Sociaal economische situatieschets 2016

73
2016 Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen

description

In deze editie van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen besteden we aandacht aan twee heel specifieke sectoren, met name de sierteelt en de sociale economie. We belichten de sierteelt naar aanleiding van de Floraliën, de hoogmis van de bloemen- en plantentelers in Vlaanderen. De sociale economie wordt nader bekeken omdat de Provincie een specifiek beleid voor de sector ontwikkelt. Beide capita selecta geven een intrigerende kijk op activiteiten die vaak onderbelicht blijven in traditionele economische analyses.

Transcript of Sociaal economische situatieschets 2016

Page 1: Sociaal economische situatieschets 2016

2016

Sociaal-economische situatieschets

van Oost-Vlaanderen

Page 2: Sociaal economische situatieschets 2016

Colofon

De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2016) is een uitgave van de economische studiedienst van de provincie Oost-Vlaanderen.

PAC Het ZuidWoodrow Wilsonplein 29000 Gent

Provinciale Dienst Economie, Europese en Internationale samenwerkingtel. +32 9 267 86 [email protected]

Provinciale Ontwikkelingsmaatschappijtel. +32 9 267 86 [email protected]

Economische Raad voor Oost-Vlaanderentel. +32 9 267 86 [email protected]

Redactie + dataverzameling en -verwerkingPascal de MeyerKarin Dossche Kathy GillisJos Saerens

SecretariaatSabina De Roeck

Ontwerp cover en binnenwerkKarakters, GentCoverbeeld : © VIB

Verantwoordelijke uitgeverGeert Versnick, gedeputeerdep/a Gouvernementstraat 19000 Gent

Wettelijk depotnummerD/2016/5139/6

Gedrukt op gerecycleerd papier (750 ex.)

Inhoudsopgave

Voorwoord� 1

Deel 1 : Oost-Vlaanderen in de kijker

De conjunctuurindicatoren in 2015-2016 5De sierteelt in Oost-Vlaanderen 21Sociale economie 33

Deel 2 : Oost-Vlaanderen doorgelicht

Overzichtskaart gemeenten 42Overzichtstabel gemeenten 43 per arrondissement

Bevolking 44Inkomen 48Werkgelegenheid 50Ondernemingsweefsel 54Werkloosheid 57Onderwijs 60Toegevoegde waarde 63Zeehavens 66

Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.

Page 3: Sociaal economische situatieschets 2016

1

Voorwoord

Jozef�Dauwegedeputeerde bevoegd voor middenstand

Geert�Versnickgedeputeerde bevoegd voor economie

In deze editie van de Sociaal-economische situatie-schets van Oost-Vlaanderen besteden we aandacht aan twee heel specifieke sectoren, met name de sierteelt en de sociale economie. We belichten de sierteelt naar aanleiding van de Floraliën, de hoogmis van de bloemen- en plantentelers in Vlaanderen. De sociale economie wordt nader bekeken omdat de Provincie een specifiek beleid voor de sector ontwikkelt. Beide capita selecta geven een intrigerende kijk op activiteiten die vaak onderbelicht blijven in traditionele economi-sche analyses.

‘Ondernemen is weer hip’ was recent de voor-paginakop in een van de Vlaamse kwaliteits-kranten. Het aantal Belgen dat een nieuwe zaak startte, is het hoogste cijfer in 10 jaar. Ook in onze provincie tekenen we recordcijfers op. Niet minder dan 11.000 ondernemingen werden er opgericht in 2015. Dat zijn er een kwart meer dan in 2005. Op dit vlak liggen de crisisjaren duidelijk achter ons. Het beleid van de federale en Vlaamse regeringen, die het bevorderen van het ondernemer schap hoog in het vaandel voeren, werpt duidelijk vruchten af. Ook de Provincie draagt haar steentje bij, onder meer via de onder-steuning van het sociaal-economisch middenveld en de activiteiten van de Economische Raad voor Oost-Vlaanderen.

De verbeterende economische omstandigheden zorgen natuurlijk ook voor een boost van het aantal starters. Mooi voorbeeld is de nieuwe indicator van de Nationale Bank van België omtrent de perceptie van de kredietbelemmering. Daaruit blijkt dat bedrijven soepeler toegang krijgen tot krediet, wat er op wijst dat onze banken vertrouwen hebben in hun afbetalingscapaciteit, en dus in de bedrijfseconomische toekomst van de ondernemingen.

De verwachte groei van het Belgische bruto binnen-lands product bedraagt 1,5%, weliswaar geen hoog cijfer maar toch voldoende om het economisch potentieel op peil te houden. De werkloosheid zal naar verwachting dalen met 3%, terwijl de werk-gelegenheid zal stijgen met zowat 1% hetgeen resulteert in een positieve arbeidsmarkt evolutie van 4%.

Page 4: Sociaal economische situatieschets 2016
Page 5: Sociaal economische situatieschets 2016

Oost-Vlaanderen in de kijker

deel 1

Page 6: Sociaal economische situatieschets 2016
Page 7: Sociaal economische situatieschets 2016

Titel

5

Analyse van de conjunctuur en enkele sleutelindicatoren in Oost-Vlaanderen in 2015De voorbije periode werd gekenmerkt door een aantal ingrijpende gebeurtenissen voor de evolutie van de conjunctuurontwikkelingen: de kwantitatieve monetaire versoepeling van de ECB om de inflatie, de investeringen en het verbruik te bevorderen, de depreciatie van de euro (tegenover de dollar), de forse daling van de olieprijzen en de beleidsmaatregelen van de Europese Commissie. De kwantitatieve versoepeling van de ECB heeft de rente verlaagd. Dat moest leiden tot lagere kredietkosten en bijgevolg verbruik en investeringen bevorderen. De daling van de euro, vooral dan tegenover de dollar, versterkt de Europese slagkracht inzake export, wat de groei in Europa mee moet aanzwengelen. De daling van de olieprijzen maakt enerzijds een kostenvermindering voor de ondernemingen mogelijk en geeft anderzijds de huishoudens bijkomende budgetruimte, dit laatste heeft een gunstige weerslag op het particulier verbruik. In zijn middellange vooruitzichten maant het Federaal Planbureau aan tot enige voorzichtigheid: historisch werden forse dalingen van de olieprijzen vaak gevolgd door sterke toenames.

De conjunctuur-indicatoren in 2015-2016

Tabel A.1: Groei bbp

Veranderingspercentage tov vorige jaar in kettingeuro’s (referentiejaar 2013)

Periode 2011 2012 2013 2014 2015

Rekening

Totale economie 1,8 0,2 0 1,3 1,4

Bruto toegevoegde waarde per bedrijfstak aan basisprijzen

Landbouw en bosbouw en visserij

0,8 -0,8 -11,7 1,8 -0,4

Nijverheid en energie 1,4 -1,5 0,9 1,7 0,8

Bouwnijverheid 6 0,8 -1,5 3,3 1,9

Diensten 2 0,4 0 1,1 1,5

Totale economie 1,8 0,2 0 1,3 1,4

Bestedingscategoriën Consumptieve particuliere bestedingen 0,3 0,6 0,9 0,4 1,3

Consumptieve bestedingen van de overheid 1,3 1,5 -0,1 0,6 0,3

Bruto investeringen in vast kapitaal 4,2 0,2 -1,7 7 2

Bruto investeringen in vast kapitaal

Bruto investeringen van de ondernemingen, zelfstandigen en IZW's

6,5 0 -0,5 8 2,2

Bruto investeringen in woongebouwen

-2,5 -0,1 -4,1 5,7 -0,1

Bruto investeringen van de overheid

5,9 2,1 -3,7 4 5,4

Uitvoer van goederen en diensten 6,7 1,8 1,6 5,4 3,4

Invoer van goederen en diensten 7,3 1,4 0,8 5,9 3,8

Bron: NBB

Page 8: Sociaal economische situatieschets 2016

6

0,3 procentpunt belopende bijdrage aan de groei. De werkgelegenheid nam in 2015 met gemiddeld 37.800 personen toe, terwijl ze in 2014 met ongeveer 15.600 eenheden was gestegen.Omdat de traditionele gedetailleerde reeksen over bruto binnenlands product, bruto toegevoegde waarde, investeringen, export en dergelijke op dit moment nog niet beschikbaar zijn voor 2015 wordt hier in eerste instantie gebruik gemaakt van conjunctuurenquêtes langs de aanbodzijde (producentenvertrouwen) en vraagzijde (consumentenvertrouwen).De conjunctuurindicator langs de aanbodzijde is de conjunctuurenquête van de Nationale Bankvan België (NBB) die gebaseerd is op een maan-delijkse enquête bij meer dan 5.000 bedrijfs-leiders over België en het producentenvertrouwen meet. Een negatief cijfer wil zeggen dat het aantalpessimistische ondernemers groter is dan het aantal optimistische, en omgekeerd. Aangezien er een systematische pessimistische vertekening is, is de evolutie van de indicator belangrijker dan de precieze stand. De conjunctuurindicator van de NBB wordt een maand na de enquête bekend-gemaakt. Het is een licht voorlopende indicator – maximaal drie maanden – die het vertrouwen van de ondernemers weergeeft. Het meest wordt de synthetische conjunctuurindicator gevolgd, die de evolutie en verwachte evolutie van de productie, bestellingen, werkgelegenheid, voorraden en prijzen van de hele economie weerspiegelt. Daarnaast berekent de NBB ook een afgevlakte indicator die de fundamentele economische tendens weergeeft.Voorts berekent de NBB ook deelindicatoren voor de verwerkende nijverheid, handel en bouwnijverheid en de dienstverlening aan bedrijven. De gezamen-lijke conjunctuurcurve is een synthese van de vier genoemde deelindicatoren.

De daling van de olieprijzen sleurt in haar kielzog ook andere grondstoffenprijzen naar beneden, wat groeivertragend uitpakt voor de grondstof-producerende landen.

In België heeft het economisch herstel zich tijdens de eerste helft van 2015 in een gematigd tempo doorgezet. Vanaf de zomer is het enigszins verzwakt als gevolg van de verslechtering van het vertrouwen.

Het bbp naar volume nam in 2015, na een stijging met 1,3% in 2014, verder toe: over het jaar als geheel kwam de stijging op 1,4% uit. Volgens de voorspellingen zou de bbp-groei 1,3% in 2016 en 1,6% bedragen in 2017. In de periode 2015 – 2017 zouden (in gecumuleerde termen) zowat 114.000 extra banen worden gecreëerd.

Tabel A.1 geeft een analyse weer van de samen-stellende delen van de groei van het bbp en van de bestedingscategorieën.

In de diensten nam de toegevoegde waarde met 1,5% toe, na een stijging met 1,1% in 2014. In de industrie vertraagde het groeitempo van 1,7% in 2014 tot 0,8% in 2015. Ook in de bouwnijverheid werd een achteruitgang opgetekend: een stijging met 1,9% in 2015, tegenover 3,3% het jaar voor-dien. De geringe toename in die laatste bedrijfs-tak was vooral toe te schrijven aan de stijging in het derde en het vierde kwartaal van 2015. Toen nam de toegevoegde waarde met respectievelijk 3,0% en 3,3% toe in vergelijking met de overeen-stemmende kwartalen van het voorgaande jaar.

Wat de binnenlandse bestedingen betreft stegen de bruto-investeringen in vaste activa in 2015 met 2,0%. Voornamelijk de investeringen van de ondernemingen, die met 2,2% toenamen, droegen bij aan die groei. De overheidsinvesteringen stegen met 5,4%, terwijl de investeringen van de huishoudens in woongebouwen licht daalden, namelijk met 0,1%. De consumptieve bestedingen van de huishoudens hadden in 2015 een positieve invloed op de economische bedrijvigheid aangezien ze met 1,3% toenamen, wat sneller was dan in 2014 (+0,4%). Ook de overheidsconsumptie liet in 2015 een stijging optekenen (+0,3%). Door deze positieve groeicijfers steeg de binnenlandse vraag (zonder de voorraden) met 1,2%.Over het hele jaar 2015 viel de stijging van het uitvoervolume (3,4%) geringer uit dan die van de invoer (3,8%). Bijgevolg leverde de netto- uitvoer van goederen en diensten een negatieve

Page 9: Sociaal economische situatieschets 2016

7

de textielnijverheid, de ijzer- en staalnijverheid en meer gematigd in de technologische nijverheid, de papier- en kartonnijverheid evenals in de grafische nijverheid. Het ondernemersvertrouwen verstevigde daarentegen in de plastieknijverheid, de chemische nijverheid en de houtverwerkende nijverheid, respectievelijk voor de derde, de vierde en de vijfde maand op rij. In de voedingsnijverheid ten slotte was de verbetering zeer bescheiden.Ondanks het aarzelend verloop opgetekend de afgelopen maanden in de verwerkende nijverheid, maken de resultaten van de driemaandelijkse enquête met betrekking tot het productievermogen gewag van een lichte stijging van de bezettings graad.Seizoengezuiverd bedroeg de bezettingsgraad van het productievermogen in de verwerkende nijverheid aldus 79,5% in januari, tegenover 78,7% in oktober 2015.

Bovenstaande figuur A.1 geeft de synthetische deelconjunctuurcurves weer voor Oost-Vlaanderen in januari 2016.

Verwerkende nijverheidHet bedrijfsklimaat in de verwerkende nijverheid verslechterde in januari 2016.De bedrijfsleiders blijven aarzelingen vertonen door de ene maand van meer optimisme te getuigen, de andere maand van meer pessimisme. Nadat ze zich aldus de maand voordien nog positiever hadden uitgelaten over alle vier de componenten van de indicator, hebben ze hun visie in januari neerwaarts bijgesteld. Het betreft vooral de beoordeling van de huidige situatie, zijnde voorraad-peil en orderboekje.Het vertrouwen verzwakte vooral in de productie van halffabricaten, waarmee de forse vooruitgang van vorige maand grotendeels teniet werd gedaan. De achteruitgang was zeer uitgesproken in de non-ferronijverheid. De conjunctuur verzwakte voorts ook in de productie van bouwmaterialen,

Figuur A.1 : Conjunctuurcurves Oost-Vlaanderen

NBB - CONJUNCTUURONDERZOEKINGEN JANUARI 2016

¹ De regionale synthetische curven worden volgens eenzelfde methode berekend als de nationale synthetische curven.

De basis wordt gevormd door de individuele antwoorden van de ondernemingen die in deze regio gevestigd zijn, maar ze worden

ongewogen in de berekeningen opgenomen.

² De conjunctuurbarometer is een synthese van de conjunctuurcurven van de verwerkende nijverheid, de ruwbouw, de handel en de

dienstverlening aan bedrijven.

Vertrouwelijk

Seizoengezuiverde en afgevlakte reeks Seizoengezuiverde brutoreeks G_MROVLN

HANDEL

DIENSTVERLENING AAN BEDRIJVEN

PROVINCIALE SYNTHETISCHE CONJUNCTUURCURVEN ¹

OOST-VLAANDEREN

GEZAMENLIJKE SYNTHETISCHE CURVE ²

VERWERKENDE NIJVERHEID

BOUWNIJVERHEID

-16

-14

-12

-10

-8

-6

-4

-2

0

2011 2012 2013 2014 2015 2016

RS975P41

-10

-8

-6

-4

-2

0

2

4

6

8

10

12

2011 2012 2013 2014 2015 2016

RS296P41

-30

-25

-20

-15

-10

-5

0

5

10

2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

CSP41

-20

-15

-10

-5

0

5

10

15

2011 2012 2013 2014 2015 2016

RS707P41

-35

-30

-25

-20

-15

-10

-5

0

2011 2012 2013 2014 2015 2016

RS916P41

Bron: NBB

Page 10: Sociaal economische situatieschets 2016

8

sterke vooruitgang werd opgetekend. In de sector van de woongebouwen is het vertrouwen vrijwel gestabiliseerd nadat de indicator tijdens de vier voorgaande maanden gestaag gestegen was tot zijn hoogste peil sinds februari 2011.

Perceptie van de kredietbelemmeringSedert februari 2014 publiceert de Nationale Bank van België (NBB) een nieuwe indicator in het kader van de driemaandelijkse enquête naar de kredietvoorwaarden die ze houdt bij de ondernemingen. Deze nieuwe indicator inzake de “perceptie van de kredietbelemmering” geeft het percentage ongunstige interpretaties van de huidige kredietvoorwaarden door de ondernemingen weer. De nieuwe indicator is gemakkelijk te interpreteren, want een stijging ervan impliceert dat de ondernemingen oordelen dat de kredietvoorwaarden zijn verstrakt, en omgekeerd. De indicator inzake de perceptie van de kredietbelemmering opgesteld door de NBB is, op driemaandelijkse basis, beschikbaar sinds januari 2009. Figuur A.2 toont de gunstige evolutie.

Uit de in januari 2016 gehouden kwartaalenquête naar de beoordeling van de kredietvoorwaarden door de ondernemingen blijkt dat de algemene voorwaarden voor de toegang tot bankkrediet andermaal zijn versoepeld. De gezamenlijke indicator betreffende de perceptie van krediet-belemmering is gedaald van 9,8% in oktober tot 8,8% in januari. Uit de resultaten naar bedrijfstak blijkt dat de kredietvoorwaarden tegenover de vorige enquête in alle sectoren als minder belem-merend werden beschouwd. De versoepeling was het meest uitgesproken in de bouwnijverheid (van 13,0% naar 11,3%) en in de diensten aan bedrijven (van 12,4% naar 10,8%). In de verwer-kende nijverheid, waar een lichtere verbetering werd opgetekend (van 6,5% naar 6,2%), is de indicator gedaald tot zijn laagste waarde ooit.

Langs de vraagzijde wordt de economie gemeten via het consumentenvertrouwen. De index van het consumentenvertrouwen is een instrument waarmee men de particuliere consumptie probeert te voorspellen aan de hand van enquêtes. De vragen uit de enquête van de Europese Commissie zijn onderverdeeld in vijf categorieën: (1) de financiële situatie van huishoudens; (2) vooruitzichten voor de financiële situatie van de huishoudens; (3) de huidige algemene economische situatie; (4) vooruitzichten voor de algemene economische situatie; (5) de wenselijkheid om duurzame aan-kopen te doen. De vragen slaan op een periode van één jaar.

Dienstverlening aan bedrijvenIn de dienstverlening aan bedrijven is het ondernemersvertrouwen, na drie opeenvolgende verbeteringen, in januari verslechterd. Het activiteits-verloop werd in vergelijking met voorgaande maand door de bedrijfsleiders als minder gunstig geper-cipieerd. Daarnaast werden de marktvraag-vooruitzichten nog meer uitgesproken neerwaarts herzien. Voor wat betreft de eigen activiteit verwachten de ondernemingen voor de volgende drie maanden echter geen wijzigingen.Op sectoraal vlak werd voor verhuurdiensten een derde – en zeer uitgesproken – teruggang op rij genoteerd. Voor vervoer en aanverwante activiteiten en in lichte mate voor overige zakelijke dienstver-lening verzwakte het bedrijfsklimaat eveneens, en dit na drie achtereenvolgende maanden van vooruitgang. Voor informatica diensten ten slotte kwam, na een daling vorige maand, een bedui-dende heropleving tot uiting.

HandelIn de handel werd in de afgelopen maanden een volatiel verloop waargenomen met afwisselend periodes van toenemend en afnemend optimisme. Zo werd in januari opnieuw een daling genoteerd nadat in december een nog merkelijk herstel was opgetekend. Globaal wordt voor de volgende drie maanden een sterke afname van de vraag verwacht en de handelaars voorzien een inkrimping van de bestellingen bij hun leveranciers. De werk-gelegenheidsvooruitzichten blijven evenwel relatief positief.Op sectoraal vlak is het handelsklimaat aanzien-lijk verslechterd in de distributie van personen-wagens, de handel in elektrische en elektronische toestellen en ook, zij het in beperkte mate, in de handel in schoenen. Daartegenover boekte de meubelhandel een fors herstel en gingen daarnaast ook de handel in voedingsmiddelen en de handel in textielartikelen er in geringe mate op vooruit.

BouwIn de bouwnijverheid is het ondernemersvertrouwen in versneld tempo verder verbeterd. Het aantal nieuwe opdrachten is in sterke mate blijven toe-nemen waardoor de aannemers hun gezamenlijke orderbestand nog ietwat gunstiger beoordeelden dan een maand geleden. De activiteit won aan vaart, wat gepaard ging met een hogere benutting van het beschikbare materieel. Voor de komende drie maanden wordt voorts een beduidende toe-name van de vraag in het vooruitzicht gesteld.De opleving van het ondernemersklimaat in de bouw is volledig toe te schrijven aan de sector van de niet-woongebouwen, waar een uitzonder lijk

Page 11: Sociaal economische situatieschets 2016

9

Het consumentenvertrouwen (figuur A.3) blijft licht afnemen in maart 2016. De indicator van het consumenten vertrouwen is in februari opnieuw enigszins gedaald. Vooral de vooruitzichten inzake de algemene economische situatie in België zijn verslechterd. De vrees voor een stijging van de werkloosheid in de volgende twaalf maanden is eveneens licht toegenomen, maar de waarde van die indicator blijft op een historisch laag peil. In verband met hun persoonlijke situatie hebben de gezinnen hun verwachtingen

Figuur A.2 : Perceptie van de kredietbelemmering

Bronnen: NBB - Conjunctuuronderzoekingen - Nationale Rekeningen, Europese Commissie, DG-ECFIN

Vooruitzichten werkgelegenheid per sector

Ondernemersvertrouwen - handel

II. CONSUMENTEN

JANUARI 2016

Ondernemersvertrouwen - bouwnijverheid

Vooruitzichten opdrachten bij de architecten

Sectoren bouwnijverheid

Perceptie van de kredietbelemmering - gezamenlijke indicator

KERNCIJFERS VAN DE BELGISCHE CONJUNCTUUR

Consumentenvertrouwen Consumentenvertrouwen en private consumptie

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016-40

-30

-20

-10

0

10

20

Indicator consumentenvertrouwen - België

Consumer confidence indicator - eurozone

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Synthetische curve handel - België

Retail trade confidence indicator - eurozone

afgevlakte gegevens brutogegevens

-50

-40

-30

-20

-10

0

10

20

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Synthetische curve gezamenlijke bouwnijverheid - België

Construction confidence indicator - eurozone

afgevlakte gegevens brutogegevens

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

40

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Verwerkende nijverheid Bouwnijverheid Diensten aan bedrijven

afgevlakte gegevens

brutogegevens

-25

-20

-15

-10

-5

0

5

10

15

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Burgerlijke bouwkunde Ruwbouw van gebouwen

afgevlakte gegevens brutogegevens

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

40

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Woongebouwen Niet-woongebouwen

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016-2

-1

0

1

2

3

4

-40

-30

-20

-10

0

10

20

Veranderingspercentages private consumptie in volume t.o.v. het overeenstemmendekwartaal van het voorgaande jaar (rechterschaal)Indicator consumentenvertrouwen - België

0

10

20

30

40

50

2005

20

06

2007

20

08

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Bron: NBB

Figuur A.3 : Consumentenenquête van maart 2016 (verschil % positieve antwoorden versus % negatieve antwoorden en status-quo)

1 Wat de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunsterige ontwikkeling.

Bron: NBB

Page 12: Sociaal economische situatieschets 2016

10

rekening met de prijs van tabaksproducten, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel.

De gemiddelde inflatie in België is in 2015 uit-gekomen op 0,56 procent tegenover 0,34 procent in 2014. Op jaarbasis ging ze van -0,65% januari 2015 versus januari 2014 naar 1,52% voor december 2015 versus december 2014.

De inflatie bedraagt in februari 2016 1,39%, tegenover 1,74% in januari en 1,50% in december. De inflatie op basis van de gezondheidsindex daalt deze maand eveneens en bedraagt nu 1,63% tegenover 1,80% in januari en 1,82% in december. De inflatie zonder energieproducten daalt in februari tot 1,86% tegenover 1,99% vorige maand en 1,88% in december. De kern-inflatie, die geen rekening houdt met de prijs-evolutie van de energieproducten en de onbewerkte voedingsmiddelen, bedraagt 1,85%

in februari, tegenover 1,99% in januari en 1,79% in december. Voor voeding bedraagt de inflatie 2,59% tegen-over 2,62% vorige maand en 2,46% in december. Ten opzichte van vorig jaar in februari liggen de prijzen van groenten 1,8% hoger. Voor energie blijft de inflatie negatief, ze daalt van -0,41% in januari naar -2,93% deze maand. Aardgas is 9,9% goedkoper dan vorig jaar in februari. Elektriciteit

over hun eigen financiële situatie in geringe mate neerwaarts bijgesteld. Niettemin verwachten ze dat hun spaarvermogen licht zal toenemen.

De inflatie is de monetaire waardevermindering door de loon- en prijsspiraal als gevolg van hetvoortdurend toenemen van lonen en prijzen door hun wederzijdse beïnvloeding. Een inflatie van twee of drie procent heet een normale inflatie. Als de lonen gelijk met de inflatie stijgen dan blijft de koopkracht dezelfde. De inflatie wordt gemeten aan de hand van het indexcijfer der consumptie -prijzen.Het indexcijfer van de consumptieprijzen geeft het verloop weer van het prijspeil van een goederen- en dienstenpakket dat representatief is voor de uitgaven van de gezinnen. Het indexcijfer van de consumptieprijzen - beter gekend als ‘de index’ - meet de prijsevolutie van de goederen en diensten die de gezinnen consumeren. Dit indexcijfer wordt

maandelijks bepaald aan de hand van de waarde van een ‘korf’ met de belangrijkste consumptie-goederen en diensten. Het verloop van de index-cijfers toont de evolutie van de levensduurte voor de gezinnen. Uit het indexcijfer van de consumptie-prijzen, dat rekening houdt met het prijsverloop van alle goederen en diensten, wordt nog een ander indexcijfer afgeleid, het zogenaamde gezondheidsindexcijfer. Dit cijfer houdt geen

Figuur A.4 : Inflatie (2007-2016)

1.39% 1.63%

1.82%

4.49%

-0.05%

2.19%

3.53%

2.84%

1.11%

0.34% 0.71%

-2%

-1%

0%

1%

2%

3%

4%

5%

6%

01/2

007

05/2

007

09/2

007

01/2

008

05/2

008

09/2

008

01/2

009

05/2

009

09/2

009

01/2

010

05/2

010

09/2

010

01/2

011

05/2

011

09/2

011

01/2

012

05/2

012

09/2

012

01/2

013

05/2

013

09/2

013

01/2

014

05/2

014

09/2

014

01/2

015

05/2

015

09/2

015

01/2

016

Infla

tie (%

)

Consumptieprijsindex (CPI) Gezondheidsindex Jaargemiddelde CPI

Bron: FOD Economie

Page 13: Sociaal economische situatieschets 2016

11

de FOD Economie. De vooruitzichten vanaf maart 2016 werden opgesteld door het Federaal Plan-bureau. Deze vooruitzichten houden rekening met termijnmarktnoteringen van 24 februari 2016. De olieprijs zou gemiddeld 36 dollar per vat bedra-gen in 2016 en 42 dollar per vat in 2017. De wisselkoers van de euro zou uitkomen op gemiddeld 1,11 dollar per euro in 2016 en 1,12 dollar per euro in 2017.

Op basis van deze maandvooruitzichten (figuur A.6, op de volgende bladzijde) zou de gemiddelde jaarinflatie (nationaal indexcijfer der consumptie-prijzen, NICP) in 2016 op 1,3% en in 2017 op 1,5% uitkomen, tegenover 0,56% in 2015. De groeivoet van de zgn. “gezondheidsindex”, die onder meer gebruikt wordt bij de berekening van de indexering van lonen, sociale uitkeringen en huurprijzen, zou in 2016 gemiddeld 1,5% en in 2017 1,3% bedragen, tegenover 1,05% in 2015 en 0,40% in 2014.In november 2012 werd de spilindex voor de over-heidswedden en sociale uitkeringen een laatste keer overschreden. Overeenkomstig de maand-vooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrijding van de spilindex (momenteel 101,02) door de afgevlakte gezond-heidsindex (zoals gedefinieerd in de wet van 23.04.2015 tot ver betering van de werkgelegen-heid) plaatsvinden in juli 2016. Als gevolg daar-van zouden de sociale uitkeringen in augustus 2016 en de wedden van het overheidspersoneel in september 2016 met 2% aangepast worden aan de gestegen levens duurte. De volgende spilindex (103,04) zou niet overschreden worden in 2017.

is 25,2% duurder ten opzichte van februari 2015. Voor petroleum producten is er een sterke prijsda-ling tegenover vorig jaar. Afgevlakt met een 12-maands voortschrijdend gemiddelde, is huis-brandolie 26,5% goedkoper dan een jaar geleden. Motorbrandstoffen zijn 11,1% goedkoper dan vorig jaar in februari. De inflatie voor de diensten daalt van 2,51% naar 2,30%. De inflatie voor de huur stijgt en gaat van 0,82% naar 0,90%.

Onderstaande grafiek A.5 toont de evolutie van de geharmoniseerde consumptieprijsindex van maart 2015 tot februari 2016 voor België en de Europese Unie.De geharmoniseerde consumptieprijsindex (HICP) is een maatstaf die een correcte vergelijking mogelijk maakt tussen de inflatiegraden van de lidstaten van de Europese Unie. De index wordt berekend op basis van een methodologie die geharmoniseerd is over de lidstaten heen. Tevens wordt de HICP gebruikt door de Europese Centrale Bank voor haar monetair beleid. Verder wordt de HICP gebruikt om te bepalen in hoeverre een lid-staat voldoet aan de inflatiecriteria bepaald in het Verdrag van Maastricht betreffende de Europese Unie (1992).Het maand na maand veranderingspercentage geeft 1% voor België en -0,2% voor de EU in februari 2016. Daarmee verzet België zich tegen de Europese deflatoire trend. De belangrijkste redenen zijn de belastingverhogingen van de verschillende overheden, zoals de btw-verhoging op elektriciteit, de suikertaks en de verhoging van de accijnzen op alcohol.Onderstaande inflatievooruitzichten zijn gebaseerd op observaties tot februari 2016 afkomstig van

Figuur A.5 : Geharmoniseerde consumptieprijsindex van maart 2015 tot februari 2016 voor België en de Europese Unie

Bron: Eurostat (download data)

Page 14: Sociaal economische situatieschets 2016

12

Falingen, stopzettingen en oprichtingenVoor het volledige jaar 2015 waren er in België 10.605 faillissementen. Dat zijn er 684 minder dan in 2014 (-6,05%).De daling zet zich ook door in alle sectoren. Nadat in 2014 de bouwsector voor het eerst meer faillissementen telde dan die van de horeca, zien we in 2015 opnieuw een omgekeerde beweging. In 2015 kenden we dus voor het tweede jaar op rij een, zij het beperkte, daling van het aantal faillis-sementen. Die was begin 2014 al ingezet binnen het Vlaamse Gewest en bestendigde zich in 2015 (-5,85%). Ze zette zich naderhand door in zowel Brussel (voor 2015 -2,03%) en Wallonië (voor 2015 -9,27%). Op provinciaal niveau noteren we voor 2015 een daling in alle provincies behalve Limburg, waar net iets meer (+8) faillissementen werden uitgesproken dan in 2014. Binnen de provincie West-Vlaanderen noteren we met -16,21% de scherpste daling, gevolgd door de provincie Antwerpen waar we een daling noteren met -6,58%. In Vlaams-Brabant noteren we een daling met 3,8% terwijl we in Oost-Vlaanderen moeten gewag maken van een minimale daling (-0,68%). De voorzichtige economische groei die de NBB waarnam (1,3%) is hier ongetwijfeld de belang-rijkste verklaring.Uiteindelijk heeft België de crisis vanaf 2008 beter doorstaan dan de meeste buurlanden. De invoering van de notionele intrestaftrek – een zegen voor vele kmo’s – had zijn effect. Vele bedrijven, in het bijzonder kmo’s, werden net

voor de crisis gemotiveerd hun kapitaal op te krikken waardoor ze beter bestand waren tegen de crisisperikelen. De crisis toonde vooral aan dat die bedrijven die ondergekapitaliseerd waren en vaak gokten op financiering op basis van lage intrestvoeten over de kop gingen. Hierdoor bleef ook het jobverlies binnen de perken. Ook de automatische loonindexering, wat ervoor zorgde dat het gezinsinkomen en dus het uitgaven-patroon minder onderuit ging tijdens de recessie, speelde hierin mee. Verder heeft de politieke crisis van 2010 en 2011 ervoor gezorgd dat de over-heidsuitgaven minder werden gereduceerd, wat een positief effect had op de economische evolutie. Nu weer wordt aangeknoopt met voorzichtige groei geven zowel de loonbevriezing als ook de indexsprong en de lastenverlaging die de regering doorvoert extra zuurstof aan het bedrijfsleven. Voor 2016 voorziet men opnieuw een verdere groei tot 1,6%. We mogen ons met andere woorden aan een geleidelijk verder dalend patroon in het faillissementenlandschap verwachten. Toch blijft ook dan het aantal faillissementen bijzonder hoog. Inderdaad stelt de literatuur in die materie, bevestigd door waarnemingen in betere tijden, een groei van 2% van het bbp voorop om van een echt structurele daling van het aantal faillis sementen te kunnen dromen. Zowel voor de horecasector (veranderend consumenten patroon én invoering van de witte kassa) als de transportsector (invoering van de kilometerheffing) verwachten we een jaar op het scherp van de snee.

Figuur A.6 : Inflatievooruitzichten (2016-2017)

Bron: Federaal Planbureau

Page 15: Sociaal economische situatieschets 2016

13

Tabel A.2 : Falingen in Oost-Vlaanderen

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015% versus

2014

AALST 94 103 114 114 156 145 137 204 172 168 151 -10,12%

DENDERMONDE 126 96 118 117 136 153 183 192 198 138 110 -20,29%

GENT 398 374 367 432 407 480 418 482 557 446 512 14,80%

OUDENAARDE 80 81 94 93 90 108 105 117 134 124 97 -21,77%

SINT-NIKLAAS 148 135 158 184 206 208 228 262 283 194 193 -0,52%

Totaal 846 789 851 940 997 1.094 1.071 1.257 1.344 1.070 1.063 -0,65%

Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

Nog altijd zorgen de jongere bedrijven voor een grote stroom aan faillissementen. Met betrekking tot 2015 was 34,47% van de failliet verklaarde ondernemingen opgericht na 2010 en dus jonger dan 4 jaar. 25,93% van de failliete ondernemingen was tussen de 5 en 9 jaar oud. De grote toevloed van starters die niet altijd even bezonnen begonnen, is hier een sterk bepalende factor.Toch valt op dat ook steeds meer oude bedrijven over de kop gaan. Zo noteerde Graydon met betrekking tot 2015 13,66% van de failliete ondernemingen met een oprichtingsdatum voor 1990. Ten opzichte van 2014 is dat opnieuw een stijging met +1,41%. Deze tendens sterkt zich verder aan. Deze tendens werd duidelijk vanaf 2012 waar-genomen en komt het sterkst tot uiting binnen het Vlaamse Gewest waar maar liefst 16,74% van de failliet verklaarde ondernemingen ouder zijn dan 25 jaar. Het gaat veelal over kleine tot middelgrote kmo’s waarbij Graydon in de meeste gevallen al meerdere jaren knipperlichten noteerde waarbij hoge schuld-graden niet konden worden getemperd. Hierbij valt bovendien op dat het vaak gaat om bedrijven die kort na de derde industriële revolu-

tie opkwamen en floreerden om nadien op het toen verworven elan verder te gaan. Vaak zijn ze er niet in geslaagd de toen nagelnieuwe concep-ten te boosten naar verdere vernieuwing. De daling van het aantal faillissementen zet zich door in alle belangrijke sectoren. Nadat de horeca in 2014 werd ingehaald door de bouwsector, neemt de horeca in 2015 opnieuw het belangrijkste deel van de faillissementen voor zijn rekening. Zo noteerde men in 2015 inderdaad 1.914 horeca-faillissementen: een daling met -4,16%. De beperktere daling, waarbij steeds meer ‘betere restaurants’ de boeken neerleggen, heeft hier vooral te maken met zowel een wijzi-gend consumentenpatroon en een gebrek aan creatief vermogen om hierop antwoord te bieden, als met de nakende invoering van de witte kassa.Binnen de sector van de groothandel kennen we

833 faillissementen, of -16,7% minder dan in 2014. Wel kenmerkte de sector zich de afgelopen jaren door een sterke consolidatiebeweging én een uitvlagging naar het buitenland. Hierdoor moet de daling enigszins worden genuanceerd. Ook binnen de bouwnijverheid is de daling structureel ingezet. Hier noteren we voor 2015 1.868 bedrijven die de boeken neerlegden. Een daling met -8,25%. Bovendien zien we, nadat het aantal faillissementen binnen de bouwsector zelfs die van de horeca inhaalden, opnieuw dat de sector een tweede plaats inneemt in het faillissementenaandeel. Binnen de sector van de kleinhandel noteren we met 1.342 faillissementen een daling met -5,82%.De zeer beperkte daling van het aantal faillisse-menten binnen de vervoersector (-0,89%) vindt zijn verklaring in het sterke overaanbod van vervoerdiensten over de weg (binnen deze deel-sector nemen we zelfs een stijging waar), gekoppeld met de sterke concurrentie uit het buitenland. Voor de vervoersector mag een bijzonder moeilijk jaar 2016 verwacht worden, in het bijzonder indien de sector er niet in slaagt de nakende kilo-meterheffing door te rekenen aan haar cliënteel.

Faillissementen en potentieel banenverlies In 2015 kwamen er 23.050 banen op de tocht te staan in België als rechtstreeks gevolg van het faillissement van de werkgever. Dit is het laagste cijfer sedert 2008 én een daling ten opzichte van dezelfde periode verleden jaar met 3.024 jobs of -11,6%. We blijven dus cijfers vaststellen die liggen onder het niveau van voor de crisis in 2008. Hiervan waren er 9.959 jobs in Vlaanderen (-14,64%). In Wallonië tellen we 8.371 jobs op de tocht (-5,88%) en in Brussel 4.720 (-14,37%). Voor Oost-Vlaanderen ging het om 1.973 jobs gerelateerd aan een faling, waarvan 625 jobs in de bouwsector, 241 in de horeca en 200 jobs in de metaalindustrie, zoals tabel A.3 weergeeft.

Naast falingen zijn er evenwel tal van andere redenen om de onderneming stop te zetten, zoals

Page 16: Sociaal economische situatieschets 2016

14

Tabel A.3 : Falingen en jobverlies

Jobverlies Oost-Vlaanderen

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015Δ

’14-’15%

’14-’15

Totaal 1.539 1.394 2.013 2.218 2.295 2.165 3.001 3.066 1.986 1973 -13 -0,7%

Horeca 164 209 201 342 243 237 234 383 243 241 -2 -0,8%

Reparatie van computers en consumentenartikelen

0 3 92 0 4 0 36 1 0 4 4 -

Overige persoonlijke diensten 40 9 68 21 40 88 145 31 102 29 -73 -71,6%

Bouw 252 262 424 584 368 375 591 811 630 625 -5 -0,8%

Transport 212 62 180 228 306 233 144 338 94 130 36 38,3%

Kleinhandel 40 97 116 133 188 160 182 397 119 128 9 7,6%

Groothandel 191 81 234 92 127 170 159 190 148 104 -44 -29,7%

Handelsbemiddeling 183 10 22 26 47 5 28 33 13 13 0

Garagehouders & aanverwante sectoren 8 27 27 39 27 27 34 30 24 48 24 100,0%

Dienstverlening aan bedrijven 95 119 163 216 335 276 457 253 172 127 -17 -11,8%

Verzekeringen en vermogensbeheer 0 0 2 2 1 0 0 1 4 0 -4 -100,0%

Sport & recreatie 4 6 18 9 15 15 4 18 1 3 2 200,0%

Immo 2 11 6 17 13 9 25 9 15 50 35 233,3%

Land- en bosbouw 19 40 21 10 21 20 33 85 0 53 53

Visserij en aquacultuur 0 0 0 0 0 2 0 2 0 0 0

Voedingsindustrie 105 33 105 62 141 86 56 159 124 46 -76 -62,9%

Textiel- en lederindustrie 49 68 81 71 44 182 500 95 11 46 35 318,2%

Houtindustrie 0 0 12 2 0 0 3 24 6 3 -3 -50,0%

Papierindustrie 0 22 0 32 0 4 2 2 2 0 -2 -100,0%

Drukkerijen, uitgeverijen en media 18 69 79 47 13 22 64 47 43 5 -38 -88,4%

Chemische- & kunststofindustrie 0 18 30 170 187 114 45 26 27 2 -25 -92,6%

Bouwmaterialen industrie 0 15 2 4 2 4 11 2 0 32 32

Metaalindustrie 47 121 23 18 53 22 92 59 36 200 164 455,6%

Elektrotec h niek, elektronica & computers

3 0 0 2 20 0 5 0 3 0 -3 -100,0%

Machinebouw 0 5 8 31 2 0 56 1 73 1 -72 -98,6%

Bouw van vervoerstuigen en componenten

0 0 6 3 2 0 3 0 0 0 0

Meubelindustrie 62 15 0 0 64 16 41 2 10 6 -4 -40,0%

Andere industrie 0 0 5 0 2 1 7 1 0 2 2

Reparatie en onderhoud 0 15 3 12 9 1 2 4 37 2 -35 -94,6%

Energieproductie 2 0 0 0 0 0 0 0 1 1 0 0,0%

Water- en afvalbehandeling, sanering

7 0 2 16 3 0 0 0 0 2 2

Vrije beroepen (totaal) 3 16 21 15 10 36 0 3 32 23 -9 -28,1%

Medische beroepen 0 5 10 2 0 4 0 0 2 0 -2 -100,0%

Juridische beroepen 0 2 0 0 0 2 0 0 0 0 0

Economische beroepen 3 6 4 2 1 7 4 0 2 0 -2 -100,0%

Bouwtech nische beroepen 0 3 7 11 17 23 4 3 28 23 -5 -17,9%

Overheid & onderwijs 1 18 0 0 0 0 2 4 2 0 -2 -100,0%

Verenigingen (vakvereni-gingen, religieuze organisaties … )

0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0

ANDERE 19 29 11 2 10 2 7 4 28 2 -26 -92,9

Andere activiteiten 20 67 40 4 10 6 14 36 34 23 0

Onbekende activiteit 16 10 43 25 8 90 28 26 14 0 31 221,4%

Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor

Page 17: Sociaal economische situatieschets 2016

15

Ze zetten hun activiteiten in België verder, maar richtten daarvoor een nieuwe, buitenlandse vennootschap op. Vooral in de transport- en de bouwsector en de sector van de groot-en kleinhandel zien we dit fenomeen opduiken. Als we kijken naar het eerste kwartaal van 2015 zien we een verdere daling van het aantal Belgische vennootschapsvormen (- 2,89%). Tegelijkertijd is er een opvallende stijging van het aantal op richtingen van buitenlandse vennootschaps-vormen met activiteiten in ons land (+12,13%).Zoals tabellen A.5 en A.6 weergeven, zijn na vijf jaar nog 69,1% van de opgestarte ondernemingen actief. Concreet betekent dit dat van de 77.712 opgestarte bedrijven in 2010 er begin 2015 nog 53.677 actief zijn. 31% of 24.035 ondernemingen overleefden de eerste 5 jaren dus niet. Als we nog verder teruggaan tot de starters opgericht in 2005, stellen we vast dat vandaag nog 55,1% actief is. Het overlevingspercentage in Vlaanderen ligt met 70,3% iets hoger ten opzichte van Wallonië en Brussel waar het overlevingspercentage na 5 jaar 65% bedraagt.Een stopzetting kan het gevolg zijn van een faillis-sement of een schrapping bij de btw-administratie.Andere mogelijkheden zijn een ontbinding, een splitsing, een vereffening, het overlijden van de zaakvoerder of een vrijwillige stopzetting van de activiteiten. Let wel: wanneer een eenmanszaak wordt omgevormd naar een vennootschap, wordt de eenmanszaak als stopgezet beschouwd. Er wordt dan ook een nieuwe onderneming (een vennootschap) opgericht. Deze omvormingwordt niet geregistreerd in de Kruispuntbank Ondernemingen. Het bedrijf wordt dus als

overlijden van de zaakvoerder, geen opvolger of andere vormen van ongedwongen vereffening.Uiteindelijk maken de falingen in 2015 slechts 12,3% van het totaal aantal stopzettingen uit in Oost-Vlaanderen. Voor Vlaanderen ligt dit op 14% en voor België op 15,1%.In Oost-Vlaanderen waren er 8.536 stopzettingen in 2015, een stijging met 9,7% tegenover hetvoorgaande jaar.

Onderstaande tabel A.4 geeft een evolutie van stopzettingen en starters over de tienjarige periode 2005-2015. Vanaf november 2014 werd de belasting op de liquidatiebonus – de meerwaarde die een bedrijf gedurende zijn bestaan heeft opgebouwd – opgetrokken van 10 naar 25 procent. Dit leidde tot verontwaardiging bij veel ondernemers, die de liquidatiebonus als hun pensioenspaarpot beschouwden. Uitgaande van cijfers van Graydon blijkt dat de aankondiging en de invoering van de hogere liquidatieheffing grote gevolgen heeft gehad op het aantal stopzettingen van bedrijven in ons land. Helemaal onverwacht is die toename niet. Onder die stopzettingen bevinden zich immers veel zogenaamde ‘slapende’ bedrijven, vennootschappen die er de afgelopen jaren sowieso weinig of geen activiteiten op nahielden. Ook talrijk aanwezig: bedrijfsleiders op leeftijd die van plan waren op korte termijn te stoppen en bedrijven met financiële problemen. Om begrijpelijke redenen hebben ze besloten hun activiteiten iets vroeger te staken om zo een hogere belasting te vermijden. Een klein deel van de firma’s die ophielden te bestaan, stopten alleen juridisch.

Tabel A.4: Evolutie oprichtingen – stopzettingen 2005 - 2015

Starters 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Oost-Vlaanderen 8809 10.014 10.502 10.316 9.676 10.474 10.716 10.032 10.214 10.829 11.119

evolutie vs vorig jaar 13,68% 4,87% -1,77% -6,20% 8,25% 2,31% -6,38% 1,81% 6,02% 2,68%

Vlaanderen 39.469 44.379 47.341 46.306 43.984 47.473 48.610 45.316 45.180 48.909 50.170

evolutie vs vorig jaar 12,44% 6,67% -2,19% -5,01% 7,93% 2,40% -6,78% -0,30% 8,25% 2,58%

België 69.349 78.030 83.555 81.020 78.764 86.072 89.217 84.836 85.585 90.116 90.899

evolutie vs vorig jaar 12,52% 7,08% -3,03% -2,78% 9,28% 3,65% -4,91% 0,88% 5,29% 0,87%

Stopzettingen 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Oost-Vlaanderen 6.351 5.726 6.625 6.796 7.187 7.766 8.114 8.807 9.021 7.777 8.536

evolutie vs vorig jaar -9,84% 15,70% 2,58% 5,75% 8,06% 4,48% 8,54% 2,43% -13,79% 9,76%

Vlaanderen 27.695 25.662 28.423 29.085 31.310 34.021 35.033 38.259 39.364 36.406 37.804

evolutie vs vorig jaar -7,34% 10,76% 2,33% 7,65% 8,66% 2,97% 9,21% 2,89% -7,51% 3,84%

België 48.390 45.442 49.888 52.352 55.567 60.642 62.856 67.850 70.197 62.466 68.858

evolutie vs vorig jaar -6,09% 9,78% 4,94% 6,14% 9,13% 3,65% 7,95% 3,46% -11,01% 10,23%

Bron : Graydon

Page 18: Sociaal economische situatieschets 2016

16

Tabe

l A.5

: Sto

pzet

ting

en e

n ov

erle

ving

sgra

ad v

an s

tart

ers

naar

jaar

van

opr

icht

ing

- tot

aal v

oor B

elgi

ë

Sto

pzet

ting

en e

n ov

erle

ving

sgra

ad v

an s

tart

ers

naar

jaar

van

opr

icht

ing

- fed

eraa

l

Jaar

van

op

rich

ting

Aan

tal s

tart

ers

Faill

iet

Ont

bond

enG

espl

itst

Slu

itin

g

van

vere

ffing

Sto

pzet

ting

ac

tivi

teit

Uit

bate

r ov

erle

den

Nie

t mee

r on

derw

orpe

n aa

n de

btw

- ad

min

istr

atie

Ges

chra

pt b

ij de

bt

w-

adm

inis

trat

ie

Tota

al

stop

- ze

ttin

gen

Ove

rlev

ing

s-g

raad

2005

59.7

945.

514

430

02.

197

2.69

226

963

15.0

2126

.843

55,1

1%

2006

68

.571

5.77

143

40

2.24

73.

005

181.

270

17.3

973

0.14

25

6,0

4%

2007

74.1

185.

934

499

12.

307

4.0

7615

1.47

216

.532

30.

836

58

,40

%

200

871

.678

5.27

939

91

2.37

53.

944

211.

471

13.8

0327

.293

61,9

2%

2009

70.0

754

.369

318

01/

96

44

.693

231.

578

11.0

7524

.020

65,7

2%

2010

77.7

123.

917

260

11.

838

4.0

679

1.9

929.

951

24.0

3569

,07

%

2011

81.2

202.

84

419

20

1.70

35.

56

011

2.95

27.

137

20.3

99

74,8

8%

2012

76.9

761.

527

750

959

4.8

0310

3.45

74

.30

415

.135

80,

34%

2013

77.4

7163

631

045

84

.974

71.

206

4.1

3911

.421

85,2

2%

2014

81.1

0713

97

013

62.

536

40

1.9

074

.729

94,1

7%

Bro

n: G

rayd

on H

ande

lsin

form

atie

kant

oor

Tabe

l A.6

: Sto

pzet

ting

en e

n ov

erle

ving

sgra

ad v

an s

tart

ers

naar

jaar

van

opr

icht

ing

- pro

vinc

ies

Ove

rlev

ing

sgra

ad v

an s

tart

ers

na v

ijf ja

ar o

pges

plit

st p

er p

rovi

ncie

(bas

is =

opr

icht

ing

2010

)

Pro

vinc

ieA

anta

l st

arte

rsFa

illie

tO

ntbo

nden

Ges

plit

stS

luit

ing

va

n ve

reffi

ngS

topz

etti

ng

acti

vite

itU

itba

ter

over

lede

n

Sch

rapp

ing

hand

elsr

egis

-te

r doo

r st

opze

ttin

g

Btw

adr

es is

da

t van

het

pl

aats

elijk

e bt

w-k

anto

or

Nie

t mee

r on

derw

orpe

n aa

n de

btw

- ad

min

istr

atie

Ges

chra

pt b

ij de

btw

- ad

min

istr

atie

Tota

al

stop

- ze

ttin

gen

Ove

rlev

ing

s-g

raad

Wes

t-V

laan

dere

n8

.117

343

200

180

570

10

020

391

92.

236

72,4

5%

Oos

t-V

laan

dere

n9.

649

390

261

290

794

10

023

31.

173

2.9

08

69,8

6%

Ant

wer

pen

12.6

727

3039

042

093

81

00

357

1.55

34

.03

86

8,1

3%

Lim

burg

5.9

84

299

200

137

390

10

016

275

21.

761

70,5

7%

Vla

ams

Bra

bant

7.0

9320

714

019

749

92

00

170

913

2.0

0271

,77

%

Waa

ls B

raba

nt3.

248

118

110

7220

60

00

9339

689

672

,41%

Hen

egou

wen

7.0

0742

962

094

690

00

021

41.

159

2.6

48

62,2

1%

Nam

en2.

947

159

40

38

226

00

093

465

985

66

,58

%

Luik

6.8

1239

326

011

263

90

00

176

1.07

82.

424

64

,42

%

Luxe

mbu

rg1.

392

491

020

941

00

4926

147

565

,88

%

Vla

ams

Gew

est

43.5

151.

969

119

11.

224

3.19

16

00

1.12

55.

310

12.9

4570

,25%

Bru

ssel

s G

ewes

t9.

744

798

370

278

745

20

023

81.

272

3.37

065

,41%

Waa

ls G

ewes

t21

.40

61.

148

104

033

61.

855

10

062

53.

359

7.42

865

,30

%

Fede

raal

77.7

123.

917

260

11.

838

6.0

679

00

1.9

929.

951

24.0

3569

,07

%

Bro

n: G

rayd

on H

ande

lsin

form

atie

kant

oor

Page 19: Sociaal economische situatieschets 2016

17

vinden we bij de horeca.Daar overleeft slechts de helft (53%) van de starters de eerste 5 jaar. Als we de tijdshorizon verlengen tot 10 jaar overleeft maar 36,3%. Ook de transportsector en de detailhandel zitten onderaan met een overlevingsgraad van respectievelijk 60,1% en 65,4%.

Als we op het niveau van de hoofdgroepen blijven voor Oost-Vlaanderen (tabel A.7), zien we dat de meeste bedrijven starten in de subsector van de vrije beroepen. 15,7% van de starters in 2015 beginnen als adviesbureau qua bedrijfsbeheer, of als rechtskundig en boekhoudkundige adviseurs of als architecten- en ingenieursbureaus.Daarnaast blijven horeca (659 starters in 2015) en detailhandel (851 starters in 2015) belangrijke vernieuwers. Maar – specifiek ook voor Oost-Vlaanderen – blijft de bouwnijverheid een belangrijke motor voor het economisch weefsel: 1 op 10 van de oprichtingen in Oost-Vlaanderen situeert zich in de infrastructuurwerken of de burgerlijke bouwactiviteiten.Voor Oost-Vlaanderen is het ook interessant het belang van de gezondheidszorg – 9,7% van de starters in 2015 – en de creatieve sector

stopgezet beschouwd, hoewel het in werkelijkheid blijft voortbestaan onder een andere juridische vorm. De reële slaagkansen van een startende onderneming liggen in werkelijkheid dus iets hoger dan onderstaande statistieken aangeven.

In Vlaanderen is de overlevingsgraad in alle provincies min of meer gelijkaardig met een cijfer van ongeveer 70%. West-Vlaanderen en Vlaams-Brabant halen de hoogste overlevingsgraad met respectievelijk 72,5% en 71,8%. In Antwerpen is de overlevingsgraad het laagst met 68,1%. In Wallonië ligt de overlevingsgraad met 65% iets lager in vergelijking met Vlaanderen. Enkelde provincie Waals-Brabant scoort beduidend hoger met 72,4%. De provincie waar de overlevings-graad het laagst is in Wallonië, is Henegouwen met een cijfer van 62,2%.De hoogste overlevingsgraad sectoraal vinden we bij de vrije beroepen. Van alle starters die in dezesector 5 jaar geleden werden opgericht, is vandaag nog 90% actief. Ook de industrie haalt een hoge overlevingsgraad met 78%. Van de starters in de groothandel, bouw en automobielsector overle-ven er tussen 71% en 75% na 5 jaar. De laagste waarden inzake overlevingsgraad

Tabel A.7: Starters in Oost-Vlaanderen 2010 – 2015

Starters 2010 2011 2012 2013 2014 2015 % totaal

Landbouw, bosbouw en visserij 248 218 245 203 236 226 2,0%

Winning van delfstoffen 0 0 2 1 2 2 0,0%

Industrie 367 437 447 449 437 426 3,8%

Productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht 21 17 11 5 6 14 0,1%

Distributie van water; afval- en afval-waterbeheer en sanering 11 11 25 7 13 11 0,1%

Bouwnijverheid 1.212 1.241 1.124 1.050 1.124 1.169 10,5%

Groot- en detailhandel; reparatie van auto's en motorfietsen 1.270 1.338 1.215 1.260 1.376 1.428 12,8%

Vervoer en opslag 202 212 166 187 168 200 1,8%

Verschaffen van accommodatie en maaltijden 567 585 527 565 592 700 6,3%

Informatie en communicatie 625 694 622 636 569 668 6,0%

Financiële activiteiten en verzekeringen 365 374 305 309 352 371 3,3%

Exploitatie van en handel in onroerend goed 228 252 222 228 258 287 2,6%

Vrije beroepen en wetenschappelijke en tech nische activiteiten 1.612 1.709 1.493 1.540 1.876 1.750 15,7%

Administratieve en ondersteunende diensten 697 627 576 581 647 680 6,1%

Openbaar bestuur en defensie; verplichte sociale verzekeringen 7 7 5 1 1 3 0,0%

Onderwijs 208 228 290 252 264 345 3,1%

Menselijke gezondheidszorg en maatschap-pelijke dienstverlening 792 878 946 885 989 1.084 9,7%

Kunst, amusement en recreatie 414 421 443 504 568 621 5,6%

Overige diensten 638 638 626 644 704 780 7,0%

TOTAAL 9.515 9.919 9.323 9.352 10.250 10.819 97,3%

Nace code (nog) niet gespecifieerd 959 797 709 862 579 300 2,7%

TOTAAL INCL. ONBEKENDEN 10.474 10.716 10.032 10.214 10.829 11.119 100,0%

Bron: Graydon

Page 20: Sociaal economische situatieschets 2016

18

(creatieve activiteiten, kunst en amusement) – 9,7% van de starters in 2015 – te benadrukken.De bouwsector is door zijn multiplicatoreffect vaak de motor van de economie. In het kader vaneen conjunctuuranalyse is het dan ook belangrijk de evolutie ervan nader te bekijken, vooral omdat de sector in Oost-Vlaanderen relatief sterk vertegenwoordigd is.

Tussen juni 2011 en december 2014 zien we continu hoge, doch dalende cijfers van de afgeleverde bouwvergunningen (op jaarbasis). Daarna volgt tot april een spectaculaire afname van het aantal maandelijks afgeleverde bouw-vergunningen. Aan de spectaculaire terugval van het aantal verleende bouwvergunningen ging een spectaculaire toename vooraf. De sterke toename begin 2014 was bijna helemaal toe te schrijven aan de vergunningsaanvragen in Vlaanderen. Deze toename in de eerste maanden van 2014 werd vooral veroorzaakt door het in voege treden op 1 januari 2014 van strengere energievereisten voor nieuwbouw in Vlaanderen. Alle vergunnin-gen die werden aangevraagd voor 1 januari 2014 moesten nog niet voldoen aan de strengere energievereisten. Deze vergunningen werden afgeleverd in de twee eerste trimesters van 2014 en zijn dus pas dan zichtbaar in de statistieken.

Zoals reeds gezegd blijkt uit de conjunctuur-enquêtes dat het ondernemersvertrouwen in positieve richting gaat eind 2015 en begin 2016. In tegenstelling tot het verloop van de vergunnin-gen voor nieuwe woningen in figuur A.7 zegt 29% van de Vlaamse bouwkmo’s meer werk te hebben dan eind 2015. 22% heeft minder opdrachten. 22% verwacht een stijging van het werkvolume in de eerstvolgende maanden terwijl 16% zich

minder opdrachten ziet uitvoeren. Dit is een alge-meen beeld en de situatie verschilt enorm naar-gelang het marktsegment waarin de bouwfirma actief is. De orderboekjes zijn ongeveer even ver in de tijd gevuld als in het vorige kwartaal. 39% heeft nog voor maximum 3 maanden werk en 42% zit nog goed voor 3 tot 6 maanden. Ten opzichte van dezelfde periode van vorig jaar is dat een verbete-ring. De meeste bouwbedrijven verwachten in de bouw en de afwerking van nieuwe gebouwen voor 2016 een status quo of daling van het aantal opdrachten. Voor de woningbouw loopt het per-centage dat een daling verwacht zelfs op tot 36%. De renovatiemarkt heeft net zoals de voorbije jaren betere vooruitzichten. De meeste bouwbe-drijven verwachten een status quo. Voor de reno-vatie aan of in woningen verwacht 27% zelfs een stijging van het werkvolume. Voor het eerst sinds bijna 2 jaar buigt de conjunctuurcurve voor de infrastructuurwerken om in positieve zin na oktober 2014 (fundamenteel dalend vanaf september 2012). Vanaf januari 2015 nestelt deze curve zich op een niveau dat, bekeken over de langere periode 2006-2015, nog steeds als historisch laag mag worden beschre-ven. De enige licht opverende factor is het verloop van het orderbestand. De bouwsector heeft al meermaals gewezen op het belang van overheids-investeringen voor de activiteit en de werkgelegen-heid in de sector en ook het World Economic Forum wees er reeds op dat inspanningen inzake wegen en spoorwegen zeer gewenst zijn. In haar laatste verslag wordt bevestigd dat België op de 21ste plaats eindigt inzake infrastructuur, fors lager dan de buurlanden Frankrijk (8e ), Duitsland (7e ) en Nederland (3e ).

Figuur A.7 : Afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwe woningen (eerste 11 maanden, 2001-2015 – Oost-Vlaanderen)

Bron: FOD Economie AD Statistiek d.d. 29/02/2016

Page 21: Sociaal economische situatieschets 2016

19

Figuur A.8: Vooruitzichten qua opdrachten bij de architecten

Bronnen: NBB - Conjunctuuronderzoekingen - Nationale Rekeningen, Europese Commissie, DG-ECFIN

Vooruitzichten werkgelegenheid per sector

Ondernemersvertrouwen - handel

II. CONSUMENTEN

JANUARI 2016

Ondernemersvertrouwen - bouwnijverheid

Vooruitzichten opdrachten bij de architecten

Sectoren bouwnijverheid

Perceptie van de kredietbelemmering - gezamenlijke indicator

KERNCIJFERS VAN DE BELGISCHE CONJUNCTUUR

Consumentenvertrouwen Consumentenvertrouwen en private consumptie

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016-40

-30

-20

-10

0

10

20

Indicator consumentenvertrouwen - België

Consumer confidence indicator - eurozone

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Synthetische curve handel - België

Retail trade confidence indicator - eurozone

afgevlakte gegevens brutogegevens

-50

-40

-30

-20

-10

0

10

20

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Synthetische curve gezamenlijke bouwnijverheid - België

Construction confidence indicator - eurozone

afgevlakte gegevens brutogegevens

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

40

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Verwerkende nijverheid Bouwnijverheid Diensten aan bedrijven

afgevlakte gegevens

brutogegevens

-25

-20

-15

-10

-5

0

5

10

15

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016

Burgerlijke bouwkunde Ruwbouw van gebouwen

afgevlakte gegevens brutogegevens

-40

-30

-20

-10

0

10

20

30

40

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Woongebouwen Niet-woongebouwen

2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016-2

-1

0

1

2

3

4

-40

-30

-20

-10

0

10

20

Veranderingspercentages private consumptie in volume t.o.v. het overeenstemmendekwartaal van het voorgaande jaar (rechterschaal)Indicator consumentenvertrouwen - België

0

10

20

30

40

50

2005

20

06

2007

20

08

2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015

Bron: NBB

Figuur A.8 die de vooruitzichten qua opdrachten bij de architecten weergeeft, weerspiegelt het positieve vertrouwen.Na de spectaculaire stijgingen van het aantal falingen in de bouwsector de laatste jaren, doet ook hier zich eindelijk een kentering voor met een daling van ongeveer 9% in België en 10,7% in Vlaanderen maar in Oost-Vlaanderen slechts met 1%. Dit evenwel omdat de daling in Oost-Vlaanderen zich reeds had ingezet met 16% in 2014 tegenover toen slechts 2% voor de andere populaties.Concreet betekent dit voor Oost-Vlaanderen 225 falingen in 2015. Die moeten echter tegenover het aantal nieuw opgerichte bedrijven gesteld worden – 1.096 in 2015 – in Oost-Vlaanderen.

Figuur A.9 : Oprichtingen in de bouwnijverheid

Bron: Graydon Belgium NV

Page 22: Sociaal economische situatieschets 2016
Page 23: Sociaal economische situatieschets 2016

Titel

21

De sierteelt in Oost-Vlaanderen

Inleiding

Oost-Vlaanderen staat al van oudsher bekend om zijn sierteeltbedrijven. Vooral in de 19e eeuw ontwikkelde de sierteelt zich in de provincie Oost-Vlaanderen. De ontwikkelingen vonden plaats in het arrondissement Gent voor de bloemen-teelt, kasplanten, azalea’s en knolbegonia’s. Voor de boomkwekerij vonden de ontwikkelingen plaats rond Wetteren.

De totale sierteelt in Vlaanderen beslaat een oppervlakte van 5.738 ha en is verantwoordelijk voor 90% van de totale Belgische areaal sierteelt. Oost-Vlaanderen is de belangrijkste provincie qua areaal met 2.302 ha (43%). De provincie Antwerpen komt op een tweede plaats met 1.666 ha (29%) en West-Vlaanderen op de derde plaats met 1.024 ha (18%).

Oost-Vlaanderen is de belangrijkste productieregio voor de Belgische sierteelt en staat bekend om

zijn veelzijdigheid, traditie, vakmanschap en kwaliteit.

De totale sierteelt – ook wel de niet-eetbare tuin-bouw genoemd – wordt verder opgesplitst in twee grote subgroepen: boomkwekerij en sierteelt. Beide deelsectoren worden nog eens opgesplitst, met name in open lucht en in serres. In deze tekst wordt de subsector sierteelt, dus exclusief de boomkwekerij, benoemd als ‘de sierteelt’.

Oost-Vlaanderen munt uit in sierteelt en boomkwekerij

Oost-Vlaanderen heeft in vergelijking met de andere provincies het grootste areaal aan sierteelt. Het neemt de helft van de Vlaamse oppervlakte voor zijn rekening (582 ha). 58% van het Vlaams areaal aan sierteelt in serres en 45% van het Vlaams areaal in open lucht ligt in Oost- Vlaanderen.

Figuur B.1: Verdeling arealen sierteelt, excl boomkwekerij - Vlaamse provincies, 2014

Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant LimburgOppervlakte  sierteelt  in  open  lucht 45% 14% 33% 3% 4%Oppervlakte  sierteelt  in  serre 58% 15% 20% 5% 1%totaal  opp  sierteelt 50% 14% 29% 4% 3%

Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  van  FOD  economie  -­‐ADSEI

45%

14%

33% 3% 4%

58%

15% 20%

5%1%

50%

14%29%

4%3%

Verdeling  arealen  sierteelt,  excl  boomkwekerij  -­‐ Vlaamse  provincies,  2014

Oppervlakte  sierteelt   in  open  lucht Oppervlakte  sierteelt   in  serre totaal  opp  sierteelt

Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen

Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant LimburgOppervlakte  sierteelt  in  open  lucht 45% 14% 33% 3% 4%Oppervlakte  sierteelt  in  serre 58% 15% 20% 5% 1%totaal  opp  sierteelt 50% 14% 29% 4% 3%

Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  van  FOD  economie  -­‐ADSEI

45%

14%

33% 3% 4%

58%

15% 20%

5%1%

50%

14%29%

4%3%

Verdeling  arealen  sierteelt,  excl  boomkwekerij  -­‐ Vlaamse  provincies,  2014

Oppervlakte  sierteelt   in  open  lucht Oppervlakte  sierteelt   in  serre totaal  opp  sierteeltOppervlakte sierteelt in open lucht Oppervlakte sierteelt in serre Totaal oppervlakte sierteelt

Page 24: Sociaal economische situatieschets 2016

22

Samenstelling areaal sierteeltDe verschillende teelten in de categorie sierteelt zijn de azalea’s, snijbloemen, perk- en balkon-planten, bloembollen en -knollen, potplanten.

Het grootste deel van de teeltoppervlakte voor sierteelt wordt ingenomen door de azaleateelt: 251 ha waarvan 108 ha in open lucht en 143 ha in serres. Daarmee heeft de azaleateelt een aandeel van 43% in het Oost-Vlaams sierteeltareaal. De tweede grootste teelt is die van potplanten met een totale oppervlakte van 158 ha, met een aandeel van 27% in het Oost-Vlaamse sierteel-tareaal. Op de derde plaats staan de bloembollen en- knollen met 84 ha (14%).

Oost-Vlaanderen beschikt ook over het grootste areaal boomkwekerij, in totaal 1.721 ha of 38% van de Vlaamse boomkwekerij. De provincie heeft 43% van de boomkwekerijteelten in serres en 38% van de kwekerijen in open lucht (38%).

De verhouding areaal aan open lucht/serres voor de Oost-Vlaamse sierteelt en boomkwekerij is verschillend. Het areaalaandeel van de Oost-Vlaamse sierteelt wordt voor 41% geteeld in serres (238 ha) en 59% in de openlucht (344 ha). Voor Oost-Vlaanderen neemt de boomkwekerij in open lucht een areaalaandeel in van 98% (of 1.679 ha). Het aandeel aan serres is verwaarloos-baar klein (2%; 42 ha).

Tabel B.1: Samenstelling Oost-Vlaamse sierteelt areaal, teelten in serres en open lucht, 2014

Oppervlakte sierteelt totaal, ha %

Azalea 251,1 43%

Snijbloemen 10,0 2%

Perk- en balkonplanten 17,0 3%

Bloembollen en -knollen 84,1 14%

Potplanten => potchrysanten 25,0 4%

Potplanten => overige potplanten 116,0 20%

Potplanten => kamerplanten 17,0 3%

Andere sierplanten voor bloem en/of blad 51,0 9%

Jongplanten en zaden voor de sierteelt 10,0 2%

Totaal 581,8 100%

Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen

Figuur B.2: Verdeling arealen boomkwekerij - Vlaamse provincies, 2014

Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant LimburgOppervlakte  boomkwekerijen  in  open  lucht 38% 33% 15% 4% 10% 100%Oppervlakte  boomkwekerijen  in  serre 43% 21% 25% 2% 9% 100%totaal  opp  boomkwekerij 38% 33% 16% 4% 10% 100%

Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  van  FOD  economie  -­‐ADSEI

38%

33% 15%

4% 10%

43%

21% 25%

2% 9%

38%33%

16%

4% 10%

Verdeling  arealen  boomkwekerij  -­‐ Vlaamse  provincies,  2014

Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen

Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant LimburgOppervlakte  sierteelt  in  open  lucht 45% 14% 33% 3% 4%Oppervlakte  sierteelt  in  serre 58% 15% 20% 5% 1%totaal  opp  sierteelt 50% 14% 29% 4% 3%

Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  van  FOD  economie  -­‐ADSEI

45%

14%

33% 3% 4%

58%

15% 20%

5%1%

50%

14%29%

4%3%

Verdeling  arealen  sierteelt,  excl  boomkwekerij  -­‐ Vlaamse  provincies,  2014

Oppervlakte  sierteelt   in  open  lucht Oppervlakte  sierteelt   in  serre totaal  opp  sierteeltOppervlakte boomkwekerijgen in open lucht Oppervlakte boomkwekerijen in serre Totaal oppervlakte boomkwekerij

Page 25: Sociaal economische situatieschets 2016
Page 26: Sociaal economische situatieschets 2016

24

Samenstelling areaal boomkwekerijDe boomkwekerij in open lucht omvat drie deel-categorieën: sierplanten, bosbomen en struiken en fruitplanten. De Oost-Vlaamse teelt van de sierplanten, waartoe de sierheesters en- struiken behoren, neemt de belangrijkste plaats in en beslaat 1.288 ha of 75% van de Oost-Vlaamse oppervlakte boomkwekerij. Op de tweede plaats staan bosplanten (176 ha, 10%), met daarna de fruitplanten (114 ha, 7%).

In vergelijking met de andere provincies constateren we dat de areaalgrootte aan sierplanten in Oost-Vlaanderen en in Antwerpen dicht bij elkaar liggen. In Antwerpen is het areaal aan vaste planten beduidend groter (208 ha of 48% van het Vlaamse areaal aan vaste planten). Oost-Vlaanderen teelt duidelijk de rozelaars (73 ha) en

De azaleateelt blijft belangrijk en is een parade-paardje. In vergelijking met de andere Vlaamse provincies is te zien dat de azalea een typisch Oost-Vlaamse teelt is. 98% van de Vlaamse maar ook van de Belgische azaleateelt komt uit de regio rond Gent. De Gentse azalea is erkend als BGA (Beschermde Geografische Aanduiding). Om een azalea als Gentse azalea te mogen aanbieden, moeten zowel de plant als de teelttechniek aan strenge kwaliteitseisen voldoen en in Oost-Vlaanderen geteeld zijn. Dankzij talrijk onderzoek en veredeling is het aanbod enorm. De Oost-Vlaamse teler speelt hierbij een cruciale rol.

Een tweede belangrijke Oost-Vlaamse exclusieve teelt is de niche bloembollen en -knollen (o.a. knolbegonia), met een aandeel van 98% van het Vlaamse areaal.

Figuur B.3: Areaal sierteelt – Vlaamse provincies, 2014

Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant LimburgAzalea 98% 2% 0% 0% 0%Snijbloemen 20% 39% 18% 22% 0%Perk-­‐  en  balkonplanten 31% 19% 29% 16% 5%Bloembollen  en  -­‐knollen 98% 2% 0% 0% 0%Potplanten  =>  potchrysanten 9% 13% 71% 4% 3%Potplanten  =>  overige  potplanten  (OL) 41% 23% 25% 4% 8%Potplanten  =>  kamerplanten  (S) 52% 26% 21% 0% 0%Andere  sierplanten  voor  bloem  en/of  blad 43% 19% 32% 4% 1%Jongplanten  en  zaden  voor  de  sierteelt 84% 10% 6% 0% 0%totaal  sierteelt   50% 14% 29% 4% 3%

Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  van  FOD  economie  -­‐ADSEI

98%

20%

31%

98%

9%

41%

52%

43%

84%

50%

2%

39%

19%

2%

13%

23%

26%

19%

10%

14%

18%

29%

71%

25%

21%

32%

6%

29%

22%

16%

4%

4%

4%

4%

5%

3%

8%

1%

3%

Azalea

Snijbloemen

Perk-­‐ en  balkonplanten

Bloembollen   en  -­‐knollen

Potplanten   =>  potchrysanten

Potplanten   =>  overige  potplanten   (OL)

Potplanten   =>  kamerplanten   (S)

Andere  sierplanten   voor  bloem  en/of  blad

Jongplanten   en  zaden  voor  de  sierteelt

totaal  sierteelt  

Areaal   sierteelt  -­‐ vergelijking  Vlaamse  provincies,  2014  

Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant Limburg

Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.

Tabel B.2: Samenstelling Oost-Vlaamse boomkwekerij, teelten in serres en open lucht, 2014

Oppervlakte boomkwekerij totaal, ha %

Oppervlakte boomkwekerijen in open lucht 1.678,7 98%

Sierplanten – rozenlaars 73,2 4%

Sierplanten – sierbomen 1.204,2 70%

sierplanten – vaste planten 11,3 1%

Bosplanten 176,2 10%

Fruitplanten 113,9 7%

Oppervlakte boomkwekerijen in serre 41,8 2%

totaal opp boomkwekerij 1.720,5 100%

Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.

Page 27: Sociaal economische situatieschets 2016

25

Figuur B.4: Boomkwekerij in open lucht – Vlaamse provincies, 2014

Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant LimburgSierplanten   35,2% 36% 14% 4% 10%Bosplanten 35,8% 29% 33% 1% 1%Fruitplanten 47,2% 7% 8% 11% 28%

Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  van  FOD  economie  -­‐ADSEI

35,2%

35,8%

47,2%

36%

29%

7%

14%

33%

8%

4%

1%

11%

10%

1%

28%

Sierplanten  

Bosplanten

Fruitplanten

Boomkwekerij  in  open  lucht  -­‐ vergelijking  Vlaamse  provincies,  2014

Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant Limburg

Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.

Figuur B.5: Sierplanten in open lucht – Vlaamse provincies, 2014

Oppervlakte  boomkwekerijen  in  open  lucht Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant LimburgSierplanten  -­‐  rozenlaars 78% 0% 19% 3% 0% 100%Sierplanten  -­‐  sierbomen 38% 35% 11% 4% 10% 100%sierplanten  -­‐  vaste  planten 3% 48% 34% 4% 11% 100%Bosplanten 36% 29% 33% 1% 1% 100%Fruitplanten 47% 7% 8% 11% 28% 100%

Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  van  FOD  economie  -­‐ADSEI

78%

38%

3%

35%

48%

19%

11%

34%

3%

4%

4%

10%

11%

Sierplanten   -­‐ rozenlaars

Sierplanten   -­‐ sierbomen

sierplanten   -­‐ vaste  planten

Boomkwekerij  in  open  lucht  -­‐ vergelijking    Vlaamse  provincies,  2014

Oost-­‐Vlaanderen Antwerpen West-­‐Vlaanderen Vlaams-­‐Brabant Limburg

Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.

heeft een aandeel van 78% in de Vlaamse teelt van rozelaars.

In 2015 werd de Vlaamse laurier erkend als Europese BGA. De laurier is daarmee het tweede niet-eetbare product uit Vlaanderen dat een Europese erkenning ontvangt, na de Gentse azalea in 2010. Tot het teeltgebied van de Vlaamse laurier behoren naast de West-Vlaamse arrondis-sementen Roeselare, Tielt en Brugge ook de Oost-Vlaamse arrondissementen Eeklo en Gent.

BedrijvenIn 2014 telde Oost-Vlaanderen 436 bedrijven in de gehele sierteeltsector van de 1.035 sierteelt-bedrijven in Vlaanderen (42%): 236 boom-kwekerijen en 234 sierteeltbedrijven. Bepaalde bedrijven hebben zowel productie in de sierteelt als in de boomkwekerij. Van de 234 sierteelt-bedrijven telen er 189 in open lucht (51% van het Vlaamse aantal) en 184 (57% van het Vlaamse

aantal) in serres. De provincie telt 231 Oost-Vlaamse boomkwekerij bedrijven in open lucht (37% van het Vlaamse aantal). In vergelijking met de andere provincies telt Oost-Vlaanderen naast de boomkwekerijbedrijven ook de meeste sierteeltbedrijven in Vlaanderen (51%).Binnen het aantal bedrijven met sierteelt zijn er in Vlaanderen 78 bedrijven die azalea telen (99% in Oost-Vlaanderen) en 29 bedrijven die bloembollen en –knollen telen (86% in Oost-Vlaanderen). Zoals algeheel wordt vastgesteld in de landbouw-sector neemt ook het aantal bedrijven in de sier-teelt en boomkwekerij af in Oost-Vlaanderen. In Vlaanderen is een gelijkaardige trend waarneembaar.

Het merendeel van de Oost-Vlaamse sierteelt-bedrijven en boomkwekerijbedrijven in serres beschikken over een bedrijfsgrootte tussen de 0,5 en 5 ha. Voor de boomkwekerij in openlucht heeft de meerderheid van de Oost-Vlaamse bedrijven een oppervlakte van 5-7 ha.

Page 28: Sociaal economische situatieschets 2016

2626

Voor de openluchtteelten zijn er 21 Oost-Vlaamse bedrijven met meer dan 50 ha cultuurgrond.

Zoals in de gehele landbouwsector zet schaalvergroting zich ook door in de sierteelt en boomkwekerij (figuur B.6). Er zijn minder bedrijven die een areaal bewerken dat trager afneemt zodat overblijvende bedrijven steeds groter worden. Het gemiddeld aantal ha per bedrijf stijgt in drie van de vier teeltgroe-pen. In de teeltgroep sierteelt in open lucht wordt gemiddeld een minieme daling van 0,13 ha per bedrijf genoteerd. De boomkwekerij in open lucht maakt dat goed met een sterkere stijging van gemiddeld 1,42 ha per bedrijf.

Tabel B.3 : Aantal sierteeltbedrijven in open lucht en in serres, Oost-Vlaanderen en Vlaanderen, 2014

Vlaanderen Oost-Vlaanderen Ovl/Vl (%)

Bedrijven met sierteelt in open lucht (*) 369 189 51%

Bedrijven met azalea 78 77 99%

Bedrijven met snijbloemen 21 6 29%

Bedrijven met perk- en balkonplanten 9 3 33%

Bedrijven met bloembollen en -knollen 29 25 86%

Bedrijven met potplanten 245 86 35%

Bedrijven met sierteelt in serres 321 184 57%

Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.

(*) Opgelet: een bedrijf kan meerdere teeltgroepen op zijn areaal hebben. De sommatie van “sierteelt in open lucht” haalt die dubbeltellingen er uit en is dan ook niet de som van de vijf onderliggende teeltgroepen.

Tabel B.4: Bedrijfsgrootte sierteeltbedrijven en boomkwekerij bedrijven in Oost-Vlaanderen, 2014

bedrijfsgrootteBedrijven met

sierteelt in openlucht

Bedrijven met boomkwekerijen

in openlucht

Bedrijven met sierteelt in

serres

Bedrijven met boomkwekerijen

in serres

Van 0,01 tot minder dan 5 ha 121 76 137 35

Van 0,01 tot minder dan 0,5 ha : 0 : 0

Van 0,5 tot minder dan 1 ha 8 4 18 3

Van 1 tot minder dan 2 ha 28 11 37 8

Van 2 tot minder dan 3 ha 33 20 38 9

Van 3 tot minder dan 4 ha 26 21 23 8

Van 4 tot minder dan 5 ha 26 20 21 7

Van 5 tot minder dan 10 ha 38 50 33 8

Van 5 tot minder dan 7 ha 20 20 19 :

Van 7 tot minder dan 10 ha 18 30 14 :

Van 10 tot minder dan 15 ha 6 36 7 7

Van 15 tot minder dan 20 ha 4 20 3 3

Van 20 tot minder dan 30 ha 6 20 : :

Van 30 tot minder dan 50 ha 10 12 4 :

Van 50 ha en meer 4 17 : :

De categorieën met minder dan 3 bedrijven worden als vertrouwelijk beschouwd en zijn samen genomen met de onderliggende of bovenliggende categorie. De vertrouwelijke categorie is aangeduid met “ : “

Bron: FOD Economie - Directie statistiek.

Page 29: Sociaal economische situatieschets 2016

2727

De tewerkstelling in de Oost-Vlaamse boomkwe-kerij is vooral te vinden in het arrondissement Dendermonde (52%).

ProductiewaardeNaar schatting bedraagt de totale Oost-Vlaamse productiewaarde 205 miljoen euro, 50/50 ver-deeld over de boomkwekerij en de sierteelt. De Oost-Vlaamse productiewaarde is goed voor 41% van de Vlaamse geraamde productiewaarde. Die schatting is een raming op basis van de respectievelijke geraamde productiewaarden voor Vlaanderen en het percentage aan areaal dat een deelsector in Oost-Vlaanderen beslaat in ver-gelijking met Vlaanderen. De geraamde productie -cijfers gebruikt men best met de nodige omzichtigheid.

Import, export en handelssaldoVoor de import-, exportwaarden en het handels-saldo voor de niet-eetbare tuinbouwsector zijn er enkel cijfers beschikbaar op niveau van België. Het is niet mogelijk om uitspraken te doen over Vlaanderen of over de afzonderlijke provincies.

Belgische importIn 2014 importeerde België voor 548 miljoen euro aan sierteeltproducten, waarvan 246 miljoen euro aan snijbloemen (in hoofdzaak rozen) en 64 miljoen euro aan kamerplanten. De invoer van snijbloemen en kamerplanten is goed voor bijna 57% van de totale invoerwaarde. Snijbloemen apart zijn goed voor 45%. Jaarlijks neemt de invoer van snijbloemen toe. Tussen 2005 en 2014 stijgt de import aan snijbloemen in totaal met 18%.

Tewerkstelling in Oost-VlaanderenIn 2013 zijn 3.079 personen tewerkgesteld in de sierteelt- en de boomkwekerijsector in Oost-Vlaanderen (voltijds, deeltijds en seizoenarbeid inbegrepen). Bijna 40% (38,5%) van de Vlaamse tewerkstelling in de sierteeltsector bevindt zich in Oost-Vlaanderen (tabel B.5 – volgende bladzijde).

Van de totale arbeidskrachten werkt 20% in fami-liaal verband. Hieronder behoren 307 bedrijfs-hoofden, 176 echtgenotes of echtgenoten en 131 andere familieleden. 2.465 of 80 % van de werknemers zijn niet-familiale werkkrachten. Van hen werken er 1.259 als seizoens- en gelegenheidsarbeiders.

Het familiaal karakter van de sierteeltsector is minder kenmerkend in tegenstelling tot de totale Oost-Vlaamse land- en tuinbouw. Per bedrijfs-hoofd is het aantal meewerkende echt genotes of echtgenoten in Oost-Vlaanderen gelijk aan 0,6. Voor Vlaanderen is de situatie identiek. Per hoofd wordt er gemiddeld beroep gedaan op 3,9 niet-familiale arbeidskrachten en 4,1 seizoens- en gelegenheidsarbeiders. Voor de ver deling van de tewerkstelling over het grondgebied van Oost-Vlaanderen (figuur B.7 – volgende bladzijde) werd er gekeken naar de RSZ-cijfers 2014 en gewerkt op basis van de NACE-BEL indeling versie 2008. NACE-code 01.191 omvat de teelt van bloemen en NACE-code 01.301 omvat de boomkwekerij, met uitzondering van bosboom kwekerij. Binnen Oost-Vlaanderen tekenen de arrondissementen Gent en Dendermonde voor het grootste aantal werkne-mers in de sierteeltsector in 2014. Specifiek voor de teelt van bloemen telt het arrondissement Gent (82%) het meeste loon- en wedde trekkenden.

Figuur B.6 : Gemiddeld aantal ha per Oost-Vlaams bedrijf

2011 2014sierteelt  +  boomkwekerij  (V) 3,80 3,96sierteelt  +  boomkwekerij  (OVl) 3,16 3,48sierteelt  in  openlucht 1,92 1,79sierteelt  in  serres 1,03 1,27boomkwekerijen  in  openlucht 6,85 7,27boomkwekerijen  in  serres 0,43 0,79

Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  van  FOD  economie  -­‐ADSEI

3,803,16

1,921,03

6,85

0,43

3,963,48

1,791,27

7,27

0,79

sierteelt   +  boomkwekerij  (V)

sierteelt   +  boomkwekerij  (OVl)

sierteelt   in  openlucht

sierteelt   in  serres boomkwekerijen   in  openlucht

boomkwekerijen   in  serres

Gemiddeld  aantal  ha  per  Oost-­‐Vlaams  bedrijf

2011 2014

Bron: FOD Economie - Directie statistiek, eigen berekeningen.

Page 30: Sociaal economische situatieschets 2016

28

Meer dan de helft (54%) van alle sierteelt-producten die België inkoopt, komen uit Nederland. Daarnaast voert België vooral sierteelt producten in uit Ethiopië (23%) en Israël (6%). Ethiopië voert vooral snijbloemen, rozen en stekken uit naar België; de Nederlanders vooral snijbloemen en kamerplanten.

De Belgische importwaarde voor sierteelt stijgt in de periode 2005-2014. In 2004 bedroeg de totale Belgische importwaarde voor de sierteelt 39 miljoen euro en 548 miljoen euro in 2014. Op tien jaar tijd is dat een procentuele stijging van bijna 40%.

Belgische exportBelgië exporteert voor 682 miljoen euro aan niet-eetbare tuinbouwproducten. De exportwaarde

van sierteeltproducten stijgt met 35% in 10 jaar tijd, van 505 naar 682 miljoen euro.De export van snijbloemen (32%) en boom-kwekerijproducten (19%) vertegenwoordigt samen de helft van de exportwaarde in 2014. De export van kamerplanten levert 14% van de waarde op. Verder exporteert België nog perk-planten (10%), zaaigoed (8%), stekken (5%), azalea en rododendron (5%) en bollen en knollen (3%).

Het valt op dat de exportwaarde aan snijbloemen sinds 2008 verdrievoudigd is, van 69 naar 215 miljoen euro. Binnen de categorie snijbloemen vertoont de exportwaarde van rozen sinds 2008 een explosieve toename met een factor x10.De belangrijke exportbestemmingen van België voor sierteeltproducten zijn Nederland (46%) en

Tabel B.5: Oost-Vlaamse tewerkstelling in de sierteelt en boomkwekerij, 2013

voltijds deeltijdsseizoens-

arbeidtotaal

aantal per hoofd aantal per hoofd aantal aantal per hoofd

Personen in Vlaanderen 3.506 601 3.900 8.007

Personen in Oost -Vlaanderen 1.567 253 1.259 3.079

Aandeel tewerkstelling Oost-Vlaanderen/Vlaanderen 44,7% 42,1% 32,3% 38,5%

Familiale arbeidskrachten 463 151 614

Bedrijfshoofd 277 1,0 30 1,0 307 1,0

Echtgeno(o)t(e) van het bedrijfshoofd 124 0,4 52 1,7 176 0,6

Andere familieleden 62 0,2 69 2,3 131 0,4

Niet-familiale arbeidskrachten 1.104 4,0 102 3,4 1.206 3,9

Seizoens- of gelegenheidsarbeidskrachten 1.259 1.259 4,1

Bron: eigen berekeningen op basis van de FOD Economie - Directie Statistiek

Figuur B.7 : Verdeling tewerkstelling naar arrondissementen

Teelt  van  bloemen2014 L  Arrond  VE arbeidsplaatsen  totaalvestigingseenheden  totaal %  arbeidsplaatsen  

AALST 15 6 1%DENDERMONDE 110 24 11%EEKLO 22 5 2%GENT 831 131 82%OUDENAARDE 2 2 0,20%SINT-­‐NIKLAAS 39 11 4%Totaal 1019 179 100%

Boomkwekerij,  muv  bosboomkwekerij2014 L  Arrond  VE arbeidsplaatsen  totaalvestigingseenheden  totaal %  arbeidsplaatsen

AALST 10 7 4%DENDERMONDE 116 42 52%EEKLO 21 7 9%GENT 60 20 27%OUDENAARDE 13 2 6%SINT-­‐NIKLAAS 4 4 2%Totaal 224 82 100%

Bron:  egen  berekeningen  op  basis  cijfers  RSZ Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  cijfers  RSZ

1%

11% 2%

82%

0,2%4%

%  arbeidsplaatsen  per  arrondissement  -­‐ teelt  van  bloemen,  2014

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

%  vestigingsplaatsen  -­‐ teelt  van  bloemen

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

4%

52%

9%

27%

6%

2%

%  arbeidsplaatsen  per  arrondissement  -­‐ boomkwekerij,  2014

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

Teelt  van  bloemen2014 L  Arrond  VE arbeidsplaatsen  totaalvestigingseenheden  totaal %  arbeidsplaatsen  

AALST 15 6 1%DENDERMONDE 110 24 11%EEKLO 22 5 2%GENT 831 131 82%OUDENAARDE 2 2 0,20%SINT-­‐NIKLAAS 39 11 4%Totaal 1019 179 100%

Boomkwekerij,  muv  bosboomkwekerij2014 L  Arrond  VE arbeidsplaatsen  totaalvestigingseenheden  totaal %  arbeidsplaatsen

AALST 10 7 4%DENDERMONDE 116 42 52%EEKLO 21 7 9%GENT 60 20 27%OUDENAARDE 13 2 6%SINT-­‐NIKLAAS 4 4 2%Totaal 224 82 100%

Bron:  egen  berekeningen  op  basis  cijfers  RSZ Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  cijfers  RSZ

1%

11% 2%

82%

0,2%4%

%  arbeidsplaatsen  per  arrondissement  -­‐ teelt  van  bloemen,  2014

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

%  vestigingsplaatsen  -­‐ teelt  van  bloemen

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

4%

52%

9%

27%

6%

2%

%  arbeidsplaatsen  per  arrondissement  -­‐ boomkwekerij,  2014

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

Bron: eigen berekeningen op basis cijfers RSZ.

% arbeidsplaatsen per arrondissement - teelt van bloemen, 2014 % arbeidsplaatsen per arrondissement - boomkwekerij, 2014

Teelt  van  bloemen2014 L  Arrond  VE arbeidsplaatsen  totaalvestigingseenheden  totaal %  arbeidsplaatsen  

AALST 15 6 1%DENDERMONDE 110 24 11%EEKLO 22 5 2%GENT 831 131 82%OUDENAARDE 2 2 0,20%SINT-­‐NIKLAAS 39 11 4%Totaal 1019 179 100%

Boomkwekerij,  muv  bosboomkwekerij2014 L  Arrond  VE arbeidsplaatsen  totaalvestigingseenheden  totaal %  arbeidsplaatsen

AALST 10 7 4%DENDERMONDE 116 42 52%EEKLO 21 7 9%GENT 60 20 27%OUDENAARDE 13 2 6%SINT-­‐NIKLAAS 4 4 2%Totaal 224 82 100%

Bron:  egen  berekeningen  op  basis  cijfers  RSZ Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  cijfers  RSZ

1%

11% 2%

82%

0,2%4%

%  arbeidsplaatsen  per  arrondissement  -­‐ teelt  van  bloemen,  2014

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

%  vestigingsplaatsen  -­‐ teelt  van  bloemen

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

4%

52%

9%

27%

6%

2%

%  arbeidsplaatsen  per  arrondissement  -­‐ boomkwekerij,  2014

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

Teelt  van  bloemen2014 L  Arrond  VE arbeidsplaatsen  totaalvestigingseenheden  totaal %  arbeidsplaatsen  

AALST 15 6 1%DENDERMONDE 110 24 11%EEKLO 22 5 2%GENT 831 131 82%OUDENAARDE 2 2 0,20%SINT-­‐NIKLAAS 39 11 4%Totaal 1019 179 100%

Boomkwekerij,  muv  bosboomkwekerij2014 L  Arrond  VE arbeidsplaatsen  totaalvestigingseenheden  totaal %  arbeidsplaatsen

AALST 10 7 4%DENDERMONDE 116 42 52%EEKLO 21 7 9%GENT 60 20 27%OUDENAARDE 13 2 6%SINT-­‐NIKLAAS 4 4 2%Totaal 224 82 100%

Bron:  egen  berekeningen  op  basis  cijfers  RSZ Bron:  eigen  berekeningen  op  basis  cijfers  RSZ

1%

11% 2%

82%

0,2%4%

%  arbeidsplaatsen  per  arrondissement  -­‐ teelt  van  bloemen,  2014

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

%  vestigingsplaatsen  -­‐ teelt  van  bloemen

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

4%

52%

9%

27%

6%

2%

%  arbeidsplaatsen  per  arrondissement  -­‐ boomkwekerij,  2014

AALST DENDERMONDE EEKLO GENT OUDENAARDE SINT-­‐NIKLAAS

Page 31: Sociaal economische situatieschets 2016

29

Frankrijk (32%). Daarnaast exporteert België ook naar het Verenigd Koninkrijk (6%), Duitsland (4%), overige landen in de EU (5%), overige derde landen (3%) en China (bijna 1%).

Nederland is de grootste afnemer van de export-categorie snijbloemen. België exporteert 86% van de exportwaarde naar Nederland; 12% ervan gaat naar Frankrijk. Frankrijk neemt de helft van de exportwaarde aan boomkwekerijproducten voor zijn rekening.

Azalea en rododendron exporteert België vooral naar Nederland (27%), Frankrijk (26%) en Italië (15%). Belgische kamerplanten worden vooral geëxporteerd naar Frankrijk (63%), Nederland en het Verenigd Koninkrijk (12%). 68% van de Belgische export van perkplanten wordt uitgevoerd naar Frankrijk en Nederland.

Tabel B.6 : Raming Oost-Vlaamse productiewaarden sierteelt (in miljoen euro)

2014 productiewaarden Vlaanderen areaal Ovl/VL (%)geraamde

productiewaarde Oost-Vlaanderen

boomkwekerij 287 102,39

sierbomen 241 35,2 84,83

bosbomen 32 35,7 11,42

fruitbomen 13 47,2 6,14

sierteelt 214 102,75

bloembollen en -knollen 3 97,9 2,94

snijbloemen 24 20,3 4,87

zaden en plantgoed 20 83,9 16,78

sierplanten 167 46,8 78,16

totaal 502 205,14

Bron: VLAM, sierteeltbarometer 2015 en eigen berekeningen

Figuur B.8 : Verdeling Belgische export van sierteeltproducten per productgroep, 2014 (in% van de exportwaarde)

Belgische  export  van  niet-­‐eetbare  tuinbouwproducten  (%)  per  productgroepAzalea  en  rhododendron Kamerplanten Perkplanten BoomkwekerijproductenSnijbloemen Snijgroen Bollen  en  knollenStekken Zaaigoed TOTAAL

2005 8% 28% 10% 20% 11% 7% 4% 8% 6% 100%2006 6% 28% 9% 20% 12% 9% 5% 7% 5% 100%2007 6% 24% 10% 22% 12% 10% 4% 6% 5% 100%2008 6% 23% 10% 22% 13% 10% 4% 7% 6% 100%2009 5% 20% 10% 20% 21% 8% 4% 6% 6% 100%2010 4% 18% 9% 19% 29% 7% 4% 5% 6% 100%2011 5% 17% 9% 20% 28% 6% 4% 5% 6% 100%2012 5% 15% 10% 20% 28% 7% 4% 5% 6% 100%2013 5% 15% 10% 19% 28% 7% 4% 6% 9% 100%2014 5% 14% 10% 19% 32% 5% 3% 5% 8% 100%

Bron:  VLAM

8% 6% 6% 6% 5% 4% 5% 5% 5% 5%

28% 28% 24% 23%20% 18% 17% 15% 15% 14%

10%9%

10% 10%10%

9% 9% 10% 10% 10%

20%20% 22% 22%

20%19% 20% 20% 19% 19%

11% 12% 12% 13% 21% 29% 28% 28% 28% 32%

7% 9% 10% 10% 8% 7% 6% 7%7%

5%4% 5% 4% 4% 4% 4% 4% 4%

4% 3%

8% 7% 6% 7% 6% 5% 5% 5%6% 5%

6% 5% 5% 6% 6% 6% 6% 6% 9% 8%

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

90%

100%

2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014

Verdeling    Belgische  export  van  sierteeltproducten  per  productgorep    in  %  van  de  exportwaarde

Zaaigoed

Stekken

Bollen   en  knollen

Snijgroen

Snijbloemen

Boomkwekerijproducten

Perkplanten

Kamerplanten

Azalea  en  rhododendron

Bron: VLAM.

Page 32: Sociaal economische situatieschets 2016

30

Belgische handelssaldo Het Belgische positieve handelssaldo voor niet-eetbare tuinbouwproducten bedraagt 134 miljoen euro in 2014. De grootste handelsoverschotten worden gerealiseerd op boomkwekerijproducten (70 miljoen euro), azalea en rododendron (31 miljoen euro) en kamerplanten (30 miljoen euro). De deelsectoren snijbloemen en bollen en knollen hebben een negatief handelssaldo.

Tot slotDe provincie Oost-Vlaanderen munt uit in de sierteelt-en boomkwekerijsector. De Oost-Vlaamse sierteelt neemt 50% van het Vlaamse sierteeltareaal voor zijn rekening. De Oost-Vlaamse boomkwekerij vertegenwoordigt 38% van het Vlaamse boomkwekerijareaal.De azaleateelt is exclusief voor Oost-Vlaanderen, 98% van de Belgische azalea wordt in Oost-Vlaanderen geteeld en is overal bekend als de Gentse azalea. Ook de sector van de bloembollen en -knollen is een nagenoeg exclusieve Oost-Vlaamse aangelegenheid met een aandeel van 95% van de Belgische teeltoppervlakte.Zoals in de gehele landbouwsector zet schaal-vergroting zich ook door in de sierteelt en boomkwekerij. Bijna 40% van de Vlaamse tewerk stelling in de sierteeltsector bevindt zich in Oost-Vlaanderen. De sector kenmerkt zich door een eerder niet-familiaal karakter: 80 % van de arbeidskrachten

werkt in niet-familiaal verband. Binnen Oost-Vlaanderen tekenen de arrondissementen Gent en Dendermonde voor het grootst aantal werk-nemers in de sierteeltsector. Specifiek voor de teelt van bloemen telt het arrondissement Gent de meeste werknemers. De tewerkstelling in de Oost-Vlaamse boomkwekerij is vooral te vinden in het arrondissement Dendermonde.Naar schatting bedraagt de Oost-Vlaamse productiewaarde 205 miljoen euro, waarvan de helft voor de boomkwekerij en de helft voor de sierteelt. De productiewaarde is goed voor 41% van de Vlaamse geraamde productiewaarde.Het Belgisch handelssaldo voor niet-eetbare tuinbouwproducten bedraagt 134 miljoen euro in 2014.

De Belgische sierteelt kent een positief handels-saldo, mede dankzij het vakmanschap van de hardwerkende Oost-Vlaamse sierteler en boom-kweker die zich dagelijks inzet om kwalitatieve producten op de markt te brengen.

Figuur B.9 : Belgische handelssaldo voor sierteeltproducten in 2014, in waarde (in 1.000 euro)

2014Totaal 134.286Azalea  en  rhododendron 30.801Kamerplanten 30.293Perkplanten 24.961Boomkwekerijproducten 69.978Snijbloemen -­‐31.065Snijgroen 6.779Bollen  knollen -­‐5.405Stekken   6.331Zaaigoed 1.612

Bron  VLAM

134.286

30.801 30.293 24.961

69.978

-­‐31.065

6.779

-­‐5.405

6.331 1.612

Belgische  handelssaldo  voor  sierteeltproducten  in  2014,  in  waarde  (in  1000  euro)

Bron: VLAM.

Tota

al

Azalea en ro

dodendron

Kamerplante

n

Perkplante

n

Boomkwekerijpro

ducten

Stekken

Zaaigoed

Snijbloemen

Bollen knolle

n

Snijgro

en

Page 33: Sociaal economische situatieschets 2016

31

Page 34: Sociaal economische situatieschets 2016
Page 35: Sociaal economische situatieschets 2016

Titel

33

Met gerichte opleidings- en tewerkstellings-maatregelen en de verdere uitbouw van de sociale economie beoogt de Vlaamse overheid de inschakeling van kansengroepen op de arbeidsmarkt te verhogen.

Het provinciale economisch beleid van Oost-Vlaanderen geeft mee invulling om de sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen te bevorderen via sensibilisering, versterking van het draagvlak, ontwikkeling en ondersteuning indien het ondernemingsover-schrijdende en regionale initiatieven betreft.

In wat volgt wordt het Vlaams beleid inzake sociale economie geschetst. Vervolgens wordt een overzicht gegeven van de werkloosheid in de provincie Oost-Vlaanderen. Voor die werk-zoekenden die het verst van de arbeidsmarkt staan, biedt sociale economie de meeste kansen op een passende job. Het luik ‘Oost-Vlaanderen en sociale economie’ geeft de hoofdlijnen van de provinciale beleidsacties. Ten slotte wordt ingezoomd op een aantal werkvormen uit de sociale economie: sociale en beschutte werk-plaatsen, invoegbedrijven en lokale diensten-economie in Oost-Vlaanderen.

Regelgeving en beleid

De sociale economie bestaat uit een veelheid aan bedrijven en initiatieven, ook binnen de reguliere sector, met als gemeenschappelijk doel de tewerkstelling van kansengroepen. Hierbij worden bepaalde maatschappelijke meerwaarden vooropgesteld en de volgende basisprincipes gerespecteerd: voorrang van arbeid op kapitaal; democratische beslissingsprocedures; maat-schappelijke inbedding; transparantie; kwaliteit en duurzaamheid.

In het kader van de sociale economie is het Vlaams Gewest bevoegd voor:

• de uitbouw van de sociale economie in Vlaanderen;

• een aantal Vlaamse tewerkstellings- programma’s, namelijk de beschutte werk-plaatsen, sociale werkplaatsen, de invoeg-maatregel, maatregel sociale inschakelings-economie SINE (van het federale naar het Vlaamse niveau in de zesde staatshervor-ming) en de lokale diensteneconomie.

Hervorming in de sociale economieHet Vlaamse Regeerakkoord 2009-2014 stelde de hervorming voor van de sociale economie in twee pijlers: maatwerken vanuit de sociale economie en lokale diensteneconomie. De Vlaamse Regering heeft hiertoe decreten voor collectief maatwerk en lokale diensteneconomie gestemd.

MaatwerkdecreetHet ‘Maatwerkdecreet collectieve inschakeling’ werd in juli 2013 bekrachtigd door de Vlaamse Regering. Via collectieve professionele inschake-ling en op basis van de individuele noden van de werknemer wordt een ondersteuning op maat bepaald.

Sociale economie

Page 36: Sociaal economische situatieschets 2016

34

MaatwerkbedrijvenMaatwerkbedrijven hebben één doel: werk en begeleiding op maat voorzien voor personen met een arbeidshandicap. Om deze doelstelling te realiseren ontwikkelen maatwerkbedrijven, net als reguliere bedrijven, economische activiteiten. Daarbij moeten ook zij, ondanks het vzw of vso statuut (vereniging zonder winstoogmerk/vennoot-schap met sociaal oogmerk), rendabel zijn en een kwaliteitsvolle bedrijfsvoering voeren.

De subsidies die maatwerkbedrijven ontvangen dienen om de begeleidingsnood en het rendements-verlies van hun werknemers te compenseren. Een maatwerkbedrijf dient aan een aantal subsidie-voorwaarden te voldoen. De tewerkstelling bedraagt minstens 20 VTE (voltijdse eenheden) doelgroepwerknemers en 65% van het totale personeelsbestand zijn personen met een arbeids-beperking (arbeidshandicap of psychosociale problematiek).De verschillen tussen een maatwerkbedrijf en een regulier bedrijf zijn vooreerst dat een regulier bedrijf werknemers zoekt in functie van het werk; een maatwerkbedrijf zoekt werk in functie van haar werknemers. Ten tweede beoogt een regu-lier bedrijf winstmaximalisatie, terwijl een maat-werkbedrijf streeft naar een maximale tewerk-stelling van personen met een arbeidsbeperking (tewerkstelling op maat).

Lokale diensteneconomieHet nieuwe decreet betreffende de lokale diensten-economie is in juli 2013 door de Vlaamse Regering bekrachtigd. Het decreet organiseert een vangnet voor doelgroepwerknemers die niet terecht kunnen in maatwerk maar wel nood hebben aan ondersteuning en begeleiding.

Organisaties uit de lokale diensteneconomie bieden een individueel passend en competentie-versterkend inschakelingstraject met kwaliteits-volle begeleiding op de werkvloer. Deze stellen op jaarbasis minimum 5 VTE doelgroepmedewer-kers tewerk, die het potentieel hebben om via een inschakelingstraject (van maximum 5 jaar) terug aansluiting te vinden in de reguliere economie. De gerealiseerde dienstverlening speelt in op lokale, maatschappelijke noden op individueel (bijvoorbeeld thuiszorg en strijkateliers) of collectief niveau (bijvoorbeeld kinderopvang, sociale restaurants en groenonderhoud).

Vernieuwend is dat maatwerk één kader beoogt voor de huidige beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen en invoegbedrijven. In de nieuwe regelgeving is er daarnaast ook bijzondere aandacht voor doorgroei naar het normaal economisch circuit (NEC), waarbij er rekening gehouden wordt met de talenten van elke individuele werknemer, zodat die op de juiste plaats terecht komt.

In dit kader onderzoekt de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, kort-weg VDAB, het functioneren van personen aan de hand van een goed uitgebouwd indicerings-instrument 1. Op deze manier wordt nagegaan of iemand kan erkend worden als persoon met een arbeidsbeperking en op basis daarvan rechten op maatregelen kan krijgen.

Op 26 januari 2016 heeft de Raad van State het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 2014 tot uitvoering van het decreet van 12 juli 2013 betreffende maatwerk bij collectieve in -schakeling geschorst. Dit betekent concreet dat voorlopig de oude regelgeving sociale en beschutte werkplaatsen opnieuw van kracht wordt. Later dit jaar beoordeelt de Raad van State het dossier ten gronde.

1 Indiceringsinstrument op basis van ‘International classification of functioning, disability and health’ (ICF). Het ICF brengt stoornissen, beperkingen en participatieproblemen in kaart en dit zowel persoonsgebonden als ingegeven door externe factoren.

Page 37: Sociaal economische situatieschets 2016

35

Figuur C.1: Kansengroepen in Oost-Vlaanderen, aantal en aandeel in % totaal NWWZ (maart 2016)

DoelgroepwerknemersZoals eerder vermeld, screent de VDAB werkzoekenden op basis van hun competenties en beperkingen, om te beslissen of zij al dan niet worden gerekend tot de doelgroepwerknemers die via sociale economie kunnen worden opgevangen en begeleid.

Eind maart 2016 waren er 52.176 niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in Oost-Vlaanderen of een aandeel van 23,2% in de Vlaamse werkloosheid. Ten opzichte van maart 2015, een jaar geleden, is het aantal werkzoekenden in Oost-Vlaanderen lichtjes gedaald met 1,4%. Een positieve evolutie die zich ook in de andere provincies voordoet; alleen in Vlaams-Brabant wordt een status quo van het aantal werklozen geregistreerd.

Een groep van werkzoekenden vindt, om diverse redenen, moeilijk of geen passende job in de reguliere economie. De VDAB onderscheidt vier kansengroepen: personen met een arbeidshandicap; personen van allochtone origine; kortgeschoolden (geen getuigeschrift secundair onderwijs); ouderen (50-plussers).

Enkele vaststellingen voor Oost-Vlaanderen:

• Bijna de helft (49,2%) van de werkzoekenden in Oost-Vlaanderen is laaggeschoold. Zij hebben het hoogst behaalde diploma lager onderwijs, eerste of tweede graad ASO/TSO/KSO/BSO/BuSO, deeltijds BSO, middenstandsopleiding. Doordat een kwalitatieve vorming en opleiding vandaag bijzonder belangrijk zijn op de Vlaamse arbeidsmarkt, hebben deze kortgeschoolden of personen zonder een diploma het steeds moeilijker om een job te vinden of te behouden.

• 26,1% zijn oudere werklozen en 20,3% zijn jonge werklozen.• Een kwart (25,2%) van de werkzoekenden is allochtoon. Zij hebben nationaliteit of herkomst van

buiten de EU, IJsland, Noorwegen, Liechtenstein en Zwitserland.• Ruim 7.500 werkzoekenden (14,4%) hebben een arbeidshandicap. Dit betekent dat zij door een

aandoening van psychische, lichamelijke of zintuiglijke aard het moeilijk hebben om werk te vinden of om hun job uit te voeren.

• 11,7% van de Oost-Vlaamse werkzoekenden heeft na 5 jaar nog geen passende job gevonden.

Bron: VDAB – Arvastat, eigen berekeningen

Page 38: Sociaal economische situatieschets 2016

36

De daling van het aantal werkzoekenden in Oost-Vlaanderen met bijna 1,5% ten opzichte van maart 2015 doet zich niet bij alle kansengroepen voor (zie tabel C.1.). Het aantal werkzoekenden jonger dan 25 jaar is namelijk gestegen met 3,4% tot bijna 10.600 personen. Meer opvallend is de toename van het aantal langdurig werklozen gedurende het voorbije jaar: het aantal personen langer dan twee jaar werkloos is met 7,8% gestegen tot 16.386 werkzoekenden.

Bron: VDAB – Arvastat

Tabel C.1: Evolutie van het aantal NWWZ in Oost-Vlaanderen, maart 2015-maart 2016

Niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in de provincie Oost-Vlaanderen, maart 2016

maart 2016 ∆ vorig jaar ∆ vorige maand

Totaal 52.176 -1,4% -1,4%

Geslacht

Mannen 28.554 -1,3% -1,4%

Vrouwen 23.622 -1,4% -1,5%

Leeftijd

< 25 jaar 10.599 3,4% -4,2%

25 tot 50 jaar 27.939 -2,8% -0,9%

>= 50 jaar 13.638 -1,9% -0,2%

Studieniveau

Laaggeschoold 25.666 0,7% -0,6%

Middengeschoold 17.559 -2,4% -1,7%

Hooggeschoold 8.951 -5,0% -3,3%

Werkloosheidsduur

< 1 jaar 26.665 -3,8% -2,2%

1 - 2 jaar 9.125 -8,5% -0,9%

2 - 5 jaar 10.273 7,6% -0,7%

>= 5 jaar 6.113 7,9% 0,1%

Origine

Autochtonen 39.005 -2,2% -1,8%

Allochtonen 13.171 1,1% -0,4%

Arbeidsgehandicapten 7.538 0,6% -0,6%

Page 39: Sociaal economische situatieschets 2016

37

5. Sociale economie is een meerwaarde economie

De monitoring van tewerkstellingscijfers is een kerntaak van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Dataverzameling over sociale economieondernemingen, producten en diensten, tewerkstelling via sociale economie in reguliere bedrijven, enz. wordt voor Oost-Vlaanderen verfijnd.

6. Voorbeeldfunctie binnen eigen beleidDe diensten van het provinciebestuur hebben via sociale clausules in haar eigen aanbestedingen een voorbeeldfunctie. Het betreft onderhoud van kleinere gebouwen niet in het centrum gelegen, sommige drukwerkopdrachten, groenonderhoud van een aantal domeinen/scholen/instellingen. Blijvend kennis opbouwen rond het gebruik van de sociale clausule kan deze voorbeeldfunctie verder en blijvend uitdragen.

7. Communicatie en promotie van de sociale economie

Via samenwerking wordt kennis delen nage-streefd. Daarnaast organiseert of ondersteunt de Provincie fora sociale economie, uitwerksessie, ...

Oost-Vlaanderen en SZ sociale economie

De sociale economie vervult een bijzondere rol in de economische ontwikkeling van de provincie. Binnen het economisch beleid van Oost-Vlaanderen wordt de sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen bevorderd. Dit gebeurt via sensibilisering, ver-sterking van het draagvlak en ontwikkeling en ondersteuning van ondernemingsoverschrijdende en regionale initiatieven binnen de sociale economie.

Aan het sociaal economie beleid wordt vorm gegeven door:

1. Collectieve ondersteuning sociale economie De Provincie Oost-Vlaanderen ondersteunt en versterkt als facilitator – en in afstemming met – het collectieve ondersteuningsorgaan (In|C) de aangeboden diensten. De Provincie kan regionale accenten leggen in het kader van de samenwerking.

2. Individuele ondersteuning sociale economieHet provinciebestuur kan ondersteuning bieden aan sociale economieondernemingen als deze complementair is aan het Vlaamse beleid. De Provincie kan op het vlak van sensibilisering, uitbouw van het draagvlak en de tijdelijke en experimentele ontwikkeling en ondersteuning, acties ontwikkelen als deze ondernemings-overschrijdend en regionaal van aard zijn.

3. Bevorderen van de sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen

Hiervoor werkt het provinciebestuur reeds lang samen met bedrijvencentrum nv De Punt. De Punt oefent een brugfunctie tussen de sociale en de reguliere economie uit, ondersteunt innovatieve vormen van maatschappelijk verantwoord en sociaal ondernemerschap en sociale economie voor het gehele grondgebied van de provincie. De Punt heeft tevens een sensibiliserende en vertegenwoordigende rol met betrekking tot het maatschappelijk verantwoord en sociaal ondernemerschap.

4. Ondersteuning van de gemeenten in het uit-bouwen van de regierol op het vlak van lokale sociale economie

De dienst Economie, Europese en Internationale samenwerking faciliteert de samenwerking met de Oost-Vlaamse regisseurs van de sociale economie en betrekt gemeenten die niet tot de regie sociale economie behoren bij activiteiten.

Page 40: Sociaal economische situatieschets 2016

38

Gemeente

beschutte werkplaats (17)

invoegbedrijf (58)

lokale diensteneconomie (46)

sociale werkplaats (44)

Sociale economiebedrijven in Oost-VlaanderenBinnen de provincie Oost-Vlaanderen zijn tal van actoren, organisaties en bedrijven actief op het vlak van sociale economie. Naar aanleiding van de hervormingen, wordt hierna bekeken: sociale en beschutte werkplaatsen, invoegbedrijven en lokale diensteneconomie. Oost-Vlaanderen telt 165 sociale economieondernemingen, die samen zorgen voor meer dan 5.500 voltijdse jobs. Op kaart C.1. is de geografische spreiding binnen de provincie te zien.

Kaart C.1: Geografische spreiding van de sociale economiebedrijven in Oost-Vlaanderen

Bron: Databank sociale economiebedrijven, via www.socialeeconomie.be

Zowel de beschutte als sociale werkplaatsen (maatwerkbedrijven) zijn organisaties of ondernemingen met als kerntaak de inschakeling van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt en ontwikke-lingen van economische activiteiten om deze doelstelling te realiseren. Het aandeel doelgroepwerkne-mers binnen de organisatie bedraagt minstens 65%. Invoegbedrijven zijn reguliere ondernemingen die maatschappelijk verantwoord ondernemen hoog in het vaandel dragen en minstens 5 VTE doelgroep-werknemers tewerkstellen.

beschutte werkplaats (17)invoegbedrijf (58)lokale diensteneconomie (46)sociale werkplaats (44)

Gemeente

beschutte werkplaats (17)

invoegbedrijf (58)

lokale diensteneconomie (46)

sociale werkplaats (44)

Page 41: Sociaal economische situatieschets 2016

39

Invoegbedrijven (maatwerkafdelingen)Een maatwerkafdeling wordt opgericht binnen een onderneming die haar kerntaak legt bij haar activiteit, maar wel bereid is kansengroepen een duurzame tewerkstelling te garanderen. Een beperkte groep van mensen (minstens 5 VTE) wordt opgeleid en begeleid. De Vlaamse overheid ondersteunt invoegbedrijven met een loonsubsidie voor de tewerkgestelde personen.Invoegbedrijven zijn in Oost-Vlaanderen een belangrijke deelsector van de sociale economie. De provincie telt 58 invoegbedrijven, waarvan 16 in Gent. Het betreft zowel kleine en middelgrote ondernemingen, actief in uiteenlopende sectoren.

Lokale diensteneconomieDe basisidee van de lokale diensteneconomie is het voorzien in een aanvullend dienstenaanbod vanuit de overheid. Deze dienstverlening sluit nauw aan bij de maatschappelijke noden en trends en creëert tegelijk kansen op tewerkstelling voor doelgroepwerknemers.In Oost-Vlaanderen zijn 46 organisaties actief in de lokale diensteneconomie. OCMW’s en fiets-punten zijn typevoorbeelden. Ook hier is Gent absolute koploper met 15 vestigingen, gevolgd door Aalst (6 vestigingen) en Ronse (4 vestigingen).

Sociale werkplaatsenSociale werkplaatsen beogen permanent gesubsi-dieerde tewerkstelling voor de meest achterge-stelde werkzoekenden. De sociale dimensie van de onderneming primeert boven de economische opdracht; er is een zeer intensieve begeleiding op de werkvloer. De doelgroep zijn werkzoekenden die laaggeschoold en minstens 5 jaar inactief zijn, fysieke, psychische of sociale beperkingen hebben. Het uiteindelijke doel is via tewerkstel-ling een verbeterde integratie van kansengroepen in de maatschappij bekomen.Oost-Vlaanderen telt 44 sociale werkplaatsen, met een tewerkstelling van meer dan 1.100 personen. Een vierde van de sociale werkplaatsen zijn in Gent gevestigd.

Beschutte werkplaatsenBeschutte werkplaatsen stellen personen met een arbeidshandicap tewerk die tijdelijk of definitief niet op de gewone arbeidsmarkt terecht kunnen. Zij hebben nood aan een bijna perma-nente ondersteuning op de werkvloer. Meer en meer beschutte werkplaatsen voeren activiteiten uit op verplaatsing (enclavewerking), waarbij een groep werknemers uit de beschutte werkplaats het werk uitvoert bij de klant. Oost-Vlaanderen telt 17 beschutte werkplaatsen, waarvan 10 met meer dan 100 werknemers. In totaal worden ruim 2.600 personen tewerkge-steld, inclusief omkaderingspersoneel.

Page 42: Sociaal economische situatieschets 2016
Page 43: Sociaal economische situatieschets 2016

Oost-Vlaanderen doorgelicht

deel 2

Page 44: Sociaal economische situatieschets 2016

MELLE

BUGGENHOUT

SINT-LIEVENS-HOUTEM

WAASMUNSTER

HOREBEKE

SINT-MARTENS-LATEM WICHELEN

WAARSCHOOT

ZINGEM

42

Overzichtskaart

Overzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)

Page 45: Sociaal economische situatieschets 2016

MELLE

BUGGENHOUT

SINT-LIEVENS-HOUTEM

WAASMUNSTER

HOREBEKE

SINT-MARTENS-LATEM WICHELEN

WAARSCHOOT

ZINGEM

43

Arrondissement Aalst

Aalst

Denderleeuw

Erpe-Mere

Geraardsbergen

Haaltert

Herzele

Lede

Ninove

Sint-Lievens-Houtem

Zottegem

Arrondissement Dendermonde

Berlare

Buggenhout

Dendermonde

Hamme

Laarne

Lebbeke

Waasmunster

Wetteren

Wichelen

Zele

Arrondissement Eeklo

Assenede

Eeklo

Kaprijke

Maldegem

Sint-Laureins

Zelzate

Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement

Arrondissement Gent

Aalter

Deinze

De Pinte

Destelbergen

Evergem

Gavere

Gent

Knesselare

Lochristi

Lovendegem

Melle

Merelbeke

Moerbeke

Nazareth

Nevele

Oosterzele

Sint-Martens-Latem

Waarschoot

Wachtebeke

Zomergem

Zulte

Arrondissement Oudenaarde

Brakel

Horebeke

Kluisbergen

Kruishoutem

Lierde

Maarkedal

Oudenaarde

Ronse

Wortegem-Petegem

Zingem

Zwalm

Arrondissement Sint-Niklaas

Beveren

Kruibeke

Lokeren

Sint-Gillis-Waas

Sint-Niklaas

Stekene

Temse

Page 46: Sociaal economische situatieschets 2016

44

Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20-39 jaar / bevolking 40-59 jaar

De vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20-39) tegenover de groep van ouder actieven (40-59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de ouder actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.

Bevolking

Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaar

De verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfra-structuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfra structuur.

Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.

Page 47: Sociaal economische situatieschets 2016

45

Tabel 1: Bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2015)

aantal inwoners

dichtheid inwoners/km2

oppervlakte km2

verouderingscoëff.65+ jaar / -20 jaar

vervangingscoëff. 20-39 jaar / 40-59 jaar

Aalst 83.756 1.072 78,1 0,91 0,84Aalter 20.053 245 81,9 0,91 0,81Assenede 14.053 161 87,2 1,01 0,78Berlare 14.839 392 37,8 0,86 0,76Beveren 47.439 316 150,2 0,92 0,81Brakel 14.651 259 56,5 1,01 0,77Buggenhout 14.532 575 25,3 0,89 0,77De Pinte 10.325 574 18,0 0,99 0,71Deinze 30.426 403 75,5 0,93 0,87Denderleeuw 19.587 1.422 13,8 0,72 0,82Dendermonde 44.969 808 55,7 0,94 0,82Destelbergen 17.897 674 26,6 0,99 0,79Eeklo 20.675 688 30,0 1,06 0,84Erpe-Mere 19.727 580 34,0 1,01 0,75Evergem 34.461 459 75,0 0,92 0,79Gavere 12.562 401 31,3 0,89 0,74Gent 252.962 1.620 156,2 0,79 1,30Geraardsbergen 33.051 415 79,7 0,92 0,77Haaltert 17.919 591 30,3 0,98 0,78Hamme 24.610 612 40,2 0,82 0,91Herzele 17.493 369 47,4 0,88 0,78Horebeke 2.043 182 11,2 1,22 0,63Kaprijke 6.362 189 33,7 0,99 0,77Kluisbergen 6.464 213 30,4 0,86 0,91Knesselare 8.186 220 37,3 0,94 0,80Kruibeke 16.449 492 33,4 0,82 0,82Kruishoutem 8.172 175 46,8 0,84 0,80Laarne 12.370 386 32,1 0,98 0,77Lebbeke 18.729 696 26,9 0,87 0,84Lede 18.272 616 29,7 0,91 0,81Lierde 6.564 251 26,1 0,88 0,78Lochristi 22.107 366 60,3 0,79 0,74Lokeren 40.544 601 67,5 0,72 0,91Lovendegem 9.530 489 19,5 1,15 0,69Maarkedal 6.352 139 45,6 1,06 0,72Maldegem 23.467 248 94,6 0,98 0,81Melle 11.129 732 15,2 0,87 0,87Merelbeke 24.114 658 36,6 0,88 0,82Moerbeke 6.273 166 37,8 0,85 0,87Nazareth 11.535 328 35,2 1,01 0,78Nevele 12.061 232 51,9 0,82 0,82Ninove 37.950 523 72,6 0,89 0,79Oosterzele 13.508 313 43,1 0,82 0,77Oudenaarde 30.809 453 68,1 0,95 0,84Ronse 25.775 747 34,5 0,71 0,93Sint-Gillis-Waas 19.252 350 55,0 0,80 0,82Sint-Laureins 6.679 90 74,5 1,04 0,77Sint-Lievens-Houtem 10.168 381 26,7 0,88 0,79Sint-Martens-Latem 8.504 593 14,3 1,24 0,68Sint-Niklaas 74.738 892 83,8 0,86 0,94Stekene 17.786 397 44,8 0,87 0,80Temse 29.193 731 39,9 0,77 0,83Waarschoot 7.891 360 21,9 1,09 0,80Waasmunster 10.690 335 31,9 0,90 0,75Wachtebeke 7.460 216 34,5 1,00 0,82Wetteren 24.835 677 36,7 0,94 0,85Wichelen 11.510 503 22,9 0,90 0,83Wortegem-Petegem 6.353 151 42,0 0,83 0,79Zele 20.833 630 33,1 0,77 0,89Zelzate 12.472 910 13,7 1,03 0,82Zingem 7.551 315 23,9 0,77 0,87Zomergem 8.380 216 38,8 1,02 0,79Zottegem 25.841 456 56,7 1,08 0,78Zulte 15.551 478 32,5 0,78 0,87Zwalm 8.070 239 33,8 0,83 0,69

Arr. Aalst 283.764 605 468,9 0,92 0,80Arr. Dendermonde 197.917 578 342,5 0,89 0,83Arr. Eeklo 83.708 251 333,8 1,02 0,81Arr. Gent 544.915 577 943,6 0,86 1,01Arr. Oudenaarde 122.804 293 418,8 0,87 0,82Arr. Sint-Niklaas 245.401 517 474,6 0,83 0,87

Oost-Vlaanderen 1.478.509 496 2.982,2 0,88 0,89

Vlaams Gewest 6.444.127 477 13.522,3 0,89 0,86

België 11.209.044 367 30.527,9 0,80 0,91

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen

Page 48: Sociaal economische situatieschets 2016

46

Tabel 2: Bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2015 (2000 = 100)

2000aantal

2008index

2009index

2010index

2011index

2012index

2013index

2014index

2015index

Arr. Aalst 262.294 102,7 103,5 104,3 105,4 106,2 107,1 107,7 108,2

Arr. Dendermonde 186.484 102,1 102,7 103,2 104,0 104,7 105,3 105,8 106,1

Arr. Eeklo 79.484 101,7 102,4 103,0 103,7 104,1 104,9 105,0 105,3

Arr. Gent 495.368 104,4 105,4 106,4 107,7 108,2 108,8 109,4 110,0

Arr. Oudenaarde 114.345 103,3 104,2 104,9 105,4 106,0 106,6 107,0 107,4

Arr. Sint-Niklaas 223.648 104,1 105,0 106,0 106,9 107,6 108,6 109,1 109,7

Oost-Vlaanderen 1.361.623 103,5 104,4 105,2 106,2 106,8 107,6 108,1 108,6

Vlaams Gewest 5.940.251 103,7 104,4 105,2 106,1 106,9 107,4 107,9 108,5

België 10.239.085 104,2 104,9 105,8 106,9 107,8 108,4 108,9 109,5

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen

Figuur 1: Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2015)

Bron: FOD Economie - Directie Statistiek - bevolkingskubus, eigen berekeningen

60.000 40.000 20.000 0 20.000 40.000 60.000

0-4 jaar 5-9 jaar

10-14 jaar 15-19 jaar 20-24 jaar 25-29 jaar 30-34 jaar 35-39 jaar 40-44 jaar 45-49 jaar 50-54 jaar 55-59 jaar 60-64 jaar 65-69 jaar 70-74 jaar 75-79 jaar 80-84 jaar 85-89 jaar 90-94 jaar

95+ jaar

Figuur 1: Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2015)

Mannen Vrouwen

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen

Page 49: Sociaal economische situatieschets 2016

47

bevolkingsdichtheid 01.01.2015 (inw./km2)Kaart 1

90 – 259

260 – 415

416 – 523

524 – 696

697 – 1.072

1.073 – 1.620

bevolkingsdichtheid 01.01.2015 (inw./km²)

90 - 259

260 - 415

416 - 523

524 - 696

697 - 1.072

1.073 - 1.620

Kaart 1

Sint-Lievens-Houtem

Page 50: Sociaal economische situatieschets 2016

gemiddeld inkomen 2013 (EUR)

14.000 - 17.800

17.801 - 18.400

18.401 - 18.700

18.700 - 19.300

19.300 - 20.000

20.000 - 26.000

Kaart 2

48

Inkomen

Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaan

Een belangrijk gegeven is de spreiding van de inkomens over de bevolking, met andere woorden hoe groot is het verschil tussen het hoogste en laagste inkomen. Om de inkomensspreiding weer te geven, worden een aantal indicatoren berekend waarbij de inkomens eerst worden gerangschikt van laag naar hoog:

• laagste inkomen• Q1 = inkomen dat centrale plaats

inneemt tussen het laagste inkomen en het mediaaninkomen

• mediaan = middelste inkomen in de reeks• Q3 = inkomen dat centrale plaats

inneemt tussen het mediaaninkomen en het hoogste inkomen

• hoogste inkomen

Het verschil tussen Q3 en Q1, ook wel het inter-kwartiel verschil genoemd, geeft een idee van de inkomensspreiding rond de mediaan. Hoe kleiner het interkwartiel verschil, hoe dich-ter de inkomens rond de mediaan liggen; hoe groter het verschil, hoe groter de spreiding tussen de inkomens.

Door het interkwartiel verschil te delen door de mediaan, wordt de spreidingsmaat niet beïn-vloed door de hoogte van het mediaan inkomen. Dit is van belang wil men opeenvolgende jaren (i.e. evolutie van het inkomen) met elkaar ver-gelijken. Deze verhouding noemt men de inter-kwartiele coëfficiënt. Hoe hoger deze coëfficiënt, hoe groter de inkomens ongelijkheid.

Kaart 2gemiddeld inkomen 2013 (EUR)

14.000 – 17.800

17.801 – 18.400

18.401 – 18.700

18.700 – 19.300

19.300 – 20.000

20.000 – 26.000

gemiddeld inkomen 2013 (EUR)

14.000 - 17.800

17.801 - 18.400

18.401 - 18.700

18.700 - 19.300

19.300 - 20.000

20.000 - 26.000

Kaart 2

Sint-Lievens-Houtem

Page 51: Sociaal economische situatieschets 2016

49

Tabel 3: Inkomen (2013)

Gemiddeld inkomen per inwoner 2013(aanslagjaar 2014)

Interkwartiele coëfficiënt (*)

In EUR Peil (Vlaanderen = 100) Per aangifte

Aalst 18.412 101,4 98Aalter 19.280 106,1 107Assenede 18.176 100,1 97Berlare 18.398 101,3 99Beveren 19.221 105,8 102Brakel 18.564 102,2 99Buggenhout 19.386 106,7 103De Pinte 24.058 132,5 132Deinze 18.869 103,9 106Denderleeuw 18.325 100,9 97Dendermonde 18.464 101,7 97Destelbergen 21.454 118,1 106Eeklo 17.224 94,8 92Erpe-Mere 20.280 111,7 100Evergem 18.932 104,2 100Gavere 19.975 110,0 104Gent 17.477 96,2 98Geraardsbergen 17.762 97,8 98Haaltert 19.580 107,8 99Hamme 17.033 93,8 91Herzele 19.288 106,2 101Horebeke 19.912 109,6 113Kaprijke 18.648 102,7 101Kluisbergen 18.038 99,3 100Knesselare 17.335 95,4 94Kruibeke 18.358 101,1 101Kruishoutem 19.063 105,0 111Laarne 19.955 109,9 103Lebbeke 18.392 101,3 94Lede 19.212 105,8 100Lierde 18.759 103,3 107Lochristi 19.825 109,2 112Lokeren 17.391 95,7 98Lovendegem 20.225 111,4 108Maarkedal 19.216 105,8 111Maldegem 17.247 95,0 95Melle 20.141 110,9 108Merelbeke 21.278 117,2 115Moerbeke 18.537 102,1 105Nazareth 19.804 109,0 113Nevele 19.165 105,5 117Ninove 18.115 99,7 96Oosterzele 20.003 110,1 111Oudenaarde 18.763 103,3 99Ronse 14.663 80,7 87Sint-Gillis-Waas 18.301 100,8 103Sint-Laureins 17.686 97,4 99Sint-Lievens-Houtem 19.014 104,7 103Sint-Martens-Latem 25.663 141,3 138Sint-Niklaas 17.016 93,7 93Stekene 18.092 99,6 97Temse 17.892 98,5 96Waarschoot 17.980 99,0 92Waasmunster 20.564 113,2 110Wachtebeke 18.327 100,9 98Wetteren 18.547 102,1 95Wichelen 18.997 104,6 100Wortegem-Petegem 19.856 109,3 113Zele 16.472 90,7 92Zelzate 16.983 93,5 87Zingem 18.646 102,7 99Zomergem 18.357 101,1 99Zottegem 20.138 110,9 103Zulte 17.789 97,9 99Zwalm 19.742 108,7 108

Arr. Aalst 18.778 103,4 99Arr. Dendermonde 18.379 101,2 97Arr. Eeklo 17.499 96,3 95Arr. Gent 18.721 103,1 103Arr. Oudenaarde 18.018 99,2 100Arr. Sint-Niklaas 17.879 98,4 98

Oost-Vlaanderen 18.419 101,4 100

Vlaams Gewest 18.163 100,0 100

België 17.019 93,7 102

(*) Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaaninkomen

Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, eigen berekeningen

Page 52: Sociaal economische situatieschets 2016

50

Werkgelegenheid

Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

De concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfs-tak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerkstellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegenwoordigd is dan in Vlaanderen; een concentratiecoëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoor-digd is ten opzichte van Vlaanderen.

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar

De activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werk-zoekenden) en de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). De ratio is een weergave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.

Werkgelegenheidsgraad = werkenden / bevolking 20-64 jaar

De werkgelegenheidsgraad (jobratio) is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekken-den plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerkstelling volgens de plaats van cre-atie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werk-gelegenheidsbeleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.

Werkzaamheidsgraad = werkenden / totale bevolking

De werkzaamheidsgraad is het percentage wer-kenden ten opzichte van de totale bevolking.

Page 53: Sociaal economische situatieschets 2016

51

Tabel 4: Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2014) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen)

De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten Sectorale werkgelegenheid

Werknemers Zelfstandigen (1) Totaal Primaire Secundaire Tertiaire QuartaireGemeente / regio Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. sector sector sector sector

Aalst 30.889 6,5 4.971 4,7 35.860 6,2 0,7% 19,1% 40,6% 39,6%Aalter 6.628 1,4 1.927 1,8 8.555 1,5 4,1% 34,8% 39,7% 21,3%Assenede 2.283 0,5 1.150 1,1 3.433 0,6 10,7% 34,3% 30,4% 24,6%Berlare 1.551 0,3 1.201 1,1 2.752 0,5 3,6% 25,2% 44,6% 26,6%Beveren 17.461 3,7 3.208 3,1 20.669 3,6 2,7% 33,4% 42,4% 21,5%Brakel 1.831 0,4 1.014 1,0 2.845 0,5 5,4% 15,3% 35,9% 43,4%Buggenhout 3.193 0,7 970 0,9 4.163 0,7 2,1% 35,0% 31,4% 31,5%De Pinte 1.259 0,3 928 0,9 2.187 0,4 2,9% 8,1% 54,4% 34,5%Deinze 10.824 2,3 2.613 2,5 13.437 2,3 3,0% 19,8% 43,1% 34,1%Denderleeuw 2.249 0,5 859 0,8 3.108 0,5 1,0% 21,8% 40,4% 36,7%Dendermonde 14.691 3,1 2.700 2,6 17.391 3,0 1,0% 23,3% 35,5% 40,3%Destelbergen 3.329 0,7 1.620 1,5 4.949 0,9 3,5% 24,9% 49,5% 22,1%Eeklo 9.087 1,9 1.191 1,1 10.278 1,8 1,3% 25,3% 31,8% 41,6%Erpe-Mere 4.055 0,9 1.335 1,3 5.390 0,9 2,1% 29,2% 42,1% 26,5%Evergem 8.108 1,7 2.223 2,1 10.331 1,8 4,4% 24,4% 37,8% 33,5%Gavere 2.528 0,5 985 0,9 3.513 0,6 2,8% 23,1% 37,5% 36,6%Gent 159.016 33,4 16.036 15,3 175.052 30,1 0,4% 19,3% 39,1% 41,3%Geraardsbergen 6.338 1,3 2.076 2,0 8.414 1,4 1,8% 16,5% 42,0% 39,6%Haaltert 2.015 0,4 1.104 1,1 3.119 0,5 2,5% 21,1% 44,1% 32,4%Hamme 4.640 1,0 1.623 1,5 6.263 1,1 2,6% 27,5% 39,4% 30,6%Herzele 1.781 0,4 1.183 1,1 2.964 0,5 5,0% 17,3% 44,6% 33,2%Horebeke 218 0,0 205 0,2 423 0,1 10,2% 15,1% 39,5% 35,2%Kaprijke 976 0,2 708 0,7 1.684 0,3 12,5% 30,9% 35,2% 21,4%Kluisbergen 1.358 0,3 551 0,5 1.909 0,3 3,8% 39,1% 31,9% 25,2%Knesselare 1.079 0,2 813 0,8 1.892 0,3 8,0% 31,6% 39,2% 21,2%Kruibeke 2.962 0,6 1.043 1,0 4.005 0,7 3,5% 30,9% 42,4% 23,1%Kruishoutem 2.650 0,6 1.070 1,0 3.720 0,6 5,6% 43,5% 37,6% 13,3%Laarne 1.606 0,3 1.074 1,0 2.680 0,5 7,8% 23,5% 44,2% 24,5%Lebbeke 3.483 0,7 1.181 1,1 4.664 0,8 2,5% 35,3% 38,2% 24,1%Lede 2.213 0,5 1.183 1,1 3.396 0,6 3,6% 11,8% 43,7% 40,9%Lierde 507 0,1 488 0,5 995 0,2 6,7% 23,3% 37,5% 32,5%Lochristi 4.530 1,0 2.035 1,9 6.565 1,1 15,3% 16,1% 43,9% 24,8%Lokeren 14.565 3,1 2.639 2,5 17.204 3,0 1,8% 28,4% 37,0% 32,7%Lovendegem 1.584 0,3 810 0,8 2.394 0,4 4,0% 16,7% 38,3% 41,1%Maarkedal 705 0,1 697 0,7 1.402 0,2 11,3% 14,3% 36,4% 37,9%Maldegem 5.280 1,1 2.247 2,1 7.527 1,3 5,8% 31,4% 40,0% 22,8%Melle 4.600 1,0 780 0,7 5.380 0,9 1,1% 30,0% 41,7% 27,2%Merelbeke 8.220 1,7 1.765 1,7 9.985 1,7 1,4% 21,3% 50,2% 27,1%Moerbeke 583 0,1 457 0,4 1.040 0,2 14,5% 13,0% 41,2% 31,3%Nazareth 6.005 1,3 1.049 1,0 7.054 1,2 2,3% 22,8% 54,1% 20,9%Nevele 1.631 0,3 1.209 1,2 2.840 0,5 12,3% 15,6% 35,8% 36,3%Ninove 8.822 1,9 2.595 2,5 11.417 2,0 1,8% 22,4% 50,7% 25,1%Oosterzele 1.810 0,4 1.135 1,1 2.945 0,5 9,3% 20,3% 39,9% 30,5%Oudenaarde 14.411 3,0 2.240 2,1 16.651 2,9 1,4% 27,1% 37,6% 33,9%Ronse 7.397 1,6 1.373 1,3 8.770 1,5 0,8% 31,0% 32,4% 35,8%Sint-Gillis-Waas 2.693 0,6 1.490 1,4 4.183 0,7 6,8% 23,0% 42,7% 27,5%Sint-Laureins 679 0,1 746 0,7 1.425 0,2 19,9% 17,8% 36,0% 26,3%Sint-Lievens-Houtem 1.329 0,3 765 0,7 2.094 0,4 4,7% 36,4% 37,0% 21,9%Sint-Martens-Latem 2.527 0,5 1.513 1,4 4.040 0,7 1,2% 16,4% 64,4% 18,0%Sint-Niklaas 28.568 6,0 4.496 4,3 33.064 5,7 1,0% 16,4% 43,0% 39,5%Stekene 2.361 0,5 1.277 1,2 3.638 0,6 4,3% 17,4% 50,4% 27,9%Temse 8.929 1,9 1.957 1,9 10.886 1,9 1,5% 27,9% 49,4% 21,2%Waarschoot 1.138 0,2 562 0,5 1.700 0,3 6,2% 27,8% 38,3% 27,8%Waasmunster 1.366 0,3 1.287 1,2 2.653 0,5 3,4% 18,4% 49,8% 28,3%Wachtebeke 969 0,2 452 0,4 1.421 0,2 6,8% 8,2% 41,1% 43,9%Wetteren 8.814 1,8 1.678 1,6 10.492 1,8 2,6% 28,2% 36,3% 32,9%Wichelen 1.868 0,4 815 0,8 2.683 0,5 4,8% 33,2% 41,0% 21,0%Wortegem-Petegem 1.447 0,3 723 0,7 2.170 0,4 5,4% 37,2% 40,6% 16,8%Zele 6.220 1,3 1.383 1,3 7.603 1,3 2,1% 45,7% 29,4% 22,8%Zelzate 3.471 0,7 465 0,4 3.936 0,7 0,9% 12,7% 45,2% 41,2%Zingem 1.194 0,3 632 0,6 1.826 0,3 3,0% 36,1% 37,3% 23,6%Zomergem 1.121 0,2 816 0,8 1.937 0,3 9,3% 16,2% 38,8% 35,8%Zottegem 6.650 1,4 1.673 1,6 8.323 1,4 1,8% 15,5% 38,7% 44,1%Zulte 3.409 0,7 1.323 1,3 4.732 0,8 3,4% 35,7% 44,0% 16,9%Zwalm 1.092 0,2 679 0,6 1.771 0,3 5,5% 11,1% 48,1% 35,4%

Arr. Aalst 66.341 13,9 17.744 16,9 84.085 14,5 1,6% 19,8% 42,3% 36,3%Arr. Dendermonde 47.432 9,9 13.912 13,3 61.344 10,5 2,4% 29,3% 36,9% 31,4%Arr. Eeklo 21.776 4,6 6.507 6,2 28.283 4,9 5,2% 26,2% 36,1% 32,5%Arr. Gent 230.898 48,4 41.051 39,1 271.949 46,7 1,9% 20,6% 40,9% 36,6%Arr. Oudenaarde 32.810 6,9 9.672 9,2 42.482 7,3 3,0% 28,7% 36,7% 31,6%Arr. Sint-Niklaas 77.539 16,3 16.110 15,3 93.649 16,1 2,1% 24,7% 42,8% 30,5%

Oost-Vlaanderen 476.796 100,0 104.996 100,0 581.792 100,0 2,2% 22,9% 40,5% 34,4%

Vlaams Gewest 2.202.641 - 461.156 - 2.663.797 - 2,0% 21,3% 44,8% 32,0%

België (2) 3.836.904 - 750.135 - 4.587.039 - 1,9% 18,7% 44,0% 35,3%

(1) Zelfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 3.971 zelfstandigen en helpers

(2) Gegevens per 30 juni 2014

Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

Page 54: Sociaal economische situatieschets 2016

52

Tabel 5: De totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2014) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen)

Aantal werknemers

Aantal zelfstandigen

Totale werk-gelegenheid

Provinciaal aandeel

Concentratie-coëfficiënt (*)

Primaire sector 2.178 10.503 12.681 2,2% 1,09

Secundaire sector 116.552 16.815 133.367 22,9% 1,08

Energie en water 4.580 201 4.781 0,8% 1,60

Winning van delfstoffen 23 8 31 0,0% 0,31

Industrie 78.617 4.945 83.562 14,4% 1,02

Basismetaal en metaalverwerking 29.291 370 29.661 5,1% 1,06

Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal 10.584 20 10.604 1,8% 0,81

Voeding, drank en tabak 14.990 1.499 16.489 2,8% 1,09

Textiel, leer en kleding 7.131 519 7.650 1,3% 1,59

Hout en meubelen, papier en drukkerij

8.884 1.425 10.309 1,8% 0,99

Diverse 7.737 1.112 8.849 1,5% 0,84

Bouw 33.332 11.661 44.993 7,7% 1,16

Tertiaire sector 173.897 61.482 235.379 40,5% 0,90

Handel en reparatie 59.152 27.828 86.980 15,0% 0,92

Horeca 11.147 9.934 21.081 3,6% 0,86

Transport, verkeer en communicatie 25.954 4.003 29.957 5,1% 0,84

Financiële instellingen 6.293 375 6.668 1,1% 1,00

Diensten en huur 71.351 19.342 90.693 15,6% 0,91

Quartaire sector 184.169 16.196 200.365 34,4% 1,08

Overheid 32.288 32 32.320 5,6% 0,98

Onderwijs 56.260 662 56.922 9,8% 1,15

Gezondheid en sociale diensten 91.245 8.679 99.924 17,2% 1,09

Overige 4.376 6.823 11.199 1,9% 0,98

Totaal 476.796 104.996 581.792 100,0% 1,00

(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak

Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2014)

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

Gezondheid en sociale diensten

Diensten en huur Handel en reparatie

Onderwijs Bouw Overheid Transport en verkeer

Basismetaal en metaalverwerking

Horeca Voeding, drank en tabak

Land- en tuinbouw Chemie en kunststoffen,

overig niet-metaal

aant

al w

erkn

emer

s

Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2014)

Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen

Page 55: Sociaal economische situatieschets 2016

53

Tabel 6: Activiteits-, werkgelegenheids- en werkzaamheidsgraad (31.12.2014 )

Activiteitsgraad Werkgelegen-

heidsgraad Werkzaamheidsgraad

totaal totaal mannen vrouwen totaal

Aalst 0,79 0,72 0,42 0,43 0,43Aalter 0,75 0,73 0,51 0,34 0,43Assenede 0,46 0,41 0,26 0,23 0,24Berlare 0,35 0,31 0,20 0,17 0,19Beveren 0,80 0,74 0,56 0,31 0,44Brakel 0,37 0,33 0,19 0,20 0,19Buggenhout 0,52 0,49 0,33 0,24 0,29De Pinte 0,40 0,37 0,24 0,19 0,21Deinze 0,79 0,75 0,47 0,42 0,44Denderleeuw 0,33 0,27 0,17 0,15 0,16Dendermonde 0,70 0,65 0,40 0,38 0,39Destelbergen 0,52 0,48 0,32 0,24 0,28Eeklo 0,94 0,87 0,49 0,51 0,50Erpe-Mere 0,50 0,46 0,32 0,23 0,27Evergem 0,55 0,51 0,32 0,28 0,30Gavere 0,49 0,46 0,32 0,24 0,28Gent 1,21 1,12 0,72 0,67 0,69Geraardsbergen 0,49 0,43 0,25 0,26 0,26Haaltert 0,33 0,29 0,18 0,16 0,17Hamme 0,49 0,44 0,30 0,21 0,25Herzele 0,33 0,28 0,19 0,15 0,17Horebeke 0,43 0,40 0,21 0,21 0,21Kaprijke 0,50 0,46 0,26 0,27 0,27Kluisbergen 0,55 0,51 0,36 0,23 0,30Knesselare 0,44 0,40 0,27 0,19 0,23Kruibeke 0,48 0,42 0,30 0,19 0,24Kruishoutem 0,79 0,76 0,62 0,29 0,46Laarne 0,40 0,36 0,25 0,18 0,22Lebbeke 0,47 0,43 0,28 0,22 0,25Lede 0,37 0,32 0,19 0,19 0,19Lierde 0,29 0,26 0,16 0,14 0,15Lochristi 0,54 0,51 0,32 0,27 0,30Lokeren 0,78 0,72 0,46 0,39 0,42Lovendegem 0,49 0,45 0,23 0,27 0,25Maarkedal 0,42 0,39 0,22 0,22 0,22Maldegem 0,59 0,55 0,37 0,27 0,32Melle 0,87 0,83 0,52 0,45 0,48Merelbeke 0,74 0,70 0,47 0,36 0,42Moerbeke 0,32 0,28 0,17 0,16 0,17Nazareth 1,07 1,04 0,69 0,54 0,61Nevele 0,43 0,40 0,24 0,23 0,24Ninove 0,57 0,51 0,34 0,26 0,30Oosterzele 0,40 0,37 0,24 0,20 0,22Oudenaarde 0,97 0,91 0,56 0,52 0,54Ronse 0,70 0,61 0,35 0,33 0,34Sint-Gillis-Waas 0,42 0,37 0,24 0,19 0,22Sint-Laureins 0,41 0,36 0,24 0,19 0,21Sint-Lievens-Houtem 0,39 0,35 0,26 0,15 0,21Sint-Martens-Latem 0,89 0,86 0,56 0,40 0,48Sint-Niklaas 0,86 0,78 0,42 0,47 0,45Stekene 0,39 0,35 0,23 0,18 0,20Temse 0,70 0,64 0,45 0,30 0,37Waarschoot 0,41 0,37 0,21 0,22 0,22Waasmunster 0,47 0,42 0,27 0,23 0,25Wachtebeke 0,38 0,34 0,18 0,20 0,19Wetteren 0,77 0,71 0,47 0,38 0,42Wichelen 0,42 0,38 0,19 0,28 0,23Wortegem-Petegem 0,61 0,58 0,48 0,20 0,34Zele 0,67 0,62 0,47 0,26 0,36Zelzate 0,61 0,54 0,29 0,34 0,32Zingem 0,45 0,41 0,28 0,20 0,24Zomergem 0,43 0,40 0,24 0,22 0,23Zottegem 0,59 0,54 0,29 0,35 0,32Zulte 0,53 0,50 0,37 0,24 0,31Zwalm 0,40 0,37 0,19 0,25 0,22

Arr. Aalst 0,56 0,50 0,30 0,29 0,30Arr. Dendermonde 0,57 0,52 0,34 0,28 0,31Arr. Eeklo 0,64 0,58 0,35 0,33 0,34Arr. Gent 0,90 0,83 0,53 0,47 0,50Arr. Oudenaarde 0,65 0,60 0,38 0,32 0,35Arr. Sint-Niklaas 0,72 0,66 0,42 0,35 0,38

Oost-Vlaanderen 0,72 0,66 0,42 0,37 0,39

Vlaams Gewest 0,76 0,70 0,45 0,38 0,41

België 0,78 0,69 0,45 0,37 0,41

Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar Werkgelegenheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaarWerkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking

Bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, le FOREM, eigen berekeningen

Page 56: Sociaal economische situatieschets 2016

54

Ondernemingsweefsel

Figuur 3: Ondernemingen (exclusief eenpersoonszaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2014)

Figuur 4: Ondernemingen (exclusief eenpersoonzaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2014)

Bron: RSZ, eigen bewerking

Figuur 4: Werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2014)Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2014)

Bron: RSZ, eigen bewerking

> 99 wkn. 2,2%

< 20 wkn. 87,0%

< 20 wkn. 25,7%

> 99 wkn. 41,4%

20-99 wkn. 33,0%

20-99 wkn. 10,8%

Page 57: Sociaal economische situatieschets 2016

55

Tabel 7: Aantal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2014 ) (exclusief eenpersoonszaken)

Van 1 tot 19 werknemers

Van 20 tot 99 werknemers

Meer dan 99 werknemers

Totaal

Onder-nemingen

WerknemersOnder-

nemingenWerknemers

Onder-nemingen

WerknemersOnder-

nemingenWerknemers

Aalst 1.736 6.837 191 8.020 61 16.032 1.988 30.889Aalter 491 1.815 68 2.818 11 1.995 570 6.628Assenede 223 699 11 509 4 1.075 238 2.283Berlare 241 856 10 580 1 115 252 1.551Beveren 940 3.764 167 6.964 30 6.733 1.137 17.461Brakel 206 662 22 883 2 286 230 1.831Buggenhout 264 1.042 32 1.257 4 894 300 3.193De Pinte 175 539 12 465 2 255 189 1.259Deinze 781 3.115 93 3.991 18 3.718 892 10.824Denderleeuw 186 735 20 961 4 553 210 2.249Dendermonde 934 3.809 117 4.649 27 6.233 1.078 14.691Destelbergen 345 1.275 35 1.362 4 692 384 3.329Eeklo 479 1.868 100 4.318 11 2.901 590 9.087Erpe-Mere 340 1.221 42 1.611 7 1.223 389 4.055Evergem 572 2.419 74 3.220 15 2.469 661 8.108Gavere 234 856 24 782 5 890 263 2.528Gent 6.244 26.712 901 37.196 289 95.108 7.434 159.016Geraardsbergen 534 2.071 64 2.879 8 1.388 606 6.338Haaltert 252 911 25 1.104 0 0 277 2.015Hamme 409 1.580 55 2.510 4 550 468 4.640Herzele 260 915 20 866 0 0 280 1.781Horebeke 31 103 3 115 0 0 34 218Kaprijke 106 332 8 298 1 346 115 976Kluisbergen 127 502 17 538 3 318 147 1.358Knesselare 169 578 13 501 0 0 182 1.079Kruibeke 254 1.087 35 1.289 4 586 293 2.962Kruishoutem 243 979 27 1.059 3 612 273 2.650Laarne 221 800 21 806 0 0 242 1.606Lebbeke 258 963 35 1.382 3 1.138 296 3.483Lede 246 862 20 908 2 443 268 2.213Lierde 97 295 6 212 0 0 103 507Lochristi 529 2.065 53 1.981 4 484 586 4.530Lokeren 930 3.865 156 6.270 27 4.430 1.113 14.565Lovendegem 170 608 12 369 2 607 184 1.584Maarkedal 103 330 7 252 1 123 111 705Maldegem 591 2.213 52 2.059 6 1.008 649 5.280Melle 251 1.126 40 1.705 6 1.769 297 4.600Merelbeke 491 1.932 65 2.823 16 3.465 572 8.220Moerbeke 95 313 8 270 0 0 103 583Nazareth 311 1.451 66 2.603 9 1.951 386 6.005Nevele 247 833 16 671 1 127 264 1.631Ninove 725 3.047 73 3.221 12 2.554 810 8.822Oosterzele 233 837 24 973 0 0 257 1.810Oudenaarde 849 3.703 131 5.512 24 5.196 1.004 14.411Ronse 496 1.995 68 3.135 7 2.267 571 7.397Sint-Gillis-Waas 378 1.312 30 1.182 1 199 409 2.693Sint-Laureins 139 424 7 255 0 0 146 679Sint-Lievens-Houtem 163 595 11 419 1 315 175 1.329Sint-Martens-Latem 352 1.264 25 963 2 300 379 2.527Sint-Niklaas 1.783 7.483 219 9.020 57 12.065 2.059 28.568Stekene 320 1.320 22 931 1 110 343 2.361Temse 644 2.989 92 3.571 14 2.369 750 8.929Waarschoot 139 450 11 450 2 238 152 1.138Waasmunster 243 847 16 519 0 0 259 1.366Wachtebeke 109 463 12 506 0 0 121 969Wetteren 553 2.160 83 3.301 17 3.353 653 8.814Wichelen 166 596 14 634 4 638 184 1.868Wortegem-Petegem 107 446 13 498 3 503 123 1.447Zele 471 1.880 56 2.320 14 2.020 541 6.220Zelzate 228 946 40 1.570 5 955 273 3.471Zingem 136 440 14 469 2 285 152 1.194Zomergem 141 602 13 352 1 167 155 1.121Zottegem 529 1.975 60 2.468 10 2.207 599 6.650Zulte 339 1.330 38 1.595 3 484 380 3.409Zwalm 123 462 6 215 3 415 132 1.092

Arr. Aalst 4.971 19.169 526 22.457 105 24.715 5.602 66.341Arr. Dendermonde 3.760 14.533 439 17.958 74 14.941 4.273 47.432Arr. Eeklo 1.766 6.482 218 9.009 27 6.285 2.011 21.776Arr. Gent 12.418 50.583 1.603 65.596 390 114.719 14.411 230.898Arr. Oudenaarde 2.518 9.917 314 12.888 48 10.005 2.880 32.810Arr. Sint-Niklaas 5.249 21.820 721 29.227 134 26.492 6.104 77.539

Oost-Vlaanderen 30.682 122.504 3.821 157.135 778 197.157 35.281 476.796

Vlaams Gewest (*) 139.872 567.511 16.942 699.111 3.604 939.300 160.418 2.205.922

België (*) 242.495 970.241 28.233 1.156.152 6.190 1.710.511 276.918 3.836.904

Bron: RSZ (*) gegevens per 30/06/2014

Page 58: Sociaal economische situatieschets 2016
Page 59: Sociaal economische situatieschets 2016

werkloosheidsgraad (gemiddelde 2015)

3,5 - 4,7

4,8 - 5,8

5,9 - 7,3

7,4 - 9,5

9,6 - 13,0

Kaart 3

57

werkloosheidsgraad (gemiddelde 2015)

3,5 - 4,7

4,8 - 5,8

5,9 - 7,3

7,4 - 9,5

9,6 - 13,0

Kaart 3

Werkloosheidsgraad (gemiddelde 2015)

3,5 – 4,7

4,8 – 5,8

5,9 – 7,3

7,4 – 9,5

9,6 – 13,0

Kaart 3

Werkloosheid

Werkloosheidsgraad = niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) / beroepsbevolking (18-65 jaar)

De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) defi-nieert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt.

In Vlaanderen wordt het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werk-zoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, school-verlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen

(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werkzoekenden geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).

Spanningsindicator = werkzoekenden / beschikbare vacatures

Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeids-reserve, dan wel arbeidskrapte.

Sint-Lievens-Houtem

Page 60: Sociaal economische situatieschets 2016

58

Tabel 8: Werkloosheid en vacatures (gemiddelde 2015; vacatures januari 2016)

Niet-werkende werkzoekenden Werkloosheidsgraad (*)Open-

staande vacatures

Spannings-indicator

(**)

Gemeente/regio Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal Totaal Totaal

Aalst 1.919 1.655 3.574 9,1 9,0 9,0 225 15,9Aalter 196 174 370 3,8 3,8 3,8 287 1,3Assenede 188 207 395 5,2 6,9 6,0 36 11,0Berlare 215 183 398 5,5 5,5 5,5 14 28,4Beveren 799 699 1.498 6,7 6,9 6,8 137 10,9Brakel 198 174 372 5,4 5,5 5,4 29 12,8Buggenhout 162 159 321 4,4 4,9 4,6 33 9,7De Pinte 91 100 191 3,8 4,4 4,1 9 21,2Deinze 408 344 752 5,3 5,0 5,2 195 3,9Denderleeuw 373 367 740 7,7 8,2 7,9 14 52,9Dendermonde 825 650 1.475 7,3 6,5 6,9 119 12,4Destelbergen 241 219 460 5,5 5,6 5,6 67 6,9Eeklo 476 379 855 9,6 8,5 9,1 65 13,2Erpe-Mere 301 279 580 6,0 6,2 6,1 63 9,2Evergem 428 411 839 4,9 5,3 5,1 60 14,0Gavere 121 142 263 3,7 4,7 4,2 33 8,0Gent 8.785 6.759 15.544 13,5 12,2 12,9 1.832 8,5Geraardsbergen 673 522 1.195 8,3 7,2 7,8 149 8,0Haaltert 271 241 512 5,8 5,8 5,8 24 21,3Hamme 417 353 770 6,7 6,6 6,7 23 33,5Herzele 228 218 446 5,0 5,4 5,2 9 49,6Horebeke 17 14 31 3,7 3,3 3,5 3 10,3Kaprijke 68 65 133 4,1 4,6 4,3 5 26,6Kluisbergen 78 73 151 4,7 5,1 5,0 0 -Knesselare 94 90 184 4,4 4,9 4,6 26 7,1Kruibeke 273 249 522 6,6 7,1 6,8 36 14,5Kruishoutem 79 78 157 3,7 4,3 3,9 34 4,6Laarne 143 144 287 4,5 5,0 4,7 11 26,1Lebbeke 268 229 497 5,6 5,5 5,6 19 26,2Lede 278 260 538 6,1 6,4 6,3 29 18,6Lierde 79 66 145 4,6 4,4 4,5 6 24,2Lochristi 254 225 479 4,4 4,4 4,4 87 5,5Lokeren 796 686 1.482 7,9 7,8 7,9 126 11,8Lovendegem 114 106 220 4,9 5,0 5,0 16 13,8Maarkedal 61 72 133 3,9 5,2 4,5 5 26,6Maldegem 332 318 650 5,5 6,2 5,8 45 14,4Melle 143 152 295 5,3 6,0 5,6 250 1,2Merelbeke 328 284 612 5,5 5,1 5,3 142 4,3Moerbeke 78 74 152 4,8 5,5 5,1 24 6,3Nazareth 127 131 258 4,4 5,0 4,7 65 4,0Nevele 109 104 213 3,6 3,8 3,7 51 4,2Ninove 661 598 1.259 7,0 7,0 7,0 102 12,3Oosterzele 154 129 283 4,4 4,1 4,3 43 6,6Oudenaarde 554 465 1.019 7,0 6,7 6,9 148 6,9Ronse 802 600 1.402 13,4 12,5 13,0 105 13,4Sint-Gillis-Waas 252 250 502 5,1 6,0 5,5 41 12,2Sint-Laureins 91 73 164 5,1 5,1 5,1 7 23,4Sint-Lievens-Houtem 115 102 217 4,3 4,5 4,4 21 10,3Sint-Martens-Latem 72 84 156 3,8 5,0 4,3 30 5,2Sint-Niklaas 1.701 1.464 3.165 9,5 9,5 9,5 214 14,8Stekene 235 266 501 5,3 6,8 6,0 20 25,1Temse 598 549 1.147 8,0 8,8 8,4 88 13,0Waarschoot 96 100 196 4,8 5,6 5,2 4 49,0Waasmunster 153 153 306 5,8 6,6 6,2 74 4,1Wachtebeke 99 106 205 5,7 7,0 6,3 9 22,8Wetteren 482 388 870 7,7 7,0 7,3 86 10,1Wichelen 176 146 322 5,8 5,4 5,6 37 8,7Wortegem-Petegem 49 62 111 3,0 4,3 3,6 27 4,1Zele 364 343 707 6,7 8,1 7,3 55 12,9Zelzate 252 234 486 8,3 9,4 8,8 27 18,0Zingem 90 93 183 4,6 5,4 5,0 28 6,5Zomergem 87 98 185 4,3 5,4 4,8 21 8,8Zottegem 341 323 664 5,2 5,5 5,3 100 6,6Zulte 160 173 333 3,7 4,8 4,2 13 25,6Zwalm 90 83 173 4,3 4,5 4,5 19 9,1

Arr. Aalst 5.160 4.565 9.725 7,2 7,1 7,2 736 13,2Arr. Dendermonde 3.205 2.748 5.953 6,4 6,0 6,3 471 12,6Arr. Eeklo 1.407 1.276 2.683 6,7 7,0 6,9 185 14,5Arr. Gent 12.185 10.005 22.190 8,8 8,1 8,6 3.264 6,8Arr. Oudenaarde 2.097 1.780 3.877 6,8 6,5 6,7 404 9,6Arr. Sint-Niklaas 4.654 4.163 8.817 7,6 7,7 7,6 662 13,3

Oost-Vlaanderen 28.708 24.537 53.245 7,7 7,5 7,6 5.722 9,3

Vlaams Gewest 125.318 107.609 232.927 7,8 7,8 7,8 26.210 8,9

België 306.295 272.231 578.526 8,8 7,6 8,3 n.b. n.b.

(*) Werkloosheidsgraad = aantal niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) tegenover beroepsbevolking (18-65 jaar), in procent. Opgelet: deze indicator verschilt van de werkloosheidscoëfficiënt die in de edities van de Sociaal-economische situatieschets van voor 2014 werd gebruikt.

(**) Spanningsindicator = aantal beschikbare werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures

Bron: VDAB, NBB, eigen berekeningen

Page 61: Sociaal economische situatieschets 2016

59

Tabel 9: Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (gemiddelde 2015)

1. Naar studieniveauAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest

Lager onderwijs + 1ste graad secundair 11.882 22,3 21,22de graad secundair 10.953 20,6 20,53de en 4de graad secundair 17.942 33,7 35,7Hoger beroepsonderwijs 506 1,0 1,1Professionele bachelor 4.550 8,5 8,9Academische bachelor 564 1,1 1,1Master 4.495 8,4 7,5Leertijd (Syntra) 1.083 2,0 1,9Deeltijds beroepssecundair 1.270 2,4 2,0

Totaal 53.245 100 100

2. Naar leeftijdAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest

Jonger dan 25 jaar 11.032 20,7 19,825 - 50 jaar 28.440 53,4 52,7Ouder dan 50 jaar 13.773 25,9 27,5

Totaal 53.245 100 100

3. Naar werkloosheidsduurAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest

Minder dan 1 jaar 28.026 52,6 53,71 - 2 jaren 9.651 18,1 17,62 - 5 jaren 9.734 18,3 17,9

Totaal 53.245 100 100

Bron: VDAB, eigen berekeningen

Page 62: Sociaal economische situatieschets 2016

60

Onderwijs

Tabel 10: Schoolbevolking (2014-2015)

Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2014-2015

arr. Aalstarr.

Dender-monde

arr. Eeklo arr. Gent arr. Oudenaarde

arr. Sint-Niklaas

prov. Oost-

VlaanderenVlaanderen

Totaal basisonderwijs (1)+(2) 29.789 20.233 8.282 60.886 13.284 28.604 161.078 709.033

Kleuteronderwijs (1) 11.181 7.506 3.159 23.430 4.967 10.836 61.079 270.453Gewoon 11.124 7.459 3.159 23.212 4.946 10.764 60.664 268.453Buitengewoon 57 47 218 21 72 415 2.000Lager onderwijs (2) 18.608 12.727 5.123 37.456 8.317 17.768 99.999 438.580Gewoon 17.621 11.953 4.864 35.128 7.825 16.577 93.968 411.097Buitengewoon 987 774 259 2.328 492 1.191 6.031 27.483

Secundair onderwijs 21.352 11.114 6.262 35.302 7.057 18.507 99.594 437.508Gewoon 20.564 10.697 6.262 33.050 6.809 17.498 94.880 416.847Buitengewoon 788 417 2.252 248 1.009 4.714 20.661

Hoger onderwijs – BAMA en basisopleidingen (3) + (4) (exclusief gezamenlijke opleidingen)

- - - - - - 71.812 223.836

Hogescholenonderwijs (3) - - - - - -

Arteveldehogeschool - - - - - - 38.037 117.460

Hogeschool Gent - - - - - - 12.134 -

LUCA School of Arts (*) - - - - - - 13.228 -

Odisee (*) - - - - - - 2.559 -

Universitair onderwijs (4) - - - - - - 10.116 -

Universiteit Gent - - - - - - 33.775 106.37633.775 -

(*) Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 11: Aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs, schooljaar 2014-2015

onderwijsvorm Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest

onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers 556 2.508

1ste graad secundair onderwijs 30.078 131.203

2de en 3de graad ASO 27.447 113.772

2de en 3de graad BSO (incl. 4de graad + modulair) 15.856 74.100

2de en 3de graad KSO 1.421 6.145

2de en 3de graad TSO 19.522 89.119

totaal 94.880 416.847

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Page 63: Sociaal economische situatieschets 2016

61

Tabel 12: Aantal studenten ingeschreven in het hoger onderwijs naar Oost-Vlaamse inrichting, academiejaar 2014-2015

Professioneel gerichte opleidingen

Academisch gerichte opleidingen

Totaal

Odisee (*) 10.116 0 10.116

LUCA School of Arts (*) 1.069 1.490 2.559

Associatie KU Leuven 10.116 0 10.116

Arteveldehogeschool 12.134 0 11.842

Hogeschool Gent 11.889 1.339 13.228

Universiteit Gent 0 33.775 33.775

Associatie Universiteit Gent 24.023 35.114 58.845

(*) Inclusief campussen buiten Oost-Vlaanderen

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Tabel 13: Aantal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2014-2015

Mannen Vrouwen Totaal

Totaal academische basisopleidingen (BAMA) (1) 15.518 18.257 33.775

Archeologie en kunstwetenschappen 193 441 634

Bewegings- en revalidatiewetenschappen 893 1.177 2.070

Biomedische wetenschappen, biotechniek 371 575 946

Diergeneeskunde 404 1.255 1.659

Economische en toegepaste economische wetenschappen 1.670 999 2.669

Farmaceutische wetenschappen 199 656 855

Geneeskunde 780 1.101 1.881

Geschiedenis 512 251 763

Geschiedenis; Taal- en letterkunde 170 305 475

Handelswetenschappen en bedrijfskunde 1.578 1.204 2.782

Industriële wetenschappen en technologie 1.695 279 1.974

Politieke en sociale wetenschappen 711 860 1.571

Psychologie en pedagogische wetenschappen 531 2.843 3.374

Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen 1.349 2.057 3.406

Sociale gezondheidswetenschappen 67 516 583

Taal- en letterkunde 363 925 1.288

Tandheelkunde 71 131 202

Toegepaste biologische wetenschappen 703 614 1.317

Toegepaste taalkunde 234 668 902

Toegepaste wetenschappen 1.669 479 2.148

Wetenschappen 1.122 638 1.760

Wijsbegeerte en moraalwetenschappen 194 92 286

Master na professionele bachelor 39 191 230

Bijkomende opleidingen (2) 6.964 7.215 14.179

Master na master 526 843 1.369

Specifieke lerarenopleiding na master 158 302 460

Academische graad van doctor 2.505 2.305 4.810

Doctoraatsopleiding 2.515 2.320 4.835

Voorbereidingsprogramma 380 285 665

Schakelprogramma 880 1.160 2.040

Totaal Universiteit Gent (1) + (2) 22.482 25.472 47.954

Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming

Page 64: Sociaal economische situatieschets 2016

62

Page 65: Sociaal economische situatieschets 2016

63

Tabel 14: Economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2014) – aandeel per bedrijfstak

Oost- Vlaanderen

Vlaams Gewest

Concentratie-coëfficiënt (*)

Landbouw, jacht, bosbouw en visserij 0,8 0,9 0,89

Energetische en industrie-producten, m.i.v. bouw 28,3 25,7 1,10

- winning van delfstoffen 0,0 0,0 -- industrie 16,3 16,9 0,96

- voeding, drank en tabak 3,0 2,6 1,15- textiel en kleding, schoenen en leer 1,2 0,6 2,00- hout en artikelen van hout, papier en karton,

uitgeverijen en drukkerijen1,5 1,0 1,50

- cokes en aardolieproducten 0,0 0,5 -- chemie en synthetische producten 2,6 3,0 0,87- farmaceutische grondstoffen en producten 0,1 1,5 0,07- rubber en kunststof, overig niet-metaal 1,6 1,4 1,14- metallurgie en producten van metaal 2,4 2,1 1,14- informaticaproducten, elektronische en

optische instrumenten0,5 0,4 1,25

- elektrische apparatuur 0,4 0,4 1,00- machines, apparaten en werktuigen 0,6 1,2 0,50- transportmiddelen 1,8 1,3 1,38- overige industrie 0,6 0,9 0,67

- productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht

2,6 1,4 1,86

- distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer/sanering 1,1 0,9 1,22

- bouwnijverheid 8,3 6,5 1,28

Diensten 70,2 72,3 0,97

- groothandel en kleinhandel 12,5 14,1 0,89- hotels en restaurants 1,6 1,9 0,84- vervoer en communicatie 5,3 5,6 0,95- uitgeverijen en audiovisuele

diensten0,2 0,7 0,29

- informaticadiensten 1,8 2,1 0,86- financiële instellingen 3,2 3,6 0,89

- exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening

8,7 8,5 1,02

- rechts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen

8,1 8,9 0,91

- wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk

0,3 0,3 1,00

- reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten

0,5 0,6 0,83

- administratieve en ondersteunende diensten 4,1 4,9 0,84

- openbaar bestuur en defensie 5,5 5,4 1,02- onderwijs 7,8 6,4 1,22- gezondheidszorg 5,6 4,8 1,17- maatschappelijke dienstverlening 3,1 2,7 1,15- kunst, amusement en recreatie 0,6 0,6 1,00

- overige gemeenschapsvoorzienin-gen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten

1,2 1,1 1,09

- particuliere huishoudens met werknemers 0,1 0,1 1,35

Totaal 100,0 100,0 -

(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstakBron: NBB, eigen berekeningen

Toegevoegde waarde

Page 66: Sociaal economische situatieschets 2016

64

Tabel 15: Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs – in lopende prijzen (2014)

Arrondissementen Absolute cijfers in miljoen EUR

Provinciaal aandeel %

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR

Aalst 6.089 14,1 21.528

Dendermonde 4.434 10,3 22.458

Eeklo 1.928 4,5 23.139

Gent 20.469 47,5 37.687

Oudenaarde 3.336 7,7 27.265

Sint-Niklaas 6.872 15,9 28.157

Oost-Vlaanderen 43.128 100 29.276

Provincies Absolute cijfers in miljoen EUR

Aandeel in Vlaams Gewest

%

Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR

Antwerpen 67.468 32,3 37.316

Limburg 22.818 10,9 26.587

Oost-Vlaanderen 43.128 20,7 29.276

Vlaams-Brabant 38.673 18,5 34.816

West-Vlaanderen 36.738 17,6 31.207

Vlaams Gewest 208.825 100 32.257

Bron: NBB, eigen berekeningen

Page 67: Sociaal economische situatieschets 2016
Page 68: Sociaal economische situatieschets 2016

66

Zeehavens

Tabel 16: Toegevoegde waarde haven van Gent (2013)

2013 2013/2012 2013

× 1.000.000 EUR

Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster

Directe effecten

Scheepsagenten en expediteurs 45,3 -3,5 1,3

Goederenbehandeling 211,4 -3,5 6,2

Rederijen 15,5 6,2 0,5

Scheepsbouw en herstelling 3,3 -9,6 0,1

Havenaanleg en baggerwerken 1,0 85,1 0,0

Visserij 0,0 - 0,0

Maritieme handel 3,9 10,0 0,1

Havenbedrijf 23,4 -0,6 0,7

Openbare sector 22,7 0,9 0,7

Totaal directe effecten 326,5 -2,4 9,6

Totaal indirecte effecten 270,8 -1,7 -

Totaal maritieme cluster 597,3 -2,1 -

Niet-maritieme cluster

Directe effecten

Handel 785,0 -0,2 23,0

Energiebedrijven 54,0 -19,0 1,6

Brandstofproductie 63,9 8,0 1,9

Chemische bedrijven 294,8 -1,6 8,6

Automobielnijverheid 734,0 13,2 21,5

Elektronica 29,8 5,3 0,9

Metaalverwerkende nijverheid 552,3 30,9 16,2

Bouw 108,9 -2,7 3,2

Voedingsnijverheid 91,7 24,0 2,7

Andere industrieën 173,1 -4,9 5,1

Totaal industrie 2.102,5 11,1 61,7

Wegtransport 58,7 0,8 1,7

Ander vervoer over land 11,3 -11,6 0,3

Totaal transport over land 70,0 -1,5 2,0

Andere logistieke diensten 134,0 11,7 3,9

Totaal directe effecten 3.091,5 7,7 90,6

Totaal indirecte effecten 3.015,1 6,8 -

Totaal niet-maritieme cluster 6.106,6 7,3 -

Directe effecten 3.418,0 6,7 -

Indirecte effecten 3.285,9 6,0 -

Totaal toegevoegde waarde 6.703,9 6,4 -

Bron: NBB, eigen berekeningen

Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.

Page 69: Sociaal economische situatieschets 2016

67

Tabel 17: Maritiem goederenverkeer haven van Gent (2015)

Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2015/2014

Landbouwproducten 1.777.936 146.276 1.924.212 26,6%

Voedingsproducten en veevoeder 3.426.391 872.698 4.299.089 1,8%

Vaste minerale brandstoffen 2.395.252 188.420 2.583.672 -7,2%

Petroleumproducten 1.514.408 788.790 2.303.198 4,6%

Ertsen en metaalresiduen 4.334.475 1.345.841 5.680.316 -2,8%

Producten van de metaalindustrie 2.228.728 1.316.161 3.544.889 16,3%

Ruwe mineralen en bouwmaterialen 1.464.804 226.033 1.690.837 -5,6%

Meststoffen 996.444 569.030 1.565.474 5,0%

Chemische producten 344.552 81.244 425.796 3,3%

Overige goederen 1.174.878 1.169.969 2.344.847 -8,9%

Totaal maritiem goederenverkeer 19.657.868 6.704.462 26.362.330 1,8%

Bron: Havenbedrijf Gent agh

Tabel 18: Binnenvaart haven van Gent (2015)

Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2015/2014

Landbouwproducten 457.194 579.701 1.036.895 -10,3%

Voedingsproducten en veevoeder 975.596 1.446.816 2.422.412 -18,3%

Vaste minerale brandstoffen 1.684.920 611.932 2.296.852 7,8%

Petroleumproducten 1.866.290 1.404.805 3.271.095 -12,8%

Ertsen en metaalresiduen 3.436.789 507.329 3.944.118 -16,0%

Producten van de metaalindustrie 329.940 1.004.042 1.333.982 43,1%

Ruwe mineralen en bouwmaterialen 2.743.740 708.465 3.452.205 -12,8%

Meststoffen 866.167 418.719 1.284.886 -3,2%

Chemische producten 619.008 261.724 880.732 20,2%

Overige goederen 118.087 61.684 179.771 5,0%

Totaal maritiem goederenverkeer 13.097.731 7.005.217 20.102.948 -7,9%

Bron: Havenbedrijf Gent agh

Page 70: Sociaal economische situatieschets 2016

68

Tabel 19: Werkgelegenheid haven van Gent (2013)

2013 2013/2012 2013

Absolute cijfers Procentuele evolutie Aandeel

Maritieme cluster

Directe werkgelegenheid

Scheepsagenten en expediteurs 563 6,2 2,1

Goederenbehandeling 1.896 -1,1 6,9

Rederijen 67 0,9 0,2

Scheepsbouw en herstelling 53 -9,0 0,2

Havenaanleg en baggerwerken 0 - 0,0

Visserij 0 - 0,0

Maritieme handel 36 -2,4 0,1

Havenbedrijf 156 0,1 0,6

Openbare sector 243 -3,2 0,9

Totaal directe werkgelegenheid 3.014 1,3 11,0

Totaal indirecte werkgelegenheid 3.447 3,7 -

Totaal maritieme cluster 6.461 1,9 -

Niet-maritieme cluster

Directe werkgelegenheid

Handel 2.104 -3,4 7,7

Energiebedrijven 170 2,5 0,6

Brandstofproductie 100 4,5 0,4

Chemische bedrijven 1.971 -1,2 7,2

Automobielnijverheid 9.000 3,0 32,9

Elektronica 249 -3,2 0,9

Metaalverwerkende nijverheid 5.878 2,4 21,5

Bouw 1.306 -0,2 4,8

Voedingsnijverheid 597 2,0 2,2

Andere industrieën 1.056 1,5 3,9

Totaal industrie 20.327 2,0 74,4

Wegtransport 674 -0,5 2,5

Ander vervoer over land 169 -15,4 0,6

Totaal transport over land 843 -3,9 3,1

Andere logistieke diensten 1.080 5,0 3,9

Totaal directe werkgelegenheid 24.354 1,5 89,1

Totaal indirecte werkgelegenheid 29.905 3,2 -

Totaal niet-maritieme cluster 54.259 2,4 -

Directe werkgelegenheid 27.368 1,3 -

Indirecte werkgelegenheid 33.352 3,3 -

Totale werkgelegenheid 60.720 2,4 -

Bron: NBB, eigen berekeningen

Page 71: Sociaal economische situatieschets 2016

69

Tabel 20: Investeringen haven van Gent (2013)

2013 2013/2012 2013

× 1.000.000 EUR Procentuele evolutie

Aandeel

Maritieme cluster

Scheepsagenten en expediteurs 4,7 47,0 1,1

Goederenbehandeling 53,3 7,5 12,5

Rederijen 8,0 286,8 1,9

Scheepsbouw en herstelling 0,3 -19,6 0,1

Havenaanleg en baggerwerken 0,1 -14,8 0,0

Visserij 0,0 - 0,0

Maritieme handel 0,1 -83,2 0,0

Havenbedrijf 6,4 -5,6 1,5

Openbare sector 11,0 41,6 2,6

Totaal maritieme cluster 83,9 19,4 19,7

Niet-maritieme cluster

Handel 42,6 28,3 10,0

Energiebedrijven 27,2 -23,7 6,4

Brandstofproductie 7,2 27,1 1,7

Chemische bedrijven 53,2 -18,7 12,5

Automobielnijverheid 34,0 -52,2 8,0

Elektronica 0,9 -17,2 0,2

Metaalverwerkende nijverheid 70,8 -1,3 16,7

Bouw 15,5 -30,2 3,6

Voedingsnijverheid 17,3 7,4 4,1

Andere industrieën 25,6 23,5 6,0

Totaal industrie 251,7 -18,7 59,2

Wegtransport 10,4 49,7 2,5

Ander vervoer over land 17,3 -27,6 4,1

Totaal transport over land 27,7 -10,2 6,6

Andere logistieke diensten 18,7 26,4 4,4

Totaal niet-maritieme cluster 340,7 -12,3 80,2

Totale investeringen 424,6 -7,4 100,0

Bron: NBB, eigen berekeningen

Page 72: Sociaal economische situatieschets 2016

70

Tabel 21: Maritiem goederenverkeer en scheepvaartbewegingen Waaslandhaven (2014)

Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2014/2013

Chemicaliën en gassen 2.834.438 1.112.773 3.947.211 -1%

Ertsen, zand en grind 1.002.291 8.022 1.010.313 4%

Metaalproducten 1.258.606 610.150 1.868.756 -4%

Hout 178.572 971 179.543 11%

Houtcellulose 189.775 2.610 192.385 95%

Papier 789.900 5.262 795.162 12%

Rollend materieel 1.010.638 2.025.796 3.036.434 -2%

Containers 9.781.999 18.748.559 28.530.558 18%

Diverse goederen 400.470 1.341.681 1.742.151 -5%

Totaal maritiem goederenverkeer 17.446.689 23.855.824 41.302.513 12%

Scheepvaartbewegingen Totaal (in ton) 2014/2013

Vrasenedok - - 6.981.610 -4%

Verrebroekdok - - 4.306.689 -11%

Scheldesteigers - - 607.464 11%

Zuidelijk Insteekdok - - 2.284.101 -9%

Deurganckdok - - 25.739.506 4%

Andere dokken - - 1.383.143 -2%

Totaal scheepvaartbewegingen - - 41.302.513 12%

Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever

Tabel 22: Evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (2000-2014)

2000 2005 2014

Grondgebied Beveren 5.685 7.995 10.187

Grondgebied Zwijndrecht 3.282 3.895 6.140

Totaal 8.967 11.890 16.327

Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever

Page 73: Sociaal economische situatieschets 2016

Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Genttel. 09 267 82 15 | fax 09 267 82 97