Ketenzorg bij suïcidaliteit def

37
Ketenzorg bij suı̈cidaliteit in Limburg

Transcript of Ketenzorg bij suïcidaliteit def

Page 1: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

Ketenzorgbijsuıcidaliteit

inLimburg

Page 2: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

Inhoud

Voorwoord ...................................................................................................................................................... 1

Inleiding: Wat is belangrijk in de ketenzorg voor suïcidale patiënten ? ......................................................... 3

Kritische momenten in de zorg voor suïcidale patiënten: .............................................................................. 5

Schakels in de keten ........................................................................................................................................ 7

Taken en verantwoordelijkheden van schakels in de keten (zorgpartner) ................................................. 7

Toeleiders en nooddiensten ................................................................................................................... 8

De huisarts .............................................................................................................................................. 9

De spoeddienst van het AZ en medisch specialisten ............................................................................ 12

De acute en consultatieve psychiatrie .................................................................................................. 14

De reguliere GGZ ................................................................................................................................... 15

Implementatie: Een aanzet tot samenwerken .............................................................................................. 17

Stroomschema .......................................................................................................................................... 18

Terugkoppeling en informatieoverdracht ..................................................................................................... 19

Welke informatie is nodig om iemand die suïcidaal is te kunnen laten instromen in zorg? .................... 19

Welke informatie is nodig bij de uitstroom voor vervolgzorg? ................................................................. 20

Weigeren van (na)zorg .................................................................................................................................. 21

Wat kunnen we doen indien suïcidale personen zorg weigeren? ............................................................ 21

Wat kunnen we doen bij het vroegtijdig afbreken van de behandeling? ................................................. 21

Evaluatie ........................................................................................................................................................ 22

Bronnen en referenties ................................................................................................................................. 23

Bijlagen .......................................................................................................................................................... 24

Bijlage 1: Deskundigheidsbevordering ...................................................................................................... 25

Bijlage 2: De oorzaken van zelfmoord en suïcidaal proces ....................................................................... 26

Bijlage 3: Signalen herkennen en risico-inschatting .................................................................................. 31

Page 3: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

1

Voorwoord

Dit document kwam tot stand op initiatief van de CGG’s in Limburg. Zij zochten eerst intern

eind 2012 afstemming en daarna in het voorjaar 2013 ook met andere partners uit de GGZ in

de samenwerking rond mensen met suïcidaal gedrag. Vanuit CGG-Suïcidepreventie werd het

nodige afstemmingsoverleg opgestart dat gaandeweg gekanteld is in de structuur van de

opgestarte netwerken GGZ voor volwassenen (art.107). Ook het ontstaan van de mobiele

teams heeft zijn effect gehad op en in het ontwikkelingsproces.

Om tot dit document te komen werd maximaal afgestemd met de actoren in de praktijk, op

verschillende manieren en herhaaldelijk tijdens de uitwerking werden zij ingelicht en om

feedback gevraagd.

Dit gebeurde in:

• De netwerkcomités: Via deze netwerken werden ook huisartsen en

psychiaters mee geconsulteerd.

• Het provinciaal preventieartsenoverleg

• Focusgroepen met vertegenwoordiging van: PZ, PAAZ-en, mobiele teams,

teams langdurige zorg, Intiatieven Beschut Wonen, CGG, CAD, HA,

studentenbegeleiders van universiteit en hogeschool, familieplatform. 1

• Het ondersteunend afstemmingsoverleg binnen de netwerken (met

vertegenwoordiging van CGG’s, mobiele teams en netwerkcoördinatoren).

Vanzelfsprekend nam dit proces de nodige tijd in beslag. We zijn dan ook erg tevreden dat

we dit werk na 3 jaar op deze manier vorm hebben kunnen geven.

Het document is gebaseerd op literatuuronderzoek (niet systematisch), maar het meest op

inventarisatie van knel- en verbeterpunten in de praktijk. Vooral de continuïteit van zorg

bleek nog een belangrijk knelpunt in de organisatie van zorg.

1 CAW, thuiszorg, telefonische hulpdiensten, mantelzorgers, studentenbegeleiders, vertrouwenspersonen… zijn

in dit document opgenomen onder de toeleiders.

Page 4: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

2

Partners in de zorg leverden vaak al veel inspanningen om goede zorg te bieden aan

suïcidale personen, alleen zorgden niet-sluitende afspraken in de keten soms toch voor het

ontbreken van de juiste (na)zorg en leidde dit soms tot erg risicovolle overgangsmomenten.

We hopen dit te verbeteren door:

• Het formuleren van een helder stroomdiagram met duidelijke taken en

verantwoordelijkheden voor iedere partner in de zorg

• Aandacht voor overdracht en terugkoppeling, zeker ook bij

overgangsmomenten

Het document gaat beperkt in op inhoudelijk professioneel handelen en kan in de toekomst

aangevuld worden met de ‘Multidisciplinaire richtlijn: Detectie en behandeling van suïcidaal

gedrag’, in ontwikkeling door het VLESP (Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie) en naar

verwachting klaar in het voorjaar 2017.

We hopen vooral dat dit document zal inspireren tot het implementeren op lokaal niveau en

op lokaal niveau zal leiden tot betere afstemming met alle relevante partners in de zorg voor

suïcidale personen.

Page 5: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

3

Inleiding:Watisbelangrijkindeketenzorgvoorsuıcidale

patienten?

o Psychiatrische patiënten en patiënten in een ernstige psychosociale crisis

hebben een sterk verhoogd risico op suïcide ( Lönnqvist 2009,

Neeleman2001).

o Ook na ontslag uit intramurale zorg (owv suïcidaliteit) is het risico op

heroptreden van suïcidaliteit hoog en blijft langere tijd aanwezig.

o Suïcidaal gedrag kent een wisselend verloop en het suïcidaal proces kan sterk

evolueren (met zelfs wekelijkse en dagelijkse schommelingen). Risico

inschatting moet geregeld herhaald worden( van Hemert 2012 ea).

o De belangrijkste klinische risicofactor voor suïcide is een suïcidepoging in de

voorgeschiedenis. Onderzoek heeft veelvuldig aangetoond dat er een sterk

verhoogd risico bestaat op recidieven en suïcide na een suïcidepoging ( Beghi

et al,2010; Hawton & van Heeringen, 2000; Hawton & Zahl, 2003). Bij

benadering 25% van het aantal patiënten dat suïcide pleegt, is in het

voorafgaande jaar opgenomen in een algemeen ziekenhuis omwille van een

poging (Barr, et al , 2005). Het risico op recidieven is het hoogst in de weken

volgend op de poging, en bij elke volgende poging wordt het risico op een

fatale afloop groter (Hawton & Zahl, 2003; Zahl & Hawton, 2004).

o De continuïteit van zorg is net voor patiënten met suïcidaal gedrag één van de

belangrijkste aandachtspunten in suïcidepreventie. Zorgprocessen moeten

naadloos bij elkaar aansluiten. De behandelverantwoordelijkheid van de ene

zorgvertrekker houdt pas op als de volgende zorgverstrekker een face to face

gesprek gehad heeft met de patiënt.

o Vroegdetectie en screening zijn gericht op het identificeren van personen met

risico en hebben als doel hen te begeleiden naar de nodige hulp en

behandeling. Er zijn studies die aantonen dat screening voor depressie,

suïcidale gedachten of suïcidaal gedrag effectief kan zijn in het identificeren

van personen at-risk binnen bepaalde groepen zoals adolescenten,

universiteitsstudenten of jonge delinquenten (Shaffer et al., 2004; Joiner et

al., 2002; Cauffman, 2004).

o Een goed contact tussen patiënt en hulpverlener is onontbeerlijk. Goed

contact houdt een positieve werkrelatie in waarbinnen de patiënt zich vrij kan

voelen om over zijn suïcidegedachten, suïcideplannen… te praten, waarin

betrokkenheid en begrip wordt getoond en contact wordt gelegd met

eventuele naasten van de patiënt. De hulpverlener heeft aandacht voor de

organisatie van veiligheid voor de patiënt. De ernst van het suïcidaal gedrag,

de somatische toestand en de mate van coöperatie bepalen welke

interventies nodig zijn om de patiënt tegen zichzelf te beschermen (bv

toegang tot middelen waarmee iemand zich zou kunnen beschadigen

verhinderen, signaleringsplan, veiligheidsplan…).

o Het moet duidelijk zijn voor hulpverleners en patiënten en naasten waar

suïcidale personen en hun omgeving terecht kunnen. Hulplijnen en andere

bronnen die ondersteunend zijn in een suïcidale crisis moeten bekend

gemaakt worden.

Page 6: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

4

Een kwalitatief model van ketenzorg zorgt voor meer en betere afstemming tussen

de verschillende actoren in de zorg. De continuïteit van zorg blijkt één van

de belangrijkste knelpunten te zijn in de huidige organisatie van de

hulpverlening. Door een gebrek aan sluitende afspraken in de keten krijgen

suïcidale patiënten niet altijd de juiste (na)zorg. De transfermomenten

tussen en binnen zorgorganisaties kunnen gezien worden als risicovolle

momenten. Deze kritische momenten dienen door de zorgorganisaties in

kaart te worden gebracht en een betere doorstroming moet worden

gegarandeerd. (zie Multidisciplinaire richtlijn diagnostiek en behandeling

van suïcidaal gedrag, De Tijdstroom, Utrecht).

Page 7: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

5

Kritischemomentenindezorgvoorsuıcidalepatienten:

Voor volgende kritische momenten in de zorg is het belangrijk dat partners van Reling en

Noolim afspraken maken over samenwerking en verantwoordelijkheden met

zorgverstrekkers in beide regio’s.

o Toegang tot zorg: Verschillende verwachtingen over de manier waarop en de

snelheid waarmee anderen te bereiken zijn, leiden in de praktijk vaak tot

belemmeringen in zorgverlening. Daarom is het van belang dat lokaal de

verschillende partijen expliciet procedure-afspraken met elkaar maken over

minimaal volgende onderwerpen:

� Bereikbaarheid: buiten en binnen werkuren, toegangstijden,

telefoonnummers, contactpersonen, overige relevante

contactgegevens…

� Aanmeldingsprocedure: Hoe verloopt deze? Telefonisch (op

doorverwijzing van arts?), schriftelijk, persoonlijk, wie mag zich

aanmelden, welke informatie is nodig?

� Wachttijden: Wat zijn de wachttijden tot het eerste contact en tot

behandeling?

� Communicatie met de toeleiders en potentiële patiënten over bij wie

ze welke zorg kunnen krijgen.

o Samenwerking: Verschillende partijen/instellingen/hulpverleners kunnen

binnen 1 regio instaan voor het behandelen van patiënten met suïciderisico.

Daarom is het belangrijk dat lokaal bekend is welke

instellingen/partijen/hulpverleners deze zorg verstrekken. Eveneens moeten

zorgverleners die in deze keten participeren zelf ook alert zijn op de grenzen

van hun eigen mogelijkheden en deskundigheid en zo nodig tijdig verwijzen

naar andere zorgverleners. Men moet dus op de hoogte zijn van elkaars

kerncompetenties.

� Terugkoppeling en informatieoverdracht moeten standaard geregeld

zijn.

o Dossiervorming: goede dossiervorming, rekening houdend met

beroepsgeheim en de wet op patiëntenrechten, is een voorwaarde voor

zorgvuldige overdracht in de keten. Bij voorkeur is dit een geïntegreerd

dossier, dat door alle bij samenwerking betrokken hulpverleners kan worden

geraadpleegd en aangevuld. Wanneer dit niet mogelijk is worden afspraken

gemaakt over de wijze waarop samenwerkingspartners relevante informatie

uit een dossier kunnen verkrijgen. Elke partij draagt bij tot een zorgvuldige

dossiervoering, als communicatie-instrument tussen zorgverleners met

zorgdoelen die voor iedereen duidelijk zijn.

o Behandelverantwoordelijkheid bij overdrachtsmomenten: Voor een goede

continuïteit van zorg, ook tijdens de overdrachtsfase, is het van groot belang

dat partijen duidelijke afspraken maken over de

behandelverantwoordelijkheid tijdens de overdrachtsfase waarbij expliciet

wordt gemaakt hoe logistiek wordt omgegaan met een sluitende overdracht

(bv. overdracht aan de huisarts die met vakantie is…) en wanneer de

Page 8: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

6

behandelverantwoordelijkheid begint en eindigt (na face to face contact bij

vervolgzorg).

o Weigeren van (na)zorg: Een belangrijk kritisch moment in de zorg is het

moment waarop de patiënt tegen advies in aangeeft de aangeboden (na)zorg

niet (langer) te willen ontvangen. Op dat moment is het belangrijk dat elke

partij weet hoe handelen én weet wat er van de andere partijen verwacht

mag worden. Hier is het aan te bevelen afspraken te maken over wie zich

verantwoordelijk kan stellen voor het leveren van aanklampende zorg.

Page 9: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

7

Schakelsindeketen

Onderscheid moet gemaakt worden tussen crisissituatie, urgentiesituaties en niet acute

situaties. Binnen het netwerk kan het belangrijk zijn om hierover van gedachten te wisselen

en afspraken te maken. We hebben in onderstaande tekst de termen als volgt gebruikt.

Urgent: In het geval de zorg binnen de 20 minuten moet geleverd worden, kan iedere burger

via 112 nooddiensten inroepen (ambulance, politie, brandweer). Deze diensten zullen

doorverwijzen naar de spoedafdeling van een AZ of de spoedopnames in een PZ.

Voorbeelden: suïcidepoging met letsel en/of hoge suïcidale intentie en/of ernstig dreigend

en acuut suïciderisico. (gedwongen opname?).

Crisis: situatie waarin langer gewacht kan worden dan 20 minuten tot 24 uur, elke toeleider

kan een beroep doen op de reguliere zorg van een arts van de patiënt. De arts kan

vervolgens doorverwijzen naar de GGZ (reguliere of acute zorg).

Niet acuut: In situaties die langer dan een dag kunnen wachten verwijst de huisarts

eventueel met advies van CGG naar aangepaste GGZ (CGG, PZ, …).

Takenenverantwoordelijkhedenvanschakelsindeketen(zorgpartner)

In dit onderdeel worden de schakels beschreven die inhoudelijk bijdragen aan

regionale afspraken over ketenzorg, met hun verantwoordelijkheden en taken

in de zorg voor suïcidale patiënten gebaseerd op het ‘Kwaliteitsdocument

Ketenzorg bij suïcidaliteit’ dat in Nederland door Trimbos Instituut werd

uitgewerkt in samenwerking met diverse beroepsverenigingen (spoedartsen,

huisartsen, psychiaters, verpleegkundigen en verzorgenden, psychologen,

(ziekenhuis)psychiatrie, …). We doen een aanzet om dit te vertalen naar de

Vlaamse situatie.

De schakels in het stroomschema die hieronder niet vermeld worden, zouden

er goed aan doen om in gezamenlijk overleg hun taken en

verantwoordelijkheden in de zorg voor suïcidale patiënten duidelijk te krijgen

en dit ook aan het netwerk bekend te maken.

Page 10: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

8

Toeleiders en nooddiensten

CAW, thuiszorg, telefonische hulpdiensten, vertrouwenspersonen (partners,

ouders, kinderen, familie, buren, vrienden), mantelzorgers,

studentenbegeleiders, hulpverleners gehandicaptensector, verpleegzorg,

verslavingszorg, ouderenzorg. Nooddiensten worden apart besproken.

Taken

Signaleren suïcidaliteit, suïcidaliteit bespreekbaar maken en suïcidale

patiënten toeleiden naar passende zorg. In noodgevallen wordt 112 gebeld.

Nooddiensten (politie, ambulanciers, brandweer) kunnen door elke burger

worden ingeschakeld 7x24u. Politie kan tevens bijstand verlenen aan

hulpverleners door het waarborgen van de veiligheid. Voor de

ambulancemedewerkers geldt aanvullend dat zij somatische basiszorg bieden.

Indien het NIET gaat om urgenties vindt de toeleiding naar hulp plaats op

reguliere wijze; door de patiënt te motiveren, te informeren over

hulpbronnen, te motiveren om professionele hulp te zoeken bij of via de

huisarts of een andere arts, bijvoorbeeld bedrijfsarts. Als de patiënt deze stap

niet wil of durft zetten, kan de toeleider voorstellen zélf de huisarts in te

schakelen voor overleg.

Toeleiders kunnen waar mogelijk ook mede een taak hebben in het

organiseren van veiligheid (vb wegnemen of controleren van

suïcidemiddelen); in het safetyplan van de suïcidale persoon, in het

ondersteunen van de patiënt, in het helpen draaglijk maken van factoren die

het suïcidaal gedrag kunnen beïnvloeden.

Page 11: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

9

De huisarts

Huisartsen werken als solist (eenmanspraktijk) of in groepsverband. Ze zijn

tijdens de week altijd bereikbaar als solist of als groep. Tijdens de

weekenddiensten (in sommige gevallen ook op weekdagen tijdens de avond

en nacht) zijn huisartsen bereikbaar via een centraal telefoonnummer of

sommigen via hun gebruikelijk nummer. Zo zijn huisartsen 7 x 24 uur

bereikbaar.

De belangrijkste taken van de huisarts zijn het detecteren van suïcidaliteit, het

inschatten van de ernst van suïcidaliteit (basisonderzoek) en het signaleren

aan andere hulpverleners. De huisarts levert in eerste instantie basiszorg.

Basisonderzoek van suïcidaliteit houdt in dat de huisarts2:

• Contact maakt met de patiënt, zodat in een positieve behandelrelatie

suïcidale gevoelens en gedachten zo open mogelijk kunnen besproken

worden.

• Onderzoek doet naar de actuele suïcidale toestand

• Stress- en kwetsbaarheidsfactoren mbt suïcidaliteit in kaart brengt

• Naasten bij de zorg betrekt

• Oog heeft voor veiligheid en continuïteit van zorg

• Een inschatting maakt over de noodzaak om door te verwijzen.

Op basis daarvan schakelt de huisarts de meest geëigende vervolghulp in,

zoals de nooddienst, verwijst naar het AZ (spoed/PAAZ), de mobiele

crisisequipe, de reguliere GGZ . Pas na somatisch vrijgeven van patiënt kan het

mobiel crisisteam of de reguliere GGZ ingeschakeld worden.

o In geval van een urgentie, zoals bij lichamelijk letsel na een suïcidepoging, schakelt de

huisarts een nooddienst in (ambulance, politie of brandweer), geeft basiszorg en laat

de patiënt tot de komst van de nooddienst niet alleen achter. In geval van een

overlijden door suïcide vangen de huisarts en zijn equipe de familie en mantelzorgers

op.

o Als er geen sprake is van een urgentie, maar wel van een crisissituatie, dan kan de

huisarts na inschatting van een al dan niet aanwezige gevaarsituatie en de bereidheid

tot zorg, ofwel doorverwijzen naar PZ of verwijzen naar GGZ-actoren indien deze

bekend zijn, bereikbaar zijn en zij op dat moment de gepaste behandelaar zijn, of

verwijzen naar de mobiele teams. De huisarts organiseert de noodzakelijke basiszorg

en de veiligheid van de patiënt (laat de patiënt niet alleen tot de komst van de

ambulance of het vervoer naar de GGZ). Indien de huisarts het suïciderisico hoog

inschat (eventueel met gevaar voor anderen in omgeving van de patiënt), met

zorgweigering van de patiënt, kan de huisarts overgaan tot het aanvragen van een

gedwongen opname (dringend of niet-dringend).

2 Zie ook ter ondersteuning: http://www.domusmedica.be/documentatie/dossiers/preventie-van-

zelfdoding/4087-steekkaart-preventie-van-zelfdoding-v15-4087.html

Page 12: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

10

o Als de problematiek niet acuut is, dan verwijst de huisarts, op basis van eigen

inschatting, eventueel aangevuld met advies van CGG, naar de reguliere GGZ. In geval

van een aanmelding bij de ambulante GGZ verzorgt de huisarts de noodzakelijke

overbruggingscontacten. De huisarts doet een inschatting van de veiligheid tot de

mobiele equipe het overneemt of opname in de zorg of hulpverlening volgt.

De huisarts biedt zelf ook basiszorg. Bij het wachten op de komst van de

nooddienst of de acute psychiatrie geeft de huisarts basiszorg aan de patiënt.

Dit houdt in dat de huisarts ter plaatse zorgt voor het welzijn en de veiligheid

van de patiënt en zorgt dat de patiënt niet alleen blijft als dat niet

verantwoord is. Wanneer de huisarts de patiënt verwijst naar de ambulante

GGZ, biedt de huisarts overbruggingscontacten aan totdat de

verantwoordelijkheid voor de patiënt door de ambulante GGZ is

overgenomen (eerste face to face gesprek). Bovendien doet hij/zij

inspanningen om relevante naaste(n) van de patiënt mee te engageren in de

zorg.

Tijdens de overbruggingscontacten geeft de huisarts basiszorg en schat

telkens de ernst van de suïcidaliteit in, zodat een meer acute vorm van hulp

ingeschakeld kan worden als dat nodig is. De huisarts maakt afspraken over de

veiligheid van de patiënt (controle suïcidemiddelen), informeert de patiënt

over de hulplijnen en organiseert, informeert de omgeving.

De huisarts geeft ook nazorg na ontslag uit de GGZ.

Een voorwaarde om deze nazorg te kunnen voorzien is goede en snelle

communicatie vanuit de GGZ naar de huisarts (bij voorkeur mondeling).

Nazorg houdt in dat de huisarts de patiënt minimaal een consult aanbiedt en

vervolgens inschat of en hoe vaak vervolgcontacten met de patiënt nodig en

gewenst zijn. In de nazorg blijft de huisarts de ernst van de suïcidaliteit

inschatten, zodat acute of reguliere GGZ (opnieuw) ingeschakeld kan worden

indien nodig. De huisarts biedt in ieder geval nazorg:

• Na het ontslag uit het AZ vanwege een suïcidepoging. Het AZ informeert de

huisarts bij ontslag en stelt aan de patiënt voor de huisarts te contacteren

binnen de week. Indien de patiënt niet komt opdagen, neemt de huisarts zelf

initiatief binnen de twee weken om de patiënt en/of zijn omgeving te

contacteren. De huisarts ondersteunt het vervolgzorgadvies. Als de

suïcidepoger het AZ zeer snel verlaat alvorens een gedegen evaluatie heeft

kunnen plaatsvinden, neemt de huisarts het initiatief om alsnog een evaluatie

mogelijk te maken (met indien nodig nadien aanmelding bij GGZ-actoren of de

mobiele crisisteams).

• Nadat de patiënt door de acute of consultatieve psychiatrie, de spoedafdeling

van het AZ de PAAZ of de reguliere GGZ wordt terugverwezen naar de huisarts

omdat weliswaar hulp geïndiceerd is, maar de patiënt, ondanks inspanningen

van genoemde partijen, deze hulp niet wil ontvangen en gedwongen hulp niet

Page 13: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

11

aan de orde is. Huisarts en GGZ zullen in deze situatie nauw moeten

samenwerken om alsnog het suïciderisico in te dijken.

• Wanneer de ernst van de suïcidaliteit en de kans op herhaling door de acute

of consultatieve psychiatrie zodanig laag wordt ingeschat dat behandeling in

de reguliere GGZ niet geïndiceerd is.

• In het geval een patiënt met suïciderisico afhaakt in de GGZ. De GGZ

waarschuwt de huisarts en in onderling overleg wordt afgesproken wie

outreachend zal tussen komen.

• In het geval een patiënt op ontslag gaat vanuit de GGZ. Patiënten die

psychiatrisch behandeld zijn en waarbij een suïciderisico aanwezig was,

worden op langere termijn ook opgevolgd door de huisarts. De huisarts

ondersteunt in elk geval de therapietrouw en houdt een vinger aan de pols. In

geval van psychosociale, of andere crisissituaties bevraagt de huisarts of

suïcidegedachten aanwezig zijn.

Vanzelfsprekend kan de huisarts alleen nazorg bieden wanneer duidelijk

gecommuniceerd is en overleg over de inhoud van de nazorg heeft plaatsgevonden.

Binnen welk tijdsbestek de huisarts nazorg aanbiedt, hangt af van de reden voor

nazorg. Als de patiënt zich onttrekt aan zorg zal de huisarts zo nodig ook een

huisbezoek doen om de patiënt te kunnen beoordelen. Als de patiënt zich ondanks

de inspanningen van partijen aan zorg blijft onttrekken, kan worden afgewogen of de

verantwoordelijkheid bij de patiënt moet worden gelaten.

Taken

• Samengevat, de huisarts heeft de volgende taken:

• Detecteren van suïcidale patiënten (signalen herkennen, vroegdetectie)

• Inschatten van de ernst van de suïcidaliteit

• Verrichten van oriënterend basisonderzoek

• Organiseren van veiligheid

• Leveren van basiszorg.

• Signaleren van suïcidale patiënten aan andere hulpverleners

• Inschakelen van hulp (indien nodig) op basis van urgentie:

o In geval van urgentie een nooddienst inschakelen

o Afhankelijk van de crisis verwijzen naar de acute of reguliere GGZ

• Informeren over hulpbronnen (www.zelfmoord1813.be)

• Leveren van nazorg.

Page 14: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

12

De spoeddienst van het AZ en medisch specialisten

De spoeddienst van een algemeen ziekenhuis biedt 7 x 24 uur hulp. Hier

komen patiënten terecht die een suïcidepoging hebben gedaan met

lichamelijke gevolgen of een vermoeden daarvan. De spoedarts is bij

patiënten met suïcidaal gedrag verantwoordelijk voor het bieden van eerste

hulp bij lichamelijk letsel en het inschakelen van psychiatrische

deskundigheid. Indien GGZ deskundigheid, dus geen psychiatrische of

psychologische expertise aanwezig is in het AZ, doet de spoedarts,

spoedverpleegkundige de eerste psychosociale opvang (aan de hand van

IPEO1/KIPEO 1).

De hieronder beschreven taken van de spoedarts gelden ook voor medische

specialisten die op de spoeddienst komen en te maken krijgen met ernstige

suïcidepogingen.

De spoedarts geeft in de eerste plaats somatische eerste hulp. De arts doet de

eerste psychosociale opvang van patiënt en naasten en zorgt ervoor dat de

ernst van de suïcidaliteit bij de patiënt en de kans op herhaling beoordeeld

worden (IPEO 1 en 2). Naast mondelinge informatie kan ook schriftelijke

informatie, zoals de folder ‘Als het leven ondraaglijk lijkt’, ‘On track again’ en

‘Opnieuw Verder’ aangeboden worden aan de patiënt met suïcidaal gedrag .

Een goede eerste inschatting van suïcidaliteit is ook van belang voor een

goede informatieoverdracht aan psychiatrie en aan de huisarts in het kader

van nazorg.

Wanneer de inschatting van de ernst van suïcidaliteit en de kans op herhaling

groot is, maar de patiënt een psychiatrisch consult weigert, schakelt de

spoedarts ook tegen de wens van de patiënt, de psychiatrie in. Dit omdat de

patiënt een gevaar is voor zichzelf en onvrijwillige zorg aan de orde kan zijn.

Wanneer de patiënt in het ziekenhuis opgenomen wordt vanwege

noodzakelijke somatische zorg, kan het inschakelen van de liaison psychiatrie

zodra de patiënt aanspreekbaar is.

In het ziekenhuis worden psychiatrische en somatische zorg bij patiënten met

suïcidaal gedrag vaak gecombineerd. Dit vraagt dat de spoedarts zorgt voor

een goede overdracht, naar de medische specialist van de afdeling waar de

patiënt wordt opgenomen. Deze specialist kan psychiatrie/liaison inschakelen,

draagt informatie over aan de psychiatrie/liaison en aan de huisarts. Hij kan

beroep doen op de psychiatrie/liaison voor het afspraken maken over een

gewaarborgd veilig verblijf van de suïcidale patiënt in het AZ.

Zeker wanneer de suïcidale persoon of suïcidepoger de spoedafdeling verlaat

alvorens er een gedegen evaluatie heeft kunnen plaatsvinden, wordt gezorgd

voor een goede informatieoverdracht naar de huisarts, zodat deze het

initiatief kan nemen om alsnog een evaluatie mogelijk te maken (met indien

nodig nadien aanmelding bij GGZ-actoren of de mobiele crisisteams).

Page 15: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

13

Taken

Samengevat hebben de spoedarts en de medisch specialist volgende taken:

• Bieden van somatische zorg

• Eerste inschatting van de ernst van de suïcidaliteit (IPEO 1 in geval van poging

en geen psychiatrisch geschoold personeel onmiddellijk beschikbaar)

• Verrichten van oriënterend psychiatrisch onderzoek

• Inschakelen van psychiatrie/liaison, zo nodig tegen de wil van de patiënt

• Inschatting van de ernst van de suïcidaliteit (IPEO 1 en 2 of KIPEO1 en 2)

• Organiseren van veiligheid

• Aanbieden van schriftelijke informatie zoals de patiëntenfolders

• Informeren over hulpbronnen (www.zelfmoord1813.be)

• Indiceren en verwijzen voor ziekenhuisopname

• Informatieoverdracht aan medische specialist, psychiatrie/liaison, de huisarts.

Page 16: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

14

De acute psychiatrie

De acute en consultatieve psychiatrie zijn verantwoordelijk voor zorg aan

mensen met ernstige (acute) psychiatrische problemen. Acuut wil zeggen dat

een cliënt zo snel als nodig en mogelijk is, hulp krijgt. De hulp bestaat uit een

diagnostische inschatting, crisisinterventie, behandeling en zorgverlening

gericht op herstel en stabilisatie van het psychisch evenwicht.

Acute en consultatieve psychiatrie kan door verschillende zorgonderdelen

geleverd worden:

• Crisisbedden PZ, PAAZ, (T)Epsi

• Mobiele crisisteams.

• De consultatieve psychiatrie van een algemeen ziekenhuis.

De acute psychiatrie is 7dagen op 7, 24u/24u bereikbaar. Zij is rechtstreeks

bereikbaar voor erkende verwijzers. Zowel de acute en consultatieve

psychiatrie als de mobiele crisisteams bieden erkende verwijzers (al dan niet

telefonisch) consultatie en overleg.

Taken

Acute psychiatrie (crisisbedden)

• Afhankelijk van de crisis, binnen afgesproken termijn een beoordeling

uitvoeren.

• Beoordelen van de ernst van suïcidaliteit en inschatten van de kans op

herhaling.

• Verrichten van psychiatrisch onderzoek (IPEO 1 en 2 in geval van

suïcidepoging)

• Crisisinterventie uitvoeren

• Veiligheid organiseren

• Indicatiestelling en verwijzing voor behandeling reguliere GGZ

• Organiseren en toeleiden naar betrokken partijen

• Informeren over hulpbronnen (www.zelfmoord1813.be)

• Informatieoverdracht aan betrokken partijen

• Consultatie aan verwijzers

Mobiele crisisteams

• Binnen de afgesproken termijn ter plaatse een beoordeling uitvoeren

• Beoordelen van de ernst van de suïcidaliteit en inschatten van de kans op

herhaling

• Verrichten van psychiatrisch onderzoek (IPEO 1 en 2/KIPEO 1 en 2 in geval van

suïcidepoging)

• Crisisinterventie uitvoeren

• Veiligheid organiseren

• Bieden van outreachende zorg op indicatie

• Indicatiestelling en verwijzing voor behandeling reguliere GGZ

Page 17: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

15

• Organiseren en toeleiden naar betrokken partijen

• Informatieoverdracht aan betrokken partijen

• Consultatie aan verwijzers

• Informeren over hulpbronnen (www.zelfmoord1813.be)

De poliklinische psychiatrie:

• Beoordelen van de ernst van suïcidaliteit en inschatten van de kans op

herhaling.

• Verrichten van psychiatrisch onderzoek (IPEO 1 en 2 ingeval van

suïcidepoging)

• Crisisinterventie uitvoeren

• Veiligheid organiseren

• Indicatiestelling en verwijzing voor behandeling reguliere GGZ

• Organiseren en toeleiden naar betrokken partijen

• Informatieoverdracht aan betrokken partijen

• Consultatie en medebehandeling binnen het ziekenhuis

• Informeren over hulpbronnen (www.zelfmoord1813.be)

De reguliere GGZ

Onder de reguliere GGZ verstaan we:

Centra Geestelijke Gezondheidszorg, instellingen verslavingszorg, kinder- en

jeugdpsychiatrie, forensische zorg, PAAZ, PZ, zelfstandig gevestigde

psychologen en psychiaters, instellingen beschermd en begeleid zelfstandig

wonen, psychiatrische thuiszorg, revalidatiecentra.

De reguliere GGZ is verantwoordelijk voor het systematisch beoordelen van

de ernst van suïcidaliteit en de kans op herhaling, het behandelen van

patiënten met suïcidaal gedrag en het betrekken van de omgeving. Het

behandelaanbod voor suïcidale mensen is divers (klinisch, deeltijds, ambulant)

en kan door verschillende zorgaanbieders worden ingevuld. Het is de

verantwoordelijkheid van de partijen om gezamenlijk tot het meest optimale

zorgaanbod te komen.

Page 18: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

16

Taken

Samengevat heeft de reguliere GGZ de volgende taken:

• Indien nog niet betrokken, betrekken van een arts in het netwerk rond de

suïcidale persoon.

• Opstellen van een behandelplan

• Uitvoeren van behandeling

• Systematisch beoordelen van de ernst van de suïcidaliteit en de kans op

herhaling

• Veiligheid organiseren

• Informatieoverdracht tijdens de behandeling binnen de reguliere GGZ

• Overdracht van de patiënt naar de huisarts voor nazorg.

• Informeren over hulpbronnen (www.zelfmoord1813.be)

Page 19: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

17

Implementatie:Eenaanzettotsamenwerken

Elke partij is verantwoordelijk voor het implementeren en borgen van lokaal/provinciaal

gemaakte afspraken in de eigen instelling/organisatie/praktijk. Een belangrijke voorwaarde

is commitment van het management en/of bestuur van organisaties.

Een belangrijke voorwaarde voor borging is het structureel onderhouden van de

professionele deskundigheid en gezamenlijke, onderliggende opvattingen over goede

hulpverlening (zie bijlage 1: deskundigheidsbevordering).

Samenwerkingsafspraken zijn onmisbaar maar ontslaan iemand niet van zijn individuele

verantwoordelijkheid voor goede hulpverlening. Suïcidaliteit is een ernstige problematiek

die zorgvuldig en professioneel handelen vereist. De onderlinge afspraken die centraal staan

in dit document, zijn afspraken die een goed contact beogen, zowel met de patiënt als met

de zorgpartners in de keten. Hierbinnen is er aandacht voor goed hulpverlenerschap en

begrip voor de patiënt en zijn problematiek maar ook oog voor het respectvol omgaan met

collega professionals. In een goede samenwerking is dit onmisbaar.

De ketenzorg voor een patiënt met suïcidaal gedrag kan in bijgevoegd stroomschema

worden weergegeven.

Het stroomschema laat zien dat de urgentie de toegang tot zorg bepaalt. De verschillende

partijen sluiten zodanig op elkaar aan dat elk niveau van urgentie geboden

kan worden. Afspraken hierover kunnen per regio variëren. Uitgangspunt is dat de

GGZ ingeschakeld kan worden als de patiënt somatisch is vrijgegeven.

De rode pijlen wijzen op mogelijke stappen in het traject dat bij urgentie kan gevolgd

worden, de oranje pijlen wijzen op mogelijkheden in het traject bij crisis en de groene pijlen

op een niet-acuut verloop.

Page 20: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

18

Stroomschema

Page 21: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

19

Terugkoppelingeninformatieoverdracht

Terugkoppeling en informatieoverdracht zijn gebonden aan wettelijke kaders. Binnen deze

kaders zijn enkele fundamentele communicatieprincipes:

De patiënt/cliënt wordt centraal gesteld binnen de communicatie, beslissingen worden in

overleg met hem/haar, waar mogelijk afgestemd met de omgeving, gemaakt.

Communicatie gebeurt respectvol en herstelgericht met permanente aandacht voor de

continuïteit van zorg.

Welkeinformatieisnodigomiemanddiesuïcidaalistekunnenlaten

instromeninzorg?

Voor de PAAZ:

Noodzakelijke informatie bij aanmelding voor opname zijn naam en geboortedatum van de

patiënt, waar mogelijk aangevuld met een inschatting van de ernst van de suïcidaliteit.

Wenselijk maar niet strikt noodzakelijk is aanvullende informatie over psychiatrische

voorgeschiedenis van de patiënt en behandeling, eerdere suïcidepogingen, familiale

antecedenten, relevante info uit de context, mogelijks uitlokkende factoren en aanwezige

problemen…

Voor de PZ:

Noodzakelijke informatie bij aanmelding voor opname in een PZ zijn naar en

geboortedatum, een inschatting van de ernst van het suïciderisico en hieraan gekoppeld al

dan niet de nood aan een beveiligende/gesloten afdeling of open afdeling.

Wenselijk maar niet strikt noodzakelijk is aanvullende informatie over psychiatrische

voorgeschiedenis van de patiënt en behandeling, eerdere suïcidepogingen, familiale

antecedenten, relevante info uit de context, mogelijks uitlokkende factoren en aanwezige

problemen…

Voor de CGG:

Noodzakelijke informatie bij aanmelding voor behandeling door het CGG zijn naam en

geboortedatum, is hulp ambulant haalbaar, wil de betrokkene vrijwillig hulp toelaten en kan

voldoende veiligheid worden gegarandeerd?

Wenselijk maar niet strikt noodzakelijk is aanvullende informatie over psychiatrische

voorgeschiedenis van de patiënt en behandeling, eerdere suïcidepogingen, familiale

Page 22: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

20

antecedenten, relevante info uit de context, mogelijks uitlokkende factoren en aanwezige

problemen…

Voor de mobiele teams:

Noodzakelijke informatie bij aanmelding voor behandeling door het mobiele crisisteam zijn

naam en geboortedatum, informatie over de subacute psychiatrische crisis: is hulp haalbaar

aan huis, wil de betrokkene vrijwillig hulp toelaten en kan voldoende veiligheid worden

gegarandeerd?

Welkeinformatieisnodigbijdeuitstroomvoorvervolgzorg?

Voor de huisarts:

De behandelaar koppelt altijd informatie terug aan de huisarts. Deze terugkoppeling is

beknopt en minimaal schriftelijk. Het tempo van de overdracht en de terugkoppeling hangt

samen met de dringendheid van de situatie. Als de situatie acuut is moet er een snelle

terugkoppeling naar de huisarts zijn, zo nodig binnen één dag.

Inhoud van de terugkoppeling aan huisartsen: somatische en psychiatrische problematiek

(resultaten uit psychiatrisch onderzoek of diagnostiek), het ingezette behandelbeleid, de

inschatting van de ernst van de suïcidaliteit en/of kans op herhaling, verwachtingen van de

vervolghulp.

Huisartsen vragen uitdrukkelijk dat de schriftelijke communicatie zou aangevuld worden met

een mondeling/telefonisch overleg wanneer zij een actieve rol op zich moeten nemen in de

vervolgzorg. Huisartsen vragen ook om een (snel) mondeling/telefonisch contact wanneer

hun patiënt zou overlijden door suïcide.

Voor CGG:

Cliënten kunnen telefonisch aangemeld worden voor vervolgzorg. Bij suïcidaliteit wordt de

aanmelder verwittigd indien de cliënt niet op zijn afspraak is. Bij afsluiting van de

behandeling wordt, mits toestemming van de cliënt, de huisarts op de hoogte gebracht.

Daarnaast is het ook wenselijk dat wanneer het CGG doorverwijst, de vervolgzorg het CGG

op de hoogte brengt wanneer het andere behandeltraject stopt, om welke reden dan ook.

Voor CAD:

Cliënten kunnen telefonisch aangemeld worden voor vervolgzorg. Het is zeker bij suïcidaliteit

belangrijk dat de aanmelder laat noteren wie verwittigd moet worden indien de cliënt niet

op zijn afspraak is.

Page 23: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

21

Voor LIBW:

De Limburgse initiatieven Beschut Wonen vragen om mondeling/telefonisch op de hoogte

gebracht te worden minimaal wanneer de residentiële behandeling van hun bewoner wordt

beëindigd en deze dus uit opname zal terugkeren.

Weigerenvan(na)zorg

Watkunnenwedoenindiensuïcidalepersonenzorgweigeren?

Een belangrijk en kritisch moment in de zorg voor suïcidale personen is het moment waarop

de persoon aangeeft de aangeboden zorg niet te willen ontvangen, dit tegen het advies van

de hulpverlener in (zorg weigeren). Het is op dit moment belangrijk dat de zorgverstrekker

weet hoe te handelen en op de hoogte is van wat eventuele andere zorgverstrekkers voor de

suïcidale persoon kunnen betekenen. Volgende aanbevelingen gelden voor outreachende

zorg en informeren en betrekken van hulpverlening:

Wanneer een suïcidale persoon niet opdaagt op het geplande intakegesprek voor

residentiële opname wordt eerst terug contact genomen met de patiënt. Als de patiënt

verdere zorg weigert is het essentieel de huisarts of verwijzer hiervan op de hoogte te

brengen. Opnamecoördinatoren of verantwoordelijken binnen de organisatie nemen

telefonisch contact op met de patiënt, later eventueel met huisarts en/of mogelijke

verwijzer.

Als patiënten die aangemeld waren voor het mobiele team zorg weigeren (patiënt laat het

team niet binnen), wordt zowel telefonisch opnieuw contact met hen gezocht, als schriftelijk

(briefje in de brievenbus). De huisarts en verwijzer worden schriftelijk en mondeling

geïnformeerd.

Indien in ambulante zorg een suïcidale persoon niet op zijn eerste afspraak aanwezig is,

wordt telefonisch contact genomen met de cliënt, de huisarts en/of verwijzer wordt

telefonisch of schriftelijke op de hoogte gebracht.

Zowel huisartsen als mobiele teams kunnen aanklampende zorg op zich nemen bij

zorgweigeraars. Goed overleg tussen (alle) betrokken zorgverstrekkers is essentieel.

Zo blijkt het in de praktijk soms een hulp voor de mobiele teams, bij suïcidale personen die

hulp weigeren, als de huisarts mee aanwezig kan zijn op het eerste gesprek. Dit gebeurt

steeds na overleg.

Watkunnenwedoenbijhetvroegtijdigafbrekenvandebehandeling?

Eveneens een belangrijk en kritisch moment in de zorg voor suïcidale personen is het

moment waarop de suïcidale persoon aangeeft niet langer de aangeboden zorg te willen

Page 24: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

22

ontvangen, dit tegen het advies van de hulpverlener in (behandeling vroegtijdig afbreken).

Het is op dit moment belangrijk dat de zorgverstrekker weet hoe te handelen en op de

hoogte is van aanbevelingen geldend voor het terugkoppelen van informatie, betrekken van

andere hulpverlening en overdragen van de behandeling. In Limburg formuleren we

volgende aanbevelingen:

Binnen de residentiële context proberen hulpverleners in de mate van het mogelijke de

wens van de patiënt te respecteren, tenzij het risico op suïcidaliteit te hoog wordt ingeschat

(gedwongen opname?). De hulpverlening gaat in een explorerend gesprek met de patiënt na

wat de motivatie of het verlangen van de patiënt om de behandeling vroegtijdig te

beëindigen inhoudt. Samen met de patiënt wordt nagegaan of er een andere oplossing is

voor deze moeilijkheden en/of er een behandelaanbod kan zijn waarop de patiënt wel wenst

in te gaan. De hulpverlener tracht er zo voor te zorgen dat de patiënt goed geïnformeerd een

beslissing kan nemen. Wanneer de patiënt bij zijn wens blijft om de behandeling te

beëindigen en op dat moment geen andere hulp wenst, worden telefoonnummers van

alternatieve hulpverlening mee gegeven en blijft terugkeer in behandeling mogelijk. In

overleg met de patiënt bespreekt de hulpverlening ook het afbreken van de behandeling

met de betrokken omgeving/familie. De huisarts en verwijzer worden op de hoogte

gebracht.

Als patiënten die in behandeling waren bij het mobiele team de behandeling vroegtijdig

stoppen, probeert men telefonisch contact met hen op te nemen. Het team gaat aan huis en

laat een schriftelijk bericht achter wanneer zij geen toegang krijgen tot de woning van de

patiënt. Men blijft dit zo nodig opvolgen. De huisarts en verwijzer worden gecontacteerd.

Wanneer cliënten binnen ambulante zorg in overleg de behandeling vroegtijdig wensen te

beëindigen, gaat ook hier de hulpverlening in explorerend gesprek met de cliënt (zie

hierboven). Wanneer de cliënt hierover het gesprek niet aangaat en vroegtijdig de

behandeling stopt, niet op zijn afspraak komt, wordt telefonisch contact opgenomen met de

cliënt en wordt zijn/haar huisarts ingelicht.

Evaluatie

Een evaluatie van samenwerkingsafspraken vindt bij voorkeur jaarlijks plaats met alle

samenwerkingspartijen. De evaluatie wordt schriftelijk vastgelegd en resulteert in conclusies

en aanbevelingen voor verbetering van kwaliteit voor elke partij afzonderlijk. Moeilijkheden

in samenwerkingsafspraken en aanbevelingen voor verbeteringen kunnen gemeld worden

bij Marie Van Broeckhoven, provinciaal coördinator suïcidepreventiewerking CGG

DAGG Lommel vzw, Koning Leopoldlaan 159, 3920 Lommel, tel 011/54 23 62, e-mail:

[email protected]

Page 25: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

23

Bronnenenreferenties

http://www.veiligezorgiederszorg.nl/speerpunt-suicide/kwaliteitsdcoument-ketenzorg-bij-

suicidaliteit.pdf

http://www.veiligezorgiederszorg.nl/speerpunt-suicide/samenvatting-mdr-diagnostiek-en-

behandeling-van-suicidaal-gedrag.pdf

www.zelfmoord1813.be

1. Lönnqvist, J. (2009). Major psychiatric disorders in suicide and suicide attempters. In

D. Wasserman & C. Wasserman (Eds.), The Oxford textbook of suicidology and

suicide prevention (p. 275-286). Oxford: Oxford University Press.

2. Neeleman, J. (2001). A continuum of premature death. Meta-analysis of competing

mortality in the psychosocially vulnerable. International Journal of Epidemiology,

30(1), 154-162.

3. Van Hemert e.a. (2012), Multidisciplinaire richtlijn voor diagnostiek en behandeling

van suïcidaal gedrag. Utrecht: NVvP/NIP

4. Beghi M & Rosenbaum JF (2010). Risk factor for fatal and nonfatal repetition of

5. suicide attempt: a critical appraisal Current Opinion in Psychiatry 23 349-355

6. Hawton, K. & Van Heeringen, C.(Eds.), International Handbook on Suicide ans

Attempted Suicide. Chichester: John Wiley & Sons. (2000).

7. Hawton, K., Zahl D., & Weatherall R (2003). Suicide following deliberate self-harm:

longterm follow-up of patients who presented to a general hospital. British Journal of

Psychiatry, 182, 537-542.

8. Barr W. , Leitner M., & Thomas J. (2005). Psychosocial assessment of patients who

attend an accident and emergency department with self-harm. Journal of Psychiatric

and Mental Health Nursing, 12, 130-138.

9. Zahl D.L. & Hawton, K. (2004). Repetition of deliberate self-harm and subsequent

suicide risk: long term follow-up study of 11.583 patients. British Journal of

Psychiatry, 185, 70-75.

10. Shaffer D., Scott M., Wilcox H., Maslow C., Hicks R., B.A., Lucas C., Garfinkel R.,

Greenwald S. ,e. a. (2004). The Columbia SuicideScreen: Validity and Reliability of a

Screen for Youth Suicide and Depression. Journal of the American Academy of Child &

Adolescent Psychiatry, 43 (1), 71-79.

11. Joiner T., Pfaff J. & Acres J.(2002). A brief screening tool for suicidal symptoms in

adolescents and young adults in general health settings: reliability and validity data

from the Australian National General Practice Youth Suicide Prevention Project.

Behaviour Research and Therapy, 40 (4), 471-481.

12. Cauffman E. (2004). A statewide assessment of mental health symptoms among

juvenile offenders in detention. Journal of the American Academy of Child &

Adolescent Psychiatry, 43, 430-439.

Page 26: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

24

Inhoudelijkebijlagen

Page 27: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

25

Bijlage1:DeskundigheidsbevorderingDe Suïcidepreventiewerking van de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG-SP)

bieden deskundigheidsbevordering aan in elke provincie.

Op regelmatige basis wordt in elke provincie een open vormingsaanbod georganiseerd voor

verschillende doelgroepen (http://www.zelfmoord1813.be/vormingen).

Daarnaast organiseren zij op aanvraag vormingen op maat, aangepast aan de noden en

behoeften van de organisatie. Verschillende formules zijn mogelijk: standaardvormingen,

intensieve vormingen, navormingen en train-de-trainers. Hierbij maken de preventiewerkers

gebruik van een brede waaier aan werkvormen.

De Suïcidepreventiewerking van de CGG ondersteunt de actie van Organisatie Zorg voor

Suïcidepogers, een organisatie met terreinwerking suïcidepreventie van DAGG-CGG vzw.

Suïcidepogers worden opgevangen in zorgnetwerken en hulpverleners worden ondersteund

via vorming en consult. Hulpverleners worden bovendien gratis getraind om de tool voor

psychosociale evaluatie en opvang (IPEO volwassenen en KIPEO kinderen en jongeren) te

gebruiken. Aan deze actie is een registratiestudie verbonden die wordt uitgevoerd door de

Eenheid voor Zelfmoordonderzoek van de Universiteit Gent.

De CGG ondersteunen de activiteiten in het kader van opvang voor nabestaanden na

zelfdoding. Werkgroep Verder, het Vlaams kenniscentrum en samenwerkingsplatform inzake

postventie van CGG Passant vzw, organiseert en coördineert deze opvang.

Tevens ondersteunen zij voorzieningen/organisaties in het opmaken van een

suïcidepreventiebeleid. In een draaiboek (protocol) zijn een aantal richtlijnen opgenomen

die een houvast bieden in situaties waarbij sprake is van suïcidaliteit. Het draaiboek richt zich

op het ondersteunen van enerzijds de suïcidale persoon en zijn omgeving en anderzijds de

betrokken hulpverlener en organisatie. De Suïcidepreventiewerking van de CGG biedt op

vraag van organisaties een gratis coachingstraject aan waarin er een

suïcidepreventiedraaiboek wordt ontwikkeld. Organisaties worden ondersteund bij het

opstellen, optimaliseren, implementeren en evalueren van een suïcidepreventie- en

postventiebeleid (http://www.zelfmoord1813.be/suicidepreventiebeleid).

U kan de suïcidepreventiewerking van de CGG in Limburg bereiken via:

Marie Van Broeckhoven, provinciaal coördinator suïcidepreventiewerking CGG

DAGG Lommel vzw, Koning Leopoldlaan 159, 3920 Lommel

tel 011/54 23 62

e-mail: [email protected]

Page 28: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

26

Bijlage2:Deoorzakenvanzelfmoordensuïcidaalproces

Bron: http://www.zelfmoord1813.be/feiten-en-cijfers/oorzaken-zelfmoord-en-suicidaal-

proces

Zelfmoord is een uiterst complex probleem, waarbij meer dan één oorzaak een rol speelt.

Zelfmoord en zelfmoordgedachten ontstaan altijd vanuit een wisselwerking tussen de

aanwezigheid van diverse risicofactoren in combinatie met een gebrek aan beschermende

factoren. Al deze factoren samen vormen een verklarend model voor suïcidaal gedrag.

Belangrijk hierbij is dat iemand zelden meteen overgaat tot zelfmoord, vaak gaat daar een

heel proces aan vooraf.

Belangrijke risicofactoren

Risicofactoren zijn factoren die de kans doen toenemen dat een individu zelfmoord zal

overwegen, proberen of plegen. Bij zelfmoord gaat het altijd om een combinatie van

biologische, psychologische, sociale en psychiatrische risicofactoren. Enkele voorbeelden:

• Genetische en biologische factoren (vb. een verminderde serotonerge werking)

• Het hebben van een psychiatrische aandoening (vb. een depressie, eetstoornis, drugsmisbruik)

• Het hebben van een somatische aandoening (vb. een medische aandoening die chronische pijn

veroorzaakt)

• Persoonlijkheidskenmerken (vb. een negatief zelfbeeld hebben, sterke hopeloosheid,

impulsiviteit)

• Het meemaken van negatieve levenservaringen (vb. een ouder verliezen op jonge leeftijd,

werkloosheid, geconfronteerd worden met pesten, discriminatie, geweld of misbruik)

• Sociale factoren (vb. ontbreken van steun van vrienden of familie)

• Eerder suïcidaal gedrag

Factoren die bescherming bieden

Sommige factoren kunnen de kans verkleinen dat een persoon zelfmoord zal overwegen,

proberen of plegen en op die manier beschermend werken. Voorbeelden van dergelijke

beschermende factoren zijn:

• Het hebben van een positief zelfbeeld

• Beschikken over voldoende veerkracht

• Goede probleemoplossende vaardigheden hebben

• Kunnen beroep doen op een toegankelijke laagdrempelige gezondheidszorg

• Een positieve attitude hebben ten aanzien van hulp zoeken

• Beschikken over sociale ondersteuning van vrienden en/of familie

Page 29: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

27

Verklarend model

Onderzoek heeft duidelijk aangetoond dat suïcidaliteit een erg complex en multifactorieel

bepaald probleem is. Suïcidaal gedrag ontstaat vanuit een combinatie en cumulatie van

verschillende oorzaken en risicofactoren. Bij elk individu wordt het suïcidale gedrag

veroorzaakt door een uniek complex van biologische, psychologische, sociale en

psychiatrische risicofactoren.

De relatie tussen de verschillende risicofactoren kan worden beschreven in een verklarend

model. Er zijn verschillende benaderingen mogelijk (van Heeringen, 2007). Het hieronder

beschreven verklarend model (zie figuur 1) kan beschouwd worden als een integratief bio-

psycho-sociaal model. Het is gebaseerd op de verschillende empirische

onderzoeksresultaten met betrekking tot biologische, psychologische, psychiatrische en

sociale risicofactoren.

De invalshoek van het model is de combinatie van enerzijds voorbeschikkende

kwetsbaarheid en anderzijds uitlokkende factoren (van Heeringen, 2007). Suïcidaal gedrag

kan dan ook worden gezien als het resultaat van onderliggende, permanent aanwezige

factoren (voorbeschikkende factoren) die gelijktijdig voorkomen met toestandsgebonden,

tijdelijke risicofactoren (uitlokkende factoren), in afwezigheid van beschermende factoren

(Mann et al., 1999). Een onevenwichtigheid tussen beschermende en risico verhogende

factoren is hierbij essentieel.

De voorbeschikkende factoren houden in dat er een kwetsbaarheid voor suïcidaal gedrag is

die kan worden beschreven in termen van biologische en psychologische karakteristieken.

• De biologische karakteristieken: Onderzoek heeft aangetoond dat het functioneren

van het serotonerge systeem in belangrijke mate genetisch wordt bepaald. Het

bestaan van een familiale voorbeschikking voor suïcidaal gedrag wordt dan ook in

verband gebracht met kandidaat-genen die betrokken zijn bij het serotonine-

metabolisme (Hawton & van Heeringen, 2009).

• Van verschillende psychologische factoren is wetenschappelijk aangetoond dat ze

geassocieerd zijn met suïcidaliteit, waaronder beperkingen in het probleemoplossend

vermogen en impulsiviteit (Portzky et al., 2009). Dysfuncties in het

probleemoplossend vermogen (of coping-gedrag) worden gezien als een

kwetsbaarheidsfactor voor suïcidaal gedrag (Speckens & Hawton, 2005). Uit

onderzoek blijkt dat suïcidale personen bij confrontatie met negatieve

gebeurtenissen en problemen passiever en afhankelijker van anderen reageren,

minder veelzijdige en minder geschikte oplossingen aangeven en minder rekening

houden met gevolgen op langere termijn (Orbach et al., 1990).

Uitlokkende factoren zijn stressoren zoals sociale variabelen en psychiatrische factoren die

bij kwetsbare personen suïcidaliteit kunnen losmaken en onderhouden.

Page 30: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

28

• Sociale en familiale factoren als armoede, familiale psychopathologie,

familiegeschiedenis van suïcidaal gedrag, fysiek en/of seksueel misbruik, gebrekkige

sociale steun, sociale isolatie of emotionele verwaarlozing kunnen het risico op

suïcidaal gedrag doen toenemen (King & Merchant, 2008; Cavanagh et al, 2003). Ook

stressvolle en traumatische levensgebeurtenissen spelen een belangrijke rol in de

ontwikkeling van suïcidaliteit. Echtscheidingen, religieuze affiliatie en werkloosheid

kunnen beschreven worden als meer klassieke sociologische determinanten van

suïcidaal gedrag. De resultaten hierover zijn niet altijd eenduidig, vooral

met betrekking tot religie, maar wijzen wel op een interactie met suïcidaal gedrag die

complex blijkt te zijn en beïnvloed door andere gerelateerde factoren. In meer

recent wetenschappelijk onderzoek werden ook associaties gevonden met andere

sociale determinanten zoals sociaal perfectionisme en gebrek aan sociale steun.

• Psychiatrische kenmerken vormen een erg belangrijk aspect van de

suïcideproblematiek. Psychologisch autopsieonderzoek kon aantonen dat een

psychiatrische stoornis aanwezig is bij ongeveer 90% van de suïcides en dat 47-74%

van de suïcides in de bevolking kan worden toegeschreven aan een psychiatrische

stoornis (Cavanagh et al., 2003). In verschillende onderzoeken is aangetoond dat

stemmingsstoornissen het meest voorkomen bij suïcidaal gedrag en dit zowel bij

jongeren, als bij volwassenen en bij ouderen (Flisher, 1999; Cavanagh et al., 2003;

Van Orden & Conwell, 2011). Andere veel voorkomende psychiatrische risicofactoren

zijn schizofrenie (Schneider et al., 2006; Meltzer, 2001), alcohol- en

drugsmisbruik (Schneider et al., 2006; Callahan, 1993),

persoonlijkheidsstoornissen (Scheider et al., 2006) en eetstoornissen (Berkman et al.,

2007).

Het verklarend model beschrijft ook de drempelfactoren die de drempel tussen suïcidale

gedachten en het overgaan tot suïcidaal gedrag kunnen bepalen (van Heeringen, 2001a).

Drempelverhogende of beschermende factoren kunnen voorkomen dat een suïcidale

persoon overgaat tot suïcidaal gedrag. Onder meer sociale ondersteuning en verschillende

factoren m.b.t. (geestelijke) gezondheid zijn beschermende factoren. Zo zal een correcte

kennis en positieve attitude van de suïcidale patiënt ten aanzien van de geestelijke

gezondheidszorg beschermend zijn doordat er sneller professionele hulp wordt gezocht.

Drempelverlagende factoren of ‘triggers’ zijn uitlokkende factoren zoals blootstelling aan

suïcidaal gedrag van andere personen of via de media, beschikbaarheid van middelen tot

suïcidaal gedrag en een gebrek aan sociale ondersteuning.

Page 31: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

29

Figuur 1: Verklarend model

Page 32: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

30

Suïcidaal proces

Suïcidaal gedrag evolueert en is een proces van een eerste gedachte, naar meer concrete

plannen tot het uitvoeren van de daad (van Heeringen, 2001b).

Onderstaande figuur toont een voorbeeld van het suïcidaal proces. In dit voorbeeld blijkt dat

het suïcidaal proces kan starten met gedachten omtrent zelfdoding of een wens om tijdelijk

te kunnen ontsnappen aan de problematische situatie. Deze gedachten kunnen verdwijnen

na een tijdje, maar kunnen ook opnieuw opduiken bij een nieuwe confrontatie met

stresserende of moeilijke gebeurtenissen.

Figuur 2: Suïcidaal proces (Retterstol, 1993)

Suïcidale gedachten en plannen zijn vaak niet zichtbaar voor de omgeving of soms zelfs voor

het individu. Dit is het suïcidaal proces onder de stippellijn. Het suïcidaal proces kan op een

bepaald moment zichtbaar worden voor de omgeving (het proces boven de stippellijn)

wanneer componenten aanwezig zijn zoals suïcidale communicatie en suïcidaal gedrag, met

andere woorden wanneer de persoon uiting geeft aan zijn gedachten en plannen of wanneer

hij een poging onderneemt of overlijdt door suïcide. De hoogte van de stippellijn zou worden

bepaald door persoonlijkheidskarakteristieken en sociale kenmerken (van Heeringen,

2001b).

Voor wat de duur van het proces bij jongeren betreft, heeft het psychologische

autopsieonderzoek bij Vlaamse adolescenten aangetoond dat het proces van de eerste

gedachte aan zelfdoding tot de suïcide gemiddeld 29 maanden duurt (Portzky, 2006). Bij de

jongeren met een voorafgaande poging duurde het suïcidaal proces gemiddeld 46 maanden

van de eerste gedachten tot de suïcide terwijl dit proces bij jongeren zonder voorafgaande

poging veel korter was, namelijk gemiddeld 16 maanden.

Page 33: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

31

Bijlage3:Signalenherkennenenrisico-inschatting

Bron: http://www.zelfmoord1813.be/hulpverlening/signalen-van-suicidaliteit-herkennen

http://www.zelfmoord1813.be/hulpverlening/het-gesprek-over-suicide-aangaan

Signalen van suïcidaliteit herkennen

Een belangrijke voorwaarde om zelfdoding bij suïcidale personen te voorkomen, is het

(h)erkennen van signalen zodat het suïcidaal proces tijdig kan worden gestopt. Het oppikken

van signalen vormt de eerste stap in het op gang brengen van gepaste zorg. Het risico op

suïcidaal gedrag wordt groter wanneer er meerdere signalen gedurende langere tijd

zichtbaar zijn. Het alert zijn voor signalen betekent niet dat suïcidaal gedrag makkelijk te

voorspellen is. Bovendien zijn de signalen soms erg onduidelijk.

Er zijn verschillende soorten signalen:

• Directe verbale boodschappen zoals: “Ik ga zelfmoord plegen, ik wil dood, ik

wil een einde aan mijn leven maken, …”

• Indirecte verbale boodschappen zoals: “Mijn leven is zinloos, ik zie het niet

meer zitten, ik ben een last voor jullie, ik heb mijn testament gemaakt, het hoeft voor

mij niet meer, van mij zal je geen last meer hebben, …”

• Gedragsmatige signalen als: zich isoleren, verandering in gebruik van alcohol

en/of medicatie, afwezigheid van reactie na het verlies van een naaste,

hyperactiviteit, slaapproblemen, weggeven van persoonlijke spullen, vaker op

consultatie bij de huisarts gaan, veel met de dood bezig zijn, afscheid nemen, plotse

sterke gedragsverandering, zoeken naar middelen en methodes, roekeloosheid,

schrijven over de dood, sterven, zelfmoord, …

Veel gedragsmatige signalen zijn niet specifiek voor suïcidaal gedrag, maar kunnen ook

een teken zijn van iets anders dat onderhuids aanwezig is, bijvoorbeeld: een

onderliggende depressie, een onverwerkt verdriet,... Daarom is het essentieel om deze

signalen bespreekbaar te stellen.

Risico-inschatting

Om een risico-inschatting te kunnen doen is het noodzakelijk om zicht te krijgen op de

actuele suïcidegedachten en/of -plannen, de vroegere suïcidaliteit, de hopeloosheid en

de combinatie van risico- en beschermende factoren.

De probleemverkenning en diagnostiek vertrekt steeds vanuit een contact met de

patiënt. Een goed empathisch contact met de patiënt is onontbeerlijk in de opvang van

suïcidale personen. Een patiënt moet zich bij de hulpverlener vrij voelen om te kunnen

spreken over suïcidale gedachten/gedrag. De hulpverlener gaat een open gesprek aan

met de patiënt op basis van betrokkenheid, begrip en vertrouwen.

Page 34: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

32

Het doel van de diagnostiek is niet alleen het inschatten van het risico maar ook het

zoeken naar gepaste zorg (waar mogelijk in overleg met de patiënt en zijn omgeving) en

organiseren van deze zorg.

In de diagnostiek zijn het organiseren van veiligheid, waarborgen van continuïteit en het

leggen van contact met de naasten (en eventueel betrekken van naasten) dus essentiële

elementen. In crisissituaties zijn zij soms eerste prioriteit.

Hou bij de diagnostiek van suïcidaliteit verder steeds rekening met de aanwezige stress-

en kwetsbaarheidsfactoren, drempelverlagende of -verhogende factoren en

beschermende factoren. (zie bijlage 2)

Voorbeeldvragen om zicht te krijgen op de suïcidaliteit zijn :

Hoe gaat het met je?

Hoe zie je de toekomst op dit moment? Zie je voor jezelf nog enige toekomst?

Heb je wel eens het idee dat het leven niet meer de moeite waard is?

Denk je wel eens aan de dood; wat zijn dat voor gedachten?

Denk je wel eens dat je een einde aan jouw leven zou willen maken?

Bij aanwijzingen voor suïcidegedachten moet de inhoud zo concreet mogelijk worden

nagevraagd:

Heb je gedachten aan zelfmoord? Denk je dat je dood beter af bent?

Heb je plannen om zelfmoord te plegen?

Hoe zien die plannen er uit? Welke methoden heb je overwogen?

Welke voorbereidingen heb je getroffen?

Hoeveel haast heb je om je plannen uit te voeren?

Actuele gedachten en directe plannen voor de toekomst:

Hoe is het nu voor jou?

Hoe zie je de toekomst? Zie je nog enige toekomst?

Wat ga je doen als je straks weer thuis bent [of:] als ik weg ben?

Wie of wat kan je helpen op dit moment?

Na een suïcidepoging vraag je nauwkeurig na wat er precies is gebeurd, dit kan in PAAZ

ook aan de hand van IPEO (https://www.zelfmoord1813.be/sites/default/files/IPEO.pdf)

Hoe was de situatie? (doorvragen)

Wat heb je gedaan? (doorvragen)

Wat waren jouw gedachten daarbij? (doorvragen)

Recente voorgeschiedenis:

Hoe lang speelt dit al? Hoe was dit in de laatste weken?

Hoe vaak had je deze gedachten? Hoe vaak per dag? (tienmaal, honderdmaal, meer

nog?)

Heb je terugkerend kwellende gedachten? Wat denk je op zo'n moment?

Page 35: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

33

Wat zijn aanleidingen voor jou om zo te denken?

Hoeveel tijd ben je per dag bezig met deze gedachten? (4 uur, 8 uur, meer nog?)

Heb je plannen gehad of gemaakt om jezelf iets aan te doen?

Heb je geprobeerd om een einde aan je leven te maken?

Ruimere voorgeschiedenis:

Ben je wel eens eerder zo wanhopig geweest?

Heb je ooit eerder een periode gehad waarin je deze gedachten had? Wat was er toen

aan de hand?

Heb je ooit eerder geprobeerd een einde aan je leven te maken? Wat was er toen aan de

hand?

Wanneer was dat? Wat heb je toen gedaan?

Welke behandelsetting kiezen?

Onderstaande indicaties voor behandelsetting zijn overgenomen uit de praktijkrichtlijn voor

beoordeling en behandeling van patiënten met suïcidaal gedrag van de American Psychiatric

Association (APA, 2003). Zij kunnen een aanwijzing zijn voor beleid, maar zijn niet bedoeld

als bindend voorschrift.

Page 36: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

34

Page 37: Ketenzorg bij suïcidaliteit def

35

Nog vragen?

Voor verder vragen rond deskundigheidsbevordering of het opmaken van een

suïcidepreventiebeleid op maat van uw voorziening/organisatie kan u de

suïcidepreventiewerking van de CGG in Limburg bereiken :

Marie Van Broeckhoven, provinciaal coördinator suïcidepreventiewerking CGG

DAGG Lommel vzw, Koning Leopoldlaan 159, 3920 Lommel

tel 011/54 23 62

e-mail: [email protected]