TV5 2014-2015 - definitief · 2018. 12. 20. · balansverslag (zie later). Van de andere...
Transcript of TV5 2014-2015 - definitief · 2018. 12. 20. · balansverslag (zie later). Van de andere...
Nederlands (t)vwo 5
W o l f e r t v a n B o r s e l e n
INHOUDSOPGAVE
1. INLEIDING 4 1.1 de toetsen 5 1.2 het inhalen van toetsen 5 1.3 het inleveren van gemaakt werk 6 1.4 de handelingsdelen 6 1.5 bepalingen m.b.t. de handelingsdelen Nederlands 8 1.6 het examenprogramma 10
2. MODULE LEZEN 13 2.1 referentieniveaus en het examenprogamma 13 2.2 inleiding bij de module ‘lezen’ 15 2.3 leesstrategieën 16 2.4 moeilijke woorden 17 2.5 beeld en opmaak 17 2.6 onderwerp en hoofdgedachte 17 2.7 schrijfdoel en tekstsoort 18 2.8 indeling 20 2.9 tekstrelaties/alineaverbanden 21 2.10 deelonderwerpen van de kern van de tekst 24 2.11 functies van alinea’s 25 2.12 argumentatie 26 2.13 soorten argumenten 27 2.14 soorten redeneringen 29 2.15 aanwijzingen voor de aanpak van teksten 29 2.16 aandachtspunten bij het maken van een tekstverklaring 30 2.17 samenvatten (nieuwe stijl) 33
3. MODULE SCHRIJVEN 35 3.1 inleiding 35 3.2 opdracht en stappenplan 38 3.3 het betoog: stelling en argumentatie 39 3.4 schrijven in grote lijnen: de structuur van een tekst 45 3.5 schrijven in detail 51 3.6 herlezen en verbeteren 56 3.7 de toetsen gedocumenteerd schrijven 60
4. MODULE LITERATUUR 63 4.1 inleiding 63 4.2 het leesdossier 64 4.3 de literatuurlijst 65 4.4 boekkeuze 66 4.5 de leesverslagen 67 4.6 het leesverslag moderne literatuur 67 4.7 het poëzieverslag 69 4.8 het leesverslag ‘oude’ literatuur 72 4.9 indeling van de literatuur op basis van inhoud en vorm 73 4.10 literatuurgeschiedenis 77 4.11 indeling in literaire perioden 77 4.12 beknopt overzicht van de middeleeuwen 78 4.13 beknopt overzicht van de renaissance 79 4.14 beknopt overzicht van verlichting & fransclassicisme (18e eeuw) 81 4.15 beknopt overzicht van de romantiek (19e eeuw) 83 4.16 opdrachten literatuurgeschiedenis.nl 84 4.17 het balansverslag 88 4.18 keuzelijst Nederlandse literatuur 89 4.19 verhaalanalyse 109 4.20 oefenverhaal 1 117 4.21 oefenverhaal 2 126 4.22 oefenverhaal 3 137 4.23 poëzieanalyse 145 4.24 oefengedicht 1 154
5. MODULE PRESENTEREN 159 5.1 inleiding 159 5.2 aanwijzingen 159 5.3 voorbereiding 160 5.4 aandachtspunten 162 5.5 voorbeelden van stellingen 164 5.6 bepaling van het cijfer 165
4
Nederlands Inleiding
1. INLEIDING
Vorig jaar heb je in de vierde klas gewerkt met de eigen methode Nederlands van de Wolfert. Uiteraard
was dat geen eenmalig experiment en kun je dit jaar aan de slag met de Wolfert-syllabus voor het
vijfde leerjaar. Ook dit jaar worden daarin bijna alle onderdelen van zowel taalkunde als letterkunde
aangeboden. De stof in de syllabus is onderverdeeld in vier modules: Lezen, Schrijven, Literatuur en
Presenteren. Het andere onderdeel dat dit jaar aan de orde komt, is: stijl, spelling & woordenschat. De
stof daarvan staat niet in de syllabus. Je krijgt voor dit onderdeel een boekje in bruikleen: Vlekkeloos
Nederlands: Taaltraining Extra. Naast deze syllabus en het boekje voor stijl, spelling en woordenschat
ontvang je een speciale tekstbijlage, waarmee je kunt oefenen met tekstverklaren.
Schematisch ziet het programma voor Nederlands in (t)vwo 5 er als volgt uit:
Taalkunde
• Lezen (tekstverklaren)
• Schrijven
• Presenteren
• Stijl
• Spelling
• Woordenschat
Letterkunde
• Het leesdossier
• Verhaalanalyse
• Poëzieanalyse
• Literatuurgeschiedenis
o De verlichting
o De romantiek
Voordat we je met deze ‘methode Nederlands’ aan het werk zetten, willen we je op de hoogte
brengen van de gang van zaken bij het vak Nederlands in het vijfde leerjaar. Die zal je overigens wel
bekend voorkomen. Het gaat daarbij achtereenvolgens over:
• De toetsen
• Het inleveren van gemaakt werk
• De handelingsdelen
• Bepalingen m.b.t. de handelingsdelen Nederlands
• Het examenprogramma
• Het PTA
• De studiewijzer
5
Nederlands Inleiding
1.1 DE TOETSEN
In dit jaar krijg je in elke rapportperiode 4 schriftelijke toetsen. Vanaf vorig jaar is de weging van een
toetscijfer zo veel mogelijk aangepast aan de weging die een onderdeel heeft in het
examenprogramma. Die weging kun je in onderstaand overzicht terugvinden achter de toetsen.
Behalve de schriftelijke toetsen heb je ook nog een mondelinge toets, de betogende presentatie. De
presentaties worden verspreid over de eerste twee trimesters afgewerkt. Alle presentatiecijfers worden
in het derde trimester in Magister ingevoerd.
Rapportperiode 1
• Leesvaardigheid: een tekstverklaring (havo CSE) (2)
• Stijl, spelling, woordenschat (1)
• Een betoog (2)
• Een betogende presentatie (2)
• Verhaalanalyse (1)
Rapportperiode 2
• Een betoog (2)
• Stijl, spelling, woordenschat (1)
• Leesvaardigheid: een tekstverklaring (havo CSE) (2)
• Een betogende presentatie (2)
• Poëzieanalyse (1)
Rapportperiode 3
• Leesvaardigheid: een tekstverklaring (havo of vwo CSE) (2)
• Stijl, spelling, woordenschat (1)
• Het balansverslag (2)
• Verhaalanalyse (tevens PTA-toets) (1)
• Een betogende presentatie (2)
1.2 HET INHALEN VAN TOETSEN
Als je een toets mist, moet je die later inhalen. Indien je voor het missen van die toets aantoonbaar een
goede reden had, heeft dat geen negatieve gevolgen voor je cijfer. Je moet daarom altijd een brief
van je ouders of verzorgers kunnen laten zien.
Het is de bedoeling dat je een gemiste toets zo snel mogelijk inhaalt, in ieder geval in de week waarin je
weer op school komt. De verantwoordelijkheid voor het regelen van een inhaalmoment ligt bij jou!
6
Nederlands Inleiding
Tot het moment dat je die toets hebt ingehaald, staat er een 1.0 als resultaat voor die toets in Magister.
Het inhalen van toetsen vindt overigens in principe plaats tijdens het achtste of het negende uur, of je
nu een tussenuur hebt of niet.
Voor een gemiste presentatie geldt dat je die de eerstvolgende les houdt, als je alleen op de
oorspronkelijke datum van je presentatie afwezig was. Voor langere afwezigheid in verband met ziekte
geldt deze regel natuurlijk niet. In een dergelijk geval worden afspraken op maat gemaakt.
1.3 HET INLEVEREN VAN GEMAAKT WERK
Schriftelijk werk moet je vaak in tweevoud inleveren. Dat geldt alleen niet voor je opstellen en het
balansverslag (zie later). Van de andere schrijfopdrachten lever je een versie in op papier en je levert
dat werk ook in via itslearning.com. Beide versies moeten op dezelfde dag ingeleverd worden. Het te
laat inleveren van schriftelijk werk leidt tot sancties (zie 1.5)
We hebben gekozen voor een vaste vormgeving: al je werk moet voldoen aan de volgende
kenmerken:
• Lettertype Century Gothic
• Lettergrootte titels 14
• Lettergrootte tussenkoppen 11
• Lettergrootte tekst 11
• Regelafstand 1,5
Als jouw werk niet de voorgeschreven lay-out heeft, moet je je werk wat dat betreft aanpassen. Je
gehele leesdossier moet de voorgeschreven uiterlijke kenmerken vertonen.
1.4 DE HANDELINGSDELEN
Twee onderdelen van het vak Nederlands zijn zogenaamde handelingsdelen, wat inhoudt dat je ze
aan het eind van het schooljaar ‘naar behoren’ moet hebben afgerond. Dat zijn het leesdossier en het
schrijfdossier.
Het leesdossier dat je aan het einde van het jaar moet inleveren, bestaat uit nogal wat onderdelen:
• Een literatuurlijst (in tweevoud): de lijst van alle boeken die je gelezen hebt in de
bovenbouw(zie 4.3)
• Het leesdossier van klas 4
o de leesautobiografie
o 3 leesverslagen van moderne literaire werken
o 1 leesverslag van een ‘oud’ literair werk
7
Nederlands Inleiding
o De projecten middeleeuwen en renaissance op www.literatuurgeschiedenis.nl
o je balansverslag
• Het leesdossier van V5
o 3 leesverslagen van moderne literaire werken
o 1 leesverslag van een ‘oud’ literair werk
o 1 leesverslag van een poëziebundel
o De projecten verlichting en romantiek op www.literatuurgeschiedenis.nl
o Je balansverslag
Tot het schrijfdossier behoren in principe alleen de twee zakelijke schrijfopdrachten die je in de loop van
dit schooljaar maakt. Omdat het balansverslag ook als opstel wordt beoordeeld, maakt ook die
opdracht onderdeel uit van het schrijfdossier. Daarnaast kan een docent ervoor kiezen om een
oefenopstel te laten maken. Ook zo’n oefenopstel maakt dan deel uit van het schrijfdossier.
De onderdelen van het leesdossier moeten worden ingeleverd op papier. Aangezien er in het verleden
nogal wat papieren leerlingenmateriaal is kwijtgeraakt, is er dit jaar gekozen voor een andere aanpak:
elke leerling levert aan het begin van het schooljaar een 23-rings multomap in bij zijn docent. Die gaat
dat dossier beheren. Elke literaire schrijfopdracht, elk leesverslag en elk project over de
literatuurgeschiedenis wordt daarin opgeborgen. Aan het eind van het jaar hoeft dan alleen nog de
literatuurlijst in tweevoud te worden ingeleverd. Die literatuurlijst moet je overigens gelijk met het vijfde
leesverslag inleveren!
Om het opbergen te vergemakkelijken, moeten de onderdelen steeds ingeleverd worden in plastic
zichtmappen die in de multomap passen.
Als je je werk niet op de hierboven beschreven ‘vakgroep-Nederlands-manier’ hebt vormgegeven in de
vierde klas – alhoewel dat ook toen al de bedoeling was -, verzoeken wij je dat alsnog in orde te
maken. Je leesdossier moet er uniform uitzien, als je er in de zesde klas een mondeling schoolexamen
over voorgeschoteld krijgt.
Het schrijfdossier is geen map met documenten die je aan het eind van het schooljaar moet inleveren,
zoals het leesdossier. Het is geen verplichting om een map aan te leggen van je schrijfopdrachten. Je
moet ze alleen een keer hebben ingeleverd, zodat ze beoordeeld kunnen worden. Als ze voldoende
zijn en je hebt ze teruggekregen van je docent, is daarmee de zaak afgedaan.
8
Nederlands Inleiding
1.5 BEPALINGEN M.B.T. DE HANDELINGSDELEN NEDERLANDS
ALGEMEEN
De handelingsdelen Nederlands moeten aan het eind van het jaar als ‘naar behoren’ worden
beoordeeld. Dat betekent dat elk onderdeel van het schrijfdossier en het leesdossier uiteindelijk
voldoende moet zijn. Indien dat voor een van die onderdelen niet het geval is, is overgang naar het
volgende leerjaar niet mogelijk (zie onder).
HET SCHRIJFDOSSIER
1. De twee zakelijke schrijfopdrachten - de opstellen - worden op school geschreven. Voor het
schrijven van een opstel worden twee lesuren beschikbaar gesteld. Er wordt dus alleen een
papieren versie gemaakt.
2. Een schrijfopdracht die niet als voldoende beoordeeld is, moet net zo lang worden herschreven
tot hij voldoende is. De tweede versie mag op de computer gemaakt worden.
3. Een herschreven versie kan een cijfer opleveren dat maximaal 0,5 hoger ligt dan het cijfer van
de eerste versie.
4. Samen met de tweede versie moet ook de originele versie worden ingeleverd. De kans om het
cijfer met 0,5 te verhogen, vervalt indien alleen de tweede versie wordt ingeleverd.
5. De tweede versie moet uiterlijk 7 dagen nadat de leerling het opstel heeft terugontvangen van
de docent, ingeleverd worden. Indien een herschreven opstel te laat wordt ingeleverd, vervalt
de mogelijkheid om een hoger cijfer te halen.
6. Een leerling die de deadline voor de tweede versie(zie 5) met meer dan 7 dagen overschrijdt,
moet op een door de docent te bepalen tijdstip een extra opstel schrijven. Dat strafopstel
levert geen cijfer op, maar moet wel naar behoren zijn.
HET LEESDOSSIER
Het leesdossier dat je aan het eind van het afgelopen jaar hebt ingeleverd, blijft in het beheer van je
docent. Elk onderdeel dat wordt ingeleverd, wordt aan het bestaande dossier toegevoegd.
1. Het is de bedoeling dat het leesdossier een 23-rings multomap is. Als je een andere soort map
hebt, moet je die vervangen. Deze map wordt tot en met de inlevering van het laatste
onderdeel in beheer gehouden door je docent. Als je dossier compleet is, ontvang je het terug.
9
Nederlands Inleiding
2. De afzonderlijke leesverslagen moeten ingeleverd worden in een plastic zichtmapje dat
geschikt is voor je 23-rings multomap. Je docent voegt elk verslag na het gecontroleerd te
hebben toe aan je map.
3. Aan het begin van het schooljaar krijg je een overzicht van de deadlines: 5 voor het inleveren
van boekverslagen en 2 voor het inleveren van het materiaal over de literatuurgeschiedenis
van de verlichting en van de romantiek. De literatuurlijst moet tegelijk met het vijfde
boekverslag worden ingeleverd (in tweevoud). Daarmee is het dossier compleet.
4. Op It’s Learning worden 7 opdrachten geformuleerd: die opdrachten hebben betrekking op
de hierboven genoemde onderdelen van het leesdossier. Aan die opdrachten zijn de aan het
begin van het schooljaar vastgestelde deadlines gekoppeld. Uiterlijk op die data moet je een
digitale versie van je boekverslag op It’s Learning inleveren. Uiteraard moet op die dagen ook
de papieren versie ingeleverd worden (zie 3).
5. De vastgestelde deadlines hebben dus betrekking op de in te leveren papieren versie en op de
versie die op It’s Learning moet worden ingeleverd. De deadline is niet gehaald als een van
beide ontbreekt.
6. LET OP! Anders dan vorig jaar zal het inleveren van de boekverslagen centraal plaatsvinden.
Voor elke leerlaag worden dezelfde deadlines vastgesteld. Op zo’n dag levert – in jullie geval –
iedere V6-leerling zijn boekverslag in op een van tevoren bekendgemaakt tijdstip en in een
eveneens van tevoren bekendgemaakt lokaal.
Aan het eind van die dag gaan de lijsten waarop is bijgehouden wie zijn verslag ingeleverd
heeft, naar mevrouw Groen. De sanctiemaatregelen treden daarna met onmiddellijke ingang
in werking.
7. Als je een deadline niet haalt, neem je op de dag van de deadline je boek en het onvolledige
verslag mee naar school en ga je daar vanaf dan elke dag na je laatste lesuur aan werken tot
je het verslag af hebt. Iets dergelijks geldt ook voor de opdrachten over de
literatuurgeschiedenis. Ook daaraan moet direct gewerkt worden tot ze af zijn.
8. Onvoldoende onderdelen moeten worden verbeterd; de verbeteringen moeten worden
toegevoegd aan de hard copy. De verbeteringen hoeven niet te worden doorgevoerd op It’s
Learning. Voor het inleveren van herschreven werk gelden ook hier de bepalingen die gelden
voor herschreven schrijfopdrachten (zie eerder: bepaling 2 en 3). In plaats van een extra opstel
moet je werken aan een extra literaire opdracht die je van je docent krijgt.
10
Nederlands Inleiding
9. De leesverslagen die via It’s Learning worden ingeleverd, worden door een programma op
plagiaat gecontroleerd.
a. Een leesverslag wordt niet geaccepteerd, indien het programma aangeeft dat het
percentage van het verslag voor meer dan 25% al eens eerder is ingeleverd of ergens op
het internet te vinden is.
b. Bij een eerste geval van plagiaat, zal de betreffende leerling in het bijzijn van zijn docent
een nieuw essay moeten schrijven. Bij elk volgend geval is de leerling verplicht een ander
door de docent te kiezen boek te lezen en te verwerken.
c. Om het programma zijn werk te laten doen, mag alleen zelfgemaakt werk worden
ingeleverd. Dat betekent dat via Its Learning alleen het essay en de bespreking van de
recensies ingeleverd mogen worden. De samenvatting en de recensies zelf moeten alleen
aan de papieren versie worden toegevoegd.
d. Indien een verslag tweemaal wordt ingeleverd, zal het programma uiteraard aangeven
dat het percentage plagiaat 100 is. Dan is de mate waarin werk van iemand anders of van
het internet is overgenomen uiteraard niet meer te controleren. Er zal dan van worden
uitgegaan dat er plagiaat is gepleegd, waarna de hierboven genoemde sancties in
werking treden.
10. Een docent heeft de mogelijkheid om sancties op te leggen aan leerlingen die meerdere
malen over een deadline heen gaan.
a. De zwaarte hangt af van het aantal tekortkomingen.
b. Mogelijke sancties zijn extra opdrachten en een door de docent gekozen extra boek.
c. Elke docent heeft de mogelijkheid zelf een ander moment te kiezen waarop de sancties
moeten worden afgewerkt.
11. Overschrijding van de deadline die in het PTA staat voor het inleveren van het leesdossier (alle
onderdelen moeten dan in het bezit zijn van je docent) kan leiden tot het verspelen van een
herkansing.
1.6 HET EXAMENPROGRAMMA
In (t)vwo 6 rond je het vak Nederlands af met een landelijk centraal schriftelijk examen (CSE) dat tot
2014 bestond uit een tekstverklaring en een samenvatting. Met ingang van het examenjaar 2015 kent
het centraal examen Nederlands vwo een andere vorm dan in de jaren ervoor. De lange
samenvattingsopdracht verdwijnt in het examenjaar 2015. In plaats hiervan worden teksten
11
Nederlands Inleiding
opgenomen met meer vragen. Zie hiervoor de module Lezen. Behalve een inhoudelijke verandering zal
er ook een verandering wat betreft het niveau plaatsvinden. Kort door de bocht betekent dat dat de
meeste vragen niet meer referentieniveau 3F zullen hebben, maar referentieniveau 4F. In de module
Lezen zal ook hier dieper op ingegaan worden.
Deze verschuiving zou kunnen betekenen dat er ook andere vormen van vragen in de examens vwo
van 2015 worden opgenomen dan tot nu toe in de centrale examens vwo gebruikelijk waren. Volgend
jaar – als jullie je examen gaan doen – is dat natuurlijk helemaal duidelijk.
Het resultaat van dit CSE bepaalde voor 50% het cijfer dat voor Nederlands op je diploma kwam te
staan en dat is ook in 2015 zo. De overige 50% wordt bepaald door de cijfers die je haalt voor de – niet-
landelijke – schoolexamens (SE’s). Voor Nederlands heb je 5 SE’s: één in (t)vwo 5, vier in (t)vwo 6.
Een overzicht:
(t)Vwo 5
• Verhaalanalyse (1)
(t)Vwo 6
• Poëzieanalyse (1)
• Een betogende schrijfopdracht (3)
• Een betogende presentatie (2)
• Een mondeling over leesdossier en literatuurgeschiedenis (2)
Het cijfer dat je tussen haakjes achter elk onderdeel ziet staan, geeft de weging van de schoolexamens
aan. Als het om het gewicht van SE-toetsen gaat, is dus het gedocumenteerd schrijven het belangrijkste
onderdeel.
De presentaties worden verspreid over het schooljaar gehouden tijdens de lessen Nederlands. Dit zijn,
zoals je gewend bent, betogende presentaties over een actueel onderwerp.
Van deze schoolexamens is alleen het mondeling niet herkansbaar.
o HET PTA
Uiterlijk begin oktober ontvang je het PTA-boekje. Het PTA is het programma van toetsing en afsluiting. In
het PTA-boekje staat voor elk vak alles vermeld, wat te maken heeft met je examendossier. Dat
betekent o.a. dat je er informatie in kunt vinden over je examendossiertoetsen en je handelingsdelen.
Verder staan er de gang van zaken in en het examenreglement. Van ieder vak worden er de
12
Nederlands Inleiding
bijzonderheden in opgenomen. Alhoewel het om iets gaat, wat nog ver van je af lijkt te liggen, heb je
bij veel vakken wel degelijk al met dat examen te maken. Voor Nederlands maak je bijvoorbeeld aan
het eind van het vijfde leerjaar je eerste schoolexamen - Verhaalanalyse - en zijn je lees- en je
schrijfdossier van belang. Die moeten zowel in de 4e als in de 5e als in de 6e naar behoren zijn.
Indien je wat dat betreft in gebreke blijft, kan de uiterste consequentie zijn dat je niet overgaat en – in
de examenklas - dat je niet mee mag doen aan het Centraal Schriftelijk Examen.
In dat PTA-boekje kan voor ieder vak opgenomen worden wat de regels zijn, bijvoorbeeld wat de
gevolgen zijn voor het overschrijden van een deadline. Dat zou voor Nederlands een nogal omvangrijk
stuk zijn. Vandaar dat we de bepalingen die alleen op Nederlands van toepassing zijn, zo veel mogelijk
in deze syllabus opnemen. Indien een bepaalde afspraak niet in deze syllabus staat, wil dat niet zeggen
dat die daarmee ook niet van kracht is. Het is het recht van een docent om met een klas specifieke
afspraken te maken en die hoeven niet per se in de syllabus te staan. We streven ernaar een reglement
voor het vak Nederlands te maken waarin echt alle afspraken staan.
o DE STUDIEWIJZER
Voor het schooljaar 2014/2015 hebben we weer een studiewijzer voor jullie gemaakt. Van die
studiewijzer is net als vorig jaar geen versie in deze syllabus opgenomen. Je hebt in de vierde wel
gemerkt dat die studiewijzer in de loop van het schooljaar nogal eens gewijzigd moest worden.
De eerste versie van die studiewijzer wordt op It’s Learning gezet en je ontvangt ook een papieren
exemplaar. Wijzigingen zullen via It’s Learning worden doorgeven.
In de studiewijzer kun je zien wanneer welk vakonderdeel op het programma staat. Daarnaast zie je
wanneer je een toets kunt verwachten. Ook hebben we alle informatie in het overzicht opgenomen,
die ons bekend is over vakanties, vrije dagen, activiteitenweken en een eventuele werkweek. Die
activiteitenweken zullen we gebruiken om eventuele achterstanden in te lopen, indien die weken niet
ingezet worden als repetitieweek.
13
Nederlands Lezen
2. MODULE LEZEN
2.1 REFERENTIENIVEAUS EN HET EXAMENPROGAMMA
Sinds enige tijd wordt er in het onderwijs gewerkt met referentieniveaus. Referentieniveaus zijn
richtlijnen om de taal- en rekenprestaties van leerlingen te verbeteren. Ze beschrijven wat
leerlingen moeten kunnen en kennen. Voor elke fase van basisschool tot aan het eind van het
voortgezet onderwijs wordt in kaart gebracht aan welke taaleisen een leerling moet voldoen.
Men spreekt in dit kader van fundamentele niveaus. Op het vwo moet aan het eind niveau 4F
bereikt zijn. Het eindexamen is afgestemd op dit referentieniveau.
Met betrekking tot het vaststellen van de verschillende referentieniveaus van de Nederlandse
taal is men uitgegaan van vier hoofdonderwerpen:
• mondelinge taalvaardigheid (gespreksvaardigheid, luistervaardigheid en
spreekvaardigheid);
• leesvaardigheid (zakelijke, fictionele, narratieve en literaire teksten lezen);
• schrijfvaardigheid (creatieve en zakelijke teksten produceren);
• begrippenlijst (bijvoorbeeld klinker, zelfstandig naamwoord of spreekwoord) en
taalverzorging (taal correct toepassen).
Voor het centraal schriftelijke eindexamen zijn vooral de uitgangspunten die men hanteert bij
leesvaardigheid van belang. De overige onderwerpen komen met name in de schoolexamens
aan bod. Voor het gedeelte tekstverklaren verandert er weinig. De tekstsoorten blijven
hetzelfde en het gaat nog steeds om:
• begrijpen
• onderscheid maken tussen tekstsoorten
• benoemen van objectieve en subjectieve argumenten en drogredeneringen
• argumentatieschema’s ontdekken
• ironisch taalgebruik herkennen
• interpreteren
• tekstgedeeltes vergelijken
• teksten vergelijken met andere teksten
• het aanwijzen van – al dan niet impliciete – verbanden tussen tekstdelen
14
Nederlands Lezen
• het herkennen van persoonlijke waardeoordelen
• evalueren
• een argumentatie analyseren en beoordelen
• een tekst beoordelen op samenhang van de tekst
• taalgebruik beoordelen
Aangezien men heeft geconcludeerd dat de examens tot dit jaar zich te veel richtten op
referentieniveau 3F (het eindniveau van het havo), lijkt de verwachting gerechtvaardigd dat
de teksten enigszins complexer zullen zijn (wat betreft inhoud en structuur) en dat ook de
vragen van een wat pittiger niveau zullen zijn.
Het grote verschil ten opzichte van de afgelopen jaren zit hem in de vierde vaardigheid:
samenvatten. Tot dit schooljaar moest een leerling een geleide samenvatting van een lange
tekst op een dusdanige manier kunnen maken dat iemand die de brontekst niet kende, op
basis van die samenvatting precies wist waar die brontekst over ging. Die samenvatting van de
lange tekst is vervangen door de samenvatting van een aantal korte teksten of tekstgedeeltes.
Zie voor meer informatie 2.17 Samenvatten (nieuwe stijl).
De veranderde opzet van de samenvattingsopdracht in het CSE Nederlands heeft ook
consequenties voor de beoordeling van het taalgebruik: de aftrekregeling voor incorrecte
formuleringen en onjuist taalgebruik in de samenvatting vervalt. Wat blijft, is de bepaling met
betrekking tot de beoordeling van antwoorden op open vragen. Er worden geen punten
afgetrokken voor spelfouten en idiomatische en grammaticale fouten, tenzij een antwoord er
minder juist of fout door wordt.
In de loop van dit schooljaar zullen we al enige aandacht besteden aan deze nieuwe
examenopzet van het onderdeel samenvatten. Dat betekent concreet dat we ons met name
in het derde trimester bezig zullen houden met korte teksten waarin we op zoek gaan naar de
essentie ervan. Een ander onderdeel dat het komende jaar wat meer dan in vorige jaren aan
de orde zal komen is de argumentatieleer. Uit publicaties is gebleken dat men steeds meer
belang gaat hechten aan een goed inzicht in argumentatiestructuren en in de validiteit van
argumenten. Termen als subjectiviteit (persoonlijke waardeoordelen), objectiviteit en
drogredeneringen krijgen meer gewicht dan voorheen en zullen dus zeker ook een onderdeel
uitmaken van de komende eindexamens.
15
Nederlands Lezen
2.2 INLEIDING BIJ DE MODULE ‘LEZEN’
Na de bespiegelingen over de referentieniveaus en het nieuwe eindexamen keren we terug
naar al eerder betreden paden. Immers, de module Lezen stond ook al in de syllabus voor de
vierde klas, toen met oefeningen. Dit jaar zijn de oefeningen weggelaten. Je moet dit deel van
de syllabus gebruiken als een soort naslagwerk. Het is verstandig om dat af en toe eens te
doen. Bij het CSE, dat voor 50% je eindcijfer voor Nederlands bepaalt, gaat het alleen maar
om leesvaardigheid. Kortom, ‘lezen’ is de belangrijkste vaardigheid binnen het vak Nederlands
en deze module is daarmee het belangrijkste onderdeel van deze syllabus.
In deze module komen de volgende onderdelen aan bod:
• leesstrategieën
• moeilijke woorden
• beeld en opmaak
• onderwerp en hoofdgedachte
• schrijfdoel en tekstsoort
• indeling van de tekst
• tekstrelaties - alineaverbanden
• deelonderwerpen van de kern van de tekst
• functies van alinea’s
• argumentatie
• aanwijzingen voor de aanpak van teksten
• samenvatten (nieuwe stijl)
Naast het pad van de theorie is er ook het pad van de praktijk. Vanwege de veranderde
exameneisen gaan we extra oefenen met argumenteren en met de nieuwe vorm van
samenvatten. Zoals gezegd doen we dat met name in het derde trimester. Door het cito is
nog geen materiaal ontwikkeld dat aansluit bij de nieuwe opzet, met uitzondering dan van
één oefenexamen. Dat bewaren we voor volgend jaar. Daarom vind je in deze syllabus geen
en in de tekstbijlage weinig oefenmateriaal bij de ‘nieuwe’ onderdelen. Dat komt er in de loop
van de komende maanden; hopelijk van het cito, maar we gaan zeker zelf ook
oefenmateriaal maken.
We gaan dit jaar ook oefenen met oude eindexamenopdrachten. Voor jullie bestaat dat
oefenmateriaal uit havo-examens, volgend jaar worden dat uiteraard vwo-examens.
Er verandert immers in principe niet veel aan het onderdeel tekstverklaren. De oude examens
zijn dus zeker nog meer dan bruikbaar. Je zult hoogstwaarschijnlijk tot vervelens toe die
examenteksten moeten verklaren. Bedenk dat het doel de middelen heiligt en dat herhaling
van de theorie en het veelvuldig oefenen met examenteksten een paar van die goede
16
Nederlands Lezen
middelen zijn om de kans op een goed examen volgend jaar te vergroten. Bovendien is een
goede vaardigheid in het lezen van teksten niet alleen voor het vak Nederlands belangrijk.
2.3 LEESSTRATEGIEËN
Je kunt een tekst op verschillende manieren lezen. Als je de hoofdzaken van een tekst te
weten wilt komen, lees je een tekst globaal. Zaken in de tekst die je belangrijk lijken, lees je
intensief of kritisch. Door een tekst op verschillende manieren te lezen, kom je er bijvoorbeeld
achter of de tekst relevante feiten bevat. Ook kun je hoofd- en bijzaken beter van elkaar
onderscheiden, wanneer je een tekst eerst globaal leest en daarna intensief en kritisch. Je leest
studerend als je een samenvatting van de tekst moet maken.
In onderstaand schema kun je zien wat deze manieren zijn en waar je op moet letten bij deze
verschillende strategieën.
Leesstrategie
Waar moet je op letten? Wat moet je doen?
globaal lezen
1. wie is de auteur/wat is de bron?
2. ter gelegenheid waarvan is de tekst tot stand gekomen?
3. bekijk de (onder)titel en tussenkopjes
4. lees de eerste alinea (t.b.v. het achterhalen van tekstthema/-doel/-
soort)
5. lees het slot
6. bepaal op basis van 1 t/m 5 het onderwerp
intensief lezen
(vervolg op globaal
lezen)
7. lees het middendeel (uit welke delen bestaat de tekst?)
8. wat zijn de verbanden tussen (en binnen) de delen?
9. wat zijn de belangrijkste mededelingen per alinea (kernzinnen)?
10. wat is de hoofdgedachte?
11. bepaal de deelonderwerpen
12. zijn de uitkomsten van het globaal lezen bevestigd? Of moet je die
bijstellen?
kritisch lezen
(vervolg op intensief
lezen)
13. zijn de gegevens betrouwbaar?
14. is de redenering zuiver? (geldigheid en kracht van de
argumenten)
studerend lezen
15. maak een overzicht van de hoofdzaken van de tekst (belangrijk bij
het voorbereiden van een leertoets); laat de bijzaken weg
17
Nederlands Lezen
2.4 MOEILIJKE WOORDEN
Het kan zijn, dat je in een tekst woorden tegenkomt, die je niet kent. Raak niet in paniek,
wanneer je een woord niet direct begrijpt. Probeer het woord in de context te plaatsen en zo
achter de betekenis te komen. Dat houdt in dat je de betekenis van een woord probeert te
achterhalen door te kijken naar de zin (of de alinea of zelfs de gehele tekst) waarin dat woord
staat. Je kunt ook je kennis van andere talen gebruiken of de betekenis van het woord
proberen te achterhalen door aan andere woorden te denken.
Een recent voorbeeld is het volgende:
Een leerling had een mondeling over een door hem gemaakt werkstuk. In dit werkstuk stonden
de voor hem blijkbaar moeilijke woorden ‘demilitariseren’ en ‘denazificeren’. Helaas wist hij de
betekenis van deze woorden niet uit de context te halen. Toen de docent hem vroeg naar de
betekenis van het woord ‘demotiveren’, kon hij de betekenis van de andere twee woorden
echter wel geven.
Overigens: bij het Centraal Schriftelijk Examen (CSE) voor Nederlands mag je een (eendelig)
woordenboek gebruiken om woorden die je niet kent, op te zoeken.
2.5 BEELD EN OPMAAK
De presentatie van een tekst is erg belangrijk. Een tekst leest prettig wanneer het beeld (de lay-
out) overzichtelijk en rustig is. Je kunt de tekst dan makkelijk lezen, doordat er bijvoorbeeld een
duidelijk lettertype is gebruikt en doordat je snel ziet waar de volgende alinea begint
(inspringen, alineanummers). Ook het gebruik van regelnummers maakt de tekst overzichtelijk.
Indien de schrijver illustraties heeft gebruikt, dan zijn deze treffend en functioneel. De titel en
eventuele tussenkopjes zijn vetgedrukt of cursief.
Dit alles noemen we de opmaak van een tekst. Je zou kunnen zeggen dat dit de ‘uiterlijke
verzorging’ van een tekst is. De opmaak van een tekst is niet altijd overzichtelijk. Laat je hier
echter niet door afleiden en concentreer je op de inhoud van de tekst.
Merk wel op wanneer de schrijver bijvoorbeeld woorden onderstreept, of wanneer er plaatjes
opgenomen zijn in de tekst. De schrijver doet dat niet voor niets; vraag je dus af wat het doel
ervan is.
2.6 ONDERWERP EN HOOFDGEDACHTE
Het onderwerp van een tekst is datgene waar de tekst over gaat. Je kunt dit onderwerp in
enkele woorden weergeven. Let op: maak hier geen hele zin van. Zorg er wel voor dat je alle
belangrijke zaken in je onderwerp noemt, wees dus volledig. Het onderwerp van een tekst is
bijvoorbeeld: nachtdetentie voor jongeren in Rotterdam en niet alleen detentie.
18
Nederlands Lezen
De hoofdgedachte is de (belangrijkste) uitspraak die over het onderwerp wordt gedaan. Zo’n
hoofdgedachte heeft de vorm van een mededelende zin; ze bestaat nooit uit meerdere
zinnen.
Let bij het bepalen van de hoofdgedachte op de titel, de inleiding en het slot van een tekst. In
de kernzinnen van iedere alinea vind je bovendien de belangrijkste informatie van een alinea.
Soms wordt er van je gevraagd om deze hoofdgedachte zelf te formuleren in een maximum
aantal woorden. Tel dan het aantal woorden en wees zorgvuldig en kernachtig in het
formuleren van de hoofdgedachte. Laat voorbeelden en details dus weg. Het kan ook zijn dat
je de hoofdgedachte uit de tekst moet citeren. Schrijf deze zin dan letterlijk over.
Het kan voorkomen dat een vraag naar de hoofdgedachte van een tekst de vorm van een
meerkeuzevraag heeft. Let er dan op dat je:
• de kernzinnen per alinea onderstreept (je kunt er ook voor kiezen om op te schrijven
wat volgens jou de belangrijkste informatie uit een alinea is: je onderstreept dan dus
geen kernzin uit de alinea, maar je formuleert in dat geval je eigen kernzin per alinea)
• als antwoord het alternatief kiest dat het meest volledig is. Er dient zoveel mogelijk –
relevante - informatie in de hoofdgedachte te staan.
2.7 SCHRIJFDOEL EN TEKSTSOORT
SCHRIJFDOELEN
Een schrijver heeft altijd een bedoeling met zijn (zakelijke) tekst. Deze schrijfdoelen van de
schrijver kunnen zijn:
informeren
Informeren: een opsomming van feiten
Uiteenzetten: informatie en uitleg
beschouwen
De lezer aan het denken zetten
overtuigen
Betogen: de lezer overtuigen van zijn eigen mening; een beroep doen op het verstand van
de ontvanger, een pleidooi houden
activeren
De lezer aansporen tot handelen; een beroep doen op het gevoel van de ontvanger
(bijvoorbeeld reclameteksten)
amuseren
Vermaken (in zakelijke teksten is het amuserende aspect vaak meer middel dan doel: de
schrijft probeert zijn doel - informeren, aanzetten tot nadenken, overtuigen of activeren - op
een voor de lezer amusante wijze te bereiken (bijvoorbeeld door het gebruik van ironie)
19
Nederlands Lezen
Combinaties van twee of meer schrijfdoelen kunnen ook voorkomen. Bij het beantwoorden
van de vraag naar het schrijfdoel noem je dan het hoofddoel. Hoewel de tekst van een
reclame bijvoorbeeld best overtuigend kan lijken, is het toch echt de bedoeling dat je het
product koopt (activeren).
TEKSTSOORTEN
Er zijn drie belangrijke tekstsoorten: de uiteenzetting, de beschouwing en het betoog.
De uiteenzetting behoort tot teksten met een informatief doel: de schrijver geeft
gegevens/feiten en daarbij uitleg, bijvoorbeeld over hoe iets in elkaar zit. Een eigen mening
komt in een uiteenzetting niet voor. Er worden dus bijvoorbeeld geen verschillende meningen
gepresenteerd waarover nagedacht moet worden en er is ook geen sprake van een mening
waarvan de schrijver zijn lezers wil overtuigen.
Kenmerken:
• de tekst is objectief
• de lezer wordt geïnformeerd of
• de schrijver zorgt ervoor dat de lezer het geschrevene begrijpt
De beschouwing behoort tot de teksten met een persuasief doel: de schrijver wil de ontvanger
aan het denken zetten. De schrijver legt de lezer bijvoorbeeld verschillende verklaringen van
een verschijnsel voor. Naast zijn eigen opvatting (!) kan hij de visie van anderen inzetten om de
lezer te helpen zijn mening te vormen. Op deze manier wordt een verschijnsel van
verschillende kanten belicht. Het is aan de lezer om zijn eigen conclusies te trekken, zijn eigen
mening te vormen.
Kenmerken:
• de tekst is gedeeltelijk subjectief en gedeeltelijk objectief
• iets (bijvoorbeeld een verschijnsel) wordt van verschillende kanten belicht,
• de tekst is minder dwingend dan een betoog, de schrijver dringt zijn mening niet op,
maar zet de lezer slechts aan het denken
Het betoog behoort ook tot de teksten met een persuasief doel: de schrijver wil de lezer
overtuigen van zijn gelijk. Om dit te bereiken neemt de schrijver een duidelijk standpunt (de
stelling) in en onderbouwt hij dit standpunt met argumenten. De argumenten van de
tegenstander(s) worden alleen genoemd om deze te weerleggen.
Kenmerken:
• de tekst is subjectief
• het doel is de lezer te overtuigen
20
Nederlands Lezen
• de schrijver maakt gebruik van argumenten
Net zoals er combinaties van twee of meer schrijfdoelen kunnen voorkomen, bestaan er ook
combinaties van tekstsoorten. Dit is bijvoorbeeld het geval bij lange examenteksten. Het kan
bijvoorbeeld zo zijn dat in zo’n lange tekst een combinatie voorkomt van een betoog en een
uiteenzetting. Bij het beantwoorden van de vraag naar het tekstdoel noteer je dan het
hoofddoel (in het geval van de genoemde combinatie zal dat altijd betogen zijn en niet
uiteenzetten).
2.8 INDELING
Teksten bestaan uit drie delen: inleiding, kern en slot. Elk deel kan op zijn beurt weer bestaan uit
één of meerdere alinea’s. Een schrijver begint met een nieuwe alinea als hij met een nieuw
onderdeel of onderwerp begint.
In een alinea is er vaak sprake van een kernzin: de belangrijkste zin in een alinea. Het is de
hoofdmededeling van een alinea. Meestal begint een alinea met de kernzin en is de rest van
de alinea een uitwerking (toelichting of verduidelijking). Soms is de kernzin de 2e of de laatste
zin in een alinea. Wanneer een kernzin de 2e zin is in een alinea, wordt deze voorafgegaan
door een inleidende zin. Dit is vaak het geval bij wat langere alinea´s.
Als de kernzin de laatste zin in een alinea is, dan heeft deze de functie van een samenvatting
van de voorgaande zinnen of van een conclusie uit de voorgaande zinnen.
In deze paragraaf gaan we in op de indeling van de tekst in inleiding, kern en slot:
Inleiding
- is gericht op de lezer
- kan uit meer dan één alinea bestaan.
Functies:
• de belangstelling van de lezer wekken (hem prikkelen om verder te lezen, de lezer
wordt nieuwsgierig gemaakt en als het ware ‘verleid’ om verder te lezen);
• het onderwerp of de hoofdgedachte van de tekst aangeven;
• aankondigen hoe de tekst is opgebouwd (vaak bij langere teksten,
aangeven welke deelonderwerpen er volgen);
• de aanleiding van het schrijven van de tekst noemen (waarom is de tekst
geschreven? Naar aanleiding van een actuele gebeurtenis bijvoorbeeld);
• de lezer welwillend stemmen. De schrijver probeert ervoor te zorgen dat de lezer ‘aan
zijn kant staat’, zodat deze niet al te kritisch is. De schrijver stelt zich vaak bewust
bescheiden op.
21
Nederlands Lezen
Kern:
- het onderwerp wordt behandeld.
- bevat een aantal deelonderwerpen
- bestaat uit een aantal alinea’s die onderling met elkaar in verband staan. (Zie 2.8)
Slot:
- gericht op de lezer: het effect van de boodschap moet optimaal zijn.
- het doel is de tekst af te ronden. Dit kan op drie manieren:
• door de tekst samen te vatten (vaak bij informatieve teksten)
• door een conclusie te trekken (voor- en nadelen of verschillende visies tegen elkaar
afwegen, bij overtuigende/beschouwende teksten)
• door een aanbeveling te doen (de schrijver geeft een goede raad, een advies)
2.9 TEKSTRELATIES/ALINEAVERBANDEN
Als een schrijver wil dat zijn boodschap duidelijk overkomt, moet hij ervoor zorgen dat hij zijn
verhaal goed opbouwt. Dat betekent onder andere dat hij in zijn tekst met een nieuwe alinea
begint, als hij een nieuw (deel)onderwerp aansnijdt.
Alinea’s staan natuurlijk ook niet in een willekeurige volgorde in de tekst; die moeten in een
logische volgorde staan. In een betoog bijvoorbeeld zal in de inleiding een stelling staan,
daarna kan er aantal alinea’s volgen met argumenten voor, daarna een aantal alinea’s met
argumenten tegen en in de laatste alinea kan er dan een conclusie volgen.
Als lezer moet je proberen de structuur van een tekst te achterhalen; Als je ziet hoe de tekst is
opgebouwd, kun je de tekst namelijk beter begrijpen, je kunt er vragen over beantwoorden
en je kunt hem samenvatten. Het is daarom ook handig als je weet op welke manier alinea’s
met elkaar verbonden zijn.
Verbanden tussen alinea’s kunnen op vier verschillende manieren worden aangegeven:
A. Herhaling van woorden of woordgroepen.
Aan het begin van een alinea worden woorden of woordgroepen uit de vorige alinea
herhaald.
Voorbeeld:
Alinea 1: Door het snoer van de genootschappen vormde zij een ‘nationale gemeenschap’,
die erin slaagde de lokale en regionale niveaus te overstijgen. Op die manier ontstond een
nationalisme dat de toekomst had.
Alinea 2: De ontdekking van dit nationalisme heeft de historici ertoe gebracht de geboorte
van het moderne Nederland niet langer in de 19e, maar in de 18e eeuw te dateren.
Uit: Spiegel Historiael
22
Nederlands Lezen
B. Overgangszinnen
Een overgangszin is een samenvattende zin aan het begin van een alinea die uit de vorige
alinea afkomstig is. Meestal staat er een verwijswoord (deze, die, dit etc.) in.
Voorbeeld:
Ook het stoppen met roken en minder drinken wordt aanbevolen om snurken te voorkomen.
Roken is slecht voor de zuurstofopname en te veel alcohol ontspant de spieren achter in de
keel. Slappe spieren houden de luchtwegen niet open. Het is duidelijk dat ook een
slaapmiddel de zaak alleen maar verergert.
Tegen de achtergrond van bovengenoemde strenge adviezen biedt de Britse arts Elizabeth
Scott een leukere methode aan.
Uit: Psychologie
C. Aankondigende zinnen
Aankondigende zinnen zul je vooral in langere teksten tegenkomen. Deze zinnen
kondigen aan wat de lezer nog allemaal kan verwachten in de tekst.
Voorbeeld:
• We gaan nu in op de nadelen van het product. Daarna zal ik een conclusie geven.
• Daarvoor zijn drie oorzaken te noemen.
• In wat volgt zal ik laten zien waarop Balkenende ongelijk heeft.
D. Signaalwoorden
Het is ook prettig als de schrijver signaalwoorden gebruikt. Dan zie je die verbanden sneller: als
hij Ten eerste schrijft, weet je dat er een opsomming volgt en als hij dus schrijft, weet je dat er
een conclusie volgt.
De meest voorkomende verbanden met de bijbehorende signaalwoorden vind je in het
schema.
Naam verband
Signaalwoord
Voorbeeldzin
opsomming ten eerste, ook, bovendien,
ten slotte, tevens ,daarnaast,
niet alleen..maar ook,
vervolgens, verder, om te
beginnen
Hij is oneerlijk. Bovendien is hij
erg onvriendelijk.
chronologisch
(soort opsomming)
vroeger, later, nu, eerst,
daarna, toen, vervolgens,
voordat, nadat, ten slotte
Eerst maak je je huiswerk,
daarna ga je je ontspannen.
oorzaak-gevolg doordat, daardoor,
waardoor, zodat, te wijten
doordat (oorzaak) het heeft
geregend, zijn de daken nat
23
Nederlands Lezen
aan, te danken aan, als
gevolg van, dus, het komt
door, het gevolg is
reden/verklaring omdat, daarom, de verklaring
daarvoor, want, reden, dus,
de reden hiervoor is, immers,
namelijk
ik denk niet dat ik naar de
bioscoop ga, want
(verklaring) mijn salaris is nog
niet gestort.
samenvatting
(geen nieuwe informatie)
dus, samengevat, kortom,
resumerend
‘de zon schijnt, het waait niet
en het is warm, het is dus
lekker weer.’ (geen nieuwe
informatie)
conclusie
(nieuwe informatie)
dus, kortom, hieruit volgt,
daarom, al met al,
concluderend
‘de zon schijnt, het waait niet
en het is warm, ik ga lekker
naar buiten.’ (nieuwe
informatie gebaseerd op het
voorafgaande)
doel-middel door middel van, met de
bedoeling, ten einde, om…te,
daartoe, met het oog op,
waarvoor, zodat, opdat, voor,
daarvoor, door…te
Ik gebruik een pen (middel)
om mee te schrijven (doel).
tegenstellend daarentegen, maar, hoewel,
echter, toch, ondanks, aan
de ene kant…aan de andere
kant, enerzijds…anderzijds,
hoewel, in plaats van
hoewel zijn cijfers erg slecht
zijn, doet hij nog steeds zijn
best niet.
vergelijking zoals, net (zo) als, evenals, in
vergelijking met, (meer/beter)
…dan
net als zijn broer is hij een
echte studiebol.
voorbeeld zoals, zo, bijvoorbeeld, dit
blijkt uit
haar eerlijkheid blijkt uit haar
gedrag ten opzichte van
haar vrienden.
voorwaarde/geval op voorwaarde dat, in dat
geval, tenzij, behalve als, mits,
indien, als, wanneer,
veronderstelling, als…dan
je mag met je vriendinnen op
vakantie, indien je voor
wiskunde een voldoende
staat op je eindlijst.
24
Nederlands Lezen
2.10 DEELONDERWERPEN VAN DE KERN VAN DE TEKST
Elke (goede) tekst heeft een inleiding, een kern en een slot. Vaak is het zo, dat je ook in de kern
van een tekst een aantal delen kunt aanwijzen. Zo kun je bij een betoog, na het poneren van
de stelling in de inleiding, verwachten dat er in de kern van de tekst een gedeelte is met
argumenten vóór de stelling en een gedeelte met argumenten tegen met een weerlegging
van deze argumenten. (Bij een weerlegging van argumenten probeer je de argumenten van
de tegenpartij onderuit te halen, je probeert aan te geven waarom die argumenten niet
kloppen of gelden.)
Het is prettig als je snel doorziet hoe een tekst is opgebouwd. Je krijgt dan sneller grip op de
tekst en je kunt er dus beter vragen over beantwoorden. Ook het maken van een
samenvatting is gemakkelijker als je de opbouw van de tekst doorziet.
Veel teksten worden op dezelfde manier opgebouwd; welbeschouwd zijn er maar een paar
tekstpatronen (ook wel: compositiepatronen of tekststructuren). Hieronder worden de
belangrijkste patronen besproken.
A. bewering en bewijzen of bewering en argumenten
Dit is een patroon, dat vaak wordt gebruikt, ook bij eindexamenteksten. In een tekst
met dit patroon doet de schrijver een bewering en hij probeert de lezer te overtuigen
van zijn gelijk door het geven van argumenten. Omdat de schrijver vaak ook de
tegenargumenten geeft, kun je in dit soort teksten ook het patroon voor en tegen
herkennen.
B. vroeger en nu; verleden, heden en toekomst
In teksten met dit patroon wordt de ontwikkeling in tijd gegeven. De schrijver kan
hierbij alleen vertellen wat er in het verleden is gebeurd en wat er in het heden
gebeurt, maar hij kan ook al een verwachting uitspreken over wat er in de toekomst
zou kunnen gebeuren.
C. probleem en oplossing
De schrijver signaleert een probleem (of er is sprake van een meningsverschil) en er
wordt geprobeerd een oplossing voor dit probleem te vinden.
D. verschijnsel en bespreking
In dit soort teksten noemt de schrijver een verschijnsel en in de kern beschrijft hij allerlei
aspecten van dit verschijnsel. Hierbij noemt de schrijver dus alleen verschillende
kanten of onderdelen.
E. verschijnsel en verklaring
Ook in deze teksten wordt een (soms problematisch) verschijnsel genoemd. De schrijver
25
Nederlands Lezen
probeert daarvoor allerlei verklaringen te geven.
De volgende twee patronen komen wat minder vaak voor:
F. verdeel en heers
De schrijver bespreekt een ingewikkeld onderwerp. Voor een beter begrip - voor
zichzelf en voor de lezer - deelt hij het onderwerp op in stukjes of deelonderwerpen. Als
je de afzonderlijke delen begrijpt, begrijp je het geheel ook (dan heers je erover).
G. these, antithese en synthese
Hier kiest de schrijver een middenpositie (de synthese) in een discussie waarbij er
sprake is van extreme opvattingen (de these en de antithese, de stelling en de
tegenstelling).
Bij eindexamenteksten worden er bijna altijd vragen gesteld over de indeling van de tekst. Dat
kan op twee manieren. Soms wordt al aangegeven hoe je de kern kunt verdelen en
vervolgens krijg je de opdracht om van de verschillende tekstgedeelten de functie te
benoemen.
Maar het kan ook omgekeerd. In dat geval wordt aangegeven, dat de kern is op te delen in
een aantal delen en de tussenkopjes worden gegeven. Het is dan de bedoeling om aan te
geven waar, bij welke alinea, een gedeelte met een bepaald tussenkopje begint.
Het is overigens wel goed je te realiseren, dat men daarbij (bijna ) altijd de volgorde aanhoudt,
die in de tekst is te vinden.
2.11 FUNCTIES VAN ALINEA’S
Als het goed is, heeft een tekst een logische opbouw. De schrijver zet de alinea’s niet in een
willekeurige volgorde achter elkaar. Een alinea heeft ten opzichte van de volgende (of vorige)
alinea een bepaalde taak of functie. In de eerste alinea kan bijvoorbeeld een verschijnsel
worden genoemd en in de tweede alinea kan er een voorbeeld van gegeven worden.
Bij eindexamenteksten moet je vaak aangeven wat de functie van één alinea (of meerdere
alinea’s) is ten opzichte van een andere alinea (of een aantal andere alinea’s). Over het
algemeen is het zo, dat je moet kiezen uit een rijtje mogelijkheden.
Let bij de vragen over de functie van alinea’s op de gebruikte signaalwoorden en op de
belangrijkste informatie uit die alinea (de kernzin, die vaak helemaal aan het begin of
helemaal aan het eind van zo’n alinea staat). Vaak heeft zo’n alinea een relatie met de vorige
26
Nederlands Lezen
alinea (ook daar kun je dus naar zoeken): een toelichting, een voorbeeld, een tegenwerping,
een conclusie enzovoort. Uiteraard moet je je in jouw antwoord beperken tot de
mogelijkheden die in de vraag worden gegeven. Het geven van een synoniem levert geen
punten op, ook al is het inhoudelijk een goed antwoord.
Er is een enorme rij met functies te geven, maar we beperken ons hier tot een aantal veel
voorkomende functieaanduidingen:
aanbeveling
aanleiding
advies
afweging
argument
begripsomschrijving
bewering
bezwaar
conclusie
constatering
definitie
effect
gevolg
hypothese
inleiding
nuancering
ontkenning
ontkrachting
ontwikkeling
oorzaak
oplossing
opsomming
overeenkomst
probleemstelling
reden/verklaring
samenvatting
stelling
tegenargument
tegenstelling
toelichting
uitgangspunt
uitweiding
uitwerking
vaststelling
vergelijking
verklaring
verschil
visie
voorbeeld
voorbehoud
vooronderstelling
voorwaarde
vraagstelling
weerlegging
2.12 ARGUMENTATIE
Bij eindexamenteksten wordt veel gebruikgemaakt van betogen, dus teksten waarbij de
schrijver de lezer probeert te overtuigen. Hij heeft een mening over een bepaald onderwerp
en hij hoopt de lezer ervan te overtuigen, dat hij gelijk heeft. Hij doet dit door argumenten te
geven.
Een betoog heeft dus een stelling of standpunt en één of meer argumenten, uitspraken
waarmee de schrijver de waarheid van de stelling wil bewijzen.
Er zit dus een logisch verband tussen stelling en argumenten. Je kunt controleren of een
argument past bij de stelling door te kijken of het signaalwoord want er tussen past.
Een voorbeeld:
We moeten stoppen met het gebruik van kernenergie. (stelling of standpunt)
want we blijven anders eeuwen lang zitten met gevaarlijk, radioactief afval. (argument)
27
Nederlands Lezen
Een argumentatie kan heel eenvoudig zijn, dan heb je de stelling en maar één argument. Men
spreekt dan van een enkelvoudige argumentatie. Daarnaast zijn er natuurlijk argumentaties
met meerdere argumenten; men spreekt dan van een meervoudige argumentatie.
Zo’n meervoudige argumentatie kan op twee manieren opgebouwd zijn: je spreekt van een
nevenschikkende argumentatie, als er sprake is van verschillende argumenten die
onafhankelijk van elkaar de stelling ondersteunen. Daarnaast kan het zo zijn, dat een
argument wordt ondersteund door een subargument. Je spreekt dan van een
onderschikkende argumentatie.
Een voorbeeld van die laatste categorie
Ik kan je niet helpen met verhuizen, (standpunt)
want ik heb geen tijd, (argument)
want ik moet een werkstuk maken voor school. (subargument)
Een voorbeeld van een nevenschikkende argumentatie
Ik kan je niet helpen met klussen (standpunt)
want ik heb twee linkerhanden (argument)
en ik heb geen tijd (argument)
2.13 SOORTEN ARGUMENTEN
Er zijn verschillende soorten argumenten; we noemen er een aantal:
A. argumenten gebaseerd op feiten
Dacia’s worden steeds populairder; uit onderzoek is gebleken, dat er steeds meer van
verkocht worden.
B. argumenten gebaseerd op (eigen) ervaring (empirische argumenten)
Bij statistiek moet je gewoon alle sommen maken; ik heb gemerkt, dat het muntje dan
vanzelf een keer valt.
C. argumenten gebaseerd op gezag van een ander of autoriteit
Morgenmiddag zijn we vrij; ik heb dat in de pauze gehoord van meneer Koot.
D. argumenten gebaseerd op (gewenste) gevolgen of nut
We moeten een eigen methode maken; daarin staat dan tenminste alles wat we zelf
belangrijk vinden.
E. argumenten gebaseerd op voorbeelden
Hij is een heel aardige man; hij groet me altijd als hij me tegenkomt. [ook empirisch]
28
Nederlands Lezen
F. argumenten gebaseerd op een vergelijking
Ik denk niet, dat ik de X-factor leuk vind; ik vond Idols ook al niets.
G. argumenten gebaseerd op geloof of principes (morele argumenten)
Dat moet je niet doen; in onze heilige schrift staat dat het niet mag.
H. argumenten gebaseerd op gevoel of intuïtie (emotionele argumenten)
Ik vind dat een leuke serie, want elke aflevering is spannend.
Het zal duidelijk zijn dat niet elk argument even sterk is. Als je een feit gebruikt als argument, zal
men er niet omheen kunnen. Maar als je vindt dat iets moet gebeuren, omdat jouw geloof het
je voorschrijft, zal een ander, die niet hetzelfde gelooft, het niet per se met je eens zijn.
Naast argumenten die niet erg sterk zijn, omdat ze subjectief zijn, worden er ook wel
argumenten gebruikt die niet kloppen. Men spreekt dan van drogredenen. De schrijver die dit
soort argumenten gebruikt, weet ook wel dat deze argumenten niet kloppen, maar hij gebruikt
ze toch om de lezer over te halen. Ook hiervan geven we een paar voorbeelden:
A. de cirkelredenering
Elsschot is een groot schrijver, want hij schrijft zo goed.
B. op de man spelen
Ja, dat zeg jij, maar wie ben jij nou?
C. de generalisering
Zij is een vrouw en vrouwen doen dat altijd.
D. vals dilemma
Je bent voor ons, of je bent tegen ons.
E. beroep op verkeerde autoriteit
Ik weet zeker dat het morgen mooi weer wordt, want mijn groenteman heeft het
gezegd.
F. ontduiken van de bewijslast
Iedereen doet het.
G. dreigementen
Als je daarin niet met ons meegaat, weet ik niet of we je van nu af aan nog wel serieus
kunnen nemen, hoor.
29
Nederlands Lezen
Bij het eindexamen zul je soms moeten vertellen wat voor soort argumenten of drogredenen er
zijn gebruikt. Meestal kun je dan weer kiezen uit een aantal mogelijke antwoorden.
Ook zul je soms een betoog moeten beoordelen: is de gebruikte argumentatie aanvaardbaar
of niet (helemaal). Let bij het beoordelen van een argumentatie ook op dingen die er niet
staan. Bij een argumentatie gaat men soms uit van aannames, ook wel veronderstellingen of
vooronderstellingen genoemd. Als die veronderstellingen niet kloppen, klopt de argumentatie
ook niet.
2.14 SOORTEN REDENERINGEN
Bij argumenteren gaat het om een redenering of gedachtegang. De schrijver zal zijn lezer
proberen te overtuigen door middel van argumenten. Dat lukt natuurlijk alleen als de lezer de
redenering logisch vindt.
Naast de redenering gebaseerd op argumentatie onderscheidt men nog drie soorten
redeneringen. Bij het examen zul je moeten kunnen bepalen wat voor redenering is gebruikt.
Hieronder volgen de andere drie soorten redeneringen:
B. redeneringen op basis van oorzaak en gevolg (causaliteit)
C. redeneringen op basis van voor- en nadeel
D. redeneringen op basis van overeenkomst
2.15 AANWIJZINGEN VOOR DE AANPAK VAN TEKSTEN
Hieronder volgen aanwijzingen voor de aanpak van teksten. Na een aantal algemene
opmerkingen, wordt verteld hoe je een tekstverklaring het best kunt aanpakken.
ALGEMEEN
Als je een tekst leest, moet je altijd eerst proberen die tekst goed te begrijpen; dan pas kun je
met enig succes vragen beantwoorden of de tekst samenvatten. Je moet dan ook altijd eerst
de volgende vragen kunnen beantwoorden. Welbeschouwd volgt hier niets nieuws: je doet
dit, als het goed is, al sinds de brugklas.
A. Wat is het onderwerp van de tekst?
[zie 2.6]
30
Nederlands Lezen
B. Wat wil de schrijver over dat onderwerp zeggen?
Met andere woorden: Wat is de hoofdgedachte? Als je deze vraag goed wilt
beantwoorden, moet je wellicht eerst een tussenvraag beantwoorden: Wat voor soort tekst
is het? Als je denkt, dat het een betoog is, moet het antwoord op de tweede vraag de
vorm hebben van een stelling of een conclusie.
In de brugklas heb je al geleerd dat het antwoord op deze vraag vaak te vinden is op één van
de voorkeursplaatsen. Lees dus in eerste instantie de titel, de inleiding en het slot (en let
eventueel op dik of schuin gedrukte woorden, op tussenkopjes, op plaatjes).
C. Hoe zit de tekst in elkaar?
Met andere woorden: Kun je de structuur van de tekst achterhalen? Waar begint dus de
kern, en waar het slot? Hoe is de kern opgebouwd? Als je kunt vertellen wat de schrijver
achtereenvolgens in de tekst doet, begrijp je de tekst.
Bij het beantwoorden van deze vraag kun je gebruikmaken van je kennis over
signaalwoorden en tekstpatronen!
2.16 AANDACHTSPUNTEN BIJ HET MAKEN VAN EEN TEKSTVERKLARING
• In de meeste vragen staat niet alleen een directe vraag, maar je krijgt ook informatie: er
wordt bijvoorbeeld een stukje uit de tekst samengevat. Lees deze informatie goed en kijk
vervolgens op welke vraag je precies antwoord moet geven.
• ‘Ontleed’ de vraag ook goed:
• uit hoeveel delen moet het antwoord bestaan? Als er gevraagd wordt naar twee
verklaringen/oorzaken enz. heeft het geen zin er meer te geven: bij het nakijken mogen
we alleen de eerste twee antwoorden bekijken. Het is natuurlijk jammer als je de
gevraagde antwoorden wel hebt, maar ze als nummer drie of vier hebt genoemd.
• moet een citaat een zin zijn of een zinsgedeelte?
• hoeveel woorden mag je maximaal gebruiken? Tegenwoordig mag je niet meer
woorden gebruiken dan dat maximumaantal; als je dat wel doet, verspeel je een punt.
Overigens: als je begint met het overnemen van een deel van de vraag, tellen die
woorden niet mee.
Bijvoorbeeld:
Vraag: Welke oorzaak wordt door de regering genoemd voor de
kredietcrisis?
31
Nederlands Lezen
Antwoord: De oorzaak die door de regering genoemd wordt voor de
kredietcrisis is het falen van de grootste Nederlandse banken
Dit antwoord bestaat uit 7 woorden.
• uit welke alinea(‘s) moet het antwoord komen?
• als je moet kiezen uit een aantal mogelijkheden (zoals bij vragen over de functie van
tekstgedeelten), kijk dan goed naar de gegeven mogelijkheden en kies er daar één
van. Geef geen synoniemen, want die moeten we toch fout rekenen (ook al is het voor
ons gevoel goed). Het heeft ook geen zin om een motivering te geven, want daar
wordt niet om gevraagd.
• Probeer bij meerkeuzevragen eerst zelf het antwoord te geven. Kies dan een
antwoordmogelijkheid die het dichtst bij jouw antwoord in de buurt komt. Wanneer dat
niet lukt, moet je proberen de antwoorden eruit te halen die onzinnig zijn, of slechts op
één detail ingaan (bij vragen over de hoofdgedachte van de hele tekst bijvoorbeeld).
Soms geven twee antwoorden precies dezelfde informatie. Die vallen natuurlijk allebei af.
• Bij meerkeuzevragen wordt steeds nadrukkelijk vermeld dat het gaat om het beste
antwoord. Vaak lijken meerdere antwoorden wel te kunnen, maar dan is er toch maar
één het beste. Het helpt al als je de antwoorden die echt niet kunnen, wegstreept.
• Bij de antwoorden wordt niet gelet op correct taalgebruik, maar het spreekt voor zich dat
de antwoorden wel te begrijpen moeten zijn.
Vragen die vaak voorkomen, zijn vragen over:
• De tekstsoort: - betoog (stelling met argumenten; bedoeld om te overtuigen)
of
- beschouwing (een probleem van meerdere kanten bekijken,
waarbij ook de eigen mening een rol speelt).
- het komt zelden voor dat een examentekst een uiteenzetting
(alleen feiten) is
• De hoofdgedachte: heel vaak staat de hoofdgedachte in de eerste alinea (de stelling
die in de tekst verdedigd zal worden) of in de laatste alinea (als conclusie).
• De functie van een alinea: let daarbij op de gebruikte signaalwoorden en op de
belangrijkste informatie uit die alinea. Vaak heeft zo’n alinea een relatie met de vorige
alinea: een toelichting, een voorbeeld, een tegenwerping, een conclusie enzovoort.
32
Nederlands Lezen
• Argumentatie en (drog)redeneringen: je hoeft de termen die te maken hebben met
de argumentatieleer alleen te begrijpen, en dus niet uit je hoofd te leren. Dit soort
vragen wordt altijd in de meerkeuzevorm gesteld. Als je de theorie begrijpt, zul je het
goede antwoord wel kunnen vinden. De meeste termen spreken voor zich
(persoonlijke aanval, valse vergelijking, enz.).
• Heel vaak staat er een vraag in het examen waarin de structuur van de tekst wordt
aangeboden en waarbij je moet aangeven in welke alinea een bepaald deel begint. Zo’n
vraag laat je precies zien hoe de tekst in elkaar zit. Belangrijke informatie!
• Signaalwoorden zijn vreselijk belangrijk. Ze geven aan wat de functie is van een bepaalde
alinea of een deel daarvan.
• Ga voor je antwoorden op vragen op zoek naar formuleringen die lijken op wat in de
vraag wordt gezegd. Daar in de buurt vind je vaak je antwoorden. Een tekstverklaring is
soms niet meer dan een zoekplaatje.
Bijvoorbeeld:
Vraag 3: Noem vier verschillende strategieën die volgens de tekst gehanteerd worden
om de informatiestromen waaraan we dagelijks blootgesteld worden, te lijf te gaan.
In alinea 5 luidt de eerste zin: Gelukkig zijn we niet machteloos overgeleverd aan de
informatiestroom, maar kennen we aardig wat strategieën om de overlast te lijf te
gaan.
En inderdaad, daarna worden netjes de betreffende strategieën opgesomd.
• Wat ook vaak verstandig is, is regelmatig terugkijken naar eerdere vragen. Het komt
regelmatig voor dat informatie in een ‘latere’ vraag je kan helpen bij het vinden van het
antwoord op een ‘eerdere’ vraag. Het tegenovergestelde komt ook regelmatig voor.
Bijvoorbeeld:
Vraag 3: Noem vier verschillende strategieën die volgens de tekst gehanteerd worden
om de informatiestromen waaraan we dagelijks blootgesteld worden, te lijf te gaan.
De antwoorden op deze vraag staan netjes opgesomd in alinea 5.
Vraag 8: Bij welke alinea past het kopje: Goed omgaan met informatiestromen?
Het antwoord is eenvoudig: dat is natuurlijk alinea 5.
33
Nederlands Lezen
2.17 SAMENVATTEN (NIEUWE STIJL)
Vanaf dit jaar gaat het bij het onderdeel samenvatten dus niet meer om een geleide
samenvatting van een lange tekst, maar om het samenvatten van een aantal kortere teksten,
waarbij de term ‘samenvatten’ een ruim begrip is, omdat je nu drie verschillende
vaardigheden moet beheersen:
• tekstgedeelten reduceren tot de hoofduitspraak (eventueel inclusief ondergeschikte
uitspraken);
• informatie ordenen (teksten of tekstgedeeltes herordenen tot de hoofduitspraak,
eventueel inclusief ondergeschikte uitspraken);
• samenvattingen beoordelen (bepalen of een samenvatting van een tekst of
tekstgedeelte de hoofduitspraak bevat eventueel inclusief ondergeschikte uitspraken).
Dit levert een eindexamen op dat blijft bestaan uit meerdere teksten met vragen, waaronder
ten minste één langere tekst. Bovendien wordt de opdracht tot het zelfstandig samenvatten
van een langere tekst vervangen door (nieuwe) vraagtypen. Vragen die je als
samenvattingsopgaven zou kunnen bestempelen en die tot dit jaar bij het tekstverklaren te
vinden waren, zullen ook in 2015 deel uit maken van het CSE.
Voorbeelden daarvan zijn:
• Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
• Wat is de hoofdvraag waarop de tekst antwoord probeert te geven?
• Wat is het standpunt dat de auteur inneemt inzake het probleem dat in deze tekst
besproken wordt?
• Met welke argumenten ondersteunt de schrijver de stelling die hij in alinea x
formuleert?
• Vat alinea x samen in niet meer dan y woorden.
Voorbeelden van nieuwe vragen:
• Vul op basis van alinea x tot en met y het onderstaande argumentatieschema in?
(ordenen van informatie)
• Welke van onderstaande beweringen hoort wel/niet in de samenvatting van tekst x
thuis? (beoordelen)
• Welke zinnen zouden wel/niet moeten worden opgenomen in de samenvatting van
tekst x? (beoordelen)
34
Nederlands Lezen
• Welke van onderstaande samenvattingen geeft de hoofdgedachte – gedachtegang
– inhoud van de tekst het beste weer? (beoordelen)
Oefenmateriaal om de genoemde vaardigheden te trainen ontvang je in de loop van het
schooljaar. Het zal daarbij voornamelijk gaan om bewerkte examens van voor dit jaar.
35
Nederlands Schrijven
3. MODULE SCHRIJVEN
3.1 INLEIDING
In deze module besteden we aandacht aan schrijfvaardigheid. Het is belangrijk dat je goed
leert schrijven. Niet alleen om hoge cijfers te halen, maar ook omdat het in veel gevallen de
enige manier is om je medemens jouw gedachten te vertellen. Werkelijk waar, dat kan later
van pas komen!
VAN “BOER-DAAR-LIGT-EEN-KIP-IN-‘T-WATER” NAAR SYMFONISCHE MUZIEK
Tekstvoorbeeld 1
Toen je nog op de basisschool zat, heb je vast wel eens net zo’n opstelletje gemaakt als het
bovenstaande. Als je daar nu nog eens naar kijkt, dan vind je misschien dat het kinderlijk
overkomt. De zinsbouw is simpel en eentonig, veel zinnetjes beginnen met ‘Ik’.
Maar aan de andere kant: er staat niet één fout in! Toch is het duidelijk dat je de relatieve
veiligheid van dit soort opstelletjes moet loslaten om je aan het grote werk te wagen. In plaats
van een simpel liedje op de mondharmonica moet je een symfonie leren spelen op een
kerkorgel. Dat gaat niet altijd meteen goed. Soms gaat het zelfs goed fout. Deze module staat
daarom boordevol met aanwijzingen: hoe het wel moet en welke fouten je moet zien te
vermijden.
De fouten die we behandelen, zijn ontleend aan de praktijk. Het merendeel komt uit opstellen
van leerlingen van de Wolfert. Sommige fouten zijn best grappig, maar pas op voor
leedvermaak. Niemand is namelijk in staat om helemaal perfect te schrijven – en daarin ligt
toch ook weer een zekere geruststelling.
SCHRIJVEN BEGINT BIJ LEZEN. TWEE VOORBEELDEN
De eerste en laatste les bij het schrijven is: Schrijf vrijuit, maar léés wat je schrijft!
In deze module behandelen we een heleboel fouten. Met betrekking tot de inhoud, met
betrekking tot stijl, taalgebruik en spelling. Maar als je probeert bij iedere zin die je schrijft aan al
die goede raad te denken, dan krijg je geen letter meer op papier. Daarom: laat je zinnen vrij
uit de pen stromen, maar lees alles na wat je schrijft en verbeter de fouten.
Ik ben gisteren naar de dierentuin geweest. De dierentuin was in Rotterdam. De
dierentuin heet Blijdorp. Ik heb daar leeuwen gezien. Toen heb ik olifanten
gezien. Ik ben ook bij de apen geweest. Ik heb een patatje gegeten. Ik heb ook
een ijsje gegeten. Toen gingen we weer naar huis.
36
Nederlands Schrijven
We gaan een voorbeeld bekijken.
Tekstvoorbeeld 2
Nederland moet stoppen met het bouwen van kerncentrales De Nederlandse regering heeft besloten om door te gaan met het maken en gebruiken van
kerncentrales. Het risico om afhankelijk te worden van olie was volgens het merendeel van
de Tweede Kamer te groot. Zo onder andere Pieter van Geel van het CDA die denkt dat
“kernenergie onvermijdelijk is en dat we het gewoon hard nodig hebben”. In de aanloop
naar de verkiezingen op 9 juni wil het CDA het aantal kerncentrales in Nederland uitbreiden
naar drie. (...)
Ik ben echter tegen het gebruik en vind dat we met de technologie van tegenwoordig beter
naar nieuwe mogelijkheden en oplossingen kunnen zoeken. Kernenergie is een erg oude
techniek als we kijken naar het maken van energie met veel nadelen. (...)
(in een alinea over de risico’s van kernenergie)
Tsjernobyl was overigens niet de enige ramp met kernenergie, er zijn veel meer van dit soort
voorbeelden te geven. Zoals Windscale (tegenwoordig Sellafield) in 1957. Dit geeft dus wel
een goed beeld van het effect dat een dergelijke ramp teweegbrengt.
Uit een betoog, geschreven door een leerling van de Wolfert (V5), mei 2010
Tekstvoorbeeld 2 laat goed zien wat er gebeurt als een schrijver niet de moeite neemt het
geschrevene na te lezen en te corrigeren.
Een tweede voorbeeld. Een ingezonden brief van iemand die zich er vreselijk aan heeft zitten
ergeren dat hij in de media als een “graaier” aan de kaak werd gesteld. Het ging om de
Icesaveaffaire: de IJslandse bank Icesave had veel spaarders aangetrokken door een hoge
rente te beloven. Toen Icesave tijdens de financiële crisis van 2008 op de fles ging, vergoedde
de Nederlandse overheid de schade. Maar menigeen sprak schande van het gedrag van de
spaarders. De briefschrijver vindt dat niet eerlijk.
Tekstvoorbeeld 3
Vandaag kom ik uit de kast: ik ben een graaier. Al een jaar loop ik ermee rond. Het ligt als een
steen op mijn maag. Vandaag kom ik uit de kast: ik ben een graaier.
Al zo lang wij leven, hebben mijn vrouw en ik onze spaarbankboekjes gekoesterd bij de
Postspaarbank. De Postspaarbank, u weet het nog wel, had de overheid als eigenaar en het
leek ons zeer safe. Maar hoe wij onze vierjaarlijkse invloed op de overheid ook aanwendden,
het mocht niet baten, er moest en zou worden geprivatiseerd. Zelfs bij de PvdA werd men
een voorstander van het kapitalistisch gedachtegoed. Het verzelfstandigde bedrijf was
37
Nederlands Schrijven
uiteraard te klein om te overleven en werd dus door de overheid verkocht aan de
grootkapitalisten van de ING.
Uit gemakzucht wellicht, maar zeker ook vanwege de levenslange binding, bleven wij bij de
ING-dochter. Langzaam en sluipend ging de spaarrente op onze rekening naar beneden,
maar als de welbekende kikkers in het langzaam opgewarmde bad bleven wij bij de Postbank
zitten. Er zou wel een goede reden zijn.
Die reden, daar zijn wij inmiddels achter: ING moest zo nodig het door de grootste gokker aller
tijden, Nick Leeson, te gronde gerichte Barings overnemen. Bij Barings bleef het ondanks de
overname bonusfeest. Daar zijn mijn vrouw en ik een beetje bedroefd van geworden.
Toen ik een jaar geleden met pensioen ging, werden mijn niet opgenomen verlofdagen
uitbetaald. Over dit extraatje werd uiteraard keurig 52 procent loonbelasting ingehouden en
de resterende 48 procent wilden mijn vrouw en ik op een spaarrekening zetten. Gelet op onze
ervaring bij ING kwam de folder van Icesave als geroepen. Maar liefst 5,25 procent
gegarandeerde rente en dat bij een bank met AAA-notering, die ook niet werd
aangevochten door onze nationale toezichthouder Nout Wellink.
Binnen twee maanden was onze Icesave rekening onbereikbaar en leek het geld weg. Wij
kregen post van De Nederlandsche Bank: het geld kwam weer terug. Sedertdien heet ik in
ingezonden brieven regelmatig een graaier te zijn en draaide de belastingbetaler op voor het
door mij genomen onverantwoorde risico. Zelfs Bos en Wellink hebben zich in die geest
uitgelaten over Icesave-spaarders. Toch wel een beetje wrang eigenlijk.
Ingezonden brief, Volkskrant 12-09-2009
Oefening 1. 1. Zoek de volgende fouten in de tekst van tekstvoorbeeld 2:
• Tekst niet in overeenstemming met de feiten
• Onbedoeld grappig
• Citaat zonder tijds- en plaatsaanduiding
• Zinsvolgorde verhaspeld
• Tendentieuze of onvolledige weergave van de geschiedenis
2. Welke zinnen zijn juist heel goed geschreven?
3. Herschrijf tekstvoorbeeld 2 en corrigeer daarbij de gevonden fouten.
38
Nederlands Schrijven
Oefening 2
Een betoog wordt gekenmerkt door een stelling, waarvoor de schrijver argumenten
aandraagt.
1. Welke stelling en welke argumenten vind je in tekstvoorbeeld 3? Met de formulering van
de stelling is iets aan de hand: wat? Van welk stijlmiddel maakt de schrijver een effectief
gebruik? Geef daar voorbeelden van.
2. Welk doel heeft de briefschrijver met dit stukje gehad? Is dat doel naar jouw mening
bereikt?
3. Je begrijpt wel dat tekstvoorbeeld 3 bedoeld is als voorbeeld van een bijzonder goed
geschreven stukje. Geef je de schrijver gelijk, ben je anders over de zaak gaan denken?
3.2 OPDRACHT EN STAPPENPLAN
DE OPDRACHT
Tijdens het behandelen van deze module zul je twee keer werken aan een opdracht: het
schrijven van een gedocumenteerd opstel. De bedoeling van al het lesmateriaal in de rest van
de module is om je handvatten te geven om deze opdrachten tot een zo goed mogelijk einde
te brengen. De opdracht ziet er als volgt uit:
Opdracht 1 + 2
Schrijf een gedocumenteerd betoog van minimaal 500 en maximaal 700 woorden over een
actueel en controversieel onderwerp. Je mag zelf dat onderwerp kiezen, maar je moet het
een week voordat je het opstel in de klas schrijft – samen met de stelling die je wilt gaan
verdedigen - ter goedkeuring aan je docent voorleggen. Als voorbereiding op het schrijven
van het opstel moet je documentatie verzamelen en een puntsgewijze pro- en contralijst
maken. Van je docent hoor je nog hoe je met die documentatie moet omgaan (zie ook de
volgende paragraaf).
In paragraaf 3.7 vertellen we je op welke manier je met deze opdracht concreet om moet
gaan, d.w.z. we gaan in op:
• het onderwerp
• het achtergrondmateriaal
• de tijd die er beschikbaar is voor het schrijven van het opstel
• het structuurschema
• de klad- en de netversie
• het inleveren van het opstel
In de daaraan voorafgaande paragrafen bieden we je een heel gedetailleerd stappenplan
dat je moet leren hanteren om een goed opstel te kunnen schrijven.
39
Nederlands Schrijven
HET STAPPENPLAN
Bij een complexe opdracht is het altijd een goede aanpak om een stappenplan te maken.
Daarmee kan je een moeilijke taak opdelen in een aantal gemakkelijker taken. Je kan je op
één stap tegelijkertijd concentreren.
In deze module zullen we aan de stappen één voor één aandacht besteden.
Stappenplan voor het schrijven van een betoog.
1. Bedenk een stelling (zie 3.3)
2. Maak een argumentatieschema, het raamwerk voor je betoog (zie 3.3)
3. Schrijf het betoog in grote lijnen uit: inleiding, argumentatie, conclusie (zie 3.4).
Besteed bij deze stap vooral aandacht aan de opbouw.
4. Schrijf het betoog in detail uit. Besteed nu vooral aandacht aan de formulering van
goede zinnen. (zie 3.5).
5. Herlees het betoog en verbeter de gedeelten waar je niet tevreden mee bent (zie
3.6)
3.3 HET BETOOG: STELLING EN ARGUMENTATIE
In deze paragraaf krijg je aanwijzingen voor het maken van je argumentatieschema. Daarin
staan de stelling die je wilt verdedigen, en alle redenen waarom jij vindt dat de lezer het met je
eens moet zijn. Het argumentatieschema is de ruggengraat van je betoog.
DEFINITIE BETOOG
We zijn de definitie van het betoog al tegengekomen in de module Lezen. Zij wordt hier
herhaald, omdat het bij het schrijven van een betoog essentieel is je steeds te realiseren waar
je eigenlijk mee bezig bent.
Een betoog is een tekst met als tekstdoel: overtuigen. De schrijver heeft een bepaalde mening
en hij wil graag dat de lezers van zijn tekst het na lezing met hem eens zijn.
Een goed betoog kan mensen over de streep trekken. Iemand die eerst een andere mening
had, zegt na lezing “Daar zit toch wel wat in” of “Eigenlijk moet ik hem gelijk geven”.
Er is een andere tekstsoort die op het eerste gezicht veel lijkt op een betoog, maar die eigenlijk
heel anders is.
40
Nederlands Schrijven
We bedoelen de preek voor eigen parochie, een stukje dat gelijkgestemden sterkt in hun
mening door zich af te zetten tegen andersdenkenden, bijvoorbeeld door hen belachelijk te
maken.
Datgene waarvan de lezer overtuigd moet raken, is de stelling. Deze geeft de mening van de
auteur over een bepaalde kwestie weer. In de volgende paragraaf komen we terug op
kwaliteitseisen voor de stelling.
De inhoudelijke middelen die de auteur hanteert om zijn doel (de lezer overtuigen) te bereiken
zijn de argumenten. Dat zijn kleine redeneringen die het gelijk van de schrijver proberen aan te
tonen. Ook hierop komen we terug.
DE STELLING
Om erachter te komen welke uitspraken geschikt zijn als stelling voor een betoog, gaan we
eerst wat oefenen. Daarna geven we een paar richtlijnen. Die staan op de volgende
bladzijde.
Oefening 3.
Welke van onderstaande zinnen komen in aanmerking om de stelling te zijn bij een betoog?
En welke lijken je geschikt voor een betoog dat je zelf gaat schrijven voor school?
1. De aarde draait om de zon.
2. Nederland moet geen nieuwe kerncentrales meer bouwen.
3. Is het huwelijk nog een eigentijdse samenlevingsvorm?
4. De firma Janssen heeft jegens mijn cliënt wederrechtelijk gehandeld en dient daarom
tot het betalen van een schadevergoeding veroordeeld te worden.
5. De organisatie van het wereldkampioenschap voetbal in een ontwikkelingsland.
6. De doodstraf moet afgeschaft worden.
7. Het Groot Dictee der Nederlandse Taal is een zinloos spelletje dat de kijker met een
verkeerde indruk omtrent de spelling van het Nederlands achterlaat.
8. De beste stuurlui staan aan wal.
9. Het moet verboden worden om in Nederland op straat een vreemde taal te spreken.
10. Kan onze samenleving zonder beeldhouwkunst?
11. Het Roemeens lijkt van alle Europese talen het meest op het Latijn.
Oefening 4.
Bedenk over de volgende onderwerpen of vragen een stelling, een argument dat vóór de
stelling pleit en een argument tegen de stelling.
1. De organisatie van het wereldkampioenschap voetbal in een ontwikkelingsland.
2. Breien en borduren.
3. Hoe ver mag vrijheid van meningsuiting gaan?
41
Nederlands Schrijven
4. Ruimtevaart.
5. Goedkope vliegreizen.
6. De beste manier van misdaadbestrijding.
Als het goed is, heb je bij de uitwerking van oefening 3 een paar dingen ontdekt, zoals:
• Een vraag kan nooit een stelling zijn (nummers 3 en 9).
• De stelling in je betoog is een uitspraak die je gaat verdedigen. Je moet er dus vóór
zijn!
• Een stelling moet een volledige zin zijn. Daarom is nr. 5 niet goed. Het onderwerp van
nr. 5 is trouwens wel heel geschikt voor een stelling!
• Of een stelling zinnig is, hangt ook van de wereld om ons heen af. “De aarde draait om
de zon” was in de tijd van Galilei een prachtige stelling – zelfs niet ongevaarlijk voor de
aanhangers ervan. Maar tegenwoordig is dit inzicht gemeengoed en valt er weinig
over te betogen. Een dooddoener zoals “De beste stuurlui staan aan wal” brengt je
evenmin op koers voor een goed betoog.
Ook “De doodstraf moet afgeschaft worden” is een verkeerd vertrekpunt voor je opstel,
tenzij je in de Verenigde Staten woont. In Nederland is de doodstraf namelijk al lang
geleden afgeschaft. Een evergreen in dit genre is bijvoorbeeld “Kindermishandeling
moet verboden worden”. Duh, zou Homer Simpson zeggen.
• Anderzijds moet je ook niet aankomen met een stelling die zo onredelijk is dat het bijna
onmogelijk zal worden om ook maar een redelijk mens ervan te overtuigen. Stelling 9 is
daar een voorbeeld van.
• We hebben nog de nummers 2, 4, 7 en 11 over. Maar met 4 en 11 is iets aan de hand
wat ze ongeschikt maakt voor jouw opstel. Het zijn namelijk stellingen die aan de orde
komen in een heel specifieke context. Voor nr. 4 is die context een rechtszaak. Stelling
11 zou kunnen voorkomen in een wetenschappelijk artikel over het Roemeens.
• Stellingen 2 en 7 zijn geschikt voor een schrijfopdracht waarbij een betoog verlangd
wordt.
De stelling is het vertrekpunt van je betoog. Als je betoog een bouwwerk is, dan is de stelling
het fundament daarvan. Is de stelling niet goed, dan blijft het bouwwerk wankel. Besteed er
aandacht aan.
42
Nederlands Schrijven
ARGUMENTEN
Met de spelregels van de logica kan je iets bewijzen. Een oud en eerbiedwaardig voorbeeld:
• Socrates is een mens
• Alle mensen zijn sterfelijk
• Dus Socrates is sterfelijk.
De redenering is juist en bleek ook in de praktijk steekhoudend, want Socrates leeft niet meer.
Maar in het dagelijks leven zien we bijna nooit deze grondige en volledige manier van
argumenteren! Over Socrates zou iemand bijvoorbeeld kunnen opmerken: “Socrates was
sterfelijk, want hij was een mens”. Dat alle mensen sterfelijk zijn, kan de toehoorder zelf wel
bedenken. Daarmee maakt de toehoorder dus de redenering compleet, er is sprake van een
verzwegen argument.
Verzwegen argumenten zijn bijna onmisbaar voor een betoog. Als je alles helemaal gaat
uitspitten, is er voor de toehoorder of lezer geen doorkomen aan. Maar als je teveel weglaat,
dan hangt je argumentatie als los zand aan elkaar. Hier moet je de juiste balans vinden.
Laten we eens twee argumenten bekijken. Wat is het verzwegen argument?
• De maximumsnelheid moet omlaag, want dat spaart mensenlevens.
• De maximumsnelheid moet omhoog, want dat stimuleert onze economie.
In het eerste geval is het verzwegen argument:
• Als we een maatregel kunnen bedenken die mensenlevens spaart, dan moeten we
die maatregel beslist uitvoeren.
In het tweede geval:
• Als we een maatregel kunnen bedenken die de economie stimuleert, dan moeten we
die maatregel beslist uitvoeren.
Veel mensen zullen het eerder eens zijn met het eerste dan met het tweede argument.
Gelukkig mag iedereen dat helemaal zelf weten! Het is intussen geen harde logica meer, waar
iedereen zich wel bij neer moet leggen. Nee, in bovenstaand voorbeeld gaat het om het
afwegen van voor en tegen.
Nog even over het voorbeeld van de maximumsnelheid: in beide gevallen noemde de spreker
een voordeel van de maatregel die hij voorstelde. Dat is een soort argument dat de meeste
mensen zal aanspreken. Omdat het zo vaak voorkomt, hebben we dit een standaardnaam
gegeven: argumentatie op basis van voor- en nadelen.
43
Nederlands Schrijven
In de module Lezen (zie 2.13) zijn we verder nog tegengekomen: argumentatie op basis van
oorzaak en gevolg en argumentatie op basis van overeenkomst (vergelijking). Andere
standaardvormen zijn argumentatie op basis van feiten en argumentatie op grond van
autoriteit.
ARGUMENTEN EN SUBARGUMENTEN, TEGENARGUMENTEN EN WEERLEGGINGEN
Vaak heeft een argument dat je aanvoert om je stelling te ondersteunen, zelf ook weer
ondersteuning nodig. Een voorbeeld:
Stelling: De maximumsnelheid moet omlaag.
Argument: Dat spaart mensenlevens.
Misschien denkt de lezer nu: Is dat wel zo? Spaart het verlagen van de maximumsnelheid echt
mensenlevens? Om hem te overtuigen dat je argument deugdelijk is, gebruik je een
subargument.
Subargument: In Zweden is het aantal verkeersdoden met 20% gedaald na verlaging van
de maximumsnelheid.
Een ander argument voor dezelfde stelling (De maximumsnelheid moet omlaag):
Argument: Dat spaart brandstof.
Voor de lezer die niet onmiddellijk snapt waarom dat wenselijk is, voeg je eraan toe:
Subargument 1: Dat is goed voor onze portemonnee
Subargument 2: Dat is beter voor het milieu.
Intussen kan het gebeuren dat de lezer zelf gaat nadenken en bijvoorbeeld op het volgende
idee komt:
Tegenargument: Een lagere maximumsnelheid is slecht voor onze economie.
Een gehaaide schrijver voelt dat aankomen. Hij maakt het tegenargument onschadelijk door
het zelf naar voren te brengen, samen met een weerlegging.
Weerlegging: Mensenlevens wegen echter zwaarder dan economisch voordeel.
Tabel 1 bevat nog eens precies dezelfde argumenten, maar dan handig bij elkaar gezet in
een zogenaamd argumentatieschema.
Stelling De maximumsnelheid moet omlaag
Argument A2. Daardoor gebruiken we minder brandstof
A2.1 Dat spaart geld
A2.2 Dat is goed voor het milieu
Tegenargument T1. Een lagere maximumsnelheid is slecht voor onze economie.
T1.1 (weerlegging) Maar mensenlevens wegen zwaarder dan economisch voordeel
44
Nederlands Schrijven
Oefening 5.
Hieronder staan de stelling en de argumenten die bij een betoog horen. Door een ongelukje
bij de drukker zijn ze helaas door elkaar geraakt. Zet alles weer in een logische volgorde. Zet
er het juiste etiket bij (stelling, argument, subargument, tegenargument, weerlegging).
1. Dat is het beste voor onze democratie;
2. Als een partij die veel kiezers weet te trekken, geen deel heeft aan de macht, dan
zullen haar kiezers zich bedrogen voelen;
3. Het is wenselijk dat een partij die bij de Tweede Kamerverkiezingen veel zetels wint,
vertegenwoordigd is in het volgende kabinet;
4. Misschien bent u, lezer, het met de ideeën van die partij helemaal niet eens;
5. Als de zetelverhouding in de Tweede Kamer verandert, is het niet democratisch dat
dezelfde partijen aan de macht blijven;
6. Door coalitievorming zullen de scherpe kantjes er wel afgevijld worden;
7. Als die ideeën echt niet deugen, dan zal de praktijk dat uitwijzen.
HET ARGUMENTATIESCHEMA: DE OPZET VAN JE BETOOG
Een argumentatieschema is een prachtige manier om je stelling en de volledige argumentatie
die je gaat gebruiken op een rijtje te zetten. Hierboven hebben we dit schema de
ruggengraat van je betoog genoemd. Maak je argumentatieschema voordat je met het
eigenlijke schrijfwerk begint.
Oefening 6.
Hieronder staan, na een korte inleiding, twee stellingen over hetzelfde onderwerp. Maak een
keuze voor één van beide en maak daar een argumentatieschema bij.
Een systeem van geen bezwaar bij orgaandonatie?
Er is nog altijd een schrijnend tekort aan beschikbare organen voor orgaantransplantatie. Een
manier om daar verbetering in te brengen is misschien het zogenaamde systeem van geen
bezwaar. Dat houdt in, dat iedereen geacht wordt toestemming te geven om na zijn dood
zijn organen voor transplantatie te gebruiken. Wie dat niet wil, dient uitdrukkelijk bezwaar te
maken.
a. Het geen bezwaar systeem moet in Nederland ingevoerd worden.
b. Een dergelijk systeem verdient volgens mij geen aanbeveling.
Het maken van een argumentatieschema is stap 2 van het stappenplan. Bij deze stap moet je
jezelf de volgende vragen stellen:
45
Nederlands Schrijven
• Wat vind ik eigenlijk zelf?
• Is mijn argumentatie redelijk?
• Heb ik minimaal drie argumenten?
• Wat is de meest logische volgorde in de opbouw van mijn argumentatie?
• Zijn er nog voor de hand liggende argumenten of tegenargumenten die ik over het
hoofd gezien heb?
3.4 SCHRIJVEN IN GROTE LIJNEN: DE STRUCTUUR VAN EEN TEKST
Bij stap 3, het schrijven in grote lijnen, geef je vorm aan de tekst. In deze module gebruiken we
de volgende standaardvorm.
Inleiding
Vangt de aandacht van de lezer. Introduceert het onderwerp en de stelling
Kern
1. Argumenten (+ uitwerking)
2. Tegenargumenten + weerlegging
Slot
Conclusie: herhaling van de stelling.
Doet de lezer op een nette manier uitgeleide.
Oefening 7.
Je krijgt van je docent de alinea’s van een betoog. Helaas is er opnieuw iets misgegaan,
waardoor de alinea’s in de verkeerde volgorde zijn komen te staan. Aan jou de taak om ze
weer in de goede volgorde te zetten!
INLEIDING
De inleiding is misschien wel het moeilijkst om te schrijven. Een leeg blad papier kan
angstaanjagend werken. Daarom besteden we extra aandacht aan het schrijven van een
goede inleiding.
Eerst moet je weten wat je met de inleiding wil. Ga ervan uit dat jouw inleiding minstens twee
van de volgende functies moet hebben.
• De lezer uitnodigen om dóór te lezen. Stel je voor dat jouw betoog in een krant staat.
Het eerste wat de lezer dan ziet, is de titel. Is die interessant genoeg, dan begint hij
aan de inleiding. Dat is dus jouw kans om ‘m bij z’n kladden te pakken!
• De lezer welwillend stemmen. In een betoog wil je de lezer overtuigen. Dat zal
gemakkelijker lukken als hij de schrijver (jou dus) een beetje aardig vindt.
46
Nederlands Schrijven
• Het onderwerp bij de lezer introduceren.
• Aangeven waarom je juist nu over dit onderwerp schrijft. Wat is de actuele
aanleiding?
• Bij een lange tekst: aankondigen hoe de tekst is opgebouwd. Voor het betoog dat
jullie bij deze module gaan schrijven (500 tot 700 woorden), mag je dit doen, maar
nodig is het niet.
Dat is nogal wat voor niet meer dan één alinea. Gelukkig bestaan er standaardmanieren om
het probleem van de inleiding te tackelen. Hier komen er een paar, met voorbeelden die als
begin zouden kunnen dienen bij een betoog over kernenergie. Soms kun je al aan de eerste
zin zien of de schrijver voor of tegen is!
1. Begin met een vraag.
a. Welke energiebron gaat de wereld gebruiken als de olie op is?
b. Herinnert u zich nog de kolenkachel?
2. De retorische vraag.
c. Een plutoniumstaat, ziet u het voor zich?
d. Herinnert u zich de ramp in Tsjernobyl?
3. Met de deur in huis vallen: je stelling is de eerste zin.
e. Kernenergie, we moeten er maar niet aan beginnen.
f. Kernenergie, uiteindelijk kunnen we niet zonder.
4. Begin met een uitdagende of shockerende openingszin.
g. De Don Quichote van tegenwoordig strijdt vóór windmolens.
h. Turf en trapautootjes hebben de toekomst. Tenminste, als het aan de tegenstanders
van kernenergie ligt.
5. Begin met de aanleiding voor je betoog, of met een anekdote.
i. De wereld van nu draait op olie. Olie wordt in gigantische hoeveelheden uit de
grond gehaald. Totdat het op is.
j. Het was 1986. We zaten dicht op elkaar in de kelderkast naar de radio te luisteren.
Hoe stond de wind? Wanneer zou de radioactieve wolk boven Nederland komen?
Oefening 8.
De volgende beginzinnen zijn saai. Bedenk een pakkend begin (ongeveer 4 zinnen) over
hetzelfde onderwerp.
1. In dit betoog ga ik het hebben over alcoholmisbruik bij jongeren.
2. Anorexia nervosa is een ernstige ziekte.
3 . Zwangerschappen bij tienermeisjes nemen hand over hand toe.
47
Nederlands Schrijven
Oefening 9.
Schrijf een pakkende inleiding bij de volgende stellingen. Kies elke keer voor een andere
aanpak.
1. Het is een goed idee om kinderen van drie naar de basisschool te sturen.
2. Diepzeeboringen naar olie zijn te gevaarlijk
3. Kwakzalvers hebben vrij spel in Nederland.
4. Het rookverbod in horecagelegenheden moet gehandhaafd worden.
5. Door het Internet wordt het steeds moeilijker om ware en onware informatie te
onderscheiden.
KERN (ARGUMENTATIE)
In het middenstuk van je betoog staan alle argumenten uit je argumentatieschema. Per alinea
één argument, met eventuele subargumenten.
Belangrijk is een natuurlijke overgang tussen de inleiding en de kern en later tussen de kern en
het slot. Het gaat natuurlijk steeds over hetzelfde onderwerp, maar toch moet duidelijk zijn dat
er bij de kern ook echt een nieuw tekstgedeelte begint. Dat kan bijvoorbeeld door een
witregel tussen inleiding en kern.
Een goede alinea heeft altijd een kernzin. Deze zin bevat de belangrijkste informatie uit die
alinea. De kernzin staat vaak aan het begin van de alinea, maar kan ook aan het einde staan.
De andere zinnen van de alinea zijn aanvullende zinnen, die samen een harmonieus geheel
vormen. Elke alinea heeft dus maar één hoofdmededeling.
Oefening 10.
Werk de volgende argumenten tegen kernenergie (plus eventuele subargumenten) uit tot
alinea’s.
1. Voor het probleem van radioactief afval is nog geen oplossing gevonden.
2. Een kernenergiestaat is een politiestaat.
3. We kunnen onze inspanningen beter besteden aan werkelijk duurzame energiebronnen.
4. Want de hoeveelheid splijtstof die we op aarde kunnen vinden, is eindig.
Tussen de zinnen in een alinea, en tussen de alinea’s onderling, bestaat een logisch verband.
Je kunt de verbanden tussen alinea’s op verschillende manieren aangeven:
• met behulp van verwijswoorden
• met behulp van signaalwoorden
48
Nederlands Schrijven
Oefening 11.
Verwijswoorden en verwijzingen.
(1) Er is de laatste jaren sprake van een duidelijke toename van geweld. (2) Deze toename
valt volgens velen te wijten aan het overmatig alcoholgebruik van de jeugd. (3) Vaak
suggereren mensen dat ouderwetse sociale controle een antwoord zou zijn op het
toenemende geweld. (4)
Tot de jaren zestig was onze maatschappij gebaseerd op sociale controle. (5) Het wegvallen
van deze controle was voor de meeste mensen een grote vooruitgang. (6) Men kon het leven
naar eigen wens inrichten en dat maakte velen gelukkig. (7) Toch zijn er altijd personen die
menen misbruik te moeten maken van de situatie. (8) Op deze groep, die vooral uit jonge
mannen bestaat, is nauwelijks controle uit te oefenen.
a. Zet alle verwijzingen (woorden en woordgroepen die naar elkaar verwijzen) naast elkaar
in een kolom. Zet achter elk woord de zin waaruit het woord komt;
b. Vervang elk verwijswoord door een ander, passend verwijswoord;
c. Vervang in zin 4 ‘sociale controle’ door een passend verwijswoord (of passende
verwijswoorden);
d. Vervang ‘Deze toename’ in zin 2 door een passend synoniem;
e. Vervang ‘men’ in zin 6 door een passend woord / passende woorden.
Oefening 12.
Signaalwoorden
In onderstaande tabel vind je een overzicht van signaalwoorden die je kunt gebruiken om
bepaalde verbanden aan te geven. De oefening is om de eerste kolom van de tabel in te
vullen.
Kies daarvoor uit de volgende elementen / samenhangen in je betoog:
• Inleiding
• Naast elkaar zetten van argumenten
• Causaal argument
• Tegenargument en weerlegging
• Argumentatie op basis van voor- en nadelen
• Argumentatie op basis van overeenkomst
• Conclusie
• Aankleding alinea
49
Nederlands Schrijven
Elementen van je
betoog
Verband
Signaalwoorden
Opsomming
en, ook, tevens, bovendien, daarnaast
Tegenstelling
(weliswaar…) maar, echter, niettemin,
toch, desondanks
Tijd
eerst, dan, daarna, toen, vroeger,
voordat
Oorzaak / gevolg
door(dat), daardoor, ... had / heeft tot
gevolg, wegens
Toelichting / voorbeeld
zo, bijvoorbeeld, zoals, neem nou, ter
illustratie, u kent het wel, ter
verduidelijking
Voorwaarde
als, indien, wanneer, in het geval, mits
Doel / middel
om ... te, door te, opdat, door middel
van, daarmee, daartoe, teneinde, met
als doel
Samenvatting
kortom, samenvattend, samengevat,
met andere woorden, al met al
Conclusie
dus, daarom, dat houdt in,
concluderend, slotsom
Reden / verklaring
daarom, want, omdat, dus, immers,
namelijk, dat blijkt uit, hierom, derhalve
Vergelijking
net als, zoals, evenals, vergeleken met
SLOT
Een betoog eindigt met een conclusie. Die is bijna even moeilijk te schrijven als de inleiding.
Met de inleiding heb je de lezer gevangen, bij de conclusie moet je weer op een nette manier
van hem of haar af zien te komen. De lezer moet het gevoel krijgen dat het onderwerp in het
slot mooi afgerond wordt. Je moet er dus voor zorgen dat de boodschap van je tekst blijft
hangen. Mooi is het, als je slot aansluit op je inleiding. Dan is de cirkel rond.
50
Nederlands Schrijven
Als je betoog een overwegend negatieve strekking heeft, dan is het slot een goede plek om
aan te stippen waar het volgens jou wél naar toe moet. Bijvoorbeeld:
(Laatste gedeelte van het betoog “Allochtone studenten hebben geen aparte behandeling
nodig”, Leo Prick, NRC Handelsblad 26 juni 2010).
(….) Het toverwoord ‘rendement’ in combinatie met ‘allochtoon’: samen zorgen ze ervoor
dat zowel op het ministerie als binnen de hogescholen de subsidiekranen worden opengezet.
Maar uiteindelijk werkt dat beleid natuurlijk averechts. Allochtone studenten zijn er niet bij
gebaat altijd maar weer te worden behandeld als speciale gevallen. Het voortdurend
benadrukken van de verschillen staat hun integratie in de weg.
De beste maatregel om het studierendement voor alle studenten te verbeteren is alle
beschikbare gelden te besteden aan het onderwijs zelf. En dus onmiddellijk te stoppen met
geld te besteden aan dat opgeblazen diversiteitsprobleem.
Oefening 13.
Schrijf het slot van een opstel tegen kernenergie. Kijk de kunst af van het bovenstaande
voorbeeld.
Oefening 14.
Korte schrijfopdracht.
PROFIELWERKSTUK
Het is een maand voor je eindexamen. Je hebt een groot probleem, want je profielwerkstuk is
door de begeleidende docent afgekeurd. Je bent het daar eigenlijk helemaal niet mee
eens. Maar de docent is niet te vermurwen.
Nu wil je een brief aan de directeur schrijven, met kopie aan je begeleider, waarin je vraagt
of een andere docent de begeleiding op zich wil nemen. Je moet dus voor de directeur
beschrijven wat er gebeurd is en hoe de situatie nu is. Jouw eindexamen hangt aan een
zijden draadje.
Je moet dus je woorden op een goudschaaltje wegen.
1. Schrijf een korte brief aan de directeur waarin je hem probeert te bewegen om aan jouw
verzoek tegemoet te komen.
2. Wissel met elkaar je brieven uit. Stel je voor dat jij de directeur bent, geef aan hoe je op de
brief van je klasgenoot zou reageren. Markeer wat goed zou werken en wat echt niet
door de beugel kan.
3. Bespreek met de klas 'foute' en 'gouden' zinnen. Analyseer met elkaar wat qua
woordkeuze en zinsopbouw goed werkte in dit geval.
51
Nederlands Schrijven
3.5 SCHRIJVEN IN DETAIL
Een waarschuwing: het is niet de bedoeling dat de kreten “argument 1”, “argument 2”
(enzovoort) straks letterlijk in je tekst voorkomen. Als het argumentatieschema het skelet van je
betoog is, dan kun je dat vergelijken met een botje dat door de huid heen steekt. Of, een
andere vergelijking, het is alsof je op de motorkap van een auto het woord “motorkap” zou
schrijven. Het is sowieso ongewenst om termen uit de theorie in je betoog op te nemen. Dat
betekent dat zinnen als ‘in dit opstel ga ik het hebben over’ , ‘ mijn stelling is dus….’ en ‘mijn
conclusie is…’ vermeden moeten worden.
Het werken met opsommingstekens is in een betoog ten strengste verboden. Schrijf al je
argumenten uit.
STIJL
Als je aan deze stap toe bent, dan ben je al een heel eind gevorderd met het schrijven van je
betoog. Toch kan het voorkomen dat je niet helemaal tevreden bent met de tekst die onder je
handen – of op je beeldscherm – aan het groeien is. Ook al heb je een goed
argumentatieschema en weet je precies hoe je inleiding en slot gaat aanpakken, het kan zijn
dat je gewoon niet tevreden bent met je eigen zinnen. Dat is dan waarschijnlijk een kwestie
van stijl.
De algemene raadgeving ten aanzien van stijl is: schrijf in je eigen stijl. In principe mag je
daarbij uitgaan van de spreektaal. Want het Nederlands kent niet, zoals sommige andere
talen (Frans, Chinees), een schrijftaal die totaal verschilt van de spreektaal. Een goede tekst
kan het goed verdragen om voorgelezen te worden. Wel moet je bij het schrijven preciezer
zijn dan bij het spreken. Gebruik goedlopende zinnen en vermijd woordjes zoals ‘nou’, ‘best
wel’ enzovoort.
Hieronder worden de volgende elementen van stijl behandeld: zinsbouw, zinslengte,
synoniemen, passief/actief.
ZINSBOUW
Voor het onderwerp zinsbouw bieden we nu eens een keer geen theorie, maar een aantal
oefeningen.
Oefening 15.
Vul het juiste woord in zodat er goede zinnen ontstaan.
1. …………. je niet harder gaat werken, draait je examen op een mislukking uit.
2. We zullen er verder geen werk van maken,………. je ons belooft dat het niet weer
gebeurt.
3. …………. het al de hele week regent, is het waterpeil tot een gevaarlijke hoogte
gestegen.
52
Nederlands Schrijven
4. ………. het al na middernacht was, bleef zij stug doorwerken.
5. …………. de resultaten uitbleven, daalde de motivatie naar een dieptepunt.
6. De Partij Voor Rechtvaardigheid heeft tien zetels gewonnen. Zij maakt ………
aanspraak op regeringsverantwoordelijkheid.
7. Hij stelt wel vaker moeilijke vragen en ……. zal hij morgen ongetwijfeld weer doen.
8. …….. de oplettendheid van de brandweer heeft de oude molen de brand overleefd.
9. ………. de kerkklokken luiden, kan je elkaar niet verstaan.
10. Morgen zal het ruimteveer gelanceerd worden, ………………… er zich onvoorziene
problemen voordoen.
Oefening 16.
Maak met de gegeven woorden een goede zin. Je moet zelf nog woorden toevoegen.
Het voegwoord staat vetgedrukt.
1. regen strand hoewel.
2. terwijl voetbalwedstrijd stofzuigen
3. droog doordat regent
4. ijsje jou mits
5. zomaar omdat hou
6. voetbalwedstrijd nadat veld
7. en opengemaakt leeggedronken
8. muziek mooi want
9. fietsen tenzij band
10. jongens maar meisjes
Oefening 17.
Zet de woorden in de juiste volgorde, zodat er een logische zin ontstaat.
1. in voor zouden ingevoerd moeten
gedrag kinderen tekortschieten het worden
ouders die taakstraffen op het
toezicht van het
2. docenten jeugdcultuur aan sommige dat
beweerd zich deskundigen aanpassen de
te door wordt veel
3. winter dassen die mensen weten
wanten en jassen in van
dragen de
53
Nederlands Schrijven
4. gedicht als even mooi fijnproever
is voor de een betoog
goed een geschreven ervaring een
intense
5. heilzame van veel die hoog
patiënten de van middeltjes op
gaven werking de kwakzalver de
verkocht
Oefening 18.
Vul het juiste (signaal)woord in.
1. ----------- een 2-1 overwinning op Frankrijk is Zuid-Afrika uitgeschakeld.
2 . ----------- een klinkende overwinning bij het Gerechtshof in Den Haag zijn
energiebedrijven niet verplicht hun stroomnetwerk af te splitsen van hun commerciële
activiteiten.
3. De Raad van State oordeelde dat er geen juridisch bezwaar is tegen het schrappen
van artikel 147, ------------ er mogelijk en negatief signaal vanuit zou gaan.
4. De Britse regering heeft een ongekend bezuinigingspakket van 135 miljard euro
gepresenteerd, --------- de rijken betalen het meest.
5. Deze crisis is niet ontstaan ---------- we te weinig geld hebben uitgegeven.
6 . ------------ veel heldenverhalen heeft de mythe van Orpheus een sadistisch tintje.
7. ------------ er bij een inversie geen uitwisseling meer is tussen de luchtlagen, zal er smog
ontstaan.
8. In de vergadering zelf moet je wel tot een besluit kunnen komen, -------- geen besluit
betekent dat niemand in aanmerking komt voor een haartransplantatie.
9. ----------- de leesbaarheid van veiligheidsvoorschriften, --------- in het Nederlands --------- in
andere talen, laat te wensen over.
10. ----------- de onderzoeker is het niveau van ongeveer de helft van de teksten veel te
hoog, ---------- laaggeletterden niet in staat zijn die te begrijpen.
11. ----------- de aandacht er eenmaal is, is het zaak om de boodschap zo duidelijk mogelijk
over te brengen, zonder dat de aandacht verslapt.
12. ----------- de Eerste Wereldoorlog brak voetbal door bij andere bevolkingsgroepen die het
Engels niet machtig waren.
54
Nederlands Schrijven
ZINSLENGTE
Wie heeft er wel eens medelijden met de koning?
Om de toenemende droogte, die het gevolg is van de klimaatverandering, het hoofd te
bieden, overweegt de regering in de komende tien jaar over te gaan tot de aanleg van
beregeningsinstallaties die de land- en tuinbouw ook onder die verslechterde
omstandigheden kunnen faciliteren.
Ieder jaar, op de derde dinsdag van september, verlangen wij van ons staatshoofd om
dergelijke zinnen uit te spreken. Terwijl het zoveel gemakkelijker en verstaanbaarder zou
kunnen!
Door de klimaatverandering wordt het in ons land steeds droger. Daarom overweegt de
regering in de komende tien jaar beregeningsinstallaties aan te leggen. Op die manier kunnen
we ook in de verslechterde omstandigheden land- en tuinbouw mogelijk maken.
Oefening 19.
Herschrijf het volgende tekstgedeelte:
Het is mij bekend dat het overtreden van de controlevoorschriften en het niet verstrekken of
verstrekken van onvolledige of onjuiste informatie kan leiden tot een korting op de eventueel
toe te kennen uitkering of een administratieve boete of strafvervolging door de Officier van
Justitie.
SYNOMIEMEN
Vergelijk de volgende stukjes tekst:
A. Iedereen bezoekt op enig moment in zijn leven een dokter. De meeste mensen
treden de dokter met spanning tegemoet. Het is dan ook niet niks: op een moment
dat je je heel onzeker voelt, moet je werkelijk je hele hart voor de dokter uitstorten.
B. Iedereen bezoekt op enig moment in zijn leven een dokter. De meeste mensen
treden de arts met spanning tegemoet. Het is dan ook niet niks: op een moment
dat je je heel onzeker voelt, moet je werkelijk je hele hart voor de geneesheer
uitstorten.
In de eerste tekst komt in iedere zin het woord ‘dokter’ voor. Dat is een beetje eentonig om te
lezen. Daarom is het goed als je bij het schrijven de beschikking hebt over een groot arsenaal
van synoniemen. Merk op dat die synoniemen in tekst B steeds deftiger worden, zodat je de
schroom van de patiënt kunt begrijpen.
55
Nederlands Schrijven
Oefening 20.
Bedenk zo veel mogelijk synoniemen voor de volgende woorden of begrippen.
1. school
2. de koningin
3. ziekenhuis
4. veroorzaken
5. Obama
Wees je er wel van bewust dat overdaad, ook hier, kan schaden. Bijvoorbeeld:
Op de vooravond van de slag bij Waterloo kon Napoleon de slaap niet vatten. De kleine
korporaal overdacht hoe zijn leven sinds de Franse revolutie was verlopen. Roem en eer zijn
maar een dun laagje vernis, overpeinsde de keizer aller Fransen. Ook al was hij dan
duizendmaal de geniale strateeg, toch voelde de Corsicaan zich nietig tegenover het
dreigende noodlot.
Als je niet goed oplet, dan zou je bijna over het hoofd zien dat Napoleon, de kleine korporaal,
de keizer aller Fransen, de geniale strateeg en de Corsicaan één en dezelfde persoon zijn. Als
je ooit de neiging voelt om zo te schrijven (‘bloemrijk’ is een naam ervoor, maar ‘melig’ zou
misschien beter passen), houd je dan in. Het is veel beter om één of twee keer ‘Napoleon’ te
schrijven, en voor de rest ‘hij’.
PASSIEVE ZINNEN
Passieve zinnen kun je beter vermijden. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste hebben
passieve zinnen iets vaags, omdat het onduidelijk blijft wie iets doet, wie er verantwoordelijk is.
Ten tweede is de passieve formulering omslachtiger.
Oefening 21. De volgende zinnen staan in de lijdende (passieve) vorm. Zet ze in de
bedrijvende (actieve) vorm.
Soms staat het onderwerp tussen haakjes achter de zin.
Voorbeeld:
Passief: Een cake wordt door mijn moeder gebakken.
Actief: Mijn moeder bakt een cake.
1. Die handige programma’s werden gisteren door mijn broer gedownload.
2. Ik werd bekeurd voor het rijden door rood licht. (politieagent)
3. Voor ons tijdschrift zal een nieuwe omslag worden ontworpen (een beroemde
kunstenaar)
4 Die mooie vazen worden door een bedrijf in België gemaakt.
56
Nederlands Schrijven
5. Afgelopen week werd door een grote groep supporters brand gesticht in het
clubgebouw.
6. Volgens de rector wordt door sommige leerlingen misbruik gemaakt van de
kopieerpasjes.
7. In de ogen van mijn ouders werd in de brugklas veel te weinig huiswerk opgegeven (de
leraren)
8. De printer is door de onhandige monteur vakkundig vernield.
9. Er wordt een nieuw model auto ontworpen (een team van ontwerpers).
10. De schuur wordt door de buurman gesloopt.
3.6 HERLEZEN EN VERBETEREN
HERLEZEN
In het begin van deze module hebben we gesteld dat de eerste en laatste les bij het schrijven
is:
Schrijf vrijuit, maar léés wat je schrijft!
We zijn nu aan de laatste les toe. Het betoog is klaar, maar we willen de kwaliteit nog zoveel
mogelijk verbeteren.
Als je je betoog (in klad!) af hebt, ga je het hardop doorlezen. Het beste is als je iemand (een
medeleerling, een familielid) bereid vindt om naar je te luisteren. Een ander goed idee is om er
een tekst bij te halen die je onlangs zelf hebt geschreven, en die door je docent is nagekeken.
Zo kom je erachter welke fouten je geneigd bent te maken.
Wees tenslotte ook kritisch naar jezelf en denk niet te gauw dat het zo wel goed is.
Verwacht ook niet dat de spellingscontrole van Word je spelfouten uit de tekst zal halen. Dat
programma kan namelijk alleen zien of een woord een correct gespeld Nederlands woord is,
niet of het op deze plaats correct gespeld is. Een voorbeeld van een zin met erg veel
spelfouten, waar Word geen bezwaar tegen heeft:
FOUT: Gisteren is op de weeg die na het school gebouw lijd is een ongeluk gebeurt.
(Gisteren is op de weg die naar het schoolgebouw leidt, een ongeluk gebeurd.)
EEN SCHIP OP HET STRAND IS EEN BAKEN IN ZEE.
Onderstaand een overzicht van de fouten zoals die voorkwamen in een opstel, gemaakt door
een 4e klas tvwo op de Wolfert (2010).
57
Nederlands Schrijven
Het is niet ondenkbaar1 dat één of meer van deze fouten jouw kladopstel ontsieren. Gelukkig is
er nog tijd om ze op te sporen!
Simpele taalfouten: spelfouten, fouten in werkwoordsvormen
• leiden/lijden
• rede/reden
• Maar nu zijn de tijden verandert, innovatie is belangrijker dan ooit
• Zij begrijpen niet wat er bedoelt wordt
• Nu kan Nederland weten wat er echt is gebeurt
Anglicismen
• op een internationale level
• disrespectvol
• Quotatie: “
• een schading van zijn privacy
• Pubers zijn vaak niet bewust van de gevaren in het verkeer
• (…) criminaal gedrag (…)
De/het, deze/die, meervoud/enkelvoud fouten, zijn/haar, mensen waaraan (...)
• een strenge, zwaarbeveiligde verblijf
• Het beeld dat de media creëert (…)
• De partij zet zijn mening om in beleid
• Een kaart dat geldig is....
• mensen waarop deze argumenten niet van toepassing zijn
• Nadeel van dit is wel... (kan ook bij de anglicismen)
• De bestuurders van een bromfiets is een kwetsbare doelgroep (…)
Woordkeus
• de consequenties ten opzichte van vrouwen
• goede vorderingen ten opzichte van vrouwenemancipatie
• die niet relevant zijn tot waar hun interesses liggen
• (…) om democratie te forceren op een volk dat hier nog niet klaar voor is
1 Goed Nederlands is “niet ondenkbaar”of “niet denkbeeldig”. “Niet ondenkbaar” betekent dat je je kunt indenken dat
zoiets zou kunnen gebeuren. “Niet denkbeeldig” betekent dat iets geen droombeeld is, maar (vermoedelijke) realiteit.
“Niet ondenkbeeldig” is een taalfout van de buitencategorie.
58
Nederlands Schrijven
• spermadonateurs
• Ons referentiekader beschouwt internet als een gegeven
• Hij heeft zich geschikt gesteld als donor
• In dit betoog ga ik dit wetsvoorstel weerleggen.
• De kosten van het onderhoud van het poortjessysteem zijn ook een bron voor de
hogere energierekening
• Veel Nederlanders hebben nog geen donordocil ingevuld
• Daardoor kunnen vele levens bespaard worden
• Ieder kind houdt bijna van dansen maar al op vroege leeftijd wordt er schaamte bij
gedaan (…)
• Het met deze regeling beoogde resultaat wordt niet behaald
• behulp/hulp (goed is: met behulp van iets, met hulp van iemand)
• (over euthanasie) Het is geenszins makkelijk om het te krijgen.
• De mensen staan er vrij in om te doen wat zij willen
• In grote getalen worden gevallen van jeugdobesitas gemeld
Te lange zinnen, het te mooi willen zeggen, en andere ontsporingen
• Vanaf 1 maart 2010 is ingevoerd dat alle brommobielen, snorfietsen en bromfietsen
van de categorie Am2 en Am4 een verplicht praktijkexamen moet worden
afgenomen om een rijbewijs te halen
• Niemand, sterker nog, niemand heeft in Afghanistan iets te zoeken
• Het is van noodzakelijk belang dat er veranderingen moeten komen (2 fouten)
• landen die niet-westers zijn
• Schoolprestaties zullen stijgen waarna de volgende generatie een goede studie zal
kunnen volgen en later ook een goede baan
• Uit onderzoek blijkt dat jongeren tussen de leeftijd van 16 en 18 jaar steeds minder
drinken, en een verhoging van minderjarigen
• Als alle kinderen bijgebracht zouden worden op de basisschool dat het
schoonheidsideaal van de media onrealistisch is, (…)
• Dit alles is veel meer gebaseerd op de werkelijkheid en realiteit
• Een gezonde eetstijl leidt tot betere prestaties dan kinderen met een ongezonde
eetstijl
• Er is nog steeds een groot getal van mensen die overlijden aan overmatig
drankgebruik
En dan nog...
De opstellen staan vol met “aanhalingstekens”, bijvoorbeeld:
• De een zijn dood is de ander zijn “leven”.
59
Nederlands Schrijven
GRAMMATICALE PROBLEEMGEVALLEN
Hieronder vind je een lijst van grammaticale problemen die zich in jouw opstel verstopt kunnen
hebben.
Oefening 22.
Bedenk voorbeelden bij onderstaande grammaticale fouten. Hoe moet het wel?
1. onjuist lidwoord
2. verkeerd voorzetsel / voorzetsel ontbreekt
3. verwijzend woord komt in getal / geslacht niet overeen met het woord waarnaar het
verwijst
4. verwijzing ontbreekt
5. werkwoordsvorm ontbreekt
6. tijd van het werkwoord is onjuist
7. onjuist hulpwerkwoord
8. onjuist gebruik van inversie (wel als het niet moet of niet als het wel moet)
9. persoonsvorm op de verkeerde plaats
10. onjuist voegwoord
11. onjuiste verkleinvorm
12. onjuist bezittelijk voornaamwoord
13. onjuist gebruik hen / hun
14. onjuist gebruik dat / wat
15. fout in de woordvolgorde
16. onjuiste samentrekking
17. foutieve beknopte bijzin
18. fout in congruentie en symmetrie
19. foute spelling van werkwoorden
20. onjuist gebruik van de verbuigings-e
BLOOPERS
Om deze module op een vrolijke manier te beëindigen, doen we nog een oefening met
onbedoeld grappige zinnen. Dat is erg leuk, behalve als je zelf de schrijver bent van zo’n zin.
De bedoeling van deze oefening is natuurlijk om je daarvoor te behoeden!
Oefening 23
In kranten, brieven, folders enzovoort, staan soms zinnen die aanleiding zijn tot nadere
beschouwing. Er is iets mis mee. Soms worden zinnen daardoor dubbelzinnig of zelfs
humoristisch.
a. Verklaar de volgende ‘vreemde’ zinnen. Waar gaat het fout?
b. Verbeter de ‘vreemde’ zinnen.
60
Nederlands Schrijven
1. Treinverkeer beter op de rails (Consumentengids)
2. Tsjechische zwemmer duikt onder (Volkskrant)
3. Joling slaapt na inbraakpoging alleen nog met beveiliger (AD)
4. Zes planeten ontdekt met Franse satelliet (nu.nl)
5. Warm klimaat veroorzaakt grote snavels (nu.nl)
6. De brand verwoestte het hele pand. De brandweer kon niet voorkomen dat een deel
gered kon worden (Brabants Nieuwsblad)
7. Doe de enquête en ontdek meer over een goede uitvaartverzekering. U ontvangt tevens
kosteloos een Hotelbon of Gids na overlijden bij deelname! (advertentie
uitvaartverzekering)
3.7 DE TOETSEN GEDOCUMENTEERD SCHRIJVEN
De twee opstellen die je in de 5e klas gaat schrijven, zijn betogen. Het zijn betogen die je moet
schrijven op basis van achtergrondinformatie die je zelf moet verzamelen. Die informatie mag
je gebruiken tijdens het schrijven van de betogen.
De enige informatie die nog moet worden toegevoegd aan wat je eerder in deze syllabus
hebt gelezen, heeft betrekking op het achtergrondmateriaal (aan welke voorwaarden moet
het voldoen en op welke manier mag je er gebruik van maken), op het schrijven van het
opstel en op het inleveren daarvan.
Achtergrondmateriaal
Het achtergrondmateriaal moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
• Minimaal 10 pagina’s tekst
• Minimaal 6 verschillende artikelen (zie toelichting)
• Minimaal 3 verschillende bronnen (zie toelichting)
• Oorspronkelijk in het Nederlands geschreven
• Niet uit Spits of Metro
Toelichting 1
Zorg ervoor dat je niet een heel lang artikel in je documentatie opneemt. De kans is dan groot
dat je op dat ene artikel je gehele argumentatie baseert en dat is echt niet de bedoeling.
Toelichting 2
De bronnen die je kunt raadplegen zijn o.a. kranten, tijdschriften, vakbladen en internet. De eis
dat je minimaal drie verschillende bronnen gebruikt, wil niet zeggen dat je bijvoorbeeld een
61
Nederlands Schrijven
krant, een vakblad en een internetsite moet gebruiken. Drie verschillende internetsites zijn drie
verschillende bronnen en datzelfde geldt voor drie verschillende kranten. We willen niet dat je
al je informatie haalt uit bijvoorbeeld Het Parool. Je moet juist vanuit verschillende
perspectieven naar je onderwerp kijken. Dat levert ook meer argumenten voor en tegen op.
Het informatiemateriaal moet je op een door de docent vast te stellen datum voor de toets bij
hem inleveren; daarna mag er geen nieuw materiaal meer worden toegevoegd. Tegelijk met
het informatiemateriaal moet een nauwkeurige bronbeschrijving worden ingeleverd (schrijver
artikel, titel, vindplaats en datum). De bronbeschrijving blijft in het bezit van de docent. Het
documentatiemateriaal krijg je ruim op tijd terug om je thuis te kunnen voorbereiden.
Een voorbeeld van zo’n bronbeschrijving:
Artikel 1
Schrijver : Onbekend ?
Titel : Kant : 'PvdA viert haar nederlaag'
Vindplaats : http://www.65blijft65.nl/2009/11/12/kant-pvda-viert-haar-nederlaag/
Datum : 12 november 2009
Artikel 2
Schrijver : Michèle de Waard
Titel : FNV verliest in AOW-debat
Vindplaats : NRC Handelsblad
Datum : 21 november 2009
Enzovoort
Opdracht
Schrijf een gedocumenteerd betoog van minimaal 500 en maximaal 700 woorden over een
actueel en controversieel onderwerp. Je mag zelf dat onderwerp kiezen, maar je moet het
een week voordat je het opstel in de klas schrijft – samen met de stelling die je wilt gaan
verdedigen – ter goedkeuring voorleggen aan je docent.
Als voorbereiding op het schrijven van het opstel moet je documentatie verzamelen en een
puntsgewijze pro- en contralijst maken.
62
Nederlands Schrijven
Toelichting bij de opdracht
Gebruik van de documentatie
Je mag de documentatie gebruiken tijdens het schrijven van je opstel. Daarbij geldt de
volgende voorwaarde: je mag in het materiaal thuis met een markeerstift aangeven wat jij
belangrijk vindt en wat je misschien kunt gebruiken in je opstel, maar je mag daarbij maar één
kleur gebruiken (dus niet een kleur voor de argumenten voor, een kleur voor de argumenten
tegen enzovoort) en je mag ook niets in het documentatiemateriaal schrijven. De docent zal
het documentatiemateriaal voorafgaande aan de toets controleren. Materiaal dat niet aan
de gestelde voorwaarden voldoet, zal worden ingenomen. In ernstige gevallen kan dit ook
leiden tot puntenaftrek. Dat kan ook gebeuren als je te weinig documentatie verzameld hebt.
Overigens, je moet je in het achtergrondmateriaal met een asterisk (*) aangeven welke
informatie uit de bronnen is gebruikt. Zo is het wat makkelijker te controleren of je alleen maar
geknipt en geplakt hebt of dat je het materiaal goed heb ingepast in je betoog.
De pro- en contralijst
De pro- en contralijst die je vooraf hebt gemaakt, mag je tijdens het schrijven van het opstel
niet gebruiken en moet voorafgaande aan het schrijven van het opstel ingeleverd worden.
Het schrijven van de tekst
Voor het schrijven van de tekst krijg je twee lesuren. Aan het eind van dat eerste lesuur moet al
het materiaal ingeleverd worden. In het tweede uur kun je met het materiaal verder werken.
Het opstel mag daarna niet mee naar huis worden genomen om te worden uitgetypt.
Het inleveren van het opstel
Na afloop van het tweede uur moet je al het gebruikte materiaal bij de docent inleveren:
kladversie, netversie en documentatie. Het niet inleveren van je kladversie leidt tot
puntenaftrek. Je docent kan ook besluiten om je bij het ontbreken van je kladversie een
nieuwe opdracht te geven, die je op school moet verwerken. Op basis van dat geschreven
opstel zal dan je cijfer worden bepaald.
Beoordeling
Wanneer je opstel een onvoldoende cijfer oplevert, moet je een nieuwe versie maken. Elk
opstel is immers een handelingsdeel dat naar behoren afgewerkt moet zijn aan het eind van
het jaar. De volgende versies worden alleen als ’voldoende’ of ‘onvoldoende’ beoordeeld.
Het eerste cijfer blijft dus in principe op je cijferlijst staan, maar het kan – als je de aanwijzingen
van je docent op het opstel goed opvolgt – met maximaal 0,5 worden opgehoogd.
63
Nederlands Literatuur
4. MODULE LITERATUUR
4.1 INLEIDING
Nu je een jaar ‘literatuur voor volwassenen’ achter de rug hebt, zal het lezen van deze
categorie boeken je vast wat makkelijker afgaan en heb je hopelijk geleerd om de manier
waarop schrijvers met hun onderwerp en ideeën omgaan, te waarderen. Je hebt inmiddels
een leesdossier opgebouwd, dat bestaat uit drie moderne werken en een ‘oud’ boek. Daar
zullen er in de loop van dit schooljaar vijf bijkomen. We hebben voor vijf gekozen en niet voor
vier, omdat je op deze manier in de examenklas wat minder tijd hoeft te besteden aan ‘lezen
voor de lijst’. Voor het ‘oude’ boek en de moderne werken gelden de modellen die je ook in
de vierde klas hebt gebruikt voor je leesverslagen. Nieuw in de vijfde klas is het poëzieverslag.
Ook daarvoor krijg je een model aangereikt.
Het ‘literaire’ programma van dit jaar ziet er als volgt uit:
1. het leesdossier
a. leesverslagen
b. het balansverslag
2. de literatuurgeschiedenis
a. de verlichting
b. de romantiek
3. verhaalanalyse
a. het begrippenapparaat
b. drie voorbeeldverhalen
4. poëzieanalyse
a. het begrippenapparaat
b. twee oefengedichten
Voordat we beginnen aan deel II van de geschiedenis van de Nederlandse literatuur, waarbij
je kunt spreken van een chronologische benadering van de literatuur, is het verstandig om de
indeling van de literatuur op basis van inhoud en vorm die al was opgenomen in de syllabus
van de vierde klas, nog eens door te nemen. Een herhaling dus, maar aangezien deze indeling
een aantal grondbeginselen van de literatuur bevat, kan het geen kwaad een en ander nog
eens op een rijtje te zetten.
64
Nederlands Literatuur
4.2 HET LEESDOSSIER
Zoals je weet, is het leesdossier een van de twee handelingsdelen die je voor Nederlands in
orde moet maken. Het andere is het schrijfdossier. In het kader van dat leesdossier moet je een
aantal opdrachten uitvoeren, die aan het eind van het jaar allemaal als voldoende
beoordeeld zijn door je docent. Dat leesdossier moet ‘naar behoren’ zijn.
INHOUD
In het leesdossier verzamel je al die producten die je in de loop van het jaar maakt en die van
belang zijn voor het mondelinge literatuurexamen dat je in (t)vwo 6 aflegt. In de vijfde klas
werk je aan deel 2 van je leesdossier en in de zesde aan deel 3. Dossier 1, 2 & 3 samen vormen
de stof voor dat mondelinge SE. Daarnaast zal de literatuurgeschiedenis in dat SE aan bod
komen.
Het belangrijkste onderdeel van je leesdossier wordt gevormd door een verzameling van 12
leesverslagen die je in de loop van je verblijf in de Tweede Fase aanlegt.
De criteria voor je leesdossier zijn:
• In de vierde klas lees je vier boeken, in de vijfde klas vijf en in de zesde klas drie
o In de vierde: een ‘oud’ boek en drie moderne
o In de vijfde: een ‘oud’ boek, drie moderne en een poëziebundel
o In de zesde: drie moderne boeken
• Je mag maximaal één keer twee boeken van dezelfde schrijver lezen (dus niet twee
boeken van W.F. Hermans én twee boeken van Jan Wolkers)
• Voor de keuze van de twaalf boeken ben je aangewezen op de keuzelijst die je
verderop in deze syllabus vindt
o In de vierde kun je boeken kiezen met de aanduidingen 4 en 456
o In de vijfde en de zesde klas is je keuze beperkt tot boeken met de aanduiding 56
(poëzie)en 456
In de vierde klas mocht je dus in principe alles van de leeslijst lezen (maar niet elke keuze zou
een verstandige geweest zijn); in de vijfde en de zesde ben je beperkter in je keuzes. De
boeken met de aanduiding ‘456’ zijn – volgens ons! – diepgaander en complexer. Die kun je
beter pas lezen, als je wat meer leeservaring hebt en dat moment lijkt ons nu aangebroken!
Verder moet er in je leesdossier een volgens de daarvoor geldende regels opgestelde
literatuurlijst te vinden zijn (in tweevoud), en ook een overzicht van de Nederlandse
literatuurgeschiedenis en enkele schrijfproducten.
65
Nederlands Literatuur
Het leesdossier van de vierde en de vijfde klas samen moet aan het eind van het schooljaar de
volgende inhoud hebben:
• Een literatuurlijst: de lijst van alle boeken die je gelezen hebt in de bovenbouw (zie 4.3)
• Het dossier van V4
o Je leesautobiografie
o Drie ‘moderne’ leesverslagen
o Een‘oud’ leesverslag
o Een overzicht van middeleeuwen en renaissance
o Een balansverslag
• Het dossier van V5
o Drie ‘moderne’ leesverslagen
o Een ‘oud’ leesverslag
o Een poëzieverslag
o Een overzicht van verlichting en romantiek
o Een balansverslag
4.3 DE LITERATUURLIJST
Op je literatuurlijst - die een overzicht moet bieden van de boeken die je hebt gelezen in de
vierde en in de vijfde klas - moeten de volgende gegevens in de hieronder vermelde volgorde
te vinden zijn:
• Eerst de gegevens van de twee oude literaire werken (in chronologische volgorde)
• Vervolgens de gegevens van de zes literaire werken van na 1916
• Na elke titel de gegevens van de bij die werken gelezen recensies (dit geldt alleen voor de
moderne boeken)
• Ten slotte de informatie over de poëziebundel die je gelezen hebt.
De lijst moet in het bekende lettertype met de bekende lettergrootte en met inachtneming
van de bekende regelafstand worden opgemaakt.
Bovenstaande resulteert in de volgende lay-out:
66
Nederlands Literatuur
1. auteur - titel boek (vet)
(oud boek) serie, uitgeverij, plaats, jaartal, gebruikte druk
2. auteur (vet) - titel boek (vet)
(modern boek) serie, uitgeverij, plaats, jaartal, gebruikte druk
auteur artikel 1 (vet) - titel artikel (vet)
bron (krant, tijdschrift), datum
auteur artikel 2 (vet) - titel artikel (vet)
bron (krant, tijdschrift), datum
enzovoort
Een voorbeeld:
1. anoniem - Mariken van Nieumeghen
Tekst en vertaling, uitgeverij Taal en Teken,
Leeuwarden, 2005, achtste druk
2. Gerard Reve - De avonden
De Grote Lijsters, Wolters-Noordhoff BV, Groningen,
1992
L. Vandenhaute - Een ingehouden oerkreet
De Morgen, 2006
A. v. Benthem Jutting - De avonden: bominslag die ook nu nog
steeds naklinkt
Het Parool, 1972
Omdat je nogal wat gegevens moet vermelden bij de gelezen boeken en recensies en die
gegevens achteraf soms moeilijk te achterhalen zijn, is het belangrijk dat je die ook vermeldt in
je leesverslag.
Op de dag dat je je leesdossier inlevert - zie de studiewijzer -, moet je ook je literatuurlijst in
tweevoud aan je docent overhandigen. Een ervan is voor hem, de andere blijft in het dossier.
4.4 BOEKKEUZE
Net als in de vierde klas zul je je vooral gaan bezighouden met het lezen van moderne
literatuur. Je gaat drie boeken lezen en analyseren die in de 20ste of 21ste eeuw geschreven
zijn. Je moet daarvoor drie keer een keuze maken uit de keuzelijst die als bijlage aan deze
67
Nederlands Literatuur
syllabus is toegevoegd. Dit jaar mag je een keuze maken uit de boeken die de aanduiding ‘56’
(voor de poëziebundel) of de aanduiding ‘456’ hebben. Het kiezen van andere boeken is in
principe niet toegestaan, maar in overleg met de docent kan in uitzonderlijke gevallen van dit
principe afgeweken worden.
Een van de ‘boeken’ die je gaat lezen is een poëziebundel. Het komt erop neer dat je een
bestaande bundel gaat lezen en analyseren of dat je zelf een bundel samenstelt van
gedichten die je de moeite waard vindt, en dat je daarmee aan de slag gaat. Rond de tijd
dat je zo’n poëzieverslag moet maken, wordt er in de les de nodige aandacht aan poëzie
besteed, d.w.z. dat we klassikaal gedichten bespreken, nadat jullie er individueel of in
tweetallen vragen over beantwoord hebben.
Het laatste boek is weer een zogenaamd ‘oud’ boek. Het is een boek dat bijvoorkeur
geschreven is tijdens een van de literaire periodes die we dit jaar bespreken, de verlichting en
de romantiek. Je mag er ook voor kiezen om een boek te lezen dat geschreven is tussen 1880
en 1916. Die periode wordt ook nog ‘oud’ genoemd. Ook een boek uit middeleeuwen of
renaissance is nog een mogelijkheid, maar je mag geen boek lezen uit de periode waar het
andere ‘oude’ boek dat je gelezen hebt in thuishoort.
4.5 DE LEESVERSLAGEN
Voor het maken van een leesverslag van zowel een modern als een oud boek als een
poëziebundel krijg je een model aangeboden. Het is belangrijk dat je zo accuraat mogelijk de
aanwijzingen opvolgt, die je daarin tegenkomt. Goede leesverslagen verhogen de kans
aanzienlijk dat je in de zesde klas een succesvol mondeling aflegt. In die verslagen moet je
jouw analyses neerleggen van de werken die je in de loop van de drie jaar in de Tweede Fase
leest en hoe nauwgezetter en diepgaander de analyses, hoe groter de kans van slagen tijdens
het SE. Als jij de kantjes eraf loopt, krijg je daarvoor uiteindelijk de rekening gepresenteerd.
4.6 HET LEESVERSLAG MODERNE LITERATUUR
Een leesdossier bestaat o.a. uit twaalf boekverslagen; twee daarvan zijn een bespreking van
een boek van vóór 1916 (uit twee verschillende periodes), een daarvan is een poëzieverslag
en de andere hebben boeken uit de 20ste en/of 21e eeuw als onderwerp. Je mag voor die
negen moderne boeken hooguit één keer een keuze maken voor twee boeken van dezelfde
schrijver.
Van deze negen boeken moet een verslag gemaakt worden volgens een vast model. De
eisen die aan die aan die verslagen worden gesteld, zijn neergelegd in onderstaand overzicht:
68
Nederlands Literatuur
INHOUD:
1 voorblad met
• auteur
• titel
• (linksonder) je naam, de naam van de school & je klas
• (eventueel een afbeelding ter illustratie)
2 gegevens literaire werk:
• auteur
• titel
• uitgeverij
• plaats van uitgave
• jaartal van uitgave
• (eventueel) serie (bijv. Grote Lijsters)
• gebruikte druk
3 gegevens gelezen recensies
• auteur
• titel
• bron (bijvoorbeeld krant)
• datum van verschijnen
4 samenvatting
Vat het verhaal samen in ongeveer 500 woorden, waarin vooral begin, hoogtepunt en
afloop worden belicht. Je mag ook een samenvatting van het internet 'plukken'. Advies:
neem een lange samenvatting; dat is handig in de eindexamenklas als je je gaat
voorbereiden op je mondeling.
5 essayistisch ervaringsverslag
Schrijf een met goede argumenten onderbouwd essay van 600 à 750 woorden waarbij je
ingaat op je verwachtingen vooraf, je gedachten en gevoelens tijdens het lezen en je
mening achteraf. Maak gebruik van voorbeeldsituaties en citaten om je mening te
ondersteunen. Het essay moet onder andere een bespreking inhouden van personen,
thematiek en maatschappijbeeld.
6 recensiebespreking
Zoek twee recensies die geschreven zijn over het door jou gelezen literaire werk.
Recensies zijn te vinden in de mediatheek van de Wolfert en in de bibliotheek in de stad
(beide beschikken over Literom, een zeer uitgebreide verzameling van recensies). Verder
kun je natuurlijk op het internet terecht (o.a. op de sites van kranten als de Volkskrant en
69
Nederlands Literatuur
de NRC). Die recensies zijn belangrijk: ze laten zien hoe een professional (want dat is een
recensent) denkt over het boek dat jij gelezen hebt. De informatie die in de recensies te
vinden is, kun je leggen naast de mening en de argumenten die jij in je essay hebt
verwoord. Wellicht levert dat nieuwe inzichten op.
Tip: lees niet eerst de recensies en daarna het boek. Vorm eerst je eigen mening, voordat
je kennis neemt van die van anderen.
Het is de bedoeling dat je van die recensies en soort samenvatting maakt, waarin je
bespreekt of de auteur van de recensies positief of negatief is over het door hem
besproken boek. Verder moet je aangeven welke argumenten hij daarvoor gebruikt en of
je het eens bent met die mening en argumenten (inclusief motivatie).
Let op! Je moet een kopie van de verwerkte recensies samen met je leesverslag inleveren.
VORM
De papieren versie
1. Elk verslag moet op blanco A4-papier worden afgedrukt;
2. Het gehele leesdossier – en dus ook de leesverslagen – hebben zoals eerder in de syllabus
aangegeven (zie 1.2 )een voorgeschreven lay-out. Elk verslag moet op dezelfde wijze
worden vormgegeven;
3. De pagina's moeten worden genummerd;
4 Alles moet worden opgeslagen in een 23-rings multomap (het leesdossier);
5. Elk boekverslag moet in een plastic zichtmap worden gestopt.
De digitale versie
Zie 1.2
4.7 HET POËZIEVERSLAG
INLEIDING
In het tweede trimester heb je kennisgemaakt met de Nederlandse poëzie. Je hebt Angel Dust
en Johnson Brothers ltd. geanalyseerd met behulp van een begrippenapparaat. Wellicht dat
je nu een idee hebt van de manier waarop je een gedicht moet benaderen om te kunnen
doorgronden wat bij eerste lezing van het gedicht vaak nog totaal onduidelijk is. Poëzie
begrijpen is vaak geen eenvoudige opgave, maar …oefening baart kunst. Dat is een van de
redenen waarom we het maken van een poëzieverslag op het programma gezet hebben. Je
kunt voor het maken van je keuze voor een poëziebundel terecht in de keuzelijst Nederlandse
70
Nederlands Literatuur
literatuur verderop in deze syllabus. Een eigen bundel samenstellen mag ook, maar dan wel in
overleg met je docent.
OPZET
Keuzemogelijkheden:
• Een bestaande bundel van 1 dichter
• Een bestaande verzameling gedichten van 1 dichter
• Een zelf samengestelde bundel gedichten van 1 dichter
• Een bestaande verzameling gedichten van meerdere dichters
• Een zelf samengestelde bundel gedichten van meerdere dichters
• Een bundel van zelfgeschreven gedichten
Bij elk van deze mogelijkheden geldt dat de bundel minimaal moet bestaan uit 15 gedichten.
Je moet hierbij wel alle gedichten opnemen in je bundel.
Het verslag:
1. primaire gegevens (zie ook: Het leesverslag moderne literatuur, punt 1 en 2)
2. aantal gedichten, verdeling in hoofdstukken of afdelingen
3. verklaring van de titel van de bundel, toegepast op de inhoud daarvan (indien
mogelijk)
4. analyse van drie zelfgekozen gedichten
5. essayistisch ervaringsverslag over:
a. de hele bundel
b. de gekozen gedichten
c. het op deze manier omgaan met poëzie
d. de schrijver (optioneel)
Sommige opdrachten zijn moeilijker uit te voeren indien niet gekozen is voor gedichten van
één dichter of voor een verzameling van gedichten rond één thema.
Dat geldt vooral voor de opdracht om op zoek te gaan naar verschillen en overeenkomsten
tussen gedichten.
Ad. 1
Noteer van de bundel:
• de auteur
• de titel
• uitgever, plaats, jaartal van uitgave
• gebruikte druk
71
Nederlands Literatuur
Indien je zelf een bundel hebt samengesteld, moet je de gegevens van alle geselecteerde
gedichten noteren( uit welke bundel, van welke auteur enzovoorts).Vanzelfsprekend voeg je
alle gedichten toe.
Ad.2
Soms zijn de gedichten onderverdeeld in afdelingen. Deze indeling moet in kaart gebracht
worden: hoeveel afdelingen zijn er, welke titels dragen ze en - het belangrijkste - op welk
criterium is deze indeling gebaseerd?
Ad. 3
Leg de betekenis van de titel uit en verklaar wat hij met de inhoud van de bundel te maken
heeft.
Ad. 4
Geef een analyse van 3 zelf gekozen gedichten uit de bundel en maak gebruik van het
begrippenapparaat.
Elke analyse moet de volgende onderdelen bevatten:
• een samenvatting van de inhoud
• een bespreking van de formele en de inhoudelijke kenmerken per strofe
formeel: strofenbouw, rijm, beeldspraak, stijlfiguren en symboliek
inhoudelijk: thema, hoofdgedachte en motieven
• een motivatie van je keuze voor het gedicht
• je oordeel over het gedicht en de argumenten daarvoor.
Ad. 5
In het essayistisch ervaringsverslag moet het zwaartepunt komen te liggen op een bespreking
en beoordeling van de gehele bundel. Dat is makkelijker te doen als de bundel bestaat uit
gedichten van 1 schrijver of als de gekozen gedichten overeenkomen qua thema.
Belangrijk zijn de volgende aspecten:
• de ontwikkeling van begin tot einde: waarover gaan de eerste gedichten, waarover
de laatste en hoe verhouden begin en einde zich tot elkaar
• overeenkomsten en verschillen tussen de gedichten wat betreft de vorm (o.a.
beeldspraak)
• thema’s en ideeën (is de bundel wellicht de uitdrukking van een bepaalde
levensvisie?)
• je oordeel en de argumenten daarvoor
72
Nederlands Literatuur
Je kunt ervoor kiezen om achtergrondinformatie over de auteur en zijn werk op te zoeken en te
bekijken in hoeverre de gelezen gedichten passen in diens werk (of juist niet!): vaker gebruikte
dichtvormen, beeldspraak, thema’s en motieven.
Ten slotte moet je ook jouw mening over poëzie en het op bovenstaande wijze omgaan met
gedichten verwerken in je essayistisch ervaringsverslag. Is je mening over poëzie wellicht
veranderd door het analyseren van gedichten?
N.B. Neem in ieder geval de drie gedichten die je uitgebreid analyseert, op in je leesverslag.
De andere gedichten die deel uitmaken van de gekozen bundel mogen er ook in, maar dat
hoeft niet.
4.8 HET LEESVERSLAG ‘OUDE’ LITERATUUR
Het laatste boek dat je dit jaar moet verwerken, is weer een ‘oud’ boek. Vorig jaar heb je
waarschijnlijk een werk uit de middeleeuwen of de renaissance gelezen en geanalyseerd. Uit
de periode die je vorig jaar gekozen hebt, mag je nu geen boek meer kiezen. Geen probleem:
je hebt nog vier periodes over (zie 4.11).
Als de informatie die je in de achterliggende periode hebt gekregen, niet voldoende is om een
goede en verantwoorde keuze te maken, kun je terecht bij de keuzelijst verderop in deze
syllabus. Het is sowieso niet de bedoeling om zonder overleg een boek te kiezen dat niet op
die lijst genoemd wordt.
Van het boek van je keuze moet je een verslag maken waarin je de volgende vier onderdelen
moet verwerken:
1. zie punt 1 en 2 van Het leesverslag moderne literatuur (zie 4.5)
2. Een samenvatting van het verhaal
3. Een essayistisch ervaringsverslag waarin je in ieder geval de personages, de thematiek
en de ideeën van de schrijver, zoals die in het boek naar voren komen, bespreekt (500-
700 woorden);
4. Plaatsing van het gelezen werk in de periode waarin het geschreven is: zowel de
literaire als de maatschappelijke kenmerken van het boek moeten in de tijd geplaatst
worden, m.a.w. je moet antwoord geven op de vraag ‘Hoe past het boek in de tijd
waarin het geschreven is en in de literatuur van die tijd?’(500 - 750 woorden). Dat
73
Nederlands Literatuur
betekent o.a. dat je moet vertellen tot welk genre (soort literatuur) of stroming het boek
hoort en welke kenmerken bij dat genre of die stroming horen.
Een voorbeeld:
Leg uit waarom het verhaal van Max Havelaar van Multatuli kenmerkend is voor de
periode van de romantiek en voor de literatuur die in die tijd geschreven werd.
Voor het uitvoeren van deze derde opdracht kun je gebruik maken van de in de mediatheek
aanwezige literatuurgeschiedenissen (bijvoorbeeld Calis, Knuvelder en Dautzenberg) en ook
het internet biedt voldoende materiaal dat je op weg kan helpen. Als het goed is, heb je noch
de mediatheek, noch het internet nodig als je een boek kiest uit verlichting of romantiek. Je
hebt immers al een overdaad aan kennis over beide periodes opgedaan tijdens het werken
aan de opdrachten op www.literatuurgeschiedenis.nl (4.16).
4.9 INDELING VAN DE LITERATUUR OP BASIS VAN INHOUD EN VORM
INHOUD: EPIEK, LYRIEK & DRAMATIEK
Indien je de literatuur op basis van de inhoud gaat onderverdelen, ontstaat een indeling in 4
hoofdgenres:
1. Epiek
2. Lyriek
3. Dramatiek
4. Didactiek
Epiek is het soort literatuur waarin de nadruk ligt op het verhaal. Er gebeuren dingen in met
personages van vlees en bloed en er verloopt tijd in. De bekendste epische genres zijn:
• Sprookje, mythe, legende en sage
• Het heldendicht (bijvoorbeeld de Ilias, het verhaal van Troje)
• Verhalen in allerlei soorten (short story, novelle, roman e.a.)
Het meest voorkomende epische genre is de roman en romans zijn er ook in allerlei soorten en
maten. Om een paar voorbeelden te noemen: je hebt de avonturenroman, de historische
roman, de zedenroman en de psychologische roman.
In lyriek draait het niet om het verhaal maar om het rechtstreeks uiten van gevoelens. Bij het
uiten van gevoelens hoeft er niets te gebeuren en er hoeft ook geen tijd te verstrijken. Het kan
gaan om een momentopname. Het is ook geen voorwaarde dat er een herkenbaar
personage optreedt in lyrische teksten. Indien zo’n personage ontbreekt, spreken we van
74
Nederlands Literatuur
directe lyriek. Als de schrijver een personage creëert dat in het gedicht zijn gevoelens
verwoordt, spreken we van indirecte lyriek.
Voorbeelden van lyrische genres zijn:
• Het lied
• De ode (het lofdicht)
• De elegie (de klaagzang)
• Het hekeldicht
Dramatiek is de verzamelnaam voor alle toneelstukken. Er wordt niet verteld over personages,
maar wat zij doen en zeggen, wordt op het toneel getoond. De bekendste dramatische
genres zijn:
• De tragedie
• Het blijspel
• De klucht
• De opera, operette en musical
• De soap
Vroeger werd er naast de 3 genoemde genres nog een vierde onderscheiden: de didactiek.
Dat is de aanduiding voor literatuur die als hoofddoel heeft de lezer iets bij te brengen, iets te
leren. De nadruk ligt dus op de boodschap. Op zich zou je didactiek niet een van de
hoofdgenres moeten noemen, omdat zij niet op zichzelf kan voorkomen. Zij heeft een van de
andere drie hoofdgenres nodig om zich te kunnen presenteren. Een bekend voorbeeld van
een didactisch werk uit de middeleeuwen is Van den vos Reinaerde, een (episch)dierverhaal
dat de middeleeuwse mens moest behoeden voor domheid en hebzucht. Over het algemeen
hebben de parodie en de satire een didactische insteek.
Het is vaak moeilijk om een literair werk in één van de hoofdgenres onder te brengen, omdat in
zo’n werk elementen van meerdere genres te vinden zijn. Indien in een toneelstuk een
personage een monoloog afsteekt waarin hij zijn wanhoop verwoordt, is dat gedeelte lyrisch;
het toneelstuk zelf is dramatisch. Indien er in televisieseries (dramatiek) als CSI en Numbers een
uitleg gegeven wordt over aspecten van het forensisch onderzoek, zou je dat didactisch
kunnen noemen.
VORM: PROZA EN POËZIE
Behalve literatuur indelen op basis van de inhoud, kun je ook een indeling maken op basis van
de vorm. Het gaat dan om het verschil tussen proza en poëzie. Een ander woord voor poëzie is
dichtkunst. Vaak wordt gedacht dat poëzie hetzelfde is als lyriek en dat proza hetzelfde is als
75
Nederlands Literatuur
epiek, maar dat is niet waar. Elk hoofdgenre kan voorkomen in zowel proza- als poëzievorm. Zo
werden middeleeuwse verhalen (epiek) vaak opgetekend in poëzievorm. Ze moesten immers
uit het hoofd geleerd worden en worden voorgedragen en dat is makkelijker wanneer het
verhaal op rijm (poëzie) is gesteld.
Bij het onderscheid tussen proza en poëzie gebruiken we vaak de volgende criteria:
1. Proza is minder aan regels en conventies gebonden dan poëzie. Een schrijver van
proza maakt zinnen die in lengte variëren. Sommige bestaan uit één woord, andere uit
vele tientallen. Het aantal woorden per regel hangt af van de breedte van de
bladspiegel. Bij poëzie is dat laatste niet het geval. De dichter bepaalt dat aantal. Bij
het maken van zijn gedicht wordt de dichter min of meer ‘beperkt’ door zaken als
metrum, ritme en rijm. Overigens legt hij zich die beperkingen zelf op. Hij kan ook
andere keuzes maken.
2. Poëzie is veel geconcentreerder dan proza. De omvang van een roman is veel groter
dan die van een dichtbundel. In een gedicht kan in weinig woorden heel veel worden
gezegd.
Poëzie is vaak impliciet, terwijl proza juist expliciet is. Bovendien werkt een dichter vaak
met associaties.
3. Proza en poëzie verschillen wat betreft de gebruikte inhoudelijke elementen of
motieven. Een roman bevat vele motieven die op de een of andere wijze met elkaar
te maken hebben. Vaak staan al die motieven in rechtstreekse verbinding met het
thema. In een gedicht wordt juist één gedachte, één feit, één visie geïsoleerd uit het
gecompliceerde samenspel van het leven. De prozaschrijver combineert, de dichter
isoleert.
4. In poëzie is herhaling van bijzonder groot belang. Juist omdat het in een gedicht maar
om één geïsoleerd gegeven gaat, zal de dichter dit gegeven op verschillende
manieren in zijn gedicht terug laten komen.
5. Een opvallend verschil tussen proza en poëzie is de bladspiegel met zijn ruimtewerking
en zijn witeffecten. Bij proza is de bladspiegel grotendeels gevuld, bij een gedicht
wordt er over het algemeen veel meer met wit gewerkt.
6. Het meest wezenlijke verschil tussen proza en poëzie is de sterke meerduidigheid (=
ambiguïteit) van poëzie. Een woord of zin in een gedicht heeft vaak meer dan één
betekenis. Prozaschrijvers proberen dit te vermijden, in gedichten is het een normaal
en soms ook gewenst verschijnsel.
76
Nederlands Literatuur
Ter illustratie respectievelijk een stuk tekst dat in de prozavorm geschreven is en een stuk tekst
dat in de poëzievorm geschreven is:
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december
1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van
deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte. Hij keek op zijn lichtgevende horloge,
dat aan een spijker hing. ‘Kwart voor zes,’ mompelde hij, ‘het is nog nacht.’ Hij wreef
zich in het gezicht. ‘Wat een ellendige droom,’ dacht hij. ‘Waar ging het over?’
Langzaam kon hij zich de inhoud te binnen brengen. Hij had gedroomd, dat de
huiskamer vol bezoek was. ‘Het wordt dit weekeind goed weer,’ zei iemand. Op
hetzelfde ogenblik kwam een man met een bolhoed binnen. Niemand lette op hem
en hij werd door niemand begroet, maar Frits bekeek hem scherp. Opeens viel de
bezoeker met een zware bons op de grond.
Uit: Gerard Reve – De avonden
Zie je ik hou van je
ik vin je zo lief en zo licht –
je ogen zijn zo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.
En je neus en je mond en je haar
en je ogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar ervoor.
Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.
Herman Gorter
77
Nederlands Literatuur
4.10 LITERATUURGESCHIEDENIS
Aangezien we het afgelopen jaar niet hebben gewerkt met een specifiek literatuurboek, maar
we de literatuur hebben benaderd via www.literatuurgeschiedenis.nl, lijkt het ons zinvol om
een korte herhaling aan te bieden van de belangrijkste informatie met betrekking tot de
literatuurgeschiedenis die in de 4e klas de revue is gepasseerd: de indeling van de
Nederlandse literatuur aan de hand van literaire perioden en een overzicht van zowel de
middeleeuwen als renaissance.
Ter oriëntering is in deze syllabus verder een overzicht opgenomen van de belangrijkste
historische en literaire feiten en gebeurtenissen uit de verlichting en romantiek.
4.11 INDELING IN LITERAIRE PERIODEN
Als we de Europese literatuurgeschiedenis zouden willen beschrijven, zouden we kunnen
beginnen met de literatuur van de ‘oude’ Grieken en Romeinen. Aangezien we ons
hoofdzakelijk zullen bezighouden met de Nederlandse literatuurgeschiedenis, moeten we veel
later in de geschiedenis een beginpunt zoeken. De late middeleeuwen vormen dan de eerste
periode die in aanmerking komt. Die periode begint zo rond 1150. Van voor die tijd zijn geen
geschreven teksten bewaard gebleven. De enige uitzondering is een Oudnederlands versje
dat in 1932 in Oxford is gevonden op het tweede schutblad van een Latijns handschrift uit de
11e eeuw:
Hebban olla vogala nestas higunnan Alle vogels hebben een nestje gebouwd
Hinase hic anda thu Behalve jij en ik
Wat unbiddan we nu? Waar wachten we op?
Wellicht is het nodige verloren gegaan, maar veeleer ligt de verklaring in het feit dat in de
middeleeuwen teksten vooral voorgedragen werden (en niet opgeschreven). De teksten uit
die tijd die wel bewaard zijn gebleven, zijn over het algemeen geschreven in het Latijn en zij
maken daarom natuurlijk ook geen deel uit van de Nederlandse literatuur.
Naar analogie van de verdeling van de Nederlandse geschiedenis in historische perioden -
met name van de literatuur van vóór de twintigste eeuw – is een indeling te maken van de
geschiedenis van de Nederlandse literatuur in 8 perioden.
Die indeling ziet er als volgt uit:
1. De middeleeuwen (1150-1500)
2. De renaissance (1500-1700)
o 16e eeuw: vroegrenaissance
78
Nederlands Literatuur
o 17e eeuw: hoogrenaissance of gouden eeuw
3. De verlichting en het Frans-classicisme (1700-1800)
4. De romantiek (1800-1880)
5. De tijd rond de eeuwwisseling (1880-1916)
6. De periode tussen de twee wereldoorlogen
7. De jaren ’50 en ‘60
8. De moderne tijd
De eerste vijf perioden herbergen samen de zogenaamde ‘oude’ literatuur, de laatste drie
vormen de tijd van de ‘moderne’ literatuur.
In de vierde klas hebben we ons beziggehouden met de eerste twee perioden van de ‘oude’
literatuur: de middeleeuwen en de renaissance, in de vijfde komen het rationalisme en de
romantiek aan bod en de zesde brengt de periode rond de eeuwwisseling en de geschiedenis
van de moderne Nederlandse literatuur. Die laatste periode komt uiteindelijk het uitgebreidst
aan bod, al was het alleen al door het feit dat je uit die periode – zo leert de traditie –
ongetwijfeld het vaakst een boek zult selecteren voor je leesdossier.
4.12 BEKNOPT OVERZICHT VAN DE MIDDELEEUWEN
DE MAATSCHAPPIJ
• De tijd van 500 – 1500
• Nederland verdeeld in gewesten
• Geen eenheidstaal, maar Diets = een verzameling regionale volkstalen
• Latijn = de taal van kerk en wetenschap
• Het feodale stelsel: grote macht voor de adel
• Van Germaanse natuurgodsdiensten naar christendom
o grote rol katholicisme
o scholastiek (dogma’s)
o theocentrisme
o memento mori
o de kruistochten
• 1250: opkomst burgerij en steden + afbrokkelen macht adel en geestelijkheid
DE LITERATUUR
• Gemeenschapskunst
• Mondelinge literatuur: voordrachtskunst
79
Nederlands Literatuur
• Literatuur anoniem
• Overleveringskunst: van vader op zoon
• Overheersende rol van de godsdienst
• Hebban olla vogala nestas higunnan
• Hendrik van Veldeken
• Ridderromans
o de voorhoofse roman (Karel ende Elegast, het Roelandtslied)
o de hoofse roman (Walewein en Floris ende Blancefloer)
• Didactische literatuur
o literatuur voor de burgerij (Jacob van Maerlant, Van den Vos Reinaerde)
• Geestelijke letterkunde
o mystiek (Hadewijch: Visioenen)
o Marialegenden (Beatrijs)
• Het toneel
o geestelijk toneel
§ van kerk naar marktplein
§ moraliteiten (Elckerlyc)
§ mysteriespelen
§ mirakelspelen (Mariken van Nieumeghen)
o wereldlijk toneel:
§ abele spelen (Esmoreit en Lanseloet van Denemerken)
§ sotternieën – cluten (Lippijn)
• De rederijkers
o overgang middeleeuwen naar renaissance
o schrijversgilden
o aandacht voor de vorm
§ het acrostichon (het Wilhelmus) en het schaecbort
• Het lied
o religieuze liederen
o gelegenheidsliederen
o volksballaden (Het lied van Heer Halewijn)
o vagantenlyriek (Carmina Burana)
4.13 BEKNOPT OVERZICHT VAN DE RENAISSANCE
DE ZESTIENDE EEUW
DE MAATSCHAPPIJ
• Politieke eenheid onder Karel V
80
Nederlands Literatuur
• Vanaf 1555 Filips II
• Vrijheidsstreven gewesten
• 1568 begin Tachtigjarige Oorlog o.l.v. Willem van Oranje
• Politieke en godsdienstige strijd
• 1517 begin Reformatie (Maarten Luther, Johannes Calvijn)
• Reactie katholieke kerk: Contrareformatie
• Renaissance: wedergeboorte principes Klassieke Oudheid
• Opkomst wetenschap
• Humanisme
o antropocentrisme
o carpe diem
o tolerantie
o homo universalis
DE LITERATUUR
• 1450 uitvinding boekdrukkunst: lezen i.p.v. voordragen
• Invloed van renaissance
o streven naar schoonheid
• Invloed van humanisme
o individuele kunst i.p.v. gemeenschapskunst (ook niet meer anoniem)
• Literatuur niet meer in dienst van God
• Pennenstrijd: literatuur als wapen
o Anna Bijns (katholiek) & Marnix van Sint Aldegonde (protestant)
• Desiderius Erasmus (Lof der zotheid) - humanist
DE ZEVENTIENDE EEUW
DE MAATSCHAPPIJ
• 1648 De vrede van Munster
o Einde Tachtigjarige Oorlog
o Onafhankelijkheid van de Republiek der Verenigde Nederlanden
• Nederland belangrijke zeemogendheid
• Ontwikkeling koloniaal rijk (Nederlands Oost-Indië)
• Gouden Eeuw: bloeiperiode op wetenschappelijk en artistiek terrein
• Eenheidstaal
DE LITERATUUR
• Ook Gouden Eeuw wat betreft de literatuur
o Hooft, Vondel en Bredero
• Renaissance
81
Nederlands Literatuur
o Hooft, Vondel en Huygens
o klassieke versvormen (het sonnet)
o het klassieke drama (Vondel: Gijsbrecht van Aemstel, Lucifer)
• Realisme
o uitbeelding van het alledaagse leven
o Bredero (De klucht van de koe, Den Spaanschen Brabander)
• Barok
o ‘versierd‘ taalgebruik (stijlfiguren, beeldspraak, e.d.)
o Vondel (na ongeveer 1650)
• Grote populariteit reisverhalen
o De scheepsjournalen van Bontekoe
• Jacob (‘vadertje’) Cats
4.14 BEKNOPT OVERZICHT VAN VERLICHTING & FRANSCLASSICISME (18E EEUW)
DE MAATSCHAPPIJ
EUROPA
• absolute monarchieën & verlichte despoten
• bevolkingsexplosie
• toename welvaart
• de Amerikaanse vrijheidsstrijd
• de Franse Revolutie
NEDERLAND
• geen vorst maar een statenbond (Staten Generaal)
• interne conflicten
o patriotten
o prinsgezinden
• de Bataafse Republiek
• de eerste grondwet (scheiding Kerk en Staat; uitbreiding kiesrecht)
DE VERLICHTING
• ontstaan op basis van wetenschappelijke ontwikkelingen
• Empirisme (John Locke & Isaac Newton)
• Invloed Nederland: toevluchtsoord uit Frankrijk gevluchte schrijvers en filosofen
• verlichting na duisternis
• optimisme
• geloof in de goedheid van de mens
• de ratio als basis
82
Nederlands Literatuur
• geloof in de maakbaarheid van de maatschappij
• moralisme
DE LITERATUUR
• poëzie & toneel:
o Europa: neoclassicisme - Nederland: Fransclassicisme
• proza:
o Europa: verlichting - Nederland: verlichting
FRANSCLASSICISME
• navolging Klassieken
• Frankrijk: Nicolas Boileau (1666 – 1711) - L’Art Poétique (1674)
• Nederland: Dichtgenootschappen (Nil Volentibus Arduum)
• navolging van de Klassieken via Franse voorbeelden
• vertalen en verbeteren Franse literatuur
• vorm boven inhoud
• literatuur voedt op!
• Pieter Langendijk (Het wederzijds huwelijksbedrog)
VERLICHTING
• progressief (verlichtend)
• optimistisch
• opvoedkundig
• rationalistisch
• nieuwe genres (encyclopedie, tijdschrift, imaginair reisverhaal, briefroman)
• Diderot, Swift, Dafoe, Voltaire, Rousseau
• Justus van Effen (De spectator)
• Hiëronymus van Alphen (Kindergedichten)
• Betje Woff & Aagje Deken (Sarah Burgerhart)
SENTIMENTALISME
• reactie op rationalisme
• overdreven gevoelsstroming
• idealisering natuur en deugdzaamheid
• Goethe: Die Leiden des jungen Werthers
• Rhijnvis Feith: Julia
83
Nederlands Literatuur
4.15 BEKNOPT OVERZICHT VAN DE ROMANTIEK (19E EEUW)
DE MAATSCHAPPIJ
EUROPA
• Napoleon (tot 1815: de slag bij Waterloo)
• vrijheidsoorlogen (Griekenland, Italië)
• afschaffing slavernij
• uitvindingen (stoommachine, telegraaf)
NEDERLAND
• 1805-1815 - onder Franse bezetting (Lodewijk Napoleon, Napoleon Bonaparte)
• 1815-1830 - het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden o.l.v. Willem I
• 1830 - onafhankelijkheid van België
• 1830 e.v. - liberale economische politiek , Thorbecke, Nederland parlementaire
democratie, begin industrialisering
ROMANTIEK
• de maatschappij blijkt niet maakbaar
• de ratio vergroot de kloof tussen arm en rijk
• door industrialisatie: arbeidersproletariaat - armoede - kinderarbeid
• het communistisch manifest (Marx & Engels)
• gevolg: een reactie in de kunst: de ratio maakt plaats voor het gevoel
• eind 18e eeuw: het sentimentalisme (overdreven gevoeligheid)
• Rousseau (terug naar de onbedorven natuur), Goethe, Feith
• 19e eeuw: de romantiek
DE LITERATUUR
• basiskenmerk: ONVREDE MET HET HIER EN NU
(daarvan zijn alle andere kenmerken van de romanticus af te leiden)
• het gevoel overheerst de rede
• opstandigheid tegen de burgerlijke maatschappij (dit gaat gepaard met Weltschmerz)
• een verlangen naar het onbereikbare (Sehnsucht)
• (de poète maudit: Weltschmerz en Sehnsucht)
• Individualisme; zelfvergroting (ivoren toren)
• zucht naar het afwijkende
• de vlucht uit de werkelijkheid ( in de natuur, het exotische, het verleden, de toekomst,
het fantastische, het afwijkende, de godsdienst & de dood)
• humor
84
Nederlands Literatuur
EUROPA
• Lord Byron, Heinrich Heine, Charles Baudelaire
• ontstaan nieuwe genres: de griezelroman (Edgar Allen Poe), de historische roman
(Walter Scott), sciencefiction (Jules Verne), de detectiveroman, het sprookje
(gebroeders Grimm, Hans Christian Andersen)
• zucht naar het afwijkende: dandyisme, satanisme, sadisme, vampirisme, bohémienisme
NEDERLAND
• de romantische vlucht
o in het fantastische (A.C.W. Staring)
o in het verleden (Jacob van Lennep, Hendrik Conscience)
o in de godsdienst (het Reveil: Willem Bilderdijk, Isaac da Costa)
o in de dood (Piet Paaltjes)
• Nederlandse romantiek: Biedermeier (domineesromantiek)
o de Nederlandse samenleving is burgerlijk, de Nederlander is nuchter
o geen plaats voor overdreven emotionaliteit en opstandigheid
o romantiek in Nederland: harmonie tussen verstand en gevoel
o idealisering van gezin, geloof en vaderland (Tollens)
• de enige echte Nederlandse romantici: Multatuli en Piet Paaltjens
• Multatuli:
o Max Havelaar: de opstandige, romantische ‘held’
• Piet Paaltjens (= Francois Haverschmidt)
o Snikken en grimlachjes: zwarte humor en zelfspot
• overige schrijvers
o Hildebrandt, Jacob van Lennep, Hendrik Conscience, Guido Gezelle, E.H. Potgieter
en De Schoolmeester
• romantiek is na de 19de eeuw nooit meer echt uit de Nederlandse literatuur verdwenen:
(de Tachtigers, Slauerhoff, Nescio, Reve, Biesheuvel, Deelder, Weemoedt)
4.16 OPDRACHTEN LITERATUURGESCHIEDENIS.NL
In de zesde klas is een van de schoolexamens een mondeling. Tijdens dat mondeling word je
bevraagd over je kennis van de boeken die je gelezen hebt, en over je kennis van de
literatuurgeschiedenis en de verschillende literaire stromingen. Tot en met de zesde klas ben je
dus bezig met de voorbereiding op het mondeling.
In de vierde klas kreeg je al twee literaire periodes aangeboden:
• de middeleeuwen
• de renaissance
De middeleeuwen hebben we met behulp van de site www.literatuurgeschiedenis.nl
85
Nederlands Literatuur
behandeld. Die internetsite ga je dit jaar ook gebruiken voor de verlichting en de romantiek.
Dit programmaonderdeel komt erop neer dat je bij beide periodes een inleiding krijgt van je
docent (1-2 lessen) en dat je daarna in het computerlokaal ongeveer 3 lessen mag werken
aan de internetopdrachten waarvan je verderop in de syllabus een overzicht vindt. Die drie
lessen zijn niet voldoende voor het maken van alle opdrachten, wat inhoudt dat je ook thuis
met de verlichting en de romantiek bezig zult moeten zijn. De resultaten van je
werkzaamheden geef je uiteindelijk een plaats in je leesdossier. Op Its Learning zal voor elke
periode een opdracht geformuleerd worden, zodat je ook digitaal je werk kunt inleveren.
Uiteraard hoort daar ook weer een deadline bij.
www.literatuurgeschiedenis.nl is een soort online leerboek voor het literatuuronderwijs. In
negentig hoofdstukken wordt de geschiedenis van de Nederlandse literatuur tot aan 2009
verteld - van ‘Hebban olla vogala’ tot Ronald Giphart. Bovendien tref je op deze site pagina’s
aan met afzonderlijke teksten, met informatie over schrijvers en belangrijke thema’s en diverse
extra’s. Op de tekstpagina’s staat steeds een korte inhoud van een tekst, een tekstfragment
met vertaling (en een aantal keer een geluidsfragment) en een korte toelichting. Daarbij ligt
de nadruk uiteraard op de Nederlandstalige literatuur, maar ook de omringende culturen
komen aan bod.
Hieronder kun je al een korte introductie lezen op de verschillende lessen. Je kunt natuurlijk ook
al een kijkje gaan nemen op de site.
DE VERLICHTING
Krinke Kesmes, een vroeg imaginair reisverhaal
In 1708 verscheen een spannend reisverhaal over het denkbeeldige land Krinke Kesmes waarin
niet meer wordt getwist over religie. Het was de eerste Europese roman waarin een jongen
schipbreuk lijdt.
Vernieuwing op het toneel
Hoe vorsten en bijbelse personen op het podium plaats maken voor gewone burgers. Het
classicistische toneel wordt aangepast aan de eigen tijd.
Bloei en ondergang van een klassiek genre: het epos
Heldendichten – epen (enkelvoud: epos) – stonden bekend als het moeilijkste genre waar een
dichter zich aan kon wagen. In de achttiende eeuw werden er meer geschreven dan ooit.
86
Nederlands Literatuur
Pulp fiction: het succes van populair proza
Avonturenromans hingen van onwaarschijnlijke avonturen aan elkaar. Toch waren ze
realistischer dan menig ander genre. Misschien waren ze daarom zo populair.
Tijd voor een nationale taal
In de tweede helft van de achttiende eeuw ontstaan in de Noordelijke en Zuidelijke
Nederlanden taalbewegingen. Want: hoe is het mogelijk dat er nog geen standaardtaal is?
Sara Burgerhart: roman in brieven
De eerste Nederlandse briefroman, Sara Burgerhart, ging over een jonge, moderne
Amsterdamse vrouw en werd geschreven door het bekendste schrijversduo uit de achttiende
eeuw: Betje Wolff en Aagje Deken.
Rhijnvis Feith experimenteert met gevoelens
Rhijnvis Feith introduceerde het sentimentalisme in Nederland. Zijn roman Julia (1783) – door de
één bewonderd, door de ander verguisd – barst uit zijn voegen van de emoties.
Kinderliteratuur
Alweer een nieuw genre: kinderliteratuur. Bedoeld voor ouders en kind. Hoe maak je van kleine
bengeltjes verlichte burgers?
Literatuur en revolutie
Wie iets wil weten over achttiende-eeuws venijn, kan het best de romans, gedichten en
pamfletten lezen die verschenen tijdens de revolutiejaren: 1780-1795.
Multiculti: literatuur in de koloniën
Nergens was het leven zo multicultureel als in de Nederlandse koloniën. Dichters en schrijvers
berichtten met verbazing en soms met verontwaardiging over het verre oosten en westen.
DE ROMANTIEK
Literatuur als politiek
In het begin van de 19de eeuw wilde iedereen meepraten over de politiek. De literatuur deed
daaraan mee.
87
Nederlands Literatuur
Iedereen dichter
Dichten was niet elitair rond 1820. Iedereen kon meedoen en elk onderwerp was goed. De
poëzie was van iedereen en voor iedereen. Er werd zelfs geklaagd dat er te veel poëzie
verscheen.
Romantiek in Nederland
De romantiek verspreidde zich over Europa als een virus. Overal waren dichters, schilders en
romanschrijvers te vinden die de nieuwe kunststroming aanhingen.
Jong Holland
Het lijkt wel alsof er een explosie van talent plaatsvond tussen 1830 en 1840. De auteurs uit de
eerste helft van de negentiende eeuw die wij nu nog steeds de moeite waard vinden,
debuteerden vrijwel allemaal in deze jaren.
Terug naar de realiteit
Waarom zou je over spookverschijningen, geesten of helden uit het verleden willen lezen?
Heeft de eigen tijd niet voldoende te bieden? Kijk naar het dagelijks leven: er is genoeg te
huiveren. Moord, ziekte, verval zijn gewoon, en niet de verschijnselen van iets bovennatuurlijks.
Humor in letterland
Cabaret bestond er nog niet in de negentiende eeuw. De cabaretiers van nu zouden vroeger
humoristische dichters zijn geweest, die een zaal plat gekregen zouden hebben met de
voordracht van hun gedichten.
Dat bliksems knappe boek: Max Havelaar
De aanslag van Harry Mulisch en Het dagboek van Anne Frank zijn elk in meer dan dertig
talen vertaald. Max Havelaar is het enige Nederlandse boek uit de negentiende eeuw dat op
zo grote schaal vertaald is. Het haalt zelfs 40 talen, waaronder vertalingen in het Russisch, in
Esperanto en in het Chinees.
Het boze oog van de kritiek
Boze critici zijn er niet altijd geweest. Pas in de negentiende eeuw ging de criticus zichzelf een
hele meneer vinden, die schrijvers met harde hand mocht aanpakken.
Godsdienst uit de literatuur
God en de literatuur stonden tot diep in de negentiende eeuw op goede voet met elkaar. In
de literatuur was God de vanzelfsprekende trooster bij onheil en de brenger van vreugde.
Maar de wetenschappelijke ontdekkingen verstoorden de verhouding.
88
Nederlands Literatuur
Tachtig: de beuk erin
Tachtig heeft de naam dat ze de hele Nederlandse literatuur in één klap in de moderne tijd
gebracht heeft. Het is een soort merknaam geworden voor literatuur die deugt. `De Tachtigers’
is een synoniem geworden voor De Grote Vernieuwers.
4.17 HET BALANSVERSLAG
Aan het begin van het vierde schooljaar heb je een leesautobiografie geschreven waarin je
een stand van zaken van dat moment hebt neergezet rond het thema ‘lezen & ik’; vervolgens
ben je in dat jaar in aanraking gekomen met de ‘echte’ literatuur. Voor Nederlands hield die
confrontatie onder meer in dat je vier boeken hebt gelezen: een uit de middeleeuwen of de
renaissance, drie die behoren tot de moderne literatuur.
Omdat een van de kenmerken van de Tweede Fase is dat je niet alleen maar dingen doet,
maar ook nadenkt over de manier waarop je dingen doet, wat het leereffect ergens van is en
welke ontwikkeling je doormaakt, heb je met betrekking tot het onderdeel Literatuur van het
vak Nederlands aan het eind van de vierde een zogenaamd balansverslag gemaakt.
Je bent inmiddels aanbeland aan het einde van de vijfde klas en je hebt er alweer een jaar
literatuur extra opzitten. Tijd dus om een vervolg te schrijven op het balansverslag uit de vierde
waarin je vertelt wat er zoal veranderd is voor jou als het gaat om literatuur..
Dat houdt in dat je weer moet gaan nadenken over wat je zoal gedaan hebt in het kader van
het onderdeel literatuur en wat volgens jou de effecten daarvan zijn op jouw visie op lezen en
literatuur. Aan de orde moet in ieder geval komen, hoe je smaak zich heeft ontwikkeld en wat
de eventuele invloeden (boeken, films) van buiten de school daarop zijn geweest.
Je mag aan dat verslag alleen maar in de klas werken. Je hebt dus niet de mogelijkheid om er
thuis nog een netversie van te maken. Het is dan ook verstandig om voorafgaande aan die
les(sen) thuis na te denken over de punten die je in je verslag wilt bespreken.
Het balansverslag moet een omvang hebben van minimaal 500 en maximaal 700 woorden en
je kunt er bijvoorbeeld een antwoord in geven op een aantal van onderstaande vragen (Let
op! Dit zijn voorbeelden van vragen; er zijn er vast nog wel meer te bedenken, waarvoor je
kunt kiezen):
• In hoeverre is je visie op de wereld (‘de werkelijkheid’) veranderd door de boeken die
je dit jaar gelezen hebt?
• Welke inzichten over jezelf heb je opgedaan? Kijk je anders tegen vriendschap, liefde,
de rol van ouders etc. aan door (een van) je gelezen boeken?
• Wat heb je de afgelopen periode geleerd van het lezen van literatuur?
89
Nederlands Literatuur
• Is je manier van lezen de afgelopen periode veranderd? Zo ja, beschrijf deze
verandering.
• Welke teksten heb je de afgelopen periode met plezier gelezen en welke vond je niet
leuk? Licht je antwoord toe.
• Heb je een favoriet onderwerp voor verhalen ontdekt?
• Heb je een favoriete schrijver ontdekt?
• Wat is op dit moment je favoriete boek en waarom?
• Ben je de afgelopen tijd een bepaalde verhaal- of tekstsoort gaan waarderen? Leg
uit.
• Heb je het idee dat je literatuuropvatting is veranderd? Ben je bepaalde
eigenschappen van verhalen en teksten anders gaan bekijken en waarderen?
• Herlees je leesautobiografie en je balansverslag uit de vierde en geef aan of je
persoonlijke leessmaak is veranderd of niet. Ben je andere boeken/schrijvers/tekst- of
verhaalsoorten gaan waarderen?
Let wel: je moet een samenhangend, logisch opgebouwd stuk schrijven. Het is niet de
bedoeling een aantal lijstjes in te leveren van gelezen boeken en antwoorden op
bovenstaande vragen. Het balansverslag komt in plaats van het derde opstel en zal dus ook
als opstel beoordeeld worden. Meer dan bij een regulier opstel zal bij de beoordeling gekeken
worden naar de diepgang van de inhoud. Het is echter niet alleen belangrijk ‘wat’ je schrijft,
maar ook ‘hoe’ je schrijft. Opbouw en taalgebruik zullen zeker het cijfer beïnvloeden (voor
aanwijzingen voor het schrijven van een goed opstel verwijzen we je naar de module
Schrijven).
Zorg er dus voor dat je de opvattingen over literatuur die je naar voren laat komen in je
balansverslag, ondersteunt met goede argumenten.
Het balansverslag is zowel een handelingsdeel als een voortgangstoets. Je werk moet dus
uiteindelijk ‘naar behoren’ zijn, maar het levert ook een cijfer op, dat meetelt voor je
eindrapportcijfer. Je moet - omdat je balansverslag een handelingsdeel is - een onvoldoende
relaas net zo vaak herschrijven tot het als voldoende wordt beoordeeld. Het - onvoldoende -
cijfer van de eerste versie blijft overigens vrijwel ongewijzigd. Je kunt op deze manier je
oorspronkelijke cijfer met maximaal 0,5 punt verhogen.
4.18 KEUZELIJST NEDERLANDSE LITERATUUR
A. LITERATUUR VAN VÓÓR 1916
MIDDELEEUWEN
456 anoniem Karel en Elegast
456 anoniem Het Roelandslied
456 anoniem Reinout van Montalbaen
90
Nederlands Literatuur
456 Diederik van Assenede Floris ende Blanchefloer
456 Penninc & Vostaert Walewein
456 anoniem Ferguut
456 anoniem Lanceloet en het hert met de witte voet
456 Jacob van Maerlant Alexanders geesten
456 anoniem Reinaert de Vos
456 anoniem De reis van Sinte Brandaan
456 anoniem Lanseloet van Denemarken
456 anoniem Esmoreit
456 anoniem Beatrijs
456 anoniem Elckerlijc
456 anoniem Mariken van Nieumeghen
456 Desiderius Erasmus De lof der zotheid (1509)
RENAISSANCE
456 G. A. Bredero Den Spaanschen Brabander (1617)
456 P.C. Hooft Granida (1605)
456 P.C. Hooft Geraerdt van Velsen (1613)
456 P.C. Hooft Warenar (1617)
456 J. van den Vondel Gijsbrecht van Aemstel (1637)
456 J. van den Vondel Joseph in Dothan (1640)
456 J. van den Vondel Lucifer (1654)
VERLICHTING
456 P. Langendijk Het wederzijds huwelijksbedrog (1714)
456 B. Wolff en A. Deken Sara Burgerhart (1782)
456 Rhijnvis Feith Julia (1782)
ROMANTIEK
456 A. C. W. Staring Jaromir-cyclus (1833)
456 Hildebrand Camera Obscura (1839)
456 J. Van Lennep De Roos van Dekama (1836)
456 J. Van Lennep Ferdinand Huyck (1840)
456 A. Bosboom-Toussaint Het huis Lauernesse (1840)
456 A. Bosboom-Toussaint Majoor Frans (1874)
456 J. F. Oltmans De schaapherder (1838)
456 J. F. Oltmans Het Slot Loevestein (1834)
456 H. Conscience De leeuw van Vlaanderen (1838)
456 E.J. Potgieter Jan, Jannetje en hun jongste kind (1841)
91
Nederlands Literatuur
456 P. Paaltjens Snikken en Grimlachjes (1867)
456 De Schoolmeester Gedichten van den Schoolmeester (1859)
456 Multatuli Max Havelaar (1860)
456 Multatuli Woutertje Pieterse (1890)
1880 – 1916
456 Carry van Bruggen De verlatene (1909)
456 Louis Couperus Eline Vere (1889)
456 Louis Couperus Noodlot (1890)
456 Louis Couperus De stille kracht (1900)
456 Louis Couperus De boeken der kleine zielen (1901-1903)
456 Louis Couperus De berg van licht (1905)
456 Louis Couperus Van oude mensen, de dingen die voorbij
gaan (1906)
456 Lodewijk van Deyssel Een liefde (1887)
456 Lodewijk van Deyssel Blank en geel (1894)
456 Frederik van Eeden De kleine Johannes (1885)
456 Frederik van Eeden Van de koele meren des doods (1900)
456 P. A. Daum Goena Goena (1889)
456 Marcellus Emants Een nagelaten betekenis (1894)
456 Marcellus Emants Waan (1905)
456 Marcellus Emants Liefdeleven (1916)
56 Herman Gorter Mei (1889)
456 Jacob Israël de Haan Pijpelijntjes (1905)
456 Herman Heijermans Ghetto (1898)
456 Herman Heijermans Kamertjeszonden (1898)
456 Herman Heijermans Op hoop van zegen (1901)
456 Herman Heijermans Schakels (1903)
456 Herman Heijermans Eva Bonheur (1916)
456 J. van Oudshoorn Willem Mertens’ levensspiegel (1914)
456 Willem Paap Vincent Haman (1898)
456 Arthur van Schendel Een zwerver verliefd/Een zwerver verdwaald
(1904/1907)
456 Stijn Streuvels De oogst (1900)
456 Stijn Streuvels De vlaschaard (1907)
456 Augusta de Wit Orpheus in de dessa (1903)
92
Nederlands Literatuur
B. LITERATUUR VAN NA 1916
4 Thomas van Aalten Sneeuwbeeld (2000)
4 Thomas van Aalten Sluit ramen en deuren (2003)
4 Thomas van Aalten Coyote (2006)
4 Kader Abdolah De reis van de lege flessen (1997)
456 Kader Abdolah Het huis van de moskee (2006)
456 Kader Abdolah Spijkerschrift (2000)
456 Kader Abdolah De koning (2011)
4 Clark Accord De koningin van Paramaribo (1999)
4 Özkan Akyol Eus (2012)
4 Karin Amatmoekrim Het gym (2011)
456 Ton Anbeek Gemeenschap (1987)
456 Ton Anbeek Een ander leven (1991)
4 Robert Anker Hajar en Daan (2004)
4 René Appel Geweten (2000)
4 Khadya Arib Couscous op zondag (2009)
456 Frank Martinus Arion Dubbelspel (1973)
456 Gerbrand Bakker Boven is het stil (2007)
456 Gerbrand Bakker Juni (2009)
456 Griet Op de Beeck Vele hemels boven de zevende (2013)
4 Kees van Beijnum Dichter op de Zeedijk (1995)
4 Kees van Beijnum De oesters van Nam Kee (2000)
4 Kees van Beijnum Paradiso (2008)
4 Kees van Beijnum Een soort familie (2010)
4 Abdelkader Benali Bruiloft aan zee (1997)
456 Abdelkader Benali De langverwachte (2002)
4 Abdelkader Benali De stem van mijn moeder (2001)
456 Mohammed Benzakour Yemma. Stilleven van een Marokkaanse
moeder (2013)
4 J. Bernlef Sneeuw (1973)
4 J. Bernlef Meeuwen (1975)
4 J. Bernlef Onder ijsbergen (1981)
456 J. Bernlef Hersenschimmen (1985)
456 J. Bernlef Publiek geheim (1987)
456 J. Bernlef Eclips (1993)
456 J. Bernlef Verloren zoon (1993)
4 J. Bernlef Boy (2001)
4 J. Bernlef Buiten is het maandag (2003)
4 J. Bernlef De een zijn dood (2011)
93
Nederlands Literatuur
456 J. Bernlef De rode droom (2009)
4 Naima El Bezaz De weg naar het noorden (1995)
4 Naima El Bezaz Minnares van de duivel (2002)
4 Naima El Bezaz De verstotene (2006)
4 Naima El Bezaz Het gelukssyndroom (2008)
4 Naima el Bezaz Vinexvrouwen (2010)
456 Anna Blaman Eenzaam avontuur (1948)
4 Marion Bloem Geen gewoon Indisch meisje (1983)
4 Marion Bloem Vaders van betekenis (1989)
456 Louis Paul Boon De voorstad groeit (1942)
456 Louis Paul Boon Mijn kleine oorlog (1947)
456 Louis Paul Boon De Kapellekensbaan (1953)
456 Louis Paul Boon De bende van Jan de Lichte (1957)
456 Louis Paul Boon De paradijsvogel (1957)
456 Louis Paul Boon De zoon van Jan de Lichte (1961)
456 Louis Paul Boon Zomer te Ter-Muren (19456)
456 Louis Paul Boon Pieter Daens (1972)
456 Ferdinand Bordewijk Bint/Blokken/Knorrende beesten (1931)
456 Ferdinand Bordewijk Karakter (1938)
4 Ben Borgart De vuilnisroos (1973)
4 Simon Bottema De rectrix (1995)
4 Hafid Bouazza Salomon (2001)
4 Hafid Bouazza Paravion (2003)
456 Menno ter Braak Dr. Dumay verliest (1933)
456 Menno ter Braak Politicus zonder partij (1934)
456 Willem Brakman Een winterreis (1963)
4 Stefan Brijs Arend (2000)
4 Stefan Brijs De engelenmaker (2005)
456 Stefan Brijs Post voor mevrouw Bromley (2011)
4 H.M. van den Brink Over het water (1997)
4 Jan Brokken Mijn kleine waanzin (2004)
456 Jan Brokken De vergelding (2013)
456 Walter van den Broeck Terug naar Walden (2009)
456 Jeroen Brouwers Zonder trommels en trompetten (1973)
456 Jeroen Brouwers Zonsopgangen boven zee (1977)
456 Jeroen Brouwers Het verzonkene (1980)
4 Jeroen Brouwers Bezonken rood (1981)
456 Jeroen Brouwers Geheime kamers (2000)
456 Jeroen Brouwers Datumloze dagen (2008)
94
Nederlands Literatuur
456 Jeroen Brouwers Bittere bloemen (2011)
456 Carry van Bruggen Het huisje aan de sloot (1921)
456 Carry van Bruggen Eva (1927)
4 Herman Brusselmans De man die werk vond (1985)
4 Herman Brusselmans Heden ben ik nuchter (1986)
4 Herman Brusselmans De terugkeer van Bonanza (1999)
4 Boudewijn Büch De kleine blonde dood (1985)
4 Boudewijn Büch Het dolhuis (1987)
4 Cees Buddingh De avonturen van Bazip Zeehok (1969)
456 Miquel Bulnes Het bloed in onze aderen (2011)
456 Peter Buwalda Bonita Avenue( 2010)
456 Andreas Burnier Het jongensuur (1969)
456 Andreas Burnier Een tevreden lach (1974)
4 Remco Campert Het leven is vurrukkulluk (1961)
4 Remco Campert Liefdes schijnbewegingen (1963)
4 Remco Campert Het gangstermeisje (1965)
4 Remco Campert Tjeempie (1968)
4 Remco Campert De Harm en Miepje Kurk story (1983)
4 Remco Campert Een liefde in Parijs (2004)
4 Remco Campert Het satijnen hart (2006)
4 Remco Campert Om vijf uur in de middag (2010)
4 Remco Campert Hôtel du Nord (2013)
4 Hülya Cigden De importbruid (2008)
456 Hugo Claus De Metsiers (1950)
456 Hugo Claus Een bruid in de morgen (1955) [toneel]
456 Hugo Claus Suiker(1958) [toneel]
456 Hugo Claus De verwondering (1962)
456 Hugo Claus Vrijdag (1969) [toneel]
4 Hugo Claus Het jaar van de kreeft (1972)
456 Hugo Claus Het verdriet van België (1983)
456 Hugo Claus De geruchten (1996)
4 Jan Cremer Ik Jan Cremer (1964)
456 Johan Daisne De man die zijn haar kort liet knippen (1947)
456 Johan Daisne De trein der traagheid (1950)
456 Rudy van Dantzig Voor een verloren soldaat (1986)
456 Bernard Dewulf Kleine dagen (2009)
4 Adriaan van Dis Het beloofde land (1969)
456 Adriaan van Dis Indische duinen (1994)
456 Adriaan van Dis Familieziek (2002)
95
Nederlands Literatuur
456 Adriaan van Dis De wandelaar (2007)
456 Adriaan van Dis Tikkop (2010)
4 A. den Doolaard De druivenplukkers (1931)
4 Renate Dorrestein Buitenstaanders (1983)
4 Renate Dorrestein Het perpetuum mobile van de liefde (1988)
4 Renate Dorrestein Het hemelse gerecht (1991)
4 Renate Dorrestein Ontaarde moeders (1992)
4 Renate Dorrestein Verborgen gebreken (1996)
4 Renate Dorrestein Hart van steen (1998)
4 Renate Dorrestein Zonder genade (2001)
4 Renate Dorrestein Het duister dat ons scheidt (2003)
4 Renate Dorrestein Mijn zoon heeft een seksleven en ik lees mijn
moeder Roodkapje voor (2006)
4 Renate Dorrestein Echt sexy (2008)
4 Bibi Dumon Tak Wolfskwint, de geschiedenis van een
gestoord gezin (2013(
456 G. Durlacher Strepen aan de hemel (1985)
456 G. Durlacher Drenkeling (1987)
456 Jessica Durlacher Het geweten (1998)
456 Jessica Durlacher De dochter (2000)
456 Jessica Durlacher Emoticon (2004)
456 Jessica Durlacher De held (2010)
456 Willem Elsschot Villa des Roses (1913)
456 Willem Elsschot De verlossing (1921)
456 Willem Elsschot Een ontgoocheling (1921)
456 Willem Elsschot Lijmen /Het been (1924/38)
456 Willem Elsschot Kaas (1933)
456 Willem Elsschot Tsjip/De leeuwentemmer (1934/40)
456 Willem Elsschot Het dwaallicht (1946)
456 Anna Enquist Het meesterstuk (1994)
4 Anna Enquist Het geheim (1997)
456 Anna Enquist De thuiskomst (2005)
456 Anna Enquist Contrapunt (2008)
456 Anna Enquist De verdovers (2011)
456 Stephan Enter Grip (2011)
4 Rob van Essen Visser (2008)
456 Marjolein Februari De literaire kring (2008)
4 Louis Ferron Gekkenschemer (1974)
4 Louis Ferron Het stierenoffer (1975)
96
Nederlands Literatuur
4 Louis Ferron De keisnijder van Fichtenwald (1976)
4 Louis Ferron Turkenvespers (1977)
456 Louise Fresco De utopisten (2007)
4 Carl Friedman Twee koffers vol (1993)
4 Carl Friedman Tralievader (1991)
4 Jef Geeraerts Ik ben maar een neger (1962)
4 Jef Geeraerts Het verhaal van Matsombo (1966)
4 Jef Geeraerts Gangreen I (Black Venus) (1968)
4 Jef Geeraerts Jagen (1981)
4 Jef Geeraerts De zaak Alzheimer (1985)
4 Esther Gerritsen Superduif (2010)
456 Esther Gerritsen Dorst (2012)
456 Marnix Gijsen Joachim van Babylon (1947)
456 Marnix Gijsen Klaaglied om Agnes (1951)
456 Marnix Gijsen Lucinda en de lotuseter (1959)
4 Ronald Giphart Ik ook van jou (1992)
4 Ronald Giphart Giph (1993)
4 Ronald Giphart Het feest der liefde (1995)
4 Ronald Giphart Phileine zegt sorry (1996)
4 Ronald Giphart Ik omhels je met duizend armen (2000)
456 Karel Glastra van Loon De passievrucht (1992)
456 Karel Glastra van Loon Lisa’s adem (2001)
456 Karel Glastra van Loon De onzichtbaren (2004)
4 Anne-Gine Goemans Glijvlucht (2011)
4 Hermine de Graaf Stella Klein (1990)
4 Hermine de Graaf De regels van het huis (1987)
4 Renske de Greef Was alles maar konijnen (2008)
4 Renske de Greef En je ziet nog eens wat (2009)
4 Arnon Grunberg Blauwe maandagen (1994)
4 Arnon Grunberg Figuranten (1997)
4 Arnon Grunberg De heilige Antonio (1998)
4 Arnon Grunberg Fantoompijn (2000)
4 (Marek van der Jagt) De geschiedenis van mijn kaalheid (2000)
456 Arnon Grunberg De asielzoeker (2003)
456 Arnon Grunberg De joodse messias (2004)
456 Arnon Grunberg Tirza (2006)
456 Arnon Grunberg Onze oom (2008)
456 Arnon Grunberg Huid en haar (2010)
456 Arnon Grunberg De man zonder ziekte (2011)
97
Nederlands Literatuur
4 Hella Haasse Oeroeg (1948)
4 Hella Haasse De verborgen bron (1950)
456 Hella Haasse De ingewijden (1957)
456 Hella Haasse Huurders en onderhuurders (1971)
456 Hella Haasse De wegen der verbeelding (1983)
456 Hella Haasse Berichten van het blauwe huis (1987)
456 Hella Haasse Heren van de thee (1992)
4 Hella Haasse Transit (1994)
456 Hella Haasse Sleuteloog (2003)
4 Said El Haji Sta op en leef, vader (2013)
456 Maarten 't Hart Stenen voor een ransuil (1971)
456 Maarten 't Hart Ik had een wapenbroeder (1974)
4 Maarten 't Hart Een vlucht regenwulpen (1978)
456 Maarten 't Hart De aansprekers (1979)
4 Maarten 't Hart De kroongetuige (1983)
4 Maarten 't Hart De ortolaan (1984)
456 Maarten ‘t Hart De jacobsladder (1986)
456 Maarten 't Hart Onder de korenmaat (1991)
456 Maarten 't Hart Het woeden der gehele wereld (1993)
4 Maarten 't Hart De zonnewijzer (2004)
456 Maarten 't Hart Het psalmenoproer (2006)
456 Maarten ’t Hart Verlovingstijd (2009)
4 Jaap Harten De getatoeëerde Lorelei (1968)
4 Jaap Harten Madame Tussaud in Berchtesgaden (1972)
4 Sanneke van Hassel Nest (2010)
4 Heere Heeresma Een dagje naar het strand (1962)
4 Heere Heeresma Geef die mok eens door, Jet! (1968)
4 Heere Heeresma Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp (1972)
4 Hans van der Heijde Dagboek in blik (2012)
4 A. F. Th. v.d. Heijden De slag om de Blauwbrug (1983)
456 A. F. Th. v.d. Heijden Vallende ouders (1983)
456 A. F. Th. v.d. Heijden De gevarendriehoek (1985)
4 A. F. Th. v.d. Heijden De sandwich (1986)
4 A. F. Th. v.d. Heijden Het leven uit een dag (1988)
456 A. F. Th. v.d. Heijden Advocaat van de hanen (1990)
4 A. F. Th. v.d. Heijden Weerborstels (1993)
456 A. F. Th. v.d. Heijden De Movo tapes (2003)
456 A. F. Th. v.d. Heijden Het schervengericht (2007)
456 A. F. Th. v.d. Heijden Tonio (2011)
98
Nederlands Literatuur
456 A. F. Th. v.d. Heiden De helleveeg (2013)
4 Tania Heimans Hemelsleutels (2008)
456 Toine Heijmans Pristina (2014)
456 W.F. Hermans De tranen der acacia's (1949)
456 W.F. Hermans Het behouden huis (1950)
456 W.F. Hermans Ik heb altijd gelijk (1951)
456 W.F. Hermans De donkere kamer van Damokles (1958)
456 W.F. Hermans Nooit meer slapen (1966)
456 W.F. Hermans Herinneringen van een engelbewaarder
(1971)
456 W.F. Hermans Onder professoren (1975)
456 W.F. Hermans Uit talloos veel miljoenen (1981)
456 W.F. Hermans Au pair (1989)
456 W.F. Hermans Ruisend gruis (1995)
456 Albert Helman De stille plantage (1931)
4 Kristien Hemmerechts Brede heupen (1989)
456 Kristien Hemmerechts Zonder grenzen (1991)
456 Kristien Hemmerechts Wit zand (1993)
456 Kristien Hemmerechts In het land van Dutroux (2007)
456 Joke Hermsen Tweeduister (2000)
4 J. W. Holsbergen De handschoenen van het verraad (1958)
456 Ed Hoornik De overlevenden (1968)
456 Daphne Huisden Dit blijft tussen ons (2013)
456 Suzanna Jansen Het pauperparadijs (2008)
456 Arthur Japin De zwarte met het witte hart (1997)
456 Arthur Japin De droom van de leeuw (2002)
456 Arthur Japin Een schitterend gebrek (2003)
456 Arthur Japin De grote wereld (2006)
456 Arthur Japin De overgave (2007)
456 Arthur Japin Vaslav (2010)
4 A. M. de Jong Merijntje Gijzen’s jeugd: het verraad (1925)
456 Oek de Jong Opwaaiende zomerjurken (1979)
456 Oek de Jong Cirkel in het gras (1985)
456 Oek de Jong Hokwerda’s kind (2002)
456 Oek de Jong Pier en oceaan (2012)
4 Pia de Jong Lange dagen (2008)
4 Freek de Jonge Het damestasje (1986)
4 Freek de Jonge Zaansch Veem (1987)
4 Freek de Jonge Neerlands bloed (1991)
99
Nederlands Literatuur
456 Frans Kellendonk Mystiek lichaam (1986)
456 Marie Kessels Ruw (2009)
4 Mensje van Keulen Bleekers zomer (1972)
4 Mensje van Keulen Van lieverlede (1975)
4 Mensje van Keulen Overspel (1982)
4 Mensje van Keulen De rode strik (1994)
456 Mensje van Keulen Olifanten op een web (1997)
456 Mensje van Keulen Liefde heeft geen hersens (2011)
4 Yvonne Keuls Mevrouw mijn moeder (1999)
4 Kluun Komt een vrouw bij de dokter (2003)
4 Herman Koch Red ons, Maria Montanelli (1989)
4 Herman Koch Eindelijk oorlog (1996)
456 Herman Koch Het diner (2008)
456 Herman Koch Zomerhuis met zwembad (2011)
456 Judith Koelemeijer Het zwijgen van Maria Zachea (2001)
456 Judith Koelemeijer Anna Boom (2008)
456 Dirk Ayelt Kooiman Een romance (1973)
456 Dirk Ayelt Kooiman Montyn (1982)
456 Anton Koolhaas De hond in het lege huis (1964)
456 Anton Koolhaas Vanwege een tere huid (1973)
456 Anton Koolhaas De geluiden van de eerste dag (1975)
456 Anton Koolhaas Tot waar zal ik je brengen (1976)
4 Iris Koppe Rosiri (2007)
456 Saskia de Koster Wij en ik (2014)
456 Gerrit Kouwenaar Ik was geen soldaat (1951)
456 Gerrit Kouwenaar Val, bom (19456)
4 Tim Krabbé Het gouden ei (1984)
4 Tim Krabbé De grot (1997)
4 Tim Krabbé Vertraging (1994)
4 Tim Krabbé Kathy’s dochter (2002)
4 Tim Krabbé Marte Jacobs (2007)
456 Gerrit Krol Het gemillimeterde hoofd (1967)
456 Gerrit Krol De man achter het raam (1982)
4 Ernest van der Kwast Mama Tandoori (2010)
4 Ernest van der Kwast Giovanna’s navel (2012)
456 Hubert Lampo Hélène Defraye (1945)
456 Hubert Lampo Terugkeer naar Atlantis (1953)
456 Hubert Lampo De komst van Joachim Stiller (1961)
456 Tom Lanoye Alles moet weg (1988)
100
Nederlands Literatuur
456 Tom Lanoye Het goddelijk monster (1997)
456 Tom Lanoye Zwarte tranen (1999)
456 Tom Lanoye Boze tongen (2002)
456 Tom Lanoye Sprakeloos (2009)
456 Joke van Leeuwen Feest van het begin (2012)
456 Lisette Lewin Hart van prikkeldraad (1992)
456 Ted van Lieshout Mijn meneer (2012)
456 Thomas Lieske Dünya (2007)
456 Thomas Lieske Franklin (2000)
4 Tessa de Loo Het rookoffer (1987)
456 Tessa de Loo De tweeling (1993)
456 Tessa de Loo Een bed in de hemel (2000)
456 Tessa de Loo De zoon uit Spanje (2004)
456 Tessa de Loo Harlekino (2008)
4 Stijn v.d. Loo Slopers (2011)
4 Jan van Loy Ik, Hollywood (2011)
4 Arjen Lubach Magnus (2011)
4 Cynthia MacLeod Hoe duur was de suiker? (1987)
4 Willem G. van Maanen De onrustzaaier (1954)
456 Hendrik Marsman De dood van Angèle Degroux (1933)
4 Tip Marugg De morgen loeit weer aan (1988)
456 Nicolaas Matsier Gesloten huis (1994)
4 Vonne van der Meer Eilandgasten (1991)
4 Vonne van der Meer Ik verbind u door (2004)
4 Vonne van der Meer Zondagavond (2009)
4 Vonne van der Meer De vrouw met de sleutel (2011)
4 Doeschka Meijsing Robinson (1976)
456 Doeschka Meijsing Over de liefde (2008)
456 Geerten Meijsing Veranderlijk en wisselvallig (1987)
4 (Joyce & co) Erwin (1975)
4 Hannes Meinkema De maaneter (1974)
4 Hannes Meinkema En dan is er koffie (1976)
456 Jan van Mersbergen Naar de overkant van de nacht (2011)
456 Anja Meulenbelt De schaamte voorbij (1976)
4 Marga Minco Het bittere kruid (1957)
4 Marga Minco De val (1983)
4 Joris Moens Bor (1973)
456 Marente de Moor De Nederlandse maagd (2010)
456 Margriet de Moor Eerst grijs, dan wit, dan blauw (1991)
101
Nederlands Literatuur
456 Margriet de Moor De virtuoos (1993)
456 Marcel Möring Het grote verlangen (1992)
456 Marcel Möring In Babylon (1997)
4 Marcel Möring Het beloofde leven (2009)
456 Erwin Mortier Godenslaap (2008)
456 Erwin Mortier Gestameld liedboek (2011)
456 Harry Mulisch Het zwarte licht (1956)
456 Harry Mulisch Het stenen bruidsbed (1959)
456 Harry Mulisch De zaak 40/61 (1962)
4 Harry Mulisch Twee vrouwen (1975)
456 Harry Mulisch De aanslag (1982)
456 Harry Mulisch Hoogste tijd (1985)
456 Harry Mulisch De elementen (1988)
456 Harry Mulisch De ontdekking van de hemel (1992)
456 Harry Mulisch De procedure (1998)
456 Harry Mulisch Siegfried (2001)
4 Hans Münstermann Je moet niet denken dat ik altijd bij je blijf
(2001)
4 Hans Münstermann Ik kom je halen als het zomer is (2010)
456 Hans Münstermann Mischa (2013)
456 Charlotte Mutsaers Koetsier Herfst (2008)
456 Charlotte Mutsaers Rachels rokje (1994)
456 Nescio De uitvreter/Titaantjes/Dichtertje (1918)
4 Hélène Nolthenius Geen been om op te staan (1977)
456 Cees Nooteboom Philip en de anderen (1954)
456 Cees Nooteboom Rituelen (1980)
456 Cees Nooteboom In Nederland (1984)
456 Cees Nooteboom Allerzielen (1998)
456 Nelleke Noordervliet Tine (1987)
456 Nelleke Noordervliet Het oog van de engel (1991)
456 Nelleke Noordervliet De naam van de vader (1993)
456 Nelleke Noordervliet Uit het paradijs (1997)
4 Nelleke Noordervliet Altijd roomboter (2005)
456 Nelleke Noordervliet Snijpunt (2008)
456 Nelleke Noordervliet Vrij man (2012)
456 Frits van Oostrom Maerlants wereld (1996)
456 J. van Oudshoorn Tobias en de dood (1925)
4 Vincent Overeem Misfit (2008)
456 Monica Van Paemel De vermaledijde vaders (1985)
102
Nederlands Literatuur
456 Monica Van Paemel De eerste steen (1992)
456 Monica Van Paemel Celestien (2004)
456 Connie Palmen De wetten (1990)
456 Connie Palmen De vriendschap (1995)
456 Connie Palmen I.M. (1998)
456 Connie Palmen De erfenis (1999)
456 Connie Palmen Lucifer (2007)
4 Marion Pauw Daglicht (2008)
4 Gustaaf Peek Ik was Amerika (2010)
4 Gustaaf Peek Dover (2008)
456 Elvis Peeters Dinsdag (2011)
456 Koen Peeters Grote Europese roman (2007)
4 David Pefko Het voorseizoen (2011)
456 Rascha Peper Oesters (1991)
456 Rascha Peper Rico’s vleugels (1993)
456 Rascha Peper Russisch blauw (1995)
456 Rascha Peper Een Spaans hondje (1998)
456 Rascha Peper Dooi (1999)
456 Rascha Peper Wie scheep gaat (2003)
456 Rascha Peper Vingers van marsepein (2008)
456 E. du Perron Het land van herkomst (1935)
456 E. du Perron Schandaal in Holland (1939)
4 R. J. Peskens Twee vorstinnen en een vorst (1975)
4 R. J. Peskens Mijn tante Coleta (1976)
456 Ilja Leonard Pfeijffer La Superba (2014)
4 Leo Pleysier De Gele Rivier is bevrozen (1993)
4 Claire Polders Eeuwige kermis (2010)
456 Sybren Polet Mannekino (1968)
456 Sybren Polet De sirkelbewoners (1970)
456 Jacques Presser De nacht der Girondijnen (1957)
456 Hugo Raes De vadsige koningen (1961)
456 Hugo Raes Een faun met kille horentjes (1966)
456 Gerard Reve De avonden (1947)
456 Gerard Reve Werther Nieland/De ondergang van de
familie Boslovitsj (1949/1950)
456 Gerard Reve De taal der liefde (1972)
456 Gerard Reve Lieve jongens (1973)
456 Gerard Reve Een circusjongen (1975)
456 Gerard Reve Oud en eenzaam (1978)
103
Nederlands Literatuur
456 Gerard Reve Moeder en zoon (1980)
4 Gerard Reve De vierde man (1981)
456 Gerard Reve Het boek van violet en dood (1996)
456 Gerard Reve Het hijgend hert (1998)
456 Karel van het Reve Nacht op de kale berg (1961)
456 Adriaan Roland Holst Deirdre en de zonen van Usnach (1920)
456 Thomas Rosenboom Vriend van verdienste (1985)
456 Thomas Rosenboom Gewassen vlees (1994)
456 Thomas Rosenboom Publieke werken (1999)
456 Thomas Rosenboom Zoete mond (2009)
456 Thomas Rosenboom De rode loper (2012)
456 Renate Rubinstein Niets te verliezen en toch bang (1978)
456 Renate Rubinstein Heden ik (1985)
456 Renate Rubinstein Mijn beter ik (1991)
456 Helga Ruebsamen Op Scheveningen (1988)
456 Helga Ruebsamen Het lied en de waarheid (1997)
4 Ward Ruyslinck De ontaarde slapers (1957)
4 Ward Ruyslinck Wierook en tranen (1958)
4 Ward Ruyslinck Het reservaat (1964)
4 Ward Ruyslinck De Karakoliërs (1969)
4 Hans Sahar De gebroeders Boetkaboet (2008)
4 Anke Scheeren De mooiste dagen zijn het ergst (2009)
4 Arthur van Schendel De waterman (1933)
4 Arthur van Schendel Een Hollands drama (1935)
4 Arthur van Schendel De wereld een dansfeest (1938)
456 K. Schippers Waar was je nou? (2005)
456 Allard Schröder De hydrograaf (2002)
456 Jan Siebelink De herfst zal schitterend zijn (1980)
456 Jan Siebelink En joeg de vossen door het staande koren
(1982)
456 Jan Siebelink Knielen op een bed violen (2005)
456 Jan Siebelink Suezkade (2008)
456 Jan Siebelink Het lichaam van Clara (2010)
456 Jan Slauerhoff Het leven op aarde (1934)
456 Jan Slauerhoff Het verboden rijk (1932)
456 Jan Slauerhoff De opstand van Guadalajara (1937)
456 F. Springer Bougainville (1981)
456 F. Springer Quissama (1985)
4 Maria Stahlie Scheerjongen (2011)
104
Nederlands Literatuur
456 Rosita Steenbeek Ander licht (2009)
456 René Stoute Op de rug van vuile zwanen (1982)
456 M.H. Székely-Lulofs Rubber (1931)
456 Toon Tellegen Brieven aan Doornroosje (2003)
456 Peter Terrin Post Mortem (2011)
4 Theo Thijssen Kees de Jongen (1923)
4 Theo Thijssen De gelukkige klas (1926)
4 Pieter Thomése Heldenjaren (1994)
456 Pieter Thomése Schaduwkind (2003)
456 Pieter Thomése Vladiwostok! (2007)
456 Pieter Thomése De weldoener (2010)
4 Pieter Thomése Grillroom Jeruzalem (2011)
4 Franca Treur Dorsvloer vol confetti (2009)
456 Anton Valens Het boek Ont (2011)
4 Jos Vandeloo Het gevaar (1960)
4 Jos Vandeloo Het huis der onbekenden (1963)
4 Jos Vandeloo De muggen (1973)
4 Jos Vandeloo De Engelse les (1980)
4 Adriaan van der Veen Het wilde feest (1952)
4 Edward v.d Vendel & Anoush Elman De gelukvinder (2009)
4 Dimitri Verhulst De helaasheid der dingen (2008)
4 Dimitri Verhulst Mevrouw Verona daalt de heuvel af (2006)
456 Dimitri Verhulst Godverdomse dagen op een godverdomse
bol (2009)
4 Dimitri Verhulst De laatste liefde van mijn moeder (2010)
456 Simon Vestdijk Terug tot Ina Damman (1934)
456 Simon Vestdijk Meneer Visser’s hellevaart (1934)
456 Simon Vestdijk De nadagen van Pilatus (1938)
456 Simon Vestdijk Pastorale 1943 (1948)
456 Simon Vestdijk De kellner en de levenden (1949)
456 Simon Vestdijk De koperen tuin (1950)
456 Simon Vestdijk Ivoren wachters (1951)
456 Simon Vestdijk Op afbetaling (1952)
456 Simon Vestdijk Het genadeschot (1965)
456 Simon Vestdijk Het verboden bacchanaal (1968)
456 Ivo Victoria Gelukkig zijn we machteloos (2011)
4 Judith Visser Oversteken (2009)
456 Theun de Vries Rembrandt (1931)
456 Theun de Vries Stiefmoeder Aarde (1936)
105
Nederlands Literatuur
4 Theun de Vries Het meisje met het rode haar (19456)
4 Robert Vuijsje Alleen maar nette mensen (2008)
4 Levi Weemoedt De ziekte van Lodesteijn (1986)
456 Tommy Wieringa Alles over Tristan (200)
456 Tommy Wieringa Joe Speedboot (2005)
456 Tommy Wieringa Caesarion (2009)
456 Tommy Wieringa Dit zijn de namen (2012)
456 Leon de Winter De verwording van de jonge(re) Dürer (1978)
456 Leon de Winter La Place de la Bastille (1981)
456 Leon de Winter Zoeken naar Eileen W. (1981)
456 Leon de Winter Kaplan (1986)
456 Leon de Winter Hoffmann's honger (1990)
456 Leon de Winter Supertex (1992)
456 Leon de Winter De ruimte van Sokolov (1992)
456 Leon de Winter Zionoco (1995)
456 Leon de Winter De hemel van Hollywood (1997)
456 Leon de Winter Gods gym (2002)
456 Leon de Winter Het recht op terugkeer (2008)
456 Jan Wolkers Kort Amerikaans (1962)
456 Jan Wolkers Een roos van vlees (1963)
456 Jan Wolkers Terug naar Oegstgeest (1965)
456 Jan Wolkers Horrible tango (1967)
456 Jan Wolkers Turks fruit (1969)
456 Jan Wolkers De walgvogel (1974)
456 Jan Wolkers De doodshoofdvlinder (1979)
456 Jan Wolkers De perzik van onsterfelijkheid (1980)
456 Jan Wolkers Brandende liefde (1981)
456 Jan Wolkers De junival (1982)
4 Nilgün Yerli De garnalenpelster (2001)
4 Annejet van der Zijl Sonny boy (2005)
456 Koos van Zomeren Otto’s oorlog (1983)
456 Koos van Zomeren Het verhaal (1986)
4 Joost Zwagerman Gimmick ! (1989)
456 Joost Zwagerman Vals licht (1991)
456 Joost Zwagerman De buitenvrouw (1994)
456 Joost Zwagerman Chaos en rumoer (1997)
456 Joost Zwagerman Transito (2006)
106
Nederlands Literatuur
C. VERHALENBUNDELS VAN NA 1916
456 Kader Abdollah De adelaars (1994)
456 A. Alberts De eilanden (1952)
4 Jan Arends Keefman (1972)
456 Belcampo Verhalen (1935)
456 Belcampo Bevroren vuurwerk (1962)
4 Maarten Biesheuvel In de bovenkooi (1972)
4 Maarten Biesheuvel Slechte mensen (1973)
4 Maarten Biesheuvel De verpletterende werkelijkheid (1979)
456 Louis Paul Boon Menuet en andere verhalen (1955)
456 Ferdinand Bordewijk Fantastische vertellingen (1919-1924)
4 Remco Campert Alle verhalen (2001)
4 Remco Campert Alle dagen feest (1955)
4 Remco Campert De jongen met het mes (1958)
4 Remco Campert Tot zoens (1986)
4 Remco Campert Eetlezen (1987)
456 Patricio Canaponi Een gondel in de Herengracht (1978)
456 Hugo Claus De zwarte keizer (1958)
4 Jules Deelder Schöne Welt (1982)
4 Jules Deelder Modern passé (1984)
4 Jules Deelder Drukke dagen (1985)
4 Henriëtte van Eyk De kleine parade (1932)
4 Carl Friedman De grauwe minnaar (1996)
456 Marnix Gijsen Mijn vriend de moordenaar (1959)
456 Hermine de Graaf Aanklacht tegen onbekend (1987)
456 Hermine de Graaf Een kaart, niet het gebied (1984)
456 Jacques Hamelink Het plantaardig bewind (1964)
456 Maarten ’t Hart Het vrome volk (1974)
4 Heere Heeresma Zwaarmoedige verhalen voor bij de
centrale verwarming (1973)
456 W.F. Hermans Paranoia (1953)
456 W.F. Hermans Een landingspoging op Newfoundland (1957)
456 W.F. Hermans Een wonderkind of een total loss (1967)
456 W.F. Hermans Hundertwasser, honderdvijf en meer (1973)
456 W.F. Hermans De laatste roker (1991)
456 D. Hooyer Sleur is een roofdier (2007)
456 F.B. Hotz Ernstvuurwerk (1978)
456 F.B. Hotz Eb en vloed (1987)
456 F.B. Hotz Dood weermiddel (1976)
107
Nederlands Literatuur
456 Arthur Japin Magonische verhalen (1996)
456 Oek de Jong De hemelvaart van Massimo (1997)
4 Lieve Joris De poorten van Damascus (1993)
4 Lieve Joris Dans van de luipaard (2001)
456 Frans Kellendonk Bouwval (1977)
4 Kees van Kooten Koot droomt zich af (1977)
4 Kees van Kooten Koot graaft zich autobio (1979)
456 Anton Koolhaas Gekke witte (1959)
4 Tim Krabbé De matador en andere verhalen (1991)
4 Tom Lanoye Een slagersjongen met een brilletje (1985)
4 Tom Lanoye Spek en bonen (1994)
4 Tessa de Loo De meisjes van de suikerwerkfabriek (1983)
456 Doeschka Meijsing De Hanen en andere verhalen (1974)
456 Harry Mulisch Het zwarte licht (1956)
456 Harry Mulisch De versierde mens (1957)
456 Harry Mulisch Het mirakel (1955)
456 Cees Nooteboom ’s Nachts komen de vossen (2009)
4 Frans Pointl De kip die over de soep vloog (1989)
4 R. J. Peskens Twee vorstinnen en een vorst (1975)
456 Gerard Reve Tien vrolijke verhalen (1961)
456 Gerard Reve Vier wintervertellingen (1963)
456 Rascha Peper Alle verhalen (1997)
4 Ethel Portnoy Steen en been (1971)
456 Jan Slauerhoff Schuim en asch (1930)
4 Ward Ruyslinck De paardevleeseters (1965)
456 Jan Siebelink Weerloos (1978)
456 Jan Siebelink De laatste schooldag (1994)
456 Pieter Thomése Zuidland (1991)
4 Manon Uphoff Begeerte (1995)
4 Bob den Uyl Gods wegen zijn duister en zelden
aangenaam (1975)
4 Bob den Uyl Vreemde verschijnselen (1978)
4 Jos Vandeloo De vijand en andere verhalen (1962)
4 Jos Vandeloo De croton en andere verhalen (1964)
4 Roger van de Velde Galgenaas (1966)
4 Roger van de Velde De knetterende schedels (1969)
456 Jan Wolkers Serpentina’s petticoat (1961)
456 Jan Wolkers Gesponnen suiker (1963)
456 Jan Wolkers De hond met de blauwe tong (1964)
108
Nederlands Literatuur
D. GEDICHTENBUNDELS VAN NA 1916
56 Gerrit Achterberg Voorbij de laatste stad (1955)
56 Hans Andreus Muziek voor kijkdieren (1951)
56 Armando Gedichten 2009 (2009)
56 H.H. ter Balkt Voor vliegtuigmagneet (2011)
56 Paul Bogaert De Slalom soft (2009)
56 J.C. Bloem Verzamelde gedichten (1965)
56 J.C. Bloem Het verlangen (1921)
56 Cees Buddingh Deze kant boven (1965)
56 Remco Campert Vogels vliegen toch (1951)
56 Remco Campert Mijn leven’s liederen (1968)
56 Hugo Claus De Oostakkerse gedichten (1955)
56 Eva Cox Een twee drie ten dans (2009)
56 Kreek Daey Ouwens De achterkant (2011)
56 Jules Deelder Moderne gedichten (1979)
56 Jules Deelder Sturm und Drang (1980)
56 Willem Elsschot Verzen van vroeger (1934)
56 Anna Enquist Alle gedichten (2005)
56 Luuk Gruwez Wijvenheide (2012)
56 Judith Herzberg Beemdgras (1968)
56 Tjitske Jansen Koerikoeloem (2007)
56 Gerrit Kouwenaar Vijf 5-tigers (1955)
56 Gerrit Kouwenaar Hand o.a. (1956)
56 Rutger Kopland Het orgeltje van yesterday (1968)
56 Rutger Kopland Alles op de fiets (1969)
56 Hans Lodeizen Het innerlijke behang (1949)
56 Lucebert Apocrief (1951)
56 Hendrik Marsman Paradise regained (1927)
56 Hendrik Marsman Tempel en kruis (1940)
56 Neeltje Maria Min Voor wie ik lief heb wil ik heten (1966)
56 Ramsey Nasr Onhandig bloesemend (2004)
56 Martinus Nijhoff De wandelaar (1916)
56 Martinus Nijhoff Lees maar, er staat niet wat er staat (1959)
56 Martinus Nijhoff Nieuwe gedichten (1934)
56 Martinus Nijhoff Het uur U (1942)
56 Paul van Ostaijen Music Hall (1916)
56 Paul van Ostaijen Het sienjaal (1918)
56 Paul van Ostaijen Bezette stad (1921)
56 Hagar Peeters Koffers zeelucht (2003)
109
Nederlands Literatuur
56 Ester Naomi Perquin Servetten halfstok (2007)
56 Ester Naomi Perquin Namens de ander (2009)
56 Ester Naomi Perquin Celinspecties (2012)
56 Sybren Polet Virtualia, teletonen (2012)
56 Jean Pierre Rawie Kwade trouw (1986)
56 Jean Pierre Rawie Onmogelijk geluk (1992)
56 Adriaan Roland Holst Een winter aan zee (1938)
56 Adriaan Roland Holst In ballingschap (1959)
56 Jan Jacob Slauerhoff Archipel (1923)
56 Jan Jacob Slauerhoff Eldorado (1928)
56 Jan Jacob Slauerhoff Een eerlijk zeemansgraf (1936)
56 Jan Jacob Slauerhoff Serenade (1930)
56 Mustafa Stitou Varkensroze ansichten (2003)
56 Marie Vasalis Parken en woestijnen (1940)
56 Simon Vestdijk Thanatos aan banden (1948)
56 Simon Vestdijk Gestelsche liederen (1949)
56 Leo Vroman 262 Gedichten (1974)
56 Henk van der Waal Zelf worden (2010)
56 Levi Weemoedt Geduldig Lijden (1970)
56 Menno Wigman Mijn naam is Legioen (2012)
56 Nachoem Wijnberg Het leven van (2008)
4.19 VERHAALANALYSE
1. inleiding
Vorig jaar heb je kennisgemaakt met korte verhalen en het begrippenapparaat dat je hebt
gebruikt voor het analyseren van die verhalen. Dat analyseren van verhalen was niet alleen
een doel op zich. In verhalen kom je namelijk dezelfde dingen tegen als in de boeken die je
leest voor je leesdossier, en dat betekent dat je de aspecten van literatuur die je leert
herkennen in de verhalen, ook gaat zien in die boeken. Door te oefenen met verhalen ga je
inzien hoe literatuur in elkaar zit en dat maakt dat je die literatuur ook beter gaat begrijpen.
2. Structuuranalyse
Je kunt op verschillende manieren omgaan met verhalen. Je kunt bijvoorbeeld proberen te
ontdekken wat een verhaal met jou als lezer doet. Wat is de rol die je fantasie speelt bij het
lezen? In hoeverre ervaar je bij verhaalfiguren eigenschappen van jezelf (projectie) of neem je
juist de manier van denken van de hoofdpersoon over (identificatie)? Heeft het verhaal
voldaan aan de verwachtingen die je er vóór het lezen over had?
110
Nederlands Literatuur
Zoals je vorig jaar wel gemerkt zult hebben, hebben wij voor een andere aanpak gekozen. En
met die aanpak gaan we dit jaar gewoon verder. Het is dus nog steeds onze bedoeling dat je
op zoek gaat naar de manier waarop het verhaal is opgebouwd en naar de middelen die de
schrijver daarvoor gebruikt heeft. Je gaat met andere woorden van elk verhaal dat in de les
besproken wordt, weer een structuuranalyse maken. Je gaat dus in kaart brengen met behulp
van welke bouwstenen de schrijver zijn verhaal heeft opgebouwd. Dat zijn over het algemeen
heel voor de hand liggende elementen als de handeling, de tijd en de verhaalfiguren, maar
het gaat erom dat jij leert zien op welke manier die elementen gebruikt zijn en wat voor rol ze
spelen.
Om maar eens een voorbeeld te noemen: natuurlijk is een verhaal een aaneenschakeling van
gebeurtenissen, maar even zo natuurlijk is het dat dat niet een willekeurige aaneenschakeling
is en dat achter die reeks gebeurtenissen de bedoeling van de schrijver met zijn verhaal
verborgen ligt.
Als je je daarvan bewust bent, ga je automatisch op zoek naar het verband tussen die
gebeurtenissen.
Een ander voorbeeld: het is ook vanzelfsprekend dat er tijd verloopt in een verhaal. Als dat niet
het geval zou zijn, zouden er ook geen gebeurtenissen kunnen plaatsvinden. Logisch dus,
maar dat betekent niet dat we het verloop van tijd maar moeten beschouwen als een
onmisbaar gegeven dat verder geen rol speelt. Je zult zien dat een schrijver vaak juist via het
structuurelement ‘tijd’ zijn verhaal vorm geeft: hij kan de logische volgorde van de
gebeurtenissen veranderen bijvoorbeeld en hij kan tijd overslaan of samenvatten.
De structuurelementen waar we ook vorig jaar al mee gewerkt hebben en die ook dit jaar
weer de basis vormen voor jouw analyses, zijn opgenomen in het begrippenapparaat
hieronder. Je kunt er bij het beantwoorden van vragen over een verhaal zo vaak als je wilt,
gebruik van maken. In de praktijk zul je merken dat je het steeds minder vaak nodig hebt.
BEGRIPPENAPPARAAT BIJ DE ANALYSE VAN VERHALEN
TIJD
Vertelde tijd De tijd waarbinnen het hele verhaal zich afspeelt; kan variëren
van enkele uren tot vele tientallen jaren
Verteltijd De tijd die nodig is om het verhaal te vertellen. Verhalen worden
nu niet meer verteld, maar gelezen. De verteltijd wordt nu
uitgedrukt in het aantal blz. of regels.
111
Nederlands Literatuur
Tijdlaag Een bepaalde periode binnen de vertelde tijd (bv. een avond,
een dag of een week)
Continue vertelwijze
Er zitten geen (noemenswaardige) tijdsprongen in het verhaal;
die tijdsprongen worden voorkomen door toepassing van
tijdverdichting (zie verderop)
- Duratief aspect (= continu) In een met tijdverdichting vertelde periode wordt een
aanhoudende (durende) toestand beschreven: ‘het bleef die
week regenen’, ‘een maand lang voelde hij zich zeer
gedeprimeerd’.
- Iteratief aspect (= continu) In een met tijdverdichting vertelde periode worden
handelingen beschreven, die zich steeds herhalen; ze worden
maar één keer genoemd, maar de lezer weet dat ze vaker
voorkomen: ‘Elke ochtend begon hij met een kop koffie’, ‘Iedere
maand kwam hij om geld vragen’.
Discontinue vertelwijze
Er worden stukken tijd overgeslagen in het verhaal; er zitten
tijdsprongen in (zie verderop)
Scenische vertelwijze (= voorbeeld van discontinu) Fragmenten waarin de vertelde tijd
en de verteltijd ongeveer even lang zijn, worden ‘verbonden’
door tijdsprongen (vgl. soaps)
Tijdsprong Er wordt over een bepaalde periode in het verhaal niets verteld;
er wordt tijd ‘overgeslagen’: ‘Na een uur kwam hij terug,’ ‘Twee
jaar later vertrok zij’
Tijdverdichting Een lange periode wordt slechts in enkele zinnen beschreven;
de verteltijd is korter dan de vertelde tijd (er wordt ‘tijd’
samengevat, niet overgeslagen)
Tijdvertraging Een korte periode wordt in veel tekst beschreven; de verteltijd is
langer dan de vertelde tijd. Van tijdvertraging is vaak sprake als
dingen uitgebreid beschreven worden
Chronologisch vertellen Het verhaal begint op een bepaald moment en ontwikkelt zich
vanaf daar volgens een normaal tijdsverloop. De tekst wordt dus
niet onderbroken door gebeurtenissen uit de vóórgeschiedenis
112
Nederlands Literatuur
(flashbacks – zie later). Herinneringen waaraan relatief veel tekst
is besteed, onderbreken de chronologie dus wél! Korte
opmerkingen over wat er in het verhaalverleden is gebeurd,
doen dat niet (retrospectie-terugverwijzing – zie later)
Niet-chronologisch vertellen In het verhaal komen flashbacks voor.
Flashback Een stuk tekst middenin het verhaal over iets wat in het verleden
heeft plaatsgevonden. Je wordt vaak als het ware teruggezet in
het verleden (vgl. films)
Terugverwijzing (retrospectie)
Een verwijzing naar iets wat eerder in het verhaal is gebeurd. De
functie daarvan is over het algemeen het verhelderen van het
verhaalverleden, waardoor ook het verhaalheden beter te
begrijpen is.
Vooruitverwijzing (prospectie)
Een aanwijzing over wat er verderop in het verhaal waarschijnlijk
zal gebeuren. Vooruitverwijzingen maken een verhaal over het
algemeen spannender.
Verhaalbegin Ab ovo: Het verhaal heeft een duidelijk startmoment, bijv. een
geboorte of het begin van een reis. Denk ook aan het begin van
een sprookje: Er was eens…
In medias res: De lezer valt in regel 1 in ‘lopende’
gebeurtenissen’, midden in het verhaal dus. Wat er aan de hand
is, wordt met behulp van retrospectie en/of flashbacks duidelijk
gemaakt
Verhaaleinde Gesloten: Er is een duidelijk eind gekomen aan de
gebeurtenissen; als lezer blijf je niet met onbeantwoorde vragen
zitten
Open: aan het eind van het verhaal houd je vragen over de
afloop en/of het lot van de hoofdpersonen. Een open einde laat
je nadenken over wat er nog zou kunnen gebeuren.
VERTELVORMEN Beschrijving, bericht, commentaar, monoloog, dialoog, polyloog,
innerlijke monoloog. Dit laatste is de zogenaamde monologue
intérieur: dit is een tekst waarin de hoofdpersoon niet spreekt,
maar waarin je zijn gedachtestroom leest; er zijn zo hele boeken
geschreven; komt veel voor in moderne literatuur
113
Nederlands Literatuur
Kaderverhaal of raamvertelling
Er is sprake van een verhaal in een verhaal. Vaak vormt dan het
verhaalheden de omlijsting van het verleden. In het verleden
speelt zich dan het eigenlijke verhaal af
HANDELING het geheel van alle gebeurtenissen
Fabel
samenvatting van het verhaal in chronologische volgorde (dat
hoeft dus niet per se de volgorde te zijn waarin de
gebeurtenissen gepresenteerd worden in het verhaal)
Geleding Een indeling van het verhaal, bijvoorbeeld op grond van
wisseling van plaats, verandering wat betreft de tijd (na een
tijdsprong zou een nieuw gedeelte kunnen beginnen) of
verandering van het aantal personages (zoals in toneelstukken:
als er iemand bijkomt of weggaat begint een nieuwe scène)
Thema Het onderwerp van het verhaal. Het moet ‘abstract’
geformuleerd worden d.w.z. los van concrete verwijzingen naar
het verhaal. Dus niet ‘De radeloosheid van Ruud als hij ontdekt
dat zijn broer Jack homoseksueel is’, maar “De radeloosheid van
een puber als hij ontdekt dat zijn broer homoseksueel is’.
De idee De visie van de auteur op de beschreven gebeurtenissen; wat
heeft hij willen laten zien (soms ook: zijn wereldbeeld, of
opvatting over de werkelijkheid). De idee heeft uiteraard te
maken met het thema van het verhaal
Literair-historisch motief Een situatie of handeling, die vaak terugkeert in het dagelijks
leven en dus ook in de literatuur (bv. de kwaadaardige
stiefmoeder, de strijd van een eenling tegen een vijandige
omgeving, fantasie als vlucht, een zoektocht (queeste). Als die
herkenbare situaties of handelingen van belang zijn voor het
verhaal (thema), spreek je van een motief, anders niet.
Verhaalmotief
Een situatie, voorwerp of handeling, die je door het verhaal heen
leidt. Meestal gaat het om concrete zaken die herhaald
voorkomen in het verhaal. Door de herkenning ervan krijgt het
verhaal vaak wat meer structuur voor de lezer.
Leidmotief Het meest in het oog springende verhaalmotief (te vergelijken
114
Nederlands Literatuur
met een leidmotief in de klassieke muziek: een ‘riedeltje’ dat
steeds weer terugkomt. Nog meer dan de verhaalmotieven
geeft het structuur aan het verhaal. Regelmatig is de titel (een
aanwijzing voor) het leidmotief
FIGUREN (PERSONEN)
Flat character Een in één zin te karakteriseren persoon, die geen nieuwe
eigenschappen krijgt in de loop van het verhaal. Hij wordt in het
begin gepresenteerd en er verandert niets meer aan het beeld
dat je dan van hem krijgt (vgl. stripfiguren)
Round character Er is sprake van een geleidelijke onthulling van het volledige
karakter. Een personage vertoont eigenschappen die je in het
begin van het verhaal niet verwacht had. Een andere definitie is:
een persoon heeft een round character als er in de loop van het
verhaal sprake is van karakterontwikkeling. In een kort verhaal
ligt dat niet voor de hand.
PERSPECTIEF de invalshoek waaronder je de gebeurtenissen of personen ziet
- Fysische perspectief Het letterlijke, ruimtelijke perspectief: Zie je de gebeurtenissen
van dichtbij of veraf?
- Psychisch perspectief Door wiens ogen zien we de gebeurtenissen? Kennen we een
persoon van binnenuit (doordat zijn gedachte beschreven
worden) of van buitenaf (omdat alleen genoemd wordt wat hij
zegt en doet?). Het feit dat we de gebeurtenissen zien
door de ogen van een persoon, beïnvloedt onze interpretatie
van de gebeurtenissen. Ze worden immers ‘gekleurd’ door de
gedachten van die persoon
Wisselend perspectief We zien de gebeurtenissen afwisselend door de ogen van
verschillende personen. In romans (Menuet, De Metsiers)
beschrijven die personen soms ook dezelfde gebeurtenissen, in
korte verhalen gebeurt dat nauwelijks
TIJDSPERSPECTIEF Het moment van waaruit verteld wordt
- Meeschrijdend verteld
We lopen mee met de ‘camera’, er lijkt sprake van een ‘life
opname’. We maken de gebeurtenissen als het ware
115
Nederlands Literatuur
tegelijkertijd mee met de hoofdpersoon .
- Achteraf verteld Het meest voorkomende tijdsperspectief. Er wordt verteld over
iets wat al heeft plaatsgevonden en dus verleden tijd is.
Belevende ik
(Let op! Géén vorm van tijdsperspectief)
In een verhaal dat meeschrijdend verteld wordt, is de
hoofdpersoon vaak een ik-figuur die de gebeurtenissen als het
ware tegelijkertijd met ons meemaakt. Hij weet net zo veel als de
lezer.
Vertellende ik
(idem)
Als het tijdsperspectief ‘achteraf’ is, wordt het verhaal vaak
verteld door een ik-figuur die al weet hoe het verhaal afloopt. Hij
weet dus meer dan wij.
In sommige verhalen vertelt een ik-figuur in het heden over
gebeurtenissen in het verleden (een vertellende ik). Die
gebeurtenissen in het verleden maken we dan mee met de
belevende ik
VERTELSITUATIE Wie vertelt eigenlijk het verhaal?
- de auctoriële verteller De verteller staat buiten het verhaal, hij doet zelf niet mee.
Omdat hij de auctor is (de maker, hij maakt al vertellend het
verhaal), is hij alwetend. Hij geeft soms commentaar op de
gebeurtenissen, kent de voorgeschiedenis, weet hoe het
verhaal afloopt en kent de gedachten van alle personen.
- het ik-verhaal De ‘ik’ is de hoofdpersoon van het verhaal. Het perspectief ligt
bij hem: we zien de gebeurtenissen door zijn ogen. Van de
anderen kennen we de gedachten en gevoelens niet.
- de personele vertelsituatie We zien de gebeurtenissen door de ogen van de hoofdpersoon.
Het verhaal wordt echter niet in de ik-vorm verteld, maar in de
hij/zij-vorm. Dit zorgt voor meer afstand tussen hoofdpersoon en
lezer (minder identificatie). Deze vertelsituatie is kenmerkend
voor de innerlijke monoloog.
- de neutrale vertelsituatie De gebeurtenissen worden niet gekleurd door de gedachten en
gevoelens van een van de personages.
We zien ze als het ware door een camera (komt bijna nooit
voor).
116
Nederlands Literatuur
RUIMTE De plaats van handeling
overeenstemming De beschreven ruimte is in overeenstemming met de sfeer die in
het verhaal heerst: leuke dingen, mooie omgeving
contrast De gebeurtenissen contrasteren met de omgeving waarin ze
gesitueerd zijn: mooie omgeving, dramatische gebeurtenissen.
117
Nederlands Literatuur
4.20 OEFENVERHAAL 1
HELGA RUEBSAHMEN – REDDENDE ENGEL
Die experimenten met ratten kunnen ze verder wel nalaten, als ze nu zo nodig iets willen weten
over een te grote bevolking in een te kleine ruimte, laten ze dan ergens in een groet stad op
hun krent gaan zitten en gadeslaan hoe de christelijke beschaving op zijn laatste afgekloven
poten aan ze voorbij strompelt. Bij onze soort blijft het niet bij het afknagen van staarten en
5 oren, wij vreten van elkaars zielen en wie daar voorbeelden van wenst – omdat het natuurlijk
ongelooflijk klinkt, naar vampieren en hekserij – die moet zich maar bij mij voegen in het zwerk.
Het staat voor mij vast, dat je je in zo’n tot in de wolken reikend mensenpakhuis in voortdurend
levensgevaar bevindt, maar je moet het zelf ervaren om het te erkennen, want van buiten zie
je het er niet aan af. Nu is aan een gevangenis ook niet veel bizonders te zien. Misschien is op
10 dat ogenblik wel net iemand bezig zich op te knopen, maar dat is al zo’n cliché dat je het
niet eens meer bedenkt.
Ik woon op een tiende etage, in een flat aan een galerij. Boven mij, onder mij en links
en rechts van mij leven medemensen, ogenschijnlijk heb ik met niemand iets te maken
behalve met degenen, die niet aflatend proberen mij en mijn dieren te verdrijven. Twee katten
15 reeds spoorloos verdwenen. De daders blijven, zoals iedereen hier, anoniem, de acties
geschieden in ’t geniep. De keurige dame die in de lift liefjes vraagt: “Is het rose Persje al
terug?” kan hem de dag tevoren eigenhandig de strot af hebben geknepen, evengoed kan
het waar zijn dat ze elke avond een schoteltje room neerzet in de hoop hem te lokken en aan
mij terug te geven. Je bent volledig in het ongewisse over wie je vijanden en wie je vrienden
zijn.
20 Overigens is het als enkeling, die zich met niets en met niemand bemoeit en strikt zijn
territorium heeft afgeperkt, al niet mogelijk in de hoogbouw de handen schoon te houden, al
die postduiven en sierduiven die hier maar ontredderd en uitgeput blijven neerstrijken, er is
geen redden aan.
Sommigen zijn zo buiten zinnen dat ze door de open balcondeur naar binnen komen
25 gewaggeld en mijn katten zijn door dit leven voldoende afgestompt om de vluchtelingen
met geheven staarten, spinnend, te ontvangen als welkome visite. Ja, de beste muizen- en
mollenvanger, eens de opperjager van het kleine erf, een witte kater zo gespierd als een lynx,
weet niets beter te doen dan hun kleffe veren schoon te likken. Als een jaar flatbestaan dit al
aan een kat verricht, wat zal een mens dan ondergaan?
30 Nou, dat valt op het eerste gezicht goed mee, meeuwen en mensen, die schijnen zich
dwars tegen alle wantoestanden in te handhaven.
De duiven die nog kracht over hebben om het balcon weer te verlaten, vliegen zich honderd
meter verderop te pletter tegen een spiegelruit op een twaalfde of een dertiende etage.
118
Nederlands Literatuur
Het is noodzakelijk in versmalde levensomstandigheden het gezond verstand evenredig in
35 te dammen. Mijn gezond verstand zegt me heus wel, dat het geen doen is vier hokjes en
een streep beton genaamd balcon te delen met vier kippen, zes katten en een grote hond,
maar de plaats die het verstand heeft ingeruimd, wordt gevuld door de, weliswaar op niets
gegronde hoop dat wij op een goede dag weer met zijn allen een klein erf op vaste bodem
zullen betreden. Als ik de dieren wegdoe, houdt dat in, dat ik hier levenslang heb gekregen.
40 Niet mijn verstand maar die redeloze hoop gaf me trouwens de kracht bakzeil te halen bij
de vrouw met het jammerhout. Ze maakte zich wel zeer luidkeels los uit de naamloze hoop
bewoners en al wist ik toen allang, dat daar zware straf op staat, wie de straf tenslotte uit gaat
dienen is nog maar de vraag. Wie zich roert loopt grote kans als zondebok te worden
gegrepen en daarom hield ik stijf mijn mond al was het dan geen pretje, een gedreven
45 dilettante die avond aan avond mijn grenzen overschreed met haar helse serenades.
Mijn voorzichtigheid werd niet gedeeld door mijn naieve metgezel Dingeman, die hond
jankte zich ongeremd de longen uit het lijf. Hij hief zijn gigantisch klagen aan bij de eerste
streek, die hij haarscherp en ook dwars door de verdovende televisie heen opving en hij liet
niet af tot de laatste noot naast ons was verstorven. Dat betekende elke avond van zeven tot
50 tien uur een duet van jammeren en janken en na de derde avond werd een strijd, die nog
niet eens was gestreden, heel eenvoudig beslist. De violiste stond in mijn woning voor ik het wist
en beschuldigde honderduit, om zich heen wijzend met een prachtig gemanicuurd handje.
“Maar goeie mens, zo gaat dat toch niet, al die vieze beesten, kippen nota bene ook nog en
dan die vreselijke hond, die is ernstig ziek, die hond, zoiets druist toch regelrecht in tegen de
55 hygiëne, die moet worden afgemaakt, ik spreek nog niet eens over het oorverdovende
lawaai dat dat beest dag en nacht maakt en tja, nou ik het hier zie begrijp ik eindelijk waar die
gruwelijke stank vandaan komt, ik heb mijn beklag al gedaan over de vuilstortkoker maar daar
komt het dus niet van, dit is niet om te harden, is er dan niemand die hier op let? Daar moeten
we toch heel snel iets aan doen.”
60 “Weet je wat,” zei ze, “jij moet een beetje geholpen worden, jij kunt je alleen niet staande
houden. Ik zal zorgen dat er gauw iemand komt kijken.”
De tranen sprongen in mijn ogen van ontzetting, zo stom ben ik niet dat ik zulk een valsheid niet
doorzie. Er is niets op mijn interieur aan te merken, als je tenminste even rekening houdt met
het aantal dieren dat zich er ook nog thuis moet voelen. Rekening houdend met dieren, nestel
65 je je niet op kamerbreed tapijt en in een kunstlederen bankstel, je houdt je bij
functionele zaken. Maar wat is functioneel volgens de begrippen van geconditioneerde
betweters als maatschappelijke werkers? Niet de zandbak voor de katten, maar wel het
kamerbreed tapijt. En denk erom, hebben die maatschappelijke honden van Pavlov je
eenmaal bij de kladden dan ontkom je niet meer aan ze voor ze je hebben gedeponeerd op
119
Nederlands Literatuur
70 de lopende band met allerlei andere zogenaamde buitenbeentjes, die wel eens even
opnieuw gemodelleerd zullen worden naar de heersende inzichten.
Dat over mijn lijk en daarom hield ik Dingeman de bouvier maar stevig in bedwang toen de
indringster een troostende hand op mijn schouder legde. Liever had ik Dingeman zijn tanden
even in dat jatje laten zetten, dat was hij al van zins geweest op het moment dat die vrouw
75 ons overrompelde en daarmee had hij dan de geschiedenis sneller en simpeler geregeld
dan nu ooit nog kon gebeuren, maar uit humane overwegingen hield ik mijzelf en mijn hond
onder appèl en ofschoon ik begreep wat de werkelijke bedoeling was van deze
overval, luisterde ik naar het schijnheilige gefleem. “Nu ja, dan moeten we als goede buren
elkaar maar helpen, we kunnen het onder elkaar oplossen, nietwaar, het is, zoals altijd in het
80 leven, weten te nemen en weten te geven,” en zo voorts en ik werd, er bleef mij weinig
anders over, de nederige slaaf van de fiedelaarster.
Dat omvatte heel wat meer dan de eenvoudige vorm van uitbuiting die wij elkaar op onze
galerij wel eens terloops aandeden. “Ach, neemt U even mijn zakje huisvuil mee naar
beneden, ik zie dat U die kant uitgaat en ik heb weer zo’n last van mijn arm,” waarop de
85 patiënt even later langs je heen snelt met een tennisracket onder dezelfde arm.
De violiste beschikte nog over een echtgenoot voor de zware en onaangename karweien
en gezamenlijk klaarde het echtpaar de huishouding opperbest. Ik was niet zozeer geronseld
als een extra hulpje in die huishouding – dat had ik nog wel willen zijn -, ik was als een prooi hun
hol binnengesleept, bruikbaar voor elke aanvechting die dit door elkaar en verveling
90 gefolterde tweetal maar kreeg. Een kat die met een muis speelt, pleegt vrome handelingen
vergeleken bij de manieren waarop mensen hun macht over elkaar beproeven. En ik kan niet
huichelen, dat ik die twee niet begreep. Je hoeft je maar een beetje overtollig te voelen, of
afgedankt of weggestopt – en dat voel je je al gauw, in zo’n buitenwijk, in stapelbouw – of de
behoefte om jezelf te bewijzen neemt gewelddadige vormen aan.
95 Op hun manier vulden zij hun lege uren, vanaf het ochtendgrauwen tot aan het grote
ogenblijk waarop de viool ter hand werd genomen, met mij nog heel kleurig op. De vrouw
probeerde verschillende rollen uit, die van de gedwarsboomde kunstenares ging haar net zo
glad af als die van weldoenster of verleidster, de man had een rechtlijniger repertoire maar hij
bracht het met des te meer smaak en overtuiging en hij genoot er hevig van, hij speelde dat
100 hij ziek en kotsmisselijk werd van mijn aanwezigheid.
“Wat doet dat gedrocht toch steeds in onze keuken?” riep hij bijvoorbeeld op luide toon in de
gang.
“Dat gedrocht doet op verzoek de vaat,” antwoordde ik en vertoonde mij met een schort om
de lendenen en de afwaskwast als bewijs geheven. Kweelde zij dan van binnen zoetsappig:
105 “O neen, o neen, ze mag beslist niet in de keuken komen,” dan werd mij de afwaskwast
door hem uit de hand gewrongen en hij siste, mij met de kwast opjagend: “Ga je liever eerst
120
Nederlands Literatuur
wassen, taddik. Ik ben vies van je, anders zou ik jou afwassen, dat zou ik. Onder de
beesteharen zit je, ze groeien zelfs al uit je kin.” Zulke opmerkingen veinsde zij niet te horen,
maar ze kwam wel tussenbeide omdat ze vond dat de tekst nu lang genoeg had geduurd.
110 “Het is dat ik mijn handen sparen moet, anders zou ik het zelf wel doen,” zei ze diep
zuchtend, mij van hem losmakend en meetrekkend. “Is er echt niets, helemaal niets, wat jij
kunt?”
“Ik kan de gang stofzuigen,” zei ik meestal, want tijdens het stofzuigen kon ik ze tenminste niet
meer horen.
115 Mijn portie kreeg ik overigens toch volop want beurt om beurt kwamen ze bij me als ik
bezig was de ramen te lappen en dat moest vrijwel dagelijks gebeuren, omdat de meeuwen
vieze-bah ertegenaan deden, aldus het vrouwtje. Zich vlak achter me opstellend, zodat ik
geen vin meer kon verroeren en die roodgelakte nageltjes weer diep in mijn schouders slaand,
fluisterde zij: “ Hij is zo verschrikkelijk jaloers, ik heb geen leven. En dat terwijl iemand als ik moet
120 gedijen in een sfeer van ruimte en vrijheid. Zijn jaloezie heeft mijn carrière gebroken. Hij is
jaloers op de lucht die ik inadem. Omdat het dezelfde lucht is, die wordt ingeademd door mijn
publiek en door de schoorsteenveger en de glazenwasser en door jou. Het beste en zuiverste is
nog niet goed genoeg voor mij, maar jaloers, o zo jaloers.”
Ik zweeg.
125 “ Dit liedje heb ik in een speelse bui voor hem geschreven.” zei ze. Krakerig, alsof het
Shirley Temple was op een stoffige, kromgetrokken 78-toerenplaat zong ze: “I am jealous of the
birdies in the skies, because they sing to you sweet lullabies, I am jealous of your portrait on the
shelf, I am even getting jealous of myself.”
“Een bekend liedje van vroeger,” mompelde ik, maar verder kon ik niet gaan, want zelfs de
130 geringste aanduiding dat ik niet langer wilde meedoen aan het sinistere spelletje deed
haar een waarschuwende houding aannemen.
“Wie doet hier verboden dingen?” vroeg ze zacht. “Wie houdt hier vieze beesten wat niet
mag? Eén seintje van ons naar Beheer en jullie staan allemaal op straat, waar jij misschien ook
wel hoort.”
135 Als de echtgenoot zich aandiende, gebeurde dat via een rotstreek die ik te laat opmerkte.
Hij was er al eens in geslaagd onverwacht het trapleer onder me vandaan te trekken. Tot de
minder kwalijke grappen behoorde het omver schoppen van de emmer zeepsop en dan
maar schreeuwen dat ik het was die onheil, verrottenis en verderf zaaide.
“Doerak,” ging hij tekeer, “je kleeft waar je staat. Waar jij hebt gelopen, wil geen gras meer
140 groeien. Je bent nog erger dan die daarbinnen. Daar kan ik ook de hele dag met stoffer
en blijk achteraan. Dat schijt maar op de vloer en laat mij stront ruimen.”
Onnodig te vertellen dat de vrouw des huizes de zindelijkheid zelve was. Zo proper als zij
had ik nog geen tweede ontmoet. Ze speurde naar stofjes en smetten alsof haar leven ervan
121
Nederlands Literatuur
afhing, ontdekte ze een ongerechtigheid dan riep ze haar echtgenoot en mij bij zich en liet
145 ons vervolgens vechten om dweil of poetsdoek. Een schijngevecht, want ik moest hem de
overwinning laten.
Alles wat van mij werd verwacht, leerde ik stukje bij beetje, maar wat ik ook deed, het was
nooit genoeg. Elke dag kwam er een nieuwe klacht. Als er geen kip had gekakeld, was er een
kat met duistere voornemens over hun balcon geslopen, dan weer had ’s nachts het raam
150 niet open gekund vanwege de ‘beestenstank’ die naar binnendreef en iedere
mededeling werd besloten met de woorden: “ Vroeger of later zal er toch voor ieders bestwil
moeten worden ingegrepen.”
Ze hadden me terdege in de tang. En het gevedel des avonds ging onverdroten voort. Er
werd op het beklagenswaardige instrument gezaagd en gekrast of er geen einde aan kwam
155 en ze hadden me verplicht de bouvier te muilkorven.
Op een woensdag werden we verlost. Er was wel een deus ex machina voor nodig.
Voordien had ik me vaak genoeg afgevraagd, hoe lang het moest duren voor ik de
onheilspellende situatie zou durven terugbrengen tot een simpele kwestie van erop of eronder.
Blijkbaar falen hier onze instincten. Wij wachten braaf en desnoods eeuwig op een teken van
160 hogerhand, bij voorkeur begeleid door bliksemschichten en roffelende donder, alvorens
tot overleven wordt besloten.
’s Woensdagochtends behoorde ik de ellenlange lijst boodschappen aan hun deur in
ontvangst te nemen, die werd mij door hem al snauwend en scheldend overhandigd en zij
165 kroop midden in zo’n tirade vanachter zijn rug tevoorschijn om met een gebroken
stemmetje extra aanwijzingen te geven.
“Wil je alsjeblieft de pens voor die ondieren van jou niet meer in dezelfde tas doen als onze
levensmiddelen? Vorige keer smaakte alles naar pens.”
“Zou je de tijdschriften wel apart willen aanreiken? Ze mogen niet in aanraking komen met
170 etenswaren.”
“Wil je voortaan je eigen boodschappen op een andere tijd doen? Op deze manier raken
we in de war, we hadden laatst tarwe in plaats van wit.”
Het kwam, kortom, neer op ettelijke malen heen en weer sjouwen.
De lijst loog er zelf evenmin om. Met meesterhand waren de moeilijkst bereikbare winkels
175 uitgezet. Winkels waar gratis zegels werden verstrekt, want ze letten op de kleintjes, een
keur van reformhuizen, macrobiotische keldertjes en zoldertjes en een apotheek, vijf kilometer
fietsen, die homeopathische geneesmiddelen verkocht.
Op die woensdag werd er op mijn bellen aanvankelijk niet opengedaan. Een feestelijk
voorgevoel zei me dat ze gelijktijdig door een beroerte waren getroffen, echter, nog even te
122
Nederlands Literatuur
180 vroeg gejuicht want plotseling zwaaide de deur wel open en stond daar zo’n stralende,
frisse vrouw die me onverhoeds een ferme hand toestak en uitriep: “Aha, U bent de reddende
engel van hiernaast.”
Bij mijn eerste blik op deze persoon had ik bijna in paniek rechtsomkeert gemaakt, de
golven van medemensenzorg en hulp en heil en maatschappelijke bewogenheid sloegen er
185 immers vanaf en natuurlijk vreesde ik dat die slopershamer in mijn bestaan ging neerdalen,
maar ze hield me tegen en fluisterde op de bekende schorre bastoon die voor fluisteren in het
bijzijn van bejaarden, invaliden en debielen moet doorgaan: “Ze horen de bel niet eens meer,
de stakkers.”
Toen kwamen de gegevens in hoog tempo los.
190 Zij was de enige bloedverwante die nog een wakend oogje op het dierbare tweetal
hield, maar och jee, nu ging ze voor jaren en misschien wel voorgoed naar het buitenland en
wat kwam er dan van terecht? Niets.
“Niets,” beaamde ik.
“Een verzorgingstehuis zou verreweg het beste zijn, maar ja, er zijn veel oude mensen die
195 dat erger vinden dan de dood, begrijpt U?”
Ik begreep het volkomen. Ze ratelde nog wat door over mensen, die juist in deze tijden van
vervreemding en vereenzaming op elkaar zijn aangewezen en hoe hartverwarmend het was
overal om je heen staaltjes van praktische naastenliefde te ontmoeten en ze bedankte me,
omdat ik door de hemel was gezonden en haar uit een ontzaglijke tweestrijd had bevrijd. (De
200 dank was wederkerig, maar die kreeg ze niet te horen.)
Deze woensdag geen lijst met boodschappen, wel een lange lijst met adressen. “Voor het
geval er iets gebeurt, U bent nog jong en sterk, maar U moet de verantwoording niet alleen
dragen.”
Ik huppelde mijn woning binnen met de lijst en maakte er een heleboel propjes van
205 waarmee de katten konden spelen.
Daar had ik het eigenlijk bij willen laten. Maar ja, hoe loopt dat nou in het harde leven. Je bent
christelijk opgevoed, hebt geleerd ook rechtvaardige agressie te verdringen en beidt, of je het
wilt of niet, je tijd, zwellend en zwellend van wraakzucht. Als het moment van genoegdoening
is aangebroken, blijkt die hele wraakzucht ook niet veel meer te zijn geweest dan een
210 schijnzwangerschap, je wilt een schedel klieven en belt in plaats daarvan de politie, maar
wat betreft de bijverschijnselen, die zijn niet van echt te onderscheiden.
Ik moest en zou mijn gram halen.
’s Avonds, vergezeld door mijn ruiende makker Dingeman, thans uiteraard niet
gemuilkorfd, maakte ik mijn opwachting bij het tweetal. De winkels waren allang gesloten,
215 maar ik had het gehate boodschappennet in de hand. De hond en ik liepen nu de oude,
scheldende man rustig omver, vadsig en week was hij als een paddestoel, hoe had ik die
123
Nederlands Literatuur
gnoom ooit kunnen toestaan me onder mijn rokken te zitten. We begaven ons met vaste tred
naar de keuken, het gebied dat ze me zo vaak hadden verboden omdat ik zou stinken en
onder de haren zat. Het blonk en glom er nog, dat was, wat mijn plannen betreft voor de
220 laatste keer dan, keurig voor elkaar.
“Ik ga iets voor jullie zetten.” riep ik.
Haar zangerige gekras drong tot me door.
“Gooi alsjeblieft niets in de gootsteen.”
In plaats daarvan gooide ik de koffieprut, die ik aantrof in een filter, op de vloer. Prut
225 schuurt ook, of niet soms.
Vervolgens spreidde ik de inhoud van de pedaalemmer uit over het aanrecht om te zien of
zich tussen het afval voer voor mijn dieren bevond. Van het tegenwoordige afval zouden heel
wat dieren nog een goed leven kunnen leiden, mensen trouwens ook, want ziet, op blik, plastic
en papier na was het allemaal puikogende kost, hompen wittebrood, halve kroppen
230 nauwelijks verflenste sla, een heel kapot gekookt ei, het kon gewoon niet op wat daar
achteloos was weggeworpen. Bij nader inzien liet ik de oogst achter op het aanrecht, ze
zouden er binnenkort nog wel eens heel blij mee kunnen zijn, de verkwisters.
Toen ik de woonkamer binnenkwam, met een vrolijk “kijk eens aan, een kopje thee’ zag ik
het vrouwtje op de sofa liggen, letterlijk verslagen. Die had er geen benul van hoe ze haar
235 verlies moest dragen. Ik liet me gewoon vallen in de heilige pauwezetel en het
gebruikelijke “o hemeltje, niet daar, daar ben jij veel te log voor’ lag wel op haar lippen, maar
kreeg geen klank.
“Drink de thee, dat zal opknappen,” zei ik en ik verwachtte er eerlijk gezegd ook veel van,
want wat zij dreigde te gaan drinken was een sterk aftreksel van laurierblaren, die ik in een
240 vlaag van inspiratie had gebruikt. Ze snuffelde eraan en waarachtig, ze dronk het
wonderlijke vocht.
Dat had leven in de vrouw moeten brengen, terstond had ze me op de haar eigen wijze,
beschaafd doch vinnig en zelfstandig de les moeten lezen. Maar ze greep naar haar hart. “O
God,” zuchtte ze, “in alle achtenzeventig jaar dat ik leef heb ik nog nooit iemand ontmoet die
245 zo onhandig is als jij.”
“Ik ben nog jong en sterk en ik kan nog veel leren,” zei ik en sprong op. “Bijvoorbeeld
vioolspelen.” Terwijl ik naar het dressoir liep waar het gemaltraiteerde instrument in zijn kist lag,
praatte ik op sussende verpleegsterstoon. “Oude knoken moeten rusten. Geen vermoeiende
capriolen met de strijkstok meer. Vroeg naar bed en welterusten.”
250 Er werd me toen wat afgegild. Gelukkig maakte Dingeman met de gevoelige oren
daaraan een eind door angstaanjagend te grommen en de tanden te ontbloten. Ook een
spelletje, natuurlijk, maar het deed de paddestoel, die sluipend op weg was naar de telefoon,
wel verstijven.
124
Nederlands Literatuur
Wie of wat had hij trouwens willen bellen? Hij was uitgepraat.
255 Voor alle zekerheid nam ik, behalve de viool, ook het telefoontoestel mee. En in de
gang draaide ik in de meterkast alle stoppen eruit, die vonden eveneens een plaatsje in het
grote boodschappennet. Dat van die stoppen, dat was meer ter afronding van het geheel.
Later op de avond overwoog ik nog of ik de stoppen maar niet zou terugbrengen. Die
twee konden niets anders doen dan uit hun oude kelen zitten schreeuwen in het donker, terwijl
260 links en rechts en onder en boven de televisie op volle kracht het grote wereldgebeuren
liet horen.
Als ze zo lang volhielden zouden ze in de nacht op het balcon kunnen gaan staan roepen.
Niet, dat dat tot iemand doordringt, want tegen die tijd begint het zware verkeer op de grote
weg beneden op gang te komen. Maar ze hadden dan in elk geval van heel dichtbij de
265 lichtjes van de sterren en wie weet zijn voor de Schepper klachten van tien hoog
gemakkelijker te horen.
De vragen
1. Is het verhaal chronologisch verteld of niet? (geef een met argumenten en
regelnummers gemotiveerd antwoord)
2. Vanuit welke tijdsperspectieven wordt dit verhaal verteld? (Ook hier regelnummers
noemen)
3. Waar doet zich in dit verhaal een nogal onverwachte tijdsprong voor? (Alleen
regelnummer geven)
4. In welke regel wordt dat al aangekondigd?
5. Naar welk tekstgedeelte verwijst regel 88 - 90?
6. Naar welke regels verwijst de titel?
7. Welke interpretatiemogelijkheden biedt de tekst voor de titel? (Geef argumenten en
zo nodig regelnummers)
8. Welke vertelsituatie wordt in dit verhaal toegepast?
9. Waardoor wordt de reactie van de hoofdpersoon in regel 183 begrijpelijk? (Noem
argumenten en regelnummers waaraan deze zijn ontleend)
125
Nederlands Literatuur
10. Op welk principe berust de gewilligheid van de hoofdpersoon ten opzichte van het
echtpaar? (Het antwoord kan in een woord worden geformuleerd)
11. Motiveer je antwoord met gegevens uit de tekst met regelnummers)
12. Uit welk tekstgedeelte blijkt – ondanks alles – enig begrip voor of inzicht in het gedrag
van het echtpaar?
13. Met welke soort(en) character(s) hebben we in dit verhaal te maken? (Elke persoon
apart noemen)
14. Wat wordt gesuggereerd door de regels 231-232?
15. Noem drie verhaalmotieven met regelnummers.
16. Hoe oud is het echtpaar ongeveer?
17. Geef vier bewijzen uit de tekst met regelnummers.
18. Welk subthema (motief) beheerst het verhaal voor regel 178?
19. Welk subthema beheerst het verhaal na regel 178?
20. Wat is het thema van het verhaal? (De antwoorden van 18 t/m 20 kunnen in principe
elk in één woord worden samengevat)
21. Omschrijf de idee van het verhaal met inachtneming van de ruimte.
126
Nederlands Literatuur
4.21 OEFENVERHAAL 2
F.B. HOTZ – DE TRAMRACE
Al de voorafgaande vrijdagavond was het bijzonder warm. Kikkers waren overal hoorbaar en
een bruine damp van muggen hing over het hele dorp. Bij open voordeuren, achter horren en
vooral in de twee cafés werden weddenschappen afgesloten.
In 'Zuid' werd het bierglas geheven naar Joop of 'de lange' en z'n stoker. De eerste
5 vertoonde een brutaal gepunte snor boven een brokkelgebit; de laatste werd met weinig
vindingrijkheid de Wrat genoemd: nek, hals en handen waren overdekt met die uitwassen. In
'De Oranjeboom' hield men het op machinist Ypema, die weliswaar niet 'van hier' was, geen
bijnaam had, maar als een goed christen en vakman gold. Zijn stoker, niet meer schoon te
wassen, kon vijfendertig of zeventig zijn en keek als een mensdodende aap. Hij paste
10 nauwelijks bij de haast uitgestreken Ypema. Dat beide mannen weinig spraakzaam of nogal
stug waren, viel hier amper op. Vriendelijkheid was maar zelfverheffing of hovaardigheid, tenzij
natuurlijk bij dominee zelf.
Deze laatste was overigens niet aanwezig, al dronk hij wel eens een glas bronwater of ranja
in de Oranjeboom. Hij las thuis en had gedachten over volksvermaken die met de komst van
15 de techniek ontaardden in kansspelen met een satanische inslag. God gaf geen stoom
voor spel, maar voor eerlijke nering. De dominee liefhebberde in natuurwetenschappen,
geloofde meer in Moleschott dan in God en sprak vaker van evolutie dan van openbaring.
Toch bad hij, en voor hij naast zijn eeuwig gaperige vrouw in bed stapte, vroeg hij deze avond
dat de genadeloze krachten der natuur in toom gebracht zouden worden en de mens ter
20 hand gesteld tot zijn heil.
Stoom fascineerde hem; hij bezag Ypema - die bovendien goed protestants was - met
respect. Intussen zat de pastoor in Zuid nog aan de pils; z’n tonsuur glom van zweterige
voorpret. Het was daar lawaaiig.
Een magere kromme boer, die - alweer weinig geniaal -'de boon' of Boer Boon
25 genoemd werd in het dorp, zuchtte in zijn bedstee. Het weerlichtte een beetje zonder nog
te rommelen; Boon werd daar onrustig van en zag muizenissen. (Eenmaal was hij bij fel onweer
naar het bureautje van de veldwachters gestrompeld en had daar huilerig gestameld dat hij
het nooit meer doen zou, waarop de brigadier hem lachend naar huis gebracht had.) Boer
Boon geloofde niet in Moleschott of Büchner, maar in God. Hij wist dat God kon straffen. Z'n
30 vrouw had hij verloren aan een soldaat uit het naburig kamp. En hoewel iedereen, Boon
niet uitgezonderd, dat eerder als een weldaad van de Heer beschouwde, geloofde hij dat het
toch wellicht oorspronkelijk als straf bedoeld was.
Op de zaterdag van het evenement ging de zon stralend op. Men zou echter nog tot vijf uur in
127
Nederlands Literatuur
de namiddag moeten wachten, omdat het interlokaal verkeer van de 'Zuider Tramway
35 Company' tot dan doorgang moest vinden om alle boeren en handeldrijvenden van en
vooral naar het dorp te vervoeren.
Reeds om twee uur in de middag - de hitte was verschrikkelijk - hadden alle dochtertjes van
de weduwe Haman hun witte matrozenpakjes aan en liepen daarin stil langs de rails. Om drie
uur waren beide cafés al overbezet. Gemeentewerklieden, bekogeld met kiezel of paardevijg
40 door balorige jeugd, waren bezig de tramlijn te versieren. Op een hondekar lagen een
vijftiental aangepunte rondhouten palen, waarop oranjewimpels geschoven waren. Ze
dienden ter markering van de baan. Aan het beginpunt, bij café 'Zuid' - tevens wachtlokaal
van de gelijknamige Tramway - was een soort erepoort opgericht in samenwerking met de
timmerman. Aan het geïmproviseerd eindpunt, een vijfhonderd pas voor de wissel die naar
45 enkel spoor voerde, bevond zich al sinds de vorige dag een spandoek tussen een
telegraafpaal en een boom, die het woord 'finish' behoorde te vertonen maar waarvan de' h'
was weggevallen ten gevolge van de eensluidende uitspraak van dit vreemde woord in het
dorp.
Drommen volk liepen omstreeks vier uur op en neer door het dorp, en langs de dubbele
50 trambaan die aan haar buitenzijde een evenwijdig lopende sloot had die doezelig stonk.
Boer Boon had het het warmst van allen, ondanks z'n magerte. Van ruiten, spiegels en water
kaatste stekend zonlicht hete vlekken in z'n geel gezicht en hij hield z'n hand bijna voortdurend
voor z'n ogen alsof hij naar iemand speurde. Hij keek naar meiden in witte kanten blouses en
zwarte nauwe rokken. Hij zag ook Mathilde Haman in haar matrozenpak; op één na het
55 grootste dochtertje van de weduwe, die terzijde van haar kudde zusjes liep. Hij draaide z'n
ogen weg en volhardde in die zijwaartse blik tot ze voorbij was. Het kind had wezenloos
gekeken, bezorgd noch blij, maar met een half open mond. Ze zag weer witter dan ooit. De
witte, noemde hij haar dan ook voor zich zelf. Maar zelfs die naam dacht hij niet ten einde,
God was er ook nog. Hij schrok van de blik van de boswachter die voor de gelegenheid
60 blijkbaar vrijaf had. Toch stroopte Boon nooit, en hij betrad geen enkel bos, tenzij in z'n
droom. Om voor half vijf begonnen de mensenmassa's al rijen te vormen, aan weerszijden van
de rails. De roomsen doorgaans aan de Westzijde, met de sloot en de al vrij lage zon in de rug,
de protestanten aan de Oostkant, met de petten en hoeden diep op de ogen voor het
tegenlicht en menigeen nu, als Boon, met de hand op het voorhoofd. Allen staarden met
65 puilende ogen naar 'Zuid', alsof de locomotieven uit het café moesten komen. God keek
wat verbaasd naar de twee rijen Zijner volgelingen, gescheiden door zilverglanzende,
smeedijzeren staven.
Waarom verschilden ze in hoofddeksels, gang en gebaar? Hij had geen voorkeur. Allen waren
onbekwaam tot enig goed, zoals Hij al eeuwen her geopenbaard had. Het meest hield Hij nog
70 van de kleine potentiële zondaren die alvast berouw hadden en Zijn ogen om zo te zeggen
128
Nederlands Literatuur
in hun nek voelden.
Nu en dan werd het wachten bekort met een loos 'daar hebbie ze', maar pas om drie voor
vijf kondigde rommelig gesis de eerste deelnemer aan. Het was een vierkante, grauwe
locomotief zonder wagons; twee ovale ramen in het hoge, rechte front keken goedig en star
75 op de rails voor zich uit, alsof ze al die aandacht te veel eer vond. Het was Ypema's
machine en er klonk zwak applaus, vermoedelijk alleen van de protestanten.
De andere mededinger had nog dienst en moest z'n laatste vracht passagiers nog
binnenbrengen. Ingewijden verwachtten hem van de zijde der finish, maar de meesten waren
zó gericht op 'Zuid' als vertrekpunt, dat een lacherige gil van prettige huivering opklonk uit vele
80 vrouwenkelen, toen hij plotseling opdook uit de andere richting en waarschuwde met een
broeierige roep van z'n weinig gebruikte stoomfluit. Een ovationeel applaus - van beide zijden
langs de rails - beantwoordde die waarschuwing, terwijl men elkaar glimlachend achteruit
drong van de baan. 'Niet te dicht op, mensen,' riepen de beide veldwachters nu ook,
glunderend, want het spel zou gauw beginnen.
85 Gauw, dat was te veel gezegd. Eerst moesten de passagiers, lichtelijk verraste en duidelijk
oningelichte boeren uit een ver dorp, nog uitstappen en dan begon een eindeloos rangeren
met de rijtuigen die de laatste locomotief had binnengebracht. Lange Joop raasde daartoe al
een keer in z'n slingerende machine achteruit tot voorbij de finish, een wagon opduwend die
op het enkel spoor afgekoppeld werd en wat verlaten afwachten moest. Terugstomend naar
90 het vertrekpunt barstte al een gejuich los: van de Roomsen omdat lange Joop een van hen
was - evenals de Wrat trouwens - en van de protestanten, omdat hij van het dorp was.
Tenslotte stonden de beide machines om bijna tien voor half zes klaar voor de race. Naast
elkaar tot op de halve duim en vol onder stoom. De beide stokers hijgden evenzeer als de
95 machines. De koolzwarte locomotief van Joop had in z'n front een derde ovaal raam, iets
hoger tussen de beide andere geplaatst. Dit gaf de bek iets loerends en onwezenlijks ook;
kinderen waren er een beetje bang van, maar vele ouderen zeiden vertederd tegen elkaar:
wat een lelijkerd, niet!
Vele bekenden stonden langs de ruim 2000 el lange baan. De dominee, ruimdenkend
100 aan de roomse kant, of misschien vanwege de zon. De burgemeester had een plankier
aan de finish en vormde het hoofd van de jury. De pastoor stond wat achteraf bij 'Zuid'; hij
keek benard alsof hij niet zeker van de overwinning was. Of misschien had hij alleen maar erge
dorst. Hereboeren zweetten volop in het zwart onder zijden petten. Een notaris droeg z'n
cilinder. En overal vrouwen met doeken en zelfs een elegante hoed met veren. Halverwege
105 tussen start en finish stonden de dochtertjes van Haman, beschermend door ouderen
naar voren geduwd opdat ze goed konden zien. De meisjes hadden allen een papieren rood-
wit-blauw vlaggetje in de vuistjes met 'Hollandia Tafelwater' erop, een geschenk van 'De
Oranjeboom'. Ze hielden die aarzelend omhoog, maar de driekleur wilde niet uitstaan door
129
Nederlands Literatuur
gebrek aan wind. Het bleven meer of minder strakke rolletjes.
110 Boer Boon, die nog achter de rij groten stond en over de vele schouders naar het groepje
gekeken had, pakte plotseling met lange arm het vlaggetje van de schrikkerige Mathilde af en
rolde het naar de andere kant voor haar op. Toen het papier terugsprong stond het er iets
beter voor, al bleef het krullen. Enkele mensen keken vertederd achterom, anderen neutraal
als koeien.
115 Vrouw Haman bleef in haar huisje. Met haar ongewone dikte had ze het te warm. Ze
had de race al vorig jaar gezien. Ze bedacht hoe ze toen haar Mathilde grinnikend tegen
Boon geduwd had en hem plagerig gezegd had: je wacht maar een jaar of tien ouwe
smeerlap; maar het ís m'n liefste, net d'r moeder toen die zo oud was.
Ondanks de vorderende dag trilde alles nog van hitte. De witte latten waaruit het wachtlokaal
120 van 'Zuid' was opgebouwd, schitterden pijnlijk als op een overbelichte fotografie. De
oranje vaantjes - waarvan er telkens een omviel (die tenslotte vanwege de veiligheid
verwijderd werd) - hingen slap omlaag. Er volgde nog een controle van de rails door
conducteurs der Company.
Toen werd het stil. De ogen puilden weer. Ieder moment kon de rangeerder de hoorn
125 pakken, die aan een vuil koord om z'n hals hing en de drie stoten blazen die het startsein
vormden, net als het vorig jaar.
Rustig lag de grote roze hand van Ypema op de afsluiter. Lange Joops bovenlip kroop wat
omhoog. De rook steeg in dubbele kolom pikzwart omhoog. De Wrat en de leeftijdsloze aap
glommen als met olie overgoten. Ze stampten bukkend in de ketels en waren vanaf de weg
130 nauwelijks zichtbaar. De stoomschuiven lekten sissend, nu en dan brulde een
veiligheidsklep en spoot een straal aanvankelijk onzichtbare stoom omhoog uit het beroete
dak.
Stoomcilinderolie en lagerpotten geurden naar warme levertraan. Boven het hele dorp hing
trouwens een stank die opkwam en wegtrok als kiespijn. Het was een combinatie van vee,
135 uien, duivenhokken en tonprivaten. (Dc burgemeester beloofde ieder jaar dat 'thans een
einde zou worden gesteld aan de nog resterende tonnen', maar ze stonden er nog.)
In volkomen stilte wachtte men de laatste seconden door. De dominee bad in zich zelf,
verward, over de blinde wetten van het heelal, en of God de mens wilde leiden. Boon zweette
erger dan de stokers. Het was of hij uit kokend water was opgerezen, hij had Mathildes wit
140 polsje aangeraakt, maar God wist, moest weten, dat het volledig per ongeluk gebeurd
was. Ze had hem trouwens niet eens aangekeken, toen ze haar vlag terug ontving; even
hadden haar lippen een beverige stulping gemaakt, aanloop tot een glimlach, en dat was
alles. Maar hij vond het genoeg. (Hij zou haar trouwens nog zien glimlachen.) Hij vond het
genoeg als vreugde en vergrijp: hij zweette van angst, dát was het. Mathilde was mager, een
145 beetje scheef in de schouders en licht adenoïde, maar ze had een bovenaardse
130
Nederlands Literatuur
weerschijn van melkwit over het weinige wat Boon van haar huid zag: het stengelnekje, een
koon met een babbelaar er in en die polsen. Lager wilde Boons blik niet komen. Haar roestig
haar rook naar melk. Dat was ook goed.
Iedereen was er nu. Ook de dorpsgek, die één hand steeds malend om de ander sloeg en
150 een natte imitatie van ontsnappende stoom gaf. Ook de Kroep, die z’n gezwel - met
paarswit en rood gespikkelde gespannen huid - onder z'n open mond leek ten toon te stellen
door steeds naar boven te kijken, in de blakerende lucht.
De rangeerder knikte naar een voor het publiek onzichtbare …, grabbelde nerveus aan z'n
koord en zette het koperen hoorntje aan z'n lippen. Hij liet het ding weer vallen en riep naar
155 lange Joop: ken die nauw? Joop knikte met opgetrokken lip. Ypema leek een standbeeld.
Tenslotte klonken drie te gehaaste, nerveuze stoten op het instrumentje. 'Da's geen blazen,'
riep een boer.
De beide machines braakten echter gelijktijdig opzij en van boven stoom en kwamen
langzaam en stroef in beweging. Er werd gelachen. Met verfijnde psychologie had men weer
160 een valse start geënsceneerd – het vorige jaar was het een andere chicane geweest - en
grinnikend vlagde een ‘lijncommissaris’ af. Het traject was kort en het feest moest gerekt.
Iedereen wist het en grijnsde. De rangeerder speelde de komediant, sloeg zich kwansuis voor
de groezelige mond en beloofde mimisch beterschap. Men lachte traag en met open
monden.
165 Het volgende sein was goed en Joop, in de binnenbaan langs de steenslagweg en de
huizen, leek direct iets voor te liggen. Z'n zwarte 'drieoog' stampte boosaardig op, de
spuitende stoom stonk naar slootwater en er was een vage knoflooklucht van de slingerende
carbidlamp. Men schreeuwde met rode koppen en opgeheven armen; ook de protestanten
gilden mee voor Roomse Joop nu hij toch aan de winnende hand was; ze kenden hem zo
170 goed. Maar Ypema kwam aardig bij: hij reed gestager en het was onmiskenbaar dat hij in
ging lopen op Joop.
De burgemeester op z’n stellage aan de finish richtte een kijker op de rechte, lange baan.
In de achterstraten, nog achter het plein, begonnen paarden te hinniken, want velen waren
met kar of brik uit de omtrek gekomen en uit voorzorg moesten alle dieren ver van de lijn
175 vastgebonden staan.
Ook enkele honden jankten begriploos in hokken of op delen.
Nu Ypema succes leek te gaan halen, imponeerde hij weer met z'n bijna deftig geachte
koelheid. Fanatiek applaus, beschaafder dan het schreeuwen voor Joop, klonk op. Met de
donderende en blazende koffiemolens nu op vrijwel gelijke hoogte begonnen de partijen zich
180 weer te splitsen en in beide kampen gilden vooral vrouwen en jongensstemmen
aanmoedigingen.
Lange Joop vertrok mond en snor nu zo, dat hij een hazelip scheen te krijgen. Knobbels als
kieuwen maalden op z'n kaken. Omdat hij een halve el achter dreigde te raken, leek hij z’n
machine met rukken naar voren te willen werpen.; De Wrat bleef met paarse kop gebukt over
131
Nederlands Literatuur
185 het vuur. De schoorstenen van beide locomotieven gaven nu al korte vonkenregens van
zich. De hoogste capaciteit leek genaderd of overschreden.
Het geschreeuw nam toe, armen breidden zich extatisch uit als bij dronkenschap. Zondagse
petten vielen in het gras. Een zwarte meid met naar voren krullende spuuglokken op haar
slapen gilde: toe nou Joop, laat die Friese klerelijer de pest krijgen. Daar werd zowel afwijzend
190 over gemompeld als over gelachen. Maar een ander gelach steeg op, meer hilarisch, nu
bijna in het midden van het traject. Daar ging iets verkeerd, maar het scheen grappig te zijn,
want men wees en proestte. Die aan het beginpunt gingen op hun tenen staan en met de
handen boven de ogen om te zien wat het was. Misschien had Joop te ruw gereden, of te
bruusk stoom afgesloten maar zij die dichterbij stonden zagen dat van z’n ‘drieoog’ de
195 achteras juist naast de rails kwam. De locomotief hipte idioot met de achterwielen over de
biels ‘als een in het achterwerk getroffen haas op de vlucht’ zoals de boswachter later zei. Een
ratelende serie slagen klonk op als van een voorwereldlijke specht. En dan hield het lachen op,
al bleven de monden open. Want de briesende machine keerde zich met een nijdige ruk een
kwartslag; grind spoot omhoog, de biels versplinterden en de zwarte ovale ogen grijnsden een
200 seconde naar de meisjes in matrozenpak, die onbeweeglijk stonden, omdat het te vlug
ging. Omdat de achterwielen haakten in aarde en achter schrapende rails, ging de vooras
omhoog en het monster leek een triomfantelijke hap te nemen. Men meende een zuigend
geluid te horen. In die schrokkende muil verdwenen drie of vier kinderen; toen wankelde het
gevaarte en z'n zwarte flank zakte langzaam naar Mathilde, die misschien nog achteruit had
205 kunnen springen.
Ze weerde het vallend monster af met een verlegen glimlach, het vergeeflijk lachje van het
allerzwakste tegenover het allersterkste, dezelfde vage lach waarmee ze op school voor zich
uit keek als ze iets heel doms opgenoemd had en de kinderen krakend schaterden. Ze stak
haar stokarmen wel voor zich uit, maar keek daarbij achterom of zo'n gebaar wel passend
210 was.
Ze lag met beide witte benen onder het sissende, namokkende monster en glimlachte zeer
verontschuldigend naar de boer die lijkbleek naast haar knielde en God fluisterend aanriep.
In de nog altijd blikkerende hitte - die wel iets van een luchtspiegeling had - was het een
langdurig moment absoluut stil. Ook de dieren zwegen, maar broedend en argwanend. Pas
215 met de volgende zucht ontsnappende stoom uit de gekantelde machine begon,
aarzelend en bescheiden, een diep gedempt krijten, eigenlijk haast neuriën, rijzend en dalend
als van zeer zwakke sirenes. Niemand verroerde; men stond met beschaamde kaken. Een
vrouw lachte kort. Dan kwamen enkele mannen als mieren in beweging. Ypema, die zijn
machine een vijftig pas verder had stilgezet, kwam over de biels aanlopen en riep met z'n
220 snerpende stem 'de kaapstander!', als gold het een toverspreuk die alles ongedaan kon
maken. Twee boeren hielen zorgelijk lange Joop in balans, die een bebloede kop had en
scheen dubbel te slaan. De Wrat kroop als een schimmelige krab achterstevoren uit de
locomotief, maar leek ongedeerd. Men zou touwen halen, katrollen, een ladder. Iemand
132
Nederlands Literatuur
schreeuwde dat de Majoor gewaarschuwd moest worden. De harige stoker van Ypema stond
225 diep fronsend toe te kijken bij de andere machine; hij had gebalde vuisten alsof hij het
bezit van zijn meester tegen mogelijke volksongunst wilde beschermen. In de verwarring zag
men aanvankelijk over het hoofd dat een der rondhouten uit de grond gereden was. Die had,
als een granaat, oranje wimpel en al, het voorhoofd van het kleinste meisje getroffen en het
op slag gedood. 'lk hoorde een holle knak!' zei een glimmende boerin wel twintig maal met
230 grote ogen.
Intussen hing er opeens een nevel die op vuil zand leek boven bet dorp, waaruit de
gelijkkleurige muggenwolk scheen uitgezuiverd. Maar op het dun sijpelend bloed kwamen nu
dikke steekvliegen af.
Verschillende mensen van beiderlei geloof en kunne baden. De roomsen knielden soms; de
235 protestanten stonden diep gebogen alsof ze een nekslag toe verwachtten.
De dominee stamelde: 'God, Uw wetten die U gegeven hebt tot Heil, hebben we gebruikt
tot..,'- verder stokte hij. De burgemeester zonk ook op de knieën; de kijker aan het riempje
slingerde, z'n hoge hoed legde hij voor zich in het gras. Hij verzekerde God in ruil voor hulp dat
hij de tonprivaten zou doen opruimen, definitief; de komende week zelfs nog.
240 Vrouw Haman, gretig gewaarschuwd, wierp zich gillend voorover op de keukenvloer,
stampte met een vuist en een kwabbelend been op de plavuizen en bezwoer God, dat ze
nooit meer Boons onbestorven weduwnaarschap belachelijk zou maken, als ze haar kinderen
terugkreeg.
God zag al die beroering wel, ook het nieuwsgierig dringen om de plek van het onheil,
245 - sommigen hipten op de tenen om wat bloed te kunnen zien - maar Hij lette nog het
meeste op Boon, die in nimmer aflatende concentratie smeekte met iedere knook van z'n
aan beenderen zo rijke lijf.
De zwarte meid met de spuuglokken, die Joop zo onoorbaar had aangemoedigd – een
mollige zigeunerin die in het dorp inadequaat 'de Italiaanse' genoemd werd - draaide het
250 tafereel letterlijk de rug toe en begon terug te lopen naar het soldatenkamp.
‘Gedverdemme,' riep ze kwaad. Ypema's locomotief liep intussen langzaam, zeer langzaam,
naar z’n uitgangspunt terug. Iedereen week nu ver achteruit van de baan om hem ruimte te
geven; sommigen huiverden even zichtbaar en de kleinste kinderen waren gaan jengelen.
De Majoor, de militaire arts van het kamp, was eindelijk gewaarschuwd door een boerenzoon
255 op een trekpaard. Hij en z'n oppasser verschenen op de weg langs het enkelspoor te
paard. Verder naar achteren bolderde een Rode Kruislegerkar, hoog op de poten. Nog verder
op de dijk volgde een peloton manschappen in witte werktenues, aangevoerd door een
zwetende en vermoedelijk vloekende sergeant. Ze droegen houwelen en scheppen, als
gingen ze een schans opwerpen. Op een handkar lager takels, palen, en een paar lege
260 kruittonnen.
133
Nederlands Literatuur
De boer bij Mathilde had onveranderlijk geknield gelegen, de handen gevouwen, en hoewel
er hier geen binnenkamer was om zich terug te trekken, zoals de Schrift gebood, had hij aan
één stuk gebeden. God, laat het niet waar zijn; laat het gisteren zijn. God, keer de tijd terug,
265 het is te erg met Uw permissie; God, U kunt het toch, laat het gisteren zijn, of één uur
geleden. Ik zal dan op de rails gaan liggen, ik zal met de armen uitgestrekt voor de
locomotieven staan, God, wees ons zondaars nog één enkele maal genadig. Z'n knieën
kraakten op het grind en dat was best. Ze staken al of ze zelf versplinterd waren.
270 God zat in Zijn Eeuwig Wachthuis en keek naar de boer. Men had Zijn Tekens weer eens
niet verstaan. Overigens was het Hem niet duidelijk of Boon alleen Mathilde, of álle kinderen
wilde redden. De zon hinderde God, maar uit Z'n eeuwige wijsheid emaneerde de regenwolk
die wij al signaleerden en verbleekte het licht. Slagschaduwen markeerden de boer. God zag
de groezelige tranen en verstond de woorden. Hij luisterde. Hij hoorde ook dat zangerig
275 kreunen en vond met Boon dat het te erg was. Hij overzag de glimmende rails en de dijk.
Kon het nog, vroeg God Zich af. De militaire arts was er nog niet, de manschappen van de
Genie nog lang niet. Maar wat hun te laten zien als ze arriveerden? Wat moest de zin van hun
vertrek zijn? God glimlachte bij een inval. Zijn Genade zag scherper dan Zijn Gedachte: in een
letterlijke bliksemflits combineerde Hij Zijn Intuïtie met de verkleinde schaal van Z'n Gedachte,
280 de noodwendigheid, tot voor menselijke denkvorm inschuifbare proporties die beneden
‘realiteit' schenen te heten. ‘Laat het een uur geleden zijn,' had de boer gesmeekt. God
rekende. Een half uur was ook goed. Een kwartier zelfs; het kon nog.
God stak Z'n Oneindige Hand uit naar een reusachtige handle in het Hemelse Wachthuis. Zijn
285 hand was rustig en sterk, alle liefde zetelde nu in de Spieren. Hij duwde het staketsel, dat
van een soort kunststof vervaardigd leek die op aarde vooralsnog onbekend was, een
kwartslag van Zich af.
Een explosie leek te volgen; een slag als tachtig jaren later wel op aarde gehoord kon
worden wanneer men de geluidsbarrière zou leren doorbreken. Zander aarzeling, zoals op
290 aarde een trouw kanonnier van de koning, maar dan onbegrijpelijk verhevener nog,
beroerde Hij die kunststofstaaf, die in een oude geelkoperen huls uitmondde tot in een
ondoorgrondelijk scharnierbekken onder de vloer van het groot Wachthuis.
Beneden in het dorp had haast ieder even een hand of onderarm voor de ogen gehouden.
Een bliksemstraal schoot tot vlakbij de kleine hooiberg van boer Boon. 'Gods toorn,' mompelde
295 de dominee, maar hij was weer mis, het was immers Gods genade. De Kroep, die altijd
omhoog keek, zei later steeds een komeet gezien te hebben; anderen voelden tijdens die flits
een lichte pijn op de plaats van hun gouden horloge.
Toen de bruingebrande dokter in z'n hooggekraagde uniform bij de omgeslagen
300 locomotief kwam vond hij de boer zwaar gewond. De benen waren zo goed als
134
Nederlands Literatuur
afgekneld. Sinds Atjeh voor geen kleintje vervaard zaagde hij er op los; een veldamputatie als
in z’n beste jaren. De boer schreeuwde niet en weigerde jenever. De Rode Kruiswagen kwam
zo nog goed van pas. Ook de kruittonnen. De arts stak de beenstompen in de tonnen ter
stelping en de boer zag er uit als een reusachtige gevelde duikelaar. Aan de majoor werd
305 uitgelegd dal de boer blijkbaar de hitte in de kop gekregen had: hij was met
uitgespreide armen voor de aanhijgende tram gaan staan. Door het plotseling afremmen was
die ontspoord en omgeslagen. De dokter knikte. Alles was verklaard. Z'n soldaten hielpen de
zwartgeblakerde machine overeind met touwen en katrollen, krikken en dommekrachten en
de kaapstander, uit een verlaten schuur tevoorschijn gekomen,
310 deed toch nog dienst. Dan kregen ze bier in 'Zuid' en vertrokken boerend en
ginnegappend terug naar het kamp. De Majoor werd bedankt. Jullie torenklok staat stil, zei hij.
Mathilde zag nog wat wit van schrik en liep trillerig - maar met al haar zusjes - naar huis.
Niemand plaagde haar nu: álle meisjes hadden even gehuild, niet zij alleen. Alleen de jongste
jengelde nog wat na : ze had een schram op haar voorhoofd en haar vlagje was geknapt.
305 Mathilde gaf haar het hare.
's Avonds in 'De Oranjeboom' werd op een met bier besprenkelde vergadering besloten
dat de tramrace het volgend jaar in ieder geval door zou gaan. 'Het had erger kenne wezen,'
zei een wethouder; hij ging voor de vierde maal wateren waarbij hij, langs de tapkast komend,
nog een bier bestelde. 'Dat rondhout sloeg rakelings langs dat kind d'r kop,' zei hij nog. De
310 waard knikte.
In zijn huisje langs de baan hield lange Joop als een vorst audiëntie met een bruinbebloed
hoofdverband.
Toen Mathilde bij haar moeder kwam viel die in haar onderjurk (vanwege de hitte) op het
kind en drukte haar knellend aan de zwetende en puilende borst, zodat een slorpend geluid
315 optrad als at iemand soep, toen het meisje zich glimlachend losrukte. Na telling van alle
zusjes werd God gedankt waarbij allen eerbiedig zwegen, maar Mathilde had de hik gekregen
van de omhelzing en giechelde met de handpalm op de stulplippen, zodat haar wangen
doorschijnend blauw opbolden.
Het dorp had er nu na korte tijd een bezienswaardigheid bij: een gewezen boer zonder
320 benen 'op een plankie', zoals de jeugd zei. De timmerman had een lage kar voor hem
gespijkerd met vier wielen. Boon, die nu niet Boon meer heette, omdat hij niet lang meer was,
zat met een paardedeken over z’n stompen op dit getimmerte. Hij kwam niet hard vooruit
omdat hij met één hand een achterwieltje moest beroeren en met de andere het touw
voerde, dat de vooras - gemaakt uit een van de rondhouten van het feest, maar zonder
325 wimpel natuurlijk - moest bijsturen. Hij werd dik en z'n blik was ingekeerder dan ooit. Eerst
had hij passief zittend gebedeld aan het perron bij 'Zuid', later kreeg hij van de burgemeester
een toelage (op aandringen van de dominee) en in de beide cafés kwam een collectebusje
te hangen waar het schuldig volk bij het naar huis gaan iets instopte, de eerste maanden.
Als hij Mathilde ontmoette op de steenslagweg of het plein sloegen beiden de ogen nog
135
Nederlands Literatuur
330 verder neer dan vroeger, alsof ze oude medeplichtigen waren. Ze werd erg lang; jammer
dat ‘de Plank' - Boons nieuwe naam -nu zo kort was.
De vragen
1. a. Wat is de vertelsituatie in dit verhaal?
b. Geef twee argumenten voor je antwoord. Gebruik max. vijf woorden per argument.
c. Wie worden er bedoeld met 'wij'(regel 273).
2 a. Welke vertelvorm is er in dit verhaal overwegend gebruikt?
b. Met welke vertelvorm wordt deze zeer regelmatig afgewisseld?
3 a. Is het verhaal chronologisch of niet?
b. Motiveer je antwoord. (Indien NIET-chronologisch moet je met regelnummers zeer
nauwkeurig de flashbacks aangegeven)
4. Citeer uit elk van de volgende passages het zinsgedeelte, waaruit het duidelijkst blijkt dat
de gebeurtenissen ACHTERAF zijn verteld.
a) 1 - 13 b) 137 -149 c) 187 -204.
5 . Geef een driedeling van dit verhaal op grond van de tijd (niet van de handeling dus ).
Noem van elke tijdlaag de regelnummers en geef van elke tijdlaag de vertelde tijd aan.
6 . a. Welke van de drie delen wordt het sterkst gekenmerkt door tijdverdichting? Geef 2
bewijsplaatsen (max. 4 woorden per stuk).
b. In welk deel wordt het sterkst tijdvertraging toegepast en wat is het effect daarvan?
c. Waar precies vindt de grootste tijdsprong plaats? Geef de regelnummers en de
woorden die dat aangeven.
7. a. Wie is de hoofdpersoon in dit verhaal?
b. Geef twee argumenten voor je antwoord. Max. vijf woorden per argument.
c. Welke twee gevoelens beheersen deze hoofdpersoon het sterkst?
8. Wie ervaren het ongeluk dat plaatsvindt als straf en waarom? Vul het onderstaande
schema in.
Persoon Reden
1.
2.
136
Nederlands Literatuur
9 Het verhaal heeft een eenvoudig natuurlijk verloop met twee verschillende aflopen die
ieder ook natuurlijk zijn.
a. Op welk moment en waar begint de tweede afloop? Geef nauwkeurig de zin aan met
bijbehorende regelnummers.
b. Er wordt in het derde deel een sterk verband gelegd tussen beide aflopen, zodat het
lijkt alsof ze beide werkelijk hebben plaatsgevonden. Citeer het zinsgedeelte, met
regelnummer, waarin dat verband het sterkst gelegd wordt.
10. a. Verklaar de zin: 'God's toorn God’s genade’(294/295) . (Antw. Het is geen boosheid
van God, maar .... )
b. Welke concrete tijdselementen / aanwijzingen in de tijd bewijzen dat God in de tijd
heeft ingegrepen. Noem er twee, geef de regelnummers erbij.
11. a. Geef vier verhaalmotieven met enige bijbehorende regelnummers.
b. Wat is het thema (dubbelthema?) van dit verhaal?
12. a. Welke vorm van beeldspraak gebruikt de auteur in de beschrijving van beide
locomotieven bij voorkeur?
b. Welke stijlfiguur gebruikt de schrijver veelvuldig, wanneer hij het perspectief bij God
legt?
137
Nederlands Literatuur
4.22 OEFENVERHAAL 3 MONIKA SAUWER- KOP OF MUNT Het kostte Henry Opzoomer gewoonlijk drie glazen whisky om zich het beeld van Moira O’Brien
voor ogen te toveren. Dan duurde het nog even, voordat hij haar goed in beeld had,
zondoorgloeid en wel. Hij droeg het beeld al tientallen jaren bij zich. Aarzelend begon hij met
de roestrode haardos en de kattenogen, liet de blik zakken tot de witte schoudertjes in het
5 diepzwarte wollen badpak, verder glijden langs haar borsten – zou die ruwe wol niet
kriebelen daar? – en langs het platte buikje tot de uitgesproken welving van de
schaamheuvel.
Moira glimlachte, zoals alleen zij dat kon: met gesloten lippen, kuiltje in de linkerwang,
uitnodigend maar geheimzinnig. Niet naar hem, maar naar zijn beste vriend Jan Verkaik.
10 Moira’s witte benen hingen buitenboord, de tenen van de linkervoet liet ze keer op keer
tegen het water ketsen, dat zilverig opspatte. Jans zeilboot met de voorplecht in het riet.
Straks, nee nu klommen Jan en Moira samen aan land. En daar, tussen het hoge riet en de
wilgenbosjes ….
Henry slikte. Ook nu nog, 40 jaar later voelde hij zich weer hopeloos buitengesloten. Hij
15 dacht hun kreetjes te kunnen horen uit het hakhout. Of waren het watervogels? Toch was hij
niet alleen. Betty, de dikke maar toch platte, kroop naar hem en eiste dat hij haar rug zou
insmeren met zonneolie.
Met tegenzin had hij zich aan zijn taak gezet. Betty’s rug was onafzienbaar, toen al. Een
jaar later waren ze getrouwd. Getrouwd was hij nog steeds. Betty, de onvermijdelijke, zat thuis
20 op hem te wachten in hun ruime villa aan de rand van Herwijnen. Hij zou zich gelukkig
moeten prijzen met zijn veilige haven, in plaats daarvan zuchtte hij diep.
Alles was volgens plan verlopen. Betty kreeg haar twee kinderen. Henry klom op in het
tuingereedschap. Inmiddels was hij eigenaar van de fabriek waar hij ooit als vakantiehulpje
was begonnen.
25 Een troost had hij: Moira was ook Jan Verkaik ontglipt. Met de noorderzon vertrokken naar
haar vader in Ierland. Jan en hij hadden welgeteld één prentbriefkaart van haar gekregen,
met een bemost Keltisch graf erop. Daarna had ze gezwegen. Misschien was ze dood.
Toch wist Henry zeker dat als hij toen gedurfd had, als hij in die boot een goeie mop verteld
had, als hij toen in een van zijn betere buien was geweest, hij Moira die middag in september
30 voor zich had kunnen winnen. Maar hij was somber geweest, zwijgzaam en saai als de pest.
‘Kon ik het maar overdoen!’ Tot zijn schrik had hij hardop zitten prevelen. Snel keek hij om
zich heen of geen van de andere drinkers in het Oude Veerhuis het opgemerkt had. Nerveus
liet hij het ijs rinkelen in het alweer lege glas. Nog eentje en hij zou een taxi laten komen. Hij kon
Betty niet te lang laten wachten met de warme hap. Het arme mens wilde zo graag om 10 uur
35 naar bed. Hij zou wel na-eten, dat wil zeggen driekwart van zijn prak ongezien in de
pedaalemmer schuiven.
138
Nederlands Literatuur
Iemand tikte hem kort op de schouder. Moeizaam draaide Henry zich om op zijn barkruk, trok
zijn gezicht strak voor de begroeting van een oude kennis. Maar deze man had hij nooit eerder
gezien. Een snel type, jong nog, ravenzwart haar, goedgesneden donker pak. Zonde dat zijn
40 voorhoofd boven de linker wenkbrauw ontsierd werd door een kartelige wijnvlek in de vorm
van een hoefijzer. Waarom had hij die vlek niet weg laten halen. Wat wilde hij trouwens?
‘Nog eenmaal hetzelfde?’ vroeg de jongeman met de vlek, op Henry ’s glas wijzend.
Henry voelde zich bevestigend knikken en meteen had de jongeman al oogcontact met de
ober, die zich loom in beweging zette,
45 ‘Kennen wij elkaar?’ vroeg Henry. ‘Het spijt me, uw naam moet me ontschoten zijn.’
‘Die had ik ook nog niet genoemd,’ zei de jongeman lachend en stak hem een slanke
hand toe. ‘Eugène Debock met ck.’ ‘Opzoomer.’
Ze klonken, een dure Ierse whisky in de hand.
‘Moira,’ zei de jonge Eugène Debock toen, zacht en onbehaaglijk dicht bij Henry’s oor.
50 ‘Moira O’Brien. Zo heet ze toch?’
Henry kreeg een klap als van schrikdraad in een nat weiland. ‘Kent u haar?’ vroeg hij
verbijsterd.
Debock lachte hartveroverend. Hij bezat een gaaf wit gebit. ‘Nee, dat niet. Maar ik kan
wel gedachten lezen.’
55 ‘Gedachten lezen?’ Henry’s mond zakte open.
‘Daar is niets vreemds of bovennatuurlijks aan, hoor. Ik goochel graag in mijn vrije tijd. Al
doende heb ik ontdekt dat ik van bepaalde mensen de gedachten kan lezen.’
‘Hé, wat typisch! Niet van allemaal dus?’
‘Nee, alleen van maagden en weegschalen. Voor boogschutters moet ik oppassen.’
60 ‘Ik ben een weegschaal.’
‘Dat weet ik. Steenbokken en weegschalen makken makkelijk contact.’
Eugène had de ober alweer laten inschenken. Het café begon leeg te lopen. De
doorzakkers van het borreluur verdwenen de een na de ander de natte novemberavond in.
Regen sloeg tegen de ruit, hierbinnen was het behaaglijk warm en schemerig. Toch voelde
65 Henry zich onrustig. Maar nu een taxi bellen was onaardig tegenover zijn nieuwe kennis en
bovendien zonde van zijn pas bijgevulde glas.
‘Mag ik eens vragen wat ú denkt dat ik over Moira denk?’ zei hij tegen Eugène.
‘Dat is in dit geval niet moeilijk. U bent al zevenendertig jaar verliefd op haar. Toen in die
zeilboot had U haar hand willen pakken, een grap vertellen, maar helaas, u had uw tong
70 verloren.’
‘Maar als u al die dingen weet,’ zei Henry opgewonden. ‘Weet u dan ook of ze nog leeft,
waar ze nu woont?’
‘Ik weet niet meer dan u weet. Hoe zou het anders kunnen?’
139
Nederlands Literatuur
Eugène lachte hinnikend. ‘U zou uw leven nog eens willen overdoen, dat dacht u daarnet.
75 Ach, wie niet. We laten allemaal kansen glippen.’
‘U hebt makkelijk praten,’ zei Henry somber. ‘U bent nog jong.’
‘Kom, kom, kop op. Er ís een mogelijkheid, waar maar heel weinig mensen van weten. Ik
ben er ook door puur toeval achtergekomen.’
‘Waar bent u achtergekomen?’ vroeg Henry. Een charmante oplichter was ie, een
80 kermisklant.
‘Ik heb ontdekt hoe ik mensen die daarvoor voelen, kan laten teruggaan in de tijd. Ho, kijkt
u niet zo argwanend. Alleen mensen die dat zelf heel graag willen. Vrijwilligheid is een
absolute vereiste.’
‘Dan hebt u aan mij een goeie,’ zei Henry. ‘Stel je voor dat dat zou kunnen. Het heden
85 hangt me eerlijk gezegd mijlen de strot uit. Ik denk altijd aan vroeger.’
‘U bent ongelukkig?’
‘Niet eens. Was ik dat maar, zou ik bijna zeggen.’ Henry zuchtte overdreven diep. ‘Het
heden verveelt me zo verschrikkelijk. Ik heb alles, kinderen, een eerste kleinkind zelfs, een
vrouw, een BMW, een aardig huis, een motorjachtje. Vertelt u mij eens: waar moet ik nog naar
90 streven?’
De jongeman lachte zijn hinniklachje. ‘Geld maakt niet gelukkig, bedoelt u?’
‘Nee, in mijn geval niet. Je kunt de halve wereld bezitten, als de hartstocht ontbreekt is
bezit niet meer dan een lege huls. De pop van een rups. Ik zou een vlinder willen zijn. Al was het
maar een eendagsvlinder.’
95 Eugène probeerde de ober te wenken maar deze was achter een krant in slaap
gesukkeld. De muziek, al de tijd dat hij en Henry hadden zitten praten, niet meer dan een
behangetje, zweeg opvallend. De laatste dronken borrelklant strompelde de deur uit. Ze
hadden het rijk alleen.
‘Ik wil het wel met u proberen,’ zei Eugène, nu weer hinderlijk dicht in Henry’s oor. ‘Zullen we
100 eerst maar eens een proef van 5 minuten doen? Geheel vrijblijvend hoor. Daarna bent u
gewoon weer terug hier op uw barkruk. Als het u bevalt……’
‘Wat vijf minuten?’ vroeg Henry gretig.
‘Vijf minuten terug naar uw jeugd. U mag tijd en plaats kiezen. Denk maar even rustig na.’
‘O ik hoef niet eens te denken. Vrijdag 12 september 1959, zo tegen zessen. Zeiljacht de
105 Albatros op de Waal bij Waardenburg.’
‘Het is niet helemaal ongevaarlijk. U weet het zeker?’
‘Natuurlijk,’ zei henry. ‘Wat heb ik te verliezen? Maar, ik geloof niks voor ik het zie.’
‘Goed, geeft u mij dan uw linkerpols.’
‘Doet het pijn?’ vroeg Henry, opeens toch benauwd.
140
Nederlands Literatuur
110 ‘Welnee. Ik druk heel licht met duim en wijsvinger. Voelt u maar, zo. En dan tel ik nu tot tien.
Doet u de ogen maar dicht, ja. Probeer te ontspannen. Een, twee, drie, vier ….. Voelt u het
bootje al schommelen?
‘Geweldig man,’ juichte Henry zes minuten later, zo hard dat de ober even opschrok uit zijn
slaap. ‘Fantastisch!’ fluisterde hij, hees van emotie. ‘Ik heb Moira geneukt. Wat een wijf!’
115 ‘Dat heeft u snel gedaan.’ Eugène wees op zijn gouden polshorloge. ‘U bent niet meer
dan vijf minuten weggeweest.’
‘Het leek een eeuwigheid,’ zei Henry verzaligd. ‘Was dat nou hypnose?’
‘Zoiets,’ zei Eugène.
‘Nou, ik vind het wel wat! Verdraaid nog aan toe, eindelijk weer eens wat klaargemaakt.
120 Hè, hè. Na afloop lagen we op onze rug in het gras naar de blauwe lucht te kijken. We
zagen twee witte vlinders om elkaar heen fladderen. En weet u wat Moira toen zei? Ze zei
langs haar neus weg: “Kijk, wij tweeën als we getrouwd zijn.” Mijn God! Nu ik dit heb
meegemaakt, zie ik de dag van morgen met des te meer weerzin tegemoet. Te weten dat het
zo anders had kunnen lopen! Ach, ach!’
125 De arme Henry bracht de handen in wanhoop naar het hoofd.
‘Had ik u maar nooit ontmoet. Was ik maar dood.’
‘Dat zeggen ze wel vaker als de proeftijd goed bevallen is,’ mompelde Eugène
goedkeurend. En toen met heldere stem: ‘Zeg eens, zou u voorgoed terugwillen?’
‘Oja. Liefst nu meteen. Maar nee, wacht even, wat moet er dan van mijn vrouw
130 terechtkomen? En van de zaak?’
‘Maakt u zich maar geen zorgen,’ zei Debock. ‘Uw oude leven met uw vrouw gaat
gewoon door, net als uw werk op de zaak. Niemand zal merken dat uw ziel elders is. In het
parallelle heelal trouwt u met Moira.’
‘Is zoiets mogelijk?’
135‘O ja. Er bestaan immers zoveel werelden als er keuzemomenten zijn. Miljard tot de
duizendste macht heelallen.’
‘U bent een filosoof!’
‘Amateurfilosoof, meer niet. Ik wil mensen gelukkig maken. Weet u, toen in die boot was u zich
heel sterk bewust van zo’n keuzemoment. Helaas viel de munt toen op de voor u ongunstige
140 kant. Maar het had net zo goed anders kunnen gaan, zoals u zag. Wilt u terug?’
‘Niets liever.’
‘Goed, u hebt de proef doorstaan, u weet nu een beetje hoe het werkt. Maar er is een
klein verschil.’
‘En dat is?’
145 ‘Ditmaal zien we elkaar niet meer terug. Ik ga mijns weegs en u blijft achter in 1959. Bij
Moira.’
‘Goddank,’ Henry wreef zich verheugd in de handen.
141
Nederlands Literatuur
‘Maar ik moet u wel een prijs vragen.’
‘Zeg het maar,’ zei Henry opgetogen. De ober snurkte rustig door. ‘Een ton, een miljoen?’
150 ‘Nee, geen geld. De prijs is uw gezonde verstand.’
‘O, is dat alles?’ Henry lachte opgelucht. ‘Gezond verstand kan ik missen als kiespijn.
Nuchter vinden ze me op de zaak. Vervelend bedoelen ze.’
‘Geeft u me dan maar weer uw linkerpols. Diep inademen. Ditmaal moet ik tot honderd
tellen. Ontspannen en ogen dicht, graag. Klaar? Daar gaan we.’
155 Toen Henry een paar weken met Moira O’Brien getrouwd was, betrapte hij haar in bed
met een vreemde. Hij werd razend, bedolf haar onder verwijten, maar ze reageerde koel: ‘Als
je er niet tegen kunt dat ik ben zoals ik ben, moeten we maar uit elkaar gaan. ‘Ze wist dat hij
niet zonder haar kon, haar dus van nu af aan haar gang zou laten gaan. Dit maakte hem
radeloos. Hij begon te drinken. ’s Nachts hield de jaloezie hem uit de slaap. Als hij dan eindelijk
160 uitgeput wegdommelde, werd hij bezocht door vreemd heldere dromen, die hem
werkelijker toeschenen dan zijn dagelijks bestaan in het hier en nu. Hij zag zichzelf aan het
hoofd zitten van een boerenbont gedekte tafel met zijn glunderende dikke vrouw Betty en zijn
twee studerende zoons. Hij hoorde zichzelf opsnijden over de jaarcijfers van de zaak.
Maar op de zaak ging het juist steeds slechter. Zijn werk als verkoper van tuingereedschap
165 stond hem tegen. ‘Je moet het totaal anders aanpakken,’ zei zijn chef. ‘Positief, handen
uit de mouwen, dat werk. In november moet je ze al het voorjaar zien in te kletsen. Van zo’n
gezicht koop je nog geen gieter.’ Naar salarisverhoging zou hij voorlopig kunnen fluiten.
Henry raakte steeds dieper in de put. Overdag liep hij te slaapwandelen van vermoeidheid.
Zijn heldere dromen ’s nachts begonnen hem het onbehaaglijke gevoel te geven dat zijn
170 werkelijke leven zich tijdens zijn slaap afspeelde, en dat hij overdag liep te hallucineren.
Buiten medeweten van Moira consulteerde hij een psychiater, genaamd Dodewaard.
Na enkele beleefdheden kwam hij terzake. De heer Dodewaard zette zich in de
luisterhouding.
‘Mijn probleem is,’ legde Henry omzichtig uit. ‘Dat ik er steeds meer van doordrongen begin
175 te raken dat ik in 1996 leef in plaats van nu, in 1960.’
Dodewaard lachte. ‘Zozo. Dan weet u dus meer dan ik. En, komt er nog een kernoorlog,
meneer Opzoomer?’
‘Nee, net niet,’ zei Henry ernstig. ‘Wel zijn er overal op de wereld burgeroorlogen aan de
gang. Er is er zelfs een in Joegoslavië geweest. Na de val van de Muur…’
180 ‘Rustig aan, meneer Opzoomer,’ zei Dodewaard glimlachend, ‘1996 maar liefst, u gaat
me veel te snel. Trouwens, als u het werkelijk al eens meegemaakt heeft, zou u toch ook
moeten weten wie er aanstaande zondag wint in de Kuip. Ajax of Feijenoord?’
‘Geen idee,’ zei Henry eerlijk. ’11 november 1960, dat is voor mij alweer zo lang geleden.’
‘Zo lang geleden, ja ja. Dus u heeft het gevoel dat alles heel lang geleden is gebeurd?’
142
Nederlands Literatuur
185 ‘Niet alles, hoor,’ zei Henry snel. ‘de moord op Kennedy, 22 november 1963 herinner ik me
nog als de dag van gisteren. Betty had net gehoord dat ze zwanger was van ons eerste kind.’
Dodewaards gezicht was nu een en al ironie. ‘Kennedy vermoord? Toe maar! Mogen we
voor uw toekomst gespaard blijven? En wie is Betty? Net zei u toch dat u met mevrouw Moira
O’Brien getrouwd was?’
190 ‘Dat ben ik ook,’ zei Henry kalm. ‘In dit leven. Maar in werkelijkheid ben ik achtenvijftig
jaar oud, heb ik twee zoons, ben ik directeur van Ammerlaan Tuingereedschappen en
getrouwd met Betty Verhulst.’
Henry vertelde Dodewaard nu hoe hij zich in 1996 in een café had laten hypnotiseren en
niet meer wakker was geworden. ‘Kunt u me wakker maken?’ riep hij ten slotte wanhopig.
195‘Alstublieft, helpt u mij toch, geef me mijn eigen leven terug.’
‘Natuurlijk zal ik proberen te helpen. Maar hypnose lijkt me in uw geval niet opportuun. U
heeft spanningen in uw huwelijk, lijkt me.’
‘Ja,’ zei Henry somber. ‘Moira bedriegt me. Hoewel ik weet dat het allemaal niet echt
gebeurt, vind ik het toch verschrikkelijk.’
200 ‘Jaja,’ zei Dodewaard. ‘U maakt inderdaad een depressieve indruk. En op het werk ging
het ook al niet zo best?’
‘Het gaat vervelen,’ zei Henry. ‘Maar over een jaar mag ik goddank met pensioen.’
‘Ho stop,’ riep Dodewaard, ‘daar gaat u weer. Het is vrijdag 9 november, meneer Opzoomer.
We leven om kwart over twee uur ’s middags. Het jaar is 1960. zullen we daar maar even op
205 houden voorlopig?’
‘Ja,’ zuchtte Henry. ‘Het is uitputtend, dat geef ik toe. Daarom ben ik naar u toe
gekomen.’
‘Mooi, dan zal ik u een tabletje voorschrijven om rustiger te worden en wat beter te
slapen,’ zei Dodewaard.
210 Tot zijn stomme verbazing kwam de op het eerste gezicht zo zachtaardige Henry
Opzoomer opeens met uitgestrekte armen op hem af. ‘Ik vermoord je als je me niet wakker
maakt, klootzak,’ schreeuwde hij geheel buiten zichzelf. ‘Breng me godverdomme terug naar
mijn eigen leven.’
Er moesten drie ziekenbroeders aan te pas komen om Dodewaard te ontzetten.
215 En Henry Opzoomer werd overgebracht naar de gesloten afdeling van een
psychiatrisch ziekenhuis op de Veluwe. Daar zou hij zesendertig jaar blijven. Al gauw mocht hij
in de tuin werken. Als hij soms een gebeurtenis voorspelde of bij belangrijk nieuws uitriep dat dit
alles al eerder had meegemaakt, liet men hem maar praten. Hij was immers gek. Dus leerde hij
zijn mond houden. Kranten, radio en tv vermeed hij zoveel mogelijk. Als niemand op hem lette,
220 praatte hij met de planten.
Moira O’Brien was teruggekeerd naar Ierland om daar voor haar oude vader te zorgen.
143
Nederlands Literatuur
Toen de fatale datum, 12 november 1996, naderde, werd de altijd zo stille tuinman, door een
hevige onrust bevangen.
Omdat men hem graag mocht, kreeg hij een vrije dag. Een verpleegkundige bracht hem
225 met de auto naar Herwijnen. Toen ze langs een witte villa reden, raakte Henry in
opwinding. ‘Kijk dan, daar woon ik nou,’ riep hij uit. Bij het tuinhek stond een grijze heer in
jagerjas die inderdaad wat op Henry leek, vertelde de verpleegkundige later.
In het Oude Veerhuis moesten ze uren wachten. Ze korten zich de tijd met het pokerspel,
waar Henry zeer bedreven in was geraakt, maar vandaag was hij zo nerveus dat hij aan een
230 stuk door verloor.
Tegen middernacht kwam ten slotte een jongeman met een wijnvlek binnen. Henry
herkende hem ogenblikkelijk, hij droeg hetzelfde pak en was geen dag ouder geworden.
Zenuwachtig schoof Henry op de vrije barkruk naast hem. ‘Wat wilt u van me drinken, meneer
Debock?’
235‘Voor mij geen sterke drank meer,’ zei Debock. ‘Een Spa rood graag. Ons borreluurtje is
vanavond wat uit de hand gelopen. Wat u, meneer Opzoomer?’
‘Meneer Debock, wilt u alstublieft ophouden met die spelletjes! U bent vergeten me te wekken
uit die vervloekte hypnose. Dat heeft me zevenendertig jaar van mij leven gekost. En vandaag
loopt mijn tijd eindelijk weer gelijk met die van de anderen, maar ik zit nog steeds in het
240 verkeerde leven. Wilt u me alstublieft weer terugbrengen!’
‘Dat kan helaas niet, meneer Opzoomer, zei de jongeman bedaard. ‘Ik heb u toch
gewaarschuwd. U zou een prijs moeten betalen. Kijk, ik kan niet meer dan een rollende munt
een klein tikje geven. Maar als hij eenmaal is gevallen, blijft kop eeuwig kop en munt eeuwig
munt.’
245 Langzaam zakte Henry Opzoomer van zijn barkruk en plofte tegen de cafévloer. Zijn
hart had het begeven.
De vragen
1. a. Wat is de vertelsituatie?
b. Noem drie bewijsplaatsen na regel 225 en licht ze toe.
2. a. Bij wie ligt het perspectief?
b. In welk – groot – gedeelte is dat niet zo?
c. En bij wie ligt het daarin dan wel?
3. a. Is het verhaal chronologisch of niet? Licht je antwoord toe,
b. Wanneer speelt het verhaal zich precies af?
4. a. Hoe groot is de vertelde tijd van het heden?
144
Nederlands Literatuur
b. Hoe groot is de vertelde tijd van de hallucinatie? Er zijn twee mogelijkheden. Noem ze
beide en motiveer je antwoord.
5. Geef nauwkeurig – met regelnummers – aan waar de werkelijkheid en de hallucinatie
elkaar afwisselen en waar we weer in de werkelijkheid terugkeren.
• De werkelijkheid begint bij regel …..
• De hallucinatie begint bij regel …
• We keren terug in de werkelijkheid bij regel …
6. In welke dicht bij elkaar gelegen tekstgedeelten lopen werkelijkheid en hallucinatie door
elkaar?
7 a. Maak twee kolommen en noteer ten minste 4 verschillen tussen de parallelle werelden.
Werkelijkheid Hallucinatie
1.
2.
3.
4.
b. Wat is de overeenkomst in beide werelden gelet op Henry?
8. a. Wie is eigenlijk Eugène Debock?
b. Welke uiterlijke aanwijzingen zijn daarvoor?
c. In hoeverre zijn de regels 128-130 als indicatie te beschouwen?
9. a. Welk eeuwenoud literair-historisch motief is hier dus gebruikt?
b. Verklaar dit motief (denk aan Mariken van Nieumeghen en pas wat je van haar weet
toe op het verhaal).
10 a. Wat is de vertelwijze in het eerste deel?
b. Waar doet zich de eerste verandering in dit opzicht voor?
c. Waar zijn echte tijdsprongen te vinden?
11. Noem 3 verhaalmotieven.
12. a. Wat symboliseert de vlinder in de regels 95 en 123?
b. Waar komt Henry terug op zijn mening dat hij desnoods een eendagsvlinder zou willen
zijn?
13. Wat is het thema van dit verhaal?
145
Nederlands Literatuur
14. a. Op welke twee plaatsen verschijnt de titel?
b. Wat is - in verband met de titel - de idee van dit verhaal?
c. Welke zin illustreert dat duidelijk?
15. Wat zou het verband kunnen zijn tussen Debock en Moira?
4.23 POËZIEANALYSE
Inleiding
Al eerder dit jaar hebben we ons – heel kort – beziggehouden met poëzie. Het ging toen om
het verschil tussen proza en poëzie. In de komende lessen gaan we ons richten op de analyse
van gedichten. Voor sommigen van jullie is poëzie louter verbonden met poëziealbums (Rozen
verwelken, scheepjes vergaan, maar onze liefde blijft altijd bestaan) of Sinterklaas (Sint heeft
dagen lopen denken, wat hij jou dit jaar zou moeten schenken). Anderen hebben al stiekem
eens een poging gewaagd om serieuze gedichten te maken, maar houden die angstvallig
gevangen binnen de grenzen van hun dagboek.
Gedichten zijn er in alle soorten en maten. Kijk maar eens naar onderstaande gedichten. Het
gedicht van Cees Buddingh lijkt een onzingedicht over een fantasiedier, niet meer dan een
spel met letters en klanken, terwijl het gedicht van Bert Schierbeek heel duidelijk een
emotionele boodschap in zich draagt.
ik denk
als het regent
laat ze niet nat worden
en als het stormt
vat ze geen kou
en ik denk ook
dat dat denken
niet helpt
want je wordt nooit meer
nat noch vat je een kou
want het regent
noch waait ooit
meer voor jou
Bert Schierbeek
146
Nederlands Literatuur
Ik ben de blauwbilgorgel,
Mijn vader was een porgel,
Mijn moeder was een porulan,
Daar komen vreemde kind'ren van.
Raban! Raban! Raban!
Ik ben een blauwbilgorgel
Ik lust alleen maar korgel,
Behalve als de nachtuil krijst,
Dan eet ik riep en rimmelrijst.
Rabijst! Rabijst! Rabijst!
Ik ben een blauwbilgorgel,
Als ik niet wok of worgel,
Dan lig ik languit in de zon
En knoester met mijn knezidon.
Rabon! Rabon! Rabon!
Ik ben een blauwbilgorgel
Eens sterf ik aan de schorgel,
En schrompel als een kriks ineen
En word een blauwe kiezelsteen.
Ga heen! Ga heen! Ga heen!
Cees Buddingh
Behalve grappige en serieuze gedichten zijn er natuurlijk ook korte en lange, traditionele en
moderne gedichten en zo zullen er nog wel wat tegenstellingen te vinden zijn in het grote
arsenaal van gedichten die we tot de Nederlandse literatuur rekenen. De komende periode –
tot en met het SE Poëzie in V6 - zullen wij ons hoofdzakelijk bezighouden met de serieuze
poëzie. We willen je laten zien welke middelen een dichter tot zijn beschikking heeft om zijn
doel te bereiken, om zijn thema te verwoorden, om zijn ideeën kenbaar te maken. We gaan
dus van de gedichten een structuuranalyse maken. Dat houdt in dat we bij de gedichten die
we je voorleggen, steeds eerst de vorm aan de orde stellen en daarna de inhoud. Net als bij
de analyse van verhalen gaan we dus op zoek naar de bouwstenen, nu van een gedicht. Het
spreekt voor zich dat dat voor een groot deel andere bouwstenen zijn dan in verhalen.
147
Nederlands Literatuur
Om maar een voorbeeld te noemen: in gedichten zijn de structuurelementen ‘tijd’ en ‘ruimte’
meestal veel minder of zelfs helemaal niet belangrijk. Natuurlijk zijn in gedichten de aspecten
‘thema’ en ‘idee’ even belangrijk als in verhalen. In zijn gedichten behandelt een dichter een
thema en impliciet of expliciet laat hij ons weten wat zijn gedachten daarover zijn.
Gedichten kun je op allerlei manieren aanpakken. Je kunt je bijvoorbeeld op de kleinste
eenheden van het gedicht (woorden, woordgroepen, zinsdelen, zinnen) richten en je
afvragen welke betekenis ze zouden kunnen hebben. Pas daarna ga je kijken wat ze in het
verband van het gedicht voor betekenis kunnen hebben. Een andere aanpak is juist de
betekenis van kleine eenheden in het verband van het gedicht op de eerste plaats stellen. Bij
de interpretatie van een versregel houd je dan altijd rekening met de samenhang die zo’n
regel heeft met de vorige en de volgende versregels. Die laatste manier lijkt ons een in de
praktijk goed werkbare methode. Het is vaak mogelijk een versregel op diverse manieren uit te
leggen, als je hem los ziet van de context van het gedicht. In combinatie met andere
versregels lijkt er vaak maar één interpretatiemogelijkheid.
Wat we je aanbieden, zijn gedichten die over het algemeen traditioneel van vorm zijn. Dat
doen we, omdat die gedichten over het algemeen goed te interpreteren zijn. Dat betekent
overigens niet dat je het door onze keuze makkelijk gaat krijgen. Eenvoudig is de analyse van
poëzie nooit, omdat een dichter nu eenmaal kiest voor een bijzondere vorm voor zijn ‘verhaal’.
De manier waarop hij iets zegt, maakt zijn gedichten anders dan anders, ze krijgen extra
inhoud en worden vaak meerduidig.
Met behulp van vragen willen we je door een gedicht heen leiden, opdat je ziet op welke
manier de dichter zijn inhoud vorm heeft gegeven en opdat je uiteindelijk het gedicht in zijn
geheel kunt doorgronden.
Evenals bij de analyse van verhalen hebben we een begrippenapparaat ontwikkeld waarin
met name alle vormaspecten zijn opgenomen en toegelicht. Je kunt het gebruiken als je in de
klas een gedicht moet analyseren.
148
Nederlands Literatuur
BEGRIPPENAPPARAAT BIJ DE ANALYSE VAN POËZIE
episch vertellend, verhalend
lyrisch muzikaal, emotioneel, dichterlijk
GEDICHTSOORT Vorm
sonnet
14 regels, twaalf of dertien lettergrepen per regel, kwatrijnen, terzetten,
volta of wending, natuurbeelden, vaak is de liefde het thema.
het vrije vers
regelaantal, regellengte, maat en rijm lijken willekeurig en systeemloos,
maar bewust aangebracht.
(er zijn er nog meer, maar die zijn nauwelijks meer in gebruik en worden zo
nodig wel bij de behandeling van de literatuurgeschiedenis genoemd.)
GEDICHTSOORT (2) Inhoud
klaagzang of elegie uiting van diep verdriet
hekeldicht (satire) kritiek op maatschappij of onrecht
pastiche een gedicht dat een ander gedicht parodieert met gebruikmaking van
enkele regels van het oorspronkelijke gedicht, met humoristische intentie.
parodie
lachwekkende nabootsing van een literair werk: zie Het water de stank
van G. Komrij als parodie op De moeder de vrouw van M. Nijhoff.
STROFE een wat betreft vorm zowel als inhoud samenhangend stel versregels;
een gedicht bestaat dus uit één of meer strofen.
distichon 2 regels
terzet (of terzine) 3 regels
RIJM: KLANK overeenkomst van klanken in beklemtoonde lettergrepen.
volrijm klinkers en medeklinkers rijmen: leven - geven, diep - liep
assonantie alleen klinkerrijm: diep - lief
alliteratie beginletterrijm(medeklinkers): paal en perk
RIJM: PLAATS
de plaats waar de rijmende klanken in de strofe staan
149
Nederlands Literatuur
beginrijm eerste woorden van opeenvolgende regels rijmen:
Bruisende zalen …..
Ruisende rokken….
middenrijm rijm in het midden van twee opeenvolgende regels:
‘t Is niet ‘tgeld dat zorgen baart,
En het geweld blijft onverklaard…
binnenrijm binnen één regel: “suffige meisjes eten lekkende ijsjes”
dubbelrijm 2 klanken in een regel rijmen op 2 klanken van de voorafgaande regel:
Een oude man uit Gaasterland
die nam een glazen vaas ter hand
en sloeg niet zonder tegenzin
zijn lieve vrouw de schedel in
eindrijm laatste woorden van opeenvolgende regels (het meest voorkomende
type!!):
……………………….kinderen
……………………….hinderen
mannelijk eindrijm
laatste lettergreep van de laatste woorden van opeenvolgende regels:
……………………….lomp
……………………….stomp
vrouwelijk eindrijm
de op een na laatste lettergreep van de laatste woorden van
opeenvolgende regels (daarna volgt nog een onbeklemtoonde
lettergreep):
……………………….leven
……………………….geven
RIJM: SCHEMA
volgorde van de eindrijmwoorden, aan te geven met letters en altijd te
beginnen met een a.
slagrijm aaaa …………………..dropen
…………………….kropen
…………………….verkopen
…………………….lopen
gepaard rijm aabb …………………..liefde
…………………….griefde
…………………….straalde
………… …………faalde
150
Nederlands Literatuur
gekruist rijm abab …………………..doren
……………………man
……………………voren
……………………kan
omarmend rijm abba ……………..…….mond
………….………..graven
…………….……..draven
…………….….. …grond
gebroken rijm abcb of abac ………..gekooide
…………………….halmen
…………………….tooide
…………………….bruiden
KLANKWAARDE
klanken hebben voor veel mensen een gevoelswaarde; over sommige is
men het eens:
- ei, e, i ,u ,i j, y, ui en eu zijn vrolijk, licht
- o, a, au zijn somberder
- k, t, p, f en s zijn hard
- z, m, b, l en g zijn zacht
METRUM regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde
lettergrepen in één regel. Alleen beklemtoond – onbeklemtoond; niet
hoog – laag, langzaam – snel. Metrisch voorlezen (scanderen) komt heel
onnatuurlijk over.
Hoe gró / ter géést,/ hoe gró / ter béést (regelmatig één om één)
RITME onregelmatige, natuurlijke, afwisseling van beklemtoonde en
onbeklemtoonde lettergrepen. Als je een gedicht ritmisch voorleest, komt
dat natuurlijk over. Ook het tempo en de intonatie spelen een rol, niet
alleen de klemtoon.
Waar ik níet tégen kán, is een jong sláplantje,
Daar word ik nou toch zó dróevig ván
versvoet ( alleen bij
metrum)
in geval van regelmaat zijn de beklemtoonde en onbeklemtoonde
lettergrepen te verdelen in gelijke groepjes (zie hierboven) Zo’n groepje
heet een versvoet.
vijf versvoeten:
( v = onbeklemtoond,
- = beklemtoond)
jambe v - (zie boven)
trochee - v Léven/ géven/ gáát niet/ méér
dactylus - v v Rókende/smókende/kínderen
151
Nederlands Literatuur
Zúllen de/léraren/blíjvende/hínderen
amfibrachys v – v Ons líchaam/ontstónd uit/de grónd
en/uit plánten
anapest - - v Kan het zíjn/dat de fílm/die sinds
láng/niet meer dráái/de
antimetrie de regelmaat is door de dichter ergens (meestal aan het begin van een
volgende regel) gewijzigd om de aandacht te vestigen op een zinsdeel:
“állen héétten Péter,
behálve Iwan”
enjambement het doorlopen van een zin in een volgende regel:
Zo kwamen zij in het paleis, de avond
viel, dat hou je niet tegen, maar terstond
ontstak het prinsesje opnieuw de zon”,
elisie weglaten van een onbeklemtoonde lettergreep om het metrum te
kunnen volhouden:
eind’loos, nauw’lijks
indirecte lyriek poëzie in de derde persoon (hij/zij-vorm):het vertelt over een ander:
Vergeefs moest hij dwalen
door stad en door land….”
directe lyriek poëzie in de eerste persoon (ik-vorm) (emotionele ontboezeming):
Gedrukte letters laat ik U hier kijken,
maar met mijn warme mond kan ik niet spreken
BEELDSPRAAK: hetgeen men bedoelt te zeggen, wordt vervangen door of vergeleken
met iets anders, een beeld.
1. METAFOREN beeldspraak op basis van overeenkomst: beeld en ‘de werkelijkheid’, het
verbeelde lijken op elkaar.
metafoor
ALLEEN HET BEELD
het beeld vervangt dat wat men bedoelt:
Dat varken eet z’n spaghetti met zijn handen.
Het is een rund dat met vuurwerk stunt.
vergelijking met ‘als’ of
‘alsof
BEELD EN WERKELIJKHEID
Die sumoworstelaar is zo sterk als een beer.
152
Nederlands Literatuur
vergelijking ‘met ‘van’ BEELD EN WERKELIJKHEID
Een schat van een kind.
personificatie het toekennen van een menselijke eigenschap aan een object:
Het gevaar loert om de hoek.
vitalisering een levenloos object de eigenschap van een levend wezen geven:
Een norse deur belette ons de toegang.
concretisering een abstract begrip concreet weergeven:
De liefde is een oude schoen geworden.
synesthesie verbinding van verschillende zintuiglijke ervaringen:
smaak en gehoor: Hij sprak bittere woorden.
gehoor en gezicht: schreeuwende kleuren(is ook personificatie)
2. METONYMIA een voor iedereen herkenbaar verband dat NIET berust op overeenkomst.
pars pro toto/
deel-geheel
je noemt een deel, maar bedoelt het geheel:
Even de neuzen tellen.
totem pro parte/
geheel-deel
het geheel wordt genoemd, maar het deel (de delen) wordt (worden)
bedoeld: Nederland verloor met 2 - 0
de bus begon luid te zingen.
andere verbanden product - maker: Zij hebben een Van Gogh gekocht
voorwerp – inhoud: Geef mij ook maar een bakkie
enzovoort
3. SYMBOLEN
beelden die vaker – dan in één bepaald gedicht – gebruikt worden
in dezelfde betekenis. Voorwerpen, dieren, wezens enzovoorts met een
vaak vaste, diepere betekenis.
cultuurgebonden symbolen
symbolen die gelden voor een bepaalde cultuur. Bijvoorbeeld: klompen,
tulpen en molens zijn symbolen die horen bij Nederland.
universele symbolen
symbolen die over de hele wereld in een bepaalde betekenis bekend zijn.
De leeuw als koning der dieren, de duif als symbool van de vrede en rood
als de kleur van de liefde.
individuele symbolen
symbolen die horen bij een bepaalde schrijver en die vaak als een rode
draad door zijn werk lopen. Jan Wolkers: littekens, giftige planten,
stervende dieren en andere vormen van verval.
STIJLFIGUREN
een afwijkende manier van zeggen, van taalgebruik, met het doel een
bepaald effect bij de luisteraar/lezer te bewerkstelligen (meestal nadruk).
153
Nederlands Literatuur
inversie
omkering van onderwerp en persoonsvorm: effect: accentuering van het
voorgaande zinsdeel: Sterren zoek ik, geen planeten…
prolepsis vooropplaatsing van een zinsdeel met directe herhaling:
Dat meisje, zij heeft hem tot wanhoop gedreven.
repetitio woordherhaling: allen heetten Peter
allen konden werken
allen hadden hun moeder lief
parallellisme gelijke zinsopbouw:
Moorden heeft hij nooit gewild,
jagen heeft hij nooit geleerd,
oogsten heeft hij lief
chiasme kruisstelling; twee paar bijeen horende begrippen zijn in 2 opeenvolgende
regels kruislings tegenover elkaar gesteld:
Voor wie kinderen en wijzen X lachend laten boek en spel”
enumeratie opsomming:
Ali, Kemal en Sanela liepen door de lange lindenlaan.
climax opklimmende reeks:
Met 120, 160, nee… 170 nam hij de bocht
anticlimax (spreekt voor zich)
retorische vraag vraag waarop het antwoord voor iedereen duidelijk en hetzelfde is:
Wie wenst er niet het beste voor zijn kinderen?
ambiguïteit dubbelzinnigheid: tweeërlei uitleg mogelijk:
Hij had het pak al in zijn handen.
woordspeling (maakt vaak gebruik van ambiguïteit):
Geef met Sinterklaas je vader een schop en je moeder een trap.
paradox
schijnbare tegenstelling:
De stilte was hoorbaar
understatement opzettelijke afzwakking van iets geweldigs:
(voltreffer van grote afstand:)
Hmm…aardig schot!
litotes bevestiging d.m.v. ontkenning (van het tegenovergestelde):
Dat is bepaald niet weinig!
154
Nederlands Literatuur
hyperbool overdrijving :
Het is om je dood te lachen.
ironie goedmoedige spot (maakt gebruik van alle soorten stijlfiguren)
sarcasme harde, enigszins kwetsende spot:
Jij…denken? Dat moet je aan een paard overlaten; dat heeft een veel
groter hoofd dan jij!
cynisme spottende uiting van totaal ongeloof in het goede:
Of er ooit vrede zal zijn? Jawel…als de mensheid is uitgestorven!
antithese tegenstelling: goed – slecht ; groot – klein
pleonasme (vaak) overbodig woordgebruik; één woord is een eigenschap van een
ander en is een andere woordsoort:
rood bloed (bvn en zn)
tautologie twee woorden van dezelfde betekenis én woordsoort:
nooit en te nimmer
4.24 OEFENGEDICHT 1
ANGEL DUST - LEVI WEEMOEDT
1. Een blij gerucht streek neer op ’t schoolplein, voor de les:
Er zou een middel zijn dat droefheid kon bezweren,
faalangst en minderwaardigheidscomplex
Wie het gebruikte sloeg aan ’t fluiten onder ’t leren.
5. Ik leefde toen al niet geheel gespeend van zorgen
en kreeg de pretmachine maar moeizaam aan de praat:
‘k had er wel oren naar, details bleven verborgen,
maar ’t tovergoedje had een korrelige staat.
Er brak een tijd aan van verwoed experimenteren
10 - waarvoor als dank op school een klas teruggezet-:
al wat maar korrels had, kon vreugde produceren.
Ik beet en knabbelde op zoek naar dikke pret.
155
Nederlands Literatuur
O, ‘k kauwde zelfs een nachtlang Tovo’s vogelzaad,
Wachtte gespannen op het eerste ochtendgloren
15 maar constateerde ’s morgens tegen dageraad:
ik kwinkeleerde klaaglijker dan ooit tevoren.
Levi Weemoedt
Vragen:
1. Geef nauwkeurig aan n.a.v. welke zaken een verklaring volgt na de dubbele punt in de
regels 1, 10 en 15.
2. Wat voor beeldspraak is:
a. Een blij gerucht streek neer (r. 1)
b. De pretmachine (r. 6)
c. Regel 6
Motiveer je antwoorden.
3. Welke stijlfiguur tref je aan in:
a. Niet geheel gespeend van zorgen (r. 5)
b. Als dank (r. 10), zelfs (r.13)
c. Kwinkeleerde klaaglijker (r. 16)
d. Regel 16
Motiveer je antwoorden.
4. a. Uit welk woord in de eerste strofe blijkt dat het om een gerucht gaat?
b. Door welk woord in de derde strofe wordt dat nogmaals uitgedrukt?
c. Uit welke regel blijkt definitief dat het om een gerucht gaat?
5. a. Waarom wordt het woord ‘fluiten’ (r. 4) gebruikt en niet een ander woord dat
blijheid/vreugde uitdrukt?
b. Geef twee redenen waarom de ik-figuur juist vogelzaad kauwt (r. 13).
6. Wat zou het verschil zijn tussen:
a. ‘Sloeg aan het fluiten’ (r. 4)en bijvoorbeeld ‘begon te fluiten’?
b. ‘Bezweren’ (r. 2) en bijvoorbeeld ‘doen verdwijnen’?
156
Nederlands Literatuur
7. Geef de betekenis in deze tekst van:
a. Regel 5
b. Regel 6 (figuurlijk)
c. Regel 14 (figuurlijk)
8. a. Naar welke twee woorden verwijzen respectievelijk het eerste en het tweede
gedeelte van regel 7 direct?
b. Van welke in de eerste strofe genoemde narigheden zou de ik-figuur vooral last
hebben?
Geef minstens twee bewijsplaatsen in de tekst aan.
9. a. Geef twee voorbeelden van alliteratie
b. Wat voor soort eindrijm wordt in dit gedicht gebruikt?
c. Wat is de naam van de eerste en de laatste strofe?
10. a. Wat is het thema van dit gedicht?
b. Probeer een verklaring voor de titel te geven.
c. Wat is de idee, de achterliggende gedachte?
157
Nederlands Literatuur
4.25 OEFENGEDICHT 2
JOHNSON BROTHERS LIMITED – RUTGER KOPLAND
Vroeger toen mijn vader nog groot was,
in de uitpuilende zakken van zijn jas
gevaarlijk gereedschap, in zijn pakken
de geuren van geplozen touw en lood,
5. achter zijn ogen de onbegrijpelijke wereld
van een man, een gasfitter eerste klas
zei moeder, hoe anders heb ik mij moeten
voelen vroeger toen hij de deuren sloot
voor haar en mij.
10 Nu is hij dood, ben ik ineens zo oud als
hij, blijkt tot mijn verbazing dat ook in hem
verval was ingebouwd. In zijn agenda zie ik
afspraken met onbekenden, aan zijn muur
kalenders met labyrinthen van gasleidingen,
15 op de schoorsteen het portret van
een vrouw in Parijs, zijn vrouw, de onbegrijpelijke
wereld van een man.
Kijkend in het porseleinen fonteintje uit
de dertiger jaren met de twee lullige leeuwen:
20 Johnson Brothers Ltd, hoog in het dood-
stille huis het droevige sloffen van moeder,
Jezus Christus vader, komen de tranen
om nu en om toen, vloeien ze samen
in het lood van de zwanenhals,
25 niet meer te scheiden van de druppels
uit het koperen kraantje met cold.
Rutger Kopland
158
Nederlands Literatuur
Vragen
1. a. Regel 1 bevat een paradox. Leg dat uit met behulp van het fysisch perspectief.
b. Welke stijlfiguur vind je ook nog in regel 1?
2. a. Wat betekent ‘achter zijn ogen’ (r. 5)?
b. Wat betekent ‘toen hij de deuren sloot’ (r. 8)?
c. Wat voor beeldspraak bevat ‘toen hij de deuren sloot voor haar en mij’ (r. 8-9)?
3. a. Waarom wordt het woord ‘vroeger’ (r. 1) herhaald in regel 8?
b. Uit welk woord blijkt dat de ik-figuur niet meer precies weet hoe anders (r. 7) hij zich
vroeger voelde?
4. Strofe 1 en 2 vormen een tegenstelling.
a. Noem de twee bijwoorden die deze tegenstelling uitdrukken.
b. Op welke wijze wordt deze tegenstelling formeel onderbouwd?
5. a. Door welk woord worden de drie zinnetjes van r. 10 – 12 verbonden?
b Verklaar ook (r. 11).
6. a. Verklaar op twee manieren ‘verval’ (r. 12).
b. ‘Een vrouw uit Parijs, zijn vrouw’ (r. 15-16) is op twee manieren uit te leggen. Welke?
7. a. Welke functie heeft strofe 3 ten opzichte van strofe 1 en 2?
b. Uit welke regel in strofe 3 blijkt dat het duidelijkst?
8. a. Welke drie woorden in strofe 3 typeren de gemoedstoestand van de ik-figuur?
b. Welke stijlfiguur tref je aan in r. 19? Leg je antwoord uit.
9. a. Geef het duidelijkste voorbeeld van enjambement.
b. Geef drie duidelijke gevallen van alliteratie.
c. Welke rijmsoort tref je aan in r. 7-8.
10 a. Wat is het thema van dit gedicht?
b. Probeer de titel te verklaren.
c. Wat zou de idee zijn?
159
Nederlands Presenteren
5. MODULE PRESENTEREN
5.1 INLEIDING
In de vijfde klas moet je weer een betogende presentatie houden. Dit zul je volgend jaar ook
moeten doen. Dit jaar worden aan de presentatie alle eisen gesteld, die ook voor het
schoolexamen Presenteren gelden; alleen de tijdsduur verschilt per leerjaar.
Je dient de spreekbeurt alleen te houden, met z’n tweeën mag dus niet. Overigens is het de
bedoeling dat je je presentatie ondersteunt met een PowerPointpresentatie of Prezi.
5.2 AANWIJZINGEN
Onderwerp:
ACTUEEL
Een actueel onderwerp is een onderwerp dat in de tijd dat je aan je voorbereiding gaat
werken, in het nieuws is. Het is overigens wel een ruim begrip: als iets een half jaar daarvoor erg
‘hot’ was, maar nu niet meer zo, is dat geen probleem. Dan mag je daar nog steeds wel je
spreekbeurt over houden. Veel verder terug zoeken mag ook, maar dan moet je een
onderwerp kiezen dat altijd wel in het nieuws is, de ene keer wat meer dan de andere.
Voorbeelden daarvan: het tekort aan donororganen, de aanpak van obesitas bij
schoolkinderen en bestrijding van het broeikaseffect.
CONTROVERSIEEL
Het belangrijkste onderdeel van je presentatie is de argumentatie. Je moet er dan ook zeker
van zijn dat jouw onderwerp controversieel is, m.a.w. dat er tegengestelde meningen over
mogelijk zijn.
Ga daarom voordat je definitief voor een bepaald onderwerp kiest, na:
• of je bij dat onderwerp een stelling kunt formuleren die jouw mening weergeeft en die
voldoende diepgang heeft. Met een stelling als ‘Obesitas bij schoolkinderen is slecht’
kom je niet ver. Bij een stelling als ‘De bestrijding van obesitas bij schoolkinderen is in
eerste instantie de verantwoordelijkheid van de overheid’ is het makkelijker om goede
argumenten voor en tegen te verzinnen.
• of je bij de geformuleerde stelling voldoende argumenten voor en tegen
(+ weerleggingen) kunt formuleren. Je moet toch zeker 3 argumenten voor en 2
argumenten tegen kunnen verzinnen en om jouw mening overtuigender over te
kunnen brengen, moet je eigenlijk in staat zijn de argumenten tegen te weerleggen.
Let op!
Elk onderwerp mag per klas slechts 1 keer gekozen worden. Dat betekent dat er in een klas
van 25 leerlingen 25 verschillende onderwerpen de revue passeren.
160
Nederlands Presenteren
Bovendien is het niet toegestaan om in 4, 5 en 6 vwo een onderwerp meerdere keren te
bespreken. Voor elke schrijfopdracht en elke presentatie moet je dus een nieuw onderwerp
kiezen.
Soort
BETOGEND
Het gedeelte waarin je je stelling beargumenteert, is het centrale deel van je presentatie en
dat komt ook terug in de beoordeling. Uiteraard moet een deel ook uiteenzettend of
beschouwend zijn: je moet eerst je onderwerp goed ‘neerzetten’.
Publiekgerichtheid
Het is niet de bedoeling dat je minutenlang informatie over je onderwerp oplepelt, die je bij je
publiek als bekend mag veronderstellen. Als je een presentatie houdt over het broeikaseffect,
hoef je niet heel uitgebreid uit de doeken te doen wat dat precies inhoudt.
Tijdsduur
Een spreekbeurt in (t)vwo 5 moet minimaal 10 minuten duren en moet zo mogelijk binnen 13
minuten afgerond zijn. Indien een spreekbeurt korter duurt, zal dat ten koste gaan van het
cijfer. Die aftrek bedraagt in elk leerjaar 0,5 punt per minuut.
In (t)vwo 6 moet een vergelijkbare spreekbeurt 13 tot 15 minuten duren en levert een
spreekbeurt van minder dan 10 minuten automatisch een onvoldoende op.
Data
De presentaties worden verspreid over het schooljaar gehouden tijdens de lessen Nederlands.
In de studiewijzer (op It’s Learning) is te zien, wanneer deze plaatsvinden.
Voor een gemiste presentatie geldt dat je die de eerstvolgende les houdt, als je alleen op de
oorspronkelijke datum van je presentatie afwezig was. Welk cijfer zo’n uitgestelde presentatie
nog zal opleveren, hangt af van de reden waarom je die presentatie niet op de geplande
datum hebt gehouden. Voor langere afwezigheid in verband met ziekte geldt deze regel
natuurlijk niet.
5.3 VOORBEREIDING
1. Wat is de titel van je betoog?
Probeer een titel te bedenken die de aandacht trekt, bijvoorbeeld doordat hij vragen
oproept of omdat hij “leuk” is.
2. Wat is de stelling die je wilt gaan verdedigen?
Let wel: er wordt gevraagd naar een stelling, niet naar een vraag.
161
Nederlands Presenteren
3. Wat wil je in de inleiding doen?
Een inleiding moet op de een of andere manier de aandacht trekken. Net als bij de titel
moet je proberen de luisteraar te ‘kietelen’. Dat kan door het vertellen van een leuke
anekdote. Je kunt ook iets vertellen waar de luisteraar zich in kan verplaatsen of je kunt
inhaken op de actualiteit.
In de inleiding moet je het onderwerp aankondigen en de stelling geven.
4. Wat zijn de argumenten die je gaat gebruiken om je gehoor te overtuigen van je gelijk?
Denk hierbij aan de argumenten voor je stelling, maar ook aan de
tegenargumenten en hoe je denkt die tegenargumenten te kunnen
weerleggen. Zorg ervoor dat je argumenten zuiver zijn en geldig zijn, dus waak
voor drogredenen. Maak een pro-en contralijst.
5. Hoe wil je de presentatie afsluiten?
Hierbij kun je denken aan een korte samenvatting van de argumenten en een
conclusie. Net als de titel en de inleiding is het slot publiekgericht, dus zorg als het kan
voor een “uitsmijter”.
6. Welke hulpmiddelen wil je gaan gebruiken?
Bij de presentatie moet je gebruikmaken van PowerPoint of Prezi. Zorg ervoor dat je in je
PowerPointpresentatie of Prezi niet te veel tekst op een dia zet. Je publiek moet luisteren,
niet lezen. Op de dia’s moet je in ieder geval kort de opbouw van je betoog aangeven;
dat geeft de luisteraar wat houvast. Daarnaast kun je er zinvolle plaatjes, tabellen en
grafieken op zetten.
7. Maak een (voorlopig) spreekschema.
Het is bij de presentatie niet toegestaan dat je een uitgeschreven tekst voor je hebt; je
loopt dan immers het risico er een leesbeurt van te maken. Als het je toch niet lukt niet te
gaan lezen, loop je het risico dat je niet snel kunt vinden waar je gebleven bent als je de
draad kwijt bent geraakt. De bedoeling is dus dat je een ‘spiekbriefje’ maakt met
steekwoorden of kernwoorden (maximaal 1 pagina op A4-formaat). Die woorden
moeten wel zo duidelijk zijn, dat je meteen weet, wat je ermee bedoelt.
In plaats van een spiekbriefje mag je ook een ‘papieren’ versie gebruiken van je
PowerPointpresentatie, op voorwaarde dat je dia’s inderdaad niet te veel tekst
bevatten.
Afhankelijk van je keuze overhandig je vóór je presentatie een exemplaar van je
‘spiekbriefje’ of een papieren versie van je PowerPointpresentatie aan de docent.
162
Nederlands Presenteren
5.4 AANDACHTSPUNTEN
Hieronder vind je een opsomming van zaken die je moet vermijden in je presentatie.
1. De informatie
• Verkeerd gekozen onderwerp
Gevolg: het lijkt alsof iemand volkomen willekeurig een brok informatie gaat
oplepelen, of je daar nu iets aan hebt of niet. Je publiek voelt zich niet aangesproken
en heeft minder zin om te luisteren.
• Saaie, willekeurige informatie (losse feitjes)
Gevolg: je luisteraars verliezen het overzicht en kunnen niets met de informatie die jij
verschaft; ze haken af, omdat ze niet weten waar ze op moeten letten; alles lijkt dan
even (on)belangrijk. Zorg dus voor een goede structuur en voor een samenhangende
inhoud.
Je luisteraars moeten probleemloos de lijn van je verhaal vast kunnen houden en
zullen dan ook veel makkelijker geboeid blijven door wat je hun te vertellen hebt;
• Vrijwel uitsluitend bekende informatie
De meerderheid van de luisteraars hoort niets nieuws en voor hen is de spreekbeurt
niet interessant en dus overbodig. Juist in een spreekbeurt kun je je publiek verrassen
met voor hen nieuwe anekdotes waarmee je je verhaal illustreert. Vaak wordt door
zo’n illustratie direct duidelijk wat je aan het vertellen bent;
• Veel te veel informatie
Als je niet een keuze maakt en per se alles wilt vertellen, kan je publiek de enorme
hoeveelheid niet bevatten in zo’n korte tijd. Na afloop zijn je luisteraars eerder
overdonderd dan dat hun iets is bijgebleven.
2. Het presenteren
• Voorlezen
Het gevolg van voorlezen is dat je geen oogcontact hebt met je publiek en dat het
zich ook niet aangesproken voelt. Bovendien leidt een voorleesbeurt onherroepelijk tot
een onvoldoende cijfer;
• Geen contact met je publiek
Als je geen contact met je publiek zoekt - door hen persoonlijk aan te spreken, door
oogcontact te zoeken -, lijkt het alsof je het verhaal niet aan hen vertelt. Het is dus niet
de bedoeling dat je het verhaal vertelt tegen je docent, tegen je aantekeningen of
tegen de vogels die buiten voorbij vliegen. Geef daarom ook geen commentaar op
de PowerPoint of Prezi met je rug naar de groep;
163
Nederlands Presenteren
• Monotoon, opsommend en te snel/te langzaam praten
Maak van je presentatie een levendig geheel door intonatie in je verhaal aan te
brengen. Breng ook niet alles als een brij van informatie. Afwisseling in tempo en
enkele – goedgeplaatste – pauzes verhogen de aantrekkelijkheid van je verhaal;
• Spreken zonder mimiek en ondersteunende gebaren
Ook met behulp van de juiste gelaatsuitdrukking en de juiste gebaren - met name met
je handen kun je wat dat betreft een heleboel - kun je de zeggingskracht en de
amusementswaarde van je presentatie verhogen.
3. Het taalgebruik
• Gebruik van schrijftaal (o.a. te lange zinnen)
Als je de informatie voor je spreekbeurt uit allerlei bronnen op het internet haalt, is de
verleiding groot dat je het taalgebruik van die geschreven bronnen gaat overnemen,
van buiten gaat leren en ten overstaan van je publiek gaat reproduceren. Saaie
boekentaal die vaak elke aantrekkelijkheid van een presentatie wegneemt. Gevolg:
het publiek haakt af en steekt weinig op van je verhaal;
• Moeilijke woorden/begrippen
Het is vaak onvermijdelijk om moeilijke woorden en begrippen te gebruiken. Probeer
dat zo veel mogelijk te bepreken en vergeet niet de moeilijke woorden en begrippen
waar je niet omheen kunt, goed uit te leggen.
4. De PowerPoint of Prezi
• Te veel illustratie
Het is de bedoeling dat het verhaal dat jij gaat vertellen, je publiek boeit.
De PowerPoint of Prezi die jouw presentatie moet ondersteunen, is daar een belangrijk
middel bij. Met behulp van afbeeldingen, stukken tekst en geluids- en filmfragmenten
kun je je voorstelling verlevendigen. Dat materiaal mag echter niet je verhaal in de
schaduw stellen. Dat verhaal is waar het om gaat.
Indien je spreektijd door een overdaad aan illustratie te gering is, zal dat ook zeker
leiden tot aftrek van punten.
• Een verhaal bij de plaatjes in plaats van andersom
Zoals dat vroeger ging als de dia’s van een vakantie werden vertoond, vertellen veel
leerlingen alleen maar iets bij de plaatjes die ze de revue laten passeren. Het is de
bedoeling dat de plaatjes een aanvulling vormen op het verhaal en niet andersom.
164
Nederlands Presenteren
• Geen toelichting bij de illustraties
Vergeet niet uit te leggen wat de plaatjes die je laat zien, bijdragen aan je
presentatie. Leg uit en wijs zo nodig ook dingen aan. Dat moet je natuurlijk ook doen
op het moment dat dat belangrijk is binnen je verhaal. Dus niet eerst alles vertellen en
dan pas de plaatjes laten zien. Verhaal en PowerPoint of Prezi moeten een geheel
vormen.
5.5 VOORBEELDEN VAN STELLINGEN
Let op! Je mag de stelling die je kiest, ook omdraaien. Je moet namelijk altijd een stelling
kiezen waar je het mee eens bent.
Voorbeeld
Je mag van stelling 8 maken: ‘Het wettelijk rookverbod voor alle horecagelegenheden moet
blijven bestaan’.
1. Betere hogescholen en universiteiten mogen hoger schoolgeld vragen
2. Nederland moet immigranten van buiten de EU selectiever toelaten
3. Kinderen van afgewezen asielzoekers hebben recht op onderwijs
4. Het is terecht dat schoolboeken helemaal gratis zijn
5. Islamitisch onderwijs is slecht voor de integratie
6. Rijke ouderen moeten in de toekomst meer bijdragen aan de AOW dan arme
ouderen
7. Mensen die meer verdienen, moeten hogere ziektekostenpremies betalen
8. Het wettelijk rookverbod voor alle horecagelegenheden moet worden
opgeheven
9. Het moet eenvoudiger worden werknemers te ontslaan
10. Er moet een algemene belastingverlaging komen
11. Er moeten hogere uitkeringen komen die meegroeien met de loonstijgingen
12. De hoogte van de huurprijzen moet aan de markt worden overgelaten
13. Mensen die hun eerste huis kopen, moeten financiële steun krijgen van de
overheid
14. Turkije moet een volwaardig lid worden van de EU
15. Nederland mag geen verdere bevoegdheden overdragen aan de EU
16. De oplossing van het fileprobleem is niet meer wegen bouwen, maar investeren in
het openbaar vervoer
17. De bio-industrie moet over 10 jaar zijn afgeschaft
18. In Nederland mogen nieuwe kerncentrales komen
19. Alle coffeeshops moeten worden gesloten
20. Er moeten hogere straffen komen om criminaliteit tegen te gaan
165
Nederlands Presenteren
21. We moeten accepteren dat terrorismebestrijding ten koste gaat van onze
vrijheden
22. In Nederland moet een referendum gehouden worden als de bevolking dat wil
23. Burgemeesters moeten rechtstreeks gekozen worden door het volk
24. Nederland moet niet langer deelnemen aan de ontwikkeling van het
gevechtsvliegtuig JSF
25. Ontwikkelingshulp moet worden verminderd
26. De schulden van de ontwikkelingslanden moeten worden kwijtgescholden
27. Kinderopvang moet gratis worden
28. Hoe meer mensen verdienen, hoe minder kinderbijslag ze moeten krijgen
29. Homostellen mogen geen kinderen adopteren
30. Porno en geweld op het internet moeten worden tegengegaan
31. De overheidsuitgaven voor kunst en cultuur moeten worden verdubbeld
32. De publieke omroepen moeten reclamevrij worden
33. Burgers moeten de minister-president kiezen
34. De kinderbijslag moet omhoog
35. Als je thuiszorg hebt, moet je daaraan meebetalen
36. Jongeren tot 27 jaar moeten geen bijstand meer ontvangen
37. Het gebruik van hasj en andere softdrugs moet volledig worden gelegaliseerd
38. Iedereen van 14 jaar en ouder moet nu kunnen aantonen wie hij of zij is. De
regering moet deze maatregel afschaffen
39. Iedereen mag zeggen wat hij wil, ook al is dat kwetsend voor anderen
40. Een leraar op een school met veel kinderen met een taalachterstand moet meer
verdienen dan een leraar op een gewone school
5.6 BEPALING VAN HET CIJFER
Structureren maximaal 30 punten
• inleiding en slot
o functioneel
o aantrekkelijk
• stelling geponeerd
• inleiding-kern-slot
Argumenteren maximaal 20 punten
• argumentatietechniek/geldigheid
166
Nederlands Presenteren
Presenteren maximaal 40 punten
• volume/articulatie
• tempo/intonatie
• enthousiasme/humor
• houding/contact/mimiek
Hulpmiddelen maximaal 10 punten
Aftrek
• lengte (0,5 punt per minuut)
• taalgebruik
Totaal maximaal 100 punten
Het cijfer is uiteraard het aantal punten gedeeld door 10.