Tijdschrift Zone, voor spelend en onderzoekend leren

32
1 Z O E N J a a r g a n g 1 6 2 0 1 7 n r . 3 VOOR SPELEND EN ONDERZOEKEND LEREN OP JE KOP DE ZANDBAK IN! WELKOM BIJ DE GRIEKEN EN ROMEINEN SPEL MET ZAND EN WATER OP EXPEDITIE DOOR HET LICHAAM © 2017 Koninklijke Van Gorcum

description

Tijdschrift Zone, voor spelend en onderzoekend leren, verschijnt vier keer per jaar http://www.tijdschriftzone.nl

Transcript of Tijdschrift Zone, voor spelend en onderzoekend leren

1

Z O ENJa

arga

ng 1

6 20

17 nr. 3

VOOR SPELEND EN ONDERZOEKEND LEREN

OP JE KOP DE ZANDBAK IN!WELKOM BIJ DE GRIEKEN EN ROMEINEN SPEL MET ZAND EN WATER OP EXPEDITIE DOOR HET LICHAAM

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

2

Zone is een bron van informatie en inspiratie over spelend en onderzoekend leren voor (aankomende) professionals in onderwijs en kinderopvang. Zone verschijnt vier keer per jaar.www.tijdschriftzone.nl

REDACTIEBea Pompert (hoofdredacteur), Jedidja Meima (eindredacteur, secretariaat), Ester van Oers, Marga Putter, Hanneke Verkleij, Nanette Wagenaar, Marjolein Dobber, Marte van Vliet (webredacteur)

ZONE ADVIESRAADHilde Amse, Hans Bakker, Dorian de Haan, Bert van Oers, Judith van Oers, Ellen Versteeg, Ali Verwoerd, Janke Wagenaar

REDACTIE-ADRESJedidja Meima p/a Molenbuurt 24 1811 KD Alkmaar 06-21635761 [email protected]

AbonnementenParticulier € 38,00Instelling € 56,00Studenten € 30,00Buitenland € 71,00Los nummer € 13,25 (exclusief

verzendkosten)

Koninklijke Van Gorcum BV Postbus 43, 9400 AA Assen Telefoon 0592 – 379 555 Een abonnement wordt auto-matisch verlengd, tenzij een schriftelijke opzegging is inge-diend bij afdeling Klantenservice van Koninklijke Van Gorcum: [email protected].

AdvertentiesNeem contact op met Ray Aronds van Recent BV: [email protected] 020 3308998Postbus 172291001 JE Amsterdam

Vormgeving en drukKoninklijke Van Gorcum BVFotografie cover: Hanneke Verkleij, Hoorn

issn 1569-6952© 2017, Koninklijke van Gorcum, AssenAlle auteursrechten ten aanzien van de inhoud van deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden.

COLOFON

Foto

grafi

e: H

anne

ke V

erkl

eij

VAN DE REDACTIE

SPEL VOOROP!

In deze Zone kun je je hart ophalen aan spel. Alle artikelen laten iets zien van het belang van een spelgerichte blik op onderwijsactiviteiten. Voor alle kinderen van alle leeftijden is spel de motor van hun brede ontwikkeling en onderzoekende houding.

Onderzoeken en spelen in en over de wereld, die nog alles kan worden en waarbinnen leerlingen kunnen worden wie zij willen zijn. Ontdekken waarin je geïnteresseerd bent, voelen waar je beter in wilt worden en beslissen waar jouw deelname en verantwoorde-lijkheid ligt. Daar is de school voor!

In deze Zone lees je artikelen waarin leerkrachten laten zien hoe spel ook leerlingen in de midden- en bovenbouw op het puntje van hun stoel brengt. Niet over gedemo-tiveerde pre-pubers die er geen zin meer in hebben of afhaken. Je leest over goede praktijken waarbij het curriculum niet uit het boekje komt, maar door de handen van kinderen gaat en uitmondt in betekenisvol leren. Spel en de spelverhalen van de groep zorgen voor nieuwe mogelijkheden in het onderwijs. Immers, aan spel dat je samen opbouwt kan elk kind meedoen. Het ‘past’ altijd. Of het nu gaat om spel in de zandbak of watertafel, spel in het archeologiemuseum of spel bij het maken van een tv-journaal, ieders bijdrage doet ertoe.

Spel geeft ruimte aan verbeelden, samenwerken, taal- en denkontwikkeling, plannen maken, probleemoplossen en wereldverkenning. Soms moeten kinderen een zetje krijgen, omdat ze het spelen hebben afgeleerd en ze zijn gaan denken dat je leert uit een boekje en voor een cijfer. Goede leerkrachten weten hoe ze die zetjes in de goede richting kunnen geven waardoor ze alle kinderen het spelplezier gunnen, en daarover schrijven ze in deze Zone.

Namens de redactie van Zone, veel leesplezier.

Bea Pompert (hoofdredactie)

2 Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Jaargang 16 2017 nr. 3 3

ONTWIKKELINGSGERICHT ONDERWIJS, VAN THEORIE NAAR PRAKTIJK 4 Column van Maarten Wijker

OP JE KOP DE ZANDBAK IN! 9 Een pleidooi voor de zandbak

STIMULEREN VAN ZANDBAKSPEL VAN JONGE KINDEREN 10 Het belang van begeleiden van onderzoekend spel

SPEL MET ZAND EN WATER 13 Praktijkverhalen in beeld

IN DIT

NUMMERVoor spelend en onderzoekend leren

DE WERELD BUITEN DE SCHOOL 18 De waarde van excursies

WELKOM BIJ DE GRIEKEN EN ROMEINEN 20 Terug naar de oudheid

ZIN IN LEZEN IN LIMBURG 23 Column van Erna van den Berg

OP EXPEDITIE DOOR HET LICHAAM 26 Een gezondheidscentrum in de school

KORT 29 AGENDA 31

EEN EIGEN MUSEUM

Terug naar de oertijd

24

KRIEBELBEESTJES

Onderzoekend leren in de onderbouw

6

IK ONDERZOEK HET WEER

Spel in de middenbouw

16

3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Ontwikkelingsgericht Onderwijs, van theorie naar praktijkDe theorie klinkt fantastisch: intrinsiek gemotiveerde leerlingen die zelf de rich-ting van het onderwijs bepalen, Wauw! Onderzoeksactiviteiten in de groep waar-bij leerlingen het beste uit zichzelf halen, te gek! Hoe moeilijk kan het zijn…

HOE HET BEGONIk start fanatiek en plan bijna elke dag ruim de tijd voor het thema. Het eerste thema wordt ‘Kunst en de Gouden Eeuw’. Het lijkt me geweldig en ik kom zowaar tot een aantal aardige startactiviteiten. We schilderen kleurencirkels en spreken over Nederlanders in de tijd van de VOC. In ‘Vakken en Vorming in onderzoek’ van De Koning (2013) lees ik over fase 0 en fase 1. Richting krijg ik op de cursus en met mijn startactiviteiten loopt het wel aardig. Ik lees over bedoelingen, thematiseren, kernactiviteiten en doelen. Ik begrijp van alles het waarom, maar tast in de klas behoorlijk in het duister. In het boek lees ik over leerlingen die op de juiste momenten zich de juiste dingen beginnen af te vragen. Leerlingen die initiatief nemen en heel nieuwsgie-ring worden. In mijn klas merk ik daar helemaal niets van. Op mijn vragenwand verschijnt van geen enkele leerling vanzelf een onderzoeksvraag. Ik lees stug verder en leer over het ontstaan van onder-zoeksvragen en het clusteren ervan. Als vanzelf ontstaan er daarna in al die klas-sen blijkbaar uitstekend samenwerkende groepjes leerlingen. Tjonge, hoe dan!

IN DE PRAKTIJKWanneer ik de theorie spiegel met de praktijk in mijn klas word ik bijkans misse-lijk. Ik begin me steeds meer af te vragen waarom het bij mij niet lekker loopt. On-dertussen stoei ik met het gedrag van een aantal leerlingen in mijn groep. Als star-tend leerkracht voel ik sowieso wel een aantal uitdagingen. Een eigen groep, ook nog een combinatiegroep. Op de koop toe heb ik een aantal leerlingen met een uit-daging op gedrag. En dan voel ik ook nog de druk van die fantastische thema’s die tot de meest prachtige sociaal-culturele praktijken moeten gaan leiden.

Na een aantal activiteiten in fase 1, de oriëntatiefase, ga ik naarstig op zoek naar het begin van fase 2, de uitvoe-

ringsfase. Waar ik ook zoek, het begin vind ik niet. Ik lees en ik lees, maar waar het boek prachtige foto’s laat zien van themawanden vol met keurig geclusterde onderzoeksvragen, kijk ik nog steeds naar een prachtig groen geschilderd prikbord, zonder vragen. Thematiseren, pfff...

TIJD VOOR REFLECTIEMijn enthousiasme tempert en ik begin te twijfelen. Wat doe ik fout, wat zie ik over het hoofd. Ik begin te vingerwijzen naar het probleemgedrag van een aantal leer-lingen in de groep. Die ene leerling die het voor de rest verpest… Onzin natuurlijk. Al reflecterend merk ik langzaam maar zeker dat mijn verwachtingen irreëel zijn. Voor alle moeite die ik in het thema stop, wil ik onbewust beloond worden met een en-

Na vier jaar HTS, zeventien jaar bedrijfsleven, twee jaar verkorte deeltijd Pabo is de eerste actie op mijn allereerste school als meester Maarten: naar de OGO cursus. Ik had op de opleiding natuurlijk wel over OGO gehoord en zou het wel gaan zien. De praktijk bleek weerbarstig.

COLUMN

We bespreken de voortgang van het model van de grote waterkringloop.

Foto

grafi

e: M

aart

en W

ijker

4 Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

5

Ontwikkelingsgericht Onderwijs, van theorie naar praktijkthousiaste en gemotiveerde werkhouding van mijn leerlingen. Net als in het boek… Zo werkt het natuurlijk niet, besef ik niet veel later. Waar ik haper, bespreek ik mijn zorg en tekortkoming met collega’s. Ook op de cursus krijg ik inzicht hoe verder te gaan. Ik hervind mezelf en accepteer dat ik te veel hooi op mijn vork neem. Als startende leerkracht heb ik nog veel te le-ren. En dat is oké! Ik maak een pas op de plaats en besluit het boek voor een tijdje weg te leggen…

DAAR VRAAG JE NOGAL WATZwevend op de grens van fase 1 en 2 begin ik te kijken wat ik nou eigenlijk van mijn leerlingen vraag. Op welke vaardigheden doe ik een beroep bij de verschillende activiteiten: samenwerken, het maken van goede onderzoeksvragen, een onder-zoeksopzet schrijven en het presenteren van je bevindingen aan de groep. Zo hé! Ik heb geen idee of mijn groep dit allemaal wel kan. Niet veel later sta ik te vertellen over samenwerkingsvaardighe-den. Ook het opstellen van een goede onderzoeksvraag nemen we onder de loep. We maken dankbaar gebruik van ‘het vragenmachientje’ en verhip, langzaam maar zeker verschijnen er ‘geeltjes’ op de vragenwand. Al doende vinden we onze weg en leren we samen over kunstenaars, schildertechnieken en al onze helden uit de Gouden Eeuw. Een geweldige sociaal-culturele praktijk wordt het nog niet, maar dat maakt me niet uit! Ik vertrouw erop dat dat bij volgende thema’s wel goed komt.

EEN GOED BEGIN IS…Waar het thema voor mij bovenal stroef verliep, leerde ik op deze manier meer dan het boek mij ooit kan vertellen. In de praktijk is het organiseren van de verschillende fases voor een eerstejaars OGO leerkracht een ingewikkelde klus. Ik leerde dat een gedegen voorbereiding een wereld van verschil betekent wanneer het thema eenmaal onderweg is. En dan nog blijft het vertalen van resultaten van startactiviteiten naar uitdagende kernacti-viteiten iedere keer weer een opgave.

Ondertussen ben ik een aantal thema’s verder. In december onderzochten we verschillende Sinterklaas-lekkernijen. Daarna doken we in het menselijk li-chaam, dat we afsloten met een fantas-tische ‘Reis door het Lijf, the Xperience’. Nederland Waterland is wat ons nu bezig houdt. We gaan binnenkort naar de sluizen, de vragenwand hangt vol en de waterbak in de klas lijkt wel een Amster-damse gracht op Koningsdag, vol met experimentele bootjes die aan allerlei zelf gestelde criteria liggen te voldoen. Hallo fase 2, wauw!

OGO IN DE SCHOOLIk ben een theoreticus. Dat is vaak handig, nu niet. Ik ben geneigd om eerst boeken te verslinden, de theorie te beheersen om daarna te beginnen. Op school werkt dat niet zo, merk ik. OGO staat voor onderwijs dat je moet doen. Vanuit de theorie in de groep aan de slag

en gewoon gaan doen. En dus begin ik. Stap voor stap leer ik hoe een thema wordt opgebouwd, de voorbereiding en het organiseren van de verschillende activiteiten. Al doende leer ik ook wat niet handig is, wat helemaal niet werkt. Ik ben nog lang niet uitgeleerd en worstel nog elke dag met het uitdiepen van activitei-ten. Hoe geef ik inhoud en diepgang aan het bouwen van een boot. Hoe wordt die ‘knutselles’ nou een les waarin daadwer-kelijk wordt geleerd over voortstuwing en het belang van die flap onder de boot, de kiel. Ik spartel, maar kom steeds vaker weer boven.

Niet alleen van de leerkracht vraagt OGO onderwijs veel tijd en energie. Van een leerling van een OGO-school wordt ook veel gevraagd. Dan is het dus noodza-kelijk om leerlingen in een vroegtijdig stadium van de basisschool die beno-digde vaardigheden aan te leren en te automatiseren. Het gaat dan om het kunnen en willen samenwerken, initiatief nemen en je bijdrage willen leveren. We willen leerlingen leren hoe onderzoek doen werkt en wanneer bijvoorbeeld een vraag een goede onderzoeksvraag is. De leerling die dit beheerst, brengt samen met de leerkracht het OGO-onderwijs naar een hoger niveau.

Foto

grafi

e: M

aart

en W

ijker

Maarten Wijker is werkzaam als groepsleerkracht van groep 6-7 op CBS het Kompas in IJmuiden.

Fase 2 is volop aan de gang!

5Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

WERK IN

UITVOERING

Een eigen museum Zesentwintig enthousiaste leerlingen uit groep 5 presenteren, tijdens hun tweedaags museum, informatie over de prehistorie aan een publiek variërend van kleuters tot grootouders. Tijdens het thema ´Terug naar de oertijd´ zijn de leerlingen door middel van spelactiviteiten gestimuleerd om onderzoek te doen naar onderwerpen die hen aanspreken.

Foto

grafi

e: N

adia

van

Roo

men

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Het museum bestaat uit vijf verschil-lende afdelingen: Fossielen, Archeo-logie, Steentijd, Bronstijd en IJzertijd. Daarnaast wordt een museumdirectie benoemd die zich bezig houdt met de organisatorische kant van het runnen van een museum. In dit artikel beschrijf ik een praktijkvoorbeeld van deze spel-activiteiten en mijn begeleidende rol. Dit artikel begint met het beschrijven van de startactiviteiten, gevolgd door het werken aan de onderzoeksvragen in werkgroepjes die uiteindelijk tot de kennis hebben geleid die de leerlingen in hun eigen museum presenteren.

EEN ARCHEOLOGISCHE VONDST Ter voorbereiding op de spelactiviteiten hebben we een lespakket opgehaald bij een archeologisch museum. Dit lespak-ket bevat verschillende archeologische vondsten, een troffel (archeologisch schepje), een helm, determineerbladen en vondstenkaartjes. Daarbij heb ik oud aardewerk in mooie scherven in de schooltuin verstopt. Er komt een brief van de gemeente de klas in, waarin staat dat de gemeente hulp nodig heeft bij het opgraven van een archeologische vondst, een trechterbeker. Bij het opgraven ont-staan de eerste onderzoeksvragen vanuit de klas, zoals: ´Wat is de beste manier om dit op te graven? en ´Hoe kunnen wij dit weer in elkaar zetten? De kin-deren komen er achter dat restaureren geen gemakkelijke opgave is. Hierdoor worden ze uitgedaagd meer onderzoek te doen.

HET FOSSIELENCIRCUITBij een ander museum halen wij een lespakket met allerlei fossielen op. Door middel van een circuit voeren de kinde-ren verschillende onderzoeken uit. Een fossielengids verschaft duidelijkheid over de typen fossielen die worden onder-zocht. Het verschil tussen een fossiel en een archeologische vondst wordt door deze opdracht goed duidelijk. Vooral de dinosaurussen wekken de interesse van de kinderen. De onderzoeksmuur wordt

uitgebreid met nieuwe onderzoeksvra-gen, zoals: ´Hoe diep moet je graven om een dinosaurusbot te vinden? en ´Hoe kunnen er nog steeds botten worden ge-vonden, terwijl dinosaurussen miljoenen jaren geleden hebben geleefd?

TERUG NAAR DE OERTIJDDoor Klokhuisfilmpjes te kijken en in informatieboeken uit de bibliotheek te speuren maken de kinderen kennis met de ‘’prehistorisch’’. Vervolgens lees ik een prehistorisch verhaal voor. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: ´Hoe kan de juf een verhaal over de prehistorie voorlezen, terwijl men toen nog niet kon schrijven? Het antwoord op deze vraag kunnen de kinderen door na te denken over de startactiviteiten zelf beantwoor-den: door het onderzoeken van archeolo-gische vondsten en fossielen kan men nu informatie vinden over die tijd.

LAAT HET ONDERZOEK NU MAAR BEGINNENNa deze startactiviteiten worden plannen gemaakt voor het opbouwen van een sociaal-culturele praktijk. Een prehisto-risch museum lijkt de klas een goed idee. De opgedane kennis kan dan op gepaste wijze gepresenteerd worden. Dit leidt tot de volgende onderzoeksvraag: ´Hoe ziet een prehistorisch museum eruit? Om dit te onderzoeken gaan we op excursie naar het Archeon. Voorafgaand aan de excursie geef ik een kijkopdracht mee aan de leerlingen: ´Wat zie jij in het Archeon dat wij ook in ons museum kunnen ge-bruiken? In het Archeon lopen de kinde-

ren een prehistorische doe-route. Door een tocht door de Steentijd, Bronstijd en IJzertijd leren zij de prehistorie verder kennen, waarbij zij zelf vuur en sieraden mogen maken.

Weer terug in de klas maken we een ver-deling in subpraktijken en subthema s, waarbij iedere leerling zelf mag kiezen in welke subpraktijk hij of zij wil wer-ken. Zij kunnen kiezen uit de volgende subthema s: Fossielen, Archeologie, Steentijd, Bronstijd, IJzertijd en Museum-directie. In hun eigen subpraktijk gaan zij aan de slag als echte wetenschappers om hun onderzoeksvragen te beantwoorden. De kennis die zij over het onderwerp opdoen wordt later gepresenteerd in het museum. Als leerkracht stimuleer ik de leerlingen om volgens een onder-zoeksplan te werken en ik observeer ze tijdens de activiteiten. Ik bied groepen die minder progressie boeken meer begeleiding, zonder antwoorden aan te leveren. De kinderen mogen zelf bedenken hoe zij hun onderdeel willen vormgeven.

De kinderen van de subpraktijk ´Muse-umdirectie sturen uitnodigingen naar de familieleden van de leerlingen en maken toegangskaartjes. Zij bedenken een naam voor het museum en hangen deze naam op de deur van de klas. De muse-umdirectie maakt ook afspraken met de andere groepjes over de presentaties. Hierbij bieden ze hulp aan de groepen die in tijdnood dreigen te komen. Op de dagen dat het museum open is treden zij

Foto

grafi

e: N

adia

van

Roo

men

7Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

op als gastheer en gastvrouw. Ze hebben ook gepeild welk museumonderdeel het populairst is.

HET PREHISTORISCH TIJDPERK MUSEUMHet museum zelf wordt door de kinderen in chronologische volgorde ingedeeld. De bezoekers beginnen bij de Fossielen, en eindigden in de IJzertijd. De subpraktijk ´Fossielen kiest voor de interactieve ervaring. Zij verschaffen eerst zelf infor-matie over dinosaurussen. Daarna laten zij de bezoekers ervaren hoe het komt dat mensen zoveel weten over dinosaurus-sen, door ze zelf een opgraving te laten doen. Ze hebben een bak gevuld met zand en daar kleine nepbotjes in verstopt. Daarnaast hebben zij met gipsvormen fossielen gemaakt en een informatieve poster gemaakt.

Bij de afdeling Archeologie komen bezoekers meer te weten over de trech-terbeker. De leerlingen presenteren een

reconstructie van een trechterbeker. Tevens verschaffen zij informatie over determineerbladen en vondstenkaartjes.De afdeling ´Steentijd´ trekt de aan-dacht, doordat zij een prehistorisch dorp in het klein hebben nagebouwd. Hierbij vertellen zij over de manier van leven in die tijd, en laten zij hun zelfgemaakte grotschilderingen zien. De subpraktijk ´Bronstijd´ presenteert een hakbijl. Hiervan is de punt van brons gemaakt. Uit een informatieboek hebben ze meerdere voorbeelden laten zien van voorwerpen die men in die tijd gebruikte. Ook hebben ze huizen gemaakt.Ook bij de afdeling ´IJzertijd´ wordt uitgelegd hoe men in die tijd leefde. Ook zij hebben een huis gemaakt, waardoor de ontwikkeling van de huizen goed zichtbaar is. Daarnaast kunnen de kinderen op de foto met het jongetje van Aak, die groot is nagemaakt.

DE ROL VAN DE LEERKRACHTBij het opbouwen van een eigen museum in de klas stimuleer ik de kinderen in de beginfase om de vragen die zij krijgen te onderzoeken. Hierbij bied ik sturing door startactiviteiten te bedenken die kunnen leiden naar een museum. Ik vind het van belang dat de kinderen zelf met ideeën komen, om de betrokkenheid te vergroten. Ik zorg voor een uitdagende leeromgeving die de leerlingen stimuleert met hun eigen onderzoeksvragen aan de slag te gaan. De uiteindelijke vormgeving van het museum is overgelaten aan de kinderen. Hierbij kunnen de kinderen hun eigen creativiteit benutten. Bij de opening van het museum is mijn rol gering. Ik ben op de achtergrond aanwezig en de leerlingen zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen museum.

Nadia van Roomen is werkzaam als groepsleerkracht van groep 5 op Basisschool De Origon in IJmuiden.

Foto

grafi

e: N

adia

van

Roo

men

8 Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

SCHUUR-

PAPIEROp je kop de zandbak in!

Met grote regelmaat bezoek ik allerlei scholen in de groepen 1-2, ook kom ik op verschillende kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Er zijn schoolgebouwen die prachtig gesitueerd zijn. Sommige lig-gen verscholen in een bosrijke omgeving, andere in drukke straten, midden in een dichtbevolkte stad, weer andere in ruim opgezette wijken uit de jaren 70-80, of Vinex wijken. Deze grote verschillen gelden ook voor de kinderopvangloca-ties: kinderdagverblijven in mooie oude opgeknapte villa’s, in kleine hokkerige winkelpanden, in verbouwde rijtjeswo-ningen, in oude kleuterscholen, of IKC’s in spiksplinternieuwe panden. Mooi deze verschillen, maar helaas betekent het dat er lang niet altijd ruimte is voor rijk bin-nen en buitenspel.

Buitenspelervaringen waarbij de mo-torische ontwikkeling en de ruimtelijke oriëntatie kansen krijgen, doen kinderen

bijvoorbeeld op in een ruime zandbak. Door er naar hartenlust ontdekkingen in te doen met hun hele lijf. Ik signaleer helaas dat huisvesting en inrichting be-perkingen voor jonge kinderen opleveren die niet zouden moeten kunnen.

Ik kom in kleuterlokalen die niet geschikt zijn voor deze leeftijd. Te klein, geen natte hoek, geen kraan op kinderhoogte, of een krukje bij de ‘grote mensen wastafel’, zo-dat kinderen hopelijk zelf handen kunnen wassen en kwasten schoonmaken. Es-sentiële spelmaterialen als zand, water en allerlei ongevormd materiaal ontbreken om ruimtelijke- of hygiënische redenen. Er zijn zelfs basisscholen waarbij de zandbak buiten wordt weggehaald! Dat kan natuurlijk niet!

In de voorschool bepaalt de GGD een behoorlijk pakket regels rondom voeding en verzorging. Door deze regels worden

professionals vaak terughoudend in het aanbod van materiaal als zand, verf, klei en water. Ja, het is een tijdrovende bezigheid om steeds alles weer schoon te maken, maar dat hoort er toch gewoon bij? Het gaat om keuzes maken. Uiter-aard is het zaak om te kijken waar de grenzen liggen.  Maar verschonen en letten op hygiëne mogen niet belemme-ren dat kinderen belangrijke ervaringen met zand, water en andere ‘rommelige’ materialen opdoen. Kinderen kunnen niet zonder. Kinderen zijn inventief en bij gebrek aan zandbak en zandtafels graven ze in het zwarte zand in de bosjes of rond de bomen op het plein. Ook interessant, maar zonder zandbak doe je kinderen echt tekort!

Ellen Versteeg is werkzaam als onderwijsadviseur en opleider Specialist Het Jonge Kind bij OnderwijsAdvies.

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

THEORIE EN

PRAKTIJK Stimuleren van zandb akspel van jonge kinderenTessa van Schijndel en collega’s hebben onderzoek gedaan naar onderzoekend spel van jonge kinderen op het kinderdagverblijf. Ze hebben ontdekt dat kinderen door begeleiding tijdens sorteerspelletjes en zwaartekracht- en snelheidspelletjes beter onderzoekend spelgedrag laten zien. Ook blijken kinderen met lage initiële niveaus van onderzoekend spel het meest baat bij spelbegeleiding.

Het werk van de Zwitserse psycholoog Piaget is van grote invloed op hoe er wereldwijd wordt gedacht over het onder-zoekend spel van jonge kinderen. Piaget stelt dat kinderen ‘leren door te doen’, dat zij kennis construeren door actieve exploratie van hun omgeving. Maar dit leren is niet gemakkelijk af te zien aan het spel van jonge kinderen. De handelingen die peuters en kleuters uitvoeren tijdens het spel lijken eerder willekeurig dan systematisch. Toch zijn er de afgelopen tien jaar verschillende wetenschappelijke studies uitgevoerd die laten zien dat er wel degelijk systematiek in het onderzoe-kend spel van jonge kinderen zit.

Een studie van Liz Bonawitz en collega’s laat bijvoorbeeld zien dat kinderen langer spelen wanneer zij geconfronteerd wor-den met een voorbeeld dat ingaat tegen hun theorie (Bonawitz, Van Schijndel, Friel, & Schulz, 2012). Een vervolgstudie laat zien dat kinderen in dit soort situa-ties niet alleen langer spelen, maar ook meer informatieve experimenten uitvoe-ren, d.w.z. experimenten op basis waar-van een conclusie getrokken kan worden over een oorzaak-gevolg relatie (Van

Schijndel, Visser, Van Bers, & Raijmakers, 2015). In deze studie laten de onderzoe-kers een groep kinderen die denkt dat de grootte van een schaduw alleen bepaald wordt door de grootte van een voorwerp zien dat een klein poppetje dichter bij de lamp een grotere schaduw heeft dan een groot poppetje verder van de lamp af. Deze groep doet vervolgens in het vrije spel meer informatieve experimenten dan een tweede groep met dezelfde theorie die gezien heeft dat een groot poppetje dichter bij de lamp een grotere schaduw heeft dan een klein poppetje verder van de lamp af.

Deze studies maken deel uit van een lijn van onderzoek die grotendeels is uitge-voerd in relatief gecontroleerde contexten (Schulz, 2012). Dat wil zeggen dat kinde-ren één voor één worden getest in een aparte ruimte en dat de proefleider zich aan een strikt protocol houdt. Dit type onderzoek levert belangrijke inzichten op over de systematiek van het onderzoe-kend spel van jonge kinderen, maar heeft als nadeel dat de resultaten zich niet direct vertalen naar de onderwijspraktijk. Belangrijke vragen zijn hoe het onderzoe-

kend spel van kinderen er uit ziet in een natuurlijke context zoals het kinderdag-verblijf of de onderbouw van het basis-onderwijs, waar kinderen samen spelen en begeleid worden door pedagogisch medewerkers (pm’ers) of leerkrachten. Om hier meer over te weten te komen is er in het kader van het TalentenKracht-programma een studie uitgevoerd waarin de focus lag op het zandbakspel van kinderen in de context van een kinderdag-verblijf (Van Schijndel, Singer, Van der Maas, & Raijmakers, 2010).

ZANDBAKSTUDIE NAAR ONDERZOEKEND SPELGEDRAGDe hoofdvraag van deze studie is of we met een ‘sciencing interventie’ het onder-zoekend spel van kinderen in de zandbak kunnen stimuleren. De kern van de ‘sci-encing interventie’ bestaat uit begeleid spel: gedurende zes weken doet een extra begeleidster op het kinderdagverblijf spelletjes met de kinderen in de zandbak. De spelletjes zijn onderverdeeld in twee categorieën: sorteren en zwaartekracht & snelheid. Tijdens sorteerspelletjes wordt bijvoorbeeld zandbakspeelgoed gesor-teerd op kleur, grootte of functie. Tijdens

10 Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Stimuleren van zandb akspel van jonge kinderenzwaartekracht- en snelheidspelletjes wordt onder andere de afloop van een buis gevarieerd, terwijl de snelheid van een voorwerp in de buis wordt geobser-veerd (zie kader voor voorbeelden van de spelletjes). Er is gekozen voor deze spelletjes, omdat deze qua onderwerp en moeilijkheidsgraad goed aansluiten bij de ontwikkeling van twee- en driejarige kinderen (Siegler, 1981). Om de spel-letjes voor de kinderen aantrekkelijker te maken, is iedere categorie spelletjes gekoppeld aan een thema. Het thema dat bij de sorteerspelletjes hoort is ‘Taart bakken’. Tijdens de zandbakspelletjes worden dan ook taarten gebakken waarbij kinderen zandbakspeelgoed sorteren. Bij de thema’s horen boekjes die door de leidsters worden voorgelezen (zoals ‘Dribbel bakt een taart’ van Eric Hill en Jeanet van den Heuvel), verkleedkleren voor de kinderen (zoals koksmutsen), en posters om de ouders te informeren (zie figuur).

SORTEERSPELLETJESSanne heeft een emmer vol met zand en slaat met een schepje op de bovenkant. Roos kijkt naar haar. De begeleidster wijst naar een em-mer met zand en gele, blauwe en groene speelmaterialen en vraagt: ‘Zullen we een taart bakken?’ Sanne en Roos kijken naar de em-mer en pakken enkele materialen. De begeleidster gaat verder: ‘Als we een groene taart willen maken, welke moeten er dan weg?’ Ze vraagt de kinderen de kleuren van de materialen te benoemen en herhaalt haar vraag. Sanne haalt de gele en blauwe materialen weg. De begeleidster vraagt de kinderen vervolgens andere groene voor-werpen te zoeken om op de taart te zetten. Sanne en Roos zoeken in de zandbak naar groene materia-len en plaatsen deze op de taart.

ZWAARTEKRACHT- EN SNELHEIDSPELLETJESMichiel en Jan onderzoeken de PVC buizen. Ze houden ze ondersteboven en kijken aandachtig. De begeleidster zit naast een buis waarvan de lage kant in het zand rust en Jan de hoge kant vasthoudt. De begeleidster stopt een bal in de lage kant van de buis en zegt tegen Jan: ‘Ik geef deze aan jou.’ Ze duwt de bal een stukje de buis in. De bal komt weer uit de buis aan de lage kant, maar de begeleidster blijft de bal telkens een stukje de buis in duwen. Ze vraagt dan aan Jan: ‘Waarom heb jij ‘m nog niet? Komt ie er niet uit?’ Jan reageert door de lage kant van de buis omhoog te tillen. De bal rolt eruit en de begeleidster reageert enthousiast.

Informatieposter voor ouders

VOOR

BEEL

D

VOOR

BEEL

D

11Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

ONDERZOEK IN EEN NATUURLIJKE CONTEXT IS NIET ALTIJD EENVOUDIG…Om het effect van de ‘sciencing inter-ventie’ op het onderzoekend spel van de kinderen te onderzoeken maken wij video-opnamen van het onderzoekend spel van de kinderen voordat de inter-ventie begint en na afloop. De opnamen worden gemaakt op momenten dat er geen pm’ers aanwezig zijn. En gedurende dezelfde periodes (voor en na) maken wij ook opnamen van het onderzoekend spel van kinderen op een andere locatie van het kinderdagverblijf, waar de interventie niet wordt uitgevoerd. De uitdaging voor ons als onderzoekers ligt in het maken en coderen van deze video-opnamen. Hoe weten wij bijvoorbeeld wie wie is? We los-sen dit op door kinderen stickers op hun T-shirt te gegeven, maar dit stelt ons voor een uitdaging wanneer kinderen op een hete dag hun kleding uittrekken om met water te spelen… Hoe bepalen wij wanneer we het on-derzoekend spelgedrag van kinderen scoren? We lossen dit op door af te spreken dat we iedere minuut een score aan het gedrag van ieder kind dat zich in de zandbak bevindt toekennen, maar dit stelt ons voor een uitdaging wanneer sommige kinderen de zandbak in en uit blijven rennen…

ONDERZOEKEND SPELGEDRAG VERBETERT DOOR BEGELEIDINGEen belangrijke vraag is hoe we het niveau van onderzoekend spel van jonge kinderen kunnen vaststellen. Eerder onderzoek op dit gebied richt zich voornamelijk op het beschrijven van het onderzoekend spelgedrag van kinderen (Pramling Samuelsson, & Pramling, 2009; Ruby, Kenner, Jessel, Gregory, & Arju, 2007), maar kwantificeert dit gedrag niet. Voor dit doel hebben wij de ‘Explora-tory Behavior Scale’ ontwikkeld, die we later ook in andere contexten zoals het science museum hebben gebruikt (Van Schijndel, Franse, & Raijmakers, 2010). Op een lager niveau van deze schaal manipuleren kinderen actief en aandach-tig de omgeving (bijvoorbeeld door een bal door een buis te laten rollen en te kijken of deze er uit komt). Op een hoger niveau van deze schaal voeren kinderen een mini-experimentje uit: zij manipule-ren actief en aandachtig de omgeving en herhalen dit gedrag terwijl zij hier variatie in aanbrengen (bijvoorbeeld door vervol-gens een tweede voorwerp door de buis te laten rollen en of de positie van de buis of het type voorwerp te variëren).

De studie laat zien dat een relatief eenvoudige ‘sciencing interventie’ een positief effect kan hebben op het onder-zoekend spel van jonge kinderen. In de

experimentele groep is een toename van het niveau van onderzoekend spel te zien (meer mini-experimentjes), terwijl dat niet het geval is in de controlegroep. Dit resultaat onderstreept het belang van het begeleiden van onderzoekend spel van jonge kinderen en laat zien dat de effecten van deze begeleiding kunnen blijven bestaan wanneer de begeleiding niet meer aanwezig is. Ook blijkt dat er een verschil is in de mate waarin kinderen profiteren van spelbegeleiding: kinderen met lage initiële niveaus van onderzoe-kend spel hebben het meeste baat bij be-geleiding. Een vraag voor vervolgonder-zoek betreft de langere termijn effecten van dergelijke interventies.

BRONNENDe literatuurlijst is te downloaden op www.tijdschriftzone.nl.

Tessa van Schijndel is werkzaam als universitair docent Onderwijskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Daarvoor was ze werkzaam als postdoc bij het ICLON aan de Universiteit Leiden en deed zij een promotie- en postdoctraject bij Ontwikkelingspsychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Maartje Raijmakers is werkzaam als professor Cognitieve Ontwikkeling aan de Universiteit van Amsterdam.

De studie laat zien dat een relatief eenvoudige ‘sciencing interventie’ een positief effect kan hebben op het onderzoekend spel van jonge kinderen.

12 Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

THEORIE EN PRAKTIJK

Spel met zand en water

Kinderen houden ervan: van zand en water. Lekker kliederen, aanrommelen en ervaren hoe het voelt. Kleine ontdekkingen doen, zoals: sop maken in lauw water,

sponsjes uit knijpen of zand zeven met verschillende zeefjes en trechters. Dit spel met ongevormde materialen is voor veel kinderen een activiteit met ontwikkelingswaarde. Juist omdat deze materialen zo ‘meegeven’ en nooit stuk gaan. Alles wat je doet is herhaalbaar en herstelbaar, alles is altijd goed te doen en nooit fout.

Als de waterbak en zandtafel voorzien worden van diverse andere attributen kunnen kinderen heerlijk spelen. Denk maar aan:- een babybadje met poppen, was-

handjes en handdoeken;- een afwasbak met plastic buizen en

slangen, plastic flessen met gaatjes;- een zandtafel met bakjes met steen-

tjes, takjes en schelpjes;- een zandtafel met vochtig zand met

allerlei schaaltjes en bakvormen.

Zand en waterspel leveren niet alleen veel exploratief en manipulerend spel op. Kinderen gaan ook rolgebonden handelingen en kleine spelscripts spe-len. Water kun je gieten, maar je kunt er ook thee van zetten en die samen met je pop opdrinken (zie voor veel voorbeel- den Basisontwikkeling voor peuters en de onderbouw, 2017). Combinaties van materialen vormen opstapjes om overgangen te maken van manipule-rend spel naar rolgebonden handelin-gen en rollenspel. De leerkracht speelt natuurlijk ook een belangrijke rol. Niet alleen bij het inrichten van de zand- en watertafels, maar ook bij de begelei-ding van het spel van kinderen. In dit artikel komen drie praktijkverhalen aan bod, waarin dat duidelijk wordt.

Op basisschool De Komeet in Malden wordt er in de groepen 1-2 gespeeld met water. Op de gang is een heus zwembad gemaakt en in alle groepen staat een watertafel en soms zelfs twee! Eén wordt gebruikt om te ervaren welke spullen drij-ven en zinken, en in een andere is het vrij experimenteren met een trechter, flessen en bakjes. Bij leerkracht Ingrid kunnen de kleuters meten hoeveel bekers water er in een fles passen. Dit schatten ze van te voren eerst in. Ze denken dat er vier bekers in passen. Ze werken goed samen en doen het heel precies om erachter te komen hoeveel bekers water er werkelijk in passen. Ze hebben bovenal heel veel plezier in dit kleine onderzoek. Uiteindelijk zetten ze zes streepjes als resultaat. Later in de kring kijkt Ingrid met alle kinde-ren terug op deze activiteit. De meetactiviteit wordt herhaald met verschillende groepjes. Dan komen de kinderen erachter dat de

uitkomsten verschillen. Het ene groepje met zes bekers en een ander groepje zeven. Hé, hoe kan dat nou? Dan volgen er gesprekken over precies gieten en tel-len en noteren. Waar een bak met water allemaal toe kan leiden!

Groep 1-2, Basisschool De Komeet in Malden

Foto

grafi

e: A

nne

Reijr

ink

Meten met water

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Krrrrokodil… Opgepast! Op kinderdagverblijf ’t Vonkje zitten en lopen overal krokodillen. Het prentenboek Krrrr…okodil van Catherine Rayner is daar de aanleiding voor. Krrrr…okodil wil met andere dieren spelen. Hij wil samen met ze spetteren, spatteren en stampen langs de oever van de rivier. Maar de kikkers en het nijlpaard willen niet spelen, ze willen genieten van de rust en de zon en vinden Krrrr…kodil een vervelende lawaaimaker.

Pedagogisch medewerker Saskia heeft het prentenboek al vaak gelezen en bespro-ken met de kinderen. De kinderen zijn dol op de lawaaierige Krrrr…kodil en ‘lezen’ complete zinnen uit het boek mee. “Daar komt Krrr…okodil’, Ga weg Krrrr…okodil brult het nijlpaard, je bent echt heel verve-lend.” Saskia wil samen met de kinderen het verhaal uitspelen in de zandtafel. Eerst heeft ze met twee kinderen de zand-tafel ingericht met kikkers, het nijlpaard en natuurlijk Krrrr…okodil. Een gegraven rivier wordt met bekertjes water gevuld.

Vandaag wil Saskia met Chiel en Bram de zandtafel verder inrichten en het verhaal uitspelen. Bram pakt meteen de

krokodil en brult ‘Krrrr…kodil. Chiel is geïnteresseerd in het beetje water, dat nog in de rivier staat, hij plenst erin met zijn handen. Dan haalt Chiel zijn handen uit de rivier. Het water is weg. Wat nu? Saskia wijst naar een plastic kan. “Heb je daar iets aanaan?” Chiel pakt de kan en gaat hem meteen vullen bij de kraan. Hij giet het water in de zandtafel en laat daarna een kikker in het water plonsen. Saskia ziet een kans om het verhaal op gang te brengen. “Zie je dat Krrrr…okodil,

zegt ze tegen Bram die Krrrr…okodil nog steeds vast heeft, daar is kikker.” Bram laat Krrrr…kodil met een plons in het water springen. Nu springen en plonsen kikker en Krrrr…okodil samen in het wa-ter. “Gaan jullie samen spelen?”, vraagt Saskia. De kinderen reageren niet op haar vraag en begraven de dieren nu in de modder. Saskia pakt een kikker “Mag ik meespelen?” De kinderen reageren niet, ze gaan verder met andere kikkers in de modder begraven. Saskia snapt dat ze dit moment een andere interesse hebben dan het verhaal naspelen. Lekker bewegen en manipuleren met de modder is wat de kinderen willen. Saskia verbindt zichzelf en haar taal nu aan het spel van de jongens. “Huh... waar zijn de kikkers gebleven?” En hup de jongens laten de kikkers uit de modder springen. “He”, reageert Sandra verbaasd. “Waar waren ze nou?” De jongens begraven de kikkers weer in de modder. “Oh, ik snap het”, zegt Saskia. “De kikkers zaten verstopt in de modder. Even kijken of Krrrr…okodil ze kan vinden.” Ze pakt Krrrr…okdil en laat hem snuffelen. “Snuff, snuff dat is makkelijk. Mmmm ik ruik ze meteen.” En ze laat Krrrr…okdil met zijn bek de kikker van Bram opgraven. “Snuff, snuff, nu de andere kikkers.” Daar wachten de jongens niet op. Met twee handen gooien ze extra modder op de nog verstopte kikker. “Mmmm”, Krrrr…okodil druipt af. “Deze kikker kan ik niet vinden.

Kinderopvang Het Vonkje in Den Helder.

Foto

grafi

e: H

erm

ien

de W

aard

Foto

grafi

e: H

erm

ien

de W

aard

14 Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Foto

grafi

e: H

erm

ien

de W

aard

De Gigantosaurus …In mijn groep 1-2 gaat het over dino’s. De kinderen zijn er vol van! Het boek ‘De Gigantosaurus’ van Jonny Duddle is een absolute hit. Ik lees het eindeloos veel voor en telkens bij het eten en drinken komt het boek weer tevoorschijn. Alle kin-deren kennen het verhaal en de meeste ‘lezen’ hardop mee.

Met de verhaallijn zit het wel snor en ik besluit een verteltafel in de zandtafel te maken.Deze keer maak ik de verteltafel zelf. We hebben dan al een mooi stukje landschap om in te spelen. Ik begin met een groepje leerlingen het verhaal te spelen. De kin-deren weten het verhaal al goed. Tijdens het spelen lopen ze tegen allerlei kwes-ties aan. Zo blijven de pootafdrukken van de dino’s in het droge zand helemaal niet zichtbaar. Er ontstaan géén sporen. Tijd voor onderzoek. Hoe zorgen we ervoor dat er sporen gemaakt kunnen worden. Er wordt water gehaald en uitgeprobeerd net zo lang tot er sporen zichtbaar worden.

Om het verhaal goed te kunnen spelen zijn rotsen, takken en een dodonest nodig. Tijdens het buitenspelen gaan de kinderen op zoek naar bruikbare materi-alen die ervoor zorgen dat de zandtafel de juiste uitstraling krijgt en het verhaal goed gespeeld kan worden. Sommige kinderen pakken tijdens het spelen het boek erbij als zij het heel precies willen

doen. Een groepje leerlingen komt met een idee om een beel-dende samenvatting te maken. Zij maken tekeningen waarmee het hele verhaal gespeeld kan worden. Deze tekeningen worden opgehangen en geven ook aan andere kinderen houvast tijdens het spelen.

De verteltafel in de zandtafel is de meest populaire activiteit tijdens de speelwerktijd. Ook de NT2-leerlingen kiezen er graag voor. Voor deze kinderen is het van belang dat ik mijn rol niet alleen richt op de spelbegeleiding, maar ook op de taalbegeleiding. Ik doe taalaanbod en richt mij op de be-

langrijke woordenschat. Zo zorg ik ervoor dat ook voor deze groep het plezier in het verhaal blijft. We geven ook voorstellin-gen. Kinderen spelen het verhaal, terwijl anderen kijken, in een kleine of in de grote kring. Ook deze activiteit zorgt voor veel plezier en leerzame momenten.

Kimberly van Gemonden is werkzaam als groepsleerkracht van groep 1-2 op basisschool De Archipel in Amsterdam

Foto

grafi

e: H

erm

ien

de W

aard

15Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Het thema van onze groep 4-5 is ‘Ik onderzoek het weer’. Hiervoor hebben we, door middel van startactiviteiten, de kinderen in de eerste week elke dag laten snuffelen aan het thema. We proberen ze zo in aanraking te laten komen met ver-schillende aspecten die te maken hebben met het thema. Vanuit hier gaan we met de kinderen in gesprek over de aankle-ding, invulling en richting van het thema.

OPZET VAN DE TELEVISIESTUDIODe kinderen zijn heel enthousiast, want ze zien het al helemaal voor zich: een televisiestudio waarin je het nieuws en het weer kan presenteren. Kinderen vul-len elkaar aan in wat er allemaal nodig is: camera’s, een desk, autocue, een land- of wereldkaart, weersymbolen en een computer. Deze ideeën werken we samen verder uit: we maken een lijstje met dingen die we zelf mee kunnen nemen en één met wat we zelf moeten maken. Als leerkrachten stellen we steeds ver-diepingsvragen: Wat hebben we nodig? Wat moeten we dan weten? Hoe komen we dat te weten? Doordat de kinderen al praktisch aan de slag kunnen met de inrichting groeit hun interesse en betrok-kenheid. Alle kinderen, ook de kinderen van groep 5, vinden het nog steeds leuk om het rollenspel te spelen in de tv-studio. We evalueren dagelijks, aan het eind van elk rollenspel, het spel. Wat ging goed en wat kan nog beter? Wat hebben we ervoor nodig om dit te laten slagen? Kinderen kunnen dit vaak zelf invullen: “We hebben nieuwsberichten nodig, want nu hebben we niks te presenteren.” “Nieuws moet wel nieuw zijn”. Of “Bij het presenteren van het weer gebruiken ze verschillende kaarten als achtergrond.”

NIEUWE IMPULSENSamen maken we een overzicht van de onderzoekjes die we nog moeten doen om ons spel in de televisiestudio te verbete-ren. Sommige onderzoekjes doen kinde-ren zelf of in tweetallen. Zo is er bijvoor-beeld een groepje dat de weersymbolen opzoekt en ervoor zorgt dat die voldoende aanwezig zijn in de studio. Een ander groepje maakt een kaart van Europa.

In een gezamenlijke activiteit zorgen wij er als leerkrachten voor dat de hele groep aan de slag gaat met het schrijven van

een weerbericht. We laten lezen wat er allemaal in een weerbericht moet komen. Daarnaast laten we zien hoe weerdeskun-digen aan hun informatie komen. Hier komt ook weer een lijstje uit voort, voor onze eigen praktijk. Zo willen we bijvoor-beeld een regenmeter en een windroos maken en een schema dat je kunt gebrui-ken als je het weer wilt presenteren. Deze nieuwe taken worden weer verdeeld.

In de leesactiviteiten staan nieuwsberich-ten over het weer centraal: een overstro-ming, hevige kou in vluchtelingenkam-

Ik onderzoek het weerSpel in de televisiestudio van het journaal zorgt in de groep van Erika en Saskia voor betekenisvolle aanleidingen én opstapjes voor diverse onderzoeksactiviteiten.

WERK IN

UITVOERING

Foto

grafi

e: E

rika

Spre

en

16 Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

pen, een schaatsbaan op het speelplein. De kinderen ontdekken dat het weer een belangrijke rol speelt in het dagelijks le-ven. We gaan dieper in op de vraag: ‘Voor wie is het weer belangrijk en waarom?’ De leesactiviteiten met nieuwsberichten zijn favoriet bij de leerlingen. Enthousi-ast zoeken ze samen op de site van het jeugdjournaal naar nog meer nieuws.

Vanuit het spel komt er ook meer be-hoefte aan het presenteren van nieuws-berichten. De weerberichten hebben de meeste kinderen nu onder de knie. En, vinden zij, het jeugdjournaal is ook meer dan alleen een nieuwsbericht. Samen bekijken we daarom een aantal uitzen-dingen van het jeugdjournaal. Ook geeft een Klokhuisuitzending over ‘achter de schermen bij het jeugdjournaal’ ons veel nieuwe ideeën: we hebben een redactie nodig! Een groepje kinderen richt op een bestaande computerplek een redactie in. De zelfgemaakte instrumenten, zoals de grafieken bij het weer en de schema’s voor het weerbericht, krijgen hier meteen een plaats in. De nieuwe hoek zorgt voor nieuwe rollen in het spel. Een spelscript met rollen-kaartjes is hierop een logisch vervolg. Sa-men bespreken we hoe we het spel kun-nen spelen. Er komt ook iets ingewikkelds om de hoek kijken: de weerdeskundige presenteert ook het weerbericht, terwijl de presentator van het nieuws niet zelf de nieuwsberichten schrijft! Een uitdaging voor de redactie dus; de nieuwsberichten moeten goed uitgeschreven worden, zodat anderen het ook kunnen lezen. Het reviseren van de nieuwsteksten krijgt veel aandacht in de klas. Samen lezen en bekijken we de nieuwsitems. Kinderen geven elkaar feedback op hun berichten.

Langzamerhand groeit onze themahoek en ontstaat er rijk spel. De kinderen vin-den het spelen van de verschillende rol-len uitdagend genoeg: elke dag of week is het nieuws anders, en dus ook het spel in onze tv-studio. In de klas oefenen we met het presenteren van de nieuws- en weerberichten. Hierbij geven we elkaar tips en complimenten.

EEN EIGEN JEUGDJOURNAALEen ouder laat ons tijdens het thema weten dat zij beschikking heeft over een greenscreen en vraagt of we dit willen gebruiken. Dit aanbod hebben we aange-nomen voor de afsluiting van ons thema. In overleg met de groep besluiten we dat iedereen een eigen nieuws- of weerbericht mag schrijven om vervolgens te presen-teren voor het greenscreen. Zo maken we samen een eigen, écht jeugdjournaal. Bij het maken van de nieuwsberichten voor de themahoek willen de kinderen steeds een passende achtergrond. Dit zien ze tenslotte ook op televisie. Door het wer-ken met het greenscreen behoort dit tot de mogelijkheden. Heel precies zoeken de kinderen een passende achtergrond. Het schrijven van het nieuws- of weerbericht is deze keer vrijer. De kinderen krijgen de mogelijkheid om over alles te schrijven wat zij nieuws vinden. Op deze manieren kunnen kinderen die het moeilijk vinden om echte nieuwsberichten te schrijven ook schrijven over iets uit hun eigen om-geving: bijvoorbeeld over hun weekend, of over wat zij in de vakantie gaan doen. An-dere kinderen krijgen zo de mogelijkheid om een nieuwsbericht te schrijven over iets dat zij graag nog te weten willen ko-men. Middels een klein onderzoek wordt er een korte tekst geschreven. Zo schrijft een jongen een nieuwsbericht over tor-

nado’s en een meisje over planeten. Weer een andere jongen wil heel graag een keer een zelfgemaakte grafiek maken bij het weer. Dit hebben we wel eens klassikaal gedaan en het heeft een plaats binnen het spel in de themahoek, maar het spreekt hem zo aan dat hij het graag zelf nog eens wil maken. Hier is aan het eind van het thema ruimte voor.

In de tv-studio oefenen de kinderen hun nieuws- en weerberichten. Alles wat binnen het afgelopen thema geleerd is, komt nu terug. Het feedback geven gaat vanzelf. Terminologie uit het nieuws en uit het weer komen terug. De opbouw een tekst krijgt aandacht. In één middag nemen we de nieuws- en weerberichten op voor ons eigen jeugdjournaal. Door middel van zelfgemaakte uitnodigingen worden alle ouders en andere geïnteres-seerden op de hoogte gebracht van de uitzending van ons jeugdjournaal. Samen kijken we ernaar. Het is nog best span-nend om jezelf terug te zien. Na afloop van het jeugdjournaal klinkt een luid applaus van het publiek. Dit is een groot compliment voor iedereen!

Erika Spreen is, samen met haar collega Saskia van Rooij, werkzaam in Unit 2(groep 4-5) op Kindcentrum Platijn in Best.

Foto

grafi

e: E

rika

Spre

en

17Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

De wereld buiten de school

DE UITJES IN ONZE THEMA’SMadelief en Tom: Wij hebben met de klas dit jaar al best veel uitstapjes gemaakt. Bijvoorbeeld naar ‘World of Food’ (een foodmarkt in de Bijlmer), in groepjes naar een museum, atelier en galerie (voor het thema over kunst). Of naar de Raadzaal in Amsterdam (voor het thema over poli-tiek en verkiezingen). In het thema over ‘duurzaamheid’ zijn we naar ‘The Upcy-cle’ geweest, een winkel in Amsterdam die spullen maakt van fietsonderdelen en afval. En we hebben boodschappen verzameld bij de supermarkt voor de Voedselbank voor onze thema-afsluiting.

Het is leuk en je leert er ook wat van, om-dat je de mensen zelf ook hoort spreken. Je kunt uit teksten dingen leren, maar bij een uitje hoor je mensen vertellen wat ze nu precies doen en wat ze van hun werk vinden. Dat is interessanter en je kunt meteen vragen stellen. Bijvoorbeeld toen we in het thema ‘School of food’ zelf kraampjes gingen maken, konden we bij ‘World of Food’ ook zien hoe het is ingericht, wanneer mensen komen eten en naar welke kraampjes ze dan gaan.

Je leert ook wel veel van je eigen juf, maar iemand die ervaring heeft met dat onderwerp, daar leer je meer van. Soms regelen we ook zelf uitjes, bijvoorbeeld naar de Raadzaal of naar de supermarkt. Voor ‘World of Food’ had Sergej bedacht dat we daar naartoe kunnen gaan. En voor het bezoek naar de supermarkt hadden Thijmen en Reijer gebeld. In de

supermarkt hebben we boodschappen verzameld voor de Voedselbank.Meestal hebben onze uitjes te maken met het einddoel. Toen we in groepjes naar de galerie, het museum en het atelier gingen, deden we dat om te kijken hoe we het kunnen namaken. We konden daar in-spiratie op doen. Het is volgens ons echt een aanrader om een uitje te doen.

Fragment tekst Madelief over ons bezoek naar ‘The Upcycle’: We gaan vandaag naar de Upcycle winkel in twee groepen. Het is 1,7 kilometer dus we zijn er in 20 minuten. We worden prettig ontvangen en gaan meteen aan de slag. Van tevoren hebben we een lijstje met vragen bedacht die we stellen. Pieter heeft zowat alle vragen uitgebreid beantwoord en vertelt dat ze ook een fabriek hebben in Delft. Daarna mogen we zelf nog iets maken van oude fiets-banden. We hebben tips gekregen, dat je eerst een plan moet hebben voordat je wat doet. Ook hebben we gezien wat ze nou precies maken, ik had andere dingen verwacht. Het leukst vind ik de stoelen gemaakt van fietsbanden en hout.

In dit artikel vertellen Madelief en Tom uit groep 7 van Basisschool De Kleine Reus waarom ze het niet alleen leuk vinden om op excursies te gaan, maar ook wat de waarde is. Wat leren ze daar nou meer van? En waarom hoeft een uitstapje ook niet een hele organisatie te worden? Leerkracht Marte beschrijft hoe de excursies binnen het thema een plaats krijgen en hoe ze dit voorbereidt met haar leerlingen.

VAN BINNEN NAAR BUITEN

Foto

grafi

e: M

arte

van

Vlie

t

18 Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

ZICHT KRIJGEN OP ‘ECHTE PRAKTIJKEN’Leerkracht Marte: Bij de themavoorbe-reiding denken we al na over mogelijke uitstapjes. Niet alleen omdat de leer-lingen het leuk vinden, maar vooral om de verbinding te maken met de ‘echte wereld’ om hen heen. Het gaat mij vooral om de ontmoetingen die de leerlingen hebben buiten de school. Zo zijn we in het thema ‘Heerlijk helder water’, over waterbeheer en de waters-noodramp, naar Serooskerke op school-kamp geweest. Voordat we hier naartoe gaan luisteren we naar het verhaal van een oma die in de buurt gewoond heeft. Dit hebben we geregeld door ouders ieder thema te vragen naar connecties of ideeën om met ons mee te denken.

Ook zijn we heel hartelijk ontvangen bij ‘World of food’ door marktmeester Lud-wig Brown, die ons vrijwillig een rondlei-ding heeft gegeven. We leren hiervan hoe belangrijk een ‘marktmeester’ is voor de organisatie van een foodmarkt en hoe de samenwerking verloopt. Dit merk ik tijdens onze evaluatiemo-menten waarbij de groep verwijst naar zijn uitspraak. “Je moet het echt samen aanpakken en oplossen, anders dan lukt het niet.” Als leerkracht had ik dit kunnen roepen, maar dankzij deze ervaring wordt het door de leerlingen zelf opgemerkt.

Ik zie dat de leerlingen pas een beeld krijgen van praktijken, als ze het ook écht gezien hebben. In ons thema over kunst hebben we verschillende ideeën rondom een sociaal-culturele praktijk. Het lijkt ons leuk om een veilinghuis te worden, een galerie te maken of een atelier waar

kunst gemaakt wordt. Om de leerlingen te laten zien wat deze praktijken inhouden, splitsen we ons in groepjes op en gaan we op bezoek bij één van deze praktijken in de buurt. Dankzij de hulp van de ouders kunnen we dit organiseren en in de klas wisselen we uit wat we gezien hebben.

Gaandeweg nemen de leerlingen zelf ook initiatief. Een leerling heeft geregeld dat we naar de Raadzaal in het Gemeente-huis van Amsterdam een debat mogen voeren. Dehlia Timman van D66 wil zelfs ons debat voorzitten. Zenuwachtig, maar razend enthousiast hebben alle leerlingen hun best gedaan om te spreken en te debatteren. Door de aanwezigheid van

Dehlia en de microfoons was het voor de leerlingen levensecht. Wanneer het debat op school plaats had gevonden, hoe groots ook, had dit nooit de sfeer van deze echte situatie kunnen evenaren. En zelfs de leerlingen die liever wat op de achtergrond blijven, deden fanatiek mee.

Dit is slechts een greep uit de ervarin-gen die ik heb met het betrekking tot praktijken buiten de klas. Wat ik vooral mooi vind, is dat leerlingen ervaren hoe sociaal-culturele praktijken er écht uitzien en daardoor meer grip krijgen op de organisatie en rollen in deze praktijken. De waarde van deze excursies is voor mij, dat de leerlingen ervaringen opdoen die niet te onderwijzen zijn binnen de muren van de school, aldus ook Tom en Made-lief. Ervaringen en contact hebben met mensen zoals Dehlia Timman, Ludwig Brown, oma Abma, dát zijn de momenten en ervaringen die de leerlingen niet snel meer zullen vergeten.

Madelief en Tom zijn leerlingen uit groep 7 van Basisschool De Kleine Reus in Amsterdam. Marte van Vliet is werkzaam als groepsleerkracht en nascholer bij De Activiteit, Landelijk Centrum voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs.

Tips bij de voorbereiding van excursies:• Denk bij het voorbereiden al na over mogelijke praktijken (rondom de school)

die interessant zijn om te bekijken. Hoe dichterbij, des te makkelijker. • Maak een verbinding met de sociaal-culturele praktijken die je voor ogen hebt. • Een uitstapje hoeft niet altijd groots te zijn, een bezoek aan een supermarkt,

winkel, galerie of tentoonstelling in de buurt werkt des te beter. Dit is ook de directe omgeving van de leerlingen en heeft vaak meer betekenis.

• Bereid het bezoek voor in de klas: wat gaan we daar doen? Wat willen we precies weten of zien? Wij stellen vaak een gezamenlijke vragenlijst op (zie afbeelding).

• En vervolgens de reflectie in de klas: wat betekent het nu voor ons thema? • Om de kosten die verbonden zijn aan de uitstapjes beperkt te houden is het

handig om in de buurt te zoeken. Kijk ook naar subsidies en mogelijkheden die gemeenten geven, zoals cultuurvouchers. Zo is er in Amsterdam bijvoor-beeld de cultuurboot of bus, waarmee je gratis vervoer kunt regelen.

• Schakel ouders in. We mailen ze vaak bij de bekendmaking van het nieuwe thema al of ze meedenken over praktijken.

• Laat de leerlingen het bezoek en contact met instellingen zelf regelen. Zo leren de leerlingen ook hoe ze zich in formele situaties moeten redden en zijn ze ook meer betrokken.

Foto

grafi

e: M

arte

van

Vlie

t

19Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

WERK IN

UITVOERING

Welkom bij de Grieken en Romeinen

Door te kijken naar enkele Klokhuisfilm-pjes zijn de kinderen meteen geprikkeld. Dit is een onderwerp dat ze aanspreekt: ‘De Grieken en Romeinen’. Er komen vele verhalen los. Het enthousiasme waarmee ze vertellen dat ze in Rome in het Colos-seum zijn geweest, of in Olympia, en alles willen vertellen over de Olympische spelen levert al boeiende gespreksstof op. Ik ben altijd weer verbaasd dat met het starten van het thema er toevalli-gerwijze ook iets over in de krant staat. De opgravingen in Tiel kunnen we mooi gebruiken om de actualiteit in te duiken.

VAN VRAGEN NAAR SUBTHEMA’S De boekenkrat van de bibliotheek levert nog meer impulsen op. Ze krijgen er

geen genoeg van. Tijd om eerst eens met elkaar te brainstormen. Wat weten we al? Vanuit een mindmap komen veel woorden en betekenissen omhoog. Maar we willen er ook nog graag van alles over leren. Met onze leervragen gaan we aan de slag. De vragen verschillen behoorlijk van elkaar. Een aantal kinderen wil graag weten hoe dat grote Griekse en Romeinse Rijk is ontstaan. Een filmpje over Remus en Romulus brengt nieuwe vragen met zich mee. Is dit verhaal wel waarheids-getrouw? En hoe groot was dat Rijk dan? Zijn ze ook in Nederland geweest? Wat hebben de Romeinen ons nagelaten?

Het wordt tijd om wat structuur aan te brengen in de diversiteit van vragen. We

verdelen de vragen met elkaar in acht subthema’s.1. Het leger/wapens;2. Gladiatoren;3. Dagelijks leven, de school, de markt

en het badhuis;4. Het ontstaan van het Griekse en

Romeinse rijk;5. De gebouwen;6. De Griekse en Romeinse Goden;7. Het Theater;8. Eten en drinken.

Ik laat in deze fase de kinderen zelf kiezen waar zij expert in willen worden, want zelfs dit proces levert mooie momenten op. Zo ligt één kind op dit moment niet zo lekker in de groep, twee anderen bie-

Voor ons nieuwe thema gaan we terug naar de oudheid. Met drie groepen 5 bereiden we ons voor. Welke sociaal-culturele praktijk we neerzetten laten we in een later stadium over aan de kinderen. De ervaring leert ons dat dit per groep uiteenloopt.

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Welkom bij de Grieken en Romeinenden spontaan aan om met hem te gaan werken. Mijn duo-partner en ik zoeken teksten die passen bij de onderzoeksvragen. De boeken van de bibliotheek geven heel veel informatie. Toch is het zoeken op de computer favoriet en gelukkig hebben we tegenwoordig de mogelijkheid om met laptops aan de slag te gaan. Het groepje dat het onderzoek doet naar de twee rijken krijgt hun bevindingen niet goed op papier. Dat is voor ons het moment om mee te werken. We gaan zitten in een klein groepje en ik vraag de kinderen wat ze al ontdekt hebben. En hoe moeilijk ze het ook vinden om dit op papier te krijgen, ze kunnen mij er al goed over vertellen. Door het eerst samen op grote vellen te zetten en er een logisch geheel van te maken kunnen zij weer verder.

Tussendoor zijn er altijd weer nieuwe impulsmomenten van ons om het thema levendig te houden. Tijdens de beeldende vormingsles maken we mozaïeken van kleine stukjes papier. Dit geeft gelijk een mooie aankleding in de klas.

EEN SOCIAAL CULTURELE PRAKTIJK KIEZENWe kijken de filmpjes ’Welkom bij de Romeinen’. De humor hierin spreekt

de kinderen meteen aan. En dan komt het moment dat we met elkaar moeten besluiten wat we gaan doen. Elke paral-lelgroep gaat aan de gang met zijn eigen sociaal-culturele praktijk. Eén groep wil graag een Romeins etentje organiseren, met ouders als toeschouwers, een andere groep wil een toneelstuk maken. Mijn groep kiest voor het maken van een film als ‘Welkom bij de Romeinen’. We werken vanaf dat moment langs twee sporen. De teksten die geschreven zijn bij hun onder-zoeksvragen moeten omgezet gaan wor-den in een filmscript. Daarnaast moeten we gaan bedenken wat we allemaal nodig hebben voor onze film. Welke rollen zijn er, wie maakt het decor, welke kleding hebben we aan? Iemand oppert om nog eens goed naar de filmpjes te kijken van ‘Welkom bij de Romeinen’. Dat is een goede gelegenheid voor een kijkopdracht. Wat zien we in elke film terug en hoe ver-taalt dit zich naar onze onderzoeken? We hebben een presentator nodig, en we willen in elk geval een item met Agrippina en Lovina. Door regelmatig met elkaar in overleg te gaan ontstaat er een steeds beter beeld van hoe het eruit moet gaan zien. Het filmscript krijgt vorm door een format te gebruiken en als leerkracht veel te modellen.

Er worden ondertussen decorstukken gemaakt en Romeinse en Griekse kleding bij elkaar gezocht. Ouders komen met witte lakens die we mogen gebruiken en gelukkig hebben we zelf ook nog het één en ander in de kast liggen.

VOOR DE CAMERAOp een woensdag dat ik ambulant ben besluiten we te gaan filmen. Het lukt ons om in twee dagen vijftien scènes op te nemen. Het is een georganiseerde chaos van jewelste, maar het enthousiasme van

Scène 2: WelkomGeschreven door: S en TWaar: Binnen, filmen in de gang bij de ramenWat zien we: Gasten op een bankje en ik op een stoelNodig: juffenstoel, boekenkastje als bankje, kleed erover, decorstuk Wolvin, laboratoriumjassen voor de experts, een paar wijze brillen, een poster met daarop het Romeinse en Griekse rijk, kleding voor Remus en Romulus, microfoon, interview-vragen op een kaartjeWat gaan we vertellen: …

Fotografie: Jacqueline van der Velde

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

de kinderen is aanstekelijk. Er zijn scènes op locatie: er wordt een Griekse dans op-gevoerd, we hebben een rap over Goden, een scène van een gladiatorengevecht, en

het 24ste legioen laat ons diverse for-maties zien. Het dagelijkse leven in het badhuis, de school en het Forum trekt aan ons voorbij, maar ook de architecten

uit die tijd vertellen ons over het Colos-seum en het Pantheon. De quizmaster ziet er stoer uit met zijn zonnebril en we sluiten de film af met een verhaal door de presentator over de onlangs gevonden vondsten in Tiel. De kinderen leven zich helemaal in in hun rol. Ze weten precies wanneer ze in de camera moeten kijken en maken gebruik van grote mooie dramatische gebaren of hun stem. Je waant je even in andere tijden. Na een week heb ik de film in het juiste programma geplaatst en kunnen we deze afspelen op school. We nodigen ouders uit in onze huisbioscoop met li-monade en popcorn. De thema-afsluiting wordt afgesloten met een groot applaus.

Jacqueline van der Velde is werkzaam als groepsleerkracht van groep 5 op Basisschool de Odyssee in Amsterdam.

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Zin in lezen in Limburg

COLUMN

Op basisschool De Lemborgh werken bijzondere mensen. In de onderbouw van deze school wordt intensief samenge-werkt aan het avontuur dat ‘Zin in lezen’ heet. Iedereen doet mee, leerkrachten, directie en IB-er, maar bovenal kinderen en hun ouders. Erna van der Berg schrijft een aanstekelijk reisverslag. Leren lezen blijkt veel meer te zijn dan lezen leren!

Samen goed onderwijs vormgeven: team, ouders en kinderen, daar ging en gaat het ons om!Nadat wij twee jaar geleden de stap gezet hebben om vanuit OGO in de groepen 1-2 aan de slag te gaan, willen we meer. Het avontuur: ‘Zin in Lezen in groep 3’ wordt onze uitdaging!In de infoavond stellen we ouders op de hoogte. We vertellen hen over deze wijze van leren lezen. Er volgen hartverwar-mende reacties, vertrouwen en kritische vragen.

We zijn gestart met het zoeken naar aansluiting op wat kinderen en leerkrach-ten al doen en kennen. Klein beginnen en dan doorgroeien. Bijvoorbeeld van ver-halen vertellen en tekenen, naar teksten schrijven en teruglezen, van spelscripts naar functioneel lezen en schrijven. We vragen ons steeds af: wat gaat goed? En wat kan beter? Het onderbouwteam heeft de verbinding gezocht in de voorberei-ding van de thema’s. Ik heb als intern begeleider mijn collega’s ondersteund in hun persoonlijke ontwikkeling. Dit geeft kracht, creëert draagvlak en zorgt voor teambuilding!

Wat hebben we genoten! Nieuwsgierige bezoekers zijn verbaasd over de onder-zoekende houding, de manier van vragen stellen, de manier van lesgeven. Het enthousiasme, de leergierigheid en het plezier van de kinderen is voelbaar. Ook als mama mag ik genieten van het plezier van mijn dochter. Lieke is zo enthousiast over Van Gogh, ten tijde van het thema

‘Museum’, dat we besluiten om naar Amsterdam te rijden. Heel bijzonder om te ervaren dat onderwijs zo’n positieve invloed heeft op je kind.

Deze werkwijze is iedere dag weer een cadeautje. In de school, de teamvergade-ring, de rijke leeromgeving, de differenti-atie, de functionaliteit, de herkenbaarheid vanuit de alledaagse dingen, de vormge-ving van de activiteiten, de opbrengsten, de reacties en acties van betrokkenen maken dat dit zo bijzonder is. Dit on-derwijs gaat verder dan het klaslokaal! Een rijkere wereld bouwen we met z’n allen in de breedste zin van het woord. Het omgaan met elkaar, verdraagzaam-heid, respect, verwondering, interesse, oprechte belangstelling en geduld bleken kenmerkend te zijn voor deze groep. Of is het misschien wel kenmerkend voor deze vorm van onderwijs?

Als je dit kunt bereiken, geef je goed onderwijs! Want OGO geeft plezier, moti-vatie, energie, kracht en passie om verder te gaan. Dit helpt kinderen met en zonder speciale onderwijsbehoefte(n). Dit straal je met z’n allen uit en heeft een olievlek-werking in de school en op de omgeving. Het avontuur gaat verder. Groep 4 stapt nu ook in deze trein.

Als microproject is deze doorgaande lijn gehonoreerd door de Educatieve Agenda Limburg. Wij mogen hier laten zien wat goed onderwijs doet met ons en onze kinderen. Dit zet leerkrachten in hun kracht. Leren gaat zo op alle niveaus meer vanzelf!

Aan het einde van het schooljaar schrij-ven de leerkrachten Nicole en Margriet een hartelijke brief aan de ouders. In de brief bedanken ze niet alleen de ouders voor hun bijdrage, maar geven de leer-krachten ook aan welke winst geboekt is. Tot slot twee citaten uit deze brief.

“De kinderen hebben d.m.v. deze werkwijze een onderzoekende houding opgebouwd waar ze wellicht de rest van hun leven de vruchten van plukken, een goede basis voor de toekomst.Hun leergierigheid en het vergroten van kennis, vroeg veel van ons als leerkrach-ten. Het onderwijsaanbod was niet aan te slepen. Maar daar doe je het voor! De intrinsieke motivatie die in voorgaande jaren vaak ver te zoeken was, was er nu bij ieder kind. Een grotere betrokken-heid hebben wij, na vele jaren ervaring in groep 3, nooit gekend.”

“Ook u, als ouder, heeft hier uw steentje aan bijgedragen. Wij konden steeds een beroep op u doen bij de vele uitstapjes en activiteiten, bij het aanslepen van spullen voor de themahoek, bij het regelen van gastlessen, bij de afsluiting van een the-ma. Velen van u hebben ons, na afloop van de infoavond (begin schooljaar) het vertrouwen gegeven dat u achter onze nieuwe manier van werken kon staan. Zeer hartverwarmend. Voor ons voelt dit jaar dan ook als een jaar dat we samen ‘gedragen’ hebben. Onze oprechte dank hiervoor.”

Erna van der Berg is werkzaam als IB-er op Basisschool De Lemborgh in Limbricht.

Foto

grafi

e: H

anne

ke V

erkl

eij

23Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Kriebelbeestjes

We gaan in de tuin van de school op zoek naar kleine beestjes.

In de onderbouw van de Franciscusschool in Zaltbommel leeft het thema ‘Kriebelbeestjes’. Zowel buiten als binnen gaan de kinderen op onderzoek uit. Buiten in de tuin rondom de school wordt gezocht, gegraven en verzameld. Binnen hangen de wanden van de lokalen vol informatie over kleine beestjes. De kinderen zijn enorm geïnteresseerd. Ze hebben veel vragen en willen weten hoe het zit. De diertjes worden met vergrootglazen bekeken, en zo precies mogelijk getekend. Boekjes over mieren, spinnen, torren en vlinders zijn niet aan te slepen. Er komt zoveel informatie tevoorschijn dat er een museum over kan worden ingericht waar volop rollenspel gespeeld wordt.

24 Jaargang 16 2017 nr. 3

BEELD-

VERHAAL

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Kriebelbeestjes

Wat weten we al; wat willen we weten; en wat zijn we aan de weet gekomen?

Binnen, in de klas, doen we ook onderzoek naar kriebelbeestjes.

Van de wesp in het potje wordt een tekening gemaakt.

Hoeveel pootjes heeft deze tor? Even tellen.

Bronnenonderzoek met de leerkracht. Spelend onderzoeken in het museum.

Met dank aan onderbouw leerkrachten Ivon van Heusden, Isabelle van der Heijden en Veronique van der Horst van de Franciscusschool in Zaltbommel. Han-neke Verkleij is werkzaam als onderwijsfo-tograaf en lid van de redactie van Zone.

25Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

WERK IN

UITVOERING

Op expeditie door het lichaamAlle verschillende groepen van Basisschool de Achthoek in Amsterdam zijn de afgelopen weken op expeditie gegaan. Zo zijn er ruimteschepen gebouwd, is er gedoken in de zee, zijn er dagjes uit in Nederland samengesteld en is Oceanië herontdekt. De groepen 7 gaan op expeditie door het lichaam ter voorbereiding op de oprichting van een gezondheidscentrum.

‘Maar hoe dan juf? We kunnen toch niet op expeditie door ons eigen lichaam? Wat gaan we dan doen?’ Het nieuwe thema roept vragen op. Er heerst gematigd en-thousiasme in de klas. Dit is voornamelijk te wijten aan onduidelijkheid. Anderen reageren met: ‘Natuurlijk kunnen we wel op expeditie, we zijn er toch zelf de hele dag bij. Er gebeurt van alles in je lichaam!’

Deze opmerking is duidelijk niet overtui-gend: ‘Daar merken we toch niets van?’, merkt één van de jongens op. De klas neemt meteen de proef op de som. De kinderen zoeken allemaal een plek waar ze hun hartslag goed kunnen voelen. Er is onduidelijkheid over waar te voelen: bij je slaap, in je nek, of is je pols de beste plek? Een minuut lang tellen ze hun hartslag.

Vervolgens rennen, springen en stuiteren de kinderen door de klas. Als alle hoofden rood zijn aangelopen en de adem dui-delijk hoorbaar is meten ze hun hartslag opnieuw. Veel hoger dan eerst, zo blijkt. De nieuwsgierigheid is gewekt. Groep 7c gaat op expeditie door het lichaam.

STARTFASEDe kinderen gaan aan de slag met teksten over botten, het hart, spieren en de spijs-vertering, ze bekijken korte filmpjes, ze bestuderen de gezichtsspieren en doen verscheidene testjes met hun zintuigen. Het lokaal raakt steeds voller met boe-ken, anatomische modellen van het gebit, torso s en het oog, maar ook stethosco-pen en kwartetspellen over het lichaam. De leerlingen ontdekken allerlei testjes die je kunt doen en waarmee er een opti-sche illusie ontstaat. Ook het programma Mindfuck wordt vaak aangehaald en roept vragen op. Veel kinderen zijn nieuwsgie-rig naar hoe het brein werkt en er worden allerlei theorieën bedacht om optische illusies te kunnen verklaren. Uiteindelijk wordt er klassikaal een schematische tekening gemaakt met alles wat er in het lichaam zit en worden verschillende processen beschreven. De startfase loopt langzaam over in de uitvoeringsfase. De startfase heeft zijn doel bereikt: kinderen zijn betrokken en nieuwsgierig. Het is tijd om de verschillende onderwerpen uit te gaan diepen.

Foto

grafi

e: Jo

lijn

Krom

hout

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Op expeditie door het lichaamSPECIALISMENHet uiteindelijke plan is het starten van een gezondheidscentrum. Alle kinderen gaan een specialisme kiezen. Samen wordt er gebrainstormd welke specialis-men er allemaal zijn. Met de informatie van de startfase en kijkend naar het hele lichaam komen er al snel allerlei specia-listen naar boven. Van ‘hersendokter’ tot tandarts en van ‘spijsverteringsarts’ tot fy-siotherapeut. Individueel kiezen de kinde-ren een specialisme. Hier moeten ze goed over nadenken en individueel schrijven ze een motivatiebrief. Waarom kies je voor dat specialisme? Welke (onderzoeks-)vragen roept dit bij je op en waarom ben jij hier geschikt voor? Na afloop van het schrijven van de motivatiebrief wordt er gezamenlijk nog eens gekeken naar de verschillende onderzoeksvragen. De leer-krachten willen het doen van onderzoek niet centraal stellen deze zes weken. Er is daarom gekozen om het onderzoek laag-drempelig te houden. Kinderen stellen onderzoeksvragen op over zaken waarin ze geïnteresseerd zijn, maar ze moeten uiteindelijk vooral kennis genereren die ze later kunnen gebruiken in het gezond-heidscentrum. Daarom wordt er deze keer minder aandacht gegeven aan de speci-fieke stappen van onderzoek doen.

Een keuze maken is niet voor iedereen even gemakkelijk. Bob heeft werkelijk geen idee welke kant hij op moet met dit thema. Samen met de leerkracht gaat hij op zoek naar zijn interesse. Hij loopt langs andere kinderen, zoekt door alle boeken en bekijkt al het materiaal (lessen) wat hij in de eerste weken heeft opgespaard. ‘Juf, ik heb echt nog geen idee. Iets met sporten, gezondheid en spieren vind ik interessant.’, zucht Bob na 30 minuten. Van de leerkracht moet hij die woorden in één zin zetten. Duide-lijk opgelucht is Bob eruit. Hij wil meer te weten komen over hoe je je spieren gezond houdt en wat sporten daaraan bij kan dragen.

Uiteindelijk komen er verschillende mo-tivaties naar boven. Zo stelt een van de kinderen: ´Hersenen zijn heel belangrijk voor het lichaam, maar ik wil weten waarom ze dan niet bij iedereen het-zelfde werken. Waarom kunnen sommige mensen iets wél en anderen niet?’ Een ander schrijft: ‘Ik wil me meer verdiepen in microben. Waarom hebben we ze? Zijn het diertjes? Ik vind ze griezelig en gruwe-lijk, maar het trekt me ook aan.’ Gezien het feit dat alle kinderen goed nagedacht lijken te hebben wordt er besloten om elk kind zijn eigen keuze te laten uitwerken. Zo hopen de leerkrachten de motivatie en betrokkenheid zo hoog mogelijk te hou-den gedurende de rest van het thema. De kinderen zijn eigenaar van hun eigen keuze. Volgens de Zelf-Determinatie the-orie schept dit een betere leeromgeving voor de leerling en zijn de leeropbreng-sten het hoogst.

SPECIALISTEN IN WORDINGDe leerkrachten hebben bij elk motivatie-briefje een gepaste tekst of boek gevon-den over het desbetreffende onderwerp.

Zo kunnen alle kinderen de dag erna meteen starten met het uitpluizen van hun eigen vakgebied. Door de kinderen gestructureerd van informatie te voorzien kunnen ze allemaal meteen aan de slag en houden ze het enthousiasme vast. Alle kinderen beginnen individueel met hun zoektocht naar informatie. Zo kunnen de leerkrachten goed zien hoe ver elke leer-ling komt zonder dat hij/zij kan meeliften op de bevindingen van anderen. Ondanks dat het doen van een onderzoek niet extra uitgelicht is, blijkt dat het gros van de klas aardig uit de voeten kan met het selecteren van informatie. Ze bakenen onderwerpen goed af en houden het einddoel in gedachten.

Alle leerlingen hebben een eigen dokters-koffertje gekregen. In dit koffertje komt alle informatie die ze hebben gevonden, maar ook de informatie van hun me-deleerlingen met hetzelfde onderwerp. Zo wordt de kennis overgedragen en vergroot. Later kunnen ze de koffer vullen met benodigdheden voor het gezond-heidscentrum.

Foto

grafi

e: Jo

lijn

Krom

hout

27Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

OPZET GEZONDHEIDSCENTRUMDe fase tussen het verzamelen van informatie en het opzetten van het gezondheidscentrum, de sociaal culturele praktijk, is lastig. De gevonden informa-tie moet worden omgezet naar zinvolle activiteiten in het gezondheidscentrum. Het vinden en begrijpen van informatie is echter een stuk gemakkelijker dan het toepassen en analyseren van deze gege-vens. De leerlingen worstelen met deze discontinuïteit en hebben hun klasgeno-ten en de leerkracht nodig om verder te komen in het proces. De leerkracht stelt vragen, verwijst naar een écht gezond-heidscentrum en geeft voorbeelden en handvatten zodat de leerlingen vooruit kunnen. Toch zorgt de naderende ope-ning van het gezondheidscentrum en de ontstane discontinuïteit voor de nodige zorgen in de klas. Dit bewerkstelligt dat de leerlingen oplettend en gemotiveerd blijven mits zij vertrouwen houden in een goede afloop. Hier ligt tevens een taak voor de leerkrachten.

Dat te veel bezorgdheid en weinig vertrouwen ook kan leiden tot blokkades komt naar voren bij Isaac. Twee dagen voordat het gezondheidscentrum opent staat hij samen met zijn moeder bij de leerkracht. ‘Hij heeft vannacht nauwelijks geslapen’, aldus zijn moeder. Isaac is bang dat het niet gaat lukken en weet niet

wat zijn rol gaat zijn in het gezondheids-centrum. Allereerst is het zaak voor de leerkracht Isaac het vertrouwen te geven dat het goed gaat komen. Samen bespre-ken ze de informatie die hij gevonden heeft. Hij heeft zich gespecialiseerd in de huid en heeft gelezen dat veel mensen een droge huid hebben. Hij heeft gelezen hoe men een droge huid kan voorkomen. Samen met een klasgenoot gaat hij kijken naar de informatie die hij gevonden heeft. In gesprek met zijn klasgenoot wordt het Isaac steeds duidelijker wat hij kan gaan doen bij de opening. Isaac heeft iemand nodig die hem uit die discontinuïteit kan trekken en om zijn informatie en hoofd te ordenen.

Voor de leerkrachten is deze overgang ook lastig: de kinderen zijn zoekende, zijn bezorgd en hebben niet allemaal dezelfde hulpvraag of verwachtingen. De leer-krachten moeten op dit moment alles uit de kast trekken om het proces lopende te houden en tevens dat vertrouwen op een goede afloop te bieden. Leerkrachten ervaren minder controle in deze situ-atie en het is een uitdaging om de chaos gedeeltelijk te laten gebeuren. Bovendien is het moeilijk om in de ontstane chaos de oplossingen niet op een presenteer-blaadje te geven, maar juist te zorgen dat de kinderen handvatten krijgen en zelf blijven nadenken. Voor de klas is namelijk

juist het pendelen tussen discontinu-iteit en continuïteit de fase waarin zij belangrijke stappen in hun ontwikke-ling doormaken. Je zou kunnen stellen dat ook de leerkrachten in deze fase in discontinuïteit verkeren en dat vertrou-wen in hun eigen kunnen en in die van de leerlingen ervoor zorgt dat ze uiteindelijk verder komen.

GEZONDHEIDSCENTRUM: THE MAGIC BODYNa twee weken flink ploeteren gaat gezondheidscentrum ‘The Magic Body’ open. Alle kinderen hebben de opgedane kennis weten om te zetten in zinvolle activiteiten voor in het centrum. Er heerst weer rust in de klas. Patiënten kunnen afspraken maken via de mail en al snel is de mailbox gevuld met mailtjes van ouders die allerlei lichamelijke klachten hebben en daar meer over willen weten. Enkele patiënten worden gevraagd om vooraf aan hun bezoek bij te houden hoeveel ze bewegen per dag en krijgen advies over hoe nog gezonder te leven. Er worden testjes gedaan, hartslagen gecon-troleerd en informatie verstrekt over de werking van het spijsverteringsstelsel en de daarbij behorende voedseladviezen. De kinderen zijn enorm gepassioneerd en gaan helemaal op in hun rol. Zo blijkt ook als een van de ouders niet goed scoort op de testjes bij de neurologen in spé. ‘Moe-ten we hem dan doorverwijzen naar een echte neuroloog’, luidt de vraag van een van de dames in de klas. Twee weken lang hebben de specialisten hun werk gedaan in ‘The Magic Body’. Op de afsluitende dag van het thema gaat het centrum nog eenmaal open, maar dan voor kinderen uit andere klassen. Ook zij worden en-thousiast ontvangen. Het is een geslaagd thema en een echte expeditie.

Jolijn Kromhout is werkzaam als groepsleerkracht van groep 7 op basisschool de Achthoek in Amsterdam.

Foto

grafi

e: Jo

lijn

Krom

hout

28 Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Michel Hogenes, docent aan de pabo van de Haagse Hogeschool, promoveerde op 7 december 2016 aan de VU met zijn onderzoek naar componeren als sociaal-culturele praktijk in de basisschool. Mu-ziekonderwijs bestaat uit verschillende domeinen, zoals muziek maken, muziek luisteren en praten over muziek. Maar volgens Hogenes beperkt muziekonder-wijs zich in de praktijk vaak tot muziek reproduceren, zoals liedjes nazingen, in plaats van zelf bedenken en uitvoeren. Hij onderzocht een manier om kinderen zelf actief muziek te laten maken door te componeren.

Hij kijkt vanuit de cultuur-historische ac-tiviteitstheorie naar muziekonderwijs. Hij ziet muziek als spel, we spelen muziek. En de kenmerken van spel, zoals beschreven door Bert van Oers, passen ook bij mu-ziek maken. Er zijn regels bij het maken van muziek, je hebt vrijheid in de inter-pretatie van muziek en je bent doorgaans

erg betrokken als je zelf muziek maakt of beluistert.

Om kinderen zelf actief muziek te laten maken, ontwierp Hogenes een model om met groepen kinderen te compone-ren. Alle kinderen krijgen een gemeen-schappelijke basis in het componeren. Vervolgens gaan ze in groepjes uiteen om zelf composities te bedenken en op te schrijven. Belangrijk is dat de leraar samen met de kinderen de composities reviseert. Wat is het idee van de composi-tie, hoe is het genoteerd en komt dit over-een met de uitvoering? Tot slot voeren de kinderen de composities uit.

Dit model testte hij in een quasi-experi-menteel onderzoek onder 131 leerlingen uit groep 5 en 6 op een Daltonschool in Den Haag. De experimentele groep volgde gedurende zes maanden muziek-onderwijs volgens het componeermodel, de controlegroep volgde leraar-gestuurd

traditioneel muziekonderwijs. De kin-deren die de componeerlessen kregen, waren meer betrokken bij de activiteit dan de groep met traditioneel muzie-konderwijs. Ze scoorden ook beter op begrijpend lezen. Hij vond geen verschil tussen de twee groepen voor non-verbale intelligentie en de kwaliteit van zingen.

Zie je het niet zo zitten om met je hele klas te componeren met instrumenten? Dan kun je ICT inzetten die het compo-neren ondersteunt, bijvoorbeeld de app ‘Garageband’.

Michel Hogenes, The Child as Compos-er: Music Composition as Social-Cultural Activity in the Elementary Classroom. Vrije Universiteit, 2016.

Eline Geus is werkzaam als redacteur bij Didactief en als groepsleerkracht op een basisschool in Amsterdam.

Laat kinderen in het muziekonderwijs componeren, zo schrijft Michel Hogenes in zijn proefschrift. Kinderen die componeren hebben een grotere betrokkenheid dan kinderen die traditioneel muziekonderwijs krijgen.

29Jaargang 16 2017 nr. 3

ZELF MUZIEK COMPONERENKORT

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

MASTER ONDERWIJS EN INNOVATIEHeb je al een bacheloropleiding en wil je je graag verder verdiepen in het onderwijs? Denk dan aan de nieuwe master Onderwijs en Innovatie. In deze master leiden wij je op tot een kritische onder-wijspedagoog, een échte expert op het gebied van onderwijs en innovatie. Zo kun jij straks het verschil maken!

Voor meer informatie over deze master en inschrijving voor de masteravond op 7 december: http://masters.vu.nl/en/programmes/pedagogische-wetenschappen-onderwijs-innovatie/index.aspx

SUBSIDIE VOOR ONDERZOEK NAAR VERWONDERINGAnders Schinkel krijgt subsidie van de John Templeton Foundation voor onder-zoek naar het belang van verwondering in het onderwijs. Hij gaat onderzoeken of ‘wonder-full education’, onderwijs dat geïnspireerd wordt door verwondering en verwondering stimuleert, van invloed

is op het floreren van kinderen. Deze grant geeft gelegenheid tot het doen van empirisch onderzoek naar kinderen en hun gevoel voor verwondering en (basis)scholen en de rol van verwondering in hun onderwijs.

LEZEN EN SCHRIJVEN DOE JE SAMENStaat hij al bij jou in de kast? ‘Lezen en schrijven doe je samen’ is hét handboek voor leerkrachten van de groepen 3 en 4, IB-ers en studenten die kritisch naar hun lees- en schrijfonderwijs kijken.

In dit boek komen actuele inzichten over het lees- en schrijfonderwijs aan bod. Deze zijn uitgewerkt aan de hand van praktijksituaties van verschillende leerkrachten die werken zonder lees-methodes. De nadruk ligt met name op lezen en schrijven met elkaar, in de groep en samen met de leerkracht, en worden verbonden aan spel, spelscripts en de verhalen van kinderen.

‘Lezen en schrijven doe je samen’ is geschreven door Bea Pompert; bestel het boek op: www.de-klopper.nl

30 Jaargang 16 2017 nr. 3

KORT

NIEUWE WEBSITE DE ACTIVITEITOp www.de-activiteit.nl is de nieuwe website van De Activiteit, landelijk centrum voor Ontwikkelingsgericht Onderwijs te vinden. Deze website geeft een goed beeld van het nascholingsaanbod voor schooljaar 2017-2018. Veel van de cursussen zijn verbonden aan het lerarenregister.

© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Een goed begin is het halve werk!

Ook in schooljaar 2017-2018 zijn wij actief op verschillende scholen en werken wij samen aan ontwikkeling. Benieuwd wat wij voor uw school kunnen betekenen? Neem contact met

ons op.

Nieuw! Dit schooljaar zijn er workshops ontwikkeld waar iedere leerkracht aan mee kan doen. Houd hiervoor onze website en Facebookpagina in de gaten.

STARTBLOKKEN CONFERENTIE ‘LEREND SPELEN DOE JE SAMEN’ Op 22 november 2017 wordt de 7e Landelijke conferentie Startblokken van Basisontwikkeling gehouden. De conferentie zal plaatsvinden in Hotel Haarhuis in Arnhem.

Het programma zal bestaan uit de volgende onderdelen:• Een actuele lezing van Bert van Oers

over ‘Lerend spelen’. Prof. Van Oers zal duidelijk maken dat het spel van kinderen altijd voorop blijft staan.

• Werken met de verdiepingsmodules van Startblokken.

• HOREB in de praktijk.• Startblokken en Basisontwikkeling

invoeren en coachingsvarianten bij het werken aan permanente kwali-teit.

• Werken met learning stories.• Taal in spel.• Ouderbetrokkenheid.

De workshops worden verzorgd door medewerkers van De Activiteit. Tot slot zal Chiel van der Veen een lezing hou-den over spel en interactie. Kijk voor meer informatie op onze website: www.de-activiteit.nl.

BACHELORDAG VU OF PROEFSTUDERENMet Pedagogische Wetenschappen aan de Vrije Universiteit leer je alles over het beoordelen van ideeën over zinvol onderwijs en goede opvoeding en zorg. Op 4 november kun je kennis ma-ken met deze en vele andere bachelor-studies. Wil je zelf ervaren hoe het is om deze studie te volgen? Geef je dan op voor een dagje proefstuderen.

Meer informatie en inschrijven kan via deze website: http://www.bachelors.vu.nl/nl/oplei-dingen/pedagogische-wetenschappen/index.aspx

AGENDA

31Jaargang 16 2017 nr. 3© 2017 Koninklijke Van Gorcum

Praktisch differentiëren in het basisonderwijs

Congres Verschil in de klas

Meld u vandaag nog aan op www.verschilindeklas.nl

Krijg antwoord op vragen als:

• Welkeinvloedheefthetbiedenvanpassendonderwijsaanbegaafdeleerlingenopdeorganisatievanhetonderwijsinmijngroep?

• Hoekandifferentiatieinhoudelijkzinvolzijninmijnrekenles?• Hoekanikopbrengstbewusthandelenendifferentiërenvormgeveningroep1en2op

eenmanierdiepastbijhet‘eigene’vanjongekinderen?• Opwelkemanierkanikbijongemotiveerdeleerlingenhetleerplezierweerontsteken,

zodatzelekkeraandeslagkunnengaan?• Hoekanikincombinatiegroependeaandachtverleggenvanorganiserennaarwatik

leerlingeneigenlijkwilleren?• WatisheteffectvanhettabletprogrammaSnappetopdespellingvaardigheidvanleer-

lingen?• Hoekanikineenklasmet30leerlingenrechtdoenaanmoeilijklerendeleerlingendie

extraaandachtvragen?• Hoezorgikvooreenopbrengstgerichtelesbijtekenenen/ofgeschiedenis?• Hoepasikditmorgenpraktischtoeindeklas?

DitcongreswordtuaangebodendoorUitgeverijKoninklijkeVanGorcum:

Ontmoet sprekers als:

RoelBosker,MarijkevanDijk,SylviaDrent,CecielBorghouts,MargreethMulder-Bunk,SaskiaBruyn,MirlWitte-Both,MarielCordang,MaudDolmanenRogierLevy

9 november 2017 - Congreslocatie Gooiland, Hilversum

© 2017 Koninklijke Van Gorcum