Streefwoordenlijst Engels voor groep 3 in het tweetalig ... · boerderij farm Animals basis,...

Streefwoordenlijst Engels voor groep 3 in het

tweetalig primair onderwijs (TPO)

Inhoudsopgave

Toelichting ............................................................................................................................................... 3

Thema 1: Animals .................................................................................................................................... 5

Thema 2: Are you listening? .................................................................................................................. 18

Thema 3: Autumn & Winter .................................................................................................................. 35

Thema 4: Classroom English .................................................................................................................. 56

Thema 5: Eat & Celebrate ..................................................................................................................... 89

Thema 6: Home ................................................................................................................................... 105

Thema 7: Me & My Friends ................................................................................................................. 118

Thema 8: Spring & Summer ................................................................................................................ 141

Thema 9: Stories .................................................................................................................................. 158

Thema 10: Traffic & Movement .......................................................................................................... 162

Thema 11: What do you see? .............................................................................................................. 171

Thema 12: What do you want to say?................................................................................................. 184

Toelichting

Herkomst woorden:

De lijst is gebaseerd op de woorden die Nederlandse kinderen in het regulier onderwijs

moeten kennen. De focus ligt daarom op de woorden met een hoge frequentie in het

Nederlands. Het merendeel van de woorden komt uit de WAK (Kuiken & Droge, 2010). Een

klein deel van de woorden komt uit de BAK (ITTA, 2009) en iPockets (Feuerstake & Kelly,

2012).

Inhoud:

De lijst is ontworpen als handvat voor het Engelstalig onderwijs en is geordend rondom

vijftien thema's: Animals, Are you listening?, Autumn, Enjoy your meal!, Friends, Home,

People, Play outside, Playtime, Spring, Summer, Traffic and Movement, What do you see?,

What do you want to say? en Winter. De thema's zijn ingedeeld in basiswoorden en

uitbreidingswoorden. Het streven is dat de basiswoorden aan het eind van groep 2 receptief

gekend worden door de leerling. Binnen de lijst met basiswoorden, staan de kernwoorden

dikgedrukt. Het streven is dat deze kernwoorden ook productief beheerst worden aan het

einde van groep 2. In overeenstemming met de Engelse leerlijn TPO bestaat de basislijst uit

2000 basiswoorden, waarbinnen de 750 kernwoorden vallen, en 500 uitbreidingswoorden.

Thema’s:

Animals: dieren

Are you listening?: luisteren naar wat de juf/meester zegt

Autumn: herfst, ziek zijn, dagen van de week en tijd

Enjoy your meal!: eten en drinken

Friends: vriendjes, klasgenootjes en feestjes

Home: familie, hoe ziet je huis eruit?, wat doe je thuis?

People: lichaam, uiterlijk, karakter, gevoelens

Play outside: buitenspelen

Playtime: spelen in de klas

Spring: lente, klussen, schoonmaken en opruimen

Summer: zomer, dagjes uit en op vakantie

Traffic and Movement: het verkeer, bewegen en verplaatsen

What do you see?: vertel wat je ziet, kleuren, vormen en aantallen

What do you want to say?: gedag zeggen en je mening geven

Winter: winterweer, feestdagen, sprookjes en dromen

Thema 1: Animals Nederlands Engels Thema Basis/uitbreiding Woordsoort Nieuw

(het) wild wild life Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

aaien to pet

(AmE), to

stroke (BrE)

Animals basis werkwoord *

aap monkey Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

beer bear Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

beest beast Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

beschermen to protect Animals basis werkwoord

bever beaver Animals basis zelfstandig

naamwoord

big piglet Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

bij bee Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

bijten to bite Animals basis, kernwoord werkwoord

blaffen to bark Animals basis, kernwoord werkwoord

blazen (kat) to hiss Animals basis werkwoord *

boer, boerin farmer Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

boerderij farm Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

bok billy goat Animals basis zelfstandig

naamwoord

bot bone Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

brullen to roar Animals basis werkwoord

cavia guinea pig Animals basis zelfstandig

naamwoord

chimpansee chimpanze

e, chimp

Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

das badger Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

dier animal Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

dierenarts veterinaria

n (AmE),

veterinary

surgeon

(BrE)


naamwoord

dierendag World

Animal Day

Animals basis zelfstandig

naamwoord

dierentuin zoo Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

dierenwinkel pet shop Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

dolfijn dolphin Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

drinkbak water

trough


naamwoord

duif pigeon Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

eekhoorn squirrel Animals basis zelfstandig

naamwoord

een ei leggen to lay an

egg


eend duck Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

egel hedgehog Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

er vandoor

gaan,

wegrennen

to run

away

Animals basis, kernwoord werkwoord

eten geven,

voeren

to feed Animals basis, kernwoord werkwoord *

ezel donkey Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

fladderen to flutter Animals basis werkwoord *

gans goose Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

garnaal shrimp

(AmE),

prawn (BrE)


naamwoord

gehoorzaam obedient Animals basis bijvoeglijk

naamwoord

*

gehoorzamen to obey Animals basis werkwoord

geit goat Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

giftig

(algemeen)

toxic Animals basis bijvoeglijk

naamwoord

giraf giraffe Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

gorilla gorilla Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

goudvis goldfish Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

grazen to graze Animals basis werkwoord *

grommen to growl Animals basis werkwoord

haai shark Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

haan cock(erel),

rooster


naamwoord

*

haas hare Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

hagedis lizard Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

halsband collar Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

hamster hamster Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

harig furry Animals basis bijvoeglijk

naamwoord

hert deer Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

hinniken to whinny,

to neigh


hoef hoof Animals basis zelfstandig

naamwoord

hol hole Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

hond dog Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

hondenpoep dog poop

(AmE), dog

poo (BrE)


naamwoord

hondenriem dog leash

(AmE), dog

lead (BrE)


naamwoord

*

hooi hay Animals basis zelfstandig

naamwoord

hoorn horn, antler Animals basis zelfstandig

naamwoord

huisdier pet Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

ijsbeer polar bear Animals basis zelfstandig

naamwoord

in de lucht in the air Animals basis, kernwoord bijwoord *

in een boom in a tree Animals basis, kernwoord bijwoord

insect insect, bug Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

jager hunter Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

jonge hond puppy Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

jonge kat kitten Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

kalf calf Animals basis zelfstandig

naamwoord

kameel camel Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

kameleon chameleon Animals basis zelfstandig

naamwoord

kanarie canary Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

kangoeroe kangaroo Animals basis zelfstandig

naamwoord

kater tomcat Animals basis zelfstandig

naamwoord

kattenvoer cat food Animals basis zelfstandig

naamwoord

kever beetle Animals basis zelfstandig

naamwoord

kever, tor bug, beetle Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kikker frog Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

kikkervis tadpole Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

kinderboerderij childrens'

farm


naamwoord

kip chicken Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kippenhok hen house,

chicken

coop


naamwoord

klauw claw Animals basis zelfstandig

naamwoord

knabbelen to nibble Animals basis werkwoord *

knorren to grunt Animals basis werkwoord *

koe cow Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

konijn rabbit,

bunny,

bunny

rabbit


naamwoord

*

kooi, hok cage Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

kraai crow Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kraaien (haan) to crow Animals basis werkwoord *

krabben to scratch Animals basis, kernwoord werkwoord

krekel cricket Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

krokodil crocodile Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

kudde herd Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

kuiken chick Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kwaken to croak Animals basis werkwoord

kwispelen to wag (the

tail)


lam(metje) lamb Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

leeuw lion Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

libelle dragonfly Animals basis zelfstandig

naamwoord

lieveheersbeest

je

ladybird,

ladybug


naamwoord

*

lik lick Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

loeien to moo Animals basis, kernwoord werkwoord

luipaard leopard Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

mand basket Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

meeuw (sea)gull Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

melken to milk Animals basis werkwoord *

merel blackbird Animals basis zelfstandig

naamwoord

miauwen to meow Animals basis, kernwoord werkwoord *

mier ant Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

moestuin kitchen

garden,

vegetable

garden


naamwoord

mol mole Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

molenaar miller Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

mug mosquito Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

muis mouse Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

mus sparrow Animals basis zelfstandig

naamwoord

nest nest Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

neushoorn rhino Animals basis zelfstandig

naamwoord

nijlpaard hippo Animals basis zelfstandig

naamwoord

olifant elephant Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

onder de grond under the

ground

Animals basis, kernwoord bijwoord

op de grond on the

ground

Animals basis, kernwoord bijwoord

os ox Animals basis zelfstandig

naamwoord

otter otter Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

paard horse Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

paardrijden to go

horseback

riding


pad toad Animals basis zelfstandig

naamwoord

panter panther Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

papegaai parrot Animals basis zelfstandig

naamwoord

parkiet parakeet Animals basis zelfstandig

naamwoord

pauw peacock Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

piepen to squeak Animals basis, kernwoord werkwoord

pinguin penguin Animals basis zelfstandig

naamwoord

platteland countryside Animals basis zelfstandig

naamwoord

pluizig fluffy Animals basis bijvoeglijk

naamwoord

*

poes (pussy) cat Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

pony pony Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

poot (dier) paw, hoof Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

pop (rups) cocoon,

pupa


naamwoord

rat rat Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

ree deer Animals basis zelfstandig

naamwoord

*

reiger heron Animals basis zelfstandig

naamwoord

rups caterpillar Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

schaap sheep Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

schildpad tortoise Animals basis zelfstandig

naamwoord

schoot lap Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

slak snail Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

slakkenhuis snail's shell Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

slang snake Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

slurf trunk Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

snavel beak Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

snorhaar whisker Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

snuffelen to sniff Animals basis werkwoord V

snuit snout Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

soort kind Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

spin spider Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

spinnen (kat) to purr Animals basis werkwoord V

spinnenweb spider's

web


naamwoord

V

sprinkhaan grasshoppe

r


naamwoord

V

staart tail Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

stal stable Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

stekel prickle Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

stier bull Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

stinkdier skunk Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

stro straw Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

tam tame,

domestic

Animals basis bijvoeglijk

naamwoord

V

tarwe wheat Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

teddybeer teddy bear Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

tijger tiger Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

uil owl Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

uit het ei komen to hatch Animals basis werkwoord V

uitlaten to walk the

dog

Animals basis werkwoord V

vacht coat, fur Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

varken pig Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

vee livestock Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

veer feather Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

verjagen, bang

maken

to scare Animals basis, kernwoord werkwoord V

veulen foal Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

vijver pond Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

vin fin, flipper Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

vis fish Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

vleermuis bat Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

vleugel wing Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

vlieg fly Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

vliegen to fly Animals basis, kernwoord werkwoord V

vlinder butterfly Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

vlo flea Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

voederbak feeding

trough


naamwoord

V

vogel bird Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

vogelnest bird's nest Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

voorraad stock,

supply


naamwoord

V

vos fox Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

walvis whale Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

wei pasture Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

weiland meadow Animals basis zelfstandig

naamwoord

wesp wasp Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

wild wild Animals basis, kernwoord bijvoeglijk

naamwoord

V

wol wool Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

wolf wolf Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

worm worm Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

zebra zebra Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

zeehond seal Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

zeeschildpad turtle Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

zeldzaam rare Animals basis bijvoeglijk

naamwoord

V

zoemen to buzz Animals basis werkwoord V

zwaan swan Animals basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

zwijn pig, swine Animals basis zelfstandig

naamwoord

V

in de lucht up in the

sky

Animals basis standaardformu

lering

V

Thema 2: Are you listening?

Nederlands Engels Thema Basis/uitbreiding Woordsoort Nieuw

…, nietwaar? …, isn't it? Are you

listening?

basis standaardformu

lering

Afblijven! Keep off! Are you

listening?


lering

afspreken to agree Are you

listening?

basis werkwoord *

alfabet alphabet Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

als if Are you

listening?

basis, kernwoord voegwoord

Als je het

woord …

hoort, steek

je hand op.

When you

hear the

word …, put

your hand

up.

Are you

listening?


lering

begrijpen to

understand

Are you

listening?

basis werkwoord *

beslissing decision Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

best best Are you

listening?

basis, kernwoord bijvoeglijk

naamwoord

*

beter better Are you

listening?


naamwoord

bijvoorbeeld for example Are you

listening?

basis bijwoord

bureau desk Are you

listening?

basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

daarom for that Are you

listening?

basis voegwoord

Dan gaan we

…

Then we're

going to …

Are you

listening?


lering

Dat deed je

heel goed!

You did that

very well!

Are you

listening?


lering

*

Dat duurde

lang!

That took a

long time!

Are you

listening?


lering

*

Dat is

toevallig!

What a

coincidence

!

Are you

listening?


lering

*

Dat was veel

beter

That was

much

better.

Are you

listening?


lering

Dip de

verfkwast in

de verf.

Dip the

paintbrush

in the paint.

Are you

listening?

basis standaarformul

ering

*

diploma diploma Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

Dit doen we

altijd.

We always

do this.

Are you

listening?


lering

Dit gaat over

…

This is

about …

Are you

listening?


lering

Dit is de

laatste keer.

This is the

last time.

Are you

listening?


lering

*

Dit is je

laatste kans.

This is your

last chance.

Are you

listening?


lering

doodstil quiet as a

mouse

Are you

listening?

basis bijvoeglijk

naamwoord

Druk op de

"play" knop.

Press the

"play"

button.

Are you

listening?


lering

dus so Are you

listening?


Eerst gaan

we …

First we're

going to …

Are you

listening?


lering

*

erger worse Are you

listening?

basis bijwoord

Even stil nu. Be quiet,

please.

Are you

listening?


lering

*

Ga in een rij

staan.

Stand in

line.

Are you

listening?


lering

Ga naast

elkaar zitten.

Sit next to

each other.

Are you

listening?


lering

Ga op de

computer

werken.

Work on

the

computer.

Are you

listening?


ering

Ga op je

billen zitten.

Sit on your

bottom.

Are you

listening?


lering

Ga terug naar

je eigen

stoel/plaats.

Go back to

your

seat/place.

Are you

listening?


lering

Ga zitten! Sit down! Are you

listening?


lering

Geef de …

door.

Pass the… Are you

listening?


ering

*

Geen sprake

van!

No way! Are you

listening?


lering

geluid sound Are you

listening?


naamwoord

goed good Are you

listening?


naamwoord

Goed

geprobeerd!

Good try! Are you

listening?


lering

*

Goed idee! Good idea! Are you

listening?

basis, kernwoord standaarformul

ering

Goed zo! Well done! Are you

listening?


lering

*

halen to fetch, to

get

Are you

listening?

basis werkwoord

Heb je broers

en/of

zussen?

Have you

got any

brothers or

sisters?

Are you

listening?


ering

Heb je dit

geprobeerd?

Have you

tried this?

Are you

listening?


ering

Heel goed! Very good! Are you

listening?

basis, kernwoord standaardformu

lering

het ergst worst Are you

listening?

basis bijwoord

Het is

<naam>'s

beurt.

It's

<name>'s

turn.

Are you

listening?


lering

Het is genoeg

geweest.

That's

enough of

that./No

more of

that, now.

Are you

listening?


lering

Het is tijd om

…

It's time to

….

Are you

listening?


lering

Het is tijd

voor Engels.

It's time for

English.

Are you

listening?


lering

Het klinkt als

een

Nederlands

woord.

It sounds

like a Dutch

word.

Are you

listening?


lering

*

Het schijnt

dat …

It seems

that …

Are you

listening?


lering

Het woord is

hetzelfde in

het

Nederlands

en Engels.

The word is

the same in

Dutch and

English.

Are you

listening?


lering

*

hetzelfde

klinken

to sound

the same

Are you

listening?

basis werkwoord

Hoe heet

het?

What is it

called?

Are you

listening?


lering

Hoe vaak

moet ik het

je zeggen?

How many

times do I

have to tell

you?

Are you

listening?


lering

hoewel even

though

Are you

listening?

basis voegwoord *

horen to hear Are you

listening?

basis, kernwoord werkwoord *

Hou je

handen thuis.

Keep your

hands to

yourself.

Are you

listening?


lering

Hou je

handen/voet

en stil.

Keep your

hands/feet

still.

Are you

listening?


lering

*

Hou op met

rotzooien.

Stop

messing

around.

Are you

listening?


lering

Iedereen kijkt

nu naar mij.

Everyone

look at me

now.

Are you

listening?


lering

*

Ik ga hier met

je moeder

over praten.

I'm going to

speak to

your mum

about this.

Are you

listening?


lering

Ik heb

genoeg van

je gedrag.

I've had

enough

of/I'm fed

up with

you/your

behaviour.

Are you

listening?


lering

in de gaten

houden

to keep an

eye on …

Are you

listening?

basis werkwoord

In Engels

zeggen we

het zo: …

In English,

we say it

this way …

Are you

listening?


lering

in orde alright Are you

listening?

basis bijwoord

inderdaad indeed Are you

listening?

basis tussenwerpsel *

insteken to insert Are you

listening?

basis werkwoord *

interessant interesting Are you

listening?

basis bijvoeglijk

naamwoord,

bijwoord

*

je best doen to do your

best

Are you

listening?

basis werkwoord *

Je gaat een …

maken.

You're

going to

make a …

Are you

listening?


ering

Je hebt er

één extra.

You've got

an extra

one.

Are you

listening?


ering

*

Je hebt goed

geluisterd.

You listened

very

carefully/w

ell.

Are you

listening?


lering

Je hebt je

best gedaan.

You tried

your best.

Are you

listening?


lering

*

Je komt er

één tekort.

You are one

short.

Are you

listening?


ering

*

Je mag er

nog even niet

naar kijken.

Don't look

at them yet.

Are you

listening?


ering

*

Je moet nu

naar mij

luisteren.

You have to

listen to me

now.

Are you

listening?


lering

je mouwen

opstropen

to roll up

your

sleeves

Are you

listening?

basis werkwoord *

je vinger

opsteken

to raise

your hand /

to put your

hand up

Are you

listening?

basis werkwoord

Je wordt

beter en

beter.

You're

getting

better and

better!

Are you

listening?


lering

*

Je zegt het

niet op

dezelfde

manier.

You don't

say it the

same way.

Are you

listening?


lering

*

Je zit in de

problemen!

You are in

big trouble

now!

Are you

listening?


lering

Je zong dat

heel goed!

You sang

that well!

Are you

listening?


lering

Jij bent net al

geweest.

You've just

had a go.

Are you

listening?


ering

juist (goed) correct Are you

listening?

basis bijvoeglijk

naamwoord,

bijwoord

Kan je zo stil

zijn als een

muis,

alsjeblieft?

Can you be

as quiet as

a mouse

now,

please?

Are you

listening?


lering

kier crack Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

Kijk hoe mijn

lippen

bewegen als

ik dat zeg.

Look at my

lips when I

say that.

Are you

listening?


ering

Kijk naar dit

woord.

Look at this

word.

Are you

listening?


ering

*

klap in je

handen

clap your

hands

Are you

listening?


Klap/Tik op

het ritme van

het liedje.

Clap/Tap

out the

beat of the

chant.

Are you

listening?


lering

klappen to clap Are you

listening?

basis werkwoord *

Kleur dit in

met behulp

van de

potloden/pe

nnen.

Colour this

in, using

your

pencils/pen

s.

Are you

listening?


ering

klinken to sound Are you

listening?

basis, kernwoord werkwoord

kloppen to knock Are you

listening?

basis werkwoord *

komen to come Are you

listening?


krijgen to receive Are you

listening?

basis werkwoord

kring circle Are you

listening?


naamwoord

*

Kun je dat

zeggen?

Can you say

that?

Are you

listening?


lering

Kun je dit aan

iedereen

uitdelen?

Will you

share

it/them

round?

Are you

listening?


ering

Kun je er nog

een vinden?

Can you

find

another

one?

Are you

listening?


lering

Kun je het

terugleggen

op je

tafeltje?

Can you put

it on your

desk?

Are you

listening?


ering

Kun je me …

aangeven?

Can you

pass me …?

Are you

listening?


ering

Kun je me

iets vertellen

over het

verhaal?

Can you tell

me

something

about the

story?

Are you

listening?


ering

*

Kun je mij er

meer over

vertellen?

Can you tell

me more

about it?

Are you

listening?


ering

Kunnen jullie

samendoen?

Can you

share?

Are you

listening?


ering

*

Laat ze aan

niemand

anders zien.

Don't show

it/them to

anyone

else.

Are you

listening?


ering

laten to let Are you

listening?

basis werkwoord

Leg je pen

neer.

Put your

pen

down/Pens

down.

Are you

listening?


ering

*

Leg je vingers

op je lippen.

Put your

fingers on

your lips.

Are you

listening?


lering

*

leren to learn Are you

listening?


leren kennen to get to

know

Are you

listening?

basis werkwoord *

les lesson Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

letter letter Are you

listening?


naamwoord

*

liedje song Are you

listening?


naamwoord

*

Luister naar

dit liedje.

Listen to

this song.

Are you

listening?


lering

*

luisteren to listen Are you

listening?


lukken,

slagen

to succeed Are you

listening?

basis werkwoord *

Maak

alsjeblieft je

… open.

Please open

your …

Are you

listening?


ering

Maak een

kring.

Make a

circle.

Are you

listening?


lering

mee te

maken

hebben

to have to

do with

Are you

listening?

basis werkwoord

meezingen to join in Are you

listening?

basis werkwoord *

merken to notice Are you

listening?

basis werkwoord

meteen immediatel

y

Are you

listening?

basis bijwoord

meten to measure Are you

listening?

basis werkwoord *

moment moment Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

*

muziek music Are you

listening?


naamwoord

natuurlijk of course Are you

listening?

basis voegwoord

nazeggen to repeat Are you

listening?

basis werkwoord *

nemen to take Are you

listening?

basis werkwoord

Niet

wiebelen.

Don't

wiggle.

Are you

listening?


lering

omdat because Are you

listening?


omslaan

(bladzijde)

to flip, to

turn

Are you

listening?

basis werkwoord

onmiddellijk immediatel

y

Are you

listening?

basis bijwoord

onthouden,

herinneren

to

remember

Are you

listening?

basis werkwoord

onzin nonsense Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

*

op deze

manier

this way Are you

listening?

basis, kernwoord bijwoord

Op het laatst

gaan we …

Then at the

end, we're

going to…

Are you

listening?


lering

opletten to pay

attention

Are you

listening?

basis werkwoord *

Opletten nu. Pay

attention

now.

Are you

listening?


lering

opschrijven to write

down

Are you

listening?

basis werkwoord

overblijven to stay in

school

Are you

listening?

basis werkwoord

Pak jullie

tassen.

Get your

bags.

Are you

listening?


ering

*

pakken to get Are you

listening?


perfect perfect Are you

listening?

basis bijvoeglijk

naamwoord

plaatje picture Are you

listening?


naamwoord

*

poot (stoel,

tafel)

leg Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

*

Praat

tegen/bespre

ek het met

de persoon

naast je.

Talk to the

person next

to you.

Are you

listening?


ering

praten over

…

to talk

about …

Are you

listening?


prima fine Are you

listening?


proberen to try Are you

listening?


punt, stip dot Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

raadsel riddle Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

rechtop straight up Are you

listening?

basis bijwoord

regel rule Are you

listening?


naamwoord

school school Are you

listening?


naamwoord

schoolbord blackboard Are you

listening?


naamwoord

*

schrift excercise

book

Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

schrijven to write Are you

listening?

basis werkwoord

Sla de

bladzijde om

Turn over

the page.

Are you

listening?


ering

V

slecht bad Are you

listening?


naamwoord

V

slordig sloppy Are you

listening?

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

staan

(overeind)

to stand up Are you

listening?

basis werkwoord V

steun support Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

V

stil silent Are you

listening?

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

stil zijn to be quiet Are you

listening?

basis, kernwoord werkwoord V

Stop met

praten,

alsjeblieft.

Stop

talking,

please.

Are you

listening?


lering

V

straf punishment Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

V

teleurstellen to

disapppoint

Are you

listening?

basis werkwoord V

teleurstelling disappoint

ment

Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

V

toch even so,

still

Are you

listening?

basis voegwoord V

toegeven to admit Are you

listening?

basis werkwoord V

trouwens by the way Are you

listening?

basis tussenwerpsel V

uitleggen to explain Are you

listening?

basis werkwoord V

uitstekend excellent Are you

listening?

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

Veel succes! Good luck! Are you

listening?


lering

V

verbeteren to improve Are you

listening?

basis werkwoord V

verdienen to deserve Are you

listening?

basis werkwoord V

vergeten to forget Are you

listening?


vergissen to make a

mistake

Are you

listening?

basis werkwoord V

verkeerd wrong Are you

listening?

basis, kernwoord bijwoord V

versje rhyme Are you

listening?


naamwoord

V

verstaan to

understand

Are you

listening?


voorbeeld example Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

V

voortaan from now

on

Are you

listening?

basis bijwoord V

waar true Are you

listening?


naamwoord

V

Waarom? Why? Are you

listening?

basis, kernwoord vraagwoord V

Wat denk je

dat dit woord

betekent?

What do

you think

this word

means?

Are you

listening?


lering

V

Wat doe je

hier?

What are

you doing

here?

Are you

listening?


lering

V

Wat heb je

onthouden?

What can

you

remember?

Are you

listening?


ering

V

Wat rijmt er

op …?

What

rhymes

with …?

Are you

listening?


lering

V

We gaan

vandaag …

doen.

We're going

to do …

today.

Are you

listening?


lering

V

Weet

iedereen wat

hij/zij moet

doen?

Does

everyone

know what

they have

to do?

Are you

listening?


ering

V

wegsturen to send

away

Are you

listening?

basis werkwoord V

weigeren to refuse Are you

listening?

basis werkwoord V

welkom welcome Are you

listening?


naamwoord

V

Wie is er nog

niet

geweest?

Who still

not had a

turn?

Are you

listening?


ering

V

Wie staat er

op de

foto/het

plaatje?

Who's in it? Are you

listening?


lering

V

Wie wil er

beginnen?

Vingers

omhoog.

Who wants

to start?

Hands up.

Are you

listening?


ering

V

Wie zijn

beurt is het?

Who's

next?/Who'

s turn is it?

Are you

listening?


lering

V

Ze kunnen

waar of

onwaar zijn.

They can be

true or

false.

Are you

listening?


ering

V

Zeg gedag

tegen …

Say hello to

…

Are you

listening?


lering

V

Zeg mij na. Say it after

me/repeat

after me.

Are you

listening?


lering

V

Zei je …? Did you say

…?

Are you

listening?


ering

V

Zet de

computer

aan/uit.

Turn the

computer

on/off.

Are you

listening?


ering

V

Zet hem

aan/uit.

Turn/Switch

it on/off.

Are you

listening?


lering

V

Zet het geluid

harder.

Turn the

volume up.

Are you

listening?


lering

V

Zet het geluid

zachter.

Turn the

volume

down.

Are you

listening?


lering

V

Zet je

koptelefoon

op,

alsjeblieft.

Put on your

headphone

s, please.

Are you

listening?


lering

V

Zet je stoel

met vier

poten op de

grond.

Stop

swinging

your

chair/Put

the four

legs of the

Are you

listening?


lering

V

chair on the

floor.

ziezo there you

go

Are you

listening?


lering

V

zin

(woorden)

phrase Are you

listening?

basis zelfstandig

naamwoord

V

zitten to sit Are you

listening?


zo

goed/mooi

mogelijk

as well as

you can

Are you

listening?

basis bijwoord V

zoals such as, like Are you

listening?

basis voegwoord V

zolang

(voorwaarde)

as long as Are you

listening?

basis bijwoord V

Zullen we

nog een keer

luisteren?

Shall we

listen

again?

Are you

listening?


lering

V

zwijgen to keep

silent

Are you

listening?

basis werkwoord V

Doe het raam

dicht,

alstjeblieft.

Close the

window,

please.

Are you

listening?


lering

V

Doe de deur

open,

alstjeblieft.

Open the

door,

please.

Are you

listening?


lering

V

Wie is dat? Who is

that?

Are you

listening?


lering

V

Doe je jas

aan.

Put on your

jacket.

Are you

listening?


lering

V

Doe je

schoenen

aan.

Put on your

shoes.

Are you

listening?


lering

V

Zul je je

gedragen?

Will you be

good?

Are you

listening?


lering

V

Thema 3: Autumn & Winter

Nederlands Engels Thema Basis/Uitbreiding Woordsoort Nieuw

(onder)hemd undershirt

(AmE),

vest (BrE)

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

(voor)lezen to read Autumn

& Winter


(Zwarte) Piet (Black)

Peter/Pete

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

‘s morgens, ‘s

ochtends

in the

morning

Autumn

& Winter


aan, naar to Autumn

& Winter

basis, kernwoord voorzetsel

aarde (grond) soil Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

adem breath Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

af en toe now and

then

Autumn

& Winter

basis bijwoord

afbreken to break

down

Autumn

& Winter

basis werkwoord

aftellen,

terugtellen

to count

down

Autumn

& Winter

basis werkwoord

al, alvast already Autumn

& Winter


allerlei all sorts

(of)

Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord,

bijwoord

altijd always Autumn

& Winter


angst fear Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

baard beard Autumn

& Winter


naamwoord

*

bang afraid Autumn

& Winter


naamwoord

*

bankje (park)

bench

Autumn

& Winter


naamwoord

bedekken to cover Autumn

& Winter

basis werkwoord

beha bra Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

bereiken to reach Autumn

& Winter

basis werkwoord

beter maken to cure Autumn

& Winter

basis werkwoord *

Beterschap! Get well

soon!

Autumn

& Winter

basis, kernwoord standaardfor

mulering

*

beven to shake Autumn

& Winter


bevroren frozen Autumn

& Winter


naamwoord

*

bezeren to hurt Autumn

& Winter


bezorgd worried Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

bibberen to shiver Autumn

& Winter

basis werkwoord

bij iemand op

schoot zitten

to sit on

someone's

lap

Autumn

& Winter

basis werkwoord

bijzonder special Autumn

& Winter


naamwoord

blaadje

(boom)

leaf Autumn

& Winter


naamwoord

bladzijde page Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

blauwe plek bruise Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

bleek pale Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

bleek zien to turn

pale

Autumn

& Winter

basis werkwoord

bliksem lightning Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

bloed blood Autumn

& Winter


naamwoord

bloeden to bleed Autumn

& Winter

basis werkwoord

bloedneus nosebleed Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

bos forest Autumn

& Winter


naamwoord

*

boxershort boxer

shorts

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

branden to burn Autumn

& Winter


brievenbus mailbox

(AmE),

letterbox

(BrE)

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

broek pants

(AmE),

trousers

(BrE)

Autumn

& Winter


naamwoord

*

broekspijp leg Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

broekzak pocket Autumn

& Winter


naamwoord

*

buikpijn tummy

ache

Autumn

& Winter


naamwoord

*

bult bump Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

cadeau present Autumn

& Winter


naamwoord

*

capuchon hood Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

carnaval carnival Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

chocolademel

k

chocolate

milk

Autumn

& Winter


naamwoord

*

dag day Autumn

& Winter


naamwoord

datum date Autumn

& Winter


naamwoord

*

de dagen van

de week

days of the

week

Autumn

& Winter


naamwoord

december December Autumn

& Winter


deftig posh Autumn

& Winter

basis bijwoord *

dennenappel pine cone Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

dennenboom pine Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

dinsdag Tuesday Autumn

& Winter


naamwoord

dokter doctor Autumn

& Winter


naamwoord

donder thunder Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

donderdag Thursday Autumn

& Winter


naamwoord

doodgaan to die Autumn

& Winter

basis werkwoord *

doorlopen to walk on Autumn

& Winter

basis werkwoord

druppel drop Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

duizelig dizzy Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord,

bijwoord

eergisteren day before

yesterday

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

eerlijk zijn to be

honest

Autumn

& Winter

basis werkwoord

eikel acorn Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

eng scary Autumn

& Winter


naamwoord

engel angel Autumn

& Winter


naamwoord

*

even (tijd) a (little)

while

Autumn

& Winter

basis bijwoord *

even groot just as big Autumn

& Winter

basis standaardfor

mulering

even klein just as

small

Autumn

& Winter

basis standaardfor

mulering

Even veel als

…

As many as

…

Autumn

& Winter

basis standaardfor

mulering

februari February Autumn

& Winter

basis, kernwoord bijwoord *

feestdag holiday Autumn

& Winter


naamwoord

*

gauw/snel/str

aks

soon Autumn

& Winter


geloven to believe Autumn

& Winter


gelovig religious Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

genezen to heal Autumn

& Winter

basis werkwoord *

gewond injured Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

gewonde injured Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

gezondheid health Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

gil scream Autumn

& Winter


naamwoord

*

gips (plaster)

cast

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

gisteravond yesterday

evening

Autumn

& Winter

basis bijwoord

gisteren yesterday Autumn

& Winter


naamwoord

glad, glibberig slippery Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

God God Autumn

& Winter


naamwoord

Godin Goddess Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

griep flu Autumn

& Winter


naamwoord

groot big Autumn

& Winter


naamwoord

grootst biggest Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

gulzig,

hebberig

greedy Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

handschoen glove Autumn

& Winter


naamwoord

*

hemel heaven Autumn

& Winter


naamwoord

herfst fall (AmE),

autumn

(BrE)

Autumn

& Winter


naamwoord

herfstvakantie Fall Break

(AmE),

Half Term

Autumn

& Winter


naamwoord

*

Break

(BrE)

Het doet zeer. It hurts. Autumn

& Winter


mulering

Het hagelt. It hails. Autumn

& Winter

basis standaardfor

mulering

*

het is

afgelopen

it is over Autumn

& Winter

basis bijwoord

Het is

bewolkt.

It´s cloudy. Autumn

& Winter


mulering

Het regent. It is

raining.

Autumn

& Winter


mulering

Het sneeuwt. It's

snowing.

Autumn

& Winter


mulering

*

Het stormt. It's

stormy.

Autumn

& Winter


mulering

Het waait. It's windy. Autumn

& Winter


mulering

hik hiccough Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

Hoe lang duurt

…?

How long

does …

take?

Autumn

& Winter

basis standaardfor

mulering

*

hoesten to cough Autumn

& Winter

basis werkwoord

hoofdpijn a

headache

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

hopen to hope Autumn

& Winter


huisarts family

doctor

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

iets anders something

else

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

ijs (bevroren

water)

ice Autumn

& Winter


naamwoord

ijskoud freezing

cold

Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

indruk maken to impress Autumn

& Winter

basis werkwoord

ineens,

plotseling

suddenly Autumn

& Winter

basis voegwoord

jaar year Autumn

& Winter


naamwoord

januari January Autumn

& Winter


jaszak coat

pocket

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

je neus

snuiten

to blow

your nose

Autumn

& Winter

basis werkwoord

jeuken,

kriebelen

to itch Autumn

& Winter

basis werkwoord

kaal (bomen) bare Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

kalender calendar Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

kastanje chestnut Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

keelpijn sore throat Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

kerstbal Christmas

ball,

bauble

(BrE)

Autumn

& Winter


naamwoord

kerstboom Christmas

tree

Autumn

& Winter


naamwoord

kerstkaart Christmas

card

Autumn

& Winter


naamwoord

kerstliedje Christmas

carol

Autumn

& Winter


naamwoord

*

kerstman Santa

Claus

(AmE),

Father

Christmas

(BrE)

Autumn

& Winter


naamwoord

Kerstmis Christmas Autumn

& Winter


naamwoord

*

kerstvakantie Christmas

holidays

Autumn

& Winter


naamwoord

kiespijn toothache Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

kippenvel goose

bumps

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

klaarzetten to set out Autumn

& Winter

basis werkwoord

klagen to

complain

Autumn

& Winter

basis werkwoord

kletsnat soaking

wet

Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

klok clock Autumn

& Winter


naamwoord

*

koel cool Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord,

bijwoord

koorts fever Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

kou vatten to catch a

cold

Autumn

& Winter

basis werkwoord

koud cold Autumn

& Winter


naamwoord

*

kraken to crack Autumn

& Winter

basis werkwoord *

krokus crocus Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

laars boot Autumn

& Winter


naamwoord

langs along Autumn

& Winter

basis voorzetsel

laten vallen to drop Autumn

& Winter

basis werkwoord

later later on Autumn

& Winter

basis bijwoord *

lucifer match Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

maand month Autumn

& Winter


naamwoord

maandag Monday Autumn

& Winter


naamwoord

maillot tights Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

medicijn medicine Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

meer more Autumn

& Winter


naamwoord

*

meest most Autumn

& Winter

basis, kernwoord onbepaald

telwoord

meestal most of

the time

Autumn

& Winter

basis bijwoord

middag afternoon Autumn

& Winter


naamwoord

mijter mitre Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

minder less, fewer Autumn

& Winter


telwoord

minst least,

fewest

Autumn

& Winter

basis onbepaald

telwoord

minuut minute Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

misselijk sick Autumn

& Winter


naamwoord

*

mist fog Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

modder mud Autumn

& Winter


naamwoord

morgen tomorrow Autumn

& Winter


naamwoord

mos moss Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

muts, hoed hat Autumn

& Winter


naamwoord

naald needle Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

nat wet Autumn

& Winter


naamwoord

nat worden to get wet Autumn

& Winter

basis werkwoord

nieuw new Autumn

& Winter


naamwoord

Nieuwjaar New Year Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

niezen to sneeze Autumn

& Winter

basis werkwoord *

niks bijzonders nothing

special

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

nog (tot nu) still, yet Autumn

& Winter

basis bijwoord

nooit never Autumn

& Winter


november November Autumn

& Winter


nu now Autumn

& Winter


ochtend morning Autumn

& Winter


naamwoord

oktober October Autumn

& Winter


omkijken to look

back

Autumn

& Winter

basis werkwoord *

onderbroek underpant

s

Autumn

& Winter


naamwoord

ongelovig non-

believer

Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

ontdekken to discover Autumn

& Winter

basis werkwoord *

onweer,

storm

storm Autumn

& Winter


naamwoord

*

ooit, er was

eens

once upon

a time

Autumn

& Winter

basis bijwoord

oorpijn earache Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

opblijven to stay up Autumn

& Winter

basis werkwoord

open haard fireplace Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

openmaken to open

(up)

Autumn

& Winter


ophalen,

verzamelen

to collect Autumn

& Winter

basis werkwoord *

opklaren to clear up Autumn

& Winter

basis werkwoord

opknappen to get

better/well

Autumn

& Winter

basis werkwoord *

optocht parade Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

oud old Autumn

& Winter


naamwoord

oud & nieuw New

Year's Eve

Autumn

& Winter


naamwoord

overdag in the

daytime

Autumn

& Winter

basis bijwoord

overmorgen day after

tomorrow

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

pad path Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

paddenstoel mushroom Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

paddestoel,

champignon

mushroom Autumn

& Winter


naamwoord

*

paniek panic Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

paraplu umbrella Autumn

& Winter


naamwoord

pepernoot ginger nut Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

pijn pain Autumn

& Winter


naamwoord

*

pil pill Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

plas (water) pool Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

pleister plaster,

band aid

Autumn

& Winter


naamwoord

*

post mail Autumn

& Winter


naamwoord

postzegel postage

stamp

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

prikken to inject Autumn

& Winter

basis werkwoord

regelmatig regularly Autumn

& Winter

basis bijwoord

regen rain Autumn

& Winter


naamwoord

regenbui rain

shower

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

*

regendruppel raindrop Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

regenwater rainwater Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

rommelen to rumble Autumn

& Winter

basis werkwoord

rondlopen to walk

around

Autumn

& Winter

basis werkwoord

rook smoke Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

ruisen to rustle Autumn

& Winter

basis werkwoord

s avonds at night Autumn

& Winter


s middags in the

afternoon

Autumn

& Winter


schaats ice skate Autumn

& Winter


naamwoord

schaatsen to ice

skate

Autumn

& Winter

basis werkwoord

schaduw shadow Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

schooldokter school

doctor

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

schoorsteen chimney Autumn

& Winter


naamwoord

seconde second Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

seizoen season Autumn

& Winter


naamwoord

V

september September Autumn

& Winter


Sint,

Sinterklaas

Saint

Nicholas

Autumn

& Winter


naamwoord

V

sjaal scarf Autumn

& Winter


naamwoord

V

ski ski Autumn

& Winter


naamwoord

V

skiën to ski Autumn

& Winter

basis werkwoord V

slap, zwak weak Autumn

& Winter


naamwoord

V

slof slipper Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

sloot ditch Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

smelten to melt Autumn

& Winter


snee cut Autumn

& Winter


naamwoord

V

sneeuw snow Autumn

& Winter


naamwoord

V

sneeuwballen

gooien

to throw

snowballs

Autumn

& Winter

basis werkwoord V

sneeuwpop snowman Autumn

& Winter


naamwoord

V

sneeuwvlok snowflake Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

snot snot Autumn

& Winter


naamwoord

V

sok sock Autumn

& Winter


naamwoord

V

soms sometimes Autumn

& Winter


Spanje Spain Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

spijkerbroek jeans Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

staf staff Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

steeds every time Autumn

& Winter


steken,

prikken

to sting Autumn

& Winter

basis werkwoord V

stok stick Autumn

& Winter


naamwoord

V

stoom steam Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

stoomboot steamboat Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

strooien to scatter Autumn

& Winter

basis werkwoord V

sturen to send Autumn

& Winter


tandarts dentist Autumn

& Winter


naamwoord

V

te vroeg too early Autumn

& Winter


thermometer thermome

ter

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

tijd time Autumn

& Winter


naamwoord

V

tijdens during Autumn

& Winter

basis bijwoord V

tikken (geluid) to tap Autumn

& Winter

basis werkwoord V

traan tear Autumn

& Winter


naamwoord

V

trillen to tremble Autumn

& Winter

basis werkwoord V

troosten to comfort Autumn

& Winter

basis werkwoord V

trui sweater Autumn

& Winter


naamwoord

V

uitglijden to slip Autumn

& Winter

basis werkwoord V

uitpakken to unpack Autumn

& Winter

basis werkwoord V

uitroepen to cry out Autumn

& Winter

basis werkwoord V

uur hour Autumn

& Winter


naamwoord

V

van zich

afschudden

to shake

off

Autumn

& Winter

basis werkwoord V

vanavond,

vannacht

tonight Autumn

& Winter


vandaag today Autumn

& Winter


vanmorgen this

morning

Autumn

& Winter


vasthouden to hold Autumn

& Winter


veel a lot,

much,

many

Autumn

& Winter


telwoord

V

veranderen to change Autumn

& Winter


verband

(wond)

bandage Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

verdwalen to get lost Autumn

& Winter

basis werkwoord V

verdwijnen to

disappear

Autumn

& Winter

basis werkwoord V

verkouden zijn to have a

cold

Autumn

& Winter

basis werkwoord V

verkoudheid cold Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

verlanglijstje wishlist Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

verleden past Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

verpleegster,

zuster

nurse Autumn

& Winter


naamwoord

V

verschrikt frightened Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

verwachten to expect Autumn

& Winter

basis werkwoord V

verwarmen to heat Autumn

& Winter

basis werkwoord V

verwarming heating Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

verwend spoiled,

pampered

Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

verwennen to spoil, to

pamper

Autumn

& Winter

basis werkwoord V

verzonnen imaginary Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

vest cardigan Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

vieren to

celebrate

Autumn

& Winter

basis werkwoord V

vijf december December

the 5th

Autumn

& Winter

basis bijwoord V

volgen to follow Autumn

& Winter


volgende next Autumn

& Winter


naamwoord

V

voor, eerder before Autumn

& Winter


vooral especially Autumn

& Winter

basis bijwoord V

vorig, laatste last Autumn

& Winter


telwoord

V

vriezen,

bevriezen

to freeze Autumn

& Winter

basis werkwoord V

vrijdag Friday Autumn

& Winter


naamwoord

V

vroeger in the past Autumn

& Winter

basis bijwoord V

vullen to fill Autumn

& Winter

basis werkwoord V

vuur, brand fire Autumn

& Winter


naamwoord

V

vuurwerk firework Autumn

& Winter


naamwoord

V

wandeling walk Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

want mitten Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

week week Autumn

& Winter


naamwoord

V

weekend weekend Autumn

& Winter


naamwoord

V

weinig few Autumn

& Winter


telwoord

weinig, klein little Autumn

& Winter


telwoord

wens wish Autumn

& Winter


naamwoord

V

wensen to wish Autumn

& Winter


wijzer pointer Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

wind wind Autumn

& Winter


naamwoord

V

winter winter Autumn

& Winter


naamwoord

V

woensdag Wednesda

y

Autumn

& Winter


naamwoord

V

wolk cloud Autumn

& Winter


naamwoord

V

wond wound Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

wonder miracle Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

wrijven to rub Autumn

& Winter

basis werkwoord V

zakdoek hanky,

tissue

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

zalf, crème cream Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

zaterdag Saturday Autumn

& Winter


naamwoord

V

ziek ill Autumn

& Winter


naamwoord

V

ziek maken to sicken Autumn

& Winter

basis werkwoord V

zieke patient,

the sick

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

ziekenhuis hospital Autumn

& Winter


naamwoord

V

Zo groot! This big! Autumn

& Winter


mulering

V

zodat so that Autumn

& Winter

basis voegwoord V

zodra once Autumn

& Winter

basis voegwoord V

zondag Sunday Autumn

& Winter


naamwoord

V

zorgen sorrows Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

zoveel so much Autumn

& Winter


telwoord

V

zoveel

mogelijk

as much as

possible

Autumn

& Winter

basis bijvoeglijk

naamwoord,

bijwoord

V

kastanjeboom chestnut

tree

Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

eik oak tree Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

kastanje chestnut Autumn

& Winter

basis zelfstandig

naamwoord

V

Thema 4: Classroom English


(be)schilderen,

verven

to paint Classroom

English


(ergens) af

vallen

to fall off

(something)

Classroom

English

basis werkwoord *

(in)drukken to press Classroom

English

basis werkwoord

(kleur)krijt (coloured)

chalk

Classroom

English


naamwoord

aandoen,

aantrekken,

opzetten

to put on Classroom

English


aanklikken to click Classroom

English


aankruisen to tick Classroom

English

basis werkwoord

aansluiten to plug in Classroom

English

basis werkwoord

aanvallen to attack Classroom

English

basis werkwoord *

aanzetten to turn on Classroom

English


achterblijven to lag

behind, to

stay behind

Classroom

English

basis werkwoord *

achtergrond background Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

achterover backward Classroom

English

basis bijwoord

achtervolgen to chase Classroom

English


afmaken to finish Classroom

English


afpakken,

stelen

to steal Classroom

English


afscheuren to tear up Classroom

English

basis werkwoord *

bal, prop ball Classroom

English


naamwoord

*

band(je) strap Classroom

English


naamwoord

barst crack Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

barsten to crack Classroom

English

basis werkwoord *

basisschool primary

school

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

batterij battery Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

begraven to bury Classroom

English


begroeten to greet Classroom

English

basis werkwoord

bel bell Classroom

English


naamwoord

bellen blazen to blow

bubbles

Classroom

English

basis werkwoord *

beschadigd damaged Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

beschadigen to damage Classroom

English

basis werkwoord

beschilderen to paint Classroom

English


besturen to control Classroom

English

basis werkwoord

betalen to pay Classroom

English


bevrijden to free Classroom

English

basis werkwoord

bezig busy Classroom

English


binnen de tijd in time Classroom

English

basis bijwoord *

binnenkomen to come in Classroom

English

basis werkwoord *

blaadje

(papier)

(piece of)

paper

Classroom

English


naamwoord

blok block Classroom

English


naamwoord

*

blokfluit flute Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

boefje (little) rascal Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

boek book Classroom

English


naamwoord

boekenkast bookcase Classroom

English


naamwoord

boekenrek bookshelf Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

boodschap,

mededeling

message Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

bordspel board game Classroom

English


naamwoord

*

bouwen to build Classroom

English


bouwhoek building

corner

Classroom

English


naamwoord

bouwwerk construction Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

breken to break Classroom

English


brief letter Classroom

English


naamwoord

briefje (geld) notes Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

buitenspelen outdoor

play

Classroom

English


naamwoord

bukken to bend Classroom

English

basis werkwoord

cd / dvd CD / DVD Classroom

English


naamwoord

cent cent Classroom

English


naamwoord

computer computer Classroom

English


naamwoord

daar (over) there Classroom

English

basis, kernwoord aanwijzend

voornaamwo

ord

daarachter behind that Classroom

English


daarboven above it Classroom

English


daarnaast next to it Classroom

English


daaronder below Classroom

English


de tijd is om time is up Classroom

English

basis standaardfor

mulering

*

deur door Classroom

English


naamwoord

direct directly Classroom

English

basis bijwoord

Dit is de

voorkant.

This is the

cover.

Classroom

English

basis standaarform

ulering

dobbelsteen dice Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

doel goal Classroom

English


naamwoord

*

doelpunt goal Classroom

English


naamwoord

*

doen to do Classroom

English


doorstrepen to cross out

(something)

Classroom

English

basis werkwoord *

doos box Classroom

English


naamwoord

draad (stof) thread Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

draaien,

omkeren

to turn Classroom

English


dreun punch Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

Druk op enter. Press Enter. Classroom

English

basis standaarform

ulering

drumstel drum kit Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

duimen

omhoog

thumbs up Classroom

English

basis standaardfor

mulering

durven to dare Classroom

English

basis werkwoord *

duur expensive Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

duwen to push Classroom

English


een kijkje

nemen

to take a

look

Classroom

English


een lijn trekken to draw a

line

Classroom

English

basis werkwoord *

een rondje

draaien

to spin Classroom

English

basis werkwoord

eindigen to end up Classroom

English

basis werkwoord

elastiek elastic Classroom

English


naamwoord

emmer bucket Classroom

English


naamwoord

erbij doen to add Classroom

English


ergens goed in

zijn

to be good

at

something

Classroom

English


ertussen in between Classroom

English


euro euro Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

expres on purpose Classroom

English

basis bijwoord

film film Classroom

English


naamwoord

flap tab Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

fluiten to whistle Classroom

English

basis werkwoord *

fluitje whistle Classroom

English


naamwoord

frisse lucht fresh air Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

frunniken to fiddle Classroom

English

basis werkwoord

Ga op het

puntje van je

tenen staan.

Stand on

your tip-

toes.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

gang corridor,

hallway

Classroom

English


naamwoord

gat hole Classroom

English


naamwoord

gebroken broken Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

gebruiken to use Classroom

English


gedragen (zich) to behave Classroom

English

basis werkwoord

geduld patience Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

geld money Classroom

English


naamwoord

*

gesp buckle Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

gillen to scream Classroom

English


glijbaan slide Classroom

English


naamwoord

glijden to slide Classroom

English


glitter glitter Classroom

English


naamwoord

gluren to peek Classroom

English


goedkoop cheap Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

gooien to throw Classroom

English


grasveld lawn Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

groet greeting Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

grond ground Classroom

English


naamwoord

gum eraser Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

gym PE (physical

education)

Classroom

English


naamwoord

gymleraar gym teacher Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

gymschoen sneaker Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

gymspullen PE gear Classroom

English


naamwoord

gymzaal sports hall,

PE hall

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

haakje hook Classroom

English


naamwoord

*

hak heel Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

hal hall Classroom

English


naamwoord

*

hek fence Classroom

English


naamwoord

herstellen,

maken

to restore Classroom

English

basis werkwoord *

het is hoog tijd it is high

time

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

het puntje van

je tenen

tip-toes Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

hier here Classroom

English

basis, kernwoord aanwijzend

voornaamwo

ord

hierin in here Classroom

English


hijgen to pant Classroom

English

basis werkwoord

hinkelen to hop Classroom

English

basis werkwoord *

hinkelen to

hopscotch

Classroom

English

basis werkwoord *

hobbelpaard rocking

horse

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

hobby hobby Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

hoepel hoop Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

hol hollow Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

huiswerk homework Classroom

English


naamwoord

huppelen to skip Classroom

English

basis werkwoord

iets aan hebben to be of use Classroom

English

basis werkwoord *

in dat/dit geval in that case Classroom

English

basis standaardfor

mulering

*

in de buurt nearby Classroom

English

basis bijwoord

in de juiste

volgorde

in the right

order

Classroom

English

basis bijwoord

in de maat to the beat Classroom

English

basis werkwoord

in de verte distant Classroom

English

basis bijwoord *

in de weg staan to block Classroom

English

basis werkwoord *

in een rij staan to stand in a

row

Classroom

English


in

kleermakerszit

cross-legged Classroom

English

basis bijwoord

inhalen to catch up Classroom

English

basis werkwoord

inkleuren to colour in Classroom

English

basis werkwoord

inkt ink Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

inleveren to hand in Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

instorten to collapse Classroom

English

basis werkwoord

instrument instrument Classroom

English


naamwoord

instrument,

gereedschap

tool Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

jas coat Classroom

English


naamwoord

je veters

strikken

to tie your

laces

Classroom

English


kaart card Classroom

English


naamwoord

*

kaart (spel) playing card Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

kapotmaken to destroy Classroom

English


kapstok coat hanger,

hat stand

Classroom

English


naamwoord

karton cardboard Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

ketting rijgen to string

beads

Classroom

English


keuze choice Classroom

English


naamwoord

kist, krat crate Classroom

English


naamwoord

*

klaarmaken to get ready Classroom

English

basis werkwoord

klant customer Classroom

English


naamwoord

*

klapritme clapping

rhyme

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

klas classroom Classroom

English


naamwoord

klauteren to scramble Classroom

English

basis werkwoord

klei clay Classroom

English


naamwoord

kleien modelling

clay

Classroom

English


kleren uitdoen to take off

clothes, to

undress

Classroom

English


kleurboek coloring

book

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

kleuren to color Classroom

English


kleurpotlood crayon Classroom

English


naamwoord

kleven to stick Classroom

English

basis werkwoord *

kliederen to mess

around

Classroom

English

basis werkwoord *

klimmen to climb Classroom

English


klimrek climbing

frame

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

klittenband velcro tape Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

kneden (klei) to knead Classroom

English

basis werkwoord *

knielen to kneel Classroom

English

basis werkwoord

knikker marble Classroom

English


naamwoord

knikkeren to play

marbles

Classroom

English

basis werkwoord

knippen,

snijden

to cut Classroom

English


knoop (jas

e.d.), knop

button Classroom

English


naamwoord

knoop (veters) knot Classroom

English


naamwoord

knoopsgat buttonhole Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

knutselen to do

handicrafts

Classroom

English

basis werkwoord

knutselhoek art

corner/area

Classroom

English


naamwoord

*

Kom maar. Come along. Classroom

English

basis standaardfor

mulering

*

Kom terug. Get

down/come

back from

there

now/immedi

ately.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

kopen to buy Classroom

English


kopje duikelen to

somersault

Classroom

English

basis werkwoord

koprol somersault,

forward roll

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

koptelefoon headphone Classroom

English


naamwoord

kosten to cost Classroom

English


kraal bead Classroom

English


naamwoord

krant newspaper Classroom

English


naamwoord

*

krassen to doodle Classroom

English

basis werkwoord

krijt chalk Classroom

English


naamwoord

*

kruipen to crawl Classroom

English

basis werkwoord *

kunst art Classroom

English


naamwoord

*

kunstenaar artist Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

kwartetspel quartet, set Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

kwast brush Classroom

English


naamwoord

kwijt, verloren lost Classroom

English


naamwoord

kwijtraken to lose Classroom

English


languit stretched

out

Classroom

English

basis bijwoord

leeshoek reading

corner/area

Classroom

English


naamwoord

*

lijm glue Classroom

English


naamwoord

lijmen to glue Classroom

English


lijmstift glue stick Classroom

English


naamwoord

liniaal ruler Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

lint ribbon Classroom

English


naamwoord

*

lopen to walk Classroom

English


los loose Classroom

English


naamwoord

*

loslaten to let go Classroom

English


losmaken to untie Classroom

English

basis werkwoord

luid loud Classroom

English


naamwoord

luidspreker speaker Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

lusje loop Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

Maak een rij bij

de deur.

Make a line

by the door.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

*

maat (muziek) beat Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

machine machine Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

maken to make Classroom

English


mat mat Classroom

English


naamwoord

*

materiaal material Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

medaille medal Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

meedoen to join Classroom

English

basis werkwoord *

meelopen to walk

along

Classroom

English

basis werkwoord

mengen to mix Classroom

English

basis werkwoord *

met de bal

stuiteren

to bounce

the ball

Classroom

English

basis werkwoord *

met rust laten to leave

alone

Classroom

English

basis werkwoord

microfoon microphone Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

mikken to aim Classroom

English

basis werkwoord *

eraf, min minus Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

mis (niet raak) miss Classroom

English


mislukken to fail Classroom

English

basis werkwoord

muziek maken to make

music

Classroom

English


naar elkaar to(wards)

each other

Classroom

English

basis bijwoord

namaken to copy Classroom

English

basis werkwoord

nieuw in de

klas

new in class Classroom

English


noemen,

roepen

to call Classroom

English

basis werkwoord *

nog een keer once more Classroom

English


oefenen to practice Classroom

English

basis werkwoord *

omvallen to fall over Classroom

English

basis werkwoord

onderstrepen to underline Classroom

English

basis werkwoord *

op handen en

voeten

on all fours Classroom

English

basis bijwoord *

op je beurt

wachten

to wait (for)

your turn

Classroom

English


op z’n kop,

ondersteboven

upside

down

Classroom

English


opbergen to store Classroom

English

basis werkwoord

opening opening Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

opgeven to give up Classroom

English

basis werkwoord

opplakken to glue on Classroom

English

basis werkwoord

oprapen,

oppakken

to pick up Classroom

English

basis werkwoord

opslaan to save Classroom

English

basis werkwoord

opspringen to jump up Classroom

English


optillen to lift Classroom

English

basis werkwoord

opvangen to catch Classroom

English


opzij aside Classroom

English

basis bijwoord

overal everywhere Classroom

English


overgooien to throw

over

Classroom

English

basis werkwoord

overtrekken to trace Classroom

English

basis werkwoord

papier paper Classroom

English


naamwoord

*

papieren

doekje

tissue Classroom

English


naamwoord

*

park park Classroom

English


naamwoord

*

pauze break Classroom

English


naamwoord

*

pen pen Classroom

English


naamwoord

per ongeluk by mistake Classroom

English

basis bijwoord

pion pawn Classroom

English


naamwoord

plaatsvinden to take

place, to

happen

Classroom

English

basis werkwoord *

plakband tape Classroom

English


naamwoord

*

plakken to stick, to

glue

Classroom

English


plein square Classroom

English


naamwoord

erbij, plus plus, add Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

poort gate Classroom

English


naamwoord

pop doll Classroom

English


naamwoord

*

poppenhoek home

corner

Classroom

English


naamwoord

*

poppenkast puppet

theater

Classroom

English


naamwoord

potlood pencil Classroom

English


naamwoord

printer printer Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

punt (potlood) point Classroom

English


naamwoord

puntenslijper pencil

sharpener

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

puzzel puzzle Classroom

English


naamwoord

puzzelen to puzzle Classroom

English

basis werkwoord *

Raak! You hit the

target!

Classroom

English


mulering

Raap het op en

laat … aan ons

zien.

Pick it up

and show us

…

Classroom

English

basis standaarform

ulering

raken, slaan to hit Classroom

English


rand edge Classroom

English


naamwoord

*

regenjas raincoat Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

rek rack Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

rekenen to calculate Classroom

English

basis werkwoord *

rekenmachine calculator Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

rekentaak math task Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

rennen to run Classroom

English


rij row Classroom

English


naamwoord

*

rijmen to rhyme Classroom

English


ritme rhythm Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

robot robot Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

rollen to roll Classroom

English


rolschaats (roller)skate Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

ronddraaien,

omdraaien

to turn

around

Classroom

English


ronde

(wedstrijd)

round Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

rondom around Classroom

English


rug van een

boek

spine of a

book

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

ruw rough Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

salto somersault Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

samenwerken to work

together

Classroom

English

basis werkwoord

schaar scissors Classroom

English


naamwoord

scheidsrechter referee Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

schep shovel Classroom

English


naamwoord

scheur rip Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

scheuren to tear Classroom

English


schilderij painting Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

schoen shoe Classroom

English


naamwoord

schoenveter shoelace Classroom

English


naamwoord

*

schommel swing Classroom

English


naamwoord

schoolgebouw school

building

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

schoolplein schoolyard Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

schoolreisje field trip Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

schooltas schoolbag Classroom

English


naamwoord

*

schooltijd school time Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

*

schop, trap kick Classroom

English


naamwoord

schoppen to kick Classroom

English


schort apron Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

schram, kras scratch Classroom

English


naamwoord

schreeuw shout Classroom

English


naamwoord

schreeuwen to shout Classroom

English

basis werkwoord

Schud met je

handen.

Shake your

hands.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

schuilen to shelter Classroom

English

basis werkwoord V

schuilplaats,

verstopplek

hiding place Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

simpel simple Classroom

English


naamwoord

V

skeeler rollerblade Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

sliert string,

strand

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

slingeren to swing Classroom

English


sloffen,

schuifelen

to shuffle Classroom

English

basis werkwoord V

sluipen to creep Classroom

English

basis werkwoord V

smal narrow Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

smartbord smart board Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

smoesje excuse Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

snipper (papier) scrap Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

som, totaal sum Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

spatiebalk space bar Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

speelbord game board Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

speelgoed toy Classroom

English


naamwoord

V

speelgoedblokk

en

building

blocks

Classroom

English


naamwoord

V

speelkwartier playtime Classroom

English


naamwoord

V

speellokaal play room Classroom

English


naamwoord

V

speelplaats playground Classroom

English


naamwoord

V

speeltoestel playground

equipment

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

speeltuin playground Classroom

English


naamwoord

V

speelveld playing field Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

speld pin Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

spelen to play Classroom

English


speler player Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

spelregel rules of the

game

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

spits pointed Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

sport sport Classroom

English


naamwoord

V

sportdag sports day Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

sporten to sport Classroom

English

basis werkwoord V

sportief sporty Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

sportveld sports field Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

springen to jump Classroom

English


springtouw skipping

rope

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

sprong jump Classroom

English


naamwoord

V

spugen to spit Classroom

English

basis werkwoord V

staan to stand Classroom

English


stampen met je

voeten

to stamp

your feet

Classroom

English


stap step Classroom

English


naamwoord

V

stappen to march Classroom

English

basis werkwoord V

starten to start Classroom

English

basis werkwoord V

steen, rots rock Classroom

English


naamwoord

V

stempel stamp Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

stempelen to stamp Classroom

English

basis werkwoord V

step step Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

stevig (solide) solid Classroom

English

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

sticker sticker Classroom

English


naamwoord

V

stift felt-tipped

pen, marker

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

stippellijn dotted line Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

stomp, stoot punch Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

stoppen,

ophouden

to stop Classroom

English


stoten to bump Classroom

English

basis werkwoord V

straffen to punish Classroom

English

basis werkwoord V

streep stripe Classroom

English


naamwoord

V

stripboek comic book Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

strook strip Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

struikelen to stumble Classroom

English

basis werkwoord V

taalschrift language

excercise

book

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

taaltaak language

task

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

te laat komen to be late Classroom

English

basis werkwoord V

team team Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

tegel paving stone Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

tegelijk at once Classroom

English

basis bijwoord V

tegenstander opponent Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

tekenen to draw Classroom

English


tekenfilm cartoon Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

tekening drawing Classroom

English


naamwoord

V

tekenpapier drawing

paper

Classroom

English


naamwoord

V

tennis tennis Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

tentoonstelling exhibition,

exposition

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

teruggaan to go back Classroom

English


terugvinden to find again Classroom

English

basis werkwoord V

test, toets test Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

thema theme Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

themawoord theme word Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

tijdschrift magazine Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

tikkertje spelen to play tag Classroom

English


tip tip Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

toeter horn Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

toetsenbord keyboard Classroom

English


naamwoord

V

totdat until Classroom

English

basis bijwoord V

touw rope Classroom

English


naamwoord

V

touwtje string Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

touwtje

springen

to skip Classroom

English


trainen to train Classroom

English

basis werkwoord V

trainer coach,

trainer

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

trampoline trampoline Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

trekken to pull Classroom

English


treuzelen to linger Classroom

English

basis werkwoord V

truc trick Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

tube tube Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

turnen gymnastics Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

twee aan twee two by two Classroom

English

basis bijwoord V

uit het hoofd

leren

to memorise Classroom

English

basis werkwoord V

uitknippen to cut out Classroom

English

basis werkwoord V

uitkomst result Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

uitsteken to stick out Classroom

English

basis werkwoord V

vallen to fall

(down)

Classroom

English


vals spelen to cheat Classroom

English


vangen to catch Classroom

English


vastzitten to be stuck Classroom

English

basis werkwoord V

vel (papier) piece of

paper

Classroom

English


naamwoord

V

veld field Classroom

English


naamwoord

V

verandering change Classroom

English


naamwoord

V

verf paint Classroom

English


naamwoord

V

verfdoos paintbox Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

verfpot paint pot Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

vergrootglas magnifying

glass

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

verkopen to sell Classroom

English


vermengen to blend Classroom

English

basis werkwoord V

verpakken,

wikkelen

to wrap Classroom

English

basis werkwoord V

verplaatsen to move Classroom

English


verstoppen,

verbergen

to hide Classroom

English


verstoppertje hide and

seek

Classroom

English


naamwoord

V

verzameling collection Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

verzinnen to come up

with

Classroom

English

basis werkwoord V

video video Classroom

English


naamwoord

V

vinden to find Classroom

English


vingerverf fingerpaint Classroom

English


naamwoord

V

viool violin Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

vlechten to braid Classroom

English

basis werkwoord V

vluchten to flee Classroom

English

basis werkwoord V

voetbal soccer

(AmE),

football

(BrE)

Classroom

English


naamwoord

V

voetbalclub soccer club

(AmE),

football club

(BrE)

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

voetballen to play

soccer

(AmE), to

football

(BrE)

Classroom

English


voetballer soccer

player

(AmE),

football

player (BrE)

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

voetbalploeg,

elftal

soccer team

(AmE),

football

team (BrE)

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

voetbalveld soccer field

(AmE),

football

pitch (BrE)

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

voetbalwedstrij

d

soccer game

(AmE),

football

game (BrE)

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

voeten vegen to wipe

your feet

Classroom

English


voetstap footstep Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

voorbijlopen to walk past Classroom

English

basis werkwoord V

voorwerp object Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

vouw fold Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

vouwen to fold Classroom

English

basis werkwoord V

wachten to wait Classroom

English


Wat wil je

doen?

What do

you want to

do?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

watertafel water area Classroom

English


naamwoord

V

waterverf water color Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

wedstrijd competition Classroom

English


naamwoord

V

weegschaal scales Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

weer weather Classroom

English


naamwoord

V

weglaten to leave out Classroom

English

basis werkwoord V

weglopen to walk

away

Classroom

English

basis werkwoord V

wegzetten to put away Classroom

English

basis werkwoord V

werk(je) work Classroom

English


naamwoord

V

werkboek workbook Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

Wie zijn beurt is

het?

Whose turn

is it?

Classroom

English

basis standaarform

ulering

V

wiebelen to wobble Classroom

English

basis werkwoord V

winnaar winner Classroom

English


naamwoord

V

winterjas winter coat Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

wip seesaw Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

wippen (op een

wip)

to play on a

seesaw

Classroom

English

basis werkwoord V

wissen,

weggummen

to rub out Classroom

English

basis werkwoord V

zand sand Classroom

English


naamwoord

V

zandbak sand box,

sand pit

Classroom

English


naamwoord

V

zandloper hourglass Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

zandvorm sand mold Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

zangspel singing

game

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

zich haasten to hurry Classroom

English


zingen to sing Classroom

English


zoeken to search, to

look for

Classroom

English

basis werkwoord V

zool sole Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

zweet sweat Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

hoeveelheid amount Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

Dat zijn er

(drie).

That makes

(three).

Classroom

English


mulering

V

getallenlijn number line Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

Een plus twee is

drie.

One plus

two equals

three.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

is (gelijk aan) equals Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Twee min een

is nul.

Two minus

one equals

zero.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

spiegelen to mirror Classroom

English

basis werkwoord V

Zijn er evenveel

… als ...?

Are there as

much … as

…?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Zijn er genoeg? Are there

enough?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Zijn er meer of

minder ...?

Are there

more or less

…?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Waar staat de

9?

Where is the

9?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Wat zijn de

buren van 5?

What are

the

neighbours

of 5?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Wie is het

grootst?

Who is the

tallest?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Kan ik mezelf

zwaarder

maken?

Can I make

myself

heavier?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Wie is het

oudst?

Who is the

oldest?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Wat is de goede

volgorde?

What is the

right order?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Zet in de goede

volgorde.

Put in the

right order.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Zet op volgorde

van klein naar

groot.

Put in order

from

smallest to

largest.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

tweetal pair, couple,

twosome

Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

wegnemen to take away Classroom

English

basis werkwoord V

zesde sixth Classroom

English

basis telwoord V

zevende seventh Classroom

English

basis telwoord V

achtste eighth Classroom

English

basis telwoord V

negende ninth Classroom

English

basis telwoord V

tiende tenth Classroom

English

basis telwoord V

gewicht weight Classroom

English

basis zelfstandig

naamwoord

V

Er zit

meer/minder

in.

There's

more/less.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Hij is bijna vol. It is almost

full.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Dat rijmpt. That

rhymes.

Classroom

English


mulering

V

Kun je … halen? Can you get

…?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Laten we gaan! Let's go! Classroom

English


mulering

V

Het is koud. It's cold. Classroom

English


mulering

V

Het is warm. It's warm. Classroom

English


mulering

V

Het is heet. It's hot. Classroom

English


mulering

V

Die heb ik voor

jou gemaakt.

I made it for

you.

Classroom

English


mulering

V

Kijk wat ik

gemaakt heb!

Look what I

made!

Classroom

English


mulering

V

Kun je het

zien?

Can you

see?

Classroom

English


mulering

V

Dit is het goede

moment.

Now is the

time.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Hier is het. Here it is. Classroom

English


mulering

V

Geef het maar

aan mij.

Give it to

me.

Classroom

English


mulering

V

Kom het maar

halen.

Come and

get it.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Het is een

mooie dag.

This is a

good day.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Vond je het

leuk?

Did you like

it?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Ga hem/haar

maar zoeken.

Go find

her/him.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Heb je het

gezien?

Have you

seen it?

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Het zou kunnen

vallen.

It may fall

down.

Classroom

English

basis standaardfor

mulering

V

Zij/hij heeft

het.

She/he has

it.

Classroom

English


mulering

V

Thema 5: Eat & Celebrate


(entree)kaartje ticket Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

(in)slikken to swallow Eat &

Celebrate

basis werkwoord

aardappel potato Eat &

Celebrate


naamwoord

aardbei strawberry Eat &

Celebrate


naamwoord

acrobaat acrobat Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

acteur actor Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

actrice actress Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

afkoelen to cool

(down/off)

Eat &

Celebrate

basis werkwoord

ananas pineapple Eat &

Celebrate


naamwoord

andijvie andive

(lettuce)

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

appel apple Eat &

Celebrate


naamwoord

*

appelmoes apple sauce Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

appelsap apple juice Eat &

Celebrate


naamwoord

appeltaart apple pie Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

applaudisseren to applaud Eat &

Celebrate

basis werkwoord

applaus applause Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

artiest artist Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

avondeten dinner

(AmE),

supper

(BrE)

Eat &

Celebrate


naamwoord

bakkerij bakery Eat &

Celebrate


naamwoord

*

banaan banana Eat &

Celebrate


naamwoord

*

beker, kopje cup Eat &

Celebrate


naamwoord

beleg sandwich

filling

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

bes berry Eat &

Celebrate


naamwoord

beschuit rusk Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

bestek silverware

(AmE),

cutlery

(BrE)

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

bewaren,

redden (leven)

to save Eat &

Celebrate

basis werkwoord

bietjes beetroot Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

blazen to blow Eat &

Celebrate


bloemkool cauliflower Eat &

Celebrate


naamwoord

boon bean Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

bord plate Eat &

Celebrate


naamwoord

borrelen to bubble Eat &

Celebrate

basis werkwoord

boter butter Eat &

Celebrate


naamwoord

*

broccoli broccoli Eat &

Celebrate


naamwoord

brok chunk Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

brood bread Eat &

Celebrate


naamwoord

*

broodje,

boterham

sandwich Eat &

Celebrate


naamwoord

*

broodtrommel breadbox

(AmE),

bread bin

(BrE)

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

buiging bow Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

cake cake Eat &

Celebrate


naamwoord

*

chips potato

chips

(AmE),

crisps (BrE)

Eat &

Celebrate


naamwoord

*

chocolade chocolate Eat &

Celebrate


naamwoord

chocopasta chocolate

spread

Eat &

Celebrate


naamwoord

citroen lemon Eat &

Celebrate


naamwoord

cornflakes cereal Eat &

Celebrate


naamwoord

cracker cracker Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

dansen to dance Eat &

Celebrate


dansje dance Eat &

Celebrate


naamwoord

*

deeg dough Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

dop cap Eat &

Celebrate


naamwoord

dorst hebben to be

thirsty

Eat &

Celebrate


drinken to drink Eat &

Celebrate


drinken,

drankje

a drink Eat &

Celebrate


naamwoord

*

drinkyoghurt yoghurt

drink

Eat &

Celebrate


naamwoord

*

druif grape Eat &

Celebrate


naamwoord

een feest

geven

to throw a

party

Eat &

Celebrate

basis werkwoord *

eetstokjes chopsticks Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

ei egg Eat &

Celebrate


naamwoord

eierdop egg cup Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

eierschaal egg shell Eat &

Celebrate

basis werkwoord

erwten peas Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

eten to eat Eat &

Celebrate


eten food Eat &

Celebrate


naamwoord

*

feest(je) party Eat &

Celebrate


naamwoord

*

feesthoed party hat Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

feestjurk party dress Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

filmster movie star

(AmE), film

star (BrE)

Eat &

Celebrate


naamwoord

fles bottle Eat &

Celebrate


naamwoord

*

framboos raspberry Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

frietjes, patat fries (AmE),

chips (BrE)

Eat &

Celebrate


naamwoord

*

frisdrank soft drink,

soda (pop)

(AmE)

Eat &

Celebrate


naamwoord

fruit, vrucht fruit Eat &

Celebrate


naamwoord

fruitschaal fruit bowl Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

gebak pastry Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

gedeelte part Eat &

Celebrate


naamwoord

*

Gefeliciteerd! Happy

birthday!

Eat &

Celebrate

basis, kernwoord standaardform

ulering

geheel entirely Eat &

Celebrate

basis bijvoeglijk

naamwoord

gerecht dish Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

geroosterd

brood

toast Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

geschenk gift,

present

Eat &

Celebrate


naamwoord

geur smell Eat &

Celebrate


naamwoord

gezond healthy Eat &

Celebrate


naamwoord

glas glass Eat &

Celebrate


naamwoord

goochelaar magician Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

groente vegetable Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

hagelslag chocolate

sprinkles

Eat &

Celebrate


naamwoord

*

ham ham Eat &

Celebrate


naamwoord

hamburger hamburger Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

handvol handful Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

hap(je) bite Eat &

Celebrate


naamwoord

Het is op. There is no

more.

Eat &

Celebrate

basis standaardform

ulering

Hoera! Hurray! Eat &

Celebrate


ulering

*

honger hunger Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

honger

hebben

to be

hungry

Eat &

Celebrate


honing honey Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

Ik ben jarig. It's my

birthday.

Eat &

Celebrate


ulering

inschenken,

gieten

to pour Eat &

Celebrate

basis werkwoord *

jam jam Eat &

Celebrate


naamwoord

*

jarige job birthday

boy/girl

Eat &

Celebrate


naamwoord

juichen to cheer Eat &

Celebrate

basis werkwoord

kaas cheese Eat &

Celebrate


naamwoord

kan jug, jar Eat &

Celebrate


naamwoord

*

kauwen to chew Eat &

Celebrate


kers cherry Eat &

Celebrate


naamwoord

kiwi kiwi fruit Eat &

Celebrate


naamwoord

*

klaar zetten to put ready Eat &

Celebrate

basis werkwoord

klokhuis apple core Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

knal bang Eat &

Celebrate


naamwoord

knoeien to spill Eat &

Celebrate

basis werkwoord

koek(je) cookie Eat &

Celebrate


naamwoord

koekjestromm

el

biscuit tin Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

koffie coffee Eat &

Celebrate


naamwoord

kok cook Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

koken (water) to boil

(water)

Eat &

Celebrate

basis werkwoord

koken, eten

maken

to cook

(dinner)

Eat &

Celebrate

basis werkwoord *

kom bowl Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

komkommer cucumber Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

korst crust Eat &

Celebrate


naamwoord

*

krentenbol currant bun Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

kroket croquette Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

Laten we gaan

eten.

Let's eat. Eat &

Celebrate

basis standaardform

ulering

lek leak Eat &

Celebrate


naamwoord

*

lekken to leak Eat &

Celebrate


lekker tasty Eat &

Celebrate


naamwoord

lepel spoon Eat &

Celebrate


naamwoord

limonade lemonade Eat &

Celebrate


naamwoord

*

lolly lollipop Eat &

Celebrate


naamwoord

maaltijd meal Eat &

Celebrate


naamwoord

magnetron microwave

(oven)

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

maïs corn (AmE),

maize (BrE)

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

mandarijn tangerine Eat &

Celebrate


naamwoord

meel flour Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

meevallen to be better

than

expected

Eat &

Celebrate

basis werkwoord

melk milk Eat &

Celebrate


naamwoord

meloen melon Eat &

Celebrate


naamwoord

*

meloen melon Eat &

Celebrate


naamwoord

*

mes knife Eat &

Celebrate


naamwoord

met volle

mond praten

to talk with

your mouth

full

Eat &

Celebrate

basis werkwoord

middageten lunch Eat &

Celebrate


naamwoord

*

moes purée Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

muesli muesli Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

noot nut Eat &

Celebrate


naamwoord

olie oil Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

omgooien to

overthrow

Eat &

Celebrate

basis werkwoord

ongezond unhealthy Eat &

Celebrate

basis bijvoeglijk

naamwoord

ontbijt breakfast Eat &

Celebrate


naamwoord

ontbijten to have

breakfast

Eat &

Celebrate

basis werkwoord *

opdrinken to drink up Eat &

Celebrate

basis werkwoord

opeten to eat up Eat &

Celebrate

basis werkwoord *

optreden to perform Eat &

Celebrate

basis werkwoord *

pak (drinken) package,

box

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

pakje drinken packet (of)

drink

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

pannenkoek pancake Eat &

Celebrate


naamwoord

pap porridge Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

paprika bell pepper Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

peer pear Eat &

Celebrate


naamwoord

pellen, schillen to peel Eat &

Celebrate


peper pepper Eat &

Celebrate


naamwoord

*

persen squeeze Eat &

Celebrate

basis werkwoord

perzik peach Eat &

Celebrate


naamwoord

pinda peanut Eat &

Celebrate


naamwoord

*

pindakaas peanut

butter

Eat &

Celebrate


naamwoord

*

pit kernel,

seed

Eat &

Celebrate


naamwoord

pizza pizza Eat &

Celebrate


naamwoord

*

plak slice Eat &

Celebrate


naamwoord

plakje kaas slice of

cheese

Eat &

Celebrate


naamwoord

plakkerig sticky Eat &

Celebrate

basis bijvoeglijk

naamwoord

popcorn popcorn Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

prik (drinken) fizzy Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

*

proeven,

smaken

to taste Eat &

Celebrate


pruim plum Eat &

Celebrate


naamwoord

pudding pudding Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

ramadan Ramadan Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

rietje straw Eat &

Celebrate


naamwoord

rijp ripe Eat &

Celebrate

basis bijvoeglijk

naamwoord

rijst rice Eat &

Celebrate


naamwoord

*

roeren to stir Eat &

Celebrate

basis werkwoord

room cream Eat &

Celebrate


naamwoord

rotten to rot Eat &

Celebrate

basis werkwoord *

rozijn raisin Eat &

Celebrate


naamwoord

sap juice Eat &

Celebrate


naamwoord

sappig juicy Eat &

Celebrate

basis bijvoeglijk

naamwoord

saus sauce Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

schaal bowl Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

schil peel Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

schoteltje saucer Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

schudden to shake Eat &

Celebrate


servet napkin Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

sinaasappel orange Eat &

Celebrate


naamwoord

V

sinaasappelsa

p

orange

juice

Eat &

Celebrate


naamwoord

V

sla lettuce Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

slagroom whipped

cream

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

slok sip Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

smaak taste Eat &

Celebrate


naamwoord

V

smakken to smack

your lips

Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

smeren to spread Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

smikkelen van

iets

to tuck into

something

Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

sneetje brood slice of

bread

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

snijden to slice Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

snoep candy Eat &

Celebrate


naamwoord

V

soep soup Eat &

Celebrate


naamwoord

V

spek bacon Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

spinazie spinach Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

spruitjes Brussel

sprouts

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

stank stink,

stench

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

stokbrood french

bread

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

stroop syrup Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

stropdas tie Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

stuk(je) piece Eat &

Celebrate


naamwoord

V

suiker sugar Eat &

Celebrate


naamwoord

V

suikerklontje sugar cube Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

suikerpot sugar bowl Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

taart pie Eat &

Celebrate


naamwoord

V

tafel dekken to set the

table

Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

tafelkleed tablecloth Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

televisieprogra

mma

television

programme

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

temperatuur temperatur

e

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

theater theater Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

thee tea Eat &

Celebrate


naamwoord

V

theepot teapot Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

theezakje tea bag Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

theezetten to make tea Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

toetje dessert Eat &

Celebrate


naamwoord

V

tomaat tomato Eat &

Celebrate


naamwoord

V

trakteren to treat Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

trek, eetlust appetite Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

tussendoortje snack Eat &

Celebrate


naamwoord

V

ui onion Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

uitblazen to blow out Eat &

Celebrate


uitdelen to hand out Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

uitnodigen to invite Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

uitnodiging invitation Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

verjaardag birthday Eat &

Celebrate


naamwoord

V

verjaardagsfee

st

birthday

party

Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

verrassen to surprise Eat &

Celebrate


verrassing surprise Eat &

Celebrate


naamwoord

V

vers fresh Eat &

Celebrate


naamwoord

V

versieren to decorate Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

versiering decoration Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

vet fat Eat &

Celebrate


naamwoord

V

vies dirty Eat &

Celebrate


naamwoord,

bijwoord

V

vies (smaak) disgusting Eat &

Celebrate


naamwoord,

bijwoord

V

vla custard Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

vlees meat Eat &

Celebrate


naamwoord

V

volop more than

enough

Eat &

Celebrate

basis bijwoord V

vork fork Eat &

Celebrate


naamwoord

V

Wat wil je

drinken?

What do

you want to

drink?

Eat &

Celebrate

basis standaardform

ulering

V

Wat wil je

eten?

What do

you want to

eat?

Eat &

Celebrate

basis standaardform

ulering

V

water water Eat &

Celebrate


naamwoord

V

waterkoker,

ketel

kettle Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

worst sausage Eat &

Celebrate


naamwoord

V

wortel carrot Eat &

Celebrate


naamwoord

V

yoghurt yogurt Eat &

Celebrate

basis zelfstandig

naamwoord

V

zelfgemaakt home made Eat &

Celebrate

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

zoet sweet Eat &

Celebrate


naamwoord

V

zout salt Eat &

Celebrate


naamwoord

V

zuigen to suck Eat &

Celebrate

basis werkwoord V

zuur sour Eat &

Celebrate


naamwoord

V

Thema 6: Home


aanbellen to ring the

bell

Home basis werkwoord *

aanbieden to offer Home basis werkwoord

aanbieding bargain,

offer

Home basis zelfstandig

naamwoord

aankleden to dress Home basis werkwoord

aankloppen to knock at

the door

Home basis werkwoord

aanrecht kitchen

counter


naamwoord

*

achterdeur back door Home basis zelfstandig

naamwoord

*

adres address Home basis zelfstandig

naamwoord

afrekenen to pay (for) Home basis, kernwoord werkwoord *

afstandsbedien

ing

remote

control


naamwoord

baby baby Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

bad bath Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

badkamer bathroom Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

bakken to bake Home basis werkwoord

bakker baker Home basis zelfstandig

naamwoord

balkon balcony Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

ballet ballet Home basis zelfstandig

naamwoord

bank sofa Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

bank (geld) bank Home basis zelfstandig

naamwoord

bed bed Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

bedrag amount (of

money)


naamwoord

bedtijd bedtime Home basis zelfstandig

naamwoord

behang wallpaper Home basis zelfstandig

naamwoord

bellen to call, to

phone

Home basis, kernwoord werkwoord *

beneden

(verdieping)

downstairs Home basis, kernwoord bijwoord

berging storage Home basis zelfstandig

naamwoord

*

beroven to rob Home basis, kernwoord werkwoord

bewaker guard Home basis zelfstandig

naamwoord

*

bezoeken to visit Home basis, kernwoord werkwoord

bezoeker, visite visitor Home basis zelfstandig

naamwoord

bidden to pray Home basis werkwoord

binnen, in inside Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

bioscoop movie

theater


naamwoord

boodschappen groceries Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

boodschappen

doen

to do the

shopping


boodschappen

kar

shopping

cart (AmE),

shopping

trolley (BrE)


naamwoord

boodschappent

as

shopping

bag


naamwoord

boomhut treehouse Home basis zelfstandig

naamwoord

*

borstel brush Home basis zelfstandig

naamwoord

boven

(verdieping)

upstairs Home basis, kernwoord bijwoord *

broer brother Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

bruiloft wedding Home basis zelfstandig

naamwoord

*

buren neighbours Home basis zelfstandig

naamwoord

buurt neighbourho

od


naamwoord

crèche,

kinderdagverbli

jf

nursery Home basis zelfstandig

naamwoord

*

dagboek diary Home basis zelfstandig

naamwoord

*

dak roof Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

deken blanket Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

deurbel door bell Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

deurknop doorknob Home basis zelfstandig

naamwoord

deurkruk door handle Home basis zelfstandig

naamwoord

deurmat doormat Home basis zelfstandig

naamwoord

deuropening doorway Home basis zelfstandig

naamwoord

diefstal theft Home basis zelfstandig

naamwoord

*

dochter daughter Home basis zelfstandig

naamwoord

dollar dollar Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

dorp village Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

douche shower Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

douchen to take/have

a shower


dutje nap Home basis zelfstandig

naamwoord

eigenaar,

eigenares

owner Home basis zelfstandig

naamwoord

etalage window Home basis zelfstandig

naamwoord

familie family Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

familielid relative,

family

member


naamwoord

flat flat Home basis zelfstandig

naamwoord

fopspeen dummy,

pacifier

home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

fornuis stove Home basis zelfstandig

naamwoord

gapen,

geeuwen

to yawn Home basis werkwoord *

garage garage Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

gast guest Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

gesloten closed Home basis, kernwoord bijvoeglijk

naamwoord

getrouwd married Home basis bijvoeglijk

naamwoord

geven (om),

zorgen (voor)

to care

(about/for)


gitaar guitar Home basis zelfstandig

naamwoord

gordijn curtain Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

graf grave Home basis zelfstandig

naamwoord

gratis free Home basis, kernwoord bijvoeglijk

naamwoord

grootouder grandparent Home basis zelfstandig

naamwoord

handdoek towel Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

huis house Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

ijskast freezer Home basis zelfstandig

naamwoord

*

in bad gaan to have/take

a bath

home basis werkwoord *

in slaap vallen to fall asleep Home basis werkwoord

instoppen to tuck in Home basis werkwoord

jongedame young lady Home basis zelfstandig

naamwoord

*

jongeman young man Home basis zelfstandig

naamwoord

kachel heater Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kam comb Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kamer room Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kammen to comb Home basis werkwoord

kapper hairdresser Home basis zelfstandig

naamwoord

kassa cash register Home basis zelfstandig

naamwoord

kassabon receipt Home basis zelfstandig

naamwoord

*

kast cupboard Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kelder basement Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kerk church Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

keuken kitchen Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

keukentafel kitchen table Home basis zelfstandig

naamwoord

*

kind child Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kinderstoel high chair Home basis zelfstandig

naamwoord

*

kinderwagen stroller

(AmE),

pushchair

(BrE)


naamwoord

kleed, tapijt carpet Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kleinkind grandchild Home basis zelfstandig

naamwoord

knuffelen to hug, to

cuddle


koelkast refrigerator

(AmE),

fridge (BrE)

Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

koper, klant buyer Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

kus kiss Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

kussen pillow Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

laken sheet Home basis zelfstandig

naamwoord

lamp lamp Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

leven, wonen to live Home basis, kernwoord werkwoord *

ligbad bathtub Home basis zelfstandig

naamwoord

liggen (op) to lie (on) Home basis werkwoord *

logeren to stay with

somebody


luier diaper

(AmE),

nappy (BrE)

home basis zelfstandig

naamwoord

mama mummy,

mom

home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

matras mattress Home basis zelfstandig

naamwoord

*

meenemen to take with

you


meubels furniture Home basis zelfstandig

naamwoord

mobieltje cell phone

(AmE),


naamwoord

*

mobile

phone (BrE)

moeder mother Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

moskee mosque Home basis zelfstandig

naamwoord

munt(stuk) coin Home basis zelfstandig

naamwoord

*

muur wall Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

muziekinstrum

ent

(musical)

instrument


naamwoord

*

naar bed gaan to go to bed Home basis werkwoord

neef cousin Home basis zelfstandig

naamwoord

nicht niece, cousin Home basis zelfstandig

naamwoord

*

nieuws,

journaal

news Home basis zelfstandig

naamwoord

oma grandmothe

r


naamwoord

oom uncle Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

opa grandfather Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

opengaan to open Home basis, kernwoord werkwoord *

oppas babysitter Home basis zelfstandig

naamwoord

opstaan to get up Home basis werkwoord

ouder parent Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

oven oven Home basis zelfstandig

naamwoord

*

pan pan Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

papa daddy, dad home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

piano piano Home basis zelfstandig

naamwoord

pianospelen to play the

piano


plafond ceiling Home basis zelfstandig

naamwoord

*

pond pound Home basis zelfstandig

naamwoord

portemonnee wallet

(man), purse

(vrouw)


naamwoord

postbode post(wo)ma

n


naamwoord

potje (plassen) potty Home basis zelfstandig

naamwoord

prijs price Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

pyjama pyjamas Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

raam window Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

rekening bill Home basis zelfstandig

naamwoord

scheermes razor Home basis zelfstandig

naamwoord

schooldag school day Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

*

schuur shed Home basis zelfstandig

naamwoord

V

shampoo shampoo Home basis zelfstandig

naamwoord

V

slaapkamer bedroom Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

slabbetje bib Home basis zelfstandig

naamwoord

V

slager butcher Home basis zelfstandig

naamwoord

V

slapen to sleep Home basis, kernwoord werkwoord V

sleutel key Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

sleutelgat keyhole Home basis zelfstandig

naamwoord

V

slot lock Home basis zelfstandig

naamwoord

V

snurken to snore Home basis, kernwoord werkwoord V

spaarpot piggy bank Home basis zelfstandig

naamwoord

V

sparen to save Home basis, kernwoord werkwoord V

spiegel mirror Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

stad city, town Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

stapelbed bunk bed Home basis zelfstandig

naamwoord

V

stiefmoeder stepmother,

stepmum


naamwoord

V

stiefvader stepfather,

stepdad


naamwoord

V

suikerfeest Islamic

festival


naamwoord

V

supermarkt grocery

store


naamwoord

V

tanden

poetsen

to brush

your teeth

Home basis, kernwoord werkwoord V

tandenborstel toothbrush Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

tandpasta toothpaste Home basis zelfstandig

naamwoord

V

tante aunt Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

tas, zak bag Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

telefoon telephone Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

telefoonnumm

er

phone

number


naamwoord

V

televisiescherm television

screen


naamwoord

V

thuis at home Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

thuisblijven to stay home Home basis werkwoord V

thuiskomen to come

home

Home basis werkwoord V

toilettas toilet bag Home basis zelfstandig

naamwoord

V

toonbank counter Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

trap stairs,

stairway


naamwoord

V

trommel

(muziek)

drum Home basis zelfstandig

naamwoord

V

trompet trumpet Home basis zelfstandig

naamwoord

V

trouwen to marry Home basis, kernwoord werkwoord V

tuin garden Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

TV, televisie TV,

television


naamwoord

V

uitgeven to spend Home basis werkwoord V

vaatwasser dishwasher Home basis zelfstandig

naamwoord

V

vader father Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

vensterbank windowsill Home basis zelfstandig

naamwoord

V

verdieping floor Home basis zelfstandig

naamwoord

V

verhuizen to move

house

Home basis werkwoord V

verkoop sale Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

verkoper,

verkoopster

seller Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

voordeur front door Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

wakker awake Home basis bijvoeglijk

naamwoord

V

wakker worden to wake up Home basis werkwoord V

wekker alarm Home basis zelfstandig

naamwoord

V

Welterusten! Good night! Home basis, kernwoord standaardfor

mulering

V

werk work Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

werken to work Home basis, kernwoord werkwoord V

wieg cradle Home basis zelfstandig

naamwoord

V

winkel shop Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

winkelen to shop Home basis werkwoord V

winkelier storekeeper

(AmE),


naamwoord

V

shopkeeper

(BrE)

winkelier shopkeeper Home basis zelfstandig

naamwoord

V

woonkamer living room Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

zolder attic Home basis zelfstandig

naamwoord

V

zoon son Home basis zelfstandig

naamwoord

V

zus sister Home basis, kernwoord zelfstandig

naamwoord

V

zwemles swimming

lesson


naamwoord

V

Thema 7: Me & My Friends


aandacht attention Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

aardig kind Me & My

Friends


naamwoord

*

achternaam last name

(AmE),

surname

(BrE)

Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

achterwerk backside Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

ademen to breathe Me & My

Friends

basis werkwoord

afvallen

(gewicht)

to lose

weight

Me & My

Friends

basis werkwoord

allebei both Me & My

Friends

basis onbepaald

voornaamwo

ord

*

alleen alone, by

myself

Me & My

Friends


naamwoord

allemaal all of

them/you

Me & My

Friends


voornaamwo

ord

anders,

verschillend

different Me & My

Friends


naamwoord

andersom the other

way around

Me & My

Friends

basis bijwoord *

apart,

afzonderlijk

seperate Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

arm

(lichaamsde

el)

arm Me & My

Friends


naamwoord

*

arm (niet

rijk)

poor Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

armband bracelet Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

baas boss Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

been

(lichaamsde

el)

leg Me & My

Friends


naamwoord

beleefd polite Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

benieuwd,

nieuwsgieri

g

curious Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

beroemd famous Me & My

Friends


naamwoord

billen bottom Me & My

Friends


naamwoord

blind blind Me & My

Friends


naamwoord

*

blinde blind Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

bloot naked Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

boef criminal Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

boer

(oprisping)

burp Me & My

Friends


naamwoord

boeren to burp Me & My

Friends

basis werkwoord

boos angry Me & My

Friends


naamwoord

borst(kas) chest Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

borstelen to brush Me & My

Friends

basis werkwoord *

braaf good Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

bril glasses Me & My

Friends


naamwoord

*

brutaal cheeky Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

buik tummy Me & My

Friends


naamwoord

club club Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

cowboy cowboy Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

dankbaar thankful Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

Dat is niet

aardig.

That's not

nice. (is it?)

Me & My

Friends


mulering

de baas

spelen

to be bossy Me & My

Friends

basis werkwoord

de hik

hebben

to have (the)

hiccups

Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

de slappe

lach

the giggles Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

degene the one Me & My

Friends

basis onbepaald

voornaamwo

ord

*

delen to share Me & My

Friends

basis werkwoord

dief thief Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

dik (mens) fat Me & My

Friends


naamwoord

doen alsof to pretend Me & My

Friends

basis werkwoord

dom dumb Me & My

Friends


naamwoord

domoor idiot Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

dood death Me & My

Friends


naamwoord

*

doof deaf Me & My

Friends


naamwoord

door

(iemand)

by Me & My

Friends


doorgeven to pass on Me & My

Friends

basis werkwoord

dragen

(kleren),

aanhebben

to wear Me & My

Friends


drop liquorice Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

duim thumb Me & My

Friends


naamwoord

*

een spel

spelen

to play a

game

Me & My

Friends


eenzaam lonely Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

eerlijk honest Me & My

Friends


naamwoord

eigenwijs stubborn,

pig headed

Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

elkaar each other Me & My

Friends

basis, kernwoord wederkerend

voornaamwo

ord

elkaar

aankijken

to look at

each other

Me & My

Friends

basis werkwoord

elleboog elbow Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

enkel ankle Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

enthousiast enthusiastic Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

ernstig,

serieus

serious Me & My

Friends


naamwoord

flink,

dapper

brave Me & My

Friends


naamwoord

geboren born Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

gedrag behaviour Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

geduldig patient Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

geheim secret Me & My

Friends


naamwoord,

bijvoeglijk

naamwoord

geheimzinni

g

mysterious Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

gek crazy Me & My

Friends


naamwoord,

bijwoord

gekke

gezichten

trekken

to draw

faces

Me & My

Friends

basis werkwoord *

geluk

hebben

to be lucky Me & My

Friends

basis werkwoord

geluk,

mazzel

luck Me & My

Friends


naamwoord

gelukkig,

blij

happy Me & My

Friends


naamwoord

gemeen mean Me & My

Friends


naamwoord

*

gevangenis prison Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

geven to give Me & My

Friends


gevoelens feelings Me & My

Friends


naamwoord

*

gewoonte habit Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

gezellig cozy,

exciting, fun

Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord,

bijwoord

gezicht face Me & My

Friends


naamwoord

*

giechelen to giggle Me & My

Friends

basis werkwoord

glimlachen to smile Me & My

Friends


goedmaken to make up Me & My

Friends

basis werkwoord

grap joke Me & My

Friends


naamwoord

grapjes

maken

to joke Me & My

Friends

basis werkwoord

grappig funny Me & My

Friends


naamwoord

groep group Me & My

Friends


naamwoord

grote

mensen

grown ups Me & My

Friends


naamwoord

*

haar her Me & My

Friends

basis, kernwoord bezittelijk

voornaamwo

ord

*

haar (op het

hoofd)

hair Me & My

Friends


naamwoord

*

haarband

(sier)

ribbon Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

hals, nek neck Me & My

Friends


naamwoord

hand hand Me & My

Friends


naamwoord

*

hand in

hand

hand in

hand

Me & My

Friends


handje

geven

to shake

hands

Me & My

Friends

basis werkwoord

hart heart Me & My

Friends


naamwoord

hartelijk warm Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

helpen to help Me & My

Friends


hem him Me & My

Friends

basis, kernwoord persoonlijk

voornaamwo

ord

hen them Me & My

Friends


voornaamwo

ord

*

hersenen,

hersens

brain Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

hij he Me & My

Friends


voornaamwo

ord

*

Hoe gaat

het?

How are

you?

Me & My

Friends


mulering

Hoe oud

ben je?

How old are

you?

Me & My

Friends


mulering

hoofd, kop head Me & My

Friends


naamwoord

hoofddoek head scarf Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

horen bij to belong to Me & My

Friends

basis werkwoord *

horloge watch Me & My

Friends


naamwoord

Hou elkaars

hand netjes

vast.

Hold hands

nicely.

Me & My

Friends

basis standaardfor

mulering

huid skin Me & My

Friends


naamwoord

humeur mood Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

hun their Me & My

Friends


voornaamwo

ord

iedereen everyone,

everybody

Me & My

Friends


voornaamwo

ord

iemand someone,

somebody

Me & My

Friends


voornaamwo

ord

iemand

anders

someone

else

Me & My

Friends


naamwoord

iemand

anders

spelen

to play

somebody

else

Me & My

Friends

basis werkwoord

Ik heet … My name is

…

Me & My

Friends


mulering

*

in de war confused Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

in de war

raken

to get

confused

Me & My

Friends

basis werkwoord *

in groepjes in groups Me & My

Friends

basis bijwoord *

jaloers jealous Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

jeuk,

kriebel

itch Me & My

Friends


naamwoord

jij, je you Me & My

Friends


voornaamwo

ord

jong young Me & My

Friends


naamwoord

*

jongen boy Me & My

Friends


naamwoord

*

jonger younger Me & My

Friends


naamwoord

jongste youngest Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

jouw(e),

van jou

your, yours Me & My

Friends


voornaamwo

ord

jullie you Me & My

Friends


voornaamwo

ord

jurk dress Me & My

Friends


naamwoord

*

kaal (hoofd) bald Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

kaars candle Me & My

Friends


naamwoord

kalm calm Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

kampioen champion Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

kattenkwaa

d uithalen

to play tricks Me & My

Friends

basis werkwoord

kauwgom chewing

gum

Me & My

Friends


naamwoord

*

keel throat Me & My

Friends


naamwoord

*

ketting chain Me & My

Friends


naamwoord

kies (tand) molar Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

kietelen to tickle Me & My

Friends


kin chin Me & My

Friends


naamwoord

*

kinderachtig childish Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

klap slap Me & My

Friends


naamwoord

klasgenoot classmate Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

klein small Me & My

Friends


naamwoord

kleren clothes Me & My

Friends


naamwoord

kleuter infant Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

klieren to nag Me & My

Friends

basis werkwoord

klikken to tell tales

about

Me & My

Friends

basis werkwoord

klomp

(schoen)

clog Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

knap

(jongen)

handsome Me & My

Friends


naamwoord

knap

(meisje)

pretty Me & My

Friends


naamwoord

*

knie knee Me & My

Friends


naamwoord

knijpen to pinch Me & My

Friends


knipogen to wink Me & My

Friends

basis werkwoord

knipperen to blink Me & My

Friends

basis werkwoord

knipperen to blink Me & My

Friends

basis werkwoord

knuffel stuffed

animal

Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

knuffel

(omarming)

hug Me & My

Friends


naamwoord

koets coach Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

kort short Me & My

Friends


naamwoord

*

korter shorter Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

krul curl Me & My

Friends


naamwoord

*

kunstje trick Me & My

Friends


naamwoord

Laat

hem/haar

met rust.

Leave

that/him/her

alone.

Me & My

Friends

basis standaardfor

mulering

lachen to laugh Me & My

Friends


lang long Me & My

Friends


naamwoord

*

langer taller Me & My

Friends


naamwoord

langst tallest Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

laten zien to show Me & My

Friends


leeftijd age Me & My

Friends


naamwoord

lenen to borrow Me & My

Friends

basis werkwoord

leugen lie Me & My

Friends


naamwoord

*

leuk fun Me & My

Friends


naamwoord

levend alive Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

lief sweet Me & My

Friends


naamwoord,

bijwoord

liefde love Me & My

Friends


naamwoord

*

liegen to lie Me & My

Friends


lijf body Me & My

Friends


naamwoord

lijken op to look like Me & My

Friends


linkerhand left hand Me & My

Friends


naamwoord

linkervoet left foot Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

lip lip Me & My

Friends


naamwoord

lippenstift lipstick Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

lui lazy Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

Luister naar

hem/haar

en doe wat

hij/zij zegt.

Listen to

him/her and

do what

he/she says.

Me & My

Friends

basis standaardfor

mulering

maat size Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

maatje buddy Me & My

Friends


naamwoord

mager skinny Me & My

Friends


naamwoord

mal silly Me & My

Friends


naamwoord

*

man man Me & My

Friends


naamwoord

*

meeloper follower Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

meespelen to play along Me & My

Friends

basis werkwoord *

meisje girl Me & My

Friends


naamwoord

melktand baby tooth Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

menen to mean Me & My

Friends

basis werkwoord

mens,

persoon

person,

human

being

Me & My

Friends


naamwoord

met with Me & My

Friends

basis, kernwoord voorzetsel *

Met mij

gaat het

goed, dank

je.

I’m fine,

thank you.

Me & My

Friends


mulering

middelvinge

r

middle

finger

Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

mond mouth Me & My

Friends


naamwoord

mooier more

beautiful

Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

naast

(plaats)

next to Me & My

Friends


nadoen to imitate Me & My

Friends

basis werkwoord

nagel (finger/toe)

nail

Me & My

Friends


naamwoord

navel belly button Me & My

Friends


naamwoord

neus nose Me & My

Friends


naamwoord

niemand no one,

nobody

Me & My

Friends


voornaamwo

ord

nijdig,

woedend

furious Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

om de beurt in turn Me & My

Friends

basis bijwoord

onaardig unkind,

unfriendly

Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

ondeugend naughty Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

ongelukkig unhappy Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

ons us Me & My

Friends


voornaamwo

ord

ontmoeten to meet Me & My

Friends

basis werkwoord

ontsnappen to escape Me & My

Friends

basis werkwoord *

oog eye Me & My

Friends


naamwoord

*

oor ear Me & My

Friends


naamwoord

*

oorbel earring Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

oorlel earlobe Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

op bezoek

komen

to visit Me & My

Friends

basis werkwoord

opblazen to blow up Me & My

Friends

basis werkwoord *

opgroeien to grow up Me & My

Friends

basis werkwoord

oplossen to solve Me & My

Friends

basis werkwoord

ouder older Me & My

Friends


naamwoord

ouder

worden

to get older Me & My

Friends

basis werkwoord

oudste oldest Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

paar pair (shoes) Me & My

Friends


naamwoord

*

paardenstaa

rt

ponytail Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

passen to fit Me & My

Friends

basis werkwoord *

pech

hebben

to be out of

luck

Me & My

Friends

basis werkwoord

pesten to bully Me & My

Friends


pestkop bully Me & My

Friends


naamwoord

*

pet cap Me & My

Friends


naamwoord

pijnlijk, zeer painful, sore Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

*

pink little finger Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

*

plagen to tease Me & My

Friends


plasser willy Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

plezier fun Me & My

Friends


naamwoord

pols wrist Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

praten to talk Me & My

Friends


raar weird Me & My

Friends


naamwoord,

bijwoord

*

rechterhan

d

right hand Me & My

Friends


naamwoord

rechtervoet right foot Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

rib rib Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

riem belt Me & My

Friends


naamwoord

*

rijk rich Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

ring ring Me & My

Friends


naamwoord

*

ringvinger ring finger Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

rolstoel wheelchair Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

rug back Me & My

Friends


naamwoord

*

ruilen

(dingen)

to trade Me & My

Friends


ruilen (van

plaats)

to exchange,

to swap

Me & My

Friends

basis werkwoord *

rustig quiet Me & My

Friends


naamwoord

ruzie maken to quarrel Me & My

Friends

basis werkwoord

samen together Me & My

Friends


schamen to be

ashamed

Me & My

Friends

basis werkwoord

schattig cute Me & My

Friends


naamwoord

schminken to make up Me & My

Friends

basis werkwoord *

schouder shoulder Me & My

Friends


naamwoord

skelet skeleton Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

slijm slime Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

slim smart Me & My

Friends


naamwoord

V

slinger birthday

decoration

Me & My

Friends


naamwoord

V

snor moustache Me & My

Friends


naamwoord

V

spel game Me & My

Friends


naamwoord

V

spier muscle Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

spijt regret Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

start start Me & My

Friends


naamwoord

V

stem voice Me & My

Friends


naamwoord

V

sterk strong Me & My

Friends


naamwoord

V

stoeien to play fight,

to mess

around

Me & My

Friends

basis werkwoord V

stoer tough Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

stompen to punch Me & My

Friends

basis werkwoord V

stout naughty Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

streng strict Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

strik bow Me & My

Friends


naamwoord

V

tand tooth Me & My

Friends


naamwoord

V

teen toe Me & My

Friends


naamwoord

V

teruggeven to give back Me & My

Friends

basis werkwoord V

tevreden satisfied Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

toneel

spelen

to act Me & My

Friends

basis werkwoord V

tong tongue Me & My

Friends


naamwoord

V

tweeling twin Me & My

Friends


naamwoord

V

twijfelen to doubt Me & My

Friends

basis werkwoord V

uit elkaar

halen

to take apart Me & My

Friends

basis werkwoord V

uitlachen to laugh at Me & My

Friends

basis werkwoord V

uitpraten to discuss Me & My

Friends

basis werkwoord V

uitschelden to call names Me & My

Friends

basis werkwoord V

Vaarwel! Goodbye! Me & My

Friends


mulering

V

vagina,

spleetje

vagina Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

van (bezit) of Me & My

Friends

basis, kernwoord voorzetsel V

vechten to fight Me & My

Friends


verbazen to amaze Me & My

Friends

basis werkwoord V

verdelen to divide Me & My

Friends

basis werkwoord V

verdriet sadness Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

verdrietig,

zielig

sad Me & My

Friends


naamwoord

V

verklappen to give away Me & My

Friends

basis werkwoord V

verkleden to dress up Me & My

Friends


verkleedkler

en

costumes Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

verlegen shy Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

verliefd in love Me & My

Friends


naamwoord

V

verliezer loser Me & My

Friends


naamwoord

V

vertrouwen to trust Me & My

Friends

basis werkwoord V

vertrouwen trust Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

vervelend annoying Me & My

Friends


naamwoord

V

vinger finger Me & My

Friends


naamwoord

V

vlecht braid Me & My

Friends


naamwoord

V

voelen to feel Me & My

Friends


voet foot Me & My

Friends


naamwoord

V

volwassene adult Me & My

Friends


naamwoord

V

voor de gek

houden

to fool Me & My

Friends


voor schut

staan

to look like a

fool

Me & My

Friends

basis werkwoord V

voorhoofd forehead Me & My

Friends


naamwoord

V

voornaam first name Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

vreemde stranger Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

vreselijk terrible Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

vriend

(verkering)

boyfriend Me & My

Friends


naamwoord

V

vriend(je) friend Me & My

Friends


naamwoord

V

vriendelijk friendly Me & My

Friends


naamwoord

V

vriendin

(verkering)

girlfriend Me & My

Friends


naamwoord

V

vriendschap friendship Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

vrolijk cheerful Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

vrouw woman Me & My

Friends


naamwoord

V

vuist fist Me & My

Friends


naamwoord

V

waarheid truth Me & My

Friends


naamwoord

V

waarschuwi

ng

warning Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

wang cheek Me & My

Friends


naamwoord

V

Wat is er

aan de

hand?

What's going

on?

Me & My

Friends

basis standaardfor

mulering

V

wenkbrauw eyebrow Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

wennen to get used

to

Me & My

Friends

basis werkwoord V

Wie ken je? Who do you

know?

Me & My

Friends

basis standaardfor

mulering

V

wij we Me & My

Friends


voornaamwo

ord

V

wijs,

verstandig

wise Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

wijsvinger forefinger,

index finger

Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

wimper eyelash Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

winnen to win Me & My

Friends


woede anger Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

wrat wart Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

zenuwachti

g

nervous Me & My

Friends

basis bijvoeglijk

naamwoord

V

zich

verheugen

op

to look

forward to

Me & My

Friends

basis werkwoord V

zij

(enkelvoud)

she Me & My

Friends


voornaamwo

ord

V

zij (lichaam) side Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

zij

(meervoud)

they Me & My

Friends


voornaamwo

ord

V

zijn his Me & My

Friends


voornaamwo

ord

V

Zoek een

partner.

Find a

partner.

Me & My

Friends

basis standaardfor

mulering

V

zonder without Me & My

Friends


zweten to sweat Me & My

Friends

basis werkwoord V

Dat is

grappig.

That's

funny.

Me & My

Friends


mulering

V

ketting necklace Me & My

Friends


naamwoord

V

jij en ik you and I Me & My

Friends


mulering

V

Nederland The

Netherlands

Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

Engeland England Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

Groot-

Brittanië

Great Britain Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

de

Verenigde

Staten

The United

States

Me & My

Friends

basis zelfstandig

naamwoord

V

Thema 8: Spring & Summer


(land)kaart map Spring & Summer

basis zelfstandig naamwoord

(mee)brengen to bring Spring & Summer


(op)hangen to hang Spring & Summer

basis werkwoord

(van)uit, vanaf

from Spring & Summer


(zeep)bel bubble Spring & Summer

basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

*

aankomst arrival Spring & Summer


aansteken to light (up) Spring & Summer

basis werkwoord *

aarde (planeet)

Earth Spring & Summer


afdrogen to dry off Spring & Summer

basis werkwoord

afkloppen (zand)

to brush off Spring & Summer

basis werkwoord *

aflikken to lick off Spring & Summer

basis werkwoord *

afscheid farewell Spring & Summer


afscheid nemen

to say goodbye

Spring & Summer


afsnijden to cut off Spring & Summer

basis werkwoord

afspoelen to rinse Spring & Summer

basis werkwoord *

afstand distance Spring & Summer


afval trash (AmE), rubbish (BrE)

Spring & Summer


afvegen to wipe off Spring & Summer


afvoer drain Spring & Summer


*

afwas dishes (AmE), washing-up (BrE)

Spring & Summer


afwasborstel dishwashing brush

Spring & Summer


afwassen to wash up Spring & Summer


afzakken (broek)

to sag Spring & Summer

basis werkwoord *

ansichtkaart postcard Spring & Summer


appelboom apple tree Spring & Summer


*

april April Spring & Summer


augustus August Spring & Summer


avond evening Spring & Summer


avontuur adventure Spring & Summer


*

badhanddoek bath towel Spring & Summer


bak container Spring & Summer


*

barbecue barbecue Spring & Summer


*

begin beginning Spring & Summer


*

beginnen to begin Spring & Summer


berg mountain Spring & Summer


bestellen to order Spring & Summer

basis werkwoord

bezem broom Spring & Summer


bezemsteel broomstick Spring & Summer


bezet occupied Spring & Summer

basis bijvoeglijk naamwoord

*

bijl axe Spring & Summer


bijna almost Spring & Summer


bikini bikini Spring & Summer


billen afvegen to wipe the bottom

Spring & Summer

basis werkwoord

blik (doos) can Spring & Summer


bloeien to bloom Spring & Summer

basis werkwoord

bloem flower Spring & Summer


*

bloempot flower pot Spring & Summer


blouse blouse Spring & Summer


blussen to put out Spring & Summer

basis werkwoord

boom tree Spring & Summer


*

boomstam tree trunk Spring & Summer


*

boor drill Spring & Summer


*

boven above Spring & Summer


breekbaar fragile Spring & Summer


*

buitenland abroad Spring & Summer


buitenlands foreign Spring & Summer


camping camp site Spring & Summer


caravan, woonwagen

trailer (AmE), caravan (BrE)

Spring & Summer


circus circus Spring & Summer


circustent circus tent Spring & Summer


clown clown Spring & Summer


*

controleren to check Spring & Summer

basis werkwoord

dagje uit day out Spring & Summer


dal valley Spring & Summer


*

De zon schijnt.

It's sunny. Spring & Summer

basis, kernwoord bijvoeglijk naamwoord

deksel lid Spring & Summer


*

dichtdoen to close Spring & Summer


diep deep Spring & Summer


doek(je) cloth Spring & Summer


*

doormidden in two, in half

Spring & Summer


doorspoelen to flush Spring & Summer


draaimolen carousel (AmE), merry-go-round (BrE)

Spring & Summer


dragen to carry Spring & Summer


drijven, zweven

to float Spring & Summer

basis werkwoord *

drogen to (let) dry Spring & Summer


droog dry Spring & Summer


duikbril goggles Spring & Summer


duiken to dive Spring & Summer

basis werkwoord

duikplank diving board

Spring & Summer


dweil (floor) mop Spring & Summer


dweilen to mop Spring & Summer

basis werkwoord *

een scheet laten

to fart, to break wind

Spring & Summer


*

een uitje, een bezoek aan

a visit to Spring & Summer

basis standaardformulering

eiland island Spring & Summer


*

einde end Spring & Summer


*

eindigen to end Spring & Summer


erop uit gaan to go out for the day

Spring & Summer

basis werkwoord *

foto photo(graph)

Spring & Summer


fotograferen to photograph

Spring & Summer

basis werkwoord

fototoestel camera Spring & Summer


genieten to enjoy Spring & Summer

basis werkwoord *

gieter watering can

Spring & Summer


glimmen to glow Spring & Summer

basis werkwoord

golf wave Spring & Summer


gootsteen, wasbak

sink Spring & Summer


graan grain Spring & Summer


gras grass Spring & Summer


*

grasmaaier (grass/lawn) mower

Spring & Summer


graven to dig Spring & Summer


groeien to grow Spring & Summer


gulp fly Spring & Summer


*

hamer hammer Spring & Summer


handen wassen

to wash your hands

Spring & Summer


handig handy Spring & Summer


*

helder, duidelijk

clear Spring & Summer


hengel fishing pole (AmE), fishing rod (BrE)

Spring & Summer


*

herinnering memory Spring & Summer


Het is gelukt! I/you/we did it!

Spring & Summer

basis, kernwoord standaardformulering

*

heuvel hill Spring & Summer


hitte heat Spring & Summer


hoelahoep hula hoop Spring & Summer


*

hoger higher Spring & Summer


hoofdrekenen mental maths

Spring & Summer

basis werkwoord *

hoog high Spring & Summer


horizon horizon Spring & Summer


*

hotel hotel Spring & Summer


*

hulp(je) assistant Spring & Summer


hurken to squat Spring & Summer

basis werkwoord

hut hut Spring & Summer


*

ijscoman ice cream man

Spring & Summer


*

ijsje ice cream Spring & Summer


*

ijsklontje ice cube Spring & Summer


in brand staan to be on fire

Spring & Summer

basis werkwoord

informatie information Spring & Summer


*

ingang entrance Spring & Summer


*

inpakken to pack Spring & Summer

basis werkwoord

insmeren to smear Spring & Summer

basis werkwoord

je adem inhouden

to hold your breath

Spring & Summer

basis werkwoord *

juli July Spring & Summer


juni June Spring & Summer


kamp camp Spring & Summer


kamperen to camp Spring & Summer

basis werkwoord

kapitein captain Spring & Summer


karwei job Spring & Summer


kasteel castle Spring & Summer


kermis fair Spring & Summer


kilometer kilometer Spring & Summer


kletteren to clang Spring & Summer

basis werkwoord *

koffer suitcase Spring & Summer


*

kokosnoot coconut Spring & Summer


*

koning king Spring & Summer


*

koningin queen Spring & Summer


Koningsdag King's Day Spring & Summer


korte broek shorts Spring & Summer


kraam stall Spring & Summer


kraan tap Spring & Summer


kruiwagen wheelbarrow

Spring & Summer


kuil pit Spring & Summer


kust coast Spring & Summer


laat late Spring & Summer


Laat het niet op de grond liggen!

Don't leave it on the floor!

Spring & Summer


ladder ladder Spring & Summer


lade drawer Spring & Summer


lager lower Spring & Summer


land country Spring & Summer


land (grond) land Spring & Summer


landen to land Spring & Summer

basis werkwoord

legen to empty Spring & Summer

basis werkwoord

leggen (neerleggen)

to put (down)

Spring & Summer


legging leggings Spring & Summer


lente spring Spring & Summer


letterdoos letter box Spring & Summer


*

licht light Spring & Summer

basis, kernwoord zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord

*

likken to lick Spring & Summer


lucht sky Spring & Summer


lucht air Spring & Summer


maan moon Spring & Summer


maanlicht moonlight Spring & Summer


*

maart March Spring & Summer


madelief daisy Spring & Summer


*

madeliefje daisy Spring & Summer


mand(je) basket Spring & Summer


markt market Spring & Summer


meehelpen to assist Spring & Summer

basis werkwoord

mei May Spring & Summer


Met wie? With whom?

Spring & Summer


missen (gevoel)

to miss Spring & Summer


missen, ontbreken

to miss Spring & Summer

basis werkwoord

moederdag Mother's Day

Spring & Summer


molen mill Spring & Summer


*

mouw sleeve Spring & Summer


*

museum museum Spring & Summer


naartoe gaan to go there Spring & Summer

basis werkwoord *

nacht night Spring & Summer


natuur nature Spring & Summer


*

netjes neat Spring & Summer


*

netjes neerleggen

to put it away properly

Spring & Summer

basis werkwoord

normaal normal Spring & Summer


*

ober waiter Spring & Summer


oceaan ocean Spring & Summer


oerwoud jungle Spring & Summer


ondergaande zon

setting sun Spring & Summer


ondiep shallow Spring & Summer


op tijd on time Spring & Summer

basis bijwoord *

op vakantie on holiday Spring & Summer


opmerking remark Spring & Summer


oprollen to roll up Spring & Summer

basis werkwoord *

opruimen to tidy up Spring & Summer


overgeven to vomit Spring & Summer

basis werkwoord *

overstromen to flood Spring & Summer

basis werkwoord *

paal pole Spring & Summer


*

paardebloem dandelion Spring & Summer


paasei easter egg Spring & Summer


*

parasol sunshade Spring & Summer


*

Pasen Easter Spring & Summer


*

pasgeboren newborn Spring & Summer


picknick picnic Spring & Summer


plaats, plek place Spring & Summer


*

plan plan Spring & Summer


plank shelf Spring & Summer


plant plant Spring & Summer


planten to plant Spring & Summer

basis werkwoord *

plas wee, urine Spring & Summer


*

plassen to wee, to urinate

Spring & Summer


plattegrond map Spring & Summer


plons splash Spring & Summer


*

plukken to pick Spring & Summer

basis werkwoord *

podium stage Spring & Summer


poep poop (AmE), poo (BrE)

Spring & Summer


poepen to poop (AmE), to poo (BrE)

Spring & Summer


poetsen to polish Spring & Summer

basis werkwoord

pot pot Spring & Summer


*

prachtig wonderful Spring & Summer


pretpark theme park Spring & Summer


prullenbak garbage/trash can (AmE), (dust) bin (BrE)

Spring & Summer


*

publiek public Spring & Summer


*

Raap het op. Pick it up. Spring & Summer


ramen lappen to clean windows

Spring & Summer

basis werkwoord

reddingsvest life jacket Spring & Summer


*

regenboog rainbow Spring & Summer


*

reis trip Spring & Summer


reizen to travel Spring & Summer

basis werkwoord

reiziger traveler Spring & Summer


*

rekenboek maths book Spring & Summer


rekenschrift maths excercise book

Spring & Summer


repareren, maken

to repair Spring & Summer

basis werkwoord *

restaurant restaurant Spring & Summer


reusachtig huge Spring & Summer


rits, gulp zipper (AmE), zip (BrE)

Spring & Summer


rivier river Spring & Summer


roeien to row Spring & Summer

basis werkwoord *

roeien to row Spring & Summer

basis werkwoord

rok skirt Spring & Summer


rommel mess Spring & Summer


rondkijken to look around

Spring & Summer

basis werkwoord *

roos rose Spring & Summer


rugzak backpack Spring & Summer


*

ruiken to smell Spring & Summer


ruimte space Spring & Summer


sandaal sandal Spring & Summer


schat treasure Spring & Summer


*

schatkist coffer Spring & Summer


schelp shell Spring & Summer


*

schieten to shoot Spring & Summer

basis werkwoord

schijnen (de zon), glanzen

to shine Spring & Summer


schoffelen to weed Spring & Summer

basis werkwoord

schoon clean Spring & Summer


*

schoonmaak cleaning Spring & Summer


schoonmaken to clean Spring & Summer


schuim foam Spring & Summer


V

shirt shirt Spring & Summer


V

slaapzak sleeping bag

Spring & Summer


V

slipper sandal, flip-flops

Spring & Summer


V

sop soapy water

Spring & Summer


V

spannend exciting Spring & Summer


V

spetteren, plonzen

to splash Spring & Summer

basis werkwoord V

spijker nail Spring & Summer


V

spons sponge Spring & Summer


V

sproeien to spray Spring & Summer

basis werkwoord V

spuiten to spurt Spring & Summer

basis werkwoord V

spullen stuff Spring & Summer


V

standbeeld statue Spring & Summer


V

stapelen to pile up Spring & Summer

basis werkwoord V

staren to stare Spring & Summer

basis werkwoord V

steel stem Spring & Summer


V

steil steep Spring & Summer


V

ster star Spring & Summer


V

stijgen to go up Spring & Summer

basis werkwoord V

stinken to stink Spring & Summer


stoel stool Spring & Summer


V

stof dust Spring & Summer


V

stoffer en blik dustpan and brush

Spring & Summer


V

stofzuigen to vacuum Spring & Summer

basis werkwoord V

Stop dit weg, alsjeblieft.

Put this away, please.

Spring & Summer


V

strand beach Spring & Summer


V

stromen to flow Spring & Summer

basis werkwoord V

struik bush Spring & Summer


V

taal language Spring & Summer


V

tafel table Spring & Summer


V

tak branch Spring & Summer


V

tent tent Spring & Summer


V

terugleggen to put back Spring & Summer

basis werkwoord V

timmerman carpenter Spring & Summer


V

toerist tourist Spring & Summer


V

tuinslang garden hose

Spring & Summer


V

tulp tulip Spring & Summer


V

uitgang exit Spring & Summer


V

uitrekken to strech out

Spring & Summer

basis werkwoord V

uitzicht, aanblik

sight Spring & Summer


V

vaas vase Spring & Summer


V

vaderdag Father's Day

Spring & Summer


V

vakantie holidays Spring & Summer


V

varen, zeilen to sail Spring & Summer

basis werkwoord V

vegen to sweep Spring & Summer

basis werkwoord V

ver weg far away Spring & Summer


verbrand (door de zon)

sunburned Spring & Summer


V

verdrinken to drown Spring & Summer

basis werkwoord V

verst farthest Spring & Summer

basis bijwoord V

verveeld bored Spring & Summer


V

visnet fishing net Spring & Summer


V

vissen to go fishing

Spring & Summer


vlag flag Spring & Summer


V

vlam flame Spring & Summer


V

vlieger kite Spring & Summer


V

vloer floor Spring & Summer


V

voor het eerst for the first time

Spring & Summer

basis bijwoord V

voorbereid prepared Spring & Summer

basis bijwoord V

voorjaarsvakantie

Spring Break

Spring & Summer


V

voorstelling show Spring & Summer


V

vrij free Spring & Summer


V

vroeg early Spring & Summer

basis, kernwoord bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

V

vuil dirt Spring & Summer


V

vuilniswagen garbage truck

Spring & Summer


V

vuilniszak garbage bag

Spring & Summer


V

vuurtoren lighthouse Spring & Summer


V

Waar ga je naartoe?

Where are you going?

Spring & Summer


V

warm, heet hot Spring & Summer


V

Was je handen.

Wash your hands.

Spring & Summer


V

wasgoed laundry Spring & Summer


V

wasmachine washing machine

Spring & Summer


V

wassen to wash Spring & Summer


Wat een troep! Ruim het op.

What a mess! Tidy up.

Spring & Summer


V

water geven to water Spring & Summer

basis werkwoord V

waterkant waterside Spring & Summer


V

waterpistool water pistol Spring & Summer


V

wc, toilet toilet Spring & Summer


V

wc-papier toilet paper Spring & Summer


V

weggooien to throw away

Spring & Summer


wereld world Spring & Summer


V

worden to become Spring & Summer

basis werkwoord V

zaad(je) seed Spring & Summer


V

zaag saw Spring & Summer


V

zadel saddle Spring & Summer


V

zagen to saw Spring & Summer

basis werkwoord V

zaklamp flashlight Spring & Summer


V

zee sea Spring & Summer


V

zeep soap Spring & Summer


V

zeil sail Spring & Summer


V

zeilboot sailing boat Spring & Summer


V

Zet de boeken terug op de boekenplank.

Put the books back on the bookshelf.

Spring & Summer


V

Zet het netjes terug/waar het hoort/op zijn plaats.

Put it back tidily/where it should be/in its place.

Spring & Summer


V

zomer summer Spring & Summer


V

zomervakantie

summer holidays

Spring & Summer


V

zon sun Spring & Summer


V

zonlicht sunlight Spring & Summer


V

zonnebril sunglasses Spring & Summer


V

zonnestraal sunbeam Spring & Summer


V

zwaaien to wave Spring & Summer


zwembad swimming pool

Spring & Summer


V

zwembroek, zwempak

swimwear, swimsuit

Spring & Summer


V

zwemdiploma swimming certificate

Spring & Summer


V

zwemmen to swim Spring & Summer


zwemmer swimmer Spring & Summer


V

tulp tulip Spring & Summer


V

hyacint hyacinth Spring & Summer


V

narcis daffodil Spring & Summer


V

klaproos poppy Spring & Summer


V

viooltje violet Spring & Summer


V

Thema 9: Stories


(ergens) thuishoren

to belong (somewhere)

Stories basis werkwoord

aanval attack Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

*

bom bomb Stories basis zelfstandig naamwoord

*

cape cape Stories basis zelfstandig naamwoord

*

dinosaurus dinosaur Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

*

doodmaken to kill Stories basis werkwoord *

draak dragon Stories basis zelfstandig naamwoord

*

dromen to dream Stories basis, kernwoord werkwoord *

droom dream Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

dwerg dwarf Stories basis zelfstandig naamwoord

eens once Stories basis bijwoord *

elf elf Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

*

er achter komen

to find out Stories basis werkwoord *

fantasie fantasy Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

fantasiedier fantasy animal

Stories basis zelfstandig naamwoord

fee fairy Stories basis zelfstandig naamwoord

gevangene prisoner Stories basis zelfstandig naamwoord

*

gevecht fight Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

goochelen to juggle Stories basis werkwoord

griezelig creepy Stories basis, kernwoord bijvoeglijk naamwoord

hangen to hang Stories basis werkwoord *

heks witch Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

held hero Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

*

in vervulling gaan

to come true

Stories basis werkwoord

indiaan indian, Native American


kabouter gnome Stories basis zelfstandig naamwoord

*

knecht helper Stories basis zelfstandig naamwoord

kroon crown Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

lafaard coward Stories basis zelfstandig naamwoord

lang geleden a long time ago

Stories basis bijwoord

lasso lasso Stories basis zelfstandig naamwoord

*

leger army Stories basis zelfstandig naamwoord

magisch magic Stories basis bijvoeglijk naamwoord

masker mask Stories basis zelfstandig naamwoord

*

moed courage Stories basis zelfstandig naamwoord

monster monster Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

nachtmerrie nightmare Stories basis zelfstandig naamwoord

onderwerp topic Stories basis zelfstandig naamwoord

*

onecht fake Stories basis bijvoeglijk naamwoord

*

ongelofelijk incredible Stories basis bijwoord

ongewoon unusual Stories basis bijwoord *

onmogelijk impossible Stories basis bijwoord *

ontploffen to explode Stories basis werkwoord

onzichtbaar invisible Stories basis bijvoeglijk naamwoord

oorlog war Stories basis zelfstandig naamwoord

opgraven to dig up Stories basis werkwoord

oplezen to read aloud/out

Stories basis werkwoord *

opsluiten to lock up Stories basis werkwoord *

opsporen to trace Stories basis werkwoord

overboord overboard Stories basis bijvoeglijk naamwoord

overvaller, rover

robber Stories basis zelfstandig naamwoord

paleis palace Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

*

parel pearl Stories basis zelfstandig naamwoord

*

piraat pirate Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

*

piratenschip pirate ship Stories basis zelfstandig naamwoord

prentenboek picture book

Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

*

prins prince Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

*

prinses princess Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

puntmuts pointed cap Stories basis zelfstandig naamwoord

redding rescue Stories basis zelfstandig naamwoord

*

reus giant Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

ridder knight Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

schatkaart treasure map


*

schild shield Stories basis zelfstandig naamwoord

schot shot Stories basis zelfstandig naamwoord

schrijver writer Stories basis zelfstandig naamwoord

*

schurk villain Stories basis zelfstandig naamwoord

V

spook ghost Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

sprookje fairytale Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

sprookjesboek

storybook Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

stripverhaal comic Stories basis zelfstandig naamwoord

V

toekomst future Stories basis zelfstandig naamwoord

V

tovenaar wizard Stories basis zelfstandig naamwoord

V

tovenarij magic Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

toveren to do magic Stories basis werkwoord V

tralie bar Stories basis zelfstandig naamwoord

V

trol troll Stories basis zelfstandig naamwoord

V

troon throne Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

trouw loyal Stories basis bijvoeglijk naamwoord

V

uitvinden to invent Stories basis werkwoord V

vampier vampire Stories basis zelfstandig naamwoord

V

veiligheid safety Stories basis zelfstandig naamwoord

V

verdedigen to defend Stories basis werkwoord V

verhaal story Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

vijand enemy Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

vrede peace Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

vrijheid freedom Stories basis zelfstandig naamwoord

V

wapen weapon Stories basis zelfstandig naamwoord

V

zeeman sailor Stories basis zelfstandig naamwoord

V

zeemermin mermaid Stories basis zelfstandig naamwoord

V

zeerover pirate Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

zwaard sword Stories basis, kernwoord zelfstandig naamwoord

V

Thema 10: Traffic & Movement


aan boord gaan

to board Traffic and Movement

basis werkwoord *

aankomen to arrive Traffic and movement

basis werkwoord

achteraan at the end

Traffic and movement

basis bijwoord *

achterbank backseat Traffic and movement


*

achterin in the back



achterlicht tail light (AmE), rear light (BrE)



*

achterop de fiets

on the back of the bike

Traffic and Movement


*

achteruit backwards



afstappen dismount


basis werkwoord *

auto car Traffic and movement


autorijden to drive Traffic and movement

basis werkwoord

autoweg freeway (AmE), motorway (BrE)



ballon balloon Traffic and movement


*

band (voertuig)

tyre Traffic and movement


*

bekeuring fine Traffic and movement


*

belangrijk important



*

bestuurder driver Traffic and movement


bewegen to move Traffic and movement


beweging motion Traffic and movement


*

bocht turn Traffic and movement


boot boat Traffic and movement


botsen to clash Traffic and movement

basis werkwoord

botsing crash Traffic and movement


brandweer fire department



brandweerauto

fire truck Traffic and movement


brandweerman

fire fighter



brug bridge Traffic and movement


bulldozer bulldozer Traffic and movement


*

bus bus Traffic and movement


buschauffeur bus driver



bushalte bus stop Traffic and movement


de weg zoeken

to find the way


basis werkwoord

deuk dent Traffic and movement


*

dichtbij close Traffic and movement


doorgaan to continue


basis werkwoord *

doorheen, via through Traffic and movement

basis bijwoord

druk crowded Traffic and movement


een voor een one by one



elektrisch electric Traffic and movement


er af gaan, er af halen, uitstappen

to get off Traffic and movement

basis werkwoord *

ergens somewhere



erin in Traffic and movement

basis voorzetsel *

ernaar towards (it)


basis bijwoord

erop on Traffic and movement

basis bijwoord

eruit out Traffic and movement

basis voorzetsel

fiets bicycle Traffic and movement


*

fietsen to ride a bike



fietser cyclist Traffic and Movement


fietspad cycle path, bike lane



*

fietspomp bicycle pump



*

file traffic jam



gebeuren to happen


basis werkwoord *

gevaar danger Traffic and movement


*

gevaarlijk dangerous



*

gordel seat belt Traffic and movement


*

haast hebben to be in a hurry


basis werkwoord

haven harbour Traffic and movement


heen en weer back and forth


basis bijwoord

heenweg the way there



*

helikopter helicopter



helm helmet Traffic and movement


hijskraan crane Traffic and movement


inladen to load Traffic and movement

basis werkwoord

instappen to get in Traffic and movement

basis werkwoord

Je liet mij schrikken.

You scared me.



kar cart Traffic and movement


*

langzaam slow Traffic and movement


langzamer slower Traffic and Movement


lantaarnpaal lamppost



*

lawaai noise Traffic and movement


linkerkant left side Traffic and Movement


linksaf turn left Traffic and Movement

basis bijwoord *

meegaan to come with/along


basis werkwoord

meerijden to ride with


basis werkwoord

motor motorbike (AmE), motorcycle (BrE)



*

motor (machine)

engine Traffic and movement


*

na after Traffic and movement


naar (richting)

to Traffic and movement


naar beneden

downwards


basis bijwoord

naar boven upwards Traffic and movement

basis bijwoord

nergens nowhere Traffic and movement


omgekeerd reversed Traffic and movement


*

omhoog up Traffic and movement


omlaag down Traffic and movement


onderdoor underneath


basis bijwoord

onderweg on the way


basis bijwoord

onderweg zijn

to be on your way


basis werkwoord

ongeluk accident Traffic and movement


onvoorzichtig careless Traffic and movement


op en neer up and down


basis bijwoord *

op het nippertje

close call Traffic and movement

basis bijwoord

oppassen, uitkijken

to watch out


basis werkwoord

opschieten to hurry Traffic and movement

basis werkwoord

opschuiven to move over


basis werkwoord *

over (tijd) in Traffic and movement

basis voorzetsel

overheen across Traffic and movement

basis voorzetsel *

overkant other side



*

oversteken to cross over, cross the road


basis werkwoord

parkeerplaats parking space



*

Pas op! Beware! / Watch out!



*

passagier passenger



pijl arrow Traffic and movement


*

piloot pilot Traffic and Movement


*

politie police Traffic and movement


politieagent police officer



*

politiebureau police station



politiepet police hat



politiewagen patrol car



*

radio radio Traffic and movement


rails rails Traffic and movement


rechtdoor straight ahead


basis bijwoord

rechterkant right side Traffic and Movement


rechtsaf turn right


basis bijwoord

rem brake Traffic and Movement


remmen brakes Traffic and movement


rit ride Traffic and movement


*

schip ship Traffic and movement


*

schok (beweging)

shock Traffic and movement


schuin curved Traffic and movement

basis bijwoord V

scooter scooter Traffic and movement


V

sein signal Traffic and Movement


V

sirene siren Traffic and movement


V

slee sledge Traffic and movement


V

slepen to drag Traffic and movement

basis werkwoord V

snel fast Traffic and movement


V

snelheid speed Traffic and movement


V

sneller faster Traffic and Movement


spoor track Traffic and Movement


V

station station Traffic and movement


V

steeg alley Traffic and movement


V

stilstaan to stand still


basis werkwoord V

stilzitten to sit still Traffic and movement

basis werkwoord V

stoep sidewalk (AmE), pavement (BrE)



V

stoplicht traffic light



V

straat street Traffic and movement


V

stuur steering wheel



V

tankstation petrol station



V

tegelijkertijd at the same time



tegen against Traffic and movement


teken sign Traffic and Movement


V

terug back Traffic and movement


terugweg return Traffic and Movement


V

toeteren to honk Traffic and Movement

basis werkwoord V

tot up to Traffic and movement

basis bijwoord V

tractor, trekker

tractor, trailer



V

tram tram Traffic and movement


V

trappen to pedal Traffic and movement

basis werkwoord V

trappers pedals Traffic and movement


V

trein train Traffic and movement


V

tunnel tunnel Traffic and movement


V

vaak often Traffic and movement

basis bijwoord V

vandoor away Traffic and movement


vanzelf by itself Traffic and movement

basis bijwoord V

vast (gemaakt)

fastened Traffic and movement


V

vastmaken to fasten Traffic and movement

basis werkwoord V

veilig safe Traffic and movement


V

ver far Traffic and movement


verboden forbidden



V

verder further Traffic and movement

basis bijwoord V

verderop further on


basis bijwoord V

verkeer traffic Traffic and movement


V

verkeersbord road sign Traffic and movement


V

verschijnen to appear


basis werkwoord V

vervoer transport



V

vervoeren to transport


basis werkwoord V

vliegtuig airplane Traffic and movement


V

vliegveld airport Traffic and movement


V

vlug quick Traffic and movement


V

voertuig vehicle Traffic and Movement


V

vooraan in front Traffic and movement


V

voorin in the front


basis bijwoord V

vooruit forwards Traffic and movement

basis bijwoord V

voorzichtig careful Traffic and movement


V

vrachtwagen truck (AmE), lorry (BrE)



V

waarschuwen

to warn Traffic and movement

basis werkwoord V

weer, opnieuw

again Traffic and movement


weg gone, away



weg road Traffic and movement


V

weg way Traffic and Movement


V

weggaan to go away



wegrijden to drive away


basis werkwoord V

wiel wheel Traffic and movement


V

zebrapad zebra crossing



V

ziekenauto, ambulance

ambulance



V

zinken to sink Traffic and movement

basis werkwoord V

zorgen dat to make sure


basis werkwoord V

Thema 11: What do you see?


aankijken, bekijken

to look at What do you see?


aanraken, aankomen

to touch What do you see?


aantal number What do you see?


*

aanwijzen to point out/to/at

What do you see?

basis werkwoord *

acht eight What do you see?

basis, kernwoord telwoord *

achtentwintig twenty-eight

What do you see?

basis, kernwoord telwoord

achter behind What do you see?


achterkant back What do you see?


achttien eighteen What do you see?


alle every, all What do you see?

basis, kernwoord onbepaald telwoord

allermooist most beautiful

What do you see?


anderhalf one and a half

What do you see?

basis telwoord

binnenkant (the) inside What do you see?


*

blauw blue What do you see?


bol bulb What do you see?


bos, tros, bundel

bunch What do you see?


*

bovenaan, aan de top

at the top What do you see?

basis bijwoord

bovenkant the top of What do you see?


bovenop on top of What do you see?


breed wide What do you see?


bruin brown What do you see?


*

buigen to bend What do you see?

basis werkwoord

buiten, buitenkant

(the) outside

What do you see?


cirkel circle What do you see?


compleet complete What do you see?


daarin in there What do you see?

basis bijwoord

daarmee with that What do you see?


de/het the What do you see?

basis, kernwoord lidwoord

derde third What do you see?

basis telwoord *

dertien thirteen What do you see?


dertig thirty What do you see?


deze, dit this What do you see?

basis, kernwoord aanwijzend voornaamwoord

dicht closed What do you see?


die, dat that (one) What do you see?

basis, kernwoord aanwijzend voornaamwoord

*

dik (voorwerp) thick What do you see?


ding thing What do you see?


donker dark What do you see?


donkerblauw dark blue What do you see?


donkergrijs dark gray What do you see?


*

donkergroen dark green What do you see?


door elkaar mixed up What do you see?

basis bijvoeglijk naamwoord, bijwoord

*

drie three What do you see?


drieëntwintig twenty-three

What do you see?


driehoek triangle What do you see?


*

dun thin What do you see?


*

een a, an What do you see?

basis, kernwoord lidwoord *

één one What do you see?


eenentwintig twenty-one What do you see?


eerst first What do you see?


elf (getal) eleven What do you see?


elk(e), ieder each, any What do you see?

basis, kernwoord onbepaald voornaamwoord

*

enorm enormous What do you see?


evenveel as much What do you see?


extra extra What do you see?


*

fel (gekleurd) bright What do you see?


gebogen bent What do you see?


gebouw building What do you see?


*

geel yellow What do you see?


*

geen (enkele) none What do you see?


gespikkeld spotted What do you see?


*

gestreept striped What do you see?


gevlekt speckled What do you see?


goud gold What do you see?


*

grijs grey What do you see?


*

groen green What do you see?


groter bigger What do you see?


half, helft half What do you see?


*

hard (slaan, voelen)

hard What do you see?


*

heel (volledig) whole What do you see?


helemaal entirely What do you see?

basis bijwoord

herkennen to recognize What do you see?

basis werkwoord

het lijkt erop it looks like What do you see?


hetzelfde, dezelfde

the same What do you see?


hierachter behind this What do you see?

basis bijwoord

hiermee with this What do you see?


hieronder underneath this

What do you see?

basis bijwoord

hoek corner What do you see?


Hoeveel? How many? What do you see?

basis, kernwoord vraagwoord *

honderd one hundred

What do you see?


*

hoop, stapel pile What do you see?


*

hout wood What do you see?


*

iets something What do you see?


ijzer iron What do you see?


in (plaats) in(side) What do you see?

basis voorzetsel

in het echt in real life What do you see?

basis bijwoord *

in stukjes in pieces What do you see?


kant, zijkant side What do you see?


*

kapot broken What do you see?


*

kegel cone What do you see?


keihard rock hard What do you see?


Kijk naar dit plaatje.

Look at the picture.

What do you see?


Kijk naar mij, alsjeblieft.

Look at me, please.

What do you see?


*

kijken to look What do you see?


kleiner smaller What do you see?


kleinst smallest What do you see?


*

kleur colour What do you see?


kleurig colourfull What do you see?


kruis cross What do you see?


*

kubus cube What do you see?


Kun je mij vertellen wat je ziet?

Can you tell me what you see?

What do you see?


kwart quarter What do you see?


laag low What do you see?


*

leeg empty What do you see?


lelijk ugly What do you see?


lengte length What do you see?


lijn line What do you see?


*

links left What do you see?


midden middle What do you see?


middenin in the middle

What do you see?


mooi beautiful What do you see?


naam name What do you see?


naast besides What do you see?

basis bijwoord

negen nine What do you see?


negentien nineteen What do you see?


negentwintig twenty-nine What do you see?


niets nothing What do you see?


*

nul zero What do you see?


nummer, getal number What do you see?


Om de hoek. Round the corner.

What do you see?

basis standaarformulering

om te to What do you see?

basis, kernwoord voegwoord *

omhooghouden to hold up What do you see?

basis werkwoord *

onder underneath What do you see?


onderin, onderaan, op de bodem

at the bottom

What do you see?

basis bijwoord

onderkant on the bottom, underneath

What do you see?


ongeveer approximately, just about

What do you see?

basis bijwoord *

op on What do you see?

basis voorzetsel

open open What do you see?


oranje orange What do you see?


paars purple What do you see?


pak, pakket package What do you see?


piepklein tiny What do you see?


*

plastic plastic What do you see?


*

plat flat What do you see?


raden to guess What do you see?


recht straight What do you see?


rechthoek rectangle What do you see?


rechts on the right What do you see?


rond round What do you see?


rood red What do you see?


*

roze pink What do you see?


scheef not straight, wonky

What do you see?


scherp sharp What do you see?


*

sneeuwwit snow-white What do you see?


V

soepel supple What do you see?


V

tegenover(gesteld)

opposite What do you see?

basis bijwoord V

tellen to count What do you see?


tien ten What do you see?

basis, kernwoord telwoord V

tot en met from … to … What do you see?


V

totaal total What do you see?


V

tussen(door) between What do you see?


twaalf twelve What do you see?


twee two What do you see?


tweede second What do you see?


tweeëntwintig twenty-two What do you see?


twintig twenty What do you see?


vakje box What do you see?


V

veertien fourteen What do you see?


veertig forty What do you see?

basis telwoord V

vergelijken to compare What do you see?

basis werkwoord V

verschil difference What do you see?


V

vier four What do you see?


vierde fourth What do you see?


vierentwintig twenty-four What do you see?


vierkant square What do you see?


V

vijf five What do you see?


vijfde fifth What do you see?


vijftien fifteen What do you see?


vijventwintig twenty-five What do you see?


Vlakbij de ingang.

Near the entrance.

What do you see?


V

Vlakbij de uitgang.

Near the exit.

What do you see?


V

vol full What do you see?


V

volgorde order What do you see?


V

voor in front of What do you see?


voorkant front side What do you see?


V

vorm shape What do you see?


V

waarin in which What do you see?

basis bijwoord V

waarschijnlijk probably What do you see?

basis bijwoord V

wit white What do you see?


V

zacht soft What do you see?


V

zes six What do you see?


zesentwintig twenty-six What do you see?


zestien sixteen What do you see?


zeven seven What do you see?


zeventien seventeen What do you see?


zeventwintig twenty-seven

What do you see?


zien to see What do you see?


zilver silver What do you see?


V

zoiets something like that

What do you see?

basis bijwoord V

zwaar heavy What do you see?


V

zwart black What do you see?


V

Thema 12: What do you want to say?


… is op. … is gone. What do you want to say?


afvragen to wonder What do you want to say?

basis werkwoord

al lang long ago What do you want to say?

basis bijwoord

allerleukst most fun What do you want to say?


allerliefst sweetest What do you want to say?


alles everything What do you want to say?


alsof as if What do you want to say?

basis bijwoord

alstublieft please What do you want to say?

basis, kernwoord tussenwerpsel

ander(e) another What do you want to say?


anders otherwise What do you want to say?

basis bijwoord

antwoord answer What do you want to say?


antwoorden to answer What do you want to say?

basis werkwoord

apparaat device What do you want to say?


bedanken to thank What do you want to say?


bedoelen, betekenen

to mean What do you want to say?


behalve except What do you want to say?


*

beloven to promise What do you want to say?

basis werkwoord *

bij at What do you want to say?

basis voorzetsel *

dag, hallo hello What do you want to say?


*

Dank je! Thank you! What do you want to say?


Dat kan ik (niet).

I can (not) do that.

What do you want to say?

basis, kernwoord standaarformulering

Dat zei ik ook. I said that, too.



deed je … did you … What do you want to say?


denken to think What do you want to say?


Die van mij! Mine! What do you want to say?


*

Dit is een … This is a … What do you want to say?


echt real What do you want to say?


*

echt (heus) really What do you want to say?


eigen own What do you want to say?


eigenlijk actually What do you want to say?

basis tussenwerpsel

eindelijk, tenslotte

finally What do you want to say?

basis tussenwerpsel *

en and What do you want to say?

basis, kernwoord voegwoord *

Er is geen … meer.

There is no … left.



erg (heel) very What do you want to say?


fantastisch fantastic What do you want to say?


*

fijn nice What do you want to say?


fluisteren to whisper What do you want to say?

basis werkwoord

fout mistake What do you want to say?


gaan to go What do you want to say?


gapen to yawn What do you want to say?

basis werkwoord

gek zijn op … to be crazy about …


basis werkwoord

gelijk hebben to be right What do you want to say?

basis werkwoord

genoeg enough What do you want to say?


genoeg hebben van

to have enough of


basis werkwoord

geweldig great What do you want to say?


goedemiddag good afternoon



*

goedemorgen good morning



*

graag (willen/doen)

would love to


basis werkwoord

Graag gedaan.

You're welcome.



hardop out loud What do you want to say?

basis bijwoord

haten to hate What do you want to say?


hebben to have What do you want to say?


heer gentleman What do you want to say?


*

Help! Help! What do you want to say?


het gaat om it is about What do you want to say?


Het geeft niet.

It doesn't matter./It's OK.



Het kan mij niet schelen.

I don't care. What do you want to say?


Het klopt. It is true. What do you want to say?


Het lukt niet. It won't work.



*

Het zou kunnen…

Could be… What do you want to say?


heten to be called What do you want to say?

basis werkwoord

hierover about this What do you want to say?


*

Hoe? How? What do you want to say?

basis, kernwoord vraagwoord *

hoeven to need to What do you want to say?

basis werkwoord

houden to keep What do you want to say?


houden van to love What do you want to say?


huilen to cry What do you want to say?


idee idea What do you want to say?


ik I What do you want to say?

basis, kernwoord persoonlijk voornaamwoord

Ik ben … jaar oud.

I'm … years old.



Ik ben … kwijtgeraakt.

I've lost… What do you want to say?


*

Ik ben … vergeten.

I've forgottten…



Ik ga na jou, oké?

You first and then me, OK?



*

Ik hou van jou.

I love you. What do you want to say?


Ik kan het (niet) zien.

I can (not) see it.



Ik ken het Engelse woord niet.

I don't know the English word.



Ik moet … I have to … What do you want to say?


Ik moet … I have to … What do you want to say?


*

Ik weet niet wat ik moet doen.

I don't know wat to do.



*

Ik wil graag de ….

I want the …, please.



*

Ik woon in … I live in… What do you want to say?


*

is is What do you want to say?


ja yes What do you want to say?


jammer too bad What do you want to say?


Jawel. Yes it is. What do you want to say?


*

je zin krijgen to get your way


basis werkwoord

jezelf yourself What do you want to say?

basis, kernwoord wederkerend voornaamwoord

juf (aanspreekvorm)

Miss What do you want to say?


juf, meester teacher What do you want to say?


Juf/meester, kunt u mij helpen?

Miss/Sir, can you help me?



*

kiezen to choose What do you want to say?


Kijk naar die van mij, juf/meester.

Look at mine, teacher.



*

Kijk, ik heb … Look, I've got…



klaar, op finished, done



knikken to nod What do you want to say?

basis werkwoord *

kunnen to can, to be able to



laat me ... let me ... What do you want to say?


liefst preferably What do you want to say?

basis bijwoord

liever rather What do you want to say?

basis bijwoord *

lift elevator (AmE), lift (BrE)



*

maar but What do you want to say?


Mag ik … Can I … What do you want to say?


Mag ik hierna?

Can I go next?



*

Mag ik meedoen?

Can I join you?



*

Mag ik mijn antwoord vertellen?

Can I tell you my answer?



Mag ik naar de wc?

May I go to the toilet, please?



*

makkelijk easy What do you want to say?


*

meneer mister What do you want to say?


mevrouw/dame

lady What do you want to say?


mezelf myself What do you want to say?

basis, kernwoord wederkerend voornaamwoord

mij me What do you want to say?

basis, kernwoord persoonlijk voornaamwoord

mijn(e), van mij

my, mine What do you want to say?

basis, kernwoord bezittelijk voornaamwoord

*

misschien maybe What do you want to say?


moe tired What do you want to say?


*

moeilijk difficult What do you want to say?


*

moeite, problemen

trouble What do you want to say?


mogen may What do you want to say?

basis werkwoord

mompelen to mumble What do you want to say?

basis werkwoord

mopperen to grumble What do you want to say?

basis werkwoord *

nee no What do you want to say?


nee schudden to shake your head


basis werkwoord

niet not What do you want to say?


nodig hebben to need What do you want to say?


of or What do you want to say?


oké OK What do you want to say?


ook also What do you want to say?


opnoemen to name What do you want to say?

basis werkwoord *

over about What do you want to say?


pas just now What do you want to say?

basis bijwoord

precies exactly What do you want to say?

basis bijwoord *

probleem problem What do you want to say?


rest rest What do you want to say?


saai boring What do you want to say?


slaperig sleepy What do you want to say?


V

smeken to beg What do you want to say?

basis werkwoord V

sommige some What do you want to say?


V

sorry pardon me, excuse me



V

spijten, spijt hebben

to be sorry What do you want to say?


spreken to speak What do you want to say?

basis werkwoord V

stom stupid What do you want to say?


V

stotteren to stutter What do you want to say?

basis werkwoord V

strak tight What do you want to say?


V

te groot too big What do you want to say?


V

te hoog too high What do you want to say?


V

te klein too small What do you want to say?


V

te laag too low What do you want to say?


te laat too late What do you want to say?


te lang too long What do you want to say?


te veel too many, too much



te weinig too few, too little



V

terwijl while What do you want to say?

basis voegwoord V

This is a …, too.

Dit is ook een …



V

toen, daarna then What do you want to say?

basis voegwoord V

Tot de volgende keer!

See you next time!



V

Tot morgen! See you tomorrow!



V

Tot straks! See you later!



V

trots proud What do you want to say?


V

uitmaken (belang)

to matter What do you want to say?

basis werkwoord V

van by, from, of, to



van haar hers What do you want to say?


van hem his What do you want to say?


verbaasd surprised What do you want to say?


V

verbazing amazement What do you want to say?


V

vertellen to tell What do you want to say?


vertrekken to leave What do you want to say?

basis werkwoord V

vlek stain What do you want to say?


V

volgens according to



V

vraag question What do you want to say?


V

vragen to ask What do you want to say?


vreemd strange What do you want to say?


V

Waar is … ? Where is …?



V

Waar? Where? What do you want to say?


Waarom niet?

Why not? What do you want to say?


V

Waarvoor? What for? What do you want to say?


Wanneer? When? What do you want to say?


Wat is dit? What is this?



V

Wat? What? What do you want to say?


Welk(e)? Which one?



Wie? Who? What do you want to say?


willen to want What do you want to say?


woord word What do you want to say?


V

zeggen to say What do you want to say?

basis werkwoord V

zeker for sure What do you want to say?

basis bijwoord V

zelf by myself What do you want to say?


zelfs even What do you want to say?

basis voegwoord V

zeuren, janken

to whine What do you want to say?

basis werkwoord V

zich himself, herself


basis wederkerend voornaamwoord

V

zijn to be What do you want to say?


zin hebben in to feel like What do you want to say?

basis werkwoord V

zomaar just like that


basis bijwoord V

zonde, jammer

pity What do you want to say?

basis bijwoord V

zou je kunnen ...

could you …



zouden would What do you want to say?

basis werkwoord V

zucht sigh What do you want to say?


V

zuchten to sigh What do you want to say?

basis werkwoord V

zulk such What do you want to say?

basis aanwijzend voornaamwoord

V

zullen shall What do you want to say?

basis werkwoord V

Kun je komen?

Can you come?



V

Ik heb er zin in.

I’m excited. What do you want to say?


V

Dat vind ik (niet) leuk.

I (don’t) like that.



V

Ik ben boos. I’m angry. What do you want to say?


V

Ik ben blij. I’m happy. What do you want to say?


V

Ik ben verdrietig.

I’m sad. What do you want to say?


V

Ik ben bang. I’m afraid/scared.



V

Mag ik het hebben?

Can I have it?



V

Dat wil ik (niet) doen.

I (don’t) want to do that.



V

Zij/hij zei dat ik moest gaan.

She/he said to go



V

Wanneer gaan we?

When will we go?



V

Kom je? Are you coming?



V

Ik kom! Here I come!



V

Streefwoordenlijst Engels voor groep 3 in het tweetalig ... · boerderij farm Animals basis,...

Documents

Transcript of Streefwoordenlijst Engels voor groep 3 in het tweetalig ... · boerderij farm Animals basis,...