magazine - StudieBijbel · Een Kind is ons geboren magazine Studiebijbel 02 Voor wie meer uit de...

17
Een Kind is ons geboren mag azine S tudie bijbel 02 Voor wie meer uit de Bijbel wil halen! Geslachtslijst van Jezus Bileam en het gevaar van geld Klachten en moeiten van Jeremia jaargang 7 - december 2013

Transcript of magazine - StudieBijbel · Een Kind is ons geboren magazine Studiebijbel 02 Voor wie meer uit de...

Een Kind isons geboren

magazineStudiebijbel

02

Voor wie meer uit de Bijbel wil halen!

Geslachtslijst van Jezus

Bileam en het gevaar van geld

Klachten en moeiten van Jeremia

jaargang 7 - december 2013

Hoofdredactioneel

IN

HO

UD Verder in dit nummer

De maand december is aangebroken. Het is een maand die verschillend beleefd wordt. Voor de een is het een

donkere, sombere maand, voor een ander vooral een drukke maand. Voor weer een ander een prachtige maand met minstens drie feesten.

Voor ons als christenen is het vooral de maand van het Kerstfeest, de maand waarin we herdenken dat Jezus Christus is geboren in een stal. We staan stil bij het gegeven dat de Zoon van God vanuit de hemel naar de aarde kwam, dat God mens is geworden. Hij is gekomen om de wereld te redden van de ondergang en de dood te overwinnen.

Zoals een ouder alles doet voor een kind dat problemen heeft, zo heeft de Vader in de hemel als de volmaakte vader alles gedaan om ons mensen te helpen. Nu is het aan ons. Grijpen wij de uitgestoken hand vast? Jezus begon zijn prediking in Galilea met de woorden: ‘De tijd is aangebroken, het koninkrijk van God is nabij: kom tot inkeer en hecht geloof aan dit goede nieuws’ (Mar.1:15). Met dit laatste hebben veel mensen in onze tijd grote moeite. Is het wel goed nieuws? Is het geen mythe? En ook christenen stellen veel vragen bij de Bijbel. En dat is goed, zo lang we maar oprecht zoeken naar een antwoord.Bij dit zoeken naar antwoorden proberen wij u met artikelen in het Studiebijbel magazine en de Studiebijbel commentaren te helpen. Ik hoop dat ook dit nummer hiertoe mag bijdragen.

Maar vervolgens is het van groot belang dat de onge-lovige wereld in ons iets herkent van het karakter van Jezus Christus en van de liefde van God. Laten we in deze maand van het Licht niet vergeten dat Jezus, die het Licht van de wereld is, tegen ons zegt: “Jullie zijn het licht in de wereld. Een stad die boven op een berg ligt, kan niet verborgen blijven.” Wij kunnen en mogen in deze wereld iets van het Licht van God laten schijnen, omdat de Geest van Jezus Christus in ons woont.

Ik wens u veel verdieping en Gods rijke zegen,

Drs. Gijs van den Brink

4

C o l o f o nStudiebijbel-magazine

Kwartaalblad voor de geïnteresseerde bijbellezer

Jaargang 7 | nr 02 | december 2013ISSN 1876-4096

Centrum voor Bijbelonderzoek is een kenniscentrum en heeft als doel het bevorderen van wetenschappelijk verantwoorde bijbelse theologie. Het theologisch uitgangspunt is dat de Bijbel het geïnspireerde Woord van God is.

Studiebijbel-magazine is een studie-uitgave van Centrum voor Bijbelonderzoek met als doel het bieden van verdieping in de achtergronden, uitleg en bood-schap van de Bijbel.

RedactieDrs. Gijs van den Brink (hoofdredacteur)

Ds. Hans BetteDr. Mart-Jan PaulDrs. Marco RotmanDrs. Cees StavleuDr. Annechiena van Veen-Vrolijk

Adres redactie en abonnementenadministratieCentrum voor Bijbelonderzoek Postbus 503 3900 AM Veenendaaltel. 0318-503098fax 0318-503163e-mail: [email protected]

AbonnementsprijsEen jaarabonnement op Studiebijbel-magazine kost € 22,50;losse nummers € 6,50; proefabonnement (2 nrs) € 12,00

Vormgeving en opmaakVermaas & Koning, Driebergen

DrukWilco B.V., Amersfoort

www.studiebijbel.nl

Bileam en het gevaar van geld en machtGeld, macht en populariteit zijn grote verleidingen. Dit zien we al bij de ‘profeet’ Bileam die ‘religie’ gebruikte voor eigen winstbejag. Raymond Hausoul legt uit.

Het geslachtsregister van Jezus Christus Gijs van den Brink bespreekt de structuur en de boodschap die Matteüs doorgeeft in het geslachtsregister van Jezus in Mat.1:1-17.

‘Want een Kind is ons geboren’Jes. 9:1-6 is bekend om de geboorteaankondiging van een zoon gevolgd door de namen van het aangekondigde Kind (Jes.9:5). Anechiena van Veen vraagt zich af wat deze na-men ons te zeggen hebben.

26

10

Inhoud

4 ‘Want een Kind is ons geboren’

10 Het geslachtsregister van Jezus Christus

14 Woordstudie: Hanna + Herodes

16 Bileam en het gevaar van geld en macht

21 Boekbespreking 'Qumran en de Bijbel'

22 Voorpublicatie SBOT 11

Daniel 6

26 De klacht vanuit het boek Jeremia

30 Actualiteiten

De klacht vanuit het boek JeremiaBij geen enkel profetisch boek zijn er zoveel persoonlijke ontboezemingen als bij Jeremia. Meermalen brengt de profeet zijn vragen, klachten en moeiten bij God. Mart-Jan Paul gaat in op het hoe en waarom.

16

Thema artikel

Tot Jesaja’s poëtische profetie behoort de passage van Jes.9:1-6 (in sommige ver-talingen Jes.9:2-7). Welbekend is de hierin voorkomende profetische geboorteaankon-diging van een zoon gevolgd door de na-men van het aangekondigde Kind (Jes.9:5). Wat hebben deze namen ons te zeggen? Op deze vraag zal in dit artikel kort worden ingegaan.

Jesaja’s profetieHet eerste onderdeel van het boek Jesaja, de hoofdstukken 1-12, bevat materiaal dat voor-namelijk stamt uit de beginperiode van Jesaja’s profetische bediening. Het centrale thema van dit deel is de religieuze en morele conditie waarin het volk zich bevond en de gevaarlijke politieke situatie van Juda. Dit deel bevat een aantal korte profetieën aangaande Juda en Jeruzalem. De inhoud van de hoofdstukken 1-5 heeft voornamelijk betrekking op Juda en handelt over zowel de tijd en situatie waarin Jeruzalem zich bevond als de toekomst van de stad. Deze hoofdstukken tonen het algemene geestelijke en morele verval van de natie en de ontrouw aan God. De hoofdstukken 6-12 staan met name in verband met koning Achaz en Jesaja’s optreden en laten duidelijk zien dat men ongehoorzaam was aan Gods Woord ten tijde van een gevaarlijke crisissituatie. In deze hoofdstukken wordt ook getoond dat koning Achaz, Juda’s leider, bewust ontrouw was aan Gods Woord en dit verwierp. Toch komen naast dit sombere beeld van afval en liefdeloosheid met betrekking tot God enkele indrukwek-

kende profetieën voor, die kunnen worden beschouwd als behorend tot de meest vreugde-volle voorzeggingen van Jesaja. Zo zien wij de hoofdlijnen van Jesaja’s profetie - enerzijds gro-te nadruk op zonde en oordeel en anderzijds verkondiging van troost en herstel - ook in dit begindeel van zijn boek naar voren komen.

Historische situatieDe profeet Jesaja trad op ten tijde van de Judese koningen Uzzia, Jotham, Achaz en Hizkia (1:1), dat is in de periode van 790-686 v. Chr. De passage waarin de tekst die ons hier bezig-houdt (9:1-6) voorkomt, moet gezien worden in verband met de dreigende situatie van een As¬syrische invasie en tegen de achtergrond van het bewind van Achaz (ca. 744-715 v. Chr.). Jesaja uitte deze profetie te midden van grote politieke problemen, omringd door godde-lozen en opstandigen die niet naar zijn ver-maningen wilden luisteren. De voornaamste problemen waren de coalitie die de Aramese koning Rezin en Pekah, koning van Israël, met elkaar waren aangegaan en zo samen optrok-ken tegen Jeruzalem (7:1), en ook de naderende Assyrische legermacht waartegen Juda het moeilijk kon opnemen. naast de politieke pro-blemen en gevaren waarmee Jesaja te maken had, trad hij vooral op tegen de zonde van zijn tijdgenoten en kondigde Gods oordeel hierover

- Annechiena van Veen – Vrolijk -

Want een Kind is ons geboren ...De namen van de Messias in het getuigenis van de profeet Jesaja

Stu

die

bij

bel

magazine

5

aan (6:9-13; 7:18-22; 8:1-22). Eén van de voor-naamste en meest weerbarstige toehoorders van Jesaja’s profetie was koning Achaz.

Jesaja’s getuigenis en de aankondiging van het grote lichtJesaja’s getuigenis (Jes.8; vgl. 8:16) betreffende de toekomst vormt een belangrijk onderdeel bin-nen de hoofdstukken 6-12. De profeet schreef dit vanwege de ontrouw en goddeloosheid van zo-wel het hof als de gehele natie. In dit stuk geeft hij aan wat zowel Juda als Israël zou overkomen, in het bijzonder de grote duisternis en bittere smart die het volk zou overvallen. Dit zou in de eerste plaats Israël treffen met de overheersing en vernedering door het Assyrische leger en daarna Juda met de Babylonische ballingschap. Maar ondanks dit verschrikkelijke beeld spreekt hij ook over het grote toekomstige licht, dat een heerlijke tegenstelling zou vormen met de schaduw en duisternis van de verdrukking door vreemde machthebbers. Een nieuwe dag van licht zou aanbreken en grote vreugde met zich meebrengen.

Geboorteaankondigingof er naast de algemene historische situ-atie ten tijde van Jesaja (Assyrische dreiging, koning Achaz, geestelijke afval) nog een andere aanleiding voor de profeet is geweest om tot de uitspraak van de woorden van 9:1-6 te komen valt niet te zeggen. Duidelijk is dat wij tegen de boven beschreven historische achtergrond de passage van Jes.9:1-6 moeten bezien. Maar Gods profetische boodschap heeft vaak een veel wijder bereik dan de eigen tijd van de profeet of de (voor hem) nabije toekomst. Zo kondigde Jesaja, uitgaande van en gedeeltelijk nog gericht op de situatie waarin hij zich-zelf bevond, de komst van een rechtvaardige

Koning aan (8:23-9:6) en beschreef die toeko-mende tijd (vs.1-4) als een tijd van groot licht (9:1), grote vreugde (9:2) en grote verlossing (9:3; vgl.Ri.7:2). Jesaja’s heilsprofetie mondt uit in een hoogtepunt met de profetische geboor-teaankondiging van een bijzonder kind dat zal worden geboren (vs.5-6). Enerzijds heeft deze aankondiging betrekking op een Davidische koning die zou komen, maar anderzijds maken Jesaja’s woorden duidelijk dat het ook om een goddelijk Kind gaat. Zijn profetische aankon-diging laat op indrukwekkende wijze zowel het menselijke als het goddelijke karakter van het kind naar voren komen. Het gegeven dat de komende koning een eeuwig koninkrijk zou vestigen op gerechtigheid en recht (vs.6) en in het bijzonder de betekenis en strekking van zijn namen (vs.5) die goddelijke eigenschappen beschrijven, maken het onwaarschijnlijk dat het hier alleen om een aardse, ideale koning zou gaan (voor de profetische vervulling: vgl.Mt.4:12-16).

2

Stu

die

bij

bel

magazine

4

Een nieuwe dag van licht zou aanbreken en grote vreugde

met zich meebrengen.

De namen van het KindDe geboorteaankondiging eindigt in de Hebreeuwse tekst van Jes.9:5b met acht woor-den, die paarsgewijze met elkaar verbonden een viertal namen vormen. In de meeste latere vertalingen komt men op vier namen, maar in de oude vertalingen (Vulgata en Septuaginta) verschilt dit nogal. Er is wel gedacht aan de mogelijkheid om de eerste vier woorden weer te geven als afzonderlijke namen (deze verta-ling werd voorgestaan door Hiëronymus), maar taalkundig levert dit een aantal problemen op waardoor deze theorie moeilijk aanvaardbaar is. Sommige joodse geleerden (Rashi, Kimchi) meenden dat de voorkomende termen gedeeltelijk op God slaan en gedeeltelijk op het Kind (zo ook de Targum). Aan elk van de acht Hebreeuwse termen die de namen van het Kind vormen wil ik kort aandacht geven.

pele' yo'etsDeze twee woorden kunnen zowel afzonderlijk als met elkaar verbonden worden vertaald. Indien beide woorden afzonderlijk worden weergegeven, komt men in de vertaling op vijf verschillende namen (zoals dit onder meer voorkomt in de SV, de King James vertaling, en andere oudere versies). De term pele is afgeleid van het hebreeuwse werkwoord pala' dat betekent: buitengewoon zijn, wonderlijk zijn, onbegrijpelijk zijn (vgl. Spr. 30:18a; Ps. 131:1c). Als afleiding van deze stam betekent het zelfstandige naamwoord pele: wonder, wonderdaad, wonderteken, iets wonderbaarlijks; bovendien heeft pele de bijzondere betekenis van ‘Godswonder’ (Ps. 77:12b, 15a; 78:12; 88:11,13; 89:6). De term pele in de zin van ‘wonderbare’ duidt op iemand die bovennatuurlijke dingen doet die menselijk ge-sproken onmogelijk zijn. Tevens duidt de term op dingen die voor het menselijke verstand on-doorgrondelijk zijn (Spr.30:18; Ps.119:129). Met deze titel pele wordt vooral de goddelijke aard en natuur van het Kind aangegeven; de mens kan dit niet bevatten, begrijpen of doorgron-den. Het nieuwe Testament deelt ons mee hoe Jesaja’s profetie vervuld werd. De aangekon-digde geboorte van het door God gegeven Kind spreekt van zijn vernedering, omdat Hij via

altijd voorkomt als een naam en aanduiding voor God. Bovendien is de combinatie ’el gibbor al bekend in de boeken van Mozes, en ook elders in het oude Testament (Deut. 10:17; vgl. Jer. 32:18; Ps. 24:8; neh. 9:32.) Dezelfde woord-combinatie komt voor in Jes.10:21. Het woord gibbor heeft meerdere betekenissen. Als bijvoeglijk naamwoord betekent het: sterk, dapper, machtig, geweldig (Ps.24:8; 102:2; Spr. 30:30). Als zelfstandig naamwoord betekent het: held, krijger, strijder (Gen. 6:4; 1 Sam. 2:4; Jes. 3:2; 42:13; Ps. 19:6; 120:4; Hoogl. 4:4), maar ook: machthebber (Gen. 10:8).

Taalkundig gezien kan het woord gibbor in combinatie met ’el het beste worden opge-vat als een bijvoeglijk naamwoord (dat in het Hebreeuws komt na het zelfstandig naam-woord; vgl. El Shaddai). Dit geeft dan de verta-ling ‘Sterke God’ of ‘Machtige God’. Deze naam geeft aan dat het aangekondigde kind buiten-gewoon krachtig en sterk zal zijn: Gods macht in menselijke gedaante. Dit kan op een zeer sterke vorst slaan, maar het beschikken over

de menselijke weg op aarde kwam (fil.2:7,8), maar zijn komst is toch een bovennatuurlijk gebeuren (maagdelijke conceptie, luk.1:34-35) dat buiten het menselijke bevattingsvermogen ligt. Daarom duidt de term pele treffend aan wat de aangekondigde Verlosser is: Wonderlijk, Godswonder en Wonderteken.Het tweede woord yo'ets is een vorm (actief deelwoord) van het werkwoord ya'ats (raden, raadgeven, besluiten.) Dit raadgeven kan ge-schieden van Godswege (Ps.16:7) of door een leraar (Ps.32:8) of wijze. De vorm yo'ets kan worden vertaald met ‘Raadgever’ of ‘Raads-man’. Jesaja voorzegde ook dat het Kind ‘Geest van Raad’ zou bezitten (11:2); Hij heeft geen raadslieden nodig, want Hijzelf is de bron van alle Raad. En als God zal Hij wonderlijke raad voortbrengen (vergelijk 28:29; 25:1).De woorden - pele yo’ets - kunnen op verschil-lende wijzen worden vertaald.

• De termen afzonderlijk weergegeven biedt de vertaling ‘Wonder, Raad’ of ‘Wonderlijk, Raadsman’.

• Beide woorden met elkaar verbonden (status constructus) geeft de vertaling ‘Wonder van een Raadgever’, maar dit kan op grond van de Hebreeuwse constructie ook worden weerge-geven met ‘Wonderlijke Raadgever’.

• De termen kunnen ook worden gezien als een zelfstandig naamwoord met een deelwoord en vertaald als ‘Hij (Die) wonderen/wonderlijk raadt’.

Deze samengestelde naam ‘Wonderbare Raads-man’ wijst op een buitengewoon inzicht en vermogen om de juiste raad te kunnen geven. Daarom wordt hij ook beschreven als ‘wonder-baar van raad en groot van inzicht’ (Jes.28:29).

’El gibborVan deze twee Hebreeuwse woorden kan het eerste woord ’el worden opgevat met de be-tekenis van ‘God’, zoals dat ook gebeurt in de naam immanu’el (God is met ons, 7:14). Men heeft dit woord ’el ook wel anders vertaald, onder meer met ‘sterkte’, maar er bestaat geen goede reden om hier van de algemene beteke-nis ‘God’ af te wijken, te meer daar bij Jesaja ’el

Gods macht wijst vooral op een goddelijk Kind (vgl.Jes.10:21).

'Abi 'ad Deze twee woorden zijn met elkaar verbonden (status constructus), wat in de Masoretische tekst benadrukt wordt door een verbinding-streepje (maqqef). De vorm abi - van ab (vader) - kan worden weergegeven met ‘vader van’. De afleiding van het woordje ad is onzeker. De term betekent onder meer: voortdurende toekomst, eeuwigheid, immer, altijd (Ps.9:19; Mi.7:18: Am.1:11; Ex.15:18; Ps.111:8; 148:6). De woorden abi 'ad kunnen, zoals ze samen voorkomen in de tekst, worden vertaald met ‘Vader van de oneindige toekomst’, of ‘Vader van eeuwigheid’. Daar de status constructus in het Hebreeuws ook aangewend kan worden om bijvoorbeeld bepaalde eigenschappen of ken-merken uit te drukken, zou abi 'ad ook vertaald kunnen worden met ‘Eeuwige Vader’ of ‘onein-dige Vader’. De eerstgenoemde vertaling heeft hier echter taalkundig de voorkeur: ‘Vader van eeuwigheid’.

Thema artikel Want een kind is ons geboren...

Stu

die

bij

bel

magazine

72

Stu

die

bij

bel

magazine

6

Jesaja’s heilsprofetie mondt uit in een hoogtepunt met de profetische

geboorteaankondiging van een bijzonder kind dat zal worden geboren

Thema artikel

2

Stu

die

bij

bel

magazine

8

Met betrekking tot een aardse vorst kan deze titel verband houden met het gegeven dat ko-ningen wel als ‘vader van het volk’ werden be-noemd. Zo duidde David koning Saul als ‘mijn vader’ (1Sam.24:11). Maar ook God werd wel als ‘Vader’ van het volk aangeduid (Deut.1:31; 8:5; Jes.63:16).niet weinigen hebben zich afgevraagd wat deze titel met betrekking tot de Messias zou kunnen betekenen, daar Hij tevens Gods Zoon is (Joh.1:1). Hij is één met de Vader (Joh.10:30) in wezen en natuur. Van inhoudelijk belang voor het juiste verstaan van deze naam is het gegeven dat het Hebreeuwse woord ab (vader) ook het begrip ‘beschermer’ en ‘weldoener’ omvat (Jes. 22:21; Job 29:16a). Hij, de Messias, is de tedere Beschermer voor de zijnen en zal hen leiden in de eindeloze toekomst. Hij is het die is, was en komen zal (openb1:8, 11a, 17).

Sar shalomVan dit laatste woordpaar heeft het eerste woord sar meerdere betekenissen: machtige, heerser, koning, vorst, overste, bevelhebber. Hierop volgt het bekende woord shalom dat veel meer betekent dan ‘vrede’. Shalom be-tekent ook: heelheid, welzijn, welstand, heil, geluk. Bovendien houdt het begrip shalom in: onverstoorde relatie, onbeschadigd zijn. De combinatie (status constructus) van beide woorden leidt tot de vertaling ‘Vredevorst’, ‘Koning van het heil’ of ‘Prins van het geluk’. Vooral deze titel ‘Vredevorst’ kwam voor in

verband met een Davidische koning die een situatie en tijd van vrede en rust zou brengen, zoals God beloofd had toen Hij een verbond sloot met David (2Sam.7:9-11; vgl. Ps.72). Maar de volkomen vrede en rust zou het goddelijke Kind brengen.Met de titel ‘Vredevorst’ wordt aangegeven dat de Messias het heil, de ware vrede, zou brengen, maar ook dat Hij deze als overste zou onderhouden.

SamenvattendVan de besproken namen zijn vooral de eerste drie slechts gedeeltelijk van toepassing op een mens. De inhoud en betekenis van de titels, alsook de profetische context waarin zij voor-komen, tonen ons dat zij bovenal wijzen op een goddelijk Kind. De namen en titels die Jesaja ons in het loflied van 9:1-6 meedeelt geven zijn bovennatuurlijke aard aan en tonen zo de god-delijkheid van het Kind dat wordt geboren. ook zijn koninkrijk wordt door de titels van dit vers als goddelijk gekenmerkt, maar de namen druk-ken vooral ook uit dat Hij de Heilbrenger is. Dit Kind, naar werken en optreden ook beschreven in Jes.11:1-5, wordt ons door middel van de na-men van dit vers voorgesteld als de uiteindelijke vervulling van het ‘Immanuëls teken’.

‘... en men noemt zijn Naam:

Wonder, Raadsman, Sterkte God,

Vader van eeuwigheid, Vredevorst’.

Thema artikel

Het ‘boek van de oorsprong’De woorden biblos geneses (lett. ‘boek van de oorsprong’) zijn een Griekse vertaling van de He-breeuwse uitdrukking, die in de nBV vertaling van Gen.5:1 wordt vertaald met ‘(geslachts)lijst’. In Gen.2:4 gebruikt de Septuaginta, de Griekse vertaling van het oT, deze woorden ook, maar dan voor een Hebreeuws woord, dat in de nBV wordt vertaald met ‘geschiedenis’. Het kan dus zijn dat Matteüs hier spreekt over het ‘boek van de geschiedenis’ (vgl. Gen.2:4; 6:9; 37:2) en daarmee het hele hierna volgende evangelieboek bedoelt. Maar aangezien alle ge-schreven teksten ‘boeken’ werden genoemd, kan het ook ‘geslachtslijst’ betekenen (vgl. Gen.5:1; 10:1) en dan heeft Matteüs hier de lijst in vs.2-17 op het oog. In beide gevallen wordt echter een verband gelegd met de eerste hoofdstuk-ken van de Bijbel. De schepping van hemel en aarde (Gen.2:4) en de schepping van de mens (Gen.5:1) wordt met de ‘geschiedenis’ van Jezus Christus in verband gebracht. Via deze Joodse man, de Zoon van David, de Zoon van Abraham, zal de oorspronkelijke bedoeling van God met de schepping, de mensheid en Israël hersteld worden. (vgl. Matt.28:19-20). Deze inleiding is te vergelijken met de prachtige inzet van het evangelie naar Johannes.

Korte geloofsbelijdenisDirect hierna volgt een zeer puntige karakteri-sering van de persoon over wie dit evange-lie gaat, een korte geloofsbelijdenis: Jezus

- Gijs van den Brink -Het geslachtsregister van

Jezus Christus (Mat.1:1-17)

Jezus was, evenals David, ook een nakomeling van Abraham (vs.2-16). Abraham, zelf een hei-den van geboorte, was de eerste die een mes-siaanse belofte ontving, die sprak over heil voor de volkeren (Gen.12:3; 18:18; 22:18). Deze belofte zal in Jezus vervuld worden (vgl. Mat.8:11-12; 28:19; Rom.4:1-25; Gal.3:6-29). na deze korte en krachtige typering van de persoon van Jezus volgt de geslachtslijst. Maar voordat we deze lezen, moeten we iets zeggen over het verschil tussen de lijst bij Matteüs en die bij lucas.

Twee verschillende lijsten In Israël werden geslachtslijsten met grote zorgvuldigheid opgesteld. Ze werden bewaard als documenten van grote waarde. Ze bekrach-tigden de aansluiting die iemand had met zijn voorgeslacht en zijn volk.Het geslachtsregister van Jezus is ons in het nT overgeleverd in twee versies, in Matt.1:2-17, in een van Abraham uitgaande lijn en in luc.3:23-38, in een tot Adam en God zelf teruggaande lijn. De beide geslachtsregisters zijn vrijwel gelijk van Abraham tot David. Daarna volgen beide een andere weg: Matteüs spreekt over een zekere Jakob als vader van Jozef (Mat.1:16), terwijl lucas Jozef de zoon noemt van een ze-kere Eli (luc.3:24); Jakobs afkomst wordt terug-gevoerd tot Salomo (Matt.1:6); Eli’s afkomst tot natan, een andere zoon van David (luc.3:32). Men heeft op verschillende manieren gepro-beerd deze ongelijkheid te verklaren, maar een definitieve oplossing is nog niet gevonden. Elk voorstel heeft argumenten voor en tegen.

1. Volgens een theorie van Annius van Viterbo (15e eeuw), die overigens teruggrijpt op een traditie uit de vijfde eeuw, geeft Matteüs het geslachtsregister van Jozef weer: de lijn van de vader voor de wet, dus de juridische lijn.

lucas daarentegen zou Jezus’ natuurlijke af-stamming van Maria naar voren brengen. Jo-zef wordt bij hem dan opgevat als de schoon-zoon van Eli. opmerkelijk is, dat de Talmud spreekt over een zekere Mirjam (= Maria), de dochter van Eli. Maar of hier de moeder van Jezus bedoeld wordt, is niet zeker (zie Str.-Bill. II,155).

2. Een andere uitleg verklaart het verschil door de mozaïsche wet omtrent het zwagerhuwe-lijk als uitgangspunt te nemen. Dit vinden we al bij Sextus Julius Africanus (160 – 240 n.Chr.; volgens Eusebius, Kerkgeschiedenis, I,7). Jozef was biologisch gezien de zoon van Jakob, maar werd op grond van het leviraats-recht (zie Deut.25:5-10) beschouwd als de zoon van Jakobs halfbroer Eli, omdat deze kinderloos was overleden. Jakob en Eli had-den wel dezelfde moeder, maar niet dezelfde vader, zodat hun geslachtsregisters verschil-lend waren.

3. lord A. Hervey (1853), gevolgd door o.a. f.f.

Bruce, stelde nog weer een andere verklaring voor: Matteüs geeft vanaf David de lijn van erfgenamen voor de troon weer, terwijl lucas de werkelijke nakomelingen van David geeft in de familietak, waartoe Jozef behoorde. Hij neemt dan vervolgens aan, dat Jozef, de lijfe-lijke zoon van Eli (lucas), werd gerekend als erfgenaam (voor de troon) van de kinderloze Jakob (Matteüs).

Het is moeilijk vast te stellen welke verkla-ring de juiste is. Het is wel opmerkelijk, dat niemand van de tegenstanders van het chris-tendom in de eerste eeuwen in deze beide geslachtsregisters iets onjuist of met elkaar in tegenspraak vond. Als hier werkelijk iets fout

Stu

die

bij

bel

magazine

11

Met de eerste twee Griekse woorden in het evangelie naar Matteüs wordt het boek Genesis in herinnering geroepen en een verband gelegd met de eerste hoofdstukken van de Bijbel. Uitgaande van de joodse gedachte dat het einde een terugkeer naar het begin zal brengen, betekent dit dat Matteüs de inhoud van zijn boek tot de eschatologie rekent: de vervulling van de hoop op een nieuwe schepping.

2

Stu

die

bij

bel

magazine

10

Christus, zoon van David, zoon van Abraham. Isous is de Griekse vorm van het Hebreeuwse jsja’, dat ‘de Heer is redding’ betekent. Christos, (gezalfde) is Grieks voor ‘messias’, de persoon over wie de profeten profeteerden en die Israël verwachtte. Jezus is de eigennaam en ‘messias’ de ambtsnaam of titel. ‘Zoon van David’ was de meest gangbare messiaanse titel onder de Joden (vgl. Psalmen van Salomo, hfst.17): de Messias zou voortkomen uit het geslacht van David, dat de belofte van een eeu-wig koningschap had ontvangen (2Sam.7:12-13; Jes.9:6). Deze benaming spreekt primair van heil voor Israël.

Thema artikelis, is het ondenkbaar, dat de tegenstanders zou-den hebben nagelaten hierop te wijzen. Het feit dat Jezus werkelijk een nakomeling van David was, vinden we al heel vroeg in de geschiede-nis van het christendom, o.a. in Rom.1:3, waar Paulus hoogstwaarschijnlijk een oude belijde-nisformule citeert (vgl. 2Tim.2:8; op.22:16).

GetallensymboliekIn de samenstelling van beide lijsten vindt men getallensymboliek. Het duidelijkst is dit bij Mat-teüs (1:17). Hij noemt 3 x 14 generaties tussen Abraham en Jezus. We komen daar straks op terug. Maar ook bij lucas komen we dit impliciet tegen. Hij plaatst Jezus in de wereldgeschiedenis die met Adam begint. ‘God’ niet meegeteld, geeft hij 77 namen, d.w.z. 11 x 7. In de joodse litera-tuur komen we op verschillende plaatsen het verschijnsel tegen, dat ofwel de wereldgeschie-denis (vanaf Adam), ofwel de geschiedenis van Israël (vanaf Abraham) wordt ingedeeld in we-ken. Een periode van zeven geslachten vormde in de apocalyptische tijdrekening een wereld-week. Men rekende wel met twaalf wereldwe-ken. Jezus staat zo gezien aan het einde van de elfde wereldweek, dat betekent dat met Hem een nieuw tijdperk begint, de twaalfde wereld-week. De laatste wereldperiode, de tijd van het messiaanse heil is met Hem aangebroken (vgl. Str.-Bill. IV,2, 986vv.). Het gaat er in de geslachts-registers dus niet alleen om de exacte afkomst van Jezus te geven, maar veeleer om Hem te doen uitkomen als het hoogtepunt in een door God geleide historische ontwikkeling.

Heil voor de volkerenlaten we de lijst bij Matteüs eens wat nauw-keuriger beklijken. In overeenstemming met de toenmaals gebruikelijke manier van geschied-schrijving wil Matteüs door het geslachtsregis-ter een zo kort mogelijk overzicht geven van de geschiedenis van Israël tot aan Jezus. In de verzen 2-6a beschrijft hij de opgaande lijn van Abraham tot aan de koningsheerschappij van David. Evenals meerdere andere joodse schrijvers voor hem geeft Matteüs in zijn sche-matische weergave van de geschiedenis van Israël een centrale eerste plaats aan Abraham (vgl. 1Makk. 2:51-60; 1Hen. 89:10; 93:5; 4Ezra

6:7-8). Dat alleen in vers 2 en 11 de broers van Juda worden genoemd, is waarschijnlijk vanwege het keerpunt in de geschiedenis dat hier plaatsvond. Matteüs wil hiermee aangeven dat de zegen niet langer op één persoon rustte, maar op alle twaalf zonen van Jakob. Juda en zijn broers vormen de oorsprong van het huis Israël, het twaalfstammenvolk (Mat.10:6; 19:28).

Behalve de moeder van Jezus worden nog vier vrouwen in het geslachtsregister genoemd: Ta-mar (vs.3), Rachab (vs.5), Ruth (vs.5) en Batseba (vs.6). Het was vrij ongebruikelijk dat vrouwen in een joodse geslachtslijst vermeld werden. Het is hier bovendien eigenaardig dat zoveel vooraanstaande vrouwen gepasseerd worden, Sara, Rebekka, lea en Rachel, die een voorname plaats krijgen in de joodse literatuur. Daarente-gen worden drie niet-joodse vrouwen ge-noemd, namelijk Tamar (Gen.38), Rachab (Joz.2) en Ruth, terwijl Batseba wordt omschreven als de vrouw van Uria (een Hethiet! 2Sam.11). Dit alles wijst erop dat Mattheüs wil laten zien dat de volkeren in de verlossing van de Messias mogen delen (vgl. vs.1, zoon van Abraham). Dat Salmon met Rachab getrouwd was (vs.5), vinden we alleen hier in de Bijbel. Ruth was een Moabitische. Zij behoorde dus tot een volk, voor wie het volgens de wet tot in het tiende geslacht verboden was het huis des Heren te betreden (Deut.23:3-6). Evenwel mocht haar nakomeling Salomo de tempel bouwen en haar nazaat Jezus Christus de nieuwe tempel (Mat.16:18; 1Kor.3:16).Met dit alles benadrukt Matteüs dat de nieuwe heilstijd is aangebroken, waarin er ook heil voor de volkeren is.

Het dieptepunt van de ballingschapDe verzen 6b-11 beschrijven de neergaande lijn van het koningschap van David tot aan de ballingschap. Dat David zo duidelijk ‘koning’ wordt genoemd, wil benadrukken dat het geboorteregister een bekrachtiging is van de aanspraak van Jezus op de troon van David, die zo lang onbezet was geweest. De neergaande lijn begon al direct met Salomo. Eerst lezen we nog van hem dat hij ‘zijn liefde voor de Here toonde’ (1Kon.3:3), maar even later dat hij ‘vele

Stu

die

bij

bel

magazine

13

Het geslachtsregister van Jezus Christus

2

Stu

die

bij

bel

magazine

12

vreemde vrouwen liefhad’, die hem van het geloof in de Here deden afdwalen naar afgode-rij (1Kon.11:1-13).De afval was niet alleen geestelijk, maar ook politiek. na Salomo scheurde het rijk in tweeën (1Kon.12). Het tweede grote scharnierpunt na het hoogtepunt van de Davidische monarchie (vs.6) is het dieptepunt van de Babylonische ballingschap. Het volgende grote scharnierpunt is de geboorte van Jezus, de Messias (vs.16). Wright stelt vervolgens dat de periode van de ballingschap eigenlijk pas ten einde is geko-men met de komst van Jezus, de Davidische Messias (vgl. Wright, nTPG, 268-270).

Het Messiaanse koningschapDe verzen 12-17 beschrijven de weg terug, naar het Messiaanse koningschap van Jezus. Wat betreft Jozef en Maria (vs.16) heeft Matteüs zijn woorden nauwkeurig gekozen: ‘Jozef, de man van Maria, uit wie Jezus geboren is, die Messias genoemd wordt’. Tegelijk met de bevestiging van de juridische aanspraak van Jezus op het zoonschap van David, vermijdt Matteüs de indruk dat Jozef zijn natuurlijke vader zou zijn. De bewoording is een voorbereiding op de maagdelijke geboorte, die beschreven wordt in de verzen 18-25. De vaders betekenen in de joodse geslachtsregisters meer dan de moe-ders. Maar Maria is een vrouw, die met het grootste recht, meer dan enige man in het hele mensenras, een plaats verdient in deze geboortelijst.

Indeling met een boodschapHet geslachtsregister wil een schematische samenvatting geven van de geschiedenis van Israël. Dat was niet ongebruikelijk (vgl. Gen.5:1vv.; 11:10vv.) Bovendien was men be-kend met veertien geslachten tussen Abraham en David (vgl. 1Kr.1-2). Matteüs verdeelt de ge-slachtslijst in drie onderdelen van elk veertien namen. om dit te bereiken wordt een aantal namen weggelaten en wordt Jechonja zowel in het tweede als het derde gedeelte meegere-kend. Matteüs wil met dit schema uitdrukken dat deze drie perioden van Israëls geschiedenis van gelijke betekenis zijn. De eerste periode vertoont een opgaande lijn van Abraham naar

het koningschap van David, de tweede een neergaande lijn van David naar de balling-schap, de derde de weg terug naar het koning-schap van de zoon van David, Jezus. Andere uitleggers hebben voorgesteld de ge-slachten om te rekenen naar jaren (waarbij per geslacht 35 jaren worden genomen; dus 14 x 35 jaren = 490 jaren; vgl Dan.9:24-27), zodat de tijd tussen de ballingschap en de geboorte van Jezus op 490 jaren komt. Weer anderen willen vanuit Dan.9 de geslachten omzetten naar jaar-weken, d.w.z. 3x14=6x7 weken. De geboorte van Jezus zou dan de zevende en laatste jaarweek inluiden, ook wel de wereldsabbat genoemd. Er is bij Matteüs echter geen aanwijzing te vinden dat hij in zijn geslachtslijst een relatie met Dan.9 wil leggen of dat we moeten gaan rekenen. Veel uitleggers nemen aan dat Matteüs in vers 17 zinspeelt op de getalswaarde (zgn. gematria) van de naam David (d+w+d = 4+6+4 = 14): drie letters met de gezamenlijke waarde van veer-tien. Hoewel gematria bekend was onder joden en christenen in de eerste eeuw, veronderstelt een getallenwaarde van Hebreeuwse letters in een Griekse tekst een behoorlijk geleerde lezer. Bovendien plaatste men in dit geval doorgaans een koppelteken tussen de letters om aan te geven dat er sprake was van gematria. Hoewel niet onmogelijk blijft het onzeker of Matteüs hier een getallenwaarde beoogt. Wanneer we opmerken dat de naam van David in vs.1 wordt genoemd en twee keer in het slotvers 17, kunnen we daarentegen wel met zekerheid stellen dat de naam David de sleutel is tot een goed begrip van de geslachtslijst: Matteüs karakteriseert Jezus als de verwachte Davidische koning.

Literatuur:

H.L. Strack, P. Billerbeck, Kommentar zum Neuen

Testament aus Talmud und Midrasch, dl. I-VI,

6e dr., München: C.H. Beck, 1974.

N.T. Wright, Christian Origins and the Question of God.

Vol. 1. The New Testament and the People of God,

Minneapolis: Fortress, 1992.

Wie was Herodes de Grote?Hij was een half-Jood uit Idumea. Hij werd op 25-jarige leeftijd als gouverneur over Galilea aangesteld (47 v.Chr.) en enige jaren later over Coelo-Syrië (zie 0520 Syrië). Hij sloeg rebellen-opstanden neer, wat hem zowel bij de Romei-nen als bij de bevolking van Galilea populair maakte, en stond bij de Romeinen te boek als een bekwame belastinginner. Vanaf 37 v.Chr. was hij koning van Judea, maar vanwege zijn half-Joodse afkomst en zijn vriendschappelijke betrekkingen met de Romeinen stuitte hij op voortdurende weerstand bij de Joden. Hij had tien vrouwen en vele zonen. Herodes de Grote was een bijzonder wrede vorst. Hij liet enkele van zijn vrouwen ver-moorden en ruimde vele tegenstanders en troonpretendenten uit de weg. De kindermoord in Betlehem (Mat.2:16) was in het leven van Herodes slechts een incident! Zelfs vlak voor zijn dood trachtte hij nog het zijn concurrenten op alle mogelijke manieren moeilijk te maken (zo veranderde hij in korte tijd tot zesmaal toe zijn testament m.b.t. de troonopvolging). Herodes werd gevreesd om zijn wreedheid, maar bewonderd om zijn bouwwerkzaamhe-den: her en der liet hij paleizen, theaters en andere bouwwerken in Grieks-Romeinse stijl bouwen. Hij herbouwde de stad Samaria en gaf het de naam Sebaste en begon aan de bouw van Caesarea filippi. In 20/19 v.Chr. maakte hij een aanvang met de herbouw en restauratie van de (tweede) tempel te Jeruzalem (de zgn. ‘tempel van Herodes’), een project dat pas jaren na zijn dood voltooid zou worden. ook introduceerde hij Griekse spelen en gym-nasia (sportscholen, waar mannen naakt sport beoefenden) in Judea, wat kwaad bloed zette bij de Joodse bevolking. na zijn dood in 4 v.Chr. werd zijn gebied verdeeld onder zijn zonen Herodes Antipas, Archelaüs en filippus, maar zonder dat zij de koningstitel erfden.

Woordstudie Woordstudie

Wie was de profetes Hanna?De profetes Hanna was een dochter van fanuël, die afkomstig was uit een stam van het vroegere Tienstammenrijk, Aser. Zij was reeds op jonge leeftijd, na een huwelijk van slechts zeven jaar, weduwe geworden en had zich sindsdien aan de dienst van God gewijd door middel van gebed en vasten in de tempel. Ervan uitgaande dat Hanna op veertienjarige leeftijd in het huwelijk was getreden (dat was voor Joodse meisjes de gebruikelijke leeftijd om te trouwen), was zij rond haar 21ste weduwe geworden. Het is daarbij de vraag of de 84 jaar die in luc.2:37 genoemd worden betrek-king hebben op Hanna’s leeftijd (‘zij was een weduwe van ongeveer 84 jaar oud’) of alleen op de duur van haar weduwschap (‘zij was ongeveer 84 jaar weduwe’). In het Grieks zijn beide opvattingen mogelijk. Dat zij in het laat-ste geval zo’n 104 of 105 jaar moet zijn geweest (gerekend vanaf haar 21ste jaar) is niet onmo-gelijk. Zij heeft in elk geval het grootste deel van haar leven aan de dienst van God gegeven. Als profetes staat zij in de lijn van de oudtes-tamentische profetessen Mirjam (Ex.15:20), Debora (Ri.4:4), Chulda (2Kon.22:14), de vrouw van Jesaja (Jes.8:3) en in het nT van de dochters van filippus (Hand.21:9). In die hoedanigheid treedt zij ook op, wanneer zij op hoogbejaarde leeftijd het kindje Jezus ontmoet in de tempel en ‘sprak over Hem tot allen, die voor Jeruza-lem verlossing verwachtten’ (luc.2:38).

Stu

die

bij

bel

magazine

15

Herodes

2

Stu

die

bij

bel

magazine

14

Hanna

Thema artikel

Bileam en het gevaar van geld en macht‘Religie’ is in, maar ontaardt helaas vaak in big business. De ‘godsdienst’ wordt dan gezien als financieel gewin in plaats van als dienstbaarheid. Geld, macht en populariteit zijn grote verleidingen. Dit zien we al bij de ‘profeet’ Bileam die ‘religie’ gebruikte voor eigen winstbejag.

hoofdstuk als een man die onder het bevel van Jahweh staat. Hij typeert Jahweh hierbij als ‘zijn God’ (22:18). ook Balak erkent deze relatie tussen Jahweh en Bileam en duidt de waarzeg-ger aan als iemand die de stem van Jahweh verstaat en ook in relatie staat met Hem (23:17; 24:11). William Albright stelde zodoende dat Bileam aanvankelijk een Jahwist was die later meeheulde met het vijandelijke Midjan in een samenzwering tegen Israël.2 Als heidens ‘waarzegger’ (Joz.13:22) raakt hij betrokken in een complot tegen het volk Israël (num.22-24). Daarin constateert hij keer-op-keer dat zon-der Jahwehs toestemming een complot tegen Israël niet mogelijk is (num.22:8,13,19; 23:12,25; 24:13). Bileam is de man die door omkoperij van Balak Israël probeert te vervloeken maar blijkt ook een man te zijn die ervoor kiest om Jahweh in zijn bezweringen te vermelden (num. 23:8,21; 24:6). Dit is een bekende vorm van syncretisme. In het heidendom stelde men immers dat een mens de goden kon beïnvloe-den. Dat denken was ook aanwezig bij Bileam. Hij hoopte in de naam van Jahweh de vijanden van Moab te kunnen vervloeken.

Bileams woonplaats en achtergrondover de plaats waar Bileam verbleef toen Balak hem liet roepen heerst onduidelijkheid in de handschriften. Terwijl het Hebreeuws ‘Petor, bij de rivier’ leest, heeft de Septuaginta ‘Tatoera, boven de rivier’. Deut.23:4 lokaliseert Petor heel algemeen in Mesopotamië, maar num.23:7 wijst concreter op Aram als verblijfslocatie. Het is mogelijk dat ook Assyrische bronnen op deze stad wijzen als ze spreken over de plaats Pitru (Tell el-Ahmar) aan de westelijke kant van de Eufraat, ten zuiden van Karkemis. De rivier in num.22:5 verwijst dan naar de Eufraat (nBV,

GnB, HSV, WV). Moeilijkheid hierbij is (1) dat de afstand van zeshonderd kilometer van Pitru naar Moab te ver lijkt om af te leggen met één ezel en twee dienaren (22:22), en (2) dat Pitru verder nergens anders in de geschiedenis geas-socieerd wordt met Petor. Michael Barre inter-preteert petôr zodoende niet als plaatsnaam, maar als een Aramese term voor ‘waarzegger’ of ‘droomduider’ (vgl. ptar in Gen.40:8; 41:13).3 Aansluiting voor die verklaring vindt hij in Joz.13:22: ‘Bovendien hadden de Israëlieten de waarzegger Bileam, de zoon van Beor, gedood’ en in het feit dat enkel in numeri 22:5 Bileam verbonden is met het begrip petôr (vgl. 24:4,16). Hoewel deze interpretatie aantrekkelijk is, sluit ze moeilijk aan bij het vervolg: ‘bij de rivier, naar het land van zijn volksgenoten’. Juist deze toevoegingen lijken er sterk op te wijzen dat Petor toch moet worden opgevat als een geografische plaats – al blijft de locatie ervan onbekend.Het is vanwege de onbekendheid van de plaats Petor mogelijk dat de auteur aan zijn geografi-sche gegevens bewust nog het sociale gegeven toevoegt, dat het gaat om ‘het land van zijn landgenoten’. De vraag is echter of het daarbij om Balaks of Bileams landgenoten gaat? In het geval van Balak gaat het om Moabieten die in Petor wonen. Maar omdat de schrijver zich vooral op Bileam richt, lijkt het eerder om hem te gaan. In dat geval kan het om een ander volk gaan. In het verleden dachten uitleggers hierbij aan het volk Edom, vanwege een moge-lijke parallel tussen Bileam, de zoon van Beor (num.22:5), en Bela, de zoon van Beor en ko-ning van Edom (Gen.36:32). Dat het hierbij om dezelfde personen gaat, lijkt onwaarschijnlijk. Sommige handschriften spreken in num.22:5 over het volk Ammon (SP, Vg, Syr). In die

- Raymond R. Hausoul -

Stu

die

bij

bel

magazine

17

niet verborgen. In de Bijbel is het oordeel over Bileam om die reden voortdurend negatief. Bi-leam is de man die zich door Balak laat omko-pen om Israël te vervloeken (num.22-24; 31:16; Joz.24:9; Deut.23:5; neh.13:2). Hij is de man die zich maar al te graag laat betalen voor onrecht (2Pet.2:15) en die zich daarmee overgeeft aan bedrog (Jud.1:11). Bileam is daardoor verbonden met geniepigheid, hebberigheid en ontucht (vgl. op.2:14). Alleen in Micha 6:3-5 ontbreekt een negatieve opmerking over Bileam.

Een profeet van Jahweh?Hoewel de Bijbelschrijvers Bileam nergens ‘profeet’ noemen, stellen sommigen dat hij oorspronkelijk een profeet van God was. In zijn eerste woorden verwijst Bileam al naar Jahweh (num.22:8). Tegenover de dienaren van Balak presenteert Bileam zich in datzelfde

Bileam is voor veel kerkgangers geen onbe-kende uit de Bijbel. Zijn verhaal keert regel-matig terug in de zondagsklas. Tegelijk is zijn personage complex, omdat hij zich kenmerkt door zowel positieve als negatieve eigenschap-pen.1 ondanks dat God Bileam gebruikte om waarachtige orakels over Israël uit te spreken, was hij geen profeet in de Bijbelse betekenis van het woord. Hij was een occulte waarzegger en valse profeet die graag op geld uit was. Toen dat laatste hem in grote som werd aangeboden, greep hij zijn kans. Hij verkocht zichzelf aan de hoogst biedende, ongeacht wat God erover te zeggen had. Deze dwalende en hebzuchtige levenswandel hield Gods Geest echter niet tegen om zijn stem te gebruiken voor de ver-kondiging van de waarheid (num.24:2). Hoewel Bileam er tegenover anderen een verborgen agenda op nahield, was die agenda voor God

2

Stu

die

bij

bel

magazine

16

Thema artikel Bileam en het gevaar van geld en macht

context verwijst de rivier niet naar de Eufraat, maar naar de Jabbok in Ammon. Dat gegeven past zowel bij de archeologische gegevens die gevonden werden in Deir ‘Alla (zie beneden) als bij de medeverantwoordelijkheid van Ammon voor Bileams daden (Deut.23:3-5). nadeel van deze oplossing is wel dat we het begrip ‘Meso-potamië’ in Deut.32:5 erg ruim moeten nemen en dat Bileam zelf in num.23:7 te kennen geeft dat Balak hem liet roepen uit Aram / Syrië. De plaats Petor blijft hierdoor onduidelijk. ook over het verdere leven van Bileam zwijgt de Bijbel. naast de confrontaties met Bileam aan de vooravond van de intocht in het beloofde land, verneemt de lezer enkel nog dat Bileam sneuvelde tijdens de verovering van Kanaän, toen het volk Israël de koningen van Midjan aanviel (num.31:8; Joz.13:22).

Bileam en de muurtekst bij Deir ‘AllaVerbonden met het onderzoek naar de waarzeg-ger Bileam, is ook het archeologische onderzoek in Deir ‘Alla. Archeologen ontdekten vanaf 1967 bij Deir ‘Alla, een plaats ten noorden van de rivier de Jabbok in Jordanië, een honderd meter lang gebouw dat een religieus karakter droeg. In 1967 kwamen er stukken pleisterkalk van de binnenmuur aan het licht waarop teksten ston-den die met zwarte en rode inkt op de muur wa-ren geschreven. Door aardbevingen waren som-mige stukken losgeraakt van de muur, terwijl

Stu

die

bij

bel

magazine

192

Stu

die

bij

bel

magazine

18

andere stukken nog aan de stenen vastzaten. Vanuit deze brokstukken probeerden de onder-zoekers Jacob Hoftijzer en Gerrit van der Kooij, de teksten zo goed mogelijk te reconstrueren.4 De taal waarin deze geschreven waren, bleek een Aramees-Kanaänitisch dialect te zijn. De teksten zelf waren erg fragmentarisch en kon-den worden verdeeld in vijftien verschillende tekstgedeeltes. De eerste twee van die tekstfrag-menten bevatten de meeste informatie. Aan het begin van het eerste tekstfragment verschijnt de naam van Bileam. Dit tekstfragment is complex te ontcijferen en onderwerp van discussie onder geleerden. Baruch levine vertaalt de tekst in Context of Scripture als volgt:5 ‘Tegenslagen uit Bileam’s Boek, zoon van Beor. Een man die go-den zag was hij. De goden kwamen ’s nachts bij hem en onthulden hem een uitspraak van El. Zij zeiden tegen Bileam, de zoon van Beor: “Zo zal het gebeuren, met geen overleven, niemand zag [hetgeen] wat jij hoorde!” Bileam stond ’s mor-gens op. Hij riep [de leiders] tot zich, vastte twee dagen en weende bitter. Toen arriveerden zijn vertrouwelingen bij hem. Zij zeiden tot Bileam, zoon van Peor: “Waarom vast je, waarom ween je?” Toen zei hij tot hen: “Ga zitten, ik vertel jul-lie wat de Saddayin-goden planden. Ga, zie de daden van de goden!” “De goden zijn vergaderd en de Saddayin organiseerden een bijeenkomst. Ze zeiden tegen [de god] Sagar: ‘Sluit de hemel met een dichte wolk’”

afgoden, verwijst daarbij terug naar de offers die Bileam op de hoogten bracht (num.25:2; Ps.106:28). Petrus waarschuwt in zijn tweede brief voor de valse leraren die de kerk insluipen en de mensen misleiden uit zelfzucht. Christe-nen dienen hiervoor te waken! ook dienen zij het syncretisme te vermijden, waarin men God gelijk stelt aan de afgoden en Gods waarheid vermengt met de leugen. Juist de valse leraren die Petrus vermeldt, wandelen in de voetstap-pen van Bileam. ondanks dat zij beseffen wat waar en goed is, leven zij losbandig en mislei-den zij anderen in hun immoraliteit.

Een oproep voor vandaag!Dat het nieuwe Testament de persoon van Bileam nog niet vergeten is en opnieuw als negatief voorbeeld vermeldt, toont ook hoe serieus het gevaar is voor ons christenen te vallen in de strikken waarin deze dwaalpro-feet terechtkwam. Het toont dat hoewel Israël de profeet eeuwen geleden doodde, het niet de leugens kon uitroeien die deze man ken-merkten. Bileams houding zou nog vaker in de geschiedenis een gevaar zijn voor het Godsvolk. De valstrikken die hem grepen proberen ook menig nieuwtestamentisch gelovige vandaag in de macht te krijgen.

De kernleer van Bileam bestond uiteindelijk in de leugen dat het de gelovigen toege-

staan is om twee heren te dienen. Zij die zo denken vergeten de speciale plaats en missie van de kerk als Gods volk op aarde. In plaats van heiliging promoten zij assimilatie. Het is van belang andersdenkenden en hun ideeën te respecteren. Maar vanuit Gods perspectief ontdekken we juist bij Bileam dat dit niet mag leiden tot het aanvaarden en omarmen van andere ‘waarheden’. omdat Israël het syncre-tisme van Bileam volgde en voor het eerst in zijn geschiedenis Baäl aanbad, riep het Gods toorn over zich af. Het volk dat geroepen was om de afgodsaltaren in het land te verwijde-ren, werd misleid en begon zelf afgodsaltaren te bouwen in de velden van Moab! Israël kreeg door toedoen van Bileam een verdeeld, afvallig en onverschillig hart tegenover de ware God.

De muurtekst spreekt over een zekere Bileam, de zoon van Beor, die volgens de bovenge-noemde tekstconstructie van levine invloed in zijn gebied had en ’s nachts openbaringen van šadday-goden ontving. Bijna alle uitleg-gers stellen dat deze Bileam dezelfde is als de Bijbelse Bileam. opvallend hierbij zijn ook de parallellen tussen het tekstfragment en de gegevens in numeri 22:13,20,21. Wel is er forse discussie over de exacte datering van de tekst. Deze variëren van de achtste tot de vierde eeuw voor Christus. De tekststijl laat daarbij de mogelijkheid dat de tekst zelf nog ouder is. Het zou dan gaan om een afschrift van vroe-gere teksten die worden aangeduid als Bileam’s Boek. ook de schrijver van num.22-24 heeft op die wijze voor de inhoud van zijn eigen tekst mogelijk gebruik gemaakt van een schrifte-lijke bron (vgl. num.31:8). Dat ligt meer voor de hand dan de veronderstelling dat de koning of vorsten van Moab deze gegevens bewaar-den. Wat er gebeurde ging immers radicaal in tegen het verlangen van de Moabitische koning (num. 23:11,25; 24:10-11).In elk geval laten deze vondsten zien dat Bileam een brede reputatie genoot. Dit blijkt ook hieruit dat Balak Bileam een grote som geld aanbiedt. In hoeverre Israel zich de aan-vallen van deze waarzegger bewust was, blijft onduidelijk. In elk geval laat het verhaal van Bileam zien dat ook de oudtestamentische rechtvaardige niet enkel strijd voerde tegen mensen van vlees en bloed, maar tevens tegen de machten van het kwaad (vgl. Ef.6:10).

Bileam in het Nieuwe Testamentook het nieuwe Testament vermeldt Bileam nog enkele keren. Tot drie keer toe wordt het kwaad in relatie gebracht met zijn persoon. Er is sprake van de weg van Bileam (2Pet.2:15-16), de leugen van Bileam (Jud.1:11) en de leer van Bileam (op.2:14). In de eerste twee teksten ge-bruiken de schrijvers Bileam als voorbeeld voor iemand die geld ontvangt voor slechte doelein-den (vgl. num.24:11). In openbaring typeert de schrijver Bileam als iemand die het volk in een seksuele immoraliteit brengt (vgl. num.25:6-8; 31:15-16). Het voedsel dat geofferd is aan de

Bileam zoon van Beor

Thema artikel

Stu

die

bij

bel

magazine

212

Stu

die

bij

bel

magazine

20

‘Bidden in de Vroege Kerk’

MAR URIA] E-magazine over de betekenis van de Vroege Kerk voor vandaag

Marturia

e-magazine over de Vroege Kerk

Marturia is een gratis te verkrijgen

e-magazine en heeft als doelstelling

te getuigen van het christendom van

de eerste eeuwen, in het bijzonder

dat van de tweede eeuw, tot

inspiratie van de Kerk van vandaag.

Meld u aan op www.marturia.info

voor de digitale nieuwsbrief en u

ontvangt voortaan gratis per

e-mail de nieuwste editie.

Een uitgave van de Evangelische Theologische Academie - www.eta.nl

Verschijnt

medio december

Hoe leven wij als christenen vandaag? Bileam sprak soms het woord Gods, maar gehoorzaam-de niet aan de God van het woord. Bileams liefde voor geld bepaalde zijn leven zodat hij er alles voor deed om rijkdom te bemachtigen. Petrus en Judas roepen de gelovigen op om niet in de valstrikken van Bileam te vallen.

Bileam roept met zijn negatieve voorbeeld zo-wel Israël als de kerk op om te waken voor de verleiding van macht en geld.

Noten

1 Mark W. Chavalas, “Balaam,” in Dictionary of the Old

Testament, Pentateuch, red. T.D. Alexander en D.W.

Baker (Downers Grove: InterVarsity, 2005), 76.

2 William F. Albright, “The oracles of Balaam,” Journal

of Biblical Literature 63, no. 3 (1944) 233.

3 Michael L. Barre, “The Portrait of Balaam in Numbers

22–24,” Interpretation 51, no. 3 (1997) 256.

4 Jacob Hoftijzer en Gerrit van der Kooij, Aramaic Texts

from Deir ’Alla, Documenta et monumenta Orientis

antiqui 19 (Leiden: Brill, 1976).

5 Baruch A. Levine, “Deir 'Alla: The Deir 'Alla Plaster

Inscriptions”, in The Context of Scripture: Archival

Documents from the Biblical World, red. William

W. Hallo en K. Lawson Younger, vol. 2 (Leiden: Brill,

2002), 142.

Genezing op gebedBoekbespreking

De basis voor deze bundel is een thema-nummer over Qumran van het kwartaalblad Met Andere Woorden van het Nederlands Bijbelgenootschap. Ter gelegenheid van de tentoonstelling van enkele Dode Zeerollen in het Drents Museum zijn de artikelen her-schreven en zijn enkele nieuwe artikelen toegevoegd. Het geheel is tot een mooie uitgave bewerkt en voorzien van veel dui-delijke en behulpzame afbeeldingen.

onderwerp van de bundel is het belang van de Dode Zeerollen voor de bestudering van de Bijbel. De auteurs zijn werkzaam bij het nBG en verschillende nederlandse en Vlaamse univer-siteiten. na een inleiding wordt in de eerste bijdrage kort de geschiedenis van de ontdek-king en het onderzoek naar de rollen geschetst. Vervolgens wordt dieper ingegaan op de recente archeologische discussie. ook de samenstelling, samenhang en achtergrond van de teksten komen aan de orde. Centrale vraag is van wie de rollen waren en hoe zij in verband staan met de nederzetting van Qumran. Ruim zestig jaar na de eerste ontdekkingen bestaat hierover nog geen overeenstemming.Hierna volgen vier bijdragen over het belang van de rollen voor de tekstkritiek van het oude Testament die het zwaartepunt van de bundel vormen. Verschillende malen wordt de waarde en betrouwbaarheid van de Masoretische tekst benoemd, maar anderzijds benadrukken de auteurs ook keer op keer de variatie en veel-vormigheid van de gevonden teksten die deze waarde relativeren. Tevens zien zij in de rollen bewijs voor een lange ontstaansgeschiedenis en uitgebreide bewerking van bijbelse teksten. De auteurs volgen daarmee gangbare kritische opvattingen, maar het is de vraag of die door de rollen worden ondersteund. De mogelijk-heid dat het hier gaat om latere bewerkingen die vooral licht werpen op hoe (een bepaalde groep) Joden in deze periode met heilige teksten omgingen, wordt slechts kort besproken

(75-76,97). De vraag naar de plaats van de rollen in het Jodendom van die tijd is daarbij relevanter dan wordt verondersteld (61).Kenmerkend is het voor beeld van het boek Jeremia dat door verschillende auteurs genoemd wordt. De Hebreeuwse tekst van dit boek is beduidend langer dan de Griekse tekst. Volgens de bijdrage hierover is dit het resultaat van een lang ontstaansproces waarbij niet één oorspronkelijke versie is aan te wijzen. Dat voor moderne bijbelvertalingen de Hebreeuwse tekst wordt gebruikt is slechts het resultaat van tra-ditie. Hier is meer over te zeggen. De mogelijk-heid dat de waarde van de afwijkende teksten in Qumran slechts beperkt is, wordt elders in de bundel genoemd (97) maar niet verder bespro-ken. ook ontbreken verwijzingen naar het werk van wetenschappers die recent de prioriteit van de Masoretische tekst hebben verdedigd (bijvoorbeeld Jack lundbom en Georg fischer, zie SBoT 10). De bundel sluit af met een heldere bespreking van de kenmerkende commentaarteksten uit Qumran (de zogenoemde pesjarim) en een bijdrage over enkele opvallende parallellen met het nieuwe Testament.Al met al is dit een toegankelijk en verhel-derend boek dat veel te bieden heeft aan de geïnteresseerde bijbellezer die actuele infor-matie zoekt over de Dode Zeerollen. Door het gelegenheidskarakter van de publicatie is er echter vrij veel overlap tussen de bijdragen en blijven verschillende vragen (bijvoorbeeld over de canon) onbesproken.

Jonathan Pater

M. de Jong, J. van Dorp (red.), Qumran en de Bijbel.

Over ontstaan, overlevering en vertaling van de Bijbel.

Heerenveen: Uitgeverij Jongbloed, 2013.

Qumran en de Bijbel

advertentie

Voorpublicatie / studiebijbel Daniel 6:11-13S

tud

ieb

ijb

el

magazine

22

Stu

die

bij

bel

magazine

23

Uit deel 11 van deserie SBOT

7284

˚H«FgËrahharGiH˚

overvielen

479

™EGli''illEkdeze

1400

'√Cyfir¸b…FgGubrayyA'

de mannen

116

§«yfidÈ''Èdayin

Toen

12 1836

< :h√nË–dD¸n‰:

dit

4481 + 6928

tamËd—q-§immin-qadmat

vanaf vroeger(e tijd) van

5648

dEbAvvAbEd

doende

1768 + 1934

'√w·h-yÊ–dDÓ-h·wA'

dat hij was

3606 + 6903

lEb›q-lA–kKol-qÛbEl

overeenkomstig

426

–hEhAlÈ''ÈlAhEh˜

zijn God

6925

£fld›qqÛdAm

voor

3029

'„dÙm˚˚mÙdE'

en prijzende

6739

'EGlac¸m˚˚m¸callE'

en biddende

5922 + 1291

yihÙkËri–b-lavval-BirkÙhÓ

op zijn knieën

1289

™„rA–bBArEk

knielende

1932

'˚hh˚'hij

3118

'AmÙy¸bb¸yÙmA'

op de dag

8532

hAtAl¸GtT¸lAt‰

drie

2166

§y«n¸m«zÃww¸zimnÓn

en tijden

3390

£el¸H˚rÃyy¸r˚H¸lemJeruzalem

5049

d∆g∆nneged

tegenover

5952

–hEtyiGliv¸–bB¸villÓtEh˜

in zijn bovenvertrek

8706

–hEllEh˜

van hem

6606

§Axyit¸KpP¸tÓxAngeopend

3551

§y«FwakÃww¸kawwÓn

en ramen

1005

–hEtÃyab¸ll¸bay¸tEh˜

in zijn huis

5954

lavval

ging binnen

3792

'AbAt¸–kK¸tAbA'

het geschrift

1768 + 7560

£yiHËr-yÊ–dDÓ-r¸HÓm

dat was ondertekend

3046

vfidÃyy¸dav

hij wist

1768

yÊd¸–kK¸dÓ

(als) toen

1841

l'≈Cy«nfldÃww¸dAniyyE'l

En Daniël

11 11 SV Toen nu Daniël verstond, datdit schrift getekend was, ging hij inzijn huis (hij nu had in zijn opper-zaal open vensters tegen Jeruzalemaan), en hij knielde drie tijden ‘sdaags op zijn knieën, en hij bad, endeed belijdenis voor zijn God, ge-heel gelijk hij vóór dezen gedaanhad. || NBG Zodra ... vernomenhad, dat het bevelschrift geschrevenwas, ... in zijn bovenvertrek ... aande kant van ... boog hij zich nederop zijn knieën ... en loofde zijnGod, juist zoals hij dat tevorenplacht te doen. || WV dat het verbodschriftelijk was vastgelegd, ... in derichting van ... Daar wierp hij zich... op de knieën ... en te prijzen, ...gewend was. || GNB dat dit bevelwas uitgevaardigd, ... Hij knielde erneer omdat hij gewoon was ... hemte eren. || NBV op schrift gesteld

12 SV Toen liepen die mannen tehoop, en zij vonden Daniël bidden-de en smekende voor zijn God. ||

NBG snelden die mannen toe || WVeen inval deden ... troffen ze ... aanterwijl hij smeekbeden richtte ||

GNB die hem wilden beschuldigen,trokken eropuit. Ze zagen hoe ...vurig bad tot || NBV drongen demannen zijn huis binnen

13 SV Toen kwamen zij nader, enspraken voor de koning van het ge-bod des konings: Hebt gij niet eengebod getekend, dat alle man, die indertig dagen van enige god of mensiets verzoeken zou, behalve van u, okoning! in de kuil der leeuwen zougeworpen worden? De koning ant-woordde en zeide: Het is een vastezaak, naar de wet der Meden en Per-zen, die niet mag herroepen wor-den. || NBG Daarop naderden zij ...een verbod uitgevaardigd, ... Dezaak staat vast naar || WV Ze gingendaarop ... en brachten hem ... inherinnering met de woorden: ...‘Dat staat vast als een || GNB en we-zen hem op het verbod. ‘Hebt u,majesteit, niet bepaald dat men dekomende dertig dagen ... en tot nie-mand anders, of het nu een god is ofeen mens? En dat overtreders ... ‘Ze-ker,’ || NBV ‘Die verordening ligteven vast als elke wet van

Daniël 6:11-13 624

4430

'A–k¸lammalKA'

o koning

4481

™√FnimminnAk

van u

3861

§EhAllAhEn

behalve/tenzij

8533

§yitAl¸GtT¸lAtÓndertig

5705 + 3118

§yimÙy-davvad-yÙmÓntot dagen

606

H√nÈ'∆wwe'ÈnAH

en/of mens

4481 + 3606 + 426

–hAlÈ'-lA–k-§immin-Kol-'ÈlAh˜van enige god

1768 + 1156

hEv¸b«y-yÊ–dDÓ-yibvEh

die zal/zou vragen

3606 + 606

H√nÈ'-lAkkol-'ÈnAH

ieder mens

1768

yÊ–dDÓ

dat

7560

AGt¸maHËrr¸HamTA

u ondertekende

633

rAsÈ''ÈsAr

een verbod

3809

'Al·hh·lA'

niet

4430

'A–k¸lammalKA'

o koning

5922 + 633

rAsÈ'-lavval-'ÈsAr

over het verbod

6925 + 4430

'A–k¸lam-£fld›qqÛdAm-malKA'voor de koning

560

§yÊr¸mA'Ãww¸'Am¸rÓn

en zeggende

7127

˚byÊrŸqq¸rÓb˚

zij naderden

116

§«yfid'E–bBE'dayin

Toen

13 426

:–hEhAlÈ''ÈlAhEh˜:zijn God

6925

£fld›qqÛdAm

voor

2604

§¬Fnax¸tim˚˚mitxannan

en genade smekende

1156

'EvA–bBAvE'

vragende

1841

l'≈Cy«nfld¸ll¸dAniyyE'l

(van) Daniël

7912

˚xa–k¸HahÃww¸haHKax˚

en zij vonden

744

'Atw√yËra''aryAwtA'

de leeuwen?

1358

bÙg¸ll¸gÙb

in de kuil/het hol van

7412

'EmËr¸t«yyitr¸mE'

hij zal/zou worden gegooid

625 Daniël 6

16Driemaal daags bidden als vast gebruik komt in hetOT alleen hier voor. Ps.55:18 geeft geen uitdrukkingaan vaste gebedstijden, maar aan een doorlopend bid-den, net als de zevenmaal daagse lofprijzing inPs.119:164. Onduidelijk is dan ook hoe verbreid ditgebruik was. In later tijd (1e-2e eeuw n.Chr.) bestondin het Jodendom zowel het gebruik tweemaal daags tebidden, in aansluiting op het morgen- en avondoffer(1QS 9:26-10:3; 1QM 14:12-14; vgl. 1Kr.23:30), alshet gebruik driemaal daags te bidden in een ochtend-,middag- en avondgebed (Mishna Berakot 4:1). Hetlaatste gebruik is in het Jodendom uiteindelijk denorm geworden. Ook sommige vroege christenen had-den de gewoonte driemaal daags te bidden (Didachè8:2).

17Dat Daniël in den vreemde in de richting van Jeruza-lem (en dus in de richting van de tempel) bad, sluitaan bij Salomo’s gebed bij de inwijding van de tempel(1Kon.8:48; zie ook vs.42,44 en vgl. vs.38). Tot op dedag van vandaag keren Joden zich tijdens hun gebedrichting Jeruzalem en wordt hier bij de bouw vansynagogen rekening mee gehouden. Daniël zal nietslechts in de richting van Jeruzalem gebeden hebben,maar ook voor de stad en de tempel, zoals blijkt uitDan.9:1-2,12,16-20, een hoofdstuk uit hetzelfde jaar.Vgl. G. Goswell, ‘The Temple Theme in the Book ofDaniel’, JETS 55 (2012) 509-520, spec. 513. Vgl. Inl.art. 2 Boek Daniël.

18Ook op andere plaatsen wordt vermeld dat mensenknielen tijdens het gebed (bv. 1Kon.8:54; Luc.22:41),eventueel met opgeheven handen (Ezra 9:5). Daarnaastworden ook andere gebedshoudingen genoemd, zoalsstaan (1Kon.8:22; Luc.18:11,13) of liggen, als uitingvan verootmoediging (2Sam.12:16).

19De situatie impliceert dat de in vs.11 beschrevengewoonten aangaande Daniëls gebedsleven algemeenbekend waren.

20Het hier gebruikte ww. rGH ‘te hoop lopen, overvallen,onder druk zetten’, is hetzelfde als in vs.7,16, waar demannen in kwestie de koning onder druk zetten.

21Als malKA' verbonden wordt met het eraan voorafgaan-de val-'ÈsAr, staan deze woorden samen voor ‘het gebodvan de koning’, d.w.z. ‘het koninklijk gebod’ (vgl.HSV, NBV, NaB) en blijkens de accenten bij de teksthebben de masoreten deze zo opgevat. Een alternatievevertaling verbindt malKA' met het vervolg, waarbij hetde inleiding vormt op de directe rede en vertaald wordtmet ‘o koning’ of ‘majesteit’ (vgl. GNB).

22Anders dan in 2:25 en 5:13 heeft de typering hier nietde functie Daniël te introduceren. De koning kendehem immers (zie vs.3-4). De nadrukkelijke vermeldingvan Daniëls afkomst heeft hier tot doel hem extra ver-dacht te maken bij de koning – ‘hij was al nooit eenvan ons’ –, zodat Daniëls gebed des te meer als hoog-verraad zal worden gezien. Vgl. 3:12, waar de vriendenvan Daniël op vergelijkbare wijze worden aangeduid.

Daniël veroordeeld tot de leeuwenkuil(6:11-18)Ook Daniël krijgt weet van het edict dat door dekoning is ondertekend (vs.11). Maar hij doetwat hij van jongs af aan al deed: hij gaat zijn huisbinnen en knielt dagelijks driemaal16 neer voorhet open raam van zijn bovenvertrek, in de rich-ting van Jeruzalem.17 Al knielende bidt en prijsthij zijn God.18 Net als zijn vrienden leeft Daniëlvanuit de overtuiging dat trouw aan God be-langrijker is dan gehoorzaamheid aan het gebodvan de koning (3:16-18; vgl. Hand.5:29). Hierhebben Daniëls tegenstanders op gewacht.19 Zijdringen het huis binnen20 en vinden Daniël ter-wijl hij bidt tot God en zijn genade zoekt(vs.12).Daarop gaan Daniëls tegenstanders opnieuwnaar de koning en herinneren hem aan het edictdat hij heeft uitgevaardigd (vs.13).21 Daarbij

herhalen zij de inhoud van het edict; zo wordt inde tekst onderstreept dat van dit edict niets valtaf te dingen (vgl. 3:9-11). De koning bevestigtdat: de zaak staat vast en in overeenstemmingmet de wet van de Meden en Perzen kan het nietherroepen worden. Nu dat is vastgesteld, komende tegenstanders met hun beschuldiging. Zijmelden dat Daniël, een van de Judese ballin-gen,22 het edict van de koning naast zich heeftneergelegd (vs.14). Hij heeft geen acht geslagenop het door de koning ondertekende verbod enheeft driemaal daags zijn gebeden opgezonden(vgl. 3:12).Als de koning dit hoort, is hij uiterst bedroefdvanwege Daniël (vs.15). Hij beseft dat hij mis-leid is. Heel de dag zoekt hij naar mogelijkhedenom Daniël te verlossen en het dreigende vonnisniet over hem te hoeven uitspreken. Aan heteind van de dag, als de zon onder is, dringen

Uit deel 11 van de serie SBOT

Voorpublicatie / studiebijbel Jesaja 6:1-4Daniel 1:14-15627 Daniël 6

23In de vertaling van Theodotion ontbreekt het equiva-lent van harGiH˚ val-malKA' ‘zij drongen aan bij dekoning’ en omdat Theodotion meestal vrij goed aan-sluit bij de Hebreeuwse tekst, menen sommigen dat dewoorden later zijn toegevoegd. Het Qumranhand-schrift 4QDanb heeft de woorden echter wel, wat pleitvoor de ouderdom ervan. Zie over het ww. in kwestieook de uitleg bij vs.7 (en vgl. vs.12).

24Het verlangen waaraan de koning hier uitdrukkinggeeft, staat in schril contrast met de spottende retori-sche vraag van Nebukadnessar in 3:15.

25Concreet houdt dat in dat een koord of een kleed omde steen bevestigd wordt, vastgezet met klei. Dekoning en zijn bestuurders drukken vervolgens hunzegels in de nog verse klei.

26De betekenis van dax·wAn is zeer onzeker, maar uithet verband is duidelijk dat het gaat om genoegens diede koning voor deze nacht afwijst, vandaar dat hetvaak met iets als ‘vermaak’ wordt weergegeven. Theo-dotion en Syr. vertalen met ‘voedsel’ (maar dan wordtin de tekst tweemaal hetzelfde gezegd), middeleeuwseJoodse uitleggers dachten aan ‘vrouwen/concubines’(pseudo Saadia; vgl. WV, NaB ‘hij liet zijn harem nietaantreden’) of aan ‘muziek’ (Ibn Ezra; vgl. SV). Som-

mige moderne uitleggers denken aan ‘danseressen’.27Opvallend is dat Darius de God van Daniël hier aan-

duidt als ‘de levende God’, nog voor Daniël een tekenvan leven heeft gegeven (vgl. 4:34, waar Nebukadnes-sar God als de eeuwig levende belijdt, pas na alles water aan hem gebeurd is). Voor Joodse lezers herinnert deuitdrukking eraan dat de God van Daniël niet te verge-lijken is met de afgoden van hout en steen, een over-tuiging die in de volgende verzen bevestigt wordt.

28De verwoording van vs.21 sluit nauw aan bij die vanvs.17.

29Daniëls begroeting geeft de tekst in verteltechnischopzicht een ironische lading. Terwijl de onbevangenlezer meeleeft met de koning, die in spanning zit ofDaniël nog leeft, impliceert Daniëls gebruik van hetgangbare protocol dat er helemaal niets vreemds is aanhet feit dat Daniëls stem uit de leeuwenkuil klinkt.Natuurlijk heeft God hem bewaard – hoe kan iemanddaar nu aan twijfelen?!

30Taalkundig gezien is onduidelijk of God het onder-werp is van ˚s·gar (vertaling: ‘Hij sloot’; vgl. NBG,WV, HSV), of de engel (vertaling: ‘hij sloot’; vgl. WV,GNB). Inhoudelijk maakt dit nauwelijks verschil.

Daniëls tegenstanders er bij de koning op aan23

dat hij zich houdt aan het edict (vs.16). Immers,volgens de wet van Meden en Perzen kan eendoor de koning bekrachtigd besluit niet herroe-pen worden (zie uitleg vs.9).Daarop laat de koning Daniël komen en het on-vermijdelijke gebeurt: zij werpen Daniël in deleeuwenkuil (vs.17). De koning, die heel de dagvergeefs heeft gezocht naar manieren om Daniëlte verlossen, heeft geen keus en moet zijn on-macht erkennen. Hij wenst Daniël toe dat deGod die Daniël zo trouw dient, hem zal verlos-sen.24 Een andere uitweg is er niet en er wordtook niets aan het toeval overgelaten: de openingvan de kuil wordt met een grote steen afgeslotenen zowel de koning als zijn machthebbers bren-gen er hun zegel op aan,25 zodat niemand – ookde koning niet – Daniël te hulp kan komen,zonder dat dit wordt opgemerkt (vs.18; vgl.Mat.27:66). Daniël lijkt ten dode opgeschreven,net zoals dat eerder gold voor zijn vrienden, toenzij in de vurig brandende oven geworpen werden(3:19-21).

God verlost Daniël van de leeuwen(6:19-25)Als het vonnis is uitgevoerd, keert de koning te-rug naar zijn paleis (vs.19). Vastend en zondervermaak26 brengt hij de nacht door, maar slapenkan hij niet. Bij zonsopgang, zodra het lichtwordt, staat hij op en haast hij zich naar de leeu-wenkuil (vs.20). Als hij bij de kuil is aangeko-men, roept hij Daniël met de moed der wan-hoop toe (vs.21). Hij spreekt hem daarbij aan alsdienaar van de levende God,27 zijn God die hijvoortdurend dient. Is die God in staat geblekenzijn dienaar te verlossen van de leeuwen?28

Het onverwachte gebeurt. Uit de kuil klinkt Da-niëls stem, die de koning geheel volgens proto-col begroet (vs.22; vgl. 2:4).29 Daarop vertelt hijwat er gebeurd is. Zijn God heeft zijn engel ge-stuurd, die de mond van de leeuwen sloot,30 zo-dat zij Daniël niets hebben aangedaan (vs.23;vgl. 3:25). Door Daniël zo in bescherming te ne-men, heeft God als hoogste rechter Daniëls on-schuld bevestigd, zoals deze trouwens ook de ko-ning geen onrecht aangedaan heeft.

2942

£Ev¸XX¸vEm

decreet/bepaling

4430

'A–k¸lammalKA'

(de)/o koning

5922

™yAl·vv·lAyk

op/aan u

3809 + 7761

£AW-'AllA'-WAm

niet stelde/gaf aandacht

3061

d˚hÃyy¸h˚d

Juda

1768

yÊ–dDÓ

(die) van

1547

'At˚l√ggAl˚tA'

de ballingschap

4481 + 1123

y≈n¸–b-§immin-B¸nÍ

uit de kinderen van

1768

yÊ–dDÓ

die

1841

l'≈Cy«nflddAniyyE'l

Daniël

1768

yÊ–dDÓ

dat

4430

'A–k¸lammalKA'

de koning

6925

£fld›qqÛdAm

voor

560

§yÊr¸mA'Ãww¸'Am¸rÓn

en zeggende

6032

Ùn·vv·nÙ

zij antwoordden

116

§«yfid'E–bBE'dayin

Toen

14 5709

:'„–d¸vettevDE':

zal worden herroepen/voorbijgaan

1768 + 3809

'Al-yÊ–dDÓ-lA'

die niet

6540

sfirAp˚˚pAras

en Perzen

1882 + 4076

yfidAm-tfld¸–kK¸dAt-mAday

overeenkomstig de wet van Meden

4406

'At¸Glimmill¸tA'

het woord/de zaak

3330

'AbyiFc¬yyaccÓbA'

verzekerd/zeker/vast (is)

560

ramA'Ãww¸'Amar

en zeggende

4430

'A–k¸lammalKA'

de koning

6032

h≈nAvvAnEh

Antwoordende

14 SV Toen antwoordden zij, enzeiden voor de koning: Daniël, eenvan de gevankelijk weggevoerdenuit Juda heeft, o koning! op u geenacht gesteld, noch op het gebod datgij getekend hebt; maar hij bidt opdrie tijden ‘s daags zijn gebed. ||

NBG een van de ballingen ... heeftgeen acht geslagen op ... het verboddat gij hebt uitgevaardigd, || WVstoort zich niet aan u || GNB heeftzich niets van u aangetrokken. Hijheeft uw verbod naast zich neerge-legd. || NBV noch op het besluit datu op schrift hebt laten stellen;

15 SV Toen de koning deze redehoorde, was hij zeer bedroefd bijzichzelf, en hij stelde het hart opDaniël om hem te verlossen; ja, totde ondergang der zon toe gaf hijzich moeite, om hem te redden. ||

NBG Zodra ... de zaak gehoordhad, mishaagde zij hem ten zeerste,en hij zon op middelen om ... te be-vrijden, || WV Die beschuldiging be-viel de koning helemaal niet en hijwilde middelen bedenken om ...probeerde hij dat, || GNB was overdeze beschuldiging zeer ontstemd;hij verzon van alles ... deed hij zijnuiterste best om voor hem een uit-weg te vinden. || NBV deed hij alleswat in zijn macht lag om ... te be-schermen.

16 SV Toen liepen die mannen tehoop tot de koning, en zij zeiden totde koning: Weet, o koning! dat dewet der Meden en der Perzen is, datgeen gebod noch ordonnantie, diede koning verordend heeft, magveranderd worden. || NBG drongendie mannen onstuimig bij ... aan ...of besluit, dat de koning heeft uitge-vaardigd, veranderd kan worden. ||

WV maar de mannen zetten de ko-ning onder druk ... ‘Denk eraan, ...het is voor Meden en Perzen een wetdat er niet kan worden getornd aaneen verbod of besluit || GNB gingende mannen weer samen naar hemtoe ... ‘U weet heel goed, majesteit,... dat de koning heeft uitgevaar-digd, is onherroepelijk!’ || NBV ver-anderd kan worden;

Daniël 6:14-15 626

5705

davÃww¸vaden tot

7804

–hEt˚b√zyEH¸ll¸HÍzAb˚tEh˜

om hem te verlossen

1079

lA–bBAl

geest/zin/gemoed

7761

£AWWAm

hij stelde

1841

l'≈Cy«nfl–dDAniyyE'l

Daniël

5922

lavÃww¸val

en over/vanwege

5922

yihÙl·vv·lÙhÓ

over hem/daarover

888

HE'¸–bB¸'EH

hij was bedroefd/ontstemd

7690

'y«FgaWWaGGÓ'uiterst

8086

vam¸HH¸mav

hij hoorde

4406

'At¸Glimmill¸tA'

het woord/de zaak

1768

yÊd¸–kK¸dÓ

zodra/toen

4430

'A–k¸lammalKA'

de koning

116

§«yfidÈ''Èdayin

Toen

15 1159

:–hEt˚vA–bBAv˚tEh˜:

zijn smeking/bede

1156

'EvA–bBAvE'

vragende

3118

'AmÙy¸–bB¸yÙmA'

op de dag

8532

hAtAl¸GtT¸lAt‰

drie

2166

§y«n¸m«zÃww¸zimnÓn

en tijden/keren

7560

AGt¸maHËrr¸HamTA

u ondertekende

1768

yÊ–dDÓ

die

5922 + 633

'flrAsÈ'-lavÃww¸val-'ÈsArA'

en/noch op/aan het verbod

7712

rfi–daGt¸HimmiHTaDDar

zich inspannende

1934

'√w·hh·wA'hij was

8122

'AH¸miHHimHA'de zon

4606

yElAvemmevAlÍ

ondergang van

5338

:–hEt˚lAFcah¸ll¸haccAl˚tEh˜:

om hem uit te redden

Stu

die

bij

bel

magazine

25

Stu

die

bij

bel

magazine

24

vanwege de ellende van het volk, en daarom gaat hij in het zwart. Is er geen balsem in Gilead of geneesheer?

3. Jeremia symboliseert het volk Allerlei volksgenoten doen de profeet lijden: mensen uit zijn eigen omgeving (11:21; 12:6), priesters en profeten (26:11) en de koning (36). Hij wordt in de gevangenis gegooid om daar te sterven (37:11-16; 38:4-6) en wordt meegevoerd naar Egypte (43:6). Tevens blijkt eenzaamheid zijn deel te zijn (15), hij mag niet trouwen en evenmin begrafenissen en bruiloften bezoeken (16). Deze teksten zijn niet uitsluitend beschrij-vingen van het persoonlijke lijden van Jeremia. Er is namelijk ook een verband tussen het leven en lijden van de profeet en diens boodschap. Het lot van Jeremia correspondeert met dat van het volk. In 8:21 zegt Jeremia bijvoorbeeld dat hij vanwege zijn volk gebroken is. Het lijden van Jeremia illustreert zo de desolate toestand van het volk. Dat geldt ook van zijn gevangenschap en wegvoering uit het land.

4. Jer.11:18-12:6De profeet geeft ontboezemingen over zijn in-nerlijke leven. De meeste van deze teksten zijn verspreid over de hoofdstukken 11-20 en ze zijn bekend als de ‘belijdenissen’ of – beter – ‘de persoonlijke klachten’. Ze staan in 11:18-12:6; 15:10-21; 17:14-18; 18:18-23 en 20:7-18.

Jeremia klaagt dat hij als een argeloos lam is dat ter slachting wordt geleid, omdat het volk hem wil doden (vs.19). Jer.12 begint met de erkenning dat God rechtvaardig is. Juist daarom vraagt de profeet zich af waarom het de goddelozen en de ontrouwen ‘goed gaat’ (vs.1-2). Hierop volgt een smeking om hulp (vs.3b) ingeleid door de vermelding dat God hem kent en ziet (vs.3a; vgl.

JodendomIn tegenstelling tot onze cultuur met vooral in-dividuele uitingen van vreugde en verdriet, kent het Jodendom een liturgisch jaar met hoogte- en dieptepunten. Met betrekking tot het lijden nemen de 9e Ab (herdenking van de verwoes-ting van de beide tempels en andere rampen) en Grote Verzoendag (collectieve schuldbelijdenis) een belangrijke plaats in.

Klacht bij JeremiaBij geen enkel profetisch boek zijn er zoveel persoonlijke ontboezemingen als bij Jeremia. Meermalen brengt de profeet zijn vragen, klach-ten en moeiten bij God. Dit gebeurt vaak met heftige emoties.

1. Jer.1:6-7 Roeping‘Toen zei ik: Ach Here, HERE, zie, ik kan niet spreken, want ik ben jong.’ Jeremia heeft geen ervaring, status of gezag. De Here ontkent de geldigheid van Jeremia’s bezwaar niet, maar stelt er een opdracht, een belofte en een teken tegenover. Jeremia zal gaan waarheen God hem stuurt, en zal spreken wat God hem te spreken geeft (vs.7). De woorden geven aan dat Jeremia in dienst staat van God, zoals een bode in dienst staat van een koning. Bij de opdracht klinkt ook de belofte van nabijheid en bescherming (vs.8). Daarna volgt het teken, het aanraken van de mond.

2. Jer.8:18-23[V9:1] De wenende profeetJeremia klaagt: ‘och, was mijn hoofd maar water en mijn oog een bron van tranen, ik zou dag en nacht wenen over de gesneuvelden van de dochter, mijn volk’. In deze passage komt een reeks klachten van de profeet voor. Hierbij klinkt ook eenmaal het klagende hulpgeroep van het volk: ‘Is de HERE dan niet in Sion, of is haar Koning niet bij haar?’. De profeet kreunt

rijke zaken, maar is eenzijdig en doet geen recht aan de Bijbelse breedte. Wie een zijdig opgevoed wordt, krijgt het moeilijk in dagen van verdriet en tegenslag. Hoe minder het verdriet en de ‘waarom-vragen’ in de gemeente aan de orde gesteld worden, des te heftiger komen ze in de persoonlijke ervaringen naar voren.

Evert van de Poll noemde enige jaren geleden de eenzijdigheid van de opwekkingsbundel. In zijn boek Samen in de naam van Jezus doet hij het-zelfde met de dominante positie die lofprijzing inneemt in de evangelische liturgie. Vorig jaar noemde Kees van Setten dat ‘pleitbezorgers van praise en worship graag wijzen naar de psalmen voor het belang van lofprijzing’, terwijl ‘een substantieel deel van de psalmen en profeten is doortrokken van de klacht’. De reformatorische kerken wijzen in dat verband er graag op dat ze de psalmen zingen. De vraag daarbij is echter wel, welke psalmen en welke coupletten gezon-gen worden.

- Mart-Jan Paul -

Thema artikel

De klacht vanuit het boek Jeremia

2

Stu

die

bij

bel

magazine

26

Welke klacht ontbreekt?nederlanders staan bekend als een klagend volkje, maar welke klacht ontbreekt? Met de titel bedoelen wij dat de laatste tijd veel aandacht gevraagd wordt voor lofprijzing en aanbidding, maar ten koste van de uitingen van verdriet, rouw en aanvechting.Ik denk aan een vader die zijn dochter verloor en zo’n moeite had met de positieve psalmen en lofzangen. Waarom worden liederen waarin verdriet geuit wordt minder vaak gezongen? Waarom zijn er wel aparte praise-avonden, maar geen aparte rouw-avonden?

In de Bijbel heeft de ontmoeting met God, naast lofprijzing en aanbidding, altijd ook de elemen-ten in zich van verootmoediging, schuldbelij-denis en gebed om ontferming. Tevens klinkt meer dan eens de verzuchting ‘Hoe lang nog, HERE?’. Het boek van de Psalmen cirkelt rond de polen van loflied en klaaglied. Wie de nadruk legt op lofprijzing en aanbidding noemt belang-

Stu

die

bij

bel

magazine

27

‘Och, was mijn hoofd maar water en mijn oog een bron van tranen, ik zou dag en nacht wenen over de gesneuvelden van de dochter,

mijn volk’

ook hoop doorklinken in de klacht. Vandaar die vaak wonderlijke afwisseling van aanvechting en hoop, van klacht en vertrouwen. De klachten gaan niet zozeer óver God, maar ze worden mét Hem besproken. De klachten krij-gen dan de vorm van smeekbeden. Het betreft klagen in een specifieke context, gebaseerd op Gods trouw in het verleden, en met hoop op uitkomst in de toekomst.

Onze klachtenMeestal tonen mensen hun verdriet door treu-ren en huilen. lang niet altijd is het mogelijk woorden te geven aan verdriet. In die omstan-digheden is het belangrijk dat teruggegrepen kan worden op bestaande teksten en liederen. Spreken en zingen kunnen dan beschouwd wor-den als een daad van overleven, om de waarheid van de eigen geschiedenis onder ogen te zien en als een poging greep te krijgen op het leven. Het uiten van de emoties is de eerste stap op weg naar een vorm van herstel.

In 1986 heeft Walter Brueggemann een artikel geschreven over het verlies van de weeklacht en de treurzang in onze maatschappij. Diverse auteurs hebben dit punt opgepakt en de laatste jaren zijn er veel publicaties verschenen over de relatie tussen de oudtestamentische klach-ten en onze leefwereld. Men signaleert dat de meeste hedendaagse geloofsgemeenschappen een sterke nadruk leggen op lofprijzing. Weinig kerken bieden ruimte voor schuldbelijdenis (als het gebeurt, dan meestal in relatie met het Avondmaal). Bijna nooit is er gelegenheid om gemeenschappelijk ervaren pijn bij God te bren-gen, terwijl dit wel in psalmen naar voren komt.Het herstel van de klacht als een karakteristieke en weerkerende praktijk van spreken in een geloofsgemeenschap betekent een verandering van visie waarmee men naar de wereld kijkt, en is niet slechts een incidentele liturgische verandering.

Ten slotteBij christenen hoor je meer dan eens de opmer-kingen: ‘niet klagen, maar dragen’ of ‘Ik ben gelukkig ervoor bewaard opstandig te worden’. Elders heb ik geschreven over het feit dat be-

Thema artikelPs.139:1-3). Daarna volgt de vraag ‘Hoe lang?’, terwijl ook antwoorden klinken door te wijzen op de zonden van het volk.

5. Jer.15:10-21Hier komt in felle bewoordingen de nood van Je-remia naar voren: ‘Wee mij, mijn moeder, dat u mij gebaard hebt’. Hij is geworden tot een man van ruzie voor heel het land, en wordt ook ver-vloekt. Daarna klinkt de bede dat de Here naar hem omziet en in zijn geduld niet wegneemt. ook klinkt de wens dat God zich zal wreken op de vervolgers. Zelf is hij immers onschuldig.opnieuw is er een waarom-vraag: Waarom is mijn lijden er voor altijd? Bent U nu echt voor mij als een onbetrouwbare beek, water dat niet betrouwbaar is? (vs.18). Daarna belofte dat de Here met Jeremia zal zijn: ‘Ik ben met u, om u ter verlossen en te redden’.

6. Jer.17:14-18Gebed om hulp ‘Wees mij niet tot een verschrik-king’, gebaseerd op belijdenis ‘U bent mijn toe-vlucht op een dag van onheil’. Daarna de bede dat de vervolgers beschaamd worden en onheil zullen ervaren.

7. Jer.18:18-23De tegenstanders hebben een kuil gegraven voor Jeremia. Daarop volgt een gebed dat zij en hun gezinnen getroffen worden door onheil. ‘Doe geen verzoening over hun ongerechtigheid’.

8. Jer.20:7-18De profeet begint met het feit dat het Woord van de Here tot smaad en schimp is, de hele dag (vs.7-8). Hij heeft overwogen om te stoppen met zijn werk, maar dan werd het in zijn hart als een brandend vuur, dat hij niet in kon houden (vs. 9).Toch is de HERE met hem, en daarom zullen de tegenstanders beschaamd worden. De profeet brengt zijn rechtszaak bij God en verlangt naar wraak op de vijanden.Daarna klinkt de lofzang: Zing voor de HERE, prijs de HERE, want Hij heeft de ziel van de arme gered uit de hand van de kwaaddoeners (vs.13).na dit vers komt een grote overgang. Jeremia vervloekt de dag waarop hij geboren is (vgl. Job 3). Hij verlangt dat hij in de moederschoot

gestorven was (vs.14-17). Waarom is hij gebo-ren om moeite en verdriet te zien en opdat zijn dagen zouden eindigen in schande? (vs.18).

9. Evaluatieondanks Gods belofte van 1:8 ‘Ik ben met u’ blijft lijden de profeet niet bespaard. De schande die het leven van de profeet tekent, heeft alles te maken met zijn boodschap. Meer profeten hebben dat ervaren, maar Jeremia toont zijn worsteling. Voor de lezers maakt deze geeste-lijke worsteling van Jeremia het des te overtui-gender dat hij niet zijn eigen boodschap bracht, maar een boodschap die hij van Godswege moest doorgeven. Dit betreft zijn boodschap, maar ook zijn houding is voor ons van belang.

Het uitzicht te midden van veel klachten doet denken aan de opbouw van het boek Jeremia: veel oordelen met een boodschap van troost in het midden (Jer.30-33). Het lijden van de rechtvaardige profeet doet ook denken aan het onschuldige lijden van de Profeet Jezus Christus (vgl. Jes.53).

We lezen gedurfde uitingen over wie God is. ook argumenteert de profeet met God, door het aanvoeren van argumenten en vragen. Bij ons is er eerder berusting, maar blijkbaar past de hou-ding van Jeremia in de omgang met de Here. Het is mogelijk dat Jeremia hier en daar te ver ging, evenals dat bij Job het geval was, en toch wordt hun houding ons voorgehouden. Het opvallende is dat de worsteling niet beperkt is tot de eigen omstandigheden maar verbonden is met God beloften en toezeggingen. De Here wil blijkbaar herinnerd worden aan zijn vroegere woorden en daden!

Klagen met een adresDe Bijbel geeft veel aandacht aan de geloofs-worsteling en aanvechtingen van mensen. Zij mogen hun nood en ellende uitspreken en in de vorm van een klacht of ‘klaaggebed’ bij God brengen. Dit kan gepaard gaan met een vorm van opstandigheid, terwijl in heel wat situaties er ook aanvaarding komt. Hoe is dat mogelijk? In veel gevallen noemt de klager ook eerdere be-loften en pleit hij op Gods hulp. Daardoor kan er

De klacht vanuit het boek Jeremia

2

Stu

die

bij

bel

magazine

28

rusting meer met de Griekse filosofie te maken heeft dan met de Bijbel1. In het oT komen wij geen stoïcijnse gelatenheid tegen, maar wor-stelen en argumenteren met God. Gelovige aanvaarding en overgave is niet hetzelfde als fatalistische berusting.

In het verleden ben ik gemeentepredikant, ziekenhuispredikant en geestelijk verzorger in een hospice geweest. Wat hebben mensen behoefte om hun vragen en zorgen te uiten. In het hospice organiseerden wij halfjaarlijks met de nabestaanden een herdenkingsavond van de overledenen. Velen vertelden hoezeer zij het op prijs stellen dat niet iedereen na een paar weken weer overgaat tot de orde van de dag, maar dat er gerouwd mag worden. In nederland hebben wij op 4 mei hebben wij onze nationale dodenherdenking.

Wat hebben wij als kerken te bieden in situa-ties van ramp en leed? Alleen een stille tocht? Sommige kerken hebben de afgelopen jaren veel gedaan, zoals bij de vuurwerkramp in Enschede. Prachtig als gebouwen open staan en mensen hun verhaal kunnen doen. Waar wij op grond van het boek Jeremia en Klaagliederen nog meer aandacht voor vragen, is: hoe gaan wij om met pijn, leed en verdriet, in de worsteling met God? Wat betekent dit voor de individuele gelovige, en wat betekent het voor ons om dit in het kader van het gemeente-zijn aan de orde te stellen?

Wij hebben hierop geen pasklare antwoorden, alsof die er zijn bij dit onderwerp. Wij consta-teren dat de Bijbelboeken Jeremia en Klaaglie-deren op dit terrein veel te bieden hebben aan mensen in verdriet en leed. De klachten mogen geuit worden, omdat er een God is die leeft en die hoort! De klachten hebben een adres. Dat mogen wij te meer weten door het lijden en de overwinning van Jezus Christus.

1. M.J. Paul, Vergeving en genezing, ziekenzalving in

de christelijke gemeente

(Zoetermeer: Boekencentrum, 1997) 62-64.

Stu

die

bij

bel

magazine

29

om een dergelijke schaal te laten maken, wijst erop dat het waarschijnlijk om een welgesteld persoon gaat.

De oudheidkundige dienst heeft nog geen verdere infor-matie naar buiten gebracht over de overige vondsten die meer licht kunnen werpen op het leven in Juda in de peri-ode voor de ballingschap.Bron: Israel Antiquities Authority (www.antiquities.org.il)

VloektabletBij andere opgravingen in Jeruzalem onder leiding van de Israëlische oudheidkundige dienst werd in de Stad van David een beschreven loden plaatje gevonden. De tekst werd gevonden in een Romeinse villa die in de derde eeuw na Christus was gebouwd en in het jaar 363 instortte bij een aardbeving. Deze datering is gebaseerd op de aanwezige munten. In de villa werden een grote hoeveelheid voorwerpen gevonden, waaronder fragmen-ten van fresco’s en een mozaïek, ivoren gebruiksvoor-werpen, figurines en dakpannen met het stempel van het Romeinse legioen X Fretensis dat betrokken was bij de verwoesting van Jeruzalem in 70 na Christus en in de tijd van de bouw van de villa nog steeds in de stad gestationeerd was.

Het loden plaatje was opgerold en kon pas worden gelezen na in het laboratorium voorzichtig te zijn geopend. Het bevat de Griekse tekst van een vloek die een zekere vrouw met de naam Kyrilla wil uitspreken over

een man met de naam Iennys. Interessant is dat daarvoor een beroep wordt gedaan op zes verschillende godheden, namelijk de Griekse goden Pluto, Hekate, Persep-hone en Hermes, de Mesopotamische godin Ereskigal en de gnos-tische Abrasax. In de tekst werden boven-dien woorden gebruikt die uit het Hebreeuws stammen. Een der-gelijke vermenging van verschillende godsdiensten is niet ongewoon voor dit soort teksten uit de late oudheid. De tekst die waarschijn-lijk is opgesteld door een professionele magiër vertoont veel overeenkomsten met andere vloekteksten op loden plaatjes die elders gevonden zijn. Van dergelijke teksten gevonden op Cyprus is bekend dat zij verbonden waren met juridische conflicten tussen de betrokken personen. Mogelijk speelde bij deze tekst ook een dergelijk conflict.Bron: Israel Antiquities Authority (www.antiquities.org.il) en livescience.com

actualiteiten Recente Archeologische vondsten

Inscriptie uit JeruzalemBij opgravingen in Jeruzalem onder leiding van de Isra-elische oudheidkundige dienst zijn de restanten van een grote hoeveelheid aardewerken potten, olielampen en kleine beeldjes (zgn. figurines) gevonden. De vondst die in augustus door de dienst bekend werd gemaakt, werd ge-daan in de Stad van David in de nabijheid van de Gichon bron. De laag waarin de voorwerpen werden gevonden dateert uit de zevende eeuw voor Christus.

Opmerkelijk is de vondst van een inscriptie op een van de duizenden potscherven. De inscriptie in oud-Hebreeuws schrift was aangebracht op een scherf van een aardewer-ken schaal. Deze tekst werd voor het bakken van de schaal in de klei gekerfd en heeft oorspronkelijk waarschijnlijk langs de gehele rand gestaan.

Het deel dat nu nog leesbaar is kan vertaald worden als […]rjahu zoon van Banah […]. Opmerkelijk genoeg ver-wijst het persbericht daarbij naar de vergelijkbare naam van Zecharja zoon van Benaja uit 2 Kronieken 20:14. Deze persoon leefde echter in de negende eeuw voor Christus en kan verder niet met de inscriptie in verband gebracht worden. Uit de inscriptie zelf valt slechts af te leiden dat de schaal waarschijnlijk eigendom was van een persoon uit de zevende eeuw voor Christus die een zogenaamde theofore naam had, ofwel een naam waarin de Godsnaam herkenbaar is. Dergelijke namen zijn veelvuldig bekend uit de Bijbel en ook uit andere inscripties. De mogelijkheid

HerodionRuim zes jaar geleden kondigde ar-cheoloog Ehud Netzer aan dat hij na een lange zoektocht het graf van He-rodes de Grote had gevonden. Netzer vond de restanten van een mauso-leum op de oostelijke helling van He-rodion, een versterkt zomerpaleis op ongeveer twaalf kilometer ten zuiden van Jeruzalem waar Herodes volgens de Joodse geschiedschrijver Josephus werd begraven (Joodse oudheden 17.8.3). De conclusies van Netzer zijn recent echter in twijfel getrokken door de archeologen Joseph Patrich en Benjamin Arubas van de Hebrew University in Jeruzalem. Volgens Patrich en Arubas zou de door Netzer gevonden graftombe te bescheiden zijn voor Herodes die zichzelf als een groot koning beschouwde. Tevens zou de merkwaardige bouw van de tombe in schril contrast staan met de andere bouwwerken van Herodes en zou het nabijgelegen plein te weinig ruimte bieden voor de grote menigte die volgens Josephus bij de begrafenis aanwezig was.

Patrich en Arubas presenteerden hun bevindingen recent op een wetenschappelijke conferentie in Jeruzalem. Daar-bij werden zij van weerwoord voorzien door Roi Porat die de inmiddels overleden Netzer opvolgde als hoofd van de opgravingen bij Herodion. Volgens Porat was er voldoende ruimte voor de rouwstoet en diende het gehele palei-zencomplex als grafmonument passend bij de grootsheid van Herodes. De identificatie van het graf blijft door het ontbreken van inscripties echter onzeker.Bron: Haaretz (haaretz.com)

Op het internetAleppo Codex onlineVeel belangrijke bijbelse handschriften zijn tegenwoordig via het internet te raadplegen. Een mooie en informatieve website geeft toegang tot de Aleppo Codex. Deze codex uit 925 na Christus is een belangrijk handschrift uit de Mas-oretische traditie. De tekst werd van klinkertekens voor-zien door de bekende masoreet Aäron ben Asher en werd reeds door Maimonides als een standaardtekst gezien. Een deel van het handschrift is helaas verloren gegaan, maar de overgebleven delen zijn via de website volledig te raadplegen. De gebruiker kan zelf een bijbelgedeelte selecteren en ziet vervolgens een foto van de betreffende pagina in het handschrift waarop tot in detail kan worden ingezoomd.

Naast de afbeeldingen van het handschrift zelf biedt de website meer informatie over de geschiedenis en achter-grond van de codex. Verschillende links geven toegang tot een uitgebreide beschrijving van de toestand van het handschrift en de ontbrekende delen, een bespreking van de verhouding tot andere handschriften en informatie over het werk van de Masoreten. Al deze informatie is voorzien van literatuurverwijzingen. Vooral de beschrij-ving van de lotgevallen van de Aleppo Codex is de moeite waard. Niet voor niets was de geschiedenis van het hand-schrift recent nog het onderwerp van een bestseller van journalist Matti Friedman. De site is zeer overzichtelijk en eenvoudig te gebruiken waardoor de vele informatie snel en gemakkelijk te vinden is.http://www.aleppocodex.org/

Stu

die

bij

bel

magazine

30

Stu

die

bij

bel

magazine

31

Wie het eerst komt, krijgt het meest!

Voordeelpakket met 50 tot 65% kortingDe feestmaand komt eraan. Om u tegemoet te komen in deze dure maand, hebben we een aantal aanbiedingen samengesteld.

De SBOT delen 5-7 met bijbelboeken 1Kronieken tot en met Psalmen I met 50% korting. En drie Woordstudiedelen SBNT 14-16 met zelfs 62% korting. De voorraad is beperkt. Dus wees er snel bij. Hier kunt u de SBOT delen bekijken en hier de SBNT delen. SBOT aanbieding hier bestellen, SBNT aanbieding hier.

Voor iedere nieuwe abonnee op de internetversie die u aanbrengt, ontvangt u een half jaar 50% korting op uw eigen abonnementsgeld van e 10,10 per maand.

Dus bij twee nieuwe abonnees ontvangt u tweemaal een half jaar 50% korting! Kijk hier voor meer uitleg.

1+1=Gratis Studiebijbel magazine

Neem uiterlijk 20 december 2013 een abonnement op het studiebijbel magazine voor e 22,50 en doe

iemand anders een jaarabonnement cadeau. Gratis. Dat kost u niets, want 1+1 = gratis. U kunt

zich hier aanmelden voor de actie.

50% aanbreng-provisie