Hsv studiebijbel voorpublicatie

20
STUDIE BIJBEL STUDIE BIJBEL hsv herziene statenvertaling

description

 

Transcript of Hsv studiebijbel voorpublicatie

Page 1: Hsv studiebijbel voorpublicatie

ST

UD

IE

BI

JB

ELS

TU

DI

EB

IJ

BE

L

hsv

he

rz

ien

e s

ta

te

nv

er

ta

lin

gDe HSV-Studiebijbel wil mensen helpen bij het begrijpen van

de Bijbel. Dankzij de Heilige Geest kunnen lezers al lezend en

overdenkend een persoonlijke en onderbouwde relatie ontwik-

kelen met God, die Zichzelf bekend maakt in de persoon van

Jezus Christus. Als bijbeltekst wordt de Herziene Statenverta-

ling gebruikt, waarvan de kernwoorden zijn: betrouwbaar en

verstaanbaar. Deze studiebijbel bouwt de verstaanbaarheid

verder uit met behulp van vele duizenden aantekeningen, ruim

tweehonderd kaarten en illustraties en talloze artikelen met

achtergronden over Bijbel, geloof en ethiek.

HSV Studiebijbel def.indd 1-2 09-05-14 14:50

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 1 15/05/14 16.14

Page 2: Hsv studiebijbel voorpublicatie

HSV-Studiebijbel

Kennismaking

Een studiebijbel is een middel om op basis van een bestaande bijbelvertaling achtergrondinformatie te bieden. De gebruiker krijgt al lezend een beknopte handreiking op het terrein van bijbeluitleg en bijbelse context. Een studiebijbel wil tegelijk de bijbellezer een handreiking bieden door te wijzen op de relevantie van de bijbeltekst vandaag. De HSV-Studiebijbel is vanuit dat verlangen geschreven. Met deze voorpublicatie laten we u graag kennismaken met deze uitgave, die Deo Volente vanaf eind oktober 2014 in de winkels verkrijgbaar is.

De HSV-Studiebijbel biedt de tekst van de Herziene Statenvertaling (HSV) en geeft allerlei uitwerkingen daarbij. De lezer gaat verbanden binnen de Schrift beter zien en krijgt heilshistorische lijnen aangereikt. Achter in deze studiebijbel staan artikelen die inzicht geven in de bijbelse theologie, historische ontwik-kelingen op het terrein van bijbeluitleg en bijbelver-talingen. Ook zijn er artikelen die ingaan op actuele vragen.

De auteurs van deze studiebijbel gaan ervan uit dat God Zich op een duidelijke en volkomen manier be-kendmaakt door het Woord tot behoud van mensen. Uitgangspunt is dat de gegeven tekst uiteindelijk geen menselijke bron heeft, maar middel is van de Heilige Geest om God te doen kennen. De uitgave wil daarom met respect over de Bijbel als Woord van God spreken.

Deze studiebijbel maakt gebruik van teksten uit een Amerikaanse bijbel: de ESV Study Bible. ESV staat voor ‘English Standard Version’. Dat is een bijbelvertaling uit 2001, een herziening van de King James Version (KJV). Direct na verschijning van de ESV is een team van bijbelgetrouwe theologen aan de slag gegaan om de ESV te voorzien van verklarende voetnoten, inlei-dingen op de bijbelboeken, historische reconstructies en doordenking van actuele consequenties. Deze tek-sten zijn vertaald in het Nederlands en bewerkt, zodat ze goed aansluiten bij de Nederlandse situatie. Diverse

meelezers hebben er op gelet dat de tekst voor Neder-landers verstaanbaar en goed toegankelijk is.

Het HSV-bestuur heeft vastgesteld dat er enkele tien-tallen thema’s zijn die niet in de Amerikaanse uitgave voorkomen, maar wel van belang zijn voor een Ne-derlandse editie. Nederlandse auteurs, vanuit diverse kerken, hebben deze teksten geschreven, zodat de uitgave voor Nederlandse lezers aan relevantie wint.

In deze voorpublicatie krijgt u een indruk van dat alles. Aan de hand van het bijbelboek Filippenzen krijgt de lezer de aantekeningen te zien die bij de bijbeltekst horen. In totaal zijn er circa 20.000 van die aanteke-ningen. Ook de inleiding op het bijbelboek is weer-gegeven. En een fragment van één van de tientallen artikelen, in dit geval over ‘Bijbel en muziek’. Op een overzichtspagina geven we nog een keer visueel de onderdelen weer die in deze studiebijbel te vinden zijn. En de twee hoofdredacteuren vertellen in een interview iets meer over de intenties van de uitgave. Al met al kan de lezer zich een beeld vormen van wat het nieuwe standaardwerk voor de gebruiker kan bete-kenen. We bieden u deze impressie met dankbaarheid aan en hopen dat een ieder zich uitgedaagd voelt om ook via studie verder bezig te zijn met de grote daden van God in de geschiedenis en in ons leven.

Drs. H. Russcher voorzitter HSV-bestuur

De stuurgroep, bestaande uit vertegenwoordigers van de Stichting HSV, de Gereformeerde Bond en Jongbloed, heeft bestuurlijk leiding gegeven aan het project.

In de stuurgroep hebben zitting: Dhr. D.L. Aangeenbrug Drs. L.B.C. Boot Drs. I.A. Kole Drs. H. Russcher Drs. P.J. Vergunst

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 2 15/05/14 16.14

Page 3: Hsv studiebijbel voorpublicatie

Bijbel en muziek

Een fragment

De Bijbel is vol van muziek: soms heel duidelijk op de voorgrond, vaker op de achtergrond. Muziek vergezelt de hele verbondsgeschiedenis van God en Zijn volk. Dat begint bij het lied van Mozes (Ex. 15) en het mondt uit in het lied van het Lam (Openb. 15). Muziek en zang hebben daarbij nooit zomaar een neutrale, verstrooien-de functie, maar zijn altijd een middel in het ‘verkeer’ tussen God en Zijn volk: meestal om het antwoord van de mens op Gods spreken te vertolken en te begelei-den, soms ook om Gods sprake richting de mens te be-middelen. Een aantal aspecten van het bijbelse spreken over zang en muziek komt hieronder aan de orde, waar-na ik afsluit met de vraag naar de actualiteit daarvan.

Zingen als antwoord

Zingen is in de Bijbel dé manier om te reageren op wat God doet. Ik noem een paar karakteristieke voor-beelden. Als het volk Israël door de heere uit Egypte is geleid en het van een afstand de farao en zijn strijd-macht heeft zien ondergaan in de Schelfzee, gaat het spontaan zingen. Mozes en het volk heffen een lied aan (Ex. 15:1-18) waarin ze wat er gebeurde vertolken. Vervolgens pakken Mirjam en de andere vrouwen hun tamboerijnen en maken ze een reidans, waarmee ze de mannen antwoorden in een soort refrein: ‘Zing voor de heere, want Hij is hoogverheven! Het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen’ (Ex. 15:21).

Lets dergelijks gebeurt in Richteren 5. Onder leiding van Barak en Debora zijn de Kanaänieten verslagen, waardoor het volk weer vrij is. Dat ontlokt Debora een lied waarin ze het gebeurde uitvoerig bezingt. Even later in diezelfde richterentijd is er op microniveau het verhaal van Hanna die geen kinderen kan krijgen. Maar als de heere haar toch een zoon geeft, Samuël, legt ze haar dank aan de heere vast in een gebedslied: ‘Mijn hart springt op van vreugde in de heere’ (1 Sam. 2).

In het NT komt dit patroon heel duidelijk terug aan het begin van het Lukasevangelie. Als Maria bij Elizabet komt nadat Gabriël haar heeft bezocht, barst Elizabet uit in een jubel (Luk. 1:41-45). Vervolgens brengt Ma-ria haar gevoelens onder woorden in de vorm van een lied: het wereldberoemde ‘Magnificat’, naar het be-ginwoord van de Latijnse vertaling (Luk. 1:46-55). Bij Zacharias gaat het niet anders: als zijn tong wordt los-gemaakt, kan hij eindelijk vertellen wat de engel hem verteld heeft over het jongetje Johannes. Ook hij heft een lied aan: het ‘Benedictus’ (Luk. 1:67-79). Even later is er Simeon, die het Kind Jezus in zijn armen neemt en God looft: ‘Nunc dimittis’ (Luk. 2:29-32). De oude Anna belijdt vervolgens eveneens de Heere (Luk. 2:36-38).

Opvallend is dat in vrijwel alle bovenstaande voorbeel-den sprake is van een profeet/profetes, van profeteren of van de aansporing van de Geest. Mirjam en Debora worden allebei een ‘profetes’ genoemd. Elizabet wordt vervuld door de Geest en doet haar uitroep. Zacharias wordt door de Geest vervuld en profeteert. Op Simeon rust de Geest, Die hem naar de tempel brengt, waar hij zijn lied zingt. Anna heet eveneens een ‘profetes’. Zingen tot eer van God: dat doen blijkbaar mensen die door de Geest worden aangevuurd. En dat zingen kan ook als ‘profeteren’ worden bestempeld.

In dat verband is het niet vreemd dat de bekende op-roep van Paulus in de Efezebrief om met elkaar ‘psal-men, hymnen en liederen’ te zingen, direct voorafge-gaan wordt door de aansporing: ‘maar laat de Geest u vervullen en zing ...’ (Ef. 5:18-19). De parallele tekst in de Kolossenzenbrief spreekt niet van de Geest, maar van ‘Christus’ woorden’ die de gemeenteleden in zich moeten laten wonen om elkaar te onderrichten en te vermanen in alle wijsheid, door ‘met heel uw hart psalmen en hymnen voor God en liederen die de Geest u vol genade ingeeft’ te zingen (Kol. 3:16). Vervulling met de Geest (of met het woord van Christus) brengt tot zingen. Misschien mag je het ook andersom lezen: door de liederen te zingen woont Christus’ woord in de gemeente en worden mensen vervuld van de Geest.

Dé musicus van het OT is David. Niet alleen tekent de Bijbel het onvergankelijke beeld van de herdersjongen die met zijn harp de boze koning Saul rustig maakt (1 Sam. 16), hij is ook de ‘gezalfde door de God van Jakob; en lieflijk in psalmen van Israël’ (2 Sam. 23:1). Samen met zijn zoon Salomo vormt David de patroon van de oudtestamentsiche muziekcultuur. Van Salomo wordt gezegd dat hij 1005 liederen heeft gemaakt (1 Kon. 4:32), op Davids naam staat het grootste deel van de liederen in het bijbelboek Psalmen. In de latere traditie, zoals de Griekse vertaling van het OT (de Septuaginta), zijn dat er nog meer.

In dit verband is het boek Kronieken van groot belang. Daarin wordt uiterst gedetailleerd verteld hoe de tem-peldienst in de tijd van Salomo wordt vormgegeven. Deze stelt overeenkomstig het gebod van Mozes de offerdienst in, en naar het gebod van David (‘de man Gods’) de dienst van de levieten om God voortdurend te prijzen (2 Kron. 8:12-15). En als in later tijd de tempel-dienst weer hervormd moet worden (ten tijde van Joas, Hizkia en Josia), dan grijpt men terug op de instelling van David en zijn profeten (2 Kron. 23; 29; 35).

(in de HSV-Studiebijbel loopt het artikel verder door).

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 3 15/05/14 16.14

Page 4: Hsv studiebijbel voorpublicatie

Kennismaking met de hoofdredactie

In oktober 2014 komt de HSV-Studiebijbel uit. Er is door de redactie jaren lang gewerkt aan deze uitgave. De beide hoofdredacteuren, prof. dr. M.J. Paul en prof. dr. T.M. Hofman, vertellen over het project en hun bij-drage daarin.

De Amerikaanse ESV Study Bible is gebruikt als uitgangs-punt. Wat maakt die uitgave zo geschikt voor Nederland? Paul: ‘Er is veel behoefte aan uitleg, maar het zou te veel werk zijn de hele Bijbel te laten toelichten door Nederlandse auteurs. We hebben daarom rondgeke-ken en kwamen uit bij de ESV Study Bible, die vanuit een orthodox (evangelical) standpunt is geschreven. Inhoudelijk staat de uitgave heel dichtbij. Het is een recent en kwalitatief goed werk.’Hofman: ‘Deze studiebijbel combineert respect voor het gezag van de Schrift, zoals dat blijkt uit vertaling en toelichting, met oog hebben voor de opvattingen rond de bijbeltekst in de huidige tijd. Men schuwt die breedte en discussie niet, maar probeert wel een ver-antwoorde keuze te maken ten dienste van de lezer/gebruiker. Daarnaast heeft deze studiebijbel uitdruk-kelijk oog voor de ‘eenheid in verscheidenheid’ van de Schrift als geheel. Daardoor komen de verschil-lende boeken en genres tot hun recht binnen de ont-staanscontext en wil men de lezer/gebruiker steeds wijzen op de diepere samenhangen tussen Oud en Nieuw Testament. Daarbij is het Schrift met Schrift vergelijken van groot belang. Deze studiebijbel laat bovendien een gezonde heilshistorische benadering doorklinken. Daarbij is uitdrukkelijk oog voor het “reeds” en “nog niet” van het Koninkrijk. Het accent op Gods handelen en Zijn heilsplan is van groot be-lang.’

Die Amerikaanse uitgave vormt dus het uitgangspunt, maar de HSV-Studiebijbel is bedoeld voor Nederland. Op welke manier is daar in de toelichting rekening mee gehouden? Hofman: ‘Als redactie hebben we vooral erop gelet dat het specifiek Nederlandse in aanvullende artike-len aan de orde komt en dat de zaken die (helemaal) zijn toegesneden op de Amerikaanse context (zoals Mormonen) worden “geneutraliseerd”. Dat bevordert immers de herkenbaarheid en bruikbaarheid voor het lezerspubliek.’Paul: ‘Sommige artikelen zijn buiten de selectie ge-vallen omdat ze iets te Amerikaans waren. In de uitleg zelf hebben we ook rekening gehouden met de ver-taalkeuzes in de Herziene Statenvertaling. Die worden toegelicht in de gegeven uitleg. Bij moeilijke teksten zijn diverse keuzes naast elkaar blijven staan.’

Waarom is zo’n studiebijbel belangrijk voor Nederland?Paul: ‘Wat we vooral voor ogen hebben is het gewone gemeentelid met de behoefte aan toelichting. Meer

dan de helft (of zelfs driekwart) van het OT wordt niet bepreekt. Veel christenen komen tijdens het bijbelle-zen aan tafel bijbelteksten tegen die vragen oproepen of onduidelijkheden geven. Deze studiebijbel biedt een mooie uitleg. De vraag “Begrijpt u wat u leest?” die in de geschiedenis in Handelingen 8 door Filippus wordt gesteld, is heel belangrijk!’Hofman: ‘De koppeling tussen de uitgangspunten van de HSV-Studiebijbel en die van de ESV-uitgave rond de visie op de Schrift e.d. acht ik voor de Nederland-se context van belang. Vanuit eerbied voor de Schrift wordt er in kort bestek waardevol materiaal aangedra-gen inzake de uitleg van de Bijbel in deze tijd.’

Wat voegt de HSV-Studiebijbel toe aan het reeds aanwe-zige materiaal in Nederland? Paul: ‘Er is inderdaad veel materiaal waarin de Bijbel wordt uitgelegd en toegepast. Dagboeken zijn echter vaak selectief. De Bijbel wordt daarin niet in z’n geheel besproken. Ook ten opzichte van de kanttekeningen van de Statenvertaling biedt deze studiebijbel veel extra’s. Denk aan de overzichten van de opbouw en strekking van de bijbelboeken, de kaartjes en de his-torische achtergronden.’Hofman: ‘Volgens mij biedt deze uitgave inderdaad op een inzichtelijke wijze een bron aan informatie, waarbij schema’s, tabellen, afbeeldingen en landkaarten etc. een waardevolle ondersteuning bieden. De kleurrijke opmaak kan daarbij ook heel verhelderend werken, ze-ker in een tijd waarin het visuele van groot belang is. En al die (recente) informatie in één band met een goed bijbelgetrouw uitgangspunt is naar mijn idee winst.’

Kunt u een typering geven van uw eigen werk en hoe de uitgave daarop aansluit? Waarom hebt u besloten aan dit project deel te nemen?Hofman: ‘Het werk van redacteur Nieuwe Testament was omvangrijker dan aanvankelijk (door betrokke-nen) ingeschat. Zo’n grote uitgave als deze studie-bijbel, waarbij in de ESV een veelheid van auteurs betrokken was, vraagt van de redactie extra attent te zijn op consistentie. Steeds moet de redactie te-vens oog proberen te houden voor het beoogde le-zerspubliek (hun taal en leef- en denkwereld). Hoe diepgaand moet je exegetische problemen behande-len en welke kennis mag je daarbij veronderstellen? Je wilt niet simplistisch  zaken ter zijde schuiven; je wilt evenmin het doel voorbij schieten door ‘over de hoofden heen’ te schrijven. Van meet af aan was er in dit project iets wat me aantrok. Dat zal ongetwijfeld samenhangen met de eerder genoemde uitgangs-punten, maar ook met mijn verlangen om in deze tijd op niveau bijbelgetrouw een breder publiek toerus-ting te bieden.’Paul: ‘Naast andere bezigheden ben ik ook eindredac-teur van een 12-delige Studiebijbel Oude Testament. Ik

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 4 15/05/14 16.14

Page 5: Hsv studiebijbel voorpublicatie

5 hSV-Studiebijbel

heb zodoende veel geleerd in de afgelopen jaren en dit project gaf me de kans de opgedane ervaring ook op een andere manier ten goede te maken. Eerder werk-te ik mee aan de totstandkoming van de HSV en het is mooi nu mee te helpen aan een bijbehorende toe-lichting. In mijn studietijd, gedurende mijn predikant-schap en nu in het onderwijs heb ik mij geconcentreerd op het Oude Testament. Dat bood de mogelijkheid dit werk te doen.’

Wat hoopt u dat deze studiebijbel zal gaan betekenen voor de gebruikers? Paul: ‘In de achterban bestaat een hoge waardering voor Bijbel en toch merk je dat mensen veel moeite moeten doen om zich de inhoud eigen te maken. Dat geldt zeker voor het Oude Testament, dat is ontstaan in heel andere cultuur. Het verstaan van de boodschap

ervan vraagt een bepaalde inspanning. Mijn hoop is dat deze uitgave bijdraagt aan het verstaan, maar ook aan het doorwerken van de Bijbelse boodschap in de levens van de lezers.’Hofman: ‘Naar ik van harte hoop mag deze uitgave onder de zegen van de Eerste Auteur van de Bijbel voor velen tot zegen zijn, doordat lezers/gebruikers gestimuleerd worden om biddend te blijven graven in de schat van het Woord. Nadat ik zelf vrijwel alle tekst (behoorlijk) intensief heb doorgenomen, ben ik nog meer onder de indruk gekomen van “de een-heid in verscheidenheid” van de Schrift. Het won-der van Gods heilsplan en Zijn verbondstrouw is de dragende grond voor kerk en christen. Deze studie-bijbel kan een middel zijn, om grondig toegerust, ieder op eigen plaats het licht van het evangelie te verspreiden.’

Prof.dr. M.J. Paul is predikant in de PKN (Hervormd, Gereformeerde Bond) en docent Oude Testament aan de Christelijke Hogeschool te Ede. Daarnaast is hij deeltijd hoogleraar OT in Leuven (België).

Prof.dr. T.M. Hofman was tot november 1996 gemeente-predikant in de Christelijke Gereformeerde Kerk. Na zijn benoeming tot universitair hoofddocent aan de Theo-logische Universiteit van de Christelijke Gereformeerde Kerken te Apeldoorn, werd hij in 1997 benoemd tot hoog-leraar Nieuwe Testament. In februari 2014 ging hij met emeritaat.

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 5 15/05/14 16.14

Page 6: Hsv studiebijbel voorpublicatie

jona 1-2 2

Jona’s roeping en vlucht

1 Het woord van de HEERE kwam tot Jona, de zoon van Amitthai:

2 Sta op, ga naar de agrote stad Ninevé en predik tegen haar, want hun kwaad is opgestegen voor Mijn aangezicht.3 Maar Jona stond op om naar Tarsis te vluchten, weg van het aangezicht van de HEERE. Hij daalde af naar Jafo en vond een schip dat naar Tarsis ging. Hij betaalde de prijs voor de overtocht en ging aan boord om met hen mee te gaan naar Tarsis, weg van het aangezicht van de HEERE.4 Maar de HEERE wierp een hevige wind op de zee; er ontstond een zware storm op de zee, zodat het schip dreigde te breken.5 Toen werden de zeelieden bevreesd en zij rie-pen, ieder tot zijn god. Zij wierpen de lading die in het schip was, in de zee om het daardoor lichter te maken. Maar Jona was afgedaald in het ruim van het schip, was gaan liggen en was in een diepe slaap gevallen.6 De kapitein kwam bij hem en zei tegen hem: Hoe kunt u zo diep in slaap zijn! Sta op, roep uw God aan! Misschien zal die God aan ons denken, zodat wij niet vergaan!

7 Daarop zeiden de mannen tegen elkaar: Kom, laten wij het lot werpen, zodat wij weten door wie dit onheil ons overkomt. Zij wierpen het lot, en het lot viel op Jona.8 Toen zeiden zij tegen hem: Vertel ons toch door wie dit onheil ons overkomt. Wat is uw werk en waar komt u vandaan? Wat is uw land en van welk volk bent u?9 Hij zei tegen hen: Ik ben een Hebreeër en ik vrees de HEERE, de God van de hemel, Die de zee en het droge gemaakt heeft.10 Toen werden de mannen zeer bevreesd, en ze zeiden tegen hem: Hoe hebt u dit kunnen doen? De mannen wisten namelijk dat hij op de vlucht was, weg van het aangezicht van de HEERE, want hij had het hun verteld.11 Zij zeiden dan tegen hem: Wat moeten wij met u doen, zodat de zee ons met rust laat? Want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger.12 Daarop zei hij tegen hen: Pak mij op en werp mij in de zee; dan zal de zee u met rust laten, want ik weet dat deze zware storm u omwille van mij over-komt.13 De mannen roeiden echter om het schip terug te brengen naar het droge. Maar zij konden het niet, want de zee werd hoe langer hoe onstuimiger te-gen hen.

1:1-3Jona’s opdracht en zijn vlucht. Deze episode beschrijft de opdracht aan Jona om te profeteren en zijn vlucht voor deze opdracht. Er zijn twee gerichte vragen: (1) Wat zal er met de Ninevieten gebeuren? en (2) Wat zal er met Jona gebeuren? (Zie diagram op p. $$.)

1:1Jona profeteert voorspoed voor Israël tijdens de regering van Jerobeam II ( 2 Kon. 14:23-28 ). De naam Jona be-tekent ‘duif’, een symbool voor Israël als dom en zonder verstand ( Hos. 7:11 ); Jona zal zijn naam eer aandoen. zoon van Amitthai betekent: ‘zoon van Mijn trouw’; Jona zal het voorwerp blijven van Gods trouwe liefde.

1:2Ninevé lag op de oostoever van de rivier de Tigris, ca. 350 km ten noorden van het huidige Bagdad, en meer dan 800 km ten noordoosten van Israël. Het woord dat hier vertaald is als grote (Hebr. gadol, ook vertaald als ‘hevige’, ‘zware’, 1:4, 12) komt 14 keer voor in Jona. Ninevé was een belangrijke (‘grote’) stad (zie 3:3 ). kwaad. Dit Hebreeuwse woord (Hebr. ra‘ah, het woord komt 9 keer voor in Jona, zie tabel op p. $$) kan ‘slecht’ of ook ‘ramp’ bete-kenen. De Ninevieten waren slecht en er stond hun een ramp te wachten.

1:3naar Tarsis wordt in dit vers driemaal herhaald om te onderstrepen dat Jona niet naar Ninevé gaat. Tarsis lag in het westelijke Middellandse Zeege-bied, in Spanje, precies de andere kant uit dan de weg naar Ninevé. Het schip was waarschijnlijk van de Feniciërs (uit

Tyrus en Sidon), die handel voerden in het gebied van de Middellandse Zee. weg van het aangezicht van de HEERE wordt aan het einde van het vers her-haald om Jona’s besluit naar Tarsis te gaan te onderstrepen. daalde af (zie ook v. 5; Jona 2:6; hetzelfde werkwoord wordt gebruikt voor ging aan boord) is ook een eufemisme voor sterven (bv. Gen. 37:35 ). De suggestie is dat elke stap weg van het aangezicht van de HEERE een stap is richting het ‘afdalen’ in de dood (zie aant. bij Jona 1:4-5; 2:6).1:4-16Jona en de heidense zeelui. Deze episode belicht Jona’s ontmoeting met heidense zeelui en werpt de vraag op: Wie heeft ontzag voor de HEERE: Jona of de heidenen? Het herhaalde sleutel-woord is ‘bevreesd’: aan het begin en aan het eind zijn de zeelui ‘bevreesd’ (v. 5, 16), in het midden beweert Jona de HEERE te ‘vrezen’ (v. 9), terwijl de zeelui werkelijk ‘bevreesd’ blijken te zijn (v. 10a).

1:4-5‘Werpen’ komt viermaal voor in deze episode (v. 4, 5, 12, 15). Zoals God de wind wierp, wierpen de zeelui de la-ding. riepen. De zeelui bidden, klaarblij-kelijk in het geloof dat een goddelijk wezen hun hulp zou kunnen bieden. was afgedaald. In tegenstelling tot de zeelui gaat Jona benedendeks en doet een volgende stap in de richting van de dood (zie aant. bij v. 3).

1:6In Sta op, roep … aan weerklinkt Gods opdracht in v. 2. Ironisch genoeg

moet een heidense zeeman de Israë-litische profeet oproepen tot gebed. niet vergaan. ‘Vergaan’ wordt herhaald in v. 14; 3:9 (‘omkomen’); 4:10. Ironisch genoeg is het een heiden, en niet Jona, die zich bezorgd maakt over het vergaan van mensen.

1:7het lot werpen. In de oude we-reld wierp men het lot om de Godde-lijke wil te ontdekken (bv. Num. 26:55; Joz. 18:6 ). De Israëlieten geloofden dat God de uitkomst bepaalde ( Spr. 16:33 ). onheil (Hebr. ra‘ah) kan hier ook gezien worden als ‘ramp’ (zie tabel op p. $$).

1:9-10Hebreeër is een etnische term om de Israëlieten ten opzichte van buitenlanders aan te duiden (bv. Gen. 40:15; Ex. 1:19; 1 Sam. 4:6 ). Jona beroept zich erop de HEERE te ‘vrezen’, maar zijn daden staan haaks op zijn be-lijdenis. de God van de hemel verwijst naar de enige en hoogste God (zie Ezra 1:2; Neh. 2:20; Dan. 2:37 ). de zee … ge-maakt. Ironisch genoeg belijdt Jona de God te vrezen Die de zee beheerst, de zee die hij oversteekt om te vluchten van het aangezicht van de HEERE ( Jona 1:3 ). De zeelui die eerst ‘bevreesd’ waren (v. 5) zijn nu zeer bevreesd.

1:12-13werp. Zie aant. bij v. 4-5. roeiden. Het zou voor deze heidenen gewoon zijn geweest om Jona onmid-dellijk overboord te werpen, maar zij deden het niet. de zee werd hoe langer hoe onstuimiger, want God was nog niet bereid Jona het droge te laten bereiken.

a Gen. 10:11, 12; Jona 3:3

1:10 werden ... zeer bevreesd - Letterlijk: waren bevreesd met grote vrees. 1:11 ons met rust laat - Letterlijk: stil wordt van voor ons; zie ook vers 12.

belangrijke (‘grote’) stad (zie 3:3 ). stad (zie 3:3 ). stad kwaadDit Hebreeuwse woord (Hebr. ra‘ah, het woord komt 9 keer voor in Jona, zie tabel op p. $$) kan ‘slecht’ of ook ‘ramp’ betekenen. De Ninevieten waren slecht en er stond hun een ramp te wachten.

1:3naar Tarsis wordt in dit vers driemaal herhaald om te onderstrepen dat Jona niet naar Ninevé gaat. Tarsis lag in het westelijke Middellandse Zeegebied, in Spanje, precies de andere kant uit dan de weg naar Ninevé. Het schip was waarschijnlijk van de Feniciërs (uit

165.JON.The City of Nineveh

Sinpoort

Nergalpoort

Shibanibapoort

Nabutempel

Paleis vanAssurbanipal

Mushlalupoort

Khoser

Poort van dedrinkplaatsen

Isjtartempel Kar-Mulissipoort

Paleis vanSanherib

Tigris

Kadepoort

Woestijnpoort

Arsenaalpoort

Arsenaal van Esarhaddon

Handuripoort

Samaspoort

Slotgracht

Halzipoort

Assurpoort

0 1 km

hSV-Studiebijbel 6

Inleiding

Aan ieder bijbelboek gaat een inleiding vooraf. Hierin staat veel informatie over onder andere de auteur, de ontstaanstijd en het thema van het bijbelboek.

Kaarten

In ieder bijbelboek staan een of meerdere platt egronden en landkaarten met daarop aangegeven de belangrijkste plaatsen die in dat bijbelboek aan de orde komen.

Bijbeltekst

De HSV-Studiebijbel bevat de complete bijbeltekst van de Herziene Statenvertaling, inclusief voetnoten en tekstverwijzingen.

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 6 15/05/14 16.14

Page 7: Hsv studiebijbel voorpublicatie

3 jona 1-2

14 Toen riepen zij de HEERE aan en zeiden: Och HE-ERE, laat ons toch niet vergaan om het leven van deze man! Leg geen onschuldig bloed op ons! Want U, HEERE, doet zoals het U behaagd heeft.15 Daarop pakten zij Jona op en wierpen hem in de zee. En de woedende zee kwam tot bedaren.16 Toen werden de mannen zeer bevreesd voor de HEERE; zij brachten de HEERE een slachtoffer en legden geloften af.17 En de HEERE beschikte een grote vis om Jona op te slokken. Jona was bdrie dagen en drie nachten in het binnenste van de vis.

Het voorkomen van het sleutelwoord ra‘ah (‘kwaad’/‘on-heil’/‘kwelling’) in Jona

1:2 De HEERE confronteert Jona met het kwaad van de stad Ninevé .

1:7 De zeelui besluiten het lot te werpen om te we-ten te komen wie de oorzaak is van het onheil dat hun overkomt .

1:8 De zeelui richten zich tot Jona en vragen zich af waarom het onheil hun overkomt .

3:8 De koning van Ninevé roept de inwoners van de stad op om zich te bekeren van hun slechte weg.

3:10 God ziet dat de Ninevieten zich bekeren van hun slechte weg en krijgt berouw over het kwade dat Hij hun zou aandoen .

4:1 Gods genadige houding ten opzichte van Ninevé was kwalijk in de ogen van Jona .

4:2 Jona wordt boos over het feit dat God berouw heeft over het kwaad.

4:6 De HEERE beschikt een wonderboom om Jona te bevrijden van zijn kwelling.

Jona’s gebed

2 Toen bad Jona tot de HEERE, zijn God, vanuit het binnenste van de vis.

2 Hij zei: cIk riep uit mijn benauwdheid tot de HEERE en Hij antwoordde mij. Uit de schoot van het graf riep ik om hulp, U hoorde mijn stem. 3 Want U wierp mij de diepte in, in het hart van de zeeën, een watervloed omringde mij; al Uw dbaren en Uw golven sloegen over mij heen. 4 En ík zei: Verstoten ben ik van voor Uw ogen; toch zal ik opnieuw aanschouwen Uw heilige tempel. 5 Water omving mij, bedreigde mijn leven, de watervloed omving mij. Zeewier was om mijn hoofd gebonden. 6 Naar de diepste gronden van de bergen daalde ik af in de aarde; haar grendels sloten zich voor eeuwig achter

mij.

1:14-15riepen … aan. Nadat elk van de zeelui tot zijn eigen god had gebeden (v. 5), bidden ze nu tot de HEERE. De hei-dense zeelui, en niet Jona, maken zich zorgen dat mensen vergaan (zie aant. bij v. 6). doet zoals het U behaagd heeft klinkt als de liturgische taal uit Ps. 115:3 en 135:6; daarmee belijden de zeelui de absolute macht van God. Het hande-len van de zeelui is in overeenstemming met dat van God; zoals God de wind op de zee had geworpen (zie aant. bij Jona 1:4-5) om de storm te doen ontstaan, zo werpen nu de zeelui Jona om de storm te doen bedaren (zie v. 12).

1:16werden … zeer bevreesd voor de HEERE. Wat begon als een gewone angst (v. 5) groeide tot een grote angst (v. 10) en mondde uit in vrees voor de HEERE, wat Zijn verering inhoudt (v. 16). legden geloften af. Precies de reactie die verwacht wordt van mensen die de HEERE vrezen ( 2 Kon. 17:32-36; Ps. 22:6; 61:6; 76:12 ). 1:17-2:10Jona’s dankgebed. Jona’s ge-bed (2:2b-9) wordt omlijst door een inleiding (1:17-2:2a) en een afsluiting ( 2:10 ), die beide melding maken van de ‘vis’.

1:17beschikte. Dit is de eerste van de vier keer dat er sprake is van ‘beschikken’, wat Gods soevereine heerschappij over de schepping on-

derstreept (vgl. 4:6-8 ). vis (Hebr. dag) is niet beperkt tot wat wij tegenwoor-dig ‘vis’ noemen (over het algemeen koudbloedige gewervelde waterdieren met vinnen en kieuwen), maar is een algemeen woord voor een waterdier dat niet nader geïdentificeerd kan worden. Een groot dier als de potvis zou ech-ter gemakkelijk een man in zijn geheel door kunnen slikken. drie dagen en drie nachten. Hoewel dit een symbolische uitdrukking kan zijn voor een tijd van sterven en weer opstaan (vgl. Hos. 6:2 ), is het waarschijnlijker dat hier het feitelijke aantal dagen – of delen van drie dagen – beschreven wordt, volgens de tijdberekening in die dagen (vgl. 1 Sam. 30:12; 2 Kon. 20:5,8). Hoe dan ook heeft het associaties met de terugkeer uit de dood. Misschien vergeleek Jezus daarom Zijn eigen dood en opstanding met Jona’s tijd in de vis ( Matt. 12:40 ).

2:1Uiteindelijk bad Jona. Hij bad God niet om de heidense zeelui te red-den, maar hij dankte God voor zijn ei-gen redding. 2:2-9Jona’s gebed is geen verzoek om gered te worden van de vis, maar een dankzegging voor zijn redding door de vis. V. 2 geeft een samenvatting van het gebed: Jona riep om hulp en God antwoordde. V. 3-6a gaat verder in op Jona’s roep om hulp; v. 6b-10 werkt het antwoord van God nader uit.

2:2de schoot van het graf verwijst naar het dodenrijk (Hebr. sjeool) waar men binnenging door een poort met ‘grendels’ (zie v. 6 en Job 17:16; 38:17; Ps. 9:14 ). Jona bad niet letterlijk vanuit het dodenrijk, maar hij omschrijft zijn situatie als een bijna-doodervaring (zie Ps. 30:3-4 ).

2:3-4U wierp mij. Hoewel de zeelui Jona in zee hadden geworpen ( 1:15 ), wist hij dat God oppermachtig handelde door middel van hen. Daarom kan hij zeggen dat God hem in de zee wierp. aanschouwen, of ‘kijken naar’, verwijst naar het aloude gebruik om met het gezicht in de richting van de tempel te bidden (zie 2:7; 1 Kon. 8:30, 35, 38, 42; Dan. 6:11 ).

2:6daalde ik af (zie aant. bij 1:3; 1:4-5). Jona’s afdaling in het dodenrijk is bijna volledig als hij op de bodem van de zee bij de diepste gronden van de bergen komt, waar de poorten van het dodenrijk (Hebr. sjeool) geacht worden te zijn. Waar de grendels verwijzen naar de poorten van het dodenrijk (zie aant. bij 2:2), verwijst aarde hier naar de ver-blijfplaats van de doden (zie Ps. 63:10; Ezech. 26:20; 32:18,24), net zoals verderf (zie Job 33:22-24; Ps. 49:10; 103:4 ). trok U. Jona’s handelen verdiende geen red-ding, zijn redding was alleen te danken aan genade.

2:5 bedreigde mijn leven - Letterlijk: tot de ziel toe.

b Matt. 12:40; 16:4; Luk. 11:30 c Ps. 120:1 d Ps. 42:8

beschikt een wonderboom om Jona te

, zijn God, vanuit

en Hij antwoordde mij.Uit de schoot van het graf riep ik om hulp,

Want U wierp mij de diepte in, in het hart van

een watervloed omringde mij;

toch zal ik opnieuw aanschouwen

Water omving mij, bedreigde mijn leven,

Zeewier was om mijn hoofd gebonden.Naar de diepste gronden van de bergen

voor eeuwig achter

de schoot van het graf verwijst de schoot van het graf verwijst de schoot van het grafnaar het dodenrijk (Hebr. sjeool) waar men binnenging door een poort met ‘grendels’ (zie v. 6 en Job 17:16; 38:17; Ps. 9:14 ). Jona bad niet letterlijk vanuit het dodenrijk, maar hij omschrijft zijn situatie als een bijna-doodervaring (zie

7 hSV-Studiebijbel

Artikelen

Achter in de HSV-Studiebijbel gaan enkele tientallen artikelen in op bijbelse of bijbelge-relateerde onderwerpen als archeologie, de Drie-eenheid en de oorspronkelijke talen van de Bijbel. Enkele Nederlandse auteurs hebben extra artikelen geschreven over onderwerpen als ‘Apo lo getiek vandaag’, ‘De Bijbel en muziek’ en ‘Jongeren en bijbelgebruik’.

Illustraties

Naast het kaartmateriaal staan door heel de studiebijbel heen verduidelijkende illus-traties in de vorm van stambomen, bijbelse voorwerpen en tijdbalken.

Tabellen en overzichten

In tabellen en overzichten staat veel achtergrondinformatie.

Aantekeningen

De aantekeningen onder aan de pagina bevatt en uitleg van de bijbeltekst. De vetgedrukte woorden verwijzen rechtstreeks naar de bijbeltekst. De uitleg volgt daarna. De aantekeningen met een gekleurde ondergrond gaan over een tekstgedeelte van meerdere verzen.

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 7 15/05/14 16.14

Page 8: Hsv studiebijbel voorpublicatie

DE BRIEF VAN DE APOSTEL PAULUS

AAN DE

FILIPPENZEN

Inleiding op

Filippenzen

Auteur en titel

Paulus wordt genoemd als de auteur van Filip-penzen, hoewel sommigen dit in twijfel trekken. De brief werd geschreven aan de christenen in de Romeinse kolonie Filippi.

Datering

De geleerden verschillen van mening over de vraag waar Paulus zich bevond toen hij Filippen-zen schreef. Caesarea, Efeze en Rome worden het meest genoemd. En inderdaad, Paulus zat op een gegeven moment gevangen in het ‘pretorium’ (ge-rechtsgebouw) van Herodes de Grote in Caesarea (Hand. 23:35; vgl. aant. bij Filipp. 1:13). Dat was rond het jaar 60. Maar de uitlatingen van Paulus tegen de Filippenzen over zijn mogelijk ophanden zijnde dood (in bijvoorbeeld 1:20) zouden raad-selachtig zijn als die uit Caesarea waren gekomen, omdat hij daar had kunnen verzoeken om een be-rechting in Rome, hetgeen hij feitelijk ook deed. Efeze lag voor Paulus dicht genoeg bij Filippi om vandaar regelmatig nieuws te kunnen ontvangen, maar er wordt nergens melding gemaakt van een gevangenschap van hem in Efeze. Al met al lijkt het zeer waarschijnlijk dat de brief ca. 62 vanuit Rome geschreven is. Dat komt het best overeen met de vermelding van ‘het pretorium’ (1:13) en ‘het huis van de keizer’ (4:22).

Th ema

Het hoofdthema van Filippenzen is bemoediging: Paulus wil de Filippenzen aanmoedigen om te le-ven als burgers van een hemelse ‘kolonie’, wat tot uitdrukking komt in een toenemende verplichting om God en elkaar te dienen. De levenswijze die Paulus stimuleert, was op unieke wijze geopen-baard in Jezus Christus en kwam ook duidelijk uit in het leven van Paulus, Timotheüs en Epafroditus.

Doel, aanleiding en achtergrond

De gemeente in Filippi was van bijzondere bete-kenis voor Paulus, omdat dat de eerste gemeente was die hij in Europa stichtte (zie Hand. 16:6-40). De eerste bekeerlinge was Lydia, de purperverko-opster. Vrouwen speelden voortdurend een be-

langrijke rol in de gemeente van Filippi (bv. Filipp. 4:2). Paulus en Silas hadden daar gevangengezeten vanwege het uitdrijven van een waarzeggende ge-est uit een slavin, maar God had hen op wonder-bare wijze gered, en toen hadden zij aan de cipier uit Filippi het Evangelie verkondigd. Paulus had de Filippenzen na zijn eerste vertrek waarschijnlijk nog enkele malen bezocht, en zij waren zijn werk actief blijven steunen (4:15-16).

Paulus schreef aan de Filippenzen vanuit de gevangenis (zie boven), daartoe gedeeltelijk aan-gemoedigd door de ontvangst van een gift die meegegeven was aan Epafroditus (een lid van de gemeente in Filippi). Maar zijn brief is veel meer dan een ruim uitgevallen bedankbriefje. Paulus wilde ook het belangrijke nieuws doorgeven dat Epafroditus hersteld was van een ernstige ziekte (2:25-30), en dat hij hem naar hen toe gestuurd had, in de hoop dat hij ook spoedig Timotheüs voor een bezoek kon sturen (2:19). Hij noemde Timotheüs en Epafroditus ook omdat zij een vo-orbeeld ter navolging waren voor een op Christus en het Evangelie gericht leven dat hij ook van de Filippenzen verwachtte.

Zelf wilde Paulus de Filippenzen ook bemo-edigen in hun geloof. Zijn gevangenschap bracht met zich mee dat hij dat alleen maar per brief kon doen. Zelfs een huisarrest (aangenomen dat Pau-lus in Rome was, Hand. 28:16) zou een bron van kwelling geweest kunnen zijn, in het bijzonder met het vooruitzicht van een dreigend doodvon-nis. Daarom wilde Paulus de gemeente ervan ver-zekeren dat hij vol goede moed was, op grond van zijn geloof in Christus (Filipp. 1:12-18). Hij wilde hen graag bedanken voor hun voortdurende ste-un: gevangenschap betekende een maatschappe-lijke schandvlek, en het zou voor de Filippenzen gemakkelijk geweest zijn hem daarom de rug toe te keren. Zij bleven hem echter trouw.

Toch reikt de bedoeling van Paulus met zijn brief nog verder. Hij is er vooral in geïnteresseerd dat de Filippenzen blijven groeien in hun geloof (1:25). Hoewel er ongetwijfeld confl icten binnen de gemeente waren (zoals blijkbaar tussen Euodia en Syntyche, 4:2), lijken de Filippenzen een gezonde gemeente te vormen, in tegenstelling tot kringen waar grote onrust heerste, zoals in Korinthe en Galatië. Kunnen ze dan achterover gaan leunen? Het antwoord van Paulus is een nadrukkelijk nee. De wereld is te vol van gevaar en het Evangelie te verheven dan dat zij tevreden konden zijn met verworvenheden uit het verleden (3:12-16). Zij moeten het voorbeeld van Paulus volgen en ‘jagen

HSV_Fillippenzen_150514.indd 2 15/05/14 15.47

Page 9: Hsv studiebijbel voorpublicatie

3 Filippenzen

naar het doel: de prijs van de roeping van God, die van boven is, in Christus Jezus’ (3:14).

Paulus legt uit hoe geestelijke vooruitgang eruit kan zien. Christelijke volwassenheid is niet het re-sultaat van bijzondere mystieke inzichten, die maar voor weinigen weggelegd zijn, maar van het gedul-dig beoefenen van de gewone deugden van liefde en dienstbetoon aan anderen. Paulus wijst zichzelf aan als voorbeeld ter navolging van een dergelijke levenswandel (1:12-18; 3:17; 4:9), en hij beveelt insge-lijks Timotheüs en Epafroditus aan (2:19-30). Maar het alles overtreff ende voorbeeld voor toename in het geloof is Jezus Zelf, en het middelpunt van heel Filippenzen is de schitterende ‘lofzang op Christus’ in 2:5-11. Jezus zag vrijwillig af van de privileges van Goddelijke heerlijkheid door de gestalte van een slaaf aan te nemen. In liefde aanvaardde Hij zelfs de uiterste vernedering van het kruis om de wereld van de zonde te verlossen. Daarom werd Hem de hoogste eer toegekend en ontving Hij wereldwijde aanbidding als de Messias van God.

Zij die het voorbeeld van Christus navolgen, hopen erop dat God het op de dag van Christus voor hen op zal nemen, en daarom mogen zij zich verheugen (1:18; 3:1; 4:4). Zij mogen er ook op vertrouwen dat God hen niet alleen zal laten om zich zo goed mogelijk door het leven heen te sla-an. Geestelijke vooruitgang vraagt inspanning: zij worden aangemoedigd om ‘te werken aan [hun] eigen zaligheid met vrees en beven’ (2:12). Zij zijn daartoe in staat omdat zij weten dat ‘God in [hen] werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen’ (2:13).

De oude stad Filippi

Na hun overwinning in de slag bij Filippi in 42 v.Chr. herbevolkten Antonius en (later) Augustus

deze Macedonische stad met oorlogsveteranen. Haar speciale status als kolonie van Augustus vrijwaarde de stad van bijzondere belastingen en gaf haar zelfs extra voorrechten op het gebied van landbezit. De stad was omringd door goede land-bouwgrond en lag aan de Egnatische Weg, een belangrijke Romeinse handelsroute, aangelegd in het midden van de 2e eeuw v.Chr. Het Romeinse karakter van de stad als kolonie blijkt uit offi ciële stadsinscripties in het Latijn en uit de verering van Romeinse goden. Archeologische overblijfselen uit de tijd van Paulus wijzen op de aanwezigheid van een theater, een groot forum (onder het latere fo-rum uit de 2e eeuw n.Chr.), winkels en twee stad-spoorten (genaamd Krenides, aan de westkant, en Neapolis, aan de oostkant). Op het forum was er een tribune (Gr. b�ma), uit de 2e eeuw, tussen twee grote fonteinen. Een kleine stenen crypte (gebouwd boven een waterreservoir) in de buurt van het forum werd in de latere kerkelijke traditie aangewezen als de gevangenis van Paulus en Si-las (Hand. 16:23-34). Ook andere gebouwen uit de nieuwtestamentische en vroegkerkelijke tijd (bv. een stadion, heidense tempels, resten van kerken in achthoekige vorm en in de stijl van een basiliek) zijn in Filippi nog steeds zichtbaar.

Filippi in de tijd van Paulus(ca. 60 n.Chr.)De platt egrond van de stad toont bijzonderheden van de stad Filippi die door archeologen geïdentifi ceerd zijn als daterend uit de tijd van Paulus. ‘De gevangenis van Paulus’ wordt niet als authentiek beschouwd, maar was een waterreservoir, dat later met de christelijke traditie geassocieerd werd.

0 200 m100

© Royal Jongbloed 10/4/2014

244.PHP.Philippi in the Time of Paul

FILIPPI IN DE TIJD VAN PAULUS (ca. 60 n.Chr.)

Akropolis

Weg naar deGangites Rivier

Neapolispoort

BeekForum

Tribunaal

Theater

Via Egnatia

Krenidespoort

Reservoir(”Paulus’ gevangenis”)

Heiligdom

A.D. 30 35 40 45 50 55 60 65 70 75 80

Dood en opstanding van Christus (33 [of 30] n.Chr.)†

BekeringvanPaulus(33/34*)

Paul’us’ eerste bezoek aan Jeruzalem (36/37*)

Paulus’ tweedebezoekaanJeruzalem(hulpnahongersnood)(44-47*)

Paulus’eerstezendingsreis (46-47)

Paulus’derdebezoekaanJeruzalem(apostelconvent) (48-49*)

Paulus’ tweedezendingsreis (stichtingvandegemeenteinFilippi) (48/49-51*)

Paulus’derdezendingsreis (52-57*)

Paulus leeft onder huisarrest in Rome (62*)

Paulus ontvangt een gift van en schrijft een brief aan de Filippenzen (62*)

PaulussterftdemarteldoodinRome(64-67*)

© Royal Jongbloed 8/4/2014

243.PHP.Timeline

* datum bij benadering; / betekent of/of; † zie Het tijdstip van JE ZUS’ KRU ISIG ING, P . $$

Tijdlijn* datum bij benadering; / betekent of/of; † zie Het tijdstip van Jezus’ kruisiging, p. $$

HSV_Fillippenzen_150514.indd 3 15/05/14 15.47

Page 10: Hsv studiebijbel voorpublicatie

Filippenzen 4

Kernthema’s

1. Christenen moeten groeien in hun geestelijk leven.

1:12, 25; 3:12-16

2. Een gezonde geestelijke verwach-ting is voor vooruitgang in het geloof van het grootste belang.

1:5-11; 2:1-11; 3:7, 15; 4:7-9

3. Christus is het alles overtreff ende voorbeeld van liefh ebbend en trouw dienen van God, maar volwassen christenen kunnen in dit opzicht ook als identifi catiemodel fungeren.

1:12-26; 2:5-11, 19-30; 3:3-17; 4:9

4. Er zal lijden komen, maar door het geloof kan dit met vreugde doorstaan worden.

1:12-26; 2:14-15; 4:4, 11-13, 19

5. Het gebed is van doorslaggevend belang om een vreugdevol christelijk leven te kunnen leiden.

1:3-11; 4:5-7

6. Het Evangelie maakt niet individua-listisch; christenen moeten ruimhartig en mild met elkaar omgaan en zich als een echte gemeenschap dienend in-zett en om het Evangelie te verbreiden.

1:4, 7, 24-27; 2:1-4, 19-30; 4:2-4 , 14

7. Het oude verbond en de onderhou-ding van de wet kunnen niet dienen om in de rechte verhouding tot God te komen. Gelovigen kunnen alleen gered worden door het geloof in Jezus Christus.

3:2-10

8. Jezus is volledig God en volledig mens. Op grond van Zijn lijden aan het kruis is Hij nu verhoogd als Heere en Christus.

2:5-11

Samenvatting van de heilsgeschiedenis

God werkt in de Filippenzen in overeenstemming met het volbrachte werk van Christus, Die de be-loften uit het Oude Testament tot vervulling heeft gebracht (vgl. 2 Kor. 1:20). (Zie voor een uitleg van de heilsgeschiedenis het Overzicht van de Bijbel, p. $$.)

Literaire kenmerken

In Filippenzen vinden we veel van de gebruikeli-jke kenmerken uit de andere brieven van Paulus. De groet, de dankzegging, het gebed, de kern, de paraenesis (een reeks vermaningen), de groet en de zegenbede, ze zijn allemaal makkelijk herken-baar. Tegenwoordig zou je Filippenzen een missi-onaire bemoedigingsbrief kunnen noemen. Paulus schrijft aan mensen die zijn werk als apostel voor de heidenen met gebed en fi nanciële hulp steun-en. Paulus van zijn kant verzekert de Filippenzen dat hij voor hen bidt. Hij brengt hen op de hoogte van zijn persoonlijke omstandigheden, doet ver-slag van de resultaten van de verbreiding van het Evangelie in zijn omgeving, geeft geestelijke be-moediging en bedankt hen uitvoerig voor de vele manieren waarop zij zijn werk als apostel steunen.

Met zijn beeldend taalgebruik wordt de lofzang op Christus in 2:5-11 algemeen beschouwd als een van de oudste lofl iederen of belijdenissen van de chri-stelijke kerk. De brief bevat stijlmiddelen als afo-rismen, metaforen en poëzie om het geschrevene kracht bij te zetten.

In heel Filippenzen overheerst een blije, bijna uitbundige stemming (de woorden ‘blijdschap’ en ‘verblijden’ keren telkens terug). Het laat een sterke persoonlijke band zien tussen de auteur en de ont-vangers – die relatie is vanaf het begin van de brief tot het einde herkenbaar. Verder legt Paulus vaak verband tussen het verlossingswerk van Christus en het dienen van God door Zijn volgelingen, die worden opgeroepen om te leven en te sterven naar het voorbeeld van het lijden, de dood, de opstan-ding en de glorieuze verheerlijking van Jezus Zelf.

De historische achtergrond van Filippenzen(ca. 62 n.Chr.)Paulus schreef zijn brief aan de Filippenzen vanuit een ge-vangenis, waarschijnlijk in Rome. Filippi lag aan de beroemde Egnatische Weg en was de plek van een belangrijke militaire overwinning van keizer Augustus. Het werd daarom aangewe-zen als Romeinse kolonie, wat inhield dat er vrijstelling was van belasting. Veel veteranen trokken erheen om zich daar te vestigen. Filippi was de eerste stad in het huidige Europa waar Paulus een gemeente stichtt e.

Overzicht

I. Groet en gebed (1:1-11)A. Begroeting door Paulus en Timotheüs (1:1-2)B. Het dankwoord van Paulus en zijn

gebed voor de Filippenzen (1:3-11)

II. Paulus’ bespiegelingen over zijn gevangenschap (1:12-30)

A. Paulus’ gevangenschap heeft geleid tot bevordering van het Evangelie (1:12-18)

B. Het leven is voor mij Christus (1:19-26)C. Aanmoediging om overeenkomstig

het Evangelie te leven (1:27-30)

0 400 800 km

© Royal Jongbloed 10/4/2014

245.PHP.The Setting of Philippians

Rome

Syracuse

Thessalonica

Korinthe Efeze

Troas

KolosseIkonium

TarsusAntiochië

Pafos

CaesareaJeruzalem

Alexandrië

Cyrene

Filippi

M i d d e l l a n d s e Z e e

Z w a r t e Z e e

Berea

Pella

Tessalonica Apollonia

Am�polis Neapolis

Via EgnatiaFilippi

HSV_Fillippenzen_150514.indd 4 15/05/14 15.48

Page 11: Hsv studiebijbel voorpublicatie

5 Filippenzen

III. Aansporing tot nederig dienen (2:1-30)A. Oproep tot eenheid in geloof en

dienstbetoon aan elkaar (2:1-4)B. Christus’ voorbeeld van nederig dienen (2:5-11)C. Leven als het licht voor de wereld (2:12-18)D. Timotheüs als voorbeeld van een

dienend leven (2:19-24)E. Epafroditus ook als voorbeeld

van dienstbetoon (2:25-30)

IV. Tegenstanders van het Evangelie: Waar komt gerechtigheid vandaan? (3:1-21)

A. De eerste oproep om zich in de Heere te verblijden (3:1)

B. De tegenstelling tussen de tegenstanders van het Evangelie en het ware volk van God (3:2-3)

C. Paulus doet afstand van zijn geestelijke en etnische privileges ter wille van het kennen van Christus (3:4-11)

D. De vorderingen van Paulus in het Evangelie: door Christus, niet door de wet (3:12-16)

E. Een oproep om het voorbeeld van Paulus in toewijding aan Jezus als Heere na te volgen (3:17-21)

V. Afsluitende aansporingen en dankzegging (4:1-23)

A. Samen strijden voor het Evangelie (4:1-3)B. Blijdschap in het geloof (4:4-9)C. Dank voor de gift van de Filippenzen;

Paulus vindt voldoening in God (4:10-20)D. Afscheidsgroet (4:21-22)E. Zegenbede (4:23)

HSV_Fillippenzen_150514.indd 5 15/05/14 15.48

Page 12: Hsv studiebijbel voorpublicatie

Filippenzen 1 6

Afzenders, geadresseerden, groet

1 Paulus en Timotheüs, dienstknechten van Jezus Christus, aan al de heiligen in Christus

Jezus die in Filippi zijn, met de opzieners en dia-kenen:2 agenade zij u en vrede van God, onze Vader, en van de Heere Jezus Christus.

Dankzegging en voorbede3 bIk dank mijn God, telkens wanneer ik aan u denk4 – in elk gebed van mij voor u allen bid ik altijd met blijdschap –5 vanwege uw gemeenschap aan het Evangelie, van de eerste dag af tot nu toe.6 Ik vertrouw erop dat Hij Die in u ceen goed werk begonnen is, dat voltooien zal tot op de dag van Jezus Christus.7 Het is immers voor mij terecht dat ik dit van u allen denk, omdat ik u allen in mijn hart heb als

deelgenoten van mijn genade, zowel din mijn ge-vangenschap als in de verdediging en bevestiging van het Evangelie.8eWant God is mijn Getuige hoe vurig ik naar u allen verlang, met de innige gevoelens van Jezus Christus.9 En dit bid ik dat uw liefde nog steeds overvloedi-ger wordt in kennis en alle fijngevoeligheid,10 opdat u kunt onderscheiden wat wezenlijk is, op-dat u oprecht bent en zonder aanstoot te geven tot de dag van Christus,11 vervuld met vruchten van gerechtigheid, die door Jezus Christus zijn, tot heerlijkheid en lof van God.

De vrucht van Paulus’ gevangenschap

12 En ik wil dat u weet, broeders, dat wat er met mij is gebeurd, veeleer tot bevordering van het Evan-gelie heeft gediend,

a Rom. 1:7; 1 Petr. 1:2 b Efez. 1:15; Kol. 1:3; Kol. 1:2; Kol. 1:3 c Joh. 6:29; Joh. 1:3 d Efez. 3:1; 4:1; Kol. 4:3, 18; 2 Tim. 1:8 e Rom. 1:9; 9:1; 2 Kor. 1:23; 11:31; Gal. 1:20; Gal. 2:5; 1 Tim. 5:21; 2 Tim. 4:1

1:1-11Groet en gebed. Paulus groet zijn lezers en spreekt zijn dankbaarheid (v. 3-6) en genegenheid (v. 7-8) voor hen uit, gevolgd door een gebed dat hun liefde overvloedig mag zijn en dat ze in heiliging mogen toenemen (v. 9-11).1:1-2Begroeting door Paulus en Timo-theüs. Paulus geeft samen met Timo-theüs de gebruikelijke vroegchristelij-ke groet van genade en vrede. Paulus noemt zich geen apostel maar duidt Timotheüs en hemzelf aan als dienst-knechten. De nadruk op het dienen zet de toon voor de rest van de brief. Deze nadruk wordt in het bijzonder in verband gebracht met de vernedering van Christus Jezus (2:5-11). Het is on-duidelijk wat de functie van opzieners en diakenen precies is geweest. De eer-sten zijn mogelijk ouderlingen die met het geestelijk opzicht in de gemeente belast zijn (vgl. Hand. 14:23 [met aant.]; 20:17, 28; 1 Tim. 3:1-7; Tit. 1:5-9; Jak. 5:14; 1 Petr. 5:1-4), de anderen kunnen belast geweest zijn met praktisch dienstbe-toon (vgl. Hand. 6:1-7; 1 Tim. 3:8-13).1:3-11Het dankwoord van Paulus en zijn gebed voor de Filippenzen. De brieven van Paulus beginnen vaak met dank-zegging en gebed. In dit geval helpt het gebed om de hoofdthema’s van de brief te bepalen.

1:3-5Paulus bidt met blijdschap voor de Filippenzen. Blijdschap is blij-kens hs. 4 een kernbegrip. Die blijd-schap komt voort uit hun gemeenschap aan het Evangelie, wat niet alleen be-trekking heeft op hun financiële steun aan de apostel (4:15-16), maar ook op hun grote persoonlijke bezorgdheid om zijn welzijn.

1:6Paulus is ervan overtuigd dat God met de Filippenzen bezig is. De

basis voor geestelijke groei ligt in de erkenning dat het God is Die een goed werk in hen begonnen is en dat Hij dat ook voltooien zal. Echte geestelijke groei is geworteld in dat wat God gedaan heeft, in wat Hij doet en in wat Hij nog zál doen. Zijn trouw is de garantie dat Hij met de gelovigen zal zijn tot de we-derkomst van Christus (de dag van Jezus Christus; vgl. 2:16; 1 Thess. 5:2-11; 2 Petr. 3:10-13; Openb. 20:11-21:8). Zij mogen erop vertrouwen dat de God Die hen gered heeft, hen niet los zal laten en dat zij hun eeuwig loon zullen ontvangen.

1:7-8Opnieuw geeft Paulus uiting aan zijn innige gevoelens jegens de Fi-lippenzen en aan de verbondenheid met elkaar, die zij door Gods genade mogen ervaren. De gevangenschap van Paulus moet in de oude wereld een oorzaak van grote schande geweest zijn, maar de Filippenzen bleven desondanks so-lidair met hem. Dit was voor hem onge-twijfeld een bemoediging om degenen die hem gevangengenomen en berecht hadden, ook in de blijde boodschap te laten delen.

1:9-11Het eerste verzoek in het gebed van Paulus is of God ervoor wil zorgen dat de voornaamste christelijke deugd, de liefde, nog steeds overvloedi-ger zal worden, en dat die gepaard zal gaan met kennis en alle fijngevoeligheid, zodat de liefde van de Filippenzen tot uiting zal komen in verstandig hande-len, dat zal dienen tot welzijn van ande-ren en tot eer van God. Als christenen meer beseffen wat het betekent om Je-zus te volgen, zullen zij des te beter in staat zijn te beamen en te doen wat we-zenlijk is. Een dergelijke blijde gehoor-zaamheid aan God zal hun het vertrou-wen geven oprecht en zonder aanstoot

bevonden te worden bij de wederkomst van Christus. Dat betekent geen onmid-dellijke geestelijke volmaaktheid, maar een toegroeien naar een gelijkenis met Christus. De vruchten van gerechtigheid worden door de gelovige niet in eigen kracht voortgebracht. Omdat die vruch-ten door Jezus Christus zijn, zullen zij heerlijkheid en lof van God tot gevolg hebben.1:12-30Paulus’ bespiegelingen over zijn gevangenschap. Paulus verzekert de Fi-lippenzen dat, ondanks zijn gevangen-schap, het Evangelie toch steeds verder verbreid zal worden (v. 12-18). Hij ver-trouwt er met blijdschap op dat hij, wat er verder ook mag gebeuren, bevrijd zal worden en dat Christus verheerlijkt zal worden, aangezien voor hem het leven Christus is en het sterven winst (v. 19-26). Paulus moedigt zijn lezers aan om overeenkomstig het Evangelie te leven, zelfs als dat gepaard gaat met lijden (v. 27-30).1:12-18Paulus’ gevangenschap heeft geleid tot bevordering van het Evan-gelie. Paulus beseft dat de Filippenzen bedroefd zijn over zijn gevangenschap. Daarom bemoedigt Hij hen door erop te wijzen dat de omstandigheden waarin hij verkeert de verbreiding van het Evangelie bevorderen. Zijn blijd-schap in moeilijke omstandigheden is bedoeld als een voorbeeld voor de Filippenzen om eveneens blij te zijn, zelfs in moeilijke tijden. Bovendien moet Paulus’ welwillende houding ten opzichte van medegelovigen die het hem moeilijk maken, voor de Filippen-zen ook als een voorbeeld dienen, want het is duidelijk dat er in de gemeente sprake is van een bepaalde mate van onenigheid (4:2-3).

HSV_Fillippenzen_150514.indd 6 15/05/14 15.48

Page 13: Hsv studiebijbel voorpublicatie

7 Filippenzen 1

13 zodat in het hele gerechtsgebouw en aan alle overigen bekend is geworden dat ik een gevangene ben om Christus’ wil,*14 aen dat het merendeel van de broeders in de He-ere door mijn gevangenschap vertrouwen heeft gekregen om het Woord nog overvloediger onbev-reesd te durven spreken.15 Sommigen prediken weliswaar Christus uit af-gunst en ruzie, maar anderen ook uit welwillend-heid.16 De eersten verkondigen Christus wel uit eigen-belang, niet zuiver, met de bedoeling aan mijn ge-vangenschap verdrukking toe te voegen,17 maar de laatsten uit liefde, omdat zij weten dat ik tot verdediging van het Evangelie aangesteld ben.18 Maar wat dan nog? Toch wordt Christus op aller-lei wijze verkondigd, of het nu als een voorwendsel is of in waarheid; en daarover verblijd ik mij, ja, zal ik mij ook verblijden.

Heengaan of blijven19 bWant ik weet dat dit mij tot zaligheid strekken zal, door uw gebed en de ondersteuning van de Geest van Jezus Christus,20 overeenkomstig mijn reikhalzend verlangen en hoop cdat ik in geen enkel opzicht beschaamd zal worden, maar dat in alle vrijmoedigheid, zoals alti-jd, Christus ook nu grootgemaakt zal worden in mijn lichaam, of het nu door het leven is of door de dood.21 Want het leven is voor mij Christus en het ster-ven is voor mij winst.22 Maar blijf ik leven in het vlees, dan betekent dit voor mij vruchtbaar werk;* en wat ik verkiezen zal, weet ik niet.23 Want ik word door deze twee gedrongen: ik heb de begeerte om heen te gaan* en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste,

1:13 dat ik ... wil - Letterlijk: mijn banden in Christus. 1:22 vruchtbaar werk - Letterlijk: vrucht van werk 1:23 heen te gaan - Letterlijk: losgemaakt te worden.

a Efez. 3:13; Efez. 3:3 b 2 Kor. 1:11 c Rom. 5:5

1:12Het woord dat Paulus gebruikt voor de bevordering van het Evangelie (Gr. prokopēn) is hetzelfde woord als dat wat hij in v. 25 gebruikt voor de ‘vorde-ring’ van de Filippenzen in hun geloof. Hij onderstreept daarmee het belang om Gods Koninkrijk te bevorderen en niet te blijven hangen in problemen van verleden of heden.

1:13Het Evangelie heeft voortgang gevonden omdat Paulus in het hele ge-rechtsgebouw (Gr. praitōrion) heeft laten weten dat hij alleen maar gevangenzit omdat hij Jezus als Heere belijdt. Het La-tijnse woord praetorium kan zowel op de residentie van de gouverneur slaan als bij uitbreiding op de bewoners daarvan. Zij die van mening zijn dat Paulus vanuit Caesarea schreef, zullen het woord in die laatste betekenis opvatten (zie Hand. 23:35). (Zie Inleiding: Datering.)

1:15-18De identiteit van degenen die Christus uit afgunst en ruzie predi-ken is moeilijk vast te stellen. Zij staan blijkbaar vijandig tegenover Paulus, en men kan daarom vermoeden dat het om dezelfde ‘judaïsten’ gaat als die waar-over hij het in hs. 3 heeft. Maar het is moeilijk in te zien hoe Paulus zich kon verblijden over de verkondiging van iets (nl. terugkeer tot het oude verbond) wat hij beschouwde als verraad van het Evangelie (zie m.n. de brief aan de Ga-laten). Het is waarschijnlijker dat deze mensen andere christenen waren die een over het algemeen gezond Evan-gelie predikten, maar een persoonlijke grief tegen Paulus hadden. Misschien hebben zij hem afgewezen vanwege zijn mindere oratorische vaardigheden (zie 1 Kor. 1-2) of vanwege zijn voortdurende lichamelijke zwakheid (zie 2 Korinthe). Wat hun beweegredenen ook waren, zij werden niet gedreven door liefde, maar alleen door de wens om Paulus op de een of andere manier af te troeven. Maar

Paulus kwam, net als Jezus, niet op voor zijn eigen belangen (vgl. Filipp. 2:4), en daarom zal hij, zolang het Evangelie voortgang vindt, zich ‘verblijden’.1:19-26Het leven is voor mij Christus. Paulus geeft uitdrukking aan de ba-sis van zijn vertrouwen dat hij uit de gevangenis vrijgelaten zal worden (zie aant. bij v. 12-30). Hij verzekert de Filippenzen dat hij in leven zal blijven om hen te dienen.

1:19Paulus, die gebeden heeft voor de Filippenzen, roept hen nu op tot gebed voor zíjn zaligheid (Gr. sōtēria, ‘bevrijding’). Dit woord kan betekenen: bevrijding uit de gevangenis (zo vatten sommige exegeten het op), maar het kan ook verlossing betekenen in de zin van de uiteindelijke eeuwige zaligheid (zo vatten anderen het op). Waarschijnlijk maakt Paulus hier welbewust gebruik van een vorm van dubbelzinnigheid, ge-zien het feit dat hij het in de voorgaande verzen over zijn gevangenschap heeft (zie v. 12-14) en gezien de gerichtheid op de eeuwigheid in de verzen die hierna volgen (bv. het verlangen van Paulus ‘om heen te gaan en bij Christus te zijn, want dat is verreweg het beste’; v. 23). De spanning tussen tijdelijke bevrijding en eeuwige verlossing is in heel deze pas-sage goed merkbaar (v. 19-26), en komt vooral duidelijk uit in de woorden van Paulus in v. 20: ‘door het leven of door de dood’ (in v. 23: ‘ik word door deze twee gedrongen’. Paulus lijkt te zinspe-len op zijn tijdelijke bevrijding, maar zijn verlangen naar de eeuwige verlossing is ‘verreweg het beste’ (v. 23). In dit op-zicht zinspeelt Paulus in deze passage op Job 13:13-18, waar Job duidelijk over zijn uiteindelijke bestemming spreekt. En Paulus spreekt over zijn hoop om niet beschaamd te worden, wat elders ook in verband gebracht wordt met het Laatste Oordeel (vgl. Rom. 5:4-5). Paulus wil de

Filippenzen in elk geval laten weten dat hij, ook als zijn tijdelijke bevrijding uit de gevangenis niet doorgaat en hij ge-executeerd zal worden, toch door God ‘gered’ zal worden en het eeuwige leven zal verkrijgen.

1:20Het gaat Paulus ten diepste niet om leven of dood. Het gaat erom een trouwe getuige van Christus te blijven. of door de dood geeft aan dat Paulus zelfs door de manier waarop hij zal sterven Christus hoopt te eren.

1:21Paulus streeft in zijn eigen leven niet naar zijn eigen gemak of levensverbetering. Het gaat om de vooruitgang van het Koninkrijk van Christus: leven komt neer op het die-nen van Christus. In feite zou sterven als winst gezien moeten worden, omdat dat zou betekenen dat Paulus bevrijd zou worden van zijn moeitevolle leven op aarde en zich zou kunnen verblijden in de nabijheid van Christus.

1:22-26In het licht van v. 21 wordt Paulus ertoe gedrongen te kiezen tussen leven of dood. Bij Christus zijn zou nu aantrekkelijker voor hem zijn, maar in leven blijven (in het vlees) zou hem in staat stellen de Filippenzen verder te helpen in hun eigen geestelijke groei. Omdat Paulus weet dat de weg van Je-zus de weg van het dienen is (vgl. 2:5-11), ‘vertrouwt’ hij erop dat zijn eigen voorkeur zal moeten wijken, zodat hij zal blijven leven en bij de Filippenzen zal blijven, tot hun vordering en blijdschap van het geloof. Paulus denkt niet alleen na over zijn eigen situatie, maar biedt de Filippenzen ook een voorbeeld van een door dienen gedreven leven.

1:23ik heb de begeerte om heen te gaan en bij Christus te zijn geeft aan dat christenen na hun dood onmiddellijk bij Christus zijn, lang voordat hun lichaam opstaat uit de dood (zie aant. bij 1 Kor. 15:23)

HSV_Fillippenzen_150514.indd 7 15/05/14 15.48

Page 14: Hsv studiebijbel voorpublicatie

Filippenzen 1-2 8

24 maar in het vlees te blijven is noodzakelijker voor u.25 En dit vertrouw en weet ik dat ik zal blijven leven en bij u allen zal blijven tot uw vordering en blijds-chap van het geloof,26 opdat uw roemen in Christus Jezus overvloedig is door mij, door mijn hernieuwde aanwezigheid bij u.

Opwekking tot standvastigheid27 aAlleen, wandel het Evangelie van Christus waar-dig, opdat ik, of ik nu kom en u zie of dat ik afwezig ben, van uw zaken mag horen dat u vaststaat in één geest, en dat u samen eensgezind strijdt door het geloof in het Evangelie,28 en dat u zich in geen enkel opzicht schrik laat aanjagen door de tegenstanders. Voor hen is dit een duidelijk teken van verderf, maar voor u van zaligheid, en dat van God uit.29 Want aan u is het uit genade gegeven in de zaak van Christus niet alleen in Hem te geloven, maar ook voor Hem te lijden,30 omdat u dezelfde strijd hebt als die u bij mij ge-zien hebt en nu van mij hoort.

Blijdschap en zich verblijden in Filippenzen

tekst Paulus …

1:4 bidt met blijdschap

1:18 verblijdt zich dat Christus wordt verkondigd

1:25 zal in leven blijven, tot blijdschap van het geloof van de Filippenzen

2:2 vraagt de Filippenzen zijn blijdschap volkomen te maken

2:17-18 is verblijd en verblijdt zich met de Filippenzen

2:28 stuurt Epafroditus opdat de Filippenzen zich kunnen verblijden

2:29 roept de Filippenzen op om Epafroditus met blijdschap te ontvangen

3:1 roept de Filippenzen op om zich te verblijden in de Heere

4:1 betuigt de Filippenzen dat zij zijn blijdschap zijn

4:4 roept de Filippenzen tweemaal op om zich in de Heere te verblijden

4:10 is verblijd in de Heere, omdat de Filippenzen steeds aan hem gedacht hebben

Oproep tot eensgezindheid en ootmoed

2 Als er dan enige bemoediging is in Christus, als er enige troost is van de liefde, als er enige

gemeenschap is van de Geest, als er enige innige gevoelens en ontfermingen zijn,2 maak dan mijn blijdschap volkomen, doordat u beensgezind bent, dezelfde liefde hebt, één van ziel bent en één van gevoelen.

1:27-30Aanmoediging om overeenkom-stig het Evangelie te leven. Het offer van Paulus zou niet veel betekenen, als de Filippenzen niet door zouden gaan ‘waardig het Evangelie van Christus te wandelen’.

1:27De woorden het Evangelie … waardig zijn een vertaling van het Griekse politeuesthe. Het kan ook ver-taald worden met ‘gedraag je als burgers die [het Evangelie van Christus] waardig zijn’, wat past bij het woordenspel van Paulus hier en in 3:20 (‘ons burgerschap [Gr. politeuma ] is in de hemelen’). Filippi was er trots op een Romeinse kolonie te zijn, die de eer en het privilege van het Romeinse staatsburgerschap bood. Paulus herinnert de gemeente eraan dat zij zich moeten richten naar Christus en niet naar de keizer als voorbeeld voor hun gedrag, omdat hun toewij-ding primair op God en Zijn Koninkrijk gericht moet zijn. Zij moeten elkaar steunen en met Paulus ‘strijden’ voor het Evangelie. De nadruk van Paulus op eensgezindheid zou kunnen wijzen op enige verdeeldheid in de gemeente van Filippi (vgl. 4:2-3). Mogelijk is die ver-deeldheid de reden dat hij in het begin van zijn brief wijst op de ‘opzieners en diakenen’ (1:1), want die behoren hun dienstwerk zo te verrichten dat het de eenheid bevordert.

1:28Als de Filippenzen moedig blijven tegenover hun tegenstanders,

dan zullen die tegenstanders besef-fen dat een dergelijke opvallend grote kracht alleen van God kan komen, en dat ieder die zich blijft verzetten te-gen het volk van God rijp is voor het verderf. ‘Verderf’ (Gr. apōleia) betekent hier het eeuwige verderf. Het gaat hier dan ook om andere tegenstanders dan degenen die Paulus in v. 15-18 lastigvielen; daar leek het om chris-tenen te gaan. Het gaat ook om een andere stad, want Paulus spreekt hier over wat er gebeurt in Filippi, terwijl hij het in v. 15-18 (waarschijnlijk) had over tegenstand in Rome. Maar Gods genade, die kracht geeft in moeilijke omstandigheden, zal de gelovigen de zekerheid geven van hun uiteindelij-ke zaligheid. Paulus sluit hier aan bij het onderwijs van Jezus (Matt. 5:10-12) door hen eraan te herinneren dat vervolging er een bewijs van is dat zij bij Christus horen.

1:29-30Er zullen moeilijkheden komen, want de realiteit is dat wie in Christus geloven voor Hem zullen lij-den. Paulus leert dat zowel lijden als geloof gaven van God zijn. Beide zijn u uit genade gegeven, zegt Paulus. Lijden voor de zaak van Christus is een groot voorrecht (zie Matt. 5:10-12; Hand. 5:41). Nogmaals stelt Paulus zichzelf tot voor-beeld van iemand die zijn blijdschap behouden heeft ondanks dat hij met dezelfde strijd te maken heeft gehad

(d.w.z. tegenstand door vijandige on-gelovigen).2:1-30Aansporing tot nederig dienen. Paulus roept de Filippenzen op eens-gezind te zijn in liefde en nederigheid (v. 1-4), zoals Christus het voorbeeld heeft gegeven in nederig dienstbetoon (v. 5-11). Zij moeten leven als een licht voor de wereld (v. 12-18), zoals Timo-theüs (v. 19-24) en Epafroditus (v. 25-30), de trouwe dienaars van Christus.2:1-4Oproep tot eenheid in geloof en dienstbetoon aan elkaar. Paulus moe-digt de Filippenzen aan om hun leven in Christus en de Geest eensgezind te leven.

2:1-2Paulus twijfelt er niet aan dat bemoediging, gemeenschap van de Geest, innige gevoelens en ontfermingen wezenlijk zijn in Christus en dat zij in de gemeente in Filippi aanwezig zijn. Hij gebruikt een voorwaardelijke zin (als) om de Filippenzen uit te dagen erover na te denken of deze eigenschappen in hun leven zichtbaar zijn. De gelovigen in Filippi moeten ervoor zorgen dat zij voortgang boeken op het terrein van naastenliefde, een absolute vereiste. Paulus benadrukt dat zij eensgezind moeten zijn. Dit betekent geen kleur-loze geestelijke gelijkvormigheid, maar het gebruikmaken van de verschillende gaven (vgl. 1 Kor. 12) door op een plezie-rige manier samen te werken, gericht op de heerlijkheid van God.

a Gen. 17:1; 1 Kor. 7:20; Efez. 4:1; Kol. 1:10; Kol. 2:12; 4:1 b Rom. 12:16; 15:5; 1 Kor. 1:10; Filipp. 3:16; 1 Petr. 3:8

HSV_Fillippenzen_150514.indd 8 15/05/14 15.48

Page 15: Hsv studiebijbel voorpublicatie

9 Filippenzen 2

3 Doe niets uit eigenbelang of eigendunk, amaar laat in nederigheid de een de ander voortreffelijker achten dan zichzelf.4 bLaat eenieder niet alleen oog hebben voor wat van hemzelf is, maar laat eenieder ook oog hebben voor wat van anderen is.

Lofzang op Christus5 cLaat daarom die gezindheid in u zijn die ook in Christus Jezus was,

6 dDie, hoewel Hij in de gestalte van God was, het niet als roof beschouwd heeft aan God gelijk te zijn,7 emaar Zichzelf ontledigd heeft fdoor de gestalte van een slaaf aan te nemen en aan de mensen ge-lijk te worden.8 gEn in gedaante als een mens bevonden, heeft Hij Zichzelf hvernederd en is gehoorzaam geworden, tot de dood, ja, tot de kruisdood.

2:3-4Er is altijd de verleiding om zich te gedragen als de tegenstanders van Paulus in 1:17 en te handelen uit ei-genbelang, gericht op eigen voordeel. Een dergelijke eigendunk (lett. ‘ver-waandheid’) kan bestreden worden door de ander voortreffelijker te achten dan zichzelf. Paulus beseft dat iedereen van nature gericht is op wat van hemzelf is. De oplossing is diezelfde gerichtheid ook te tonen voor wat van anderen is. Een dergelijke radicale liefde is zeld-zaam. Daarom laat Paulus zien dat dit volledig waarheid geworden is in het leven van Christus (2:5-11).2:5-11Christus’ voorbeeld van nederig dienen. Dit gedeelte wordt wel ‘de lofzang op Christus’ genoemd. Paulus beschrijft het voorbeeld van Christus in een levendig gedicht, dat ingaat op Zijn pre-existentie, menswording, dood, opstanding en hemelvaart naar de rechterhand van God. Paulus schreef deze schitterende geloofs-belijdenis om de Filippenzen aan te moedigen de belangen van anderen hoger te achten (zie v. 4). Jezus is het voorbeeld van ware geestelijke groei: geen zelfverheerlijkende strijd om de macht, maar een innige liefde voor God en de naaste, uitkomend in daden van dienstbetoon. De v. 6-11 wijzen hier en daar duidelijk op een poëtische struc-tuur, zodat sommigen denken dat dit een al bestaand lied was dat door Paulus overgenomen is. Maar net zo waarschijnlijk is het dat Paulus dit lied juist voor deze gelegenheid geschre-ven heeft. Met betrekking tot de talloze theologische vragen die deze verzen oproepen is het van groot belang twee dingen in het oog te houden: (1) deze verzen zijn niet geschreven om een theologisch debat uit te lokken, maar om aan te sporen tot meer nederigheid en liefde; en (2) de samenvatting van Christus’ leven en dienstbetoon die we hier aantreffen is niet uniek; dezelfde thema’s treft men overal in het NT aan.

2:5De gezindheid van de gelovige moet zich richten op het juiste voorbeeld om een leven voor God te leven. Er is enig verschil van mening of deze gees-tesgesteldheid iets is wat christenen ontvangen op grond van hun verenigd zijn met Christus (sommige vertalingen hebben: die de uwe is in Christus Jezus),

of dat zij haar grond vindt in het voor-beeld van Christus (die ook in Christus Jezus was). (In het Grieks staat hier geen werkwoord; de vertaler moet ‘is’ of ‘was’ aanvullen.) In het kader van het in deze brief steeds terugkerende thema van een identificatiefiguur voor het gedrag (Jezus, Paulus, Timotheüs en Epafroditus worden als voorbeelden ter navolging genoemd) zijn vele exegeten tot de laat-ste interpretatie geneigd. Beide opvat-tingen zijn theologisch verantwoord. Het centrale thema van v. 1-5 is in elk geval hetzelfde: de gemeente van Filippi moet eensgezind zijn (v. 2), dezelfde liefde (v. 2) en nederigheid (v. 3) bezitten en oog hebben voor wat van anderen is (v. 4).

2:6Voorafgaand aan Zijn menswor-ding was Christus in de gestalte van God (Gr. morphē theou). Ondanks de aanname door sommige geleerden van het tegen-deel is het de meest natuurlijke interpre-tatie dat dit slaat op de ‘pre-existentie’ van Christus. Hij, de eeuwige Zoon, was reeds bij de Vader (Joh. 1:1; 17:5, 24) voordat Hij geboren werd in Bethlehem. ‘Gestalte’ betekent hier de werkelijke en precieze aard van iets; dat wat alle ken-merken en eigenschappen van iets heeft. ‘In de gestalte van God’ betekent dus net zoiets als aan God gelijk … zijn (Gr. isa theō), wat in lijnrechte tegenstelling staat tot ‘de gestalte van een slaaf’ (v. 7). De Zoon van God was en is altijd God. ‘Gestalte’ kan ook aangeven dat Christus het alles overtreffende beeld van God is, ‘de afdruk van Zijn zelfstandigheid’ (Hebr. 1:3). Het kan er ook op wijzen dat Hij de zichtbare uitdrukking is van Gods onzichtbare heerlijkheid (Kol. 1:15). Het is treffend dat Christus er niet van uitging dat Zijn ‘aan God gelijk zijn’ (wat Hij al bezat) Hem ertoe zou brengen daar ook ten volle gebruik van te maken. Het was niet iets wat door roof verkregen, be-houden en in eigen voordeel gebruikt moest worden. In plaats daarvan had Hij de geestesgesteldheid van dienst-betoon. ‘Christus heeft niet Zichzelf be-haagd’ (Rom. 15:3). In ootmoed achtte Hij de belangen van anderen hoger dan die van Zichzelf (Filipp. 2:3-4).

2:7Zichzelf ontledigd heeft. Deze zinsnede heeft tot veel meningsverschil-len geleid. Het Griekse kenoō kan ‘leeg-maken’ betekenen, maar overdrachtelijk ook ‘status en voorrechten opgeven’. Be-

tekent dit dat Christus tijdens Zijn aard-se optreden tijdelijk afstand had gedaan van Zijn Goddelijke eigenschappen? Deze theorie van de kenosis of ‘zelfont-lediging’ van Christus stemt niet overeen met de context van Filippenzen of met de vroege christelijke theologie (zie het artikel over De Persoon van Christus, p. $$). Paulus zegt niet dat Christus minder dan God werd of sommige Goddelijke ei-genschappen ‘opgaf’. Hij zegt zelfs niets over de vraag of Christus almachtig of alwetend was gedurende Zijn verblijf op aarde. Ook zegt hij niet dat Christus ooit ‘de gestalte van God’ aflegde. Paulus legt er eerder de nadruk op dat Christus, Die alle voorrechten bezat die Hem als Koning van de wereld toekwamen, die aflegde om een gewone Joodse baby te worden die voorbestemd was voor het kruis. Christus ‘ontledigde Zichzelf’ door de gestalte van een slaaf aan te ne-men en aan de mensen gelijk te worden (beide betekenen ongeveer hetzelfde). Hoewel Hij het grootste recht had om zonder problemen te blijven waar Hij was, in een machtspositie, drong Zijn liefde Hem in een positie van zwakheid ten behoeve van een zondige mensheid (vgl. 2 Kor. 8:9: ‘dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden’). De ‘ontlediging’ bestond in Zijn mens-wording, niet in het prijsgeven van een stuk van Zijn ware Godheid.

2:8Het is opvallend genoeg dat de Zoon van God de gedaante als een mens aannam (Gr. schēma, ‘uiterlijk, gestalte, vorm’, een ander woord dan morphē, dat in v. 6-7 voor ‘gestalte van God’ en ‘gestalte van een slaaf’ gebruikt wordt) en zo blootgesteld werd aan alle wissel-valligheden van een gebroken wereld. Maar Jezus ging veel verder: Hij … is ge-hoorzaam geworden (vgl. Rom. 5:19), tot de dood, ja, tot de kruisdood. Kruisiging was niet zomaar een van de manieren om gevangenen ter dood te brengen. Het was de diepste vernedering, een officiële verklaring van Rome dat de ge-kruisigde in alle opzichten verachtelijk was. De vreselijke lichamelijke pijn werd nog erger door de smadelijke krenking en vernedering. Geen andere vorm van doodgaan, hoe lang dat ook mocht du-ren of hoe pijnlijk dat lichamelijk ook was, was te vergelijken met kruisiging;

a Rom. 12:10; 1 Petr. 5:5 b 1 Kor. 10:24; 13:5 c Matt. 11:29; Joh. 13:15; 1 Petr. 2:21; 1 Joh. 2:6 d 2 Kor. 4:4; Kol. 1:15; Hebr. 1:3 e Ps. 8:6 f Matt. 20:28; Joh. 13:14 g Hebr. 2:14, 17; 4:15 h Hebr. 2:9; 12:2

HSV_Fillippenzen_150514.indd 9 15/05/14 15.48

Page 16: Hsv studiebijbel voorpublicatie

Filippenzen 2 10

9 aDaarom heeft God Hem ook bovenmate verho-ogd en heeft Hem been Naam geschonken boven alle naam,10 copdat in de Naam van Jezus zich zou buigen elke knie van hen die in de hemel, en die op de aarde, en die onder de aarde zijn,11 den elke tong zou belijden dat Jezus Christus de Heere is, tot heerlijkheid van God de Vader.

Aansporing tot heilig leven

12 Daarom, mijn geliefden, zoals u altijd geho-orzaam geweest bent, niet alleen zoals in mijn aanwezigheid, maar nu veelmeer in mijn afwe-

zigheid, werk aan uw eigen zaligheid met vrees en beven,13 ewant het is God, Die in u werkt zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen.14 fDoe alle dingen gzonder morren en menings-verschillen,15 opdat u onberispelijk en oprecht zult zijn, kinde-ren van God, smetteloos te midden van een verke-erd en ontaard geslacht, hwaaronder u schijnt als lichten in de wereld,16 door vast te houden aan het Woord van het leven, imij tot roem met het oog op de dag van Christus, dat ik niet tevergeefs heb hardgelopen en mij ook niet tevergeefs heb ingespannen.

dat was de totale vernietiging van ie-mands persoonlijkheid (zie aant. bij Matt. 27:35). Het was de hoogst denk-bare tegenstelling met de Goddelijke majesteit van de pre-existente Christus, en het was dan ook de absolute uitdruk-king van de gehoorzaamheid van Chris-tus aan de Vader.

2:9Daarom. De vernedering van Christus werd juist de oorzaak van Zijn verhoging. Door Zichzelf uit liefde tot het kruis te vernederen, liet Hij zien dat Hij werkelijk deel had aan de God-delijke natuur van God, Die liefde is (1 Joh. 4:8). Daarom, om die reden, heeft God Hem weer tot leven gewekt en Hem ook bovenmate verhoogd, Hem de heerschappij over de kosmos toever-trouwd en Hem een Naam geschonken boven alle naam. Deze Naam wordt hier verder niet bekendgemaakt, maar velen denken dat dit betrekking heeft op het Hebreeuwse JHWH, Gods persoonlijke Naam, die in de LXX meestal vertaald is met het Griekse Kyrios, ‘Heere’, de Naam die in Filipp. 2:11 genoemd wordt. Paulus bedoelt in elk geval dat de eeu-wige Zoon van God een positie en een gezag ontving (vgl. Matt. 28:18 en aant. bij Hand. 2:33) die Hij niet bezat voordat Hij in het vlees kwam als God en mens. Dat Jezus deze Naam kreeg, betekent dat Hij Zijn Messiaanse gezag uitoefent in de Naam van de HEERE.

2:10-11Hoewel Christus nu de Goddelijke Naam JHWH (‘HEERE’) draagt, wordt Hij nog steeds vereerd onder Zijn menselijke naam Jezus, omdat het in Zijn menselijke natuur was dat Hij Zijn Goddelijke glorie het duidelijkst aan de wereld toonde. Deze wonderbaar-lijke vereniging van de Goddelijke en de menselijke natuur van Jezus wordt nog versterkt door de verwijzing naar Jes. 45:23, met de woorden dat zich zou buigen elke knie … en elke tong zou belij-den, die in Jesaja uitsluitend betrekking hebben op de HEERE (vgl. Jes. 45:24: ‘in de HEERE … zijn rechtvaardige daden en kracht’). Dat deze woorden nu toege-past kunnen worden op Gods Messi-aanse Afgezant – Jezus Christus is de Heere – bewijst de volle Goddelijkheid

van Jezus. Maar de verering van Jezus, als Heere, is niet het laatste woord van dit loflied. De verhoging van Jezus leidt ook tot de heerlijkheid van God, de Va-der. Hetzelfde stramien is ook te vinden in 1 Kor. 15:23-28: God geeft Jezus de Messiaanse heerschappij over de hele schepping, en iedereen zal Hem te zijner tijd prijzen als zijn Heere. Maar wanneer Zijn koningschap zijn volheid bereikt heeft, zal Jezus de eer niet aan Zichzelf houden. In plaats daarvan ‘zal ook de Zoon Zelf Zich onderwerpen aan Hem Die alle dingen aan Hem onderworpen heeft, opdat God alles in allen zal zijn’ (1 Kor. 15:28). Zelfs in de staat van Zijn verhoging blijft Jezus het toonbeeld van liefhebbend dienen van God.2:12-18Leven als het licht voor de we-reld. Met de adembenemende schil-dering van Christus voor hun ogen (v. 5-11) spoort Paulus de Filippenzen aan om hetzelfde geloof en dezelfde gehoorzaamheid te tonen in hun da-gelijks leven.

2:12-13De Filippenzen zijn in het verleden gehoorzaam geweest (vgl. de gehoorzaamheid van Christus, v. 8) en moeten dat ook blijven, zodat zij ‘wer-ken’ aan hun eigen zaligheid met vrees en beven. Ze mogen niet tevreden zijn met roem uit het verleden, maar moe-ten hun geloof elke dag tonen door hun relatie met God te onderhouden. Hoewel Gods gerechtigheid een motief is voor het leiden van een sober leven (‘vrees en beven’), wil Paulus niet dat de Filippenzen in angst zullen leven dat zij nooit goed genoeg zijn om Gods gunst te verwerven. Gods liefde en Zijn genade zullen hun juist kracht geven: God, Die in u werkt. Terwijl zij hun ui-terste best doen om een verantwoord christelijk leven te leiden, mogen zij zich verheugen in de kracht verlenen-de aanwezigheid van God. Weliswaar lijkt v. 12 zalig worden door de werken der wet te suggereren, maar Paulus verwerpt een dergelijke leer ten enen-male (vgl. 3:2-11). In 2:12 bedoelt Paulus met ‘zaligheid’ een steeds toenemende ervaring van allerlei perspectieven en zegeningen die met de zaligheid ge-

paard gaan. In deze zin van het woord maakt de volhardende gehoorzaamheid van de Filippenzen dan ook integraal deel uit van het ‘werken aan hun zalig-heid’. Maar zoals v. 13 duidelijk maakt, dit werken is de vrucht van het werken van God in Zijn volk. zowel het willen als het werken, naar Zijn welbehagen. Zelfs het verlangen (het ‘willen’) om te doen wat goed is, komt van God. Maar Hij werkt ook zo in de gelovige dat deze goede keuzes gaat maken, zodat het willen overgaat in werken (daden). (Over vrezen van God, zie aant. bij Hand. 5:5; 9:31.)

2:14-15Paulus gaat verder met het onderwerp ‘werken’ aan de zaligheid (v. 12-13). De Filippenzen moeten schijnen als lichten te midden van een verkeerd en ontaard geslacht. De woordkeuze van Paulus doet denken aan de tijd dat Israël in de woestijn verbleef. In Deut. 32:5 worden dezelfde woorden gebruikt (‘een slinkse en verdorven generatie’). Hun geestelijke vooruitgang werd onmogelijk gemaakt door morren en meningsverschillen (vgl. 1 Kor. 10:1-12). Schijnen ‘als lichten’ verwijst waar-schijnlijk naar Dan. 12:2-3. Zij die door zo te leven hun geloof tot uitdrukking laten komen, zullen ontwaken tot het eeuwige leven (zie Dan. 12:2), tot grote vreugde van Paulus.

2:16De gehoorzaamheid aan het Woord van het leven is niet alleen maar een zaak van persoonlijk belang. Paulus had zich als apostel en mededeelge-noot van het Evangelie ingespannen, maar dat zou tevergeefs geweest zijn, als zij er niet in slaagden daaraan vast te houden tot op de dag van Christus (vgl. 1:6; 1 Thess. 5:2-11; 2 Petr. 3:10-13; Openb. 20:11-21:8) en daardoor blijk zouden geven geen ware gelovigen te zijn geweest. vast te houden bete-kent zowel geloven in Gods Woord als ernaar handelen. Omdat het Griekse epechō zowel ‘vasthouden’ als ‘voor-houden aan’ kan betekenen, denken sommigen dat Paulus hier misschien gedacht heeft aan ‘aanbieden, aanrei-ken’, d.w.z. het Woord van het leven verkondigen.

a Hand. 2:33 b Hebr. 1:4 c Jes. 45:23; Rom. 14:11 d Joh. 13:13; 1 Kor. 8:6; 12:3 e 2 Kor. 3:5 f Rom. 12:17; 1 Petr. 2:12 g 1 Petr. 4:9 h Spr. 4:18; Matt. 5:14 i 2 Kor. 1:14; 2 Kor. 2:19

HSV_Fillippenzen_150514.indd 10 15/05/14 15.48

Page 17: Hsv studiebijbel voorpublicatie

11 Filippenzen 2-3

17 Maar al word ik ook als een plengoffer uitgegoten over het offer en de bediening van uw geloof, aik verblijd mij en ik verblijd mij met u allen.18 En u verblijdt zich ook daarover; verblijd u dan met mij.

De zending van Timotheüs en het bezoek van Epafroditus19 bEn ik hoop in de Heere Jezus Timotheüs spoedig naar u toe te sturen, opdat ook ik goedsmoeds mag zijn als ik van uw zaken weet.20 Want ik heb niemand van gelijke gezindheid, die oprecht voor uw zaken zorg zal dragen.21 cWant zij zoeken allen hun eigen belangen, niet die van Christus Jezus.22 En u kent zijn beproefdheid, dat hij met mij ge-diend heeft in het Evangelie, zoals een kind met zijn vader.23 Hem hoop ik dus ogenblikkelijk te sturen, zodra ik mijn zaken kan overzien.24 Maar ik vertrouw in de Heere dat ik ook zelf spo-edig zal komen.25 Ik heb het echter nodig geacht Epafroditus naar u toe te sturen, mijn broeder, medearbeider en me-

destrijder, en uw gezant en dienaar in wat ik nodig had,26 omdat hij vurig naar u allen verlangde en in grote angst verkeerde, omdat u gehoord had dat hij ziek was.27 Hij is inderdaad ook ziek geweest, tot dicht bij de dood, maar God heeft Zich over hem ontfermd, en niet alleen over hem, maar ook over mij, opdat ik niet droefheid op droefheid zou hebben.28 Daarom heb ik hem des te sneller gestuurd, op-dat u zich weer kunt verblijden als u hem ziet, en ik minder droevig ben.29 Ontvang hem dan in de Heere, met alle blijds-chap, den houd zulke mensen in ere.30 Want om het werk van Christus was hij tot dicht bij de dood gekomen, doordat hij zijn leven had gewaagd om aan te vullen wat aan uw dienstbeto-on jegens mij nog ontbrak.

De uitnemendheid van de kennis van Christus

3 Verder, mijn broeders, everblijd u in de Heere. Dezelfde dingen aan u te schrijven is mij niet

onaangenaam en het geeft u zekerheid.

2:17Paulus vergelijkt zichzelf met een plengoffer (vgl. 2 Tim. 4:6). Dit offer, dat zowel in het OT als in de Grieks-Ro-meinse cultuur bekend was, was het uit-schenken van wijn, op de grond of, zoals hier, op een altaar, samen met het offer van een dier of van graan (zie Num. 28:7). Het is een levendige voorstelling van het ‘uitgieten’ van een leven in dienst van God. De Filippenzen zijn ook een offer, dat met het vreugdevolle dienen van God door Paulus mag wedijveren.2:19-24Timotheüs als voorbeeld van een dienend leven. Het verlangen van Pau-lus om zijn beschermeling Timotheüs te sturen, laat het zeer persoonlijke ka-rakter van het leven in de Vroege Kerk zien. Timotheüs probeert Christus te evenaren door zorg te dragen voor het welzijn van de Filippenzen. Hij zoekt niet zijn eigen belangen, maar die van Christus Jezus.2:25-30Epafroditus ook als voorbeeld van dienstbetoon. Epafroditus, die zelf uit Filippi komt, is een ander voorbeeld van ware christelijke liefde. Hij ver-langde evenzeer naar de Filippenzen als Paulus (1:8; 4:1) en wilde hun graag laten weten dat God hem van zijn ern-stige ziekte genezen had.

2:27Sterven en bij Christus zijn is verreweg het beste (1:21, 23), maar toch heeft God Zich over hem ontfermd en het leven van Epafroditus gespaard. Christenen mogen er verzekerd van zijn dat een medechristen bij zijn of haar dood zonder meer in het bijzijn van Christus is (zie aant. bij 1:23). Toch is het normaal en goed om bij zulke gelegen-heden droefheid op droefheid te hebben.

2:30In de zorgvuldige woordkeuze van Paulus komt de vertoning van het beeld van Christus bij Epafroditus aan het licht. Hij had gezegd dat Christus gehoorzaam was geweest ‘tot de dood’ (v. 8, Gr. mechri thanatou) en nu zegt hij dat Epafroditus tot dicht bij de dood (eveneens mechri thanatou; vgl. v. 27) gekomen was. Epafroditus was met dit gevaar geconfronteerd ter wille van de Filippenzen, die Paulus giften hadden willen sturen om hem te steunen, maar daar niet aan toe waren gekomen (wat aan uw dienstbetoon jegens mij nog ont-brak), totdat Epafroditus het mogelijk maakte (zie 4:10, 18).3:1-21Tegenstanders van het Evange-lie: Waar komt gerechtigheid vandaan? Paulus begint dit hoofdstuk met een oproep aan de Filippenzen om zich in de Heere te verblijden (v. 1), maar waarschuwt hen dan tegen de juda-iserende tegenstanders van het Evan-gelie (v. 2-3). In tegenstelling tot hen heeft hijzelf van alle geestelijke en etnische voorrechten afstand gedaan, om Christus te leren kennen (v. 4-11). Zijn gerechtigheid komt van Christus, niet door de wet (v. 12-16). Hij roept de Filippenzen vervolgens op om zijn voorbeeld te volgen en zich aan Jezus als Heere toe te wijden (v. 17-21). Som-mige exegeten veronderstellen dat de abrupte overgang na v. 1 betekent dat hs. 3 een latere toevoeging aan de brief is. Een dergelijke theorie is niet nodig. Het woordgebruik in hs. 3 stemt over-een met dat van de rest van de brief, en de erin voorkomende thema’s van ‘voortgang’ en ‘voorbeeld’ staan

centraal in de alles overkoepelende doelstelling van Paulus. De judaïsten (mensen die erop stonden dat christe-nen alle ceremoniële wetten uit het OT gehoorzaamden) beloofden geestelij-ke vooruitgang door het zich houden aan de wetten van het oude verbond. Paulus stelt zichzelf daartegenover als een voorbeeld van iemand die weet dat echte vooruitgang bestaat in het zich in toenemende mate richten naar het beeld van de dood en opstanding van Christus. Het conflict tussen Paulus en de judaïserende predikers komt meer in detail naar voren in Handelingen en Galaten (bv. Hand. 15:1-19; Gal. 2:15-21; 3:6-4:31), en in zijn overige brieven. Hun leer, dat heidenen eerst Jood moesten worden en zich aan alle wetten van het OT moesten houden om gered te kun-nen worden, vond Paulus afschuwelijk. Niet alleen toonde dit een gebrek aan welkom (in volledige tegenstelling tot Gods eigen houding), maar het trachtte ook de heidenen van Christus weg te voeren, naar een verbond dat hen nooit zou kunnen redden. Hoewel de wet ‘heilig en rechtvaardig en goed’ (Rom. 7:12) was, behoorde het oude verbond tot de tijd voordat de Geest gegeven was. Het bracht dus onherroepelijk vloek in plaats van zegen, aangezien mensen niet in staat waren zich eraan te houden. De ‘gerechtigheid’ die de wet bood, kon alleen maar onvolledig zijn, oppervlakkige gerechtigheid, in tegenstelling tot de volmaakte ge-rechtigheid, als een vrije gave aan de gelovigen geschonken op grond van het leven en sterven van Christus.

a 2 Kor. 7:4 b Hand. 16:1; Rom. 16:21; Rom. 3:2 c 1 Kor. 10:24; 13:5 d 1 Kor. 9:14; Gal. 6:6; Gal. 5:12; 1 Tim. 5:17; Hebr. 13:17 e Filipp. 4:4; Jak. 1:2; 1 Petr. 4:13

HSV_Fillippenzen_150514.indd 11 15/05/14 15.48

Page 18: Hsv studiebijbel voorpublicatie

DE TABERNAKEL

Het gordijn dat de ingang tot de tabernakelvormde, was gelijk aan het voorhangseltussen het heilige en het heilige der heiligen,alleen had het geen cherubs. Het was op-gehangen aan vijf gouden pilaren (Ex. 26:36-37).

De gouden kandelaar(Ex. 25:31-40; 37:17-24).

(Ex. 30:1-5; 37:25-29).

Hetvoorhangseldathetheiligederheiligenscheiddevanhetheiligewasgemaaktvanblauwpurperen, roodpurperenenscharlakenrode

erop(Ex.26:31-33).Hethingaanviergoudenpilaren.

Het heilige der heiligenwas 5 x 5 x 5m, en bevatte alleen de ark vanhet verbond (Ex. 25:10-22; 37:1-9). Hier zou de HEERE afdalen in eenwolk omZijn volk te ontmoeten. De hogepriestermocht hiermaaréén keer per jaar naar binnen, op Grote Verzoendag(zie aant. bij Hebr. 9:7).

Het heilige in de tabernakelwas 10m lang, 5mbreeden 5mhoog.

De tafel voor detoonbroden (Ex. 25:23-30).

De constructie was overdekt

dierenhuiden(Ex. 26:1-14).

De gehele tent was 15m lang, 5mbreed en 5mhoog.Het skelet ervan bestond uit met goud overtrokken houtenplanken, en had geen dak of voormuur ( Ex. 26:15-29).Elke zijwandwerd bijeengehouden door vijf met goudovertrokken houten dwarsbalkenmet gouden ringenals houders (Ex. 26:26-30).

Schrijvers

De HSV-Studiebijbel is mogelijk gemaakt door meer dan tweehonderd Nederlandse en buitenlandse schrij-vers en vertalers. Een hoofdredactie bestaande uit de oudtestamenticus prof.dr. M.J. Paul en de nieuwtesta-menticus prof.dr. T.M. Hofman hebben de onderlig-

gende visie geanalyseerd en waar nodig aangepast. Om de uitgave een goede ingang te doen vinden in de Nederlandse omgeving hebben de volgende Ne-derlandstalige auteurs teksten geschreven die in de uitgave zijn opgenomen:

Auteurs van nieuwe artikelen Drs. P.J. den Admirant De Bijbel en handicapProf.dr. A. Baars De liturgie in de Nederlandse gereformeerde traditieDrs. C.J. Barth De opbouw en functie van de Hebreeuwse poëzieDr. William den Boer Het orthodox protestantisme en de Bijbel – een schetsProf.dr. G.C. den Hertog De dienst van de barmhartigheidDr. M.J. Kater Apologetiek vandaagDrs. Jaco van der Knijff De Bijbel en muziekDrs. H.J. Lam Nederlandse bijbelvertalingen Prof.dr. G.W. Lorein De opbouw en functie van het Hebreeuwse prozaDr. A. de Muynck Overdracht van generatie op generatie: thuis, catechese, schoolDrs. D. Palm Jongeren en bijbelgebruikDrs. J.M. Pauw Bijbelse handschriften: verschillende uitgaven van de grondtekstDr. Ad Prosman SecularisatieProf.dr. Marc J. de Vries MediagebruikDr. M. van Willigen Religie in de laatantieke maatschappij

Auteurs die bestaande artikelen gecorrigeerd/aangevuld hebbenDr. William den Boer Het orthodox protestantisme en het christendom wereldwijd Bijbeluitleg: een historisch overzichtIr. Willem van Dis De Bijbel en andere wereldgodsdiensten – HindoeïsmeMr. G. Holdijk HomoseksualiteitProf.dr. Henk Jochemsen Bio-ethiekDr. M. Klaassen Gods relatie met de schepping – De voorzienigheid van GodDrs. G. Lustig Echtscheiding en hertrouwenDrs. C.W. Rentier De Bijbel en de islamDs. H. Veldhuizen De Bijbel en religieuze sektenDs. P. Vermaat Het levenseindeDr. Marten Visser De Bijbel en andere wereldgodsdiensten – Boeddhisme, confucianismeDr. Bart Wallet De Bijbel en het huidige jodendomDrs. J. Westland Gods relatie met de schepping – Zonde

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 18 15/05/14 16.14

Page 19: Hsv studiebijbel voorpublicatie

Nóg meer HSV-uitgaven

HSV Edgeline Waardevol geschenk

Prijs: € 150,00

HSV Bijbel met Psalmen Vivella, groot formaat

Prijs € 79,00

HSV Dagboek voor jongens en meiden

Prijs: € 7,50

HSV Dwarsligger Handzaam formaat

Prijs: € 29,95

HSV Jongerenbijbel voor denkers en doeners!

Prijs: € 54,50

Kijk voor meer boeken bij de Bijbel op: www.uitgeversgroepjongbloed.nl

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 19 15/05/14 16.14

Page 20: Hsv studiebijbel voorpublicatie

ST

UD

IE

BI

JB

ELS

TU

DI

EB

IJ

BE

L

hsv

he

rz

ien

e s

ta

te

nv

er

ta

lin

g

De HSV-Studiebijbel wil mensen helpen bij het begrijpen van

de Bijbel. Dankzij de Heilige Geest kunnen lezers al lezend en

overdenkend een persoonlijke en onderbouwde relatie ontwik-

kelen met God, die Zichzelf bekend maakt in de persoon van

Jezus Christus. Als bijbeltekst wordt de Herziene Statenverta-

ling gebruikt, waarvan de kernwoorden zijn: betrouwbaar en

verstaanbaar. Deze studiebijbel bouwt de verstaanbaarheid

verder uit met behulp van vele duizenden aantekeningen, ruim

tweehonderd kaarten en illustraties en talloze artikelen met

achtergronden over Bijbel, geloof en ethiek.

HSV Studiebijbel def.indd 1-2 09-05-14 14:50

HSV_study_bible_2colour_prepub_150514.indd 20 15/05/14 16.14