Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van...

17
S tudiebijbel Voor wie meer uit de Bijbel wil halen! jaargang 2 - mei 2008 04 magazine Apocriefe evangeliën en gnostiek De verdwenen tien stammen van Israël Het karakter van het boek Openbaring Josephus en Johannes de Doper

Transcript of Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van...

Page 1: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

Studiebijbel

Voor wie meer uit de Bijbel wil halen!

jaargang 2 - mei 2008 04magazine

Apocriefe evangeliën en gnostiek

De verdwenen tien stammen van Israël

Het karakter van het boek

Openbaring

Josephusen Johannes

de Doper

Page 2: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

Inhoud

C o l o f o nStudiebijbel-magazine

Kwartaalblad voor de geïnteresseerde bijbellezer

Centrum voor Bijbelonderzoek is een kenniscentrum en heeft als doel het bevorderen van weten-schappelijk verantwoorde bij-belse theologie. Het theologisch uitgangspunt is dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is.

Studiebijbel-magazine is een studie-uitgave van Centrum voor Bijbelonderzoek met als doel het bieden van verdieping in de achtergronden, uitleg en boodschap van de Bijbel.

RedactieDrs. Gijs van den Brink (hoofdredacteur)

Ds. Hans BetteDr. Mart-Jan PaulDrs. Marco RotmanDrs. Cees StavleuDr. Annechiena van Veen-Vrolijk

Adres redactie en abonnementenadministratieCentrum voor Bijbelonderzoek Postbus 503 3900 AM Veenendaaltel. 0318-503098fax 0318-503163e-mail: [email protected]

AbonnementsprijsEen jaarabonnement op Studie-bijbel-magazine kost € 22,50;losse nummers € 6,50; proef-abonnement (2 nrs) € 12,00

Vormgeving en opmaakVermaas & Koning, DriebergenDrukWilco B.V., Amersfoort

www.studiebijbel.nl

Apocriefe evangeliën en gnostiekDe afgelopen jaren is met veel bombarie gesproken over de ‘onthutsende inhoud’ van enkele apocriefe evangeli-en. De publicatie van het Evangelie van Judas kreeg veel belangstelling van de media. Ook het al langer bekende Evangelie van Thomas was onderwerp van gesprek. Gor-don van Veelen geeft een overzicht van een dwaalleer die al zo oud is als de schrijvers van het NT.

Josephus en Johannes de DoperVoor de studie van het Nieuwe Testament zijn de werken van Flavius Josephus bijzonder waardevol. Marco Rotman bespreekt wat Flavius Josephus zegt over Johannes de Do-per en vergelijkt dit met de getuigenissen over hem in de evangeliën.

De verdwenen tien stammen van Israël (2)Het tweede deel over de zoektocht van Mart-Jan Paul naar de tien stammen van Israël. Over Columbus, de Lemba in Zuid-Afrika, de Chin-Kuki-Mizo in India, de Brits-Israël visie en de visie van de apostelen in het NT.

Het karakter van het boek Openbaring (1)Behoort het boek Openbaring tot het literaire genre van de ‘apocalyptiek’, een soort science fiction uit de eerste eeuw n.Chr.? Of hebben we bij Johannes te maken met authentieke visionaire ervaringen? Gijs van den Brink gaat hier vanuit de bijbeltekst uitvoerig op in.

??

8

24

14

Hoofdredactioneel

IN

HO

UD

4 De verdwenen tien stammen van Israël (2)

8 Apocriefe evangeliën en gnostiek

12 Woordstudie

14 Het karakter van het boek Openbaring (1)

18 Voorpublicatie

22 Actualiteiten

23 Boekbespreking

24 Josephus en Johannes de Doper

28 Zelfstudie

31 Vraag en antwoord

Verder in dit nummer

De meeste boeken in de Bijbel zijn te typeren als ge-schiedenis met een boodschap. We noemen dat met

een mooi woord ‘heilsgeschiedenis’. Dit is al heel lang een bekend gegeven. Veel minder bekend is dat dit geldt voor alle geschiedschrijving. Er is een zekere consensus onder historici dat neutrale geschiedschrijving niet bestaat. Er is altijd sprake van een beschrijving tegen de achtergrond van een bepaald vertelperspectief of een bepaalde voor-onderstelling. Geschiedschrijving bestaat uit feiten en het plaatsen van de feiten in een context, interpretatie dus.

Daarom is bij de bestudering van de Bijbel ook de ‘Umwelt’ van belang, de omgeving waarin een bijbelboek tot stand kwam. Welke literatuur was er ten tijde van een bepaal-de bijbelschrijver? Wat gebeurde er in zijn dagen buiten Israël of binnen Israël in andere kringen? Dit alles kan meer kleur en betekenis geven aan de bijbelteksten. In dit nummer hebben we een aantal achtergrondartikelen die informatie aanreiken om het begrip van bijbelse thema’s te verhelderen.

Mart-Jan Paul verzamelt gegevens over de (verloren?) tien stammen van Israël. Apocriefe evangeliën krijgen de laat-ste tijd veel aandacht. Iedereen heeft wel van het evange-lie van Thomas gehoord en het evangelie van Judas werd onlangs met veel media tam-tam gepubliceerd. Ze geven beslist kleur aan de achtergrond waartegen de schrijvers van het NT hun brieven schreven. Gordon van Veelen be-schrijft hoe. Wat is er buiten het NT bekend over Johannes de Doper? Marco Rotman bespreekt wat Flavius Josephus, de joodse geschiedschrijver uit de eerste eeuw, over hem vertelt.

Er is ten tijde van het NT een ruim assortiment apocalyp-tische literatuur. Wat is de overeenkomst, maar vooral wat is het verschil met bijvoorbeeld een boek als Openbaring? Ondergetekende geeft een inleiding. Nieuw in dit num-mer is de rubriek archeologische actualiteiten. We willen u in elk nummer de belangrijkste nieuwsgegevens op het gebied van geschiedenis en archeologie van de afgelopen drie maanden melden. We doen dit met korte intro’s en vermelden vervolgens de website waar u meer kunt lezen.

We hopen dat u weer veel plezier beleeft aan de inhoud van dit nummer en dat het u uitdaagt om verder te stu-deren en als een schatgraver het goud in de Schrift te delven.

Drs. Gijs van den Brink

4

Page 3: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

4

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

5

Achtergrond artikel

In het Nieuwe Testament komt de gedachte

aan heel Israël, bestaande uit twaalf stam-

men, op allerlei manieren naar voren. Jezus

riep twaalf discipelen om Hem te volgen

(Mat.10:1-6). Zij zijn vertegenwoordigers van

het vernieuwde Israël en zullen in de toe-

komst op twaalf tronen zitten, om de twaalf

stammen van Israël te richten (Mat.19:28).

Beeld in het NTIn het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26). Het is ook opvallend dat het Joodse volk in het boek Han-delingen voortdurend aangesproken wordt als ‘Israël’, en niet beschouwd wordt als slechts het Tweestammenrijk (Hand.2:22,36; 3:12; 4:10,27; 5:21; 13:16-17). In dat bijbelboek spreekt Paulus over de belofte van God die aan de vaderen gedaan is. In de tegenwoordige tijd vervolgt hij ‘welke onze twaalf stammen, door voortdurend nacht en dag God te vereren, hopen te bereiken’ (Hand.26:6-7).Dezelfde apostel spreekt elders over het feit dat Israël (niet slechts Juda) zich gestoten heeft aan de steen des aanstoots (Rom.9:30-33), maar in de toekomst zal de gedeeltelijke verharding over Israël weggenomen worden en ‘gans Israël’ behouden worden (11:25-26).Jakobus schrijft zijn brief aan ‘de twaalf stam-men in de verstrooiing’. Of hij dit nu letterlijk of figuurlijk voor christenen bedoelt, de aandui-ding zelf wijst op het besef van een totaliteit van Israël (Jak.1:1). In het boek Openbaring is sprake van 144.000 verzegelden uit de twaalf stammen van Israël (Op.7:4-8). Het nieuwe Jeruzalem dat neerdaalt

De verdwenen tien stammen (2)

uit de hemel, heeft twaalf poorten, met daarop de namen van de twaalf stammen. Op de twaalf fundamenten van de stad staan de namen van de twaalf apostelen van het Lam (Op.21:12,14).De conclusie uit bovenstaande gegevens moet zijn, dat het Joodse volk in het land Israël beschouwd werd als het volk Israël. Het deel van deze stammen dat is weggevoerd door de Assyriërs, is geheel of bijna geheel uit het zicht verdwenen.

De achterbleven stammen in ballingschapWat is er gebeurd met de leden van de tien stammen die in Assyrië, en later Babel, zijn blijven wonen? We hebben hierover erg weinig informatie.In het apocriefe geschrift Tobit, vermoedelijk in de derde of tweede eeuw v.Chr. ontstaan, wordt de geschiedenis van deze man verteld. Hij is afkomstig uit Tisbe in Naftali en weggevoerd door de Assyrische koning Salmanassar. Hij blijkt een vrome man te zijn die zoveel mogelijk

de wetten van Israël houdt. Ook zijn familie-lid Sara in Ekbatana in Medië vereert de God van Israël. Het is aannemelijk dat er veel meer van dergelijke vrome Israëlieten waren, maar Tobit geeft aan dat de meesten van zijn volk in Ninevé onrein voedsel aten en niet meer trouw aan God waren (1:10-12). Vermoedelijk heeft een groot deel van het weggevoerde volk Israël zich vermengd met de andere volken.

Vroegere zoektochtenHet mag dan waar zijn dat we weinig sporen van de tien stammen meer hebben, allerlei reizigers zijn toch op zoek gegaan naar deze verdwenen Israëlieten.Eldad ha-Dani, een reiziger in de negende eeuw, beschouwde zichzelf als een afstammeling van de stam Dan, zoals uit zijn naam blijkt. Volgens hem zijn de verloren tien stammen ‘achter de rivieren van Abessinië, aan de oever van de rivier Sambatyon’.

De Spaanse Jood Benjamin Tudela trok in de twaalfde eeuw dertien jaar lang rond door Europa, Azië en Afrika. Hij heeft een reisverslag gemaakt dat de titel draagt ‘Boek van de Reizen’. In Perzië kwam hij Joodse mannen tegen van wie hij overtuigd is dat ze afstammen van de verloren tien stammen. Hij schrijft ‘Er zijn mannen van Israël in het land Perzië die zeggen dat in de bergen vier van de stammen van Israël

verblijven, namelijk de stam Dan, de stam Zebulon, de stam Aser en de stam Naftali. Ze worden geleid door hun eigen prins, Jozef de Leviet. Onder hen zijn grote geleerden.’ Tijdens zijn bezoek aan Arabië kwam hij bij de grootste Joodse nederzetting in de regio, de Joden van Kheibar. Hij schrijft dat deze mensen van de stammen Ruben en Gad en de halve

- Door Mart-Jan Paul -

stam van Manasse zijn. ‘De zetel van hun be-stuur is een grote stad, omringd door bergen in het noorden. De Joden van Kheibar hebben veel grote, versterkte steden gebouwd. Het juk van de heidenen rust niet op hen.’

ColumbusVolgens Simon Wiesenthal, de bekende Nazi-jager uit Wenen, was ook de bekende ontdek-kingsreiziger Columbus op zoek naar stammen van Israël. De ontdekkingreiziger was zelf een Jood, en datzelfde gold voor ongeveer een derde van zijn bemanning. Wiesenthal wijst erop dat het toch wel heel bijzonder was dat er op de drie schepen van Columbus geen priester aan-wezig was, terwijl het doel van de tocht was om nieuwe gebieden te ontdekken voor de Spaanse kroon en om de heidenen het evangelie te verkondigen. Er was echter wel een Hebreeuwse vertaler aan boord, een Jood die zich kort tevo-ren had bekeerd tot het Rooms-katholicisme. Die aanwezigheid was een logische zaak, want als men de nakomelingen van de tien stammen zou ontmoeten in de nieuwe gebieden, moest men ze in het Hebreeuws kunnen aanspreken.De Amsterdamse rabbijn Manasseh ben Israel geeft in zijn boek Hoop van Israël (London, 1652) het getuigenis van de Portugees Aäron Levi, die beweerde tijdens zijn reizen door Zuid-Amerika Indiaanse stammen ontmoet te hebben die Joodse rituelen hebben en mogelijk afstammen van de stammen Ruben en Levi. Manasseh ben Israel gebruikte deze gegevens met succes in zijn pleidooi om Joden in Enge-land toe te laten tijdens het bewind van Oliver Cromwell.

Flinke problemenIeder die de verblijfplaats van tien stammen wil opsporen, stuit op flinke problemen. De Joden zijn namelijk in het algemeen onder te verdelen in drie categorieën:• Een groep die zich in mindere of meerdere

mate altijd bewust is gebleven van zijn Joodse wortels en ook de Tenach (zowel de geschre-ven als de mondelinge traditie) bestudeert.

• Een groep die alleen de geschreven Thora nog kent. Een groep die wel allerlei oude tradities en verschillende symbolen in ere heeft weten

121

23

4567

8

9

10 11

Page 4: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

6

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

7

Achtergrond artikelte houden, maar de Joodse godsdienst zelf de rug toe heeft gekeerd.

Tot de eerste groep behoren bijvoorbeeld de ‘Beta Israel’ of Falasha’s, de Ethiopische Joden die zich inmiddels in Israël hebben gevestigd. Zij waren zich altijd al bewust van hun Joodse afkomst en wisten zelfs dat zij nakomelingen van de stam Dan zijn. Het grootste deel van deze stam is tijdens ‘Operatie Mozes’ (1984) en ‘Operatie Salomo’ (1991) naar Israël geëmi-greerd.Het is vooral de derde groep, volkeren of stam-men, die nog wel allerlei tradities en herinnerin-gen aan het Jodendom hebben overgehouden, maar veelal andere godsdiensten aanhangen, die moeilijk is te traceren. Vaak ligt die band in verhalen over de afkomst van zo’n volk of stam, of in het voorkomen van Hebreeuwse namen en woorden in de taal, of in de overeenkomsten tussen de godsdienstige rituelen die in andere godsdiensten onbekend zijn. Twee voorbeelden kunnen dit verduidelijken.

De Lemba in Zuid-AfrikaTudor Parfitt heeft lange tijd onderzoek gedaan naar een Afrikaanse stam, de Lemba, in het Venda-gebied in Zuid-Afrika. Hoewel de onge-veer 30.000 leden van de stam zeiden dat ze een van de verloren stammen van Israël zijn, raakte Parfitt na grondig onderzoek daarvan niet overtuigd. Volgens zijn verslag in 1992 zijn de Lemba een vermenging van Arabieren, Indiërs en misschien Afrikaanse stammen. De rituelen van de stam zijn wel degelijk Semitisch, maar

het is onduidelijk of de wortel daarvan joods of islamitisch is. Toch liet hij de mogelijkheid open om in Afrika nakomelingen van de ver-dwenen stammen te vinden. Het Judaïsme was in het eerste millennium immers een actieve proselytiserende godsdienst. Joodse Berber-stammen doorkruisten de Sahara en nog tegen het einde van de 18e eeuw was er ten zuiden van Timboektoe een Joodse stam die door zijn moslimburen werd verafschuwd. Enige jaren later ging Parfitt weer terug om met nieuw ontwikkelde genetische studies verder onderzoek te doen. Het team verzamelde DNA monsters van de Bantoes (Afrika), inwoners van Jemen (Arabie), Sefardische en Azkenazi-sche Joden, inclusief de Coheniem (het pries-tergeslacht) uit beide tradities. Een opvallend resultaat was, dat het modale haplotype van het Y-chromosoom, karakteristiek voor de Joodse priesterschap, in dezelfde frequentie voorkomt onder de Lemba. Dit genetische kenmerk is het meest aanwezig in de Buba clan.Dit beschouwen velen als bewijs dat de Lemba inderdaad een Joodse oorsprong hebben.

Chin-Kuki-Mizo in IndiaIn het noorden van India leeft de stam Chin-Kuki-Mizo. Rabbijn Eliyahu Avichail, oprichter van Amishav (‘Mijn volk keert terug’), een organisatie die erop is gericht de tien verloren stammen van Israël terug te vinden, heeft deze stam Bnei Manashe genoemd. Hij gelooft, met veel leden van deze stam, dat de voorouder Manmasi eigenlijk Manasse is, de zoon van Jozef. Critici menen echter dat deze gelijkstel-

ling pas opgekomen is nadat de stammen in India door zende-lingen de Bijbel leerden kennen. In 2005 heeft een Sefardische opperrabbijn in Israël de claim van afstamming aanvaard. De afgelopen tijd zijn honderden stamleden, die tot het orthodoxe joodse geloof overgegaan zijn, naar Israël geëmigreerd.

Brits-IsraëlvisieIn de 17e eeuw kwam de gedachte op dat de Westeuro-

pese volken nazaten zijn van de verloren tien stammen. Het was vooral Richard Burton die deze overtuiging in veel geschriften uitdroeg. Burton wordt dan ook gezien als de grondleg-ger van de Brits Israël-visie. In recente tijd heeft Yair Davidy van de organisatie Brit-Am (‘Volk van het verbond’) zich sterk gemaakt voor deze visie. In Nederland wordt dit gedachtegoed uitgedragen door J. den Admirant. Volgens hem is het zeer opmerkelijk dat de drie namen voor Israël op de Rots van Behistun, namelijk Gimiri (Kimmiri), Scuten en Sakai, nog voortleven in Brittannië. De Welsh noemen zich Cymru. De naam Kimri leeft voort in de Krim, waar veel grafstenen met Hebreeuwse inscripties zijn gevonden. Zij leggen getuigenis af van de weg die Israël gegaan is. De naam Scythen (Scuthen) leeft voort in Schotten. In de Sakai herkennen we – aldus Den Admirant – de Saksen, volgens sommigen te verklaren als Saxons, zonen van (I)sak. ‘Indien de afleiding Saksen, van zonen van Sak (Isaäk) juist is, dan weten wij dat de Saksische bevolking in Nederland (Drenthe, Overijssel, Veluwe), Duitsland en Engeland van Israël afstamt.’Den Admirant is terughoudend als het over Zebulon gaat. Deze stam heeft in de zegen van Jakob (Gen.49:13) en in die van Mozes (Deut.33:18-19) met de zee en scheepvaart te maken, maar heeft in de bijbelse tijd niet aan de zee gewoond. ‘Spreekt Jakob hier profetische woorden die over de eeuwen heen reiken, tot in tijden dat Zebulon – met de andere noorde-lijke stammen naar Assyrië verbannen – een rustplaats bereikt (Jer.31:1) waar hij wel aan de zee woont?’ Davidy is minder terughoudend en meent dat Nederland bedoeld is: een land dat grenst aan water en veel aan zeevaart doet. De rots van Behistun speelt in de argumentatie een grote rol. Ten onrechte meent Den Admi-rant dat een Assyrische koning opdracht heeft gegeven tot het uitbeitelen van de rotswand. Het is namelijk de later levende koning Darius I van het Perzische rijk (522-486 v.Chr.) die dit gedenkteken heeft laten oprichten op de weg naar Ekbatana. Daarin vermeldt hij 23 volken die de Perzische god in zijn macht gegeven heeft, maar er is geen sprake van weggevoerde volken.

De namen Gimiri (Kimmiri), Scuten en Sakai zijn geen aanduidingen voor Israël, maar voor afzonderlijke volken, namelijk de Kimmeriërs en de Scythen. Na de ondergang van het Assyri-sche rijk was het verschil tussen beide groepen niet meer duidelijk en de Babylonische schrij-vers noemden beide volken Kimirri, terwijl daarna de Perzen hen aanduiden als Saka. Het waren echter verschillende volken en hun oor-spong is veel vroeger te traceren dan het begin van de ballingschap van een deel van de bevol-king van het Tienstammenrijk Israël. Er is enige overeenstemming op de klank af met de namen van westerse volken, maar daarmee is nog geen gelijkstelling aangetoond, of een herleiding van de naam tot het Hebreeuws.

Conclusie

De verdwenen tien stammen zijn niet goed meer te

onderscheiden. Grotendeels zijn zij achtergebleven in

het noordelijke gebied van Israël. Voor zover wegge-

voerd naar Assyrië zijn zij geassimileerd aan de daar

wonende volken. Het is zeker niet uitgesloten dat

sommige groepen verder getrokken zijn, maar daar-

over zijn geen gegevens bekend. Een deel van deze

weggevoerden kan zich aangesloten hebben bij de

latere inwoners van Judea en met hen teruggekeerd

zijn naar het land Israël. In ieder geval leeft bij de

teruggekeerden in de tijd van Ezra en Nehemia, en

ook in de groepering van Qumran en in het Nieuwe

Testament het besef dat de Joden het gehele Israël

vertegenwoordigen.

De zoektochten naar overgeblevenen van de tien

stammen levert af en toe resultaten op van groepen

die een godsdienstige of etnische verwantschap heb-

ben met het huidige Israël. In welke tijd er contacten

waren of van welke stam zij afkomstig zijn, is echter

nogal omstreden.

Literatuur

Land, J.G. van der, De tien stammen van Israël. Waar bleven

ze na de Assyrische deportaties, BGA 9-3 (2002) 1-7.

Admirant, J. den, Israël en Juda, in eenheid en verscheiden-

heid. Doorn: Johannes Multimedia, 2000-2001.

Page 5: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

8

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Achtergrond artikel

- Door Gordon van Veelen -

De afgelopen jaren is met veel bombarie

gesproken over de ‘onthutsende inhoud’ van

enkele apocriefe evangeliën. Zo mocht de

publicatie van de inhoud van het Evangelie

van Judas rekenen op veel belangstelling van

de media. Ook het al langer bekende Evange-

lie van Thomas was onderwerp van gesprek.

Het gaat hier om geschriften die staan in de

traditie van de gnostiek. Ze presenteren een

ander christendom dan de kerkvaders. Om

te weten hoe je dit soort geschriften moet

lezen, is het belangrijk iets te begrijpen van

de gnostiek. De schrijvers van het Nieuwe

Testament waarschuwden ons al voor deze

religieuze dwaalleer.

Naam en oorsprong van de ‘gnostiek’?De naam ‘gnostiek’ wordt gegeven aan een leer die was opgebouwd uit joodse, heidense en christelijke elementen. Het woord ‘gnostiek’ komt uit het Grieks (gnōsis) en betekent ‘kennis’. Vanaf de tweede eeuw presenteerde deze leer zich in een aantal gnostische systemen. Van-wege de gemeenschappelijke grondtrekken bij deze stelsels spreken we toch over ‘de’ gnostiek. Zoals de betekenis van het woord gnōsis al aangeeft, vormde het doel van deze beweging het verwerven van bijzondere kennis. Deze kennis betrof de geestelijke wereld: kennis over God of het goddelijke, over de hiërarchieën van engelen en machten en over het ontstaan van het geschapene en de mens. Deze kennis was niet alleen intellectueel. Zij diende als een leidraad om langs de weg van mystieke ervaring op te stijgen in de geestelijke wereld. Het eind-doel van die weg was het aanschouwen van de hoogste godheid of een mystieke eenwording met het goddelijke.

Het onderscheid tussen ‘christelijke’ en ‘niet-christelijke’ gnostiek is het al of niet voorkomen van de persoon van Jezus of ‘de Christus’ in het gnostische stelsel. De volgende bewegin-gen hebben een grote bijdrage geleverd aan de christelijke gnostiek:

De mysteriegodsdienstenZowel in Griekenland als in Egypte als in het Midden-Oosten bestonden vormen van gods-dienst die wij mysteriegodsdiensten noemen. Dit waren verlossingsgodsdiensten met als gemeenschappelijk kenmerk dat er een ge-heime leer, geheime rituelen of geheime teksten bestonden, die alleen aan de ingewijden werden bekendgemaakt. Degene die ingewijd wilde worden, moest onder zelfvervloeking beloven niets van de geheimen van de betreffende gods-dienst aan buitenstaanders bekend te maken. Vele details van de mysteriegodsdiensten zijn ons dan ook onbekend gebleven.

De Griekse filosofieDe zogeheten ‘ideeënleer’ van Plato (427-347 v.Chr.) heeft waarschijnlijk de grootste invloed gehad op de gnostiek. Volgens deze ideeënleer zou déze wereld niet de echte wereld zijn, maar slechts een afschaduwing van de werkelijke wereld, de wereld van de ideeën. De wereld van de ideeën is geestelijk van aard. Zij bevat van elk voorwerp (tafel, huis) of levend wezen (paard, koe) of van elk begrip (schoonheid, het goede) het volmaakte voorbeeld in de vorm van een geestelijke realiteit, ‘idee’ genaamd. De meeste kennis die de ziel in de ideeënwereld heeft opgedaan is echter vergeten of nog slechts sluimerend aanwezig. De filosoof tracht langs mystieke weg deze kennis opnieuw te schouwen en de herinnering op te frissen.

Apocriefe evangeliënen gnostiek

Bij Plato zelf was de interesse voor goden niet zo groot. Dit veranderde in het Neo-platonisme van Plotinus (205-270 n.Chr.). In deze school zocht men naar een mystieke vereniging met het Ene, met God. Deze beoefening van de mys-tiek ging gepaard met ascese (onthouding). De tweedeling tussen een hogere, geestelijke wer-kelijkheid en een lagere, stoffelijke werkelijkheid heeft een grote invloed gekregen op het Griekse denken en is ook bepalend voor de gnostiek. Het stoffelijke, materiële, lichamelijke wordt geminacht. Het enig belangrijke aan de mens is zijn geest, die men met God verwant acht.

Het hellenistische jodendomHet jodendom in de hellenistische wereld had zich tot een bepaalde hoogte aangepast aan de heidense leefomgeving. De joodse filosoof Philo van Alexandrië, een oudere tijdgenoot van de Here Jezus, was blijkens zijn boeken diep onder de indruk van de filosofie van Plato. Hij had alleen een probleem met de bescheiden plaats die Plato toekende aan de goden. Volgens Plato speelden de lagere goden een rol bij het rondleiden van de menselijke ziel door de idee-enwereld (vóór de geboorte). Philo wilde echter als jood vasthouden aan de eenheid van God. Daarom verving hij deze lagere goden door engelen. Kennis van de engelen, hun onderlinge rangorde en de machtsgebieden waarover zij heersten, maakte dan ook een belangrijk onder-deel uit van de speciale gnostische kennis.

De latere gnostiekDe belangrijkste bron van informatie over de vroege gnosis vormt de latere gnostiek. De gnostiek beschouwt de geest van de mens als uit God afkomstig, en daarom nauw aan Hem verwant. De geheime leringen van de gnostiek omvatten allereerst theorieën over de ongeluk-kige samenloop van omstandigheden waardoor de geest van de mens in een materieel lichaam gevangen is geraakt. In de latere gnostiek is er sprake van gedetailleerde schema’s, een soort van geslachtsregisters of stambomen, waarin het ontstaan van hogere en lagere engelen en tenslotte het ontstaan van de mens wordt be-schreven. In de tweede plaats omvat de kennis van de gnostiek een leer over de bevrijding van

Volgens de ideeënleer van Plato zou déze wereld niet de echte wereld zijn, maar

slechts een afschaduwing van de werkelijke wereld, de wereld van de ideeën.

Pla

to Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

9

Page 6: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

10

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

11

Achtergrond artikelde individuele menselijke ziel uit zijn materiële (lichamelijke) gevangenis en zijn (mystieke) terugkeer naar God, zijn oorsprong. Tussen God en de materiële wereld stonden echter de verschillende hemelmachten. Daarom moest de gnosticus kennis hebben over de rangorde van de vele hemelmachten die hij op zijn weg tot mystieke aanschouwing van God of eenwording met Hem zou tegenkomen. Uit het gnosticisme ontstond ook het zgn. libertinisme. Zij meenden, dat wat men in het lichaam deed, op geen enkele wijze van invloed was op de geest van de mens. Door hun min-achting voor het lichamelijke en het stoffelijke konden de gnostici niet geloven in een licha-melijke opstanding van de doden. Om dezelfde reden geloofden ze ook niet dat God iets verfoeilijks als een materiële wereld zou hebben geschapen. Dit moest het gevolg zijn van een ongelukkig toeval of het werk van een boosaar-dige macht, die zij de ‘demiurg’ (‘ambachtsman’, ‘schepper’) noemden. Libertijnse kenmerken: ‘Alles is geoorloofd’ De eerste brief van Paulus aan de gemeente van Korinte is een reactie op misstanden en dwalingen in de gemeente. De opgeblazen-heid en zelfingenomen houding van sommige Korintiërs wordt kennelijk niet getemperd door de toestand van onheiligheid en onreinheid waarin de gemeente zich bevindt (1Kor.5:2vv.). Blijkbaar interesseert dat de bewuste leraren niet. Deze onverschilligheid zou kunnen wijzen op libertinistische tendensen. De spreuk ‘alles is mij geoorloofd’ wordt kennelijk door hen gehanteerd (1Kor.6:12).

Dezelfde spreuk wordt gehanteerd wanneer het gaat om het eten van geofferd vlees (zie 1Kor.10:23). Naast ontucht was het eten van afgodenoffers een kenmerk van libertinistische gnostiek (vgl. ook Openb.2:14,20). De bedoelde dwaalleraars beroepen zich daarbij op ‘kennis’ (1Kor.8:1), kennis dat er geen afgoden bestaan (1Kor.8:4) en dat daarom kennelijk de afgo-denoffers niets voorstellen (1Kor.10:19). Een belangrijk argument tegen deze leer ontleent Paulus aan het OT, waar het offeren aan afgo-

den in verband wordt gebracht met het vereren van boze geesten en demonen. Achter de op zichzelf niet bestaande heidense afgoden (Zeus, Apollo etc.) verbergt zich een demonische wer-kelijkheid. Paulus waarschuwt dat gemeenschap met Christus in de maaltijd des Heren niet kan samengaan met gemeenschap met demonen d.m.v. offerfeesten (1Kor.10:14-22).

Ascetisch karakter: onthouding van seksuele gemeenschapOok bevat de brief aan de Korintiërs aanwij-zingen voor een ascetische stroming. Wanneer Paulus ingaat op vragen met betrekking tot huwelijk en seksualiteit, blijkt dat sommigen de normale seksuele gemeenschap binnen het huwelijk afwijzen (1Kor.7:1-5). Het gaat hier om een minachting voor het materiële, het licha-melijke, en daarmee ook voor de seksualiteit. Met deze ascetische denkwijze zou Paulus nog vaker geconfronteerd worden (comm. Kol.2:21; 1Tim.4:3), en we vinden deze gedachten in de latere gnostiek uitgebreid vertegenwoordigd. Paulus is echter van mening dat binnen het hu-welijk sprake behoort te zijn van een normale,

gezonde seksualiteit, waarbij de ene partner de andere niet tekort mag doen.

Ontkenning van de opstandingUiteindelijk ontkennen sommige Korintiërs zelfs de opstanding (1Kor.15:12). Hieruit blijkt overduidelijk een onderwaardering voor het stoffelijke en het lichamelijke. Paulus roept de Korintiërs op tot de rechte nuchterheid te komen en niet langer te zondigen, want volgens hem hebben de dwaalleraars absoluut geen ken-nis (agnōsia: onkunde, onwetendheid; verwant met gnōsis ‘kennis’) van God (1Kor.15:34). Bij zijn bestrijding van deze dwaalleer beroept Pau-lus zich in hoge mate op de ‘overgeleverde leer’ (1Kor.15:1vv.) betreffende de opstanding van de Here Jezus. De lichamelijke opstanding van Jezus Christus vormt het bewijs en de garantie dat ook de gestorven gelovigen lichamelijk zul-len worden opgewekt.

Gnostiek in de brieven van JohannesIn de eerste en tweede brief van Johannes wordt het docetisme bestreden. Johannes karakte-riseert de docetisten o.a. als werkers van de duisternis (1Joh.1:6; 2:11) en zij die denken geen vergeving van zonden nodig te hebben, omdat zij menen, dat zij niet zondigen (1Joh.1:8,10). Het zijn mensen die niet belijden dat Jezus Christus in het vlees gekomen is (1Joh.4:2; 2Joh.1:7) en bovenal belijden zij niet dat Hij de Christus is (1Joh.2:22). Johannes noemt de docetisten mede daarom antichristen (1Joh.2:18,22) en leugenaars (1Joh.3:10). Maar wat geloofden de docetisten nu precies?

Docetisme en het Evangelie van JudasDe zogenaamde ‘doceten’ (van het Griekse dokeō = schijnen) meenden dat Jezus Christus een bovenaardse geestelijke macht was, die om de mensen te verlossen een ‘schijnlichaam’ had aangenomen. Immers, hoe kon de absoluut gees-telijke God zich verbinden met een minderwaar-dig lichaam van vlees en bloed? Daarmee kwam automatisch de heilswaarde van Jezus’ lijden aan het kruis te vervallen; immers een schijnlichaam kan niet lijden. In het Evangelie van Judas is ook sprake van een docetische dwaalleer. Daar wordt Judas als held omschreven, die bijdroeg aan de

bevrijding van Jezus uit zijn sterfelijke lichaam. De kerkvaders echter bestempelden dit soort opvattingen terecht als ketters.

Gnostische leringen weerleggenMet zijn brieven maakt Johannes de gemeente weerbaar tegen een misleidende dwaalleer. Hij legt aan de gelovigen uit, dat reeds aan het we-reldsgezinde, liefdeloze en zondige gedrag van de dwaalleraars te zien is, dat zij God niet ken-nen. Vervolgens stelt hij, dat men zonder Jezus Christus die ter verzoening van de zonden ge-leden heeft, helemaal niet tot de Vader komen kan. De dwaalleraars die menen eenheid met God te kunnen ervaren buiten Jezus Christus om, hebben ongelijk, want ‘Wie de Zoon belijdt heeft de Vader; wie de Zoon loochent heeft ook de Vader niet’ (1Joh.2:24). Op de vraag hoe voormalige gelovigen tot een dergelijke dwaal-leer konden vervallen, antwoordt Johannes, dat zij nooit werkelijk tot de gemeente hebben behoord (1Joh.2:19). De lezers behoeven er echter niet bang voor te zijn, dat ook zij zullen worden misleid. Zij moeten slechts luisteren naar de Heilige Geest die in hen woont en hen leert en leidt (1Joh.2:27; 3:24). Wanneer zij op die manier liefde betonen aan medegelovigen, zullen zij vrijmoedigheid hebben op de dag van het oordeel (Joh.3:21; 4:17).

Dwaalleer in de gemeente vandaagIn iedere tijd, ook in de onze, treffen we binnen de gemeente van de Here Jezus Christus ver-gelijkbare aanpassingen aan. Steeds weer neigt men ertoe de inhoud van het Evangelie aan het eigen levensgevoel en het heersende mensbeeld aan te passen. In onze tijd zijn dat aanpassing aan het mensbeeld van de moderne menswe-tenschappen (o.a. sociologie en psychologie). Dan wordt het verlossingswerk van Christus bijvoorbeeld wel betrokken op de verandering van maatschappelijke structuren of de gene-zing van psychische trauma’s, maar niet op de verzoening van onze zonden. De gemeente van Christus behoort zich vandaag op dezelfde manier op te stellen als destijds: vasthouden aan het Evangelie dat ons door de apostelen is overgeleverd, waarbij de Heilige Geest Gods volbrachte werk toepast in onze levens.

Page 7: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

12

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Woordstudie

aanstoot nemen (vergelijk ons ‘struikelblok’). Ten tweede duidt Jezus Zelf in Matt.16:18 Petrus aan als een ‘rotssteen’ of ‘rotsblok’, een fundament waarop Hij Zijn gemeente zal bouwen, zodat het woord als zinnebeeld van vastheid en onwrikbaarheid gebruikt is (vgl. ook de twaalf fundamenten van het nieuwe Jeruzalem met de namen van de apostelen in Openb.21:14). Vergelijk voor de beteke-nis de volgende woordstudies in de studiebijbel: 2086 themelios ‘fundament’, 2700 lithos ‘steen’, 3218 oros ‘berg’, en 4078 spēlaion ‘grot, spelonk, hol’.

Het zelfstandig naamwoord (vrl.) petra be-

tekent (1) ‘rots’, en (2) ‘rotsblok, (een) rots-

steen’.

Het is allereerst het gewone woord voor ‘rots’, zowel voor een op zichzelf staande

berg van harde steen als voor een grotere rotsformatie of rotsketen. Voor dit laatste wordt vaak het meervoud ‘rotsen’ gebruikt, zoals in Matt.27:51, waar we lezen over de rotsen die scheurden door de aardbeving bij Jezus’ ster-ven. Het was in de Oudheid niet ongebruikelijk een graf in een rots uit te houwen (Marc.15:46 par.). Evenals in het buitenbijbelse Grieks wordt er in sommige gevallen, zoals uit het verband blijkt, op een van nature holle rots gedoeld, zo-dat men het woord kan weergeven met ‘rotshol, spelonk’, zoals in Openb.6:15 ‘de rotsholen van de bergen’ (vgl. vs.16, en in het OT bv. Jes.2:10 LXX). Elders gaat het om ‘rots’ als grondsoort, zodat het neerkomt op ‘rotsgrond’ (Luc.8:6,13; vgl. de afleiding 3544 petrōdēs ‘rotsachtig’). En zo is ‘rots(grond)’ door de vastheid en stevig-heid ervan een geschikte ondergrond voor het bouwen van een huis, waarover Jezus in een gelijkenis spreekt (Luc.6:48 par.). In 1Cor.10:4 heeft Paulus het over een ‘geestelijke rots’ die de Israëlieten tijdens de woestijntocht vergezelde, namelijk ‘de Christus’.

De tweede, meer speciale betekenis, waarbij het gaat om een blok dat van een rots afkomstig is of daaruit gehouwen, komt in het NT alleen in overdrachtelijke zin voor. Ten eerste vinden we het in de bekende aanhaling uit Jesaja: ‘Ik (na-melijk God) leg in Sion een steen van aanstoot en een rotsblok van struikeling (of: van erger-nis)’ (Rom.9:33; vgl. 1Petr.2:7-8), een beeldende aanduiding voor de Here Jezus, aan Wie velen

De betekenis van petraeen studie van het Griekse woord

petra

Word nu lid van het CvBvoor e 50 per jaar steunt u het werk van het CvB en profiteert u van:

• gratis het studiebijbel-magazine• actief mee discussiëren op alleen voor

leden toegankelijk internet forum• toegang tot een keur van artikelen

C E N T R U M V O O R B I J B E L O N D E R Z O E K

Waterschans 10, 3905 XR Veenendaal | Tel: 0318 503098 [email protected] | www.studiebijbel.nl

advertent ie

Page 8: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

14

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

15

Achtergrond artikel

- Drs. Gijs van den Brink -

In de discussie rond het schriftgezag komt

voortdurend de rol van het literaire karakter

of genre van de tekst ter sprake. Volgens ve-

len is de genrebepaling van doorslaggevende

aard voor de uitleg van een schriftgedeelte.

Men stelt dat wij de betekenis van teksten

slechts kunnen kennen als wij eerst begrijpen

tot welk literair genre ze behoren.

Met andere woorden, alleen wanneer je het genre van het boek Openbaring

hebt bepaald, kun je de ware betekenis van de beelden achterhalen. Ik betwijfel sterk of dit zo is. Een stripverhaal, tekenfilm of cartoon suggereert dat we met zuiver fictie te maken hebben. Getekende popachtige figuurtjes die met elkaar praten etc. Maar het is helemaal niet op voorhand uitgesloten dat de strip een weergave is van een historische gebeurtenis en de cartoon biedt vaak een spe-cifieke weergave van de werkelijk-heid. Dat het genre dus de betekenis van de tekst bepaalt, lijkt mij wat te kort door de bocht. Maar het meest problematisch is dat op deze wijze de visioenen in het boek Openbaring geen werkelijke visioenen zijn die Johannes in de geest ziet, maar literaire visioenen, literaire creaties van een auteur, die zou schrijven in het genre dat ‘apocalyp-tiek’ heet, een soort science fiction uit de eerste eeuw n.Chr. Voordat we over de visioenen komen te spreken, willen we in deze eerste aflevering nagaan hoe het boek Openba-ring zichzelf presenteert en of de conclusie van

Het boek is een rondzendbrief, bedoeld om rondgestuurd te worden aan zeven gemeenten in Klein Azië (hfst 2-3). Evenals de andere brie-ven in het Nieuwe Testament (bv. Kol.4:16), is het boek bedoeld om voorgelezen te worden ge-durende de wekelijkse samenkomst van de ge-meente (1:3; 22:6vv). Een opmerkelijk kenmerk van de schrijfstijl van de auteur is dat hij schrijft in de eerste persoon enkelvoud. Hoewel de autobiografische vorm niet uitgesloten is voor profetische of apocalyptische literatuur, komt deze toch het meest voor bij de briefvorm.Er zijn meerdere voorbeelden in de oudheid be-kend van brieven die goddelijke openbaringen, orakels of profetieën, doorgeven. Je kunt hier spreken van ‘profetische brieven’. Ook in het Oude Testament vinden we hiervan voorbeel-den (2Kr.21:12-15; Jer.29:4-23, 24-28, 30-32). De Openbaring van Johannes is een lange brief die een verhalende lijn vertoont, het is een gestruc-tureerd verhaal. De brief is apocalyptisch wat betreft het behandelde thema en profetisch in het bemoedigen en vermanen van de gemeenten.

Het karakter van het boek Openbaring (1)

Een profetisch geschriftWe zeiden al dat het boek opent met ‘apocalyps van Jezus Christus’. Nu is het zo dat het boek Openbaring zichzelf één keer ‘apocalyps’ noemt (1:1), maar vijf keer ‘profetie’ (1:3; 22:7,10,18v.; mogelijk ook 19:10). Dus hoewel Johannes zichzelf nergens een ‘profeet’ noemt, noemt hij het verslag van zijn visioenen wel een profe-tisch geschrift. De overgang van 1:1 naar 1:3 suggereert dat de twee woorden, ‘profetie’ en ‘apocalyps’, door Johannes min of meer als iden-tiek beschouwd worden. Openbaring lijkt zich te presenteren als een profetisch woord dat aan Johannes is gegeven en dat hij, net als de oud-testamentische profeten deden, te boek heeft gesteld. Evenals de profetieën vaak werden voorafgegaan door een roepingsvisioen (Jes. 6:1-13; Jer.1:4-19; Ezech.2:1-3:15), zo ook bij Johannes (1:9-20; 10:1-11). En net als de bood-schap van oudtestamentische profeten wortelt die van Johannes in de heilsdaden van God in het verleden, in dit geval in het verlossingswerk van God in Jezus Christus.

Kerkklokken op Patmos

een zgn. apocalyptisch genre aannemelijk is. Er staat hier namelijk nogal wat op het spel: zijn de visioenen in het boek Openbaring werkelijkheid of fictie?

Een briefIn hoofdstuk 1:4-6 krijgen we de indruk dat het boek een brief betreft. De aanhef die we daar aantreffen komt bijvoorbeeld overeen met die van de brieven van Paulus: Johannes - aan de zeven gemeenten in Asia - genade en vrede. Bij de beschrijving van de visioenen in hoofdstuk 4vv blijkt niet veel meer van een brief, maar in het slothoofdstuk wordt de briefvorm weer op-gepakt (22:21). Er zijn een aantal aanwijzingen dat we in het boek Openbaring met een brief te maken hebben.

Page 9: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

16

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

17

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Profetie of apocalyptiek?In de zogenoemde apocalyptische literatuur vindt men bijzondere openbaringen of onthul-lingen (Gr. apokalypsis), met name over het einde van de geschiedenis. We kennen nogal wat van dit soort geschriften uit de tijd tussen 200 v.Chr. en 200 n.Chr.: joodse geschriften (bijv. 1 en 2 Henoch, 2 en 3 Baruch, 4 Ezra, de Apocalyps van Abraham , het Testament van Abraham en dat van Levi 2-5) en vroegchris-telijke geschriften: boeken met visioenen (bijv. de Apocalyps van Petrus, die van Paulus en de Hemelvaart van Jesaja). Dat zulke boeken vaak ‘Apocalyps’ werden genoemd, komt vermoede-lijk door de tendens om de literaire vormen uit het Nieuwe Testament te kopiëren. Zo vinden we apocriefe ‘evangeliën’ (bijv. van Thomas, Filippus en Petrus), dito ‘handelingen’ (bijv. van Thomas, Petrus, Paulus en Johannes) en ‘brieven’ (bijv. van Paulus aan de Corinthiërs en de Laodicenzen). Het is daarom geen verrassing dat we ook apocriefe ‘apocalypsen’ tegenkomen.Ook in de profetische boeken van het Oude Testament komen we apocalyptische gedeelten tegen, bijv. Jes.24-27 en 56-66, Ezech.38-39, Joël 3-4, Zach.9-14 en Dan.7-12.Sinds de 19e eeuw gebruikt men de term apo-

calyptiek voor geschriften die qua vorm en in-houd lijken op Openbaring. Het ontstaan ervan wordt verklaard uit een versmelting van profetie en wijsheidsliteratuur (reeds de profeet Daniël wordt tot de ‘wijzen’ gerekend; 2:12,13,21). Als we Openbaring echter vergelijken met het Oude Testament en de latere ‘apocalyptiek’, is het door het grote aantal toespelingen op het Oude Testa-ment duidelijk dat Openbaring in de lijn van de oudtestamentische schriftprofeten staat.

Apocalyptiek een genre?Voor de apocalyptische literatuur wordt een hele reeks literaire en inhoudelijke kenmerken genoemd. De literaire trekken zijn pseudonimi-teit (schrijven onder de naam van iemand uit het verre verleden), beschrijving van visioenen, chronografie (het maken van een gestileerd tijdkundig schema van de geschiedenis), getal-lensymboliek (speculatie?), de figuur van de angelus interpres (de engel die uitleg geeft), de tendens om een verscheidenheid van literaire vormen te gebruiken (bijv. testament, klaag zang, hymne, wee). De meer karakteristieke inhoudelijke kenmerken zijn het nabije einde, pessimisme, dualisme (bijv. hemel-aarde, goed-slecht), determinisme (alles verloopt volgens

Literatuur:

D. Aune, Revelation I (Word Biblical Commentary 52A)

Dallas 1997

J.R. Michaels, Interpreting the Book of Revelation, Grand

Rapids 1992

Achtergrond artikel

een van tevoren vastgesteld plan), esoterisme (er worden geheimenissen geopenbaard), bi-zarre beelden, nadruk op individuele verlossing en het openbaren van een gedetailleerde kennis over het universum. Veel van zulke kenmerken komen overigens ook bij profetie voor. Van de kant van linguïsten is er echter kritiek op de wijze waarop theologen het begrip ‘genre’ definiëren. Er wordt te veel naar inhoudelijke kenmerken gekeken en te weinig naar formele. Over de vraag of apocalyptiek nu wel of niet een literair genre is, bestaat nog geen consensus. We kunnen vanuit een vergelijk met andere apocalyptische boeken uit het begin van onze jaartelling dan ook niet concluderen of Open-baring nu tot het genre ‘apocalyptiek’ behoort of bijv. apocalyptisch is in de visie op God en de wereld. Het is daarom ook niet mogelijk (als het al gewenst is) om op grond van het zogenaam-de. apocalyptisch genre conclusies te trekken met betrekking tot de wijze waarop de beelden in ‘apocalyptische geschriften’ uitgelegd moeten worden.

Verschillen tussen Openbaring en andere apocalyptische literatuurHoewel er over de apocalyptiek als genre nog veel onzeker is, en ondanks het gegeven dat Openbaring zich als brief presenteert, is het wel zo dat we van de dertig aangedragen apoca-lyptische elementen er wel ongeveer twintig in Openbaring aantreffen. Maar veel kenmerken zijn niet exclusief apocalyptisch en er zijn bo-vendien ook verschillen met de joodse apoca-lyptische literatuur.Zo is er ten eerste het wezenlijke kenmerk van de pseudonimiteit. In tegenstelling tot de joodse en vroegchristelijke ‘apocalyptische’ geschriften is Openbaring niet pseudoniem, d.w.z. niet op naam van een bekend figuur uit het verleden gezet. Dit maakte op bijv. Zahn zo’n indruk dat dit voor hem al voldoende was om Openbaring te kenmerken als authentiek en de andere apocalyptische boeken als imitaties. Ten tweede zijn de joodse apocalyptische ge-schriften bedoeld om privé te lezen en niet om in het openbaar voor te lezen. Een uniek karak-tertrek van Openbaring is echter dat het juist

bedoeld is om voorgelezen te worden (zie 1:3; 22:18). In tegenstelling tot andere boeken moet Openbaring niet verzegeld worden noch ge-heim blijven tot in de eindtijd (22:10; vgl. Dan. 8:26; 10:4; 12:4,9; 1Hen.1:2; 4Ezra12:12,35-38; 14:7). Ten derde doet de wijze waarop Johannes zijn visionaire ervaring beschrijft (‘in de geest’, 1:10; 4:2; 17:3; 21:10) meer denken aan de ervaringen van profeten als Jesaja en Ezechiël dan aan de hemelreizen in de latere apocalyptische boeken. Ten vierde komen dialogen tussen hemelse ver-tegenwoordigers en de ontvanger van de visioe-nen, die heel algemeen zijn in de buitenbijbelse apocalyptische literatuur, in Openbaring maar één keer voor (7:13-17).

ConclusieAls Openbaring een ‘apocalyps’ is, dan toch beslist anders dan de overige apocalyptische literatuur. Evenals bijvoorbeeld het boek Daniël kunnen we Openbaring het beste classificeren als een mengvorm van verschillende genres. Het is een (a) apocalyptische (b) profetie (c) in briefvorm. Literatuurwetenschappers brengen naar voren dat de grote werken uit de geschie-denis doorgaans niet tot één bepaald genre behoren; het zijn hoogst individuele creaties, die de tot dan bekende indelingen en vormen doorbreken.

(Volgende keer over profeten en visionaire ervaringen in Openbaring)

‘Want zoals de bliksem licht geeft wanneer hij van de ene naar de andere kant van de hemel flitst, zo zal de Mensenzoon

verschijnen.’ - Lucas 17:24

Page 10: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

18

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

19

Voorpublicatie / studiebijbel 2 Kronieken 20 : 20-23Dit is een voorpublicatie uit deel 5 van de serie Studiebijbel Oude Testament.

3063

hfld˚hyillÓh˚d‰

naar Juda

935

£yi'A–bahhaBBA'Óm

de komenden

2022 + 8165

ryivEW-rahÃww¸har-WEvÓr

en gebergte Seïr

4124

bA'ÙmmÙ'AbMoab

5983

§ÙGmavvammÙnAmmon

5921 + 1121

y≈n¸–b-lavval-B¸nÍ

tegen de kinderen van

693

£yibËrA'¸mm¸'Ar¸bÓmhinderlagen

3068

h√whÃyyhwh

de HERE

5414

§at√nnAtanstelde

8416

hAGlih¸t˚˚t¸hill‰

en lofprijzing

7440

h√FnÊr¸bb¸rinn‰

met vreugdegejubel

2490

˚GlExEhhExEll˚

zij begonnen

6256

tEv¸b˚˚b¸vEt

En met de tijd

22 2617

:Ù–d¸saxxasDÙ:

zijn genade

5769

£AlÙv¸ll¸vÙlAm

voor eeuwig (is)

3588

yi–kKÓ

want

3068

h√whyallayhwh

de HERE

3034

˚dÙhhÙd˚looft

559

£yÊr¸mO'Ãww¸'Om¸rÓm

en zeggenden

2502

¶˚lAxehhexAl˚c

de bewapende(n)

6440

y≈n¸pillipnÍ

voor het aangezicht van

3318

t'Ec¸–bB¸cE't

bij het uitgaan

1927 + 6944

HÂdOq-tfirËdah¸ll¸hadrat-qOdeH

voor de glorie van heiligheid

1984

£yil¸lah¸m˚˚m¸hal¸lÓm

en lofzingenden

3068

h√whyallayhwh

voor de HERE

7891

£yÊr�rOH¸mm¸HOr·rÓm

zangers

5975

dEm·v¬Cy¬wwayyav·mEd

en hij stelde op

413 + 5971

£AvAh-le''el-hAvAm

met het volk

3289

¶av√Fw«Cy¬wwayyiwwAvac

En hij raadpleegde

21

6743

:˚xyil¸cahÃww¸haclÓx˚:

en jullie zullen welslagen

5030

wyA'yibÃnibbinbÓ'Ayw

op zijn profeten

539

˚nyim·'ahha'·mÓn˚vertrouwt

539

˚nEmA'EtÃww¸tE'AmEn˚

en jullie zullen bevestigd worden

430

£ekyEh»lÈ''ÈlOhÍkemjullie God

3068

h√whya–bBayhwh

op de HERE

539

˚nyim·'ahha'·mÓn˚vertrouwt

3389

£ialAH˚rÃyy¸r˚HAlaim

Jeruzalem

3427

yEb¸HOyÃww¸yOH¸bÍ

en inwoners van

3063

hfld˚hÃyy¸h˚d‰

Juda

8085

y«n˚vAm¸HH¸mAv˚nÓ

luistert (naar) mij

559

rem'◊Cy¬wwayyO'mer

en zei

3092

XApAHÙhÃyy¸hÙHApAX

Josafat

5975

damAvvAmadstond

3318

£At'Ec¸b˚˚b¸cE'tAm

en bij hun uitgaan

8620

fivÙq¸GtT¸qÙÚvTekoa

4057

ra–bËdim¸ll¸midBar

naar de woestijn van

3318

˚'¸c≈Cy¬wwayyEc¸'˚

en gingen uit

1242

r’qO–babbaBBOqer

in de morgen

7925

˚myi–k¸H¬Cy¬wwayyaHKÓm˚

En zij stonden vroeg op

20 20 SV En zij maakten zich des mor-gens vroeg op, en trokken uit naarde woestijn van Thekóa; en toen zijuittrokken, stond Jósafat en zeide:Hoort mij, o Juda, en gij, inwonersvan Jeruzalem! Gelooft in de HEE-RE, uw God, zo zult gij bevestigdworden; gelooft aan Zijn profeten,en gij zult voorspoedig zijn. || NBGtrad Josafat naar voren || WV De vol-gende ochtend trokken ze in allevroegte ... en uw welslagen is verze-kerd.’ || GNB toen zij op het puntstonden ... u zult sterk staan, || NBVBij hun vertrek ... sprak hen alsvolgt toe: ... en u zult standhouden,

21 SV Hij nu beraadslaagde met hetvolk, en hij stelde de HEERE zan-gers, die de heilige Majesteit prijzenzouden, voor de ten strijde toege-rusten uitgaande en zeggende: Looftde HEERE, want Zijn goedertie-renheid is tot in eeuwigheid! || NBGdie ... een lied zongen en Hem loof-den in heilige feestdos, || WV Naoverleg met het leger liet ... de muzi-kanten in hun heilige gewaden ...eeuwig duurt zijn barmhartigheid.’ ||

GNB stelde hij aan de spits van hetleger enkele mannen in feestgewa-den op om ... muziek te maken ...‘Breng eer aan de Heer, want eeuwigduurt zijn liefde!’ || NBV wees hijzangers aan om de lof ... te zingen.... de heilige glorie prijzend ... eeu-wig duurt zijn trouw.’

22 SV Op de tijd nu, toen zij aan-hieven met een vreugdegeroep enlofzang, stelde de HEERE hinderla-gen tegen de kinderen Ammons,Moab, en die van het gebergte Seïr,die tegen Juda gekomen waren; enzij werden geslagen. || NBG liet deHERE ... uit hinderlagen overvallen,|| WV dat ze jubelend ... zodat zezware verliezen leden. || GNB Zodrazij begonnen te juichen ... bracht ...in verwarring. || NBV zorgde deHEER ervoor dat ... vanuit verdektestellingen werden belaagd,

23 SV Want de kinderen Ammonsen Moab stonden op tegen de inwo-ners van het gebergte Seïr, om teverbannen en te verdelgen; en toenzij met de inwoners van Seïr een

2Kronieken 20:20-23 452

5975

˚d¸mav¬Cy¬wwayyavamd˚

En stonden

23 5062

:˚p≈g√Fn«Cy¬wwayyinnAgEp˚:

en zij werden verslagen

1121

y≈n¸–bB¸nÍ

de kinderen van

453 2 Kronieken 20

25De ‘ woestijn van Tekoa’ is het woestijnachtige gebiedbij Tekoa (Khirbet Tequ’a), 16 km onder Jeruzalem.

26Josafats redevoering bevat een woordspeling met ver-buigingen van het werkwoord 'mn. In de hif‘il bete-kent het ‘vertrouwen, geloven’ (hier ha'·mÓn˚), in denif‘al ‘bevestigd worden’ (hier w¸tE'AmEn˚). Vgl.Jes.7:9, waar dezelfde woordspeling voorkomt.

27In l¸hadrat-qOdeH (vgl. 1Kr.16:29; Ps.29:2; 96:6)wordt hadar‰ vaak vertaald met ‘uitdossing’, zodat deuitdrukking neerkomt op ‘heilig uitgedost, met heiligekleding’ (zie WV; GNB ‘feestgewaden’, vgl. NBG). UitSpr.14:26 en omdat bij hAlal ‘lofzingen’ gewoonlijkwordt vermeld wie of wat geprezen wordt, blijkt echterdat het woord beter vertaald kan worden met ‘glorie,majesteit’ (vgl. NIDOTTE 1, p. 1015). ‘Voor de heiligeglorie’ of ‘voor de heilige majesteit’ (SV, NBV), ver-wijst dan naar de macht en majesteit van God. Overi-gens geeft NaB qOdeH niet weer met ‘heiligheid’, maarmet ‘heiligdom’. Deze vertaling past echter niet in decontext, omdat de gebeurtenissen zich niet bij de tem-pel afspelen, maar in de woestijn van Tekoa (vs.20).

28KÓ kan redengevend zijn (‘want’, bv. SV, NBG), maarook een nadrukkelijke bevestiging (‘zo is het, zeker’),waarbij het onvertaald kan worden gelaten (bv. NBV).xesed komt in het OT veelvuldig voor met betrekkingtot de HERE en staat voor Gods genade, barmhartig-heid en (verbonds)trouw. Vgl. o.a. 1Kr.16:34; Ps.136.Vermoedelijk onder invloed van het woordgebruik indeze verzen voegen diverse Hebreeuwse handschriftenen Syr. hier de woorden ‘want Hij is goed’ toe na ‘looftde HERE’, maar MT is oorspronkelijk.

29‘De HERE stelde hinderlagen’ geeft aan dat de gebeur-tenissen geen toevallige samenloop van omstandighe-den zijn, maar door de HERE geleid. Sommigen den-ken hier aan een engelenleger (vgl. 2Sam.5:24; 2Kon.7:5-7; 19:35, waar overigens nergens sprake is van een

militaire confrontatie, zoals hier). De woorden kunnenechter ook inhouden dat een menselijk leger door deHERE gebruikt wordt om zijn plan te realiseren (vgl.Jes.13:4; Jer.25:9). Dat roept de vraag op naar de iden-titeit van de overvallers. Dat het om Judese troepenzou gaan, is in deze context niet aannemelijk, omdatdit op gespannen voet staat met de beschrijving vanJosafats handelen. Evenmin is het waarschijnlijk dat wemoeten denken aan de Edomieten, die in die tijdvazallen van Juda waren (zie uitleg vs.1); een eigen-machtig militair ingrijpen op Juda’s grondgebied zouongetwijfeld als verraad worden opgevat. Anderen heb-ben daarom voorgesteld dat het gaat om een deel vande coalitietroepen zelf, dat – nu zij ongehinderd zo verJuda in zijn gekomen – wil afrekenen met de anderedeelnemers aan de coalitie, in de hoop zelf een grotereoorlogsbuit te verkrijgen. In dat geval is de verwarringdie ontstaat (vs.23) geen misverstand, maar een reactieop de realiteit. Ook is het mogelijk te denken aannomadenstammen uit de omgeving die het vijandelijkleger overvallen (wellicht in de hoop op oorlogsbuit).

30‘Zonen van Seïr’, zie uitleg vs.1. ‘Slaan met de ban’houdt in dat de legers geheel vernietigd worden (vgl.1Kr.4:41). Vaak heeft dit woordgebruik een godsdien-stige betekenis (zie Excurs 9 ‘Vreemdelingen’ in SBOT3, par. 4.2), maar hier hoeft dat niet zo te zijn.

31micPah ‘hooggelegen plaats, uitkijktoren’ komt in hetOT enkele malen voor als plaatsnaam (bv. Ri.11:29 inRamot-Gilead; 20:1 in Juda), maar geen van de beken-de plaatsen met deze naam ligt in de omgeving vanTekoa (vs.20). Daarom kunnen we dit woord betervertalen als zelfstandig naamwoord, waarbij we ver-moedelijk niet moeten denken aan een letterlijke uit-kijktoren (vgl. SV, NBG, NaB), maar aan een natuur-lijke hoogte vanwaar men de omgeving kan overzien(vgl. WV, GNB, NBV).

De overwinning geschonken (20:20-30)De volgende morgen trekt Josafat met zijn troe-pen op naar de woestijn van Tekoa.25 Daarspreekt Josafat het volk toe. Hij roept het op tevertrouwen op de HERE en het profetischewoord (vs.20).26 Het geloof waartoe Josafat op-roept, is echter geen lijdzaam afwachten, maareen handelen in gehoorzaamheid aan het woorddat de HERE door Jachaziël gesproken heeft. Dekoning overlegt met het volk en stelt het leger inslagorde op (vs.21). In de voorhoede plaatst hijechter niet zijn keurtroepen, maar zangers dieeen lofzang aanheffen voor de majesteit27 vanGod met de woorden: ‘Looft de HERE, wanteeuwig duurt zijn trouw’28 (vgl. 5:13; 7:3). Het

is een lofzang gezongen in geloof: de trouw vande HERE wordt bezongen nog voordat de verlos-sing zichtbaar is.Het geloof van de koning en het volk wordt nietbeschaamd. Op het moment dat de zangers delofzang aanheffen, laat de HERE de troepen vande vijandelijke coalitie vanuit hinderlagen over-vallen (vs.22).29 Kennelijk verdenken de vijan-den elkaar van het onheil, want de coalitie valtuiteen en de Ammonieten en Moabieten rakenslaags met elkaar, nadat zij eerst de stammen uitSeïr hebben aangevallen (vs.23; vgl. Ri.7:22).30

Op het moment dat het leger van Juda het kampkan overzien,31 is duidelijk dat de Israëlieten vande vijand niets meer te vrezen hebben: zij zien

Page 11: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

20

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

21

6010

qemEv¸ll¸vEmeq

in dal van

6950

˚l·hŸq«nniqh·l˚

zij verzamelden zich

7243

yivibËrAhhAr¸bivÓ

de vierde

3117

£ÙCyab˚˚bayyÙm

En op de dag

26 7227 + 1931

:'˚h-bfirrab-h˚':veel die

3588

yi–kKÓ

want

853 + 7998

lAlAKHah-te''et-haHHAlAl

de buit

962

£y«zÃzO–bBOz¸zÓm

plunderenden

7969

hAHÙl¸HH¸lÙH‰

drie

3117

£yim√yyAmÓmdagen

1961

˚y¸h«Cy¬wwayyihy˚

en zij waren

4853

'AKWammaWWA'dragen

369

§yE'¸ll¸'Ín

tot niet

8705

£ehAllAhem

voor zichzelf

5337

˚l¸Fc¬nÃy¬wway¸nacc¸l˚

en zij plunderden

2530

tÙdum·xx·mudÙtkostbare

3627

yEl¸k˚˚k¸lÍ

en voorwerpen

6297

£yÊr√g¸p˚˚p¸gArÓmen lijken

7399

H˚kËr˚˚r¸k˚H

en bezit

7230

bOrAllArOb

in overvloed

8700

£ehAbbAhem

onder hen

4672

˚'¸c¸m«Cy¬wwayyimc¸'˚

en zij vonden

853 + 7998

£AlAl¸H-te''et-H¸lAlAm

hun buit

962

zObAllAbOz

om te roven

5971

ÙGmavÃww¸vammÙ

en zijn volk

3092

XApAHÙhÃyy¸hÙHApAX

Josafat

935

'◊b√Cy¬wwayyAbO'En kwam

25 6413

:hAXyEl¸KpP¸lÍX‰:

ontkoming

369

§yE'Ãww¸'Ín

en geen

776

hAcËra''arc‰

ter aarde

5307

£yil¸pOnnOp¸lÓm

vallenden

6297

£yÊr√g¸KpP¸gArÓm

lijken

2005

£√FnihÃww¸hinnAm

en zie zij

413 + 1995

§ÙmAheh-le''el-hehAmÙn

tot de menigte

6437

˚n¸p«Cy¬wwayyipn˚

en zij wendden zich

4057

rA–bËdiGmallammidBAr

van de woestijn

5921 + 4707

heKp¸ciGmah-lavval-hammicPeh

bij de wachttoren

935

'A–bBA'

kwam

3063

hfld˚hy«wwÓh˚d‰En Juda

24

4889

:tyix¸Ham¸ll¸maHxÓt:

tot vernietiging

376 + 7453

˚hEv„r¸–b-Hyi''ÓH-B¸rEvEh˚

ieder tegen zijn naaste

5826

˚rÃzAvvAz¸r˚

hielpen

8165

ryivEWWEvÓrSeïr

3427

yEb¸HÙy¸–bB¸yÙH¸bÍ

tegen de inwoners van

3615

£AtÙGlak¸k˚˚k¸kallÙtAm

en bij hun beëindigen

8045

dyim¸Hah¸l˚˚l¸haHmÓd

en om uit te roeien

2763

£yÊr·xah¸ll¸hax·rÓm

om hen met de ban te slaan

2022 + 8165

ryivEW-rahhar-WEvÓr

het gebergte van Seïr

5921 + 3427

yEb¸HOy-lavval-yOH¸bÍ

tegen de inwoners van

4124

bA'Ùm˚˚mÙ'Ab

en Moab

5983

§ÙGmavvammÙnAmmon

einde gemaakt hadden, hielpen zijde een de ander ten verderve. || NBGom hen met de ban te slaan || WVom ze te vernietigen en ... Nadat ze... hadden afgeslacht, brachten ze el-kaar om het leven. || GNB gingen ...te lijf ... moordden zij elkaar uit. Zoleden zij de nederlaag. || NBV raak-ten slaags met de bewoners ... endoodden hen tot de laatste man. ...stortten ze zich op elkaar.

24 SV Toen nu Juda tot de wachtto-ren in de woestijn gekomen was,wendden zij zich naar de menigte;en ziet, het waren dode lichamen,liggende op de aarde, en niemandwas ontkomen. || NBG keerden zijzich naar het krijgsvolk, || WV Toende Judeeërs op het punt gekomenwaren, waar ze de woestijn kondenoverzien en naar het leger uitkeken,|| GNB op een hooggelegen plek inde woestijn waren aangekomen, ke-ken zij naar beneden ... de vijandenlagen dood op de grond,

25 SV Jósafat nu en zijn volk kwa-men, om hun buit te roven, en zijvonden bij hen in menigte, zowelhave en dode lichamen, als kostbaargereedschap, en namen voor zichweg, totdat zij niet meer dragenkonden; en zij roofden de buit driedagen, want daarvan was er veel. ||

NBG have als klederen en kostbaar-heden; || WV Nu ging Josafat metzijn leger eropaf om de buit te be-machtigen; tussen de lijken vondenze allerlei goederen en kostbarevoorwerpen in overvloed. ... dat hetniet te vervoeren was; ... waren zebezig met het binnenhalen van debuit, || GNB ze vonden zo’n rijkebuit aan lastdieren || NBV Ze troffeneen grote kudde vee aan, en goede-ren, kleding ... Ieder verzameldemeer dan hij dragen kon.

26 SV En op de vierde dag verga-derden zij zich in het dal vanBerácha, want daar loofden zij deHEERE; daarom noemden zij denaam van die plaats het dal vanBerácha, tot op deze dag. || NBG hetDal der Lofprijzing: ... hieromnoemt men die plaats || WV daaromheet die plek || GNB hielden zij een

2Kronieken 20:24-26 454

1288

˚k�rE–bBEr·k˚

zij loofden

3588 + 8033

£AH-yi–kKÓ-HAm

want daar

1294

hAkflr¸–bB¸rAk‰

lofzegging

7121

˚'Ër“qqAr'˚

men noemt

5921 + 3651

§E–k-lavval-KEndaarom

853 + 3068

h√whÃy-te''et-yhwhde HERE

1294

hAkflr¸–bB¸rAk‰

lofzegging

6010

qemEvvEmeq

dal van

1931

'˚hahhah˚'

die

4725

£ÙqAGmahhammAqÙm

de plaats

853 + 8034

£EH-te''et-HEm

de naam van

455 2 Kronieken 20

32In plaats van bAhem ‘onder hen’ (gevolgd door SV,NBG, WV) heeft LXX gelezen b¸hEm‰ ‘vee’ (gevolgddoor GNB, NBV, NaB). Als deze lezing correct is, zul-len we concreet moeten denken aan lastdieren die methet leger meetrokken. Anderzijds is echter opgemerktdat de route die de troepen namen (zie uitleg vs.16)veel te steil was voor lastdieren, wat dan eerder pleitvoor de tekst van MT. In plaats van p¸gArÓm ‘lijken’lezen sommige handschriften en Vulg b¸gAdÓm ‘gewa-den’ (vgl. NaB). Hoewel dit beter past bij de opsom-ming van de oorlogsbuit, geniet de tekst van MT devoorkeur vanwege het gewicht van de tekstgetuigen enomdat tekstwijziging van ‘lijken’ naar ‘gewaden’ beterte verklaren is dan andersom (vgl. SV, NBG, NBV).

33Sommigen laten vEmeq B¸rAk‰ onvertaald (NBV),anderen vertalen het deels als ‘dal Beraka’ (SV, GNB).Geheel vertaald is het ‘Dal van de Lofprijzing’ (NBG,WV) of ‘Dal van de zegening’ (NaB). Het is duidelijkdat het dal zijn naam dankt aan de gebeurtenissen diein dit vers beschreven worden (de eerste naamsvermel-ding in dit vers grijpt dan ook vooruit op hetgeen ver-volgens meegedeeld wordt). In het verleden werd hetdal Beraka vaak geïdentificeerd met de wadi el-Arrubbij Khirbet Berikut, dat in naam verwant is met B¸rAk‰‘zegen’ of B¸rEk‰ ‘poel’ (de wadi heeft verschillendebronnen en poelen), ten westen van het oude Tekoa

(zie uitleg vs.20). Tegenwoordig denkt men echter eer-der aan het dal bij el-Baqvah, eveneens in de buurt vanTekoa, vanwege de ligging ervan langs de bergweg vanEngedi via Betlehem naar Jeruzalem (zie uitleg vs.16;el-Arrub ligt niet langs deze bergweg). Zie ADB I 674-675. Elders in het OT wordt nog gesproken over het‘dal van Josafat’ (Joël 4:2,12[V3:2,12]). Geografischgezien moet dit van het hier genoemde dal onderschei-den worden (meestal identificeert met het met hetKidrondal bij Jeruzalem), maar de daar genoemde aan-duiding wordt vaak wel in verband gebracht met de indit hoofdstuk beschreven gebeurtenissen.

34Het eerste instrument dat genoemd wordt is een nEbel‘harp’. Deze is iets groter dan de kinnÙr ‘lier’ (een klei-ne harp). Beide snaarinstrumenten worden, al dan nietsamen met de x·cOc¸r‰ ‘trompet’ (zie uitleg Num.10:2) en soms nog andere instrumenten, genoemd alsmuziekinstrumenten van de tempelmusici, die zijgebruiken om de HERE te loven (1Kr.15:16,24,28;2Kr.5:12; vgl. 1Kr.13:8). Zo wordt niet alleen uit hetgegeven dat men naar de tempel trekt, maar uit heel dewijze waarop de feestelijke optocht hier gestalte krijgtduidelijk dat het niet om een gewone triomftocht gaatwaarbij de koning als overwinnaar wordt binnenge-haald, maar om een optocht waarin de HERE geprezenwordt om de overwinning die Hij geschonken heeft.

slechts lijken, niemand is ontkomen (vs.24). Debuit die is achtergebleven, is zo omvangrijk, datJosafat en de zijnen drie dagen nodig hebben omhet kamp te plunderen (vs.25).32 De buit is zogroot dat deze niet meer te dragen valt.Op de vierde dag komt het volk opnieuw bijeenin het dal, waar zij de Here loven om de over-winning die Hij geschonken heeft (vs.26). Daar-om draagt het dal vanaf die dag de naam ‘Dalvan de Lofprijzing’.33 Vol blijdschap vanwege deoverwinning die de HERE geschonken heeft, ke-ren Josafat en zijn mannen daarop terug naar Je-ruzalem (vs.27). Onder begeleiding van snaar-en blaasinstrumenten trekken zij naar de tempel(vs.28).34

Als de volken om Juda heen horen hoe de Herezijn volk te hulp is gekomen, valt de schrik vanGod op hen (vs.29; vgl. 17:10). Het koninkrijkvan Josafat heeft voortaan rust (vs.30; vgl.14:1,5; Joz.11:23).

De gebeurtenissen uit dit hoofdstuk benadruk-ken de centrale plaats van de tempel en de tem-

peldienst: de Israëlieten verkeren in nood, maarde HERE schenkt uitredding als het volk zichverootmoedigt in zijn tempel. In dit geval houdtdie uitredding zelfs in dat Israël niet zelf hoeft testrijden: de HERE voert de strijd voor zijn volk.Het enige dat van Israël gevraagd wordt, is ver-trouwen op het woord van de HERE. De woor-den ‘Looft de HERE, want eeuwig duurt zijntrouw’, waarmee de levitische tempelmusici deHERE prijzen, vormen een soort refrein in 1-2Kronieken (vgl. 1Kr.16:34; 2Kr.5:13; 7:3), datterugkeert in sommige Psalmen (bv. Ps.106:1;107:1; 118:1-4; 136:1-26). Ze bezingen de ver-bondstrouw van de HERE, die in dit hoofdstuktot uiting komt doordat Hij het land beschermtdat Hij aan Abrahams nageslacht beloofd heeft(vgl. vs.7).Voor de Israëlieten die na de ballingschap warenteruggekeerd naar Juda en omringd werden doorvolken die vele malen sterker waren, moet diteen grote bemoediging zijn geweest en tegelij-kertijd een aansporing de dienst aan de HERE inde tempel in ere te houden.

Voorpublicatie / studiebijbel 2 Kronieken 20 : 20-23

Bezoek voor meer informatie de website www.studiebijbel.nl.

Page 12: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

23

actualiteiten Archeologische actualiteiten

Zilveren munt uit tijd van JezusIn een afvoerkanaal in Jeruzalem uit de tijd van het

Nieuwe Testament is een munt van een halve shekel

aangetroffen. Munten van deze waarde werden gebruikt

om de tempelbelasting te betalen (Mat.17:24-27). Ver-

moedelijk is iemand die van plan was dit te doen de munt

op weg naar de tempel verloren en is de munt in het

afvoerkanaal gevallen. Het gaat om een zilveren munt die

in 22 na Chr. in Tyrus geslagen is.

http://www.antiquities.org.il/article_Item_eng.asp?sec_

id=25&subj_id=240&id=1353&module_id=#as

Archeologische parkenOp 2 april 2008 is in Israël een nieuw archeologisch natio-

naal park geopend: het Tel Zafit National Park

(zie http://gath.wordpress.com/2008/04/04/opening-of-

the-tel-zafit-national-park/), waar de opgravingen van de Filistijnse plaats Gath te

bezichtigen zijn. Uit de opgravingen blijkt dat Gath tus-

sen ca. 1200 en 830 v.Chr. een bloeiende stad was. De

stad is rond 830 verwoest door Hazaël (2Kon.12:17) en de

resten van belegeringswal zijn nog duidelijk zichtbaar (al

zijn deze niet in het archeologisch park opgenomen). In

november 2005 is een potscherf gevonden met een naam

die verwant is aan Goliath

(http://www.washingtonpost.com/wp-dyn/content/arti-

cle/2005/11/13/AR2005111300315.html).

Op 3 april 2008 werd bekend dat ook in Tiberias vermoe-

delijk nog deze zomer een archeologisch nationaal park

geopend zal worden, waar opgravingen uit de Romeinse

tijd te bezichtigen zijn, bedoeld om een beeld te schetsen

van de stad zoals die door Herodes Antipas is gebouwd en

zoals deze bestond in de tijd van Jezus. Zie http://www.

jpost.com/servlet/Satellite?cid=1207159745783&pagena

me=JPost/JPArticle/ShowFull.

Koninklijke zegel van Izebel gevonden?In 1964 werd een zegel (van een zegelring) gepubliceerd

in het Israel Exploration Journal. Het zegel bevat de

Hebreeuwse letters I-z-b-l. Hoewel N. Avigad, de auteur

van het artikel, wel de overeenkomst met de naam Izebel

onderkende, twijfelde hij aan de gelijkstelling. Mw.

Korpel, verbonden aan de universiteit van Utrecht, heeft

onlangs argumenten aangedragen om het zegel toch toe

te schrijven aan de beruchte koningin.

http://www.bib-arch.org/bswb_BAR/indexBAR.asp?PubID=

BSBA&Volume=34&Issue=2&ArticleID=6

Zegel uit het oude JeruzalemDe archeologe Eilat Mazar heeft in januari 2008 een zegel

(van een zegelring) gevonden in Jeruzalem. Zij dacht eerst

de naam ‘Temach’ te lezen en verbond dat met Nehemia

7:55. Andere onderzoekers wezen er echter op dat de

letters in een zegel in spiegelbeeld staan. Wanneer er een

afdruk van het zegel gemaakt wordt, komt er Selomit te

staan. De naam Selomit komt diverse malen voor in de

Bijbel, o.a. in 1Kr.3:19 en Ezra 8:10. Mw. Mazar heeft dit

inmiddels geaccepteerd. Het zegel bevat een afbeelding

van twee personen aan weerskanten van een altaar. Daar

boven is een halve maan afgebeeld.

http://www.bib-arch.org/mazar/bswbMazarIntro.asp

Een nieuwe theorie over de bouw van piramidenhttp://www.archaeology.org/0705/etc/pyramid.html

Aardewerk uit tijd van SalomoBij opgravingen in Jeruzalem is aardewerk aangetrof-

fen uit de tijd van de tempel van Salomo. Volgens onder-

zoekers kan de vondst meer inzicht geven in het bepalen

van de omvang van Salomo’s tempel. De vondsten zijn

belangrijk, omdat er nauwelijks archeologische gege-

vens uit deze periode beschikbaar zijn. Zie http://www.

antiquities.org.il/article_Item_eng.asp?sec_id=25&subj_

id=240&id=1282&module_id=#as

Gebouw uit tijd van het NTOp 16 januari 2008 werd bekendgemaakt dat bij op-

gravingen in Jeruzalem resten van een groot gebouw

aangetroffen zijn uit de tijd van het Nieuwe Testa-

ment. De betrokken archeologen nemen vooralsnog

voorzichtig aan dat het gaat om een bouwwerk van

de familie van koningin Helena van Adiabene, die zich

bekeerd had tot het Jodendom. Het gebouw illustreert

de wanhoop die zich van de inwoners van Jeruzalem

meester maakte toen de stad in 70 werd ingenomen,

doordat in de kelder vluchtgaten zijn gehakt waardoor

de bewoners probeerden te ontvluchten. Zie http://www.

antiquities.org.il/article_Item_eng.asp?sec_id=25&subj_

id=240&id=1314&module_id=#as

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

22

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Boekbespreking

Ontdek het KoninkrijkEen bespreking van het boek ‘De grote Doorbraak’ van Derek Morphew

In de loop van de 20e eeuw is de betekenis van Jezus’ centrale prediking van het Koninkrijk van

God steeds duidelijker geworden. Ook ‘evangelical’ theologen als G.E. Ladd en ten onzent H.N. Ridder-bos hebben hierover uitvoerig gepubliceerd. Toch hebben de consequenties van deze theologie de ideeën van de doorsnee christen nog maar minimaal veranderd.

Evenwichtige besprekingDe grote waarde van dit boek van een voorganger van een Vineyard gemeente is dat hij het belang van de leer van het Koninkrijk aantoont voor de evange-lische en charismatische beweging. De ‘al wel – nog niet’ realiteit van het Koninkrijk maakt veel duidelijk. Waarom zegt Jezus dat het Rijk spoedig zal komen, terwijl het op zich laat wachten? Waarom komen opwekkingen in golfbewegingen? Waarom geneest de een wel en de ander niet? Waarom is het triomfa-lisme (“In Christus zijn wij meer dan overwinnaars” of “Wie werkelijk gelooft geneest”) dat men in de opwekkingstraditie steeds weer tegenkomt eenzij-dig? Waarom is de streeptheologie (die men in de klassieke bedelingenleer en bepaalde gereformeerde theologie vindt), die zegt dat de geestesgaven met het sterven van de apostelen zijn verdwenen niet bijbels? Morphew benadert al deze kwesties vanuit een even-wichtige leer over het Koninkrijk. Het Rijk is met de eerste komst van Jezus wel aangebroken, maar ten dele. Het zal bij zijn wederkomst ten volle in heerlijkheid doorbreken. In navolging van Cullmann vergelijkt hij het aanwezige Rijk met D(ecision)-day waarop de geallieerden in Normandië landden en het volmaakte Rijk met V(ictory)-day.De schrijver gaat verder vanuit de zaligsprekingen in op de leefwijze van Rijksburgers. De waarden van het Koninkrijk keren het waardesysteem van de huidige wereld om. Een heel mooi hoofdstuk is getiteld “Het Messiaanse slotfeest”. Het Koninkrijk is een groot

universeel feest met God als gastheer en Jezus als bruidegom. Dit feest is nu al gaande waar Jezus met zijn discipelen maaltijd houdt (hier ook mooie suggesties voor avondmaalsvieringen).Ook probeert de auteur in 13 pagina’s alle Israëlvi-sies in Koninkrijksperspectief te bespreken (hfst.16). Omdat dit in zo’n kort bestek een onmogelijkheid is, blijven hier voor mij wel wat vragen liggen.

Inspirerende lijnenHeel boeiend vond ik het hoofdstuk (17) waarin de verschillende visies op het Duizendjarig Rijk worden besproken, omdat Morphew hier steeds ingaat op de implicaties van een bepaalde visie voor de christelijke levenswijze in het hier en nu.De vele denominaties die de protestantse traditie kent en de vele orden binnen de RK-kerk belicht de auteur ook vanuit de Koninkrijkstheologie. Deno-minaties zijn ‘door mensen gemaakte historische huisjes’, het zijn ‘bewegingen en tradities binnen het lichaam van Christus’. Er zijn in dit boek ook wel zaken die beter hadden gekund. Zo blijft het hoofdstuk “het Koninkrijk binnenbrengen in deze wereld” (hfst.7) wel erg steken binnen de individuele beleving, terwijl de oudtestamentische achtergrond van het Rijk toch duidelijk ook de sociaal-politieke aspecten aangeeft.

Samenvattend: een heel boeiend boek dat je op nieu-we gedachten brengt en blijft inspireren. Van harte aanbevolen. Er is overigens een tweede herziene druk in voorbereiding.Gijs van den Brink

Derek J. Morphew, De grote Doorbraak. Ontdek het Koninkrijk. Inside Out Publishers: Amersfoort 2005. ISBN 907792014. 255 pagina’s. e 17,95.

Page 13: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

24

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Achtergrond artikel

- Door Marco Rotman -

Voor de studie van het Nieuwe Testament

zijn de werken van Flavius Josephus bijzon-

der waardevol. In de eerste plaats omdat ze

veel inzicht geven in de politieke en sociale

verhoudingen onder het Joodse volk in het

nieuwtestamentisch tijdvak, maar ook omdat

Josephus enkele voor het Nieuwe Testament

belangrijke personen beschrijft, waaronder

Johannes de Doper.

Josephus aan het woordKort nadat Josephus vermeldt dat Herodes Antipas een neder-laag leed tegen koning Aretas van het Naba-teese buurland, schrijft Josephus over Johannes de Doper het volgende:“Sommige Joden zagen in de ondergang van het leger van Herodes de hand van God, die zich terecht gewroken zou hebben voor de straf die Herodes had voltrokken aan Johannes bijgenaamd de Doper. Herodes had deze Johan-nes namelijk gedood. Johannes was een goed man. Hij riep de Joden op deugdzaam te leven, tegenover elkaar gerechtigheid te betrachten, en eerbied tegenover God, en zich door hem te laten dopen. Het eerste diende vooraf te gaan aan het tweede, want alleen dan was het dopen welgevallig in de ogen van God. De doop diende niet tot vrijstelling van zonden, maar was een manier om het lichaam ritueel te reinigen nadat ze daaraan voorafgaand hun ziel al gereinigd hadden door te leven in gerechtigheid. Toen de mensen massaal toestroomden en ze door naar zijn woorden te luisteren bovenmate opgewon-

Johannes de Doper en Flavius Josephus

den werden, werd Herodes bang. Hij vreesde dat iemand die over zoveel overredingskracht beschikte, de mensen wel eens tot opstand zou kunnen oproepen. Het leek er namelijk op dat ze in alles zijn raad volgden. Hij vond het veel beter om, voordat er revolutie en ellende van zouden komen, zelf het initiatief te nemen en de man te doden dan om pas als het eenmaal zover was in te grijpen. Daar zou hij dan wel eens be-rouw van kunnen krijgen. Herodes vertrouwde hem niet erg. Dus werd Johannes opgepakt, naar het eerder genoemde fort Machaerus over-gebracht, en daar gedood. De Joden nu hielden het erop dat het leger ten onder was gegaan omdat God Herodes kwaad had willen doen en dat het een wraakactie was.” (Josephus, Joodse Oudheden XVIII, 116-119; vert. Meijer en Wes).

Bekering en oordeelJosephus beschrijft Johannes als iemand die het volk oproept tot bekering. Die bekering gaat verder dan een wilsbesluit, maar moet zich uiten in eerbied voor God en gerechtigheid naar elkaar. Hoewel Josephus met het oog op zijn Grieks-Romeinse lezerspubliek wat andere formuleringen gebruikt, sluit hij hierin naad-loos aan bij wat het Nieuwe Testament zegt over ‘vrucht die aan de bekering beantwoordt’

(Mat.3:8; Luc.3:8; vgl. Luc.3:10-14).Dat Josephus zwijgt over de aankondiging van het oordeel, die in het Nieuwe Testament juist zo centraal staat in Johannes’ prediking, ver-klaart men eveneens vanuit Josephus’ lezerspu-bliek. Josephus schreef zijn Oude Geschiedenis der Joden onder meer om een tegenwicht te bieden tegen de slechte naam die Joden na de Joodse Oorlog (66-70 n- Chr.) hadden in de Grieks-Romeinse wereld. De verwachting van een toekomstig ingrijpen van de God van Israël die de volken zou oordelen, zou Josephus’ lezers alleen maar tegen de borst stuiten en wordt door hem dan ook niet genoemd, zowel hier als elders in zijn oeuvre.

Vergeving van zondenOp één punt lijken Josephus en het Nieuwe Testament elkaar duidelijk tegen te spreken. Terwijl Marcus zegt dat de doop van Johannes ‘tot vergeving van zonden’ is (Mar.1:4), beweert Josephus dat dit juist niet het geval is.De discrepantie is echter minder groot dan deze op het eerste gezicht lijkt. Waar Josephus voor wil waken is dat bij zijn lezers het beeld ontstaat van een waterdoop met een magisch karakter, alsof het water het innerlijk zou kunnen reini-gen. Voor Josephus is zondenvergeving direct verbonden aan de bekering, terwijl de doop daarvan een bevestiging vormt en reinheid brengt in levitische zin (een nadruk die in het nieuwtestamentisch onderzoek naar Johannes de Doper overigens ook steeds vaker naar voren wordt gebracht).Uiteraard wil ook het Nieuwe Testament ner-gens de indruk wekken dat de doop als ritueel in zichzelf vergevende kracht bezit. Ook het Nieuwe Testament vermeldt dat Johannes men-sen die zich willen laten dopen in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk maakt dat zij eerst in hun levenswandel moeten aantonen dat het hun ernst is (Luc.3:7-9). Dit sluit ook aan bij de boodschap van de profeten van het Oude Testament, die keer op keer benadrukken dat rituelen op zichzelf van weinig waarde zijn als deze niet gepaard gaan met een oprecht leven met God (Am.5:21-27; Mi.6:1-8).In de ‘doop tot vergeving van zonden’ zoals het Nieuwe Testament die beschrijft, is de beke

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

25

Page 14: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

26

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

27

ring verondersteld, terwijl Josephus deze sterk tegenover elkaar zet om verwarring bij zijn Grieks-Romeinse lezers te voorkomen. Overi-gens wordt Josephus’ nadrukkelijke ontkenning dat de doop van Johannes diende tot vergeving van zonden, gewoonlijk geïnterpreteerd als een aanwijzing dat dit in de tijd dat Josephus schreef wel degelijk de gangbare opvatting was.

MachaerusOok met betrekking tot de dood van Johan-nes biedt Josephus een interessante aanvulling, doordat hij vermeldt waar Johannes gevangen werd gehouden en ter dood werd gebracht, namelijk in het fort Machaerus. Dit was een gefortificeerd paleis aan de zuidgrens van Perea, niet ver verwijderd van de plaats waar Johannes doopte, de Jordaan ter hoogte van Jericho. Het fort is gebouwd rond 90 v.Chr. door de Has-moneese koning Alexander Janneüs. Het werd verwoest toen de Romeinen het land verover-den, maar toen Herodes de Grote (de vader van Herodes Antipas) eenmaal koning was geworden over het Joodse land, restaureerde en verfraaide hij het. Bij opgravingen is een grote eetzaal teruggevonden (25 x 9,5 m), die goed het decor kan hebben gevormd voor het in Marcus 6 beschreven feest waarop Johannes ter dood wordt gebracht.

PolitiekAls reden voor Johannes’ gevangenneming wijst Josephus op vrees bij Herodes dat Johannes’ prediking tot opstand zou leiden. Het Nieuwe Testament noemt als reden Johannes’ terecht-wijzing aan het adres van Herodes over zijn huwelijk met Herodias (Mar.6:17; Luc.3:19). De beide beschrijvingen vullen elkaar aan en geven de gebeurtenissen elk vanuit een eigen invals-hoek weer, zoals blijkt als we de situatie nader bekijken.Vlak voordat Josephus Johannes de Doper noemt, vertelt hij over Herodes’ huwelijken (Joodse Oudheden XVIII, 109-115). Dan blijkt dat Herodes voor hij Heriodias huwde, reeds lange tijd getrouwd was met de dochter van de Nabateese koning Aretas. Toen Herodes op een zeker moment naar Rome reisde en onderweg logeerde bij zijn halfbroer Hero-

des Filippus (door Josephus eveneens Herodes genoemd), raakte hij verliefd op diens vrouw Herodias. Zij spraken af dat zodra Herodes uit Rome zou zijn teruggekeerd, hij van zijn vrouw zou scheiden en zou trouwen met Hero-dias. Herodes’ vrouw kreeg daar echter lucht van. Zij vluchtte naar haar vader (koning Aretas) en vertelde hem wat er gebeurd was. Aretas nam de situatie hoog op. Enkele jaren later kwam het zelfs tot een gewapend treffen, waarbij Aretas te sterk bleek voor Herodes. Het is deze nederlaag van Herodes waarover Josephus opmerkt dat sommige Joden hierin Gods vergelding zagen voor de dood van Johan-nes de Doper. Deze opmerking geeft aan dat er, ook voor Josephus, wel degelijk een verband bestaat tussen de dood van Johannes en Hero-des’ huwelijksperikelen, al noemt hij dat niet expliciet.Tegelijkertijd wordt duidelijk dat Herodes’ hu-welijksperikelen direct leidden tot spanningen met het Nabateese buurland en dus niet alleen een moreel, maar ook een politiek aspect in zich droegen. Dat maakt dat Johannes’ veroor-deling van Herodes’ huwelijk met Heriodias niet een louter morele kwestie is, maar tegelij-kertijd ook als kritische politieke stellingname opgevat kan worden. Hoewel Josephus nergens zegt dat Johannes oproept tot opstand tegen Herodes, is het alleszins aannemelijk dat Hero-des vreesde dat Johannes’ prediking uiteindelijk wel dit effect zou kunnen sorteren. Zeker wan-neer Johannes zich niet (alleen) rechtstreeks tot Herodes wendde, maar zijn boodschap (ook) bracht tot het volk dat zich om hem heen verzamelde, zoals men meestal aanneemt. Dat de reden voor Johannes’ arrestatie samenhangt met de politieke risico’s die zijn prediking in de ogen van Herodes met zich meebracht, ligt dan ook zeer voor de hand.

De dood van een profeetJohannes’ kritische opstelling ten opzichte van de politiek machthebber sluit aan bij de profe-ten van het Oude Testament. Vele voorbeelden zijn er van profeten die de koning terechtwij-zen: Samuël vermaant Saul over zijn ongehoor-

zaamheid (1Sam.13:11-14), Nathan wijst David terecht over zijn overspel met Batseba en de moord op Uria (2Sam.12:1-14), Achia profeteert tegen Salomo en Jerobeam (1Kon.11:29-39; 14:6-16), Elia kondigt Achab het oordeel aan (1Kon.17:1; 21:17-24) en Jeremia waarschuwt de koningen van zijn dagen (Jer.21-22).Een dergelijk profetisch optreden was beslist niet zonder risico. Als de koning het profetisch woord niet ter harte nam, was de profeet zijn leven vaak niet zeker (1Kon.11:40; Jer.38:1-6) en soms

vond de profeet ook daadwerkelijk de dood als gevolg van zijn boodschap (2Kr.24:20-22).Hetzelfde lot treft ook Johannes. Vanwege zijn profetisch-kritische boodschap aan het adres van Herodes wordt hij in hechtenis genomen en wordt hij uiteindelijk gedood. Volgens Mar-cus gebeurde dit op instigatie van Herodias, tijdens het feest waar haar dochter Salomé met haar dans Herodes het hoofd op hol bracht (Mar.6:14:29). Josephus beperkt zich echter tot de rol van Herodes Antipas en zijn door politiek ingegeven motivatie, wellicht omdat hij het niet nodig vindt verder uit te wijden; hij beschrijft het optreden en de dood van Johannes immers in de context van het politieke conflict tussen koning Aretas en Herodes Antipas. Bovendien sluit het aan bij een thematiek die we bij Josep-hus vaker vinden, namelijk dat de opstelling van de verschillende heersers uit de familie van He-rodes de Joden veel schade berokkend heeft en mede de oorzaak vormt voor de opstand tegen de Romeinse overheersers, van wie de Herodia-nen vazalvorsten waren.

ConclusieZowel het Nieuwe Testament als Josephus beschrijven Johannes de Doper vanuit een eigen optiek: in de evangeliën ligt de nadruk op Johannes als voorloper van Jezus, Josephus beschrijft Johannes vooral als tegenstander van Herodes Antipas en verwoordt zijn boodschap op een manier die aansluit bij de belevingswe-reld van zijn Grieks-Romeinse lezers. Als we met deze verschillende gezichtspunten rekening houden, is duidelijk dat de beschrijvingen niet

tegen elkaar moeten worden uitgespeeld, maar dat ze elkaar aanvullen.Josephus beschrijving van Johannes’ prediking onderstreept dat ware bekering zich uit in concrete daden en dat Gods vergeving niet ver-bonden is aan het ritueel van de waterdoop op zich, maar dat het ritueel de bevestiging vormt van een innerlijke ommekeer. Met betrekking tot de gevangenneming en dood van Johannes voorziet Josephus niet alleen in achtergronden en details die in het Nieuwe Testament onver-meld blijven, maar ook vestigt hij de aandacht op de politieke kant van Johannes’ optreden. Uit zijn beschrijving wordt duidelijk dat Johannes geen wereldvreemd boeteprediker is, maar dat zijn optreden geworteld is in de traditie van de profeten van het Oude Testament en dat hij niet schuwt om de politieke machthebbers van zijn dagen ter verantwoording te roepen, wat daarvan voor hemzelf de consequenties ook maar mogen zijn.

Literatuur

K. Ehling, “Warum ließ Herodes Antipas Johannes den

Täufer verhaften? Oder: Wenn ein Prophet politisch

gefährlich wird”, Biblische Notizen 131 (2006) 63-64.

J. Taylor, John the Baptist within Second Temple Judaism. A

Historical Study. London: SPCK, 1997.

R.L. Webb, John the Baptizer and Prophet. A Socio-Histori-

cal Study. JSNTS 62. Sheffield: Academic Press, 1991.

Flavius Josephus werd enkele jaren na Jezus’ dood en opstanding geboren als Jozef ben Mat-thias. Tijdens de Joodse Oorlog (66-70) was hij de aanvoerder van de Joodse guerillatroepen bij Jotapata in Galilea, maar nadat zijn leger ver-slagen was, liep hij over naar de Romeinen. Hij raakte goed bevriend met Vespasianus en Titus, die beiden keizer van Rome zouden worden, en werd na de Joodse Oorlog door hen onder-houden. Na de oorlog beschreef Josephus in verschillende werken de Joose geschiedenis en godsdienst. Hij beoogde daarmee onder meer een tegenwicht te bieden tegen het negatieve beeld dat velen in de Grieks-Romeinse wereld van de Joden hadden als gevolg van de Joodse Oorlog.

Achtergrond artikel

Page 15: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

2

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

28

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

29

Zelfstudie

Zelfstudie Studeren met de studiebijbel (4)

De uitleg van een bijbelvers - Door Gijs van den Brink -

Het gaat deze keer over het nut van de Stu-

diebijbel voor de meer gevorderde bijbelge-

bruiker. We bespreken hoe u zelf de verschil-

lende aspecten kunt onderzoeken die bij de

uitleg van een enkel bijbelvers een rol spelen.

We doen dat zoals gebruikelijk in deze ru-

briek aan de hand van de instrumenten in de

Studiebijbel. Let op, het gaat hier dus uit-

sluitend om het uitleggen van een specifieke

tekst en niet om bijvoorbeeld thematische

benaderingen. We kiezen een kort en daarom

overzichtelijk bijbelvers, namelijk Mat.26:32.

We doorlopen systematisch de velden die

onderzocht kunnen worden aan de hand van

de informatie die de Studiebijbel ons geeft.

Stap 1. We moeten beginnen met het vaststellen van de Griekse tekst, de zgn. tekstvaststelling. Hierover informeert de tweede kolom op de linker pagina (CDR Griekse tekstvenster). Het blijkt dat de vier tekstedities die in de SB verge-leken worden hier geen verschillen kennen. Dit is natuurlijk vaak wel het geval.

Stap 2. Vervolgens bekijken we de vertaling van de tekst. De interlinievertaling onder de Griekse woorden op de linker pagina (of CDR Grieks tekstvenster) geeft een woord-voor-woord-vertaling en laat ons de opbouw van de Griekse zin zien: na - echter - het - opstaan - Ik - zal Ik voorgaan - u - naar - Galilea. De eerste kolom op de rechter pagina (of CDR venster bijbelver-

talingen) geeft verschillende moderne verta-lingen weer. We merken hier op dat vooral ‘het opstaan’ verschillend vertaald is. We vinden de volgende vertalingen: ‘nadat Ik zal opgestaan zijn’ (SV), ‘nadat Ik zal zijn opgewekt’ (NBG), ‘wanneer ik door God ben opgewekt’ (GNB), ‘na mijn opwekking’ (WV) en ‘nadat ik uit de dood ben opgewekt’ (NBV). Hierin is nogal ver-schil. In de SV wordt de verrijzenis beschreven als een daad van Jezus, in de NBG en NBV als de daad van een ander, in de GNB als een daad van God en de WV houdt het neutraal. Het blijkt dat het om de vertaling van het Griekse woord egerthēnai gaat. Via het nummer boven het woord (of in CDR op het Griekse woord te klikken) gaan we naar de woordstudie van het betreffende woord. Daar vinden we dat het om het werkwoord egeirō gaat, dat ‘opwekken, doen opstaan’ betekent. In de concordantie (zorg dat deze in CDR aangevinkt staat) bekijken (CDR: klikken) we het nummer achter het tekstgedeel-te van ons vers (.28), en zien dat het de passieve of lijdende vorm betreft (opgewekt worden). Het betreft dus een daad van een ander. Volgens deze informatie liggen dus de NBG, GNB en NBV (die iets meer uitleggend vertaalt) het dichtst bij de bedoeling van de tekst.

Stap 3. Vervolgens staan we stil bij de literaire vorm (het genre) van de tekst. Dit is ook van belang voor de uitleg van het ‘opgewekt worden’, want in de woordstudie 1304 egeirō lezen we dat ‘opwekken’ naast een letterlijk opwekken uit de dood ook overdrachtelijk gebruikt kan worden (vgl. Mat.11:11; Hand13:22; Ezech.37). Als Jezus hier als een wijsheidsleraar een wijsheidsspreuk

of een gelijkenis geeft, ligt een overdrachtelijk gebruik voor de hand. Als hij hier een profe-tisch woord spreekt, ligt een letterlijke opstan-ding in de lijn van de profetische belofte van de opstanding uit de doden voor de hand. In het commentaar (rechterpagina of CDR commen-taarvenster) lezen we dat het laatste het geval is. Jezus citeert hier vrij Zach.13:7c.

Stap 4. Vervolgens is er de vraag naar de bronnen. Zijn er meer bronnen die dezelfde uitspraak van Jezus vermelden en brengt dit verheldering? Hiervoor gaan we naar de ‘synopsis’ (in boek-deel 1 of CDR klikken op ‘Synopsis’ in index na Mat.28) om te zien of dit vers ook in andere evangeliën voorkomt. Dit is inderdaad het geval, ook Mar.14:28 geeft dit vers. Het blijkt echter dat er maar één verschil is: Marcus voegt aan het begin van het vers het woordje ‘maar’ toe. Dit verandert of verheldert niets aan de betekenis van de uitspraak.

Stap 5. Dan gaan we naar het historisch onderzoek. Zijn er op dit vlak kwesties die van belang zijn voor de betekenis? Nu is wel eens de gedachte geopperd dat er naast de provincie in het noordoosten ook een dorpje bij Jeruzalem zou zijn met de naam Galilea. Is dit juist en over welke plaats spreekt Jezus hier dan? Dit zoeken we op via het woordnummer in de woordstu-diedelen of door in de CDR door te klikken op het Griekse woord Galilaian in het venster met Griekse tekst. Onder de naam Galilea vinden we een uiteenzetting over de provincie, maar niets over een dorpje bij Jeruzalem. Over het

bestaan van een dorp met die naam is niets bekend. Dat kunnen we dan ook met een gerust hart naar het rijk der fabelen verwijzen.

Stap 6. We zijn aangekomen bij het contextonderzoek. In de eerste plaats bekijken we hier de literaire context om te zien of deze de betekenis van dit vers verheldert. Hiervoor gaan we naar de ‘In-leiding op het evangelie naar Mattheüs’ (voorin deel 1 of via CDR index bijbelboeken). In de paragraaf ‘hoofdlijnen’ vinden we de structuur van het evangelie uitgelegd en zien we dat ons vers zich bevindt in de perikoop ‘De verloo-chening van Petrus’ (26:69-75), een onderdeel van ‘De terechtstelling van Jezus’ (26:57-27:25), dat weer een onderdeel is van ‘Het lijden van Jezus’ (26:-27:66). Verder kunnen we in het commentaarvenster van ons vers een verwijzing lezen naar Mat.28:7b,10,16, waaruit blijkt dat de woorden die Jezus hier uitspreekt vervuld werden na Jezus’ opstanding uit de doden.

Stap 7. Voor de uitleg op het gebied van de heilshisto-rische context moeten we het commentaar op de rechterpagina of in de CDR het commen-taarvenster raadplegen. Mat.26 vers 32 is een vrije weergave van Zach.13:7c ‘maar Ik zal mijn hand tot de kleinen wenden’ (SV). Evenals in Zach.13:7-9 de nadruk ligt op het vormen van een gelovig overblijfsel, zo ligt in Mat26:31-32 het accent op de belofte in vers 32. De dood van Jezus luidt een tijdperk van verstrooiing en verdrukking in (vs.31), maar zijn opstanding de aanvang van de door de profeten beloofde heilstijd.

Page 16: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

vraag en antwoordVraag Laatst hoorde ik iemand vol vuur verkondigen dat God een ‘rots’ is. En vervolgens werd hier ook een toepassing bij gegeven, namelijk dat God keihard is in zijn oordelen. En als God keihard is in Zijn oordelen, zouden wij dat ook mogen zijn, mits we rechtvaardig oordelen. Het probleem van christe-nen vandaag zou zijn dat ze veel te soft, te zacht zijn en zo. Mijn vraag aan u is of dit zo is: is God een rots en is Hij keihard in zijn oordelen?

AntwoordGod wordt inderdaad vergeleken met een rots (Psalm

18:32;19:15; 28:1), maar wat betekent dat? Daarvoor

moeten we de context opzoeken waarin dit gezegd wordt,

want daaruit zal moeten blijken wat de betekenis is. Een

tekst staat altijd in een verband.

Mozes is de eerste die de beeldspraak gebruikt in Deut.

32:4 (NBV).

Hij is een rots, hij staat voor recht;

alles wat hij doet is volmaakt.

Trouw is God, rechtvaardig en zuiver,

in hem is geen spoor van kwaad.

Het woord ‘rots’ komt in dit hoofdstuk zeven maal voor (vs.

4,15,18,30,31(2x),37) en geeft de rotsvaste betrouwbaar-

heid van de Here aan. Mozes had heel veel ervaring met

rotsen en had vele malen in zijn leven van hun veiligheid

genoten. Mozes zegt hier dat God volmaakt is, rechtvaar-

dig en zuiver, maar niet dat Hij hard is.

Een tweede betekenis is die van de rots als schuilplaats. De

rotsformaties in Israël bevatten talloze spelonken en grot-

ten. We lezen dat David zich in de grot van Adullam (1Sam.

22:1) en in de rotsen rond Engedi (1Sam.24:3) verborg voor

Saul.

Ten derde lezen we over water dat uit de rots komt om

het volk Israël te drinken te geven in de woestijn (Ex.17:6;

Num.20:11). Het is een bekend kenmerk van kalksteen-

rotsen dat het water zijn weg vind door allerlei spleten en

scheuren en op een onverwachte plaats in de vorm van

een fontein eruit komt. God bracht Mozes en het volk naar

plaatsen waar dit gebeurde.

Het is inderdaad zo dat God een rots is voor zijn volk.

Dit beeld wordt in het Nieuwe Testament overgebracht

op Jezus, die de geestelijke steenrots wordt genoemd

(1Kor.10:4).

Maar hier wordt de betekenis er ook bij genoemd: Hij is de

rots waaruit het volk dronk.

Zie voor de betekenis van het woord ‘rots’ in het NT ook de

woordstudie petra, rots elders in dit magazine.

We hebben dus drie betekenissen gevonden voor God als

de rots. Het spreekt over zijn rotsvaste betrouwbaarheid,

dat Hij een schuilplaats voor zijn volk is en dat Hij de bron

is waaruit het volk drinkt. Maar over een God die zo hard

is als een rots of zo hard oordeelt vinden we niets. Het ver-

dient aanbeveling voorzichtig te zijn met toepassingen en

vooral de context van de Schrift steeds mee te lezen. GvdB

VraagIn de Studiebijbel lees ik bij Mat.8:20 dat de titel ‘Zoon des mensen’ die Jezus gebruikte wel bekend was als aanduiding voor de Messias. Er wordt dan verwezen naar Dan.7:13-14. Maar in Dan.7:18 blijkt toch eerder dat met deze Mensenzoon niet de Messias, maar de ‘heiligen van de Allerhoogste’, dus Israël bedoeld is?

AntwoordOver de betekenis van de ‘zoon des mensen’ zijn boeken vol

geschreven. Ik kan hier maar een heel summier antwoord

geven. Er wordt in Dan.7:13 gesproken over een figuur ‘ge-

lijk een mensenzoon’, iemand die op een Mensenzoon lijkt,

en deze wordt verbonden met het vijfde en laatste rijk dat

op aarde zal komen, namelijk het rijk van de ‘heiligen des

Allerhoogsten’. Het lijkt erop dat in 7:18,27 de figuur ‘als

een mensenzoon’ een vertegenwoordiger is van het volk

of van Gods heerschappij en heerlijkheid. Vervolgens werd

in de Joodse apocalyptiek deze figuur niet meer beeldend,

maar zonder uitzondering als een individu getekend (bv. 1

Henoch, 4 Ezra en de Sybillijnse Orakels) en ‘Zoon des men-

sen’ werd een titel voor de komende Verlosser. GvdB

4 nummers voor e 22,50

- adver tent ie -

ZelfstudieStap 8. Met het bespreken van de heilshistorische con-text zijn we aangeland bij de tweede hoofdvorm van uitleg die we bij de apostelen kunnen on-derscheiden, namelijk de theologische interpre-tatie (zie boekdeel 1 of CDR artikel ‘De uitleg van de Schrift’). Via artikelen en woordstudies (en summier ook in het commentaarvenster) kunt u de meer theologische informatie vinden. Wel is deze categorie van uitleg minder promi-nent aanwezig dan de taalkundige en histo-rische. Dit is een keuze die voortkomt uit de opzet en structuur van de Studiebijbel. Met het oog op ons voorbeeldvers beperkt de theologi-sche informatie zich tot het commentaarven-ster. Toch kunnen we vanuit Zach.13 in dit verband het volgende zeggen: de opstanding en ‘het voorgaan’ van Jezus naar Galilea is een ver-vulling van de profetie in Zacharia die spreekt over een herder, die door het volk doorstoken

wordt (Zach.12:10; vgl. Mat.26:31), maar wiens dood leidt tot de heilstijd (Zach.13:1-6). Met de opstanding van Jezus neemt in beginsel de beloofde heilstijd een aanvang.

Stap 9. Tenslotte rest ons dan nog de actuele interpre-tatie. U zult begrijpen dat deze informatie niet binnen de opzet van de Studiebijbel valt. Deze uitleg dient biddend en onder de leiding van de Heilige Geest ‘samen met alle heiligen’ gezocht te worden. Naar aanleiding van ons vers mogen we misschien denken aan een typologische ana-logie tussen Jezus’ eerste en zijn tweede komst. Zoals Jezus na zijn kruisdood en opstanding zou voorgaan naar ‘Galilea’, zo zal hij ons na de grote verdrukking in de laatste dagen en de grote opstanding die plaatsvindt bij Zijn weder-komst, vóórgaan naar ‘Jeruzalem’.

Stud

iebi

jbel

m

agaz

ine

31

Geef eens het

Cadeau! magazine

Studiebijbel

Iedere keer weer verrassend! [email protected] • tel: 0318-503 098 • www.studiebijbel.nl

Page 17: Studiebijbel · In het boek Handelingen komen de discipelen bij elkaar om Mattias in plaats van Judas te kiezen, zodat het getal van de discipelen weer op twaalf uitkomt (Hand.1:15-26).

Artikel

De StudiebijbelDé bron van informatie

C E N T R U M V O O R B I J B E L O N D E R Z O E K

een Unieke ser ie

Verdieping door:1. Grondtekst+woordvoorwoordvertaling

2. Vergelijkingvanvertalingen

3. VerklaringvanelkBijbelvers

4. Woordstudies

5. Handschrifteninfo

6. Achtergrondartikelen

voor wie meer uit de Bijbel wil halen!

Grondig HelderCompleet

Waterschans 10, 3905 XR Veenendaal | Tel: +31 318 503098 [email protected] | www.studiebijbel.nl