Tussenrapportage onderzoeksjaar 2019 Veranderingen ...biological-station.com/Tussenrapportage 2019...

14
Tussenrapportage onderzoeksjaar 2019 Veranderingen loopkeverfauna Mantingerbos vanaf 1959 Stichting Willem Beijerinck Biologisch Station

Transcript of Tussenrapportage onderzoeksjaar 2019 Veranderingen ...biological-station.com/Tussenrapportage 2019...

  • Tussenrapportage onderzoeksjaar 2019

    Veranderingen loopkeverfauna

    Mantingerbos vanaf 1959

    Stichting

    Willem Beijerinck Biologisch Station

  • 2

    Tussenrapportage onderzoeksjaar 2019

    Veranderingen loopkeverfauna

    Mantingerbos vanaf 1959

    Tussenrapportage onderzoeksjaar 2019

    Stichting noordelijk regionaal ecologisch onderzoek- en advies centrum

    Het “Willem Beijerinck Biologisch Station”

    Secretariaat WBBS:

    Kanaaldijk 36

    9409 TV Loon

    Telefoon: 0592-408240

    e-mail: [email protected]

    www.biological-station.com

    Henk de Vries, Rikjan Vermeulen, Roel van Klink, Alje Woldering &

    Kees van der Laaken

    Loon, 3 januari 2019

    Niets van deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande

    schriftelijke toestemming van het WBBS.

    Foto omslag: Mantingerbosch december 2019, fotograaf Alje Woldering

    mailto:[email protected]://www.biological-station.com/

  • 3

    Inhoudsopgave

    H1 Inleiding……………………………………………………………….……4

    Vraagstellingen……………………………………………………………….……5

    H2 Methode………………………………………………………………….…6

    H3 Resultaten………………………………………………………………......9

    H4 Voorlopige conclusies…………………………………………………....12

    Over stichting WBBS…………………………………………………….……….13

    Dankwoord……………………………………………………………….……….13

    Gebruikte Literatuur………………………………………………….………….14

  • 4

    Vanaf 1959 heeft het Biologisch Station Wijster bodemvallen

    staan in verschillende gebieden in de provincie Drenthe. Via deze

    methode werd inzicht verkregen in de aanwezige loopkeverfauna en

    de populatietrends die hierbij optraden. Een belangrijk gebied

    binnen deze bemonsteringen is het heidegebied van het

    Dwingelderveld. Daarnaast zijn ook vele andere gebieden jarenlang

    bemonsterd, zoals het Mantingerzand en het Terhorsterzand. Minder

    bekend is dat hierbij deels ook bosgebieden onderzocht werden. In

    2019 is besloten om enkele van deze boslocaties in de omgeving van

    Mantinge opnieuw te bemonsteren: het Mantingerbosch, Tijn’s Bosje

    en Noordlagebos, tezamen het Mantingerbos geheten. Op 10 mei 2019

    zijn op vier locaties bodemvallen geplaatst. Dit rapport geeft een

    samenvatting van de voorlopige resultaten en een korte vergelijking

    met eerdere vangsten.

    H1 Inleiding

    De recente toegenomen belangstelling voor veranderingen in

    insectengemeenschappen is veroorzaakt door een publicatie van Hallmann et al.

    (2017). Deze publicatie liet zien dat vliegende insecten (uitgedrukt in gewicht) in

    meerdere natuurgebieden in Duitsland sinds 1989 met gemiddeld 75% zijn

    afgenomen. De alarmerende meting heeft de belangstelling van wetenschappers en

    maatschappij voor datasets van insecten enorm vergroot. De ontwikkeling heeft

    ertoe geleid dat in Nederland beschikbare datasets zijn geïnventariseerd (Kleijn et

    al., 2018) en hebben tot publicatie van de weinig beschikbare gegevens geleid. Met

    name het rapport ‘Analysis of Insect Monitoring Data from De Kaaistoep and

    Drenthe’ geeft inzage in beschikbare insecten trends voor Nederland en toont aan

    dat er, behalve voor dagvlinders en libellen, weinig relevante gegevens beschikbaar

    zijn (Hallmann, 2018; Hallmann et al, 2019). De gegevens uit Wijster werden al

    eerder gebruikt voor een internationale studie naar de effecten van

    klimaatsverandering op organismen van land, zoet en zout water (Bowler et al.,

    2017).

    Sinds 1959 worden in Drenthe loopkevergegevens verzamelt met behulp van

    bodemvallen. Dit is gestart met werkzaamheden van dr. Piet den Boer als

    medewerker bij het Biologisch Station te Wijster, een veldstation van de universiteit

    te Wageningen (destijds Landbouwhoogeschool). Het Biologisch Station werd

    gesloten in 1998, maar de loopkeverwerkzaamheden worden sinds 2002 voortgezet

    door Stichting Willem Beijerinck Biologisch Station (WBBS). Het WBBS is een

  • 5

    stichting die zich inzet voor het beheer van de verzamelde loopkevergegevens en

    jaarlijks nieuwe gegevens toevoegt met behulp van bodemvallen. Loopkevers zijn

    bodemactieve insecten die gemakkelijk gevangen kunnen worden met vallen die

    hun rand gelijk hebben staan met het maaiveld. In Nederland leven zo’n 370

    soorten loopkevers, variërend in grootte van 2 mm tot 4 cm.

    Stichting WBBS zet het werk van Den Boer voort, met precies dezelfde

    methoden en locaties als voorheen. Het WBBS heeft haar activiteiten in 2019

    uitgebreid met een bemonstering van het Mantingerbos, uitgevoerd met dezelfde

    methode als toegepast gedurende eerdere inventarisaties. Gedurende de periode

    1959-1966 werd het Mantingerbos onderzocht (Den Boer, 1977) en in 1995 opnieuw

    door T. van Dijk. Het gaat hier om een bosgebied dat weinig beheer heeft

    ondergaan sinds deze periode. Momenteel bestaat het beheer uit “niets doen”

    (Provincie Drenthe, 2016). Hierdoor wordt het bijzonder interessant om te kijken in

    hoeverre de soortensamenstelling en de aantallen loopkevers die gevangen worden

    in dit bosgebied nog vergelijkbaar zijn met de eerdere vangstjaren.

    Vraagstellingen

    1. Welke loopkeversoorten zijn aanwezig in het bosgebied nabij Mantinge?

    2. Wat zijn de verschillen met de resultaten van eerdere inventarisaties.

  • 6

    H2 Methoden

    Door middel van 4 series met elk 3 bodemvallen wordt vastgesteld welke

    loopkeverfauna ter plekke aanwezig is. Dit gebeurt met metalen vangblikken van

    precies een meter omtrek. Op elk van deze vier locaties staan drie blikken, ongeveer

    10 meter van elkaar. Twee van deze blikken vangen kevers levend, in de middelste

    worden de kevers gevangen in een 4% formalineoplossing.

    Locaties

    In totaal zijn er 13 keer eerder vangseries geplaatst in deze omgeving onder de

    namen:

    -Mantingerbos

    -Thijn’s Bosje

    -Bos bij Eursinge

    -Bruntingerbos

    -Noordlagebos

    Voor dit onderzoek zijn vier van deze locaties geselecteerd, twee in het

    Mantigerbosch, een in Thijn’s bosje en een in Noordlagebos. Een overzicht met

    enkele oudere gegevens van deze vier locaties staat in tabel 2.1.

    Tabel 2.1. Overzicht van enkele van de meest relevante eerdere bemonsteringen in

    het onderzochte gebied.

    Gebruikte code 2019

    Naam Voorlopige XY-coörd.

    Oude code Eerdere bemonstering

    Oude omschrijving

    B Mantingerbosch 236896, 536539

    B (4,5,6) 1959-1966, 1972

    Hulst en zomereik, ondergroei Oxalis

    A Mantingerbosch 236986, 536571

    A (1,2,3) 1959 Hulstbos zonder ondergroei

    DC Thijn’s bosje 236808, 536761

    DC (13,14,15)

    1995 Berkenbos met varens

    AQ Noordlagebos 237446, 537040

    AQ ( 01d, 02d, 03d)

    1963 Jong berkenbos

    Nvt Thijn’s bosje Nvt C (7,8, 9) 1959-1966 Zomereik-berkenbos met rijke ondergroei

    Nvt Noordlagebos Nvt AW (01e, 02e, 03e)

    1964 Noordrand

  • 7

    Figuur 2.1. Overzicht met de vier monsterlocaties op een Bing-map achtergrond: A

    (Mantingerbos), B (Mantingerbos), AQ (Noordlagebos) en DC (Thijn’s Bosje).

    Figuur 2.2 Overzicht van de situatie in het onderzoeksgebied in twee jaren, 1959 en

    2019, zoals weergegeven op Topotijdreizen, een website met topografische

    gegevens van het Kadaster.

  • 8

    Alle vier series zijn geopend op 10 mei 2019, ongeveer twee maanden later dan

    gebruikelijk. De vangsten werden wekelijks opgehaald en vervolgens

    gedetermineerd. Voor de gebruikte naamgeving wordt gebruik gemaakt van Turin

    (2000). Een overzicht van de data waarop de vallen werden geleegd staat in tabel

    2.2.

    Tabel 2.2. Overzicht van de data waarop de vallen werden bezocht.

    Maand in 2019 Open/Dicht (dag) Geleegd (dag)

    Mei 10 19, 26 Juni 2, 9, 16, 23, 30 Juli 7, 14, 21, 28 Augustus 4, 11, 18, 25 September 1, 8, 15, 23, 29 Oktober 6, 13, 20 November 3, 10, 17, 24 December 1

    Figuur 2.3 Foto's van de vanglocaties op 15 december 2019. Van linksboven naar

    rechtsonder zijn dit respectievelijk locaties AQ (Noorlagebos), B (Mantingerbosch),

    A (Mantingerbosch) en DC (Thijn’s bosje). Foto’s van Alje Woldering.

  • 9

    H3 Resultaten

    De bemonsteringen gedurende 2019 hebben een voorlopig overzicht

    opgeleverd van de in de drie bemonsterde bosgebieden aanwezige loopkevers.

    Aangezien er op 10 mei gestart is met de bemonstering beschikken we nog niet over

    volledige jaarvangsten. Hierdoor zullen de voorjaarssoorten minder representatief

    aanwezig zijn in de vangsten. Een overzicht van de huidige vangsten is te vinden in

    tabel 3.1. In totaal zijn 36 soorten gevangen, waarvan 25 soorten met minstens twee

    exemplaren. Vier soorten zijn het vaakst gevangen, met elk meer dan 100

    individuen: de bronzen boszwartschild (Pterostichus oblongopunctatus) (359 exx.), de

    grote zwartschild (P. niger) (306 exx.), de blauwzwarte schallebijter (Carabus

    problematicus) (194 exx.) en de tuinschallebijter (C. nemoralis) (130 exx.). Dit zijn alle

    vier soorten die vaak in bossen voorkomen en in de hoogste aantallen in bossen te

    vinden zijn. Bijzonder is het voorkomen van de kleine poppenrover Calosoma

    inquisitor. Deze kever werd afgelopen voorjaar op vele plaatsen in Nederland, maar

    vooral in Noord-Nederland, veelvuldig aangetroffen. Gespeculeerd wordt dat dit

    samenhangt met de toename van de eikenprocessierups. In het Noordlagebos (bij

    AQ) werd deze soort al bij het plaatsen van de vallen aangetroffen.

    In tabel 3.2 staan dezelfde data van 2019 nogmaals weergegeven, maar dan

    naast de eerder verzamelde gegevens in de jaren 1959-1966, 1972, 1995. Ondanks de

    kortere bemonsteringsperiode (er werd pas in mei gestart) verschilt het totaal aantal

    gevangen soorten per jaar vrij weinig van de voorgaande jaren. Afgezien van drie

    uitschieters met 25, 26 en 28 soorten in 1961, 1963 en 1964 bij serie B, vallen alle

    totalen in de range van 18 – 23 soorten. Wel zien we sterke veranderingen in de

    soortensamenstelling. Een telkens en overal aangetroffen soort is de bronzen

    boszwartschild (P. oblongopuntatus). Deze soort blijft een belangrijk aandeel in de

    loopkeverfauna vertegenwoordigen, maar is proportioneel afgenomen. Tot de

    soorten die vroeger veel gevangen werden, maar nu bijna of geheel verdwenen zijn,

    behoren enkele typische bossoorten zoals de gewone breedborst (Abax ater = A.

    parallelepipedus), de bostandklauw (Calathus rotundicollis), en de vochtminnende

    moerasboszwartschild (P. nigrita, tegenwoordig opgesplitst in twee soorten P.

    rhaeticus en P. nigrita). Opvallend is de opkomst van de blauwzwarte schallebijter

    (Carabus problematicus), een grote keversoort die zowel in het bos als op de hei

    wordt gevonden, maar in het verleden blijkbaar niet of in zeer lage aantallen

    voorkwam in deze bossen. Ook de toename van de zeer algemene grote zwartschild

    (P. niger) valt op.

  • 10

    Tabel 3.1. Overzicht van de kevervangsten gedurende 2019 in het Mantingerbos.

  • 11

    Tabel 3.2. Overzicht van een groot deel van de eerdere vangsten (tot en met 1995) en de vangsten gedurende 2019 (grijs).

  • 12

    H4 Voorlopige conclusies

    Hoewel er nog geen gegevens bekend zijn van een heel jaar is er toch nu al

    een interessante dataset met waarnemingen van bosgebieden in de omgeving van

    Mantinge verzameld. Uit de vergelijking met oude gegevens blijkt dat er voor een

    aantal soorten grote verschillen optreden tussen de vangsten uit de jaren zestig van

    de vorige eeuw en de vangsten van 2019. Mogelijk dat veel van de veranderingen al

    voor 1995 hebben plaatsgevonden, maar voor deze conclusie zullen de gegevens

    uitvoeriger bekeken moeten worden. Ogenschijnlijk is het bosgebied zelf slechts

    beperkt veranderd. Interessant is of het bij de nieuwe soorten vooral om bossoorten

    gaat, zoals eerder voorspeld door Vermeulen et al. (1996). Het landgebruik van de

    omgeving is nog steeds merendeels agrarisch gebruikt grasland.

    De bemonsteringen zullen in 2020 in ieder geval tot mei worden voortgezet.

    De wens is om deze bemonstering ook daarna verder voort te zetten. Een jaar is

    zeer kort, zeker als de gegevens vergeleken worden met zeven jaar bemonsteren in

    de jaren zestig.

  • 13

    Over stichting WBBS

    De stichting Willem Beijerinck Biologisch Station komt voort uit het Biologisch

    Station te Wijster, opgericht in 1927 door dr. Willem Beijerinck. Mede dankzij de

    inspanningen van Willem Beijerinck bleef het Dwingelderveld behouden voor het

    nageslacht. Sinds 1959 wordt door het Biologisch Station en later de stichting het

    Dwingelderveld permanent (wekelijks) bemonsterd op loopkevers (Prins et al.,

    2007). Stichting WBBS bouwt voort op een lange traditie van biologisch onderzoek

    naar bodemfauna in Noord-Nederland en heeft met name in de omgeving Wijster

    talloze onderzoeken en inventarisaties uitgevoerd. De stichting heeft mede

    daardoor een grote internationale reputatie op het gebied van populatie-ecologie en

    natuurbeheer. De stichting maakt zich sterk voor de toepassing van ecologische

    kennis van met name loopkevers bij natuurbehoud en –ontwikkeling, zonder

    winstoogmerk.

    Dankwoord

    Het WBBS is de provincie Drenthe zeer erkentelijk voor een financiële bijdrage aan

    dit onderzoek.

  • 14

    Gebruikte literatuur

    Boeken, M. (1987) De loopkevers (Cicindelidae en Carabidae) van Nederland.

    Jeugdbondsuitgeverij,

    Bowler, D. E., Van Klink, R., Vermeulen, R. et al., (2017). Cross-realm assessment of

    climate-change impacts on species’ abundance trends. Nature Ecology and Evolution

    1(3), 0067.

    Den Boer, P.J. (1977). Dispersal power and survival. Carabids in a cultivated

    coutryside. Miscellaneous papers/Landbouwhogeschool Wageningen.

    Hallmann, C. A., Sorg, M., Jongejans, E., Siepel, H., Hofland, N., Schwan, H., ... &

    Goulson, D. (2017). More than 75 percent decline over 27 years in total flying insect

    biomass in protected areas. PloS one, 12(10), e0185809.

    Hallmann, C. A., Zeegers, T., van Klink, R., Vermeulen, R., van Wielink, P., Spijkers,

    H., & Jongejans, E. (2018). Analysis of Insect Monitoring Data from De Kaaistoep and

    Drenthe. Radboud University, Department of Animal Ecology and Physiology,

    Faculty of Science, Institute for Water and WetlandResearch.

    Hallmann, C. A., Zeegers, T., van Klink, R., Vermeulen, R., van Wielink, P., Spijkers,

    H., Van Deijk, J., Van Stenis, W. & Jongejans, E. (2019). Declining abundance of

    beetles, moths and caddisflies in the Netherlands. Insect Conservation and Diversity.

    Doi: 10.1111/icad.12377

    Kleijn, D., Bink, R. J., ter Braak, C. J., van Grunsven, R., Ozinga, W. A., Roessink, I.,

    ... & van der Zee, F. F. (2018). Achteruitgang insectenpopulaties in Nederland: trends,

    oorzaken en kennislacunes (No. 2871). Wageningen Environmental Research.

    Prins D., Van Vliet, A. & Vermeulen, R. (2007). Invloed van klimaatverandering op de

    fenologie en populatiegrootte van loopkevers. Een onderzoek op basis van de

    langstlopende continue meetreeks aan loopkevers ter wereld. Stichting WBBS, Loon.

    Turin, H. (2000). De Nederlandse loopkevers, verspreiding en oecologie (Coleoptera:

    Carabidae) - Nederlandse Fauna 3. Nationaal Natuurhistorisch Museum

    Naturalis, KNNV Uitgeverij & EIS-Nederland.

    Vermeulen, R., Th. Heijerman & H. Turin 1996. Deelrapport Loopkevers – In: Flora en

    Fauna 2030 – Fase III: 1-45.