Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

68
Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte | Transities | kunnen drie mensen de wereld doen omslaan? Bij een transitie gaat een deel van de maatschappij over naar een andere orde. Dit kan zich uitstrekken over technische systemen, politieke opvattingen, bestuurlijke orde- ning, culturele verschijningsvorm, waarheidsbouwwerken, instituties en dergelijke. Een transitie gaat altijd over meerdere individuen, objecten en organisaties. Welke veranderingen een beschouwer daarvan opmerkt, hangt af van de bril die hij opzet: een ingenieur ziet bij de informatierevolutie andere veranderingen dan een socioloog. Degene die de verandering wil beïnvloeden moet vele brillen hanteren. Hoofdrapport, webversie

description

Transities: kunnen drie mensen de wereld doen omslaan? Eerste verkenning over transities, geschreven namens Twynstra Gudde door een kleine groep denkers o.l.v. Storrm C.S. voor het ministerie van VROM / Frans Vollenbroek. Opdracht verstrekt eind 1998. Definitieve publicatie januari 2000. Werd samen met het werk dat Rotmans & Kemp hierna schreven opmaat voor het Vierde Nationaal MilieubeleidsPlan. Bevat oer-versie van latere visualisaties rond transities.

Transcript of Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

Page 1: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

| Transities |

kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

Bij een transitie gaat een deel van de maatschappij over naar een andere orde. Dit kan zich uitstrekken over technische systemen, politieke opvattingen, bestuurlijke orde-ning, culturele verschijningsvorm, waarheidsbouwwerken, instituties en dergelijke.

Een transitie gaat altijd over meerdere individuen, objecten en organisaties.

Welke veranderingen een beschouwer daarvan opmerkt, hangt af van de bril die hij opzet: een ingenieur ziet bij de informatierevolutie andere veranderingen dan een socioloog. Degene die de verandering wil beïnvloeden moet vele brillen hanteren.

Hoofdrapport, webversie

Page 2: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

| Transities |

kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

ir. H.R.M. te Riele (STORRM C.S. adviseurs & ontwerpers) ing. S.A.M. Duifhuizen (Twynstra Gudde Management Consultants)

drs. M. Hötte (Hötte Milieu Management) ir. G. Zijlstra (Twynstra Gudde Management Consultants)

ing. M.A.G. Sengers (Twynstra Gudde Management Consultants)

Amersfoort, 28 januari 2000 176878/SDU/WAP/Hoofdrapport/Webversie

www.twynstra.com / www.storrmcs.nl

Dit document is ook verschenen als VROM-publicatie Milieustrategie 2000/2 (www.minvrom.nl)

Page 3: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Voorwoord: de beïnvloedbare samenleving

De ontwerpende overheid maakte plaats voor een faciliterende overheid toen de samen-leving in de denkershoofden omsloeg van maakbaar naar autonoom. In onze adviesprak-tijk zagen we sindsdien tijdens duurzaamheidsdiscussies de roep om een sterke overheid. Een roep van architecten, aannemers en institutionele beleggers, die milieuwetten bestempelden als een gemeenschappelijke vijand die het vermoedelijk aan het rechte eind heeft en daarom respect verdient. Van milieugroeperingen die met de terugtredende overheid ook een deel van de oplossingen zagen verdwijnen. Van beleids-ambtenaren zelf, die hun inspiratie als koud afwaswater zagen weglopen. De voordelen waren echter óók ontegenzeglijk. De omslag leverde een scala aan beleids-oplossingen op die voorheen onmogelijk leken1. In die zin verrijkte het beeld van de faciliterende overheid het arsenaal aan beleidsinstrumenten. Verrijken past hier beter dan vervangen, omdat de oude pressie- en dwanginstrumenten op de achtergrond bleven bestaan. Sommige sociologen beweren dat het zoeken naar oorzaak en gevolg bij maatschappelij-ke veranderingen een hopeloze zaak is. De wereld is daarvoor te complex. Dit is onge-twijfeld op teleurstellende ervaringen en overlevering gestoeld. Er zijn echter ook obser-veerders die wel werkbare verklaringen menen te kunnen vinden voor complexe situa-ties. Sommigen daarvan schrijven dat ze delen van het vertrouwde wereldbeeld daartoe vervangen door minder gebruikelijke elementen. In hun beeld van de wereld maken lineaire relaties plaats voor niet-lineaire. Ze nemen instabiliteit van maatschappelijke verbanden standaard op in hun denkraam. Ze kiezen ervoor continue verandering als een gegeven te nemen in plaats van te werken met steady-state-schema's. Misschien is het in navolging van deze denkers ook voor beleids-makers mogelijk om opnieuw het wereldbeeld te verrijken. Met ditmaal het besef erbij dat indien meer wereldbeelden uitgenut (gestapeld) worden, het oplossingsdomein toeneemt. Dit rapport Transities is geschreven vanuit het wereldbeeld van de beïnvloedbare, continu wijzigende samenleving. Vanuit het idee dat 3 tot 5 mensen een hele samenle-ving van koers kunnen laten veranderen. Vanuit het vermoeden dat breed draagvlak kweken op zich nog niet de financiële middelen, de visie en het doorzettingsvermogen verschaft die nodig zijn voor bijvoorbeeld de opbouw van een nieuwe generatie openbaar vervoer. Het bevat niet de ultieme analysemethode voor transities. Het probeert complexe rela-ties die optreden tijdens transities te modelleren. De totstandkoming van het rapport verliep als innovaties zelf: veel ideeën testen en verwerpen voor er iets bruikbaars ligt. We hebben gezocht en gewikt, en stuitten daarbij op een manier voor beleidsmakers om tegen een veranderende wereld aan te kijken. Voor dit rapport zijn we ten eerste dank verschuldigd aan onze opdrachtgever, de directie Strategie en Planvorming van het Ministerie van VROM, in de persoon van Ronald Fredriksz en de door hem geformeerde begeleidingscommissie. Zonder hun fiat voor onze

1 Zie ook Silent Revolution, VROM/VNO-NCW, 1998

Page 4: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

experimenterende werkwijze hadden we beslissende denkstappen niet kunnen zetten in het laatste stadium van ons project. Daarnaast zijn we veel dank verschuldigd aan Jan Bas Loman van Twynstra Gudde Management Consultants. Hij heeft ons met het wereldbeeld vertrouwd gemaakt dat tot een andere analyse zou leiden van de cases dan die we oorspronkelijk voorzagen. We danken verder Maurits Butter (TNO-STB), Robert van den Hoed (TU Delft, Industri-eel Ontwerpen), Michiel Schwarz (zelfstandig adviseur), Hans Achterhuis (TU Twente) en John Grin (Universiteit van Amsterdam) voor hun deskundige inbreng. Ten slotte danken wij alle experts en sleutelfiguren die al dan niet belangeloos in de Versnellings-kamer met ons wilden nadenken over cruciale slaagfactoren van transities. Wij hebben het onderzoek als bijzonder inspirerend ervaren: rode oortjes. We hopen iets hiervan op de lezer te kunnen overbrengen. De auteurs.

Page 5: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Inhoudsopgave

Voorwoord: de beïnvloedbare samenleving

1 Het waarom en hoe van dit rapport 2 1 .1 Waarom deze studie? 2 1 .2 Werkwijze 2

2 De literatuur over sleutelbegrippen 4 2 .1 Vier sleutelbegrippen toegelicht 4 2 .2 Innovatie 4 2 .3 Trendbreuk 5 2 .4 Organisatiestabiliteit 5 2 .5 Transitie 6 2 .6 Schranken van transities 7 2 .7 Beïnvloedbaarheid van grote veranderingen 7 2 .8 De rol van flux in transities 9

3 Innovatie nader verdiept 10 3 .1 De start van innovaties 10 3 .2 Diffusie van innovaties 10 3 .3 Onvoorzienbare gevolgen 11 3 .4 De macro-economische rol van innovaties 11 3 .5 Innovatie en cultuur passen zich wederzijds aan 11 3 .6 Verspreiding vereist sociologische processen 12 3 .7 Veel indelingswijzen 13 3 .8 Culturele waarden achter materiële substitutie 14

4 Trendbreuk nader verdiept 16 4 .1 Tijdsas minder belangrijk 16 4 .2 Voorbeelden 16

5 Transitie nader verdiept 18 5 .1 De samenhang in verandering 18 5 .2 One-goal pulling versus multiple-pushing 19 5 .3 Een model voor transities 19 5 .4 Twee voorbeeldcases 21

6 Aramis: poging tot een nieuw OV-systeem 22 6 .1 De case 22 6 .2 Duurzaamheidindicatie 29 6 .3 Aramis, de analyse 29 6 .4 Modellering causaliteit van Aramis 31

Page 6: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

7 Biologisch grondgebruik: 80 jaar treuzelen en dan ineens boom! 40 7 .1 Wat is biologisch grondgebruik? 40 7 .2 Fasen in de transitie 44 7 .3 Factoren die ontwikkeling biologisch grondgebruik bevorderden 45 7 .4 Factoren die de ontwikkeling van biologisch grondgebruik remden 46 7 .5 Duurzaamheidindicatie 47 7 .6 Modellering causaliteit van biologische landbouw 48 7 .7 Dominante factoren na bestudering van het causaliteitsschema 52 7 .8 Literatuur en bronnen biologische landbouw 55

8 Reflectie 56 8 .1 Nieuwheid 56 8 .2 Wat kan op een causaal model gefundeerd worden? 56 8 .3 Hoe valide is de causaal-verbandmethode? 56 8 .4 Is de methode universeel toepasbaar? 57 8 .5 Heeft het model ordenende waarde? 57 8 .6 Heeft het model voorspellende waarde? 57 8 .7 Is de methode communiceerbaar? 58 8 .8 Eerst data en dan causaal model of andersom? 58 8 .9 Liever actoren dan factoren 58 8 .10 Kunnen bestaande verworvenheden er in ondergebracht worden? 58 8 .11 Biedt onze kennis nu al inspiratie voor duurzaamheidbeleid? 59 8 .12 Rol van de overheid 60 8 .13 Schuld 60 8 .14 Hoe een nieuwe transitie aan te pakken? 61 8 .15 Tot slot 61

Page 7: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

2

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

1 Het waarom en hoe van dit rapport

Dit rapport belicht zes maatschappelijke omslagen, waarvan er in deel 1 (dit deel) twee in detail zijn uitgewerkt. Sommige daarvan duurden 30 jaar. Andere lopen al anderhalve eeuw. We trachten veel kennisbronnen en invalshoeken samen te brengen, zes voorbeel-den te beschrijven en voor twee ervan oorzaak-gevolgrelaties te verbeelden.

1.1 Waarom deze studie?

De schrijvers hebben kennisontwikkeling op het oog: het verzamelen en toegankelijk beschrijven van basiskennis over mechanismen achter sprongsgewijze brede veranderin-gen in de maatschappij (Transities). Het gaat om het verwerven van enig inzicht in drijvende krachten en belemmeringen achter omslagen die invloed hebben op technolo-gische systemen, gedrag, maatschappelijke structuur en cultuur. De directie Strategie en Planvorming van VROM zou haar soort duurzaamheidbeleid graag door dit soort inzichten laten beïnvloeden, evenals haar debat met strategen van haar ministerie en ministeries als EZ, LNV en OC&W. Wie over transities denkt, denkt over innovaties en gedragswijzigingen. Maar ook, zo blijkt uit onze studies, over verkiezingsuitslagen, wetenschappelijke mode, voedsel-schaarstewetten, onvoorziene rampen en inspirerende veranderprofeten. Wij willen die veranderdynamiek enigszins snappen. Waarom raakt biologisch grondgebruik medio jaren ‘90 ineens op dreef, terwijl de basis ervan al in 1913 overeind stond? Waarom duurt het 150 jaar voor de opleiding van de Nederlandse vrouw die van de man evenaart? Waarom kunnen wél in zowat 10 jaar 100 miljoen servers worden aangesloten op inter-net? Waarom wordt een vernieuwend Frans vervoerssysteem dat een innovatiesprong zou hebben betekend, een achtste wereldwonder, na twintig jaar investeren van de ene op de andere maand gestopt? Hoe bestaat het dat Chirac en Balladur zich erin laten fotograferen, terwijl amper twee maanden later de minister van Financiën de stop eruit trekt? Dit project heeft de ambitie het mechanisme achter dit soort veranderingen te verduidelijken, en ervan te leren.

1.2 Werkwijze

Daar het onderwerp alle gevaar van ontsporen kent (‘onderzoek de wereld’), hebben we gekozen voor frequent overleg tussen opdrachtteam en opdrachtgever. Een deel van de koers in dit project is dus tijdens de uitvoering bepaald. Afbakening, uitsluiting en keuze vormden een onvermijdelijk deel van het werk. Tot ons onderzoek behoorde bijvoorbeeld niet het beoordelen of een maatschappelijke omslag al dan niet duurzaam is, al zijn de zes transitievoorbeelden wel met duurzaamheid in het achterhoofd geselec-teerd. Eén transitiecase fungeerde als proef voor het in kaart brengen van actoren en krachten. Het resultaat van de analyse en presentatie van de eerste case bepaalden de werkwijze voor de overige vijf. De uitkomsten van de Versnellingskamersessies bepaalden onze laatste stap, de causaliteits- of ‘systeemdenken’-stap. We zijn na een korte literatuurstu-die in het begin, blijven bijlezen gaandeweg het project. Dit liet toe de koers onder-bouwd te kunnen wijzigen. Idealiter hadden we uit de transitievoorbeelden afgeleid welke beleidsperspectieven er zijn voor de overheid bij welk type transitie. Idealiter kenden we aan verschillende typen

Page 8: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

3

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

van veranderprocessen handelingsvoorkeuren toe voor de overheid. Dat bleek in dit project een brug te ver. We sluiten niet uit dat die analyse wel te maken is, maar de tijd ontbrak ons ervoor. Het is wel gelukt uit de transities een model af te leiden dat relaties en krachten een plaats geeft. Het komende hoofdstuk geeft, voorafgaand aan de voorbeeldstudies, de resultaten van een kort literatuuronderzoek over sleutelbegrippen.

Page 9: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

4

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

2 De literatuur over sleutelbegrippen

2.1 Vier sleutelbegrippen toegelicht

Dit hoofdstuk is het resultaat van een beknopt literatuuronderzoek, van gesprekken met vooral Nederlandse deskundigen en van eigen reflectie. Het geeft werkomschrijvingen voor de kernbegrippen innovatie, trendbreuk en transitie. Deze sluiten waar mogelijk aan bij de projectdocumenten binnen VROM. Verder komt een model voor organisatie-instabiliteit en het denken in samenhangende systemen aan bod.

2.2 Innovatie

Innovatie is invoering van iets nieuws: "een technische of industriële vernieuwing". Het betreft dus een vernieuwing of uitvinding met een belangrijke, specifiek-technische component. Het vormgeven van materie is hiervoor essentieel. Een uitvinding zonder meer is blijkbaar onvoldoende voor een innovatie. Het gaat ook om invoering en accep-tatie. Voorbeelden van innovatie zijn de uitvinding en diffusie van ballpoint, radio, chip, flash-memory en chipknip. In dit project gebruiken we het door sommigen gehanteerde sociale innovatie of gedachte-innovatie niet. Deze technische ontwikkelingen worden als een motor gezien voor diepgaande maat-schappelijke veranderingen. De techniek is nauwelijks scheidbaar verbonden met de andere elementen van de maatschappij. De techniek beïnvloedt de cultuur, die de poli-tiek beïnvloedt, die de structuur beïnvloedt, die de techniek weer beïnvloedt. Wellicht is het dan ook realistischer om te spreken van veranderingen met een hoge technologiecomponent (bijvoorbeeld de gevolgen van alle benzinemotoren vervangen door waterstofmotoren) en veranderingen met een lage technologiecomponent (de gevolgen van iedereen op cursus kussen). Een andere benadering is het niet langer spreken van een sociale trendbreuk of een innovatie, maar het kijken met een sociale dan wel technische bril naar eenzelfde maatschappelijke verandering. Veel kennisbronnen beschouwen de rol van personen als één van de sleutels voor het slagen van innovatie. Dit is een bemoedigend teken voor de zoektocht naar invloed van overheid op transities. Minder goed van pas komt de overtuiging van uiteenlopende disciplines: je weet wat je verandert, maar je weet eigenlijk nooit de gevolgen. Dit zet een streep door het wereldbeeld van de planbare toekomst. Gelukkig laat het dat van de beïnvloedbare toekomst overeind. Er zijn vele indelingswijzen van innovaties. Ze zijn niet allemaal even bruikbaar voor ons onderzoek. Zo kunnen kleine én grote innovaties verstrekkende maatschappelijke gevolgen hebben. Op zoek naar de oorzaak van omwenteling van materieel-technische netwerken stuitten we op het onderscheid tussen ontwrichtende en ondersteunende innovaties2. Door ontwrichtende innovaties wijzigen netwerken en machtsverhoudingen zich. Dit komt doordat de waarden waarop marktsucces gebaseerd is, zich wijzigen. Een voorbeeld: een marktleidend netwerk dat harddisks voor PC's levert, concurreert op kilobytes per dollar. Dit wordt totaal overruled door een nieuw netwerk dat op kilobytes per kubieke centimeter uitblinkt, dat start in een onschuldig lijkende laptop-markt, en

2 Clayton Christensen: The Innovator's Dilemma, When new technologies cause great firms to fall, Harvard 1997

Page 10: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

5

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

dat zich technisch zodanig snel ontwikkelt dat het oude netwerk uiteindelijk zelfs op zijn eigen waardenmix wordt verslagen. En dit gebeurt niet éénmaal in de PC-industrie, het gebeurt driemaal in successie. Tegenover ontwrichtende innovaties staan ondersteunende innovaties. Hierbij blijven de waardenmix en de machtsverhouding in het netwerk intact. Het intrigerende is dat marktleiders wel eenvoudig de ondersteunende innovaties kunnen veroorzaken of bijbenen, maar uiterst moeilijk de ontwrichtende innovaties blijken te kunnen volgen. Ontwrichtende innovaties zorgen dus meestal voor nieuwe partijen, nieuwe netwerken en nieuwe product-dienstprospects.

2.3 Trendbreuk

Trend heeft als uitleg: het algemeen verloop dat cijfers gedurende een periode vertonen; neiging; tendens; ontwikkelingslijn. Trendbreuk kan, deze uitleg volgend, worden gedefinieerd als: afwijking van het algemeen verloop of de ontwikkelingslijn gedurende een periode. Trendbreuken hebben dus te maken met afwijking van de normale verande-ring, met tijdsperioden en met verwachtingen. Het projectteam stuitte op tweeërlei uitleg van het woord trendbreuk. De eerste volgt het dagelijks spraakgebruik. Daarin staat trendbreuk voor een markante of drastische wijziging in maatschappelijke ontwikkelingslijnen. Dit kan op vele onderwerpen en vele niveaus plaatsvinden. Sociologen kunnen trendbreuken signaleren, maar ook economen, filosofen, ingenieurs en bestuurskundigen. Het woord trendbreuk verwijst in deze uitleg niet naar enkele specifieke disciplines. Voorbeelden van deze trendbreuken: de plotselinge versnelling naar biologisch grondge-bruik, het moratorium op kernenergie, de opkomst van economie als beslissingscriteri-um in milieukwesties, de opkomst van het massatoerisme, de opkomst van de plekloze kantoorinrichting, de opkomst van vraaggestuurde logistieke ketens. Het vollopen van de A2 (of het centrum van Den Haag) met files heeft echter niets met trendbreuken te maken; de huidige situatie is extrapoleerbaar uit het verleden en daarmee gewoon trendvolgend in plaats van trendbrekend. Voor de tweede uitleg volgen we de betekenis in sommige beleidsdocumenten. Trend-breuk staat dan voor markante of significante verandering in consumptie- en productie-processen. Ze heeft consequenties voor benodigde kennis (ze maakt bijvoorbeeld andere scholing noodzakelijk), voor structuur (andere productieketens, geografische structuren en vervoerspatronen) en voor consumptiegedrag. Doorgaans ligt een aantal technische innovaties aan de basis van een trendbreuk. Deze tweede uitleg positioneert trendbreuk dus tussen innovatie en transitie in. In beide definities bestaat een transitie uit vele trendbreuken.

2.4 Organisatiestabiliteit

Op onze zoektocht stuitten we op een model voor het veranderingsgedrag van organisa-ties en de rol van individuen daarbij: het fluxmodel. Het fluxmodel3 is gebaseerd op de gedachte dat individuen, organisaties, netwerken en hun omgeving altijd in een staat van continue verandering zijn. Organisaties zijn nooit in rust (in tegenstelling tot het steady state model), maar hooguit in dynamisch evenwicht met hun omgeving. 3 Zie o.m. Gareth Morgan: Images of Organization, Berett-Koehler Publishers, 1998

Page 11: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

6

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Dit dynamisch evenwicht houdt in dat de verandering van de organisatie gelijk op gaat, zowel in richting als in snelheid, met de veranderingen van de omgeving waaraan de organisatie haar legitimiteit ontleent. Indien dit evenwicht verdwijnt (de organisatie gaat sneller, langzamer of een andere kant uit), dan wordt de organisatie instabiel. De oude gewoontes, methoden en procedures blijken niet meer te werken. Wat er vervol-gens gebeurt hangt af van wat individuen of groepen doen. Of de organisatie komt krakend tot stilstand, óf (groepen van) individuen ondernemen actie, benutten de ruimte voor creativiteit die ontstaan is, en de organisatie gaat hierdoor op een nieuw plan functioneren (wat dit is hangt af van de situatie). Deze gedachte volgend, zijn in elke organisatie en elk netwerk doorlopend twee typen krachten actief: de stabiliserende (die de organisatie beschermen tegen invloeden van buitenaf) en de dynamiserende krachten, die de organisatie willen aanpassen aan de wijzigende omgeving. Elke omslag dient aan de stabiliserende krachten te worden uitgelegd als een hogere, externe zaak dienend. Zo worden bijvoorbeeld auto-ontwerpwijzigingen verdedigd vanuit maatschappelijke eisen voor schonere lucht. Experimenten met persoonlijk-vervoerunits worden gelegitimeerd door minder ruimte-gebruik en filevermindering. In dit fluxmodel meten organisaties hun succes minder af aan de afstand tot het geplan-de doel (bijvoorbeeld tot de duurzame samenleving), dan aan de afstand tussen hun eigen ontwikkeling en die van de omgeving waaraan ze hun legitimiteit ontlenen.

2.5 Transitie

Een maatschappelijke transitie is een samenhangend stel trendbreuken dat leidt tot een andere ordening van een deel van de maatschappij. Dit kan zich uitstrekken over techni-sche systemen, politieke opvattingen, bestuurlijke ordening, culturele uitingsvormen, waarheidssystemen, samenwerkingen en dergelijke. De term is overgebleven na het verwerpen van de alternatieven ‘Duurzame innovatie’ (naar onze mening teveel verwijzend naar de technologische kant van maatschappelijke vernieuwing), en ‘Trendbreuken’ (etymologisch gezien algemeen bruikbaar voor abrupte veranderingen op elk schaalniveau). Transitie wordt veel minder algemeen gebruikt dan trendbreuk en innovatie. In de muziek is een transitie een "overgang via tussenliggende tonen naar een andere toon-soort". De overgang staat daarbij centraal. Aan de bovenkant is voor de transitie-definitie blijkbaar de sky the limit. Welke veranderingen nog een transitie mogen heten aan de onderkant staat niet vast. Je kunt de overgang naar het papierloze kantoor een transitie noemen. Maar is thuiswerken louter een trendbreuk of ook een transitie? Enkele voorbeelden van transities: - van nomadische stammen naar landbouwers met permanente vestiging - van stammen naar nationale staten, en van nationale staten naar supranationale unies - van Middeleeuwen (adel, landbouw, kerk en 'memento mori') naar Renaissance

(burgerij, nijverheid, steden en 'carpe diem') - van product- naar diensteconomie, van grondstof- naar kenniseconomie - van de moderne naar de duurzame samenleving. Voor een transitie zijn meerdere trendbreuken nodig. Hierbij zijn individuen, organisa-ties, netwerken en instituties betrokken. Zij beïnvloeden de wereld en worden er op hun

Page 12: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

7

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

beurt door beïnvloed. Als de fluxgedachte bruikbaar is voor het verklaren van overgangs-gedrag bij organisaties, zal ze ook een plek moeten krijgen in een theorie voor complete transities. Uit de definitie van transities volgt dat uiteenlopende objecten in de samenleving een verandering ondergaan. Ook hiervoor worden verschillende indelingen gehanteerd. Wij hanteren als leidraad dat bij een transitie tenminste een aantal van onderstaande objec-ten drastisch verandert.

Objecten van verandering Potentiële verandering

Goederen, producten, technologie, productieprocessen, diensten ++

Wetenschappelijke kennis, vaardigheden ++

Gedrag, handelingswijzen, consumptiepatronen ++

Structuren, ordeningen (bestuurlijk/politiek/maatschappelijk/economisch) ++

Instituties (afspraken, samenwerkingsverbanden, wetten) ++

Cultuur (normen, waarden, denkbeelden, behoeften) ++

Legenda: ++: kan sterk veranderen bij een transitie.

2.6 Schranken van transities

Uit onze zes studies blijkt dat het per geval verschilt bij welk object in de samenleving een transitie begint. Soms neemt een omwenteling in normen en waarden uiteindelijk de halve samenleving (structuren, systemen, wetten, producten) mee. Soms start een transitie bij een reeks technische innovaties, die een vergaande invloed uitoefent op gedrag, normen en instituties. Niet alle objecten hoeven tegelijkertijd te wijzigen. Uiteindelijk zullen wel veel objecten mee moeten. Een achterblijvend object (bijv. wetten die niet worden bijgesteld terwijl de wetenschap en techniek, het gedrag en de normen al lang veranderd zijn), kan wel de voortgang van de hele transitie vertragen. Dit hebben we het schranken van de transitie genoemd.

Figuur 1: Schranken van de hexagon: ontwikkeling van hoekpunten wordt geblok-keerd doordat één vastzit

2.7 Beïnvloedbaarheid van grote veranderingen

We stuitten op vele lijsten met voorwaarden voor geslaagde innovaties, bedrijfscultuur-wijzigingen en andere omslagen. Sommige bronnen wijzen op crisis, visie en kans4 bij

4 Vermaak, Managers leren groen concurreren, Holland Management Review, nr 40, 1994

Page 13: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

8

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

besluitvormers, als startpunt voor het wijzigen van bedrijfsstrategieën. Voor het succes-vol uitvoeren horen daar vervolgens persoonlijkheid, motivatie van anderen en sociale vaardigheden bij. De in Nederland zo succesvolle projectmatig-werkendoctrine wijst op doelomschrijving, fasering, teamopbouw en dergelijke. Vinkenburg5 wijst daarentegen op minder geijkte zaken als spiritualiteit en reflexiviteit die van een groep een krachtige groep maken. Hij heeft het over een sociale dimensie van verandering (wie zijn erbij betrokken?), een betekenisgevende dimensie (wiens belangen worden gediend?), een inhoudelijke, een ordenende (waaronder de bijsturende) en de voorwaardelijke dimensie. Diverse casebe-schrijvingen wijzen bovendien nog op de factor toeval. We vonden twee stromingen ter verklaring van grote technisch-economische ontwikke-lingen. De eerste stelt dat de wetenschappelijke infrastructuur bepaalt wat er de komen-de decennia gaat gebeuren. De kracht van individuen wordt in dit model overschaduwd door de rijdende trein van kennisinstituten, universiteiten, beleidsprogramma's en onderzoekslaboratoria. Ofwel het verleden bepaalt de toekomst. Dit is de padafhanke-lijke stroming. Hier tegenover staat een stroming die stelt dat door processen tussen individuen in principe alles mogelijk is, dus ook richtingverandering van een maatschappij. Dit is de sociaal-constructivistische stroming. Van de Amerikaanse econoom Bernstein ontleenden we de volgende observatie.

De Amerikaanse (industriële) maatschappij is tussen 1940 en 1980 niet wezenlijk gewijzigd (op de commerciële televisie, antibiotica en het straalvliegtuig na)6. Zonder werkelijke competitie van buitenaf, gesterkt door de oorlogsoverwinning, zagen de leiders in de VS geen reden tot fundamentele verandering of innovatie. Terwijl in Europa en Japan na de oorlog in nieuwe fabrieken nieuwe producten werden ontworpen en nieuwe managementteams beslisten over de lancering van nieuwe kleine automo-dellen, bleven de Amerikanen geloven in hun vertrouwde weg en de erop rijdende slagschepen. Deze stilstand resulteerde in de jaren ‘70 en ‘80 in een diepe industriële crisis met autofabrikanten in het epicentrum. Vanaf het midden van de jaren ‘70 stond de exportmachine Amerika daardoor in zijn achteruit. In korte tijd was de traditionele infrastructuur waardeloze ballast geworden, evenals de distributietechnieken en constructiemethoden. Op dat moment van instabiliteit startte Paul Volcker (FED) zijn oorlog tegen de inflatie in de VS, daarmee een monetair-fiscale revolutie veroorzakend. Parallel hieraan start-ten Pickens en Milken binnen de industrie en de financiële wereld een aanval op de vermolmde managementtechnieken, die elk detail van bedrijfsvoering zou veranderen: van balanstechnieken tot organisatiestructuur. De New Economy in de VS is er één van constante competitie, beperkte prijsstellingsmacht, en met kostenreductie als drijfveer voor innovatie.

Bernstein stelt dus dat, toen de situatie er rijp voor was, de transitie in essentie werd veroorzaakt door drie mensen. Naast de omstandigheden zijn enkele personen, hun karakters en hun posities hier doorslaggevend als ontstekingspunt. Ook andere bronnen geven voorbeelden van grote omwentelingen die door enkele indi-viduen worden gestart. Latour stelt dat verstrekkende beslissingen door kleine netwerk-jes van 3 tot 5 personen genomen worden.

5 Vinkenburg, Stimuleren tot perfectie, Kluwer 1995

6 Peter L. Bernstein, Are Networks Driving the New Economy?, Harvard Business review, nov. ‘98

Page 14: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

9

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

2.8 De rol van flux in transities

Hoe kan een handvol individuen de complexe netwerken in een samenleving vérgaand beïnvloeden? De maatschappelijke krachten zijn immers veel groter dan die van 3 à 4 individuen? De oorsprong van deze vraag is – denken we – de steady-state-bril die we gewend zijn op te zetten bij het kijken naar verandering. Deze bril ziet situaties en organisaties alsof ze in rust zijn. Ze ziet aan beide zijden van een verandering een rustperiode. Ministers denken in termen van draagvlak verwerven is noodzakelijk voor verandering: iemand die een grote verandering wil, zal eerst een draagvlak moeten creëren onder de machti-gen, anders lukt het nooit om over die energiebult heen te komen die verandering vereist. Een aanhanger van de continue beweging ziet iets anders in dezelfde case. Hij bedenkt dat een maatschappelijke situatie louter bestaat omdat op het moment van observeren alle bewegingen pro sterker zijn dan de bewegingen contra.

De biologische landbouw blijft driekwart eeuw achter omdat én de kennisinfrastruc-tuur en innovaties andere waarden bedienen, én de wetten gedateerd zijn, én de pro-ductkwaliteit beroerd is, én het imago een luchtje heeft én de distributeurs er niet aan willen én de traditionele landbouw zo'n grote exportvlucht neemt, én er een agrarische blokvorming is in de politiek. Vanaf de jaren ’70 komt er echter beweging op al deze terreinen. Er ontstaat een balans tussen pro en contra medio jaren '90. Vanuit deze balans hoeft slechts één sterke actor kracht te ontwikkelen (in dit geval Ahold) en het systeem gaat in de tegenovergestelde richting lopen. Deze visie van continue verandering is zelfs vol te houden bij materiële systemen. Een metro bestaat bij de gratie van miljoenen mensen die elke dag weer besluiten die metro te nemen, te onderhouden en te vernieuwen. Als de machinisten twee weken staken, vinden de reizigers alternatieven, neemt het autogebruik toe, en heeft diezelfde metro al minder bestaansrecht gekregen. Het sys-teem is minder reëel geworden7.

In de hoofdstukken 6 en 7 werken wij deze gedachte uit in twee voorbeelden, waarbij de steady-state-theorie ons niet voldoende verklaringen biedt om de waargenomen werke-lijkheid te begrijpen. We gebruiken hiervoor zogenaamde causale analyses die - meer dan we hebben gezien bij bovenstaande auteurs - aandacht besteden aan de samenhang van het complex verweven maatschappelijke systeem. Dit is inclusief cultuur, inclusief wetten, inclusief het gedrag van actoren, de kennisinfrastructuren en dergelijke. Voorafgaand aan de voorbeelden verdiepen we in de hoofdstukken 3, 4 en 5 de kernbe-grippen innovatie, trendbreuk en transitie.

7 aldus Latour in het boek Aramis

Page 15: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

10

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

3 Innovatie nader verdiept

“Above all, innovation is work rather than genius”8 Innovatie betekent de invoering van een technische of industriële vernieuwing met een belangrijke specifiek-technische component. Hierover is veel geschreven door econo-men, techniekhistorici, -sociologen en -filosofen.

3.1 De start van innovaties

Stimulansen voor technische vindingen zijn veelal onverwachte gebeurtenissen, onge-rijmdheden van allerlei aard (bijv. groeiende markt en tegelijk dalende winst), procesei-sen (bijv. zoeken naar veiliger en sneller personenverkeer), branchestructuur- en markt-wijzigingen, demografische veranderingen, perceptieomslagen in de markt en de op-komst van nieuwe kennis. De laatste soort wordt het meest op handen gedragen, heeft de langste doorlooptijd, zorgt voor de meeste frustratie en slachtoffers, en is het moeilijkst stuurbaar. Voor de maat-schappelijke verspreiding zijn ondernemers nodig en voor de uitvinding en het geschikt maken voor een productomgeving, technici. Daarvóór speelt zich nog de fase af van nieuwe theorievorming: de fundamentele wetenschap. Een doorlooptijd van 50 jaar, van theorie tot verspreiding, is dit geval normaal9, zelfs anno 2000. De handelingen van uitvinder of ondernemer worden in de regel gecoördineerd door commerciële of politieke belangen. De persoonlijke motieven van de uitvinder en wetenschapper kunnen uiteenlopen van onverholen nieuwsgierigheid, via intellectuele uitdaging, tot ontzag voor de schoonheid van de natuur. Van altruïsme tot het streven naar persoonlijk gewin, van geloven in een betere toekomst tot angst voor een vijand of wedijver met de concurrent.

3.2 Diffusie van innovaties

De levensloop10 van innovaties is meestal grillig. Het productidee begint ergens in een schuur, op een R&D-afdeling of onder de douche. Na ontwikkeling volgt de verspreiding (diffusie) in de maatschappij. Vaak vervangen innovaties een deel van de voorgaande systemen (substitutie). Dikwijls bieden ze meer en andere functies dan het voorgaande systeem (de fiets was ten opzichte van het paard gymnastisch, sportief, viriel, riskant, een bijzondere behendigheid vergend en daardoor exclusief11). De samenleving reageert in hoge mate op de emotionele waarde achter een innovatie:

8 The discipline of Innovation, Peter F. Drucker, Harvard Business Review, reprint, dec 98. 9 Zie Drucker 10 Levensloop in de klassieke zin van: Opkomst, doorgroei, volwassenheid en verdwijning. 11 Zie H. Baudet, Een Vertrouwde Wereld, Bert Bakker, 1986

Page 16: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

11

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

met het product ontwaart zij de droom daarachter12. Veel bronnen tonen als illustratie van de levensloop graag een S-curve (afzetaantallen in fase van opkomst, doorgroei, volwassenheid). De praktijk is weerbarstiger en laat nogal eens kalligrafische wendingen zien.

Red Flag Act Sommige innovaties komen op eigen kracht tot diffusie (zonder exogene krachten die corrigeren of verhinderen). Andere krijgen vanaf de aanvang te maken met een net van regels en voorwaarden in de maatschappij, zoals de radio zodra die het amateurstadi-um ontsteeg. In Engeland is de ontwikkeling van de auto 31 jaar opgehouden door de Red Flag Act (1865): een verplichting dat elke auto vergezeld moest worden door drie man, waarvan er één met een rode vlag voorop moest lopen13. In onze projecttermen: de transitie schrankte 31 jaar door een blokkerende institutie.

Innovaties verdwijnen zodra de vraag wijzigt of er een opvolger komt die beter past bij de vraag of de wensen van de betrokken actoren.

3.3 Onvoorzienbare gevolgen

Verandermanagers14,15 technologieassessors16, techniekfilosofen17 en techniekhistorici valt op dat de gevolgen van ingrepen in een maatschappij deels onvoorspelbaar van aard zijn: je weet precies wat je verandert, maar je weet nooit zeker wat de gevolgen zijn18. Dat geldt al binnen organisaties, en zeker voor hele netwerken. Elke ingreep heeft onvoor-zienbare gevolgen. Vanzelfsprekend kunnen de effecten dan ook contraproductief wer-ken voor het bereiken van de doelen waar het allemaal om begonnen was. Waarschijnlijk zijn doelen dan ook minder geschikt dan richtingen van verandering.

3.4 De macro-economische rol van innovaties

Innovaties worden verondersteld sterke aanjagers van economische activiteit te zijn. Innovaties creëren tijdelijk monopolies in een competitieve omgeving, waardoor boven-gemiddelde en beschermde winstmarges mogelijk worden19. De ondernemer wordt daarbij een centrale rol toebedeeld, al is de literatuur verdeeld over de mate van invloed van de afnemers op het op gang komen van innovaties.

De overheid als afnemer met eigen wensen duikt geregeld op als aanjager van innovatie: ingeblikt voedsel voor leger en handelsvloot. Maar ook als regelgeefster stimuleert ze veran-dering: de elektrische auto’s in Californië.

3.5 Innovatie en cultuur passen zich wederzijds aan

Innovaties schikken zich aanvankelijk meestal naar de bestaande gedragspatronen in de

12 ook Philips Corporate Design spreekt van de hierarchie: need, desire, dream (Wintertafel Productontwikkeling,

Twijnstra Gudde, Slot Zeist, 1999) 13 Baudet, p74 14 Jan Bas Loman, Verkenning toepassingsmogelijkheden chaos-theorie, diagnose en inter-

venties, Twijnstra Gudde, september 1998 15 L. de Caluwé, Denken over veranderen in vijf kleuren, ts. Management & Organisatie, augustus 1998 16 Rathenau Instituut, Annual Report 1997, Den Haag 17 Van der Wal, filosofen over techniek, lezingen-cyclus KIvI, winter 1998/99. 18 Zie De Caluwé 19 de econoom Schumpeter

Page 17: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

12

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

maatschappij. Naarmate de diffusie vordert, keert dit proces zich om: mensen passen hun gedrag aan aan de inmiddels alom aanwezige nieuwe productsystemen. Een innova-tie kan leiden tot louter productvervanging, maar ook tot gedrag- en normvervanging. Ook de technologieassessment gaat ervan uit dat er een intensieve interactie is tussen technologie, cultuur en structuur in een maatschappij. Innovaties vervullen een rol in de strijd tussen achterblijvers en pioniers op de grens van oude en nieuwe cultuur. Vaak is die cultuurwending pas achteraf zichtbaar. Pas toen de televisie zijn vanzelfsprekende status had bereikt, werd duidelijk dat de afhankelijkhe-den veel verstrekkender waren dan bij de radio. Een cultuurfilosofische benadering Ook de techniekfilosoof Achterhuis is van mening dat techniek (en ook de fysieke omgeving van de mens, die met behulp van techniek wordt gevormd) de mens sterk beïnvloedt. In sommige gevallen gaat het om fundamentele verandering van normen, waarden, gedrag, behoeften en het zelfbeeld van mensen. In een interview met ons illustreerde Achterhuis dit met drie voorbeelden, te weten de invloed van veranderende huisvesting, de invoering van de glasbak en het gebruik van een elektrische auto. Veranderingen in de huisvesting van mensen hebben privacy mogelijk gemaakt. Nog niet zo lang geleden was het gewoon dat ouders en kinderen in één ruimte sliepen. In die tijd werd seksualiteit veel minder geassocieerd met intimiteit en privacy, domweg omdat hiertoe de fysieke mogelijkheden niet aanwezig waren. Een student van Achterhuis deed 20 jaar geleden een onderzoek naar de mogelijkheden voor gescheiden inzameling van glas. Ondervraagden reageerden doorgaans ongeïnteres-seerd, niet begrijpend en afwijzend. Het was teveel werk, men had geen zin om te rijden, en bovendien kon de overheid het afval toch achteraf scheiden? De student kwam tot de conclusie dat het neerzetten van glasbakken zinloos was. Maar toen de bakken eenmaal stonden op de hoeken van de straat, was de tocht naar de glasbak snel ingeburgerd. Een laatste voorbeeld betreft een situatie in de VS waar een aantal gezinnen elektrische auto’s enkele maanden uitprobeerde. De fabrikant wilde onderzoeken of de auto’s technisch voldeden. Uiteindelijk bleek dat door het gebruik van een elektrische auto de kijk van mensen op vervoer veranderde. Verplaatsingen werden minder vanzelfsprekend. Men moest het vooraf beter plannen, want je gaat minder snel en je actieradius neemt af (de accu’s moeten weer worden bijgeladen). Een autotocht werd hierdoor leuker gevon-den, het kreeg weer een element van avontuur. Men raakte al snel aan de langzame, geluidloze elektrische auto verknocht. Gewone auto’s werden na verloop van tijd vooral lawaaiig en stinkend gevonden. Nadat de proefperiode voorbij was en de elektrische auto’s waren ingeleverd, ebde deze attitude weer langzaam weg. Het inzicht dat techniek en fysieke omgeving de mens sterk beïnvloeden, maakt de vraag legitiem of dergelijke mechanismen bewust kunnen worden ingezet voor een beïnvloeding van normen, waarden, behoeften en gedrag om zodoende een bijdrage te leveren aan een duurzame ontwikkeling. Achterhuis werkt dit concept onder meer uit in ideeën over de moraliserende werking van apparaten. Een voorbeeld: een door temperatuur verkleurende lak op een verwar-ming, zodat je van veraf ziet of die aan staat.

3.6 Verspreiding vereist sociologische processen

Hoewel we in dit document innovatie nadrukkelijk verbinden met vernieuwing van technische systemen (producten, technische infrastructuur en het management daar-

Page 18: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

13

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

van20) wijzen vele bronnen erop dat innovatie altijd draait om materie én mensen. Mate-rialisering van een nieuw productidee komt louter tot stand dankzij mensen die hun doelen met het vernieuwende idee verwezenlijkt zien worden, mensen die ondersteunen, doorzetten, politieke verantwoordelijkheid nemen, beïnvloed worden, verleid worden, het systeem gaan gebruiken, die het becommentariëren en dergelijke21. …If diligence, persistence and commitment are lacking, talent, ingenuity, and knowledge are of no avail.

3.7 Veel indelingswijzen

Innovaties kunnen op vele wijzen worden gecategoriseerd. Een aantal bronnen brengt een scheiding aan tussen product- en procesinnovaties. Met proces wordt in dat geval bedoeld de voortbrengingswijze, de productie- of distributiewijze. Sommigen stellen dat procesinnovaties leiden tot een kwalitatief beter product en tot productiviteitsstijgin-gen. Productinnovaties leiden op hun beurt tot andere verschijningsvormen van het product. Vaak zijn product- en procesinnovaties echter met elkaar verstrengeld. Het opkomen van lassen leidde tot andere staalarchitectuur dan tot dan toe met klinknagels gebruikelijk was. Evenzo leidde de eis tot minimalisering van de cassetterecorder (Sony) tot nieuwe productietechnieken. Er zijn meerdere hiërarchieniveaus waarop innovaties plaatsvinden. Ze bestaan vaak uit een cluster of zwerm van technologieveranderingen opgebouwd uit vele deelinnovaties. De ‘zwerm’ telecommunicatie bestaat bijvoorbeeld onder meer uit telefonie, facsimile, fotofacsimile, videotex, radio en mobiele telefoon. De computer (1946) volgde pas nadat zes kennisgebieden afzonderlijk waren ontwikkeld: binair rekenen, het concept van de rekenmachine, de ponskaart (1890), de elektronische switch (1906), de logicasymbolen (1913) en het programmeerconcept (1914). Sommige innovaties hebben een incrementeel karakter. De nieuwe technische oplossing wijkt slechts gedeeltelijk af van de voorganger. Andere worden beschouwd als radicaal, revolutionair. Dit zijn basisinnovaties. Eigenlijk wordt de term basisinnovatie alleen gebruikt voor innovaties met grote economische en maatschappelijke gevolgen. In de techniek wordt de term basispatent gereserveerd voor een patent dat een hele nieuwe klasse van apparaten (en daarmee marktaandelen) beschermt. Basisinnovaties kunnen leiden tot definiërende technologie voor een bepaald tijdperk (het stenen, bronzen of ijzeren tijdperk; het nucleaire, computer-, kennis- en informatie-tijdperk). De chip kan worden gezien als zo’n basisinnovatie. Basisinnovaties horen thuis bij één bepaalde technologie en versterken de positie van deze technologie in de samenleving door de economische en culturele gevolgen: aanpassing en gewenning. Enkele voorbeelden van basisinnovaties: het wiel, de fiets, de radiobuis, de transistor en de chip, de radio (met daarbinnen de overgang van kristalontvanger naar draadspoel), de televisie, de digitale beeldverwerking (met daarbinnen digitale fotografie), van chartaal geld naar chipknip. Milieugerichte innovatiedenkers brengen graag een reeks aan in het bereik dat innova-ties hebben: proceswijziging, productwijziging, productherontwerp, functie-innovatie, systeemwijziging. Hierbij staat functie-innovatie voor het op andere wijze vervullen van eenzelfde functie (groenteabonnement in plaats van supermarkt). Bij systeemwijziging

20 Deze omschrijving stamt van Nijkamp e.a., in Transportation, planning & the future, Wiley, New York, 1997 21 Bruno Latour, Aramis or the Love of Technology, Harvard Cambridge, 1996

Page 19: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

14

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

gaat zowat alles op de schop in het netwerk dat voorheen de functievervulling mogelijk maakte (van telefoon naar messengerboys?22). Voor zover wij begrijpen is de scheiding tussen geen van deze vier een scherpe. Misschien is de scheiding van ondersteunende en ontwrichtende innovaties belangrijker voor het begrijpen van transities. Met ondersteunende innovaties bedient de producent (of het netwerk) de waardenmix van alle betrokkenen beter dan voorheen. Marktleiders blijven marktleiders en de klantenkring blijft ongewijzigd. Ontwrichtende innovaties passen aanvankelijk niet bij de waardenmix van de belang-rijkste afnemers en marktleiders. Ze worden daarom in eerste instantie door de grootste leveranciers en klanten genegeerd. De vernieuwing gaat zich daarom ontwikkelen in een nichegebied waar afwijkende eisen worden gesteld en maakt daar een groei en verbete-ring door. Zodra het nieuwe systeem sterk genoeg is gaat het alsnog de concurrentie met de marktleiders aan en walst als laatste stap de oorspronkelijke netwerken omver. Hoewel de uitontwikkelde marktleiders meestal uitstekend opletten, worden ze toch vaak overvallen. Ze zien de nieuwkomers wel aankomen, hebben zelfs al ervaring in eigen huis met de nieuwe technologie, maar beschouwen het als inferieur presterend op de waardenmix van hun belangrijkste afnemers23. Voorbeelden van ontwrichtende innovaties zijn harddiskvernieuwingen die via de laptopindustrie (waar niet op dollar per kilobyte geconcurreerd wordt maar op grammen, robuustheid en millimeters per kilobyte) alle oorspronkelijke desktopharddisks hebben weggevaagd. Tijdens geen van de vier generatiewisselingen in harddisktechnologie is er een marktleider overeind gebleven. In lijn hiermee wijzen sommigen24 erop dat innovaties vaak tot ontwikkeling komen in relatief windstille gebieden. Zij noemen dit technologische nichegebieden. Het bewust sturen ervan heet dan strategisch nichemanagement.

3.8 Culturele waarden achter materiële substitutie

De mens is een wezen met techniek. De moderne milieuproblemen vloeien voort uit onze manier van omgaan met techniek in de moderne tijd (vanaf de 15e/16e eeuw)25, uit onze culturele waarden. "In de eerste plaats is het beeld van de bolvormige aarde één van de belangrijkste vruch-ten van de wetenschappelijke technologische revolutie waarmee de moderne tijd begon. Deze zelfde revolutie maakt korte metten met Moeder Aarde. Het idee dat de aarde een weldadig goede moeder was die met de grootste vrijgevigheid haar gaven schenkt, moest, zoals Agricola in zijn in 1566 verschenen verdediging van de mijnbouw, De Remetallica, stelt, verdwijnen. Pas hierdoor kwam de weg vrij voor een winstgevende technologische exploitatie van de hele aarde, waarvan voor Agricola de mijnbouw het prototype was".26 In ons moderne denken (het modernisme, en meer specifiek het functionalisme) gaan we ervan uit dat de zin van technische systemen vooral functievervullend is. Ze bezitten geen waarde in zichzelf, geen juridische of morele status. Ze zijn daardoor inwisselbaar voor andere, betere systemen. Dit is een verschil met bijvoorbeeld de waardering van mensen (mensen die te lang zijn worden niet inwisselbaar geacht voor types met een

22 Variant op frase We don’t need telephones, we have messenger boys, uit DTO Vision, Ten Hage & Stam, 1997 23 Zie Clayton Christensen, The Innovator’s Dilemma, When new technologies cause great firms to fall, Harvard 1997 24 o.m. J. Schot, in Vervoerssystemen voor de 21e Eeuw, TUT 1997 25

Zie van de Wal, KivI lezingencyclus 1999 26

H. Achterhuis, Natuur tussen mythe en techniek, Ambo 1995

Page 20: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

15

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

praktischer afmeting). Het westerse denken gaat ervan uit dat het inwisselen voor betere technische systemen in principe eindeloos door kan gaan, zolang er bij eindgebruikers behoefte is aan de functievervulling27. Tot aan de opkomst van het ecologisch bewustzijn heeft het moder-ne denken deze eindeloze verbetering verondersteld zonder maatschappelijke prijs te zijn28. Het was reeds Plato die sprak over de "homo faber" (werkmens) die in iedere boom het hout ziet dat hij zou kunnen opleveren voor de mens. Alles wordt afhankelijk gemaakt van het nut dat het voor de mens kan hebben, het verliest zijn intrinsieke waarde.29)

27 Zie Van der Wal 28 Een zeer leesbare reactie hierop komt van de projectgroep Eternally Yours, Visions on product endurance, O10

Publishers, Rotterdam 1997 29

Zie Achterhuis.

Page 21: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

16

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

4 Trendbreuk nader verdiept

Trendbreuken doorbreken een bestaande situatie of ontwikkeling. Een trendbreuk lees je af aan een reeks van onverwachte gebeurtenissen, niet aan één gebeurtenis. We kiezen er in dit project voor om trendbreuken alleen op maatschappelijk niveau te beschouwen, waarmee trendbreuken binnen één enkele organisatie vervallen. Is bij innovaties objectief zichtbaar dat er een nieuw apparaat is uitgevonden, bij trend-breuken ligt dat wat anders30. Soms zal voor de één een verandering in de lijn der ver-wachting zijn, terwijl de ander dezelfde verandering totaal niet voorziet. Door het element verwachting in de definitie van trendbreuk op te nemen, wordt dit etiket eigenlijk subjectief. We brachten reeds twee definities ter sprake: óf een trendbreuk kan bij alle disciplines voorkomen, óf een trendbreuk slaat louter op het maatschappelijk gevolg van een tech-nische innovatie. In de eerste uitleg kan de verandering technisch van aard zijn, maar dat hoeft helemaal niet. Er zijn trendbreuken in denken over waarheid, omgaan met euthanasie, dansstijlen, de consumptie van materiële geneugten. Een innovatie is pas een trendbreuk als hij aan het begin staat van een reeks technische ontwikkelingen. Zo gedefinieerd luiden basisinnovaties een technische trendbreuk in. De tweede uitleg beperkt zich tot de maatschappelijke productie- en consumptieproces-sen ten gevolge van een wijziging aan objecten (dingen). Het is aannemelijk dat, in analogie van innovaties, ook trendbreuken ergens beginnen en vervolgens grote invloed kunnen hebben op allerlei onderdelen van een maatschappij: voor benodigde kennis (ze maken bijvoorbeeld een andere scholing noodzakelijk), voor structuur (andere netwerken, geografische structuren, vervoerspatronen), voor consump-tiegedrag enzovoort. Het lijkt ons tevens aannemelijk dat bij trendbreuken allerlei rollen, te vervullen door mensen, een absolute voorwaarde zijn.

4.1 Tijdsas minder belangrijk

Hoewel trendbreuken de reputatie hebben plotseling op te treden, hoeft dat volgens onze definitie niet. Ook richtingveranderingen die zich voltrekken over honderden jaren mogen trendbreuk heten in ons project. Zolang ze maar een afwijking vormen van de verwachte ontwikkeling tot dan toe.

4.2 Voorbeelden

Voorbeelden van trendbreuken: de opkomst van de gedrukte advertenties, de opkomst van venture capitalists, de opkomst van vliegvervoer en massatoerisme, de opkomst van de intensieve veeteelt met krachtvoer, en de akkerbouw met kunstmest, de opkomst van teelt in kassen, de opkomst van sociale wetgeving en voorzieningen, de leegloop van

30 Of er een uitvinding gedaan is of niet hangt niet af van de bril van de beschouwer (dit in tegenstelling tot trendbreuk en transitie)

Page 22: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

17

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

steden ten gevolge van pestepidemieën.

Page 23: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

18

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

5 Transitie nader verdiept

Bij een transitie gaat een deel van de maatschappij over naar een andere orde. Dit kan zich uitstrekken over technische systemen, politieke opvattingen, bestuurlijke ordening, culturele verschijningsvorm, waarheidsbouwwerken, instituties, etc. Een transitie gaat altijd over meerdere individuen, objecten en organisaties. Welke veranderingen een beschouwer daarvan opmerkt, hangt af van de bril die hij opzet: een ingenieur ziet bij de informatierevolutie andere veranderingen dan een socio-loog. Degene die de verandering wil beïnvloeden zal vermoedelijk vele brillen moeten hanteren.

5.1 De samenhang in verandering

Technology assessors en techniekfilosofen31 wijzen ook hier op de samenhang tussen maatschappelijke ontwikkelingen, wetenschappelijke ontwikkelingen en besluitvor-mingsprocessen.

Het HOP-project bijvoorbeeld, dat fundamentele veranderingen in de openbaar-vervoerssituatie in Noord-Brabant wil bewerkstelligen, beschrijft de factoren die het OV in die provincie 'naar de afgrond duwen'. Het toont de wederkerige invloed tussen technische systemen, politiek en bestuur, gedrag en mentaliteit, maatschappelijke ontwikkelingen en principes van ruimtelijke ordening. Eén en ander wordt gelardeerd met tientallen citaten uit interviews, samen gebundeld onder de titel: En zo is het allemaal gekomen.

Tijdens onze Versnellingskamersessies gaven specialisten op uiteenlopende gebieden op de vraag Wat vindt u doorslaggevende redenen waardoor de transitie rond vrouwen en arbeidsparticipatie zich heeft voltrokken? de volgende top vijf: 1. de steeds dóórgaande wens van vrouwen tot zelfbeschikking 2. de opkomst van voorbehoedsmiddelen 3. het wegvallen van het sociale vangnet/de ontzuiling/de individualisering 4. de vereenvoudiging van huishoudelijke processen 5. het streven naar sociale, economische en psychische onafhankelijkheid. In onze projecttermen is hun top vijf dus een cocktail van universele en steeds terugke-rende intenties, materiële innovatie, cultuur- en gedragswijziging. Tijdens deze Versnellingskamersessies gaven de specialisten op de vraag Wat vindt u doorslaggevende redenen waardoor de evolutie rond kantoorinrichting zich sinds 1920 is blijven voltrekken? vervolgens als top vijf: 1. de steeds nieuwe technologische mogelijkheden 2. de voortdurende wens om tot efficiencyverbetering te komen

31 bijvoorbeeld het Rathenau-instituut en het DTO-programma

Page 24: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

19

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

3. de veranderende normen en waarden ten aanzien van hiërarchie, werkbeleving, relatie tussen werkgever en werknemer

4. het management van en de zorg voor de werknemer als kapitaal van de onderneming 5. het veranderende en steeds complexer wordende communicatiepatroon. Ook hier zien we dus een mix van technische innovaties, universele drijfveer, cultuur, materiële innovatie, cultuur- en gedragswijzigingen.

5.2 One-goal pulling versus multiple-pushing

Zowel bij de vrouwenemancipatie als bij kantoorinnovatie is een individu-overstijgende drijfveer aan te wijzen: - de steeds dóórgaande wens tot zelfontwikkeling - de voortdurende wens tot efficiencyverbetering. Ondanks stationaire perioden en terugslagen (bijvoorbeeld door wetten, restricties of oorlogen), blíjft dit thema terugkomen. Steeds aangepast aan de tijdsgeest en steeds gedragen door nieuwe individuen. Zo beschouwd zijn emancipatie en kantoorinrichtin-gevolutie autonome ontwikkelingen. De eerste heeft echter een doel dat zo ongeveer vanaf 1900 vaststond: iedereen moet zich kunnen ontwikkelen naar eigen talent en ambitie. De tweede heeft dit niet en ontwikkelt zich daardoor grotendeels anarchistisch. Ook de case rond internetontwikkeling blijkt een aaneenschakeling van innovaties, snel opkomende macht en zelfsturing.

5.3 Een model voor transities

Voor onze zes voorbeeldstudies hebben we zogenaamde veranderposters opgesteld. Twee zijn er achter in dit verslag opgenomen. Ze tonen data, gebeurtenissen, krachten en veranderobjecten die het verloop van een transitie kenmerken. Ze verduidelijken het transitieverloop in de tijd, maar zeggen nog niets over waar je zodanig had kunnen roeren, dat de ontwikkeling werd beïnvloed. Voor twee studies hebben we dan ook een tweede model getest: dat van causale verban-den ofwel het systeemdenken. Dit model houdt rekening met de samenhang tussen vele maatschappelijke elementen. Het systeemdenken komt voort uit de wereld van het verandermanagement. Systeemdenken

" Give me a lever long enough ... and single-handed I can move the world "

Systeemdenken is het leren zien van het geheel. Het is een framework om relaties te zien in plaats van elementen, om patronen van verandering te zien in plaats van mo-mentopnames. We hebben ons leven lang geleerd problemen op te delen, de wereld te fragmenteren. Veel complexe problemen zijn hierdoor beter hanteerbaar geworden, maar we betalen een verborgen prijs. We verliezen het contact met het grotere geheel. We proberen het geheel te zien door de delen met elkaar te verbinden, op te sommen, te organiseren32. Systeemdenken is juist een gevoeligheid voor de onderlinge verbondenheid van elemen-

32 Peter Senge, The Fifth Discipline, Currrency Doubleday, 1990/1994

Page 25: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

20

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

ten die levende systemen hun unieke karakter geeft. De principes komen voort uit de ontwikkeling van de natuurkunde en sociale wetenschappen gedurende de twintigste eeuw, die de laatste dertig jaar breder zijn toegepast. De doorbraak was het rapport 'Limits to growth' van de Club van Rome ('72), waarin voor het eerst de hele wereld als dynamisch systeem beschreven werd. Systeemdynamische modellen beschrijven niet-lineaire oorzaak-gevolgrelaties en het gedrag hiervan in de tijd. Om de beschrijving zo objectief mogelijke te maken is de inbreng vanuit verschillende disciplines nodig (intersubjectief maken). Het gaat immers om persoonlijke waarneming waaraan ieder zijn eigen betekenis geeft, gevoed door ervaring, opleiding en tijdsbeeld. Systeemdynamische analyses maken het mogelijk complexe veranderingen zichtbaar te maken en inzicht te krijgen in de factoren die meer of minder invloed hebben op het totale systeemgedrag. De visualisering ervan draagt bij aan analyseerbaarheid en de communicatie. Het hefboomprincipe Het doel van systeemdenken is het vinden van acties en veranderingen in structuren die kunnen leiden tot belangrijke en blijvende verbeteringen. Kleine maar goed gerichte acties die de systeemdynamiek optimaal gebruiken, kunnen onverwacht grote gevolgen hebben. Cause-loop diagrams Eén van de uitgangspunten is dat het gedrag van complexe systemen wordt bepaald door een causale feedbackstructuur. Er bestaan twee basisvormen van terugkoppeling in systemen: de zichzelf versterkende lus (reinforcing loop) en de zichzelf remmende lus (balancing loop). De samenhang tussen de variabelen is niet-lineair: er is een onderlinge verbondenheid (interrelationships) in plaats van lineaire oorzaak-gevolgrelaties. Verder kan een terugkoppeling vertraagd worden (delay), wat vaak de oorzaak is van niet-effectieve beslissingen. Archetypen Sommige structuren blijken keer op keer, in uiteenlopende systemen, terug te komen. Deze archetypen onthullen simpele principes achter complexe onderwerpen. Ze maken het mogelijk om hefboompunten te herkennen. Voorbeelden zijn: grenzen aan de groei, symptomatische oplossingen, het eroderen van doelen en tragedy of the commons (''what's right for the part is wrong for the whole''). Omdat elk systeem zijn eigen dynamiek en set van variabelen heeft, zijn de resultaten van analyses in de regel niet te generaliseren. Wel kunnen de genoemde archetypen optreden, en zijn economische subsystemen rond vraag en aanbod veelal vergelijkbaar. Gaming en scenario's Op een systeemdynamisch model kunnen scenario’s gebaseerd worden. Een scenario is in dit verband een consistente verzameling toestanden van deze variabelen, zoals een redelijke economische groei gaat samen met een redelijke werkgelegenheid. De functie van deze scenario’s is nadrukkelijk niet om de waarheid of toekomst te bepalen. Het doel is de consequenties van extreme waarden zichtbaar te maken. Dit kan ondersteund worden door een spelsimulatie, waarin het beslissingsgedrag van actoren in een scenario wordt gesimuleerd en de effecten van de beslissingen op het veld inzichtelijk worden. Het doel van een dergelijke exercitie is om elke actor individueel en alle actoren als collectief betere beslissingen te leren nemen voor de toekomst. Beter betekent hier

Page 26: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

21

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

gebaseerd op meer inzicht en overzicht over de werking van het systeem, ook in veranderde omstandigheden.

5.4 Twee voorbeeldcases

Voor twee transities hebben we het fluxidee uitgewerkt tot causaliteitsschema's. De ene transitie is geslaagd, de andere mislukt. De geslaagde betreft de diffusie van biologisch grondgebruik in Nederland. De mislukte gaat over het opzetten van een nieuw openbaar-vervoersysteem in Frankrijk als opvolger van de metro: Aramis. Van de overige vier hebben we geen causaal-verbandanalyses gemaakt. Die vier zijn minder diep uitgewerkt en opgenomen in deel twee van dit rapport: Kantoorinrichting, Internet, Vrouw & Arbeid en Milieubeleid. De volgende criteria speelden een rol bij het selecteren van onze zes voorbeelden. - de beschikbare literatuur - de verwachting dat we aan een case handelingsperspectieven voor de overheid kunnen

ontlenen - de begrijpelijkheid en inspiratie voor een breed publiek - de eis dat alle cases samen een gevarieerde bos bloemen vormen: variatie in onder-

werp, actoren, omvattendheid, invloed van de overheid, mate van succes, tijdsbestek en mate waarin techniek het epicentrum vormt

- de relatie met duurzaamheid - onze eigen interesse (niet onbelangrijk).

Page 27: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

22

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

6 Aramis: poging tot een nieuw OV-systeem

‘No technological project is technological first and foremost’33

6.1 De case

Onderwerp Deze case toont een vervoersomwenteling waaraan 20 jaar is gewerkt, maar die niet is afgemaakt. Was dat wel gelukt, dan lag een wereldwijde impuls voor openbaar-vervoersystemen voor de hand die de grens tussen individueel en collectief vervoer zou vervagen. We denken dat de analyse van waarom deze introductie niet is volbracht ons iets leert over innovaties waarbij publieke en overheidskrachten samenwerken. De case gaat over innovatie in een stedelijke omgeving. Het nieuwe vervoerssysteem moet de nadelen in het huidige stadsvervoer tegengaan: de mensenmassa en lage gemid-delde snelheid van de metro, de files en stank van de straatweg en de inflexibiliteit van de trein- en traminfrastructuur. Tegelijk moet het systeem stromen mensen kunnen vervoeren van en naar alle arteriën in de omgeving. De innovatie heet Aramis. Bron De geraadpleegde bron is het boek van de Franse technieksocioloog Bruno Latour: Ara-mis, or the Love of Technology (Harvard University Press, 1996). Latour's methode van onderzoek is die van de relativistische sociologie: alle informatie komt louter uit 50 interviews, zonder daar een metasociologie bovenop te zetten. De werkelijkheid van de geïnterviewden wordt daarmee dé werkelijkheid34, ook al staan verklaringen van geïnter-viewden soms haaks op elkaar. Het nadeel van één enkele bron is natuurlijk de beperkt-heid ervan. Het is echter de enige bron die we aantroffen die zo diep op motieven en meningen ingaat. Poster Op de volgende pagina staat de verkleinde poster van de Aramiscase. In de bijlage is een grotere versie in kleur te vinden.

6.1.1 Startsituatie

De startsituatie is het stadsvervoerssysteem zoals dat nu ook nog bestaat in Parijs: bussen, metro, taxi's en auto's. Tijdens de projectstart is de verwachte ontwikkelings-richting als volgt. Auto's zijn het beste (maar ook het duurste) urbane transportmiddel. De snelheid zal echter tot onacceptabele niveaus dalen. Ze zullen bovendien de lucht tot gevaarlijke concentraties vervuilen.

33 Latour, Aramis, Harvard University Press 1996, p32 34 Dit in tegenstelling tot de klassieke sociologie, waarin de wetenschap meer weet dan de actoren. De actoren zijn

slechts informanten om er daarna de theorieën op los te laten.

Page 28: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

23

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

6.1.2 Gewenste toekomstsituatie

Het project moet de eerste fase worden van een nieuw vervoerssysteem in een nieuw aan te leggen wijk in het zuiden van Parijs (Petite Ceinture). Het betreft een metrobaan met losrijdende kleine wagons die elkaar nauwkeurig volgen op kleine afstand, met ieder een eigen aandrijving en besturing. Een netwerk met vele start- en eindpunten is mogelijk, zonder dat passagiers hoeven over te stappen tijdens hun reis. In buitenwijken kunnen enkele wagons rijden, op drukke verkeersaders lange treinen. In de uitgebreide versie worden stations off-line gebouwd, waardoor je niet hoeft te stoppen als in een andere wagon iemand wenst uit te stappen. Het vervoerssysteem moet een toevoeging worden naast de auto. Er wordt van wachttijden gesproken in de orde van 40 seconden in plaats van de huidige 3 minuten (metro).

6.1.3 Tijdslijn

Grote lijn De ontwikkeling kende bijna negentien jaar doorlooptijd: van 1969 tot 1987. 61 miljoen Euro is besteed aan contractuele verplichtingen. Bij aanvang heeft het concept de status van een collectieve droom die past in het tijdsbeeld: Personal Rapid Transit systemen (geen privé-auto’s meer, maar ook geen massavervoerssysteem). Tenminste tien grote ondernemingen in Europa zijn er halverwege de jaren ‘70 mee bezig. Het enthousiasme is algemeen: bij de professionals, de pers en het grote publiek.

Aramis vervoersysteem

Actoren

Actoren

Actoren

403MVDH1b

1987

1987

1985-86

1987

1982

1984

1975

19741974

1982

1970

1972

1969

Objecten van verandering

Objecten van verandering

Objecten van verandering

Init

iati

effa

seO

ntw

erpf

ase

Voo

rber

eidi

ngsf

ase

©

1999

1987

1999

1987

1986

1970

1971

1962

1986

1970

1971

1962

Parijse-regio-ontwikkelingsmij(DATAR) start met specialist (Bardet) studie naar nieuw

OV-systeem

Stopproject

Matra en onderzoeksinstituut

(INRETS) sluiten contract voor

prototype

Start ontwikkel-committee: Parijse

metro (RATP) als project-leider, Matra, Lokale

overheid (Ile-de-France), Min.transport,

DATAR, en Orly

Algemeneonvrede ov-systemen

(traag, mensenmassa’s, stank, files, inflexibele

infrastructuur)

Matra zoektdiversificatie

De electromotortoegepast in metrostellen

De variabele veiligheidsafstand

toegepast inmetrotracees

Delen van detechniek toegepastin rakettechniek

Vervoerskundigenzoeken wereldwijd nieuw OV-systeem

Testresultaatvrij goed

1980Na vele

loctiestudiesvalt de keuze op

Zuid-Parijs

1980-82

Project ligt technisch stil, ontwikkelteam

leeggehaald voor ontwikkeling

automatische metroin Lille

High-tech bedrijfMatra kooptpatent Bardet

Openingfull system

testbaan(1200 meter)

Contract voorfull system testbaan

getekend

Nieuwprototype

Oplevering nieuwe

schaalmodellenen proto-

type

Innovatieelectrische

motor

Eerstewerkendemodel in

Orly

Innovatiesvariabele veiligheids-afstand en toepassing

IC's

Frankrijk ambieert een technisch vooraanstaande positie

Wereldwijd momentum voor individuele vervoerssystemen

Interesse van openbaar-vervoerdeskundigen:van individueel transport naar massa-transport (TGV, autom. Metro)

Aramis wordt symbool voor bestuurlijk links en komt zo uit het slop

Mitterrand's plan voor wereldtentoonstellingParijs (1989) geeft impuls aan Aramis

Partijen hebben verschillende doelen metAramis

Drie sleutelposities verschuiven naar linkse signatuur (directeur RATP, minister Transport, premier Frankrijk)

Intenties

Kennis

Intenties

Kennis Systemen

Testresultaten

Wijzigen doorpolitieke verschuivingen

• RATP (metro parijs; regie autonome des transports parisiens) directeur: mr. M. Quin Hoofd R&D: Mr. M. Maire.• INRETS (onderzoeksinstituut, Institut national de recherche sur les transports)• Matra Transport• Ministerie van Financiën

• RATP (metro parijs; regie autonome des transports parisiens) directeur: mr. M. Quin Hoofd R&D: Mr. M. Maire.• INRETS (onderzoeksinstituut, Institut national de recherche sur les transports)• Matra Transport

• RATP (metro parijs; regie autonome des transports parisiens) directeur: naar M. Girard Hoofd R&D: Mr. M. Maire.• INRETS (onderzoeksinstituut, Institut national de recherche sur les transports)• Matra Transport• Baudet

Full-systemtestbaan

Onderzoek

Ontwikkel-committee

Modellen

Contracten

Plannen en contracten

Eersteonderzoeken

en theoretische modellen

Materiaal

Intenties

Systemen

Kennis

Finish

De maatschappij verandert m

ee

Start

Maatschappelijke ontwikkelingen initiëren

De maa

tschappij v

erandert mee

Maatschappelijke ontw

ikkelinge

n initi

ëren

Communistische minister treedt af

Politiek rechts treedt aanop sleutelpositie

Wereld tentoonstelling afgeblazen door Chirac

Gebrekkige communicatiepolitici & technici

Introductie microprocessor

Page 29: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

24

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Financiers, technici, wetenschappers en een vervoersmaatschappij zijn intensief betrok-ken bij Aramis vanaf het begin. De Parijse RATP is de contracting authority (maître d'ouvrage), het high-tech bedrijf Matra de opdrachtnemer (maître d'oeuvre). Tijdens de negentien jaar doorlooptijd veranderen het Aramisconcept en de politieke omgeving herhaaldelijk. Het basisidee blijkt echter na negentien jaar redelijk overeind te zijn gebleven. Een full-system testbaan werkt redelijk in 1987. Iedereen beschouwt het als technisch haalbaar. De hardware is in orde, de software levert nog grote problemen op. Geschatte resterende ontwikkelingstijd: vijf maanden. Matra investeert vervolgens geen twee miljoen francs in technische vervolmaking zolang de overheid geen toezegging doet over een concrete lijn. De politici op hun beurt hebben de overtuiging dat Matra en de RATP niet in het concept geloven. Het project wordt binnen drie maanden daarna geëlimineerd. Gedetailleerd verloop In 1969 start in Parijs een studie naar een nieuw openbaar-vervoersysteem. Vertrekkend vanuit de functie programmed seats wordt vanaf 1970 gewerkt aan een concept van losse, niet-mechanisch gekoppelde wagons. Elke wagon kan zich voegen naar een trein maar ook individueel voortbewegen. Gesteund door een wereldwijd momentum zetten ambtenaren de innovatie uit binnen het bestaande OV-netwerk. Begin 1974 al wordt het technisch haalbaarheidsstadium afgesloten met een prototypesite in Orly en presentatie op een wereldtentoonstelling. Daarna volgt een zwalkende periode met diverse locatie-studies door heel Frankrijk en technische en infrastructuursimplificatierondes tot 1980. Twee jaar lang volgen er geen activiteiten. Het ontwikkelteam wordt zelfs ontbonden ten behoeve van de ontwikkeling van een automatische metro in Lille. In 1981 wordt in een samenvatting geschreven dat het technisch oordeel nog steeds zeer positief is en dat een zeer snelle oprichting van een technisch experimenteercentrum aanbevolen is. Dit technisch oordeel is in opdracht van de RATP-directeur geschreven na een aanvan-kelijk veel sceptischer versie van zijn technisch verantwoordelijke. Deze directeur overtuigt de Matradirectie en samen overtuigen ze de politici. Aramis wordt vervolgens een symbool van vooruitgang voor nieuw-links (een nieuwe Minister van Transport, een kersverse directeur van de RATP, zijn managing director en vanaf 1981 een linkse president Mitterand). Zoals gezegd zijn op dat moment de technici juist nogal sceptisch over de technische haalbaarheid. (“Sceptics were regarded retro-grade. It’s hard to argue in a situation like that”).Vanaf 1982 worden nieuwe locatiestudies uitgevoerd door heel Frankrijk en er volgt weer een simplificatieronde. Alle politieke aandacht leidt in 1984 tot heractivering van het project. In 1985 wordt een nieuw schaalmodel gepresenteerd. In 1987 worden testwagons gebouwd en getest op een testbaan van 1.200 meter lang. De full-system testbaan wordt door de technici als een succes betiteld. In 1986 treedt Chirac aan (de rechtse eerste minister), in 1987 gevolgd door de uittocht van de communistische minis-ters. Er tussenin treedt een meer rechtse directeur aan bij de RATP. In december 1987 wordt het project beëindigd met een klein afscheidsfeestje. Zes maan-den ervoor leek het nog het achtste wereldwonder. Niemand steunt het meer. Vrijwel niemand begrijpt waarom het programma uiteindelijk in zo korte tijd gestopt is. Het heeft dan 500 miljoen francs gekost. De maatschappelijke behoefte aan een oplossing voor het vervoersprobleem is intussen alleen maar nijpender geworden.

Page 30: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

25

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

6.1.4 Actoren

Tot de projectomgeving (het Aramisnetwerk) behoren overheden, commerciële bedrij-ven, nutsbedrijven, wetenschappers en politici. De RATP (Parijse metro) en Matra (producent van systemen voor ruimtevaart en defensie) tekenden vroeg in het traject een overeenkomst om het Aramissysteem te ontwikkelen. Sleutelactoren: - RATP (Régie Autonome des Transports Parisiens; 1981-1986 monsieur Quin; vanaf

1982 M. Girard), met hun hoofd R&D, monsieur M. Maire - INRETS (Institut National de Rechêrche sur les Transports) - Matra Transport (dir. M. Etienne; CEO Lagardère en de ontwerpteams). Betalende actoren: - DATAR (regionale overheid: machtig planningsorgaan met grootse ambitie inzake

groei van de Parijse regio, rapporteert rechtstreeks aan de premier; 3.4 miljoen fr.) - Matra (10 miljoen fr.) - Vliegveld Orly + Air France (afdeling algemene studies; 1 miljoen fr.) als leverancier

van de testlocatie en logistieke kennis. Orly's doel: een vervoerssysteem voor enkele honderden meters

- DTT (financier; representeert Ministerie van Transport; 1 miljoen fr.; Minister van Transport Fiterman)

- Île-de-France: de regionale overheid (0,5 miljoen fr.) - RATP (Technische ontwikkelaars van koppeling, motor,

computersoftware; 0.362 miljoen fr.). Overige actoren: - de exploitant: Vervoersmaatschappij RATP - de Minister van Financiën - de wetenschappers/ingenieurs (om Gerard Bardet/kinematica specialist) - de leiders in de landelijke politiek (Mitterand, Balladur en Chirac) als publieke

sponsor - de Afdeling Publieke Werken.

6.1.5 Stimulerende krachten

Stimulerende krachten voor Aramis waren: - de collectieve droom van eind jaren '60 zorgt voor een gemeenschappelijk, onbekriti-

seerd startmotief - de ingenieurspoot van de RATP wil een systeem dat start bij de functievervulling

voor de klant - Matra wil diversificeren (overeenkomstig de managementtijdgeest). Het bedrijf zit

vooral in ruimtevaart en militaire industrie (o.m. satellieten) - DATAR (regionale ontwikkelingsmaatschappij; rechtstreeks onder de president van

Frankrijk) wil de regio rond Parijs opstuwen - de politieke wil om innovatieve techniek uit Frankrijk te tonen op een wereldten-

toonstelling zorgt ervoor dat het project in 1980 weer uit het slop gehaald wordt - Aramis moet een showcase worden op de World Fair te Parijs in 1989 - het wordt vanaf 1982 een politiek vlaggeschip voor links, met de betekenis: we

moderniseren de RATP - de technische samenvattingen bleven positief - de RATP wilde een concurrerend systeem in Lille aftroeven (VAL) - de landelijke politiek wilde Frankrijk op technologisch gebied weer eens tonen aan

Page 31: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

26

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

de wereld - er is een zeer gemotiveerd ontwikkelteam (Matra en de RATP) - enkele uitbreidingen van metrolijnen blijken uit te draaien op financiële rampen. Er

wordt gezocht naar alternatieven. Aramis wordt een alibi voor de RATP om de pu-blieke roep om uitbreiding van metrolijnen te laten verstommen

- locale politici bieden de RATP aan om bij een nieuwe Parijse brug alvast rekening te houden met Aramisbehoeften.

6.1.6 Remmingen

De remmende krachten voor het bereiken van verandering zijn onderverdeeld in normale (in elk project voorkomende) remmingen en zwaarwegende. Zwaarwegende remmingen waren: - financiering van dit soort fundamentele en langdurige research voor één specifiek

object met onzekere marktwaarde is vrijwel onmogelijk - het systeem wordt negentien jaar ontwikkeld, inclusief alle wijzigingen, zonder dat

partijen met elkaar in strijd gaan over het ontstane concept. Dit laat zien volgens La-tour dat niemand zich zodanig met het researchproject verbonden voelt, dat hij na fundamentele discussies met de overige actoren (staanplaatsen, andere locatie, afzien van de niet-mechanische koppeling, etc.) er veranderingen in aanbrengt. De politici niet (voor hen is een researchproject van vier jaar al onverkoopbaar en niet te managen). De media niet (die verliezen direct hun geduld en enthousiasme). Het mi-nisterie van Financiën niet. De regio niet (die wil niet jaren wachten op een vervoers-oplossing). De producent Matra niet (die is niet uit op research maar op direct commercialiseerbare techniek: development). De opdrachtgever RATP niet (die is zeer geïnteresseerd in enkele spin-offs – de motor en de koppeling - van het project, maar niet in het hele concept). Omwille van de spin-offs voor andere projecten wordt de testsite door de RATP – de opdrachtgever! - geduld

- er bestaan geen directe lijnen tussen researchers en politici, waardoor elk research-project moet worden verpakt in stukjes die een politicus wél gewend is. (Het publieke wetenschapsbeeld is dat techniek een snel antwoord heeft op alle vragen.) Het gevolg is dat als het systeem in 1987 zich eindelijk technisch vrij goed bewezen heeft op een 1.200 meter lange proefbaan, er bij vrijwel geen van de sleutelactoren de politieke wil is om komende investeringen te verdedigen. Matra weigert te investeren in vervolma-king zonder het zekere vooruitzicht van een werkelijke lijn. De locale politiek krijgt van Matra en RATP de indruk dat ze een praktijktoepassing (o.m. specifieke brug in Parijs) ontwijken, waardoor de motivatie bij die politici sterk daalt.

Omdat niemand als aanjager fungeert, doet het Ministerie van Financiën wat het van nature, bij afwezigheid van tegenkrachten doet: het trekt de stop eruit, omdat een volgende fase van het OV-systeem zo kostbaar wordt.

Normale remmingen In elk normaal ontwikkelproject zijn er tientallen factoren waardoor het afgeremd wordt. De belangrijkste voor Aramis waren: - het project integreert niet best in de cultuur van de RATP. De RATP is door de amb-

tenaren projectverantwoordelijk gemaakt. Doel van de RATP is echter om duizenden vervoersmiddelen te laten rijden en tienduizenden chauffeurs tevreden te houden

- wereldwijd gaan vervoersoperators slechts zelden mee in de ontwikkeling van deze zogenaamde people movers. Naar hun mening moet hetzelfde geld in de conventionele metro-ontwikkeling gestopt worden

- als Aramis de VAL-ontwikkeling (de automatische metrolijn in Lille) had tegengehou-den was de RATP bereid geweest Aramis te elimineren. Het Aramisteam werd zelfs

Page 32: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

27

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

leeggehaald op het moment dat er veel meer politieke druk achter VAL zat - grondtransport/RATP heeft geen goede verstandhouding met het Ministerie van

Financiën - de bestuurlijk zeer ingewikkelde structuur van Parijs maakt vernieuwingen zeer

moeilijk - de veranderende omgeving tijdens het project is van invloed op het project. In 1981

komt er een verschuiving naar links door twee communisten op sleutelposities (dir. RATP en minister van Transport). Matra is bang om genationaliseerd te worden. Na 1981 en 1987 maakt het land een sprong naar rechts. Het in 1987 net opgerichte cen-trum voor techniekexperimenten (ondertekend door een communistische minister) wordt bevroren35 zodra de communistische minister aftreedt

- de technologische problemen en de ontwikkelingskosten leiden tot simplificaties, waardoor het concept van het systeem op drift raakt. De wagons gaan van 4 naar 6 naar 10 naar 2x10 passagiers en van autonoom bestuurbare naar half-autonome wa-gons naar een omnibussysteem. De stops gaan van louter begin en eind naar elke hal-te. Het eerste ontwerp is een dicht netwerk van kleine units zonder tussenstops. Het ontwerp eindigt als één lijn met niet-omkeerbare tienpersoonsunits die fungeren als een bus; voor iedereen gewoon stoppend waar hij niet moet zijn. Niemand wordt hier opgewonden van

- door het managementconcept van strikt gefaseerd uitwerken (eerst alle componenten gereed en daarna pas een locatie zoeken en implementeren) in plaats van concentrisch ontwikkelen (alles eerst grof vastzetten, daarna verfijnen), wordt de site (Parijs) pas in een laat stadium bekend. Deze Parijs-locatie-eisen leiden tot drastische veranderingen (afmetingen, capaciteit, etc.)

- een concurrerend systeem (VAL, een onbemande metro) gaat rijden in Lille en wordt een succes. Het is ontwikkeld door dezelfde partijen en ingenieurs als Aramis. Matra verliest zijn interesse in systemen anders dan VAL, omdat VAL te verkopen is en Ara-mis nog niet

- alles moet idiot proof worden - de wagens moeten aan het eind van de dag terug naar een gebalanceerde verdeling over

het hele net - de reizigers zitten, en kunnen niet staan, wat een elastische capaciteit zoals bij bussen

en metro's ('proppen') onmogelijk maakt - de politiek vraagt ineens om intrinsieke veiligheid36, iets wat bij dit vervoerssysteem

in het begin (net als vliegtuigen) onmogelijk lijkt - de World Fair 1989 wordt afgelast - de operators zelf zijn er pas in een laat stadium bij betrokken - in 1980 wordt de keuze voor een site in Parijs gemaakt. Parijs is een problematische

omgeving: de reizigersvolumes fluctueren er dramatisch, het is een bestuurlijk zeer complex gebied (waardoor één locale driver ontbreekt), en men is veroordeeld tot de RATP, die niet in staat is risicovolle projecten te starten (uit de zeer grote bedrijfsom-vang komt een diep gevoel van verantwoordelijkheid voort, waardoor perfectionisme de boventoon voert)

- de nieuwe Minister van Financiën is geen voorstander van Aramis. Halverwege de jaren ‘80 komt er een nieuwe RATP-directeur (Soulas, ex-generaal inspecteur van Fi-nanciën). Deze heeft goede banden met de Minister van Financiën (hij was vroeger zijn woordvoerder). Hij was zelf sceptisch over Aramis en hoeft niets te doen omdat de minister de stop eruit trekt.

35 Door de Budget office (Min v. Financiën), that “rules France”, P130 36 intrinsieke veiligheid: bij een onverwachts gebeurtenis, kiest het systeem automatisch het veiligste niveau van

opereren

Page 33: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

28

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

6.1.7 Bijzondere gebeurtenissen

Interne gebeurtenissen zijn: - in 1980 wordt tijdens de periode van windstilte het hele ontwikkelingsteam leegge-

haald voor andere projecten. Matra en de RATP zijn periodiek weinig geïnteresseerd in de voortgang

- in 1981 wordt Quin, een communist, directeur van RATP - op het moment dat de RATP-directeur op het punt staat Aramis de nek om te draaien

(1981), wordt Aramis een symbool voor links (tot en met de president aan toe). Hier-door komt het weer tot leven37. De RATP-directeur draait bij en vraagt zijn technicus een positief rapport te schrijven, dat voortzetting rechtvaardigt

- in 1982 wordt Girard managing director bij de RATP. Deze wordt pro-Aramis vanwege het vernieuwende concept en de wereldtentoonstelling

- de directeur van de RATP wisselt eind 1986 van een public-relations-man naar Soulas, een financiën-man. De RATP accepteert de bezuinigingen door het Ministerie van Financiën. De nieuwe man besluit Aramis niet op te nemen in het volgende vijfjaren-plan.

Externe gebeurtenissen voor Aramis: - door de oliecrisis in 1975 valt de roep om complexe vervoerssystemen weg. De toe-

komst is voor eenvoudige railsystemen. Voor 1975 waren er honderden projecten, tot aan bewegende voetpaden toe. Erna speelde ieder op zeker

- door verkiezingen en benoemingen tussen 1980 en 1985, verschuiven de politiek en administratuur naar rechts. Vanaf 1981 ontstaan er daardoor netwerkjes met andere belangen

- Chirac besluit geen World Fair te houden in Parijs in 1989 om politieke redenen. Op die Fair zou Aramis tentoongesteld worden aan het grote publiek

- in 1981 komt er een communistische Minister van Transport, Fiterman, die sterk voor Aramis is. Samen met Quin wordt Aramis een symbool voor links

- VAL wordt een succes in Lille, waarna Matra niet meer geïnteresseerd is in niet-materiële koppelingen.

6.1.8 Deelinnovaties en trendbreuken

Aramis vereist aan deelinnovaties en trendbreuken: - het combineren van disciplines: de vakgebieden kinematica (tot dan toe toegepast op

bierflesjes en jampotjes) en menselijk vervoer - deelinnovaties:

. het scheiden van het instappen (de toegangsfunctie) en het rijden (de transportfunc-tie), iets wat tot dan toe niet voor mogelijk was gehouden

. de contactloze koppeling (wagons op korte afstand)

. de motor

. de variabele veiligheidsafstand (CMD) tussen 2 wagons

. de toepassing van software en chips op een moment dat dat nog niet gebruikelijk is - trendbreuk in gedrag: publiek moet leren omgaan met systeem van kleine onafhanke-

lijke cabines (waarin bijv. anonimiteit afneemt en waarvan het koetswerk onveilig lijkt door de lichtheid)

- trendbreuk in bestuurderscultuur: de RATP en de vakbeweging moet het bestuurders-loze concept absorberen en accepteren.

37 Latour noemt dit contextualisering: de omgeving gaat ermee op de loop

Page 34: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

29

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

6.2 Duurzaamheidsindicatie

De Aramis-vervoersmodulen worden niet-mechanisch gekoppeld. Ze raken elkaar nooit. De afstand tot de voorganger wordt berekend en constant gehouden zolang ze in een treinopstelling rijden. Hierdoor hoeven de wagons niet bestand te zijn tegen botsingen en wordt een grote gewichtsreductie mogelijk. Het is bij auto's nodig om een mens te omgeven met 1.200 kilo glas, staal, rubber en plastics, wat allemaal meeversnelt en afremt. Het Aramiskoetswerk wordt daarentegen een eierschaal. Voor duurzaamheid lijkt dit een forse stap in de goede richting. Zekerheid is hierover echter niet te krijgen. Het voldoet niet louter een vergelijking te maken tussen 1 km autovervoer met 1 km Aramisvervoer. De introductie zal het gedrag van Parijzenaars veranderen. Niet alleen auto- en busreizigers, maar ook voetgangers en fietsers zullen het nieuwe systeem als substituut kiezen. De enige mogelijkheid om te komen tot een duurzaamheidindicatie is het vergelijken van de jaarbehoefte vervoer bij een Zuid-Parijzenaar mèt Aramis, met de jaarbehoefte vervoer van die Zuid-Parijzenaar zonder Aramis. Een nadeel van Aramis is de elektrische voortstuwing, die verliest al een factor 2,5 aan energie-inhoud voor er nog maar 1 meter gereden is, louter door de energieomzetting. Vanaf 2005 is waterstofvoortstuwing wellicht een alternatief. Van grote invloed op de milieucijfers is de mate waarin de geplande 650 wagons leeg of bijna leeg rijden. Weerstand bij het publiek zou een milieuvoordeel overigens wel eens in de weg kunnen staan: een reiziger is gewend aan stevige compartimenten en voelt zich onveilig in dunne eierschalen.

6.3 Aramis, de analyse�

Reflectie door Latour zelf Latour stelt de volgende diagnose. Aramis heeft op papier veel mee: de wens van de gebruiker centraal willen stellen, gedreven partijen die elkaar nodig hebben, politieke dekking, deskundige technici, kapitaal, systeembouwers en een overheid die namens de klanten spreekt. Er zijn intentieverklaringen getekend die meer zekerheid bieden dan een wisselende minister of directeur. Het blijkt niet dat het technisch onhaalbaar is. De organisatie is niet gebrekkig. De behoefte aan een nieuw systeem wordt alleen maar dringender door de jaren heen. Het mikt niet op verdringing maar aanvulling van de auto. Latour stelt dat economie vooral een contextwaarde heeft, een inbeddingswaarde. Er zijn mensen die besluiten dat een bepaalde economische waarde teveel of te weinig is. Dit zijn geen absolute normen. Als er een politieke wil is, kan het betaald worden. Als die er niet is, dan is elke investering teveel. Latour stelt dat er geen zware politiek is bedreven door één van de partijen om het project om zeep te brengen. Hij stelt dat het voor het grootste deel een normaal proces is geweest, inclusief normale aarzelingen, zoals je dat ook zult tegenkomen bij Airbus, VAL en dergelijke. Het enige dat echt fout is gegaan is volgens Latour, is dat de actoren niet met elkaar fundamenteel hard-tegen-hard in discussie zijn gegaan om Aramis om te vormen tot een concept waarin elke partij zich kon vinden. Sommigen blijven daardoor alleen geïnteresseerd in onderdelen van het systeem, andere blijven het project vijandig benaderen. Iedereen was daarmee op een verschillend moment klaar. De schrijvers van dit rapport zullen met de causale analyse overigens tot een andere

Page 35: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

30

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

conclusie komen (zie verderop in dit hoofdstuk). Onze reflectie op Latour's analyse Latour gaat bij het in kaart brengen steeds door tot op het niveau van personen. Dus niet: de politieke constellatie, het Ministerie van Financiën. Maar hij dringt door tot op het niveau van kleine netwerkjes van 4 à 5 personen (het systeem Aramis denkt bij zichzelf: I’ll exist if they agree, I’ll die if they quarrel). Er is zo’n netwerkje dat besluit dat Aramis beïnvloed wordt door een politieke wending (terwijl op hetzelfde moment kostbare ruimtevaartprojecten wel doorgaan). Er is er één dat besluit dat Aramis econo-misch niet haalbaar is. Er is er één dat besluit dat het technisch niet haalbaar is. Zoals het netwerkje rond Frederique, Mitterand, Fiterman, etc. In elk – ook technolo-gisch – project komen naast objectieve berekeningen ook Macchiavelliaanse voor. Deze komen samen in de research- en conferentiekamers. De vraag is nooit wat de technisch of sociologisch beste oplossing is, maar wat het beste sociotechnische compromis is. 98% van de innovatieprojecten verdwijnt tijdens steeds terugkerende evaluatierondes. Technische ontwikkeling is dus zeker niet autonoom, aldus Latour. Latour: no project is born profitable, effective or brilliant. Existence has to be added to it continuously. Technology is no such thing as inertia. (…) There’s no autonomy to keep them alive. Latour onderscheidt twee modellen waarmee ideeën tot fysieke werkelijkheid kunnen worden omgezet: de diffusie en de translatie. In het eerste geval blijft een idee zichzelf en iedereen die mee wil doen moet het accepteren zoals het oorspronkelijk was. Het komt tot succes omdat de uitvinder er zelf sterke schouders onder zet, of omdat het idee zo sterk is dat het autonoom weet door te groeien. Bij het tweede model verandert het idee elke keer als een nieuwe groep zich er eigenaar van moet gaan voelen. VAL in Lille had meer weg van het tweede model: het begon klein en werd steeds groter en complexer door de wensen van de markt. Aramis lijkt meer op de eerste: het oorspronkelijk idee liet eigenlijk niet toe dat het veranderd werd omdat dan de essentie en aantrekkelijkheid verdwenen. Suggesties rol overheid naar aanleiding van Latour's analyse De overheid is in deze case zeer prominent in beeld gebracht. Enkele sturingssuggesties die af te leiden zijn van Latour's boek: - ga bij het analyseren van veranderingen door tot op persoonsniveau (niet ophouden bij:

de politieke constellatie moet zodanig zijn dat...) - het managen van een nieuw systeem is het managen van mensen en dingen tegelijker-

tijd - vrijwel niemand in de samenleving is bereid verder te gaan dan direct toepasbare

vernieuwing: evolutionaire ontwikkeling. Dus wel development, maar geen research. Als je dit wel wilt, zul er je aparte systemen voor overeind moeten houden.

- Dit kan vermoedelijk op uiteenlopende manieren en verdient nadere aandacht. Zo kunnen wetten een ontwikkeling, langer dan personen, bescher-men tegen weersinvloeden. Ook is het mogelijk dat de garantie dat spin-offs gecom-mercialiseerd mogen worden, ondernemingen langer bindt. Ten derde worden be-schermde proeftuinen voor ontwikkeling en volwassenwording (nichemanagement) al tijden genoemd als opties. Hiervoor is het nodig dat de overheid haar eigen opstelling verandert inzake het meespelen in het maatschappelijke systeem. Zolang de overheid zichzelf louter als facilitator ziet, blijft de oplossingsruimte voor complexe problemen beperkt

Page 36: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

31

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

- door intensieve interactie van de sociale arena en de technische arena wordt een researchproject levensvatbaar. Scheiding van die twee leidt tot het overlijden van het project (“The technicians couldn’t sell the project except by saying it was feasible, to come up with adequate funding... Sceptics were regarded retrograde. It’s hard to argue in a situation like that”)

- naarmate een technische verandering vordert, wordt de rol van techniek steeds kleiner en die van de politieke push steeds groter. Innovaties kunnen technisch haalbaar zijn, maar overlijden door afwezigheid van sterke overheidspush.

6.4 Modellering causaliteit van Aramis

6.4.1 Causaliteitsschema

We hebben een causaliteitsschema gemaakt voor Aramis. In bovenstaande figuur treft u het causaliteitsschema aan. Een pluspijl betekent: indien de factor waaruit de pijl ver-trekt zou toenemen, neemt de factor waarin de pijl uitmondt ook toe. Een minpijl betekent: indien de vertrekfactor zou toenemen, neemt de aankomstfactor af. Alleen de sterkste verbanden zijn voorzien van een pijl.

6.4.2 Toelichting causaliteitsschema

De dynamiek van Aramis wordt bepaald door twee cirkels. In de ene staat de politieke wil centraal, van invloed op de overheidsuitgaven. In de tweede staat de projectvordering centraal. Beide cirkels worden door veel externe factoren beïnvloed.

AB

Verondersteldeoplossingspotentienieuw systeem

Causale samenhang Aramis-ontwikkeling

403MVDH1i

Overheidsinvesteringenin nieuw systeem

Gelijkheid doelen inaansturend systeem

Vertrouwen bij overheidin technische haalbaar-heid

Verondersteldebeperkingennieuw systeem

Vorderingen ontwerp

Inzet & motivatieontwikkelteam

Private investeringenin nieuw systeem

Vertrouwen privatepartijen in overheids-intenties

Draagvlak voorvernieuwing OV-systeem

Politieke wil omOV-systeem tevernieuwen

Afhankelijkheid l.t.-beleidvan verkiezingen/benoemingen

Potentieel financieelrisico ontwikkeling

Garantstellingontwikkelkosten dooroverheid

Rendements-verwachting nieuwsysteem

Verwachte kostennieuw systeem

Verwacht prijspeilconventioneel systeem

Positieve ervaringenbuitenland

Sociaal gehalteregeerakkoordMedia instemming

Lobby pro

Lobby contravernieuwing

Verkeersnood

Eerdere blamagespolitici

Invloed Min. vanFinanciën

Actor wisselingenin aansturend systeem

Communicatie overdoelen gaandeweg

Nieuwe innovaties insamenleving

Economischevoorspoed

Innovatieklimaat

Innovatiebeleid

+

+

+

++

+

+

+ + + +

+

+ +

+

+

+

+

+

+

+

+

+

+

+

-

-

--

-

-

-

-

-R2

R1

B+

A +-

Legenda

R1= de ‘Vorderingen van het ontwerp’-cirkel

R2= de ‘Politieke wil’-cirkel

+

Delay

©

Contracten doel-definitie bij aanvangproject

In wetten & gebruikengeaccepteerde beleids-koers wijzigingen

Page 37: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

32

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

De ontstaansdynamiek van Aramis is hoog indien beide cirkels elkaar versterken (op-slingeren) en indien de balancerende factoren (remmers) zich gedeisd houden, zodat de beweging van het totale mechanisme richting verwezenlijking van Aramis gaat. Indien alle bewegingen elkaar ongeveer in balans gaan houden, bijvoorbeeld omdat de politieke constellatie wijzigt na verkiezingen en daardoor veel gerelateerde bewegingen omslaan, is slechts een kleine kracht (waar dan ook in de cirkels) voldoende om alle dynamiek te stoppen. De vordering van Aramis is dan nihil en de treintjes liggen vanaf dat moment te roesten op een achterafveldje bij Parijs. Latour zoekt in zijn boek naar de negatieve kracht die Aramis’ dood werd. Hij stelt dat het de verschillen in doelstelling van alle partijen waren. Met het voorgaande schema vragen wij ons af waarom het systeem niet overeind is gehouden door positieve tegen-krachten. Welke positieve bewegingen hielden op te bestaan? Negatieve krachten zijn er immers altijd.

6.4.3 De causaliteitsmatrix

Het causaliteitsschema toont alleen de sterkste oorzaak-gevolgverbanden. Tussen veel factoren bestaan echter ook zwakkere oorzaak-gevolgrelaties. Dit beseffende, is van elke factor naar elke andere een invloed te schatten. We hebben dat gedaan in onderstaande matrix, de zogenaamde causaliteitsmatrix.

Page 38: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

33

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Legenda: 0 = geen invloed van de actieve factor op de passieve factor 3 = sterke invloed van de actieve factor op de passieve factor

Page 39: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

34

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

6.4.4 Onze voorwaarden voor verwezenlijking van Aramis

Los van Latour's analyse komen de auteurs tot de onderstaande gevolgtrekkingen. Intuïtieve voorwaarden Zonder bestudering van de case zou je kunnen verwachten dat voor elk nieuw vervoers-systeem twee factoren dominant zijn voor het verwezenlijken: de verkeersnood in de samenleving en de overheidsuitgaven om het nieuwe systeem te ontwikkelen. Voorwaarden op grond van de poster Na bestudering van de historie en de veranderposter zou je kunnen verwachten dat naast verkeersnood en overheidsgeld politieke voorkeuren, wetenschappelijke mode en gelijk-vormigheid van ieders doelstelling erbij komen. Voorwaarden op grond van causaliteitsschema Na het maken van een causaliteitstekening zou je kunnen concluderen dat uiteindelijk de factor overheidsuitgaven centraal staat, omdat die de meeste andere factoren beïn-vloedt (er vertrekken de meeste pijlen vandaan). Uit het causaliteitsschema lijkt het zinloos je als overheid voor dit onderwerp bovenge-middeld te concentreren op: - draagvlak (staat teveel aan andere invloeden bloot om effectief op te kunnen sturen

door één partij) - gelijkheid doelen (idem) - private investeringen (idem). In het causaliteitsschema is de dynamiek van Aramis gemodelleerd als twee cirkels. Als je deze elkaar zoveel mogelijk wilt laten versterken, zou je je kunnen concentreren op het opheffen van de remmers: - verlaag het door de private partijen verwacht financieel risico van de ontwikkeling - verklein de afhankelijkheid van het LT-verkeersbeleid van verkiezingen en benoemin-

gen - laat de overheid zich garant stellen voor de ontwikkelkosten - ga actorwisselingen tegen in het aansturende systeem - zorg dat uitsluitend ''schone'' politici de scepter voeren - verklein de invloed van de Minister van Financiën - neutraliseer de lobby contra vernieuwing.

6.4.5 Dominante factoren na doorrekening van de causaliteitsmatrix

Eén auteur heeft de matrixscores geschat. De resultaten staan vermeld in de tabellen 1 en 2. Deze twee tabellen vormen de assen van de grafiek erna.

Tabel: Mate van activiteit van de Aramisfactoren (van meeste naar minste invloed op andere factoren)

Factor Invloedsscore

Afhankelijkheid LT-beleid van verkiezingen/benoemingen 46 Verkeersnood 43

Veronderstelde beperkingen nieuw systeem 41 Veronderstelde oplossingspotentie nieuw systeem 40

Vorderingen ontwerp 39 Private investeringen in nieuw systeem 38

Overheidsinvesteringen in nieuw systeem 35

Page 40: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

35

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Economische voorspoed 33 Politieke wil tot vernieuwing OV-systeem 33

Positieve ervaringen buitenland met nieuw systeem 32 Innovatiebeleid 30

Verwachte kosten nieuw systeem 29 Contracten en doeldefinitie bij aanvang 29

Eerdere blamages politici 27 Draagvlak voor vernieuwing OV-systeem 27

Potentieel economisch risico ontw. Project 25 Verwacht prijspeil conventioneel vervoer 25 Gelijkheid doelen bij aansturende actoren 24 Rendementsverwachting nieuw systeem 24 Communicatie over doelen gaandeweg 24

Instemming media 24 Nieuwe innovaties in samenleving 23

Invloed Minister van Financiën 23 Lobby pro vernieuwing 20

Lobby contra vernieuwing 20 Vertrouwen overheid in technische haalbaarheid 19

Wetten en beleidsgebruiken 19 Actorwijzigingen in aansturend systeem 19

Sociaal gehalte regeerakkoord 19 Vertrouwen bij private partijen in overh. intenties 18

Inzet en motivatie ontwikkelteam 18 Garantstelling ontwikkelkosten door overheid 16

Innovatieklimaat 13

Tabel: Mate van passiviteit van factoren (van meest naar minst door andere factoren gestuurd)

Factor Passiviteit

score

Overheidsinvesteringen in nieuw systeem 70 Private investeringen in nieuw systeem 59

Vertrouwen bij private partijen in overh. intenties 52 Politieke wil tot vernieuwing OV-systeem 51 Draagvlak voor vernieuwing OV-systeem 49

Inzet en motivatie ontwikkelen 48 Instemming media 45

Lobby pro vernieuwing 40 Gelijkheid doelen bij aansturende actoren 39

Invloed Minister van Financiën 36 Lobby contra vernieuwing 35

Garantstelling ontwikkelkosten door overheid 34 Innovatieklimaat 34

Potentieel economisch risico ontwikkeling 30 Verkeersnood 28

Veronderstelde oplossingspotentie nieuw systeem 24 Sociaal gehalte regeerakkoord 22

Veronderstelde beperkingen nieuw systeem 21 Rendementsverwachting nieuw systeem 21

Nieuwe innovaties in samenleving 19 Innovatiebeleid 18

Page 41: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

36

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Communicatie over doelen gaandeweg 18 Vertrouwen overheid in technische haalbaarheid 17

Afhankelijkheid LT-beleid van verkiezingen/benoemingen 16 Vorderingen ontwerp 14

Economische voorspoed 12 Actorwijzigingen in aansturend systeem 12 Verwacht prijspeil conventioneel vervoer 11

Verwachte kosten nieuw systeem 10 Wetten en beleidsgebruiken 6

Contracten en doeldefinitie bij aanvang 4 Positieve ervaringen buitenland met nieuw systeem 3

Eerdere blamages politici 0

Page 42: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

37

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Page 43: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

38

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Op basis van de matrix en grafiek lijken de volgende conclusies aannemelijk. Stuurfactoren De belangrijkste stuurders bevinden zich dus linksboven38: - het lange-termijnbeleid van de overheid. Dat moet zo weinig mogelijk afhankelijk zijn

van verkiezingen en de daaropvolgende benoemingen - de verkeersnood. Die moet zo hoog mogelijk zijn - de onvoorziene beperkingen die tijdens de ontwikkeling aan het licht komen. Deze

moeten zo klein mogelijk blijven - de vorderingssnelheid van het ontwerp, moet zo hoog mogelijk liggen - de oplossingspotentie van het nieuwe systeem. Deze moet zo groot mogelijk zijn en

blijven - de doeldefinitie bij aanvang, het innovatiebeleid en de kosten. Factoren die de dynamiek sterk sturen, maar moeilijk te beïnvloeden zijn door één partij De factoren rechtsboven zijn belangrijk voor sturing, maar moeilijker beïnvloedbaar omdat er vele andere factoren op van invloed zijn: - de private investeringen - de overheidsinvesteringen over de jaren heen - de politieke wil. Volgerfactoren: niet op sturen Op grond van de matrix zou je tevens de volgende (soms opmerkelijke) punten mogen vaststellen: - bovengemiddeld concentreren op het draagvlak is oninteressant, omdat dat door

teveel factoren wordt beïnvloed en je er zelf geen rechtstreekse invloed op hebt. Wel heeft het zin je op de politieke wil (die er direct na zit in de tekening) te concentre-ren

- concentreren op het vertrouwen bij private partijen is minder interessant om dezelf-de redenen

- ook concentreren op media-instemming is minder interessant. Dit wordt door vele factoren beïnvloed en beïnvloedt zelf maar gemiddeld (dit past bij de stelling dat 3 mensen een samenleving kunnen veranderen)

- wetten en beleidsgebruiken zijn minder interessant om op te concentreren - actorstabiliteit in het aansturend systeem is ook niet bovengemiddeld belangrijk - vertrouwen bij de overheid in de technische haalbaarheid is ook niet bovengemid-

deld belangrijk - zelfs het sociale gehalte van het regeerakkoord is slechts facultatief - het innovatiebeleid is veel belangrijker dan het werkelijke innovatieklimaat.

6.4.6 Discussie over de uitkomsten van de grafiek Aramis

1. Socioloog Latour stelt dat het tekort aan communicatie over doelen gaandeweg het project de das om heeft gedaan. Dat als kernfactor aanwijzen is discutabel op grond van ons causaliteitsmodel. Ons model volgend, hebben eerst politieke veranderingen veel positieve kracht doen afnemen en de Aramisorganisatie in ont-bindende richting beïnvloed. Het vertrouwen van private partijen nam af. Vervolgens bleek elke willekeurige tegenwerkende ontwikkeling voldoende om het geheel te la-ten stoppen. In dit geval was dat de Minister van Financiën, die deed wat hij bij af-

38 volgens de ene auteur die de matrix heeft ingevuld

Page 44: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

39

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

wezigheid van tegenontwikkelingen altijd zal doen: de stop eruit trekken. Terwijl politieke wil belangrijk is voor de dynamiek, blijkt het politieke systeem (in Frank-rijk) niet bestand tegen zulke lange ontwikkeltrajecten. Het zou interessant zijn na te gaan waarom dit verschilt bij ruimtevaartprogramma's van bijvoorbeeld de ESA of NASA.

2. Maatschappelijk draagvlak laten voor wat het is, is voor een beleidsomgeving onorthodox. Ook omdat in ons schema politieke wil daar direct uit volgt. Onze ver-klaring voor deze uitkomst is dat een columnist, het journaal noch de werknemers gelden ter beschikking stellen, en dat degenen die dat wel doen, zich niet primair door deze meningen laten leiden in hun beslissing. Daarom is het begrijpelijk dat in Parijs de eerste metro werd aangelegd door een zeer zelfbewuste burgemeester, die op voet van oorlog stond met de bestaande spoorwegen.

3. Concentreren op het vertrouwen bij private partijen in overheidsintenties is minder interessant volgens de grafiek. Geld uitgeven komt niet door louter vertrouwen. Daar zit de werkelijke stap naar uitgeven nog tussen, en volgens de grafiek is dat wat anders.

Was Aramis een mislukt voorbeeld van een transitie, de transitie in hoofdstuk 7 lijkt wél door te zetten: het biologisch grondgebruik.

Page 45: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

40

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

7 Biologisch grondgebruik: 80 jaar treuzelen en dan ineens boom!

7.1 Wat is biologisch grondgebruik?

Biologisch grondgebruik behelst landbouw en veeteelt. In de biologische landbouw wordt gestreefd naar een lagere milieubelasting en naar een mens- en natuurvriendelijke productiewijze. Er wordt aandacht geschonken aan de onderlinge afhankelijkheid van natuurlijke processen (bodem, seizoen) in het agro-ecosysteem. Centraal daarbij staat het ontwikkelen en behouden van een vruchtbare bodem waarbij het gebruik van synthe-tisch-chemische gewasbeschermingsmiddelen en kunstmeststoffen wordt uitgesloten. Organische meststoffen worden gebruikt en er vindt preventieve gewasbescherming plaats door toepassing van bepaalde teeltmaatregelen en preparaten op basis van kruiden en mineralen. Omwille van het welzijn van dieren wordt de biologische veehouderij gekenmerkt door een lagere veedichtheid en normen voor onder meer de aard van de huisvesting, de buitenuitloop, de oppervlakte per dier en de hoeveelheid licht en buitenlucht. Het knippen en inkorten van staarten, tanden, en snavels is niet toegestaan. Ook in de normen voor het voederrantsoen wordt rekening gehouden met de aard van het dier en de groei of productie in relatie tot de stofwisseling. De balans tussen de mineralengift en het mineralenoverschot wordt daarbij zo evenwichtig mogelijk gehouden.

7.1.1 Het ontstaan van biologische landbouw

De huidige praktijk van biologische landbouw is ontstaan uit alternatieve landbouwpro-ductiemethoden die zich in het begin van deze eeuw in Noord-Europa ontwikkelden. Drie grote bewegingen vormden de belangrijkste voorlopers: - de biologisch-dynamische landbouw - de Howard-Balfour landbouw - de organisch-biologische landbouw. Voor de biologisch-dynamische landbouw is de antroposofie de inspiratiebron. Deze onder leiding van Rudolf Steiner opgestelde filosofische theorie is een reactie op de ontwikkelingen van het materialisme in de beginjaren, rond 1910. De biologisch-dynamische landbouwmethode is door de Duitser Pfeiffer (één van Steiners volgelingen) ontwikkeld. Hierbij staat de samenwerking van biologische processen en dynamische (kosmische) krachten in de natuur centraal. Aanhangers van biologisch-dynamische landbouw zijn ervan overtuigd dat hiermee de kwaliteit van de geproduceerde voedingsmiddelen behouden en versterkt wordt. De Howard-Balfour (of organische) landbouw is in de jaren '45- '48 ontstaan in Engeland op basis van de theorieën van Sir Howard Balfour omtrent het composteren en benutten van mineraalreserves in de ondergrond met behulp van diepwortelende klavers en kruiden.

Page 46: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

41

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

De organisch-biologische landbouw is gebaseerd op de ideeën van de Zwitserse dr. H.P. Rusch en dr. H. Muller uit de jaren '40. Centraal staat het principe van de kringloop van de "lebende Substantz" in de natuur. Deze binnen de theorie als onvernietigbaar geachte nucleïnezuren beschrijven een eeuwigdurende kringloop en hebben het vermogen defec-ten in chromosoomsystemen en ziekten te verhelpen. Sindsdien zijn (wereldwijd) mondjesmaat boeren en tuinders op deze (en verwante) biologische of ecologische productiemethoden overgestapt. De echte doorbraak begon pas in de jaren '70, toen het milieubewustzijn in de wereld flink toenam. In die periode ontstond een landbouwmethode onder de naam " ecologische landbouw" die we nu samen met de eerdergenoemde stromingen rekenen tot de biologische sector. Poster Op de volgende pagina treft u de verkleinde poster van de case over biologisch grondge-bruik aan. De bijlage bevat een grotere versie in kleur.

7.1.2 De groei van biologische landbouw

De omvang van de biologische landbouw is in Nederland qua volume nog steeds zeer bescheiden, maar er is sinds de jaren '80 sprake van een versnelde groei, en er is een schaalsprong waar te nemen eind jaren '90.

Om

slag

fase

Biologische landbouw

Actoren

Actoren

Actoren

- Grootwinkelbedrijven- Ministerie LNV- Intermediaire organisaties- Keuring en controle organisaties- Natuurvoedingswinkels- Kwaliteitsbewuste en (milieu)kritische consument

- Milieu- en natuurorganisaties- Early adaptors/ideologen- Natuur- en reformwinkels- Kritische en milieubewuste consument- Direct verkopende boeren- Coöperaties

- Filosofen- Wetenschappers- Ideologen

Negatieve gevoelens consument inzake biotechnologie

Actiegroepen wijzen op welzijn van dieren

Zorg om de vruchtbaarheid van de bodem

AttitudeRabobank

Hogere prijs, geringere beschikbaarheid, kwaliteit en assortiment biologische landbouwproducten

Groeiende bewustwording milieu en gezondheid

Reactie op het opkomende materialisme en de mechanisatie en agroficatie van de landbouw

Hoogconjunctuur, grotere bereidheid meer te betalen voor biologische landbouwproducten

Professionaliseringafzetkanalen

Markt ziet kansen in eco-lifestyle en consumptiepatronen

Gifschandalen en veterinaire epidemieën leiden tot kritischer wordende consumenten

Maatschappelijke weerstand overproductie binnen de EU

Exploderendegrondprijzen

Absoluut voedseltekort wettelijk verplichte productieprogramma's

Gebrek aan landbouwkundigevernieuwing

Groei biologischelandbouw > 10 %

per jaar

2000

Oprichting vakgroep Alternatieve

Landbouw LUW

jaren '80

AH gaat in eco-offensief

Maatschappelijkdebat genetischegemodificeerde

organismen

1910: Filosofievan Rudolph Steiner:

antroposofie

Hervorming/herstructurering

varkens en pluimveesector

Milieuzorgbinnen detailhandel

Omvorming tot acceptabele en

positievetraditionelelandbouw

Groeimilieu- en

natuuropleidingen

Diversifiëringdetailhandel

(biedt alternatieveen biologische

productenlijn aan)

1999

1 Nota biologische landbouw Min. LNV

e

Regeling groenbeleggen

Min. Financiën

19921995

PvA biologische landbouw Min. LNV

1996

Inzet proefbedrijvenop biologische

productiebedrijven

1997

Eerste Nederlandsewetgeving over

biologische landbouw

1980

EU-verordening voor biologische

productie

1991

Oprichting SKAL

1991

Organische landbouw

1946

Biologische landbouw

1940

Eerste natuurvoedings-

winkels

jaren '70

Biologische coöperatieDemeter

1980

EKO-keurmerk

1985

Introductiebiologische

groente-abonnementen

1988

Biologischdynamische landbouw

1913

Objecten van verandering

Objecten van verandering

Objecten van verandering

The

oret

isch

e &

fi

loso

fisc

he fa

sePi

onie

rsfa

se

Cultuur

Cultuur

Behoud en versterking natuurlijke potenties ecosysteem

Aandacht voor milieu en gezondheid

Groeiende ECO-lifestyle, afnemende maatschappelijke waardering traditionele boeren

(Micro)-verontreinigingen in voedselketen

Alternatieve landbouw-

productiemethoden (ideologische boeren)

Kritischer consumptief gedrag

Overschakeling op biologische productie op basis van bedrijfs-

economische argumenten

Theorieën over biologische en kosmische processen

Coöperatieve afzet

Verbreding afzetkanalen biologische producten

Kennis

Structuur

Systemen

Gedrag

Gedrag

1999

19851985

1980

K r a c h t e n

1955

1960

1910

1980

1955

1960

1910

©

403MVDH1e

Intenties

Kennis

Technologie

Finish

De maatschappij verandert m

ee

Start

Maatschappelijke ontwikkelingen initiëren

De maa

tschappij v

erandert mee

Maatschappelijke ontw

ikkelinge

n initi

ëren

Geitenwollen sokken imago biolandbouw

1945: Theorieën van Sir Howard-Balfour

Page 47: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

42

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Tabel: Groei biologisch grondgebruik in ha (bron IKC-V)

Jaar Aantal bedrijven oppervlakte in ha 1972 1976 1979 1983 1986 1989 1991 1993 1994 1995 1996

85 120 170 210 278 359 439 455 512 521 554

450 900

1.800 2.200 2.750 6.540 9.230

11.150 11.150 12.790 14.330

Qua areaal biologische landbouw behoort Nederland tot de middenmoot van Europa. Denemarken, Duitsland en Oostenrijk zijn de koplopers. Cijfers van recentere datum zijn niet gevonden, maar op basis van de lopende aanvragen voor overschakelingsubsidie blijken er alleen al in 1999 136 bedrijven (3.701 ha) over te willen gaan op biologische landbouw. Ondanks deze groeicijfers omvat de biologische landbouw nog steeds maar 1% van het areaal landbouwgrond in Nederland.

7.1.3 Verklaringen van de groei

De laatste jaren is de biologische landbouw dus zowel in areaal als in aantal bedrijven sterk gegroeid. De omschakeling van boeren van gangbare naar biologische landbouw wordt in verband gebracht met de toegenomen belangstelling van consumenten voor het biologische product. Deze belangstelling valt samen met de aandacht van consumenten voor thema’s als gezondheid, milieuvriendelijkheid van de productie, de effecten van de productie op de leefomgeving en, niet te verwaarlozen, de bereidheid van consumenten om hiervoor ook een meerprijs te betalen. Was het in de jaren '70 en '80 zo dat biologisch geproduceerde voedingsmiddelen slechts direct vanaf de boerderij of via de natuurvoedings- of reformwinkels te verkrijgen waren, inmiddels vinden de biologische producten hun weg via de gangbare afzetkanalen. Hierdoor zijn grotere groepen consumenten ermee bekend geworden, is het afzetkanaal geprofessionaliseerd en zijn de afzetmogelijkheden uitgebreid. Ondanks dat hebben de biologische producten tot nu toe een klein marktsegment. Marktleiders in de retail (AH, Schuitema, Unigro) zien op het moment van schrijven substantiële groeimogelijkheden in de groene producten en hebben de biologische producten tot één van hun strategische speerpunten gemaakt. Behalve een commerciële drijfveer zijn hieraan ook het ethisch en maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef debet. Ook aan de productiezijde zijn er motieven die agrariërs doen besluiten over te schake-len op biologisch grondgebruik. De voorlopers in de jaren '60 en '70 gingen veelal vanuit ideologische motieven overstag. De milieu- en natuurorganisaties hebben in de jaren '70 en ' 80 actie gevoerd tegen bijvoorbeeld chemische gewasbescherming en kistkalveren (Milieudefensie, Nederland Gifvrij, Stichting Lekker Dier, Dierenbescherming). Onder deze publieke druk zijn agrariërs zich bewust geworden van de kwetsbare positie en het negatieve imago van hun product.

Page 48: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

43

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Ook de productieoverschotten en het daarmee gepaard gaande prijsbeleid en de quotering hebben de ontwikkeling bevorderd. Van veel agrariërs (met name in de melkveehouderij, varkensmesterij en akkerbouw) liepen de inkomsten terug. Biologisch grondgebruik bleek een welkom alternatief. De agrarische sector is sinds het NMP een belangrijke doelgroep van het Nederlandse milieubeleid en derhalve met nieuwe wetten en regels geconfronteerd. Het beleid ten aanzien van verzuring (ammoniakemissie), vermesting (mineralenoverschot) en versto-ring (stank, verdroging) heeft bijgedragen aan een inperking van de mogelijkheden voor een traditioneel agrarisch bedrijf. Investeringen benodigd voor het beperken van emissies (afdekking mestopslag, emissiearme mestaanwending, mechanische onkruidbestrijding, nieuwe pesticiden, gesloten teeltmethoden) dan wel de daarvoor noodzakelijke schaal-vergroting en mechanisatie hebben boeren een duw in de rug gegeven richting een (meer) op biologische grondslag gebaseerde productiemethode. Naast de toegenomen milieukos-ten spelen de stijgende productiekosten (arbeid, energie, productieruimte, quota, heffin-gen) een rol. In de varkenshouderij heeft zich de laatste jaren een crisis voorgedaan: lage vlees- en biggenprijzen door een Europees overschot, rampzalige veterinaire problemen (blaasjes-ziekte, varkenspest), exportverboden en stijgende energie- en milieukosten. Het droeg allemaal bij aan een omslag in de acceptatie van traditionele productiemethoden. Alle bedrijfstakken binnen de landbouw kampen in meer of mindere mate met een slechter wordend imago en een lager wordende maatschappelijke waardering. Kwesties zoals de gifpieper, hormoonpreparaten, BSE en kistkalveren hebben de afzetkansen van vele landbouwproducten negatief beïnvloed. Ook is het boerenbedrijf zelf in problemen geraakt door externe milieufactoren. Bodemverontreiniging, dioxine-uitstoot van afval-verbrandingsinstallaties en besmet slootwater hebben veel consumenten aangespoord meer dan voorheen kritisch te kijken naar de productiewijze en herkomst van voe-dingsmiddelen.

7.1.4 Genetisch gemodificeerde organismen

Ondanks een stilzwijgende groei in het begin van de jaren '90 zijn genetisch gemodifi-ceerde organismen tegenwoordig veelvuldig negatief in het nieuws. Het feit dat geneti-sche modificatie kan zorgen voor een grotere resistentie tegen ziekten en een lagere behoefte aan gewasbeschermingsmiddelen, lijkt de markt minder vertrouwen in te boezemen dan de onbekende risico's van genetisch gemodificeerde organismen. Door perikelen rondom doorgestraald voedsel, BSE-koeien/ziekte van Creutzfeld-Jacob en het dioxinehoudende Belgische kippenvoer heeft het vertrouwen van de consument behoor-lijke deuken opgelopen. Het aantal natuurwinkels en de omzet hierin heeft hier de laatste jaren alleen maar van kunnen profiteren. En in hun gevolg de supermarkten. Mede op grond van deze emotionele voorbeelden groeit de vraag naar biologische produc-ten op het moment van schrijven zeer sterk. Albert Heijn verwacht dat binnen afzienba-re tijd 20 tot 30% van de consumenten ecoproducten af gaat nemen en voert dan ook een miljoenencampagne om ecoproducten te promoten. Eco is volgens reclamebureaus binnenkort geen hype meer, maar een levensstijl.

Page 49: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

44

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

De rechtszekerheid voor biologische boeren is in de jaren '90 beter beschermd door standaardisatie en harmonisatie van biologische productievoorschriften. De biologische productie en verwerking zijn in de Europese Unie vastgelegd en beschermd met wetge-ving. Zo is vastgelegd dat in de biologische landbouw: - voor de bemesting gebruik wordt gemaakt van dierlijke mest, compost, stikstof-

bindende gewassen en enkele natuurlijke producten. Kunstmest is niet toegestaan - gebruik wordt gemaakt van vruchtwisseling, natuurlijke resistentie in planten en

dieren en natuurlijke plaagbestrijders om ziekten en plagen tegen te gaan - dieren veel ruimte hebben, en hokken met stro en een buitenuitloop. Couperen en

snavelkappen zijn niet toegestaan - medicijnen in de veehouderij alleen mogen worden toegepast ter bestrijding van

ziekten en dus niet preventief. Standaard medicijnen in het voer en groeihormonen zijn verboden

- biologische producten vrij zijn van genetisch gemodificeerde bestanddelen. Voor de bescherming van ecoproducten bestaan verschillende Nederlandse keurmerken (onder andere EKO en Demeter). De controle van biologische productie, verwerking en handel wordt in Nederland hoofdzakelijk uitgevoerd door de controleorganisatie SKAL. De SKAL ziet toe op (wettelijk gedefinieerde) productievoorschriften voor de biologische landbouw en geeft daarmee de consument een garantie voor een betrouwbaar product en de producent rechtszekerheid voor een eerlijke concurrentie.

7.2 Fasen in de transitie

7.2.1 De eerste golf

De biologische landbouw is dus de uitkomst van drie alternatieve theorieën en metho-dieken en het resultaat van de landbouwmethoden die in Noord-Europa werden inge-voerd aan het begin van deze eeuw. Al deze voorlopers waren erop gericht problemen van de gangbare landbouw te voorkomen. Dit betreft de kwaliteit van de geteelde pro-ducten, de bodemvruchtbaarheid en de ziekten en plagen. Het is dus een reactie op de gangbare landbouw, die gericht is op kwantiteit en productieverhoging, en heeft geleid tot teeltmethoden die – volgens de aanhangers – leiden tot een vicieuze cirkel van ziekten en plagenbestrijding. Oorzaken daarvan zijn de verminderde bodemvruchtbaar-heid, de verminderde innerlijke kwaliteit van het product, het optreden van resistentie en een verschuiving in de soortensamenstelling van onkruidgezelschappen. De biologische landbouw heeft zich in de beginfase vooral als een ideologische en filosofische stroming gekenmerkt (reactie op de ontwikkeling van het materialisme in die tijd). De meeste aandacht ging in die fase uit naar de productiemiddelen (bodem, zaaigoed, bemesting).

7.2.2 De tweede golf

In de jaren '70 en ' 80 kwamen er behalve vele volgelingen uit de milieubewustwording ook aanhangers om pragmatische marktoverwegingen overschakelden. Deze pragmati-sche stroming heeft de aandacht meer gericht op de productiegoederen zelf (kwaliteit van melk, vlees, groente, eieren, etc.) dan op de productiemethoden.

7.2.3 De derde golf

In de jaren '90 heeft zich een omslag voorgedaan in het voordeel van de biologische landbouw. Binnen de economische omstandigheden en het overaanbod van voedings-

Page 50: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

45

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

middelen groeide de behoefte aan teelttechnisch onberispelijke maar tegelijkertijd kwalitatief hoogstaande producten. Schandalen rond besmette voedingsmiddelen maak-ten een grote groep consumenten kritisch in de aanschaf van voedingsmiddelen. Biologi-sche producten kregen hiermee een grotere doelgroep en afzetmarkt. De detailhandel begreep deze verandering en introduceerde, zodra de kwaliteit van de producten vol-doende was, groene producten op de schappen van de supermarkten. Een omslag naar een vraagmarkt was ontstaan. De veranderingen binnen de landbouw zijn op te vatten als wijzigende structuren (de zeer sterke kennisinfrastructuur), instituties (keuringscertificaten en wetten) en syste-men. Biologische landbouw heeft een wezenlijke positie ingenomen binnen het land-bouwschap, de afzetkanalen, in het landbouwonderwijs en de onderzoeksinstellingen. Voor wat betreft systemen zijn de productiemethoden door biologische landbouw aan het verschuiven gegaan (onder meer wisselteelt, organische bemesting, niet-synthetische gewasbeschermingsmiddelen, gemengde bedrijfstypen).

7.3 Factoren die de ontwikkeling van biologisch grondgebruik bevorderden

Een groot aantal factoren droeg bij aan het succes: - antroposofie heeft als filosofische inspiratiebron bijgedragen aan de basisprincipes van

de biologische landbouw, zoals het niet-gebruiken van oplosbare minerale meststoffen en de autonomie van het landbouwbedrijf dankzij een "polycultuur veeteeltsysteem" (samenwerking biologische processen en kosmische krachten)

- groeiende bewustwording en weerstand tegen het gebruik van chemische bestrij-dingsmiddelen en de aantasting/uitputting van de bodemvruchtbaarheid

- opkomst van organisaties en verenigingen op het gebied van biologische productie; - invloed van uiteenlopende crises en crisissferen (met positieve en negatieve effecten

op de biologische landbouw) waardoor de landbouw is geteisterd. Deze varieerden van productieproblemen, waardoor een direct voedseltekort ontstond (tot de jaren '60), tot financiële problemen als gevolg van overproductie, natuurschade, ziekten en plagen;

- structurele prijsdalingen voor traditionele landbouwproducten, onder andere door ingrepen in de marktordening, grotere concurrentie en (periodieke) overproductie van vele traditionele teeltgoederen (varkens, graan, melk)

- noodzakelijk geworden productiebeheersing binnen de traditionele landbouw (meer ruimte voor alternatieven)

- het zoeken naar kwaliteitsverbetering met een hogere marge - hoger wordende productiekosten (met name grond- en milieukosten en minder kosten

voor energie, kunstmest en krachtvoer) - afnemende waardering voor de land- en tuinbouw en de agrarisch ondernemer - uitbreiding en professionalisering van de afzetmarkt voor biologische producten (van

natuurvoedingswinkel naar supermarkt) - schandalen rond besmette voedingsmiddelen van intensieve veehouderij en monocul-

turen (gifpieper, groeihormonen, BSE, dioxine, PCB's, pest) - toenemende aandacht voor het welzijn van dieren en de actiebereidheid hiervoor van

de consument en belangenorganisaties - de door vele agrariërs als doodlopende weg ervaren gang naar schaalvergroting, inten-

sivering en mechanisering van het agrarisch bedrijf - wettelijke regelingen en beschermingsconstructies voor biologische productiemetho-

den - stimuleringsmaatregelen vanuit de overheid en productschappen, onder meer voor:

. demonstratieprojecten

. onderzoek

Page 51: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

46

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

. consumentenvoorlichting

. kennisverspreiding en -uitwisseling

. onderwijs en nascholing

. marktontwikkeling en afzetbevordering

. kwaliteitsbewaking en -controle

. overschakeling - kritischer wordende consument, aandacht voor kwaliteitsproducten, vrees voor

residuen in voedingsmiddelen - negatieve consumentengevoelens rondom nieuwe technologieën in de landbouw-

productie (onder andere genetische modificatie, dikbilkoeien, oormerken etc.) - installatie van controleorganisaties voor het waarborgen van de kwaliteit van biologi-

sche productiemethoden en producten - Nederlandse (en Europese) samenwerking van biologische producentenorganisaties:

NVEL, BD-vereniging, Biologica, Werkgroep Biologische Landbouw van het Land-bouwschap, de NRLO, Platform Biologische landbouw en voeding)

- ontdekken van marktkansen voor detailhandel en voedingsmiddelenindustrie - opzet en financiële ondersteuning van verschillende onderzoeks- en onderwijscentra

voor biologische landbouwproductiemethoden - MacSharry plannen (Europese hervorming van de landbouw, braakleggen) - alternatieve teeltmogelijkheden door introductie van nieuwe alternatieve biologische

gewassen en agrificatiemogelijkheden - averechtse effecten van de reacties en antwoorden vanuit de traditionele landbouw op

pogingen van de overheid tot inkrimping van varkensstapel, mestoverschotten, etc. (aanvechten voor de rechter van publiek gesteunde beleidsmaatregelen, demonstra-ties).

7.4 Factoren die de ontwikkeling van biologisch grondgebruik remden

- absolute voedseltekorten in periodes voor en na de Tweede Wereldoorlog waardoor omschakelingsmogelijkheden doorkruist werden door wettelijk verplichte aanleg van (grootschalige) akkerbouwgrond;

- belemmerende criteria die gesteld werden/worden bij de toewijzing van overschake-lingsubsidies (minimaal 2 jaar agrarisch bedrijf, binnen 2 jaar volledig overgeschakeld, minimale bedrijfsgrootte, maximaal subsidiebedrag);

- weerstand vanuit traditionele agrariërs (bedreigend), ook wel de bio-ergernis genoemd: "10% groei van niks is weer niks";

- het ontbreken van een eigen specifieke productie- en afzetstructuur en het moeten concurreren met staande organisaties;

- het in de eerste tientallen jaren ontbreken van een systematisch strategisch plan voor het verbeteren van de bedrijfsvoering, verwerkings- en handelskanalen;

- hogere prijzen van biologische producten (als gevolg van hogere arbeidsinzet, beperk-tere productie per eenheid grond, minder efficiënte logistiek in de distributie, hogere marges in verband met kleinere hoeveelheden en lagere doorstroomsnelheid in de de-tailhandel);

- omschakeling naar biologische landbouw kost vaak meer dan twee jaar. In die tussen-tijd loopt de boer financieel risico en lijdt hij verlies door productieverlies (teeltscha-de, ziektes). Steun voor omschakeling loopt vaak te kort.

Wie bovenstaande lijsten bekijkt, ontkomt niet aan verwondering over het feit dat er tientallen heftige tegenbewegingen nodig zijn geweest om de ontwikkeling van de Nederlandse landbouw van koers te laten veranderen. Blijkbaar zat de traditionele landbouw érg stevig in het zadel. We hebben de indruk dat de halve maatschappij inmiddels was veranderd (consumentengedrag, cultuur en ethiek, innovatiehelden,

Page 52: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

47

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

politieke intenties voor de toekomst), maar dat door de instituties (wetten, infrastruc-tuur, samenwerkingsverbanden, politieke bescherming) de transitie schrankte. Toen dat deel van het hexagon eenmaal loskwam, werd de verandering als een shocktherapie doorgevoerd, werden de agrariërs speelbal in de chaos en was het persoonlijk leed bijzonder groot.

7.5 Duurzaamheidindicatie

Biologisch grondgebruik heeft veel relaties met duurzaamheid. Bij de productie staat het ontwikkelen en beschermen van een vruchtbare bodem centraal. Er is veel aandacht voor de natuurlijke processen in het agro-ecosysteem. Toevoegingen en daarmee veront-reinigingen van het natuurlijke systeem worden zoveel mogelijk voorkomen. Door afstemming van de bodem, de plantaardige en dierlijke productie, het denken en werken met kringlopen en relatief kleine gemengde bedrijfstypen ontstaat bedrijvigheid die in tijd en kwaliteit naar een in principe duurzaam niveau kan groeien. Ook in sociaal-economisch oogpunt vervult de biologische landbouw een rol. Het gaat dan om de benutting van locale en streekeigen potenties en het versterken van locale en regionale economie. Sociaal-maatschappelijk liggen er kansen in de natuur- en land-schapsontwikkeling wanneer het bedrijf in een juiste relatie weet om te gaan met de omgeving. Door de arbeidsintensieve productie schept de biologische landbouw meer werkgelegenheid en zijn er mogelijkheden voor combinaties met sociale functies (hulp-verlening, socialisatieprojecten, educatie), mits de samenleving deze functies honoreert.

Groei van biologisch grondgebruik in Nederland

403MVDH1h

Emotionele en rationeledrempels voor omschakelingnaar biologisch grondgebruik

Leverings-betrouwbaarheid

Afwijkendekwaliteit

Beperktassortiment

- ---

-

-

Kloof tussen vraag enaanbod biologischelandbouwproducten

Reclame/promotie voorbiologische landbouwproducten in retail

Vraag naar biologischelandbouwproducten

Begrip voor biologischelandbouw bij massa

Bewustwording vanconsument voor milieuen gezondheid

Populariteit biologischelandbouwproducten

Concurrentie door niet-biologisch geproduceerdevoedingsmiddelen

Prijspeil biologischelandbouwproducten envoedingsmiddelen

Arbeidsintensiviteitbiologische landbouw

Kennis en vaardighedenin de biologische land-bouwproductie ketenAantal op biologische grond-

gebruik overgeschakeldebedrijven

Emotionele en rationeledrempels bij de omschakelingnaar biologisch grondgebruik

Premies voor de over-schakeling op biologischgrondgebruik

Aandacht voor milieubinnen het landbouw-beleid

Invloed van de natuuren milieu organisaties

-

+

+

+

-

+

+

+

+

+

+

+

+

Delay

Bio-ergernis

Extrainvesteringen

Extra risico'steelmethoden

--

-Positieve attitudeo.a. Rabobank t.o.v.biologische landbouwAanloopproblemen

Traditioneel enhistorisch bepaaldeproductiemethoden +

+ +

Gifschandalen enveterinaire epidemieën +

+

+

Angst voor genetischgemodificeerdevoedingsmiddelen

+-

Geiten wollen sokkenimago

Beschikbaarheidbiologische producten

-

-

Normale koopgewoontenconsument

+

Agrarischconservatisme

+

Wetgevingvoedingsmiddelen &

landbouw

Agrarisch blok-vorming in de

Nederlands politiek

+

+

R4

R1

R2 R3

R3= de ‘Kennis en Kwaliteit’-cirkel

R4= de ‘Nu lust ik het niet meer’-cirkel

R1= de ‘Nu ook bij Super de Boer’-cirkel

R2= de ‘Landbouwers gaan overstag’-cirkel

++

-

-

Legenda

Rebound effecten

©

Page 53: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

48

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

7.6 Modellering causaliteit van biologische landbouw

7.6.1 Causaliteitsschema

Een causaliteitsschema van biologisch grondgebruik kan er uitzien als op de vorige pagina. Een pluspijl betekent: indien de factor waaruit de pijl vertrekt zou toenemen, neemt de factor waarin de pijl uitmondt ook toe. Een minpijl betekent: indien de ver-trekfactor zou toenemen, neemt de aankomstfactor af.

7.6.2 Toelichting causaliteitsschema

De dynamiek van biologisch grondgebruik wordt in dit schema bepaald door de volgende vier cirkels: - de 'Nu ook bij Super de Boer'-cirkel - de 'Landbouwers gaan overstag'-cirkel - de 'Kennis en kwaliteit'-cirkel - de 'Nu lust ik het niet meer'-cirkel. Deze kunnen elkaar tegenwerken of versterken. Jarenlang zijn de bewegingen in de vier cirkels blijkbaar zodanig geweest dat de totale vordering van biologisch grondgebruik minimaal was. Pas in de jaren '90 is door tientallen ontwikkelingen de balans zodanig in evenwicht gekomen dat enkele sterke actoren (Ahold) en gebeurtenissen (besmettings-schandalen) voldoende waren om de koers substantieel te beïnvloeden.

7.6.3 De causaliteitsmatrix

Het causaliteitsschema toont alleen de sterkste oorzaak-gevolgverbanden. Tussen veel factoren onderling bestaan echter ook oorzaak-gevolgrelaties. Dit beseffende, is van elke factor naar elke andere factor een invloed te schatten. We hebben dat gedaan in de causaliteitsmatrix op de volgende pagina. Legenda: 0 = geen invloed tussen twee factoren; 3 = sterke invloed tussen twee factoren.

Page 54: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

49

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Indien de resultaten worden uitgezet in een grafiek, ontstaat het beeld zoals weergege-ven op de dáárop volgende pagina.

Page 55: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

50

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Page 56: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

51

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

7.6.4 Intuïtieve conclusies

Op basis van bestaande kennis en ervaringen met biologische landbouw veronderstelden we aanvankelijk dat de groei van biologisch grondgebruik beïnvloed wordt door: - het ondersteunen van bedrijfsomschakeling (niet alleen korte termijn) - het stimuleren van onderzoek en opleiding - het controleren op productiemethodes, voorschriften en keurmerken - het faciliteren van alternatieven ten tijde van crises in de sector - het laten aansluiten van marktontwikkeling bij wijzigende

percepties van de consumenten - het verbeteren de logistiek in de verwerkings- en afzetsystemen - het voorlichten van consumenten: communiceer over de sterke punten van biologi-

sche landbouw (kwaliteit en milieu) - het stimuleren van verkoop vanuit de boerderij en groenteabonnementen.

7.6.5 Conclusies op grond van het causaliteitsschema

Na het maken van het diagram wordt met name onze aandacht getrokken door factoren met de meeste causaliteitspijlen: - de bewustwording van consument voor milieu en gezondheid (omdat er veel beïnvloe-

dingspijlen uit vertrekken) - de populariteit van biologische landbouwproducten (omdat er veel

beïnvloedingspijlen in uitmonden) - de verkoop van biologische landbouwproducten in de reguliere retail (idem) - emotionele en rationele drempels bij de omschakeling naar biologisch grondgebruik

(idem). Op basis van het causaliteitsschema zouden deze vier factoren tot aanzwengeling of versnelling van de reinforcing loop moeten kunnen leiden indien de remmende factoren worden gedempt dan wel de versterkende factoren worden gestimuleerd. Daarbij gaat het om het volgende: - het wijzigen van het geitewollensokkenimago van biologische producten - het vergroten van de beschikbaarheid van biologische producten - het voorkomen van reboundeffecten ('ik koop al biologische

producten dus ik kan het me best veroorloven') - het vergroten van het assortiment, de leveringsbetrouwbaarheid en de kwaliteit van

bioproducten - het verruimen van biologische productiesystemen als groene financiering door banken - het terugbrengen of compenseren van aanloopproblemen bij omschakeling naar

biologisch grondgebruik - het zorgdragen voor cultuurverandering in de landbouwsector ten gunste van biolo-

gisch grondgebruik.

7.6.6 Hoe denken geraadpleegde experts erover?

We vroegen twee landbouwkundig experts op persoonlijke titel om hun mening over de factoren pro en contra de ontwikkeling van biologisch grondgebruik. Zij hadden wel de transitietekst gelezen, maar niet het causaliteitsschema gezien. Hun mening volgt hierna. Dominante factoren pro biologische landbouw: - de milieueffecten van reguliere landbouw, waardoor de overheid (en anderen) onder

Page 57: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

52

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

meer op zoek ging naar milieuvriendelijkere alternatieven (die er ook waren) - nieuwe allianties van (deels nieuwe) actoren (zie bijvoorbeeld Appèl op Groen) die een

belang hadden bij biologische producten (en daardoor landbouw), niet langer alleen in de 'groene' en antroposofische hoek, maar ook supermarkten en het CBL waardoor biologische producten onder meer minder geitewollensokkerig werden

- er heeft een zekere verzakelijking plaatsgevonden van de biologische sector en de niet-biologische sector ziet brood in biologische producten (o.a. door invloed maatschappe-lijk verantwoord ondernemen, maar ook door puur commerciële motieven). Voor-beeld: Groene Weg Slagerijen laten (een deel van) hun distributie door een ‘reguliere’ vleesproducent doen (die overigens biologisch en niet-biologisch naast elkaar doet)

- misschien wel welvaartstoename in combinatie met meer aandacht voor immateriële zaken: doordat mensen gemiddeld meer te besteden hebben, zijn ze bereid meer voor hun voedsel te betalen (relatief nemen de voedingsbestedingen af, absoluut nog altijd toe) als dat een toegevoegde waarde heeft en hogere behoeften bevredigt

- toenemend belang van gezondheid in combinatie met gezondheiddenken in het imago van de reguliere landbouw door recente ziektes en besmettingen.

Dominante factoren contra biologische landbouw - gebrek aan gezichtsbepalende personen c.q. agressieve of ten minste wervende

verkoopmethoden - het geitewollensokkenimago.

7.7 Dominante factoren na bestudering van het causaliteitsschema

Eén auteur heeft de matrixscores geschat. De resultaten staan vermeld in onderstaande tabellen. Deze tabellen vormen samen de assen van de grafiek erna.

Tabel: Mate van activiteit van de biologisch-grondgebruik-factoren (van meeste naar minste invloed op de andere factoren)

Factor Invloedsscore

Bewustwording consument voor milieu en gezondheid 34 Gifschandalen en veterinaire epidemieën 34

Verkoop biologische landbouwproducten in reguliere retail 32 Verkoop promotie en retail 31

Kennis en vaardigheden in de biologische productieketen 31 Prijspeil biologische landbouwproducten en voedingsmiddelen 31

Begrip biologische landbouw bij de massa 30 Aantal bedrijven met biologisch grondgebruik 27

Invloed natuur- en milieuorganisaties 26 Concurrentie niet-biologisch geproduceerde voedingsmiddelen 26

Aandacht voor milieu binnen het landbouwbeleid 25 Angst voor genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen 25

Traditioneel en historisch bepaalde landbouwproductiemethoden 25 Populariteit biologisch landbouwproducten 24 Vraag naar biologische landbouwproducten 22

Arbeidsintensiteit biologische landbouw 21 Gap tussen vraag en aanbod biologische landbouwproducten 20

Extra investeringen/teelttechn./risico's bij omschakeling naar biologisch grondgebruik

20

Positieve attitude (o.a.) RABO-bank t.o.v. biologische landbouw 19 Normale koopgewoonten consument 19

Assortiment/leveringsbetrouwbaarheid/afwijkende kwaliteit biologische 19

Page 58: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

53

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

producten Reboundeffecten van milieubewustwording 19

Premies voor de overschakeling op biologisch grondgebruik 15 Emotionele & rationele drempels bij omschakeling naar biologisch

grondgebruik 11

Tabel: Mate van passiviteit van de factoren van biologisch grondgebruik (van meest naar minst door andere factoren gestuurd worden)

Factor Passiviteitscore Emotionele en rationele drempels bij de omschakeling naar biolo-

gisch grondgebruik 40

Concurrentie niet-biologisch geproduceerde voedingsmiddelen 38 Verkoop biologische landbouwproducten in reguliere retail 37

Aantal bedrijven met biologisch grondgebruik 36 Populariteit biologische landbouwproducten 34

Begrip biologische landbouw bij de massa 31 Aandacht voor milieu binnen het landbouwbeleid 31

Positieve attitude (o.a.) RABO-bank t.o.v. biologische landbouw 31 Vraag naar biologische landbouwproducten 27

Bewustwording consument voor milieu en gezondheid 27 Verkoop promotie en retail 26

Normale koopgewoonten consument 25 Gap tussen vraag en aanbod biologische landbouwproducten 24 Premies voor de overschakeling op biologisch grondgebruik 24

Extra investeringen/teelttechn./risico's bij omschakeling naar biologisch grondgebruik

24

Kennis en vaardigheden in de biologische productieketen 22 Prijspeil biologische landbouwproducten en voedingsmiddelen 21

Invloed natuur- en milieu-organisaties 17 Assortiment/leveringsbetrouwbaarheid/afwijkende kwaliteit

biologische producten 17

Traditioneel en historisch bepaalde landbouwproductiemethoden 16 Reboundeffecten van milieubewustwording 12

Angst voor genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen 11 Arbeidsintensiteit biologische landbouw 9 Gifschandalen en veterinaire epidemieën 6

Het causaliteitsschema brengt ons tot de volgende conclusie. Sturingsfactoren De factoren die de grootste invloed hebben39 bevinden zich linksboven in de matrix: - gifschandalen en veterinaire epidemieën - prijspeil biologische landbouwproducten en voedingsmiddelen - invloed van natuur en milieuorganisaties - angst voor genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen. Indien de overheid de verspreidingsdynamiek wil bevorderen, zou ze waar mogelijk op deze elementen moeten sturen.

39 volgens de auteur die de matrix heeft ingevuld

Page 59: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

54

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Sturingsfactoren die echter zelf weer sterk beïnvloed worden (en daardoor moeilijk te beïnvloeden zijn door één partij) bevinden zich rechtsboven in de matrix: - bewustwording consument voor milieu en gezondheid - verkoop biologische landbouwproducten in de reguliere retail - verkoop promotie en reclame in de retail - kennis en vaardigheden in de biologische productieketen - begrip voor biologische landbouw bij de massa - aantal bedrijven overgeschakeld op biologisch grondgebruik - aandacht voor milieu binnen het landbouwbeleid - populariteit biologische landbouwproducten - concurrentie van niet-biologisch geproduceerde voedingsmiddelen. Indien de overheid de verspreidingsdynamiek wil bevorderen, zou ze deze elementen in de gaten moeten houden omdat ze belangrijk zijn voor beïnvloeding van de totale dyna-miek. Factoren die als indicatoren voor de voortgang kunnen dienen bevinden zich rechtson-der in de matrix Op de volgende factoren zou gemonitord kunnen worden. Ze zijn niet als eerste geschikt als sturingselement, maar juist te zien als de uiteinden van de diffusie van biologisch grondgebruik. Daarom zijn ze wel geschikt om op te monitoren: - signalen over emotionele en rationele drempels bij omschakeling naar biologisch

grondgebruik - positieve attitude van banken ten opzichte van biologische landbouw - vraag naar biologische landbouwproducten - kloof tussen vraag en aanbod biologische landbouwproducten - extra investeringen/teelttechnieken/risico’s bij omschakeling - normale koopgewoonten consument - premies voor overschakeling op biologisch grondgebruik.

7.7.1 Discussie uitkomsten biologisch grondgebruik

1. Opvallend is dat de populariteit van biologische producten en het milieubeleid binnen de landbouw volgens de causaliteitsmatrix niet de meest sturende factoren zijn. Een reden hiervoor is dat deze factoren op hun beurt weer sterk beïnvloed wor-den door andere factoren en daarmee instabiel zijn. Hetzelfde geldt voor de verkoop van biologische producten in de retailkanalen, de promotie ervan en het begrip voor biologische landbouw bij de massa. Premies voor de overschakeling op biologisch grondgebruik blijken in de matrix zelfs erg weinig invloed te hebben

2. Het inzetten van crises om vastgelopen organisaties of systemen in beweging te krijgen is bekend en als veranderkundig principe vaak beschreven. In deze zin zouden de gifschandalen of andere crises als hefboom kunnen worden gebruikt om de groei van biologisch grondgebruik te forceren, onder andere door gebruik te maken van de gretigheid waarmee de publieke opinie hierop ingaat. Voor de overheid is een derge-lijke werkwijze natuurlijk discutabel te noemen. In dit kader past ook de angst voor genetisch gemodificeerde voedingsmiddelen. Het actief sturen op bedreiging en angst is weinig diplomatiek en past niet in de sfeer van de duurzame samenleving.

3. Het actief beïnvloeden van het prijspeil ligt wél voor de hand. Slechts weinig over-heidsinstrumenten zijn daar nu op gericht (groenfinanciering). Actief sturen met BTW-tarieven zou daaraan kunnen worden toegevoegd.

4. Verder blijkt uit de matrix dat de historisch bepaalde productiemethoden (de traditi-onele boer) maar zeer beperkt van invloed is op het biologisch grondgebruik. In feite

Page 60: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

55

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

ziet de agrarische sector zich anno 2000, na jaren van sturende invloed, geplaatst voor een situatie waarin zij zelf gestuurd wordt door krachten in haar omgeving. De in-vloedspijlen die tussen 1940 en 1980 vertrokken vanuit de agrarische wereld, zijn nu omgedraaid. Speelbal in plaats van speler door de eigen instituties te lang vast te zet-ten in een veranderende omgeving.

7.8 Literatuur en bronnen biologische landbouw

- Notitie Biologische Landbouw; Tweede Kamer 16 september 1992 - IT Journaal (nieuwskrant voor KLV), dossier Biologische Landbouw, oktober 1997 - Alternatieve landbouw, inventarisatie, evaluatie en aanbevelingen voor onderzoek,

Ministerie LNV 1974 - 50 Jaar Nederlandse Landbouw, H. Hovius 1967 - De biologische landbouw, Directoraat Generaal X van de EG, 1994 - Appèl Groen Licht voor de Biologische Landbouw, Platform Biologische Landbouw en

Voeding, 1996 - Publiciteitscentrum Biologische Landbouw, Wageningen - Binnenlands Bestuur nr. 20 1999 - Diverse reisverslagen over biologische landbouw binnen de EG van LEI-DLO, 1996 - Websites van het Ministerie van LNV, de CML, het platform Biologica, de SKAL,

Landbouw Universiteit Wageningen.

Page 61: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

56

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

8 Reflectie

Eigenlijk gaat het in dit project niet zozeer om de cases zelf. De vraag is of de kennis en de methode die we gehanteerd hebben, ons bruikbare inzichten verschaffen voor VROM over transities, hun beïnvloedbaarheid en de rol van de overheid daarbij.

8.1 Nieuwheid

Causaal-verbandanalyses zijn al enige tijd bekend uit de literatuur, maar ze worden tot nu toe niet gebruikt bij de directie Strategie en Planvorming van VROM. Nieuw voor deze afdeling is het modelleren volgens vernette systemen in plaats van lineaire (zoals als prijs omhoog dan minder rijden).

8.2 Wat kan op een causaal model gefundeerd worden?

Het is bekend uit de literatuur en de adviespraktijk dat dit soort dynamische modellen kan dienen als fundering voor: - scenariodenken - computersimulatie, waarbij softwarematig de reactie van actoren binnen ondernemin-

gen of de samenleving wordt gesimuleerd als eerste test voor het invoeren van ver-nieuwend beleid

- spelsimulatie (gaming), waarbij personen het gedrag van actoren in de samenleving spelen als eerste test voor het invoeren van vernieuwend beleid

- het benoemen van factoren waarop beleidsmakers gaan sturen en factoren waarop ze gaan monitoren

- het verhogen van het bewustzijn van de strategiemakers van de mechanismen in de samenleving. Dit is een zuiver leerdoel.

8.3 Hoe valide is de causaal-verbandmethode?

De causaal-verbandmethode is een subjectieve methode: mensen benoemen op basis van kennis en inzicht de factoren, hun relaties en de betekenis daarvan. Bij dit soort metho-den ga je ervan uit dat iedereen zijn eigen werkelijkheid creëert, dat werkelijkheden van deskundigen geldig zijn. Een econoom ziet andere veranderingen dan een industrieel ontwerper, bosbouwer of socioloog, en het model verkrijgt meer geldigheid naarmate meer deskundigen hun versie inbrengen. Het gaat dus niet zozeer om verificatie van het model dan wel om aanvulling of verrijking. De overtuigendheid neemt dus toe met het aantal betrokkenen. In dit project hebben we vijf personen betrokken bij het opstellen van de causaliteits-schema's. Slechts één persoon heeft de causaliteitsmatrix ingevuld. Dit is een smalle basis voor conclusies. Uit Verkenningen in beleidsanalyses40 haalden we het volgende citaat: 40 Geurts en Vennix; uitg. Kerckebosch, Zeist, 1989

Page 62: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

57

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

“Wetenschappers uit de betrokken disciplines (economen, sociologen, organisatiedes-kundigen, filosofen) hebben vaak kritiek op onderdelen van causaal-erbandanalyses. Zij zien principes en gewoonten uit hun vakgebied onvoldoende terug. Bovendien twijfelen ze aan het nut van de exercitie: hun discipline kan immers de kennis met meer detail leveren. Het kost veel moeite om specialisten duidelijk te maken dat de waarde van een causaal-verbandschema steekt in de integrale aanpak: waar specia-listen slechts op onderdelen kennis kunnen leveren, probeert het schema het geheel inzichtelijk te maken. Het model is veeleer bedoeld om een pragmatische adequate beschrijving van het totale systeem te geven met alle voor de oplossing van bepaalde beleidsproblemen relevante aspecten”.

Uit dezelfde bron: “Over de empirische data het volgende: in de systeemdynamische traditie gaat men

ervan uit dat alle variabelen (factoren) die conceptueel van belang zijn in principe moeten worden opgenomen. Ze weglaten zou struisvogelpolitiek zijn. Het alternatief zou speculatieve uitspraken opleveren op grond van zwak onderbouwde, maar wel volledige modellen. Een gevoeligheidsanalyse zal deels moeten uitmaken hoe belang-rijk bepaalde van deze relaties zijn voor de uitspraken die men op grond van de mo-del-output doet.”

8.4 Is de methode universeel toepasbaar?

Wijzigt de modellering van een case met de tijd? Waarschijnlijk wel, al verschillen de meningen hierover. De methode van de causale systemen wordt universeel toepasbaar indien er uit de voorbeelden universele modules (archetypen) worden afgeleid, die anderen weer kunnen inspireren bij het maken van hun transitiemodel. Er ontstaat dan een metataal die boven de cases staat. Hoewel geen twee situaties hetzelfde zijn, zullen er analogieën ter inspiratie voorkomen. Bijvoorbeeld in vele projecten waarbij de wisselwerking tussen overheidsinvestering en particuliere investering een rol speelt. Of bij vele veranderingen waarbij gebruiken en wetten jaren achterblijven om vervolgens met geweld los te scheuren.

8.5 Heeft het model ordenende waarde?

Toen we startten kregen we een lijst van circa 120 factoren die transities beïnvloeden. De causaliteitsschema’s per case maken een prioritering mogelijk naar de sterkte waarin specialisten denken dat factoren een systeem beïnvloeden. Dit beschouwen we als winst op het gebied van ordening.

8.6 Heeft het model voorspellende waarde?

Het becommentariëren van transities uit het verleden is één ding. Maar wat kun je met dit soort verbanden bij overgangen die op dit moment in de samenleving nodig zijn? Neem ter illustratie eens enkele problemen die beleidsaandacht hebben op het moment van schrijven: - gedragsbeïnvloeding bij consumenten (bijv. kunnen een productscript en terugkoppe-

ling het gedrag gunstig en voldoende beïnvloeden?) - fileproblemen oplossen - landbouw hervormen - de nieuwe rol van de overheid - het doorbreken van glazen plafonds voor vrouwen in arbeidsorganisaties.

Page 63: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

58

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

We denken dat cruciale onderdelen van deze punten met causaal-verbandanalyses te modelleren zijn en vervolgens te simuleren. In welke mate de simulaties voorspellende waarde hebben, is ons nog niet duidelijk. Er zijn Nederlandse wetenschappers die zich daar al enige tijd mee bezig houden. Uit de eerder genoemde bron haalden we het volgende citaat: “Beleidsmakers die zich met heel concrete inhoudelijke problemen bezighouden

vinden in causaal-verbandanalyses vaak niet datgene terug waarnaar ze zoeken. In een causaal-verbandanalyse wordt een dusdanig hoog systeemniveau nagestreefd dat het loskomt van de problematiek van alledag. Dit maakt dat je het systeem kunt begrijpen zonder je te verliezen in details. Het moet inzichtelijk en beperkt blijven”; door de bomen moet het bos zichtbaar blijven”.

De auteurs van dit rapport zouden deze handschoen graag opnemen, zoals ze dat gepro-beerd hebben bij de modellering van Aramis en van biologisch grondgebruik. Een voor-beeld zou kunnen zijn een modellering van kwesties rond gedragsbeïnvloeding door productscriptwijzigingen (zie projecten bij NOVEM/drs. I. Brand en UT/drs. Jelsma).

8.7 Is de methode communiceerbaar?

Het ziet ernaar uit dat dit soort exercities eigenlijk participatief tot stand moet komen. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste blijken bij het overdragen van een causaal-verbandanalyse, buitenstaanders een grote kennisachterstand te hebben. De opsteller kan na de grondige analyse volstaan met een hoger abstractieniveau. Een beleidsambte-naar heeft of neemt vaak te weinig tijd om zich alle onderliggende informatie eigen te maken om tot hetzelfde inzichtniveau te komen. Het werken met visueel hulpmateriaal, zoals computer-animaties en posters, kan dit nadeel verkleinen maar niet voorkomen. Causaal-verbandanalyses zijn arbeidsintensief (door de analyse, interviews en discussie-sessies). Een tweede reden voor participatie van de beleidsambtenaren is dat hun inzicht niet gemist kan worden in de verrijking van het model. Causaal-verbandanalyses maken betekent dus voldoende tijd reserveren in eigen huis voor participatie en meebouwen.

8.8 Eerst data en dan causaal model of andersom?

Onze werkwijze is geweest: eerst historische data, daarna het causaal-verbandschema. Dit kan ook omgedraaid worden. Met behulp van historische cases kan de juistheid van causaal-verbandschema’s en -analyses getoetst worden. Het lijkt ons een goed idee om de analyse nogmaals uit te voeren voor één of enkele van de vier overige cases.

8.9 Liever actoren dan factoren

Deze methode concentreert zich op meer op factoren dan op actoren. Dat is jammer, daar we eerder stelden dat transitieanalyses idealiter tot op het niveau van groepjes actoren afdalen. Elke factor heeft relaties met actoren. Bij biologisch grondgebruik komen boeren in een chaotisch (= niet door henzelf beheerst naar snelheid en richting) verlopende overgang als het totale systeem een plotselinge versnelling doormaakt. Het is de moeite waard hierover meer kennis te verwerven.

8.10 Kunnen bestaande verworvenheden er in ondergebracht worden?

In welke mate kunnen de bestaande beleidspraktijken een plaats krijgen in het concept?

Page 64: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

59

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

De wens van beleidsmakers met een klein hefboompje een grote verandering te bewerk-stelligen Deze wens is uitstekend inpasbaar in ons traditiedenken. De voorwaarde is dat er al potentiële energie in het systeem zit. Bijvoorbeeld dat vier van de vijf hoekpunten de laatste jaren al zijn opgeschoven en er al spanning is ontstaan met een achterblijvende actor of deelsysteem. Houd belangen van partijen in de gaten Het in de gaten houden van belangen van partijen (favoriet onderwerp bij convenanten) is uit te leggen als het begrijpen van stukjes van de causaliteit. Nichemanagement Een veel terugkomend onderwerp in de innovatiesturing is nichemanagement: het in een beschermd milieu tot ontwikkeling brengen van een gewenste technologie, die laten doorgroeien en vervolgens vrij laten op de markt. We hebben geen bijzondere aandacht kunnen schenken aan het inpassen van niche-management in onze transitiemodellering. Dat is jammer.

8.11 Biedt onze kennis nu al inspiratie voor duurzaamheidbeleid?

Het was niet zozeer onze opdracht, maar het blijft interessant je af te vragen of er inspi-ratie uitgaat van de beschreven transities voor het duurzaamheidbeleid. Hieronder enkele punten: - zowel bij kantoorautomatisering als bij emancipatie speelt er een eeuw lang een

individuoverstijgende kracht (respectievelijk het streven naar kostenreductie en ach-terstandsopheffing) die, steeds aangepast aan de tijdgeest, de ontwikkeling voortstuwt. De vraag is of duurzaamheid ook zo’n kracht kan vinden die individuoverstijgend werk doet

- zowel bij emancipatie en de biologisch-grondgebruikcase als bij milieubeleid blijkt dat boeken en andere publicaties van denkers grote invloed kunnen hebben op de samen-leving. Het is de moeite waard na te denken of VROM dit mechanisme nog beter kan inzetten in de toekomst

- uit de emancipatiestudie blijkt dat normen en waarden in tien jaar kunnen omslaan, maar dat het gevecht tegen instituties (wetten, gebruiken, statuten, conventies) onme-telijk veel energie en tijd heeft gekost. Zo bezien is elke wet een fixatie voor lange tijd. Wetten, hoe nodig ook, verdienen daarom met argwaan te worden bekeken. Ze zetten de continue verandering op één hoekpunt vast

- uit Aramis volgde het opmerkelijke resultaat dat media en draagvlak vaak minder belangrijk zijn dan iedereen denkt. Degenen die de besluiten nemen, laten zich daar blijkbaar niet primair door leiden. Een verfrissend punt, maar nog onvoldoende gehard

- een ander inzicht is dat we hebben laten zien dat niet alle ontwikkelingen in een transitie (cultuur, techniek, gedrag, etc.) tegelijk aangepakt hoeven te worden als we een brede verandering willen inzetten. Begin maar ergens en zorg dat de rest op acceptabele afstand volgt (niet schrankt), lijkt het devies voorlopig

- simulering (computersimulatie en spelsituaties) van dynamiek zou wel eens een zeer gunstige voorbereiding kunnen zijn op werkelijke overheidsinterventies. Deze simula-ties kunnen op de causaal-verbandanalyses worden geënt

- het begint aannemelijk te worden dat een handvol krachtige personen op sleutelplaat-sen in de samenleving de grote ommekeer kunnen bewerkstelligen

- wie meekijkt in de analyse beïnvloedt de resultaten. Vele kijkers verrijken daarmee het resultaat. De overheid kan hiervan gebruik maken door eenzelfde case te laten becommentariëren door verschillende disciplines. Elke zal haar eigen oplossingsgam-ma produceren. De overheid kan vervolgens de krenten uit de pap zoeken als inspira-

Page 65: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

60

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

tie voor nieuw beleid - zowel bij biologisch grondgebruik als milieubeleid hebben crises grote invloed gehad

op de snelheid van de transitie. Crisis (= grote verandering met niet door betreffende actor beheerste richting en snelheid) kan dus functioneel zijn. In biologisch grondge-bruik was de crisis disfunctioneel voor de traditionele boeren, maar functioneel voor de alternatieve boeren, de milieubeweging, de Duitse anti-wasserbomben-consument en misschien zelfs grotendeels voor de beleidsmakers

- hoe krijg je commitment van marktpartijen? Het is interessant met het hexagon en causaal verband in het achterhoofd na te denken over wanneer partijen bereid worden om commitment af te geven voor verbeteringen

- de Linux-ontwikkeling die in de case Internet beschreven wordt (oplossen van pro-blemen door een wereldwijd netwerk van vrijwilligers die het probleem van internet plukken, het oplossen en vervolgens mailen aan de probleemcoördinator) is inspire-rend voor het oplossen van technische en organisatorische duurzaamheids-problemen

- kan de overheid tot vernieuwend beleid komen? Onder welke omstandigheden zijn overheden in staat te komen tot vernieuwende netwerken en inzichten? We hebben ontwrichtende innovaties toegelicht als tegenpool van ondersteunende innovaties. Bij ondersteunende innovaties blijven de waardenmix, netwerken en achtsverhoudingen intact. Bij ontwrichtende innovaties echter wijzigen netwerken en machtsverhoudin-gen zich, omdat de waarden waarop succes gebaseerd is, zich wijzigen. Het intrigeren-de is dat marktleiders eenvoudig de ondersteunende innovaties veroorzaken of volgen, maar uiterst moeilijk in ontwrichtende innovaties blijken te kunnen excelleren. Zo-wel ondersteunende als ontwrichtende innovaties kunnen overigens klein en funda-menteel zijn. Stel dat er voor deze observatie, gedaan door Christensen in de compu-terindustrie, een analogie geldt in beleidsnetwerken. Dan kan een ambtenaar zich met recht afvragen welke categorieën beleidsoplossingen en netwerkinnovaties buiten beeld blijven, louter omdat de overheid overlegt en beslist met de marktleidende par-tijen op het gebied van productie, handel, onderzoek en consultancy. Met deze partij-en zal het uiterst moeilijk zijn om vernieuwingen door te voeren die een nieuwe waardenmix als basis hebben. Ze zullen, bijvoorbeeld omdat ze hun grootste klanten om een mening vragen, de bestaande waarden in stand houden, terwijl som-mige daarvan juist wel eens de oorzaak zouden kunnen zijn gebrek aan vorderingen in het duurzaamheidsproces.

8.12 Rol van de overheid

We vermoeden dat de faciliterende rolopvatting van de overheid (en zeker niet de scheidsrechtersrol) lang niet altijd voldoende is om een beweging van een samenhangend systeem op gang te brengen, te versnellen of van richting te laten omslaan. De overheid mag dan geen regisseur van het systeem zijn, ze onderschat zichzelf door louter facilita-tie, ze is wél onderdeel ervan. Het gaat om kracht en beweging die de overheid inbrengt in dit systeem: remmingen wegnemen, actief optreden (' de eerste meisjesschool'), intenties uitspreken en daarnaar handelen, maar ook zelf participeren, ontwikkelen en tegenbewegingen stuiten.

8.13 Schuld

Het wordt duidelijk dat bij complexe bewegingen de kleinste factoren belangrijk worden als het systeem in bijna-evenwicht komt. Schuld toewijzen (geliefd onderwerp voor de media en de politiek) is in zo'n geval nauwelijks interessant.

Page 66: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

61

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

8.14 Hoe een nieuwe transitie aan te pakken?

Op basis van het geleerde geven wij hier een suggestie voor de aanpak van een nieuwe transitievraag. 1. Kies veranderobjecten Kies voor een nieuw transitie-onderwerp eerst de sleutelfactoren die waarschijnlijk bij

de omslag betrokken moeten zijn (bijvoorbeeld het aantal personenauto's, het aantal reiskilometers per inwoner).

2. Beschrijf causaliteit Teken de causaliteit rond elk van deze sleutelfactoren: wat

versterkt wat? Verrijk het beeld met nader onderzoek, interviews en interactie met deskundigen.

3. Werk matrix uit voor alle relaties tussen alle factoren 4. Stel een plan van beïnvloeding op 5. Simuleer de praktijk in een computer- en spelsimulatie. Kijk wat er gebeurt in de

simulatie 6. Stel het plan van beïnvloeding bij 7. Stuur in de praktijk op stuurvariabelen 8. Monitor op volgvariabelen 9. Verrijk het model indien er nieuwe mechanismen blijken.

8.15 Tot slot

De auteurs hebben niet bepaald het idee alles gelezen te hebben dat verrijkend is voor ons model. Ze zouden het bijzonder jammer vinden indien de opdrachtgever niet met dit onderwerp zou doorgaan, aanvullende kennis zou verzamelen en het volgens de principes van de lerende organisatie ter beschikking zou stellen aan medewerkers.

Page 67: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

62

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

Bijlagen

Act

oren

Act

oren

Act

oren

403M

VD

H1b

1987

1987

1985

-86

1987

1982

1984

1975

1974

197419

82

1970

1972

1969

Obj

ecte

nva

nve

ran

deri

ng

Obj

ecte

nva

nve

ran

deri

ng

Obj

ecte

nva

nve

ran

deri

ng

InitiatieffaseOntwerpfaseVoorbereidingsfase

©

1999

1987

1999

1987

1986

1970

1971

1962

1986

1970

1971

1962

Par

ijse

-reg

io-

ontw

ikk

elin

gsm

ij(D

AT

AR

)sta

rtm

etsp

ecia

list

(Bar

det)

stu

die

naa

rnie

uw

OV

-sy

stee

m

Stop

proj

ect

Mat

raen

onde

rzoe

ksin

stit

uut

(INR

ETS)

slu

iten

con

trac

tvo

orpr

otot

ype

Star

ton

twik

kel

-co

mm

itte

e:Pa

rijs

em

etro

(RA

TP

)als

proj

ect-

leid

er,M

atra

,Lok

ale

over

heid

(Ile-

de-F

ran

ce),

Min

.tra

nsp

ort,

DA

TA

R,e

nO

rly

Alg

emen

eon

vred

eov

-sys

tem

en(t

raag

,men

senm

assa

’s,

stan

k,f

iles

,in

flex

ibel

ein

fras

tru

ctuu

r)

Mat

razo

ekt

dive

rsif

icat

ie

De

elec

trom

otor

toeg

epas

tin

met

rost

elle

n

De

vari

abel

eve

ilig

heid

safs

tan

dto

egep

ast

inm

etro

trac

ees

Del

enva

nde

tech

niek

toeg

epas

tin

rake

ttec

hni

ek

Ver

voer

skun

dige

nzo

eken

wer

eldw

ijd

nie

uwO

V-s

yste

em

Tes

tres

ult

aat

vrij

goed

1980

Na

vele

loct

iest

udi

esva

ltde

keu

zeop

Zui

d-P

arijs

1980

-82

Proj

ect

ligt

tech

nisc

hst

il,o

ntw

ikke

ltea

mle

egge

haal

dvo

oron

twik

keli

ng

auto

mat

isch

em

etro

inLi

lle

Hig

h-te

chbe

drij

fM

atra

koo

ptpa

ten

tBa

rdet

Ope

nin

gfu

llsy

stem

test

baan

(120

0m

eter

)

Con

trac

tvo

orfu

llsy

stem

test

baan

gete

kend

Nie

uw

prot

otyp

e

Opl

ever

ing

nieu

we

sch

aalm

odel

len

enpr

oto-

type

Inno

vati

eel

ectr

isch

em

otor

Eers

tew

erk

ende

mod

elin

Orl

y

Inno

vati

esva

riab

ele

veil

ighe

ids-

afst

and

ento

epas

sin

gIC

's

Fran

kri

jkam

biee

rtee

nte

chni

sch

voor

aans

taan

depo

siti

e

Wer

eldw

ijdm

omen

tum

voor

indi

vidu

ele

verv

oers

syst

emen

Inte

ress

eva

nop

enba

ar-

verv

oerd

esk

undi

gen:

van

indi

vidu

eelt

rans

port

naar

mas

sa-t

ran

spor

t(T

GV,

auto

m.M

etro

)

Ara

mis

wor

dtsy

mbo

olvo

orbe

stuu

rlijk

lin

ksen

kom

tzo

uit

het

slop

Mit

terr

and'

spl

anvo

orw

erel

dten

toon

stel

lin

gPa

rijs

(198

9)ge

eft

impu

lsaa

nA

ram

is

Part

ijen

hebb

enve

rsch

ille

nde

doel

enm

etA

ram

is

Dri

esl

eute

lpos

itie

sve

rsch

uive

nna

arli

nks

esi

gnat

uur

(dir

ecte

ur

RA

TP,

min

iste

rT

ran

spor

t,pr

emie

rFr

ank

rijk

)

Inte

nti

esKen

nis

Inte

ntie

s

Ken

nis

Syst

emen

Tes

tres

ult

aten

Wij

zige

ndo

orpo

liti

eke

vers

chu

ivin

gen

•R

AT

P(m

etro

pari

js;r

egie

auto

nom

ede

str

ansp

orts

pari

sien

s)di

rect

eur:

mr.

M.Q

uin

Hoo

fdR

&D

:Mr.

M.M

aire

.•

INR

ET

S(o

nde

rzoe

ksi

nst

itu

ut,

Inst

itu

tnat

ion

alde

rech

erch

esu

rles

tran

spor

ts)

•M

atra

Tra

nsp

ort

•M

inis

teri

eva

nFi

nan

ciën

•R

AT

P(m

etro

pari

js;r

egie

auto

nom

ede

str

ansp

orts

pari

sien

s)di

rect

eur:

mr.

M.Q

uin

Hoo

fdR

&D

:Mr.

M.M

aire

.•

INR

ET

S(o

nde

rzoe

ksi

nst

itu

ut,

Inst

itu

tnat

ion

alde

rech

erch

esu

rles

tran

spor

ts)

•M

atra

Tra

nsp

ort

•R

AT

P(m

etro

pari

js;r

egie

auto

nom

ede

str

ansp

orts

pari

sien

s)di

rect

eur:

naa

rM.G

irar

dH

oofd

R&

D:M

r.M

.Mai

re.

•IN

RE

TS

(on

derz

oek

sin

stit

uu

t,In

stit

utn

atio

nal

dere

cher

che

surl

estr

ansp

orts

)•

Mat

raT

ran

spor

t•

Bau

det

Full

-sys

tem

test

baan

On

derz

oek

On

twik

kel

-co

mm

itte

eM

odel

len

Con

trac

ten

Pla

nn

enen

con

trac

ten

Eer

ste

onde

rzoe

ken

enth

eore

tisc

he

mod

elle

n

Mat

eria

al

Inte

ntie

s

Syst

emen

Ken

nis

Fin

ish

De

maa

tsch

appi

j ver

ande

rt

mee

Star

t

Maatsc

happe

lijke

ontw

ikke

linge

nin

itië

ren

Demaa

tsch

appi

jver

ande

rtm

ee

Maa

tsch

appe

lijke

ontw

ikke

linge

n

initi

ëren

Com

mun

isti

sch

em

inis

ter

tree

dtaf

Pol

itie

kre

chts

tree

dtaa

nop

sleu

telp

osit

ie

Wer

eld

tent

oons

tell

ing

afge

blaz

endo

orC

hir

ac

Geb

rek

kige

com

mu

nica

tie

poli

tici

&te

chn

ici

Intr

oduc

tie

mic

ropr

oces

sor

Page 68: Transities: Kunnen drie mensen de wereld doen omslaan?

63

Twynstra Gudde / Storrm CS / Hötte

OmslagfaseBio

logi

sche

land

bouw

Act

oren

Act

oren

Act

oren

- Gro

otw

inke

lbed

rijv

en- M

inis

teri

e L

NV

- In

term

edia

ire

orga

nis

atie

s- K

euri

ng

en c

ontr

ole

orga

nis

atie

s- N

atu

urvo

edin

gsw

inke

ls- K

wal

itei

tsbe

wu

ste

en (m

ilie

u)k

riti

sche

con

sum

ent

- Mil

ieu

- en

nat

uur

orga

nis

atie

s- E

arly

ada

ptor

s/id

eolo

gen

- Nat

uur

- en

refo

rmw

ink

els

- Kri

tisc

he

en m

ilie

ube

wu

ste

con

sum

ent

- Dir

ect

verk

open

de b

oere

n- C

oöpe

rati

es

- Fil

osof

en- W

eten

sch

appe

rs- I

deol

ogen

Neg

atie

ve g

evoe

lens

co

nsu

men

t in

zak

e bi

otec

hnol

ogie

Act

iegr

oepe

n

wij

zen

op

wel

zijn

va

n di

eren

Zor

g om

de

vruc

htb

aarh

eid

van

de b

odemAtt

itu

deR

abob

ank

Hog

ere

prijs

, ger

inge

re

besc

hik

baar

heid

, kw

alit

eit

en a

ssor

tim

ent

biol

ogis

che

lan

dbou

wpr

odu

cten

Gro

eien

de

bew

ust

wor

din

g m

ilie

u e

n g

ezon

dhei

d

Rea

ctie

op

het

opk

omen

de

mat

eria

lism

e en

de

mec

han

isat

ie e

n a

grof

icat

ie

van

de

land

bou

w

Hoo

gcon

junc

tuu

r, g

rote

re

bere

idh

eid

mee

r te

bet

alen

vo

or b

iolo

gisc

he

lan

dbou

wpr

odu

cten

Pro

fess

iona

lise

rin

gaf

zetk

anal

en

Mar

kt

ziet

kan

sen

in

eco-

life

styl

e en

co

nsu

mpt

iepa

tron

en

Gif

sch

anda

len

en

vete

rina

ire

epid

emie

ën

leid

en t

ot k

riti

sch

er

wor

den

de c

onsu

men

ten

Maa

tsch

appe

lijk

e w

eers

tan

d ov

erpr

odu

ctie

bi

nne

n d

e E

U

Expl

oder

ende

gron

dpri

jzen

Abs

olu

ut

voed

selt

ekor

t w

ette

lijk

ver

plic

hte

pr

oduc

tiep

rogr

amm

a's

Geb

rek

aan

la

ndb

ouw

ku

ndig

eve

rnie

uwin

g

Gro

ei b

iolo

gisc

he

lan

dbou

w >

10

%pe

r ja

ar

2000 Opr

ich

tin

g va

kgro

ep

Alt

erna

tiev

e La

ndbo

uw

LU

W

jare

n '8

0

AH

gaa

t in

ec

o-of

fen

sief

Maa

tsch

appe

lijk

deba

t ge

net

isch

ege

mod

ific

eerd

eor

gan

ism

en

1910

: Fil

osof

ieva

n R

udol

ph S

tein

er:

antr

opos

ofie

Her

vorm

ing/

her

stru

ctur

erin

gva

rken

s en

plu

imve

ese

ctor

Mil

ieu

zorg

bin

nen

det

ailh

ande

l

Om

vorm

ing

tot

acce

ptab

ele

enpo

siti

eve

trad

itio

nel

ela

ndbo

uw

Gro

eim

ilie

u-

enn

atu

uro

plei

din

gen

Div

ersi

fiër

ing

deta

ilh

ande

l(b

iedt

alt

ern

atie

veen

bio

logi

sche

pr

odu

cten

lijn

aan

)

1999

1 N

ota

biol

ogis

che

lan

dbou

w M

in. L

NV

e

Reg

elin

g gr

oen

bele

ggen

Min

. Fin

anci

ën

1992

1995

PvA

bio

logi

sch

e la

ndb

ouw

Min

. LN

V

1996

Inze

t pr

oefb

edri

jven

op b

iolo

gisc

hepr

odu

ctie

bedr

ijve

n

1997

Eer

ste

Ned

erla

ndse

wet

gevi

ng

over

biol

ogis

che

lan

dbou

w

1980

EU-v

eror

deni

ng

voor

bio

logi

sch

e pr

odu

ctie

1991

Opr

icht

ing

SKA

L

1991 O

rgan

isch

e la

ndb

ouw

1946

Bio

logi

sch

e la

ndb

ouw

1940

Eers

te

nat

uu

rvoe

din

gs-

win

kel

s

jare

n '7

0

Bio

logi

sch

e co

öper

atie

Dem

eter

1980

EK

O-k

eurm

erk

1985

Intr

odu

ctie

biol

ogis

che

groe

nte

-ab

onn

emen

ten

1988

Bio

logi

sch

dyn

amis

che

land

bou

w

1913

Obj

ecte

n va

n ve

rand

erin

g

Obj

ecte

n va

n ve

rand

erin

g

Obj

ecte

n va

n ve

rand

erin

g

Theoretische & filosofische fase

Pioniersfase

Cul

tuu

r

Cu

ltu

ur

Beh

oud

en v

erst

erk

ing

nat

uurl

ijke

pot

enti

es

ecos

yste

em

Aan

dach

t voo

r mil

ieu

en

gez

ondh

eid

Gro

eien

de

EC

O-l

ifes

tyle

, af

nem

ende

m

aats

chap

peli

jke

waa

rder

ing

trad

itio

nel

e bo

eren

(Mic

ro)-

vero

ntre

inig

inge

n in

voe

dsel

kete

n

Alt

ern

atie

ve

land

bou

w-

prod

uct

iem

etho

den

(ide

olog

isch

e bo

eren

)

Kri

tisc

her

co

nsu

mpt

ief g

edra

g

Ove

rsch

akel

ing

op

biol

ogis

che

prod

uct

ie

op b

asis

van

bed

rijfs

-ec

onom

isch

e ar

gum

ente

n

Th

eori

eën

over

bi

olog

isch

e en

kos

mis

che

proc

esse

n

Coö

pera

tiev

e af

zet

Ver

bred

ing

afze

tkan

alen

bi

olog

isch

e pr

oduc

ten

Ken

nis

Stru

ctu

ur

Syst

emen

Ged

rag

Ged

rag

1999

1985

1985

1980

Kr

ac

ht

en

1955

1960

1910

1980

1955

1960

1910

©

403M

VD

H1e

Inte

nti

es

Ken

nis

Tec

hnol

ogie

Fin

ish

De

maa

tsch

appi

j ver

ande

rt

mee

Star

t

Maatsc

happe

lijke

ont

wik

kelin

gen

init

iëre

n

De maa

tsch

appi

j ver

ande

rt m

ee

Maa

tsch

appe

lijke

ont

wik

kelin

gen

initi

ëren

Gei

ten

wol

len

sokk

en

imag

o bi

olan

dbou

w

1945

: Th

eori

eën

van

Si

r H

owar

d-Ba

lfou

r