Samenvatting jaarverslaggeving
description
Transcript of Samenvatting jaarverslaggeving
3
Hoofdstuk 7 Vlottende activa
7.1 Begripsbepaling en rubricering
Volgens de IASB en RJ is er sprake van vlottende activa als men verwacht dat het activum zal
worden gekocht, gebruikt of gerealiseerd binnen de normale productiecyclus. Het activum zal
verder bedoeld zijn voor verkoop en verkoop vindt plaats binnen een jaar. Het activum bestaat
uit liquide middelen.
Onderhanden werk valt onder de vlottende activa, want aan het eerste criterium wordt voldaan.
7.2 Voorraden
7.2.1 Soorten voorraden
Je hebt verschillende soorten voorraden bij een productiebedrijf: onderhanden werk, grond- en
hulpstoffen, halffabrikaat en gereed product. Bij een handelsonderneming heb je alleen
handelsgoederen.
De technische voorraad is de voorraad die daadwerkelijk aanwezig is. De economische voorraad
is de technische voorraad plus de nog te ontvangen inkopen minus de nog uit te voeren of
afgewerkte verkopen.
Volgens de IASB en de RJ komt alleen de technische voorraad in aanmerking voor activering.
Echter volgens het voorzichtigheidsprincipe moet men wel weten wat de economische voorraad
is.
7.2.2 In de voorraad te activeren kosten
Indien men voorraden gekocht heeft dient men in de balans de inkoopprijs plus bijkomende
kosten op te nemen. Indien men zelf voorraden produceert dan dient men bij de
voorraadwaardering mee te nemen: kosten die aan productie zijn gerelateerd, gebruikte grond- en
hulpstoffen.
Verder mag in de voorraadwaardering worden opgenomen: overheadkosten en rente op schulden
gedurende de productieperiode van bepaalde voorraden.
Zie voorbeeld 7.2: hfst. 7; blz. 148-150; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
7.2.3 Absorption costing versus direct costing
Absorption costing (Engels) houdt in dat men de voorraad waardeert tegen integrale
fabricagekostprijs. In de VS heeft men de direct costing methode ontwikkeld. Hier wordt
gewaardeerd tegen de variabele productiekosten en de constante kosten worden ten laste van het
resultaat gebracht waarin ze ontstaan zijn.
Het verschil tussen de omzet en de variabele kosten noemt men de dekkingsbijdrage
(contribution margin).
Zie hfst. 7; blz. 152-154; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
7.2.4 Waarderingsgrondslag van voorraden
Voorraadwaardering dient volgens de IASB te gebeuren op basis van historische kosten. De wet
en de RJ laten zowel historische kosten als actuele waarde toe.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
4
Historische kostenGekochte voorraden worden op basis van historische kostprijs gewaardeerd tegen de
verkrijgingsprijs. Zelf geproduceerde voorraden worden bij historische kostprijs gewaardeerd
tegen de vervaardigingskosten.
De minimumwaarderingsregel houdt in dat de voorraden worden afgewaardeerd naar de
verwachte opbrengstwaarde, als deze op balansdatum lager is dan de historische kosten.
Actuele waardeActuele waarde is alleen toegestaan voor bedrijven waarbij de voorschriften van de IASB niet
van toepassing zijn. De voorraden dienen op vervangingswaarde te worden gewaardeerd. Als
voorraden niet worden vervangen, dan dient gewaardeerd te worden op basis van
opbrengstwaarde. Als de opbrengstwaarde lager is dan de vervangingswaarde dient men dit af te
waarderen tot de opbrengstwaarde.
Verschil tussen actuele waarde en historische kostprijs dient opgenomen te worden in de
herwaarderingsreserve.
7.3 Langlopende werken
7.3.1 Specifieke verslaggevingsproblemen
Bij langlopende werken is het moeilijk te bepalen hoe verschillende termijnen in de
jaarrekening verwerkt dienen te worden. De opdrachtgever dient tussentijds namelijk al een deel
van de aanneemsom te voldoen. Ook is onduidelijk of aan het realisatieprincipe vastgehouden
moet worden.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
5
7.3.2 Verwerking van termijnen
Indien men te maken heeft met betaling in termijnen, kan gekozen worden om het aan de passiva
kant van de balans te zetten. Ze komen dan onder de vlottende activa als vooruitgefactureerd.
Ook kan gekozen worden om het als aftrekpost van onderhanden werk weer te geven. De eerste
manier heeft de voorkeur.
7.3.3 Winsttoerekening
Indien de winst over meerdere jaren verdeeld dient te worden, zijn er twee opties: ‘percentage of
completion method’ of de ‘completed contract method’.
Bij de ‘completed contract method’ wordt de winst genomen op het moment van oplevering
(realisatieprincipe). Bij de ‘percentage of completion method’ is er winst overeenkomstig de
voortgang en dus worden winsten al genomen terwijl het werk nog
niet is (op)geleverd. Deze methode moet gebruikt worden indien de winstop de reeds verrichte
prestaties voor het project kan worden bepaald.
Zie voorbeeld 7.3: hfst. 7; blz. 159-160; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
7.4 Overige vlottende activa
7.4.1 Vorderingen
Vorderingen die tot de vlottende activa behoren dienen gewaardeerd te worden op
geamortiseerde kostprijs (rekeninghoudend met een agio of disagio). Vaak is er geen agio of
disagio en mag het gewaardeerd worden op de nominale waarde (zoals RJ ook voorschrijft).
De Nederlandse wet geeft aan dat vorderingen gewaardeerd dienen te worden op historische
kostprijs of op actuele waarde.
Een factormaatschappij neemt de debiteurenadministratie en incassobeheer over van een
onderneming. De factormaatschappij is dan verantwoordelijk voor het risico dat debiteuren niet
betalen. Je kunt ook aangeven dat een factormaatschappij de debiteurenportefeuille financiert.
7.4.2 Effecten
Effecten die gehouden worden als tijdelijke belegging van overtollige liquide middelen dienen te
worden gewaardeerd op de reële waarde (volgens IASB en RJ). De IASB rekent dit tot de groep
‘held for trading’.
De Nederlandse wet geeft aan dat effecten op 2 manieren gewaardeerd mogen worden:
waardering op aanschafprijs of waardering op actuele waarde.
Onder de effecten vallen niet alleen de primaire financiële instrumenten (aandelen, obligaties,
etc.), maar ook de secundaire financiële instrumenten (renteswaps, aandelenopties, etc.).
7.4.3 Liquide middelen
Liquide middelen zijn kasmiddelen, maar ook tegoeden op giro- en bankrekeningen. Men
waardeert ze op nominale waarde.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
6
Hoofdstuk 8 Eigen vermogen
8.1 Rubricering van het eigen vermogen
De IASB heeft geen bepaalde regels voor de rubricering van het eigen vermogen (alleen een post
Kapitaal en reserves is verplicht). De Nederlandse wet rubriceert het eigen vermogen als volgt:
het geplaatst kapitaal, agio, herwaarderingsreserve, andere wettelijke reserves (onderscheiden
naar hun aard), statutaire reserves, overige reserves, niet verdeelde winsten.
In de toelichting van het eigen vermogen dient een mutatieoverzicht te worden opgenomen,
waarin het volgende staat:
• Het bedrag van de post aan het begin van het boekjaar
• De toevoegingen en verminderingen van elke post, gesplitst naar hun aard
• Het bedrag van de post aan het einde van het boekjaar
8.2 Geplaatst kapitaal en agio
8.2.1 Kapitaalbegrippen
• Maatschappelijk kapitaal : Nominaal bedrag aan aandelenkapitaal wat volgens
statuten maximaal mag worden uitgegeven.
• Gestort kapitaal : Het gestorte bedrag op het geplaatste kapitaal door de
aandeelhouders. Berekenen door: Geplaatst kapitaal -
aandeelhouders nog te storten.
• Geplaatst kapitaal : Werkelijk uitgegeven deel van het maatschappelijk
kapitaal. Berekenen door: Maatschappelijk kapitaal -
aandelen in portefeuille.
Zie voorbeeld 8.1; hfst. 8; blz. 171-172; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
8.2.2 Inkoop van eigen aandelen; intrekking en afstempeling
Ingekochte eigen aandelen hebben het karakter van aandelen in portefeuille. De wetgever
staat wantrouwend tegenover deze vorm van inkoop; er verdwijnt immers eigen vermogen en
daarmee een vorm van zekerheid voor de schuldeisers. Daarom maximum bij NV van 10% en bij
BV van 50% alsmede een activeringsverbod. Tevens dient in de toelichting de beginstand, het
verloop en de eindstand van deze post te worden opgenomen.
Het geplaatste kapitaal kan verminderd worden door intrekking of afstempeling van
aandelen. Bij intrekking wordt het door de aandeelhouders gestorte kapitaal terugbetaald. Bij
afstempeling geven de aandeelhouders een gedeelte van hun recht prijs. Zie voorbeeld 8.2; hfst. 8; blz. 173-174; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
8.2.3 Verstrekking van personeelsopties
Personeelsopties zijn er om de betrokkenheid van de werknemers te vergroten. Deze optie geeft
een werknemer het recht om op een bepaald tijdstip of tijdens een bepaalde periode een bepaald
aantal aandelen te kopen. Van tevoren wordt er een prijs vastgesteld, de uitoefenprijs.
Zie voorbeeld 8.3: hfst. 8; blz. 175 en 177-178; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
De intrinsiekewaardemethode houdt in dat de intrinsieke waarde van een optie ten laste van het
resultaat gebracht wordt. Volgens de IASB mag deze methode gebruikt worden als het niet
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
7
mogelijk is om betrouwbaar de reële waarde vast te stellen. De RJ schrijft de
intrinsiekewaardemethode voor.
Zie voorbeeld 8.3; hfst. 8; blz. 177-178; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
8.3 Reserves
8.3.1 Herwaarderingsreserves
Herwaarderingsreserves kunnen twee ontstaansgronden hebben:
• Toepassing van actuele waarde als waarderingsgrondslag
• Negatieve goodwill
Bij herwaardering is er een onderscheid tussen gerealiseerd en ongerealiseerd deel. Het
ongerealiseerde deel betreft de som van de opgenomen herwaardering van activa die nog
op de balans aanwezig zijn (wettelijke reserve). Realisatie vindt plaats door afschrijving of
verkoop van de betreffende activa.
Negatieve goodwill (wettelijke reserve) kan voortkomen uit een zogenaamde ‘lucky buy’ en
wordt ook wel badwill genoemd.
8.3.2 Andere wettelijke reserves
Naast de ongerealiseerde herwaarderingsreserve bestaan er ook nog andere wettelijke
reserves:
• Als niet-uitgekeerde winsten van deelnemingen worden gewaardeerd volgens de
vermogensmutatiemethode en de uitkering door de deelnemende onderneming niet
kan worden gerealiseerd.
• Bij de activering van kosten van onderzoek en ontwikkeling en bij activering van
kosten die verband houden met de oprichting en met de uitgifte van aandelen.
• Voor het verstrekken van leningen voor het verkrijgen van aandelen in eigen kapitaal.• Als er aandelen worden gekocht uit een emissie van een NV, en er aan de
stortingsplicht wordt voldaan door inbreng anders dan in geld en de waarde van de
inbreng niet is gecertificeerd door een expert.
• Als de som van de wettelijke reserves, statutaire reserves en het kapitaal kleiner is dan het
minimumkapitaal.
8.3.3 Statutaire reserves
Statutaire reserves: reserves waarvan de vorming en vrijval zijn geregeld door statutaire
bepalingen, niet vrij uitkeerbaar.
8.3.4 Overige reserves
• Overige reserves : Te splitsen in formele reserves en materiele reserves, vrij
uitkeerbaar.
• Formele reserves : De reserves de aan de creditzijde van de balans voorkomen als
overschot boven het gestorte kapitaal.
• Materiele reserves: De reserves die aan de debetzijde van de balans voorkomen als
een hogere dan met het oog op de normale bedrijfsuitoefening
noodzakelijke hoeveelheid liquide middelen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
8
8.3.5 Niet-verdeelde winsten
Dit zijn de winsten van afgesloten boekjaren die nog niet zijn verdeeld. Dividenden mogen
volgens de IASB en de RJ niet als verplichting worden gepresenteerd als deze na balans worden
voorgesteld. De Nederlandse wet staat een balans voor of een balans na winstverdeling toe.
Verliezen dienen ten laste van het eigen vermogen geboekt te worden.
8.4 Gebonden en vrij eigen vermogen
Het gebonden eigen vermogen wordt gevormd door: het kapitaal, het ongerealiseerde deel van de
herwaarderingsreserve, de overige wettelijke reserves, de statutaire reserves.
Ter grootte van het gebonden deel van het eigen vermogen mogen volgens de wet geen
eigen aandelen worden ingekocht en geen uitkeringen in de vorm van dividenden worden
gedaan.
Het vrije deel van het eigen vermogen wordt gevormd door: de agioreserve, het gerealiseerde
deel van de herwaarderingsreserve, de overige reserves, de niet-verdeelde winst.
Zie voorbeeld 8.6; hfst. 8; blz. 184-185; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
9
Hoofdstuk 9 Vreemd vermogen
9.1 Begripsbepaling en onderverdeling
Vreemd vermogen is op te delen in schulden, voorzieningen en niet uit de balans blijkende
verplichtingen. Schulden kunnen in kortlopend vreemd vermogen (< 12 maand) en lang vreemd
vermogen (>12 maand) gesplitst worden.
9.2 Algemene aspecten van voorzieningen
9.2.1 Het karakter van voorzieningen
Voorzieningen worden gevormd voor op balansdatum aanwezige risico’s voor bepaalde
verplichtingen of verliezen, waarvan de oorzaak voor balansdatum ligt en waarvan de
omvang onzeker is maar die wel redelijkerwijs is te schatten.
Het verschil met reserves is dat voorzieningen worden gevormd voor toekomstige specifieke
verplichtingen, die voortvloeien uit bedrijfsactiviteiten in het huidige boekjaar. Reserves dienen
als buffer voor (algemene) verplichtingen die uit toekomstige oorzaken ontstaan.
Het verschil met schulden is dat bij schulden er reeds sprake is van een betalings-verplichting,
die geconcretiseerd is naar bedrag en tijdstip. Bij voorzieningen is slechts sprake van een geschat
bedrag en tijdstip. Gevaar van winstegalisatie d.m.v. voorzieningen.
• Statische methode : Per balansdatum wordt de voorziening zo goed mogelijk
geschat door de bestaande risico’s te analyseren.
• Dynamische methode : Periodiek wordt een bepaald bedrag gerelateerd aan een
Activiteitenindicator. Toegevoegd aan een voorziening.
9.2.2 Regelgeving inzake voorzieningen
De IASB en de RJ hebben regels gesteld om winstegalisatie te voorkomen: De rechtspersoon
heeft een afdwingbare verplichting. Voor de afwikkeling van die verplichting is een uitstroom
van middelen noodzakelijk.
De statische methode wordt gebruikt bij het bepalen van de grootte van de voorziening. Slechts
een vermelding in de toelichting is toegestaan indien blijkt dat de kans minder dan 50% wordt
geschat en het bedrag niet betrouwbaar kan worden bepaald.
9.3 Enige veelvoorkomende voorzieningen
9.3.1 Voorziening voor risico’s uit claims, geschillen en rechtsgedingen
Er dient een schatting gemaakt te worden wat men verwacht aan verplichtingen. Als de schatting
niet te maken is, mag er geen voorziening worden gemaakt. Het mag dan wel in de toelichting
worden opgenomen.
9.3.2 Voorziening voor milieurisico’s
Als aan de eigen activa milieuschade is aangericht, dient er een voorziening te worden getroffen.
Op te merken valt dat de hoogte van de schade moeilijk te schatten is en vaak is niet duidelijk
wie hiervoor aansprakelijk is.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
10
9.3.3 Voorziening voor pensioenverplichtingen en voor vervroegd uittreden van personeel
Toegezegde pensioenrechten moeten verplicht ondergebracht worden in een afzonderlijk
pensioenfonds. Indien er sprake is van een toegezegdebijdrageregeling worden de betaalde
pensioenpremies ten laste van het resultaat gebracht en wordt er geen voorziening gevormd.
Indien van een toegezegd pensioenregeling mag er wel een voorziening gevormd worden.
Deze voorziening hangt af van de contante waarde van de toegekende pensioen-aanspraken op
balansdatum en de reële waarde van de beleggingen die de verzekeraar per balansdatum
aanhoudt voor de toegekende pensioenen. Voor de VUT tellen dezelfde regels.
9.3.4 Voorzieningen voor activa
Deze voorziening mag niet aan de passiefzijde van de balans verwerkt worden maar moet in
mindering gebracht worden aan de actiefzijde van de balans.
9.3.5 Voorziening voor reorganisatie
Vroeger kon gemakkelijke en voorziening voor reorganisatie getroffen worden. Het was echter te
gemakkelijk om winsten te verschuiven naar volgende jaren. De RJ en de IASB hebben daarom
besloten dat als zo’n voorziening wordt gevormd, het verplicht is een reorganisatieplan te
hebben.
9.3.6 Voorziening voor assurantie eigen risico
In het verleden was het toegestaan om een voorziening voor assurantie eigen risico op te nemen.
Als een bedrijf zich niet voor iets verzekerd had, kon deze pot gebruikt worden. De IASB en de
RJ staan deze voorziening echter niet meer toe. Een bestaande voorziening dient men in eens vrij
te laten vallen of in maximaal 5 jaar af te bouwen.
9.4 Schulden
9.4.1 Rubricering en waardering
Schulden worden door de IASB onderverdeeld in overige schulden, belastingschulden en
handelsschulden. Voorkeur gaat uit naar onderverdeling op de balans in kortlopende en
langlopende schulden. Als dit niet wordt gedaan, dient het in volgorde van liquiditeit te worden
weergegeven. De wet en de RJ staan dit niet toe, alleen een splitsing in kortlopende en
langlopende schulden.
Schulden worden gewaardeerd op nominale waarde, tenzij er disagio of agio is. Disagio of agio
kunnen tegen waardering tegen geamortiseerde kostprijs of tegen nominaale waarde
plaatsvinden.
Zie voorbeeld 9.5; hfst. 9; blz. 200-201; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
9.4.2 Bijzondere leningsvoorwaarden
De converteerbare obligatielening moet volgens de IASB gedeeltelijk als vreemd en
gedeeltelijk als eigen vermogen worden gepresenteerd. De RJ beveelt dit ook aan.
In de toelichting moet vermeld worden welke zekerheden er zijn verstrekt. Dit geldt ook voor
achtergestelde leningen. De aard van de lening moet ook vermeld worden.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
11
9.5 Niet uit de balans blijkende verplichtingen
9.5.1 Voorwaardelijke verplichtingen
Het gaat hierbij om: voorwaardelijke verplichtingen en pro-memorie-verplichtingen.
De voorwaardelijke verplichtingen zijn verplichtingen die pas nagekomen dienen te worden als
aan bepaalde voorwaarden is voldaan, vb. garantie, borgtocht en hoofdelijke
aansprakelijkheid.
9.5.2 Pro memorie-verplichtingen
De pro-memorie-verplichtingen zijn verplichtingen die voortvloeien uit overeenkomsten
waarvan de prestatie en tegenprestatie na balansdatum plaatsvinden, vb. meerjarige
huurovereenkomsten, operational leasecontracten, materiele vaste activa in bestellingen en
langlopende inkoopcontracten.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
12
Hoofdstuk 10 Resultatenrekening
10.1 Keuzemogelijkheden bij de opstelling van de resultatenrekening
De IASB stelt slechts een paar eisen aan de rubricering van een resultatenrekening. De kosten
dienen wel gesplitst te worden naar kostensoorten (loonkosten, grondstofkosten, afschrijvingen,
etc.) of naar bedrijfsfunctie.
De Nederlandse wet en de RJ kennen wel eisen m.b.t. resultatenrekening. Er mag
gebruikgemaakt worden van 6 modellen (E tot en met J). Er zijn 2 presentatievormen toegestaan:
de verticale opstelling (staffelvorm) of de horizontale opstelling (scrontovorm).
10.2 Categorisch versus functioneel
10.2.1 De categorische resultatenrekening
Zie tabel 10.2: hfst. 10; blz. 209; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier voor een resultatenrekening
volgens de functionele weergave.
10.2.2 De functionele resultatenrekening
Zie tabel 10.2: hfst. 10; blz. 211; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier voor een resultatenrekening volgens de functionele weergave.
10.3 Specifieke voorschriften
10.3.1 Segmentatie
De IASB geeft aan dat de voorkeur uitgaat naar uitsplitsing van diverse posten voor
beursgenoteerde bedrijven. Niet-beurs genoteerde bedrijven wordt aangeraden hun jaarrekening
op te stellen volgens de regels van IFRS. De RJ beveelt dit aan voor grote rechtspersonen.
De opsplitsing is gebaseerd op geografisch gebied en bedrijfstak of productgroep.
10.3.2 Informatie over personeel
Het is verplicht om het gemiddeld aantal personeelsleden weer te geven. Bij de categorische
resultatenrekening dienen lonen en sociale lasten afzonderlijk te worden weergegeven. Bij de
functionele resultatenrekening zijn de personeelslasten niet zichtbaar. Dit dient echter wel in de
toelichting te worden opgenomen.
10.4 Gewone, bijzondere en buitengewone resultaten
Een bijzonder resultaat is incidenteel en ontstaat uit gewone bedrijfsuitoefening. Het
boekverlies dat geleden wordt wegens faillissement van een debiteur is een goed voorbeeld.
Volgens de RJ moeten deze bijzondere posten in de toelichting toegelicht worden, naar
omvang en aard en ongesaldeerd.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
13
10.5 Rechtstreekse vermogensmutaties
Zie hfst. 10; blz. 216-217; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
10.6 Verwerking van langlopende werken in de resultatenrekening
10.6.1 Completed contract method
In de categorische resultatenrekening worden de gemaakte kosten verantwoord gedurende de
bouwperiode tot het jaar van oplevering.
In de functionele resultatenrekening worden de gehele omzet en de totale kosten pas geboekt in
het jaar van oplevering.
10.6.2 Percentage of completion method
Bij gebruik van de categorische resultatenrekening zijn er in dit geval twee presentatiewijzen
mogelijk. Bij de eerste variant wordt als omzet genomen de opbrengstwaarde van het gedurende
het verslagjaar verrichte werk. Bij de tweede variant wordt de omzet pas genomen op het
moment van oplevering. De functionele resultatenrekening ondersteunt de tweede variant niet.
10.7 Toegevoegde waarde
Toegevoegde waarde geeft het totale inkomen aan dat de onderneming verkrijgt ten behoeve van
de participanten. De participanten zijn: overheid (belastingen), vreemdvermogenverschaffers
(financiële lasten), eigenvermogenverschaffers (nettowinst) en personeelsleden (lonen/salarissen
en sociale lasten).
Het gaat hier om netto toegevoegde waarde want de afschrijvingen zijn er al van af gehaald. De
IASB kent geen verplichtingen m.b.t. toegevoegde waarde. De RJ echter wel: in de jaarrekening
of jaarverslag dient een overzicht van toegevoegde waarde opgenomen te worden. De
Nederlandse wet eist geen overzicht.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
14
Hoofdstuk 11 Kasstroomoverzicht
11.1 Belang en status van kasstroomoverzichten
Naast de balans en de resultatenrekening wordt er tegenwoordig ook een kasstroomoverzicht
opgenomen in de jaarrekening. Dit overzicht geeft weergave van de inkomende en uitgaande
geldmiddelen gedurende de verslagperiode.
Aan de hand van het kasstroomoverzicht kan nuttige informatie verkregen worden over de
liquiditeit en de solvabiliteit. Door kasstroomoverzicht heeft men inzicht in
investeringsactiviteiten, inzicht in financiering van investeringsactiviteiten, inzicht in cashgenerating capacity en inzicht in kwaliteit van de winst.
De IASB verplicht het opnemen van een kasstroomoverzicht. De RJ verplicht dit alleen voor
grote en middelgrote rechtspersonen. Beide regelgevers beschouwen het kasstroomoverzicht als
een onderdeel van de jaarrekening.
11.2 Rubricering van het kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht moet ingedeeld worden in drie categorieën:
• Investeringsactiviteiten
• Financieringsactiviteiten
• Operationele activiteiten
Kasstroomoverzicht kan opgesteld worden aan de hand van:
• Directe methode : Rechtstreeks ontleent aan het kas/bank/giroboek.
• Indirecte methode : Winst als uitgangspunt en d.m.v. correcties op de kosten en
opbrengsten de uitgaven en ontvangsten bepalen.
Alleen de RJ schrijft een structuur voor waaraan de presentatie van het kasstroom-overzicht moet
voldoen.
Zie tabel 11.1: hfst. 11; blz. 228; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
De IASB en de RJ geven de voorkeur aan het gebruik van de directe methode. Daarnaast
beveelt de RJ aan dat er in de toelichting dan wel een aansluiting tussen resultaat en
kasstroom uit bedrijfsoperaties inzichtelijk gemaakt dient te worden.
11.3 Voorbeeld van een kasstroomoverzicht
Zie paragraaf 11.3: hfst. 11; blz. 230-235; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
De cashflow is een eenvoudige benadering van de werkelijke operationele kasstroom en is gelijk
aan de winst plus de afschrijvingen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
15
Deel 3 Winst- en vermogensbepaling in geval van prijsfluctuaties
Hoofdstuk 12 Instandhoudingsdoelstellingen en waarderingsgrondslagen
12.1 Elementen van een winstbepalingsstelsel
12.1.1 De instandhoudingsdoelstelling
De winst kan bepaald worden aan de hand van de gekozen instandhoudingsdoelstelling. Er zijn
drie verschillende mogelijkheden:
• Nominalistische winstopvatting • Substantialisme
• Handhaving van de algemene koopkracht van het eigen vermogen
De nominalistische winstopvatting houdt in dat de onderneming weer terug gebracht wordt naar
de beginsituatie in geld. Al het geld dat dan overblijft is winst.
Het substantialisme gaat er van uit de onderneming weer in productiemiddelen gelijk moet zijn
aan de beginsituatie.
Zie voorbeeld 12.2: hfst. 12; blz. 243; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Het nominalisme en de handhaving van de algemene koopkracht van het eigen vermogen
vallen onder de financiële vermogensinstandhouding. Het substantialisme valt onder de
fysieke vermogensinstandhouding. Het hangt af van de winstbestemming off de winst ook
daadwerkelijk uitgekeerd zal worden.
12.1.2 Waardering van de materiële activa
Het winstbepalingsstelsel is nog niet compleet na het kiezen van een
instandhoudingsdoelstelling; er moet ook nog gekozen worden hoe de materiële
activa gewaardeerd zullen worden.
Mogelijke waarderingsgrondslagen zijn:
• De geschatte verkoopprijs of de reële waarde
• De voor inflatie gecorrigeerde historische kostprijs• Historische kostprijs
• Vervangingswaarde
In theorie is het mogelijk dat er combinaties van instandhoudingsdoelstellingen en
waarderingsgrondslagen zijn.
Zie tabel 12.1: hfst. 12; blz. 245; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
12.2 Regelgeving inzake winstbepalingsstelsels
Zie tabel 12.2: hfst. 12; blz. 246; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier voor een samenvattend
overzicht van de waarderingsregels van de wet, IASB en de RJ.
12.3 Introductie van het centrale voorbeeld
Voor het centrale voorbeeld, zie: hfst. 12; blz. 247; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
16
Hoofdstuk 13 Historischekostenstelsels
13.1 Toepassing van historische kosten op de vaste activa
Bij het historische kostenstelsel maakt men geen gebruik van schattingen, want het is gebaseerd
op werkelijk betaalde prijzen. Duurzame productiemiddelen worden gewaardeerd tegen
oorspronkelijk betaalde prijs verminderd met de afschrijvingen. Het resultaat wordt op
nominalistische wijze berekend.
13.2 Toepassing van historische kosten op de voorraden
Er zijn verschillende methoden om de waarde van de voorraad te berekenen:
• Fifo
• Gemiddelde inkoopprijs
• Lifo (individueel, collectief)
• IJzeren voorraadstelsel
13.2.1 Fifo
De eerst ingekochte goederen worden ook als eerste weer verkocht.
Voor het centrale voorbeeld, zie: hfst. 13; blz. 250-251; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
13.2.2 Gemiddelde inkoopprijs
De gewogen gemiddelde inkoopprijs van de voorraad wordt genomen om de voorraad te
waarderen. Na iedere inkoopkan deze dus anders zijn.
Voor een voorbeeld, zie: hfst. 13; blz. 252; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
13.2.3 Lifo
De laatst ingekochte goederen worden als eerste verkocht. Je hebt hierbij een verschil tussen
individueel en collectief lifo.
Bij individueel lifo kijkt men per transactie welke voorraad op het moment van verkoop het laatst
is ingekocht (lifo per transactie).
Bij collectief lifo gaat men er van uit dat de laatst in de betreffende periode ingekochte voorraden
in die periode zijn verkocht, er wordt niet gelet op de volgorde van in- en verkopen (lifo per
periode).
Voor het centrale voorbeeld, zie: hfst. 13; blz. 254; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Lifo-schijven ontstaan als de eindvoorraad groter is dan de beginvoorraad.
13.2.4 Het ijzeren voorraadstelsel
Het ijzeren voorraadstelsel is de voorraad die men nodig heeft om de normale
bedrijfsactiviteiten uit te kunnen voeren. Ze worden voor een vaste prijs op de balans
opgenomen. Hiervoor gebruikt men de historische kostprijs (inkoopprijs). Er wordt dus geen
winst gemaakt (substantialistisch).
Zie voorbeeld 13.1; hfst. 13; blz. 256; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
• Manco : Tekort x actuele inkoopprijs
• Surplus : Overschot x historische kostprijs
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
17
13.3 Vermogensbepaling
Als er prijsstijgingen zijn krijg je door historische kosten stille reserves in materiele vaste activa.
Op de balans staan ze voor een lager bedrag dan op dat moment de inkoopprijs is. Bij fifo is bij
prijsstijging de stille reserve klein. Bij gemiddelde inkoopprijs en lifo zijn de reserves steeds
groter.
Zie figuur 13.2; hfst. 13; blz. 259; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Hoe beter een methode de voorraadresultaten uit de winst elimineert, hoe slechter de
vermogensbepaling.
13.4 Prijsdaling
Bij prijsdaling dient de minimumwaarderingsregel toegepast te worden
(voorzichtigheidsprincipe).
Pas als de verliezen geconstateerd worden, dienen ze opgenomen te worden en komen ze ten
laste van het resultaat.
Dit geldt ook voor de vaste activa. Hier moet echter gekeken worden naar de realiseerbare
waarde. Afgevraagd dient te worden of deze lager of hoger is dan de boekwaarde op historische
kostenbasis.
13.5 Regelgeving inzake historische kosten
De IASB, de RJ en de Nederlandse wet verplichten het gebruik van de
minimumwaarderingsregel.
De fiscale wetgeving schrijft toepassing van historische kosten voor. Dit betekent dat fiscaal alle
in dit hoofdstuk behandelde historischekostenvarianten zijn toegestaan
RJ geeft aan dat als historische kosten worden toegepast, dat deze informatie dan op basis van de
actuele waarde in de toelichting overwogen dient te worden.
Bij de rentabiliteit wordt het te hoog voorgesteld: winst (teller) wordt te hoog weergegeven en
het vermogen (noemer) te laag.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
18
Hoofdstuk 14 Vervangingswaardestelsel
14.1 Essentie van het vervangingswaardestelsel
Bij het vervangingswaardestelsel worden voorraadresultaten uit de winst geëlimineerd en
worden stille reserves uit de waardering gehaald. Bij de waardering en de winstbepaling maakt
men gebruik van de vervangingswaarde.
De herwaarderingsreserve is erg belangrijk. Als er prijsstijgingen zijn op de inkoopmarkt van de
activa wordt de waardering van de activa aan de nieuwe prijs aangepast. Dit is geen winst, maar
komt ten goede van de herwaarderingsreserve.
Zie het centrale voorbeeld; hfst. 14; blz. 265-268; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Het ongerealiseerde deel van de herwaarderingsreserve is een wettelijke reserve. Uitkering van
de gerealiseerde herwaarderingsreserve is in strijd met de substantialistische winstopvatting. Ook
bij vervangingswaardestelsel de minimumwaarderingsregel.
14.2 Bepalen van de vervangingswaarde
Het bepalen van de vervangingswaarde is moeilijk, want je hebt te maken met veel schattingen.Het is mogelijk dat er al een beter productiemiddel op de markt is. Men gaat dan van de
inkoopprijs uit die op het moment van vervangen actueel is. Doordat het bepalen van de
vervangingswaarde erg lastig is geeft men dan ook vaak de voorkeur aan het
historischekostenstelsel.
14.3 De normalevoorraadgedachte
14.3.1 Theoretische achtergrond
Limperg ziet winst als het bedrag dat aan de eigenaren wordt uitgekeerd zonder de onderneming
als inkomensbron aan te tasten. Winst is dus verteerbaar inkomen.
De normalevoorraadgedachte houdt in dat men altijd over een normale voorraad wil kunnen
beschikken.
Zie voorbeeld 14.2; hfst. 14; blz. 271; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Als er zich een prijswijziging voordoet ontstaat er een resultaat. Dit resultaat kan zich voordoen
als inhaalafschrijving, bij prijsveranderingen van duurzame productiemiddelen of als
speculatieresultaat. Dit laatste heeft te maken met prijsveranderingen van de goederenvoorraad.
14.3.2 Inhaalafschrijvingen
Zie het centrale voorbeeld; hfst. 14; blz. 272-273; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
14.3.3 Speculatieresultaten
Zie het centrale voorbeeld; hfst. 14; blz. 274-275; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Speculatieverliezen ontstaan als bij een prijsstijging de voorraad kleiner is dan de normale
voorraad (negatieve speculatieve voorraad). Er kan ook een prijsdaling zijn terwijl de voorraad
groter is dan de normale voorraad (positieve speculatieve voorraad). Het
voorzichtigheidsprincipe speelt hierbij een belangrijke rol.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
19
Speculatiewinsten ontstaan als er een prijsstijging is en de werkelijke voorraad is groter dan de
normale. Of er is een prijsdaling en de werkelijke voorraad is kleiner dan de normale. Vroeger
hield men geen rekening met het voorzichtigheidsprincipe.
14.3.4 Het diversiteitsverschijnsel
Als er een activum of meerdere activa zijn die tegelijk zijn aangeschaft en op hetzelfde moment
zullen worden vervangen, heb je te maken met diversiteit in leeftijd en levensduur. Men kan
zorgen dat de diversiteit beter afgestemd is, door gelijkmatig nieuwe activa aan te schaffen, zodat
inhaalafschrijvingen per jaar stabiel zijn. Bij een ideaalcomplex kan men zelfs zonder
inhaalafschrijvingen.
Zie voorbeeld 14.3; hfst. 14; blz. 279; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
14.3.5 Bezwaren vanuit de praktijk
Het ‘klassieke’ vervangingswaardestelsel is in de praktijk niet overgenomen. Als men er al
gebruik van maakt, doen ze dat zonder de normalevoorraadgedachte te gebruiken.
Er zijn verschillende argumenten om deze gedachte niet te gebruiken, zoals dat de grootte van de
normale voorraad lastig is vast te stellen. Het zou mogelijk zijn om in dit geval dan gebruik te
maken van de normalevoorraadzone. In de praktijk gebeurt dit eigenlijk zelden.
14.4 De financieringsvariant
De mate waarin de vreemd vermogen verschaffer bereid is om krediet te verschaffen is mede
afhankelijk van de financiële structuur van de onderneming. Hoe meer eigen vermogen er is, hoe
groter de leencapaciteit is.
Financieringswinst ontstaat door prijsstijging van een materieel actief welke gefinancierd is met
vreemd vermogen.
De herwaarderingsreserve wordt bij de financieringsvariant gesplitst in:
• Percentage EV/TV: Gerealiseerde en ongerealiseerde herwaarderingsreserve.
• Percentage VV/TV: Gerealiseerde en ongerealiseerde financieringswinst
(correctie).
14.5 Regelgeving inzake het vervangingswaardestelsel
Op grond van art. 384.1 is voor materiële vaste activa en voorraden het gebruik van actuele
waarde toegestaan. Fiscaal is het vervangingswaardestelsel niet toegestaan
Zie tabel 14.2; hfst. 14; blz. 287; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
14.6 Toepassing van het vervangingswaardestelsel in de praktijk
Tot voor kort werd door beursgenoteerde ondernemingen in vrij grote mate gebruik gemaakt van
de vervangingswaarde. De laatste jaren is een groot aantal van deze ondernemingen
overgeschakeld naar het historischekostenstelsel.
Ondanks de relevantere informatie die het vervangingswaardestelsel aan de gebruiker verschaft,
mag worden verwacht dat toepassing in de toekomst verder zal afnemen.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
20
Hoofdstuk 15 Overige winstbepalingsstelsels
15.1 Het moderne nominalisme
15.1.1 Nederlandse invulling
Moderne nominalisten in Nederland zijn tegen de winstbepaling via het
vervangingswaardestelsel. Of er vermogen mag worden vastgehouden ligt niet bij de
winstbepaling, maar bij de winstbestemming volgens hen. Historische kosten is volgens hen de
juiste manier. De vervangingswaarde voor de vermogensbepaling zien zij wel zitten.
Zie het centrale voorbeeld; hfst. 15; blz. 291; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
15.1.2 Amerikaanse invulling
Het verschil tussen de opvatting van de Amerikanen en de Nederlanders zit hem in het
realisatieprincipe. Nederlanders vinden dat alleen de in de periode gerealiseerde waardestijging
van de activa tot de winst gerekend mag worden. De Amerikanen vinden echter dat in een
periode opgetreden waardestijgingen van de activa tot winst gerekend mogen worden. Bij de
Amerikanen houdt dit in dat de post Herwaardering niet meer bestaat.
Zie het centrale voorbeeld; hfst. 15; blz. 292-293; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
15.2 Het stelsel-Bakker
Bakker heeft een waarderings- en winstbepalingsstelsel ontwikkeld, waarbij twee zaken een rol
spelen:
• Waardering materiële activa tegen vervangingswaarde
• Instandhoudingsdoelstelling is handhaving koopkracht eigen vermogen
Bij de materiele activa gaat men uit van het specifieke prijspeil en voor het eigen vermogen van
het algemene prijspeil. Als dit resultaat positief is, dan wordt het realisatieprincipe toegepast. Er
komen geen inhaalafschrijvingen of speculatieresultaten voor (dus geen normale
voorraadgedachte).
Zie het centrale voorbeeld; hfst. 15; blz. 295; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]
21
15.3 General price-level accounting
In Nedelrand noemt men dit systeem ook wel ‘aangepast historischekostenstelsel’.
Uitgangspunt bij general price-level accounting is dat de jaarrekening op basis van historische
kosten opgesteld is. Alle posten zijn geïndexeerd. Er wordt dus rekening gehouden met
prijsfluctuaties.
Materiele activa en eigen vermogen worden vermenigvuldigt met een factor: prijsindex aan het
eind van de periode / prijsindex op ontstaansmoment. Ook bij de resultatenrekening maakt men
gebruik van vermenigvuldiging met deze factor. Op de resultatenrekening ontstaat ook nog een
post genaamd ‘koopkrachtresultaat’.
Zie het centrale voorbeeld; hfst. 15; blz. 298-299; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.
Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]