Sociaal-economische situatieschets editie 2014

74
2014 Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen

description

De Provincie Oost-Vlaanderen geeft voor de 16de keer de publicatie 'Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen' uit. "Kennis is van groot belang om het economisch draagvlak van een regio te ondersteunen en te versterken", zegt gedeputeerde Geert Versnick, bevoegd voor economie. "De Provincie heeft daarom een eigen studiedienst die de evolutie van de Oost-Vlaamse economie onderzoekt". "Jaarlijks brengt deze studiedienst ook de 'Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen' uit", vult gedeputeerde Jozef Dauwe, bevoegd voor middenstand, aan. "Om zo dieper in te gaan op een aantal sociaal-economische aspecten van onze provincie".

Transcript of Sociaal-economische situatieschets editie 2014

Page 1: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

2014

Sociaal-economische situatieschets

van Oost-Vlaanderen

Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Genttel. 09 267 82 15 | fax 09 267 82 97

Page 2: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

Colofon

De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2014) is een uitgave van de studiedienst van het Huis van de economie.

Huis van de economieSeminariestraat 29000 Gent

Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerkingtel. +32 9 267 86 [email protected]

Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijtel. +32 9 267 86 [email protected]

Economische Raad voor Oost-Vlaanderentel. +32 9 267 86 [email protected]

Redactie + dataverzameling en -verwerkingPascal de MeyerKarin Dossche Kathy GillisJos Saerens

SecretariaatSabina De Roeck

OntwerpKarakters, Gent

Verantwoordelijke uitgeverGeert Versnick, gedeputeerdep/a Gouvernementstraat 19000 Gent

Wettelijk depotnummerD/2014/5139/5

Gedrukt op gerecycleerd papier (1 500 ex.)

Inhoudsopgave

Voorwoord� 1

Deel 1 : Oost-Vlaanderen in de kijker 3

De conjunctuurindicatoren in 2013 5

Land- en tuinbouw in Oost-Vlaanderen 17

Het economisch belang van 23 de zorgsector

Deel 2 : Oost-Vlaanderen doorgelicht 33

Overzichtskaart gemeenten 34Overzichtstabel gemeenten 35 per arrondissement

Bevolking 36Inkomen 40Werkgelegenheid 42Ondernemingsweefsel 46Werkloosheid 49Onderwijs 52Toegevoegde waarde 55Zeehavens 57Bedrijventerreinen 63

Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.

Page 3: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

1

Voorwoord

Jozef Dauwegedeputeerde bevoegd voor middenstand

Geert Versnickgedeputeerde bevoegd voor economie

In deze editie van de Sociaal-economische situatie-schets van Oost-Vlaanderen wordt ook bijzondere aandacht besteed aan het economisch belang van de zorgsector. Nu al is het de tweede belangrijkste werkgever in onze provincie, na de handel. Evoluties zoals de vergrijzing zullen de vraag naar zorgpersoneel ongetwijfeld nog doen toe-nemen. De productiviteit, uitgedrukt in toege-voegde waarde per werknemer, ligt laag in de zorgsector. Dit heeft alles te maken met het belang van de menselijke factor in deze branche en hoeft niet per se een probleem te zijn. Het betaalbaar houden van ons zorgmodel wordt echter een maatschappelijke uitdaging voor de zeer nabije toekomst.

De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen biedt ook een kijk op de land- en tuin-bouwsector in onze provincie. Hoewel de tewerk-stelling in de primaire sector an sich nog slechts tienduizend actieven telt, is de land- en tuinbouw wel goed voor ruim de helft van het bodemgebruik. Ook zijn in totaal 45.000 personen tewerkgesteld in zowat 10.000 ondernemingen die direct of indirect verbonden zijn met de agrarische sector.

“All around the rich world, things are looking better”. Zo vatte The Economist begin dit jaar de toestand van de westerse economieën samen. De Verenigde Staten van Amerika fungeren als groeimotor. De schulden van gezinnen en bedrijven zijn gedaald, en goedkope energie, volge houden loonrestricties en een zwakke dollar bezorgen de VS een concurrentiële scherpte. De verwachte groei van het Amerikaanse bruto binnenlands product in 2014 ligt dan ook rond de 3%.

Zo goed doen we het nog niet in Europa. Voor de EU-28 blijft de groeiprognose gelimiteerd tot 1,5%. Voor België wordt 1,4% verwacht. Deze verwachtingen mogen dan wel laag liggen, voor 2013 worden naar alle waarschijnlijkheid – de definitieve cijfers zijn nog niet bekend – groei-waarden opgetekend die rond de nul schommelen (0,1% voor de EU-28, 0,2% voor België). In 2012 was de groei zelfs nog negatief.

Op de arbeidsmarkt blijven de gevolgen van de crisis van de voorbije jaren bij ons al bij al beperkt. In Vlaanderen noteert de werkloosheids-graad zowat een vijfde lager dan in de EU-28. Onze provincie scoort zelfs nog iets beter. De verwachting is dan ook dat het probleem van de knelpuntberoepen snel weer acuut zal worden wanneer de economische groei echt aantrekt. Een meer uitgediepte studie van de conjunctuur en de arbeidsmarkt vindt u in de bladzijden die volgen.

Page 4: Sociaal-economische situatieschets editie 2014
Page 5: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

Oost-Vlaanderen in de kijker

deel 1

Page 6: Sociaal-economische situatieschets editie 2014
Page 7: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

5

Langs de vraagzijde wordt de economie gemeten via het consumentenvertrouwen.

Sinds april 2013 nam het consumentenvertrouwen elke maand lichtjes toe. Maar vooral na de zomer sprong het vertrouwen van -16 in juli 2013 naar -6 in oktober 2013. Daar blijft hij nu ongeveer status quo met -4 in februari 2014, dus nog steeds een negatieve waarde wat betekent dat het aantal pessimisten nog steeds groter is dan het aantal optimisten.

Evolutie van de samenstellende indicatoren van het consumentenvertrouwen (België januari 2013 – februari 2014): figuren A.2a tot en met A.2d.

In tijden van vertragende economische conjunc-tuur, van stijgende werkloosheid en van bedrijfs-sluitingen krijgen conjunctuurindicatoren heel wat aandacht. Overheden, bedrijven en parti-culieren wensen zich een beeld te vormen over hoe de ‘conjunctuur’ straks zal evolueren om hierop (adequaat) te kunnen anticiperen.

Gegevens zoals bijvoorbeeld de conjunctuurbaro-meter van de Nationale Bank, het consumenten-vertrouwen, het producentenvertrouwen, het aantal falingen, openstaande werkaanbiedingen, werkzoekenden, tijdelijke werkloosheid, uitzend-arbeid, enzovoort, kunnen een aanwijzing geven over de actuele ‘stand’ en toekomstige ‘loop der conjunctuur’.

Figuur A.1: consumentenvertrouwen

-30

-25

-20

-15

-10

0jan ‚13 feb ‚13 mrt ‚13 mei ‚13apr ‚13 jun ‚13 jul ‚13 aug ‚13 okt ‚13sep ‚13 nov ‚13 jan ‚14dec ‚13

-5

Bron: Nationale Bank van België (NBB)

De conjunctuur­indicatoren in 2013

Page 8: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

6

Naar analogie met het consumentenvertrouwen stelt de Nationale Bank van België (NBB) ook een vertrouwensindicator voor de producenten ter beschikking. Het is vrij algemeen aanvaard dat het vertrouwen en de verwachtingen van ondernemingen een belangrijke rol spelen in het uiteindelijke economische gedrag van die ondernemingen.

In België kunnen we deze informatie opvolgen aan de hand van de conjunctuurbarometer van de NBB.

De conjunctuurbarometer is een algemene syn-thetische bruto-indicator van het ondernemers-vertrouwen die tot stand komt via een enquête bij ondernemers.

Figuur A.2.a en A.2.b geven de verwachtingen omtrent de macro-economische ontwikkelingen door de gezinnen.

Vooral een toegenomen optimisme aangaande de economische situatie – van -23 in januari 2013 naar +12 in januari 2014 – draagt de verbetering van het consumentenvertrouwen. De verwachtin-gen omtrent de werkloosheid blijven sinds de zomer stagnerend. Wat de werkloosheidsvooruit-zichten betreft, wijst een daling van de curve op een gunstige ontwikkeling.

Figuur A.2.c en A.2.d geven de micro-economische vooruitzichten van de huishoudens, waarbij vooral de eigen toekomstige financiële situatie roos-kleuriger wordt ingeschat.

Figuur A.2.a vooruitzichten economische situatie in België

Bron: NBB

Figuur A.2.cvooruitzichten financiële situatie gezinnen

Bron: NBB

Figuur A.2.bvooruitzichten werkloosheid in België

Bron: NBB

Figuur A.2.dvooruitzichten spaarvermogen gezinnen

Bron: NBB

Page 9: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

7

De synthetische conjunctuurindicator in figuur A.3 geeft voor Oost-Vlaanderen de toestand en de verwachte evolutie weer van de productie, bestel-lingen, werkgelegenheid, voorraden en prijzen van de hele economie. Daarnaast berekent de NBB ook een afgevlakte indicator die de funda-mentele economische tendens weergeeft. Voorts berekent de NBB ook deelindicatoren voor de ver-werkende nijverheid, handel, bouwnijverheid en dienstverlening aan bedrijven.

De gezamenlijke conjunctuurcurve is een synthese van de vier genoemde deelindicatoren.

De bruto waarde van de synthetische conjunctuur-curve voor Oost-Vlaanderen, die sinds begin 2008 geen positieve waarde meer heeft vertoond, evolueerde in 2013 van -13,3 in januari naar -7,5 in december. Ondanks het nog resterende pessi-mistisch overwicht is deze positieve evolutie vooral te danken aan de bouwsector – evolutie van -17,5 in januari 2013 naar -3,1 in december 2013.

Die evolutie is er ook, maar veel minder uitgespro-ken in de industrie – van -13,2 naar -9,6 – en in de handel – van -26,6 naar -18,6.

Synthetisch, omdat het gaat om een samenstelling van een aantal componenten. Bruto, omdat de indicator berekend wordt als het saldo van het aantal positieve en het aantal negatieve beoor-delingen. Algemeen, omdat het een beeld moet geven van het klimaat in de globale economie. De algemene indicator is een gewogen gemiddelde van de synthetische bruto-indicatoren van de sectoren verwerkende nijverheid, bouw, handel en diensten.

Doorheen de jaren heeft de conjunctuurindicator zichzelf een zeer betrouwbaar imago aangemeten.

Zowel voor conjunctuuranalisten als voor beleids-makers is het een vaak gebruikt instrument. De tijdreeks van het ondernemersvertrouwen vertoont hetzelfde patroon als de tijdreeks van de economische groei. Het feit dat het onder-nemersvertrouwen enkele periodes vooruitloopt op de economische groei verleent deze indicator een excellent voorspellend karakter.

Uit een working paper van de NBB blijkt trouwens dat het Belgische ondernemersvertrouwen tevens als voorspellende indicator fungeert voor de totale economische activiteit in het euro-gebied. Als verklaring wordt teruggegrepen naar drie typische kenmerken van de Belgische economie: de specialisatie in halfafgewerkte producten, het open karakter van onze economie en de sterke aanwezigheid van KMO’s.

Figuur A.3: gezamenlijke synthetische conjunctuurcurve Oost-Vlaanderen

Bron: Nationale Bank van België (NBB)

Page 10: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

8

Het verloop van de economische groei in België verduidelijkt in figuur A.4 het belang en het voor-spellende karakter van de synthetische conjunctuurcurve.

Figuur A.4: bbp en conjunctuurverloop

Bron : INR

Tabel A.1: evolutie en samenstellende delen van de economische groei in 2013.

Voornaamste aggregaten(veranderingspercentage in volume t.o.v. de voorgaande periode, voor seizoeninvloeden en kalendereffecten gezuiverde gegevens)

2012 2013

II III IV jaar I II III IV jaar

1. Toegevoegde waarde

Nijverheid -1,4 0,0 -0,3 -2,4 -1,2 0,5 0,3 0,6 -1,2

Bouwnijverheid 0,0 -0,3 -1,4 1,0 -0,6 -0,4 0,8 0,7 -1,6

Diensten -0,2 0,1 0,0 0,1 0,3 0,2 0,2 0,5 0,6

2. Bestedingen

Consumptieve particuliere bestedingen (1) -0,4 -0,1 -0,2 -0,3 0,4 0,3 0,5 0,6 0,7

Consumptieve bestedingen van de overheid 0,4 0,4 0,5 1,4 0,0 0,0 0,0 0,0 0,7

Bruto-investeringen in vaste activa -1,3 -0,1 -1,1 -2,0 -1,6 0,0 0,5 0,8 -2,5

ondernemingen -1,4 0,0 -1,5 -2,1 0,0 0,7 0,1 0,9 -0,6

woongebouwen -1,0 -0,7 -1,4 -3,2 -1,9 -0,8 0,5 0,3 -3,8

overheid -1,3 1,2 1,8 2,4 -12,6 -3,6 3,4 1,2 -11,9

Binnenlandse vraag (exclusief voorraden) -0,4 0,0 -0,2 -0,2 -0,1 0,1 0,4 0,5 0,1

Voorraadwijziging (2) -0,4 -0,2 -0,1 -0,4 0,2 -0,3 -0,4 -0,1 -0,5

Uitvoer van goederen en diensten 0,1 0,7 -1,1 1,8 -0,8 3,1 1,4 -0,4 1,8

Invoer van goederen en diensten -0,4 0,6 -1,3 1,3 -0,7 2,8 1,0 -0,6 1,0

Netto-uitvoer van goederen en diensten (2) 0,4 0,1 0,2 0,5 -0,1 0,4 0,3 0,1 0,7

3. Arbeidsmarkt

Totaal aantal personen 0,0 0,0 0,0 0,2 -0,2 -0,2 0,1 0,1 -0,2

Arbeidsvolume van de loontrekkenden -0,1 -0,1 0,0 0,0 -0,3 -0,2 0,1 nb nb

(1) Inclusief instellingen zonder winstoogmerk ten behoeve van huishoudens. (2) Bijdrage tot de verandering van het bbp.

Bron : INR

Page 11: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

9

toenamen, wat contrasteert met de daling ervan met 0,3% in 2012. De overheids consumptie ver-toonde in 2013 dan weer een stijging met 0,7%.

Al bij al steeg de binnenlandse vraag (zonder voor-raden) met 0,1%.

De bijdrage van de netto-uitvoer van goederen en diensten tot de economische groei nam vanaf het tweede kwartaal geleidelijk af. Over het hele jaar 2013 was de stijging van het uitvoervolume (1,8%) groter dan die van de invoer (1,0%). Bijgevolg leverde de netto-uitvoer van goederen en diensten een positieve bijdrage van 0,7 procentpunt, of iets meer dan de bijdrage van 0,5 procentpunt een jaar eerder.

De bijdrage van de voorraadwijziging tot de ver-andering van het bbp beliep -0,5 procentpunt in 2013, tegen -0,4 procentpunt in 2012.

De arbeidsmarkt als belangrijke conjunctuur-indicator vertaalt zich in cijfers over werkloosheid enerzijds en over tewerkstelling anderzijds.

De werkloosheid in Oost-Vlaanderen steeg gemiddeld over 2013 met 9,3% wat op Limburg na (+9,4%) het hoogst in Vlaanderen is (Vlaams Gewest +8,5%).

Specifiek voor Oost-Vlaanderen geeft onder-staande tabel A.2 de kengetallen van de werk-loosheid 2011-2013, met het aantal niet-wer-kende werkzoekenden (NWWZ) als kernindicator.

Na een lichte achteruitgang met 0,1% in 2012 werd het verloop van het voor kalenderinvloeden gezuiverde bbp naar volume opnieuw positief, met een stijging van 0,2% over het jaar 2013 als geheel.

De toegevoegde waarde nam in de diensten met 0,6% toe, een groei die hoger uitviel dan in 2012 (0,1%). In de industrie liep de toegevoegde waarde met 1,2% terug, wat een minder sterke daling is dan in 2012 (-2,4%). Daarentegen is een omgekeerde dynamiek merkbaar in de bouw-nijverheid, waar de stijging met 1,0% in 2012 van de toegevoegde waarde omsloeg in een afname met -1,6% in 2013. De situatie in die bedrijfstak verbeterde echter aanzienlijk in het derde en vierde kwartaal van 2013, met stijgingen ten belope van 0,8% en 0,7%.

Voor de binnenlandse bestedingen werd 2013 gekenmerkt door een daling van de bruto-investe-ringen in vaste activa met 2,5%. Terwijl de bedrijfsinvesteringen slechts 0,6% lager uitvie-len, daalden de investeringen van de huishou-dens in woongebouwen en de overheidsinveste-ringen met respectievelijk 3,8% en 11,9%. Die resultaten zijn voornamelijk een afspiegeling van het eerste kwartaal van het jaar, waarin de daling van de investeringen in woon gebouwen 1,9% bedroeg, terwijl die van de overheidsinvesterin-gen uitkwam op 12,6%. De consumptieve beste-dingen van de huishoudens hadden daarentegen een positieve invloed op de economische bedrij-vigheid in 2013, aangezien ze met 0,7%

Page 12: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

10

Tabel A.2: kengetallen van de Oost-Vlaamse werkloosheid 2011-2013

2013 % 2012 verschil 2011 verschil

NWWZ 49.963 100,0 45.709 +9,3% 43.980 +13,6%

Werkloosheidsgraad

Totaal 7,20% 6,59% +0,61 6,39% +0,81

Mannen 7,21% 6,46% +0,75 6,08% +1,13

Vrouwen 7,18% 6,75% +0,45 6,75% +0,43

Kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden

Categorie WZUA 36.924 73,9% 33.881 +9,0% 33.138 +11,4%

BIT 4.198 8,4% 3.845 +9,2% 3.352 +25,2%

Vrij ingeschreven 4.653 9,3% 3.923 +18,6% 3.514 +32,4%

Andere 4.189 8,4% 4.060 +3,2% 3.976 +5,4%

Geslacht Mannen 26.934 53,9% 24.202 +11,3% 22.702 +18,6%

Vrouwen 23.029 46,1% 21.507 +7,1% 21.278 +8,2%

Leeftijd < 25 jaar 11.289 22,6% 10.286 +9,8% 9.441 +19,6%

25 tot 50 jaar 27.375 54,8% 24.655 +11,0% 23.334 +17,3%

>= 50 jaar 11.299 22,6% 10.768 +4,9% 11.205 +0,8%

Studieniveau Laaggeschoold 24.143 48,3% 22.989 +5,0% 22.757 +6,1%

Middengeschoold 16.958 33,9% 15.027 +12,8% 14.028 +20,9%

Hooggeschoold 8.862 17,7% 7.693 +15,2% 7.195 +23,2%

Werkloosheidsduur < 1 jaar 28.785 57,6% 26.168 +10,0% 24.104 +19,4%

1 tot 2 jaar 8.796 17,6% 7.467 +17,8% 7.232 +21,6%

>= 2 jaar 12.383 24,8% 12.074 +2,6% 12.644 -2,1%

Nationaliteit Niet-EU 4.515 9,0% 4.221 +7,0% 3.761 +20,1%

Origine Allochtonen 12.041 24,1% 10.873 +10,7% 9.926 +21,3%

Arbeidsgehandicapten 6.740 13,5% 6.155 +9,5% 6.919 -2,6%

WZ in een kansengroep 35.500 71,1% 33.157 +7,1% 32.432 +9,5%

Bron : Arvastat

Page 13: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

11

De groeipercentages van de Vlaamse werk-loosheid blijven evenwel ver onder het groei-percentage dat men op het hoogtepunt van de crisis kende met meer dan 20% stijging tussen mei 2009 en december 2009 (zie figuur A.5 ). Een einde aan de toenemende werkloosheid wordt niet verwacht op korte termijn. Het Federaal Planbureau voorziet op nationaal vlak een toename van de werkloosheid in 2014 van 12,4% tot 12,6%. De voorziene toename in de werkgelegenheid blijkt onvoldoende te zijn om de verdere stijging van de beroepsbevolking volledig op te vangen.

Net als de economische activiteit wordt de Vlaamse arbeidsmarkt gekenmerkt door een evolutie met double dip: een herstelperiode voor de indicatoren van de Vlaamse arbeidsmarkt in 2010-2011, die een daling kenden in 2008-2009

en allemaal opnieuw een inkrimping kenden in 2012-2013 ten gevolge van de nieuwe achteruit-gang van de economische activiteit.

Figuur A.6 toont aan dat de Vlaamse arbeidsmarkt sinds 2011 de gevolgen ondergaat van de verzwak-king van de economische activiteit. Na een stijging van de loontrekkende tewerkstelling in 2010 en 2011, is het aantal Vlaamse werknemers gekrom-pen in het jaar 2012. De inkrimping zette zich echter voort in de eerste twee kwartalen van 2013, om dan min of meer te stabiliseren in het derde kwartaal van 2013. Gezien de positieve resultaten van de conjunctuurindicatoren – zoals het consu-menten- en ondernemersvertrouwen en de uit-zendactiviteit – is het weinig waarschijnlijk dat de situatie op de arbeidsmarkt zal blijven achteruit-gaan. Op nationaal niveau verwacht het Federaal Planbureau 13.000 nieuwe banen in 2014.

De financieel-economische crisis trof de voorbije jaren vooral de mannelijke werkgelegenheid, maar in 2013 ligt zowel voor de vrouwen als voor de mannen de werkloosheidsgraad (het % werk-lozen in de beroepsbevolking [werkenden + werklozen] van 15 tot 65 jaar) op ongeveer 72%. Ook het aantal NWWZ die langer dan 2 jaar in werkloosheid zijn, bedraagt nog steeds 1 op 4 of 12.380 van de 49.960 NWWZ. Verontrustend is evenwel de stijging van de werkloosheid bij jon-geren met 14,3% in de leeftijdscategorie 20 tot en met 24 jaar en +15,7% voor 25 tot en met 30 jaar over 2012-2013.

Het aantal niet-werkende werkzoekenden in Vlaanderen piekte een eerste maal in 2010, (208.242 NWWZ) en daalde vervolgens tot december 2011. Sinds begin 2012 kent het aantal werkzoekenden in Vlaanderen echter opnieuw een stijging die hardnekkig blijft aanhouden. De werkloosheid staat nu op een recordhoogte sinds de start van de economische crisis in 2008, namelijk 221.900 NWWZ gemiddeld in 2013.

Figuur A.5: evolutie NWWZ Vlaams Gewest 2009 - 2013

30%

25%

20%

15%

10%

5%

0%

-5%

-10%

-15%

jan/

09

apr/

09

jul/

09

okt/

09

jan/

10

apr/

10

jul/

10

okt/

10

jan/

11

apr/

11

jul/

11

okt/

11

jan/

12

apr/

12

jul/

12

okt/

12

jan/

13

apr/

13

jul/

13

okt/

13

jan/

14Bron : Arvastat

Page 14: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

12

In de maand januari 2014 steeg het aantal gepresteerde uren uitzendarbeid met 0,49% t.o.v. de maand december 2013 (op basis van voor seizoens- en kalenderinvloeden gecorrigeerde cijfers). Deze evolutie is toe te schrijven aan een ongelijke evolutie van de segmenten: het aantal gepresteerde uren uitzendarbeid nam toe met 1,78% in het arbeiderssegment, in het bediende-segment was er een afname in gepresteerde uren van -1,29%. De Federgon-index bereikte 210,5 punten in januari 2014.

De Federgon-index geeft het seizoensgezuiverde activiteitenniveau, op basis van het aantal gepresteerde uren uitzendarbeid, weer van de betreffende maand ten opzichte van de activiteit in de maand januari 1995 (januari 1995 = 100).

Een bijkomende conjunctuurindicator is de uitzendactiviteit.

De evolutie van de uitzendactiviteit volgt sterk de conjunctuurbewegingen en geeft ons, net zoals de evolutie van de tijdelijke werkloosheid, een goed idee over de toekomstige evolutie van de werkgelegenheid. Beiden fungeren immers als buffer bij vraagschommelingen. Wanneer de vraag naar goederen en diensten stijgt, zullen ondernemingen in de eerste plaats uitzend-krachten inzetten en de tijdelijke werkloosheid afbouwen. Als de vraagstijging blijft duren, kan dit bijkomende vaste aanwervingen tot gevolg hebben. Omgekeerd geldt, in geval van een dalende vraag naar goederen en diensten, dat bedrijven eerst minder beroep zullen doen op uit-zendkrachten, alvorens ook, bij een aanhoudende daling van de vraag, minder geneigd te zijn om werknemers vast in dienst te nemen/houden.

De conjuncturele heropleving weerspiegelde zich in de stijgende uitzendactviteit vanaf oktober 2009. Vanaf midden 2011 daalde het aantal gepresteerde uren uitzendarbeid echter opnieuw op enkele uit-zonderingen na. Vanaf augustus 2013 merken we echter weer een opwaartse trend.

Figuur A.6: evolutie van het aantal werknemers per kwartaal t.o.v. het kwartaal in het voorgaande jaar (Vlaams Gewest)

1,5%

1,0%

0,5%

0,0%

-0,5%

-1,0%

-1,5%

2009/12009/22009/32009/42010/12010/22010/32010/42011/12011/22011/32011/42012/12012/22012/32012/42013/12013/22013/3

Bron : RSZ DMFA, situatie op eind van kwartaal (bewerking Departement WSE)

Page 15: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

13

In onderstaande tabel A.3 wordt een evolutieve analyse van de Oost-Vlaamse arbeidsmarkt 2006-2012 gegeven op basis van de sectorale tewerkstelling van het aantal “werkzame personen”, dit zijn loon-trekkenden en zelfstandigen samen.

Tabel A.3: evolutie arbeidsmarkt Oost-Vlaanderen 2006-2012

2012 2011 2010 2009 2008 2007 2006

Arbeidsmarkt Oost-Vlaanderen

totale gemiddelde bevolking 1457.830 1450.274 1439.079 1426.371 1414.450 1403.369 1393.852

1.a Bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 jr) 951.266 921.961

1.b Bevolking op arbeidsleeftijd (18-64 jr) 903.441 873.792

2 Beroepsbevolking = 3 + 6 615.287 612.229 606.515 602.350 595.238 586.166 584.965

3 Werkgelegenheid = 4 + 5 569.578 568.249 559.003 555.375 555.167 544.213 535.280

4 Zelfstandigen 105.390 104.947 103.936 103.176 102.451 101.571 101.419

5 Loontrekkenden 464.188 463.302 455.067 452.199 452.716 442.642 433.861

Landbouw. bosbouw en visserij 9.061 9.503 10.042 10.653 11.082 11.306 11.882

Industrie en energie 88.769 89.492 89.198 91.456 95.446 95.497 96.520

Bouwnijverheid 44.497 44.483 43.315 42.677 42.250 41.377 39.766

Diensten 427.251 424.771 416.448 410.589 406.389 396.033 387.112

Handel. vervoer en horeca 114.485 114.749 114.100 144.276 115.002 114.319 113.522

Informatie en communicatie 8.125 7.955 8.043 7.874 7.752 7.409 7.014

Financiële dienstverlening 11.504 11.227 11.009 10.906 10.798 10.687 10.556

Verhuur en handel van onroerend goed 2.604 2.574 2.456 2.322 2.337 2.201 2.153

Zakelijke dienstverlening 102.731 101.302 95.752 91.597 91.239 85.894 80.898

Overheid en onderwijs. gezondheids- en welzijnszorg 165.797 164.723 162.933 161.286 156.804 152.950 149.952

Cultuur. recreatie. overige diensten 22.005 22.241 22.155 22.328 22.457 22.573 23.017

6 Werkloosheid 45.709 43.980 47.512 46.975 40.071 41.953 49.685

Bron : NBB, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Figuur A.7: evolutie uitzendactiviteit 2008-2013

Bron : Federgon

Page 16: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

14

Hierbij valt het grote verschil op dat de beroeps-bevolking vertegenwoordigt tegenover de bevol-king op arbeidsleeftijd – 18 tot 64 jaar – in de verschillende arrondissementen. In het arrondis-sement Gent bedraagt dit 84%, tegenover 68% voor de totale provincie. Dit significante verschil is niet abnormaal, aangezien met de pendelar-beid moet rekening gehouden worden. Zo heeft bijvoorbeeld de stad Gent in 2011 een activiteits-graad van bijna 120%, te wijten aan de inkomende pendel naar de hogescholen, universiteit, zieken-huizen en “grote” bedrijven. De werkgelegenheid – zelfstandigen en loon trekkenden – beloopt in het arrondissement Gent dan ook 78% van de bevolking op arbeidsleeftijd (18 tot 64 jaar) tegenover slechts 47% in het arrondissement Aalst en 63% in de provincie.

De evolutie van het ondernemingslandschap werd in 2013 gekenmerkt door een hausse van het aantal faillissementen.

In 2012 situeerde de stijging van het aantal faillissementen zich vooral binnen het Vlaams Gewest, terwijl de andere gewesten slechts lichte overschrijdingen kenden van de volumes.

In 2013 was er ter zake een duidelijke kentering: daar waar de hausse van het aantal faillissementen binnen het Vlaams Gewest temperde (dus: er is nog altijd een stijging maar minder uitgesproken) beukte de faillissementsgolf volop op het Waals en Brussels Gewest in. Toch worden in elk van de drie gewesten nieuwe records geregistreerd.

Met betrekking tot de faillissementsevolutie concentreerde de hausse ervan zich in 2012 volledig in Vlaanderen terwijl in de andere regio’s de faillissementscijfers eerder neigden naar status quo. Dit was een normaal en verwacht patroon doordat de conjuncturele evoluties zich, gezien

Verschil tussen bevolking op arbeidsleeftijd en beroepsbevolking: scholieren, studenten, huisvrouwen (en -mannen), arbeidsongeschikt verklaarden en vervroegd gepensioneerden.

Waar de bevolking op arbeidsleeftijd over de periode 2006-2012 slechts met 3,4% toenam, steeg de beroepsbevolking met 5,1%. Dit laatste is vooral het gevolg van een stijging van de werk-gelegenheid met 34.298 eenheden (+6,4%) en een daling van de werkloosheid met 3.976 een-heden (-8%) over deze periode. Die werkgelegen-heid bleef jaar op jaar stijgen, de werkloosheid daarentegen varieerde met een piek van 47.512 in 2010. De werkgelegenheid steeg nagenoeg in alle deelsectoren, behalve in de industrie (-7.751 werkzame personen) en in de landbouw-sector (-2.821 werkzame personen). Dit laatste is het gevolg van het aantal zelfstandigen dat er mee stopte. De bezoldigde tewerkstelling bleef daarentegen stijgen in de landbouwsector. Het verlies aan “werkzame personen” in de industrie is vooral te wijten aan bezoldigde tewerkstelling. Toch blijft deze sector belangrijk. Met 88.769 werkzame personen betekent dit nog steeds 15,6% van de Oost-Vlaamse tewerkstelling. De belangrijkste tewerkstelling – zowel zelf-standigen als loontrekkenden – vinden we in de sector overheid, onderwijs, gezondheidszorg die voor 29% van de Oost-Vlaamse tewerkstelling tekent. De sterke vertegenwoordiging in Oost-Vlaanderen van universiteit, hogescholen en ziekenhuizen blijkt dan ook uit de aanwezigheids-coëfficiënt van 109 tegenover het Vlaams Gewest. Nog sterker vertegenwoordigt is de bouwsector in Oost-Vlaanderen met een aanwezigheidscoëf-ficiënt van 118,8 tegenover Vlaanderen in 2012.

De arbeidsmarktsituatie in 2012 voor de Oost-Vlaamse arrondissementen wordt in onderstaande tabel A.4 gegeven.

Tabel A.4: evolutie arbeidsmarkt Oost-Vlaanderen arrondissementeel 2012

2012 O-Vl Aalst D’monde Eeklo Gent Oudenaarde St.-Niklaas

Arrondissementen

totale gemiddelde bevolking 1457.830 279.546 195.678 82.844 536.900 121.447 241.417

1.a Bevolking op arbeidsleeftijd (15-64 jr) 951.266 182.833 128.173 53.168 353.376 77.826 147.597

1.b Bevolking op arbeidsleeftijd (18-64 jr) 903.441 173.806 121.658 50.479 336.191 73.710 147.597

2 Beroepsbevolking = 3 + 6 615.287 91.404 67.092 29.549 282.319 45.770 99.153

3 Werkgelegenheid = 4 + 5 569.578 83.215 61.943 27.196 263.230 42.385 91.611

4 Zelfstandigen 105.390 18.181 13.550 6.528 42.082 9.449 15.600

5 Loontrekkenden 464.188 65.032 48.393 20.668 221.148 32.936 79.011

6 Werkloosheid 45.709 8.191 5.149 2.353 19.089 3.385 7.542

Bron : NBB, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Page 17: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

15

beperkter in omvang wordt) van de faillissementen-hausse binnen het Vlaams Gewest. Uitgaande van verder economisch herstel zal ook deze ten-dens zich (pas) vanaf midden volgend jaar over de andere landsgedeeltes verspreiden.”

Onderstaande tabel geeft de evolutie van de falingen over de periode 2005-2013 voor de Oost-Vlaamse gerechtelijke arrondissementen.

Het leeuwendeel van het mogelijk verlies aan arbeidsplaatsen als gevolg van een faillissement gaat verloren in de KMO’s, die overigens ruim 99% van de faillissementsstatistieken vullen.

Over het gehele jaar 2013 werden 13 bedrijven, meestal NV’s, failliet verklaard die méér dan 100 mensen tewerkstelden. In 2012 waren dat er 15 waarvan 3 hun maatschappelijke zetel in Oost-Vlaanderen hadden. Het grootste faillissement van 2013 viel op 30 augustus te betreuren: de diepvriesketen O’Cool uit Drongen stelde 260 mensen tewerk.

de grotere import-export gerichtheid van de ondernemingen traditiegetrouw eerst in de Vlaamse regio, en het brede havengebied in het bijzonder, laat gevoelen. Naderhand verspreidt de invloed zich ook over de rest van het land.

“Nu stellen we”, aldus handelsinformatie-verstrekker Graydon, “het omgekeerde vast: het afgelopen halfjaar meten we een gevoelige tempering (nog geen daling maar een stijging die

Dit jaar verdwenen 27.912 arbeidsplaatsen in België als gevolg van een faillissement. 13855 hiervan situeren zich in het Vlaams Gewest en 3.067 in Oost-Vlaanderen. De globale en directe impact van de faillissementen op het sociaal pas-sief stijgt hierdoor opnieuw met +5,6% op vrij fun-damentele wijze en is het grootste cijfer ooit. Let wel: niet elke arbeidsplaats is definitief verloren. Sommige faillissementen kennen al dan niet onder curatele een doorstart waardoor minstens een deel van de arbeidsplaatsen wordt gerecu - pereerd.

Tabel A.5: evolutie falingen Oost-Vlaanderen gerechtelijke arrondissementen 2005-2013

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

ArrondissementenAalst 94 103 114 114 156 145 137 204 172 -15,69%

Dendermonde 126 96 118 117 136 153 183 192 194 1,04%

Gent 398 374 367 432 407 480 418 482 557 15,56%

Oudenaarde 80 81 94 93 90 108 105 117 134 14,53%

Sint-Niklaas 148 135 158 184 208 208 228 262 281 7,25%

Totaal 846 789 851 940 997 1.094 1.071 1.257 1.338 6,44%

Bron: Graydon

Page 18: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

16

Nog volgens Graydon zijn de voornaamste oor-zaken van het hoge aantal falingen het directe gevolg van:

• een steeds aanwezige structurele onderlaag van faillissementen;

• een hausse sinds midden 2007 als gevolg van de oprichting van vele onder nemingen van belabberde kwaliteit;

• een hausse binnen de consumentgerichte sectoren als gevolg van de koopkracht- en grondstofprijsproblematiek die opdook in september 2007;

• een hausse bij de toeleveranciers aan consumentgerichte sectoren vanaf juni 2008;

• de subprime-crisis die bedrijven met wel-bepaalde kenmerken, in het bijzonder een zwakke solvabiliteit gekoppeld aan een hoog volume aan kortetermijnleningen, in moeilijk-heden bracht;

• een hoger aantal bedrijven dat gebruikmaakte van de Wet betreffende de Continuïteit van Ondernemingen en na verloop van tijd toch failliet gaat. Bovendien stellen we nu al twee volle jaren vast dat meer en meer bedrijven die in WCO gaan kettingreacties veroorzaken, waarbij ze – door de verkregen opschorting van betaling en door soms extreme schuld-herschikkingen – leveranciers op hun beurt in moeilijkheden brengen;

• een nieuwe hausse binnen de consumentge-richte sectoren als gevolg van de koopkracht- en grondstofprijsproblematiek die zich vanaf begin 2011 opnieuw manifesteerde. Deze

Figuur A.8: banenverlies in België evolutie 2000 - 2013

30.000

28.000

26.000

24.000

22.000

20.000

18.000

16.000

14.000

12.000

10.0002000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

23.196 20.497 21.157 18.713 18.259 14.241 15.073 20.259 23.784 24.076 23.215 26.425 27.91216.834TOTAAL -TOTAL

Bron : Graydon

Page 19: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

17

hausse zorgt voor de blijvend hoge faillisse-mentsaantallen die we nu kennen in het bijzonder binnen de kleinere bouwnijverheid;

• het groeiende wantrouwen binnen het onder-nemingslandschap, onder meer merkbaar aan een sterke achteruitgang van de B2B betalingskwaliteit;

• de sneeuwbaleffecten die we nu ten volle waarnemen waarbij eerst de toeleveranciers van de conjunctuurgevoelige sectoren en vervolgens een aantal bedrijven uit de meer industriële sectoren in moeilijkheden komen.

In 2012 werden in Oost-Vlaanderen 9.299 nieuwe economische entiteiten opgericht, 4,6% minder dan het jaar 2011. Na een dieptepunt in 2009 met slechts 8.979 starters nam het aantal startende entiteiten opnieuw duidelijk toe in 2010 en 2011. Die opwaartse beweging werd niet verder gezet in 2012 met opnieuw een knik naar beneden. In de loop van 2013 is deze neerwaartse trend enkel maar versterkt, met terug een knik van 5% naar 8.838 oprichtingen.

Figuur A.9: demografie Oost-Vlaamse ondernemingen 2006-2013

oprichtingen

stopzettingen

falingen0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013

Bron : Graydon

Bovendien zetten heel wat andere ondernemingen – vrijwillig of verplicht – de activiteiten stop. Hoewel in absolute getallen de balans positief overhelt (meer oprichtingen dan stopzettingen), zien we dat verhoudingsgewijs het aantal stop-zettingen sneller stijgt: het verschil tussen oprichtingen en stopzettingen slinkt, dermate – zie figuur A.9 – dat het surplus tussen beide in 2013 nog slechts 234 meer starters dan stopzettingen bedraagt, tegenover een surplus van 3.651 in 2006.

Faillissementen (en zelfs gerechtelijke reorgani-saties) vormen slechts de extremere uitingen van een ruimer fenomeen. Heel wat bedrijven stoppen hun activiteiten zonder debacle. De bedrijfsleiders gaan ‘met pensioen’ of overlijden, zonder dat de zaak wordt verder gezet. Anderen geloven niet meer in de continuïteit van de activiteiten, maar slagen erin de zaak ‘proper’ te vereffenen. Alhoewel dus de falingen slechts een deel van de stopzettingen uitmaken – 15,6% in 2013 in Oost-Vlaanderen – is dit toch een stijging van 2,2 procentpunt tegenover 2006.

Page 20: Sociaal-economische situatieschets editie 2014
Page 21: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

19

Land­ en tuinbouw in Oost­Vlaanderen

Grondgebruik

De provincie Oost-Vlaanderen heeft een opper-vlakte van 298.224 hectare in totaal. Volgens de landbouwenquête 2012 is er 150.575 ha cultuur-grond in Oost-Vlaanderen.

In vergelijking met andere provincies heeft Oost-Vlaanderen een relatief hoog aandeel landbouw-grond. In West-Vlaanderen is dit aandeel nog hoger (65%), maar in bijvoorbeeld Antwerpen (32%) of Limburg (35%) is het aandeel landbouw-grond een stuk lager.

Ruim de helft (50 %) van de Oost-Vlaamse oppervlakte wordt voor land- en tuinbouw gebruikt.

Land- en tuinbouwbedrijven

AantalVolgens de landbouwenquête van 2012 waren er 25.217 bedrijven met landbouwproductie in Vlaanderen. Ongeveer 26% hiervan of 6.641 bedrijven zijn gelegen in Oost-Vlaanderen. Hiermee staat onze provincie op de 2de plaats na West-Vlaanderen (34%) en vóór Antwerpen (15%).

Oost-Vlaanderen telt 6.641 land- en tuinbouw-bedrijven in 2012, dit is ruim een kwart vanhet aantal Vlaamse bedrijven.

72% van de Oost-Vlaamse bedrijven zijn voltijds actief, wat betekent dat er minstens één volwaar-dige arbeidskracht is tewerkgesteld. De overige 28% zijn dus deeltijdse landbouwbedrijven. Oost-Vlaanderen telt relatief gezien iets meer deeltijdse landbouwbedrijven dan Vlaanderen en België.

Kaart B.1: spreiding van de 6.641 Oost-Vlaamse landbouwbedrijven

Bron: FOD Economie – ADSEI (Landbouwenquête 2012), berekeningen studiedienst Huis van de economie

0 – 50

51 – 100

101 – 200

201 – 300

301 – 350

Page 22: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

20

RunderenIn 2003 telde een bedrijf met rundvee gemid-delde van 60 runderen. In 2012 steeg het gemid-delde naar 79 stuks. Met andere woorden is er gemiddeld ieder jaar een stijging van 3 % pro-cent aan runderen op een rundveebedrijf. Bij melkkoeien is dit een gemiddelde groei van 4 % per jaar in 10 jaar tijd. Het gemiddeld aantal melkkoeien per bedrijf steeg van 31 in 2003 tot 44 in 2012. Het gemiddelde aantal zoogkoeien per bedrijf steeg van 15 naar 19 stuks over de periode 2003-2012.

VarkensMeer dan de helft van de Vlaamse varkensstapel is te vinden in West-Vlaanderen (52%). Oost-Vlaanderen komt op de 2de plaats met 18% van de dieren op 981 bedrijven. Het aantal bedrijven met varkens vermindert. Het aantal varkens blijft sinds 2007 ongeveer constant in Oost-Vlaanderen. Zoals elders in Vlaanderen neemt het aantal varkensbedrijven af en worden de overblijvende bedrijven groter. De introductie van de mest-wetgeving MAP-III in 2007 zorgde voor nieuwe expansiemogelijkheden, want varkensbedrijven kunnen sindsdien terug groeien als ze mest

Grootte

Het aantal Oost-Vlaamse landbouwbedrijven daalt, maar de bedrijven worden groter.

Het aantal landbouwbedrijven daalt voortdurend: in 1990 werden in Oost-Vlaanderen nog 15.163 landbouwbedrijven geteld, in 2012 waren dit nog 6.641 bedrijven, of een daling met 56%. Alleen al gedurende de voorbije 10 jaar is er gemiddelde per jaar een daling van het aantal Oost-Vlaamse landbouwbedrijven met 3 %.

Zoals in andere economische sectoren zet de schaalvergroting zich ook verder in de land- en tuinbouwsector. Een Oost-Vlaams landbouwbedrijf is gemiddeld 22,7 hectare groot. Sinds 1990 is dit een toename van 13 hectare gecultiveerde grond per bedrijf. Toch zijn Oost-Vlaamse landbouwbe-drijven gemiddeld kleiner qua oppervlakte dan de Vlaamse (24,5 ha) en Belgische bedrijven (33,7 ha).

Veehouderij

De veehouderij is zowel economisch als naar ruimtegebruik een belangrijke sector in Oost-Vlaanderen. Oost-Vlaanderen herbergt 316.584 runderen, 1.099.463 varkens, 5.285.647 stuks pluimvee en 6.996 paardachtigen.

Figuur B.1: de veestapel, vergelijking in Vlaanderen, 2012

25%

16%

30%

22%

10%

8%

12%

12%

25%

18%

18%

29%

8%

3%

3%

13%

32%

56%

37%

24%

runderen

varkens

pluimvee

paarden

Antwerpen Limburg Oost-Vlaanderen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen

Bron: FOD Economie – ADSEI (Landbouwenquête 2012), berekeningen studiedienst Huis van de economie.

Page 23: Sociaal-economische situatieschets editie 2014
Page 24: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

22

SchaalvergrotingZoals in Vlaanderen zit de Oost-Vlaamse in een voortdurend proces van schaalvergroting. Ieder jaar daalt het aantal Oost-Vlaamse landbouw-bedrijven met gemiddelde van 3 procent, terwijl de overblijvende bedrijven groeien in areaal en dier-aantallen, niet los te maken van specialisering en intensivering.

In de veeteeltsector worden grote inspanningen geleverd op vlak van sanitaire maatregelen, milieu-maatregelen en dierenwelzijn. De investeringen worden gekoppeld aan een toename van het aantal dieren om deze investeringen rendabel te maken. Technologie wordt steeds belangrijker. Voorbeelden zijn melkrobots, nauwkeurige meng-voederwagens, voederwegingen, klimaatregeling in stallen, gebruik van ammoniakemissiearme stalsystemen, wassystemen voor stallucht, e.d. Er wordt steeds meer geautomatiseerd. Bedrijven worden veel kapitaalintensiever. De veeteelt-bedrijven specialiseren zich en worden groter.

De schaalvergroting in de landbouw is een zeer complex proces van drijvende krachten en beper-kingen zoals beschikbaar kapitaal, arbeid, grond, managementcapaciteiten van de bedrijfsleider en de maatschappelijke druk, die hun impact hebben.

Naast schaalvergroting als toekomststrategie kan de land- en tuinbouwer ook verbreding van hun activiteit hanteren. Om van verbreding te kunnen spreken moet er een link zijn met de landbouw-productie. Onder verbreding wordt algemeen begrepen: een inkomen halen uit (nieuwe) activi-teiten naast de klassieke kerntaken op het land-bouwbedrijf. Voorbeelden zijn thuisverwerking en -verkoop van hoeveproducten, hoevetoerisme, zorgboerderijen, aanbieden van landbouweducatie, agrarisch natuurbeheer,…

Algemeen kan gesteld worden dat bedrijven die aan een of ander vorm van verbreding doen tot de middencategorie of categorie van grote bedrijven behoren. Het opleidingsniveau van de verbreders is gemiddeld hoger dan dat van niet-verbreders. Zowel uit de jongere (onder de 35) als oudere (ouder dan 55 jaar) leeftijdsklasse.4

4 Beleidsrapport ‘Schaalvergroting in land- en tuinbouw 2012’, Bo Zenner, masterproef communicatiewetenschappen, UGent, Faculteit Politieke en sociale wetenschappen, 2012-2013

verwerken.1 Het gemiddeld aantal varkens per bedrijf steeg met 57 % van 761 (in 2003) naar 1.195 (2012) in Oost-Vlaanderen.

PluimveeMet pluimvee bedoelen we vleeskippen, fokhanen, leghennen (consumptie-eieren en broedeieren) en ander pluimvee.

Oost-Vlaanderen herbergt 18% van de Vlaamse pluimveestapel. In de provincies West-Vlaanderen en Antwerpen is dat 37% en 30%. In 2012 telt Oost-Vlaanderen 5.285.647 stuks pluimvee op 405 bedrijven met een gemiddelde van 13.051 stuks pluimvee per bedrijf.

Het aantal pluimveehouderijen daalde over de laatste 10 jaar terwijl het aantal stuks pluimvee per bedrijf steeg, sinds 2007 in een versneld tempo, vooral dan bij de vleeskippenhouderij. De toe-name van de pluimveestapel is voornamelijk toe te schrijven aan de mogelijkheid om uit te breiden na bewezen mestverwerking vanaf 2007.2

PaardenVoor wat betreft de paardenhouderij in Oost-Vlaanderen is deze in stijgende lijn. De paarden sector is goed vertegenwoordigd 29 % van de Vlaamse paardachtigen staan in Oost-Vlaanderen gestald. Sinds 1990 groeit het aantal paarden. In 2012 zijn naast 6.050 paarden en pony’s ook 637 landbouwpaarden en 309 ezels, muilezels of muil-dieren aangegeven bij de landbouwtelling. Die be-vinden zich op 898 bedrijven in Oost-Vlaanderen.

Alle paarden, pony’s en ezels op Belgisch grondgebied moeten correct geïdentificeerd zijn. De registratie van alle paardachtigen gebeurt door de Belgische Confederatie van het Paard. In september 2013 waren er voor de provincie Oost-Vlaanderen 41.719 identificatiedossiers van paardachtigen definitief in de databank ingegeven.3 Dit betekent dat er naast de aan-gegeven paarden via de landbouwtelling er in Oost-Vlaanderen ook heel wat paarden in hobby-verband gehouden worden.

1 Platteau J., Van Gijseghem D., Van Bogaert T. & Mertens E (reds) (2012), Landbouwrapport 2012 Departement Landbouw en Visserij, Brussel

2 Ibidem

3 Bron: Belgische Confederatie van het Paard

Page 25: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

23

Ondernemerschap en opvolging in de land- en tuinbouw

Oost-Vlaanderen telt ruim 6.641 land- en tuin-bouwbedrijven. Slechts 10% daarvan wordt uit-gebaat onder vennootschapsvorm. Dit wil zeggen dat bij 90% van de bedrijven, de landbouwer zijn activiteit uitoefent als natuurlijk persoon: de landbouwer staat met zijn ganse vermogen, inclusief zijn persoonlijk vermogen, garant voor het bedrijf en draagt alle financiële risico’s.

In 86% van de gevallen is het bedrijfshoofd een man.

Bijna 60% van de bedrijfsleiders is ouder dan 50 jaar. Slechts 13% van de bedrijven zegt een opvolger te hebben. Meer dan de helft van hen verklaart geen opvolging te hebben. Steeds kapitaal-intensievere productiesystemen, in combinatie met de huidige crisissituatie in de landbouw, zorgen voor onzekerheid. De opvolging stelt vooral problemen bij de bedrijven met een kleinere oppervlakte. Hoe groter de bedrijven, hoe groter het aandeel dat beschikt over een vermoedelijke opvolger.

Figuur B.2: Opvolging binnen de Oost-Vlaamse land – tuinbouwbedrijven: voor bedrijfshoofden ouder dan 50 jaar, 2012

12.9%

51.3%

35.8%

wel opvolger

geen opvolger

opvolger nog niet gekend

Bron: FOD Economie – ADSEI (Landbouwenquête 2012), berekeningen studiedienst Huis van de economie

Figuur B.3: bestemming van gecultiveerde grond in 2012

62.3%

33.1%

4.5%

0.1%

weide, grasland en voedergewassen

akkerbouw

tuinbouw

braakland

Bron: FOD Economie – ADSEI (Landbouwenquête 2012), berekeningen studiedienst Huis van de economie

Teelten in de akkerbouw en tuinbouw

Page 26: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

24

komt de provincie Oost-Vlaanderen op de tweede plaats na West-Vlaanderen.

AkkerbouwGranen (71%), aardappelen (18%) en nijverheids-gewassen (11%) zijn de belangrijkste akkerbouw-gewassen in Oost-Vlaanderen. Korrelmaïs en tarwe zijn de meest verbouwde graansoorten in Oost-Vlaanderen. Bij korrelmaïs wordt enkel de kolf geoogst en gebruikt als krachtvoeder voor vee. Het grootste deel van de maïs in Oost-Vlaanderen wordt geoogst en verhakseld als kuilmaïs of voedermaïs (64%) en de rest 35% als rijpe korrelmaïs.

Nijverheidsgewassen zijn bestemd voor de verwer-king tot andere producten: denk aan suikerbieten, vlas en oliehoudendegewassen. Vlas wordt ver-werkt tot lange en korte vezels die gebruikt worden voor de productie van linnen, papier, isolatie en als versterking in com po siet materialen.

Het aardappelareaal in Oost-Vlaanderen schom-melt rond de 9.000 ha, dat is bijna een kwart van het Vlaamse aardappelareaal.

Van de totale oppervlakte cultuurgrond in Oost-Vlaanderen wordt 62% ingenomen door weide, grasland en voedergewassen. In de oppervlakte weide en grasland zit 84% of 51.312 hectare blij-vend grasland, dit is grond die tenminste vijf jaar na elkaar zonder onderbreking of tussenteelt, grasland is geweest.

De akkerbouw neemt iets meer dan een derde (33%) van de cultuurgrondoppervlakte in met granen, aardappelen en suikerbieten als belang-rijkste teelten. De tuinbouwsector gebruikt 4,5% van het areaal. Daarvan wordt 40% gebruikt voor groenten, 21% door fruit en 10% voor sierteelt. Braakland en tuinen voor eigen gebruik zijn relatief gezien weinig belangrijk.

In vergelijking met de andere Vlaamse provincie valt Oost-Vlaanderen op met een groot aandeel in de oppervlakte boomkwekerijen en sierteelt, zowel in serres als in openlucht. Oost-Vlaan-deren is international bekend voor zijn sierteelt.

Voor voedergewassen, aardappelen en granen voor de korrel ligt een vierde van het Vlaams areaal in Oost-Vlaanderen. Voor deze teelten

Figuur B.4: bestemming cultuurgrond in percentage areaal in Vlaanderen – vergelijking Vlaamse provincies, 2012

23%

17%

24%

11%

26%

8%

11%

47%

38%

9%

28%

19%

10%

66%

44%

10%

7%

1%

9%

19%

25%

6%

8%

14%

34%

3%

18%

36%

61%

12%

27%

40%

23%

18%

12%

9%

8%

0%

7%

4%

5%

27%

11%

3%

2%

5%

1%

6%

34%

47%

49%

15%

27%

81%

64%

30%

14%

3%

32%

41%

26%

16%

19%

15%

13%

16%

5%

47%

14%

5%

11%

4%

10%

59%

11%

1%

0%

1%

8%

28%

Granen voor de korrel

Nijverheidsgewassen

Aardappelen

Peulvruchten droog geoogst

Voedergewassen

Tuinbouwzaden en tuinbouwplanten in openlucht

Groenten in openlucht (niet-doorlevende fruitteelt)

Sierteelt in openlucht

Boomkwekerijen in openlucht

Boomgaarden

Oppervlakte steeds bedekt met blijvend grasland

Tuinbouwplanten en -zaden in serres

Verse groenten in serres

Sierteelt in serres

Boomkwekerijen in serres

Fruitteelt in serres

Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant West-Vlaanderen Limburg

Bron: FOD Economie – ADSEI (Landbouwenquête 2012), berekeningen studiedienst Huis van de economie.

Page 27: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

25

Deze drie sectoren nemen ook het leeuwen-aandeel van de totale tuinbouwoppervlakte in. De groenteteelt neemt 41% van de oppervlakte tuinbouw in, gevolgd door de boomkwekerijen met 26% en de fruitteelt met 21%.

Op kaart B.2 is duidelijk dat de groententeelt in open lucht zich het meest situeert in het zuidwes-ten van Oost-Vlaanderen. De sierteelt is vooral rond het Gentse en ten oosten van Gent van belang, de boomkwekerijen in de omgeving van Wetteren en in het Meetjesland. Boomgaarden kan je het makkelijkst vinden in het noordoosten van de provincie, het Waasland.

TuinbouwDe totale oppervlakte voor Oost-Vlaamse tuin-bouw bedraagt 6.743 ha in 2012. Dit is 4,5% van de totale land- en tuinbouwoppervlakte. De tuin-bouwoppervlakte wordt verdeeld over 93% open-luchtteelt en 7% teelt onder glas. Ongeveer 2.500 ha (37%) van de tuinbouwoppervlakte wordt gebruikt wordt voor niet-eetbare teelten (boomkwekerij, sierteelt, zaden plantgoed). Eetbare teelten, fruit en groenten, vind je terug op 4.257 ha of 63% van de tuinbouwoppervlakte.

Het kweken van bomen en het telen van groenten en fruit gebeurt bijna uitsluitend in openlucht.

Kaart B.2: spreiding van de tuinbouwteelten in open lucht, 2012

Bron: FOD Economie – ADSEI (Landbouwenquête 2012), berekeningen studiedienst Huis van de economie.

Kaart B.3: spreiding sierteelt en groententeelt in serres, 2012

Bron: FOD Economie – ADSEI (Landbouwenquête 2012), berekeningen studiedienst Huis van de economie.

Page 28: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

26

vergroting aan de gang, zowel in de sierteelt als in de groenteteelt. Bedrijven van 5 en meer hec-tare glas zijn geen uitzonderingen meer. Deze bedrijven zijn niet eenvoudig in te planten in landbouwgebied.

SierteeltOost-Vlaanderen munt sterk uit in de sierteelt en de boomkwekerij. De Oost-Vlaamse sierteelt (excl. boomkwekerij) neemt 53 % van de Vlaamse sierteeltoppervlakte voor zijn rekening. De glas-tuinbouw is onlosmakelijk verbonden met de sier-teelt; 39 % van de sierteeltoppervlakte in Oost-Vlaanderen of 272 ha is gesitueerd in serres.

268 ha van de Oost-Vlaamse sierteeltoppervlakte wordt ingenomen door azalea’s waarvan 104 ha in open lucht en 164 ha in serres. De azaleateelt beslaat hiermee 39% van het Oost-Vlaams sier-teeltareaal excl. boomkwekerij. De azaleateelt is bijna exclusief voor Oost-Vlaanderen, 98% van de Belgische azalea komt uit de regio rond Gent. De Gentse azalea is in 2010 erkend als BGA (Beschermd Geografische Aanduiding). Om een azalea als Gentse azalea te mogen aanbieden, moeten zowel de plant als de teelttechniek aan strenge kwaliteitseisen beantwoorden.

De glastuinbouw is een belangrijke sector in Oost-Vlaanderen die op een beperkt areaal zorgt voor een grote toegevoegde waarde en heel wat rechtstreekse en onrechtstreekse tewerkstelling.

In Vlaanderen bedraagt de totale oppervlakte glastuinbouw 2.140 ha. Ruim één vierde (26%) daarvan bevindt zich in Oost-Vlaanderen ofwel 550 ha. Kaart 3 geeft de spreiding van serres voor sierteelt en groenteteelt in Oost-Vlaanderen weer.

De provincie Oost-Vlaanderen voert een actief ruimtelijke beleid en zoekt ondermeer naar loca-ties om nieuwe glastuinbouwbedrijven rechtsze-kerheid te bieden. Het clusteren van een aantal bedrijven op één locatie biedt daarbij bedrijfseco-nomische voordelen maar ook winst op vlak van milieu en ruimtegebruik.

Dit is belangrijk omdat de oppervlakte glastuin-bouw al enkele jaren stagneert en de serres onvoldoende vernieuwd worden. Economische redenen (bv. hoge energieprijzen) maar ook de moeilijkheid om nieuwe bedrijven in te planten liggen aan de basis van deze evolutie. Hierdoor veroudert de glasopstand en verzwakt de concur-rentiepositie in vergelijking met het buitenland Daarnaast is er ook een belangrijke schaal -

Page 29: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

27

FruitteeltProvincie Oost-Vlaanderen heeft 1.346 ha boom-gaarden waarvan 72% perenteelt en 24% appel-teelt en 4% andere boomgaarden (oa kerselaars en pruimelaars). Limburg heeft het grootste peren-areaal, gevolgd door Vlaams-Brabant (29%). Oost-Vlaanderen staat op de 3e plaats met 13% van het totale areaal. De Conférence is de meest geteelde perensoort op 88% van de perenoppervlakte in Oost-Vlaanderen. Het areaal aan peren stijgt. In 2003 waren er 835 ha perelaars in Oost-Vlaanderen. In 2012 is het areaal perenteelt 16% gestegen.

Agrarisch onderwijs

Een landbouwbedrijf leiden is een complexe onderneming, zowel op technisch, financieel en administratief vlak. Boeren en tuinders zijn door de jaren heen geëvolueerd van arbeider tot duizendpoot. Zonder achtergrond of landbouw-opleiding starten in de landbouw is in de huidige economische context ondenkbaar. Door de toe-nemende grootte van landbouwbedrijven is de landbouwer ook van mening dat steeds meer nood is aan echte managementvaardigheden.5 In Oost-Vlaanderen is het secundair, het hoger agrarisch en het universitair onderwijs in de land-en tuinbouw goed vertegenwoordigd. Naast de dagopleidingen kan men in Oost-Vlaanderen ook een naschoolse startersopleiding in de land- en tuinbouw volgen waarbij de meest essentiële wet-geving en bedrijfsbeheerprincipes aan bod komen. Na deze startersopleiding kan men een installatie-attest bekomen, dat onder andere nodig is voor het verkrijgen van investeringssteun bij het opstarten of bij overname van een land- en tuinbouwbedrijf.

5 Beleidsrapport ‘Schaalvergroting in land- en tuinbouw 2012’, Bo Zenner, masterproef communicatiewetenschappen, UGent, Faculteit Politieke en sociale wetenschappen, 2012-2013

Een tweede belangrijke teeltgroep is de knol-begonia en andere bollen en knollen met 153 ha (of 22 % van het Oost-Vlaamse sierteeltareaal excl boomkwekerij) waarvan 143 ha in open lucht en 10 ha in serres. Ook deze sector is een nage-noeg exclusieve Oost-Vlaamse aangelegenheid met een aandeel van 95 % van de Vlaamse teelt-oppervlakte knolbegonia en andere bloembollen en -knollen.

BoomkwekerijOost-Vlaanderen heeft in vergelijking met de andere provincies ook het grootste areaal boom-kwekerij, in totaal 1.772 ha of 44% van de Vlaamse oppervlakte. De provincie Antwerpen komt hier op de 2de plaats met 39% van het Vlaamse areaal. In Oost-Vlaanderen worden hoofdzakelijk sierplanten gekweekt (77% van de oppervlakte), in mindere mate bosplanten (16%) en fruitplanten (6%).

GroententeeltIn Oost-Vlaanderen is 11 % van de Vlaamse groententeelt terug te vinden. De Oost-Vlaamse groenteteelt neem een areaal in van 2817 ha of 42 % van de Oost-Vlaamse oppervlakte aan tuin-bouw. 97% van de Oost-Vlaamse groentenareaal ligt in open lucht, 3 % wordt onder glas geteeld. Op Vlaams niveau is West-Vlaanderen koploper (65%) voor de teelten in openlucht. De provincie Antwerpen is koploper (61 %) voor het telen van groenten in serres. De belangrijkste Oost-Vlaamse teelten in openlucht zijn erwten, uien, witloof en wortelen. Onder glas zijn dit tomaten en sla.

Tabel B.1: verdeling van de oppervlakte tuinbouw (openlucht en serres) per provincie, 2012 (ha).

Provincie Sierteelt(excl. boomkwekerijen)

% Boomkwekerijen % Fruitteelt % Groenteteelt %

Antwerpen 175 14% 1 567 39% 948 6% 2 320 9%

Limburg 42 3% 440 11% 9 577 57% 2 425 9%

Oost-Vlaanderen 691 53% 1 772 44% 1 440 9% 2 817 11%

Vlaams-Brabant 54 4% 207 5% 4 177 25% 1 757 7%

West-Vlaanderen 335 26% 1 0% 674 4% 17 008 65%

Vlaams Gewest 1 297 100% 3 987 100% 16 816 100% 26 327 100%

Bron: FOD Economie – ADSEI (Landbouwenquête 2012), berekeningen studiedienst Huis van de economie.

Page 30: Sociaal-economische situatieschets editie 2014
Page 31: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

29

werknemers, vormen een belangrijke schakel in de agrovoedingsketen.

Het Oost-Vlaams agribusinesscomplex kan ook rekenen op het goed uitgebouwd landbouwonder-wijs en een groot draagvlak binnen de provincie Oost-Vlaanderen om de land- en tuinbouw te ondersteunen. Het economisch belang van de agro-voedingscluster kan nog verder toe nemen door het grijpen van kansen zoals schaalvergroting en specialisatie, verbreding, teelt- en productdiffe-rentiatie, het benutten van nieuwe afzetmarkten zoals bio-energie en groene grondstoffen, …

Land- en tuinbouw in de economische context

Vergelijking gemiddeld inkomen met andere bedrijfstakkenIn 2012 bedraagt het netto-inkomen van een landbouwbedrijf 8.866 euro. Ten opzichte van 2003 is dat een stijging van bijna 16 % maar nog steeds laag tegenover andere bedrijfstakken.6

6 Tertiarisering van de zelfstandige tewerstelling? Een casestudie voor Oost- Vlaanderen, Gent, 2013.

Agrovoedingsketen

De landbouwsector is niet de enige economische speler die gericht is op het aanbieden van voed-sel, maar vormt een belangrijke schakel in een hele reeks van schakels of sectoren. De structuur en de dynamiek van de landbouw wordt steeds meer bepaald door de relatie met die rest van de keten. Productie raakt meer en meer geïnte-greerd in de keten.

Oost-Vlaanderen is een belangrijke provincie op het vlak van landbouw, er is dan ook veel bedrijvig-heid rondom de sector van de land- en tuinbouw.

In de provincie zijn 45.000 personen in 9.730 ondernemingen tewerkgesteld die direct of indi-rect in verband staan met de landbouwsector. Dit komt neer op ongeveer 10% van de totale werkgelegenheid in Oost-Vlaanderen.

Binnen deze cluster levert de voedingssector, met 900 bedrijven en 14.800 werknemers, de grootste bijdrage inzake tewerkstelling. Brood en banket, verwerking en productie van vleeswaren, choco-lade en suiker en de zuivelnijverheid zijn de belangrijkste subsectoren.

Ook de 715 groothandelsondernemingen in land-bouw- en voedingsproducten, goed voor 6.400

Figuur B.5: gemiddeld netto-inkomen (euro) per zelfstandige volgen bedrijfstak in oost-Vlaanderen.

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

30.000

35.000

2003

2012

Bron: RSVZ, bewerking studiedienst Huis van de economie

Page 32: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

30

niet-familiale werknemers: 2.144 van hen zijn op regelmatige basis actief. De 436 onregel-matige, niet-familiale werknemers worden als seizoen arbeiders op Oost-Vlaamse landbouw-bedrijven ingezet.

Sinds 1990 is het aantal regelmatig tewerk-gestelde arbeidskrachten in de Oost-Vlaamse land- en tuinbouw bijna gehalveerd (-46,9%).

TewerkstellingIn 2012 zijn 9.457 voltijdse arbeidskrachten tewerkgesteld in de Oost-Vlaamse land- en tuin-bouwsector. Dit is 23% van het Vlaamse aantal.

Het familiaal karakter van de sector blijft belangrijk, 73% van de arbeidskrachten of 6.877 personen zijn familiale arbeidskrachten.

Het aandeel niet-familiale arbeidskrachten neemt wel toe. In 2012 zijn 23 % van de werknemers

Page 33: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

31

Het Oost-Vlaamse ruimtegebruik bestaat uit 62% weide, grasland en voedergewassen, 33% akkerbouw en 4,5% tuinbouw. De tuinbouwoppervlakte wordt verdeeld over 93% openluchtteelt en 7% teelt onder glas. 37% van de tuinbouwoppervlakte wordt gebruikt wordt voor niet-eetbare teelten (boomkwekerij, sierteelt, zaden plantgoed). Eetbare teelten, fruit en groenten vind je terug op 63% van de tuinbouwoppervlakte.

Voor wat betreft de tuinbouwsector munt Oost-Vlaanderen sterk uit in de sierteelt en de boom-kwekerij. De Oost-Vlaamse sierteelt neemt 53% van de Vlaamse sierteeltoppervlakte voor zijn rekening. De azaleateelt is bijna exclusief voor Oost-Vlaanderen, 98% van de Belgische azalea wordt in Oost-Vlaanderen geteeld en staat bekend als de Gentse azalea.

De Oost-Vlaamse land- en tuinbouwsector is verbonden zich met tal van andere industrieën. In Oost-Vlaanderen zijn er 9.730 ondernemingen of 45.000 werknemers tewerkgesteld die direct of indirect in verband staan met de landbouw-sector. Dit Oost-Vlaams agrobusinesscomplex kan zich baseren op een goed uitgebouwd land-bouwonderwijs en een groot draagvlak binnen de provincie om de sector land-en tuinbouw te ondersteunen.

Tot slot

De provincie Oost-Vlaanderen mag zich een belangrijke landbouwprovincie noemen. De helft van de Oost-Vlaamse oppervlakte wordt voor land- en tuinbouw gebruikt. In vergelijking met ander provincies heeft Oost-Vlaanderen een relatief hoog aandeel landbouwgrond.

In de provincie zijn er 6.641 Oost-Vlaamse land-bouwbedrijven of 26 % van Vlaamse land- en tuinbouw bedrijven aanwezig. Op 20 jaar tijd (1990-2011) is het aantal bedrijven gedaald met meer dan de helft. De bedrijven die blijven, worden gemiddeld groter. Zowel de gemiddelde oppervlakte cultuurgrond en het aantal dieren per Oost-Vlaams bedrijf stijgt. De Oost-Vlaamse landbouw zit in een voortdurend proces van schaalvergroting.

In de sector zien we naast schaalvergroting ook dat bedrijven zich verbreden met activiteiten die een link hebben met de landbouwproductie zoals zorgboerderijen, hoevetoerisme, …

Het familiaal karakter van de sector in Oost-Vlaanderen blijft belangrijk en slechts 10% van de landbouwbedrijven wordt uitgebaat onder vennootschapsvorm.

In de provincie is 25% van de Vlaamse rundvee-stapel, 18% van Vlaamse varkensstapel, 18 % van de Vlaamse pluimveestapel en 29% van de Vlaamse paardachtigen gestald. De paarden-sector groeit en is naar aantal paarden, het meest vertegenwoordigt in Oost-Vlaanderen.

Tabel B.2: Aantal arbeidskrachten op de landbouwbedrijven, mei 2012.

Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest

aantal prov. aandeel aantal

totale arbeidskrachten 9 457 100% 41 249

familiale arbeidskrachten 6 877 73% 27 094

bedrijfshoofd – mannen 4 125 44% 15 555

bedrijfshoofd – vrouwen 618 7% 2 148

echtgeno(o)t(e) 1 419 15% 6 306

andere 716 8% 3 085

regelmatige tewerkgestelde niet-familiale arbeidskrachten 2 144 23% 9 799

onregelmatige tewerkgestelde niet-familiale arbeidskrachten 436 5% 4 365

seizoens- of gelegenheidswerkers 436 5% 4 365

Bron: FOD Economie – ADSEI (Landbouwenquête 2012), berekeningen studiedienst Huis van de economie.

Page 34: Sociaal-economische situatieschets editie 2014
Page 35: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

33

De dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking is al een aantal jaren partner in Europese projecten waarin de vergrijzing centraal staat. Uit cijfers gepubliceerd in de editie 2011 van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen blijkt dat alle 65 Oost-Vlaamse gemeenten het aantal tachtigplussers – de ‘oudste ouderen’ – zien stijgen naar 2018 toe, met percentages die uiteenlopen van 8 tot 70%. Tegelijkertijd neemt ook het aantal kinderen toe in het merendeel van gemeenten.1

De vergrijzing heeft allerlei maatschappelijke consequenties. Je kan daarbij denken aan onder meer deze gevolgen:2

• de toenemende vraag naar zorg, en de implicaties hiervan op de openbare financiën, het onderwijsaanbod en de arbeidsmarkt;

• een afname van de beroepsbevolking met een gelijktijdige verhoging van de gemid-delde leeftijd van de beroepsbevolking;

• een wijziging in consumptiepatronen;• een verschuiving van de politieke focus door

de groeiende invloed van het stijgend aantal ouderen.

De verwachte toename van het aantal kinderen (in Gent bijvoorbeeld met 8.400 naar 2018 toe) zal implicaties hebben op de vraag naar kinder-opvang en naar onderwijs.

In dit artikel onderzoeken we het economisch belang van de zorgsector. De gehanteerde defini-tie ervan is vrij ruim maar omvat alvast niet de volledige zorgeconomie. In fine zal het onderzoek

1 Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen 2011, Gent, 2011, p.31-37.

2 Zie bijvoorbeeld: De Béthune, Emmanuel, “Vergrijzing op de arbeidsmarkt. Nood aan een globale aanpak”, Sociaal- Economische Nieuwsbrief CRB, nr. 200, 31/3/2014, p. 4-10. The Economist, Special report pensions, 9/4/2011.

zich toespitsen op de strikte verlening van zorg. Toeleveranciers van de zorgsector op het vlak van zaken zoals voeding, verzorgingsartikelen, ICT, onderhoud… komen niet aan bod. Voor de afbakening van de strikte zorgsector kijken we naar de NACE-Bel indeling versie 2008. Dit is de basisindeling voor statistisch onderzoek naar werkgelegenheid in de Europese Unie. De zorg-sector omvat volgende NACE-Bel 2-digit klassen.

Tabel C.1: onderzoeksdefinitie zorgsectorNACE-Bel

2-digit klassen

Omschrijving

86 Menselijke gezondheidszorg

87 Maatschappelijke dienstverlening met huisvesting

88 Maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting

Bron: FOD Economie – ADSEI

Dit artikel probeert het economisch belang van de zorgsector te schetsen op basis van drie reek-sen statistische data:

1. tewerkstelling (bron: RSZ);2. toegevoegde waarde (bron: NBB-INR);3. financiële indicatoren (bron: Bel-First).

Het gaat om een momentopname. Historische evoluties worden niet in beeld gebracht. Telkens worden de meest recent beschikbare gegevens gehanteerd.

Voor het grootste deel werken we met louter provinciale data. Enkel omtrent de tewerkstelling wordt de arrondissementele dimensie onderzocht.

Het economisch belang van de zorgsector in Oost­Vlaanderen

Page 36: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

34

Geografische verdeling binnen Oost-VlaanderenDe verdeling over de arrondissementen ziet er als volgt uit.

Tabel C.3: aantal werknemers en vestigingen naar arrondissement

Arrondissement Aantal werknemers Aantal vestigingen

Aalst 12.252 339Dendermonde 7.399 253Eeklo 3.799 144Gent 37.844 964Oudenaarde 5.690 168Sint-Niklaas 10.358 332

TOTAAL 77.372 2.200

Bron: RSZ en berekeningen studiedienst Huis van de economie

De zorgsector vestigt zich duidelijk waar de klanten wonen, wat logisch is. Zorgbedrijven leveren ‘proximity-based services’, geen ‘location-based services’.

De tewerkstelling in de zorgsector

In dit hoofdstuk onderzoeken we hoofdzakelijk de gesalarieerde tewerkstelling, op basis van de RSZ-data. Gegevens omtrent de zelfstandige werkzaamheid (RSVZ) worden enkel voor de volledigheid vermeld en niet verder diepgaand onderzocht.

Zelfstandige activiteiten in de zorgsector (2012)

Uit ons onderzoek naar de tertiarisering van de tewerkstelling die we eind vorig jaar hebben gepubliceerd, blijkt dat ongeveer een derde van de vrije beroepen in de zorgsector genoteerd wordt (10.755 op 33.708).3 Meer details vind je in tabel C.2.

Qua aandeel in de totale zelfstandige werk-gelegenheid in Oost-Vlaanderen komt dit neer op zowat 8%.

Tabel C.2: vrije beroepen in de Oost-Vlaamse zorgsector

Vrij beroep Aantal zelfstandigen

Artsen, chirurgen 3.311

Tandartsen 938

Apothekers 546

Para-medici 5.960

TOTAAL 10.755

Bron: RSVZ

Weddetrekkenden in de zorgsector (2011)

Verspreid over 2.200 vestigingen zijn er 77.342 personen tewerkgesteld in de Oost-Vlaamse zorg-sector. Dat komt er op neer dat zowat een op zes jobs in Oost-Vlaanderen door de zorgsector aan-geboden wordt.

Opgelet: hier worden louter het aantal inge-schreven werknemers geteld. Het gaat dus niet om voltijds equivalenten.

3 Tertiarisering van de zelfstandige tewerkstelling? Een casestudie voor Oost-Vlaanderen, Gent, 2013, p. 7 en 24.

Page 37: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

35

financieringsmodel van de ziekenhuiszorg, heeft die gemiddelde tewerkstelling de laatste twee decennia sterk doen toenemen. Als bijlage achter-aan dit artikel vind je een precieze omschrijving van elk van de deelsectoren.

De specialisatie in Oost-VlaanderenAan de hand van de concentratiecoëfficiënten bekijken we in tabel C.5 hoe de verdeling van de subsectoren in Oost-Vlaanderen zich verhoudt tegenover die in het Vlaams Gewest.

Locatie- of concentratiecoëfficiënten geven weer in hoeverre een sector over- of ondervertegen-woordigd is in een bepaalde regio in vergelijking met een andere (meestal grotere) geografische omschrijving. In dit geval wordt de werkgelegen-heid in Oost-Vlaanderen vergeleken met die in Vlaanderen. De berekening ziet er uit als volgt:

concentratiecoëfficiënt van

subsector s = wgl(s)p

/wgl(s)g

wgl(t)p wgl(t)g

waarbij wgl(s)p = werkgelegenheid van subsector s in Oost-Vlaanderen

wgl(t)p = totale werkgelegenheid in de zorg in Oost-Vlaanderen

wgl(s)g = werkgelegenheid van subsector s in het Vlaams Gewest

wgl(t)g = totale werkgelegenheid in de zorg in het Vlaams Gewest

De concentratie in de arrondissementen Aalst, Gent en Sint-Niklaas is in min of meerdere mate te herleiden tot een locatie in de drie grootsteden. Deze tellen respectievelijk 6.520, 27.501 en 5.009 jobs in de zorgsector. Dit heeft een historische verklaring, door de populatievolgende tendens van de zorg. In de periode dat de meeste grote zorg instellingen werden gebouwd of tot bloei kwamen, was de mobiliteit van de bevolking veel beperkter. Grote ziekenhuizen zoals het Algemeen Stedelijk Ziekenhuis (Aalst), Sint-Lucas (Gent) en AZ Nikolaas (Sint-Niklaas) zijn of waren ingeplant in of nabij de historische stedelijke kern.

Man/vrouw en subsectorale verdeling van de tewerkstellingIn tabel C.4 zie je de verdeling van de tewerk-stelling in de zorgsector naar geslacht en naar subsector.

Het verbaast ons niet dat de tewerkstelling in de zorgsector zeer sterk vrouwelijk georiënteerd is. Meer dan acht op de tien jobs worden uitgeoefend door vrouwen. In sommige subsectoren, zoals de woonzorgcentra en de kinderopvang, ligt hun aandeel nog hoger.

De belangrijkste subsector is met voorsprong die van de ziekenhuizen. Het is ook de subsector met de grootste gemiddelde tewerkstelling per vestiging. De noodzaak aan schaalvergroting via fusies, onder meer ingegeven door het

Tabel C.4: verdeling naar geslacht en subsector in Oost-Vlaanderen

NACE code Subsector Tewerkstelling Vestigingen Gemiddelde

mannen vrouwen totaal tewerkstelling

8610 Ziekenhuizen 4.588 20.307 24.895 57 437

8621 Huisartspraktijken 139 511 650 141 5

8622 Praktijken van specialisten 226 1.845 2.071 508 4

8623 Tandartspraktijken 9 307 316 192 2

8690 Overige menselijke gezondheidszorg 449 3.119 3.568 178 20

8710 Verpleeginstellingen met huisvesting 682 6.341 7.023 85 83

8720Instellingen met huisvesting voor personen met mentale handicap of psychiatrische problemen en voor verslaafden

1.144 4.009 5.153 100 52

8730Instellingen met huisvesting voor ouderen en voor personen met lichamelijke handicap

858 7.007 7.865 141 56

8790Overige maatschappelijke dienstverlening met huisvesting

493 1.340 1.833 97 19

8810Maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting voor ouderen en lichamelijk gehandicapten

373 9.747 10.120 93 109

8891 Kinderopvang 141 3.789 3.930 291 14

8899Overige maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting, n.e.g.

3.826 6.092 9.918 317 31

TOTAAL ZORGSECTOR 12.928 64.414 77.342 2.200 35

Bron: RSZ, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Page 38: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

36

Een concentratiecoëfficiënt gelijk aan 1 betekent dat de onderzochte subsector in Oost-Vlaanderen precies even belangrijk is als de subsector in het Vlaams Gewest. Wanneer de concentratie-coëfficiënt groter is dan 1, wordt de subsector als oververtegenwoordigd beschouwd; kleiner dan 1 is de subsector ondervertegenwoordigd.

De totale zorgsector is belangrijker qua tewerk-stelling in Oost-Vlaanderen dan in Vlaanderen als geheel. Wanneer we kijken naar de subsectoren zien we dat vooral de kleinere een hoge concen-tratiecoëfficiënt hebben (huisartsen- en specialis-tenpraktijken). Bij de grotere subsectoren valt de hoge concentratiecoëfficiënt op van de maat-schappelijke dienstverlening zonder huisvesting voor ouderen en lichamelijk gehandicapten.

De subsectoren met een concentratiecoëfficiënt lager dan 1 zijn veelal klein of hooguit middel-groot qua tewerkstelling. Uitzondering is de overige maatschappelijke dienstverlening, met ongeveer 10.000 werknemers en een concen-tratiecoëfficiënt van slechts 0,83.

Tabel C.5: specialisatie binnen de zorgsector in Oost-Vlaanderen

NACE code Subsector CC (*)

8610 Ziekenhuizen 1,02

8621 Huisartspraktijken 1,26

8622 Praktijken van specialisten 1,28

8623 Tandartspraktijken 0,85

8690 Overige menselijke gezondheidszorg 1,22

8710 Verpleeginstellingen met huisvesting 1,00

8720 Instellingen met huisvesting voor personen met mentale handicap of psychiatrische problemen en voor verslaafden 0,85

8730 Instellingen met huisvesting voor ouderen en voor personen met lichamelijke handicap 1,08

8790 Overige maatschappelijke dienstverlening met huisvesting 0,78

8810 Maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting voor ouderen en lichamelijk gehandicapten 1,22

8891 Kinderopvang 0,85

8899 Overige maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting, n.e.g. 0,83

TOTAAL ZORGSECTOR (in vergelijking met totale tewerkstelling) 1,12

(*) CC = concentratiecoëfficiënt - zie tekst hiervoor voor meer uitleg

Bron: RSZ, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Tabel C.6: toegevoegde waarde van de zorgsector

sectortotale TW TW per werknemer

Oost-Vlaanderen(x miljoen EUR)

Oost-Vlaanderen(EUR)

Vlaams Gewest(EUR)

Menselijke gezondheidszorg (NACE 86) 2.391 62.064 78.741

Maatschappelijke dienstverlening (NACE 87 en 88) 1.209 31.155 26.416

Totaal zorgsector 3.600 46.550 46.593

Totaal regionale economie 40.435 86.562 88.395

Bron: NBB-INR, RSZ, berekeningen studiedienst Huis van de economie

De toegevoegde waarde van de zorgsector (2012)

In dit hoofdstuk bekijken we de creatie van toe-gevoegde waarde in de zorgsector. Daarbij wordt gebruik gemaakt van data van het Instituut voor de Nationale Rekeningen (NBB-INR). Helaas zijn voor ons onderzoek enkel cijfers op provinciaal niveau beschikbaar, en dan nog geglobaliseerd op het niveau van twee hoofdsectoren.

Als meeteenheid wordt de bruto toegevoegde waarde gehanteerd, tegen basisprijs, in lopende prijzen. Als vergelijkingsbasis berekenen we ook de bruto toegevoegde waarde per werknemer.

Uit de tabel blijkt dat de zorgsector zowat 9% van de totale toegevoegde waarde in Oost-Vlaanderen voortbrengt. Dat is weinig in vergelijking met het werkgelegenheidsaandeel van 16%. Dit vertaalt zich dan ook in de toegevoegde waarde per werk-nemer. Terwijl die globaal voor Oost-Vlaanderen op bijna 87.000 EUR ligt, scoort de zorgsector slechts 47.000 EUR.

Page 39: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

37

van Liefde (bijna 6.000 werknemers), die niet alleen een vijftiental psychiatrische zorginstellin-gen in Vlaanderen beheert maar ook een aantal woonzorgcentra, kinderdagverblijven en jonge-renzorgcentra. Het Provincialaat heeft zijn maat-schappelijke zetel in Gent, terwijl de instellingen zelf verspreid zijn over alle Vlaamse provincies.

Er zijn ook omissies door het werken met jaar-rekeningsdata. Het UZ Gent, het grootste zieken-huis van Oost-Vlaanderen (meer dan 6.000 mede-werkers), zit niet in deze databank. Dit ziekenhuis maakt deel uit van de onderwijsinrichting Universiteit Gent en is niet jaarrekeningplichtig. Ook het Algemeen Stedelijk Ziekenhuis van Aalst vinden we niet in deze databank. Dit valt als auto-nome verzorgingsinstelling wellicht onder het stads bestuur van Aalst.

Tot slot zullen de resultaten enigszins positief vertekend zijn omdat gewerkt wordt met een staal van grotere ondernemingen. De kleinste onder-nemingen, die vaak jonger zijn dan de grotere, vertonen over het algemeen zwakkere financiële resultaten.

Deze beperkingen niet te na gesproken, biedt deze beknopte analyse een inzicht in de financiële gezondheid van de zorgsector, een sector met toch wel bijzondere financierings- en inkomsten-modellen.

Voor de totale zorgsector is het Oost-Vlaams gemiddelde per werknemer vergelijkbaar met het Vlaamse cijfer. De gezondheidszorg levert in verge-lijking met het Vlaams Gewest een opvallend zwak-kere prestatie, terwijl de maatschappelijke dienst-verlening duidelijk betere cijfers laat optekenen.

De zwakkere toegevoegde waarde per werknemer van de zorgsector heeft onder meer te maken met het zogenaamde ‘Baumol effect’ (ook ‘Baumol’s cost disease’ genaamd).4 De mogelijkheid tot productiviteitsstijging in activiteiten waarin de menselijke interactie of de menselijke component een cruciale rol speelt, is beperkt. Een blinde-darmoperatie vereist bijvoorbeeld nog steeds een chirurg, een anesthesist en een aantal ver-pleegsters, net als pakweg honderd jaar geleden. Ook voor de verzorging van inwoners van woon-zorgcentra kan men niet ad infinitum het aantal medewerkers per klant verkleinen. De industrie en de meeste diensten aan bedrijven hebben daarentegen een enorme productiviteits-verhoging gekend dankzij mechanisering, automa-tisering en informatisering.

Financiële indicatoren van de zorgsector (2012)

Dit laatste hoofdstuk biedt een blik op de financiële toestand van de zorgondernemingen in Oost-Vlaanderen. Databron is de Bel-First dvd van Bureau van Dijk (editie november 2013), die uit-gebreide gegevens bevat omtrent de jaarreke-ningsplichtige ondernemingen in België. Het onderzocht staal voor Oost-Vlaan de ren bestaat uit 319 ondernemingen, jaarrekening neergelegd in 2012, met maatschappelijke zetel in Oost-Vlaanderen, en minimum 20 werk nemers. De trapsgewijze opdeling ziet er als volgt uit: 67.627 actieve ondernemingen in Oost-Vlaan-

deren met jaarrekening neergelegd in 2012 1.503 daarvan hebben NACE-Bel code 86,

87 of 88 319 daarvan hebben minimum

20 werknemers.

Een dergelijk onderzoek kent vertekeningen, vooral omwille van de locatie van de maatschap-pelijke zetel. Zo is de grootste werkgever volgens deze opzoeking het Provincialaat der Broeders

4 Baumol, William , The cost disease: Why computers get cheaper and health care doesn’t, Yale University Press, New Haven, 2012.

Page 40: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

38

Tabel C.7 geeft de cijfers weer voor de zorgsector in Oost-Vlaanderen, met als vergelijkingsbasis de resultaten voor de 2.500 grootste Oost-Vlaamse jaarrekeningsplichtige ondernemingen. Voor de financiële analyse wordt gebruikt gemaakt van een aantal kengetallen van Hubert Ooghe en Charles Van Wymeersch.5 De weergegeven cijfers zijn de mediaanwaarden, waardoor vertekeningen door de scores van de grootste ondernemingen uitgezuiverd worden.Uit deze beknopte analyse blijkt dat de grotere ondernemingen in de zorgsector het behoorlijk goed doen op financieel vlak.

Qua liquiditeit, de mate waarin een onderneming in staat is haar betalingsverplichtingen op korte termijn na te komen, scoren de zorgondernemin-gen licht beter dan de totale populatie.

De solvabilteit geeft aan in hoeverre een onder-neming een buffer van eigen vermogen heeft om haar schulden terug te betalen. De algemene schuldgraad ligt lager in de zorgsector, wat posi-tief is. Dit duidt op een hogere financiële onaf-hankelijkheid. Voor de dekking van het vreemd vermogen door de cash flow, een indicatie van de schuldaflossingscapaciteit, laat de totale populatie een iets beter cijfer optekenen.

Tot slot liggen de cijfers qua rendabiliteit in de zorgsector beduidend beneden de waarden van de totale populatie, maar toch nog voldoende hoog om als absoluut niet problematisch te kunnen omschreven worden. De rendabiliteit geeft aan in welke mate de verstrekker van het eigen

5 Ooghe, Hubert et. al, Handboek financiële analyse van de onderneming, Intersentia, Mortsel, 2012.

vermogen (de eigenaar, de aandeelhouders,…) vergoed worden voor het ter beschikking stellen van hun kapitaal. De rente op de OLO (Obligation Linéaire/Lineaire Obligatie) met looptijd 10 jaar uitgegeven door de Belgische staat, geldt vaak als vergelijkingspunt voor de netto rendabiliteit. In 2012 bedroeg die gemiddeld 3,00%.

Conclusies

De zorgsector is een belangrijke werkgever in Oost-Vlaanderen: een op de zes loontrekkenden werkt bij een zorgverstrekker. De ziekenhuizen vormen de grootste subsector, met bijna een derde van de totale tewerkstelling.

De toegevoegde waarde voortgebracht door de zorgsector bedraagt zowat 9% van de totale Oost-Vlaamse toegevoegde waarde. Het verbaast dan ook niet dat de gemiddelde toegevoegde waarde per werknemer in de zorgondernemingen slechts iets meer dan de helft bedraagt van het cijfer voor de economie als geheel. Dit heeft alles te maken met de cruciale rol van de menselijke interactie of de menselijke component in de zorg-sector waardoor de ruimte voor voortdurende productiviteitsstijgingen uiteindelijk beperkt is.

Een beknopte financiële analyse toont aan dat de financiële toestand van de zorgsector globaal gesproken bevredigend is. Enkel de rendabiliteit ligt lager in de zorgsector. Dit hoeft niet te ver-bazen, aangezien het hier toch vaak gaat over verenigingen zonder winstgevend doel.

Tabel C.7: beknopte financiële analyse van de zorgsector

indicatorWaarde 2012

zorg totaal

liquiditeit

current ratio 1,83 1,42

acid test 1,86 1,15

solvabiliteit (%)

algemene schuldgraad 43,06 59,02

dekking vreemd vermogen door cash flow 13,99 14,37

rendabiliteit (%)

netto rendabiliteit eigen vermogen 3,15 6,08

bruto rendabiliteit eigen vermogen 10,47 19,09

Bron: Bel-First dvd (editie 2013)

Page 41: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

39

Bijlage – de subsectoren van de zorgsectoren nader verklaard

Tussen haakjes wordt telkens de NACE-Bel 2008 4-digits code vermeld.

Menselijke gezondheidszorgZiekenhuizen (8610)Deze rubriek hoeft niet veel uitleg. Het gaat hier om alle soorten ziekenhuizen: algemeen, gespecialiseerd, psychiatrisch, geriatrisch.

Huisartsen-, specialisten-, tandartsen-praktijken (8621, 8622, 8623)Onder deze subsector vind je de praktijken van huisartsen, specialisten en tandartsen waar de dokters ingeschreven zijn als personeel. Meestal (niet altijd) gaat het om associaties tussen meer-dere dokters.

Overige menselijke gezondheidszorg (8690)Deze ‘rest’rubriek omvat een waaier aan activi-teiten: medische laboratoria, centra voor bloed-transfusie, organenbanken, ziekenvervoer, vroedvrouwen, thuisverpleging, geestelijke gezondheidszorg en revalidatie.

Maatschappelijke dienstverleningVerpleeginstellingen met huisvesting (8710)Hier gaat het in hoofdzaak over woonzorgcentra, die permanente opvang en verzorging bieden aan ouderen.

Instellingen met huisvesting voor personen met mentale handicap of psychiatrische problemen en voor verslaafden (8720)Deze omschrijving is duidelijk. Naast de ‘pure’ verzorgingsinstellingen valt ook beschut wonen voor de doelgroepen hier onder.

Instellingen met huisvesting voor ouderen en voor personen met lichamelijke handicap (8730)Hieronder vind je de serviceflats voor bejaarden en alle instellingen die intramurale zorg met huis-vesting bieden aan fysiek gehandicapten.

Overige maatschappelijke dienstverlening met huisvesting (8790)Onder deze ‘rest’rubriek worden hoofdzakelijk volgende activiteiten gecategoriseerd: integrale jeugdhulp en algemeen welzijnswerk, met huisvesting.

Maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting voor ouderen en lichamelijk gehandicapten (8810)Deze ruime rubriek omvat onder meer dag- en dienstencentra voor ouderen, gezins- en bejaarden zorg, dagcentra voor lichamelijk gehandicapten,…

Kinderopvang (8891)Hieronder vind je de kinderdagverblijven en de onthaalmoeders.

Overige maatschappelijke dienstverlening zonder huisvesting, n.e.g. (8899)Onder deze subsector tenslotte vind je onder meer volgende activiteiten: dagcentra voor mentaal gehandicapten, ambulante hulp aan verslaafden, extramurale jeugdzorg maar ook beschutte en sociale werkplaatsen.

Page 42: Sociaal-economische situatieschets editie 2014
Page 43: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

Oost­Vlaanderen doorgelicht

deel 2

Page 44: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

MELLE

BUGGENHOUT

SINT-LIEVENS-HOUTEM

WAASMUNSTER

HOREBEKE

SINT-MARTENS-LATEM WICHELEN

WAARSCHOOT

ZINGEM

42

Overzichtskaart

Overzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)

Page 45: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

MELLE

BUGGENHOUT

SINT-LIEVENS-HOUTEM

WAASMUNSTER

HOREBEKE

SINT-MARTENS-LATEM WICHELEN

WAARSCHOOT

ZINGEM

43

Arrondissement Aalst

Aalst

Denderleeuw

Erpe-Mere

Geraardsbergen

Haaltert

Herzele

Lede

Ninove

Sint-Lievens-Houtem

Zottegem

Arrondissement Dendermonde

Berlare

Buggenhout

Dendermonde

Hamme

Laarne

Lebbeke

Waasmunster

Wetteren

Wichelen

Zele

Arrondissement Eeklo

Assenede

Eeklo

Kaprijke

Maldegem

Sint-Laureins

Zelzate

Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement

Arrondissement Gent

Aalter

Deinze

De Pinte

Destelbergen

Evergem

Gavere

Gent

Knesselare

Lochristi

Lovendegem

Melle

Merelbeke

Moerbeke

Nazareth

Nevele

Oosterzele

Sint-Martens-Latem

Waarschoot

Wachtebeke

Zomergem

Zulte

Arrondissement Oudenaarde

Brakel

Horebeke

Kluisbergen

Kruishoutem

Lierde

Maarkedal

Oudenaarde

Ronse

Wortegem-Petegem

Zingem

Zwalm

Arrondissement Sint-Niklaas

Beveren

Kruibeke

Lokeren

Sint-Gillis-Waas

Sint-Niklaas

Stekene

Temse

Page 46: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

44

Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20-39 jaar / bevolking 40-59 jaar

De vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20-39) tegenover de groep van ouder actieven (40-59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de ouder actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.

Bevolking

Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaar

De verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfra-structuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfra structuur.

Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.

Page 47: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

45

Tabel 1: bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2013)

aantal inwoners

dichtheid inwoners/km2

oppervlakte km2

verouderingscoëff.65+ jaar / -20 jaar

verouderingscoëff. 20-39 jaar / 40-59 jaar

Aalst 82.873 1.061 78,1 0,91 0,84Aalter 19.982 244 81,9 0,84 0,81Assenede 13.951 160 87,2 0,97 0,76Berlare 14.785 391 37,8 0,81 0,78Beveren 47.008 313 150,2 0,86 0,79Brakel 14.445 256 56,5 0,99 0,76Buggenhout 14.345 568 25,3 0,84 0,75De Pinte 10.238 569 18,0 0,95 0,70Deinze 29.907 396 75,5 0,88 0,86Denderleeuw 19.247 1.397 13,8 0,73 0,83Dendermonde 44.555 800 55,7 0,92 0,81Destelbergen 17.831 671 26,6 0,95 0,78Eeklo 20.545 684 30,0 1,02 0,87Erpe-Mere 19.481 572 34,0 0,99 0,73Evergem 34.026 453 75,0 0,88 0,79Gavere 12.608 402 31,3 0,82 0,75Gent 249.352 1.597 156,2 0,79 1,27Geraardsbergen 32.967 414 79,7 0,88 0,77Haaltert 17.799 587 30,3 0,93 0,78Hamme 24.529 610 40,2 0,80 0,94Herzele 17.420 368 47,4 0,84 0,82Horebeke 2.077 186 11,2 1,13 0,65Kaprijke 6.382 189 33,7 0,94 0,80Kluisbergen 6.478 213 30,4 0,82 0,92Knesselare 8.294 223 37,3 0,91 0,84Kruibeke 16.224 485 33,4 0,80 0,83Kruishoutem 8.145 174 46,8 0,79 0,77Laarne 12.330 385 32,1 0,92 0,79Lebbeke 18.484 687 26,9 0,84 0,84Lede 18.085 609 29,7 0,90 0,82Lierde 6.537 250 26,1 0,87 0,80Lochristi 21.932 363 60,3 0,74 0,78Lokeren 40.191 595 67,5 0,69 0,93Lovendegem 9.656 496 19,5 1,06 0,72Maarkedal 6.359 139 45,6 1,02 0,69Maldegem 23.315 246 94,6 0,92 0,82Melle 11.038 726 15,2 0,85 0,85Merelbeke 23.687 646 36,6 0,84 0,81Moerbeke 6.258 166 37,8 0,78 0,86Nazareth 11.400 324 35,2 0,92 0,77Nevele 12.002 231 51,9 0,79 0,81Ninove 37.484 516 72,6 0,87 0,80Oosterzele 13.457 312 43,1 0,79 0,76Oudenaarde 30.491 448 68,1 0,93 0,87Ronse 25.614 743 34,5 0,69 0,94Sint-Gillis-Waas 18.990 345 55,0 0,76 0,81Sint-Laureins 6.652 89 74,5 1,07 0,77Sint-Lievens-Houtem 10.043 377 26,7 0,88 0,84Sint-Martens-Latem 8.445 589 14,3 1,13 0,65Sint-Niklaas 73.842 881 83,8 0,86 0,93Stekene 17.562 392 44,8 0,85 0,78Temse 29.101 729 39,9 0,71 0,85Waarschoot 7.980 364 21,9 1,02 0,77Waasmunster 10.639 333 31,9 0,86 0,74Wachtebeke 7.311 212 34,5 0,93 0,80Wetteren 24.447 667 36,7 0,91 0,85Wichelen 11.463 501 22,9 0,86 0,80Wortegem-Petegem 6.331 151 42,0 0,77 0,79Zele 20.764 628 33,1 0,73 0,91Zelzate 12.513 913 13,7 0,98 0,84Zingem 7.391 309 23,9 0,76 0,88Zomergem 8.253 213 38,8 1,01 0,76Zottegem 25.606 452 56,7 1,07 0,80Zulte 15.409 474 32,5 0,75 0,86Zwalm 8.073 239 33,8 0,81 0,71

Arr. Aalst 281.005 599 468,9 0,90 0,81Arr. Dendermonde 196.341 573 342,5 0,85 0,83Arr. Eeklo 83.358 250 333,8 0,98 0,82Arr. Gent 539.066 571 943,6 0,83 0,99Arr. Oudenaarde 121.941 291 418,8 0,84 0,83Arr. Sint-Niklaas 242.918 512 474,6 0,80 0,87

Oost-Vlaanderen 1.464.629 491 2.982,2 0,85 0,89

Vlaams Gewest 6.381.859 472 13.522,3 0,87 0,86

België 11.099.554 364 30.527,9 0,78 0,91

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Page 48: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

46

Tabel 2: bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2013 (2000 = 100)

2000aantal

2006index

2007index

2008index

2009index

2010index

2011index

2012index

2013index

Arr. Aalst 262.294 101,3 101,9 102,7 103,5 104,3 105,4 106,2 107,1

Arr. Dendermonde 186.484 101,3 101,7 102,1 102,7 103,2 104,0 104,7 105,3

Arr. Eeklo 79.484 100,9 101,3 101,7 102,4 103,0 103,7 104,1 104,9

Arr. Gent 495.368 102,8 103,5 104,4 105,4 106,4 107,7 108,2 108,8

Arr. Oudenaarde 114.345 101,5 102,4 103,3 104,2 104,9 105,4 106,0 106,6

Arr. Sint-Niklaas 223.648 102,6 103,4 104,1 105,0 106,0 106,9 107,6 108,6

Oost-Vlaanderen 1.361.623 102,1 102,7 103,5 104,4 105,2 106,2 106,8 107,6

Vlaams Gewest 5.940.251 102,3 102,9 103,7 104,4 105,2 106,1 106,9 107,4

België 10.239.085 102,7 103,4 104,2 104,9 105,8 106,9 107,8 108,4

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Figuur 1: leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2012)

Bron: Rijksregister – bevolkingskubus, Dexia Bank, bewerking studiedienst Huis van de economie

Page 49: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

47

bevolkingsdichtheid 01.01.2013 (inw./km2)Kaart 1

89 – 339 340 – 589 590 – 839 840 – 1.089 1.090 – 1.339 1.340 – 1.597

Page 50: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

48

Inkomen

Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaan

Een belangrijk gegeven is de spreiding van de inkomens over de bevolking, met andere woorden hoe groot is het verschil tussen het hoogste en laagste inkomen. Om de inkomensspreiding weer te geven, worden een aantal indicatoren berekend waarbij de inkomens eerst worden gerangschikt van laag naar hoog:

• laagste inkomen• Q1 = inkomen dat centrale plaats

inneemt tussen het laagste inkomen en het mediaaninkomen

• mediaan = middelste inkomen in de reeks• Q3 = inkomen dat centrale plaats

inneemt tussen het mediaaninkomen en het hoogste inkomen

• hoogste inkomen

Het verschil tussen Q3 en Q1, ook wel het inter-kwartiel verschil genoemd, geeft een idee van de inkomensspreiding rond de mediaan. Hoe kleiner het interkwartiel verschil, hoe dich-ter de inkomens rond de mediaan liggen; hoe groter het verschil, hoe groter de spreiding tussen de inkomens.

Door het interkwartiel verschil te delen door de mediaan, wordt de spreidingsmaat niet beïn-vloed door de hoogte van het mediaan inkomen. Dit is van belang wil men opeenvolgende jaren (i.e. evolutie van het inkomen) met elkaar ver-gelijken. Deze verhouding noemt men de inter-kwartiele coëfficiënt. Hoe hoger deze coëfficiënt, hoe groter de inkomens ongelijkheid.

Kaart 2Gemiddeld inkomen 2011 (EUR)

13.000 – 16.000

16.001 – 17.000

17.001 – 18.000

18.001 – 19.000

19.001 – 20.000

20.001 – 25.000

Page 51: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

49

Tabel 3: inkomen (2011)

Gemiddeld inkomen per inwoner 2011(aanslagjaar 2012)

Interkwartiele coëfficiënt (*)

In EUR Peil (Vlaanderen = 100) Per aangifte

Aalst 17.592 102,6 98Aalter 18.001 105,0 108Assenede 17.088 99,7 102Berlare 17.396 101,5 100Beveren 18.194 106,1 103Brakel 17.434 101,7 97Buggenhout 18.354 107,0 104De Pinte 23.066 134,5 133Deinze 17.720 103,3 106Denderleeuw 17.395 101,5 96Dendermonde 17.446 101,7 96Destelbergen 19.815 115,6 107Eeklo 16.287 95,0 93Erpe-Mere 18.845 109,9 100Evergem 17.883 104,3 101Gavere 18.769 109,5 106Gent 16.462 96,0 98Geraardsbergen 16.779 97,9 98Haaltert 18.594 108,4 98Hamme 16.008 93,4 99Herzele 18.077 105,4 101Horebeke 17.942 104,6 120Kaprijke 17.397 101,5 105Kluisbergen 16.467 96,0 101Knesselare 15.976 93,2 96Kruibeke 17.522 102,2 100Kruishoutem 17.242 100,6 113Laarne 18.617 108,6 104Lebbeke 17.344 101,2 99Lede 18.101 105,6 102Lierde 17.657 103,0 105Lochristi 18.639 108,7 114Lokeren 16.503 96,2 97Lovendegem 19.329 112,7 109Maarkedal 18.058 105,3 108Maldegem 16.298 95,1 97Melle 19.089 111,3 107Merelbeke 19.740 115,1 115Moerbeke 17.542 102,3 109Nazareth 18.874 110,1 115Nevele 17.853 104,1 118Ninove 17.206 100,3 98Oosterzele 19.172 111,8 114Oudenaarde 17.592 102,6 100Ronse 13.925 81,2 86Sint-Gillis-Waas 17.312 101,0 106Sint-Laureins 16.265 94,9 102Sint-Lievens-Houtem 17.782 103,7 101Sint-Martens-Latem 24.278 141,6 140Sint-Niklaas 16.246 94,8 101Stekene 16.875 98,4 97Temse 16.830 98,2 98Waarschoot 16.680 97,3 95Waasmunster 19.069 111,2 111Wachtebeke 17.249 100,6 104Wetteren 17.392 101,4 95Wichelen 17.933 104,6 99Wortegem-Petegem 18.240 106,4 119Zele 15.583 90,9 92Zelzate 16.430 95,8 94Zingem 17.320 101,0 100Zomergem 17.237 100,5 101Zottegem 18.746 109,3 103Zulte 16.753 97,7 99Zwalm 18.442 107,6 106

Arr. Aalst 17.758 103,6 99Arr. Dendermonde 17.304 100,9 97Arr. Eeklo 16.530 96,4 97Arr. Gent 17.617 102,7 104Arr. Oudenaarde 16.829 98,2 100Arr. Sint-Niklaas 16.951 98,9 98

Oost-Vlaanderen 17.364 101,3 100

Vlaams Gewest 17.146 100,0 100

België 16.106 93,9 102

(*) Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaaninkomen

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Page 52: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

50

Werkgelegenheid

Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

De concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfs-tak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerkstellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegenwoordigd is dan in Vlaanderen; een concentratiecoëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoor-digd is ten opzichte van Vlaanderen.

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar

De activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werk-zoekenden) en de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). De ratio is een weergave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.

Werkgelegenheidsgraad = werkenden / bevolking 20-64 jaar

De werkgelegenheidsgraad (jobratio) is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekken-den plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerkstelling volgens de plaats van cre-atie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werk-gelegenheidsbeleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.

Werkzaamheidsgraad = werkenden / totale bevolking

De werkzaamheidsgraad is het percentage wer-kenden ten opzichte van de totale bevolking.

Page 53: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

51

Tabel 4: Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2011) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen)

De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten Sectorale werkgelegenheid

Werknemers Zelfstandigen(*) Totaal Primaire Secundaire Tertiaire QuartaireGemeente / regio Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. sector sector sector sector

Aalst 29.591 6,3 4.946 4,7 34.537 6,0 0,7% 20,2% 38,8% 40,2%Aalter 6.311 1,4 1.883 1,8 8.194 1,4 4,5% 41,9% 35,6% 18,0%Assenede 2.604 0,6 1.141 1,1 3.745 0,7 10,1% 38,3% 29,2% 22,5%Berlare 1.770 0,4 1.228 1,2 2.998 0,5 3,7% 29,4% 41,9% 25,0%Beveren 17.030 3,6 3.294 3,1 20.324 3,6 3,0% 36,3% 40,5% 20,3%Brakel 1.904 0,4 1.009 1,0 2.913 0,5 5,5% 16,6% 36,8% 41,1%Buggenhout 3.125 0,7 933 0,9 4.058 0,7 2,5% 35,4% 32,1% 30,0%De Pinte 1.265 0,3 890 0,9 2.155 0,4 2,8% 7,8% 56,1% 33,2%Deinze 11.537 2,5 2.565 2,5 14.102 2,5 2,6% 21,3% 39,3% 36,8%Denderleeuw 2.417 0,5 834 0,8 3.251 0,6 0,9% 19,8% 42,7% 36,6%Dendermonde 14.996 3,2 2.730 2,6 17.726 3,1 1,0% 24,0% 35,2% 39,7%Destelbergen 4.473 1,0 1.589 1,5 6.062 1,1 2,9% 18,8% 59,3% 19,0%Eeklo 8.405 1,8 1.256 1,2 9.661 1,7 1,5% 24,3% 30,6% 43,5%Erpe-Mere 3.446 0,7 1.337 1,3 4.783 0,8 2,7% 31,1% 40,1% 26,0%Evergem 7.239 1,5 2.169 2,1 9.408 1,6 5,3% 26,1% 35,7% 32,8%Gavere 2.454 0,5 954 0,9 3.408 0,6 3,2% 23,9% 36,6% 36,4%Gent 151.103 32,3 15.827 15,1 166.930 29,2 0,3% 20,1% 39,3% 40,2%Geraardsbergen 6.274 1,3 2.072 2,0 8.346 1,5 1,8% 15,2% 39,7% 43,3%Haaltert 1.844 0,4 1.111 1,1 2.955 0,5 3,0% 23,3% 46,8% 26,9%Hamme 4.762 1,0 1.693 1,6 6.455 1,1 3,0% 28,7% 35,2% 33,1%Herzele 1.998 0,4 1.192 1,1 3.190 0,6 4,7% 16,9% 43,3% 35,2%Horebeke 214 0,0 203 0,2 417 0,1 11,0% 11,5% 45,6% 31,9%Kaprijke 1.016 0,2 713 0,7 1.729 0,3 11,8% 33,5% 33,2% 21,5%Kluisbergen 1.582 0,3 539 0,5 2.121 0,4 3,9% 43,1% 29,3% 23,7%Knesselare 1.107 0,2 826 0,8 1.933 0,3 8,5% 29,3% 41,8% 20,4%Kruibeke 2.845 0,6 1.041 1,0 3.886 0,7 3,7% 33,5% 39,3% 23,5%Kruishoutem 2.640 0,6 1.053 1,0 3.693 0,6 5,7% 42,3% 36,8% 15,3%Laarne 1.704 0,4 1.092 1,0 2.796 0,5 7,4% 26,8% 43,1% 22,7%Lebbeke 3.484 0,7 1.222 1,2 4.706 0,8 2,6% 34,7% 41,3% 21,4%Lede 2.333 0,5 1.190 1,1 3.523 0,6 2,9% 12,3% 46,2% 38,6%Lierde 589 0,1 477 0,5 1.066 0,2 6,3% 22,7% 42,0% 29,0%Lochristi 4.323 0,9 2.068 2,0 6.391 1,1 16,9% 16,7% 43,2% 23,3%Lokeren 14.130 3,0 2.602 2,5 16.732 2,9 2,0% 28,1% 36,3% 33,7%Lovendegem 1.666 0,4 806 0,8 2.472 0,4 4,2% 18,9% 38,6% 38,2%Maarkedal 732 0,2 737 0,7 1.469 0,3 10,5% 17,6% 36,7% 35,3%Maldegem 5.266 1,1 2.249 2,1 7.515 1,3 5,9% 31,4% 38,9% 23,8%Melle 4.208 0,9 765 0,7 4.973 0,9 1,4% 28,4% 39,6% 30,6%Merelbeke 7.889 1,7 1.716 1,6 9.605 1,7 2,0% 24,2% 45,9% 27,9%Moerbeke 593 0,1 450 0,4 1.043 0,2 16,0% 13,4% 40,5% 30,1%Nazareth 5.990 1,3 1.012 1,0 7.002 1,2 2,2% 25,9% 50,3% 21,5%Nevele 1.978 0,4 1.228 1,2 3.206 0,6 10,9% 25,7% 31,9% 31,5%Ninove 8.548 1,8 2.596 2,5 11.144 1,9 1,7% 24,0% 50,5% 23,8%Oosterzele 1.858 0,4 1.139 1,1 2.997 0,5 10,2% 20,2% 38,9% 30,6%Oudenaarde 14.198 3,0 2.214 2,1 16.412 2,9 1,4% 29,8% 35,2% 33,7%Ronse 7.418 1,6 1.371 1,3 8.789 1,5 0,8% 31,7% 30,8% 36,7%Sint-Gillis-Waas 2.814 0,6 1.449 1,4 4.263 0,7 7,0% 23,5% 42,4% 27,1%Sint-Laureins 702 0,2 748 0,7 1.450 0,3 20,1% 19,0% 36,6% 24,4%Sint-Lievens-Houtem 1.787 0,4 750 0,7 2.537 0,4 3,9% 33,5% 43,5% 19,1%Sint-Martens-Latem 2.330 0,5 1.445 1,4 3.775 0,7 1,4% 13,3% 67,9% 17,4%Sint-Niklaas 29.339 6,3 4.524 4,3 33.863 5,9 0,9% 17,8% 44,2% 37,0%Stekene 2.275 0,5 1.198 1,1 3.473 0,6 4,1% 17,9% 49,2% 28,8%Temse 8.318 1,8 2.003 1,9 10.321 1,8 1,6% 30,5% 45,9% 21,9%Waarschoot 1.236 0,3 563 0,5 1.799 0,3 7,1% 26,6% 40,0% 26,4%Waasmunster 1.497 0,3 1.254 1,2 2.751 0,5 3,3% 19,3% 49,7% 27,8%Wachtebeke 908 0,2 432 0,4 1.340 0,2 7,6% 7,2% 40,4% 44,7%Wetteren 9.053 1,9 1.737 1,7 10.790 1,9 2,7% 29,6% 36,0% 31,7%Wichelen 1.654 0,4 794 0,8 2.448 0,4 6,2% 34,2% 38,3% 21,3%Wortegem-Petegem 1.488 0,3 716 0,7 2.204 0,4 5,6% 36,1% 42,5% 15,8%Zele 6.321 1,4 1.488 1,4 7.809 1,4 2,3% 49,0% 27,4% 21,4%Zelzate 3.355 0,7 499 0,5 3.854 0,7 0,9% 13,7% 43,8% 41,6%Zingem 1.288 0,3 594 0,6 1.882 0,3 3,0% 36,1% 37,5% 23,4%Zomergem 1.179 0,3 818 0,8 1.997 0,3 9,6% 19,3% 36,6% 34,6%Zottegem 6.209 1,3 1.666 1,6 7.875 1,4 1,9% 16,9% 36,6% 44,5%Zulte 3.529 0,8 1.326 1,3 4.855 0,8 3,5% 35,6% 44,3% 16,6%Zwalm 975 0,2 673 0,6 1.648 0,3 5,6% 13,0% 42,6% 38,7%

Arr. Aalst 64.447 13,8 17.694 16,9 82.141 14,4 1,6% 20,6% 41,4% 36,4%Arr. Dendermonde 48.366 10,4 14.171 13,5 62.537 10,9 2,6% 30,7% 36,1% 30,6%Arr. Eeklo 21.348 4,6 6.606 6,3 27.954 4,9 5,3% 26,9% 34,9% 32,8%Arr. Gent 223.176 47,8 40.471 38,7 263.647 46,1 2,0% 21,6% 40,7% 35,7%Arr. Oudenaarde 33.028 7,1 9.586 9,2 42.614 7,5 3,0% 30,2% 35,3% 31,4%Arr. Sint-Niklaas 76.751 16,4 16.111 15,4 92.862 16,2 2,1% 26,0% 42,1% 29,7%

Oost-Vlaanderen 467.116 100,0 104.639 100,0 571.755 100,0 2,3% 24,1% 39,8% 33,8%

Vlaams Gewest 2.183.163 - 454.082 - 2.637.245 - 2,1% 22,3% 44,2% 31,5%

België 3.835.669 - 737.048 - 4.572.717 - 1,7% 19,6% 43,5% 35,1%

(*) zelfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 2 038 zelfstandigen en helpers

Bron: RSZ, RSVZ, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Page 54: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

52

Figuur 2: de grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2011)

Bron: RSZ, RSVZ, bewerking studiedienst Huis van de economie

Tabel 5: de totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2011) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen)

Aantal werknemers

Aantal zelfstandigen

Totale werk-gelegenheid

Provinciaal aandeel

Concentratie-coëfficiënt (*)

Primaire sector 2.268 10.841 13.109 2,3% 1,12

Secundaire sector 120.493 16.958 137.451 24,0% 1,08

Energie en water 7.796 227 8.023 1,4% 1,39

Winning van delfstoffen 19 7 26 0,0% 0,28

Industrie 77.270 5.244 82.514 14,4% 1,01

Basismetaal en metaalverwerking 13.274 283 13.557 2,4% 1,05

Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal 14.715 600 15.315 2,7% 0,87

Voeding, drank en tabak 14.392 1.724 16.116 2,8% 1,07

Textiel, leer en kleding 7.954 585 8.539 1,5% 1,58

Hout en meubelen, papier en drukkerij

6.345 1.219 7.564 1,3% 1,12

Diverse 20.590 833 21.423 3,7% 0,89

Bouw 35.408 11.480 46.888 8,2% 1,18

Tertiaire sector 166.856 61.669 228.525 40,0% 0,90

Handel en reparatie 58.884 29.213 88.097 15,4% 0,93

Horeca 10.242 9.774 20.016 3,5% 0,85

Transport, verkeer en communicatie 26.102 4.045 30.147 5,3% 0,80

Financiële instellingen 10.150 430 10.580 1,9% 0,98

Diensten en huur 61.478 18.207 79.685 13,9% 0,92

Quartaire sector 177.499 15.171 192.670 33,7% 1,07

Overheid 33.406 34 33.440 5,8% 0,98

Onderwijs 53.471 520 53.991 9,4% 1,13

Gezondheid en sociale diensten 77.342 6.483 83.825 14,7% 1,11

Overige 13.280 8.134 21.414 3,7% 0,96

Totaal 467.116 104.639 571.755 100,0% 1,00

(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

Bron: RSZ, RSVZ, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Page 55: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

53

Tabel 6: activiteits- , werkgelegenheids- en werkzaamheidsgraad (31.12.2011)

Activiteitsgraad (1)

Werkgelegen-heidsgraad (2)

Werkzaamheidsgraad (3)

totaal totaal mannen vrouwen totaal

Aalst 0,76 0,70 0,42 0,42 0,42Aalter 0,73 0,70 0,51 0,31 0,41Assenede 0,49 0,45 0,28 0,26 0,27Berlare 0,37 0,33 0,24 0,17 0,20Beveren 0,77 0,73 0,56 0,31 0,43Brakel 0,38 0,35 0,20 0,20 0,20Buggenhout 0,51 0,48 0,33 0,24 0,29De Pinte 0,39 0,36 0,24 0,18 0,21Deinze 0,83 0,80 0,50 0,45 0,47Denderleeuw 0,33 0,28 0,19 0,15 0,17Dendermonde 0,70 0,66 0,41 0,38 0,40Destelbergen 0,62 0,58 0,33 0,36 0,34Eeklo 0,88 0,82 0,48 0,47 0,48Erpe-Mere 0,44 0,41 0,28 0,22 0,25Evergem 0,51 0,47 0,30 0,26 0,28Gavere 0,47 0,45 0,33 0,22 0,27Gent 1,17 1,09 0,72 0,63 0,67Geraardsbergen 0,48 0,43 0,25 0,26 0,26Haaltert 0,31 0,27 0,19 0,15 0,17Hamme 0,49 0,45 0,32 0,21 0,26Herzele 0,34 0,30 0,21 0,16 0,19Horebeke 0,40 0,38 0,21 0,19 0,20Kaprijke 0,50 0,46 0,29 0,25 0,27Kluisbergen 0,61 0,57 0,42 0,24 0,33Knesselare 0,44 0,40 0,28 0,19 0,24Kruibeke 0,46 0,42 0,30 0,19 0,24Kruishoutem 0,80 0,77 0,61 0,30 0,45Laarne 0,41 0,38 0,27 0,19 0,23Lebbeke 0,47 0,43 0,30 0,21 0,26Lede 0,36 0,33 0,19 0,21 0,20Lierde 0,31 0,28 0,16 0,16 0,16Lochristi 0,52 0,49 0,45 0,14 0,29Lokeren 0,76 0,70 0,45 0,39 0,42Lovendegem 0,48 0,45 0,25 0,28 0,26Maarkedal 0,44 0,41 0,24 0,22 0,23Maldegem 0,59 0,55 0,37 0,28 0,32Melle 0,80 0,77 0,46 0,44 0,45Merelbeke 0,72 0,69 0,47 0,35 0,41Moerbeke 0,31 0,28 0,17 0,17 0,17Nazareth 1,07 1,04 0,68 0,55 0,62Nevele 0,49 0,46 0,31 0,23 0,27Ninove 0,54 0,50 0,34 0,26 0,30Oosterzele 0,41 0,38 0,25 0,20 0,22Oudenaarde 0,95 0,91 0,58 0,51 0,54Ronse 0,71 0,62 0,37 0,33 0,35Sint-Gillis-Waas 0,42 0,39 0,25 0,20 0,23Sint-Laureins 0,41 0,37 0,24 0,19 0,22Sint-Lievens-Houtem 0,46 0,43 0,35 0,16 0,25Sint-Martens-Latem 0,82 0,80 0,53 0,38 0,45Sint-Niklaas 0,86 0,80 0,46 0,47 0,46Stekene 0,37 0,33 0,21 0,18 0,20Temse 0,65 0,60 0,44 0,28 0,36Waarschoot 0,42 0,38 0,23 0,23 0,23Waasmunster 0,47 0,43 0,29 0,23 0,26Wachtebeke 0,36 0,32 0,17 0,19 0,18Wetteren 0,79 0,74 0,50 0,40 0,45Wichelen 0,38 0,35 0,18 0,25 0,22Wortegem-Petegem 0,61 0,59 0,50 0,21 0,35Zele 0,69 0,63 0,49 0,26 0,38Zelzate 0,58 0,52 0,29 0,33 0,31Zingem 0,47 0,44 0,30 0,22 0,26Zomergem 0,45 0,42 0,26 0,23 0,24Zottegem 0,55 0,52 0,29 0,33 0,31Zulte 0,56 0,52 0,39 0,25 0,32Zwalm 0,38 0,34 0,18 0,23 0,20

Arr. Aalst 0,54 0,49 0,30 0,29 0,29Arr. Dendermonde 0,58 0,53 0,35 0,29 0,32Arr. Eeklo 0,62 0,58 0,35 0,32 0,34Arr. Gent 0,87 0,81 0,51 0,48 0,49Arr. Oudenaarde 0,65 0,60 0,39 0,31 0,35Arr. Sint-Niklaas 0,70 0,65 0,50 0,27 0,39

Oost-Vlaanderen 0,71 0,66 0,43 0,36 0,39

Vlaams Gewest 0,75 0,70 0,49 0,34 0,42

België 0,76 0,69 0,48 0,35 0,41

(1) Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar(2) Werkgelegenheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaar(3) Werkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking

Bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, FOREM, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Page 56: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

54

Ondernemingsweefsel

Figuur 3: ondernemingen (exclusief eenpersoonszaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2011)

Bron: RSZ, bewerking studiedienst Huis van de economie

> 99 WKN

Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2011)

Bron: RSZ, bewerking studiedienst Huis van de economie

20–99 WKN

20–99 WKN

< 20 WKN

< 20 WKN

> 99 WKN

25,8 %

2,2 %

41 %

10,8 %

33,2 %

87,0 %

Page 57: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

55

Tabel 7: aantal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2011) (exclusief eenpersoonszaken)

Van 1 tot 19 werknemers

Van 20 tot 99 werknemers

Meer dan 99 werknemers

Totaal

Onder-nemingen

WerknemersOnder-

nemingenWerknemers

Onder-nemingen

WerknemersOnder-

nemingenWerknemers

Aalst 1.704 6.881 190 7.818 58 14.892 1.952 29.591Aalter 455 1.636 63 2.457 10 2.218 528 6.311Assenede 234 715 14 600 5 1.289 253 2.604Berlare 282 985 13 572 2 213 297 1.770Beveren 917 3.631 151 6.155 32 7.244 1.100 17.030Brakel 220 764 24 983 1 157 245 1.904Buggenhout 260 1.141 34 1.384 2 600 296 3.125De Pinte 176 590 11 431 2 244 189 1.265Deinze 776 2.977 95 4.018 19 4.542 890 11.537Denderleeuw 194 726 27 1.170 4 521 225 2.417Dendermonde 942 3.940 117 4.545 29 6.511 1.088 14.996Destelbergen 343 1.290 32 1.026 7 2.157 382 4.473Eeklo 462 1.834 86 3.750 14 2.821 562 8.405Erpe-Mere 336 1.197 40 1.562 5 687 381 3.446Evergem 556 2.148 74 3.251 11 1.840 641 7.239Gavere 226 822 23 719 5 913 254 2.454Gent 6.058 25.414 888 37.902 265 87.787 7.211 151.103Geraardsbergen 534 2.110 70 3.049 6 1.115 610 6.274Haaltert 259 956 24 888 0 0 283 1.844Hamme 442 1.700 50 2.278 6 784 498 4.762Herzele 252 893 23 988 1 117 276 1.998Horebeke 33 129 1 85 0 0 34 214Kaprijke 113 367 8 331 1 318 122 1.016Kluisbergen 135 576 16 600 3 406 154 1.582Knesselare 168 546 15 561 0 0 183 1.107Kruibeke 258 981 30 969 7 895 295 2.845Kruishoutem 248 1.075 28 1.072 2 493 278 2.640Laarne 223 781 21 797 1 126 245 1.704Lebbeke 290 1.097 32 1.281 3 1.106 325 3.484Lede 243 807 22 944 2 582 267 2.333Lierde 102 336 5 253 0 0 107 589Lochristi 502 2.038 47 1.693 5 592 554 4.323Lokeren 868 3.758 149 6.228 24 4.144 1.041 14.130Lovendegem 159 599 15 430 2 637 176 1.666Maarkedal 101 305 9 305 1 122 111 732Maldegem 579 2.254 56 2.132 5 880 640 5.266Melle 251 1.114 36 1.790 3 1.304 290 4.208Merelbeke 496 2.029 62 2.415 17 3.445 575 7.889Moerbeke 108 382 5 211 0 0 113 593Nazareth 314 1.511 58 2.545 7 1.934 379 5.990Nevele 242 768 21 786 2 424 265 1.978Ninove 711 3.022 75 3.205 12 2.321 798 8.548Oosterzele 245 919 23 939 0 0 268 1.858Oudenaarde 780 3.418 123 5.454 25 5.326 928 14.198Ronse 462 1.871 66 2.864 12 2.683 540 7.418Sint-Gillis-Waas 378 1.266 36 1.358 1 190 415 2.814Sint-Laureins 137 420 7 282 0 0 144 702Sint-Lievens-Houtem 178 611 15 542 2 634 195 1.787Sint-Martens-Latem 343 1.180 26 1.012 1 138 370 2.330Sint-Niklaas 1.727 7.487 211 8.343 61 13.509 1.999 29.339Stekene 319 1.202 24 947 1 126 344 2.275Temse 646 2.955 95 3.751 7 1.612 748 8.318Waarschoot 141 441 15 556 2 239 158 1.236Waasmunster 224 872 17 625 0 0 241 1.497Wachtebeke 113 454 11 454 0 0 124 908Wetteren 535 2.127 76 3.180 18 3.746 629 9.053Wichelen 180 618 11 458 2 578 193 1.654Wortegem-Petegem 110 446 16 652 2 390 128 1.488Zele 455 1.872 56 2.428 15 2.021 526 6.321Zelzate 232 934 36 1.504 5 917 273 3.355Zingem 127 427 16 557 2 304 145 1.288Zomergem 149 571 16 442 1 166 166 1.179Zottegem 488 1.857 64 2.484 7 1.868 559 6.209Zulte 351 1.404 40 1.642 3 483 394 3.529Zwalm 129 445 8 344 1 186 138 975

Arr. Aalst 4.899 19.060 550 22.650 97 22.737 5.546 64.447Arr. Dendermonde 3.833 15.133 427 17.548 78 15.685 4.338 48.366Arr. Eeklo 1.757 6.524 207 8.599 30 6.225 1.994 21.348Arr. Gent 12.172 48.833 1.576 65.280 362 109.063 14.110 223.176Arr. Oudenaarde 2.447 9.792 312 13.169 49 10.067 2.808 33.028Arr. Sint-Niklaas 5.113 21.280 696 27.751 133 27.720 5.942 76.751

Oost-Vlaanderen 30.221 120.622 3.768 154.997 749 191.497 34.738 467.116

Vlaams Gewest 137.836 549.302 19.354 709.984 3.503 923.877 160.693 2.183.163

België 239.365 947.107 28.989 1.188.123 6.045 1.700.439 274.399 3.835.669

Bron: RSZ

Page 58: Sociaal-economische situatieschets editie 2014
Page 59: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

57

Werkloosheidscoëfficiënt 31.01.2014

3,2 – 4,6

4,6 – 5,3

5,4 – 5,8

5,9 – 7,2

7,3 – 13,2

Kaart 3

Werkloosheid

Werkloosheidsgraad = niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) / beroepsbevolking (18-65 jaar)

De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) defini-eert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt.

In Vlaanderen wordt het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werk-zoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, school-verlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen

(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werkzoekenden geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).

Spanningsindicator = werkzoekenden / beschikbare vacatures

Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeids-reserve, dan wel arbeidskrapte.

Page 60: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

58

Tabel 8: Werkloosheid en vacatures (31.01.2014)

Niet-werkende werkzoekenden Werkloosheidsgraad (1)Open-

staande vacatures

Spannings-indicator

(2)

Gemeente/regio Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal Totaal Totaal

Aalst 1.982 1.571 3.553 9,5 8,6 9,0 325 10,9Aalter 217 172 389 4,2 3,8 4,0 160 2,4Assenede 181 219 400 5,0 7,2 6,0 24 16,7Berlare 228 201 429 5,9 6,0 6,0 20 21,5Beveren 705 666 1.371 5,9 6,7 6,3 158 8,7Brakel 211 173 384 5,9 5,4 5,7 16 24,0Buggenhout 166 155 321 4,5 4,9 4,7 21 15,3De Pinte 91 91 182 3,7 4,0 3,9 17 10,7Deinze 366 348 714 4,8 5,2 5,0 657 1,1Denderleeuw 361 340 701 7,4 7,6 7,5 11 63,7Dendermonde 807 631 1.438 7,2 6,3 6,8 359 4,0Destelbergen 250 223 473 5,8 5,7 5,8 37 12,8Eeklo 513 423 936 10,4 9,6 10,0 250 3,7Erpe-Mere 300 252 552 6,0 5,7 5,8 62 8,9Evergem 432 390 822 5,0 5,1 5,1 65 12,6Gavere 137 137 274 4,3 4,6 4,4 35 7,8Gent 9.082 6.659 15.741 14,0 12,2 13,2 2.177 7,2Geraardsbergen 645 512 1.157 7,9 7,1 7,5 59 19,6Haaltert 273 229 502 5,9 5,4 5,7 80 6,3Hamme 408 368 776 6,6 7,1 6,8 261 3,0Herzele 251 237 488 5,5 5,9 5,7 18 27,1Horebeke 19 15 34 4,1 3,5 3,8 1 34,0Kaprijke 73 62 135 4,5 4,4 4,5 9 15,0Kluisbergen 89 76 165 5,4 5,4 5,4 13 12,7Knesselare 118 93 211 5,5 5,0 5,3 20 10,6Kruibeke 277 263 540 6,9 7,7 7,3 32 16,9Kruishoutem 77 71 148 3,6 3,9 3,8 27 5,5Laarne 147 135 282 4,7 4,7 4,7 9 31,3Lebbeke 275 242 517 5,9 5,9 5,9 33 15,7Lede 290 236 526 6,4 5,8 6,2 35 15,0Lierde 83 70 153 4,9 4,8 4,9 4 38,3Lochristi 241 218 459 4,2 4,3 4,3 147 3,1Lokeren 874 733 1.607 8,6 8,5 8,6 160 10,0Lovendegem 124 107 231 5,3 5,1 5,2 20 11,6Maarkedal 67 75 142 4,3 5,5 4,9 9 15,8Maldegem 338 306 644 5,6 6,0 5,8 49 13,1Melle 167 153 320 6,2 6,1 6,2 132 2,4Merelbeke 327 296 623 5,5 5,5 5,5 263 2,4Moerbeke 85 75 160 5,5 5,6 5,6 10 16,0Nazareth 126 114 240 4,4 4,4 4,4 64 3,8Nevele 116 122 238 3,9 4,5 4,2 27 8,8Ninove 693 620 1.313 7,4 7,4 7,4 137 9,6Oosterzele 172 127 299 5,0 4,1 4,6 41 7,3Oudenaarde 566 414 980 7,2 6,1 6,7 197 5,0Ronse 814 583 1.397 13,7 12,2 13,0 102 13,7Sint-Gillis-Waas 257 252 509 5,3 6,1 5,7 36 14,1Sint-Laureins 90 69 159 5,1 4,9 5,0 12 13,3Sint-Lievens-Houtem 132 94 226 5,0 4,2 4,6 16 14,1Sint-Martens-Latem 66 83 149 3,5 4,9 4,1 153 1,0Sint-Niklaas 1.812 1.441 3.253 10,2 9,5 9,9 561 5,8Stekene 258 280 538 5,8 7,4 6,5 17 31,6Temse 589 528 1.117 7,9 8,5 8,2 229 4,9Waarschoot 123 102 225 6,1 5,7 5,9 6 37,5Waasmunster 131 150 281 5,0 6,6 5,7 14 20,1Wachtebeke 97 102 199 5,6 6,9 6,2 15 13,3Wetteren 534 410 944 8,7 7,4 8,1 76 12,4Wichelen 175 145 320 5,9 5,4 5,7 14 22,9Wortegem-Petegem 45 52 97 2,8 3,7 3,2 48 2,0Zele 352 342 694 6,5 8,1 7,2 58 12,0Zelzate 271 244 515 9,0 9,8 9,4 37 13,9Zingem 95 84 179 5,0 5,0 5,0 16 11,2Zomergem 92 99 191 4,5 5,4 5,0 9 21,2Zottegem 367 299 666 5,7 5,1 5,4 97 6,9Zulte 150 172 322 3,6 4,9 4,2 12 26,8Zwalm 91 96 187 4,3 5,2 4,8 16 11,7

Arr. Aalst 5.294 4.390 9.684 7,4 6,9 7,2 840 11,5Arr. Dendermonde 3.223 2.779 6.002 6,5 6,4 6,4 865 6,9Arr. Eeklo 1.466 1.323 2.789 7,0 7,4 7,2 381 7,3Arr. Gent 12.579 9.883 22.462 9,1 8,3 8,7 4.067 5,5Arr. Oudenaarde 2.157 1.709 3.866 7,1 6,5 6,8 449 8,6Arr. Sint-Niklaas 4.772 4.163 8.935 7,9 8,1 8,0 1.193 7,5

Oost-Vlaanderen 29.491 24.247 53.738 7,9 7,5 7,8 7.795 6,9

Vlaams Gewest 130.549 109.424 239.973 8,2 8,0 8,1 36.780 6,5

België 326.174 286.012 612.186 8,8 8,2 8,5 n.b. n.b.

(1) Werkloosheidsgraad = aantal niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) tegenover beroepsbevolking (18-65 jaar), in procent. Opgelet: deze indicator verschilt van de werkloosheidscoëfficiënt die in de vorige edities van de Sociaal-economische situatieschets werd gebruikt. Voor België als geheel zijn de cijfers afkomstig uit de LFS-data van Eurostat (‘geharmoniseerde werkloosheidsgraad’).

(2) Spanningsindicator = aantal werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures

Bron: VDAB, RVA, Euorstat, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Page 61: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

59

Tabel 9: Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (31.01.2014)

1. Naar studieniveauAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest

Lager onderwijs + 1ste graad secundair 12.141 22,6 21,72de graad secundair 11.133 20,7 20,83de en 4de graad secundair 18.313 34,1 36,1Hoger beroepsonderwijs 426 0,8 1,0Professionele bachelor 4.349 8,1 8,2Academische bachelor 538 1,0 1,0Master 4.421 8,2 7,2Leertijd (Syntra) 1.174 2,2 2,1Deeltijds beroepssecundair 1.243 2,3 2,0

Totaal 53.738 100 100

2. Naar leeftijdAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest

Jonger dan 25 jaar 11.437 21,3 20,725 - 50 jaar 29.849 55,5 54,9Ouder dan 50 jaar 12.452 23,2 24,3

Totaal 53.738 100 100

3. Naar werkloosheidsduurAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest

Minder dan 1 jaar 30.615 57,0 57,81 - 2 jaren 9.790 18,2 17,82 - 5 jaren 8.313 15,5 15,6Meer dan 5 jaren 5.020 9,3 8,8

Totaal 53.738 100 100

Bron: VDAB, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Page 62: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

60

Onderwijs

Tabel 10: schoolbevolking (2012-2013)

Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2012-2013

arr. Aalstarr.

Dender-monde

arr. Eeklo arr. Gent arr. Oudenaarde

arr. Sint-Niklaas

prov. Oost-

VlaanderenVlaanderen

Totaal basisonderwijs (1)+(2) 28.805 19.848 8.149 58.997 13.024 27.683 156.506 660.525

Kleuteronderwijs (1) 11.104 7.580 3.189 23.010 5.115 10.792 60.790 255.752Gewoon 11.052 7.533 3.189 22.780 5.086 10.719 60.359 253.853Buitengewoon 52 47 0 230 29 73 431 1.899Lager onderwijs (2) 17.701 12.268 4.960 35.987 7.909 16.891 95.716 404.773Gewoon 16.662 11.467 4.683 33.492 7.407 15.688 89.399 376.923Buitengewoon 1.039 801 277 2.495 502 1.203 6.317 27.850

Secundair onderwijs 21.304 11.160 6.383 35.165 7.283 18.073 99.368 425.065Gewoon 20.485 10.783 6.383 32.931 7.034 17.085 94.701 405.555Buitengewoon 819 377 0 2.234 249 988 4.667 19.510

Hoger onderwijs – BAMA en basisopleidingen (3) + (4) (exclusief gezamenlijke opleidingen)

- - - - - - 62.457 254.540

Hogescholenonderwijs (3) (*) - - - - - - 35.856 138.455

Arteveldehogeschool (Gent) - - - - - - 11.244 -

Hogeschool Gent (Gent) - - - - - - 17.310 -

Katholieke Hogeschool Sint-Lieven (Gent, Aalst, Sint-Niklaas)

- - - - - - 7.302 -

Universitair onderwijs (4) - - - - - - 26.601 116.085Universiteit Gent - - - - - - 26.601 -

(*) De Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (Wenk) is niet opgenomen in de cijfers voor Oost-Vlaanderen, gezien de school naast een campus in Gent, ook campussen heeft in Brussel, Leuven en Sint-Katelijne-Waver.

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 11: aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs, schooljaar 2012-2013

onderwijsvorm Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest

onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers 582 2.536

1ste graad secundair onderwijs 30.202 127.856

2de en 3de graad ASO 27.698 109.896

2de en 3de graad BSO (incl. 4de graad + modulair) 15.359 72.258

2de en 3de graad KSO 1.544 5.799

2de en 3de graad TSO 19.316 87.210

totaal 94.701 405.555

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Page 63: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

61

Tabel 12: aantal studenten ingeschreven in het hoger onderwijs naar Oost-Vlaamse inrichting, academiejaar 2012-2013

Professioneel gerichte opleidingen

Academisch gerichte opleidingen

Totaal

Katholieke Hogeschool Sint-Lieven 5.744 1.558 7.302

Associatie KU Leuven (*) 48.090 42.763 90.853

Arteveldehogeschool 11.244 0 11.244

Hogeschool Gent 11.178 6.132 17.310

Universiteit Gent 0 26.601 26.601

Associatie Universiteit Gent (*) 27.468 33.267 60.735

(*) Inclusief instellingen buiten Oost-Vlaanderen

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 13: aantal studenten ingeschreven in de Associatie Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2012-2013 (inclusief Hogerschool West-Vlaanderen)

Mannen Vrouwen Totaal

Archeologie en kunstwetenschappen 203 462 665

Architectuur 496 415 911

Audiovisuele en beeldende kunst 340 488 828

Bewegings- en revalidatiewetenschappen 288 136 424

Biomedische wetenschappen 118 382 500

Biotechniek 471 523 994

Diergeneeskunde 371 1.150 1.521

Economische en toegepaste economische wetenschappen 1.712 1.048 2.760

Farmaceutische wetenschappen 200 721 921

Geneeskunde 675 983 1.658

Geschiedenis 542 275 817

Geschiedenis; Taal- en letterkunde 171 324 495

Gezondheidszorg 728 3.553 4.281

Gezondheidszorg; Onderwijs 166 49 215

Gezondheidszorg; Onderwijs; Sociaal-agogisch werk 11 219 230

Handelswetenschappen en bedrijfskunde 6.042 4.882 10.924

Industriële wetenschappen en technologie 4.706 1.041 5.747

Muziek en podiumkunsten 282 177 459

Onderwijs 1.565 3.303 4.868

Politieke en sociale wetenschappen 864 1.013 1.877

Psychologische en pedagogische wetenschappen 552 2.954 3.506

Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen 1.448 2.044 3.492

Sociaal-agogisch werk 852 2.872 3.724

Sociale gezondheidswetenschappen 59 480 539

Taal- en letterkunde 392 974 1.366

Tandheelkunde 79 138 217

Toegepaste biologische wetenschappen 786 635 1.421

Toegepaste taalkunde 238 715 953

Toegepaste wetenschappen 1.754 461 2.215

Wetenschappen 1.166 724 1.890

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen 204 113 317

Totaal (BAMA en basisopleidingen) 27.481 33.254 60.735

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Page 64: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

62

Tabel 14: aantal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2012-2013

Mannen Vrouwen Totaal

Totaal academische basisopleidingen (1) 11.584 15.017 26.601

Archeologie en kunstwetenschappen 203 462 665

Bewegings- en revalidatiewetenschappen 288 136 424

Biomedische wetenschappen 118 382 500

Diergeneeskunde 371 1.150 1.521

Economische en toegepaste economische wetenschappen 1.712 1.048 2.760

Farmaceutische wetenschappen 200 721 921

Geneeskunde 675 983 1.658

Geschiedenis 542 275 817

Geschiedenis; Taal- en letterkunde 171 324 495

Politieke en sociale wetenschappen 864 1.013 1.877

Psychologische en pedagogische wetenschappen 552 2.954 3.506

Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen 1.448 2.044 3.492

Sociale gezondheidswetenschappen 59 480 539

Taal- en letterkunde 392 974 1.366

Tandheelkunde 79 138 217

Toegepaste biologische wetenschappen 786 635 1.421

Toegepaste wetenschappen 1.754 461 2.215

Wetenschappen 1.166 724 1.890

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen 204 113 317

Bijkomende opleidingen (2) 5.768 6.296 12.064

Master na master 463 724 1.187

Specifieke lerarenopleiding na master 153 320 473

Academische graad van doctor 2.288 2.062 4.350

Doctoraatsopleiding 2.196 1.998 4.194

Voorbereidingsprogramma 298 221 519

Schakelprogramma 370 971 1.341

Totaal Universiteit Gent (1) + (2) 17.352 21.313 38.665

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Page 65: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

63

Tabel 15: economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2012) – aandeel per bedrijfstak

Vlaams Gewest

Oost- Vlaanderen

Concentratie-coëfficiënt (*)

Landbouw, jacht, bosbouw en visserij 0,9 0,8 0,91

Energetische en industrie producten, m.i.v. bouw 25,5 29,8 1,17

winning van delfstoffen 0,0 0,0 - industrie 16,0 16,6 1,04

voeding, drank en tabak 2,5 2,6 1,04textiel en kleding, schoenen en leer 0,7 1,2 1,82hout en artikelen van hout, papier en karton, uitgeverijen en drukkerijen

1,1 1,4 1,27

cokes en aardolieproducten 0,3 0,0 0,00chemie en synthetische producten 2,9 2,2 0,75farmaceutische grondstoffen en producten 0,6 0,1 0,18rubber en kunststof, overig niet-metaal 1,3 1,7 1,31metallurgie en producten van metaal 2,2 2,3 1,05informaticaproducten, elektronische en optische instrumenten

0,5 0,4 0,74

elektrische apparatuur 0,5 0,4 0,76machines, apparaten en werktuigen 1,3 0,7 0,54transportmiddelen 1,2 1,7 1,38overige industrie 0,9 0,6 0,67

productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht

1,8 3,7 2,04

distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer/sanering 0,8 0,9 1,13

bouwnijverheid 6,8 8,5 1,25

Diensten 73,8 70,5 0,96

groothandel en kleinhandel 14,0 12,7 0,91hotels en restaurants 1,7 1,4 0,82vervoer en communicatie 7,2 6,0 0,83uitgeverijen en audiovisuele diensten

0,7 0,2 0,28

informaticadiensten 1,7 1,3 0,78financiële instellingen 3,7 3,5 0,95

exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening

9,0 9,3 1,03

rechts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen

8,3 7,8 0,94

wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

0,2 0,1 0,49

reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten

0,7 0,5 0,74

administratieve en ondersteunende diensten 5,2 4,3 0,83

openbaar bestuur en defensie 5,3 5,3 1,00onderwijs 6,6 7,6 1,15gezondheidszorg 5,1 5,9 1,16maatschappelijke dienst verlening 2,7 3,0 1,11kunst, amusement en recreatie 0,6 0,5 0,83

overige gemeenschaps-voorzieningen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten

1,0 1,0 1,04

particuliere huishoudens met werknemers 0,1 0,1 0,74

Totaal 100,0 100,0 –

(*) Concentratieofficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstakBron: INR, berekeningen studiedienst Huis van de economie

Toegevoegde waarde

Page 66: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

64

Tabel 16: bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs – in lopende prijzen (2012)

Arrondissementen Absolute cijfers in miljoen EUR

Provinciaal aandeel %

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR

Aalst 5.646 14,0 20.198

Dendermonde 4.106 10,2 20.985

Eeklo 1.802 4,5 21.746

Gent 18.877 46,7 35.159

Oudenaarde 3.251 8,0 26.771

Sint-Niklaas 6.752 16,7 27.968

Oost-Vlaanderen 40.435 100 27.736

Provincies Absolute cijfers in miljoen EUR

Aandeel in Vlaams Gewest

%

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR

Antwerpen 61.961 32,1 34.660

Limburg 21.247 11,0 24.958

Oost-Vlaanderen 40.435 21,0 27.736

Vlaams-Brabant 35.383 18,3 32.225

West-Vlaanderen 33.956 17,6 28.985

Vlaams Gewest 192.982 100 30.313

Bron: INR

Page 67: Sociaal-economische situatieschets editie 2014
Page 68: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

66

Zeehavens

Tabel 17: toegevoegde waarde haven van Gent (2011)

2011 2011/2010 2011

× 1 000 000 EUR

Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster

Directe effecten

Scheepsagenten en expediteurs 48,0 -6,8 1,4

Goederenbehandeling 175,6 6,6 5,2

Rederijen 12,8 -10,9 0,4

Scheepsbouw en herstelling 4,5 -13,0 0,1

Havenaanleg en baggerwerken -0,3 - 0,0

Visserij 0,0 - 0,0

Maritieme handel 3,3 7,7 0,1

Havenbedrijf 24,7 -3,1 0,7

Openbare sector 18,8 1,2 0,6

Totaal directe effecten 287,5 1,8 8,4

Totaal indirecte effecten 379,5 8,6

Totaal maritieme cluster 667,0 5,6

Niet-maritieme cluster

Directe effecten

Handel 844,9 7,0 24,8

Energiebedrijven 125,5 6,3 3,7

Brandstofproductie 38,9 -25,5 1,1

Chemische bedrijven 377,2 12,3 11,1

Automobielnijverheid 653,1 -3,7 19,2

Elektronica 64,4 -9,1 1,9

Metaalverwerkende nijverheid 510,2 -22,3 15,0

Bouw 96,3 -5,2 2,8

Voedingsnijverheid 82,3 -6,7 2,4

Andere industrieën 169,5 34,1 5,0

Totaal industrie 2.117,5 -5,0 62,2

Wegtransport 51,3 12,1 1,5

Ander vervoer 14,4 -19,2 0,4

Totaal transport 65,7 3,3 1,9

Andere logistieke diensten 87,3 20,6 2,6

Totaal directe effecten 3.115,4 -1,2 91,5

Totaal indirecte effecten 3.647,5 10,0

Totaal niet-maritieme cluster 6.762,9 4,5

Directe effecten 3.402,9 -1,0

Indirecte effecten 4.027,0 9,8

Totaal toegevoegde waarde 7.429,9 4,6

Bron: NBB

Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.

Page 69: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

67

Tabel 18: maritiem goederenverkeer haven van Gent (2013)

Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2013/2012

Landbouwproducten 1.371.198 284.365 1.655.563 -34,8%

Voedingsproducten en veevoeder 3.360.265 659.002 4.019.267 -6,5%

Vaste minerale brandstoffen 2.657.335 86.693 2.744.028 -4,8%

Petroleumproducten 1.913.191 736.615 2.649.806 0,9%

Ertsen en metaalresiduen 3.930.393 1.391.851 5.322.244 8,1%

Producten van de metaalindustrie 1.667.356 1.361.267 3.028.623 -0,8%

Ruwe mineralen en bouwmaterialen 1.974.454 140.762 2.115.216 22,1%

Meststoffen 781.454 750.935 1.532.389 20,7%

Chemische producten 198.994 74.970 273.964 -40,3%

Overige goederen 1.232.305 1.382.409 2.614.714 3,7%

Totaal maritiem goederenverkeer 19.086.945 6.868.869 25.955.814 -1,3%

Bron: Havenbedrijf Gent agh

Tabel 19: binnenvaart haven van Gent (2013)

Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2013/2012

Landbouwproducten 615.210 562.177 1.177.387 -18,3%

Voedingsproducten en veevoeder 1.172.478 1.987.711 3.160.189 17,0%

Vaste minerale brandstoffen 1.634.837 745.448 2.380.285 -22,3%

Petroleumproducten 2.197.908 1.367.114 3.565.022 -12,7%

Ertsen en metaalresiduen 4.067.850 623.492 4.691.342 1,9%

Producten van de metaalindustrie 163.057 913.613 1.076.670 0,1%

Ruwe mineralen en bouwmaterialen 2.740.778 1.124.743 3.865.521 0,4%

Meststoffen 1.006.339 460.883 1.467.222 4,7%

Chemische producten 489.771 175.304 665.075 -7,9%

Overige goederen 112.705 66.972 179.677 -13,3%

Totaal maritiem goederenverkeer 14.200.933 8.027.457 22.228.390 -4,0%

Bron: Havenbedrijf Gent agh

Page 70: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

68

Tabel 20: werkgelegenheid haven van Gent (2011)

2011 2011/2010 2011

Absolute cijfers Procentuele evolutie Aandeel

Maritieme cluster

Directe werkgelegenheid

Scheepsagenten en expediteurs 577 3,4 2,2

Goederenbehandeling 1.772 5,8 6,7

Rederijen 67 -21,4 0,3

Scheepsbouw en herstelling 70 -11,8 0,3

Havenaanleg en baggerwerken 0 - 0,0

Visserij 0 - 0,0

Maritieme handel 28 -9,8 0,1

Havenbedrijf 156 -2,2 0,6

Openbare sector 252 2,9 0,9

Totaal directe werkgelegenheid 2.922 3,1 11,1

Totaal indirecte werkgelegenheid 3.819 3,5

Totaal maritieme cluster 6.741 0,1

Niet-maritieme cluster

Directe werkgelegenheid

Handel 2.253 1,0 8,5

Energiebedrijven 274 -3,7 1,0

Brandstofproductie 92 2,0 0,3

Chemische bedrijven 1.997 2,2 7,5

Automobielnijverheid 8.283 6,8 31,1

Elektronica 613 -0,1 2,3

Metaalverwerkende nijverheid 5.578 20,9

Bouw 1.154 -9,1 4,3

Voedingsnijverheid 581 -3,2 2,2

Andere industrieën 1.002 0,9 3,8

Totaal industrie 19.574 2,0 73,5

Wegtransport 623 1,1 2,3

Ander vervoer 232 -21,2 0,9

Totaal transport 855 -6,1 3,2

Andere logistieke diensten 1.034 24,7 3,9

Totaal directe werkgelegenheid 23.716 2,4

Totaal indirecte werkgelegenheid 34.897 1,9

Totaal niet-maritieme cluster 58.613 2,1

Directe werkgelegenheid 26.638 2,5

Indirecte werkgelegenheid 38.716 2,1

Totale werkgelegenheid 65.354 2,2

Bron: NBB

Page 71: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

69

Tabel 21: investeringen haven van Gent (2011)

2011 2011/2010 2011

× 1 000 000 EUR Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster

Scheepsagenten en expediteurs 6,0 -41,9 1,4

Goederenbehandeling 23,8 -20,0 5,4

Rederijen 5,8 -35,1 1,3

Scheepsbouw en herstelling 0,8 -76,1 0,2

Havenaanleg en baggerwerken 0,5 - 0,1

Visserij 0,0 - 0,0

Maritieme handel 0,0 - 0,0

Havenbedrijf 9,9 -35,0 2,3

Openbare sector 9,6 -14,5 2,2

Totaal maritieme cluster 56,4 -28,5 12,9

Niet-maritieme cluster

Handel 36,3 -12,6 8,3

Energiebedrijven 37,3 -67,7 8,5

Brandstofproductie 4,2 7,3 1,0

Chemische bedrijven 52,6 50,0 12,0

Automobielnijverheid 86,7 61,3 19,8

Elektronica 4,2 -19,0 0,9

Metaalverwerkende nijverheid 63,6 7,7 14,5

Bouw 32,2 70,0 7,3

Voedingsnijverheid 15,0 25,0 3,4

Andere industrieën 14,5 -73,6 3,3

Totaal industrie 310,3 -13,4 70,7

Wegtransport 4,6 5,8 1,1

Ander vervoer 11,4 99,2 2,6

Totaal transport 16,0 70,5 3,7

Andere logistieke diensten 20,0 15,5 4,6

Totaal niet-maritieme cluster 382,6 -10,3 87,3

Totale investeringen 439,0 -13,1 100,0

Bron: NBB

Page 72: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

70

Tabel 22: maritiem goederenverkeer en scheepvaartbewegingen Waaslandhaven (2012)

Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2012/2011

Chemicaliën en gassen 2.858.663 1.142.539 4.001.202 -3%

Ertsen, zand en grind 915.572 55.321 970.893 -6%

Metaalproducten 1.122.632 823.040 1.945.672 -24%

Hout 158.645 3.804 162.449 16%

Houtcellulose 98.604 0 98.604 -22%

Papier 706.741 942 707.683 20%

Rollend materieel 878.356 2.230.838 3.109.194 5%

Containers 8.998.880 15.178.825 24.177.705 4%

Diverse goederen 495.458 1.337.778 1.833.236 -2%

Totaal maritiem goederenverkeer 16.233.551 20.773.087 37.006.638 1%

Scheepvaartbewegingen Totaal (in ton) 2012/2011

Vrasenedok - - 6.609.766 -7%

Verrebroekdok - - 4.897.139 2%

Scheldesteigers - - 486.544 -34%

Zuidelijk Insteekdok - - 2.490.479 -3%

Deurganckdok - - 21.186.604 5%

Andere dokken - - 1.336.106 18%

Totaal scheepvaartbewegingen - - 37.006.638 1%

Bron: Gemeentelijk Havenbedrijf Antwerpen

Tabel 23: evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (2000-2012)

2000 2005 2012

Grondgebied Beveren 5.685 7.995 9.412

Grondgebied Zwijndrecht 3.282 3.895 5.465

Totaal 8.967 11.890 14.877

Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever

Page 73: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

71

Bedrijventerreinen per gemeente

Tabel 24: invulling van de bedrijventerreinen buiten de havengebieden (01.01.2014) (ha)

GemeenteInfra-

structuurBebouwd Onbebouwd Totaal

Bezet Leeg stand In (her) ontwik-keling

Totaal Actiefaanbod

Andere (*)

Totaal

Econo-mische functie

Af-wijkende functie

Aalst 48,2 267,8 29,6 29,3 0,0 326,6 13,9 137,8 151,6 526,4 Aalter 35,9 147,8 12,5 6,6 0,0 166,9 23,8 14,0 37,8 240,5 Assenede 5,1 27,1 1,4 0,9 0,0 29,4 3,7 4,1 7,8 42,3 Berlare 0,4 10,8 2,0 1,4 0,0 14,2 0,0 8,3 8,3 22,9 Beveren 67,9 134,6 10,4 7,7 0,0 152,7 5,8 48,9 54,7 275,3 Brakel 1,5 24,8 2,1 0,2 0,0 27,1 1,2 10,1 11,3 39,9 Buggenhout 2,6 55,6 3,7 4,6 0,0 64,0 1,9 11,2 13,1 79,7 De Pinte 0,4 0,7 0,9 0,9 0,0 2,6 0,0 9,3 9,3 12,2 Deinze 39,3 121,5 29,0 4,9 0,0 155,4 0,6 32,5 33,1 227,7 Denderleeuw 9,7 18,1 2,5 1,5 0,0 22,1 0,0 6,5 6,5 38,3 Dendermonde 35,3 244,6 26,0 14,4 0,0 285,0 0,0 62,7 62,7 382,9 Destelbergen 6,4 24,6 2,3 6,4 0,0 33,3 0,0 5,4 5,4 45,1 Eeklo 25,9 135,8 16,5 10,9 0,0 163,2 0,0 29,5 29,5 218,5 Erpe-Mere 9,5 64,9 5,4 1,1 0,0 71,4 0,3 9,9 10,2 91,2 Evergem 71,0 123,7 7,6 9,9 0,0 141,2 59,3 53,0 112,3 324,4 Gavere 7,9 40,8 8,3 3,1 0,0 52,2 1,1 16,3 17,3 77,5 Gent 194,4 529,4 122,8 37,4 9,5 699,1 15,9 223,2 239,1 1.132,7 Geraardsbergen 17,5 106,4 7,6 6,6 0,0 120,6 1,6 26,2 27,9 166,0 Haaltert 0,6 17,2 3,0 2,5 0,0 22,7 0,0 9,8 9,8 33,1 Hamme 6,5 93,3 6,7 9,1 0,0 109,2 0,6 9,3 9,9 125,6 Herzele 1,1 13,7 1,2 0,6 0,0 15,4 1,0 7,7 8,6 25,2 Horebeke 0,1 3,1 0,5 0,5 0,0 4,0 0,0 0,6 0,6 4,7 Kaprijke 0,3 8,8 0,2 0,0 0,0 9,0 0,0 5,2 5,2 14,5 Kluisbergen 19,9 36,7 46,2 2,1 0,0 85,0 3,1 50,2 53,2 158,1 Knesselare 0,2 18,1 0,3 0,1 0,0 18,5 0,0 8,0 8,0 26,7 Kruibeke 8,2 60,4 7,5 6,2 0,0 74,1 0,0 61,5 61,5 143,7 Kruishoutem 13,2 166,8 17,2 4,6 0,0 188,7 0,0 44,0 44,0 245,8 Laarne 5,5 29,8 1,9 0,3 0,0 31,9 4,2 1,1 5,4 42,8 Lebbeke 3,6 50,7 9,0 2,9 0,0 62,7 0,0 10,4 10,4 76,7 Lede 1,0 13,4 3,4 1,0 0,0 17,8 0,9 11,0 11,9 30,7 Lierde 1,7 4,6 2,0 0,6 0,0 7,1 0,0 4,5 4,5 13,3 Lochristi 3,3 64,5 7,4 2,9 0,0 74,7 0,0 12,6 12,6 90,7 Lokeren 90,0 259,2 16,3 17,6 0,0 293,1 3,8 26,5 30,3 413,4 Lovendegem 0,0 16,6 1,3 1,3 0,0 19,2 0,1 2,8 2,9 22,2 Maarkedal 0,2 2,3 1,2 0,0 0,0 3,5 0,0 0,4 0,4 4,2 Maldegem 17,4 115,6 12,4 4,6 0,0 132,7 0,0 65,1 65,1 215,1 Melle 13,2 32,8 9,4 0,0 0,0 42,2 0,0 8,3 8,3 63,6 Merelbeke 9,2 36,3 10,2 1,3 0,0 47,8 2,0 8,8 10,8 67,8 Moerbeke 0,8 0,5 5,9 0,1 0,0 6,5 0,0 13,1 13,1 20,4 Nazareth 18,9 149,6 4,0 4,7 0,0 158,3 1,4 13,0 14,4 191,6 Nevele 1,7 19,0 0,3 0,3 0,0 19,6 0,0 0,6 0,6 22,0 Ninove 20,8 122,5 12,5 9,0 0,0 144,0 7,5 11,9 19,4 184,2 Oosterzele 1,5 11,1 1,0 1,0 0,0 13,1 0,0 1,2 1,2 15,8 Oudenaarde 37,0 228,4 17,5 9,5 0,0 255,5 4,7 45,7 50,4 343,0 Ronse 20,4 137,1 8,9 7,2 0,0 153,2 2,6 11,0 13,6 187,1 Sint-Gillis-Waas 2,6 45,5 5,0 11,0 0,0 61,5 0,0 23,3 23,3 87,4 Sint-Laureins 0,0 9,3 1,0 1,9 0,0 12,2 0,0 5,8 5,8 18,0 Sint-Lievens-Houtem 0,1 25,3 0,5 0,5 0,0 26,3 0,0 8,9 8,9 35,3 Sint-Martens-Latem 0,3 9,0 0,3 0,5 0,0 9,9 0,0 0,4 0,4 10,6 Sint-Niklaas 83,1 378,6 27,4 21,9 0,0 427,9 1,6 123,4 125,0 636,0 Stekene 3,8 35,9 0,9 5,1 0,0 41,9 1,0 12,6 13,6 59,3 Temse 46,3 220,9 15,3 15,2 0,3 251,7 4,3 29,9 34,2 332,3 Waarschoot 1,8 25,6 3,1 3,0 1,2 32,9 0,0 7,4 7,4 42,1 Waasmunster 3,1 19,5 3,2 1,1 0,0 23,7 0,0 5,6 5,6 32,4 Wachtebeke 0,7 10,7 0,0 0,0 0,0 10,7 0,0 0,4 0,4 11,9 Wetteren 26,8 150,4 12,7 8,2 0,0 171,4 4,3 16,2 20,5 218,7 Wichelen 2,0 19,2 2,4 0,8 0,0 22,4 0,0 1,7 1,7 26,1 Wortegem-Petegem 3,5 28,7 0,8 0,5 0,0 29,9 0,0 5,1 5,1 38,6 Zele 21,7 128,1 11,2 3,2 0,0 142,6 0,0 43,3 43,3 207,6 Zelzate 3,8 26,0 1,8 3,8 0,0 31,6 0,0 2,0 2,0 37,4 Zingem 1,3 19,0 0,1 0,4 0,0 19,4 0,0 3,1 3,1 23,8 Zomergem 3,2 17,6 5,4 3,4 0,0 26,5 0,6 3,8 4,4 34,1 Zottegem 7,7 67,4 13,3 6,8 0,0 87,5 2,9 31,1 33,9 129,1 Zulte 6,3 35,9 5,4 6,8 0,0 48,0 1,7 8,0 9,6 64,0 Zwalm 0,1 2,5 0,4 1,5 0,0 4,3 0,0 0,7 0,7 5,2

TOTAAL 1.093,7 5.066,0 607,8 333,7 11,1 6.018,6 177,5 1.485,4 1.662,8 8.775,2

(*) Andere = onder meer reservegrond bedrijf; in ontwikkeling; tijdelijk niet realiseerbaar

Bron: Agentschap Ondernemen, bewerking Studiedienst Huis van de economie

Page 74: Sociaal-economische situatieschets editie 2014

2014

Sociaal-economische situatieschets

van Oost-Vlaanderen

Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Genttel. 09 267 82 15 | fax 09 267 82 97