakt.

De vragen die gesteld werden aan beide

atleten worden hieronder weergegeven. Alle

vragen waren op basis van een 5-punten

Likertschaal (nooit - zelden - af en toe -

regelmatig - zeer vaak).

1. In welke mate tweet u over de volgende

zaken?

o Persoonlijk leven;

o Eigen sport;

o Andere sporten;

o Populaire thema‟s zoals muziek, tv,

films, reizen, actualiteit;

o Ter promotie van bijvoorbeeld

bepaalde sportteams, merken,

filmpjes, artikels;

o Ter promotie van jezelf in een tv-,

radioprogramma of in de pers,…

2. In welke mate: beantwoordt u of tweet u

richting:

o Andere sporters (die dezelfde of een

andere sport beoefenen)?

o Fans (dit kunnen echte fans zijn, maar

ook familieleden, sportjournalisten,

fotografen enzovoort).

3. In welke mate plaatst u de meeste tweets

via onderstaande toestellen?

o Via gsm;

o Via iPad;

o Via Facebook;

o Via het web (twitter.com);

o Via TweetButton.

4. In welke mate gebruikt u het onderstaande

in uw tweets?

o Mentions (@);

o Hashtags (#);

o URL‟s;

o Foto‟s;

o Video.

Page 14: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

14

Na het afsluiten van de enquête werden de

data geanalyseerd op basis van het

statistische softwareprogramma SPSS 20.

Tot slot vergeleken we de resultaten die we

bekwamen uit de objectieve data met de

bevindingen uit de subjectieve zelfrapportage

(online survey).

5 Resultaten

5.1 Objectieve data: API

Tweetformaat

In de onderzoeksperiode, tussen 6 maart 2012

en 12 april 2012, konden we in totaal 350

tweets van de sporters verzamelen. Evi Van

Acker postte in die tijdspanne 92 tweets terwijl

Tomas Van Den Spiegel 258 boodschappen

via Twitter de wereld instuurde.

Grafiek 1: Tweetformaat

In tegenstelling tot vorig onderzoek (Kwak et

al., 2010) die aantoonde dat mentions het

minste voorkwamen, kunnen wij uit de

resultaten van ons onderzoek (zie grafiek 1)

afleiden dat:

46,57% van de tweets directe

boodschappen waren die een @-teken

bevatten richting bepaalde gebruikers;

40,57% singletons waren;

slechts 12,86% waren retweets.

Deze laatste twee formaten kunnen we

samenvoegen onder de noemer „niet-

gerichte/directe boodschappen‟. Algemeen kan

geconcludeerd worden dat de meerderheid

(53,43%) boodschappen van dit formaat

waren. Met deze resultaten wordt onze tweede

onderzoeksvraag beantwoord; RQ2: “Welk

formaat wordt het meest gehanteerd bij hun

tweets?”.

Tweetinhoud

Om een antwoord te kunnen vormen op RQ1:

“Waarover communiceren atleten in welke

mate op Twitter?”, analyseerden we de

objectieve data hieronder. Deze resultaten

kunnen we verantwoorden aan de hand van

tabel 1, die verder kan teruggevonden worden.

Een beperking waarmee we geconfronteerd

werden, was het feit dat er in sommige

gevallen geen afgelijnde zekerheid was van

het toewijzen van de tweets aan één categorie.

Bij bepaalde tweets hadden we een

vermoeden van ironie. Dit konden we ook niet

met zekerheid weten.

We plaatsten de geanalyseerde tweets in één

van de zeven opgestelde categorieën volgens

het reeds vermelde codeboek. De categorie

„beantwoorden van/richten tot hun fans‟

bevatte de meeste tweets (nl. 98 tweets;

gemiddeld 22,84%), op één categorie na,

gevolgd door de categorie „beantwoorden

van/richten tot andere sporters‟ (83 tweets;

20,28%). Deze laatste categorie komt op de

derde plaats. Deze categorieën werden in

vorige onderzoeken (Clavio, 2008; Hambrick et

al., 2010) samengenomen onder de noemer

interactiviteit. We zullen deze samen

bespreken. Dit wijst erop dat atleten Twitter

inzetten als medium om interpersoonlijk te

communiceren.

Hiermee kan bevestigd worden dat

interactiepatronen via sociale media two-way

gebeuren. Er wordt actief deelgenomen terwijl

Twitter een sociaal platform is dat bekend staat

40,57%46,57%

12,86%

Aantal singletons

Aantal gerichte

boodschappen (@)

Aantal retweets

Page 15: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

15

als een vorm van one-to-many communicatie.

Het eerder besproken theoretische kader van

parasociale interactie is door de vele

interactiemogelijkheden die Twitter biedt en de

fans die hier gebruik van maken eerder te

beschouwen als sociale interactie. Deze studie

bracht dus een verschuiving van een

parasociale relatie naar een sociale relatie aan

het licht.

In dit onderzoek blijkt dat sporters in meerdere

mate met fans gaan interageren dan met

andere sporters (die dezelfde of een andere

sport beoefenen). Fans werden hier heel ruim

gezien. Vrienden, familie en journalisten

bijvoorbeeld werd eveneens als fans

beschouwd. We zien ook dat de professionele

sporters vaak andere sporters volgen en op

hun tweets gaan reageren en omgekeerd.

Binnen deze twee interactiecategorieën

onderscheiden we ondercategorieën:

sportgerelateerde, persoonlijke of promotionele

boodschappen of boodschappen die een

populair thema bevatten. Uit ons onderzoek

blijkt dat sporters die communiceren met hun

fans (categorie 7) eerder over persoonlijke

zaken (39,80%) zullen praten terwijl ze met

andere sporters (categorie 6) meer over

sportgerelateerde zaken (59,04%) zullen

communiceren. Wanneer er geïnterageerd

wordt met fans gelden de boodschappen ter

promotie voor 11,22% en populaire thema‟s

voor 12,24%. In categorie 6, interactie met

andere sporters, zijn slechts 1,20% van de

tweets ter promotie en wordt er slechts in

6,02% van de tweets over populaire thema‟s

gesproken. Hieruit kunnen we dus vaststellen

dat bij beide interactiecategorieën de

promotionele boodschappen het minste

voorkomen, samen met populaire thema‟s.

De meeste (61,24%) van de tweets van de

professionele basketter, Tomas Van Den

Spiegel, kunnen we terugvinden in de

interactiecategorieën. De professionele zeilster

Evi Van Acker hecht hier duidelijk minder

belang aan aangezien slechts 25% van haar

tweets zich hierin bevinden.

De categorie „tweets over hun sport‟ bevat op

de tweede plaats het meeste aantal tweets.

Deze categorie bevat 62 tweets of gemiddeld

22,51% van alle verzamelde tweets. Dit is een

bevinding die als normaal kan geacht worden

aangezien het nog steeds professionele

sporters blijven. Dit is wat hen hoofdzakelijk

bezighoudt in het dagelijkse leven.

Aangezien Evi Van Acker tijdens de

onderzoeksperiode volop in haar zeilseizoen

zat, tweette ze het meeste over haar sport.

32,61% van haar tweets gingen over haar

trainingen, wedstrijden, World Cups, prestaties

enzovoort. Tomas Van Den Spiegel raakte in

september 2011 geblesseerd aan de voet. Hij

was tijdens de onderzoeksperiode „out of the

game‟. Het is dan ook niet opmerkelijk dat hij in

mindere mate dan Evi Van Acker tweette over

zijn sport, 12,04% van zijn tweets. Deze tweets

gingen voornamelijk over basketbal in het

algemeen. Hij tweette het meeste in de

interactiecategorieën, zoals hierboven reeds

vermeld werd.

We zien de tweets over hun persoonlijk leven

als vierde meest getweete categorie (16,57%

van alle tweets). De atleten hebben naast hun

sportleven natuurlijk ook nog een persoonlijk

leven waarin ze niet-sportgerelateerde

activiteiten uitoefenen. Deze tweets waren

zeer divers. Vooral de professionele zeilster

ging meer boodschappen over haar persoonlijk

leven vrijgeven (25% van haar tweets). Terwijl

Tomas Van Den Spiegel slechts in 8,14% van

de gevallen over zijn persoonlijk leven postte.

De volgende twee categorieën liggen verder

verwijderd van de vorige categorieën. Hiermee

bedoelen we dat er in mindere mate over deze

categorieën getweet werd. Slechts 7,64% van

alle tweets bevatten boodschappen over

populaire thema‟s. Tomas Van Den Spiegel

tweette meer over populaire thema‟s (12,02%)

Page 16: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

16

dan Evi Van Acker (3,26%). We kunnen dit

onder meer toeschrijven aan het feit dat de

professionele zeilster zich nu volledig

concentreert op de World Cups en de

Olympische Spelen die eraan komen in juli en

augustus 2012 terwijl de professionele

basketter geblesseerd is. Deze populaire

thema‟s waren meestal TV- of

radioprogramma‟s, actualiteit, muziek, games,

enz.

De „tweets ter promotie‟ golden voor 7,38%

van alle verzamelde tweets. Evi Van Acker

plaatste 10,87% promotionele tweets terwijl dit

voor Tomas Van Den Spiegel slechts 3,88%

was. Er werd promotie gemaakt voor

sportgerelateerde zaken, voor bepaalde

prijzen, websites, filmpjes, bepaalde

sportclubs, fotografen maar ook voor zichzelf

wanneer ze bijvoorbeeld te zien waren in een

bepaald tv-programma of krantenartikel. We

kunnen tot de conclusie komen dat de atleten

Twitter in mindere mate gebruiken als

promotietool.

De door beide atleten minst getweete

categorie is „tweets over een andere sport‟

(gemiddeld 2,79% van alle tweets). Er werd

wel over andere sporten gesproken, meestal

door Tomas Van Den Spiegel, maar dit

gebeurde dan vooral in conversaties in de

interactiecategorieën. De atleten in kwestie

waren dus vooral bezig met hun eigen

sport(leven).

Om nog even een duidelijk overzicht te geven

van de resultaten die we vonden voor de

verschillende categorieën, stelden we

onderstaande grafieken op. Grafiek 2 bevat

een algemeen overzicht van de tweetinhoud

per categorie; een gemiddelde van beide

sporters samen. Grafiek 3 bevat een overzicht

van de tweetinhoud per categorie van de

professionele basketter, Tomas Van Den

Spiegel. Het valt op dat hij zich op Twitter

vooral bezighoudt met interactie en in mindere

mate over zijn persoonlijk leven en zijn sport

tweet, terwijl dit net het omgekeerde is bij Evi

Van Acker. De professionele zeilster houdt

haar followers vooral op de hoogte van haar

persoonlijke leven en haar sport, meerbepaald

haar prestaties in haar wedstrijdseizoen en

haar voorbereidingen op de Olympische

Spelen. Dit is duidelijk te zien in grafiek 4.

Deze grafieken geven een concreet inzicht

waardoor we een antwoord kunnen geven op

RQ1.

Grafiek 2: Tweetinhoud per categorie

Grafiek 3: Tweetinhoud per categorie van Tomas Van Den Spiegel

Grafiek 4: Tweetinhoud per categorie van Evi Van Acker

Andere sport

Ter promotie

Populaire thema‟s

Persoonlijk leven

Interactie sporters

Eigen sport

Interactie fans

2,79%

7,38%

7,64%

16,57%

20,28%

22,51%

22,84%

Persoonlijk leven

Eigen sport

Andere sport

Populaire thema‟s

Ter promotie

Interactie sporters

Interactie fans

8,14%

12,40%

2,33%

12,02%

3,88%

27,52%

33,72%

Persoonlijk leven

Eigen sport

Andere sport

Populaire thema‟s

Ter promotie

Interactie sporters

Interactie fans

25,00%

32,61%

3,26%

3,26%

10,87%

13,04%

11,96%

Page 17: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

Onderstaande tabel bevat de objectieve data i.v.m. de categorieën.

Tabel 1: Tweet inhoud per atleet

Categorie 1: Categorie 2: Categorie 3: Categorie 4: Categorie 5: Categorie 6: Categorie 7:

Over hun persoonlijk

leven Over hun sport

Over een andere sport

Over populaire thema’s

Ter promotie Beantwoorden van/richten tot

andere sporters

Beantwoorden van/richten tot

hun fans

Atleet Totaal aantal tweets

N % N % N % N % N % N % N %

Evi Van Acker 92 23 25 % 30 32,61% 3 3,26 % 3 3,26 % 10 10,87% 12 13,04% 11 11,96%

Tomas Van Den Spiegel 258 21 8,14 % 32 12,40% 6 2,33 % 31 12,02% 10 3,88% 71 27,52% 87 33,72%

Som per categorie: 44 33,14% 62 45,01% 9 5,59% 34 15,28% 20 14,75% 83 40,56% 98 45,68%

Gemiddelde per categorie:

16,57%

22,51%

2,79%

7,64%

7,37%

20,28%

22,84%

Page 18: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

18

Source interface

Grafiek 5: Gebruik source interfaces atleten

Via de API onderzochten we eveneens vanaf

welke source interface er getweet werd. We

konden de volgende vier soorten

onderscheiden: mobile device (gsm of iPad),

via Facebook, via het web of via derden zoals

TweetButton.

We merkten bij beiden sporters andere

gewoontes op. Zo konden we uit de data

afleiden dat Evi Van Acker in de meeste

gevallen (71,74%) tweets plaatst via

Facebook. Dit wil zeggen dat haar

Facebookaccount gekoppeld is aan haar

Twitteraccount. Indien ze updates plaatst op

Facebook, worden die automatisch ook

getweet. Deze manier van tweeten kan in haar

geval voordelen hebben aangezien ze zich

vaak in het buitenland bevindt tijdens haar

wedstrijdseizoen. Dit was niet anders tijdens

de onderzoeksperiode. In sommige gevallen

zorgde dit voor problemen doordat Twitter een

beperking van 140 karakters heeft terwijl dit op

Facebook niet zo is. Indien de 140 karakters

overschreden werden op Twitter, volgde er

automatisch een link naar de Facebookpagina

waar de gebruikers de volledige boodschap

konden lezen.

Daarnaast gebruikt Evi Van Acker in 19,57%

van de gevallen een mobile device, meer

bepaald een iPhone. Slechts 8,7% van haar

tweets plaatste ze via het web. Ze maakte

nooit gebruik van een TweetButton.

Tomas Van Den Spiegel gebruikt meer

verschillende source interfaces. Hij tweet

hoofdzakelijk via een Blackberry-toestel

(71,32%). In 15,12% van de gevallen tweet hij

via het web, gevolgd door het gebruik van een

iPad om te tweeten (10,08%). Slechts 3,49%

van zijn tweets gebeurden via een

TweetButton.

Om te repliceren op RQ4: “Welke source

interface wordt er het meest gebruikt door de

atleten voor het posten van tweets?” kunnen

we concluderen uit onze studie dat er over het

algemeen het meeste gebruik gemaakt wordt

van een mobile device (65,14%) om te tweeten

en dit het minste via een TweetButton gebeurt

(2,57% van alle tweets). Dit is ook duidelijk af

te leiden uit grafiek 5.

Twitter-conventies

Grafiek 6: Twitter-conventies

De resultaten van volgende Twitter-conventies

zullen hieronder besproken worden: mentions,

hashtags, URL‟s, bijgevoegde foto‟s en/of

65,14%

18,86%13,43%

2,57%

59,43%

25,43%22,00%

8,57%

1,71%

Page 19: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

19

video‟s. Dit geeft ons de mogelijkheid om RQ3:

“Welke conventies bevatten de tweets van de

sporters?” te beantwoorden.

Uit ons onderzoek (zie grafiek 6) kunnen we

vaststellen dat de meerderheid van alle tweets

mentions bevat (59,43%). Dit dient

genuanceerd te worden, aangezien tweets die

mentions bevatten, gekenmerkt zijn door

interactiviteitmogelijkheden. De meeste van de

verzamelde tweets bevinden zich in die

interactiecategorieën. Deze tweets bevatten

sowieso minimum één mention aangezien er

gereageerd wordt op een andere Twitter-

gebruiker, vandaar het hoge cijfer.

72,87% van de tweets van Tomas Van Den

Spiegel bevatten mentions. Rekening houdend

met de nuancering is dit hoge cijfer normaal,

aangezien 61,24% van zijn tweets konden

teruggevonden worden in deze

interactiecategorieën. De tweets van Evi Van

Acker bevatten in 21,74% van de gevallen

mentions. Slechts één vierde van haar tweets

waren ter interactie. We kunnen tot de

conclusie komen dat de verschillende functies

van deze tagging-methode ten volle door de

sporters toegepast worden. Ze gebruiken het

om iemand te vermelden in een tweet, om een

boodschap te adresseren aan iemand, om te

reageren op een boodschap van iemand, om

iemands aandacht trekken enzovoort.

Bij het onderzoek naar de tweede conventie,

hashtags, valt het op dat Evi Van Acker er veel

gebruik van maakt. 56,52% van haar tweets

bevatten deze conventie. Dit in tegenstelling

tot onze professionele basketter die dit in

mindere mate hanteert (14,34% van zijn

tweets). We kunnen stellen dat ongeveer één

vierde van alle tweets die gepost waren in

onze onderzoeksperiode hashtags bevatten.

Zo brachten de sporters een onderwerp/ „meta-

data‟ (dat eventueel eerder aangehaald werd)

onder aandacht bij hun followers. Beiden

gebruikten de hashtags at random en meestal

op een zelf-referentiële manier (Boyd et al.,

2010). Hiermee bedoelen we dat ze de

conventie vaak gebruikten zonder doel of

reden maar om extra humor of context toe te

voegen.

Een derde conventie die we hebben

onderzocht, is de URL. We zien dat 22% van

alle tweets een URL bevatten. Doordat tweets

een beperking van 140 karakters hebben,

gebruiken de atleten in kwestie zo goed als

altijd, in 97,40% van de gevallen, een tinyurl in

plaats van een gewone URL. Slechts 2 van de

350 verzamelde tweets bevatten een gewone

URL. De sporters gebruikten een tinyurl om te

verwijzen naar externe inhoud zoals een foto,

video, krantenartikel, blog, You Tube

enzovoort. Evi Van Acker postte 39,13% van

haar tweets met tinyurl. Hierbij dienen we een

kanttekening te maken, één op drie van deze

tweets, bevatten een tinyurl omdat in die

gevallen de professionele zeilster de beperking

van 140 karakters overschreden had. Ze

postte deze tweets via Facebook, waar geen

beperking geldt. Op Twitter werd de

boodschap dan automatisch ingekort en werd

er een tinyurl toegevoegd die verwees naar de

volledige boodschap op Facebook. Tomas Van

Den Spiegel overschreed geen enkele keer het

aantal karakters. Het percentage van zijn

tweets die een (tiny)url inhielden ligt bovendien

beduidend lager (15,89%).

Er werden in mindere mate foto‟s toegevoegd

aan de tweets door de atleten. Evi Van Acker

postte in 1/5 van de gevallen een foto ter

aanvulling van haar tweet. Dit waren over het

algemeen foto‟s van zichzelf in actie op het

water. Tomas Van Den Spiegel deed dit

minder dan onze professionele zeilster.

Slechts 4,26% van zijn tweets hielden een foto

in, over diverse zaken.

Als laatste convention onderzochten we in

welke mate de verzamelde tweets een video

bevatten. Hiermee bedoelen we geen link naar

een video. Dit gebeurde niet veel, slechts bij

de minderheid (1,71%) van alle tweets.

Page 20: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

20

Evi Van Acker deed dit nooit, terwijl de

professionele basketter in 2,33% van de

gevallen een video onder aandacht bracht van

zijn followers door zijn tweets hiermee aan te

vullen.

5.2 Vergelijking objectieve data met

subjectieve zelfrapportage

Beide atleten vulden de enquête in waarbij ze

rapporteerden over zichzelf, meerbepaald over

hun eigen tweetgedrag. Alle vragen werden

gesteld aan de hand van volgende 5-punten

Likertschaal: nooit – zelden – af en toe –

regelmatig – zeer vaak.

Om op RQ5 een antwoord te bieden,

vergelijken we hieronder de resultaten van de

objectieve data, die we verzamelden met de

API, met de bevindingen uit de subjectieve

zelfrapportage, meer bepaald uit de online

survey.

Tweetinhoud

Een eerste vraag die in de online survey

gesteld werd, was: “In welke mate tweet u over

de volgende zaken?”

Er werd door beide atleten gerapporteerd dat

ze zelden tweeten over hun persoonlijke leven.

Wanneer we dit vergelijken met de objectieve

data, zien we een verschil. De categorie

persoonlijk leven is de categorie die op één na

het meeste getweet wordt door Evi Van Acker.

Bij Tomas Van Den Spiegel lopen deze

resultaten wel gelijk.

Beide sporters geven eveneens weer dat ze

zeer vaak over hun eigen sport berichten. Uit

de objectieve data-analyse blijkt dat dit de

categorie is waarover de professionele zeilster

in het merendeel van de gevallen (32,61%)

tweet terwijl Tomas dit slechts in mindere mate

doet (12,40% van zijn tweets). Deze objectieve

resultaten lopen dus gedeeltelijk gelijk met

deze van de zelfrapportering.

Tomas Van Den Spiegel deelt ons mee dat hij

regelmatig over andere sporten tweet, Evi Van

Acker rapporteert dat ze slechts af en toe over

deze categorie tweet. In de objectieve data

kunnen we zien dat dit bij beide sporters niet

het geval is. Het is zelf de minst getweete

categorie voor beide atleten. De resultaten van

beide onderzoeksmethoden lopen dus niet

gelijk.

Uit de resultaten van de API blijkt dat de

vrouwelijke sportster in kwestie, samen met

„tweeten over andere sporten‟, het minste

tweet over populaire thema‟s. De professionele

basketter tweet iets meer over deze categorie

maar ook slechts in mindere mate (12,02% van

zijn tweets). Evi Van Acker deelt ons in de

online survey mee dat ze nooit tweet over deze

categorie terwijl de professionele basketter

beweert dat hij af en toe hierover

boodschappen de wereld in stuurt. Wanneer

we deze resultaten vergelijken, zien we dat

deze gelijk lopen met de objectieve data.

Indien we hen bevroegen over de tweets ter

promotie, antwoordde Tomas dat hij regelmatig

promotionele boodschappen post over

bepaalde sportteams, merken, filmpjes, artikels

die hij las en slechts af en toe ter promotie van

zichzelf. Evi gaf aan dat ze zeer vaak ter

promotie van zichzelf tweet en zelden ter

promotie van andere zaken. Wanneer we dit

vergelijken met de data uit de API, zien we dat

dit volledig overeenstemt.

Beide sporters delen ons mee in de

zelfrapportering dat ze regelmatig tweets

beantwoorden van / zich richten tot andere

sporters. Dit loopt gedeeltelijk gelijk met de

objectieve resultaten. We zien dat 27,52% van

de tweets van Tomas Van Den Spiegel onder

deze categorie vallen, dit loopt dus gelijk met

de resultaten uit de online enquête. We zien

dat Evi Van Acker minder tweets binnen deze

categorie heeft geplaatst. Dit loopt slechts in

mindere mate gelijk.

Page 21: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

21

De mannelijke sporter in ons onderzoek

verklaart dat hij regelmatig tweets beantwoordt

van / zich richt tot zijn fans, terwijl de

vrouwelijke atlete in kwestie dit volgens

zichzelf slechts af en toe doet. Wanneer we dit

naast de objectieve data leggen, zien we dat

dit strookt met elkaar. Tomas tweet in 33,72%

van de gevallen in deze categorie terwijl Evi dit

slechts in 11,96% van de gevallen doet.

Bij de vergelijking van de objectieve en

subjectieve resultaten i.v.m. de tweetinhoud

dienen we een kanttekening te maken. We

bemerken dat de atleten de verschillende

categorieën die we opstelden niet kenden. Zij

wisten ook niet dat er twee

interactiecategorieën waren waarin we

ondercategorieën hebben onderscheiden. Het

codeboek was hen niet bekend dus als we

bijvoorbeeld vroegen of ze veel tweetten over

hun sport, slaat dit ook op de tweets in de

interactiecategorieën maar dit bekeken we

apart.

Source interface

De mate waarin ze via welke source interface

tweeten, werd als tweede onderdeel bevraagd.

Tomas Van Den Spiegel gaf aan dat hij

regelmatig via gsm, iPad en het web tweet

maar nooit via TweetButton en Facebook. Als

we dit vergelijken met de objectieve resultaten

zien we dat dit gedeeltelijk gelijk loopt. Tomas

tweet in de overgrote meerderheid van de

gevallen (71,32%) via een mobile device, meer

bepaald een Blackberry. Er wordt regelmatig

door hem getweet via een iPad of via het web,

in respectievelijk 10,08% en 15,12% van de

gevallen. Hij tweet inderdaad nooit via

Facebook en slechts zelden via TweetButton

(3,49%).

In de subjectieve zelfrapportering rapporteerde

Evi Van Acker dat ze zeer vaak via gsm en

Facebook tweet en nooit via iPad, het web en

TweetButton. De professionele zeilster tweet

zoals zelf aangegeven nooit via iPad en

TweetButton. We zien in de verzamelde

objectieve gegevens dat ze zelden tweet via

het web (8,70%). 71,74% van haar tweets

werden geplaatst via Facebook en dit doet ze

ook zeer vaak via een gsm, meer bepaald via

een iPhone (19,57%).

We kunnen dus over het algemeen besluiten

dat de resultaten uit de online enquête in

verband met de source interface gedeeltelijk

gelijk lopen met de resultaten die we

bekwamen uit de objectieve dataverzameling.

Twitter-conventies

Een laatste onderdeel dat we bevroegen in de

survey was de mate waarin ze de besproken

conventies tweeten. Evi Van Acker antwoordde

dat ze regelmatig foto‟s bijvoegt en mentions

gebruikt. Dit zien we ook terug in objectieve

data. Ze geeft eveneens aan dat ze slechts

zelden hashtags gebruikt terwijl we uit de API

kunnen opmaken dat ze in 56,52% van de

gevallen deze conventie hanteert. Dit gebruikt

ze dus vrij vaak in haar tweets. Evi rapporteert

dat ze zelden URL‟s en video‟s opneemt. In

onze objectieve data zien we dat ze in onze

onderzoeksperiode nooit een video heeft

bijgevoegd en regelmatig URL‟s opnam. Zoals

eerder aangegeven, kunnen URL‟s ook

automatisch door Twitter aan een tweet

toegevoegd worden wanneer ze het aantal

karakters overschreden heeft.

De professionele basketter geeft in de enquête

aan dat hij zeer vaak mentions en hashtags

gebruikt, regelmatig URL‟s opneemt, af en toe

foto‟s en slechts zelden video‟s bijvoegt. In de

objectieve resultaten valt het op dat hij

inderdaad zeer vaak mentions gebruikt

(72,87%). Hij neemt in mindere mate video‟s

en foto‟s op maar hanteert in 14,34% van de

gevallen hashtags en neemt nog vaker URL‟s

op (15,89%).

Bij dit onderdeel kunnen we eveneens

concluderen dat de resultaten gedeeltelijk

gelijk lopen.

Page 22: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

22

We dienen nog enkele algemene opmerkingen

te maken bij de resultaten van de subjectieve

dataverzameling. Eerst en vooral is het zo dat

de atleten een andere definitie of invulling

kunnen geven aan bijvoorbeeld „regelmatig‟ of

„af en toe‟. Ten tweede bestrijkt ons onderzoek

de geposte tweets in de onderzoeksperiode.

We deden ons onderzoek op basis van de

tweets die de sporters plaatsten tussen 6

maart 2012 en 12 april 2012.

We kunnen globaal besluiten dat de resultaten

van de objectieve data gedeeltelijk gelijk lopen

met de resultaten die de sporters zelf

subjectief rapporteerden in de online survey.

Dit geeft een antwoord op RQ5.

6 Conclusie

De resultaten van dit onderzoek geven aan dat

Twitter een grote impact heeft op

sportcommunicatie. Dit sociaal platform biedt

verscheidene interactiviteitsmogelijkheden en

draagt bij tot een betere atleet-fan interactie.

De afstand tussen de sporters en hun fans

wordt verkleind, wat voordien niet mogelijk was

met traditionele media. Dit fenomeen kan

tweezijdig voordelen hebben in de toekomst.

Interessante commerciële kansen liggen in het

verschiet op gebied van marketing, wat

voordelen biedt voor de atleten zelf maar ook

voor sportmerken of andere bedrijven. Fans

worden meer betrokken met het leven van de

sporters waardoor ze een groter fangevoel

kunnen hebben en nog meer sympathie

kunnen wekken voor de hun sportidool.

Wat kan onthouden worden uit deze studie is

dat de sporters in kwestie het medium vooral

gebruiken ter interactie. Daarnaast doen ze

meestal uitlatingen over hun eigen sport maar

ook over hun persoonlijk leven wordt er

gepraat. Het sociaal platform wordt tot op

heden nog weinig gebruikt voor promotionele

aangelegenheden. De atleten sturen meestal

tweets de wereld in via een mobile device en

nauwelijks via een TweetButton. Aangezien er

in de meeste gevallen geinterageerd wordt,

komen mentions het vaakst voor. Hashtags en

URL‟s worden eveneens veel gebruikt. Foto‟s

en video‟s treden minder vaak op in tweets.

Via deze studie werd het duidelijk dat

publieksstudies in online omgevingen zoals

Twitter baat hebben bij een multi-method

approach. Bij dit soort werkmethodes stelt de

mogelijkheid zich om objectieve resultaten te

vergelijken of aan te vullen met gegevens die

verkregen werden uit subjectieve

dataverzameling. Zo vonden we dat

subjectieve zelfrapportering andere, minder

exacte, data weergeeft maar over het

algemeen lopen de resultaten van beide

methodes gedeeltelijk gelijk. Er zijn geen grote

contrasten gevonden.

De toenemende populariteit van Twitter kan

voor vele partijen een cruciale rol spelen. Een

inzicht in het formaat, inhoud en source

interface van tweets maar ook het gebruik van

de conventies is dus van belang. Dat

probeerden we met deze studie te

verduidelijken.

7 Discussie en aanbevelingen

Ons onderzoek werd op bepaalde fronten

beperkt door beveiligingsinstellingen van

gebruikers. We hadden toestemming van

twittergebruikers nodig om direct messages

binnen te kunnen halen. Deze data konden we

dus niet onderzoeken. We werden ook

genoodzaakt om een tiental tweets te

schrappen aangezien ze informatie bevatten

van personen die een beveiligd profiel hadden.

Vermits onze studie het domein van direct

messages niet bestrijkt, kunnen we onderzoek

hiernaar aanbevelen.

In onze studie werden „fans‟ ruim gezien. Een

onderzoek waarbij onderscheid gemaakt wordt

in echte fans, vrienden/familie, journalisten en

fotografen is aan te raden.

Page 23: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

23

We volgden slechts 2 bepaalde sporters over

een eerder korte periode van vijf weken. Een

beperking van ons onderzoek is dat de

outcome anders zou kunnen zijn met andere

sporters. Onderzoek bij meerdere atleten over

een lange termijn kan aanbevolen worden.

8 Dankwoord

We willen graag Prof. Dr. Lieven De Marez en

Peter Mechant bedanken voor hun

adviesverlening, Maarten Vandermeiren voor

de hulp bij dataverzameling en Mich

Vergauwen, eindredacteur.

9 Referenties

Arceneaux, N. & Schmitz Weiss, A. (2010).

Seems Stupid Until You Try It: Press Coverage

of Twitter. Cornwall: SAGE.

Auter, P.J. & Palmgreen, P. (2000).

Development and validation of a parasocial

interaction measure: The Audience-Persona

Interaction Scale. Communication Research

Reports, 77(0),45-56.

Binnema, H. (2011). Naar een nieuwe relatie

tussen kiezer en gekozene: De Eerste Kamer

en de provincie' in: Arjan Vliegenthart en

Ronald van Raak (eds.) De Eerste Kamer. De

andere kant van het Binnenhof: toen, nu

straks, Soesterberg: Aspekt, 119-130.

Blaszka, M. (2011). An examination of sport

consumers‟ Twitter usage. Georgia State

University, department of Kinesiology and

Health.

Boyd. D., Golder, S. & Lotan, G. (2010).

Tweet, Tweet, Retweet: Conversational

Aspects of Retweeting on Twitter. In

Proceedings of HICSS-43. IEEE: Kauai, HI.

Bruns, A. & Liang, Y.E. (2012). Tools and

methods for capturing Twitter data. First

Monday, 17(4).

Cha, M., Haddadi, H., Benevenuto, F. &

Gummadi, K. P. (2010). Measuring User

Influence in Twitter: The Million Follower

Fallacy. In W. W. Cohen & S. Gosling

(Eds.), Artificial Intelligence (pp. 10-17). Fourth

International AAAI Conference on Weblogs

and Social Media.

Clavio, G. (2008). Demographics and usage

profiles of users of college sport message

boards. International Journal of Sport

Communication,1(4), 434-443.

Clavio, G. & Cooper, C. (2010). Uses and

gratifications of Twitter as a specialized sports

news source. Paper presented at the North

American Society for Sport Management,

Tampa, FL.

Clavio, G. & Kian, E.M. (2010). Uses and

gratifications of a retired female athlete‟s

Twitter followers. International Journal of Sport

Communication, 4(1), 70-81.

Courtois, C., Mechant, P., & De Marez, L.

(2011). Teenage Uploaders on YouTube:

Networked Public Expectancies, Online

Feedback Preference, and Received On-

Platform Feedback. Cyberpsychology,

Behavior, and Social Networking, 14, 315-322.

De Moor, K., De Pessemier, T., Mechant, P.,

Courtois, C., De Marez, L & Martens, L.

(2011). Users‟ (Dis)satisfaction with the

PersonalTV Application: Combining Objective

and Subjective Data. ACM Computers in

Entertainment, 9(3), 22.

Gleich, U. (1997). Parasocial interaction with

people on the screen. In P. Winterhoff-Spurk &

T.H.A. Van der Voort (Eds.), New horizons in

media psychology: Research co-operation and

projects in Europe (35-55). Opladen, Germany:

Westduetscher.

Hambrick, M. E., Simmons, J. M., Greenhalgh,

G. P. & Greenwell, T.C. (2010). Understanding

professional athletes„ use of Twitter: a content

Page 24: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

24

analysis of athlete tweets. International Journal

of Sport Communication, 3, 454-47.

Honeycutt, C. & Herring, S.C. (2009). Beyond

microblogging: conversation and collaboration

via Twitter. Proceedings of the Forty-Second

Hawai‟i International Conference on System

Sciences (HICSS-42). Los Alamitos, CA: IEEE

Press.

Horton, D & Wohl, R. (1956) Mass

Communication and Parasocial Interaction;

Observations on Intimacy at a Distance.

Psychiatry, 19, 215-229.

Huberman, B.A., Romero, D.M. & Wu, F.

(2009). Social networks that matter: Twitter

under the microscope. First Monday, 14(1).

Jansen, B. J., Zhang, M., Sobel, K. &

Chowdury, A. (2009). Micro-blogging as online

word of mouth branding. Paper gepresenteerd

op Proceedings of the 27th international

conference extended abstracts on Human

factors in computing systems, Boston, MA,

USA.

Java, A., Song, X., Finin, T. & Tseng, B.

(2007). Why we twitter: understanding

microblogging usage and communities.

Proceedings of the 9th WebKDD and 1st SNA-

KDD 2007 workshop on Web mining and social

network analysis, 56-65.

Jensen, J.L., Bilandzic, H. & Juric, J. (2012).

COST Action IS0906: Transforming

Audiences, Transforming Societies. (In Press).

Johnson, S. (2009). How Twitter will change

the way we live. Time Magazine 172(24),28-

33.

Kassing, J.W., Billings, A.C., Brown, R.S.,

Halone, K.K., Harrison, K., Krizek, B. &

Turman, P.D. (2004). Communication in the

community of sport: The process of enacting,

(re)producing, consuming, and organizing

sport. In P.J. Kalbfleisch (Ed.), Communication

yearbook (Vol. 28, pp. 373-409). Mahwah, NJ:

LEA.

Kassing, J.W. & Sanderson, J. (2009). You're

the kind of guy that we all want for a drinking

buddy: Expressions of parasocial interaction

on fioydlandis.com. Western Journal of

Communication, 73, 182-203.

Kassing, J.W. & Sanderson, J. (2010). Fan–

athlete interaction and Twitter tweeting through

the Giro: A case study. International Journal of

Sport Communication, 3(1), 113–128.

Keislair, M. (2011). Corporate Twitter:

een content analyse naar de manier waarop

bedrijven gebruikmaken van Twitter.

Universiteit Utrecht, Nieuwe Media en

Digitale Cultuur.

Krishnamurthy, B., Gill, P. & Arlitt, M. (2008). A

few chirps about twitter. In Proceedings of the

first workshop on Online social networks. New

York, 19-24.

Kwak, H., Lee, C., Park, H. & Moon, S. (2010).

What is Twitter, a social network or a news

media? Paper gepresenteerd op the

Proceedings of the 19th international

conference on World wide web, Raleigh, North

Carolina, USA.

Marwick, A. & Boyd, B. (2011). I Tweet

Honestly, I Tweet Passionately: Twitter Users,

Context Collapse, and the Imagined Audience.

New Media and Society, 13, 96-113.

McFedries, P. (2007). Technically speaking: All

a-twitter. IEEE Spectrum, 44(10), 84.

O‟Reilly, T. & Milstein, S. (2009). The Twitter

Book. Sebastopol: O‟Reilly Media.

Pegoraro, A. (2010). Look who„s talking-

athletes on Twitter: a case study. International

Journal of Sport Communication, 3, 501-514.

Page 25: @Twitter #TakeSportersSerious: een multi-method onderzoek ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/894/775/RUG01-001894775...dankbaarheid tonen en troost bieden. Voor de sporters kunnen deze

25

Postma, C. (2010) Zakelijk twitteren voor

beginners. Haystack. Zaltbommel.

Rice, W. (2011) Social Media is ook

parasociaal. Geraadpleegd op 1 maart 2012

op

http://mediapsychologie.nl/2011/01/05/social-

media-is-ook-parasociaal

Sanderson, J. (2008a). You are the type of

person that children should look up to as a

hero: Parasocial interaction on 38pitches.com.

International Journal of Sport Communication,

1(3), 337-360.

Sanderson, J. (2008b). The blog is serving its

purpose: Self-presentation strategies on

38pitches.com. Journal of Computer-Mediated

Communication, J3(4), 912-936.

Sanderson, J. (2009). Thanks for fighting the

good fight: Cultivating dissent on blogmaverick.

com. The Southern Communication Journal,

74, 390-405.

Sanderson, J. (2010). Framing Tiger's

Troubles: Comparing Traditional and Social

Media. International Journal of Sport

Communication, 3, 438-453.

Suh, B.; Hong, L.; Pirolli, P. & Chi, E. H.

(2010). Want to be retweeted? Large scale

analytics on factors impacting retweet in

Twitter network. In second IEEE International

Conference on Social Computing. Minneapolis,

177-184.

White, J. (2010). Identity work performed on

Twitter using @, hashtags and retweets.

Geraadpleegd op 26 februari 2012 op

http://mediamum.wordpress.com/research-

papers-and-presentations/identity-work-

performed-on-twitter-using-hashtags-and-

retweets/

Zarrella, D. (2009). Science of Retweets.

Geraadpleegd op 15 december 2011 op

http://danzarrella.com/the-science-of-retweets-

report.html

Zhao, D. & Rosson, M. (2009). How and why

people Twitter: the role that micro-blogging

plays in informal communication at work. In

Proceedings of GROUP '09, 243-252.

Zinko, C. (2009, 5 april). What is Biz Stone

doing? San Francisco Stone doing? San

Francisco Chronicle, K-1.