Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische...

24
tijdschrift van vzw asster melveren-centrum 111 | 3800 sint-truiden | www.asster.be augustus 2017, jaargang 8, nr. 2 Suïcidepreventie PB- PP BELGIE(N) - BELGIQUE

Transcript of Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische...

Page 1: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

tijdschrift van vzw asstermelveren-centrum 111 | 3800 sint-truiden | www.asster.beaugustus 2017, jaargang 8, nr. 2

Suïcidepreventie

PB- PP BELGIE(N) - BELGIQUE

1

Page 2: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

4

11

17

inhoudmasster | augustus 2017

6

3 Editoriaal

4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw

5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit

8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG-SP) in Limburg al?

9 Patiëntperspectieven op de behandeling door een mobiel crisisteam bij suïcidaliteit: Wat hielp? Wat hinderde?

14 ASSIP: een kortdurende therapie na een suïcidepoging

17 Zorgen voor suïcidepogers

19 Interview met ervaringsdeskundige André van LEF (Limburgs Ervaringsdeskundigen Forum)

2 Inhoud

Page 3: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Beste lezer,

Suïcidepogingen en suïcides en alles wat daarbij hoort is een actueel thema. Ieder-een heeft er wel zijn oordeel over klaar. Denkt u maar aan de recente deining die er ontstond naar aanleiding van de Netflix reeks ’13 reasons why’. Een reeks die gaat over een tienermeisje dat op een aantal casettebandjes dertien redenen bespreekt waarom ze uiteindelijk zelfmoord zal plegen. Hadden er meer verwijzingen mogen zijn naar zelfmoordlijnen of educatieve sites? Ja. Zonder teveel te willen verklappen: Was het nodig geweest de zelfmoord expliciet in beeld te brengen? Neen, die ene scène had niet gemoeten. Maar vertelt de serie ook over de signalen die er waren, het verdriet, schuldgevoel, het complex samenspel van factoren die mee bepalen dat iemand suïcidaal wordt? Ja. Er is stof genoeg om een zinnig debat over deze reeks te voeren en het kind niet met het badwater weg te gooien.

Het thema suïcidepreventie is in Asster in de beleidsperiode 2016-2017 een hoofd-thema. Het organiseren van een studiedag zou het orgelpunt moeten zijn van de inzet die iedereen getoond heeft om met dit thema aan de slag te gaan. Suïcidepre-ventie omvat vele facetten en om dit goed te vatten vroegen we ons af of we alle stuk-ken kennen die nodig zijn om de puzzel rond suïcidepreventie opgelost te krijgen. Op 4 mei 2017 was het zover: een goed gevulde studiedag met 170 participanten en een stel boeiende sprekers. De bijdrages van die sprekers kan u vinden op onze website: http://www.asster.be/over-asster/seminaries-en-lezingen/presentaties-studiedag.

In wat volgt in deze editie van Masster hebben we het niet over de hierboven ver-meldde serie, nog over hot items in de actualiteit. We willen jullie wel meenemen naar een overzicht van verschillende puzzelstukken: hedendaagse inzichten, onderzoek en bijdragen van ervaringsdeskundigen. Op het einde van de rit zal u zich misschien afvragen wat de conclusie van dit alles nu is. Wat is het belangrijkste puzzelstuk? Ik hoop dat u het met me eens zal zijn, maar het belangrijkste puzzelstuk bent uzelf: de hulpverlener die met veel empathie naast zijn patiënt gaat staan, hem tijd geeft en zijn gevoelens probeert te begrijpen. Zonder dat zal uw puzzel nooit af zijn.

Veel leesplezier!

Editoriaal

Namens de redactieraad, Hanne Schoofsvoorzitter adviesgroep suïcidepreventiebeleid Asster

3Editoriaal

Page 4: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

4

Page 5: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

5

Page 6: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Donkere wolken vol met zwarte sneeuw

Geen vertrouwen in jezelf Problemen met verwerking uit je verledenSchuldgevoel Toevlucht in drank Niet verzorgd en jezelf lelijk vinden Bitter negatiefNiet aanvaardenIedereen de schuldIk in ruzie met de wereld

Langzaam isolementEen schreeuw om aandachtZoeken naar het waarom en het niet vindenDe zoektocht aandurvenSamen zoekenHulp zoekenHopen dat het kliktPraten helpt

Praten Over:Je opgekropte woedeJe donkere wolkJe problemenJe frustratiesZoeken naar hulpJuiste momentJuiste plaatsWillen praten

Je staat niet meer alleenJe gevoelens leren begrijpenMee om kunnen gaanEen opluchtingImmers iets wat al lang is fout gegaan is nietmakkelijk te herstellen

Wat is er dan nodig?De tijd nemen om in het reine te komen met jezelfDe tijd krijgenIk ben immers work in progressHerstel vraagt tijdDat is een probleem in deze wereldIedereen holt vooruit in het jachtige levenStil blijven staan mag niet, dat is voor ons zo, dat hoort bij ons levenToch is even stil staan en even achterom kijken juist dat wat je nodig hebtOm weer verder te kunnen met je levenZodat je weer vooruit kan kijkenEn ja, je moet soms door de zwarte sneeuw ploeteren om opnieuw te zien dat ook deze weer smelt door de zon

Dominique Laga is ervaringsdeskundige en aangesloten bij LEF. Dominique beschrijft zijn proces.

6

Page 7: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Dr. Marc Hebbrecht is psychiater, psychotherapeut, psychoanalyticus en beleidsarts van cluster De Lier Asster, Sint-Truiden. Hij is tevens lid van de adviesgroep suïcidepreventie.

Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit

Inleiding

Sinds kort beschikken we over de nieuwe multidiciplinaire richtlijn die op 30 maart 2017 door het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP, 2017) is gepubli-ceerd en kan geconsulteerd worden (http://www.vlesp.be). De gepubliceerde cijfers zijn indrukwekkend en verontrustend. In Vlaanderen overlijden gemiddeld 3 perso-nen per dag door suïcide; er zijn 28 suïcide-pogingen per dag. Het suïcidecijfer ligt hier-mee 1,5 keer hoger dan het EU-gemiddelde. De overheid stelt zich als doel om dit cijfer terug te dringen met 20% tegen 2020.

Zelfs met de beste zorg is suïcide niet te voorko-men. Het is wel noodzakelijk dat elke hulpverle-ner in staat is om het suïciderisico in te schatten en op grond van deze inschatting voorzorgsmaat-regelen af te spreken. Het inschatten van het su-iciderisico bij een individuele patiënt maakt deel uit van de kerncompetenties van elke hulpverle-ner in de psychiatrie en is een moeilijke opdracht.

Een klinische beoordeling kan niet vervangen worden door meetinstrumenten. Een inschatting kan alleen maar gebeuren via het gesprek met de patiënt en zijn naaste betrokkenen. Het gesprek is dus essentieel. Vaak leeft bij de hulpverlener echter een angst om de patiënt niet op ‘verkeerde gedachten’ te brengen.

De impact van een suïcide op de hulpverlener

We mogen de impact van een geslaagde suïcide niet onderschatten. Een geslaagde suïcide is trau-matisch voor de betrokken familie, de hulpverle-ner en de behandelende arts. Hulpverleners gaan na een suïcide vaak twijfelen aan hun competen-tie of durven geen risico’s meer te nemen. Dit kan leiden tot defensief therapeutisch handelen waar-bij te vlug beslist wordt tot opname en/of het in-stellen van beschermingsmaatregelen, soms ook tot het onnodig snel uitvaardigen van verhoogd toezicht en het doorverwijzen van de patiënt naar een restrictievere behandelingssetting.

Een suïcide is voor de hulpverlener een emoti-oneel schokkend gebeuren dat soms moeilijk verwerkt kan worden. Soms dringt het niet door wat er gebeurd is, men voelt zich machteloos, er ontstaan gevoelens van boosheid, verdriet en schuld. Voor de hulpverlener wordt een geslaag-de suïcide als belastend ervaren; zijn draagkracht kan overschreden worden met burn-out, ernstig psychisch lijden en werkverzuim tot gevolg.

Sommige hulpverleners zijn kwetsbaarder voor de emotionele gevolgen van suïcide. Typische kenmerken van een kwetsbare hulpverlener zijn perfectionisme, eerdere ervaringen met suïcide en gebrek aan ervaring. Jonge hulpverleners en arts-assistenten in opleiding behoren dus tot de risicogroepen en verdienen aandacht nadat één van hun patiënten suïcide heeft gepleegd. De relatie met de suïcidant speelt ook een rol. Wanneer men een langdurige behandelrelatie heeft met een patiënt waarmee men zich sterk identificeert en intens inleeft, zal diens suïcide veel harder aankomen dan wanneer men de pati-ent pas recent in behandeling heeft.

Ook de houding van het team waarmee wordt samengewerkt, is van belang. In een conflictu-eus team kan een geslaagde suïcide als druk-kingsmiddel gebruikt worden om een teamlid dat al problemen heeft, scherp te confronteren. Kan een betrokken team op voldoende aanwezigheid en steun rekenen van zijn leidinggevenden en directie?

Voor de behandelende arts levert een geslaagde suïcide bijkomende stress op want zij/hij dient niet alleen het team en de familie te ondersteu-nen, maar ook een psychologische autopsie uit te voeren. De familie kan vragen stellen of de toe-stand juist werd ingeschat. Is er verantwoordelijk genoeg gehandeld? Werden genoeg voorzorgs-maatregelen genomen om de suïcide te voorko-men? In de medische wereld is er een trend van toenemende juridisering: er wordt snel gedacht aan een mogelijke fout wanneer er iets misloopt. Vervolgens moet een schuldige worden gezocht die aansprakelijk zal gesteld worden en dus kan verplicht worden om schadevergoeding te beta-len. Dit is uitermate belastend voor artsen.

7

Page 8: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

In gesprek met de suïcidale patiënt

Zoals al aangegeven is de taxatie van het suï-ciderisico niet mogelijk zonder met de patiënt te spreken. In psychiatrische middens overheerst de opvatting dat het bespreken van zelfmoord-gedachten in een therapeutische context niet zal aanzetten tot zelfmoord. Bij voorkeur vindt het gesprek plaats in een rustige omgeving waarbij de hulpverlener zich open en begripvol opstelt. Dit houdt in dat er contact wordt gemaakt en een gepaste luisterhouding wordt aangenomen. Luisteren grijpt plaats op verschillende niveaus. Dankzij een psychotherapeutische opleiding leert de hulpverlener negatieve overdracht herken-nen en benoemen. Er wordt tijdens het gesprek gepeild naar gevoelens van wanhoop, woede en verdriet. Daarbij krijgt de patiënt de kans om deze gevoelens te ventileren. In het gesprek met de suïcidale patiënt is het bovendien nodig om am-bivalentie actief te exploreren: hoe begrijpen dat iemand die je graag hebt, je ook ontzettend boos kan maken? Innerlijke krachten drijven ons om uit een situatie waarin we ons onmachtig voelen, te vluchten.

Tezelfdertijd is er hoop, een lichtpunt aan het einde van de tunnel, een innerlijke kracht waar-door we standhouden en overleven. Zo kan de hulpverlener samen met de patiënt uitzoeken wie of wat hem tegenhoudt om zich iets aan te doen. Kan hij nog denken aan de gevolgen voor anderen? Hoe heeft hij het tot nu toe volgehou-den? Het spreekt vanzelf dat dit bevragen tact-vol dient te gebeuren. Ook bij het bevragen zul-len we rekening houden met de timing van onze interventies. Tijdens mijn professionele carrière heb ik nadrukkelijk gewezen op het belang van steun in elke hulpverleningsrelatie en de concrete inhoud ervan beschreven. Ik verwijs hierbij naar een vroegere publicatie (Hebbrecht, 2004). Naast luisteren, contact maken met agressieve gevoe-lens, exploreren van ambivalentie, het bieden van steun zullen we steeds realistische hoop wekken. Hoe ziet de patiënt de toekomst tegemoet: de na-bije toekomst, zijn verre toekomst?

Op pagina 41 van de multidisciplinaire richtlijn krijgen we handvatten hoe zelfmoordgedachten actief te bevragen, eerdere zelfmoordpogingen of suïcidale uitingen en dreigingen in kaart te bren-gen, waarschuwingssignalen goed te herkennen. Gevaar schuilt vaak in transitiemomenten en on-verwachtse veranderingen in de toestand van de patiënt. Uit onderzoek blijkt dat suïcidepogingen in het ziekenhuis zich vaak voordoen kort na de opname, tijdens de maaltijdpauzes, bij wisseling van personeel, tijdens het eerste weekend dat de patiënt thuis doorbrengt, kort na het ontslag uit het ziekenhuis, wanneer er weinig artsen in het ziekenhuis zijn en wanneer het op de afdeling zeer druk is.

Hoe concreet zijn de suïcideplannen? Welk ant-woord geeft de patiënt op de vraag: stel dat je dood zou zijn, wat zou je daarmee bereiken? Het is verontrustend wanneer de patiënt geen enkele empathie kan opbrengen voor zijn naasten en er-van uitgaat dat zijn dood alleen maar opluchting en verlossing zal betekenen voor hen. We stel-len ook vragen naar roekeloos gedrag, gebruik van alcohol en drugs, de graad van angst en de kwaliteit van de nachtrust. Wanneer heeft de pa-tiënt laatst met vrienden of familie afgesproken? Wat wou hij bereiken met zijn laatste zelfmoord-poging? Was deze bedoeld als een ultieme op-lossing van een intern conflict of een moeilijk di-lemma? Of had de patiënt de intentie om anderen te beïnvloeden, te kwellen of te straffen? Of was er sprake van een actieve doodswens en een blij-vend doodsverlangen? Ging het om een vlucht voor een moeilijk levensprobleem? Wat voelde de patiënt na afloop van de suïcidepoging: spijt? opluchting? schuld en wroeging?

Een rustig, open gesprek met de suïcidale pati-ent kan zeer heilzaam zijn doch dient gepaard te gaan met een bekommernis dat hij zich achteraf niet in de steek gelaten voelt. Het is belangrijk te weten wie beschikbaar is voor hem na het ge-sprek. Is er opvolging verzekerd? Is het contact met degene die de zorg zal overnemen, gewaar-borgd? Best houden we contact met de suïcidale patiënt tot de doorverwijzing is gelukt.

Empathie voor de suïcidale patiënt

Wat empathie precies inhoudt, heb ik in een handboek uitvoerig beschreven (Vanaerschot, Nicolai & Hebbrecht, 2015). In verband met de suïcidale patiënt is het noodzakelijk dat signalen die wijzen op suïcidaliteit in het gesprek voorrang krijgen. Daarbij is het belangrijk dat de patiënt ervaart dat de suïcidale signalen gehoord, be-luisterd en serieus genomen worden. Empathie is niet alleen receptief (luisteren, meeleven, be-grijpen) maar ook expressief (blijk geven dat men de patiënt begrijpt). Het is wenselijk dat men de woordkeuze en de eigen taal afstemt op de hulp-vrager: zich niet verschuilen achter technisch jar-gon, best gewoon menselijk blijven, authenticiteit vooropstellen en contact maken met gevoelens. Tijdens het gesprek met de suïcidale patiënt heeft de interviewer vooral oog voor de sequentie van verslagenheid en schaamte die verder evolueert naar vastzitten, geen uitweg meer zien (“entrap-ment”), hopeloosheid en het geleidelijk optreden van suïcidale ideatie.

Ook vragen we ons af hoe het gesteld is met ons vermogen te empathiseren? We zijn niet altijd empathisch en soms onderhevig aan empathie-erosie, angst, vermoeidheid, overwerkt zijn en boosheid. Gelukkig is dit voorbijgaand. Wanneer deze fenomenen zich herhalen en zich als een

gewoonte installeren, vraagt dit om intervisie, supervisie of zelfs persoonlijke therapie voor de hulpverlener. In elke hulpverleningsrelatie ont-staan wel eens misverstanden. Onderzoek heeft uitgewezen dat het herstellen van empathische breuken één van de effectieve ingrediënten vormt van psychotherapie.

De suïcidale crisis: een emotionele draaikolk?

Tijdens het gesprek met de suïcidale patiënt hou ik het model van Maltsberger (2004, 2012) over het verloop van de suïcidale crisis in gedachten. De evolutie naar suïcide kan vergeleken worden met een draaikolk of een tornado.

Eerst is er de fase van overspoeling (“flooding”, “affect deluge”) door een ondraaglijk, pijnlijk ge-voel. De patiënt raakt in de greep van wanhoop (in de literatuur worden nog andere woorden ge-bruikt om deze overspoeling te benoemen zoals: hevige dysforie, massieve psychische pijn, emo-tionele turbulentie, een mengtoestand van paniek en depressie, inner turmoil, subjectieve agonie, annihilatie-angst). Deze overspoeling speelt zich vooral innerlijk af en kan soms verborgen wor-den achter een façade van schijnbare kalmte vanuit een schaamtegevoel dat anderen dit zul-len opmerken. Wie loopt te koop met zijn eigen onmacht en nietigheid en durft dit te delen met anderen? Deze emotionele overspoeling is vaak uitgelokt door een narcistische krenking (bijvoor-beeld wanneer een ander de persoon het gevoel geeft dat hij onbeduidend is en niets voorstelt), het verlies van een hechtingsfiguur of van een geïdealiseerd iemand waarvan men afhankelijk is, verwerping en het niet beantwoorden aan de eigen perfectionistische standaarden.

In een tweede tijd poogt de patiënt deze mas-sale psychische pijn te bemeesteren door ze te bevatten, te dempen, te onderdrukken of ze te delen met anderen (zo kunnen we de vergelijking maken met een schip dat in een storm op drift raakt en te pletter dreigt te slaan tegen rotsen). Op dat moment stuurt de patiënt signalen uit en maakt hij zijn onmacht kenbaar. Hij uit zelfmoord-gedachten, stelt zelfdestructief gedrag (automuti-latie), gebruikt alcohol of roesmiddelen, trekt zich terug of klampt anderen aan.

De volgende stap verwijst naar controleverlies. De afweer schiet tekort, de massale psychische pijn raakt maar niet bevat met als gevolg dat de zelfrepresentatie fragmenteert en de geest zich als het ware losmaakt van het lichaam. Er ont-staat een tunnelvisie. Dan is er sprake van disso-ciatie die zich ook nog op andere wijzen kan uiten zoals depersonalisatie (zelfvervreemding) waarbij men zich zwak en weerloos voelt ten aanzien van een afgesplitst deel van het zelf (alien presence). In de eigen dromen wordt deze diepere ervaring in beeld gebracht: vernieling, wereldondergang,

8

Page 9: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

dode mensen en dieren, het eigen lichaam dat in stukken ligt, van een klif springen, aan de rand van een afgrond staan, een dubbelgan-ger die moorden pleegt en de eigen persoon doodschiet...

In de laatste fase duiken grootheidsfantasieën op en wil men zich ontdoen van het eigen li-chaam. Zo kan men in de ban raken van ideeën over wedergeboorte, een nieuw leven krijgen, opgenomen worden door God, zichzelf opofferen. De dood wordt geïdealiseerd en tezelfdertijd ont-staat er een minachting van het eigen lichaam. Het verwerpen van het eigen lichaam gaat samen met een overtuiging bijzonder en almachtig te zijn waarbij men overtuigd raakt dat men het eigen bestaan in handen heeft en zelf aan het lijden een einde kan maken.

Pleidooi voor emotieregulatie

De laatste jaren wordt ons werk steeds meer geïnspireerd door principes van emotieregula-tie. Empathie met het gevoel van de patiënt is belangrijk. Dit is pas mogelijk als de patiënt ver-trouwd is met zijn gevoelens. Iemand vertrouwd maken met zijn gevoelens vraagt al om een psy-chotherapeutisch proces. Mits de hulpverlener dit zelf kan, kan hij in staat zijn dit aan zijn patiënt over te brengen. Ik beperk me tot enkele punten en verwijs naar de betreffende literatuur (Nicolai, 2016) die we samen met het team van de afdeling De Lier 3 in 2016-2017 hebben gelezen:

1. Luister naar je lichaam. Welke emotie komt in je lichaam tot uiting?

2. Emoties zijn tijdelijk. Ze zijn te vergelijken met golven of met eb en vloed: ze komen en gaan. Leer gevoelens te herkennen, ze van elkaar te onderscheiden en te benoemen. Ze leren zowel iets over de context als over jezelf.

3. Voel in het moment. Je kan dit leren via mind-fulness, meditatie, autogene training of het bij-houden van een dagboek.

4. Leer jezelf te troosten. Zorg voor afleiding, leg contact met anderen, zoek verklaringen, ontwikkel rijpe afweer zoals humor, altruïsme, sublimatie, zelfbeheersing.

5. Accepteer emoties. Onderdruk ze niet, veins geen gevoelens, zorg ervoor dat je niet afgaat in het zicht van anderen (vermijd van jezelf in een beschamende situatie te brengen).

6. Beschouw emoties als signalen.7. Mentaliseer. Met mentalisatie wordt bedoeld

dat je niet alleen leert na te denken over je ei-gen gedachten, gevoelens, intenties en fanta-sieën maar ook over die van anderen en dat je je een mening vormt over wat een ander denkt en voelt (Hebbrecht & Willemsen, 2007).

Literatuur

American Psychiatric Association (2003). Assessment and treatment of patients with suici-dal behaviors.

Hebbrecht, M. (2004). De psychiater als

steunfiguur. Een psychoanalytische visie. Tijdschrift voor Psychiatrie, 46:157-166.

Hebbrecht, M. (2004). De hulpverlener als steu-nende figuur. Psychoanalytische beschouwingen over onze natuurlijke zorgattitude. Psychiatrie en Verpleging, 80, 136-151.

Hebbrecht, M. & Willemsen, M. (2007). De bor-derlinepatiënt in dagbehandeling.

Over mentalisatie in een psychoanalytisch steu-nend milieu. Antwerpen: Garant.

Maltsberger, J.T. (2004). The descent into suici-de. The International Journal of Psychoanalysis, 85: 653-667.

Nicolai, N. (2016). Emotieregulatie als basis van het menselijk bestaan. De kunst van het even-wicht. Leusden: Diagnosis.

Simon, R.I. (2011). Preventing patient suicide. Washington: American Psychiatric Publishing.

Trimbos-instituut (2012). MDR Diagnostiek en behandeling van suïcidaal gedrag.

Vanaerschot, G., Nicolai, N. & Hebbrecht, M. (2015). Empathie. Leusden: Diagnosis.

VLESP (2017). Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag. www.zelfmoord1813.be

9

Page 10: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG-SP) in Limburg al?

De Suïcidepreventiewerking van de Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG-SP) bestaat in Limburg uit 3 suïcidepreventiewer-kers (Anneleen Depaire, Frederik Houben en Marie Van Broeckhoven) die gevestigd zijn binnen DAGG VZW in Lommel.

Waarvoor kan je terecht bij de CGG-SP?Vorming

Deskundigheidsbevordering van hulpverleners is een vaak gebruikte en effectieve strategie ter preventie van suïcide (Andriessen en van den Brande, 2001; Capp et al., 2001; Matheson et al., 2005; Ramberg en Wasserman, 2004). Opleidingen en trainingen zijn onder meer effici-ent gebleken in het verbeteren van kennis, hou-dingen en zelfvertrouwen met betrekking tot zelf-moordpreventie (Brunero et al., 2008; Gask et al., 2006; Hayes et al., 2008; Oordt et al., 2009). Een suïcidaal proces is omkeerbaar en het detecteren en bespreekbaar maken van suïcidaliteit is dan ook van fundamenteel belang. De CGG-SP richt zich sinds 1997 tot alle professionelen die werken met suïcidale personen en biedt praktijkgerichte vormingen om hen te ondersteunen. Binnen de werking is ruime expertise opgebouwd omtrent didactische werkvormen en diverse methodieken in suïcidepreventie.

De CGG-SP biedt in elke provincie op regelmatige basis een open aanbod van vormingen voor verschillende doelgroepen. In deze vormin-gen ontmoeten preventie-werkers en hulpverle-ners vanuit verschillende

organisaties elkaar. Daarnaast organiseren we in samenspraak met uw team vormingen op maat, aangepast aan de noden en behoeften van elke organisatie. De inhoud wordt steeds aangepast aan eigen prak-tijkervaringen en de meest recente wetenschap-pelijke bevindingen, zoals de multidisciplinaire richtlijn voor detectie en behandeling van suïci-daal gedrag (VLESP, 2017, www.zelfmoord1813.be/sp-reflex). De concrete data in uw regio en de inhoud van het vormingsaanbod zijn terug te vin-den op: www.zelfmoord1813.be/vormingen

De CGG-SP is ook trekker van diverse provin-ciale werkgroepen en van overleg rond suïcide-preventie. Preventie en hulpverlening worden im-mers meer en meer georganiseerd via netwerken en samenwerkingsverbanden waarbij doelstellin-gen, strategieën en activiteiten op elkaar worden afgestemd en gecoördineerd in functie van de gedetecteerde noden.

Suïcidepreventiebeleid

Geconfronteerd worden met suïcidaliteit binnen een organisatie is een zeer ingrijpende gebeur-tenis voor alle betrokkenen. Op zo’n moment helpt het om te kunnen terugvallen op een goed uitgewerkt suïcidepreventiebeleid dat duidelijk aangeeft hoe te reageren, communiceren en hulp te bieden. De suïcidepreventiewerking van

DAGG coacht en ondersteunt ook je organisatie in het uitwerken van een suïcidepreventiebeleid op maat. Hierbij is zowel aandacht voor het on-dersteunen van de suïcidale persoon en zijn of haar omgeving als van de betrokken organisatie en haar werknemers.

Bovendien kan een dergelijk preventiebeleid per-soneel gevoeliger maken voor de eerste signalen van suïcidaliteit waardoor vroeger ingegrepen kan worden om zo erger te voorkomen. Zo’n beleid, draaiboek of protocol bevat ten minste 4 luiken: van vroegdetectie en vroeginterventie bij suïcidaliteit, over hoe omgaan met acute dreiging of een suïcidepoging tot wat na een suïcide? Meer informatie kan u terugvinden op: https://www.zelfmoord1813.be/suïcidepreventiebeleid/een-suïcidepreventiebeleid-opstellen

Consult en advies

De suïcidepreventiewerker van DAGG-CGG is de perfecte persoon om je op de hoogte te houden rond actuele tendensen op het vlak van suïcide-preventie. Indien je vragen hebt, aarzel dan niet om het CGG-team van DAGG te contacteren.

Contactpersonen: Anneleen Depaire [email protected] Houben [email protected] Van Broeckhoven [email protected] maakt deel uit van Zelfmoord1813. Alle informatie over preventie van zelfdoding en het vormingsaanbod van CGG-SP zijn terug te vinden op www.zelfmoord1813.be en www.zelfmoord1813.be/vormingen

Marie Van Broeckhoven, master in de psychologieDAGG Lommel - Suïcidepreventie

10

Page 11: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Patiëntperspectieven op de behandeling door een mobiel crisisteam bij suïcidaliteit:Wat hielp? Wat hinderde?

Samenvatting

Nu de mobiele crisisteams in België een vaste waarde beginnen te worden binnen het zorg-landschap, is het interessant om te onderzoe-ken hoe zorgvragers deze begeleiding erva-ren. Waar voorgaand buitenlands onderzoek de zorgvragers in diverse soorten crisissen benaderde, richtte dit onderzoek zich speci-fiek op zorgvragers die zich aanmeldden in een suïcidale crisis. Het begeleiden van deze personen is uitdagend en vereist heel wat vaardigheden van de hulpverlener. Het leren uit de ervaring van zorgvragers van het mo-biele crisisteam past binnen de huidige bewe-ging van herstelgericht werken en patiënten-participatie. Het doel is om de ervaringen van de zorgvrager mee te nemen in het aanpassen van het beleid en het zorgaanbod.

Introductie

Suïcide is een ernstig probleem. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie overleden in 2015 zo’n 788 000 mensen aan suïcide (World Health Organization, 2017). In 2014 overle-den in Vlaanderen 1066 personen door suïcide (Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie, 2017). Dit komt neer op bijna drie personen per dag. Zelfdoding is het resultaat van een proces waarin suïcidale gedachten aanwezig zijn. Dit zijn gedachten waarbij de betrokkene erover denkt om zelf de dood te bespoedigen. Uit een online survey, die werd afgenomen bij 2010 Vlamingen tussen de 18 en 79 jaar, blijkt dat 9% van de Vlamingen die bevraagd werden, ooit suïcidale

gedachten heeft gehad (Vermeulen, Coppens & Van Audenhove, 2014). Suïcidale gedachten ko-men bij de gewone bevolking dus frequent voor.

Sinds 2012 kan een arts, wanneer er sprake is van suïcidale gedachten, in deze regio een cri-sisteam inschakelen. Een crisisteam biedt snelle, intensieve en multidisciplinaire behandeling aan huis, aan personen die een psychiatrische crisis doormaken. Een laagdrempelig aanbod tot ge-specialiseerde hulp is een belangrijke preven-tieve factor in de strijd tegen suïcide (Dumon & Portzky, 2013; Reynders, 2016).

In 2016 begeleidde het crisisteam van Reling Zuid 379 zorgvragers. Bij 231 van hen, of 61%, werd er bij aanmelding vermeld dat er suïcidale gedachten aanwezig waren of dat er een recente suïcidepoging plaatsvond. Het omgaan met suïci-daliteit kan dus beschouwd worden als een dage-lijks gegeven binnen het crisisteam.

De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor herstelgericht werken. Daarbij hoort een forse verschuiving van het hulpverlener- naar het cliënt-perspectief (De Jaegere et al., 2010). Om deze reden kiest dit onderzoek ervoor om zorgvragers zelf te laten spreken. De informatie die men zal verkrijgen uit hun ervaringen is essentieel om tot een goede kwaliteit van zorg te komen (Black & Jenkinson, 2009).

Het aantal onderzoeken over cliëntperspectie-ven bij crisisteams zijn beperkt (Borg et al., 2011; Clark, Khattak & Nahal, 2008; Taylor, Abbott & Hardy, 2012). Tevens zijn onderzoeken over hoe het is om behandeling te krijgen in een periode waarbij men in gevaar is om te overlijden aan su-icide eerder schaars (Ghio et al., 2011; Vatne & Nåden, 2016). Onderzoeken over cliëntperspec-tieven bij crisisteams werden tot hiertoe steeds uitgevoerd bij erg heterogene patiëntengroepen doordat het inclusiecriterium breed werd gehou-den, namelijk dat men recent begeleid werd door een crisisteam (Borg et al., 2011; Karlsson, Borg & Kim, 2008; Goldsack, Reet, Lapsley & Gingell,

2005; Hubbeling & Bertram, 2014; Hopkins & Niemiec, 2007; Lofthus & Davidson, 2011; Taylor, Abbott & Hardy, 2012). Het voordeel hiervan is dat men een breed toepasbaar inzicht verkrijgt, het nadeel is dat het aanbod van een crisisteam ten tijde van een suïcidale crisis niet geëvalueerd kan worden. Dit onderzoek gaat een stap verder door zich specifiek te richten op ervaringen van personen die een verhoogd suïciderisico hadden.

Kort gezegd kan men stellen dat de behandeling aan huis van suïcidale personen bijzondere vaar-digheden vereist: echt betrokken zijn in het lijden en het inspireren tot hoop zijn volgens Vatne & Nåden (2016) belangrijke vaardigheden voor de hulpverlener. Het aangaan van de relatie met de zorgvrager geeft de boodschap dat men om hen geeft, dat zijn of haar leven waardevol is (Cutcliffe & Barker, 2002). Uit een onderzoek van Ghio en collega’s (2011) bleek dat zorgvragers veel waarde hechten aan begrip voor hun lijden, het stimuleren van communicatie en opnieuw, het inspireren tot hoop. Terug verantwoordelijkheid kunnen opnemen, door weer grip te krijgen op het leven, geeft ook hoop (Vatne & Nåden, 2016). Het teruggeven van de verantwoordelijkheid na een suïcidale crisis kan een uitdaging voor de hulp-verlener zijn. Wanneer een zorgvrager zich niet gedraagt zoals verwacht en er een suïcidepoging plaatsvindt, kan dit de hulpverlener een onzeker en incompetent gevoel geven. De professionele identiteit wordt bedreigd. Deze dreiging kan zor-gen voor het willen krijgen van controle over het gedrag van de zorgvrager, waardoor deze het ge-voel krijgt niet te worden vertrouwd. Er ontstaat een vicieuze cirkel (Talseth, Lindseth, Jacobsson & Norberg, 1997). Het verdragen van onzeker-heid is in een thuissituatie nog meer nodig dan wanneer men in een ziekenhuis werkt, waar er voor de zorgvrager een 24 uursaanwezigheid van hulpverleners is.

Om een overzicht te krijgen wat zorgvragers begeleid door een crisisteam als helpend en hinderlijk ervaren, werd de schaarse litera-tuur van het laatste decennium doorgenomen. Samengevat kan men stellen dat een goede

Tine¹ Raskin, Schoofs Hanne, PhD²

¹ Psychiatrisch verpleegkundige, Reling mobiel crisisteam, master student Mental Health, Maastricht University

² Klinisch psycholoog, doctor in de psychologie, manager Cluster De Lier, Asster en voorzitter adviesgroep suïcidepreventiebeleid Asster

11

Page 12: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

relatie met de hulpverlener het belangrijkste in-grediënt is (Borg et al., 2011; Karlsson, Borg & Kim, 2008; Goldsack, Reet, Lapsley & Gingell, 2005; Hubbeling & Bertram, 2014; Hopkins & Niemiec, 2007; Lofthus & Davidson, 2011; Taylor, Abbott & Hardy, 2012). Van deze hulpverlener wordt verwacht dat men open communiceert en steeds met de zorgvrager in overleg gaat. Dat deze hulpverlener de naaste omgeving betrekt en zo zorgt voor meer verbondenheid is tevens een belangrijk onderdeel van goede zorg (Borg et al., 2011; Clark, Khattak & Nahal, 2008; Karlsson, Borg & Kim, 2008, Lofthus & Davidson, 2011). Communicatie met betrokken diensten en con-tinuïteit van zorg is wenselijk (Goldsack, Reet, Lapsley & Gingell, 2005; Hopkins & Niemiec, 2007; Taylor, Abbott & Hardy, 2012). Men ver-wacht van een crisisteam een vlotte bereikbaar-heid (Goldsack, Reet, Lapsley & Gingell, 2005; Taylor, Abbott & Hardy, 2012). Als laatste werden het geven van informatie en het bieden van prak-tische hulp genoemd (Clark, Khattak & Nahal, 2008; Goldsack, Reet, Lapsley & Gingell, 2005).

Deze studie zal (1) onderzoeken of bovenstaan-de noden ook gerapporteerd worden binnen de zorgvragers van het mobiele crisisteam Reling Zuid, (2) een stap verder gaan door een specifie-ke doelgroep van de zorgvrager aan te spreken, namelijk de zorgvragers met een verhoogd risico op suïcide en (3) onderzoeken in hoeverre er aan deze noden tegemoet werd gekomen.

Methode

Participanten

In totaal werden er 10 participanten geïnterviewd, 6 vrouwen en 4 mannen. De gemiddelde leeftijd was 44 jaar. De meest voorkomende diagnose die werd gesteld was een depressieve stoornis (4). Dit werd gevolgd door een aanpassings-stoornis (3), een waanstoornis (1), een post-traumatische stressstoornis (1) en een bipo-laire stoornis (1). Eén van hen had comorbide alcoholafhankelijkheid.

Bij alle zorgvragers is een evaluatie geweest van de suïcidegedachten en –gebeurtenissen, waarbij de CASE-benadering (Chronological Assessment of Suicide Events) van Shea (1998) gebruikt werd. Op basis van de CASE-benadering werd er geëvalueerd dat er duidelijke suïcidege-dachten aanwezig waren, met een ambivalente wens om te sterven, of ernstigere suïcidaliteit. Voor meer info over de methodologie mag er al-tijd contact opgenomen worden met Tine Raskin via [email protected].

Onderzoeksdesign

Het betreft een kwalitatief, verkennend onder-zoek waarbij gebruikt gemaakt wordt van een semigestructureerd interview.

De te bevragen thema’s zijn gebaseerd op wat volgens Clark, Khattak & Nahal (2008) de sleu-telelementen van een crisisteam zijn. Dit zijn personal engagement, professional interventi-ons, practical help, information-giving en level of involvement.

Resultaten

Voor deze publicatie werd er bewust gekozen om ons te beperken tot de resultaten van de inter-venties met specifiek effect op suïcidaliteit en de meest voorkomende.

Contactmomenten als houvast

De geplande huisbezoeken hielpen zorgvragers (2) in hun strijd om te overleven. Het geplande huisbezoek gaf hen namelijk een houvast, een concreet moment tot wanneer ze probeerden vol te houden:“Ze bleven elke dag contact houden, ofwel kwa-men ze langs ofwel moest ik bellen. Dat was elke keer overleven tot dat volgende moment. Dat was echt aftellen voor mij. Dat was mijn houvast in de periode.”

Eén van hen gaf aan dat ze de volgende afspraak voor zichzelf zag als een soort van belofte die ze wou nakomen: “Ik heb gezegd: “Tot morgen”, dus ik moet er dan nog zijn.” De aanwezigheid zorgde voor hoop (2), waardoor suïcidegedachten afnamen.“Ik leefde echt van gesprek naar gesprek, in de hoop dat er in die gesprekken iets wonderbaar-lijks zou gezegd worden waardoor ik mij... Maar ja, dat was op dat moment het enige dat me hoop gaf.”

Continuïteit bieden

Nadat de intake gebeurd was, bleef de helft van de zorgvragers dezelfde hulpverlener zien. Dit had voor hen het voordeel dat ze een vertrou-wensband konden opbouwen. Men had hierdoor niet het gevoel zijn verhaal opnieuw te moeten brengen. Anderen vertelden dan weer dat ze door meerdere hulpverleners werden opgevolgd. Op één persoon na was dit geen probleem. De geïnterviewden vonden dat iedereen goed op de hoogte was en ervoeren dat het klikte met alle hulpverleners:

“Van alles waren ze op de hoogte. Ik heb er vier verschillende gehad, en zelfs de laatste kon aan-sluiten met de eerste. Dat is eigenlijk wel fijn.”

Eén persoon was ontevreden over het feit dat hij verschillende hulpverleners zag. Hierdoor bleven ze voor hem als “vreemden” aanvoelen en moest hij naar zijn gevoel steeds herbeginnen:

“Je had er een paar die twee keer geweest wa-ren, die kende je dan een beetje. Maar altijd weer diezelfde vragen opnieuw en opnieuw, dat werd ik kotsbeu.”

Verbondenheid creëren

Meerdere zorgvragers (5) ervoeren dat het suï-ciderisico afnam door de verbondenheid met an-deren. Zo gaf het aangaan van een relatie met de leden van het crisisteam bij een aantal (4) het gevoel dat ze er niet meer alleen voor stonden. Dit betekende voor hen verschillende dingen. Voor twee zorgvragers gaf het idee dat er iemand voor hen was rust. Iemand anders had het gevoel dat de hulpverleners van het crisisteam echt om hem gaven, waardoor hij zich minder waardeloos voelde. Er was zelfs iemand die aangaf dat ze suïcide niet meer nodig vond, omdat er eindelijk iemand was die haar begreep.

Niet alleen verbondenheid met de hulpverleners, maar ook met familie werd als beschermend er-varen. Een zorgvrager vertelde tijdens een inter-view dat een hulpverlener van het crisisteam het initiatief nam om het contact met de familie te her-stellen. Deze interventie bleek helpend. Bij een nieuwe suïcidale crisis belette de verbintenis met haar familie haar om suïcide te plegen.

Familie betrekken

Hoewel volgens zorgvragers de verbondenheid met anderen het risico op suïcide doet afnemen, was er toch ambivalentie over het betrekken van de familie in de begeleiding. Het crisisteam poogde bij iedere zorgvrager om de familie te betrekken. De helft van de geïnter-viewden hield dit echter af. Een aantal (3) vreesde niet begrepen te worden: “Mijn man komt direct met antwoorden en oplossingen, wat soms totaal niet nodig is. Dan voelde ik mij niet begrepen.”

Eén persoon gaf aan dat door het ervaren on-begrip haar suïcidegedachten toenamen. Twee andere zorgvragers waren bang voor een conflict mocht er een familiegesprek plaatsvinden. Nog anderen (2) vreesden dan weer dat ze hun familie te erg zouden belasten door een open gesprek te voeren. Twee zorgvragers droegen een vroeger trauma met zich mee wat ze geheim hielden voor hun familie, waardoor ze zich niet volledig open konden stellen. Samen met de vrees voor onbe-grip was er ook de hoop op begrip.

Wanneer het crisisteam de familie toch kon be-trekken ervoer men dit als positief. Zorgvragers

12

Page 13: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

(2) merkten op dat hun familieleden meer begrip gingen tonen voor hun situatie. Dit gaf hen rust, of zelfs het gevoel terug een familie te hebben.

Delen van suïcidegedachten

Het delen van de suïcidegedachten bleek ze dra-gelijker te maken. Het alleen moeten dragen van deze gedachten werd als erg zwaar ervaren. Het mogen uitspreken van de doodswens tegen de hulpverleners vond men (2) helpend. Men kon dit vaak met niemand anders bespreken. Enerzijds omdat men er anderen niet mee wil belasten, an-derzijds uit vrees voor onbegrip.

Twee personen konden niet open over hun suï-cidegedachten spreken met het crisisteam. Eén iemand vreesde voor wat de hulpverlener dan zou denken over haar. De andere zorgvrager gaf aan dat hij uit het verleden geleerd heeft dat dit negatieve gevolgen heeft. Eénmalig werd hij ge-dwongen opgenomen, een andere keer mocht hij de afdeling waar hij was opgenomen gedurende 14 dagen niet verlaten. Dit voelde voor hem aan als een straf voor zijn eerlijkheid. Hij vreesde dat het crisisteam op dezelfde manier zou reageren. Deze persoon ondernam kort na de begeleiding van het crisisteam een nieuwe suïcidepoging met de intentie te overlijden.

“Er is een zaak waar je niet over praten mag, als ik nu de gedachte heb van het te doen, als ik dat zei, ja dan mag je 14 dagen niet buiten. Dan zwijg je vanzelf. Ze straffen je omdat je eerlijk bent. Ja maar zo is het. Ze moeten u niet straffen daarvoor.”

Het viel op dat één persoon een suïcidepoging ondernam en één persoon een nieuwe ernstige suïcidale crisis doormaakte waarbij ze concreet nadacht over het plan.

Perspectief verbreden

Een andere interventie die een effect had op suïcidegedachten, maar ook op andere sympto-men van een crisis, was het verbreden van het perspectief. Bijna alle (9) zorgvragers vertelden dat ze het als positief ervoeren dat men poogde om hun verengde manier van denken te verbreden. Men gaf aan dat de hulpverleners dit op verschillende manieren probeerden. Men deed dit bijvoorbeeld door hen naar de toekomst te laten kijken, door hen te laten nadenken over wat ze betekenen voor anderen of door te zoeken naar wat voor hen het leven mooi maakt. Hierdoor geeft men aan dat men terug meer zicht krijgt op de werke-lijkheid. Men vond het belangrijk dat dit op een

respectvolle manier gebeurde, zonder voorbij te gaan aan de moeilijkheden. De helft van de geïnterviewde zorgvragers benoemde dat deze interventie er voor zorgde dat hun wens om te overlijden afnam.

Adviseren

De meerderheid (6) van de zorgvragers gaf aan dat ze het helpend vonden dat ze adviezen kre-gen over het omgaan met de moeilijkheden waar-mee men geconfronteerd werd. Bijvoorbeeld over hoe om te gaan met relationele problemen, de opvoeding van de kinderen, het omgaan met be-paalde symptomen enzovoorts. Belangrijk werd gevonden dat dit advies concreet en vrijblijvend was.

Activeren

Een andere cruciale interventie was het stimu-leren tot activiteit, wat meerdere (6) als helpend ervoeren. Velen kwamen niet meer buiten of zelfs niet meer uit bed. Activeren werd bijvoorbeeld gedaan door een dagstructuur op te maken en de activiteiten gradueel op te bouwen. Dit kon heel eenvoudig starten door bijvoorbeeld te pro-beren om op te staan en zich te wassen: “Een beetje programmeerden ze je hoe je je dag moest

13

Page 14: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

indelen. Zo erg was het met mij. Ja dat kwam me toch niet uit. Dat heeft toch zijn tijd nodig gehad. Als je het nu beziet is het eigenlijk juist wat ze zeggen.”

Een familielid merkte tijdens het interview op dat het misschien beter was om, in plaats van ge-sprekken te hebben over activiteiten, samen een activiteit te doen.

Discussie

Het doel van deze studie was te onderzoeken wat de noden van de zorgvragers van het mobiele crisisteam Reling Zuid zijn, met name van een specifieke doelgroep, diegenen die een verhoogd risico op suïcide hadden. En in hoeverre er aan deze noden tegemoet werd gekomen.

Wat het meest opviel was de behoefte aan ver-bondenheid, dit zowel met de hulpverlener als met het eigen netwerk. Hoewel de zorgvragers ervoeren dat de verbondenheid met anderen het risico op suïcide deed afnemen, was er toch am-bivalentie over het betrekken van de familie. Het viel op dat er angst was dat de (weinige) verbon-denheid die er was nog zou afnemen, door onbe-grip of conflict, of dat men de ander zou belasten. Dit is in lijn met de interpersoonlijke theorie van suïcide van Joiner (Van Orden, Merrill, Joiner & Thomas, 2005). Joiner stelt dat twee factoren bijdragen aan de wens voor suïcide: een gebrek aan verbondenheid en zich als een last ervaren voor anderen en/of de maatschappij. Dat ver-bondenheid de suïcidaliteit doet afnemen zoals de zorgvragers van het crisisteam opmerken, be-vestigt deze theorie. Om de vaak moeilijke stap tot het versterken van de verbondenheid, door een open familiegesprek, te kunnen zetten is ver-bondenheid met de hulpverlener een belangrijk begin. Tevens is het inzetten op de ervaring van een last te zijn, zoals het crisisteam deed door bijvoorbeeld samen te zoeken naar wat iemands waarde is voor anderen, relevant ter preventie van een suïcidepoging.

Een ander aandachtspunt, voortvloeiende uit de verbondenheid, is de continuïteit van de hulpver-lening. Het creëren van een vertrouwensband met verschillende, tijdelijke hulpverleners is niet evident voor alle zorgvragers. Het lijkt van belang ieders persoonlijke voorkeur, aangaande de hoe-veelheid van hulpverleners waarmee men con-tact heeft, expliciet te bevragen indien men wil inzetten op verbondenheid.

Een andere interventie die zorgvragers als ef-fectief ervoeren aangaande hun suïcidaliteit, was het terug verbreden van hun verengde manier van denken. Mogelijks dat door het verbreden van het perspectief, de zorgvrager beter kan reflecteren over zijn doodswens, waardoor de andere optie, het kiezen voor het leven, terug

mogelijk lijkt. Suïcide-ideatie blijkt geassocieerd te zijn met beperkingen in cognitieve flexibili-teit (Miranda, Gallagher, Bauchner, Vaysman & Marroquin, 2012). Dit kan het effect van deze in-terventie verklaren.

Er kwam ook een duidelijke nood aan adviezen naar voren, vooral over hoe om te gaan met dag-dagelijkse moeilijkheden en symptomen. Deze nood werd nog sterker wanneer de suïcidale crisis acuter werd. Men benoemde de nood aan een hulpverlener die kon overgaan naar het aan-geven van concrete stappen naar een oplossing, maar op zo’n manier dat men zich vrij bleef voe-len om dit advies op te volgen.

Wat zorgvragers niet alleen met een depressieve stoornis, maar ook met andere stoornissen, nog als helpend ervaarden, was dat men geactiveerd werd. De therapievorm Gedragsactivatie, die ef-fectief is gebleken bij mensen met een depressie-ve stoornis (Richards et al., 2017), geeft hiervoor mogelijks een verklaring. Door te stimuleren om positieve situaties op te zoeken zal er meer con-structieve bekrachtiging zijn vanuit de omgeving, waardoor stemming en interesse verbeteren (Hopko, Lejuez, Ruggiero & Eifert, 2003).

Dit onderzoek geeft een richting welke interven-ties van het crisisteam volgens zorgvragers hel-pen, namelijk (1) het inplannen van frequente contactmomenten als houvast, (2) het zorgen voor verbinding, door als hulpverlener te luiste-ren, begrip te tonen en de familie te betrekken, (3) het open bespreken van suïcidaliteit, (4) het verengde denken verbreden, (5) het geven van concrete adviezen en (6) het stimuleren tot meer activiteit.

Het beluisteren van de negatieve impact van een gedwongen opname op de relatie met de hulp-verlening doet nadenken over het langetermijn-effect van deze interventie. Hoewel dit zeker geen pleidooi is om gedwongen opnames in het kader van suïcidaliteit af te schaffen. Een grootschalig onderzoek laat zien dat suïcidaliteit substantieel en klinisch relevant daalt na een gedwongen opname, gemeten tot drie maanden na ontslag (Giacco & Priebe, 2016). Het lijkt zinvol om na te denken hoe men een gedwongen opname kan voorzien die niet als straf ervaren wordt, of als een reden voor een blijvende afname van de autonomie. Zeker gezien de verbondenheid met de hulpverlener een beschermende factor blijkt te zijn, dewelke uit dit onderzoek blijkt onder span-ning te komen staan bij het gevoel van straf of controle.

Opmerkelijk was dat, maanden na de begelei-dingsperiode, de suïcidaliteit bij een aantal zorg-vragers nog of terug aanwezig was. Tevens bij zorgvragers die langdurige behandeling hadden op het moment van het interview. Het is iets om

bij stil te staan. Het crisisteam biedt sinds kort ASSIP aan (Attempted Suicide Short Intervention Program). Deze interventie, voor suïcidepogers, blijkt effectief te zijn in het reduceren van suïcidaal gedrag na een follow-up van 24 maanden (Gysin-Maillart, Schwab, Soravia, Megert & Michel, 2016). Wat kan men doen voor personen die nog geen poging ondernamen? In een meta-analyse van Meerwijk et al. (2016) concludeerde men dat interventies die suïcidegedachten en -gedrag di-rect adresseren, suïcidepogingen onmiddellijk en op lange termijn voorkomen. Indirecte interven-ties, aangaande hopeloosheid, depressie, angst en kwaliteit van leven, hadden enkel een effect op lange termijn. Als directe interventies werden telefoongesprekken, huisbezoeken en brieven genoemd. Meerwijk et al. (2016) stellen dat dit lage-kost interventies zijn, die voortgezet moeten worden na de behandeling om het langetermijn-effect te kunnen behouden. Er kan nagedacht worden of er voor het crisisteam hierin een rol is weggelegd, indien men door eenvoudige inter-venties, zoals telefoongesprekken of brieven, het langetermijneffect op suïcidaliteit van hun crisis-begeleiding zou kunnen behouden.

Boodschap die zorgvragers meegeven:Doen:

Maak contactLuister

Toon begripCreëer verbondenheid

Creëer openheidVerbreed het perspectief

Vermijd:Controle

Afname van autonomie

DankAan dr. Hanne Schoofs voor het begeleiden van mijn thesis. Aan Evi Schroyen voor de hulp in de methodologie. Aan Johan De Greef voor advies over de ethi-sche aspecten.

14

Page 15: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Referenties

Black N., Jenkinson C. (2009). Measuring patients’ experiences and outcomes. BMJ, 339:b2495

Borg, M., Karlsson, B., Lofthus, A., & Davidson, L. (2011). Hitting the wall: Lived experiences of mental health crises. International Journal of Qualitative Studies on Health Well-being, 6: 7197. doi:10.3402/qhw.v6i4.71

Cero, I., Zuromski, K., Witte, T., Ribeiro, J., & Joiner, T. (2015). Percieved burdensome-ness, thwarted belongingness, and suicide ideation: Re-examination of the Interpersonal-Psychological Theory in two samples. Psychiatry Research, 228, 544-550.

Cutcliffe, J. R. and Barker, P. (2002). Considering the care of the suicidal client and the case for ‘engagement and inspiring hope’ or ‘observations’. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 9, 611–621.

Clark, F., Khattak, S., & Nahal, J. (2008). Crisis Resolution and Home Treatment: The Service User and Carer Experience. Geraadpleegd van https://www.nao.org.uk/wp-content/up-loads/2007/12/crisis_resolution_home_treat-ment.pdf

De Jaegere, V., De Smet, A., De Coster, I., & Van Audenhove, C. (2010). Een Starterskit voor Betere GGZ: Visie en Methodieken. Geraadpleegd van https://www.kuleuven.be/lucas/pub/publi_upload/2011_7_VDJ_AD_IDC_CVA_Een%20starterskit%20voor%20Betere%20GGZ.pdf

Dumon, E., & Portzky, G. (2013). Algemene richtlijnen voor suïcidepreventie. Geraadpleegd van http://www.euregenas.eu/wp-content/uploads/2014/01/EUREGENAS-General-Guidelines-on-Suicide-Prevention-F.pdf

Ghio, L., Zanelli, E., Gotelli, S., Rossi, P., Natta, W., & Gabrielli, F. (2011). Involving patients who attempt suicide in suicide prevention: a focus group study. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 18, 510-518.

Giacco D, Priebe S (2016) Suicidality and Hostility following Involuntary Hospital Treatment. PLoS ONE 11(5): e0154458. doi:10.1371/journal. pone.0154458

Gysin-Maillart A, Schwab S, Soravia L, Megert M, Michel K (2016). A Novel Brief Therapy for Patients Who Attempt Suicide: A 24-months Follow-Up Randomized Controlled Study of the Attempted Suicide Short Intervention Program (ASSIP). PLoS Med 13(3): e1001968. https://doi.org/10.1371/journal.pmed.1001968

Hendriksen-Favier, A., Nijnens, K., & Van Rooijen, S. (2012). Handreiking voor de imple-mentatie van herstelondersteunende zorg in de ggz. Utrecht, Nederland: Trimbos-instituut.

Hubbeling, D., & Bertram, R. (2014). Hope, happiness and home treatment: a study into patient satisfaction with being treated at home. Psychiatric Bulletin, 38, 265-269.

doi:10.1192/pb.bp.112.04018

Hopkins, C., & Niemiec, S. (2007). Mental health crisis at home: service user perspectives on what helps and what hinders. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 14, 310-318.

Hopko, D. R., Lejuez, C. W., Ruggiero, K. J., & Eifert, G. H. (2003). Contemporary beha-vioral activation treatments for depression: Procedures, principles, and progress. Clinical psychology review, 23(5), 699-717.

Karlsson, B., Borg, M., & Kim, H. S. (2008). From good intentions to real life: introducing crisis resolution teams in Norway. Nursing Inquiry, 15(3), 206-215.

Meerwijk, E. L., Parekh, A., Oquendo, M. A., Allen, I. E., Franck, L. S., & Lee, K. A. (2016). Direct versus indirect psychosocial and behavioural interventions to prevent suicide and suicide attempts: a systematic review and meta-analysis. The Lancet Psychiatry, 3(6), 544-554.

Richards, D. A., Ekers, D., McMillan, D., Taylor, R. S., Byford, S., Warren, F. C.,... & O’Mahen, H. (2016). Cost and Outcome of Behavioural Activation versus Cognitive Behavioural Therapy for Depression (COBRA): a rando-mised, controlled, non-inferiority trial. The Lancet, 388(10047), 871-880.

Shea, S.C. (1998). The chronological assess-ment of suicide events: A practical interviewing strategy for the elicitation of suicidal ideation. Journal of Clinical Psychiatry, 59, 58-78

Talseth, A.-G., Lindseth, A., Jacobsson, L., & Norberg, A. (1997). Nurses’ narrations about suicidal psychiatric inpatients. Nord J Psychiatry, 51, 359-364.

Taylor, S., Abbott, S., & Hardy, S. (2012). The INFORM Project: A Service User-Led Research Endeavor. Archives of Psychiatric Nursing, 26(6), 448-456.

Van Orden, K. A., Merrill, K. A., Joiner, J., & Thomas, E. (2005). Interpersonal-psychological precursors to suicidal behavior: A theory of attempted and completed suicide. Current Psychiatry Reviews, 1(2), 187-196.

Vatne, M., Nåden D. (2016). Experiences that inspire hope: Perspectives of suicidal patients. Nursing Ethics. doi: 10.1177/096973301665879

Vermeulen, B., Coppens, E., & Van Audenhove, C. (2014). Stigmatisering t.a.v. Psychologische Problemen: Ervaringen en Attitudes in Vlaanderen. Geraadpleegd van http://www.sad.be/tegek/sites/default/files/imce/Survey_10jaar_Te%20Gek_20140929_final.pdf

15

Page 16: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

ASSIP: een kortdurende therapie na een suïcidepoging

Het mobiel crisisteam van Reling Zuid is sinds eind vorig jaar begonnen met het aan-bieden van ASSIP (Attempted Suicide Short Intervention Program). We proberen daarbij een antwoord te bieden op de specifieke zorg-noden van high risk suïcidale patiënten.

Suïcidaliteit in Vlaanderen

Het is genoegzaam bekend dat suïcide een be-langrijk gezondheidsprobleem is in Vlaanderen. Elke dag sterven gemiddeld 3 personen door suïcide, wat 1.5 keer hoger is dan het Europees gemiddelde. Tevens zijn er in Vlaanderen naar schatting 28 suïcidepogingen per dag.

Dit zijn echter enkel de patiënten die aangemeld worden op een spoedgevallendienst. Het wer-kelijke cijfer ligt nog hoger gezien veel suïcide-pogers niet op de spoedafdeling terechtkomen (Vlesp, 2017). Ook binnen het mobiel crisisteam worden we erg vaak geconfronteerd met suïcida-liteit. In 2016 waren 65% van de geïncludeerde patiënten in wisselende mate suïcidaal. Van de 379 geïncludeerde patiënten van het 2a team Reling Zuid waren er 43 verwezen na een suï-cidepoging, vaak rechtstreeks door hun huis-arts, dus zonder dat ze gepasseerd zijn op een spoedgevallendienst.

Met het oog op suïcidepreventie zijn suïcide-pogers de meest kwetsbare doelgroep. Na een suïcidepoging stijgt het risico op een geslaagde suïcide 40 tot 100 maal in vergelijking met de al-gemene populatie. Het neemt nog verder toe met elke nieuwe poging. Dit verhoogde risico houdt meer dan 20 jaar aan, maar is het sterkst ver-hoogd gedurende de eerste 2 jaar na de poging (Michel & Gysin-Maillart, 2015). Een voorafgaan-de suïcidepoging is dé belangrijkste risicofactor op een geslaagde suïcide. Follow-up studies to-nen aan dat eens een persoon een suïcidepoging heeft gedaan, hij niet kan ‘genezen’ van het risico op toekomstig suïcidaal gedrag. Het suïcidale gedragspatroon wordt gemakkelijk gereactiveerd in gelijkaardige situaties, niet alleen omdat een suïcidepoging een vermeende oplossing biedt,

maar ook omdat een suïcidepoging operant ge-conditioneerd wordt aan een onmiddellijk gevoel van opluchting (Stanley & Brown, 2012). Suïcidaliteit thuis behandelen

Een zorgvuldige risicotaxatie is cruciaal wanneer je suïcidale mensen in hun thuissituatie behan-delt. Eind 2015 hebben we onze risicotaxatie gestandaardiseerd met behulp van het CASE interview (Shea, 1998). Naast het quasi dage-lijks taxeren van het suïciderisico bestaat onze behandelaanpak van de suïcidale crisis uit het samen met patiënt en zijn omgeving identificeren en benoemen van de stressfactoren volgens het stress-diathesis model. Het blijkt dat zulke psy-chosociale evaluatie op zich reeds een belangrijk preventief effect heeft (Jobes, 2012). Indien er een onderliggende psychiatrische pro-blematiek (meestal stemmings- en angststoornis, 40% van de geïncludeerde patiënten in 2016) aanwezig is, wordt er een eerste behandeling ge-initieerd volgens de geldende richtlijnen. Gezien suïcidale gedachten en pogingen deel uitmaken van een veel langer bestaand suïcidaal proces motiveren en faciliteren we gepaste vervolgzorg. Een crisisbegeleiding van het 2a team duurt im-mers maximaal 4 weken. Tijdens de begeleiding wordt ook sterk ingezet op het netwerk van de pa-tiënten. Zij worden actief betrokken in de begelei-ding, zodat zij mits de nodige ondersteuning mee een vangnet kunnen vormen voor hun familielid.

De behandeling van suïcidaliteit kent meerdere hindernissen

In de preventie en behandeling van suïcide ligt de nadruk doorgaans op diagnostiek en behandeling van de onderliggende psychiatrische stoornissen, vooral van depressie. Men beschouwt suïcidaliteit dan enkel als een complicatie van andere psychi-atrische stoornissen en niet als een op zichzelf bestaande stoornis. Men kan zich echter afvra-gen of deze benadering de suïcidecijfers kan beïnvloeden. Er is nood aan meer systematisch onderzoek naar de mechanismen van suïcidaal gedrag, los van geassocieerde psychiatrische

stoornissen (Aleman & Denys, 2014). Hoewel 88,9% van de volwassen suïcidepogers die opgenomen worden op een spoedafdeling verdere begeleiding wenst, wordt er bij 10,9% van de volwassen patiënten geen verder zorgtra-ject voorzien (Vlesp, 2017). Bovendien blijkt uit internationale studies dat tot 50% van suïcide-pogers erg snel na de suïcidepoging geen ver-dere hulp willen. Ze willen zo snel mogelijk hun oude leven opnieuw oppakken en de suïcidale crisis vergeten (Michel & Gysin-Maillart, 2015). Dit terwijl de belangrijkste richtlijn het belang benadrukt van een goede vervolgzorg (Vlesp, 2017). Veel patiënten zien suïcidaliteit niet als een gezondheidsprobleem waarvoor ze hulpver-lening nodig hebben. Suïcidegedachten worden vaak beschouwd als een mogelijke ontsnap-pingsroute uit hun uitzichtloze situatie. Bovendien kampen veel suïcidepogers met gevoelens van schaamte. Ze gaan er van uit dat niemand hen zal begrijpen. Velen begrijpen zichzelf niet eens (Michel & Gysin-Maillart, 2014).

Patiënten met een hoog suïciderisico vragen een andere taal om over hun suïcidale crisis te praten

Deze mensen moeten de kans krijgen om uitge-breid in te zoemen op hun gevoelens en gedach-ten die de basis vormden voor de suïcidepoging. Een onvoorwaardelijke acceptatie van hun pro-bleemdefiniëring is een belangrijke vereiste om zich te kunnen engageren in therapie. Daarnaast hebben ze nood aan een therapeutisch kader dat hen helpt om de mechanismen van een suïcidale crisis te begrijpen en om strategieën te ontwik-kelen om toekomstige crises het hoofd te kunnen bieden.

Vanuit die noden is ASSIP ontstaan. Het is een behandelprotocol voor suïcidepogers dat ont-wikkeld werd aan de universiteit van Bern door Konrad Michel en Anja Gysin-Maillart. Het is een kortdurend add-on therapieprogramma van 3 tot 4 sessies, waardoor het bruikbaar is binnen de context van een mobiel crisisteam. De publicatie van positieve resultaten van een studie in 2016

dr. Olivier Bollen arts mobiel crisisteam 2a Zuid en afdelingsarts De Lier 2 Asster

An Minnart klinisch psychologe mobiel crisisteam 2a Zuid Reling

16

Page 17: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

en van de Engelstalige handleiding overtuigden ons om het protocol toe te passen binnen de wer-king van het mobiele crisisteam.

Zoals iedere nieuwe therapievorm dient ASSIP zijn effectiviteit nog te bevestigen. De eerste on-derzoeksresultaten werden in 2016 gepubliceerd en zijn in ieder geval veelbelovend. Het betreft een RCT die werd uitgevoerd in Zwitserland met 120 proefpersonen (suïcidepogers die werden opgenomen op de spoedgevallendienst van het Universitair Algemeen Ziekenhuis van Bern), waarbij de controlegroep (n=60) de standaardbe-handeling kreeg en de proefgroep de standaard-behandeling kreeg aangevuld met ASSIP. Hieruit blijkt dat ASSIP effectief is in het verminderen van het aantal suïcidepogingen: In de follow-up peri-ode van 24 maanden gebeurden er 80% minder suïcidepogingen in de proefgroep dan in de con-trolegroep. Tevens daalde het aantal dagen dat patiënten opgenomen waren met 72% en was de drop-out 3 keer lager (Gysin-Maillart et al., 2016). Sinds 2013 wordt ASSIP ook aangeboden binnen het Finse gezondheidssysteem en is ook daar een studie lopende naar de effectiviteit van ASSIP.

Uitgangspunten van ASSIP

Het ASSIP programma verschilt in velerlei opzich-ten van het medisch model. In het medisch model wordt suïcidaliteit beschouwd als een symptoom van een psychiatrische stoornis, terwijl ASSIP su-icide benadert als een doelgerichte actie binnen de interpersoonlijke logica. Een actietheoretisch verklaringsmodel verschaft een kader dat ruimte laat voor de persoonlijke ervaring van iemands suïcidale crisis en de achtergrond van deze crisis. De suïcidale persoon wordt gezien als de expert van zijn eigen verhaal. (zie schema rechtsboven) De belangrijkste ingrediënten van ASSIP zijn: de ontwikkeling van een therapeutisch samenwer-kingsverband, psycho-educatie, een cognitieve casusconceptualisatie, het opmaken van een vei-ligheidsplan en een follow-up van 2 jaar.

Het programma is geschikt voor de meerderheid van patiënten die recent een suïcidepoging on-dernamen. Het is een specifieke toevoeging en vervangt in geen geval de therapie op langere termijn. Het programma is geschikt voor verschil-lende behandelsettings. Deze therapievorm is echter niet geschikt voor psychotische patiënten en patiënten met een mentale beperking. Ook pa-tiënten met een borderline persoonlijkheidsstoor-nis zouden weinig voordeel halen uit ASSIP.

Het ASSIP protocol

ASSIP bestaat uit 3 tot 4 sessies met de individu-ele ASSIP therapeut, gevolgd door een follow-up periode van 2 jaar waarin de patiënt op regel-matige basis gepersonaliseerde brieven krijgt toegestuurd.

Tijdens de eerste sessie wordt een narratief in-terview afgenomen waarin de patiënt aangemoe-digd wordt om zijn of haar verhaal te doen over de aanloop naar de suïcidepoging. Het doel is te komen tot een gedeeld begrijpen van de indivi-duele mechanismen van de patiënt die hebben geleid tot hun suïcidale crisis alsook om de speci-fieke kwetsbaarheden van de patiënt en triggers zichtbaar te krijgen. Dit eerste gesprek wordt op-genomen met de camera.

De tweede sessie is een exposure sessie. Patiënt en therapeut bekijken samen de video-opname waardoor de suïcidale modus wordt ge-reactiveerd in een veilige omgeving. Door een gedetailleerde reconstructie van het verhaal van

de patiënt wordt duidelijk hoe de ervaring van mentale pijn evolueerde naar suïcidaal gedrag. Aan het eind van deze sessie krijgt de patiënt een psycho-educatieve huiswerkopdracht (“Suïcide is geen rationele daad”) mee. De therapeut bereidt op basis van de verworven informatie nog vóór de derde sessie de voorlopige casusconceptualisa-tie en het veiligheidsplan voor.

In de derde sessie wordt het huiswerk besproken en worden casusconceptualisatie en veiligheids-plan verder afgewerkt. Dit document wordt niet enkel aan patiënt, maar ook aan de huisarts en de hulpverleners die de vervolgzorg opnemen be-zorgd. Daarnaast krijgt de patiënt een hoop-lepo-rello: de compacte versie van hun veiligheidsplan op creditkaart-formaat, waarvan het de bedoeling is dat de patiënt dit altijd bij zich heeft. Binnen 2a hebben we ervoor gekozen om desgewenst de hoop-leporello te vervangen door de BackUp app (www.zelfmoord1318).

Na deze 3 gesprekken, die op wekelijkse basis plaatsvinden, krijgen patiënten gedurende 24 maanden semi-gestandaardiseerde brieven toe-gestuurd: 4 in het eerste jaar en 2 in het tweede jaar, waarbij het de patiënt vrijstaat om al dan niet te reageren op deze brief. Daarnaast hebben zij de mogelijkheid om in geval van crisis ons recht-streeks terug te contacteren.

Medisch model

Suïcidaliteit = symptoom van psychiatrische stoornis

Behandeling: richt zich op de psychiatrische stoornis

Arts/hulpverlener is de expert

ASSIP

Suïcidalitet = doelgerichte actie binnen de intrapersoonlijke logica

Behandeling: richt zich op de suïcidale modus

Suïcidale patiënt is de expert van zijn eigen verhaal

17

Page 18: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Verloop van het programma binnen de 2a werking

Tijdens het inclusiegesprek van het crisisteam doet de psychiater een inschatting en licht hij kort het ASSIP aanbod toe. Indien de patiënt op het aanbod wenst in te gaan wordt meteen een eerste ASSIP afspraak ingepland. De sessies vinden in de regel allemaal plaats binnen de begeleidings-periode van het mobiele crisisteam. Na afronding van het crisisteam wordt voor deze patiënten een ASSIP zorgperiode aangemaakt. Binnen deze periode is een snelle en gemakkelijke heropstart van crisisbegeleiding verzekerd.

Onze eerste bevindingen

In de eerste 4 maanden van 2017 werden 16 patiënten aangemeld na een suïcidepoging. Drie daarvan werden niet weerhouden owv exclusie-criteria (2 patiënten met borderline stoornis en te-rugkerend zelfdestructief gedrag en 1 patiënt met psychose). Twee patiënten ontkenden nadien dat het om een suïcidepoging ging en gaven aan niet de intentie te hebben gehad om dood te gaan noch te hebben stilgestaan bij een potentieel do-delijke afloop. De resterende 11 suïcidepogers kregen ASSIP voorgesteld en zijn allemaal op het aanbod ingegaan. Hoewel emotioneel zwaar en confronterend rapporteren de patiënten tevreden te zijn over het programma. Ze geven aan meer inzicht te hebben in hun suïcidepoging en we-ten zich steviger gewapend tegen een mogelijke toekomstige crisis. Ook de werkvorm wordt door onze patiënten gewaardeerd: het is meer een ac-tief samenwerken met een groot engagement van zowel de patiënt als de behandelaar. Dat laatste typeert natuurlijk niet enkel de ASSIP therapie maar is tevens een belangrijk uitgangspunt van ons mobiel crisisteam.

Literatuur

Aleman A. & Denys D. (2014). Mental health: A road map for suicide research and prevention. Nature, 509, 421-423.

Michel K., & Gysin-Maillart A. (2015). ASSIP. Attempted Suicide Short Intervention Program. A Manual for Clinicians. Göttingen, Hogrefe Publishing

Gysin-Maillart A., Schwab S., Soravia S., Megert M. & Michel K. (2016). A Novel Brief Therapy for Patients Who Attempt Suicide: A 24-months Follow-Up Randomized Controlled Study of the Attempted Suicide Short Intervention Program (ASSIP). PLOS Med 13(3):e1001968

Jobes D. A. (2012). The collaborative assess-ment and management of suicidality (CAMS): An evolving evidence-based clinical approach to suicidal risk. Suicide and life-threatening behavior, 42, 640-653.

Vlesp (2017). Detectie en behandeling van suïcidaal gedrag. Multidisciplinaire richtlijn voor hulpverleners in de gezondheidszorg. www.zelfmoord1813.be/sp-reflex

Shea SC (1998). The chronological assessment of suicide events: a practical interviewing strategy for the elicitation of suicidal ideation. J. Clin. Psychiatry, 1998, 59 Suppl 20: 58-72.

Stanley B. & Brown G.K. (2012). Safety planning intervention: A brief intervention to mitigate sui-cide risk. Cognitive and Behavioural Practice, 19, 256-264.

ASSIP sessie Inhoud

Sessie 1 Narratief interview (video-opname)Activatie van suïcidale crisis

Sessie 2 Exposure:Herbekijken narratief interview: Reactivatie van suïcidale modusPsycho-educatie:Huiswerkopdracht ‘Suïcide is geen rationale daad.’

Sessie 3 Casusconceptualisatie en veiligheidsplanBespreking huiswerkopdrachthoop-leporello of BackUp app

Follow-up (24m) Semi-gestandaardiseerde brievenHerinnering aan lange termijn risicoBelang veiligheidsstrategieën benadrukkenMogelijkheid ons te contacteren bij crisis

18

Page 19: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Zorgen voor suïcidepogersPeter BeksZorg voor Suïcidepogers Suïcidepreventie DAGG-CGG

Belang van de opvang van suïcidepogers

Bijna elke hulpverlener wordt gedurende zijn loopbaan geconfronteerd met personen die wor-stelen met suïcidaliteit. Uit onderzoeken blijkt dat ongeveer 13% van de Vlaamse bevolking ouder dan 15 jaar ooit overwogen heeft om zich-zelf van het leven te beroven. In 2014 overleden 1066 mensen ten gevolge van suïcide. Dagelijks melden zich naar schatting 28 personen op onze Vlaamse spoedafdelingen na een suïcidepoging. Een zelfmoordpoging is de belangrijkste risico-factor voor overlijden door suïcide en voor een herhaalde poging. Dit drukt ons met de neus op de feiten, maar anderzijds biedt het ook mogelijk-heden. Als we deze suïcidepogers kunnen detec-teren en adequate zorg kunnen aanbieden kun-nen we recidieven en suïcide voorkomen. Deze mensen hebben immers vaak een indirecte of directe vraag naar hulp. Hieronder probeer ik een aantal belangrijke handvatten te geven in de zorg en opvang van suïcidepogers.

Zorgpad als ondersteuning voor het werken met suïcidepogers

De opvang van personen na een suïcidepoging is complex. Enerzijds gaat het telkens om een com-plex samenspel van verschillende factoren die leiden tot de poging. Anderzijds zijn er ook steeds verschillende disciplines betrokken bij de opvang,

waaronder het medische personeel (spoedartsen, spoedverpleegkundigen, huisartsen,…), psy-hulpverlening (psychiaters, psychologen, (ortho)pedagogen, psychiatrisch verpleegkundigen,…) sociale ondersteuning (maatschappelijk wer-kers,…) of contextbegeleiding. De zorg voor su-icidepogers stopt daarenboven ook niet na een opname of een ambulante crisisinterventie. Het zorgproces van de patiënt of cliënt loopt over ver-schillende zorgpartners heen. Bovenstaande ele-menten zijn uitdagingen voor onze (geestelijke) gezondheidszorg. De vraag is dan ook: hoe kun-nen we ervoor zorgen dat we de complexiteit, de multidisciplinariteit en de verschillende zorgpart-ners verenigen in onze zorg naar personen na een zelfmoordpoging. Een zorgpad kan hiervoor een geschikt instrument zijn. Voor de opvang van suïcidepogers bevat een zorgpad vier grote fasen:

Psychosociale evaluatie

Uit eerder onderzoek (Bergen, Hawton, Waters, Cooper, & Kapur, 2010; De Clerck, Vanhove, Vinck, & van Heeringen, 2006; Hickey, Hawton, Fagg, & Weitzel, 2001) blijkt dat een adequate psychosociale opvang noodzakelijk is om recidi-ve te voorkomen. Het is dus van belang dat naast de eerste medische zorgen, er ook aandacht is voor de emotionaliteit en het psychisch functi-oneren van de persoon. Dit doe je door op een empathische manier het gesprek met de suïcide-poger aan te gaan. Dit haalt hem of haar uit het isolement en geeft ons handvatten om verdere zorg zo dicht mogelijk te laten aansluiten bij de behoeften en noden van de patiënt of cliënt. Het contact is en blijft ons belangrijkste suïcidepre-ventieve middel.

Vanuit Zorg voor Suïcidepogers (www.zorgvoor-suicidepogers.be) hebben we een instrument voor psychosociale evaluatie en opvang (IPEO en KIPEO) ontwikkeld om hulpverleners een houvast te geven om dergelijk gesprek aan te gaan, het risico in te schatten en een gepast be-handeltraject op te zetten. De instrumenten zijn te vinden onder: http://www.zelfmoord1813.be/opvang-van-suïcidepogers/ipeo-en-kipeo.

19

Het aangaan van een empathisch gesprek en een adequate psycho-

sociale evaluatie is cruciaal. Het gebruik van IPEO of KIPEO kan

hierbij ondersteunen.

Page 20: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Het risico op herhaald suïcidaal gedrag is het hoogst in de weken volgend op de zelfmoord-poging (Hawton & Zahl, 2003; Zahl & Hawton, 2004). Hierdoor is het raadzaam om dit gesprek zo snel mogelijk aan te gaan en de zorg zo snel mogelijk op te starten.

Aandacht voor naasten

Een zelfmoordpoging vindt plaats in een bredere context. Familie, vrienden, collega’s worden hier-door eveneens getroffen. Voor hen is het dikwijls een schokkende ervaring. De omgeving zit vaak met heel veel vragen:” Waarom? Had ik dit kun-nen voorkomen? Zal ze dit opnieuw doen? Hoe kan ik best helpen? Waar kan ik op letten?”. Hieronder gaan allerlei gevoelens schuil. Vaak is het ook niet zo gemakkelijk om hierover te spre-ken met je naaste en wil men hem/haar ook niet meer belasten. Het is echter noodzakelijk dat de naaste omgeving hierover kan spreken en bij voorkeur met de suïcidepoger. Het is ook van be-lang dat deze naaste omgeving betrokken wordt in de zorg niet enkel bij kinderen, maar ook bij volwassenen. De suïcidepoger komt immers na een eventuele opname terug in zijn leefomge-ving. Door informatie met de naaste omgeving te delen kunnen we ervoor zorgen dat zij handvat-ten hebben, dat ze signalen opmerken en dat ze betrokken zijn in het veiligheidsplan of safetyplan zodat ze weten welke steun ze kunnen geven. Het is een teken van kwalitatieve zorg wanneer je samenwerkt met de ouders, partners, kinderen en vertrouwenspersonen van een suïcidepoger.

Zorgcontinuïteit

Het organiseren van zorgcontinuïteit, ook na ont-slag is cruciaal in preventie. De huisarts is een spilfiguur in de gezondheidszorg. Hij kan een belangrijke rol spelen en moet snel ingescha-keld worden. Outreaching vanuit GGZ blijkt hierbij soms noodzakelijk te zijn. De mobiele crisisteams zijn hierin belangrijke partners. In sa-menwerking met de zorgverstrekkers dient een netwerk voor de opvang van de suïcidepoger opgezet te worden om de zorgcontinuïteit te kun-

nen garanderen. Hierbij is het van belang dat je als hulpverlener minstens contact blijft houden tot de persoon bij de volgende hulpverlener te-recht kan. In het kader van zorgcontinuïteit is het belangrijk om de patiënt of cliënt te betrekken bij zijn behandelproces door gezamenlijk het traject te bepalen, safetyplannen te maken en informatie te verstrekken.

Voor meer informatie over de richtlijnen voor de-tectie en behandeling van suïcidaal gedrag zie: www.zelfmoord1813.be/sp-reflex. Onze folders kan je vinden op: http://www.zelfmoord1813.be/publicaties

20

Het garanderen van zorgcontinuïteit is een belangrijke preventieve actie. Het ontwikkelen van een zorgpad is

hiervoor een geschikte methode.

De naaste omgeving is een belangrijke partner in de zorg voor

de suïcidepoger. Steun en informatie is hierbij belangrijk. Onze folders kunnen hierbij soms helpen.

Page 21: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Interview met ervaringsdeskundige André van LEF

Beste André, kan jij je ervaringen met het thema suïcide kort aan ons vertellen?

André:Ik ben André geboren in 1956 te Maaseik. Op 25 mei 2012 werd ik opgenomen te Tienen bij de Broeders Alexianen voor een alcoholprobleem. Daar heb ik eerst een tijdje vertoefd in de iso-latiecel, hierna op een aparte kamer. De dagen en weken daarna werd ik zeer neerslachtig en depressief.

Ik had daarbij aanhoudend het idee een einde te maken aan mijn leven. Niets of niemand had me toen op andere gedachten kunnen brengen! Ik was voortdurend bezig plannen te maken. Ik sprak daar met niemand over! De denkpistes en manieren waarop ik dat ging doen grenzen aan het ongelooflijke!

Aangezien mijn hulpverleners hiermee vertrouwd waren en de infrastructuur hierop aangepast, was er bijna geen mogelijkheid om mezelf iets aan te doen.

Buiten de kliniek kon ik niet geraken daar mijn cognitieve vaardigheden herleid waren tot 0. Uit schrik dat een eventuele poging zou mislukken heb ik toen een aanvraag ingediend voor eutha-nasie. Ook familieleden werden hiervan op de hoogte gebracht. Ik kreeg ondertussen ook anti-depressiva. Door de onthouding van alcohol, de hulp die ik kreeg en door de medicatie begon er-gens midden juli de hemel op te klaren en werd ik de man die ik vandaag ben: overwegend vreug-devol, levenslustig ondanks vele tegenslagen en moeilijkheden tot op heden. Sinds 25 mei 2012 (dus de dag van mijn opname) heb ik nooit nog één glas waarin zich alcohol bevond, gedronken! Ook neem ik geen enkele noemenswaardige medicatie!

Welke marge(s) voor verbetering zie jij nog met betrekking tot de preventie van suïcide?

André:Het gebeurt in mijn directe omgeving dat ik ver-neem dat mensen, ook jonge mensen zich van het leven hebben beroofd. Ook hebben enkele mensen die, tijdens mijn opname bij me in de groep zaten, hebben zich van het leven beno-men! (of hebben pogingen gedaan tot...)

Het valt me hierbij op dat “niemand” in de sa-menleving de link maakt of ziet met het hoge alcoholgebruik dat bij deze personen aanwezig was. Een verbetering zou vanuit mijn standpunt zijn dat de maatschappij er op gewezen wordt dat een teveel aan alcoholgebruik aanleiding kan zijn tot zeer depressief gedrag. Dan zou het mis-schien zo zijn dat familieleden/vrienden/collega’s een meer alerte houding aannemen ten aanzien van deze persoon. Nu is er eerder een volledige onwetendheid.

Welke acties zou jij ondernemen als je minister Vandeurzen zou zijn?

André:Als ik minister zou zijn, zou ik me richten op preventie en het stigma rond GGZ-problemen. Mensen zouden niet beschaamd moeten zijn als ze zich niet goed voelen. Ze zouden erover moe-ten durven spreken en hen laten helpen. Iemand met een gebroken been blijft daar toch ook niet meer rondlopen? Daar kijkt iedereen raar van op als die zich niet zou laten helpen. Maar als je een geestelijk gezondheidsprobleem hebt, is het niet zo evident om je te laten behandelen.

Ik zou zelfs zeggen: ga samen zitten met minister Crevits van onderwijs. Het zou goed zijn als er in de scholen specifiek aandacht is voor dit thema: jongeren moeten leren praten over hun gevoe-lens en ze zouden psycho-educatie moeten krij-gen over GGZ-problemen en wat ze dan in een vroeg stadium kunnen ondernemen. Wat hebben ze eraan dat ze de geschiedenis van België ken-nen, Latijn kunnen of zelfs een vakmanschap ont-wikkelen als ze te depressief zijn om te werken of zelfs te leven.

21

Page 22: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

Psychiatrisch Ziekenhuis Asster versie augustus 2017

Doelgroep kinderen en jongerenCluster kinderen en jongeren campus Melveren

psychiaters Dr. Jan De Corte (beleidsarts)

Dr. Cindy Creemers

Dr. May Vrijens

Doelgroep jongvolwassenenCluster jongvolwassenen campus Melveren

psychiater Dr. Marie-Paule Clerinx (beleidsarts)

Dr. May Vrijens

Doelgroep volwassenenCluster psychose campus Stad

psychiaters Dr. Nele Delahaye (beleidsarts) campus Stad

Dr. Louise Brokking campus Stad

Dr. Geraldine Einfinger campus Stad

Dr. Johan Kusters campus Stad

Cluster angst-, stemmings-, persoonlijkheids- en somatoforme stoornissen campus Stad psychiaters Dr. Marc Hebbrecht (beleidsarts) campus Stad

Dr. Olivier Bollen campus Stad

Dr. Katrien Callens campus Stad

Dr. Sarah Janssens campus Stad

Dr. An Hulstaert campus Stad

Cluster afhankelijkheid campus Stad + campus Melveren

psychiaters Dr. Emmanuel Maes (beleidsarts) campus Melveren

Dr. Inge Jeandarme (drugs & SGS) campus Stad

Dr. Elke De Heyn campus Melveren

Cluster volwassenen met een psychiatrische stoornis en een verstandelijke beperking campus Melveren

psychiater Dr. Marie-Paule Clerinx (beleidsarts)

Doelgroep ouderenCluster ouderen campus Melveren

psychiaters Dr. Vincent Schreurs (beleidsarts)

Dr. An Hulstaert

Dr. Jan Adriaensen

Enkele belangrijke telefoonnummerscampus Melveren t 011/78 80 11 (onthaal); campus Stad t 011/78 80 11 (onthaal); [email protected]

Binnen het netwerk Reling (West-Limburg-subregio Zuid)Mobiel A-team Reling-Zuid: zorg aan huis bij crisis (niet urgentie)

psychiater Dr. Olivier Bollen Reling Zuid

011/69 33 80 [email protected]

Mobiel B-team Reling-Zuid: zorg aan huis bij gekende chronisch psychiatrische patiënten

psychiater Dr. Nele Delahaye Reling Zuid

011/69 33 70 [email protected]

Binnen het netwerk Reling (subregio Noord)Mobiel A-team Reling-Noord: zorg aan huis bij crisis (niet urgentie)

psychiater Dr. C. De Raedt Reling Noord

011/56 96 80 [email protected]

Mobiel B-team Reling-Noord: zorg aan huis bij gekende chronisch psychiatrische patiënten

psychiater Dr. M. Timmermans Reling Noord

011/56 96 85 [email protected]

In West- en Midden-Limburg is een team Psychiatrische Zorg in de thuissituatie actiefPZT Reling West 011/44 74 70 [email protected]

PZT Reling Midden 011/26 25 20 [email protected]

Voor meer info over Asster: www.asster.be en over Reling: www.reling.be

22

Page 23: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

ColofonThemanummer samengesteld door Hanne Schoofs

Leden van het redactieteam masster

Dr. Jos Bollen, psychiaterDr. Marie-Paule Clerinx, psychiater, hoofdgeneesheer (eindredacteur)

Dr. Marc Hebbrecht, psychiaterNadine Joris, hoofdapotheker Mieke Knapen, medische secretaresse & fotografieKarel Mampuys, klinisch psycholoogJaak Poncelet, algemeen directeurErwin Reyskens, fotografieHans Vandermolen, coördinatie

Ine Wanten, klinisch psycholoogHilde Wirix, apotheker

Opmaak en drukwerk: Broeders van Liefde, dienst communicatie

Verantwoordelijke uitgever: Jaak Poncelet

SpikaKinderen en jongeren

De ZeilenDe Zeilen 1 : jongvolwassenenDe Zeilen 2 : personen met een mentale beperking met psychiatrische problemen

De LierVolwassenen met angst- en stemmingsstoornissen, persoonlijkheid- en somatoforme stoornissen

OrionVolwassenen met psychotische stoornissen

LibraVolwassenen met afhankelijkheidsstoornissen

SiriusOuderenpsychiatrie

23

JAARVERSLAG ASSTER 2016 zie www.asster.be

De jaarverslagen 2016 van het ziekenhuis ‘Asster’ en hetverzorgingstehuis ‘De Passer’ zijn beschikbaar.

Je kan beide verslagen lezen en downloaden viawww.asster.be > nieuws.

JAARVERSLAG

2016

Campus Stad

Campus Melveren

Page 24: Suïcidepreventie - Asster · 6 3 Editoriaal 4 Donkere wolken vol met zwarte sneeuw 5 Empathische gespreksvoering bij suïcidaliteit 8 Kent u de suïcidepreventiewerking van de Centra

V.U

. Jaa

k P

once

let,

p.a.

Hal

maa

lweg

2, 3

800

Sin

t-Tru

iden

vzw asstermaatschappelijke zetel

melveren-centrum 1113800 sint-truiden

011 78 80 11www.asster.be