SLO Context PO

28
In dit nummer o.a. Wek de wetenschapper in het kind Doorlopende leerlijnen taal en rekenen > context sept. 2009 voor het primair onderwijs “Recht doen aan álle leerlingen” Berthold van Leeuwen:

description

De magazines SLO Primair en VO Slogan zijn medio 2009 vervangen door SLO Context. SLO Context verschijnt twee keer per jaar in 3 uitgaven: één voor het PO, één voor het VO en één voor het BO. Met SLO Context willen we de onderwijssectoren informeren over de activiteiten van SLO en de waarde ervan voor de mensen in de praktijk. Ook willen we de doelgroepen wijzen op praktische zaken, zoals interessante publicaties, projectsites en congressen.

Transcript of SLO Context PO

Page 1: SLO Context PO

In dit nummer o.a.

Wek de wetenschapper in het kind

Doorlopende leerlijnen taal en rekenen

> contextsept. 2009 voor het primair onderwijs

“Recht doen aanálle leerlingen”

Berthold van Leeuwen:

Page 2: SLO Context PO

Voor (hoog)begaafde leerlingen in het basisonderwijs

Compacten van taal

(Hoog)begaafde leerlingen hebben minder uitleg, oefening en herhaling nodig dan reguliere taalmethoden aanbieden. Voor hen kan het reguliere aanbod gecompact worden. SLO heeft bij acht taalmethoden volledige compactingprogramma’s gemaakt en levert deze zomer implementatie- pakketten met methodespecifieke informatie en tips voor het verrijken van het taalonderwijs. Daarmee blijven de taallessen ook voor (hoog)begaafde leerlingen interessant en uitdagend.

Kijk voor meer informatie op

www.slo.nl/compacten

Page 3: SLO Context PO

Colofon Bestel- & informatieadres

4 Passend onderwijs Laat zien wat je al biedt

8 De Stelling

10 Maak kennis met de sectormanager primair/speciaal onderwijs13 Compacten van taal: Routeboekjes voor (hoog)begaafde leerlingen

14 Kenniscentrum Leermiddelen

15 Analyses maken en onderwijs afstemmen: Rekenen op resultaat

16 Wek de wetenschapper in het kind19 Werken aan inhoudelijke kwaliteit: Scholen gebaat bij breed gedragen leiderschap

20 Publicaties

23 Websites

24 Doorlopende leerlijnen taal en rekenen Het ‘wat’, niet het ‘hoe’

27 Agenda

Inhoud‘Tussen tafellaken en servet’ is zo’n uitdrukking waar ik in mijn puberteit van gruwelde. Als jong- volwassene voel je jezelf al heel wat, maar in de ogen van volwassenen ben je nog ‘piep’. Zo’n tussenfase is aan de ene kant soms frusterend, want je wilt al meer zijn. Aan de andere kant is het comfortabel: niemand verwacht al het uiterste van je.Ik moet hieraan denken als ik dit voorwoord voor het (ver)nieuw(d)e magazine van SLO schrijf. Eerst was er SLO Primair, een nieuwsbrief om de mensen in het primair onderwijs te informeren over de producten en diensten van SLO. Langzaam maar zeker ontwikkelde deze nieuwsbrief zich en werden ook onderwijsontwikkelingen in het veld vanuit leerplankundig perspectief beschreven. En dan komt er die tussenfase, waarin SLO Primair geen nieuwsbrief meer is maar ook nog geen volwaardig magazine. Een fase waarin de bladformule onder druk komt te staan en geschoven wordt met teksten, vormgeving en fotografie.Anders dan bij een jongvolwassene, die zijn puberteit uit moet zitten, kunnen we als redactie het proces versnellen. Door opnieuw aan de tekentafel te gaan zitten en te brainstormen over een magazinereeks, met een editie voor zowel het primair, voortgezet als beroepsonderwijs. Zo werd SLO Context geboren, een magazine dat twee keer per jaar verschijnt en past bij de koers van SLO. Een magazine dat u op het gebied van leerplan- ontwikkeling hopelijk informeert, stimuleert en inspireert.

Veel leesplezier!Uw mening over het magazine of specifieke onderdelen horen we graag.

Jessica van der VeenHoofdredacteur SLO [email protected]

SLO heeft een zestal speerpunten van beleid, programmalijnen genoemd. Ze komen in SLO Context wisselend aan bod.

p

SLOPostbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

SLO Context is een uitgave van SLO © 2009, EnschedeISSN 1878-7312

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

Redactie: Berthold van Leeuwen, Mändy KokEindredactie: Jessica van der VeenOntwerp: Axis Media-ontwerpers bv, EnschedeDruk: Te Sligte, Enschede

Met dank aan: Marlies van der Burg, Leon Henkes, Dan van der Lingen, Pauline van Vliet

24

16

10

Foto

grafi

e: E

bo F

rate

rman

Page 4: SLO Context PO

44

Dr. Els Schram, onderwijskundige en vanuit SLO sterk betrokken bij ontwikkelingen rond passend onderwijs, heeft veel contacten binnen het primair onderwijs. Vóór ze anderhalf jaar geleden in haar huidige functie begon, stond ze bovendien zelf vier jaar voor de klas in het primair onderwijs. “De meeste leerkrachten zien passend onderwijs als iets waarmee ze al langer bezig zijn. Het komt niet uit de lucht vallen”, weet ze.

Maar: “Je hoort er wel vragen bij. ‘Moeten we straks iedere leerling binnenlaten?’ En: ‘Wat betekent dit aan taakverzwaring?’ Veel leerkrachten zetten er zich niettemin heel gemotiveerd voor in. Wel is het belangrijk dat ze het gevoel hebben ondersteund te worden. Daaraan willen we als SLO invulling geven, want de leerkracht heeft een centrale rol.”

SchoolbestuurWant hoe zit het precies? Hier en daar klinkt het geluid dat élke school élke leerling een passend aanbod moet kunnen doen. Dat is niet het geval, legt Schram uit: de verantwoordelijkheid ligt bij het schoolbestuur, dat daartoe mag samenwerken met andere scholen in een bepaalde regio. “Het idee is dat geen kind tussen wal en schip terecht mag komen, dat er steeds voor elke leerling een passend arrangement moet zijn. Ongeacht waar het onderwijs plaats vindt. In een school voor speciaal onderwijs, in een reguliere basisschool, in een aparte groep in een bassischool, hierin zien we tal van innova-tieve ontwikkelingen. Belangrijk is dat we aansluiten bij de mogelijkheden van het primair onderwijs en rekening houden met haalbaarheid en werkdruk.”

VoorzichtigheidDie voorzichtigheid is er in Den Haag. Momenteel lopen diverse experimenten en pilots. Op www.minocw.nl schrijft het ministerie bovendien: ‘Passend onderwijs is een proces van onderop. Scholen en ouders in de regio bepalen zelf wat in hun situatie goed werkt.’ Schram: “Je hoort vaak dat ontwikkelingen in het onderwijs ‘Dijsselbloemproof’ moeten zijn. Dijsselbloem zelf heeft onlangs in een interview gezegd dat het beleid voor passend onderwijs aan zijn norm voldoet, omdat eerst wordt gekeken of het werkt en wát er dan werkt. Als je te veel wilt, of je wilt het te snel, is het niet haalbaar. Je moet er juist voor zorgen dat je het veld meekrijgt.”

En daar is er de bereidheid, weet Schram uit eigen ervaring en haar contacten met diverse scholen. “Nogmaals, het primair onderwijs is hiermee al jaren bezig.” De overgang is daarom minder groot dan soms wordt gevreesd. “Daar moeten we overigens ook weer niet te licht over denken. Van leerkrachten wordt het nodige gevraagd. Het is gangbaar om uit te gaan van drie niveaus: dat van de ‘gemiddelde’ leerling, dat van de leerling die weinig instructie nodig heeft en dat van de leerling die extra instructie vergt. Als een klas gemengder wordt van samenstelling, wordt het zeker gecompliceerder.”

InventarisatieVoor basisscholen telt de vraag: “Wat is mijn zorgcapa-citeit? Wat kunnen we aan als we praten over speciale onderwijsarrangementen? Waar liggen onze grenzen; wat moeten we in gang zetten om de zorgcapaciteit

Laat zien wat je al biedt

Onder de noemer ‘passend onderwijs’ staan schoolbesturen vanaf 2011 voor de opdracht om voor elke leerling een passend onderwijsaanbod te realiseren. Maar hoe werkt het in de praktijk? En vooral: wat betekent dat voor de leerkrachten?

Passend onderwijs

> slo programmalijn> diversiteit in het leerplan

De programmalijn ‘diversiteit in het leerplan’ heeft als doel om - binnen gemeenschappelijke leerplankaders - recht te doen aan de diversiteit in de leerlingpopulatie.

p

Teks

t: H

ans M

orss

inkh

of •

Foto

grafi

e: E

bo Fr

ater

man

Page 5: SLO Context PO

55

Laat zien wat je al biedt

Leerplanontwikkelaar Els Schram: “SLO zet in op leraar als arrangeur van het curriculum”

Teks

t: H

ans M

orss

inkh

of •

Foto

grafi

e: E

bo Fr

ater

man

Page 6: SLO Context PO

66

zo nodig uit te breiden?” Vaak gaat de discussie over leerlingen met heel specifieke beperkingen of stoornis-sen. “Er is soms de angst dat je als school alles moet kunnen, zonder adequate ondersteuning”, constateert Schram. Ze pleit ervoor te beginnen met een inventari-satie van wat er al is aan speciale onderwijszorg binnen de school.

“Elke school heeft immers een eigen zorgstructuur”, legt ze uit. “Vaak zetten ze buiten de klas bijvoorbeeld remedial teachers en logopedisten in. Op alle scholen tref je leraren aan met specifieke kwaliteiten voor extra zorg aan leerlingen. Soms is er een uitstekende relatie met een school voor speciaal onderwijs, staan er speciale ‘zorguren’ op het rooster of wordt voor een aantal uren een speciale groep ingericht.”

AdviesHaar advies: “Kijk naar wat je al kunt en wat je al hebt. Dan zie je gemakkelijker mogelijkheden om de zorg eventueel uit te breiden. Soms kan dat al door versterk-te samenwerking met ouders of met andere (speciale) scholen en/of zorginstellingen. Ik weet dat er op veel plekken zo al wordt geïnventariseerd. Dat is positiever dan vaststellen wat je niet hebt of waar je grenzen liggen. Het is daarbij belangrijk steeds in het oog te houden wat het voor de leerkracht betekent en wat hij of zij aankan.”

Dat vraagt overigens ook om de erkenning dat niet elke leerkracht dezelfde kwaliteiten heeft. “Want dat hoeft helemaal niet, het gaat om het team. Als daarin alle benodigde kwaliteiten aanwezig zijn, kunnen mensen van elkaar leren, elkaar aanvullen en ondersteunen. Dit klinkt eenvoudig, ik weet het. Het is nog niet altijd gebruikelijk om de steun van een collega in te roepen. Maar dat is een stuk professionalisering waarbij ook de interne begeleider veel kan betekenen. Op zo’n moment bevrijd je de leerkracht van het gevoel dat hij of zij alles zelf moet doen. Passend onderwijs is niet bedoeld om de taak te verzwaren, het nodigt eerder uit om de al aanwezige kwaliteiten en talenten nog meer te benutten.”

Soms voelt een leerkracht zich al ondersteund als hij/zij de kans krijgt twee keer per week individueel met leerlingen te werken. Een ander geeft er de voorkeur aan dat een leerling enkele keren per week les krijgt van een collega. “Het is wel van belang om daarbij goed naar de leerling en de ouders te luisteren. Er zijn leerlingen die heel goed kunnen aangeven wat ze nodig hebben om beter te functioneren op school.”

KeuzesUiteindelijk is de leerkracht verantwoordelijk voor het curriculum in zijn of haar groep. Voor bepaalde leerlingen zullen aanpassingen nodig zijn op veel aspecten van het curriculair ‘spinnenweb’ (de compo-nenten die gezamenlijk een leerplan vormen en elkaar beïnvloeden). De leerkracht moet dan leerplaninhoude-lijke keuzes maken. Welke inhoud bied je bijvoorbeeld aan, wanneer kies je voor de reguliere methode of geef je de voorkeur aan een remediërend programma? En welke doelen streef je daarbij na en hoe toets je die? “Daar is, ook internationaal, nog weinig over bekend”, vervolgt Schram. “In veel landen wordt gewerkt aan wat wij passend onderwijs noemen, maar wat is passend? Wat is de kwaliteit van het onderwijs voor kinderen met een rugzakje op een reguliere school; wat bied je hen, waar doe je dingen anders en wat levert dat op aan leeropbrengsten? Voor ons is dat reden om in te zetten op de vraag hoe we de leerkracht kunnen helpen. Om hem of haar te ondersteunen bij het maken van de keuzes om het curriculum goed op de leerling af te stemmen.”

Digitaal instrumentDaartoe ontwikkelt SLO een digitaal instrument waarmee passende onderwijszorgarrangementen kunnen worden ontworpen. “Voor leerlingen met speciale onderwijsbehoeften kan dat een goed hulpmiddel zijn om het curriculum systematisch en opbrengstgericht aan te passen. Het helpt de school om de beginsituatie goed in beeld te brengen en vervolgens doelen te formuleren. Als het goed is, blijkt dan wat voor type onderwijszorgarrangement past bij deze leerling”, legt Schram uit.

Het instrument onderscheidt verschillende typen onderwijsarrangementen, oplopend van een basis-arrangement tot en met zeer speciale arrangementen met veel zorg. Leerkracht en intern begeleider doorlo-pen gezamenlijk alle curriculumaspecten en beslissen dan welke aanpassingen voor een leerling nodig zijn. “Iedere leerkracht doet dit al, maar vaak nog impliciet en onvolledig. Met dit instrument maak je het expliciet. Je benoemt wat nodig is en legt het vast. Met het voor- deel dat je de aanpassingen in hun samenhang beziet.”

Tegelijkertijd helpt het instrument scholen in kaart te brengen welke arrangementen ze al kunnen bieden. En wat ze eventueel nog aan competenties nodig hebben om bepaalde speciale arrangementen voor leerlingen te realiseren. Zo maken ze inzichtelijk op welke terreinen aanvullende scholing en/of expertise gewenst zijn.

Op basis van een eigen inventarisatie concludeert SLO dat scholen met vier of vijf arrangementen voor bepaalde groepen leerlingen uitstekend in staat zijn om passend onderwijs te bieden. Schram: “Er is veel

“Passend onderwijs nodigt uit om talenten en kwaliteiten nog meer te benutten”

Page 7: SLO Context PO

77

De SLO-publicatie Samen leren… (maar) op maat van de leerling uit 2008 geeft een scherp beeld van de praktijk van het passend onderwijs. Na een inleiding over de geschiedenis van het onderwijs aan kinderen met een beperking wordt de focus verlegd naar ‘de leraar als vormgever van het curriculum.’ Acht concrete cases laten vervolgens zien hoe verschillende leraren in de alledaagse lessituatie omgaan met de aanwezigheid van een kind met een verstandelijke beperking.

Eén van die kinderen is de 9-jarige Merthe. Ze heeft het syndroom van Down en haar niveau is te laag voor de standaardtoetsen. Aan het begin van het schooljaar hebben leerkrachten, intern begeleider, ambulante begeleider en ouders voor haar een jaarbegeleidings-plan opgesteld. Dat benoemt alle relevante gegevens, zoals het niveau van Merthe, de onderwijsdoelen, maatregelen, specifieke voorzieningen, de inzet van de ambulante begeleiding en het overleg met de ouders. Op basis van dit plan worden handelingsplannen uitgewerkt die de doelen voor een periode van zes tot acht weken benoemen. Ze worden na afloop van die termijn geëvalueerd. Zo nodig, vinden dan bijstel-lingen plaats.

Uit de beschrijving blijkt dat de inpassing van Merthe geen bijzondere problemen met zich meebrengt. Ze doet op haar niveau mee met de klas en voelt zich er thuis. De andere kinderen bejegenen haar met respect en uiten regelmatig waardering voor haar prestaties en inzet. Tegelijkertijd wordt duidelijk hoe belangrijk de leerkrachten zijn: zij zijn de arrangeurs van het bij Merthe passende curriculum. Dat vraagt kennis van

de leerling, vakinhoudelijke kennis (welke doelen zijn zinvol), pedagogische kennis en kennis van de groep, observatie, reflectie én zelfreflectie. Soms is het tasten en zoeken, en loopt de leerkracht tegen eigen grenzen en onzekerheden op. Door die te benoemen, kan de vraag naar aanvullende ondersteuning worden geformuleerd. Met Merthe en haar leerkrachten gaat het intussen goed…

Samen leren… (maar) op maat van de leerling kan worden besteld bij SLO. De publicatie kan ook worden gedownload vanaf www.slo.nl/speciaal onder ‘Publicaties’.

Het verhaal van Merthe

“Wij streven ernaar leerkrachten te ondersteunen bij het maken van de relevante keuzes voor het curriculum”

mogelijk. Kijk hoe je de krachten van je team optimaal kunt gebruiken. Ga systematisch uit van wat de leerling kan en nodig heeft en kijk wat je als school kunt bieden. Misschien leidt dat tot de conclusie dat je initiatieven tot samenwerking met partners buiten de school moet nemen om nog een ander onderwijszorgarrangement te kunnen bieden. Op deze wijze geeft ons instrument de leerkracht de ondersteuning die hij of zij nodig heeft om te komen tot een passend curriculum op maat.”

Page 8: SLO Context PO

8

Opbrengstgericht onderwijs: te veel focus op data?

De hoofdinspecteur:

“Leerkracht moet toets -resultaten beter benutten”

Kwaliteitsverbetering in het basisonderwijs staat momenteel vooral in het teken van opbrengstgericht onderwijs.

Door doelgericht en planmatig de vorderingen van leerlingen bij te houden, toetsgegevens van taal en rekenen te

analyseren en het onderwijs erop af te stemmen, kunnen kinderen een hoger niveau bereiken. Maar hoe verleidelijk

is het om een toetsencircus rond taal en rekenen op te tuigen? En hoe werkt het zogeheten opbrengstgerichte werken

in de praktijk? Heeft een doorsnee leraar daar genoeg voor in huis? Hoe kan een school de teamleden ervoor warm

maken? Welke rol kan de inspectie erbij spelen? Drie meningen en ervaringen.

De intern begeleider:

“Geen slaaf van het leerlingvolgsysteem”

De Stelling

De onderwijsadviseur:

“Hoge eisen stellen in een open sfeer”

Teks

t: Ca

rolie

n N

out

Page 9: SLO Context PO

Leon HenkensHoofdinspecteur Primair Onderwijs Onderwijsinspectie

“Elke school moet het maximale uit zijn leerlingenpopulatie halen. Dat betekent systematisch en doelgericht werken met name op de basisvaardigheden. Uit ons recente onderzoek naar de kwaliteit van scholen blijkt dat sterke basisscholen hun kwaliteitszorg en leerlingzorg goed hebben geregeld. Die taken liggen voornamelijk bij de directie en de intern begeleider. Andere uitkomst - niet verbazingwekkend - is het didactisch handelen van de leraar. Daar staat of valt alles mee.

Nu is het vaak de schoolleiding of de IB-er die de aandacht voor opbrengstgericht onder-wijs aanzwengelt. Maar ik vind het juist heel belangrijk dat je de analyse van de gegevens niet buiten de klas houdt. De leerkracht moet weten welke doelen de school stelt op de vakgebieden en weten wat hij moet doen om die doelen te halen. Ik maak me geen zorgen over het aantal toetsen. Wel moeten de resultaten van zowel de methodegebonden als de onafhankelijke toetsen beter worden benut. Dat kan best moeilijk zijn. Veel leraren hebben een te weinig onderzoekende houding en kennen vaak de mogelijkheden van de leerlingvolgsystemen voor zo’n analyse niet.

Scholen moeten zelf goed bewaken welke resultaten ze boeken en hoe ze hun agenda hebben ingericht. Over de hele linie gaat het met de kwaliteitszorg en leerlingenzorg in het basisonderwijs steeds iets beter, maar het gaat wel langzaam.”

Idee voor een volgende stelling?Stuur uw tip naar [email protected]

“Ik ben niet bang dat we te veel naar toetsen gaan toewerken. Je moet geen slaaf worden van het leerlingvolgsysteem, maar wel kritisch blijven naar jezelf als leraar en naar de middelen die je gebruikt. Soms sluit een toets bijvoorbeeld helemaal niet goed aan op de lesmethode. Ook aan methodetoetsen kunnen we aflezen of we de betere leerlingen genoeg stimuleren. Natuurlijk zijn rekenen en taal belangrijk, maar dat is niet het enige. Ik denk dat vooral de directie dat evenwicht goed moet bewaken.

Wij hebben als school misschien achterover geleund omdat we volgens de inspectie vrijwel voldoende presteerden. Maar toen wij de rekenresultaten van de afgelopen tien jaar naast elkaar legden, bleken de prestaties van de kinderen over de hele linie mager. Het bleek dat iedere leerkracht op zich wel zijn best deed, maar dat van eenheid in aanpak geen sprake was. De een sprak bijvoorbeeld van plus en min, de ander van erbij en eraf en dat is verwarrend voor de kinderen. We hebben een gezamenlijke visie op het rekenonderwijs ontwikkeld, gegevens uit de leerlingvolgsystemen goed bekeken en de zwakke punten aangepakt. En het werkt, want al na een jaar verbeterden de resulta-ten. We gaan nu ook spelling en begrijpend lezen zo aanpakken.

Opbrengstgericht werken kan alleen als de directie een actieve en onderzoekende houding van het team stimuleert. Er moet tijd zijn voor onderling overleg. Een reken-coördinator zou geen overbodige luxe zijn, want in de praktijk vinden leraren het moeilijk om een goede analyse van de resultaten te maken.”

Marlies van der BurgIntern Begeleider Basisschool de Morgenster in Sleeuwijk

Pauline van VlietOnderwijsadviseurEdux

“Toetsresultaten alleen zijn niet voldoende om een analyse te maken van de sterke en zwakke punten. Samen met de school kijk ik ook naar de observaties en aantekeningen van de leerkracht. Scholen zijn goed in meten en vastleggen van gegevens, maar vinden het vaak lastig om er een analyse van te maken. Dat vraagt om een brede blik en je moet even afstand nemen. Niet alle leraren zijn dat gewend; in de pabo-opleiding zou dit structureel meer aandacht moeten krijgen.

Leraren kunnen nog sterk verbeteren op het effectief gebruiken van de leertijd. Ook met het geven van goede instructies valt winst te behalen. Praktisch gezien kun je de klas het beste in drieën delen, een zwakke, middelma-tige en sterke groep. Zo kun je de leerstof op elk niveau aanbieden. Dan maakt het eigenlijk niet uit om welk vak het gaat. Ook het voeren van diagnostische gesprekken met leerlingen moet beter ontwikkeld worden. Dan bespreek je wat ze al goed beheersen en waar ze nog moeite mee hebben. Zo weet je precies wie meer of andere instructie nodig heeft.

Scholen proberen steeds vaker vast te leggen wat ze willen bereiken en gaan van daaruit aan de slag. Zo realiseren ze concrete resultaten en opbrengsten. Hoge verwachtin-gen hebben (van leerlingen en van elkaar) leidt tot de beste resultaten. Dat vraagt wel om openheid in de organisatie. De schoollei-der is hierin heel belangrijk. Hij moet ervoor zorgen dat er een sfeer is van onderling vertrouwen, zodat leerkrachten kritisch naar zichzelf durven kijken.”

Teks

t: Ca

rolie

n N

out

Page 10: SLO Context PO

“Recht doen aan álle leerlingen”Maak kennis met de sectormanager primair/speciaal onderwijs

10

Berthold van Leeuwen (37) is sinds 2001 als onderwijskundige werkzaam bij SLO. Eerst als projectmedewerker, daarna als projectleider en vervolgens als sectormanager speciaal onderwijs. Sinds 1 januari 2009 stuurt hij ook de afdeling primair onderwijs aan. Daarnaast is hij werkzaam als national coordinator van de European Agency for Developments in Special Needs Education. Vóór zijn loopbaan bij SLO was hij een aantal jaren werkzaam als leraar in het toenmalige voortgezet speciaal onderwijs aan moeilijk lerende kinderen, het tegenwoordige praktijkonderwijs. Tijd voor een nadere kennismaking.

Teks

t: Ja

cq Z

inke

n • F

otog

rafie

: Cee

s Elz

enga

Page 11: SLO Context PO

1111

Wat is het belang van SLO voor de directe praktijk in scholen? “Problemen in de onderwijspraktijk vormen het uitgangspunt voor onze werkzaamheden. Het onder-wijsveld zelf is dus per definitie een belangrijke voedingsbron, evenals uiteraard het Ministerie van OCW. Aan ons de taak om vanuit een leerplankundig perspectief het beleid van OCW handen en voeten te geven. Dat gebeurt in intensieve samenwerking met het scholenveld. De uitwerkingen die we maken, moeten in de praktijk beproefd zijn op bijvoorbeeld inhoudelijke consistentie, bruikbaarheid en nut. Overigens zie je vaak dat andere instellingen, of scholen zelf, vertaalslagen maken van ons gedachtegoed en de verdere uitrol op zich nemen. Dat doen bijvoorbeeld lerarenopleidingen, nascholingsinstellingen, CITO, de inspectie, uitgevers, de landelijke pedagogische centra (LPC’s) en schoolbegeleidingsdiensten. Vanzelfsprekend beïnvloeden deze actoren de inhoud en de focus van ons werk ook.”

Binnen de programmering waar je verantwoordelijk voor bent, hanteert SLO programmalijnen. Wat houdt dat in? “SLO is een projectenorganisatie, die werkzaam is in diverse sectoren van het onderwijs. Veel van onze projecten houden verband met elkaar en komen in alle sectoren terug, denk bijvoorbeeld aan een thema als doorlopende leerlijnen. Aan ons de taak om deze sectoroverstijgende thema’s goed vorm te geven en op elkaar aan te laten sluiten. Door ze te clusteren in een zestal programmalijnen proberen we de afstemming te optimaliseren. Een tweede programmalijn is ‘diversiteit in het leerplan’. Bij diversiteit ligt het accent op omgaan met verschil-len, ingebed in de context van passend onderwijs, onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen en omgaan met sociaal-culturele diversiteit. Bij de programmalijn ‘leerplankundige professionalisering’ ligt weer een sterk accent op het toerusten van scholen en leraren om ze meer vaardigheid te geven in het maken van leerplan-kundige keuzes binnen de eigen school, zowel op school-, groeps- als ook op individueel niveau. En zo zijn er ook talloze voorbeelden te noemen voor de overige drie programmalijnen: ‘samenhang in het leerplan’, ‘vakontwikkeling’ en ‘leermiddelen.”

Kunnen scholen met vragen dan SLO inschakelen?“SLO is in principe een taakorganisatie ten dienste van de overheid en laat zich in haar programmering vooral ook beïnvloeden door de sectorraden (PO-Raad, VO-raad en WEC-Raad) als vertegenwoordigende organisatie van het scholenveld. SLO is een organisatie die onderzoekt, ontwikkelt en conceptualiseert, maar het steeds meer

SLO is het nationaal expertisecentrum leerplan­ontwikkeling. Wat moeten we volgens jou onder een leerplan verstaan? “ ‘Leerplan’ is een veelomvattend begrip. Een leerplan gaat in principe over de doelen, inhouden en organisatie van leren en onderwijzen. Dat kun je op verschillende systeemniveaus bekijken: op internationaal niveau, op landelijk niveau en op regionaal niveau. Maar ook op schoolniveau, op het niveau van een groep/klas en op het niveau van de individuele leerling. Binnen SLO gebruiken we als metafoor vaak het curriculair spinnen-web om de complexiteit van het leerplan zichtbaar te maken. Dat spinnenweb laat verschillende leerplan-componenten in hun onderlinge samenhang zien. Denk daarbij bijvoorbeeld aan doelen, inhouden, onderwijs-activiteiten, leermiddelen, toetsing, de leeromgeving, de rol van de leraar, et cetera, die vanuit een bepaalde visie zijn gekleurd. Kortom: denken over een leerplan gaat verder dan de inhoud; het is een integrale manier van denken over de inrichting van het onderwijs.”

En kun je de rol van SLO wat preciezer omschrijven?“Landelijk onderwijsbeleid concentreert zich veelal op het macroniveau en laat zich soms beïnvloeden door internationale trends. Iedereen kent de impact van internationaal vergelijkend onderzoek, zoals de PISA-resultaten of TIMSS, op landelijke ontwikkelingen. Een belangrijk aandachtspunt op landelijk niveau is de inhoud van het onderwijs. Wat willen we leerlingen in het onderwijs meegeven? En waarom? Hier ligt een belangrijke kerntaak van SLO: het ontwikkelen, legitimeren en onderhouden van landelijke leerplan-kaders. Een bekend voorbeeld zijn de kerndoelen. Een ander, actueel voorbeeld is de ontwikkeling en imple-mentatie van de referentieniveaus voor taal en rekenen/wiskunde. Ook daar is SLO intensief bij betrokken. De Nederlandse overheid biedt in haar beleid scholen en leraren ruimte om, vanuit eigen ideeën en opvattin-gen over leren en onderwijzen, eigen keuzes te maken. Om dat verantwoord te doen, is het belangrijk inzicht te hebben in de onderwijsinhouden en de samenhang daarbinnen. Dat vergt het nodige. Nadere uitwerkingen in bijvoorbeeld tussendoelen en leerlijnen, leerlingvolg-systemen en goede methodes kunnen scholen en leraren daarin ondersteunen. Feit is dat scholen op school-, groeps- en individueel niveau een vertaalslag dienen te maken van inhoudelijke eisen aan onderwijs, naar een leerplan dat passend is voor een diversiteit aan leerlingen, passend bij de visie en uitgangspunten van de school. Het behoort ook tot de kerntaken van SLO om te onderzoeken hoe scholen daartoe beter kunnen worden toegerust. Kortom, SLO begeeft zich binnen de driehoek weten-schap, beleid en onderwijspraktijk. Want het denken vanuit een leerplankundig perspectief vraagt om een brede scope en omvat zowel inhoudelijke, professionele als sociaal-politieke aspecten.”

“Wat willen we leerlingen meegeven? En waarom?”

Teks

t: Ja

cq Z

inke

n • F

otog

rafie

: Cee

s Elz

enga

Page 12: SLO Context PO

Geen marktorganisatie dus, maar een taakorganisatie met als belangrijkste opdrachtgever het Ministerie van OCW. Is de ruimte voor eigen keuzes daarmee niet enorm ingeperkt?“Het ministerie stelt samen met de sectorraden en andere relevante partijen een omvangrijke ontwikkel-agenda op. Deze kwaliteitsagenda bepaalt het speelveld waarbinnen verschillende instellingen hun activiteiten ontplooien. Maar er is ook volop ruimte voor wederzijdse beïnvloeding. SLO wil zich vanuit haar rol als expertisecentrum op het gebied van leerplan-ontwikkeling dienstbaar opstellen, maar is ook proactief. Dat hoort bij onze rol en mag je van een expertisecentrum verwachten.”

Tot slot; wat zijn volgens jou in de nabije toekomst de belangrijkste ontwikkelingen in po en so? “Als je kijkt naar de agenda van het ministerie zie je een aantal elementen, waaronder het versterken van de inhoudelijke kwaliteit van primair en speciaal onderwijs. Dat wordt met name handen en voeten gegeven binnen de vakgebieden taal en rekenen/wiskunde. Het versterken van het opbrengstgericht werken is daarbinnen een belangrijk aandachtspunt. Dat heeft ook alles te maken met de ontwikkelingen rond de referentieniveaus voor taal- en rekenen/wiskunde. Daarnaast is een belangrijk aandachtspunt de voor- en vroegschoolse educatie, gekoppeld aan het gelijke kansenbeleid, met specifieke aandacht voor taalontwikkeling. Verder is en blijft ‘omgaan met verschillen’ een relevant thema. Er is veel aandacht voor het benutten van talenten, met een sterke focus op het onderwijs aan (hoog)begaafde leerlingen. Daarnaast zijn er diverse ontwikkelingen rondom passend onderwijs. Maar in mijn ogen is er ook nog veel aandacht nodig voor sociaal-culturele diversiteit.

Ik zou graag een sterkere focus zien op het primaire proces. Hoe kunnen leraren en scholen zo worden toegerust dat ze in staat zijn om te voorzien in een mooi stukje onderwijs voor een verscheidenheid aan kinderen. Wat vraagt dat aan schoolontwikkeling, professionalisering en aan leerplankundige toerusting? In dat kader is voor ons als SLO in de nabije toekomst de grote uitdaging dat scholen en leraren meer eigenaar worden van het leerplan. Dat ze zelf met de juiste toerusting meer keuzes durven en kunnen maken in de inhoud en organisatie van leren. En dat ze zo recht doen aan de ontwikkelingsmogelijkheden van alle leerlingen.”

aan anderen overlaat - wel in samenwerking natuurlijk - om ontwikkelde concepten verder te verspreiden en de invoering ervan te begeleiden. SLO is in tegenstelling tot schooladviesdiensten en LPC’s geen eerstelijns organisatie. We bedrijven een andere tak van sport. Maar scholen kunnen zich wel degelijk tot ons wenden. Zo kunnen groepen scholen met leerplankundige vragen bij ons terecht binnen de kaders van de veldprogram-mering. Als het alleen interessant is voor één school, dan moeten wij veelal ‘nee’ verkopen. Maar als het probleem ook in de rest van Nederland wordt erkend en als de expertise overdraagbaar gemaakt kan worden naar andere scholen of instellingen, kunnen we daar zeker iets in betekenen.”

“Onze uitdaging? Dat scholen en leraren meer eigenaar worden van het leerplan”

1212

Teks

t: H

ans M

orss

inkh

of

Page 13: SLO Context PO

1313

Compacten van taal

Routeboekjes voor (hoog)begaafde leerlingen

Staatssecretaris Dijksma van Onderwijs heeft tijdens de Nationale Onderwijstentoonstelling in januari het eerste routeboekje gedownload vanaf www.slo.nl/compacten. Sindsdien hebben zeer veel basisscholen haar voorbeeld gevolgd. “Het compacting-pakket voorziet in een grote behoefte”, stelt onderwijs-kundige Nora Steenbergen. “Echt hoogbegaafd zijn maar weinig leerlingen, zo’n 2,5 tot 3 procent. Maar daarnaast is er nog een categorie van zo’n 20% die niet hoogbegaafd is, maar wel heel goed in taal. Een taalmethode bestaat nu eenmaal uit veel herhaling en oefenstof, dat goed is voor kinderen die het nodig hebben, maar al gauw saai wordt voor de groep die bovengemiddeld scoort.”

VerantwoordHet compactingpakket voorziet in een verantwoorde indikking van de stof, met een handleiding en een routeboekje voor elk leerjaar, waarmee leerlingen zelfstandig kunnen werken. Ze laten de basis overeind en wijzen aan waar mogelijkheden liggen om (hoog)begaafde leerlingen op een andere manier aan het werk te zetten. Een team dat steeds bestond uit een taalspecialist, een leerkracht en een uitgever heeft daartoe acht taalmethoden minutieus doorgewerkt. “Van kaft tot kaft”, weet Steenbergen, “om per onderdeel en oefening vast te stellen of het nieuw is, tot de basis behoort en/of betekenisvol is.”

MeedoenHet is het gemak en de gevolgde gedetailleerde aanpak die voor de populariteit heeft gezorgd, vermoedt ze. “Als leerkracht weet je dat de (hoog)begaafde kinderen op deze manier gewoon blijven meedoen bij nieuwe leerstof en blijven deelnemen aan de interactie met de

rest van de klas. Je kunt er na het maken van enkele schoolbrede afspraken zó mee aan de slag.” En daardoor voldoet het compactingpakket aan een groeiende vraag. Eerder werden er routeboekjes voor rekenen gemaakt. “Toen al kwam de vraag of we dat niet ook voor taal konden doen. Maar het uitwerken heeft veel tijd gekost, het was een enorme klus. We merken nu dat veel scholen er al op wachtten. Eigenlijk hadden we verwacht dat scholen er pas na de zomervakantie mee zouden beginnen, maar ze werden vanaf januari direct al veel gebruikt.”

ImplementatiepakketMet het afronden van het compactingpakket voor taal is het werk nog niet af. Er is veel moeite gedaan om tips voor aanvullende en verrijkende opdrachten te verzamelen. “Op het gebied van verrijking is er voor taal veel minder dan voor rekenen. We willen de uitgevers dan ook graag prikkelen om ook voor taal meer uitdagend materiaal te maken.”In de zomermaanden heeft SLO per methode een implementatiepakket afgerond. Daarin verantwoorden de samenstellers hun keuzes en lichten ze de daaraan ten grondslag liggende argumenten toe. “Tevens bevat het tips en aanbevelingen voor het invoeren in de school. Bijvoorbeeld over de keuzes die je als school of leerkracht hebt en daarnaast over aspecten waarover je afspraken moet maken, zoals communicatie met ouders. De tips voor verrijking nemen we uiteraard ook op. Hiermee hopen we leerkrachten iets te bieden, waarmee zij de taallessen voor leerlingen die goed zijn in taal interessanter en uitdagender kunnen maken.”

“We hebben acht methoden van kaft tot kaft doorgewerkt”

Hoe houd je begaafde en hoogbegaafde leerlingen bij de taalles? Ze hebben immers minder uitleg en herhaling nodig en zijn meer gebaat bij verrijkende stof. Dat inzicht staat aan de basis van de gratis te downloaden ‘Routeboekjes taal.’ Door acht methoden in te dikken (te ‘compacten’) krijgen de boven-gemiddelde leerlingen alle stof die ze nodig hebben én ruimte voor aanvullende en meer uitdagende opdrachten.

Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/compacten.

Teks

t: H

ans M

orss

inkh

of

Page 14: SLO Context PO

14 Kenniscentrum Leermiddelen

Vinden wat u zoekt met leermiddelenlabelsSteeds meer docenten speuren het internet af op zoek naar interessante leermiddelen. Om het zoeken en vinden van leermiddelen te vergemakkelijken is in Nederland de open standaard Content Zoekprofiel (CZP) ontwikkeld. Deze standaard beschrijft welke labels aan leermiddelen gekoppeld kunnen worden. Denk aan aanduidingen voor niveau, vak, thema, kosten en aan het auteursrecht van leermiddelen. In opdracht van Kennisnet en in samenwerking met verschillende organisaties in het veld heeft SLO het Content Zoekprofiel aangevuld met negen ‘standaard’-lijsten met labels (vocabulaires genoemd) die voor het labelen (‘metadateren’) van leermiddelen voor het voortgezet onderwijs gebruikt kunnen worden. In een later stadium zal dat ook voor het primair en het beroeps-onderwijs gebeuren. U kunt alle goedgekeurde vocabulaires opvragen via de vocabulairebank op www.edustandaard.nl, de centrale plek met informatie over alle Nederlandse onderwijstechnologische afspraken.

Meer achtergrondinformatie over de vocabulaires is te vinden op vocabulaires.slo.nl.

Deel uw ervaringenSinds begin dit jaar worden de leermiddelen-beschrijvingen op het leermiddelenplein gemaakt door leraren die zelf praktijkervaring met het betreffende leermiddel hebben. Zij beschrijven de leermiddelen aan de hand van een aantal vaste criteria als ‘opbouw’, ‘didactische uitgangspunten’ en ‘differentiatiemogelijk-heden’. Naast de beschrijvingen treft u ook gebruikers-ervaringen aan. De criteria die bij ‘Beschrijving’ worden gebruikt, vindt u ook in ‘Ervaring’ terug. Zo kunt u lezen of een leermiddel in de praktijk biedt wat het in potentie in zich lijkt te hebben. Op www.leermiddelenplein.nl kunt u lezen welke leermiddelen dit jaar al voor primair en voortgezet onderwijs zijn beschreven.

Spreekt deze werkwijze u aan? Dan kunt u zelf ook een ‘beschrijving’ of ‘ervaring’ maken. Neem daarvoor contact met ons op via [email protected].

LeermiddelenmonitorEind 2008 heeft SLO voor de tweede keer het gebruik van leermiddelen onder leraren binnen het primair en voortgezet onderwijs onderzocht. Daarmee wil SLO inzicht geven in trends, behoeftes en ontwikkelingen rond leermiddelen. Aan de Leermiddelenmonitor 08/09 werkten maar liefst 1750 leraren mee. Dit najaar vindt voor de derde keer de landelijke leermiddelenmonitor plaats. Wij stellen uw medewerking zeer op prijs. Bij de monitor staan vragen centraal als: welke leermiddelen zetten leraren in, waarom, welke ondersteuning hebben ze daarbij nodig en hoe tevreden zijn leraren over hun leermiddelen?

Kijk voor meer informatie en het downloaden van de publicatie op www.slo.nl/leermiddelenmonitor.

Vergelijken van leermiddelen Met het leermiddelenplein wil SLO leraren ondersteu-nen in het kiezen van passende leermiddelen. Er zijn daarom niet alleen basisgegevens van de methoden en andere leermiddelen te vinden, maar ook onafhanke-lijke beschrijvingen, ervaringen van leraren, leermidde-lenanalyses en informatie over kosten. Nieuw op het leermiddelenplein is de mogelijkheid om leermiddelen op een eenvoudige manier te vergelijken. De gebruiker kan leermiddelen selecteren en dan in een tabel vergelijken. Daarbij kan de tabel heel eenvoudig aangepast worden en de informatie ook via een Excel document bewaard worden.

Kijk voor meer informatie op www.leermiddelenplein.nl

Referentieniveaus in taal- en rekenmethodes De Expertgroep Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen heeft vier niveaus voor taal en rekenen beschreven, niveau 1F tot en met niveau 4F. Het doel van deze niveaus is om de taal- en rekenvaardigheid van leerlingen op een hoger plan te brengen. SLO heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de manier waarop de referentieniveaus in actuele taal- en rekenmethodes aan bod komt. In april 2009 is het rapport met de belangrijkste bevindingen gepubliceerd. In de rapportage vindt u een inventarisatie van actuele taal- en reken-methodes, zowel uit het primair- en voortgezet onderwijs als uit het middelbaar beroepson-derwijs. Bij ieder taal- en rekendomein treft u de titels van bijbehorende leerstofparagrafen uit de methode aan. Zo kunt u snel zien op welke plaats een methode aandacht besteedt aan de referentieniveaus. Ook krijgt u een indruk van de hoeveelheid aandacht in pagina’s die een methode over de leerjaren heen aan een bepaald leerstofonderwerp besteedt. De inventarisatie is in ontwikkeling. Nieuwe methodes worden nog toegevoegd.

Kenniscentrum Leermiddelen (KCL) heeft als doel overzicht te bieden in het aanbod en kennis te vergaren over de ontwikkeling, de invoering en het gebruik van leermiddelen. Op deze plaats voorziet het KCL u van informatie over recente ontwikkelingen. Voor de meest actuele informatie kunt u terecht op www.slo.nl of www.leermiddelenplein.nl.

Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/kcl onder ‘Onderzoeken’

Page 15: SLO Context PO

15

schoolbegeleiders en de PO-raad bij de ontwikkeling van de cursus, zodat we goed aansluiten bij dat wat de mensen uit de praktijk nodig hebben”, zegt Noteboom.De eerste resultaten uit een pilot zijn veelbelovend. De deelnemers gaan op basis van de analyses met elkaar in gesprek over het niveau van hun leerlingen en over de leerstof die wordt aangeboden. Hierdoor wordt duidelijk hoe het onderwijs beter op de behoeften van de leerlingen kan worden afgestemd. “Onze aanpak is erop gericht dat intern begeleiders en schoolbegeleiders na de cursus zelf als trainer optreden bij de scholing van het team”, vertelt ze. “Dit is eerder heel succesvol gebleken. Daarom willen we dat met deze cursus ook zo doen.”

KwaliteitszorgAnneke Noteboom is enthousiast over de kansen die voor het grijpen liggen. “Scholen gaan in de cursus aan de slag met de gegevens die ze van hun leerlingen verzamelen: dan heb je het over eigen leerlingen en niet over fictieve situaties. Dat werkt!” In een ander project van SLO, Beter met rekenen, wordt gewerkt aan scholing rond leerlijnen en didactiek van. Deze scholing is bedoeld voor leraren die zich willen verdiepen in de reken-wiskundedidactiek om zo de opbrengsten van hun lessen te verhogen.Opbrengstgericht onderwijs staat hoog op de beleids-agenda van het Ministerie van OCW. Het is een belang-rijk onderdeel van de Kwaliteitsagenda ‘Scholen voor Morgen’ dat de taal- en rekenprestaties van alle kinderen in het primair onderwijs wil verbeteren. De kwaliteits-zorg van scholen, de manier waarop zij hun onderwijs evalueren en verbeteren, is nog een zorgenkind, zo bleek ook vorig jaar uit het jaarverslag van de Onderwijsinspec-tie. Daarom hoopt Noteboom dat scholen hun kans om meer te profiteren van evalueren gaan zien.

Bijna een kwart van de basisscholen presteert zwak op rekengebied, zo bleek afgelopen jaar uit een onderzoek van de Onderwijsinspectie. Hoewel achterstandsscho-len hun positie langzaamaan verbeteren, slagen veel scholen er nog niet in hun rekenresultaten op peil te krijgen en eindigen meer leerlingen dan nodig in de middenmoot.

Goede analyse makenToch is het helemaal niet zo moeilijk om die resultaten te verbeteren. Onderwijsonderzoekers hebben eerder vastgesteld dat scholen die gericht aandacht besteden aan de opbrengsten van het onderwijs met sprongen vooruit kunnen gaan. Het recept lijkt eenvoudig: maak een goede analyse van alle data, zoals toetsresultaten en informatie uit leerlingvolgsystemen en verbindt er de juiste stappen aan. Scholen die ‘rekensterk’ zijn bewijzen dat het werkt. Dus waarom doet elke school dit niet? “Het is voor leraren best lastig om de gegevens van bijvoorbeeld de LOVS-toetsen van het Cito inhoudelijk te analyseren”, denkt Anneke Noteboom, projectleider en leerplanontwikkelaar bij SLO. “Misschien weten ze ook niet goed wat ze er allemaal uit op kunnen maken over het niveau van de leerling. Dat is jammer, want als je goed evalueert en analyseert wat kinderen al kunnen en waar ze nog moeite mee hebben, kun je daar je onder-wijs preciezer op afstemmen. Je ziet de tijd die je daarin investeert terug in betere resultaten van je leerlingen.”

Profiteren van evaluerenStaatssecretaris Dijksma heeft SLO daarom gevraagd om leraren op een laagdrempelige manier de helpende hand te reiken bij het maken van dergelijke analyses. Noteboom werkt nu samen met de Universiteit Twente aan een cursus voor directie, leraren en IB-ers waarmee ze leren te profiteren van de evaluatie van leerlingresul-taten: op landelijke en methodegebonden toetsen, maar ook van leerlingenwerk in de schriften. Eind 2009 moet de cursus klaar zijn. “We betrekken leraren,

Rekenen op resultaatAnalyses maken en onderwijs afstemmen

Niet alleen zwakke, maar ook middelmatige en goede leerlingen bereiken een hoger rekenniveau als de school een goede analyse maakt van de onderwijsopbrengst en deze ook weet te benutten. SLO ontwikkelt nu een cursus die helpt om dat succes te boeken.

Neem voor meer informatie over dit onderzoek contact op met Anneke Noteboom, [email protected]

Teks

t: Ca

rolie

n N

out

Page 16: SLO Context PO

Wek de wetenschapper in het kind

Wat is er mooier dan kinderen zelf te laten onderzoeken hoe de wereld in elkaar zit? Op basisschool de Vlieten in de Lier werken alle kinderen, van groep 1 tot en met 8, enkele uren per week in projecten aan natuur, techniek en milieueducatie. Meester Dan van der Lingen speelt in op hun nieuwsgierigheid en gaat met ze in gesprek. Over onderzoekend en ontwerpend leren in de praktijk.

Teks

t: Ca

rolie

n N

out •

Foto

grafi

e: H

ans O

ostr

um

Page 17: SLO Context PO

1717

“Meester, meester, mag ik eerst!”, roept Sem (11). En hij krijgt het voor elkaar dat hij als eerste met zijn groepje de tuin in mag om die grote struik in de vlindertuin kort te snoeien. Prachtig natuurlijk om met die stoere snoeischaar aan de slag te gaan. Op het lapje grond net onder het raam staan precies die planten, houtwallen en muurtjes met gaatjes die insecten en rupsen een goed onderkomen bieden. Een bak met kool voor de koolwitjes, brandnetels voor andere vlinders. Meester Dan heeft de kinderen eerst kort geïnstrueerd voor ze aan het werk gaan. Nu houdt hij quasi terloops een oogje in het zeil. Hij geeft een aanwijzing, legt iets uit of stelt een vraag. En let goed op of iedereen aan de beurt komt. Zomaar een gesprekje:“Kijk, dat moet er ook nog uit, Lozan, dat is onkruid. Je herkent het aan die kleine blaadjes. Zie je wat dat is?” “Een bloembol meester, die is er per ongeluk uitge-harkt”, giechelt Lozan (11). “Wat moet ik er nu mee doen?” “Wat zou er gebeuren als je hem laat liggen?” “Nou, dan gaat-ie dood!” “Dus?”“Ik zet ‘m weer terug in de grond. Dan bloeit hij volgend voorjaar weer, toch?” “Helemaal goed, meisje!”

Goede begeleidingDe rest van de groep werkt op dit moment aan het project Groen Werkt!, waar steeds een groen beroep centraal staat. Ze maken er een verslag over, bereiden een PowerPointpresentatie voor en gaan later ook naar bedrijven in de buurt om beroepsmensen te interviewen.“Met deze manier van werken moet je wel zorgen voor goede begeleiding”, zegt Van der Lingen. “De kinderen moeten zich bijvoorbeeld serieus voorbereiden als ze een bedrijf binnenstappen. Anders heeft het geen zin, voor de bedrijven die meedoen niet en voor de kinderen ook niet.”Basisschool De Vlieten, midden in het Westlandse dorpje De Lier, omringd door kassen, weet zich met Dan van der Lingen verzekerd van steeds nieuwe onderwer-pen uit de natuur of techniek. Het inspireerde ook de rest van het team. De school begon zo’n tien jaar geleden met hulp van de Stichting Veldwerk met lessen in de vrije natuur. In die jaren verdienden ze drie keer het predicaat Groene school van Nederland. “In die tijd hebben we het grondig aangepakt”, vertelt de boven-bouwleraar. “Met het hele team zijn afspraken gemaakt over zelfstandig werken, natuurlijk afhankelijk van de leeftijdsgroepen van de kinderen. Naast de reguliere, klassikale lessen willen we kinderen zoveel mogelijk praktijkgericht en ontdekkend laten leren. We leren als docenten veel van elkaar, kijken bij elkaar in de klas en

praten daarover. We proberen in de lessen onderzoeken of proefjes in te bouwen en we doen een aantal buitenlessen per jaar.”

BoskofferVan der Lingen stelde zelf een aantal leskisten samen voor het buitenwerk, die alle leerkrachten kunnen gebruiken. Zoals de boskoffer met een instrument om de hoogte van bomen te meten, geplastificeerde overzichten om bomen en planten te determineren en vogelsporen of uilenballen te herkennen. “Met deze manier van lesgeven denken leerkrachten wel eens dat je dan elk blaadje of beestje bij naam moet kunnen noemen. Maar dat is helemaal niet zo. De kinderen hoeven geen bioloog te worden. Het gaat erom hun interesse te wekken en ze nieuwsgierig te maken. Als je het goed aanpakt, hebben ze helemaal niet in de gaten dat ze aan het leren zijn. Maar je laat ze wel ruiken, voelen en proeven hoe de natuur in elkaar zit. En als je dan een les hebt over de Vlietlanden, dan begrijpen ze tenminste echt waar het over gaat.”De leerkrachten hebben voor techniekonderwijs het techniekkasteel tot hun beschikking. Bij de aanpak daarvan worden leerkrachten ondersteund door een van de regionale steunpunten van het programma Verbreding Techniek Basisonderwijs (VTB).

“Het gaat erom ze nieuwsgierig te maken”

> slo programmalijn> vakvernieuwing

De programmalijn ‘vakvernieuwing’ heeft als doel om voor de verschillende vakken onder andere kerndoelen, examenprogramma’s en voorbeeld-materiaal te ontwikkelen.

p

Leerlingen werken samen aan het project Groen Werkt!

< Leerling Sem helpt enthousiast in de vlindertuin.

Teks

t: Ca

rolie

n N

out •

Foto

grafi

e: H

ans O

ostr

um

Page 18: SLO Context PO

1818

Zorgen voor succesmomentenHeel belangrijk is om van tevoren bij ieder project duidelijk te omschrijven wat het moet opleveren en met welk doel de activiteiten worden ondernomen, zo blijkt ook uit verschillende onderzoeken (zie kader). Ontdek-kend en ontwerpend leren is in principe voor alle groepen mogelijk, vindt ook Van der Lingen. “Natuurlijk werk je met kleuters anders dan met groep 8-leerlingen. Hoe ouder kinderen zijn, des te beter ze kunnen samenwerken. Je moet dat langzaam opbouwen. Bij ieder project denk ik van tevoren helemaal uit wat het eindresultaat moet zijn. Welke kennis en vaardigheden

erbij nodig zijn bijvoorbeeld en hoever je leerlingen daarin zijn. Tussentijds evalueer ik het werk en stuur bij waar het nodig is. Belangrijk is ook om te zorgen voor succesmomenten. Dat kinderen kunnen zien wat ze gedaan hebben. Dat kan alleen als je van tevoren precies weet wat je wilt hebben aan het eind.”

“Natuurlijk zijn kennisdoelen belangrijk”, voegt hij eraan toe. “Maar werken aan het zelfvertrouwen vind ik minstens zo belangrijk. Door onze werkwijze ontwikke-len de kinderen hun sociale vaardigheden. Ik merk vooral dat ze veel beter gemotiveerd zijn om te leren en creatiever worden in het oplossen van problemen.”Van der Lingen praat met enthousiasme over zijn vak en zijn leerlingen. Zijn betrokkenheid blijkt ook uit het lokaal waar zijn gemengde groep 7/8 thuis is. Het staat vol met werkjes en bouwsels. Een zelfgebouwde middeleeuwse blijde in miniatuur, een rijtje planten in potjes die nauwkeurig opgemeten worden, een kast met dierenskeletten, er is van alles te zien. Aan de muur prijkt de maquette van het project Nieuwe Natuur van een paar jaar geleden. “Ooit wilde ik boswachter worden”, verklapt hij, “maar het werd de pabo. Ik zou nu niet anders meer willen dan voor de klas te staan, ik heb het mooiste beroep van de wereld.”

“Beter gemotiveerd en creatiever”

Wetenschappelijke basis voor onderzoekend en ontwerpend lerenZes regionale kenniscentra voor wetenschap en techniek werken samen met pabo’s aan de implementatie van onderzoekend en ontwerpend leren in het basisonder-wijs. 10.000 (aanstaande) leerkrachten worden geschoold in de ontwikkeling van hun wetenschappe-lijke houding en de kennisbasis natuur en techniek. "Dat is nodig", zegt Marja van Graft, projectleider SLO, "want de rol van de leraar is immers essentieel. Om de wetenschappelijke houding bij leerlingen te stimuleren moet hij zelf ook een wetenschappelijke houding hebben. Hij moet inzicht en kennis hebben van het onderzoeks- en ontwerpproces, en van bijvoorbeeld biologieconcepten om met kinderen in gesprek te kunnen gaan. Maar wat is die wetenschappelijke houding precies, hoe definieer je de leeropbrengst en hoe constateer je dat? Daar is aanvullend onderzoek voor nodig."SLO is betrokken bij de nascholing en het onderzoek dat in het kader van VTB-pro in het Kenniscentrum Wetenschap en techniek Oost wordt uitgevoerd. Ook andere hogescholen (Saxion) en de Universiteit Twente zijn erbij betrokken.

Meer weten? Mail naar [email protected]

Didactische leerlijn en lesmateriaalEerder ontwikkelde SLO in samenwerking met de UvA in opdracht van het programma Verbreding Techniek Basisonderwijs een didactische leerlijn voor onderzoe-kend en ontwerpend leren bij natuur en techniek. Het uitgangspunt is om een wetenschappelijke houding bij kinderen te stimuleren, die samengaat met praktijkop-drachten. Veel leerkrachten zoeken naar de uitwerking in de praktijk. SLO publiceert daarom lesmateriaal en

voorbeelden op de website. De lessen bevatten praktische aanwijzingen voor materiaalgebruik, een overzicht van de verschillende lesdoelen, een tijdsche-ma en inhoudelijke achtergrondinformatie. De lessen zelf zijn ingedeeld in fasen en hebben de vorm van een scenario.In het zogeheten basisdocument wordt uitgelegd wat onderzoekend en ontwerpend leren op de basisschool betekent en welke potentie het heeft. Hierin is een didactische leerlijn voor groep 1 tot en met 8 uitgewerkt. Omdat dit project voortkomt uit het programma Verbreding Techniek Basisonderwijs, zijn het basisdocument en het lesmateriaal bedoeld voor de vakken natuur en techniek. Maar de aanpak is ook geschikt voor aardrijkskunde- of geschiedenisonderwijs. Onderzoekend en ontwerpend leren blijkt als didactiek zeer waardevol te zijn. Bovendien biedt het mogelijkhe-den voor integratie met taal- en rekenonderwijs.

Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/primair/leergebieden/wereldorientatie/natuur/vtb/

Verklarende webteksten over natuur en techniekKinderen leren veel over natuurkundige verschijnselen of technische principes als ze proefjes uitvoeren. Maar als ze daar achtergrondinformatie bij zoeken, over het hoe en waarom van licht, magnetisme of elektriciteit, dan is dat soms moeilijk te vinden, of te ingewikkeld opgeschreven. Ook hun leerkracht kan niet op alle vragen die uit de proefjes voortkomen antwoord geven. Daarom heeft SLO in het kader van een veldaanvraag van NEMO verklarende teksten geschreven over die onderwerpen, speciaal bedoeld voor basisschoolleerlin-gen die op zoek zijn naar meer informatie.

Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/primair/publicaties/

SLO actief in vakontwikkeling natuur en techniek

Page 19: SLO Context PO

19

Werken aan inhoudelijke kwaliteit

Scholen gebaat bij breed gedragen leiderschap“Als we spreken over leiderschap op scholen, hebben we het niet alleen over formele leiders, de directeur, de intern begeleider, de bouwcoördinator. Informele processen zijn minstens zo belangrijk. Via leiderschapspraktijken, formeel en informeel, kunnen scholen werken aan hun inhoudelijke kwaliteit, door samen te werken en van elkaar te leren.”

Harry Paus, leider van het project ‘Inhoudelijk leider-schap en inhoudelijke kwaliteit’, dat tweeënhalf jaar geleden is gestart bij SLO, concretiseert zijn opvatting als volgt: “Iedereen die het voortouw neemt in een inhoudelijke kwestie - en dat kan van alles zijn - is een inhoudelijk leider. Een directeur zal de inhoudelijke kwaliteit van zijn school willen verbeteren door bijvoorbeeld een teamlid dat zich heeft verdiept in rekenen-wiskunde de gelegenheid te geven zijn leiderschapskwaliteiten op dat gebied als rekencoördi-nator te verdiepen. Je moet dat wel binnen een heldere context doen. Die ontstaat niet vanzelf; daar moet iemand op sturen. En dat moet enerzijds niet te vrijblijvend zijn, maar anderzijds ook niet te strak georganiseerd. Het gaat steeds om de balans tussen het formele en het informele.”

AutonomieDe projectleider legt uit waar de behoefte aan inhoudelijk leiderschap vandaan kwam. “Basisscholen hebben in Nederland een vrij grote autonomie als het gaat om de invulling van hun curriculum. Dat betekent voor scholen dat er behoefte is aan kennis om dat curriculum op te bouwen. Er moeten mensen zijn die een voortrekkersrol hebben in het begeleiden en in het ontwikkelen van de grotere kennis die er op basisscho-len moet komen. Dat kan niet één persoon doen. Daarom zie je op veel scholen dat daar inhoudelijk coördinatoren voor gaan komen.” Aansluitend op die ontwikkeling heeft het ministerie een aantal jaren geleden bij SLO de opdracht neerge-legd ‘probeer handvatten te ontwikkelen voor de scholen die hun eigen curriculum meer vorm willen geven’. TaalcoördinatorPaus weet uit eigen ervaring hoe die vraag ook in de scholen zelf opkwam. “Ik zag dat vanaf het begin van de opleiding taalcoördinator in 2003. Die opleiding is gebaseerd op drie pijlers. In de eerste plaats zit er een heleboel vernieuwende taaldidactiek in; een taalcoördi-nator krijgt in kort bestek een behoorlijke impuls met betrekking tot taalonderwijs en de taaldidactiek. In de tweede plaats is een taalcoördinator iemand die zijn collega’s kan coachen, door bijvoorbeeld het goede voorbeeld te geven, door ze uit te nodigen voor

voorbeeldlessen of videointeractie; een taalcoördinator is in staat collega’s te enthousiasmeren voor taalonderwijs. In de derde plaats is een taalcoördinator iemand die taal beleid ontwikkelt, helpt uitzetten en helpt evalueren.” Om met die drie elementen in school goed aan de slag te kunnen gaan, is een heldere structuur nodig van het inhoudelijk leiderschap. En uiteraard geldt iets vergelijkbaars voor reken- coördinatoren en andere mensen die op deelgebieden deskundig zijn.

Best practicesIn onze publicaties vind je, aldus Paus, geen strak organisatorisch kader dat aangeeft ‘zo moet het in elkaar zitten’. “Dat moet elke school zelf doen. We hebben vooral gekozen voor een aantal beschrijvingen van good of best practices. Scholen kunnen dan hun situatie spiegelen aan die van andere scholen.”

Hij realiseert zich terdege dat dit project nog pas in de beginfase zit. “Het is iets waar je langzaam greep op moet krijgen. We hebben die concepten geleidelijk ontwikkeld, en vervolgens neergelegd in de publicaties Beste stuurlui. Er volgen straks nieuwe trajecten, die daarop voortbouwen. We zullen regel matig met scholen werken met aspecten van inhoudelijk leider-schap. Maar de gedachten rond dit project krijgen verder ook vorm in artikelen, presentaties en boekjes of andersoortige handreikingen.” Een publicatie die ook veel gebruikt wordt, is Een hele kunst of geen kunst aan, over een Groningse school die kunst- en cultuureducatie integreert in het totale leerplan. Verder steekt SLO energie in de begeleiding van netwerken van inhoudelijk leiders, bijvoorbeeld het netwerk van taalcoördinatoren.

Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/primair/Themas/leiderschap/

Teks

t: Ja

cq Z

inke

n

Page 20: SLO Context PO

2020

Samen leren… (maar) op maat van de leerlingHoe geven scholen voor primair onderwijs hun curriculum vorm voor kinderen met een verstandelijke beperking?Door: B. van Leeuwen, E. Schram, M. Cordang

Actueel is de brede maatschappelijke ontwikkeling waarin gestreefd wordt naar integratie van leerlingen met een handicap in het reguliere onderwijs. Maar hoe komen leerkrachten tot een curriculum dat op maat is van leerlingen? Uit het onderzoek dat in deze publicatie is beschreven, blijkt dat het ontbreekt aan een goede toerusting, zowel materieel als in expertise. Een goede toerusting van leraren zal in elk geval betrekking moeten hebben op een samenspel van deskundigheidsbevorde-ring, schoolontwikkeling en leerplanontwikkeling.

Leren omgaan met culturele diversiteitAandachtspunten voor een kansrijke aanpakDoor: A.Thijs, M. Langberg, I. Berlet

Aan de hand van een verkenning in de literatuur en op scholen zijn aandachtspunten opgesteld voor de ontwikkeling van de schoolvisie en schoolcultuur, schoolbeleid en schoolorganisaties, onderwijsinhouden, en onderwijsactiviteiten. De publicatie bevat een handreiking met richtlijnen evenals enkele portretten van po- en vo-scholen met beschrijving van hoe zij omgaan met culturele diversiteit in de schoolpraktijk.

Inclusive education in the Netherlands Door: A. Thijs, B. van Leeuwen en M. Zandbergen (Ministry of Education, Culture and Science)

In deze Engelstalige publicatie wordt het onderwijs-systeem in Nederland beschreven; van primair onderwijs tot en met hoger beroepsonderwijs. Centraal staan de ontwikkelingen binnen het onderwijs rondom leerlingen met specifieke onderwijsbehoeftes en de brede thematiek van sociaal culturele diversiteit.

Referentieniveaus in taal- en rekenmethodes Een inventarisatie van leerstof uit actuele taal- en rekenmethodes voor po, vo en mboDoor: T. Ekens & R. Jager

In deze publicatie kunt u snel zien op welke plaats de actuele taal- en rekenmethodes aandacht besteden aan de referentieniveaus. Zowel de methodes uit het primair en voortgezet onderwijs als uit het middelbaar beroepsonderwijs worden behandeld. Bij ieder taal- en rekendomein treft u de titels van bijbehorende leerstofparagrafen uit de methode aan. Ook krijgt u een indruk van de hoeveelheid aandacht die een methode over de leerjaren heen aan een bepaald leerstofonder-werp besteedt. De inventarisatie is in ontwikkeling. Nieuwe methodes worden toegevoegd en de publicatie wordt maandelijks geactualiseerd.

Compacten van taal Door: N. Steenbergen - Penterman, e.a.

(Hoog)begaafde leerlingen hebben minder uitleg, oefening en herhaling nodig dan reguliere taalmethoden aanbieden. SLO heeft daarom samen met leerkrachten, taalspecialisten en uitgevers acht taalmethodes gecompact. Het gaat om de methodes Taal Actief, Taaljournaal, Taal in Beeld, Zin in Taal, Taalleesland, Taalfontein, Taalverhaal en Taal op maat. Per methode zijn een docentenhandleiding en routeboekjes voor leerlingen opgesteld. Deze zomer worden implementa-tiepakketten met methodespecifieke informatie en tips voor het verrijken van het taalonderwijs opgeleverd.

Werken aan kwaliteit van taalonderwijs in FryslânDoor: N. Bienfait, J. de Boer, K. de Haan, P. Kooistra, J. Lieuwes, A. Oosterloo, H. Paus, M. Pulles

In deze publicatie wordt gedetailleerd beschreven hoe taalcoördinatoren met hun teams taalbeleid kunnen concretiseren en realiseren. De publicatie eindigt met een aantal aanbevelingen over het ontwikkelen van taalbeleid voor docenten, schoolteams, taalcoördinato-ren, directeuren en schooladviseurs.

PublicatiesMet enige regelmaat verschijnen er publicaties die geschreven zijn door SLO­medewerkers of waaraan zij een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd. Deze publicaties worden uitgegeven door SLO en zijn ­ tenzij anders vermeld ­ gratis te downloaden op www.slo.nl of te bestellen tegen kostprijs. Onderstaand een overzicht van de meest recente publicaties:

Samen leren…(maar) op maat van de leerling

SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkelingSLO

Piet Heinstraat 127511 JE Enschede

Postbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplan-ontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. Onze expertise bevindt zich op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.

Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een open, innovatieve en professionele wijze samen met beleidsmakers, scholen, universiteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

Berthold van LeeuwenEls SchramMariel Cordang

Samen leren… (m

aar) op maat van de leerling

Hoe geven scholen voor primair onderwijs hun curriculum vorm voor kinderen met een verstandelijke beperking?

SLO

Piet Heinstraat 127511 JE Enschede

Postbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

Inclusive educationin the Netherlands

INCLU

SIVE EDU

CATION

IN TH

E NETH

ERLAND

S - Annette Thijs, Berthold van Leeuwen and M

arjan Zandbergen

SLO • Netherlands institute for curriculum development

Page 21: SLO Context PO

2121

PublicatiesLezen in het basisonderwijsInventarisatie van empirisch onderzoek naar begrijpend lezen, leesbevordering en fictieDoor: H. Bonset en M. Hoogeveen

In Lezen in het basisonderwijs wordt al het empirisch onderzoek weergegeven dat is verricht naar begrijpend lezen, leesbevordering en fictie in het basisonderwijs, in Nederland en Vlaanderen, vanaf 1969 tot 2004. Deel 1 van het boek gaat over begrijpend lezen en behandelt vragen als: ‘Hangt een positieve leesattitude samen met vaardigheid in begrijpend lezen?’, ‘Heeft onderwijs in leesstrategieën een positief effect op de vaardigheid in begrijpend lezen?’ en ‘Hoe presteren leerlingen in het basisonderwijs op toetsen begrijpend lezen?’Deel 2 heeft betrekking op leesbevordering en fictie en gaat in op vragen als: ‘Zijn leerlingen de afgelopen decennia minder gaan lezen, onder invloed van tv en internet?’, ‘Hoeveel tijd en aandacht besteden leer-krachten in het basisonderwijs aan leesbevordering?’ en ‘Heeft voorlezen een positief effect op de taal- en leesontwikkeling van leerlingen in het basisonderwijs?’ Lezen in het basisonderwijs is de opvolger van Schrijven in het basisonderwijs (SLO, 2007).

Werken aan de doorlopende leerlijn rekenen wiskunde van po naar voOp zoek naar scenario’s die leerlingen helpen drempels te overwinnen bij de overgang rekenen van po naar voDoor: P. van der Zwaart, K. Buijs, P. van Scherpenzeel, M. ten Voorde.

Op welke zaken stuit je als je de overgang van rekenen naar wiskunde bij de overstap van po naar vo gaat onderzoeken? Binnen het openbaar onderwijs in Zutphen is onderzocht welke drempels leerlingen ondervinden bij deze overgang. Vervolgens is gewerkt aan scenario’s die leerlingen kunnen helpen om deze drempels te overwinnen. Deze publicatie beschrijft de activiteiten en de ervaringen die zijn opgedaan binnen dit project. Verder worden mogelijkheden en voorwaar-den beschreven om tot verdere ontwikkeling van scenario’s te komen.

Maatschappelijk VerantwoordInstrument voor zelfevaluatie actief burgerschap en sociale integratie Door: J. Bron

Deze publicatie kan als hulpmiddel gebruikt worden om te bepalen of en in hoeverre een school de mogelijkhe-den benut om actief burgerschap en sociale integratie te implementeren. Het instrument is ontworpen als startpunt van beleidsontwikkeling voor burgerschap.

Aan de hand van dit instrument kan een dialoog worden gestart over de verschillende aspecten van burgerschap. Die dialoog kan uitmonden in het stellen van doelen en het maken van een planning. Om al de opgenomen aspecten te behandelen is expertise nodig van verschillende actoren in de school: de schoolleiding en teamleden vullen elkaar daarbij aan.

Leren voor duurzame ontwikkeling; een praktische leidraadDoor: J. Bron, M. Haandrikman, M. Langberg

Wel of geen aandacht voor duurzame ontwikkeling is een vraag die op school-, docent- en zelfs leerlingen-niveau relevant is. Hier worden de keuzes gemaakt of er ingegaan wordt op Leren voor Duurzame Ontwikkeling, welke aspecten ervan belangrijk worden gevonden en hoe dit kan worden ingevuld. Deze publicatie neemt het keuzeproces op school- en docentniveau als uitgangs-punt. Ook is er aandacht voor het vereenvoudigen van het concept duurzame ontwikkeling om zo de drempel - om met dit thema te starten - weg te nemen.

Help de juf!Een verhalend ontwerp (storyline) over “zuinig zijn met water”Door: M. van Graft, J. Greven, S. Verheijen

Kinderen van groep 6, 7 en 8 worden uitgedaagd op zoek te gaan naar antwoorden op hun vragen omtrent watergebruik en naar oplossingen om het gebruik van water te beperken. Aldoende leren kinderen over de waterkringloop: waar het water uit de kraan vandaan komt, wat de kosten van water zijn en waar water nog meer in voorkomt. Door het plot in het verhaal gebeurt dat op een spannende manier. ‘Help de juf!’ biedt aanknopingspunten voor kerndoelen uit verschillende domeinen van Oriëntatie op jezelf en de wereld, maar bijvoorbeeld ook met rekenen.

Peuters en natuurNatuuractiviteiten voor peutersDoor: M. van Graft

In “Peuters en natuur” staan voorbeelden van activiteiten die de leidster samen met de kinderen uit haar groep kan ondernemen. In de publicatie is veel aandacht voor taal. De beschrijvingen van de activiteiten zijn gekoppeld aan begrippenlijsten. En er wordt ingegaan op hoe de leidster met peuters kleine gesprekjes kan voeren. De activiteiten bieden bovendien voldoende mogelijkheden voor de brede ontwikkeling van kinderen op sociaal-emotioneel, motorisch, cognitief en creatief gebied.

Leren voor duurzame ontwikkeling: een praktische leidraad

SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkelingSLO

Piet Heinstraat 127511 JE Enschede

Postbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplan-ontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. Onze expertise bevindt zich op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.

Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een open, innovatieve en professionele wijze samen met beleidsmakers, scholen, universiteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

Peuters en natuur

Natuuractiviteiten voor peutersSLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkeling

SLO

Piet Heinstraat 127511 JE Enschede

Postbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplan-ontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. Onze expertise bevindt zich op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.

Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een open, innovatieve en professionele wijze samen met beleidsmakers, scholen, universiteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

Peuters en natuur

Page 22: SLO Context PO

2222

Maak kennis met hockey Door: KNHB en SLO

In Kennismaken met hockey leren de kinderen drijven en overspelen van de bal met de hockeystick en scoren op een doel en wordt vervolgens het spel ‘knotshockey’-gespeeld. De lessen uit deze map kunnen worden gebruikt in het basisonderwijs. Zowel in als na school-tijd, bijvoorbeeld in het kader van sportoriëntatie en in de naschoolse opvang. Met de lessen wordt een brug geslagen tussen het bewegingsonderwijs in de school en de sportvereniging. De lesmap is tot stand gekomen met steun van o.a. Shell en de Alliantie school en sport, en te bestellen bij: Koninklijke Nederlandse Hockey Bond in Nieuwegein, www.knhb.nl.

Maak kennis met Ultimate Frisbee Door: T.Beute, H.Berns, C.Hazelebach, J.Luijks, C.Mooij (eind red.)

In Kennismaken met Ultimate Frisbee maken de kinderen kennis met allerlei gooi- en vangvormen met de frisbee. Om vervolgens via spelvormen als ‘Koningsfrisbee’ en ‘Vijfschijf’ te komen tot het spel Ultimate Frisbee. De lessen uit deze map kunnen worden gebruikt in het basisonderwijs. Zowel in als na schooltijd, bijvoorbeeld in het kader van sportoriëntatie en in de naschoolse opvang. Met de lessen wordt een brug geslagen tussen het bewegingsonderwijs in de school en de sportvereniging. De lesmap is te bestellen bij de Nederlandse Frisbee Bond in Zeist of via www.frisbeewinkel.nl. De Nederlandse Frisbeebond biedt ook frisbeeclinics aan.

Publicaties Curriculair leiderschap

Over curriculaire samenhang, samenwerking en leiderschap in het onderwijs Door: R. Abbenhuis, M. Klein Tank, V. van Lanschot, G. van Mossel, N. Nieveen, A. Oosterloo, H. Paus, I. Roozen

Deze publicatie gaat over de dynamiek van curriculum-vernieuwing, de verdeling van de verantwoordelijkheid voor die vernieuwing binnen scholen van verschillende onderwijstypen en de consequenties ervan voor de ontwikkeling en uitvoering van het curriculum van de school.Het doel van deze publicatie is het ontwikkelen van een begrippenkader over curriculair leiderschap in scholen voor primair, voortgezet en beroepsonderwijs en het beschrijven van schoolpraktijken waarin curriculair leiderschap vorm krijgt.

Lerarenopleidingen en leerplanontwikkelingOnderzoek naar aandacht voor leerplan in opleidings-curriculumDoor: W. de Boer, R. de Kievit, D. Klein, H. Mulder, M. Rodenboog

Lerarenopleidingen en leerplanontwikkeling is een verslag van een onderzoek naar de wijze waarop en mate waarin tweede- en eerstegraads lerarenopleidin-gen aandacht besteden aan leerplankundige competen-ties in het opleidingscurriculum. Uit het onderzoek blijkt dat de meeste aandacht uitgaat naar het (meest concrete) klassen- en leerling-niveau, daarna het schoolniveau en vervolgens het landelijke en internatio-nale niveau. De plaats van het vak binnen het schoolcurriculum, het werken in leergebieden en met vakoverstijgende projecten komen niet in alle opleidingen even promi-nent voor, soms komen ze vrijwel niet aan de orde. Het rapport geeft een aantal aanbevelingen over hoe lerarenopleidingen - al dan niet in samenwerking met SLO - meer systematisch aandacht kunnen besteden aan leerplankundige competenties.

Curriculair leiderschap

Over curriculaire samenhang, samenwerking en leiderschap in het onderwijs

SLO • nationaal expertisecentrum leerplanontwikkelingSLO

Piet Heinstraat 127511 JE Enschede

Postbus 20417500 CA Enschede

T 053 484 08 40F 053 430 76 92E [email protected]

www.slo.nl

SLO is het nationaal expertisecentrum voor leerplan-ontwikkeling. Al 30 jaar geven wij inhoud aan leren en innovatie in de driehoek tussen overheid, wetenschap en onderwijspraktijk. Onze expertise bevindt zich op het terrein van doelen, inhouden en organisatie van leren. Zowel in Nederland als daarbuiten.

Door die jarenlange expertise weten wij wat er speelt en zijn wij als geen ander in staat trends, ontwikkelingen en maatschappelijke vraagstukken te duiden en in een breder onderwijskader te plaatsen. Dat doen we op een open, innovatieve en professionele wijze samen met beleidsmakers, scholen, universiteiten en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven.

Page 23: SLO Context PO

2323

www.cultuurindespiegel.nl

Website over het vierjarig onderzoekproject waarbij de RUG en SLO een theoretisch kader en raamleerplan ontwikkelen voor cultuuronderwijs, gericht op leerlingen van 4 tot 18 jr.

www.taalenrekenen.nl

Website van het project Inhaalslag Doorlopende Leerlijnen met informatie over en uitwerkingen van de referentieniveaus.

www.specialistbewegingsonderwijs.slo.nl

Website met informatie en praktijkvoorbeelden om bewegingsonderwijs op school te organiseren.

www.leerlijnwijzer.nl

Op deze site kunt u onderzoeken hoe uw school het doet op het gebied van doorlopende leerlijnen, zowel de verticale als de horizontale lijn.

Websites

Page 24: SLO Context PO

“Van alle leerlingen moet duidelijk zijn waar ze staan met taal en rekenen.” Zo vatten de staatssecretarissen Dijksma en Van Bijsterveldt (OCW) in hun brief van 20 februari 2009 aan de Tweede Kamer de essentie samen van de begrippen ‘referentieniveau’ en ‘doorlopende leerlijnen.’ Ria van de Vorle, programmacoördinator doorlopende leerlijnen van SLO, is nauw betrokken bij de vertaling van deze nog steeds wat abstracte begrippen naar de alledaagse praktijk van het primair onderwijs. “Ze bieden een welkom houvast”, zegt ze.

Het ‘wat’, niet het ‘hoe’Doorlopende leerlijnen taal en rekenen

Programmacoördinator Ria van de Vorle: “Welkom houvast voor het primair onderwijs”

24

Teks

t: H

ans M

orss

inkh

of •

Foto

grafi

e: Jo

ost G

rol

Page 25: SLO Context PO

2525

Eigenlijk is het vanzelfsprekend en van een schijnbaar verbluffende eenvoud: door het reken- en taalonderwijs in de verschillende sectoren af te stemmen, kan elke sector voortbouwen op de basis die de voorgaande sector heeft gelegd. Met andere woorden, het vmbo weet wat de leerlingen op de basisschool aan rekenen en taal hebben meegekregen, het mbo wat hun eerstejaars scholieren op het vmbo hebben geleerd. En, om nog een stap verder te gaan: pabo’s weten wat hun studenten aan taal- en rekenbagage van voorgaande schooljaren meebrengen.

Dit laatste voorbeeld is bewust gekozen. Want de gedachte dat veel pabostudenten niet meer kunnen rekenen en schrijven en de politieke en maatschappelij-ke discussie daarover, liggen aan de basis van de doorlopende leerlijnen. “Dat is het beeld”, zegt Van de Vorle met enige nadruk. “Internationale onderzoeken wijzen uit dat het Nederlandse onderwijs op deze vakgebieden nog steeds in de top tien staat, al hebben de cijfers en uitkomsten overigens geen betrekking op de pabo, dat moet ik er wel bij zeggen.” Zijn de politieke en maatschappelijke debatten hierover dan voor niets geweest? Ontkennend hoofdschudden: “Nee, maar we moeten een paar dingen uit elkaar houden. Kijk je naar de pabo, dan moet je in het verhaal meenemen dat het momenteel mogelijk is om daar binnen te stromen langs een route waarin je niet veel rekenen hebt gekregen. Dat ligt niet aan de studenten, niet aan de scholen. Het systeem laat toe dat ze bepaalde inhouden niet hebben gehad of niet hebben onderhouden.”

Alle vergelijkende onderzoeksresultaten ten spijt, zijn er wel degelijk ook zorgelijke ontwikkelingen. De lees - vaardigheid laat soms te wensen over. En in sommige rekendomeinen bestaan er verschillen in prestaties tussen jongens en meisjes. “We doen het redelijk goed in Nederland. Maar we moeten wél actie ondernemen om het niveau te handhaven en liever nog te verbete-ren. En dan ook meer tijd en energie investeren in het onderhoud.”

Ruggengraat“Taal en rekenen vormen de basis van het onderwijs. Deze basis heb je nodig om goed te functioneren in de maatschappij en je talent maximaal te ontplooien. Ze is

“Referentieniveaus geven scholen een beter kompas en daardoor meer veiligheid”

de ruggengraat van kennis en de basis voor maatschap-pelijk en persoonlijk succes”, schrijven de beide staatssecretarissen in hun eerder gemelde brief. Het klinkt als een open deur en kan erop duiden dat we het allemaal even waren vergeten. Van de Vorle licht toe: “Dat deze vakken meer aandacht krijgen, onderstreept het belang dat de maatschappij daaraan hecht. Het kan wel betekenen dat we ons als samenleving een tijdlang minder om die vakken hebben bekommerd.”

We zien bovendien een gevolg van het Nederlandse systeem. Iedereen in het onderwijs kent wel de kerndoelen. “De bestaande kerndoelen zijn redelijk globaal geformuleerd”, legt Van de Vorle uit, “en dat is opzet geweest, om de scholen meer autonomie te geven, meer ruimte voor eigen keuzes. Op dit moment zien we de pendule naar de andere kant bewegen: de overheid benoemt expliciet wat de samenleving aan reken- en taalniveau eist. Over de inhoud bestaat dan eenduidigheid, iedereen weet wat verwacht wordt en wat een leerling aan het einde van de opleiding moet beheersen. In het buitenland was dat al heel gewoon. De didactiek blijft in de referentieniveaus overigens buiten beschouwing; die blijft onderdeel van de autonomie van de school.”

Volgens haar is de tijd er rijp voor. “Het is heel opvallend dat veel scholen zelf om meer duidelijkheid hebben gevraagd. ‘Zeg maar wat u onder de kerndoelen verstaat; schrijf de referentieniveaus maar voor.’ Dat geeft scholen en leerkrachten een beter kompas en daardoor meer veiligheid.”

Wat-vraagBij doorlopende leerlijnen en referentieniveaus gaat het over de wat-vraag: welke inhouden en vaardighe-den moeten leerlingen beheersen aan het einde van hun opleiding? Voor het antwoord op die vraag heeft het ministerie zich laten bijstaan door een brede expertgroep (commissie-Meijerink), die heeft voorge-steld om per sector referentieniveaus te bepalen

> slo programmalijn> doorlopende leerlijnen

De programmalijn ‘doorlopende leerlijnen’ heeft als doel de continuïteit van de leerstof tussen opeenvolgende leerjaren en sectoren in het onderwijs te bevorderen.

p

Teks

t: H

ans M

orss

inkh

of •

Foto

grafi

e: Jo

ost G

rol

Page 26: SLO Context PO

waaraan scholier of student aan het einde van de opleiding voldoet. Als de sectoren vervolgens hun reken- en taalonderwijs op elkaar laten aansluiten, ontstaat een transparante keten, een doorlopende leerlijn. Dijksma en Van Bijsterveldt: “Wij beschouwen de referentieniveaus als een nadere uitwerking van de kerndoelen. Die kerndoelen geven een globale beschrij-ving van de gewenste kennis, inzicht en vaardigheden, maar zij beschrijven niet het beheersingsniveau waarop leerlingen zich dit eigen zouden moeten maken. Hierdoor kunnen de bereikte eindniveaus sterk verschillen van school tot school. Met het referentie-kader introduceren we meer eenduidigheid.”

Groep 8 en daarvoorAls duidelijk is welk niveau de leerling aan het einde van de basisschool moeten hebben bereikt, is de uitwerking van het lesprogramma voor de jaren daarvoor een kwestie van terugvertalen. “Docenten hoeven niet opeens heel andere dingen te doen, het streven is vooral om meer kinderen naar een hoger niveaus te brengen”, verduidelijkt Van de Vorle. “De referentie-niveaus kunnen daarnaast helpen om leerlingen beter toe te rusten voor het vervolgonderwijs, omdat je weet wat ze nodig hebben om goed te kunnen doorstromen naar vmbo-bb of -kb, of naar vmbo-t, havo of vwo.”

Alle vorderingen van de leerlingen moeten bovendien worden geregistreerd en geanalyseerd. “Dan hebben we het bijvoorbeeld over leerlingvolgsystemen, die belangrijker worden. Onder meer als instrument om planmatig en opbrengstgericht te werken en sturen. Maar ook als onderdeel van een soort warme over-dracht.” Dat is zeker van belang voor leerlingen die de vereiste niveaus niet kunnen halen. Van Bijsterveldt en Dijksma: “Bij het omgaan met deze leerlingen gaat het erom hen niet te ontmoedigen door eisen aan hen te

stellen die niet realistisch zijn. Het gaat erom hen waardevolle perspectieven te schetsen en een passend onderwijsaanbod te bieden.” En Van de Vorle: “Het leerlingvolgsysteem laat zien wat deze leerlingen wel kunnen en wat is geprobeerd om hen verder te helpen. Dat helpt het vervolgonderwijs bij het maken van keuzes voor de begeleiding of ondersteuning die het zou willen verzorgen.”

VertalingSLO is nauw betrokken bij de samenstelling van de referentieniveaus. “We hebben het fundamentele niveau voor rekenen inmiddels heel concreet voor het primair onderwijs geanalyseerd en uitgewerkt. Later dit jaar volgt een soortgelijke vertaling van het streef niveau. Voor taal zijn we ook nog bezig. In die uitwerkingen geven we per twee leerjaren een overzicht van wat dán in de lessen rekenen en taal gedaan moet worden om het referentieniveau in groep 8 te kunnen bereiken. Daarnaast hebben we de website www.taalenrekenen.nl in het leven geroepen. Dat is een portal voor alle informatie over rekenen en taal in het onderwijs.”

Er lopen daarnaast pilots voor de aansluiting van de vroeg- en voorschoolse educatie op het primair onderwijs, en voor de aansluiting van het primair onderwijs op de onderbouw-vo. Ze moeten inzicht bieden in randvoorwaarden en valkuilen. “Andere scholen zullen daarvan straks profiteren”, besluit Van de Vorle. “Die pilots stellen ons in staat om de referentieni-veaus steeds beter te vertalen naar de alledaagse praktijk van de basisschool. En dat is het doel dat wij ons stellen.”

“Het streven is vooral om meer kinderen naar een hoger niveau te brengen”

2626

Page 27: SLO Context PO

2727

1 oktober 2009Leermiddelen op drift

Maakt u als leraar regelmatig zelf lesmateriaal en gebruiken collega’s uw producten? De Vereniging van Educatieve Auteurs (VvEA) organiseert in samenwer-king met hogeschool Fontys Lerarenopleiding Tilburg (FLOT) en SLO op donderdag 1 oktober een landelijke conferentie over actuele ontwikkelingen in de wereld van leermiddelen voor leraar-auteurs en andere belanghebbenden.

Plaats: Fontys-Mollergebouw, TilburgTijd: Van 10.00 tot 16.30 uurKosten: e 120

Meer informatie en een aanmeldformulier vindt u op www.educatieveauteurs.nl.

14 oktober 2009Studiedag netwerk taalcoördinatoren

Op 14 oktober vindt de volgende studiedag plaats van het landelijk netwerk van taalcoördinatoren. De bijeenkomst zal plaats vinden bij De Witte Vosch in Utrecht. Wilt u de studiedag graag bijwonen, dan kunt u zich aanmelden via onze website. Bij aanmelding vóór 15 september betaalt u € 50,00 in plaats van € 75,00. Voortaan graag de nieuwsbrieven en uitnodigingen voor landelijke studiedagen van het netwerk persoonlijk ontvangen? Stuur dan een e-mail naar Yvonne Otten, [email protected].

• Plaats: La Vie Utrecht• Tijd: 10.00 tot 16.00 uur

Kijk voor meer informatie over de studiedag op www.slo.nl/primair/agenda

10 november 2009Conferentie ‘Meester over je leerplan’

Op 10 november vindt voor de achtste keer de SLO- conferentie voor primair onderwijs plaats. De conferentie staat in het teken van opbrengstgericht werken. Hoe kunnen scholen de leeropbrengsten van kinderen optimaliseren? Hoe vergroot je de inhoudelijke deskundigheid van leraren en het team en hoe kunnen scholen in dat kader profiteren van evalueren?

AgendaBenieuwd naar veelbelovende praktijkvoorbeelden en naar organisatorische en inhoudelijke verbetermogelijk-heden?

Plaats: Nieuwe Buitensociëteit ZwolleTijd: 9.30 tot 16.30 uur

Kijk voor meer informatie op www.slo.nl/primair/agenda

11 novemberConferentie Burgerschap In Beeld

Op 11 november vindt de derde landelijke conferentie over burgerschapsvorming plaats. Tijdens de conferen-tie met als thema ‘Burgerschap In Beeld’ staan het wat en hoe centraal. Wat is de kern van actief burgerschap en sociale integratie? Wat doen scholen en instellingen aan democratie, mensenrechten en actieve participa-tie? Welke inspirerende voorbeelden zijn er? Omdat de praktijk voorop staat, krijgen docenten en leerlingen een prominente rol op 11 november. Naar verwachting zal de Minister van OCW op de conferentie een inleiding verzorgen.

Plaats: Hofstad Heldring College (locatie vmbo), Den Haag

Tijd: 12.00 tot 18.00 uur

Meer informatie: secretariaat Maatschappelijke Thema’s, 053-4840 666 of [email protected]

Page 28: SLO Context PO

Dinsdag 10 november 2009Nieuwe Buitensociëteit Zwolle

Meester over je leerplan 8e SLO-conferentie voor primair onderwijs

Opbrengstgericht werken staat in de schijnwerpers. Het gaat dan om de vraag hoe scholen de leeropbrengsten van kinderen kunnen optimaliseren. Door het vergroten van de inhoudelijke deskundigheid van leraren en het team? Hoe doe je dat dan? Wat is de zin en onzin van datadriven teaching? En hoe kunnen scholen profiteren van evalueren? Hoe breng je vorderingen in kaart, interpre-teer je deze en geef je er een juiste uitwerking aan? Kortom, scholen - en vooral leraren - moeten op schoolniveau, op het niveau van de groep en ook waar het individuele leerlingen betreft, verstandige keuzes maken in het leerplan. Benieuwd naar veelbelovende praktijkvoorbeelden en naar organisatorische en inhoudelijke verbetermogelijkheden? Kom naar deze conferentie en wordt (weer) meester over je leerplan.

Kijk voor meer informatie

op www.slo.nl