SLO Ccontext PO nummer 8

28
context voor het primair onderwijs Met precisiewerk naar een hoger niveau Taalspelletjes voor kleuters Opbrengstgericht werken met een brede focus Passend onderwijs vraagt een passende opleiding SLO context po juni 2013 nummer 8

description

Voor het primair onderwijs

Transcript of SLO Ccontext PO nummer 8

contextvoor het primair onderwijs

Met precisiewerk naar een hoger niveau Taalspelletjes voor kleuters Opbrengstgericht werken met een brede focus Passend onderwijs vraagt een passende opleiding

SLO

cont

ext p

o

juni

2013

n

umm

er 8

Informatiepunt Onderwijs & Talentontwikkeling

Kennis delen rondom hoogbegaafdheid en excellentie

Op zoek naar informatie over hoogbegaafdheid en excellentie in het

algemeen? Of leest u liever iets over rijk kleuteronderwijs? U kunt het

vinden op www.talentstimuleren.nl. Leermiddelen, voorbeeldmateriaal

en kant-en-klare tools zijn er gratis beschikbaar. Docenten en andere

onderwijsprofessionals kunnen zichzelf met een uitgebreid persoonlijk

profi el op de kaart zetten en hebben daarmee toegang tot informatie

op besloten gedeeltes van de website.

Geregistreerde professionals ontmoeten elkaar in online werkgroepen

en kunnen informatie over hun school of instantie plaatsen,

zelfgemaakt materiaal delen en soortgelijk materiaal van anderen

downloaden. Ga dus snel naar www.talentstimuleren.nl.

4

10

22

Jessica van der VeenHoofdredacteur, [email protected]

Bodytekst:The Sans Semi Light Plain, 8,5 pt. / 12 pt. interlinie

Naam hoofdredacteur: The Sans Semi Light Plain, 8,5 pt. / 12 pt. interlinie

SLOPostbus 20417500 CA Enschede

T 053 4840 840F 053 4307 692E [email protected]

www.slo.nl

Bestel- &informatieadres

Colofon

Foto

grafi

e: E

bo Fr

ater

man

Inhoud

4

10

16

4 Met precisiewerk naar een hoger niveau

8 Curriculum en toets

9 Ververs award

10 Taalspelletjes voor kleuters

13 Acadin laat talenten bloeien

14 Kenniscentrum Leermiddelen

16 Opbrengstgericht werken met een brede focus

19 Burgerschap in de klas

20 Publicaties

22 Passend onderwijs vraagt een passende opleiding

25 Nieuw programma bewegingsonderwijs

26 Agenda / Actueel

SLO Context is een uitgave van SLO © 2013, Enschede.ISSN 1878-7339

Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze opgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.

Redactie: Berthold van Leeuwen, Mändy KokEindredactie: Jessica van der VeenOpmaak: Digidee Ontwerpstudio, EnschedeDruk: Te Sligte - Olijdam, EnschedeMet dank aan: Annelies Bakker, Carla Compagnie, Ada van Dalen, Djuna Denkers, Jarise Kaskens, Janke Singelsma, Maartje Wildenberg

“Denk je nog aan het voorwoord voor SLO Context?”, vraagt een collega me vandaag. Ojee, helemaal vergeten en gezien de naderende deadline ga ik naarstig op zoek naar een onderwerp. Maar dat blijkt niet eenvoudig. En hoe meer ik mijn best doe, hoe minder ideeën ik krijg.

Zo werkt dat wel vaak met ingevingen... Ik krijg ze op de gekste momenten, maar nooit gepland. Dan realiseer ik me dat ik in mijn baan nog mazzel hebt, want ik kan er vaak nog wel wat tijd over heen laten gaan, even een kopje thee halen of naar buiten staren. Want niets doen is bij een gebrek aan inspiratie het beste, dat heb ik ook wel eens van schrijvers gehoord.

Maar in een schoolsituatie met een klas vol leerlingen is even niets doen natuurlijk nauwelijks mogelijk. Daar wordt van de leraar een goed uitgedacht lesprogramma verwacht. En dat moet dan voor of na de lessen in elkaar gesleuteld worden.

Hoe gaan leraren dan om met gebrek aan inspiratie, vraag ik mezelf af. Terwijl ik me de vraag stel, heb ik ook meteen een antwoord... Nou ja, in ieder geval een antwoord dat ik zelf erg wenselijk zou vinden: dat leraren inspiratie halen uit de producten van SLO die voortvloeien uit de verschillende projecten en pilots. De projecten, publicaties en websites die we ook in deze SLO Context weer behandelen.

Om uit te vinden of ons magazine onder meer deze functie vervult, laten we binnenkort een lezers-onderzoek uitvoeren. Met de uitkomsten ervan gaan we SLO Context verbeteren. Mocht u benaderd worden voor dit onderzoek, dan hoop ik op uw medewerking. Om zo elkaars inspiratiebron te kunnen zijn!

Jessica van der VeenHoofdredacteur, [email protected]

Hoe help je kinderen met specifi eke onderwijsbehoeften een stapje verder? Nu er op een aantal pilotscholen met de producten van Passende perspectieven voor taal en rekenen wordt gewerkt, is het tijd voor een kijkje in de keuken. “Het is een mooie uitdaging voor mij om steeds de juiste keuzes te maken uit de doelen die ik wil bereiken met de kinderen. En een manier van werken die ze tot onverwachte prestaties kan brengen,” vindt Annelies Bakker, leerkracht bij SBO De Evenaar.

Met precisiewerk naar een hoger niveau

Teks

t: Ca

rolie

n No

ut •

Foto

grafi

e: J

an Sc

hart

man

Passende perspectieven taal en rekenen in de praktijk

Een taalles in een willekeurige bovenbouw met leerlingen die dreigen het eindniveau 1F van de basisschool niet te halen. Zwoegen en sleuren is het soms om te leren een verhaaltje te schrijven. Ze oefenen met persoonsvorm en werkwoorden uit de lesmethodes; de meesten doen het braaf.

Maar kunnen ze daarmee de stap maken om zelf een verhaal te schrijven, dat volgens hun lesboek bijvoorbeeld moet gaan over hun vakantie? Annelies Bakker, leerkracht van SBO De Evenaar, heeft het met haar taallessen aan groep 7 anders aangepakt nu ze deelneemt aan de pilot Passende perspectieven

5

taal (zie kader pagina 7). Ze trekt een werkmap uit de stapel die voor haar op tafel ligt. “Kijk eens hoe deze jongen, die altijd met moeite een stukje uit zijn pen kreeg, nu een gedicht schrijft van een hele pagina. Over iets wat hem aanspreekt: muziek. Als ik alleen de lesmethode had gevolgd, zou dat nooit gelukt zijn.”

Geen toevalstrefferHet gedicht ontroert, vertelt (soms op rijm) wat muziek betekent voor deze jonge leerling. Hij vond de woorden om uitdrukking te geven aan zijn gevoel: dat muziek soms een tedere kracht is of je blij kan maken. Geen wonder dat deze leerkracht verrast was toen ze dit eind-resultaat zag. Maar toch is het gedicht geen toevals-treffer. Want ze heeft gericht gewerkt naar het doel wat ze met deze groep voor ogen had: zelf taal produceren in de vorm van een vrij gedicht, als onderdeel van het thema ‘boeken’ waar ze deze twee weken aan werken.

“Het is fi jn om te zien dat een kind opeens grotere stappen

maakt dan je verwacht.”

De leerlingen van deze pilotschool zitten qua niveau grotendeels in leerroute 2. Dat betekent dat zij met weloverwogen keuzes in leerdoelen en gerichte ondersteuning kunnen uitstromen naar het vmbo-basis of -kader, of leerwegondersteunend onderwijs. De leerroutes beschrijven wat de leerlingen moeten kennen en kunnen, in dit geval dus op taalgebied, gebaseerd op de referentieniveaus. Maar hoe breng je dat nu allemaal in de praktijk? Annelies Bakker overlegt daarvoor steeds samen met haar collega Roland Rodenburg en onderwijsadviseur Ada van Dalen van Marnix Onderwijscentrum die namens SLO enkele pilotscholen begeleidt. Voor alle deelnemende scholen - zowel voor taal als rekenen - is de eerste stap om alle leerlinggegevens te verzamelen: toetsuitslagen en andere informatie over de leerlingen. Vervolgens moet worden bepaald in welke leerroutes de leerlingen passen. Nadat het domein is bepaald, maakt het team afspraken over de leerdoelen waaraan in een bepaalde periode gewerkt wordt. De leerkracht schrijft vervolgens een groepsplan. Daarna bespreken zij welke materialen, activiteiten of lesmethode ingezet moeten worden om de gestelde doelen te bereiken.

Gedurende deze pilot werkt de groep van Annelies Bakker nauwelijks met de lesmethode voor taal. Dat stelt wel eisen aan de leerkracht. Wat haar betreft is dat geen probleem: “Sterker nog, ik hou wel van een uitdaging. Het kost me wel wat meer tijd, bijvoorbeeld

om geschikt lesmateriaal te vinden. Maar het levert me ook veel energie op. Ik sta meer achter mijn lessen, want ik heb ze zelf gemaakt!”

Begeleider Ada van Dalen benadrukt dat als de gekozen doelen eenmaal duidelijk zijn, het natuurlijk ook mogelijk is om lesmateriaal of oefeningen uit lesmethodes te gebruiken. “Het is eerst en vooral belangrijk om de juiste, haalbare doelen te kiezen. In het reguliere onderwijs is men misschien meer gewend om vast te houden aan een lesmethode; die kun je natuurlijk ook prima als bron gebruiken om je doel te bereiken.”

Streef hoge doelen naWaar moet je nog meer rekening mee houden bij het stellen van doelen? Bijvoorbeeld: streef hoge doelen na voor leerlingen met een achterstand vanwege een specifi eke beperking, denk bijvoorbeeld aan dyslexie, ADHD of autisme. En leg de lat niet te laag, want deze leerlingen hebben vaak voldoende cognitieve capaciteiten. Voor hen is de inzet van hulpmiddelen en vrijstelling van bepaalde onderdelen nodig, want vanwege hun beperking kunnen ze bepaalde doelen niet (misschien wel nooit) halen. Belangrijk is ook om te monitoren of de gemaakte keuzes passend zijn en blijven voor de leerling; na verloop van tijd moet de verwachting over de ontwikkeling van leerlingen bijgesteld worden. Verder moet een leerkracht niet

< Annelies Bakker

6 alleen kijken naar wat een leerling niet kan, maar ook naar waar hij goed in is en waar hij zelfvertrouwen van krijgt. Het klinkt als een open deur, maar vooral voor leerlingen met specifi eke onderwijsbehoeften, die immers meer dan andere leerlingen hun zwakke plekken moeten compenseren, maakt dat een wereld van verschil.

Annelies Bakker ziet dat gebeuren met de kinderen uit haar groep, waarmee ze nu zo vrij aan het werk is. Die werkwijze is ondanks de vrijheid gestructureerd; de

groepsplannen bieden houvast. “Daardoor kun je gemakkelijker terugpakken op wat eerder is gedaan, je weet wat je welke leerling kunt aanbieden. Het is fi jn om te zien dat een kind opeens grotere stappen maakt dan je verwacht. En voor jezelf is het inzichtelijker, het geeft meer houvast”, zegt ze. Haar enthousiasme en daadkracht zijn een stimulans, niet alleen voor de leerlingen maar ook voor haar collega’s. Intussen is zij al aan het dromen over een vervolg: “Ik hoop dat we deze werkwijze voor taal gaan doorvoeren in de hele school; dat we straks een kast vol met lesmateriaal hebben waar je kunt uitpakken wat je nodig hebt. Of een database om snel goed materiaal te vinden.”

“Wat soepel verloopt met de leerkrachten op deze school is

het kiezen van doelen voor hun eigen groep. Moeilijker vinden zij

het loslaten van een doel.”

De groep van De Evenaar is behoorlijk homogeen; de verschillen tussen leerlingen zijn niet erg groot en dat maakt het werken wat gemakkelijker, vindt zij. Voor een onderwerp als Gesprekken & Spreken pakt ze het overzicht erbij van de leerroutes waarin de verschillende leerdoelen staan opgesomd. Wat moeten de leerlingen aan het einde van groep 8 onder de knie hebben? Ze moeten bijvoorbeeld een gesprekspartner redelijk kunnen volgen, woorden ondersteunen met non-verbaal gedrag en het verschil tussen formele en informele situaties kennen. “We bespreken eerst in de groep wat daar allemaal bij komt kijken. Wat is taal en wat zeg je in welke situatie? Hoe vertel je wat je gedaan hebt? Ik hou ervan om speels met zo’n thema bezig te zijn. Het kan best zijn dat we ons gaan verkleden als we een formeel gesprek oefenen zoals bij een sollicitatie.” Annelies Bakker verheugt zich er al zichtbaar op. Hoe de vorderingen per leerling (behalve in de toetsen) vastgelegd gaan worden, komt overigens in een volgende fase van de pilot aan de orde.

Loslaten is moeilijkEen andere ervaring meldt Carla Compagnie, die net als Ada van Dalen onderwijsadviseur is bij het Marnix Onderwijscentrum en in opdracht van SLO een pilotschool in Culemborg begeleidt bij het reken-onderwijs. “Wat soepel verloopt met de leerkrachten op deze school is het kiezen van doelen voor hun eigen groep. Moeilijker vinden zij het loslaten van een doel. Bijvoorbeeld stoppen om bepaalde leerlingen eindeloos te laten oefenen met cijferend delen als er te weinig

Doelgericht op weg en ritsen maarOok voor nieuwkomers- en asielzoekerskinderen is het stellen van hoge, maar haalbare doelen belangrijk, evenals het in kaart brengen van de taalontwikkeling. SLO heeft daarvoor een digitaal instrument ontwikkeld. Weloverwogen bepalen van de doelen voor deze leerlingen (wat zij moeten kennen en kunnen op het gebied van taal) helpt om ze na een eerste opvangjaar met succes in te laten stromen in het regulier onderwijs. Met dit leerplankundig instrument kunnen scholen het onderwijs aan nieuwkomers- en asielzoekerskinderen beter plannen. Zie www.doelennieuwkomers.slo.nl.

7

vooruitgang in zit. Dan kun je beter overstappen op de rekenmachine en een ander doel bepalen waar veel meer winst te halen is. Daarvoor kijk ik samen met de leerkracht naar de toetsgegevens: waar lopen leerlingen vast en waar is er ruimte? Ik merk dat het voor leerkrachten prettig is om samen over de didactiek te praten en te refl ecteren. Je hebt een gemeenschappelijke noemer.”Belangrijk is volgens haar ook om scherp in de gaten te blijven houden geen leeropbrengsten te missen en goed te toetsen. Daarvoor kan - zeker als het om rekenen gaat - een lesmethode natuurlijk goede houvast bieden.

Zowel Ada van Dalen als Carla Compagnie denken dat het in eerste instantie voor sbo-scholen gemakkelijker

lijkt om deze werkwijze op te pakken dan voor reguliere basisscholen. Zij zijn het immers meer gewend om vanuit een ontwikkelingsperspectief te denken, keuzes te maken en handelingsplannen te schrijven. Toch zijn de producten van Passende perspectieven goed bruikbaar voor alle typen basisscholen, zo is hun ervaring tot nu toe, want ook daar moeten leerkrachten gerichte keuzes maken uit de doelen. Lastige punten daarbij zijn het kiezen van het beste moment om een doel los te laten en het vinden van de juiste lesmaterialen. Deze en andere ervaringen zullen aan het einde van de pilot worden geïnventariseerd en geanalyseerd. Dat zal naar verwachting aan het einde van dit jaar zijn.

Passende perspectieven: een goede keuze maken en prioriteiten stellenDe referentieniveaus voor taal en rekenen zijn in principe voor de meeste leerlingen haalbaar. Maar er zijn leerlingen die, ondanks de inspanningen van de school, het niveau 1F niet dreigen te halen aan het einde van groep 8. Ongeveer een op de vijf leerlingen in het reguliere of speciaal (basis)onderwijs heeft daar om verschillende redenen mee te kampen. Het kan zijn dat zij wel de capaciteiten hebben om 1F te halen en kunnen doorgroeien naar 1S, of niveau 1S gemakkelijk kunnen halen, maar op enkele onderdelen onder dat niveau blijven steken. Met de juiste hulpmiddelen kunnen zij zich verder ontwikkelen zodat ze kunnen doorstromen naar vmbo, havo of vwo. Denk aan ernstig dyslectische leerlingen of leerlingen die een stoornis uit het autismespectrum hebben, zoals Asperger. Voor leerlingen met minder sterke leercapaciteiten kan het helpen om meer tijd te besteden aan doelen die ze absoluut moeten beheersen voor het vervolgonderwijs (vmbo-bb, kb of praktijkonderwijs) en minder belangrijke onderdelen te laten schieten.

Op weg naar haalbare doelenMaar hoe kun je als leerkracht of interne begeleider nou precies vaststellen wat haalbare en belangrijke doelen zijn voor welk type leerlingen? En hoe kun je de weg daarnaar toe het beste bepalen? SLO heeft de afgelopen jaren (in opdracht van het ministerie van OCW) samen met scholen en experts een aantal instrumenten ontwikkeld onder de noemer Passende perspectieven. Het is even puzzelen, maar een combinatie van de doelenlijsten met de overzichten van de leerroutes leidt zo tot een doordachte keuze voor het aan te bieden onderwijs per doelgroep (zo werkt dat bij rekenen; voor taal zijn de doelen geïntegreerd in de leerroutes). Leerkrachten die ermee willen werken kunnen dat het best samen met een interne begeleider en reken- en taalcoördinatoren doen.

HulpmiddelenEen overzicht van recent opgeleverde hulpmiddelen: • Wegwijzer Passende perspectieven taal en Wegwijzer Passende perspectieven rekenen. Hierin meer over de

uitgangspunten van dit project en de samenhang tussen de verschillende onderdelen: profi elschetsen van leerlingen, wat leerroutes zijn en hoe ze te gebruiken zijn in de verschillende domeinen van taal en rekenen.

• Profi elschetsen van leerlingen: een overzicht van veel voorkomende beperkingen die invloed hebben op de taal- en rekenontwikkeling.

• Overzichten van leerroutes taal voor Luisteren, Lezen, Gesprekken & Spreken en Schrijven.• Overzichten van leerroutes rekenen.• Doelenlijsten voor rekenen: per leerroute wordt aangegeven welke doelen prioriteit hebben en welke minder belangrijk

zijn (voor taal zijn de doelen geïntegreerd in de leerroutes).

De leerroutes taal en rekenen zijn ook op handig A3-formaat uitgegeven, zodat in een overzicht snel te zien is welke doelen bij welke leerroute passen. Voor taal is er een module Maatwerk met concrete tips voor leerkrachten. Zo kunnen zij zo veel mogelijk haalbare doelen bepalen voor leerlingen met specifi eke onderwijsbehoeften. Alle publicaties zijn te downloaden of te bestellen via www.passendeperspectieven.slo.nl

Curriculum en toetsing zijn nauw met elkaar verweven, maar in de (beleids)praktijk van alledag pakt dat lang niet altijd zo uit. Bezien door een curriculumbril blijkt het lastig toetsen en examens zo vorm te geven dat in de volle breedte recht wordt gedaan aan de (vernieuwde) doelen en inhouden van een vak of vakkencluster. Die doelen en inhouden kunnen niet alleen beschreven zijn in een leerplankader (kerndoelen, referentieniveaus, examenprogramma), maar ook - en vaker nog - in een als hulpmiddel bedoelde uitwerking daarvan (handreiking, methode, voorbeeldlesmateriaal).

Curriculum en toets

Living apart together

Dit uitlijningsprobleem kan verschillende oorzaken hebben. Zo kunnen de essentiële aspecten van de vernieuwing voor toetsontwikkelaars onvoldoende helder zijn gespecifi ceerd, een punt dat eerst en vooral op het bordje ligt van de ontwikkelaars van dergelijke kaders en concretiseringen. Er kan ook sprake zijn van onvoldoende gezamenlijk ervaren nut, noodzaak en eigenaarschap van de doelen en inhouden bij degenen die een rol spelen bij de ‘vertaling’ van het curriculum in toetsing en examinering. Gebrek aan draagvlak is sowieso niet bevorderlijk voor een effectieve invoering, maar in dit geval komt daar nog het risico bij van toetsing als rem op of zelfs blokkade voor verandering. Gegeven de ‘voorafschaduwende’ werking ervan kunnen toetsing en examinering fungeren als hefboom (aanpassing van de toets- en examenpraktijk bevordert de voorgenomen inhoudelijke vernieuwing) of als blokkade (het niet of niet voldoende meebewegen van de toets- en examenpraktijk remt de inhoudelijke vernieuwing). Van beide zijn diverse voorbeelden te geven, maar van het tweede helaas meer dan van het eerste.

Een derde mogelijke oorzaak is onbalans in de aandacht voor psychometrische vereisten waaraan bij toets- en examenconstructie moet worden voldaan. Veelal draait het vooral om betrouwbaarheid en transparantie. Validiteit - de passing van toets of examen, naar inhoud en vorm, met de inhoudelijke uitgangspunten en doelen van een vernieuwing (vanuit curriculumperspectief een cruciale eis) - lijkt van minder gewicht. En dat is eigenlijk heel vreemd. Als je een vinger aan de pols wilt houden bij het volgen van een afslankdieet door dagelijks op een vast tijdstip je lichaamslengte te laten meten, dan zal voor iedereen duidelijk zijn dat dergelijke metingen zinloos zijn (ook al leveren die betrouwbare en transparante gegevens op). Bij toetsing in het onderwijs ligt het allemaal vele malen genuanceerder en subtieler, maar de conclusie is dezelfde: door niet goed of slechts deels te meten wat er gemeten moet worden verliest een toets of examen veel van zijn waarde. Neem het meten van

schrijfvaardigheid Nederlands en Engels als onderdeel van de beoogde diagnostische toetsen voor de onder-bouw van het voortgezet onderwijs. Het is verleidelijk - want relatief gemakkelijk meetbaar - de toetsing te richten op de beheersing van deelvaardigheden, zoals het juist kunnen spellen. Echter, schrijfvaardigheid in holistische zin (zoals ook bepleit in de referentie-niveaus) is veel meer dan het beheersen van de som der deelvaardigheden. Iedereen die wel eens een tekst schrijft, zal dat beamen. Het probleem in dit geval is niet alleen een ontoereikende inhoudsvaliditeit, maar ook het risico van voorafschaduwing: schrijfonderwijs - voor zover daar al tijd en ruimte voor is - verwordt tot deelvaardigheidsonderwijs dat gericht is op niet-functionele taken. Daarmee wordt de kloof tussen onderbouw en bovenbouw alleen maar groter en dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn.

Bij de voordeur van het onderwijsgebouw formuleert SLO doelen en inhouden en bij de achterdeur meet Cito in hoeverre die ook worden gerealiseerd. Daarmee zij benadrukt dat curriculum en toetsing een verschillende functie vervullen, maar niet zonder elkaar kunnen. Zoiets als living apart together. Een relatie waarvan het de moeite waard is er veel energie en synergie in te investeren.

9

JuryEen deskundige jury (bestaande uit Mijndert Ververs (oprichter Ververs Foundation, voormalig directeur van Wolters Noordhoff, Wolters Samsom en Wolters Kluwer), Tjeerd Plomp (voorzitter Ververs Foundation, professor emeritus onderwijskunde bij Universiteit Twente), Annet Kil (directeur Onderwijscoöperatie), Sietske Waslander (hoogleraar sociologie aan Tias Nimbas Business School, Tilburg/ Raadslid van de Onderwijsraad) en Jan van den Akker (directeur SLO) heeft zich gebogen over deze inzendingen en drie mensen genomineerd voor de Ververs Award.

GenomineerdenDe jury is zeer verheugd over het aantal aanmeldingen, maar ook over het niveau ervan en het enthousiasme dat uit alle inzendingen spreekt. De aanmeldingen zijn alle beoordeeld op de inhoud van de visie, de mate waarin de werking van het idee is beproefd in de praktijk, de reacties uit de omgeving, eventuele drempels bij implementatie en de succesfactoren. Tijdens de beoordelingen heeft de jury ook meegewogen:• inhoudelijke relevantie• toekomstgerichtheid• inspirerend/toegevoegde waarde voor de beroepsgroep• aandacht voor implementatie en draagvlak• eigenaarschap• aansprekend en consistent verhaal

De jury heeft de volgende kandidaten genomineerd voor de Ververs Award:

Femke GerritsenAls docent en ICT-coördinator verbonden aan de iPad-klassen op het Bonhoeffer College, locatie Vlierstraat vmbo in Enschede. Femke is kartrekker van een ontwerp- en ontwikkeltraject voor het inrichten en vormgeven van een nieuwe digitale leeromgeving, waarbij ICT-vaardig-heden, communiceren en samenwerken centraal staan.

Roy van AsAls teamleider en leerkracht groep 6 verbonden aan de Mariaschool in Boven-Leeuwen. Op Roy’s initiatief worden voor de vakken geschiedenis, aardrijskunde en natuur geen methodes meer gebruikt, maar wordt gewerkt met een onderzoeksmodel (analyse - ontwerp - verzameling -

verwerking - presenteren - refl ecteren) om onderzoekend leren bij deze basisschoolleerlingen te stimuleren.

Nico van der WoudeAls docent Nederlands en debatcoach verbonden aan het Pius X College, locatie Aalderinkshoek in Almelo (havo/vwo/tto). Nico bracht het vak forensics de school binnen, met activiteiten als debatteren, publiek spreken en interpre-teren van literatuur. De werkvorm wordt ook gebruikt in andere vakken, zoals Engels, geschiedenis en economie.

StemmenDe Ververs Award is niet alleen een stimuleringsprijs voor inspirerende onderwijsvisies, het initiatief is ook bedoeld om het gesprek over de toekomst van ons onderwijs op gang te brengen en te houden. Daarom waren we erg benieuwd naar de mening van het onderwijsveld over de drie genomineerde visies. Welke van de drie spreekt het onderwijsveld het meest aan? We nodigden mensen in en betrokken bij het onderwijs uit in de periode van 15 april t/m 24 mei te stemmen op hun favoriete onderwijsvisie. Op moment van schrijven waren er al bijna 1000 stemmen binnen.

SlotevenementHet slotevenement van de Ververs Award is gepland op dinsdag 28 mei in het Paushuize te Utrecht. Vanaf 14.00 uur start het offi ciële programma met onder andere video’s en korte presentaties van de genomineerden waarin iedere genomineerde zijn/haar visie kort toelicht. De genomineerden brengen vervolgens een stelling in voor een debat met het publiek. Omdat dit magazine eerder ter perse ging dan het slotevenement, verwijzen we voor de uiteindelijke winnaar van de Ververs Award 2013 naar www.verversaward.nl. Uiteraard komt de winnaar in de volgende SLO Context uitgebreid aan bod.

Ververs Award 2014Gezien de vele enthousiaste inzendingen heeft de organisatie van de Ververs Award besloten dat er een vervolg komt in 2014. Precieze data zijn nog niet bekend, daarover communiceren we zo spoedig mogelijk. Wilt u op de hoogte worden gesteld van nieuws over de Ververs Award, zodat u uw visie op het onderwijs van morgen tijdig kunt indienen? Laat dan uw mailadres achter op www.verversaward.nl/2014.

De Ververs Award is een stimuleringsprijs van c 5000 voor inspirerende onderwijsvisies en is in het leven geroepen om het inhoudelijk gesprek over ons toekomstige onderwijs op gang te brengen en te houden. In de periode van 22 januari t/m 22 maart hebben bijna 70 mensen zich aangemeld voor de Ververs Award.

Ververs AwardStimuleringsprijs voor inspirerende onderwijsvisies

9

> slo programmalijn > leermiddelen & ICTp

Taalspelletjes voor kleuters

Het kan soms best lastig zijn om de taalontwikkeling van jonge kinderen goed te volgen. Een map met nieuwe taalspelletjes helpt leerkrachten op weg. “De eerste reacties zijn positief. Leerkrachten zijn blij dat ze spelenderwijs meer zicht krijgen op wat kinderen kennen en kunnen.”

Teks

t: Fe

mke

van

den

Berg

• Fo

togr

afi e

: Jan

Scha

rtm

an

Spelenderwijs de taalontwikkeling van jonge kinderen peilen en stimuleren

11

In het onderwijs aan kleuters is er veel aandacht voor taal. “Met het taalaanbod, de input, zit het meestal wel goed”, zegt Gäby van der Linde-Meijerink, projectleider Jonge kind bij SLO. “Maar leerkrachten vinden het vaak moeilijk om in beeld te krijgen wat hun aanbod oplevert, wat de output is. Ze ervaren het als lastig om een goede inschatting van de taalontwikkeling van hun leerlingen te geven.” Begrijpelijk, vindt Van der Linde. “Voor niet alle taalgebieden is even makkelijk vast te stellen hoe ver een kind is. Hoe meet je bijvoorbeeld of de woordenschat groot genoeg is? Bij sommige taal-aspecten zijn de verschillen tussen leerlingen boven-dien groot. De taalontwikkeling verloopt in sprongen en elk kind volgt daarin een ander spoor.”

“Leerkrachten vinden het vaak moeilijk om in beeld te krijgen

wat hun aanbod oplevert.”

“De een heeft bijvoorbeeld een grote woordenschat, maar nog moeite met het voeren van gesprekjes, terwijl een ander kind makkelijk contact maakt en nog helemaal niet bezig is met letters. Hoe bepaal je of een kind ‘op schema loopt’? En, belangrijker nog, hoe stimuleer je vervolgens de taalontwikkeling en zorg je voor een onderwijsaanbod dat aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van een kind?”

Observeren...Hoe lastig het ook is, het is wel belangrijk om de taalontwikkeling regelmatig te peilen en zo specifi eke onderwijsbehoeften op taalgebied vroegtijdig te signaleren. “Dit voorkomt dat leerlingen vastlopen of bijvoorbeeld gaan onderpresteren”, zegt Van der Linde. Om leerkrachten van groep 1, 2 (en 3) te ondersteunen bij het verzamelen van informatie over de taal-ontwikkeling, heeft de projectgroep Jonge kind van SLO het hoe en waarom van verschillende peilingsactiviteiten uitgewerkt en de map Praatjes peilen: het spelender-wijs peilen en stimuleren van de taalontwikkeling bij jonge kinderen uitgebracht. Deze bevat een omschrijving van de taalontwikkeling van kinderen, een uitleg van verschillen tussen kinderen (en hoe deze hun taal-niveau beïnvloeden), suggesties voor het stimuleren van de taalontwikkeling en diverse spelmaterialen en -beschrijvingen. De leerkracht zal de peilingsactiviteiten vooral inzetten als hij of zij vermoedt dat een leerling voorloopt of juist een taalachterstand heeft. “Door te peilen wordt beter zichtbaar wat een kind al kan en waar het nog moeite

mee heeft, zodat de leerkracht het aanbod daar beter op kan afstemmen”, zegt Van der Linde. De leerkracht kan de spelletjes spelen met een individuele leerling of met een kleine groep. Ook kan hij/zij de leerlingen observeren als ze een spel onderling spelen. In de map zitten observatieformulieren. “Het is niet de bedoeling dat de leerkracht met zo’n formulier naast een kind gaat zitten scoren”, zegt Van der Linde. “Het uitgangs-punt is juist dat de leerling in een ontspannen sfeer een spelletje doet. De leerkracht observeert het natuurlijke taalgebruik - of lokt dat uit met interventies - en noteert na afl oop de bevindingen.” In een interventie-schema is te zien welke vragen aansluiten bij de verschillende niveaus van taalontwikkeling.

...en stimulerenMet de taalpeilingsspelletjes zijn leerkrachten eigenlijk afwisselend aan het observeren, signaleren, inter-veniëren en stimuleren. “Door te peilen, signaleer je welke onderwijsbehoeften leerlingen hebben en kun je daar gericht op inspelen met een aanbod”, legt Van der Linde uit. “Door zo’n spelletje met een leerling te doen, kun je de taalontwikkeling bovendien direct stimuleren. Een kleuter laat je gewoon lekker spelen, maar onder-tussen kan de leerkracht natuurlijk wel doelgericht denken en handelen. De praatplaat en de kaartjes bieden de mogelijkheid om in gesprek te gaan over alledaagse situaties en voorwerpen. Als je dit aanvult

MapinhoudBij de map horen vier praatplaten (huis/tuin, straatbeeld, school/speelplaats en park/kinderboerderij) en diverse kaartsetjes, waarmee tien verschillende spellen gespeeld kunnen worden: memory, bingo/lotto, pim-pam-pet, kwartet, boekbouwspel, papegaaienspel, categoriseerspel, vertelspel, ‘ik zie, ik zie’ en woordjesmaker. De spelletjes zijn bedoeld om de taalontwikkeling te peilen, als aanvulling op eigen observaties en toetsen. Ze helpen leerkrachten een genuanceerd en completer beeld te krijgen van de taalontwikkeling van hun leerlingen. Ieder spel wordt in de map toegelicht. Welke materialen zijn nodig, hoe leidt de leerkracht het spel in, welke spelregels gelden er, hoeveel kinderen kunnen meedoen? En natuurlijk: welke taalvaardigheden kan de leerkracht peilen? Welke interventies zijn hierbij relevant?In de map staan ook beschrijvingen van kinderen bij wie de taalontwikkeling afwijkt, bijvoorbeeld omdat ze anderstalig zijn, aanleg hebben voor dyslexie of mogelijk hoogbegaafd zijn. Steeds worden gerichte suggesties gegeven voor het ondersteunen van hun taalontwikkeling. Meer informatie vindt u op www.slo.nl/jongekind.

< Djuna Denkers

12

met eigen concrete materialen, zoals foto’s en voor-werpen, creëer je een contextrijke omgeving. En als kinderen de spelletjes spelen in een groepje van gemengd niveau, leren ze ook van elkaar.” Volgens Van der Linde kost het peilen en stimuleren een leerkracht niet veel extra tijd. “Het kan gewoon tijdens de les, bijvoorbeeld als de leerlingen aan de slag gaan tijdens ‘arbeid naar keuze’. Je kunt dan een of enkele leerlingen even apart nemen. De spelletjes duren niet zo lang, al moet je ze natuurlijk wel voorbereiden.”

Koppeling met doelen De peilingsactiviteiten hebben een directe relatie met de taaldoelen die door SLO en de Universiteit van Amsterdam (UvA) zijn ontwikkeld. Deze geven een inschatting van wat leerlingen aan het begin van groep 1 en aan het eind van groep 2 grofweg zouden moeten kunnen. “De doelen helpen leerkrachten vast te stellen of het taalniveau van kinderen voldoende is ontwikkeld”, zegt Van der Linde. “In de map benoemen we trouwens niet alleen de doelen, maar ook hoe je er stapsgewijs naar toe kunt werken.”

“Een kleuter laat je gewoon lekker spelen, maar ondertussen kan de leerkracht natuurlijk wel

doelgericht denken en handelen.”

De doelen zijn uitgewerkt in drie domeinen: mondelinge taalvaardigheid, ontluikende en beginnende geletterd-heid en taalbeschouwing. In de map ligt de nadruk op mondelinge taalvaardigheden, maar ook voor de andere taaldomeinen worden tips gegeven. Aan alle doelen zijn inhouden opgehangen, waaraan gewerkt kan worden op verschillende niveaus. Van der Linde zegt dat de peilingsactiviteiten goed te

integreren zijn in een opbrengstgerichte manier van werken. Uitgangspunt is dat de leerkracht eerst vaststelt wat een kind al kan door gegevens te verzamelen met behulp van bijvoorbeeld observaties, diagnostische gesprekjes, toetsen en peilingsspelletjes. Deze gegevens analyseert en interpreteert hij/zij. Vervolgens stelt de leerkracht passende doelen en kiest activiteiten, waarmee hij/zij aan de doelen werkt. Hierbij kunnen eventueel de taalspelletjes worden gebruikt. Tot slot evalueert de leerkracht of/in hoeverre de gestelde doelen zijn behaald. Daarna start opnieuw de fase van gegevens verzamelen.

In de praktijkDe spelletjes zijn voor het eerst gepresenteerd tijdens de Nationale OnderwijsTentoonstelling 2013. “Leerkrachten uit het basisonderwijs, maar ook het speciaal onderwijs, waren erg enthousiast”, vertelt Van der Linde. “IB’ers, RT’ers, onderbouwcoördinatoren en logopedisten reageerden eveneens positief.” In het voorjaar van 2013 worden de spelletjes uitgetest. Dat gaat onder meer in Amsterdam gebeuren, waar het Centrum voor Nascholing van de UvA en ABC Onderwijsadviseurs ze bij een aantal basisscholen introduceren in het kader van het Amsterdamse project Taal en VVE. “De leerkrachten peilen met de spelletjes wat de opbrengsten zijn van het gericht werken aan een taaldoel met behulp van de Kijkwijzer Taal en VVE”, vertelt Djuna Denkers, trainer/adviseur bij het Centrum voor Nascholing. “Het voordeel van de spelletjes is dat ze snel na zo’n gerichte aanpak het effect ervan kunnen peilen, Stel, je hebt in je groep ’s morgens in de grote kring een aantal nieuwe woorden geïntroduceerd rondom het thema lente, zoals lammetjes, bloeien, tulpen. ’s Middags wil je weten wat er is blijven hangen. Dat kun je dan mooi in een klein groepje peilen met behulp van de praatplaat over het park.” De spelletjes ondersteunen leerkrachten ook bij hun professio-nalisering, vindt Denkers: “Ze helpen hen doelgerichter te worden in het verzamelen van gegevens, vooral tijdens het werken in kleine groepjes.”

Ook voor peuters“Een volgende stap is dat we gaan verkennen of er in de praktijk ook behoefte is aan peilingsactiviteiten voor peuters”, aldus Van der Linde. “Als dat zo is, zullen we hier zeker op doorontwikkelen. De maatschappelijke roep om een doorgaande taalleerlijn van de voor- en vroegschoolse situatie naar groep 3 en verder wordt steeds sterker. De tijd is rijp voor een goede leerplan-kundige uitwerking die scholen houvast kan bieden. Dat doet SLO met de doelen voor het jonge kind, met de bijbehorende concretiseringen en straks dus wellicht ook met peilingsactiviteiten voor kleuters én peuters.”

< Gäby van der Linde

13

Bodytekst, The Sans Semi Light Plain, 8,5 pt. / 12 pt. interlinie

Bodytekst, The Sans Semi Light Plain, 8,5 pt. / 12 pt. interlinie

Header, Bold Plain 40 pt. / 40 pt. interlinie

Subheader, Bold Plan, 20 pt. / 21,6 pt/ interlinie

Introtekst, The Mix Semi Light Plain, 10 pt. / 16 pt. interlinie. Alleen 1e regel op basislijn.2 witregels tussen intro en header.

Ontdek leervoorkeuren en denkprofi elen van leerlingen met de te downloaden mindmaps op www.talentstimuleren.nl

Het portfolio is vernieuwd. De afgeronde opdrachten worden overzichtelijk getoond als rapportage, inclusief ingeleverde producten, feedback en beoordeling. Leerlingen en begeleiders kunnen nu ook veiliger communiceren met nicknames en avatars, bijvoorbeeld over opdrachten en gedeelde interesses.

Meer dan 27.000 leerlingen gebruiken Acadin en er zijn bijna 9000 begeleiders. Momenteel zijn al ruim 68.000 leeractiviteiten toegekend aan leerlingen die met Acadin werken. Ruim 10.000 meer dan een maand er voor. De digitale leeromgeving voor talentvolle leerlingen is volop in ontwikkeling. Onderdelen worden stapsgewijs verbeterd om het gebruik verder te stimuleren.

Acadin laat talenten bloeienDigitale leeromgeving groeit exponentieel

Een online workshop ondersteunt bij het succesvol inzetten van Acadin. Deelnemers verkennen in vijf modules de vele mogelijkheden van Acadin en leren hoe ze denktalent kunnen herkennen en stimuleren. Voor extra hulp bij de implementatie van Acadin kan een beroep gedaan worden op Acadin Ambassadeurs. Zij zijn getraind door SLO en kunnen begeleiding bieden in de directe schoolpraktijk.

Op de hoogte blijven van de ontwikkelingen rondom Acadin? Dat kan nu ook via de nieuwe website van het Informatiepunt Onderwijs en Talentontwikkeling, waar onderwijsprofessionals zich kunnen registreren. Maak uw interesse voor het thema Acadin kenbaar op de website www.talentstimuleren.nl en ontvang automatisch updates.

Acadin is een initiatief van Kennisnet en SLO.

Acadin ondersteunt bij het vormgeven van verrijkingsonderwijs op maat. De database van Acadin bevat uitdagende leeractiviteiten, waarvan de kwaliteit steeds wordt verbeterd. Er kan geselecteerd worden op moeilijkheidsgraad, niveau, vakken, interesses, intelligentiegebieden en te ontwikkelen (denk)vaardigheden, afgestemd op het profi el van een leerling. Twee nieuwe mindmaps en een e-learningmodule met opdrachten en animaties helpen bij het ontdekken van leervoorkeuren en denkprofi elen van leerlingen, zodat doelgerichter gezocht kan worden naar passende leeractiviteiten.

Teks

t: Fe

mke

van

den

Berg

Kenniscentrum LeermiddelenKijk ook op www.leermiddelenplein.nl

Kenniscentrum Leermiddelen (KCL) heeft als doel overzicht te bieden in het aanbod en kennis te vergaren over de ontwikkeling, de invoering en het gebruik van leermiddelen. Op deze plaats voorziet het KCL u van informatie over recente ontwikkelingen. Voor de meest actuele informatie hierover kunt u terecht op www.slo.nl of www.leermiddelenplein.nl.

instrument te ontwikkelen en acht bestaande methodes te analyseren op bruikbaarheid. De ontwikkeling van het nieuwe materiaal zal namelijk enige tijd vergen. Tot het nieuwe materiaal beschikbaar is, willen de scholen op de Antillen met behulp van al bestaand materiaal een verbetering van het taalonderwijs tot stand brengen. Daarvoor is het nodig meer zicht te hebben op de bruikbaarheid van (onderdelen van) nu al beschikbaar en gebruikt materiaal.

Kerndoelanalyses Nederlandse taal en rekenenKCL heeft kerndoelanalyses uitgevoerd van methoden voor Nederlandse taal en rekenen. Een samenvatting van de resultaten vindt u op www.leermiddelenplein.nl bij ‘Onder de loep’.Meer uitgebreide informatie (tabellen met scores op de kerninhouden) is bij de betreffende methoden op www.leermiddelenplein.nl te vinden via het tabblad ‘Analyse’.

Nederlands als vreemde taalSLO levert een bijdrage aan het tot stand komen van een methode Nederlands als vreemde taal voor het Caraïbisch gebied. In het Caraïbisch gebied spreken kinderen thuis vaak geen Nederlands, terwijl Nederlands wel de schooltaal is. Uiteindelijk zullen leerlingen wel de Nederlandse examens moeten kunnen afl eggen. Dat stelt speciale eisen aan het onderwijs in het Nederlands, dat in feite onderwijs in een vreemde taal is. Daarbij is het van belang dit onderwijs in de context van de Caraïbische situatie te zetten en niet NT2-mate-riaal te gebruiken dat voor de Nederlandse situatie ontwikkeld is.De opdracht is tweeledig. In de eerste plaats is gevraagd een doorlopende leerlijn van onderbouw primair onderwijs tot en met tweede klas voortgezet onderwijs te ontwikkelen en op de Caraïbische situatie toegespitste kerndoelen te formuleren. Deze vormen de basis voor de te ontwikkelen methode Nederlands als vreemde taal. De ontwikkeling van het materiaal gebeurt door anderen. Daarnaast is KCL benaderd om een analyse-

Analyses screeningsinstrumenten op doelen Jonge kind Op verzoek van het ministerie van OCW heeft SLO doelen ontwikkeld voor jonge kinderen op het gebied van taal, rekenen en sociaal-emotioneel. SLO heeft hiermee in kaart gebracht wat kinderen aan het begin van groep 1 (eind van de peuterspeelzaal/kinderdagverblijf) en aan het eind van groep 2 zouden moeten kunnen, dan wel ervaring in moeten hebben opgedaan, om uiteindelijk met vertrouwen te kunnen starten in groep 3, op het gebied van taal, rekenen en sociaal-emotioneel. Vervolgens heeft KCL onderzocht in hoeverre deze doelen vóórkomen in de meest gebruikte screenings-instrumenten (observatielijsten en toetsen) voor jonge kinderen (2 tot 7 jaar). Op www.slo.nl/primair/themas/jongekind/materialen/ vindt u een overzicht van de onderzochte screenings-instrumenten met doorverwijzingen naar de analyses. Dit overzicht is géén totaal overzicht van alle verkrijgbare screeningsinstrumenten. Hiervoor verwijzen we u naar www.leermiddelenplein.nl.

Docenten gezocht! Niet om les te geven..… maar om uw ervaringen te delen!

KCL zoekt leraren die hun ervaring met het gebruik van hun methode via leermiddelenplein willen delen.Het leermiddelenplein biedt actuele informatie over alle leermiddelen die in Nederland beschikbaar zijn. Die informatie snijden we steeds meer toe op de wensen van de gebruikers. Voor leraren die op zoek zijn naar een nieuwe methode is het belangrijk om te kunnen lezen wat andere leraren van die methode vinden.

Voor het vastleggen van de ervaringen heeft KCL een format, dat in samenwerking met docenten is ontwikkeld. Het schrijven van een dergelijke ‘ervaring’ neemt ongeveer 1 à 1,5 dag in beslag. De vergoeding die daar tegenover staat is u 300 (bruto).

De ‘ervaring’ zal na afronding op het leermiddelenplein worden geplaatst met alleen uw naam daarbij vermeld. Voorafgaand aan plaatsing wordt de ervaring toegestuurd aan de betreffende uitgever van de methode, die hierop mag reageren in een speciaal daarvoor bestemd kopje in het format. De uitgever mag echter niets in de tekst wijzigen.

Bent u geïnteresseerd of wilt u meer informatie,neem dan contact op met José Lodeweges,[email protected].

15

“Als je je leerlingen helpt naar hun eigen lezen te kijken, en ruimte geeft om hun eigen verantwoordelijkheid te nemen, willen en kunnen ze veel meer. Zo houd je bovendien ook zelf plezier in je werk.” In de woorden van Janke Singelsma, leerkracht van groep 8 van De Gielguorde in Mantgum, klinkt enthousiasme door. Het onderstreept haar pleidooi voor opbrengstgericht werken met een brede focus.

Opbrengstgericht werken met een brede focus

Teks

t: Ha

ns M

orss

inkh

of •

Foto

grafi

e: J

an Sc

hart

man

“Hier ben ik leerkracht voor geworden”

Maartje Wildenberg, leerkracht van groep 7 van de Pieter Brueghelschool in Arnhem, is al even gedreven. ‘Haar’ school heeft de overstap naar de jongste versie van de rekenmethode Wereld met getallen aan-gegrepen om er via een korte begeleidingscursus van SLO goed mee te kunnen werken. “Ik merk dat de leerlingen gemotiveerder en zelfstandiger werken, met meer zelfvertrouwen. Dat is fi jn om te zien, hier ben ik leerkracht voor geworden.”

Leesgesprekken“Een school die opbrengstgericht werkt, zet zich planmatig in voor het verbeteren van de vorderingen van leerlingen. Dit gebeurt door hoge doelen te stellen, gericht hieraan te werken en leerlingen systematisch te

volgen in hun vorderingen”, meldt de website van SLO. “Maar er zijn zóveel dingen die je niet kunt meten”, stelt Singelsma. “Voor lezen hebben we de DMT-toets, de AVI-kaarten om het technisch lezen te beoordelen en de Citotoets begrijpend lezen om het leesbegrip te meten. Maar deze toetsgegevens geven slechts beperkt inzicht. Je weet bijvoorbeeld nog niets over de soorten teksten die een leerling kan lezen of over de manier waarop hij leest of welke boeken hij graag leest. Ik wil breder kijken, dan zijn er meer mogelijkheden om kinderen te stimuleren.”

Singelsma werkt in het project ‘Leesgesprekken’ samen met SLO-leerplanontwikkelaars Anita Oosterloo en Harry Paus aan concretiseringen van zo’n brede

17

benadering. Dit sluit aan bij een recent artikel van Oosterloo en Paus in het Tijdschrift Taal voor Opleiders en Onderwijsadviseurs. Onder de kop ‘Opbrengstgericht werken bij begrijpend lezen? Een actieve rol voor leerlingen’ breken zij een lans voor de bredere aanpak waarover Singelsma spreekt. Dat betekent onder andere dat ook op andere manieren, samen met leerlingen, informatie over het lezen wordt verzameld, aan de hand van verschillende soorten gesprekken en observaties.

“Door de opbouw in de leerlijn te benutten en passende opdrachten te kiezen, kun je gerichter zoeken waar het hiaat bij de leerling zit.”

Veel te vertellenEén van die gesprekken is het leesinterview, dat de leerkracht in elk geval aan het begin van het schooljaar met elke leerling houdt. Op tafel liggen dan verschillende soorten boeken en teksten voor allerlei leeftijden. Van prentenboeken tot en met kookboeken, van gebruiksaanwijzingen tot en met thrillers voor volwassenen. De leraar vraagt: “Wat kun jij lezen?” en observeert welke teksten de leerling pakt. Wat doet hij ermee, welke tekstkenmerken gebruikt hij en noemt hij? Welke functies van lezen koppelt hij aan het lezen, noemt hij bijvoorbeeld situaties waarin hij dit zou lezen? Wat zegt hij over zijn eigen lezen?

In deze leesinterviews wordt veel duidelijk. Singelsma vertelt over een meisje dat zwaar dyslectisch is en een traag leestempo heeft. “Ze zei me dat ze graag en veel leest, zelfs boeken voor 15+. Dat ze bovendien zelf een boek aan het schrijven is. Het geeft me een ander beeld van haar. Ik dacht dat ze een hekel aan lezen zou hebben. We luisteren veel te weinig naar wat de kinderen echt zeggen. Als je er moeite voor doet, blijken ze vaak heel mooi te kunnen vertellen hoe ze lezen. Een meisje uit groep 4 legde me precies uit en deed voor hoe ze de inhoudsopgave gebruikt bij het lezen van een verhalen-bundel. Tijdens de gesprekken hoor ik veel waar ik iets mee kan.”

Ook gesprekken tussen leerlingen, in groepjes en zonder leerkracht erbij, kunnen positief werken. “Aan de hand van Leerstofl ijnen lezen beschreven hebben we kaartjes gemaakt met vragen of stellingen over lezen. De leerlingen bespreken die in groepjes. We zien dat ze het fi jn vinden elkaar over lezen te vertellen. Bovendien

komen ze veel te weten over elkaars leesgedrag en zo stimuleren ze elkaar. Eén van de kinderen kwam met een krantenartikel over Messi op school. Hij wist dat een klasgenoot een fan is van Messi en er graag over leest. De informatie die ik door deze gesprekken krijg, werkt door in mijn leesonderwijs. Dat geeft enorm veel plezier. Ik ben meer met mijn vak bezig, ik heb mijn professionaliteit terug.”

RekenenDat laatste is ook één van de doelstellingen van een pilotproject van SLO rond de invoering van de nieuwe versie van rekenmethode Wereld in getallen. Leerplanontwikkelaar Anneke Noteboom: “We hebben de introductie daarvan benut als een vehikel om te laten zien hoe je daarmee opbrengstgericht kunt werken. Iedereen heeft het erover, maar het moet dan nog wel van de grond komen. Dit was een uitgelezen mogelijkheid. De vernieuwde methode speelt in op opbrengstgericht werken, maar de leerkracht moet ermee kunnen werken.”

De evaluatieve cyclus >

Janke Singelsma >

18

Tijdens de bijeenkomsten is onder meer aandacht besteed aan de evaluatieve cyclus. Aan het begin daarvan verzamelt, registreert en interpreteert de leraar informatie over het rekenwerk van de leerling. Vervolgens formuleert hij passende doelen en beslist welke acties (nog) nodig zijn om de doelen te behalen.

Noteboom: “Dat geeft ook inzicht in de leerlijn en legt de focus op wat de leerling wél kan, zodat de leerkracht daarbij kan aansluiten. Door de relevante gegevens te verzamelen en te begrijpen, krijgt de leerkracht meer zelfvertrouwen. Dat geeft ruimte om eens dingen over te laten slaan en meer de diepte te zoeken. Om te vertrouwen op eigen competenties en professionaliteit. De cursisten, die we hebben gegroepeerd per leerjaar zodat ze dezelfde type ervaringen hebben, hebben dat heel prettig gevonden. Ook omdat ze zelf met voorbeelden konden komen. We hebben het er over gehad wat ze nu anders zijn gaan doen en hoe dat bevalt. Werken met, en denken in termen van doelen is toch soms iets anders. Maar het sprak hen wel aan en ze doen het nu meer!”

“Met een brede focus op opbrengstgericht onderwijs

zijn leraar en leerling gericht op het bereiken van doelen.”

Opbouw“Eén van de boeiendste onderwerpen vond ik de uitdieping van de opbouw van het lesprogramma”, vertelt Maartje Wildenberg. “Je leert te kijken naar de samenhang tussen leerlijnen en de opbouw van de opdrachten. Je stelt doelen, je bepaalt waar je begint en waar de leerlingen naartoe gaan én wat ze nodig hebben om daar te komen. Zo zijn we alle reken-onderwerpen langs gelopen.”

‘Reparatie’ onderweg wordt daardoor gemakkelijker, meent Wildenberg. Ze licht toe: “Stel, je hebt een

leerling die moeite heeft met staartdelingen. Dan moet je het onderliggende probleem vinden. Een leerling die moeite heeft met aftrekken, komt aan die staartdeling niet toe. Die gaat ook niet vooruit door hem eindeloos staartdelingen te laten maken. Door de opbouw in de leerlijn te benutten en passende opdrachten te kiezen, kun je gerichter zoeken waar het hiaat bij de leerling zit. En daarop bijsturen. Dat gaat nu gemakkelijker en meer gericht. Net zoals je nu meer handvatten hebt om te besluiten wanneer je een kind op een aangepast niveau laat werken.”

“Werken met, en denken in termen van doelen is toch

soms iets anders.”

Wildenberg werkt alweer geruime tijd op deze manier. Het was wennen, ook omdat de nieuwe methode weektaken kent. Maar: “De leerlingen hebben het gevoel dat ze het zelf in de hand hebben. Ze weten waar ze naartoe moeten werken en waarom, en ze leren beter plannen. En ik kan meer bieden dan voorheen, zelfs met 32 leerlingen in de klas. Als er 29 zelfstandig werken, kan ik de andere drie bij me roepen en extra aandacht geven. Dat kunnen zwakkere leerlingen zijn, maar evengoed de meer begaafde. Je kunt meer, je bereikt meer. Zo kom ik aan de basis van mijn vak toe en heb ik voor alle leerlingen meer tijd.”

En de kinderen zelf? “De opbouw, het aanbod van passende niveaus en de weektaken geven meer zekerheid. Ze staan steviger in hun schoenen, omdat wordt gevraagd wat ze kunnen. Ik hoor minder snel zeggen dat ze het niet leuk vinden. Ze zijn gemotiveerde en zelfstandiger. En ik merk dat er kinderen zijn die er extra hard aan werken om het hoogste niveau te bereiken. Ik zie het resultaat, bij hun en bij mezelf.”

Andere vakkenNog één keer terug naar Singelsma. “Het project ‘Leesgesprekken’ betrekt kinderen bij hun eigen lezen en leesontwikkeling. Leerlingen en leerkracht maken samen plannen om die te bevorderen. Kinderen betrekken bij hun eigen lezen houdt bovendien niet op bij lezen. Ook bij andere domeinen van het taalonder-wijs en bij andere vakken is die betrokkenheid, die gezamenlijke verantwoordelijkheid, van belang. Met een brede focus op opbrengstgericht onderwijs zijn leraar en leerling gericht op het bereiken van doelen. We leggen verbanden tussen de verschillende domeinen van taal en tussen vakken. Leerlingen krijgen plezier in het leren en wij weer meer in ons werk.”

< Maartje Wildenberg

19

Sinds 2006 is wettelijk bepaald dat het onderwijs actief burgerschap en sociale integratie dient te bevorderen. Scholen moeten daar op eigen wijze invulling aan geven. Burgerschap is in de wet niet nader gespecifi ceerd, maar in het toezichtkader van de onderwijsinspectie worden aandachtspunten genoemd als: sociale competenties, kennis van de democratische rechtsstaat en de school als ‘oefenplaats’. In een eind augustus 2012 verschenen advies aan de minister van OCW (Verder met burgerschap in het onderwijs) doet de Onderwijs-raad drie belangrijke aanbevelingen: zet in op steun aan de scholen en de leraren; stimuleer systematische kennisopbouw over de juiste aanpak; bied scholen een inhoudelijk kompas, bijvoorbeeld door burgerschap meer expliciet onder te brengen in de kerndoelen.

In de praktijk blijkt het voor veel scholen moeilijk te zijn een visie op burgerschap te formuleren en op basis van die visie een gerichte aanpak te ontwikkelen. Scholen hebben geen duidelijk beeld van wat burgerschap inhoudt en wat er op dit punt van hen verwacht wordt. Om scholen houvast te bieden, heeft SLO - samen met diverse partners uit het onderwijsveld - voorbeeld-leerplannen gepubliceerd. Deze gaan uit van drie domeinen: democratie (democratische beginselen, rechten en plichten en omgaan met verschillen), participatie (inzet voor gemeenschapsbelangen, deelnemen aan discussie en overleg) en identiteit (kennismaken met diversiteit, discriminatie, geestelijke stromingen en de multi-culturele samenleving).

Burgerschap in kaart is een SLO-instrument waarmee scholen zicht krijgen op de manier waarop burgerschap vorm krijgt in hun huidige onderwijsaanbod. Het is een combinatie van inventariseren, waarderen en conclusies trekken. Leerkrachten geven aan in welke mate in hun lessen en op hun school wordt gewerkt aan de ontwikkeling van burgerschapscompetenties. Zo komen sterke en zwakke punten boven tafel. De sterke punten, datgene dus waar de leerkrachten trots op zijn, wijzen in de richting van een gedeelde schoolvisie op burger-schap. De zwakke punten kunnen een aanleiding zijn voor een discussie over het bereiken van meer samen-hang en het versterken van bepaalde aspecten van burgerschapsvorming in de school. SLO heeft dit

instrument ontwikkeld in nauwe samenwerking met de Waalse School in Rotterdam en ABS Middelburg, en op diverse basisscholen in de praktijk uitgeprobeerd.

Meer informatie: Jeroen Bron, [email protected] of kijk op www.jongeburgers.slo.nl.

De school als oefenplaatsIn het primair onderwijs is er een hechte verbinding tussen leerkracht en klas. Dat zorgt ervoor dat de basisschool-leerkrachten - vaak onbewust - dag in, dag uit met burgerschapsvorming bezig zijn. De Onderwijsraad over de opvatting van de school als oefenplaats voor burgerschap: “De dagelijkse interactie tussen leraren en leerlingen vormt voor een belangrijk deel de cultuur van de school. Burgerschapsonderwijs van leerlingen vindt mede plaats door de manier waarop leraren zich in de alledaagse schoolpraktijk opstellen ten opzichte van hun leerlingen en reageren op situaties binnen en buiten het klaslokaal. Leraren reiken kennis aan en laten bepaalde waarden of idealen in hun handelen zien. Zij vervullen daarmee een belangrijke voorbeeldrol. Een leraar is door wie hij is en hoe hij optreedt altijd vormend bezig, bedoeld en onbedoeld. Het is belangrijk dat leraren en docenten zich bewust zijn van hun vormende rol, zodat zij die doelgericht kunnen inzetten. Wanneer leraren gewenst gedrag voorleven, kan in de school een klimaat ontstaan waarin leerlingen als vanzelf principes van burgerschap kunnen ervaren en daarmee kunnen oefenen.” (Onderwijsraad, verder met burgerschap in het onderwijs op pagina 18)

Hoewel al een aantal jaren een wettelijke schooltaak, komt burgerschapsonderwijs nog niet overal voldoende van de grond. En dat terwijl Nederlandse kinderen in burgerschap achterblijven bij hun leeftijdsgenootjes in de buurlanden. De Onderwijsraad adviseert de minister meer werk te maken van burgerschapsonderwijs. SLO laat scholen zien hoe dat zou kunnen.

Burgerschap in de klas

Teks

t: Re

né Le

verin

k

PublicatiesMet enige regelmaat verschijnen er publicaties die geschreven zijn door SLO-medewerkers of waaraan zij een aanzienlijke bijdrage hebben geleverd. Deze publicaties worden uitgegeven door SLO en zijn - tenzij anders vermeld - gratis te downloaden op www.slo.nl of te bestellen tegen kostprijs. Onderstaand een overzicht van de meest recente publicaties:

Technisch lezen in het basisonderwijsEen inventarisatie van empirisch onderzoekDoor: H. Bonset en M. Hoogeveen

Deze studie behandelt het aanvankelijk technisch lezen in groep 3 en het voortgezet technisch lezen in groep 4 en daarna. Achtereenvolgens komen onderzoeken aan de orde die gericht zijn op: doelstellingen, beginsituatie van de leerling, onderwijsleermateriaal, onderwijsleeractiviteiten, instrumentatie en evaluatie. Een korte nabeschouwing geeft inzicht in de vraagstelling en de conclusies van het onderzoek.Resultaten van de zevende literatuurstudie binnen het project Het Taalonderwijs Nederlands Onderzocht (HTNO).

Kansen voor talentProces en resultaten van 28 excellentieprojecten in beeldDoor: N. Steenbergen-Penterman, A. Koopmans-van Noorel, L. Smolenaers, D. Houkema

In deze publicatie wordt duidelijk wat de subsidie-regeling voor excellentieprojecten (2009-2012) voor het onderwijs heeft opgeleverd, welke positieve ontwikkelingen zijn ingezet, welke vragen zijn blijven liggen en welke nieuwe uitdagingen zich voordoen rond het stimuleren van cognitief talent. Tegelijk wordt zicht gegeven op het proces van het monitoren en ondersteunen van de scholen. Om de uitvoering van de projecten te kunnen volgen en de voortgang van de projecten zoveel mogelijk te waarborgen vond ondersteuning en lichte monitoring van de projecten plaats. Dit gebeurde door een samenwerkingsverband van SLO, de PO-Raad en EDventure.

Werken naar fundamenteel niveau 1F met De wereld in getallenVerantwoording en 1F-routeboekjeDoor: A. Noteboom, S. van Os, B. Versteeg, A. Buter

In het Referentiekader taal & rekenen zijn voor het primair onderwijs twee niveaus beschreven: streefniveau 1S en fundamenteel niveau 1F. Niveau 1S voor rekenen moet door het gros van de kinderen beheerst worden aan het eind van het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs en speciaal onderwijs (behalve in cluster 3). Als verantwoord wordt vastgesteld dat kinderen dit niveau niet zullen halen, kunnen leraren deze kinderen laten werken naar fundamenteel niveau 1F. Dit document beschrijft hoe de gebruikers van de rekenmethode De wereld in getallen met hun hun leerlingen kunnen werken naar het voor hen hoogst haalbare rekenniveau.

Checklist Verantwoord kiezen voor fundamenteel rekenniveau 1FDoor: A. Noteboom, S. van Os, B. Versteeg

Voor het primair onderwijs zijn twee referentieniveaus beschreven: streefniveau 1S en fundamenteel niveau 1F. Niveau 1S moet door het grootste gedeelte van de leerlingen bereikt worden aan het eind van het basis-onderwijs. Als op een verantwoorde manier wordt vastgesteld dat het aanbod op niveau 1S te hoog is en de leerling deze doelen niet zal halen, kunnen leraren deze leerling laten werken naar niveau 1F. Deze checklist helpt intern begeleiders (en leraren) om een zorgvuldige afweging te maken bij de keus om het 1S-rekenniveau los te laten en te werken naar niveau 1F.

21

Omgaan met verschillen: (g)een kwestie van maatwerkNaar een doorgaande lijn in de toerusting van leraren voor passend onderwijsDoor: E. Schram, F. van der Meer, S. van Os

In 2012 heeft SLO een literatuuronderzoek uitgevoerd naar lerarencompetenties voor passend onderwijs. Op basis daarvan zijn drie digitale vragenlijsten ontwikkeld en uitgezet onder onderwijscoördinatoren, opleiders Nederlands en opleiders rekenen-wiskunde van een groot aantal pabo’s. Daarnaast zijn uitvoerige gesprekken gevoerd met betrokkenen van vier pabo’s en zijn de curricula van deze pabo’s bestudeerd. Ook de beleidscontext waarin pabo’s functioneren en hun curriculum (her)ontwerpen is beschreven.

Websiteswww.talentstimuleren.nlWebsite van het Informatiepunt Onderwijs & Talent-ontwikkeling. De website is bedoeld om iedereen die betrokken is bij de begeleiding van leerlingen die uitzonderlijke prestaties (kunnen) leveren, ondersteuning te bieden. Naast een grote hoeveel-heid informatie voor verschillende doelgroepen heeft u hier de mogelijkheid om online experts te raadplegen en kennis uit te wisselen in werkgroepen. Bezoekers die hun profi elgegevens hebben ingevuld kunnen informatie over hun school of onderwijsondersteunende instantie plaatsen, zelfgemaakt materiaal delen en soortgelijk materiaal van andere scholen en instanties downloaden.

www.passendonderwijsaanbod.slo.nlHoe kan een basisschool een opbrengstgericht reken- en taalaanbod realiseren dat aansluit bij de onderwijsbehoeften van alle leerlingen? Welke aanpassingen zijn nodig in het taal- en rekenaanbod? Deze website laat zien hoe gedifferentieerd toe-gewerkt kan worden naar (het behalen van) de referentieniveaus taal en rekenen. Hierbij wordt uitgaan van een basisaanbod en drie gedifferentieerde varianten van dit aanbod, te weten het plusaanbod, het intensieve aanbod en het zeer intensieve aanbod.

www.curriculumontwerp.slo.nlOp deze website vindt u een overzicht van cursus-modules waarmee de vaardigheden van leraren op het terrein van curriculumontwikkeling versterkt kunnen worden. SLO heeft deze modules ontwikkeld voor lerarenopleidingen en nascholingsinstituten die (aankomende) leraren een cursus/module willen bieden op het terrein van curriculumontwikkeling binnen de school.

www.passendeperspectieven.slo.nlOp deze website vindt u doelen en leerroutes op het gebied van taal en rekenen die aangeven wat leerlingen die het fundamentele niveau 1F (op onderdelen) niet halen, moeten kennen en kunnen met het perspectief op een bepaalde uitstroombestemming. Hiermee krijgen scholen houvast bij formuleren van een passend onderwijsaanbod voor verschillende groepen leerlingen. Het doel is om het taal - en rekenniveau van leerlingen met specifi eke onderwijsbehoeften te verhogen op die onderdelen die er voor hen toe doen. Zodat ook deze groepen leerlingen verder komen dan nu het geval is.

www.digilijnrekenen.slo.nlBinnen deze digitale, webgebaseerde omgeving worden de voornaamste leerlijnen uit het aanvankelijk rekenen (groep 1 t/m 5 á 6) in beeld gebracht en toegelicht. Een leerlijn bestaat uit een reeks leerstappen die worden toegelicht en voorzien van illustratieve videofragmenten en suggesties voor activiteiten.

22

Na de zomer van 2014, als passend onderwijs een feit is, staan scholen voor de taak zo mogelijk alle leerlingen te bedienen, ook als ze extra ondersteuning nodig hebben. Minder kinderen hoeven dan naar het speciaal onderwijs, is de gedachte. Dat eist veel van de leerkrachten, die straks in hun groepen van ongeveer 30 leerlingen (nog) grotere onderlinge verschillen aantreffen dan nu.

Het rapport Omgaan met verschillen: (g)een kwestie van maatwerk. Naar een doorlopende leerlijn in de toerusting van leraren voor passend onderwijs, in februari uitge-bracht door SLO, brengt verslag uit van onderzoek naar de wijze waarop pabo’s hun studenten op passend onderwijs voorbereiden.

Passend onderwijs vraagt een passende opleiding

Denkmodel voor doorlopende leerlijn

In passend onderwijs heeft de leerkracht een centrale rol. Een moeilijke ook, die veel inzicht, ervaring en stuurmanskunst vereist. Hij of zij wordt geacht te kunnen omgaan met de verschillen tussen de kinderen in de klas. En om zo nodig maatwerk te kunnen bieden. De vraag is hoe we hem of haar daarvoor goed kunnen toerusten. Een denkmodel wil hierbij helpen.

Teks

t: Ha

ns M

orss

inkh

of •

Foto

grafi

e: J

an Sc

hart

man

23

En dan valt meteen iets op. Overal maakt passend onderwijs deel uit van het curriculum. Maar er bestaat “nog weinig eenduidigheid (…) over wat passend onderwijs precies inhoudt en van de leraar vraagt.” En: “Zowel veel startende als meer ervaren leraren voelen zich niet voldoende toegerust voor het omgaan met verschillen binnen het regulier onderwijs, met name als het gaat om gedragsproblemen.” Bovendien denken pabo’s “verschillend (…) over wat passend onderwijs zou moeten inhouden.” En: “Er worden veel verschillende begrippen gehanteerd. Dat maakt het lastig om curricula van de pabo’s te vergelijken.”

“Wat telt, is duidelijkheid over de wenselijkheid van de doorlopende

leerlijn en de opzet daarvan.”

SamenwerkingsverbandenHet beeld is bont. Enige geruststelling lijkt dan ook op zijn plaats. Regulier en speciaal onderwijs hebben regio-nale samenwerkingsverbanden gevormd om ervoor te zorgen dat elk kind straks goed terecht komt. En niet elke school hoeft alles zelf te kunnen bieden. Het is juist de bedoeling dat er binnen de samenwerkingsverbanden afstemming plaatsvindt, zodat elke basisschool een eigen onderwijs-ondersteuningsprofi el ontwikkelt.Dan nog blijft de vraag wat de leerkracht straks moet weten en kunnen. Het door SLO, in samenwerking met het Landelijk Overleg Lerarenopleidingen Basisonder-wijs en de Alliantie Onderwijs en Jeugdzorg, geïnitieerde onderzoek wil bijdragen aan de formulering van het antwoord. Bijvoorbeeld door de eenduidigheid in begrippen te vergroten. En door te inventariseren wat pabo’s kunnen bieden en wat beter past in post-initiële scholing. “Passend onderwijs veronderstelt ook levenservaring en praktijkervaring. Die doe je vooral op in de fase na de pabo, als je voor je groep leerlingen staat”, zegt projectleider Els Schram. “Als je dit voor ogen houdt, ga je vanzelf nadenken over een door-lopende leerlijn. De pabo’s leggen de basis, daarna komt er een vervolg waarin de beginnende leerkracht moet worden ondersteund en verder toegerust voor passend onderwijs. Je kunt niet meteen alles verwachten. Dat hoeft ook niet, als maar duidelijk wordt hoe de verdere professionalisering er dan moet uitzien.”

Verschillen en maatwerkHier maakt het rapport een verhelderend onderscheid tussen ‘omgaan met verschillen’ en het ‘bieden van maatwerk.’ Het zijn termen die binnen de context van

Kritische blik in de spiegel“Ik herken veel in het rapport, dat ik in concept heb gelezen. Onze opmerkingen staan er goed in. Het is ook boeiend te zien hoe andere pabo’s een basis leggen voor passend onder-wijs. En er daarbij toch ook wel veel overlap is. Het houdt ons daarnaast een spiegel voor, wat mij dan weer tot de conclusie brengt dat wij aardig op de goede weg zijn.” Aan het woord is Jarise Kaskens, hoofddocent, onderzoeker en onderwijs-adviseur bij de Christelijke Hogeschool Windesheim.

Vrijwel in het begin van het gesprek stelt Kaskens een, in haar eigen woorden, dilemma aan de orde: “Hoe kunnen we voor passend onderwijs vakbekwame leerkrachten afl everen? Eigenlijk zou je ze een jaartje langer willen hebben. Of, liever nog, na verloop van tijd een jaartje terug willen halen. De vereisten voor passend onderwijs kun je niet in vier jaar pabo bijbrengen.”

Want naast kennis en competenties is ook ervaring essentieel. En die kan alleen maar in de praktijk worden opgedaan. Kaskens: “Passend onderwijs vraagt van leerkrachten een onderzoekende houding. Ook een durvende, om ook eens het experiment aan te gaan. Er gaat niet zo snel iets mis. Omgaan met verschillen betekent jezelf vragen stellen. “Waarom doet dat kind zoals het doet?” Hier ben ik het met Els Schram eens: een kritische blik, ook naar de gebruikte methoden, is heel belangrijk. Dat proberen we onze studenten mee te geven, ook als ze op stage gaan: “Blijf kritisch!” De methoden zijn goed, maar de kunst is om ze goed te gebruiken.”

Master SENKaskens herkent zich ook in het pleidooi voor een heldere leerlijn, die de leerkracht voorbereidt op passend onderwijs. “Dan moet je echt aan hoge eisen kunnen voldoen. En, zoals gezegd, die kun je niet allemaal in het pabocurriculum persen.”

Windesheim biedt daarom de Master Special Educational Needs (SEN) aan. “Het is een robuuste opleiding met verschillende uitstroomprofi elen, die overeenkomt met het topje van de piramide van het denkmodel. Met stevige inhoudelijke modules en op de praktijk gerichte competentieontwikkeling. Bijvoorbeeld om onderbouwd interventies te ontwerpen en goede gesprekken te kunnen voeren met leerlingen en ouders, om het beste eruit te halen en maatwerk te kunnen bieden.”

De belangstelling is redelijk groot. Deelnemers zijn, naast leerkrachten uit het basisonderwijs, ook leraren uit het voortgezet onderwijs en het mbo. “De meerwaarde is enorm groot, ook voor remedial teachers en interne begeleiders. Het is een pittig traject, dat zeggen de studenten zelf. Maar na afronding kúnnen ze ook wat”, besluit Kaskens.

< Jarise Kaskens

24

passend onderwijs vaak door elkaar worden gebruikt. Het onderscheid zet de begrippen echter in perspectief en maakt inzichtelijk waar en hoe regulier onderwijs overgaat in passend onderwijs.

“Passend onderwijs veronderstelt ook levenservaring en praktijk-ervaring. Die doe je vooral op in de fase na de pabo, als je voor je

groep leerlingen staat.”

Onder ‘omgaan met verschillen’ verstaan de onderzoekers een basiskwaliteit waarover elke door de pabo afgeleverde leerkracht moet beschikken. Het betreft “een vorm van differentiëren die erop gericht is om bij alle leerlingen hoge doelen te realiseren.” Leerkrachten zijn dan in staat te “variëren in hun didactisch en pedagogisch repertoire, zowel met betrekking tot sterk als zwak presterende leerlingen.”

Schram licht toe: “Belangrijk is dat pabo’s hun studenten leren kritisch om te gaan met methoden voor taal en rekenen. Ze moeten leren zien wat de groep nodig heeft en wat de kinderen nodig hebben en de methode op basis daarvan leren gebruiken. Als middel, om al die verschillende leerlingen te bereiken en te ondersteunen.” Dit is overigens geen pleidooi voor een overal gelijk pabocurriculum: “Pabo’s maken zelf keuzes, waarbij ze rekening houden met wat de scholen in hun regio willen. Ook als het gaat om ‘omgaan met verschillen’. Dat is een groot goed, als we van elkaar maar weten wat we eronder verstaan.”

Want ‘omgaan met verschillen’, zoals hierboven gedefi nieerd, wordt in het rapport benoemd als ‘een basis voor passend onderwijs.’ Dat vergt immers nog wel iets meer: ‘het bieden van maatwerk.’ Nader omschreven:

“Een ‘gevorderde’ vorm van passend onderwijs, die gerelateerd is aan de extra ondersteuning zoals omschreven in het ondersteuningsprofi el van een school.” De leerkracht kan specifi eke onderwijsbehoeften analyseren, leer- of gedragsdoelen benoemen en onderwijs en ondersteuning daarop afstemmen. Daarvoor heeft hij of zij, naast ervaring, aanvullende kennis en vaardigheden nodig. Met andere woorden: nu wordt helder hoe een doorlopende leerlijn ‘omgaan met verschillen’ verbindt met het ‘bieden van maatwerk’.

DiscussiemodelHet rapport geeft voor die leerlijn een denkmodel. In de vorm van een piramide laat het zien hoe de toerusting van leraren zou kunnen verlopen, met een duidelijk onderscheid tussen de initiële opleiding op de pabo en het post-initiële vervolg. De nadruk ligt hier op ‘zou kunnen.’ Schram: “We hebben het wat stevig neer-gezet, om de discussie op gang te brengen. Wat telt, is duidelijkheid over de wenselijkheid van die door-lopende leerlijn en de opzet daarvan. Dan wordt ook duidelijk wat de pabo doet en wat daarna nog moet volgen. Dan komen we ook gemakkelijker tot uitwisseling van wat goed werkt.”

De gewenste discussie loopt al. Rapport en denkmodel zijn tijdens verschillende bijeenkomsten toegelicht en besproken. Er komen er nog meer. “We horen veel herkenning”, zegt Schram, “net als kritische geluiden. Met het model is niet iedereen het eens. Ik zei al: dat hoeft ook niet, het moet leiden tot gesprek.” De blik van SLO gaat intussen nog verder: “We willen graag met enkele pabo’s een pilot organiseren rond de invulling van de inductiefase: de eerste twee jaar na de pabo waarin de beginnende leerkracht werkervaring opdoet, zich verder schoolt en ondersteund wordt door de school. Dan kunnen we met elkaar uitvinden wat aanslaat en goed werkt, zodat we die inzichten met anderen kunnen delen en verder kunnen benutten.”

“Hoe kunnen we voor passend onderwijs vakbekwame leerkrachten afl everen?”

“Er is nog veel discussie en refl ectie nodig over de inrichting van de doorlopende leerlijn. Ook vanwege de soms grote visieverschillen, over hoever we kunnen en willen gaan. Sommigen zijn voorstander van inclusief onderwijs, waarin alle leerlingen naar dezelfde school gaan. Dat gaat een stap verder dan passend onderwijs, en voor anderen te ver. Maar de discussie loopt en dat is een goede zaak.”

< Els Schram

25

Buurtsportcoaches - de schakels tussen gemeenten, sportclubs en scholen - zijn de afgelopen jaren actief geweest in het organiseren van sportactiviteiten voor jongeren. Met succes: het onderwerp leeft. Een goede zaak, vindt Marco van Berkel, leerplanontwikkelaar bewegingsonderwijs van SLO: “Maar er is nog een slag te maken. We willen samen met de buurtsportcoaches een programma ontwikkelen met leeftijdspecifi eke activiteiten dat aansluit op bewegingsonderwijs in de school. Dat moet niet precies hetzelfde zijn als de gymlessen op school, want dat vinden kinderen na een tijdje saai. Het is de bedoeling dat het programma past bij sportverenigingen en andere buitenschoolse activiteiten. Daarmee vormt het een extra brug naar de bewegings-cultuur. Verder willen we vakleerkrachten stimuleren om kinderen te helpen een plekje te vinden in die buiten-schoolse sportactiviteiten.” Een werkgroep van leer-krachten, buurtsportcoaches en de ALO’s gaat nu met deze opdracht aan de slag, samen met de experts van SLO.

Bewegen is een basisbehoefteHoewel er enthousiasme is voor bewegen en sport, is dat niet vanzelfsprekend in het onderwijs. Taal en rekenen staan bij de meeste scholen op nummer één, als je de discussies in de media volgt. Daar komt bij dat in onze ver-zorgde samenleving bewegen onder druk komt te staan. Dat bewegingsonderwijs een bredere plek verdient dan alleen op school, blijkt onder meer uit de nota Human movement and sports in 2028: Een blik in de toekomst van lichamelijke opvoeding/bewegingsonderwijs en sport op school. Daarin wordt in verschillende scenario’s het belang van goed bewegingsonderwijs geschetst. De overheid heeft er inmiddels geld voor vrijgemaakt: de ministeries van OCW en VWS stellen de komende vier jaar c 4 miljoen beschikbaar voor de uitvoering van een Onderwijsagenda Sport, bewegen en Gezonde leefstijl. Die agenda heeft als doel scholen te stimuleren werk te maken van een gezonde leeromgeving, waarin kinderen goed leren bewegen en kennis kunnen maken met allerlei sporten.

Plezier in bewegenSLO heeft de afgelopen jaren, in samenwerking met andere organisaties, hulpmiddelen en instrumenten

ontwikkeld die scholen en vakleerkrachten kunnen gebruiken voor goed bewegingsonderwijs [zie kader]. Een daarvan is Basisdocument: Bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs dat letterlijk en fi guurlijk de basis vormt. Het bevat twaalf leerlijnen, geordend rondom thema’s zoals balanceren, klimmen, hardlopen of mikken. Alle lerarenopleidingen en vakleerkrachten werken er inmiddels mee. “Dat geeft scholen houvast; elk thema schetst een einddoel per leeftijdsgroep en geeft aanwijzingen hoe je daar naartoe kunt werken”, legt Marco van Berkel uit. Het document is in 2011 aangepast na evaluatie van de ervaringen uit de praktijk. Met de kennis uit het Basisdocument en activiteiten binnen en buiten de school, krijgen kinderen een goed speelveld om met plezier te bewegen en te sporten.

Meer informatie: Marco van Berkel, [email protected] of kijk op www.bewegingsonderwijs.slo.nl.

Meer over bewegen en sport• Basisdocument bewegingsonderwijs voor het basis-

onderwijs: gaat in op wat we kinderen willen leren in de lessen bewegingsonderwijs en welke kwaliteit we daarbij nastreven. Met bijbehorende dvd met beelden van basis-schoolleerlingen van 4 tot 12 jaar in alle twaalf leerlijnen.

• Beleves: een digitaal leerlingvolgsysteem voor bewegingsonderwijs.

• Sportkennismakingsmappen: ontwikkeld door NOC*NSF, verschillende sportbonden en SLO. De leskaarten helpen gymleraren en vrijwilligers van sportclubs om kinderen op een laagdrempelige manier te laten kennismaken met sporten als korfbal, handbal, basketbal, judo, hockey, enz.

• NASPA (Naschools Sportaanbod): biedt diverse activiteiten aan die passen bij de motorische capaciteiten van de kinderen en die ze leuk vinden. Zo kunnen zij op een speelse manier kennismaken met verschillende sporten.

• Beweegteams in het basisonderwijs: vijf fi ctieve scholen laten zien hoe zij elk op een eigen wijze met een beweegteam werken. Een inspiratiebron voor scholen.

Sporten moet leuk zijn en plezier opleveren, dan blijven kinderen ook later actief. En met een actieve levensstijl moet je jong beginnen. Beleidsmakers en leraren bewegingsonderwijs hebben elkaar inmiddels gevonden in dit uitgangspunt. Nu gaat het om de uitvoering en het maken van verbindingen binnen en buiten de school.

Bewegingsonderwijs kan scoren met nieuw programma

Teks

t: Ca

rolie

n No

ut

AgendaPassende perspectieven in de praktijk25 september 2013Op woensdag 25 september 2013 van 13.00 uur tot 17.00 uur organiseert SLO de conferentie `Passende perspectieven in de praktijk` voor directieleden, interne begeleiders en leerkrachten van sbo-scholen. Maar ook interne begeleiders van reguliere po-scholen met leerlingen met ontwikkelings-perspectief zijn van harte welkom. Centraal staan de producten die SLO heeft ontwikkeld om leerlingen van wie verwacht wordt dat ze referentie niveau 1F op 12-jarige leeftijd niet of ten dele zullen halen, een stapje verder te helpen. De bijeenkomst vindt plaats bij De Witte Vosch in Utrecht. Deelname kost c 50,- per persoon, inclusief materialen.

Kijk voor meer informatie op:www.passendeperspectieven.slo.nl

Landelijke netwerkdagtaalcoördinatoren26 september 2013Bij het ontwikkelen en uitvoeren van taalbeleid op school speelt de taalcoördinator een cruciale rol. Daarom besteedt SLO aandacht aan vragen die bij taalcoördinatoren leven en aan actuele ontwikkelingen die relevant zijn voor het werk van een taalcoördinator. Er is een landelijk netwerk dat tweemaal per jaar bijeenkomt. Tijdens die bijeenkomsten staan vragen en ervaringen van taalcoördinatoren centraal, komen nieuwe ontwikkelingen in het taalonderwijs aan bod en is er ruimte voor uitwisseling om van en met elkaar te leren. De volgende netwerkdag vindt plaats op 26 september 2013 in Utrecht.

Kijk voor meer informatie op:www.slo.nl/taalcoordinator

Landelijke netwerkdag begaafdheids-coördinatoren en -begeleiders28 november 2013Het netwerk van begaafdheidscoördinatoren en -begeleiders voor primair en voortgezet onderwijs is de afgelopen jaren enorm gegroeid. Dit geldt ook voor de belangstelling voor de landelijke netwerkdag. In verband met de verschillende wensen en behoeften die onder de leden leeft, zullen we voor de netwerkdag uitwijken naar een grotere locatie in het midden van het land. De datum van de komende landelijke netwerkdag is donderdag 28 november 2013. Noteer dit vast in uw agenda. Op deze dag wordt de mogelijkheid geboden om presentaties te volgen, deel te nemen aan discussies en ervaringen uit te wisselen over verrijkingsarrangementen.

Kijk voor meer informatie op:www.talentstimuleren.nl

ActueelWerkprogramma 2013Benieuwd waar SLO dit jaar de accenten op legt? In het Werkprogramma 2013 leest u hoe SLO haar taken organiseert en welke werkzaamheden dit jaar door ons worden opgepakt. Bij de formulering van de activiteiten hebben we ons laten leiden door de Hoofdlijnenbrief 2013/2014, gekoppeld aan de beoogde doelstellingen van de SLO-programmalijnen. U kunt het werkprogramma gratis downloaden op www.slo.nl.

SLO-kantoor in UtrechtZoals te verwachten van een nationaal expertisecentrum, bevinden de medewerkers van SLO zich met grote regelmaat centraal in het land voor besprekingen met beleidsmakers, voor pilots met scholen en voor expertmeetings. De behoefte om vanuit eigen huis dit soort bijeenkomsten te kunnen organiseren, werd de laatste tijd steeds groter, zowel om inhoudelijke als kostenbesparende redenen. Onze vestiging in Enschede is niet voor alle gesprekspartners eenvoudig te bereiken en daarom hebben we gezocht naar een vergader- en ontmoetingsruimte in Utrecht. Deze hebben we gevonden aan de Lange Viestraat 371 (boven de Bijenkorf).

Writing with peer response using genre knowledgeSLO-medewerker Mariëtte Hoogeveen is 18 januari jl. aan de Universiteit van Twente gepromoveerd met een studie over schrijfvaardigheidsonderwijs. Haar doctoraatsscriptie gaat over leren schrijven met peer response en instructie in genrekennis. In een interventiestudie is het effect onderzocht van een lessenserie voor het schrijven van verhalen en instructies met peer response en genrekennis op de schrijfvaardigheid van leerlingen uit groep 8 in het primair onderwijs. Uit de studie blijkt dat leerlingen met de nieuwe aanpak kwalitatief betere teksten schrijven. U kunt de publicatie downloaden op doc.utwente.nl/84101.

Ververs AwardDe Ververs Award is een stimuleringsprijs voor inspirerende visies op het onderwijs van morgen. Op dinsdag 28 mei jl. kwamen de genomineerden voor het slotevenement bijeen. Vanaf 14.00 uur startte het offi ciële programma met onder andere video’s en korte presentaties van de genomineerden waarin iedere genomineerde zijn/haar visie kort toelichtte. De genomineerden brachten vervolgens een stelling in voor een debat met het publiek. Benieuwd wie de winnaar is geworden van de Ververs Award en met c 5.000 aan prijzengeld naar huis ging? Kijk op www.verversaward.nl.

Het leerplan: wat moet, mag en kan?

www.leerplaninbeeld.slo.nl

Wat is de essentie van vakken en leergebieden? Wat is basisstof en wat is keuzestof? En hoe zorg je voor doorlopende leerlijnen? Leerplan in beeld laat zien wat de kern van vakken is en waar er keuzemogelijkheden liggen voor verdieping en samenhang.

De website bevat doorlopende leerlijnen van primair onderwijs tot boven-bouw havo/vwo en vmbo, wettelijk voorgeschreven doelen en vakkernen. Check via Leerplan in beeld uw eigen onderwijsprogramma op wat moet, mag en kan. En breng met de resultaten zelf uw programma naar een hoger niveau.

Adv Leerplaninbeeld PO.indd 1 02-05-13 16:10

Wilt u opbrengstgericht taal- en rekenonderwijs geven aan leerlingen met een specifi eke onderwijsbehoefte? Vraagt u zich af hoe u deze leerlingen verder kunt helpen met 1F als richtlijn? En welke doelen functioneel zijn voor deze leerlingen, gezien hun uitstroombestemming? Kom dan naar de conferentie `Passende perspectieven in de praktijk`.

Afgevaardigden van verschillende pilotscholen delen hun ervaringen met Passende perspectieven en de daaruit voortgekomen producten die SLO heeft ontwikkeld. Zodat u de leerlingen van wie verwacht wordt dat ze referentieniveau 1F op 12-jarige leeftijd (deels) niet zullen halen, een stapje verder kunt helpen.

Conferentie Passende perspectieven in de praktijk

Kijk voor meer informatie op

www.passendeperspectieven.slo.nl

Woensdag 25 september 201313.00 - 17.00 uur, Utrecht