Integrated Reporting - Waardecreatie zichtbaar in verslaggeving
Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
-
Upload
jordy-bekker -
Category
Documents
-
view
414 -
download
13
Transcript of Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
1/127
Dr. Peter Epe RA
Drs. Wim Koetzier
Wim Hoffmann RA
Jaarverslaggeving
Uitwerkingen docent
zevende druk
Noordhoff Uitgevers Groningen/Houten
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
2/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 2
Inhoud
1 Externe verslaggeving: relaties met andere vakgebieden en ontwikkeling 3
Deel 1 Bedrijfseconomische en juridische grondslagen van de externe verslaggeving 6
2 Waarde en winst 7
3 Verslaggevingsprincipes van de boekhoudkundige waarde- en winstbepaling 10
4 Regelgevers en toezichthouders 14
5 Regelgeving: materiële en formele aspecten van de publicatieplicht 18
Deel 2 De basisoverzichten van de externe verslaggeving: balans, resultatenrekening en
kasstroomoverzicht 22
6 Vaste activa 23
7 Vlottende activa 29
8 Eigen vermogen 37 9 Vreemd vermogen 40
10 Resultatenrekening 43
11 Kasstroomoverzicht 48
Deel 3 Winst- en vermogensbepaling in geval van pri jsfluctuaties 51
12 Instandhoudingsdoelstellingen en waarderingsgrondslagen 52
13 Historischekostenstelsel 54
14 Vervangingswaardestelsel 61
15 Overige winstbepalingsstelsels 74
Deel 4 Concernvorming 80
16 Kapitaalbelangen 81
17 Consolidatie 88
Deel 5 Overige onderwerpen 97
18 Vreemde valuta 98
19 Winstbelasting 106
Hoofdstukoverstijgende vraagstukken 118
De uitwerkingen van de in het opgavenboek met een sterretje aangeduide vraagstukken en
casussen – bedoeld voor zelfstudie – zijn opgenomen op de website:
www.jaarverslaggeving.noordhoff.nl.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
3/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 3
1 Externe verslaggeving: relaties met anderevakgebieden en ontwikkeling
Vraagstuk 1.1 Een handelsonderneming
a Balans per 31 december 2013 (bedragen € 1.000)
Vaste activa Eigen vermogen 625Gebouwen 336 Langlopende schulden
Auto’s 90 9%-hypothecaire lening 180 ––– Kortlopende schulden
426 Crediteuren 110Vlottende activaVoorraad 100Debiteuren 90
Liquide middelen 299 –––
489 ––– –––915 915
Toelichting:• Gebouwen: € 352.000 – € 16.000 = € 336.000• Auto’s: € 150.000 – € 60.000 = € 90.000• Voorraad: 2 000 (3 000 + 18 000 – 19 000) € 50 = € 100.000• Debiteuren: € 1.900.000 – € 1.810.000 = € 90.000• Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2013 € 83.000Ontvangsten:
– Debiteuren 1 januari 2013 € 85.000 + – Uit hoofde van verkopen in 2013 € 1.810.000 + – Storting privégeld eigenaren € 50.000 +Uitgaven:
– Crediteuren 1 januari 2013 € 165.000 – – Uit hoofde van inkopen in 2013 € 790.000 – – Uitgekeerde winst over 2012 € 40.000 – – Aflossing lening € 20.000 – – Interest lening € 18.000 – – Lonen en sociale lasten € 696.000 –
––––––––––Saldo 31 december 2013 € 299.000
• Eigen vermogen: Saldopost• 9% hypothecaire lening: € 200.000 – € 20.000 = € 180.000• Crediteuren: € 900.000 – € 790.000 = € 110.000
b Eigen vermogen 31 december 2013 € 625.000Eigen vermogen 1 januari 2013 € 455.000 –
––––––––Vermogenstoename € 170.000Stortingen € 50.000 –Onttrekkingen € 40.000 +
––––––––Winst 2013 € 160.000
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
4/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 4
c Resultatenrekening over 2013
Opbrengst verkopen 19 000 € 100 = € 1.900.000Kostprijs verkopen 19 000 € 50 = € 950.000Lonen en sociale lasten € 696.000Interestlasten 9% van € 200.000 = € 18.000
Afschrijvingen:• Gebouwen 4% van € 400.000 = € 16.000• Auto’s 40% van € 150.000 = € 60.000
–––––––– € 1.740.000 ––––––––––
Winst € 160.000
Vraagstuk 1.2 Konink lijke Reesink nv
a 1 RTV =
winst vóór aftrek van belasting betaalde interest
100%gemiddeld totale vermogen
=
€ 231 € 905 € 1.136
100% 100% 0,7% € 163.096 € 163.096
2 REV vóór aftrek van belasting =
winst vóór aftrek van belasting100%
gemiddeld eigen vermogen
= € 231
100% 0,3% € 74.055
3 REV na aftrek van belasting
=nettowinst
100%gemiddeld eigen vermogen
= € 4.317
100% 5,8% € 74.055
b Dit wordt veroorzaakt door de afwijking van de rentabiliteit van het vreemd vermogen
(RVV) ten opzichte van de rentabiliteit van het totale vermogen (RTV).De RVV is
€ 905
€ 163.096 € 74.055 100% =
€ 905
€ 89.041 100% = 1,0%. Omdat de
vreemdvermogenverschaffers een hogere vergoeding eisen voor het ter beschikkingstellen van hun vermogen dan de RTV, komt de rentabiliteit van het eigen vermogenvóór aftrek van belasting lager uit dan de RTV. Men spreekt in dit verband van eennegatieve hefboomwerking.
c 1 Current ratio =Vlottende activa € 95.359
1,52Kortlopende verplichtingen € 62.711
2 Als norm wordt wel gesteld dat de current ratio ongeveer 1,5 à 2 moet zijn; decurrent ratio van Reesink voldoet hier per 31 december 2012 net aan.Bij de berekende current ratio dienen nog enkele kanttekeningen geplaatst teworden:• De vlottende activa bestaan voor 66% uit voorraden; in geval van een
opslagduur van de voorraden van bijvoorbeeld twee maanden en van eenbetalingstermijn van de debiteuren van eveneens twee maanden, zal het in devoorraden geïnvesteerde vermogen gemiddeld pas na drie maanden ingeldvorm vrijkomen.
• Onder de voorzieningen kunnen op korte termijn betalingsverplichtingenschuilen; deze dienen voor de berekening van de current ratio te wordenmeegenomen.
• De current ratio houdt geen rekening met mogelijke dispositieruimte oprekening-courantkredieten.
Verder is het van belang op te merken dat het bepalen van de liquiditeit aan dehand van de balans (statische liquiditeit) slechts een momentopname is; zoworden bijvoorbeeld financiële verplichtingen die kort na balansdatum ontstaan,
zoals uitgaven ten behoeve van het productieproces en loonbetalingen, niet in debeoordeling betrokken. De liquiditeit is daarom beter te beoordelen aan de hand
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
5/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 5
van een liquiditeitsbegroting (dynamische liquiditeit) en met behulp van eenkasstroomoverzicht (zie hoofdstuk 11).
d 1 Eigen vermogen € 74.055
0,45Totaal vermogen € 163.096
2 Voor de verhouding eigen vermogen : totaal vermogen wordt vaak een minimale
norm van 13
à 14
gehanteerd. De verhouding van Reesink per 31 december 2012 zit
hier ruim boven. Bij de beoordeling speelt echter ook de rentabiliteit een rol. Bijeen lagere rentabiliteit (zoals in dit geval bij Reesink) is een hogere verhoudingwenselijk.
e 1 De rentabiliteit van het totale vermogen zal verslechteren omdat het resultaatdaalt, terwijl het totale vermogen ongewijzigd blijft.De rentabiliteit van het eigen vermogen verslechtert eveneens omdat – bij eenrentabiliteit kleiner dan 100% – de negatieve werking van de daling van hetresultaat sterker doorwerkt op de rentabiliteitsberekening dan de positievewerking van de daling van het eigen vermogen.Indien het extra gegeven ertoe leidt dat op korte termijn de betalingsverplichtingentoenemen, heeft dit een negatieve werking op de liquiditeit.De solvabiliteit verslechtert door de toename van het vreemd vermogen en dehieraan gelijke afname van het eigen vermogen.
2 Zowel het resultaat (door de lagere afschrijvingskosten) als het (eigen en totaal)vermogen (door de hogere boekwaarde) zullen stijgen:• De rentabiliteit van het (eigen en totaal) vermogen zal – bij een rentabiliteit
kleiner dan 100% – stijgen omdat de positieve werking van de stijging van hetresultaat sterker doorwerkt dan de negatieve werking van de toename van hetvermogen.
• De liquiditeit verandert niet.• De solvabiliteit verbetert omdat het eigen vermogen toeneemt, terwijl het
vreemd vermogen gelijk blijft.3 Door de daling van het vreemd vermogen en daarmee van het totaal vermogen
verbetert de rentabiliteit van het totale vermogen, terwijl de r entabiliteit van heteigen vermogen onveranderd blijft.De liquiditeit ondergaat in wezen geen verandering. De current ratio (zoals bijvraag c1 berekend en die veelal als indicatie wordt gebruikt bij de beoordeling vande liquiditeit) komt echter hoger uit. Een dergelijke gebeurtenis wordt daarom
vaak aangeduid als ‘window dressing’.De solvabiliteit verbetert door de afname van het vreemd vermogen.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
6/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 6
Deel 1Bedrijfseconomische en juridische grondslagen van deexterne verslaggeving
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
7/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 7
2 Waarde en winst
Vraagstuk 2.1 Het economisch waardebegrip
a Jaar 1
Vermogen 1/1 =2 3
€ 30.000 € 30.000 € 50.000 € 89.632
1,1 1,1 1,1
Vermogen 31/12 =2
€ 30.000 € 50.000 € 30.000 € 98.595
1,1 1,1
Winst = € 98.595 – € 89.632 = € 8.963
Investering 1 januari jaar 1 € 100.000Vermogen 1 januari jaar 1 (na investering) € 89.632
––––––––
Aanvangswinst jaar 1 – € 10.368
Jaar 2
Vermogen 1/1 =2
€ 30.000 € 50.000 € 21.037* € 89.632
1,1 1,1
Vermogen 31/12 = € 50.000
€ 21.037 € 30.000 € 96.4921,1
Winst = € 96.492 – € 89.632 = € 6.860
* € 30.000 – € 8.963 = € 21.037
Jaar 3
Vermogen 1/1 = € 50.000
€ 21.037 € 23.140* € 89.632
1,1
Vermogen 31/12 = € 21.037 + € 23.140 + € 50.000 = € 94.177Winst = € 94.177 – € 89.632 = € 4.545
* € 30.000 – € 6.860 = € 23.140
b De oorzaak van de berekende aanvangswinst (– € 10.368) is dat bij de start van deonderneming de inkoopprijs van het aangeschafte productiemiddel (€ 100.000)getransformeerd wordt in de bedrijfswaarde (€ 89.632); op dat moment wordtovergeschakeld van in- naar verkoopmarkt.
c De investeringsbeslissing is niet economisch verantwoord omdat de aanvangswinst(waarin alle toekomstige nettokasstromen zijn opgenomen) negatief is. De nadienberekende jaarwinsten ontstaan alleen door het verstrijken van de tijd.
d De essentie van een onderneming is het omzetten van productiemiddelen in teverkopen goederen en diensten. Het economisch waardebegrip is hierop gebaseerden levert dan ook zeer relevante cijfers op.Met de betrouwbaarheid van het economisch waardebegrip is het slechter gesteld:het is gebaseerd op de toekomstverwachtingen van de bedrijfsleiding inzake afzet,verkoopprijzen, exploitatiekosten, rentevoet, enzovoort. Het economischwaardebegrip steunt dus op schattingen van de ondernemingsleiding en deze zijnniet controleerbaar.Dit gebrek aan betrouwbaarheid is er de oorzaak van dat de externe verslaggevingniet in eerste instantie gebaseerd kan worden op het economisch waardebegrip. Deverantwoordingsfunctie die de externe verslaggeving heeft, verdraagt zich niet met demogelijkheid dat de bedrijfsleiding haar eigen schattingen tot grondslag vanwaardering en winstbepaling maakt. De ongelimiteerde mogelijkheden tot creativeaccounting die met het economisch waardebegrip gepaard gaan, maken hetongeschikt voor het opstellen van de externe jaarrekening als geheel.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
8/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 8
Vraagstuk 2.3 Zilvervloot bv
a 1 Balans per 31 december 2013 (bedragen € 1 mln)
Bergingsschip 22,5 Aandelenkapitaal 15Effecten 1 Banklening 20Liquide middelen 27,9 Reorganisatievoorziening 2
Winst 2013 14,4
–––– ––––51,4 51,4
Toelichting:
• Bergingsschip: € 25.000.000 9
10= € 22.500.000
• Liquide middelen: Aandelenemissie € 15.000.000 +Banklening € 20.000.000 +Opbrengst veiling € 40.000.000 +Interest 8% € 20.000.000 = € 1.600.000 –Huur bedrijfspand € 500.000 –Kosten ‘Historical research’ € 4.000.000 –
Aanschaf bergingsschip € 25.000.000 –
Kosten ‘Operations’ € 12.000.000 –Kosten ‘Technical development’ € 3.000.000 – Aanschaf aandelen € 1.000.000 –
–––––––––––Saldo 31 december 2013 € 27.900.000
Resultatenrekening over 2013 (bedragen € 1 mln)
Omzet 40Huur 0,5
Afschrijvingskosten 25 1
10= 2,5
Loon- en overige kosten 4 + 12 + 3 = 19Interest 1,6Toevoeging reorganisatievoorziening 2
––––25,6 –
––––Winst 14,4
2 Balans per 31 december 2013 (bedragen € 1 mln)
Ontwikkelingskosten 2,7 Aandelenkapitaal 15Pand 9,5 Banklening 20Bergingsschip 22,5 Huurverplichtingen 9,5Effecten 1,3 Winst 2013 19,4Liquide middelen 27,9
–––– ––––63,9 63,9
Toelichting:• Ontwikkelingskosten: € 3.000.000
9
10= € 2.700.000 (Uitgegaan is van
afschrijving over vijf jaar en een gelijkmatige spreiding van de kosten over het jaar, waardoor over 2013 10% wordt afgeschreven; verder wordt in hoofdstuk6 aangegeven dat tegenover de geactiveerde ontwikkelingskosten eenwettelijke reserve moet worden gevormd.)
• Pand: € 10.000.000 19
20= € 9.500.000
• Huurverplichtingen: € 10.000.000 – € 500.000 = € 9.500.000 (Bij deberekening van de huurverplichtingen is voorbijgegaan aan de berekening vaninterest: in de huurprijs is geen interestvergoeding opgenomen; in hoofdstuk 6wordt deze problematiek uitgebreid besproken.)
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
9/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 9
Resultatenrekening over 2013 (bedragen € 1 mln)
Omzet 40 Afschrijvingskosten:
• Ontwikkelingskosten 3 1
10= 0,3
• Pand 10 1
20= 0,5
• Bergingsschip 2,5Loon- en overige kosten 4 + 12 = 16Interest 1,6
––––20,9 –
Koersstijging aandelenbelegging 1,3 – 1 = 0,3 + ––––
Winst 19,4
3 Balans per 31 december 2013 (bedragen € 1 mln)
Ontwikkelingskosten 2,7 Aandelenkapitaal 15Pand 9,5 Banklening 20Bergingsschip 22,5 Huurverplichtingen 9,5Effecten 1,3 Toegerekende interest
Liquide middelen 27,9 eigen vermogen 1,8Winst 2013 17,6
–––– ––––63,9 63,9
Toelichting:• Toegerekende interest eigen vermogen: 12% € 15.000.000 = € 1.800.000
Resultatenrekening over 2013 (bedragen € 1 mln)
Omzet 40 Afschrijvingskosten:• Ontwikkelingskosten 0,3• Pand 0,5• Bergingsschip 2,5
Loon- en overige kosten 16Interest:• Banklening 1,6• Eigen vermogen 1,8
––––22,7 –
Koersstijging aandelenbelegging 0,3 + ––––
Winst 17,6
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
10/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 10
3 Verslaggevingsprincipes van de boekhoudkundigewaarde- en winstbepaling
Vraagstuk 3.1 Stairway bv
a Voor het moment van opbrengstneming geldt het realisatieprincipe, dat voorschrijftdat dit dient te geschieden als de onderneming de verkoopprestatie voltooid heeft. Op25 mei is dit het geval, zodat dan de opbrengst genomen zal moeten worden. Mochter nog een opleveringsprocedure volgen, kan eventueel opbrengstneming tot datmoment worden uitgesteld, omdat de economische risico’s dan nog bij Stairwayliggen.
b Product matching:• Inkoopkosten trappen 92 € 1.000 = € 92.000
• Loonkosten monteurs 800 uur € 251
= € 20.000Period matching:
• Afschrijving auto’s 3 € 60.000
48= € 3.750
Direct ten laste van het resultaat:• Bijkomende autokosten 3 € 500 = € 1.500
• Kantoorhuur € 21.600
12= € 1.800
• Loonkosten kantoorpersoneel 2 € 36.000
12= € 6.000
–––––––– € 125.050
1 € 40.0001.600 uur
Vraagstuk 3.3 bv Beuk
a 1 Kas € 1.000.000 Aandelenkapitaal € 500.000 Agio € 500.000
2 Vooruitbetaalde huur (overlopende activa) € 25.000Resultaat € 25.000Kas € 50.000
3 Machine220.000
300.000 € 600.000 = € 440.000
Voorraad hout € 500.000 – 80.000 € 5 = € 100.000Kas € 1.180.000(machine € 600.000; personeel € 80.000; hout € 500.000)
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
11/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 11
4 Transactie met klant A is gerealiseerd (verkocht en afgeleverd).Transactie met klant B is per 31 december 2013 nog niet gerealiseerd (nietafgeleverd).Voorraad klompen 20 000 € 8 = € 160.000Toelichting:• productie 80 000 – afzet 60 000 = 20 000• balanswaardering:
– materiaal € 5
– machine € 600.000300.000
= € 2
– personeel € 80.000
80000= € 1
––– € 8
Resultaat 60 000 (€ 15 – € 8) = € 420.000Vooruitontvangen bedragen (overlopende passiva)
20 000 € 15 = € 300.000Kas 80 000 € 15 = € 1.200.000
5 a (Op grond van het voorzichtigheidsprincipe of ‘more likely than not’) vorderingniet activeren:Resultaat € 10.000Kas € 10.000
b (Op grond van het voorzichtigheidsprincipe of ‘more likely than not’) eenvoorziening treffen:Resultaat € 25.000Voorziening € 25.000
b Balans 31 december 2013 (bedragen € 1)
Machine 440.000 Aandelenkapitaal 500.000Voorraad hout 100.000 Agio 500.000Voorraad klompen 160.000 Voorziening 25.000Vooruitbetaalde huren 25.000 Vooruitontvangen bedragen 300.000Kas 960.000 Winst 2013 360.000
–––––––– ––––––––1.685.000 1.685.000
Vraagstuk 3.4 Celeste nv
Resultatenrekening over 2013
Opbrengst verkopen 8 000 € 1.200 = € 9.600.000 1
Kosten verkopen 8 000 € 700 = € 5.600.000 – 2
–––––––––Brutomarge € 4.000.000Ontwikkelingskosten smartphoneproject € 2.000.000 –
3
Afboeking geactiveerde ontwikkelingskosten € 1.500.000 –4
Verkoopkosten € 4.000.000 –Overige kosten € 2.000.000 – –––––––––
Winst – € 5.500.000
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
12/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 12
Toelichting:1 Conform het realisatieprincipe dient de opbrengst geboekt te worden als verkoop en
aflevering hebben plaatsgevonden. De 2 000 verkochte eenheden die nog in hetmagazijn liggen te wachten op verscheping naar het buitenland mogen dan ook nogniet in de opbrengst verkopen worden verwerkt.
2 • Op grond van het matchingprincipe dient voor de kosten van de verkopen
uitgegaan te worden van 8 000 stuks in plaats van 10 000 stuks.• Vanwege het bestendigheidsprincipe mogen de afschrijvingen op de machines
niet worden aangepast om een bepaalde brutomarge te handhaven (dit is creativeaccounting). De in de kosten van de verkopen opgenomen afschrijving per
eenheid moet zijn: € 2.000.000
10.000= € 200. De afschrijving was gehalveerd en is dus
teruggebracht tot € 100. De kosten van de verkopen moeten derhalve per eenheid € 700 zijn.
3 Vanwege de grote onzekerheid over de haalbaarheid van het smartphoneproject gaat
voorzichtigheid boven matching; om die reden dienen de ontwikkelingsuitgaven voordit project niet te worden geactiveerd, maar direct ten laste van het resultaat teworden gebracht.
4 De (terechte) afboeking van de destijds geactiveerde kosten voor de ontwikkeling van
het nieuwe type tablet mag niet rechtstreeks van de winstreserves geschieden, maardient ten laste van het resultaat te worden gebracht.
Balans per 31 december 2013 (bedragen € 1.000)Machines 4.000 Aandelenkapitaal 7.000Voorraden 1.400 Winstreserves 5.500Debiteuren 4.000 Vreemd vermogen 5.000Kas 2.600 Winst 2013 – 5.500
–––––– ––––––12.000 12.000
Toelichting:
• Machines: € 10.000.000 2
5= € 4.000.000
• Voorraden: 2 000 € 700* = € 1.400.000
* Waardering tegen verkoopprijs is in strijd met het voorzichtigheids- en
realisatieprincipe.
Vraagstuk 3.6 Chemco nv
a De boekwaarde van de balanspost Ontwikkelingskosten per 1 januari 2013 (endaarmee het cumulatief effect op het eigen vermogen) wordt:
€ 120.000 10% = € 12.000 € 150.000 30% = € 45.000 € 100.000 50% = € 50.000 € 200.000 70% = € 140.000 € 175.000 90% = € 157.500
€ 404.500
b Ontwikkelingskosten 2013 volgens:nieuw systeem: 10% € 120.000 + 20% (€ 150.000 +
€ 100.000 + € 200.000 + € 175.000) + 10% € 180.000 = € 155.000oud systeem € 180.000Jaareffect (hogere winst) € 25.000
c Cumulatief effect van de stelselwijziging per 1 januari 2013 € 404.500 +Investeringen € 180.000 +
Afschrijvingen € 155.000 –Stand 31 december 2013 € 429.500
d De eerste situatie betreft een gebeurtenis na balansdatum die nadere informatie geeftover de feitelijke situatie per balansdatum en moet derhalve worden verwerkt in de
jaarrekening 2013. De verwerking dient plaats te vinden door de post Debiteuren tenlaste van het resultaat 2013 af te waarderen met € 200.000.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
13/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 13
De tweede situatie betreft een gebeurtenis na balansdatum die geen nadereinformatie geeft over de waarde van de activa of passiva per balansdatum: nietverwerken in de jaarrekening 2013.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
14/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 14
4 Regelgevers en toezichthouders
Vraagstuk 4.1 Konink lijke Haskoning
a Kwalitatieve kenmerken in het algemeen Voor een goede vervulling van de verantwoordings- en informatiefunctie moet de
jaarrekening aan hoge kwaliteitseisen voldoen. Kwalitatieve kenmerken zijneigenschappen die de informatie in de jaarrekening nuttig maakt voor gebruikers.
RelevantieOm nuttig te zijn, moet informatie in de jaarrekening relevant zijn voor debesluitvorming van gebruikers. Informatie bezit de eigenschap van relevantiewanneer het bijdraagt aan de beoordeling van de weergave van vroegere, huidige oftoekomstige gebeurtenissen.In de situatie dat de financiële gevolgen van een gebeurtenis niet precies bekend zijn,
zal de gebruiker toch gebaat zijn bij een schatting van die financiële gevolgen voor de jaarrekening, zeker als de gevolgen materieel zijn.
BetrouwbaarheidBruikbare informatie in de jaarrekening moet tevens voldoen aan de eis vanbetrouwbaarheid. De verstrekte informatie in de jaarrekening wordt geacht eengetrouwe weergave te zijn van de feiten en gebeurtenissen, en moet vrij zijn vanwezenlijke onjuistheden en dergelijke. Het maken van oordelen en van schattingenleidt doorgaans tot minder betrouwbare informatie. Ter behoud van het getrouwebeeld verstrekt Royal Haskoning aanvullende informatie over veronderstellingen dieaan die oordelen en schattingen ten grondslag liggen.
b Het verstrekken van informatie in geval van onzekerheden leidt, als gevolg van dedaarmee gepaard gaande schattingen en min of meer subjectieve beoordelingen, tot
een lagere betrouwbaarheid. Desalniettemin kan het verstrekken van niet volledigbetrouwbare informatie waarde toevoegen aan economische beslissingen doorgebruikers van de informatie. In dit geval wint de informatie aan relevantie.Ondernemingen zoeken in de praktijk naar een passend evenwicht tussenverschillende kwalitatieve kenmerken, in dit geval relevantie en betrouwbaarheid.
c
Algemeen
Toerekening Dit principe schrijft voor om in een jaarrekening de baten en lasten van hetdesbetreffende boekjaar op te nemen, ongeacht of zij tot ontvangsten respectievelijkuitgaven in dat boekjaar hebben geleid. Toepassing van dit principe komt terug innagenoeg alle grondslagen die Royal Haskoning (RH) hanteert.
Een meer specifieke uitwerking van het toerekeningsbeginsel geschiedt in de vorm vanhet realisatieprincipe en het matchingprincipe. Bij de behandeling van de afzonderlijkegrondslagen zijn het juist déze principes waaraan wij de door RH gehanteerdegrondslagen zullen toetsen.
Continuïteit RH waardeert haar activa en passiva tegen historische kosten/uitgaafprijs dan welcontante waarde onder de impliciete veronderstelling dat de werkzaamheden in detoekomst zullen worden voortgezet. Zo schrijft de onderneming materiële vaste activa afover de verwachte economische levensduur, en immateriële vaste activa over eenperiode van 5 tot 15 jaar, zij waardeert de voorziening voor pensioenverplichtingen tegencontante waarde, en de voorziening voor latente belastingverplichtingen ondermeertegen belastingtarieven die gelden in komende jaren.Ingeval van discontinuïteit echter zouden voor de (im)materiële activa de
opbrengstwaarden relevant zijn, voor de pensioenverplichtingen, afhankelijk van deafspraken bij niet-voortzetting van de activiteiten, de nominale waarde, en worden latentebelastingverplichtingen berekend tegen het huidige belastingtarief.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
15/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 15
StelselmatigheidDit principe richt zich op het toepassen van grondslagen van waardering enresultaatbepaling (materiële stelselmatigheid) en op de indeling van de balans en winst-en-verliesrekening (formele stelselmatigheid). In beide situaties gaat het om van jaar tot
jaar ongewijzigde toepassingen (volgtijdelijke stelselmatigheid).Stelselmatigheid houdt tevens in dat voor gelijksoortige activa en passiva, dan welactiviteiten, binnen een verslagjaar dezelfde grondslagen en voorschriften moeten
worden toegepast (gelijktijdige stelselmatigheid).• toetsing aan volgtijdelijke stelselmatigheidDe grondslagen van waardering en resultaatbepaling zijn in het verslagjaar nietgewijzigd met uitzondering van – zoals RH zelf vermeldt – in 2009 deafschrijvingstermijn van bepaalde immateriële vaste activa. Dit suggereert eenstelselwijziging (doorbreking van de materiële stelselmatigheid) hoewel RJ 145 en940 de wijziging van een afschrijvingspercentage/termijn zien als eenschattingswijziging.Zowel in materiële als in formele zin is de volgtijdelijke stelselmatigheid nietdoorbroken.
• toetsing aan de gelijktijdige stelselmatigheidRH waardeert (im)materiële vaste activa op basis van verkrijgingsprijzen. Ook dewaardering van onderhanden werk geschiedt tegen bestede kosten. Een meergedetailleerde toetsing van dit principe komt hierna aan de orde bij de behandelingvan enkele individuele activa en passiva.
Grondslagen van waardering
Immateriële vaste activa
Matching RH activeert positieve goodwill en octrooien, en schrijft deze af in 5 of 15 jaar. Omdatgoodwill en octrooien kennelijk over meerdere jaren economische voordelen in zichbergen, rekent RH ook de uitgaven – in de vorm van afschrijvingen – toe aan detoekomstige jaren waarin RH de economische voordelen verwacht (period matching).
Voorzichtigheid Indien de realiseerbare waarde van een immaterieel vast actief beneden de boekwaardedaalt, verwerkt RH het verschil als een bijzondere waardevermindering ten laste van het
resultaat.
StelselmatigheidRH hanteert voor geactiveerde octrooien afschrijvingstermijnen van 5 en 15 jaar,afhankelijk van de omvang van de investering (tot € 500.000 en daarboven). Afgezienvan mogelijke specifieke redenen voor deze keuze lijkt deze handelwijze op eendoorbreking van de gelijktijdige stelselmatigheid.
RH behandelt zowel positieve als negatieve goodwill op overeenkomstige, zij hetspiegelbeeldige wijze in de jaarrekening. Positieve goodwill wordt geactiveerd ensystematisch afgeschreven, terwijl – spiegelbeeldig – negatieve goodwill wordtgesaldeerd met positieve goodwill (als het ware negatief geactiveerd) en systematischten gunste van het resultaat wordt gebracht. Deze handelwijze is een toepassing vangelijktijdige stelselmatigheid.
Materiële vaste acti va
MatchingRH rekent investeringsuitgaven toe aan toekomstige jaren in de vorm van afschrijvingenwelke worden berekend over de geschatte economische levensduur. Deze vorm van hetmatchingprincipe staat bekend als period matching.
Voorzichtigheid Indien de realiseerbare waarde van een materieel vast actief beneden de boekwaardedaalt, verwerkt RH het verschil als een bijzondere waardevermindering ten laste van hetresultaat.
StelselmatigheidRH past bijzondere waardeverminderingen toe alleen voor activa met een boekwaarde
boven € 500.000. Dit houdt in dat activa met een boekwaarde tot € 500.000 nietonderhevig zullen zijn aan een impairment test. Hoewel deze waardegrens waarschijnlijkis ingegeven door het aspect materialiteit handelt RH hierin niet consequent. Deze
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
16/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 16
inconsistentie doet zich in het bijzonder voor bij bedrijfsmiddelen die in een eerderboekjaar een hogere boekwaarde dan € 500.000 hebben, en in latere jaren eenboekwaarde die als gevolg van afschrijvingen daaronder ligt. Deze handelwijze betekenteen doorbreking van de gelijktijdige stelselmatigheid.
Onderhanden werk
Matching
Bestede kosten voor onderhanden werk worden pas als last genomen in het jaar waarinzij tot opbrengst hebben geleid (zie ook onder Grondslagen van resultaatbepaling). Dit ishet moment waarop de diensten zijn geleverd.De uitgaven die in het jaar nog niet tot opbrengsten hebben geleid, worden dangeactiveerd onder de post Onderhanden werk en daarmee doorgeschoven naar eenvolgend jaar. Deze verschijningsvorm van het matchingprincipe staat bekend als productmatching.
VoorzichtigheidBij de waardering van onderhanden wordt rekening gehouden met onderkende risico’sen verwachte verliezen op projecten hetgeen tot uitdrukking komt in het treffen vanvoorzieningen (in mindering van de geactiveerde kosten in onderhanden werk).
Vorderingen
Voorzichtigheid Bij de waardering van vorderingen wordt rekening gehouden met een voorziening vooroninbaarheid.
Voorzieningen
VoorzichtigheidRH houdt reeds nu rekening met de financiële gevolgen van verplichtingen en verliezendie zijn ontstaan voor of op balansdatum, waarschijnlijk zullen leiden tot een uitstroomvan middelen, en waarvan de omvang op balansdatum onzeker is maar wel redelijkerwijsis te schatten.
MatchingIn de jaarrekening wordt reeds nu rekening gehouden met lasten waarvan de uitgaven
nog in toekomstige jaren moeten worden gedaan. Deze lasten worden opgenomen in het jaar waarin bepaalde gebeurtenissen hebben plaatsgevonden waarmee zij een causaalverband hebben. Op balansdatum bestaat dan een in rechte afdwingbare of een feitelijkeverplichting.
StelselmatigheidEr is sprake van doorbreking van de gelijktijdige stelselmatigheid: de in de voorzieningenbegrepen pensioenverplichtingen worden gewaardeerd tegen contante waarde, terwijl delatente belastingverplichtingen worden opgenomen tegen nominale waarde (basis huidigof toekomstig belastingtarief).
Grondslagen van resultaatbepaling
Algemeen
RealisatieRH verantwoordt resultaten op transacties in het jaar waarin ze worden gerealiseerd. Hettijdstip van realisatie wordt uitgewerkt onder de post Netto-omzet.
MatchingTer bepaling van het resultaat zet RH kosten en andere lasten over een jaar tegenoverde opbrengstwaarde van de geleverde prestaties.
VoorzichtigheidRH verantwoordt resultaten in het jaar waarin ze worden gerealiseerd, en verliezen zodrazij voorzienbaar zijn.
Netto-omzet
Realisatie
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
17/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 17
De netto-omzet betreft de aan derden geleverde diensten. Het tijdstip van realisatie valtoverigens samen met het moment waarop alle belangrijke rechten en risico’s metbetrekking tot de eigendom zijn overgedragen aan de koper.
Bedrijfslasten
Matching Voor de bepaling van het resultaat worden opbrengsten en de daarop betrekking
hebbende directe kosten (product matching) en andere kosten (period matching)tegenover elkaar gezet.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
18/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 18
5 Regelgeving: materiële en formele aspecten van depublicatieplicht
Vraagstuk 5.1 TBI
a De grenzen voor een middelgrote rechtspersoon zijn (artikel 397.1):• De waarde van de activa op basis van historische kosten bedraagt niet meer dan
€ 17,5 mln.• De netto-omzet over het boekjaar bedraagt niet meer dan € 35 mln.• Het gemiddeld aantal werknemers over het boekjaar bedraagt minder dan 250.
Aangezien de cijfers van TBI boven de grenzen van die van middelgroterechtspersonen liggen, is er sprake van een grote rechtspersoon.
b Rechtspersonen die onder het regime van klein of middelgroot vallen, hebbenvrijstellingen en vereenvoudigingen van bepaalde inrichtings- enpublicatievoorschriften. Bovendien zijn kleine rechtspersonen vrijgesteld vanverplichte accountantscontrole.
c Een rechtspersoon valt onder het regime van klein, middelgroot of groot indien hijtwee achtereenvolgende jaren aan minimaal twee criteria voldoet (artikelen 396.1 en397.1). Dit is de zogenaamde ‘schommelbepaling’, die tot doel heeft dat derechtspersoon niet ieder jaar met andere voorschriften geconfronteerd wordt.
d TBI valt in 2012 onder het regime van een grote rechtspersoon omdat het zowel in2011 als in 2012 aan de drie criteria voldoet. Dit heeft als consequentie dat TBI in2012 geen recht heeft op vrijstellingen voor de inrichting en publicatie van de
jaarstukken en dat zij onderworpen is aan verplichte accountantscontrole.
e Afgegeven is de goedkeurende accountantsverklaring.
f Deze moet worden opgenomen onder de ‘overige gegevens’ (artikel 392.1a).
g Zonder accountantsverklaring kan de jaarrekening door het daartoe bevoegde orgaanniet worden vastgesteld of goedgekeurd (artikel 393.7), tenzij onder de overigegegevens een wettige grond wordt medegedeeld waarom de verklaring ontbreekt.
h De aandeelhouder kan bij de Accountantskamer zijn beklag doen over de afgegevenaccountantsverklaring; dit ter handhaving van de kwaliteit en betrouwbaarheid vanhet accountantsberoep. Voor het verkrijgen van een schadevergoeding moet hijechter niet bij de Accountantskamer zijn, maar dient hij een civiele procedure tegende accountant aan te spannen.
Vraagstuk 5.2 ‘D’oude hofstee’
a De wetgeving inzake externe verslaggeving is van toepassing op verenigingen enstichtingen (artikel 360.3) voor zover zij op commerciële wijze optreden in heteconomisch verkeer. Voor de ‘D’oude hofstee’ betreft dit de verkoop van souvenirs,de horeca-aangelegenheden en de activiteiten van de drukkerij en uitgeverij.In artikel 360.3 is verder bepaald dat de wetgeving pas van toepassing is indien denetto-omzet van de ondernemingsactiviteiten gedurende twee opeenvolgende jarenminimaal € 4,4 mln bedraagt (de helft van het in artikel 396 lid 1, onder b bedoeldebedrag).
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
19/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 19
Voor ‘D’oude hofstee’ geldt (bedragen in € 1):2013 2012
–––––––– ––––––––Opbrengst souvenirs 1.618.000 1.295.000Opbrengsten horeca 1.524.000 1.459.000Opbrengst drukkerij/uitgeverij 1.911.000 1.099.000
–––––––– ––––––––5.053.000 3.853.000
Conclusie: ‘D’oude Hofstee’ is in 2013 niet publicatieplichtig omdat de omzet in 2012minder dan € 4,4 mln bedraagt.
b In 2014 is ‘D’oude hofstee’ voor het eerst publicatieplichtig: de netto-omzet bedraagtdan gedurende twee opeenvolgende jaren minimaal € 4,4 mln.In 2015 is ‘D’oude hofstee’ eveneens publicatieplichtig omdat de publicatieplicht vaneen vereniging of stichting pas eindigt als de netto-omzet twee jaar achtereen onderde grens van € 4,4 mln komt.Of ‘D’oude hofstee’ in 2016 publicatieplichtig is, hangt af van de hoogte van de netto-omzet over de jaren 2015 en 2016; alleen als deze in beide jaren minder dan € 4,4mln bedraagt, heeft zij geen publicatieplicht.
c De jaarrekening moet worden opgemaakt door het bestuur binnen zes maanden naafloop van het boekjaar; op grond van bijzondere omstandigheden kan deze termijn
door de algemene ledenvergadering met maximaal vijf maanden worden verlengd(artikel 49.1).De algemene ledenvergadering stelt de jaarrekening vervolgens vast binnen éénmaand nadat deze is opgemaakt (artikel 49.3).
d Openbaarmaking dient in beginsel plaats te vinden binnen acht dagen na vaststellingvan de jaarrekening door deponering bij het handelsregister, dat beheerd wordt doorde Kamer van Koophandel (artikel 394.1). De wetgever heeft als uiterste limietbepaald dat publicatie in ieder geval uiterlijk dertien maanden na afloop van hetboekjaar moet geschieden (artikel 394.3).
Vraagstuk 5.3 Gebeurtenissen na balansdatum
a 1 De daling van de koers van de dollar na balansdatum werpt geen nieuw licht opde waarde van de vordering per 31 december 2013: niet verwerken in de
jaarrekening 2013, hoort thuis in de jaarrekening 2014.Vermelding onder de overige gegevens is eveneens niet vereist, ervan uitgaandedat het gebeuren voor de onderneming van ondergeschikte betekenis is.
2 Het in vlammen opgaan van de loods met het total loss raken van delaadschoppen werpt geen nieuw licht op de waarde van de laadschoppen per 31december 2013: niet verwerken in de jaarrekening 2013, maar in die van 2014.Wel moet dit gegeven – ervan uitgaande dat het voor de onderneming belangrijkefinanciële gevolgen heeft – in het jaarrapport 2013 vermeld worden onder deoverige gegevens (artikel 392.1g) en, voor zover de verwachtingen wordenbeïnvloed, in het jaarverslag (artikel 391.2).
3 Het boven tafel komen van informatie over de waarde per balansdatum van devoorraad reserveonderdelen werpt een nieuw licht op de waarde per 31 december
2013 van deze post: verwerken in de jaarrekening 2013; de post Voorraadreserveonderdelen en daarmee het eigen vermogen en het resultaat wordenverhoogd met € 40.000.
4 De gevolgen van deze gebeurtenis moeten in de jaarrekening 2013 wordenmeegenomen omdat de oorzaak van de claim vóór balansdatum ligt. Er moet eenvoorziening worden gevormd, tenzij de hoogte van de schadevergoeding nietredelijkerwijs is te schatten; in dat geval moet het gegeven worden vermeld in detoelichting als een niet uit de balans blijkende verplichting.
b De IASB schrijft voor dat de claim alsnog in de jaarrekening over 2013 wordt verwerkt(IAS 10.3 en 10.8).De RJ (RJ 160.202) en de wet (artikel 362.6) schrijven dit alleen voor indien ditonontbeerlijk is voor het vereiste inzicht: alleen voor zeer belangrijke gebeurtenissenbehoeft de jaarrekening aanpassing. Aangezien het hier gaat om een substantiëleschadeclaim is aanpassing van de jaarrekening geboden.
c De IASB geeft voor deze situatie geen regels.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
20/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 20
De RJ (RJ 160.203) en de wet (artikel 362.6) voorzien hier wel in: omdat het gaat omeen substantiële schadeclaim zal de jaarrekening nu in ernstige mate tekortschietenin het geven van het vereiste inzicht. De onderneming zal haar aandeelhouders en –indien aanwezig – de ondernemingsraad hierover moeten berichten, alsmede eenmededeling moeten doen bij het Handelsregister waar zij haar stukken openbaarheeft gemaakt. Deze mededeling moet – indien de onderneming controleplichtig is –voorzien zijn van een accountantsverklaring.
Vraagstuk 5.5 Atlas bv
a Het bestendigheidsprincipe (in casu het volgtijdelijk aspect).
b De wet stelt dat de grondslagen van waardering en winstbepaling slechts wegensgegronde redenen mogen worden veranderd (artikel 384.6). Het aansluiten bijinternationale opvattingen en de gebruiken in de bedrijfstak leidt tot een beterevergelijkbaarheid van de jaarrekening met die van andere ondernemingen in debedrijfstak. Dit wordt algemeen als gegronde reden gezien: de stelselwijziging iswettelijk toelaatbaar.
c De stelselwijziging heeft tot gevolg dat de voorziening voor pensioenverplichtingenaan het begin van boekjaar 2013 met € 90.000 (€ 440.000 – € 350.000) moet worden
verhoogd.
Journaalpost:Winstreserve € 90.000
Aan Voorziening voor pensioenverplichtingen € 90.000
d Balans per (bedragen € 1.000) 31-12-2013 31-12-2012aangepast
ActivaMateriële vaste activa 1.300 1.200Vlottende activa 470 300
––––– –––––1.770 1.500
Passiva
Aandelenkapitaal 500 500Winstreserve 310 160Winst boekjaar 340 150Voorziening voor pensioenverplichtingen 520 440Schulden 100 250
––––– –––––1.770 1.500
Resultatenrekening (bedragen € 1.000) 2013 2012
Omzet 5.400 4.100
Kosten van grond- en hulpstoffen 3.700 2.900 Afschrijving materiële vaste activa 200 150Personeelskosten 650 550
Dotatie pensioenvoorziening 80 70Overige bedrijfskosten 430 280
––––– –––––5.060 3.950
Resultaat boekjaar 340 150
e StelselwijzigingMet ingang van 2013 zijn de grondslagen voor de berekening van de voorzieningvoor pensioenverplichtingen gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat vanaf 2013 ook detoekomstige loonstijgingen in de berekening worden betrokken. De reden voor dezewijziging is dat de berekeningsmethodiek nu beter aansluit op de grondslagen dieinternationaal gebruikelijk zijn en op die gebruikelijk zijn in de bedrijfstak.Het cumulatief effect per 1 januari 2013 van deze stelselwijziging is een daling van
het eigen vermogen van € 90.000, welk bedrag rechtstreeks in de winstreserve isverantwoord.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
21/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 21
De vergelijkende cijfers zijn aangepast op basis van het nieuwe stelsel. Indien in2013 de oude grondslag zou zijn toegepast, zou het eigen vermogen per 31december 2013 € 1.250.000 hebben bedragen en het resultaat over 2013 € 350.000.
f Saldo per 31 december 2012 volgens de officiële jaarrekening € 240.000 Af: cumulatief effect van de stelselwijziging per 1 januari 2013 € 90.000
––––––––Saldo per 1 januari 2013 na stelselwijziging € 150.000Bij: winstverdeling 2012 € 160.000
––––––––Saldo per 31 december 2013 € 310.000
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
22/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 22
Deel 2De basisoverzichten van de externe verslaggeving:balans, resultatenrekening en kasstroomoverzicht
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
23/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 23
6 Vaste activa
Vraagstuk 6.1 Looking Good nv
a Balans Look ing Good nv per 31 december 2013 (bedragen × € 1.000)
Immateriële vaste activa: Aandelenkapitaal 5.000Ontwikkelingsuitgaven 3.000 Algemene reserve 47.000Merk 8.000 Winst 2013 1.000
Materiële vaste activa 16.000Voorraad 7.000Liquide middelen 19.000
––––– –––––53.000 53.000
Toelichting:• Kosten van research worden direct ten laste van het resultaat gebracht (IAS
38.54), ontwikkelingsuitgaven worden geactiveerd (IAS 38.57).• De uitgaven voor het merk worden geactiveerd omdat deze naar verwachting
economische voordelen op zullen leveren (IAS 38.21).• De uitgaven voor de reclamecampagne en die voor de cursus van de
medewerkers mogen niet worden geactiveerd (IAS 38.69).• Materiële vaste activa: € 20.000.000 × 80% = € 16.000.000• Liquide middelen:
Saldo 1 januari 2013 € 25.000.000Omzet € 100.000.000 +Bedrijfskosten € 85.000.000 –Uitgaven voor research € 5.000.000 –Ontwikkelingsuitgaven € 3.000.000 –
Aankoop merk € 8.000.000 –
Reclamecampagne € 4.500.000 –Cursus medewerkers € 500.000 –
Saldo 31 december 2013 € 19.000.000
Resultatenrekening Looking Good nv over 2013
Omzet € 100.000.000Bedrijfskosten € 85.000.000 –Researchkosten € 5.000.000 –Kosten reclamecampagne € 4.500.000 –Kosten cursus medewerkers € 500.000 –
Afschrijving materiële vaste activa: € 20.000.000 x 20% = € 4.000.000 –
Winst € 1.000.000
b Ook indien de jaarrekening (verplicht of vrijwillig) wordt opgesteld op basis van IFRSblijven een aantal bepalingen uit de Nederlandse wet van toepassing (artikel 362.9).Daaronder valt artikel 365.2, dat voorschrijft dat voor geactiveerdeontwikkelingskosten een wettelijke reserve moet worden gevormd. Dit betekent datLooking Good in de balans bij vraag a aan de passiefzijde een wettelijke reservemoet opnemen ter grootte van € 3 mln en dat de post Algemene reserve wordtopgenomen voor € 47 mln – € 3 mln = € 44 mln.
Vraagstuk 6.2 bv Sallandia
a 1 Hier is sprake van een operational-leasecontract. Sallandia loopt geen
economisch risico en is derhalve niet aan te merken als economisch eigenaar vande bestelauto; op grond hiervan zal zij de auto niet activeren.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
24/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 24
2 In dit geval is er sprake van een financial-leasecontract. Sallandia is economischeigenaar omdat zij het economisch risico loopt: zij zal de bestelauto moetenactiveren.
b 1 Van het aangaan van het contract wordt niets geboekt.Van de betaling van de leasetermijnen wordt maandelijks geboekt:Leasekosten € 2.000
Aan Liquide middelen € 2.000
2 Van het aangaan van het contract wordt geboekt:Bestelauto € 65.000
Aan Leaseverplichtingen € 65.000
Van de betaling van de leasetermijn wordt geboekt:Interestkosten € 5.850 (€ 65.000 9%)Leaseverplichtingen € 14.214 (€ 20.064 – € 5.850)
Aan Liquide middelen € 20.064
Van de afschrijving van de bestelauto wordt geboekt:
Afschrijvingskosten € 16.250 (€ 65.000 1
4)
Aan Bestelauto € 16.250
c 1 Op de balans komen uit hoofde van het leasecontract geen posten voor.Op de resultatenrekening komt jaarlijks de post Leasekosten voor ten bedragevan € 24.000 (12 € 2.000).
2 Balans:• Activa: Bestelauto:
31 december 2014:3
4 € 65.000 = € 48.750
31 december 2015:2
4 € 65.000 = € 32.500
31 december 2016:1
4 € 65.000 = € 16.250
31 december 2017:0
4
€ 65.000 = € –
• Passiva: Leaseverplichtingen (zie overzicht hierna):31 december 2014: € 50.78631 december 2015: € 35.29331 december 2016: € 18.40531 december 2017: € –
Resultatenrekening:
• Afschrijvingskosten: 2014 tot en met 2017: € 65.000 1
4= € 16.250
• Interestkosten (zie overzicht hierna):2014: € 5.8502015: € 4.5712016: € 3.1762017: € 1.656
Verloop leasetermijnen (bedragen in € 1)
Moment Termijn Interest Aflossing Schuldrest ––––––––– ––––––– ––––––– –––––––– –––––––––31-12-2014 20.064 5.850 14.214 50.78631-12-2015 20.064 4.571 15.493 35.29331-12-2016 20.064 3.176 16.888 18.40531-12-2017 20.064 1.656 18.408 –
d Mutaties:• er ontstaat een post Leasedebiteuren ter grootte van € 65.000 (alleen de
hoofdsom wordt opgenomen, niet de interest);• de voorraad neemt af met € 50.000;
• er ontstaat een winst van € 15.000 (het verschil tussen van de opbrengst van € 65.000 en de kostprijs van € 50.000 van de Ikuzus Van): hiermee neemt heteigen vermogen toe.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
25/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 25
Vraagstuk 6.4 De Gourmet bv
a Verloop leasetermijnen (bedragen € 1)
Moment Termijn Interest Aflossing Schuldrest –––––––– ––––––– ––––––– –––––––– –––––––––1-1-2013 30.458 – 30.458 69.5421-1-2014 30.458 10.431 20.027 49.5151-1-2015 30.458 7.427 23.031 26.4841-1-2016 30.458 3.973 26.485 –
b Balans 31 december 2013 (bedragen € 1)
Snackcar 63.750 Aandelenkapitaal 40.000Rekening-courant bank 104.542 Reserves 35.000
Schuld Horecalease 69.542Nog te betalen interest 10.431Winst 2013 13.319
––––––– –––––––168.292 168.292
Toelichting:
• Snackcar: € 85.000
3
4 = € 63.750• Rekening-courant bank:
Saldo 1 januari 2013 € 10.000 –Verkoop snackbar € 100.000 +Leasetermijn € 30.458 –Brandstof- en andere kosten € 25.000 –Omzet € 270.000 +Inkopen € 200.000 –
––––––––Saldo 31 december 2013 € 104.542
Resultatenrekening 2013
Omzet € 270.000Diverse kosten € 200.000
Afschrijving snackcar € 85.000 1
4= € 21.250
Interest € 10.431Brandstof- en andere kosten € 25.000
–––––––– € 256.681 ––––––––
Winst € 13.319
c De Gourmet behaalt nu een boekwinst van € 15.000 (€ 100.000 – € 85.000), diegeheel in de resultatenrekening over 2013 wordt opgenomen (IAS 17.61 / RJ292.404).
d IAS 17.61 / RJ 292.404:
• Het verschil tussen de reële waarde en de boekwaarde (€ 15.000) wordt in deresultatenrekening over 2013 verantwoord.
• Het verschil tussen de verkoopprijs (€ 120.000) en de reële waarde (€ 100.000)wordt op 1 januari 2013 als overlooppost aan de passiefzijde van de balansopgenomen en uitgesmeerd over de leaseperiode: in 2013 tot en met 2016 wordt
jaarlijks € 20.000
4= € 5.000, als correctie op de leasekosten, ten gunste van het
resultaat gebracht.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
26/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 26
Vraagstuk 6.5 Greenair nv
Alle bedragen luiden in duizenden euro’s.
Component Component Totaal
groot romp en vliegtuigonderhoud dergelijke
–––––––––––––––––––––– –––––––––– –––––––––– ––––––––– Aanschaf 2 januari 2008 4.500 15.000 19.500 Afschrijving 2008 t/m 2012:-20% gedurende 5 jaar 4.500 – 4.500 –-1/15 × (15.000 – 3.000) × 5 4.000 – 4.000 –Boekwaarde 31 december 2012 0 11.000 11.000
Boekwaarde 31 december 2012 0 11.000 11.000Uitgaven voor groot onderhoud 4.800 + 4.800 +
Afschrijving 2013:-1/3 × 4.800 1.600 – 1.600 –-1/12,5 × (11.000 – 3.000) 640 – 640 –Boekwaarde 31 december 2013 3.200 10.360 13.560
c Andere methoden:• op moment van groot onderhoud de uitgaven ineens ten laste van het resultaat
brengen;• het vormen van een voorziening voor groot onderhoud.
d Het in zijn geheel verantwoorden van de kosten van groot onderhoud als last in het jaar van uitvoering is in strijd met het matchingprincipe.In geval van een voorziening voor groot onderhoud is er op balansdatum geen sprakevan een verplichting.
e Vliegtuig Aanschaf 2 januari 2008 19.500 Afschrijving 2008 t/m 2012: 1/15 × (19.500 – 3.000) × 5 5.500 –Boekwaarde 31 december 2012 14.000
Voorziening groot onderhoudOpgebouwd in 2008 tot en met 2012: 4.500 × 1/5 × 5 4.500 +Boekwaarde per 31 december 2012 4.500
f VliegtuigBoekwaarde 31 december 2012 14.000
Afschrijving 2013: 1/12,5 × (14.000 – 3.000) 880 –Boekwaarde per 31 december 2013 13.120
Voorziening groot onderhoudBoekwaarde per 31 december 2012 4.500Uitgaven voor groot onderhoud 4.800 –
Aanvulling tekort in voorziening ten laste van het resultaat 2013 300 +Toevoeging ten laste van het resultaat 2013: 1/3 × 5.100 1.700 +
Boekwaarde per 31 december 2013 1.700
Vraagstuk 6.6 nv GlobalConnections
a Gewaardeerd dient te worden op de laagste van de boekwaarde en de realiseerbarewaarde (de hoogste van de directe opbrengstwaarde en de bedrijfswaarde) van devrachtwagenvloot (IAS 36.9).
Van één combinatie bedraagt per 31 december 2013:
• de boekwaarde: € 240.000 5
8= € 150.000
• de directe opbrengstwaarde: € 100.000
• de bedrijfswaarde:Jaarlijkse nettokasstroom: € 160.000 – € 90.000 – € 40.000 = € 30.000
a
b
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
27/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 27
2 3 4 5
€ 30.000 € 30.000 € 30.000 € 30.000 € 30.000+ + + + € 116.670
1,09 1,09 1,09 1,09 1,09
Op 31 december 2013 is de balanswaardering van de vrachtwagenvloot300 € 116.670 = € 35.001.000.
b Afschrijvingskosten: € 240.000 × 1
8 × 300 = € 9.000.000
Bijzonder waardeverminderingsverlies: (€ 150.000 – € 116.670)×
300 = € 9.999.000
c Waardering per 1 januari 2013 per locomotief:• ‘Kale’ locomotief:
€ 2.600.000 –6
10 (€ 2.600.000 – € 300.000)
= € 2.600.000 – € 1.380.000 = € 1.220.000
• Groot onderhoud:4
5 € 400.000 = € 320.000
–––––––––– € 1.540.000
Totale waardering: 10 € 1.540.000 = € 15.400.000
Vanaf 2013 wordt de afschrijvingstermijn verlengd. Er is dan nog af te schrijven:4
10 (€ 2.600.000 – € 300.000) = € 920.000 (of: € 1.220.000 – € 300.000).
Aantal jaren is 15 – 6 = 9.
Jaarlijkse afschrijving vanaf 2013: € 920.000
9= € 102.222
Waardering per 31 december 2013 per locomotief:• ‘Kale’ locomotief: € 1.220.000 – € 102.222 = € 1.117.778
• Groot onderhoud:3
5 € 400.000 = € 240.000
–––––––––– € 1.357.778
Totale waardering: 10 € 1.357.778 = € 13.577.780
Vraagstuk 6.8 Tonsel bv
a 2013: Liquide middelen € 2.500 Aan Financiële baten € 2.500
Effecten € 7.000 Aan Herwaarderingsreserve € 7.000
2015: Liquide middelen € 61.000 Aan Effecten € 61.000
Herwaarderingsreserve € 11.000 Aan Financiële baten € 11.000
b 2013: Liquide middelen € 2.500 Aan Financiële baten € 2.500
2015: Liquide middelen € 61.000 Aan Effecten € 50.000 Aan Financiële baten € 11.000
c 2013: Liquide middelen € 2.500 Aan Financiële baten € 2.500
Effecten € 7.000 Aan Herwaarderingsreserve € 7.000
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
28/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 28
2015: Liquide middelen € 61.000 Aan Effecten € 61.000
Herwaarderingsreserve € 11.000 Aan Overige reserves/
Financiële baten € 11.000
d 2013: Liquide middelen € 2.500
Aan Financiële baten € 2.500
Effecten € 7.000 Aan Financiële baten € 7.000
Aanvullende journaalpost indien de aandelen P niet beursgenoteerd zijn:
Overige reserves € 7.000 Aan Herwaarderingsreserve € 7.000
2015: Liquide middelen € 61.000 Aan Effecten € 61.000
Aanvullende journaalpost indien de aandelen P niet beursgenoteerd zijn:
Herwaarderingsreserve € 11.000 Aan Overige reserves € 11.000
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
29/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 29
7 Vlottende activa
Vraagstuk 7.1 bv Zand
a Afschrijvingskosten (variabel) € 1.200.000
6.000= € 200
Constante productiekosten:
• Salarissen3 € 70.000
500
= € 420
• Huur materieel € 80.000
500= € 160
–––––Fabricagekostprijs € 780
Constante verkoopkosten
€ 70.000
500 = € 140 –––––
Commerciële kostprijs € 920
b 1 Balans 31 december 2013
Zandput € 1.080.000 Aandelenkapitaal € 1.200.000Voorraad zand € 40.000 Winst 2013 € 60.000Liquide middelen € 140.000
–––––––––– –––––––––– € 1.260.000 € 1.260.000
Toelichting:• Zandput: € 1.200.000 – 600 € 200 = € 1.080.000• Voorraad zand: (600 – 400) € 200 = € 40.000• Liquide middelen:
Omzet 400 € 1.250 = € 500.000 +Loonkosten € 280.000 –Huur materieel € 80.000 –
––––––––Saldo 31 december 2013 € 140.000
2 Balans 31 december 2013
Zandput € 1.080.000 Aandelenkapitaal € 1.200.000Voorraad zand* € 156.000 Winst 2013 € 176.000Liquide middelen € 140.000
–––––––––– –––––––––– € 1.376.000 € 1.376.000
* (600 – 400) € 780 = € 156.000
c 1 Resultatenrekening over 2013
Omzet 400 € 1.250 = € 500.000Variabele kosten 400 € 200 = € 80.000
––––––––Dekkingsbijdrage € 420.000Constante kosten:• Salarissen productie € 210.000• Huur materieel € 80.000• Salarissen verkoop € 70.000
–––––––– € 360.000 ––––––––
Winst € 60.000
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
30/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 30
2 Resultatenrekening over 2013
Omzet 400 € 1.250 = € 500.000Kosten van de omzet 400 € 780 = € 312.000Verkoopkosten € 70.000
–––––––– € 118.000
Bezettingsresultaat (600 – 500) € 580 = + € 58.000 ––––––––
Winst € 176.000
d De oorzaak van het ontstaan van een bezettingsresultaat op de productie is dat bijabsorption costing constante kosten worden behandeld als product costs. Indien dewerkelijke productie in een periode afwijkt van de normale productie, ontstaat er eenverschil tussen de onder de voorraad opgenomen geactiveerde kosten en de in deperiode ontstane constante kosten; dit verschil wordt het bezettingsresultaatgenoemd.In dit vraagstuk wordt per gewonnen ton zand in de voorraadwaardering een bedragvan € 580 aan constante productiekosten geactiveerd, dit is in 2013 in totaal 600
€ 580 = € 348.000. De werkelijke constante productiekosten in 2013 zijn € 210.000 + € 80.000 = € 290.000. Het bezettingsresultaat is dus € 348.000 – € 290.000 = € 58.000 positief.
e Het verschil in resultaat vindt zijn oorzaak in het verschil in de balanswaardering pereenheid product. Indien in de periode de voorraad toeneemt, stijgt bij absorptioncosting de totale waarde van de voorraad meer dan bij direct costing; dit betekenteen grotere toename van het eigen vermogen en daarmee een hogere winst. Bij eenvoorraadafname is het omgekeerde het geval.In 2013 neemt de voorraad toe met 200 ton zand. De waardering van één ton zand isbij toepassing van absorption costing € 780 en bij direct costing € 200: het resultaat isbij absorption costing 200 (€ 780 – € 200) = € 116.000 hoger dan bij direct costing.
Vraagstuk 7.2 De zonnekoning bv
a Bij direct costing worden de voorraden gewaardeerd tegen variabele productiekosten.Volgens de wet (artikel 388.2) moeten de rechtstreeks aan de productie toe te
rekenen kosten (directe kosten) en mogen de indirecte kosten worden geactiveerd.Direct costing past in zijn algemeenheid binnen de wetgeving indien er geen directekosten zijn die tevens een constant karakter dragen.Bij De Zonnekoning is direct costing wettelijk toepasbaar: alle directe productiekosten(direct materiaal en direct loon) hebben een variabel karakter.
b Resultatenrekening
Omzet 6 000 € 760 = € 4.560.000Variabele productiekosten:• Direct materiaal 6 000 € 400 = € 2.400.000• Direct loon 6 000 € 100 = € 600.000
–––––––––– € 3.000.000 ––––––––––
€ 1.560.000Variabele verkoopkosten € 60.000
––––––––––Dekkingsbijdrage € 1.500.000Constante kosten:• Afschrijving bedrijfspand € 75.000• Overige constante productiekosten € 1.375.000• Constante verkoopkosten € 50.000
–––––––––– € 1.500.000 ––––––––––
Winst € 0
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
31/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 31
c De voorraad wordt bij toepassing van direct costing gewaardeerd tegen € 400 (directmateriaal) + € 100 (direct loon) = € 500.In geval van overgang op absorption costing wordt de voorraadwaardering verhoogdmet de constante productiekosten; deze kosten zijn per jaar € 1.450.000 (€ 75.000 +
€ 1.375.000). De voorraadwaardering komt dan uit op € 500 + € 145 ( € 1.450.000
10.000)
= € 645.Door de voorraadtoename wordt bij absorption costing een deel van de constante
kosten (4 000 € 145 = € 580.000) in de balans geactiveerd, terwijl bij direct costingde constante kosten als periodekosten volledig ten laste van het resultaat wordengebracht. Door het ‘wegstoppen’ van deze € 580.000 in de voorraad worden dezekosten naar de toekomst verschoven: het resultaat zal € 580.000 hoger uitkomen.
d Resultatenrekening
Omzet 6 000 € 760 = € 4.560.000Kosten van de omzet 6 000 € 645 = € 3.870.000
–––––––––– € 690.000
Verkoopkosten:• Variabel deel € 60.000• Constant deel € 50.000
––––––––
€ 110.000 –––––––––– € 580.000
Bezettingsresultaat (10 000 – 10 000) € 145 = € 0 ––––––––––
Winst € 580.000
e Bij het overschakelen van direct costing op absorption costing is er sprake van eenstelselwijziging ten aanzien van de grondslagen van waardering en winstbepaling.
Artikel 384.6 bepaalt dat dit slechts geoorloofd is indien daar een gegronde redenvoor is. De gegronde reden ontbreekt in de situatie van De Zonnekoning; het‘oppoetsen’ van het resultaat wordt niet als zodanig aangemerkt: De Zonnekoningmag volgens de wet niet op basis van deze reden overschakelen op absorptioncosting.
f Ten aanzien van de variabele kosten is er geen verschil; bij zowel absorption costingals bij direct costing worden deze ten laste van het resultaat gebracht op moment datde producten zijn verkocht en afgeleverd: dit betekent een strikte toepassing van hetmatchingprincipe.Het verschil tussen beide methoden zit in de behandeling van de constanteproductiekosten; deze worden bij absorption costing – net als de variabele kosten –ten laste van het resultaat gebracht op moment van verkoop en aflevering (hanteringvan het matchingprincipe), terwijl ze bij direct costing op moment van ontstaan tenlaste van het resultaat worden gebracht (voorzichtigheidsprincipe krijgt hiervoorrang).
Vraagstuk 7.3 bv Huis
a 1 Balans per (bedragen × € 1)
31-12-2012 31-12-2013 31-12-2012 31-12-2013 Bedrijfspand 480.000 460.000 Aandelen- 3.000.000 3.000.000
kapitaalMaterieel 900.000 800.000 Winst- --- ---
reserveOnderhanden 120.000 --- Winst --- 1.260.000projectenRekening- 1.500.000 3.000.000courant bank
–––––––– –––––––– –––––––– ––––––––3.000.000 4.260.000 3.000.000 4.260.000
Toelicht ing balans per 31 december 2012
• Bedrijfspand: € 500.000 × 24/25 = € 480.000• Materieel: € 1.000.000 × 9/10 = € 900.000• Onderhanden projecten:
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
32/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 32
- Directe kosten bouwrijp maken en fundering € 6.500.000- Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000- Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000- Overheadkosten € 500.000
Kosten 2012 € 7.120.000Gedeclareerde termijnen € 7.000.000 –
€ 120.000
• Rekening-courant bank:Saldo 1 januari 2012 € 1.500.000Ontvangen termijnbetaling € 7.000.000 +Uitgaven bouwrijp maken en fundering € 6.500.000 –Overheadkosten € 500.000 –
Saldo 31 december 2012 € 1.500.000
Toelicht ing balans per 31 december 2013 • Bedrijfspand: € 500.000 × 23/25 = € 460.000• Materieel: € 1.000.000 × 8/10 = € 800.000• Rekening-courant bank:
Saldo 1 januari 2013 € 1.500.000
Ontvangen termijnbetaling € 9.000.000 +Uitgaven ruwbouw en afwerking € 7.000.000 –Overheadkosten € 500.000 –
Saldo 31 december 2013 € 3.000.000• Winst (controleberekening):
Opbrengst € 16.000.000Directe kosten tot en met afwerking € 13.500.000 –
Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 2/25 = € 40.000 – Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 2/10 = € 200.000 –Overheadkosten € 1.000.000 –
€ 1.260.000
a 2 Balans per (bedragen × € 1)
31-12-2012 31-12-2013 31-12-2012 31-12-2013 Bedrijfspand 480.000 460.000 Aandelen- 3.000.000 3.000.000
kapitaalMaterieel 900.000 800.000 Winst- --- 609.000
reserveOnderhanden 729.000 --- Winst 609.000 651.000projectenRekening- 1.500.000 3.000.000courant bank
–––––––– –––––––– –––––––– ––––––––3.609.000 4.260.000 3.609.000 4.260.000
Toelicht ing balans per 31 december 2012 • Onderhanden projecten:
- Bestedingen:
- Directe kosten bouwrijp maken en fundering € 6.500.000- Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000- Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000- Overheadkosten € 500.000
Kosten 2012 € 7.120.000- Toegerekende winst* 609.000
€ 7.729.000- Gedeclareerde termijnen € 7.000.000 –
€ 729.000
*Begrote totale kosten per 31 december 2012:- Bestedingen in 2012 € 7.120.000
- Verwachte kosten 2013:- Directe kosten ruwbouw en afwerking € 7.000.000- Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
33/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 33
- Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000- Overheadkosten € 500.000
€ 14.740.000
Toegerekende winst:7.120 / 14.740 × € 1.260.000 = € 609.000
Of: 7.120 / 14.740 × € 16.000.000 – € 7.000.000 = € 729.000
Toelicht ing balans per 31 december 2013 • Winst (controleberekening):
Aanneemsom € 16.000.000Totale kosten € 14.740.000 –Toegerekende winst aan 2012 € 609.000 –
€ 651.000
b Balans per (bedragen × € 1)
31-12-2012 31-12-2013 31-12-2012 31-12-2013 Bedrijfspand 480.000 460.000 Aandelen- 3.000.000 3.000.000
kapitaal
Materieel 900.000 800.000 Winst- --- –740.000Rekening- reservecourant bank 1.500.000 1.000.000 Winst –740.000 ---
Schuld op onder- 620.000 ---handen projecten
–––––––– –––––––– –––––––––– ––––––––2.880.000 2.260.000 2.880.000 2.260.000
Toelicht ing balans per 31 december 2012 • Onderhanden projecten (schuld):
- Bestedingen:- Directe kosten bouwrijp maken en fundering € 6.500.000- Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000- Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000- Overheadkosten € 500.000
Kosten 2012 € 7.120.000- Verwacht verlies € 16.000.000 – € 16.740.000* € 740.000 –
€ 6.380.000- Gedeclareerde termijnen € 7.000.000 –
– € 620.000
* Begrote totale kosten per 31 december 2012:- Bestedingen in 2012 € 7.120.000- Verwachte kosten 2013:
- Directe kosten ruwbouw en afwerking € 9.000.000- Afschrijving bedrijfspand: € 500.000 × 1/25 = € 20.000- Afschrijving materieel: € 1.000.000 × 1/10 = € 100.000
- Overheadkosten € 500.000
€ 16.740.000
Toelicht ing balans per 31 december 2013 • Rekening-courant bank:
Saldo 1 januari 2013 € 1.500.000Ontvangen termijnbetaling € 9.000.000 +Uitgaven ruwbouw en afwerking € 9.000.000 –Overheadkosten € 500.000 –
Saldo 31 december 2013 € 1.000.000
Vanwege de situatie dat er op 31 december 2012 naar verwachting sprake is van
een verlieslatend werk, is er geen verschil in de uitwerking van de zero profitmethod en die van de percentage of completion method.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
34/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 34
Vraagstuk 7.5 Dijk nv
a Het cumulatief effect bestaat uit de tot 1 januari 2013 toegerekende winsten op dewerken 1 en 2. Werk 3 leidt niet tot een wijziging omdat op dit werk per die datumverlies wordt voorzien, hetgeen al verwerkt is.
Toegerekende winst tot 1 januari 2013:
Werk 1:
€ 7.500
€ 12.500 (= 60%) € 2.500.000 = € 1.500.000
Werk 2: € 6.800
€ 34.000(= 20%) € 6.000.000 = € 1.200.000
€ 2.700.000Journaalpost:Onderhanden werk € 2.700.000
Aan Ingehouden winst € 2.700.000
b Winst 2013 (bedragen € 1.000)
Werk 1:Totale winst 2.500 – 250 = 2.250
Winst tot 1 januari 2013 1.500 –––––750
Werk 2:
Winst per 31 december6.800 21.200
34.000 1.000
(= 80%) (6.000 – 1.000) = 4.000
Winst tot 1 januari 2013 1.200 –––––
2.800Werk 3:Bijstelling verlies 4.400 – 4.200 = 200
–––––Brutowinst op werken 3.750
Afschrijvingen 15% 10.000 = 1.500Overige kosten 1.250
–––––Totale winst 1.000
c Balans per 31 december 2013 (bedragen € 1.000)
Vaste activa 8.500 Aandelenkapitaal 10.000Onderhanden werk 40.700 Ingehouden winst 6.000Debiteuren 10.800 Gefactureerde termijnen 45.500Liquide middelen 2.500 Winst 2013 1.000
–––––– ––––––62.500 62.500
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
35/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 35
Toelichting:• Vaste activa: € 10.000.000 – € 1.500.000 = € 8.500.000• Onderhanden werk:
Werk 2:Opbrengstwaarde 80% × €40.000.000 = € 32.000.000Werk 3:Bestede kosten € 4.800.000 + € 4.200.000 = € 9.000.000Voorziening voor verwacht verlies € 300.000 –
––––––––––– € 40.700.000
• Liquide middelen:Saldo 1 januari 2013 € 1.800.000Ontvangsten:Debiteuren 1/1 2013 € 7.400.000Gefactureerd:Werk 1 € 7.000.000Werk 2 € 20.000.000Werk 3 € 9.000.000Debiteuren 31/12 2013 € 10.800.000 –
––––––––––– € 32.600.000 +
Uitgaven:Bestedingen:
Werk 1 € 5.250.000Werk 2 € 21.200.000Werk 3 € 4.200.000Overige kosten € 1.250.000
––––––––––– € 31.900.000 – –––––––––––
Saldo 31 december 2013 € 2.500.000• Ingehouden winst: € 3.300.000 + € 2.700.000 = € 6.000.000• Gefactureerde termijnen:
Werk 2: € 12.000.000 + € 20.000.000 = € 32.000.000Werk 3: € 4.500.000 + € 9.000.000 = € 13.500.000
––––––––––– € 45.500.000
d De Raad voor de Jaarverslaggeving beveelt aan gedeclareerde termijnen inmindering te brengen op de actiefpost Onderhanden werk (RJ 221.409); de Raadspreekt overigens niet van onderhanden werken, maar van onderhanden projecten.
e Voordelen zijn:1 De solvabiliteit wordt optisch beter omdat de gedeclareerde termijnen als
vlottende passiva (= vreemd vermogen) wegvallen.2 Het lagere balanstotaal leidt bij een gelijkblijvend resultaat tot een verbetering van
de gepresenteerde rentabiliteit van het totale vermogen.3 De onderneming komt door het lagere balanstotaal eerder in aanmerking voor
indeling in de categorie van een kleine of middelgrote rechtspersoon, hetgeenrecht geeft op een aantal vrijstellingen op grond van de omvang van derechtspersoon.
Vraagstuk 7.6 nv Pecunia
Aandelen nv A (op te nemen onder de vlottende activa, categorie ‘held for trading’)Waardering ultimo 2013 op reële waarde: 10 000 € 28 = € 280.000
Resultaat 2013:• Dividend: 10 000 € 1,50 = € 15.000 +• Mutatie beurswaarde: 10 000 (€ 28 – € 25) = € 30.000 +
––––––– € 45.000 +
Putopties nv A (op te nemen onder de vlottende activa, categorie ‘held for trading’)Waardering ultimo 2013 op reële waarde: 100 € 50 = € 5.000
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
36/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 36
Resultaat 2013:• Mutatie beurswaarde: 100 (€ 50 – € 300) = € 25.000 –
Obligaties nv B (op te nemen onder de financiële vaste activa, categorie ‘held tomaturity’)Waardering ultimo 2013 op geamortiseerde kostprijs:
2 3 4
75 75 75 1.0752000 × + + + = € 2.103.953
1,06 1,06 1,06 1,06
Resultaat 2013:• Interest: 2 000 € 75 = € 150.000 +• Mutatie boekwaarde: € 2.103.953 – (2 000 € 1.063) = € 22.047 –
–––––––– € 127.953 +
Of: 6% (2 000 € 1.063) = € 127.560
Opmerking: het verschil wordt veroorzaakt door afrondingsverschillen.
Obligaties nv C (op te nemen onder de financiële vaste activa, categorie ‘available forsale’)Waardering ultimo 2013 op reële waarde: 2 500 € 1.129 = € 2.822.500
Resultaat 2013:• Interest: 2 500 € 70 = € 175.000 +
De stijging van de reële waarde (beurskoers) ad 2.500 (€ 1.129 – € 1.068) = € 152.500wordt rechtstreeks in het eigen vermogen verwerkt. Op moment van verkoop van deobligaties worden de cumulatieve waardeveranderingen die in het eigen vermogen zijnopgenomen, overgeboekt naar de resultatenrekening.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
37/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 37
8 Eigen vermogen
Vraagstuk 8.2 nv Techno
a Redenen kunnen zijn:• het kunnen voldoen aan het uitoefenen van optierechten door werknemers;• het verhogen van de winst per aandeel;• het tijdelijk steunen van de beurskoers;• het meer rendabel maken van kasmiddelen.
b Het opgevraagde kapitaal wordt gerubriceerd onder de tot de vlottende activabehorende vorderingen, onder het kopje: opgevraagde stortingen van geplaatstkapitaal (artikel 370.1d)
c Zolang er sprake is van voorgesteld dividend is er nog geen schuld. Die ontstaat pas
als tijdens de Algemene vergadering van Aandeelhouders een beslissing wordtgenomen over de winstverdeling.
d Gestort en opgevraagd kapitaal:• Emissie 2009 300 aandelen € 500 = € 150.000• Emissie 2010 200 aandelen € 500 50% = € 50.000• Opgevraagd 200 aandelen € 500 25% = € 25.000
–––––––– € 225.000
Agio:• Emissie 2009 300 aandelen € 250 = € 75.000Herwaarderingsreserve € 70.000
Andere wettelijke reserves:• Geactiveerde ontwikkelingskosten:
€ 200.000 + € 100.000 – € 60.000 = € 240.000Overige reserves:• Gereserveerde winsten tot 2013 € 275.000• Gereserveerde winst 2013 (voorstel)
€ 100.000 – 10% van € 190.000* = € 81.000• Gerealiseerde herwaardering € 80.000• Naar wettelijke reserves wegens geactiveerde
ontwikkelingskosten € 240.000 –• Inkoop eigen aandelen 20 × € 800 = € 16.000 –
–––––––– € 180.000
Voorgesteld dividend € 19.000 ––––––––
Totaal eigen vermogen € 809.000
* € 200.000 – 20 € 500 = € 190.000
NBVoor geactiveerde goodwill hoeft geen wettelijke reserve te worden gevormd.
e Gestort en opgevraagd kapitaal € 225.000(Ongerealiseerde) herwaarderingsreserve € 70.000
Andere wettelijke reserves € 240.000 –––––––– € 535.000
f In dit geval dient het tekort in mindering te worden gebracht op de post Overigereserves (RJ 240.230); daarmee geeft het negatieve bedrag van de overige reservesde hoogte aan van de winst die in de toekomst nog behaald moet worden, alvorensde onderneming tot dividenduitkering mag overgaan.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
38/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 38
Vraagstuk 8.3 Option nv
Boekingen in 2014 (bedragen € 1)
Alternat ief 1 Alternat ief 2Debet Credit Debet Credit
––––– ––––– ––––––– –––––––Boekingen op 1 januari 2014Overige reserves
1 125.000
Aan Liquide middelen 125.000
Boekingen op 31 december 2014Loonkosten 5.000 5.000
Aan Overige reserves2 5.000 5.000
1 1 000 (opties) 125 (beurskoers op 1 januari 2014)
2 1 000 (opties) (130 − 125) koersstijging
Boekingen op 31 december 2015 (bedragen € 1)
Alternat ief 1 Alternat ief 2Debet Credit Debet Credit
––––– ––––– ––––– –––––
Overige reserves
3
5.000 5.000 Aan Loonkosten 5.000 5.000
3 1 000 (opties) (130 − 125)
Boekingen op 31 december 2016 (bedragen € 1)
Alternat ief 1 Alternat ief 2Debet Credit Debet Credit
––––––– ––––––– ––––––– –––––––Loonkosten 10.000 10.000
Aan Overige reserves4 10.000 10.000
Liquide middelen 125.000 125.000Overige reserves 10.000 10.000
Aan Aandelenkapitaal 25.000 Aan Agio 110.000 Aan Overige reserves 135.000
4 1 000 (opties) (135 − 125)
Vraagstuk 8.4 Personeel nv
a 1 januari 2014:Loonkosten € 75.000 (500 € 150)
Aan Overige reserves € 75.000
Op 31 december 2014 en 31 december 2015 worden er geen journaalpostengemaakt.
31 december 2016:Liquide middelen € 100.000 (500 10 € 20)Overige reserves € 75.000
Aan Aandelenkapitaal € 25.000 (500 10 € 5) Aan Agio € 150.000
b 1 januari 2014:Loonkosten € 25.000 (500 10 (€ 25 – € 20))
Aan Overige reserves € 25.000
31 december 2014:Overige reserves € 10.000 (500 10 (€ 25 – € 23))
Aan Loonkosten € 10.000
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
39/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 39
31 december 2015:Overige reserves € 15.000 (500 10 (€ 23 – € 20))
Aan Loonkosten € 15.000
31 december 2016:Loonkosten € 20.000 (500 10 (€ 24 – € 20))
Aan Overige reserves € 20.000
Liquide middelen € 100.000Overige reserves € 20.000 Aan Aandelenkapitaal € 25.000 Aan Agio € 95.000
Vraagstuk 8.6 Schiphol Group
a Het eigen vermogen in de enkelvoudige jaarrekening komt dan overeen met heteigen vermogen in de (op basis van IFRS opgestelde) geconsolideerde jaarrekening(zie paragraaf 4.1 van het theorieboek).
b 1 De rentabiliteit van het eigen vermogen blijft in eerste instantie onveranderd: nochde winst, noch het eigen vermogen verandert. In de loop van de tijd zal de winst
beïnvloed worden door de te betalen provisie aan de factormaatschappij(negatieve invloed op de winst) en de bespaarde kosten van wanbetaling eninterest (positieve invloed op de winst). Per saldo zal de invloed op het resultaatnormaliter gering zijn.
2 De solvabiliteit verbetert omdat het eigen vermogen gelijk blijft, terwijl het vreemdvermogen daalt.
3 De liquiditeitspositie blijft gelijk, maar de current ratio verbetert; er is dan sprakevan window dressing.
c De herwaarderingsreserve is door de overboeking van de gerealiseerdeherwaardering geheel ongerealiseerd en is daarmee een wettelijke reserve; dit is ookin overeenstemming met de bepalingen in artikel 390.3.
d Aangezien de gehele herwaarderingsreserve een wettelijke reserve is (zie vraag c),
is uitkering in contanten niet toegestaan.De herwaarderingsreserve mag echter geheel worden uitgekeerd in aandelen, omdatde wet heeft bepaald dat de herwaarderingsreserve in kapitaal kan worden omgezet(artikel 390.2).
e Geplaatst kapitaal € 84.511.000Herwaarderingsreserve € 418.911.000Overige wettelijke reserves € 34.683.000
–––––––––––– € 538.105.000
f In geval van financial lease loopt de gebruiker het economisch risico en zal hij in debalans zowel de duurzame productiemiddelen activeren als de leaseverplichtingenpassiveren: de solvabiliteit zal dan verslechteren. Bij een operational-leasecontractheeft de gebruiker niet de economische eigendom: de duurzame productiemiddelen
worden niet geactiveerd en de leaseverplichtingen worden niet in de balansopgenomen (wel moeten ze in de toelichting onder de ‘niet uit de balans blijkendeverplichtingen’ worden vermeld). Operational lease heeft qua solvabiliteitspresentatiedan ook de voorkeur.
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
40/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 40
9 Vreemd vermogen
Vraagstuk 9.2 Superhein
a1 Zowel in 2012 als in 2013:Pensioenlasten € 12.000.000
Aan Liquide middelen € 12.000.000
2 Ultimo 2012:Ultimo 2011 is er sprake van een overdekking van € 2 mln (€ 142 – € 140 mln).
Indien Superhein in de balans ultimo 2011 voor deze overdekking een vordering ophet pensioenfonds heeft opgenomen, luidt de journaalpost als volgt:
Pensioenlasten € 16.000.000
Aan Liquide middelen € 12.000.000 Aan Vordering pensioenfonds € 2.000.000 Aan Pensioenvoorziening € 2.000.000 (€ 150 mln – € 148 mln)
Indien Superhein in de balans ultimo 2011 voor deze overdekking geen vordering ophet pensioenfonds heeft opgenomen, is de journaalpost:
Pensioenlasten € 14.000.000 Aan Liquide middelen € 12.000.000 Aan Pensioenvoorziening € 2.000.000
Ultimo 2013:Pensioenlasten € 11.000.000Pensioenvoorziening* € 1.000.000
Aan Liquide middelen € 12.000.000
* Toename contante waarde pensioenverplichtingen € 8 mlnToename waarde beleggingen € 9 mln
––––––– – € 1 mln
b Dit wordt de risicobenadering genoemd.
c De RJ geeft aan dat het is toegestaan voor de verwerking van pensioenen in de jaarrekening uit te gaan van de voorschriften van de IASB of die van de VerenigdeStaten (US GAAP), mits deze voorschriften integraal en consistent worden toegepast(RJ 271.101). Ook mag worden uitgegaan van een verplichtingenbenadering, waarbijgeen onderscheid wordt gemaakt tussen toegezegdebijdrage- entoegezegdpensioenregeling. In de balans wordt alleen een voorziening voor
pensioenverplichtingen opgenomen indien de onderneming op balansdatum een inrechte afdwingbare of feitelijke verplichting heeft aan de pensioenuitvoerder (hetpensioenfonds of de levensverzekeraar) of de werknemer; bovendien moet het –conform de eisen die in het algemeen aan een voorziening worden gesteld –waarschijnlijk zijn dat voor de afwikkeling van die verplichting een uitstroom vanmiddelen noodzakelijk is en moet er een betrouwbare schatting kunnen wordengemaakt van de omvang van de verplichting (RJ 271.307).
-
8/19/2019 Antwoordenboek Externe Verslaggeving 1 Uitwerkingen Jaarverslaggeving 7e Druk
41/127
© 2014 | Noordhoff Uitgevers bv 41
Vraagstuk 9.3 P/W nv
1 De loods wordt niet geactiveerd omdat de gebruiker niet het economisch risico loopt;de maandelijkse huurlasten komen ten laste van het resultaat.Op grond van RJ 252.108 / artikel 381.1 moet in de toelichting onder de niet uit debalans blijkende verplichtingen melding worden gemaakt van de toekomstigefinanciële verplichtingen die uit deze huurovereenkomst zullen voortvloeien.
2 Voorziening garantieverplichtingen € 50.000 Aan Te betalen garantieverplichtingen € 50.000
De omvang van de verplichting uit hoofde van de garantieregeling staat nu vast; deverplichting dient daarom niet meer onder de voorziening, maar onder de kortlopendeschulden te worden opgenomen.
3 Verlies op debiteuren € 150.000 Aan Debiteuren € 150.000
Waardeverminderingen van een actief mogen niet door vorming van een voorzieningtot uiting worden gebracht (artikel 374.2): het verlies wordt in mindering gebracht op
de actiefpost Debiteuren.
4 Omdat het niet mogelijk is een redelijke schatting te maken van de opruimkosten,mag er geen voorziening worden gevormd. Wel dient in de toelichting onder de nietuit de balans blijkende verplichtingen melding gemaakt te worden van dit gegeven.
5 Machine € 200.000 Aan Leaseverplichtingen € 200.000
Gezien de condities van het leasecontract is P/W aan te merken als economischeigenaar en dient hij op grond daarvan de machine te activeren en de hoofdsom vande leaseverplichtingen als schuld te passiveren. Het feit dat de ondernemer niet de
juridisch eigenaar is, moet in de toelichting worden vermeld (artikel 366.2).
6 Reorganisatiekosten € 500.000 Aan Voorziening voor reorganisatie € 500.000
Hoewel het reorganisatieplan nog met vertegenwoordigers van het personeelbesproken moet worden, dient nu wel een voorziening te worden getroffen: deoorzaak ligt immers in de tegenvallende resultaten in het verleden en de huidigeslechte vooruitzichten. Bovendien is er sprake van een gedetailleerd plan dat al (ophoofdlijnen) bekendgemaakt is aan het personeel (RJ 252.413).
7 Op grond van RJ 252.108 / artikel 376 moet de onderneming in de toelichting meldingmaken van de garantiestelling voor de schulden van beide dochtermaatschappijen.Bovendien is er een reële kans dat men aangesproken zal worden op voldoeni