Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

55
Hoofdstuk 1: Politiek en politieke wetenschap hb. p. 17- 37 Inleiding - bouwstenen van de politiek o actoren o instellingen o historisch o comparative politics 1.1 Politiek - het sturen van de samenleving o politica: wat met de polis te maken heeft o komt altijd voor in kleine en grotere samenlevingen 1.2 Variaties in politiek - er zijn altijd regels, al dan niet zichtbaar 1. Territorium - omvattender: men kan alleen weg als men verhuist - nu: staten met grondgebied t.o. rooms katholieke kerk o ook provincies, dorpjes, ... o = decentralisatie en internationalisering 2. Cultuur - reikwijdte: waar mogen de regels ingrijpen? Op welke vlakken? - Evolutie o 19 de eeuw: nachtwakersstaat =/ socio-economisch o domeinen van de politiek regelen? o Enorme explosie: politiek grijpt zo goed als overal in o Wat is privé en wat publiek? 3. Vormen en structuren

description

Inleiding tot de politicologie - UA.

Transcript of Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Page 1: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 1: Politiek en politieke wetenschap hb. p. 17-37

Inleiding

- bouwstenen van de politieko actoreno instellingeno historischo comparative politics

1.1 Politiek

- het sturen van de samenlevingo politica: wat met de polis te maken heefto komt altijd voor in kleine en grotere samenlevingen

1.2 Variaties in politiek

- er zijn altijd regels, al dan niet zichtbaar

1. Territorium- omvattender: men kan alleen weg als men verhuist- nu: staten met grondgebied t.o. rooms katholieke kerk

o ook provincies, dorpjes, ...o = decentralisatie en internationalisering

2. Cultuur- reikwijdte: waar mogen de regels ingrijpen? Op welke vlakken?- Evolutie

o 19de eeuw: nachtwakersstaat =/ socio-economischo domeinen van de politiek regelen?o Enorme explosie: politiek grijpt zo goed als overal ino Wat is privé en wat publiek?

3. Vormen en structuren- er zijn verschillende vormen mogelijk: classificaties worden gemaakt op

basis van de verschillen tussen politieke systemen- democratisch vs autoritair- unitair vs federaal

o variaties in politieke instellingen en procedures

1.3 Politieke wetenschap

- eigen regels voor het analyseren van politieke gebeurtenissen en instellingen

o intellectuele distantieo aan de hand van een wetenschappelijke methode

informatie

Page 2: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

keuze van onderzoekstechnieken rapporteren

- een beeld van de werkelijkheid vormen

1.4 Instrumenten van politieke wetenschap

- hulpmiddelen- eigen taal om orde te brengen- minder complex maken van de realiteit

1. Concepten- afbakening van een verschijnsel door middel van een begrip of

algemene categorie- ideaaltype- onderscheiden van de hoofd en bijzaken: het zoeken naar de essentie

van ietso vb. oligarchie (R. Dahl)

2. Modellen- vereenvoudigde voorstelling van de werkelijkheid- slechts bepaalde variabelen: gemakkelijkere interpretatie- relaties tussen concepten worden hiermee besproken

o vb. politieke kringloop (D. Easton)

3. Theorieën- beschrijving van het verband tussen politieke verschijnselen- het resultaat van het toetsen en hertoetsen van hypothesen (inductief

en deductief)

- paradigma’s van de politieke wetenschapo zoeken naar regelmaat in de politieko vereenvoudigeno structuur brengen: posities en rollen determineren het gedrag

Page 3: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 2 Staat en macht hb. p. 37-52

1.1 Bindende regels

- politieke regelgeving werkt alleen als de regels bindend zijno indien niet gevolgd: signaal voor de politiek en/of sanctieo arsenaal van dwangmiddelen

- staat heeft een monopolie op legitiem geweldo privatisering van ordehandhavingo proportioneel zijno duidelijk doel

2.2 Grondwet

- belangrijkste regel van een lando hoe andere regels gemaakt moeten wordeno basisregels van het politiek systeemo grondrechten van de burgers

- werkelijkheid is meestal niet hetzelfde als de grondweto W. Dewachter: de grondwet zegt niet hoe de politiek moet zijn

- regels om de grondwet te verandereno 2/3 van het parlemento ½ van elke taalgroep

- ook basisrechten en vrijheden en socio-economische rechten staan in de grondwet

- is niet in elk land geschreveno magna cartao rule of lawo europese grondwet is niet tot stand gekomen door tegenwerking

van Frankrijk en Nederland

2.3 Macht

- het opleggen en afdwingen van bindende regelso men kan niet ontkomen aan de macht van de staat

- democratieo bewindvoerders ontvangen hun macht vanuit het volko burgers staan hun macht af

volgen van de regels- macht is de mogelijkheid van A om B iets te laten doen dat hij anders

niet zou doeno wanneer het niet overeenkomt met de wil van A ontstaan

betogingen etc.o machtsmiddelen

afhankelijkheid gehoorzaamheid ruilen voor machtsmiddelen wederzijds vb. regeringscrisis en onderhandelingen

- macht is niet hetzelfde als gezag

Page 4: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

- Max Weber over gezago Traditioneelo Charismatischo Rationeel-legalistisch

- Amartya Seno Onderdrukking is een vorm van machto Drie dimensies van macht

Beslissen, bevelen, afdwingen = naakte macht Agenda-setting: positief/negatief Macht als ideologische hegemonie

Geen afwijkend standpunt mogelijk- macht aantonen is moeilijk

o zichtbaar/onzichtbaaro machtsstrijdo anticipatieo causaliteit van de macht?o Macht isoleren is heel moeilijko Vaak negatief

2.4 Macht van de overheid

- concentratie van de macht- we zien ze vaak negatief en vrijheidsbeperkend- langzame groei van de natiestaat

o concentratie van machtsmiddeleno verwerven van legitimiteito depersonalisatie van gezago homogenisering: overal dezelfde regelso => moderne natiestaat

gereguleerd en gestandaardiseerd diversiteit uniform gedragspatroon

2.5 Oorsprong van politiek

- politiek = samenleveno primaire samenlevingen

- politieke filosofie- Plato en Aristoteles

o Plato: ideale staat Arbeidsspecialisatie en organisch geheel Beperkte vrijheid van het individu

Staat staat centraal Traditie en gezag Politici: speciaal opgeleide klasse Elite regels: onbaatzuchtigheid

Algemeen belang is niet hetzelfde als democratie

o Aristoteles: mens is een politiek dier

Page 5: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Eudaimonia : het goede leven = het ontwikkelen van al onze capaciteiten

Directe democratie: dit is niet de beste staatsvorm aangezien er veel manipulatie kan ontstaan

2.6 De staat als contract

- T. Hobbeso Negatief mensbeeld

Nastreven van het eigenbelang Eeuwig conflict

o Oplossing Rationeel: afspraken maken Soeverein heerser

o sociaal contract: afstaan van de macht- J. Rousseau

o Sociaal contracto Positiever mensbeeld

Dwingend karakter van de staatsmacht Volonté générale: wil van het volk Politieke deliberatie moet zo uitgebreid mogelijk zijn

Page 6: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 3: Breuklijnen en ideologieën hb. p. 53-81

Conflicten ontstaan niet vanzelf: ze weerspiegelen fundamentele breuklijnen in onze samenleving en in ons politiek systeem

3.1 Tegenstellingen en breuklijnen

- Lipset en Rokkano Clavigerso Definitie: verschillende elementen

Tegenstellingen Groepen = georganiseerd Geïnstitutionaliseerd

o verzuiling: overkoepeling verharding van een breuklijn koppeling van meerdere organisaties

duurzaam formeel exclusief

o historische wortels 1. Natie en staatsvorming

territoriale eenmakingo centrum-periferie

nationale revolutieo levensbeschouwelijk conflict

2. IR massaproductie

o arbeid-kapitaal: links-rechts urbanisatie

o stad-platteland- gevolgen van breuklijnen

o grote, historische conflicteno definiëren van een breuklijn zou moeten zorgen voor een

eventuele oplossingo diepe conflicten en akkoorden (pacten)o ontstaan van politieke partijen en sociale bewegingeno concurrentie om hun definitie op te legen

vb. dioxidencrisis schuld van het winstbejag: links-rechts i.p.v. milieu?

3.2 Bevroren tegenstellingen

- freezing hypothesis: breuklijnen liggen nog steeds aan de basis van ons politiek denken

- algemeen stemrecht: bevriezen van de breuklijneno breuklijnen zijn geïnstitutionaliseerd

partijen vertalen nog steeds de conflicten in breuklijnen bewijs: stabiliteit bij partijen, voter alignement

Page 7: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

- R. Inglehart: nieuwe breuklijnen = postmaterialisme- Breuklijnen in België

o Traditionele breuklijnen Levensbeschouwelijk Communautair Sociaal-economisch

- doorkruisende breuklijnen (crosscliting cleavages)o matiging van conflicteno dubbele loyauteiteno belang van de breuklijn = persoonlijko overleg en compromiso => pacificatie-democratie (dedramatisering van conflicten)

- nieuwe conflicten (R. Inglehart)o materialisme vs postmaterialismeo behoeftenhiërarchieo lange termijn evolutie: stille revolutieo nieuwe thema’s

vb. rechts-autoritair vs links-liberair (Elchardus) egoïsme, eigenbelang gezag, streng optreden bij overtredingen nationalistisch fouten = politiek vooruitgang = economische groei

o gevolgen nieuwe thema’s nieuwe politieke partijen interne verdeling van traditionele partijen polarisering? weinig trouwe kiezers Conflict of breuklijn? Subculturele identiteit Geïnstutionaliseerd?

3.3 Ideologieën

1. Het begrip ideologie- een ideologie is een coherent geheel van opvattingen over de inrichting

van een samenleving- Marx en Engels

o Ideologie = visie van de bezittende klasse die de ware machtsverhouding maskeert

o Infrastructuur (positie) bepaalt de superstructuur (denken) Erst das fressen dann die moral

o Proletariaat heeft verschillende materiële belangen Verschillende ideologieën

2. Liberalisme- kern = vrijheid

Page 8: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o verschil voor orde en hiërarchieo positief mensbeeld

- politiek liberalismeo J. Locke:

Overheid is representatief Sociaal contract

o J. Rawls Vail of ignorante

Mensen kiezen voor gelijkheid en vrijheid- economisch liberalisme

o laissez-faire beleido economische ongelijkheid (geen welvaartsstaat)o A. Smith

Nutsmaximalisatie

3. Feminisme- liberaal vs radicaal- gelijkheid vs verschil

4. Conservatisme- pessimistisch mensbeeld (E. Burke)

o vrijheid => normverval en desintegratieo tradities

- maatschappelijke normen staan centraal- =>

o geen veranderingeno incrementalisme (K. R. Popper)o geen grote overheidsinterventieo is niet hetzelfde als egalitarisme

5. Communautarisme- samenleving is een morele gemeenschap

6. Socialisme- ontstaan uit het marxisme

o kapitalisme zal ten onder gaano economische wetmatigheido revolutie: geen privé-bezit van productiemiddelen

- socialismeo geleidelijke veranderingen in het kapitalismeo verbetering van de levensomstandighedeno samenwerking van burgerlijke partijeno centraal: economische gelijkheid en collectieve rechten

7. Christendemocratie- rerum novarum: veroordeling van het socialisme en de

arbeidsbeweging- christelijke waarden en principes- centraal concept: personalisme (E. Manier)

Page 9: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o waardigheid van de persoono gemeenschapsmenseno anti-economisme

nood aan materiële en spiritueleo anti-etamisme: subsidiariteit

alles op kleiner vlak regelen in plaats van de centrale overheid

8. Nationalisme- elke staat heeft recht op autonomie- J. Gottfried: volksgeest- Kritiek: B. Anderson

o Imagined communities Naties worden actief gecreëerd en zijn niet organisch

gegroeid

9. Fascisme- corporatisme

10.Ecologisme- stille revolutie- kritiek op de economische visie van de samenleving- 2 stromingen

o antropocentrisch: natuur is nodig voor de menso ecologisch: de natuur heeft een waarde, ook zonder de mens

11.Extreem rechts populisme- ideologische tegenpool van het ecologisme- 3 componenten

o nationalismeo conservatief autoritarisme: recht en orde, traditie en normeno anti-establishment: tegen elite en vreemdelinge, wat hun volk wil

- geen echte autonome ideologie

Page 10: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 4: Democratie en politieke vertegenwoordiging hb. p. 82-99

4.1 Democratie: een omstreden begrip

- Talmon: 2 soorten democratisch denkeno Empirisch-liberale variant

Vrijheid bestaat al Vrijheid is een middel voor democratie

o totalitair-messianistische variant vrijheid is een doel vrijheid moet nog komen

- definitieo J. Shumpeter: ‘competitive struggle for power and office’

= vrije verkiezingeno 3 minimumvoorwaarden

macht gaat uit van burgers = sociaal contract representatief/direct algemeen enkelvoudig stemrecht

rule of law rationeel-legalistisch gezag procedures, regels, ...

individuele rechten van burgers liberale democratie mensenrechten

o zijn niet altijd compatibel vrijheden zijn absoluut en universeel een voorwaarde voor participatieve democratie

4.2 Variaties in democratie

- verschillen in democratieëno politieke participatieo sociaal-economischo autonoom middenveldo onafhankelijke rechtsspraako reële machtsstrijd tussen regering en oppositie

- Freedom House- Een democratie werkt beter

o Amartya Sen: hongersnoodo Humanitaire rampen voornamelijk in dictatureno Geen oorlog tussen democratieën = democratic peace

- Vertegenwoordigende democratieo Bevolking beslist niet zelfo Vertegenwoordiging van de bevolkingo Principal-agento Het volk wordt op deze manier zichtbaar en hanteerbaar,

vertegenwoordigers worden aangeduid door verkiezingeno Founding fathers stellen dat representatie geen democratie is,

maar een alternatief ervoor

Page 11: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Siéyès: beroepspolitici Madison: meer kwaliteit zorgt voor minder eenzijdigheid

en emotionele besluitvoering

1. Delegatie, vertrouwen of partijpolitiek mandaat- Delegatie

o Strikt omschreven instructieso Mandaatsysteem: macht blijft bij de principal, is niet hetzelfde

als vertrouwenl- Vertrouwen

o Ruime opdrachteno Meer autonomieo Collectieve vertegenwoordigingo Agents krijgen meer macht

- Partijmodelo Kiezers kiezen voor een programmao Partijprogramma’s zijn meestal te breed en weinig vrijheido Werkt het beste in een tweepartijenstelsel

Coalities Compromissen Vrijheid is nodig!

- Agency losso Onverwacht tussen de principal en de agents

- Complicatieso Verkiezingen = delegatie van machto Wetgevende, uitvoerende en rechterlijke mach hebben niet altijd

gelijke mandateno Parlementaire democratie = singulaire delegatie

Men moet alleen verantwoorden ten opzichte van voorgaand, delegerend niveau

spanningen

2. Territoriale of inhoudelijke vertegenwoordiging- politiek en vertegenwoordiging zijn gebonden aan territorium- 2 modellen

o representatie van de natie algemeen belang

o representatie van regio belang van de lokale bevolking

o EU parlement is een mengvorm

3. Vertegenwoordiging en afspiegeling- - het nadeel van representatie is een zekere mate van vertekening

o agents zijn geen perfecte afspiegeling van de bevolking- belangen kunnen niet altijd verdedigd worden door andere mensen

o men streeft naar een paritaire democratie

4.3 Directe democratie

Page 12: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

- bevolking neemt direct en in geheel mee aan een besluito vb. Griekenland

- geen vertekening- nadeel

o kleine schaalo ongelijkhedeno correctiemechanisme?

- Referenda: ja/nee-vraago Meerderheid: duidelijkheid

Strijdlustige minderheid?o Bindend of adviserendo Initiatief van de bevolking of van de staat zelfo Opkomstvereisteo Eerder uitzonderlijk

- Directe democratie is een UITZONDERING

Page 13: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 5: Politieke participatie en sociale bewegingen hb. p. 100-120

5.1 Deelname aan de politiek

1. Wat is participatie?- participatie is het meedelen van preferenties aan beleidsmakers, of het

druk uitoefenen op beleidsmakerso druk: dwingend of subtielo preferenties: minimaal of precies (slogans)

- soorten participatieo formeel vs informeelo conventioneel vs niet-conventioneel

door de overheid georganiseerd of door participanten georganiseerd

o protest of niet-protest- invloed van non-conventionele participatie

o stoorvermogeno massaliteito diversiteito kosten

- visieo negatief tot 1970

aantasting representativiteit risico op overload

o positief na 1970 aanvulling van de representativiteit betere besluitvorming (macro) gunstige invloed op participanten (micro)

2. Ongelijke participatie- 3 belangrijke elementen

o onderwijs: dualisering = andere soort participatieo leeftijdo geslacht: gender gap

- vertekening: de kleinere groepen zijn de groepen die participeren

3. Dalende participatie- sinds jaren ’60: bezorgdheid

o voornamelijk VSo R. Putnam: bowling alone

- Dalende vormeno Opkomst verkiezingeno ledenaantal

- Stijgende vormeno Protesto Life style politics

- Verschuiving van participatieo Groei van nieuwe vormen

Page 14: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Media vervangt de wortels van de politieke partijen?

5.2 Sociale bewegingen en pressiegroepen

- collectieve participatie

1. De rol van pressiegroepen- intermediair/middenveld: civil society- complexiteitsreductie

o bundelen van eisen politiek systeem

- impacto consensusbesluitvormingo primaat van de politiek: mandatarissen

- 2 maniereno pluralisme: ongestructureerd (R. Dahl)

aantal onafhankelijke pressiegroepen macht = domeinspecifiek geen power elite = verspreide macht open systeem

o corporatisme beperkt aantal groepen gesloten systeem minder verspreide macht macht = domeinoverschrijdend betere economische prestaties, maar een conservatief

systeem ten opzichte van politieke transparantie en snelheid

2. Recente ontwikkelingen- ontzuilingstrend: micro, meso en macroniveau- nieuwe sociale bewegingen aan de hand van nieuwe thema’s- nieuwe emotionele bewegingen

o tegen random violenceo geen duidelijke structuur, doeleno steun van media, heterogeen

3. Democratische gevolgen van participatie- pressiegroepen verdedigen deelbelangen- M. Olsen: freeridergedrag

o Produceren van collectieve goederen en investeren Door anderen, niet door jezelf

o Selectieve incentives: voordelen die enkel worden toegekend aan mensen die werkelijk bijdragen

- Pressiegroepen geven macht aan de machteloze- Pressiegroepen zijn een communicatiekanaal- Participatie = leerschool van de democratie

o = politieke cultuur

Page 15: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

5.3 Politieke cultuur

- geheel van houdingen, politieke waarden en overtuigingen- dit is een voorwaarde voor democratie- Almond en Verba: the civic culture

o Stabiliteit van de democratie hangt af van de opvattingen in de bevolking

o 3 vormen van politieke cultuur parochial politic culture

er is geen onderscheid tussen politiek en andere domeinen

subject political culture de burger is onderdanig en moet gehoorzamen

participant political culture de burger is actief

o civic culture = parochial political culture en subject political culture

o geschiedenis heeft een grote impacto kritiek

geleidelijkheid is niet hetzelfde als goed belang van verleden en socialisatie

methodologische problemen causale structuur is onzeker volgens A & V: stabiele democratie ontstaat uit

politieke cultuuro dit kan ook omgekeerdo welvaart kan beide veroorzaken

5.4 Participatie en sociaal kapitaal

1. Wat is sociaal kapitaal?- R. Putnam

o Vb. Italië (na 1970)o Verschil in politiek en economieo Instituties zijn geen verklaringo Economische verklaring verklaart gedeeltelijko Belangrijkste: politieke cultuur

- Sociaal kapitaal = politieke cultuuro 3 onderdelen (Putnam-

vertrouwen netwerken van engagement normen van wederkerigheid

- regio’s met veel sociaal kapitaal functioneren beter

2. Het gewicht van het verleden: path dependance- ontwikkelingspad van een samenlevingheeft nu nog steeds invloed

(Putnam)- kritiek

o te veel nadruk op het verleden

Page 16: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

langzame verandering cultuur is geen vicieuze cirkel (Huntington)

o geen verandering voor kritische zin van burgers geloof in democratische waarden, maar minder in de

instellingen

Page 17: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 6: Politieke partijen en partijsystemen hb. p. 121-141

6.1 Politieke partijen in de hoofdrol

- relatief recent: verbonden met de massale participatie van de burgers- zorgen voor de integratie van het politiek systeem, afstemming

samenleving en het beleid- verschillende typologieën

o variatie in partijen en hun rol presidentiëel t.o.v parlementair beleid t.o.v oppositiepartijen

6.2 Historische typologieën

1. Kaderpartijen en massapartijen- Duverger

o Kaderpartij (19de eeuw) Ontstaan uit een fractie van het parlement

Band smeden met de kiezers is cruciaal, daarom verenigingen

Top/kaders zijn het zwaartepunt Intern gecreëerd

o Massapartij (20ste eeuw) Uitbreiding van het stemrecht Extern gecreëerd Organisatievorm

Groot Strakke structuur

o Regelso Plaatselijko Leiderschapo Michels: Ijzeren wet van de oligarchie

Inbedding in de samenleving Diensten en activiteiten Duidelijke doctrine en ideologie

- S. Neumanno Onderscheid tussen individuele representatieve partijen en

sociale integratiepartijen

2. De volkspartij of catch-all party- O. Kirchheimer

o Ontstaan na de tweede wereldoorlogo Massapartij verander int catch-all

3 fasen ontstaan buiten het parlement regeringsverantwoordelijkheid

o fragmentarisering moderne/pragmatische ideologische koers a

nederlaan

Page 18: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

- veranderingen ten opzichte van de massapartijo breder programma, minder ideologischo centralisatie van de macht, de rol van de leden neemt afo verlaten van classe gardéeo banden met een breed scala van belangengroepen = ontzuiling

- verklaring van de veranderingeno afscherping van breuklijneno welvaartsstijging en secularisatie (ontkerkelijking) zorgt voor een

daling van de polarisatie- aanpassingen zijn nodig om strategische redenen: macht verkrijgen

3. De moderne kaderpartij of kartelpartij- 3 aspecten

o centrale partijorganisatieo interne partijmandaten (public office)o ledenwervingo partij richt zich op kiezers i.p.v. ledeno top-down verankerd in de staat

- A. Panebiancoo Electoraal professionele partij

Motiveren van kiezers Laten zich leiden door issues in plaats van ideologieën

- Veranderingen in partijen zijn ten gevolge van veranderingen in maatschappij

6.3 Andere typologieën

1. Classificatie op basis van organisatie- exemplarisch: organisatie op de manier dat ze een maatschappij willen- new-politics partijen

o leden en vrijwilligerso teams in plaats van individueno jobrotatieo geen persoonlijke verkiezingscampagneso open congresseno MAAR

Democratie vergt veel tijd Rotatie zorgt niet voor ervaring Massamedia: charisma van personen

- Interne democratie en externe competitie gaan niet samen (Michels’ ijzeren wet van de oligarchie)

2. Classificatie op basis van ideologie- Partijfamilies

o Historische contexto Internationale banden: fractieso Te realiseren beleid

- Veranderingen

Page 19: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o Centrum => verschuivingen- Breedte van de programma’s ten opzichte van one-issue partijen

3. Classificatie op basis van strategie- Muller en Stromm

o 3 doelen office-seeking: regeren is macht police-seeking: beleid vote-seeking: kiezers

o keuzes zijn afhankelijk van wijzigingen: life-cycle omstandigheden: vb. cordon sanitaire

- anti-systeem/anti-establishment partijen willen macht zonder het vormen van een coalitie

o radicale veranderingen

6.4 Partijsystemen

- geheel van partijen en hun relaties in een politiek systeem- kenmerken

o aantal partijen één, twee of meerpartijenstelsel bij twee of meerpartijen

formaat: aantal partijen die opkomen of verkozenen hebben

fractionalisatie index: rol van betekeniso F = 1 –E(pi2)o N = 1/E(pi2)

Mechanisme bij tweepartijenstelsel Coalition of blackmail potential

o Polarisatie Ideologische afstand Grote polarisatie zorgt voor moeilijkheden bij

samenwerking Extreem protest bij te gelijke partijen

o Beweeglijkheid Wisseling van de machtsverhoudingen Electorale volatiliteit

Som van de verschillen per verschuiving delen door 2

nettovolatiliteit

Page 20: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 7: Kiessystemen en stemgedrag hb. p. 142-165

7.1 Het belang van verkiezingen

- essentie van een democratie- functies

o machtsverhoudingen tussen partijen: extern en interno selectie van politiek personeelo wil van het volko symbolisch: feest van de democratie

- gevolgeno discussie: hoe moet men verkiezingen doen?o Verkiezingen determineren het politiek systeemo Elementen

Wie? Plicht of recht? Kandidaten-selectie? Hoe?

- Wie mag stemmen?o Vb. België

1893: cijnskiesrecht 1918: AMS 1948: AES mannen 25+ 1948: AES mannen en vrouwen 21+ 1981: AES 18+ 2004: migrantenstemrecht

- plicht, recht, registratieo in België: plichto meeste landen: rechto registraties (VS) zorgt voor een dalende opkomst

- dalende opkomst?o Bedreiging van de legitimiteito Oorzaken

Dalende ideologische verschillen Jongere generaties komen minder, bij oudere generaties

is het een gewoonte Burgerplicht: één stem maakt niets uit Soort kies-partijstelsel: 2 partijen is minder spannend,

meerpartij wel

7.2 De selectie van kandidaten

- open of gesloten systeem- open systeem: primaries

o verkiezingen voor kandidaatschapo soms alle kiezers, soms enkel partijkiezerso belangrijk voor latere strijdo partijen hebben geen controle

- gesloten systeem: partijen selecteren

Page 21: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o partijleiding, alle leden of combinatie met goedkeuringo cruciaal voor personeelsbeleid van een partijo conservatieve reactie (langzame verandering) => quotawet

7.3 Verkiezingstechnieken

- regels en technieken die bepalen hoe gestemd wordt en hoe de verdeling van de zetels verloopt

- 2 basissystemeno proportioneel: evenredige verdeling van de stemmen: #zetels =

#stemmeno meerderheidsstelsel: meeste stemmen krijgt alle zetelso meerderheid

absoluut: 50% of meer (2ronden) relatief: meeste stemmen

o meerderheid (#zetels/district) uninomaal: 1 zetel/kiesdistrict plurinomaal: meerdere zetels/district

Aantal zetelsUninominaal Plurinominaal

meerderheid Relatief GB, VS VS (president)Absoluut Frankrijkproportioneel België

1. Kiessystemen met relatieve meerderheid- uninomaal-relatieve meerderheid

o ‘first past the post’o zetels worden afzonderlijk toegekendo vb. GB: 646 kiesdistricten en zetels, geografisch

geconcentreerde kiezerso in tweepartijensysteem: de grootste krijgt extra voordeel

vertekening- plurinomaal-relatieve meerderheid

o ‘the winner takes it all’o meerderheid in district krijgt alle zetels van dit districto vb. Amerikaanse presidentsverkiezingeno extra voordeel voor grootste aangezien hij zo goed als alles

krijgt derde partij heeft geen kans!

2. Kiessystemen met absolute meerderheid- winnaar moet minstens 50% van de stemmen halen

o vb. Frankrijk: 557 kiesdistricten en zetels meestal 2 rondes

3. Proportionele kiessystemen- evenredige verdeling van zetels over de verschillende partijen

o minder verloren stemmen

Page 22: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

- altijd plurominaal- 2 manieren voor verdeling

o Quotum = kiesdrempel #stemmen/#zetels restzetels: grootste rest of gemiddelde België: %/#zetels

o Delerreeks Bevoordeelt grote partijen D’Hondt: stemmen partijen/ 1, 2, 3, ..., n

Imperiali: 2, 3, 4, ..., n Volgorde grote quotiënten: #zetels Niet alle kiesdistricten hebben evenveel zetels

- Kiesdrempelo Tegengaan van versnippering door proportionaliteito Elke formule heeft een drempel

Voordeel voor grote partijeno Soms expliciets: België 5%

7.4 Welke kandidaten zijn verkozen?

- verdeling zetels is verschillend van de aangeduide verkozenen- niet nodig in meerderheissystemen- gesloten lijsten: volgorde van de lijst bepaalt de volgorde van

verkiezing- open lijst: het aantal stemmen bepaalt de kandidaat =

voorkeursstemmen- gemengd systeem (België): zowel de volgorde als het aantal stemmen

bepalen wie- bij ontslag/overlijden: tussentijdse verkiezing (meerderheid) of opvolger

(proportioneel)

7.5 Gevolgen van kiessystemen

- discussieso effect op partijsysteem

sterk verband met aantal partijen mechanisch effect psychologisch effect

o effect op regering: één vs meerpartijenstelsel band uitslag en regering is (on)duidelijk coalitievorming oordeel over deze coalities is moeilijk interpreteerbaar

o vaak gemengd systeem vanwege deze effecten: deel zetels voor de meerderheid, deel zetels proportioneel

o effect op afspiegeling party magnitude: # zetels per party/kieskring

in meerderheidsstelsels: minder risico’so weinig vrouwen (quotawet)

Page 23: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

7.6 Stemgedrag

- verschillende redenen om op een partij te stemmeno moeilijk te onderzoeken!

Methode: survey, steekproeven Geheime stemming Complexiteit Leugens, fouten, ...

- 3 benaderingeno bepaald door collectieve belangen

breuklijnen groepssocialisatie en identificatie

o attitudes en waarden stabiel R. Inglehart: postmaterialisme

o Individuele belangen Rationeel over toekomstig beleid Men moet informatie krijgen!

- Deze 3 termijnen zijn over lange termijn stabiel- Korte termijn oorzaken worden steeds belangrijker

o Kandidaten en populariteit (media)o Campagne voor zwevende kiezero Issue saliency die zwijgto Toevallige gebeurtenissen

Page 24: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 8: Parlement en regering hb. p. 166-186

8.1 Montesquieu en de scheiding der machten

- dictatuur vs democratieo dictatuur: absolutisme

vb. lettres des cachet: machtsmisbruiko democratie: spreiding van de macht

- Montesquieu: scheiding der machten Wetgevend (parlement) Uitvoerend (regering) Rechterlijk

o Autonoom functionereno Zekere vermenging vb. benoemingeno Vrij inefficiënt vb. spaghetti-arrest

- 2 soorten regimeso parlementair regime: samenwerking

bevolking kiest parlement, parlement kiest regering intieme verbintenis tussen de systemen, wardoor ze

elkaar kunnen afzetteno presidentieel regime

verkiezingen voor president en parlement worden apart gehouden

vb. VS: checks and balances evenwicht tussen de drie machten voortdurende controle inperking van de macht van de president

o toestemming van het parlemento vernietiging door Hooggerechtshofo benoeming rechters en senaato veel overleg: tijdsverlies

uitzondering: impeachement-procedure

8.2 Kamers van het parlement

- parlement is de belichaming van de democratieo wil van het volk: afspiegelingo meest legitieme orgaan

- één of twee kamers (bicameralisme)o 60/180 landen: bicameralismeo verschillende procedures: direct of getrapto overtollig?

- Voordelen van bicameralismeo Arbeidsspecialisatie

Gewone wetten Grondwetten

o Verscheidenheid in de rekrutering van het personeel België

Kamer rechtstreeks

Page 25: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Senaat in drie faseno Direct (40/71)o Gemeenschapssenatoren (21/71)o Gecoöpteerde senatoren (10/71)

Ander profiel Kamer: politieke actualiteit en direct debat Senaat: verzadigder, reflexie

Soms op verschillende tijdstippen verkozen Voortdurende afwisseling of geleidelijke

verandering Vb. VS: 1/3de van de senaat wordt om de twee jaar

verkozen, alle kamerleden worden om de 2 jaar verkozen

Betere vertegenwoordiging In federale staten: evenwicht tussen grote en

kleinere deelstaten 1 kamer proportioneel en andere kamer paritair

o paritaire kamer zorgt voor overleg tussen de deelstaten

o vertraging dubbele goedkeuring: kwaliteit minder emotioneel = minder fouten nadeel: macht verschuift langzaam maar zeker naar de

reering vb. House of Lords, GB: aanstelling voor het leven

8.3 De functies van het parlement

1. Representatie- structurele band tussen kiezers en politiek

o vb. petitierecht (eerder symbolisch)- verscheidenheid van het volk moet tot uiting komen in het parlement

o minderheidsgroepen of kleine segmenteno gerrymandering: verschuiven van de grenzen van kiesdistricten

met de bedoeling dat minderheidsgroepen ook aan beurt komen- paritaire democratie (mannen en vrouwen)

o nergens 50/50o België: quotawet

- Allochtoneno Nationaliteitsvereisteo Worden vaak bekeken als vertegenwoordiger van hun volk in

plaats van van het algemeen belang of de natie

2. Wetgeving- goedkeuring van wetten gemaakt door de regering

o commissie: plenairo bottleneck = agenda haleno recht op amandemenen

- tweekamerstelsel: gelijklopen of specifieke bevoegdheden

Page 26: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o heen en weer sturen of gezamenlijke vergaderingo mengvorm: initiatief en controlerecht door evocatie

vertraging?- Parlement verliest wetgevende rol

o Regering beslist wat op de agenda komt 90% is afkomstig van de regering zelf

o parlementair-administratieve voorkeursbehandeling van regeringsvoorstellen

vb. regering gebruikt voorstel van het parlement als eigen voorstel

3. Deliberatie- parler: er wordt gesproken over het bestuur van een land- debatten: pro en contra’s zorgen voor botsende meningen- commissies: grondiger bekijken van een bepaald probleem- oppositie is meestal niet in staat om de regering te overtuigen

o vertragingstechnieken procedureslag amandementenstorm filibusteren ...

4. Controle- controle van uitvoerende macht- rekenkamer/rekenhof: controle van de rekening: begroting?- Vragen stellen: mondeling, schriftelijk of interpellaties

o Regering is verplicht te antwoorden- Onderzoeks- of enquêtebevoegdheden = optreden als rechterlijke

macht- België

o Typisch oppositieo Parlement volgt meestal toch de regering

8.4 Parlementaire en presidentiele regimes

- parlement en regeringo parlement = hoogste gezago trend naar meer macht voor de regering

vroeger: parlement onstabiel, weinig daadkrachtig parlement kan niet op termijn denken parlement is niet effectief dankzij haar grootte uitbreiding van de taken van de overheid regering is veel flexibeler

- onderscheid op basis van uitvoerde macht: afhankelijk van wetgevende macht?

o Parlementair: grote afhankelijkheid Alleen parlement is rechtstreeks verkozen Constructieve notie van wantrouwen Permanente steun nodig

Page 27: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o Presidentieel Rechtstreekse verkiezingen van parlement en president Parlement kan president niet afzetten (impeachement) Onderhouden Gelijkheid

o Semi-presidentieel (Frankrijk) Eerste minister Cohabition: links en rechts moeten vaak samen regeren

- In België: parlementairo Machtsverdeling

Presidentieel: vetorecht Parlementair: vetorecht voor het parlement

o Conflict tussen wetgevende en uitvoerende macht Vervangen van het regime Macht van de president is sterk => blokkade? Presidentieel regime is minder stabiel

Kans op einde van een democratie

8.5 De vorming van een regering

- benoeming door president of parlement- bij twee partijen: één partij is volledig aan de macht- meerpartijensysteem: vorming van coalities

o verschillende fazen die vaak door elkaar lopen partijcombinatie beleid onderouden verdeling portefeuilles over de partijen toewijzing van de portefeuilles aan individuen

o partijcombinatie op basis van beleidsnota van informateur en formateur

o ministerabelen onderhandelen over een akkoordo verschillende ronden waarbij partijen opgepikt en gedumpt

worden- welke partijen?

o Minimale coalities Minimal winning: geen overbodige partner Minimal number: kleinst mogelijk aantal partners Minimal weight: kleinst mogelijke meerderheid Minimal distance: kleinst mogelijke ideologische afstand

- Minderheidsregering vs oversized regeringo Minderheid: zoeken naar partnerso Oversized: meerderheid is te krap of loyaliteit is onzeker

Herziening van de grondwet 2/3de

8.6 Het staatshoofd en de regering

- uitvoerende macht = staatshoofd en regering- staatshoofd: protocollaire functie

o informele invloed (geweten van de staat)

Page 28: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o veel ervaring- één machtsmoment: vorming van een nieuwe regering na verkiezingen

o overlego aanduiding van de formateur

8.7 Leden van de regering

- premier: door medicalisering en europeanisering wordt hij steeds belangrijker

- verschillende rolo één partij: regering en partijleider: aftreding wanneer de partij

hem niet langer steunto meerpartij: coach van alle partijen

- 2 soorten beslissingeno collegialeo ministeriële

Page 29: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 9: Bestuur en beleid hb. p. 187-207

Bestuur is het sturen van de samenleving door middel van het uitvaardigen van regels

9.1 De beleidscyclus

- beleid is de output van politiek- model: beleidscyclus

o agendao voorbereidingo besluito uitvoeringo evaluatie

- dit is niet realistischo samengaan van verschillende fazeno stoppen van het proceso achteruitgango beïnvloeding van verschillende cyclio vb. oplossingen die naar problemen zoeken

1. Agendavorming- issue: werkelijkheid komt niet overeen met de wenselijke situatie

o staat op publieke agenda individueel => sociaal => publiek

- verschillende selectiemechanismeno cultuur: ideologieën, frameno politieke actoren

top-down (intern) bottom-up (extern aantal communicatie juiste formulering

o toeval (massamedia)- belang van de agenda

o absolute voorwaarde: aandachto parlement/regering en subsystemen

continueren van het beleid incrementalisme

o bij crisis: elite overreageren

2. Beleidsvoorbereiding- probleemanalyse- kenmerken

o mogelijkheden en middelen?o Strijd en competitie van belangen?

- Verschillende vrageno Hoe?

Page 30: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o Alternatieven?o Wie?

- Wie?o Insiders: kleine groepo Stakeholders: mensen die er belang bij hebbeno Administratieo Neocorporatisme / ad hoco Beleidsgemeenschappen = polis networks

Frequent overleg Gemeenschappelijke cultuur Voortdurende raadpleging

3. Besluitvorming- ook niet beslissen is een besluit- actoren zijn centrale politieke instellingen- welk besluit?

o Rationele actortheorie Kosten-batenanalyse Overeenstemming doelen en perfecte informatie In de realiteit: bounded rationality

o Verward en chaotisch Muddling through Incrementalisme Soms rationele, grote beslissingen

o Sabatier: rol van de actoren en hun overtuigingen is heel belangrijk

Deep core beliefs Policy preferences Vormen en modaliteit van beleid: over uitvoering!

- Hoe beslissen?o Content is belangrijk

procedureso veto players

blokkeren van een beslissing status quo beëindigen tweekamer vs unicameraal systeem verschillende configuraties van een meerderheid elke player = veto player

unanimiteit onderhandelingen

o circular indifferente curve

Page 31: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o winset: hoe kleiner, hoe stabieler

4. Beleidsuitvoering- als een beslissing niet uitgevoerd wordt, is het geen beleid- perfecte uitvoering

o duidelijke beslissingo juiste interpretaties van de uitvoerderso perfecte uitvoeringo geen afwijkende mening of voorkeuro => niet realiseerbaar

5. Beleidsevaluatie- permanent doorheen alle fazen- formeel of informeel (stakeholders)- beïnvloedt alle andere fazen- voortdurend in elkaar hakende kringlopen

9.2 Stijlen van bestuur

- algemener en abstracter dan de verschillende fazen

1. Meerderheid of consensus- A. Lijphart: patterns of democracy

o 2 types: meerderheid en consensuso meerderheid wint vs steun van zoveel mogelijk menseno concentratie vs spreiding van de machto kenmerken

éénpartij vs coalities meerderheid vs proportioneel kiesstelsel tweepartij vs meerpartijen

Page 32: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

dominante regering vs evenwicht pluralisme vs neocorporatisme unicameraal vs bicameraal grondwetswijziging vs drempels centrale vs federale staat toetsing van de grondwet door rechters onafhankelijkheid van de centrale bank (consensus)

o mechanismen leiden tot machtsspreiding en tot trage of niet-beslissingen

mengvormen consensus is typisch voor verdeelde samenlevingen pacificatiedemocratie: voorzichtig, geen winnaars of

verliezers pacten

- GB: wetsminstermodel

9.3 Politiek en economisch beleid

- economie is één van de belangrijkste beleidsdomeineno alle ander beleid heeft een economische componento belastingen zijn een voorwaarde voor beleid

- instrumenteno belastingen: zwarte economie, wegvluchten, fiscale capaciteito uitgaveno wetten

reguleren van het economische leven arbeid productie consumenten

- factoreno grondstoffeno grootte van het land

klein = afhankelijk en kwetsbaar- de sturing van de samenleving wordt niet exclusief door de politiek

gedaan.

Page 33: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 10: Administratie en justitie hb. p. 208-223

- overheidsapparaat = instellingen die gemaakte regels uitvoeren en waken over de naleving ervan

- verschillende deleno administratieo justitieo legero politie

10.1 De administratie

- sterk gegroeid samen met de staat- zichtbaar en voelbaar- contact tussen individuen en de staat

1. Bureaucratie- Max Weber: bureaucratie is een goed kenmerk van de moderne staat

o Eigen aan moderniseringo Rationaliteit: doelen en middeleno Depersonalisering: formeel-legaalo Verschillende kenmerken

Formele regels Voorspelbaar gedrag Hiërarchie Taakverdeling expertise

o bureaucratie dient een zaako voordelen

eerlijk/gelijkheid rationeel: doel realiseren betrouwbaar voorspelbaar

o nadelen weinig flexibel samenleving is te complex voor uniforme regels taken van de overheid zijn te breed en gevarieerd

- hervorming nodig?

2. De taakverdeling in de administratie- reflectie van de groeiende staat- departementen en ministeries: gelijk met taakverdeling in regering- speciale departementen: buitenlandse zaken, defensie, financiën,

justitie, ...- variatie in administratie

o grootteo mate van centralisatie

3. New public management

Page 34: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

- tendens naar wijzigingo meer autonomieo minder bureaucratieo marktlogica: minder zelf aanbieden, meer mogelijkheden maken

voor de private sectoro doelstellingen worden bepaald door de overheido implicaties voor personeelsstatuut

vaste aanstelling en loon managers die autonome overheidsbedrijven leiden:

tijdelijk contracto government => governance

4. Controle over de administratie- instrument van de regering- verschillen => spanning

o verschillende status: tijdelijk en precair vs vasto verschillend doel: politiek vs staat

- macht van de administratieo geheugeno informatieo fazen van de beleidscycluso groter apparaat dan de regering

- grote macht, maar de politici dragen meestal de verantwoordelijkheid bij fouten

- verschillende manieren van controleo spoil systeem: nieuwe regering stelt een nieuwe top van de

administratie sameno partijpolitisering: belangrijkste benoemingen zijn politiek getinto ministeriële kabinetten: nemen taken over van de administratieo ombudsdiensten

10.2 Justitie

- output in de vorm van regels en wetteno naleving van weten wordt afgedwongen door rechtbanken

- 2 tradities in de rechterlijke machto civil law: wetgeving door het parlemento common law: wetgeving door de rechters = judge made law

- scheiding der machten (Montesquieu en Locke)o verhouding regering, parlement en justitie?

Scheiding Onafhankelijke rechterlijke macht Spreiding Rechters kunnen niet gestraft worden

Meer inbedding Geen verantwoording Wereldvreemde rechtspraak Rechters zijn niet neutraal

Page 35: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o Vaste benoeming zorgt voor onafhankelijkheid- Hooggerechtshof

o Moet waken over de staat en de naleving van de grondweto Wordt benoemd door andere machteno Belgisch grondwettelijk hof: Arbitrage

- Internationaal rechto Is niet hetzelfde als nationaal recht

Afspraken tussen staten in plaats van weerspiegeling van verzuchtingen van de bevolking

Moeilijk afdwingbaar Sterke landen kunnen zich hier gemakkelijk aan

onttrekkeno Belang neemt toe

Universele Verklaring van de Mensenrechten (1948) Europees Verdrag tot Bescherming van de

Mensenrechten Internationale rechtbanken voor misdaden tegen de

menselijkheid

10.3 Het leger

- het leger is een deel van de overheidsadministratie ter beschikking van het buitenlands beleid

- controle door de regering en het parlemento opperbevel en benoeming (regering)o begroting (parlement)

- wapens: macht door geweld- kan ook tegen eigen volk gebruikt worden

o wie heeft hier de controle?- ‘orde handhaven’- 2 soorten militaire regimes

o leger bestuurt zelf regels worden gemaakt, uitgevoerd en gecontroleerd

door het leger militaire junta

o leger domineert de staat burgerlijk bestuur is afhankelijk van het leger transitie naar burgerlijk bestuur

- militair regime is geen democratieo strakke organisatieo bevelen zonder inspraako pure bureaucratieo geen langdurige legitimiteit, niet responsief, geen

onderhandelingeno zeer instabiel

- legers worden niet vaak ingezeto paradox van de moderne legerso peace-keeping

Page 36: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

10.4 De politie

- deel van de overheidsadministratie- repressief apparaat

o orde en rust bewaren op grondgebiedo zichtbaar en voelbaar

- grote variatie tussen landeno deel van het militair apparaat?o Nationaal of lokaal?o Verschillende taken: gerechtelijk, verkeer, ...

Page 37: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 11: Federalisme en decentralisatie hb. p 224-244

- politiek is meestal aan territorium gebonden- is niet altijd homogeen: verdeling in kleinere stukken met sterke

verschillen of autonomie

11.1 Staatsvorming en staatshervorming

- staat is het eindpunt van een lange geschiedenis- algemeen is er schaalvergroting- vaak nog steeds verdeeld

o naamo rol in politiek bestuur

- ontstaan van federaties en confederatieso vorming van een geheel maar autonomie =

federatie/confederatieo onderverdeling van een unitaire staat

devolutie (decentralisatie) op vraag van deelgebieden asymmetrie: gaat moeilijk in een bipolaire staat

11.2 Federatie en confederatie

- 3 staatstypeso unitaire staat

sterk gecentraliseerd weinig of geen bevoegdheden voor deelstaten veel, kleine deelentiteiten

o confederatie samenwerking = autonomie unanimiteit

o federatie centraal niveau: autonoom kan geldende en bindende beslissingen nemen

- verschillende niveaus van besluitvorming- vertegenwoordiging van deelstaten op federaal niveau- Althusius: grote delen berusten op vrijwilligheid- Subsidiariteit: hogere overheid mag slecht een rol spelen als de lagere

overheid het niet kan- Oude prakrijk

o Feodalismeo Ontstaan van Zwitserland in 1291o Ontstaan van de VS in 1776

11.3 Pro en contra de centrale staat

- federalist papers (1778)- Pro

Page 38: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o Sociaal-economisch Autonomie = ongelijkheid Links = voor

o Algemene gelijkheid Gelijke wetten en principes

o Federalisme = gevaar voor de nationale eenheid en samenhorigheid

- Contrao Deelstaten zijn kleiner en dus dichter bij de bevolking

Meer representatief en responsiefo Culturele argumenten

Verdediging van regionale eigenheid

11.4 De instituties van een federale staat

1. De verdeling van de bevoegdheden- staat in de grondwet

o geleidelijke evolutieo oude => centralisatieo nieuwe => decentralisatie

- grote verschillen tussen federale stateno subsidiariteito nieuwe bevoegdheden zijn vaak centraal

- centraal is de buitenlandse politieko niet in België en de EU: economie is wel centraal

2. Exclusieve of overlappende bevoegdheden- exclusief homogeen: duidelijke afbakening- overlappend concurrerend: beide niveaus zijn bevoegd

o 2 redenen voor overlapping verandering in de werkelijkheid bewuste keuze

3. Symmetrie en asymmetrie- niet alle deelgemeenten hebben dezelfde bevoegdheden- asymmetrie leidt tot bijzondere institutionele problemen

4. Functionele of jurisdictionele bevoegdheidsverdeling- jurisdictioneel: bepaald niveau krijgt alle aspecten van besluitvorming- functioneel: aspecten zijn verdeeld- België is een mengeling

5. Een tweede kamer- federale staat heeft meestal een bicameraal parlement- dubbele vertegenwoordiging

o evenredig met de bevolkingo deelstaten

- wie en hoe?o Verkiezingen: bevolking

Page 39: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o Deelstaatregeringo Deelstaatparlement

6. Belangenconflicten en overleg- schaden van belangen- diplomatie en onderhandelingen => compromissen- waar?

o Tweede kamero Overlegcomité: België

- Geen akkoord?o Business as usualo België: onderhandelingen bij het ontstaan van een nieuwe

federale regeringo alarmbelprocedure

7. Bevoegdheidsconflicten- ongelijke bevoegdheidsverdeling- interpretatie wie/wat cruciaal

o Grondwettelijk Hof Zeer machtig Rechterlijk Paritair vlaams-waals

11.5 Lokale besuren

- nationaal – intermediair – lokaal- kleinste territoriale eenheden

o beperkte autonomieo gelijkschakeling => symmetrie

- grote variatie in activiteiteno op lokale schaal uitgevoerd wordeno uitvoering: loketfunctie

- beperkte financiële slagkracht- instellingen zijn een spiegel van nationale instellingen

o ondergeschikto onder toezicht van de administratie

- burgemeester is benoemd- lokale verkiezingen

o persoonlijkere relatieso nationale gevolgen

Page 40: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

Hoofdstuk 13: De Europese Unie hb. p. 261-280

- speciaal politiek systeem- 2 visies

o supranationaalo intergovermenteel = samenwerking

13.1 De geschiedenis van de Europese Unie

- pragmatisch, gradueel gegroeid systeem zonder specifieke uitkomst via incrementalisme en meningverschillen

- 1945: VS wil de Sovjet Unie stoppeno Marshallplano NAVOo Samenwerking in Europa stimuleren

- 1948: Den Haago ontstaan van de raad van Europa: mensenrechteno verdere samenwerking mislukt aangezien GB niet mee wil

werken- 1952: R. Shuman

o EGKS: Europese Gemeenschap van Kolen en Staalo Dubbele structuur

Supranationaal: Hoge Autoriteit en Hof van Justitie Intergouvermenteel: Raad van Ministers Parlementaire vergadering

o verdieping en uitbreiding- 1957-1958: verdere economische integratie

o Verdrag van Rome (1957)o Europese Economische Gemeenscham (1958)o Creatie van gemeenschappelijke markt (Duitsland)o Creatie van gemeenschappelijk landbouwbeleid (Frankrijk)

- 1961: GB wil meespeleno verschillende kandidaten

- 1986: eenheidsakte: economische binnengrenzen worden afgeschafto val van het ijzeren gordijn

- 1991: Vedrag van Maastrichto geen grenzen op de Europese groeio Euro?

- NU: 27 landen

13.2 De instellingen en werking van de Europese Unie

- pogingen om instellingen te wijzigen mislukkeno 2000: Verdrag van Niceo 2002: Europese conventie

Europese grondwet Aanvullende onderhandelingen tussen de staatshoofden Eenvoudigere procedures en snellere besluitvorming

Page 41: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o 2006: verandering in grondwet weigering door Frankrijk en Nederland

- spanningen tussen supranationale en intergouvermentele logica

1. De raad van de Europese Unie- vergaderingen tussen de staatshoofden en regeringsleiders van alle

lidstaten- vanaf 1962- cruciaal: opties en keuzes

o hakt knopen dooro package deals

- unanieme besluitvorming- voorzitterschap wisselt om de zes maanden

o trojka huidige vorige nieuwe

2. De Europese Commissie- opvolger van de Hoge Autoriteit in de EGKS- centrale supranationale instellingen- commissarissen worden aangesteld om de vijf jaar- het Europees belang staat centraal- voorzitter wordt gekozen door de Raad en goedgekeurd door het

parlement- initiatieven voor wetgeving

o subsidiariteit- betrokken bij uitvering en opvolging van wetgeving

3. De ministerraad- vakministers die verantwoordelijk zijn- negen verschillende raden (financiën en buitenlandse zaken)- ubtergiyverlebteek; vertegenwoordiging van land en regering- 2 procedures voor beslissingen

o unaniemo gekwalificeerde meerderheid: elk land krijgt een aantal stemmen

232/321 is meerderheid

4. Het Europees Parlement- doel: het vertegenwoordigen van het Europees belang- sinds 1979 wordt het rechtstreeks verkozen- 785 zetels- steeds belangrijkere rol

o controle van de Europese Commissieo medebeslissing = codecisieo 55% van het budget

- 2 vergaderplaatsen: Brussel en Staatsburg

5. Het Europees Hof van Justitie

Page 42: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

- verdragen en wetgeving worden geratificeerd en daarna opgevolgd door het Europees Hof

- regels en afspraken moeten nageleefd worden- financiële boetes- supranationale poot- maakt wetgeving door te antwoorden op prejudiciële vragen

6. De Europese wetgeving- Reglementen

o Algemene regelo Hiërarchisch boven de nationale wetten

- Richtlijneno Doelstellingeno Vrijheid van de lidstaten: omzetten in nationale wetgeving

- Zachtere technieken: minder consensuso Open coördinatiemethodeo Eerder uitwisseling van best practices

13.3 De Europese Unie in de politieke wetenschap

- De Europese Unie als internationale politiek- De Europese Unie als zelfstandig politiek systeem

1. Multi-level governance- 2 elementen: meerlagigheid en governance- meerlagigheid

o functionele bevoegdheidsverdelingo sommige lidstaten zijn ook meerlagigo geen duidelijke hiërarchie, directe communicatie en

vertegenwoordigingo afhankelijk van bevoegdheid: asymmetrieo besluitvorming = gemeenschappelijk, ze hebben elkaar nodig

- governanceo niet alleen de regering bestuurto gebeurt in de Europese Unieo publieke en private samenwerkingsverbandeno emigratie van de politiek (E. Huyse)

- democratisch gehalte? Democratisch deficit (tekort)?

2. De Europese Unie als consensusdemocratie- A. Lijphart- Consensus = machtsspreiding

o Machtsconcentratie is onmogelijk in de Europese Unieo Veto-playerso Zoeken naar consensus en overlego Joint decision trap: geen besluito Ingebouwde stabiliteit

- Hoe toch een besluit nemen?

Page 43: Samenvatting - Inleiding tot de politicologie

o Geen confrontatieo Problem-solving: gemeenschappelijke waarden?o Bargaining: package dealso Asymmetrie: beperkte samenwerking

- Nadeelo Gebrek aan transparantieo Gebrek aan link volkswil-beleid

3. Democratie en politieke participatie- 2 links tussen bevolking en Europese Unie

o rechtstreekse verkiezingen van het parlement (supranationaal)o raad = regeringen van de lidstaten (intergovermenteel)

- probleem: afwezigheid van partijeno partijfederaties zijn niet hetzelfde als partijeno keuze tussen nationale partijen die zich later bundeleno geen echte electorale strijd in de Europese Unie

- EU-verkiezingeno Second order elections: minder belangrijk en laten leiden door

binnenlandse thema’so Nationale interpretatie en betekeniso Meer expressieve en experimentele stemo Verlies voor zittende regeringo Turnout daalt: de helft van de mensen komt nog opo Europese impact is beperkt

Geen Europese regering die gemaakt of gestraft wordt Indirecte link tussen uitslag en beleid Wel grote fracties: EVP, PES, ELDR Binnen parlement vaak consensuslogica

o EU heeft een parlement, maar het is geen parlementaire democratie

o Door gelijkenis ontstaat onbehagen: eurocentrismeo Discussie over de toekomst van de EU

Supranationalisten Hoe besluitvorming en bevolking rechtstreeks

binden? Streven naar een Europese identiteit Democratie Europees inbedden

Intergouvermentalisten Nationale parlementen moeten hun regering beter

controleren omtrent EU-beleid Nationale referenda

o EU democratie nationaal inbedden