Samenvatting jaarverslaggeving

19
Hoofdstuk 7 Vlottende activa 7.1 Begripsbepaling en rubricering Volgens de IASB en RJ is er sprake van vlottende activa als men verwacht dat het activum zal worden gekocht, gebruikt of gerealiseerd binnen de normale productiecyclus. Het activum zal verder bedoeld zijn voor verkoop en verkoop vindt plaats binnen een jaar. Het activum bestaat uit liquide middelen. Onderhanden werk valt onder de vlottende activa, want aan het eerste criterium wordt voldaan. 7.2 Voorraden 7.2.1 Soorten voorraden Je hebt verschillende soorten voorraden bij een productiebedrijf: onderhanden werk, grond- en hulpstoffen, halffabrikaat en gereed product. Bij een handelsonderneming heb je alleen handelsgoederen. De technische voorraad is de voorraad die daadwerkelijk aanwezig is. De economische voorraad is de technische voorraad plus de nog te ontvangen inkopen minus de nog uit te voeren of afgewerkte verkopen. Volgens de IASB en de RJ komt alleen de technische voorraad in aanmerking voor activering. Echter volgens het voorzichtigheidsprincipe moet men wel weten wat de economische voorraad is. 7.2.2 In de voorraad te activeren kosten Indien men voorraden gekocht heeft dient men in de balans de inkoopprijs plus bijkomende kosten op te nemen. Indien men zelf voorraden produceert dan dient men bij de voorraadwaardering mee te nemen: kosten die aan productie zijn gerelateerd, gebruikte grond- en hulpstoffen. Verder mag in de voorraadwaardering worden opgenomen: overheadkosten en rente op schulden gedurende de productieperiode van bepaalde voorraden. Zie voorbeeld 7.2: hfst. 7; blz. 148-150; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier. 7.2.3 Absorption costing versus direct costing Absorption costing (Engels) houdt in dat men de voorraad waardeert tegen integrale fabricagekostprijs. In de VS heeft men de direct costing methode ontwikkeld. Hier wordt gewaardeerd tegen de variabele productiekosten en de constante kosten worden ten laste van het resultaat gebracht waarin ze ontstaan zijn. Het verschil tussen de omzet en de variabele kosten noemt men de dekkingsbijdrage (contribution margin). Zie hfst. 7; blz. 152-154; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier. 7.2.4 Waarderingsgrondslag van voorraden Voorraadwaardering dient volgens de IASB te gebeuren op basis van historische kosten. De wet en de RJ laten zowel historische kosten als actuele waarde toe. Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

description

Samenvatting externe verslaggeving jaar 3 bedrijfeconomie

Transcript of Samenvatting jaarverslaggeving

Page 1: Samenvatting jaarverslaggeving

3

Hoofdstuk 7 Vlottende activa

7.1 Begripsbepaling en rubricering

Volgens de IASB en RJ is er sprake van vlottende activa als men verwacht dat het activum zal

worden gekocht, gebruikt of gerealiseerd binnen de normale productiecyclus. Het activum zal

verder bedoeld zijn voor verkoop en verkoop vindt plaats binnen een jaar. Het activum bestaat

uit liquide middelen.

Onderhanden werk valt onder de vlottende activa, want aan het eerste criterium wordt voldaan.

7.2 Voorraden

7.2.1 Soorten voorraden

Je hebt verschillende soorten voorraden bij een productiebedrijf: onderhanden werk, grond- en

hulpstoffen, halffabrikaat en gereed product. Bij een handelsonderneming heb je alleen

handelsgoederen.

De technische voorraad is de voorraad die daadwerkelijk aanwezig is. De economische voorraad

is de technische voorraad plus de nog te ontvangen inkopen minus de nog uit te voeren of

afgewerkte verkopen.

Volgens de IASB en de RJ komt alleen de technische voorraad in aanmerking voor activering.

Echter volgens het voorzichtigheidsprincipe moet men wel weten wat de economische voorraad

is.

7.2.2 In de voorraad te activeren kosten

Indien men voorraden gekocht heeft dient men in de balans de inkoopprijs plus bijkomende

kosten op te nemen. Indien men zelf voorraden produceert dan dient men bij de

voorraadwaardering mee te nemen: kosten die aan productie zijn gerelateerd, gebruikte grond- en

hulpstoffen.

Verder mag in de voorraadwaardering worden opgenomen: overheadkosten en rente op schulden

gedurende de productieperiode van bepaalde voorraden.

Zie voorbeeld 7.2: hfst. 7; blz. 148-150; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

7.2.3 Absorption costing versus direct costing

Absorption costing (Engels) houdt in dat men de voorraad waardeert tegen integrale

fabricagekostprijs. In de VS heeft men de direct costing methode ontwikkeld. Hier wordt

gewaardeerd tegen de variabele productiekosten en de constante kosten worden ten laste van het

resultaat gebracht waarin ze ontstaan zijn.

Het verschil tussen de omzet en de variabele kosten noemt men de dekkingsbijdrage

(contribution margin).

Zie hfst. 7; blz. 152-154; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

7.2.4 Waarderingsgrondslag van voorraden

Voorraadwaardering dient volgens de IASB te gebeuren op basis van historische kosten. De wet

en de RJ laten zowel historische kosten als actuele waarde toe.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 2: Samenvatting jaarverslaggeving

4

Historische kostenGekochte voorraden worden op basis van historische kostprijs gewaardeerd tegen de

verkrijgingsprijs. Zelf geproduceerde voorraden worden bij historische kostprijs gewaardeerd

tegen de vervaardigingskosten.

De minimumwaarderingsregel houdt in dat de voorraden worden afgewaardeerd naar de

verwachte opbrengstwaarde, als deze op balansdatum lager is dan de historische kosten.

Actuele waardeActuele waarde is alleen toegestaan voor bedrijven waarbij de voorschriften van de IASB niet

van toepassing zijn. De voorraden dienen op vervangingswaarde te worden gewaardeerd. Als

voorraden niet worden vervangen, dan dient gewaardeerd te worden op basis van

opbrengstwaarde. Als de opbrengstwaarde lager is dan de vervangingswaarde dient men dit af te

waarderen tot de opbrengstwaarde.

Verschil tussen actuele waarde en historische kostprijs dient opgenomen te worden in de

herwaarderingsreserve.

7.3 Langlopende werken

7.3.1 Specifieke verslaggevingsproblemen

Bij langlopende werken is het moeilijk te bepalen hoe verschillende termijnen in de

jaarrekening verwerkt dienen te worden. De opdrachtgever dient tussentijds namelijk al een deel

van de aanneemsom te voldoen. Ook is onduidelijk of aan het realisatieprincipe vastgehouden

moet worden.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 3: Samenvatting jaarverslaggeving

5

7.3.2 Verwerking van termijnen

Indien men te maken heeft met betaling in termijnen, kan gekozen worden om het aan de passiva

kant van de balans te zetten. Ze komen dan onder de vlottende activa als vooruitgefactureerd.

Ook kan gekozen worden om het als aftrekpost van onderhanden werk weer te geven. De eerste

manier heeft de voorkeur.

7.3.3 Winsttoerekening

Indien de winst over meerdere jaren verdeeld dient te worden, zijn er twee opties: ‘percentage of

completion method’ of de ‘completed contract method’.

Bij de ‘completed contract method’ wordt de winst genomen op het moment van oplevering

(realisatieprincipe). Bij de ‘percentage of completion method’ is er winst overeenkomstig de

voortgang en dus worden winsten al genomen terwijl het werk nog

niet is (op)geleverd. Deze methode moet gebruikt worden indien de winstop de reeds verrichte

prestaties voor het project kan worden bepaald.

Zie voorbeeld 7.3: hfst. 7; blz. 159-160; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

7.4 Overige vlottende activa

7.4.1 Vorderingen

Vorderingen die tot de vlottende activa behoren dienen gewaardeerd te worden op

geamortiseerde kostprijs (rekeninghoudend met een agio of disagio). Vaak is er geen agio of

disagio en mag het gewaardeerd worden op de nominale waarde (zoals RJ ook voorschrijft).

De Nederlandse wet geeft aan dat vorderingen gewaardeerd dienen te worden op historische

kostprijs of op actuele waarde.

Een factormaatschappij neemt de debiteurenadministratie en incassobeheer over van een

onderneming. De factormaatschappij is dan verantwoordelijk voor het risico dat debiteuren niet

betalen. Je kunt ook aangeven dat een factormaatschappij de debiteurenportefeuille financiert.

7.4.2 Effecten

Effecten die gehouden worden als tijdelijke belegging van overtollige liquide middelen dienen te

worden gewaardeerd op de reële waarde (volgens IASB en RJ). De IASB rekent dit tot de groep

‘held for trading’.

De Nederlandse wet geeft aan dat effecten op 2 manieren gewaardeerd mogen worden:

waardering op aanschafprijs of waardering op actuele waarde.

Onder de effecten vallen niet alleen de primaire financiële instrumenten (aandelen, obligaties,

etc.), maar ook de secundaire financiële instrumenten (renteswaps, aandelenopties, etc.).

7.4.3 Liquide middelen

Liquide middelen zijn kasmiddelen, maar ook tegoeden op giro- en bankrekeningen. Men

waardeert ze op nominale waarde.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 4: Samenvatting jaarverslaggeving

6

Hoofdstuk 8 Eigen vermogen

8.1 Rubricering van het eigen vermogen

De IASB heeft geen bepaalde regels voor de rubricering van het eigen vermogen (alleen een post

Kapitaal en reserves is verplicht). De Nederlandse wet rubriceert het eigen vermogen als volgt:

het geplaatst kapitaal, agio, herwaarderingsreserve, andere wettelijke reserves (onderscheiden

naar hun aard), statutaire reserves, overige reserves, niet verdeelde winsten.

In de toelichting van het eigen vermogen dient een mutatieoverzicht te worden opgenomen,

waarin het volgende staat:

• Het bedrag van de post aan het begin van het boekjaar

• De toevoegingen en verminderingen van elke post, gesplitst naar hun aard

• Het bedrag van de post aan het einde van het boekjaar

8.2 Geplaatst kapitaal en agio

8.2.1 Kapitaalbegrippen

• Maatschappelijk kapitaal : Nominaal bedrag aan aandelenkapitaal wat volgens

statuten maximaal mag worden uitgegeven.

• Gestort kapitaal : Het gestorte bedrag op het geplaatste kapitaal door de

aandeelhouders. Berekenen door: Geplaatst kapitaal -

aandeelhouders nog te storten.

• Geplaatst kapitaal : Werkelijk uitgegeven deel van het maatschappelijk

kapitaal. Berekenen door: Maatschappelijk kapitaal -

aandelen in portefeuille.

Zie voorbeeld 8.1; hfst. 8; blz. 171-172; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

8.2.2 Inkoop van eigen aandelen; intrekking en afstempeling

Ingekochte eigen aandelen hebben het karakter van aandelen in portefeuille. De wetgever

staat wantrouwend tegenover deze vorm van inkoop; er verdwijnt immers eigen vermogen en

daarmee een vorm van zekerheid voor de schuldeisers. Daarom maximum bij NV van 10% en bij

BV van 50% alsmede een activeringsverbod. Tevens dient in de toelichting de beginstand, het

verloop en de eindstand van deze post te worden opgenomen.

Het geplaatste kapitaal kan verminderd worden door intrekking of afstempeling van

aandelen. Bij intrekking wordt het door de aandeelhouders gestorte kapitaal terugbetaald. Bij

afstempeling geven de aandeelhouders een gedeelte van hun recht prijs. Zie voorbeeld 8.2; hfst. 8; blz. 173-174; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

8.2.3 Verstrekking van personeelsopties

Personeelsopties zijn er om de betrokkenheid van de werknemers te vergroten. Deze optie geeft

een werknemer het recht om op een bepaald tijdstip of tijdens een bepaalde periode een bepaald

aantal aandelen te kopen. Van tevoren wordt er een prijs vastgesteld, de uitoefenprijs.

Zie voorbeeld 8.3: hfst. 8; blz. 175 en 177-178; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

De intrinsiekewaardemethode houdt in dat de intrinsieke waarde van een optie ten laste van het

resultaat gebracht wordt. Volgens de IASB mag deze methode gebruikt worden als het niet

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 5: Samenvatting jaarverslaggeving

7

mogelijk is om betrouwbaar de reële waarde vast te stellen. De RJ schrijft de

intrinsiekewaardemethode voor.

Zie voorbeeld 8.3; hfst. 8; blz. 177-178; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

8.3 Reserves

8.3.1 Herwaarderingsreserves

Herwaarderingsreserves kunnen twee ontstaansgronden hebben:

• Toepassing van actuele waarde als waarderingsgrondslag

• Negatieve goodwill

Bij herwaardering is er een onderscheid tussen gerealiseerd en ongerealiseerd deel. Het

ongerealiseerde deel betreft de som van de opgenomen herwaardering van activa die nog

op de balans aanwezig zijn (wettelijke reserve). Realisatie vindt plaats door afschrijving of

verkoop van de betreffende activa.

Negatieve goodwill (wettelijke reserve) kan voortkomen uit een zogenaamde ‘lucky buy’ en

wordt ook wel badwill genoemd.

8.3.2 Andere wettelijke reserves

Naast de ongerealiseerde herwaarderingsreserve bestaan er ook nog andere wettelijke

reserves:

• Als niet-uitgekeerde winsten van deelnemingen worden gewaardeerd volgens de

vermogensmutatiemethode en de uitkering door de deelnemende onderneming niet

kan worden gerealiseerd.

• Bij de activering van kosten van onderzoek en ontwikkeling en bij activering van

kosten die verband houden met de oprichting en met de uitgifte van aandelen.

• Voor het verstrekken van leningen voor het verkrijgen van aandelen in eigen kapitaal.• Als er aandelen worden gekocht uit een emissie van een NV, en er aan de

stortingsplicht wordt voldaan door inbreng anders dan in geld en de waarde van de

inbreng niet is gecertificeerd door een expert.

• Als de som van de wettelijke reserves, statutaire reserves en het kapitaal kleiner is dan het

minimumkapitaal.

8.3.3 Statutaire reserves

Statutaire reserves: reserves waarvan de vorming en vrijval zijn geregeld door statutaire

bepalingen, niet vrij uitkeerbaar.

8.3.4 Overige reserves

• Overige reserves : Te splitsen in formele reserves en materiele reserves, vrij

uitkeerbaar.

• Formele reserves : De reserves de aan de creditzijde van de balans voorkomen als

overschot boven het gestorte kapitaal.

• Materiele reserves: De reserves die aan de debetzijde van de balans voorkomen als

een hogere dan met het oog op de normale bedrijfsuitoefening

noodzakelijke hoeveelheid liquide middelen.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 6: Samenvatting jaarverslaggeving

8

8.3.5 Niet-verdeelde winsten

Dit zijn de winsten van afgesloten boekjaren die nog niet zijn verdeeld. Dividenden mogen

volgens de IASB en de RJ niet als verplichting worden gepresenteerd als deze na balans worden

voorgesteld. De Nederlandse wet staat een balans voor of een balans na winstverdeling toe.

Verliezen dienen ten laste van het eigen vermogen geboekt te worden.

8.4 Gebonden en vrij eigen vermogen

Het gebonden eigen vermogen wordt gevormd door: het kapitaal, het ongerealiseerde deel van de

herwaarderingsreserve, de overige wettelijke reserves, de statutaire reserves.

Ter grootte van het gebonden deel van het eigen vermogen mogen volgens de wet geen

eigen aandelen worden ingekocht en geen uitkeringen in de vorm van dividenden worden

gedaan.

Het vrije deel van het eigen vermogen wordt gevormd door: de agioreserve, het gerealiseerde

deel van de herwaarderingsreserve, de overige reserves, de niet-verdeelde winst.

Zie voorbeeld 8.6; hfst. 8; blz. 184-185; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 7: Samenvatting jaarverslaggeving

9

Hoofdstuk 9 Vreemd vermogen

9.1 Begripsbepaling en onderverdeling

Vreemd vermogen is op te delen in schulden, voorzieningen en niet uit de balans blijkende

verplichtingen. Schulden kunnen in kortlopend vreemd vermogen (< 12 maand) en lang vreemd

vermogen (>12 maand) gesplitst worden.

9.2 Algemene aspecten van voorzieningen

9.2.1 Het karakter van voorzieningen

Voorzieningen worden gevormd voor op balansdatum aanwezige risico’s voor bepaalde

verplichtingen of verliezen, waarvan de oorzaak voor balansdatum ligt en waarvan de

omvang onzeker is maar die wel redelijkerwijs is te schatten.

Het verschil met reserves is dat voorzieningen worden gevormd voor toekomstige specifieke

verplichtingen, die voortvloeien uit bedrijfsactiviteiten in het huidige boekjaar. Reserves dienen

als buffer voor (algemene) verplichtingen die uit toekomstige oorzaken ontstaan.

Het verschil met schulden is dat bij schulden er reeds sprake is van een betalings-verplichting,

die geconcretiseerd is naar bedrag en tijdstip. Bij voorzieningen is slechts sprake van een geschat

bedrag en tijdstip. Gevaar van winstegalisatie d.m.v. voorzieningen.

• Statische methode : Per balansdatum wordt de voorziening zo goed mogelijk

geschat door de bestaande risico’s te analyseren.

• Dynamische methode : Periodiek wordt een bepaald bedrag gerelateerd aan een

Activiteitenindicator. Toegevoegd aan een voorziening.

9.2.2 Regelgeving inzake voorzieningen

De IASB en de RJ hebben regels gesteld om winstegalisatie te voorkomen: De rechtspersoon

heeft een afdwingbare verplichting. Voor de afwikkeling van die verplichting is een uitstroom

van middelen noodzakelijk.

De statische methode wordt gebruikt bij het bepalen van de grootte van de voorziening. Slechts

een vermelding in de toelichting is toegestaan indien blijkt dat de kans minder dan 50% wordt

geschat en het bedrag niet betrouwbaar kan worden bepaald.

9.3 Enige veelvoorkomende voorzieningen

9.3.1 Voorziening voor risico’s uit claims, geschillen en rechtsgedingen

Er dient een schatting gemaakt te worden wat men verwacht aan verplichtingen. Als de schatting

niet te maken is, mag er geen voorziening worden gemaakt. Het mag dan wel in de toelichting

worden opgenomen.

9.3.2 Voorziening voor milieurisico’s

Als aan de eigen activa milieuschade is aangericht, dient er een voorziening te worden getroffen.

Op te merken valt dat de hoogte van de schade moeilijk te schatten is en vaak is niet duidelijk

wie hiervoor aansprakelijk is.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 8: Samenvatting jaarverslaggeving

10

9.3.3 Voorziening voor pensioenverplichtingen en voor vervroegd uittreden van personeel

Toegezegde pensioenrechten moeten verplicht ondergebracht worden in een afzonderlijk

pensioenfonds. Indien er sprake is van een toegezegdebijdrageregeling worden de betaalde

pensioenpremies ten laste van het resultaat gebracht en wordt er geen voorziening gevormd.

Indien van een toegezegd pensioenregeling mag er wel een voorziening gevormd worden.

Deze voorziening hangt af van de contante waarde van de toegekende pensioen-aanspraken op

balansdatum en de reële waarde van de beleggingen die de verzekeraar per balansdatum

aanhoudt voor de toegekende pensioenen. Voor de VUT tellen dezelfde regels.

9.3.4 Voorzieningen voor activa

Deze voorziening mag niet aan de passiefzijde van de balans verwerkt worden maar moet in

mindering gebracht worden aan de actiefzijde van de balans.

9.3.5 Voorziening voor reorganisatie

Vroeger kon gemakkelijke en voorziening voor reorganisatie getroffen worden. Het was echter te

gemakkelijk om winsten te verschuiven naar volgende jaren. De RJ en de IASB hebben daarom

besloten dat als zo’n voorziening wordt gevormd, het verplicht is een reorganisatieplan te

hebben.

9.3.6 Voorziening voor assurantie eigen risico

In het verleden was het toegestaan om een voorziening voor assurantie eigen risico op te nemen.

Als een bedrijf zich niet voor iets verzekerd had, kon deze pot gebruikt worden. De IASB en de

RJ staan deze voorziening echter niet meer toe. Een bestaande voorziening dient men in eens vrij

te laten vallen of in maximaal 5 jaar af te bouwen.

9.4 Schulden

9.4.1 Rubricering en waardering

Schulden worden door de IASB onderverdeeld in overige schulden, belastingschulden en

handelsschulden. Voorkeur gaat uit naar onderverdeling op de balans in kortlopende en

langlopende schulden. Als dit niet wordt gedaan, dient het in volgorde van liquiditeit te worden

weergegeven. De wet en de RJ staan dit niet toe, alleen een splitsing in kortlopende en

langlopende schulden.

Schulden worden gewaardeerd op nominale waarde, tenzij er disagio of agio is. Disagio of agio

kunnen tegen waardering tegen geamortiseerde kostprijs of tegen nominaale waarde

plaatsvinden.

Zie voorbeeld 9.5; hfst. 9; blz. 200-201; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

9.4.2 Bijzondere leningsvoorwaarden

De converteerbare obligatielening moet volgens de IASB gedeeltelijk als vreemd en

gedeeltelijk als eigen vermogen worden gepresenteerd. De RJ beveelt dit ook aan.

In de toelichting moet vermeld worden welke zekerheden er zijn verstrekt. Dit geldt ook voor

achtergestelde leningen. De aard van de lening moet ook vermeld worden.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 9: Samenvatting jaarverslaggeving

11

9.5 Niet uit de balans blijkende verplichtingen

9.5.1 Voorwaardelijke verplichtingen

Het gaat hierbij om: voorwaardelijke verplichtingen en pro-memorie-verplichtingen.

De voorwaardelijke verplichtingen zijn verplichtingen die pas nagekomen dienen te worden als

aan bepaalde voorwaarden is voldaan, vb. garantie, borgtocht en hoofdelijke

aansprakelijkheid.

9.5.2 Pro memorie-verplichtingen

De pro-memorie-verplichtingen zijn verplichtingen die voortvloeien uit overeenkomsten

waarvan de prestatie en tegenprestatie na balansdatum plaatsvinden, vb. meerjarige

huurovereenkomsten, operational leasecontracten, materiele vaste activa in bestellingen en

langlopende inkoopcontracten.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 10: Samenvatting jaarverslaggeving

12

Hoofdstuk 10 Resultatenrekening

10.1 Keuzemogelijkheden bij de opstelling van de resultatenrekening

De IASB stelt slechts een paar eisen aan de rubricering van een resultatenrekening. De kosten

dienen wel gesplitst te worden naar kostensoorten (loonkosten, grondstofkosten, afschrijvingen,

etc.) of naar bedrijfsfunctie.

De Nederlandse wet en de RJ kennen wel eisen m.b.t. resultatenrekening. Er mag

gebruikgemaakt worden van 6 modellen (E tot en met J). Er zijn 2 presentatievormen toegestaan:

de verticale opstelling (staffelvorm) of de horizontale opstelling (scrontovorm).

10.2 Categorisch versus functioneel

10.2.1 De categorische resultatenrekening

Zie tabel 10.2: hfst. 10; blz. 209; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier voor een resultatenrekening

volgens de functionele weergave.

10.2.2 De functionele resultatenrekening

Zie tabel 10.2: hfst. 10; blz. 211; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier voor een resultatenrekening volgens de functionele weergave.

10.3 Specifieke voorschriften

10.3.1 Segmentatie

De IASB geeft aan dat de voorkeur uitgaat naar uitsplitsing van diverse posten voor

beursgenoteerde bedrijven. Niet-beurs genoteerde bedrijven wordt aangeraden hun jaarrekening

op te stellen volgens de regels van IFRS. De RJ beveelt dit aan voor grote rechtspersonen.

De opsplitsing is gebaseerd op geografisch gebied en bedrijfstak of productgroep.

10.3.2 Informatie over personeel

Het is verplicht om het gemiddeld aantal personeelsleden weer te geven. Bij de categorische

resultatenrekening dienen lonen en sociale lasten afzonderlijk te worden weergegeven. Bij de

functionele resultatenrekening zijn de personeelslasten niet zichtbaar. Dit dient echter wel in de

toelichting te worden opgenomen.

10.4 Gewone, bijzondere en buitengewone resultaten

Een bijzonder resultaat is incidenteel en ontstaat uit gewone bedrijfsuitoefening. Het

boekverlies dat geleden wordt wegens faillissement van een debiteur is een goed voorbeeld.

Volgens de RJ moeten deze bijzondere posten in de toelichting toegelicht worden, naar

omvang en aard en ongesaldeerd.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 11: Samenvatting jaarverslaggeving

13

10.5 Rechtstreekse vermogensmutaties

Zie hfst. 10; blz. 216-217; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

10.6 Verwerking van langlopende werken in de resultatenrekening

10.6.1 Completed contract method

In de categorische resultatenrekening worden de gemaakte kosten verantwoord gedurende de

bouwperiode tot het jaar van oplevering.

In de functionele resultatenrekening worden de gehele omzet en de totale kosten pas geboekt in

het jaar van oplevering.

10.6.2 Percentage of completion method

Bij gebruik van de categorische resultatenrekening zijn er in dit geval twee presentatiewijzen

mogelijk. Bij de eerste variant wordt als omzet genomen de opbrengstwaarde van het gedurende

het verslagjaar verrichte werk. Bij de tweede variant wordt de omzet pas genomen op het

moment van oplevering. De functionele resultatenrekening ondersteunt de tweede variant niet.

10.7 Toegevoegde waarde

Toegevoegde waarde geeft het totale inkomen aan dat de onderneming verkrijgt ten behoeve van

de participanten. De participanten zijn: overheid (belastingen), vreemdvermogenverschaffers

(financiële lasten), eigenvermogenverschaffers (nettowinst) en personeelsleden (lonen/salarissen

en sociale lasten).

Het gaat hier om netto toegevoegde waarde want de afschrijvingen zijn er al van af gehaald. De

IASB kent geen verplichtingen m.b.t. toegevoegde waarde. De RJ echter wel: in de jaarrekening

of jaarverslag dient een overzicht van toegevoegde waarde opgenomen te worden. De

Nederlandse wet eist geen overzicht.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 12: Samenvatting jaarverslaggeving

14

Hoofdstuk 11 Kasstroomoverzicht

11.1 Belang en status van kasstroomoverzichten

Naast de balans en de resultatenrekening wordt er tegenwoordig ook een kasstroomoverzicht

opgenomen in de jaarrekening. Dit overzicht geeft weergave van de inkomende en uitgaande

geldmiddelen gedurende de verslagperiode.

Aan de hand van het kasstroomoverzicht kan nuttige informatie verkregen worden over de

liquiditeit en de solvabiliteit. Door kasstroomoverzicht heeft men inzicht in

investeringsactiviteiten, inzicht in financiering van investeringsactiviteiten, inzicht in cashgenerating capacity en inzicht in kwaliteit van de winst.

De IASB verplicht het opnemen van een kasstroomoverzicht. De RJ verplicht dit alleen voor

grote en middelgrote rechtspersonen. Beide regelgevers beschouwen het kasstroomoverzicht als

een onderdeel van de jaarrekening.

11.2 Rubricering van het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht moet ingedeeld worden in drie categorieën:

• Investeringsactiviteiten

• Financieringsactiviteiten

• Operationele activiteiten

Kasstroomoverzicht kan opgesteld worden aan de hand van:

• Directe methode : Rechtstreeks ontleent aan het kas/bank/giroboek.

• Indirecte methode : Winst als uitgangspunt en d.m.v. correcties op de kosten en

opbrengsten de uitgaven en ontvangsten bepalen.

Alleen de RJ schrijft een structuur voor waaraan de presentatie van het kasstroom-overzicht moet

voldoen.

Zie tabel 11.1: hfst. 11; blz. 228; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

De IASB en de RJ geven de voorkeur aan het gebruik van de directe methode. Daarnaast

beveelt de RJ aan dat er in de toelichting dan wel een aansluiting tussen resultaat en

kasstroom uit bedrijfsoperaties inzichtelijk gemaakt dient te worden.

11.3 Voorbeeld van een kasstroomoverzicht

Zie paragraaf 11.3: hfst. 11; blz. 230-235; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

De cashflow is een eenvoudige benadering van de werkelijke operationele kasstroom en is gelijk

aan de winst plus de afschrijvingen.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 13: Samenvatting jaarverslaggeving

15

Deel 3 Winst- en vermogensbepaling in geval van prijsfluctuaties

Hoofdstuk 12 Instandhoudingsdoelstellingen en waarderingsgrondslagen

12.1 Elementen van een winstbepalingsstelsel

12.1.1 De instandhoudingsdoelstelling

De winst kan bepaald worden aan de hand van de gekozen instandhoudingsdoelstelling. Er zijn

drie verschillende mogelijkheden:

• Nominalistische winstopvatting • Substantialisme

• Handhaving van de algemene koopkracht van het eigen vermogen

De nominalistische winstopvatting houdt in dat de onderneming weer terug gebracht wordt naar

de beginsituatie in geld. Al het geld dat dan overblijft is winst.

Het substantialisme gaat er van uit de onderneming weer in productiemiddelen gelijk moet zijn

aan de beginsituatie.

Zie voorbeeld 12.2: hfst. 12; blz. 243; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Het nominalisme en de handhaving van de algemene koopkracht van het eigen vermogen

vallen onder de financiële vermogensinstandhouding. Het substantialisme valt onder de

fysieke vermogensinstandhouding. Het hangt af van de winstbestemming off de winst ook

daadwerkelijk uitgekeerd zal worden.

12.1.2 Waardering van de materiële activa

Het winstbepalingsstelsel is nog niet compleet na het kiezen van een

instandhoudingsdoelstelling; er moet ook nog gekozen worden hoe de materiële

activa gewaardeerd zullen worden.

Mogelijke waarderingsgrondslagen zijn:

• De geschatte verkoopprijs of de reële waarde

• De voor inflatie gecorrigeerde historische kostprijs• Historische kostprijs

• Vervangingswaarde

In theorie is het mogelijk dat er combinaties van instandhoudingsdoelstellingen en

waarderingsgrondslagen zijn.

Zie tabel 12.1: hfst. 12; blz. 245; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

12.2 Regelgeving inzake winstbepalingsstelsels

Zie tabel 12.2: hfst. 12; blz. 246; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier voor een samenvattend

overzicht van de waarderingsregels van de wet, IASB en de RJ.

12.3 Introductie van het centrale voorbeeld

Voor het centrale voorbeeld, zie: hfst. 12; blz. 247; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 14: Samenvatting jaarverslaggeving

16

Hoofdstuk 13 Historischekostenstelsels

13.1 Toepassing van historische kosten op de vaste activa

Bij het historische kostenstelsel maakt men geen gebruik van schattingen, want het is gebaseerd

op werkelijk betaalde prijzen. Duurzame productiemiddelen worden gewaardeerd tegen

oorspronkelijk betaalde prijs verminderd met de afschrijvingen. Het resultaat wordt op

nominalistische wijze berekend.

13.2 Toepassing van historische kosten op de voorraden

Er zijn verschillende methoden om de waarde van de voorraad te berekenen:

• Fifo

• Gemiddelde inkoopprijs

• Lifo (individueel, collectief)

• IJzeren voorraadstelsel

13.2.1 Fifo

De eerst ingekochte goederen worden ook als eerste weer verkocht.

Voor het centrale voorbeeld, zie: hfst. 13; blz. 250-251; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

13.2.2 Gemiddelde inkoopprijs

De gewogen gemiddelde inkoopprijs van de voorraad wordt genomen om de voorraad te

waarderen. Na iedere inkoopkan deze dus anders zijn.

Voor een voorbeeld, zie: hfst. 13; blz. 252; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

13.2.3 Lifo

De laatst ingekochte goederen worden als eerste verkocht. Je hebt hierbij een verschil tussen

individueel en collectief lifo.

Bij individueel lifo kijkt men per transactie welke voorraad op het moment van verkoop het laatst

is ingekocht (lifo per transactie).

Bij collectief lifo gaat men er van uit dat de laatst in de betreffende periode ingekochte voorraden

in die periode zijn verkocht, er wordt niet gelet op de volgorde van in- en verkopen (lifo per

periode).

Voor het centrale voorbeeld, zie: hfst. 13; blz. 254; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Lifo-schijven ontstaan als de eindvoorraad groter is dan de beginvoorraad.

13.2.4 Het ijzeren voorraadstelsel

Het ijzeren voorraadstelsel is de voorraad die men nodig heeft om de normale

bedrijfsactiviteiten uit te kunnen voeren. Ze worden voor een vaste prijs op de balans

opgenomen. Hiervoor gebruikt men de historische kostprijs (inkoopprijs). Er wordt dus geen

winst gemaakt (substantialistisch).

Zie voorbeeld 13.1; hfst. 13; blz. 256; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

• Manco : Tekort x actuele inkoopprijs

• Surplus : Overschot x historische kostprijs

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 15: Samenvatting jaarverslaggeving

17

13.3 Vermogensbepaling

Als er prijsstijgingen zijn krijg je door historische kosten stille reserves in materiele vaste activa.

Op de balans staan ze voor een lager bedrag dan op dat moment de inkoopprijs is. Bij fifo is bij

prijsstijging de stille reserve klein. Bij gemiddelde inkoopprijs en lifo zijn de reserves steeds

groter.

Zie figuur 13.2; hfst. 13; blz. 259; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Hoe beter een methode de voorraadresultaten uit de winst elimineert, hoe slechter de

vermogensbepaling.

13.4 Prijsdaling

Bij prijsdaling dient de minimumwaarderingsregel toegepast te worden

(voorzichtigheidsprincipe).

Pas als de verliezen geconstateerd worden, dienen ze opgenomen te worden en komen ze ten

laste van het resultaat.

Dit geldt ook voor de vaste activa. Hier moet echter gekeken worden naar de realiseerbare

waarde. Afgevraagd dient te worden of deze lager of hoger is dan de boekwaarde op historische

kostenbasis.

13.5 Regelgeving inzake historische kosten

De IASB, de RJ en de Nederlandse wet verplichten het gebruik van de

minimumwaarderingsregel.

De fiscale wetgeving schrijft toepassing van historische kosten voor. Dit betekent dat fiscaal alle

in dit hoofdstuk behandelde historischekostenvarianten zijn toegestaan

RJ geeft aan dat als historische kosten worden toegepast, dat deze informatie dan op basis van de

actuele waarde in de toelichting overwogen dient te worden.

Bij de rentabiliteit wordt het te hoog voorgesteld: winst (teller) wordt te hoog weergegeven en

het vermogen (noemer) te laag.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 16: Samenvatting jaarverslaggeving

18

Hoofdstuk 14 Vervangingswaardestelsel

14.1 Essentie van het vervangingswaardestelsel

Bij het vervangingswaardestelsel worden voorraadresultaten uit de winst geëlimineerd en

worden stille reserves uit de waardering gehaald. Bij de waardering en de winstbepaling maakt

men gebruik van de vervangingswaarde.

De herwaarderingsreserve is erg belangrijk. Als er prijsstijgingen zijn op de inkoopmarkt van de

activa wordt de waardering van de activa aan de nieuwe prijs aangepast. Dit is geen winst, maar

komt ten goede van de herwaarderingsreserve.

Zie het centrale voorbeeld; hfst. 14; blz. 265-268; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Het ongerealiseerde deel van de herwaarderingsreserve is een wettelijke reserve. Uitkering van

de gerealiseerde herwaarderingsreserve is in strijd met de substantialistische winstopvatting. Ook

bij vervangingswaardestelsel de minimumwaarderingsregel.

14.2 Bepalen van de vervangingswaarde

Het bepalen van de vervangingswaarde is moeilijk, want je hebt te maken met veel schattingen.Het is mogelijk dat er al een beter productiemiddel op de markt is. Men gaat dan van de

inkoopprijs uit die op het moment van vervangen actueel is. Doordat het bepalen van de

vervangingswaarde erg lastig is geeft men dan ook vaak de voorkeur aan het

historischekostenstelsel.

14.3 De normalevoorraadgedachte

14.3.1 Theoretische achtergrond

Limperg ziet winst als het bedrag dat aan de eigenaren wordt uitgekeerd zonder de onderneming

als inkomensbron aan te tasten. Winst is dus verteerbaar inkomen.

De normalevoorraadgedachte houdt in dat men altijd over een normale voorraad wil kunnen

beschikken.

Zie voorbeeld 14.2; hfst. 14; blz. 271; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Als er zich een prijswijziging voordoet ontstaat er een resultaat. Dit resultaat kan zich voordoen

als inhaalafschrijving, bij prijsveranderingen van duurzame productiemiddelen of als

speculatieresultaat. Dit laatste heeft te maken met prijsveranderingen van de goederenvoorraad.

14.3.2 Inhaalafschrijvingen

Zie het centrale voorbeeld; hfst. 14; blz. 272-273; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

14.3.3 Speculatieresultaten

Zie het centrale voorbeeld; hfst. 14; blz. 274-275; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Speculatieverliezen ontstaan als bij een prijsstijging de voorraad kleiner is dan de normale

voorraad (negatieve speculatieve voorraad). Er kan ook een prijsdaling zijn terwijl de voorraad

groter is dan de normale voorraad (positieve speculatieve voorraad). Het

voorzichtigheidsprincipe speelt hierbij een belangrijke rol.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 17: Samenvatting jaarverslaggeving

19

Speculatiewinsten ontstaan als er een prijsstijging is en de werkelijke voorraad is groter dan de

normale. Of er is een prijsdaling en de werkelijke voorraad is kleiner dan de normale. Vroeger

hield men geen rekening met het voorzichtigheidsprincipe.

14.3.4 Het diversiteitsverschijnsel

Als er een activum of meerdere activa zijn die tegelijk zijn aangeschaft en op hetzelfde moment

zullen worden vervangen, heb je te maken met diversiteit in leeftijd en levensduur. Men kan

zorgen dat de diversiteit beter afgestemd is, door gelijkmatig nieuwe activa aan te schaffen, zodat

inhaalafschrijvingen per jaar stabiel zijn. Bij een ideaalcomplex kan men zelfs zonder

inhaalafschrijvingen.

Zie voorbeeld 14.3; hfst. 14; blz. 279; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

14.3.5 Bezwaren vanuit de praktijk

Het ‘klassieke’ vervangingswaardestelsel is in de praktijk niet overgenomen. Als men er al

gebruik van maakt, doen ze dat zonder de normalevoorraadgedachte te gebruiken.

Er zijn verschillende argumenten om deze gedachte niet te gebruiken, zoals dat de grootte van de

normale voorraad lastig is vast te stellen. Het zou mogelijk zijn om in dit geval dan gebruik te

maken van de normalevoorraadzone. In de praktijk gebeurt dit eigenlijk zelden.

14.4 De financieringsvariant

De mate waarin de vreemd vermogen verschaffer bereid is om krediet te verschaffen is mede

afhankelijk van de financiële structuur van de onderneming. Hoe meer eigen vermogen er is, hoe

groter de leencapaciteit is.

Financieringswinst ontstaat door prijsstijging van een materieel actief welke gefinancierd is met

vreemd vermogen.

De herwaarderingsreserve wordt bij de financieringsvariant gesplitst in:

• Percentage EV/TV: Gerealiseerde en ongerealiseerde herwaarderingsreserve.

• Percentage VV/TV: Gerealiseerde en ongerealiseerde financieringswinst

(correctie).

14.5 Regelgeving inzake het vervangingswaardestelsel

Op grond van art. 384.1 is voor materiële vaste activa en voorraden het gebruik van actuele

waarde toegestaan. Fiscaal is het vervangingswaardestelsel niet toegestaan

Zie tabel 14.2; hfst. 14; blz. 287; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

14.6 Toepassing van het vervangingswaardestelsel in de praktijk

Tot voor kort werd door beursgenoteerde ondernemingen in vrij grote mate gebruik gemaakt van

de vervangingswaarde. De laatste jaren is een groot aantal van deze ondernemingen

overgeschakeld naar het historischekostenstelsel.

Ondanks de relevantere informatie die het vervangingswaardestelsel aan de gebruiker verschaft,

mag worden verwacht dat toepassing in de toekomst verder zal afnemen.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 18: Samenvatting jaarverslaggeving

20

Hoofdstuk 15 Overige winstbepalingsstelsels

15.1 Het moderne nominalisme

15.1.1 Nederlandse invulling

Moderne nominalisten in Nederland zijn tegen de winstbepaling via het

vervangingswaardestelsel. Of er vermogen mag worden vastgehouden ligt niet bij de

winstbepaling, maar bij de winstbestemming volgens hen. Historische kosten is volgens hen de

juiste manier. De vervangingswaarde voor de vermogensbepaling zien zij wel zitten.

Zie het centrale voorbeeld; hfst. 15; blz. 291; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

15.1.2 Amerikaanse invulling

Het verschil tussen de opvatting van de Amerikanen en de Nederlanders zit hem in het

realisatieprincipe. Nederlanders vinden dat alleen de in de periode gerealiseerde waardestijging

van de activa tot de winst gerekend mag worden. De Amerikanen vinden echter dat in een

periode opgetreden waardestijgingen van de activa tot winst gerekend mogen worden. Bij de

Amerikanen houdt dit in dat de post Herwaardering niet meer bestaat.

Zie het centrale voorbeeld; hfst. 15; blz. 292-293; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

15.2 Het stelsel-Bakker

Bakker heeft een waarderings- en winstbepalingsstelsel ontwikkeld, waarbij twee zaken een rol

spelen:

• Waardering materiële activa tegen vervangingswaarde

• Instandhoudingsdoelstelling is handhaving koopkracht eigen vermogen

Bij de materiele activa gaat men uit van het specifieke prijspeil en voor het eigen vermogen van

het algemene prijspeil. Als dit resultaat positief is, dan wordt het realisatieprincipe toegepast. Er

komen geen inhaalafschrijvingen of speculatieresultaten voor (dus geen normale

voorraadgedachte).

Zie het centrale voorbeeld; hfst. 15; blz. 295; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]

Page 19: Samenvatting jaarverslaggeving

21

15.3 General price-level accounting

In Nedelrand noemt men dit systeem ook wel ‘aangepast historischekostenstelsel’.

Uitgangspunt bij general price-level accounting is dat de jaarrekening op basis van historische

kosten opgesteld is. Alle posten zijn geïndexeerd. Er wordt dus rekening gehouden met

prijsfluctuaties.

Materiele activa en eigen vermogen worden vermenigvuldigt met een factor: prijsindex aan het

eind van de periode / prijsindex op ontstaansmoment. Ook bij de resultatenrekening maakt men

gebruik van vermenigvuldiging met deze factor. Op de resultatenrekening ontstaat ook nog een

post genaamd ‘koopkrachtresultaat’.

Zie het centrale voorbeeld; hfst. 15; blz. 298-299; Jaarverslaggeving; Epe/Koetzier.

Verspreiden niet toegestaan | Gedownload door: Hans Hendrik | E-mail adres: [email protected]