Samenvatting Strafprocesrecht - VRG Gent · 2018-10-23 · Het strafprocesrecht is het geheel der...
Transcript of Samenvatting Strafprocesrecht - VRG Gent · 2018-10-23 · Het strafprocesrecht is het geheel der...
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!1
Samenvatting Strafprocesrecht
Titel 3: Algemene beginselen strafprocesrecht
Hoofdstuk 1: Definitie
§1. Begrip
Het strafprocesrecht is het geheel der rechtsregels betreffende de opsporing, vervolging en
berechting van personen die ervan worden verdacht een misdrijf gepleegd te hebben. Het
beschrijft de vormvoorschriften en bepaalt de positie van de verschillende actoren in het
strafproces (de overheid, de verdachte, het slachtoffer). Het bevat ook de regels betreffende de
organisatie en werking van de strafgerechten en de regels betreffende de tenuitvoerlegging
van de beslissingen van deze gerechten.
In het strafprocesrecht wordt het materieel strafrecht gerealiseerd.
Zonder afdwinging zijn rechtsregels immers zinloos. Er bestaat een inherente band tussen
beiden. Men zal dus regelmatig moeten teruggrijpen naar begrippen uit het materieel
strafrecht. Strafprocesrecht bevat vele formele voorschriften die bepalen hoe
materieelrechterlijke voorschriften moeten worden toegepast. Het verloop van het proces is
een formeel strafrechterlijk aspect.
(Bv: de correctionalisering van een misdrijf (materieel strafrechterlijke rechtsfiguur) heeft
vele implicaties voor het strafprocesrecht. Zaak komt niet voor het HvA. Dit omdat het HvA
overbelast is. De techniek van de correctionalisering wordt aangewend om van misdaden
wanbedrijven te maken en ze alsnog voor de correctionele rechtbank te brengen.)
Synoniemen voor strafprocesrecht: Formeel strafrecht (meer in Nederland),
strafrechtspleging, strafvordering
§2. Onderscheid tussen materieel en formeel strafrecht
Het onderscheid op 3 punten-> betrekking op de personen tot wie de regels gericht zijn, hun
inhoud, en op de sancties indien zij worden geschonden.
A. Personen tot wie de regels gericht zijn
o De regels van het materieel strafrecht zijn tot de gehele bevolking gericht. Tot
iedereen dus. (Burgers en overheid) Vb: Als je niet mag stelen, dan mag de overheid ook
niet stelen.
o De regels van het strafprocesrecht richten zich in de eerste plaats tot de overheid (de
personen die met de toepassing van het strafprocesrecht belast zijn = de politie, de staande
en zittende magistratuur. Dit vloeit voort uit het inquisitoir karakter van het
strafprocesrecht. Het is een proces tussen de gemeenschap (vertegenwoordigd door het
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!2
OM) en de verdachte. Enkel wanneer een gewone burger verdacht wordt als (mede)dader,
optreedt als getuige of tegen hem een dwangmaterieel word uitgevoerd, krijgt hij te maken
met de regels van het strafprocesrecht.
De bedoeling van de strafprocedure is het opleggen van beperkingen aan de overheid mbt tot
het toepassen van het materieel strafrecht. Beperkingen mbt het vervolgen van bepaalde
personen. Iemand die macht heeft zal daarvan gebruik gaan maken (al sinds de oude tijden).
Aan die macht moeten bepaalde grenzen worden gesteld. Een overheid die bepaalde
bevoegdheden heeft, heeft de neiging om die bevoegdheid te gebruiken en die macht uit te
breiden.
Vb: huiszoeking: Waarom bestaan regelen hieromtrent? Om te vermijden dat om het even
welke overheidsinstantie om het even welk moment uw huis binnen kan vallen om een
huiszoeking te doen. Daarom bestaan er procedureregels en alsmede beperkingen mbt
wanneer men mag over gaan tot een huisonderzoek.
Procedureregels = bevel van de overheid, of toestemming van de bewoner.
Het eerste wetboek dat een dictator die aan de macht komt wijzigt is het wetboek van
strafvordering. Dit om de bevoegdheden van politiediensten, etc. uit te breiden = meer macht
aan de overheid.
B. Inhoud van de regels
o Inhoudelijk vallen de regels van het materieel strafrecht op door hun ‘vanzelfsprekendheid’
Ze beschermen een reeks fundamentele waarden (Je mag niet doden, slaan of stelen, ...).
Wettelijke bepalingen die aangeven welke feiten strafbaar zijn onder welke voorwaarden
en wie daarvoor kan worden vervolgd. Wat mag en wat mag niet? Welke zijn de
constitutieve bepalingen van het misdrijf? Zijn er verzachtende omstandigheden,
rechtvaardigingsgronden, schulduitsluitingsgronden of verschoningsgronden? Deze
rechtsfiguren vertolken het algemeen rechtsgevoel op een juridische manier. Het is evident
dat je procedures nodig hebt om dit toe te passen.
o De meeste regels van het strafprocesrecht hebben die vanzelfsprekendheid niet. Het zijn
‘spelregels’/specifieke procedureregels die meestal niet aan bepaalde intrinsieke
waarden/algemene rechtsgoederen (het leven, fysieke integriteit, eigendom, etc.) zijn
gekoppeld en berusten vaak op onderlinge afweging van verschillende belangen
(waarheidsvinding, grondrechten waaronder de rechten van verdediging). De inhoud is
vaak “diffuus” en makkelijker vatbaar voor verandering.
C. Sanctionering van schendingen
o De sanctionering van schending van regels van het materieel strafrecht is vrij eenvoudig:
Op elk misdrijf staat een straf. De rechter moet de wet toepassen en moet een straf
opleggen die ligt tussen het minimum en het maximum.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!3
o De schending van een strafprocesrechtelijke norm wordt anders gesanctioneerd. De wet
bepaalt zelden wat de precieze sanctie is (De wetgever ging ervan uit dat de professionelen
de wet wel zouden volgen). De rechtspraak speelt hier dan ook een belangrijke rol en
houdt onder meer rekening met de vraag of de rechten van de verdediging geschonden zijn
(want er is nood aan een belangenafweging met de waarheidsvinding). Ook kan het niet
naleven van proces beginselen een misdrijf uitmaken en wordt deze krachtens het
materieel strafrecht gesanctioneerd.
Volgens sommige politici moet dit niet worden gesanctioneerd. Als men als wetgever zegt
dat geen enkele procedureregel tot sanctionering moet leiden dan is het bestaan van de
procedureregels op zich overbodig. Ze hebben ze zelf gestemd. BV; de huiszoeking-> Als
men bij de huiszoeking een schriftelijke toestemming moet geven, dan werd dit gestemd
omdat er misbruik van werd gemaakt. Voor deze nieuwe wet moest men enkel een
mondelinge toestemming geven. De politie schreef gewoon in het proces-verbaal dat men
had toegestemd, terwijl dit niet zo was. De nieuwe wet stelt dat de toestemming
voorafgaand aan de huiszoeking moet en schriftelijk moet worden opgesteld om
misbruiken te vermijden. Nu krabbelt men erop terug.
➔ Het debat omtrent de sanctionering van de regels van het formeel strafrecht is een
zeer moeilijk debat.
➔ De rechtspraak bepaalde vroeger hoe men moest overgaan tot de sanctionering.
Als de wet iets niet regelt dan moet de rechter zelf op grond van art. 6 Ger. W. zelf
bepaalde jurisprudentiële regels ontwerpen. Uiteindelijk werd dit wettelijk geregeld in de
Wet Landuyt > in bepaalde gevallen is er bewijsuitsluiting, maar meestal is dit niet zo.
Een aantal sancties zijn denkbaar:
▪ De proceshandeling of het hele proces kan nietig zijn.
▪ Soms moet de rechter een onrechtmatig verkregen bewijsstuk buiten beschouwingen
laten -> hier moet men wel rekening houden met de Antigoon-rechtspraak.
▪ Soms wordt de strafvordering onontvankelijk
▪ Soms is er helemaal geen sanctie
▪ Soms is de sanctie onzeker (nog niet duidelijk)
De problematiek mbt het sanctioneren van het formeel strafrecht is een internationaal
probleem. Er is een toenemende repressieve tendens => toenemend dat men minder gaat
sanctioneren. Een repressief regime gaat minder streng gaan optreden. De rechtspraak van
het EHRM gaat ook uit van een repressieve regime (sinds begin jaren 90 <> verdachte
vriendelijke aanpak). VB: voor een lange tijd was er discussie binnen het EHRM omtrent
de overschrijding van de redelijke termijn ex. Art. 6 EVRM. 2 opties: 1)
onontvankelijkheid van de strafvordering 2) de vermindering van de straf.
Het hof heeft de bovenhand verleend aan de vermindering van de straf.
§3. Doelstellingen van het strafprocesrecht
In het strafproces staan verschillende belangen tegenover elkaar:
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!4
o Het belang van de gemeenschap (bestraffing van de criminaliteit)
o Het belang van het slachtoffer (schadevergoeding)
o Het belang van de verdachte (eerlijk proces)
Het strafproces heeft de ontdekking van de waarheid tot doel, maar deze waarheidsvinding
mag echter niet tot stand komen met miskenning van de individuele grondrechten
➔ Dubbele finaliteit:
▪ De waarheidsvinding (A)
▪ De bescherming van de individuele grondrechten (B)
Het is de taak van het strafprocesrecht om deze, vaak tegenstrijdige belangen met elkaar te
verzoenen
A. Waarheidsvinding
o Het strafrecht maakt deel uit van het publiekrecht:
Het conflict dat ontstaat ten gevolge van het plegen van een strafbaar feit wordt gezien als een
conflict tussen de gemeenschap en de dader, niet als een conflict tussen dader en slachtoffer
De invalshoek van waaruit de regels van het strafprocesrecht zijn opgesteld, is
voornamelijk die van het openbaar belang( finaliteit en wijze van het opstellen van het
strafprocesrecht) De taak van de advocaat van de verdachte is toezien op de toepassing van de
regels van het strafproces.
o Het strafproces in zijn geheel (opsporing en vervolging van misdrijven, berechting van de
daders) heeft, vanuit dit perspectief, als voornaamste doel de waarheidsvinding. Men moet de
waarheid vinden. Maar soms is dit niet altijd mogelijk. Onderscheid tussen de 1) gerechtelijke
waarheid 2) reële waarheid. De gerechtelijke waarheid kan men achterhalen, want de jury (rb)
heeft dit beslist. Maar vaak weten we niet wat er concreet is gebeurd. We moeten zoveel
mogelijk de waarheid gaan bepalen, maar het strafrecht is slechts een middel om de waarheid
te achterhalen. Men kan niet altijd de absolute waarheid gaan bepalen. Bv: Als er te weinig
elementen à charge zijn -> twijfel -> in dubio pro reo =vrijspraak.
B. Bescherming van de individuele grondrechten
o Vanuit de optiek van de individuele burger heeft het strafprocesrecht een andere functie: de
eerbied voor de individuele grondrechten
o In het kader van de waarheidsvinding worden aan de overheid belangrijke bevoegdheden
toegekend die een verregaande beperking van bepaalde grondrechten kunnen inhouden
(niet enkel ten aanzien van personen die ervan verdacht worden een misdrijf te hebben
gepleegd, maar tevens ten aanzien van derden) Het beschermde belang is hier dus
ruimer dan de loutere “rechten van de verdediging” in strafzaken in de mate dat er meer
voorrang wordt verleend aan de individuele grondrechten zal het achterhalen van de
waarheid moeilijker worden.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!5
o De rechten van de verdediging (verzamelnaam voor reeks van grondrechten) gelden
specifiek voor personen die vervolgd worden wegens een misdrijf
▪ Art. 6 EVRM en Art. 14 I.V.B.P.R (voornaamste rechtsbronnen)
C. Onderlinge afweging van waarheidsvinding en individuele grondrechten
o Het strafprocesrecht probeert deze belangen te verzoenen. Dat is een delicate
evenwichtsoefening. Gedurende de 19e en de eerste helft van de 20e eeuw stond de
waarheidsvinding centraal. Sinds de totstandkoming van het EVRM is er meer aandacht
voor de bescherming van de individuele grondrechten, dat een zelfstandig doel van het
strafprocesrecht is geworden. De waarheid moet worden gevonden, maar op om het even
welke manier.
o De voornaamste waarborg Het wettelijk kader van het overheidsoptreden. VB: De
telefoontap is enkel mogelijk in bepaalde gevallen. Er moet voorrang worden gegeven aan
de rechten van de verdediging
▪ De beperking van grondrechten moet steeds op wettelijke basis berusten
(legaliteitsbeginsel):
▪ Art. 12 al. 2 GW Vervolging kan slechts plaatsvinden in de gevallen die de wet bepaalt
en in de vorm die zij voorschrijft ( verwijzing naar het strafprocesrecht)
▪ Huiszoeking = art. 15 GW
Echter was het zo dat er geen inhoudelijke vereisten werden gesteld mbt dat optreden. Het
was voldoende dat het overheidsoptreden op wettelijke basis berustte, opdat het rechtmatig
zou zijn.
o EVRM brengt hier verandering inHet volstaat vandaag niet meer dat het
overheidsoptreden ENKEL op een wettelijke basis berust. De wet moet in vele gevallen
zekere voorwaarden vervullen opdat de inbreuk op individuele grondrechten zou
geoorloofd zijn
▪ Vrijheidsberoving -> het is niet voldoende dat de vrijheidsberoving op een wettelijke
basis berust en door een rechter wordt bevolen ( art. 12 GW). Moet ook worden voldaan
aan de voorwaarden van art. 5 EVRM(1 &3)
▪ Huiszoeking
➔ De belangen van de burger in het algemeen (grondrechten), en van de verdachte
in het bijzonder (rechten van de verdediging) wegen meer door in het strafproces dan
voorheen. Het belang van de waarheidsvinding zal dus in bepaalde gevallen hiervoor
moeten wijken
Vb: wet Franchimont: enkele verdedigingsrechten worden nu uitdrukkelijk bepaald m.b.t.
het gerechtelijk onderzoek.
o De concrete afweging van het belang van de waarheidsvinding en dat van de bescherming
van de grondrechten gebeurt door de rechtspraak. In deze onderlinge afweging kan men een
slingerbeweging vaststellen.
▪ Oorspronkelijk primeerde het belang van de waarheidsvinding. In 1933 is een autoritaire
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!6
regime op een democratische verkozen manier aan de macht gekomen. Deze individuele
grondrechten werden compleet aan de kant geschoven.
▪ Onder invloed van de internationale ontwikkeling van de mensenrechten (sinds de jaren ’60
en het ontstaan van het EVRM) is het belang van de bescherming van de grondrechten
centraal komen te staan. Men wou een situatie zoals in 1933 vermijden. Dus de bovenhand
aan mensenrechten.
▪ Een deel van de rechtsleer en een groot deel van de publieke opinie wijst op een te groot
formalisme (overprocessualisering) dat tot maatschappelijk ongewenste resultaten leidt (zoals
de vrijlating van verdachten waarvan de schuld quasi-vaststond)-> De wet Franchimont heeft
deze discussie nog meer aangewakkerd.
▪ In de rechtspraak is een tegenreactie merkbaarDe Antigoonrechtspraak (Hof van
Cassatie) heeft de sanctionering van onregelmatigheden begaan bij de bewijsvoering
aanzienlijk versoepeld. Vanaf de jaren 90= meer repressieve aanpak (kaderen in het gevoel
van de jaren 80 met de bende van nijvel, etc.)
Ook merken we meer wetten die tot stand komen (witwaswetgeving,..) waar de
waarheidsvinding zijn voorrang verkrijgt.
Waar vroeger dit onrechtmatig bewijs steeds onbruikbaar werd in het strafproces, werd
de regel in 2003 omgedraaid. Onrechtmatig bewijs moet door de strafrechter enkel nog
in 3 hypothesen buiten beschouwing worden gelaten
o Wanneer de miskende vormvoorwaarde op straffe van nietigheid is voorgeschreven
o Wanneer de begane onrechtmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft
aangetast
o Wanneer het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces
Recente evoluties (tegen terrorisme en georganiseerde criminaliteit)
Anti-terroristische wetgeving waardoor de rechten van de verdediging wordt beperkt=
nieuwe vormen van criminaliteit die vaak internationale dimensies aannemen. Hier
was er een nood aan een versoepeling van de proces voorschriften.
o “Speciale” Politietechnieken zoals infiltratie en het gebruik van undercoveragenten
= inperking van de grondrechten. De problemen doen zich vooral voor mbt tot het feit dat
deze normaal enkel maar mogen worden aangewend voor specifieke vormen van
criminaliteit maar toch algemeen worden gebruikt.
Hoofdstuk 2: Accusatoire en inquisitoire rechtspleging
§1. Principe
Een zuivere toepassing van deze 2 principes vind je niet meer. Doch is het interessant om hier
nog op in te gaan. VB: Salduz-wetgeving: De tegenstanders van de wetgeving zeggen dat het
recht van bijstand van een advocaat duidt op puur een accusatoire rechtspleging terwijl wij in
België inquisitoire zijn.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!7
De accusatoire rechtspleging
o Horizontale processtructuur De aanklager en de verdediging staan op gelijke voet en
vechten met “gelijke wapens” (equality of arms). De partijen hebben het proces volledig in
handen, bepalen welke onderzoeksverrichtingen zullen plaatsen en op welke wijze.
o Passieve rol van de rechter Hij moet in hoofdzaak erop toezien dat de procedure
correct verloopt en dat de partijen het proces fair spelen
▪ De taak van de rechter bestaat erin, na het aanhoren van de argumenten van beide
partijen, te beslissen welke van beide juridisch “gelijk” heeft
o Een accusatoir proces is volledig openbaar, zowel ten aanzien van de partijen als ten
aanzien van het publiek. Deze is alsmede tegensprekelijk
De inquisitoire rechtspleging
o Verticale processtructuur De overheid weegt door op de procesvoering en bepaalt het
procesverloop. Men staat dus niet op gelijke voet.
▪ Er is een openbare aanklager, die niet namens het slachtoffer maar ambtshalve, namens
de gemeenschap optreedt.
o Actieve rol van de rechter Zijn bestaat erin “de waarheid” te ontdekken
▪ Verregaande bevoegdheden
▪ Actieve leiding van het proces
De rechter kan zelf het onderzoek leiden en eventueel bijkomende
onderzoeksverrichtingen gaan bevelen. In de Angelsaksische landen ondergaat de rechter
de procedure veel meer en hebben de partijen de bevoegdheid om de beklaagde te
ondervragen. Tout juge est procureur-general (er werd vroeger geen onderscheid gemaakt
tussen de rechter en echt OM, nu wel dus) = weerspiegeling van het inquisitoir karakter.
o Geheim en niet-tegensprekelijk karakter
▪ Geheim Achter gesloten deuren gevoerd (noch de verdachte, noch het publiek is op de
hoogte van het verloop van het onderzoek)
▪ Niet-tegensprekelijk De beklaagde wordt niet de mogelijkheid geboden om de tegen
hem verzamelde bewijzen te weerleggen en de argumenten voor zijn verdediging naar
voren te brengen. De verdachte wordt beschouwd als het “object” van de rechtspleging,
niet als drager van rechten.
§2. Praktijk
Zuiver accusatoire of inquisitoire procedures komen vrijwel nergens (meer voor). In de
common law is de accusatoire procedure het best bewaard gebleven. De beroepsrechter
heeft enkel als taak erop toe te zien dat de bewijsvoering volgens de regels gebeurt. Die
bewijsvoering is volledig in handen van de partijen. De procedure is alsook nie echt
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!8
geheimelijk. De procedure in de continentale traditie was eerder inquisitoir (ook landen
die hun model daarop hebben geïnspireerd)
Vandaag is ze (ook in België) eerder gemengd. Aan het onderzoek ten gronde gaat een
vooronderzoek vooraf dat inquisitoir en dus geheim en niet-tegensprekelijk verloopt. In
tweede fase gebeurt de terechtzitting, die wel accusatoir is. De rechter speelt dus een
actievere rol (zie hierboven).
Het vooronderzoek is zuiver inquisitoir -> het openbaar ministerie heeft veel meer macht.
Ook is zij geheim (niet rekeninghoudend met de lekking in de media) en niet tegensprekelijk:
de verdachte moet ondergaan wat er gebeurd in het vooronderzoek. Er is hier geen beroep
voor mogelijk. Zie telefoontap: hier kan je ook niks aan doen, want kom je pas te weten nadat
dit is uitgevoerd.
De grondwet schrijft voor dat de terechtzitting openbaar is. Dit deel van het proces is
tegensprekelijk. Hier heb je als verdachte recht op inzage van het strafdossier (1 uitz.: BOM).
Het is alsmede mondeling.
Dit onderscheid moet dus sterk worden gerelativeerd. De rechtspraak van het EHRM zorgt
ervoor dat deze procedures naar elkaar toegroeien. Wij (inquisitoire traditie) zijn meer en
meer accusatoire tradities aan het opnemen. Ook in de Common Law landen worden aspecten
van ons systeem overgenomen. VB: jury bij elke procedure wordt afgenomen, meer
schriftelijke procedure.
De raad van europa telt 47 lidstaten, dus de arresten van het EHRM die bepaalde normen
opleggen hebben dus een zeer verregaande strekking. Deze landen hebben verschillende
tradities. Hierdoor groeien de tradities tot elkaar.
Het arrest Salduz v. Turijke: Salduz was een turkse minderjarige die omwille van activiteiten
voor de PKK. Art. 6 EVRM moet zo worden geïnterpreteerd dat iemand die van zijn recht
beroofd wordt heeft onmiddellijk recht op bijstand van zijn advocaat en niet pas na 24uur.
Salduz-wet: De bijstand van een advocaat moet worden uitgebreid naar alle procedures (wat
nu nog niet het geval).
Onder invloed van de kleine Franchimont (1998) Wijziging van de strafprocedure om de
procedure van het vooronderzoek weg te trekken van het inquisitoire
De grote Franchimont heeft het niet gehaald (zelfde doelstellingProcedure minder
inquisitoir maken) Gesneuveld in het parlement
Hoofdstuk 3: Verloop van het strafproces
Het strafproces verloopt in 2 fasen (onderscheid met burgerlijk proces):
1: Een geheime fase Het vooronderzoek (grotendeels inquisitoir) -> hier
wordt meer en meer nadruk opgelegd. Dit kan jaren duren, terwijl de terechtzitting
veel sneller gaat.
2: Een openbare fase Het onderzoek ten gronde (grotendeels accusatoir)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!9
§1. Het vooronderzoek
Het vooronderzoek is de fase die het onderzoek ter terechtzitting vooraf gaat en waarin
gepoogd wordt de verdachte te identificeren en na te gaan of er voldoende bezwaren
tegen hem bestaan. Is dit niet zo dan wordt het onderzoek stopgezet en wordt de tweede
fase, het onderzoek ten gronde, niet aangevat.
Over de grond van de zaak wordt in deze fase nog geen uitspraak gedaan. De
onderzoeksverrichtingen tijdens het vooronderzoek zijn “voorlopig”. Alle
onderzoeksverrichtingen zullen opnieuw moeten worden gesteld wanneer er een
beoordeling “ten gronde” komt.
Als je een casus krijgt dan moet je je als eerst afvragen of het een opsporingsonderzoek
is, of een gerechtelijk onderzoek (regels verschillen).
A. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek
Het vooronderzoek kan de vorm aannemen van een opsporingsonderzoek of van een
gerechtelijk onderzoek
o Het opsporingsonderzoek is het onderzoek dat wordt gevoerd door de procureur des
Konings (O.M.) en zijn hulpofficieren (zonder tussenkomst van de onderzoeksrechter). Een
opsporingsonderzoek kan worden afgesloten met een beslissing tot niet-vervolging of met een
dagvaarding voor het vonnisgerecht. Meer dan 90% van de zaken wordt op deze manier
afgehandeld. Geen tussenkomst van de onderzoeksrechter vereist.
Het opsporingsonderzoek kan ook met een buitengerechtelijke afdoening worden besloten:
▪ Een minnelijke schikking (Art. 216bis Sv.)
▪ Een bemiddeling (Art. 216ter Sv.)
o Het gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd door de onderzoeksrechter, op vordering
van de procureur des Konings. Dat gebeurt voor de zwaarste misdrijven, waarbij
dwangmaatregelen (zoals een huiszoeking, telefoontap, aanhoudingsbevel) moeten gebeuren
die de procureur niet zelf kan bevelen. De 10% die hieronder valt zijn de zwaarste zaken.
Wanneer men een onderzoek kan voeren zonder dat er een huiszoeking, etc. nodig is dan zal
de procureur des Konings dit zelfstandig afhandelen. Aan de verdachten en het slachtoffer
wordt de mogelijkheid geboden om het gerechtelijk onderzoek mee te sturen. Het verloopt
onder de controle van de onderzoeksgerechten (kamer van inbeschuldigingstelling) Het wordt
afgesloten door de raadkamer in een regeling der rechtspleging.
Het onderscheid tussen het O.M. en de rechter is essentieel. Ze zijn beiden magistraat, maar
het statuut van het O.M. is minder onafhankelijk want zij bevinden zich in een hiërarchische
positie. Dit zorgt ervoor dat in het opsporingsonderzoek veel minder maatregelen kunnen
worden getroffen. VB: huiszoeking/ondervraging van getuigen: Hier heb je een rechterlijk
bevel nodig dus kan dit niet in het opsporingsonderzoek.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!10
Er is vraag naar het al dan niet behouden van het gerechtelijk onderzoek: In andere landen
wendt men zich gewoon tot de rechter in bepaalde gevallen. Het is dus slechts een
opsporingsonderzoek.
B. Kenmerken van het vooronderzoek
o Het vooronderzoek is: geheim (1), niet-tegensprekelijk (2) en schriftelijk (3).
Het vooronderzoek heeft dus een uitgesproken inquisitoir karakter.
Dit inquisitoir karakter wordt afgezwakt door de kleine Franchimont van 12 maart 1998. Deze
heeft hierdoor een meer horizontale processtructuur gekregen doordat de partijen in de
mogelijkheid worden gesteld de gang van zaken mee te beïnvloeden. Men kan een controle
uit gaan oefenen wanneer men zich binnen een gerechtelijk onderzoek bevindt (geld dus niet
voor het opsporingsonderzoek).
(1) Het geheim karakter van het vooronderzoek
Het vooronderzoek is in principe geheim
o Art. 28quinquis §1 Sv. Opsporingsonderzoek
o Art. 57 §1 Sv. Gerechtelijk onderzoek
Doel:
Enerzijds ervoor zorgen dat het onderzoek niet wordt gedwarsboomd.
Anderzijds vermijden dat er onnodige publiciteit aan de zaak zou worden gegeven,
wat nadelig zou kunnen zijn voor de verdachte (wanneer na verloop van tijd zijn
onschuld zou blijken).
Draagwijdte: Interne en externe openbaarheid.
1. Interne openbaarheid (t.a.v. verdachte en slachtoffer)
▪ De verdachte is niet aanwezig bij de onderzoeksverrichtingen en heeft in deze fase
van het onderzoek geen inzage in het strafdossier. Deze wordt niet betrokken bij de
onderzoeksverrichtingen. Hetzelfde geldt voor zijn advocaat en voor het slachtoffer.
Milderingen op de interne openbaarheid (door Wet Franchimont):
▪ Iedereen die wordt ondervraagd heeft recht op een gratis kopie van zijn proces-
verbaal van ondervraging te vragen. Vroeger als je werd ondervraagd en er een PV
werd opgesteld dan kreeg je er geen kopij van. Art. 28quinquies §2 Sv en Art. 57 §2
Sv.: Dit wordt onmiddellijk afgegeven of binnen 3 maanden. Voorkomen dat men
andere personen kan briefen om gelijklopende verklaring af te leggen (collaties
voorkomen). Is dit nuttig? (Je kan gewoon je antwoorden opschrijven als je thuis bent)
▪ (Beperkte) inzage in het strafdossier Art. 61ter Sv.: geld enkel voor de zaak die bij
wijze van een gerechterlijk onderzoek wordt onderzocht. Zie ook art. 21-22
voorlopige hechteniswet en art. 127 Sv. voor uitzonderingen op dit principe mbt het
gerechterlijk onderzoek.
2. Externe openbaarheid (t.a.v. het publiek/media en pers)
▪ Alle onderzoeksverrichtingen en procedurehandelingen vinden in het geheim plaats
(achter gesloten deuren), zonder dat het publiek wordt toegelaten <> groot onderscheid
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!11
met de common law landen. Zowel voor de reputatie van de persoon zelf alsmede om
het onderzoek niet te belemmeren. Grondwettelijk hof: Het geheim karakter houdt
aldus verband met het vermoeden van onschuld. Bij de terechtzitting is dit geheim
karakter niet aanwezig. Dit omdat er reeds een onderzoek werd gevoerd.
Milderingen op de externe openbaarheid
▪ Indien het openbaar belang dit vereist kan de procureur des Konings
persmededelingen doen. Art. 28quinquies §3 Sv. en Art. 57 §3 Sv.: De wet van 12
maar 1989: Het recht opgenomen voor het O.M.om pers mededelingen te doen, met
inbegrip van bepaalde voorwaarden en de rechten van verdediging. Algemene
informatie wordt aan het publiek ter kennisgegeven.
▪ De advocaat op grond van Art. 28quinquies §4 Sv. en Art. 57 §4 Sv.: Hij kan namens
zijn cliënt informatie aan de pers verstrekken. De advocaat heeft hiervoor toestemming
van zijn cliënt nodig. Hij moet alsmede zijn deontologie respecteren. Het mag dus niet
uitdraaien in een pleidooi voor uw cliënt.
In beide gevallen (parket en advocaat), voor zover als mogelijk, mag de identiteit (ook
geen foto) van de in het dossier genoemde partijen niet worden vrijgegeven.
Sanctionering:
o Eenieder die beroepsmatig zijn medewerking verleent aan het onderzoek is tot
geheimhouding verplicht = belang van de strafvordering en het vermoeden van
onschuld. Deze geheimhoudingsverplichting geldt ook t.a.v personen en bedrijven uit
de privésector die gehouden zijn gevolgen te geven aan bepaalde vorderingen van de
overheid. Art. 28quinquies §1 Sv. en Art. 57 §1 Sv.: Deze schending van het geheim
heeft niet de nietigheid van het proces tot gevolg. Het hof van cassatie stelt dat het
recht op een eerlijk proces niet in het gedrang komt als men als verdachte negatief in
het beeld komt. Deze kan wel de nietigheid van de opsporingshandeling tot gevolg
hebben. Er is een vaste persrechter die de contacten met de pers regelt. De magistraat
die het vonnis heeft geveld mag nooit voor de camera zijn vonnis gaan uitleggen.
“een rechter spreekt via zijn vonnissen en voor de rest zwijgt hij” Een magistraat van
het parket heeft dit niet, of toch minder (want moet niet objectief zijn).
o Schending van deze verplichting kan invloed hebben op de geheimhouder (sanctie =
strafrechterlijk misdrijf ex. Art. 458/460ter SW.) en op de strafprocedure zelf
(nietigheid van bepaalde opsporingshandelingen)
Spanningsveld geheimhouding en de pers
o De journalist is niet gebonden door het geheime vooronderzoek, enkel de personen
die beroepshalve meewerken aan dat vooronderzoek zijb gehouden tot
geheimhoudingsplicht.
Ook bestaat er de speciale rechtsfiguur van het persmisdrijf die journalisten
beschermt die, bij het schenden van het geheim van het onderzoek, een misdrijf
zouden plegen (helling/laster en eerroof) -> moeilijke procedure voor HvA waardoor
dat persmisdrijven meestal onbestraft blijven.
o Journalisten hebben sinds 2005 het wettelijk recht hun informatiebronnen te
beschermen en kunnen niet vervolgd worden wegens medeplichtigheid aan schending
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!12
van het beroepsgeheim Bronnengeheimhouding
➔ Delicate evenwichtsoefening tussen de noodzaak aan een vrije
gerechtsverslaggeving en de bescherming van het vermoeden van onschuld en de
privacy van verdachten en slachtoffer.
(2) Het niet-tegensprekelijke karakter en sturing van vooronderzoek
Tijdens het vooronderzoek heeft de verdachte in principe niet het recht de tegen hem
verzamelde bewaren te weerleggen en verweermiddelen aan te voeren. Hij zal deze
mogelijkheid pas krijgen wanneer de zaak aan de vonnisrechter wordt voorgelegd, bij het
onderzoek ten gronde. (Hier wordt er immers geen uitspraak ten gronde gedaan)
Mildering van dit principe t.a.v. het gerechtelijk onderzoek De partijen kunnen het
onderzoek mee sturen door aan de onderzoeksrechter specifieke onderzoeksdaden te
vragenSturing ex Art. 61quinquies Sv. en art. 47bis 1 b SV.
(3) Het schriftelijk karakter van het vooronderzoek(strafdossier)
Alle verrichtingen tijdens het vooronderzoek zijn schriftelijk Van elke
onderzoeksverrichting wordt een geschrift (proces-verbaal) opgemaakt, dat wordt
toegevoegd aan het strafdossier. Dit strafdossier vormt de basis voor het latere onderzoek
ter terechtzitting
Het onderzoek is geheim, maar om controle te houden op wat er in het vooronderzoek
werd gevoerd is er een strafdossier nodig. Als dit niet schriftelijk was dan zou elke latere
controle door de rechter onmogelijk zijn. VB: ondervraging van een verdachte. Hier is
een PV nodig, want anders kan men zeggen wat men wil. Art. 47bis Sv. Regels
opnemen van processen-verbaal van verhoren
§2. Het onderzoek ten gronde
Het onderzoek ten gronde is de onderzoeksfase waarin uitspraak wordt gedaan over de
grond van de zaak. Er wordt nagegaan of de feiten lastens de beklaagde bewezen zijn en
over de eventuele straf. Het onderzoek ten gronde vindt plaats voor de vonnisgerechten,
in aanwezigheid van de beklaagde, die nu het openbaar ministerie kan “tegenspreken”
De algemene kenmerken van de procedure zijn tegengesteld aan die van het
vooronderzoek
Het onderzoek ten gronde is openbaar (1), tegensprekelijk (2) en mondeling (3)
(1) Openbaarheid van terechtzitting en uitspraak
De openbaarheid van de terechtzitting en de uitspraak is door de grondwet gewaarborgd
(Art. 148-149 GW)
Belangrijk want hier kan het publiek een controlefunctie uitgeoefend, doch wordt dit
vaak waargenomen door de pers.
Op de openbaarheid van de terechtzitting bestaan twee uitzonderingen:
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!13
o De rechter kan bevelen dat de zitting achter gesloten deuren plaatsvindt als de
openbare orde of de goede zeden in gevaar komen (Art. 148 G.W.) -> vaak zedenzaken.
Enkel de partijen in de zaak en de advocaat mogen aanwezig zijn. Het is niet de bedoeling dat
de advocaat dan aan de pers verteld wat er gebeurd is, evident ogv de deontologie.
o Op grond van Art. 6 EVRM kan dat ook als het privé-leven van de partijen in het
gedrang komt
Van het beginsel van de openbaarheid van de uitspraak kan niet worden afgeweken (Art.
149 G.W.) Moet altijd openbaar.
De openbaarheid geldt niet voor de onderzoeksgerechten, tenzij in de gevallen waarin de
raadkamer of de kamer van inbeschuldigingstellign zich uitspreken over de grond van de
zaak (Art. 9 Wet Bescherming Maatschappij; Art. 6 Probatiewet)
De openbaarheid speelt op twee niveaus:
1. Interne openbaarheid: De beklaagde en het slachtoffer krijgen automatisch inzage in het
volledige strafdossier. Dit is noodzakelijk om zich naar behoren te kunnen verdedigingen
tegen de aanklacht. (uitz. Bijzonder dossier van de BOM).
2. Externe openbaarheid: Voor de openbare opinie (en de pers) heeft de openbaarheid een
controlefunctie. Het laat het publiek toe toezicht uit te oefenen op de strafrechtspleging.
De minister van justitie is politiek verantwoordelijk.
(2) Het tegensprekelijk karakter van de procedure
Het recht op tegenspraak is de essentie van het recht op verdediging. Het onderzoek
verloopt in de vorm van een debat tussen de vervolgende partij (het openbaar ministerie)
en verdedigende partij (de beklaagde). Het gaat om een recht, niet om een plicht. De
beklaagde kan verstek laten gaan.
Equality of arms Openbaar ministerie en beklaagde staan op gelijke voet
In de praktijk wordt aan het principieel tegensprekelijk karakter van de rechtspleging
ten gronde afbreuk gedaan door het grote gewicht dat uitgaat van het strafdossier. In de
praktijk steunt de bewijsvoering ter terechtzitting doorgaans hoofdzakelijk op de
stukken in het strafdossier Dus op de bewijzen die tijdens het vooronderzoek op
niettegensprekelijke wijze vergaard zijnDe taak van de vonnisrechter is in grote
mate herleid tot die van een verificatierechter, die de stukken uit het strafdossier
nagaat. De Belgische strafrechter speelt een actieve rol in de procedure.
(3) Mondeling karakter van de rechtspleging
De verrichtingen tijdens het onderzoek ten gronde gebeuren mondeling, al wordt wel een
proces-verbaal van de terechtzitting opgesteld (Art. 155 en 190ter Sv.)
o Het openbaar ministerie vordert mondeling (tegenover het schriftelijke van het
vooronderzoek)
o Onderzoeksverrichtingen (ondervraging, getuigenverhoor) en pleidooien gebeuren
eveneens mondeling-> moet echter worden gerelativeerd.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!14
Van de rechtspleging ter terechtzitting wordt wel een schriftelijk verslag opgemaakt, proces-
verbaal van de terechtzitting of zittingsblad, waarin de griffier het algemeen verloop van de
procedure uiteenzet en de voornaamste verklaringen van de ondervraagde getuigen vermeldt.
Juridische argumenten worden aangevoerd in een schriftelijke conclusie wat later gekoppeld
wordt aan een mondeling pleidooi. Echter gelet op de toevloed aan strafzaken is het zo dat
pleidooien ook geen uren mag duren. Een correctionele rechter moet soms op 1 voormiddag
6/7 zaken beoordelen.
Hoofdstuk 4: Actoren in het strafproces
In het strafprocesrecht komen er veel meer actoren te pas dan bij het burg. Procesrecht.
§1. De verdachte
A. Situering
o De verdachte is de persoon die ervan verdacht wordt een strafbaar feit te hebben
gepleegd. Het strafproces draait volledig rond de verdachte. Het is de feitelijke situatie,
nog geen bewijs, men verdenkt hem om een misdrijf te hebben gepleegd. Zijn er
voldoende bewijzen tegen de verdachte om hem voor de strafrechter te brengen?
B. De verschillende statuten van verdachte
Men begint met de term verdachte (1): generieke verzamelnaam voor alle categorieën
personen tegen wie een strafzaak loopt.
Tijdens het vooronderzoek Inverdenkinggestelde (2a)
▪ Vaak zal de verdachte bij het begin van het onderzoek een onbekende zijn. Deze weet
niet dat hij verdacht wordt voor een bepaald misdrijf. (gerechtelijk/opsporings)
▪ De inverdenkinggestelde is de verdachte tegen wie een formele aanklacht werd
geformuleerd, de zgn. inverdenkingstelling (Art. 61bis Sv.). Iemand die officieel weet dat
hij verdacht wordt van een misdrijf.
Men zal dus zijn verdediging kunnen voorbereiden. Men zal alsmede bepaalde rechten
krijgen om dit te doen.
De inverdenkingstelling gebeurt automatisch wanneer het gerechtelijk onderzoek op
naam van een welbepaalde verdachte werd gevorderd.
Vaak is het moeilijk om te achterhalen of men een getuige of een verdachte is, wanneer je
een 2de of 3de keer wordt verhoord werd men pas in verdenking gesteld => soort misbruik
van die getuige verklaring- > verdediging kan nog niet worden voorbereid.
Wanneer in de loop van het onderzoek de onderzoeksrechter ernstige aanwijzingen van
schuld vindt tegen de verdachte, is hij verplicht deze in verdenking te stellen
▪ Een inbeschuldiginggestelde (2b) is een verdachte die naar het Hof van Assisen is
verwezen door de kamer van inbeschuldigingstelling
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!15
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting Beklaagde of beschuldigde (3)
▪ Het onderscheid beschuldigde/beklaagde slaat op het rechtscollege waarnaar de betrokkene
werd verwezen: iemand die voor een vonnisgerecht wordt geleid.
- Politierechtbank of correctioneel rechtbank Beklaagde
- Hof van Assisen Beschuldigde
o De rechten waarop de betrokkene aanspraak kan maken verschillen
▪ De rechten van de verdachte (sensu stricto) zijn zeer beperkt
▪ De inverdenkinggestelde tegen wie een gerechtelijk onderzoek loopt
heeft daarentegen toegang tot talrijke procedures. Bv. Inzage in het
strafdossier vragen en bijkomende onderzoeken vorderen
▪ De beklaagde en beschuldigde beschikken over alle rechten van een
volwaardige procespartij. Alle in Art. 6 EVRM opgesomde
verdedigingsrechten zijn hier gegarandeerd
▪ De rechten van de veroordeeldeIn het raam van het
strafuitvoeringsrechtHet vermoeden van onschuld, dat gedurende
gans het strafrechtelijk onderzoek blijft bestaan en toepasselijk is op de
verdachte, de inverdenkinggestelde en beklaagde/beschuldigde, geldt
niet voor de veroordeelde
o Vroeger kon de strafvordering enkel tegen natuurlijke personen worden ingesteld en
konden rechtspersonen nooit als verdachte optreden <> NuArt. 2bis VTSv. Regelt
de instelling van de strafvordering tegen rechtspersonen
De veroordeelde (4) Persoon die veroordeeld is door een in kracht van gewijsde getreden uitspraak
De lasthebber ad hoc (5) Wanneer een rechtspersoon samen met de natuurlijke personen die haar
vertegenwoordigen vervolgd wordt voor dezelfde of samenhangende feiten, wijst de
rechtbank, ambtshalve of op verzoekschrift, een lasthebber ad hoc aan om de
rechtspersoon te vertegenwoordigen (Art. 2bis VTSv.) De belangen van de rechtspersoon
en haar vertegenwoordigers kunnen tegenstrijdig zijn, waardoor de verdachten de schuld
zouden kunnen afschuiven op de rechtspersoon. De rechtspersoon wordt dus beter niet
door zijn eigen vertegenwoordigers vertegenwoordigd. Is veeleer een advocaat.
Vanaf de strafpleging => enkel advocaat kan de rechtspersoon vertegenwoordigen. Doet
hij dat niet dan zijn de rechten van verdediging van de RP geschonden.
C. De advocaat
De advocaat is de vertegenwoordiger van de verdachte. Samen vormen zij de verdediging. De
advocaat is de vertrouwenspersoon van de verdachte en de confidentialiteit in hun betrekking
is wettelijk beschermd (Art. 90sexies, lid 3 en Art. 90octies Sv.) De advocaat dient zich ook te
houden aan deontologische regels van de balie. Zij is echter geen partij als dusdanig. Hij is de
onafhankelijke vertegenwoordiger. De relatie tussen de advocaat en de client is een
vertrouwensrelatie, maar geen loopknecht. Deze verdedigt zijn eigen positie.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!16
Visie EHRM (niet in belgie gevolgd): De advocaat kan op een zeker hoogte gelijkgesteld
worden met zijn partij. Wanneer men bepaalde info niet aan de verdediging wil vrijmaken,
bv. namen van politiemensen die hebben geïnfiltreerd, dan kan dit. Maar men kan echter wel
overgaan tot het verlenen van die info aan de advocaat, die hij dan niet mag doorspelen aan de
advocaat. Op deze manier wordt de verdediging op de hoogte gesteld. In België wordt dit niet
gevolgd omdat dit ervoor zorgt voor wringingen. Want de advocaat weet meer dan zijn client.
Alsmede wil de advocaat dit niet, want als de advocaat bepaalde info heeft en dit niet voor de
rechtbank mag gebruiken (want client zit daar), dan weten zij dat liever niet. Vb.: het
vertrouwelijk dossier komt niet ter inzage van zowel de advocaat als van de verdachte
§2. Het slachtoffer
A. Situering
Het slachtoffer is de persoon die rechtstreeks benadeeld werd door het misdrijf, of de
burgerlijke partij. (feitelijk gezien het slachtoffer van een misdrijf). De aandacht voor het
slachtoffer in het strafproces is sinds eind jaren ’90 (dutroux affaire) sterk toegenomen.
Niet enkel in België, maar ook de EU.
Bij ons heeft het slachtoffer zeer veel te zeggen en dit in vergelijking met andere landen. Zij
speelt aldus een belangrijke rol in ons strafproces en kan alsmede een schadevergoeding gaan
vorderen. In landen met een Angelsaksische rechtstraditie is de rol van het slachtoffer zeer
beperkt, want proces betreft enkel het O.M. and the defence. In Nederland heeft men enkele
jaren geleden een “hoorrecht” ingevoerd in het strafproces zeer veel kritiek: want dit kan de
rechter negatief beïnvloeden t.o.v. de dader. Bij ons zijn wij het gewoon dat het slachtoffer
een gewoon optredende partij is bij het proces.
B. De verschillende statuten van het slachtoffer
Het slachtoffer in het algemeen
▪ Slachtoffervriendelijke bejegening (Art. 3bis VTSv.)
Slachtoffer moeten zorgvuldig of correct bejegend worden. Dit werd ingesteld omdat men
merkte dat slachtoffers bij het eerste contact met de politie niet correct werden bejegend.
Slachtoffers die schadevergoeding willen eisen voor de strafrechter zijn niet verplicht zich
vooraf bij het parket te registreren als benadeelde. De procureur des konings is verplicht ‘alle
gekende slachtoffers’ op te roepen voor de openbare terechtzitting in geval de zaak
aanhanging wordt gemaakt door rechtstreekse dagvaarding en oproeping bij proces-verbaal.
Van zodra de mogelijkheid bestaat dat het misdrijf schade heeft berokkend aan een derde, is
de strafrechter verplicht de burgerlijke belangen ambtshalve aan te houden, ookal komt het
slachtoffer op de terechtzitting niet opdagen (art. 4 VTSv). Het slachtoffer kan dan zijn eis tot
schadevergoeding aanhangig maken bij de burgerlijke rechter (art. 1034bis Ger.W.) of bij de
strafrechter (art. 4 VTSv)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!17
Het minderjarig slachtoffer van een seksueel misdrijf mag zich tijdens elk verhoor vanwege
de gerechtelijke instanties laten bijstaan door een vertrouwenspersoon (meerderjarig persoon
naar keuze) (art. 91bis SV) De processenverbaal van het verhoor en de cassettes van opname
worden overgelegd aan het onderzoeksgerecht en het vonnisgerecht, zulks in de plaats van de
persoonlijke verschijning van de minderjarige (art. 100 Sv)
Slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en hun nabestaanden die niet via de normale
kanalen schadevergoeding kunnen verkrijgen (via burgerlijke partijstellingen), kunnen
zich richten tot het slachtofferhulpfonds.
Legt de vonnisrechter een effectieve vrijheidsstraf op, dan moet hij de burgerlijke partij
inlichten over de mogelijkheid deel te nemen aan de debatten van de
strafuitvoeringsrechtbank (art. 195 lid 7 Sv.)
▪ Herstelbemiddeling tussen dader en slachtoffer
Alle personen die een direct belangen hebben in het kader van een gerechtelijke procedure
wordt de mogelijkheid geboden om beroep te doen op herstelbemiddeling, buiten de
strafprocedure om, die de dader en het slachtoffer toelaat elkaar te ontmoeten in aanwezigheid
van een neutrale bemiddelaar van een erkende bemiddelingsdienst (art. 553 Sv.)
≠ Bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv.)
Als dader en slachtoffer ermee instemmen kunnen zij buiten de gerechtelijke
procedure om onderhandelen onder begeleiding van een erkend bemiddelaar. Die
heeft een vertrouwelijkheidsplicht en ook alle gesprekken en documenten die worden
gebruikt zijn vertrouwelijk, kunnen dus niet worden aangewend buiten de
bemiddeling, zelfs niet voor het gerecht.
Als de partijen akkoord gaan, kunnen bepaalde elementen wel ter kennis gebracht
worden van de gerechtelijke instanties (Art. 555 Sv., 195 in fine Sv.)
Bemiddeling is mogelijk in elke fase van de strafprocedure, zelfs nog tijdens de fase
van de strafuitvoering
De benadeelde persoon
▪ De benadeelde persoon is degene die verklaart schade te hebben geleden door het misdrijf
(Art. 5bis VTSv.) -> onderscheid zich dus van het eigenlijke slachtoffer. De verklaring
wordt in persoon of door een advocaat afgelegd op het secretariaat van de procureur des
konings of op het politiesecretariaat. Elke benadeelde wordt geïnformeerd over deze
mogelijkheid en de daarbij horende rechten (bijstand door een advocaat, inzage in het
strafdossier)
▪ In tegenstelling tot de burgerlijke partij is de benadeelde persoon geen procespartij. Zijn
rechten bestaan vooral in het krijgen en geven van informatie. Hij wordt op de hoogte
gehouden van het verloop vd strafzaak (seponering, instellen gerechtelijk onderzoek, bepaling
rechtsdag). Alsmede kunnen er bepaalde documenten aan het dossier worden toegevoegd.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!18
De burgerlijke partij
▪ De burgerlijke partij is het rechtstreekse slachtoffer dat het initiatief genomen heeft om een
procespartij te worden
➔ Men kan dat worden in het gerechtelijk onderzoek of het eigenlijk proces.
➔ Men kan alsmede de procedure gaan sturen. Men krijgt het woord, zoals de
beklaagde dat krijgt.
Niet enkel het slachtoffer zelf, maar ook de rechtsopvolgers van het slachtoffer kunnen als
burgerlijke partij optreden De burgerlijke partij kan zich laten bijstaan door een advocaat.
Ook rechtspersonen kunnen zich burgerlijke partij stellen
▪ De burgerlijk vordering betreft uitsluitend de schadevergoeding
▪ De burgerlijke partij krijgt dezelfde rechten als de inverdenkinggestelde verdachte (inzage,
opheffing ve maatregel, aanhangig maken bij kamer van inbeschuldigingstelling, bijkomende
onderzoeksdaden, beroep aanteken, gehoord worden…). wapengelijkheid
▪ De burgerlijke partij die ongelijk haalt, wordt veroordeeld tot de gerechtskosten met inbegrip
van de rechtsplegingsvergoeding, zeker als ze zelf de zaak op gang heeft gebracht.
Wanneer men alsmede een schadevergoeding wil bekomen dan is het proceseconomisch beter
om zich ook burgerlijke partij te stellen.
§3. De burgerlijk aansprakelijke partij (burgerrechtelijk figuur)
In het strafprocesrecht kan ook uitspraak worden gedaan over de burgerlijke vordering
(de vordering tot schadevergoeding). Dit wordt toegelaten om de belangen van het
slachtoffer te verdedigen. In principe is de burgerlijke vordering gericht tegen de
beklaagde/beschuldigde, maar kan tevens gericht worden tegen de personen die,
krachtens de regels van het aquiliaans aansprakelijkheidsrecht, burgerrechtelijk
aansprakelijk (art. 1384 BW) is voor de door de beklaagde/beschuldigde veroorzaakte
schade. In sommige gevallen kan de burgerlijke aansprakelijke partij zelfs burgerlijk
aansprakelijk worden gesteld voor het betalen van de geldboete waartoe de beklaagde
werd veroordeeld. Het slachtoffer heeft hier belang bij, want de financiële toestand van
de werkgever/ouders zal doorgaans beter zijn dan die van de werknemer/kind.
De burgerlijke partij is geen noodzakelijke partij (uitz.: ouders vd ‘uit handen gegeven’
minderjarige)
§4. De (vrijwillig of gedwongen) tussenkomende partij (burgerrechtelijke figuur)
In principe zijn derden geen partij in het strafproces. Dus tussenkomst is niet toegelaten.
De rechtspraak aanvaardt echter dat derden vrijwillig kunnen tussenkomen als de wet aan
de strafrechter toelaat om, tezelfdertijd met de beslissing over de strafvordering, een
sanctie of maatregel lastens een derde uit te spreken.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!19
Een belangrijk toepassingsgeval hiervan is de confiscatie van zaken die aan een derde
toebehoren (Art. 42 Sw.) Derden die dreigen het slachtoffer te worden van een
verbeurdverklaring kunnen zich daartegen verzetten voor de strafrechter. Zij worden
daartoe op de hoogte gebracht van de datum van rechtsdag (Art. 5ter VTSv.)
Soms kan een derde ook gedwongen worden tussen te komen (WAM-wet, gecombineerd
met de Wet LVO): een rechtstreeks vorderingsrecht tegen de verzekeraar, dus nood aan
gedwongen tussenkomst.
o Bv. Verzekeraars Die moeten tussenkomen op vraag van de burgerlijke
partij of de verzekerde zelf. Ook vrijwillig kunnen verzekeraars kunnen
tussenkomen voor de strafrechter, bv. in het verkeersrecht
§5. De politie
A. Situering
De samenstelling van het strafdossier gebeurd door de politie, maar men is geen partij.
De Wet Geïntegreerde Politiedienst (WGP, 7 december 1998) vormde de bestaande
politiekorpsen om tot 1 politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, een lokaal en een
federaal. Vroeger was er de Rijkswacht, de gemeentepolitie en de gerechtelijke politie (bij
de parketten): info over lopende strafrechtelijke onderzoeken werd niet doorgespeeld: nu
hebben we een algemene nationale gegevensbank
B. Taken van de politie
Politiemensen hebben zowel bestuurlijke als gerechtelijke taken (essentieel onderscheid)
1. Daden van bestuurlijke politie
Daden van bestuurlijke politie situeren zich binnen het preventieve toezicht dat door de politie
wordt uitgeoefend. Het gaat onder meer om het algemeen toezicht, politiecontroles,
handhaving van de openbare orde, voorkomen van misdrijven en beschermen personen en
goederen (Art. 14 Wet Politieambt)
2. Daden van gerechtelijke politie
▪ Daden van gerechtelijke politie zijn politieopdrachten die ertoe strekken misdrijven op te
sporen en vast te stellen en hierbij bewijzen te verzamelen die eventueel later aan een rechter
kunnen worden voorgelegd (Art. 15 WPA): gerelateerd op een concreet misdrijf.
▪ Repressief karakter
Reactieve recherche: het reageren op het plegen van een misdrijf.
Proactieve recherche: misdrijven die nog niet gepleegd, en waarvan men nog
geen volledige kennis heeft. Het hof van cassatie interpreteert dit zeer eng,
waardoor dat dit in de praktijk niet veel voorstelt. Vaak wordt het als een
reactieve recherche gezien.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!20
Bv: patrouille op de weg gewone controle uitoefent = daad van bestuurlijke politie,
inbreuken vaststel = daad van gerechtelijke politie. (zeer moeilijk om de grens te trekken)
Politieofficieren zijn verplicht misdrijven op te sporen, vast te stellen en ze ter kennis te
brengen van het openbaar ministerie. Zelf mogen zij echter geen vervolgingen instellen. Dit is
het monopolie van het openbaar miniserie. Bij het opsporen en vaststellen van misdrijven
treden zij op onder de leiding en het gezag van de procureur des konings/onderzoeksrechter.
Vorderingen zijn principe schriftelijk en vermelden de rechtsbasis waarop zij berust, behalve
in spoedeisende gevallen. De operationele leiding berust bij de hiërarchische oversten van de
politiekorpsen. In geval van noodzaak verlenen agenten elkaar bijstand.
▪ Om daden van gerechtelijke politie te kunnen uitoefenen moet de politieambtenaar daartoe
door de wet gemachtigd zijn (Art. 8/6, lid 2 WPA). Hij moet daarvoor bekleed zijn met de
hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie (afhankelijk van de graad). Wanneer men
niet over die hoedanigheid beschikt (slechts een administratieve bevoegdheid) kan men niet
actief misdrijven opsporen en vaststellen. Stellen zij toch een misdrijf vast dan dienen zij dit
te melden (art. 29, al.1 Sv)
▪ Daarnaast bestaan er ook hulpofficieren van de procureurs des Konings. Dit zijn
politieambtenaren met de graad van officier of met bepaalde anciënniteits- en
opleidingsvoowaarden. Deze hebben wat de betrapping op heterdaad betreft dezelfde
bevoegdheden als de procureur des koning. Mag dus op eigen initiatief, maar moet de
magistraat naderhand verwittigen. Enkel hulpofficieren (van de procureur des konings)
kunnen op bevel van de onderzoeksrechter huiszoekingen en inbeslagnemingen uitvoeren
(Art. 89bis Sv.) en vorderingen uitvoeren met betrekking tot het afluisteren van
privécommunicatie en telecommunicatie (Art. 90quater §3 Sv.)
C. Statuut van de politie
o De nieuwe politiestructuur
▪ geïntegreerde politiedienst met 2 niveaus Lokaal en Federaal (met essentieel
verschillende bevoegdheden)
▪ Eenheidsstatuut qua rekrutering, pensioen … en onderworpen dezelfde deontologische
regels. Daarnaast geldt ook het mobiliteitsprincipe. De politiediensten bestaan uit een
operationeel en een administratief en logistiek kader.
o De lokale politie (Bestuurlijke en gerechtelijke taken)
▪ De lokale politie is verantwoordelijk voor de basispolitiezorg. Het grondgebied van
het Rijk wordt ingedeeld in politiezones (196) die uit éen of meer gemeenten bestaan
Voor meergemeentezones Politieraad en politiecollege
Voor ééngemeentezones Gemeenteraad en CBS
Per politiezone wordt een zonale veiligheidsraad ingesteld, waarin systematisch overleg
plaatsvindt tussen burgermeesters, de procureur des Konings, de korpschef (heeft een
uitvoerende taak) en bestuurlijke directeur-coördinator van de federale politie. Het
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!21
bespreekt het zonaal veiligheidsplan, bevordert de optimale coördinatie van het optreden
van de lokale politiediensten en evalueert de uitvoering van het plan
Elke politiezone beschikt over een lokaal politiekorps geleid door een korpschef
(uitvoerende functie). De burgemeester is dus niet meer de hoofd van de politie. Per korps is
er een opsporingsdienst, die wordt geleid door een politieambtenaar. Het is deze dienst die
instaat voor de uitvoering van de gerechtelijke taken. Het gezag en de leiding wordt
uitgeoefend door de burgemeester of het politiecollege
o De federale politie
▪ De federale politie is verantwoordelijk voor de gespecialiseerde en de bovenlokale
politiezorg (art. 3.al. 3 wet geïntegreerde politiedienst)
▪ Ze bereidt onder meer het nationaal veiligheidsplan voor en draagt bij, na de goedkeuring
ervan, tot de uitvoering met haar algemene diensten en directies (art. 92)
▪ Samenstelling
Piramidale structuur:
De federale politie staat onder leiding van de commissaris-generaal (Katrien de Bolle)
Onder hem staan een reeks algemene directies (centrale diensten die een taak op zich
nemen, Bv. personeelsbeheer) en gedeconcentreerde diensten (arrondissementele
diensten die het werk van de federale politie uitvoeren op een kleinere schaal)
▪ Gezag en leiding
Justitiële taken Minister van Justitie
Bestuurlijke taken Minister van Binnenlandse zaken
▪ Bevoegdheid
De federale politie is bevoegd voor het hele Belgische grondgebied (zij verrichten zowel
daden van gerechtelijke en bestuurlijke politie -> vorm van dubbel onderscheid):
2 territoriale bevoegdheden:
o Efficiënt supralokale fenomenen aanpakken: wanneer een misdrijf fenomeen zich
blijkt te situeren in verschillende arrondisementen.
o Technische ondersteuning van de lokale politie bij de beheersing van de lokale
fenomenen
Materiële bevoegdheid Beginsel van specialiteit (een aantal materies zijn aan de
federale politie voorbehouden: bijzondere opsporingsmethoden) en subsidiariteit
Alles moet op het meest geschikte niveau geregeld worden (Alles wat op lokaal kan,
moet dan ook zo gebeuren). Verdere afbakening kan door de minister van justitie.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!22
o Gespecialiseerde opsporingsdiensten
Talrijke bijzondere wetten richten specifieke opsporingsdiensten op, die met bestuurlijke en
gerechtelijke opsporingsopdrachten belast zijn. Deze ambtenaren maken geen deel uit van de
geïntegreerde politiedienst en blijven dus verder bestaan naast de reguliere politiediensten, vb.
douanebeambten
C. Toezicht op de politiediensten
Onderscheid tussen het intern en het extern toezicht
o Intern toezicht
▪ Voor bestuurlijke opdrachten Onder toezicht van de bestuurlijke overheid (Burgemeester,
politiecollege, minister)
▪ Voor gerechtelijke opdrachten Onder toezicht van de gerechtelijk overheid (Het parket ->
procureur des konings bij het hof van beroep of federale procureur (art. 279 Sv))
Als het personen betreft die de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie
cumuleren met een bestuurlijke bevoegdheid, dan betreft het een toezicht van de procureur-
generaal of de federale procureur enkel de daden van gerechtelijke politie die door deze
personen worden gesteld. De andere daden ontsnappen aan zijn toezicht.
▪ Daarnaast is er een ‘algemene Inspectie van de Federale en Lokale Politie’ (onder het gezag
van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Justitie) en voor alle leden van de
politiediensten is er een eenvormig tuchtregime.
o Extern toezicht
▪ Het ‘Vast Comité P’ (Vast Comité van toezicht op de politiediensten) waaraan een Dienst
Enquêtes P is verbonden.
▪ Het comité treedt op:
Uit eigen beweging (maakt dus geen deel uit van de politiestructuur)
Op vraag van het parlement (Kamer of Senaat)
Op vraag van de bevoegde minister of van de bevoegde overheid
▪ Het Vast Comité P stelt onderzoeken in naar de activiteiten en de werkwijze van de
politiediensten, naar hun interne reglement en richtlijnen, alsmede naar alle documenten die
de handwijze van de leden van de politiediensten regelen (met uitzondering van de richtlijnen
inzake het opsporings- en vervolgingsbeleid en inzake het beleid met betrekking tot de
bestuurlijke politie). Maar het heeft geen tuchtbevoegdheid. Het verslag zal dus worden
opgemaakt en aan de bevoegde instanties worden overgemaakt.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!23
Het hoofd en de leden van de Dienst enquêtes P hebben de hoedanigheid van officier van
gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des konings. Deze dienst kan ambtshalve
of in opdracht van het Vast Comité onderzoeken instellen.
D. Internationale politiediensten
Interpol
▪ Geen internationale politie
▪ Wel een verbindingsnet tussen de verschillende nationale politiediensten die erbij
aangesloten zijn
▪ Doel: Doorgeven van inlichtingen (zowel preventief als repressief) en verspreiden van
internationale opsporingsberichten (oa met het oog op de uitlevering)
Minder belangrijke rol door het ontstaan van Europol.
Europol
▪ Geen internationale politiedienst (met eigen bevoegdheden)
▪ Wel een Europees samenwerkingsverband dat binnen een louter intergouvermenteel kader
(geen supranationaal Europees) functioneert. Ook België heeft verbindingsmagistraten.
▪ Kreeg meer bevoegdheden waaronder ook operationele bevoegdheden Kan uitgroeien tot
een echte supranationale Europese politie
OLAF
▪ Anti-fraudedienst van de Europese Commissie (ook België heeft verbindingsmagistraten) ->
heeft dus specifieke opsporingsbevoegdheden om plaatsbezoeken te verrichten met het oog op
de opsporing en vaststelling van administratieve inbreuken op de EG-verordeningen inzake
fraude. Hun processen-verbaal hebben dezelfde bewijskracht als de processen-verbaal van de
nationale politiële instanties.
§6. Het openbaar ministerie
A. Taken van het openbaar ministerie
o In de strafrechtspleging belast met de toepassing van de strafwet Het openbaar
ministerie is de motor van de strafvordering. Zonder het O.M. is er geen strafprocedure:
bewijsvoeren voor de vonnisrechter en de tenuitvoerlegging van het vonnis wanneer de
rechter uitspraak heeft gedaan.
o Het wordt wel eens de ‘staande magistratuur’ genoemd, in tegenstelling tot de zittende
magistratuur, de meer passieve rechter
Het gebruik van de term parket -> niet correct: verwijst naar het parket van de procureur des
konings.
Het orgaan in de strafrechtspleging dat belast is met de toepassing vd strafwet. Het heeft de
leiding van het onderzoek in strafzaken en beslist over het al dan niet instellen van de
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!24
strafvordering. Het is verantwoordelijke voor de bewijsvoering, eens de zaak bij de
vonnisrechter is aangebracht, en het zorgt voor de tenuitvoerlegging van het vonnis wanneer
de rechter uitspraak heeft gedaan.
1. De leiding van het onderzoek in strafzaken
▪ Het opsporingsonderzoek wordt verricht onder het gezag en de leiding van de procureur
des konings, die er de verantwoordelijkheid voor draagt. (Art. 28bis, §1 Sv.) Hij heeft een
algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht, dat blijft voortbestaan nadat
de strafvordering is ingesteld.
Het is enkel wanneer het onderzoek bij wijze van gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd, dat
de leiding en verantwoordelijkheid ervan bij de onderzoeksrechter berust (Art. 55 Sv.). Zelfs
als het onderzoek in handen van de onderzoeksrechter is, heeft de PdK een vorderingsrecht:
hij kan de onderzoeksrechter vragen bepaalde onderzoeksverrichtingen te stellen en bij
weigering kan hij hoger beroep aantekenen bij de kamer van inbeschuldigingstelling.
In zaken met minderjarige verdachten is de PdK verantwoordelijk voor het onderzoek naar
de strafbare feiten. De jeugdrechter is geen officier van gerechtelijke politie en mag geen
onderzoeksdaden stellen, behalve als het gaat om informatie over de persoon. De
onderzoeksrechter kan enkel in uitzonderlijke omstandigheden worden gevorderd om
bewijsmateriaal te verzamelen.
2. De uitoefening van de strafvordering
▪ Het openbaar ministerie kan de strafrechter adiëren met het oog op de toepassing van de
strafwet. Enkel hij kan een zaak aanhangig maken/voorleggen aan de rechter. Dit kan niet
door de burgerlijke partij (kan enkel de burgerlijke vordering uitoefenen)
➔ Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering (Art. 1 en 3 VTSv.)
Tegen de beslissing tot sepot kan de benadeelde geen rechtsmiddel aanwenden. Hij kan enkel
onder bepaalde voorwaarden de strafvordering op gang brengen door de onderzoeksrechter in
te schakelen of de verdachte rechtstreeks te dagvaarden voor de vonnisrechter.
▪ Het OM zal de zaak ook moeten pleiten ter terechtzitting en eventueel rechtsmiddelen (hoger
beroep, cassastie) aanwenden tegen beslissingen van de rechter die nadelig zijn voor de
openbare vordering. Ze kan zelf geen straf opleggen.
3. De buitengerechtelijke afhandeling
= het afhandelen van de zaak buiten de rechter om.
▪ Het OM (met PdK als centrale figuur) is verantwoordelijk voor de buitengerechtelijke
afhandelingen opgang te brengen
1.de minnelijke schikking (Art.216bis Sv.): betalen van een geldsom
2.de bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv.): bemiddeling geleid door de Procureur des
Konings waarbij het slachtoffer betrokken wordt samen met de verdachte: komt er een
akkoord, dan vervalt de strafvordering.
Twee redenen om dit te promoten:
1. Men reageert op een misdrijf (niet klasseren zonder gevolg + geen overbelasting van de
gerechten: formele reden
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!25
2. voor bepaalde misdrijven is het beter om op te treden a.d.h.v. een buitengerechtelijke
afdoening: inhoudelijke reden Vb: iemand die steelt om zijn drugs te betalen. Als je hem
opsluit heeft het geen zin. Beter om uw toevlucht te nemen met de bemiddeling. Men zal de
strafvordering laten vallen op voorwaarde dat men therapie volgt.
3. De bewijsvoering voor de strafgerechten
▪ Als de zaak voor de vonnisrechter wordt gebracht, zorgt het openbaar ministerie voor het
verzamelen van bewijzen en deze aan de rechter voor te leggen. Het moet daarbij objectief
zijn en bewijzen à charge en à décharge geven. De verdachte wordt immers geacht onschuldig
te zijn en hoeft hiervan geen bewijs te leveren.
▪ Het bewijsrisico is voor het OM. Slaagt het er niet in het bewijs te leveren en bestaan er
twijfel, dan wordt de beklaagde vrijgesproken.
▪ De rechter kan aan de procureur des Konings geen bevelen geven om onderzoeksdaden te
stellen of informatie uit een ander strafdossier voor te brengenDe rechter beschikt dus
niet over een ‘injunctierecht’ tegenover het OM
4. De tenuitvoerlegging van de straffen
▪ Als de rechter straffen uitspreekt, is het OM belast met het initiatief tot tenuitvoerlegging
ervan. Over het verdere verloop van de strafuitvoering (eens zij is aangevat) beslist de
minister van Justitie (lichte gevangenisstraffen) of de strafuitvoeringsrechtbank
(vrijheidstraffen boven de 3 jaar effectief). Het parket speelt echter een grotere rol bij de niet-
uitvoering van bepaalde straffen en bij bepaalde uitvoeringsmodaliteiten.
B. Statuut van het openbaar ministerie
Algemeen
▪ De leden van het openbaar ministerie worden door de Koning benoemd en afgezet. Ze zijn
dus afzetbaar en verplaatsbaar en maken deel uit van een hiërarchisch korps
Minder onafhankelijk dan rechters (onafzetbaar en onverplaatsbaar)
▪ Parketmagistraten zijn verplicht de instructies van de Minister van Justitie op te volgen
▪ Parketmagistraten worden benoemd en afgezet door de koning: tot hun pensioen
▪ Korpsoversten (Procureur des Konings, Procureur-generaal) worden aangewezen volgens
een mandatensysteem Beperkte duur (Art. 153, §3, 2° GW): periode van 7 jaar: dan keert
men terug naar zijn voormalige functie en dit is niet in strijd met de onafhankelijkheid van de
rechtelijke macht. Men wordt dus niet “afgezet”
De pen is de slaaf, het woord is vrij (la plume est serve mais la parole est libre)
▪ Het parket is een hiërarchische structuur. Parketmagistraten moeten de schriftelijke bevelen
van hun hiërarchische overste opvolgen en zijn verantwoording aan hem verschuldigd.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!26
In dit opzicht zijn zij dus niet onafhankelijk <> De zittende magistratuur maakt geen deel
uit van een hiërarchie en is aan niemand verantwoording verschuldigd
▪ Ter zitting zijn de parketmagistraten evenwel volledig vrij en vorderen zij naar eer en
geweten de toepassing van de strafwet. Voor hun mondelinge vorderingen zijn zij niet
gebonden door bevelen van hun overste (la plume est serve mais la parole est libre)
In de praktijk speelt de hiërarchische afhankelijkheid van de parketmagistraat vooral een
rol tijdens het vooronderzoek (waar alle verrichtingen schriftelijk gebeuren)
Het openbaar ministerie is één en ondeelbaar
▪ De functie van het openbaar ministerie is één en ondeelbaar De leden van het parket
treden op in naam van het ambt, niet in eigen naam.
▪ Naar buiten uit treden de leden van het parket op als een eenheid, hoewel ze onderling in
hiërarchisch verband t.o.v. elkaar staan. Zo worden de stukken van het parket bij de rechtbank
van 1e aanleg steeds ondertekend in naam van de PdK.
➔ Daaruit volgt dat verschillende leden van het parket elkaar kunnen vervangen en opvolgen
in de loop van eenzelfde proces (<> zittende magistratuur: zij moeten alles bijwonen). In de
praktijk treden vaak verschillende substituten achtereenvolgens in hetzelfde strafdossier op.
C. Overzicht
De procureur-generaal bij het hof van beroep
▪ Het Belgische grondgebied bestaat uit 5 rechtsgebieden met elk een hof van beroep (want er
zijn 5 hoven van beroep: Antwerpen, Bergen, Brussel, Gent en Luik) Bij elk daarvan is er
een procureur-generaal bij het hof van beroep (het volledig resort/provinciaal niveau)
▪ Hij staat aan het hoofd staat van het parket-generaal (ressortparket) Dat verder bestaat uit:
Advocaten-generaal
Substituten-procureur-generaal
▪ Uitoefening strafvordering: Onder het gezag van de minister van Justitie oefent de
procureur-generaal alle opdrachten van het openbaar ministerie uit bij de hoven en
rechtbanken van zijn rechtsgebied: Hij heeft de leiding over alle magistraten van het OM van
zijn rechtsgebied en is belast met het toezicht over alle officieren van gerechtelijke politie.
Management naar boven en naar onder.
Boven: minister van justitie: de vergadering van de 5 PG: soort adviserende bevoegdheid
Onder: opvolging en implementering.
Hij is ook belast met het toezicht over alle officieren van gerechtelijke politie
De procureur-generaal heeft ook enkele beleidstaken binnen zijn ressort:
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!27
De coherente uitvoering en de coördinatie van het strafrechtelijk beleid (146bis):
dwingende onderrichtingen aan alle leden van het O.M.
De integrale kwaliteitszorg over de organisatie en de werking van de parketten (146ter)
De ondersteuning van de parketten van eerste aanleg (146quater)
Daarnaast oefent hij ook de tucht/disciplinair uit over alle officieren van gerechtelijke politie:
ook ambtenaren die geen gerechtelijke politie zijn, maar tot daden van gerechtelijke politie
kunnen uitvoeren.
De procureur des Konings
▪ Op het niveau van de arrondissementen (27 -> maar nu 28: na splitsing van het BHV)
Parket: na 1 april vallen we terug op 16
▪ Per rechtbank van eerste aanleg is er een parket De procureur des Konings staat aan het
hoofd van het parket -> toezicht en leiding van de procureur-generaal bij het hof van beroep
▪ Hij is samen met zijn substituten (1/3 is eerste substituut) en bijgestaan door een
afdelingsprocureur bevoegd om de strafvordering in te leiden voor alle misdrijven. Samen
vormen ze een arrondissementsparket = Bevoegdheid ratione materiae: orgaan van de
strafrechtspleging die belast is met het toepassen van de strafwet.: beslist over het instellen
van een strafvordering, richtlijnen van de minister van justitie m.b.t vervolgingsbeleid.
▪ Bevoegdheid op basis van woonplaats van de verdachte, de plaats van het misdrijf of de
plaats van arrestatie (Art. 23 Sv.) = Territoriale bevoegdheid: kan dus daden stellen buiten
het arrondissement in die mate dat het binnen uw arrondissement plaatsvond.
Voor rechtspersonen is het de procureur des Konings van de plaats van de maatschappelijke
zetel of bedrijfszetel.
▪ Hij kan de strafzaken aanbrengen bij de bevoegde rechter binnen zijn arrondissement, niet
bij rechters van een ander arrondissement: soms gespecialiseerde parketmagistraten.
De federale procureur
▪ Sinds 2002 bestaat er in België een federale procureur
▪ Het federaal parket heeft 3 hoofdtaken:
De uitoefening van de strafvordering in bepaalde gevallen (terrorisme, georganiseerde
criminaliteit) ook gewone zaken met een boven arrondissementaal belang.
De coördinatie van de strafvordering en de vergemakkelijking van internationale
samenwerking (aanspreekpunt voor internationale instanties)
Het toezicht op de federale politie
▪ De federale procureur is geen zesde procureur-generaal, maar een procureur sui generis:
(maar hij wordt uitgenodigd met raadgevend stem bij het college van PG, want hij staat er
nauw bij verbonden)
Qua bezoldiging en tuchtrecht op niveau van de procureur- generaal
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!28
Maar hij is identiek bevoegd zoals de procureur des Konings, al strekt zijn
bevoegdheid zich uit over het hele land. Hij moet een boven
arrondissementeel belang gaan nastreven. Kan dus voor allerlei soorten
misdrijven optreden.
➔ Federale procureur heeft de bevoegdheid om bepaalde zaken naar zich toe te trekken -> de
gok chinees ( redenen van internationale samenwerking)
▪ Hij vormt samen met de federale magistraten het federaal parket
▪ De federale magistraten krijgen soms specifieke taken toegewezen
Magistraat voor de algemene directie van de gerechtelijke
politie
Magistraat voor het vergemakkelijken van de internationale
samenwerking( aanspreekpunt)
▪ Ook kunnen de federale magistraten een beroep doen op hun lokale collega’s
Delegatie van bevoegdheden aan lokaal niveau
Detachering lokale magistraat naar het federale niveau
D. Toezicht op het openbaar ministerie
Intern toezicht
▪ Parketmagistraten staan onder het interne toezicht van de procureur-generaal bij het hof van
beroep in hun hoedanigheid van officieren van gerechtelijke politie.
▪ De leden van het federaal parket staan onder het toezicht van de federaal procureur. Hij heeft
een tuchtrechtelijke toezicht op de ‘onder hem staande magistraten’
▪ Bovendien worden alle magistraten (zowel parket als van de zetel) aan een
evaluatiesysteem onderworpen (Art. 151 §6 GW)
Periodieke evaluatie Benoeming
Evaluatie van het mandaat adjunct-mandaat of
bijzonder mandaat
Extern toezicht (ja en neen)
▪ Door de Hoge Raad voor de Justitie
Hier zijn advies- en onderzoekscommissies ingesteld die klachten kunnen ontvangen
betreffende de werking van de rechterlijke orde. (Disfuncties binnen justitie -> houding van 1
of meerderen magistraten. Dit kan ambtshalve door de minister van justitie) Het mag zich
evenwel niet uitspreken over klachten die behoren tot de strafrechtelijke of tuchtrechtelijke
overheden, over de inhoud van rechterlijke beslissingen, over klachten waarvan het doel kan
worden bereikt door rechtsmiddelen of klachten die bedoeld zijn informatie te bekomen over
lopende zaken
▪ De verenigde advies- en onderzoekscommissie kan, met uitsluiting van strafrechtelijke en
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!29
tuchtrechtelijke bevoegdheden, een bijzonder onderzoek instellen naar de werking van de
rechterlijke orde (Art. 259bis-16 Ger.W.)
§7. De onderzoeksrechter
A. Situering
De onderzoeksrechter
▪ Rechter die optreedt in het kader van het vooronderzoek in strafzaken. Dit is de procesfase
die aan de openbare terechtzitting vooraf gaat. Hij spreekt zich niet uit over de grond van de
zaak, maar vervult enkel een onderzoeksfunctie
▪ Hij heeft de leiding van het gerechtelijk onderzoek en beslist ambtshalve welke
onderzoeksdaden nodig zijn in het belang van het onderzoek.
Hij heeft een dubbele hoedanigheid:
- Rechter maatregelen bevelen waardoor individuele rechten & vrijheden worden aangetast
- onderzoeksmagistraat op actieve wijze aan een onderzoek deelnemen door het (laten)
vaststellen van misdrijven en (laten) opsporen van bewijzen.
Uitzonderlijk kan hij zelf straffen uitspreken. Dit kan bij overtreding van het verbod het
huis/plaats van het misdrijf te verlaten bij betrapping op heterdaad of tav een niet-
verschijnende getuige.
Als rechter is hij geen partij. Hij is onafhankelijk en onpartijdig. Indien een partij twijfels
heeft over de objectiviteit van de rechter kan zij vragen dat deze zo worden gewraakt.
Daarnaast bestaat er de mogelijkheid tot verhaal op de rechter.
Rechter van het onderzoek
▪ Zuiver gerechtelijke functie: Ambtshalve bewijzen verzamelen, zowel à charge als à
décharge. Hij kan slechts optreden op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek
van de verdachte. Hij is zelf niet met het onderzoek belast en heeft er niet de leiding van.
▪ Treedt louter op om een dwangmaatregel te machtigen, indien hij daartoe uitdrukkelijk
worden verzocht door hetzij het parket, hetzij de verdachte/slachtoffer.
▪ Ook in België groeit het wantrouwen in de figuur van de onderzoeksrechter. Daarom wordt
soms voorgesteld om over te schakelen naar een ‘rechter van het onderzoek’ onderzoek
volledig in handen van het parket: de rechter van het onderzoek heeft een zuiver gerechtelijke
functie, hij is zelf niet met het onderzoek belast en heeft er niet de leiding van.
B. Taken van de onderzoeksrechter
o De onderzoeksrechter is verantwoordelijk voor en heeft de leiding over het gerechtelijk
onderzoek, dat à charge en à décharge wordt gevoerd.
Naast het verzamelen van bewijsmateriaal voor strafbare feiten gepleegd in België en het
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!30
toepassen van dwangmaatregelen beslist de onderzoeksrechter ook over de uitvoering van
rechterlijke beslissingen uitgevaardigd door een lidstaat van de Europese Unie
o Wetgever De taak van de onderzoeksrechter zo aangepast dat er 2 elementen van het
systeem van de rechter van het onderzoek worden ingevoerd (dit zonder de rechter van het
onderzoek wel degelijk in te voeren)
▪ De onderzoeksrechter kan bepaalde beperkte opdrachten krijgen van de procureur des
Konings (Art. 28septies Sv.).: de mini-instructie. Stukje rechter van het onderzoek: dit
geld echter niet voor de zware onderzoeksdaden (lichaamsonderzoek of DNA-
onderzoek); Daarbij doet hij louter uitspraak over de gevraagde dwangmaatregelen,
maar hij kan het onderzoek naar zich toetrekken. Hij blijft dus de dominus litus
▪ De verdachte en het slachtoffer kunnen het onderzoek in beperkte mate mee sturen
(Art. 61ter Sv. en Art. 61quinquies Sv.)
C. Statuut van de onderzoeksrechter (Art. 259sexies §1,1° Ger.W)
▪ Hij wordt door de koning aangewezen onder de rechters van de rechtbank van eerste aanleg
die gedurende minstens 3 jaar het ambt van openbaar ministerie of van rechter in de rechtbank
van eerste aanleg hebben uitgeoefend en die dat ambt al hebben uitgeoefend in het kader van
vervanging, nodig voor de continuïteit van de dienst.
▪ Men moet daarenboven steeds gedurende minstens 1 jaar het ambt van rechter in de
rechtbank van eerste aanleg hebben een uitgeoefend en een gespecialiseerde opleiding hebben
gevolgd.
▪ Onderzoeksrechters worden aangewezen voor een periode van 1 jaar, die een eerste
maal voor 2 jaar en vervolgens telkens voor 5 jaar kan worden verlengd.
Hij is een gewone rechter en geniet van de onafhankelijkheid, onafzetbaarheid en
onverplaatsbaarheid. Hij blijft ook, gedurende zijn ambtstermijn, bevoegd om in de
rechtbank van eerste aanleg zitting te nemen.
D. Toezicht op de onderzoeksrechter
Intern toezicht (binnen het gerechtelijk systeem op zich)
▪ Het intern toezicht wordt uitgeoefend door de kamer van inbeschuldigingstelling (Art.
136 Sv.). Deze houdt ambtshalve toezicht op het verloop van de onderzoeken, kan aan de
onderzoeksrechter verslag vragen van de lopende zaken en kennis nemen van dossiers. Zij
kan oa nietige onderzoekshandelingen uit het strafdossier verwijderen en zelfs het hele
dossier tot zich trekken. In geval van onregelmatigheden of vertragingen in het
gerechtelijk onderzoek kan de procureur-generaal steeds de zaak aanbrengen bij de kamer
van inbeschuldigingstelling
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!31
▪ Hij is ook onderworpen aan het algemeen toezicht, aan een evaluatiesysteem en aan de
regels inzake het tuchtrecht voor de leden van de Rechterlijke Orde
Extern toezicht
▪ Verricht door de Hoge Raad voor de Justitie
§8. De onderzoeksgerechten
A.Situering
o De onderzoeksgerechten zijn de raadkamer (bij de rechtbank van eerste aanleg) en de
kamer van inbeschuldigingstelling (bij het hof van beroep) die in het kader van het
onderzoek bepaalde functies uitoefenen. Het zijn de gerechtelijke instanties die onderzoek
gaan uitvoeren wanneer er betwistingen zijn m.b.t het gerechtelijk onderzoek.-> Komt dus
zeer vaak voor, want in gerechtelijke onderzoeken is de rol van de raadkamer en de K.I.
bepalend. Komt niet tussen in een opsporingsonderzoek, want de onderzoeksrechter en het
gerechtelijk onderzoek zijn nauw met elkaar verbonden.
o Ze vormen het interface tussen het vooronderzoek en het onderzoek ten gronde
o Zij worden hoofdzakelijk voor 2 soorten taken ingezet:
▪ Controle op de genoegzaamheid en regelmatigheid van het bewijs: De vraag of er
tegen de verdachte voldoende bezwaren (door het OM) bestaan om hem voor de
vonnisrechter te brengen.
▪ Een algemeen toezicht op het onderzoek
Zij spreken zich niet uit over de grond van de zaak waardoor zij geen echte vonnissen maar
beschikkingen produceren. Art. 149 Gw betreffende de motivering is dus niet van toepassing.
B. De raadkamer
o Op het niveau van de rechtbank van eerste aanleg is de raadkamer het onderzoeksgerecht
o De raadkamer bestaat uit 1 alleenzetelend rechter (Art. 94 Ger.W.)
De bevoegdheden betreffen enerzijds de controle op de vrijheidsberoving of -beperking van
voorlopig gehechten, geestesgestoorden deliquenten en ter beschikking gestelde
veroordeelden; en anderszijds de afsluiting van het gerechtelijk onderzoek. Daarnaast heeft
het nog enkele bijzondere bevoegdheden.
▪ Controle op de vrijheidsberovende- en beperkende maatregelen
Controle op voorlopige hechtenis
Verdachten die door de onderzoeksrechter onder aanhoudingsmandaat zijn geplaatst
verschijnen automatisch na 5 dagen voor de raadkamer. Deze controleert de legaliteit van
de aanhouding en spreekt zich uit over een al dan niet wenselijke verdere aanhouding.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!32
De inobservatiestelling en internering van geestesgestoorde delinquenten
Tav. verdachten van wie vermoed wordt dat ze geestesgestoord zijn is de raadkamer (in de
fase van het vooronderzoek) als enige bevoegd de inobversatiestelling van een verdachte te
bevelen. Ook kan het, bij de regeling der rechtspleging, beslissen de verdachte te
interneren.
Controle met betrekking tot ter beschikking gestelde veroordeelden
▪ De regeling der rechtspleging = Het afsluiten van het gerechtelijk onderzoek
De raadkamer spreekt zich uit over de vraag of er tegen de verdachte voldoende bezwaren
(geen bewijzen!) bestaan en of de zaak kan worden doorverwezen naar de vonnisrechter, die
over de grond van de zaak zal beslissen.
Het kan ook het dossier zuiveren van eventuele ‘nietigheden’ (onregelmatigheden ivm een
handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging)
Bij wijze van uitzondering kan het beslissen over de grond van de zaak, met name de
opschorting van de veroordeling uitspreken. De zaak wordt achter gesloten deuren behandeld,
maar de uitspraak gebeurt echter in het openbaar
▪ De uitvoerbaarverklaring van buitenlandse dwangbevelen
Wanneer België om uitlevering wordt verzocht is doorgaans vereist dat de opgeëiste persoon,
in afwachting van een beslissing, van zijn vrijheid wordt beroofd. Wanneer het
uitleveringsverzoek echter steunt op een buitenlands aanhoudingsbevel (geen veroordelend
vonnis), moet dit eerst uitvoerbaar worden verklaard. De beslissing hierover (exequatur) is
aan de raadkamer toevertrouwd. Hetzelfde geldt voor een buitenlands verzoek tot huiszoeking
en inbeslagneming.
C. De kamer van inbeschuldigingstelling
o Op het niveau van het hof van beroep is de kamer van inbeschuldigingstelling het
onderzoeksgerecht
o Het is samengesteld uit 3 raadsheren
o Het neemt kennis van het hoger beroep tegen de beschikkingen van de raadkamer en heeft
daarnaast een reeks eigenbevoegdheden. De wet Franchimont (1989) heeft deze
bevoegdheden zeer sterk uitgebreid. Deze hervorming heeft echter niet tot een versnelling van
de procedure geleid. Men had gehoopt dat doordat men enkel debatten vooruit schoof, in het
vooronderzoek, dan moet dit niet meer voor de rechter ten gronde worden gevoerd. Nu wordt
in het vooronderzoek debatten over de nietigheid van de procedure gevoerd, terwijl het
onderzoek ten gronde niet versneld is=> zorgt uiteindelijk voor een langere procedure.
▪ De inbeschuldigingstelling
Een eigen bevoegdheid is de verwijzing van beschuldigden naar het hof van Assisen.
Wanneer de raadkamer bij de regeling der rechtspleging van oordeel is dat het feit strafbaar is
met criminele straffen en dat de tenlastelegging tegen de inverdenkinggestelde voldoende
gegrond is, maakt zij het dossier via de procureur-generaal over aan de KI
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!33
▪ Kennisnemen van hoger beroep tegen beschikkingen van de raadkamer en tegen
weigeringsbeschikkingen van de procureur des Konings en de onderzoeksrechter
Zo is hoger beroep mogelijk tegen de beschikkingen inzake voorlopige hechtenis,
inoberservatiestelling en internering, uitlevering en rogatoire commissies mbt huiszoekingen,
tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel, tot buitenvervolgingstelling,
verwijzingen naar de correctionele rechtbank of politierechtbank.
Wanneer de onderzoeksrechter weigert in te gaan op een vordering van de PdK kan deze
laatste hiertegen hoger beroep aantekenen.
Deze mogelijkheid bestaat ook voor de inverdenkinggestelde verdachte en de burgerlijke
partij tijdens het gerechtelijk onderzoek wanneer de onderzoeksrechter hun verzoek afwijst of
nalaat te beslissen, in de gevallen waarin de wet hun het recht geeft een verzoekschrift (tot
inzage in het strafdossier of tot het nemen van bijkomende onderzoeksmaatregelen) bij de
onderzoeksrechter aan te brengen. De KI beslist over de wettigheid en opportuniteit van de
gevraagde inzage of maatregel.
De KI kan ook in graad van hoger beroep beslissen over het strafrechtelijk kortgeding tot
opheffing van een opsporingshandeling of onderzoekshandeling die schade berokkend.
▪ Toezicht op de onderzoeksrechter
De kamer van inbeschuldigingstelling houdt ambtshalve toezicht op het verloop van het
onderzoek dat door de onderzoeksrechter wordt gevoerd. Dit kan op alle onderzoeken in het
gerechtelijk ressort: hier wordt zeer spaarzaam gebruik van gemaakt, vergroot de werklast.
Zij kan verslag vragen over de stand van zaken en kan kennisnemen van dossiers
Partijen kunnen een onderzoek voorleggen aan de kamer als het onderzoek binnen
het jaar niet is afgerond. Dit gebeurt automatisch in zaken waarin de
inverdenkinggestelde zich langer dan 6 maanden in voorlopige hechtenis bevindt
zonder uitspraak over de regeling der rechtspleging
Bij de uitoefening van het toezicht beschikt de kamer van inbeschuldigingstelling
over een evocatierecht: zij kan de zaak naar zich toetrekken, ambtshalve
vervolgingen gelasten, zich de stukken doen overleggen, de zaak onderzoeken of
doen onderzoeken (door de aanstelling van een rechter- commissaris) en daarna
beschikken zoals het hoort.
▪ Controle op de regelmatigheid van de procedure
Het dossier zuiveren van eventuele ‘nietigheden’ (onregelmatigheden ivm een handeling
van het onderzoek of de bewijsverkrijging). Zij kan de regelmatigheid van de procedure
ambtshalve onderzoeken en dit in alle gevallen waarin zij kennis neemt van de zaak.
▪ Controle op het vertrouwelijk dossier bij observatie en infiltratie
Bij het toepassen van bijzondere onderzoeksmethoden (informanten en infiltranten
= BOM-wet) worden deze egevens niet gewoon in het strafdossier opgenomen,
maar in een vertrouwelijk/geheim dossier dat berust bij de PdK. Dit dossier wordt
niet aan de verdediging gegeven, ook niet tijdens de procedure van de
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!34
vonnisgerechten. Dit om de veiligheid van de betrokken informanten en infiltranten
en afscherming van de gebruikte politionele technieken te waarborgen.
De regelmatigheid van de aangewende bijzondere opsporingsmethoden moet bij de
afsluiting van het opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek worden getoetst
door een onafhankelijke en onpartijdige rechter (= KI) die ook inzage heeft in het
vertrouwelijk dossier. Om te voorkomen dat men bepaalde informatie die wel ter
kennis van de verdediging moet komen daarin verduisterd.
Deze controle kan eventueel ook al gebeuren in de loop van het gerechtelijk
onderzoek. Ook de vonnisrechten kunnen de KI nog gelasten deze controle uit te
oefenen voor de fase ter terechtzitting of na dat het door de strafrechter het dossier
is overgemaakt aan het OM. Dit geldt echter alleen voor de gegeven die na de
controle van de KI aan het lichtkomen.
Enkele bijzondere bevoegdheden:
Beslissingen over eerherstel
Veroordeelden die hun straf hebben ondergaan en die bepaalde voorwaarden vervullen
kunnen eerherstel vragen.
Advies betreffende uitleveringen: In uitleveringszaken met landen die niet tot de EU behoren, worden de beslissingen tot
uitlevering genomen door de regering. Deze beslissing moet voorafgegaan worden door een
(niet-bindend) advies mbt de toelaatbaarheid van de uitlevering.
Ambtshalve vervolgen
De KI is niet gebonden door het vervolgingsbeleid van het OM en kan bevelen dat personen
of feiten worden vervolgd die niet in de eindvordering van de PdK waren opgenomen.
§9. De vonnisgerechten
A. Taak van de vonnisgerechten
De vonnisgerechten zijn de rechtscolleges die belast zijn met de uitspraak over grond de
zaak Ze oordelen of de feiten bewezen zijn en over de straf die moet opgelegd worden
Recent: verschuiving van het zwaartepunt van de vonnisgerechten naar het
vooronderzoek. Wet Franchimont heeft hier een invloed gespeelt. De verdediging heeft meer
bevoegdheden. De vonnisgerechten komen pas na een lange tijd aan bod.
Het onmiddellijkheidsbeginsel = het proces moet eigenlijk voor de rechter worden gevoerd.
Niet enkel de partijen moeten pleiten, maar de belangrijke onderzoeksdaden moeten opnieuw
worden gesteld voor de rechter. Dit gebeurt de facto niet. Dit wordt enkel nog door het Hof
van Assisen gerespecteerd. De beroepsrechter doen dit niet. Dit heeft te maken met de
beperkte capaciteiten van het jurisdictioneel systeem.
▪ Openbaarheid en motivering zijn hier van toepassing (<> onderzoeksgerechten)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!35
B. Het statuut van de rechter
o Voor het leven benoemd
o Onafzetbaar
o Onverplaatsbaar
o Onafhankelijk: Ze maken geen deel uit van een hiërarchisch korps en zijn voor hun
rechterlijke beslissingen aan niemand verantwoording verschuldigd.
O Onpartijdigheid Men moet onbevangen naar een dossier kunnen kijken.
Subjectief: door de uitlaten die je doet ter zitting.
Objectief: cumulatie van bv. onderzoeksrechter en rechter ten gronde. Bepaalde verboden
cumulaties van functies.
o Ze vervullen een louter passieve rol en worden bijgestaan door referendarissen
Zij kunnen niet proprio motu (niet ambtshalve een zaak opstarten of discretionair belissen
een zaak niet te behandelen) optreden en kunnen zich slechts uitspreken over de zaken die
hen door het parket worden voorgelegd en binnen de perken van wat hen wordt
voorgelegd. Vb.: wanneer slechts 5 van de 10 vervolgd worden. De rechter kan hier niks
aan doen. Als het parket zegt (want het is hun prerogatief om te besluiten tot vervolging)
dan moet de rechter dit volgen.
C. Toezicht op rechters
o Hoge Raad voor de Justitie draagt kandidaten voor benoemingen en aanwijzingen in de
magistratuur voor, organiseert examens, stelt standaardprofielen voor kandidaten op,
oefent een kwalitatief toezicht uit op de functionering van het gerechtelijk apparaat.
(Benoeming van magistraten <> (tijdelijke) aanwijzing van korpsoversten)
o De onafhankelijkheid van de rechter sluit niet uit dat zij niet kunnen worden geëvalueerd
en desbetreffend gesanctioneerd. De evaluatie van de Hoge Raad voor de Justitie slaat op
de wijze van ambtsuitoefening (niet op de inhoud van de rechterlijke beslissingen). Een
negatieve evaluatie leidt tot de toepassing van art. 360quater Ger.W.
o De Adviesraad voor de magistratuur (volledig samengesteld uit magistraten) kan hetzij op
eigen initiatief, hetzij op verzoek van de minister van Justitie of de Wetgevende Kamers
adviezen geven en met hen overleg plegen over al hetgeen dat betrekking heeft op het
statuut, de rechten en de werkomstandigheden van de rechters en de ambtenaren van het
openbaar ministerie.
D. Indeling van de vonnisgerechten
o Ingedeeld in gewone en bijzondere vonnisgerechten
▪ Indeling berust op criteria om de bevoegdheid van de vonnisgerechten te
bepalen
Aard van het misdrijf (ratione materiae)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!36
De hoedanigheid van de beklaagde (ratione personae)
De plaats van het misdrijf (ratione loci)
➔ De ratione materiae en ratione personae liggen aan de basis voor het onderscheid
➔ Gewone vonnisgerechten steunen hun bevoegdheid op de aard van het misdrijf (misdaad,
wanbedrijf, overtreding)
➔ Bijzondere vonnisgerechten steunen hun bevoegdheid op de hoedanigheid van de
beklaagde (Jeugdige leeftijd, militair in oorlogstijd)
Gewone vonnisgerechten
▪ Politierechtbank
▪ Correctionele rechtbank
▪ Hof van Assisen
▪ Hof van beroep
o Bijzondere vonnisgerechten
▪ Jeugdgerechten (jeugdrechtbank en de jeugdkamer in het hof van beroep)
▪ Bijzondere kamer van de jeugdrechtbank (berechting minderjarigen
na uithandengeving)
E. Samenstelling en bevoegdheid van de vonnisgerechten
Vanaf 1 april hebben worden de arrondissementen afgeschaft. Zij worden op
provinciaal niveau ingesteld. Er zullen er 12 zijn ipv 27.
2 voordelen aan de gerechtelijke hervorming:
1. schaalvergroting
2. de grotere mobiliteit van de magistraten: bv: een RB waar er meerdere rechters
ziek zijn. Bepaalde andere rechters kunnen geplaatst worden in andere
rechtbanken. Mits het arrondissement groter kunnen ze er bij worden gevoegd.
3. . Specialisatie van magistraten
Hof van Cassatie
▪ Samenstelling
Zetel
o 3 kamers, die telkens uit 2 afdelingen bestaan (Ndl. en Fr., slechts 1 in Brussel)
o Iedere afdeling bestaat uit 5 rechters (raadsheren)
o Elke kamer heeft een gespecialiseerde taak
▪ 1e kamer: Voorzieningen in burgerlijke en handelszaken
▪ 2e kamer: Voorzieningen in criminele, correctionele en politiezaken
▪ 3e kamer: Voorzieningen tegen beslissingen in laatste aanleg gewezen door de
arbeidsrechtbanken en arbeidshoven
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!37
De arresten worden gewezen door 5 raadheren, maar kunnen ook door 3
raadheren worden gewezen bij een bespoedigde procedure
Parket
o Procureur-generaal bij het Hof van Cassatie
o Hij oefent een zuiver doctrinaal toezicht uit. De eigenlijke strafvordering oefent
hij niet uit (niet verantwoordelijk voor de vervolging en opsporing van
misdrijven en geen toezicht op de parketen-generaal/parketten van eerste
aanleg) Geen partij in de betekenis waarin het OM partij is voor de hoven
van beroep en lagere rechtscolleges
▪ Bevoegdheid
Het HvC hoort niet thuis in de opsomming van de vonnisgerechten. Het beoordeelt immers
niet de grond van de zaak, maar spreekt zich enkel uit over juridische vragen.
Hof van beroep
▪ Samenstelling
Zetel
o 5 hoven van beroep
o Meerdere kamers van 3 rechters (1 voorzitter en 2 bijzitters)
o Kamers voor burgerlijke zaken
o Kamers voor correctionele zaken
o Jeugdkamers
Het HvB houdt zitting met 3 raadsheren, de voorzitter daaronder begrepen ofwel
met een lid, kamervoorzitter of raadheer in het Hof
Wanneer de werklast ongelijkmatig verdeeld is tussen de rechtbanken van het
ressort, zijn verschuivingen mogelijk door de Eerst Voorzitter van het HvB. Een
rechter benoemd in de rechtbank van eerste aanleg wordt voortaan subsidair
benoemd in de andere rechtbanken van het ressort
Parket
o Procureur-generaal en zijn substituten en advocaten- generaal
o Ook de federale procureur kan de strafvordering uitoefenen voor de HvB
▪ Bevoegdheid
Beroepsinstantie ten aanzien van vonnissen van de correctioneel rechtbank die in
eerste aanleg werden gewezen (niet de vonnissen van de Corr. Rb. gewezen in hoger
beroep tegen vonnissen van de politierechtbank!)
Uitzonderlijk zetelt het hof van beroep in eerste en in laatste aanleg wanneer het
kennisneemt van de strafvordering ingesteld tegen personen die voorrang van
rechtsmacht ‘genieten’
o Eerste burgerlijke kamer is bevoegd (Art. 113 Ger.W.)
Berechten van ministers
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!38
Hof van Assisen
▪ Samenstelling
Zetel
o Geen permanent rechtscollege. Het wordt samengesteld telkens er beschuldigden door de
kamer van inbeschuldigingstelling naar het HvC worden verwezen (alle overige
rechtscolleges zijn wel permanent)
▪ De beroepsmagistraten worden ontleend aan het HvB en de rechtbank van 1e aanleg
o 3 beroepsrechters (en plaatsvervangende beroepsrechters)
▪ Voorzitter (raadsheer in het HvB en aangewezen door de eerste voorzitter van dat hof)
▪ 2 bijzitters (rechters in de rechtbank van 1e aanleg in de zetel waarvan het HvA wordt
gehouden en aangewezen door de voorzitter van die rechtbank)
o 12 lekenrechters (de jury)
▪ 12 werkende gezworenen (en max. 12 plaatsvervangende gezworenen) Volgens
omslachtige procedure door het lot aangeduid. (max. 8 van hetzelfde geslacht en tussen
de 28 en 65 jaar)
Parket
Procureur-generaal bij het hof van beroep. Kan ook door de federale procureur of door een
magistraat van het parket van de PdK (mits toestemming van Pdk en procureu-generaal)
▪ Bevoegdheid
Kennisnemen van misdaden, politieke misdrijven en persmisdrijven (zeer sterk uitgehold)
Correctionele rechtbank
▪ Samenstelling
Zetel
o De correctionele rechtbank is een kamer van de rechtbank van eerste aanleg die belast
wordt met de berechting van correctionele misdrijven
o Het aantal kamers wordt vastgesteld naargelang de behoeften van de dienst
o In principe samengesteld uit een alleenzetelend rechter
o Uitzonderlijk 3 rechters -> de algemene regel in strafzaken wanneer er hoger beroep
wordt ingesteld
▪ Bv. Hoger beroep tegen vonnissen gewezen door de politierechtbank
▪ Wanneer de verdachte binnen de 8 dagen een kamer van 3 rechters vraagt, moet dit
worden in gewilligd.
▪ Bepaalde zaken die systematisch aan een kamer met 3 rechters moet worden
toevertrouwd. De zedenmisdrijven, het misdrijf van familieverlating (het niet betalen
van het onderhoudsgeld waartoe men wettelijk verplicht is).
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!39
Parket
o Procureur des Konings, bijgestaan door zijn afdelingsprocureur en substituten
o Het geheel van leden van het OM = Parket
o Ook de federale procureur kan de strafvordering uitoefenen voor de correctionele
rechtbanken
o Ook een magistraat van het parket-generaal in het raam van een coherente en
geïntegreerde uitoefeningen van de strafvordering
▪ Bevoegdheid
Kennisnemen van wanbedrijven
Ook kennisname van een groot aantal misdrijven via de correctionalisering tot
wanbedrijf werden gediskwalificeerd (grens = feiten met een straf > 20 jaar opsluiting)
Het hoger beroep ingesteld tegen vonnissen van de politierechtbank
Politierechtbank
▪ Samenstelling
Zetel
o 1 of meer kamers
o Elke kamer is samengesteld uit een alleenzetelend rechter
o Vrederechter kan het ambt van rechter in de politierechtbank uitoefenen.
De techniciteit is toegenomen, want de verkeersongevallen zijn zeer complex. De
bevoegdheden zijn gewijzigd maar de samenstelling bleef ongewijzigd.
parket
Procureur des Konings, de afdelingsprocureur en zijn substituten
Theoretisch ook de federale procureur
▪ Bevoegdheid
Overtredingen
Gecontraventionaliseerde wanbedrijven en wanbedrijven door bijzondere wetten
Vooral een verkeersrechtbank Verkeersmisdrijven
o Exclusieve bevoegdheid
Onopzettelijke doden en onopzettelijke slagen en verwondingen die verband
houden met het wegverkeer
Geschillen betreffende de schade ontstaan uit een verkeersongeval
Treinongevallen
De jeugdrechtbank
Kamer van de rechtbank van eerste aanleg die samengesteld is uit een alleenzetelend rechter
door de koning aangewezen onder de rechters van de rechtbank van eerste aanleg die
gedurende minstens 1 jaar werkelijk een gerechtelijk ambt hebben uitgeoefend. Het vormt
een onderdeel van de familierechtbank.
Het ambt van OM wordt uitgeoefend door 1 of meer substituten van het parket van de
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!40
rechtbank van eerste aanleg.
Het heeft een eigen administratieve griffie
Zij kan al optreden in een predelictueel stadium. De sanctie die zij kan opleggen hebben een
niet-repressief karakter
De jeugdkamer van het hof van beroep
Het is samengesteld uit een alleenzetelend rechter door de koning onder de raadsheren in het
hof aangewezen voor een termijn van 3 jaar, die telkens met 5 jaar kan worden verlengd.
Het ambt van OM wordt uitgeoefend door 1 of meer magistraten van het parket-generaal.
Het fungeert als beroepsinstantie tav de jeugdrechtbanken
De kamer van uithandengeving
Het is samengesteld uit 3 rechters van de rechtbank van eerste aanleg: twee leden moeten de
bijzondere opleiding voor jeugdrechters hebben gevolgd en het derde lid is rechter van de
correctionele rechtbank.
Het ambt van OM wordt uitgeoefend door een magistraat gespecialiseerd in jeugdzaken.
Indien de jeugdrechtbank de jongere uit handen geeft, omdat maatregelen van opvoeding
geen zin meer hebben, verwijst het de zaak naar het OM, dat dan beslist over de vervolging
van de beklaagde. Het parket kan de minderjarige laten berechten zoals een volwassene van
zodra de uithandengeving uitvoerbaar is.
Is de vervolging gericht op een wanbedrijf of een misdaad die vatbaar is voor
correctionalisering, dan kan de zaak enkel worden voorgelegd aan de KvU
De KvU past de regels van het gewone strafrecht en strafprocesrecht toe lettend op de
persoonlijkheid van de beklaagde (strafdossier + verslagen van de sociale dienst). Hiertegen
staat hoger beroep open
Iss de minderjarige verdacht van een misdaad die niet vatbaar is voor correctionalisering,
dan kan hij na uithandengeving enkel worden gedagvaard door het HvA
§10. Strafuitvoeringsrechtbanken
Door grondwetswijziging van 2002 Wet in 2006 en in werking op 1 december 2007:
oprichting van de strafuitvoeringsrechtbanken, die de taak overnemen van een reeks
administratieve commissies.
Bedoeling: alle betwistingen m.b.t. de uitvoering van de straf moeten aan de
strafuitvoeringsrechtbank worden onderworpen. De controle bestaat vandaag voor straffen
vanaf 3 jaar. Voor de kleinere straffen is de bevoegdheid nog niet volledig gerealiseerd.
De datum van in werkingtreding m.b.t die kleine straffen wordt steeds uitgesteld.
A. Samenstelling
o Zetel
▪ Bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, Brussel, Gent, Bergen en Luik
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!41
▪ Alleenrechtsprekend rechter wanneer ze zaken moet behandelen betreffende één of
meer vrijheidsberovende straffen waarvan het uitvoerbare gedeelte 3 jaar of minder
bedraagt
▪ In alle andere gevallen bestaat ze uit kamer met 3 rechters (1 rechter in de
strafuitvoeringsrechtbank en 2 accessoren)
De rechter in de strafuitvoeringsrechtbank moet minimum 10 jaar ervaring hebben als
magistraat en een specifieke opleiding hebben gevolgd.
De 2 assessoren zijn geen beroepsmagistraten. Zij staan in voor de behandeling van
dossiers betreffende vrijheidsberovende straffen waarvan het uitvoerbare gedeelte
meer dan 3 jaar bedraagt. Het zijn personen met een nuttige beroepservaring
(advocaat, psycholoog) van ten minste 5 jaar. De ene is gespecialiseerd in
penitentiaire zaken en de andere in sociale re-integratie.
▪ Geen strafuitvoeringsrechtbanken op het niveau van het hof van beroep
▪ Tegen de beslissingen van de strafuitvoeringsrechtbank staat enkel cassatieberoep
open
o Parket
▪ Substituten van het parket van de procureur des Konings gespecialiseerd in
strafuitvoeringszaken (bijzonder mandaat)
B. Bevoegdheid
o Bevoegd voor de veroordeelden gedetineerd in de strafinrichtingen in het
rechtsgebied van het hof van beroep waarin zij zijn gevestigd (Art. 635 Ger.W.)
o Materiële bevoegdheid: de toekenning, opvolging, herroeping en schorsing van de
volgende strafmodaliteiten:
Beperkte detentie, elektronisch toezicht, voorwaardelijke invrijheidstelling,
voorlopige invrijheidstelling met het oog op de verwijdering van het grondgebied of
overlevering
o Enkele bijzondere bevoegdheden
▪ Voorlopige invrijheidstelling om medische redenen
▪ Vervanging van een korte vrijheidsstraf door een werkstraf
De SURb houdt zitting in de gevangenis wat betreft de strafuitvoeringsmodaliteiten
Nieuwe bevoegdheden in het strafrechtelijk uitvoeringsonderzoek (SUO)
De SURb komt tussen om ingrijpende dwangmaatregelen te bevelen.
§11. Justitieassistenten en justitiehuizen
De justitiehuizen moeten de drempel naar justitie verlagen.
Justitieassistenten zijn personen die belast zijn met de sociale begeleiding en in vele
gevallen ook het toezicht op personen die met ‘het gerecht’ op de ene of de andere wijze in
aanraking komen
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!42
o Gehele reeks sociale hulpverleners die in verschillende procedures tussenkomen en
die bijstand verlenen aan magistraten, gevangenisdirecteurs en politiediensten. Ze
worden ingeschakeld voor allerlei taken van hulpverlening, adviesverlening en
toezicht op de uitvoering van sancties en maatregelen
o Personeelsleden van de Dienst justitiehuizen van de FOD Justitie
Justitieassistenten worden voor tal van opdrachten in het kader van de
strafrechtspleging ingeschakeld
o Opvang en begeleiding van slachtoffers van misdrijven (Art. 3bis VTSv.)
o Opvolging van personen die voorwaardelijk in vrijheid gesteld of gelaten zijn
o Controle op personen wie aan wie alternatieve sancties zijn opgelegd bij wijze van
probatiemaatregel of buitengerechtelijke afhandeling
o Ze spelen een belangrijke rol in de tenuitvoerlegging van de werkstraf
In het kader van de strafuitvoering vervullen ze belangrijke opdrachten
o Opvolgen van personen die op proef zijn vrijgelaten
o Opvolging van op proef vrijgelaten geïnterneerden
De justitieassistenten worden behuisd in Justitiehuizen 1 in elk arrondissement
Optimalisering van de parajustitiële dienstverlening en de nu al bestaande initiatieven
groeperen
De gemeenschappen zijn bevoegd voor het beheer en de werking van de Justitiehuizen. De
federale overheid is wel nog bevoegd voor de omschrijving van de opdrachten.
Hoofdstuk 5: Beleidsorganen in het strafprocesrecht
Volgens de filosofie van het Wetboek van Strafvordering moet elk strafbaar feit door de
politiediensten aan de overheid worden gerapporteerd (Art. 29 Sv.) en worden vervolgd
In de meeste gevallen brengt het parket de zaak niet voor de strafrechter en wordt hetzij
beslist tot niet vervolging, hetzij tot buitengerechtelijke afhandeling via een minnelijke
schikking of een bemiddelingsprocedure
o Praktisch niet mogelijk om alle misdrijven te vervolgen, ook niet steeds
wenselijk
o Het parket maakt keuzes. De vraag is wie die keuzes moet maken en op
welke criteria deze keuzes gemaakt moeten worden
§1. De minister van justitie
Het strafrechtelijk beleid wordt uitgezet door de minister van Justitie. Deze vaardigt
richtlijnen uit die bindend zijn voor alle leden van het openbaar ministerie
De procureurs-generaal staan in voor de uitvoering van deze richtlijnen binnen hun
ambtsgebied
➔ Het is dus de minister van Justitie die de beleidslijnen uitzet, het college van
procureurs-generaal zorgt voor de uitvoering ervan (Art. 143bis §2 Ger.W.): zij zijn
politiek verantwoordelijk en zullen dan ontslag moeten nemen.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!43
De minister beschikt ook over een positief injunctierecht (Art. 151 GW), al maakt hij daar
weinig gebruik van (vooral in dossiers waarvoor er een grote publieke belangstelling is)
Hij kan een vervolging bevelen. Het omgekeerde geldt niet, er is geen negatief
injunctierecht (hij kan geen vervolging verbieden)
Advisering van de minister door de Dienst voor Strafrechtelijk Beleid
§2. Het college van procureurs-generaal
Het college van procureurs-generaal zorgt voor de implementatie van de ministeriële
richtlijnen inzake strafrechtelijk beleid
Het bestaat uit de vijf procureurs-generaal van de vijf hoven van beroep. De federale
procureur zetelt enkel met raadgevende stem. Zonder de p-g bij het hof van cassatie, deze
heeft geen vervolgende taak en heeft slechts een adviserende taak.
Het college beslist bij consensus
o Geen consensus en uitvoering van de richtlijn hierdoor in het gedrang
Dan neemt de minister de noodzakelijke maatregelen om de toepassing ervan te
waarborgen
Tussen de procureurs-generaal werd er een taakverdeling afgesproken, die per KB werd
vastgelegd. Zo is de procureur-generaal van Gent bevoegd voor terrorisme.
Het college wordt voor zijn beleidstaken bijgestaan door bijstandsmagistraten taken
bestaan uit: adviseert de minister van justitie, implimentatie van de richtlijnen, zorgen voor
een goede algemene en gecoordineerde werking van het o.m.
§3. De procureur des Konings
De procureur des Konings oordeelt over de opportuniteit van de individuele vervolging,
rekening houdend met de richtlijnen van het strafrechtelijk beleid (zoals bepaal door de
minister van Justitie). Hij mag dus binnen zijn arrondisement bepaalde prioriteiten
stellen, maar daarbinnen zal hij de richtlijnen van de minister van justitie en het college
moeten naleven.
Bv. wnn de procureur des konings prioriteiten wil stellen inzaken cannabis gebruik dan is dit
een probleem. De minister heeft namelijk een richtlijn waarbij het occasioneel gebruik van
cannabis niet wordt vervolgd.
Ze kunnen dus binnen die richtlijnen een beperkt eigen beleid voeren
Het sepot moet worden gemotiveerd (Art. 28quater Sv.)
Naast een vervolgingsbeleid wordt de procureur des Konings ook geacht een
opsporingsbeleid te voeren (Art. 26 Sv.) Hierdoor kunnen het vervolgingsbeleid en
het opsporingsbeleid op elkaar worden afgestemd
Deze dingen gelden ook voor de federale procureur
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!44
§4. De raad van de procureurs des Konings
De raad van procureurs des Konings fungeert als een adviesorgaan ten aanzien van het
college van procureurs-generaal (Art. 150bis Ger.W.)
o Kunnen ook de minister van Justitie advies geven
Sinds 2004 Ook de arbeidsauditeurs vormen een raad van arbeidauditeurs
o Taak Het college van procureurs-generaal ambtshalve of op diens verzoek
adviseren over elke zaak die verband houdt met de opdrachten van de
arbeidsauditoraten (Art. 152bis Ger.W.)
Titel 4: Strafprocesrecht
Deel I: De rechten van de verdediging in strafzaken
Hoofdstuk 2: Overzicht §1. Recht op toegang tot de rechter
A. Betekenis
o Niet uitdrukkelijk opgenomen in Art. 6 EVRM, maar vloeit er rechtstreeks uit voort: een
procesverplichting: Strafsancties kunnen enkel door een rechter worden opgelegd en dit
volgens een procedure in overeenstemming met de minimumrechten van art. 6 EVRM
o Vereist is wel dat de rechter volheid van bevoegdheid heeft Hij moet zowel over de
legaliteit als over de opportuniteit van de sanctie kunnen oordelen: Doch is dit recht niet
absoluut, betrokkene kan ervan afzien. Enkel als er over de grond van de zaak uitspraak
wordt gedaan= dient dit door de rechter te gebeuren.
o Termijnen om een rechtsmiddel aan te wenden mogen niet zo kort zijn dat de
rechtszoekende de facto verhinderd wordt om zich tot de rechter te wenden
B. Recht op toegang tot de bevoegde rechter
➔ De rechter die door de wet is aangewezen om van de zaak kennis te nemen (de
vervolgende partij kan dus niet aan forum shopping doen)
o Dit recht is niet uitdrukkelijk bepaald in het EVRM (art. 13 GW en art. 14 BUPO)
De procedure moet precies bij de wet zijn bepaald en voorzienbaar zijn. Vloeit voort uit het
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!45
strafrechtelijk legaliteitsbeginsel.
C. Recht op een onafhankelijk en onpartijdig rechter
o Het principe van de onafhankelijkheid en de onpartijdigheid is enkel geformuleerd met
betrekking tot de rechter en niet ten aanzien van het openbaar ministerie (Het OM is partij
in het strafproces). Ook getuigen en expertisen moeten niet aan het onafhankelijkheids- en
onpartijdigheidsvereiste voldoen.
Onafhankelijkheid
▪ Zowel ten aanzien van de overheid als ten aanzien van de partijen in het geding
▪ In België wordt dit gewaarborgd door het beginsel van de scheiding der machten en door de
grondwettelijke bepalingen inzake de benoeming van de rechters
Onpartijdigheid
De rechter wordt steeds vermoed onpartijdig te zijn, tenzij het bewijs van zijn partijdigheid
wordt geleverd en een subjectieve indruk van partijdigheid volstaat om een schednding van
art. 6 EVRM op te leveren.
▪ Subjectieve onpartijdigheid Persoonlijke vooringenomenheid
Subjectieve onpartijdigheid duidt op de afwezigheid van elke subjectieve
vooringenomenheid ten aanzien van de zaak en sluit hierdoor sterk aan bij het
vermoeden van onschuld in art. 6(2) EVRM.
Moet door de beklaagde worden aangevoerd
▪ Objectieve onpartijdigheid Functiecumulatie in eenzelfde zaak
Verwijst naar de afwezigheid van vooringenomenheid die zou kunnen voortvloeien uit
het feit dat de rechter die oordeelt over de grond van de zaak, vroeger al in een andere
hoedanigheid kennis heeft genomen van dezelfde zaak
Dit heeft te maken met de functie, niet met de persoon van de magistraat
➔ Functiecumulatieverbod
De objectieve onpartijdigheid moet door de rechter zelf ambtshalve worden
opgeworpen <> subjectieve onpartijdigheid.
▪ Schijn van partijdigheid De rechtspraak is verdeeld
Een schijn van partijdigheid volstaat om een schending van art. 6 EVRM op te leveren
(ook al is die partijdigheid niet bewezen) Justice must not only be done but must
also be seen to be done
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!46
In andere arresten wordt dat principe afgezwakt doordat wordt nagegaan of, in het
concrete geval, er sprake was geweest van partijdigheid
Vandaag gaat de tendens in de richting van een meer objectieve beoordeling en wordt
terecht gewaarschuwd voor la tyrannie des apparances
Vb. onverenigbaarheden in Belgie: rechter eerste aanleg/ graad van beroep; rechter raadkamer
en ten gronde; O.M en rechter ten gronde, …
§2. Het recht op een eerlijk proces
kan worden gezien als “equality of arms”, recht op een eerlijke bewijsvoering en het
onmiddellijkheidsbeginsel.
A. De “gelijkheid van wapens” (equality of arms)
o De zaak Brandstetter voor het EHRM
o Er moet een processuele gelijkheid bestaan tussen de vervolgende en de verdedigende
partij
▪ Niet enkel tussen de beklaagde en het openbaar ministerie
▪ Ook tussen de beklaagde en de burgerlijke partij
Gelijke toegang tot de processtukken, gelijke behandeling ter terechtzitting, gelijkheid
bij het aanwenden van rechtsmiddelen: Wat aan de ene partij wordt toegestaan moet ook aan
de andere partij worden toegestaan.
o In het Belgisch strafprocesrecht bestaat deze gelijkheid vooral tijdens het onderzoek ten
gronde In veel mindere mate tijdens het vooronderzoek.
▪ Enkel als het vooronderzoek bij wijze van gerechtelijk onderzoek wordt gevoerd, heeft
de verdachte de mogelijkheid (net zoals het OM) het strafdossier in te kijken en
bepaalde onderzoeksdaden te vragen aan de onderzoeksrechter
B. Recht op een eerlijke bewijsvoering
o De zaak Barberá en cons. Voor het EHRM: marginale toetsing van het Hof op de wijze
waarop de bewijsvoering voor de nationale rechtscolleges plaats vindt.
o Volgens de rechtspraak van het Europees Hof moet het bewijs:
▪ Op rechtmatige wijze verkregen zijn Overeenkomstig de bepalingen van het
nationale recht
▪ Het moet voor tegenspraak vatbaar zijn De beklaagde moet in de mogelijkheid
worden gesteld zich tegen de lastens hem ingebrachte tenlastelegging te verdedigen
o Het gebruik van een bewijs dat werd verkregen in strijd met Art. 8 EVRM levert niet
automatisch een schending van Art. 6 op De rechter moet nagaan of het bewijs op een
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!47
loyale manier is verkregen en of de verdachte genoeg kansen krijgt om de bewijswaarde
aan te vechten.
Kon de verdachte een inbreuk op zijn privéleven vermijden(expectation of privacy). Indien
men zware inbreuken pleegt op het recht dan moet men er rekening mee houden dat de politie
hen in de gaten kan houden.
Lee Davies v. Belgie: preventieve controle in Loodsen lijdt tot vangst van 95 kg verdovende
middelen. De beklaagden stellen echter dat de loods zonder huiszoekingsbevel, of nog zonder
schriftelijke toestemming van de beklaagde werd onderzocht. Het verkregen bewijs moest
krachtens hen worden uitgesloten.
In het kader van de Antigoonrechtspraak (zie laatste deel van de cursus) stelde het Hof van
Cassatie echter dat er geen bewijsuitsluiting noodzakelijk was want 1: er was geen op straffe
van nietigheid voorgeschreven norm overschreden 2: de onregelmatigheid had geen invloed
op de kwaliteit van het bewijs en 3: het recht op een eerlijk proces was niet onherstelbaar
aangetast.
Het EHRM sluit zich bij deze rechtspraak aan en stelt dat bewijsuitsluiting alleen verplicht is
als fundamentele rechten in het gedrang komen, vormfouten het bewijs ongeloofwaardig
maken of de verdediging in de procedure weinig aan bod komt. De onwettige huiszoeking
was dus niet strijdig met art. 6 EVRM.
C. Onmiddelijkheidsbeginsel
o Bewijzen moeten ter terechtzitting worden gepresenteerd en het voorwerp uitmaken van
een contradictoir debat
o De zaak Windisch voor het EHRM
o Onmiskenbare voordelen van het onmiddelijkheidsbeginsel
▪ Garandeert een betere kwaliteit van de oordeelsvorming van de rechter
▪ Garandeert de controle van het publiek op het proces
o Het onmiddelijkheidsbeginsel wordt (in theorie) in België gerespecteerd Het bewijs
moet ter terechtzitting worden geleverd (Art. 190 Sv.)
▪ In de praktijk sterk teloor gegaan want de fase ter terechtzitting wordt vaak beperkt tot
een verificatie van het bewijsmateriaal dat tijdens het vooronderzoek werd verzameld➔
Op basis van strafdossier dat op geheime & niet-contradictoire wijze is samengesteld
Enkel nog in assisenzaken wordt het nog gerespecteerd
▪ De kleien Franchimont bracht verbetering Vooral bij het vooronderzoek bij wijze
van gerechtelijk onderzoek (neemt niet weg dat het onderzoek ten gronde bijna volledig
steunt op het strafdossier)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!48
§3. Recht op een openbaar proces
A. Begrip
Recht dat zowel de verdachte als de openbare opinie aanbelangt: het beschermt de verdachte
tegen een geheime rechtspleging die buiten zijn weten wordt afgewikkeld (interne
openbaarheid) en stelt de publieke opinie in de mogelijkheid een zekere controle functie op de
rechtspleging uit te oefenen via de pers (externe openbaarheid)
B. Interne openbaarheid
Vanuit het perspectief van de beklaagde sluit dit aan bij het recht in zijn tegenwoordigheid (in
persoon of via een advocaat) te worden berecht, te worden gehoord en toegang tot het
strafdossier zodat de verdediging haar recht op tegenspraak ten volle kan uitoefenen.
Een uitzonderling hierop betreft het vertrouwelijk dossier. Geen enkele rechter heeft immers
toegang tot dit dossier, behalve de onderzoeksrechter als hij de bijzondere
opsporingshandeling zelf heeft bevolen. De controle op het vertrouwelijk dossier is evenwel
toevertrouwd aan de kamer van inbeschuldigingstelling.
Een andere problematiek is dat de wettigheid van een in het buitenland verkregen bewijs
geacht wordt op wettige en loyale wijze te zijn verkregen.
Een andere uitzondering is de inzage in het strafdossier na uithandengeving van een
minderjarige beklaagde.
C. Externe openbaarheid
Belang van de publieke opinie bij een openbare behandeling van de zaak. In België is enkel
de fase van het onderzoek ten gronde openbaar, het vooronderzoek dat daaraan voorafgaat is
grotendeels geheim. De rechter moet steeds uitspraak doen tijdens een openbare terechtzitting,
ook al verliep de behandeling van de zaak achter gesloten deuren. Ieder moet de inhoud van
de eindbeslissing kunnen achterhalen, zodat democratische controle op het gerecht mogelijk
is. De rechter moet zijn vonnis of arrest motiveren, ook al er geen conclusies zijn ingediend.
§4. Recht op de behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn
A. Begrip
o Voor het EVRM Enkel de termijn van de strafvordering De verjaringstermijn
o Vandaag ook een tweede termijn De redelijke termijn in strafzaken
Verjaring en redelijke termijn in strafzaken stemmen niet noodzakelijk overeen
▪ De redelijke termijn kan verstreken zijn, lang voor de verjaringstermijn verstreken is
(en vice versa)
o Waar het verstrijken van de verjaringstermijn leidt tot het verval van de strafvordering
wordt de overschrijding van de redelijke termijn op minder radicale wijze gesanctioneerd
o De verjaring van de strafvordering beoogt vooral de bescherming van het openbaar
belang en heeft tot doel de rechtszekerheid en de teloorgang van het bewijs te vrijwaren o
De ratio legis van de redelijke termijn in strafzaken is te vermijden dat de verdachte te lang
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!49
in het ongewisse zou blijven over de uitkomst van een strafvervolging waarvan hij weet
dat ze tegen hem loopt
▪ Een waarborg, vooral om billijkheidsredenen
Begin- en eindpunt van de redelijke termijn verschilt van het begin- en eindpunt van
de verjaringstermijn
o Het beginpunt van de redelijke termijn is vanaf de “vervolging” in de autonome zin die
door de rechtspraak van EHRM aan dit begrip wordt gegeven Het ogenblik waarop de
verdachte weet dat hij zich moet verdedigen
o Het eindpunt is de definitieve beslissing over de grond van de zaak of de stopzetting
van de vervolging
><
o Begin- en eindpunt van de verjaringstermijn zijn op formele wijze door de wet bepaald
en laten geen appreciatiemarge aan de rechter.
Redelijke termijn geldt niet enkel voor de strafprocedure maar ook voor een aantal
nevenprocedures die het proces ten gronde voorafgaan.
B. Criteria ter beoordeling van de redelijkheid van de duur van het proces
o Niet in abstracto
o Aan de hand van concrete gegevens van de voorliggende zaak
3 criteria
▪ De complexiteit van de zaak -> hoe complexer, hoe langer te procedure in beslag zal
nemen en hoe langer de termijn redelijk zal blijven. Ratio legis: de vervolgden mogen niet
lang in onzekerheid blijven.
Vb: geografie, verspreiding van getuigen, internationale aspecten van de zaak.
▪ Het gedrag van de gerechtelijke overheid-> wordt zeer dikwijls gebruikt.
Wat wordt er bedoeld? Als justitie een belachelijke hoeveelheid tijd laat vergaan: hier wordt
rekening mee gehouden. Als een zaak in eerste aanleg beslecht wordt en de zaak wordt
opgeroepen bij hoger beroep, maar pas na 2 jaar= overschrijding van de redelijke termijn.
Periode van complete inactiviteit die niet aan de beklaagde te wijten is.
▪ Het gedrag van de verdachte zelf -> Men wordt niet verwacht om zelf actief aan dien eigen
berechting mee te werken. Maar dilatoire proceduretechnieken om de zaak te doen aanslepen
kunnen niet in zijn voordeel werken en de verdachte zal zich dan ook niet op de redelijke
termijn kunnen beroepen.
o Uit recente arresten kan nog een 4e criterium worden afgeleid Het belang van de
zaak voor de betrokkene (zowel wat betreft de straf die hem kan worden opgelegd als de
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!50
psychologische impact van de strafprocedure). Ook het feit dat men zich nog in
voorhechtenis bevindt= hinder van de procedure.
o De redelijke termijn verzet zich niet tegen het principe dat zeer ernstige misdaden zoals
genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden onverjaarbaar zijn
C. Sanctie bij overschrijding van de redelijke termijn
o Naar Straatsburgs recht
▪ Het EVRM bepaalt niet wat het gevolg is dat moet worden vastgeknoopt aan de
overschrijding van de redelijke termijn
▪ Of de sanctie van procedurele (nl. onontvankelijkheid van de strafvordering), dan wel van
materieelrechtelijke aard is (nl. Strafvermindering) Hangt af van de concrete
omstandigheden van de zaak
Vb: Beck vs. Noorwegen: Hier had het gerechtelijke onderzoek zich lang doen aanslepen. De
rechter ten gronde heeft hier rekening mee gehouden en is overgegaan tot het opleggen van
een lichtere straf. Hier werd vastgesteld dat het EVRM niet geschonden was.
o Naar Belgisch recht
▪ In België heeft de wetgever gekozen voor strafvermindering als sanctie voor de
overschrijding van de redelijke termijn Art. 21ter VTSv. :
Eenvoudige schuldverklaring (wel nog veroordeling in de kosten): vaak als de
redelijke termijn manifest overschreden is.
Strafvermindering (de rechter is niet steeds verplicht een straf beneden het
wettelijk minimum uit te spreken) keuze moet door de feitenrechter worden
gemaakt.
▪ Als de vertragingen in het onderzoek een onherstelbaar nadeel toebrengen aan de
verdediging Dan wordt de overschrijding van de redelijke termijn zwaarder
gesanctioneerd
Ofwel de vrijspraak
Ofwel de niet-ontvankelijkheid van de strafvordering wegens schending van de
rechten van de verdediging
§5. Recht niet gedwongen te worden tegen zichzelf te getuigen
A. Principe
Een verdachte kan niet geacht worden mee te werken aan zijn eigen veroordeling en heeft het
recht te zwijgen.
Uit zijn stilzwijgen mogen geen negatieve conclusies worden getrokken, m.a.w. zijn
stilzwijgen mag niet worden beschouwd als een aanwijzing of een bewijs van zijn schuld.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!51
o Het zwijgrecht wordt niet uitdrukkelijk gewaarborgd door het EVRM.
Sinds het arrest Funke wordt het geacht impliciet vervat te zijn in art. 6(1) EVRM.
o De ratio legis van het zwijgrecht is niet volkomen duidelijk moeilijk
de juiste grenzen af te bakenen
▪ Vaak wordt het zwijgrecht gefundeerd op het beginsel “nemo tenetur se ipsum
accusare” = De beklaagde mag niet als een object van onderzoek worden behandeld en
zal dus enkel meewerken aan het proces voor zover hij daartoe zelf beslist. Er bestaat
dus een verband met het onschuldsbeginsel.
▪ Een crimineelpolitieke grondslag is mogelijk dat verklaringen die een persoon onder
dwang aflegt contraproductief zijn voor de waarheidsvinding omdat deze verklaringen
vaak niet met de waarheid zullen overeenstemmen zodat het doel van de strafprocedure
(het vinden van de waarheid) niet wordt bereikt
▪ Een andere grondslag Het vermoeden van onschuld Als de verdachte
verplicht wordt verklaringen af te leggen, wordt de bewijslast omgekeerd en hoeft het
OM het bewijs niet af te leveren. Stilzwijgen van de beklaagde kan dan immers als een
duidelijke aanwijzing van schuld worden beschouwd
o Toepassingsgebied van het zwijgrecht ratione materiae
▪ De rechtspraak van het EHRM Het zwijgrecht betreft enkel de
verklaringsvrijheid van de verdachte, maar sluit niet uit dat de verdachte wordt verplicht mee
te werken met het gerecht, dus hij zal bepaalde DNA-testen, en onderzoeken van het lichaam
moeten ondergaan.
o Toepassingsgebied van het zwijgrecht ratione temporis
▪ De ratione temporis – vraag hangt samen met een ratione personae vraag
beschermt het zwijgrecht enkel de verdachte, of tevens de potentiële verdachte?
Vb in het kader van de Bijzondere opsporingsmethoden: Een verdachte wordt door een
informant tot een confessie gelokt van moord. Deze “confessie” kan echter niet worden
aangewend om een veroordeling te bekomen. De gesprekken met een informant worden als
het equivalent van een verhoord gezien, zonder de nodige waarborgen.
B. Toepassingen
o Negatieve conclusies met betrekking tot het stilzwijgen van de beklaagde
▪ Het stilzwijgen van de beklaagde heeft niet de waarde van een bekentenisDe rechter
mag er dus geen negatieve conclusies uit trekken.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!52
o Strafbaarstelling van de weigering bepaalde inlichtingen te
verstrekken
▪ De zaak Funke tegen Frankrijk Probleem van de strafbaarstelling van de weigering
inlichtingen te verstrekken aan de orde
Er werd hem een boete opgelegd en een dwangsom, om hem te verplichten aan
de verplichting te voldoen
o De Commissie zag hier geen schending van Art. 6
o Het EHRM vond wel dat Art. 6 geschonden was
In het geval van Funke bestonden er reeds concrete verdenkingen van een
strafbaar feitHet ging hier over een snuffeloperatie (fishing expedition mag
niet) waarbij aan Funke gevraagd werd de documenten over te leggen waaruit
zijn schuld zou blijken
C. Het zwijgrecht in België
o Basisartikel Art. 47bis Sv.
o De bijstand van een advocaat bij het verhoor Doel: de toepassing van het zwijgrecht
vrijwaren (nieuw Art. 2bis §3 Wet Voorlopige Hechtenis).
§6. Vermoeden van onschuld
werd als algemeen rechtsbeginsel erkend. Nu ook uitdrukkelijke wijze voorgeschreven in de
Belgische wetgeving. Wet van 12 maart 1998.
A. Vermoeden van onschuld en bewijslast
o Vermoeden van onschuld heeft in de eerste plaats betrekking op de bewijslast De
beklaagde hoeft zijn onschuld niet te bewijzen, het is de vervolgende partij (het OM) die
het bewijs van de strafbare feiten zal moeten leveren
o In geval van twijfel haat de beklaagde vrijuitIn dubio pro reo
o Problematiek Op grond van Art. 6 (2) EVRM geldt het vermoeden van onschuld
totdat de schuld bij wet is bewezen Het bewijs moet dus wettelijk zijn. Onregelmatig
bewijs kan het vermoeden niet weerleggen. Doch oefent het Hof slechts een marginaal
toetsingsrecht uit m.b.t. tot het bewijs. Zij gaat na of het proces in zijn geheel eerlijk
was.
▪ De zaak Schenk tegen Zwitserland
Stiekem opgenomen telefoongesprekken (naar Zwitsers recht
onrechtmatig bewijs)
Het EHRM zag hierin geen schending van Art. 6 Het Hof
moet enkel nagaan of het proces in zijn geheel fair was.
Schenk had de gelegenheid gehad de authenticiteit van het
bewijs te betwisten en de veroordeling steunde ook nog op
andere bewijzen
o Problematiek In verband met de verdragen en de nationale wetgevingen betreffende
de confiscatie van vermogensvoordelen is de vraag gerezen of staten hierbij de bewijslast
mogen omkeren of minstens “verdelen” (zie de Belgische Kaalplukwet:
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!53
vermogensvoordelen van een bepaald misdrijf waarvan de oorsprong niet als legaal is
bewezen zullen geconfisceerd worden).
▪ De zaak Philips tegen Verenigd Koninkrijk
EHRM oordeelde dat er geen strijdigheid was met het vermoeden van
onschuld, want de schuld in het kader van het misdrijf was reeds bewezen.
B. Vermoeden van onschuld en de uitspraak over de grond van de zaak
o Diegene die wordt vervolgd, maar nog niet veroordeeld is, wordt geacht onschuldig te zijn
totdat het bewijs van zijn schuld wordt geleverd ➔ Procesverplichting: Een persoon mag
niet schuldig worden verklaard als zijn schuld niet is vastgesteld tijdens een procedure
waarin hij zijn procesrechten op grond van Art. 6 EVRM heeft kunnen laten gelden
o Vermoeden geldt zolang er geen uitspraak is gedaan over de grond van de zaak
▪ Ook als is een dergelijke uitspraak (Bv. omwille van de verjaring van de
strafvordering) niet meer mogelijk (Minelli v. Zwitserland).
o Het vermoeden van onschuld geldt ten aanzien van alle instanties in de strafrechtspleging,
ook ten aanzien van de rechter ten gronde( de subjectieve onpartijdigheid) bv: indien de
onderzoeksrechter zich uitspreekt over schuld van de verdachte= schending van dit recht.
C. Vermoeden van onschuld en materieel strafrecht
o De zaak Salabiaku tegen Frankrijk Het EHRM besliste dat, hoewel het staten vrijstaat
om, bij het bepalen van misdrijven, te werken met schuldpresumpties, dit niet tot gevolg
mag hebben dat daardoor alle in Art. 6 erken rechten ineffectief zouden worden
o De zaak Janosevic tegen ZwedenHet EHRM oordeelde dat schuldpresumpties
toegelaten zijn “Within the reasonable limits which take into account the importance of
which is at stake and the maintenance of the rights of the defence”
en voegde eraan toe dat deze proportionaliteit moet worden beoordeeld in functie van de
belangen van de staat en de verdedigingsmogelijkheden van de verdachte
➔ In de rechtsleer is uit de woorden “taking into account the importance of which is at
stake” afgeleid dat (weerlegbare) schuldpresumpties misschien wel verantwoord zijn ten
aanzien van kleine inbreuken, maar dat dit niet noodzakelijk geldt voor ernstige inbreuken,
waarop zwaardere straffen staan Hierdoor kunnen mogelijk binnen bepaalde grenzen,
schuldpresumpties voor minder ernstige inbreuken worden verantwoord
o Uitspraken van verslaggevers in de media hebben niets te maken met de werking van
gerecht en kunnen vermoeden van onschuld niet aantasten. Indien de beklaagde werd
vrijgesproken, blijft ook na de beslissing ten gronde het vermoeden van onschuld bestaan
▪ De zaak Sekannia tegen Oostenrijk
▪ De zaak Capeau tegen België
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!54
Deel II: De vorderingen die uit het misdrijf voortvloeien
Hoofdstuk 1: De strafvordering
§1. Algemene beginselen
A. Strafvordering en vervolging
o De term “strafvordering”
▪ Brede betekenis Verwijzing naar het strafprocesrecht in het algemeen
▪ Enge betekenis Vordering tot toepassing van de strafwet
o De term “strafvordering” verwijst naar de rechtshandelingen die de vervolgende partij stelt
met het oog op de bestraffing van de vermoedelijke dader van een misdrijf
▪ Het aanhangig maken van de zaak bij de rechter, het verdere behandelen van de zaak
voor de rechter (Bv. Het optreden van de parketmagistraat op de terechtzitting)
▪ Het aanwenden van rechtsmiddelen tegen de beslissingen van de rechter waardoor de
vervolgende partij wordt benadeeld
o Ook de term “vervolging” geldt dikwijls als synoniem voor de strafvordering
▪ Bv. Het begrip “daden van vervolging” Daden waardoor de strafvordering wordt
uitgeoefend
▪ Het EHRM gebruikt deze term in een bredere betekenis Er is van “vervolging”
sprake zodra een persoon die verdacht wordt van een misdrijf weet heeft van deze
verdenking, en zich hiertegen wenst te verdedigen, ongeacht de vraag of de vervolgende
partij (technisch gezien) de zaak al aanhangig heeft gemaakt voor de strafrechter.
Toepassing in rechtspraak EHRM in verband met de redelijke termijn in
strafzaken Deze termijn begint te lopen vanaf het ogenblik waarop de verdachte
weet dat hij zich moet verdedigen tegen een strafrechtelijke aanklacht, ook al is de
strafvordering (formeel beschouwd) nog niet op gang gebracht
B. Strafvordering, burgerlijke vordering en tuchtvordering
o Uit eenzelfde feit kan zowel een strafvordering (inbreuk op de wet) als een
burgerlijke vordering (aquiliaanse fout) ontstaan
o Het is ook mogelijk dat hetzelfde feit bovendien een schending van een deontologische
gedragsregel inhoudt (tuchtvergrijp) Naast de strafvordering en de burgerlijke
vordering ook een tuchtvordering mogelijk
➔ Deze 3 vordering kunnen worden gecumuleerd
➔ De strafvordering onderscheidt zich van de burgerlijke - en de tuchtvordering
▪ De strafvordering heeft in principe voorrang op de burgerlijke vordering
▪ De strafvordering heeft in principe geen voorrang op de tuchtvordering Bv: advocaat
kan strafrechterlijk worden gesanctioneerd, maar alsmede door de orde op
tuchtrechterlijke basis.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!55
§2. Personen die de strafvordering uitoefenen
A. Principe
Art. 1 VTSv.Het openbaar ministerie heeft het monopolie over de strafvordering.
“ambtenaren”: maar is eigenlijk niet zo, ze zijn magistraten.
▪ Noch de politie, noch het slachtoffer, noch de rechter, noch de minister van Justitie
kunnen de strafvordering uitoefenen
Politie = opsporen en vaststellen van misdrijven.
Slachtoffer = enkel burgerlijke vordering
Rechter = hij kan zich niet ambtshalve met een zaak belasten
B. Ambtenaren openbaar ministerie die de strafvordering uitoefenen
De procureur-generaal bij het hof van beroep
▪ Op het niveau van het ressort in zaken die, in graad van hoger beroep tegen beslissingen van
de correctionele rechtbank bij het HvB worden gebracht.
▪ Enkel een vervolgingsmagistraat, geen opsporingsmagistraat (zonder de hoedanigheid van
officier van gerechtelijke politie) maar wel met de bevoegdheid om de PdK te bevelen
specifieke onderzoeksdaden te stellen
De procureur des Konings
▪ Zijn territoriale bevoegdheid is het arrondissement, bij het HvB en HvA
Hij is bevoegd de strafvordering uit te oefenen tav alle misdrijven (sociale misdrijven behoren
tot de bevoegdheid van de arbeidsauditeur)
De federale procureur
▪ Zijn territoriale bevoegdheid strekt zich uit over heel het Rijk
▪ Hij is bevoegd de strafvordering uit te oefenen tav alle misdrijven. Het federaal parket is
echt principieel slechts subsidiair bevoegd: enkel indien de goede rechtsbedeling het vereist,
zo niet blijft de lokale PdK bevoegd. Art. 144ter, quater en quinquies Ger.W. bevatten een
limitatieve lijst van misdrijven waarvoor de federale procureur bevoegd is
▪ Daarnaast gelden 2 kwalitatieve criteria
Veiligheidscriterium
= De misdrijven gepleegd met gebruik van geweld tegen personen of materiële belangen om
ideologische of politieke redenen met het doel zijn doelstellingen door middel van terreur,
intimidatie of bedreigingen te bereiken
Geografisch criterium
= De misdrijven die in belangrijke mate verschillende rechtsgebieden betreffen of een
internationale dimensie hebben, in het bijzonder die van de georganiseerde criminaliteit
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!56
C. Uitzonderingen
o Uitzonderlijk wordt de strafvordering uitgeoefend door de administratie
▪ Inzake douane en accijnzen wordt het initiatief tot strafvervolging genomen door het
Ministerie van Financiën.
o De strafvordering wordt uitgeoefend, hetzij door de administratie alleen, hetzij
gezamenlijk en gelijktijdig door de administratie en het openbaar ministerie
▪ Voor misdrijven die bestraft worden met een hoofdgevangenisstraf, wordt zij gelijktijdig
door het OM en de administratie uitgeoefend
D. Bevoegdheidsconflicten
Federaal parket en lokale parketten
▪ De federale procureur beschikt bij de uitoefening van zijn bevoegdheden over alle
bevoegdheden van de procureur des Konings. Hij kan over het gehele grondgebied van het
Rijk alle opsporingshandelingen of handelingen van gerechtelijk onderzoek verrichten of
gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren, evenals de strafvordering uitoefenen
▪ Tussen het federaal parket en de lokale parketten bestaat er een wederzijdse
informatieplicht. (VB: Dutroux, verdwijning in Luik en in Middelkerke. Wanneer aan het
licht komt dat het over hetzelfde misdrijf gaat dan moeten die zaken worden samengevoegd.
Niet twee leden van het O.M maar 2 rechters die er mee bezig zijn. Men kan dan de
gerechtelijke onderzoeken samenvoegen. Wanneer men het niet eens is over die
samenvoeging dan kan het Hof van Cassatie hierover beslissen.)
De lokale parketten zijn ambtshalve verplicht het federaal parket in te
lichten wanneer zij kennis krijgen van een misdrijf dat tot het
bevoegdheidsdomein van het federaal parket behoort
De federale procureur van zijn kant licht de PdK in, telkens dit voor
de uitoefening van de strafvordering door de PdK van belang is
▪ De beslissing of een concreet strafdossier uiteindelijk behandeld wordt door een lokaal
parket dan wel door het federaal parket komt toe aan de federale procureur. Deze heeft een
evocatierecht: Hij kan dossiers van lokale parketten naar zich toe trekken. Tegen deze
beslissing staat geen rechtsmiddel open, noch voor de betrokken magistraten noch voor de
procespartijen. Betreffende de bevoegdheidsverdeling kunnen er ook geen nietigheden
worden opgeworpen. De beslissing wordt, behoudens dringende en noodzakelijke
omstandigheden, genomen na overleg met de PdK of procureur-generaal.
‘Centralisering’ van de gerechtelijke onderzoeken
Het moet mogelijk worden om in de strafdossiers 1 territoriale bevoegde onderzoeksrechter
(en onderzoeksgerecht) aan te duiden en het onderzoek bij deze onderzoeksrechter te
centraliseren.
Verschillende misdrijven zijn eveneens samenhangend wanneer de band die tussen hen
bestaat van die aard is dat, met het oog op een goede rechtsbedeling en onder voorbehoud van
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!57
eerbiediging van de rechten van verdediging, de misdrijven aan dezelfde rechtbank ter
beoordeling moeten worden voorgelegd.
Wanneer al verschillende onderzoeken lopende zijn bij meer dan 1 onderzoeksgerecht, en de
verschillende onderzoeksrechters een uiteenlopende visie hebben op de meest adequate
toewijzing van het onderzoek, zal het HvC de knoop doorhakken en bepalen welke
onderzoeksrechter bevoegd is.
§3. Wijze waarop de strafvordering wordt uitgeoefend
A. Beleid inzake de strafvordering
o In de meeste gevallen brengt het OM de zaak niet voor de strafrechter (Seponeren)
o In andere gevallen handelt OM de zaak zelf af door minnelijke schikking & bemiddeling
➔ Niet alle misdrijven geven dus aanleiding tot vervolging, ook al zijn er voldoende
bewijzen om de dader voor de strafrechter te brengen
o In de praktijk moet dus een selectie worden gemaakt tussen de misdrijven die wel, en
deze die niet worden vervolgd. Dit is een beleidskwestie, waarover verschillende
instanties, elk op hun niveau, beslissen
▪ De algemene richtlijnen betreffende het strafrechtelijk beleid worden bepaald door de
minister van Justitie (positief injunctierecht) en verder uitgewerkt door het college van
procureurs-generaal. Deze richtlijnen bepalen de krijtlijnen waarbinnen, in concrete gevallen,
vervolgingen moeten worden ingesteld. De toepassing van de richtlijnen gebeurt in de
praktijk door de PdK en de federale procureur. Zij moeten bij hun beslissing rekening houden
met de ministeriële richtlijnen betreffende het strafrechtelijk beleid en hun beslissing
motiveren en aan de benadeelde meedelen.
B. Vervolging
Het instellen van de strafvordering
Het openbaar ministerie heeft het monopolie van de strafvordering
‘Vervolgen’ betekent het aanhangig maken van de zaak bij de rechter, met het oog op de
toepassing van de strafwet, dwz het instellen van de strafvordering op de wijze door de wet
bepaald.
De instelling van de strafvordering kan worden gedaan ofwel door een vordering tot
onderzoek ofwel door een rechtstreekse dagvaarding of een oproeping per procesverbaal.
De vordering tot onderzoek
De vordering tot onderzoek maakt de zaak aanhangig bij de onderzoeksrechter. Er wordt dus
een gerechtelijk onderzoek gestart. De onderzoeksrechter is verplicht om gevolg te geven aan
die vordering.
De procureur des Konings kan de zaak aanbrengen bij de onderzoeksrechter zonder
daartoe echter principieel gehouden te zijn. Bovendien brengt het vorderen van de
onderzoeksrechter niet meer automatisch de strafvordering op gang: voor bepaalde
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!58
zaken kan de procureur via een mini-instructie de onderzoeksrechter vragen enkel een
specifieke onderzoeksdaad te bevelen.
De rechtstreekse dagvaarding of oproeping per proces-verbaal
Rechtstreekse dagvaarding: De zaak wordt rechtstreeks voor het vonnisgerecht gebracht op
verzoek van de procureur. Deze werkwijze wordt gevolgd wanneer het vooronderzoek bij
wijze van eenvoudig opsporingsonderzoek werd gevoerd. Een formulier met feiten waarvoor
men vervolgd wordt hierbij aangebracht. Dit kan niet voor het Hof van Assisen (dit moet via
een verwijzing van de K.I.)
De oproeping bij proces-verbaal kan worden gedaan ten aanzien van personen die door de
politie of door het parket werden gearresteerd, of die zich spontaan bij de procureur des
Konings melden. (Min. 10 dagen en max. 2 maanden)
▪ Het bevel tot onmiddellijke verschijning
‘Snelrecht’: de PdK kan aan de onderzoeksrechter vragen een bevel tot aanhouding met het
oog op de onmiddellijke verschijning uit te vaardigen. Dit bevel wordt gegeven ten aanzien
van een verdachte die is voorgeleid en van wie de aanhouding noodzakelijk is. Indien dit
bevel wordt uitgevaardigd moet de vonnisrechter de zaak binnen min. 4 en max. 7 dagen voor
de correctionele rechtbank beslechten.
Beperkingen ten aanzien van het recht de strafvordering in te stellen
In principe is het openbaar ministerie volledig vrij in zijn beslissing betreffende het instellen
van de strafvordering. Uitzonderlijk is deze beslissing afhankelijk van een machtiging, een
aangifte of een klacht van het slachtoffer
Machtiging
Fiscale misdrijven
Fiscale ambtenaren die in de uitoefening van hun ambt een misdrijf hebben vastgesteld,
mogen dit slechts aan het parket voorleggen voor zover zij daartoe zijn gemachtigd door
de directeur waaronder zij ressorteren. Het OM kan niet vervolgen indien men kennis
heeft gekregen van een klacht/aangifte van een niet-gemachtigde ambtenaar. De
rechtspraak aanvaardt echt wel dat een niet-gemachtigde aangifte naderhand kan worden
geregulariseerd door de machtiging van de bevoegde ambtenaar
Personen die genieten van (ophefbare) immuniteiten of voorrechten
Sommige personen genieten van een immuniteit die hen beschermt tegen vervolging en
zelfs onderzoeken in strafzaken. In sommige gevallen is deze immuniteit absoluut (bv. de
koning), maar meestal gaat het om een machtigingsimmuniteit, maw. een immuniteit die
kan worden opgeheven doordat de bevoegde instantie het parket machtigt tot vervolging.
Dit is bv. het geval voor misdrijven gepleegd door diplomatieke en consulaire
ambtenaren, en voor sommige misdrijven gepleegd door parlementsleden (verlof van de
Kamer van Volksvertegenwoordigers vereist)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!59
Aangifte
Een aangifte is vereist met betrekking tot sommige, in het buitenland gepleegde misdrijven.
Deze misdrijven kunnen slechts in België worden vervolgd voor zover er een “officieel
bericht” is van de overheid van het land op wiens grondgebied het misdrijf werd gepleegd
Klacht van de benadeelde
Uitzonderlijk is een klacht van de benadeelde vereist. Dit is het geval voor de zgn.
klachtmisdrijven, die enkel op klacht van de benadeelde kunnen worden vervolgd. Bv.:
laster en eerroof of belaging (stalking). Een klacht is niet hetzelfde als een aangifte. Voor
klachtmisdrijven is vereist dat de benadeelde duidelijk vraagt dat de strafvordering wordt
ingesteld
C. Niet-vervolging: het sepot
Begrip
Seponeren betekent dat het OM beslist de zaak niet te vervolgen. De zaak wordt dan
zonder gevolg gerangschikt/geseponeerd. Dit kan onmiddellijk als men de klacht
ontvangt, of na een summier onderzoek.
▪ Het openbaar ministerie kan steeds op deze beslissing terugkomen. Na verloop van tijd
vervalt de strafvordering echter door verjaring.
▪ Het sepot beroept op de gedachte dat het OM het recht heeft tot vervolging, maar hiertoe
niet verplicht is. Men noemt dit het opportuniteitsbeginsel. Het parket oordeelt over de
opportuniteit van de vervolging <> het legaliteitsbeginsel
▪ Juist omdat het parket vrij kan beslissen over de vervolging, kan geen rechtsmiddel
worden ingesteld tegen een sepot
▪ Wettelijke basis is art. 28quater Sv. Er zijn geen wettelijke voorwaarden, enkel
ministeriële richtlijnen
▪ Voor het sepot moet geen rekening worden gehouden met het gerechtelijk verleden van
de verdachte of met de ernst van het feit (<> minnelijke schikking en bemiddeling). Alle
misdrijven, misdaden, wanbedrijven en overtredingen komen ervoor in aanmerking.
▪ Hoewel het om een quasi-jurisdictionele beslissing gaat, kan hiertegen geen hoger
beroep worden aangetekend
Onderscheid tussen technisch of processueel sepot en beleidssepot
▪ Processueel of technisch sepot
De vervolging in de voorliggende zaak is niet mogelijk. Bv. bij verjaring van het feit, het
overlijden van de verdachte (geen dader) …
▪ Beleidssepot
Vervolging is technisch gezien mogelijk, maar niet opportuun.
Criterium Het openbaar belang (niet het belang van dader/slachtoffer)
Beleidssepot wordt toegepast wanneer:
o Het feit niet ernstig is (de minimis non curat praetor)
o Vervolging in de gegeven omstandigheden nadeliger zou zijn dan niet-
vervolging (Bv. Familiale ruzie Vechtpartij Slagen en verwondingen)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!60
o Bij geringe misdrijven, de reclasseringskansen van de verdacht gunstig
zijn en men het desocaliserend effect van een korte gevangenisstraf wil
vermijden (vermaning + voorwaarden)
Gevolgen van het sepot
▪ De strafvordering vervalt niet. Het parket kan er steeds, binnen de verjaringstermijn, op
terugkomen
▪ Het sepot doet voor de verdachte geen enkel recht ontstaan
▪ Het is geen rechterlijke beslissing, en er gaat dus geen gezag van gewijsde vanuit
Nadelen van het sepot en de manier waarop eraan wordt verholpen
▪ Het slachtoffer van wie de klacht werd geseponeerd kan zich geschaad voelen in zijn
belangen
▪ Seponeringsbeleid kan verschillen van parket tot parket. Er kan ongelijkheid in de
behandeling van gelijkaardige dossiers ontstaan waardoor bij de bevolking een indruk van
willekeur kan worden opgewekt.
▪ Misbruiken waarbij bepaalde zaken in de doofpot worden gestopt.
▪ Sommige van deze nadelen kunnen worden opgelost:
Het slachtoffer wiens klacht werd geseponeerd kan steeds een burgerlijke
vordering op grond van Art. 1382 BW voor de burgerlijke rechtbank brengen
Het slachtoffer heeft de mogelijkheid om de zaak zelf aanhangig te maken bij
de strafgerechten:
o Door klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter
(Art. 63 Sv.)
o Door de rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht (Art. 64,
laatste al. Sv.)
▪ Rechtstreekse dagvaarding is niet mogelijk voor het hof van Assissen
De procureur-generaal of de hiërarchische meerdere van de individuele
parketmagistraat die de zaak heeft geseponeerd kan steeds het bevel tot vervolging
geven (Art. 274 Sv.)
De minister van Justitie kan, op grond van zijn positief injunctierecht, de
procureurgeneraal bevelen vervolgingen in te stellen.
F. Buitengerechtelijke afhandeling door het parket
Het parket handelt de strafzaken zelf af, niet door een eigenlijke straf op te leggen, maar door,
met instemming van de verdachte, de zaak op buitengerechtelijke wijze af te handelen. Dit is
geen sanctie, maar een ‘oorzaak tot verval van de strafvordering’ De buitengerechtelijke
afdoeningsystemen zijn wettelijk geregeld en dus aan regels onderworpen (<> sepot)
Voordeel
In tegenstelling tot het sepot volgt er een maatschappelijke reactie op het misdrijf. Voor
de betrokkene hebben deze procedures tot voordeel dat hem de lijdensweg (en de sociale
afkeuring) van de strafprocedure wordt bespaard, en dat de alternatieve sanctie die hem
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!61
wordt opgelegd geen echte straf is en dus niet op zijn strafblad wordt vermeld. De sanctie
volgt ook veel sneller op het misdrijf, wat ook in het belang van het slachtoffer kan zijn.
Doel
Verminderen van de werklast van het gerecht. De vonnisgerechten worden erdoor ontlast
omdat de zaak niet meer voor de rechter wordt gebracht. Voor een deel is dit een
verschuiving van de werklast naar de parketten. Ook de parketten zien hun werklast
verminderen, want zij zullen niet meer voor de bewijsvoering ter terechtzitting moeten
instaan.
De minnelijke schikking (Art. 216bis Sv.)
Begrip
De procureur des Konings kan, wanneer de wettelijke voorwaarden zijn vervuld, aan de
verdachte voorstellen een geldsom te betalen. Aanvaardt de verdachte en betaalt hij de
geldsom, dan vervalt de strafvordering. Hij kan ook vragen dat de dader van een misdrijf
waarop verbeurdverklaring staat afstand doet van de te verbeurd verklaren goederen.
Minnelijke schikking is geen dading in de zin van Art. 2044 BW. Het concept dading is
onverenigbaar met de basisfilosofie van het strafprocesrecht: De strafvordering is van
openbare orde, zodat overeenkomsten betreffende de strafvordering uitgesloten zijn
Het voorstel tot minnelijke schikking is steeds unilateraal. Het parket stelt een geldsom voor,
die is te nemen of te laten is door de verdachte. Aanvaardt hij en wordt de geldsom binnen de
gestelde termijn betaald, dan vervalt de strafvordering. Weigert hij dan wordt de gewone
procedure verder gevolgd.
Het kan eveneens worden voorgesteld door de arbeidsauditeur en igv voorrecht van
rechtsmacht door de procureur-generaal bij het HvB
Het is ook mogelijk tijdens het gerechtelijk onderzoek en zelfs tjdens het proces ten gronde.
Toepassingsvoorwaarden
Het OM beslist over het al dan niet formuleren van een voorstel tot minnelijke schikking. De
verdachte heeft hierop dus geen recht, ook al zijn de wettelijke voorwaarden vervuld. De
toepassingsvoorwaarden zijn bepaald in art. 216bis Sv.
Procedure
De minnelijke schikking is mogelijk in alle fasen van het onderzoek. Zolang er nog geen
vonnis of arrest is uitgesproken dat kracht van gewijsde heeft, kan de procureur des Konings
(op eigen initiatief of op voorstel van de beklaagde) een minnelijke schikking aan.
Indien er een MS wordt aangeboden tijdens het gerechtelijk onderzoek, kan de
onderzoeksrechter bij mededeling van het dossier aan het parket een advies formuleren over
de stand van het onderzoek. De onderzoeksrechter beschikt niet over een vetorecht. De
noodzaak tot het vorderen van dwangmaatregelen is dus een obstakel voor de MS.
Als een MS is gesloten in een zaak die al aanhangig was bij een rechtbank of hof, geven de
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!62
PdK of de procureur-generaal daarvan kennis aan de rechtbank of het hof en vervalt de
strafvordering Daarbij gaat de rechter na of aan de formele toepassingsvoorwaarden is
voldaan, of de dader de voorgestelde MS heeft aanvaard en het slachtoffer of de fiscale en
sociale administratie werden vergoed.
Bij MS gesloten tijdens het opsporingsonderzoek ontbreekt elke rechterlijke controle.
Het verval van de strafvordering tegen de dader doet geen afbreuk aan de strafvervolging
tegen de overige dader, mededaders of medeplichtigen.
Als het voorstel tot MS niet wordt aanvaard, kunnen de stukken en mededeling van de
onderhandelingen niet tegen de verdachte worden gebruikt in enig strafrechtelijk,
burgerrechtelijk of andere procedure.
Dus alle overtredingen, alle wanbedrijven en ook de correctionaliseerbare misdaden.
Bedrag van de geldsom
Deze som mag niet meer bedragen dan het maximum van de geldboete die in de wet voor het
betrokken misdrijf is bepaald, verhoogd met de wettelijke opdeciemen en dient in verhouding
te staan tot de zwaarte van het misdrijf:
Ze mag niet te hoog zijn Moet betaalbaar blijven voor de betrokkene
Ze mag niet te laag zijn Er zit toch een element van repressie in
In het sociaal strafrecht gelden andere minimumgrenzen (Art. 216bis §1 al. 3 Sv.)
De procureur des Konings bepaalt op welke wijze en binnen welke termijn de betaling
geschiedt en voor welke strafbare feiten de minnelijke schikking wordt aangeboden.
Deze termijn is ten minste 15 dagen en ten hoogste 3 maanden (het parket kan de
termijn verlengen ‘wanneer bijzondere omstandigheden het wettigen’).
Wanneer verbeurdverklaring kan worden toegepast verzoekt de PdK de dader, binnen
een door hem te bepalen termijn afstand te doen van de in beslag genomen
voorwerpen of vermogensvoordelen of, indien ze niet in beslag genomen zijn, deze
voorwerpen of vermogensvoordelen af te geven op de door hem bepaalde plaats
Rechten van het slachtoffer
Vroeger kon de minnelijke schikking slechts worden voorgesteld indien de schade volledig
was vergoed. Deze regel werd versoepeld om ervoor te zorgen dat de procedure niet
geblokkeerd geraakt. De schikking kan nu ook worden voorgesteld als de dader, in een
geschrift, zijn verantwoordelijkheid voor het schadeverwekkend feit heeft erkend en hij het
bewijs heeft gegeven van de vergoeding van het niet-betwiste gedeelte van de schade en de
regeling ervan. (Vb: kleine diefstal en aantasting van de lichamelijke integriteit. Dader betaalt
5,000 maar slachtoffer zegt dat het 10,000 is. Indien het niet-betwistbaar gedeelte (dus die
5,000 euro) dan toch MS voor het betwistbare gedeelte (dus die 5,000 euro) zal men zich naar
de burgerlijke rechter moeten wenden.) In ieder geval kan het slachtoffer zijn rechten doen
gelden voor de burgerlijke rechtbank. In dat geval is het aanvaarden van de minnelijke
schikking door de dader een onweerlegbaar vermoeden van fout (Art. 216bis §4 Sv.)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!63
De bemiddeling in strafzaken (Art. 216ter Sv.)
Begrip
Art 216ter Sv. bevat een reeks mogelijkheden tot buitengerechtelijke afdoening die onder
de verzamelnaam “bemiddeling” worden aangeduid. Het betreft een akkoord tussen
beklaagde, verdachte en openbaar ministerie tot het verrichten van een prestatie. (Bv.
passende therapie, opleiding, maatschappelijke dienstverlening) In de meeste gevallen gat
het over een bemiddeling tussen de parketmagistraat en de verdacht. Het parket stelt voor
dat de verdacht zich aan een bepaalde voorwaarde onderwerpt, de verdachte moet ermee
instemmen, en als de verdachte aan de voorwaarde heeft voldaan vervalt de strafvordering
Toepassingsvoorwaarden
Bemiddeling is mogelijk voor zover het feit niet van aard schijnt te zijn dat het gestraft moet
worden met een hoofdstraf van meer dan 2 jaar correctionele gevangenisstraf of met een
zwaardere straf. De plafondstraf wordt bepaald adhv de straf die de procureur in concreto
(met aanneming van verzachtende omstandigheden) zou wensen te vorderen.
Het vervullen van de voorwaarden kan slechts worden voorgesteld mits de dader zich heeft
verbonden de door het misdrijf veroorzaakte kosten van analyse of deskundig onderzoek te
betalen binnen de termijn bepaald door de PdK.
Wanneer bijzondere verbeurdverklaring kan worden toegepast verzoekt de PdK de dader,
binnen een door hem te bepalen termijn afstand te doen van de in beslag genomen
voorwerpen die zijn eigendom zijn of ze, indien ze niet in beslag genomen zijn, af te geven op
de bepaalde plaats.
De bemiddeling kan niet meer worden voorgesteld eens de zaak aanhangig is bij de
onderzoeksrechter of vonnisrechter.
Rechten van het slachtoffer
De strafvordering vervalt slechts voor zover de dader aan al de hem gestelde voorwaarden
heeft voldaan. (Bv. Dient er eerst een bewijs geleverd te worden van het feit dat dat de door
het misdrijf veroorzaakte schade vergoed of hersteld werd.) Het verval doet geen afbreuk aan
de rechten van gesubrogeerden in de rechten van het slachtoffer (zoals verzekeraars) of van
slachtoffers die niet betrokken werden in de behandelingsprocedure. Tegenover hen wordt de
fout van de dader onweerlegbaar vermoed.
Procedure
De verdacht wordt door de PdK opgeroepen. Hij mag zich laten bijstaan door een advocaat,
die hem echter niet mag vertegenwoordigen. Ook het slachtoffer kan worden opgeroepen, ook
al is dit geen wettelijke verplichting. Bemiddeling is slecht mogelijk voor zover de zaak nog
niet aanhangig is bij de strafrechter (onderzoeksrechter/vonnisgerecht)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!64
§4. Personen tegen wie de strafvordering wordt uitgeoefend.
A. Principe
De strafvordering wordt uitgeoefend tegen de persoon die ervan wordt verdacht een misdrijf
te hebben gepleegd, dwz tegen de vermoedelijke dader(s) van het strafbaar feit.
De mededaders en medeplichtigen kunnen ook worden vervolgd. (= strafbare deelneming)
De strafvordering kan dus niet worden uitgeoefend tegen de personen die, krachtens de regels
van het aquiliaaans aansprakelijkheidsrecht, aansprakelijk zijn voor de schade die door het
misdrijf werd veroorzaakt (= burgerlijk aansprakelijke partij), noch tegen de
rechtsopvolgers van de vermoedelijke dader (indien deze zou komen te overlijden). Hierin
onderscheidt de strafvordering zich van de burgerlijke vordering, die wel tegen de
voornoemde categorieën van personen kan worden uitgeoefend
➔ De strafvordering is strikt persoonlijk
Minderjarigen vallen in principe buiten de toepassing van de strafwet, want zij zijn
schuldonbekwaam. Op hen is de strafvordering niet van toepassing
Geestesgestoorden kunnen wel voor de strafgerechten worden vervolgd, maar op hen wordt
een niet-repressieve vervangingsmaatregel (internering) toegepast.
De strafvordering kan ook worden ingesteld tegen rechtspersonen.
B. De immuniteiten
Tav. bepaalde personen kan de strafvordering niet worden uitgeoefend. Het betreft personen
die genieten van de staatsrechtelijke en volkenrechtelijke voorrechten en immuniteiten. Deze
personen vallen weliswaar onder de toepassing van de strafwet, maar de strafvordering kan
tav hen niet worden uitgeoefend.
De immuniteiten vloeien voort uit
▪ Enerzijds het nationaal publiek recht (staatsrechtelijke) Beginsel van de scheiding der
machten Onschendbaarheid koning en parlementsleden
▪ Anderzijds het volkenrecht Diplomatieke en consulaire immuniteit, immuniteit van
vreemde staatshoofden, Europarlementsleden en ambtenaren van internationale instellingen
Deze immuniteit kan hetzij onbeperkt of geheel zijn, hetzij beperkt of gedeeltelijk
▪ Onbeperkt Wanneer zij op alle mogelijke strafbare feiten slaat
▪ Beperkt Wanneer zij slechts op bepaalde misdrijven betrekking heeft
Daarnaast is er het nderscheid tussen de absolute immuniteit en de machtigingsimmuniteit
▪ Een absolute immuniteit kan nooit worden opgeheven
Bv. Parlementaire onschendbaarheid voor worden gesproken in het
parlement (Art. 58 GW)
▪ Een machtigingsimmuniteit kan wel worden opgeheven, waardoor de persoon die ervan
genoot kan worden vervolgd.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!65
Bv. Diplomatieke onschendbaarheid (als de zendstaat de
ontvangststaat hiertoe machtigt, kan de diplomaat worden
vervolgd)
De Koning
▪ The king can do no wrong Principe van de scheiding der machten
▪ Deze immuniteit is absoluut en onbeperkt Zij kan niet worden opgeheven en geldt
voor alle misdrijven
De koning is tegen elk rechtsgeding beveiligd, niet enkel op strafrechtelijk, maar ook op
burgerrechtelijk gebied
Op burgerrechtelijk gebied werd echt een correctief ingevoerd in de vorm van de zgn.
“civiele lijst”: Privaatrechtelijke vorderingen die betrekking hebben op het patrimonium
van de Koning, kunnen worden ingesteld tegen de intendant of tegen de administrateur
van de civiele lijst (Art. 41 Ger.W.)
▪ De immuniteit van de Koning is beperkt tot zijn persoon, zij slaat niet op zijn
familieleden en strekt zich niet uit tot zijn ministers (Art. 88 GW)
▪ De koning zal niet strafrechtelijk kunnen worden vervolgd voor het plegen van
misdrijven, ook niet na zijn ambt (een president wel na zijn ambt)
Parlementsleden
▪ Onschendbaarheid die deels absoluut, maar beperkt is, en deels onbeperkt, maar
ophefbaar Onderscheid tussen misdrijven gepleegd bij de uitoefening van hun
parlementaire functie (Art. 58 GW) en andere misdrijven (Art. 59 GW)
▪ Deze regeling was oorspronkelijk beperkt tot federale parlementsleden
Grondwetsherziening 1993/94 uitgebreid tot regionale parlementsleden
Onderscheid tussen verschillende misdrijven:
▪ Misdrijven in de uitoefening van de parlementaire functie
Misdrijven gepleegd bij het uitbrengen van een mening of stem in de uitoefening van de
parlementaire functie
Absolute immuniteit (art. 58 GW)
Zij geldt ten allen tijde en kan niet worden opgeheven
Vloeit voort uit beginsel van de scheiding der machten Vrijwaart de volledige
onafhankelijkheid van parlementsleden bij het uiten van hun mening in het parlement.
(De vrije meningsuiting moet kunnen worden gerespecteerd zonder enige vrees van
vervolging)
De immuniteit is echter beperkt geldt enkel voor misdrijven (bv. laster, eerroof,
smaad…), gepleegd bij het uitbrengen van een mening of een stem in het parlement
Restrictief worden geïnterpreteerd de rechtspraak neemt aan dat zij slechts geldt voor
uitspraken van parlementsleden in het parlement zelf (tijdens de parlementaire zittijd).
Woorden van parlementsleden uitgesproken buiten het parlementsgebouw, zelfs indien
zij zich ertoe zouden beperken de in het parlement uitgesproken redevoeringen te
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!66
herhalen of de tekst ervan te doen opnemen in een krant, genieten niet van deze absolute
immuniteit.
De immuniteit bestaat slechts voor zover de gewraakte woorden worden opgenomen in
de gedrukte stukken van het parlement
▪ Andere misdrijven Machtigingsimmuniteit
Er wordt een onderscheid gemaakt al naargelang de vervolgingen worden ingesteld tijdens of
buiten de parlementaire zittijd.
De ratio legis van art. 59 GW is te verhinderen dat vervolgingen die zouden plaatsvinden
gedurende de zittijd de samenstelling van het parlement zouden beïnvloeden waardoor de
normale werking van het parlement zou worden verstoord.
➔ Het is dus een tijdelijke immuniteit die slechts geldt tijdens de duur van de parlementaire
zittijd. De periode die verloopt tussen 2 zittijden is uiterst, zodat parlementsleden doorgaans
doorlopend van een algemene, maar ophefbare immuniteit genieten.
Tijdens de parlementaire zittijd kan een parlementslid, behalve bij betrapping op heterdaad,
niet worden verwezen of rechtstreeks gedagvaard voor een hof of rechtbank of worden
aangehouden dan met verlof van de kamer waarvan het betrokken parlementslid deel
uitmaakt.
De vervolging kan enkel worden ingesteld door de ambtenaren van het OM en de bevoegde
ambtenaren, wat rechtstreekse dagvaarding door het slachtoffer van het misdrijf uitsluit.
In geval van ontdekking op heterdaad is geen machtiging van het parlement nodig. Heterdaad
slaat op de ontdekking wanneer het misdrijf nog actueel is en er geen onderbreking is in de
opsporing en vervolging van het misdrijf
Voor het vorderen van een gerechtelijk onderzoek is geen machtiging vereist. Behalve bij
ontdekking op heterdaad kunnen de dwangmaatregelen waarvoor het optreden van een rechter
vereist is (bv. huiszoeking, telefoontap) enkel worden bevolen door de eerste voorzitter van
het HvB, op verzoek van de betrokken rechter, en de voorzitter van het parlement moet op de
hoogte worden gebracht. Huiszoeking en inbeslagneming kan alleen plaats vinden in
aanwezigheid van de voorzitter van de betrokken kamer of een door hem aangewezen lid.
Om een parlementslid naar de strafrechter door te verwijzen of hem te dagvaarden moet het
parket eerst de toelating, dwz de opheffing van de parlementaire onschendbaarheid vragen. (=
machtigingsimmuniteit) Het is een onbeperkte immuniteit en gedeeltelijke opheffing van de
parlementaire immuniteit is mogelijk.
Voor misdrijven die buiten de zittijd werden gepleegd kan de parlementslid gewoon worden
vervolgd, net als elke burger. De Kamer kan echter de schorsing van de vorderingen vragen.
C. Bijzondere regels voor bepaalde categorieën van personen
Ministers
In tegenstelling tot de Koning zijn ministers niet onschendbaar. Indien zij worden
verdacht van een misdrijf worden zij echter volgens een speciale procedure berecht
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!67
Art. 103 en 125 GW
In 1998 werden zowel art. 103 (federale ministers) als art. 125 (regionale ministers)
gewijzigd en werd voor beide categorieën een uitvoeringswet aangenomen. De regeling
voor ministers kan niet langer worden gecumuleerd met die voor parlementsleden.
De regeling
Voor misdrijven die zij in de uitoefening van hun ambt hebben gepleegd worden ministers
uitsluiten berecht voor het Hof van beroep (in eerste en laatste aanleg), ongeacht of de
vervolging plaatsvindt tijdens de ambtstermijn of na het beëindigen ervan
Hetzelfde geldt voor misdrijven die ministers buiten de uitoefening van hun ambt hebben
gepleegd en waarvoor zij worden berecht tijdens hun ambtstermijn
De vervolging in strafzaken van een minister kan enkel worden ingesteld en geleid door de
procureur- generaal bij het hof van beroep (Klacht met burgerlijke partijstelling door de
benadeelde is niet mogelijk)
De verdere uitwerking van deze grondwettelijke principe gebeurde door 2 parallelle wetten
Voor federale ministers is het bevoegde hof het hof van beroep dat van Brussel
Voor regionale ministers is het bevoegde hof het hof van beroep van de plaats waar de
regering, waarvan het betrokken lid deel uitmaakt, haar zetel heeft
Tegen de beslissing van het hof van beroep is cassatieberoep mogelijk (men kan niet in
beroep gaan, maar cassatie is dus wel mogelijk)
Voor elke vordering tot regeling van de rechtspleging is verlof van de Kamer van
Volksvertegenwoordigers of van het betrokken gemeenschaps- of gewestparlement vereist
Magistraten en hoge functionarissen
▪ “voorrecht van rechtsmacht”. Zij worden berecht voor misdaden en wanbedrijven
gepleegd buiten of binnen de uitoefening van hun ambt door de eerste burgerlijke kamer
van het hof van beroep, die in de eerste en laatste aanleg uitspraak doet. Net zoals bij de
ministers is er dus geen beroep mogelijk.
▪ De vervolging gebeurt door de procureur-generaal (niet door de procureur des Konings
en zijn substituten) en het ambt van onderzoeksrechter wordt waargenomen door een
raadsheer in het hof van beroep, die hiertoe speciaal door de eerste voorzitter van dat hof
wordt aangewezen
▪ Doel: Vermijden dat betrokkenen door hun collega’s of hun ondergeschikten, of door
lagere magistraten zouden worden berecht
▪ Rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling door de benadeelde is
niet mogelijk
▪ De personen die ervan genieten worden pgesomd door Art. 479 en 483 Sv. (limitatief)
▪ Wel is het zo dat medeplichtigen en mededaders van een misdrijf waarvoor de
ambtenaar voorrecht van rechtsmacht geniet en ook daders van samenhangende
misdrijven, volgens de speciale procedure van voorrecht van rechtsmacht worden berecht,
behalve als het gaat om politieke misdrijven of persmisdrijven.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!68
§5. (Extra)territoriale gelding van de strafvordering
De strafvordering kan enkel op Belgisch grondgebied worden uitgeoefend (geografische
reikwijdte). Belgische vervolgingsmagistraten kunnen de strafvordering niet
instellen/uitoefenen voor buitenlandse rechtscolleges en buitenlandse
vervolgingsmagistraten kunnen geen strafvorderlijke daden verrichten op Belgisch
grondgebied.
A. Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd
De strafwet is van toepassing op alle misdrijven die op Belgisch grondgebied worden
gepleegd (territorialiteitsbeginsel) Voor deze misdrijven kan de strafvordering worden
uitgeoefend zonder dat er beperkende voorwaarden aan worden gesteld.
Toch kan de praktische uitvoering van bepaalde onderzoeks- of vervolgingsdaden worden
bemoeilijkt doordat de plaats waar deze daden dienen te worden gesteld, gedekt is door een
staatsrechtelijke of volkenrechtelijke onschendbaarheid, die rechtstreeks samenhangt met de
onschendbaarheid van de persoon die van de immuniteit geniet.
In de praktijk betekent dit voornamelijk dat op deze plaatsen geen huiszoekingen en
inbeslagnemingen zullen kunnen worden verricht zonder de toestemming van de persoon die
van de immuniteit geniet.
▪ Ambassades
Agenten of ambtenaren van de openbare macht van de ontvangststaat het
gezantschapsgebouw niet betreden of er hun functie uitoefenen zonder de toelating van het
hoofd van de diplomatieke zending. De onschendbaarheid slaat tevens op de private woning,
voertuigen, archieven, briefwisseling, diplomatieke tast … van de gezant.
▪ Consulaten
De onschendbaarheid is beperkt tot de consulaire gebouwen en strekt zich niet tot de privé-
woning van de consulaire ambtenaren. Wel geldt de onschendbaarheid van het archief,
documenten en de officiële briefwisseling. Er is daarnaast expliciet voorzien in de
verplichting toegang te verlenen in geval van ramp of brand.
▪ Gebouwen van internationale organisaties
Bepaalde, aan de gebouwen waarin de organisatie gevestigd zijn, verbonden immuniteiten
▪ Het Koninklijk paleis
Het koninklijk paleis kan niet zonder toestemming van de Koning worden betreden.
B. Misdrijven in het buitenland gepleegd
De strafwet kan ook worden toegepast op misdrijven die in het buitenland worden gepleegd.
Dit is steeds uitzonderlijk en aan bepaalde voorwaarden verbonden. (Art. 6-12 VTSv.)
De strafwet kan slechts extraterritoriaal worden toegepast op een beperkt aantal misdrijven,
nl. de misdrijven waarnaar in art. 6 e.v. VTSv. wordt verwezen
Het uitzonderlijk karakter van de vervolging van deze misdrijven wordt bovendien
beklemtoond doordat de vervolging steeds facultatief is en er soms bijkomende
vervolgingsvoorwaarden of –beletsels zijn, die niet gelden wanneer het feit op Belgisch
grondgebied zou zijn gepleegd .
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!69
Facultatief karakter van de vervolgingen
Het OM is nooit verplicht te vervolgen. Er is een uitzondering bij aut dedere, aut
judicare: wanneer België de uitlevering weigert, is het soms verdragsrechtelijk verplicht
de zaak aan zijn bevoegde autoriteiten voor te leggen teneinde vervolging in te stellen.
‘Officieel bericht’ van de vreemde overheid of klacht van de benadeelde
▪ Officieel bericht
Dit is een bericht waarbij de vreemde overheid een op haar grondgebied gepleegd misdrijf bij
de aangezochte staat aanklaagt, opdat de aangezochte staat de strafvordering overneemt.
Deze voorwaarde geldt voor misdrijven tegen de buitenlandse openbare trouw en voor
misdrijven, door Belgen in het buitenland gepleegd en waarvan vreemdelingen het slachtoffer
zijn. Voor corruptie van nationale of internationale ambtenaren gevestigd in België is geen
officieel bericht meer vereist.
▪ Klacht benadeelde vreemdeling
Voor misdaden en wanbedrijven door een Belg in het buitenland gepleegd, en waarvan een
vreemdeling het slachtoffer is kan eveneens worden vervolgd op kracht van de benadeelde
vreemdeling of van zijn familie, ook zonder officieel bericht.
Vervolging is voor deze misdrijven enkel mogelijk op vordering van het openbaar ministerie
Benadeelde vreemdeling beschikt in deze gevallen dus niet over de mogelijkheid zelf de
strafprocedure op gang te brengen
Voor Belgische slachtoffers is dit procedureel beletsel niet ingebouwd. Zij kunnen zich
burgerlijke partij stellen of rechtstreeks dagvaarden.
Voor de misdrijven bedoeld in Art. 10ter VTSv (bepaalde seksuele misdrijven) is geen klacht
of officieel bericht vereist. Dit is evenmin vereist in geval van corruptie van Belgische
ambtenaren (Art. 10quater VTSv.)
De aanwezigheid van de verdachte op Belgisch grondgebied
Krachts art. 12 VTSv. is de vervolging van in het buitenland gepleegde misdrijven is slechts
mogelijk indien de verdachte in België gevonden wordt. Ratio legis is dat men
verstekprocedures wegens in het buitenland gepleegde misdrijven wil vermijden.
De woorden “in België gevonden worden” worden zo geïnterpreteerd dat niet wordt vereist
dat de verdachte aanwezig zou zijn én op het ogenblik van de aanvang van de vervolgingen én
op het ogenblik van de uitspraak (een verstekvonnis blijft dus mogelijk).
▪ Voor sommige misdrijven wordt deze voorwaarde niet gesteld
Misdaden en wanbedrijven tegen de staatsveiligheid
Misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!70
Ne bis in idem
In principe hebben vonnissen die door buitenlandse rechtscollege zijn geveld geen gezag van
gewijsde in België. Aan buitenlandse vonnissen wegens in het buitenland gepleegde
misdrijven wordt echter een beperkte ne bis in idem-werking toegekend.
§6. Prejudiciële vragen en prejudiciële geschillen
Soms rijzen er voor de strafrechter rechtsvragen die tot een andere discipline behoren, bv. tot
het burgerlijk recht of administratief recht, en die een beslissende invloed hebben op de
beslissing over de strafvordering.
Kan de rechter zich hierover uitspreken?
Als algemene regel geldt dat de strafrechter zich uitspreekt over alle vragen die incidenteel
voor hem worden opgeworpen naar aanleiding van een misdrijf dat bij hem aanhangig is (art.
15 VTSv.) ➔ judex actiones judex exceptionis
Deze regel geldt “behoudens de bij de wet bepaalde uitzonderingen”. Deze
uitzonderingsgevallen worden prejudiciële geschillen genoemd.
o Dit zijn vragen die niet door de strafrechter zelf, maar door een andere instantie, meestal
een rechtscollege, worden beantwoord.
o De strafrechter zal hierbij de beslissing over de strafvordering opschorten totdat deze
andere instantie zich over het prejudicieel geschil heeft uitgesproken.
Deze prejudiciële geschillen zijn in 2 opzichten uitzonderlijk
1.Zij wijken af van het beginsel dat de strafrechter zelf over rechtsvragen uit
andere disciplines uitspraak doet.
2. Geen toepassing van het principe dat het doorgaans niet de strafrechter is die
zijn beslissing in afwachting van de uitspraak van een andere instantie uitstelt,
maar omgekeerd, dat de burgerlijke rechter de bij hem aanhangige zaak schorst, in
afwachting van een beslissing over de strafvordering.
A. Prejudiciële vragen
De strafrechter wordt een vraag opgeworpen maar dient de zaak eerst aanhangig te maken bij
een andere rechter die de vraag beantwoord. Soms zijn prejudiciële vragen zelfs verplicht.
Vragen van Europees Unierecht
De Belgische rechter kan zich zelf over het interpretatieprobleem (van bv. rechtsregel ivm
economisch recht die hun oorsprong vinden in het EU-recht) uitspreken of kan hierover een
prejudiële vraag stellen aan het Hof van Justitie. Het antwoord van het Hof is bindend.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!71
Vragen van Belgisch grondwettelijk recht
Er kunnen conflicten rijzen tussen enerzijds nationale en regionale ‘wetten’ en anderzijds
regionale ‘wetten’ (decreten en ordonnanties) onderling. Rechters hebben de mogelijkheid om
hierover prejudiciële vragen aan het Grondwettelijk Hof te stellen.
Rechters kunnen ook vragen stellen over mogelijke schendingen door de wetten en decreten
of ordonnanties van het grondwettelijk gelijkheidsbeginsel (Art. 10 GW) en het
grondwettelijk non-discriminatiebeginsel (Art. 11 GW). Het GwH kan de wet toetsten aan
alle rechten opgenomen in titel II en artikelen 170, 172 en 191 Gw.
b. Prejudiciële geschillen
De strafrechter moet zijn beslissing over de strafvordering uitstellen totdat een
andere instantie zich over een prejudiciële kwestie heeft uitgesproken. Hier
betreft het een zaak die hetzij al aanhangig is voor een andere instantie, hetzij
door één van de partijen bij een andere instantie aanhangig wordt gemaakt. Het is
dus niet de rechter zelf die hiertoe het initiatief neemt. Het gaat over betwistingen
die van belang zijn voor de uitkomst van de strafprocedure
Laster
Er is slechts sprake van laster voor zover het wettelijk bewijs van de valsheid van de
aantijging wordt geleverd (Art. 443 Sw.). Dit wettelijk bewijs kan worden geleverd door
een strafrechtelijke of een disciplinaire uitspraak. Deze strafrechtelijke of disciplinaire
uitspraak is prejudicieel ten aanzien van de beslissing over de strafvordering wegens
laster. Krachtens Art. 447 al. 3, 4 en 5 Sw. wordt, indien het tenlastegelegde feit het
voorwerp uitmaakt van een strafvervolging of een aangifte waarover nog geen uitspraak is
gedaan, de vordering wegens laster geschorst totdat de bevoegde overheid zich voorlopig
(seponering of buitenvervolgingstelling) of definitief (vonnis ten gronde) over het feit
heeft uitgesproken.
§7. Verval van de strafvordering
≠ Seponering
A. De opheffing of vernietiging van de strafwet (Art. 2 al. 2 Sw.)
De gelding van de strafwet kan enkel een einde nemen door de uitdrukkelijke of stilzwijgende
opheffing van de strafwet door de wetgever of door een arrest van het Arbitragehof waarbij
de strafwet wordt vernietigd
Art. 2 Sw. Bepaalt dat indien de straf ten tijde van het vonnis bepaald, verschilt van die welke
gold ten tijde van het misdrijf, de minst zware straf wordt toegepast. Indien ten tijde van het
vonnis de straf volledig was opgeheven doordat het misdrijf uit de strafwet was geschrapt of
doordat de strafwet waarbij de straf was bepaald, werd vernietigd, kan geen straf meer
worden toegepast ➔ Geen terugwerkende kracht van de strafwet
De procedurele tegenhanger van dit principe uit het materieel strafrecht is dat de
strafvordering vervalt door de opheffing van de strafwet. Feiten die door de opgeheven of
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!72
vernietigde wet werden bestraft, kunnen niet worden vervolgd. De opheffing van de strafwet
heeft geen gevolg voor de burgerlijke vordering, op voorwaarde dat deze tijdig werd ingesteld
B. Amnestie
Een wet waardoor een strafbaar feit niet meer wordt bestraft en het zelfs het kenmerk
misdrijf verliest. De straffen die uitgesproken zijn verdwijnen volledig, en de hangende
vervolgingen verdwijnen ook. Burgerlijke vordering blijft bestaan. Soms toegekend na
politieke conflictsituaties (Bv. een oorlog) of na sociale conflicten
C. De klachtafstand bij klachtmisdrijven
De rechtspleging kan geen voortgang vinden wanneer de partij die klacht moet indienen, de
klacht intrekt voor elke daad van vervolging (Art. 2 VTSv.). Dit is enkel mogelijk bij de
klachtmisdrijven waar een klacht van de benadeelde een vereiste is.
D. De dood van de verdachte
Natuurlijke personen
De strafvordering vervalt door de dood van de verdachte (Art. 20 VTSv.) Zijn
Rechtsopvolgers kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd persoonlijk karakter van
de straffen.
De burgerlijke vordering vervalt niet door het vooroverlijden van de verdachte en kan
dus wel tegen de nalatenschap worden uitgeoefend
Rechtspersonen
Geldt niet automatisch als grond van het verval. Anders zouden rechtspersonen zich door de
ontbinding kunnen onttrekken aan strafvervolging. Ten aanzien van een rechtspersoon vervalt
de strafvordering door afsluiting van vereffening, door gerechtelijke ontbinding of door
ontbinding zonder vereffening (art. 20 VTSv.)
2 uitzonderingen (Art. 20 VTSv.): De strafvordering kan niet worden uitgeoefend
o indien de invereffeningstelling, de gerechtelijke ontbinding of de ontbinding zonder
vereffening tot doel hebben te ontsnappen aan de vervolging
o indien de rechtspersoon overeenkomstig Art. 61bis door de onderzoeksrechter in
verdenking gesteld werd voor het verlies van de rechtspersoonlijkheid
E. De verjaring (Art. 21-25 VTSv.)
Begrip
De strafvordering kan slechts gedurende een zeker termijn worden uitgeoefend. Ze begint te
lopen vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd. Ma het verstrijken vervalt de
strafvordering door verjaring. De burgerlijke vordering blijft wel nog mogelijk.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!73
Ratio legis: Ze steunt op overwegingen van algemeen belang. Men wil vermijden dat er
teveel tijd verloopt tussen het misdrijf en de berechting van de zaak.
De verstoring van de rechtsorde moet zo snel mogelijk worden hersteld. Eens er een
zekere periode is verstreken is het ongewenst de herinnering aan de vroegere verstoring
op te wekken door het misdrijf te vervolgen.
Ook praktische overwegingen: Naarmate de tijd vordert is het steeds moeilijker om de
feiten te bewijzen, vandaar dat het wenselijk is de bewijzen zo snel mogelijk te
verzamelen en aan de rechter voor te leggen. ➔ Bescherming van de rechtszekerheid
De verjaring dient het algemeen belang en niet het belang van de partijen Van
openbare orde en dus door de rechter ambtshalve toegepast (de partijen kunnen er niet
van afwijken bij overeenkomst)
Dat de verdachte niet aan de verjaring kan verzaken speelt niet steeds in zijn voordeel
Onschuldige verdachte verliest mogelijkheid op definitieve uitspraak van zijn onschuld.
Verschil met de redelijke termijn
Verjaring is geen mensenrecht in common law landen bestaat dit doorgaans niet. Hier wordt dus gebruik gemaakt van de
redelijke termijn in strafzaken.
De redelijke termijn in strafzaken = de periode die “redelijkerwijze”, rekening houdend
met de complexiteit van de zaak, het gedrag van de rechtelijke overheid en het bedrag van de
beklaagde zaak, vereist is om tot een eindvonnis over de grond van de zaak te komen. Deze
bestaat niet in het algemeen belang, maar in het belang van de beklaagde. niet van
openbare orde. Ze valt ook niet noodzakelijk samen met de termijn van de strafvordering
Termijnen
Duur
De verjaringstermijn verschilt naargelang de aard van het misdrijf (Art. 21 VTSv.)
Niet-correctionaliseerbare misdaden en misdaden gepleegd ten nadele van een
minderjarige verjaren na 15 jaar
Andere misdaden & gecorrectionaliseerde misdaad > 20j opsluiting na 10 jaar
Wanbedrijven & andere gecorrectionaliseerde misdaden na 5 jaar
Overtredingen na 6 maanden, maar de wet schrijft vaak een langere termijn voor
(1 jaar voor vb. verkeersovertredingen)
Wanbedrijven die, mits aanneming van verzachtende omstandigheden in een
overtreding werden omgezet, verjaren na 1 jaar
Het Belgisch recht kende vroeger geen onverjaarbare misdrijven. sinds 1993 is bepaald dat
genocide (Art. 136bis Sw.), misdaden tegen de mensheid (Art. 136ter) en oorlogsmisdaden
(Art 136quater) onverjaarbaar zijn
In concreto, niet in abstracto
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!74
Voor de berekening van de verjaringstermijn wordt gekeken naar de straf die door de rechter
werd uitgesproken (in concreto), niet de straf die in abstracto door de wet is bepaald
Hierdoor verjaren in de praktijk veel misdrijven in de loop van het onderzoek, nog voordat de
rechter zich over de zaak heeft kunnen uitspreken ➔ De straf in concreto bepaalt de aard
van het misdrijf.
Uitzondering: bepaalde misdrijven gepleegd ten aanzien van minderjarigen
Wetten waardoor de verjaringstermijn wordt gewijzigd
Wetten waardoor de verjaringstermijn wordt gewijzigd of die ingrijpen in de regels van
stuiting en schorsing worden geacht procedurewetten te zijn. Zij kunnen onmiddellijk worden
toegepast, voor zover de verjaring nog niet werd bereikt krachtens de vroegere wet
Berekening van de verjaringstermijn
De verjaring wordt van maand tot maand (men houdt geen rekening met de verschillen in
lengte tussen verschillende maanden) en van dag tot dag (het tijdstip van de dag heeft geen
belang)
Aanvang (dies a quo)
Vanaf de dag waarop het misdrijf werd gepleegd
In deze termijn is de dies a quo wel, maar de dies ad quem niet inbegrepen: eerste dag
inbegrepen, laatste dag niet.
Onderscheid tussen aflopende en voortdurende en tussen enkelvoudige en
voortgezette of collectieve misdrijven
o Aflopende misdrijven Onmiddellijk, zodra het misdrijf is afgelopen: is dus zeer
eenvoudig te bepalen.
o Voortdurende misdrijven Vanaf het ogenblik waarop de misdadige toestand wordt
beëindigd. Zal dus eigenlijk bijna nooit beginnen te lopen.
o Collectieve of voorgezette misdrijven Vanaf het laatste feit. Verschillende
afzonderlijke misdrijven die met elkaar verbonden zijn door eenheid van opzet.
o Gevolgmisdrijven: Vanaf het ogenblik waarop het gevolg is ingetreden. Misdrijven
die bestaan in het veroorzaken van een gevolg (bv. slagen en verwondingen met de
dood als gevolg)
Is de lege ferenda, een andere vertrekpunt wenselijk?
De vertrekdatum is de dag waarop het misdrijf werd gepleegd, niet de dag waarop het werd
ontdekt. Indien de feiten zeer lang worden geheimgehouden, kan dit problematisch worden.
Speciale regels voor bepaalde misdrijven tegen minderjarigen
De verjaring begint pas te lopen vanaf de dag dat het slachtoffer de leeftijd van 18 jaar heeft
bereikt (Art. 21bis VTSv.)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!75
In geval van correctionalisering met betrekking tot deze misdrijven blijft de verjaringstermijn
die in abstracto voor het misdrijf was bepaald gelden.
Einde (dies ad quem)
Voor het verstrijken van de verjaringstermijn moet de stafprocedure volledig zijn
afgewikkeld. Het volstaat niet dat de strafvordering tijdig werd ingesteld. Er moet een
eindbeslissing zijn.
➔Verschil met de verjaring van de burgerlijke vordering, die niet langer tegen eiser
wanneer ze tijdig werd ingesteld. (Hoelang de procedure duurt)
Dit betekent dat, wanneer de partijen rechtsmiddelen (verzet, hoger beroep, cassatie)
hebben aangewend, de beslissingen die als gevolg van het aanwenden van deze
rechtsmiddelen tot stand komen, moeten worden geveld binnen de verjaringstermijn (in
kracht van gewijsde getreden zijn is niet vereist)
Het eindpunt kan echter worden “uitgesteld” door de toepassing van de rechtsfiguren van
de stuiting en de schorsing van de verjaring
De stuiting van de verjaring (Art. 22 VTSv.)
De stuiting is een onderbreking van de lopende verjaringstermijn, waardoor een nieuwe
termijn begint te lopen die gelijk is aan de oorspronkelijke. Stuiting kan plaats vinden door
daden van onderzoek of van vervolging.
Periode waarin de stuiting kan plaatsvinden
De stuiting van de verjaring van de strafvordering kan enkel plaats vinden gedurende de
eerste termijn (<> Stuiting van de verjaring van de straf, deze kan onbeperkt gebeuren)
➔ De verjaringstermijn van de strafvordering kan in principe (en onder voorbehoud van
schorsing) max. het dubbele van de oorspronkelijk bepaalde verjaringstermijn bedragen.
➔ Bij verschillende stuitingsdaden is enkel de laatste stuitingsdaad vanuit praktisch oogpunt
van belang
De dag waarop de stuitingsdaad heeft plaatsgehad is in de termijn inbegrepen (Vb:
12/03/14 is een aflopend misdrijf gepleegd. 11/03/19 = stuitingsdaad + 5 jaar = 10/03/24)
Wijze waarop de stuiting plaatsvindt
Krachtens Art. 22 VTSv kan de verjaring enkel worden gestuit door daden van onderzoek en
van vervolging.
Daden van onderzoek Alle daden die gesteld zijn door een daartoe bevoegd
persoon (politie) met het oog op het verzamelen van bewijzen met betrekking tot een
bepaalde zaak, teneinde ze aan de vonnisrechter te kunnen voorleggen met het oog op
een beslissing over de grond van de zaak.
Daden van vervolging Alle daden van een daartoe bevoegd persoon (OM) die
ertoe strekken de strafvordering uit te oefenen, om een vervolging te benaarstigen
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!76
Stuiten de verjaring niet:
Een akte die nietig is Bv. omdat zij door een onbevoegd persoon werd opgesteld of
niet de vereiste vermeldingen bevat o Interne correspondentie binnen het parket
Toebedeling van het dossier aan een kamer van het hof van beroep door de eerste
voorzitter
Omvang van de stuiting
Krachtens Art. 22 VTSv begint bij stuiting een nieuwe verjaringstermijn te lopen, zelfs tav de
personen die niet bij de stuitingsdaad waren betrokken. Hieruit wordt afgeleid dat de stuiting
in rem (op de zaak) werkt, niet in personam.
➔ De stuitingsdaad geldt ten aanzien van alle personen die bij de zaak betrokken zijn en ten
aanzien van alle samenhangende misdrijven
De schorsing van de verjaring (Art. 24 VTSv.)
≠ Stuiting
De schorsing is een tijdelijke stilstand in de lopende verjaringstermijn, waarna deze termijn
verder loopt zonder dat het al verworven gedeelte verloren gaat
De verjaring wordt geschorst wanneer de wet dit bepaalt of wanneer er een wettelijk of
jurisprudentieel beletsel bestaat dat de instelling of de uitoefening van de strafvordering
verhindert ➔beginsel Contra non valentem agere non currit praescriptio (art. 24 VTSv).
Oorzaken van schorsing:
Uitstel van de regeling der rechtspleging
Indien de raadkamer de zaak niet kan behandelen door een tijdig verzoek voor bijkomende
onderzoekshandelingen of het stellen van onderzoeksdaden door de onderzoeksrechter/KI na
de beschikking tot mededeling.
Ingevolge een tijdig verzoek tot bijkomend onderzoek beslist de raadkamer dat zij een
gerechtelijk onderzoek nog niet kunnen afsluiten
De onderzoeksrechter of KI beslist dat bijkomende onderzoek moet worden verricht
De schorsing loopt vanaf de dag van de beslissing tot uitvoering van bijkomende
onderzoeksdaden tot de dag waarop de behandeling van de zaak door het onderzoeksgerecht
of vonnisgerecht wordt hervat.
Een schorsing mag niet langer duren dan 1 jaar, indien langer ‘herleeft’ de verjaring van de
strafvordering.
Uitstel van behandeling tijdens het onderzoek ter terechtzitting
De handeling van de zaak wordt door het vonnisgerecht uitgesteld met het oog op het
verrichten van bijkomende onderzoeksdaden.
De verjaring is dan geschorst vanaf de dag waarop is beslist de zaak uit te stellen tot op de dag
voor de eerste terechtzitting waarop de behandeling van de zaak wordt hervat.
De schorsing lag evenwel niet langer dan 1 jaar duren.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!77
De behandeling van bepaalde excepties door het vonnisgerecht
Deze schorsingsgrond werd ingevoerd door de Wet Franchimont, die aan de verdachte, de
burgerlijke partij of de burgerlijk aansprakelijke de mogelijkheid biedt excepties van
onbevoegdheid, onontvankelijkheid van de strafvordering of van nietigheid op te werpen.
Om te vermijden dat deze excepties op dilatoire wijze (dus met doel de verjaring te doen
intreden) zouden worden gebruikt werd bepaald dat de verjaring van de strafvordering is
geschorst gedurende de behandeling van de opgeworpen exceptie.
Deze schorsing werkt enkel voor het vonnisgerecht, niet voor de onderzoeksgerechten
Indien het vonnisgerecht de exceptie gegrond verklaart of indien de beslissing over de
exceptie bij de zaak zelf wordt gevoegd is de verjaring echter niet geschorst
Prejudiciële geschillen
Wanneer, bij een prejudicieel geschil, de zaak naar een ander rechtscollege wordt verwezen, is
de verjaring van de strafvordering geschorst totdat dit rechtscollege uitspraak heeft gedaan.
Opschorting uitspraak veroordeling
Wanneer de rechter de uitspraak van de veroordeling opschort ogv Probatiewet, wordt de
verjaring van de strafvordering geschorst gedurende de proeftermijn die is vastgesteld door
het vonnis waarbij de opschorting wordt toegestaan. (art. 18 § 1 Probatiewet)
Zowel in geval van probatie-opschorting als probatie-uitstel geldt de regel dat bij
miskenning van de voorwaarden de vordering tot herroeping van dit gunstregime moet
worden ingesteld binnen 1 jaar na afloop van de proeftermijn. Het gaat om een verval
termijn, die niet verlengbaar is door stuiting of schorsing.
Parlementaire onschendbaarheid
De verjaring is ook geschorst tav parlementsleden in de periode tijdens welke zij genieten
van een parlementaire onschendbaarheid ogv art. 59 en 120 Gw.
Het parlementslid dat vervolgd wordt kan, in elke stand van het onderzoek, aan de Kamer
waarvan hij deel uitmaakt de schorsing van de vervolging vragen. Omdat de strafvordering
tijdens deze periode niet kan worden uitgeoefend is de verjaring geschorst.
Verzet
Kon de veroordeling bij verstek niet in persoon worden betekend aan de beklaagde, dan kan
de beklaagde verzet aantekenen in de buitengewone termijn, die loopt vanaf de dag na de
kennisname van de betekening van de beslissing. Vanaf het verstrijken van de gewone
termijn van verzet (15 dagen te rekenen vanaf de betekening) tot de beslissing over de
ontvankelijkheid van het verzet is de verjaring van de strafvordering geschorst. In deze
periode is de veroordeling bij stek immers (tijdelijk) uitvoerbaar.
Cassatieberoep
De verjaring van de strafvordering is geschorst vanaf de dag van de bestreden beslissing tot
de dag waarop het cassatiearrest wordt gewezen, op voorwaarde echter dat het casstieberoep
ontvankelijk is.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!78
Vordering tot heropening strafzaak
Het HvC kan een definitieve veroordeling tot vrijheidsstraf intrekken wanneer de beslissing
ten gronde strijdig is met het EVRM of een schending van het EVRM ontstond door
procedurefouten die een ernstige twijfel doen rijzen over de schuldd van de veroordeelde.
De verjaringstermijn begint opnieuw te lopen vanaf het cassatiearrest dat de heropening
beveelt.
Inleiding van de zaak voor het vonnisgerecht voor feiten gepleegd voor 01/09/2003:
Voor deze feiten kan nog toepassing gemaakt worden van de oude versie van art. 24, 1°
VTSv. dat bepaalde dat de verjaring van de strafvordering is geschorst vanaf de inleiding van
de zaak bij het vonnisgerecht. Zodra de zaak bij de vonnisrechter werd ingeleid, wordt de
chronometer stilgezet. Deze regel geldt bij elke nieuwe inleiding voor een vonnisgerecht, ook
al wordt de zaak ingeleid op verzet of in hoger beroep.
F. Het rechterlijk gewijsde (non bis in idem)
Wie in het verleden bij een onherroepelijk vonnis of arrest werd veroordeeld of vrijgesproken
kan niet opnieuw worden vervolgd voor hetzelfde feit. De strafvordering is vervallen door
het eindvonnis of –arrest over de grond van de zaak. Van een vroegere veroordeling of
vrijspraak gaat een ne bis in idem- werking uit. Zij heeft een negatief gezag van gewijsde,
waardoor een nieuwe beslissing over dezelfde zaak wordt verhinderd. Maw.: De
strafvordering vervalt van zodra er een definitieve beslissing wordt geveld over de grond van
de zaak (vrijspraak of veroordeling)
Het rechterlijk gewijsde als oorzaak van het verval van de strafvordering is van openbare
orde (<> burgerlijke zaken) is dit niet zo. Personen die beweren een 2e maal voor hetzelfde
feit te worden vervolgd kunnen de exceptie van gewijsde aanvoeren. De rechter moet dit
zelfs ambtshalve toepassen. Dit geldt niet ten aanzien van de burgerlijke vordering, omdat dit
een privaatrechtelijke vordering is, wordt de exceptie van gewijsde enkel toegepast indien de
partijen ze aanvoeren.
Opdat een vroeger vonnis of arrest van veroordeling of vrijspraak een ne bis in idem-werking
zou hebben, moeten een aantal voorwaarden worden vervuld. Deze hebben betrekking,
zowel op het vroegere vonnis of arrest als op de nieuwe vervolgingen
Voorwaarden in verband met de vroegere uitspraak
Een strafrechtelijke uitspraak
Enkel vonnissen of arresten die werden gewezen door de strafgerechten hebben een negatief
gezag van gewijsde en doen de strafvordering vervallen. Wie in het verleden disciplinair of
administratief werd veroordeeld wegens een bepaald feit, kan zich niet op het ne-bis in idem-
beginsel beroepen wanneer hij naderhand strafrechtelijk wegens ditzelfde feit wordt vervolgd.
Een sepotbeslissing van OM is geen vonnis en heeft dus geen ne bis in idem-werking.
Buitengerechtelijke afdoeningen (zoals de minnelijke schikking en de bemiddeling) zijn geen
strafrechtelijke uitspraken en hebben dus geen kracht van “rechterlijk gewijsde” Geen ne
bis in idem-effect. Omdat zij echter ook tot gevolg hebben dat de strafvordering vervalt
hebben zij, vanuit het standpunt van de betrokkenen, een vrijwel identieke werking
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!79
Over de grond van de zaak
Enkel vonnissen of arresten waardoor de rechter over de grond van de zaak beschikt doen de
strafvordering vervallen.
Vonnissen of arresten over tussengeschillen (Bv. over bevoegdheid) en vonnissen of arresten
alvorens recht te doen (bv. aanstelling deskundige) beschikken niet over de strafvordering en
doen deze dus niet vervallen.
In principe kunnen enkel de vonnisgerechten eindbeslissingen vellen, dwz uitspraken over de
bewezenverklaring van de feiten en de bepaling van de straf. Om deze reden hebben
beschikkingen van de onderzoeksgerechten in principe geen ne bis in idem-werking. Zij
spreken zich immers niet uit over de grond van de zaak en kunnen dus geen veroordelingen of
vrijspraken uitspreken.
Het maakt geen verschil of de vroegere uitspraak een vrijspraak of een veroordeling is. Indien
een persoon is vrijgesproken, en naderhand komen nieuwe bewijzen aan het licht, dan kan hij
niet opnieuw worden vervolgd.
De beslissing moet in kracht van gewijsde getreden zijn
Opdat een vroegere eindbeslissing van de strafrechter een ne bis in idem-werking zou hebben
is vereist dat zij definitief en onherroepelijk is, maw dat zij in kracht van gewijsde is getreden.
Wat betekent dat zij noch vatbaar is voor verzet binnen de gewone termijn, noch voor hoger
beroep, noch voor voorziening in cassatie
De beslissing moet uitgaan van een Belgisch strafrechter
Principieel hebben enkel uitspraken van Belgische strafrechters een ne bis in idem-effect. Dit
moet echter worden genuanceerd tav de Schengen-landen.
Voorwaarden in verband met de nieuwe vervolgingen
Het moet gaan om dezelfde persoon
Als A en B betrokken waren bij eenzelfde diefstal, en A wordt vrijgesproken, dan kan het
vonnis waardoor A wordt vrijgesproken niet door B worden ingesproken om vervolging tegen
hem af te weren.
Het moet gaan om hetzelfde feit
De wet dat wie vrijgesproken is niet meer kan worden vervolgd wegens dezelfde feiten,
ongeacht de juridische omschrijving ervan. Dit betekent dat een tweede vervolging wegens
hetzelfde feit, maar onder een andere juridische omschrijving, is uitgesloten.
Dit is een feitelijke kwestie die aan de soevereine beoordeling van de feitenrechten wordt
overgelaten. Veel zal afhangen van de tijds- en plaatsbepalingen van het feit in de inleidende
akte (rechtstreekse dagvaarding, verwijzingsbeschikking)
Wanneer het nieuwe feit echter een ‘laattijdig vastgesteld voorgezet of ‘collectief’ misdrijf is,
kan de rechter zich er nog over uitspreken zonder het ne bis in idem-beginsel te schenden. De
rechter moet weliswaar met de vroegere veroordeling rekening houden bij de straftoemeting,
maar de strafvordering is niet door de vroegere veroordeling vervallen (art. 65 Sw).
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!80
Het ne bis in idem-effect van buitenlandse rechterlijke uitspraken
Aan buitenlandse vonnissen wordt niet hetzelfde gezag van gewijsde gegeven. Hieruit vloeit
voort dat personen die in staat A zijn veroordeeld of vrijgesproken het risico lopen een tweede
maal te worden vervolgd wegens hetzelfde feit of hetzelfde misdrijf in staat B.
Vaak hebben staten vaak, op grond van internationale verdragen, tal van extraterritoriale
bevoegdheidsregels ingevoerd, waardoor de kans op positieve bevoegdheidsconflicten
alsmaar toeneemt.
De gemeenrechtelijke regeling (Art. 13 VTSv.)
Een onderscheid wordt gemaakt tussen buitenlandse strafvonnissen wegens een in België
gepleegd misdrijf en buitenlandse vonnissen wegens een in het buitenland gepleegd misdrijf
Buitenlandse strafvonnissen wegens een in België gepleegd misdrijf worden niet erkend.
Dit betekent dat een persoon die in het buitenland veroordeeld is of vrijgesproken wegens
een in België gepleegd feit, een tweede maal voor dit feit kan worden vervolgd.
Buitenlandse strafvonnissen wegens een in het buitenland gepleegd misdrijf genieten een
beperkte erkenning in België. Belgische rechtbanken niet bevoegd wanneer de verdachte
wegens hetzelfde misdrijf gevonnist is in een vreemd land, vrijgesproken is, of na te zijn
veroordeeld, zijn straf heeft ondergaan, verjaring van zijn straf is ingetreden of hem
genade of amnestie is verleend.
De regeling ten aanzien van de Schengenlanden en bepaalde EU-lidstaten
Art. 54 Schengen-Overeenkomst: Een persoon, die bij onherroepelijk vonnis in 1 van de
Schengenlanden is berecht, kan niet meer worden vervolgd ter zake van dezelfde feiten.
Voorwaarde: In geval dat er een straf of maatregel is opgelegd, deze al is ondergaan of
daadwerkelijk ten uitvoer gelegd wordt, dan wel op grond van de wetten van de staat waar hij
werd veroordeeld, niet meer kan worden ten uitvoer gelegd.
G. De buitengerechtelijke afhandeling
De minnelijke schikking en de bemiddeling door het parket
Wanneer de verdachten ingaat op het voorstel van het parket en aan de
voorwaarden voldoet, vervalt de strafvordering, op waarde dat de
minnelijke schikking/bemiddeling wettig tot stand is gekomen
De onmiddellijke inning op grond van de Wegverkeerswet (art. 65
Wegverkeerswet)
De onmiddellijke inning kan worden voorgesteld voor bepaalde overtredingen van de wetten
op het wegverkeer en is slechts mogelijk voor zover er geen schade aan derden werd
veroorzaakt. Dit wordt voorgesteld door de politieambtenaren die hiertoe speciaal gemachtigd
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!81
werden door de procureur-generaal bij het HvB (niet door het OM). Wanneer de verdachte het
voorstel aanvaardt en betaalt, vervalt de strafvordering binnen een termijn van 1 maand.
Gedurende deze termijn behoudt het OM het recht te vervolgen.
Het bevel tot betaling kan ook uit gaan van de PdK voor zover er geen betwisting bestaat
nopens de materialiteit van de feiten of de identiteit van de overtreden. Het bedrag van de
geldsom mag niet hoger zijn dan de maximumstraf die de wet voor de betrokken overtreding
bepaalt, en niet lager dan 50 euro (art. 65bis en 65ter)
Er werden ook speciale regels bepaald tav overtreders zonder vaste verblijf- of woonplaats in
België (art. 65 §3). Een gelijkaardig systeem werd ingevoerd voor overtreden met een vaste
verblijfplaats in België (art. 65 §3bis)
Hoofdstuk 2: De burgerlijke vordering
§1. Algemene beginselen
In België is nog steeds het Franse partie civile systeem van kracht waarbij aan het slachtoffer
van een misdrijf een vorderingsrecht wordt toegekend dat beperkt is tot de rechtsvordering tot
herstel van de schade die voortvloeit uit het misdrijf (Art. 3 VTSv.) De strafvordering zelf
wordt niet door het slachtoffer, maar door het openbaar ministerie uitgeoefend.
De burgerlijke vordering betreft een privébelang dat van patrimoniale aard is. De
strafvordering betreft het openbaar belang en wordt namens de gemeenschap in haar
geheel uitgeoefend
Dit belet niet dat het slachtoffer de facto onder de dekmantel van de burgerlijke partijstelling
de strafrechtelijke veroordeling van de dader nastreeft (vooral in assisenzaken).
Hoewel de burgerlijke vordering enkel de schadevergoeding, niet de strafvordering tot
voorwerp heeft, kan zij worden uitgeoefend voor de strafgerechten. Hierdoor kan het
slachtoffer, hoewel het de strafvordering zelf niet uitoefent, toch de strafvordering op gang
brengen. Slachtoffers kunnen evenwel enkel worden vergoed voor zover de dader van het
misdrijf kan worden geïdentificeerd en schuld bevonden.
§2. Personen die de burgerlijke vordering uitoefenen
Art. 3 VTSv.: De burgerlijke vordering kan enkel worden uitgeoefend door zij die persoonlijk
door het misdrijf werden benadeeld.
A. Personen die rechtstreeks door het misdrijf werden benadeeld
De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend, niet enkel door het slachtoffer van het
misdrijf, maar ook door zijn rechtsopvolgers. Zo kunnen nabestaanden van het slachtoffer de
burgerlijke vordering uitoefenen. Ook rechtspersonen kunnen een burgerlijke vordering
uitoefenen.
Art. 1249-1251 BW: De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend door hen die ten
gevolge van een wettelijke of contractuele indeplaatsstelling de schade die het slachtoffer ten
gevolge van het misdrijf heeft geleden, hebben vergoed. (Bv. Verkeersongeval: de
verzekeraar (die het slachtoffer heeft vergoed) kan zich burgerlijke partij stellen tegen
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!82
diegene die het ongeval heeft veroorzaakt (de verzekeraar treedt door de contractuele
subrogatie in de plaats van het slachtoffer))
De burgerlijke vordering moet voldoen aan de algemene voorwaarden die gelden in het
gerechtelijk privaatrecht:
▪ Burgerlijke partij moet bekwaam zijn
▪ Burgerlijke partij moet een belang hebben bij de burgerlijke vordering
- Dit belang moet rechtmatig zijn
- Dit belang moet van patrimoniale aard zijn (Een louter belang bij de bestraffing is
onvoldoende)
▪ De burgerlijke partij moet het aantonen dat zij schade leed ten gevolge het misdrijf
▪ De burgerlijke partijstelling is enkel ontvankelijk wanneer zij steunt op een strafbaar feit.
De burgerlijke partij moet niet alleen een “feitenrelaas’ geven, maar ook aanduiden welk
strafbaar feit er is gepleegd
De benadeelde kan enkel de strafvordering op gang brengen als hij of zij zich identificeert.
De klacht met burgerlijke partijstellen kan door particulieren, vennootschappen en
instellingen van de overheid (bv. de fiscus)
De burgerlijke partijstelling geschiedt door een ondubbelzinnige wilsverklaring van de
benadeelde bij de onderzoeksrechter
B. Uitzonderlijk: verenigingen en instellingen van openbaar nut
In principe kunnen slechts zij die op rechtstreekse wijze door het misdrijf werden benadeeld,
de burgerlijke vordering uitoefenen (geen actio popularis)
Verscheidene bijzondere wetten voorzien echter in de mogelijkheid voor verenigingen om in
rechte op te treden in strafzaken.
Meestal moet het gaan om een statutair doelcriterium en een anciënniteitscriterium, om ter
vermijden dat verenigingen ad hoc zouden worden opgericht, enkel en alleen met de
bedoeling op te treden in een welbepaalde (straf)zaak. Soms wordt bovendien vereist dat het
slachtoffer instemt met het optreden van de vereniging.
In de praktijk gaat het meestal om verenigingen die de belangen van slachtoffers van bepaalde
misdrijven behartigen, maar soms wordt ook een vorderingsrecht gegeven aan
belangengroepen zoals representatieve vakbonden, werkgeversorganisaties,
beroepsorganisaties, Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding.
§3. Personen tegen wie de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend
Beginsel van het persoonlijk en individueel karakter van de straffen geldt enkel tav de
strafrechtelijke straffen en niet tav de burgerlijke gevolgen van het misdrijf
➔ De burgerlijke vordering kan worden ingesteld tegen de verdachte, maar ook tegen zijn
rechtsopvolgers en ook tegen diegenen die op grond van de regels van het burgerlijk
aansprakelijkheidsrecht, gehouden zijn tot betaling van de schade veroorzaakt door het
misdrijf dat door de verdachte werd gepleegd.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!83
A. De verdachte
De term “verdachte” omvat alle hierboven beschreven statuten
(verdachte, inverdenkinggestelde, beklaagde, beschuldigde)
Zijn er meerdere daders, dan kan de urgerlijke vordering kan tegen elk
van hen worden uitgeoefend.
In tegenstelling tot de strafrechtelijke veroordeling, kan de burgerlijke veroordeling
hoofdelijk tegen alle medeplichtigen en mededaders van een zelfde misdrijf worden
uitgesproken (art. 50 Sw.) Het principe van het persoonlijk karakter van de straffen (art.
39 Sw.) geldt hier immers niet.
B. De burgerlijk aansprakelijke
De burgerlijke vordering kan tevens worden uitgeoefend tegen de personen die, krachtens
de regels van het burgerlijk aansprakelijkheidsrecht, aansprakelijk kunnen worden gesteld
door de schade, veroorzaakt door andermans daad. (Ouders/werkgevers)
C. De rechtsopvolgers van de verdachte
Overlijdt de verdachte, dan vervalt de strafvordering.
De burgerlijke vordering vervalt echter niet. Zij kan worden uitgeoefend tegen de
rechtsopvolgers van de verdachte (Art. 20 al. 3 VTSv.)
§4. Gevallen waarin geen burgerlijke partijstelling mogelijk is
Minderjarigen
Rechtstreekse dagvaarding of klacht met burgerlijke partijstelling is niet mogelijk. Enkel het
OM kan de jeugdrechtbank adiëren (Art. 47 Jeugdbeschermingswet) Als criterium geldt de
leeftijd van de beklaagde ten tijde van het ‘als misdrijf omschreven feit’
Een minderjarige benadeelde kan zelf niet optreden als burgerlijke partij voor de
strafrechter, omdat zij/hij handelingsonbekwaam is. De ouders of de voogd dienen op te
treden in naam van de minderjarige, al dan niet na machtiging door de vrederechter.
Immuniteiten, voorrecht van rechtsmacht
Immuniteit: De vervolging uitgesloten (Art. 1bis VTSv.)
Voorrecht van rechtsmacht: De strafvordering kan enkel op gang worden
gebracht door de procureur-generaal bij het Hof van Beroep
Tegen een parlementair is geen klacht met burgerlijke partijstelling mogelijk tijdens de
parlementaire zittijd
Ernstige schendingen vh internationaal humanitair recht in het buitenland gepleegd
genocide, misdaden tegen de mensheid en oorlogsmisdaden
Vervolgingen wegens deze feiten kunnen niet langer worden opgestart door het slachtoffer.
De wet bepaalt nu dat de vervolging, met inbegrip van het onderzoek, slechts kan
plaatsgrijpen op vordering van de federale procureur (Art. 10, 1°bis VTSv.)
Deze uitzondering geldt ook tav de in art. 12bis VtSv. bedoelde ‘misdrijven gepleegd buiten
het grondgebied van het Koningrijk’ en bedoeld in een regel van internationaal verdrags- of
gewoonterecht. Hieronder vallen de meeste internationale misdrijven.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!84
Misdaden gepleegd door een vreemdeling ten nadele van een Belgische onderdaan
Gerechtelijk onderzoek kan slechts plaatsvinden op vordering van het OM
§5. Voorwerp van de burgerlijke vordering
De burgerlijke vordering is de vordering tot herstel van de schade die uit een misdrijf is
voortgevloeid. Zij beoogt niet de bestraffing van de dader, maar enkel de vergoeding van de
schade. De burgerlijke vordering is bijgevolg geen publiekrechtelijke, maar een
privaatrechtelijke vordering
De bestaansvoorwaarden worden beheerst door de regels van het burgerlijk
aansprakelijkheidsrecht (Art. 1382 – 1386bis BW)
o 1. Het slachtoffer moet schade geleden hebben
o 2. Door een fout van de dader (het misdrijf)
o 3. Er moet een causaal verband kunnen aangetoond worden tussen fout en schade
Heel lichte fout is al voldoende. Dit is van belang bij onopzettelijke misdrijven (Art. 418 e.v.
Sw.): De culpa levissima geldt hier niet enkel als drempelcriterium voor de burgerlijke
aansprakelijkheid, maar bovendien voor de strafrechtelijke verantwoordelijkheid.
§6. Wijze waarop de burgerlijke vordering wordt uitgeoefend
A. De keuze tussen de burgerlijke rechtbanken en de strafgerechten
De burgerlijke vordering kan worden uitgeoefend
▪ Hetzij voor de strafgerechten samen met de strafvordering
▪ Hetzij voor de burgerlijke rechtbanken los van de strafvordering
(Art. 4VTSv.)
De benadeelde heeft dus de keuze waarvan voor- en nadelen zijn verbonden
PASSIEF KENNEN !
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!85
Slachtoffer stelt zich burgerlijke partij
Kan het gerechtelijk onderzoek mee sturen (+) Inzage (Art. 61ter Sv.) en bijkomende
onderzoeksmaatregelen (Art. 61 quinquies)
Onderzoek sleept meer dan 1 jaar aan Slachtoffer kan de zaak aanbrengen bij de
kamer van inbeschuldigingstelling (+) (Art. 136 al.2 Sv.)
Als het slachtoffer zich burgerlijke partij stelt kan het door zijn aanwezigheid op het
strafproces, de uitkomst van dit laatste mee beïnvloeden (wat niet mogelijk is bij een
aparte procedure voor de burgerlijke rechtbank) (+)
Wanneer het slachtoffer zich burgerlijke partij heet gesteld in het strafproces kan het ook
de procedure ten gronde mee bepalen (+)
Daartegenover staat dat als de strafvordering ingesteld op vordering van de burgerlijke
partij niet leidt tot veroordeling, de rechter verplicht is de gerechtskosten
▪ volledig toe te wijzen aan de burgerlijke partij (-) (Art. 162 en 194 Sv.)
De burgerlijke partij kan ook tot de rechtsplegingsvergoeding worden veroordeeld (-)
(Art. 162bis Sv.)
De bewijsvoering voor de strafgerechten wordt geleverd door het openbaar ministerie (+)
! Bij de burgerlijke rechtbank zal de burgerlijke partij zelf het bewijs moeten leveren
(actori incumbit probatio, Art. 870 Ger.W.)
Nadeel is dan weer dat de bewijslast zwaarder is voor strafgerechten Hier geldt het
vermoeden van onschuld (- )
Bij een aparte procedure voor de burgerlijke rechtbank kan het slachtoffer de uitkomst
van de beslissing van de strafrechter niet mee beïnvloeden (+) Aangezien de
burgerlijke rechter gebonden is door de beslissing van de strafrechter (le criminel tient le
civil en état) kan dit voor de benadeelde nadelig zijn (Vrijspraak zal de burgerlijke
vordering uitsluiten)
Vanuit het perspectief van het slachtoffer is deze situatie zeer voordelig. De tussenkomt
van de benadeelde in het strafproces heeft echter een vertragend effect op de
afwikkeling van de strafzaak, omdat de strafrechter moet zich verdiepen in complexe
civielrechtelijke problemen. Ook het vooronderzoek sleept hierdoor langer aan omdat alle
misdrijven waardoor slachtoffers schade hebben geleden aan de strafrechter moeten worden
voorgelegd, hoewel dit voor de bestraffing van de beklaagde geen wezenlijk verschil maakt.
Om tegen te gaan dat vertraging bij de afhandeling van de burgerlijke belangen ook de
uitspraak op strafgebied vertraagt, heeft de wetgever in de mogelijkheid voorzien van de
aanhouding van de burgerlijke belangen. De strafrechter kan dan al uitspraak doen over de
schuld en de straf, maar de uitspraak op burgerlijk gebied uitstellen wanneer de zaak wat de
burgerlijke belangen betreft niet in staat van wijzen is of zelfs bij ontstentenis van burgerlijke
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!86
partijstelling (Art. 4 al. 2 VTSv.) De strafrechter dient dan wel vast te stellen dat de zaak op
burgerlijk vlak niet in staat is. Het slachtoffer kan de beslechting van de burgerlijke belangen
dan later via een verzoekschrift aan de burgerlijke rechtbank voorleggen ofwel terug bij het
strafgerecht dat uitspraak heeft gedaan. Heropening van de debatten op burgerlijk vlak voor
de strafrechter is echter wel enkel mogelijk als de strafrechter in zijn eerdere beslissing aangaf
dat de burgerlijke belangen ambtshalve zijn aangehouden (Art. 4 VTSv.).
Aan de uitoefening van de burgerlijke vordering voor de strafgerechten kunnen echter voor de
benadeelde bepaalde financiële nadelen verbonden zijn indien de verdachte buiten vervolging
wordt gesteld of wordt vrijgesproken. In dat geval kan de burgerlijke partij worden
veroordeeld tot het betalen van de gerechtskosten, geheel of gedeeltelijk (Art. 66 en 162 Sv.)
B. De Burgerlijke vordering voor de strafgerechten
Wanneer de burgerlijke vordering voor de strafgerechten wordt gebracht, wordt zij samen met
de vordering tot toepassing van de strafwet afgewikkeld. De strafrechter zal hierbij dus zowel
over de strafvordering als over de burgerlijke vordering moeten uitspreken.
De strafvordering was reeds aanhangig voor de strafrechter
Het OM heeft de strafvordering reeds aanhangig gemaakt, hetzij door een gerechtelijk
onderzoek te vorderen van de onderzoeksrechter, hetzij door een rechtstreekse dagvaarding
voor het vonnisgerecht.
Slachtoffer kan zich burgerlijke partij stellen door zich te ‘voegen’ bij de procedure die reeds
in gang was gezet door het OM. Dit gebeurt dmv een eenvoudige verklaring van de
benadeelde (Art. 66 – 67 Sv.). De verklaring kan worden afgelegd in elke stand van het
beding (vooronderzoek en onderzoek ten gronde), tot voor de sluiting der debatten.
Tussenkomst van benadeelden in strafzaken is niet alleen mogelijk voor slachtoffers die zich
tijdens het vooronderzoek officieel als benadeelden lieten registreren op het parket. De PdK is
verplicht om ‘alle gekende slachtoffer’ te verwittigen van de openbare terechtzitting, zodat
deze zich burgerlijke partij kunnen stellen tegen de beklaagde.
De burgerlijke partijstelling kan niet voor het eerst plaatsvinden in graad van beroep (dit zou
de beklaagde van een tweede aanleg beroven)
De strafvordering was nog niet aanhangig voor de strafrechter
Wanneer het OM heeft de zaak nog niet aanhangig gemaakt of heeft besloten dit niet te doen,
dan beschikt het slachtoffer over de mogelijkheid de zaak zelf bij de strafrechter aanhangig te
maken. De burgerlijke partij zal wel een borgsom moeten storten.
Rechtstreekse dagvaarding voor het vonnisgerecht
Rechtstreekse dagvaarding is echt enkel mogelijk voor wanbedrijven en overtredingen. Ze is
niet mogelijk voor misdaden of wanneer de zaak al het voorwerp uitmaakt van een
gerechtelijk vooronderzoek.
Alvorens te pleiten dient de burgerlijke partij een borgsom of consignatie te storten op de
griffie van het vonnisgerecht, waarvan het bedrag door de rechter wordt bepaald in functie
van de vermoedelijke gerechtskosten. Enkel benadeelden die in aanmerking komen voor
gratis bijstand zijn van deze verplichting vrijgesteld.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!87
Voor de assisenhoven, de krijgsgerechten en de jeugdrechtbanken is rechtstreekse
dagvaarding dor de benadeelde niet mogelijk. Ze is evenmin mogelijk tav ministers en
personen die voorrecht van rechtsmacht genieten
De klacht met burgerlijke partijstelling voor de onderzoeksrechter
Door deze klacht wordt de zaak immers aanhangig gemaakt bij de onderzoeksrechter en is
rankschikking zonder gevolg of een buitengerechtelijke afhandeling door het OM niet langer
mogelijk. Niets belet het OM echter de buitenvervolging van de verdachte te vorderen voor de
raadkamer.
De leiding van het onderzoek komt de onderzoeksrechter toe, zij het onder controle van de
kamer van inbeschuldigingstelling (Art. 136 Sv.). Zo is de onderzoeksrechter niet verplicht
alle personen in verdenking te stellen die de burgerlijke partij als verdachte aanwijst.
De burgerlijke partij kan het gerechtelijk onderzoek enkel beïnvloeden door bijkomende
onderzoeksdaden te vorderen of informatie aan te bieden aan de onderzoeksrechter, bekomen
door haar privédetective. De burgerlijke partij kan vragen verhoord te worden door de
onderzoeksrechter. Voor de rest dient zij te wachten tot de onderzoeksrechter het dossier
afsluit, het OM zijn eindvordering opstelt en de raadkamer de zaak verwijst om
schadevergoeding te eisen voor de vonnisrechten.
De burgerlijke partijstelling is niet ontvankelijk als de aangevoerde feiten niet strafrechtelijk
worden omschreven
De ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling wordt beoordeeld door het
vonnisgerecht, bij de beslissing over de grond van de zaak. De onderzoeksrechter is niet
bevoegd zich over de al dan niet ontvankelijkheid van de burgerlijke partijstelling uit te
spreken. Het bewijs van de schade, op het ogenblik van de burgerlijke partij stelling, dient
nog niet te worden geleverd. Dat er schade is moet slechts aannemelijk worden gemaakt. De
niet-ontvankelijkheid van de klacht heeft automatisch de nietigheid als gevolg van de
verwijzingsbeschikking en de verdere strafprocedure.
Het ambtshalve aanhouden van de burgerlijke belangen (art. 4 al. 2 VTSv.)
In de praktijk is mogelijk dat de zaak voor de rechtbank wordt gebracht alvorens zich een
burgerlijke partij heeft gemanifesteerd. Dit risico bestaat vooral bij “snelrecht”
Om dit probleem opgevangen werd in 1994 een tweede lid toegevoegd aan art. 4 VTSv.
luidens welk de correctionele rechtsbank, waar de zaak dmv oproeping bij procesverbaal werd
aanhangig gemaakt, de burgerlijke belangen kan aanhouden, zelfs bij ontstentenis van
burgerlijke partijstelling, wanneer de zaak wat die belangen betreft niet in staat van wijzen is.
De rechter kan uitspraak doen over de strafvordering, en de burgerlijke vordering aanhouden
indien zij niet in staat van wijzen is. Indien zich geen burgerlijke partij ter terechtzitting
aandient, maar de rechter uit de gegevens die voorliggen kan opmaken dat er door het misdrijf
schade is veroorzaakt waarvan derden het slachtoffer zijn, kan hij de burgerlijke belangen
ambtshalve aanhouden. Eenieder die door het misdrijf schade heeft geleden kan dan nadien,
dmv een ter griffie ingediend verzoekschrift, kosteloos verkrijgen dat de strafrechter uitspraak
doet over de burgerlijke belangen. Het verzoekschrift geldt meteen als burgerlijke
partijstelling. De partijen kunnen conclusietermijnen en een rechtsdag door de rechter laten
bepalen. Binnen de vastgestelde termijnen zijn de partijen verplicht hun conclusies over te
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!88
maken aan de tegenpartij en in te dienen op de griffie. Wanneer alleen nog de burgerlijke
belangen bij de strafrechter aanhangig zijn, is de aanwezigheid van het OM op de
terechtzitting niet langer verplicht.
B. De burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbanken
De benadeelde kan er de voorkeur aan geven de zaak voor de burgerlijke rechtscolleges te
brengen. In dat geval wordt de procedure volgens de regels van het gerechtelijk privaatrecht
afgewikkeld. Wanner de strafvordering is vervallen door een minnelijke schikking of
bemiddeling, heeft het slachtoffer van wie de schade nog niet volledig werd vergoed, geen
andere keuze dan de zaak voor de burgerlijke rechter te brengen.
De strafvordering heeft voorrang boven de (privaatrechtelijke) burgerlijke vordering
Bij samenloop van enerzijds de burgerlijke vordering voor de burgerlijke rechtbank en
anderzijds de strafvordering voor de strafgerechten, gelden de volgende regels:
▪ De burgerlijke vordering wordt geschorst totdat de strafrechter zich heeft uitgesproken
over de strafvordering
▪ De burgerlijke rechter is gebonden door de beslissing van de strafrechter
§7. Verval van de burgerlijke vordering
A. De afstand van de rechtsvordering en dading
Afstand van rechtsvordering door de benadeelde doet de burgerlijke rechtsvordering vervallen
Bovendien kan over de burgerlijke vordering kan tussen beklaagde en benadeelde een dading
tot stand komen. Door de procedure van bemiddeling kan het parket bemiddelen bij het tot
stand komen van deze dading. Ook zonder dading kan de burgerlijke partij afstand van geding
doen voor de strafrechter. Mbt de strafvordering is noch afstand, noch dading mogelijk.
B. De verjaring van de burgerlijke vordering
De burgerlijke rechtsvordering volgend uit een misdrijf verjaart volgens de regels van het
burgerlijk recht.
Luidens art. 2262bis BW verjaren alle rechtsvorderingen tot vergoeding van schade op grond
buitencontractuele aansprakelijkheid door verloop van 5 jaar vanaf de dag volgend op die
waarop de benadeelde kennis heeft gekregen van de schade of de verzwaring ervan en van de
identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon.
De vorderingen verjaren in elk geval door verloop van 20 jaar vanaf de dag volgend op die
waarop de schade veroorzaakt door het feit zich heeft voorgedaan.
De wet bepaalt eveneens dat de burgerlijke vordering niet kan verjaren voor de strafvordering
▪ Indien termijn van de strafvordering door stuiting of schorsing wordt verlengd, de
verjaringstermijn van de burgerlijke vordering eveneens wordt verlengd
▪ Indien de strafvordering reeds vervallen is door verjaring, heeft de vonnisrechter geen
rechtsmacht meer om te oordelen over de burgerlijke vordering.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!89
C. Het rechterlijk gewijsde
Wanneer de beklaagde al veroordeeld werd tot betaling van een schadevergoeding aan
de benadeelde door een burgerlijk vonnis, dan heeft dit vonnis gezag van gewijsde tav
een eventuele latere schade-eis van de benadeelde mbt hetzelfde feit voor de strafrechter
De beklaagde/verweerder kan in dit geval tegen de benadeelde de exceptie van gewijsde
Aangezien het hier om een privaatrechtelijke vordering gaat is de exceptie van het ne bis
in idem echter niet van openbare orde. De rechter moet ze bijgevolg niet ambtshalve
aanvoeren. Het is dus strikt genomen geen verval van de burgerlijke vordering, maar een
verweermiddel dat door de betrokkene kan worden aangevoerd.
§8. Gezag strafrechtelijk gewijsde ten aanzien van burgerlijk gewijsde
A. Principe
In België wordt de burgerlijke vordering aan de strafrechtelijke gekoppeld. Als gevolg
hiervan wordt aangenomen dat de burgerlijke rechtscolleges gebonden zijn door wat de
strafrechter heeft beslist
B. Draagwijdte
Het rigide principe van de absolute voorrang van het strafrechtelijk tav het burgerlijke
gewijsde wordt door de rechtspraak verzacht doordat wordt aangenomen dat de
burgerlijke rechter slechts gebonden is door datgene dat de strafrechter noodzakelijk,
zeker en hoofdzakelijk heeft beslist. Ook wordt nu aanvaard dat het strafrechtelijk
gewijsde de burgerlijke rechter slechts bindt tot tegenbewijs, vooral als het slachtoffer
geen partij was in de procedure voor de strafrechter. Het vermoeden van waarheid geldt
slechts indien geen bewijs van het tegendeel wordt geleverd. Het gezag van gewijsde
geldt enkel voor feiten die aan het oordeel van een Belgische strafrechter zijn
onderworpen.
Noodzakelijk
Alles wat in rechte vereist is om de beslissing van de strafrechter te motiveren, dwz niet
enkel het beschikkend gedeelte, maar ook de motivering, is “noodzakelijk” en bindt op
die grond de burgerlijke rechter. Als de strafrechter het bestaan van een strafbaar feit
heeft vastgelegd en wegens dit feit een straf heeft uitgesproken, dan kan de burgerlijke
rechter vervolgend niet oordelen dat dit feit niet bewezen is. Ook de door de strafrechter
toegepaste kwalificatie is van belang
Zeker
De burgerlijke rechter mag de draagwijdte van de beslissing van de strafrechter niet
miskennen. Hij is gebonden door wat de strafrechter werkelijk heeft gezegd. (Als bv. de
strafrechter vrijspreekt wegens twijfel, mag de burgerlijke rechter niet vaststellen dat de
verweerder het feit heeft gepleegd)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!90
Hoofdzakelijk
De burgerlijke rechter is slechts gebonden door de beslissing van de strafrechter met
betrekking tot de strafvordering als dusdanig. Wat de strafrechter daarbuiten heeft gezegd
bindt de rechter niet.
Enkel ten aanzien van wie partij was in de strafprocedure
Het gezag van gewijsde geldt slecht tav de personen die partij waren in de procedure voor de
strafrechter.
§9. Hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden
In de praktijk kan de burgerlijke vordering niet altijd met succes worden uitgeoefend.
Wanneer de dader kan niet worden geïdentificeerd of voortvluchtig is, verkeert het slachtoffer
praktisch gezien in de onmogelijkheid de burgerlijke vordering tot een goed einde te brengen.
Om hieraan tegemoetkomen werd door Wet Vergoeding Slachtoffers Gewelddaden een Fonds
tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden opgericht. Slachtoffers van
opzettelijke gewelddaden die via de gewone procedure van burgerlijke partijstelling geen
vergoeding hebben kunnen verkrijgen (meestal door insolvabiliteit van de dader), kunnen een
beroep doen op dit fonds. Het fonds bevindt zich buiten het kader van het strafprocesrecht en
heeft meer weg van een soort verzekering
Werking van het fonds Het wordt gefinancierd door een krediet op de begroting van de FOD Justitie en door een
bijdrage, ten laste van al wie veroordeeld wordt tot een correctionele of criminele straf.
Er werd een Commissie voor hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden opgericht,
die uitspraak doet over de verzoeken tot toekenning van hulp
Personen die op het fonds een beroep kunnen doen Rechthebbenden zijn slachtoffers van opzettelijke gewelddaden, dwz. Personen die een
ernstig lichamelijk letsel of nadeel voor hun gezondheid hebben ondervonden ten gevolge
van een opzettelijke gewelddaad.
Wanneer het slachtoffer is overleden, dan kunnen personen die ten gevolge van het
overlijden kosten of een in de wet omschreven nadeel aanvoeren, zich eveneens tot het fonds
wenden.
Voorwaarden
De hulp heeft een subsidiair karakter. Zij zal slechts worden verleend als de normale wegen
van het strafprocesrecht niet tot vergoeding hebben geleid. Daarom wordt vereist dat het
slachtoffer, hetzij zich burgerlijke partij heeft gesteld bij de onderzoeksrechter, hetzij een
rechtstreekse dagvaarding of een procedure voor de burgerlijke rechtbank heeft ingeleid.
Bedrag van de vergoeding
Het betreft hier geen schadevergoeding in de zin van Art. 1382 BW, maar een vergoeding
waarvan het bedrag naar billijkheid wordt bepaald.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!91
Deel III: Het vooronderzoek in strafzaken
Hoofdstuk 1: Wijze waarop het onderzoek gevoerd wordt
§1. Opsporingsonderzoek en gerechtelijk onderzoek
Het onderzoek in strafzaken verloopt in twee fasen
- Het vooronderzoek: onderzoek voor de de terechtzitting (voorlopig onderzoek)
- Onderzoek ten grond (onderzoek ter terechtzitting)
In het vooronderzoek wordt onderzocht of er voldoende bezwaren zijn om de verdachte voor
het vonnisgerecht te brengen, om te komen tot een beslissing over de grond van de zaak en
om de behandeling van de zaak voor het vonnisgerecht te kunnen verantwoorden.
verzamelen van bewijsmateriaal mbt misdrijven en hun vermoedelijke daders.
Het vooronderzoek kan volgens 2 scenario’s verlopen:
o Opsporingsonderzoek gevoerd door de procureur des Konings (de regel)
Kan zowel proactief als reactief zijn
o Gerechtelijk onderzoek gevoerd door de onderzoeksrechter (de uitzondering)
Uitsluitend reactief: dit dreigt nog meer af te nemen door de invoering
van de mini-instructie.
Het opsporen en verzamelen van bewijzen gebeurt in het continentaal stelsel dus door de
overheid, mn door het OM, onderzoeksrechter en de politie. Zij hebben de taak de waarheid te
onderzoeken, dus zowel naar bewijzen à charge als naar bewijzen à décharge te zoeken. De
verdachte en het slachtoffer hebben een beperkte sturingsmogelijkheid door het recht om
bijkomende onderzoeksdaden te vorderen van de onderzoeksrechter.
§2. Wijze waarop misdrijven ter kennis komen van de overhead
De spilfiguur in het voor onderzoek is de Procureur des Konings. Hij beslist of er een
onderzoek zal worden gevoerd, of er al dan niet zal worden vervolgd en welke van de twee
scenario’s zal worden gevolgd. Daarom is het vereist dat alle misdrijven die ter kennis komen
van de overheid, onmiddellijk aan de PdK worden meegedeeld.
A. Klachten, aangiften en ambtelijk vaststellingen
Opdat een onderzoek in strafzaken zou kunnen starten is echter vereist dat het misdrijf ter
kennis komt van de overheid.
Klacht
De klacht is de aangifte van het misdrijf door de benadeelde zelf. Op zichzelf brengt de
klacht de strafvordering niet op gang, enkel de klacht met burgerlijke partijstelling voor
de onderzoeksrechter heeft dit gevolg. Een gewone klacht kan immers steeds door het
parket worden geseponeerd. De persoon die op het secretariaat van het parket aangeeft
schade te hebben geleden, krijgt het statuut van benadeelde persoon.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!92
In bepaalde gevallen is de instelling van de strafvordering door het OM is afhankelijk van een
voorafgaandelijk klacht van het slachtoffer van het slachtoffer (= klachtmisdrijven)
De aangifte van het misdrijf is nog geen klacht. Klachtmisdrijven veronderstellen dat de
benadeelde op ondubbelzinnige wijze aan de overheid vraagt een strafvervolging in te stellen
De aangifte door particulieren De aangifte is de kennisgeving van een strafbaar feit aan de overheid door een persoon die
kennis heeft van een misdrijf. In bepaalde gevallen is de aangifte verplicht: Als men getuige
is geweest van een aanslag tegen de openbare veiligheid of op iemands leven/eigendom moet
men het misdrijf aangeven. Een sanctie op de overtreding van deze regel is echter niet
bepaald.
De ambtelijke aangifte
Algemeen principe
Art. 29 al.1 Sv. verplicht iedere ambtenaar die in de uitoefening van zijn ambt kennis
krijgt van een misdaad of een wanbedrijf dit te melden aan de procureur des Konings. Dit
slaat zowel op de misdrijven die de ambtenaren persoonlijk hebben vastgesteld, als op de
misdrijven die hen door de benadeelde (klacht) of door een derde (aangifte) zijn ter kennis
gebracht.
Op de niet-naleving van deze plicht geen sanctie gesteld
o Enkel officieren van de gerechtelijke politie staan in dit verband onder het disciplinair
toezicht van de procureur-generaal
o Uitzonderlijk is de niet-aangifte door een openbaar ambtenaar op zichzelf een misdrijf.
De algemene verplichting tot ambtelijke aangifte sluit uit dat opsporingsambtenaren
misdrijven zouden seponeren. Ze zijn steeds verplicht de misdrijven (althans
wanbedrijven en misdaden) die zij vaststellen of die hun ter kennis worden gebracht mee
te delen aan het parket. De beslissing over het gevolg dat dient verbonden te worden aan
de vaststellingen van de politie is het monopolie van de procureur des Konings. Indien de
politie een selectie zou doorvoeren m.b.t. welke misdrijven zij al dan niet aan het OM
meedelen dan zou dit het monopolie van de O.M. in het gedrang brengen. De politie kan
haar verbaliseringbeleid echter afstemmen op het door de PdK, in overeenstemming met
de federale richtlijnen, bepaalde opsporings- en vervolgingsbeleid.
Bijzondere regeling voor fiscale misdrijven
Belastingambtenaren kunnen slechts een ambtelijke aangifte doen voor zover zij daartoe
gemachtigd zijn door de belastingsdirecteur waaronder zij ressorteren. In de praktijk wordt
hierdoor de informatietoevoer naar het parket zeer sterk beperkt en krijgt de
belastingsdirecteur de facto de bevoegdheid om te seponeren.
B. Proces-verbaal en strafdossier
Proces-verbaal Van klachten, aangiften en eigen ambtelijke vaststellingen wordt een geschrift opgemaakt,
dat aan het parket wordt overgemaakt (= het proces-verbaal). Het is het geschrift waarin de
verbalisant alle nuttige inlichtingen ivm het misdrijf opneemt. Hij noteert wat hijzelf heeft
gezien, gehoord of vernomen ivm een bepaald misdrijf. Behalve mbt het verhoor van
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!93
verdachten en getuigen is de wijze waarop processen-verbaal moeten worden opgesteld niet
uitdrukkelijk in de wet geregeld
In principe is een PV enkel authentiek naar de vorm, niet naar de inhoud. Dit betekent dat het
principieel geen sterkere bewijswaarde dan andere stukken die aan de rechter worden
voorgelegd. Het OM moet nog steeds het bewijs leveren van de inhoud van het PV. Sommige
PV’s hebben echter een bijzondere bewijswaarde, mn. de PV’s die gelden tot tegenbewijs.
In principe zijn enkel die personen die door de wet bekleed zijn met de hoedanigheid van
officier van de gerechtelijke politie gerechtigd om een PV op te maken.
Strafdossier
Het eerste proces-verbaal van waaruit het onderzoek start, wordt ‘aanvankelijk proces-
verbaal’ genoemd. Van alle daaropvolgende onderzoeksverrichtingen die in de loop van het
verdere vooronderzoek worden gedaan, wordt tevens een PV opgesteld. De navolgende PV’s
worden gebundeld in het strafdossier. Dit zal na de afsluiting van het vooronderzoek als basis
dienen voor de behandeling van de zaak ter terechtzitting. De PV’s van sommige
onderzoeksverrichtingen worden pas toegevoegd na het beëindigen van de maatregel.
Normaliter moeten alle onderzoeksverrichtingen uit het vooronderzoek worden overgaan
tijdens de openbare terechtzitting, in aanwezigheid van de beklaagde. In de praktijk gebeurt
dit slechts uitzonderlijk. De rechter zal deze onderzoeksverrichtingen slechts uitvoeren voor
zover hij het nodig acht voor het vormen van zijn beslissing.
Het strafdossier is in principe geheim. Personen die rechtstreeks belanghebbende zijn kunnen
evenwel aan de PdK vragen het strafdossier in te kijken en/of er een kopie van bekomen.
Tegen de weigering staat geen rechtsmiddel open. In geval de zaak aanhangig wordt gemaakt
door een rechtstreekse dagvaarding eindigt het geheim van het onderzoek en kunnen de
partijen het strafdossier zonder enig verzoek daartoe inkijken. Wanneer de zaak is
aangebracht bij de onderzoeksrechter en wordt onderzocht bij wijze van gerechtelijk
onderzoek, kunnen de belanghebbenden inzage vragen en/of er een kopie van bekomen.
Tegen de afwijzende beslissing is hoger beroep mogelijk bij de KI
Vertrouwelijk dossier
Wanneer in een strafrechtelijk onderzoek gebruik wordt gemaakt van stelselmatige observatie
of van infiltratie (= bepaalde bijzondere opsporingsmethoden), dan wordt naast het gewoon
strafdossier een vertrouwelijk dossier aangelegd. Hiertoe hebben in principe enkel de
procureur des Konings en de onderzoeksrechter toegang. De toegang van de
onderzoeksrechter is echter wel beperkt tot de dossiers waarin hij machtiging tot observatie
heeft gegeven.
§3. Wijze waarop misdrijven worden opgespoord en vastgesteld
A. Situering
De PdK heeft de leiding van het onderzoek, evenwel onder controle van de procureur-
generaal tenzij er een gerechtelijk onderzoek is gelast: dan wordt het geleid door de
onderzoeksrechter. Het onderzoek wordt, onder leiding en verantwoordelijkheid van deze
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!94
magistraten, uitgevoerd door de politiediensten.
B. Permissieve regel, legaliteit en loyauteit
Doordat de wettelijke regeling is niet exhaustief is, blijft de vroegere rechtspraak betreffende
de rechtmatigheid van opsporingshandelingen en de sancties die aan de overtreding ervan
verbonden worden, haar belang behouden.
Uitgangspunt van deze rechtspraak was het principe ‘alles wat niet is verboden mag’ (=
permissieve regel) (<> Prohibitieve regel: elk politieel optreden waarvoor geen
uitdrukkelijke wettelijke basis is bepaald, is onrechtmatig)
Nuance: De overheid is gebonden aan de beginselen van behoorlijk strafprocesrecht en het
beginsel van loyaliteit. De politie mag bij de opsporing en vaststelling van misdrijven zelf
geen misdrijven plegen, tenzij bij aanwenden van bijzondere opsporingsmethoden en na
uitdrukkelijke machtiging van de PdK. Zij mag slechts dwangmaatregelen gebruiken onder de
voorwaarden die de wet bepaalt. Zij mag evenmin bewijzen verzamelen op een wijze
waardoor de rechten van de verdediging zouden worden geschonden.
Behoudens de wettelijke uitzonderingen mogen opsporingsdaden geen enkele
dwangmaatregel inhouden noch schending van individuele rechten en vrijheden. De wet
bepaalt uitdrukkelijk dat de procureur des Konings en de onderzoeksrechter (Art. 56 §1 Sv.)
moeten waken over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyauteit waarmee ze werden
verzameld.
C. Opsporing en vaststelling van misdrijven en het EVRM
Het EVRM bevat geen regels aangaande de wijze waarop misdrijven moeten worden
opgespoord en vastgesteld. Toch een reeks bepalingen die van belang zijn voor de
opsporingen de vaststelling van misdrijven.
▪ Verbod van folteringen en onmenselijke en vernederende behandelingen (Art. 3)
▪ Het recht op persoonlijke vrijheid (Art. 5)
▪ Het recht op een eerlijk proces (Art. 6)
▪ Het recht op de eerbiediging van het privéleven (Art. 8) o
Het gebruik van dwang en geweld
Dwang, gebruik van geweld en Art. 3 EVRM
Soms moeten de politiediensten dwang, en zelfs gewapend geweld gebruiken bij de uitvoering
van hun opdrachten. Dwangmaatregelen die folteringen of onmenselijke en vernederende
behandeling zouden inhouden zijn altijd, in alle omstandigheden, strijdig met art. 3 EVRM.
Het verdrag duldt ten aanzien van Art. 3 geen enkele uitzondering.
Dwang, gebruik van geweld en de Wet Politieambt
In België is het recht op het gebruik van dwang en gewapend geweld geregeld door de Wet
Politieambt van 1992. In uitzonderlijke omstandigheden kan het nodig zijn dat de politie
dwang moeten gebruiken, eventueel gepaard gaande met het gebruik van wapens. Behalve in
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!95
het geval van wettige verdediging moet het gebruik van (gewapend) geweld steeds worden
voorafgegaan door een waarschuwing, tenzij dit gebruik daardoor onwerkzaam zou worden.
Het gebruik van geweld is dus slechts geoorloofd voor zover het een wettig doel nastreeft.
Gebruik van fysiek en zelfs moreel geweld tegen verdachten is ontoelaatbaar.
Art. 37bis bevat een aantal beperkingen op het handboeien van verdachten en veroordeelden.
Dit is enkel toelaten als dit noodzakelijk is en in bepaalde omstandigheden
Art. 37 WPA laat het geweldgebruik als begeleidende maatregel toe, als de voorwaarden van
subsidiariteit en proportionaliteit zijn vervuld
o Subsidiariteitsvereiste Geweld kan gebruikt worden om een wettig doel na te streven
dat niet op een andere wijze kan worden bereikt
o Proportionaliteitsvereiste Het gebruik van geweld moet redelijk zijn en verhouding tot
het nagestreefde doel
Politieambtenaren mogen enkel gebruik maken van vuurwapens bij
1. Wettige verdediging
2. Gewapende personen in voertuigen
3. Betrapping heterdaad misdrijven met geweld
4. Wanneer men er redelijkerwijze vanuit kan gaan dat men zijn wapens gaat
gebruiken.
Hoofdstuk 2: Personen belast met de opsporing en vaststelling van
misdrijven
§1. Algemene beginselen
In het Wetboek van Strafvordering wordt niet systematische uiteengezet wie belast is met het
opsporen van misdrijven en welke bevoegdheden aan deze personen bij de opsporing van
misdrijven worden verleend. In theorie kunnen enkel personen die de hoedanigheid hebben
van officier van gerechtelijke politie misdrijven opsporen en vaststellen. PdK en de
onderzoeksrechter (= hogere officieren) hebben de leiding en verantwoordelijkheid voor het
onderzoek. De lagere officieren handelen onder het gezag en de leiding van de hogere: zij
kunnen enkel opdrachten geven tot opsporing en vaststelling van de misdrijven die tot hun
bevoegdheid behoren.
§2. De leidinggevende magistraten
A. Het openbaar ministerie
De procureur des Konings
De meeste onderzoeken in strafzaken worden verricht onder leiding van de PdK bij wijze
van opsporingsonderzoek. De Pdk is onderzoeksmagistraat én vervolgingsmagistraat: Hij
beslist welke gevolg er aan het resultaat van de opsporingen wordt gegeven en of de zaak
aan de rechter wordt voorgelegd met het oog op de toepassing van de strafwet.
De PdK heeft de leiding over alle officieren van gerechtelijke politie binnen het
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!96
arrondissement. Hij beschikt tav deze personen over een algemeen vorderingsrecht: Hij
kan hen alle nodige opdrachten geven mbt het opsporen en vaststellen van misdrijven die
in het arrondissement zijn gepleegd.
▪ Bevoegdheid ratione materiae is algemeen: Hij kan alle misdrijven opsporen en
vaststellen, ongeacht hun aard (misdaden, wanbedrijven of overtredingen)
▪ Territoriale bevoegdheid is het arrondissement:
Wanneer een procureur des Konings onderzoeksverrichtingen wil stellen in een ander
arrondissement moet hij dit in principe via zijn territoriaal bevoegde ambtgenoot laten
gebeuren. De wet bepaalt echter dat de procureur des Konings buiten zijn arrondissement
alle handelingen kan verrichten of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren op het
gebied van het opsporings- of het gerechtelijk onderzoek. Hierdoor strekt de
onderzoeksbevoegdheid van parketmagistraten zich uit tot het hele grondgebied van het
Rijk. Wel is dan vereist dat de procureur des Konings zijn territoriaal bevoegde
ambtsgenoot hiervan op de hoogte stelt. Deze laatste moet zorgen voor de coördinatie.
Mini-instructie: Vandaag kan de PdK de onderzoekrechter vorderen een
onderzoekshandeling te verrichten waarvoor enkel de onderzoeksrechter bevoegd is. De
onderzoeksrechter beslist of hij uitsluitend de gevorderde maatregel verricht en het
dossier terugzendt dan wel of hij het onderzoek zelf voortzet.
De federale procureur
De federaal procureur beschikt over een eigen parket, dat samengesteld is uit federale
magistraten en kan bovendien een beroep doen op magistraten van de
arrondissementsparketten en de ressortparketten via delegatie en detachering.
De algemene bevoegdheden vd FP worden bepaald in art. 143 §3 en art. 144bis -144sexies
Ger.W. Zijn bevoegdheden op het gebied van de opsporing en de vaststelling van misdrijven
zijn omschreven in art. 47duodecies Sv.
De FP staat niet hiërarchisch boven de 14 PdK en is dus geen ‘superprocureur’. Toch heeft hij
het laatste woord wanneer zowel hijzelf als de lokale parketten bevoegd zijn. Bovendien kan
hij dwingende onderrichtingen geven ivm de coördinatie van de strafvordering en verzekert
hij de coördinatie tussen samenhangende dossiers die door verschillende parketten worden
behandeld. In strafzaken met internationale vertakkingen is zijn tussenkomst essentieel.
Hij is bevoegd voor misdrijven, gekoppeld aan een veiligheids- en geografisch criterium.
Daarnaast is hij exclusief bevoegd voor genocide, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de
mensheid. Hij staat ook in voor de samenwerking met buitenlandse infiltranten en voor
bijzondere opsporingsmethoden.
B. De onderzoeksrechter
Algemeen
De onderzoeksrechter leidt het onderzoek in de zaken die bij wijze van gerechtelijk onderzoek
worde onderzoekt. Hij heeft een dubbele hoedanigheid van rechter en opsporingsmagistraat.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!97
Zijn tussenkomst is vereist wanneer er dwangbevelen moeten worden genomen (Hiertoe is de
procureur des Konings, behalve in uitzonderlijke gevallen, niet bevoegd)
Zijn bevoegdheid ratione materiae en territoriale bevoegdheid is dezelfde als PdK. Net zoals
de procureur heeft de onderzoeksrechter een algemeen vorderingsrecht ten aanzien van de
politiediensten. Ook de onderzoeksrechter kan daden van onderzoek of opsporing gelasten
buiten zijn arrondissement mits hij de territoriaal bevoegde PdK hiervan in kennis stelt.
De onderzoeksrechter is echter beperkt door de saisine: als rechter kan hij immers niet
ambtshalve optreden en hij is, behalve bij betrapping op heterdaad, gebonden door de
vordering tot onderzoek van de PdK Hij kan dus enkel onderzoeksdaden (laten) verrichten
mbt de misdrijven waarvoor hij geadiëerd is. Stelt hij misdrijven buiten dit raam vast, dan
mag hij ze zelf niet verder onderzoeken, maar moet hij ze melden aan de PdK.
Hij beschikt ook over een delegatierecht.
Delegatie van bevoegdheden
De onderzoeksrechter voert in de praktijk de meeste onderzoekshandelingen niet persoonlijk
uit. Hij zal, via kantschriften, politieofficieren belasten met de uitvoering van
onderzoeksopdrachten. De gevorderde politiediensten moeten de resultaten van hun
opsporingen dadelijk meedelen aan de onderzoeksrechter.
Omdat de onderzoeksrechter niet alleen opsporingsbevoegdheden uitoefent, maar ook een
rechterlijke functie vervult, moet een onderscheid worden gemaakt tussen zijn
jurisdictionele bevoegdheden en zijn bevoegdheden als opsporingsmagistraat
De jurisdictionele bevoegdheden kunnen niet worden gedelegeerd (Bv. verlenen
van een aanhoudingsbevel, afnemen van een getuigenverhoor onder ede)
De handelingen die hij kan stellen als opsporingsmagistraat kunnen in principe
worden gedelegeerd aan officieren van gerechtelijke politie
Ambtelijke opdrachten
Onderzoeksopdrachten buiten het ambtsgebied van de onderzoeksrechter, worden
gegeven dmv zgn. ambtelijke opdrachten of rogatoire commissies. Dit is het verzoek dat
de onderzoeksrechter richt aan zijn territoriaal bevoegde college om een bepaalde
onderzoeksdaad te stellen. Bepaalde onderzoeksopdrachten kunnen ook rechtstreeks aan
de politiediensten van het andere arrondissement worden gegeven. De toewijzing kan
zowel aan de lokale als aan de federale politiediensten worden gedaan, in
overeenstemming met de criteria die hierover in de richtlijn van de minister van Justitie
zijn bepaald.
Wanneer de onderzoeksrechter een onderzoeksdaad wil laten verrichten in een ander
arrondissement, moet dit in principe steeds via een ambtelijke opdracht worden gedaan.
Art. 62bis al. 2 Sv. bepaalt echter dat de onderzoeksrechter die binnen zijn bevoegdheid
kennis krijgt van een misdrijf, buiten zijn arrondissement alle handelingen kan verrichten
of gelasten die tot zijn bevoegdheid behoren. Wel moet de onderzoeksrechter de
territoriaal bevoegde procureur des Konings verwittigen van het feit dat in zijn
arrondissement opsporingshandelingen worden verricht.
Ambtelijke opdrachten in het buitenland worden verricht op grond van internationale
verdragen mbt de uitlevering en de zgn. ‘kleine rechtshulp’ in strafzaken.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!98
§3. De politiediensten
A. Opsporingstaken van de geïntegreerde politiedienst
Sinds 2001 zijn de politiediensten omgevormd in een geïntegreerde dienst op 2 niveaus. Naast
(niet boven) de lokale politiediensten, die georganiseerd zijn in politiezones kwam er een
federale politiedienst, bevoegd voor het grondgebied van het hele rijk (Beiden hebben ze
recherchetaken en bestuurlijke taken).
Federale en lokale politiediensten hebben dezelfde algemene bevoegdheid op het gebied van
de opsporing en vaststelling van misdrijven. Magistraten die op deze diensten een beroep
willen doen hebben de keuze tussen hetzij de federale, hetzij de lokale diensten, hetzij zelfs
een combinatie van beiden, afhankelijk van de aard van de opdracht. Welke dienst met welke
opdracht wordt belast hangt af van de noodwendigheden van het onderzoek.
Toch is behoefte aan een taakverdeling
▪ Lokale politiekorpsen verstrekken de basispolitiezorg
▪ Het optreden van de federale politie situeert zich op bovenlokaal niveau en wordt
beheerst door de principes van specialiteit en subsidiariteit
Minister van Justitie heeft een richtlijn uitgevaardigd met als doel de verdeling van de
opdrachten van gerechtelijke politie tussen de lokale en federale politie te bepalen en de
coördinatie tussen deze niveaus vast te leggen. Deze richtlijn bevat instructies voor de
magistraten (PdK, onderzoeksrechter en FP) die onderzoeksopdrachten toewijzen. Ze bepaalt
4 criteria voor de toewijzing van het onderzoek aan de federale politie (geen rangorde tussen
de criteria). Van zodra een onderzoek aan één criterium beantwoordt, wordt het in princiep
door de magistraat aan de federale politie toegewezen.
Onderzoek naar een gepleegd of nog te plegen feit of feiten in het kader van een
criminele organisatie
Onderzoek waarbij er nood is aan bijzondere opsporingstechnieken
De complexiteit van het onderzoek wegens
o Aard van de feiten
o Aard van de onderzoeksdaden
o Geografischespreiding
Onderzoek naar een gepleegd of nog te plegen feit met een verontrustend karakter
B. Verhouding leidinggevende magistraten politiediensten
Opsporingen in opdracht van procureur des Konings of onderzoeksrechter
De PdK en de onderzoeksrechter leiden het onderzoek en doen dit bij wijze van vorderingen,
gericht aan de politiediensten. Deze vorderingen moeten in principe schriftelijk worden
gedaan, behalve in dringende gevallen.
De gevorderde politiediensten zijn gehouden aan de vorderingen gevolg te geven en de voor
de uitvoering noodzakelijke medewerking en personeelsleden te verlenen. Zij mogen niet over
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!99
de gepastheid van de vordering oordelen, maar zijn verplicht ze uit te voeren, behalve indien
de vordering als kennelijk onwettelijk voorkomt.
De inlichtingen die politieambtenaren in uitvoering van deze vorderingen verzamelen moeten
dadelijk aan de PdK of onderzoeksrechter worden overgemaakt, samen met de informatie
waarover de betrokken ambtenaren eventueel reeds beschikten.
Autonome opsporing door de politiediensten
Politiediensten kunnen ook op autonome wijze, zonder voorafgaandelijke opdracht van een
magistraat, misdrijven opsporen en vaststellen. Zij zijn tot ambtelijke aangifte verplicht. De
wet bepaalt dat de procureur des Konings, in het kader van het opsporingsbeleid dat is
uitgestippeld in de richtlijnen van het college van procureurs-generaal en van de minister van
justitie vaststelt welke misdrijven prioritair in zijn arrondissement moeten worden opgespoord
Politiediensten die op eigen initiatief handelen, lichten de procureur des Konings in op de
wijze en binnen de termijnen die deze bij richtlijn vastlegt. De procureur bepaalt dus bij
richtlijn hoe en wanneer de politiediensten op eigen initiatief kunnen handelen en hem moeten
inlichten over de gevoerde opsporingsdaden
Hoofdstuk 3: Het opsporingsonderzoek
§1. Begrip
Het opsporingsonderzoek is het onderzoek dat wordt gevoerd door de procureur des Konings.
Hij waakt over de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden
verzameld. De PdK heeft een algemene opsporingsplicht en een algemeen opsporingsrecht,
dat blijft bestaan ook al heeft hij de strafvordering ingesteld. Hij oordeelt over de
opportuniteit van de vervolging, wat men zich meebrengt dat hij ook over de opportuniteit
van het onderzoek oordeelt.
Het opsporingsonderzoek wordt in de wet duidelijk afgelijnd van het gerechtelijk onderzoek.
Art. 28bis §3 Sv. bepaalt dat de opsporingshandelingen mogen geen enkele dwangmaatregel
inhouden, noch schendingen van de individuele rechten en vrijheden.
Indien dwangmaatregelen moeten worden getroffen, dan moet een gerechtelijk onderzoek
worden gevorderd. De wet voorziet wel in de mogelijkheid voor de procureur om specifieke
dwangmaatregelen te vragen aan de onderzoeksrechter, zonder dat deze met het volledige
onderzoek wordt belast (= mini-instructie). Het heeft tot gevolgd dat het opsporingsonderzoek
gewoon onder leiding en gezag van de PdK wordt voortgezet, dat toch bepaalde
dwangmaatregelen kunnen worden bevolen door de onderzoeksrechter (tenzij de
onderzoeksrechter beslist om de zaak te evoceren en het onderzoek naar zich trekt).
Het opsporingsonderzoek is volledig inquisitoir: Alle onderzoeksverrichtingen worden
gesteld buiten de aanwezigheid van de verdachte en hij heeft op geen enkel ogenblik inzage
in het strafdossier.
§2. De Heterdaadprocedure
A. Verrichtingen bij betrapping op heterdaad
Principe
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!100
De ambtsverrichtingen van de procureur des Konings en zijn hulpofficieren zijn niet op
systematische wijze geregeld in het Wetboek van Strafvordering. Enkel de uitzonderlijke
bevoegdheden igv betrapping op heterdaad worden uitvoerig uiteengezet.
Een op heterdaad ontdekt misdrijf is een misdrijf dat wordt ontdekt terwijl het wordt
gepleegd, of onmiddellijk daarna.
Met betrapping op heterdaad worden gelijkgesteld het geval waarin de verdachte, kort na het
misdrijf, door het openbare geroep wordt vervolgd en het geval waarin de verdachte, kort na
het misdrijf, wordt aangetrokken in het bezit van zaken, wapens, werktuigen en papieren, die
doen vermoeden dat hij de dader van het misdrijf is of een medeplichtige.
Oorsprong van de speciale regels in verband met heterdaad
In de geest van het wetboek moest het onderzoek normaal door de onderzoeksrechter worden
verricht. De opsporingsbevoegdheden van de PdK en zijn hulpofficieren bestonden slechts
uitzonderlijk, nl. bij betrapping op heterdaad. De heterdaadprocedure was, vanuit deze
benadering, een uitzonderingsregime waarin aan de PdK en zijn hulpofficieren bevoegdheden
werden toegekend om hun toe te laten de nodige vaststellingen te doen, om te vermijden dat
bewijzen zouden teloorgaan in afwachting dat een onderzoeksrechter kon worden
gevorderd. Deze procedure was oorspronkelijk opgevat als een tijdelijke procedure, die
slechts zou worden gevolgd totdat de gewone procedureregels kunnen worden toegepast.
Bijzondere bevoegdheden bij betrapping op heterdaad
Bij betrapping op heterdaad heeft de PdK en zijn hulpofficieren een reeks bevoegdheden die
hij normaal niet heeft en enkel door de onderzoeksrechter kunnen worden bevolen.
Art. 34 Sv. Getuigen opleggen de plaats niet te verlaten
Art. 36 Sv. Huiszoeking
Art. 43-44bis Sv. Deskundigenonderzoek
Art. 90bis Sv. Onderzoek aan het lichaam
Art. 88bis §1 al. 5 Sv. Telefoonnummers laten registreren
Art. 90ter §5 Sv. Met betrekking tot bepaalde misdrijven (gijzeling, afpersing)
telefoongesprekken laten afluisteren en opnemen
Betrapping op heterdaad is dus de omstandigheid waardoor de taakverdeling tussen de
procureur des Konings en de onderzoeksrechter wordt doorbroken, en de PdK zelf
dwangmaatregelen mag bevelen.
Ook de onderzoeksrechter heeft in het Sv. bijzondere bevoegdheden verkregen bij betrapping
op heterdaad (art. 59 Sv.) De onderzoeksrechter kan het onderzoek van de feiten aan zich
trekken en rechtstreeks de handelingen verrichten die tot de bevoegdheid van de PdK behoren.
Hij hoeft niet te wachten totdat de procureur des Konings hem heeft gevorderd en adieert
zichzelf door autosaisine
➔ Bij betrapping op heterdaad vallen de bevoegdheden van de procureur en de
onderzoeksrechter voor een deel samen.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!101
B. “Gewone” verrichtingen
In de praktijk heeft zich, naast het opsporingsonderzoek volgens de regels van de
heterdaadprocedure, een ‘gewoon’ opsporingsonderzoek ontwikkeld, waarbij de procureur en
zijn hulpofficieren onderzoeksverrichtingen mogen stellen, ook al is er geen betrapping op
heterdaad. Als de procureur zijn bijzondere bevoegdheden uitoefent op grond van de regels
betreffende heterdaad (Bv. een huiszoeking) dan moet hij daarna niet noodzakelijk een
gerechtelijk onderzoek vorderen. De PdK kan, na het instellen van de onderzoeksdaad, zijn
onderzoek gewoon voortzetten bij wijze van eenvoudig opsporingsonderzoek. Bovendien kan
de PdK aan de onderzoeksrechter specifieke dwangmaatregelen vragen zonder hem met het
volledige onderzoek te belasten.
§3. De proactieve recherche
A. Algemeen
Het opsporingsonderzoek slaat niet enkel op feiten die al gepleegd zijn, maar ook, onder
bepaalde voorwaarden, op misdrijven die nog niet gepleegd zijn. Met proactieve recherche
wordt bedoeld het verzamelen, registreren en verwerken van gegevens en inlichtingen
mbt misdrijven die nog niet gepleegd zijn of nog niet aan het licht gebracht zijn.
Doel van de proactieve recherche is te komen tot het vervolgen van daders van misdrijven. De
proactieve recherche heeft een gerechtelijke finaliteit.
Proactieve recherche zal soms voorafgaan aan het strafbaar feit, wanneer er wel al een
redelijk vermoeden is, maar vooraleer er een concrete verdenking tegen een concreet persoon
is. De grens tussen proactieve en reactieve (misdrijf is al vastgesteld) recherche is niet steeds
precies te trekken (Bv. bij drugssmokkel)
In het kader van de proactieve recherche worden vaak bijzondere opsporingsmethoden
gebruikt zoals het gebruik van undercoveragenten en allerhande bespiedingen, vaak met
hoogtechnologische middelen. Binnen de proactieve recherche wordt vaak sturingsinformatie
verzameld, die van nut kan zijn voor het verdere verloop van het onderzoek. Soms, maar niet
noodzakelijk, wordt de aldus verkregen informatie achteraf als bewijsmateriaal in de strafzaak
gebruikt.
B. Voorwaarden (Art. 28bis §2 Sv.)
Voorafgaandelijke schriftelijke toestemming parket
Er is dus geen ruimte voor een proactief politieonderzoek dat buiten weten van de bevoegde
magistraten zou plaats vinden. Zowel de procureur als de onderzoeksrechter moeten waken
over de wettigheid en loyauteit van de bewijsmiddelen.
Gerechtelijke finaliteit
De opsporingen moeten steeds plaats vinden met het doel te komen tot het vervolgen van
daders van misdrijven. Het louter verzamelen van inlichting valt buiten het kader van de
proactieve recherche.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!102
Proportionaliteit
Het moet gaan om feiten die worden of zouden worden gepleegd in het kader van een
criminele organisatie of misdaden of wanbedrijven als bedoeld in art. 90ter §2, 3 en 4 Sv.
§4. De bijzondere opsporingsmethoden (BOM)
A. Algemeen
Ze worden gekenmerkt door hun heimelijk karakter en de noodzaak bepaalde elementen
uit het onderzoek geheim te houden om politieambtenaren en burgers die aan deze
heimelijke opsporingen hebben meegewerkt niet aan represailles bloot te stellen.
Deze methoden worden aangewend in de strijd tegen bepaalde vormen van criminaliteit,
waartegen de traditionele opsporingsmethoden niet opgewassen zijn. Het klassieke reactief
optreden werkt niet altijd, vooral bij misdrijven zonder rechtstreeks slachtoffer of die in
georganiseerd verband worden begaan.
Voorbeelden:
▪ Het gebruik van tipgevers, informanten en zelfs infiltranten
▪ Het gebruik van gesofistikeerde afluister- en bespiedingsapparatuur
▪ Valstrikoperaties (pseudokoop, flash-rolls, frontstores)
▪ Om de financiële circuits bloot te leggen en de witgewassen gelden te kunnen confisqueren
als criminele vermogensvoordelen zijn bovendien opsporingsmethoden vereist waarvan het
‘bijzondere’ hierin gelegen is dat zij niet zozeer gericht zijn op de vermoedelijke daders, maar
rechtstreeks op de bewegingen van de criminele vermogensvoordelen
Het doel is niet preventief. Het gaat eerder om het creëren van de optimale omstandigheden
om de daders van het misdrijf, dat anders moeilijk zou kunnen worden vastgesteld, op
heterdaad te kunnen betrappen. Hierdoor gaat het evenmin om een klassiek repressief of
reactief optreden.
De PdK kan een beroep doen op de onderzoeksrechter zowel voor gepleegde en al dan niet
aan het licht gebrachte strafbare feiten als voor nog niet gepleegde strafbare feiten, in zoverre
hij over informatie beschikt die dusdanig concreet is dat zij een in tijd en ruimte bepaalbaar
misdrijf vormen
Door sommige bijzondere opsporingsmethoden wordt het recht op privacy zeer sterk
aangetast, vooral wanneer gebruik wordt gemaakt van heimelijke bespiedingsapparatuur zoals
verborgen microfoons, infraroodcamera’s en peilapparatuur. Hierdoor wordt de privacy
geschonden, niet alleen van de verdachte, maar ook van derden
Door methoden als pseudokoop en infiltratie bewegen opsporingsdiensten zich op de
scheidingslijn tussen misdaad bestrijden en zelf misdrijven plegen. Hoewel de wet duidelijk
bepaalt dat provocatie verboden is, wordt een beperkte vorm van deelneming aan misdrijven
(Bv. activiteiten van criminele organisaties) niet per se uitgesloten.
De inzet van bijzondere opsporingsmethoden is immers vaak met grote geheimhouding
omhuld, zodat het voor de verdacht vaak moeilijk en zelfs onmogelijk is na te gaan of de
politiediensten hun boekje niet te buiten zijn gegaan ivm de bescherming van de rechten van
verdediging.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!103
B. Wettelijke regeling
Algemeen
Het wordt geregeld in de wet van 6 januari 2003 betreffende de bijzondere
opsporingsmethoden en enkele andere onderzoeksmethoden. Deze wet heeft een reeks nieuwe
artikelen ingelast in het Sv. (Art. 47ter-undecies)
De bijzondere opsporingsmethoden kunnen worden aangewend zowel binnen een (al dan niet
proactief) opsporingsonderzoek als binnen een gerechtelijk onderzoek. Ze worden toegepast
onder de controle van het openbaar ministerie. Het is niet de onderzoeksrechter zelf maar de
procureur des Konings die instaat voor de tenuitvoerlegging.
De meeste bijzondere opsporingsmethoden kunnen door de procureur des Konings worden
bevolen, zonder dat er machtiging van de onderzoeksrechter vereist is. Ze kunnen dus binnen
het raam van een gewoon opsporingsonderzoek worden toegepast.
▪ In slechts 2 gevallen is een machtiging vereist
Bij stelselmatige observatie met technische middelen om zich te verwerven in een
woning of de aanhorigheden daarvan (Art. 56bis al. 2 Sv.) en bij inkijkoperaties in een
woning (Art. 89ter Sv.)
Bij de toepassing van sommige maatregelen op de woning of de lokalen die
aangewend worden voor beroepsdoeleinden van advocaten, geneesheren
Stelselmatige observaties (Art. 47sexies Sv.), infiltraties (Art. 47octies Sv.) en
inkijkoperaties (Art. 89ter Sv.) Zie Art. 56bis al. 3 Sv.
➔ In deze 2 gevallen moet een volledig gerechtelijk onderzoek worden gevorderd en kan
geen mini-instructie worden bevolen. Doordat beide maatregelen enkel nog binnen een
gerechtelijk onderzoek kunnen worden toegepast, kunnen ze niet proactief worden aangewend
Bijzondere opsporingsmethoden worden aangewend door politiediensten die zijn aangewezen
door de minister van Justitie. Zij hebben een gerechtelijke finaliteit, nl. het vervolgen van
daders van misdrijven.
De procureur des Konings staat in voor de permanente controle over de toepassing van de
bijzondere opsporingsmethoden door de politiediensten binnen zijn gerechtelijk
arrondissement. Binnen de gedeconcentreerde gerechtelijke diensten van de federale politie
wordt een officier belast met de permanente controle in het arrondissement.
Sinds de BOM-Reparatiewet kunnen de bijzondere opsporingsmethoden ook worden
aangewend in het kader van de strafuitvoering wanneer de veroordeelde zich aan de
uitvoering van zijn straf heeft onttrokken. De toepassingsvoorwaarden zijn dezelfde, met het
verschil dat in de strafuitvoeringsfase geen methoden kunnen worden toegepast waarvoor
machtiging van de onderzoeksrechter nodig is.
Het plegen van misdrijven in het raam van een bijzondere opsporingsmethode
Ten aanzien van de bijzondere opsporingsmethoden wordt afgeweken van de fundamentele
regel dat politieambtenaren geen misdrijven mogen plegen bij het opsporen en vaststellen van
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!104
misdrijven. Politieambtenaren die in dergelijke omstandigheden misdrijven plegen kunnen
worden verschoond wanneer zij aan een aantal voorwaarden voldoen:
Subsidiariteit Strafbare feiten in het kader van de opdracht en met het oog op het
welslagen ervan of ter verzekering van de veiligheid van de bij de operatie betrokken
personen, die strikt noodzakelijk zijn (Art. 47quinquies §2 al. 1 Sv.)
Proportionaliteit Evenredig met het nagestreefde doel (Art. 47quinquies §2 al. 2 Sv.)
Uitdrukkelijke machtiging van de procureur des Konings schriftelijk en vermelden de
feiten die door de politiediensten kunnen worden gepleegd (Art. 47quinquies §3 Sv.)
Verbod van provocatie (inbreuken Art. 30 VTSv.)De strafvordering is onontvankelijk als
het misdrijf het gevolg is van een provocatie van de politiemensen.
Bij naleving van deze voorwaarden geldt een strafuitsluitende verschoningsgrond, zowel ten
aanzien van de politieambtenaar die strafbare feiten heeft gepleegd als ten aanzien van de
procureur des Konings die hem hiertoe de machtiging heeft gegeven.
Naast deze verschoningsgrond wordt bovendien voorzien in een rechtvaardigingsgrond voor
de bijzondere maatregelen die strikt noodzakelijk zijn om de afscherming van de identiteit en
de veiligheid van de politieambtenaren te vrijwaren. Verder blijven politieambtenaren vrij van
straf voor een reeks inbreuken die zij, na voorafgaand akkoord van de PdK hebben begaan
tijdens de uitvoering van een observatie of infiltratie.
Vertrouwelijk dossier Om de identiteit van de politieambtenaren en de informanten die bij de BOM betrokken zijn,
af te schermen en hun veiligheid te vrijwaren en om de gebruikte technische hulpmiddelen
en politionele onderzoekstechnieken af te schermen, zodat deze in latere zaken ook nog
aangewend kunnen worden, kunnen niet alle details mbt de toepassing van de bijzondere
opsporingsmethoden observatie en infiltratie (dus niet voor informanten) worden
opgenomen in het strafdossier.
Het bevat
De machtiging tot observatie of infiltratie (van de PdK)
De afzonderlijke toelating om misdrijven te plegen: schriftelijk document waarbij de
PdK toelaat om misdrijven te plegen
De vertrouwelijke verslagen van de leidinggevende politieambtenaren
Het bestaan van een vertrouwelijk dossier betekent echter niet dat in het strafdossier zelf met
geen woord over de ingezette bijzondere opsporingsmethoden wordt gerept. Het proces-
verbaal (dat wordt opgenomen in het strafdossier) is nagenoeg identiek aan de vertrouwelijke
verslagen, met dien verstand dat de elementen die de afscherming van de gebruikte
politietechnieken of de vrijwaring van de veiligheid en de afscherming van de identiteit van
de betrokken politieambtenaren, informanten en burgers in het gedrang kunnen brengen,
worden weggelaten.
Tot de vertrouwelijke dossiers hebben enkel de procureur des Konings en de
onderzoeksrechter toegang
Het inzagerecht van de onderzoeksrechter geldt echter enkel in geval hij zelf de
machtiging tot observatie verleende, of wanneer een gerechtelijk onderzoek
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!105
wordt gevorderd in een zaak waarin reeds een observatie of infiltratie heeft
plaatsgevonden (hij mag er in het kader van zijn gerechtelijk onderzoek echter
geen gewag van maken Art. 56bis Sv.)
De inhoud van dit dossier valt onder het beroepsgeheim. Noch de partijen, noch de
vonnisrechter heeft inzage in het vertrouwelijk dossier. Zij hebben slechts kennis van die
elementen die in het proces-verbaal in het strafdossier werden opgenomen.
Ook bij de informantenwerking bestaan vertrouwelijke dossiers. Het hele informantenbeheer
speelt zich af buiten het strafdossier. Bovendien wordt de informatie betreffende gepleegde of
nog te plegen feiten, afkomstig van tipgevers en informanten, in een vertrouwelijk dossier
opgenomen. Het is de PdK die beslist, in functie van de aangebrachte informatie en met
inachtneming van de veiligheid van de informant, of hiervan proces-verbaal wordt opgesteld
dat kan worden gevoegd bij het strafdossier van een lopend opsporingsonderzoek of
gerechtelijk onderzoek. Het wordt enkel beheerd door de PdK en wordt dus niet voorgelegd
aan de kamer van inbeschuldigingstelling.
Wettigheidscontrole
Bijzondere opsporingsmethoden worden toegepast onder de controle van het OM (Art. 47ter
§1 Sv.) Terecht werd bovendien voorzien in een controle die wordt toevertrouwd aan een
andere instantie dan die welke de operatie zelf uitvoert (de politiediensten) of er onmiddellijke
verantwoordelijkheid voor draagt (openbaar ministerie of onderzoeksrechter).
Vervolging
De kamer van inbeschuldigingstelling wordt belast met de controle over de toepassing van de
bijzondere opsporingsmethoden observatie en infiltratie Vooraleer een zaak waarin deze
methoden werden toegepast aan de vonnisrechter kan worden voorgelegd, moet eerst langs de
kamer van inbeschuldigingstelling passeren. Er is dus een verplichte controle bij de
afsluiting van het vooronderzoek.
Dit geldt enerzijds wanneer een observatie of een infiltratie tijdens een opsporingsonderzoek
heeft plaatsgevonden. Alvorens het openbaar ministerie tot rechtstreekse dagvaarding
overgaat, wordt de zaak aan de KI voorgelegd.
Dit gebeurt ook wanneer een gerechtelijk onderzoek heeft plaatsgehad. Vooraleer de PdK de
zaak aan de raadkamer voorlegt met het oog op de verwijzing van de verdachte naar het
vonnisgerecht, moet hij de zaak aan de KI voorleggen ter controle van de regelmatigheid van
de toegepaste bijzondere opsporingsmethoden.
De kamer van inbeschuldigingstelling kan deze controle ook al voorlopig verrichten in de
loop van het gerechtelijk onderzoek, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de
onderzoeksrechter, hetzij op vordering van het OM (geen initiatiefrecht voor de partijen zelf)
Hoewel enkel reeds ‘gecontroleerde dossiers’ de vonnisrechter zullen bereiken, heeft de
wetgever ook de vonnisrechter de mogelijkheid gegeven de KI nogmaals te gelasten haar
controletaak uit te oefenen. Deze mogelijkheid is voorbehouden voor het geval er concrete
gegevens zijn die pas na de controle door de KI aan het licht zijn gekomen en die nog vragen
doen rijzen over de regelmatigheid van de observatie of de infiltratie.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!106
Sepot
De dossiers waarin niet werd overgegaan tot vervolging worden (ten minste om de 3
maanden) aan de procureur-generaal bij het Hof van Beroep toegezonden, teneinde deze
toe te laten een controle uit te voeren op de regelmatigheid van de gebruikte methoden. De PG
maakt verslag op van deze controle. Zijn verslag handelt tevens over de toepassing van de
BOM in de fase van de strafuitvoering. Dit verslag wordt overgemaakt aan het college van
procureurs-generaal dat in zijn jaarverslag een globale evaluatie maakt van deze verslagen.
Ook de federale procureur meldt dit in zijn jaarverslag. Tenslotte controleert het ook alle
dossiers waarin aan informanten overeenkomstig art. 47decies §7 de toelating werd gegeven
misdrijven te plegen (Art. 47undecies Sv.).
Een informant is een persoon van wie wordt verondersteld dat hij nauwe relaties onderhoudt
met personen tegen wie er ernstige aanwijzingen zijn dat zij misdrijven plegen of zouden
plegen. Anders dan een infiltrant is de tussenkomst van een informant beperkt tot het
verstrekken van informatie aan een politieambtenaar
§5. Het “kaalpluk-onderzoek”
Aparte ontnemingsprocedure die wordt afgesplitst van de hoofdprocedure (de
procedure betreffende de bewezen verklaarde feiten). Het gaat hier om een
‘buitgerichte’ procedure die enkele de verbeurdverklaring tot doel heeft (niet de
strafrechtelijke veroordeling).
Het bijzonder onderzoek naar de vermogensvoordelen vindt immers plaats
nadat de beklaagde al schuldig werd bevonden
Krachtens art. 524bis Sv. kan de rechter, die de beklaagde schuldig verklaart,
op vordering van het openbaar ministerie een bijzonder onderzoek gelasten
naar de vermogensvoordelen bedoeld in Art. 42, 3°, 43bis en 43 quater Sw. De
Pdk vordert dit en hoeft dit binnen 2 jaar ten uitvoer te brengen.
Vb: Drugveroordeelde. De PdK wil achterhalen welke de winst is van dit illegale toestand. Dit
is zeer moeilijk te achterhalen. Om de procedure niet te vertragen wordt aan de PdK een
mogelijkheid verleend om een aanvullend onderzoek te doen tot 2 jaar na de veroordeling.
Dit onderzoek heeft tot doel precies deze vermogensvoordelen te bepalen om desgevallend te
kunnen overgaan tot de verbeurdverklaring ervan. Het volstaat dat er ernstige en concrete
aanwijzingen zijn dat de veroordeelde gedurende de relevante periode vermogensvoordelen
heeft gekregen afkomstig uit het misdrijf waarvoor hij werd veroordeeld of uit identieke
feiten, en de veroordeelde het tegendeel niet bewijst. Ook derden die beweren recht te hebben
op deze voordelen kunnen dit tegendeel geloofwaardig maken
Het ontnemingsonderzoek verloopt onder het gezag en de leiding van de PdK, die waakt over
de wettigheid van de bewijsmiddelen en de loyaliteit waarmee ze worden verzameld.
Het is geheim een eenieder die er beroepshalve zijn medewerking aan verleent is gehouden
door het beroepsgeheim
De Pdk kan geen dwangmaatregelen bevelen, behalve de inbeslagneming. Voor andere
dwangmaatregelen is een rechterlijk bevel vereist.
Het is ook niet mogelijk een gerechtelijk onderzoek te vragen of specifieke onderzoeksdaden
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!107
te vorderen van de onderzoeksrechter via een mini-instructie.
Verzoeken tot bevel van specifieke dwangmaatregelen moeten worden gericht aan het
vonnisgerecht dat het ontnemingsonderzoek heeft gelast. De rechtbank/hof die deze bevelen
uitvaardigt wordt niet met het onderzoek gelast, maar komt slechts tussen om een specifieke
onderzoeksdaad te bevel. Bovendien kan het vonnisgerecht de onderzoeksdaden niet
ambthalve bevelen, maar enkel op vordering van de PdK
Het bijzonder onderzoek wordt afgesloten door een vordering tot verbeurdverklaring die door
de PdK rechtstreeks aanhangig wordt gemaakt bij de rechter of het hof dat het onderzoek
heeft gelast. Dit dient te gebeuren binnen twee jaar nadat het bijzonder onderzoek werd gelast.
De rechter beslist dan over de verbeurdverklaring. Tegen deze beslissing staan gewone en
buitengewone rechtsmiddelen open.
In 2003 werd een Centraal Orgaan voor Inbeslagneming en Verbeurdverklaring (COIV)
opgericht dat ermee belast wordt de gerechtelijke overheden bij te staan bij de opsporing, de
vervollediging van het onderzoek en de tenuitvoerlegging van confiscaties van
vermogensvoordelen, met inbegrip van de ‘verruimde’ confiscatie.
§6. Afsluiting van het opsporingsonderzoek
Aangezien de leiding van het opsporingsonderzoek bij de procureur des Konings ligt, is ook
hij verantwoordelijk voor de afsluiting ervan.
A. Niet-vervolging: Sepot, minnelijke schikking of bemiddeling
Sepot
Brengt het onderzoek onvoldoende bezwaren aan het licht of blijkt in de loop van het
onderzoek dat vervolging onmogelijk of niet wenselijk is, dan besluit de PdK de zaak te
rangschikken zonder gevolg
Minnelijke schikking/bemiddeling
Wanneer voldoende bezwaren werd gevonden en de PdK, hoewel hij vervolging niet wens
acht, toch niet wenst te seponeren, kan hij de zelf de zaak buitengerechtelijk afhandelen.
Deze beslissing moet worden getroffen rekening houdend met de ministeriële richtlijnen
betreffende het strafrechtelijk beleid. De beslissing moet worden gemotiveerd en
meegedeeld aan de benadeelde.
B. Vordering tot onderzoek
Wanneer het opsporingsonderzoek onvoldoende bezwaren aan het licht heeft gebracht, en de
procureur des Konings meent dat dwangbevelen vereist zijn of dat de tussenkomst van de
onderzoeksrechter om nog andere redenen wenselijk is, dan kan het opsporingsonderzoek
worden gesloten met een vordering tot onderzoek. Hierdoor geeft hij de zaak uit handen en
wordt het onderzoek verder geleid door de onderzoeksrechter. (= gerechtelijk onderzoek)
C. Dagvaarding of oproeping voor het vonnisgerecht
Wanneer het opsporingsonderzoek voldoende bezwaren tegen de verdachte aan het licht heeft
gebracht, kan de PdK besluiten de verdachte rechtstreeks te dagvaarden voor het
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!108
vonnisgerecht. Dit kan gebeuren door een ‘rechtstreekse dagvaarding’ of door een ‘oproeping
bij proces-verbaal. Wanneer tijdens het opsporingsonderzoek toepassing is gemaakt van de
BOM (observatie en infiltratie) moet de PdK de zaak eerst aan de KI ter controle voorleggen.
Verzuim aan deze controle kan nog tijdens het onderzoek ter terechtzitting worden rechtgezet.
De vonnisrechter en zelfs het HvC kan het dossier terug aan de OM overmaken.
Hoofdstuk 4: Het gerechtelijk onderzoek
§1. Begrip
Het onderzoek dat wordt gevoerd onder leiding van de daartoe speciaal aangestelde
onderzoeks- magistraat, de onderzoeksrechter.
Het gerechtelijk onderzoek wordt voornamelijk gebruikt indien dwangmaatregelen
vereist zijn of in complexe zaken
De procureur des Konings kan specifieke onderzoekshandelingen van de OR vorderen
zonder deze met het hele onderzoek te gelasten
Via de mini-instructie (Art. 28septies Sv.)
§2. Taakomschrijving van de onderzoeksrechter (art. 56 § 1 Sv.)
De OR mag alle onderzoeksverrichtingen doen die nuttig zijn voor de ontdekking van de
waarheid, op waarde dat ze niet door de wet verboden zijn en verenigbaar zijn met de
waardigheid van zijn ambt.
Bij het verrichten van zijn onderzoek moet de onderzoeksrechter alle nuttige inlichtingen
verzamelen, zowel degene die de verdachte bezwaren (à charge) als degene die hem kunnen
ontlasten (à décharge)
De OR kan deze onderzoeksverrichtingen uitvoeren, hetzij ambtshalve, hetzij op
vordering van de procureur des Konings (= mini-instructie, beperkt tot de gevorderde
onderzoeksmaatregel)
Ook de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij hebben nu het recht te vragen
bepaalde onderzoeken te verrichten.
De OR is verplicht een onderzoek in te stellen, ook al acht het hij weinig
waarschijnlijk dat er een misdrijf is gepleegd. Het is aan de raadkamer om te
beoordelen of er voldoende aanwijzingen van schuld bestaan.
§3. Saisine van de onderzoeksrechter
Het gerechtelijk onderzoek kan slechts van start gaan van zodra de OR geadiëerd is, maw van
zodra de zaak bij hem aanhangig is gemaakt. Rechters zijn immers passief en kunnen niet
proprio muto optreden. De OZ kan slechts bij betrapping op heterdaad ambtshalve een
gerechtelijk onderzoek starten.
Het gerechtelijke onderzoek is steeds reactief: het vertrek van een al gepleegd feit dat werd
vastgesteld en waarmee de OR concreet wordt belast.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!109
A. Wijze waarop de onderzoekrechter geadiëerd wordt
Vordering tot onderzoek (Art. 47 Sv.)
Vordering van de PdK of de federale procureur waardoor de zaak aanhangig wordt gemaakt
bij de OR. Meestal een schriftelijke vordering van het parket, die door de parketmagistraat
ondertekend en gedagtekend is. Dit belet niet dat de OR kan worden geadiëerd door een
mondelinge vordering, op waarde dat deze naderhand schriftelijk wordt bevestigd. De saine
kan eveneens blijken uit een gezamenlijke plaatsopneming door de OR en de Pdk, wanneer de
procureur het proces-verbaal van de afstapping ondertekend.
De vordering moet voldoende duidelijk zijn, in die zin dat de OR en de partijen kunnen
nagaan welk feit precies het voorwerp uitmaakt van het gerechtelijke onderzoek. De OR mag
zijn onderzoek zelf niet uitbreiden tot andere samenhangende misdrijven dan vermeld in de
vordering van het parket. Aan de inleidende vordering worden immers stukken gehecht,
doorgaans PV’s, waaruit de OR kan afleiden welk misdrijf hij moet onderzoeken
bevindt zich in het dossier.
Klacht met burgerlijke partijstelling van de benadeelde (Art. 63 Sv.)
De klacht met burgerlijke partijstelling maakt de zaak aanhangig bij OR (<> gewone klacht)
Uitzonderlijk: auto-saisine bij betrapping op heterdaad (Art. 59 Sv.) Bij betrapping op heterdaad versmelten de bevoegdheden van onderzoeks- en
vervolgingsmagistraat. De onderzoeksrechter is geadiëerd zonder dat hij de vordering van de
procureur des Konings moet afwachten
De mini-instructie De Pdk kan van de OR dwangbevelen vorderen zonder dat het gerechtelijk onderzoek wordt
ingesteld. Na de uitvoerings van de dwangmaatregel of weigeren van uitvoering zendt de
OR het dossier terug aan de PdK die instaat voor de voortzetting van het
opsporingsonderzoek. In geval dat de OR de gevraagde onderzoeksdaad weigert, kan het
parket hoger beroep instellen bij de KI.
Het kan echter niet worden gebruik voor alle dwangmaatregelen. Aanhoudingsbevelen,
ondervragingen van volledig anonieme getuigen, huiszoekingsbevelen, bevelen tot het
plaatsen van een telefoontap kunnen niet bij wijze van mini-instructie worden gevorderd.
Bovendien heeft de OR steeds een evocatierecht: hij beslist of hij uitsluitend de gevorderde
onderzoekshandeling verricht en het dossier terugstuurt, dan wel of hij het gehele onderzoek
voorzet. Tegen deze beslissing staat geen hoger beroep open. De OR dient zijn beslissing
niet te motiveren en moet geen rekening houden met wat het parket vordert.
B. Omvang van de saisine
De onderzoeksrechter is gebonden door de saisine: Hij mag enkel onderzoeksdaden (laten)
verrichten mbt de feiten waarvoor hij geadiëerd is. Hij geen ambtshalve geen opsporingsrecht.
Onderzoeksdaden gesteld door OR die niet op regelmatige wijze was geadiëerd zijn nietig.
Wel kan het OM met een uitbreidende vordering andere feiten bij de OR bijkomend
aanhangig maken. Hetzelfde geldt voor de benadeelde die met een aanvullende burgerlijke
partijstelling het onderzoek kan uitbreiden.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!110
In rem, niet in personam
De OR wordt geadiëerd mbt een feit, niet met een persoon.
Hij is hierdoor niet gebonden door de kwalificaties die door het OM of de burgerlijke partij
aan het feit is gegeven.
Hij kan zijn onderzoek uitbreiden tot alle personen die bij het feit betrokken zijn, ook al
werden zij niet bij naam in de oorspronkelijk vordering vernoemd.
De OR bij wie een voortdurend misdrijf aanhangig wordt gemaakt, kan dat misdrijf in zijn
geheel onderzoeken, zonder dat de feiten die na het vorderen zijn gepleegd en die van dat
wanbedrijf deel uitmaken, het voorwerpen dienen uit te maken van aanvullende vorderingen.
Samenhangende en ondeelbare misdrijven
Samenhangende misdrijven
Loutere samenhang is onvoldoende.
Ondeelbare misdrijven
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen ondeelbaarheid in de strikte betekenis en
ondeelbaarheid in de ruime betekenis.:
- strikte betekenis: Samenloop van incriminatie, maw de toestand waarin éénzelfde feit
verschillende strafbepalingen schendt onderzoek uitbreiden tot hetzelfde feit, maar anders
gekwalificeerd. (= onsplitsbaarheid)
- ruimere betekenis: Verband dat bestaat tussen verschillende feiten die door eenheid van doel
en verwezenlijking met elkaar verbonden zijn al dan niet uitbreiden staat nog ter discussie,
maar de negatieve zienswijze (niet uitbreiden) verdient de voorkeur van de auteur en de prof.
C. Gevolgen van de saisine
De onderzoeksrechter kan niet weigeren te onderzoeken. Hij oordeelt niet over de
opportuniteit van het onderzoek en hij is evenmin bevoegd de ontvankelijkheid of de
gegrondheid van de strafvordering te beoordelen.
Dit belet niet dat, als van hem bepaalde onderzoeksverrichtingen worden gevorderd door de
PdK, hij het recht heeft de uitvoering te weigeren.
Eens de zaak bij de onderzoeksrechter aanhangig is gemaakt, verliest de PdK de mogelijkheid
af te zien van vervolging. Hij kan wel vragen dat de onderzoeksrechter hem het strafdossier,
in de loop van het gerechtelijk onderzoek, zou mededelen.
Een minnelijke schikking is wel nog mogelijk. In dit geval kan de OR aan het parket een
advies geven over de stand van het onderzoek.
Tav de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij heeft de saisine van de OR tot gevolg dat
zij recht hebben inzage in het strafdossier en bijkomende onderzoekshandelingen te vragen.
De OR kan niet door de PdK van de zaak worden afgetrokken: eens hij met de zaak belast is,
zet hij het onderzoek verder is enkel de raadkamer bevoegd hem te ontlasten. De KI is
daarnaast belast met de controle op het gerechtelijk onderzoek.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!111
§4. Verhouding onderzoeksrechter - procureur des Konings
A. Situering
De wet zegt uitdrukkelijk dat parallelle onderzoeken door het parket, eens de OR met het
dossier is belast, in principe uitgesloten zijn.
B. Vorderingen van de procureur des Konings ten aanzien van de onderzoeksrechter
De procureur des Konings kan het gerechtelijk onderzoek mee sturen. Hij heeft ten allen tijde
inzage in het strafdossier. Hij kan steeds aan de onderzoeksrechter de mededeling van het
dossier vragen en, op grond hiervan, eventueel aanvullende vorderingen nemen. Dmv een
strijdig bevel kan de OR wel weigeren gevolg te geven aan deze specifieke onderzoeksdaden.
C. Rechtsmiddelen
Hoger beroep door de procureur des Konings
De procureur des Konings kan hoger beroep aantekenen tegen een strijdig bevel van de
onderzoeksrechter. Dit wordt aangebracht bij kamer van inbeschuldigingstelling. Het hoger
beroep moet niet binnen een bepaalde termijn worden ingesteld of behandeld.
Cassatieberoep door de procureur des Konings
Cassatieberoep vd PdK tegen de beschikkingen van de KI staat pas open nadat de het
eindvonnis of -arrest is geveld.
§5. Rechten inverdenkinggestelde, burgerlijke partij en derde-beslagene tijdens GO.
Sinds de Wet Franchimont (1998) hebben de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij een
reeks rechten die zij kunnen laten gelden voor de onderzoeksrechter. Hierdoor is de interne
openbaarheid vergroot en het gerechtelijk onderzoek gedeeltelijk tegensprekelijk geworden.
Hoewel de OR niet verplicht is op de verzoekschriften in te gaan, is hij verplicht redenen op
te geven indien hij het verzoek weigert. Bovendien kan een beslissing tot weigering worden
aangevochten bij de KI.
A. Het recht inzage te vragen in het strafdossier (Art. 61ter Sv.)
Art. 61ter Sv. kent aan elke rechtstreeks belanghebbende het recht toe om inzage en/of
afschrift te vragen van het strafdossier aan de OR. Voor een persoon die geen rechtstreeks
belanghebbende is kan inzage en/of afschrift enkel worden toegestaan door de PdK.
De inzage slaat in principe op het gehele dossier, maar de OR kan het inzagerecht beperken
tot dat deel van het dossier betreffende de feiten die tot de inverdenkingstelling of tot de
burgerlijke partijstelling hebben geleid.
Inzage en/of afschrift kan geheel of gedeeltelijk worden toegestaan.
Als het verzoek wordt ingewilligd wordt het dossier binnen de 20 dagen na de beschikking en
ten vroegste binnen 8 dagen (de PdK kan binnen de 8 dagen hoger beroep met opschortende
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!112
werking aantekenen bij de KI) in origineel of in kopie voor tenminste 48 uur voor inzage ter
beschikking gesteld van de verzoeker en dienst advocaat. Het inzage recht houdt geen recht in
om ook een kopie te nemen van het dossier.
Indien de OR het verzoek afwijst, dan kan de verzoek hoger beroep aantekenen bij de KI
binnen een termijn van 8 dagen bij een met redenen omkleed verzoekschrift dat wordt
neergelegd bij de griffie van de rechtbank van eerste aanleg.
Indien de OR ‘stilzit’ en geen beslissing treft binnen de maand, vermeerderd met 15 dagen, na
de inschrijving van het verzoek in het register, geldt dit als een afwijzing van het verzoek.
De KI doet uitspraak zonder debat binnen de 15 dagen na de neerlegging van het
verzoekschrift.
De verzoeker mag geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen
vooraleer een termijn van 3 maanden is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die
betrekking heeft op het voorwerp.
De verzoeker kan de door de inzage verkregen informatie alleen gebruiken in het belang van
zijn verdediging, op voorwaarde dat hij het vermoeden van onschuld in acht neemt, alsoof
rechten van verdediging van derden, het privéleven en de waardigheid van de persoon.
Kwaadwillig misbruik van de door inzage verkregen inlichtingen is een misdrijf.
B. Het strafrechtelijk kortgeding (Art. 28sexies, 61quater en 61sexies Sv.)
Personen die het voorwerp uitmaken van opsporingshandeling of onderzoekshandelingen
hebben in principe niet het recht deze te betwisten. De behoefte om het voortduren van deze
handelingen toch te betwisten bestaat vooral mbt de inbeslagneming. Des te meer omdat de
mogelijkheid tot beslag met het oog op latere confiscatie zeer drastisch werd uitgebreid in de
strijd tegen het witwassen.
Deze vorderingen worden voor de strafrechter gebracht. Het betreft een zgn. willig beroep,
dat wordt aangebracht bij de magistraat die de beslissing waartegen wordt opgekomen heeft
genomen, met als doel deze beslissing te doen intrekken.
De procureur des Konings resp. de onderzoeksrechter kunnen het verzoek afwijzen, of een
gehele, gedeeltelijke of voorwaardelijke opheffing van de maatregel toestaan of verbonden
aan voorwaarden. Niet-naleving van deze voorwaarden wordt bestraft (art. 507bis Sw).
Indien het verzoek wordt afgewezen kan de verzoeker de zaak aanbrengen bij de kamer van
inbeschuldigingstelling/HvB van Brussel (bij een opsporingsonderzoek door de federale
procureur) binnen een termijn van 15 dagen te rekenen van de dag waarop de beschikking
hem ter kennis wordt gebracht. De Ki doet uitspraak binenn de 15 dagen na de neerlegging
van het verzoekschrift. Over het verzoek wordt beslist in een tegensprekelijke procedure
waarin de procureur-generaal, de verzoeker en zijn advocaat worden gehoord. Hoger beroep
heeft een opschortende werking, tenzij de voorlopige tenuitvoerlegging is bevolen. Tegen het
arrest van de KI staat geen onmiddellijk cassatieberoep open. Indien de strafvordering is
verjaard dient de belanghebbende zich te wenden tot de PdK.
Geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp kan worden toegezonden of neergelegd
vooraleer 3 maanden zijn verstreken te rekenen van de laatste beslissing die betrekking heeft
op het voorwerp.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!113
C. Het recht bijkomende onderzoekshandelingen te vragen (Art. 61quinquies Sv.)
De inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij kunnen de OR verzoeken een bijkomende
onderzoekshandeling te verrichten. De verzoeker moet hierbij specificeren welke
onderzoeksdaad hij wil laten stellen en waarom. Indien de gevraagde onderzoeksdaad
onvoldoende nauwkeurig wordt omschreven, is het verzoekschrift niet-ontvankelijk. De
verzoeker dient zijn verzoekschrift toe te zenden naar of in te dienen op de griffie van de
rechtbank van eerste aanleg.
Dit recht is beperkt tot de inverdenkinggestelde verdachte en de burgerlijke partij. De niet-
inverdenkinggestelde verdachten en de benadeelden kunnen er wel om vragen, maar de
politie of parket zijn in dat geval niet verplicht er gevolg aan te geven.
De OR doet uitspraak, op straffen van nietigheid, uiterlijk binnen een maand na de indiening
van het verzoekschrift. De termijn wordt teruggebracht op 8 dagen indien 1 van de
inverdenkinggestelde zich in voorlopige hechtenis bevindt.
Indien de OR geen beslissing heeft getrokken binnen de gestelde tijd van 1 maand plus 15
dagen, dan geldt dit als een afwijzing van het verzoek.
Tegen de afwijzing of de inwilliging kunnen resp. de verzoeker en het parket hoger beroep
aantekenen bij de kamer van inbeschuldigingstelling. De procedure voor de KI is dezelfde als
ivm het strafrechtelijk kortgeding, zowel een legaliteits- als een opportuniteitscontrole
worden uitgeoefend.
Tegen het arrest van de KI kan geen onmiddellijk cassatieberoep worden ingesteld.
De verzoeker mag geen nieuw verzoek met hetzelfde voorwerp toezenden of neerleggen
vooraleer een termijn van 3 maanden is verstreken te rekenen van de laatste beslissing die
betrekking heeft op het voorwerp.
§6. Afsluiting van het gerechtelijk onderzoek: de regeling van de rechtspleging
A. Situering
Tussen het gerechtelijke onderzoek en het onderzoek ten gronde is een gerechtelijke
tussenfase ingebouwd, de regeling der rechtspleging. In deze fase beslist de raadkamer, en in
graad van hoger beroep de KI, over de afsluiting van het onderzoek. (Dit bestaat niet bij
opsporingsonderzoek). Hierbij komen in hoofdzaak 2 vragen aan de orde:
▪ Bestaan tegen de verdachte voldoende bezwaren?
▪ Werden de bewijzen op rechtmatige wijze vergaard?
B. Procedure
Beschikking tot mededeling van de onderzoeksrechter
Wanneer de onderzoeksrechter oordeelt dat zijn onderzoek voltooid is, maakt hij het dossier
over aan de PdK (= beschikking tot mededeling) Concrete conclusies van de OR worden er
niet in vermeld. De OR dient voor de afsluiting niet te wachten tot alle resultaten bekend zijn.
Het volstaat de hij het dossier meedeelt aan het OM van zodra alle nuttige onderzoeksdaden
bevolen zijn.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!114
Eindvordering van de procureur des Konings
Indien de PdK geen andere onderzoekshandelingen wenst te laten verrichten, vordert hij de
rechtspleging door de raadkamer (= eindvordering) Hierin bepaalt hij de feiten & kwalificatie.
De eindvordering moet alle feiten bevatten die in de oorspronkelijk vordering begrepen
waren, anders blijft het onderzoek naar die feiten bij de OR aanhangig en is hij ds niet ontlast.
De RK kan ook verwijzen naar feiten waarvoor geen gerechtelijk onderzoek was gevorderd,
maar waarvoor de PdK in zijn eindvordering de verwijzing naar de rechtbank vraagt.
De kwalificatie moet niet noodzakelijke overeenstemmen met de omschrijving die hij aan de
feiten heeft gegegeven bij aanvang van het gerechtelijk onderzoek. Het is precies het doel van
het gerechtelijk onderzoek om tot een juiste delictomschrijving te komen.
Al naargelang van de gegevens van het dossier kan de PdK in zijn eindvordering aan de
raadkamer vragen de inverdenkinggestelde buiten vervolging te stellen of de zaak naar het
vonnisgerecht te verwijzen. Hij kan ook vragen dat de raadkamer de onderzoeksrechter van de
zaak ontlast (bv. om het strafdossier over te hevelen naar een ander arrondissement). Verder
kan hij vorderen dat de raadkamer de internering beveelt of de opschorting toelaat. Hij kan
ook vragen dat de raadkamer de nietigheden van bepaalde onderzoekshandelingen of
handelingen ivm de bewijsverkrijging vaststelt.
C. Procedure voor de raadkamer
Vaststellen datum van verschijning en afhandeling van eventuele verzoeken
tot bijkomende onderzoekshandelingen
De eindvordering maakt de zaak bij de raadkamer aanhangig. Eens de eindvordering is
opgesteld, bepaalt de raadkamer ten minste 15 dagen vooraf de plaats, de dag en het uur van
de zitting van de raadkamer. Deze termijn wordt teruggebracht op 3 dagen indien 1 van de
inverdenkinggestelden zich in voorlopige hechtenis bevindt.
De griffier stelt de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partijen in kennis dat ze gedurende
deze termijn van 15 dagen het dossier op de griffie kunnen inkijken en er kopie van kunnen
opvragen (en eventueel bijkomend onderzoekshandelingen vragen). Als de verdachte niet,
laattijdig of onregelmatig is opgeroepen voor de raadkamer, mag de vonnisrechter de
verwijzingsbeschikking niet ongedaan maken. Welk kan de verdachte hoger beroep
aantekenen tegen de verwijzingsbeschikking.
Indien van de mogelijkheid om bijkomende onderzoekshandelingen te vragen geen gebruik
werd gemaakt, zal de oorspronkelijke vastgestelde zitting van de raadkamer kunnen doorgaan,
zonder dat de procedure van de regeling der rechtspleging diende te worden geschorst. In
complexe zaken kan de raadkamer de termijn van inzage verlengen.
Zitting van de raadkamer
De RK doet uitspraak op verslag van de onderzoeksrechter, na de procureur des Konings, de
burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde te hebben gehoord. De partijen kunnen
bijgestaan of vertegenwoordigd worden door een advocaat. De RK kan de persoonlijke
verschijning van de partijen bevelen (geen hoger beroep mogelijk). Als de partij in kwestie
niet verschijnt wordt uitspraak gedaan in haar afwezigheid en geldt de beslissing als op
tegenspraak gewezen (verzet kan dus niet worden aangewend).
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!115
Procedure is tegensprekelijk. De partijen hebben het recht aanwezig te zijn en hun
argumenten uiteen te zetten. Zij verloopt achter gesloten deuren (inquisitoir).
De RK is niet verplicht de bezwaren te vermelden die er tegen de inverdenkinggestelde
bestaan, zelfs al hebben de partijen daarover conclusies ingediend. Het volstaat dat de
verwijzingsbeschikking vermeldt dat het onderzoek voldoende bezwaren heeft opgeleverd.
Wanner de RK de feiten anders kwalificeert dan in de eindvordering is aangegeven, dient zij
wel de partijen de kans te geven opmerkingen te geven over de nieuwe tenlastelegging.
Afsluiting van het GO door de RK geldt enkel voor verdachten die ten tijde van de feiten
meerderjarig waren. Tegen minderjaren kan ingeval van volstrekte noodzaak een GO worden
gevoerd. Het is dan de onderzoeksrechter die na een debat met de minderjarige verdachte, zijn
raadsman, de ouders en de burgerlijke partij bij beschikking beslist over de
buitenvervolgingstelling of de verwijzing naar de jeugdrechtbank. Minderjarigen die door de
jeugdrechtbank uit handen worden gegeven worden voorgeleid voor de onderzoeksrechter, die
een aanhoudingsbevel kan uitvaardigen, dat wordt uitgevoerd in de jeugdgevangenis van
Tongeren. Het is de raadkamer die over de afsluiting van het GO beslist.
D. Mogelijke beslissingen van de raadkamer
Buitenvervolgingstelling of verwijzing
Buitenvervolgingstelling (Art. 128 Sv.)
Wanneer uit het onderzoek blijkt dat de feiten geen misdrijf opleveren of dat er onvoldoende
bezwaren tegen de inverdenkinggestelde.
Buitenvervolgingstelling kan ook worden bevolen als de RK vaststelt dat de strafvordering
onontvankelijk is of dat zij is vervallen (Bv. door rechterlijk gewijsde of door verjaring).
Deze buitenvervolgingstellingen hebben meestal wel gezag van gewijsde.
De RK dient de voornaamste redenen aan te geven waarom de verdacht niet naar het
vonnisgerecht wordt verwezen, ook al heeft de burgerlijke partij geen conclusies ingediend.
Wanneer de burgerlijke partij het GO heeft geopend, oordeelt de RK over de
rechtsplegingsvergoeding ten gunste van de verdachte (niet als OM de zaak op gang bracht)
Verwijzing naar het vonnisgerecht
Oordeelt de RK dat er voldoende bezwaren tegen de inverdenkinggestelde bestaan, dan kan
hij naar het vonnisgerecht worden verwezen. De RK is hierbij niet gebonden door de
kwalificatie in de eindvordering van de PdK. Door de beschikking tot verwijzing wordt de
zaak aanhangig gemaakt. De latere dagvaarding bevat alleen maar de dagstelling.
Politierechtbank (art. 129 Sv.)
Feit is slecht een overtreding of 1 van de in art. 138 Sv. bedoelde wanbedrijven.
Correctionele rechtbank (art. 130 Sv.)
Feit is strafbaar met een correctionele straf (behalve wanbedrijven waarvoor de
politierechtbank bevoegd is)
Procureur-generaal bij het HvB Kamer van inbeschuldigingstelling (art. 133 Sv.)
Feit is strafbaar met een criminele straf, en correctionalisering is onmogelijk of inopportuun.
De RK kan de zaak dus zelf niet rechtstreeks naar het HvA verwijzen.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!116
De zuivering der “nietigheden”
Luidens art. 131 Sv. spreekt de RK, als daartoe grond bestaat, de nietigheid uit van de
handeling en van een deel of het geheel van de daarop volgende rechtspleging, wanneer zij
een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid vaststelt die een invloed heeft op een handeling
van het onderzoek of de bewijsverkrijging. Nietig verklaarde stukken worden uit het dossier
verwijderd en neergelegd ter griffie van de rechtbank van eerste
Beslissingen ivm het onderzoek
1. De zaak is niet ‘in staat’.
Wanneer de RK vaststelt dat het onderzoek niet volledig is, dan schort zij haar beslissing op
door te beschikken dat de zaak niet in staat is. Hierdoor wordt het GO niet beëindigd.: de zaak
blijft aanhangig bij de OR, de PdK zal desgevallend aanvullende vorderingen kunnen nemen.
De RK is echt niet bevoegd zelf onderzoeksdaden te bevelen.
2. Ontslag van onderzoek
Wanner de RK vaststelt dat de onderzoeksrechter onbevoegd is, dan beveelt zij het ontslag
van onderzoek. Dit heeft enkel tot gevolg dat de OR wordt ontlast. De zaak wordt echt niet
beëindigd en zal voor de bevoegde instantie worden voorgezet.
De procedure wordt ook gebruikt wanneer bepaalde stukken van een onderzoek worden
afgesplits van een ander onderzoek.
De RK dient ook ontslag van onderzoek te bevel indien 1 van de inverdenkinggestelde
voorrecht van rechtsmacht geniet. Het strafdossier wordt dan via de PdK overgemaakt aan de
procureur-generaal, die alleen beslist over de vervolging van een magistraat of hoge
ambtenaar en van verdachten die als mededaders of medeplichtigen in aanmerking komen.
Partijen zullen niet bij de procedure aanwezig zijn en kunnen ook geen rechtsmiddelen
aanwenden tegen het ontslag van onderzoek.
Beslissingen over de grond van de zaak
De raadkamer kan in 2 gevallen een uitspraak ten gronde vellen (in afwijking van het
algemene principe dat de raadkamer zich niet uitspreekt over de grond van de zaak)
Indien blijft dat de inverdenkkinggestelde geestesgestoord is, kan de RK beslissen de
inverdenkingestelde te interneren.
Indien de voorwaarden voor het verlenen van een (probatie)opschorting vervuld zijn, kan
de RK hiertoe, in een speciaal gemotiveerde beschikking, beslissing.
E.Rechtsmiddelen tegen de beschikking over de rechtspleging
Hoger beroep bij de kamer van inbeschuldigingstelling
Hoger beroep door het OM en de burgerlijke partij
Het OM en de burgerlijke partij kunnen beroep instellen tegen de alle beschikkingen
van de raadkamer. De vereiste van belang bij het hoger beroep is niet langer nodig.
Wanneer enkel de burgerlijke partij hoger beroep aantekent tegen een
buitenvervolgingstelling, moet de KI de ontvankelijkheid van de burgerlijke
partijstelling nagaan.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!117
De onderzoeksgerechten zijn bevoegd om kennis te nemen van de vordering tot
schadevergoeding van de buitenvervolginggestelde verdachte wegens een tergend
en roekeloos hoger beroep van de burgerlijke partij.
Hoger beroep door de inverdenkinggestelde
De inverdenkinggestelde kan beroep aantekenen wanneer hij de bevoegdheid van de
onderzoeksrechter of de raadkamer betwist.
Het is slechts ontvankelijk indien het middel bij schriftelijke conclusie is ingeroepen voor de
raadkamer. Het is daarnaast ook ontvankelijk als de verwijzingsbeschikking zelf is aangetast
door nietigheid.
De inverdenkinggestelde kan dus geen hoger beroep instellen om louter het bestaan van
voldoende bezwaren te betwisten, een schulduitsluitingsgrond of een strafuitsluitende
verschoningsgrond in te roepen, of de opschorting te vragen, noch om de overschrijding van
de redelijke termijn aan te voeren. Ook tegen de beslissing van de raadkamer dat de zaak niet
in staat is kan de inverdenkinggestelde geen hoger beroep aantekenen
Termijnen en procedure voor de kamer van inbeschuldigingstelling
Hoger beroep worden ingesteld binnen een termijn van 15 dagen vanaf de dag waarop de
beschikking van de RK is gewezen. De PdK zendt de stukken over aan de procureur-generaal.
Wanneer echter 1 van de inverdenkinggestelden is aangehouden (op moment van de
verwijzing naar het vonnisgerecht), dan is de termijn beperkt tot 24 uur, die ten aanzien van
elke partij loopt vandaf de dag van de verwijzingsbeschikking.
De partijen worden door de griffie opgeroepen per faxpost of per aangetekende brief. Het
dossier wordt ten laatste 15 dagen voor de zitting van de KI ter beschikking van de partijen
gesteld. Als alleen het OM hoger beroep instelt tegen de buitenvervolgingstelling, moet de
burgerlijke partij niet worden opgeroepen.
De KI doet uitspraak over het beroep, nadat de procureur-generaal, de partijen en hun
advocaat zijn gehoord. Zij hoort, in openbare zitting, indien ze op vraag van de partij daartoe
beslist, de opmerkingen van de procureur-generaal, de burgerlijke partij en de
inverdenkinggestelde. Alleen het gedeelte van de procedure dat betrekking heeft op de
zuivering der nietigheden is in dat geval openbaar. De uitspraak van de KI gebeurt alleszins
achter gesloten deuren.
Cassatieberoep In principe is geen cassatieberoep mogelijk tegen arresten van het vooronderzoek (dus
van het KI) dan na het eindarrest of eindvonnis, behalve als het gaat over vonnissen en
arresten inzake de bevoegdheid. Deze regel geldt niet tav vonnissen of arresten in
toepassing van de art. 135 en 235bis Sv., noch tav vonnissen of arresten inzake de
burgerlijke vordering die uitspraak doen over het beginsel van de aansprakelijkheid.
§7. Controle door de kamer van inbeschuldigingstelling
A. Ambtshalve toezicht op het verloop van de gerechtelijke onderzoeken
Luidens art. 136, al. 1 Sv. houdt de KI ambtshalve (via auto-saisine, zonder dat ze daartoe
door het OM of 1 van de partijen uitgenodigd wordt) toezicht op het verloop van de
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!118
onderzoeken. Zij kan verslag vragen over de stand van zaken en kennisnemen van de
dossiers. Ze kan 1 van haar leven machtigen en uitspraak doen.
B. Toezicht op langdurige onderzoeken
Onderzoeken die meer dan 1 jaar aanslepen kunnen bij de KI worden aangebracht op 2
manieren:
▪ Art. 136, al. 2 Sv. door de inverdenkinggestelde en de burgerlijke partij
▪ Art. 136bis Sv. door d procureur-generaal)
Wanneer de zaak op die wijze bij haar is aangebracht kan de KI, zelfs ambtshalve, de bij
art. 136, 235 en 235bis Sv. bepaalde maatregelen nemen.
Dit betekent dat zij de zaak tot zich kan trekken en/of het dossier zuiveren. Zij kan hierbij
de OR in zijn verslag horen, buiten de aanwezigheid van de partijen indien zij dit nuttig
acht. Ze kan tevens de burgerlijke partij, de inverdenkinggestelde en hun advocaten horen.
Deze laatste worden door de griffier ten laatste 48u voor de zitting opgeroepen.
Daarbij komt dat de procureur-generaal ‘te allen tijde’ de zaak aan de KI kan voorleggen in
geval van vertragingen of onregelmatigheden.
C. Toezicht op de regelmatigheid van de rechtspleging
De KI kan processtukken die ‘besmet’ zijn door onregelmatigheden uit het strafdossier
verwijderen (= zuivering van het strafdossier). De KI doet dit op vordering van het OM of op
verzoek van de partijen. Zij kan hiertoe zelfs ambtshalve overgaan
Zuivering van de “nietigheden”
Welke ‘nietigheden’?
Procesverzuimen
o Onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden die betrekking hebben op een
handeling van het onderzoek of de bewijsverkrijging; ook de redelijke termijn
van de procedure valt hieronder
o Onregelmatigheden, verzuimen of nietigheden met betrekking tot de
verwijzingsbeschikking (Art. 131, §1 Sv.) Door de raadkamer
o Gronden van niet-ontvankelijkheid of verval van de strafvordering (Art. 135,
§2 Sv.). Tot deze categorie behoort ook een overschrijding van de redelijke
termijn waardoor de rechten van de verdediging ernstig en op onherstelbare
wijze zijn aangetast In beroep door KI
Wanneer in de procedure?
Normaal bij de regeling der rechtspleging, maar ook vroeger, op eender welk moment
van het vooronderzoek.
Ook mogelijk in een vroegere fase op eender welk moment van het onderzoek
Elke keer dat het KI kennis neemt van het dossier kan men overgaan tot de zuivering van de
nietigheden. Dit is veelvuldig want zij beschikt over een auto-saisine ex art. 136 al. 1 Sv. Dit
leidt tot een algemene controlebevoegdheid van de onderzoeksrechter. Indien de K.I. een
beslissing heeft genomen over een bepaalde nietigheid dan kan die nietigheid niet meer voor
de vonnisrechter worden opgeroepen.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!119
Op wiens verzoek?
Alle partijen kunnen de ‘zuivering van het strafdossier’ vragen.
Bij verzoek van 1 van de partijen is de KI verplicht de regelmatigheid van een
onderzoeksdaad na te gaan. Voorwaarde is wel dat het hoger beroep uitgaande van de partij
die de nietigheden aanvoert ontvankelijk is
T.a.v. inverdenkinggestelde geldt een bijkomende ontvankelijkheidsvoorwaarde: De wet
vereist dat deze het laatste middel bij schriftelijke conclusie heeft ingeroepen voor de RK (<>
OM en de burgerlijke partij). Dit geldt enkel in het kader van de regeling van de
rechtspleging. In de andere gevallen wordt de KI rechtstreeks geadiëerd en passeert de zaak
niet langs de RK.
Openbaarheid van de procedure voor de KI
De procedure is tegensprekelijk: wanneer de KI ambtshalve de regelmatigheid van de
rechtspleging onderzoekt en er een nietigheid, een grond van niet-ontvankelijkheid of van
verval van de strafvordering kan bestaan, beveelt hij de debatten te heropenen. Indien ze op
verzoek van een partij ertoe beslist hoort ze de opmerkingen van de procureur-generaal,
burgerlijke partij en de inverdenkinggestelde in openbare zitting.
De procureur-generaal stelt in zaken voor de KI een schriftelijke vordering op, die ter kennis
wordt gebracht aan de partijen. De procureur-generaal kan uitstel vragen indien hij op de
aangevoerde middelen (door de inverdenkinggestelde op de zitting zelf zonder deze vooraf
mee te delen aan het OM) wil antwoorden, maar de KI kan uitstel weigeren. De KI kan
evenwel de laattijdig ingediende conclusie niet uit de debatten weren om reden dat ze niet
vooraf is meegedeeld aan het OM.
Nietigheden kunnen slechts 1 x worden opgeworpen
De ‘nietigheden’ die door de KI werden onderzocht kunnen niet opnieuw worden opgeworpen
voor de feitenrechter. De enige uitzondering hierop zijn middelen die betrekking hebben op de
bewijswaardering, want daarover oordeelt alleen de rechter ten gronde.
Zuivering van het strafdossier
Wanneer de KI een onregelmatigheid, verzuim of nietigheid vaststelt of een grond van
onontvankelijkheid of verval van de strafvordering spreekt zij de nietigheid uit van de
handeling die erdoor is aangetast en van het geheel van de daaropvolgende rechtspleging. (=
Fruits of the poisonous tree doctrine)
Nietig verklaarde stukken worden uit het dossier verwijderd en neergelegd ter griffie van de
rechtbank van eerste aanleg, indien er geen hoger beroep is ingesteld binnen 15 dagen. Als
niet alle resultaten die in een akte zijn opgenomen, voortvloeien uit nietige
onderzoekshandelingen, verbiedt geen enkele wetbepaling de onderzoeksgerechten om de
akte te vervangen door een afschrift dat van de litigieuze vermeldingen is gezuiverd. Is de
verwijzingsbeschikking van de RK zelf aangetast door nietigheid, dan mag deze beschikking
niet uit het strafdossier worden verwijderd. Ook de vordering van het OM en conclusies van
partijen kunnen niet uit het dossier worden gezuiverd.
Na de zuivering beslissen alleen de RK of KI of een partij de nietig verklaarde stukken nog
mag inzien of gebruiken. De onderzoeksgerechten beslissen ook exclusief over teruggave van
de verwijderde stukken.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!120
Cassatieberoep tegen arresten waardoor de ‘nietigheden’ worden gezuiverd
Cassatie is mogelijk tav deze vonnissen of arresten.
Hoofdstuk 5: Onderzoeksverrichtingen
§1. Het opnemen van klachten en aangiften
Officieren van gerechtelijke politiek kunnen klachten en aangiften ontvangen. Hiervan wordt
een proces-verbaal opgemaakt, dat wordt overgemaakt aan de PdK.
In principe moet de aangever het PV ondertekenen.
Ook de onderzoeksrechter kan klachten en aangiften opnemen. Het is enkel voor zover de
klacht gepaard gaat met een burgerlijke partijstelling dat de onderzoeksrechter geadiëerd is en
ambtshalve onderzoeksdaden kan gelasten.
§2. Identiteitscontroles en houden van gegevensbestanden
A. Verzamelen van informatie
Krachtens art. 34 WPA controleren de politieambtenaren de identiteit van ieder persoon wiens
vrijheid wordt benomen of die een misdrijf heeft gepleegd.
Zij mogen eveneens van ieder persoon de identiteit controleren, indien zij, op grond van zijn
gedragingen, van materiële aanwijzingen of omstandigheden van tijd of plaats redelijke
gronden hebben om te denken dat hij wordt opgespoord, gepoogd heeft of zich voorbereidt
om een misdrijf te plegen of dat hij de openbare orde zou kunnen verstoren of heeft verstoord.
Wanneer een verdachten wordt gearresteerd wordt hij uitgenodigd zijn vingerafdrukken op
een blad aan te brengen en wordt zijn foto opgemaakt.
Politiediensten kunnen gegevens van persoonlijke aard en inlichtingen inwinnen en
verwerken, meer bepaald met betrekking tot de gebeurtenissen, groeperingen en personen die
een concreet belang vertonen voor de uitoefening van hun opdrachten.
B. Houden van een gegevensbestand
Deze gegevens worden in een Algemene nationale gegevensbank (ANG) verwerkt
overeenkomstig de privacy-wet. Elke politiezone en directie van de federale politie wijst een
consulent aan om toe te zien op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Voor
registratie van gegevens van verdachten onder de 14 jaar is toestemming vereist van de
bevoegde magistraat. De federale procureur kan tijdelijk de verwerking van gegevens
verhinderen in het belang van de strafvordering of de veiligheid van een persoon. De ANG-
gegevens wordt gearchiveerd voor een periode van 30 jaar.
C. Misdaadanalyses
Misdaadanalyses zijn een nuttig instrument bij de opsporing van bewijselementen in
onderzoeken naar georganiseerde misdaad. Het is een ‘open methode’ gericht op het in
schema zetten, analyseren en interpreteren van onderzoeksgegevens, het vergelijking van
gelijksoortige misdrijven, het bepalen van de rol en de profielen van misdaadorganisaties.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!121
§3. Plaatsbezoek
Het onderzoek op de plaats van het misdrijf of op elke andere plaats waar nuttige
vaststellingen kunnen worden verricht: meestal plaats van het misdrijf.
De PdK en zijn hulpofficieren kunnen altijd, ook zonder betrapping op heterdaad, een
onderzoek verrichten op de plaats waar het misdrijf werd gepleegd. Bij onderzoek ter plaatse
in een woning, bij betrapping op heterdaad, is geen huiszoekingsbevel van de
onderzoeksrechter vereist.
Het plaatsbezoek kan aan de politie worden opgedragen. In de praktijk wordt het door de
onderzoeksrechter persoonlijk verricht bij zeer ernstige misdaden of bij wedersamenstellingen
Hij laat zich hierbij steeds vergezellen door de PdK en door zijn griffier, eventueel ook een
deskundige.
Het plaatsbezoek is niet tegensprekelijk. De verdachte heeft niet het recht aanwezig te zijn.
Bij wedersamenstellingen mag de verdachten wel aanwezig zijn. De burgerlijke partijen en
hun advocaten moeten ook worden uitgenodigd zijn (geen sanctie van nietigheid)
§4. Observatie
De politie mag; dmv observatie, bewijselementen verzamelen of een misdrijf waarvan zij
vermoedt dat het gepleegd is of zal worden gepleegd vaststellen.
Soorten
o Gewone observatie: de kortstondige observatie (1 dag, een puur uren): deze wordt
niet in het wetboek geregeld. Men betreedt geen privé plaatsen. Dit is een gewone
politionele bevoegdheid.
o Stelselmatige observatie (Art. 47sexies §1 Sv.): een langdurige of intensieve
observatie. Hiervoor is een wettelijke grondslag vereist.
§5. Ondervraging van de verdachte
A. Minimumrechten ondervraagde persoon
Algemeen
De Pdk, de politie en de onderzoeksrechter kunnen de verdachte ondervragen. De
ondervraagde persoon geniet hierbij van een aantal rechten.
Recht op een advocaat
Ten aanzien van de niet-aangehouden verdachte
Als de feiten die hem kunnen ten laste worden gelegd aanleiding kunnen geven tot een
aanhoudingsbevel, heeft hij het recht om voor het eerste verhoor een voorafgaand overleg
met zijn advocaat te hebben.
De advocaat is niet aanwezig bij het verhoor (eventueel wel bij verhoor door OR).
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!122
Alleen een meerderjarige kan afstand doen van zijn recht in een gedateerd en
ondertekend document.
Gaat het om een verhoor op uitnodiging, waarin de feiten worden meegedeeld. Er wordt
verondersteld dat de verdachte tussen de uitnodiging en het verhoor een advocaat heeft
geconsulteerd. Gebeurt dit niet op uitnodiging, dan kan het verhoor éenmaal worden
uitgesteld om een advocaat te raadplegen.
Als er tijdens het verhoor aanwijzingen van schuld naar boven komen, dient de politie de
verdachte te verwittigen van zijn zwijgplicht en recht om te overleggen met een advocaat.
Ten aanzien van de gearresteerde verdachte
Niet enkel recht op voorafgaand overleg met zijn advocaat, de advocaat mag hem
bovendien bijstaan tijdens het verhoor.
Voorafgaand aan het verhoor moet de verdachte op een beknopte manier kennis krijgen
van de feiten, zwijgrecht en recht te overleggen met een advocaat.
Het overleg moet plaatsvinden binnen 2 uur nadat er contact werd opgenomen en mag
maximaal een halfuur duren.
Enkel na vertrouwelijk telefonisch contact met de permanentiedienst kan de gearresteerde
meerderjarige afstand doen van zijn recht in een gedateerd en ondertekend document.
Het verhoor kan 1 keer voor een kwartier worden onderbroken voor een nieuw
vertrouwelijk overleg.
Elke gearresteerde persoon heeft het recht dat een vertrouwenspersoon over zijn
aanhouding wordt ingelicht en recht op medische bijstand door een arts naar keuze.
Zwijgrecht en cautieplicht
Bij aanvang van elk verhoor wordt de betrokkene gewaarschuwd dat hij niet kan worden
verplicht zichzelf te beschuldigen en dat hij de keuze heeft om een verklaring af te leggen,
te antwoorden op de hem gestelde vragen of te zwijgen. De advocaat, die de verdachte mag
bijstaan bij het eerste verhoor, moet erop toezien dat het zwijgrecht wordt gerespecteerd en
dat op de verdachte geen ongeoorloofde druk of dwang wordt uitgeoefend.
Tegen een persoon die in strijd met deze regels verklaring heeft gelegd kan geen
veroordeling worden uitgesproken die gegrond is op die verklaringen.
Recht op een kopie van het PV van verhoor
De ondervraagde heeft recht op een kosteloze kopie van het PV van het verhoor en wordt
hiervan op de hoogte gesteld. Deze kopie wordt enkel verstrekt indien de betrokkenen erom
verzoekt.
▪ Opsporingsonderzoek: De politiediensten moeten de kopie onmiddellijk of binnen 1
maand overhandigen of versturen.
▪ Gerechtelijk onderzoek: De OR moet de kopie onmiddellijk of binnen de 48 uur
overhandigen of versturen.
In geval van ernstige en uitzonderlijke omstandigheden kan de PdK of de OR, met een
gemotiveerde beschikking, het tijdstip van de mededeling uitstellen voor een eenmaal
hernieuwbare periode van ten hoogste 3 maanden.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!123
B. Ondervraging verdachte binnen opsporingsonderzoek
Verloop van de ondervraging
Het is de politieambtenaar die vorm geeft aan het verhoor en de manier van vragen stellen
bepaald. Van de ondervraging wordt een PV opgemaakt. Dit bevat een weergave van het
verhoor (samenvatting van het gesprek), het begin- en eindpunt van het verhoor, wie
aanwezig was, eventuele onderbrekingen en andere omstandigheden die van belang kunnen
zijn.
Vrijheidsberoving ondervraagde persoon
De PdK heeft de bevoegdheid de verdacht voor maximaal 24u van zijn vrijheid te beroven.
Deze termijn kan worden verlengd door de onderzoeksrechter. Indien hij niet aanwezig is,
kan de PdK tegen de verdachte een bevel tot medebrenging uitvaardigen. De Pdk kan ook een
verdachte laten arresteren buiten betrapping op heterdaad. Tav de politie is de
arrestatiebevoegdheid igv gerechtelijke aanhouding echter beperkt tot de gevallen waarin de
verdachte op heterdaad wordt betrapt. De politie heeft echter ook de bevoegdheid om over te
gaan tot een bestuurlijke aanhouding. Dit is echter een administratieve regel, die kadert in het
preventieve toezicht waarmee de politie belast is.
C. Ondervraging verdachte binnen gerechtelijk onderzoek
Plicht tot ondervraging?
De ondervraging van de verdachte is niet verplicht door de wet, maar wordt wel als een
deontologische plicht van de onderzoeksrechter beschouwd.
Enkel indien de onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel uitvaardigt is hij verplicht
persoonlijk de verdachte te ondervragen. In alle andere gevallen kan dit gebeuren door een
officier van de gerechtelijke politie.
Bij de inverdenkingstelling is de ondervraging niet wettelijk verplicht, maar lijkt zij wel
aangewezen te zijn. De inverdenkinggestelde kan ook tot een ondervraging verzoeken.
Oproeping verdachte
De verdachte kan door de onderzoeksrechter worden opgeroepen, hetzij op informele wijze
door een gewone uitnodiging, hetzij dmv een dagvaarding die door een deurwaarder of door
de politie wordt betekend.
Als kan worden gevreesd dat de verdachte niet spontaan zal verschijnen, kan tegen hem een
medebrengingsbevel worden uitgevaardigd, waardoor hij onder dwang voor de OR kan
worden geleid. De OR is dan verplicht hem binnen de 24u, te rekenen vanaf het ogenblik
waarop het aan de verdachte werd betekend, te ondervragen. Na deze ondervraging kan hij
eventueel overgaan tot het verlenen van een aanhoudingsbevel, indien de wettige
voorwaarden zijn vervuld en dit opportuun wordt geacht.
Verloop van de ondervraging
De ondervraging vindt plaats in het kabinet van de onderzoeksrechter.
De aanwezigheid van een advocaat is enkel voorzien in de context van een eventuele
vrijheidsberoving van de verdachte.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!124
Zwijgrecht, maar geen eed
De ondervraging van de verdachte gebeurt niet onder eed. De verdachte is dus niet verplicht
de waarheid te spreken. Aan de schending van deze regel is de sanctie nietigheid van de onder
ede afgelegde verklaringen verbonden.
Samenvattende ondervraging (Art. 22 Voorlopige Hechteniswet) De verdachte onder aanhoudingbevel of zijn raadsman kan de OR om een samenvattende
ondervraging verzoeken. De ondervraging mag worden bijgewoond door zijn raadsmand en
de PdK. Zij kan voor het eerst worden aangevraagd vooraleer de tweede verschijning voor
RK plaatsvindt en vervolgens voor elke verschijning voor de RK of de KI. De verdachte en
zijn raadsman hebben het recht inzage te vragen in het strafdossier gedurende 2 dagen voor
de samenvattende ondervraging. De OR dient de verdachte en zijn raadsman op te roepen
binnen een periode van 10 dagen voor de verplichte controle van de RK of de KI op het
aanhoudingsbevel.
D. Ondervraging met behulp van audiovisuele media
Art. 112 Sv. voorziet in de mogelijkheid van een verhoor van de verdachte via
videoconferentie. Deze wijze kan worden aangewend wanneer het om praktische redenen niet
mogelijk is om de verdachte persoonlijk te horen.
§6. Inverdenkingstelling van de verdachte
A. Principe
De officiële mededeling aan de betrokkene dat hij wordt verdacht van een
misdrijf. Zij is enkel voorzien binnen het raam van het gerechtelijk onderzoek.
De onderzoeksrechter is verplicht tot inverdenkingstelling over te gaan. Deze
vindt plaats ter aangelegenheid van een verhoor of door kennisgeving.
B. Rechten inverdenkinggestelde
De inverdenkinggestelde kan inzage in het strafdossier vragen en kan vragen dat de OR
bijkomende onderzoekshandelingen zou stellen. Hij wordt partij in de strafzaak. Hij kan dan
ook vragen dat onregelmatige of nietige proceshandelingen uit het strafdossier zouden
worden verwijderd.
C. Impliciete inverdenkingstelling
Eenieder tegen wie de strafvordering wordt ingesteld (= PdK vermeldt zijn naam
uitdrukkelijk in zijn vordering tot onderzoek) in het kader van een gerechtelijk onderzoek
geniet dezelfde rechten als de inverdenkinggestelde.
E. Inverdenkingstelling en loyauteitsplicht
Aan de niet-naleving van de verplichting de verdachte in verdenking te stellen is geen sanctie
verbonden. De verdachten kan tegen de OR die nalaat hem in verdenking te stellen geen
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!125
rechtsmiddel aanwenden. De loyauliteitsplicht verplicht de OR echter de verdachte in
verdenking te stellen, van zodra er ernstige aanwijzingen van schuld aan het licht zijn
gekomen. Het probleem van de laattijdige inverdenkingstelling kan worden aangevoerd voor
de KI als een grond van niet-ontvankelijkheid van de strafvordering. De OR beschikt niet
over de mogelijkheid een inverdenkinggestelde naderhand buiten verdenking te stellen. De
inverdenkinggestelde kan alleen door een beslissing van het onderzoeksgerecht buiten
vervolging worden gesteld.
§7. Getuigenverhoor
A. Getuigenverhoor binnen het raam van een opsporingsonderzoek
Een getuige is een persoon die nuttige inlichtingen kan verschaffen, hetzij over het
misdrijf, hetzij over de persoonlijkheid van de verdachte. Tijdens vooronderzoek
wordt de getuige op niet-tegensprekelijke wijze verhoord, dus buiten de
aanwezigheid van de verdachte en/of zijn raadsman.
o Getuige à charge bevestigt de bezwaren tegen de verdacht
o Getuige à décharge legt verklaringen af waaruit de onschuld van de verdachte blijkt
De procureur kan getuigen en aanwezigen ondervragen bij betrapping op heterdaad. Het
bijzondere bij betrapping op heterdaad is dat hij kan verbieden dat aanwezigen het huis of de
plaats van het misdrijf zouden verlaten, totdat het proces-verbaal is afgesloten. In de praktijk
neemt de politie verklaringen af van getuigen, met of zonder opdracht van de procureur.
Buiten de betrapping op heterdaad kunnen getuigen steeds worden verhoord, op voorwaarde
dat er geen dwangmaatregelen tegen hen moeten worden getroffen. De beperkingen die
gelden tav een getuigenverhoor onder ede gelden hier niet.
Minderjarige slachtoffers van bepaalde (pedo)seksuele misdrijven hebben het recht zich
tijdens elk verhoor vanwege de rechterlijke instanties te laten begeleiden door een
vertrouwenspersoon. Dit kan worden geweigerd in het belang van het onderzoek.
B. Getuigenverhoor binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek
Begrip
Het getuigenverhoor kan door de OR zelf worden afgenomen of door de
onderzoeksrechter aan de politie worden opgedragen.
De regels betreffende de ondervraging van verdachten, inclusief het recht op
kopie van het PV van de ondervraging gelden hier ook.
Het getuigenverhoor tijdens het vooronderzoek is geheim. De verdachte of
zijn advocaat hebben niet het recht hierbij aanwezig te zijn.
Oproeping van getuigen
De getuige kan worden opgeroepen bij wijze van eenvoudige uitnodiging.
Hij kan eveneens worden gedagvaard, wanneer hij hier geen gevolg aan geeft kan hij tot een
geldboete van max. 1000 euro worden veroordeeld. Daarnaast kan tegen hem een bevel tot
medebrenging worden uitgevaardigd, waardoor hij onder dwang voor de OR wordt geleid. De
voorgeleide getuige zal binnen de 24u door de OR moeten worden ondervraagd, te rekenen
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!126
vanaf de betekening van het bevel tot medebrenging.
Eedaflegging
Getuigen worden door de OR in principe steeds onder ede verhoord, wat met zich meebrengt
dat zij verplicht zijn de waarheid te spreken op straffe van meineed.
Minderjarigen beneden de 15 jaar en personen die werden ontzet uit het recht te getuigen
mogen geen eed afleggen. Zij kunnen bij wijze van eenvoudige verklaring worden verhoord.
Bloed- en aanverwanten kunnen wel door de OR worden verhoord.
Het slachtoffer, eens het zich burgerlijke partij heeft gesteld, kan niet onder eed worden
ondervraagd. Gebeurt dit wel, dan is het getuigenis nietig.
Nietigheden ivm de eedaflegging kunnen worden gedekt wanneer het vonnis of arrest op
tegenspraak is gewezen zonder dat de nietigheid is opgeworpen, hetzij door de partijen, hetzij
door de rechter ambtshalve.
Spreekplicht en zwijgrecht
De getuige heeft geen algemeen zwijgrecht. Hij is verplicht de vragen die hem door de OR
worden gesteld te beantwoorden. Als hij deze plicht niet naleeft, wordt hij beschouwd als een
niet-verschijnende getuige waardoor hij zich blootstelt aan een boete van max. 1000 euro
▪ 2 uitzonderingen:
Wie gehouden is door het beroepsgeheim heeft het recht te zwijgen. Hij is daartoe echter
niet verplicht. Men heeft een zwijgrecht, maar geen zwijgplicht.
Het beroepsgeheim kan door hulpverleners niet worden ingeroepen om situaties van
kindermishandeling of partnergeweld toe te dekken. Ze beschikking over een spreekrecht.
In ernstige gevallen is de hulp verlener verplicht zijn beroeps geheim te doorbreken en de
feiten te melden aan het parket, zo niet kan hij wegens schuldig verzuim worden vervolgd
Het zwijgrecht slaat ook op de documenten die door dit beroepsgeheim gedekt zijn.
Personen die geen beroepsgeheim hebben maar slechts een discretieplicht kunnen zich
niet op het beroepsgeheim beroepen.
Bescherming tegen self-incrimination
De getuige zou zich, door de waarheid te zeggen, zelf blootstellen aan vervolgingen.
Niemand kan echter gedwongen worden tegen zichzelf te getuigen. Dit zwijgrecht
beperkt zich tot het recht te weigeren vragen te beantwoorden. De verschijningsplicht en
de plicht de eed af te leggen vallen hier niet onder.
Minderjarige getuigen en minderjarige slachtoffers
Minderjarige slachtoffers van (pedo)seksuele misdrijven hebben het recht zich tijdens elk
verhoor vanwege de rechterlijke instantie te laten begeleiden door een vertrouwenspersoon.
De Pdk of de OR mag dit echter weigeren in het belang van het onderzoek.
Men kan minderjarigen ook beschermen door audiovisuele opname van hun verhoor. Het
verhoor moet dan plaatsvinden in een speciaal daartoe aangepaste ruimte en er mogen slechts
enkele personen daarbij aanwezig zijn. De minderjarige mag steeds vragen het verhoor te
verbreken. De opname wordt (al dan niet integraal) neergeschreven in een PV. De opname
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!127
wordt in tweevoud gemaakt en van deze orginele cassettes mag geen kopie worden gemaakt.
De onderzoeks- en vonnisgerechten kunnen gebruik maken van de processen-verbaal en de
opnames, zonder dat de minderjarige nog langer persoonlijk moet verschijnen.
.
C. Anonieme getuigen
Getuigen kunnen, uitvrees voor represailles op 2 manieren worden beschermd:
▪ Juridisch: Door de afscherming van hun identiteit tijdens het proces waarin zij
getuigen (anonimiteit)
▪ Fysiek: Door een feitelijke bescherming van de getuige (van psychologische steun tot
het verlenen van een nieuwe identiteit)
Gedeeltelijke anonimiteit (Art. 75bis Sv.)
Algemeen
Bepaalde identificatiegegevens van de getuige worden niet openbaar gemaakt (niet vermeld in
de PV’s van verhoor of op de terechtzitting)
De voorwaarde is dat er een redelijk vermoeden bestaat dat de getuige of iemand uit zijn
naaste omgeving een ernstig nadeel zou lopen door het bekendmaken van bepaalde
identiteitsgegevens of door het afleggen van een verklaring. De OR moet evenwel de
volledige identiteit van de getuige kennen.
Tijdens het GO wordt hierover beslist door de OR, ambtshalve, op initiatief van elke
belanghebbende of op vordering van het OM. Een gedeeltelijk anonieme getuigenis kan ook
bij wijze van mini-instructie worden afgenomen. Tegen deze beslissing staan geen
rechtsmiddelen open.
Anonieme getuigenis door politieambtenaren
Politieambtenaren kunnen als getuige gehoord worden, wanneer zij in de uitoefening van hun
beroepswerkzaamheden kennis nemen van omstandigheden waarin het misdrijf is gepleegd.
Zij moeten hun woonplaats of verblijfsplaats niet meedelen, maar mogen hun dienstadres
opgeven, zodat ook oproepingen om te getuigen daar kunnen worden toegestuurd.
Volledige anonimiteit (Art. 86bis Sv.)
Voorwaarden
Ze kan worden toegepast indien de gedeeltelijke anonimiteit niet lijkt te volstaan en wanneer
kan worden aangenomen dat de getuige of een persoon uit zijn naaste omgeving zich
rederlijkwijze door het afleggen van de getuigenis ernstig in zijn integriteit bedreigd voelt en
de getuige te kennen heeft gegeven wegens deze bedreiging geen verklaring te willen
afleggen. Voor gewone getuigen volstaat dat zij zich bedreigd voelen, voor
politiefunctionarissen wordt echter vereist dat er precieze en ernstige aanwijzingen bestaan
dat deze getuige of een persoon uit dienst naaste omgeving objectief gezien gevaar loopt.
Beschikking van de onderzoeksrechter
Dit kan enkel verleend worden door de OR die belast is met een volwaardig gerechtelijk
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!128
onderzoek. Het kan dus niet bij mini-instructie worden bevolen. De OR beslist ambtshalve, op
initiatief van elke belanghebbende of op vordering van het OM. Vooraf neemt hij kennis van
de volledige identiteit en onderzoekt hij zijn betrouwbaarheid. Tegen deze beschikking staat
geen rechtsmiddel open. De PdK houdt een register bij van alle anonieme getuigen.
Verloop van het anoniem getuigenverhoor (art. 86ter al. 2-5 Sv.)
Voor en tijdens het verhoor kunnen het OM, de verdacht, de burgerlijke partij en hun
raadslieden de OR vragen opgeven die zij gesteld wensen te zien. De OR verhindert vragen
waarvan de beantwoording tot de onthulling van de identiteit kan leiden.
De OR waarschuwt de getuige voor het verhoor dat hij verantwoordelijk kan worden gesteld
voor feiten gepleegd tijdens het verhoor die een misdrijf zouden uitmaken. Hij neemt alle
maatregelen die redelijkerwijze nodig zijn om de identiteit verborgen te houden. Indien dit is
vereist kan de OR bevelen dat het OM en de partijen het verhoor enkel in een afzonderlijke
ruimte kunnen bijwonen.
Proces-verbaal van het verhoor
De OR leest het PV voor, en na verklaring van de getuige dat hij volhardt, onderteken de OR
en de griffier het PV van verhoor.
Bewijswaarde (art. 86quinquies Sv.)
De anonieme getuigenverklaringen kunnen enkel dienen als bewijs van de misdrijven
opgesomd in art. 90ter §2 tot 4 Sv. en misdrijven gepleegd in het kader van criminele
organisaties. Wanneer tgv de anonieme verklaring andere misdrijven aan het licht komen,
kunnen zij niet tot bewijs daarvan dienen, maar kan het OM wel tot vervolging overgaan.
Anonieme tip
Loutere anonieme inlichting die de politie ‘via een gunstige wind’ heeft opgevangen. gewoon
een mededeling van een gegeven dat later door het onderzoek moet geverifieerd worden. Het
heeft geen bewijskracht, maar kan wel in overweging worden genomen om een onderzoek te
openen of te sturen.
D. Bedreigde getuigen
Pas wanneer de persoonsgegevens van de anonieme getuige door omstandigheden
onafhankelijk van zijn wil bekend zijn geraakt, kunnen gewone of bijzondere
beschermingsmaatregelen worden toegekend.
Toepassingsgebied (Art. 102 Sv.)
Persoon die gevaar loopt als gevolg van afgelegde of af te leggen verklaringen in de loop van
het opsporingsonderzoek of het gerechtelijk onderzoek in het kader van een strafzaak. De
regeling wordt toegepast voor strafzaken die plaatsvinden zowel in België als voor een
internationaal rechtscollege (als wederkerigheid is gewaarborgd). De getuige moet bereid zijn
z’n verklaringen desgevraagd ter terechtzitting te bevestigen. Ook de echtgenoot/partner,
inwonende gezinsleden en bloed- of aanverwanten tot in de derde graad van de getuige
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!129
moeten evenwel beschermd worden.
Beschermingsmaatregelen (Art. 104 Sv.)
▪ Gewone beschermingsmaatregelen
Getuigenbeschermingsdienst werkt deze zelf uit. Bv: regelmatige patrouilles, het aanstellen
van een contactambtenaar, bepaalde alarmprocedure … Alle mogelijke maatregelen kunnen
aangewend worden.
▪ 2 bijzondere beschermingsmaatregelen
- Naamsverandering
- Relocatie gedurende meer dan 45 dagen
Op voorstel van de Getuigenbeschermingscommissie nemen de Minister van Justitie en de
Minister van Buitenlandse zaken bijzondere maatregelen die strikt noodzakelijkheid zijn voor
de afscherming van bedreigde politieambtenaren.
Toepassingsvoorwaarden (art. 104 Sv.)
- Gewone beschermingsmaatregelen kunnen toegekend worden aan ieder persoon die aan de
definitie van bedreigde getuige beantwoord en aan zijn bedreigde familieleden, met in
achtneming van de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit
- Bijzondere beschermingsmaatregelen kunnen toegekend worden uitsluitend wanneer de
gewone de veiligheid van de bedreigde getuigen, zijn gezinsleden en bloedverwanten niet
kunnen garanderen. De verklaringen moeten bovendien betrekking hebben op de misdrijven
bedoeld in artikel 90ter §2 tot 4 Sv. of misdrijven gepleegd door een criminele organisatie.
Getuigenbeschermingscommissie (art. 103 Sv.)
Zij moet instaan voor de toekenning, wijziging en intrekking van de
beschermingsmaatregelen en financiële hulpmaatregelen.
Besluitvormingsprocedure (art. 105 Sv.)
De Pdk, de procureur-generaal, de federale procureur en de OR kunnen
beschermingsmaatregelen aanvragen en om financiële hulpmaatregelen verzoeken. De
uiteindelijke beslissing wordt genomen door de Getuigenbeschermingscommissie bij
meerderheid van stemmen en is met redenen omkleed. Tegen deze beslissing staan geen
rechtsmiddelen open.
Naamsverandering (art. 106 Sv)
Op voorstel van de Getuigenbeschermingscommissie kan de minister van Justitie een
verandering van naam en voornaam toestaan.
Memorandum (art. 107 Sv.)
De bedreigde getuige verbindt zich om oprechte en volledige verklaringen af te leggen over
de zaak waarin hij zal getuigen en om te getuigen telkens als hij hierom verzocht wordt.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!130
Wijziging en intrekking van de bescherming (art. 108 tot 110 Sv.)
Minimaal om de 6 maanden onderzoekt de Getuigenbeschermingsdienst of er een grond
bestaat tot wijzigen of intrekking van de toegekende beschermingsmaatregelen of financiële
hulpmaatregelen.
E. ‘Medewerkers met het gerecht?
Persoon die zelf verdacht wordt van strafbare feiten, maar in ruil voor zijn medewerking met
het gerecht strafvermindering en zelfs tot totale straffeloosheid kan krijgen Niet in België
F. Verhoor met behulp van audiovisuele media
Deze nieuwe technologieën maken ondervraging op afstand mogelijk. In de praktijk wordt
van deze techniek soms gebruik gemaakt als getuigen moeten worden verhoord die zich in het
buitenland bevinden. Getuigen verhoor op afstand is nu geregeld tav het vooronderzoek als
tav het onderzoek ter terechtzitting. In beide gevallen wordt een rechtstreekse verbinding tot
stand gebracht in reële tijd, tussen de ruimte waar de ondervragende autoriteit zich bevindt en
de ruimte waar de getuige zich bevindt.
Verhoor op afstand via videoconferentie (Art. 112 Sv.)
Het is niet mogelijk of wenselijk de te horen persoon persoonlijk te verhoren. Het gaat hier
een verbinding in real time tussen de OR en de ondervraagde persoon. De persoon moet
instemmen met het verhoor. Bij de te horen persoon bevindt zich een officier van
gerechtelijke politie, een politieambtenaar die nominatim wordt aangeduid of een
buitenlandse jusitiële autoriteit.
Verhoor via een gesloten televisiecircuit
Verbinding tussen 2 personen die zich in verschillende ruimten van eenzelfde gebouw
bevinden. Ook hier moet het getuigenis worden afgenomen in aanwezigheid van een
nominatim aangeduid politieofficier. Beeld- en stemvervorming zijn mogelijk?
Verhoor op afstand via teleconferentie (Art. 112bis Sv.)
Dit kan niet bij het verhoor van de verdachte
Het is niet wenselijk dat de te horen persoon persoonlijk verschijnt of verhoord wordt via
videoconferentie of gesloten circuit. Er wordt een PV opgemaakt en een auditieve opname
gemaakt. Enkel de personen betrokken bij het onderzoek, de partij en de gehoord persoon
hebben het recht de opname te beluisteren. De via teleconferentie afgelegde verklaringen
hebben slechts een beperkte bewijskracht: zij kunnen door de vonnis slechts worden in
aanmerking genomen als bewijs op voorwaarde dat zij in voldoende mate steun vinden in
andere bewijzen.
§8. Inwinnen gegevens bankrekeningen en banktransacties en bevriezen van
banktegoeden
In België bestaat geen bankgeheim, wel een discretieplicht
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!131
Het inwinnen van inlichtingen
PdK kan gegevens over bankrekeningen en banktransacties inwinnen wanneer er ernstige
aanwijzingen zijn dat de verdachte een misdrijf heeft gepleegd waarop een straf van 1 jaar of
meer is gesteld.
Het bevriezen van banktegoeden
De banktegoeden op die rekeningen, de financiële instrumenten of de bankkluizen bevriezen
gedurende een beperkte termijn gaande van het ogenblik waarop de bank kennis neemt van de
vraag om lichtingen tot 5 werkdagen na de kennisgeving van de gevraagde inlichtingen door
de bank aan het parket (om daarna eventueel over te gaan tot de inbeslagneming van de
aanwezige banktegoeden).
§9. Deskundigenonderzoek
A. Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een opsporingsonderzoek
Algemeen Het komt vaak voor dat binnen een strafrechtelijk onderzoek bepaalde analyses en
onderzoeken moeten worden verricht waarvoor binnen het gerecht en de politiediensten niet
over de nodige expertise aanwezig is. Deskundigen zijn personen met een specifieke kennis of ervaring, die advies uitbrengen aan
de rechter over een technische materie en zelf niet aan het gerecht verbonden zijn.
Deskundigen zijn gebonden door de opdracht van de rechter en mogen zelf geen juridische
conclusies trekken uit hun vaststellingen (= beginsel van techniciteit)
Autopsie
Bij betrapping op heterdaad kan de PdK, indien het gaat over een gewelddadige dood of een
verdachte dood zonder bekende oorzaak, een deskundige aanstellen.
Bloedmonsters
Het nemen van een bloedmonster teneinde vaststellingen te laten verrichten mbt de staat van
dronkenschap (niet mbt verdovende middelen). Dit kan worden afgenomen zowel bij de dader
als bij het slachtoffer. De opgevorderde arts is niet gebonden door het beroepsgeheim, tenzij
hij aan de betrokkene eerste zorgen heft toegediend. Het onderzoek van het bloedmonster
vindt plaats in 1 van de laboratoria door de Koning daartoe erkend.
B. Het deskundigenonderzoek binnen het raam van een gerechtelijk onderzoek
Algemeen
De OR kiest vrij de deskundige en omschrijft zijn opdracht. Daarnaast bepaalt hij de termijn
waarbinnen de deskundige zijn verslag moet indienen.
Een psychiatrisch onderzoek, gepaard gaande met de vrijheidsberoving van de verdachte kan
niet door de OR zelf worden bevolen. Hiertoe is enkel de RK bevoegd.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!132
Niet-tegensprekelijk karakter
Het deskundigenonderzoek is geheim en niet-tegensprekelijk. Het gebeurt buiten de
aanwezigheid van de partijen. Zij moeten niet vooraf worden ingelicht over de keuze van de
expert en het voorwerp van de expertise.
De partijen kunnen het expertiseverslag aanvechten op de terechtzitting. De verdachte kan een
tegenexpertise laten verrichten en heeft steeds de mogelijkheid om later, tijdens het proces ten
gronde, de resultaten van de expertise te betwisten.
§10. DNA-onderzoek
A. DNA-onderzoek in het raam van een opsporingsonderzoek
Als er sporen van menselijk celmateriaal zijn aangetroffen kan de PdK bij de verdachte en het
slachtoffer een DNA-onderzoek laten verrichten. Dit onderzoek kan enkel worden verricht
met toestemming van de betrokken.
B. DNA-onderzoek in het raam van een gerechtelijk onderzoek
Voor het opstellen van een DNA-profiel van aangetroffen sporen of een DNA-profiel van een
verdachte of een andere persoon die ermee instemt, past de OR de regels van het
opsporingsonderzoek toe.
Binnen een gerechtelijk onderzoek of een mini-instructie kan ook zonder toestemming van de
betrokkene een DNA-onderzoek worden uitgevoerd. Tussenkomst van de onderzoeksrechter
is ook nodig als een referentiestaal nodig is van een minderjarige beneden de 16, zelfs als de
ouders geen bezwaar hebben tegen een vergelijkend DNA-onderzoek. Tot de maatregel wordt
vooraf bevel gegeven door een met redenen omklede beschikking van de OR.
Vooraleer het DNA-onderzoekt te bevel moet de OR de betrokkene horen, hem in
kennisstellen van de omstandigheden. Bij weigering kan het onderzoek onder dwang worden
uitgevoerd. Een verdachte die nog geen 18 jaar oud is, moet zich laten bijstaan door minstens
1 van zijn ouders, een advocaat of een meerderjarige vertrouwenspersoon.
De betrokkende wordt op de hoogte gesteld van de uitslag en kan, op eigen kosten, een
tegenonderzoek laten verrichten. Het afgenomen celmateriaal wordt na verloop van tijd door
de deskundige vernietigd.
§11. Inobservatiestelling
Een deskundigenonderzoek dat enkel door de raadkamer kan worden bevolen binnen het
kader van een gerechtelijk onderzoek. Zij kan worden bevolen tav verdachten van wie wordt
vermoed dat ze aan een geestesstoornis lijden. Het kan worden gevraagd door de PdK, de OR,
de verdachte of zijn raadsman.
Aangezien het in wezen een soort van voorlopige hechtenis betreft, die met een specifiek doel
(het verrichten van een psychiatrisch onderzoek bij de verdachte) wordt aangewend, kan de in
observatiestelling kan enkel worden bevolen voor misdrijven die vatbaar zijn voor voorlopige
hechtenis.
Er geldt de specifieke voorwaarde dat er een vermoeden moet zijn dat de verdachte
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!133
geestesgestoord is. De inobservatiestelling wordt in principe voor 1 maand bevolen, en kan
worden verlengd zonder dat zij 6 maand mag overschrijden. Het bevel uitgevaardigd door de
RK (niet de OR) en procedure is tegensprekelijk. Zij verloopt in aanwezigheid van de
verdachte en zijn raadsman, die het strafdossier 48u voor de zitting van de RK mag
raadplegen. De inobservatiestelling wordt uitgevoerd in de psychiatrische afdeling van de
strafinrichting. Als het psychiatrisch onderzoek kan worden verricht zonder
vrijheidsberoving, op ambulante wijze, dan volstaat een gewoon deskundigenonderzoek en is
geen bevel van de RK nodig.
§12. Fouillering
Het oppervlakkig speuren op of onder de kleren of in bagage van een persoon, op zoek naar
sporen van een misdrijf. Zij kan worden verricht zonder dat een rechterlijk bevel vereist is.
2 soorten:
o Veiligheidsfouillering Preventief: 1 uur ophouden
o Gerechtelijke fouillering In het kader van misdrijven: gedurende 6 uur opgehouden
§13. Onderzoek aan het lichaam
Het onderzoek waardoor de betrokkene (verdachte of slachtoffer) in zijn seksueel eergevoel
kan worden gekwetst. Het is een ter exploratie van de intieme delen van het lichaam bevolen
deskundigenonderzoek. (bv. bij verkrachting). Het kan zowel tav de verdachte als het
slechtoffer worden bevolen. Het kan bevolen worden door de onderzoeksrechter, de KI of
door de rechtbank die van het misdrijf kennisneemt. Dit bevel is echter niet nodig bij
betrapping op heterdaad of indien de persoon meerderjarig is en schriftelijk met het
onderzoek instemt. Ook een mini-instructie kan worden gevolgd. Het is geheim en niet-
tegensprekelijk. Slachtoffer of verdachte kan zich tijdens het onderzoek aan het lichaam
(waaraan hij wordt onderworpen) laten bijstaan door een arts naar zijn keuze, maar de arts
van de tegenpartij is hier niet aanwezig. De erelonen artsen worden aangerekend in de
gerechtskosten
§14. Huiszoeking
A. Begrip en grondslag
De huiszoeking is een onderzoeksregel die ertoe strekt gegevens mbt misdrijven op te sporen
en te verzamelen in privéplaatsen.
Het is tevens een daad van de gerechtelijke politie. Zij trekt ertoe bewijzen te verzamelen ivm
een misdrijf dat al gepleegd is. Een gerechtelijke huiszoeking is steeds reactief (<>
bestuurlijke zoeking)
Omdat de huiszoeking de inmenging in een grondgrond (onschendbaarheid van de wonen art.
15 Gw) en meer in het algemeen, het recht op eerbiediging van het privéleven, is zij aan een
reeks voorwaarde onderworpen.
Een rechterlijk bevel op zich is niet voldoende. Het moet bovendien voldoen aan de
voorwaarden van legaliteit, proportionaliteit en legitimiteit. In België kan een huiszoeking
slechts plaatsvinden op bevel van de OR in het kader van een gerechtelijk onderzoek.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!134
B. Toepassingsgebied
De regels betreffende de huiszoeking gelden enkel tav privéplaats, dwz plaats waar de
betrokken zijn recht op privacy uitoefent. Op openbare plaatsen kan steeds (zonder
huiszoekingsbevel) een plaatsbezoek worden uitgevoerd.
Een woning is de plaats, met inbegrip van de erdoor omsloten eigen aanhorigheden, die
een persoon bewoont om er zijn verblijf te vestigen en waar hij uit doen hoofde recht heeft op
de eerbiediging van zijn persoonlijke levenssfeer, rust en privéleven. Een plaats waar een
persoon zijn professionele activiteiten uitoefent is eveneens een pivéplaats.
C. Grond- en vormvoorwaarden
Voor een huiszoeking is een bevel van de onderzoeksrechter vereist. Tav. dit bevel worden er
geen inhoudelijke voorwaarden gesteld.
Het huiszoekingsrecht is niet aan materiële vereisten verbonden.
Wanneer dit bevel niet meer terug te vinden is in het strafdossier, kan de verdediging de
regelmatigheid van de huiszoeking niet meer nagaan en is het verkregen bewijs nietig.
Als de OR een huiszoeking wenselijk acht kan hij een huiszoekingsbevel uitvaardigen zonder
verdere motivatie. Wanneer de politieambtenaren bij de uitvoering de perken van het bevel
overschrijden, zijn enkel de vaststellingen en inbeslagnames nietig die niet beoogd zijn door
het huiszoekingsbevel. Zij het dat de rechter slechts de nietigheid moet uitspreken als de
betrouwbaarheid van het bewijs en het recht op een eerlijk proces zijn aangetast.
Bij het verlenen van een huiszoekingsbevel is de OR echt beperkt door de saisine.
De huiszoeking kan worden uitgevoerd, niet enkel in de woning van de verdachte, maar op
elke plaats waar de onderzoeksrechter vermoedt dat men bewijsmateriaal met betrekking tot
het misdrijf verborgen heeft.
➔ Huiszoeking kan dus ook worden uitgevoerd in de woning van een derde (<> Huiszoeking
door de PdK in geval van betrapping op heterdaad)
De huiszoeking moet niet persoonlijk door de OR worden uitgevoerd. Hij kan de uitvoering
delegeren aan de officieren van gerechtelijke politie.
D. Huiszoeking bij betrapping op heterdaad
Bij betrapping op heterdaad kunnen de PdK en zijn hulpofficieren een huiszoeking verrichten
zonder bevel van de OR. Deze huiszoeking kan zelfs ’s nachts worden verricht
o Deze huiszoeking kan zelfs ’s nachts worden verricht (<> normaal niet tussen 9u ’s avonds
en 5u ’s morgens)
o Ze kan echt enkel worden verricht bij de verdachte zelf, niet bij derden. Wanneer de
huiszoeking op heterdaad wordt uitgevoerd in een gemeenschappelijke verblijfplaats, is
geen toestemming nodig van de medebewoner die geen verdachte is.
o Als de OR een huiszoeking wil verrichten zijn z’n bevoegdheden ook ruimer igv
betrapping op heterdaad Ook ’s nachts huiszoeking
o Vereist is dat het misdrijf op heterdaad werd vastgesteld voorafgaand aan de huiszoeking
o Huiszoeking is dus steeds een repressieve onderzoeksmaatregel, nl. een
onderzoeksmaatregel met betrekking tot een al gepleegd misdrijf
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!135
E. Huiszoeking met toestemming van de bewoner van het huis
Wanneer de bewoner van het huis toestemt (het kan ook op zijn verzoek), kan de politie
overgaan tot een huiszoeking zonder dat een bevel van de OR vereist is.
➔ De toestemming/verzoek moet schriftelijk en voorafgaand aan de huiszoeking.
De persoon moet het werkelijk/feitelijk genot van de plaats hebben.
E. Beperkingen
Tijdstip van de huiszoeking
Een huiszoeking is niet mogelijk ’s nachts, dwz tussen 9u ’s avonds en 5u ’s ochtends.
Het volstaat echter dat de huiszoeking voor 9u werd aangevat, eens zij tijdig is aangevat
mag zij na 9u worden voortgezet.
▪ Uitzondering: Huiszoeking bij betrapping op heterdaad mag ook ’s nachts
Plaats van de huiszoeking
Plaatsen die van een volkenrechtelijke of staatsrechtelijke immuniteit
genieten, kunnen niet aan een huiszoeking worden onderworpen.
Ambassade, consulaat, Koninklijk Paleis
Voor huiszoekingen in een woning en de kantoren van (federale of regionale)
parlementsleden zijn bijzondere regels bepaald.
Behalve bij ontdekking op heterdaad kan de huiszoeking lastens een parlementslid enkel
worden bevolen door de 1e voorzitter van het HvB, op verzoek van de OR.
Huiszoeking en inbeslagneming kunnen alleen worden verrichting in aanwezigheid van
de voorzitter van het betrokken parlement of van een door hem aangewezen lid.
§16. Inkijkoperatie
Een huiszoeking met een heimelijk karakter.
Wanneer een dergelijke maatregel noodzakelijk is om de waarheid aan de dag te brengen,
kan de PdK of de OR politiediensten machtigen om een private plek op heimelijke wijze te
betreden buiten weten van de rechthebbende of de bewoner, en zonder hun toestemming.
Het is een onderzoeksmethode die een vrij ingrijpende inmenging in het privéleven met zich
brengt.
Een inkijkoperatie vereist een voorafgaandelijk schriftelijk en met redenen omkleed bevel
van, naargelang het geval, de PdK of de OR. In spoedeisende gevallen kan worden volstaan
met een mondelinge machtiging die naderhand zo spoedig mogelijk schriftelijk wordt
bevestigd.
Deze maatregel kan enkel worden bevolen wanneer er ernstige aanwijzingen zijn dat de
strafbare feiten een misdrijf uitmaken of zouden uitmaken zoals bedoeld in art. 90ter Sv. of
gepleegd worden of zou worden in het kader van een criminele organisatie.
Inkijkoperatie is veel verregaander ingreep op de privacy dan een huiszoeking. Bovendien
kan een inkijkoperatie ‘ten allen tijde’ (dag en nacht).
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!136
➔ Striktere voorwaarden:
▪ Subsidiariteit: De overige middelen van onderzoek mogen niet volstaan om de
waarheid aan de dag te brengen.
▪ Proportionaliteit: Enkel voor de in art. 90ter Sv. en 324bis Sw. bedoelde misdrijven.
§17. Inbeslagneming
A. Algemeen
In beslagneming kan worden verricht zowel binnen opsporingsonderzoek als gerechtelijk
onderzoek. Voor zover er geen huiszoeking mee dient gepaard te gaan kan tot
inbeslagneming worden overgegaan, ook zonder betrapping op heterdaad.
- Inbeslagneming is mogelijk ten aanzien van alle zaken die schijnbaar vatbaar zijn
voor verbeurdverklaring of van alles wat kan dienen om de waarheid aan de dag te
brengen.
- Ook onroerende goederen die een uit een misdrijf verkregen vermogensvoordeel
schijnen uit te maken kunnen in beslag genomen worden.
- Vermogensvoordelen die niet rechtstreeks voortvloeien uit het
bewezenverklaarde misdrijf (maar geen tegenbewijs ter ontkrachting van de
vermoedens) kunnen ook worden verbeurdverklaard.
- Criminele vermogensvoordelen kunnen ook het voorwerp uitmaken van een
inbeslagneming per equivalent.
De opdracht tot huiszoeking en tot inbeslagneming van papieren, titels of
bescheiden kan alleen gegeven worden aan een officier van gerechtelijke politie,
hulpofficier van de PdK.
B. Zaken die in beslag kunnen worden genomen
o Alles wat kan schijnt gediend te hebben om het misdrijf te plegen, alles wat er
schijnt uit voort te komen, alles wat kan dienen om de waarheid aan de dag te
brengen en vermoedelijke vermogensvoordelen afkomstig uit een ander misdrijf
o Veiligstellen van alles wat door een eindvonnis kan worden verbeurdverklaard
▪ Het objectum sceleris (voorwerp misdrijf)
▪ Het instrumentum sceleris (zaken bestemd tot het plegen van het misdrijf)
▪ Het productum sceleris (zaken die uit he misdrijf voortkomen)
▪ De vermogensvoordelen (lucra sceleris)
▪ Ook al gaat het om onroerende goederen.
o Inbeslagneming per equivalent: Ingeval er ernstige en concrete aanwijzingen
bestaan dat de verdachte een vermogensvoordeel heeft verkregen en de zaken
die dit vermogensvoordeel vertegenwoordigen als zodanig niet (meer) in het
vermogen van de verdachte kunnen worden aangetroffen, kan de PdK beslag
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!137
leggen op andere zaken die zich in het vermogen van de verdachte bevinden ten
belopende van de vermoedelijke opbrengt van het misdrijf.
C. Kunnen zaken die zich bevinden bij een derde worden in beslag genomen?
Krachtens art. 35ter Sv. is het mogelijk een beslag onder derden te verrichten, dwz dat
goederen kunnen in beslag genomen worden die zich bevinden bij een derde. In dat
geval gebeurt de inbeslagneming door een kennisgeving aan de schuldenaar. Vanaf
deze kennisgeving mag de schuldenaar de sommen of zaken die voorwerp zijn van het
beslag, niet meer uit handen geven.
D. Zaken die niet in beslag kunnen worden genomen
- Stukken die gedekt zijn door het beroepsgeheim kunnen in principe niet het voorwerp
uitmaken van inbeslagneming.
Er is een parallellisme tussen de opheffing van de verplichting van te getuigen
(zwijgrecht) en de onschendbaarheid van de aan de geheimhouder toevertrouwde stukken.
(Bv. Het vermoeden van onschuld is geschonden als de rechter de briefwisseling tussen de
advocaat en de beklaagde als bewijs gebruikt)
- De bescherming van de stukken die gedekt zijn door het beroepsgeheim geldt echter niet
tav de verdachte, dwz stukken die betrekking hebben op een misdrijf waarvan degene die
het beroepsgeheim inroept, zelf wordt verdacht. In dat geval zal de OR zelf de
huiszoeking uitvoeren en zich eventueel laten bijstaan door een vertegenwoordiger van de
beroepsorde waartoe de verdachte hoort.
E. Beheer van in beslag genomen goederen
Centraal orgaan voor de Inbeslagneming en de Verbeurdverklaring (COIV)
Ondersteuning van de gerechtelijke overheden bij de toepassing van de wettige
bepalingen inzake inbeslagneming en verbeurdverklaring van vermogensvoordelen.
Waardevast beheer Wanneer de Pdk of de OR is overgegaan tot de inbeslagneming van vermogensvoordelen
is hij verantwoordelijk voor het waardevast beheer van deze goederen. Hiermee wordt
bedoeld ofwel de bewaring of de opslag van de goederen, ofwel de vervreemding van de
inbeslaggenomen goederen.
Tijdens het opsporingsonderzoek kan de PdK ambtshalve of op verzoek van de COIV in
beslag genomen goederen verkopen, om de opbrengst over te dragen aan het COIV of de
goederen teruggeven aan de beslagene tegen betaling van een geldsom.
Beheer inbeslaggenomen geldsommen
Het COIV staat in voor het beheer van de inbeslaggenomen geldsommen, behoudens
wanneer deze geldsommen al aan een financiële instelling of aan een bijzondere beheerder
zijn toevertrouwd of aldaar ter plaatste in beslag zijn genomen of geblokkeerd.
§18. Databeslag en netwerkzoeking
A. Databeslag (Art. 39bis Sv.)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!138
De PdK of de OR kunnen in een informaticasysteem opgeslagen gegevens
bestuderen. Het kopiëren, ontoegankelijk maken en verwijderen van deze gegevens
kan volgens de traditionele procedure betreffende inbeslagneming wanneer dit
gepaard gaat met de inbeslagneming van de materiële drager van de gegevens.
Wanneer de in een informaticasysteem opgeslagen gegevens wel nuttig zijn, maar
de inbeslagneming van de materiële drager niet wenselijk is, kunnen de relevante
gegevens gekopieerd worden op dragers van de overheid. Na het kopiëren worden
de gegevens met de passende technische middelen meestal ontoegankelijk om te
integriteit ervan te waarborgen (absoluut bij misdrijf strijdig met de openbare orde
of de goede zeden)
B. Netwerkzoeking (Art. 88ter Sv.)
Indien een zoeking in een informaticasysteem echter moet worden uitgebreid naar
informaticasysteem of een deel ervan op een andere plaats, dan gelden de regels
betreffende de netwerkzoeking en is een rechterlijk bevel vereist. Deze maatregel
kan bij wijze van mini-instructie worden bevolen en is dus mogelijk zowel binnen
een opsporingsonderzoek als binnen een gerechtelijk onderzoek.
Zij kan enkel worden bevolen indien de voorwaarden van subsidiariteit en
proportionaliteit zijn vervuld.
De gegevens kunnen worden gekopieerd, ontoegankelijk gemaakt of verwijderd uit
het informaticasysteem. Wanneer echter blijkt dat de gegevens zich niet op
Belgisch grondgebied bevinden, dan is enkel kopiëren mogelijk.
C. Medewerkingsplicht van particulieren (Art. 88quater Sv.)
De OR kan bepaalde particulieren verplichten om met het gerecht mee te werken. Het gaat om
persoon van wie wordt vermoed dat ze een bijzondere kennis hebben van het
informaticasysteem dat voorwerp uitmaakt van de zoeking of van de beveiliging of
versleuteling van de opgeslagen gegevens. Deze specialisten zijn verplicht inlichtingen te
verstrekken over de werking ervan en de wijze om er toegang toe te krijgen in een
verstaanbare vorm. De OR stelt een met redenen omkleed bevelschrift op dat de
omstandigheden die de maatregel wettigen aangeeft en dat hij aan de PdK meedeelt.
§19. Uitgestelde tussenkomst, gecontroleerde aflevering en gecontroleerde doorlevering
Uitzonderlijk kan de inbeslagneming van voorwerp, instrument of product van het misdrijf en
de arrestatie van de daders die op heterdaad betrapt worden, worden uitgesteld tot een later
tijdstip (bv. opsporen van illegale trafieken)
A. Uitgestelde tussenkomst (Art. 40bis Sv.)
Bij een bewaakte aflevering (synoniem) volgen de politiediensten het vervoer van de
gecontroleerde goederen. Zij gaan over tot inbeslagneming en de arrestatie op het ogenblik
waarop de goederen worden afgeleverd. Een instrument om deze taak te vervullen zijn
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!139
gemeenschappelijke onderzoeksteams (in afspraak en onderlinge coördinatie van
politiediensten van verschillende staten). Dit is toegelaten binnen een gewoon
opsporingsonderzoek of gerechtelijk onderzoek. De politie moeten daartoe een schriftelijke
machtiging met redenen omkleed krijgen van de PdK (mondeling bij spoedeisendheid)
B. Gecontroleerde aflevering en doorlevering
Gecontroleerde af- en doorlevering maken deel uit van de bijzondere opsporingstechnieken.
Zij worden toegepast in het kader van een politionele infiltratie.
Gecontroleerde aflevering
Het betreft illegale transporten van goederen of personen, waarvan de politiediensten op de
hoogte zijn en die door de politie zelf of met hulp van de politie worden afgeleverd. De
politieambtenaren verzorgen zelf het vervoer of aflevering van de verboden goederen of
verschaffen daartoe hulp. De politionele tussenkomst wordt uitgesteld uiterlijk tot op de
eindbestemming in België of het buitenland. Omdat zij technisch als mededaders of
medeplichtigen van een misdrijf zullen worden beschouwd, voorziet de wet onder bepaalde
voorwaarde in een strafuitsluitende verschoningsgrond.
Gecontroleerde doorlevering
Een gecontroleerde doorlevering is hetzelfde, maar zonder politionele tussenkomst op de
eindbestemming. De goederen worden ‘doorgelaten’ (niet in beslag genomen) en worden na
de levering verder opgevolgd
§20. Schending briefgeheim
Inmenging in de privacy
A. Het onderscheppen van post (Art. 46ter Sv.)
Onderschepping en inbeslagneming van toevertrouwde post (bestemd voor of afkomend van
de verdachte), zonder kennisname van de inhoud ervan, kan gebeuren op bevel van de Pdk
aan de postoperator. Voorwaarde is het bestaan van ernstige aanwijzingen dat er een strafbaar
feit gepleegd is waarop een gevangenisstraf van 1 jaar of meer is gesteld. De Pdk bepaalt de
duur van de maatregel. De postoperator is verplicht tot uitvoering en geheimhouding
Indien de maatregel in het raam van een proactief onderzoek wordt bevolen, kan dit enkel
voor feiten bedoeld in art. 324bis en ter Sw. en art. 90ter Sv.
De dwangmaatregel geldt enkel voor brieven die de geadresseerde nog niet hebben bereikt.
Na ontvangst van de brief kan de brief in beslag worden genomen tijdens een huiszoeking.
Zowel ‘brievenpost’, ‘postzending’ en ‘grensoverschrijdende post’ vallen onder het begrip
‘post’. E-mail daarentegen valt niet onder deze definitie van ‘post’.
B. Lezen van post (Art. 88sexies Sv.)
Kennisneming van de post kan enkel na machtiging door de OR, niet door de PdK, tenzij bij
betrapping op heterdaad. Omdat deze maatregel ook bij wijze van mini-instructie kan worden
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!140
bevolen kan het lezen van post ook gebeuren in het kader van een eenvoudig
opsporingsonderzoek.
Kennisneming van post van een advocaat of een arts is enkel mogelijk als deze personen
ervan worden verdacht zelf een misdrijf te hebben gepleegd. De maatregel kan enkel ten
uitvoer gelegd worden als de stafhouder of de vertegenwoordiger van de provinciale orde van
geneesheren op de hoogte werd gesteld.
Indien de onderzoeksrechter van oordeel is dat hij de inbeslagneming niet moet handhaven,
geeft hij de stukken onverwijld aan de postoperator terug.
§21. Identificatie telefoonnummers en opsporen & lokaliseren van telecommunicatie
A. Identificatie van telefoonnummers
Art. 46bis §1, 2° Sv. verleent de PdK de bevoegdheid de identificatiegegevens op te vorderen
mbt telecommunicatiediensten waarop een bepaald persoon geabonneerd is of die door een
bepaald persoon gewoonlijk gebruikt worden. Het is ruim geformuleerd en kan dus ook
worden toegepast ter identificatie van bv. het IP-adres waarmee iemand verbinding maakt met
internet. Deze bevoegdheid kan altijd worden uitgeoefend (zonder betrapping op heterdaad).
In geval van uiterste dringende noodzakelijkheid kan zij zelfs door een officier van de
gerechtelijke politie worden uitgeoefend, na mondeling en voorafgaande instemming van de
PdK. Niets belet de OR dezelfde maatregel te bevel in kader van een gerechtelijk onderzoek.
B. Opsporen of lokaliseren van telecommunicatie
Voor het opsporen of lokaliseren is een bevel van de onderzoeksrechter vereist. Het betreft:
▪ De opsporing van oproepgegevens van de telecommunicatiemiddelen van waaruit of
waarnaar bepaalde oproepen worden of werden gedaan
▪ De lokalisering van oorsprong of bestemming van de telecommunicatie (GSM)
Bij betrapping op heterdaad kan de PdK deze maatregel bevelen, op voorwaarde echter dat de
maatregel binnen de 24 uur wordt bevestigd door de onderzoeksrechter. Na 24 uur moet de
onderzoeksrechter ‘overnemen’ en wordt de procedure van het gerechtelijk onderzoek
gevolgd. Het moet hierbij gaan om feiten opgesomd in Art. 90ter Sv. De PdK beschikt
eveneens over bijzondere bevoegdheden in geval van misbruik van telecommunicatie, op
verzoek van de klager. Deze maatregel kan bovendien ook bij wijze van mini-instructie
worden gevorderd. Het bevelschrift moet gemotiveerd zijn.
Voor de retro-opvraging (gesprekken in het verleden) geldt geen beperking in de tijd en
bovendien hoeft het bevelschrift ook niet bijzonder met redenen te worden omkleed. Er blijft
uiteraard wel een beschikking van de onderzoeksrechter nodig.
Buiten de ontdekking op heterdaad is de PdK bevoegd om een lijst op te vragen van
kwaadwillige oproepen, al dan niet met zendmastbepaling. Deze aparte bevoegdheid geldt
voor ‘telefonische stalking’. In dit geval moet de onderzoeksrechter niet worden ingeschakeld
ter bevestiging van de opdracht tot registratie of lokalisatie van telecommunicatie.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!141
Alvorens toepassing wordt gemaakt van een registratie of lokalisatie van telefoongesprekken
zal rekening moeten worden gehouden met de geschatte kostprijs van de maatregel.
Bovendien worden strengere toepassingsvoorwaarden en motiveringsvereisten op gelegd met
de nadruk op de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
§22. Afluisteren van privé(tele)communicatie
A. Situering
De bewakingsmaatregel kan alleen bevolen worden tav
- personen die op grond van precieze aanwijzingen ervan verdacht worden het strafbare feit te
hebben gepleegd
- (tele)communicatiemiddelen die geregeld worden gebruikt door een persoon op wie een
verdenking rust
- plaatsen waar deze vermoed te vertoeven
- personen van wie vermoed wordt dat zij geregeld in verbinding staan met een persoon op
wie een verdenking rust.
De PdK kan in geval van betrapping op heterdaad de maatregel bevelen. Deze bevoegdheid is
beperkt tot afpersing en gijzeling. In dat geval kan het afluisteren op zijn bevel duren zolang
de heterdaadsituatie voortduurt. Nadien moet de maatregel worden bevestigd door de OR.
B. Beschermde communicaties
Privé (tele)communicaties
Privécommunicatie die via de telefoon of via een andere informatiedrager worden gevoerd
zijn beschermd. Dit omvat onder meer elektronische communicaties (e-mail en voicemail).
De OR kan deze communicaties ‘afluisteren, er kennis van nemen en opnemen’. In dezelfde
beschikking mag de OR de tapmaatregel opleggen voor verschillende middelen van
telecommunicatie (GSM, e-mail …).
Direct afgeluisterde communicaties
Privécommunicaties kunnen nu ook direct afgeluisterd worden dmv afluisterapparatuur. De
OR kan bevelen om, zonder toestemming en buiten medeweten van de bewoners, eigenaar of
zijn rechthebbende, in een woning of private plaats binnen te dringen om afluisterapparatuur
te plaatsen.
E-mail?
Deze communicaties zijn slechts beschermd tijdens de overbrenging ervan, niet ervoor en niet
erna. Dit betekent dat e-mailberichten, voicemailberichten en soortgelijke toepassingen (bv.
SMS) niet beschermd zijn wanneer zij opgeslagen zijn in een postbus, vooraleer ze door de
gebruiker worden opgevraagd. Enkel de transmissiefase is beschermd, niet de fase tijdens
welke de gegevens op de server van de dienstverstrekker zijn opgeslagen. Ook de afdruk van
een emailbericht of een faxbericht is niet beschermd. Indien de gerechtelijke instanties deze
stukken willen verkrijgen, moeten zij geen toepassing maken van art. 90ter Sv., maar kunnen
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!142
zij op de andere bevoegdheden steunen zoals bv. een huiszoeking, databeslag en
inbeslagname. E-mail valt evenmin onder de bescherming van het briefgeheim omdat e-
mailberichten niet als “post” kunnen worden beschouwd. Ten slotte is art. 90ter Sv. niet van
toepassing op het beluisteren van gesprekken opgeslagen in de voicemail of op het lezen van
SMS-berichten opgeslagen in het geheugen van een in beslag genomen toestel.
C. Grondvoorwaarden (Art. 90ter Sv.)
Om het afluisteren van de inhoud van (telefoon)gesprekken een verregaande inmenging in
de privacy is, wordt het aan stringente wettelijke voorwaarden onderworpen.
- Het feit moet in aanmerking komen voor afluistering,
- Het feit moet al gepleegd zin
- De overige middelen van onderzoek mogen niet volstaan.
Proportionaliteit Het moet gaan om ernstige feiten. Deze worden limitatief opgesomd in Art. 90ter §2. Als
de telefoontap toevallig een misdrijf aan het licht brengt dat niet in de lijst voorkomt, moet
de aldus verkregen informatie aan de PdK worden meegedeeld. Hetzelfde geldt wanneer de
OR een misdrijf ontdekt waarmee hij niet geadiëerd was.
Subsidiariteit
Afluistering is enkel toegelaten voor zover de overige middelen van onderzoek niet volstaan
om de waarheid aan het licht te brengen. Er wordt aangenomen dat dit moet blijken uit de
motivering van de beschikking van de OR, die op straffe van nietigheid is voorgeschreven.
Enkel reactief: het feit moet al gepleegd zijn
Er moeten ernstige aanwijzingen zijn dat het feit gepleegd is. Dit betekent dat enkel de
reactieve, niet de proactieve afluistering mag worden bevolen. De telefoontap kan niet
worden aangewend om een feit, waarvan men vermoedt dat het zal worden gepleegd, vast te
stellen, maw. een betrappingstelefoontap is niet toegelaten. Het is niet vereist dat het misdrijf
voltooid is: ook in gepoogde vorm zijn deze misdaden vatbaar voor afluistering. De wet
bepaalt dat bendevorming mbt deze misdaden de maatregelen kan wettigen, voor zover de
vereniging is gevormd met het doel een aanslag te plegen tegen personen en eigendommen.
Geen mini-instructie
Een telefoontap kan nooit bij wijze van mini-instructie worden bevolen. (Art. 90ter Sv. is een
van de artikelen waarop art. 28septies Sv. niet toepasselijk is, samen met de huiszoeking, het
volledig anoniem getuigenverhoor, het aanhoudingsbevel, de inkijkoperatie en de observatie
met technische hulpmiddelen in een woning.)
D. Personen, zaken en plaatsen die het voorwerp ve afluistermaatregel kunnen uitmaken
Omdat telefoontap ernstige aanwijzingen van een al gepleegd strafbaar feit veronderstelt, gaat
het noodzakelijk om een inverdenkinggestelde verdachte.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!143
E. Vormvoorwaarden (Art. 90quater Sv.)
Er moet een voorafgaande machtiging zijn van de OR, die wordt verleend bij een met redenen
omkleed bevel dat aan de PdK wordt medegedeeld. Hierin moeten bepaalde vermeldingen
voorkomen die op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven.
F. Duur van de maatregel
Deze maatregel mag maximaal 1 maand duren, te rekenen van het bevel van
onderzoeksrechter. De OR kan de uitwerking van zijn beschikking echter 1 of meer malen
verlengen met een termijn die niet langer mag zijn dan 1 maand, met een max van 6 maanden
Voor elke verlenging moet een met redenen omkleed bevel worden gegeven. Indien nieuwe
en ernstige omstandigheden de afluistering noodzakelijk maken kan de OR een nieuwe
afluistering bevelen.
G. Afluistering en het beroepsgeheim
De (tele)communicatie die onder het beroepsgeheim valt wordt niet opgenomen in het proces-
verbaal van de afluistering dat door de OR wordt opgemaakt.
In principe kan geen afluistering bevolen worden tav personen die gehouden zijn door het
beroepsgeheim, tenzij de betrokkene zelf verdacht wordt. Art. 90octies al. 1 Sv. bepaalt dat de
maatregel alleen betrekking kan hebben op de lokalen aangewend voor beroepsdoeleinden, de
woonplaats of de (tele)communicatiemiddelen van een advocaat of een arts.
De maatregel mag niet worden ten uitvoer gelegd zonder dat de strafhouder of
vertegenwoordiger van de provinciale orde van geneesheren op de hoogte werd gebracht.
Een gelijkaardige bescherming werd in gevoerd voor de afluistering van telefoongesprekken
van parlementsleden
H. Praktische uitvoering van de maatregel
Enkel door officieren van de gerechtelijke politie (art. 90quater §3 Sv.)
Voor de tenuitvoerlegging van zijn beschikking mag de OR enkel officieren van gerechtelijke
politie aanwijzen, die zich echter kunnen laten bijstaan door agenten van de gerechtelijke
politie wier naam vooraf aan de OR wordt meegedeeld.
Toevoeging aan het strafdossier (Art. 90sexies al. 4 Sv.)
Het bevel tot afluisteren, de verslagen en PV die betrekking hebben op de tenuitvoerlegging
van het bevel wordt uiterlijk na het beëindigen ervan bij het strafdossier gevoegd.
Opname van de afgeluisterde communicatie
De (tele)communicatie opgevangen als gevolg van een bewakingsmaatregel wordt
opgenomen, met vermelding van het voorwerp van de maatregelen en dagen en uren waarop
deze is uitgevoerd. De rechter beoordeelt welke inlichtingen of (tele)communicatie die dmv
de afluistering werden opgevangen nuttig is voor het onderzoek en kan eventueel bijkomend
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!144
overschrijvingen laten uitvoeren.
De opnamen worden samen met de overschrijving van de relevante passages, de eventuele
vertaling ervan, de vermelding van de aangehaalde onderwerpen en identificatiegegevens van
de communicatiemiddelen en de afschriften van de processen-verbaal onder verzegelde
omslag ter griffie bewaard.
Elke belanghebbende kan aan de OR vragen kennis te mogen nemen van de niet-relevante
geachte stukken van de opgenomen communicaties en kunnen vervolgens vragen dat
bijkomende delen van de opnamen zouden worden overgeschreven.
Kennisgeving van de maatregel aan de betrokkene
Uiterlijk 15 dagen na de beslissing over de regeling van de rechtspleging moet iedere persoon
tav wie een bewakingsmaatregel is genomen schriftelijk in kennis worden gesteld van de aard
van die maatregel en van de dagen waarop die is uitgevoerd.
Grensoverschrijdend afluisteren
Buitenlandse autoriteiten kunnen, in het raam van een strafonderzoek, tijdelijk
privételecommunicatie afluisteren en opnemen tijdens de overbrenging ervan, terwijl de
persoon op wie deze maatregel betrekking heeft, zich op Belgisch grondgebied bevindt.
§23. Bijzondere opsporingsmethoden
A. Algemeen
Verzamelnaam voor een reeks van heimelijke onderzoeksmaatregelen zoals stelselmatige
observatie met bespiedingsapparatuur, politiële infiltratie en het werken met informanten uit
het “milieu”. Ze kunnen binnen het opsporingsonderzoek worden toegepast, al dan niet in het
kader van een proactief onderzoek. In sommige gevallen is een machtiging van de
onderzoeksrechter vereist:
▪ Plaatsing van bespiedingsapparatuur in een woning
▪ Observaties, infiltraties en inkijkoperaties die betrekking hebben op artsen en advocaten
Een mini-instructie kan hierbij niet worden toegepast.
Daarnaast kunnen ze ook in het raam van een gerechtelijk onderzoek worden toegepast. In dat
geval worden de machtigingen van de OR door de procureur des Konings ten uitvoer gelegd.
Kenmerkend voor de BOM is hun heimelijk karakter. Het verslag van observaties en
infiltraties komt in een vertrouwelijk dossier terecht waartoe enkel de PdK en de OR toegang
hebben. Er is evenwel in een controle voorzien door de KI, waartegen zelfs onmiddellijk
cassatieberoep mogelijk is.
In het raam van observatie en infiltratie worden, binnen zekere perken en onder strikte
voorwaarden, misdrijven door de opsporingsambtenaren ‘gedoogd’. In geen geval mogen de
politiediensten echter zelf misdrijven provoceren.
B. Stelselmatige observatie
Een gewone observatie is geen bijzondere opsporingsmethode en kan altijd en voor alle
misdrijven worden verricht zonder machtiging.
Het moet dus gaan om een stelselmatige observatie. De wet definieert dat dit zowel een
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!145
defensieve als offensieve, een statische of dynamische, een langdurige of kortstondige
observatie kan zijn en eveneens een contra-observatie. Deze observatie is aan de bijzondere
voorwaarden, subsidiariteit en proportionaliteit, verbonden.
De machtiging door de PdK moet schriftelijk zijn en voorafgaand worden gegeven, behalve in
spoedeisende gevallen. Deze voeging is niet aan een bepaalde termijn verbonden.
De leidinggevende officier van gerechtelijke politie brengt de PdK nauwgezet, volledig en
waarheidsgetrouw schriftelijk verslag uit van elke fase in de uitvoering van de observatie. De
meeste elementen worden echter ook opgenomen in een PV dat uiterlijk na het beëindigen
van de observatie bij het strafdossier wordt gevoegd.
C. Infiltratie
In principe kunnen enkel politieambtenaren infiltraties verrichten. Zij zullen onder een
dekmantel in het criminele milieu binnendringen als undercoveragenten om misdrijven op te
sporen en vast te stellen. Uitzonderlijk kan ook beroep worden gedaan op burgerinfiltranten.
Dit zijn burgers met een specifieke deskundigheid (= burgerdeskundige).
Hier worden ook de voorwaarden van subsidiariteit en proportionaliteit gesteld.
Ook hier is een schriftelijke machtiging van de PdK vereist.
Provocatie is strikt verboden en wordt gesanctioneerd met de onontvankelijkheid van de
strafvordering.
De infiltrant loopt steeds het risico te worden ontmaskerd met alle gevolgen vandien. Daarom
is het noodzakelijk de identiteit van de infiltrant af te schermen.
Anderzijds bestaat ook de kans op ‘besmetting’ van de infiltrant door het criminele milieu
waardoor het risico op normvervaging zeer reëel is. Het is de taak van de leidinggevende
magistraat hierop toe te zien en eventueel de infiltratie bij te sturen of te beëindigen.
Een infiltratie mag in beginsel niet langer duren dan 3 maanden te rekenen van de machtiging.
De Pdk kan de machtiging echter wijzigen, aanvullen of verlengen.
Er kan ook beroep worden gedaan op buitenlandse politieambtenaren.
D. Gebruik van informanten
Een informant is persoon van wie men vermoedt dat hij nauwe banden heeft met het criminele
milieu en die de politieambtenaar, al dan niet gevraagd, inlichtingen en informaties verschaft.
De informant onderscheidt zich van de tipgever, die zelf geen banden met het criminele
milieu onderhoudt. Daarnaast onderscheidt hij zich ook van de infiltrant, die met medeweten
van de politie strafbare feiten pleegt.
Voorwaarde hierbij is dat zijn anonimiteit gewaarborgd blijft. De informant wordt normaal
niet opgevorderd als getuige tijdens het strafproces. Het materiaal dat van de informant
afkomstig is, geldt dus eerder als sturingsmateriaal dan als bewijsmateriaal.
De beloning van de tipgevers en informanten
Om op hulp van informanten te kunnen rekenen, zal de politie bepaalde misdrijven door de
vingers moeten zien, in ruil voor de informatie die zij van deze personen krijgt.
De afscherming van de identiteit van tipgevers en informanten
Tipgevers en informanten zullen meestal niet geneigd zijn hun identiteit aan (de advocaat)
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!146
van de verdachte of aan het publiek prijs te geven, enerzijds omdat zij zich aan represailles
van het ‘milieu’ blootstellen, anderzijds omdat hij hierdoor hun rol niet meer kunnen
vervullen. Daarom hebben politieofficieren het recht om hun identiteit te verzwijgen op
grond van hun beroepsgeheim. Het is wel vereist dat de beklaagde (of zijn advocaat) zijn
recht op tegenspraak kan uitoefenen.
De informantenwerking
De wet stelt geen bijzondere voorwaarden tav het gebruik van informanten. De
proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste gelden hier niet.
Indien de informantenwerking ernstige aanwijzingen over een misdrijf aan het licht brengt,
rapporteer de lokale informantenbeheer hierover onverwijld en schriftelijk aan de PdK.
Deze verslagen zijn vertrouwelijk en worden opgenomen in een afzonderlijk dossier,
waartoe enkel de PdK en de OR toegang hebben. Het is de PdK die beslist of er een PV
wordt opgesteld dat kan worden toegevoegd aan het strafdossier.
De verplichte controle van de KI geldt niet voor informantenwerking. Dossiers over
informanten worden dus zonder externe controle beheerd door het OM.
§24. Voorlopige maatregelen ten aanzien van rechtspersonen
De wet heeft in enkele specifieke, op rechtspersonen toegesneden
maatregelen voorzien. Deze wordt uiteengezet in art. 91 Sv.
§25. Beknopt voorlichtingsrapport en maatschappelijke enquête
Op grond van art. 2 Probatiewet kan de OR een beknopt voorlichtingsrapport of een
maatschappelijke enquête bevelen, ambtshalve of op verzoek van de verdachte. Als deze
laatste al veroordeeld werd tot een straf van meer dan 12 maanden kan enkel een
maatschappelijke enquête worden bevolen. Naast de OR kunnen ook de onderzoeksgerechten,
vonnisgerechten (met uitzondering van HvA) en de PdK dit bevelen.
Beknopt voorlichtingsrapport en de maatschappelijke enquête hebben betrekking op de
gedragingen van de verdachte en zijn milieu. Ze zijn er vooral gericht op het verzamelen van
gegevens die van nut kunnen zijn voor de bepaling van een aangepaste straf.
In assisenzaken wordt steeds een moraliteitsverslag opgesteld over de achtergrond en de
persoonlijkheid van de beschuldigde.
Hoofdstuk 6: Voorlopige Hechtenis
§1. Algemene beginselen
A. Begrip
De voorlopige hechtenis is de vrijheidsberoving van een verdachte in het kader van een
onderzoek in strafzaken. Aantasting van één van de meest fundamentele grondrechten, nl. het
recht op de eerbiediging van de persoonlijke vrijheid. Daarom is dit onderworpen aan zeer
strikte voorwaarden
Verschillende soorten vrijheidsberoving
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!147
▪ Politiearrestatie (max. 24u)
▪ Vrijheidsberoving op grond van het medebrengingsbevel (ondervraging van een niet-
vrijwillig verschijnend persoon)
▪ Vrijheidsberoving op grond van het aanhoudingsbevel
Uitgevaardigd door de onderzoeksrechter
Langere vrijheidsberoving
Voorlopige hechtenis slaagt meestal op deze vorm
B. Bronnen
De Grondwet
Art. 12 GW
De wet
De voornaamste regels zijn in een bijzondere wet opgenomen.
▪ De voorlopige hechteniswet
▪ Speciale regels voor militairen
▪ Speciale regels voor minderjarigen
De mensenrechten
Art. 5 EVRM Recht op persoonlijke vrijheid
C. Kenmerken
De voorlopige hechtenis is steeds uitzonderlijk
De VH kan enkel worden bevolen wanneer het werkelijk nodig is, dwz in geval van volstrekte
noodzakelijkheid voor de openbare veiligheid
De voorlopige hechtenis is geen straf
Zolang over de grond van de zaak geen uitspraak is gedaan, wordt de verdachte immers
vermoed onschuldig te zijn. VH mag dus niet worden bevolen als drukkingsmiddel of om de
verdachte te straffen.
De wet voorziet echter in de aanrekening van de VH op de definitieve straf, dwz dat de straf
die bij het veroordelend vonnis is uitgesproken, zal worden verminderd met het aantal dat de
veroordeelde, tijdens het GO, in VH heeft doorgebracht.
De voorlopige hechtenis is geen onderzoeksmaatregel
Het louter belang van het onderzoek is onvoldoende om deze maatregel te verantwoorden.
De noodwendigheden van het onderzoek volstaan niet om de aanhouding van de verdachte te
rechtvaardigen. Deze regel wordt in de praktijk vaak met de voeten getreden.
VH mag niet worden gebruikt als dwangmiddel om iemand tot bekentenissen aan te zetten.
De voorlopige hechtenis is steeds voorlopig
Gedurende het hele GO zijn er periodieke controles waar wordt nagegaan of de voorzetting
van de VH nog noodzakelijk is. Hoewel de wet geen maximumduur bepaalt, is de duur van de
VH vandaag beperkt tot de redelijke termijn.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!148
De voorlopige hechtenis kan enkel door een rechter worden bevolen De verdachte kan wel door de PdK en zijn hulpofficieren worden gearresteerd, zowel bij
betrapping op heterdaad als daarbuiten, maar de arrestatie kan nooit langer dan 24 uur
duren. Het bevel tot verdere vrijheidsberoving kan enkel door de OR worden verleend.
C. De voorlopige hechtenis en andere vrijheidsberovingstitels
De bestuurlijke aanhouding
Aanhouding van een persoon gedurende een korte periode (max. 12u) voor preventieve
doeleinden, die kan worden uitgevoerd los van de vraag of de verdachte een misdrijf heeft
gepleegd. Deze persoon mag vragen dat een persoon waarin hij vertrouwen heeft, hiervan
verwittigd wordt.
De kortstondige vrijheidsbeneming in het kader van een fouillering
De betrokkene bij een fouillering mag niet langer worden opgehouden dat de daartoe
noodzakelijke tijd, die maximaal 1 uur mag bedragen in geval van bestuurlijke fouillering en
6 uur igv gerechtelijke fouillering.
De aanhouding op grond van het vattingsbevel
Eens een persoon op definitieve wijze tot een vrijheidsberovende straf werd veroordeeld, dan
steunt de vrijheidberoving op een veroordelend vonnis en is er niet langer spraken van VH.
Wanneer de veroordeelde zich, na het definitief worden van zijn veroordeling, niet spontaan
aanmeldt om zijn gevangenisstraf uit te zitten, dan kan tegen hem een vattingsbevel worden
uitgevaardigd. Dit wordt door de PdK uitgevaardigd. Hij is verantwoordelijk voor de
uitvoering van de vonnissen en arresten.
Personen die voorwaardelijk in vrijheid werden gesteld of werden veroordeeld met uitstel van
de tenuitvoerlegging, kunnen bij niet-naleving van de voorwaarden door de procureur des
Konings worden opgesloten. Hetzelfde geldt voor personen die, op grond van de Wet
Bescherming Maatschappij werden geïnterneerd.
§2. Arrestatie (Art. 1 en 2)
A. Begrip
De arrestatie is de vrijheidsbeneming die aan de eigenlijke vrijheidsberoving door de
onderzoeksrechter voorafgaat.
Het is een kortstondige vrijheidsberoving die niet langer mag duren dan 24u en die tot doel
heeft de verdachte ter beschikking van de rechterlijke overheid (de Pdk of de OR) te stellen.
Hiervoor wordt vaak de term “aanhouding ter voorgeleiding” gebruikt.
Personen bevoegd tot arrestatie
De politie kan een verdachte enkel aanhouden bij betrapping op heterdaad.
Buiten heterdaad kan enkel PdK beslissen de verdachte te arresteren.
Ook particulieren hebben in geval van betrapping op heterdaad het recht de verdachte aan te
houden. Zij moeten de feiten onverwijld aan de politie aangeven, die op haar beurt verplicht is
zich onverwijld in verbinding te stellen met het parket.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!149
Misdrijven vatbaar voor arrestatie
Arrestatie is mogelijk voor alle misdaden en wanbedrijven, dus ook voor wanbedrijven die
niet strafbaar zijn met een gevangenisstraf van 1 jaar of meer.
Rechten van de gearresteerde
Recht op bijstand van een advocaat
Voorafgaand vertrouwelijk overleg
Dit overleg vindt plaats voor het verhoor door de politie, het parket of de OR.
Het moet plaatsvinden binnen de twee uur nadat er contact opgenomen werd met de advocaat
of permanentiedienst, en mag maximaal een halfuur duren. Is dit niet mogelijk, dan vindt er
een vertrouwelijk overleg met de permanentiedienst via de telefoon plaats.
Bijstand tijdens het verhoor
De aanwezigheid van een advocaat tijdens het verhoor heeft tot doel het toezicht mogelijk te
maken op de eerbiediging van het zwijgrecht. Hij zal tevens toezien op de wijze waarop de
ondervraagde persoon tijdens het verhoor wordt behandeld. Stelt hij schendingen vast, dan
kan hij die laten opnemen in het PV van het verhoor.
Het verhoor kan 1 keer voor een kwartier worden onderbroken voor een nieuw vertrouwelijk
overleg. Een dergelijke onderbreking moet ook gebeuren als tijdens het verhoor nieuwe
strafbare feiten aan het licht komen.
Mogelijke beperkingen op deze rechten
Bij een met redenen omklede beslissing kan de PdK of de OR afwijken van de waarborgen ‘in
het licht van de bijzondere omstandigheden en voor zover er dwingende redenen zijn.’
Sanctie
De regelmatigheid van verklaringen van een gearresteerde zonder deze waarborgen moet
beoordeeld worden rekening houdend met het gehele strafproces.
De weigering van de OR om de advocaat toe te laten tot het verhoor leidt tot de
invrijheidstelling, behoudens overmacht.
Het verhoor van de gearresteerde verdachte zonder deze waarborgen mag nadien niet dienen
als bewijs, noch als dragend bewijs, noch als steunbewijs.
Inlichting vertrouwenspersoon
Elke gearresteerde persoon heeft het recht dat een vertrouwenspersoon over zijn aanhouding
wordt ingelicht via het meest geschikte communicatiemiddel.
De Pdk of de OR kan deze inlichting uitstellen voor de duur die noodzakelijk is om de
belangen van het onderzoek te beschermen.
Recht op medische bijstand
Recht op medische bijstand door arts naar keuze. De kosten zijn ten laste van de verdachte.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!150
B. De termijn van 24 uur
De gearresteerde persoon mag in geen geval langer dan 24 uur worden aangehouden. Deze
termijn kan evenwel worden verlengd met 24 uur.
Oorspronkelijke termijn
Een arrestatie door de politie of het parket die langer dan 24 uur duur is onregelmatig en kan
zelfs een strafbaar feit opleveren. Daarnaast kan er in principe geen medebrengingsbevel of
aanhoudingsbevel meer worden uitgevaardigd eenmaal de 24 uur zijn overschreden.
De wet bepaalt uitdrukkelijk dat de gearresteerde moet worden vrijgelaten zodra de maatregel
niet langer noodzakelijk is. Om een persoon langer dan 24 uur van zijn vrijheid te kunnen
beroven is een rechterlijk bevel nodig.
Bij gebrek aan een regelmatige betekening, binnen de wettelijke termijn, wordt de verdachte
in vrijheid gesteld. Het bevel tot aanhouding wordt aan de verdachte betekend binnen een
termijn van 24 uur.
Bevel tot verlenging
De OR kan de termijn van arrestatie 1 maal verlengen met maximaal 24 uur. In het
gemotiveerd bevel moet volgende elementen zijn opgenomen
- de ernstige aanwijzingen van schuld aan een misdaad of wanbedrijf.
- de bijzondere omstandigheden van het voorliggend geval.
§3. Bevel tot medebrenging (Art. 3 en 4)
Het medebrengingsbevel is een met redenen omkleed bevel van de OR dat tot doel heeft een
niet spontaan verschijnende getuige of verdachte met dwang voor zich te laten brengen met
het oog op een ondervraging.
Het is dus niet bedoeld als titel om een vrijheidsberoving van meer dan 24 uur te
verantwoorden (Daarvoor dient in principe een aanhoudingsbevel).
Het kan dus niet worden uitgevaardigd tegen een persoon die reeds ter beschikking van de
OR staat. (Wel kan het een bevel in de zin van art. 12 GW opleveren)
Een persoon die krachtens een medebrengingsbevel voor de OR werd geleid, moet door deze
laatste worden ondervraagd binnen de 24 uur te rekenen van de betekening van het bevel.
Deze betekening wordt vaak uitgevoerd op het ogenblik van de vrijheidsbeneming. gebeuren
binnen de 24 uur.
Het medebrengingsbevel kan ook door de vonnisrechter worden uitgevaardigd. Deze
mogelijkheid bestaat wanneer de vonnisrechter de persoonlijke verschijning van de beklaagde
heeft bevolen, en deze laatste geen gevolg aan dit bevel tot verschijning heeft gegeven.
§4. Aanhoudingsbevel (Art. 16)
Een aanhoudingsbevel kan enkel tegen de verdachte worden uitgevaardigd en slechts voor
zover het volstrekt noodzakelijk is. Het is aan strikte grond- en vormvoorwaarden
onderworpen en maakt het voorwerp uit van een rechterlijk toezicht dat periodiek wordt
herhaald. Sinds 1990 kan de rechter ook over te gaan tot de voorwaardelijke invrijheidstelling
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!151
A. Grondvoorwaarden
Er moeten ernstige schuldaanwijzingen zijn
De onderzoeksrechter mag zijn beslissing steunen op feiten die niet in de tenlastelegging
vermeld zijn maar waarvan in het dossier melding is gemaakt. Wel is vereist dat het
aanhoudingsbevel steunt op wettig verkregen bewijsmateriaal.
Dit impliceert dus dat het misdrijf al gepleegd moet zijn en dat enkel verdachten kunnen
worden aangehouden. Het gaat noodzakelijk om een inverdenkinggestelde verdachte.
Het feit moet strafbaar zijn met een gevangenisstraf van 1 jaar of meer
De minimumgraad aan zwaarwichtigheid stelt dat het moet gaan om feiten, die voor de
verdachte een correctionele hoofdgevangenisstraf van 1 jaar of een zwaardere straf tot
gevolg kunnen hebben.
De aanhouding moet volstrekt noodzakelijk zijn en de wettelijke redenen voor de
verlening van een aanhoudingsbevel moeten aanwezig zijn
Een aanhouding kan slechts worden bevolen ‘in geval van volstrekte noodzakelijkheid voor
de openbare veiligheid’ Ingeval van volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare
veiligheid. Dit moet gemotiveerd worden.
- Straf die de 15 jaar opsluiting te boven gaat
Volstrekte noodzaak voor de openbare veiligheid volstaat.
- Straf die de 15 jaar opsluiting niet te boven gaat
o Bijkomende voorwaarde
▪ Recidivegevaar, de vrees dat de in vrijheid gestelde verdachten nieuwe
misdrijven gaat plegen
▪ Vluchtgevaar, dat hij zich aan het optreden van het gerecht zal onttrekken
▪ Verduisteringsgevaar, dat hij bewijzen zou pogen te laten verdwijnen
▪ Collusiegevaar, dat hij zich zou verstaan met derden
B.Vormvoorwaarden
De ondervraging door de onderzoeksrechter Alvorens een aanhoudingsbevel uit te vaardigen moet de OR de verdachte ondervragen over
de feiten die aan de beschuldiging ten grondslag liggen en zijn opmerkingen horen. Het doel
van de ondervraging is na te gaan of de “volstrekte noodzakelijkheid voor de openbare
veiligheid” in het voorliggende geval wel degelijk aanwezig is. Op grond hiervan zal hij het
aanhoudingsbevel kunnen motiveren. De wet bepaalt nu expliciet dat, bij ontstentenis van
deze ondervraging, de inverdenkinggestelde in vrijheid moet worden gesteld, tenzij de
ondervraging wegens overmacht onmogelijk is.
De OR kan deze taak niet delegeren aan een officier van de gerechtelijke politie, hij moet de
ondervraging persoonlijk verrichten.
De OR is wettelijk verplicht de verdachte en zijn advocaat ervan te verwittigen dat de
verdachte onder aanhoudingsbevel kan worden geplaats en hen in hun opmerkingen horen.
Van de ondervraging wordt een PV opgesteld.
Wanneer de ondervraging onmogelijk is, omdat de verdachte voortvluchtig is, kan de OR een
aanhoudingsbevel bij verstek uitvaardigen.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!152
Het aanhoudingsbevel moet gemotiveerd zijn
De motiveringsplicht steunt op art. 12 GW en art. 16 §5 VHW
Ratio legis van de motiveringsplicht
De onderzoeksrechters is verplicht zijn aanhoudingsbevel op concrete wijze te motiveren.
Inhoud motiveringsplicht (Art. 16 §5)
Het aanhoudingsbevel moet een reeks vermeldingen bevatten en moet bovendien een reeks
concrete gegevens bevatten die eigen zijn aan het voorliggend geval
Het aanhoudingsbevel moet binnen de 24uur aan de verdachte worden betekend
De termijn van 24 uur
Het aanhoudingsbevel wordt aan de verdachte betekend binnen de 24 uur te rekenen vanaf
tenzij de effectieve vrijheidsbeneming, hetzij, indien het aanhoudingsbevel wordt verleend
tegen een verdachte die op grond van een bevel tot medebrenging al aangehouden is, te
rekenen vanaf de betekening van dit bevel.
De OR kan de termijn van 24u verlengen door een ‘bevel tot verlenging’
De betekening van het aanhoudingsbevel
De betekening kan worden uitgevoerd hetzij door de griffier van de OR, hetzij door de
directeur van de strafinrichting, het door een agent van de openbare macht.
Modaliteiten van uitvoering vh aanhoudingsbevel: gevangenis of elektronisch toezicht
Wanneer de onderzoeksrechter een aanhoudingsbevel uitvaardigt, moet hij beslissen of dit
bevel in de gevangenis moet worden uitgevoerd, dan wel of de verdachte aan elektronisch
toezicht wordt onderworpen.
Indien een minderjarige na uithandengeving is aangehouden, moet het aanhoudingsbevel
worden uitgevoerd in het gesloten federaal centrum te Tongeren.
Elektronisch toezicht houdt in dat de verdachte voortdurend moet verblijven op een bepaald
adres. Concreet dient hij een enkelband te dragen, die een controle via GPS-technologie
toelaat. De OR kan verplaatsingen toelaten voor verhoren of verschijningen voor de
onderzoeksgerechten of wegens een medisch noodgeval of overmacht. Het Nationaal Centrum
voor Elektronisch toezicht (NCET) staat in voor het toezicht op de naleving.
Elke dag dat hij doorbrengt onder elektronisch toezicht staat gelijk met een dag VH.
In elke stand van het geding kan de OR, ambtshalve of op vordering van de PdK, bij
gemotiveerde beschikking bevelen dat het ET wordt omgezet in een aanhouding die wordt
uitgevoerd in de gevangenis.
- De verdachte leeft de instructies van het ET niet na
- De verdachte heeft specifieke verboden opgelegd door de OR miskend
- De verdachte verzuimt bij enige proceshandeling te verschijnen
- Nieuwe en ernstige omstandigheden maken opsluiting noodzakelijk
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!153
§5. Verbod van vrij verkeer (Art. 20 al. 2)
Een maatregel van de onderzoeksrechter waardoor de verdachte gedurende 3 dagen het recht
op contact met derden wordt ontzegd. Tav de raadsman kan geen weigering van vrij verkeer
worden bevolen
Het verbod van vrij verkeer geldt in personam, niet in rem. Dit betekent dat indien tegen een
zelfde verdachte 2 verschillende aanhoudingsbevelen werden uitgevaardigd, het verbod van
vrij verkeer slechts éénmalig kan worden opgelegd
De OR krijgt de mogelijkheid om andere beperkingen van contact op te leggen (bv. verbod op
bezoek, briefwisseling, telefonisch contact)
§6. Opheffing aanhoudingsbevel (Art. 25)
De OR zal beslissing tot opheffing als hij van oordeel is dat verdere aanhouding niet langer
genoodzaakt is. Hij doet dit in een met redenen omklede beschikking (= handlichting).
Deze beschikking wordt onmiddellijk aan de PdK meegedeeld en kan voor of na de eerste
verschijning van de verdachte voor de RK worden uitgevaardigd. Hiertegen kan geen beroep
worden aangetekend.
In elke stand van het geding kan de OR, ambtshalve of op vordering van de PdK, het
aanhoudingsbevel in de gevangenis omzetten naar elektronisch toezicht.
De verdachte is wel nog verplicht te verschijnen bij proceshandelingen zodra dit wordt
gevorderd.
§7. Aanhoudingsbevel ten aanzien van een in vrijheid gelaten of gestelde verdachte
Deze mogelijkheid staat open als de verdachte verzuimt bij enige proceshandeling te
verschijnen of indien nieuwe en ernstige omstandigheden het bevel noodzakelijk maken. Dit
kan ook wanneer de in vrijheid gestelde/gelaten verdachte de voorwaarden niet naleeft.
Zowel de OR en de rechtbank/hof hebben deze bevoegdheid.
§8. Rechterlijk toezicht op de voorlopige hechtenis
A. Art. 5 EVRM
Krachtens Art. 5(4) EVRM heeft eenieder die door arrestatie of gevangenhouding van zijn
vrijheid beroofd is, het recht de rechtmatigheid van deze vrijheidsberoving door een rechter te
laten beoordelen. Deze toetsing behelst zowel de wettelijkheid als de opportuniteit.
Hoewel de verdachte kan geen beroep aantekenen tegen zijn aanhouding, wordt de wettigheid
ambtshalve, na 5 dagen, door de RK gecontroleerd en vindt er, gedurende gans het
gerechtelijk onderzoek, op geregelde tijdstippen (maandelijks of driemaandelijks) een
opportuniteitscontrole door de RK plaats.
Een belangrijke ‘stok achter de deur’ is nu dat in alle gevallen de niet- naleving van de
wettelijke termijnen wordt gesanctioneerd met de vrijlating van de verdachte.
De procedure waarbij de rechtmatigheid wordt getoetst moet aan zekere minimumvereisten
voldoen. Een zekere mate van ‘gelijkheid der wapens’ tussen OM en verdediging is vereist.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!154
Er wordt niet vereist dat de toetsing ambtshalve gebeurt. Het volstaat dat ze staat open op
verzoek van de voorlopig gehechte persoon
B. Rechtsmiddelen tegen het aanhoudingsbevel
Tegen het aanhoudingsbevel zelf kan geen hoger beroep worden aangetekend, noch door de
verdachte, noch door het OM.
C.Handhaving van het aanhoudingsbevel door de raadkamer
De onmogelijkheid voor de verdachte om beroep aan te tekenen tegen het aanhoudingsbevel
wordt gecompenseerd door de automatische controle door de raadkamer, die ambtshalve,
zonder dat de verdachte het moet vragen, plaatsvindt binnen de 5 dagen na de verlening van
het aanhoudingsbevel. Deze ambtshalve controle wordt vervolgens periodiek herhaald. Deze
controle komt overeen door wat vereist wordt door Art. 5(4) EVRM.
Draagwijdte van de controle
De handhaving van het aanhoudingsbevel na 5 dagen (Art. 21)
Art. 21 §4 VHW bepaalt dat het aanhoudingsbevel geldig is voor een termijn van ten hoogte 5
dagen, te rekenen van zijn tenuitvoerlegging. Voor het verstrijken van deze termijn beslist de
RK of de Vh gehandhaafd moet blijven. Deze controle vindt ambtshalve plaats. De termijn
van de uitspraak wordt geschorst als de verdachte om uitstel verzoekt.
Het betreft hier enerzijds een wettigheidscontrole (naleven van de bepalingen van de wet
Voorlopige Hechtenis). Na de eerste handhaving kan de wettigheid niet meer worden betwist.
Anderzijds houdt de RK ook een opportuniteitscontrole.
De raadkamer kan hierbij eventuele nietigheden herstellen: zij kan het aanhoudingsbevel
verbeteren, aanvullen of wijzigen. Wanneer het aanhoudingsbevel een niet-herstelbare
nietigheid bevat, kan deze niet door de RK worden hersteld.
Wanneer een inverdenkinggestelde de nietigheid inroept van een onrechtmatig verkregen
bewijs is het onderzoeksgerecht slechts gehouden tot een prima facie onderzoek.
Ten minste 24 uur voor de verschijnlijn voor de RK worden de plaats, dag en uur opgetekend
in een bijzonder register.
De periodieke handhaving door de raadkamer (Art. 22)
Art. 22 VHW bepaalt dat, zolang aan de VH geen einde wordt gemaakt en het gerechtelijk
onderzoek niet is afgesloten, de RK van maand tot maand oordeelt over het handhaven van de
VH. Bij niet-correctionaliseerbare misdaden vindt dit slechts om de 3 maanden plaats. De
verdachte krijgt echter wel elke maand de gelegenheid om het strafdossier in te kijken en een
verzoekschrift tot voorlopige invrijheidstelling in te dienen de RK.
De RK moet hierbij tevens nagaan of de voortduring van de VH redelijkerwijze verantwoord
is. (= zuiver opportuniteitscontrole)
De wet heeft wel een alarmbelprocedure ingevoerd. Bij langdurige vrijheidsbenemingen
(meer dan 6 maand) kan de verdachte vragen bij de behandeling van zijn zaak voor het
onderzoeksgerecht in openbare terechtzitting te verschijnen.
Ten slotte dient de RK een maandelijkse of driemaandelijkse controle uit te oefenen op zowel
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!155
de hechtenis in de gevangenis als een elektronisch toezicht. Voor elke modaliteit moet de
opportuniteit en redelijke termijn worden beoordeeld. Daarbij kan de RK zonder een
bijzondere motivering de vrijheidsberoving in de gevangenis vervangen door elektronisch
toezicht of omgekeerd. De verdachte onder ET kan bij de RK een verzoekschrift indienen tot
wijziging of opheffing van specifieke verboden die de OR aan het ET heeft verbonden. Tegen
de beslissing van de RK over de bijkomende voorwaarden is hoger beroep mogelijk bij de KI.
Controle op langdurige voorlopige hechtenissen
Behalve voor de niet-correctionaliseerbare misdaden worden alle zaken waarin de verdachte
zich al 6 maanden in voorhechtenis bevindt zonder dat er uitspraak is over de regeling der
rechtspleging, automatisch aan de KI voorgelegd. Bij niet-correctionaliseerbare misdaden kan
deze controle ook plaatsvinden, maar dan op verzoek van de inverdenkkinggestelde. De KI
hoort de procureur-generaal en de OR in zijn verslag. Zij hoort tevens de burgerlijke partij, de
inverdenkkinggestelde en hun advocaten.
De inzage in het strafdossier en samenvattende ondervraging
De aangehouden verdachte heeft van bij het begin recht inzagen te vragen in het strafdossier.
Dit wordt gedurende 1 of 2 dagen voorafgaand aan de verschijning ter beschikking gehouden
voor de verdachte en zijn raadsman. Het dossier kan ook voor de verschijning voor de RK
inzake VH in elektronische vorm ter beschikking worden gesteld.
Bij de maandelijkse verschijningen voor de RK (of Ki na cassatiearrest) heeft de verdachte of
zijn raadsman de mogelijkheid aan de OR te vragen, om binnen de 10 dagen die aan de
verschijning voorafgaan, ondervraagd te worden. Deze samenvattende ondervraging wordt
geleid door de OR, in aanwezigheid van de raadsman en het OM. Als de OR deze
samenvattende ondervraging vergeet te organiseren, dan is de raadkamer niet verplicht de
verdachte in vrijheid te stellen
Procedure
De rechtspleging voor de RK bij de handhaving na 5 dagen en de verdere maandelijks
handhavingen is grotendeels gelijklopend en kan plaatsvinden in de gevangenis.
Zij verloopt achter gesloten deuren, in aanwezigheid van de verdachte en zijn advocaat
Hierdoor is zij gedeeltelijk tegensprekelijk.
De verdachte heeft het recht persoonlijk voor de RK te verschijnen en zich hierbij te
laten bijstaan door een advocaat. Maar zij geniet ook van het algemeen recht op
vertegenwoordiging. Wel kan de RK de persoonlijke verschijning bevelen ten minste 3
dagen voor de zitting.
Bij langdurige onderzoeken kan de verdachte vragen om in openbare terechtzitting te
verschijnen.
De RK moet antwoorden op de conclusies van de partijen. Betwisten deze de motivering
van het aanhoudingsbevel, dan moet de RK, indien zij de Vh handhaaft, preciseren welke
concrete gegevens volgens haar de schuldaanwijzingen uitmaken waarop de voortzetting
van de vrijheidsberoving steunt.
Geeft aan de procedure een contradictoir karakter
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!156
Rechtsmiddelen
Hoger beroep (Art. 30)
Zowel de verdachte als het OM kunnen hoger beroep aantekenen tegen de beschikkingen van
de RK mbt de handhaving van het aanhoudingsbevel. Dit HB moet worden ingesteld bij de
KI, binnen de 24 uur (= de hele volgende werkdag!) te rekenen vanaf de dag van de
beschikking of vanaf de betekening.
De verklaring van het HB wordt gedaan op de griffie van de rechtbank die uitspraak deed en
wordt ingeschreven in een daartoe bestemd register. De aangehouden verdachte kan ook
geldig HB instellen door een verklaring gericht aan de directeur van de gevangenis of zijn
aangestelde.
In geval de PdK HB heeft aangetekend tegen een invrijheidstelling of vrijheid onder
voorwaarden, kan de KI enkel de aanhouding bevel mits eenparigheid van stemmen.
Indien de KI beslist dat de VH gehandhaafd blijft, levert het arrest een titel van
vrijheidsbeneming op voor 1 maand igv wanbedrijven en correctionaliseerbare misdaden of
voor 3 maand igv niet-correctionaliseerbare misdaden, te rekenen vanaf de beslissing.
Voor de KI wordt alleen de raadsman van de verdachte opgeroepen. De aangehouden
verdachten wordt zonder meer uit de gevangenis gehaald.
Indien de KI geen uitspraak heeft gedaan binnen de 15 dagen nadat het beroep werd
ingesteld, moet de verdachte worden vrijgelaten.
Intussen blijft de toestand ongewijzigd, totdat over het HB is beslist.
De wet voorziet niet in een nieuw inzagerecht in het dossier voor de verdachte tijdens de
procedure in HB.
Wanneer het gaat om de eerste handhaving van het aanhoudingsbevel dient de KI steeds
de legaliteit van het aanhoudingsbevel te beoordelen, ook al heeft alleen het OM hoger
beroep aangetekend. In latere fase van het vooronderzoek staat alleen de opportuniteit
van de VH ter discussie.
Cassatieberoep (Art. 31)
CB kan worden aangetekend binnen de 24 uur, te rekenen van de dag waarop het arrest aan de
verdachte werd betekend.
Het HvC moet binnen de 15 dagen na het instellen van het CB beslissen, zoniet wordt de
verdachte in vrijheid gesteld.
Cassatieberoep tegen een onwettige beslissing tot handhaving kan door het OM
Cassatie tegen een beschikking tot niet-handhaving kan niet
Na de regeling der rechtspleging: Het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling
De periodieke controles op de VH gelden slechts voor de duur van het gerechtelijk onderzoek.
Na de regeling der rechtspleging vinden er geen ambtshalve (drie)maandelijkse controles
meer plaats.
De verdachte heeft echter steeds de mogelijkheid om zelf te vragen voorlopig in vrijheid te
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!157
worden gesteld. Dergelijk verzoek is evenwel enkel ontvankelijk als de verdachte in de
gevangenis verblijft voor de feiten vermeld in het aanhoudingsbevel. Dit verzoek wordt
gericht tot het vonnisgerecht waarna de betrokkene verwezen is.
Het kan ook worden gevraagd door persoon wier onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting
was bevolen of aangehouden is ingevolge veroordeling bij verstek.
Over het verzoekschrift moet binnen de 5 dagen worden beslist. Indien er binnen deze termijn
geen uitspraak is gedaan, wordt de betrokkene in vrijheid gesteld.
Een beslissing tot verwerping moet worden gemotiveerd.
In geval de vonnisrechter het verzoek tot voorlopige invrijheidstelling afwijst, moet de
afwijzende beschikking worden betekend binnen een termijn van 24u. Miskenning van deze
termijn leidt echter niet tot invrijheidstelling, enkel tot het opschuiven van de termijn voor HB
Een aangehouden verdachte kan na zijn verwijzing naar het vonnisgerecht geen verzoekschrift
indienen om in afwachting van de uitspraak ten gronde elektronisch toezicht te bekomen.
§9. Voorlopige hechtenis en regeling van de rechtspleging
Bij de regeling van de rechtspleging kan de raadkamer tegelijkertijd beslissingen treffen over
de voortzetting van de voorlopige hechtenis.
Wanneer de RK bij de regeling der rechtspleging beslist de VH voort te zetten, dan moeten de
redenen voorzien in art. 16 §1 voorhanden zijn. De beschikking moet worden gemotiveerd.
Is de verwijzingsbeschikking nietig, dan is ook de aparte beschikking betreffende de
handhaving vd VH nietig, althans zij heeft geen bestaansreden meer.
Ingeval de RK beslist tot invrijheidstelling kan de OM hiertegen beroep aan tekenen bij de KI.
Vanaf de verwijzing komt er een eind aan de periodieke maandelijkse controles door de RK.
De verdachte kan geen beroep aantekenen tegen de beschikking waarbij zijn voorlopige
hechtenis wordt gehandhaafd bij de regeling van de rechtspleging.
Wanneer het GO is afgesloten tegen een verdachte die onder elektronisch toezicht staat, kan
de RK deze modaliteit van het aanhoudingsbevel dus niet verlengen bij afzonderlijke
beschikking. Evenmin is het mogelijk dat de RK het aanhoudingsbevel met tenuitvoerlegging
in de gevangenis omzet naar een aanhoudingsbevel met elektronisch toezicht.
§10. Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting
Wanneer de vonnisrechter over de grond van de zaak heeft beslist, komt er normalerwijze een
eind aan de voorlopige hechtenis, zowel bij de vrijspraak als bij de veroordeling tot een
vrijheidsstraf. In dit laatste geval berust de vrijheidsberoving niet langer op het
aanhoudingsbevel, maar op het veroordelend vonnis.
Een veroordelend vonnis (betrokkenen wordt onmiddellijk aangehouden en straf wordt
uitgezeten) kan echter slechts worden uitgevoerd voor zover het in kracht van gewijsde is
getreden. Indien de veroordeelde binnen de wettelijke termijn beroep of verzet aantekent,
wordt de uitvoering van het vonnis geschorst en kan het niet in kracht van gewijsde treden.
Het bevel tot onmiddellijk aanhouding kan ook bij verstek worden uitgesproken. De
beklaagde kan dan verzet aantekenen en, in afwachting van een nieuwe uitspraak ten gronde,
in vrijheid worden gesteld als de vonnisrechter het verzet bij tussenvonnis ontvankelijk
verklaart of ingaat op een verzoek tot voorlopige invrijheidstelling. Na de uitspraak op verzet
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!158
kan de beklaagde wel opnieuw worden aangehouden als er vluchtgevaar bestaat en het OM
dit vordert. Een tweede bevel tot onmiddellijke aanhouding kan, mits eenparigheid van
stemmen, ook worden opgelegd als de effectieve gevangenisstraf bij verzet lager is dan 1 jaar
Onmiddellijke aanhouding ter terechtzitting kan niet ambtshalve door de rechtbank worden
bevolen: zij kan hiertoe slecht beslissing op vordering van het OM en na een apart debat. De
beslissing moet in concreto worden gemotiveerd en is niet vatbaar voor HB of verzet. De
beklaagde heeft wel de mogelijk zijn voorlopige invrijheidstelling te vragen.
De vonnisrechter die de onmiddellijke aanhouding beveelt kan niet bevelen dat de verdachte
onder elektronisch toezicht staat.
§11. Alternatieven voor de voorlopige hechtenis
A.Vrijheid en invrijheidstelling onder voorwaarden
Dit kan worden bevolen in alle gevallen waarin de VH kan worden bevolen of gehandhaafd.
Zij kan zowel door de OR, de RK, de KI en het vonnisgerecht worden bevolen.
Dit kan echt slechts voor zover de voorwaarden voor de VH vervuld zijn.
- Het feit moet aan de drempelstraf (1jaar) voldoen
- De overige voorwaarde (volstrekte noodzaak, recidive gevaar…) moeten vervuld zijn.
Deze maatregel kan ambtshalve, door de rechter worden genomen, of op verzoek van de
verdacht of het OM. Hij kan worden opgelegd voor een termijn van 3 maanden, die echter kan
worden verlengd.
Voorwaarden waaraan vrijheid of invrijheidstelling onder voorwaarden moet voldoen
Het feit moet in aanmerking komen voor VH en de gronden voor de verlening van een
aanhoudingsbevel moeten aanwezig zijn.
De aanhouding moet volstrekt noodzakelijk zijn voor de openbare veiligheid
Het feit moet strafbaar zijn met een straf die de 15 jaar opsluiting niet overtreft.
Er worden aangetoond dat er recidive-, vlucht-, verduisterings- of collusiegevaar bestaat
Voorwaarden die kunnen worden opgelegd
De voorwaarden waaraan moet worden voldaan worden niet uitdrukkelijk in de wet
opgesomd, maar worden door de rechter bepaald. De rechter is hier bij niet volledig vrij: de
wet bepaald dat de opgelegde voorwaarden betrekking moeten hebben op de in art. 16 § 1 al.
3 bepaalde omstandigheden (= recidive-, vlucht-, verduisterings- of collusiegevaar) De
opgelegde voorwaarden hebben dus tot doel deze risico’s te neutraliseren.
Deze voorwaarden worden opgelegd voor een termijn van 3 maanden en kunnen in de loop
van het onderzoek steeds worden gewijzigd, opgeheven en verlengd.
De rechter moet de voorwaarden die de fundamentele rechten en vrijheden beperken,
bijzonder motiveren
Geen voorwaarden in strijd met supranationale verdragen met rechtstreekse
werking, de grondwet, de nationale wetten of de algemene rechtsbeginselen
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!159
De OR, het onderzoeksgerecht of het vonnisgerecht mogen aan de verdachte de voorwaarde
opleggen van een ‘begeleiding’ of een ‘behandeling’. Het is aan de verdachte om zelf een
bevoegde persoon of dienst te kiezen en die ter goedkeurig aan de rechter voor te leggen.
Toezicht op de naleving van de voorwaarden
Voor het toezicht op de naleving kan een beroep worden gedaan op politiediensten of
justitieassistenten van de Dienst Justitiehuizen van de FOD Justitie. Zij zorgen voor de
begeleiding en het toezicht op de voorwaardelijk in vrijheid gestelden.
Bij niet-naleving van de voorwaarden kan een aanhoudingsbevel worden uitgevaardigd.
Tijdens gerechtelijk onderzoek door de onderzoeksrechter
Na het beëindigen van het gerechtelijk onderzoek door de vonnisrechter
Rechtsmiddelen
De verdachte kan een verzoekschrift indienen bij de RK om de voorwaarden die werden
opgelegd door de OR geheel of gedeeltelijk op te heffen. Tegen de beschikking van de
raadkamer kan hoger beroep worden aangetekend
B. Vrijheid of invrijheidstelling met borgsom
De vrijheid of invrijheidstelling mits betaling van een geldsom kan in alle fasen van de
rechtspleging worden bevolen
De beslissing kan worden genomen door:
▪ de OR bij de verlenging van het bevel of bij de latere opheffing
▪ de RK of de KI bij de handhaving van het aanhoudingsbevel
▪ vonnisgerechten die beslissen over invrijheidstelling van beklaagde
De rechter bepaalt op onaantastbare wijze het bedrag van de borgsom. Bij gebrek aan
conclusie is hij niet verplicht zijn desbetreffende beslissing te motiveren. Hij moet zijn
beslissing gronden op ernstige vermoedens dat gelden of waarden afkomstig van het misdrijf
in het buitenland zijn geplaatst ofwel verborgen worden gehouden.
De zekerheidstelling waarborgt de verschijning van de verdachte bij alle proceshandelingen
war dit van hem wordt gevorderd alsook de uitvoering van de vrijheidsstraf. De
zekerheidstelling mag dus niet worden gebruikt voor de betaling van de burgerlijke
schadevergoeding of voor de uitvoering van patrimoniale straffen.
De voorlopige invrijheidstelling mits betaling van een borgsom kan enkel worden bevolen
voor zover de voorwaarden voor de verlening van het aanhoudingsbevel voorhanden zijn.
De ‘volstrekte noodzaak voor de openbare veiligheid’
Zolang de borgsom niet is betaald, blijft de verdachte aangehouden en loopt de rechterlijke
controle verder, hetzij via de verplichte rechterlijke controle door de RK, hetzij via een
verzoek tot voorlopige invrijheidstelling na verwijzing van de zaak.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!160
§12. Onwerkzame hechtenis
A. Onrechtmatige hechtenis
Er is sprake van een onrechtmatige hechtenis indien de vrijheidsberoving art. 5 EVRM heeft
geschonden. Een vrijheidsberoving die in strijd met de Belgische Voorlopige Hechteniswet is
tot stand gekomen, is automatisch strijdig met het EVRM.
De vordering die uit een onrechtmatige hechtenis ontstaat is een vordering tot
schadevergoeding, die volgens de gewone regels van het Aquiliaans aansprakelijkheidsrecht
voor de burgerlijke rechtbanken wordt gebracht, tegen de Belgische Staat in de persoon van
de minister van Justitie
B. Onwerkdadige hechtenis
Er is sprake van onwerkdadige hechtenis wanneer een persoon gedurende meer dan 8 dagen
in VH is genomen geweest, zonder dat deze hechtenis of handhaving ervan te wijten was aan
zijn persoonlijk gedrag.
Het betreft hier geen echte schadevergoeding, maar een vergoeding naar billijkheid.
De vordering wordt bij verzoekschrift gericht aan de minister van Justitie, die binnen 6
maanden beslist.
Indien de minister weigert of indien hij niet beslist binnen 6 maanden nadat het verzoekschrift
werd ingediend, wordt het verzoek beslist door een administratieve commissie, die met
gesloten deuren zetelt, maar haar beslissing in het openbare zitting uitspreekt.
Deze commissie bestaat uit 3 leden: 2 hogere magistraten (1e voorzitters HvC en RvS) en de
voorzitter van de Orde van Vlaamse Balies/Ordre des Barreaux francophones et
germanophone.
§ 14. Uitlevering
A. Begrip
Rechtshandeling tussen twee staten, waarbij de staat op wiens grondgebied een voortvluchtige
delinquent wordt aangetroffen, deze laatste overdraagt aan de staat die hem zoekt met het oog
op zijn vervolging of bestraffing.
Uitlevering van verdachten aan een internationaal tribunaal is aan bijzondere voorschriften
onderworpen. België heeft verschillende bilaterale uitleveringsverdragen afgesloten.
B. Soorten uitlevering
Vervolgings- en excutieuitlevering
Vervolgingsuitlevering: vervolging van een persoon die wordt verdacht van een misdrijf.
Excutieuitlevering: strafuitvoering tav een reeds veroordeeld persoon
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!161
Actieve en passieve uitlevering
Actieve uitlevering: bekeken vanuit de optiek van de verzoekende staat
specialiteitsbeginsel: enkel vervolgen of ten uitvoerleggen wegens feiten waarvoor
uitlevering werd toegestaan
male captus, bene dententus: rechtbanken van de verzoekende staat zijn onbevoegd zich
uit te spreken over enigerlei onregelmatigheden in de procedure.
Passieve uitlevering: bekeken vanuit de optiek van de aangezochte staat
voorwaarden voor uitlevering en de uitleveringsprocedure worden beheerst door het recht
van de aangezochte staat.
C. Voorwaarden
Er moet een verdrag zijn, gesloten op basis van wederkerigheid
België heeft verschillende bilaterale uitleveringsverdragen afgesloten en is tevens partij bij het
Europees Uitleveringsverdrag, Benelux-Uitleveringsverdrag en Schengen-Overeenkomst.
Wederkerigheidsvoorwaarde: de uitlevering wordt slechts toegestaan indien de aangezochte
staat, in gelijkaardige omstandigheden, eveneens de uitlevering zou toestaan.
Voorwaarden ivm het feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd
Opsommings- en eliminatiemethode
Er zijn 2 wijzen om de feiten waarvoor de uitlevering kan worden toegestaan aan te duiden
Enumeratiemethode: Uitdrukkelijk opsomming
Eliminatiemethode: Verwijzing naar de straf die op het misdrijf staat
De dubbele incriminatie
Slechts de feiten die zowel naar Belgisch recht als naar het recht van de verzoekende staat
strafbaar zijn, die grond voor uitlevering kunnen zijn. Het is niet vereist dat het feit op
dezelfde wijze omschreven is in de strafwet (= kwalificatie)
Dubbele jurisdictie en dubbele verjaring
De feiten moeten zowel in de aangezochte als in de verzoekende staat aanleiding geven tot
vervolging of tot strafexecutie (dus ratione loci bevoegd + niet verjaard)
Litispendentie
Uitlevering kan worden geweigerd of uitgesteld in geval van samenloop met een procedure in
België, hetzij wegens hetzelfde feit, hetzij wegens een ander feit
Uitsluiting van politieke misdrijven
Uitlevering zal niet worden toegestaan indien zij wordt aangevraagd wegens een politiek
misdrijf noch wegens een met dergelijk misdrijf samenhangend feit. Hierop bestaan wel heel
wat uitzonderingen
Uitsluiting van militaire en fiscale misdrijven
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!162
Voorwaarden ivm de gezochte persoon
De exceptie mbt nationale onderdanen
België levert zijn nationale onderdanen niet uit. Als compensatie wordt echter in de
mogelijkheid voorzien tot het instellen van de strafvordering tegen Belgen wegens bepaalde in
het buitenland gepleegde misdrijven.
wie uitlevering niet toestaat, moet zelf vervolgen.
Men beoordeelt de nationaliteitsvereiste op het ogenblik van de uitlevering
Er wordt sowieso niet uitgeleverd wanneer de leeftijd van de opgeëiste persoon beneden de 16
jaar is op het moment van het plegen van het misdrijf.
De vluchtelingenexceptie
(Politieke) vluchtelingen kunnen niet worden uitgezet naar hun land van oorsprong wanneer
zij daar dreigen te worden vervolgd om redenen van ras, religie…
discriminatieclausule
Rechtsbedeling verzoekende staat moet aan zekere minimumnormen voldoen
De discriminatieclausule
Uitlevering moet worden geweigerd als de gezochte persoon in de verzoekende staat op
discriminatoire wijze dreigt te worden behandeld.
Clausule ivm de doodstraf
Wanneer het strafbaar feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd in de verzoekende staat
strafbaar is met de doodstraf, kan België de uitlevering slechts toestaan aks de verzoekende
staat uitdrukkelijke zekerheden geeft dat de doodstraf niet zal worden uitgevoerd.
Mensenrechten als algemeen uitleveringsbeletsel
D. De Uitleveringsprocedure
Uitleveringsverzoeken worden traditioneel langs diplomatieke weg overgemaakt. Het kan ook
rechtstreeks door de minister van Justitie van de verzoekende staat worden gericht aan de
minister van Justitie van de aangezochte staat.
De uiteindelijke beslissing tot uitlevering is een beslissing van de uitvoerende macht. De
regering moet echter, alvorens de uitlevering toe te staan, het advies van de KI inwinnen.
Hiervoor dient de persoon echt eerst van zijn vrijheid te worden beroofd.
De vrijheidsberoving van de gezochte persoon
De ‘normale’ procedure
Is het uitleveringsverzoek gebaseerd op een veroordelend vonnis of arrest of op een
verwijzingsbeschikking van de bevoegde rechter of rechtbank waardoor de gezochte persoon
naar het vonnisgerecht wordt verwezen, dan kan hij in België zonder verdere formaliteit
worden opgesloten.
Is het uitleveringsverzoek daarentegen gebaseerd op een aanhoudingsbevel of op een
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!163
gelijkwaardige akte, dan moet dit eerst uitvoerbaar worden verklaard door de RK. (=
exequaturprocedure) De beslissing van de RK kan worden aangevochten voor de KI. Tegen
het arrest van de KI staat een cassatieberoep open.
De spoedprocedure
In spoedgevallen kan de betrokkene worden aangehouden op vertoon van een
aanhoudingsbevel, verleend door de OR van de plaats waar hij verblijft of kan worden
aangetroffen, en aanleunend op een officieel bericht van de overheid van de verzoekende
staat. Deze voorlopige aanhouding gebeurt in afwachting van de toezending van het
uitleveringsverzoek & de stukken tot staving en kan maximum 40 dagen duren.
De verkorte procedure en de vereenvoudigde procedure
Wanneer de gezochte persoon met zijn uitlevering instemt kan ofwel de verkorte, ofwel de
vereenvoudigde procedure worden gevolgd.
Verkorte procedure: De rechtstreekse uitlevering tussen de parketmagistraten van de
aangezochte en de verzoekende staat. Voorwaarde is de toestemming van de parketmagistraat
en van de gezochte persoon. In dat geval is het de PdK die beslist en kan de betrokkende
zonder enige formaliteit worden uitgeleverd.
Vereenvoudigde uitlevering: Hier is ook toestemming van de gezochte persoon vereist. In dat
geval beslist de Minister van Justitie onverwijld over de uitlevering, zonder dat het advies van
de KI wordt gevraagd.
Het advies van de KI
Zodra de gezochte persoon is opgesloten, wint de regering het advies van de KI in. De taak
van de KI bestaat erin na te gaan of de uitleveringsvoorwaarden vervuld zijn. De
regelmatigheid van opsporingsmethoden wordt niet beoordeeld. De KI treedt hierop als een
quasi-administratief adviesorgaan.
Hoewel de procedure in het openbaar en in de aanwezigheid van de gezochte persoon
verloopt, is zij geheim in die zin dat de vreemdeling geen recht op inzage in zijn dossier heeft
en niet van het uiteindelijke advies op de hoogte moet worden gesteld. Hiertegen staan geen
rechtsmiddelen open en cassatieberoep is uitgesloten.
De beslissing van de regering
De uiteindelijke beslissing inzake uitlevering berust bij de regering. Zij is hierbij niet
gebonden door het advies van de KI. In de praktijk wordt echter nooit uitgeleverd na een
negatief advies (= karakter van een veto)
Rechtsmiddelen
Tegen het uitleveringsbesluit van de regering kan beroep worden aangetekend bij de Raad van
State. Als alle lokale rechtsmiddelen zijn uitgeput bestaat nog de mogelijkheid een klacht in te
dienen bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens te Straatsburg.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!164
E. Specialiteitsbeginsel
De verzoekende staat mag de uitgeleverde persoon niet vervolgen voor feiten die werden
gepleegd voor de uitlevering en waarvoor de uitlevering niet werd verzocht.
De gezochte persoon kan evenmin worden gestraft met een straf die niet werd uitgesproken
door een beslissing op grond waarvan de uitlevering werd toegestaan
§15. Het Europees aanhoudingsbevel
A. Begrip
Gerechtelijke beslissing genomen door de bevoegde rechterlijke autoriteit van een lidstaat van
de EU (uitvaardigende rechterlijke autoriteit), met het oog op de aanhouding en de
overlevering door de bevoegde rechterlijke autoriteit van een andere lidstaat (uitvoerende
rechterlijke autoriteit), van een persoon gezocht met het oog op de instelling van een
strafvervolging of de tenuitvoerlegging van een vrijheidsbenemende straf of
veiligheidsmaatregel.
B. Bronnen
Uitlevering tussen staten van de EU afschaffen en vervangen door deze regeling van
rechtstreekse overlevering tussen de gerechtelijke autoriteiten
C. Vormvoorwaarden ivm het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd
Drempelstraf: 12 maanden
Een EU-aanhoudingsbevel kan worden uitgevaardigd
- wegens feiten die door de wet van de uitvaardigende lidstaat strafbaar zijn gestemd met een
vrijheidsstraf of een veiligheidsmaatregel met een maximale duur van ten minste 12 maanden.
- wanneer reeds een straf of maatregel is opgelegd, wegens opgelegde sanctie met een duur
van minstens 4 maanden
Dubbele incriminatie?
Principe
Onder het Europees aanhoudingsbevel wordt het vereiste van dubbele incriminatie principieel
afgeschaft. Het volstaat dus dat het feit waarvoor uitlevering wordt gevraagd strafbaar is naar
het recht van de uitvaardigende lidstaat. (Strafbaarheid naar het recht van de verzoekende
staat is niet vereist)
Uitzonderingen
Staten kunnen ten aanzien van bepaalde misdrijven de vereiste van dubbele incriminatie
behouden. België heeft hiervan gebruik gemaakt. Het EU-aanhoudingsbevel zal worden
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!165
geweigerd (verplichte weigeringsgrond) als het feit waarop het bevel betrekking heeft naar
Belgisch recht niet strafbaar is.
32 misrijven waarvoor in geen geval dubbele incriminatie kan worden ingeroepen.
Tav. de in art. 2.2 van het Kaderbesluit opgesomde lijst van 32 misdrijven zijn de lidstaten
echter verplicht de overlevering toe te staan, zonder toetsing van de dubbele strafbaarheid van
het feit, indien daarop in de uitvaardigende staat een vrijheidsstraf staat met een maximum
van 3 jaar.
Definitie van de 32 misdrijven
Fiscale misdrijven art. 5, § 3
M.b.t taksen en belastingen kan het EU-aanhoudingsbevel niet worden geweigerd.
Abortus en euthanasie
Een wettig uitgevoerd abortus of euthanasie kan niet als een opzettelijke doding worden
beschouwd zoals in de lijst van de 32 misdrijven waarvoor geen dubbele incriminatie voor
vereist is.
Dubbele jurisdictie en dubbele verjaring?
Bevoegdheid ratione loci
Overlevering kan worden geweigerd als de feiten geheel of gedeeltelijk zijn gepleegd op het
Belgisch grondgebied. Ook de afwezigheid van dubbele jurisdictie is een facultatieve grond
tot weigering van de tenuitvoerlegging
Verjaring naar het recht van de tenuitvoerleggende staat
De ‘dubbele verjaring’ is beperkt tot feiten die binnen de rechtsmacht van de uitvoerende
lidstaat vallen. De tenuitvoerlegging van het aanhoudingsbevel wordt dus geweigerd als de
strafvordering of de straf volgens de Belgische wet verjaard is en de Belgische gerechten
bevoegd zijn om kennis te nemen van de feiten.
Politieke misdrijven: niet langer een beletsel
De exceptie voor politieke misdrijven mag niet meer spelen tussen lidstaten van de EU.
D.Voorwaarden in verband met de gezochte persoon
Nationaliteit: niet langer een beletsel
De nationaliteit van de gezochte persoon is niet langer een beletsel voor de uitlevering. Een
onderscheid wordt gemaakt tussen de
- overlevering met het oog op de vervolging
Is de gezochte persoon een Belg of verblijft hij in België, dan kan de overlevering afhankelijk
worden gesteld van de voorwaarde dat de persoon, na te zijn berecht, naar België wordt
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!166
teruggezonden om er de straf of veiligheidsmaatregel te ondergaan die tegen hem in de
uitvaardigende staat is uitgesproken.
- overlevering met het oog op de tenuitvoerlegging (Facultatieve weigeringsgrond)
Is de gezochte persoon is een Belg of verblijft hij in België, dan verbinden de bevoegde
Belgische autoriteiten zich ertoe de straf of veiligheidsmaatregel overeenkomstig de Belgische
wet ten uitvoer te leggen.
Minderjarigen worden niet overgeleverd
De tenuitvoerlegging van het EU-aanhoudingsbevel wordt geweigerd wanneer de persoon
tegen wie het bevel is uitgevaardigd krachtens het Belgische recht op grond van zijn leeftijd
nog niet strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gesteld voor de feiten die aan dit bevel
ten grondslag liggen. Als criterium geldt de leeftijdsgrens voor meerderjarigheid volgens het
recht van de uitvoerende staat
E. Voorwaarden ivm de rechtsbedeling in de verzoekende staat
Discriminatieclausule
De discriminatieclausule komt niet voor alles weigeringsgrond in het kaderbesluit betreffende
het EU-aanhoudingsbevel. Toch wordt ernaar verwezen in de preambule, waardoor weigering
op deze grond tot de mogelijkheden blijft behoren.
Respect voor mensenrechten
Probleemstelling
Mensenrechten als dusdanig kunnen geen uitleveringsbeletsel meer zijn binnen de EU. De
rechtspraak van het HvJ schijnt er toch op te wijzen dat in geval van een schending van een
fundamenteel recht van verdediging door de uitvaardigende rechterlijke autoriteit, de
uitvoerende rechterlijke autoriteit de uitvoering zou kunnen weigeren.
Weigeringsgrond ‘fundamentele rechten’
De Belgische wetgever heeft in een verplichte weigeringsgrond voorzien in geval er ernstige
redenen bestaan om te denken dat de tenuitvoerlegging van het EU-aanhoudingsbevel afbreuk
zou doen aan fundamentele rechten van de betrokken persoon.
Bijzondere garantie bij tenuitvoerlegging van verstekvonnissen
Als het EU-aanhoudingsbevel is uitgevaardigd met het oog op de tenuitvoerlegging van een
straf of veiligheidsmaatregel die bij verstek is uitgesproken en de betrokken persoon niet
persoonlijk was gedagvaard of op een andere wijze in kennis gesteld van de datum van
behandeling van zijn zak, kan de overlevering afhankelijk worden gesteld van de voorwaarde
dat de uitvaardigende staat waarborgen biedt dat de betrokken persoon in de uitvaardigende
staat een nieuwe vonnisprocedure kan vragen en in zijn aanwezigheid wordt berecht. Het
volstaat hiertoe dat de betrokkene in de uitvaardigende staat nog verzet of hoger beroep kan
instellen tegen het verstekvonnis.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!167
De doodstraf en de levenslange gevangenisstraf
De doodstraf is afgeschaft in alle EU-lidstaten.
Levenslange gevangenisstraf Voorwaardelijke uitlevering
Indien het feit dat aan het aanhoudingsbevel ten grondslag ligt, strafbaar is met levenslange
gevangenisstraf of een maatregel welke levenslange vrijheidsbeneming meebrengt, de
tenuitvoerlegging door de uitvoerende staat kan afhankelijk worden gesteld van een
voorwaarde: in het rechtsstelsel van de uitvaardigende bestaat
- de mogelijkheid tot herziening van de opgelegde straf
- de toepassing van genademaatregelen
- de vroegtijdige beëindiging van de straf in het raam van de strafuitvoering.
Deze mogelijkheid werd niet overgenomen in de Belgische Wet Europees Aanhoudingsbevel.
F.Andere verplichte weigeringsgronden
Amnestie
De tenuitvoerlegging van het EU-aanhoudingsbevel wordt geweigerd wanneer het strafbaar
feit dat er ten grondslag aan ligt, in Belgisch het voorwerp heeft uitgemaakt van een
amnestiewet, op voorwaard dat België bevoegd was de feiten te vervolgen.
Ne bis in idem
Tenuitvoerlegging wordt geweigerd als blijkt dat de gezochte persoon in België of in een
andere lidstaat onherroepelijk berecht is voor de feiten als die waarvoor het EU-
aanhoudingsbevel is uitgevaardigd en de sanctie is ondergaan, ten uitvoer wordt gelegd of niet
kan worden uitgevoerd volgens het recht van de veroordelende lidstaat.
Dit is een facultatieve weigeringsgrond wanneer
- het eerste vonnis in een derde staat (niet EU-lidstaat) werd geveld
- de rechterlijke autoriteiten van de tenuitvoerleggende lidstaat besloten hebben hetzij geen
vervolging in te stellen, hetzij een ingestelde vervolging te staken.
G.Procedure
Gewone procedure
Algemeen
Buitenlandse aanhoudingsbevelen zijn niet langer onderworpen aan een exequatur door de RK
en een advies van de KI. In de plaats daarvan komt een summiere toetsing van het verzoek
door de uitvoerende rechterlijke autoriteit, waarbij de gezochte persoon wordt gehoord.
Een EU-aanhoudingsbevel gaat uit een rechterlijke autoriteit van de uitvaardigende staat. Het
moet een reeks vermeldingen bevatten en dienst tevens vertaald te worden in de officiële taal
van de uitvoerende staat. Het wordt rechtstreeks toegezonden door de uitvaardigende
rechterlijke autoriteit aan de uitvoerende rechterlijke autoriteit.
De beslissing het aanhoudingsbevel al dan niet uit te voeren ligt bij de uitvoerende rechterlijke
autoriteit. Zij beslist binnen de termijnen en onder de vooropgestelde voorwaarden. Hierdoor
wordt de overlevering een louter gerechtelijke beslissing.
Alisha Dooms Samenvatting Strafprocesrecht
!168
Vrijheidsbeneming ingevolge een Europees aanhoudingsbevel
Wanneer de gezochte persoon in België wordt gevonden, wordt hij aangehouden en binnen 24
uur na zijn vrijheidsbeneming voor de OR geleid. Die stelt hem in kennis van het bestaan en
de inhoud van het EU-aanhoudingsbevel, de mogelijkheid om in te stemmen met zijn
overlevering en zijn recht om een advocaat en een tolk te kiezen. Hij hoort vervolgens de
betrokkene omtrent zijn eventuele hechtenis. De OR kan de betrokkene, onder oplegging van
1 of meer voorwaarden of mits betaling van een borgsom, in vrijheid laten tot op het tijdstip
waarop over de tenuitvoerlegging van het bevel een definitieve beslissing wordt genomen.
Er wordt aan de betrokkene een schriftelijke verklaring van zijn rechten overhandigd.
Beslissing over de tenuitvoerlegging Wanneer de OR tijdens het verhoor over de hechtenis reeds vaststelt dat er een kennelijke
reden bestaat om de tenuitvoerlegging te weigeren, neemt hij onverwijld een met redenen
omklede beslissing tot niet-tenuitvoerlegging. Het OM kan tegen deze beslissing binnen 24
uur hoger beroep instellen bij de KI, die binnen de 15 dagen uitspraak doet. Tegen deze
beslissing staat cassatieberoep open.
Als de OR geen kennelijke weigeringsgronden had vastgesteld, is de normale procedure dat
de RK binnen 15 dagen na de aanhouding uitspraak doet na verslag van de OR en de Pdk.
Deze termijn kan worden geschorst op vraag van de betrokkene of het onderzoeksgerecht, dat
het noodzakelijk acht dat het OM bijkomende inlichtingen verstrekt of stukken toevoegt.
Tegen deze beslissing kunnen zowel de betrokkene als het OM binnen de 24 uur hoger beroep
instellen bij de KI. Vervolgens kan nog cassatieberoep worden ingesteld.
De definitieve beslissing moet in beginsel binnen 60 dagen na de aanhouding genomen zijn.
Overlevering
Het OM stelt samen met de bevoegde autoriteiten van de uitvaardigende staat zo spoedig
mogelijk de datum van overlevering vast. Deze datum valt in ieder geval binnen 10 dagen na
de definitieve beslissing tot tenuitvoerlegging. In uitzonderlijke omstandigheden kan het OM
de overlevering tijdelijk opschorten wegens ernstige humanitaire redenen.
Procedure in geval van instemming
De betrokken persoon kan instemmen met zijn overlevering. De instemming moet gegeven
worden ten overstaan van de PdK en in het bijzijn van een advocaat. Hiervan wordt een PV
opgemaakt. Vervolgens beslist de Pdk binnen de 10 dagen over de tenuitvoerlegging en kan
de betrokken persoon binnen nog eens 10 dagen effectief worden overgeleverd.
De instemming kan niet meer worden ingetrokken.
De regel dat de opgeëiste persoon met een verkorte procedure kan instemming voor de PdK
geldt in alles stadia van de procedure.
Specialiteit
De uitgeleverde persoon kan alleen worden vervolgd voor de feiten waarvoor hij werd
uitgeleverd. Indien de gezochte persoon instemt met zijn overlevering aan een lidstaat die niet
van de specialiteit heeft afgezien, moet hij uitdrukkelijk afstand doen van het
specialiteitsbeginsel.