VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transformatie (voorpublicatie)

3
4 4 Veel scepsis was er toen Lilianne Ploumen drie jaar geleden bij het aantreden van het kabinet Rutte II de gecombineerde portefeuilles van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking kreeg toebedeeld. Maar de kritiek verstomde snel. De bewindsvrouw wist beide portefeuilles te verbinden en zich door een daadkrachtige aanpak op belangrijke dossiers van brede steun te verzekeren. Een ervan is haar IMVO- beleid, dat is gebaseerd op het afsluiten van Vaart achter sectorconvenanten Minister Lilianne Ploumen van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wil tempo maken met sectorconvenanten voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO). Kwaliteit staat voorop, maar als er te lang wordt gepraat dreigt het risico dat er te weinig wordt gedaan, zegt ze. “Het gaat wel om het verbeteren van levens van mensen.” Hoe belangrijk zijn de sectorconvenanten IMVO in uw ogen? Lilianne Ploumen: “Ik verwacht van bedrijven dat zij zakendoen met respect voor mens en milieu, en zich daarbij houden aan internationale richtlijnen. Nederlandse bedrijven doen dat over het algemeen heel goed en hebben in het buitenland een sterke reputatie als sociaal verantwoorde Minister Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transformatie sectorconvenanten zoals onder meer de metallurgische industrie die ze momenteel in voorbereiding heeft. Organisaties zoals VNO-NCW en MVO Nederland steunen de aanpak, die ook internationaal met belangstelling wordt gevolgd. Begin oktober mocht Ploumen namens Nederland voor het eerst sinds jaren aanschuiven bij een ministersconferentie van de G20. VNMI Magazine legde de bewindsvrouw enkele vragen voor. “Lilianne Ploumen is in onze ogen een goede minister. Ze heeft veel losgemaakt, werkt agenderend en is inspirerend en innovatief. Ze heeft een goede brug weten te slaan tussen haar twee portefeuilles. Maar we vinden wel dat ze in de sectorconvenanten goed moet zorgen voor het verbinden van risico’s en kansen.” Aan het woord is Bernedine Bos, hoofd afdeling overheid en maatschappij bij MVO Nederland. Zij hoorde in het begin veel kritiek op Ploumen, maar merkte ook hoe die al snel verstomde. “Ze heeft zich goed geprofileerd, is inhoudelijk sterk. Ze brengt de belangen van publiek en privaat goed samen, laat internationaal zien dat Nederland verantwoordelijkheid neemt en legt in het kader van mvo precies de juiste koppeling tussen maatschappelijke impact en bedrijfseconomische winst. Het is namelijk én-én, niet of-of. Dat draagt ze goed uit.” Volgens Bos is bij de totstandkoming van de sectorconvenanten IMVO sprake van een weerbarstig proces. “De convenanten zijn een goede tool om IMVO tot stand te brengen, maar je hebt bij een thema als dit juist ook de innovatie- en kansenkant heel hard nodig. Voor de metallurgische industrie is dat bijvoorbeeld de circulaire economie. Dat komt in de nu lopende trajecten richting convenanten minder aan bod. Die zijn meer gericht op het uitsluiten van risico’s en schendingen. Dat moet ook gebeuren, maar de uitdaging voor de metaal zit juist in de switch van lineair naar circulair denken. Als je materialen in de kringloop houdt, dan is een thema als kinderarbeid in de mijnen uiteindelijk geen issue meer, omdat het delven van grondstoffen niet meer nodig is. Tegelijkertijd moeten er wel nu maatregelen worden genomen die de levens- en arbeidsomstandigheden van de mensen verbeteren, want de misstanden zijn groot ” Toeleveringsketens zijn veel beter aan te pakken als er circulariteit is, zegt Bos. “In circulaire ketens is een veel beter zicht op alles. Je verhoogt de transparantie, houdt samen grondstoffen in de keten en bevordert zo duurzame samenwerking in de keten. Convenanten zijn daarbij een goed middel, maar alleen écht effectief als de balans tussen risico’s en kansen en tussen groen en sociaal goed is geregeld.” MVO Nederland: Verbind risico’s met kansen

Transcript of VNMI interview minister Liliane Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transformatie (voorpublicatie)

44 54

Veel scepsis was er toen Lilianne Ploumen

drie jaar geleden bij het aantreden van

het kabinet Rutte II de gecombineerde

portefeuilles van Buitenlandse Handel

en Ontwikkelingssamenwerking kreeg

toebedeeld. Maar de kritiek verstomde snel.

De bewindsvrouw wist beide portefeuilles te

verbinden en zich door een daadkrachtige

aanpak op belangrijke dossiers van brede

steun te verzekeren. Een ervan is haar IMVO-

beleid, dat is gebaseerd op het afsluiten van

Vaart achter sectorconvenanten

Minister Lilianne Ploumen van buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking wil tempo

maken met sectorconvenanten voor Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen

(IMVO). Kwaliteit staat voorop, maar als er te lang wordt gepraat dreigt het risico dat er te weinig

wordt gedaan, zegt ze. “Het gaat wel om het verbeteren van levens van mensen.”

Hoe belangrijk zijn de sectorconvenanten IMVO in uw ogen?

Lilianne Ploumen: “Ik verwacht van bedrijven

dat zij zakendoen met respect voor mens

en milieu, en zich daarbij houden aan

internationale richtlijnen. Nederlandse

bedrijven doen dat over het algemeen heel

goed en hebben in het buitenland een

sterke reputatie als sociaal verantwoorde

Minister Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transformatie

sectorconvenanten zoals onder meer de

metallurgische industrie die ze momenteel

in voorbereiding heeft. Organisaties zoals

VNO-NCW en MVO Nederland steunen

de aanpak, die ook internationaal met

belangstelling wordt gevolgd. Begin oktober

mocht Ploumen namens Nederland voor

het eerst sinds jaren aanschuiven bij een

ministersconferentie van de G20. VNMI

Magazine legde de bewindsvrouw enkele

vragen voor.

“Lilianne Ploumen is in onze ogen een goede minister. Ze heeft veel

losgemaakt, werkt agenderend en is inspirerend en innovatief. Ze heeft

een goede brug weten te slaan tussen haar twee portefeuilles. Maar

we vinden wel dat ze in de sectorconvenanten goed moet zorgen voor

het verbinden van risico’s en kansen.”

Aan het woord is Bernedine Bos, hoofd afdeling overheid en

maatschappij bij MVO Nederland. Zij hoorde in het begin veel kritiek

op Ploumen, maar merkte ook hoe die al snel verstomde. “Ze heeft

zich goed geprofileerd, is inhoudelijk sterk. Ze brengt de belangen

van publiek en privaat goed samen, laat internationaal zien dat

Nederland verantwoordelijkheid neemt en legt in het kader van

mvo precies de juiste koppeling tussen maatschappelijke impact

en bedrijfseconomische winst. Het is namelijk én-én, niet of-of. Dat

draagt ze goed uit.”

Volgens Bos is bij de totstandkoming van de sectorconvenanten IMVO

sprake van een weerbarstig proces. “De convenanten zijn een goede

tool om IMVO tot stand te brengen, maar je hebt bij een thema als

dit juist ook de innovatie- en kansenkant heel hard nodig. Voor de

metallurgische industrie is dat bijvoorbeeld de circulaire economie.

Dat komt in de nu lopende trajecten richting convenanten minder aan

bod. Die zijn meer gericht op het uitsluiten van risico’s en schendingen.

Dat moet ook gebeuren, maar de uitdaging voor de metaal zit juist

in de switch van lineair naar circulair denken. Als je materialen in

de kringloop houdt, dan is een thema als kinderarbeid in de mijnen

uiteindelijk geen issue meer, omdat het delven van grondstoffen niet

meer nodig is. Tegelijkertijd moeten er wel nu maatregelen worden

genomen die de levens- en arbeidsomstandigheden van de mensen

verbeteren, want de misstanden zijn groot ”

Toeleveringsketens zijn veel beter aan te pakken als er circulariteit

is, zegt Bos. “In circulaire ketens is een veel beter zicht op alles. Je

verhoogt de transparantie, houdt samen grondstoffen in de keten

en bevordert zo duurzame samenwerking in de keten. Convenanten

zijn daarbij een goed middel, maar alleen écht effectief als de

balans tussen risico’s en kansen en tussen groen en sociaal goed is

geregeld.”

MVO Nederland: Verbind risico’s met kansen

55 5

ondernemers. Maar het kan altijd beter.

Dat was ook de reden vorig jaar met

bedrijfssectoren in gesprek te gaan om

risico’s op het gebied van mensenrechten,

milieu en sociale omstandigheden in hun

keten structureel te kunnen aanpakken. De

IMVO-convenanten waaraan we nu onder

meer samen met de metaalsector werken,

stellen bedrijven in staat hun invloed in die

keten te vergroten en veranderingen in gang te

zetten. Idealiter werken ze daarbij samen met

maatschappelijke organisaties, vakbonden en

de overheid, die veel kennis en ervaring hebben

over welke risico’s er in hun productieketens

bestaan en hoe ze daar het beste mee om

kunnen gaan.”

Afgelopen zomer stelde u in een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer dat het tempo waarin de convenanten werden afgesloten omhoog moest. Bent u inmiddels te spreken over de voortgang?

“Verschillende sectoren zijn goed aan de slag

gegaan. Brancheverenigingen en stakeholders

in bijvoorbeeld de bancaire sector en de

textiel-, kleding- en voedingsmiddelenindustrie

werken al concrete IMVO-convenanten uit.

Andere sectoren, zoals de metaal, zitten

nog steeds in de voorbereidende fase. Het

is natuurlijk belangrijk dat de convenanten

breed worden gedragen en dat de hierin

opgenomen afspraken praktisch uitvoerbaar

zijn. Kwaliteit staat voorop en dat kost enige

tijd. Maar het risico is dat er te lang gepraat

wordt en te weinig gedaan. Ik zie liever gisteren

dan vandaag resultaat, omdat het gaat om het

verbeteren van de levens van mensen. Ons doel

is om in 2016 de eerste tien convenanten te

hebben afgesloten. Er is dus nog veel werk aan

de winkel.”

De metaal, een van de sec-toren met een zogenoemd verhoogd MVO-risicoprofiel, heeft gezegd: wij willen meedoen, maar op basis van een inspannings- en niet van een resultaatverplichting. Heeft u hier begrip voor of is dit in uw ogen te vrijblijvend?

“De SER adviseert de afspraken in convenanten

zoveel mogelijk ‘smart’ (specifiek, actie- en

resultaatgericht en meetbaar) te maken, zodat

iedereen begrijpt wat er moet gebeuren en

kan nagaan of afspraken worden nageleefd.

Daar ben ik het mee eens: hoe concreter je

bent, hoe groter de kans dat je je doelen haalt.

Dit betekent niet dat die concrete afspraken

ook automatisch tot het gewenste resultaat

leiden, omdat er ook factoren meespelen

waar bedrijven niet meteen invloed op hebben.

Aan wet- en regelgeving die in strijd zijn met

internationale mensenrechtenstandaarden

kun je als bedrijf niet altijd iets veranderen.

Maar het is belangrijk wél alles te doen om

dat gewenste resultaat te bereiken: goede

Minister Ploumen: IMVO-aanpak kan leiden tot transformatie

Nederlandse Metallurgische Industrie

Lees verder op pagina 6

766

Vervolg van pagina 5

werkomstandigheden, eerlijk loon, duurzame productieprocessen en

groei waar iedereen van meeprofiteert. Vanwege de specifieke context

van sectoren is er natuurlijk ruimte voor maatwerk. Partijen en direct

betrokkenen in de sector bepalen met wie afspraken worden gemaakt,

waar deze over gaan en welke vorm ze krijgen. Daarom is het zo

belangrijk dat alle betrokken partijen in een sector met elkaar aan tafel

gaan en tot uitvoerbare afspraken komen.”

U schreef een jaar geleden aan de Tweede Kamer dat Nederland in het IMVO-proces in internationaal verband voorop liep. Is dat nog steeds zo?

“Ja. De convenantenaanpak wordt zowel binnen als buiten Europa

met interesse gevolgd. De volgende stap is dat onze aanpak wordt

overgenomen. Als de EU als grootste handelsblok ter wereld zich inspant

voor verduurzaming van mondiale waardeketens, dan kan dat zorgen

voor een transformatie. Maatschappelijk verantwoord ondernemen is

daarom een van mijn prioriteiten tijdens het Nederlandse voorzitterschap

van de EU komend half jaar. Op 7 december houden we een conferentie

over de rol van de EU bij het verduurzamen van mondiale waardeketens.

De boodschap van Nederland tijdens deze conferentie is dat de EU

sectorbrede samenwerking tussen bedrijfsleven, maatschappelijke

organisaties, overheden en andere bij de sector betrokken partijen

moet stimuleren om mondiale ketens te verduurzamen. Zo zorgen

we tegelijkertijd voor een gelijk internationaal speelveld voor al onze

bedrijven die al lang conform internationale MVO-richtlijnen in mondiale

waardeketens opereren.”

Bent u niet bang dat de wereldwijd afzwakkende economische groei tot vertraging kan leiden?

“Ik denk niet dat tegenvallende economische groei internationaal

maatschappelijk verantwoord ondernemen in de weg hoeft te

staan. Integendeel. Maatschappelijk verantwoord ondernemen

is ook bedrijfseconomisch een verstandige keuze. Het levert

bedrijven die met respect voor mens en milieu ondernemen niet

alleen veel maatschappelijke goodwill op, het biedt ook kansen en

mogelijkheden voor vernieuwing en innovatie. Bij klimaatverandering

is het net zo gegaan. De noodzaak tot het beperken van CO2-uitstoot

en het schaarser worden van grondstoffen hebben tot prachtige

nieuwe producten en diensten geleid, die veel opleveren. Bedrijven

produceren en ondernemen steeds energiezuiniger, produceren

minder afval en er worden meer circulaire verdienmodellen

ontwikkeld. Afspraken in IMVO-convenanten gaan niet alleen over

due diligence, maar ook over kansen voor duurzame groei en

Vaart achter sectorconvenanten

VNO-NcW: voortgang stemt tevreden

VNO-NcW is tevreden over de manier waarop de sector-

convenanten vorm krijgen en goed te spreken over de manier

waarop minister Ploumen vaart in het proces probeert te houden.

“de samenwerking is goed”, zegt voorzitter Hans de boer. “We

vinden wel dat er tussen de sectoren onderling meer uitwisseling

van kennis moet komen, zodat niet iedereen het wiel zelf hoeft uit

te vinden. Om die reden hebben we in samenwerking met MVO

Nederland een projectgroep opgestart. daarin kan die uitwisseling

tot stand komen.”

VNO-NcW stond mede aan de wieg van het SEr-advies om

IMVO handen en voeten te geven via sectorconvenanten. de

ondernemersorganisatie stemde na overleg met de achterban

ook in met het streefcijfer van tien convenanten in 2016. “dat doel

is haalbaar”, zegt de boer. “Het zijn zeer lange trajecten, zonder

meer, maar het gehele veld overziend zijn er veel initiatieven. Het

is nu zaak het ene been bij het andere te trekken. daar speelt ook

de projectgroep een rol in.”

VNO-NcW was in eerste instantie sceptisch over de portefeuille

combinatie van minister Ploumen, maar is inmiddels ‘om’,

zegt de boer. “de minister heeft hele belangrijke dossiers heel

voortvarend opgepakt en ook de synthese tussen de verschillende

beleidsterreinen goed uitgewerkt, zowel in woord als in daad.

Ze heeft een hart voor buitenlandse handel en in die zin zijn wij

ook goed te spreken over een instrument zoals het dutch Good

Growth Fund, dat zowel hulp als handel faciliteert en het voor

ondernemers gemakkelijker maakt in moeilijke markten te

investeren. Ze heeft een scherp oog voor de maatschappelijke

verantwoordelijkheden van het bedrijfsleven, zeker ook

internationaal, maar tegelijkertijd óók voor de rol die de overheid

heeft bij het ontsluiten van moeilijke markten en daar duurzame

relaties mee te smeden. Wat dat betreft niets dan lof.”

innovatie. Dat heb ik begin oktober ook nog benadrukt tijdens de

G20-ministersconferentie in Istanbul, waarvoor Nederland was

uitgenodigd. Daar hebben we onder meer gesproken over het beter

integreren van het MKB en ontwikkelingslanden in de mondiale

waardeketens. Ik heb daar gepleit voor sterkere inzet op handel

en investeringen om economische ontwikkeling aan te jagen. Dan

gaat het uitdrukkelijk over duurzame groei, waar

iedereen van meeprofiteert, niet alleen de elite.

Maatschappelijk verantwoord ondernemen is hierbij

van het allergrootste belang.”