Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor...

99
UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN. Academiejaar: 2007-2008 Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor samenlevingsopbouw? Een case studie van de Unie der Zorgelozen. Katrien Boone Promotor: Prof. Dr. Maria Bouverne-De Bie Begeleider: Luc De Droogh Masterproef ingediend tot verkrijgen van de titel ‘master in sociaal werk’

Transcript of Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor...

Page 1: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Academiejaar: 2007-2008

Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde

voor samenlevingsopbouw?

Een case studie van de Unie der Zorgelozen.

Katrien Boone

Promotor: Prof. Dr. Maria Bouverne-De Bie

Begeleider: Luc De Droogh

Masterproef ingediend tot verkrijgen van de titel ‘master in sociaal werk’

Page 2: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Ondergetekende, Katrien Boone, geeft toelating/geeft geen toelating tot het inzien van

de masterproef door derden.

Page 3: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

UNIVERSITEIT GENT

FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Academiejaar: 2007-2008

Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde

voor samenlevingsopbouw?

Een case studie van de Unie der Zorgelozen.

Katrien Boone

Promotor: Prof. Dr. Maria Bouverne-De Bie

Begeleider: Luc De Droogh

Masterproef ingediend tot verkrijgen van de titel ‘master in sociaal werk’

Page 4: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Voorwoord

Het schrijven van mijn masterproef was een onderzoeksproces, een schrijfproces en vaak

een ‘vloekproces’. Maar voornamelijk was het een denkproces. Een denkproces over

sociaal-artistiek werk, over sociaal werk en over maatschappelijke verhoudingen en

(on)rechtvaardigheid. Dit proces is voor mij de concrete beëindiging van een opleiding.

Het is tevens een perfecte start om in het werkveld te stappen, aangezien het me inzicht

gaf over hoe ik nu in de wereld sta en voornamelijk over hoe ik me hoop te positioneren

tegenover de samenleving in mijn toekomstige loopbaan en ruimere leven.

Alle geïnterviewden wil ik danken voor de informatie die ze me gaven en de tijd die ze

vrijmaakten. Daarnaast wil ik de Unie der Zorgelozen niet enkel bedanken voor hun

ondersteuning en de begeleiding, maar ook voor de warme ontvangst en de hartelijkheid

waar ik mocht van proeven.

Luc De Droogh, de begeleider van mijn masterproef, kan in dit lijstje niet ontbreken. Ik

dank hem voor het vele leeswerk, voor het geven van tips en literatuuradviezen en voor

de nodige bijsturing.

De voorbije maanden vroegen niet enkel inhoudelijke ondersteuning van mijn

masterproef, maar de morele schouderklopjes die ik kreeg van mijn vrienden bleken

even noodzakelijk. Anne, Magalie en Kaat – mijn huisgenoten – luisterden de voorbije

maanden naar mijn klaagzang en mijn invallen, en maakten ontspanning mogelijk via de

gezamenlijke koffiepauzes. Het relativeringsvermogen van een aantal medestudenten –

die ondertussen dichte vrienden zijn geworden – zorgden ervoor dat ik geregeld afstand

kon nemen van mijn computer. En het vooruitzicht om na het indienen van de

masterproef een aantal dagen Barcelona met hen te verkennen, was de laatste weken

een extra stimulans. Daarnaast wil ik alle mensen die me nauw aan het hart liggen, maar

die ik de voorbije maanden minder zag, bedanken voor het geloof dat ze in me stelden

en het geduld dat ze opbrachten

De slotparagraaf in dit voorwoord wijd ik aan mijn ouders. Ze lazen niet enkel mijn

masterproef na en stonden me bij in het proces, maar ik wil ze voornamelijk via deze

weg bedanken voor de voorbije 24 jaar. In deze jaren toonden ze me dat ambitie niet

hoeft te betekenen dat principes overboord worden gegooid. Jaren waarin ze me leerden

te denken vanuit een open, niet-veroordelend kader, waarbij bezittingen weinig zeggen

over de mens. Jaren waarin ze me meegaven dat je de werkelijkheid kritisch moet

durven bevragen, maar evengoed het schone moet erkennen. Ze kenmerken zich door

een sterk rechtvaardigheidsdenken, en ik hoop in hun voetsporen te kunnen treden.

Page 5: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Inhoudstafel

Voorwoord

Inhoudstafel

Inleiding ............................................................................................................. 1 0.1. Motivatie en ontstaan probleemstelling .......................................................... 1 0.2. Probleemstelling ......................................................................................... 1 0.3. Methodologie ............................................................................................. 2

0.3.1. Case studie en onderzoeksvragen ............................................................... 2

0.3.2. Gegevensbronnen .................................................................................... 3 0.4. Opbouw van de masterproef ........................................................................ 7

Hoofdstuk 1. Het belang van samenlevingsopbouw ............................................ 9 1.1. Inleidend kader: integratie .......................................................................... 9

1.1.1. Actieve welvaartstaat ............................................................................... 9

1.1.2. Ruimer integratieconcept .......................................................................... 9 1.2. Een veranderende samenleving .................................................................. 10

1.2.1. Concept individualisering ........................................................................ 11

1.2.2. Postmoderne samenleving ....................................................................... 11

1.2.3. Over de implicaties ................................................................................ 11 1.3. Sociale verbindingen ................................................................................. 12 1.4. Het belang van samenlevingsopbouw .......................................................... 13

1.4.1. Maatschappelijke ongelijkheid .................................................................. 13

1.4.1. Lokale niveau ........................................................................................ 15

Hoofdstuk 2. Sociaal-artistieke praktijken ........................................................ 16 2.1. Inleiding ................................................................................................. 16

2.2. Korte historiek ......................................................................................... 16

2.2.1. Over maatschappelijke kwetsbaarheid ...................................................... 16

2.2.2. Over cultuur .......................................................................................... 17 2.3. Koppeling cultuur en welzijn ...................................................................... 19

Page 6: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

2.4. Sociaal-artistieke praktijken ....................................................................... 19

2.4.1. Ontstaan werkvorm ................................................................................ 19

2.4.2. Het Kunstendecreet ................................................................................ 20

Hoofdstuk 3. Link tussen samenlevingsopbouw en

sociaal-artistieke praktijken ........................................................ 21 3.1. Het maatschappelijk belang ....................................................................... 21 3.2. Democratiseringsbeweging ........................................................................ 21

3.2.1. Democratiseren van cultuur ..................................................................... 22

3.2.2. Culturele democratie .............................................................................. 22 3.3. Waarde van cultuur in democratie ............................................................... 22

3.3.1. Nationaal kader ..................................................................................... 23

3.3.2. Internationaal kader ............................................................................... 23

Hoofdstuk 4. Ruimere kadering van samenlevingsopbouw ............................... 25 4.1. Omschrijving samenlevingsopbouw ............................................................. 25

4.1.1. Dubbelkarakter welzijnswerk ................................................................... 25

4.1.2. Interpretatie van samenlevingsopbouw ..................................................... 26 4.2. Keuze voor een kritisch-emancipatorisch perspectief ..................................... 27

4.2.1. Perspectief op sociale problemen .............................................................. 27

4.2.2. Kritisch-politieke benadering.................................................................... 27 4.3. Netwerkvorming en emancipatie ................................................................. 28 4.4. Universele benadering in de Unie der Zorgelozen .......................................... 29 4.5. Krachtenperspectief .................................................................................. 30 4.6. Samenvattend: case studie van de Unie der Zorgelozen ................................. 30

Intermezzo: Unie Der Zorgelozen ..................................................................... 32

Hoofdstuk 5. De Unie der Zorgelozen ............................................................... 33 5.1. Over de werking ....................................................................................... 33 5.2. Over de buurt Venning-Veemarkt ............................................................... 33

5.3. Over de activiteiten .................................................................................. 35

5.3.1. Theaterproducties .................................................................................. 35

5.3.2. Schrijfgroep .......................................................................................... 36

Page 7: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

5.3.3. Zorgelozenkrant en Gazet ....................................................................... 36

5.3.4. Kookavonden ........................................................................................ 36 5.4. Over samenwerkingsverbanden .................................................................. 37

5.4.1. OCMW Kortrijk ....................................................................................... 37

5.4.2. Buurtcentrum 8-urenhuis en buurtwerk ..................................................... 37

5.4.3. Nieuwpoorttheater (Campo) .................................................................... 37

Hoofdstuk 6. Netwerkvorming ......................................................................... 39 6.1. Keuze voor diversiteit ............................................................................... 39 6.2. Deelnemers ............................................................................................. 40

6.2.1. Verschillende motivaties ......................................................................... 40

6.2.2. ‘In de Unie bestaat klasse-verschil niet’ ..................................................... 42 6.3. Gemeenschapsvorming en netwerken .......................................................... 42

6.3.1. Verschillende vormen ............................................................................. 43

6.3.2. De Unie der Zorgelozen: verbonden in ambivalentie? .................................. 44

6.3.3. Universeel publiek .................................................................................. 45 6.4. Nuancerend: Lokale niveau als uitgangspunt ............................................... 46

Hoofdstuk 7. Emancipatie en maatschappelijk forum ....................................... 47 7.1. Paolo Freire ............................................................................................. 47

7.1.1. Cultuur van het zwijgen en bevrijding ....................................................... 47

7.1.2. Culturele actie ....................................................................................... 47 7.2. Freire in de Unie der Zorgelozen ................................................................. 48

7.2.1. Basisvisie: stem geven aan stemlozen ...................................................... 49

7.2.2. ‘Verbreek, verzamel en vertel’ ................................................................. 49 7.3. Bewustwording en emancipatie .................................................................. 51

7.3.1. Betekenis voor maatschappelijk kwetsbaren .............................................. 51

7.3.2. Bewustzijn over armoede en maatschappelijke problemen ........................... 53

7.3.3. Horen van een stem via producties ........................................................... 53

7.3.4. Betekenis op wijkniveau .......................................................................... 55

Hoofdstuk 8. Maatschappelijke relevantie van de Unie der Zorgelozen ............ 57 8.1. Maatschappelijke betekenis van Unie der Zorgelozen ..................................... 57

8.1.1. Verzakelijking en managementdenken in de sociale sector ........................... 57

8.1.2. Vragen gesteld bij deze evoluties ............................................................. 59

Page 8: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

8.1.3. Presentietheorie in de Unie der Zorgelozen ................................................ 59

8.1.4. Voorbij de presentietheorie ..................................................................... 61 8.2. Tegenwicht voor verzakelijking en ‘managerialism’ ........................................ 61 8.3. Belang van samenwerkingen ...................................................................... 62 8.4. Belang van de Unie der Zorgelozen ............................................................. 63

Conclusies ........................................................................................................ 65

Literatuurlijst ................................................................................................... 71

Bijlagen ............................................................................................................... I Bijlage A: Kleine Enquête van de Zorgelozen ............................................................ II

Bijlage B: Vragen semi-gestructureerde interviews .................................................. III

Bijlage C: Planning en identificatie van interviews met praktijkwerkers ...................... VII

Bijlage D: Planning en voorstelling van interviews met deelnemers ...........................VIII

Bijlage E: Effecten van cultuurparticipatie ................................................................ X

Page 9: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Inleiding

0.1. Motivatie en ontstaan probleemstelling Tijdens mijn vooropleiding bachelor in het sociaal werk, optie sociaal-cultureel werk

groeide mijn interesse voor sociaal-artistiek werk. Mijn eindwerk handelde over de

mogelijkheden van het Museum Dr. Guislain om zijn omgeving – de Bloemekenswijk – te

betrekken bij de organisatie. Het eindwerk richtte zich op de verbinding tussen cultuur en

maatschappelijke kwetsbaarheid, doordat de wijk een hoge noemer kansarmoede kent.

In het kader van mijn onderzoek leerde ik sociaal-artistiek werk in Gent kennen, waaruit

bleek dat deze werkvorm deze koppeling centraal stelt. In het kader van het opleidingsonderdeel ‘sociaal-artistiek werk’ kwam ik in het laatste

jaar van mijn vooropleiding in contact met de Unie der Zorgelozen. Al snel bleek dat deze

organisatie een aantal expliciete keuzes maakt in de vormgeving van haar praktijk. Het is

een sociaal-artistieke werking die haar uitvalsbasis heeft in een kwetsbare omgeving.

Men kiest uitdrukkelijk voor een open kader en een sociale mix van deelnemers wordt

vooropgesteld en bereikt. Men organiseert naast theatervoorstellingen tal van andere

activiteiten gesitueerd tussen de sociale en de artistieke noemer (kookavonden,

schrijfgroep…). Daarnaast vertrekt men telkens vanuit eenzelfde basisgroep, eerder dan

projecten op te zetten met verscheidene groepen. De contacten met sociaal-artistieke praktijken zorgden dat mijn interesse voor deze

werkvorm aanwakkerde. In mijn masterproef leg ik de focus op deze praktijken en meer

specifiek op de Unie der Zorgelozen, waarbij ik wil nagaan wat mogelijke betekenissen

zijn van deze praktijken voor de samenleving.

0.2. Probleemstelling Deze masterproef neemt de vraag wat sociaal-artistieke praktijken kunnen betekenen

voor samenlevingsopbouw als uitgangspunt, waarbij het concept samenlevingsopbouw

deel van de bespreking wordt. Het begrip kan immers een intuïtieve connotatie

oproepen, verwijzend naar een bepaalde methodiek die vertrekt vanuit een lokaal niveau

en daar oplossingsgericht werkt aan problemen. Deze worden aangedragen door

bewoners – vaak kwetsbaren - en hun potentieel wordt aangesproken voor de oplossing.

Doorheen deze masterproef wordt een methodische benadering in vraag gesteld en zijn

de perspectieven van netwerkvorming en emancipatie van kansarmen centraal komen te

staan. Uit literatuur blijkt dat kwetsbaren vaak slechts beroep kunnen doen op een

1

Page 10: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

beperkt sociaal netwerk en dit hun emancipatiemogelijkheden beperkt. Processen die

deze twee noemers behandelen staan op de voorgrond in de masterproef.

0.3. Methodologie

0.3.1. Case studie en onderzoeksvragen Om de vraag over de (meer)waarde van sociaal-artistieke projecten te beantwoorden

wordt vanuit een case studie van de Unie der Zorgelozen vertrokken.

In deze onderzoeksmethode wordt een case bestudeerd in zijn natuurlijke omgeving. Een

case studie onderzoekt de case in een context over een bepaalde periode en maakt

gedetailleerde kennis mogelijk. (Schuyten, 2006). Hutjes en Van Buurten benoemen het

als “de intensieve bestudering van een verschijnsel binnen zijn natuurlijke situatie,

zodanig dat de verwevenheid van relevante factoren behouden blijft” ( in Schuyten,

2006, p. 3). Het biedt mogelijkheden tot verdieping in een bepaalde praktijk en het

blijvend zicht houden op de verwevenheid van verschillende factoren.

Een analyse van één praktijkvoorbeeld houdt echter ook het risico in op beperkte

resultaten, die niet veralgemeend kunnen worden naar het ruimere werkveld. Dat is

zeker het geval voor het sociaal-artistieke werkveld. Sociaal-artistieke praktijken

variëren in hun concrete werking immers sterk inzake doelgroepafbakening,

duurzaamheid… Het is allerminst de intentie te beweren dat betekenissen die deelnemers

of praktijkwerkers geven aan de Unie der Zorgelozen veralgemeenbaar zijn naar de hele

sociaal-artistieke praktijk.

Het onderzoek richt zich op de vraag hoe men binnen de Unie der Zorgelozen vorm geeft

aan processen die bijdragen tot netwerkvorming en emancipatie, en wat de

maatschappelijke relevantie is van deze praktijk. Deze analyse wil bijdragen tot de

vormgeving en evolutie van het sociaal-artistiek werk en het ruimere sociaal werk en

bijdragen tot de visievorming over samenlevingsopbouw, het vormgeven aan

participatieprocessen en het geven van een stem aan stemlozen.

Hiertoe wordt vanuit de volgende onderzoeksvragen vertrokken:

• Wat betekent de Unie der Zorgelozen voor netwerkvorming en hoe levert dit een

bijdrage aan de situatie van maatschappelijk kwetsbaren?

• Welke emancipatieprocessen kunnen we in de Unie der Zorgelozen

onderscheiden?

2

Page 11: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

• Wat is de betekenis van de Unie der Zorgelozen als forum voor maatschappelijke

problemen?

0.3.2. Gegevensbronnen In een case studie wordt gebruik gemaakt van diverse databronnen, waarbij literatuur en

documenten, interviews en observatie de meest voorname zijn.

A. Literatuurstudie Literatuuronderzoek heeft een noodzakelijke waarde om zicht te krijgen op de ruimere

praktijken en discussies binnen het werkveld, maar evengoed zijn documenten die de

Unie der Zorgelozen zelf uitvaardigt, waardevol om zicht te krijgen op de visie van de

organisatie, op hun activiteiten en op hoe de Unie zichzelf presenteert aan de

buitenwereld.

• Internationale en nationale literatuur Vooraleer over te gaan tot een onderzoek van één bepaalde case is het essentieel deze

ruimer te kaderen en een plaats te geven binnen het werkveld. Literatuur inzake

maatschappelijke evoluties die impact hebben op de samenleving en het individu dienen

om het belang van samenlevingsopbouw in sociaal-artistieke praktijken aan te halen.

Daarnaast zijn ook documenten en literatuur over de sociaal-artistieke werkvorm

noodzakelijk om de Unie der Zorgelozen hier een plaats in te geven. Deze waaier aan

literatuur maakt het mogelijk de case in relatie tot zijn maatschappelijke omgeving te

beschouwen, en biedt mogelijkheden tot terugkoppeling van de case naar een macro-

niveau.

In deze context kunnen de inleidende hoofdstukken over het belang en de kadering van

samenlevingsopbouw, over sociaal-artistieke projecten en de link tussen

samenlevingsopbouw en sociaal-artistieke projecten geplaatst worden.

Deze literatuurstudie mondt uit in de vormgeving van de onderzoeksvragen die

aansluiten bij de gehanteerde interpretatie van samenlevingsopbouw. Hierbij staat

netwerkvorming en emancipatie centraal.

• Documenten van/over de werking Documenten die een overzicht bieden van de werking van de Unie der Zorgelozen – zoals

hun eigen ‘gazet’, website, maar ook externe artikels over de organisatie – zijn essentieel

om de eigenheid van de organisatie in het werkveld te begrijpen, en bieden inzicht in het

potentieel van de organisatie inzake een aantal centrale thema’s (zoals netwerkvorming)

die opgenomen worden in de gehanteerde interpretatie van samenlevingsopbouw.

3

Page 12: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Aanvraagdossiers voor subsidies tonen de manier waarop de werking zich naar buiten

presenteert en geven een zicht op hun visies en ambities.

B. Interviews1 Interviews met diverse individuen zijn essentieel om zicht te krijgen op de betekenis die

deelnemers en praktijkwerkers toeschrijven aan de Unie der Zorgelozen. De keuze gaat

naar semi-gestructureerde interviews waarbij een aantal richtvragen worden afgebakend

om vorm te geven aan het gesprek en thema’s vervat in de onderzoeksvragen te

behandelen. Door de openheid van het interview wordt er veel ruimte gelaten om eigen

betekenissen van de geïnterviewden een plaats te geven en in te springen in het gesprek

wanneer belangrijke componenten worden aangehaald.

• Keuze van geïnterviewden2 Bij de keuze van individuen om te interviewen kunnen we niet terugvallen op toeval. Dit

dient gekaderd te worden binnen de probleemstelling en de persoonlijke of

maatschappelijke relevantie van de keuze voor het onderzoek (Billiet en Waege, 2001).

De geïnterviewden voor het onderzoek zijn in te delen in drie categorieën, met telkens

binnen deze categorie de afweging hoe het meest overkoepelende en informatievolle

beeld kan worden weergegeven.

- Staf van de Unie der Zorgelozen

Gesprekken met de staf van de Unie der Zorgelozen zijn essentieel om zicht te

krijgen op de visies van waaruit ze vertrekken om vorm te geven aan de

organisatie, en de motivaties van waaruit ze bepaalde keuzes maken. Een semi-

gestructureerd interview wordt afgenomen van Geert Six, artistiek leider van de

Unie der Zorgelozen. Daarnaast maken diverse informele gesprekken met andere

medewerkers verdere verdieping in de processen in de Unie der Zorgelozen

mogelijk.

- Deelnemers van de Unie der Zorgelozen (n =6)

Een enquête over de Unie der Zorgelozen geeft een beeld van de diversiteit in het

deelnemersveld3, zoals de mix tussen werkenden en werklozen. Hoewel

maatschappelijke kwetsbaarheid een essentiële topic is binnen de masterproef,

wordt in de selectie van geïnterviewden rekening gehouden met deze mix. Dit

biedt verschillende perspectieven op motivaties om te participeren,

1 Bijlage B: vragen interviews 2 In bijlage C & D : korte schets van de geïnterviewde deelnemers en van geïnterviewde praktijkwerkers 3 Bijlage A

4

Page 13: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

netwerkvorming en emancipatiemogelijkheden. Aanvullend op deze diepte-

interviews werden geregeld informele gesprekken met participanten gevoerd.

De selectie van de geïnterviewden gebeurde op basis van de verkenning van de

organisatie en het contact met de deelnemers. Zes deelnemers werden

geselecteerd aan de hand van een aantal criteria. Het betreft leeftijd, duur van

deelnemerschap, activiteiten waaraan ze deelnemen en maatschappelijk positie in

de samenleving (geen letterlijke vraag naar kansarmoede, wel vanuit ervaringen

gestaafd).

De respondenten hebben een leeftijd variërend van twintiger tot vijftiger en

bepaalden nemen aan een breed gamma van activiteiten deel terwijl anderen zich

toespitsen op theater of een sociale activiteit. Sommige respondenten zijn al jaren

geëngageerd in de Unie der Zorgelozen, anderen een kortere periode. De

maatschappelijke positie varieert van arme naar gegoede burgers.

- Samenwerkende organisaties en/of mensen uit het werkveld (n=7)

Zeven interviews worden afgenomen van praktijkwerkers die samenwerken met

de Unie der Zorgelozen of engagement opnemen in de Unie der Zorgelozen en een

visie hebben over de betekenis van de organisatie in de samenleving.

De selectie van de organisaties gebeurt aan de hand van een verkenning van de

Unie der Zorgelozen. De organisatie ziet het OCMW Kortrijk en Campo (Gents

Kunstencentrum) als hun belangrijkste partners. In de dagdagelijkse werking

wordt ook samengewerkt met het buurtcentrum Achturenhuis en buurtwerkers uit

de Venning-Veemarkt. Het OCMW en buurtcentrum/buurtwerk kunnen een inzicht

bieden op de sociale impact van de Unie der Zorgelozen. Campo laat verdieping in

de artistieke component toe.

De keuze van de respondenten hangt samen met deze afbakening van partners.

Uit het OCMW Kortrijk werd de voorzitter en de coördinator van de

integratieprojecten geselecteerd. Beide hebben nauwe banden met de Unie der

Zorgelozen. Een medewerker van het buurtcentrum en tevens voormalig

straathoekwerker, een buurtwerker uit de V-tex en een voormalig buurtwerker uit

de Venning die nu buurtsport op zich neemt, vulden de stem van het

buurtwerk/buurtcentrum in. Campo werd gerepresenteerd vanuit een interview

met een artistiek medewerker die in het verleden al projecten uitwerkte met de

Unie der Zorgelozen.

Bijkomend werd de coördinator van het straathoekwerk Oost- en West-Vlaanderen

geïnterviewd, die tevens lid is van de raad van bestuur van de Unie der

Zorgelozen.

5

Page 14: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

• Anonimiteit van gesprekken De afgenomen interviews zijn niet integraal opgenomen in de masterproef vanwege

ethische overwegingen (zie Billiet en Waege, 2001). Tijdens verschillende interviews

komt vertrouwelijke informatie aan bod en vaak wordt expliciet de vraag gesteld

bepaalde informatie niet op te nemen in de verwerking of anders te verwoorden. Deze

integrale opname is ook niet noodzakelijk, aangezien het een algemene analyse van de

interviews betreft en samenhang en verschil doorheen de tekst opgenomen wordt.

De integratie van informatie in de tekst brengt wel met zich mee dat de geïnterviewde in

bepaalde gevallen geciteerd wordt. Inzake de deelnemers van de Unie der Zorgelozen

blijft de verwerking strikt bij de confidentialiteit van de informatie, waarbij geen

naamsvermelding van de persoon wordt opgenomen en slechts een korte schets van de

geïnterviewden in bijlage zit. Bij de informatie opgenomen van de praktijkwerkers wordt

wel vaak verwezen naar de geïnterviewde. Dit is hen expliciet gevraagd en hiervoor werd

ook toestemming bekomen van de geïnterviewden.

C. Participerende observatie Een derde – en essentieel gebleken – component van een case studie is de

(participerende) observatie. Deze observatie (van december 2007 tot mei 2008) betreft

zowel het drinken van een pot koffie in het huis van de Unie der Zorgelozen als het mee

volgen van een diversiteit van activiteiten en het participeren aan activiteiten. Concrete

voorbeelden hiervan zijn het eten en afwassen op een kookavond, van deur tot deur

bellen in het kader van Werk in de Wijk, repetities van het nieuwe wijkproject, verhalen

tijdens de jeugdboekenweek beluisteren…

Deze aanwezigheid geeft tevens opportuniteiten om informele gesprekken aan te gaan

met deelnemers. Bij deze gesprekken wordt telkens het doel van de aanwezigheid

geëxpliciteerd en is er aldus sprake van “informed consent” (Billiet en Waege, 2001, p.

321). Interviews en literatuur verschaffen waardevolle informatie, maar maken een verhaal

niet altijd samenhangend of reëel. Participerende observatie blijkt belangrijk, omdat het

me in staat stelt conclusies te trekken of individuele bevindingen uit interviews al dan

niet veralgemeenbaar zijn naar de organisatie en hoe visies geëxpliciteerd in

documenten, aan bod komen in de ‘dagdagelijksheid’ van de werking. Deze

onderzoeksbenadering maakt het mogelijk om communicatie, dynamieken en dialoog in

de Unie der Zorgelozen te vatten en maakt me duidelijk hoe men nieuwe Zorgelozen –

want ondertussen voel ik me en word ik aanschouwd als Zorgeloze – opneemt in de

groep.

6

Page 15: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

0.4. Opbouw van de masterproef Het eerste hoofdstuk geeft een overzicht van de hedendaagse samenleving, waar

duidelijk wordt dat kansarmoede in de postmoderne samenleving een blijvend

maatschappelijk probleem is. Ook maatschappelijke breuklijnen inzake sociale

verbindingen zorgen ervoor dat kwetsbare groepen in mindere mate beroep kunnen doen

op een uitgebreid netwerk om zich te emanciperen. Dit vraagt om een blijvend

investeren in activiteiten die bijdragen tot de opbouw van een samenleving.

Een volgend hoofdstuk geeft een schets van het ontstaan en de actuele

verschijningsvorm van sociaal-artistieke praktijken. De werkvorm ontstaat midden jaren

‘90 met een koppeling tussen een welzijnsperspectief en een cultureel perspectief. Waar

de werkvorm aanvankelijk groeide in een experimentele context, werd hij onder het

beleid van Minister Anciaux gevat onder het Kunstendecreet.

Als derde vinden we een hoofdstuk handelend over de waarde die toegeschreven wordt

aan sociaal-artistieke praktijken. Hierbij wordt duidelijk dat sociaal-artistieke praktijken

bijdragen tot het democratiseren van cultuur – zowel qua toegankelijkheid als opbouw

van cultuur –, maar ook dat cultuur een inherente waarde krijgt in het democratiseren

van de samenleving, waarbij sociaal-artistieke praktijken zowel een individuele als een

gemeenschapswaarde hebben.

Het vierde hoofdstuk verruimt de discussie, waarbij in eerste instantie de vraag wordt

gesteld hoe samenlevingsopbouw dient te worden geïnterpreteerd in het kader van het

onderzoek. Hoewel het concept vaak wordt geassocieerd met het oplossen van

problemen in samenspraak met probleemdragers in een lokale entiteit (sectorale

benadering van opbouwwerk), levert dit concept geen perspectief op hoe men processen

vormgeeft binnen deze benadering, noch waartoe dit uiteindelijk moet leiden. Bouverne-

De Bie (2003 & 2006) verwijst naar het overstijgen van deze sectorale benadering. Ze

vat het participatiebegrip als een perspectief op sociale problemen, waarbij

samenlevingsopbouw vanuit een kritisch-politiek denkkader vorm kan krijgen en zo –

analoog aan Freire’s bevrijdingspedagogie - een forum kan betekenen voor de stem van

niet-gehoorden.

Deze interpretatie van samenlevingsopbouw houdt een expliciete keuze in voor

bezorgdheid over de structurele uitsluitingen van maatschappelijk kwetsbaren in onze

samenleving. We merken dat mensen in kansarme situaties vaak een beperkt sociaal

netwerk hebben en dat hun stem ontbreekt in het maatschappelijk debat.

7

Page 16: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Deze vier inleidende hoofdstukken bieden het kader van waaruit de onderzoeksvragen

worden opgesteld. De volgende hoofdstukken gaan dieper in op de case studie van de

Unie der Zorgelozen.

Het vijfde hoofdstuk verdiept zich in de Unie der Zorgelozen. Hier wordt het ontstaan van

de Unie der Zorgelozen en de omgeving waarin men gevestigd is geschetst. Ook wordt

een overzicht gegeven van de activiteiten die men onderneemt en de

samenwerkingsverbanden die men aangaat.

Hoofdstuk zes bespreekt de netwerkvorming die plaatsvindt binnen de organisatie. Het

handelt over de variëteit in deelnemers, de motivaties van individuen om deel te nemen

in de organisatie. Verder wordt de vraag gesteld of dit mogelijkheden schept voor het

opbouwen van netwerken.

Het zevende hoofdstuk bespreekt de mogelijkheden besloten in de Unie der Zorgelozen

inzake emancipatieprocessen. De ideeën van Freire (1972) vormen de basis van deze

bespreking. De raaklijnen die de Unie der Zorgelozen met deze ideeën heeft en wat het

potentieel hiervan is om stemlozen te emanciperen komen aan bod.

Het laatste hoofdstuk is een overkoepelend slothoofdstuk dat de betekenis van de Unie

der Zorgelozen binnen de huidige evoluties inzake verzakelijking en ‘managerialism’ in

het sociaal werk nagaat.

8

Page 17: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Hoofdstuk 1. Het belang van samenlevingsopbouw

1.1 Inleidend kader: integratie

1.1.1. Actieve welvaartsstaat De omschakeling van onze traditionele verzorgingsstaat naar een actieve welvaartsstaat

is een actuele topic. Gesteld wordt dat de verzorgingsstaat in crisis verkeert. Dit komt

het duidelijkst aan bod in de discussies rond de betaalbaarheid van de sociale zekerheid.

De evolutie naar een activerend denken impliceert dat men het beschermende

vangnetdenken wil verlaten ten voordele van een actief burgerschap. Men poogt de

afhankelijkheidscultuur die zich in de beschermende verzorgingsstaat zou manifesteren

te vermijden. (o.m. in Lammertyn, 1999, Hubeau en Geldof, 2003). Naast een overheid

die haar verantwoordelijkheid dient op te nemen, dienen burgers plichten op te nemen

indien ze aanspraak willen maken op rechten. Participatie wordt essentieel geacht in de

samenleving, waarbij sociale beleidscomponenten gezien worden in het licht van

economische vooruitgang (zoals Lissabon-doelstellingen).

Deze verandering houdt een omslag in van een klemtoon op decommodificatie naar een

beleid dat nadruk legt op (re)commodificatie (Dingeldey, 2007: 823). Integratie in de

samenleving wordt in toenemende mate verbonden aan een contractualisering, waarbij

werk vooruit wordt geschoven als dé manier om te komen tot sociale insluiting. Zo

betogen Cook, Roche, Williams en Windebank (2001) dat een “overwhelming emphasis

has been placed on paid employment as a solution to social exclusion” (p.14). Sociaal

burgerschap is geen status meer, maar wordt gekoppeld aan een contractdenken.

(Handler: 2003:230). Mensen dienen plichten op te nemen, indien ze de rechten op een

menselijk bestaan wensen te activeren.

1.1.2. Ruimer integratieconcept Desalniettemin weerklinken in dit activeringsdebat ook stemmen om maatschappelijke

uitsluiting ruimer te kaderen en poogt men dit op beleidsvlak te behandelen. Als

uitsluiting gebeurt op diverse gebieden van het maatschappelijke leven, dient ook

insluiting in rekening te brengen dat integratie en participatie in de samenleving een

brede invulling moeten kennen. Zo krijgen OCMW’s sinds 2003 extra middelen om

participatie op sociaal, cultureel en sportvlak te stimuleren vanuit een noodzaak actief te

zijn op diverse levensterreinen van maatschappelijk kwetsbaren (Clé, 2005).

9

Page 18: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Deze masterproef situeert zich op de betekenis die een sociaal-artistieke beweging kan

hebben voor kwetsbaren, hoe dit een emanciperend karakter kan hebben en hoe

stemmen van niet-gehoorden hierin worden opgenomen.

1.2. Een veranderende samenleving Aan het eind van de 20ste eeuw spreken we niet meer over de industriële samenleving,

maar wel over de postmoderne samenleving. Beck (1997) vat deze evolutie onder de

term risicomaatschappij. Waar in moderne, industriële maatschappijen conflicten zich

situeerden rond de verdeling van maatschappelijke rijkdom, verschuift dit in de

risicomaatschappij naar de verdeling van maatschappelijke risico’s. (Hajer en Schwarz, in

Beck, 1997). Wildemeersch (1995) noemt globalisering en individualisering tegenstrijdige

tendensen die zich in de risicomaatschappij samen manifesteren.

Ondanks de ambivalentie in opvattingen kunnen we stellen dat door de globalisering de

soevereiniteit van nationale staten daalt. Supranationale instellingen krijgen een grote

impact op het nationale beleid en de globale markteconomie wint aan belang

(Lammertyn, 1999). Dit brengt onder meer een flexibilisering van arbeid met zich mee.

(Dominelli en Hoogvelt, 1996) en wordt gekoppeld aan een neoliberaal gedachtegoed,

toegespitst op individuele rechten, vrijheden en keuze (Gutall, 2007). Giddens (In Doom,

2007) ziet globalisering niet enkel als een economisch proces, maar het beïnvloedt

evengoed de sociale weefsels in de samenleving. Lammertyn (1999) poneert dat de

mondialisering van de economie vraagt om het (her)denken van de manier om om te

gaan met sociale samenhang, en wijst op de risico’s inzake sociale ongelijkheid.

Individualisering is één van de drie risico’s die kenmerkend zijn voor de

risicomaatschappij. De andere twee zijn sociaal-economische en ecologische risico’s.

(Bouverne-De Bie, 2001 & 2003).

De sociaal-economische risico’s hebben het meest raaklijnen met de vroegere verdeling

van de maatschappelijke welvaart, maar krijgen een andere invulling onder invloed van

de economische globalisering. Niet enkel het oude risico op armoede of uitsluiting van de

arbeidsmarkt valt onder deze noemer, maar gemerkt wordt dat ook ‘ingeslotenen’ in

toenemende mate worden aangesproken op flexibiliteit en productiviteit, vaak ten koste

van andere aspecten van hun leven.

De ecologische risico’s verwijzen naar de invloed die maatschappelijke, menselijke

keuzes hebben op het vlak van ecologie, zoals milieuvervuiling, kernwapens… Deze

risico’s kunnen we niet simpelweg beschouwen als externe of toevallige neveneffecten

10

Page 19: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

van ons systeem, maar zijn een rechtstreeks gevolg van de organisatie van ons

productiesysteem (Geldof, 1999).

Ten slotte refereren de risico’s inzake individualisering naar het verdwijnen van de

traditionele integratiekaders (zoals gezin, zuilen, godsdienst…), waardoor een individu in

toenemende mate zijn eigen weg kan en dient uit te stippelen.

1.2.1. Concept individualisering Individualisering kunnen we duiden vanuit de analyse die Beck (1997) maakt. Het sociaal

handelen en leven van het individu wordt in dalende mate bepaald of afgebakend door de

traditionele integratiekaders, zoals het gezin en de verzuiling. Het individu dient in

stijgende lijn zijn eigen levensweg te bepalen. Meireman (1999) stelt dat dit enerzijds

een de-traditionalisering inluidt, waar de traditionele voorgeschreven waardepatronen,

leefstijlen en bijhorende instituties het individueel gedrag minder bepalen. Anderzijds

verwijst de individualisering ook naar een toename van de keuzemogelijkheden,

waardoor een individu een grotere autonomie verwerft. Dit gaat gepaard met een grotere

tolerantie ten aanzien van andere levenswijzen, maar ook met een stijgende onzekerheid

over hoe dit leven vorm te geven. Als reflexieve individuen dient men zich ook te

positioneren ten aanzien van de keuzemogelijkheden van andere individuen en in

rekening te brengen dat deze het eigen handelen beïnvloeden (Geldof, 1999).

1.2.2. Postmoderne samenleving Er is geen eenduidige analyse wat globalisering en individualisering betekenen voor de

samenleving. Globalisering lijkt impact te hebben op het gemeenschapsniveau en het

sociale weefsel in de samenleving (supra). Wildemeersch (1995) wijst erop dat

individualisering door diverse auteurs, de ‘knockers’ genoemd, wordt gekoppeld aan een

bezorgdheid over het democratisch gehalte in de samenleving. Zo haalt Waege (in

Soenen, 2001, p.2) aan dat we in “sociale armoede” leven en er nood is aan het herstel

van het sociale weefsel. Volgens Wildemeersch (1995) vraagt het om een

genuanceerdere lezing. Individualisering brengt niet noodzakelijk een eroderende

democratische samenleving met zich mee. Een maatschappelijke analyse van de

implicaties die de postmoderne samenleving in zich draagt voor zowel het individu als de

samenleving, lijkt dan ook aangeraden.

1.2.3. Over de implicaties Maatschappelijke processen, zoals globalisering en individualisering, maken duidelijk dat

het individu in de postmoderne samenleving een andere inbedding krijgt in de

11

Page 20: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

gemeenschap. Verschillende auteurs tonen aan dat dit gevolgen heeft voor het belang

van de lokale gemeenschap en de band tussen individu en gemeenschap.

Geldof (2003) stelt dat een belangrijk gevolg van het individualiseringsproces is dat het

belang van een aantal traditionele integratiekaders, zoals het buurtniveau, afneemt.

Integratiekaders zijn onmisbaar omdat ze – volgens de auteur – “het individu verbinden

met de ruimere samenleving” (p.117). Volgens Laermans (2002) zorgt de flexibilisering

van sociale netwerken ervoor dat duurzame gemeenschapsverbanden op lokaal niveau

een dalende betekenis krijgen. De betekenis van het buurt- en wijkleven verkleint. De

vraag stelt zich wat dit betekent voor samenlevingsopbouw.

Laermans (2002) pleit voor een (stedelijk) beleid dat streeft naar een versterking van de

publieke ruimte en het sociaal-culturele weefsel. Hoewel de risico’s van de veranderende

samenleving gevolgen hebben voor elke burger, zoals Beck duidt in zijn analyse, blijkt

desalniettemin dat deze gevolgen nog altijd zeer ongelijk verdeeld zijn. Hierbij

verdwijnen klassen en sociale ongelijkheid niet en poneert men dat, naast de oude

ongelijkheden, de verdeling van risico’s de maatschappelijk kwetsbaren het sterkst raken

(Engel & Strasser, 1997 & Atkinson, 2007). Waar het buurtniveau (naast job, gezin en

religie) een eroderend integratiekader is, poneert Geldof (2003) dat de

markt/consumptie zich de functie van integratiekader wel in stijgende mate toeëigent.

Dit levert niet enkel minder stevige banden, maar ook lopen maatschappelijk kwetsbaren

een groter risico op uitsluiting. Hij betoogt dat samenlevingsopbouw aandacht dient te

hebben voor de vernieuwde relaties en de ongelijkheden in de kennis- en

netwerkeconomie. Hierbij dient niet enkel de vraag gesteld te worden hoe mensen

materiële welvaart verkrijgen, maar ook hoe ze met deze onzekerheid en

veranderingsprocessen omgaan. “Of samenlevingsopbouw nu al dan niet voor een

buurtgebonden aanpak opteert, niet-vermarkte en niet-instrumentele sociale relaties

blijven een onmisbare en vaak miskende bouwsteen voor een samenleving” (p. 121).

1.3. Sociale verbindingen Bovenstaande analyse duidt dat er een toenemende onzekerheid is van individuen om

zich te positioneren in de samenleving en dat vormen van solidariteit in onze

samenleving nodig zijn. Hierbij vormen ontmoeting en relaties met anderen een

belangrijke bouwsteen. Hannerz (In Soenen, 2006) onderscheidt vier netwerkpatronen

van stedelingen:

12

Page 21: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

• Inkapseling

Het sociale netwerk blijft beperkt tot relaties met gelijken of verwanten. Men

neemt een klein aantal sociale rollen op, waarbij in de sterkste vorm alle

activiteiten (werken, ontspannen, leven) zich in dit netwerk afspelen.

• Segregativiteit

Individuen maken deel uit van verschillende – van elkaar gescheiden –

segmenten. Het ene netwerk wordt aangesproken ter ontspanning, een ander

wordt gevormd rond het werk… In elk van deze netwerken investeert men.

• Integrativiteit

Mensen hebben verschillende netwerken, maar deze blijven niet strikt van elkaar

gescheiden. Verschillende individuen en activiteiten bevinden zich weliswaar in

afgezonderde segmenten, maar deze vermengen zich vaak.

• Afzondering

Mensen nemen een klein aantal sociale rollen op, waarbinnen geen duurzame

relaties opgebouwd worden. Vaak is dit een korte termijn patroon, maar in een

erge vorm wijst dit op maatschappelijk isolement of armoede.

Deze patronen berusten niet enkel op een individuele keuze, maar hier manifesteren zich

maatschappelijke breuklijnen in. Maatschappelijk kwetsbare groepen worden vaker

gekoppeld aan patronen van inkapseling of afzondering. Hun sociale netwerk is vaak

beperkt wat mogelijks leidt tot maatschappelijk isolement, waardoor het moeilijk wordt

om het netwerk uit te breiden. Het belang van het beschikken over een uitgebreid

netwerk ligt erin dat mensen zo in staat zijn om steun te ontvangen, zelf eerder geneigd

zou zijn hulp te bieden, en mogelijkheden krijgen om gebruik te maken van

hulpmiddelen en zich te richten tot bepaalde voorzieningen (Peters & Debosscher, 2006).

1.4. Het belang van samenlevingsopbouw

1.4.1. Maatschappelijke ongelijkheid Hierboven blijkt dat we nog steeds maatschappelijke breuklijnen in onze samenleving

aantreffen. De nieuwe maatschappelijke risico’s raken iedereen, zoals Beck (1997)

betoogt, maar de mate waarin is niet gelijk verdeeld. Maatschappelijk kwetsbaren –

lagere sociale klassen - worden meer beïnvloed door de gevolgen van de postmoderne

samenleving. Engel & Strasser (1997) benadrukken dat de risicomaatschappij er niet in

13

Page 22: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

slaagt om de klasseconflicten te overstijgen. Integendeel, stellen ze, nieuwe conflicten

scharen zich bij de reeds bestaande. Geldof (1999) poneert een zelfde kritiek, waar hij de

stelling van Beck, ‘dat smog democratisch is’, op een helling zet. Oude breuklijnen

mogen niet onderschat worden, noch zijn de nieuwe risico’s egalitair verdeeld.

Eenzelfde breuklijn geldt voor het sociale netwerk waarover iemand beschikt, waarbij

mensen in armoede, migranten en kwetsbaren globaal gezien minder beroep kunnen

doen op een sterk uitgebreid netwerk van individuen en groepen.

Het is niet evident waarneembaar of de sociale verbondenheid of het

gemeenschapsgevoel erodeert en nog moeilijker is dit te linken aan één of meerdere

causale factoren. Concepten als samenlevingsopbouw, sociale cohesie, netwerkvorming…

hoeven niet te verwijzen naar een dalende democratische samenleving, doch – in acht

nemend dat maatschappelijke ongelijkheden bestaan in deze samenleving – wijst het op

de blijvende waarde van en de noodzaak om te reflecteren over deze begrippen.

De belangstelling voor samenlevingsopbouw is geen recent fenomeen, maar het concept

krijgt een andere invulling naargelang de maatschappelijke context. Gemerkt wordt dat

mensen in stijgende mate vluchtige contacten aangaan, dat botsingen kunnen ontstaan

tussen verschillende culturen, dat het minder evident is voor het buurt/wijkniveau om

mensen in te sluiten in de samenleving, dat sociale netwerken diverse vormen kunnen

aannemen die verschillen in hun potentieel om mensen kansen te geven in de

netwerksamenleving…

De meest belangrijke en overkoepelende waarneming in de samenleving is dat oude

breuklijnen blijven bestaan. Integratie in de samenleving vertrekkend vanuit een

disciplinerend kader of een verwachting dat men zich aanpast aan een maatschappelijke

norm, bevestigt terug deze uitsluitingsprocessen. Bouverne-De Bie (2003) verwijst naar

een structurele benadering van sociale integratie. Hierbij staan de maatschappelijke

voorwaarden tot integratie niet vast, maar dienen continu te worden gerealiseerd in een

samenleving.

Maatschappelijk kwetsbare groepen zijn in grotere mate onderhevig aan dwingende

maatregelen, aan een beperkte invulling van integratie en hebben minder impact op hoe

deze concepten worden vormgegeven. Bepaalde groepen of individuen in de samenleving

blijven uitgesloten, hebben in ongelijke mate toegang tot voorzieningen, kunnen minder

hun zeg doen over het functioneren van de samenleving en leven in precaire

omstandigheden.

Een sterker argument om te blijven bouwen aan de samenleving, om het blijven

‘opbouwen’ van de samenleving vinden we niet.

14

Page 23: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

1.4.2. Lokale niveau Baert, Duyvendak en Hellinckx (2003) stellen een lokale aanpak voorop om in te gaan op

de steeds veranderende kwesties van sociale integratie, sociale participatie en sociale

cohesie. Men stelt hierbij dat zowel de politiek als het sociale en culturele veld terug

toenemende aandacht geven aan het lokale niveau. “(…) de lokale samenleving wordt

vandaag (opnieuw) bekeken als een integratiekader, als een schaal waarop mensen een

brug kunnen slaan tussen het private en het publieke, als een plaats waar het individu

zijn maatschappelijke rollen aanleert en uitoefent, een plaats waar men ‘erbij kan horen’

en men in diversiteit kan ‘samen leven’” (p. 60). De motivatie voor deze keuze is dat een wijk een meer werkbaar kader is om sociale

cohesie te bewerkstelligen en om achterstelling aan te pakken. Dit lokale niveau biedt de

meeste kansen om een integrale en inclusieve aanpak van sociale problemen mogelijk te

maken.

Desondanks wordt gesteld dat dit interventiekader evengoed een relatief beperkte

oplossingskracht heeft. We kunnen oorzaken van problemen die merkbaar zijn op lokaal

niveau, niet (enkel) zoeken in dit kader, zeker niet bij problemen zoals kansarmoede of

achterstelling. Ledwith (2001) pleit voor radicale samenlevingsopbouw, waarbij men

interageert tussen het lokale en globale niveau. Netwerkvorming is essentieel, maar

dient te worden verruimd naar een structurele analyse van maatschappelijke problemen

en ook op hogere niveaus dient men werkzaam te zijn rond achterstellingproblematieken.

De focus op een gemeenschap leggen hoeft dus niet te impliceren dat een lokaal niveau

een beheerser wordt van structurele problemen.

15

Page 24: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Hoofdstuk 2. Sociaal-Artistieke Prakijken

2.1. Inleiding Sociaal-artistieke praktijken zijn een jonge werkvorm, in de zin dat ze slechts sinds een

aantal jaren kunnen rekenen op een structurele inbedding. Het Kunstendecreet (2004)

voorziet in deze verankering, waarbij de praktijken ressorteren onder het cultuurbeleid.

Deze structurele aandacht impliceert niet dat er voorafgaand aan deze evolutie geen

werkingen of activiteiten bestonden die artistieke creaties koppelden aan een sociale

dimensie, maar wel dat men vanuit beleidshoek poogde deze praktijken een eigen plaats

te geven.

2.2. Korte historiek De sociaal-artistieke werkvorm kunnen we beschouwen als een koppeling van de

cultuursector met de welzijnssector, met prioritaire aandacht voor maatschappelijk

kwetsbare groepen. Essentieel voor de ontwikkeling en bloei van de sociaal-artistieke

praktijk is de verruiming van zowel het cultuurbegrip als het armoedebegrip.

2.2.1. Over maatschappelijke kwetsbaarheid Vranken, De Boyser & Dierckx ( 2003) definieren armoede als “een netwerk van sociale

uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve

bestaan” (p.36). Dit leidt tot een kloof tussen armen en de algemeen aanvaarde

leefpatronen in de samenleving. Een kloof die armen niet op eigen kracht kunnen

overbruggen. Kansarmoede wordt door Kind en Gezin omschreven als “een duurzame

toestand waarbij mensen beknot worden in hun kansen om voldoende deel te hebben

aan maatschappelijk hooggewaardeerde goederen, zoals onderwijs, arbeid en

huisvesting.”4

Daar waar een individueel begrijpen van armoede lange tijd het denken overheerste,

blijkt dat in deze meer recente benaderingen de maatschappelijke context waar armen in

leven, wordt bevraagd. Daarbij wordt armoede een multi-dimensionaal begrip, waar niet

louter meer aandacht uitgaat naar de financiële beperkingen. Zowel de algemene website

over armoede5 als het jaarboek over armoede en sociale uitsluiting (2005) tonen dit web

van domeinen door een aantal kerngebieden aan te halen waarop mensen worden

uitgesloten. Deze structurele kloof omvat naast inkomen, ook werk, onderwijs, recht,

wonen… en cultuur. Mensen in armoede blijven verstoken van alle basisrechten

4 Website kind en gezin 5 www.armoede.be

16

Page 25: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

(Spiesschaert, 2005). De uitsluiting op het vlak van participatie is de overkoepelende

noemer die de voorgaande overspant. Armen bekleden niet enkel een minderwaardige

positie op verschillende vlakken, maar ze hebben/krijgen ook niet de mogelijkheden

hieraan te participeren.

Naast de structurele kloof onderscheidt Spiesschaert (2005) nog een aantal andere

kloven.

De vaardigheidskloof toont dat men – vanuit middenklasse-idealen - vaak vertrekt vanuit

de evidentie om deel te nemen en deel te hebben vanuit middenklasse-idealen, waar

achtergestelden deze vanzelfsprekendheid ontberen (De Myttenaere in Ramoudt, 2005).

Het gebrek aan kennis over de werking van de samenleving en de geringe kansen – vaak

door het beperkte sociale netwerk - die mensen krijgen om deze op te bouwen,

betekenen een nieuwe kloof in de armoedeproblematiek.

De gevoelskloof wijst erop dat men zich ook een zelfwaarde toeschrijft op basis van deze

uitsluiting, waarbij men poogt erbij te horen, maar evengoed achterblijft met een

gekwetste binnenkant.

Ten slotte kunnen we de (positieve) krachtenkloof aanhalen. Uitgeslotenen worden te

vaak benaderd vanuit hun problemen. Meer aandacht moet gaan naar hun potentieel en

krachten.

Bovenstaande uitsluitingsdomeinen bevragen zowel de maatschappelijke structuren op

hun democratisch karakter als dat ze als mede-oplosser van het probleem naar voor

worden geschoven.

2.2.2. Over cultuur Naast een verruiming van het armoedebegrip poogt men ook het cultuurbegrip ruimer te

kaderen. Waar men lange tijd vertrok vanuit een burgerlijk canon om de

hooggewaardeerde cultuur bij te brengen aan de minderbedeelden, lijken we de laatste

decennia de opdeling hoog-laagcultuur te verlaten. Het begrip cultuur kent een

verruiming, waarbij cultuur niet langer een luxe hoeft te impliceren. In de huidige

maatschappij is de omvang en aard van cultureel bezig zijn verveelvoudigd. (Pinxten,

2002). Weliswaar blijft het mogelijk segmenteringen te maken in cultuurvormen. Zo

onderscheiden Claeys, Elchardus en Vandebroeck (2005) smalle van brede cultuur

naargelang het publieksbereik van de culturele uiting. Ondanks de poging af te stappen

van een waardeoordeel – wat we alleen maar kunnen toejuichen –, blijkt uit het

onderzoek van de TOR-groep dat deelname afhankelijk is van onder meer geschooldheid.

Lievens & Waege (2005) halen in dezelfde lijn de invloed van opleiding en het sociale

netwerk als determinerende factoren aan.

17

Page 26: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Op het vlak van cultuurparticipatie worden een aantal drempels6 onderscheiden die

ervoor zorgen dat kwetsbare groepen minder deelnemen aan het culturele leven. Net

zomin als we armoede volledig kunnen vatten vanuit een inkomensgebrek, kunnen we de

non-participatie van maatschappelijk kwetsbaren herleiden tot de financiële kost die een

culturele gebeurtenis vaak met zich meebrengt.

Bereikbaarheid, taalgebruik in het informeren, een incompatibiliteit tussen de

programmatie en de eigen tijdsindeling zijn enkele van deze hindernissen. Vos (2003)

haalt aan dat de samenstelling en de grootte van het sociale netwerk ook een belangrijke

impact hebben op de deelname, aangezien veel culturele gebeurtenissen bij voorkeur

worden bijgewoond of beleefd in groep en mensen in precaire omstandigheden vaak een

beperkt en/of weinig cultureel geïnteresseerd netwerk hebben. Haesendonckx (2001)

stelt dat dit leidt tot drempels op het vlak van statusmotivatie en statusverlegenheid.

Daarnaast speelt het gebrek aan culturele competentie vaak een rol in de non-

participatie. Culturele competentie verwijst naar een “referentiekader dat voortvloeit uit

een basisvertrouwdheid met het culturele gebeuren, als (voor)kennis, mentale openheid

en het vermogen om met kunst en cultuur om te gaan” (Lievens, Waege & De

Meulemeester, 2006, p. 24). Laermans (2001) koppelt cultureel kapitaal aan de primaire

socialisatie en onderwijs. De mate waarin dit kapitaal aanwezig is, is gebonden aan

sociale verschillen en resulteert in klassegebonden onderscheiden culturele competenties.

Vaak beschikken armen in onvoldoende mate over de competentie vereist in het culturele

veld, wat bepaald wordt door opvoeding en vorming, ervaring en milieu van herkomst

(Vos, 2003). In een analyse van drempels moeten we de onderlinge verwevenheid zien die de

participatie tot cultuur determineert. Even goed vraagt de non-participatie van

kwetsbaren dat rekening wordt gehouden met het netwerk van uitsluitingen, die zich

afspelen op structureel en vaardigheidsniveau, maar evengoed gedetermineerd worden

door (en op hun beurt determineren ze) de gevoelscomponent. Het concept culturele competentie toont de dubbelheid die sociaal-artistieke praktijken

met zich meedragen. De vraag naar toeleiding naar het bestaande cultuuraanbod versus

de opbouw van culturele uitingsvormen van niet-gehoorden komt in het derde hoofdstuk

aan bod, waar Corijn (2002, infra) een waardevol kader levert dat afstapt van de

individuele connotatie verweven in het begrip culturele competentie.

6 Gebaseerd op Vos (2003) en Haesendonckx (2001)

18

Page 27: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

2.3. Koppeling cultuur en welzijn Het Algemeen Verslag over de Armoede (Koning Boudewijnstichting, 1994) demonstreert

de twee begripsverruimingen van cultuur en armoede en de koppeling ertussen,

aangezien de (cultuur)opvattingen van minderbedeelden als uitgangspunt gelden. Dit

verslag geeft een belangrijke impuls aan het ontstaan van sociaal-artistieke praktijken.

De Belgische Grondwet expliciteert in 1993 het recht op culturele en maatschappelijke

ontplooiïng (Art. 23). Dit is een meer expliciete uiting van de Universele Verklaring van

de Rechten van de Mens (1948) waarbij eenieder het recht heeft “om vrijelijk deel te

nemen aan het culturele leven en om te genieten van kunst” (art. 27). Het artikel 23

krijgt met het AVA (1994) een meer duidelijke invulling, waar een abstract recht wordt

vertaald naar een verslag door de armen zelf vormgegeven. Hierbij benadrukt men dat

“… de culturele armoede een veel grotere uitsluiting bewerkt dan de economische

armoede. Treft de economische armoede de mens vooral in alle zaken die betrekking

hebben op “het hebben” of op de meer uitwendige aspecten van het leven, de culturele

armoede daarentegen treft de mens in zijn gehele wezen, in het ‘zijn’, in zijn zelfwaarde

en in zijn betekenis voor anderen” (p. 295). Cultuur wordt hier in een brede betekenis

opgevat. Gesteld wordt dat mensen in armoede uitsluiting ervaren op het vlak van de

mogelijkheid om deel te nemen aan cultuur in de enge betekenis (kunsten), maar

evengoed ervaren zij dat ze te weinig deel kunnen nemen aan de vormgeving van de

samenleving, met aandacht voor hun ideeën, wensen, overtuigingen…

2.4. Sociaal-artistieke praktijken

2.4.1. Ontstaan werkvorm Resulterend uit bovenstaande verwezenlijkingen ontpoppen sociaal-artistieke praktijken

zich. De Koning Boudewijnstichting in samenwerking met vzw Kunst en Democratie geeft

een belangrijke impuls met de projectoproep Art 23*. Initiatieven worden ondersteund

die een artistieke dimensie koppelen aan een proces van sociale integratie (Leye, 2004).

Daarnaast krijgt de bloeiende werkvorm steun en vorm vanuit internationaal onderzoek

dat het belang van cultuurparticipatie in armoedebestrijding, in persoonlijke ontplooiïng…

benadrukt (o.m. Matarasso, 1997, Newman, Curtis en Stephens, 2003 & Carey en

Sutton, 2004).

Wat tot 2000 kan omschreven worden als een werkvorm die zijn kinderjaren doorloopt

en zijn toelagen krijgt via losstaande projecten, wordt in het beleid van Anciaux

gegroepeerd onder de noemer ‘sociaal-artistiek’. Sociaal-artistieke projecten kunnen tot

2003 ondersteuning krijgen in een beleid dat ruimte laat aan de praktijk om te

experimenteren en zich te ontwikkelen. Dit dient de mogelijkheid te creëren om de

19

Page 28: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

praktijk vorm te geven met het oog op een toekomstige structurele verankering. Tot eind

2005 blijft men werken met experimenteerreglementen, maar vanaf 2006 kunnen enkele

organisaties rekenen op een structurele subsidie zoals voorzien in het Kunstendecreet,

waaronder de Unie der Zorgelozen.

2.4.2. Het Kunstendecreet Het Kunstendecreet (2004) voorziet in een aantal ondersteuningssystemen voor de

werkvorm. Naast subsidies voor sociaal-artistieke organisaties en projecten sociaal-

artistiek werk kunnen ook kunstenorganisaties aanspraak maken op ondersteuning als ze

een sociaal-artistiek luik opnemen binnen hun werking. Het decreet legt een aantal

vereisten op inzake de kwaliteit en uitwerking van het concept, de betrokkenheid van de

deelnemers, de kwaliteit van de procesbegeleiding, de samenwerking met kunstenaars,

de artistieke praktijk en sociale en culturele organisaties, de vernieuwende functie.

Demeyer en Van Pee (2003) onderkennen vier algemene aspecten in de omschrijving

van sociaal-artistieke projecten:

• “een artistiek proces dat creativiteit, verbeelding en confrontatie genereert;

• een sociaal proces dat sociale en culturele breuklijnen uit de samenleving

binnenbrengt;

• een deskundig, grensoverschrijdend samenwerkingsverband tussen sociale en

culturele actoren;

• een directe betrokkenheid van personen in situaties van kansarmoede en sociale

en/of culturele uitsluiting.” (p. 26) Hoewel de sociaal-artistieke werkvorm tal van verschijningsvormen kent, blijken deze

vier kenmerken essentieel om de werking af te bakenen. De duidelijke combinatie van

een productzijde (de artistieke component) en een proceszijde (de sociale component) is

in alle werkingen aanwezig, weliswaar telkens vanuit een eigen profiel vormgegeven.

Leye (2004) stelt dat deze werkvorm ontstaat vanuit armoedebestrijding en de roep naar

toeleiding tot cultuur, maar actueel onder meer wordt verruimd naar het inschakelen in

stedelijke ontwikkeling. De analyse van Van Looveren (2003) duidt dat een werkvorm die

in de naweeën van het Algemeen Verslag over de Armoede ontstond in het kader van

armoedebestrijding, deze strijd sinds de reglementering van 2000 niet meer duidelijk in

zich draagt. Ze wijst erop dat een verschuiving merkbaar is van armoedebestrijding naar

integratie van kwetsbare groepen – wat eerder duidt op de toeleiding tot het dominante

(culturele) discours – en tenslotte naar stedelijke ontwikkeling. Ze stelt dat wanneer we

oprecht bezorgd zijn om het probleem van armoede en sociale uitsluiting, we sociaal-

artistieke projecten moeten schatten op hun eigen waarde.

20

Page 29: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Hoofdstuk 3. Link tussen samenlevingsopbouw en

sociaal-artistieke praktijken

3.1. Het maatschappelijk belang Armen geven in het AVA onder meer aan een gebrek te ervaren aan deelname aan het

culturele leven. Dit vormde de basis voor sociaal-artistieke praktijken die een koppeling

maken tussen een precaire maatschappelijke situatie en toegang tot en/of deelname aan

het culturele leven. Dit noopt tot de vraag wat de maatschappelijke relevantie is van

deze praktijken.

Al werd dergelijke koppeling voorheen al gemaakt in bijvoorbeeld bepaalde vormen van

politiek theater, na de grondwetswijziging en het AVA evolueren de sociaal-artistieke

praktijken gevat onder experimenteerregelingen naar een structureel ingebedde praktijk.

Dit impliceert dat het beleid in toenemende mate het belang van deze praktijken

valoriseert en men deze een maatschappelijke functie toedicht. Laermans (2001) wijst

erop dat beleidsvoering – dus ook het cultuurbeleid – niet neutraal is. Men maakt binnen

het beleid keuzes, waarbij geen algemene culturele consensus geldt, maar men

tegelijkertijd wel een bindend waarderend oordeel uitspreekt. Het wijst op een oordeel

inzake relevantie van bepaalde praktijken.

Deze relevantie van dergelijke praktijken kunnen we kaderen onder twee grote noemers

die verder zullen worden uitgewerkt.

• Democratiseringsbeweging van cultuur

• Waarde van cultuur in een democratische samenleving

3.2. Democratiseringsbeweging Bovenstaande noemer kunnen we rechtstreeks kaderen binnen de ontstaansgeschiedenis

van sociaal-artistieke praktijken. Maatschappelijk kwetsbare groepen nemen minder deel

aan het culturele leven (o.m. Vos, 2003, Haesendonckx, 2001, Claeys et al., 2005). De

wijziging van de grondwet stelt dat iedereen het recht heeft op culturele en

maatschappelijke ontplooiïng en het AVA geeft aan dat armen willen participeren aan het

culturele leven. Dit leidt tot de roep om de culturele deelname van maatschappelijk

kwetsbare groepen mogelijk te maken en/of om hun culturele uitingsvormen op te

nemen.

21

Page 30: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

3.2.1. Democratiseren van cultuur Men poogt de toegang tot het culturele leven te verlagen, door bijvoorbeeld

cultuurcheques, drempelverlagingen in organisaties… Haesendonckx (2001) wijst erop

dat het niet wíllen deelnemen een keuze is, het niet kúnnen weerspiegelt uitsluiting. Dit

is waar Evrard (1997) naar verwijst als hij spreekt over democratizing culture.

Sociaal-artistiek werk levert vaak een bijdrage tot het democratiseren van cultuur. Vanuit

de bemerking dat diverse drempels het moeilijk maken voor maatschappelijk

achtergestelden om deel te nemen aan de samenleving, bieden bepaalde praktijken de

mogelijkheid aan individuen om zich culturele codes eigen te maken.

3.2.2. Culturele democratie Tegenstrijdig met bovenstaande initiatieven keren bepaalde sociaal-artistieke praktijken

zich tegen deze opvatting. Zo stelt Vuile Mong (in Laveyne, 2006) in vraag of kwetsbaren

wel dienen te worden toegeleid tot een hoge cultuurvorm.

Dit sluit aan bij een belangrijke waarde die sociaal-artistieke initiatieven kunnen hebben

in een democratie-denken. Bemerkt wordt dat het culturele leven een weerspiegeling is

van de dominante groepen in de samenleving. Corijn ( 2002) wijst erop dat niet elke

“dagelijksheid” (p.13) - verwijzend naar zijn opvatting over het begrip cultuur - een

referentie vindt in het culturele aanbod. Hierbij kunnen praktijken worden benaderd

vanuit het mogelijk maken van culturele uitingsvormen van niet-gehoorden. Of hoe men

streeft naar een cultural democracy (Evrard, 1997).

3.3. Waarde van cultuur in democratie De twee bovenstaande opvattingen, verwijzend naar democratische cultuur en culturele

democratie, krijgen actueel veel aandacht. Minister van Cultuur, Bert Anciaux, heeft

tijdens zijn ambtstermijn het cultuurparticipatiedebat sterk op de voorgrond gebracht.

Hierbij streeft hij zowel naar een vermeerdering van participanten aan cultuur als naar de

verruiming van het culturele aanbod. De Koning Boudewijnstichting poogt initiatieven die

de link tussen armoede en cultuur maken aan te moedigen, Thuis in de Stad laat ruimte

voor innovatieve projecten die deze koppeling maken… Ook internationaal gezien wordt

aandacht geschonken aan projecten die de link tussen cultuur en welzijn maken. Dit alles

wijst op een geloof dat participatie aan en in cultuur een waarde heeft in onze

samenleving. Doorheen de masterproef worden sociaal-artistieke praktijken beschouwd

vanuit de waarde die ze hebben in samenlevingsopbouw. Dit vraagt om een kadering van

het onderzoek dat werd gedaan naar de mogelijkheden die sociaal-artistieke werkingen

hebben in de gemeenschap en het geloof dat men (doelend op beleidsmakers op politiek

en praktijkvlak) hecht aan deze vorm.

22

Page 31: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

3.3.1. Nationaal kader Kunst en democratie fungeert als steunpunt voor sociaal-artistieke projecten. In zijn

eigen missie toont het duidelijk de twee grote noemers aan die hierboven aangehaald

werden: naast het toegankelijk maken van cultuur gebruikt men ook cultuur als hefboom

voor meer democratie. “Meer cultuur door democratie en meer democratie door cultuur”

(website Kunst en Democratie). Minister Anciaux analyseert in de beleidsnota cultuur 2000-2004 culturele competentie.

Hij wenst dit ruim te kaderen. Niet enkel het omgaan met cultuurgoederen staat

centraal, maar ook de mogelijkheid om kritische en actieve deelnemers te

bewerkstelligen, waarbij cultuur wordt gezien in het licht van zingeving en emancipatie.

In zijn beleidsperiode werd een structurele uitwerking van de praktijk mogelijk. Hij doet

dit vanuit een geloof dat sociaal-artistieke praktijken een meerwaarde hebben op het

vlak van gemeenschapsvorming. Hij is overtuigd dat “ (…) kunst, cultuur en artistiek

werk een hele goede hefboom kunnen zijn voor het sociale weefsel in onze samenleving”

(TerZake Cahier, 2001, p. 3). De beleidsnota cultuur 2004-2009 ondersteunt deze

cementfunctie van sociaal-artistieke initiatieven.

geloven

Het geloof in sociaal-artistieke praktijken wordt ook vanuit een aantal praktijk- en

theoriemensen benadrukt. Vastesaeger en Caron (2001) omschrijven de bedoeling van

sociaal-artistieke projecten als het mogelijk maken via een verhoogde culturele

competentie dat mensen sterker worden en zich (deels) uit hun achterstellingspositie

kunnen verheffen. Kesteloot (2000) stelt dat deze initiatieven een basis vormen voor

netwerkvorming op het lokale niveau.

3.3.2. Internationaal kader Ook internationaal gezien hecht men belang aan deze praktijk. Hier refereert men er

naar als ‘community arts’. Een vergelijkend onderzoek van Ciancio ( in Van Schoorisse,

2005) inzake sociaal-artistieke praktijken in België en community arts in Groot-Brittanië

wijst erop dat deze twee niet staan voor dezelfde begripsinhoud. Zo ontstaan sociaal-

artistieke praktijken in België vanuit overheidsimpulsen, waar ze zich in Groot-Brittannië

vaak ontpoppen vanuit de praktijk. In België maken we telkens de link tussen het sociale

en culturele veld, en kiezen we – volgens de auteur- ook resoluter voor achtergestelde

groepen. Deze koppeling en keuze is er internationaal niet altijd. Desalniettemin kiest

men in beide voor een inbedding van een artistieke component in een sociaal proces en

plaatst men sociale en culturele uitsluiting voorop. Community arts kennen in het

Verenigd Koninkrijk, Nederland, Zuid-Afrika een sterk uitgewerkte praktijk.

23

Page 32: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Matarasso (1997) heeft een overzicht gemaakt van de voordelen die kunnen groeien uit

een deelname aan participatieve cultuurprojecten. Hieruit vloeien 50 punten voort die

worden gebundeld onder zes noemers7, waaruit zowel individuele voordelen als baten

voor de gemeenschap blijken.

• Persoonlijke ontwikkeling

• Sociale cohesie

• Empowerment van de gemeenschap en van zelfbeschikkingsrecht

• Beeldvorming (van buurt) en identiteit

• Verbeelding en visie

• Gezondheid en welzijn Daarnaast merken we internationaal ook dat opbouwwerk vaak culturele expressie

gebruikt om te werken aan samenlevingsopbouw (vb. Kay, 2000, Carey en Sutton, 2004,

Meade en Shaw, 2007). Newman, Curtis & Stephens (2003) vatten op basis van reeds uitgevoerde onderzoeken

de voordelen die kunnen resulteren uit cultuurprojecten in een gemeenschap samen. Dit

wordt gevat onder 4 grote pijlers (p. 318):

• Personal change: zelfvertrouwen, nieuwe vrienden…

• Social change: samenbrengen van verschillende groepen, sterker

gemeenschapsgevoel…

• Economic change: mensen aan een job helpen, beter imago van de gemeenschap

waardoor er meer wordt geïnvesteerd…

• Educational change: mogelijks betere schoolresultaten. Culturele expressie en culturele opbouw dragen bij tot de ontplooiing zowel van het

individu als van de gemeenschap. Ze stimuleren netwerkvorming en empowerment van

individuen. Hoewel community arts volgens Ciancio minder de nadruk leggen op

maatschappelijk gedepriveerden, merken we dat vele projecten worden opgezet in een

lokale gemeenschap met kwetsbare groepen. Zo stelt Kay (2000) dat community arts

een belangrijke rol te spelen hebben in de heropbouw van gedepriveerde gebieden met

achtergestelde bewoners.

7 Vertaald in Vos (2003). Cultuurparticipatie van maatschappelijk kwetsbare groepen. Bijlage E.

24

Page 33: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Hoofdstuk 4. Ruimere kadering van

samenlevingsopbouw

4.1. Omschrijving samenlevingsopbouw Het Handboek Samenlevingsopbouw (2003) omschrijft samenlevingsopbouw als “een

verzamelbegrip voor sociaal-agogische interventies waarbij lokale

samenlevingsverbanden worden gemobiliseerd om een bijdrage te leveren tot de aanpak

van collectieve problemen. Wezenlijk voor dit werk is het bevorderen van

burgerparticipatie, in die zin dat de zogenaamde probleembetrokkenen, de mensen die

rechtstreeks met knelpunten in hun woon- en leefomgeving te maken hebben, actief

deelnemen aan zowel de probleemformulering als de probleemoplossing” (p.5).

Vanuit deze definitie van samenlevingsopbouw werkt men samen met en streeft men

naar participatie van probleemdragers. Toch wordt deze afbakening in de masterproef

geproblematiseerd omdat ze geen perspectief insluit waartoe dergelijke initiatieven

(moeten) leiden en niet aangeeft hoe processen binnen deze visie worden vormgegeven.

4.1.1. Dubbelkarakter van het welzijnswerk Het lijkt evident dat praktijken die probleemdragers centraal stellen, gekaderd worden

binnen een emancipatorisch perspectief. Toch blijkt deze opvatting niet altijd te refereren

naar de realiteit. Bouverne-De Bie (2003) verwijst naar het dubbelkarakter van

agogische interventies, waar de bevestiging van vigerende, dominante probleemdefinities

op gespannen voet staat met de mogelijkheid tot emancipatie of de ruimte tot het in

vraag stellen van deze probleemdefinities. Wacquant (2001) duidt dat welzijnspraktijken

in Europa beïnvloed worden door de Amerikaanse praktijk. Hoewel onder het neo-

liberalisme een beweging plaats vindt die staatsinterventie lijkt af te weren, zien we

paradoxaal genoeg dat de overheid in de Verenigde Staten binnen het penale model in

toenemende mate wordt aangesproken op bestraffing. Dit vanwege de nood om de

onregelmatigheden en problemen voortvloeiend uit het vrije marktdenken te

compenseren. De auteur wijst erop dat in de Verenigde Staten het bestraffende model

het welzijnsmodel volledig gaat overschaduwen. In Europa is deze invasie niet zo

drastisch, aangezien de twee noemers afzonderlijk bestaan in het beleid, maar toch wijst

hij erop dat het gevaar bestaat dat het welzijnsmodel in de toekomst volledig vervaagt.

Een aansluitende analyse over opbouwwerk/samenlevingsopbouw wordt gemaakt door

Shaw en Martin (2000). Een reflectie wordt gemaakt over de relatie tussen opbouwwerk,

visies op burgerschap en de invulling van democratie in Groot-Brittannië. Hieruit blijkt

dat samenlevingsopbouw gevat zit in het spanningsveld tussen beheersing en

25

Page 34: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

emancipatie, en afhankelijk van de tijdscontext een andere functie opneemt in dit veld.

In de beginperiode van de verzorgingsstaat en gevoed door het vooruitgangsgeloof

beschouwt men problemen als armoede, werkloosheid… als tijdelijke fenomenen die mits

goede wil en individuele inzet vrij snel te verhelpen zijn. Van een denken vanuit het

structurele niveau is geen sprake. Samenlevingsopbouw wordt vaak ingezet op lokaal

niveau om de pijnpuntjes in een goede samenleving op te lossen. Hoewel een

marxistisch-socialistisch denken poogt een structurele analyse van problemen in te

brengen en de normerende functie die de werkvorm opneemt ten voordele van de staat

aanklaagt, is het – volgens de auteurs - weinig bruikbaar voor de praktijk van het

opbouwwerk. In de jaren ‘80-‘90 wordt samenlevingsopbouw gevat vanuit een

vermarkting onder het mom van een enabling state. De nadruk komt hier terug te liggen

op het individu. Economische doelen krijgen een overwicht op sociale perspectieven.

Hoewel deze analyse verwijst naar een ander nationaal kader werd hoger al aangehaald

dat de activerende verzorgingsstaat/de enabling state en de geglobaliseerde

markteconomie zich ook manifesteren in België. Afhankelijk van de context en de

overtuigingen op (trans)nationaal niveau, blijkt dat samenlevingsopbouw een andere

invulling krijgt en andere accenten legt in het spanningsveld tussen beheersing en

emancipatie.

4.1.2. Interpretatie van samenlevingsopbouw De visie van Martin en Shaw (2000) inzake de evolutie van samenlevingsopbouw sluit

aan bij het emancipatorische kader van waaruit sociaal-artistieke praktijken benaderd

worden in het onderzoek. Een democratische vernieuwing kan slechts als we

samenlevingsopbouw [sociaal-artistieke werkvorm] beschouwen als een forum waar

diverse groepen hun stem kunnen laten horen. Burgerschap is geen vastomlijnd

gegeven, voorgeschoteld vanuit een formele institutie, maar krijgt betekenis vanuit een

collectieve sociale praktijk. De rol van samenlevingsopbouw in democratische

vernieuwing ligt in het bewerkstelligen van een proces “in which people in communities

are regarded as critical allies and creative actors in the building of a new and inclusive

kind of democracy” (p. 412).

Sociaal-artistieke praktijken bieden mogelijkheden voor dit emancipatorisch ideaal, daar

waar men start vanuit een krachtenperspectief, men een dialogisch proces vooropstelt en

er mogelijkheden liggen om burgerschap en participatie in te vullen naargelang de

concrete context.

26

Page 35: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

4.2. Keuze voor een kritisch-emancipatorisch kader

4.2.1. Perspectief op sociale problemen De verschuiving naar een neo-liberaal discours en een activerende verzorgingsstaat

maakt dat er veel nadruk komt te liggen op een actief burgerschap. Problematisch

hieraan is dat men een model van een samenleving naar voor schuift, waarin mensen

zich moeten integreren en waaraan ze moeten participeren.

Bouverne-De Bie (2003 & 2006) daarentegen benadert samenlevingsopbouw als een

perspectief op sociale problemen, waarbij de nadruk ligt op de participatie van

‘probleemdragers’.

Ze wijst erop dat een participatief begrip binnen de samenlevingsopbouw zowel op een

methodisch-technische manier vorm kan krijgen als zich vanuit een kritisch-politieke visie

kan ontplooien.

Het eerste kunnen we koppelen aan de roep om actieve burgers te creëren, waarin wel

wordt gewerkt aan de toegankelijkheid van maatschappelijke structuren. Dit kan door

aan het beleid te schaven, zodat iedereen gelijke kansen heeft om eraan deel te hebben

en deel te nemen.

De kritisch-politieke invulling van participatie vult de deelname aan het beleid radicaler

in. Participatie omschrijft de auteur als “deelname aan de samenleving als historisch

gevormd, maatschappelijk project” (2003, p. 45). Het is niet voldoende participatie op te

vatten als bijdragen tot het beleidsproces, maar het wordt hier een beleidsvoorwaarde.

In deze opvatting moeten we samenlevingsopbouw behandelen als een beleidsforum,

waar elkeen kan bijdragen tot een analyse van maatschappelijke problemen.

4.2.2. Kritisch-politieke benadering Volgens Soenen & De Bie (2002) wordt samenlevingsopbouw vanuit een kritisch-politieke

benadering een vorm van ‘culturele actie’: “het proces van twijfel en bevragen van de

werkelijkheid, waardoor deze haar evidente ‘waarheidsgehalte’ verliest, en vatbaar wordt

voor verandering (Freire, 1972)” (p.18).

Hoger bleek dat samenlevingsopbouw en de daarmee verwante participatie en

gemeenschapsvorming geen afgebakende begrippen zijn, maar hun betekenis ontlenen

aan een bepaalde visie op de samenleving. Vertrekkend vanuit een kritisch-politiek

perspectief, dat de problematisering van de structurele verbanden en de samenleving

vooropstelt, kunnen we sociaal-artistieke praktijken analyseren vanuit hun bijdrage aan

de emancipatie van maatschappelijk kwetsbaren. Hierbij worden hun visies en leefwereld

uitgangsbasis van de maatschappelijke analyse.

27

Page 36: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Mijns inziens dient het werken met maatschappelijk uitgestotenen altijd gekaderd worden

binnen een keuze voor een kritisch-politiek veranderingsmodel, wil het werkelijk een

stem geven aan de uitgestotenen.

Kritisch-emancipatorische benaderingen zien een interventie niet los van een ruimere

maatschappelijke analyse op macro-niveau. (Bouverne De Bie, 2003). Freire toont in zijn

Pedagogie der Onderdrukten (1972) dat er in ‘pedagogische’ settings nood is aan een

dialogische relatie om emanciperend te werken. Dit vraagt om het vertrekken vanuit de

ervaren realiteiten van diegenen die tot dat moment hun stem niet kwijt konden in het

maatschappelijke debat. Betrokken op sociaal-artistieke projecten stelt Corijn dat we een

cultureel en democratisch deficit kennen: “niet elke dagelijksheid vindt een referentie in

het bestaande culturele aanbod. Het is een uitdaging op de niet dagelijkse momenten, in

de tegentijd, een cultureel platform te ontwikkelen waarin de reëel bestaande

verscheidenheid zichtbaar wordt en waarin artistieke producten worden ontwikkeld die

uiteindelijk op hun beurt kunnen worden verwerkt in een interculturele interactie tot

culturele producten die weerklinken in de verschillende ‘tradities’ of referentiepatronen.”

(2002, p. 13). Door het bewerkstelligen van een kritisch bewustzijn van de werkelijkheid

en door dergelijke ervaringen uit te wisselen, kan deze realiteit ook veranderen in de

richting van meer humaniteit, aldus Freire (1972).

4.3. Netwerkvorming en emancipatie Samenlevingsopbouw betrokken op sociaal-artistieke praktijken, wordt vanuit deze visie

richting gegeven vanuit twee grote noemers: netwerkvorming en emancipatie. Maatschappelijk kwetsbaren hebben vaak een beperkt sociaal netwerk (supra). De

praktijkgids sociale cohesie stelt dat, volgend op de maatschappelijke veranderingen en

de vele individuele vrijheid die mensen verwierven, mensen een gebrek ervaren aan

betrokkenheid en verbondenheid (Peters en Debosscher, 2006). De analyse die Soenen

(2006) maakt over netwerkpatronen, toont aan dat maatschappelijk kwetsbaren vaak in

patronen van inkapseling of afzondering zitten. Netwerkvorming kunnen we zowel interpreteren als de basis die mensen hebben om

volwaardig deel uit te maken van een groep en de ruimere samenleving en zich op deze

te kunnen beroepen indien nodig, als de eerder structurele netwerken en verbindingen

die ontstaan tussen de Unie der Zorgelozen (en hun participanten) en andere

organisaties/netwerken.

Netwerkvorming is een element om te komen tot uitwisseling van betekenissen en een

gedeelde gemeenschap te creëren. Maar deze creatie bewerkstelligt niet noodzakelijk een

emancipatie van maatschappelijk kwetsbare groepen op ruimer maatschappelijk niveau.

28

Page 37: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Het betreft de vraag in welke mate de Unie der Zorgelozen mogelijkheden creëert om

kwetsbaren een grotere zeggenschap te geven in de samenleving, en zo te streven naar

menswaardige verhoudingen en een grotere rechtvaardigheid. Interessant in de analyse van Evers (2003) is dat hij de stelling van Putnam – er is nood

aan meer sociaal kapitaal om te komen tot een democratische samenleving - aanvult met

een meer structurele benadering, waar hij stelt dat er meer nood is aan democratische

politiek om sociaal kapitaal mogelijk te maken. Er is nood aan beleidsstructuren en visies

die het mogelijk maken om een stem te geven aan de ‘armen’.

Hierbij kan de Unie der Zorgelozen zowel gezien worden als een beleidsstructuur die deze

doelgroep als prioriteit stelt, of – en interessanter - als forum waarbij individuen en

groepen hun stem kunnen uiten, om zo te werken naar een meer democratische

samenleving.

4.4. Universele benadering in de Unie der Zorgelozen Netwerkvorming biedt mogelijkheden om te komen tot uitwisseling van betekenissen en

een gedeelde gemeenschap te creëren. Sociaal-artistieke praktijken nemen vaak het

lokale niveau als uitvalsbasis. Veel sociaal-artistieke praktijken vertrekken vanuit of

groeien uit bezorgdheid om maatschappelijk kwetsbare groepen. De Unie der Zorgelozen

echter stelt geen categoriale of territoriale doelgroep voorop, maar kiest net voor een

divers deelnemerspubliek. Desalniettemin kunnen we stellen dat de basis van de Unie der

Zorgelozen gevestigd is in een omgeving met een ruim aandeel kansarme bewoners

(Venning en Veemarkt) en dat men in de werking – naast een divers deelnemerspubliek

– ook individuen in precaire situaties bereikt (infra). Binnen het gekozen kader, die samenlevingsopbouw in de Unie der Zorgelozen wil

beschouwen vanuit de mogelijkheden die het heeft om kwetsbaren te versterken in hun

sociaal kapitaal en deze ‘niet-gehoorden’ een stem te verschaffen in de samenleving, lijkt

het me een waardevol interpretatiekader om de mogelijkheden van een gevarieerd

publiek te betrekken op bovenstaande idee omtrent samenlevingsopbouw. Masschelein.

(in Bouverne- De Bie, 2005) omschrijft gemeenschap als “wat tussen mensen

gerealiseerd wordt, in de tussenmenselijke verhoudingen, en waarin mensen een besef

ontwikkelen van wat samenleven is” (p.4). Dit omvat volgens Bouverne- De Bie (2005)

een opvatting van relationeel burgerschap wijzend op een “kenmerk van menswaardige

sociale verhoudingen en interacties” (p.5). Deze vorm van burgerschap sluit aan bij een

kritisch-politiek begrijpen van participatie. Er komt een confrontatie tussen verschillende culturen, groepen en individuen, die

mogelijks zorgt voor het overwicht van ‘middenklassewaarden’, maar evengoed zeer

29

Page 38: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

waardevolle verbindingen tussen verschillende perspectieven en realiteiten kan creëren

en zo een belangrijke meerwaarde heeft in gemeenschapsvorming.

4.5. Krachtenperspectief Kesteloot (2000) haalt aan dat sociaal-artistieke praktijken mogelijkheden creëren voor

het vormen van netwerken doordat ze handelen vanuit creativiteit en ontmoeting. Hij

onderscheidt dit van klassieke vormen van opbouwwerk die vaak vanuit een

probleembenadering werken. Een sectorale stereotypering is uit den boze, aangezien we

actueel merken dat bij het werken met achtergestelden een pleidooi voor het

krachtenperspectief doorheen sectoren klinkt. Peters en Debosscher (2006) pleiten voor

dit perspectief en stellen dat het vertrekken vanuit talenten, competenties van mensen

een waardevoller perspectief is dan het starten vanuit een probleemdiagnose. Dit

verstevigt de zelfwaarde zodat ontmoeting plaats vindt binnen een veilig contextgevoel.

Belangrijk is ook dat op die manier gemeenschappelijkheid de opdeling in achtergronden

en gezindheid overstijgt. Zo gebeurt het invullen van de identiteit van een ander op basis

van een leren kennen van een diversiteit aan rollen en mogelijkheden.

Een krachtenbenadering is niet enkelvoudig toe te schrijven aan sociaal-artistieke

praktijken. Waar andere werkvormen deze krachtenbenadering mogelijks hanteren

omdat dit gewenste oplossingen ten goede kan komen, is dit perspectief echter als

inherente eigenschap besloten in sociaal-artistieke praktijken. Een belangrijke vraag handelt dan ook over de mogelijkheden die binnen de sociaal-

artistieke praktijken liggen om vanuit een perspectief van het menselijke potentieel een

betekenis te hebben voor mensen en de samenleving.

4.6. Samenvattend: Case Studie van de Unie der Zorgelozen Er werd gekozen voor een case studie van de Unie der Zorgelozen, omdat dit een

verdieping van een praktijk mogelijk maakte. Eerder dan uit te gaan van een evidentie

dat het werken met problemen die kwetsbaren aangeven, uitmondt in een

emancipatorische waarde of dat sociaal-artistieke praktijken dezelfde effecten

ressorteren, biedt een case studie de mogelijkheden om te vertrekken vanuit een kader

dat de precaire situatie van kwetsbaren vooropstelt. Hierbinnen kan nagaan worden hoe

processen in de Unie der Zorgelozen worden vormgegeven en wat deze betekenen voor

mensen in moeilijke omstandigheden.

30

Page 39: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

De case studie poogt een antwoord te krijgen op onderstaande onderzoeksvragen.

• Wat betekent de Unie der Zorgelozen voor netwerkvorming en hoe levert dit een

bijdrage aan de situatie van maatschappelijk kwetsbaren?

• Welke emancipatieprocessen kunnen we in de Unie der Zorgelozen

onderscheiden?

• Wat is de betekenis van de Unie der Zorgelozen als forum voor maatschappelijke

problemen?

31

Page 40: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Intermezzo: Unie Der Zorgelozen

“De Unie der Zorgelozen wonen in een huis, op een plein, onder een kerk, in een stad in

het westen van het land. Zij zijn zorgeloos, zij zijn zonder zorgen. Zij spelen toneel in de

tuin van dat huis, in de kelder en op het dak. Zij drinken koffie uit thermoskannen. Zij

hebben diepe gesprekken. Zij maken theater dat wegneemt de zonden der wereld.

Theater dat vecht om te bestaan. Theater dat bijt en slaat, dat dampt en stampt vanuit

de onderbuik. Theater dat er echt toe doet, dat veel is en alles tegelijk. Zalf voor de ziel,

recht uit het hart en boenk op uw muil, in uw smoel, op volle kracht met de fluit vooruit.

Theater van OCMW en ziekenbond, van geboortegrond. Theater van gewoon volk, van

alle slag, van hoog en laag, van warm en koud. De Unie der Zorgelozen is er voor wie op

de pechstrook staat, zonder papieren, sans papiers maar met handen vol verhalen,

geslagen in schone woorden. Maar teder en stil ook, als een tuinman die de rozen snoeit.

De unie der zorgelozen is theater dat smaakt naar ballekes in tomatensaus! Punt.”

(Wim opbrouck in Lux, 19 maart 2008)

32

Page 41: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Hoofdstuk 5. De Unie der Zorgelozen

5.1. Over de werking De Unie der Zorgelozen is een Kortrijkse sociaal-artistieke werking, die sinds 2006 kan

rekenen op een structurele subsidie in het kader van het Kunstendecreet. Desalniettemin

heeft de werking een langere geschiedenis. Geert Six engageerde zich sinds 1996 in de

sociaal-artistieke component van Theater Antigone. Het wijktheaterproject ‘Ça va’ (infra)

uit 1999 is hier een voorbeeld van, waar in het poortgebouw V-tex buurtbewoners samen

op de planken stonden. Geert Six nam de regie van het stuk op zich.

De Unie der Zorgelozen is nu een eigen beweging met een team dat zich naast

theaterproducties met/voor en door bewoners ook sterk profileert op het vlak van sociale

activiteiten, zoals kookavonden of fietstochten. De uitvalsbasis van de werking – met name hun huis - ligt in de Sint-Janswijk te Kortrijk.

De aandacht gaat naar deze werking, aangezien deze het meest uitgebreid is en een

representatieve weergave geeft van de visies, activiteiten en dynamieken die de Unie der

Zorgelozen kenmerken. Hoewel veel activiteiten worden ondernomen in en met dit

werkingsgebied, is het belangrijk op te merken dat de Unie zich niet wenst vast te pinnen

op één bepaalde doelgroep of bewonersgroep, maar openstaat voor iedereen. Daarnaast

is de Unie der Zorgelozen ook actief in andere gebieden. Zo werd de Unie der Zorgelozen

geïnitieerd in Ardooie en heeft men in de Gentse wijk Muide-Meulestede al sociaal-

artistieke activiteiten opgezet.

5.2. Over de buurten Venning en Veemarkt Kortrijk telt vier aandachtswijken: de Lange Munte, Overleie, de Venning en de

Veemarkt. De laatste twee maken deel uit van het deelgebied Kortrijk-Oost en situeren

zich in de omgeving van de uitvalsbasis van de Unie. Als de Unie der Zorgelozen spreekt

over de wijk, bedoelen zij dat gewoonlijk ruimer dan de Sint-Janswijk, maar verwijzen zij

naar het gebied gaande van de Venning tot en met de Veemarkt.

Onderstaande tabel, gebaseerd op ‘Kortrijk in Kaart’8, geeft een aantal gegevens weer

die de kwetsbaarheid van de buurt en de bewoners uit het werkingsgebied concreter

maken.

Venning Nieuwe Sint- Veemarkt (Oude Kortrijk

8 Intranet van de stad Kortrijk, met gegevens over de verschillende deelgebieden in Kortrijk en de afbakeningen daarin.

33

Page 42: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

janswijk Sint Janswijk)

Aandeel

Vreemdelingen (2006) 10,84% 11% 23,97% 5,16%

Schoolse vertraging

(min. 1 jaar in 5de

leerjaar) (2006)

33,33% 32% Geen cijfers 16,04%

Geen badkamer

(2001) 11,03% +/- Kortrijk 9,29% 4,37%

Geen centrale

verwarming (2001) 58,01% Geen cijfers 52,46% 34,4%

Aandeel huurder

(2006) 67,14% 50,68% 48,55% 31,73%

Het aantal vreemdelingen in de Venning, de Veemarkt (Oude Sint-Janswijk) en de

Nieuwe Sint-Janswijk ligt minstens dubbel zo hoog als het Kortrijkse gemiddelde. In de

Veemarkt is het percentage niet-Belgen meer dan vier keer zo hoog. Dit hoeft niet

noodzakelijk te wijzen op kansarmoede, maar aangezien binnen de vroegere SIF-

indicatoren ‘vreemdelingen’9 opgenomen is, kan dit duiden op een verhoogd risico.

Zowel gegevens uit de Venning als uit de Nieuwe Sint-Janswijk tonen dat de schoolse

vertraging (minimum 1 jaar) van kinderen in het 5de leerjaar het tweevoud is van het

stadsniveau. Een opmerkelijk gegeven - wijzend op gedepriveerde buurten - is dat zowel

in de Venning als in de Veemarkt meer dan dubbel zoveel mensen geen badkamer

hebben ten opzichte van het stadsgemiddelde. In deze wijken merken we ook dat het

hebben van geen centrale verwarming zo een 20 percentagepunten hoger ligt dan het

stadsgemiddelde. Vergeleken met Kortrijk tellen de drie gebieden een veel hoger aandeel

huurders. Het voortgangsrapport Stedenfonds (2005) stelt dat men onder meer in de Venning en

Veemarkt blijvend moet werken aan de leefbaarheid, aangezien deze buurten wegens

een cumulatie van factoren hiervoor slecht scoren. Naast een analyse van cijfers die we kunnen vertalen naar een kwetsbaarheid van deze

buurten, dienen we wel een onderscheid te maken in verschillende deelgebieden.

Buurtwerkers wijzen erop dat Kortrijk-Oost een verscheidenheid kent aan achterstelling

in de wijken. De Sint-Janswijk heeft een betere welzijnsgraad dan de Venning en de

Veemarkt.

9 Wel een bepaalde groep

34

Page 43: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

5.3. Over de activiteiten10 In de loop van de jaren heeft de Unie der Zorgelozen een grotere basis gekregen en is

men zich – naast een werking die theaterproducties maakt – sterk gaan profileren als

sociale beweging. Voortbouwend op de verbinding die sociaal-artistieke praktijken maken

tussen een artistieke en een welzijnscomponent, is het mogelijk deze sociale beweging

als de allesomvattende noemer van de Unie der Zorgelozen te definiëren. De sociale

beweging benadrukt immers niet enkel de sociale activiteiten, maar ook de sociale

component in de artistieke producties.

De Unie der Zorgelozen omvat onnoemelijk veel activiteiten, gaande van structurele

activiteiten naar kleinschalige projecten in samenwerking met andere actoren in het

Kortrijkse veld. In dit overzicht komen grote noemers in de werking aan bod. Andere

werkzaamheden of projecten die doorheen de zoektocht belangrijk zijn voor het

begrijpen van de onderzoeksvragen, zullen in de tekst worden opgenomen.

5.3.1. Theaterproducties: De mogelijkheid om producties te maken ontstaat uit de basisbeweging en -werking,

waar mensen elkaar ontmoeten en een groep ontstaat. Hier vloeien wijkprojecten uit

voort, waarbij iedereen die interesse toont integraal deel kan uitmaken van de

voorstelling (naargelang eigen voorkeur hetzij op de planken, hetzij bij het helpen

produceren, opbouwen…). Deze producties worden aan het publiek getoond in een

bepaalde locatie in de wijk (vaak poortgebouw V-tex of de villa zelf).

Deelnemers die zich niet wensen te engageren in het stuk zelf, maar wel interesse tonen,

hebben de mogelijkheid zich te verdiepen in contextprojecten. Dit kan gaan over

bijdragen aan de opbouw van het theater of over het uitwerken van culturele projecten

zoals fotografie, glasramen...

Daarnaast bestaat de mogelijkheid om door te stromen naar intiemer theater, waar men

met een beperkte groep een productie maakt. Dit theater wordt ook getoond op andere

locaties dan het wijkniveau.

Zolderprojecten bestaan uit een artistieke confrontatie tussen de Unie der Zorgelozen

met andere theatermakers, om zo hun visie op de samenleving weer te geven. Via

samenwerking op nationaal en internationaal vlak gaat men theater maken met een

beperkt aantal selecte spelers (vaak Geert Six geconfronteerd met anderen).

10 Zie www.uniederzorgelozen.be

35

Page 44: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Terwijl deze onderverdeling in de beginjaren duidelijk te maken was, merken we actueel

dat deze hiërarchie vervaagt. In het laatste zolderproject ‘Being a Bastard’ staat niet

enkel Geert Six op de planken, maar ook een deelnemer die uit de sociale basis komt.

Bij al deze projecten staat een continue communicatie met de achterban centraal.

5.3.2. Schrijfgroep Een belangrijk contextproject in de Unie is de schrijfgroep. Mensen die zich willen

engageren in het geschreven woord, kunnen hier hun eigen creaties en ideeën

uitwisselen en een dialoog opzetten over teksten en betekenissen. De groep wordt

ingeschakeld in functie van voorstellingen, maar evengoed staat dit project ten dienste

van de autonome ontwikkeling van iemands schrijfinteresse.

Een uitgesproken voorbeeld van het functioneren van de schrijfgroep is de

Jeugdboekenweek waaraan de Unie der Zorgelozen deelnam. In samenwerking met en

op het domein van de campus Drie Hofsteden lazen enkele auteurs zelf geschreven

verhalen voor aan kinderen uit het kleuter- en basisonderwijs.

5.3.3. Zorgelozenkrant en Gazet De Zorgelozenkrant is het interne krantje dat maandelijks verschijnt en een forum is

voor iedereen die iets kwijt wil over de werking. Het wordt geschreven door deelnemers

en geeft een overzicht van de activiteiten, maakt plaats voor een gedicht… zodat alle

participanten een zicht krijgen op de maandelijkse activiteiten en de ‘weetjes’ over de

Unie en de deelnemers.

De Gazet dient als informatiebron voor het ruimere publiek en verschijnt twee keer per

jaar. Door middel van interviews, visiestukken, activiteitenverslagen… wordt de ruime

werking van de Unie voorgesteld en biedt de Gazet een mooi zicht op alle aspecten van

de werking.

Bijdragen in deze twee contextprojecten worden geschreven door iedereen die zich

geroepen voelt om iets te vertellen over de Unie der Zorgelozen.

5.3.4. Kookavonden De achterban van de Unie is de basis van alle activiteiten. De kookavonden worden

ingericht door een wisselend team van Zorgelozen, die maandelijks een 70-tal mensen

samen rond tafel brengen. Ontmoeting, dialoog en kameraadschap staan centraal. Naast

het koken voor de Zorgelozen wordt het kookteam ook vaak ingeschakeld in andere

projecten, zoals een ontbijt verzorgen voor een Kortrijkse activiteit in samenwerking met

het buurtcentrum 8-urenhuis.

36

Page 45: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

5.4. Over samenwerkingsverbanden

5.4.1. OCMW Kortrijk De Unie der Zorgelozen beschouwt het Kortrijkse OCMW als essentieel in de uitbouw van

hun werking. Sinds 2003 krijgen OCMW’s subsidies om integratie ruimer te kaderen en te

streven naar culturele, sportieve en sociale integratie van hun cliënteel. Het OCMW

Kortrijk beschouwt de Unie der Zorgelozen als een bevoorrechte partner in het mogelijk

maken van deze culturele participatie (OCMW Kortrijk, 2006). Jaarlijks engageert het

OCMW zich in het ondersteunen van een wijktheaterstuk en men zetelt in de Raad van

Bestuur van de Unie der Zorgelozen. Daarnaast is ook tewerkstelling (art.60) mogelijk in

de Unie der Zorgelozen.

5.4.2. Buurtcentrum 8-urenhuis en buurtwerk Het buurtcentrum is gevestigd in de Veemarktbuurt en maakt deel uit van de dienst

integratieprojecten van OCMW Kortrijk. Vanuit de overtuiging dat integratie meerdere

domeinen beslaat, staan 3 noemers centraal: opleiding en tewerkstelling, leefbaarheid en

huisvesting. Het buurtcentrum valt voornamelijk onder leefbaarheid: het welzijn van de

buurt en de bewoners verhogen, al worden er wel linken gelegd met de twee andere

noemers. Het buurtcentrum vervult in eerste instantie een ontmoetingsfunctie, vormgegeven door

het café. Daarnaast biedt het buurtcentrum de mogelijkheid aan mensen om zelf

projecten uit te werken die ze wensen, zoals een vervoersdienst. In het centrum is ook

een infobalie waar mensen met vragen terecht kunnen inzake voorzieningen en diensten

uit de hulpverlening. De samenwerking ligt zowel in de sociale opvolging van de

Zorgelozen en de logistieke ondersteuning van projecten als in een inhoudelijke

samenwerking rond leefbaarheidskwesties in de buurt. Ook fuseren de twee kookploegen

geregeld voor een groots Kortrijks evenement.

Zowel het buurtwerk Veemarkt als het straathoekwerk Veemarkt fungeren vanuit het

buurtcentrum zelf. Daarnaast onderhoudt de Unie der Zorgelozen ook sterke banden met

het buurtwerk Venning.

5.4.3. Nieuwpoorttheater (Campo) De fusie tussen Victoria, een Gents productiehuis voor podiumkunsten , en

Nieuwpoorttheater, een Gents kunstencentrum, mondde uit in een nieuw

37

Page 46: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

kunstencentrum in Gent. Campo bestaat uit Campo Victoria, Campo Nieuwpoorttheater

en Campo Boma, een onderzoekscel.

Het kunstencentrum draagt drie grote pijlers in zich. Binnen de productie-poot zet men

grootschalige artistieke producties op. De creatie-poot verlaat dit zekere spoor om

kansen te geven aan jonge artiesten en hun artistieke proces te ondersteunen. De

receptieve pijler betreft het programmeren van externe activiteiten in het

kunstencentrum.

Vanuit een gedeeld geloof in de creatieve kracht van de deelnemers maakte de Unie der

Zorgelozen al theaterproducties in samenwerking met het Nieuwpoorttheater (Unie der

Zorgelozen, z.d.). De toekomst zal tonen wat de fusie betekent voor de nauwe

samenwerking met de Unie der Zorgelozen, hoewel ‘Being a Bastard’, het recente

zolderproject van de Unie, al tot stand kwam in coöperatie met Campo.

38

Page 47: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Hoofdstuk 6. Netwerkvorming

6.1. Keuze voor diversiteit De bewuste keuze om zich te vestigen in de Veemarkt-Venning-omgeving (mede omdat

het wijkproject ‘Ça Va’ plaatsvond in en het verhaal vertelde over de Vetex-fabriek

gelegen in deze buurt) zorgt ervoor dat de werking gelokaliseerd is in een eerder

gedepriveerde omgeving met een hogere mate van achterstelling bij bewoners. De

oudste achterban van de Unie der Zorgelozen groeide tijdens de sociaal-artistieke

wijkprojecten die Geert Six opzette bij Theater Antigone. Deze ontstonden in

samenwerking met het OCMW/buurtwerk. De deelnemers bevonden zich vaak in

maatschappelijk kwetsbare omstandigheden. Een groot deel van deze basis volgde de

Unie der Zorgelozen toen ze een eigen sociaal-artistieke werking opzetten. Dat impliceert echter niet dat de Unie der Zorgelozen een – kwetsbare - doelgroep kiest

of afbakent. “De Unie der Zorgelozen is een open structuur, een beweging van artistiek

verwante zielen, eerder dan een vaste groep van mensen. De Unie der Zorgelozen staat

open voor iedereen die de geëngageerde kern, ontstaan in de context van wijk- en

andere projecten van Geert Six, wil komen versterken.” (Unie der Zorgelozen, z.d.). Gestaafd vanuit waarnemingen blijkt het geen ijdele hoop om diverse lagen van de

bevolking aan te spreken. De Unie slaagt erin een achterban te mobiliseren – om en bij

de 150 Zorgelozen - met zeer gevarieerde sociale en economische achtergronden11. Het

lijkt me het best verwoord door een deelnemer: “de Unie is een micro-samenleving”,

gekenmerkt door een verschillend engagement in diverse activiteiten van de werking,

door verschillende vormen van sociaal contact en ook door het samenbrengen van

individuen uit verschillende regionale contexten (wijkniveau verruimd naar deelnemers

uit stad en ruimer). Men bereikt individuen met een variëteit aan maatschappelijke

omstandigheden, gaande van mensen uit een gegoede middenklasse tot individuen in

kwetsbare posities (socio-economische deprivatie, psychische of verslavingsproblemen,

generatie-armen…).

11 Het is moeilijk om de achterban af te bakenen inzake grootte aangezien er vaak een nauw onderscheid is tussen deelnemer en geïnteresseerde. Een enquête van een student sociaal werk geeft een schets van de diversiteit in deelnemers. (Zie bijlage A).

39

Page 48: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

6.2. Deelnemers Het bereiken van een divers – ‘universeel12’ – deelnemerspubliek biedt openingen voor

vragen omtrent de netwerkvorming die plaatsvindt in de Unie. De analyse van Soenen

(2006) toonde dat er diverse netwerkpatronen bestaan die gecorreleerd blijken met

socio-economische achtergrond of ethniciteit (Peters en Debosscher, 2006). Betekenissen

die deelnemers, maar ook de staf en buurtwerkers verlenen aan deze sociale mix,

gecombineerd met waarnemingen, kunnen ons meer vertellen hoe sociaal contact,

netwerkvorming verloopt in de Unie der Zorgelozen en welke waarde dit kan hebben voor

deelnemers.

6.2.1. Verschillende motivaties Tijdens de interviews/gesprekken met deelnemers van de Unie leverde de vraag waarom

men in de Unie participeert, heel wat informatie op. De verschillende motivaties van

mensen om zich te engageren kunnen we grosso modo indelen in drie categorieën:

- Interesse om zich cultureel te verdiepen

- Maatschappelijk engagement/geloof in werking van de Unie

- Eenzaamheid/gebrek aan sociaal netwerk.

Bij het merendeel van de deelnemers gaat het om een samenspel van deze en eventueel

nog andere factoren. Zo haalt een deelnemer als belangrijkste motivaties een gebrek aan

netwerk en een gevoel van leegte aan, maar de specifieke keuze voor de Unie der

Zorgelozen ligt op het vlak van theatermaken. Bij een andere Zorgeloze ligt de keuze

voor de organisatie veel resoluter in de component van maatschappelijk engagement en

een geloof in de werking van de Unie. Met veel voorzichtigheid – aangezien slechts van een beperkt aantal deelnemers diepte-

interviews afgenomen werden – kan de hypothese worden geponeerd dat de

beweegredenen van mensen om te participeren in de Unie der Zorgelozen gecorreleerd

zijn met hun maatschappelijke positie. Maatschappelijk kwetsbaren beschikken over een

beperkter sociaal netwerk dan gegoeden en verkeren vaker in situaties van sociaal

isolement (zie voorafgaand: Soenen, 2006 & Peters en Debosscher, 2006). Bovenstaande hypothese wordt versterkt door informele gesprekken in en de

waarnemingen tijdens de bezoeken aan de Unie der Zorgelozen. Naargelang de soort

activiteit lijkt ook telkens een ander publiek aangesproken. Of, exacter uitgedrukt, een

eerder kwetsbaar publiek is aanwezig op het merendeel van de activiteiten en dit wordt

12 Verwijzend naar stelling dat de Unie een micro-samenleving is, en dus de universaliteit in de samenleving bundelt

40

Page 49: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

telkens aangevuld of verruimd met andere groepen van Zorgelozen. De eerste basis is

het huis dat fungeert als uitvalsbasis van de Unie. Los van enige activiteit vertoeven een

aantal mensen hier geregeld. Deze individuen nemen op hun beurt deel aan de

kookavonden en/of theatervoorstellingen/repetities, aangevuld met een veel ruimere

populatie. In deze concrete activiteiten is er een grote overlapping tussen deelnemers,

maar het is evengoed merkbaar dat er ook mensen zijn die naar de repetities komen en

in mindere mate naar de kookavond of omgekeerd. Desalniettemin lijkt eenzelfde

kwetsbare basis aan het grootste spectrum van Unie-activiteiten deel te nemen en een

sterke binding te voelen met de werking.

Deze sterke binding kan vragen oproepen naar het gevaar dat zich een

afhankelijkheidscultuur vormt bij kwetsbaren. Een subtiel onderscheid ligt in de betekenis

die mensen toeschrijven aan de Unie der Zorgelozen voor hun persoonlijk leven. Voor

individuen in kwetsbare posities en/of die een gevoel van eenzaamheid hebben, fungeert

de werking veeleer als een familie, waar ze waardering krijgen die ze – naar eigen

zeggen - vaak in hun persoonlijk netwerk ontbeerden, waar anderen zich eerder

aangesproken voelen door de culturele component en/of de hartelijkheid en spontaneïteit

en zich hierdoor inzetten voor dit maatschappelijk doel. De staf van de Unie der

Zorgelozen is zich bewust van dit gevaar, en onderneemt stappen om de duurzaamheid

van de organisatie te voorzien los van Geert Six. Men zorgt dat andere individuen –zowel

stafmedewerkers als Zorgelozen- het artistieke werk in de Unie der Zorgelozen op zich

kunnen nemen. Eén van de krachten van de organisatie is net dat ze mensen aanspreken vanuit

verschillende beweegredenen. Mensen die gevoelens van sociaal isolement ervaren,

kunnen worden bereikt door de uitgewerkte sociale component van de Unie. De culturele

pijler schept dan de mogelijkheid om dit publiek te verruimen. Daarnaast kan de aanblik

van de ganse werking vertrekkend uit de kracht van het individu en het geloof in de

relevantie van de Unie der Zorgelozen opnieuw andere individuen aanspreken. Er wordt

een zeer breed spectrum van activiteiten aangeboden die variëren naargelang de

gevraagde intensiteit, interesses van mensen en groepsgrootte. Deelnemers geven dit

zelf aan als waardevol. Een participant beschrijft de waarde van de organisatie in de

samenleving vanuit de unieke werking die een gamma van activiteiten aanbiedt en de

ruimte laat om nieuwe projecten op te starten als daar bij de Zorgelozen behoefte aan is.

Daarnaast geeft men aan dat sociale activiteiten een opstap kunnen zijn naar het spelen

in een stuk of het schrijven van teksten, of deze net betekenen dat mensen die zich niet

willen uitleven op scène hier engagement kunnen in opnemen. Het schept inzicht in verschillende achtergronden van participanten en wijst op het

belang dat zich in de Unie manifesteert om te blijven investeren in een brede waaier van

activiteiten die het mogelijk maakt een zeer divers publiek aan te spreken, maar ook een

41

Page 50: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

vangnet betekent voor maatschappelijk kwetsbaren. De Unie der Zorgelozen hecht heel

wat waarde aan het valideren van de sociale basis en de sociale activiteiten vanuit het

besef van het belang hiervan voor het welslagen van culturele projecten. (geëxpliciteerd

in Unie der Zorgelozen, 2004).

6.2.2. “In de Unie bestaat klasse-verschil niet”13 Bovenstaande stelling lijkt tegenstrijdig met de assumptie dat verschillende ‘klassen’ om

diverse redenen en op diverse manieren participeren in de Unie der Zorgelozen, maar is

in realiteit net aanvullend op de sociale mix die de Unie bereikt. De bewering heeft geen

betrekking op de beweegredenen van individuen om deel te nemen, maar wel op de

concrete interacties die binnen deze brede deelnemersgroep plaatsvinden. De Unie der Zorgelozen vertrekt bij al haar activiteiten vanuit een zelfde basispremisse.

Mensen worden aangesproken vanuit een positief vertrekpunt, een krachtenbenadering.

Het creatieve potentieel van mensen wordt aangesproken en gehonoreerd (en dit hoeft

niet enkel te gaan over het maken van toneel of het schrijven van teksten, maar ook

bijvoorbeeld over het bakken van taart) waardoor op voorhand een gemeen-

schappelijkheid gecreëerd wordt bij alle deelnemers. Hoewel problemen die mensen

ervaren, aan bod kunnen komen in de organisatie (infra), is de drijfveer van de

organisatie noch van deelnemers de moeilijkheden. Dit in tegenstelling met veel vormen

van sociaal-cultureel werk die een probleem vaststellen en van daaruit cultuur/creativiteit

aanboren om dit op te lossen – zoals Joost Bonte14 het verwoordt. Deze krachtenbenadering zorgt ervoor dat subgroepsvorming – die vanzelfsprekend

plaats vindt bij een achterban van meer dan 100 mensen - niet gebeurt op basis van

sociaal-economische verschillen, maar op basis van interesses, leeftijd, duur van het

deelnemerschap… Meningsverschillen of conflicten manifesteren zich weliswaar, maar

vloeien voort uit andere zienswijzen op het artistieke product of hebben betrekking op

het niet doen van de afwas of uit botsende karakters.

6.3. Gemeenschapsvorming en netwerken Putnam (2000) haalt het belang aan van sociaal kapitaal. Dit begrip omvat verbindingen

tussen mensen: het gaat om “social networks and the norms of reciprocity and

trustworthiness that arise from them” (p.18-19).

Putnams werk is bekritiseerbaar, onder meer omdat hij sterk vertrekt vanuit

homogeniteit binnen sociale klassen en de problematisering van heterogeniteit tussen

13 Maarten Francois, buurtwerker V-tex 14 Coördinator straathoekwerk Oost- en West-Vlaanderen

42

Page 51: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

diverse sociale klassen. Deze homogene groepen moeten worden samengebracht en

gestimuleerd om zich in te zetten voor de civiele samenleving. Hierbij wordt weinig

rekening gehouden met diversiteit binnen deze doelgroepen noch met structurele

mechanismen die in de hand werken dat bepaalde groepen in de samenleving [lagere

klassen] over minder sociaal kapitaal beschikken dan anderen (zie Evers, 2003).

Zijn inleidend hoofdstuk levert echter begrippen aan die een waardevol kader scheppen

om te denken over netwerking, met name de concepten bridging en bonding social

capital.

Bonding social capital verwijst naar het bewerkstelligen van een homogeen

identiteitsgevoel, het betreft zeer dichte contacten binnen afgebakende groepen. Peters

en Debosscher (2006) geven als voorbeelden etnisch-culturele verenigingen of

verenigingen waar armen het woord nemen. Daarnaast bestaat ook bridging sociaal

kapitaal dat zich meer naar buiten richt en ruimte maakt om te ontmoeten in diversiteit.

Putnam (2000: 21) stelt dat waar bonding social capital ervoor zorgt dat mensen

rondkomen -”getting by”- , bridging capital maakt dat mensen vooruit gaan of “getting

ahead”.

6.3.1. Verschillende vormen Bridging gaat volgens Soenen (2001) over “initiatieven die mensen de mogelijkheid

geven contacten te hebben met mensen die anders zijn dan zichzelf. Sport en cultuur

hebben hier een belangrijke rol” (p. 16). Ze onderscheidt drie vormen van verbondenheid

of gemeenschapsvorming (2005, p. 93- 97):

• “Gemeenschapsvorming op basis van homogeniteit”

Hierbij staat het mogelijk maken van intieme, diepgaande, krachtige relaties

centraal, om zo het isolement van bepaalden – vaak kwetsbaren – te doorbreken

of via het ondersteunen van homogeniteit bij gemarginaliseerde groepen te

komen tot emancipatie.

• “Gemeenschapsvorming op basis van herkenbaarheid”

Veel minder diepgaande bindingen ontstaan bij het stimuleren van initiatieven die

zorgen dat mensen herkenbaar worden, dat ze geen onbekenden meer zijn. Dit

zorgt voor een verhoogd gevoel van familiariteit bij mensen en de mogelijkheid

om luchtige gesprekken aan te gaan.

• “Gemeenschapsvorming op basis van ambivalentie”

Er ligt geen eenzijdige aandacht op het creëren van duurzame, sterke bindingen,

maar wel een ondersteunen van initiatieven die zich naar een breed en

heterogeen samengesteld publiek richten, waarbij het mogelijk wordt om te

43

Page 52: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

ontmoeten in vluchtigheid en mogelijks over te gaan naar krachtige

groepsbinding.

Volgens de auteur moet er aandacht worden geschonken aan initiatieven die zich

focussen op verbondenheid op basis van ambivalentie, aangezien deze geen dwangmatig

creëren van zeer diepe bindingen vooropstellen, maar de ruimte laten om te ontmoeten,

te proeven, te vermijden. Het is een overkoepelende verbondenheid, die de mogelijkheid

opent om naar homogeniteit en diepgaande contacten te evolueren, maar evengoed

mensen de kans laat dit niet te doen en vluchtige contacten valoriseert.

6.3.2. Unie der Zorgelozen: verbonden in ambivalentie? Veel van de deelnemers in de Unie der Zorgelozen kennen elkaar al jaren en/of werken

rond een gemeenschappelijk doel en vormen dan ook een hechte basis. Bepaalde

activiteiten, zoals een theaterstuk of het werken aan de jeugdboekenweek, vragen om

een intensief engagement, een lange samenwerking van deelnemers en het vinden van

gemeenschappelijkheid. Een eerste waarneming van de organisatie toont een zeer hechte

groep met zeer sterke bindingen. In een doorgedreven vorm kan dit leiden tot een

beperking van de mogelijkheden tot diverse zienswijzen en/of het opnemen van

nieuwelingen in de groep.

Doordat de Unie der Zorgelozen echter een divers deelnemerspubliek aanspreekt en een

veelheid van initiatieven opneemt, kunnen we deze waarneming ook in een ander

perspectief plaatsen. Binnen de organisatie kunnen zowel langdurige als minder

intensieve engagementen aangegaan worden. Een deelnemer stelt dat men ruimte laat

om naar eigen behoefte engagementen op te nemen in de organisatie. Zo helpt de

betrokkene regelmatig bij kookavonden, bij de organisatie van de jeugdboekenweek, of

staat ze achter de bar bij een voorstelling. En – zo stelt de Zorgeloze – “heb je geen

enkel moment het gevoel in de organisatie dat je er niet bij hoort omdat je geen toneel

speelt, maar worden al deze engagementen gewaardeerd.” Eerder dan een organisatie die streeft naar een gemeenschap gekenmerkt door gelijken,

is de Unie een werking die diversiteit en verschillende contexten hoog in het vaandel

draagt en een sociale mix bereikt. Weliswaar is een belangrijke drijfveer van de

organisatie het creëren van duurzaam contacten en een vangnet voor kwetsbaren. Een

gemeenschappelijke identiteit is belangrijk, maar wordt gevormd vanuit het

samenwerken rond een product, niet vanuit een maatschappelijke achtergrond. De Unie

fungeert als een familiaire context voor velen in de organisatie, maar biedt tegelijkertijd

mogelijkheden om te ontmoeten – ook mensen die men anders niet zou ontmoeten - in

een ongedwongen en spontane context. Hoewel een enkeling weerstand biedt tegen

44

Page 53: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

nieuwe leden (vernoemd in interviews), blijkt uit gesprekken met deelnemers en de staf,

de eigen kennismaking met de organisatie en ervaringen met nieuwe leden tijdens

repetities, dat de openheid hen te leren kennen en op te nemen wordt nagestreefd vanuit

de organisatie en het merendeel van de deelnemers hier zeer hartelijk in is. Ook slaat de Unie der Zorgelozen verbindingen met diverse andere organisaties, waarbij

men mogelijkheden schept losse contacten te onderhouden met anderen (zoals het

organiseren van een ontbijt tijdens ‘Kortrijk congé’, deel te nemen aan een internationaal

community arts festival of aan activiteiten van KWB in de wijk). Deze confrontatie in

diversiteit en tussen leefwijzen wordt ook naar voor gebracht bij het contact met de

toeschouwers. Anders dan bij een ‘professionele’ theatervoorstelling wil men het contact

met het publiek onderhouden en gaat het om het delen van een inhoud, een bezorgdheid

op de scène. Evengoed wordt na de voorstelling het directe contact naar waarde geschat.

(Unie der Zorgelozen, 2008)

6.3.3. Universeel publiek15 Voordien werd gesteld dat de Unie der Zorgelozen geen doelgroep afbakent. Piet Lareu16

nuanceert en corrigeert dit wanneer hij stelt dat de Unie wel expliciet kiest een werking

op te zetten met, voor en door kwetsbaren, maar wel de vraag poneert hoe het meest

waardevolle werk met deze groep kan plaatsvinden. Bij de interviews met individuen uit

het sociale werkveld was men eensgezind dat werken met kansarmen beperkt blijft als

men deze groep opsluit, en het net waardevol is dat mensen met verschillende

achtergronden elkaar ontmoeten. Één van de deelnemers stelt dat “je iets ‘zoo-achtigs’

creëert indien je een groepje kansarmen op een podium plaatst”. Geert Six benoemt

deze sociale mix als één van de belangrijkste drijfveren van zijn werk. Het realiseren van

deze mix schrijft hij toe aan het continu maken van consequente keuzes om dit te

bereiken zoals de openheid van de werking, het kenbaar maken van de werking aan een

groot publiek, het streven naar artistiek hoogstaande producten… Deze mix levert het

leren kennen van andere leefwerelden op, het ontdekken van gemeenschappelijkheden

en verschillen.

De sociale mix in de Unie werd door veel van de geïnterviewden gewaardeerd wegens de

mogelijkheden die het biedt tot zowel zeer diepgaande contacten als tot een

ongedwongen ontmoeting tussen individuen. Het betreft hier zowel de mogelijkheden

voor maatschappelijk kwetsbaren om uit hun sociaal isolement te treden en mensen te

ontmoeten met wie ze ervaringen kunnen delen en duurzame verbanden kunnen

15 In de zin van deelnemers 16 Coördinator integratieprojecten OCMW Kortrijk

45

Page 54: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

opbouwen, als het contact tussen individuen met een verschillende socio-economische

positie.

6.4. Nuancerend: Het lokale niveau als uitgangspunt Ook al was de beslissing om de uitvalsbasis van de Unie te vestigen in de Venning-

Veemarkt buurt een bewuste keuze, dit lokale niveau kunnen wij niet ongenuanceerd

beschouwen als het specifieke interventiekader van de Unie. De betekenis die de werking

heeft in de buurt, is in eerste instantie vanuit een uitspraak van Franceska Verhenne17 te

begrijpen: “De Unie neemt een plaats in in het leven van individuen uit de buurt, eerder

dan in de buurt zelf”.

Zorgelozen zijn niet enkel mensen uit de wijk, maar ook mensen uit stad Kortrijk en

erbuiten. Desalniettemin wenst de Unie der Zorgelozen nauwe banden te onderhouden

met de wijk waarin ze gevestigd zijn. Een van de belangrijkste partners is het buurtwerk

en veel van de initiatieven blijven gericht op het werkingsgebied, zoals kookavonden,

wijktheaterstukken, zwerfvuilactie…

Dat de Unie een bijdrage levert voor het sociale weefsel en de leefbaarheid in de wijk,

trekt Piet Lareu niet in twijfel. Hij stelt dat de Unie één van de werkingen is die hieraan

werkt, naast andere organisaties. Interessant zijn samenwerkingsverbanden die ontstaan

in de wijk (zeker die tussen buurtwerk en Unie), waarbij vanuit een andere expertise en

vanuit andere ervaringen een analyse kan worden gemaakt van problemen.

Geert Six expliciteert de waarde van samenwerkingen, als men zich niet wil beperken tot

het bijdragen tot netwerkvorming binnen de groep Zorgelozen zelf. Activiteiten die

verschillende krachten bundelen, zorgen er op hun beurt voor dat de sociale contacten

worden verruimd naar andere individuen en groepen, die zich kunnen situeren op

wijkniveau maar evengoed ‘gemeenschap’ ruimer opvatten dan dit lokale niveau.

Het lijkt niet correct – doch ook niet noodzakelijk - de Unie der Zorgelozen op te vatten

als een project in samenlevingsopbouw in de klassieke betekenis: samen met

buurtbewoners een project opzetten om problemen in de wijk op te lossen. Het geloof en

de ervaring zijn er dat de Unie bijdraagt tot een leefbaarheid in wijken door het

faciliteren van de ontmoetingsfunctie en door hun aanwezigheid in de wijk. De

gehanteerde interpretatie van samenlevingsopbouw vernoemt weliswaar een lokaal

niveau, maar slaat vooral op het werkbaar maken van processen. Samenlevingsopbouw

wordt vanuit het onderzoekskader gevat als de mogelijkheden die het biedt om

individuen, groepen en gemeenschappen een stem te verschaffen in een publiek debat.

Hoe de netwerken en de sociale basis van de Unie dit mogelijk maken, toont het

volgende hoofdstuk.

17 Voorzitter OCMW Kortrijk

46

Page 55: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Hoofdstuk 7. Emancipatie en maatschappelijk forum

7.1. Paolo Freire Doorheen de tekst werd een aantal keren naar het werk van Paolo Freire verwezen. Hij

wordt beschouwd als een grondlegger van emancipatorisch werken. Zijn boeken (1972 &

1974) tonen de situatie in Latijns-Amerika uit de jaren ‘70, waar onderdrukten in een

cultuur van het zwijgen leven. Hij ontwikkelde een methode bij het leren lezen en

schrijven van analfabeten, die als doel stelt mensen te bevrijden uit hun onderdrukte

positie door hun kritisch bewustzijn te ontwikkelen.

Begrippen als onderdrukkers en onderdrukten klinken nu wat vreemd in de oren. Het is

noodzakelijk om het werk te kaderen binnen de context en tijdsgeest van toen.

Desalniettemin levert Freire een denkkader op dat actueel niet aan belang moet

inleveren.

7.1.1. Cultuur van het zwijgen en bevrijding Door processen van culturele invasie, waarbij machthebbers en instituties mensen

onderdompelen in onderdrukking, ontstaat de cultuur van het zwijgen. Dat begrip

verwijst naar de perceptie bij maatschappelijk onderdrukten van de onveranderbaarheid

hun situatie, waarbij individuen hun machteloze positie in de samenleving aanvaarden en

hieraan zeelfs meebouwen. Freire (1972) stuurt aan op een proces van bewustwording

om mensen te bevrijden, of culturele actie waarbij reflectie over de werkelijkheid en actie

hand in hand gaan. De auteur plaatst zich duidelijk aan de kant van maatschappelijk kwetsbaren en levert

kritiek op het bankconcept van de opvoeding. Eerder dan een individu te beschouwen als

een object waarin de dominerende waarden worden gepompt, dient een dialoog te

worden aangegaan met subjecten. Een kritische bewustwording vloeit voort uit de

ontmoeting en de ontdekking van leefwerelden van anderen en door het bevragen van

deze realiteit.

7.1.2. Culturele actie: Het proces van culturele actie vraagt dus om een dialogale methodologie. Freire

onderscheidt drie stadia in dit proces (Bouverne-De Bie, 2007):

• Verkennen

In communicatie/dialoog met mensen wordt nagegaan wat de leefwereld van mensen is,

wat voor hen essentieel is en hoe ze de werkelijkheid percipiëren. Freire (1974: 29)

47

Page 56: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

verwijst hier naar de theoretische context van de dialoog, of de leercontext waarbij

leerlingen en opvoeders op gelijke voet staan met elkaar en men elkaar aanschouwt als

subjecten die evenveel weten. De dialoog hierbinnen maakt het mogelijk een verbinding

te leggen met de maatschappelijke realiteit. Binnen deze leercontext is het mogelijk deze

werkelijkheid – of de concrete context van de feiten - kritisch te analyseren.

• Coderen

De verbinding tussen deze twee contexten gebeurt aan de hand van codificatie, of “het

weergeven van de existentiële situaties van de leerlingen” (Freire, 1974, p. 29). Deze

weergave gebeurt door middel van foto’s, schetsen of andere zaken die een beeld

oproepen. Het beeld wordt zo gepresenteerd dat het subject afstand kan nemen van zijn

persoonlijke situatie en het ruimte schept voor twijfel over deze situatie. Zo kan men in

dialoog nadenken en reflecteren over dit object.

• Decoderen

Het kritisch reflecteren over dit beeld met de complete groep is de basis van

decodificatie. Tussen verschillende objecten worden ook verbanden gelegd die een

weerspiegeling zijn van de maatschappelijke context en onderdrukkingsmechanismen

hierbinnen. Dit laatste proces draagt bij tot het vormen van kritisch bewustzijn, zodat de

cultuur van het zwijgen kan worden doorbroken en tegenstellingen geworteld in de

werkelijkheid, worden blootgelegd.

Er werd aangehaald dat Freire actie en reflectie aan elkaar koppelt en dat deze twee op

elkaar inspelen. De reflectie over de werkelijkheid is dus pas zinvol als dit resulteert in

een actie en deze actie op zijn beurt terug een bevraging met zich meebrengt.

7.2. Freire in de Unie der Zorgelozen De actuele waarde van Freire ligt in de openingen die hij maakte om een dialogale relatie

met maatschappelijk kwetsbaren prioritair te stellen, en in de gelijkwaardigheid die hij in

dit proces vooropstelt. Het betreft een wederzijds leerproces tussen leerling en mentor,

of tussen deelnemers en sociale/artistieke mentors, zoals Joon Bilcke het stelt. Ook de

methodologie die hij ontwikkelde, waarbij een verkenning, representatie en kritische

analyse van leefwerelden plaatsvindt is een interessant uitgangspunt.

Dergelijke processen zijn minder concreet zichtbaar binnen de Unie der Zorgelozen en

men vertrekt niet uit dezelfde problematiserende component als Freire. Toch ligt een

soortgelijke basisvisie en methodologie aan de basis van de werking. Zijn werk kan

worden gebruikt als basis om na te gaan wat de Unie der Zorgelozen kan betekenen voor

de groei en emancipatie van mensen.

48

Page 57: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

7.2.1. Basisvisie : Stem geven aan stemlozen De Unie der Zorgelozen expliciteert dat de sociale basis van de werking essentieel is om

alle activiteiten te ondernemen. Deze basis, contact, vertrouwen en dialoog vormen de

uitgangspunten van de organisatie. “Om zich aan de kant van de onderdrukten te

scharen is het nodig om naar hen toe te gaan en met hen te communiceren” (Freire,

1972, p. 141). Spiesschaert (2005) vertaalt dit naar de actuele context van armoede,

waarbij het essentieel is om bevrijding van individuen na te streven op basis van een

authentieke dialoog, gebaseerd op complete gelijkwaardigheid.

De Unie wil de mens leren kennen als individu in zijn context, eerder dan hem aan te

spreken op een aantal componenten. “Democratie is volgens ons het aanhoren,

verdedigen of weerleggen van alle mogelijke kritische standpunten, wat die ook mogen

zijn. Onze beweging is er dan ook een van ontmoeting, luisterbereidheid en gesprek,

waarbij voortdurende kritiek wordt toegestaan en aangemoedigd.” (Unie der Zorgelozen,

z.d.). Het vorige hoofdstuk toonde dat de Unie zich kenmerkt door een sociale mix, die mede

voortkomt uit de ongedwongen cultuur en openheid die er heerst. Bouwend op de visie

van gelijkwaardige dialoog geven de geïnterviewden aan dat hun visies, meningen en

verhaal worden gehoord in de organisatie. De Unie is in eerste instantie een sociale

beweging waar koffie en taart de grondslag vormen voor ontmoeting tussen individuen

rond een tafel waar verhalen van individuen worden gehoord. Om na te gaan hoe deze

stem verder kan reiken dan de koffietafel, is het noodzakelijk de basismethodologie van

de Unie te verduidelijken.

7.2.2. ‘Verbreek, verzamel en vertel’ Bovenstaande leuze verwijst naar de basismethodiek van de Unie der Zorgelozen. Ze

vertoont raaklijnen met het proces van culturele actie van Freire. Anders is dat men in de

Unie der Zorgelozen streeft naar een creatief en/of sociaal product en men

onderdrukkingsmechanismen minder expliciet vooropstelt. Wel vertrekt men vanuit een

concrete context van mensen, die via een dialogaal proces worden gebundeld en op hun

beurt worden vertaald in een creatie die een koppeling maakt met de werkelijkheid en

hier vaak kritische bedenkingen rond formuleert. “Verbreek, verzamel en vertel betreft het ontsluiten van de werkelijkheid: het verbreken

van de non-communicatie tussen individuen, het verzamelen van de verhalen van

mensen en deze te vertellen” (Geert Six). Men zet competenties van mensen niet instrumenteel in om een afgebakende doelstelling

te bereiken, maar het is een omgekeerd proces. Men leeft met de mens en ontdekt wie

49

Page 58: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

hij is, men werkt zowel met zorgen als talenten van mensen. Deze communicatie toont

de leefwereld van individuen en maakt verhalen van mensen vatbaar. Dit biedt

mogelijkheden om deze contexten/leefwerelden/verhalen te bundelen in een gezamenlijk

product.

Een exemplarisch voorbeeld hiervan is ‘Werk in de Wijk’. Gedurende het volgende

jaar poogt de Unie der Zorgelozen in samenwerking met het buurtwerk en een aantal

studenten sociaal werk18 een nauwere verbinding te maken met de wijk Venning-

Veemarkt, en dit onder meer via het verzamelen van verhalen van mensen. Het

verbreken van de non-communicatie doet men aan de hand van een intensief proces

waarbij men van deur tot deur belt en mensen de vraag stelt of ze de Unie der

Zorgelozen kennen en of ze een jeugdfoto van zichzelf hebben. Het verzamelen van

verhalen gebeurt aan de hand van deze foto. Aan de mensen wordt gevraagd een

herinnering te koppelen aan deze foto en deze te vertellen. Aan de hand van de

verhalen uit de wijk wil men komen tot een gebundeld product. Afhankelijk van de

resultaten die voortvloeien uit deze huisbezoeken zal nagegaan worden welk medium

het best geschikt is om deze naar voor te brengen (een boek, een toneelstuk...)

Voor het maken van een toneelstuk is de methodiek vrij gelijkaardig. Er wordt in eerste

instantie een concept afgebakend (bij wijkprojecten is dit vaak aan de hand van een

legende of bestaand verhaal, zoals Tijl Uilenspiegel, Baeckelandt of de vos Reinaert),

waardoor er een werkkader is. De concrete invulling van het concept gebeurt vanuit de

Zorgelozen en hun ideeën zelf. Tijdens de eerste repetitie voor ‘Meneerke de Vos’ kregen

we aan de hand van een aantal opdrachtjes in kleine groepen zicht op wat mogelijkheden

zijn met het toneelstuk. Later zullen individuen de mogelijkheden krijgen zelf zaken aan

te halen en eigen teksten te schrijven, die in grote groep zullen worden vertaald naar een

samenhangend geheel. Of uitgedrukt in de woorden van de Unie der Zorgelozen (2004):

“Er is plaats voor ook maar de kleinste artistieke komma van elk individu, maar het punt

wordt gezamenlijk gezet”. Geïnterviewde deelnemers waarderen deze manier van

werken, voelen zich gehoord in hun eigen visies en expliciteren hun maatschappelijke

kijk kwijt te kunnen in de stukken of verhalen. Weliswaar wordt het proces bijgestuurd

door Geert Six, maar dit gebeurt in een continu overleg en meningen van individuen

krijgen én moeten ook hun plaats krijgen in creaties. In de dagdagelijkse werking van de Unie der Zorgelozen blijkt dat de hele mens in zijn

context een centrale plaats inneemt in de werking. De visie van de Unie der Zorgelozen

(z.d.) expliciteert ook dat de mens moet gekend zijn vooraleer het mogelijk is goede

18 Hiepso, een departement van de Hogeschool West-Vlaanderen

50

Page 59: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

artistieke creaties te maken, en de leefwereld – de mens in zijn context - maakt inherent

en essentieel deel uit van producties of activiteiten van de Unie.

7.3. Bewustwording en emancipatie De sociale basis binnen de Unie der Zorgelozen– met een open ontmoeting en dialoog - is

de bodem vanwaaruit alle activiteiten ontspruiten. De Unie baseert al haar projecten op

volgende uitgangspunten: “het geloof in de individuele creatieve emancipatie-zonder-

plafond voor ieder individu, het geloof in een bewuste democratie waarin kritisch,

collectief, integraal en constructief gedacht wordt, de overtuiging dat een gezelschap dat

zich vormt in/uit een marge dadenkracht kan hebben in een publiek forum, de noodzaak

om een stem te geven aan stemlozen en de ontwikkeling van een (theater)taal die de

complexiteit, de rauwheid en de brutaliteit van de archetypische mens vertaalt in een

artistieke kwaliteit.” (Unie der Zorgelozen, 2008).

Bovenstaande geloofsovertuigingen tonen een ruimere maatschappelijke betekenis aan

van de Unie der Zorgelozen die verbonden is met potentieel tot groeiend bewustzijn en

emancipatie19 bij deelnemers. Doorheen het onderzoek bleek dat binnen dit potentieel

een aantal processen kunnen worden onderscheiden.

7.3.1. Betekenis voor maatschappelijk kwetsbaren Geert Six expliciteert dat men in de Unie der Zorgelozen niet gelooft in een plafond

inzake (culturele) emancipatie. Dit is de belangrijkste motivatie om telkens te werken

met een zelfde vertrekbasis (weliswaar met vernieuwing). Naast wijkprojecten kunnen

individuen cultureel groeien via doorstroomprojecten en biedt de Unie tal van andere

mogelijkheden om zich cultureel en/of sociaal te ontplooien. Laveyne (2007) waardeert

deze keuze, waarbij ze een langdurige samenwerking een grotere waardering geeft dan

gelegenheidsprojecten. Volgens Geert Six daagt dit de organisatie ook uit om de eigen

methodiek en werkwijzen continu in vraag te stellen. Deze keuze maakt het ook

eenvoudiger om te werken met nieuwe leden in de groep, vermits oudere deelnemers

zelf kennis hebben van het proces en sneller mensen gaan meenemen in de werking. De analyse die Putnam (2000) en Soenen (2006) maakten over netwerkpatronen duidt

dat het bereiken van een divers deelnemerspubliek mogelijkheden biedt om verbindingen

te slaan met mensen die men anders niet ontmoet. Opmerkelijk doorheen de bevraging

is dat deze sociale mix – gezien als onderscheid in socio-economische situatie, of

kansarmen versus meer gegoeden – niet expliciet wordt vernoemd door maatschappelijk

kwetsbaren. De vraag ‘leer je mensen kennen die je in je dagelijkse leven niet zou leren

19 Emancipatie is het proces waarbij mensen in toenemende mate greep kunnen krijgen op hun eigen leven en de samenleving.

51

Page 60: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

kennen’ levert bij mensen in precaire omstandigheden eerder een verwijzing naar

individuen uit andere organisaties of het publiek op. Bij mensen in betere

omstandigheden wordt de verwijzing naar armoede, kwetsbaarheid wel expliciet

gemaakt.

Hoewel kwetsbaren er niet naar verwijzen, blijkt dat deze netwerking aanwezig is en zich

niet scherp differentieert van andere ontmoetingen. De stelling dat er geen klasse-

verschil bestaat binnen de Unie betreft niet enkel de concrete interacties die

plaatsvinden, maar ook de percepties van kwetsbaren. Door de krachtenbenadering die

mensen niet aanspreekt op hun problemen – wat voor velen een nieuw patroon is - ,

worden mensen ook niet “geconsolideerd in de achterstandspositie” (Pinxten, 2003, p.71)

en ervaren ze minder verschillen. Uit een aantal persoonlijke verhalen blijkt dat de Unie der Zorgelozen een belangrijke

bijdrage kan leveren in het emancipatieproces van kwetsbare individuen. Een persoon

blijkt door zijn participatie in de Unie geslaagd te zijn in het vinden van een vaste job,

waar hij voorheen een gebrek had aan structuur in zijn leven en er niet in slaagde werk

te vinden of te houden. Iemand anders overwon zijn verslaving sinds en door zijn

deelname aan theaterstukken. Wanneer gevraagd wordt naar de redenen voor deze

veranderingen en evoluties blijkt dat men dit aan de toewijding aan de activiteiten en het

belang dat men hecht aan de groep, toeschrijft. Zo staat een verslaving het memoriseren

van tekst in de weg met als gevolg dat de plaats in stukken bedreigd wordt. Bovendien

wijst de groep Zorgelozen op dit probleem. Binnen de deelnemers blijken zich processen

van sociale controle te manifesteren. Individuen worden door de groep zelf aangesproken

op pijnpunten.

Deze verwijzing naar een aantal succesverhalen impliceert niet dat de Unie der

Zorgelozen de springplank wordt voor elk individu naar een job of een beter leven. Wel

zijn deelnemers, staf en samenwerkende organisaties unaniem over het belang dat de

werking kan hebben voor het vinden van eigenwaarde door het individu. Mensen kunnen

veel kracht putten uit het voorstellen van een activiteit aan een ruimer publiek, maar

evengoed blijkt dat maatschappelijk kwetsbaren in de Unie der Zorgelozen voor het eerst

erkend worden in hun visies en hun persoonlijk verhaal. Een deelnemer geeft aan zijn

hele leven negatief bekrachtigd te zijn door zijn persoonlijke omgeving. In de Unie der

Zorgelozen wordt hij gehoord. Dit gebeurt niet enkel door op het podium te staan, maar

alles wat men doet, wordt gehonoreerd. Ervaringen tijdens de observatieperiode staven dat maatschappelijk kwetsbaren hun

eigenwaarde – en hieruit bloeit in sommige gevallen een persoonlijk emancipatieverhaal

– (her)ontdekken dankzij de aanvaarding van het individu en de valorisatie van de

persoon als creatieve kracht in de samenleving. Het groepsproces blijkt een essentiële en

empowerende factor in een individueel verhaal. De visie op democratie die de beweging

52

Page 61: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

uitdraagt, blijkt zich in te wortelen in de deelnemers. In een open proces bekrachtigt

men mensen, maar evengoed wordt er ruimte gelaten voor kritiek en worden mensen

aangesproken op hun verantwoordelijkheid in de activiteiten.

7.3.2. Bewustzijn over armoede en maatschappelijke problemen Het bewust kiezen voor een diversiteit in deelnemers is voor Geert Six essentieel bij de

uitbouw van de Unie der Zorgelozen vanuit de overtuiging dat dit een

bewustwordingsproces kan creëren voor maatschappelijk gegoeden. Spiesschaert (2005).

formuleert dat “een bevrijding van mensen in armoede slechts mogelijk wordt als ook de

dominante middenklasse zelf een culturele bevrijding kan doormaken, zodat ze de

dynamieken van uitsluiting en onderdrukking, die eigen zijn aan de huidige samenleving,

kan vervangen door processen van verbondenheid” (p.82).

Joost Bonte en Joon Bilcke halen de mogelijkheden aan om via deze diversiteit mensen te

ontmoeten, waarbij de gemeenschappelijkheid in zeer diverse maatschappelijke posities

kan worden geëxploreerd. Deze gedeelde noemer heeft volgens Joost Bonte een

belangrijke waarde omdat mensen in armoedesituaties vaak een vertekend beeld hebben

van de middenklasse en omgekeerd. De positieve krachtenomgeving en open dialoog die

de Unie der Zorgelozen genereert, zorgen ervoor dat mensen naast een bewustwording

van verschillen ook een overeenkomst in waardekader kunnen ontdekken. Geert Six

hoopt met deze mix de evidenties waarvan gegoeden vaak uitgaan, uit te dagen en hun

een inzicht te geven op de sociale condities van kwetsbaren. Cohen-Cruz (2002) stelt dat

de communicatie rond een veelheid aan identiteiten van een individu ertoe bijdraagt dat

men stereotiepen doorbreekt en sociale attitudes verandert.

Het leren kennen en begrijpen van armoedeprocessen, maatschappelijke problemen en

uitsluitingsprocessen wordt door Zorgelozen zelf aangebracht. Het wordt kernachtig

geformuleerd door een deelnemer die via de Unie der Zorgelozen “de hoeveelheid

armoede in deze streek” ontdekte en het belangrijk achtte om zich in te leven in heel

moeilijke situaties, waar zij voordien geen besef van had. Het gaat om “groot zijn in

kleine dingen”, waarbij elk individu – ook diegene die het goed heeft – bescheiden is en

het aanvaarden van de persoon om wie hij ís, vooropstaat.

7.3.3. Horen van een stem via producties Interesse in cultuur is één van de aangehaalde motieven (naast engagement en

isolement) om actief te worden in de Unie der Zorgelozen. Vos (2003) toonde dat

maatschappelijk kwetsbaren vaak het ingeworteld geloof hebben dat cultuur (theater,

schrijven…) niet aan hen besteed is. Een Zorgeloze wees me op de drempels die hij

voorheen ervoer bij cultuur, waarbij - naast het kostenplaatje – ook de overtuiging dat

53

Page 62: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

dit niet zijn plaats was, overheerste (cf. cultuur van het zwijgen, Freire, 1972). De Unie

der Zorgelozen schept ruimte om dit te overstijgen. Men poogt eigen culturele creaties

van een kwalitatief hoogstaand niveau te maken, waarbij maatschappelijk kwetsbaren

een stem krijgen in het culturele veld en naar de buitenwereld toe. Joon Bilcke ziet de waarde van sociaal-artistieke praktijken, en sowieso de Unie der

Zorgelozen, in een “verschuiving van l’art pour l’art naar de kunstenaar als antropoloog

of als documentairemaker.” De visie van de Unie der Zorgelozen die vertrekt vanuit de

mens en zijn context, en de expliciete aandacht voor maatschappelijke kwetsbaarheid

bieden mensen mogelijkheden om in de artistieke creaties hun stem te laten horen, waar

deze voorheen niet werd gehoord. Deze creaties vormen ook een publiek forum om deze

stemmen aan de buitenwereld te tonen.

In de beginfase vertrok men veeleer vanuit de sociale situatie van deelnemers om een

productie te maken. Nu vertelt men een universeler verhaal. “Nieuwe spelers worden nog

zelden met hun private verhaal ‘te kijk gezet’, en dus veel minder beperkt tot hun

specifieke sociale stempel. Hun materiaal wordt vertaald naar een universeler verhaal.”

(in Hillaert, 2005). “Het tonen dat ook wij dit kunnen” is voor een deelnemer essentieel. Veel van de

deelnemers zitten in een hulpverleningscircuit/tewerkstellingscircuit. Rik Devroe20 merkt

op dat, wanneer sociaal werkers het stuk bekijken waar hun cliënten in meespelen, ze na

afloop de cliënt-sociaal werker relatie mogelijkerwijs anders invullen en de cliënt zien als

een persoon die ruimer is dan zijn problemen. De Unie der Zorgelozen gelooft “in een creatieve samenleving en streeft naar een nieuw

samenlevingsmodel waar het theater in zijn brede vorm een middel is om op te roepen

tot daden, om verantwoordelijkheid op te nemen voor de samenleving, om de underdog

te laten communiceren met de winnaar, om bloot te leggen wat dreigt te worden

vergeten.” (Unie der Zorgelozen, z.d.).

De creaties van de Zorgelozen worden gebracht aan een publiek. De ‘stem van de

Zorgelozen’ wordt hier vertaald en kan voor het publiek verschillende individuele

betekenissen oproepen. Geert Six geeft aan dat het merendeel van nieuwe Zorgelozen

zich engageren in de beweging, nadat ze een stuk zagen van de Unie. Een deelneemster

vertelde dat zij de theaterstukken al kwam bekijken vóór ze actief werd in de Unie. Hier

kwam een ‘maatschappelijke speldenprik’ uit voort. Een bepaald personage vertaalde ze

naar zichzelf en zo werd ze zich bewust van het eigenbelang van waaruit mensen

handelen.

Door de verbindingen die de Unie der Zorgelozen maakt tussen verhalen van mensen,

opvattingen rond een bepaald thema die Zorgelozen naar voor brengen, en een

20 Buurtsport V-tex en vroegere buurtwerker Venning

54

Page 63: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

maatschappijkritische kijk, gecombineerd met het streven naar een artistieke kwaliteit,

creëert de Unie mogelijkheden om te fungeren als forum voor individuele en

maatschappelijke pijnpunten en krachten.

7.3.4. Betekenis op wijkniveau: Dat de werking een empowerende-emancipatorische betekenis kan hebben voor

participanten werd duidelijk, maar de vraag is of en hoe de Unie iets kan betekenen voor

de kwetsbare wijken waar de Unie zijn basis kent. Het deelnemersveld is divers, ook qua

woonplaats, waarbij dus allerminst enkel mensen uit de wijk worden bereikt. De opbouw van het poortgebouw V-tex (in de St-Janswijk) toont aan hoe de Unie der

Zorgelozen meewerkte aan het geven van een stem aan de wijk21. Toen de toenmalige

Vetex dreigde gesloopt te worden, is men vanuit het buurtwerk, OCMW, Unie der

Zorgelozen en andere verenigingen in actie geschoten om dit te vermijden. Een

omgevingsanalyse van Piet Lareu gaf aan dat de oude fabriek een belangrijke

buurtfunctie in zich droeg en bijdragen kon leveren tot leefbaarheid in de buurt. ‘In

Donkere Dagen’ uit 1999 was een grootschalige manifestatie die plaatsvond in het

gebouw. Een ramadamfeest, buurtfeest en een stuk van buurtbewoners geregisseerd

door Geert Six vertaalden dit belang naar het Kortrijkse beleid. Het theaterstuk ‘Ça Va’

vertelde het verhaal van de textielfabriek Vetex, waarbij een aantal acteurs in hun

verleden werkelijk arbeider in de fabriek waren. De massale opkomt naar het project en

het signaal dat het poortgebouw een functie kan opnemen voor het sociaal weefsel in de

buurt, zorgde ervoor dat het volledig gerenoveerd werd en dienst doet voor tal van

verenigingen uit de buurt en Kortrijk ( sport Red-Side, circusclub, chiro St-Jan…). Ook

het merendeel van de wijkprojecten van de Unie der Zorgelozen gaan door in de site.22 De nauwe samenwerking tussen de Unie der Zorgelozen en het buurtwerk kreeg via ‘In

Donkere Dagen’ zijn voedingsbodem. Actueel zijn de wijkprojecten of andere activiteiten

van de Unie der Zorgelozen minder expliciet gericht op het verhaal van de Venning-

Veemarkt, doch Piet Lareu stelt dat de organisatie een belangrijke functie heeft in de

buurt, doordat het laagdrempelige ontmoeting mogelijk maakt en men activiteiten

onderneemt die het sociaal weefsel kunnen versterken (vb. Kookavonden, zwerfvuil uit

wijk halen…). De mogelijkheden in de wijk zijn beperkt, aangezien men voor grote activiteiten

gebonden blijft aan de ruimte die de V-tex hun verschaft. Volgens Geert Six zou het

21 Verhalen gebundeld in “Vetex. Van textiel tot sociaal weefsel V-Tex.” 22 Poortgebouw V-tex maakt deel uit van een Europees project: “Vitalizing City Centres Through Integrated Spatial Planning”. Meer info op: http://www.vispnet.org/digitalcity/map/domainInfoMapLite.jsp?dom=AAAAJRPC&prt=AAAAXQLI&fmn=AAAAXZSU&men=AAAAYHOL

55

Page 64: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

beschikken over een eigen zaal meer mogelijkheden bieden om sterker buurtgericht te

werken en activiteiten te verschaffen die noden van de buurt vervullen.

Via het project ‘Werk in de Wijk’ probeert men een aanloop te voorzien in de connecties

met bewoners en het wijkverhaal (supra). Het opzet en de uiteindelijke bundeling van

alle verhalen bieden terug het potentieel om een relaas van de buurtbewoners te

vertellen, en een stem te verschaffen aan de wijk en zijn stemlozen.

56

Page 65: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Hoofdstuk 8. Maatschappelijke relevantie van de Unie

der Zorgelozen

8.1. Maatschappelijke betekenis van Unie der Zorgelozen Uit de interviews blijkt dat men gelijklopend denkt over de betekenis die men toeschrijft

aan de Unie der Zorgelozen op het niveau van de samenleving. Joost Bonte omschrijft

het “als een voorbeeld van hoe sociaal werk zou moeten zijn”. Anderen stellen het

minder scherp, maar zowel deelnemers aan de Unie als mensen uit de praktijk plaatsen

de Unie in contrast met andere vormen van sociaal werk. Kwetsbaren verwijzen naar hun

eigen ervaringen met hulpverleningsinstanties waar ze niet gehoord worden in hun

verhaal, praktijkwerkers refereren naar tendensen in het sociaal werk als verzakelijking

en managementsdenken die implicaties hebben voor de werksituatie. De analyse van

Banks (2004) toont hoe een brede waaier van sociale beroepen wordt beïnvloed door

deze trends, gaande van individuele hulpverleningsvormen tot opbouwwerk. De opkomst

van “new accountability” (p. 151) die de evoluties meebrengen, toont hoe de ethiek

inzake zorg en de ruimte voor alternatieve zienswijzen die vertrekken vanuit de uniciteit,

contextualisering en empathie aan belang dreigen te verliezen ten gevolge van een

gestandaardiseerd, meetbaar denken.

8.1.1. Verzakelijking en managementsdenken in de sociale sector Tsui en Cheung (2004) halen managerialism aan als “a set of beliefs and practices that

assumes better management will resolve a wide range of economic and social problems”

(p. 437). Het is een reflectie van het marktkapitalisme in de geglobaliseerde wereld, die

ook impact heeft op de sociale sector. Deze impact wordt gevat in 8 noemers (p. 438-

440):

1. The client is a customer (not service consumer)

2. The manager (not the front line staff) as the key

3. The staff are employees (not professionals)

4. Management knowledge (no common sense or professional knowledge) as the

dominant model of knowledge.

5. The market (not society or community) as the environment

6. Efficiency (not effectiveness) as the yardstick

7. Cash and contracts (not care and concern) as the foundation of relationships

8. Quality is equated with standardization and documentation

57

Page 66: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Ook al heeft dit managementsdenken in de sociale sector zijn waarde, volgens de

auteurs moet het met voorzichtigheid worden behandeld, en moet het niet een doel,

maar een middel zijn om zorgverlening sterker te maken.

Andere auteurs trekken het managementsdenken door naar de gebruikers, die vanuit

visies op actief burgerschap, responsabilisering en autonomie worden aangesproken op

het zelf reguleren van dienstverlening. Een voorbeeld inzake ‘direct payments’23 geeft

aan dat dit systeem - hoewel het in eerste instantie als positief wordt geëvalueerd en

meer autonomie laat aan de cliënt - zorgt voor nieuwe uitsluitingsmechanismen voor

diegenen die deze ondernemerszin niet wensen of kunnen op zich nemen. Ook worden

cliënten in een competitieve sfeer gedreven waar men aanspraak poogt te maken in een

systeem met gelimiteerde toegang tot middelen. De vraag wordt gesteld hoe we door de

privatisering van de publieke sector sociale rechtvaardigheid kunnen bewaken.

(Scourfield, 2007). Holemans (2008) toont de verhouding en evolutie van de driehoek markt-staat-

autonome activiteiten aan (p.51).

Volledig autonoom

Volledig markt Volledig staat

Volgens Holemans worden discussies te vaak gevoerd over de horizontale as, met de

vraag naar meer staat of meer markt. Hierbij verliest men de derde noemer uit het oog,

met name de autonome activiteiten, waar de non-profitsector potentieel in zich draagt

activiteiten te stimuleren die bijdragen tot emancipatie en autonomie van burgers. Een

evolutie doorheen de jaren toont aan dat deze sector aan belang verliest. “Je zou kunnen

zeggen dat non-profit organisaties het risico lopen om tweemaal te verliezen. Ten eerste

verliezen ze autonomie door een sterkere afhankelijkheid van een sturende overheid. En

ten tweede verplicht deze laatste hen tot het doorvoeren van elementen van

marktwerking: focus op efficiëntie, meetbare resultaten, competitiviteit, pragmatisme,

schaalvergroting en een opgelegd model van langetermijnplanning.” (Holemans, 2008, p.

52). Dit levert druk op de sector die wordt gevat in kwantitatieve eisen (Specifiek,

Meetbaar, Acceptabel, Realistisch en Tijdgebonden). Hiervan is de huidige waardering

van activering – die het streven naar autonomie en emancipatie vervangt – een pregnant

23 Systeem in Verenigd Koninkrijk, waarbij individuen een budget krijgen en hiermee zelf kunnen voorzien in hun zorg.

58

Page 67: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

voorbeeld. In het SMART-streven komen vragen inzake ethiek en rechtvaardigheid

minder aan bod.

Vanuit een rechtvaardigheidsdenken leveren Postle en Beresford (2007) een scherpe

analyse over ‘managerialism’, waar dit zorgt voor een demoralisatie van het sociaal werk

en een slechtere provisie voor gebruikers. Er wordt gebrekkige aandacht besteed aan de

rol die sociaal werk dient op te nemen inzake sociale inclusie, burgerschap en sociale

rechtvaardigheid.

8.1.2. Vragen gesteld bij deze evoluties De rol die het sociaal werk dreigt te verliezen in het politieke debat, wordt door

bovenstaande auteurs aangehaald. Roose (2008) stipuleert hierbij dat het sociaal werk

geen passieve rol speelt in het managementsdiscours en de verzakelijking, doch zelf een

functie heeft en kan hebben in maatschappelijke discussies. Onder impuls van deze

evoluties krijgt het sociaal werk vaak een voorspelbare rol toegedicht, waarbij voor elk

probleem een unieke oplossing aanwezig is, duidelijk afgegrensd is welke problemen er

zijn en welke functies en taken men hier dient te vervullen. “Voorspelbaar sociaal werk

maakt het realiseren van een nabije, gepersonaliseerde en emancipatorische relatie niet

evident, omdat het engagement vooraf sterk wordt begrensd en omdat het gericht is op

aantonen van resultaten met betrekking tot het oplossen van problemen”. (Roose, 2008,

p. 62).

Deze beheersingsopvatting houdt een aantal a priori’s in die niet ter discussie staan. Heel

wat problemen die voorkomen in de samenleving, zouden sociaal werk problemen zijn en

deze problemen kunnen en moeten worden opgelost. Dit impliceert een individualisering

van problemen die zich nochtans vaak situeren op een complex, structureel niveau.

Volgend de auteur is het sociaal werk gedoemd om te mislukken vanuit dit

beheersingsparadigma, aangezien deze visie van oplosbaarheid niet correspondeert met

de complexiteit van kwesties en men geen fundamenteel antwoord kan geven op vele

problemen (wat niet impliceert dat individuele hulpverlening niet waardevol kan zijn).

Roose (2008) pleit voor een ontgrenzende benadering die het beheersingsdenken

uitdaagt. Hij stelt de vraag of de taak van het sociaal werk vooral in het individueel

ondersteunen van mensen ligt dan wel of het fungeert als een “maatschappelijk platform

waar wordt gereflecteerd over de betekenis van menselijke waardigheid, wat dit kan

betekenen en hoe mensen dit proberen te realiseren“ (p.69).

8.1.3. Presentietheorie in de Unie der Zorgelozen De vraag naar de maatschappelijke relevantie van de Unie der Zorgelozen riep bij een

aantal praktijkmensen (Joost Bonte en Franceska Verhenne) de spontane verwijzing op

59

Page 68: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

naar de presentietheorie van Andries Baart. Deze theorie beschrijft Roose (2008) als een

tegenreactie op de managementsbenadering in het sociaal werk. De aanwezigheid op

zich van het werk wordt gevaloriseerd en in contrast geplaatst met het sterke

interventiekarakter aanwezig in het huidige sociaal werk. Holemans (2008) toont dat de

overgang naar een risicomaatschappij vraagt om met onzekerheden om te gaan. Vanuit

een beheersingsgeloof pogen we dit te doen door uitgebreid te plannen en te sturen.

Deze overregulatie levert volgens de auteur het gevaar dat we de creativiteit en

zorgzaamheid uit de samenleving halen.

De presentietheorie is gericht op maatschappelijk kwetsbaren of diegenen die aan een

gevoel van sociale overbodigheid lijden en ontstaat vanuit de observatie van het werk

van buurtpastores in Nederland. Baart (z.d. & in Roose, 2007) omschrijft een aantal

methodische principes eigen aan deze theorie. Deze omvatten het toestappen naar de

kwetsbare, het aansluiten bij de leefwereld en ritme van de andere, doelbepalingen die

gedetermineerd worden door de kwetsbare… De benadering sluit nauw aan bij en

vertrekt vanuit de context van mensen, waarbij het meest essentiële kenmerk is

‘aanwezig zijn’. Sociale overbodigheid is een centraal begrip in de presentietheorie en verwijst naar een

gevoelsmatige component. Doorheen de interviews kwam aan bod dat maatschappelijk

kwetsbaren vaak in isolement zitten en niet worden gehoord noch in hun persoonlijk

netwerk, noch in hulpverleningsinstanties. Franceska Verhenne stelt dat in het sociaal

werk veel mensen een vorm van zelfbescherming hanteren door zich te beperken tot hun

professionele taak, omdat “er echt zijn” voor mensen veel energie vraagt. De beschreven

processen over de Unie der Zorgelozen tonen dat ‘het er zijn’ en ‘het horen’ van de ander

startpunten zijn van de werking. Rik Devroe24 haalt het belang van het luisteren naar

mensen aan, zelfs al is men niet direct in staat iets te doen. Het aanwezig zijn voor het

individu is al empowerend op zich. Buurtwerkers en OCMW meldden dat de Unie een

organisatie is waar uitgestotenen (ook uit zorginstanties) terecht kunnen voor een pot

koffie zonder verplichtingen. Deze ervaring van overbodigheid komt niet enkel voor bij kwetsbaren, maar kunnen we

zien als een implicatie van de postmoderne samenleving. Het individualiseringsrisico

(Beck, 1997) toonde dat de traditionele integratiekaders vervangen worden, wat naast

meer autonomie ook onzekerheid met zich meebrengt voor individuen. De waarde die de

Unie kan hebben in het wegwerken van gevoelens van sociale overbodigheid gaan over -

met de woorden van Caroline Verhaeghe25 – “gewoon een keer gewoon doen”. Geert Six

merkt deze gevoelens van overbodigheid bij een variëteit van deelnemers en stelt dat de

24 Buurtsport V-tex en vroeger buurtwerker in Venning 25 Buurtcentrum 8-urenhuis en vroegere straathoekwerker

60

Page 69: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Unie der Zorgelozen deze onzekerheid kan opvangen door een nieuw verbindingskader te

verstrekken vanuit een leefwereldbenadering en een open, hartelijke sfeer.

8.1.4. Voorbij de presentietheorie De implementatie van ‘presentie’ in de Unie der Zorgelozen hoort individuen en geeft hen

zo een eigenwaarde terug. De vraag blijft echter wat dit kan betekenen voor een

samenleving en de opbouw van de samenleving. Eerder dan beperkt te blijven tot het

individu – wat in een presentietheorie het geval is –, opent het de vraag hoe processen in

de Unie een emanciperende functie en een ruimere structurele impact in het opbouwen

van een samenleving hebben. Sociaal-artistieke praktijken kennen hun wortels in de maatschappelijke evoluties die de

nadruk leggen op het recht van elk individu om zich cultureel te ontplooien. Sinds 1993 is

dit ingeschreven in de grondwet en de werkvorm probeert kwetsbaren een plaats te

geven waardoor dit mogelijk wordt. Het hoofdstuk over emancipatie toonde hoe de

ideeën van Freire rond dialogale relaties en culturele actie leidend tot

bewustzijnsvorming, bijdragen tot sociale verandering en hoe dit verder gaat dan een

individueel proces. Corijn (2002) wijst op de mogelijkheid besloten in de werkvorm om

leefwerelden en referenties van kwetsbaren op het publieke forum te plaatsen. De Unie

der Zorgelozen fungeert als forum waar menselijke leefwerelden worden gehoord en

vertaald in een artistiek of sociaal product. Ze kunnen een verhaal over een groep of wijk

vertellen en zo bewustzijnswording over armoedeprocessen of andere problematieken in

de hand werken. Hierbij reikt men verder dan het aanwezig zijn en brengt men de

leefwereld van niet-gehoorden onder een publieke noemer.

8.2. Tegenwicht voor verzakelijking en ‘managerialism’ De intrinsieke mogelijkheid die in de sociaal-artistieke werkvorm besloten ligt om als

maatschappelijk forum te dienen, betekent op zich een tegenbeweging inzake de

verzakelijking van de sociaal werk sector omdat de alledaagsheid, de leefwereld

vertrekpunt wordt. De werking van de Unie der Zorgelozen wordt door geïnterviewden

getypeerd als ‘hartelijk’, als ‘ongedwongen’. Er zijn geen vaststaande definities over

burgerschap of over integratie in de samenleving die men wil bereiken met individuen,

maar men poogt in een spontane sfeer mensen te begroeten en te honoreren in hun

zienswijzen. Een opvatting over relationeel burgerschap komt hier aan bod, waarbij in

samenspraak, in dialoog met participanten een concept ontstaat. Inzake

gemeenschapsvorming stelt Bouverne-De Bie (2005:3) een relationeel burgerschap

voorop, dat vragen opwerpt voor elke sociaal-culturele tussenkomst inzake hun

meerwaarde. De functionele dimensie stelt zich de vraag of de tussenkomt tegemoet

61

Page 70: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

komt aan maatschappelijke noden afgewogen naargelang de context. Mogelijkheden die

deze tussenkomst biedt op het vlak van confrontatie tussen verschillende zienswijzen en

de gelijke toegang van iedereen vat ze onder een morele dimensie. De expressieve

dimensie poneert de vraag in welke mate de tussenkomst tegemoet komt aan visies van

mensen.

De roots van de Unie der Zorgelozen liggen in een maatschappelijke vraag van bewoners

zelf26 en men neemt de leefwereld van individuen als vertrekpunt. Gebleken is dat hier

een zeer divers deelnemerspubliek wordt aangesproken en gehoord. Dit maakt een

confrontatie van visies mogelijk, er komen ontmoetingen tussen verschillende groepen

die elkaar in het dagdagelijkse leven niet of minder intensief treffen, voor en dit brengt

waardevolle verbanden en bewustzijnsprocessen tot stand.

Een significant voorbeeld inzake de ongedwongenheid en het tegenwicht voor

opvattingen rond actief burgerschap betreft de wijze waarop verantwoordelijkheid in de

Unie der Zorgelozen aan bod komt. Responsabilisering van individuen acht de organisatie

belangrijk, maar dit impliceert niet dat gedetermineerde regels het opnemen van

verantwoordelijkheid vergezellen en zeker niet dat ze de voorwaarde worden voor al dan

niet insluiting in de werking. Ze groeien vanuit een gezamenlijk streefdoel m.b.t. de

werking, een respect voor de diversiteit van individuen en sociale controlemechanismen

die de groep deelnemers zelf op zich nemen.

Volgens Joost Bonte integreert de Unie der Zorgelozen verschillende werkvormen in de

organisatie, telkens startend vanuit het potentieel van het individu en de

ongedwongenheid van de organisatie. De Unie houdt niet vast aan het inzetten van

afgebakende methodes of werkvormen, maar combineert de functies van

ontmoetingscentrum met buurtwerk, individuele hulpverlening, vormingswerk en artistiek

werk. Dit strookt met persoonlijke bevindingen over de Unie der Zorgelozen en valt te

verklaren vanuit het prioritaire belang dat men hecht aan de sociale basis van de werking

om de organisatie en haar projecten gestalte te geven. Deze onderbouw kan slechts

resulteren in een artistiek sterk resultaat en kan slechts ten volle worden benut als er

mogelijkheden zijn om de diversiteit van mensen te honoreren.

8.3. Belang van samenwerkingen Het belang dat de Unie der Zorgelozen hecht aan maatschappelijk kwetsbaren blijkt

groot. maar het werken met gedepriveerden in de samenleving brengt een confrontatie

met problemen mee. De Unie ‘hoort’ de verhalen en betekenisgeving van kwetsbaren.

Heel wat individuen winnen door de organisatie structuur en nemen hierdoor hun leven in

26 Zowel vanuit de maatschappelijke nood geëxpliciteerd door kwetsbaren in bijvoorbeeld het algemeen verslag over de armoede, als bij de opzet van de eerste wijkprojecten (Geert Six bij Antigone) kwam de vraag vanuit bewoners zelf.

62

Page 71: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

handen. Toch blijft de Unie een sociaal-culturele werking die niet fungeert als instantie

bevoegd voor individuele hulpverlening, die rechtstreeks materiële middelen ter

beschikking stelt of zorgt voor het effecturen van welzijnsrechten voor en met individuen.

Het draagt functies in zich die gericht zijn op een buurt, op een individu en zijn

problemen, maar de grote variëteit aan werkvormen blijft beperkt qua mogelijkheden.

De Unie is zich hiervan bewust en stelt de samenwerking met partners centraal om de

hiaten op te vangen. Het buurtcentrum en het buurtwerk kunnen een belangrijke

voortzetting zijn van processen die zich in de Unie afspelen. Sociale problemen die in de

Unie worden opgevangen en hun petje te boven gaan, kunnen door deze nauwe

samenwerking worden gecommuniceerd – hetzij door de persoon zelf, hetzij door de Unie

– naar de sociale dienst in het buurtcentrum. Buurtwerkers en straathoekwerkers in de

buurt kunnen problemen in de buurt opvangen en ventileren naar de Unie of omgekeerd.

Hierbij wordt via een regelmatig contact ook de vraag gesteld hoe men een betekenis

kan hebben in het leven van individuen en de gemeenschap (zo ontstond bijvoorbeeld

Werk in de Wijk) en werpt men kritische vragen kan op rond elkaars werking. Met het

OCMW bestaat eenzelfde wederkerigheid. Het OCMW ondersteunt de Unie der Zorgelozen

en acht deze hoog in een proces van maatschappelijke integratie. In de Unie der

Zorgelozen – analoog de opvatting van Bouverne-De Bie (2003, supra) – vult men deze

integratie echter niet instrumenteel in. Deze visie wordt ook gevaloriseerd door het

OCMW.

8.4. Belang van de Unie der Zorgelozen De Unie der Zorgelozen levert mogelijkheden inzake de culturele ontplooiïng en

emancipatie van individuen. De ontmoetingsfunctie die de openheid van het huis in zich

draagt, kan tevens fungeren als buurtcentrum waar ieder over de vloer komt. Individuele

of groepsproblemen worden in de Unie gehoord en aangepakt waar nodig. Wanneer men

stoot op grenzen binnen de Unie, levert de nauwe samenwerking tussen partners in het

Kortrijkse sociale veld mogelijkheden om deze aan te pakken. De organisatie is beperkt in zijn mogelijkheden. De stelling dat dit sociaal werk is zoals

het moet zijn, dient dus genuanceerd te worden. Een werking als de Unie der Zorgelozen

zit in een luxepositie, aangezien men niet wordt geconfronteerd met strikte regelgeving

of met grote maatschappelijke eisen inzake integratie of activering. De Unie der

Zorgelozen expliciteert het zelf als “een vrijbuiterspositie eigenlijk die nog gevrijwaard

blijft van te veel via regelgeving opgelegde kwantitatieve resultaten. Deze vrijheid

gekoppeld aan de fundamentele emancipatorische eigenschappen van sociaal-artistiek

werk maakt dat de Unie een verschil kan maken op het maatschappelijk kruispunt van

cultuur, economie, educatie en politiek.” (Unie der Zorgelozen, 2008).

63

Page 72: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Het is en blijft voornamelijk een organisatie die een bijdrage kan leveren tot de culturele

ontplooiïng van mensen, waardoor men een veel grotere ruimte kan geven aan

ontmoeting, ongedwongenheid, luisteren… zonder dat men onderhevig is aan specifieke

maatschappelijke eisen inzake integratie of men meetbare resultaten moet produceren.

Het is dus niet het betoog dit als dé vorm van sociaal werk te behandelen, want men is

ook in mindere mate onderhevig aan verzakelijkende tendensen.

Desalniettemin levert de Unie der Zorgelozen een kritisch denkkader voor de huidige

evoluties in het sociaal werk. De uitwisseling tussen verschillende partners levert volgens

Franceska Verhenne een bijdrage tot het kritisch analyseren van de eigen praktijk.

Volgens haar fungeert de Unie der Zorgelozen als een spiegel voor het OCMW. In hun

theaterstukken komt een zeer kritische kijk op de samenleving naar voor en kan er ook

worden geventileerd rond hulpverleningsinstanties zoals het OCMW. Naast deze kritische

rol fungeert de Unie als tegenpool voor verzakelijking door het inherent

leefwereldperspectief en de aansluiting op de diversiteit van individuen en hun context

van waaruit ze vertrekken. Kwaliteit van de Unie der Zorgelozen wordt niet

gestandaardiseerd, maar krijgt haar waarde vanuit de humane componenten die men

opneemt.

64

Page 73: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Conclusies

In de masterproef wordt het concept samenlevingopbouw niet als methodisch

afgebakend behandeld. Het vertrekpunt is een bezorgdheid over armoede en

kwetsbaarheid in de samenleving. Vanuit een kritisch-politiek begrijpen wordt de vraag

gesteld hoe sociaal-artistieke praktijken kunnen bijdragen tot het opbouwen van een

samenleving. Het kader dat Shaw en Martin (2000) naar voor brengen behandelt

samenlevingsopbouw als forum dat dient om verschillende stemmen – zeker van niet-

gehoorden – op te vangen en te ventileren naar een maatschappelijk niveau om zo te

streven naar een inclusieve democratie. Dit werd vertaald naar sociaal-artistieke

praktijken en in het onderzoek werd duidelijk hoe processen binnen de Unie der

Zorgelozen worden vormgegeven en hoe deze bijdragen tot de situatie van kwetsbaren.

Een bespreking van de netwerkvorming die plaatsvindt in de Unie der Zorgelozen

ontstaat vanuit het signaal in literatuur dat het sociaal netwerk van kwetsbaren vaak

beperkt is. De Unie der Zorgelozen maakt een keuze voor een sociale mix, waardoor dit

openingen creëert naar het in vraag stellen wat dit betekent voor mensen in kwetsbare

posities. De Unie der Zorgelozen brengt in haar werking een groot aantal mensen met diverse

sociale achtergronden samen. Deelnemers gaan verbanden aan binnen deze groep,

gaande van diepgaande vriendschappen tot losse babbels. De visie van de organisatie die

een openheid en aanvaarding van iedereen vooropstelt, sijpelt door naar het grootste

deel van de deelnemers die nieuwe leden hartig verwelkomen. Hoewel de Unie poogt een

hechte groep te vormen en te streven naar gemeenschappelijke doelen wat op bepaalde

momenten een zeer intensieve verbintenis vraagt, laat de werking via tal van andere

activiteiten en hun samenwerkingsverbanden ruimte aan andere engagementen, aan

vluchtige betrokkenheid of contact en vormt de basis van de werking de mogelijkheid en

valorisatie van diversiteit. De kleinste artistieke komma van elk individu krijgt een plaats,

maar het punt wordt gezamenlijk gezet.

Netwerkvorming in de Unie der Zorgelozen is belangrijk in het individuele leven van veel

deelnemers, omdat het mensen in precaire omstandigheden kan behoeden voor of

redden van eenzaamheid en van sociaal isolement. Daarnaast draagt het bij tot

ontmoeting en leefbaarheid in de lokale context waarin men ingebed is.

De netwerkvorming en de bijdragen die het levert voor kwetsbaren en de gemeenschap

resulteren uit de principes vooruit geschoven door, keuzes gemaakt door en processen

die zich manifesteren in de Unie der Zorgelozen. De valorisatie van de sociale basis en

65

Page 74: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

netwerkvorming die hieruit mondt vormt een aanloop tot de vraag welke

emancipatieprocessen in de Unie worden onderscheiden en hoe het fungeert als

maatschappelijk forum voor niet-gehoorde stemmen. De Unie der Zorgelozen vertrekt vanuit de idee dat de (culturele) emancipatie van

individuen geen grenzen kent. Bijgevolg investeert men veel in diverse activiteiten die

mensen aanspreken op het creatief potentieel, kunnen individuen zelf voorstellen voor

activiteiten geven en levert men via doorstroomprojecten de mogelijkheden zich te

verdiepen in theater.

De Unie der Zorgelozen levert een belangrijke bijdrage tot het opbouwen van een gevoel

van eigenwaarde bij deelnemers, waar ze voorheen vaak niet werden gehoord in hun

persoonlijke beleving. Door de aanvaardingscultuur in de organisatie en door de verhalen

te vertalen in een creatief product, brengt het mensen een geloof in zichzelf bij, geeft het

hen een eigenwaarde en leidt het soms tot de kracht zich persoonlijk te verheffen.

Deelnemers in een maatschappelijk sterke positie geven aan dat de sociale mix in de

Unie der Zorgelozen bijdraagt tot bewustzijnswording over maatschappelijke problemen

zoals armoede, psycho-sociale problemen… Dit wordt gevaloriseerd door deelnemers in

een maatschappelijk sterke positie. Een soortgelijk proces doet zich voor bij het naar

voor brengen van een artistiek product – vaak toneelstuk – aan een publiek, waardoor

speldenprikken kunnen worden uitgedeeld aan toeschouwers en men mogelijks een

ander perspectief inneemt ten aanzien van mensen in kwetsbare omstandigheden. Door de koppeling tussen persoonlijke perspectieven en een maatschappelijk verhaal en

door deze verbinding te vertalen in een artistiek product fungeert de Unie der Zorgelozen

als forum voor individuele perspectieven en maatschappelijke bezorgdheden. Dit kan

bijdragen tot een maatschappelijke emancipatie van kwetsbare individuen en groepen in

de samenleving. De samenwerkingsverbanden die de Unie aangaat met spelers in het

sociale veld zorgen ervoor dat het zorgperspectief besloten binnen de Unie der

Zorgelozen aangevuld kan worden met een denken in termen van rechteneffectuering.

De klassieke opvatting van samenlevingsopbouw waar de wijk fungeert als een

interventiekader, vraagt om nuancering bij de case studie van de Unie der Zorgelozen.

Correcter is om het wijkniveau en de bewuste keuze voor de vestiging in een

gedepriveerde buurt als een interpretatiekader te beschouwen. Verhalen, moeilijkheden

en krachten die zich in de omgeving manifesteren zijn een weerspiegeling van de

maatschappelijke situatie en fungeren als concrete uitvalsbasis om een ruimer

maatschappelijk relaas aan te kaarten.

Inleidend werd aangehaald dat een case studie beperkingen in zich draagt om te

verruimen naar het werkveld. De basiskenmerken van sociaal-artistieke praktijken die

66

Page 75: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Demeyer en Vanpee (2003, supra) naar voor schuiven, tonen dat in de werkvorm een

combinatie tussen artistieke en sociale processen, het overstijgen van sociale en

culturele breuklijnen in de samenleving, de actieve deelname van mensen in precaire

omstandigheden en het samenwerken met diverse culturele en sociale actoren eigen zijn

aan de werkvorm. Desalniettemin is het voor elke organisatie mogelijk keuzes te maken

om aan deze componenten vorm te geven. Inleidend werd aangehaald dat de keuze voor

de Unie der Zorgelozen mee bepaald werd doordat deze organisatie een aantal expliciete

keuzes maakt, die duidelijk werden doorheen de bespreking over de Unie der Zorgelozen.

Het betreft:

- Sociale mix vooropstellen en bereiken

De Unie der Zorgelozen maakt bewust geen categoriale keuze en deelnemers

worden gekenmerkt door een grote verscheidenheid in maatschappelijke

omstandigheden.

- Alle activiteiten vormgeven uit dezelfde basisgroep

In de Unie der Zorgelozen werkt men telkens met een zelfde groep, die weliswaar

wordt aangevuld met nieuwe leden.

- Veel ruimte voor sociale activiteiten naast het artistieke werk

Men schenkt niet enkel aandacht aan het sociale proces in de artistieke creaties,

maar ook in de werking acht men sociale activiteiten belangrijk om de basis te

versterken. De diversiteit inzake de achtergrond van de deelnemers op socio-economisch vlak, de

keuze voor een vaste basis en de aandacht voor sociale activiteiten zijn

mededeterminanten van de beschreven processen inzake netwerkvorming en

emancipatie en dragen bij tot een individuele en maatschappelijke verheffing van

kwetsbaren. Desalniettemin roepen de keuzes die de Unie der Zorgelozen maakt een

aantal vragen op.

Zo werd kort verwezen naar de afhankelijkheidscultuur die zich kan manifesteren bij

kwetsbaren, ten gevolge van het kiezen van een vaste groep waardoor kwetsbaren de

Unie der Zorgelozen associëren met een familie. De staf erkent zelf dit gevaar en poogt

dit risico op te vangen door de organisatie niet afhankelijk te houden van een aantal

artistieke/sociale leiders, en ook deelnemers in staat te stellen de organisatie te dragen.

In welke mate dit opzet de duurzaamheid van de organisatie garandeert zal moeten

blijken in de toekomst.

Daarnaast blijkt dat de vaste deelnemersgroep zich kenmerkt door een sterke

verbondenheid. Een aantal malen werd verwezen naar de Unie der Zorgelozen als een

familie of een soort van micro-maatschappij. De vraag is of deze sterke betrokkenheid

niet noopt tot het afsluiten van de groep in een aparte wereld. Uit de analyse blijkt dat

dit actueel de komst van nieuwe leden niet in de weg staat, en deze worden door zowat

67

Page 76: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

alle Zorgelozen met open armen ontvangen. Wel blijken een klein aantal stemmen deze

vernieuwing niet wenselijk te achten. De visie van de organisatie stelt een openheid en

aanvaarding van iedereen voorop. Het lijkt dus dat de organisatie er blijvend moet op

waken dat zich geen uitsluitingsmechanismen nestelen in de groep en de huidige groep

Zorgelozen hier geen ‘elitegroep in het Kortrijkse sociaal-artistiek werk’ wordt, niet

gescheiden door sociale achtergrond, maar wel door sociaal-artistieke ervaring. De vragen die de expliciete keuze van een vaste groep en een sociale mix oproepen

betreffen toekomstvragen, waar de organisatie momenteel mee wordt geconfronteerd.

Keuzes gemaakt in het sociaal-artistieke veld zullen vragen oproepen en zowel krachten

als bedreigingen in zich dragen. Het belangrijkste lijkt dat een organisatie zich hier

bewust van is en hun keuzes legitimeert in het zicht van hun eigen visie, en duidt naar

hun deelnemers en werkveld. De Unie der Zorgelozen gaat deze vragen zeker niet uit de

weg.

De eigenheid van de Unie der Zorgelozen zorgt dat de case studie niet zomaar kan

verruimd worden naar het sociaal-artistieke werkveld op zich. De inherente componenten

van de werkvorm maken het echter mogelijk een aantal conclusies te verruimen uit dit

onderzoek. In elk sociaal-artistiek project is er de keuze voor een krachtenbenadering of

het vertrekken vanuit het creatief potentieel van deelnemers – met nadruk op kwetsbare

deelnemers – wat voor individuen al een verruiming betekent van het

probleemperspectief van waaruit ze vaak worden aangesproken. In de vormgeving van

de processen staat altijd een inbreng van de deelnemers zelf centraal. Elk sociaal-

artistiek project heeft zo het potentieel de eigenwaarde van individuen te verhogen. Door

in het creatieproces deelnemers te betrekken en hun perspectief te valoriseren, kan het

fungeren als een forum waar kwetsbaren hun stem kunnen laten horen en kunnen ze –

analoog Corijn (2002) – bijdragen tot de opbouw van nieuwe culturele uitingsvormen.

Daarnaast stellen Demeyer en Vanpee (2003) dat het telkens gaat over het overschrijden

van sociale en culturele breuklijnen. Hoewel men in sociaal-artistieke praktijken soms

explicieter doelgroepen voorop plaatst, blijkt wel dat er in alle sociaal-artistieke

praktijken een uitwisseling is tussen individuen in verschillende omstandigheden. Uit de

case studie bleek dat dit bewustzijnprocessen over kwetsbaarheid in de hand werkt

(hetzij in de vormgeving van het proces zelf, hetzij in het contact met een publiek). De mogelijkheden om conclusies uit dit onderzoek in te schakelen in het sociaal werk

kwamen in het slothoofdstuk aan bod. Hier kwam de openheid en hartelijkheid van de

werking van de Unie der Zorgelozen aan bod, die als buffer kan fungeren tegen de

evoluties in het sociaal werk rond verzakelijking en managerialism.

68

Page 77: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Organisaties die zich bewegen in het sociaal werkveld worden vaak onderworpen aan een

regelgeving, waarbinnen een managementsdenken zijn intrede doet. Kwaliteitsnormen

worden afgebakend en vertrekken vaak uit voorgekauwde afbakeningen over

maatschappelijke thema’s, zoals integratie (wordt voornamelijk bereikt via werk). De

case studie van de Unie der Zorgelozen toont een open kader, waarbij dergelijke

afbakeningen niet worden gehanteerd.

We moeten weliswaar erkennen dat sociaal-artistieke organisaties momenteel gespaard

blijven van grote regelgeving, en dus vanuit een weinig dwingend kader vorm kunnen

geven aan processen die de mens en zijn context centraal zetten. De positie van sociaal-

artistieke praktijken kan benoemd worden als een luxe, aangezien ze weinig externe

eisen uit een macro-niveau in rekening dienen te brengen en we kunnen deze processen

aldus niet integraal overzetten naar andere sociaal werk praktijken. Daarnaast fungeren

ze als een werkvorm die sociale en culturele expressie centraal stelt, en biedt men geen

professionele hulpverlening of materiële ondersteuning aan kwetsbaren (of het is toch

niet hun opdracht). Wel is de case studie van de Unie der Zorgelozen belangrijk omdat ze fungeert als een

exemplarisch voorbeeld van wat menselijkheid, aanvaarding en hartelijkheid kan

bijdragen tot de positie van maatschappelijk kwetsbaren en tot de ruimere samenleving.

Deelnemers wijzen erop dat ze niet worden gehoord in hulpverleningsinstanties,

praktijkmensen geven hetzelfde signaal, maar erkennen allemaal het belang van de Unie

der Zorgelozen. De beweging fungeert als een tegenvoorbeeld van verzakelijking in de

sociaal werksector en door de samenwerking die men onderhoudt kan men kritische

vragen oproepen bij sociale instanties over hun werkwijze.

Waar sociaal-artistieke praktijken verschillende keuzes maken inzake de vormgeving van

de processen en aldus andere bijdragen zullen hebben tot het sociale weefsel, de

emancipatieprocessen… is de openheid van de Unie der Zorgelozen wel iets dat kan

vertaald worden naar sociaal-artistieke praktijken. Door de vrijbuiterspositie en de

nadruk op sociale processen hebben alle sociaal-artistieke praktijken de mogelijkheid een

open kader naar voor te schuiven, dat afwijkt van de beperkingen die onder impuls van

verzakelijking in het ruimere sociaal werk aanwezig zijn en kan men vragen omtrent de

definitie van humaniteit op een forum plaatsen.

Een antwoord op het uitgangspunt van de masterproef, namelijk wat de (meer)waarde is

van sociaal-artistieke praktijken voor samenlevingsopbouw, hangt samen met de

opvatting van samenlevingsopbouw die gehanteerd wordt.

Sociaal-artistieke praktijken zijn niet rechtstreeks verbonden met samenlevingsopbouw

op lokaal niveau. Bepaalde praktijken nemen de wijk als interventiekader, anderen zijn

niet gebonden aan een bepaalde regionale entiteit. Uit de case studie blijkt dat de Unie

69

Page 78: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

der Zorgelozen haar lokale omgeving vooral beschouwt als een interpretatiekader voor

maatschappelijke problemen. De Unie der Zorgelozen fungeert niet als een organisatie

die projecten in samenlevingsopbouw opzet, maar de hele organisatie is wel een

‘samenlevingsopbouwproject’. Eerder dan een meerwaarde te zoeken in sociaal-artistieke

praktijken voor samenlevingsopbouw, wordt als slotconclusie een eigenwaarde van

praktijken voor samenlevingsopbouw aangehaald. Sociaal-artistieke praktijken tonen hoe werken met maatschappelijk kwetsbaren kan

gekaderd worden binnen een open kader, waarbij iedereen wordt gehonoreerd en

gehoord, om zo te komen tot een diversiteit van zienswijzen die op een publiek forum

worden geplaatst. Het vertaalt de potenties van individuen en hun eigen kracht in een

artistiek (kwalitatief) product. Het stelt via culturele weg maatschappelijke evidenties in

vraag en levert bijdragen tot de valorisatie van sociaal werk die de context van

individuen als startpunt neemt en niet hun gesegmenteerde problemen opvangt om zelf

oplossingen te bieden. Kortom: het toont hoe een (artistiek) proces waarbij men een stem verschaft aan én

uitdraagt van stemlozen bijdraagt tot een samenleving in diversiteit en hoe kritische

vragen rond menswaardigheid dienen te worden gesteld vanuit een open – tegenover

een afgebakend disciplinerend - kader.

70

Page 79: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Literatuurlijst

Anciaux, B. (2000). Beleidsnota cultuur 2000-2004. Brussel: Vlaamse Overheid.

Anciaux, B. (2004). Beleidsnota cultuur 2004-2009. Brussel: Vlaamse Overheid.

Atkinson, W. (2007). Beck, individualization and the death of class: a critique. The British

Journal of Sociology, 58(3), 349–366.

Baart, A. (z.d.). Introductie in de presentietheorie.

Afgehaald op 10 april 2008 van

http://www.lesi.nl/fileadmin/bestanden/Diversen/Introductie_in_de_presentietheorie__

prof._dr._Andries_Baart.pdf

Baert, H., Duyvendak, J.W., & Hellinckx, L. (2003). De lokale samenleving: een

integratiekader én een interventiekader? In Baert, H., & De Bie, M. et al. (red.).

Handboek samenlevingsopbouw in Vlaanderen (pp. 57-80). Brugge: Die Keure.

Banks, S. (2004). Ethics, accountability and the social professions. Basingstoke New

York: Palgrave Macmillan.

Beck, U. (1997). De wereld als risicomaatschappij : essays over de ecologische crisis en

de politiek van de vooruitgang. Amsterdam: Balie.

Billiet, J., & Waege, H. (red.). (2001). Een samenleving onderzocht: methoden van

sociaal-wetenschappelijk onderzoek. Antwerpen: Standaard.

Bouverne-De Bie, M. (2001). Cursus Sociale agogiek. Gent: Academia Press.

Bouverne-De Bie, M. (2003). Cursus Sociale agogiek. Gent :Academia Press.

Bouverne-De Bie, M. (2005, 5 oktober). Discussietekst: Wat is de rol van het sociaal-

cultureel volwassenenwerk op het vlak van gemeenschapsvorming? Brussel: Socius.

Bouverne-De Bie, M. (2006, juli). Participatie: van opvoedingsdoel tot

samenlevingsopbouw. Welzijnsgids-welzijnszorg. Samenlevingsopbouw, 61, 135-153.

71

Page 80: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Bouverne-De Bie, M. (2007). Cursus sociale pedagogiek. Onuitgegeven cursus. Gent:

Universiteit Gent.

Carey, P., & Sutton, S. (2004). Community development through participatory arts:

Lessons learned from a community arts and regeneration project in South Liverpool.

Community Development Journal, 29(2), 123-134.

Caron, B., & Vastesaeger, T. 2001. De sociaal-artistieke projecten vormen een hefboom

in de verzuurde samenleving.

Afgehaald op 3 januari 2008 van

http://www.cultureetdemocratie.be/nl/tekst/publicatie7.pdf

Clé, A. (2005). Culturele, sportieve en sociale participatie. Het OCMW aan zet! Kunst en

democratie: POD Maatschappelijke integratie.

Claeys, J. , Elchardus, M., & Vandebroeck, D. (2005). De smalle toegang tot cultuur , een

empirische analyse van cultuurparticipatie en van de samenhang tussen sociale

participatie en cultuurparticipatie. In Vlaanderen gepeild 2005. (pp. 7-35). Brussel:

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Administratie Planning en Statistiek.

Cook, J., Roche, M., Williams, C. C., & Windebank, J. (2001). The Evolution of Active

Welfare Policies as a Solution to Social Exclusion in Britain. Journal of European Area

Studies, 9(1), 13-26.

Cohen-Cruz,J. (2002). An introduction to community art and activism.

Afgehaald op 23 februari 2008 van

http://www.communityarts.net/readingroom/archivefiles/2002/02/an_introduction.php

Corijn, E. (2002). Cultuur als stem. In TerZake Cahier (oktober 2002). Kunst (s)maken.

Een zoektocht door de vele kamers van het sociaal-artistieke huis aan de hand van

toon-, denk- en debatmomenten, (pp. 10-16). Brussel: De Wakkere Burger, VIBOSO en

Kunst en Democratie.

Vlaamse Overheid. (2004). Decreet houdende de subsidiëring van kunstenorganisaties,

kunstenaars, organisaties voor kunsteducatie en organisaties voor sociaal-artistieke

werking, internationale initiatieven, publicaties en steunpunten – het kunstendecreet.

Brussel: Vlaamse overheid, Administratie Cultuur.

72

Page 81: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Afgehaald op 12 november 2008 van

http://www.cjsm.vlaanderen.be/cultuur/kunsten/kunstendecreet/wetgeving/index.html

Demeyer, B. (1998). ART23*. Cultuurparticipatie: een vergeten recht en bindende kracht

in de armoedebestrijding. Een kijk op de ART23-projecten: Kunstprojecten als

hefboom tegen sociale uitsluiting. Brussel: Koning Boudewijnstichting.

Demeyer, B., & Van Pee, K. (2003). De sociaal-artistieke praktijk in België. Een

kwalitatief onderzoek naar methodiekontwikkeling. Brussel: Kunst en democratie.

Dingeldey, I. (2007). Between workfare and enablement – The different paths to

transformation of the welfare state: A comparative analysis of activating labour market

policies. European Journal of Political Research, 46(6), 823-851.

Doom, R. (2007). Cursus Vrijheid en gelijkheid. Gent: Academia Press.

Engel,U., & Strasser, H. (1998). Global risks and social inequality: Critical remarks on the

risk-society hypothesis. The Canadian Journal of Sociology, 23(1), 91-103.

Evers, A. (2003). Social capital and civic commitment: On Putnam’s way of

understanding. Social Policy & Society,2(1), 13– 21.

Evrard, Y. (1997). Democratizing culture or cultural democracy? Journal of arts

management, Law and Society, 27(3), 167-176.

Freire, O. (1972). Pedagogie van de onderdrukten. Baarn: In den Toren.

Freire, O. (1974). Culturele actie voor vrijheid. Baarn: In den Toren.

Geldof, D. (1999). Zelfbeperking in de risicomaatschappij. Een uitweg op de crisis van

loonarbeid, milieu en moderniteit. Oikos, 10, 8-21.

Afgehaald op 19 maart 2008 van

http://www.oikos.be/component/option,com_docman/task,doc_view/gid,379/Itemid,30

/

Geldof, D. (2003). Leven in een kennis-, netwerk- en risicomaatschappij. In Baert, H., &

De Bie, M. et al. (red.). Handboek samenlevingsopbouw in Vlaanderen. (pp. 107-121).

Brugge: Die Keure.

73

Page 82: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Guttal, S. (2007). Globalisation. Development in Practice, 17(4), 523 – 531.

Haesendonckx, C. (2001). Recht op Cultuur: drempels die mensen in armoede

belemmeren in hun culturele participatie. Nota in opdracht van DSO/ Cultuurcel van de

stad Antwerpen. Antwerpen: vzw Recht-op.

Handler, F. J. (2003). Social citizenship and workfare in the US and Western Europe:

from status to contract. Journal of European Social Policy,13(3), 229 -243.

Hillaert, W. (2005, 19 februari). Theater uit de marge. De sociaal-artistieke werking zit

op een weer. De Morgen, p. 99.

Holemans, D. (2008). Tellen of vertellen. Meten is niet altijd weten. In Vandaele, H.

(red.). Managementtechnieken en de maat van de mens: een spannend evenwicht (

pp. 46-58). Onuitgegeven publicatie.

Hubeau, B., & Geldof, D. (2003). Activering en rechtsontwikkeling in de (over-)actieve

welvaarsstaat. . In Baert, H., & De Bie, M. et al. (red.). Handboek samenlevingsopbouw

in Vlaanderen (pp. 147-166). Brugge: Die Keure.

Kay, A. (2000). Art and community development. The role the arts have in regenerating

communities. Community Development Journal, 35 (4), 414-424.

Kesteloot, C. (2000). Cultuur als stedelijke opbouwwerkstrategie: 3 bedenkingen.

Opbouwwerk Brussel, 16(70), 13-18.

Afgehaald op 29 november 2007

http://www.samenlevingsopbouwbrussel.be/files/documentrepository/File/tijdschrift/70

+2000+OpbouwWerkBrussel.pdf

Koning Boudewijnstichting (1994). Algemeen Verslag over de Armoede. Brussel: Koning

Boudewijnstichting.

Laermans R. (2001). Het Vlaams Cultureel Regiem. Katholieke Universiteit Leuven,

Centrum voor Cultuursociologie: Leuven.

Laermans, R. (2002). Stedelijkheid in de veralgemeende moderniteit. Katholieke

Universiteit Leuven,Centrum voor cultuursociologie: Leuven.

74

Page 83: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Afgehaald op 4 februari 2008 van

http://www.thuisindestad.be/html/witboek/downloads/Laermans%20.pdf

Lammertyn F. (1999) Tussen moralisme en moderniteit. Op zoek naar nieuwe vormen

van sociale bescherming voor een nieuwe sociale kwestie. Alert, 25(2), 14-39.

Laveyne, L. (2007, 20 juni). Het maagzuur van de stad. De Morgen, p.0.

Ledwith, M. (2001). Community work as critical pedagogy: re-invisioning Freire and

Gramsci. Community Development Journal, 36(3), pp. 171-182.

Leye, M. (2004, juni). Werken buiten de kaders. Sociaal-artistieke praktijken: van

experiment naar beleid. Diagoog, Webtijdschrift voor (een) agogiek in dialoog, 3(3).

Afgehaald op 27 december 2008 van http://www.cdkd.be/nl/tekst/artikel_diagoog.pdf

Lievens, J., & Waege, H. (2005). Cultuurkijker: Cultuurparticipatie in breedbeeld.

Antwerpen: De Boeck.

Lievens, J, Waege, H., & De Meulemeester, H. (2006). Cultuurkijker: Cultuurparticipatie

gewikt en gewogen. Antwerpen: De Boeck.

Matarasso, F. (1997). Use or ornament? The social impact of participation in the arts.

Stroud: Comedia.

Meade, R. & Shaw, M. (2007). Community development and the arts: reviving the

democratic imagination. Community Development Journal, 42(4), 413-421.

Meireman, K. (1999). Individualisering en het verenigingsleven. De Kristelijke

Arbeidersvrouwen als case study. Tijdschrift voor Sociologie, 20(3-4), 395-414.

Afgehaald op 19 december 2007 van

http://www.sociologie.be/tijdschrift/jrg/pdf/Tvs1999nr34art7.pdf

Newman, T., Curtis, K., & Stephens, J. (2003). Do community based-arts projects result

in social gains? Community development Journal, 38(4), 110-122.

OCMW Kortrijk (2006). Jaarverslag OCMW 2006.

Afgehaald op 17 maart 2008 van

www.ocmwkortrijk.be/documenten/jaarverslag

75

Page 84: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Peters, A., & Debosscher, T. (2006). Praktijkgids sociale cohesie. Brussel:Vlaams

Minderhedencentrum.

Pinxten, R. (2002). Sociaal en artistiek, politiek emancipatorisch en

maatschappijvormend De burger betrokken bij het beleid. In TerZake Cahier (oktober

2002). Kunst (s)maken. Een zoektocht door de vele kamers van het sociaal-artistieke

huis aan de hand van toon-, denk- en debatmomenten, (pp. 17-26). Brussel: De

Wakkere Burger, VIBOSO en Kunst en Democratie.

Pinxten, R. (2003). De artistieke samenleving: de invloed van kunst op de democratie.

Antwerpen: Houtekiet.

Postle, K., & Beresford, P. (2007). Capacity building and the reconception of political

participation: A role for social care workers? British Journal of Social Work, 37(1), 143–

158

Putnam, R. D. (2000). Bowling Alone: The Collapse and Revival of American Community.

New York: Simon & Schuster.

Ramoudt, T. (2005). In vrije val, armoede in België: een interview met auteur Bart

Demyttenaere. Antenne, 23(1), p. 47-51.

Afgehaald op 16 februari 2008 van

http://www.uvv.be/uvv5/pub/cante/ka/pdf/16INTERV.PDF

Roose, R. (2007). Cursus Agogische theorieën. Onuitgegeven cursus. Universiteit Gent:

Gent.

Roose, R. (2008). Beheersen van het onbeheersbare? Het belang van ruimte voor

onvoorspelbaarheid in het sociaal werk. In Vandaele, H. (red.). Managementtechnieken

en de maat van de mens: een spannend evenwicht (pp. 59-70). Onuitgegeven

publicatie.

Schuyten, G. (2007). Cursus modellen van empirisch onderzoek. Gent: Academia Press.

Scourfield, P. (2007). Social care and the modern citizen: client, consumer, service user,

manager and entrepreneur. British Journal of Social Work, 37(1), 107–122.

76

Page 85: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Shaw, M., & Martin, I. (2000). Community work, citizenship and democracy: re-making

the connections. Community Development Journal, 35(4), 401-414.

Soenen, R. (2001). Diversiteit in verbondenheid. Paper in het kader van de task Force

leven in de stad: thema ‘ sociale cohesie en ethnische diversiteit’.

Afgehaald op 23 februari 2008 van

http://www.thuisindestad.be/html/witboek/downloads/Soenen.pdf

Soenen, G., & De Bie, M. (2002) Participatie in samenlevingsopbouw: kanttekeningen bij

de invulling ervan. Opbouwwerk Brussel, 18(75), 14-18.

Soenen, R. (2003). Diversiteit in verbondenheid. In De Rynck, F. (red). Voorstudies. De

eeuw van de stad. Over stadsrepublieken en rastersteden.(pp. 179-207). Brussel:

Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Project Stedenbeleid.

Soenen, R. (2006). Het kleine ontmoeten. Over het sociale karakter van de stad.

Antwerpen: Garant.

Spiesschaert, F. (2005). Ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting : een

inleiding tot de methodiek. Leuven: Acco.

Stad Kortrijk. (z.d.). Vetex. Van textiel tot sociaal weefsel V-Tex. Kortrijk: Stad Kortrijk.

TerZake Cahier (2001, september). Artiesten uit de buurt. Sociaal-artistieke projecten in

Vlaanderen en Brussel. Brussel: vzw De Wakkere Burger en VIBOSO.

Tsui, M., & Cheung, F.C.H. (2004). Gone with the wind: the impacts of managerialism on

human services. British journal of social work, 34(3), 437-442.

Unie der Zorgelozen (z.d.). Visietekst.

Afgehaald op 13 december 2007 van http://www.uniederzorgelozen.be/visie.php

Unie der Zorgelozen. (2004). Aanvraag tot subsidiering van de sociaal-artistieke werking

van de Unie der Zorgelozen 2006-2009. Onuitgegeven publicatie.

Unie der Zorgelozen (2006, februari,maart,april). De Gazet der Unie der Zorgelozen.

Unie der Zorgelozen (2008). Aanvraag tot subsidiëring aan provincie. Onuitgegeven

publicatie.

77

Page 86: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Van Looveren, M. (2003). Reflecties bij een nieuwsoortig werk: sociaal-artistieke

projecten van armoedebestrijding tot stedelijke ontwikkeling. Diagoog, webtijdschrift

voor (een) agogiek in dialoog, 2(3).

Van Schoorisse, E. (2005). Community arts: (Hoe) Kunnen dansperformances culturen

samenbrengen? Een internationaal comparatief onderzoek naar vier interculturele

projecten in België (Antwerpen en Brussel) en Nederland (Amsterdam en Rotterdam)

vanuit het perspectief van de organisatoren en co-organisatoren. Brussel: VUB.

Voortgangsrapport Stedenfonds Kortrijk. (maart 2005).

Afgehaald op 28 februari 2008 van

http://www.thuisindestad.be/html/visitatie/downloads/rapporten2005/voortgangsrappo

rt2005kortrijk.pdf

Vos, I. (2003). Cultuurparticipatie en maatschappelijk kwetsbare groepen. Brussel:

Cultuurnet Vlaanderen en Kunst en Democratie.

Vranken, J., De Boyser, K., & Dierckx, D. (red.). (2003) Armoede en sociale uitsluiting,

jaarboek 2003. Leuven: Acco.

Wacquant, L. (2001). The penalisation of poverty and the rise of Neo-liberalism.

European Journal on Criminal Policy and Research, 9 (4), 401-412.

Wildemeersch, D. (1995). Over sociaal-agogisch handelen in de risicomaatschappij.

Nijmegen: Faculteit der sociale wetenschappen van de KUN.

78

Page 87: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

79

Websites:

www.armoede.be

www.communityarts.be

www.kunstendemocratie.be

www.kindengezin.be

http://multiblog.vrt.be/lux/wim-opbrouck/lux-19maa-uniederzorgelozen/

http://www.unhchr.ch/udhr/lang/dut.htm : Universele Verklaring van de Rechten van de

Mens.

http://www.senate.be/doc/const_nl.html : De Belgische Grondwet

Intranet Kortrijk: Kortrijk in kaart

Page 88: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Bijlagen

Bijlage A: Kleine Enquête van de Zorgelozen ............................................................II

Bijlage B: Vragen semi-gestructureerde interviews .................................................. III

Bijlage C: Planning en identificatie van interviews met praktijkwerkers ...................... VII

Bijlage D: Planning en voorstelling van interviews met deelnemers .......................... VIII

Bijlage E: Effecten van cultuurparticipatie ................................................................ X

I

Page 89: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Bijlage A: Kleine enquête van de Zorgelozen27

* Hoe ziet de gemiddelde Zorgeloze er uit?

Schoenmaat: 40

Lengte: 1,69 m

Gewicht: 68 kg

Leeftijd: 32 jaar

* De grote meerderheid woont in Kortrijk of omstreken. De niet-Kortrijkzanen komen onder andere

uit Roeselare, Gent, Anderlecht, Izegem, Bavikhove, Zwevegem…

* Het percentage werklozen en werkenden is ongeveer gelijk. Beide groepen zijn divers

samengesteld. De werkenden zijn zowel arbeiders als bedienden. Bij werklozen rekenen we zowel

werkzoekenden als kinderen en gepensioneerden.

* Van de Zorgelozen die hun onderwijscarrière al achter de rug hebben, ging 2/3 maximum tot 18

jaar naar school. Daarvan liep één vierde school tot 14 jaar. Bij de overige ¾ tellen we veel

vakmannen (o.a. lasser, wever, houtbewerker, elektricien).

* Van de 1/3 die langer dan 18 jaar school liepen, volgde de helft een sociale opleiding. ER zijn een

paar Zorgelozen die ‘van alles en niks’ gestudeerd hebben.

* Voor meer dan de helft van de Zorgelozen is het niet mogelijk iets opzij te zetten op ’t einde van

vde maand. Van degenen die wel zouden kunnen sparen, doet de helft dat consequent, de andere

helft af en toe.

* Qua geloofsovertuiging valt er niet direct een lijn te trekken. Er zijn zowel katholieken als

atheïsten, vrijzinnigen als moslims. Sommigen zijn eerder spiritueel geïnspireerd of geloven in

zichzelf. De prijs voor het mooiste antwoord gaat naar ‘de liefde en de mens’.

* Inkomen van de Zorgelozen:

Tussen 700 en 1200 euro: 41%

Meer dan 1200 euro: 25%

Minder dan 700 euro: 34%

* Zo’n 20 % kan niet onmiddellijk zeggen of hij legaal is of illegaal, 15% voelt zich in

ieder geval illegaal. 75% is zeker van zijn legaliteit.

27 Gebaseerd op Unie der Zorgelozen (2006). De Gazet der Unie der Zorgelozen. Februari, maart en april 2006. P. 20-21.

II

Page 90: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Bijlage B: Vragen semi-gestructureerde interviews

Vragen aan de Unie: Visie:

- Waarom Unie der Zorgelozen opgestart? - Waarom de naam Unie der Zorgelozen? - Wat hopen jullie te bereiken met de Unie? Wat zijn jullie doelen? - Waarom kiezen jullie naast het maken van theater, ook voor andere activiteiten

Universele publiek:

- Waarom kiezen jullie een universeel publiek? - Hoe bereikt de Unie mensen? - Merken jullie groepen in de Unie op basis van sociale verschillen? - Is er uitwisseling tussen mensen met diverse achtergronden binnen de Unie? - Er lijken weinig allochtonen in de werking? Enig idee hoe dit komt?

Krachtenperspectief:

- Ligt er volgens jullie een meerwaarde in het werken rond krachten in plaats van problemen?

- Is de Unie een forum waar mensen hun ideeën aan bod komen? - Wat doen jullie als deze worden aangegeven? Hoe springen jullie ermee om?

Activiteiten:

- Hoe komen activiteiten tot stand? - Hoe verloopt communicatie? Hoe komen visies van Zorgelozen aan bod? - Hoe gaan jullie in culturele activiteiten om met artistieke kwaliteit versus sociale

component? Samenwerking:

- Wat zijn jullie belangrijkste samenwerkingsverbanden? - Waarom gaan jullie deze aan? - Bestaat er openheid om te reflecteren op elkaar werking?

Zorgelozen:

- Waarom kiezen jullie voor telkens voor dezelfde basis? - Wat betekent de Unie in het leven van de Zorgelozen? - Draagt de Unie bij tot emancipatie van individuen? - Groeien mensen? Krijgt men meer greep op leven en op samenleving?

Potentieel Unie:

- Wat is de waarde of kan de waarde zijn van jullie werking voor de samenleving? - Biedt de Unie mogelijkheden om probleemgebieden aan te kaarten aan Kortrijkse

instanties? Wordt hiernaar geluisterd? - Waarom is sociaal-artistiek werk belangrijk in de samenleving? - Jullie stellen (in subsidiedossier) dat sociaal-artistieke projecten niet moeten

afrekenen met al te veel kwantitatieve regelgeving. Hoe zie je dit in de toekomst evolueren?

III

Page 91: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Vragen aan participanten: Algemeen:

- Hoe kom je bij de Unie terecht? - Wat sprak je aan om actief te worden? - Wat doe je van activiteiten in de Unie? Waarom deze activiteit? - Wat betekent de Unie voor je?

Netwerkvorming:

- Vind je het belangrijk dat de Unie een divers publiek aanspreekt? - Heb je mensen leren kennen in de Unie die je anders nooit zou leren kennen? - Wat betekent deze ontmoeting en uitwisseling in de Unie voor u?

Emancipatie:

- Is er iets veranderd in je leven sinds de deelname in de Unie? - Ontdek je zaken bij jezelf die je dacht niet te hebben of te kunnen? - Kijk je anders naar je leven en de samenleving sinds de Unie?

Deelname:

- Kun je eigen gevoelens, ideeën kwijt te kunnen in de Unie of gevoelens die je hebt over de wijk of de samenleving?

- Wat gebeurt er met de opmerkingen of de visies die je inbrengt? - Wat gebeurt er als verschillende meningen zijn? Hoe springt men hiermee om?

- Kun je in de Unie zaken uit je leven die je bezighoudt kwijt? Wat gebeurt

hiermee? Betekenis Unie:

- Wat is voor jou het belangrijkste aspect in de Unie? - Vind je de Unie belangrijk in de samenleving en waarom vind je dit? - Heb je het gevoel dat er in de ruimere samenleving (zowel andere organisaties,

als het Kortrijks beleid) geluisterd wordt naar zaken die de Unie of jullie naar voor brengen?

IV

Page 92: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Vragen aan partners of derden:

- Wat doet jullie organisatie? - Wat hopen jullie te bereiken met jullie organisatie? Wat zijn jullie doelen?

Visie:

- Hoe werken jullie samen met de Unie? - Hoe is de samenwerking ontstaan? - Waarom werken jullie samen met de Unie? - Wat is de meerwaarde van deze samenwerking, zowel voor jullie werking, voor de

Unie als voor de samenleving? Organisaties uit Kortrijkse:

- Wie bereikt de Unie der Zorgelozen? - Wie bereikt de Unie der Zorgelozen niet? - hoe komt het dat Unie een universeel publiek aanspreekt? Is dit een meerwaarde? - Ontmoeten mensen hier anderen die ze anders niet zouden leren kennen?

Ontstaan er waardevolle verbanden in? - Wat is volgens jullie de waarde van de Unie voor de samenleving?

- Wat kan de Unie betekenen voor maatschappelijk kwetsbare groepen?

o Ontstaan netwerken waar men buiten de Unie beroep kan op doen? o Zaken/vaardigheden ontdekken die men niet wist te hebben? o Andere kijk op zichzelf en samenleving? o Krijgt men meer greep op leven?

- Wat is de waarde van de Unie en van jullie samenwerking in de wijk waarin men

actief is? o Welke initiatieven zijn al genomen? o Signaalfunctie voor maatschappelijke problemen? o Luistert beleid naar signalen die Unie en jullie geven?

V

Page 93: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Vragen aan Joon Bilcke (Nieuwpoorttheater):

- Wat doet jullie organisatie? - Wat hopen jullie te bereiken met jullie organisatie? Wat zijn jullie doelen?

Visie:

- Hoe werken jullie samen met de Unie? - Hoe is de samenwerking ontstaan? - Waarom werken jullie samen met de Unie? - Wat is de meerwaarde van deze samenwerking, zowel voor jullie werking, voor de

Unie als voor de samenleving? Deelname:

- Hoe komen stukken tot stand? - Wordt hierbij rekening gehouden met de stem van de deelnemers? - Hoe verhouden jullie zich tot het geloof dat iedereen moet kunnen deelnemen

versus de artistieke kwaliteit? - Hoe springen jullie hiermee om met dit spanningsveld?

- Wat kan de deelname aan een artistiek project betekenen voor maatschappelijk kwetsbaren?

- Wat is volgens jou het belang van sociaal-artistieke praktijken en meer concreet

de Unie der Zorgelozen voor de samenleving?

VI

Page 94: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Bijlage C: Planning en identificatie van interviews met

praktijkwerkers

Naam Functie Datum

JOON BILCKE

Artistiek medewerker Campo. Maakte al producties in samenwerking met de Unie der Zorgelozen

Woensdag 26 maart 2008

MAARTEN FRANCOIS Buurtwerker Achturenhuis, Poortgebouw V-tex.

Vrijdag 28 maart 2008

CAROLINE VERHAEGHE

Verantwoordelijke Infobalie Buurtcentrum Achturenhuis en begeleiding straathoekwerk. Voormalig straathoekwerkster

Vrijdag 28 maart 2008

RIK DEVROE Buurtsport V-tex en voormalig buurtwerker Venning

Vrijdag 28 maart 2008

JOOST BONTE

Coördinator Vlaams Overleg straathoekwerk (Oost- en West-Vlaanderen.) Lid van raad van bestuur Unie der Zorgelozen.

Maandag 31 maart 2008

PIET LAREU

Coördinator integratieprojecten stad Kortrijk. Voormalig buurtwerker Lag mee aan basis van eerste sociaal-artistieke projecten in samenwerking met Geert Six

Dinsdag 1 april 2008

FRANCESKA VERHENNE

Voorzitter OCMW Kortrijk Lid van raad van bestuur Unie der Zorgelozen Speelde mee in wijktheaterproject van Unie der Zorgelozen.

Dinsdag 15 april 2008

VII

Page 95: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Bijlage D: Planning en voorstelling van interviews met deelnemers

Deelnemer 1 (eind 40): Dinsdag 25 maart 2008 Speelde mee in sociaal-artistieke projecten die Geert Six opzette in Theater Antigone.

Speelt nu nog altijd mee in theaterproducties en is actief in de schrijfgroep van de Unie. Hij werd aangesproken door zowel de sociale component en de ontmoetingsfunctie van

de Unie der Zorgelozen, als de theatercomponent in de Unie der Zorgelozen.

Deelnemer 2 (midden 50) Dinsdag 1 april 2008 Speelde mee in wijkprojecten bij Theater Antigone, doordat hij toevallig Geert Six leerde

kennen. Speelt nu mee in de wijktheaterstukken van de Unie der Zorgelozen. Hij werd aangesproken door de sociale component in de Unie der Zorgelozen en doordat

het hem een activiteit verschafte aangezien hij werkloos was.

Deelnemer 3 (Begin 30): Woensdag 2 april 2008 Leerde de Unie der Zorgelozen kennen doordat ze vrijwilligerswerk opnam via het

buurtwerk. Zag wijkproject van Geert Six en wou zelf meespelen. Nu speelt ze niet meer

mee, maar neemt vooral schrijftaken op zich in de Unie der Zorgelozen. De Unie der Zorgelozen sprak haar voornamelijk aan doordat het de culturele component

sterk verbindt met een laagdrempelige ontmoeting.

Deelnemer 4 (begin 40): Donderdag 3 april 2008 Kwam al een aantal jaren kijken naar de voorstellingen van de Unie der Zorgelozen.

Vanaf 2006 engageert ze zich in uitbouw van jeugdboekenweek en neemt vooral

ondersteunende taken op zich. Speelt zelf niet mee. Ze werd actief vanuit een geloof in en schoonheid van de Unie der Zorgelozen.

Deelnemer 5 (begin 40) Dinsdag 8 april 2008 Werd in 2002 actief in de Unie der Zorgelozen via een vriend die ze kende. De eerste

jaren volgde ze de repetities en hielp ze mee met ondersteunende activiteiten. In 2005

speelde ze voor het eerst mee in een doorstroomproject van de Unie der Zorgelozen en

voor het nieuwe wijkproject neemt ze een regisserende rol op zich. Ze werd actief vanuit de bezielende kracht van Geert Six en Klaartje Mertens, en vanuit

het ander soort theater die ze maken. Theater dat over iets gaat.

VIII

Page 96: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Deelnemer 6 (begin 20): Dinsdag 15 april 2008 Hij is actief in de Unie der Zorgelozen sinds dit jaar. Kent de organisatie wel al een tijd

via zijn hogeschool, en nam in het verleden als deel aan een theaterstuk. Nu speelt hij

mee in het nieuwe wijktheaterstuk. Hij werd actief in de Unie door de interesse in een theater, doch doordat dit anders wordt

ingevuld in de Unie der zorgelozen. De sociale component hierin is belangrijk.

IX

Page 97: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Bijlage E: Effecten van cultuurparticipatie28

Cultuurparticipatie kan op 6 vlakken een positieve impact hebben. Op het vlak van persoonlijke ontwikkeling kan cultuurparticipatie:

1. vertrouwen en zelfwaardegevoel verhogen 2. betrokkenheid bij sociale activiteiten verhogen 3. mensen invloed geven op de manier waarop zij door anderen gezien worden 4. een forum bieden om persoonlijke rechten en verantwoordelijkheden te verkennen 5. interesse betonen en vertrouwen schenken aan kunst 6. bijdragen tot de schoolse ontwikkeling van kinderen 7. volwassenen aanmoedigen om gelegenheden aan te grijpen tot opleiding en training 8. nieuwe vaardigheden en werkervaringen opdoen 9. bijdragen tot de inzetbaarheid van mensen 10. mensen helpen om een job in de kunstenwereld op te nemen of te ontwikkelen

Op het vlak van sociale cohesie kan cultuurparticipatie:

11. eenzaamheid doorbreken door vriendschappen te helpen sluiten 12. gemeenschapsnetwerken en sociale inschakeling bevorderen 13. tolerantie ondersteunen en bijdragen tot conflictoplossing 14. een forum bieden voor interculturele verstandhouding en vriendschap 15. de bijdrage van een hele gemeenschap naar waarde leren schatten 16. interculturele contacten en samenwerking bevorderen 17. contacten tussen de generaties bevorderen 18. slachtoffers en daders helpen om criminaliteit te hanteren 19. een weg wijzen voor rehabilitatie en integratie van daders

Op het vlak van empowerment van de gemeenschap en van zelfbeschikkingsrecht kan cultuurparticipatie:

20. organisatiecapaciteit van de gemeenschap opdrijven 21. zelfredzaamheid en projectmatig werken bevorderen 22. mensen meer controle geven over hun eigen leven 23. middelen aanreiken om inzicht te verkrijgen in politieke en sociale ideeën 24. consultatie en participatie bevorderen 25. bewoners bij de wijkontwikkeling betrekken 26. de ontwikkeling van partnerschap ondersteunen 27. gemeenschapsprojecten ondersteunen 28. samenwerking en netwerkvorming in de gemeenschap versterken

Op het vlak van beeldvorming (van de buurt) en identiteit kan cultuurparticipatie:

29. trots op plaatselijke tradities en culturen bevorderen 30. zorgen dat mensen een gevoel van betrokkenheid en ‘erbij horen’ krijgen 31. gemeenschapszin en tradities in nieuwe steden en buurten ontwikkelen 32. bewoners betrekken bij de verbetering van het milieu 33. mensen redenen geven om gemeenschapsinitiatieven te ontwikkelen 34. de beeldvorming van marginale groepen verbeteren 35. het beeld veranderen van overheidsinstellingen 36. mensen een beter gevoel geven over waar ze wonen

28 Bron: Matarasso, François (1997), Use or ornament? The social impact of participation in the arts, Stroud: Comedia. Vertaling in: Demeyer, Barbara (1998), ART23*. Cultuurparticipatie: een vergeten recht en bindende kracht in de armoedebestrijding. Een kijk op de ART23-projecten: Kunstprojecten als hefboom tegen sociale uitsluiting. Brussel: Koning Boudewijnstichting, p74-75.

X

Page 98: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

XI

Op het vlak van verbeelding en visie kan cultuurparticipatie:

37. mensen helpen hun creativiteit te ontwikkelen 38. het onderscheid tussen consument en schepper helpen overstijgen 39. het mensen mogelijk maken hun waarden, bedoelingen en dromen te verkennen 40. de praktijk verrijken van beroepskrachten in de publieke en vrijwilligerssector 41. de aanspreekbaarheid van publieke diensten wijzigen 42. mensen aanmoedigen om het nemen van risico’s als positief te aanvaarden 43. groepen in de samenleving helpen hun blik voorbij het onmiddellijke te brengen 44. alternatieven ontwikkelen voor de klassieke hulpverlening 45. verwachtingen wekken over wat mogelijk en wenselijk is

Op vlak van gezondheid en welzijn kan cultuurparticipatie:

46. een positieve impact hebben op hoe mensen zich voelen 47. een effectief middel aanreiken voor gezondheidsvoorlichting 48. bijdragen tot een ontspannen sfeer in gezondheidscentra 49. de levenskwaliteit van mensen met een zwakke gezondheid verbeteren 50. een unieke en rijke bron van levensvreugde aanreiken.

Page 99: Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor ...lib.ugent.be/fulltxt/RUG01/001/300/909/RUG01-001300909...UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT PSYCHOLOGIE EN PEDAGOGISCHE WETENSCHAPPEN.

Abstract

Sociaal-artistieke praktijken, een (meer)waarde voor

samenlevingsopbouw?

Een case studie van de Unie der Zorgelozen

De vaststelling dat de aanwezigheid van kwetsbare individuen in het culturele leven beperkt is en

de expliciete vraag van armen om hier volwaardig in te kunnen participeren draagt bij tot het

ontstaan van sociaal-artistieke praktijken (jaren ’90). Deze praktijken situeren zich op het raakvlak

tussen welzijn en cultuur en onderzoek wijst uit dat ze zowel individuele als gemeenschapsbaten

kunnen hebben (o.m. Matarasso, 2007; Newman, Curtis & Stephens, 2003; Carey en Sutton,

2004).

In de masterproef wordt een analyse gemaakt van mogelijke betekenissen die sociaal-artistieke

praktijken hebben voor samenlevingsopbouw. Hier wordt samenlevingsopbouw niet methodisch

opgevat, maar een kritisch politiek begrijpen wordt vooropgesteld. Dit is analoog het werk van

Freire (1972), die duidelijk vanuit het perspectief van kwetsbaren vertrekt en hun een stem wil

verschaffen in de samenleving.

Het onderzoek betreft een analyse van de Unie der Zorgelozen, een Kortrijkse organisatie en

belangrijke speler in het sociaal-artistieke werkveld. Deze case studie maakt een intense

bestudering van de aanwezige processen mogelijk en hoe deze bijdragen tot de situatie van

kwetsbaren. In het onderzoek staan drie onderzoeksvragen centraal: hoe draagt de Unie der

Zorgelozen bij tot netwerkvorming, welke emancipatieprocessen kunnen we in de organisatie

onderscheiden en wat betekent de organisatie als forum voor maatschappelijke problemen?

Concluderend wordt de case studie verruimd naar het sociaal-artistieke veld en het sociaal werk en

worden de beperkingen en vooral het belang van de organisatie en de mogelijkheden van sociaal-

artistiek werk naar voor gebracht. Centraal hierbij staat de vraag hoe sociaal-artistieke praktijken

kunnen bijdragen tot het verschaffen van én het uitdragen van een stem aan stemlozen.

Student: Katrien Boone

Academiejaar: 2007-2008

Opleiding: Master in sociaal werk

Masterproef ingediend tot verkrijgen van titel ‘Master in sociaal werk’

Promotor: Prof. Dr. Maria Bouverne-De Bie

Begeleider : Luc De Droogh