Sociaal economische situatieschets editie 2015
-
Upload
provincie-oost-vlaanderen-economie-europese-internationale-samenwerking -
Category
Documents
-
view
223 -
download
4
description
Transcript of Sociaal economische situatieschets editie 2015
2015
Sociaal-economische situatieschets
van Oost-Vlaanderen
Colofon
De Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen (editie 2015) is een uitgave van de economische studiedienst van de provincie Oost-Vlaanderen.
Provincie Oost-VlaanderenPAC Het ZuidWoodrow Wilsonplein 29000 Gent
Provinciale dienst Economie, Europese en Internationale samenwerkingtel. +32 9 267 86 [email protected]
Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij Oost-Vlaanderentel. +32 9 267 86 [email protected]
Economische Raad voor Oost-Vlaanderentel. +32 9 267 86 [email protected]
Dataverzameling en –verwerking, redactiePascal de MeyerKarin DosscheKathy GillisJos Saerens
SecretariaatSabina De Roeck
OntwerpKarakters
Verantwoordelijke uitgeverGeert Versnick, gedeputeerdep/a Gouvernementstraat 19000 Gent
Wettelijk depotnummer: D/2015/5139/10
Gedrukt op gerecycleerd papier (1 000 ex.)
Inhoudsopgave
Voorwoord� 1
Deel 1 : Oost-Vlaanderen in de kijker 3
De conjunctuurindicatoren in 2014 5
Voedingsindustrie in Oost-Vlaanderen 23
Een slimme specialisatiestrategie 31 voor onze provincie
Deel 2 : Oost-Vlaanderen doorgelicht 37
Overzichtskaart gemeenten 38Overzichtstabel gemeenten 39 per arrondissement
Bevolking 40Inkomen 44Werkgelegenheid 46Ondernemingsweefsel 50Werkloosheid 53Onderwijs 56Toegevoegde waarde 59Zeehavens 62
Overname van cijfergegevens is toegelaten mits bronvermelding.
1
Voorwoord
Jozef�Dauwegedeputeerde bevoegd voor middenstand
Geert�Versnickgedeputeerde bevoegd voor economie
Een van de sectoren waarop de Provincie in de slimme specialisatiestrategie wil inzetten, is de voedingsnijverheid. Ook hieraan wordt verder in deze publicatie een artikel gewijd. De Provincie organiseert binnen enkele maanden de ‘Oost-Vlaamse dagen’ tijdens de Wereldtentoonstelling van Milaan, in samenwerking met de stad Gent, de Universiteit Gent en het Havenbedrijf Gent. Thema van deze Wereldtentoonstelling is ‘Voedsel voor de planeet, energie voor het leven’. Met bijna 15.000 werknemers in 900 bedrijven zorgt de Oost-Vlaamse voedingsnijverheid voor 20 % van de industriële toegevoegde waarde in onze provincie. Milaan biedt een ideale gelegen-heid om deze sector internationaal in de schijn-werper te zetten.
Met een groei van het Belgische BBP van 1,0% was 2014 niet echt een economisch topjaar, maar 2012 en 2013 waren nog zwakker, met groeicij-fers van amper 0,1 % en 0,3 %.
Voor dit jaar wordt een groei voorzien van 0,9 tot 1,4 %. Deze groeicijfers kunnen wijzen op wat onder meer Harvard-econoom Lawrence Summers ‘secular stagnation’ noemt, een periode zonder noemenswaardige economische groei in markt-economieën, samenhangend met uitstel van con-sumptie, spaaroverschotten en gebrek aan publieke investeringen. Peter Vanden Houte, hoofdeconoom ING België, wijdde er een artikel aan in De Standaard (18-19/4/2015): “Als een situatie maar lang genoeg duurt, is het altijd ver-leidelijk om te denken dat de toestand permanent zo zal blijven”. Vanden Houte pleit voor over-heidsmaatregelen om innovatie en ondernemer-schap aan te moedigen, om op die manier het status quo te doorbreken.
De Provincie wil een bijdrage leveren aan de bevordering van de economische groei, en werkt daartoe een slimme specialisatiestrategie uit, een beleid gericht op het linken van wetenschap, innovatie en bedrijven. Daartoe zijn acht sectoren met elk een niche naar voren geschoven waarop de slimme specialisatiestrategie zal focussen. U vindt dit uitgebreider toegelicht in een artikel in deze editie van de Sociaal-economische situatie-schets van Oost-Vlaanderen.
Oost-Vlaanderen in de kijker
deel 1
Titel
5
Analyse van de conjunctuur en enkele sleutelindicatoren in Oost-Vlaanderen in 2014
De economische groei bedroeg in 2013 amper 0,3 %, maar 2014 gaf een hoopgevende groei van het BBP van ongeveer 1 % en voor 2015 wordt - al naargelang de bron - tussen 1 % (Europese Commissie ) en 1,4 % (OESO) voorzien. Uiteraard heeft een betere internationale context ook zijn invloed op de lokale economische parameters. Zo zien we in de internationaal gerichte regio Vlaanderen onder meer een daling van het aantal faillissementen en het aantal verloren gegane arbeidsplaatsen.
De toegevoegde waarde nam in de diensten met 0,7 % toe, evenveel als in 2013. In de industrie daarentegen steeg de toegevoegde waarde met 1,8 % na een daling met 0,7 % in 2013. Een gelijk-aardige omslag is waarneembaar in de bouw-nijverheid: een stijging van 3,2 % in 2014 na een daling van 1,3 % het jaar voordien. De toename in die bedrijfstak is voornamelijk toe te schrijven aan de stijging in het eerste kwartaal van 2014 waar omwille van de goede weersomstandig-heden de toegevoegde waarde er toenam met 2,8 % in vergelijking met het voorgaande kwartaal.
De binnenlandse bestedingen werden in 2014 gekenmerkt door een stijging van de bruto-inves-teringen in vaste activa met 4,8 %. Voornamelijk de bedrijfsinvesteringen, met een toename van 6,7 %, droegen bij tot deze groei. De aankoop van een belangrijke licentie en een grote aankoop van schepen in het buitenland verklaren grosso modo twee derden van deze groei. De investeringen van de huishoudens in woongebouwen alsook de overheidsinvesteringen namen toe met 0,9 %, respectievelijk 0,6 %. De consumptieve bestedin-gen van de huishoudens hadden een positieve
invloed op de economische bedrijvigheid in 2014, aangezien ze met 1,0 % toenamen, ietwat sneller dan in 2013 (+0,3 %). Ook de overheidsconsump-tie vertoonde in 2014 een stijging (+0,4 %). Door deze positieve groeicijfers steeg de binnenlandse vraag (uitgezonderd voorraden) met 1,7 %. Over het hele jaar 2014 was de stijging van het uit-voervolume (+3,3 %) groter dan die van de invoer (+2,9 %). Bijgevolg leverde de netto-uitvoer van goederen en diensten een positieve bijdrage aan de groei van 0,4 procentpunt. De werkgelegen-heid nam in 2014 met gemiddeld 15.500 perso-nen toe, terwijl ze in 2013 nog met ongeveer 12.500 eenheden was gedaald.
Omdat de traditionele gedetailleerde reeksen over bruto binnenlands product, bruto toege-voegde waarde, investeringen, export en derge-lijke op dit moment nog niet beschikbaar zijn voor 2014 wordt hier in eerste instantie gebruik gemaakt van conjunctuurenquêtes langs de aan-bodzijde (producentenvertrouwen) en vraagzijde (consumentenvertrouwen).De conjunctuurindicator langs de aanbodzijde is de conjunctuurenquête van de Nationale Bank van België (NBB) die gebaseerd is op een maan-delijkse enquête bij meer dan 5.000 bedrijfslei-ders over België en het producentenvertrouwen meet. Een negatief cijfer wil zeggen dat het aantal pessimistische ondernemers groter is dan het aantal optimistische, en omgekeerd. Maar aan-gezien er een systematische pessimistische vertekening is – het gemiddelde bedraagt onge-veer 10 – is de evolutie van de indicator belang-rijker dan de precieze stand.De conjunctuurindicator van de NBB wordt een maand na de enquête bekendgemaakt. Hij is een licht voorlopende indicator – maximaal drie maanden – die het vertrouwen van de onder-nemers weergeeft.Het meest wordt de synthetische conjunctuurindi-cator gevolgd, die de evolutie en verwachte
De conjunctuur-indicatoren in 2014
6
Voorts berekent de NBB ook deelindicatoren voor de verwerkende nijverheid, handel en bouwnijver-heid en de dienstverlening aan bedrijven. De gezamenlijke conjunctuurcurve is een synthese van de vier genoemde deelindicatoren (figuur A.1)
evolutie van de productie, bestellingen, werk-gelegenheid, voorraden en prijzen van de hele economie weerspiegelt. Daarnaast berekent de NBB ook een afgevlakte indicator die de fun-damentele economische tendens weergeeft.
Figuur A.1 : Conjunctuurindicatoren (2010 – 2015)
NBB - CONJUNCTUURONDERZOEKINGEN MAART 2015
¹ De regionale synthetische curven worden volgens eenzelfde methode berekend als de nationale synthetische curven.
De basis wordt gevormd door de individuele antwoorden van de ondernemingen die in deze regio gevestigd zijn, maar ze worden
ongewogen in de berekeningen opgenomen.
² De conjunctuurbarometer is een synthese van de conjunctuurcurven van de verwerkende nijverheid, de ruwbouw, de handel en de
dienstverlening aan bedrijven.
Vertrouwelijk
Seizoengezuiverde en afgevlakte reeks Seizoengezuiverde brutoreeks G_MROVLN
HANDEL
DIENSTVERLENING AAN BEDRIJVEN
PROVINCIALE SYNTHETISCHE CONJUNCTUURCURVEN ¹
OOST-VLAANDEREN
GEZAMENLIJKE SYNTHETISCHE CURVE ²
VERWERKENDE NIJVERHEID
BOUWNIJVERHEID
-16
-14
-12
-10
-8
-6
-4
-2
0
2010 2011 2012 2013 2014 2015
RS975P41
-10
-8
-6
-4
-2
0
2
4
6
8
10
2010 2011 2012 2013 2014 2015
RS296P41
-30
-25
-20
-15
-10
-5
0
5
10
2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
CSP41
-20
-15
-10
-5
0
5
2010 2011 2012 2013 2014 2015
RS707P41
-35
-30
-25
-20
-15
-10
-5
0
2010 2011 2012 2013 2014 2015
RS916P41
Bron: NBB
Figuur A.1, die de deelconjunctuurcurves weer-geeft voor Oost-Vlaanderen in maart 2015 toont dat het ondernemersvertrouwen verstevigde in de verwerkende nijverheid en de bouwsector. Maar de handel daarentegen tekent een waarde van -33 op wat de laagste waarde is sinds midden 2013. In de verwerkende nijverheid is de verbete-ring van het bedrijfsklimaat toe te schrijven aan een verdere opwaartse bijstelling van de werk-gelegenheids- en vraagvooruitzichten en aan een gunstiger beoordeling van het peil van de voor raden. De bedrijfsleiders in de dienstverlening aan bedrijven beoordeelden het activiteitsverloop voor de tweede opeenvolgende keer als negatiever.
Het ondernemersvertrouwen in de bouwnijver-heid herstelt zich verder sinds de lente van 2014 hoofdzakelijk als gevolg van een sterke opleving van de vraagvooruitzichten en een duidelijk minder ongunstige beoordeling van het order-bestand.
De gezamenlijke synthetische curve die de onder-liggende conjunctuurtrend weergeeft blijft voor Oost-Vlaanderen licht positief evolueren, in tegen-stelling tot deze voor België die licht negatief georiënteerd verloopt.
Langs de vraagzijde wordt de economie gemeten via het consumentenvertrouwen.
7
was op vooruitgegaan, is in maart licht gedaald. Op macro-economisch vlak ziet de Belgische con-sument de toekomst wat minder rooskleurig in. Tegelijk is voor het eerst in zes maanden de vrees voor een toename van de werkloosheid enigszins opgeflakkerd.Wat hun persoonlijke situatie betreft, blijven de gezinnen van oordeel dat hun spaarvermogen zal toenemen, ondanks een verwachte verslechtering van hun financiële situatie.Onderstaande figuur A.2 geeft de evolutie van de samenstellende indicatoren van het consumenten-vertrouwen voor België van 2010 tot maart 2015.
De index van het consumentenvertrouwen is een instrument waarmee men de particuliere con-sumptie probeert te voorspellen aan de hand van enquêtes. De vragen uit de enquête van de Europese Commissie zijn onderverdeeld in vijf categorieën: (1) de financiële situatie van huis-houdens; (2) vooruitzichten voor de financiële situatie van de huishoudens; (3) de huidige alge-mene economische situatie; (4) vooruitzichten voor de algemene economische situatie; (5) de wenselijkheid om duurzame aankopen te doen. De vragen slaan op een periode van één jaar.De indicator van het consumentenvertrouwen, die er in de drie voorgaande maanden duidelijk
Figuur A.2 : Indicatoren consumentenvertrouwen (2010 – 2015)
MAART 2015
Communicatie tel + 32 2 221 46 28 Ondernemingsnummer: Nationale Bank van België n.v. BE-1000 BRUSSEL www.nbb.be 0203.201.340 - RPR Brussel
de Berlaimontlaan 14
INDICATOR VAN HET CONSUMENTENVERTROUWEN
¹ Wat de vraag over de werkloosheidsvooruitzichten betreft, wijst een stijging op een minder gunstige ontwikkeling en een daling op een gunstiger ontwikkeling.
Vooruitzichten voor de volgende 12 maanden
Economische situatie in België Werkloosheid in België¹
Financiële situatie van de gezinnen Spaarvermogen van de gezinnen
-35
-25
-15
-5
5
15
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015
-60
-40
-20
0
20
40
2010 2011 2012 2013 2014 2015-20
0
20
40
60
80
2010 2011 2012 2013 2014 2015
-20
-10
0
10
20
2010 2011 2012 2013 2014 2015-20
-10
0
10
20
2010 2011 2012 2013 2014 2015
lange-termijn gemiddelde sinds 1990
Bron: NBB
Naast de conjunctuurcurves, die de globale econo-mische toestand weergeven, worden ook de inflatie (op niveau België), die het (on)evenwicht op de goe-derenmarkt weergeeft en de werkloosheidsgraad (op niveau Oost-Vlaanderen), die het (on)evenwicht op de arbeidsmarkt weergeeft, geanalyseerd.
De inflatie is de monetaire waardevermindering door de loon- en prijsspiraal tengevolge van het voortdurend toenemen van lonen en prijzen door hun wederzijdse beïnvloeding.De gemiddelde inflatie in België is in 2014 uitge-komen op 0,34 procent (figuur A.3). Het gaat om
8
De indexdaling van deze maand kan vooral toe-geschreven worden aan prijsdalingen voor motor-brandstoffen en huisbrandolie”, aldus de FOD. Motorbrandstoffen werden 5,4 procent goedkoper ten opzichte van vorige maand. Huisbrandolie daalde gemiddeld met 2,7 procent in prijs. “Deze prijsdalingen werden gedeeltelijk gecompenseerd door prijsstijgingen voor vliegtuigtickets en groenten” vermeldt de FOD.
het laagste jaargemiddelde voor de inflatie sinds 2009, toen er een gemiddelde jaarinflatie van -0,05 procent was. Dat meldt de federale over-heidsdienst (FOD) Economie. In december kwam de inflatie met -0,38 procent opnieuw negatief uit. De maand voordien was er al een negatieve inflatie met -0,11 procent. De consumptieprijs index komt in december zo uit op 99,98 punten, een daling met 0,11 punt tegen over de 100,09 in november.”
Figuur A.3 : Inflatie (2007-2015)
4/11
Algemene Directie Statistiek - Statistics Belgium
North Gate – Koning Albert II-laan 16 T + 32 (0)2/277.63.47 [email protected] 1000 Brussel http://statbel.fgov.be
2013 = 100 Oktober 2014 November 2014 December 2014 Januari 2015
Consumptieprijsindex
Inflatie
Gezondheidsindex
Afgevlakte index
100,22
0,09%
100,28
100,23
100,09
-0,11%
100,28
100,19
99,98
-0,38%
100,40
100,26
99,85
-0,65%
100,61
100,39
-0.65%
0.01%
1.82%
4.49%
-0.05%
2.19%
3.53%
2.84%
1.11%
0.26%
-2%
-1%
0%
1%
2%
3%
4%
5%
6%
01/2
007
05/2
007
09/2
007
01/2
008
05/2
008
09/2
008
01/2
009
05/2
009
09/2
009
01/2
010
05/2
010
09/2
010
01/2
011
05/2
011
09/2
011
01/2
012
05/2
012
09/2
012
01/2
013
05/2
013
09/2
013
01/2
014
05/2
014
09/2
014
01/2
015
Infl
atie
(%
)
Inflatie
Consumptieprijsindex (CPI) Gezondheidsindex Jaargemiddelde CPI
Bron: FOD Economie
Onderstaande inflatievooruitzichten (Figuur A.4 ) zijn gebaseerd op observaties tot maart 2015. Die observaties zijn afkomstig van de FOD Economie. De vooruitzichten vanaf april 2015 werden opge-steld door het Federaal Planbureau. Deze vooruit-zichten houden rekening met termijnmarktnote-ringen van 30 maart 2015. De olieprijs zou gemid deld 58 dollar per vat bedragen in 2015 en 64 dollar per vat in 2016. De wisselkoers van de euro zou uitkomen op gemiddeld 1,10 dollar per euro in 2015 en 1,10 dollar per euro in 2016.Op basis van deze maandvooruitzichten zou de gemiddelde jaarinflatie (nationaal indexcijfer der consumptieprijzen, NICP) in 2015 op 0,2 % en in 2016 op 1,2 % uitkomen, tegenover 0,34 % in 2014 en 1,11 % in 2013. De groeivoet van de zgn. “gezondheidsindex”, waarbij 4 types producten (tabak, alcohol, benzine en diesel) worden geschrapt uit de korf van goederen en diensten
die wordt gebruikt om de consumptieprijsindex (CPI) te bepalen en die onder meer gebruikt wordt bij de berekening van de indexering van lonen, sociale uitkeringen en huurprijzen, zou in 2015 gemiddeld 0,5 % en in 2016 1,0 % bedragen, tegenover 0,40 % in 2014 en 1,24 % in 2013.In november 2012 werd de spilindex voor de overheids-wedden en sociale uitkeringen voor het laatst over-schreden. Overeenkomstig onze maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgende overschrij-ding van de spilindex (momenteel 101,02) plaatsvinden in januari 2016. Rekening houdend met de indexsprong zouden de sociale uitkeringen en de wedden van het overheidspersoneel als gevolg daarvan niet verhoogd worden. Door de voorziene evolutie van de inflatie en het eerder stabiel verloop van de gezondheidsindex tijdens de tweede helft van 2015, is de maand van overschrijding van de spilindex zeer gevoelig voor een opwaartse aanpassing van de prijzen.
9
Tabel A.1: Kengetallen van de Oost-Vlaamse werkloosheid 2012-2014
2014 % 2013 verschil 2012 verschil
NWWZ 53.270 100,0 49.963 +6,6% 45.709 +16,5%
Werkloosheidsgraad
Totaal 7,69% 7,20% +0,49 6,59% +1,10
Mannen 7,73% 7,21% +0,52 6,46% +1,27
Vrouwen 7,64% 7,18% +0,46 6,75% +0,89
Kenmerken van de niet-werkende werkzoekenden (NWWZ)
Categorie WZUA 39.242 73,7% 36.924 +6,3% 33.881 +15,8%
BIT 4.363 8,2% 4.198 +3,9% 3.845 +13,5%
Vrij ingeschreven 5.291 9,9% 4.653 +13,7% 3.923 +34,9%
Andere 4.375 8,2% 4.189 +4,4% 4.060 +7,7%
Geslacht Mannen 28.727 53,9% 26.934 +6,7% 24.202 +18,7%
Vrouwen 24.544 46,1% 23.029 +6,6% 21.507 +14,1%
Leeftijd < 25 jaar 11.345 21,3% 11.289 +0,5% 10.286 +10,3%
25 tot 50 jaar 29.208 54,8% 27.375 +6,7% 24.655 +18,5%
>= 50 jaar 12.717 23,9% 11.299 +12,6% 10.768 +18,1%
Studieniveau Laaggeschoold 25.015 47,0% 24.143 +3,6% 22.989 +8,8%
Middengeschoold 18.466 34,7% 16.958 +8,9% 15.027 +22,9%
Hooggeschoold 9.789 18,4% 8.862 +10,5% 7.693 +27,2%
Werkloosheidsduur < 1 jaar 29.729 55,8% 28.785 +3,3% 26.168 +13,6%
1 tot 2 jaar 9.690 18,2% 8.796 +10,2% 7.467 +29,8%
>= 2 jaar 13.852 26,0% 12.383 +11,9% 12.074 +14,7%
Nationaliteit Niet-EU 4.957 9,3% 4.515 +10,0% 4.221 +17,8%
Origine Allochtonen 12.805 24,0% 12.041 +6,4% 10.873 +17,8%
Arbeidsgehandicapten 7.229 13,6% 6.740 +7,3% 6.155 +17,5%
WZ in een kansengroep 37.463 70,3% 35.500 +5,5% 33.157 +13,0%
Bron: Arvastat
De arbeidsmarkt in Vlaanderen in 2014De arbeidsmarkt als belangrijke conjunctuurindicator vertaalt zich in cijfers naar werkloosheid ener-zijds en tewerkstelling anderzijds. De werkloosheid in Oost-Vlaanderen steeg gemiddeld over 2014 met 6,6 %, wat het hoogste cijfer in Vlaanderen is (Vlaams Gewest +5,2 %). Specifiek voor Oost-Vlaanderen geeft onderstaande tabel A.1 de kengetallen van de werkloosheid 2012-2014.
Figuur A.4 : Inflatievooruitzichten (2015-2016)
Federaal Planbureau
Naast zijn onderzoeksresultaten, stelt het FPB ook heel wat databanken ter beschikking. Die databanken kunnen zowel historische data als vooruitzichten bevatten.
Data
Onthaalpagina / Data / Inflatievooruitzichten
Indexcijfer der consumptieprijzen - Inflatievooruitzichten [07/04/2015]
Onderstaande inflatievooruitzichten zijn gebaseerd op observaties tot maart 2015. Die observatieszijn afkomstig van de ! FOD Economie. De vooruitzichten vanaf april 2015 werden opgesteld doorhet Federaal Planbureau. Deze vooruitzichten houden rekening met termijnmarktnoteringen van 30maart 2015. De olieprijs zou gemiddeld 58 dollar per vat bedragen in 2015 en 64 dollar per vat in2016. De wisselkoers van de euro zou uitkomen op gemiddeld 1,10 dollar per euro in 2015 en 1,10dollar per euro in 2016.
Op basis van deze maandvooruitzichten zou de gemiddelde jaarinflatie (nationaal indexcijfer derconsumptieprijzen, NICP) in 2015 op 0,2% en in 2016 op 1,2% uitkomen, tegenover 0,34% in 2014en 1,11% in 2013. De groeivoet van de zgn. "gezondheidsindex", die onder meer gebruikt wordt bijde berekening van de indexering van lonen, sociale uitkeringen en huurprijzen, zou in 2015gemiddeld 0,5% en in 2016 1,0% bedragen, tegenover 0,40% in 2014 en 1,24% in 2013.
In november 2012 werd de spilindex voor de overheidswedden en sociale uitkeringen overschreden.Overeenkomstig onze maandvooruitzichten voor de gezondheidsindex zou de volgendeoverschrijding van de spilindex (momenteel 101,02) plaatsvinden in januari 2016. Rekening houdendmet de indexsprong zouden de sociale uitkeringen en de wedden van het overheidspersoneel alsgevolg daarvan niet verhoogd worden. Door de voorziene evolutie van de inflatie en het eerderstabiel verloop van de gezondheidsindex tijdens de tweede helft van 2015, is de maand vanoverschrijding van de spilindex zeer gevoelig voor een opwaartse aanpassing van de prijzen.
Elke eerste dinsdag van de maand (met uitzondering van augustus) worden de inflatievooruitzichtengeactualiseerd op basis van de laatst beschikbare informatie. Volgende update: 5 mei 2015.
Omzettingscoëfficiënten
Consumptieprijzen : alle categorieën
Om een index met basis 2013 om te zetten naar basis 2004, vermenigvuldig de startwaardemet 1.2240.Om een index met basis 2004 om te zetten naar basis 2013, vermenigvuldig de startwaardemet 0.8170.
Gezondheidsindex
Om een index met basis 2013 om te zetten naar basis 2004, vermenigvuldig de startwaardemet 1.2077.Om een index met basis 2004 om te zetten naar basis 2013, vermenigvuldig de startwaardemet 0.8280.
Consumptieprijzen : alle categorieën (2016)
Maandelijkse evolutie van de inflatie
J 15
F 15
M 1
5
A 15
M 1
5
J 15
J 15
A 15
S 15
O 1
5
N 1
5
D 1
5
J 16
F 16
M 1
6
A 16
M 1
6
J 16
J 16
A 16
S 16
O 1
6
N 1
6
D 1
6
-1
-0.5
0.5
1
1.5jaar-op-jaargroei in %, waarden in de grijze zone zijn vooruitzichten
2015 2016
0
Consumptieprijzen : alle categorieën Gezondheidsindex
Federaal Planbureau - Indexcijfer der consumptieprijzen & inflatievooruitzichten http://www.plan.be/databases/17-nl-indexcijfer+der+consumptieprijzen+inflatievooruitzichten
1 van 3 24/04/15 10:55
Bron: Federaal Planbureau
10
dan 2 jaar in werkloosheid zijn, bedraagt nog steeds 1 op 4 of 13.852 van de 53.270 NWWZ’s hetgeen een stijging van 11,9 % is tegenover 2013. Verontrustend is evenwel de stijging van de werkloosheid bij 50 plussers met 12,6 % in de periode 2013-2014.
De financieel-economische crisis trof de voorbije jaren vooral de mannelijke werkgelegenheid, maar sinds 2013 ligt zowel voor de vrouwen als voor de mannen de werkloosheidsgraad (het per-centage werklozen in de beroepsbevolking van 15 tot 65 jaar) op ongeveer 7,7 %. Ook het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) die langer
Figuur A.5 : Werkloosheidsevolutie (2013 – 2014)
Bron: Arvastat
Het aantal niet-werkende werkzoekenden (NWWZ) in Vlaanderen piekte een eerste maal in 2010, (208.242 NWWZ ) en daalde vervolgens tot december 2011. Sinds begin 2012 kent het aantal werkzoekenden in Vlaanderen echter opnieuw een stijging die hardnekkig blijft aanhouden. De werkloosheid staat nu op een recordhoogte sinds de start van de economische crisis in 2008, namelijk 233.349 NWWZ gemiddeld in 2014.
Maken we het onderscheid naar scholingsniveau, dan valt op dat het aantal hooggeschoolde niet-werkende werkzoekenden in Oost-Vlaanderen met 10,5 % stijgt in 2014 tegenover 2013 en zelfs met 27,2 % tegenover 2012.
Een analyse over de periode 2010-2014 toont trouwens aan dat de relatief sterke stijging voor Oost-Vlaanderen ( +16,2 % ) tegenover Vlaanderen ( +13 % ) grotendeels te wijten is aan
de categorie hooggeschoolden die voor deze periode in Oost-Vlaanderen 33,2 % bedraagt tegen slechts 22,7 % in het Vlaams Gewest, zoals onderstaande grafiek illustreert.
De tewerkstelling in Oost-Vlaanderen in 2013 wordt in tabel A.2 weergegeven aan de hand van 3 indicatoren: de activiteitsgraad, de werkge-legenheidsgraad en de werkzaamheidsgraad.Vroeger werd in het kader van de in 2000 aange-nomen Lissabon-strategie de leeftijdscategorie 15-64 jaar gebruikt om de bevolking op arbeids-leeftijd te definiëren maar sinds de in 2010 goed-gekeurde Europa 2020-strategie is dit nu de leef-tijdscategorie 20-64 jaar; temeer daar er in België schoolplicht is tot 18 jaar was dit relevanter.
De activiteitsgraad, die uitdrukt in welke mate de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar) zich aan-biedt op de arbeidsmarkt (als werkende of
11
arbeidsmarkt vroeg verlaten. Dit lage percentage houdt de globale Vlaamse werkzaamheidsgraad (41 %) relatief laag. De vrouwelijke arbeidsdeel-name (37 %) klom de voorbije jaren immers rela-tief sterk, al bedraagt de kloof met de mannelijke werkzaamheidsgraad nog steeds om en bij de 6 procentpunten in Oost-vlaanderen.
werkzoekende), ligt met 72 % in Oost-Vlaanderen in 2013 lager dan die voor Vlaanderen (76 %).Enkel het arrondissement Gent scoort hoog met 89 %, maar daar is het aandeel werkzoekenden het hoogst.De lage activiteitsgraad valt grotendeels te ver-klaren door het feit dat Vlamingen de
Figuur A.6 : Evolutie werkloosheid naar studieniveau Oost-Vlaanderen (2010 – 2014)
3,7%
28,4%
33,2%
16,2%
3,1%
20,6%22,7%
13,0%
0,0%
5,0%
10,0%
15,0%
20,0%
25,0%
30,0%
35,0%
Laaggeschoold Middengeschoold Hooggeschoold TOTAAL
% evolutie '10 -‐ '14 NWWZ
Oost-Vlaanderen
Vlaanderen
Bron: Arvastat, eigen verwerking
Tabel A.2: Evolutie indicatoren tewerkstelling Oost-Vlaanderen
Activiteitsgraad Werkgelegenheidsgraad Werkzaamheidsgraad
totaal totaal mannen vrouwen totaal
ArrondissementenAalst 55 % 49 % 30 % 29 % 30 %
Dendermonde 58 % 53 % 35 % 28 % 32 %
Eeklo 63 % 57 % 35 % 32 % 34 %
Gent 89 % 82 % 53 % 46 % 50 %
Oudenaarde 65 % 60 % 38 % 32 % 35 %
Sint-Niklaas 71 % 65 % 42 % 34 % 38 %
Oost-Vlaanderen 72 % 66 % 42 % 36 % 39 %
Vlaams Gewest 76 % 70 % 45 % 37 % 41 %
België 77 % 69 % 45 % 37 % 41 %
Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaarWerkgelegenheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaarWerkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking
Bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, le FOREM, eigen berekeningen
12
betering tegenover de 660 uitspraken in 2013. Enkel in West-Vlaanderen legden 19 bedrijven meer de boeken neer (1.030 tegenover 1.011 vorig jaar, +1,9 %).De significante daling van het aantal faillissemen-ten het afgelopen jaar, procentueel de grootste daling sinds begin deze eeuw, belet niet dat we in 2014 nog steeds werden geconfronteerd met het op jaarbasis tweede hoogste cijfer ooit. De faillisse-mentenstorm is hoogstens enigszins getemperd maar blijkt nog verre van geluwd. Onder staande tabel geeft de evolutie van het aantal falingen voor de Oost-Vlaamse arrondissementen.
In Vlaanderen daalde het aantal faillissementen op jaarbasis met -7,5 %. Op provinciaal vlak stel-len we in relatieve cijfers de sterkste daling vast in Oost-Vlaanderen (-20,4 %) met 1.070 faillisse-menten tegenover 1.344 vorig jaar. Limburg volgt op de tweede plaats met -8,8 % faillissementen (790 tegenover 866). Enkel deze 2 provincies doen relatief beter dan het Vlaamse gemiddelde. In Antwerpen zijn de meeste bedrijven actief en wordt het hoogst aantal faillissementen geno-teerd, maar ook daar was sprake van een daling op jaarbasis van -4,5 %: 2.177 tegenover 2.279 vorig jaar. In de provincie Vlaams-Brabant werden 632 vonnissen uitgesproken (-4,2 %), een ver-
Tabel A.3 : Arrondissementele evolutie falingen Oost-Vlaanderen
Overzicht faillissementenPeriode : jaarbasis
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014% versus
2013
Oost-Vlaanderen
Aalst 94 103 114 114 156 145 137 204 172 168 -2,33 %
Dendermonde 126 96 118 117 136 153 183 192 198 138 -30,30 %
Gent 398 374 367 432 407 480 418 482 557 446 -19,93 %
Oudenaarde 80 81 94 93 90 108 105 117 134 124 -7,46 %
Sint-Niklaas 148 135 158 184 208 208 228 262 283 194 -31,45 %
Totaal 846 789 851 940 997 1.094 1.071 1.257 1.344 1.070 -20,39 %
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
In 2014 gingen, in vergelijking met voorgaande jaren, verhoudingsgewijs heel wat meer grotere en oudere bedrijven, zeg maar gevestigde waar-den, failliet. Zo bijvoorbeeld was 18,79 % van de failliete bedrijven ouder dan 20 jaar: een nooit eerder gezien cijfer. Binnen het Vlaamse gewest liep dit zelfs op naar 22,3 % van het aantal ondernemingen.
Diepere analyse leert ons dat 2014 een duidelijk overgangsjaar is: het faillissement van oudere en ‘gevestigde’ bedrijven is een duidelijk gevolg van de crisis waar net die bedrijven, die zich vaak kenmerkten door een tanende innovatiekracht, lang en tot uitputting konden blijven teren op reserves. Daarnaast toont bijvoorbeeld een dui-delijke vermindering van het aantal faillissemen-ten binnen de transportwereld, alsook een gevoe-lige daling van het aantal jobs die binnen die sector aangetast werden, aan dat onze economie voorzichtig aansluiting vindt bij de even voor-zichtige internationale economische revival die het afgelopen jaar ook ons land binnen sijpelde. De daling van het aantal faillissementen binnen de kleinhandel doet vermoeden dat de consument iets minder zuinig is geworden.
De daling zet zich in de drie regio’s door, zij het met belangrijke verschillen. Binnen het Brusselse gewest daalt het aantal fail-lissementen met -16,8 % of met 447 eenheden. Anders gesteld: Brussel is verantwoordelijk voor bijna 44 % van de totale daling. Geen onbelang-rijke vaststelling. In 2013 kenmerkten de Brusselse handelsrechtbanken zich door een sterk verhoogde activiteit inzake handelsonder-zoek en in het bijzonder inzake het opdoeken van een hele reeks horeca- en kleine nutsbedrijven (in het bijzonder kleinhandels die zich oriënteerden in de telefonie) met minder frisse kenmerken. In 2013 noteerden we trouwens onder meer op de handelsrechtbank van Turnhout een vergelijkbare activiteit, zij het gericht op andere sectoren. Nu deze grote kuis achter de rug is zijn de gevolgen ook voelbaar: in 2014 gingen er in Brussel bij-voorbeeld 20,8 % (of -94) minder horecazaken failliet terwijl in de regio’s Vlaanderen (-72) en Wallonië (-38) de daling binnen de horeca slechts -6,7 % bedroeg.
13
Tabel A.4 : Aantal falingen naar sectoren (2005 – 2014)
Aantal faillissementenOost-Vlaanderen
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014Δ
’13-’14%
’13-’14
Totaal 846 789 851 940 997 1.094 1.071 1.257 1.344 1.070 -274 -20,4 %
Horeca 159 175 178 173 177 183 206 213 238 192 -46 -19,3 %
Reparatie van computers en consumentenartikelen
2 1 2 3 1 4 1 4 6 2 -4 -66,7 %
Overige persoonlijke diensten 22 6 15 15 18 35 18 36 32 28 -4 -12,5 %
Bouw 135 106 130 159 182 191 187 249 281 230 -51 -18,1 %
Transport 48 54 52 59 73 66 65 71 49 40 -9 -18,4 %
Kleinhandel 88 84 87 87 99 134 111 122 118 99 -19 -16,1 %
Groothandel 92 63 69 76 65 62 74 83 72 61 -11 -15,3 %
Handelsbemiddeling 26 29 24 25 27 39 18 33 45 17 -28 -62,2 %
Garagehouders & aanverwante sectoren 12 21 21 30 20 22 21 28 26 21 -5 -19,2 %
Dienstverlening aan bedrijven 96 90 108 123 125 144 160 166 172 156 -16 -9,3 %
Verzekeringen en vermogensbeheer 1 0 1 2 1 1 2 0 2 1 -1 -50,0 %
Sport & recreatie 7 10 7 10 9 11 13 4 12 10 -2 -16,7 %
Immo 8 9 12 13 18 15 13 15 13 16 3 23,1 %
Land- en bosbouw 6 18 13 14 13 9 9 12 16 6 -10 -62,5 %
Visserij en aquacultuur 0 0 0 0 0 0 1 0 1 0 -1 -100,0 %
Voedingsindustrie 13 22 9 21 16 23 18 14 34 14 -20 -58,8 %
Textiel- en lederindustrie 8 5 9 8 8 6 4 5 8 4 -4 -50,0 %
Houtindustrie 2 2 0 4 3 3 1 2 5 6 1 20,0 %
Papierindustrie 2 0 1 0 4 1 1 3 1 1 0 0,0 %
Drukkerijen, uitgeverijen en media 12 10 14 14 7 11 15 11 15 8 -7 -46,7 %
Chemische- & kunststofindustrie 2 0 4 5 4 5 3 5 8 6 -2 -25,0 %
Bouwmaterialen industrie 2 0 4 1 4 1 2 2 2 0 -2 -100,0 %
Metaalindustrie 11 8 9 7 11 6 11 16 17 8 -9 -52,9 %
Elektrotechniek, elektronica & computers
5 2 0 0 2 2 1 5 3 3 0 0,0 %
Machinebouw 6 0 3 4 4 2 3 3 2 6 4 200,0 %
Bouw van vervoerstuigen en componenten
0 0 0 1 2 1 0 2 0 0 0
Meubelindustrie 2 3 4 2 0 7 4 8 2 4 2 100,0 %
Andere industrie 3 1 1 3 0 4 3 2 1 0 -1 -100,0 %
Reparatie en onderhoud 2 0 3 2 1 2 2 2 3 5 2 66,7 %
Energieproductie 0 1 0 0 0 0 0 0 0 1 1
Water- en afvalbehandeling, sanering
0 3 1 1 4 4 0 0 2 0 -2 -100,0 %
Andere activiteiten 5 14 14 11 11 12 8 13 13 18 5 38,5 %
Onbekende activiteit 69 52 56 67 88 88 96 128 145 107 -38 -26,2 %
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
Op federaal niveau kwamen er minder jobs op de tocht (-6,4 % of een daling van 27.172 jobs naar 26.172) als direct gevolg van het faillissement van de werkgever. Toch blijkt dit bij verdere ana-lyse een uitsluitend Vlaams fenomeen (-15,81 % of een daling van 13.849 jobs in 2013 naar 11.668 jobs in 2014). In zowel Brussel (+5,2 %) als Wallonië (+0,5 %) noteerden we, ondanks de in Brussel scherpe faillissementsdaling, een ver-dere stijging van het aantal verloren jobs.
Opnieuw valt in Brussel de verschuiving op van vele kleine faillissementen naar een kleiner aantal maar jobgevoeligere bedrijven. Zo gingen er in Brussel minder, zij het belangrijkere, restaurants failliet. Hetzelfde geldt trouwens voor de kleinhandel. Bijgaande tabellen A.4 en A.5 geven voor Oost-Vlaanderen een evolutieve sectorale verdeling van het aantal falingen en het rechtstreekse banen-verlies daardoor. In 2013 gingen nog 3.066 jobs
14
rechtstreeks verloren, in 2014 waren dat er 1.986, een daling van 35,2 %. De daling van het aantal faillissementen lijkt een goede zaak maar houdt tegelijk een waarschuwing in. Analyse van de meer gedetailleerde cijfers gecom bineerd met waar-nemingen op het terrein tonen aan dat de daling minder het gevolg is van een economische revival, maar wel en vooral het gevolg van maatregelen die, al dan niet gewild, het zuiverende effect van de handelsrechtbanken heeft getemperd.
Het verhoogde aantal faillissementen van oudere ondernemingen binnen de Vlaamse regio verdient bijzondere aandacht. Verder onderzoek moet aan-tonen of binnen deze regio een aantal vroeger succesvolle bedrijven die kinderen waren van de DIRV-tijd (Derde Industriële Revolutie in Vlaanderen) erin slagen blijvend innoverend te zijn of ter zake een nieuwe stimulans kunnen gebruiken. Uiteraard is er een lichtpunt: de eerste effecten van het iets betere internationale
Tabel A.5 : Falingen naar sectoren – jobverlies (2005 – 2014)
Jobverlies Oost-Vlaanderen
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014Δ
’13-’14%
’13-’14
Totaal 1.727 1.539 1.394 2.013 2.218 2.295 2.165 3.001 3.066 1.986 -1.080 -35,2 %
Horeca 159 164 209 201 342 243 237 234 383 243 -140 -36,6 %
Reparatie van computers en consumentenartikelen
0 0 3 92 0 4 0 36 1 0 -1 -100,0 %
Overige persoonlijke diensten 11 40 9 68 21 40 88 145 31 102 71 229,0 %
Bouw 436 252 262 424 584 368 375 591 811 630 -181 -22,3 %
Transport 117 212 62 180 228 306 233 144 338 94 -244 -72,2 %
Kleinhandel 103 40 97 116 133 188 160 182 397 119 -278 -70,0 %
Groothandel 183 191 81 234 92 127 170 159 190 148 -42 -22,1 %
Handelsbemiddeling 10 183 10 22 26 47 5 28 33 13 -20 -60,6 %
Garagehouders & aanverwante sectoren 6 8 27 27 39 27 27 34 30 24 -6 -20,0 %
Dienstverlening aan bedrijven 158 95 119 163 216 335 276 457 253 172 -81 -32,0 %
Verzekeringen en vermogensbeheer 0 0 0 2 2 1 0 0 1 4 3 300,0 %
Sport & recreatie 1 4 6 18 9 15 15 4 18 1 -17 -94,4 %
Immo 1 2 11 6 17 13 9 25 9 15 6 66,7 %
Land- en bosbouw 22 19 40 21 10 21 20 33 85 0 -85 -100,0 %
Visserij en aquacultuur 0 0 0 0 0 0 2 0 2 0 -2 -100,0 %
Voedingsindustrie 43 105 33 105 62 141 86 56 159 124 -35 -22,0 %
Textiel- en lederindustrie 154 49 68 81 71 44 182 500 95 11 -84 -88,4 %
Houtindustrie 2 0 0 12 2 0 0 3 24 6 -18 -75,0 %
Papierindustrie 2 0 22 0 32 0 4 2 2 2 0 0,0 %
Drukkerijen, uitgeverijen en media 111 18 69 79 47 13 22 64 47 43 -4 -8,5 %
Chemische- & kunststofindustrie 3 0 18 30 170 187 114 45 26 27 1 3,8 %
Bouwmaterialen industrie 2 0 15 2 4 2 4 11 2 0 -2 -100,0 %
Metaalindustrie 41 47 121 23 18 53 22 92 59 36 -23 -39,0 %
Elektrotechniek, elektronica & computers
13 3 0 0 2 20 0 5 0 3 3
Machinebouw 66 0 5 8 31 2 0 56 1 73 72 7.200,0 %
Bouw van vervoerstuigen en componenten
0 0 0 6 3 2 0 3 0 0 0
Meubelindustrie 9 62 15 0 0 64 16 41 2 10 8 400,0 %
Andere industrie 24 0 0 5 0 2 1 7 1 0 -1 -100,0 %
Reparatie en onderhoud 8 0 15 3 12 9 1 2 4 37 33 825,0 %
Energieproductie 0 2 0 0 0 0 0 0 0 1 1
Water- en afvalbehandeling, sanering
0 7 0 2 16 3 0 0 0 0 0
Andere activiteiten 9 20 67 40 4 10 6 14 36 34 -2 -5,56 %
Onbekende activiteit 33 16 10 43 25 8 90 28 26 14 -12 -46,15 %
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
15
Retrain met 186 verloren jobs was de NV achter de Belgische tak van de modeketen Mexx. In Oost-Vlaanderen tellen we maar 2 bedrijven in deze top 50: A.O.I.B. uit Kluisbergen met 124 ver-loren banen en Certeas uit Mariakerke met 75 ver-loren jobs.
economische klimaat geeft positieve effecten, vooral binnen de meer internationaal gerichte regio Vlaanderen waar zowel aantal faillissemen-ten als het aantal hierdoor verloren gegane jobs daalt. De volgende tabel A.5 geeft de 50 bedrij-ven met het grootste banenvelies in 2014. De NV
Tabel A.6 : Falingen België – de 50 grootste bedrijven naar jobverlies (2014)
Top 50 Naam bedrijf PC Gemeente Verloren jobs
1 RETRAIN 2000 Antwerpen 186
2 THERMIC DISTRIBUTION EUROPE 5660 Couvin 159
3 IDEAL-SERVICES 7330 Saint-Ghislain 157
4 FLORDIENNE-CHIMIE S.A. 7800 Ath 156
5 FACILITY SERVICES 1060 Sint-Gillis 153
6 YOURCALL STORE CONCEPTS 2018 Antwerpen 150
7 CARAT DUCHATELET 4020 Liège 140
8 STARMAN BRUXELLES HOTEL 1000 Brussel 138
9 EUPHONY BENELUX 2030 Antwerpen 136
10 VECARI 8980 Zonnebeke 132
11 3 D SERVICES 4460 Grace-Hollogne 131
12 A.O.I.B 9690 Kluisbergen 124
13 RSB TRANSMISSIONS BELGIUM 3980 Tessenderlo 122
14 WIN SYSTEM 6040 Jumet (Charleroi) 122
15 SERVICE INNOVATION GROUP BELGIUM 7503 Froyennes 120
16 HANDELSMAATSCHAPPIJ EUGENE HUYGHEBAERT 2800 Mechelen 118
17 ASAP MAINTENANCE & SHIPPING 2030 Antwerpen 112
18 MULTI-MEDIA SERVICES 2270 Herenthout 109
19 LOUIS DE POORTERE 7700 Moeskroen 103
20 1 AIDE A LA MAISON 1090 Jette 102
21 FRASI 3800 Sint-Truiden 100
22 DELICATESSE CATERING 3600 Genk 100
23 FULL PARTNER 1150 Sint-Pieters-Woluwe 98
24 MER DU NORD 1040 Etterbeek 97
25 PROOST 2300 Turnhout 93
26 SIGNATURE VERMEULEN 8760 Meulebeke 88
27 CEGEAC 1030 Schaarbeek 85
28 DIENSTENBEDRIJF DE KUST 8400 Oostende 83
29 SUNSWITCH 1348 Louvain-La-Neuve 82
30 E.S - TRANSPORT 1040 Etterbeek 82
31 FULL PRODUCTIONS 1080 Sint-Jans-Molenbeek 78
32 MEISTER COORDINATION CENTER 4141 Louveigne 77
33 CD BATI 9999 0 75
34 CERTEAS 9030 Mariakerke (Gent) 75
35 ABLUO 1860 Meise 75
36 VIRGIL 1180 Ukkel 75
37 HELIBORNE INTERNATIONAL 1000 Brussel 75
38 BRUSELLE ENTERPRISES 8620 Nieuwpoort 72
39 DEVILCA BELGIUM 6041 Gosselies 71
40 MTC MAINTENANCE 6560 Erquelinnes 67
41 ATCOMEX-COMPANY 8560 Wevelgem 66
42 UBIQUITY 1640 Sint-Genesius-Rode 65
43 PRODUCTIE RENDERS 2340 Beerse 65
44 PRISMA DIENSTVERLENING 3640 Kinrooi 63
45 F.M. 1020 Brussel 63
46 ANDENNE SERVICES A DOMICILE 5300 Andenne 62
47 ME-CONSTRUCT 3960 Bree 59
48 A TITRES SERVICES 1060 Sint-Gillis 58
49 S.A.T.I. 2030 Antwerpen 58
50 LINOPAN 8710 Wielsbeke 57
Opm. : potentieel verloren jobs worden berekend op basis van de laatst gepubliceerde jaarrekening of RSZ-gegevens van de failliete entiteit.
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
16
zaken in Vlaanderen volgens het Handels-informatiekantoor Graydon.In Oost-Vlaanderen waren er 7.777 stopzettingen in 2014, een daling met 13,8 % tegenover het voorgaande jaar. Onderstaande tabel geeft een evolutie van stopzettingen en starters over de tienjarige periode 2005-2014.
Naast falingen zijn er evenwel tal van andere redenen om de onderneming stop te zetten, zoals overlijden van de zaakvoerder, geen opvolger of andere vormen van ongedwongen vereffening.Uiteindelijk maken de falingen in 2014 slechts 13,5 % van het totaal aantal stopzettingen uit. In 2014 betrof het 36.406 bedrijven en eenmans-
Tabel A.7: Evolutie oprichtingen – stopzettingen 2005 - 2014
Starters 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Oost-Vlaanderen 8.809 10.014 10.502 10.316 9.676 10.474 10.716 10.032 10.214 10.829
evolutie vs vorig jaar 13,68 % 4,87 % -1,77 % -6,20 % 8,25 % 2,31 % -6,38 % 1,81 % 6,02 %
Vlaanderen 39.469 44.379 47.341 46.306 43.984 47.473 48.610 45.316 45.180 48.909
evolutie vs vorig jaar 12,44 % 6,67 % -2,19 % -5,01% 7,93 % 2,40 % -6,78 % -0,30 % 8,25 %
België 69.349 78.030 83.555 81.020 78.764 86.072 89.217 84.836 85.585 -90.116
evolutie vs vorig jaar 12,52 % 7,08% -3,03 % -2,78 % 9,28 % 3,65 % -4,91 % 0,88 % 5,29 %
Stopzettingen 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Oost-Vlaanderen 6.351 5.726 6.625 6.796 7.187 7.766 8.114 8.807 9.021 7.777
evolutie vs vorig jaar -9,84 % 15,70 % 2,58 % 5,75 % 8,06 % 4,48 % 8,54 % 2,43 % -13,79 %
Vlaanderen 27.695 25.6612 28.423 29.085 31.310 34.021 35.033 38.259 39.364 36.406
evolutie vs vorig jaar -7,34 % 10,76 % 2,33 % 7,65% 8,66 % 2,97 % 9,21 % 2,89 % -7,51 %
België 48.390 45.442 49.888 52.352 55.567 60.642 62.856 67.850 70.197 62.466
evolutie vs vorig jaar -6,09 % 9,78% 4,94 % 6,14 % 9,13 % 3,65 % 7,95 % 3,46 % -11,01 %
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
17
3.000 entiteiten en met 10.829 oprichtingen is dat ook het hoogste aantal in de beschouwde periode van acht jaar.
Onderstaande figuur A.7 toont de evolutie voor Oost-Vlaanderen van de oprichtingen en stop-zettingen. In 2014 wordt voor het eerst sinds 2008 het saldo tussen beide terug groter dan
Tabel A.8: Evolutie aantal arbeiders Oost-vlaanderen per bouwsubsector
Subsector 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Bagger 54 49 54 70 97 102
Handel/Verhuur 709 675 724 709 698 672
Overige afwerking 2.957 3.018 3.157 3.396 3.199 3.120
Ruwbouw 12.562 12.547 12.709 12.508 11.580 11.024
Ruwbouwafwerking 1.761 1.754 1.728 1.925 1.814 1.770
Sanitair en CV 1.550 1.644 1.698 1.703 1.680 1.705
Schrijnwerk 2.925 2.903 2.952 3.724 3.477 3.432
Wegenbouw 2.727 2.387 2.606 1.868 1.863 1.820
Andere 1.199 1.567 1.560 1.488 1.443 1.398
Niet bekend 184 711 1.195 53 82 45
Alle subsectoren 26.628 27.255 28.383 27.444 25.933 25.088
Bron: Confederatie Bouw
De bouwsector is door zijn multiplicatoreffect vaak de motor van de economie. In het kader van een conjunctuur analyse is het dan ook belangrijk de evolutie ervan nader te bekijken.
2014 was opnieuw een bewogen jaar voor de bouw. De buitenlandse concurrentie zette de con-currentiekracht van de bedrijven onder zware druk en bracht de werkgelegenheid ernstig in gevaar. Sinds eind 2011 gingen in de bouw zowel de productie als de werkgelegenheid achteruit, wat een vrij ongewone situatie was. De activiteit kende sinds 2013 een zekere heropleving die zich
ook in 2014 heeft doorgezet. Maar die groei werd vooral ondersteund door de gunstige weersom-standigheden in de eerste jaarhelft. Wanneer we dit klimatologische effect neutraliseren in de cij-fers zal blijken dat de trend op het vlak van de activiteit er helemaal anders uitziet en eerder stagneert of licht daalt. Voor de werkgelegenheid is de trend helaas sterker dalend. Voor Oost-Vlaanderen gingen er in de periode 2011-2014 ongeveer 3.300 jobs voor bouwvakarbeiders verloren, vooral dan in de ruwbouw en de wegenbouw.
Figuur A.7 : Oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen Oost-Vlaanderen (2007 - 2014)
0
3 000
6 000
9 000
12 000
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Figuur 7 : Oprichtingen en stopzettingen van ondernemingen Oost-‐Vlaanderen (2007 -‐ 2014)
oprichtingen stopzettingen verschil oprichtingen-‐stopzettingen
Bron: Graydon Handelsinformatiekantoor
18
Figuur A.8 : Afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwe woningen eerste 11 maanden – Oost-Vlaanderen
3 5
66
3 3
03
3 4
10
3 7
08
4 4
49
4 1
36
3 7
17
3 5
98
3 7
42
4 2
65
3 3
38
3 7
55
3 6
88
4 0
95
2 4
56
2 5
30
2 9
92
3 4
02
4 8
58
5 5
99
4 1
11
3 4
58
2 9
59 3 8
99
3 5
21
3 9
00 4 8
58
5 5
68
6 0
22
5 8
33
6 4
02
7 1
10
9 3
07
9 7
35
7 8
28
7 0
56
6 7
01
8 1
64
6 8
59 7 6
55 8 5
46 9
663
0
2 000
4 000
6 000
8 000
10 000
12 000
1-11/2001 1-11/2002 1-11/2003 1-11/2004 1-11/2005 1-11/2006 1-11/2007 1-11/2008 1-11/2009 1-11/2010 1-11/2011 1-11/2012 1-11/2013 1-11/2014
Bron: Bouwunie op basis van cijfers FOD Economie Afd.Statistiek d.d.13/03/2015
Afgeleverde stedenbouwkundige vergunningen voor nieuwe woningeneerste 11 maanden - Oost-Vlaanderen
eengezinswoningen appartementen totaal woningen
Bron: Bouwunie op basis van cijfers FOD Economie Afd.Statistiek d.d.13/03/2015
Ook de bouwbarometer die Bouwunie elk kwar-taal publiceert, blijft slabakken. Dit betekent dat de bouwondernemers te weinig vertrouwen hebben in het economische en politieke klimaat.De berichten over besparingen, hervormingen en stakingen doen daar uiteraard hun werk. Maar er is sprake van verbetering. De vooruitzichten voor 2015 voor bepaalde subsectoren van de bouw-sector zijn dan ook voorzichtig optimistischer. Dit optimisme slaat vooral op het aantal renovatie-opdrachten. Het optimisme is voorzichtig omdat een aantal bouw- en verbouwstimuli wegvallen waardoor het zwartwerk opnieuw kan toenemen. En ook omdat de overheidsinvesteringen op een erg laag pitje branden. Het is nochtans een uitste-kend moment om te investeren. De rente staat laag, infrastructuurwerken zijn meer dan nuttig, vast-goedinvesteringen blijven interessant – ook met een lagere woonbonus – en het comfortabeler en vooral ook energiezuiniger maken van onze wonin-gen en gebouwen levert geld en milieuwinst op.
De woonbonus is een systeem van hypotheekren-teaftrek dat in 2005 is ingevoerd. Met de bonus kunnen de kapitaalaflossingen, de betaalde inte-resten en de schuldsaldoverzekering tot een bepaald bedrag van het belastbaar inkomen worden afgetrokken. Het bedrag van de bonus wordt afgetrokken van het netto belastbaar inko-men, wat resulteert in lagere personenbelasting. Afhankelijk van het netto belastbaar inkomen bedroeg het voordeel tot 50 % hiervan. Vanaf 1 januari 2015 geldt echter een vast tarief van 45 procent.De enorme toename van bouwvergunningen eind 2013 en begin 2014 (figuur A.8) zegt – volgens de Confederatie Bouw – niet alles over de werke-lijke vraag. Er was immers een anticipatie-effect in Vlaanderen. Door de strengere energievereis-ten sinds 1 januari 2014 hebben veel kandidaat- bouwers hun aanvraag vervroegd ingediend. De bouwvergunningen werden dus afgeleverd in de maanden die daarop volgden.
moeten leiden tot een vlottere toegang tot hypo-thecair krediet, maar helaas is ook dat niet het geval. De meest recente Bank Lending Survey gaat nog altijd uit van een verstrenging van de kredietvoorwaarden.
Hypothecair krediet blijft nochtans het middel bij uitstek van de gezinnen om eigenaar te worden van hun eigen woning. Het is in België een
Wanneer de achterliggende vraag wordt geanaly-seerd, is de trend ontegensprekelijk negatief. De randvoorwaarden zijn helemaal niet gunstig: een hoge werkloosheid, een actieve beroeps-bevolking die minder sterk groeit dan enkele jaren geleden, begrotingsmaatregelen die ongun-stig zijn voor de bouw en een beschikbaar inko-men dat onder druk staat. Het enige positieve ele-ment is de lage rente, die normaal gezien zou
19
Figuur A.9: Kredietvoorwaarden hypothecair krediet
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014Kwalita
tieve app
reciatie
Evolutie van de kredietvoorwaarden
Versoepeling
Verstrakking
Bron: Bank Lending SurveyBron: Bank Lending Survey
een stuk werd gecompenseerd door investeringen in het spoor (+9,4 %). De wegenbouw ging wel opnieuw fors achteruit in 2014 (-7 %) na een reeds eerdere daling (-10 %) in 2013. De spoorwegen zullen de burgerlijke bouwkunde niet meer ondersteunen in 2015 gezien de bespa-ringsplannen van de NMBS. Samen met een nieuwe daling van de investeringen in wegen-bouw (-7 %) zijn de vooruitzichten negatief voor de burgerlijke bouwkunde. In 2015 spreken we van een daling van de burgerlijke bouwkunde met opnieuw 5 %.
Figuur A.10: Faillissementen bouw (2005-2014)
1044
969
1042 1223 14
94
1528 1639 1746
2087
2030
543
470
501
569 743
789
752 906 1043
1018
129
100
122
155
175
183
183
242
272
227
2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Bouwunie-‐grafiek | Bron: Graydon Belgium NV | 12/01/2015
Faillissementen bouw
België Vlaanderen Oost-‐Vlaanderen
Bron Bouwunie
populair en veilig product. Zo blijkt dat maar 1,1 % van de uitstaande contracten het voorwerp uitmaakt van wanbetaling. En toch is het gemid-delde ontleende bedrag gestopt in 2006 terwijl de vastgoedprijzen wel bleven stijgen. Het gevolg is dat gezinnen steeds meer eigen middelen moeten voorzien voor een woonproject.
Voor de burgerlijke bouwkunde gaat het Federaal Planbureau uit van een daling van de activiteit met 4,8 % in 2014. De investeringen van lokale overheden gingen met 10 % achteruit, wat voor
20
toe met 5.866 miljoen euro wat het grootst is na de provincie Antwerpen ( + 9.742 miljoen euro).Door het grote aandeel van de dienstensector in het Belgische bbp kunnen we stellen dat de Belgische economie hoofdzakelijk een diensten-economie is. De industrie staat nog in voor onge-veer twintig procent van het bbp. Het gaat dan hoofdzakelijk om verwerkende industrie, want mijnbouw is er haast niet meer. De belangrijkste industrietakken zijn de metaalverwerkende nij-verheid, de chemiesector en de voedingsindus-trie. De bouwsector vertegenwoordigt een kleine acht procent.De activiteiten van de zogeheten non-profitsector (onderwijs, gezondheidszorgen, sociaal-culturele diensten) maken bijna 22 % uit van het bbp, in Oost-Vlaanderen, dit grotendeels door de sterke aanwezigheid van universiteit, hogescholen en ziekenhuizen.Het grote aandeel van de dienstensector is een kenmerk van een sterk ontwikkelde economie. Een economie evolueert gewoonlijk van een land-bouweconomie over een industriële economie naar een diensteneconomie.
Na de spectaculaire stijgingen van het aantal falingen in de bouwsector de laatste jaren, doet ook hier zich eindelijk een kentering voor met een daling van ongeveer 2,5 % in België en in Vlaanderen maar in Oost-Vlaanderen zelfs met 16 %.
Om de omvang van de Oost-Vlaamse economie te beoordelen wordt aan de hand van het bruto binnenlands product, de toegevoegde waarde die in een jaar tijd wordt geproduceerd, gekeken hoe deze zich verhoudt tot andere provincies en hoe deze wordt geproduceerd in de verschillende sectoren. Het economisch zwaartepunt van België ligt in het noorden van het land. Vlaanderen is goed voor 58,1 procent van het Belgisch bbp, Wallonië voor 23,6 procent en Brussel voor 18,3 procent. De sterkste provincie is Antwerpen. Dat heeft natuurlijk te maken met de haven en de industrie eromheen. De zwakste provincie is Luxemburg. Die rurale en dunbevolkte provincie heeft weinig industrie en weinig dienstencentra. Ze moet het vooral hebben van de landbouw en de bosbouw. Na Antwerpen scoort Oost-Vlaanderen sterkst met 12 % van het Belgisch bbp. Binnen Oost- Vlaanderen nam over de vijfjarige periode 2009 – 2013 trouwens de toegevoegde waarde
21
Figuur A.13: Provinciale verdeling BBP % – 2013
0,0 % 5,0 % 10,0 % 15,0 % 20,0 %
NamenLuxemburg
LuikHenegouwen
Waals-BrabantWest-VlaanderenVlaams-Brabant
Oost-VlaanderenLimburg
AntwerpenBrussel
3,1 %1,6 %
7,3 %7,8 %
3,8 %10,1 %
10,5 %12,0 %
6,4 %19,1 %
18,2 %
Bron: NBB, eigen verwerking
Figuur A.14: Sectorale verdeling bruto toegevoegde waarde (%) Oost-Vlaanderen 2013
0,0% 5,0% 10,0% 15,0% 20,0% 25,0%
CultuurOverh.,onderw.,gezondh.
Zakelijke dienstenOnroerend goed
Fin. dienstenCommunicatie
HandelBouw
NijverheidLandbouw
1,8 %21,7 %
13,3 %9,1 %
3,3 %2,3 %
19,8 %8,0 %
19,8 %0,9 %
Bron: NBB, eigen verwerking
Figuur A.12: Toename BBP 2009 – 2013 (miljoen EUR)
Antwerpen
Limburg
Oost-Vlaanderen
Vlaams-Brabant
West-Vlaanderen
9.742
3.5135.866
4.499 5.055
Bron: NBB, eigen verwerking
Figuur A.11: Regionale verdeling BBP 2013
24 %18 %
58 %
Brussel
Vlaams Gewest
Waals Gewest
Bron: NBB, eigen verwerking
Titel
23
Voedingsindustrie in Oost-Vlaanderen
Inleiding
De voedingssector is een diverse sector. Alleen al het ruime aanbod aan voedingswaren die we doordeweeks consumeren, illustreert deze verscheidenheid.
De voedingsindustrie wordt omschreven als de industriële sector die voedingsmiddelen voor mens en dier produceert, inclusief dranken en genotsmiddelen. Met dit laatste worden onder andere tabaks producten bedoeld.
De voedingssector wordt binnen de NACE-BEL indeling versie 2008 nomenclatuur aangeduid met de codes 10, 11 en 12. Nace-code 10 omvat de vervaardiging van voedingsmiddelen. Nace-code 11 omvat de vervaardiging van dranken. De economische impact van de tabaksindustrie (nace-code 12), zeker tot de vervaardiging van voedingsmiddelen en vervaardiging van dranken, is verwaarloosbaar. De tabaksnijverheid is dus uit de berekeningen geweerd.
Informatie over de voedingsindustrie werd gehaald bij: de beroepsfederatie van de voedings-industrie FEVIA, de Centrale Raad voor het bedrijfsleven (CRB) , de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ), de BTW-statistieken en de VDAB.
Sectoren
De herkomst van grondstoffen die gebruikt worden in de voedingssector maakt dat de acti-viteiten zeer heterogeen zijn. Bepaalde sectoren halen hun grondstoffen direct in de landbouw-sector (zoals vlees, zuivel, verwerking van groenten en aardappelen, …) of visvangst (visverwerking), anderen bevoorraden zich van input uit de voe-dingssector zelf (zoals bakkerij, pasta, …).
Tabel B.1: Schema en deelsectoren voeding
Input Voeding (nace-code 10 en 11 en hun deelsectoren) Output
Landbouw
Voedingsindustrie
Groothandel
Diensten
Transport
Visvangst
Verpakkingsmaterialen
Water, energie
10.00 Voedingsmiddelen
• 10.1 Vleesindustrie
• 10.2 Verwerking en conservering van vis en van schaal- en weekdieren
• 10.3 Verwerking en conservering van fruit en groenten
• 10.4 Vervaardiging van oliën en vetten (plantaardig en dierlijk)
• 10.5 Melk- en zuivelindustrie
• 10.6 Industrie van granen en zetmeel
• 10.7 Vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren
• 10.8 Andere voedingsindustrieën
• 10.9 Industrie van dierenvoeding
11.00 Dranken
O.a. Vervaardiging van bier, mout, frisdrank, mineraal water, gebotteld
water, wijn, cider, alcohol
Voeding
Hotel-restaurants
Landbouw
Gezondheidszorg
Groothandel
Chemische industrie
Bron: documentatienota CRB 2010, eigen bewerking.
24
Omzet
Volgens de voorlopige BTW-statistieken 2013 rea-liseerde de Oost-Vlaamse voedingssector een omzet van ongeveer 11,7 miljard euro. Dit maakt 35 % uit van de omzet die gerealiseerd wordt door voedingsondernemingen in Vlaanderen. Naar omzet toe kunnen volgende sectoren reeds aan-geduid worden als grote deelsectoren in Oost-Vlaanderen: de vleesverwerkende nijverheid en de zuivelsector.
Volgens de beroepsfederatie FEVIA groeide de Vlaamse voedingsindustrie sinds 2005 met 57,7 % en doet de sector het algemeen beter dan de voedingsindustrie in de buurlanden van de Eurozone. De gemiddelde groei van de Eurozone was 28,2 %. De sterke omzetgroei van de Vlaamse voedingsindustrie wordt vooral ver-klaard door toename van het productievolume tegenover de buurlanden.
De voedingsnijverheid vormt in ons land, in het Vlaams Gewest en in de provincie Oost-Vlaanderen in het bijzonder, een belangrijke bedrijfstak. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van enkele economische indicatoren, het aantal voedingsbedrijven en de werkgelegenheid.
Volgens de voorlopige kwartaalcijfers van de BTW-statistieken 2013 kon enkel voor de nace-code 10 (vervaardiging van voedings-middelen) een voor lopige vergelijking opgemaakt worden van de verschillende Vlaamse provincies voor enkele economische parameters. Op basis van deze voorlopige cijfers blijkt dat Oost-Vlaanderen een belangrijke provincie is in de Vlaamse voedingsindustrie.
Figuur B.1: Aandeel van Vlaamse provincies in de Vlaamse voedingsindustrie (nace-code 10)
Omzet
Export
Investeringen
Toegevoegde waarde
Oost-Vlaanderen West-Vlaanderen Antwerpen Vlaams-Brabant Limburg
27% 26% 23% 17% 8%
31% 26% 22% 14% 7%
41% 22% 24% 6% 6%
35% 25% 26% 9% 6%
Bron: voorlopige kwartaalcijfers BTW-statistieken 2013, eigen berekeningen
Tabel B.2: Vlaamse voedingsindustrie; vergelijking provincies – 2012
West-Vlaanderen Oost-Vlaanderen Antwerpen Vlaams Brabant Limburg
Toegevoegde waarde € 1,199 mrd € 1,094 mrd € 1,226 mrd € 900 mln € 405 mln
Jobs 16.327 14.392 17. 673 8.542 6.428
Bedrijven 925 868 906 412 374
Bron: economisch jaarverslag Vlaamse voedingsindustrie 04-09-2014 FEVIA.
26
Toegevoegde waardeVolgens de voorlopige cijfers realiseerde de pro-vincie Oost-Vlaanderen in de voedingsindustrie een toegevoegde waarde van ongeveer 1 miljard euro in 2013. Dit maakt 27 % uit van de toe-voegde waarde die de Vlaamse voedingsnijver-heid realiseerde.
De Oost-Vlaamse voedingsindustrie zorgt voor 20 % van de toegevoegde waarde die gerealiseerd wordt in de Oost-Vlaamse industrie. Dit is meer dan de 14 % verhouding van de Vlaamse voedings-nijverheid t.o.v. de Vlaamse industrie.
Export
Binnen de Belgische voedingsindustrie neemt Vlaanderen 80 % van de export voor haar reke-ning. Volgens de BTW-statistieken heeft Vlaanderen een exportstroom van ongeveer 17,7 miljard euro in de voedingsindustrie. Oost-Vlaanderen neemt hiervan 41 % voor haar reke-ning. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de provincie Oost-Vlaanderen een belangrijk aandeel heeft in de export van de Vlaamse en van de Belgische voedingsproducten.
De Oost-Vlaamse voedingssector behaalt tegen-over andere industriële sectoren meer omzet en staat in voor 33 % van de omzet die gehaald wordt in de totale Oost-Vlaamse industriële omzet.
Investeringen
In de Belgische voedingsindustrie vindt 76,1 % van de investeringen in materiële vaste activa plaats in Vlaanderen. Volgens de BTW-statistieken werd er in de Vlaamse voedingsindustrie voor ongeveer 746,2 miljoen euro geïnvesteerd. Dit is goed voor 18 % van de investeringen in de Vlaamse Industrie.
Van deze Vlaamse investeringen vindt 31 % plaats in Oost-Vlaanderen. De Oost-Vlaamse investeringen in de voedingsindustrie maken 33 % uit van de Oost-Vlaamse industrie.
Op Vlaams niveau was er een groei in investeringen tot 2008. De financiële en economische crisis zorgde in 2009 en 2010 voor een terugval. Vanaf 2011 kende de voedingsindustrie terug een sterke groei, wel met een terugval in 2013. Ondanks de terugval lagen de investeringen in materiële vaste activa in de voedingsindustrie nog altijd hoger dan in 2010 en 2011. (bron: FEVIA)
Figuur B.2: Aandeel omzet voedingsindustrie t.o.v. andere industriesectoren in Oost-Vlaanderen – 2013
0 %
5 %
10 %
15 %
20 %
25 %
30 %
35 %
40 %
36 %
4 %
1 %
6 %
2 %
10 %
4 %
1 %
4 %2 % 2 % 2 %
27 %
Voedings-industrie
Textiel Houten kurk
Papier-industrie
Drukke-rijen
Chemischenijverheid
Rubberen
kunststof
Niet-metaal-
houdendeminerale
producten
Verwerkingmetaal
Vervaar-diging
informatica-producten
Vervaar-digingelek-
tr(on)ischeapparatuur
Vervaar-diging
machines,apparaten,werktuigen
Vervaar-digingauto’s
Bron: voorlopige kwartaalcijfers BTW-statistieken 2013, eigen bewerking
27
Meer dan de helft van de Vlaamse uitvoer (58,4 %) gaat naar de directe buurlanden Nederland, Frankrijk en Duitsland. Volgens FEVIA neemt de export naar Oost-Europa en buiten Europa sterk toe. In 2013 ging 13,6 % naar landen buiten de EU-28.
Volgens de beroepsfederatie FEVIA is de Vlaamse uitvoer divers en niet afhankelijk van de befaamde Belgische producten zoals bier en chocolade. Belangrijke exportproducten zijn – in volgorde van grootteorde – vlees, bereidingen op basis van graan (vooral koekjes), cacao en bereidingen ervan, dranken (vooral bier), groenten (vooral diepvriesgroenten), zuivelproducten, groenten en vruchtenbereidingen en vetten en oliën.
De ‘typische Belgische sterproducten’ zoals cho-colade en bier overheersen de Vlaamse voedings-uitvoer niet maar behoren wel tot de sterkste groeiers. De befaamde Belgische producten over-heersen wel de verre uitvoer (zoals Verenigde Staten en Japan) en kunnen een belangrijke rol spelen in het aanboren van verre markten voor andere Vlaamse voedingsproducten.
Volgens figuur B.3 draagt de Oost-Vlaamse voe-dingsindustrie meer bij in de Oost-Vlaamse indus-trie in vergelijking met de bijdrage van de Vlaamse voedingssector in de Vlaamse industrie op basis
van de indicatoren omzet, export, investering en toegevoegde waarde.
Voedingsbedrijven
Een vestigingseenheid is het adres waar ten minste één activiteit van de onderneming wordt uitgeoefend of van waaruit de activiteit wordt uit-geoefend (RSZ-definitie). Het kan dus gaan om de exploitatiezetel, maar ook om een productie-een-heid, een werkplaats, een verkooppunt of een kantoor. Gemakshalve wordt in wat volgt van een ‘bedrijf’ gesproken.
In 2009 telde Oost-Vlaanderen 909 voedings-bedrijven. In 2013 is dit aantal gedaald naar 840 bedrijven. De Vlaamse voedingsindustrie telt 3.192 bedrijven waarvan er dus 26,3 % in Oost-Vlaanderen gevestigd zijn. Het arrondissement Gent telt 305 voedingsbedrijven (36,3 %). Het arrondissement Sint-Niklaas komt op de tweede plaats met 161 bedrijven of 19,2 % van het Oost-Vlaams totaal.
De voedingsindustrie is uitgesproken een sector van kleine ondernemingen: zo stellen 92,9 % van de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven minder dan 50 personeelsleden te werk. De bedrijven
Figuur B.3: Aandeel voedingsindustrie t.o.v. totale industrie in Oost-Vlaanderen en Vlaanderen – 2013
aandeel Oost-Vlaanderen voeding/ Oost-Vlaanderen industrie
aandeel Oost-Vlaanderen voeding/ Vlaanderen industrie
aandeel Vlaanderen voeding/ Vlaanderen industrie
Omzet
Export
Inve
sterin
gen
Toegevo
egde waard
e
Bron: voorlopige kwartaalcijfers BTW-statistieken 2013, eigen berekeningen
2828
Over alle sectoren heen waren er in Oost-Vlaanderen 471.979 werknemers actief. De Oost-Vlaamse voedingsnijverheid is dus goed voor een aandeel van 3,1 % van de tewerkstelling in Oost-Vlaanderen.
Binnen Oost-Vlaanderen tekenden de arrondisse-menten Gent, Aalst en Sint-Niklaas het grootste aantal werknemers binnen de voedingsnijverheid op met respectievelijk 5.543, 2.978 en 2.071 werknemers.
De haven van Gent speelt een belangrijke rol in het aantal vestigingen en werknemers in de voe-dingssector. Algemeen spelen havenfaciliteiten een bepalende rol: niet alleen voor de uitvoer van bewerkte levensmiddelen, ook voor de vlotte aan-voer van voedingsgrondstoffen.
Het aantal arbeidsplaatsen in de Oost-Vlaamse voedingsnijverheid daalde met 1,1 % over de periode 2006–2013. Volgens FEVIA daalt even-eens de Belgische en de Vlaamse tewerkstelling in de voedingsindustrie. FEVIA verklaart de daling in tewerkstelling door de vaststelling dat in de Belgische voedingsindustrie er overgeschakeld wordt van deeltijdse contracten naar voltijdse contracten.
behouden zo hun eigenheid en gebondenheid aan de regio. Kwaliteit en kwantiteit gaan daarbij hand in hand.
Oost-Vlaamse bedrijven in de voedings industrie met meer dan 400 personeelsleden situeren zich in de deelsectoren vervaardiging van bakkerij-producten en deegwaren en de vervaar diging van cacao, chocolade en suikerwerk.
Schaalvergroting
In de Oost-Vlaamse voedingsindustrie treedt er een trend op van langzame schaalvergroting. In 2009 waren er 15,8 arbeidsplaatsen per bedrijf. In 2013 telde de Oost-Vlaamse voedings-industrie 17,5 arbeidsplaatsen per bedrijf. Deze trend wordt ook vastgesteld in de Vlaamse voe-dingsindustrie. In 2009 telde de Vlaamse voedings industrie gemiddeld 17,2 arbeids-plaatsen per vestigingseenheid, in 2013 is dit opgelopen tot 19.
Werkgelegenheid
De voedingsindustrie is een belangrijke werkge-ver. De Vlaamse voedingsindustrie telt 59.995 arbeidsplaatsen. In de Oost-Vlaamse voedings-industrie werken 14.673 loon- en weddetrekken-den of 24,5 % van de Vlaamse voedingsindustrie.
Tabel B.3: Verdeling tewerkstelling en vestigingseenheden naar subsector in Oost-Vlaanderern
Oost-Vlaamse voedingsindustriearbeids-plaatsen
totaal
% verdeling arbeids-plaatsen
aantal vestigings-eenheden
% vestigings-eenheid
gemiddeld aantal
arbeids-plaatsen
per vestiging
Vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren 3.822 26,0 % 492 58,6 % 7,8
Vleesindustrie 3.382 23,0 % 141 18,8 % 24,0
Andere voedingsindustrieën (chocolade, suikerwerk, …) 2.899 19,8 % 94 11,2 % 30,8
Melk- en zuivelindustrie 1.455 9,9 % 23 2,7 % 63,3
Dranken 1.003 6,8 % 25 3,0 % 40,1
Industrie van dierenvoeding 841 5,7 % 33 3,9 % 25,5
Industrie van granen en zetmeel 523 3,6 % 6 0,7 % 87,2
Verwerking en conservering van fruit en groenten 390 2,7 % 12 1,4 % 32,5
Vervaardiging van oliën en vetten (plantaardig en dierlijk) 327 2,2 % 10 1,2 % 32,7
Verwerking en conservering van vis, schaal- en weekdieren 31 0,2 % 4 0,5 % 7,8
Totaal • 14.637 100,0 % 840 100,0 % 17,5
Bron: eigen berekening op basis van cijfers RSZ.
2929
• De Oost-Vlaamse voedingsnijverheid is goed voor een aandeel van 3,1 % van alle loontrek-kenden in Oost-Vlaanderen.
• Zowel in de Oost-Vlaamse als de Vlaamse voedingsindustrie is er een trend van lang-zame schaalvergroting qua aantal arbeids-plaatsen per vestigingseenheid vast te stellen.
Verdeling arbeidsplaatsen en vestigingseenheden
Bij de verdeling van tewerkstelling en de vestigings-eenheden per deelsector zijn er 3 sectoren in Oost-Vlaanderen die boven de rest uitsteken: de sector van de vervaardiging van bakkerij-producten en deegwaren, de sector van de vlees-industrie en de sector van de andere voedings-industrieën (oa vervaardiging van chocolade, suikerwerk, chocoladeproducten, …) (zie tabel B.3).
Tot slot
• Oost-Vlaanderen is een belangrijke provincie binnen de Vlaamse voedingsindustrie.
• Op vlak van omzet, investeringen, toege-voegde waarde en export heeft de provincie Oost-Vlaanderen een belangrijk aandeel binnen de Vlaamse voedingsindustrie. Op basis van deze indicatoren draagt de Oost-Vlaamse voedingsindustrie meer bij in de Oost-Vlaamse industrie in vergelijking met de bijdrage van de Vlaamse voedingssector in de Vlaamse industrie.
• Oost-Vlaanderen heeft een belangrijk aandeel in de Vlaamse voedingsexport. Belangrijke Vlaamse exportproducten zijn – in volgorde van grootteorde – vlees, bereidingen op basis van graan (vooral koekjes), cacao en bereidingen ervan, dranken (vooral bier), groenten (vooral diepvries-groenten), zuivelproducten, groenten en vruchtenbereidingen en vetten en oliën.
• Volgens de tewerkstelling en het aantal vestigingseenheden zijn er 3 deelsectoren in Oost-Vlaanderen die boven de rest uitsteken binnen de Oost-Vlaamse voedingsindustrie: de vervaardiging van bakkerijproducten en deegwaren, de vleesverwerkende nijverheid en de vervaardiging van andere voedings-middelen (o.a. vervaardiging van chocolade, suikerwerk, chocoladeproducten, …).
• De voedingsindustrie is een uitgesproken sector van kleine ondernemingen: het meren-deel van de Oost-Vlaamse voedingsbedrijven stelt minder dan 50 personeelsleden te werk.
Titel
31
De Provincie ontwikkelt momenteel een slimme specialisatiestrategie (in de literatuur gebruikelijk afgekort als S3) die moet fungeren als basis voor de verdere uitwerking en implementatie van haar economisch beleid. Bovendien wordt het een cru-ciaal instrument om in te spelen op de mogelijk-heden die de Europese subsidiefondsen – de structuur- en investeringsfondsen – bieden in de nieuwe programmeringsperiode (2014–2020). De Europese Unie beschouwt slimme specialisatie als de stuwende kracht achter de toekomstige economische groei in de Europese regio’s.
Wat is slimme specialisatie?
Slimme specialisatie is een recent beleidscon-cept, ontwikkeld in 2008 door een groep acade-mische experts.1 Waar het concept aanvankelijk opbotste tegen de dogmatische aanpak van het innovatiebeleid, waarin specialisatie taboe was, kwam het door de economische crisis van de voorbije jaren als voor de hand liggend naar voor. Regio’s ondervonden dat ze niet op alle vlakken van wetenschap, innovatie en technologie actief kunnen zijn. Ze moeten zich toespitsen op wat hun kennisbasis uniek en superieur maakt.
Eerder dan na te gaan of een regio een ‘sterkte’ heeft in bepaalde sectoren, zoekt slimme specia-lisatie naar het antwoord op de cruciale vraag of de regio er baat zou bij hebben om zich te
1 Zie onder meer: FORAY, Dominique et al., Smart specialization. From academic idea to political instrument, the surprising career of a concept and the difficulties involved in its implementation, Working paper 2011–001, École Polytechnique Fédérale de Lausanne, Management of Technology & Entrepreneurship Institute (MTEI), 2011.
DEBACKERE, Koenraad, ‘Slimme specialisatie als link tussen innovatie- en industrieel beleid’, Over.werk. Tijdschrift van het Steunpunt WSE, vol. 2, nr. 23, p. 21–29, 2013.
specialiseren in O&O (onderzoek en ontwikkeling) en innovatie voor die sectoren.
Slimme specialisatie betekent: “uitgaan van de uniciteit en specificiteit van de bestaande regio-naal-economische structuur, en verder bouwen op de aanwezige lokale technologische, indus-triële en andere competenties en productieve en institutionele kenmerken” (Idea Consult – zie verder). De triple helix of zelfs quadruple helix wordt benadrukt, de samenwerking tussen bedrij-ven, overheid, kennisinstellingen (triple) en gebruikers (quadruple) waarvan het resultaat meer is dan de som van de delen. Debackere (zie de studie in voetnoot 1) noemt slimme specialisa-tie “de nieuwe link tussen wetenschap, innovatie en bedrijven”.
Een slimme specialisatiestrategie heeft gelijke-nissen met clusterbeleid, door de focus te leggen op productiviteit en innovatie als sleutelelemen-ten voor competitiviteit. Bovendien benadrukken ze beide regionale inbedding van activiteiten om op die manier agglomeratievoordelen te maxima-liseren.2 S3 en clustering verschillen evenwel van elkaar op onder meer volgende vlakken:
1. S3 focust op specifieke, innovatie-intensieve sectoren, terwijl clusterbeleid veel breder mikt.
2. S3 wil ontwikkelende links exploiteren tussen economische activiteiten die dwars door tradi-tionele clusters kunnen snijden.
3. Het doel van S3 is de transformatie van regio-nale economieën op basis van nieuwe kennis-gebaseerde activiteiten, terwijl clusterbeleid vaak focust op de bevordering van de perfor-mantie van bestaande clusters.
2 European Commission-DG Research & Innovation, The role of clusters in smart specialisation strategies, 2013.
Een slimme specialisatiestrategie voor onze provincie
32
De acht S3-sectoren werden geselecteerd op basis van:
• aanwezige technologische, industriële en andere competenties;
• een provinciale SWOT-analyse via analyse van de bestaande sociaal-economische studies en interviews met sleutelactoren.
Daarna werd binnen elk van de acht S3-sectoren een niche geïdentificeerd op basis van volgende criteria:
• minimale kritische massa bij zowel kennisin-stellingen als industriële actoren;
• interessante initiatieven zoals specifieke netwerken, projecten waarin een voortrek-kersrol wordt opgenomen, unieke clusteractiviteiten;
• unieke infrastructuur;• complementair.
Deze niches, diepgaand geanalyseerd in work-shops met stakeholders, geven aan welke de sec-toren zijn waarop het beleid in het bijzonder, maar niet uitsluitend, kan inzetten.
Een kijk op de Oost-Vlaamse sectoren
Biogebaseerde economieDe biogebaseerde economie heeft een sterke positie in Oost-Vlaanderen, zowel op het vlak van kennisinstellingen, gespecialiseerde infrastruc-tuur voor bedrijven als economische activiteiten.
Het spreekt evenwel voor zich dat voor vele regio’s clusters en clusterbeleid belangrijke bouwblokken zullen zijn voor de ontwikkeling en implementatie van S3.
In de Engelstalige literatuur hanteert men het concept van de “4 C’s” op het vlak van slimme specialisatie.3 Deze worden hieronder illustratief opgesomd, zonder verdere toelichting:
1. Choices and critical mass (keuzes en kritische massa).
2. Competitive advantage (competitief voordeel).3. Connectivity and clusters (connectiviteit en
clusters).4. Collaborative leadership (leiderschap op basis
van samenwerking).
Slimme specialisatie in Oost-Vlaanderen
De provincie is in 2014 met een proces gestart voor het uittekenen van een eigen slimme specia-lisatiestrategie. Idea Consult, samen met de Vlerick Business School, kreeg daartoe een ver-kennende studieopdracht toegewezen.4
Het belangrijkste resultaat van deze studieop-dracht is volgende matrix met de aanduiding van de S3-sectoren en de niche binnen elk van deze sectoren.
3 FORAY, Dominique en Alessandro RAINOLDI, Smart specialisation programmes and implementation, 53 Policy Brief Series, nr. 2/2013, mei 2013.
4 Idea Consult & Vlerick Business School, Slimme specialisatiestra-tegie Oost-Vlaanderen, niet gepubliceerd, 2014.
Tabel C.1: De slimme specialisatie sectoren en niches in Oost-Vlaanderen
Groep Clusters Niches
Mature speerpuntsectoren» Biogebaseerde economie
» Materialen
› Industriële en milieubiotechnologie
› Metalen
Transversale (horizontale) thema’s
» ICT
» Slimme logistiek
» Eco-innovatie
› (Nieuwe) media
› Stedelijke distributie
› Duurzaam (ver)bouwen en duurzame energie
Groeisectoren
» Zorgeconomie en –innovatie
» Voeding
» Creatieve economie
› ICT-gebaseerde toepassingen
› Voedingsverpakking
› Design
33
Als niche is de industriële en milieubiotechnolo-gie aangeduid, met onder meer wereldvermaard onderzoek aan de UGent waar al meerdere spin-offs zijn opgericht om de opgebouwde kennis te valoriseren.
MaterialenMet de Materials Research Cluster Gent heeft de provincie een unieke cluster rond materiaaltech-nologie die de integrale keten dekt van productie tot aanwending.
De metaalsector heeft een groot belang voor de provinciale tewerkstelling, met ruim 12.000 werk-nemers en zelfstandigen. Binnen de materialen wordt dan ook gekozen voor de niche metalen, met het onderzoekscentrum OCAS als cruciale speler.
34
ICTDe transversale sector ICT kent toepassingen in zowat alle sociaal-economische domeinen. Voor Oost-Vlaanderen lijkt vooral de link met (nieuwe) media een relevante opportuniteit. Vooral in het Gentse is een interessante mix aanwezig van ken-nisinstellingen (bijvoorbeeld iMinds), onderne-mersweefsel en ondersteunende platformen om deze sector verder te ontwikkelen.
Slimme logistiekLogistiek is de voorbije jaren steeds een van de speerpunten geweest van het Oost-Vlaams eco-nomisch beleid. Stedelijke distributie wordt hierin naar voor geschoven als niche, omwille van de unieke variëteit aan spelers die hieromtrent actief zijn en de voortrekkersrol van de stad Gent.
Eco-innovatieEco-innovatie omvat innovatie-activiteiten die resulteren in of streven naar efficiënter en ver-antwoordelijker omgaan met natuurlijke hulp-bronnen. In de provincie Oost-Vlaanderen zijn er een aantal interessante initiatieven rond duurzaam (ver)bouwen en duurzame energie. Zowel de Stad Gent als de Provincie heeft de ambitie geformuleerd om tegen 2050 klimaat-neutraal te zijn.
Zorgeconomie en –innovatieUit de editie 2014 van de Sociaal-economische situatieschets van Oost-Vlaanderen bleek dat zowat een op zes jobs in de provincie in de zorg-sector (enkel de verstrekking van zorg) is gesitu-eerd. De cluster zorgeconomie bestaat eigenlijk uit de toeleveranciers van de zorgverstrekkers. Diverse actoren in deze cluster zijn bezig met de ontwikkeling van innovatieve duurzame zorgtech-nologieën en -concepten. Voor de provincie liggen in de zorgeconomie vooral opportuniteiten in de ontwikkeling van ICT-gebaseerde toepassingen om te kunnen “zelfstandig ouder worden in de eigen woning en leefomgeving” (zelf- of telemoni-toring met behulp van sensoren, e-health, domo-tica, …), het zogenaamde AAL (ambient assisted living).
35
vooral de stad Gent huisvesten verschillende hogescholen die kunstopleidingen en creatieve opleidingen aanbieden. Gezien de kracht van design in niet-technologische innovatie als ant-woord op nieuwe maatschappelijke en economi-sche uitdagingen die geen oplossing vinden in louter technologische innovatie en de aanwezige cluster van designers in Oost-Vlaanderen, werd gekozen om te focussen op design.
Verdere stappen in het beleidsproces
De afbakening van de S3-sectoren voor de provin-cie Oost-Vlaanderen ligt nu vast. Het spreekt van-zelf dat dit een fluïde gegeven is. Competitieve voordelen evolueren, kritische massa wordt bereikt, clusters worden gevormd… dit alles beïn-vloedt de keuze van de sectoren voor een slimme specialisatiestrategie.
De Provincie is nu bezig met de beleidsmatige vertaling van de slimme specialisatiestrategie, in overleg met de POM Oost-Vlaanderen en het Innovatiecentrum Oost-Vlaanderen. Bedoeling is om in het najaar dit beleid te presenteren.
VoedingDe voedingsindustrie is een belangrijke indus-triële sector in Oost-Vlaanderen (zie het artikel hiervoor). De provincie huisvest een aantal onder-zoeksinstellingen (ILVO, HoGent, UGent en Odisee) die onderzoek verrichten in diverse domeinen van voeding. De unieke combinatie aan kennis, initiatieven en sterke voedingsbedrijven in diverse schakels van het voedingssysteem, hebben ertoe geleid om binnen voeding de niche voedingsverpakking verder te exploreren.
Creatieve economieDe creatieve economie is een diverse sector die zowel audiovisuele en beeldende kunsten; design, mode en diamant; creatieve diensten; en andere omhelst. De provincie Oost-Vlaanderen en
Oost-Vlaanderen doorgelicht
deel 2
MELLE
BUGGENHOUT
SINT-LIEVENS-HOUTEM
WAASMUNSTER
HOREBEKE
SINT-MARTENS-LATEM WICHELEN
WAARSCHOOT
ZINGEM
38
Overzichtskaart
Overzichtskaart van Oost-Vlaanderen (gemeenten en arrondissementen)
MELLE
BUGGENHOUT
SINT-LIEVENS-HOUTEM
WAASMUNSTER
HOREBEKE
SINT-MARTENS-LATEM WICHELEN
WAARSCHOOT
ZINGEM
39
Arrondissement Aalst
Aalst
Denderleeuw
Erpe-Mere
Geraardsbergen
Haaltert
Herzele
Lede
Ninove
Sint-Lievens-Houtem
Zottegem
Arrondissement Dendermonde
Berlare
Buggenhout
Dendermonde
Hamme
Laarne
Lebbeke
Waasmunster
Wetteren
Wichelen
Zele
Arrondissement Eeklo
Assenede
Eeklo
Kaprijke
Maldegem
Sint-Laureins
Zelzate
Overzichtstabel: gemeenten per arrondissement
Arrondissement Gent
Aalter
Deinze
De Pinte
Destelbergen
Evergem
Gavere
Gent
Knesselare
Lochristi
Lovendegem
Melle
Merelbeke
Moerbeke
Nazareth
Nevele
Oosterzele
Sint-Martens-Latem
Waarschoot
Wachtebeke
Zomergem
Zulte
Arrondissement Oudenaarde
Brakel
Horebeke
Kluisbergen
Kruishoutem
Lierde
Maarkedal
Oudenaarde
Ronse
Wortegem-Petegem
Zingem
Zwalm
Arrondissement Sint-Niklaas
Beveren
Kruibeke
Lokeren
Sint-Gillis-Waas
Sint-Niklaas
Stekene
Temse
40
Vervangingscoëfficiënt = bevolking 20-39 jaar / bevolking 40-59 jaar
De vervangingscoëfficiënt is een indicator van de arbeidsmarkt en meet de verhouding tussen de groep van jong actieven (20-39) tegenover de groep van ouder actieven (40-59). Dit cijfer duidt aan in welke mate vervanging plaatsvindt binnen de actieve bevolking: de jong volwassenen bepalen de instroom op de arbeidsmarkt, terwijl de ouder actieven de groep uitmaken van diegenen die hun pensioen naderen.
Bevolking
Verouderingscoëfficiënt = bevolking +65 jaar / bevolking -20 jaar
De verouderingscoëfficiënt is een demografische indicator die de verhouding weergeeft van het aantal ouderen (65+) ten opzichte van het aantal jongeren (-20) en is een aanduiding van de bevolkingsvergrijzing. Het aantal jongeren zal een weerslag hebben op onder meer de behoefte aan kinderopvang en schoolinfra-structuur. Ouderen vormen dan weer de groep van gepensioneerden, en dit aandeel heeft onder meer gevolgen voor de behoefte aan woon- en gezondheidsinfra structuur.
Een verouderingsgraad van meer dan 100 betekent dat het aandeel van de bevolking boven de 65 groter is dan de groep onder de 20 jaar. Omgekeerd betekent een waarde kleiner dan 100 dat de groep 65-plussers kleiner is dan de groep onder de 20 jaar. Bij een indicator 100 zijn beide groepen even groot.
41
Tabel 1: Bevolkingsaantal en -dichtheid, bevolkingsvergrijzing (01.01.2014)
aantal inwoners
dichtheid inwoners/km2
oppervlakte km2
verouderingscoëff.65+ jaar / -20 jaar
vervangingscoëff. 20-39 jaar / 40-59 jaar
Aalst 83.535 1.069 78,1 0,90 0,85Aalter 20.000 244 81,9 0,88 0,80Assenede 13.981 160 87,2 1,00 0,77Berlare 14.823 392 37,8 0,83 0,77Beveren 47.226 314 150,2 0,90 0,80Brakel 14.498 257 56,5 1,00 0,76Buggenhout 14.402 570 25,3 0,86 0,74De Pinte 10.326 574 18,0 0,96 0,73Deinze 30.024 397 75,5 0,91 0,86Denderleeuw 19.344 1.404 13,8 0,73 0,83Dendermonde 44.830 805 55,7 0,92 0,81Destelbergen 17.868 673 26,6 0,96 0,77Eeklo 20.615 686 30,0 1,04 0,87Erpe-Mere 19.585 575 34,0 1,00 0,74Evergem 34.213 456 75,0 0,91 0,79Gavere 12.603 402 31,3 0,85 0,76Gent 251.287 1.609 156,2 0,79 1,29Geraardsbergen 33.065 415 79,7 0,90 0,78Haaltert 17.899 591 30,3 0,97 0,78Hamme 24.698 614 40,2 0,80 0,93Herzele 17.439 368 47,4 0,86 0,79Horebeke 2.066 185 11,2 1,14 0,66Kaprijke 6.317 187 33,7 0,97 0,76Kluisbergen 6.405 211 30,4 0,85 0,91Knesselare 8.250 221 37,3 0,92 0,82Kruibeke 16.341 489 33,4 0,81 0,83Kruishoutem 8.149 174 46,8 0,82 0,79Laarne 12.328 384 32,1 0,95 0,79Lebbeke 18.631 692 26,9 0,86 0,85Lede 18.092 609 29,7 0,92 0,81Lierde 6.588 252 26,1 0,88 0,80Lochristi 21.932 363 60,3 0,76 0,76Lokeren 40.386 598 67,5 0,70 0,92Lovendegem 9.645 495 19,5 1,10 0,72Maarkedal 6.342 139 45,6 1,04 0,69Maldegem 23.374 247 94,6 0,95 0,81Melle 11.157 733 15,2 0,87 0,88Merelbeke 23.763 648 36,6 0,85 0,80Moerbeke 6.238 165 37,8 0,80 0,86Nazareth 11.471 326 35,2 0,97 0,79Nevele 11.966 231 51,9 0,80 0,79Ninove 37.709 520 72,6 0,87 0,79Oosterzele 13.470 312 43,1 0,80 0,76Oudenaarde 30.708 451 68,1 0,93 0,86Ronse 25.667 744 34,5 0,70 0,93Sint-Gillis-Waas 19.115 348 55,0 0,78 0,83Sint-Laureins 6.659 89 74,5 1,05 0,76Sint-Lievens-Houtem 10.084 378 26,7 0,89 0,82Sint-Martens-Latem 8.473 591 14,3 1,19 0,66Sint-Niklaas 74.172 885 83,8 0,86 0,94Stekene 17.607 393 44,8 0,87 0,79Temse 29.110 729 39,9 0,75 0,83Waarschoot 7.888 360 21,9 1,06 0,77Waasmunster 10.661 334 31,9 0,88 0,75Wachtebeke 7.359 213 34,5 0,96 0,81Wetteren 24.779 676 36,7 0,93 0,85Wichelen 11.450 501 22,9 0,87 0,81Wortegem-Petegem 6.345 151 42,0 0,81 0,78Zele 20.721 627 33,1 0,74 0,89Zelzate 12.516 913 13,7 1,01 0,83Zingem 7.458 312 23,9 0,77 0,87Zomergem 8.320 215 38,8 1,02 0,78Zottegem 25.720 454 56,7 1,08 0,79Zulte 15.625 480 32,5 0,75 0,86Zwalm 8.083 239 33,8 0,82 0,71
Arr. Aalst 282.472 602 468,9 0,91 0,81Arr. Dendermonde 197.323 576 342,5 0,87 0,83Arr. Eeklo 83.462 250 333,8 1,00 0,81Arr. Gent 541.878 574 943,6 0,85 1,00Arr. Oudenaarde 122.309 292 418,8 0,86 0,83Arr. Sint-Niklaas 243.957 514 474,6 0,82 0,87
Oost-Vlaanderen 1.471.401 493 2.982,2 0,86 0,89
Vlaams Gewest 6.410.705 474 13.522,3 0,88 0,86
België 11.150.516 365 30.527,9 0,79 0,91
Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen
42
Tabel 2: Bevolkingsevolutie tussen 2000 en 2014 (2000 = 100)
2000aantal
2007index
2008index
2009index
2010index
2011index
2012index
2013index
2014index
Arr. Aalst 262.294 101,9 102,7 103,5 104,3 105,4 106,2 107,1 107,7
Arr. Dendermonde 186.484 101,7 102,1 102,7 103,2 104,0 104,7 105,3 105,8
Arr. Eeklo 79.484 101,3 101,7 102,4 103,0 103,7 104,1 104,9 105,0
Arr. Gent 495.368 103,5 104,4 105,4 106,4 107,7 108,2 108,8 109,4
Arr. Oudenaarde 114.345 102,4 103,3 104,2 104,9 105,4 106,0 106,6 107,0
Arr. Sint-Niklaas 223.648 103,4 104,1 105,0 106,0 106,9 107,6 108,6 109,1
Oost-Vlaanderen 1.361.623 102,7 103,5 104,4 105,2 106,2 106,8 107,6 108,1
Vlaams Gewest 5.940.251 102,9 103,7 104,4 105,2 106,1 106,9 107,4 107,9
België 10.239.085 103,4 104,2 104,9 105,8 106,9 107,8 108,4 108,9
Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, Rijksregister – bevolkingskubus, eigen berekeningen
Figuur 1: Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2014)
Bron: FOD Economie - Directie Statistiek - bevolkingskubus, eigen berekeningen
60.000 40.000 20.000 0 20.000 40.000
0-4 jaar
5-9 jaar
10-14 jaar
15-19 jaar
20-24 jaar
25-29 jaar
30-34 jaar
35-39 jaar
40-44 jaar
45-49 jaar
50-54 jaar
55-59 jaar
60-64 jaar
65-69 jaar
70-74 jaar
75-79 jaar
80-84 jaar
85-89 jaar
90-94 jaar
95+ jaar
Figuur 1: Leeftijdspiramide voor Oost-Vlaanderen (01.01.2014)
Mannen Vrouwen
Bron: FOD Economie - Directie Statistiek - bevolkingskubus, eigen berekeningen
43
bevolkingsdichtheid 01.01.2014 (inw./km²)
89 - 343
343 - 596
596 - 849
849 - 1.102
1.102 - 1.356
1.356 - 1.609
Kaart 1bevolkingsdichtheid 01.01.2014 (inw./km2)Kaart 1
89 – 343 343 – 596 596 – 849 849 – 1.102 1.102 – 1.356 1.356 – 1.609
bevolkingsdichtheid 01.01.2014 (inw./km²)
89 - 343
343 - 596
596 - 849
849 - 1.102
1.102 - 1.356
1.356 - 1.609
Kaart 1
Wachtebeke
Wortegem-Petegem
Denderleeuw
Sint-Lievens-Houtem
gemiddeld inkomen 2012 (EUR)
14.300 - 16.200
16.201 - 18.000
18.001 - 19.900
19.901 - 21.700
21.701 - 23.600
23.601 - 25.400
Kaart 2
44
Inkomen
Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaan
Een belangrijk gegeven is de spreiding van de inkomens over de bevolking, met andere woorden hoe groot is het verschil tussen het hoogste en laagste inkomen. Om de inkomensspreiding weer te geven, worden een aantal indicatoren berekend waarbij de inkomens eerst worden gerangschikt van laag naar hoog:
• laagste inkomen• Q1 = inkomen dat centrale plaats
inneemt tussen het laagste inkomen en het mediaaninkomen
• mediaan = middelste inkomen in de reeks• Q3 = inkomen dat centrale plaats
inneemt tussen het mediaaninkomen en het hoogste inkomen
• hoogste inkomen
Het verschil tussen Q3 en Q1, ook wel het inter-kwartiel verschil genoemd, geeft een idee van de inkomensspreiding rond de mediaan. Hoe kleiner het interkwartiel verschil, hoe dich-ter de inkomens rond de mediaan liggen; hoe groter het verschil, hoe groter de spreiding tussen de inkomens.
Door het interkwartiel verschil te delen door de mediaan, wordt de spreidingsmaat niet beïn-vloed door de hoogte van het mediaan inkomen. Dit is van belang wil men opeenvolgende jaren (i.e. evolutie van het inkomen) met elkaar ver-gelijken. Deze verhouding noemt men de inter-kwartiele coëfficiënt. Hoe hoger deze coëfficiënt, hoe groter de inkomens ongelijkheid.
Kaart 2gemiddeld inkomen 2012 (EUR)
14.300 – 16.200
16.201 – 18.000
18.001 – 19.900
19.901 – 21.700
21.701 – 23.600
23.601 – 25.400
gemiddeld inkomen 2012 (EUR)
14.300 - 16.200
16.201 - 18.000
18.001 - 19.900
19.901 - 21.700
21.701 - 23.600
23.601 - 25.400
Kaart 2
Wachtebeke
Wortegem-Petegem
Denderleeuw
Sint-Lievens-Houtem
45
Tabel 3: Inkomen (2012)
Gemiddeld inkomen per inwoner 2012(aanslagjaar 2013)
Interkwartiele coëfficiënt (*)
In EUR Peil (Vlaanderen = 100) Per aangifte
Aalst 18.194 102,4 97Aalter 18.928 106,5 107Assenede 17.642 99,3 100Berlare 18.013 101,4 99Beveren 18.856 106,1 101Brakel 18.147 102,2 98Buggenhout 19.280 108,5 104De Pinte 23.611 132,9 129Deinze 18.274 102,9 105Denderleeuw 17.983 101,2 97Dendermonde 18.048 101,6 96Destelbergen 20.890 117,6 107Eeklo 16.886 95,1 91Erpe-Mere 19.872 111,9 100Evergem 18.438 103,8 99Gavere 19.610 110,4 106Gent 17.189 96,8 98Geraardsbergen 17.229 97,0 97Haaltert 19.012 107,0 96Hamme 16.604 93,5 90Herzele 18.843 106,1 103Horebeke 18.429 103,7 111Kaprijke 18.615 104,8 101Kluisbergen 17.797 100,2 98Knesselare 16.946 95,4 95Kruibeke 18.015 101,4 101Kruishoutem 18.358 103,3 110Laarne 19.357 109,0 104Lebbeke 17.846 100,5 97Lede 18.616 104,8 100Lierde 18.107 101,9 105Lochristi 19.584 110,2 112Lokeren 17.088 96,2 97Lovendegem 20.495 115,4 109Maarkedal 18.900 106,4 111Maldegem 16.734 94,2 96Melle 19.558 110,1 107Merelbeke 20.509 115,4 113Moerbeke 18.031 101,5 105Nazareth 19.322 108,8 115Nevele 18.367 103,4 116Ninove 17.857 100,5 96Oosterzele 19.360 109,0 111Oudenaarde 18.442 103,8 98Ronse 14.311 80,6 86Sint-Gillis-Waas 17.955 101,1 104Sint-Laureins 17.014 95,8 103Sint-Lievens-Houtem 18.464 103,9 103Sint-Martens-Latem 25.375 142,8 143Sint-Niklaas 16.792 94,5 94Stekene 17.534 98,7 97Temse 17.559 98,8 98Waarschoot 17.590 99,0 95Waasmunster 19.578 110,2 111Wachtebeke 17.702 99,6 100Wetteren 18.059 101,7 95Wichelen 18.561 104,5 98Wortegem-Petegem 19.512 109,8 118Zele 16.062 90,4 91Zelzate 16.624 93,6 92Zingem 18.371 103,4 97Zomergem 17.980 101,2 98Zottegem 19.497 109,7 103Zulte 17.529 98,7 99Zwalm 19.117 107,6 107
Arr. Aalst 18.386 103,5 98Arr. Dendermonde 17.922 100,9 97Arr. Eeklo 17.074 96,1 96Arr. Gent 18.339 103,2 103Arr. Oudenaarde 17.601 99,1 100Arr. Sint-Niklaas 17.560 98,8 98
Oost-Vlaanderen 18.030 101,5 100
Vlaams Gewest 17.765 100,0 100
België 16.651 93,7 102
(*) Interkwartiele coëfficiënt = (Q3-Q1) / mediaaninkomen
Bron: FOD Economie – Directie Statistiek, eigen berekeningen
46
Werkgelegenheid
Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak
De concentratiecoëfficiënt geeft aan of een bedrijfs-tak over- dan wel ondervertegenwoordigd is, en in welke mate. De globale Vlaamse situatie geldt als referentiebasis. Voor Oost-Vlaanderen wordt de concentratiecoëfficiënt dus berekend door het Oost-Vlaamse procentuele tewerkstellingsaandeel van een bedrijfstak te delen door het Vlaamse aandeel van diezelfde bedrijfstak. Een concentratiecoëfficiënt groter dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen meer vertegenwoordigd is dan in Vlaanderen; een concentratiecoëfficiënt kleiner dan 1 betekent dat de sector in Oost-Vlaanderen ondervertegenwoor-digd is ten opzichte van Vlaanderen.
Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar
De activiteitsgraad is de verhouding tussen de actieve beroepsbevolking (werkenden en werk-zoekenden) en de bevolking op arbeidsleeftijd (20-64 jaar). De ratio is een weergave van de mate waarin de bevolking bereid is te werken, dus een baan heeft of zoekt.
Werkgelegenheidsgraad = werkenden / bevolking 20-64 jaar
De werkgelegenheidsgraad (jobratio) is het totaal aantal arbeidsplaatsen (loon- en weddetrekken-den plus zelfstandigen) in een bepaalde regio gedeeld door het aantal inwoners van 20 tot en met 64 jaar in die regio. Deze indicator verwijst naar de tewerkstelling volgens de plaats van cre-atie en is dus een indicator in hoeverre een gemeente, arrondissement, provincie of gewest erin slaagt werk te verschaffen. Deze indicator wordt veelal als streefcijfer gebruikt in het werk-gelegenheidsbeleid, bij de vooropstelling om meer mensen aan het werk te krijgen.
Werkzaamheidsgraad = werkenden / totale bevolking
De werkzaamheidsgraad is het percentage wer-kenden ten opzichte van de totale bevolking.
47
Tabel 4: Aantal beschikbare arbeidsplaatsen (werknemers en zelfstandigen) per gemeente (31.12.2013) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen)
De werkgelegenheid in de Oost-Vlaamse gemeenten Sectorale werkgelegenheid
Werknemers Zelfstandigen(*) Totaal Primaire Secundaire Tertiaire QuartaireGemeente / regio Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. Absoluut % Prov. sector sector sector sector
Aalst 30.622 6,5 4.930 4,7 35.552 6,2 0,7% 19,5% 39,5% 40,3%Aalter 6.405 1,4 1.930 1,9 8.335 1,4 4,3% 37,4% 38,0% 20,3%Assenede 2.461 0,5 1.137 1,1 3.598 0,6 10,1% 37,7% 28,7% 23,5%Berlare 1.610 0,3 1.202 1,2 2.812 0,5 3,7% 26,8% 42,0% 27,5%Beveren 16.727 3,5 3.222 3,1 19.949 3,5 2,8% 34,6% 41,6% 21,0%Brakel 1.813 0,4 1.016 1,0 2.829 0,5 5,6% 15,4% 37,1% 41,9%Buggenhout 3.141 0,7 935 0,9 4.076 0,7 2,3% 34,3% 32,6% 30,8%De Pinte 1.249 0,3 909 0,9 2.158 0,4 2,9% 8,1% 56,6% 32,4%Deinze 10.858 2,3 2.550 2,5 13.408 2,3 2,9% 20,3% 42,7% 34,1%Denderleeuw 2.275 0,5 852 0,8 3.127 0,5 1,0% 18,6% 44,2% 36,2%Dendermonde 15.180 3,2 2.717 2,6 17.897 3,1 1,0% 23,5% 35,6% 39,9%Destelbergen 3.386 0,7 1.572 1,5 4.958 0,9 3,4% 22,8% 50,9% 22,9%Eeklo 8.668 1,8 1.210 1,2 9.878 1,7 1,4% 25,8% 30,8% 42,0%Erpe-Mere 3.714 0,8 1.315 1,3 5.029 0,9 2,5% 30,4% 42,1% 25,0%Evergem 7.949 1,7 2.186 2,1 10.135 1,8 4,6% 25,5% 36,0% 33,9%Gavere 2.529 0,5 965 0,9 3.494 0,6 3,1% 23,1% 37,3% 36,5%Gent 156.864 33,2 15.639 15,0 172.503 29,9 0,3% 19,5% 39,1% 41,0%Geraardsbergen 6.328 1,3 2.059 2,0 8.387 1,5 1,8% 15,5% 42,0% 40,7%Haaltert 1.994 0,4 1.098 1,1 3.092 0,5 2,6% 21,1% 45,6% 30,7%Hamme 4.788 1,0 1.624 1,6 6.412 1,1 2,4% 27,7% 35,8% 34,1%Herzele 1.919 0,4 1.189 1,1 3.108 0,5 4,8% 16,7% 44,1% 34,3%Horebeke 205 0,0 205 0,2 410 0,1 9,3% 14,6% 40,5% 35,6%Kaprijke 972 0,2 704 0,7 1.676 0,3 12,7% 32,0% 33,2% 22,0%Kluisbergen 1.540 0,3 533 0,5 2.073 0,4 3,5% 43,8% 28,7% 24,1%Knesselare 1.013 0,2 809 0,8 1.822 0,3 8,5% 32,5% 37,9% 21,1%Kruibeke 2.726 0,6 1.025 1,0 3.751 0,7 3,7% 33,2% 38,8% 24,3%Kruishoutem 2.704 0,6 1.067 1,0 3.771 0,7 5,5% 42,5% 38,1% 13,9%Laarne 1.676 0,4 1.082 1,0 2.758 0,5 7,5% 24,2% 44,6% 23,7%Lebbeke 3.467 0,7 1.173 1,1 4.640 0,8 2,5% 33,6% 40,2% 23,7%Lede 2.273 0,5 1.179 1,1 3.452 0,6 3,4% 12,3% 44,4% 40,0%Lierde 543 0,1 489 0,5 1.032 0,2 6,5% 22,0% 42,1% 29,5%Lochristi 4.650 1,0 2.049 2,0 6.699 1,2 15,1% 16,2% 45,4% 23,4%Lokeren 14.215 3,0 2.641 2,5 16.856 2,9 2,0% 27,9% 36,8% 33,4%Lovendegem 1.572 0,3 842 0,8 2.414 0,4 4,1% 17,6% 38,0% 40,2%Maarkedal 705 0,1 700 0,7 1.405 0,2 11,0% 15,0% 35,8% 38,2%Maldegem 5.273 1,1 2.240 2,2 7.513 1,3 5,9% 31,6% 39,7% 22,8%Melle 4.521 1,0 782 0,8 5.303 0,9 1,0% 30,4% 40,6% 27,9%Merelbeke 7.898 1,7 1.720 1,7 9.618 1,7 1,6% 22,0% 48,7% 27,8%Moerbeke 592 0,1 443 0,4 1.035 0,2 15,7% 12,9% 39,8% 31,6%Nazareth 5.694 1,2 1.041 1,0 6.735 1,2 2,3% 21,5% 54,0% 22,3%Nevele 1.567 0,3 1.200 1,2 2.767 0,5 12,2% 16,8% 36,0% 35,0%Ninove 8.812 1,9 2.568 2,5 11.380 2,0 1,7% 22,8% 50,9% 24,6%Oosterzele 1.821 0,4 1.138 1,1 2.959 0,5 9,7% 20,3% 39,2% 30,8%Oudenaarde 14.295 3,0 2.209 2,1 16.504 2,9 1,4% 27,8% 36,9% 34,0%Ronse 7.307 1,5 1.330 1,3 8.637 1,5 0,8% 30,8% 32,8% 35,7%Sint-Gillis-Waas 2.753 0,6 1.476 1,4 4.229 0,7 6,6% 23,3% 42,8% 27,4%Sint-Laureins 673 0,1 769 0,7 1.442 0,3 19,1% 17,8% 37,4% 25,8%Sint-Lievens-Houtem 1.490 0,3 755 0,7 2.245 0,4 4,5% 35,9% 36,5% 23,1%Sint-Martens-Latem 2.524 0,5 1.486 1,4 4.010 0,7 1,3% 16,4% 64,0% 18,3%Sint-Niklaas 28.804 6,1 4.464 4,3 33.268 5,8 0,9% 16,8% 43,5% 38,8%Stekene 2.301 0,5 1.255 1,2 3.556 0,6 4,1% 17,5% 49,9% 28,4%Temse 8.644 1,8 1.972 1,9 10.616 1,8 1,6% 28,4% 48,0% 22,0%Waarschoot 1.189 0,3 560 0,5 1.749 0,3 6,2% 26,9% 37,2% 29,7%Waasmunster 1.303 0,3 1.252 1,2 2.555 0,4 3,2% 18,6% 49,3% 28,9%Wachtebeke 1.007 0,2 421 0,4 1.428 0,2 7,1% 7,1% 44,6% 41,2%Wetteren 8.950 1,9 1.681 1,6 10.631 1,8 2,5% 28,3% 37,7% 31,4%Wichelen 1.722 0,4 824 0,8 2.546 0,4 5,3% 33,8% 40,2% 20,7%Wortegem-Petegem 1.434 0,3 711 0,7 2.145 0,4 5,6% 37,9% 40,2% 16,3%Zele 6.336 1,3 1.423 1,4 7.759 1,3 2,0% 46,8% 29,6% 21,5%Zelzate 3.308 0,7 465 0,4 3.773 0,7 1,0% 13,7% 43,1% 42,2%Zingem 1.218 0,3 626 0,6 1.844 0,3 2,8% 37,3% 36,4% 23,4%Zomergem 1.079 0,2 812 0,8 1.891 0,3 9,5% 15,5% 38,1% 36,9%Zottegem 6.221 1,3 1.659 1,6 7.880 1,4 1,9% 16,2% 37,8% 44,2%Zulte 3.442 0,7 1.327 1,3 4.769 0,8 3,5% 36,1% 43,9% 16,5%Zwalm 1.060 0,2 680 0,7 1.740 0,3 5,6% 11,7% 45,7% 37,0%
Arr. Aalst 65.648 13,9 17.604 16,9 83.252 14,5 1,6% 19,9% 42,0% 36,4%Arr. Dendermonde 48.173 10,2 13.913 13,4 62.086 10,8 2,4% 29,5% 36,8% 31,2%Arr. Eeklo 21.355 4,5 6.525 6,3 27.880 4,8 5,3% 27,2% 35,1% 32,4%Arr. Gent 227.809 48,3 40.381 38,8 268.190 46,6 1,9% 20,9% 40,8% 36,4%Arr. Oudenaarde 32.824 7,0 9.566 9,2 42.390 7,4 3,0% 29,2% 36,4% 31,4%Arr. Sint-Niklaas 76.170 16,1 16.055 15,4 92.225 16,0 2,1% 25,0% 42,4% 30,5%
Oost-Vlaanderen 471.979 100,0 104.044 100,0 576.023 100,0 2,2% 23,3% 40,2% 34,3%
Vlaams Gewest 2.181.218 - 471.971 - 2.653.189 - 2,0% 22,9% 45,8% 29,3%
België 3.813.212 - 763.009 - 4.576.221 - 1,7% 20,0% 45,3% 32,9%
(*) Zelfstandigen van wie niet gekend is tot welke sector zij behoren, zijn niet in deze statistieken opgenomen. Voor Oost-Vlaanderen gaat het om 3.743 zelfstandigen en helpers
Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen
48
Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2013)
0
10.000
20.000
30.000
40.000
50.000
60.000
70.000
80.000
90.000
100.000
Diensten en huur Handel en reparatie
Gezondheid en sociale diensten
Onderwijs Bouw Overheid Transport en verkeer
Horeca Voeding, drank en tabak
Chemie en kunststoffen,
overig niet-metaal
Land- en tuinbouw Basismetaal en metaalverwerking
aant
al w
erkn
emer
s
Figuur 2: De grootste bedrijfstakken inzake werkgelegenheid (31.12.2013)
Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen
Tabel 5: De totale werkgelegenheid naar bedrijfstakken (31.12.2013) (inclusief zelfstandigen en helpers actief op pensioenleeftijd, exclusief bijberoepen)
Aantal werknemers
Aantal zelfstandigen
Totale werk-gelegenheid
Provinciaal aandeel
Concentratie-coëfficiënt (*)
Primaire sector 2.170 10.436 12.606 2,2% 1,09
Secundaire sector 117.181 16.747 133.928 23,3% 1,07
Energie en water 4.717 207 4.924 0,9% 1,59
Winning van delfstoffen 21 8 29 0,0% 0,30
Industrie 78.630 5.030 83.660 14,5% 1,01
Basismetaal en metaalverwerking 12.122 253 12.375 2,1% 1,02
Chemie en kunststoffen, overig niet-metaal 13.702 612 14.314 2,5% 0,84
Voeding, drank en tabak 14.745 1.544 16.289 2,8% 1,08
Textiel, leer en kleding 7.199 549 7.748 1,3% 1,57
Hout en meubelen, papier en drukkerij
8.705 1.431 10.136 1,8% 0,95
Diverse 22.157 641 22.798 4,0% 0,99
Bouw 33.813 11.502 45.315 7,9% 1,17
Tertiaire sector 170.474 61.161 231.635 40,2% 0,91
Handel en reparatie 59.098 28.123 87.221 15,1% 0,93
Horeca 10.638 9.756 20.394 3,5% 0,85
Transport, verkeer en communicatie 25.925 3.969 29.894 5,2% 0,83
Financiële instellingen 6.297 398 6.695 1,2% 1,00
Diensten en huur 68.516 18.915 87.431 15,2% 0,92
Quartaire sector 182.154 15.700 197.854 34,3% 1,08
Overheid 32.596 33 32.629 5,7% 0,98
Onderwijs 55.730 585 56.315 9,8% 1,16
Gezondheid en sociale diensten 79.884 6.555 86.439 15,0% 1,10
Overige 13.944 8.527 22.471 3,9% 0,97
Totaal 471.979 104.044 576.023 100,0% 1,00
(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstak
Bron: RSZ, RSVZ, eigen berekeningen
49
Tabel 6: Activiteits, werkgelegenheids- en werkzaamheidsgraad (31.12.2013)
Activiteitsgraad Werkgelegen-
heidsgraad Werkzaamheidsgraad
totaal totaal mannen vrouwen totaal
Aalst 0,78 0,71 0,42 0,43 0,43Aalter 0,74 0,71 0,51 0,32 0,42Assenede 0,48 0,44 0,26 0,25 0,26Berlare 0,36 0,32 0,21 0,17 0,19Beveren 0,76 0,72 0,54 0,31 0,42Brakel 0,38 0,33 0,20 0,20 0,20Buggenhout 0,52 0,48 0,32 0,24 0,28De Pinte 0,39 0,36 0,24 0,18 0,21Deinze 0,79 0,75 0,47 0,42 0,45Denderleeuw 0,33 0,27 0,18 0,15 0,16Dendermonde 0,72 0,67 0,41 0,39 0,40Destelbergen 0,52 0,48 0,32 0,24 0,28Eeklo 0,91 0,84 0,48 0,49 0,48Erpe-Mere 0,47 0,43 0,30 0,21 0,26Evergem 0,54 0,50 0,32 0,28 0,30Gavere 0,49 0,45 0,32 0,24 0,28Gent 1,20 1,11 0,72 0,66 0,69Geraardsbergen 0,49 0,43 0,25 0,26 0,25Haaltert 0,33 0,29 0,19 0,16 0,17Hamme 0,49 0,44 0,30 0,22 0,26Herzele 0,34 0,30 0,20 0,16 0,18Horebeke 0,41 0,38 0,20 0,20 0,20Kaprijke 0,49 0,45 0,26 0,27 0,27Kluisbergen 0,60 0,56 0,41 0,24 0,32Knesselare 0,42 0,38 0,26 0,18 0,22Kruibeke 0,45 0,40 0,28 0,18 0,23Kruishoutem 0,80 0,77 0,63 0,30 0,46Laarne 0,41 0,37 0,26 0,19 0,22Lebbeke 0,47 0,42 0,29 0,21 0,25Lede 0,37 0,32 0,19 0,19 0,19Lierde 0,30 0,26 0,15 0,16 0,16Lochristi 0,55 0,52 0,33 0,28 0,31Lokeren 0,77 0,71 0,46 0,38 0,42Lovendegem 0,48 0,44 0,23 0,27 0,25Maarkedal 0,43 0,39 0,22 0,22 0,22Maldegem 0,59 0,55 0,37 0,28 0,32Melle 0,86 0,81 0,50 0,45 0,48Merelbeke 0,73 0,69 0,46 0,35 0,40Moerbeke 0,32 0,28 0,17 0,16 0,17Nazareth 1,03 0,99 0,64 0,54 0,59Nevele 0,43 0,40 0,25 0,22 0,23Ninove 0,56 0,51 0,34 0,26 0,30Oosterzele 0,40 0,37 0,24 0,20 0,22Oudenaarde 0,96 0,91 0,56 0,52 0,54Ronse 0,69 0,60 0,35 0,33 0,34Sint-Gillis-Waas 0,42 0,38 0,25 0,20 0,22Sint-Laureins 0,41 0,37 0,24 0,19 0,22Sint-Lievens-Houtem 0,41 0,38 0,28 0,17 0,22Sint-Martens-Latem 0,89 0,86 0,57 0,38 0,48Sint-Niklaas 0,86 0,79 0,43 0,47 0,45Stekene 0,39 0,34 0,22 0,18 0,20Temse 0,68 0,62 0,44 0,29 0,37Waarschoot 0,42 0,38 0,22 0,22 0,22Waasmunster 0,45 0,41 0,27 0,21 0,24Wachtebeke 0,39 0,34 0,18 0,20 0,19Wetteren 0,78 0,72 0,47 0,39 0,43Wichelen 0,41 0,36 0,19 0,26 0,22Wortegem-Petegem 0,59 0,57 0,48 0,20 0,34Zele 0,69 0,63 0,48 0,27 0,37Zelzate 0,58 0,52 0,28 0,33 0,30Zingem 0,46 0,42 0,29 0,21 0,25Zomergem 0,43 0,39 0,24 0,22 0,23Zottegem 0,56 0,52 0,28 0,34 0,31Zulte 0,54 0,51 0,37 0,24 0,31Zwalm 0,40 0,37 0,19 0,24 0,22
Arr. Aalst 0,55 0,49 0,30 0,29 0,30Arr. Dendermonde 0,58 0,53 0,35 0,28 0,32Arr. Eeklo 0,63 0,57 0,35 0,32 0,34Arr. Gent 0,89 0,82 0,53 0,46 0,50Arr. Oudenaarde 0,65 0,60 0,38 0,32 0,35Arr. Sint-Niklaas 0,71 0,65 0,42 0,34 0,38
Oost-Vlaanderen 0,72 0,66 0,42 0,36 0,39
Vlaams Gewest 0,76 0,70 0,45 0,37 0,41
België 0,77 0,69 0,45 0,37 0,41
Activiteitsgraad = (werkenden + werkzoekenden) / bevolking 20-64 jaar Werkgelegenheidsgraad (jobratio) = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / bevolking 20-64 jaarWerkzaamheidsgraad = aantal werkenden (= loon- en weddetrekkenden + zelfstandigen) / totale bevolking
Bron: FOD Economie - Directie Statistiek, RSZ, RSVZ, VDAB, ACTIRIS, le FOREM, eigen berekeningen
50
Ondernemingsweefsel
Figuur 3: Ondernemingen (exclusief eenpersoonszaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2013)
< 20 wkn., 87,0%
20-99 wkn., 10,8%
> 99 wkn., 2,2%
Figuur 4: Ondernemingen (exclusief eenpersoonzaken) opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2013)
Bron: RSZ, eigen bewerking
> 99 WKN
Figuur 4: Werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2013)
< 20 wkn., 25,8%
20-99 wkn., 33,0%
> 99 wkn., 41,2%
Figuur 4: werknemers opgedeeld naar dimensieklassen (31.12.2013)
Bron: RSZ, eigen bewerking
51
Tabel 7: Aantal ondernemingen en werknemers naar dimensieklassen (31.12.2013) (exclusief eenpersoonszaken)
Van 1 tot 19 werknemers
Van 20 tot 99 werknemers
Meer dan 99 werknemers
Totaal
Onder-nemingen
WerknemersOnder-
nemingenWerknemers
Onder-nemingen
WerknemersOnder-
nemingenWerknemers
Aalst 1.685 6.832 187 8.022 61 15.768 1.933 30.622Aalter 481 1.731 66 2.630 12 2.044 559 6.405Assenede 233 727 9 432 4 1.302 246 2.461Berlare 251 832 11 560 2 218 264 1.610Beveren 926 3.743 152 6.157 31 6.827 1.109 16.727Brakel 213 726 22 928 1 159 236 1.813Buggenhout 266 1.033 32 1.240 4 868 302 3.141De Pinte 177 562 11 415 2 272 190 1.249Deinze 764 3.046 97 4.180 17 3.632 878 10.858Denderleeuw 185 742 22 988 4 545 211 2.275Dendermonde 915 3.825 124 5.148 26 6.207 1.065 15.180Destelbergen 358 1.312 34 1.293 5 781 397 3.386Eeklo 471 1.891 88 3.731 15 3.046 574 8.668Erpe-Mere 333 1.160 37 1.439 7 1.115 377 3.714Evergem 567 2.369 76 3.246 14 2.334 657 7.949Gavere 234 906 23 749 5 874 262 2.529Gent 6.138 25.926 900 37.577 273 93.361 7.311 156.864Geraardsbergen 536 2.183 58 2.621 9 1.524 603 6.328Haaltert 258 891 26 1.103 0 0 284 1.994Hamme 440 1.731 51 2.336 5 721 496 4.788Herzele 248 909 21 900 1 110 270 1.919Horebeke 31 116 2 89 0 0 33 205Kaprijke 109 349 7 274 1 349 117 972Kluisbergen 127 529 18 773 2 238 147 1.540Knesselare 162 561 12 452 0 0 174 1.013Kruibeke 240 907 34 1.107 5 712 279 2.726Kruishoutem 243 1.028 27 974 4 702 274 2.704Laarne 228 851 20 825 0 0 248 1.676Lebbeke 265 1.050 33 1.336 3 1.081 301 3.467Lede 252 859 23 972 2 442 277 2.273Lierde 95 239 8 304 0 0 103 543Lochristi 521 2.113 51 1.947 5 590 577 4.650Lokeren 905 3.903 156 6.520 21 3.792 1.082 14.215Lovendegem 163 532 14 415 2 625 179 1.572Maarkedal 97 325 7 251 1 129 105 705Maldegem 575 2.241 53 2.157 5 875 633 5.273Melle 250 1.148 38 1.687 6 1.686 294 4.521Merelbeke 484 1.936 63 2.423 17 3.539 564 7.898Moerbeke 100 349 7 243 0 0 107 592Nazareth 315 1.513 59 2.363 8 1.818 382 5.694Nevele 239 824 16 623 1 120 256 1.567Ninove 708 3.006 73 3.318 12 2.488 793 8.812Oosterzele 243 857 23 964 0 0 266 1.821Oudenaarde 835 3.751 129 5.589 22 4.955 986 14.295Ronse 463 1.848 71 3.095 8 2.364 542 7.307Sint-Gillis-Waas 378 1.332 31 1.232 1 189 410 2.753Sint-Laureins 139 440 6 233 0 0 145 673Sint-Lievens-Houtem 180 650 13 512 1 328 194 1.490Sint-Martens-Latem 358 1.240 29 990 2 294 389 2.524Sint-Niklaas 1.753 7.509 214 8.728 60 12.567 2.027 28.804Stekene 331 1.266 23 817 2 218 356 2.301Temse 646 2.872 95 3.873 10 1.899 751 8.644Waarschoot 133 422 13 528 2 239 148 1.189Waasmunster 235 825 13 478 0 0 248 1.303Wachtebeke 102 448 12 559 0 0 114 1.007Wetteren 546 2.185 79 3.277 18 3.488 643 8.950Wichelen 168 580 12 548 2 594 182 1.722Wortegem-Petegem 113 435 14 594 2 405 129 1.434Zele 463 1.817 59 2.590 14 1.929 536 6.336Zelzate 233 980 37 1.519 4 809 274 3.308Zingem 128 428 15 497 2 293 145 1.218Zomergem 135 543 14 369 1 167 150 1.079Zottegem 513 1.989 56 2.234 8 1.998 577 6.221Zulte 339 1.351 38 1.598 3 493 380 3.442Zwalm 125 434 8 334 2 292 135 1.060
Arr. Aalst 4.898 19.221 516 22.109 105 24.318 5.519 65.648Arr. Dendermonde 3.777 14.729 434 18.338 74 15.106 4.285 48.173Arr. Eeklo 1.760 6.628 200 8.346 29 6.381 1.989 21.355Arr. Gent 12.263 49.689 1.596 65.251 375 112.869 14.234 227.809Arr. Oudenaarde 2.470 9.859 321 13.428 44 9.537 2.835 32.824Arr. Sint-Niklaas 5.179 21.532 705 28.434 130 26.204 6.014 76.170
Oost-Vlaanderen 30.347 121.658 3.772 155.906 757 194.415 34.876 471.979
Vlaams Gewest (*) 136.678 552.268 17.168 711.711 3.495 926.797 157.341 2.190.776
België (*) 237.373 947.971 28.553 1.172.101 6.042 1.691.132 271.968 3.811.204
Bron: RSZ (*) gegevens per 30/06/2013
Werkloosheidsgraad 31.03.2015
2,9 - 4,9
5,0 - 7,0
7,1 - 9,0
9,1 - 11,1
11,1 - 13,1
Kaart 353
Werkloosheidsgraad 31.03.2015
2,9 - 4,9
5,0 - 7,0
7,1 - 9,0
9,1 - 11,1
11,1 - 13,1
Kaart 3
Werkloosheidsgraad 31.03.2015
2,9 – 4,9
5,0 – 7,0
7,1 – 9,0
9,1 – 11,1
11,1 – 13,1
Kaart 3
Werkloosheid
Werkloosheidsgraad = niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) / beroepsbevolking (18-65 jaar)
De Internationale Arbeidsorganisatie (ILO) defi-nieert een werkloze als iemand die niet werkt, onmiddellijk beschikbaar is voor een passende betrekking en er actief naar zoekt.
In Vlaanderen wordt het dossier van de werkzoekende, ingeschreven bij de VDAB, als basis genomen. De niet-werkende werk-zoekenden (NWWZ) bestaan uit: werkzoekenden met recht op werkloosheidsuitkering, school-verlaters, vrij ingeschrevenen (hebben geen recht op een uitkering, zoals bijvoorbeeld werknemers in vooropzeg) en andere verplicht ingeschrevenen
(werkzoekenden ten laste van het OCMW, werkzoekenden geregistreerd bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, werkzoekenden in deeltijds onderwijs, van het recht op uitkering uitgesloten werkzoekenden).
Spanningsindicator = werkzoekenden / beschikbare vacatures
Deze ratio meet de spanning op de arbeidsmarkt door het aantal werkzoekenden per vacature (zonder interim) weer te geven. Afhankelijk van de hoogte van deze ratio is er sprake van arbeids-reserve, dan wel arbeidskrapte.
Wachtebeke
Wortegem-Petegem
Denderleeuw
Sint-Lievens-Houtem
54
Tabel 8: Werkloosheid en vacatures (31.03.2015)
Niet-werkende werkzoekenden Werkloosheidsgraad (*)Open-
staande vacatures
Spannings-indicator
(**)
Gemeente/regio Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal Totaal Totaal
Aalst 1.960 1.651 3.611 9,3 9,0 9,2 198 18,2Aalter 186 163 349 3,6 3,6 3,6 152 2,3Assenede 193 213 406 5,4 7,1 6,2 15 27,1Berlare 219 189 408 5,7 5,7 5,7 31 13,2Beveren 802 678 1.480 6,7 6,7 6,7 80 18,5Brakel 205 171 376 5,6 5,4 5,5 17 22,1Buggenhout 146 147 293 3,9 4,6 4,2 26 11,3De Pinte 79 97 176 3,3 4,2 3,8 15 11,7Deinze 414 320 734 5,4 4,7 5,1 231 3,2Denderleeuw 381 363 744 7,8 8,1 8,0 15 49,6Dendermonde 849 586 1.435 7,6 5,8 6,8 122 11,8Destelbergen 228 208 436 5,2 5,3 5,3 64 6,8Eeklo 469 365 834 9,5 8,3 8,9 75 11,1Erpe-Mere 315 287 602 6,3 6,4 6,3 246 2,4Evergem 434 406 840 5,0 5,2 5,1 73 11,5Gavere 121 132 253 3,8 4,4 4,1 21 12,0Gent 8.956 6.690 15.646 13,8 12,1 13,0 1.884 8,3Geraardsbergen 684 503 1.187 8,4 6,9 7,7 61 19,5Haaltert 279 240 519 6,0 5,8 5,9 24 21,6Hamme 418 332 750 6,7 6,3 6,5 21 35,7Herzele 223 204 427 4,9 5,0 5,0 9 47,4Horebeke 16 10 26 3,5 2,4 3,0 0 -Kaprijke 79 63 142 4,8 4,5 4,7 9 15,8Kluisbergen 82 72 154 5,0 5,1 5,1 11 14,0Knesselare 86 91 177 4,0 5,0 4,5 30 5,9Kruibeke 273 228 501 6,7 6,4 6,6 32 15,7Kruishoutem 74 78 152 3,4 4,3 3,8 49 3,1Laarne 147 142 289 4,6 4,9 4,8 27 10,7Lebbeke 283 224 507 6,0 5,4 5,7 15 33,8Lede 289 258 547 6,4 6,4 6,4 20 27,4Lierde 75 64 139 4,3 4,3 4,3 2 69,5Lochristi 261 230 491 4,6 4,6 4,6 57 8,6Lokeren 768 674 1.442 7,6 7,7 7,7 135 10,7Lovendegem 111 107 218 4,8 5,1 4,9 17 12,8Maarkedal 56 62 118 3,6 4,5 4,1 9 13,1Maldegem 336 311 647 5,6 6,0 5,8 59 11,0Melle 141 154 295 5,2 6,0 5,6 78 3,8Merelbeke 339 280 619 5,7 5,1 5,4 212 2,9Moerbeke 78 86 164 4,8 6,4 5,5 8 20,5Nazareth 118 115 233 4,1 4,4 4,2 47 5,0Nevele 107 98 205 3,5 3,5 3,5 29 7,1Ninove 673 574 1.247 7,2 6,7 7,0 73 17,1Oosterzele 150 126 276 4,3 4,0 4,2 24 11,5Oudenaarde 541 411 952 6,9 6,0 6,4 155 6,1Ronse 808 603 1.411 13,6 12,6 13,1 145 9,7Sint-Gillis-Waas 246 246 492 5,0 5,9 5,4 24 20,5Sint-Laureins 91 65 156 5,2 4,6 4,9 4 39,0Sint-Lievens-Houtem 124 100 224 4,7 4,4 4,6 15 14,9Sint-Martens-Latem 76 79 155 4,0 4,7 4,3 36 4,3Sint-Niklaas 1.689 1.404 3.093 9,5 9,2 9,3 304 10,2Stekene 236 250 486 5,4 6,4 5,8 19 25,6Temse 575 540 1.115 7,7 8,7 8,2 108 10,3Waarschoot 97 93 190 4,9 5,2 5,0 7 27,1Waasmunster 149 144 293 5,7 6,3 6,0 60 4,9Wachtebeke 102 107 209 5,9 7,1 6,4 9 23,2Wetteren 511 389 900 8,2 7,0 7,6 97 9,3Wichelen 174 142 316 5,8 5,3 5,5 19 16,6Wortegem-Petegem 52 64 116 3,2 4,5 3,8 67 1,7Zele 365 339 704 6,8 8,1 7,3 51 13,8Zelzate 253 244 497 8,4 9,8 9,0 15 33,1Zingem 84 94 178 4,3 5,5 4,9 8 22,3Zomergem 84 92 176 4,2 5,0 4,6 27 6,5Zottegem 329 318 647 5,1 5,4 5,2 94 6,9Zulte 158 170 328 3,7 4,8 4,2 13 25,2Zwalm 90 79 169 4,3 4,4 4,4 12 14,1
Arr. Aalst 5.257 4.498 9.755 7,4 7,1 7,2 755 12,9Arr. Dendermonde 3.261 2.634 5.895 6,5 6,0 6,3 469 12,6Arr. Eeklo 1.421 1.261 2.682 6,8 7,0 6,9 177 15,2Arr. Gent 12.326 9.844 22.170 8,9 8,1 8,6 3.034 7,3Arr. Oudenaarde 2.083 1.708 3.791 6,8 6,5 6,7 475 8,0Arr. Sint-Niklaas 4.589 4.020 8.609 7,6 7,7 7,6 702 12,3
Oost-Vlaanderen 28.937 23.965 52.902 7,8 7,4 7,6 5.612 9,4
Vlaams Gewest 127.668 105.496 233.164 8,0 7,7 7,8 27.052 8,6
België 315.126 271.832 586.958 9,1 8,6 8,1 n.b. n.b.
(*) Werkloosheidsgraad = aantal niet-werkende werkzoekenden (18-65 jaar) tegenover beroepsbevolking (18-65 jaar), in procent. Opgelet: deze indicator verschilt van de werkloosheidscoëfficiënt die in de edities van de Sociaal-economische situatieschets van voor 2014 werd gebruikt. Voor België als geheel zijn het cijfers van februari 2015.
(**) Spanningsindicator = aantal beschikbare werkzoekenden tegenover aantal beschikbare vacatures
Bron: VDAB, NBB, Eurostat, eigen berekeningen
55
Tabel 9: Kwalitatieve beschrijving van de niet-werkende werkzoekenden (31.03.2015)
1. Naar studieniveauAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest
Lager onderwijs + 1ste graad secundair 12.067 22,8 21,72de graad secundair 11.040 20,9 20,93de en 4de graad secundair 17.986 34,0 36,1Hoger beroepsonderwijs 478 0,9 1,1Professionele bachelor 4.151 7,8 8,1Academische bachelor 537 1,0 1,1Master 4.254 8,0 7,0Leertijd (Syntra) 1.149 2,2 2,0Deeltijds beroepssecundair 1.240 2,3 2,0
Totaal 52.902 100 100
2. Naar leeftijdAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest
Jonger dan 25 jaar 10.251 19,4 18,425 - 50 jaar 28.750 54,3 53,7Ouder dan 50 jaar 13.901 26,3 28,0
Totaal 52.902 100 100
3. Naar werkloosheidsduurAantal provincie Aandeel provincie Aandeel Vlaams Gewest
Minder dan 1 jaar 27.721 52,4 53,51 - 2 jaren 9.975 18,9 18,32 - 5 jaren 9.543 18,0 17,7Meer dan 5 jaren 5.663 10,7 10,5
Totaal 52.902 100 100
Bron: VDAB, eigen berekeningen
56
Onderwijs
Tabel 10: Schoolbevolking (2013-2014)
Schoolbevolking in het voltijds onderwijs per onderwijsniveau, schooljaar/academiejaar 2013-2014
arr. Aalstarr.
Dender-monde
arr. Eeklo arr. Gent arr. Oudenaarde
arr. Sint-Niklaas
prov. Oost-
VlaanderenVlaanderen
Totaal basisonderwijs (1)+(2) 29.328 20.096 8.271 59.960 13.126 28.154 158.935 699.275
Kleuteronderwijs (1) 11.253 7.671 3.226 23.469 5.092 10.835 61.546 271.239Gewoon 11.201 7.616 3.226 23.235 5.062 10.756 61.096 269.197Buitengewoon 52 55 0 234 30 79 450 2.042Lager onderwijs (2) 18.075 12.425 5.045 36.491 8.034 17.319 97.389 428.036Gewoon 17.021 11.645 4.783 34.033 7.532 16.118 91.132 399.729Buitengewoon 1.054 780 262 2.458 502 1.201 6.257 28.307
Secundair onderwijs 21.299 11.093 6.315 35.337 7.254 18.320 99.618 437.964Gewoon 20.498 10.691 6.315 33.113 6.996 17.316 94.929 417.469Buitengewoon 801 402 0 2.224 258 1.004 4.689 20.495
Hoger onderwijs – BAMA en basisopleidingen (3) + (4) (exclusief gezamenlijke opleidingen)
- - - - - - 68.668 260.029
Hogescholenonderwijs (3) (*) - - - - - - 34.851 115.897
Arteveldehogeschool (Gent) - - - - - - 11.842 -
Hogeschool Gent (Gent) - - - - - - 12.862 -
Katholieke Hogeschool Sint-Lieven (Gent, Aalst, Sint-Niklaas)
- - - - - - 10.147 -
Universitair onderwijs (4) - - - - - - 33.817 144.132Universiteit Gent - - - - - - 33.817 -
(*) De Hogeschool voor Wetenschap en Kunst (Wenk) is niet opgenomen in de cijfers voor Oost-Vlaanderen, gezien de school naast een campus in Gent, ook campussen heeft in Brussel, Leuven en Sint-Katelijne-Waver.
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Tabel 11: Aantal leerlingen in het gewoon secundair onderwijs, schooljaar 2013-2014
onderwijsvorm Oost-Vlaanderen Vlaams Gewest
onthaalklas voor anderstalige nieuwkomers 514 2.333
1ste graad secundair onderwijs 30.181 132.329
2de en 3de graad ASO 27.531 113.879
2de en 3de graad BSO (incl. 4de graad + modulair) 15.549 73.697
2de en 3de graad KSO 1.495 6.256
2de en 3de graad TSO 19.659 88.975
totaal 94.929 417.469
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
57
Tabel 12: Aantal studenten ingeschreven in het hoger onderwijs naar Oost-Vlaamse inrichting, academiejaar 2013-2014
Professioneel gerichte opleidingen
Academisch gerichte opleidingen
Totaal
HUB-KAHO (nu: Odisee) 10.147 0 10.147
Associatie KU Leuven 10.147 0 10.147
Arteveldehogeschool 11.842 0 11.842
Hogeschool Gent 11.547 1.315 12.862
Universiteit Gent 0 33.817 33.817
Associatie Universiteit Gent 23.389 35.132 58.521
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
Tabel 13: Aantal studenten ingeschreven in de Universiteit Gent per studiegebied, academiejaar 2013-2014
Mannen Vrouwen Totaal
Totaal academische basisopleidingen (BAMA) (1) 15.512 18.055 33.817
Archeologie en kunstwetenschappen 212 458 670
Bewegings- en revalidatiewetenschappen 808 1.087 1.895
Biomedische wetenschappen, biotechniek 345 559 904
Diergeneeskunde 391 1.246 1.637
Economische en toegepaste economische wetenschappen 1.689 1.051 2.740
Farmaceutische wetenschappen 193 705 898
Geneeskunde 729 1.036 1.765
Geschiedenis 538 268 806
Geschiedenis; Taal- en letterkunde 164 327 491
Handelswetenschappen en bedrijfskunde 1.465 1.003 2.468
Industriële wetenschappen en technologie 1.717 294 2.011
Politieke en sociale wetenschappen 798 910 1.708
Psychologie en pedagogische wetenschappen 535 2.900 3.435
Rechten, notariaat en criminologische wetenschappen 1.367 2.034 3.401
Sociale gezondheidswetenschappen 59 510 569
Taal- en letterkunde 364 955 1.319
Tandheelkunde 81 142 223
Toegepaste biologische wetenschappen 749 632 1.381
Toegepaste taalkunde 242 690 932
Toegepaste wetenschappen 1.695 446 2.141
Wetenschappen 1.155 700 1.855
Wijsbegeerte en moraalwetenschappen 216 102 318
Master na professionele bachelor 48 202 250
Bijkomende opleidingen (2) 6.479 6.840 13.319
Master na master 518 791 1.309
Specifieke lerarenopleiding na master 159 355 514
Academische graad van doctor 2.322 2.148 4.470
Doctoraatsopleiding 2.293 2.122 4.415
Voorbereidingsprogramma 368 258 626
Schakelprogramma 819 1.166 1.985
Totaal Universiteit Gent (1) + (2) 21.991 24.895 47.136
Bron: Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming
58
59
Tabel 14: Economische structuur op grond van de bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs, in lopende prijzen (2013) – aandeel per bedrijfstak
Oost- Vlaanderen
Vlaams Gewest
Concentratie-coëfficiënt (*)
Landbouw, jacht, bosbouw en visserij 0,9 1,1 0,82
Energetische en industrie-producten, m.i.v. bouw 27,7 26,4 1,05
- winning van delfstoffen 0,0 0,0 -- industrie 15,8 17,7 0,89
- voeding, drank en tabak 2,8 2,6 1,08- textiel en kleding, schoenen en leer 1,2 0,7 1,71- hout en artikelen van hout, papier en karton,
uitgeverijen en drukkerijen1,4 1,0 1,40
- cokes en aardolieproducten 0,0 0,7 -- chemie en synthetische producten 2,4 3,0 0,80- farmaceutische grondstoffen en producten 0,2 1,7 0,12- rubber en kunststof, overig niet-metaal 1,7 1,3 1,31- metallurgie en producten van metaal 2,0 1,9 1,05- informaticaproducten, elektronische en
optische instrumenten0,5 0,7 0,71
- elektrische apparatuur 0,5 0,5 1,00- machines, apparaten en werktuigen 0,7 1,4 0,50- transportmiddelen 1,8 1,3 1,38- overige industrie 0,6 0,9 0,67
- productie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht
2,9 1,5 1,93
- distributie van water, afval- en afvalwaterbeheer/sanering 1,0 0,9 1,11
- bouwnijverheid 8,0 6,3 1,27
Diensten 71,4 72,6 0,98
- groothandel en kleinhandel 13,2 14,1 0,94- hotels en restaurants 5,7 6,8 0,84- vervoer en communicatie 1,6 1,8 0,89- uitgeverijen en audiovisuele
diensten0,3 0,6 0,50
- informaticadiensten 1,4 1,7 0,82- financiële instellingen 3,3 3,4 0,97
- exploitatie van en handel in onroerend goed, verhuur en zakelijke dienstverlening
9,1 8,7 1,05
- rechts- en boekhoudkundige dienstverlening, architecten en ingenieurs, technische testen
8,6 8,7 0,99
- wetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk
0,1 0,3 0,33
- reclame en onderzoek; overige wetenschappelijke en technische activiteiten
0,5 0,7 0,71
- administratieve en ondersteunende diensten 4,0 4,7 0,85
- openbaar bestuur en defensie 5,3 5,3 1,00- onderwijs 7,8 6,5 1,20- gezondheidszorg 5,7 4,9 1,16- maatschappelijke dienstverlening 3,0 2,7 1,11- kunst, amusement en recreatie 0,5 0,5 1,00
- overige gemeenschapsvoorzienin-gen en sociaal-culturele en persoonlijke diensten
1,2 1,1 1,09
- particuliere huishoudens met werknemers 0,1 0,1 1,35
Totaal 100,0 100,0 -
(*) Concentratiecoëfficiënt = Oost-Vlaams aandeel bedrijfstak tegenover Vlaams aandeel bedrijfstakBron: NBB, eigen berekeningen
Toegevoegde waarde
60
Tabel 15: Bruto toegevoegde waarde tegen basisprijs – in lopende prijzen (2013)
Arrondissementen Absolute cijfers in miljoen EUR
Provinciaal aandeel %
Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR
Aalst 6.028 14,2 21.338
Dendermonde 4.403 10,3 22.314
Eeklo 2.003 4,7 23.999
Gent 19.780 46,5 36.503
Oudenaarde 3.397 8,0 27.770
Sint-Niklaas 6.959 16,3 28.525
Oost-Vlaanderen 42.569 100 28.931
Provincies Absolute cijfers in miljoen EUR
Aandeel in Vlaams Gewest
%
Bruto toegevoegde waarde per inwoner in EUR
Antwerpen 67.472 32,8 37.428
Limburg 22.595 11,0 26.387
Oost-Vlaanderen 42.569 20,7 28.931
Vlaams-Brabant 37.266 18,1 31.844
West-Vlaanderen 35.794 17,4 30.450
Vlaams Gewest 205.696 100 30.313
Bron: NBB, eigen berekeningen
62
Zeehavens
Tabel 16: Toegevoegde waarde haven van Gent (2012)
2012 2012/2011 2012
× 1.000.000 EUR
Procentuele evolutie
Aandeel
Maritieme cluster
Directe effecten
Scheepsagenten en expediteurs 46,9 3,0 1,4
Goederenbehandeling 175,3 -0,9 5,4
Rederijen 18,2 46,9 0,6
Scheepsbouw en herstelling 3,8 -15,3 0,1
Havenaanleg en baggerwerken 0,5 - 0,0
Visserij 0,0 - 0,0
Maritieme handel 3,1 -5,7 0,1
Havenbedrijf 23,6 -4,5 0,7
Openbare sector 20,5 8,3 0,6
Totaal directe effecten 291,9 1,8 8,4
Totaal indirecte effecten 240,7 0,0
Totaal maritieme cluster 532,6 1,1
Niet-maritieme cluster
Directe effecten
Handel 807,4 -4,3 24,9
Energiebedrijven 113,4 -9,7 3,5
Brandstofproductie 59,1 52,0 1,8
Chemische bedrijven 299,6 -21,2 9,2
Automobielnijverheid 647,8 -0,7 20,0
Elektronica 66,4 0,5 2,0
Metaalverwerkende nijverheid 418,1 -19,2 12,9
Bouw 108,4 10,1 3,3
Voedingsnijverheid 74,0 -10,1 2,3
Andere industrieën 181,7 6,8 5,6
Totaal industrie 1.968,5 -5,0 60,6
Wegtransport 45,2 -12,0 1,4
Ander vervoer over land 12,7 -11,7 0,4
Totaal transport over land 57,9 -11,9 1,8
Andere logistieke diensten 120,2 43,1 3,7
Totaal directe effecten 2.954,0 -5,5 91,0
Totaal indirecte effecten 2.776,1 -3,5
Totaal niet-maritieme cluster 5.730,1 -4,5
Directe effecten 3.245,9 -4,8
Indirecte effecten 3.016,8 -3,2
Totaal toegevoegde waarde 6.262,7 -4,1
Bron: NBB, eigen berekeningen
Er worden twee clusters onderscheiden: een maritieme en niet-maritieme cluster. De maritieme cluster omvat alle havengebonden bedrijfstakken die van essentieel belang zijn voor de haven (beheer en onderhoud, scheepvaart, overslag, bevrachting, loodsdienst, sluizen, goederenopslag, baggerwerken, visserij, maritieme diensten, enz.). De segmenten uit de niet-maritieme cluster hebben geen directe economische band met de havenactiviteiten, maar zijn er nauw en wederzijds van afhankelijk. Het gaat om industrie, groothandel, transport en logistiek.
63
Tabel 17: Maritiem goederenverkeer haven van Gent (2014)
Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2014/2013
Landbouwproducten 1.490.238 29.854 1.520.092 69,2%
Voedingsproducten en veevoeder 3.387.518 834.668 4.222.186 5,1%
Vaste minerale brandstoffen 2.664.370 119.289 2.783.659 1,4%
Petroleumproducten 1.485.557 717.333 2.202.890 -16,9%
Ertsen en metaalresiduen 4.181.918 1.661.648 5.843.566 9,8%
Producten van de metaalindustrie 1.736.945 1.311.541 3.048.486 0,7%
Ruwe mineralen en bouwmaterialen 1.628.709 162.685 1.791.394 -15,3%
Meststoffen 899.515 590.997 1.490.512 -2,7%
Chemische producten 326.141 86.095 412.236 50,5%
Overige goederen 1.151.866 1.422.370 2.574.236 -1,6%
Totaal maritiem goederenverkeer 18.952.777 6.936.480 25.889.257 -0,3%
Bron: Havenbedrijf Gent agh
Tabel 18: Binnenvaart haven van Gent (2014)
Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2014/2013
Landbouwproducten 418.121 737.302 1.155.423 -1,9%
Voedingsproducten en veevoeder 1.144.566 1.819.077 2.963.643 -6,2%
Vaste minerale brandstoffen 1.462.572 668.115 2.130.687 -10,5%
Petroleumproducten 2.207.244 1.545.875 3.753.119 5,3%
Ertsen en metaalresiduen 3.885.493 811.371 4.696.864 0,1%
Producten van de metaalindustrie 200.995 730.896 931.891 -13,5%
Ruwe mineralen en bouwmaterialen 2.920.777 1.039.569 3.960.346 2,5%
Meststoffen 875.144 452.626 1.327.770 -9,5%
Chemische producten 549.613 183.078 732.691 10,2%
Overige goederen 107.996 63.184 171.180 -4,7%
Totaal maritiem goederenverkeer 13.772.521 8.051.093 21.823.614 -1,8%
Bron: Havenbedrijf Gent agh
64
Tabel 19: Werkgelegenheid haven van Gent (2012)
2012 2012/2011 2012
Absolute cijfers Procentuele evolutie Aandeel
Maritieme cluster
Directe werkgelegenheid
Scheepsagenten en expediteurs 530 -1,1 1,9
Goederenbehandeling 1.839 3,4 6,8
Rederijen 73 14,7 0,3
Scheepsbouw en herstelling 65 -7,6 0,2
Havenaanleg en baggerwerken 0 - 0,0
Visserij 0 - 0,0
Maritieme handel 29 5,1 0,1
Havenbedrijf 156 0,1 0,6
Openbare sector 245 -1,5 0,9
Totaal directe werkgelegenheid 2.937 3,1 10,8
Totaal indirecte werkgelegenheid 3.227 3,5
Totaal maritieme cluster 6.164 2,7
Niet-maritieme cluster
Directe werkgelegenheid
Handel 2.200 -0,6 8,1
Energiebedrijven 282 2,9 1,0
Brandstofproductie 95 3,1 0,4
Chemische bedrijven 1.995 0,0 7,3
Automobielnijverheid 8.726 5,4 32,1
Elektronica 622 -1,8 2,3
Metaalverwerkende nijverheid 5.687 0,0 20,9
Bouw 1.224 3,8 4,5
Voedingsnijverheid 585 0,6 2,1
Andere industrieën 1.038 3,3 3,8
Totaal industrie 20.254 2,7 74,4
Wegtransport 564 -9,5 2,1
Ander vervoer over land 200 -14,0 0,7
Totaal transport over land 764 -10,7 3,2
Andere logistieke diensten 1.046 3,0 3,8
Totaal directe werkgelegenheid 24.264 1,9 89,5
Totaal indirecte werkgelegenheid 29.332 -0,3
Totaal niet-maritieme cluster 53.596 0,7
Directe werkgelegenheid 27.201 1,9
Indirecte werkgelegenheid 32.559 0,1
Totale werkgelegenheid 59.760 0,9
Bron: NBB, eigen berekeningen
65
Tabel 20: Investeringen haven van Gent (2012)
2012 2012/2011 2012
× 1.000.000 EUR Procentuele evolutie
Aandeel
Maritieme cluster
Scheepsagenten en expediteurs 2,8 -41,9 0,7
Goederenbehandeling 35,8 33,6 8,5
Rederijen 2,7 -53,0 0,6
Scheepsbouw en herstelling 0,4 -55,4 0,1
Havenaanleg en baggerwerken 0,2 -66,8 0,0
Visserij 0,0 - 0,0
Maritieme handel 0,0 - 0,0
Havenbedrijf 6,7 -31,8 1,6
Openbare sector 7,8 -19,0 1,9
Totaal maritieme cluster 56,4 -3,1 13,4
Niet-maritieme cluster
Handel 37,4 12,1 8,9
Energiebedrijven 20,4 -47,2 4,9
Brandstofproductie 5,7 34,5 1,4
Chemische bedrijven 58,1 10,6 13,8
Automobielnijverheid 72,5 -16,4 17,3
Elektronica 2,8 -33,0 0,7
Metaalverwerkende nijverheid 71,3 11,4 17,0
Bouw 23,8 -21,1 5,7
Voedingsnijverheid 16,1 7,4 3,8
Andere industrieën 19,6 34,3 4,7
Totaal industrie 290,3 -13,4 69,3
Wegtransport 3,6 -21,1 0,9
Ander vervoer over land 23,9 109,0 5,7
Totaal transport over land 27,5 70,5 6,6
Andere logistieke diensten 8,2 -58,7 2,0
Totaal niet-maritieme cluster 363,4 -4,2 86,8
Totale investeringen 419,8 -4,1 100,0
Bron: NBB, eigen berekeningen
66
Tabel 21: Maritiem goederenverkeer en scheepvaartbewegingen Waaslandhaven (2013)
Goederencategorie Aanvoer (in ton) Afvoer (in ton) Totaal (in ton) 2013/2012
Chemicaliën en gassen 3.147.814 1.102.267 4.250.081 6%
Ertsen, zand en grind 711.590 1.022 712.612 -27%
Metaalproducten 1.155.108 667.661 1.822.769 -6%
Hout 155.013 1.331 156.344 -4%
Houtcellulose 178.555 3.552 182.107 85%
Papier 771.148 1.850 772.998 9%
Rollend materieel 976.047 2.253.508 3.229.555 4%
Containers 9.954.826 18.235.516 28.190.342 17%
Diverse goederen 746.984 1.254.618 2.001.602 9%
Totaal maritiem goederenverkeer 17.797.085 23.521.325 41.318.410 12%
Scheepvaartbewegingen Totaal (in ton) 2013/2012
Vrasenedok - - 7.303.329 10%
Verrebroekdok - - 4.850.716 -1%
Scheldesteigers - - 544.894 12%
Zuidelijk Insteekdok - - 2.512.585 1%
Deurganckdok - - 24.692.354 17%
Andere dokken - - 1.414.532 6%
Totaal scheepvaartbewegingen - - 41.318.410 12%
Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever
Tabel 22: Evolutie van de werkgelegenheid in de Waaslandhaven (2000-2013)
2000 2005 2013
Grondgebied Beveren 5.685 7.995 9.709
Grondgebied Zwijndrecht 3.282 3.895 6.079
Totaal 8.967 11.890 15.788
Bron: Maatschappij Linkerscheldeoever
Provinciehuis Gouvernementstraat 1, 9000 Genttel. 09 267 80 00 | fax 09 267 82 97