Stationslocaties
-
Upload
8-13-grafisch-ontwerpers -
Category
Documents
-
view
213 -
download
0
description
Transcript of Stationslocaties
StationslocatiesKathedralen van de nieuwe tijd
AmsterdamArnhemBredaDen HaagRotterdamUtrecht
DelftDordrecht-ZwijndrechtGroningenHaarlemHeerlenRoosendaalSittard-GeleenTilburgZaanstad
Ministerie van VROM
Stationslocaties
Kathedralen van de nieuw
e tijd M
inisterie van VRO
M
Stat.loc.cover.dig.def 26-05-2006 14:29 Pagina 1
Stat.loc.cover.dig.def 26-05-2006 14:29 Pagina 2
StationslocatiesKathedralen van de nieuwe tijd
AmsterdamArnhemBredaDen HaagRotterdamUtrecht
DelftDordrecht-ZwijndrechtGroningenHaarlemHeerlenRoosendaalSittard-GeleenTilburgZaanstad
[Concept]
Ministerie van VROM
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 1
2
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 2
Voorwoord
3
Nieuwe stations
in een Nederlandse traditie
De aanwijzing van de hogesnelheidstrein (HSL) als vervanger voor het vliegtuig op
middellange afstanden in Europa heeft een enorme impuls gegeven aan de steden. Lille
vormt daarvan een goed voorbeeld: decennia lang een perifere gemeente met een stagne-
rende economie en momenteel één van de topvijf steden met de hoogste economische
groeicijfers in de Europese Gemeenschap.
Midden jaren negentig heeft het Rijk ervoor gekozen om de toekomstige HSL-stations
aan te wijzen als nieuwe- sleutelprojecten. De stations moeten katalysator worden voor
de stedelijke ontwikkeling. Daarmee kan Nederland zijn positie in een moderne netwerk-
economie behouden. De keus voor de ontwikkeling van de nieuwe HSL-stations in de
stad was echter niet vanzelfsprekend. In Frankrijk zijn deze stations vaak aan de stads-
randen gesitueerd. Dit vanuit de filosofie dat het station steeds meer een multimodale
overstapmachine is en er buiten de bestaande stad meer ruimte is voor economische
dynamiek. Nederland heeft echter bewust gekozen voor een upgrading van de bestaande
stations in de stadscentra. Dit vanuit een rotsvast vertrouwen in de potentie en het
aanpassingsvermogen van de stad. En vanuit een breed gedragen overtuiging dat de auto-
mobiliteit beperkt moet worden en de stad niet mag verworden tot een afvalputje voor
kansarme groepen. Ruimtelijke kwaliteit en ‘quality of life’ vormen dan ook sleutel-
begrippen voor de sleutelprojecten.
Deze Nederlandse aanpak leidt in de praktijk tot fascinerende multimodale, steden-
bouwkundige oplossingen voor de terminals en omliggende omgeving. Er ontstaan
hoogstedelijke gebieden met een intensieve mix van wonen, werken, winkelen en
infrastructuur. De terminals zelf zijn pareltjes van moderne architectuur.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 3
4
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 4
Voorwoord
5
De herontwikkeling van deze HSL-stations evenals van een groot aantal andere stations-
gebieden in middelgrote steden, vormt ook op een andere manier een illustratie van de
Nederlandse traditie. Met het ministerie van VROM als trekker en Verkeer&Waterstaat
als vaste partner, heeft het Rijk een stevige basis gelegd onder de gebiedsontwikke-
lingen. Net als bij veel andere grote vastgoedprojecten vormen de rijkssubsidies van
1 miljard euro (prijspeil 2000) echter maar een fractie van de totale investeringen.
Overal is sprake van een intensieve samenwerking van Rijk, gemeenten, NS en private
partijen.
Zoals altijd is dit niet als vanzelf tot stand gekomen. Sober en doelmatig was en is
het motto van de rijksoverheid. In een verslechterende economie aan het begin van de
eeuw, werd van alle betrokken partijen een substantiële financiële inbreng verwacht:
botje bij botje dus. In de praktijk is dit echter zelden of nooit ten koste gegaan van de
kwaliteit. Er zijn uiterst creatieve oplossingen bedacht in termen van architectuur,
functiemix, mobiliteit en logistiek.
Aan de vooravond van een volgende generatie nieuwe-sleutelprojecten kijk ik als
minister van VROM dan ook met trots terug op het resultaat tot nu toe. HSL-stations
en veel andere stations in het land zijn klaar voor een verdubbeling van het aantal
reizigers in de komende decennia. De stations vormen straks een opvallend icoon in
onze vernieuwde stadscentra. ‘Kathedralen van de nieuwe tijd’ is dan ook niet voor
niets de titel van dit boek.
Sybilla M. Dekker
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 5
66
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 6
Inhoud
7
Inhoud
1 Kathedralen van de nieuwe tijd 9
2 Nieuwe Sleutelprojecten 23
2.1 Amsterdam 24
2.2 Arnhem 28
2.3 Breda 32
2.4 Den Haag 36
2.5 Rotterdam 40
2.6 Utrecht 44
3 BIRK-projecten 49
3.1 Delft 50
3.2 Dordrecht-Zwijndrecht 54
3.3 Groningen 58
3.4 Haarlem 62
3.5 Heerlen 66
3.6 Roosendaal 70
3.7 Sittard-Geleen 74
3.8 Tilburg 78
3.9 Zaanstad 82
4 Gesprekspartners 87
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 7
8
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 8
1K
athedralen van de nieuwe tijd
9
Kathedralen van de nieuwe tijd
1Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 9
10
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 10
1K
athedralen van de nieuwe tijd
11
‘Le temps des gares’ luidde de titel van een schitterende tentoonstelling die zo’n der-
tig jaar geleden werd gehouden in het Centre Pompidou te Parijs. De melancholieke titel
ademde een nostalgie naar de tijden van weleer, de 19e eeuw, toen met de aanleg van de
spoorwegen de stations werden gezien als kathedralen van de nieuwe tijd. Gare du Nord
Parijs, Victoria Station Londen, Antwerpen Centraal, Centraal Station Amsterdam en tal-
loze andere stations; zij waren voorbodes en symbool van de vooruitgang. Met de aanleg
van de spoorwegen en stations werden de vaak nog ommuurde, historische centra open-
gebroken om ruimte te maken voor een ongeremde, industriële ontwikkeling die zich
daarna een eeuw lang vanuit de steden over het platteland verspreidde.
Het moment van de tentoonstelling was veelzeggend. In de jaren zestig en zeventig
van de 20e eeuw waren de gloriedagen van het spoorvervoer voorbij. De stad was niet
langer de plek waar het leven en de economische dynamiek zich concentreerden; in de
hele wereld was een trek naar de stadsranden, suburbs en buitengebieden begonnen.
De auto was hét vervoermiddel van de moderne tijd en monumentale stationsgebouwen
werden over heel Europa gesloopt, dan wel gereduceerd tot halteplaatsen voor achter-
gebleven groepen die zich (nog) geen auto konden permitteren. Het spoor was uit en
daarmee het station als icoon van de stad en vooruitgang.
Poort van de stad Met de aanwijzing van de hogesnelheidstrein (HST) als
vervanger voor het vliegtuig over de middellange afstand in Europa is de trein echter
begonnen aan een revival. En met de trein het station als reizigersmachine en kristallisa-
tiepunt van economische activiteiten. In navolging van Frankrijk en Duitsland werd
deze ontwikkeling door de Nederlandse overheid aangegrepen om de verbouwing van de
bestaande stations tot nieuwe terminals voor de HST- of HSL-stations (hogesnelheids-
lijn). Amsterdam Zuidas, Rotterdam, Utrecht, Den Haag, Breda en Arnhem kregen de
status van Nieuwe Sleutelprojecten (NSP), die als katalysator moeten dienen voor de
stedelijke ontwikkeling.
Inzet van het rijksbeleid is om de stations te ontwikkelen tot multimodale knoop-
punten die het hart vormen van vitale centrumgebieden waar gewoond en gewerkt
wordt. Sinds 1997 is het Rijk, met het ministerie van VROM als trekker, financieel en
beleidsmatig nauw betrokken bij de ontwikkeling van de NSP’s. Ruim 1 miljard euro
(prijspeil 2000) wordt ingezet om de spoorinfrastructuur en de terminal klaar te
maken voor het moment dat de HST in Nederland gaat rijden. Dit in combinatie met
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 11
12
het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit rond het station en in de directe omgeving.
Daarbij is de filosofie dat de bereikbaarheid van Nederland in Europa moet worden
vergroot, de concurrentiepositie van de steden versterkt en steden en burgers behoefte
hebben aan een ‘quality of life’, die past bij de 21e eeuw. Deze filosofie blijft overigens
niet beperkt tot de grote, internationale stations; een zelfde benadering geldt voor de
stations in de middelgrote gemeenten. Ook hier zet het Rijk, weliswaar met meer
bescheiden middelen, in op kwaliteitsverbetering. Via het Budget Investeringen
Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) wordt een aantal middelgrote gemeenten ondersteund
om hun centraal station weer te kunnen laten functioneren als de poort van de stad,
die het een eeuw lang is geweest.
Gelijkwaardige steden Vergroten van de bereikbaarheid is de inzet van
de NSP’s. In een groeiende internationale netwerkeconomie is het niet vanzelfsprekend
dat Nederland zijn vooraanstaande positie in Europa behoudt. In 1997 besloot de rege-
ring daarom aan te haken op het transeuropese netwerk van hogesnelheidslijnen. De
HSL-Zuid verbindt Amsterdam en Schiphol via Rotterdam met onder meer Antwerpen,
Brussel, Parijs en Barcelona. In 2008 is het volledige traject gereed, evenals het spoor van
de daarmee verbonden shuttletreinen van en naar Breda en Den Haag. De HSL-Oost (de
huidige ICE) rijdt al over bestaand spoor van Amsterdam via Utrecht en Arnhem naar
Duitsland. De aanleg van een apart spoor in Nederland is voorlopig echter uitgesteld.
Op beide trajecten zal de reistijd over afstanden tussen de 500 en 1000 kilometer overi-
gens worden gehalveerd.
Verbetering van de bereikbaarheid is echter geen doel op zichzelf, maar vormt een
voorwaarde om de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken.
Ondanks de trek naar buiten in de afgelopen decennia, vormen de steden nog steeds de
plek waar een groot deel van de investeringen en economische dynamiek neerslaan.
Dit mede door de bijzondere ruimtelijke structuur van ons land; met de Randstad als
ruimtelijke constellatie van vier grote en enkele kleine steden, met twee mainports en
met een groot open gebied (het Groene Hart) die steden en mainports als een groene
contramal met elkaar verbindt. Anders dan in Frankrijk of Engeland is hier nauwelijks
sprake van een hiërarchie tussen steden; in de Randstad is geen grote stad duidelijk
dominanter dan andere. De economische positie, het voorzieningenniveau en het
leefklimaat in de verschillende steden verschillen onderling niet opvallend.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 12
1K
athedralen van de nieuwe tijd
13
Onze ruimtelijke structuur is een erfenis van het verleden, maar ook een gevolg van
een decentralistische politieke cultuur, waarbij de verdelende rechtvaardigheid wordt
gekoesterd en de rijksoverheid bepaalde steden of regio’s niet voortrekt boven andere.
De Randstad kent daardoor nog geen concentratietendens die vergelijkbaar is met de
ontwikkeling in andere landen. Voor zover daarvan enigszins sprake is, beperkt zich dat
tot een relatief klein gebied als de Zuidas, dat optimaal profiteert van de ligging vlakbij
Schiphol en de Amsterdamse binnenstad.
Katalysator stedelijke vernieuwing De aanwijzing van zes
(groot)stedelijke stations tot NSP in de Vierde Nota Extra vormt dan ook geen breuk met
de ruimtelijke traditie van ons land, maar hoogstens een accentverschuiving, waarbij
sommige plekken door hun strategische ligging van overheidswege extra aandacht
krijgen; de markt bepaalt uiteindelijk zelf via investeringen of die aandacht ook terecht
is. Wel kan door de opeenstapeling van vervoersmodaliteiten, waaronder de HSL, een
modern station als katalysator werken voor stedelijke vernieuwing en ruimtelijke
kwaliteit. En dat geldt op soortgelijke wijze, maar op bescheiden schaal, voor de eerder-
genoemde BIRK-stations.
Vanuit die optiek moet het station meer zijn dan een efficiënte overstapmachine.
Om de beoogde spin-off te genereren moet het station onderdeel vormen van een aan-
trekkelijk stedelijk centrum. Met de aandacht voor de relatie met het stadscentrum wijkt
de Nederlandse benadering van de HSL-stations dan ook ingrijpend af van de buiten-
landse aanpak, waar de nieuwe HSL-stations (Frankrijk) vaak buiten de stad worden
gesitueerd. Dit vanuit de opvatting dat het station als multimodaal knooppunt steeds
meer een overstapmachine is (ook wel ‘hub’ of ‘connector’ genoemd) en steeds minder
eindbestemming voor de reiziger. Voordeel van die situering buiten de stad is dat er
volop ruimte is voor economische dynamiek, wat in de oude binnensteden vaak
ontbreekt.
De keus van Nederland voor het behoud van het station in het stadscentrum komt
echter voort uit een geloof in de potentie en het aanpassingsvermogen van de bestaande
stad. Dit klinkt door in het overheidsbeleid van de afgelopen decennia; van de Vierde
Nota Ruimtelijke Ordening tot de nota Wonen, de Perspectievennota Verkeer en Vervoer
en het Grotestedenbeleid. Geloof in de stad en – niet te vergeten – een breed gedragen
overtuiging dat beperking van de groei van de automobiliteit uit oogpunt van milieu
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 13
14
en energiebesparing steeds actueler wordt en de stad niet mag verworden tot een afval-
putje van kansarme groepen. Het ‘weilandstation’ heeft de stad misschien niet meer
nodig, maar de stad wél het station. Vanuit deze filosofie wordt het station ook weer die
‘poort naar de stad’ van vroeger; een prominent gebouw waarmee de stad zich naar de
burger en bedrijven presenteert. De OV-terminal – anno 2010 – als de kathedraal van
de nieuwe tijd.
Intensivering of icoon In dit boek worden de zes NSP-stations en negen
BIRK-stations kort in beeld gebracht. De projectbeschrijvingen laten een aantal vaste
thema’s zien die in meer of mindere mate bij alle stationsontwikkelingen aan de orde
zijn. Zo is meervoudig en intensief ruimtegebruik een hoofdthema dat overal terugkomt.
Alle plannen voor de stationsgebieden bevatten stevige bouwprogramma’s, met een
mix van werken, wonen, winkelen en leisure. Bij de kleinere stations bevatten de
programma’s soms ook voorzieningen voor zorg en onderwijs.
De programma’s sluiten aan op het nationale ruimtelijke beleid om meervoudig en
intensief ruimtegebruik te bevorderen en daarmee a. de economische positie van het
stadscentrum te versterken en b. een aantrekkelijk leefklimaat – ‘quality of life’ – te
realiseren. Het ontstaan van een 24-uurs economie is daarbij een veelgehoorde kreet:
voorlopig nog geen realiteit, maar wel een inspiratiebron voor de planontwikkeling.
Functiemenging is vanuit die optiek noodzakelijk om dag en nacht een veilige, aan-
trekkelijke omgeving te realiseren. Intensieve vastgoedprogramma’s zijn bovendien
nodig om de totale gebiedsontwikkeling, inclusief de aanleg van de nieuwe infrastruc-
tuur rond het station (wegen, parkeren), financieel mogelijk te maken.
De integratie van vastgoedontwikkeling en stationsontwikkeling maakt intrigerende
oplossingen mogelijk, in termen van stedelijk milieu en architectuur. Het leidt op een
aantal punten echter ook tot spanningen. Zo is er spanning met de ambitie om het
station zelf – de terminal – een eigen uitstraling te geven: het station als icoon.
Intensivering kan leiden tot een vermindering van de herkenbaarheid wanneer het sta-
tion wordt ingepakt met kantoortorens en, in de woorden van voormalig rijksbouwmees-
ter Jo Coenen, ‘wordt gedegradeerd tot muizengaatje’. Dit was een reden voor de gemeen-
te Amsterdam om bij de vernieuwing van het Centraal Station – onderdeel van de Zuide-
lijke IJ-oever, een eerste-generatie sleutelproject – vastgoed juist te situeren in aangren-
zende gebieden. Ook bij veel BIRK-projecten is voor deze klassieke oplossing gekozen.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 14
1K
athedralen van de nieuwe tijd
15
Lastig is het ook om meervoudig ruimtegebruik op gebouwniveau door te voeren.
Nederlandse beleggers houden niet van verschillende functies (wonen, leisure, werken)
binnen één gebouw. Functiemenging blijft daardoor beperkt tot de plint of tot het meso-
niveau van het blok. Uit het oogpunt van levendigheid kan dit leiden tot beperkingen,
wanneer kantoren in de avonduren leeg zijn en delen van het plangebied uitgestorven.
Op de Zuidas probeert men dit momenteel te ondervangen door ook buitenlandse
ontwikkelaars en beleggers uit te nodigen, die anders tegen functiemenging binnen
gebouwen aankijken.
Ambitie en werkelijkheid Ander thema bij alle NSP-stations vormt
de spanning tussen kwaliteitsambities van de gemeente en de beschikbare middelen.
De subsidies van Verkeer & Waterstaat zijn toereikend voor een sobere en doelmatige
uitvoering van een ‘basisstation’, maar niet voor de kathedralen van de nieuwe tijd die
veel gemeenten voor ogen hebben. Uit het oogpunt van logistiek voldoen aparte kapjes
boven de perrons voor V&W evengoed als een nieuwe integrale kap over het hele station.
Ook de NSP-subsidies van VROM – bestemd voor de beoogde kwaliteitsverhoging, met
name bij de aansluiting van de terminal op de omgeving – kunnen het gat tussen ambitie
en beschikbare middelen niet dichten. Mede daardoor is het eerste ontwerp van de
gemeente Rotterdam door de mand gevallen en moest de gemeente met een nieuw voor-
stel komen. Op andere plekken heeft de gemeente zelf de portemonnee getrokken om het
gat tussen middelen en ambitie te dichten of zijn er creatieve oplossingen bedacht om
publieke delen van het station (bijvoorbeeld de voorhal) uit de ‘businesscase’ (zoals
dat in managementjargon heet) te lichten.
Logistiek en overige activiteiten Een aanverwant thema betreft
de aard van de commerciële voorzieningen in de terminal en de spanning tussen voor-
zieningen en de logistiek van de vervoersstromen. Het interieur van de stations wordt
steeds meer bepaald door winkels als de Burger King, Etos, AH, Free Record Shop et
cetera. Ook hier speelt de kwaliteitsvraag: ze zijn vast nuttig voor de reiziger of bezoeker
van het station, maar passen ze wel bij de kwaliteitsuitstraling die de NSP-stations
beogen? Een andere branchering is lastig: NS-Stations wil best meer en anders, maar dit
sluit niet aan op het gemeentelijk beleid om concurrentie met de winkels in het nabije
centrumareaal te voorkomen.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 15
16
De aanwezigheid van veel winkels of kiosken in de terminal staat ook op gespannen
voet met de logistieke functie van de hal. De nieuwe stations worden weliswaar ge-
dimensioneerd op een verdubbeling van het aantal OV-reizigers in 2030, maar meer
winkels dragen niet echt bij aan de doorstroming en overzichtelijkheid van de stations.
Een punt dat nog sterker speelt wanneer door de integratie van station en vastgoed ook
andere bezoekersstromen van de terminal gebruik maken.
Logistiek is hoe dan ook één van de kernthema’s voor de nieuwe stations. Bij veel
projecten wordt gekozen voor een ontvlechting van vervoersstromen door vervoers-
modaliteiten (trein, bus, taxi, fiets, parkeren en dergelijke) op verschillende niveaus te
situeren. Deze oplossing wordt gekozen om een snelle overstap mogelijk te maken, maar
kan problemen opleveren voor de overzichtelijkheid en de veiligheid, met name in de
avonduren. Van de problemen die daarmee gepaard gaan, is Hoog Catharijne al jaren een
treffende illustratie. Vandaar de keus om bij het nieuwe Utrecht Centraal voetgangers-
stromen via nieuwe trappen en uitgangen snel naar het maaiveld te leiden. Winkels
en voorzieningen worden zoveel mogelijk in de plinten van gebouwen langs de loop-
routes op maaiveld gesitueerd.
Eindbeeld of flexibiliteit De logistiek is ook bepalend voor de aard
van het architectonisch ontwerp van de terminal. Bij de NSP’s en andere stations is
sprake van drie soorten benaderingen om met de logistieke opgave om te gaan.
Formule één is een stationsontwerp gebaseerd op veronderstelde reizigersstromen
die via een vaste routing naar hun bestemming (OV, stad en kantoren) worden geleid.
Uitgangspunt is een gefixeerd eindbeeld (bijvoorbeeld Arnhem).
Breda is een voorbeeld van een tweede formule waarbij een passage door het
station het centrum met de wijken aan de overzijde van het spoor verbindt. Veel nieuwe
stations kiezen voor deze oplossing wanneer men de barrièrewerking van het spoor
wil overbruggen. Als publieke ruimte krijgt het station dan een gebouwachtige verblijfs-
kwaliteit die sterk bepalend is voor de positionering van functies.
De laatste formule gaat meer uit van het model van de ‘overstapmachine’, waarbij
routing en inrichting zich flexibel kunnen aanpassen aan nieuwe ontwikkelingen: wat
bijvoorbeeld te doen als het busvervoer substantieel afneemt of verdwijnt?
Deze formule is geënt op het ‘supermarktprincipe’, één grote vloer waarop de
situering van winkels en andere functies makkelijk kan veranderen. Rotterdam en
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 16
1K
athedralen van de nieuwe tijd
17
Utrecht zijn daarvan een voorbeeld; niet voor niets een ontwerp van dezelfde architecten
(Benthem Crouwel) die ook Schiphol hebben ontworpen.
Uitstraling en overzichtelijkheid Een thema dat ook met uitstraling
en overzichtelijkheid heeft te maken, betreft de huisstijl van bewegwijzering, loketten
en andere attributen op perrons en in de hal. NS-Stations wil als eigenaar van de stations
en als vervoerder graag overal dezelfde huisstijl aanbrengen. Dit kan in de toekomst
echter leiden tot verwarring wanneer ook andere vervoerders gebruik maken van de
stations (HSL of andere bedrijven). Vanuit het ontwerp wordt dan ook geprobeerd NS te
stimuleren om een meer neutrale oplossing te kiezen; bijvoorbeeld elektronische
aankondigingspanelen op de perrons.
Overzichtelijkheid en logistiek staan verder onder druk door een heel andere ontwik-
keling die te maken heeft met de toegang tot de hal en de perrons; het zogenaamde
elektronisch beheer toegangsysteem (ETBTS). Oorspronkelijk was de introductie van
dit systeem bedoeld om voor alle openbaar vervoer één toegangsbewijs in te voeren;
de nieuwe strippenkaart voor bus én trein. Inmiddels is dit gekoppeld aan het beleid om
de veiligheid van reizigers en NS-medewerkers op de stations en in de trein te vergroten.
Junks en andere overlastbezorgers zouden daarmee makkelijker kunnen worden
geweerd.
De discussie tussen opdrachtgevers en spoorpartijen is nu waar die toegangspoortjes
worden gesitueerd; bij de trappen naar de perrons of al in de ontvangsthal. Vooral bij
stations die in hun gebouw een wijk-naar-wijk verbinding hebben opgenomen (Breda,
Rotterdam, Utrecht, Tilburg en veel andere stations) leidt dit tot problemen.
Bezoekersstromen moeten fysiek uit elkaar gehaald, wanneer de poortjes in de hal
worden neergezet. In Utrecht is om die reden dan ook sprake van een aparte, parallelle
passage voor passanten die van de oost- naar de westkant van de binnenstad willen.
Daaraan gekoppeld is de vraag waar winkels en andere voorzieningen moeten worden
gesitueerd; vóór of achter de poortjes. Al met al leidt de discussie over het elektronische
toegangssysteem momenteel tot veel discussie, vertraging en extra kosten.
Duurzaamheid en veiligheid Duurzaamheid en externe veiligheid
vormen afzonderlijke criteria waarop het Rijk de plannen voor de NSP-stations be-
oordeelt. Ook bij de BIRK-stations vormen ze belangrijke kwaliteitseisen. Bij alle
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 17
18
stationsplannen is dan ook aandacht besteed aan dit soort zaken en zijn er creatieve
oplossingen bedacht op allerlei schaalniveaus.
Op stedenbouwkundig niveau vormen functiemenging en integratie van water en
groen overal een vast recept. Dit sluit aan op de hoofddoelstelling om de relatie met de
bestaande stad en de ‘quality of life’ te versterken. Op gebieds- en gebouwniveau spelen
vooral oplossingen om het energiegebruik te verminderen en afvalverwerking te verbete-
ren. Ondergrondse koude- en warmteopslag (Zuidas, Arnhem) kan leiden tot substantiële
besparingen ten opzichte van conventionele systemen. In Arnhem komt er ook een
zogenaamd pneumatisch afvalverwerkingssysteem, waardoor afval door luchtdruk via
buizen uit kantoren naar een centrale ondergrondse opslag wordt afgevoerd.
Vast onderwerp – maar niet uniek voor stationslocaties – betreft verder de externe
veiligheid en zaken als geluidsoverlast en luchtvervuiling. De oplossingen daarvoor zijn
over het algemeen redelijk traditioneel: situering van kantoren en voorzieningen langs
het spoor en aanleg van geluidsschermen. Een bijzonder project in dit verband vormen
de plannen voor station Sittard-Geleen waarbij het emplacement treinen met gevaarlijke
stoffen (DSM) wordt verplaatst. Daardoor wordt tegelijk de externe veiligheid vergroot
en ontstaat ruimte voor de aanleg van een stadspark en stedelijke functies.
Het actuele probleem van de fijne stof speelt bij alle ontwikkelingslocaties die
verkeersaantrekkende gevolgen hebben, dus ook bij de stations. De stationslocaties
hebben, in de ogen van de plannenmakers, het voordeel dat zij juist tot wijziging van
de modal-split leiden ten gunste van het openbaar vervoer: de trein stopt immers voor
de deur. Bovendien wordt met bedrijven gewerkt aan het opstellen van vervoersmanage-
mentplannen. Bij Den Haag Centraal zijn de problemen rond de fijne stof een aanleiding
geweest om de parkeergarages onder de gebouwen aan elkaar te koppelen en meerdere
in- en uitgangen te ontwerpen. De afwikkeling van parkerende auto’s gaat daardoor
soepeler; met positieve effecten voor de luchtkwaliteit. De fijne stof vormt niettemin
voor alle plannenmakers een punt van zorg. Op hogere niveaus (gemeente, Rijk) wordt
dan ook gewerkt aan een oplossing.
Complexiteit Hot item dat vooral speelt bij de NSP-stations, is de complexi-
teit van het procesmanagement. Die complexiteit speelt op alle niveaus en door alle
niveaus heen. Op gebiedsniveau is het zaak om meerdere partijen met verschillende
belangen op één lijn te krijgen. Dat is bij alle vastgoedontwikkelingen aan de orde,
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 18
1K
athedralen van de nieuwe tijd
19
maar lastiger bij de grote stationslocaties gezien de beoogde functiemix en ambities ten
aanzien van sociale veiligheid en stedelijkheid. Gezien de schaal van de projecten en de
kosten van nieuwe infrastructuur zijn de ontwikkelingsrisico’s voor de gemeente ook
groot. Zeker met een zwakke markt voor kantoren en ander commercieel vastgoed, dat
een belangrijke bijdrage moeten leveren aan de grondexploitatie. De Zuidas is, vanwege
het volledig ondergronds brengen van weg- en OV-infrastructuur, het beste voorbeeld.
Anderzijds is het daar, door de potentie van de plek als absolute toplocatie, beter
mogelijk om tot een rendabele oplossing te komen. Samen met banken en beleggers
wordt een NV gevormd voor de aanleg van de dokken en de grondexploitatie van het
gebied daarboven.
De keus voor een publiek-private samenwerking op gebiedsniveau, zoals bij de Zuidas,
is overigens redelijk uniek. De indruk bestaat dat – anders dan bij de eerste-generatie
sleutelprojecten begin jaren negentig – minder neiging bestaat om op de schaal van
het totale plangebied tot PPS-constructies te komen, waarbij rendabele en onrendabele
onderdelen binnen één publiek-private organisatie werden gemiddeld. Wijs geworden
door de ervaring dat de markt zich op deze schaal niet aan risico’s wenst te committeren,
wordt veelal gekozen voor een traditionele aanpak. Opdelen van het plangebied in
hapklare brokken die één op één met een of meer marktpartijen worden ontwikkeld.
Utrecht Centraal is daarvan het beste voorbeeld: na een geschiedenis van 15 jaar publiek-
private samenwerking wordt nu met bestaande eigenaren individueel zaken gedaan.
De ervaring met grote projecten in het verleden (de ‘Manhattans’ aan het IJ en aan
de Eem) heeft gemeenten verder geleerd om uitermate zorgvuldig te communiceren met
politiek en bevolking. Draagvlak is een absolute voorwaarde om tot uitvoerbare plannen
te komen. Overigens bestaat de indruk dat de soep daarbij niet meer zo heet wordt
gegeten als tien jaar geleden. Deels omdat de gemeente blijkbaar het gemeentelijk
belang beter weet te communiceren (werkgelegenheid, wijkverbindingen), deels omdat
ze zelf meer de regie heeft over de planvorming: PPS’en met marktpartijen werden
altijd kritisch beoordeeld.
Wie is de opdrachtgever En dan is er nog de complexiteit van het
procesmanagement van de stations zelf. Op operationeel niveau vormt met name de rol
van NS en ProRail, als taakorganisatie van Verkeer & Waterstaat, een vast aandachtspunt:
wie is opdrachtgever en wie is verantwoordelijk voor wat?
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 19
20
Vóór de opsplitsing van de Nederlandse Spoorwegen in verschillende bedrijven,
kon er met één partij zaken worden gedaan. Door de knip in verantwoordelijkheden
(NS stationsgebouw, ProRail infrastructuur en perrons) ontstaat er een verwarrende
situatie omdat de vormgeving van perrons, passage en hal fysiek nauw met elkaar zijn
verbonden. Ook de verantwoordelijkheden binnen NS zelf (NS Vastgoed als juridisch
eigenaar, NS Stations als economisch eigenaar) maken het er niet makkelijker op als het
gaat om de bijdragen vanuit winkels en vastgoed. En dan zijn er ook nog allerlei kleine
akkefietjes zoals de exploitatie van de fietsenstalling: NS Fiets voelt er niets voor om
de exploitatie van een dure bewaakte (ondergrondse) stalling volledig op zich te nemen
als het op straat gratis kan. De ervaring (Amersfoort) is dan dat de kolossale fietsen-
stalling vrijwel leeg staat. De oplossing hiervoor is dat gemeenten zelf een bijdrage
leveren aan de exploitatie, dan wel via een Algemeen Plaatselijke Verordening losse
fietsen op straat kunnen verwijderen.
Ook de positie van ProRail is lastig: als gedelegeerd opdrachtgever voor de spoor-
infra-structuur namens V&W, heeft het bedrijf een controlerende taak. Bij sommige
stations wordt ProRail echter door de gemeente als gedelegeerd opdrachtgever van de
terminal aangetrokken. Daardoor heeft het bedrijf meerdere petten op en moet het zelf
weer door het departement gecontroleerd worden. Het probleem met de positie van
ProRail heeft overigens ook te maken met de spanning tussen beschikbare middelen en
ambitie. Mede door bezuinigingen op de begroting van V&W zijn de kwaliteitscriteria
voor de NSP-stations bewust laag gehouden (‘sober en doelmatig’). Dit zijn, aldus de
plannenmakers, criteria die wellicht passen bij een weilandstation, maar niet bij de
‘kathedralen van de nieuwe tijd’. Door de beperkte middelen van het Rijk (ProRail)
maken de bijdragen vanuit het vastgoed en winkels ook noodzakelijk onderdeel uit
van de businesscase met alle verwarring (zie boven) vandien. En dan moeten er, last but
not least, ook nog eens zaken worden gedaan met de andere openbaarvervoerbedrijven
(bussen, trams), regiobesturen (bijvoorbeeld over RandstadRail) en marktpartijen.
Poldermodel Aandachtspunt vormt tot slot de organisatie van het Rijk
zelf; dat wil zeggen de relatie tussen VROM en Verkeer & Waterstaat. Er is gekozen
voor een interdepartementale stuurgroep onder leiding van de directie Realisatie en
Ontwikkeling van VROM en op basis van een traditionele lijnverantwoordelijkheid van
de medewerkers van beide departementen. In dit verband worden geen voorstellen
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 20
1K
athedralen van de nieuwe tijd
21
gedaan voor een meer efficiënt organisatiemodel: projectorganisaties of ontwikkelings-
bedrijven hebben allemaal hun voors en tegens. Wel zijn de ervaringen met de organisa-
tie van de NSP’s van belang voor de volgende generatie sleutelprojecten die in aantocht
is: duidelijkheid, korte lijnen, beslissingsbevoegdheid en, natuurlijk, geld zijn sleutel-
woorden.
Ondanks de kritiek van de gemeenten op het ‘poldermodel’ bestaat er grote waarde-
ring voor het initiatief van het Rijk om de ontwikkeling van de stations in samenhang
met de stedelijke centra een extra impuls te geven. De formule om financieel beetje bij
beetje bij te leggen en rijksoverheid, gemeenten, openbaarvervoerbedrijven en markt
partijen te committeren aan de planvorming heeft in relatief korte tijd geleid tot
resultaten waarop iedereen trots is. In het licht van een toenemende globalisering en
concurrentie van regio’s binnen Europa heeft Nederland met de NSP’s en andere stations
zijn positie onmiskenbaar versterkt. Beter bereikbaar, duurzaam in termen van modal-
split en energiegebruik, en goed voor de economische positie en leefbaarheid van de
steden. Het poldermodel is meer dan een soms lastig overlegmodel; het is ook een
manier van leven in een (polder)land met kleine, middelgrote en grote steden die van
oudsher de identiteit van ons land bepalen en waar het, vergeleken met het buitenland,
best aardig gesteld is met de ‘quality of life’.
Jan Rutten
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 21
22
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 22
2N
ieuwe S
leutelprojecten
23
Nieuwe Sleutelprojecten
2Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 23
24 Plan Het totale plangebied is 225 hectare groot en
omvat globaal een strook van 5 kilometer langs het spoor
en de A10 tussen de Amstelveenseweg en de
Europaboulevard. Volgens de Visie Zuidas (2004) komen
er ruim 1 miljoen m2 kantoren, 8.000 woningen, 500.000
m2 voorzieningen en ondergrondse parkeervoorzienin-
gen onder de diverse complexen. Qua vierkante meters
en investeringsvolume is de Zuidas zowat even groot als
alle andere sleutelprojecten in Nederland samen.
Inzet van de plannen is de realisatie van een hoogwaardi-
ge nationale en internationale toplocatie. Rijk, provin-
cie, ROA en gemeente Amsterdam zijn het eens over die
doelstelling en hebben tevens de benodigde publieke bij-
drage voor het project bepaald. Die kwaliteitsambities
krijgen handen en voeten op een groot aantal punten. Zo
zal de bereikbaarheid – nu al een van de belangrijkste
selling-points – verder worden verbeterd. Uitbreiding
van de A10, verdubbeling van de spoorlijnen (onder meer
voor de HSL) en de aanleg van nieuwe stedelijke raillij-
nen voorzien daarin. Op de plek van het huidige station
Zuid/WTC komt een heel nieuw ondergronds station,
waar alle vervoersmodaliteiten samenkomen. Dat nieuwe
station zal in fases tot stand komen, omdat het voortdu-
rend moet blijven functioneren. Een ondergrondse stal-
ling voor circa 2.500 fietsen is in 2004 al opgeleverd.
De Zuidas wordt een dynamisch stedelijk centrummilieu.
Levendigheid en veiligheid op straat zijn bepalend voor
sfeer en uitstraling. Functiemenging is dan ook een cru-
ciaal onderdeel van de plannen. Ieder bouwblok bevat
een mix van woningen en kantoren. In het hele gebied
zijn in de plinten van de gebouwen (0 tot 10 meter) voor-
zieningen geprojecteerd. Daarbij gaat het niet alleen om
hoogwaardige voorzieningen in de sfeer van detailhan-
del, leisure en cultuur, maar ook om basisvoorzieningen
als scholen en kinderopvang. De flexibiliteit wordt verze-
kerd door de stedenbouwkundige gridstructuur. Ook de
verdiepingshoogte van gebouwen (minimaal 3.30 meter)
maakt uitwisselbaarheid van functies in de tijd mogelijk.
Zuidas internationale toplocatie
De Zuidas in Amsterdam is in potentie de enige echte internationale toplocatie die Nederland
rijk is. Als de Zuidas over zo’n 25 jaar klaar is, zijn er 1 miljoen vierkante meter kantoren en
8000 woningen gerealiseerd. Er zijn 53.000 arbeidsplaatsen en er wonen circa 15.000 mensen.
Met het ondergronds brengen van de infrastructuur krijgt het gebied een geweldige impuls.
Daardoor kan Amsterdam in de internationale ranking van wereldsteden zijn plaats in de top
behouden en versterken. Kwaliteit is het sleutelwoord.
Gezien de hoge dichtheden
en de verwachte drukte op
straat krijgt de openbare
ruimte veel aandacht.
2.1 AmsterdamP
rojectbureau Zuidas
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 24
25
De Zuidas wordt een
dynamisch stedelijk
centrummilieu met hoog-
waardige voorzieningen.
2.1A
msterdam
Zuidas
Het programma van de Zuidas biedt dan ook geen sta-
tisch eindbeeld, maar kan worden aangepast aan sociaal-
economische en maatschappelijke veranderingen.
Voor de stedelijke ambiance en het draagvlak van deze
voorzieningen zijn hoge dichtheden een must. Voor het
hele gebied is een netto floor space index van gemiddeld
4.5 vastgesteld.
De bebouwing bestaat uit 30 meter hoge stadsblokken
waarop in dambordpatroon circa 65 torenposities tot een
maximale bouwhoogte van 105 meter kunnen worden
gebouwd.
De bouwhoogte loopt af naar de randen waar de Zuidas
grenst aan bestaande wijken, zoals Buitenveldert, de
Rivierenbuurt en Amsterdam-Zuid. Gezien de hoge dicht-
heden en de verwachte drukte op straat krijgt de kwali-
teit van de openbare ruimte veel aandacht. Water en
groen worden subtiel ingepast in de bebouwing. Ook de
toegangen tot het station en parkeergarages maken
onderdeel uit van de publieke ruimte, evenals de publie-
ke gebouwen die in het gebied komen. Al met al gaat het
erom een milieu te creëren waar bewoners, werkers en
bezoekers zich 24 uur per dag op hun gemak voelen. Een
goed beheer van het openbaar gebied vormt daarvoor een
belangrijke voorwaarde. Een creatieve aankleding van de
bouwplaatsen vormt, in de komende decennia van bouw-
werkzaamheden, een bijzonder aandachtspunt.
Your captain
Gem
eente Am
sterdam/D
oriann Kransberg
Projectbureau Zuidas
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:28 Pagina 25
26
Duurzaamheid is het laatste sleutelwoord voor de ambi-
ties van de Zuidas. Dit komt tot uiting in de stedenbouw-
kundige en bouwkundige ontwerpen, waardoor delen
van gebouwen en gebieden zonder grote ingrepen kun-
nen worden aangepast aan de eisen van de markt, maar
ook in de energievoorzieningen. Plannen zijn al in uit-
voering om koude en warmte op te slaan in ondergrondse
bellen in combinatie met de toevoer van koud water uit
het aangrenzende Nieuwe Meer, waardoor een enorm
energierendement kan worden gehaald. Daardoor kan
voor de hele Zuidas een besparing op fossiele brandstof
van 50 tot 75 procent worden bereikt.
Proces Het masterplan uit 1998 vormde de start van de
planvorming. De ontwikkeling van een internationale
kantoorlocatie vormde in eerste instantie de inzet. In de
loop der jaren werden de ambities verbreed door de uit-
breiding van het programma met woningen en voorzie-
ningen. Ook werd vastgesteld dat deze kwaliteitsambities
alleen gerealiseerd konden worden door alle infrastruc-
tuur ondergronds te brengen in de vorm van ‘dokken’. De
autonome ontwikkeling van de Zuidas die ook al voor de
nieuwe plannen aan de gang was, kreeg daarmee een
extra impuls. Binnen de contouren van het masterplan
worden in hoog tempo deelplannen tot ontwikkeling
gebracht. Eind 2005 is al ruim 350.000 m2 opgeleverd en
in aanbouw genomen. In 2004 is ook gestart met de bouw
van twee woningbouwprojecten.
Over het eindbeeld van Zuidas is lange tijd onzekerheid
geweest. Nu zijn alle betrokken partijen gericht op het
tot stand komen van het meest ambitieuze model, waar-
bij de weg, trein en metro volledig onder de grond wor-
den gebracht over een afstand van 1,2 kilometer. Op die
‘dokken’ kan dan vervolgens een groot extra stedelijk
programma worden gerealiseerd.
De inspanningen om dit zogenaamde dokmodel daadwer-
kelijk van de grond te krijgen hebben een bijzondere
stempel gedrukt op het ontwikkelingsproces in de afgelo-
pen jaren. Het heeft jaren geduurd om de rijkspartijen te
overtuigen van het belang van deze formule. Uit het oog-
punt van bereikbaarheid sec was het niet nodig. Ook
stond het Rijk terughoudend ten opzichte van dit soort
complexe plannen waarvan de financiële risico’s niet
goed waren te overzien.
Inmiddels is er een businesscase uitgewerkt waarin geen
sprake is van extra subsidies van rijkswege, maar waarin
banken, beleggers, gemeente Amsterdam en Rijk geza-
menlijk participeren in een onderneming die de Zuidas
verder ontwikkelt. Het businessmodel voorziet in een
investering van 1.5 miljard in de aanleg van de onder-
grondse infrastructuur. Daarbij participeert het Rijk voor
20 procent, de gemeente Amsterdam voor 20 procent en
private partijen voor 60 procent. Overigens levert het
Rijk, net als bij de andere nieuwe sleutelprojecten, een
bijdrage in de ontwikkeling in de vorm van middelen uit
het NSP-budget, het MIT Grote Stations en het BOR van in
totaal 319.8 miljoen euro.
De ontwikkeling van het dokgebied boven de dokken is
niet van invloed op de grondexploitaties van de overige
deelgebieden, waarvan een aantal inmiddels al in uitvoe-
ring is. Deze gebieden worden traditioneel ontwikkeld en
uitgegeven door de gemeente Amsterdam die het meren-
deel in eigen bezit had. De winst op deze exploitaties
(450 miljoen euro) investeert de gemeente in de ontwik-
keling van de dokzone (zie boven). �
Programma
Plangebied 225 ha
Kantoren 985.000 m2
Woningen 1.000.000 m2
(8.000-10.000 woningen)
Voorzieningen 320.000 m2
Rijksbijdrage (prijspeil 2005) € 653 mln
Start bouw NSP reeds gestart
Start bouw Dokzone 2005
Start bouw OV-terminal 2020
Realisatie NSP 2030
Delen van gebouwen en
gebieden kunnen zonder
grote ingrepen worden
aangepast aan de markt.
CIIID
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 26
2.1A
msterdam
Zuidas
27
Alle infrastructuur wordt ondergronds
gebracht in de vorm van dokken.
CIIID
CIIID
CIIID
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 27
28
2.2 Arnhem
Arnhem Centraal vormt straks een van de meest spectaculaire stations in
Nederland, waarin landschap, stad en station deel uitmaken van een geïnte-
greerd openbaarvervoergebied. Door zelf het heft in handen te nemen bij het
ontwerp van het nieuwe station en risicodragend te investeren in een onder-
grondse parkeergarage en kantoortoren heeft Arnhem een geweldige impuls
gegeven aan de herontwikkeling van dit gebied.
Arnhem Centraal station als stedelijk landschap
Plan De hogesnelheidstrein tussen Duitsland en
Amsterdam (ICE-trein), de aanwijzing van Arnhem-
Nijmegen tot stedelijk knooppunt en de daardoor ver-
wachte stedelijke ontwikkeling vormden de aanleiding
voor een ingrijpende transformatie van het stationsge-
bied in Arnhem. Al in 1994 werd samen met ProRail een
nota van uitgangspunten opgesteld die in 1997 resulteer-
de in een masterplan van de hand van architectenbureau
UN-Studio in samenwerking met Arup Consulting
Engineers uit Londen. In het masterplan voor Arnhem
Centraal wordt op subtiele wijze gebruik gemaakt van
het hoogteverschil tussen de west- en oostkant van het
station (15 tot 20 meter). Het nieuwe station heeft daar-
door het karakter van een stedelijk landschap met plooi-
en en inkepingen waar ramen en uitgangen zijn gesitu-
eerd. Hierdoor ontstaat er een volledig geïntegreerd
openbaarvervoergebied rond de centrale hal, die recht-
streeks en overdekt toegang geeft tot trein, taxi, bus,
fiets, parkeergarage en kantoren. Kruisende verkeersstro-
men kunnen zo tot een minimum worden beperkt, ter-
wijl alle onderdelen goed bereikbaar blijven en de voet-
ganger zich in een oogopslag kan oriënteren. Via simula-
tieberekeningen van toekomstige voetgangersstromen
werd de benodigde oppervlakte voor bewegingen en
wachtruimten bepaald en daarmee de plaats en omvang
van de transferhal. Onder meer in verband met de hoge-
snelheidstrein tussen Amsterdam en Duitsland legt
ProRail een vierde perron aan. Spectaculair is de routing
van het autoverkeer vanuit de binnenstad richting
Rijnkade en
station, waardoor bezoekers van het station vanuit de
nieuwe Willemstunnel direct de ondergrondse parkeer-
garage (circa 1000 plaatsen) kunnen inrijden. Te voet is
het centrum van Arnhem straks uitstekend bereikbaar
via een nieuwe voetgangersroute: de Oude Stationsstraat.
Na sloop van de huidige bebouwing wordt de straat iets
in zuidelijke richting verlegd en omgebouwd tot een
winkelpromenade die aansluit op de route naar het
centrum. Boven de winkels komen ongeveer 150 wonin-
gen. Het masterplan voorziet verder in het plangebied
Het nieuwe station heeft
het karakter van een stedelijk
landschap met plooien en
inkepingen.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 28
2.2A
rnhemA
rnhem C
entraal
29
van 23.5 hectare in een programma van 80.000 m2 bruto
kantoren, 8400 m2 winkels en 2500 m2 horeca.
Interessante onderdelen van het plan vormen de koude-
en warmteopslag en de centrale afvalinzameling. Koud
en warm water worden op grote diepte in de bodem opge-
slagen en via een buizenstelsel door de toekomstige
bebouwing geleid. Doelstelling is dat dit systeem sterk
concurrerend zal zijn ten opzichte van de traditionele
energievoorziening. Ook het afval wordt ondergronds via
luchtstromen door een buizenstelsel naar een onder-
UN
Studio
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 29
30
grondse ‘afvanginrichting’ getransporteerd, waar het met
vuilniswagens wordt afgevoerd. Door dit systeem kon het
grondoppervlak aanmerkelijke effectiever worden inge-
richt. De bouw van Arnhem Centraal is inmiddels flink
op dreef. De ondergrondse garage waarop in de toekomst
de haltes voor de kenmerkende Arnhemse trolleybussen
komen, is gereed. Net als twee kantoortorens van 70
meter hoog langs de toekomstige Stationsstraat. De bouw
van de nieuwe transferhal zal in 2007 starten en wordt
medio 2009 opgeleverd. Met ontwikkelaars en beleggers
zijn gesprekken gaande over de realisatie van de kanto-
ren, winkels en woningen ten westen van de stationshal.
De ontwikkeling van Arnhem Centraal vormt de opmaat
voor een nog veel ambitieuzere transformatie van om-
ringende gebieden op langere termijn.
Het ‘Rijnboogplan’ (43.5 ha) heeft als doel de relatie van
de binnenstad met de Rijn, die door de bombardementen
in de oorlog is verwoest, te herstellen.
Proces De gemeente Arnhem is al voor de aanwijzing
als NSP begonnen met de planvorming. Om zelf het ini-
tiatief in handen te kunnen houden en tempo te maken
trok de gemeente vanaf de start de opdrachtgeversrol
voor de transferhal naar zich toe. Pas in een later stadi-
um kwam er overeenstemming met NS en ProRail over
het plan van Ben van Berkel.
Ook investeerde de gemeente vooruitlopend op een con-
tract met een belegger risicodragend in de bouw van de
parkeergarage onder het stationsplein en in de inmiddels
gerealiseerde twee kantoortorens in het plangebied.
In totaal krijgt Arnhem een bijdrage van €24,9 miljoen
van VROM (NSP) en € 24,3 miljoen van V&W (MIT).
Daarnaast geeft de NS een belangrijke bijdrage voor de
commerciële voorzieningen en is er een significante bij-
drage van de Provincie en het KAN. De Gemeente Arnhem
maakte zelf de “business case” van het project sluitend.
Net las bij andere NPS-projecten zijn er punten waar
flink over wordt gediscussieerd, zoals de branchering
van de commerciële voorziening in de stationshal en het
beheer en onderhoud. In Arnhem is bovendien de inpas-
sing van het spooruitbreidingsproject Sporen een belang-
rijk discussiepunt. Het plan voorziet ondermeer in twee
extra sporen, een vierde perron en een vrije spoorkrui-
sing. Op dit moment zijn ook de inrichting en materiali-
satie van de transferhal en de uitstraling van de winkels
een hot item. De gemeente heeft ProRail gevraagd een
beeldkwaliteitsplan op te stellen om een goed beeld te
krijgen van de eindsituatie. Een ander discussiepunt
vormt de exploitatie van de fietsenstalling. De plannen
voorzien in een ondergrondse bewaakte en onbewaakte
fietsenstalling. Wijs geworden door ervaringen elders,
voorziet NS echter problemen met de exploitatie van het
bewaakte deel als fietsers op de dezelfde locatie ook gra-
tis kunnen stallen. Door het initiatief te nemen bij het
ontwerp van de transferhal en risicodragend te investe-
ren in de parkeergarage en aangrenzende kantoren, loopt
de gemeente Arnhem voor op andere NSP-gemeenten. De
keerzijde van deze voortrekkersrol is dat de gemeente
zelf verantwoordelijk was en nog steeds is voor de ont-
wikkeling en exploitatie van delen van de terminal (o.a.
congreshal) en het omliggende gebied.
Door de integratie van terminal en vastgoed krijgt het
station van Arnhem straks onmiskenbaar een extra
dimensie. Het wordt stedelijk, dynamisch en vooral spec-
taculair. De terminal krijgt bijvoorbeeld een business-
lounge voor internationale reizigers en een uitgekiend
winkel- en horeca-aanbod. �
Programma
Plangebied 24 ha
Kantoren 80.000 m2
Woningen 150 eenheden
Voorzieningen 5.900 m2
Rijksbijdrage (prijspeil 2005) € 84 mln
Start bouw NSP reeds gestart
Start bouw OV-terminal 2007
Oplevering OV-terminal 2009
Realisatie NSP 2011
gedelegeerd opdrachtgever spoorse deel PRORAIL
Voetgangers kunnen zich in
een oogopslag oriënteren.
De terminal krijgt een
businesslounge en een
uitgekiend winkel- en
horeca-aanbod.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 30
2.2A
rnhemA
rnhem C
entraal
31
Het geïntegreerde
openbaarvervoergebied
rond de centrale hal geeft
rechtstreeks toegang
tot trein, taxi, bus, fiets,
parkeergarage en
kantoren.
UN
Studio
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 31
32
Via Breda een stap voor Brabant, een sprong voor Breda
2.3 Breda
Een compacte efficiënte
maar ook comfortabele
overstapmachine met korte
verbindingslijnen en alle
functies onder één dak.
Plan ‘Stedelijk leven en internationaal ontmoeten’ is
het hoofdthema van de plannen van de gemeente Breda
voor de Spoorzone. Daarmee wordt verwezen naar de
twee karakteristieken van ‘Via Breda’, de verzamelnaam
voor een aantal deelprojecten: de internationale dimen-
sie van het station als stopplaats van de HSL-shuttle
enerzijds en het specifieke karakter van de stad ander-
zijds. ‘Via Breda’ staat voor de verbinding met Europa en
de dynamiek die dat met zich meebrengt.
Het nieuwe station Breda moet meer worden dan alleen
een overstapplaats. Het moet ook een stedelijk centrum-
gebied worden en ontmoetingsplek voor de bevolking en
gebruikers. De nabijheid van de gezellige, historische
binnenstad biedt daartoe volop kansen. De ontwikkeling
van de Spoorzone sluit dan ook naadloos aan op een tra-
ditie van Breda om de binnenstad zijn ontmoetingsfunc-
tie te laten behouden. De herontwikkeling van de Chassé-
kazerne tot het Chassé Park en de transformatie van bui-
ten gebruik geraakte industrieterreinen en gebouwen
De ontwikkeling van het Stationskwartier is de eerste stap in een totale transformatie
van de Spoorzone in Breda. De herontwikkeling van het gebied ‘Via Breda’ betekent een
schaalsprong voor de stad; sociaal, cultureel en economisch. De aansluiting op de hoge-
snelheidslijn via een aparte HSL-shuttle geeft daaraan een extra impuls. ‘Een stap voor
Brabant, een sprong voor Breda’ vormt niet voor niets het motto van het Structuurplan
Spoorzone Via Breda 2025.
komen voort uit dezelfde filosofie.
Het Stationskwartier vormt het hart van de Spoorzone.
Het programma voorziet volgens het masterplan in circa
130.000 m2 kantoren, 600 woningen en 13.500 m2 voorzie-
ningen, waaronder een hotel. De inzet van de gemeente
en NS Vastgoed, de ontwikkelaar van het Stationsgebied,
is om het gebied te laten uitgroeien tot een internationale
toplocatie voor handel, logistiek en zakelijke dienstverle-
ning. Mede op initiatief van VROM hebben partijen vroeg-
tijdig besloten de transferfuncties van het nieuwe station
in één opgave te combineren met de woningen, kantoren
en winkels. Dit resulteerde in een integraal ontwerp van
Koen van Velsen waarin de NSP-doelstellingen in optima
forma worden gematerialiseerd: intensief ruimtegebruik
en een compacte, efficiënte maar ook comfortabele over-
stapmachine met korte verbindingslijnen en alle functies
onder één dak. VROM heeft zich er ook voor ingespannen
de huisvesting van rijksdiensten onder te brengen in het
nieuwe station en het gebied. Dit is een belangrijke
impuls geweest.
Visualisatie A2 S
tudio/K. van Velsen A
rchitektenburo
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 32
2.3B
redaVia B
reda
33
Een van de belangrijkste doelen van de stedenbouwkun-
dige visie voor het Stationskwartier (Masterplan Centraal
Breda 2003) is het slechten van de barrière die het spoor
decennialang vormde tussen het centrum en de naoor-
logse woonwijken aan de noordkant van de stad. In het
ontwerp voor de terminal van architect Koen van Velsen
is dan ook een 36 meter brede, verdiepte passage opgeno-
men voor de bus- en treinreizigers én voor voetgangers
die van het centrum naar de andere kant van de stad wil-
len en omgekeerd. Het belang van de logistieke functie
botst bij stations vaak met de ruimtebehoefte van win-
kels en bewaakte toegangcontrole naar de perrons. In het
ontwerp van de nieuwe terminal heeft de architect hier-
voor een vernuftige oplossing gevonden die een bewaak-
te toegangscontrole in combinatie met een vrije door-
gang van noord naar zuid mogelijk maakt. De verbinding
tussen centrum en andere wijken krijgt een accent in de
vorm van het station en de entree tot het gebouw of OV-
terminalcomplex.
Het nieuwe station staat symbool voor de dynamiek van
het HSL-tijdperk en het nieuwe stadsdeel ‘Via Breda’.
Tegelijkertijd geeft de architect aan dat het ‘een gebouw
voor de stad’ is. Vastgoed en terminal worden geïnte-
greerd in het gebouw, zowel aan de noord- als de zuidzij-
VRO
M
Gem
eentearchiefG
emeentearchief
Visualisatie A2 S
tudio/K. van Velsen A
rchitektenburo
Visualisatie A2 S
tudio/K. van Velsen A
rchitektenburo
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 33
Het stationskwartier wordt
ruimtelijk en functioneel ver-
bonden met de omliggende
bestaande wijken.
34
de. Vanuit de kantoorruimten is er zicht op de perrons en
reizigers. De functie van het station als overstapmachine
wordt geoptimaliseerd. Het ministerie van V&W heeft
besloten het aantal perrons uit te breiden van twee naar
drie en aan de noordzijde komt op hetzelfde niveau als
de sporen een platform voor lokale en regionale bussen,
inclusief het Hoogwaardig Openbaar Vervoer (HOV). Voor
fietsers zijn er gebouwde fietsenstallingen geprojecteerd,
waaronder een bewaakte fietsenstalling voor 2800 fietsen
aan de noordzijde en nog eens 1000 onbewaakte plaatsen.
Op het dak van het station komt een parkeergarage voor
720 auto’s ten behoeve van woningen, kantoren en Parc &
Ride. Daarmee is Breda binnen enkele jaren klaar om een
groei van het aantal trein- en busreizigers met 25 procent
tot het jaar 2020 te kunnen opvangen.
Het Stationskwartier zelf wordt ruimtelijk en functioneel
nauw verbonden met de omliggende, bestaande wijken
Belcrum en Spoorbuurt. Aan de centrumkant komen aan
weerszijden van het stationsplein woningen en voorzie-
ningen. Een langzaam-verkeerroute in de as van de sta-
tionshal verbindt het station met het aangrenzende Park
Valkenberg en het historische centrum. Aan de achter-
kant zijn op het in onbruik geraakte deel van het spoor-
emplacement langs een nieuwe groene avenue woningen
en kantoren voorzien. De noordzijde van het station
krijgt daarmee een enorme kwaliteitsimpuls en wordt
direct bij de stad betrokken. De ontwikkeling van het
Stationsgebied vormt de eerste fase van een nog veel
ambitieuzer ontwikkelingsprogramma voor de hele
Spoorzone (160 hectare, waarvan 129 nieuw te ontwikke-
len) dat in 2025 moet zijn afgerond. Daarbij worden ook
aangrenzende woonwijken en verouderde bedrijfsterrei-
nen aan de noord- en zuidkant van het spoor ingrijpend
getransformeerd. In totaal is Breda door de ontwikkeling
van het stadsdeel ‘Via Breda’ 5.000 woningen en 10.000
arbeidsplaatsen rijker. Daarmee is wat vastgoed betreft
een investering gemoeid van 1,5 miljard euro.
Proces Net als bij andere sleutelprojecten vormt het
opdrachtgeverschap in Breda een hot issue. Dit temeer
door de integratie van vastgoed in de terminal en de dub-
bele functie van de passage als huiskamer van NS en ver-
bindingsroute voor buspassagiers en voetgangers van
noord naar zuid. Om het proces met soms tegenstrijdige
belangen te kunnen aansturen heeft de gemeente in een
vroeg stadium modellen laten maken, waarbij het basis-
station, de NSP-kwaliteit en vervolgens het vastgoed dui-
delijk van elkaar werden onderscheiden. Dit vormde het
uitgangspunt voor de bijdragen van partijen. Het totale
financiële plaatje bestaat uit een bijdrage van 15.9 mil-
joen euro voor de kwaliteit van het gebied van VROM
(NSP 1), 9 miljoen van VROM voor de kwaliteit van de OV-
terminal (NSP 2), 30 miljoen voor het treinbasisstation
van V&W (MIT), 22.7 miljoen van de gemeente en NS
Vastgoed, 2,9 miljoen van ProRail en 10 miljoen van de
provincie Noord-Brabant. Februari 2004 hebben de geza-
menlijke partijen ten behoeve van het op te stellen ont-
werp een overeenkomst gesloten over het opdrachtgever-
schap. Voor de realisatiefase zal deze overeenkomst een
vervolg krijgen in een af te sluiten overeenkomst tussen
de opdrachtgevende partijen ProRail, NS en gemeente
Breda.
Voor het totale Stationskwartier, inclusief terminal,
wordt één bestemmingsplan opgesteld en één grondex-
ploitatie, waarbij waardevermeerdering van gronden
wordt ingezet voor de realisatie van de NSP-kwaliteit bij
de terminal en in de openbare ruimte. NS Vastgoed is ver-
antwoordelijk voor de verdere ontwikkeling en realisatie
van woningen, kantoren en voorzieningen.
Laatste betrokken partij is de provincie Brabant als ver-
antwoordelijke voor het streekvervoer en als partner in
het stedelijk netwerk met de grote Brabantse steden
BrabantStad. BrabantStad zet in op de ontwikkeling van
Programma
Plangebied 12,6 ha (Stationskwartier)
Kantoren 117.000 m2
Woningen 70.000 m2 (595 eenheden)
Voorzieningen 13.500 m2
Rijksbijdrage (prijspeil) € 62 mln
Start bouw NSP 2006
Start bouw OV-terminal 2007
Oplevering OV-terminal 2010
Realisatie NSP 2015
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 34
2.3B
redaVia B
reda
35
een optimale bereikbaarheid binnen de provincie, zowel
per spoor als met andere vervoersvormen. Vanaf 2007 zal
de HSL-shuttle Brabant verbinden met het Europese HSL-
netwerk; het OV-netwerk BrabantStad zorgt voor de aan-
sluiting met Brabant, terwijl de HOV zorgt voor hoogfre-
quente verbindingen met de regio. De OV-terminal wordt
daarmee het knooppunt van internationale en nationale
verbindingen. ‘Een stap voor Brabant, een sprong voor
Breda’ dus. �
De stationslocatie moet
uitgroeien tot een inter-
nationale toplocatie voor
handel, logistiek en zakelijke
dienstverlening.
Visualisatie A2 S
tudio/K. van Velsen A
rchitektenburo
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 35
36
2.4 Den Haag
Het bestaande stationsplein
wordt straks omsloten door
een spannend gebouw met
opvallende poorten naar een
ontwerp van Rem Koolhaas.
Den Haag Nieuw Centraal station met Schipholkwaliteit
Den Haag Nieuw Centraal vormt de afronding van Den Haag Nieuw Centrum, een verzamelnaam
voor een breed palet aan stedelijke projecten die de afgelopen tien jaar in en rond het centrum
van Den Haag zijn gerealiseerd. De Resident, het nieuwe stadhuis en de tram- en autotunnels
zijn inmiddels een begrip. Een indrukwekkende openbaarvervoersterminal (OV-terminal) met
‘Schipholkwaliteit’ vormt straks het hart van een nieuwe uitbreiding van de residentie met
kantoren, winkels en luxe appartementen.
Plan Al voor de aanwijzing als NSP-project was Den
Haag begonnen met de plannen voor de vernieuwing van
het tramplatform in het Centraal Station. Dit vanwege
RandstadRail, de snelle OV-verbinding tussen een aantal
stations in de zuidvleugel van de Randstad. De bouw van
een transparante buis dwars door de stationshal richting
De Resident is bijna klaar. Met de aanwijzing als NSP-
project werd het programma verbreed en werd naast de
terminal zelf de hele omgeving erbij betrokken. In totaal
gaat het nu om de realisatie van circa 113.000 m2 kanto-
ren, 300 luxe appartementen, 1100 m2 winkels, 11.000 m2
hotel, 23.200 m2 overige voorzieningen, 100.000 m2 par-
keerruimte voor auto’s en fietsen en, niet te vergeten, een
tweetal nieuwe stedelijke pleinen. De gemeente is
opdrachtgever voor het project Den Haag Nieuw
Centraal. Dit als garantie voor een optimale kwaliteit,
tempo en logistieke uitvoering.
De nieuwe terminal, naar een ontwerp van Benthem
Crouwel Architecten, vormt het hart van het plan.
Ruimte, licht en overzicht zijn sleutelwoorden. De termi-
nal krijgt een verhoogd glazen dak waardoor de winkels
in het huidige stationsgebouw onderdeel van de hal wor-
den. De sporen worden diagonaal ingekort zodat aan de
kant van de Rijnstraat (VROM) een royale nieuwe entree
ontstaat. In de vloer van het huidige busstation wordt
een vide uitgesneden, waardoor alle vervoersmodalitei-
ten vanuit de hal optimaal zichtbaar en bereikbaar zijn.
De nieuwe terminal kan in 2020 ruim 350.000 reizigers
verwerken, het dubbele van het huidige aantal treinpas-
sagiers (100.000) en andere OV-gebruikers (90.000).
Ook de directe omgeving wordt ingrijpend verbeterd. Het
eerste grote project dat op stapel staat vormt de transfor-
matie van Nieuw Babylon. Dit wordt een prestigieus full-
service centrum met winkels en horeca op de begane
grond, een uitbreiding van de bioscoop op de eerste ver-
dieping en een grote foyer aan de kant van de huidige
Anna van Bueren parkeergarage. Op de hoeken zijn twee
torens gesitueerd waar kantoren en een hotel komen.
Spectaculair is een atrium over vier lagen dat kantoren,
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 36
2.4D
en Haag
Den H
aag nieuw centraal
37
winkels en horeca met elkaar verbindt. Nieuw Babylon
wordt in 2008 opgeleverd.
Grenzend aan Nieuw Babylon, op de plek van de huidige
parkeergarage, komt een nieuw stedelijk plein met cultu-
rele voorzieningen. De bestaande parkeergarage wordt
ondergronds gebracht. Aan het plein liggen de entrees
van het station, van Nieuw Babylon en van enkele rijks-
gebouwen, zoals het Rijksarchief, het Letterkundig
Museum en de Koninklijke Bibliotheek. Op het plein
komt een Rijksgebouw (‘de Lampion’) dat de uitstraling
van het plein moet versterken. De begane grond van het
gebouw wordt open en toegankelijk voor iedereen en
vormt tevens de toegang tot de Koninklijke Bibliotheek.
Dankzij de publieke functies en culturele voorzieningen
zal het gebouw veel bezoekers trekken en sterk bijdragen
aan de levendigheid van dit deel van Den Haag Nieuw
Centraal. ‘De Lampion’ wordt ontwikkeld door de
Rijksgebouwendienst.
Het bestaande stationsplein wordt straks omsloten door
een spannend gebouw met opvallende poorten naar een
ontwerp van Rem Koolhaas. De bouw gaat volgend jaar
van start en moet in 2009 zijn afgerond. NS Vastgoed en
Multi Vastgoed ontwikkelen op het Koningin
Julianaplein woningen, kantoren, winkels en parkeer-
voorzieningen. Het Koningin Julianaplein wordt de ver-
binding tussen het drukke stationsgebied, de rustige
Koekamp en de historische binnenstad. Het ontwerp
voor het Koningin Julianaplein omvat in totaal 75.000
m2. Hiervan is 45.000 m2 voor kantoren bestemd, 25.000
m2 voor woningen en 5.100 m2 voor commercie. Onder het
plein komt parkeergelegenheid en een fietsenstalling.
Het ontwerp wordt de komende tijd verder uitgewerkt.
Tot slot zijn er nog twee gebouwen met een maximale
hoogte van 70 meter geprojecteerd boven het busplat-
form aan de kant van het Prins Bernard Viaduct.
Planontwikkeling en realisatie gaan pas van start na
afronding van de overige gebouwen.
Proces Van meet af aan was de inzet van de gemeente
om zelf het heft in handen te hebben. Dit om een optima-
le kwaliteit, tempo en logistieke uitvoering van het com-
VRO
M
Benthem
Crouw
el architekten BV bna
Aerophoto-S
chiphol
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 37
38
In de vloer van het huidige
busstation wordt een vide
uitgesneden waardoor alle
vervoersmodaliteiten vanuit
de hal optimaal zichtbaar en
bereikbaar zijn.
De terminal krijgt een
verhoogd glazen dak, w
aardoor de winkels in het
huidige stationsgebouw
onderdeel van de hal
worden.
Programma
Plangebied 16 ha (Stationskwartier)
Kantoren 114.500 m2
Woningen 53.000 m2
Voorzieningen 132.000 m2
Rijksbijdrage (prijspeil 2005) € 130 mln
Start bouw NSP 2004
Start bouw OV-terminal 2004
Oplevering OV-terminal 2009
Realisatie NSP 2011
gedelegeerd opdrachtgever spoorse deel PRORAIL
plexe bouwproces te garanderen. Zo is de gemeente zelf
risicodragend opdrachtgever voor de terminal en niet NS
of ProRail. ProRail treedt op als gedelegeerd opdrachtge-
ver namens gemeente en NS. De regierol van de gemeente
voorkomt overigens niet dat de gemeente bij ontwikke-
ling van de terminal tegen soortgelijke problemen aan-
loopt als andere NSP-gemeenten. Hoofditems vormen de
branchering en grondprijzen voor de winkels in de ter-
minal. De gemeente wil niet dat de branchering ten koste
gaat van het winkelareaal in het centrum. De grondprij-
zen onder de winkels vormen onderdeel van de totale
businesscase; deze moeten voor een deel bijdragen in de
stichtingskosten van het station. Dit botst met de belan-
gen van NS om het eigen rendement te optimaliseren. Net
als elders zijn er verschillende interpretaties over de
noodzakelijke basiskwaliteit in relatie tot de gewenste
NSP-kwaliteit. Er moest ook nog eens tot overeenstem-
ming worden gekomen met de stadsregio Haaglanden,
eigenaar en opdrachtgever van de infrastructuur voor
RandstadRail die dwars door de terminal loopt.
De stichtingskosten van zo’n 130 miljoen euro voor het
station worden grotendeels opgebracht uit bijdragen van
het Rijk en NS: dat wil zeggen 80 miljoen van V&W, 15
miljoen van VROM (NSP), 20 miljoen van NS (winkels) en
18 miljoen euro van de gemeente zelf (voor de onder-
grondse fietsenstalling).
De bijdrage van de gemeente is afkomstig uit het vast-
goed rond het station. Zo leidt de ontwikkeling van het
Koningin Julianaplein door NS Vastgoed en Multi
Vastgoed, eigen grond van de gemeente, tot een aanzien-
lijke plus. De sloop en aanleg van een nieuwe parkeerga-
rage op het Anna van Buerenplein levert weer een nega-
tief saldo op. Door de aanleg van de garage te koppelen
aan de herontwikkeling van Nieuw Babylon door Imca en
Bouwfonds wordt echter een budgettair neutraal resul-
taat behaald en kan het ontwikkelingsrisico elders wor-
den ondergebracht. Voordeel is bovendien dat het stede-
lijk plein op de parkeergarage snel gerealiseerd kan wor-
den en de kwaliteit van de openbare ruimte dus vanaf de
start optimaal is. Tevens is het daardoor mogelijk de
andere parkeergarages (Koningin Julianaplein, Babylon)
aan elkaar te koppelen, zodat de aan- en afvoer van
auto’s veel makkelijker verloopt. Dit is ook van belang
voor de luchtkwaliteit, een thema dat in Den Haag, net
als elders, hoge prioriteit heeft. De overbouwing van het
busstation is een budgettair neutraal verhaal; mogelijke
opbrengsten worden gecompenseerd door extra bouw-
kosten.
De regierol van de gemeente bij het ontwerp wordt voort-
gezet bij de uitvoering. Er ligt een integraal logistiek
plan zodat de ontwikkeling en realisatie van verschillen-
de deelprojecten soepel kan doorgaan. De gemeente heeft
per deelproject de knelpunten zichtbaar gemaakt, waar-
na de individuele partijen moeten aangeven hoe ze die
willen oplossen. Pas als dit duidelijk is, wordt een
opbreekvergunning verleend. Tevens is er een omge-
vingsmanager aangesteld die verantwoordelijk is voor
het beheer van de openbare ruimte.
Tot slot is de ervaring van de gemeente Den Haag dat dit
soort complexe projecten alleen met succes zijn te reali-
seren, door ze op te knippen in hapklare brokken.
Hoewel er sprake is van één integrale exploitatie en één
bestemmingsplan voor heel Den Haag Nieuw Centraal, is
niet gekozen voor publiek-private samenwerking, maar
voor afzonderlijke overeenkomsten per deelgebied. Dit
alles onder het motto: ‘Herken als gemeente je risico’s.
Leg ze neer bij de partijen die ze willen nemen. En
behoud zelf de regie.’ �
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 38
2.4D
en Haag
Den H
aag nieuw centraal
39
Ruimte, licht en overzicht
zijn de sleutelwoorden.
Benthem
Crouw
el architekten BV bna
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 39
40
2.5 Rotterdam
Rotterdam Stationsgebied voeten op de vloer
De vernieuwing van Rotterdam Centraal is noodzakelijk en urgent. Het vijftig jaar oude treinstation en het dertig
jaar oude metrostation kunnen de huidige reizigersstromen nu al nauwelijks meer verwerken, een probleem dat
alleen maar toeneemt als in 2007 de HSL en in 2008 RandstadRail operationeel worden. Rotterdam Centraal
wordt straks een logistiek helder station waar reizigers makkelijk hun weg kunnen vinden en dat goed aansluit
op de omgeving. Daarmee wordt het niet alleen een visitekaartje voor de Maasstad, maar zal het station ook een
gunstige invloed hebben op de aangrenzende stadsdelen en het vestigingsklimaat in het algemeen.
Plan In 2025 zullen naar verwachting 350.000 reizigers
per dag gebruik maken van Rotterdam Centraal. Het sta-
tion moet dan ook een perfect functionerend mobiliteits-
knooppunt worden waar HSL, trein, metro, RandstadRail,
tram, bus, taxi, fiets en auto samenkomen en reizigers
moeiteloos hun weg kunnen vinden.
Het Rijk en de gemeente sloten eind 2000 een intentie-
overeenkomst voor de vernieuwing van het station. De
gemeente maakte vervolgens een masterplan. Het zeer
gelaagde plan (-2 tot +2) was volgens de ministeries van
VROM en V&W echter te ingewikkeld en te duur. De ver-
schillende ambities van de gemeente en met name het
ministerie van V&W (basiskwaliteit) leken onverenig-
baar. Met de hete adem van de HSL en RandstadRail in de
nek besloot Rotterdam het roer om te gooien. De gemeen-
te nam de planvorming samen met VROM, V&W, de NS,
de Stadsregio (openbaar vervoer) en ProRail ter hand. Dit
wierp zijn vruchten af; in een tijdsbestek van nog geen
jaar werden de bouwstenen voor een nieuw plan verza-
meld. Het stedenbouwkundig plan Stationskwartier (mei
2005) is minder gelaagd (-2 tot +1), heeft een bescheide-
ner programma en ruim dertig procent minder kosten,
maar is sterker georiënteerd op de relatie tussen station
en bestaande stad.
Centraal uitgangspunt bij het ontwerp voor het station
en omgeving vormt de toegankelijkheid voor de voetgan-
ger. Zo worden de auto’s voor het station ondergronds
geleid via een nieuwe tunnel. Trams halteren straks aan
de oostkant van het station en de bussen in de
Conradstaat aan de westkant. In het ontwerp voor de ter-
minal van de architectencombinatie TeamCS blijven de
perrons op hun huidige plek, maar worden ze wel op
HSL-lengte gebracht. In het ontwerp van de OV-terminal
is geanticipeerd op de ruimte die nodig kan zijn voor
extra sporen op de langere termijn aan de noord- en
zuidzijde. De bestaande reizigerstunnel onder de perrons
van acht meter wordt verbreed tot een passage van circa
negenenveertig meter breed (inclusief winkels). Verder
komen er meer en betere stijgpunten van de passage naar
de perrons. De stationshal wordt naar voren gehaald tot
Auto’s voor het station
worden straks ondergronds
geleid via een tunnel.
De metro, de RandstadRail
en een fietsenstalling krijgen
een plek onder het nieuwe
Stationsplein.
VRO
M
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 40
2.5R
otterdamR
otterdam S
tationsgebied
41
op het huidige stationsplein. De toegang tot de metro
komt daardoor midden in de hal uit. De metro, de straks
aan de metro verknoopte RandstadRail en een fietsen-
stalling krijgen een plek onder het plein.
Bomenrijen benadrukken de looprichting van het
Stationsplein richting Kruisplein. Het nieuwe traject van
de tram wordt door het Delftseplein en de Poortstraat
naar het Weena geleid. De vrije trambaan op het
Kruisplein komt te liggen in een groene esplanade met
bomen aan weerszijden en veel ruimte voor voetgangers
in het midden. Aan de Conradstraat komen beperkte
voorzieningen voor kiss&ride, parkeren, laden en lossen.
VRO
MA
erophoto-Schiphol
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 41
42
Programma
Plangebied 27 ha
Station met flanken
Kantoren 79.000-123.000 m2
Woningen 0-30.000 m2
Voorzieningen 14.000 m2
Locatie schaatsbaan
Kantoren 17.500 m2
Woningen 31.000 - 54.000 m2
Voorzieningen 2.500 m2
Ontwikkeling door derden
Kantoren 32.500 - 42.500 m2
Voorzieningen 2.500 m2
Rijksbijdrage (prijspeil) € 216 mln
Start bouw NSP 2005
Start bouw OV-terminal 2006
Oplevering OV-terminal 2009
Realisatie NSP 2020
gedelegeerd opdrachtgever spoorse deel PRORAIL
Taxi’s krijgen een standplaats op het Delftseplein. Op het
rustige Proveniersplein aan de noordkant van het station
komen taxistandplaatsen, kiss&ride en laad- en losplek-
ken, onbewaakte fietsstallingen en een eventueel en nog
nader te bepalen kantoorgebouw. De Spoorsingel en de
Provenierssingel worden met elkaar verbonden en er
komt een extra brug zodat een logischer verbinding met
de Provenierswijk ontstaat. Ook is rekening gehouden
met een calamiteitenroute voor de tram.
De nieuwe terminal maakt deel uit van een ambitieus
plan om de hele omgeving rond het station een impuls te
geven. Zo voorziet het stedenbouwkundig plan in circa
135.000 tot 170.000 m2 kantoren en voorzieningen, 260 tot
450 woningen, een school (10.000 m2) en 40.000 m2 par-
keerruimte. De woningen zijn gesitueerd op de locatie
van de voormalige schaatsbaan. Gedacht wordt aan
appartementen in een gesloten bouwblok met een groe-
ne, geluidsluwe binnentuin en een dove gevel aan de
spoorzijde. De Conradstraat en het Delftseplein liggen
straks aan de flanken van de nieuwe OV-terminal en zijn
bestemd als kantorenlocatie. In de plinten van de kan-
toorgebouwen komen voorzieningen voor reizigers en
kantoorwerkers. Ook het voormalige TPG-gebouw krijgt
een bestemming met een (semi-) openbare plint.
Proces De planvorming voor Rotterdam CS en omge-
ving is moeizaam op gang gekomen, maar uiteindelijk in
sneltreinvaart afgerond. De kosten voor de bouwstenen
van de infrastructuur en OV-terminal zijn in totaal
gebudgetteerd op 516 miljoen euro (prijspeil 2005). Het
benodigde bedrag van 215 miljoen euro voor de spoorin-
frastructuur (de OV-terminal) wordt door het ministerie
van V&W plus een bijdrage van NS gedekt. De overige 301
miljoen komen voor rekening van de gemeente, de stads-
regio en VROM. Het ministerie van VROM draagt 54,5 mil-
joen euro bij om de gewenste stedelijke kwaliteit te kun-
nen bereiken. Het vastgoed zal in fases worden gereali-
seerd.
Behalve de gemeente zijn VROM en de Stadsregio (open-
baar vervoer) betrokken bij het stedelijk domein. Het
spoorse domein valt onder verantwoordelijkheid van
V&W met ProRail als gedelegeerd opdrachtgever. De
gemeente en ProRail zijn in de uitvoeringsperiode risico-
dragend. De grens tussen het spoorse en stedelijk domein
ligt vrijwel in het midden van de hal van het nieuwe sta-
tion. De hal wordt dan ook gezamenlijk ontwikkeld. NS
zal marktconform bieden op de grond die nodig is om de
commerciële functies te realiseren. De nieuwe stations-
hal wordt na grondoverdracht eigendom van de NS. In
het gronduitgiftecontract worden de stedelijke randvoor-
waarden vastgelegd.
Een ander aandachtspunt is het vervoer van gevaarlijke
stoffen. Duidelijk is dat de oriëntatiewaarde groepsrisico
in de toekomst overschreden zal worden. De gemeente
voert overleg met ProRail om de risico’s te beperken en
de voorbereidingen voor de start van de MER-procedure
en het bestemmingsplan zijn bijna afgerond. Als alles
volgens planning verloopt, starten de werkzaamheden
aan de tijdelijke voorzieningen medio 2006. Het defini-
tieve werk start begin 2007. Vanaf 2007 en 2008 worden
onderdelen van de terminal en elementen in het stedelijk
gebied gefaseerd opgeleverd. In 2010 moet het station
gereed zijn. Rotterdam heeft dan niet alleen een gebouw,
maar ook een stationsomgeving om trots op te zijn. �
De bestaande reizigerstunnel
onder de perrons wordt
verbreed tot een passage
van circa negenenveertig
meter.
Architectencom
binatie Team C
S
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 42
2.5R
otterdamR
otterdam S
tationsgebied
43
Centraal uitgangspunt bij
het ontwerp voor het station
en omgeving vormt de
toegankelijkheid voor de
voetganger.
VRO
M
Architectencom
binatie Team C
S
Architectencom
binatie Team C
S
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 43
44
2.6 Utrecht
Utrecht Stationsgebiedsense en simplicity
De ontwikkeling van het Stationsgebied Utrecht kent een lange geschiedenis van vallen
en opstaan. Het referendum in 2002 onder de bevolking betekende een keerpunt in de
planvorming. Verbinden, herstellen en betekenis geven vormen het leidmotief voor een
ambitieus plan waarin leefbaarheid en de beleving van de openbare ruimte centraal
staan. Ook de samenwerking met de eigenaren van gebouwen is vlotgetrokken door een
individuele benadering. Sense en simplicity kortom.
Plan ‘Niets doen is geen optie’ vormt het motto voor de
aanpak van het stationsgebied Utrecht. Een aantal ont-
wikkelingen maakt dan ook een ingrijpende transforma-
tie noodzakelijk. Zo krijgt station Utrecht Centraal over
15 jaar jaarlijks 100 miljoen passagiers te verwerken. Met
de komst van de HSL krijgt de centrumpositie en daar-
mee de economische ontwikkeling rond station Utrecht
een extra impuls. De groei van de gemeente, met name
aan de westkant (Leidsche Rijn) vraagt om een uitbrei-
ding van de werkgelegenheid en voorzieningen in het
centrum. De sociale veiligheid en leefbaarheid van Hoog
Catharijne en het openbaar gebied rond het station vor-
men tot slot al vanaf de jaren zeventig een serieus aan-
dachtspunt.
Midden jaren tachtig startte de planvorming rond het
Stationsgebied. De weerstand onder de bevolking tegen
het grootschalige karakter van de UCP-plannen leidde
met de overwinning van Leefbaar Utrecht tot een referen-
dum. Uit twee varianten koos de bevolking voor het
model ‘Stadshart Verruimd’ dat een minder compacte
bebouwing voorstond dan het model ‘Stadshart
Compact’. Op basis van deze keuze werd het Masterplan
Stationsgebied Utrecht (2004) verder uitgewerkt.
Sleutelwoorden zijn verbinden (opheffen barrièrewer-
king van spoor en Hoog Catharijne), herstellen (meer
menselijke maat, sociale veiligheid en terugbrengen van
oude structuren zoals de Catharijnesingel) en betekenis
geven (plekken creëren met een eigen identiteit).
De nieuwe OV-terminal (ontwerpers Benthem Crouwel)
vormt de spil van het masterplan. In 2020 moet de termi-
nal geschikt zijn voor het vervoer van 360.000 passagiers
plus nog ruim 80.000 passanten per dag. De huidige tra-
verse over het spoor wordt daarvoor aanzienlijk verbreed
en in noordelijke richting verlengd zodat deze ook de
bus- en tramperrons overspant. Rond de terminal worden
17.500 stallingplaatsen voor fietsen gerealiseerd. Bussen,
trams en taxi’s komen straks allemaal op de begane
grond. Zoveel mogelijk worden ‘aanhangende delen’ van
Aanhangende delen
worden zo veel mogelijk
van het station gepeld zodat
de nieuwe OV-terminal
een herkenbare identiteit
krijgt.
Benthem
Crouw
el architekten BV bna
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 44
2.6U
trechtU
trecht Stationsgebied
45
het station gepeld, zodat de terminal weer een herkenba-
re eigen identiteit krijgt. Er komen meer en betere over-
gangen van het +1 niveau in de terminal naar de begane-
grond.
In het masterplan worden twee zones onderscheiden met
ieder een eigen identiteit en programma. De eerste zone
betreft de ‘Centrumboulevard’, de as van de historische
binnenstad via Hoog Catharijne, het station en het
Jaarbeursterrein naar het Merwedekanaal. Kernthema
voor dit gebied is het opheffen van de barrièrewerking
van het spoor en Hoog Catharijne. Bij Hoog Catharijne is
de inzet om het leven, dat zich nu vooral op +1 niveau
afspeelt, weer naar de straat te brengen. Clusters van
gebouwen worden opgeknipt in afzonderlijke gebouwen,
tussen die gebouwen komen straten en pleinen terwijl
nieuwe woningen, winkels en voorzieningen langs de
plinten op straat worden gerealiseerd. Op een aantal
punten komen, via looptrappen en verhoogde pleinen,
Kernthema is het opheffen
van de barrièrewerking
van het spoor en van Hoog
Catharijne.
VRO
M
Benthem
Crouw
el architekten BV bna
Gem
eente Utrecht, G
EO
informatie
Aerophoto-S
chiphol
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 45
46
Programma
Plangebied circa 90 ha
Kantoren 204.000 m2
Woningen 2.320 eenheden
Voorzieningen 161.000 m2, 2.500 parkeerplaatsen en
17.500 stallingsplaatsen voor fietsen
Rijksbijdrage (prijspeil 2005) € 307 mln
Start bouw NSP 2007
Start bouw OV-terminal 2007
Oplevering OV-terminal 2012
Realisatie NSP 2017
gedelegeerd opdrachtgever spoorse deel PRORAIL
vanzelfsprekende overgangen tussen het straat- en +1
niveau van Hoog Catharijne. De Catharijnesingel, nu een
verdiepte snelweg, wordt weer in oude luister als gracht
hersteld. Een nieuwe loopbrug over de gracht vormt de
verbinding tussen het opgeknipte Hoog
Catharijnecomplex. Het programma voor de centrumzo-
ne sluit aan bij het grootschalige karakter en voorziet in
een versterking van de bestaande functiemix. Nieuwe
grootschalige amusementsbestemmingen vinden een
plek aan de centrumboulevard, zoals het Casino op het
huidige Jaarbeursterrein.
De Stadscorridor betreft een meer westelijk gelegen as
die Leidsche Rijn verbindt met de binnenstad via de Kop
van Lombok, het Smakkelaarsveld en het totaal ver-
nieuwde muziekgebouw op het Vredenburg. De corridor
loopt langs de Leidsche Vaart die wordt doorgetrokken
tot in het centrum, en vormt een aantrekkelijke route
voor voetgangers en fietsers vanuit het centrum richting
Leidsche Rijn. Met nieuwe woningen, winkels en culture-
le voorzieningen langs deze route worden de levendig-
heid en sociale veiligheid versterkt. De Kop van Lombok
en het Vredenburg worden pleinen met een eigen karak-
ter als ontmoetingsruimte.
Al met al voorziet het programma voor het Stations-
gebied in 2320 woningen, 204.000 m2 kantoren, 45.000 m2
winkels, 63.000 m2 grootstedelijke vrijetijdsvoorzienin-
gen, 16.700 m2 hotel- en vergaderingvoorzieningen,
33.500 m2 culturele voorzieningen en 3.050 m2 horeca.
Het aantal openbare parkeerplaatsen bedraagt 2500.
Proces Van alle grote stations kent de ontwikkeling van
het stationsgebied Utrecht wel de meest turbulente voor-
geschiedenis. Allerlei PPS-constructies passeerden de
revue, waarin de gemeente nu eens met projectontwikke-
laars en dan weer met de eigenaren in het gebied een
samenwerkingsverband aanging. Als het al tot plannen
kwam, haalden deze politiek bakzeil, veelal onder druk
van pers en bevolking.
De huidige aanpak verschilt op een aantal punten ingrij-
pend van die in het verleden. Zo is er veel aandacht
besteed aan de participatie van de bevolking. Invalshoek
daarbij vormde het benoemen van de identiteit van
gebieden en de kwaliteit van het openbaar gebied. Het
referendum, waarin de bevolking een keuze tussen twee
modellen werd voorgelegd (bepaalde zaken werden uit-
gesloten, zoals bestaande contracten, opvang junks en
dergelijke) zorgde voor het definitieve maatschappelijke
en politiek draagvlak. Inmiddels liggen er een goedge-
keurd masterplan en uitvoeringsprogramma.
Belangrijk was ook de financiële inzet van de gemeente.
In het verleden vond de gemeente, die overigens zelf
nauwelijks grond in het gebied bezit, dat investeringen
in het openbaar gebied opgebracht moesten worden door
de eigenaren. Dit vanwege de verwachte waardeontwik-
keling van het vastgoed. Nu zet de gemeente naast de ver-
wachte winst op verkoop van eigen grond, ook nog eens
90 miljoen euro zelf in. Vanuit het Rijk wordt 289.5 mil-
joen aan middelen ingezet.
Ook is afscheid genomen van het concept van een
publiek-private samenwerking voor het totale gebied.
Het gebied is naar eigendomsverhouding opgeknipt in
afzonderlijke stukken met een eigen exploitatie. Met de
eigenaren afzonderlijk (NS, Corio, Jaarbeurs) worden per
deelgebied plannen uitgewerkt. Waar nodig, vindt een
‘ruilverkaveling’ plaats, zodat de eigendomsverhoudin-
gen duidelijker worden. Ook de erfpachtconstructies zijn
daarop afgestemd. De gemeente zelf is verantwoordelijk
voor de openbare ruimte en samen met ProRail voor de
OV-terminal. �
De stadscorridor vormt een
aantrekkelijke route voor
voetgangers en fietsers
vanuit het centrum richting
Leidsche Rijn.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 46
2.6U
trechtU
trecht Stationsgebied
47
Sleutelwoorden zijn
verbinden, herstellen en
betekenis geven.
Benthem
Crouw
el architekten BV bna
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 47
48
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 48
3B
IRK
-projecten
49
BIRK-projecten
3Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 49
50
3.1 Delft
Spoorzone Delfttreinen onder de grond
Iedere tweeënhalve minuut dendert er een trein over het spoorviaductin Delft. Sinds 1965 doorsnijdt dit viaduct het centrum van Delft en ishet voor omwonenden een bron van groeiende ergernis: geluidsover-last van voorbijrazende treinen en ijzervijlsel op auto’s en ramen engevels van de omliggende huizen. Maar het eind is nu definitief inzicht. Delft krijgt zijn vurig gewenste spoortunnel. Op 5 oktober 2005zijn de handtekeningen onder de overeenkomsten gezet waarmee definanciering van het project Spoorzone is veiliggesteld. Naar verwach-ting verdwijnen de treinen in 2011 onder de grond om plaats te makenvoor onder andere woningen, kantoren, een stalling voor 5000 fietsenen parkeerfaciliteiten. Met het hele project is een investering vanruim een miljard euro gemoeid.
Plan Met het ondertekenen van de overeenkomsten over
de financiering van de spoortunnel in Delft, door de
ministers Karla Peijs van Verkeer en Waterstaat en Sybilla
Dekker van VROM, is de realisering van de tunnel nu heel
dichtbij gekomen. Al in 2008 gaat de eerste schop de
grond in en wordt een begin gemaakt met het herstel van
de leefbaarheid in de Delftse binnenstad.
Het masterplan voor de Spoorzone Delft is gemaakt door
de Spaanse stedenbouwkundige prof. Joan Busquets. Het
plan voorziet in het over een lengte van 2,3 kilometer
onder de grond brengen van de treinsporen en het reali-
seren van een ondergronds station, in combinatie met
een compact knooppunt voor openbaar vervoer. De hal
van het station wordt in het nieuw te bouwen gemeente-
kantoor geïncorporeerd. Zo ontstaat een wandelroute
vanuit de binnenstad door het stadskantoor naar de trei-
nen. Door het verdwijnen van het bovengrondse spoor
komt er flink wat ruimte vrij voor nieuwe ontwikkelin-
gen. Het masterplan voorziet dan ook in de bouw van
1500 woningen, 50.000 m2 kantoren, parkeergarages en,
onder het Stationsplein, een fietsstalling voor maar liefst
5000 fietsen, naast het terugbrengen van een singel en
het realiseren van een langgerekt park op de tunnel.
Voor de stad worden nieuwe woningtypes geïntrodu-
ceerd, zoals stadsvilla’s en gestapelde eengezinswonin-
gen. De woningen moeten wat uitstraling betreft passen
bij de bestaande architectuur rond het gebied, ook qua
maat en hoogte. Aan de noordkant van het plangebied,
nabij de historische binnenstad, zal in kleinere eenhe-
den worden gebouwd, terwijl aan de zuidkant, in de rich-
De hal van het station
wordt in het nieuw te
bouwen gemeentekantoor
geïncorporeerd.
DTB
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:29 Pagina 50
3.1D
elftS
poorzone Delft
51
Door de spoortunnel
ontstaat er ruimte voor
woningen, kantoren en
een park.
3 bouwlagen
4 bouwlagen
5 bouwlagen
7 bouwlagen
9 bouwlagen
Legenda
Stef B
reukel
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 51
52
ting van de uitbreidingswijken, meer ruimte en mogelijk-
heden zijn om te kiezen voor wat meer stedelijkheid en
hogere gebouwen.
Veel aandacht heeft Busquets geschonken aan de inrich-
ting van de openbare ruimte. Hier domineren straks
groen en water. Zo is het de bedoeling dat er op het zui-
delijke gedeelte van de spoortunnel een stadspark komt
en krijgt het gebied langs de binnenstad een ondiepe sin-
gel. Kortom, het moet een levendig en aantrekkelijk
straatbeeld gaan vormen waar de auto te gast is en de
leefbaarheid voorop staat.
De economische betekenis van het project voor Delft is
naar verwachting groot. Zo biedt de zone ruimte voor de
vestiging van bedrijven en is ook het nieuwe woningseg-
ment een belangrijke aanvulling op de bestaande
woningmarkt.
Door het project krijgt Delft bovenal een uitstekend OV-
knooppunt. En dat is nodig, want het huidige station van
de studentenstad is niet of nauwelijks op zijn huidige
taak toegesneden.
Proces Het Spoorzone-project kent een lange en eigen-
lijk buitengewoon moeizame geschiedenis. Een geschie-
denis die feitelijk in 1988 begon toen de Nederlandse
Spoorwegen de gemeente Delft liet weten het spoorvia-
duct te willen gaan vergroten. In het kader van Rail 21
was spoorverdubbeling, dus van twee naar vier sporen,
noodzakelijk. Maar vooral de wijze waarop de verdubbe-
ling zou plaatshebben, namelijk bovenop het bestaande
viaduct, zag Delft niet zitten. Reden voor de gemeente om
naar een andere oplossing te zoeken: onder de grond. In
1991 was het eerste onderzoek van stedenbouwkundige
Frits Palmboom klaar. In zijn rapport over de kansen en
bedreigingen van de spoorverdubbeling concludeerde
Palmboom dat een viersporigheid een kans was voor
Delft, mits ondergronds uitgevoerd. Er kwam daarmee in
het geografische hart van de stad circa 35 hectare vrij
voor ontwikkeling. Het in december 1993 uitgebrachte
rapport van de door minister May-Weggen ingestelde
Stuurgroep Ondergrondse Vervoersinfrastructuur con-
cludeerde dat een viersporige tunnel de enige duurzame
oplossing was. Een jaar later was de spoorverdubbeling
uit de uitwerking van Rail 21 geschrapt. Voorlopig was
verdubbeling niet nodig, maar inmiddels was wel de
geest uit de fles in de vorm van aandacht vanuit de
Tweede Kamer voor de aanpak van het knelpunt in Delft.
Er volgde een lange periode waarin diverse onderzoeken
werden verricht naar de wenselijkheid van het onder-
gronds brengen van het spoor. De conclusies waren
steeds weer hetzelfde, namelijk dat het Delftse viaduct
een uniek knelpunt is. Immers, in heel Nederland is er
geen plek waar sprake is van zoveel huizen met een der-
gelijk hoge geluidsbelasting door spoorwegverkeer.
Het is al 1998 als de Spoorzone als voorbeeldproject
Stimuleringsregeling Intensief Ruimtegebruik wordt
geselecteerd. Met het bedrag dat Delft hiervoor kreeg van
het ministerie van VROM gaf de gemeente Joan Busquets
opdracht een visie op de Spoorzone te maken. Tevens
vroeg de Tweede Kamer de regering om door verschuivin-
gen binnen het MIT geld vrij te maken voor de spoortun-
nel in Delft. Daarmee was de uitvoering van de plannen
plotseling een stap dichterbij gekomen. Nog in datzelfde
jaar sloot Delft een intentieovereenkomst met marktpar-
tij Ballast Nedam voor de ontwikkeling van het eerste
deel van het stationsgebied. Langzaam maar zeker kreeg
het project vorm en werd ook duidelijk wat de kosten
zouden gaan worden voor tunnel, station en alle beno-
digde voorzieningen. Een deel van de kosten zou welis-
waar door de opbrengsten van het onroerend goed kun-
nen worden opgebracht, maar dat bleek nog lang niet
voldoende om uit de kosten te zijn. Delft trekt er zelf 45
miljoen euro voor uit en tekende samen met de ministe-
ries van Verkeer en Waterstaat, VROM, de provincie Zuid-
Holland en stadsgewest Haaglanden in 2002 een proces-
overeenkomst voor de Spoorzone. De euforie is dan
enorm. Nu zou niets de uitvoering meer in de weg staan.
De kater volgde anderhalf jaar later toen bleek dat het
kabinet de bouw van de spoortunnel jaren wilde uitstel-
len, om prioriteit te kunnen geven aan het onderhoud
van bestaand spoor. Veel lobbywerk van Delft en de pro-
Het masterplan van prof.
Joan Busquets voorziet in
een spoortunnel en een
ondergronds station.
Benthem
Crouw
el architekten BV bna
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 52
3.1D
elftS
poorzone Delft
53
vincie, maar ook protesten van bewonersorganisaties,
leidden er uiteindelijk toe dat de Tweede Kamer minister
Peijs vroeg de spoortunnel toch mogelijk te maken. Na
een aanvankelijk nee volgde eind 2004 dan toch het ver-
lossende woord: het Rijk stelt 344 miljoen euro beschik-
baar voor de realisatie van de eerste fase van een gefa-
seerd aan te leggen viersporige tunnel.
Deze toezegging heeft onlangs met het ondertekenen van
de uitvoeringsovereenkomst een officieel vervolg gekre-
gen. Verkeer en Waterstaat investeert 269 miljoen euro in
het project. Dit bedrag gaat naar de spoortunnel en het
nieuwe station. VROM draagt op haar beurt 75 miljoen
euro bij. Met dit geld worden onder meer de OV-knoop,
het stadspark en de ondergrondse fietsenstalling gefi-
nancierd. De provincie, het stadsgewest Haaglanden, de
gemeente Delft en opbrengsten uit kantoren en wonin-
gen zorgen voor de overige 165 miljoen euro die het pro-
ject Spoorzone kost. De bouw begint in 2008, waarna in
2011 de eerste treinen door de tunnel kunnen. Het hele
project Spoorzone Delft is in 2019 klaar, als de laatste
woningen in het gebied worden opgeleverd. �
Benthem
Crouw
el architekten BV bna
Stationshal
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 53
54
3.2 Dordrecht-Zwijndrecht
Spoorzone Maasterras nieuwe entree Drechtsteden
Het gebied tussen de stations van Zwijndrecht en Dordrecht staat eeningrijpende transformatie te wachten. De komende twintig jaar wordthet omgevormd tot het zakelijke hart van de Drechtsteden. Door mid-del van sloop en nieuwbouw gaat het gebied volledig op de schop. Denieuwe inrichting zal gevarieerd zijn: er komt ruimte voor kantoren,woningen, bedrijfsgebouwen en voorzieningen. Opvallend is de groteaandacht voor groen en water: maar liefst 50 procent van het gebiedzal daar straks uit bestaan. Het spoor en de stations spelen een sleu-telrol in de herontwikkeling.
Op het programma staat onder meer de herinrichting van
de stationsomgeving in beide gemeenten. Dit is noodza-
kelijk om de verwachte groei van het aantal reizigers op
te vangen en om de ruimtelijke relatie tussen het station,
de binnenstad en de woonwijken te verbeteren. In dat
verband wordt ook de relatie gelegd met de ontwikkeling
van de zogenaamde stedenbaan, waarin voor Dordrecht
één of meerdere nieuwe stations staan gepland. Rondom
deze nieuwe knooppunten worden momenteel onder
andere het Leerpark en Gezondheidspark ontwikkeld.
Het spoor speelt, zoals gezegd, een hoofdrol in de plan-
nen. Ze vormt de verbindingsas tussen de verschillende
projecten en wordt ingezet om een grotere en betere
bereikbaarheid voor de regio Drechtsteden te creëren. De
regio wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van een
aantal grote bundels infrastructuur. Snel-, water- en
spoorwegen tussen, in het zuiden Rotterdam en
Antwerpen en in het oosten het Europese achterland,
doorkruisen het gebied. De regio vormt de zuidelijke
poort van de Deltametropool, maar deze ligging kent ook
een aantal beperkingen. Met de ontwikkeling van de
spoorzone willen de Drechtsteden, en meer in het bijzon-
der de gemeenten Zwijndrecht en Dordrecht, volop
gebruik maken van de kansen die de infrastructuur óók
biedt.
Toplocatie Bureau Khandekar heeft in samenwerking
met de twee gemeenten een masterplan ontwikkeld voor
een belangrijk gebied in de Spoorzone, dat ligt tussen het
station Zwijndrecht en het station Dordrecht. Het tot nog
toe diverse en versnipperde gebied wordt als één samen-
hangend geheel herontwikkeld onder de naam
Maasterras. Deze naam verwijst naar de specifieke kwali-
teiten van het gebied, namelijk de kenmerkende hoogte-
verschillen en de ligging langs de rivier. De grootte van
het gebied bedraagt 150 hectare, ongeveer gelijk verdeeld
over de beide gemeenten. Door de gunstige ligging aan de
spoorlijn, de snelweg A16, de Oude Maas en nabij de cen-
tra van Dordrecht en Zwijndrecht heeft het gebied de
potentie om uit te groeien tot een toplocatie voor kanto-
ren, woningen en voorzieningen. De ontwikkeling van
het Maasterras is de economische oppepper die de
Drechtsteden broodnodig hebben.
Het plan zal gefaseerd worden uitgevoerd in twintig jaar
tijd. In het masterplan wordt uitgegaan van de belang-
rijkste kwaliteitsdragers van de natuurlijke omgeving:
hoogteverschillen worden ingezet voor de realisatie van
terrassen waardoor verschillende zones kunnen worden
gecreëerd met een ‘groene uitstraling’. Grote waterpartij-
en vervullen de belangrijke functie van waterberging. Er
komen directe verbindingen naar de stations van
Kenmerkend voor de
Spoorzone zijn de hoogte-
verschillen en de ligging
van de weg.
Stadsarchief D
ordrechtK
handekar Stadsontw
erp en Landschapsarchitectuur b.v.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 54
3.2D
ordrecht-Zwijndrecht
Spoorzone M
aasterras
55
Hoogteverschillen worden
ingezet voor de realisatie
van de terrassen.
Stadsarchief D
ordrecht
Khandekar S
tadsontwerp en Landschapsarchitectuur b.v.
Khandekar S
tadsontwerp en Landschapsarchitectuur b.v.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 55
56
Dordrecht en Zwijndrecht. Daarbij gaat het in beide
gevallen om de achterkanten van de stations. Die zullen
beter bereikbaar moeten worden. Station Zwijndrecht
krijgt daarom naast een plein aan de centrumzijde, ook
een stationsplein aan de kant van de Spoorzone.
Aan de Dordtse zijde zal de Spoorzone goede verbindin-
gen moeten krijgen met de aangrenzende binnenstad en
de wijk Krispijn. Ook het Dordtse station zal op termijn
een tweede voorkant aan de zuidzijde krijgen.
Veiligheidsrisico’s Een belangrijk aspect in de plan-
vorming is de veiligheid op en in de directe omgeving
van het spoor. Door het vervoer van gevaarlijke stoffen
over het spoor zijn de zogenaamde externe veiligheidsri-
sico’s (veiligheidsrisico’s voor de omgeving als gevolg
van opslag of transport van gevaarlijke stoffen als chl-
oor, ammoniak, vuurwerk of LPG) in de Spoorzone hoog.
De betrokken gemeenten hebben daarom uitgebreid aan-
dacht besteed aan het inzichtelijk en beheersbaar maken
van deze risico’s. Door de ministeries van VROM, V&W en
BZK, de provincie Zuid-Holland en de gemeenten
Zwijndrecht en Dordrecht is in samenwerking met TNO
een Toetsingskader Externe Veiligheid ontwikkeld, waar-
in de verschillende bepalende factoren in kaart zijn
gebracht. Het Toetsingskader vormt een hulpmiddel in
het spanningsveld tussen ruimtelijke ontwikkeling en
externe veiligheid om te komen tot een optimale oplos-
sing. Aan de hand van vijf criteria kunnen de consequen-
ties van een plan voor de externe veiligheid op een trans-
parante manier worden getoetst. Op dit moment wordt
onderzocht welke maatregelen er op en rond het spoor
genomen kunnen worden, die de externe veiligheid kun-
nen verbeteren.
Ook de communicatie rondom het project Maasterras
vormt een belangrijk onderdeel in de planvorming, met
name de communicatie met de huidige bewoners en
bedrijven van het gebied. Die zullen immers allen (deels
pas op termijn) moeten vertrekken. Tot dusver verloopt
dit proces gericht op vertrek in goede harmonie. Er wor-
den nieuwsbrieven uitgegeven en informatiebijeenkom-
sten georganiseerd. De gemeente Dordrecht voert, voor-
uitlopend op verdere besluitvorming over het project,
een passief aankoopbeleid waarbij woningen worden
aangekocht, die door de huidige bewoners of eigenaren
te koop worden aangeboden.
Momenteel wordt gestudeerd op de financiële uitwer-
king van de plannen en begin 2006 zullen private partij-
en worden benaderd voor deelname. De (hoge) kosten
voor de infrastructuur zullen in eerste aanleg in ieder
geval voor rekening van beide gemeenten komen. In het
kader van de BIRK-regeling heeft VROM 7,2 miljoen euro
toegekend voor het verbeteren van de omgevingskwali-
teit van de op- en afrit van de stadsbrug aan Dordtse
zijde. De stadsbrug is het deel van het spoor dat over de
Oude Maas loopt, met het bekende beeld van de hoge,
rechthoekige spoorlift. Door de tunnels van de A16, de
op- en afritten van de stadsbrug en de diverse functies
rondom beide zijden van de aanlanding van de stadsbrug
zijn die gebieden op zijn minst als rommelig te kenschet-
sen. De BIRK-bijdrage is specifiek bedoeld om de uitstra-
ling van die gebieden aan te pakken, zodat ook de karak-
teristieke stadsbrug in de nabije toekomst onderdeel uit
gaat maken van een kloppend, dynamisch zakelijk hart;
de nieuwe entree voor de Drechtsteden. �
De achterkanten van de
stations Dordrecht en
Zwijndrecht worden beter
bereikbaar gemaakt.
Stadsontw
erp en landschapsarchitectuur BV
Khandekar S
tadsontwerp en Landschapsarchitectuur b.v.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 56
3.2D
ordrecht-Zwijndrecht
Spoorzone M
aasterras
57
Grote waterpartijen
vervullen de functie van
waterberging.
Door de gunstige ligging
aan de spoorlijn, A16 en de
Oude Maas kan het gebied
uitgroeien tot een top-
locatie.
Khandekar S
tadsontwerp en Landschapsarchitectuur b.v.
Stadsontw
erp en landschapsarchitectuur BV
Stadsontw
erp en landschapsarchitectuur BV
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 57
58
3.3 Groningen
Europaparksleutelpositie voor stad en regio
Groningen, de grootste stad van Noord-Nederland, kiest met de ont-wikkeling van het nieuwe stadsdeel Europapark voor een kwalitatieveen dynamische impuls van de historisch gegroeide compacte stad. HetEuropapark ligt op nog geen kilometer afstand van de binnenstad enmoet de komende jaren de belangrijkste economische aanjager voorGroningen worden. Het gaat dan ook niet om het ontwikkelen van eennieuw woongebied alléén. Juist de mix van woningen, kantoren, hetnieuwe voetbalstadion annex vermaakcentrum én een nieuw NS-station moeten het gebied een 24-uurs levendigheid garanderen.
Het totale plangebied bestaat uit 45 hectare, onderver-
deeld in vier delen. Het stadioncomplex Euroborg is ont-
worpen door Wiel Arets en biedt méér dan bundeling van
sportfaciliteiten. Er zijn ook bioscopen, winkels, horeca,
appartementen en kantoren gepland. Een multifunctio-
neel complex dus waarin eigenlijk bijna altijd wel wat te
doen is, met de voorzieningen die de centrumpositie van
Groningen in het noorden van het land moeten verstevi-
gen. Woonwijk De Linie, met zo’n 300 woningen, sluit
aan bij de wijk Oosterpoort en moet de verbinding gaan
vormen met de wijk Helpman. Er komen diverse soorten
appartementen, waaronder een groot aantal woon-werk-
combinaties. Het kantorendeel van Europapark zal wor-
den gevuld met kantoorgebouwen van circa vijf verdie-
pingen met 3.000 tot 10.000 vierkante meter brutovloer-
oppervlak. Bovenop de kantoorgebouwen worden appar-
tementen gebouwd met uitzicht over de stad. Ook na kan-
toortijd blijft dit deel dus een levendig gebied.
Het vierde deel van Europapark bestaat uit het nieuwe
treinstation, dat zich op termijn moet gaan ontwikkelen
tot een knooppunt met kantoren, appartementen en een
transferiumfunctie voor treinen, sneltram, light train,
bussen, auto’s en fietsen. Het station vervult een onmis-
bare functie bij het realiseren van de ambities.
Europapark moet namelijk naast een levendige, gemê-
leerde nieuwe stadswijk, dé toplocatie worden voor de
zakelijke dienstverlening van Noord-Nederland. Op de
plek waar vroeger houthandelaren en elektriciteitsbe-
drijven een industriële enclave vormden, werkt
Groningen nu aan een moderne uitbreiding van de
bestaande, compacte stad. De nabijheid van het stadscen-
trum en de verbindingen met het stedelijke netwerk moe-
ten Europapark een sleutelpositie geven voor zowel de
stad als de gehele regio.
Levensvatbaar Het nieuwe treinstation vormt daar-
mee een cruciaal onderdeel van de plannen en een
belangrijke bouwsteen voor het succes van Europapark.
Het nieuwe stadion Euroborg, de vele publieksfuncties
en de kantoren worden door het station vanuit het hele
land goed bereikbaar met het openbaar vervoer. Voor de
nieuwe kantoren zal het station zeker een belangrijke
vestigingsfactor zijn. Bovendien zal de komst van het
nieuwe NS-station de integratie van Europapark in de
stad voor een belangrijk deel bevorderen.
Het ontwikkelingsgebied, aan de zuidoostkant van de
stad, is door de omringende spoor- en ringwegen in de
loop der tijd geïsoleerd komen te liggen. Het idee voor de
Station Groningen-Europapark plansituatie per mei 2006
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 58
3.3G
roningenE
uropapark
59
In het stadioncomplex
Euroborg zijn ook bioscopen,
winkels, horeca, apparte-
menten en kantoren gepland.
Aerophoto-S
chiphol
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 59
60
tion. Die worden momenteel – na uitgebreide discussie
met onder meer de Groningse bevolking – verwerkt in een
stedenbouwkundig ontwerp. In de zomer van 2005 kwam
V&W overigens toch nog, op de valreep, met een bijdrage
van 5 miljoen euro voor het station over de brug.
In ieder geval is al duidelijk dat de breedte van de station-
stunnel niet de door ProRail standaard gemaakte 5.58
meter zal bedragen. In het licht van duurzaamheid en de
inbedding van het station in de omgeving, wilde en krijgt
de gemeente een tunnel van zo’n 10 meter breed. Ook krijgt
het station een voor- en een achterplein om de oude en de
nieuwe stad met elkaar te verbinden. Vanwege deze zorg-
vuldige aandacht voor de omgevingskwaliteit heeft VROM
in het kader van de BIRK-regeling 7 miljoen euro toege-
kend voor de tunnel en de pleinen. Het station zelf zal
16 miljoen euro gaan kosten. Vijf miljoen zijn dus al toege-
zegd door V&W en de regio zal in het kader van Plan
Kolibri investeren. De overige financiering wordt nog uit-
gewerkt, de gemeente maakt momenteel een vastgoed-
exploitatie.
Begin 2005 is met de uitvoering van de eerste delen van
Europapark gestart. Tegen het bestemmingsplan is geen
bezwaar gemaakt. Ook de MER-procedure en het bouwver-
gunningstraject voor stadion Euroborg zijn zonder bezwa-
ren verlopen. Deze soepele procedures zijn grotendeels te
danken aan het intensieve overleg dat is gevoerd met onder
meer de buurtorganisaties en andere betrokkenen. �
bouw van een nieuw station ontstond door de aanwezig-
heid van de spoorlijn en vanuit het idee dat de groei van
de mobiliteit niet alleen door autowegen zou moeten
worden ondervangen. De aanwezigheid van hoogwaardig
openbaar vervoer is niet alleen van essentieel belang
voor de nieuwe functies, maar ze past ook in de
Groningse filosofie van ‘beheerste (auto)mobiliteit’.
Bovendien zijn in regioperspectief afspraken gemaakt
met Verkeer & Waterstaat voor investeringen tot 2010.
V&W waren niet bereid om te investeren in nieuwe
wegen, maar wel in intensivering van het spoor en overig
openbaar vervoer. Daarmee investeert het ministerie in
de uitvoering van de regiovisie openbaar vervoer Plan
Kolibri. Voor de bouw van het station zelf is de gemeente
vanaf 2000 in gesprek met V&W. ProRail heeft de haal-
baarheid van het nieuwe station onderzocht en kwam in
2001 met een rapport waarin gunstig werd geoordeeld
over de levensvatbaarheid van het nieuwe station.
Aanvankelijk was V&W bereid om 16 miljoen euro te
investeren in de bouw van het nieuwe station, maar het
ministerie trok zich in 2003 terug. Men zette voortaan in
op beheer in plaats van nieuwbouw.
Verbrede tunnel De gemeente besloot vervolgens zélf
de ontwikkeling ter hand te nemen, waarbij ook de regio
bereid bleek substantiële financiële bijdragen te leveren.
Het bestemmingsplan voor het station is in 2003 goedge-
keurd. Architecten- en stedenbouwkundig bureau
Benthem Crouwel hebben van de gemeente en NS
Vastgoed de opdracht gekregen verschillende mogelijk-
heden voor het combineren van de gewenste functies te
onderzoeken, wat heeft geleid tot een aantal uitwer-
kingspunten voor de verdere ontwerpopgave van het sta-
De stationstunnel wordt
tien meter breed.
Architectenteam Station Groningen-Europapark
Supervisor: Architectenbureau Wiel Arents
Project architect: Holland Rail Consult met ondersteuning
van dienst ro/ez
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 60
3.3G
roningenE
uropapark
61
Appartementen bovenop
de kantoorgebouwen
zorgen voor levendigheid.
Het station krijgt een voor-
en een achterplein om de
oude en de nieuwe stad met
elkaar te verbinden.
Doorsnede AA
Doorsnede BB
Doorsnede CC Doorsnede DD
Aanzicht EE
Aanzicht FF
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 61
62
3.4 Haarlem
Stationsgebied Haarlemvan barrière naar schakel
Als belangrijk centrum van de Westflank in de Noordvleugel van deRandstad kan en wil Haarlem niet voorbijgaan aan de huidige grote dyna-miek binnen de Randstad, ook wel netwerkstad Deltametropool genoemd.Zowel op het gebied van infrastructuur als op het gebied van wonen, werkenen voorzieningen is er van alles gaande in de regio. Haarlem definieert haareigen rol en betekenis in deze dynamiek voor een belangrijk deel in haarontwikkelingsplannen voor de Spoorzone. Naast een ambitieus programmamoet er meer samenhang en verbinding komen tussen de verschillendegebieden die aan het spoor grenzen.
Haarlem weet als geen andere stad hoe cruciaal de spoor-
infrastructuur is voor de vitaliteit en de (economische)
groei van de stad. De eerste spoorlijn van Nederland, geo-
pend in 1835, is immers die tussen Haarlem en
Amsterdam. Ook toen al bracht ‘het spoor’ welvaart en
dynamiek, en nog steeds is het oudste station van
Nederland van vitaal belang voor de stad en haar omge-
ving. Binnen de stad zelf vormt de spoorlijn echter ook
een verkeerskundige en gevoelsmatige barrière tussen
Haarlem-Noord en de centrumzijde. Deze barrièrewer-
king wordt nog eens versterkt door andere infrastructuur
die rond het spoor samenkomt: het Spaarne en de ver-
keerswegen Oudeweg en Gedempte Oostersingelgracht.
In het Masterplan Spoorzone dat eind 2003 door de
gemeenteraad is vastgesteld, is dan ook naast aandacht
voor een goede bereikbaarheid, ingezet op het creëren
van samenhang en het verminderen van de scheidende
werking van de infrastructuur.
Structurerende lijnen Het Masterplan Spoorzone is
opgesteld door de gemeente Haarlem in samenwerking
met bureau BVR uit Rotterdam en met het bureau
Juurlink + Geluk. Ook de bewoners van Haarlem zijn
actief en intensief betrokken bij de totstandkoming van
het masterplan, onder meer tijdens de happening ‘de
Maand van de Spoorzone’. Belangrijk uitgangspunt van
het masterplan is het behouden en versterken van de
positie van Haarlem in de (wijde) regio. Dat gebeurt
allereerst door de leefbaarheid van Haarlem zelf aan te
pakken. Het masterplan komt tegemoet aan de grote
vraag naar meer woningen en nieuwe vormen van bedrij-
vigheid. Uitgaande van de historisch gegroeide stad wor-
den waar mogelijk ingrepen gedaan die passen bij de
maat en de schaal van de omgeving. Op plekken waar het
kan, zoals in de Waarderpolder, zuidelijk van de
Oudeweg, staan grote ontwikkelingen op stapel; voor het
Stationsplein ontwikkelingen die passen bij de maat en
de schaal en voor andere plekken is er juist meer aan-
dacht voor rust en ruimte.
Er worden vijf belangrijke, structurerende lijnen geïntro-
duceerd, die de bereikbaarheid van Haarlem moeten ver-
groten. Zo wordt de Oudeweg opgewaardeerd tot ‘stads
avenue’ en wordt er tussen Haarlem-Noord en het cen-
trum een ‘rode loper’ voor het langzaam verkeer uitge-
Goede bereikbaarheid, samen-
hang en het verminderen van
de scheidende werking van de
infrastructuur zijn kernpunten
van het Masterplan.
BVR
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 62
3.4H
aarlemS
tationsgebied Haarlem
63
rold, door onder meer de verschillende soorten vervoers-
stromen in de noord-zuidrichting uit elkaar te halen.
Drie pleinen vormen een belangrijke verbindende scha-
kel voor het plangebied, gesitueerd op plekken waar de
structurerende lijnen samenkomen. Die pleinen zijn het
Stationsplein, waar een noord-zuid en oost-west lang-
zaamverkeersroute elkaar kruisen, het nieuwe
Spaarneplein aan de rivier, onderdeel van de herontwik-
keling van het Scheepmakerskwartier, en tenslotte het
Prins Bernardplein waar het nieuwe light-train-station
Amsterdamsevaart moet komen. In een programma uit-
gedrukt voorziet het Masterplan Spoorzone naast de
infrastructurele ingrepen in ruimte voor zo’n 1.750
woningen, 400.000 m2 werkgelegenheid en 60.000 m2
voorzieningen.
Het Masterplan komt tegemoet
aan de grote vraag naar meer
woningen en nieuwe vormen
van bedrijvigheid.
BVR
BVR
BVR
Aerophoto-S
chiphol
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 63
64
Stationsplein Een van de deelgebieden van het master-
plan is het gebied rondom het Stationsplein. Een groot
probleem in dit gebied is de onoverzichtelijkheid en inef-
ficiëntie van de verkeerssituatie. Elke verkeerssoort is
vrijwel overal rondom het station aanwezig, en boven-
dien wordt het Stationsplein momenteel vooral gebruikt
als bushalte en fietsparkeerplek. Grote delen van het
gebied zijn onaantrekkelijk en gebruiksonvriendelijk,
terwijl het gebied dichtbij het hart van de binnenstad
ligt, de belangrijkste langzaamverkeersentree is voor die
binnenstad en per spoor uiteraard zeer goed is ontsloten.
Naast het ontwarren van de verkeerskluwen is er dan ook
de ambitie om het gebied attractiever te maken en inten-
siever te benutten voor wonen, bedrijven en voorzienin-
gen.
In de zomer van 2005 heeft VROM op basis van het
Masterplan Spoorzone voor het Stationsgebied een BIRK-
bijdrage toegekend van 7,9 miljoen euro. De herinrich-
ting van de openbare ruimte in dit deelgebied wordt hier-
mee voor een belangrijk deel gefinancierd. Het belang-
rijkste uitgangspunt bij de plannen is dat het station en
haar directe omgeving optimaal gaan functioneren als
OV-knoop en OV-plein. Iedere zijde van het station krijgt
een eigen prioriteit in verkeersafwikkeling: aan de noord-
zijde (Kennemerplein) staat de auto centraal, aan de oost-
zijde (via de Jansweg) komt een nieuw busstation en aan
de westzijde via de Kruisweg is ruimte voor de voetganger
en de fietser. De situatie wordt zo beduidend overzichte-
lijker, wat de leef- en verblijfskwaliteit aanzienlijk zal
verbeteren.
Aan de zuidzijde, op het Stationsplein zelf, is voorzien in
een nieuwe schil van bebouwing in de vorm van een lang-
gerekt blok, geplaatst vóór de grootschalige jaren 60-
bebouwing. Ook aan de noordzijde, op het
Kennemerplein, is plek voor een nieuw volume. Naast
appartementen wordt voor de nieuwe bebouwing gedacht
aan publieke kantoren met een regionale functie, waar-
voor een goede OV-bereikbaarheid een randvoorwaarde
is. Parkeerfaciliteiten komen ondergronds en de apparte-
menten zorgen voor een 24-uurs levendigheid van het
gebied, terwijl ze bovendien wellicht een impuls vormen
om de bestaande woningen te renoveren. Ook een nieuw
Binnenstadshotel zou onderdeel kunnen zijn van de
nieuwe functies rondom het station. Zo’n hotel moet een
eigen, intieme sfeer uitstralen, die aansluit bij het intie-
me karakter van de stad zelf en daarmee totaal verschilt
van de overbekende grootschalige en anonieme hotels op
veelal non-descripte plekken. Aan de rand van het
Stationsplein kan op de begane grond van het hotel een
grand-café worden gevestigd, liefst mét terras.
Light train De noordzijde van het station wordt opge-
waardeerd tot een tweede voorkant met naast de pro-
grammatische toevoeging van kantoorvoorzieningen
(gespiegeld aan de daar al aanwezige kantoren) een taxi-
standplaats en een kiss&ride-voorziening. In het nieuwe
kantoorgebouw kan een veilige fietsenstalling worden
geïntegreerd.
Ook met toekomstige ontwikkelingen in het openbaar
vervoer is in het Masterplan Spoorzone rekening gehou-
den. De busbaan van de Zuidtangent wordt zo uitgevoerd
dat een latere ombouw naar een trambaan voor light
train mogelijk is. Hiervoor is een koppeling nodig van de
Zuidtangentbaan naar de NS-sporen in westelijke rich-
ting. Op het Stationsplein is daarvoor een ruimtelijke
reservering opgenomen. De toekomstige light train-halte
zal worden geïntegreerd met het station.
Voor het Stationsplein worden momenteel vervolgactivi-
teiten uitgevoerd in de vorm van het ontwikkelen van
concrete plannen voor het gebied, die medio 2006 tot een
definitief ontwerp moeten leiden. Ook zal de gemeente
gaan aankopen en functies verplaatsen. Met steun van
VROM (BIRK) en de provincie is een deel van de kosten
ondervangen. Ook de opbrengsten van projecten in ande-
re deelgebieden van de Spoorzone zullen worden ingezet
om de kosten van de herontwikkeling van het stationsge-
bied te financieren. Daarnaast is de gemeente in gesprek
met onder meer gebruiker Connexxion en met andere
marktpartijen, met name vastgoedeigenaren in het plan-
gebied. �
De noordzijde van het station
wordt opgewaardeerd tot een
tweede voorkant.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 64
3.4H
aarlemS
tationsgebied Haarlem
65
Aan de noordzijde van het station staat straks de auto
centraal, aan de oostzijde komt een busstation en aan de
westzijde ruimte voor voetgangers en fietsers.
BVR
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 65
66
3.5 Heerlen
Nieuwe wijk óp het spoor landmark voor de stad
Eens werd de stationsomgeving van Heerlen bepaald door het silhouetvan steenbergen, schoorstenen en industriële bouwwerken. Het zwar-te goud – steenkool – maakte Heerlen tot een machtige, welvarendestad. Het indrukwekkende beeld dat de voorgevel van de stad was,verdween met de sluiting en ontmanteling van de mijnen. Heerlenmoest op zoek naar een nieuwe broodwinning en een nieuwe identi-teit, en ontwikkelde zich als kantorenstad. Met de ontwikkeling vanhet Maankwartier krijgt – eindelijk – ook de stationsomgeving eenheel nieuw gezicht. Met een primeur voor Nederland: naar een ont-werp van kunstenaar Michiel Huisman worden de sporen op spectacu-laire wijze overbouwt en ontstaat er een nieuwe stadswijk bovenop hetspoor.
In de stationsomgeving werd de sociaal-economische
problematiek waar Heerlen na de sluiting van de mijnen
mee te maken kreeg, op een prangende manier zichtbaar.
Met name de noordzijde van het station was jarenlang
een desolaat gebied, met straatprostitutie en junks die
rondhingen rond de verslaafdenopvang. Medio jaren ’90
werd Heerlen zelfs uitgeroepen tot het slechtste station
van Nederland op het gebied van veiligheidsbeleving. De
oplossing van deze problemen was een noodzakelijke
voorwaarde voor de herontwikkeling van het gebied.
Door het verplaatsen van de straatprostitutie naar de
zuidkant van de stad en het verplaatsen van de verslaaf-
denopvang, kregen investeerders interesse in het gebied.
De gemeente gaf in 1995 opdracht voor twee studies, die
als basis dienden voor de verdere planontwikkeling: een
functionele studie door Kolpron en een stedenbouwkun-
dige studie door Jo Coenen. Er werd besloten om ook de
noordkant, het voormalige terrein van de Oranje Nassau-
mijn, bij de plannen te betrekken en vanaf eind jaren ’90
is gewerkt aan de totale gebiedsontwikkeling onder de
naam Stadspark Oranje Nassau. Het gaat om een gebied
van zo’n 15 hectare waar de stationsomgeving een essen-
tieel onderdeel van uitmaakt. De totaalvisie is ontwik-
keld door gemeente, NS en (toen nog) Multi Vastgoed. In
2002 is besloten dat de ontwikkeling van het stationsge-
bied de absolute prioriteit heeft. Een belangrijke opgave
daarbij is de verbinding van de noord- en zuidkant van
de stad: over of onder de sporen.
Over of onder de sporen De discussie ‘over of onder
de sporen’ heeft een opvallende uitkomst gekregen. Al in
de studie van Coenen uit 1995 werd voorgesteld om de
nieuwe verbinding óver het spoor te leggen. Die verbin-
ding zou de vorm kunnen krijgen van een bebouwde
‘straat’ met toegangen tot de perrons, of de vorm van een
meer open ‘passerelle’ aannemen. In die laatste variant
staat naast de toegang tot de perrons de interwijkverbin-
ding centraal. De spanning tussen de ontwikkeling van
een dynamisch OV-knooppunt en de gewenste interwijk-
verbinding leverde veel stof op tot discussie in de verde-
re planvorming.
Multi Vastgoed (inmiddels AM) kwam met een alternatief
voor de hoge verbinding: een bredere en kortere verbin-
ding onder het spoor door, voorzien van stedelijke func-
ties en daglichttoetreding vanuit de perrons. Het plan
was deels geïnspireerd op de Koopgoot in Rotterdam, van
dezelfde ontwikkelaar. Door het geringere hoogtever-
schil dat met de onderdoorgang hoefde te worden over-
brugd, werd in eerste instantie gekozen voor deze
variant. In 2002 kwam het nieuwe college echter op dit
besluit terug: de onderdoorgang werd toch als een te
Medio jaren ’90 werd Heerlen
uitgeroepen tot het slechtste
station van Nederland.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 66
3.5H
eerlenN
ieuwe w
ijk op het spoor
67
Door het verplaatsen van
de straatprostitutie en
verslaafdenopvang kregen
investeerders interesse in
het gebied.
Kunstenaar Michiel
Huisman maakt een
compleet en aansprekend
ontwerp voor de stations-
omgeving:
het Maankwartier.
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 67
68
ingewikkelde oplossing gezien en er waren ook vragen
bij de veiligheid. Juist dit laatste onderwerp was voor
Heerlen en voor de NS van doorslaggevend belang bij de
planvorming.
De dialoog die Heerlen met de stad en onder meer een
groep kunstenaars (onder meer operazangers, dichters,
beeldend kunstenaars) is aangegaan, heeft tot de uit-
komst geleid dat het stationsgebied (weer) bepalend
moet zijn voor het imago van Heerlen. Een verbinding
over het spoor kan daarbij een cruciale rol spelen en uit-
groeien tot een beeldmerk voor de stad. Een van de
betrokken kunstenaars, Michiel Huisman, maakte vervol-
gens een compleet en aansprekend ontwerp voor de sta-
tionsomgeving: het Maankwartier. De reizigersfunctie
van het station is in dit ontwerp losgekoppeld van de
interwijkverbinding over het spoor, die naast een land-
mark een plek op zichzelf zou moeten zijn, een straat
met aan weerszijden functies. De straat is getransfor-
meerd tot een stedenbouwkundig geheel van een nieuwe
stadswijk. Het ontwerp van de kunstenaar werd in 2004
unaniem vastgesteld door de raad en is in de zomer van
2005 door Studio SK (onderdeel van Holland Rail
Consult) vertaald in een stedenbouwkundig plan.
Mediterrane signatuur Het Maankwartier heeft zijn
naam te danken aan Huismans associatie van de vorm
van de maan met architectonische vormen. Het
Maankwartier welft zich dan ook op een organische
manier over de spoorlijn en het station heen: ronde en
gebogen vormen bepalen het beeld. De architectuur heeft
een zuidelijke, mediterrane signatuur en neemt de men-
selijke maat als uitgangspunt. ‘Emotie, intimiteit, gezel-
ligheid, geroezemoes, warme tinten en terrassen’ zijn
kernwoorden van de uitstraling die Huisman met zijn
ontwerp tot stand wil brengen. Rondom de pleinen, log-
gia’s en galerijen komen stijlvolle winkels, horeca en
kantoren en riante huur- en koopwoningen. Door middel
van schoonheid, sfeer en kwaliteit wil Huisman boven
alles een aangename en veilige leefomgeving scheppen.
De overbouwing van spoor en station wordt zo een cen-
trumgebied op zichzelf. Daarnaast verbindt ze de twee
centrumdelen van Heerlen en wordt het station beter
geïntegreerd in de stad. De huidige smalle tunnel is niet
toegesneden op een reizigersstroom van zo’n 9 miljoen
mensen. ProRail ontwikkelt daarom plannen om de tun-
nel aan te pakken. Boven het station, in de nieuwe stads-
wijk, hebben bewoners en gebruikers niets te maken met
al die logistieke activiteiten. Het Maankwartier is een
zelfstandige eenheid die los is gekoppeld van de mobili-
teit. Het is een uniek concept dat de NS als pilotproject
voor Nederland gaat ontwikkelen. Vooral de veiligheid is
een belangrijk issue in dit concept. De menging van func-
ties maakt de overbouwing tot een levendig gebied en de
ronde vormen van de architectuur vermijden het ontstaan
van overhoeken en andere, potentieel onveilige, plekken.
De gemeente financiert 12,5 miljoen euro van het ver-
wachte tekort van 48 miljoen. Heerlen is nog in gesprek
met VROM over een bijdrage in het kader van het BIRK-
programma. Inmiddels is de eerste fase in uitvoering. De
NS is najaar 2005 gestart met de herontwikkeling van het
gebouw Hoppenhof. Dit gebouw wordt aangepast aan de
beeldentaal van Huisman. De gemeente is gestart met de
aanleg van het nieuwe busstation, een voorwaarde om het
vervolg van de plannen te kunnen uitvoeren. Het bussta-
tion ligt nu aan de noordkant en beslaat bijna het gehele
plangebied. In de toekomst komt het busstation parallel
aan het NS-station te liggen. Er komt onder meer een ver-
binding naar de bestaande tunnel naar de treinen. Het
busstation moet uiterlijk 2007 operationeel zijn. Dan
volgt de tweede, cruciale fase: de realisatie van de verbin-
ding over de sporen. �
De reizigersfunctie is
losgekoppeld van de inter-
wijkverbinding over het
spoor.
De architectuur heeft
een zuidelijke mediterrane
signatuur en neemt de
menselijke maat als
uitgangspunt.
StudioS
K
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 68
3.5H
eerlenN
ieuwe w
ijk op het spoor
69
Rondom de pleinen, loggia’s en galerijen
komen stijlvolle winkels, horeca, kantoren
en riante huur- en koopwoningen.S
tudioSK
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 69
70
3.6 Roosendaal
SpoorHavennieuw centrum-stedelijk gebied
Roosendaal is door zijn ligging nabij de Belgische grens van oudsher eenspoorstad. De stad wordt door het spoor doorsneden en er ligt een goede-renemplacement van circa 45 hectare bijna in het hart van de stad. Dit allesbij elkaar vormt een lastig te nemen barrière. Echter, een oplossing is inzicht. Door het huidige rangeerterrein te vervangen door een nieuw goede-renemplacement op het nieuw aan te leggen bedrijventerrein Borchwerf II,de herontwikkeling van een verouderd bedrijventerrein en het verleggenvan het spoortracé in westelijke richting ontstaat er ruimte voor een grootnieuw centrumstedelijk gebied dat direct aansluit op de binnenstad. Aldus,de kern voor het plan SpoorHaven.
Plan Het Masterplan SpoorHaven is door de gemeente
Roosendaal in samenwerking met BPF Bouwinvest opge-
steld. Het plan voorziet zowel in herontwikkeling van
het verouderde bedrijventerrein aan de westkant van het
spoor (circa 35 hectare) als in verplaatsing van het
emplacement en aanpassingen aan het spoor (circa 65
hectare). SpoorHaven is noodzakelijk omdat het ener-
zijds invulling geeft aan gewenste nieuwe functies voor
het totaal 100 hectare grote gebied, waar bijvoorbeeld het
rangeerterrein zijn functie grotendeels heeft verloren,
maar anderzijds ook omdat de huidige inrichting van het
spoor veel te wensen over laat. Immers, het veroorzaakt
logistieke knelpunten, is niet efficiënt en kent veel
gelijkvloerse kruisingen. Bovendien vindt over de spoor-
lijnen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats waardoor
ruimtelijke ontwikkelingen ernstig worden belemmerd.
De aanpak is gefaseerd en begonnen wordt met de herin-
richting van het verouderde bedrijventerrein aan de
westkant van het spoor. Dit plangebied wordt doorsne-
den door het water de Roosendaalse Vliet en is onderver-
deeld in drie deelgebieden: Vlietpark, Stadserven en Kop
van de Haven.
Vlietpark ligt aan de oostzijde van de Roosendaalse Vliet,
ingeklemd tussen het water en het spoor. Vlietpark wordt
een parkachtige omgeving met enkele grootschalige
bedrijven en een aantal appartementencomplexen. Het
stedenbouwkundig ontwerp gaat uit van groepering van
de appartementen in drie grote wooncomplexen aan de
oever van de Roosendaalse Vliet. De appartementencom-
plexen krijgen zes bouwlagen en bieden ruimte voor in
totaal circa 280 tot 360 woningen. De grootschalige
bedrijven worden aan de spoorzijde gesitueerd zodat zij
zorgen voor afscherming van het spoorweglawaai.
Tussen deze bedrijvigheid en de appartementencom-
plexen komt een ruime parkachtige laan die onderdeel
uitmaakt van de groenstructuur van SpoorHaven. Tevens
fungeert deze laan als buffer tussen het woongebied en
de voorzieningen. Parkeerplaatsen worden veelal als
onderdeel van de gebouwencomplexen gerealiseerd
zodat de parkachtige inrichting niet wordt aangetast. Een
bijzonder element is de langzaamverkeerpasserelle over
het spoor. Deze passerelle verbindt het Vlietpark met het
station en vormt daarmee een welkome aanvulling op de
weinige ongelijkvloerse verbindingen tussen
SpoorHaven en het centrum van Roosendaal.
Stadserven ligt aan de westkant van het water en krijgt
Vlietpark wordt een
parkachtige omgeving
met enkele grootschalige
bedrijven en apparte-
mentencomplexen.
Gem
eentearchiefP
almboom
en van de Bout, S
tedenbouwkundigen bv
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 70
3.6R
oosendaalS
poorhaven
71
De aanpak is gefaseerd begonnen met de herinrichting van het
verouderde bedrijventerrein aan de westkant van het spoor.
Gem
eentearchief
Gem
eentearchiefP
almbout
Palm
boom en van de B
out, Stedenbouw
kundigen bv
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 71
72
een woonfunctie met ondersteunende buurtvoorzienin-
gen. In totaal voorziet het programma van Stadserven in
circa 220 grondgebonden woningen, ongeveer 130 tot 170
appartementen, 9.000 m2 kantoren en circa 15.000 m2
onderwijsvoorziening. Het gaat om geschakelde, grondge-
bonden woningen in groene straten, een langgerekte reeks
stadswoningen die een bebouwingswand langs de
Roosendaalse Vliet vormt en een woontoren van zo’n
twaalf bouwlagen nabij de oude scheepswerf. Door de
straatruimten en de wand langs de kade iets te knikken
ontstaan er afwisselende en min of meer besloten ruim-
ten. De woontoren markeert de overgang van de woon-
buurt naar de hoofdstructuur van SpoorHaven. Aan de
noordzijde van het deelgebied wordt, parallel aan de Jan
Vermeerlaan en in aansluiting op het Scherpdeel, een sin-
gel aangelegd. De singel scheidt het woongebied van het
industrieterrein Borchwerf. Langs de Singel komen hogere
bouwblokken met een geluidswerende functie. Gedacht
wordt aan appartementencomplexen met een dove gevel.
Aan de kop, nabij de kruising Jan Vermeerlaan en
Westelijk Havendijk, is een kantoorgebouw gepland. Ook
dit gebouw heeft een geluidswerende functie. De zuidkant
van Stadserven kan eventueel ruimte bieden voor de nieu-
we vestiging van het Regionaal Opleidingscentrum (ROC).
Het derde deelgebied ten slotte, de Kop van de Haven,
sluit aan op de kade van de oude stad. Om de samenhang
tussen plangebied en de binnenstad zo sterk mogelijk te
maken, worden de oostelijke oever van de Roosendaalse
Vliet en het Kadeplein omgevormd tot een samenhan-
gend, levendig voetgangersdomein. Aan de westzijde van
de Vliet (Bastion) kunnen woningen en een bioscoop met
een parkeergarage worden gerealiseerd. Aan de oostzijde
is eveneens plaats voor publiekstrekkende functies.
Gedacht wordt aan het stadskantoor, een hotel en com-
merciële functies. Aan de kop van de Vliet komt een aan-
trekkelijke openbare ruimte met plek voor terrassen.
Proces Duidelijk is dat SpoorHaven een ambitieus plan
is. Met de realisering is ongeveer 350 miljoen euro
gemoeid. Om uitvoering mogelijk te maken kent het mas-
terplan een sterke fasering. Deze fasering is voor een
belangrijk deel ingegeven door het feit dat het Rijk voor-
alsnog geen financiële middelen ter beschikking stelt
voor de verplaatsing van het emplacement. Roosendaal
start met de ontwikkeling van fase 1, en wil beginnen
met de ontwikkeling van deelgebied Stadserven, gevolgd
door de overige twee deelgebieden. De planvorming voor
de deelgebieden voorziet dan ook in een flexibele opzet.
Met andere woorden, voortdurend afstemmen op wijzi-
gende situaties, opvattingen en marktomstandigheden.
Overigens lopen er al met vele partijen gesprekken over
aankoop van gronden door de gemeente en bedrijfsver-
Het programma van
Stadserven voorziet in
grondgebonden woningen,
appartementen, kantoren
en een onderwijs-
voorziening.
Over het spoor komt een
langzaamverkeer-passarelle
die Vlietpark met het station
verbindt.
Palm
boom en van de B
out, Stedenbouw
kundigen bv
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:30 Pagina 72
3.6R
oosendaalS
poorhaven
73
plaatsingen binnen Roosendaal. De gemeente heeft een
marktconsultatie gehouden om haar plannen in de markt
te toetsen.
Verder heeft BPF Bouwinvest aangegeven, na interne her-
ijking van de bedrijfsstrategie, geen voortzetting van de
samenwerking met Roosendaal na te streven. Dit bete-
kent dat Roosendaal zich momenteel beraadt over het
organisatiemodel en de voorwaarden voor een nieuwe
partner in de ontwikkeling van SpoorHaven. In oktober
2005 krijgt de raad een aantal besluiten waaronder het
structuurplan voor fase 1 voorgelegd. �
Palm
boom en van de B
out, Stedenbouw
kundigen bv
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 73
74
3.7 Sittard-Geleen
Groen-blauwe buffer voor Spoorzone Sittard-Geleen
Met haar plannen voor de Spoorzone heeft de gemeente Sittard-Geleen eenaansprekende oplossing gevonden voor de spanning tussen enerzijds econo-mische opgaven en anderzijds ruimtelijke en met name binnenstedelijkevraagstukken. Uitgaande van de specifieke ruimtelijke structuur van de stadwordt met de Spoorzone-visie ruimtelijke kwaliteit toegevoegd in eengebied dat een aantal veiligheidsrisico’s kent door het vervoer van gevaar-lijke stoffen over het spoor. Het gebied rondom het spoor wordt daarmeeeen aantrekkelijk groen-blauw verblijfsgebied met een recreatieve meer-waarde.
De spanning tussen economische en ruimtelijke opgaven
is wellicht nergens zo tastbaar als in Sittard-Geleen. Zo is
er het voornemen van het bedrijf SABIC om op het circa
800 hectare grote Chemelotterrein – een chemiecluster
rondom het voormalige DSM-terrein – een aantal belang-
rijke investeringen te doen, wat een aanzienlijke uitbrei-
ding van de chemische productiecapaciteit gaat beteke-
nen. Ook in de huidige situatie vindt er vanaf het
Chemelotterrein transport plaats van onder meer gevaar-
lijke stoffen, wat in het stedelijk gebied van Sittard-
Geleen leidt tot een overschrijding van de zogenaamde
oriënterende waarde van het groepsrisico. De uitbreidin-
gen hebben tot gevolg dat het aantal vervoersbewegingen
met een verhoogd risico over het spoor nog eens zullen
toenemen.
Daarnaast is er de wens om een ruimtelijk cluster te ont-
wikkelen, dat door de substantiële toevoeging van een
hoogwaardig programma een flinke impuls vormt voor
de binnensteden van de twee stadsdelen Sittard en
Geleen. Door het probleem als een gemeenschappelijke
verantwoordelijkheid van de betrokken partijen te zien,
werd de spanning tussen de verschillende ambities opge-
pakt als een gemeenschappelijk probleem, dat moet wor-
den omgezet in het creëren van kansen. Er is gezocht
naar een balans tussen de verschillende belangen, waar-
bij het toevoegen van ruimtelijke kwaliteit op een slim-
me wijze is ingezet om naast het scheppen van een aan-
trekkelijk verblijfsgebied, óók de veiligheid te vergroten.
Risicoreductie De Spoorzone bestaat uit een brede
strook aan weerszijden van de spoorlijn, die dwars door
de binnensteden van de twee stadsdelen loopt. Ook twee
emplacementen maken deel uit van de zone: het
emplacement van Chemelot in Geleen en het openbare
emplacement van Sittard. De strook wordt gekenmerkt
door verschillende soorten gebieden: woongebieden,
bedrijventerreinen, kantoorlocaties en centrumvoorzie-
ningen. Een aantal van die gebieden is aangewezen als
revitaliserings- of als ontwikkelingsgebied.
Bedrijvenstad Fortuna is een voorbeeld van zo’n ontwik-
kelingsgebied: rond het nieuwe voetbalstadion komen
sport- en leisurefuncties maar ook hoogwaardige kanto-
ren.
De groenblauwe bufferzone
zorgt voor een extensief
gebruik van het meest risi-
civolle gebied.
Taken landschapsplanning BV
Taken landschapsplanning BV
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 74
3.7S
ittard-Geleen
Groen-blauw
e buffer
75
Taken landschapsplanning BV
Taken landschapsplanning BV
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 75
76
De visie voor de Spoorzone is neergelegd in het Stedelijk
Plan Spoorzone Sittard-Geleen. Voor de plannen voor de
verschillende deelgebieden geldt in meerdere of mindere
mate dat het veiligheidsrisico sturend is voor de verdere
ontwikkeling. Oplossingen voor het verhoogde groepsri-
sico zijn deels al gevonden op het emplacement van
Chemelot zelf en in het aanpakken van het wisselcom-
plex op het Sittardse emplacement. Spoorbeheerder
ProRail investeerde 10 miljoen euro in de verbeteringen
van haar openbare emplacement. Zo werd er een zoge-
naamde dedicated spoorlijn aangelegd waarover het ver-
voer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Een risicoverla-
gende maatregel omdat dit betekent dat er minder inter-
actie is met andere soorten vervoer over het Sittardse
emplacement. De maatregelen van ProRail in de hardwa-
re leveren zo een substantiële bijdrage aan het oplossen
van het risicoprobleem.
Kwalitatieve meerwaarde In de ruimtelijke ontwik-
kelingsplannen zijn risicoreductie en zelfredzaamheid
opgenomen als gezamenlijke verantwoordelijkheid van
betrokken partijen. Veiligheid is immers een gemeen-
schappelijk belang: veiligheid is van iedereen. Er worden
maatregelen genomen zoals het parallel aan het spoor
laten lopen van de infrastructuur voor hulpdiensten en
het scheiden van vluchtwegen en infrastructuur voor de
hulpdiensten. De waterpartijen hebben niet alleen een
esthetische en recreatieve waarde, maar ze dienen in
geval van een ongeluk ook als blusvoorziening. De groen-
blauwe bufferzone rondom het spoor is niet alleen een
aangenaam wandelgebied voor bijvoorbeeld de werkne-
mers in de nieuwe kantoren, maar geeft het meest risico-
volle gebied ook een extensief gebruik. Ook de gebouwen
zullen worden ingezet om de zogenaamde zelfredzaam-
heid te vergroten. Ontwikkelaars investeren daarmee in
de veiligheid. Zo zullen constructies er anders dan nor-
maal uitzien door de aangepaste bouwvormen. De gebou-
wen zullen ronde vormen krijgen omdat uit onderzoek
blijkt dat bij een schokgolf minder schade wordt aange-
richt aan het gebouw. Ook op andere onderdelen zullen
aangepaste eisen aan het gebouw duurder uitvallen. Zo
zijn er eisen voor vluchtwegen, de brandwering van de
gevel, een binnenluchtcirculatiesysteem en het volledig
van de buitenlucht af kunnen sluiten van het gebouw, en
moeten er schuilvoorzieningen komen, zoals kelders en
bunkers. De filosofie hierachter is dat bij een calamiteit
de situatie wordt omgedraaid: er wordt niet primair geë-
vacueerd maar mensen moeten veilig kunnen verblijven
in de gebouwen. Ook aan de openbare ruimte stelt dit bij-
zondere eisen: naast het scheiden van vlucht- en toe-
gangswegen is er aandacht voor schuilplekken zoals nis-
sen, maar ook de begane grond van de bebouwing. Ook
worden versmallingen in de wegen en paden vermeden.
De gemeente Sittard-Geleen is momenteel in gesprek met
VROM over het toekennen van een BIRK-bijdrage voor
het realiseren van voorzieningen in de openbare ruimte.
In het kader van de BIRK-aanvraag heeft het bureau
Taken Landschapsarchitectuur in opdracht van de
gemeente een visualisatie gemaakt van risicobeperkende
maatregelen in de Spoorzone Sittard-Geleen. De moge-
lijkheden voor ruimtelijke kwaliteit zijn zichtbaar
gemaakt, uitgaande van de randvoorwaarden van risico-
beperkende maatregelen. De Spoorzone vormt een groen-
blauwe wig tussen het stadshart, het midden- en het bui-
tengebied en is bovendien een groene entree van de stad.
De groen-blauwe wig is daarmee geen barrière, maar
juist een verbinding tussen de verschillende stedelijke
gebieden en vormt met zijn extensieve gebruik een
buffer tussen het spoor en haar omgeving. De veilig-
heidsmaatregelen vormen zo een meerwaarde voor de
omgevingskwaliteit: zowel de groen-blauwe ecologische
structuur als de recreatieve structuur van het gebied
worden versterkt. �
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 76
3.7S
ittard-Geleen
Groen-blauw
e buffer
77
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 77
78
3.8 Tilburg
Nieuw centrum aan weerszijden van het station
De Tilburgse Stationszone kreeg al twee markante oriëntatiepuntenaan de west- en oostkant: de bekende hoogbouw van Interpolis enWestpoint. De twee hoogstandjes markeren de uiteinden van het tweekilometer lange gebied parallel aan het spoor, dat een grootscheepsetransformatie staat te wachten. Niet alleen worden NS-station en bus-station toegerust op de groeiende reizigersstroom, maar aan weers-zijden van het spoor moet zelfs een compleet nieuw centrumgebiedverrijzen, met elkaar verbonden door middel van een brede tunnelonder de sporen. Onderwijs-, zorg- en cultuurfuncties worden belang-rijke dragers van dit nieuwe centrum.
Al vanaf 1994 is de gemeente Tilburg bezig met het ont-
wikkelen van plannen voor de Stationszone. Een belang-
rijke constante in de plannen is de omvorming van de
Spoorlaan tot een stadsboulevard met een aantrekkelijk
verblijfsklimaat én behoud van de verkeersfunctie. Naast
het vestigen van hoogwaardige zakelijke dienstverlening
– één van de speerpunten van het Tilburgse economische
beleid – zijn er nog meer kansen voor het Stationsgebied.
Met het toekomstige vertrek van de NS-revisiewerkplaats
aan de noordzijde van het spoor komt een groot gebied
vrij dat ruimte kan gaan bieden aan een uitgaans- en cul-
tuurcentrum, met daarnaast grote aandacht voor onder-
wijs- en zorgfuncties. Het Atelier Rijksbouwmeester
(ARBM) van voormalig Rijksbouwmeester Jo Coenen
werkte op verzoek van de gemeente de plannen uit in een
stedenbouwkundige visie voor de inmiddels in
‘Spoorzone’ omgedoopte stationsomgeving.
De visie Spoorzone van ARBM vormt een leidraad voor de
gemeente Tilburg bij het verdere uitwerken en invullen
van de (deel)plannen. De visie is vertaald in een
Structuurplan dat in 2004 door de gemeenteraad is vast-
gesteld. Voor de gemeente is de ontwikkeling van de
Spoorzone van grote strategische betekenis. De nieuwe
Spoorzone geeft invulling aan de knooppuntontwikke-
ling die nodig is om van Tilburg en haar station een
belangrijke knoop te maken in de OV-infrastructuur van
het stedelijke netwerk BrabantStad. Een integrale visie
op de Spoorzone moet een oplossing bieden voor structu-
rele knelpunten in de stad. Belangrijke onderdelen van
die oplossing zijn een betere verkeersafwikkeling, meer
samenhang tussen de noord- en zuidzijde van de stad en
ten slotte de versterking van het binnenstadsmilieu door
het optimaliseren van de mix van wonen, werken, recreë-
ren en intensief ruimtegebruik.
Verbindingspassage Uit berekeningen blijkt dat de
realisatie van de plannen een onrendabele investering
zal opleveren van zo’n 90 miljoen euro. Onderdeel van
deze onrendabele investeringen zijn de infrastructurele
maatregelen zoals het dynamische busstation waar ver-
schillende vervoersmodaliteiten zullen worden geaccom-
modeerd. Ook de brede verbindingspassage onder de spo-
ren draagt bij aan het tekort. De gemeenteraad heeft een
bijdrage van 35 miljoen gereserveerd voor het totale
tekort. De provincie zal in het kader Ontwikkelingsfonds
Brabant 2050 bijdragen en V&W draagt via de provincie
bij in het kader van het Infrastructuurfonds. VROM trekt
in het kader van het BIRK-programma 13,8 miljoen uit
voor de Tilburgse Spoorzone. Belangrijk bij de toeken-
ning van de gelden was voor VROM het aanpakken van de
noordkant van het gebied en de omvorming daarvan tot
een gebied van binnenstedelijke kwaliteit. Ook de integ-
Met het toekomstige vertrek
van de NS-revisiewerkplaats
komt een groot gebied vrij.
Gem
eentearchiefA
telier Rijksbouw
meester
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 78
3.8Tilburg
Nieuw
centrum
79
De nieuwe spoorzone geeft
invulling aan de knooppunt-
ontwikkeling.
De integrale visie moet
een oplossing bieden voor
de knelpunten in de stad.
LegendaWoningenOuderenwoningenKantoren CongrexpoBibliotheekKunst en cultuurGrote detailhandelKleine detailhandelStation openbaar (passage)Station privaatOnbewaakte fietsenstallingBewaakte fietsenstallingParkeergarageParkeerdekUitgaan/leisure
gemeente Tilburg
Gem
eentearchiefA
telier Rijksbouw
meester
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 79
80
raliteit van de plannen, met bijvoorbeeld aandacht voor
de noord-zuidverbinding en de kwaliteit van de openbare
ruimte, was voor VROM een belangrijke voorwaarde voor
de toekenning van de BIRK-bijdrage.
Van essentieel belang voor het welslagen van de plannen
voor de noordkant van het station, is het vertrek van de
revisiewerkplaats van NedTrain. Daarmee wordt in één
klap een flink areaal toegevoegd aan de binnenstad en is
een belangrijke barrièrewerking weggenomen. In de visie
van het ARBM is aan de noordkant ruimte voor zo’n
170.000 m2 woningen; 120.000 m2 kantoren, bedrijven,
hotel-, congres- en vergaderfaciliteiten; 60.000 m2 voor
onderwijs-, cultuur- en wijkvoorzieningen; 50.000 m2
openbare ruimte en 100.000 m2 voor parkeren.
De Noordlaan wordt een belangrijke drager voor de nieu-
we wijk op het voormalige NS-terrein. De nieuwe
Noordlaan Avenue wordt een vierstrookslaan met
bomenrijen, brede trottoirs en vrijliggende fietspaden.
Het is een belangrijke oost-westontsluiting, die de druk
op de Spoorlaan aan de zuidzijde van de sporen zal ont-
lasten. De Spoorlaan wordt een boulevard voor bestem-
mingsverkeer en verandert daarmee in een belangrijke
voetgangersverbinding tussen onder meer het station en
het gebied rondom de Noordlaan. Aan de Noordlaan
komt bebouwing van wisselende hoogte voor onder meer
kantoren, woningen en kleinschalige bedrijvigheid.
Ontmoetingsplek Het huidige station, dat zijn karak-
teristieke ‘vleugelkappen’ en klokkentoren mag houden,
wordt in meerdere opzichten een ontmoetingsplek. Een
39 meter brede passage voor voetgangers en fietsers gaat
de binnenstad met Oud-Noord verbinden. Het wordt een
levendig en veilig gebied met winkeltjes, stationsloket-
ten, horeca en aantrekkelijke opgangen naar de perrons.
De passage wordt ‘de Diagonaal’ genoemd omdat hij
bewust ‘schuin’ is ontworpen om aan te sluiten bij de
Stationsstraat. Aan beide zijden komen royale pleinen
die de entree vormen voor het station. Het centrale bus-
station voor stads- en streekvervoer zal verhuizen naar
de noordzijde. Aan de Spoorlaan is voor dit uit te breiden
station geen plaats. Aan beide zijden van het station
komen taxistandplaatsen en kiss&ride-voorzieningen.
Ook wordt het aantal fietsenstallingen rondom het sta-
tion verdubbeld. Het station zelf wordt ook uitgebreid:
het krijgt er een extra spoor en perron bij, met een eigen,
vlakke kap.
Een aantal monumentale gebouwen van de NS-werk-
plaats wordt gehandhaafd en krijgt een nieuwe bestem-
ming. De locomotiefstelplaats en de ketelherstelplaats
kunnen worden omgebouwd tot een groot uitgaanscen-
trum. Recreëren kan ook in het nieuwe Parklint, een
groene zone die zich uitstrekt tussen het nieuwe bussta-
tion en de locomotiefloods. Het Parklint sluit aan bij het
groen van het GEB-terrein aan de Buitenstraat in de wijk
Theresia. Dit betekent een substantiële toevoeging van
groen in Theresia, een belangrijke impuls voor de leef-
baarheid van de wijk. Zo vormen de plannen voor de
Spoorzone niet alleen een stimulans voor het binnen-
stadsklimaat, maar leveren ze ook een bijdrage aan de
inrichting en leefbaarheid van de omringende wijken,
met name in Oud-Noord. �
Atelier R
ijksbouwm
eester
Atelier R
ijksbouwm
eester
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 80
3.8Tilburg
Nieuw
centrum
81
Aan beide zijden van de
passage komen royale pleinen
die de entree vormen voor
het station.
Een negenendertig meter
brede passage voor voet-
gangers en fietsers gaat de
binnenstad met Oud-Noord
verbinden.
De nieuwe Noorlaan Avenue
wordt een vierstrokenlaan met
bomenrijen, brede trottoirs en
vrijliggende fietspaden.
gemeente TilburgA
telier Rijksbouw
meester
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 81
82
3.9 Zaanstad
Nieuw stadshart Zaanstad met stapeling van functies
De gemeente Zaanstad werkt aan het omvangrijke project Inverdan,dat de stad een nieuw hart moet geven. Het stationsgebied vormt hetcentrale deel van het plangebied. Een negen meter brede overkluizingvan het spoor gaat niet alleen de oost- en westkant van de stad metelkaar verbinden, maar wordt zelf een kloppend, levendig onderdeelvan de nieuwe centrumontwikkeling. Meervoudig grondgebruik enveel aandacht voor ruimtelijke kwaliteitsdragers zijn belangrijkespeerpunten van Inverdan. Zo zal het nieuwe stadshart straks eenbelangrijk knooppunt zijn in de economische en sociale ontwikkelingvan Zaanstad.
In totaal bestrijkt Inverdan zo’n 100 hectare stedelijk gebied.
Tegelijkertijd met het creëren van het nieuwe stadscentrum
wordt een reeks klemmende structurele problemen van
Zaanstad en de omliggende regio aangepakt. Eén van die pro-
blemen betreft het aanpakken en uitbreiden van de diensten-
sector in de van oudsher industriële regio. Het toevoegen van
hoogwaardige kantoorruimte en werkgelegenheid betekent
een fundamentele versterking van de economische structuur
van Zaanstad. De concentratie van economische en sociale
functies rond het OV-knooppunt en het daarbij behorende
intensievere grondgebruik van het stadscentrum, verminderen
bovendien de druk op de groene ruimte van het waardevolle,
open waterlandgebied. ‘De stad stadser, het dorp dorpser’ is
het motto, dat verwijst naar het versterken van de verschillen-
de kwaliteiten binnen de gemeente, die in 1974 is ontstaan uit
de samenvoeging van Zaandam en zes kleinere gemeenten.
Plan Inverdan is dan ook een integraal project dat meerdere
doelstellingen beoogt. Met het creëren van een nieuw stads-
hart moet naast het toevoegen van een substantieel areaal aan
winkels en publieke voorzieningen (zodat de
Zaanlanders meer ‘thuis’ gaan winkelen in plaats van bij
grote buur Amsterdam), ook de sociale samenhang van
Zaanstad worden versterkt. Het creëren van kwalitatief
goede woningen voor verschillende doelgroepen is daar-
naast een belangrijke doelstelling van Inverdan.
Bovendien krijgt met het project een voorheen groten-
deels desolaat en onbenut gebied rond het station een
enorme opwaardering door de toevoeging en stapeling
van functies en een kwalitatief hoogwaardig ingerichte
openbare ruimte. En met de realisatie van een educatieve
as, kantoren, groen en woningen krijgt ook de westzijde
van het spoor een forse impuls.
Een belangrijke impuls voor het nieuwe stadshart vormt
de komst van twee belangrijke publieke functies, name-
lijk het stadhuis en de openbare bibliotheek. Door zélf in
het gebied te gaan zitten geeft de gemeente bovendien
een belangrijk signaal naar investeerders én de bevol-
king: ze geeft ermee aan vertrouwen en geloof te hebben
in het welslagen van het project.
De grootste prioriteit in uitvoering van het masterplan
uit 2003 ligt momenteel bij het deelgebied De Knoop, het
gebied tussen het station en de Gedempte Gracht. Sjoerd
Soeters – wiens bureau Soeters Van Eldonk en Ponec in
samenwerking met de gemeente tekende voor het master-
Het toevoegen van hoogwaardige
kantoorruimte en werkgelegen-
heid betekent een fundamentele
versterking van de economische
structuur van Zaanstad.
Gem
eentearchiefLuchtfoto B
ob Fleum
er, tekening Soeters Van E
ldonk Ponec architecten
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 82
3.9Zaanstad
Nieuw
stadshart Zaanstad
83
Gem
eentearchief
Aerophoto-S
chiphol
Luchtfoto Bob F
leumer, tekening S
oeters Van Eldonk P
onec architecten
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 83
84
plan – fungeert als supervisor voor het gebied en
bewaakt de beeldkwaliteit door onder meer de architec-
tenkeuze. Een groot aantal architecten van naam, onder
wie Kees Rijnboutt, Liesbeth van der Pol en Felix Claus
zijn actief voor de invulling van verschillende locaties in
De Knoop. De filosofie achter de plannen voor De Knoop
is het versterken van de genius loci, de geest van de plek,
en het karakter van de openbare ruimte als ‘kamer’ in
plaats van ‘ruimte’. Door het terugbrengen van het water
in de Gedempte Gracht wordt de genius loci van de
Zaanstreek, die in ruimtelijke zin vooral bepaald wordt
door de relatie met het water, versterkt. Met het creëren
van ‘kamers’ in de openbare ruimte wordt het teveel aan
openbare ruimte, die door die overmaat als anoniem en
bedreigend wordt ervaren, teruggebracht en overzichte-
lijk gemaakt. Momenteel staan de gebouwen in Zaanstad
volgens Soeters enigszins ‘los’ van de openbare ruimte,
waardoor de bezoeker zich verloren kan voelen. Met het
realiseren van een omvangrijk nieuw programma van
woningen, kantoren, winkels, een bioscoop, hotel, stad-
huis en bibliotheek wordt ook de openbare ruimte klei-
ner en intiemer en worden gebouwen verankerd in de
openbare ruimte.
De Buiging, genoemd naar de licht gebogen vorm van de
traverse ter hoogte van de sporen, is een belangrijk
onderdeel van het deelgebied De Knoop. Om oost en west
met elkaar te verbinden – en de barrière van het spoor,
de Provincialeweg en de Houtveldweg te overbruggen –
wordt met de Buiging de openbare ruimte op een vanzelf-
sprekende manier over de weg en het spoor voortgezet.
De Buiging sluit aan bij de huidige spoortraverse over de
sporen en krijgt een levendige uitstraling door de toevoe-
ging van voorzieningen zoals winkels, de stationsloket-
ten en de bibliotheek. Als metafoor voor de Buiging
wordt het beeld van de bekende Ponte Vecchio in
Florence genoemd, een brug met aan weerszijden winkel-
tjes. Zowel aan de oost- als westzijde van het spoor
komen woningen. De westzijde van het station krijgt in
tegenstelling tot de centrumkant een rustige en groene
uitstraling. Naast water en groen komt hier een plein dat
een waardige entree naar het station gaat vormen.
Wonen, kantoren en onderwijs zijn hier straks de belang-
rijkste functies.
Proces De Zaanse bevolking, marktpartijen en overige
belanghebbenden zijn al in een vroeg stadium betrokken
bij de planvorming. Het masterplan is het resultaat van
een intensief, interactief proces dat in 1998 is gestart. Het
masterplan kan dan ook rekenen op een breed draagvlak,
onder de bevolking, maar ook bij investerende partijen.
Behalve met belangrijke grondeigenaar NS zijn er con-
tracten met bijvoorbeeld ontwikkelaar AM voor de invul-
ling van het winkelgebied. De totale investering van
markt en overheid bedraagt circa 650 miljoen euro. De
gemeente neemt een belangrijk deel van het tekort voor
haar rekening: 61 miljoen euro, nog zonder de kosten
voor het nieuwe stadhuis. Ook de provincie ondersteunt
Inverdan substantieel met een ISV-bijdrage uit haar
UNA-gelden.
Een belangrijke bijdrage van 14 miljoen euro komt ten-
slotte uit de BIRK-gelden van VROM. Belangrijk voor de
toekenning van die bijdrage waren de ruimtelijke kwali-
teitsdragers zoals die zijn geformuleerd in het master-
plan. De Buiging, zoals de nieuwe brug is genoemd, het
water in de – nu nog – Gedempte Gracht, de herinrichting
van de Rozengracht als winkelgebied en het ondergronds
brengen van de parkeergarage op het Rustenburg zijn
belangrijke bijdragen aan het vergroten van de ruimtelij-
Een groot aantal architecten
van naam zijn verantwoor-
delijk voor de invulling van
verschillende functies in
de Knoop.
Het gebied rond het station
wordt enorm opgewaardeerd
door toevoeging en stapeling
van functies.
Soeters Van E
ldonk Ponec architecten
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 84
3.9Zaanstad
Nieuw
stadshart Zaanstad
85
ke kwaliteit van het gebied. De openbare ruimte krijgt
niet alleen een hoogwaardige inrichting maar wordt
bovendien meer ‘hoogwaardig’ en intensief gebruikt
door de stapeling van functies. Zo komt het nieuwe dyna-
mische busstation op maaiveldniveau en het nieuwe
stadhuis komt daar bovenop, pal aan het station. Door de
niveauverschillen die ontstaan door de Buiging ontstaat
een gebied dat vergelijkbaar is met het nieuwe
Mariënburg in Nijmegen, niet toevallig óók ontworpen
door Sjoerd Soeters.
Integrale verantwoordelijkheid In de ontwikkeling
heeft de gemeente gekozen voor modulaire contracten en
voor één-op-één relaties met ontwikkelende partijen.
Door de omvang van het plangebied en het risico van een
mogelijke afhankelijkheid heeft de gemeente niet geko-
zen om in zee te gaan met slechts één ontwikkelaar. Het
gebied van De Knoop is onderverdeeld in zelfstandig te
ontwikkelen locaties, de zogenaamde ontwikkelvlekken
die min of meer organisch zijn gegroeid, bijvoorbeeld
aan de hand van grondeigendom. Deze vlekken worden
op programmatische wijze aangepakt. Gezocht is steeds
naar contractpartners die de expertise hebben om een
bepaald domein, bijvoorbeeld een winkelgebied, in te
vullen. De gemeente voert over dit alles de regie, een
opgave die niet zo vanzelfsprekend is voor, of in ieder
geval niet eerder aan de orde is geweest in, de relatief
kleine gemeente. Het gemeenteapparaat is geschikt
gemaakt voor de omvangrijke en langlopende ontwikkel-
opgave met de instelling van een programma-manage-
mentbureau, dat de dagelijkse leiding heeft, direct onder
het gemeentebestuur ressorteert en de integrale verant-
woordelijkheid draagt voor het project. �
doorsnede F
Soeters Van E
ldonk Ponec architecten
Soeters Van E
ldonk Ponec architecten
Reitsm
a Stedebouw
Am
sterdam
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 85
86
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 86
4G
esprekspartners
87
Gesprekspartners
4Nieuwe Sleutelprojecten
Amsterdam Zuidas
R. Dijckmeester
Arnhem
J.T. van der Heeden
Breda
G.A.J. van Veggel
Den Haag
A.M. Versteeg
Ir. T.G. Holscher
Rotterdam
F.G.A. Meijer
Utrecht
A.J.H. Hutschemaekers
W.M. Crouwel
H.H. Meeldijk
P.R. de Weijs
BIRK-projecten
Delft
E.I. Bijleveld-van der Hoeven
Dordrecht-Zwijndrecht
A. Baan
Groningen
J.H. Dijkstra
Haarlem
W.A.H. Mense-Buijing
Heerlen
J.A.P. Scheijen
Roosendaal
E.J. van der Werf
Sittard-Geleen
R.A.M. Geurts
Tilburg
J.M.J. Frenken
Zaanstad
J.B.G. Schreuder
Ministerie van VROM
T. Vaatstra
D. Bax
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 87
88
ColofonRedactie Ecorys Rutten Communicatieadvies, Amsterdam
A. Luijten, A. Manuel, H. Ouwerkerk, J. RuttenCoördinatie Ecorys Rutten Communicatieadvies, Amsterdam
A. JanssenOntwerp cg ontwerpers, Amsterdam
Hans van der KooiDruk DPP, Utrecht
Stationsloc.digi.def 24-05-2006 11:31 Pagina 88
Stat.loc.cover.dig.def 26-05-2006 14:29 Pagina 2
StationslocatiesKathedralen van de nieuwe tijd
AmsterdamArnhemBredaDen HaagRotterdamUtrecht
DelftDordrecht-ZwijndrechtGroningenHaarlemHeerlenRoosendaalSittard-GeleenTilburgZaanstad
Ministerie van VROM
Stationslocaties
Kathedralen van de nieuw
e tijd M
inisterie van VRO
MStat.loc.cover.dig.def 26-05-2006 14:29 Pagina 1