Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen...

33
30 644 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg) Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding De jeugdzorg kent een variëteit aan hulpvormen, die lopen van ambulante hulp thuis in verschillende intensiteiten tot zeer zware residentiële zorg met zeer specifieke behandelprogramma’s. De jeugdzorg zoekt steeds weer naar trajecten om jongeren weer in het goede spoor te krijgen, zowel op school, als thuis, als in de rest van zijn sociale omgeving. Soms zijn deze jeugdigen te helpen vanuit de jeugdzorg alleen, soms is daarvoor een aanpak nodig waarbij ook de geestelijke gezondheidszorg of de zorg voor lichtverstandelijk gehandicapten wordt betrokken. De Wet op de jeugdzorg heeft deze intersectorale aanpak mogelijk gemaakt. Deze aanpak begint steeds meer vorm te krijgen. Omdat door deze aanpak jeugdigen met een zeer zware problematiek binnen de jeugdzorg geholpen kunnen worden en een groot deel van deze jeugdigen de neiging heeft zich aan de benodigde zorg te onttrekken is behoefte ontstaan aan gedwongen opneming, gesloten verblijf en de toepassing van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd- zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent deze mogelijkheden echter nog niet. Door het ontbreken van wettelijke mogelijkheden binnen de jeugdzorg, wordt een steeds groter wordende groep jeugdigen met zeer ernstige problemen thans op basis van een door de kinderrechter gegeven machtiging uithuisplaatsing op civielrech- telijke titel in een justitiële jeugdinrichting geplaatst. Anders gezegd, er zijn jeugdigen met ernstige gedragsproblemen welke problemen noodzaken tot verblijf gedurende dag en nacht in een voorzie- ning waar hen jeugdzorg in de vorm van behandeling en opvoeding wordt geboden. Een groot aantal van deze jeugdigen heeft een aanpak nodig waarbij zij in hun bewegingsvrijheid kunnen worden beperkt en gedwongen kunnen worden, mee te werken aan een behandeling. Ook zijn voor deze jeugdigen controlemaatregelen nodig. Een dergelijke aanpak kan momenteel alleen in een justitiële jeugdinrichting geboden worden, omdat dat de enige plaats buiten de psychiatrie is waar vrijheids- ontneming mogelijk is en waar de nodige vrijheidsbeperkende maatre- gelen kunnen worden toegepast omdat daar de Beginselenwet justitiële Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005–2006 KST99514 0506tkkst30644-3 ISSN 0921 - 7371 Sdu Uitgevers ’s-Gravenhage 2006 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 1

Transcript of Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen...

Page 1: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

30 644 Wijziging van de Wet op de jeugdzorg metbetrekking tot jeugdzorg waarop aanspraakbestaat ingevolge de wet in gesloten setting(gesloten jeugdzorg)

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

ALGEMEEN

1. Inleiding

De jeugdzorg kent een variëteit aan hulpvormen, die lopen van ambulantehulp thuis in verschillende intensiteiten tot zeer zware residentiële zorgmet zeer specifieke behandelprogramma’s. De jeugdzorg zoekt steedsweer naar trajecten om jongeren weer in het goede spoor te krijgen, zowelop school, als thuis, als in de rest van zijn sociale omgeving. Soms zijndeze jeugdigen te helpen vanuit de jeugdzorg alleen, soms is daarvooreen aanpak nodig waarbij ook de geestelijke gezondheidszorg of de zorgvoor lichtverstandelijk gehandicapten wordt betrokken. De Wet op dejeugdzorg heeft deze intersectorale aanpak mogelijk gemaakt. Dezeaanpak begint steeds meer vorm te krijgen. Omdat door deze aanpakjeugdigen met een zeer zware problematiek binnen de jeugdzorggeholpen kunnen worden en een groot deel van deze jeugdigen deneiging heeft zich aan de benodigde zorg te onttrekken is behoefteontstaan aan gedwongen opneming, gesloten verblijf en de toepassingvan maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kentdeze mogelijkheden echter nog niet. Door het ontbreken van wettelijkemogelijkheden binnen de jeugdzorg, wordt een steeds groter wordendegroep jeugdigen met zeer ernstige problemen thans op basis van eendoor de kinderrechter gegeven machtiging uithuisplaatsing op civielrech-telijke titel in een justitiële jeugdinrichting geplaatst.Anders gezegd, er zijn jeugdigen met ernstige gedragsproblemen welkeproblemen noodzaken tot verblijf gedurende dag en nacht in een voorzie-ning waar hen jeugdzorg in de vorm van behandeling en opvoeding wordtgeboden. Een groot aantal van deze jeugdigen heeft een aanpak nodigwaarbij zij in hun bewegingsvrijheid kunnen worden beperkt engedwongen kunnen worden, mee te werken aan een behandeling. Ookzijn voor deze jeugdigen controlemaatregelen nodig. Een dergelijkeaanpak kan momenteel alleen in een justitiële jeugdinrichting gebodenworden, omdat dat de enige plaats buiten de psychiatrie is waar vrijheids-ontneming mogelijk is en waar de nodige vrijheidsbeperkende maatre-gelen kunnen worden toegepast omdat daar de Beginselenwet justitiële

Tweede Kamer der Staten-Generaal 2Vergaderjaar 2005–2006

KST995140506tkkst30644-3ISSN 0921 - 7371Sdu Uitgevers’s-Gravenhage 2006 Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 1

Page 2: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

jeugdinrichtingen (Bjj) geldt. De behoefte aan een dergelijke aanpak geldtniet alleen voor jongeren van 12 jaar of ouder, maar in toenemende mateook voor jongere kinderen. Deze worden slechts bij hoge uitzondering ineen justitiële jeugdinrichting geplaatst. Dit gebeurt om aan te sluiten bijhet jeugdstrafrecht, dat een minimumleeftijdsgrens kent van twaalf jaar.Soms gaat het ook om jeugdigen die zeer dringend verblijf gedurende hetetmaal en behandeling en opvoeding nodig hebben, zonder dat daarvooreen beperking van de vrijheid nodig is. Omdat er te weinig verblijfs- enbehandelmogelijkheden voor deze jeugdigen zijn, worden ook deze thansmet een machtiging in een justitiële jeugdinrichting geplaatst.Alhoewel de scheidslijn tussen strafrechtelijk geplaatste jeugdigen encivielrechtelijk geplaatste jeugdigen vaak dun is, wordt het samenplaatsenvan de civielrechtelijk en strafrechtelijk geplaatsten naar huidige maat-schappelijke opvattingen als ongewenst beschouwd. Dit, hoewel het gaatom jeugdigen van wie noch de problematiek, noch de oplossingen daar-voor wezenlijk verschillen van die van jeugdigen die op strafrechtelijketitel in justitiële jeugdinrichtingen worden geplaatst. Zo gaf onderzoek vanVerwey-Jonker (2004) aan dat jongeren en ouders, maar ook groepslei-ders het niet eerlijk vonden dat jeugdigen op strafrechtelijk en civielrech-telijke titel bij elkaar waren geplaatst. De justitiële jeugdinrichtingenwerden als gevangenissen ervaren.Wij verbinden hieraan de conclusie dat jeugdigen, waarbij op momentvan plaatsing geen sprake is van een strafrechtelijke veroordeling die leidttot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting, niet onder een strafregimehoren te vallen, maar in een zorgvoorziening thuis horen.

Bij brief van 18 april 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 28 741, nr. 12) hebbenwij de Tweede Kamer een plan van aanpak toegestuurd inzake jeugdigenmet ernstige gedragsproblemen die op civielrechtelijke titel in een justi-tiële jeugdinrichting worden geplaatst.In die brief is aangekondigd dat de Wet op de jeugdzorg (Wjz) wordtaangepast in die zin dat gesloten jeugdzorg op basis van die wet mogelijkzal worden voor jeugdigen, waaronder kinderen die nog geen 12 jaar oudzijn, die een dergelijke zorg nodig hebben. Het begrip gesloten jeugdzorgomvat zowel de gedwongen opneming, het gesloten verblijf als detoepassing van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling.Het onderhavige wetsvoorstel strekt er toe op basis van een in de Wjzgeregelde rechterlijke machtiging gesloten jeugdzorg mogelijk te makenbuiten de justitiële jeugdinrichtingen in accommodaties die op basis vande Wjz zijn aangewezen.Zoals hiervoor al is opgemerkt maakt het wetsvoorstel behandeling enopvoeding in een gesloten accommodatie mogelijk, na het verkrijgen vaneen indicatie van het bureau jeugdzorg en een machtiging voor geslotenbehandeling van de kinderrechter. Tevens wordt het mogelijk voor eengesloten jeugdzorgaanbieder om in een hulpverleningsplan vrijheids-beperkende maatregelen op te nemen en deze in voorkomende gevallentoe te passen.Naast het creëren van wettelijke mogelijkheden is voldoende zorgaanbodnodig.Voor het ontwikkelen van dat aanbod is gekozen voor een zogenoemdingroeimodel, dat al gestart is en dat loopt tot 1 januari 2010. Decapaciteitsuitbreiding in de jeugdzorg komt in de eerste plaats tot standdoor toevoeging van nieuw zorgaanbod dat adequaat over Nederland isgespreid. In 2005 is onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretarisvan Volksgezondheid, Welzijn en Sport gestart met het creëren van ditnieuwe zorgaanbod. Op dit moment zijn er 140 residentiële plaatsenbeschikbaar en dit aantal zal worden uitgebreid tot ten minste 350 vandergelijke plaatsen in 2009. Deze worden met name in de Randstad gerea-liseerd omdat daar de behoefte het grootst is.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 2

Page 3: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

In de tweede plaats komt de capaciteit voor gesloten jeugdzorg tot standdoor overheveling van (delen van) justitiële jeugdinrichtingen van Justitienaar VWS. Dat gebeurt in twee tranches. De eerste tranche justitiëlejeugdinrichtingen wordt uiterlijk per 1 januari 2008 formeel omgezet naarzorgaanbod onder de Wet op de jeugdzorg. In 2006 en 2007 wordendaartoe voorbereidingen getroffen. De tweede tranche justitiële jeugd-inrichtingen volgt in de periode tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2010.Voor deze justitiële jeugdinrichtingen is meer tijd nodig om de overheve-ling adequaat voor te bereiden. Deze voorbereiding wordt zo spoedigmogelijk gestart en wordt eind 2009 formeel afgerond.Het ligt in de bedoeling bij de overdracht een zo goed mogelijke spreidingvan de justitiële jeugdinrichtingen in stand te houden, alsmede een zogoed mogelijk gespreid gesloten jeugdzorgcircuit te bewerkstelligen. Hetaanbod zal aansluiten op de regionale vraag. Bedacht dient daarbij overi-gens te worden dat het om een relatief kleine groep gaat, met een combi-natie van uiteenlopende zware gedragsproblemen die vragen om eendaarop aansluitende specialistische behandeling. De behandelende inrich-tingen hebben voldoende schaalgrootte nodig om zich te kunnen speciali-seren (bijv. in zedenproblemen of in zorg voor licht verstandelijk gehandi-capten) en om rendabel te kunnen zijn.Naast de ontwikkeling van residentiële zorg wordt de ontwikkeling vanintensief ambulante programma’s als multi system therapy (MST) enfunctional family therapy (FFT) gestimuleerd. Met deze intensieveprogramma’s beogen we te bereiken dat een aantal jeugdigen dat thansnog op civielrechtelijke titel in een justitiële jeugdinrichting verblijft,ambulant geholpen kan worden.

Gelet op het ingroeimodel is tot 1 januari 2010, naast de uitzonderings-mogelijkheid die deze wet biedt in artikel 29k lid 2 Wjz, een inbreuk moge-lijk op het uitgangspunt dat in een justitiële jeugdinrichting alleen straf-rechtelijke plaatsingen zullen plaatsvinden. Waar een jeugdige wordtgeplaatst, zal in die overgangsperiode afhankelijk zijn van de beschikbaar-heid van geschikte plaatsen.

Met de inwerkingtreding van het voorliggende wetsvoorstel zal de verant-woordelijkheid voor het beleid ten aanzien van de opvang en behandelingvan jeugdigen met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen, die hungroei naar volwassenheid ernstig belemmeren, in principe niet meeruitsluitend die van de Minister van Justitie zijn. Deze categorie jeugdigenvalt immers, op een enkele uitzondering na, niet langer onder de reik-wijdte van de Bjj. De jeugdzorg die thans aan deze jeugdigen wordtverleend in de justitiële jeugdinrichtingen gaat tot de gezamenlijke verant-woordelijkheid van de ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport envan Justitie behoren, aangezien de verantwoordelijkheid voor de uitvoe-ring van de Wet op de jeugdzorg een gezamenlijke verantwoordelijkheid isvan deze ministers. Bovendien wordt deze jeugdzorg, zij het op termijn,jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet op de jeugdzorg(Wjz). Daarnaast blijft het pedagogische karakter van de tenuitvoerleggingvan vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen voor jeugdigenin justitiële jeugdinrichtingen onverkort het uitgangspunt.Voor een overgangsperiode van zes jaar wordt voorzien in een verant-woordelijkheid van het Rijk voor aan jeugdigen in een aangewezenaccommodatie, gedurende de looptijd van de machtiging, gebodenverblijf en de tijdens dat verblijf geboden jeugdzorg. De jeugdige heeftgedurende de eerste drie jaar van deze periode, in afwijking van hetgewone systeem van de wet, geen aanspraak op verblijf en de gedurendehet verblijf geboden jeugdzorg. Daarna heeft een jeugdige tot 1 januari2013 voor deze zorg een aanspraak jegens het Rijk. De zorgaanbieders dieeen aangewezen accommodatie in stand houden, ontvangen voor hetverlenen van verblijf in een dergelijke accommodatie en voor de gedu-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 3

Page 4: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

rende dat verblijf aan de jeugdige verleende jeugdhulp een subsidie vanhet Rijk. Het onderhavige wetsvoorstel legt de Rijksverantwoordelijkheid,uitgaande van inwerkingtreding van de wet op 1 januari 2007, gedurendezes jaar vast in een overgangsbepaling (artikel VII, zesde en zevende lid).Na afloop van de zesjarentermijn, zullen de provincies subsidie verlenenin de kosten van het verblijf en de jeugdzorg van jeugdigen die met eenmachtiging in een accommodatie van een zorgaanbieder verblijven, enzullen de provincies daarvoor een bijdrage van het Rijk ontvangenvolgens de ook voor de andere vormen van jeugdzorg geldende regelenop grond van artikel 39 van de wet. Geruime tijd voor de afloop van dezesjarentermijn zal overleg gevoerd worden met de provincies over dewijze waarop en de voorwaarden waaronder de overgang zal plaats-vinden. Voorzien is in de mogelijkheid om de overgangsperiode bijkoninklijk besluit te verlengen, indien dit door provincies en Rijk noodza-kelijk wordt geacht.

Zoals hierboven al opgemerkt is ervoor gekozen deze vorm van jeugdzorgte integreren in de Wet op de jeugdzorg en het daaronder functionerendesysteem. De gehele Wet op de jeugdzorg is daarmee van toepassing op degesloten jeugdzorg. Hiermee wordt het ook mogelijk intersectorale zorg tebieden aan jeugdigen in de gesloten jeugdzorg. Het begrip geslotenjeugdzorg omvat zowel de gedwongen opneming, het gesloten verblijf alsde toepassing van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling. Deextra eisen die aan gesloten jeugdzorg gesteld worden en de afwijkingendie in dit kader nodig zijn, worden met dit wetsvoorstel aan de Wet op dejeugdzorg toegevoegd.Het onderhavige wetsvoorstel brengt, het is hiervoor reeds opgemerkt,geen wijziging in de regeling van het zorgaanbod. Het maakt slechtsmogelijk dat jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet op dejeugdzorg kan worden uitgevoerd in een gesloten kader.Ongewijzigde handhaving van de wet ook voor jeugdzorg in geslotenkader betekent dat op deze zorg aanspraak zal bestaan, zij het dat deaanspraak gedurende een overgangsperiode niet zal gelden. Ook aan dezeaanspraak moet een indicatiebesluit van het bureau jeugdzorg ten grond-slag liggen en moet aan alle eisen voor de indicatiestelling wordenvoldaan (denk aan de inbreng van de jeugdige bij het indicatiebesluit).Verder blijft dat de aanspraak op jeugdzorg, na afloop van de hiervoorgeschetste overgangsregeling tot gelding moet worden gebracht bij eendoor een provincie gesubsidieerde zorgaanbieder. Het is een wettelijketaak van het bureau jeugdzorg om bijstand te verlenen bij het tot geldingbrengen van een aanspraak. Deze taak geldt ook voor de plaatsing in eenaccommodatie voor gesloten jeugdzorg. Het systeem van centrale plaat-sing, zoals dat voor de justitiële jeugdinrichtingen geldt, is derhalve in hetvoorgestelde systeem niet meer van toepassing. De onverkorte toepasse-lijkheid van de Wet op de jeugdzorg betekent ook dat de voor deze zorggesubsidieerde zorgaanbieders een acceptatieplicht hebben en dat dezorg moet voldoen aan de kwaliteitseisen die wet aan elke zorgaanbiederstelt, namelijk dat verantwoorde zorg moet worden geboden. Bij de beoor-deling of sprake is van verantwoorde zorg moet wel worden bedacht datde geslotenheid en de omstandigheid dat het gaat om jeugdigen meternstige problemen, specifieke eisen meebrengen. Gedacht kan bijvoor-beeld worden aan de omvang en de kwalificaties van het personeel.Ook de bepalingen in de Wjz over medezeggenschap en de rol van decliëntenvertrouwenspersoon zijn op de gesloten jeugdzorg volledig vantoepassing.

Zoals hiervoor al is aangestipt voorziet het wetsvoorstel, hoewel de schei-ding het uitgangspunt is, voor uitzonderingsgevallen in de mogelijkheidjeugdigen met een machtiging op grond van de Wet op de jeugdzorg ineen justitiële jeugdinrichting te plaatsen. Indien sprake is van bijzondere

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 4

Page 5: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

omstandigheden die ertoe leiden dat plaatsing in een justitiële jeugd-inrichting in het belang van het kind is, kan een rechter dat bepalen.

Een ontwerp van het wetsvoorstel is, na afstemming met het Interprovin-ciaal overleg, aan verschillende organisaties ter advisering aangeboden.Voorafgaande aan dit ontwerp heeft een uitgebreide oriëntatierondeplaatsgevonden, tijdens welke zowel de huidige justitiële jeugd-inrichtingen, de bureaus jeugdzorg, de rechterlijke macht, zorgaanbiedersop het terrein van de jeugdzorg, de kinder- en jeugdpsychiatrie en de zorgvoor licht verstandelijke gehandicapten hun visie op dit onderwerphebben gegeven. De informatie die uit deze bijeenkomsten naar vorenkwam, heeft als bouwsteen gediend voor het onderhavige wetsvoorstel.Adviezen over het ontwerp zijn ontvangen van: de Raad voor Strafrechts-toepassing en Jeugdbescherming, de Raad voor de Rechtspraak, deNederlandse Vereniging voor Rechtspraak, het Cliëntenplatform, deMO-groep en de Nederlandse Orde van Advocaten. Voorts zijn reactiesontvangen van de Inspectie jeugdzorg, de raad voor de kinderbescher-ming en de justitiële jeugdinrichtingen. Het College van Procureurs-Generaal zag in het wetsvoorstel geen aanleiding om te adviseren.Alle instanties zien het nut en de noodzaak in van een regeling vangesloten jeugdzorg in de Wet op de jeugdzorg. Wel hebben verschillendeinstanties ons er nogmaals op gewezen dat de groep civielrechtelijkegeplaatsten wat betreft gedragsproblematiek en antecedenten veelalsterke overeenkomsten laat zien met de groep strafrechtelijk geplaatsten.Een belangrijk punt voor veel adviseurs was het wegvallen van de koppe-ling van de machtiging tot gesloten jeugdzorg van de ondertoezichtstel-ling. Zij pleitten voor handhaving van de koppeling. De argumenten hier-voor waren het wegvallen van de automatische hulp en steun aan oudersdie in het kader van een ondertoezichtstelling gewaarborgd is. Verderwordt aan de gezinsvoogd een toegevoegde waarde toegekend als belan-genbehartiger van een kind in een situatie waarin deze in gesloten settingverblijft. Ten slotte wordt de gezinsvoogd gezien als een belangrijkcommunicatiekanaal tussen de zorgverlener en de ouders. Ondanks dezeargumenten houden wij vast aan de loskoppeling. Op de redenen daar-voor wordt in paragraaf 3 onder het kopje «Machtiging al dan niet incombinatie met een ondertoezichtstelling» uitvoerig ingegaan. Een aantaladviseurs miste in het wetsvoorstel onderdelen, die nadrukkelijk wel zijnopgenomen in de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. Dit is ener-zijds het gevolg van de keuze om de gesloten jeugdzorg onderdeel telaten uitmaken van de jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge deWet op de jeugdzorg, die meebrengt dat alle bepalingen van die wet vantoepassing zijn op gesloten jeugdzorg, tenzij anders is bepaald. Anderzijdsheeft dit te maken met het loslaten van de strafrechtelijke oriëntatie op dezorg. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 3 onder het kopje «Demaatregelen die mogelijk zijn en de criteria voor de toepassing ervan».Ten slotte gaan wij op deze plaats in op de opmerkingen die gemaakt zijnover het criterium dat de grond vormt voor gesloten jeugdzorg. Verschil-lende adviseurs misten een duidelijke verwijzing naar de noodzaak vanbescherming van de jeugdige als grond voor gedwongen jeugdzorg. Naaraanleiding van deze opmerkingen is het criterium aangepast, zodat uit detekst van de bepaling thans duidelijk blijkt dat, ook als bescherming dereden is om een machtiging te vragen, deze kan worden verleend. Uiter-aard moet het altijd gaan om jeugdigen met ernstige opgroei- of opvoed-problemen die de ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren.Een louter bedreigende situatie zonder dat van het hiervoor genoemdesprake is kan geen grond zijn voor het verlenen van een machtiging.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 5

Page 6: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

2. Relatie met het EVRM, IVKR en de Grondwet

Het onderhavige voorstel van wet maakt dat vrijheidsbenemende- endwangmaatregelen ook binnen het kader van jeugdzorg waaropaanspraak bestaat ingevolge de Wjz, mogelijk worden.Deze jeugdzorg krijgt dan te maken met jeugdigen met zeer ernstigeproblemen die zorg nodig hebben die moet worden verleend in eengesloten kader waarbinnen het mogelijk is verdere vrijheidsbenemendeen -beperkende maatregelen toe te passen en dwang uit te oefenen.

Bij gesloten hulpverlening zijn, zoals gezegd, de Grondwet, het EVRM enhet IVKR in het geding. Zowel de Grondwet als het EVRM eisen in ditverband een wettelijke grondslag. De wet en de toepassing ervan moetenvoorzienbaar en toegankelijk zijn. Deze uitgangspunten hebben hun weer-slag gevonden in het onderhavige wetsvoorstel. Het EVRM noemt inartikel 5, eerste lid, de gronden waarop vrijheidsbeneming mogelijk is.Een van de gronden waarop een minderjarige in zijn bewegingsvrijheidkan worden beperkt is «toe te zien op zijn opvoeding» (artikel 5, eerste lid,onder d, EVRM). Opvoeding betekent in dit verband dat aan een jeugdigeeen programma moet worden geboden ten behoeve van een zo goedmogelijke opvoeding. De opvoeding is erop gericht jeugdigen, ook alhebben ze op enig moment ernstige opgroei- of opvoedingsproblemendie hun ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren, zover tebrengen dat zij kunnen functioneren in de samenleving. Het gaat er metandere woorden om, met de inzet van jeugdzorg de problemen zodanigweg te nemen of te verminderen dat deze niet in de weg staan aan eenverantwoord maatschappelijk functioneren van de jeugdige. Het EVRMdefinieert niet wat onder een «minderjarige» moet worden verstaan. Omeen persoon overeenkomstig artikel 5, eerste lid, onder d van zijn vrijheidte beroven dient hij evenwel minderjarig te zijn. Daarvoor wordt de natio-nale wetgeving tot uitgangspunt genomen; in Nederland is die grens op18 jaar gesteld. Het EVRM laat evenwel enige ruimte voor een aanslui-tende periode van vrijheidsontneming na het bereiken van demeerderjarigheidsleeftijd in gevallen van een overbruggingsfase. In diecontext dient de voorgestelde mogelijkheid tot voortzetting van de behan-deling na het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd te worden bezien.Ingevolge het EVRM zal de vrijheidsontneming na het bereiken van de18-jarige leeftijd ook steeds derhalve proportioneel en subsidiair moetenzijn: de vrijheidsontneming moet in redelijke verhouding staan tot hetdoel dat men er mee wenst te dienen. Zo zal van vrijheidsbeneming alleensprake mogen zijn als van jeugdzorg in een open setting onvoldoendeverbetering van de situatie kan worden verwacht.

Naast een wettelijke grondslag die voldoet aan de eisen van proportionali-teit en subsidiariteit, eisen de Grondwet en het EVRM bemoeienis van derechter. Het voorstel van wet voorziet in rechterlijke tussenkomst in devorm van een rechterlijke machtiging als voorwaarde voor de opneming.De keuze dat gedwongen verblijf moet berusten op een daartoe strek-kende rechterlijke machtiging sluit aan bij de bestaande regelgeving omjeugdigen in het kader van een ondertoezichtstelling in een justitiëlejeugdinrichting te plaatsen en bij de systematiek van de Wet bijzondereopnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Met betrekking totde rechterlijke tussenkomst bij de toepassing van beperkende maatre-gelen en uitoefening van dwang tijdens het verblijf is gekozen voor toet-sing achteraf.Het voorstel van wet voldoet aan de eisen die het Internationale Verdraginzake de Rechten van het Kind (IVRK) stelt. Zo ligt het uitgangspunt datkinderen, zeker jonge kinderen, behoren op te groeien in gezinsverbanden dat al het mogelijke moet worden gedaan om (het behoud van) degezinsband te bevorderen, ook aan het voorstel van wet ten grondslag.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 6

Page 7: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

Helaas moet geconstateerd worden dat de gezinssituatie niet voor allekinderen zodanig is dat hen daarmee een veilige plek wordt geboden. Inverband hiermee is het thans al mogelijk jeugdigen, waaronder hele jongekinderen uit huis te plaatsen. We moeten bovendien constateren dat eenaantal jeugdigen, waaronder kinderen die nog geen twaalf jaar zijn,dermate grote gedragsproblemen hebben dat deze alleen in een intramu-rale voorziening kunnen worden behandeld. Daarbij is het soms nodig datde behandeling en opvoeding in gesloten setting plaatsvindt om te voor-komen dat het kind zich aan de behandeling en opvoeding onttrekt. Hetcriterium voor de gesloten zorg is zodanig dat in deze gevallen sprake kanzijn van de noodzaak tot gesloten behandeling en opvoeding.De mogelijkheid tot het verlenen van een machtiging betreft in het wets-voorstel niet alleen degenen die ingevolge artikel 233 van Boek 1 van hetBurgerlijk Wetboek minderjarig zijn. Tot uitbreiding van de kring vanpersonen waarvoor de mogelijkheid geldt, is gekozen omdat in de huidigesituatie een hulpverleningsproces aan jongeren in gedwongen kader(plaatsing in een justitiële jeugdinrichting) abrupt wordt afgebroken ophet moment dat de jongere meerderjarig wordt. Bij het meerderjarigworden eindigt immers de ondertoezichtstelling en de daaraan gekop-pelde gedwongen hulpverlening. Dit leidt ertoe dat thans jongeren vanzestien en zeventien jaar al niet meer gedwongen worden opgenomenomdat die hulpverlening binnen de relatief korte termijn die nog rest, nietkan worden afgemaakt waardoor de hulpverlening enorm aan effectiviteitinboet. In die gevallen wordt doorgaans helemaal geen behandeltrajectopgestart. Het voorgaande brengt mee dat jongeren met zeer ernstigeopgroei- of opvoedingsproblemen van hulp verstoken blijven, hetgeenniet in het belang is van die jongere. Momenteel wordt de algemenewettelijke meerderjarigheidsgrens als absolute grens aangehouden. Dezebenadering staat aldus aan de voornoemde belangen van de jeugdigenboven de 18 in de weg. De huidige benadering om geen jeugdzorg teverlenen aan jeugdigen van 18 jaar en ouder, is bovendien niet in hetbelang van de samenleving, die geconfronteerd wordt met de gevolgenvan de handelingen die voortvloeien uit de ernstige gedragsproblemenvan de jeugdigen. Met de mogelijkheid tot het voortzetten van eenmaalingezette jeugdzorgtrajecten voor jeugdigen tussen achttien en eenen-twintig jaar worden deze jeugdigen beter voorbereid op een terugkeer inde samenleving. Gezien de kwetsbaarheid van deze jongeren betekentbijvoorbeeld een jaar langer begeleiding in de vorm van jeugdzorg eengrote winst zowel voor de persoonlijke vorming van de jeugdige inkwestie als voor de samenleving.Zoals hiervoor al is aangegeven biedt het EVRM de ruimte om de vrijheidvan minderjarigen te beperken teneinde toe te zien op zijn opvoeding.Deze mogelijkheden tot vrijheidsontneming zijn onder omstandighedenook in het belang van jeugdigen van 18 jaar en ouder, die nog opvoedkun-dige begeleiding nodig hebben, alsook in het belang van de samenlevingdie op deze manier wordt beschermd. Bij voortzetting van de behandelingna het bereiken van de 18-jarige leeftijd dient de beslissing aan de criteriavan subsidiariteit en proportionaliteit te worden getoetst. De gedachteachter de voortgezette behandeling van jeugdigen ouder dan 18 jaar is datopvoeding nodig is om kinderen te doen uitgroeien tot volwassenen dievolwaardig kunnen deelnemen aan de samenleving. Het voorgaandewordt van zodanig belang geacht dat dit een beperking van het recht opvrijheid en veiligheid van de persoon onder omstandigheden rechtvaar-digt. Hiertoe dient steeds een afweging te worden gemaakt die in iedergeval rekening houdt met de belangen van de jeugdige en van de samen-leving. Ook dient te worden aangegeven, welke vooruitzichten op kortetermijn bestaan met de voortzetting van het behandeltraject en wanneerhet traject wordt afgerond.De regeling staat evenmin op gespannen voet met artikel 37, onderdeel cvan het IVRK, dat bepaalt dat het kind dat van zijn vrijheid is beroofd,

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 7

Page 8: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

gescheiden wordt gehouden van volwassenen. Het gaat hier immers nietom plaatsing van minderjarige kinderen tussen volwassenen, maar omverlengd verblijf van een inmiddels 18 jaar geworden persoon tussen deminderjarigen, omdat dat in het kader van zijn opvoeding noodzakelijkwordt geacht.Het ERVM spreekt over minderjarigen, zonder concrete leeftijds-aanduiding. De leeftijd is de gebruikelijke meerderjarigheidsleeftijd van denationale wetgeving. In Nederland is deze grens in artikel 233 van Boek 1van het Burgerlijk Wetboek vastgelegd op 18 jaar. De wet kent echterverschillende mogelijkheden om, weliswaar in andere context – meestbetrekking hebbend op handelingsbevoegdheid – af te wijken van dezegrens. Juist ook in de context van de jeugdzorg kan het hanteren van eenflexibele benadering noodzakelijk zijn. Het bereiken van demeerderjarigheidsleeftijd betekent in het geval van jeugdzorg niet perdefinitie dat de noodzaak en mogelijkheid tot opvoeding voorbij is.Ouders houden immers ook niet ogenblikkelijk op met opvoeden als hunkind meerderjarig wordt. Hulpverlening in een vrijwillig kader kan alsdaarvan nog positieve effecten kunnen worden verwacht, doorlopen totde leeftijd van 23 jaar. Uitgaande van opvoedingsmogelijkheden óók vanjongeren die al 18 jaar zijn, wordt in het wetsvoorstel voorgesteld deleeftijd tot welke jeugdigen kunnen worden gedwongen jeugdzorg teondergaan op te rekken tot 21 jaar. In verband met het proportionaliteits-vereiste is van groot belang hierbij aan te tekenen dat deze oprekkinguitsluitend geldt voor zover het gaat om voortzetting van jeugdzorg ingedwongen kader die is aangevangen vóór het bereiken van de algemenemeerderjarigheidsleeftijd én nog steeds sprake is van ernstige opgroei- ofopvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwas-senheid ernstig belemmeren, die nog steeds noodzaken tot gesloten zorg.Het gaat hier dus om cumulatieve vereisten.De voorgestelde regeling biedt een oplossing voor de hiervoor geschetsteproblemen die een gevolg zijn van de huidige koppeling van gedwongenhulpverlening aan de ondertoezichtstelling.Verschillende adviezen vroegen om een bredere aanpak van de problema-tiek die het bereiken van de meerderjarigheid in een aantal gevallenmeebrengt. Wij kiezen op dit moment voor een beperkte regeling, dieslechts betrekking heeft op de voortzetting van jeugdzorg in geslotensetting. Niet geregeld is een voortzetting van de ondertoezichtstelling nahet bereiken van de meerderjarigheid en evenmin een algemeneverlengde minderjarigheid. Regeling van die onderwerpen hebben zo veelingrijpende gevolgen dat zij het bestek van het onderhavige wetsvoorstelverre te buiten gaan. Als we in het kader van dit wetsvoorstel een derge-lijke regeling zouden willen treffen, zouden wij het betere tot vijand vanhet goede maken. Niets regelen op dit punt in afwachting van een bredereregeling zou de onbevredigende situatie dat zorg die voor de jeugdige vanwezenlijk belang is, moet worden afgebroken, in stand houden.De keuze voor de leeftijd van 21 jaar is gebaseerd op de ervaring dat eeneffectieve behandeling binnen een beperkt aantal jaren afgerond is. Doorhet mogelijk maken van het doorlopen van gesloten jeugdzorg tot dejeugdige 21 is, kan ook bij opneming van een 17 jarige, nog tenminste eenprogramma van drie jaar worden afgewerkt. In aansluiting hierop kan nogtot de jeugdige 23 wordt, op vrijwillige basis nazorg in de vorm van jeugd-zorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wet op de jeugdzorg,worden geboden.

3. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

Rechterlijke machtiging

Voor opneming en verblijf in een accommodatie van een zorgaanbiederwaarbinnen jeugdzorg in een gesloten kader wordt geboden en waar-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 8

Page 9: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

binnen verdere vrijheidsbenemende maatregelen mogen worden toege-past, is ingevolge het voorstel van wet een rechterlijke machtiging vereist.De voorgestelde regeling bevat, anders dan in de Wet Bopz, geen leeftijdwaaronder het machtigingsvereiste niet geldt (in de Wet Bopz 12 jaar). Ditbetekent dat ook voor jongere kinderen een machtiging gesloten jeugd-zorg is vereist, ook bij instemming van de ouders. Wij menen dat dit voorjonge kinderen met opgroei- en opvoedingsproblemen, waarvan deoorzaak soms gelegen is in de aard van het kind, maar soms ook in deopvoedingsonmacht van ouders, de best werkbare regeling is. Het begripmachtiging houdt in dat een jeugdige, of hij daartoe bereid is of niet, kanworden opgenomen in een daartoe aangewezen accommodatie van eenzorgaanbieder en verplicht kan worden daar te verblijven. De machtigingleidt niet automatisch tot vrijheidsbeneming en dwang binnen (enrondom) de accommodatie. In hoeverre de machtiging in een individueelgeval daadwerkelijk tot vrijheidsbeneming en dwang tijdens het verblijfleidt, hangt af van het hulpverleningsplan. Hierop komen wij later terug.

De voorgestelde machtiging kan niet leiden tot gedwongen opname in dejeugd-ggz. Die is alleen mogelijk op grond van de Wet Bopz. Deze wetregelt gedwongen opneming en (gedwongen) behandeling in de psychia-trie, de zorg voor verstandelijk gehandicapten en de psychogeriatrie.Voor opneming (en behandeling) op grond van de Wet Bopz zonderbereidverklaring van een jeugdige geldt, naast de algemene voorwaarden,een leeftijdsgrens van 12 jaar of ouder. De rechter mag alleen een rechter-lijke machtiging afgeven als is voldaan aan de voorwaarden dat de jeug-dige een geestesstoornis heeft, deze geestesstoornis gevaar veroorzaakten dit gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiteneen psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. Voor het toepassenvan dwangbehandeling is vereist dat de behandeling volstrekt noodzake-lijk is om gevaar voor de patiënt of anderen binnen de inrichting, voort-vloeiende uit de geestesstoornis, af te wenden.Het kabinet is voornemens om, in het licht van het onderhavige wetsvoor-stel en in het kader van de wetgeving om de kinderbeschermings-maatregelen te verbeteren, de regeling van de Wet Bopz voor jeugdigenaan te passen. Bij jeugdigen met een psychische stoornis is ook vaaksprake van ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die hun ontwikke-ling naar volwassenheid ernstig belemmeren. In de Wet Bopz jeugdigenontbreekt de mogelijkheid om op pedagogische gronden maatregelen tenemen. Daaraan bestaat wel behoefte. Het gaat om jeugdigen die zich nogaan het ontwikkelen zijn. Naast behandeling van hun psychische stoornismoet ook opvoeden tot het pakket behoren dat de jeugdige zo nodigonder dwang moet ondergaan. Bij de voorgenomen wijziging van de WetBopz zal uiteraard het onderhavige wetsvoorstel een belangrijke leidraadzijn. De in het onderhavige wetsvoorstel neergelegde mogelijkhedenzullen worden vertaald naar jeugdigen met een psychiatrische problema-tiek, die zijn aangewezen op een psychiatrische behandeling in het kadervan de Wet Bopz. Los hiervan staat de in het onderhavige wetsvoorstelneergelegde wijziging van de Wet Bopz, die de verhouding tussen eenmachtiging op grond van de Wet Bopz en een machtiging uithuisplaatsingin het kader van de ondertoezichtstelling verheldert (artikel IV).

De jeugdigen die voor een machtiging in aanmerking komen

Het gaat om jeugdigen met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen,die hun ontwikkeling naar volwassenheid ernstig belemmeren. Het gaatdan bijvoorbeeld om jongeren die hun agressie niet kunnen reguleren endaardoor voor fikse problemen zorgen. Het gaat ook om jongeren die inhet criminele circuit terecht dreigen te komen. Soms is alcohol- of drugs-misbruik onderdeel van de bredere problematiek van de jeugdige. Dezeproblemen maken dat opneming en verblijf bij een zorgaanbieder die

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 9

Page 10: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

jeugdzorg biedt, waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wjz, geboden is.Deze jeugdigen komen alleen in aanmerking voor een machtiging als devrijheidsontneming nodig is om te voorkomen dat de jeugdige zichonttrekt aan de voor hem noodzakelijke hulpverlening. Het gaat enerzijdsom jeugdigen die problemen voor anderen veroorzaken, maar ook omjeugdigen die ernstige problemen hebben die worden veroorzaakt doorkwalijke invloeden van buitenaf. Gedacht kan worden aan jeugdigen diegemakkelijk te beïnvloeden zijn en die onder invloed van anderenproblemen veroorzaken. Het gaat dan bijvoorbeeld om meisjes die zichonder invloed van een zogenaamde loverboy in de problemen raken. Voordeze groepen jeugdigen kan gesloten jeugdzorg nodig zijn. Dit is het gevalals zij zich niet zelfstandig aan de kwalijke invloeden kunnen onttrekken,maar daarbij hulp nodig hebben en bovendien van de buitenwereldmoeten worden afgeschermd. Bij de groep jeugdigen waarbij deproblemen zijn veroorzaakt door invloeden van buitenaf, moet niet te snelaan gesloten opvang worden gedacht. Als negatieve beïnvloeding vanbuitenaf kan worden voorkomen met vrijwillige hulpverlening, bijvoor-beeld in voorzieningen gelijkend op een blijf-van-mijn-lijf-huis, is geslotenopvang niet nodig. Dan mag ook geen machtiging worden verleendomdat niet wordt voldaan aan het criterium dat gesloten opvang alleenmogelijk is als er geen andere mogelijkheid is de kwalijke invloeden teweren.

Machtiging al dan niet in combinatie met een ondertoezichtstelling

In het huidige wettelijke systeem kan alleen sprake zijn van jeugdzorg ineen gesloten setting met betrekking tot jeugdigen die onder toezicht zijngesteld. Alleen in het kader van de ondertoezichtstelling is immers eenmachtiging (uithuis)plaatsing in een justitiële jeugdinrichting mogelijk.Wij hebben ons afgevraagd of deze automatische koppeling gehandhaafdzou moet blijven en hebben deze vraag ontkennend beantwoord.Wij menen dat de omstandigheid dat een jeugdige jeugdzorg in eengedwongen kader nodig heeft, niet per definitie zou moeten leiden tot hetuitspreken van een ondertoezichtstelling waarmee het gezag van deouders kan worden beperkt. De eisen van subsidiariteit en proportionali-teit brengen mee dat dwang alleen mag worden toegepast als op vrijwil-lige basis geen oplossingen meer voorhanden zijn en dat dan met zo minmogelijk dwang moet worden volstaan. Als hulpverlening zonder onder-toezichtstelling mogelijk is, moet er geen sprake zijn van dwang jegens deouders en behoeft er geen kinderbeschermingsmaatregel getroffen teworden die het gezag van de ouders kan beperken. In verband hiermeebepaalt het wetsvoorstel dat de machtiging als rechtsgevolg heeft datopneming en verblijf van een jeugdige kan plaatsvinden, ongeacht of hijdaar mee instemt of niet. De machtiging maakt als zodanig geen inbreukop het (ouderlijk) gezag. Als degene of degenen die het gezag over dejeugdige uitoefenen met de gesloten jeugdzorg instemmen, kan het bijeen machtiging blijven. Verzetten deze personen (of één daarvan) zichhiertegen, dan is een ondertoezichtstelling noodzakelijk om het gezag vande ouders op dit punt te kunnen beperken. De machtiging tot opnemingen verblijf die met dit wetsvoorstel wordt geïntroduceerd, geldt in diegevallen als een machtiging uithuisplaatsing in het kader van de onder-toezichtstelling.Overigens geldt ook het omgekeerde. Een ondertoezichtstelling alleen kanniet het (ouderlijke) gezag zodanig doorbreken dat de ondertoezichtstel-ling voldoende zou zijn voor een gesloten plaatsing. Hiervoor is eenmachtiging als bedoeld in artikel 29b van het wetsvoorstel vereist, zoalsook voor andere uithuisplaatsingen een rechterlijke machtiging is vereist.

Verschillende adviesinstanties hebben ervoor gepleit – wij vermeldden dital hiervoor – om de automatische koppeling van de ondertoezichtstelling

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 10

Page 11: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

en de machtiging in stand te houden. De argumenten die zij bij deze wensaangaven, hadden voornamelijk het oog op de zekerheid dat het gezin bijeen ondertoezichtstelling altijd hulp van een gezinsvoogd ontvangt en opde bemiddelende rol die de gezinsvoogd thans vervult tussen de ouders,de jeugdige en de inrichting waarin hij is opgenomen. In een situatiewaarin de jeugdige ernstige opgroeiof opvoedingsproblemen heeft zalinderdaad veelal ook jeugdzorg voor de ouders nodig zijn. In het meren-deel van de gevallen zal dit aanleiding zijn voor een ondertoezichtstelling.Zoals hiervoor al is opgemerkt, is dit voor ons geen aanleiding om in allegevallen dat voor een jeugdige jeugdzorg in gesloten kader nodig is, eenondertoezichtstelling te eisen. In de situatie waarin de ouders instemmenmet het gedwongen verblijf van hun kind, zal de benodigde jeugdzorg aande ouders veelal los van een ondertoezichtstelling kunnen plaatsvinden,omdat het gaat om ouders die inzien dat er problemen zijn en die bereidzijn mee te werken aan een oplossing, ook als naast de gesloten zorgbegeleiding van de ouders nodig is. Loskoppeling van de gesloten jeugd-zorg van de ondertoezichtstelling betekent niet dat de ouders de beno-digde hulp niet meer ontvangen. De wijze waarop het bureau jeugdzorgmoet bezien in hoeverre een cliënt behoefte heeft aan jeugdzorg of anderezorg, waarborgt dat niet alleen naar de jeugdige wordt gekeken, maar ooknaar de ouders. Zeker als een jeugdige jeugdzorg in gesloten settingnodig heeft, zal behoefte aan jeugdzorg voor ouders aan de orde zijn. Debehoefte aan jeugdzorg voor ouders zal in het indicatieproces naar bovenkomen. In gevallen waarin ouders niet willen inzien dat ook zij steun enhulp bij de opvoeding nodig hebben, dan kan een ondertoezichtstellingworden uitgesproken op de gronden die daarvoor in het BurgerlijkWetboek zijn gegeven. In alle gevallen geldt dat het de moeite waard is teinvesteren in het behoud of herstel van de relatie tussen ouders enkinderen. Wat daarbij tot de mogelijkheden behoort, is echter afhankelijkvan het individuele geval.Een ondertoezichtstelling houdt in dat aan ouders hulp en steun wordtverleend. Het kan echter zijn dat naast deze hulp en steun nog jeugdzorgnodig is, waarop aanspraak bestaat ingevolge de Wjz. Deze jeugdzorg kan(ambtshalve) worden geïndiceerd. De ouders kunnen deze hulp vrijwilligaanvaarden, maar in geval van een ondertoezichtstelling ook tot hetaanvaarden van deze hulp worden gedwongen met een schriftelijkeaanwijzing van een gezinsvoogdijwerker. Aldus bestaat er een sluitendsysteem dat garandeert dat ouders die hulp krijgen die ze nodig hebbenbij de opvoeding van hun kinderen en wordt met het systeem van de Wjzin samenhang met het Burgerlijk Wetboek voldaan aan de in artikel 18,tweede lid, van het IVRK neergelegde verplichting, passende bijstand teverlenen aan ouders bij de uitoefening van hun verantwoordelijkhedendie de opvoeding van het kind betreffen.Opgemerkt zij nogmaals dat verwacht wordt dat in het merendeel van degevallen waarin gesloten plaatsing nodig zal zijn, sprake zal zijn van eenondertoezichtstelling.De bemiddelende rol van de gezinsvoogd neemt overigens de verant-woordelijkheid van de zorgaanbieder voor het onderhouden van denodige contacten met de ouders, niet weg. Als niet het behouden of hetverbeteren van de verstandhouding tussen ouders en een jeugdige onder-deel is van de jeugdzorg kan moeilijk gesproken worden van verant-woorde zorg. Dit betekent dat de zorgaanbieder op deze wijze voorziet inde steun die ouders nodig kunnen hebben, maar die zodanig is dat erbehoefte is aan hulp en steun zoals deze in het kader van een ondertoe-zichtstelling wordt geboden.

Het wetsvoorstel bevat een regeling voor de gevallen waarin degenen diehet gezag uitoefenen hun aanvankelijk gegeven instemming met hetgedwongen verblijf intrekken. In die gevallen kan de jeugdige, zonderondertoezichtstelling, gedurende een periode van ten hoogste veertien

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 11

Page 12: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

dagen gedwongen worden tegen de wil van de ouder of voogd in deaccommodatie te blijven. In die periode zal een (voorlopige) ondertoe-zichtstelling moeten worden verkregen als basis voor het verblijf tegen dezin van degene die het gezag over de jeugdige heeft. Deze regeling beoogtte voorkomen dat het hulpverleningsproces wordt verstoord door oudersdie – soms onder druk van hun kind – hun instemming intrekken.

Voor meerderjarigen aan wie ingevolge het wetsvoorstel een machtigingis gegeven, is er uiteraard geen sprake meer van een koppeling met deondertoezichtstelling. Dit is ook niet nodig, omdat in het voorgesteldesysteem in ieder geval het gebrek aan instemming van de jeugdige wordtdoorbroken en de ondertoezichtstelling alleen nodig is als degene die hetgezag heeft niet met de plaatsing instemt. Bij meerderjarigen is geensprake meer van (ouderlijk) gezag. Van de hulp en steun die onder de titelvan ondertoezichtstelling wordt verleend, is bij meerderjarigen vanzelf-sprekend geen sprake meer. Van jeugdhulp aan de ouders van meerderja-rigen op vrijwillige basis kan wel sprake zijn.Het ontbreken van een ondertoezichtstelling betekent voor de jeugdigedat hij niet meer in dat kader hulp en steun krijgt van een gezinsvoogdij-werker. Dat behoeft geen groot bezwaar te zijn omdat de jeugdige al hulpkrijgt (verblijf in gesloten kader in combinatie met jeugdhulp). De jeugd-hulp die gedurende het verblijf of aansluitend daarop aan de meerderja-rige jeugdige wordt geboden, zal veelal gericht zijn op zelfstandig wonen,maar kan ook gericht zijn op een terugkeer naar het ouderlijk huis. Alsterugkeer niet aan de orde is, kan de jeugdhulp zijn gericht op hetbereiken of het behouden van een goede verstandhouding van de zelf-standig wonende jeugdige met zijn ouders.

De plaats van de machtiging in een trajectmatige aanpak van jeugdzorg

Het systeem van machtigingen impliceert dat een jeugdige ongeacht wathij zelf wil en zo nodig tegen de wil van zijn ouders – hiervoor is eenondertoezichtstelling nodig – gedwongen kan worden in een accommo-datie te verblijven en daar de nodige jeugdzorg te ondergaan. De tenuit-voerlegging van de machtiging is echter geen plicht. Dit betekent dat eenjeugdige, ook wanneer een machtiging aanwezig is, jeugdzorg in eengeheel open setting kan krijgen. Het beleid is er op gericht een traject-aanpak binnen de gesloten sfeer mogelijk te maken, door het beleid metbetrekking tot de aanwijzing van accommodaties. Het is de bedoelingzodanige differentiatie binnen en tussen de aangewezen accommodatiesaan te brengen dat er afdelingen zullen ontstaan waar meer en afdelingenwaar minder strenge regimes worden gehanteerd. Dit maakt een traject-matige aanpak binnen de gesloten sfeer mogelijk. Van een trajectaanpakis ook sprake wanneer dit begint met gesloten opvang die, als de ontwik-kelingen van de jeugdige dit mogelijk maken, wordt gevolgd door jeugd-zorg in een open setting. De tenuitvoerlegging van de machtiging wordtop het moment van plaatsing in een open setting geschorst en kan als datnodig mocht blijken worden hervat. Hierdoor kan de jeugdige die in eenopen setting verblijft (tijdelijk) terug worden geplaatst in de geslotenheid.Deze opzet past geheel in het aansprakensysteem van de Wet op dejeugdzorg. Een voorwaarde voor een machtiging gesloten plaatsing isimmers dat de jeugdige een aanspraak heeft op verblijf in een accommo-datie van een zorgaanbieder. Als niet alleen de aanspraak verblijf totgelding wordt gebracht, maar tevens de machtiging gesloten plaatsingten uitvoer wordt gelegd, is verblijf in een aangewezen accommodatienodig. Als de tenuitvoerlegging van de machtiging is geschorst, kan deaanspraak verblijf tot gelding worden gebracht in een niet aangewezenaccommodatie, al dan niet van dezelfde zorgaanbieder. Deze regelingbiedt alle ruimte voor de ontwikkeling van een fijnmazig netwerk vanvoorzieningen, dat zich uitstrekt van gesloten voorzieningen met de

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 12

Page 13: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

mogelijkheid van een zeer gesloten en een wat milder klimaat, via open(regionale) voorzieningen naar ambulante vormen van jeugdzorg.

De maatregelen die mogelijk zijn en de criteria voor de toepassing ervan

Het voorstel van wet bevat de beperkende maatregelen die binnen degesloten accommodatie jegens de jeugdige kunnen worden toegepast.Hierboven is aangegeven dat het gaat om jeugdigen ten aanzien van wieopneming in een accommodatie nodig is in verband met ernstige opgroei-of opvoedingsproblemen. Zij hebben zorg nodig die moet wordenverleend in een gesloten kader waarbinnen het mogelijk is verderevrijheidsbenemende en -beperkende maatregelen toe te passen en dwanguit te oefenen. Welke maatregelen onder dwang toegepast kunnenworden is geregeld in paragraaf 3 van het voorgestelde hoofdstuk IVA. Dewijze waarop deze maatregelen worden uitgevoerd moet voldoen aan dealgemene eis van verantwoorde zorg die is neergelegd in artikel 25 van deWet op de jeugdzorg. Verantwoorde zorg is geen absoluut begrip; het ismede afhankelijk van het individuele geval. Zo zal verantwoorde zorg tenaanzien van heel jonge jeugdigen een andere invulling moeten krijgendan zorg bij een jeugdige van 16 jaar of ouder. Het begrip verantwoordezorg houdt in dit verband in ieder geval in dat een groep van deze jeug-digen nooit zonder toezicht kan worden gelaten. Het heeft bijvoorbeeldook consequenties voor het al dan niet aanwezig zijn van personeel bijafzondering en de plek waar dit gebeurt. Verder geldt dat naar mate demaatregelen die binnen de accommodatie toegepast worden ingrijpenderzijn, de eisen die ten aanzien van het personeel voortvloeien uit het begripverantwoorde zorg, stringenter zijn. In het algemeen kan worden gestelddat de eis van verantwoorde zorg meebrengt dat het personeelsbestandmoet zijn afgestemd op de doelgroep, in dit geval jeugdige met zeerernstige problemen. In het verlengde van het voorgaande is, anders danin de Bjj, niet expliciet aangegeven welke functionaris binnen de accom-modatie bevoegd is de beslissing te nemen. Ook op dat punt zal de eisvan verantwoorde zorg nadere invulling geven. In verband met dekenbaarheid van de bevoegdheden van het personeel wordt in het wets-voorstel aan de zorgaanbieder wel de verplichting opgelegd een regelingvast te stellen, waarin is aangegeven welke personeelsleden tot hetnemen van welke beslissingen bevoegd zijn en welke procedures daarbijgevolgd moeten worden (artikel 29n). Voor bepaalde medische verrich-tingen geldt op grond van Wet beroepen in de individuele gezondheids-zorg (wet BIG) dat zij alleen mogen worden toegepast door daarvoorgekwalificeerde personen. De eisen die voor de accommodatie gelden,komen verder in deze toelichting aan de orde.

De regels in paragraaf 3 geven aan welke maatregelen en methodenkunnen worden toegepast zonder dat de instemming van de jeugdige ofdegenen die het gezag over hem uitoefenen is vereist. Een wettelijkeregeling hiervan is noodzakelijk omdat het om inbreuken op grondrechtengaat. Naast een omschrijving van de maatregelen en methoden diekunnen worden toegepast, wordt bepaald op welke gronden een beslis-sing tot toepassing kan worden genomen. Die gronden zijn toegespitst opde onderscheiden maatregelen en methoden en verschillen dan ook vanelkaar. Hieronder zal nader op de beperkingsgronden worden ingegaan.

De uitgewerkte wettelijke regeling op grond waarvan inbreuk kan wordengemaakt op fundamentele rechten van jeugdigen, brengt niet mee datdaarnaast geen enkele dwang of drang uitgeoefend mag worden.Opvoedkundige reacties in de sfeer van «vanavond geen televisie kijken»of «als je je eten niet op eet, krijg je geen toetje» blijven mogelijk. Bijdergelijke reacties zijn geen grondrechten in het geding die om een wette-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 13

Page 14: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

lijke grondslag vragen. Deze bejegeningsaspecten vallen onder hetgewone klachtrecht van de Wet op de jeugdzorg.

De maatregelen van paragraaf 3 die in een individueel geval kunnenworden toegepast zijn verbonden aan het hulpverleningsplan. Dit plan,dat voor iedere jeugdige individueel en toegespitst op zijn zorgbehoeftewordt opgesteld en dat alle hulp omvat die de jeugdige gezien zijn proble-matiek nodig heeft, is niet alleen de basis voor het verlenen van hulp,maar ook de basis voor het toepassen van maatregelen. In hethulpverleningsplan zal moeten worden aangegeven welke maatregelen inwelke situaties toegepast kunnen worden. In het hulpverleningsplan zaltevens moeten worden aangegeven hoe lang de maatregel kan duren.Omdat de opgroei- of opvoedproblemen van de jeugdigen verschillen, ligthet voor de hand dat de voorziene gevallen en de te nemen maatregelenook verschillen. Dit uitgangspunt betekent dat niet gewerkt kan wordenmet standaard hulpverleningsplannen, zij het dat hulpverleningsplannenvoor jeugdigen met een vergelijkbare problematiek wel veel overeenkom-sten zullen vertonen. De individuele behoefte van de jeugdige moet deleidraad van het hulpverleningsplan zijn. Hulpverleningsplannen zijn nietbedoeld voor het stellen van huisregels, die algemeen gelden. Het gaat bijhuisregels om regels die een ordelijke gang van zaken binnen de accom-modatie waarborgen. Te denken valt aan het schoonhouden van de eigenkamer, het verbieden van muziek na een bepaald tijdstip of het uitvoerenvan corveeverplichtingen. De huisregels zullen naast het individuelehulpverleningsplan een functie binnen de accommodatie vervullen vooralle daar verblijvende jeugdigen.

De voorgestelde regeling wijkt af van de regeling zoals die in deBeginselenwet justitiële jeugdigen (Bjj) is gegeven. De uitgangspuntenvan de Bjj zijn vrijheidsbeneming en resocialisatie van jeugdigen, waarbijde opvoeding van de jeugdige centraal staat tijdens het verblijf in deinrichting. In de toelichting op de Bjj staat, dat het in overeenstemmingmet de beginselen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid is om in eenwettelijke regeling, die zich richt op personen in een bijzonder afhankelijkepositie zoals jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting, zoveel mogelijk teomschrijven welke concrete beperkingen op de rechten die jeugdigen aande Grondwet ontlenen, kunnen worden gemaakt. Hoewel de toelichtingaangeeft, dat dit strikt genomen niet noodzakelijk is, aangezien in artikel15, vierde lid, van de Grondwet, reeds de bevoegdheid is neergelegd omten aanzien van hen wie rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, de uitoefe-ning van grondrechten te beperken voor zover die uitoefening zich nietverdraagt met de vrijheidsbeneming, is hiervoor niettemin gekozen. Ditvierde lid is zodanig geredigeerd dat het enerzijds de nodige beleids-ruimte laat zonder dat daarvoor een wettelijke grondslag is vereist, enanderzijds de eis wordt gesteld dat de grondrechten uitsluitend mogenworden beperkt voor zover de uitoefening van die grondrechten zich nietverdraagt met de vrijheidsontneming.In de Bjj wordt de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf of eenvrijheidsbenemende maatregel, met handhaving van het karakter van destraf of maatregel, aangewend voor de opvoeding van de jeugdige enzoveel mogelijk dienstbaar gemaakt aan de voorbereiding op diens terug-keer in de maatschappij.Jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting worden slechts aan beper-kingen onderworpen, die in noodzakelijk zijn voor het doel van devrijheidsbeneming (waaronder begrepen hun geestelijke en lichamelijkeontwikkeling en de uitvoering van het verblijfs- of behandelplan en dehandhaving van de orde en veiligheid in de justitiële jeugdinrichting.In de Bjj en daaraan verwante regelingen, wordt aandacht besteed aan derechtspositie van de jeugdige. Vrijheidsbeneming legt de overheid name-lijk ook verplichtingen op. Daarnaast geeft de Bjj regels ten aanzien van de

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 14

Page 15: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

mogelijkheid voor de inrichtingen om de jeugdige te beperkingen in zijngrondrecht (herstel van de orde of opleggen disciplinaire straf). Ten slotteregelt de Bjj tal van organisatorische aspecten, zoals de invulling aan hetdagprogramma, de bestemming van de inrichting, de selectie en plaatsingvan jeugdigen, de bevoegdheden van de directeur, personeel en Ministervan Justitie.In dit voorstel van wet staat alleen het pedagogische- en zorgkarakter vande opneming en het verblijf centraal. Immers, de jeugdigen die geplaatstworden op grond van de Wjz hebben een civielrechtelijke titel. De Wjzheeft daarmee een andere opzet. De noodzaak van verblijf in de accom-modatie houdt verband met de opgroei- en opvoedingsproblemen en isgericht op behandeling en opvoeding. Daarbij past een systeem waarbijhet rechtsgevolg van een machtiging slechts is dat betrokkene in principein de accommodatie moet zijn. De machtiging brengt geen verdere beper-kingen in de vrijheid van betrokkene aan. De wet behoeft dan ook geenrechten toe te kennen, doch slechts te bepalen in welke gevallen, welkeinbreuken op de rechten die iedere burger toekomen mogen wordengemaakt. Aantasting van rechten is dan ook alleen mogelijk, voor zover ditvoor zijn behandeling en opvoeding noodzakelijk is, of om de veiligheidbinnen de voorziening te waarborgen.De in deze paragraaf opgenomen maatregelen vertonen desondanks totop zekere hoogte overeenkomsten met de maatregelen die op grond vande Bjj mogelijk zijn. Qua aard zijn ze nagenoeg gelijk. Aangezien het omeen groep jeugdigen gaat die thans omdat zij gesloten zorg nodig hebben,in een justitiële jeugdinrichting worden opgenomen, ligt dit ook voor dehand. Voor wat betreft de systematiek is evenwel voor een regelinggekozen die beter past bij de structuur van de Wjz. Dat betekent bijvoor-beeld dat maatregelen met een vergelijkbaar karakter in één bepaling zijnsamengevoegd. Anders gezegd de Bjj is mede geschreven vanuit hetblikveld van tenuitvoerlegging van straffen, waarbij overigens pedagogi-sche aspecten een belangrijke rol spelen. Dat blikveld brengt mee dat hetuitgangspunt is dat de vrijheid beperkt is als direct gevolg van een rech-terlijk vonnis in een strafzaak. Hieraan inherent is een systeem dat de wetbinnen die vrijheidsbeperking aan de jeugdige bepaalde rechten geeft,bijvoorbeeld het recht op verblijf in de groep voor een wettelijk bepaaldaantal uren. Aan deze rechten kunnen op grond van de Bjj vervolgensbeperkingen worden opgelegd in verband met de orde of de veiligheid ofde ongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming. Dit heeftgeleid tot een aantal regels waarin minutieus wordt opgesomd in welkegevallen welke beperkingen mogen worden opgelegd.De gesloten jeugdzorg zoals wordt voorgesteld in het onderhavige wets-voorstel heeft een andere invalshoek. Het gaat om jeugdigen die jeugd-zorg nodig hebben en tot het ondergaan daarvan gedwongen moetenworden, omdat zij ernstig ontspoord zijn of het risico daarop erg groot is.Het wetsvoorstel richt zich dan ook op hulpverlening en de voor die hulp-verlening noodzakelijke dwang. Vandaar dat het wetsvoorstel niet eenloutere opsomming geeft van beperkende maatregelen die mogelijk zijn,maar altijd een verbinding legt met het hulpverleningsplan. Het voorstelvan wet geeft precies aan welke beperkende maatregelen in eenhulpverleningsplan mogen worden opgenomen en wanneer deze mogenworden toegepast. Door de verbinding aan het hulpverleningsplan gaathet altijd om maatregelen die noodzakelijk zijn voor het doel van devrijheidsontneming, namelijk behandeling en opvoeding.Het gaat in het hulpverleningsplan om jeugdzorg, waarvan de wet bepaaltdat deze verantwoord moet worden uitgevoerd. Deze kwaliteitsnorm steltde nodige beperkingen aan de toepassing van maatregelen die daaromniet meer afzonderlijk in de wet hoeven te worden vermeld. Zo wordtanders dan in de Bjj niet uitgewerkt hoe lang de afzondering mag durengerelateerd aan de leeftijd van de jeugdige. De norm verantwoorde zorg

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 15

Page 16: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

brengt al mee dat jongere kinderen slechts bij hoge uitzondering en danalleen gedurende hele korte tijd mogen worden afgezonderd.

Het voorstel van wet maakt de volgende maatregelen mogelijk: beperkingvan de bewegingsvrijheid binnen de instelling, tijdelijke afzondering,tijdelijke overplaatsing binnen de accommodatie of daar buiten, vast-pakken en vasthouden, dwangmedicatie, beperking van het brief- en tele-foonverkeer, van e-mail en internet en beperking van bezoek, onderzoekaan lichaam en kleding, urineonderzoek en onderzoek van de kamer envan poststukken. Voor de toepassing van de verschillende maatregelenzijn in het voorstel van wet op die maatregel toegesneden criteria opge-nomen. Zo kunnen de maatregelen beperking van de bewegingsvrijheidbinnen de accommodatie, tijdelijke afzondering, tijdelijke overplaatsingbinnen de accommodatie of daar buiten en de maatregel vastpakken envasthouden worden toegepast als dit nodig is om te voorkomen dat dejeugdige zich onttrekt aan de noodzakelijke jeugdzorg. Deze maatregelendie beperking van de bewegingsvrijheid behelzen, zijn gerelateerd aan hetaspect van het opnamecriterium, dat erop gericht is te voorkomen dat dejeugdige zich aan de noodzakelijke zorg zal onttrekken. Voorts kan zijnbewegingsvrijheid worden beperkt als dat nodig is voor de veiligheid vande jeugdige zelf of van anderen. Ook dwangmedicatie kan worden toege-past als dat nodig is voor de veiligheid van de jeugdige zelf of vananderen en vervolgens wanneer dit nodig is om het met het verblijfbeoogde doel (het opheffen of verminderen van de gedragsproblematiek)te doen slagen. Beperking van het brief- en telefoonverkeer, van e-mail eninternet en beperking van bezoek mag indien dit nodig is om te voor-komen dat het doel van het verblijf wordt tegengewerkt. Het kan bijvoor-beeld nodig zijn om de jeugdige af te schermen tegen slechte invloedenvan buiten.Onderzoek aan lichaam en kleding, urineonderzoek, onderzoek van dekamer en van poststukken kan tegen de wil van betrokkene plaatsvindenals dit nodig is om te controleren of de met hem gemaakte afsprakenworden nagekomen. Een reden voor dit onderzoek kan ook zijn het voor-komen dat de jeugdzorg aan andere jeugdigen wordt tegengewerkt. Alsbijvoorbeeld de verdenking bestaat dat een jeugdige drugs voor eenandere jeugdige binnen de accommodatie brengt of heeft gebracht, kanop grond van dit criterium ook onderzoek aan diens lichaam en kleding ofvan zijn kamer plaatsvinden. Ten aanzien van het onderzoek van post-stukken is bepaald dat dit slechts in aanwezigheid van de jeugdige magplaatsvinden.

Naast dwang in relatie tot de te verlenen jeugdzorg is dwang mogelijk terhandhaving van de huisregels. Dit geldt slechts voor tijdelijke plaatsing inafzondering, tijdelijke overplaatsing en beperking van bezoek en commu-nicatie met de buitenwereld. Controlemaatregelen kunnen eveneensworden toegepast als dit nodig is voor de handhaving van de huisregels.

Voorts voorziet het voorstel van wet in een regeling die het toepassen vande hiervoor genoemde maatregelen mogelijk maakt als dit nodig is omtijdelijke noodsituaties te overbruggen. Daarvan is sprake als zich inci-denten voordoen die niet in het hulpverleningsplan zijn voorzien. Er kanook sprake van zijn wanneer het hulpverleningsplan nog niet is vastge-steld omdat de jeugdige net is opgenomen. Deze toepassingen zijn perdefinitie tijdelijk en verbonden aan een maximumduur van zeven dagen.Dit brengt mee dat binnen die termijn een (voorlopig) hulpverleningsplanmoet worden vastgesteld of dat, indien wordt verwacht dat een herhalingvan de situatie zich kan voordoen, het hulpverleningsplan moet wordenaangepast.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 16

Page 17: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

De regeling van de beperkende maatregel kent geen afzonderlijke bepa-lingen over het horen en (schriftelijk) mededelen van de beslissingen,zoals die thans wel in de Bjj zijn opgenomen. Op deze beslissingen zijn dealgemene bepalingen van de Awb van toepassing. De uitzondering van detoepassing van de Awb voor de strafrechtelijke inrichtingen zoalsverwoord in artikel 1:6 van die wet, geldt niet voor de gesloten accommo-daties in de zin van het onderhavige wetsvoorstel.

Rechtsbescherming bij toepassing van maatregelen

Het voorstel van wet bevat een regeling op grond waarvan betrokkenenkunnen opkomen tegen (onterechte) toepassing van maatregelen. Deregeling moet in verband met de Grondwet en het EVRM in elk gevaluitmonden in een mogelijk beroep op de rechter. De voorgestelde rege-ling houdt in dat de jeugdige kan klagen bij een klachtencommissie. Hier-voor is aangesloten bij de bestaande klachtregeling in de Wet op dejeugdzorg, die een klachtencommissie eist. Het wetsvoorstel bevat demogelijkheid om de samenstelling van de klachtencommissie speciaalvoor de behandeling van deze klachten en de wijze waarop de klachtenmoeten worden behandeld te regelen bij of krachtens algemene maat-regel van bestuur. Het gaat om diep ingrijpende beslissingen die extrarechtsbescherming eisen. Mede daarom wordt ook aangegeven wat debeslissing van de klachtencommissie in dit geval kan inhouden. Ten slottewordt de regeling (in artikel 29y) gecompleteerd met de mogelijkheid vanberoep op de beroepscommissie van de Raad voor strafrechtstoepassingen jeugdbescherming (RSJ), welke commissie wordt beschouwd als onaf-hankelijke rechter in de zin van het EVRM. Het indienen van een klachtheeft geen schorsende werking. Bij de voorzitter van de beroeps-commissie wordt in het voorstel van wet de bevoegdheid neergelegd eenbeslissing waartegen de klacht is gericht te schorsen. Het zij op dezeplaats nogmaals benadrukt dat de overige regelingen van de Wjz die oprechtsbescherming van de jeugdige zien, onverkort van toepassing zijn.Zo zal ook in de gesloten accommodaties een cliëntenvertrouwens-persoon functioneren en zal in medezeggenschap van cliënten moetenworden voorzien. Voorts is de reguliere klachtenprocedure van toepassingop de klachten die anders dan op grond van de speciale regeling kunnenworden ingediend.

Plaats waar de machtigingen ten uitvoer kunnen worden gelegd

Op een zeer beperkte uitzonderingsmogelijkheid na zullen machtigingenten uitvoer moeten worden gelegd in aangewezen accommodaties vanjeugdzorgaanbieders. Omdat het gaat om vrijheidsontneming (verplichtverblijven binnen de muren en het omringende terrein) is er altijd eenaccommodatie in het geding. Die accommodatie moet geschikt zijn voorde uitvoering van de maatregelen die mogelijk zijn. Daarom bepaalt hetvoorstel van wet dat een machtiging alleen ten uitvoer kan worden gelegdin een daartoe door de ministers van VWS en van Justitie gezamenlijkaangewezen accommodatie van een zorgaanbieder. De aanwijzing kanpas plaatsvinden na overleg met de provincie. De geschiktheid van eenaccommodatie wordt voorafgaand aan de aanwijzing getoetst aan het inhet voorstel van wet opgenomen criterium dat zij zodanig moet zijn dat deveiligheid binnen de accommodatie en de maatschappelijke veiligheiddaarbuiten gewaarborgd zijn. De wet bevat geen specifieke eisen op ditpunt, noch een grondslag voor lagere regelgeving daarvoor. Het uitgangs-punt dat de jeugdigen binnen de accommodatie en het terrein vastge-houden moet kunnen worden en dat alle maatregelen die in de accommo-datie mogelijk zijn, verantwoord toegepast moeten kunnen worden,brengt een aantal aan de accommodatie te stellen eisen mee. De eisen

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 17

Page 18: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

kunnen verschillen, mede afhankelijk van de doelgroep (bijvoorbeeldjonge of oudere kinderen).Het zij nogmaals gezegd dat de uitvoering verantwoord moet kunnengebeuren. De wettelijke kwaliteitseisen (hoofdstuk 4, paragraaf 3 Wjz),zoals deze gelden voor alle jeugdzorg waarop aanspraak bestaat inge-volge de Wet op de jeugdzorg omvatten immers evenzeer de jeugdzorgdie onder een machtiging wordt verleend. Hiervoor werd al ingegaan opde gevolgen hiervan voor de personele bezetting van de accommodatie.Een zorgaanbieder waarvan een accommodatie kan worden aangewezenkan ook zijn een rechtspersoon die een justitiële jeugdinrichting in standhoudt. (De Staat als het gaat om rijksinrichtingen, de privaatrechtelijkerechtspersoon als het gaat om particuliere inrichtingen.) Het op grond vande Wet op de jeugdzorg aangewezen deel van de accommodatie van diezorgaanbieder is geen justitiële jeugdinrichting als bedoeld in artikel 1,onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen. De Bjj isdan ook binnen die accommodatie niet van toepassing. Na inwerkingtre-ding van het wetsvoorstel zal (behoudens de overgangsregeling en deuitzonderingssituatie van artikel 29k, tweede lid) geen jeugdige met eenmachtiging kunnen worden geplaatst in een justitiële jeugdinrichting.

4. Financiële gevolgen van het voorstel van wet

Het wetsvoorstel impliceert een verschuiving in verantwoordelijkheidtussen Justitie en VWS. VWS moet de jeugdigen met civielrechtelijke titelzorg gaan bieden. Om deze verschuiving vorm te geven zal de aansturingvan een deel van de justitiële jeugdplaatsen worden overgedragen aanVWS. Verondersteld is dat de verschuiving budgetneutraal kan plaats-vinden, m.u.v. frictiekosten in de overgangsperiode.

Vooruitlopend op dit wetsvoorstel is VWS alvast begonnen met hetcreëren van nieuw zorgaanbod. Vooralsnog is uitgegaan van 350 beno-digde extra plaatsen. Voor deze plaatsen is € 34 mln structureel beschik-baar op de VWS-begroting. Dit is inclusief een structurele reeks die bij debegroting 2007 extra is toegekend en inclusief van Justitie overgeheveldegroeimiddelen, € 12 mln in 2005 oplopend naar € 14 mln vanaf 2006 ennog eens € 8 mln vanaf 2007. Voor de nieuw in te richten personele bezet-ting bij VWS is overigens structureel € 0,5 mln afgezonderd van hetbeleidsbudget. Medio 2006 zijn inmiddels 140 van de 350 extra plaatsengefinancierd, voor de overige 210 plaatsen zijn plannen in ontwikkeling.

In 2005 waren er ongeveer 1 250 plaatsen in justitiële jeugdinrichtingenbezet door jeugdigen met een civielrechtelijke titel. Het budget bij Justitievoor deze groep omvat circa € 150 mln. In paragraaf 1 van deze Memorievan toelichting is beschreven op welke wijze capaciteit van Justitie naarVWS wordt overgeheveld. Met de overheveling van capaciteit komt hetdaarmee samenhangende budget eveneens over naar VWS. Met hetbeschikbare budget voor het creëren van nieuw zorgaanbod vormt dit hettotale budget om aan de wettelijke aanspraak op gesloten jeugdzorg tekunnen voldoen. Jaarlijks wordt in de begrotingsvoorbereiding bekeken ofop basis van prognoses uitbreiding van de capaciteit aan de orde is.

5. Administratieve lasten

De onderhavige wetswijziging moet gesloten jeugdzorg mogelijk maken.Gesloten jeugdzorg is een zeer ingrijpende zaak, die dan ook dient te zijnvoorzien van de nodige waarborgen en rechtsbescherming. Deze waar-borgen en rechtsbescherming leiden in sommige gevallen tot administra-tieve lasten die ons inzien onvermijdbaar zijn, maar waarbij altijd gekozenis voor het minst belastende alternatief.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 18

Page 19: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

De voorgestelde wijziging brengt niet zo zeer een toename als wel eenverschuiving van administratieve lasten met zich mee. Onder de huidigewettelijke regeling van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen zijnde justitiële jeugdinrichtingen voor het bepalen van de administratievelasten «overheid». Daarom zijn administratieve voorschriften geen admi-nistratieve lasten voor het bedrijfsleven. Met de inwerkingtreding van deonderhavige wijziging van de Wet op de jeugdzorg worden deze instel-lingen tot het bedrijfsleven (zorgaanbieder) gerekend. Dientengevolgeworden de handelingen wel tot administratieve lasten voor het bedrijfs-leven gerekend.

In kaart is gebracht welke administratieve lasten voortvloeien uit dezewijziging voor zowel bedrijven als de jongere. Hierbij gaan wij ervan uitdat er per jaar 1650 jeugdigen met een machtiging gesloten behandelingzijn. Voor bedrijven betekent de wijziging een toename van € 146 000 envoor de burger 275 uur.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I, onderdeel D

De voorgestelde wijziging strekt er toe dat de zorgaanbieder verplichtwordt in het verslag waarin hij ingevolge artikel 27 jaarlijks verantwoor-ding aflegt van het kwaliteitsbeleid, ook verantwoording af te leggen vande maatregelen die hij heeft toegepast en van de omstandigheden diedaartoe noopten. Tevens dient hij in te gaan op de klachten die omtrent detoepassing van de maatregelen zijn ingediend en de beslissingen diedaarop zijn genomen. Hierdoor wordt de zorgaanbieder gedwongen zicheens per jaar af te vragen hoe hij omgaat met de mogelijkheden die dewet hem geeft. Dit kan er toe leiden dat hij zijn beleid bijstelt. De wijzewaarop een zorgaanbieder het begrip verantwoorde zorg invult heeft eennauwe relatie met het toepassen van maatregelen. Het beleid zal er opgericht moeten zijn de toepassing van dwang zo veel als mogelijk te voor-komen. Door het afleggen van verantwoording in het kader van hetkwaliteitsjaarverslag wordt de verbinding tussen verantwoorde zorg endwang gelegd.

Artikel I, onderdeel E

Artikel 29a

Op dit moment wordt het als een groot manco in de wetgeving ervarendat jeugdigen die op grond van een kinderbeschermingsmaatregelgedwongen zijn jeugdzorg te ontvangen, zich daaraan kunnen ontrekkenzodra zij meerderjarig worden. Omdat de uithuisplaatsing in gedwongenkader (plaatsing in een justitiële jeugdinrichting) gebonden is aan deondertoezichtstelling die afloopt als de jeugdige 18 wordt is dwang na hetmeerderjarig worden in dit kader niet mogelijk. De behoefte aan de moge-lijkheid van voortgezette jeugdzorg in gedwongen kader wordt al geruimetijd gevoeld. Vaak immers is een behandeling nog niet afgerond. Bij dezecategorie jeugdigen bestaat weinig bereidheid de hulpverlening op vrijwil-lige basis voort te zetten, terwijl zij die hulpverlening hard nodig hebben.Om gedwongen hulpverlening tijdens de meerderjarigheid voort tekunnen zetten, bepaalt het onderhavige artikel dat het hoofdstuk dat degesloten plaatsing regelt niet alleen van toepassing is op minderjarigen,maar ook op jeugdigen ten aanzien van wie op het tijdstip waarop meer-derjarig wordt, een machtiging gold. Hoewel jeugdzorg tot het 23e jaarkan doorlopen is voor gesloten jeugdzorg gekozen voor een grens van 21jaar. De jeugdige in de leeftijdscategorie tussen 18 en 21 jaar die met een

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 19

Page 20: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

machtiging is opgenomen, blijft vanzelfsprekend meerderjarig. Dit bete-kent dat de regels die het BW kent voor minderjarigen niet meer vantoepassing zijn op deze groep.Het voorgestelde tweede lid bepaalt dat een jeugdige van 12 jaar en ouderof een jeugdige die jonger is maar in staat tot een redelijke waarderingvan zijn belangen terzake, bekwaam is in rechte op te treden. Dit garan-deert de betrokkenheid van de jeugdige zelf in de procedure. Voor jongerekinderen en voor jeugdigen die niet in staat zijn hun belangen te behar-tigen blijft degene die met het gezag over hem is belast bevoegd.

Artikel 29b

Dit artikel regelt de rechterlijke machtiging, die nodig is om een jeugdigeongeacht of hij dit wil op te nemen en te doen verblijven in een intramu-rale voorziening (accommodatie) van een zorgaanbieder. Het gaat om eenaccommodatie waarin jeugdzorg wordt geboden waarop op termijnaanspraak bestaat ingevolge de Wjz. De zinsnede «ongeacht of hij daarmee instemt» is opgenomen om te voorkomen dat jeugdigen, eenmaal inde accommodatie opgenomen zijnde, hun instemming kunnen intrekkenmet als gevolg dat zij vrij zijn de voorziening te verlaten. In dit systeembeperkt de machtiging de mogelijkheid van de jeugdige zich door intrek-king van de instemming te onttrekken aan de zorg die hij nodig heeft. Indeze zin is ook bij instemmende jeugdigen sprake van een gedwongenopneming, gesloten verblijf. De machtiging beperkt de vrijheid van dejeugdige in die zin dat hij verplicht is te verblijven binnen de accommo-datie en het daarbij behorende terrein, tenzij hij toestemming krijgt omhet terrein te verlaten, bijvoorbeeld om een buiten het terrein gelegenschool te bezoeken of om te gaan werken. De machtiging maakt voortsmogelijk dat jegens de jeugdige, zonder zijn toestemming of die vandegene of degenen die het gezag over de jeugdige hebben, maatregelenworden toegepast, waaronder het meewerken aan behandeling, die zijnvrijheden verder aantasten.Het tweede lid geeft aan dat een machtiging alleen kan worden verleendals het gaat om een jeugdige die ofwel onder toezicht is gesteld, of ondervoogdij staat van de stichting, ofwel ten aanzien van wie de ouders methet gedwongen verblijf instemmen. In het algemeen deel is hier reeds opingegaan.Het voorgestelde derde lid bevat het criterium dat geldt voor het verlenenvan een machtiging. Zoals in het algemene deel van deze toelichting al isgesteld, kan een machtiging worden verleend als het gaat om jeugdigenmet ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen. De problemen moetennoodzaken tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet.Minimaal gaat het om verblijf, veelal zal ook jeugdhulp nodig zijn. Deproblemen moeten bovendien de ontwikkeling van de jeugdige naarvolwassenheid ernstig moeten belemmeren. Verder moet de geslotensetting nodig zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich onttrekt aan diezorg of daaraan door anderen wordt onttrokken. Dit laatste noodzaakt inieder geval tot gedwongen gesloten verblijf, maar zal ook vaak noodzakentot jeugdzorg gericht op het weerbaar maken van de jeugdigen tegen denegatieve invloeden van buitenaf (vgl. de loverboy problematiek).Een voorwaarde voor het verlenen van een machtiging is een indicatie-besluit dat strekt tot verblijf in een accommodatie van een zorgaanbiederen een verklaring dat zich een in het derde lid beschreven situatie voor-doet (vierde lid). Omdat het gaat om een ingrijpende maatregel stelt hetvoorgestelde vijfde lid de eis dat de verklaring moet zijn voorzien van deinstemming van een gedragswetenschapper behorend tot een categoriedie bij nadere regeling zal worden aangewezen. Gedacht kan bijvoorbeeldworden aan orthopedagogen. Deze gedragswetenschapper moet in eigenpersoon de jeugdige kort tevoren hebben onderzocht. De gedrags-wetenschapper moet toetsen of de geslotenheid inderdaad noodzakelijk

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 20

Page 21: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

is. Ook deze eis wordt in verband met de ingrijpendheid van de maatregelgesteld. In het voorstel van wet wordt geen nadere termijn gesteld voorde invulling van «kort tevoren». Het is van belang dat de actualiteits-waarde van het advies van de gedragswetenschapper hoog is. Dat kan persituatie verschillen. Het stellen van een termijn zou aan de actualiteits-waarde van het advies juist afbreuk kunnen doen en bovendien leiden totonnodige bureaucratie in geval een advies net buiten een gestelde termijnis gegeven.De voorgestelde regeling laat onverlet dat, ingevolge de eisen die aan deindicatiestelling van het bureau jeugdzorg worden gesteld, er altijd eengedragswetenschapper naar het indicatiebesluit moet kijken. Bij diebeoordeling gaat het erom of terecht wordt geconstateerd dat eenbepaalde vorm van jeugdzorg nodig is, in dit geval verblijf. Bij het onder-zoek dat aan de verklaring, bedoeld in het vierde lid, vooraf moet gaan,gaat het erom dat bekeken wordt of de jeugdige voldoet aan het criteriumvoor een machtiging. Omdat beide aspecten in elkaars verlengde liggen,ligt een keuze voor het doen uitvoeren van beide taken door één endezelfde persoon voor de hand.Het voorgestelde zesde lid heeft betrekking op het geval waarin niet destichting maar de raad voor de kinderbescherming om een machtiging zalverzoeken, omdat de stichting weigert een indicatiebesluit te nemen en deraad van oordeel is dat gesloten plaatsing nodig is. In een dergelijk gevalkan de raad zich, zonder een indicatiebesluit, tot de rechter wenden voorafgifte van een machtiging. Dit sluit bij artikel 261, vierde lid van Boek 1van het BW, waarin aan de raad een vergelijkbare bevoegdheid is toege-kend in geval van uithuisplaatsing. Het gaat om gevallen waarin de jeug-dige onder toezicht is gesteld, of waarin gelijktijdig een ondertoezichtstel-ling wordt verzocht, dan wel waarin de jeugdige onder voogdij staat vande instelling.Het voorgestelde zevende lid ziet op de situatie waarin de machtigingwordt verleend met betrekking tot een jeugdige die onder toezicht isgesteld. Ingevolge artikel 258 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek kaneen onder toezichtgestelde minderjarige, tenzij de ouders dat zelf regelenen de stichting, als uitvoerder van de ondertoezichtstelling daarmeeinstemt, alleen buiten het gezin worden geplaatst door de rechter. Ditmoet dan gebeuren volgens artikel 261 van dat boek. Omdat de machti-ging er toe strekt de jeugdige in een accommodatie van een zorg-aanbieder te doen verblijven is sprake van plaatsing als bedoeld in artikel258 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Omdat het criterium voor degesloten plaatsing strenger is dan dat voor uithuisplaatsing op grond vaneerder genoemd artikel 261, wordt geen machtiging uithuisplaatsingvereist naast de machtiging van het onderhavige artikel. Het voorgesteldezevende lid, regelt dat.Omdat denkbaar is dat ouders hun aanvankelijk gegeven toestemmingintrekken, is in het achtste lid voorzien in een mogelijkheid om de jeug-dige ondanks het ontbreken van ouderlijke toestemming in de accommo-datie (gedwongen) te laten verblijven. Dit kan voor een maximale duurvan 14 dagen. Die periode zal voldoende zijn om een (voorlopige) onder-toezichtstelling te vragen waarmee het gezag van de ouders op dit puntkan worden doorbroken. Deze regeling voorkomt derhalve dat de jeugd-zorg die geboden wordt, in een dergelijke situatie, abrupt moet wordenafgebroken.Het voorgestelde negende lid biedt de mogelijkheid om het criterium datde grond vormt voor een gedwongen opneming en verblijf bij algemenemaatregel van bestuur uit te werken. Deze mogelijkheid is opgenomen omde uitwerking van het criterium zoals deze door de kinderrechters zalworden gegeven op enig moment in regelgeving te kunnen verankeren,als dit vanuit oogpunt van eenheid en duidelijkheid gewenst is.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 21

Page 22: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

Artikel 29c

Als snel handelen geboden is, kan gebruik worden gemaakt van de moge-lijkheid die het voorgestelde artikel 29c biedt voor het verlenen van eenvoorlopige machtiging. Deze machtiging kan worden verleend als onmid-dellijke verlening van jeugdzorg nodig is en een machtiging van artikel29b niet kan worden afgewacht. Anders dan bij een gewone machtigingbehoeft nog niet te worden aangetoond dat de jeugdige ernstige opgroei-of opvoedingsproblemen heeft die noodzaken tot gesloten jeugdzorg.Voldoende is dat het ernstige vermoeden bestaat dat daarvan sprake is.Dat daarvan sprake is zal degene die de machtiging verzoekt voor derechter aannemelijk moeten maken. Evenmin hoeft er al een indicatie-besluit te zijn dat strekt tot verblijf. Wel is een verklaring van het bureaujeugdzorg vereist, dat het ernstige vermoeden bestaat dat aan het voorhet verlenen van de machtiging geldende criterium is voldaan. Ook dezeverklaring behoeft de instemming van een gedragswetenschapper. Ookhier geldt de eis dat hij de jeugdige tevoren heeft onderzocht. Dat kan indeze situatie waarin haast is geboden, achterwege blijven als onderzoekfeitelijk onmogelijk is.

Artikel 29d

Dit artikel bevat een regeling van degenen die de rechter kunnenverzoeken een machtiging te verlenen. Het gaat in de eerste plaats om hetbureau jeugdzorg. Dit ligt voor de hand nu voor afgifte van de machtigingeen indicatiebesluit (of in spoedeisende situaties een verklaring) van ditbureau vereist is. In de tweede plaats wordt de raad voor de kinderbe-scherming genoemd. Dit sluit aan bij de huidige regeling van deverzoeken om een machtiging uithuisplaatsing. Over de onderlinge taak-verdeling zijn reeds afspraken gemaakt. Optreden van de raad is in iedergeval aan de orde in een geval zoals omschreven in artikel 29b, zesde lid.Het gaat dan om gevallen waarin het bureau jeugdzorg geen indicatie-besluit af geeft, terwijl de raad dit wel nodig vindt. Dit sluit aan bij dehuidige regeling van artikel 261 van Boek 1 van het BW, waarin de raadeen vangnetfunctie heeft ten aanzien van onder toezicht gestelde of ondervoogdij van de stichting geplaatste jeugdigen. Ouders zijn niet opge-nomen bij de personen die om een machtiging kunnen verzoeken. Dekeuze om ouders niet de mogelijkheid te geven een verzoek om eenmachtiging in te dienen is gebaseerd op de gedachte dat ouders kunnenvragen om een indicatiestelling van het bureau jeugdzorg. Omdat oudersop deze wijze hun betrokkenheid vorm kunnen geven, is een directemogelijkheid van aanvraag van een machtiging niet nodig. Bovendienzouden ouders in een buitengewoon moeilijke positie geplaatst worden.Het is erg moeilijk in de hulpverlening weer een goed contact tussenouders en kind op te bouwen als ouders zelf de geslotenheid voor hunkind hebben verzocht.Het voorgestelde tweede lid verklaart de procedure die geldt voor hetverkrijgen van een ondertoezichtstelling van overeenkomstige toepassingvoor het verkrijgen van een machtiging.

Artikel 29e

Aan de basis van een machtiging moet een indicatiebesluit liggen van hetbureau jeugdzorg dat strekt tot verblijf in een accommodatie van eenzorgaanbieder. Dit vereiste geldt ook gedurende de overgangsperiodewaarin nog geen aanspraak bestaat. Tevens zal het bureau jeugdzorg, bijmonde van een gedragswetenschapper die de jeugdige kort tevoren heeftonderzocht, moeten verklaren dat de jeugdige ernstige opgroei- ofopvoedingsproblemen heeft die noodzaken tot dat verblijf en verder dataan de andere criteria voor het verlenen van een machtiging is voldaan.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 22

Page 23: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

Zonder dat een dergelijk indicatiebesluit of verklaring is overgelegd kande rechter geen machtiging verlenen. In crisissituaties kan geen indicatie-besluit worden overgelegd, dan volstaat het overleggen van een verkla-ring van het bureau jeugdzorg (tweede lid). Wordt het verzoek gedaandoor de raad voor de kinderbescherming, dan verplichten het tweede enderde lid ook de raad tot het overleggen van een verklaring waaruit blijktdat een machtiging is vereist.

Artikel 29f

De procedure tot het verkrijgen van een machtiging is, als gevolg van hetopnemen van de woorden «op verzoek» in de artikelen 29b en 29c, deverzoekschriftprocedure van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorderingvan toepassing, waaronder de speciale procedure van de eerste afdelingvan de zesde titel van Boek 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvor-dering (Rv). Het onderhavige artikel bevat een aantal aanvullingen op dieregeling die recht doen aan de ingrijpendheid van de maatregel. Zo wordtaan de rechter niet de vrijheid gelaten de jeugdige al dan niet te horen.Het eerste lid vereist dat de rechter de jeugdige en de stichting (of in voor-komende gevallen de raad) hoort. Dit geldt zowel wanneer een machti-ging wordt verzocht als wanneer een voorlopige machtiging wordtverzocht. Van het horen kan slechts worden afgezien als de rechter vast-stelt dat de persoon niet bereid is zich te laten horen. Met het oog op deingrijpendheid van de beslissing verplicht het voorgestelde tweede lidvoorts tot ambtshalve toevoeging van een raadsman aan de jeugdige.

Artikel 29g

Deze bepaling regelt de informatieverstrekking over de machtiging aanalle betrokkenen.

Artikel 29h

Eveneens in afwijking van de algemene regeling in Rv wordt het niet aande rechter overgelaten te bepalen of zijn beschikking uitvoerbaar bij voor-raad is. Het gaat om jeugdigen die dringend behoefte hebben aan zorg.Het zou onverantwoord zijn hen gedurende een beroepstermijn deze zorgte onthouden. Om gelijke reden vervalt de machtiging wanneer deze nietbinnen de geldende termijn van dertien weken waarbinnen een aanspraaktot gelding moet worden gebracht, ten uitvoer is gelegd.Het voorgestelde tweede lid vraagt om overlegging van een machtigingaan de zorgaanbieder bij de opneming. Zonder machtiging kan de jeug-dige niet gedwongen worden tot opneming en verblijf. Het vasthoudenzonder machtiging levert wederrechtelijke vrijheidberoving op in de zinvan de artikelen 282 en 283 van het Wetboek van Strafrecht. Vandaar datde zorgaanbieder er zeker van moet zijn dat een machtiging is verleend.Het is aan de rechter de geldigheidsduur van de machtiging te bepalen, zijhet dat deze gebonden is aan de maximale duur van het indicatiebesluit.Dit is ten hoogste één jaar. De rechter zal van geval tot geval moetenbezien voor welke periode de aard van de problemen van de jeugdige ende noodzaak deze in een gesloten setting aan te pakken, een machtigingrechtvaardigen. De duur kan ingevolge het derde lid worden verlengd.Deze mogelijkheid geldt in situaties waarin de machtiging wordt verleendvoor een kortere duur dan de geldigheidsduur van het indicatiebesluit.Het ligt voor de hand dat de termijn gedurende welke een machtiging zalgelden korter wordt indien de behandeling in een afrondende faseverkeert. Als de machtiging is verlopen omdat de termijn van hetindicatiebesluit is verstreken, dan dient een nieuwe machtiging gevraagdte worden. Het vierde lid heeft betrekking op de situatie dat de behande-ling is afgerond binnen de duur van het indicatiebesluit. Het bureau kan

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 23

Page 24: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

dan het indicatiebesluit intrekken, waarmee de grondslag onder de mach-tiging wegvalt. Ingevolge het vijfde lid bedraagt de looptijd van de voorlo-pige machtiging ten hoogste de termijn gedurende welke de jeugdigeaanspraak heeft op het verblijf zonder een daartoe strekkend besluit vanhet bureau jeugdzorg (maximaal 4 weken). Zij vervalt in elk geval als ereen beslissing op een machtigingsverzoek is genomen. Is die beslissinghet verlenen van een machtiging dan is de voorlopige machtiging over-bodig. Wordt de machtiging niet verleend dan is er geen rechtsgrondmeer voor gesloten jeugdzorg.Met het opnemen van termijnen geeft de voorgestelde regeling invullingaan het EVRM dat regelmatige toetsing van de rechtmatigheid van devrijheidsontneming voorschrijft. Verlenging van het verblijf in de geslotenaccommodatie na de duur van een jaar is mogelijk. Hiertoe dient eennieuwe machtiging te worden aangevraagd.Het zesde lid geeft invulling aan de trajectaanpak zoals in het algemeendeel van deze toelichting werd beschreven. Indien de jeugdige in eenopen vorm van jeugdzorg wordt geplaatst, wordt de tenuitvoerleggingvan de machtiging geschorst. De machtiging blijft wel «boven de markthangen». Dit betekent dat de tenuitvoerlegging – eventueel tijdelijk – kanworden hervat als de jeugdige een terugval heeft. Als criterium voorhervatting geldt vanzelfsprekend dat de tenuitvoerlegging nodig moet zijnom te voorkomen dat de jeugdige zich aan de zorg die hij nodig heeft zalontrekken of daaraan door anderen wordt onttrokken. Tegen een beslis-sing tot hervatting van de tenuitvoerlegging kan de jeugdige klagen inge-volge artikel 29w.De niet tenuitvoerlegging van de machtiging verandert niets aan determijn gedurende welke de machtiging geldt. De termijn kan dus aflopenin de periode dat de tenuitvoerlegging is geschorst. Is het nodig om demogelijkheid van terugplaatsing te houden dan zal een nieuwe machti-ging moeten worden gevraagd. Daarbij zal de rechter zeer kritisch moetenbezien of de machtiging nog wel nodig is als het gaat om een jeugdigewaarvan de vorige machtiging al geruime tijd is geschorst en dus algeruime tijd buiten de gesloten accommodatie verblijft.Het voorgestelde zevende lid regelt de onderlinge informatie-uitwisseling.

Artikel 29i

Dit artikel regelt dat degene die het gezag over de jeugdige heeft en deverzoeker op de hoogte worden gesteld van de opneming. Op deze plaatswordt voor alle duidelijkheid geregeld dat het bureau jeugdzorg op dehoogte wordt gesteld, hoewel dit in algemene zin al geregeld is in artikel20 Wjz. Het bureau zorgt, op basis van artikel 12 Wjz, ook voor de beno-digde melding aan het LBIO in verband met de inning van de ouder-bijdrage.

Artikel 29j

Dit artikel opent de mogelijkheid om regels te stellen met betrekking tothet verzoekschrift en de verschillende verklaringen. Zo nodig kan hiermeeuniformiteit worden bereikt.

Artikelen 29k en 29l

In het algemeen deel is al aangegeven dat de bouwkundige voorzieningzodanig moet zijn dat de machtiging daar op verantwoorde wijze kanworden ten uitvoer gelegd. Door de aanwijzingssystematiek wordt eenaccommodatie vooraf beoordeeld op dit aspect. Het gaat daarbij nietalleen om de veiligheid, maar ook om de bouwkundige voorzieningen diemaken dat de accommodatie geschikt is voor opvoedkundige doeleinden.Van zowel de aanwijzing als de intrekking wordt mededeling gedaan in de

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 24

Page 25: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

Staatscourant. Het voorgestelde artikel 29k vereist overleg met deprovincie waarin de accommodatie ligt, alvorens de aanwijzing geschiedt.Het spreekt vanzelf dat voorafgaand aan de aanwijzing ook anderebetrokken provincies bij de besluitvorming worden betrokken. Daarvan zalsprake zijn omdat, gezien het gespecialiseerde karakter van de in deaccommodatie geboden zorg, deze veelal zal worden verleend aan jeug-digen uit verschillende provincies.Bij ministeriële regeling kunnen criteria worden uitgewerkt omtrent degeschiktheid van de accommodatie (artikel 29l, tweede lid).De eis dat een zorgaanbieder verantwoorde zorg moet leveren geldt uiter-aard onverkort voor de zorgaanbieders die gesloten jeugdzorg bieden.Deze eis brengt onder meer mee dat de bouwkundige voorziening afge-stemd is op de moeilijke doelgroep en dat er voldoende gekwalificeerdpersoneel aanwezig is. Deze norm wordt niet vooraf getoetst maar isonderwerp van permanent toezicht.

Het tweede lid van artikel 29k bevat de uitzondering op de regel dat eenmachtiging alleen ten uitvoer kan worden gelegd in een aangewezenaccommodatie.Bij jeugdigen van 12 jaar of ouder kan de machtiging op verzoek vanbureau jeugdzorg of de raad voor de kinderbescherming ten uitvoerworden gelegd in een justitiële jeugdinrichting. Het betreft hier een zorg-inhoudelijke overweging die kan leiden tot een uitzondering op de hoofd-regel. Deze zorginhoudelijke overweging hoort door bureau jeugdzorg ofde raad voor de kinderbescherming gemaakt te worden.Ten uitvoerlegging van een machtiging gesloten jeugdzorg in een justi-tiële jeugdinrichting kan alleen als de rechter dit in zijn beschikking inzakede machtiging uitdrukkelijk bepaalt en indien de plaatsing in een justitiëlejeugdinrichting in het belang van de jeugdige is. Bij belang van de jeug-dige kan gedacht worden aan de aard van de problematiek, de geschie-denis van de jeugdige, eerdere ontsnappingen uit gesloten jeugdzorg-instellingen of bijvoorbeeld de behoefte aan een zeer specialistischebehandeling die maar op één of enkele plek(ken) in het land word(t)(en)geboden. Bij het bepalen of het belang van de jeugdige tot een uitzonde-ring op de hoofdregel kan leiden, dient speciale aandacht te wordenbesteed aan de eventuele kwetsbaarheid van een jeugdige. Een indicatievoor de kwetsbaarheid van een jeugdige kan onder andere gevondenworden in de afwezigheid van een strafrechtelijk verleden. Onder belangvan de jeugdige verstaan wij niet eventuele capaciteitsproblemen in dejeugdzorg.Omdat het hier een uitzondering op de hoofdregel betreft mag de kinder-rechter van bureau jeugdzorg of de raad voor de kinderbeschermingverlangen dat gemotiveerd onderbouwd wordt waarom het belang van dejeugdige een tenuitvoerlegging van de machtiging gesloten jeugdzorg ineen justitiële jeugdinrichting vereist.De verwijzing naar de Bjj zorgt ervoor dat op de tenuitvoerlegging de Bjjen niet de Wjz van toepassing is.De uitzonderingssituatie van art. 29k, tweede lid hoeft niet te gelden voorde situatie waarin een strafrechtelijk geplaatste jeugdige in een geslotenjeugdzorg instelling geplaatst moet worden. Immers, met een indicatievan bureau jeugdzorg en een machtiging gesloten jeugdzorg kan eenjeugdige, niettegenstaand het feit dat deze een strafbaar feit heeftgepleegd, in de gesloten jeugdzorg geplaatst worden. Hiervoor is het welnoodzakelijk dat de straf of strafrechtelijke maatregel afgerond is.

Artikel 29m

Deze bepaling stelt buiten twijfel dat een leerplichtige jeugdige ook gedu-rende de tenuitvoerlegging van de machtiging aan zijn leerplicht moetvoldoen. Aangezien de ouders of verzorgers de op hun rustende verplich-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 25

Page 26: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

tingen ingevolge de Leerplichtwet niet in kunnen vullen, moet dieverplichting berusten bij de zorgaanbieder waar de jeugdige verblijft. Dezorgaanbieder kan op verschillende wijze invulling geven aan deze plicht.Hij kan de jeugdige in de gelegenheid stellen naar een reguliere school tegaan. Hij kan ook binnen de accommodatie of op het daarbij behorendeterrein zelf in scholing voorzien. Deze scholing dient vanzelfsprekend aande onderwijswetgeving te voldoen.

Artikel 29n

Uit de ingewonnen adviezen bleek behoefte aan een bepaling die ingaatop huisregels en regels omtrent de bevoegdheden voor het nemen vanbeperkende beslissingen binnen de accommodatie. Artikel 29n voorziethierin. Het eerste lid geeft aan dat de zorgaanbieder een regeling opsteltwaarin is opgenomen wie tot het nemen van welke beslissing bevoegd isen welke procedure daarbij gevolgd dient te worden.Het tweede en derde lid betreffen de huisregels. De zorgaanbieder moetvoor de accommodatie huisregels vaststellen die de ordelijke gang vanzaken en de veiligheid betreffen. Het derde lid somt een aantal zaken opdie verplicht in de huisregels moeten zijn opgenomen. Het gaat om debezoektijden, de wijze waarop bezoekers kunnen worden ontvangen(waaronder bijvoorbeeld legitimatie en onderzoek van de kleding ofbagage) en een regeling over de voorwerpen waarvan het bezig de jeug-dige binnen de accommodatie verboden worden.

Artikel 29o

In deze bepaling zijn de maatregelen opgenomen die beperking van debewegingsvrijheid in en rond de accommodatie inhouden. Hethulpverleningsplan dient aan te geven hoe lang, en wanneer welke maat-regelen toegepast kunnen worden. Het tweede lid somt de maatregelenop. Onderdeel a betreft beperking van de bewegingsvrijheid in en rond deaccommodatie. Denkbaar zijn maatregelen die inhouden dat de jeugdigeop een bepaalde tijd niet meer van de kamer of afdeling af mag. Onder-deel b biedt de mogelijkheid om de jeugdige voor een bepaalde periode inafzondering te plaatsen. De wet bepaalt niet dat afzondering moet plaats-vinden in een specifieke ruimte. Het kan gaan om een specialeafzonderingsruimte, maar ook om de eigen kamer van de jeugdige. Deverantwoorde zorg zal de omstandigheden bepalen waaronder afzonde-ring kan plaatsvinden. Zo zal bij zeer jonge kinderen tijdens de afzonde-ring altijd een personeelslid aanwezig moeten zijn. Interne overplaatsingof overplaatsing naar een andere accommodatie is eveneens mogelijk(onderdeel c). Ten slotte kan de maatregel van vastpakken en vasthoudenworden toegepast. Dat wil zeggen fixeren zonder toepassing van mecha-nische middelen. Anders dan de Bjj is toepassing van mechanischemiddelen tijdens een situatie van afzondering niet mogelijk. Dezemiddelen worden in de justitiële jeugdinrichtingen zelden of nooit toege-past. Indien dergelijke middelen nodig zijn zal er veelal sprake zijn van eenzodanige geestelijke stoornis dat de jeugdige beter geholpen kan wordenin een psychiatrisch ziekenhuis.De in het onderhavige artikel genoemde maatregelen kunnen slechtsworden toegepast voor zover dit nodig is om te voorkomen dat de jeug-dige zich onttrekt aan de noodzakelijk geachte jeugdzorg of voor zover ditnodig is voor de veiligheid van de jeugdige of anderen.Van de toepassing van de plaatsing in afzondering en de (tijdelijke) over-plaatsing wordt ingevolge het vierde lid melding gedaan aan de gezins-voogd en de ouders als de jeugdige niet onder toezicht staat.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 26

Page 27: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

Artikel 29p

Deze bepaling biedt het kader voor het tegen de wil van de jeugdigetoepassen van geneeskundige behandelmethoden. Onder behandel-methoden valt onder meer het toedienen van medicijnen. Behandel-methoden kunnen worden toepast voor zover dit nodig is om het doel vanhet verblijf te bereiken of voor zover dit nodig is voor de veiligheid van dejeugdige of anderen. Ook deze methoden dienen beschreven te zijn in hethulpverleningsplan. Op het voorschrijven en toedienen van medicijnenzijn de wet BIG en de Wet op de geneesmiddelenvoorziening onverkortvan toepassing. Dit betekent dat alleen degenen die ingevolge die wetge-ving bevoegd zijn tot het voorschrijven en toedienen van medicijnen dezemaatregel kunnen toepassen. Zo is bijvoorbeeld het toedienen van injec-ties een voorbehouden handeling voor verpleegkundigen en artsen. Deregeling van het onderhavige artikel vormt een lex specialis ten opzichtevan de regeling van de behandelovereenkomst in de Wgbo. Dit betekentdat het toestemmingsvereiste van de Wgbo niet geldt. Dit geldt zowelvoor toestemming door de jeugdige als van degene die het gezag overhem heeft. Van de toepassing wordt ingevolge het derde lid meldinggedaan aan de gezinsvoogd en de ouders als de jeugdige niet ondertoezicht staat. Tevens dient melding te worden gedaan aan de inspectievoor de geestelijke gezondheidszorg van psychiatrische behandelingenonder dwang.

Artikel 29q

Beperkingen in het contact met de buitenwereld kunnen nodig zijn om tevoorkomen dat het doel van het verblijf van de jeugdige wordt tegenge-werkt. Zo kan briefwisseling worden onderschept van en aan meisjes dieslachtoffer zijn geworden van zogenaamde loverboys. Ook de huisregelskunnen beperkingen bevatten van het contact met de buitenwereld, zo kanworden bepaald dat na een bepaald tijdstip niet meer gebeld magworden. Met hetzelfde doel kan tot beperking worden besloten van tele-foonverkeer of communicatie via andere middelen (bv. internet). Bezoekkan eveneens worden beperkt. Het hulpverleningsplan kan bepalen datbepaalde personen (bv. de hierboven genoemde loverboy) niet op bezoekmogen komen. Ook contacten met ouders kunnen door de zorgaanbiederworden beperkt als zwaarwegende belangen van de jeugdige zich tegenbezoek verzetten. Dit laat onverlet de bevoegdheid van de gezinsvoogd totbeperking van contacten van een onder toezicht gestelde jeugdige metzijn ouder(s). Beperkingen kunnen voorts worden aangebracht in de duurvan het bezoek of er kan worden bepaald dat er toezicht bij bezoekaanwezig is. Alhoewel het niet goed denkbaar is dat briefverkeer metpersonen, die in de Bjj als geprivilegieerd zijn aangemerkt, het doel vanhet verblijf kunnen tegenwerken, verklaart het vierde lid de dienaan-gaande bepalingen van de Bjj van overeenkomstige toepassing.

Artikel 29r

Het hulpverleningsplan biedt het kader voor de te verlenen jeugdzorg ende in dat verband toe te passen maatregelen. Omdat nagegaan moetkunnen worden of hetgeen in het hulpverleningsplan is opgenomen,wordt nageleefd is er behoefte aan controlemaatregelen. Ook dezecontrolemaatregelen moeten in het hulpverleningsplan worden opge-nomen. Controlemaatregelen kunnen ook worden toegepast om te voor-komen dat de jeugdzorg aan anderen wordt tegengewerkt. Op deze wijzekan voorkomen worden dat de jeugdige zonder verslavingsproblematiekdrugs invoert voor een jeugdige met zodanige problematiek. Ten slottekunnen de controlemaatregelen worden toegepast om te bezien of dehuisregels worden nageleefd. De controlemaatregelen kunnen inhouden

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 27

Page 28: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

onderzoek aan lichaam en kleding, onderzoek van urine op aanwezigheidvan gedragsbeïnvloedende middelen, onderzoek van de kamer van dejeugdige op de aanwezigheid van voorwerpen alsmede onderzoek vanpoststukken afkomstig van of bestemd voor de jeugdigen op de aanwezig-heid van voorwerpen. Controle kan plaatsvinden of het hulpverlenings-plan met of zonder instemming van de jeugdige tot stand is gekomen.

Artikel 29s

De maatregelen, behandelmethoden en controlemiddelen, die ingevolgede artikelen 29o tot en met 29r kunnen worden opgenomen in hethulpverleningsplan, behoeven niet de instemming van de jeugdige ofdegene die het gezag over hem heeft. In zoverre wijkt deze regeling af vanartikel 24, vijfde lid, tweede volzin, Wjz. Wel geldt de algemene regel datover het hulpverleningsplan wordt overlegd met de jeugdige. In het voor-gestelde eerste lid is aangegeven dat de «dwangelementen» van hethulpverleningsplan wel de instemming behoeven van een gedrags-wetenschapper. Bij ministeriële regeling zal nader worden aangegevenwelke gedragswetenschappers dit zullen zijn. In ieder geval zullen dat degedragswetenschappers zijn die worden genoemd in artikel 1 van hetUitvoeringsbesluit Wet op de jeugdzorg. Het is de taak van de gedrags-wetenschapper om te bewaken dat de in het hulpverleningsplan opge-nomen mogelijkheden toegespitst zijn op de persoon van de jeugdige enzijn problematiek. Het hulpverleningsplan mag immers geen algemeendocument worden dat het karakter van huisregels heeft.Het tweede lid eist in geval van gesloten jeugdzorg dat hethulpverleningsplan ten minste viermaal per jaar wordt geëvalueerd. Eenregelmatige evaluatie van hulpverleningsplannen is een eis die al rechts-reeks voorvloeit uit de kwaliteitsnorm dat verantwoorde zorg moetworden geboden. Gezien de ingrijpende consequenties die in dit gevalaan het hulpverleningsplan zijn verbonden, wordt een periodiekeevaluatie rechtstreeks in de wet verplicht gesteld.

Artikel 29t

Deze bepaling biedt een regeling voor het toepassen van de in de arti-kelen 29o tot en met 29r genoemde maatregelen, behandelmethoden ofbeperkingen ter overbrugging van tijdelijke noodsituaties. Bij opneming isniet meteen een hulpverleningsplan is opgesteld, terwijl ook denkbaar isdat het hulpverleningsplan niet in een situatie heeft voorzien. Ook hiergeldt vanzelfsprekend dat de toepassing van behandelmethoden somsonderworpen is aan andere wetten. Zo gelden, het is eerder opgemerkt,bij het toedienen van medicijnen de wet BIG en de Wet op degeneesmiddelenvoorzieningen.Het artikel bepaalt dat maatregelen in noodsituaties slechts zeven dagenachtereen kunnen worden toegepast. De termijn van zeven dagen moetvoldoende zijn om het hulpverleningsplan aan te passen, indien hetnemen van deze maatregelen ook structureel nodig lijkt. Dat is ook hetgeval indien nog geen hulpverleningsplan is opgesteld. De termijn moetvoldoende zijn om een voorlopig hulpverleningsplan op te stellen. Nadereinvulling kan zo spoedig mogelijk daarna volgen, De maatregelen diegenomen worden, dienen te worden gemeld bij een gedrags-wetenschapper. Dat kan dezelfde persoon zijn als genoemd in de toelich-ting op artikel 29s. De gedragswetenschapper moet binnen 24 uur met demaatregel instemmen. Doet hij dit niet dan moet de toepassing wordenbeëindigd.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 28

Page 29: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

Artikel 29u

Deze bepaling regelt de administratieve afhandeling van de toepassingvan de artikelen 29o tot en met 29r en 29t. Degene die de beslissing heeftgenomen tot toepassing van een van deze artikelen vermeldt dit, inge-volge het eerste lid, zo spoedig mogelijk in het dossier van de betrokkenjeugdige. Daarbij wordt aangegeven welke de omstandigheden waren diedaartoe aanleiding gaven. Dit maakt de toepassing van deze maatregelenachteraf toetsbaar.

Artikel 29v

In deze bepaling is het verlof voor jeugdigen die in een aangewezenaccommodatie verblijven geregeld. De jeugdige kan de accommodatieverlaten als dit onderdeel uitmaakt van het hulpverleningsplan. Zo kandaarin bijvoorbeeld zijn opgenomen dat de jeugdige voor het volgen vanonderwijs naar een school gelegen buiten het terrein van de accommo-datie gaat. Ook het volgen van bepaalde therapieën kan betekenen dat dejeugdige hiervoor de accommodatie moet verlaten. Aanvullend op dezemogelijkheden regelt artikel 29v dat de jeugdige ook om andere redenenverlof kan worden verleend als dit gelet op de reden van zijn verblijf in deaccommodatie verantwoord is. Dit criterium knoopt aan bij de verlof-bepalingen die in de Bjj gelden voor strafrechtelijk geplaatste jeugdigen.Anders dan in de Bjj wordt voor deze groep jeugdigen thans niet gekozenvoor een recht op verlof dat in bepaalde omstandigheden beperkt kanworden (vgl. het huidige artikel 29 Bjj). Naar huidig inzicht verdraagt eendergelijk recht zich moeilijk met de noodzaak de jeugdige zijn vrijheid teontnemen. Wij kiezen er thans voor om verlof mogelijk te laten zijn als ditvanuit hulpverleningsoogpunt verantwoord wordt geacht. Voor de beoor-deling daarvan zal de ontwikkeling van de jeugdige binnen de accommo-datie bepalend zijn. De mogelijkheid verlof te krijgen kan de jeugdigestimuleren tot medewerking aan zijn hulpverlening en kan een stimule-rende uitwerking hebben op zijn gedrag. Gedurende het verlof kunnenvoorwaarden gelden die gerelateerd zijn aan de verleende jeugdzorg enhet gedrag van de jeugdige. Richt de jeugdzorg zich bijvoorbeeld op debehandeling van verslavingsproblematiek van de jeugdige, dan kan opbasis van het voorgestelde tweede lid worden aangegeven dat de jeug-dige gedurende het verlof geen drugs mag gebruiken. In het derde lidwordt aangegeven dat alleen wanneer de jeugdige kennelijk bereid is devoorwaarde na te leven, het verlof wordt verleend. Deze formulering biedtde praktijk de nodige ruimte. Een (al dan niet schriftelijke) bereidverklaringvan de jeugdige is niet vereist. Het derde lid verplicht tot een gewogenoordeel van de accommodatie of de jeugdige zich al dan niet aan de voor-waarden zal houden. De beslissing tot verlenen van verlof kan eerstworden genomen indien een gedragswetenschapper daarmee heeft inge-stemd (vierde lid).In het voorgestelde vijfde lid wordt de bevoegdheid tot het intrekken vanhet verlof en wijziging van de voorwaarden waaronder het verlof isverleend, geregeld. De regeling verplicht de zorgaanbieder het verlof in tetrekken als verblijf buiten de accommodatie niet langer verantwoord is enbiedt hem de mogelijkheid tot intrekking als niet aan de voorwaardenwordt voldaan. Dit laatste omdat niet ieder overtreding van de voor-waarden onmiddellijk behoeft te leiden tot intrekking. Voorts is voorzien inde mogelijkheid om de voorwaarden gedurende het verlof aan te passen.Ontslag van de jeugdige wordt overigens in dit voorstel van wet nietgeregeld. In de huidige regeling is dit evenmin het geval. Als de jeugdzorgin gesloten kader kan worden afgerond, maar wel verder verblijf in eenopen accommodatie nodig is, moet de zorgaanbieder de machtigingschorsen. Als geen verblijf meer nodig is moet het bureau jeugdzorg hetindicatiebesluit intrekken dan wel een ander indicatiebesluit nemen indien

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 29

Page 30: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

de zorg in ander verband moet worden voortgezet. De zorgaanbieder kanzulks adviseren aan het bureau jeugdzorg, een wettelijke regeling is hier-voor niet nodig. Het spreekt voor zich dat bij het toekennen van verlofalsook de voorbereiding van het ontslag de ouders of gezinsvoogd nauwbetrokken zullen zijn. Veelal zal de jeugdige immers het verlof bij deouders doorbrengen, maar ook als dit elders geschiedt, is het zaak deouders daarbij zoveel mogelijk te betrekken.

Artikel 29w

Paragraaf 5 regelt het klachtrecht terzake van beslissingen die binnen deaccommodatie jegens de jeugdige worden genomen. Het klachtrecht heeftbetrekking op de daadwerkelijke toepassing van de in het hulpverlenings-plan opgenomen maatregelen tegen de wil van de jeugdige, zoals gere-geld in paragraaf 3, en dus om een feitelijke handeling. Voorts omvat hetklachtrecht de mogelijkheid te klagen over de duur van een opgelegdemaatregel. Voorstelbaar is immers dat een jeugdige het op zich wel eensis met de opgelegde maatregel, doch dat het hem te lang duurt voordatdeze wordt opgegeven. Ook dergelijke zaken zijn klachtwaardig. Over hethulpverleningsplan zelf kan men niet klagen (vgl. artikel 29s). Wel zal hetin de praktijk zo zijn dat bij een klacht het desbetreffende onderdeel vanhet plan aan de orde komt omdat beargumenteerd moet worden welkdeel in een concrete situatie mag worden toegepast. Voorts zal moetenworden aangegeven dat de in het hulpverleningsplan omschreven situatiezich daadwerkelijk heeft voorgedaan. Te ruime mogelijkheden in hethulpverleningsplan tot toepassing van maatregelen worden op deze wijzeingeperkt.Ingevolge het eerste lid dient de klacht schriftelijk te worden ingediend.Afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van de jeugdige mogen hiergeen al te hoge eisen aan gesteld worden. Wel zal uit duidelijk moeten zijnop welke maatregel de klacht betrekking heeft. Opgemerkt zij dat decliëntenvertrouwenspersoon hierbij een ondersteunende rol kan spelen.Dit zal, gezien de eis dat de klacht schriftelijk moet worden ingediend, bijjongere kinderen bijna altijd nodig zijn. Klachten moeten binnen een rede-lijke termijn worden ingediend. Bewust is afgezien van een in de wetgefixeerde termijn. De flexibele termijn maakt mogelijk dat een jeugdigedie hulp bij het klagen nodig heeft daar langer over kan doen. Ook biedthet de mogelijkheid aan jeugdigen die aanvankelijk bang zijn te klagen ditalsnog te doen op een later moment. De terminologie redelijke termijnhoudt anderzijds in dat de jeugdige als hij lang wacht met klagen moetaantonen dat voor dat lange wachten een goede reden bestond.Het tweede lid biedt een grondslag voor het stellen van regels over desamenstelling van de klachtencommissie wanneer deze oordeelt over deklachten over toepassing van de maatregelen. Anders dan bij de afhande-ling van andere klachten is de uitspraak van de commissie in dezegevallen bindend. In verband hiermee kunnen eisen worden gesteld aande samenstelling van de commissie die voor de andere gevallen achter-wege kunnen blijven. Gedacht kan worden aan het eisen van een gedrags-wetenschapper en een jurist.De termijn waarbinnen de klachtencommissie moet reageren is maximaalvier weken (derde lid). Beslist de klachtencommissie niet binnen die tijddan heeft dit, net als in de Bjj, als rechtsgevolg dat de jeugdige directberoep kan instellen bij de beroepscommissie. De beroepscommissiewordt bij artikel 29y nader toegelicht.Het vierde lid somt de beslissingen op die de commissie op de klacht kannemen. Indien de klachtencommissie de klacht gegrond verklaart (geheelof gedeeltelijk), vernietigt zij de beslissing waarover werd geklaagd (vijfdelid). Door de vernietiging worden de rechtsgevolgen die aan de beslissingwaren verbonden eveneens vernietigd. Een achtergehouden brief dient

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 30

Page 31: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

alsnog te worden uitgereikt of te worden verzonden; een geweigerdbezoek kan alsnog plaatsvinden.De klachtencommissie kan, in het geval zij een klacht gegrond verklaart,degene die de beslissing had genomen opdragen een nieuwe beslissingte nemen. Alles wat tijdens de behandeling heeft gespeeld zal daarbijbetrokken worden. De klachtencommissie kan voor het nemen van denieuwe beslissing een termijn stellen (zesde lid). Voorts kan de klachten-commissie enige tegemoetkoming aan de jeugdige toekennen voor zoverde gevolgen van de beslissing niet meer ongedaan gemaakt kunnenworden (zevende lid). In lijn met de vaste jurisprudentie van de beroeps-commissie van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming(RSJ) gaat het hier nadrukkelijk niet om een schadevergoeding. De tege-moetkoming beoogt enige verzachting aan te brengen van het nadeel vande jeugdige heeft geleden. Een tegemoetkoming kan zeer wel in naturaworden verstrekt. Het zevende lid biedt ook de mogelijkheid om een finan-ciële tegemoetkoming vast te stellen.

Artikel 29x

Analoog aan de regeling in de Bjj voorziet de klachtregeling ingevolge dithoofdstuk in de mogelijkheid van schorsing van een beslissing. De voor-zitter van de beroepscommissie van de RSJ is hiertoe bevoegd.

Artikel 29y

Tegen de beslissing van de klachtencommissie wordt staat ingevolge dezebepaling beroep open bij de beroepscommissie van de RSJ. In deze ingrij-pende zaken is beroep op de rechter vereist. Zowel de jeugdige als dezorgaanbieder kunnen de beslissing van de klachtencommissie voor-leggen aan de beroepscommissie van de RSJ. De procedure voor behan-deling van het beroepsschrift is gelijk aan die in de Bjj.

Artikel II

Deze bepaling strekt tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dezewijziging is een gevolg van het sluiten van de justitiële jeugdinrichtingenvoor de civielrechtelijk geplaatsten. Allereerst wordt bepaald dat eenmachtiging van artikel 29b of 29c nodig is voor de gesloten plaatsing vaneen onder toezicht staande jeugdige. Verder is geregeld dat aan die mach-tiging de rechtsgevolgen verbonden zijn die ook verbonden zijn aan eenmachtiging uithuisplaatsing op grond van het eerste lid van artikel 261van Boek 1 van het BW. Het gaat dan bijvoorbeeld om de mogelijkheid omna een uithuisplaatsing een ontheffing of ontzetting uit het gezag uit tespreken.

Artikel III

Ook de Bjj wordt aangepast aan de omstandigheid dat de civielrechtelijkgeplaatsten, met uitzondering van de gevallen bedoeld in artikel 29k,tweede lid, niet meer in de inrichtingen geplaatst zullen worden. Deelementen die daarop betrekking hebben worden in de diverse bepalingengewijzigd.

Artikel IV

Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om een onduidelijkheid in deverhouding tussen de ondertoezichtstelling (en met name de machtiginguithuisplaatsing) en de machtiging op grond van de Wet Bopz weg tenemen. En machtiging uithuisplaatsing kan niet strekken tot opneming ineen psychiatrisch ziekenhuis in de zin van de Wet Bopz. Dit blijft ongewij-

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 31

Page 32: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

zigd. Het BW vereist, ook in gevallen dat een Bopz-machtiging is verleend,een machtiging uithuisplaatsing. Een machtiging op grond van de Bopzmaakt een machtiging uithuisplaatsing overbodig omdat de Bopz-machtiging al zowel de instemming van de jeugdige als die van degenedie het gezag over hem heeft, overbodig maakt. De voorgestelde wijzigingvan de Wet Bopz maakt een machtiging uithuisplaatsing naast een Bopz-machtiging of een andere titel tot opneming in een psychiatrisch zieken-huis overbodig. Dit laatste wordt met de voorgestelde wijziging van deBopz voor de machtigingen en de beschikkingen die strekken tot opne-ming met zoveel woorden in de wet neergelegd. De Bopz-machtigingwordt met een machtiging uithuisplaatsing in de zin van artikel 261vanBoek 1 van het BW gelijk gesteld. Dit betekent dat de Bopz-machtigingvoor de toepassing van de artikelen 258, derde lid, 268, tweede lid, 269,eerste, onder d, en 327, eerste lid, onder g, hetzelfde effect heeft als eenmachtiging uithuisplaatsing.

Artikel V

Deze wijziging betreft een redactionele aanpassing aan de machtiginggesloten plaatsing zoals die in dit voorstel van wet wordt geregeld.

Artikel VI

In deze bepaling wordt de bijlage bij de Algemene wet bestuursrechtaangepast. Tot nu toe werden de beslissingen die jegens jeugdigen in dejustitiële jeugdinrichtingen werden genomen van de toepassing van deAwb uitgezonderd vanwege het bepaalde in artikel 1:6, onderdeel c, Awb.Tenuitvoerlegging van de machtiging tot plaatsing in een justitiële jeugd-inrichting vond immers plaats in inrichtingen die een voornamelijk straf-rechtelijke bestemming hadden. Deze uitzondering zal nog steeds geldenhet enkele geval waarin ingevolge het overgangsrecht een jeugdige meteen machtiging op grond van artikel 29b Wjz in een justitiële jeugd-inrichting wordt geplaatst. Voor het merendeel van de gevallen, namelijkdie waarin de jeugdigen in een accommodatie in de zin van dit wetsvoor-stel worden geplaatst, wordt via aanvulling van de bijlage van de Awbgeregeld dat die wet niet van toepassing is, voor zover het om beslis-singen gaat die de interne rechtspositie en verlof van de jeugdigebetreffen. Het voorstel van wet voorziet immers zelf in een regeling, waar-onder een klachtprocedure.

Artikel VII

Het overgangsrecht valt in verschillende delen uiteen.Het eerste lid regelt dat aanhangige verzoeken voor een machtiging totplaatsing in een justitiële jeugdinrichting worden behandeld als verzoekenom een machtiging als bedoeld in artikel 29b van de Wjz.Het tweede lid bepaalt dat bestaande machtigingen tot plaatsing in eenjustitiële jeugdinrichting als machtiging op grond van artikel 29b Wjzgelden.Het derde lid bepaalt dat een dergelijke machtiging ten uitvoer wordtgelegd in een justitiële jeugdinrichting, net als een opvolgende machti-ging. Voor dit laatste is wel de instemming van de jeugdige en degene diehet gezag over hem heeft, vereist. Deze regeling maakt mogelijk dat een ineen justitiële jeugdinrichting aangevangen behandeling ook in die justi-tiële jeugdinrichting kan worden afgerond. Omdat het mogelijk moet zijnjeugdigen gedurende de periode dat de in een machtiging op grond vande Wet op de jeugdzorg omgezette machtiging plaatsing in een justitiëlejeugdinrichting geldt, over te plaatsen naar een accommodatie, is bepaalddat dit mogelijk is, als het bureau jeugdzorg dat de indicatie heeft gestelddie aan de machtiging ten grondslag ligt, dit bepaalt.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 32

Page 33: Tweede Kamer der Staten-Generaal 2€¦ · van maatregelen, waaronder gedwongen behandeling binnen de jeugd-zorg die onder de Wet op de jeugdzorg valt. De Wet op de jeugdzorg kent

Het vierde lid maakt mogelijk dat jeugdigen tot 1 januari 2010 nog in eenjustitiële jeugdinrichting kunnen worden geplaatst. Deze bepaling is opge-nomen omdat de overgang van justitiële jeugdinrichtingen naar de jeugd-zorg waarop aanspraak ingevolge de Wjz bestaat gefaseerd zal gaanplaatsvinden en pas op 1 januari 2010 zal zijn afgerond. Dit brengt meedat de capaciteit buiten de justitiële jeugdinrichtingen gefaseerd beschik-baar zal komen. Voor de gevallen van het tweede tot en met vierde lidregelt het vijfde lid dat de bepalingen van de Bjj van toepassing zijn zoalsdie voor de inwerkingtreding van deze wet voor de onder toezichtgestelde jeugdigen golden. De van toepassingverklaring van de Bjj is vanbelang om te voorkomen dat binnen de justitiële jeugdinrichtingen tweeverschillende rechtspositieregelingen gelden. De verwijzing naar de Bjjzoals die luidde vóór de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoor-stel heeft ook hier als achtergrond dat met name de artikelen die de relatiemet de gezinsvoogd betreffen, komen te vervallen, terwijl deze noodzake-lijk zullen zijn voor de met een machtiging op grond van de Wjz opge-nomen jeugdigen die onder toezicht zijn gesteld.Het voorgestelde zesde en zevende lid regelt de aanspraak op jeugdzorgonder de vigeur van een machtiging. In het algemeen deel is hierop aluitvoerig ingegaan.Het achtste en negende lid regelen de doorwerking van de aanspraakjegens het Rijk op de regeling van de Inspectie jeugdzorg en van decliëntenvertrouwenspersoon.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,C. I. J. M. Ross-van Dorp

De Minister van Justitie,J. P. H. Donner

Tweede Kamer, vergaderjaar 2005–2006, 30 644, nr. 3 33