R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

42

description

 

Transcript of R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

Page 1: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

2

Page 2: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

3

R.P. Bosch

84 Namen

een filosofiegeschiedenis

Uitgeverij IJzerUtrecht

Page 3: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

4

www.uitgeverij-ijzer.nlwww.rpbosch.com

Eerste druk, januari 2014Tweede, zeer licht gewijzigde druk, februari 2014

© 2014, R.P. Bosch/Uitgeverij IJzer.Omslagontwerp en fotoillustraties: Amos Osterhaus.

Typografie binnenwerk: Scheer.

De boeken van IJzer worden uitgegeven onder redactievan Willem Desmense.

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt, door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming

van Uitgeverij IJzer. Uitgeverij IJzer probeert haar boeken zo goed mogelijk te verspreiden.

Kunt u een uitgave van IJzer niet vinden in de boekhandel, recht-streeks bestellen bij de uitgeverij – zonder extra kosten – kan ook.

Stuur een kaartje naar: IJzer, Postbus 628, 3500 AP Utrechtstuur een e-mail naar: [email protected]

of bel: 030 2521798

ISBN 978 90 8684 104 2NUR 280 & 301

Page 4: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

5

Ter nagedachtenis aan Marrigje Visser-Verwoerd

(1920-2011)

Page 5: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

6

Op

de te

gels

: Soc

rate

s, A

risto

tele

s, [.

..], A

ugus

tinus

, Al-F

arab

i, M

onta

igne

, Des

carte

s, S

pino

za.

Page 6: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

7

Inhoud

1 Frans, Hannie, Theo 9 2 Anaximander, Heraclitus, Democritus 243 Kaatje, Mukuhashi, Kathleen 43 4 Pythagoras, Parmenides, Zeno 595 Pieter, Rob, Echmidou 74 6 Socrates, Zopyroon, Plato 857 Rabia, Rachelle, Catherine 100 8 Aristocles, Diogenes, Nicomachus 1159 Winston, Barbara, Patrick 130 10 Empedocles, Aristoteles, Timon 14911 Jake, Kiki, Brenda 165 12 Epicurus, Metrodorus, Seneca 18313 Stef, Jan-Bart, Johan 198 14 Plotinus, Mani, Pelagius 21815 Amber, Philip, Tuur 237 16 Anselmus, Al-Razi, Averroës 25417 Grace, Rianne, Orrin 269 18 Aquino, Siger, Bacon 28919 Sander, Diesel, Greet 307 20 Ockham, Copernicus, Galileï 32821 Werner, Faye, Sonyboy 346 22 Sanches, Montaigne, Descartes 36723 Leon, Henri, Nazim 387 24 Geulincx, Spinoza, Hobbes 40625 Watse, Ruben, Florent 426 26 Kwik, Kwek, Kwak 44427 Gillis, Wiljan, Hannelore 464 28 Newton, Kepler, More 485

Register 503Verantwoording 509Dankwoord 511

Page 7: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

8

Personeel Warchums Steengoed

bedrijfsleiderFrans Tuip

personeelsmanagerHannie Eikhout

administratieTheo Rijmerswal

directeurPhilip Gardeniers

productie algemeenTuurLeonWatseBrenda

emailleren & decorerenPieterRob

magazijnJake

winkelKaatje

Naomi Wijsman

Page 8: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

9

1Frans, Hannie, Theo

Ik kon bijna niet geloven wat ik hoorde.‘… geen Nederlands meisje.’De kleine man in de werkjas hield met een scheef hoofd de hoorn

van een ouderwetse telefoon tegen zijn linkerschouder geklemd. Hij wachtte op een reactie van de vrouw aan de andere kant van de lijn, de personeelsmanager met wie ik een afspraak had. Toen er een tetterend antwoord kwam, nam hij snel de hoorn, om die een paar centimeter van zijn oor te houden. Door het geknepen telefoon-geluid kon ik niet verstaan wat de vrouw hem toeriep, maar zijn antwoord was duidelijk genoeg:‘Nee, oké. Maar ik wilde even zeker weten dat het geen misver-

stand is.’Natuurlijk was het geen misverstand. Sinds de lagere school was ik

voor weinig dingen zo gemotiveerd geweest als voor deze betaalde stage. Ik had anderhalf uur voor de spiegel gestaan om jurken en broeken uit te proberen die bij een sollicitatiegesprek als dit zouden passen, en dan zou ik zeker niet verder komen dan de portiersloge? Maar de man achter de balie wilde kennelijk toch iets van zijn

gelijk halen, want hij bleef aan de telefoon en begon toe te lichten wat hij bedoelde met ‘geen Nederlands meisje.’‘Nou ja, inderdaad, allochtoon, maar niet Turks of Marokkaans. Ik

bedoel dat ze ook in de verste verte niet voor een Hollands meisje door kan gaan. Ze is…’ Hij keek me kort aan en trok daarbij glimlachend zijn wenkbrau-

wen op, alsof hij me uitnodigde zelf het hoge woord er uit te gooien. Ik moest mijn best doen om niet weg te lopen.‘…donker.’Weer onverstaanbaar getetter van de vrouw in de telefoon.‘Nee, dat ben ik helemaal met je eens. En daar gaat het mij natuur-

Page 9: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

10

lijk ook helemaal niet om. Ik vroeg me alleen even af hoe dat dan moet met de klederdrachtfoto’s en zo, maar als jij het al met Philip hebt overlegd, zal het wel goed zijn.’Toen de man me weer aankeek, had hij iets geamuseerds in zijn

blik. Hij legde de hoorn neer, pakte een sleutelbos van onder de ba-lie en wees naar een deur met een pantserglazen raam links van me. ‘Kom maar hierlangs.’Hij sloot de deur af en ik volgde hem door de portiersruimte naar

een hel verlicht magazijn. Op ijzeren stellingen stonden dofwitte kruiken, vazen, schalen en bekers, sommige opgestapeld met stuk-ken hardboard en karton er tussen. Uit holle, schurende geluiden maakte ik op dat aan de andere kant van het magazijn gewerkt werd, maar ik zag niemand. Recht tegenover de ingang was een deur naar buiten; daar gingen we doorheen, de motregen in. We kwamen op een soort binnenplaats met pallets, grote vierkante zakken met wit zand, stapels bakstenen en een groot aantal plastic tonnen met dek-sels in verschillende kleuren. Een jongen in een sportjack stuurde behendig een vorkheftruck om ons heen, in de richting van een witte bestelbus. Aan de overkant van het terrein stond een lelijk kan-toorgebouwtje; het had veel weg van de noodlokalen van de school waar ik vanaf ben getrapt. De man in de werkjas liep er recht op af en ging er naar binnen. Op een kleine hal met een plastic yucca en een ijzeren wenteltrap kwamen drie deuren uit. De wenteltrap bleek nogal instabiel te zijn en begon te schudden toen we bijna boven waren. Aan het begin van een korte gang zwaaide de man zonder kloppen een deur open.‘Han, hier is de jongedame.’ Hij keek me royaal glimlachend aan en leek te wachten tot ik ook

iets zou zeggen. Blijkbaar had hij mijn naam niet onthouden.‘Naomi,’ zei ik. ‘Naomi Wijsman. Kathleen van Rumpt heeft voor

mij gebeld.’‘Dat klopt,’ zei een vrouw vanachter een oude computermonitor.

‘Hannie Eikhout. Kom binnen.’ Ze stond op en stak me gehaast een hand toe, waarbij ze me ver-

gat aan te kijken. Ze bedankte de man, die Frans bleek te heten, en gebaarde me te gaan zitten op een ingewikkelde designstoel tegen-over een formica tafel naast het bureau met de computer. Het was een ongezellig kantoor met beige kunststof wanden. Aan de muur hingen een bedrijfskalender met foto’s van apparaten, een paar op

Page 10: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

11

board geplakte zwart-witfoto’s van het oude fabrieksgebouw en een ingelijste foto van een lachende Hannie Eikhout in trainingspak.Ze was een grote vrouw van een jaar of vijftig, met een brede kaak,

een tamelijk grote, rechte neus en kort geknipt donkerblond haar. Ze sprak met een hoge, harde stem en klonk niet onvriendelijk, maar haar gezichtsuitdrukking had iets doods en onaangenaams. Ze droeg groene, puntige oorbellen en een onopvallend, sportief truitje onder een zakelijk jasje, in kleuren die niet goed combineerden. ‘Zo, je hebt het kunnen vinden.’ Ze keek me niet aan, maar wend-

de haar hoofd met star gesloten ogen naar een plek rechts van me en het duurde even voor ik in de gaten kreeg wat er aan de hand was. Hannie Eikhout was blind. Ik kan me niet meer precies herinneren waarom me dat schokte.

Het was in elk geval niet haar uiterlijk. In de trein heb ik eens een man gezien die onder zijn zonnebril een paar blauwig witte staarogen bleek te verbergen, maar Hannie zag er op geen enkele manier eng uit. Wat me misschien vooral zenuwachtig maakte, was dat Kathleen me niet had gewaarschuwd. Het hoorde waarschijnlijk niets uit te maken, maar als je met iemand een sollicitatiegesprek hebt, is het toch fijn om zoiets van tevoren te weten. Bovendien drong plotseling tot me door dat die Frans van zo-even waarschijnlijk een speciale re-den had gehad om iets over mijn huidskleur te zeggen. Als niemand het haar zou vertellen, zou Hannie er niet snel achter komen dat ik er Afrikaans uitzie. Aan mijn accent merk je niets. Dat ze me niet kon zien, zou me voor de domste vooroordelen kunnen behoeden, maar het begon me nu ook te dagen dat Frans misschien een zinnig punt had. Aan de telefoon had hij gesuggereerd dat het werk waarvoor ik kwam beter bij een blank, Nederlands meisje paste. Had Kathleen het daar met Hannie over gehad? Ze had kennelijk wel gezegd dat er een ‘allochtoon’ zou komen, maar wist Hannie ook dat ik – om het maar bot te zeggen – klein, dik en zwart ben? Op de website van het bedrijf had ik foto’s van de toeristische winkel gezien. Natuurlijk zou ik net zo goed als ieder ander Oud-Hollandse snuisterijen kun-nen inpakken en afrekenen, maar misschien zou het voor toeristen toch een beetje een sof zijn. Of misschien zou de directie kunnen denken dat toeristen iets anders verwachten. Ik was er van uitgegaan dat ze mij niet, zoals ze met een verkoopster op een van de foto’s hadden gedaan, in West-Friese klederdracht zouden willen hijsen, maar plotseling was ik daar niet meer zo zeker van.

Page 11: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

12

Hannie Eikhout rolde met haar bureaustoel terug naar haar com-puter en ging met haar linkerhand langs een lichtblauw paneel on-der haar toetsenbord. Met haar rechterhand typte ze snel een aantal woorden in. Er weerklonken elektronische geluidjes. Een manne-lijke computerstem produceerde toonloos de woorden ‘stages be-roepsbegeleide leerweg.’ ‘Even kijken,’ zei ze weinig toepasselijk. Wat ze met haar ene hand

intypte, volgde ze met haar andere op het lichtblauwe paneel, ken-nelijk een brailleregel.‘Hier heb ik je. Naomi Wijsman. Ik heb al aardig wat gegevens van

je.’ Ze mompelde iets over mijn adres en vroeg of ik mijn geboor-tedatum kon bevestigen. 7 maart 1995. Dat klopte. Ze hield haar hoofd schuin naar mij gericht en nam wat afstand van haar bureau.‘Ik weet niet of Kathleen het je heeft verteld, maar je hebt inmid-

dels zeker wel in de gaten dat ik visueel gehandicapt ben?’Ik knikte, maar bedacht te laat dat ze dat niet kon merken, zodat er

een vrij lange stilte viel.‘Eh, ja.’‘Goed. Nou, ik ben zo geboren, dus ik mis zelf niets, of eigenlijk

moet ik misschien zeggen dat ik niet precies weet wat ik mis, maar het kan zijn dat je vragen hebt over dingen waar ik nooit bij stil heb gestaan of waarop ik je vanwege mijn handicap geen antwoord kan geven. Ook is het handiger als iemand anders je straks even rond-leidt. Heb je al op onze website gekeken?’Ja dus. Een groot deel van wat Hannie Eikhout hierna vertelde,

herkende ik zelfs letterlijk. Het was alsof ze de internetreclame uit haar hoofd had geleerd. ‘Goed zo. Dan weet je dat we een van de oudste aardewerkbedrij-

ven van Nederland zijn. Op deze plaats stond al in de achttiende eeuw een werkplaats voor wand- en vloertegels en later is dat de plateelfabriek van Draaisma geworden. Die zijn in de crisisjaren van de vorige eeuw failliet gegaan, maar de grootvader van onze hui-dige directeur heeft na de oorlog de bedrijfshal en twee gasovens gekocht om met een vriend een firma in ambachtelijk aardewerk en siertegels op te zetten. Eerst voerden ze nog de naam Draaisma, maar later werd het Warchums Steengoed B.V. In de jaren zeventig is het bedrijf gegroeid, wat vooral te danken was aan het toerisme: we hebben contracten met een aantal groothandels in souvenirs en uit die tijd dateert ook onze eigen fabriekswinkel. Sinds een jaar of

Page 12: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

13

tien doen we ook rondleidingen, een beetje in navolging van onze concurrent in Makkum, waar al heel lang busladingen buitenlanders naar toe trekken. Nou, en je weet al dat we momenteel iemand voor de winkel en de rondleidingen zoeken.’Ik vroeg me even af of ik zou moeten beginnen over die ver-

koopster in klederdracht, maar bedacht dat ik geen slapende honden wakker moest maken.‘Verder zijn we de laatste jaren goed bezig met moderne toepassin-

gen. We nodigen kunstenaars en industrieel ontwerpers uit om op basis van het oude ambacht producten te ontwikkelen die in meer hedendaagse interieurs passen. Die tak heet Warchum Art Gallery’Ook dat had ik al gezien. Een hele webpagina van Warchums

Steengoed was gewijd aan een moderne tulpvormige vaas met een draadijzeren voet, die je in zes verschillend kleuren kon bestellen. In de fabriekswinkel was er een aparte etalage voor ingericht. Het leek mij niks, maar kennelijk was het een groot succes.‘En dan zijn we nog concurrerend bij restauratieopdrachten. Twee

jaar geleden hadden we opeens een personeelstekort vanwege een project met een Utrechts architectenbureau, waarvoor we bijna zes-duizend tegels in een art-decopatroon moesten produceren. Zoiets zit er weer aan te komen. Onze directeur is toevallig vandaag on-derweg naar een nieuw in te richten museum in Arnhem, waar ze een zeventiende-eeuwse keuken willen namaken. Dat soort dingen kunnen wij heel goed.’Ze bracht het allemaal met groot enthousiasme, maar wanneer je

naar haar gezicht keek, was het alsof ze er zelf niet bij was, alsof die vrolijke harde stem van buiten kwam en Hannie Eikhout haar lip-pen meebewoog.‘Ik zal je straks meer vertellen over wat je hier zou kunnen doen,

maar we moeten het eerst nog wel even over jou hebben. Kathleen heeft je bij me aanbevolen en dat is een goed begin. We hebben hier al twee prima mensen via het ROC binnengekregen en die zijn ook allebei bemiddeld door Kathleen, dus wat dat betreft…’Die goede Kathleen. Nog iets dat ik niet wist. Ze had hier een

reputatie te verliezen en vertrouwde op me.‘Er staat niet zo veel in je cv,’ vervolgde Hannie Eikhout, ‘maar je

bent natuurlijk ook nog jong. Vier jaar vwo. En nu ben je net be-gonnen voor je mbo Verkoopspecialist. Je hebt vakantiewerk gedaan. Wel een aparte route. Had je geen trek meer in school?’

Page 13: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

14

Hoewel het bij Hannie Eikhout uiteraard geen zin had, perste ik er een glimlach uit. ‘Nee, niet bepaald. Het ging niet zo goed en ik zag het niet zo zitten om nog een paar jaar door te moeten met vak-ken die me niet interesseerden. Ik wilde sowieso graag iets praktisch doen.’Een halve waarheid, maar Kathleen had me op het hart gedrukt

dat ik best een beetje mocht toneelspelen en niet in details hoefde te treden over mijn schoolcarrière. Om dezelfde reden had ze mijn cv met me doorgenomen en een paar slimme veranderingen aange-bracht. Ik was regelmatig gaan spijbelen aan het begin van de vierde, dus je kon moeilijk beweren dat ik ‘vier jaar vwo’ had gedaan, maar volgens Kathleen maakte dat niet zo veel uit. Officieel had ik meer dan vier jaar ingeschreven gestaan op mijn middelbare school en zelfs aan het begin van mijn laatste schooljaar, toen ik de vierde op Havo over zou doen, had ik nog halfslachtige pogingen gedaan om onderwijs te volgen. Volgens Kathleen kon je daarmee best zeggen dat ik vier jaar op het vwo had gezeten, en ze had mijn cv zo vorm-gegeven dat je er iets dergelijks uit kon opmaken zonder dat er een klinkklare leugen in stond. Het belangrijkste was volgens haar toch dat ik naar de vierde over was gegaan, want dat gaf me zonder meer toegang tot een mbo-opleiding.‘Iets praktisch…’ Hannie herhaalde mijn woorden. ‘En waar denk

je dan zoal aan?’‘Nou, ik zou graag in een winkel werken. Of zelf een winkel be-

ginnen, dat lijkt me ook leuk. Of misschien iets in het toerisme.’ Legde ik het er nu niet te dik bovenop? Aan de gezichtsuitdrukking van Hannie viel niets af te lezen. ‘Ja? Dus je vindt het leuk om met mensen om te gaan.’ Het klonk

meer als een bewering dan als een vraag. Ik hoefde alleen in te kop-pen. ‘Ja, dienstverlening en dat soort dingen. Psychologie vind ik ook

interessant.’ Zo sprong ik handig over een heikel punt heen. Er waren heel wat

momenten geweest, de afgelopen jaren, waarop ik een aantal van mijn medemensen graag in bloederige brokjes uiteen had zien spat-ten. Als ik me voorstelde hoe ik als verkoopster in een winkel zou staan en dan bijvoorbeeld oud-klasgenoten in de zaak zou krijgen, liep ik niet bepaald over van liefde voor de mensheid. Maar ik had mezelf steeds beter in de hand en ik dacht de laatste tijd vaak na

Page 14: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

15

over mijn ruzies op school en de aanvallen van onderkoelde woede waarmee ik het leraren, mijn ouders en mijn zusje, en ten slotte mezelf moeilijk had gemaakt. Psychologie interesseerde me zeker. Dat was trouwens ook een vak dat op het rooster stond voor mijn theoriedagen, een onderdeel waar ik me op verheugde.‘Daar krijg je ook iets van op school,’ zei Hannie, alsof ze gedach-

ten kon lezen, ‘en er werken hier genoeg mafkezen om je theoreti-sche kennis in de praktijk te kunnen brengen… Nee hoor,’ voegde ze er snel aan toe, ‘ik maak maar een grapje. Je zult merken dat je aardige collega’s hebt, alleen heeft de één een wat ingewikkelder gebruiksaanwijzing dan de ander. Ik denk dat we wat dat betreft een normaal bedrijf zijn.’ ‘O, nou, daar kan ik wel mee omgaan.’ Een obligate opmerking

natuurlijk, die Hannie negeerde.‘Nu we het toch over je school hebben: als BBL’er ga je voor een

mbo-diploma op niveau vier en dat moet je volgens mij niet on-derschatten. Ik weet wat je zo’n beetje krijgt. Nederlands, bedrijfs-administratie, kassasystemen, data-analyse. Je zei net dat je niet kunt leren voor vakken waarvoor je de belangstelling mist. Denk je dat je het voor die ene dag in de week wel kunt opbrengen om huiswerk te maken? Het is voor ons namelijk belangrijk dat je dit traject af-maakt. Als je op school je afspraken niet nakomt, kun je hier ook niet verder.’Voor het eerst een vraag die ik in alle eerlijkheid kon beantwoor-

den. ‘O nee, dat is geen probleem. Ik heb de leerboeken gezien. Het ziet

er niet moeilijk uit. En wat ik zei geldt trouwens voor toen. Ik ben nu ouder en op een bepaalde manier ben ik school ook een beetje gaan missen. De uitdaging ervan. Ik heb nu echt zin om dingen te leren.’‘Oké, nou, dat klinkt goed.’ Hannie Eikhout boog zich terug naar

haar computer, en schoot afwisselend met beide handen van het toetsenbord naar de brailleregel daaronder. Ze mompelde een paar keer iets onverstaanbaars voor ze zich weer tot mij wendde. ‘Ik wilde eigenlijk nog de leerwerkovereenkomst met je doornemen, maar het bestand dat ik daarvan heb gekregen is voor mij onleesbaar. Normale teksten worden door een vertaalprogramma omgezet in braille en dan lees ik ze hier op dit ding bij mijn toetsenbord. Ik zou het nog even met het spraakprogramma kunnen proberen, maar bij

Page 15: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

16

formulieren werkt dat meestal niet. Laten we afspreken dat je in-terne begeleider dat verder met je afhandelt – of in elk geval iemand van school. Zij moeten ook een ondertekend exemplaar hebben. Ik kan je wel zo’n beetje vertellen wat er in staat.’ Ik liet haar begaan, maar wist het allemaal wel zo ongeveer.

Uiteraard zou ik op tijd moeten komen. Ik moest bellen naar het bedrijf en naar school als ik ziek was, twee keer een stageverslag maken en de stage bespreken met mijn mentor en met mijn bege-leider in het bedrijf. Ik kreeg een salaris van iets minder dan mini-mumloon dat zou doorlopen als ik ziek was, maar waarover ik geen werkloosheidsuitkering kon krijgen. Ten slotte begon Hannie me ook nog uitgebreid te vertellen over subsidiestromen en uit welk potje mijn sociale premies werden betaald.‘Maar goed,’ onderbrak ze zichzelf, ‘dat is voor jou allemaal niet zo

belangrijk. Wat ik natuurlijk wel moet weten, is of je ermee akkoord gaat. En dan bedoel ik vooral: kunnen we op je rekenen?’Ik had nu wel door dat ik me voor niets zenuwachtig had gemaakt.

Ik moest wel heel gestoord doen om niet te worden aangenomen. Gek genoeg irriteerde me dat meer dan dat het me opluchtte. Ik had me ingesteld op een serieus beoordelingsgesprek en nu bleken Hannie en Kathleen het samen al lang voor me te hebben bekok-stoofd. Alsof ik een zielig kind was dat zichzelf niet fatsoenlijk zou kunnen presenteren. Ik wilde de stage nog steeds niet mislopen, maar plotseling had ik ook het gevoel dat ik minder happig moest lijken.‘Mh, ja,’ zei ik, ‘in principe lijkt het me wel interessant, maar ik wil

er nog wel even over kunnen nadenken. Sommige dingen zijn me nog niet helemaal duidelijk. Om te beginnen zou u me nog vertel-len wat ik nu precies moet gaan doen. En verder heb ik verhalen gehoord van medestudenten die bij hun praktijkbedrijf extra moes-ten werken zonder dat ze daarvoor betaald kregen. Hoe is dat hier met overwerk?’ Ik had zo snel niets anders kunnen verzinnen om over te zeuren,

maar Hannie vatte mijn vraag ernstig op.‘Op dat punt kan ik je helemaal gerust stellen. BBL’ers doen bij ons

bijna nooit overwerk en als het gebeurt, hebben we daarvoor een speciale regeling. Je kunt dat trouwens gewoon in je praktijkover-eenkomst vinden.’ Ze wachtte even tot ik zou reageren, maar ik wist niet wat ik moest zeggen.

Page 16: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

17

‘En je wilt eerst meer weten over wat je moet gaan doen… oké.’Ze leek even te moeten nadenken, maar vervolgde haar verhaal

vlot, bijna alsof ze het van tevoren had geoefend. ‘We hadden voor jou iets speciaals in gedachten. Ik zei daarnet

al – en je had al van Kathleen begrepen – dat we om te beginnen dringend behoefte hebben aan iemand voor de winkel. Het meisje dat we daarvoor hebben, Marloes, heeft een paar maanden geleden een heel ernstig scooterongeluk gekregen. Misschien heb je erover gehoord of gelezen. Een of andere idioot heeft een staalkabel ge-spannen over het fietspad bij de boerderij van haar ouders en toeval-lig was zij de eerste die er in volle vaart tegenaan reed.’Vaag herinnerde ik het me. Mijn zusje had er over verteld tijdens

het eten, als het meest sensationele dat ze die dag op het regionale tv-journaal had gezien. Ik had er verder niets meer over gehoord, dus het zou wel een eenmalig geval geweest zijn. Ergens liepen een paar jochies rond met een bezwaard geweten, te angstig om hun kwajongensstreek te bekennen. En zo kwam ik aan mijn baan. Als je goed naar de dingen kijkt, is er altijd wel iemand die profiteert van andermans ellende.‘Het was voor iedereen een grote schok,’ ging Hannie verder. ‘Ze

is nog steeds gedeeltelijk verlamd. Voor hetzelfde geld was ze dood geweest. Vorige week is ze thuisgekomen, maar ik heb gehoord dat ze dit weekend weer naar het ziekenhuis in Alkmaar moest met buikkrampen. Zo’n klap haalt je hele gestel overhoop. Schoften. Ze moesten eens weten wat ze zo’n meisje aandoen. De politie heeft sporenonderzoek gedaan en getuigen opgeroepen, maar er is nog niemand gepakt.’Hannie was op steeds hogere toon gaan spreken en rolde nu even

heen en weer met haar bureaustoel om zich te hernemen. ‘Nou ja, een heel verhaal dus, dat van Marloes. Zij doet normaal de

winkel, maar we hadden het idee dat we jou wat flexibeler wilden inzetten. Soms hebben ze op een afdeling dringend iemand nodig. Dat kan voor van alles zijn. Misschien moet er een partij tegels met de hand worden ingekleurd, misschien is er iemand ziek bij de ovens en kun je daar helpen, of misschien hebben we hier bij de adminis-tratie een klus voor je. Het leek ons goed voor jou omdat je zo het hele bedrijf leert kennen. Dat is leuk en je doet veel ervaring op. En voor ons zitten er ook voordelen aan. We hoeven geen beroep te doen op het uitzendbureau. Bovendien, als je ingevoerd bent in

Page 17: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

18

alle bedrijvigheid, spreek je uit ervaring wanneer je bezoekers gaat rondleiden. Dus… wat denk je ervan?’Weer dat onbewogen gezicht, de gesloten ogen vagelijk georiën-

teerd op een plek boven mijn rechterschouder. Wat deed ik nu moei-lijk? Dit was gewoon een aardige vrouw en op grond van wat ik op de website gezien had, wilde ik hier zeker wel een jaar doorbrengen. Alleen die opmerking van Frans over mijn donkere huid zat me nog dwars. Ik vertelde Hannie wat ik had opgevangen van haar interne telefoongesprek en hoe ik dat zelf had geïnterpreteerd, denkend aan de verkoopster op de website in West-Friese klederdracht.Voor het eerst hoorde ik de luide schaterlach van Hannie Eikhout. ‘Hé, niet van dat benauwde, Naomi. Wat dacht jij nou? Die West-

Friese boerinnen rijden wel eens een scheve schaats en dan kan er zomaar een gezellige kroeskop uit komen die niks op boer Teun lijkt. En niemand die het er ooit nog over heeft, behalve tijdens theekransjes in achterkamertjes. Zie jezelf maar als zo iemand: de stille bastaarddochter onder het Warchumse boeren volk.’Ik was te verward om me beledigd te voelen. ‘Dus u bedoelt dat ik

wel een kostuum aan moet?’‘Nee, kind (een gierende lach). Je hoeft van ons geen dingen te

doen die je niet wilt. Buitenlandse toeristen vinden het vaak leuk. Dan gaan ze op de foto met Marloes en kopen ze uit dankbaarheid de halve winkel leeg. Maar ik kan me indenken dat het in jouw ge-val een beetje gek zou zijn. Want jij komt uit Haïti, toch?’Ik legde Hannie uit dat ik als peuter geadopteerd ben en alleen

heel vage herinneringen heb aan de jaren daarvoor. Dat mijn ou-ders, die ik eigenlijk mijn pleegouders zou moeten noemen, bijna niets over mijn achtergrond hadden verteld en er waarschijnlijk ook weinig van wisten. Dat ik ooit een Franse achternaam had, maar dat ik zo vertrouwd was met de naam Wijsman en ons rijtjeshuis aan de rand van Nisdam, dat ik me een oer-Nederlandse zou kunnen wanen, ware het niet dat ik regelmatig voor Surinaams of Ghanees werd versleten. Ze vulde me steeds aan met begrijpende opmer-kingen en vragen, en zo leerde ik Hannie kennen als niet zomaar aardig, maar als een slimme, inlevende vrouw. Vreemd, hoe iemands uiterlijk soms tegen kan werken. Hannie verzekerde me dat ik me van die Frans niets hoefde aan te trekken, omschreef hem als een oude zeur die het maar niet kon laten zich met directiezaken te be-moeien en dacht dat ik hem wel aardig zou gaan vinden als ik hem

Page 18: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

19

beter leerde kennen. Ik zou hem ook moeilijk kunnen vermijden, want hij was zoiets als een bedrijfsleider. Hannie had het over de directeur, Philip Gardeniers, en hoe blij hij was dat er eindelijk eens wat kleur in het bedrijf zou komen, en ten slotte drukte ze me op het hart dat ik vooral Hannie moest zeggen in plaats van mevrouw, temeer omdat zij mijn praktijkbegeleider zou worden. Daarmee was de zaak beklonken en achteraf bezien had ik er zelf weinig invloed op gehad.

Buiten was de zon doorgebroken toen ik even later in het kantoor stond van Theo, de jongen die een kopie zou maken van mijn pas-poort en me zou rondleiden door de fabriek. Ik voelde me succesvol en niet al te lelijk, een gevoel dat werd versterkt door de nerveuze gedienstigheid van Theo, die me van onder tot boven opnam en grapjes maakte over een stropdas die hij zelf had gedragen toen hij op sollicitatiegesprek gekomen was. Hij bedoelde dat hij me op dat punt wel door had. Ik wist dat ik er voor mijn doen goed uitzag. Ik had gekozen voor

halfhoge pumps en een zwarte maillot onder een zwarte jurk met een exotisch oleandermotief in wit en paars, een combinatie die ik wel eens bij chique gelegenheden droeg. Om er wat zakelijker uit te zien, had ik het decolleté gedicht met een zwart T-shirt. Het maakte de belangstelling van Theo er niet minder op.Theo was een stuk ouder dan ik, misschien zes- of zevenentwintig,

en vrij lang. Hij was niet bepaald knap, maar had wel iets vrolijks in zijn gezicht, door een te brede mond en een wipneus onder een verzorgde bos donkerblond haar. Hij droeg een blauwwit gestreept overhemd, een ongebleekte spijkerbroek en glimmende lichtbruine gaatjesschoenen. Hij ging me voor over de onvaste wenteltrap en stak schuin de binnenplaats met de opgestapelde pallets en tonnen over, zodat we bij een hoge dubbele deur in het oude fabrieksge-bouw kwamen. Daar bleef hij even staan. ‘Ik laat je nog niet alles zien. Alleen het belangrijkste, zodat je don-

derdag weet waar je moet zijn. Dan zal ik je precies uitleggen hoe het hier in elkaar zit, als het andere meisje er ook is.’‘Het andere meisje?’ Ik probeerde niet ongerust te klinken, maar

mijn verbazing kon ik niet onderdrukken.‘O, heeft Hannie dat niet verteld? Er komt nog een meisje. Voor de

vrijdagen, als jij op school zit, en de zaterdagen. En om zo nu en dan

Page 19: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

20

in te vallen. Zij is er donderdag ook, dus dan kan ik jullie samen aan iedereen voorstellen en laten zien wat de bedoeling is.’Even was ik van mijn stuk gebracht. Ik vroeg me af waarom Hannie

Eikhout dit had verzwegen. In elk geval kon het verklaren waarom ze zich weinig zorgen maakte over het folkloristische gebeuren en waarom ik meer taken kreeg dan alleen het werk in de winkel. Maar juist daarom leek het me vreemd dat ze het er niet over had gehad.Theo scheen te merken dat zijn opmerking me aan het denken

had gezet: ‘vragen, Naomi?’‘Nee, niet echt. Ik dacht alleen: dat andere meisje zal wel zijn aan-

getrokken omdat ik Marloes niet goed kan vervangen. Ik bedoel met die verkopen in klederdracht en dat andere toeristische gedoe.’‘O ja. Dat weet ik niet. Dat zou best kunnen. Maar stel je daar niet

te veel van voor, hoor – het meeste werk gaat toch zitten in het bijhouden van de voorraden en dat soort dingen. Die toneelstukjes zijn niet echt nodig.’Hij pauzeerde en vervolgde toen met een glinstering in zijn ogen:

‘trouwens, jij kunt toch je eigen klederdracht meenemen. Jullie Surinaamse vrouwen dragen toch altijd van die kleurrijke feestjur-ken? Dan hebben we de ene keer Frau Antje en de andere keer Tante Es, twee oer-Nederlandse heldinnen.’‘Oké, goed idee,’ zei ik lachend. Ik wilde zijn grap niet bederven

door zijn idee over mijn afkomst te corrigeren. Ik overwoog nog iets te zeggen in de trant van ‘laat deze Tante Es maar zien waar ze haar kunsten mag vertonen,’ maar dat ging me net even te ver.

We kwamen in een hoge, tl-verlichte ruimte, die in verbinding stond met het magazijn waar ik eerder met Frans doorheen was ge-lopen. Voorin stond een grote ijzeren tafel op acht verstelbare poten, met daarop een rubberen hamer, een aantal grote houtklemmen, een stapeltje opgevouwen wafeldoeken en een groot stenen ding dat ik niet kon thuisbrengen – een soort schuin oplopende stellage met uitsteeksels, als dragers van een trap waarvan de treden zijn af-gehaald. Uit het plafond kwam een blauwe kronkeldraad, een soort groot rekbaar telefoonsnoer, uitlopend in iets dat nog het meeste op een soldeerbout leek. Tegen de wand stonden ijzeren stellages met allerhande voorwerpen, overwegend witte massieve dingen waarvan ik aannam dat het gipsmallen waren. Halverwege de ruimte stond een bredere ijzeren stellage dwars tegen de muur. Aan de boven-

Page 20: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

21

ste richel zaten tientallen grote houtklemmen en er bovenop lag een dofwitte Warchum Art Gallery-tulpvaas, zonder het ijzerdraad. Verderop in de hal zag ik drie of vier verrijdbare ijzeren stellingen met meer witte mallen. Over veel voorwerpen hing een lichtgrijze waas, maar de tafel was redelijk schoon, net als een roestvrijstalen centrifugeachtig apparaat ernaast. Bij de muur voor de stelling met de houtklemmen stonden een

man en een vrouw met besmeurde schorten. Ze onderbraken hun bezigheid (ze hadden iets staan doen boven een grote weegschaal) en stelden zich voor als Watse en Brenda. Watse, een brede, sportief uitziende Fries met vlassig grijs haar, was ‘van het gietwerk.’ Dat wil-de zeggen: hij maakte afgietsels in vloeibaar gemaakte, doorgeroerde klei, die daarna werden gedroogd en voorgehard in warmtekasten. Brenda, een kleine dikke vrouw van een jaar of veertig met een vriendelijk rond gezicht, ‘hield de productie in de gaten’ en stond vaak in de winkel. Allebei vonden ze het merkbaar leuk om me rond te leiden; ze liepen mee naar een volgend deel van de ruimte, achter nog weer andere stellingen met mallen.‘Kijk, dit zijn de ovens,’ begon Theo, maar Watse nam de excursie

over en gaf me uitleg over de temperatuur in verband met wat er op dat moment in stond: bakstenen waarop een glazuurlaag werd gebrand. Er waren vier ovens en ze waren veel kleiner dan ik me had voorgesteld. Hun geringe omvang viel nog meer op doordat ze gegroepeerd stonden rond een enorm, schuin oplopend bouwsel in oude ruwe bakstenen. ‘Wat is dat?’vroeg ik aan Theo, maar weer was Watse hem voor.‘Dat, Naomi, is het grote geheim van Warchums Steengoed. Ze

maken er niet te veel ophef over, ik denk omdat anders de verras-sing er af is voor de bezoekers, maar het is echt iets bijzonders. Wat je hier ziet, is het onderste deel van de oorspronkelijke, achttiende-eeuwse houtoven, waar in de negentiende eeuw de fabriek omheen is gebouwd. Kom maar kijken.’Brenda liep om het bouwwerk heen en haalde een paar lege dozen

uit een nis aan de achterkant.‘Moet je zien,’ zei ze, en Watse verduidelijkte: ‘de muren, hè. Die

zijn meer dan een meter dik. Er is zes keer meer steenvolume dan ovenruimte. Volgens mij is dit de enige plaats in Nederland waar je zoiets nog hebt. Moet je nagaan dat hier hout werd gestookt en dat de intensieve verhitting plaatsvond op de verdieping hierboven.

Page 21: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

22

Daar waren de eigenlijke aardewerkovens. Die zijn via brede warm-tekanalen verbonden met de stookoven hier. Als we nou naar boven gaan…’‘Dat komt een andere keer wel,’ onderbrak Theo hem. ‘Ik laat

Naomi verder alleen even de winkel zien, want we hebben het al-lemaal druk op het moment en donderdag komt er nog iemand kijken.’‘O ja. Nou, maar misschien heeft Naomi nog vragen?’Watse keek zo hoopvol dat ik het niet over mijn hart kon verkrij-

gen geen vraag te hebben. ‘Eh, jawel. Ik vroeg me af: hoe ver loopt dit nou naar boven door?

Zit er niet iets van een schoorsteen op? Van buiten zag ik niets.’‘Nee, dat klopt,’ zei Watse. ‘Bij de tweede verdieping houdt het op.

Het hele bovenste deel hebben ze ooit afgebroken.’ Hij wendde zich tot Theo: ‘Heb jij een idee wanneer dat geweest is?’Theo wist het ook niet. Hij zei Watse en Brenda haastig gedag en

troonde me snel mee door de werkplaats, naar de hip verbouwde museumwinkel. Achter een lage ronde balie in de winkel, die ook als koffiebuffet

scheen te fungeren, trof ik Frans weer aan. Hij stond gebogen over een stapel papieren en sprong op toen hij ons zag. Hij begon een verhaal tegen Theo, over een werknemer die er had moeten zijn, en wees met een priemende vinger op de blaadjes: er was ook nog iets mis met de stroomrekening. Theo zei tegen Frans dat hij aan zijn hart moest denken en begon met een ernstige blik de papieren te bestuderen. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om in de winkel rond te

kijken. Er waren geen klanten; misschien was de zaak gesloten. Het meeste had ik al op de website gezien: chique vitrinekasten met de-signvazen en namaakantieke tableaus, bakken vol tegels met spreu-ken of figuurtjes, en een aantal grote kasten met delftsblauwe vaasjes en poppetjes naast een decorwand met een oud Fries dorpsgezicht. Het klederdrachtmeisje op de website – Marloes nam ik aan – had zich voor die wand laten fotograferen. Wat ik op de website niet had gezien, waren de toiletten, schuin

achter de verkoopbalie. Ze zagen er nieuw uit en leken me heel verantwoord ontworpen. De wanden van de gang en de wc-ruimtes zelf waren van onder tot boven bekleed met tegels, ongetwijfeld van eigen makelij, die een Oud-Hollands sfeertje schiepen, zonder

Page 22: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

23

dat ze boers of quasiantiek leken. Dat Oud-Hollandse contrasteerde met verdere details, zoals een melkglazen wand tussen de afdelingen voor vrouwen en mannen en, nog hipper, melkglazen platen in de onderste gedeeltes van de deuren naar de individuele wc’s, waardoor je kon zien of een wc bezet was.Ik had niet veel tijd om me er over te verbazen. Theo en Frans

waren uitgesproken en Theo riep me. Hij vroeg of er nog dingen waren die niet tot donderdag konden wachten. Zijn toon was plot-seling gehaast en gesloten. Frans wachtte niet eens mijn antwoord af en vroeg of ik er zelf uit kon komen. Ik dacht van wel, maar hij leidde me toch langs de voorkant van het fabrieksgebouw naar de dienstingang waar ik mijn fiets had vastgezet. Met de fiets aan de hand liep ik nog even voor de winkel langs om naar Theo te zwaaien. Toen hij me zag, stapte hij even naar buiten en gaf hij me alsnog een hand.

Thuis probeerde ik direct door te rennen naar mijn kamer, maar mijn moeder keek om de hoek van de keuken en vroeg hoe het gegaan was. Ik zei zo onverschillig mogelijk dat ik was aangenomen, maar ze reageerde er toch irritant uitgelaten op. ‘Naomi, ben je nu niet blij?’ Eigenlijk was ik dat, maar om een of andere reden kon ik toch niet

nalaten haar te kwetsen.‘Ja, geweldig,’ zei ik luchtig, ‘maar ik zat op het gymnasium, weet je

nog wel, en dit is fucking vmbo-niveau.’Haar niveau, en dat van mijn zusje. Ik had de dag mooier kunnen

eindigen, maar het gevoel dat mijn leven beter en interessanter zou worden, ging er niet door weg.

Page 23: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

24

2Heraclitus, Anaxagoras, Democritus

Van buiten zag het verwaarloosde schoolgebouw er deprimerend uit, maar de mensen van de Volksuniversiteit hadden er alles aan gedaan om binnen een indruk van gastvrijheid te wekken. De grote achthoekige binnenruimte was opgesierd met slingerlampionnen en oude staande schemerlampen. In het midden was een vierkante, ge-improviseerde bar voor koffie, thee en frisdrank. Aan ongeveer twin-tig aaneengeschoven, met geruite stof gedekte tafels zaten minstens zestig of zeventig mensen, voornamelijk van middelbare leeftijd of ouder. Ze produceerden een beschaafd optimistisch gegons, waarin soms een lach of een verbaasde uitroep viel op te merken. Ik keek rond of ik iemand van mijn eigen leeftijd zag, maar dat viel tegen. Een meisje met lang donker haar en een artistieke bril voerde met een ernstige blik een gesprek met twee oudere dames. Ik schatte haar minstens vijfentwintig en ook haar stijl van kleden en houding plaatsten haar buiten mijn categorie. Verder had ik bekijks van twee mannen van tegen de dertig, die elk hun blik afwendden toen ik terugkeek.Ik begon me af te vragen of dit wel zo’n goed idee was. Kathleen

had me hier warm voor gemaakt, maar de indruk die ik nu kreeg, paste niet bij haar beschrijving. Over de gemiddelde leeftijd van mijn medecursisten hadden we het niet gehad. Ook maakte ik me zorgen over de moeilijkheidsgraad van de cursus waarvoor ik me had ingeschreven. Kathleen had me dingen laten zien van de mo-dules Astrologie I en Inleiding in de Psychologie, die zij voorgaande jaren had gevolgd, maar die bleken al vol te zitten. Ik had nog kun-nen kiezen tussen een aantal taalcursussen en vage dingen als Sterne lezen 2: Tristram Shandy V t/m IX, Kunstgeschiedenis 31: Impressionisme tijdens het Interbellum, De Tibetaanse Dodenboeken en Illustraties maken

Page 24: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

25

van foliewikkels en theezakjes. Alleen Inleiding in de Westerse Filosofie 1 leek in de buurt te komen van de dingen die Kathleen had gedaan en ik had me daar zonder verdere navraag voor opgegeven. Toen ik later het Wikipedialemma Filosofie er op na had gelezen, was ik gaan twijfelen, maar ik had niet de moed gehad om het weer af te zeggen. Ik zou wel zien. Als het niets was, zou ik na één keer kunnen wegblijven en had het alleen geld gekost.Om vijf voor acht luidde iemand een scheepsbel ten teken dat de

cursussen begonnen. Op een whiteboard bij de ingang had ik gezien dat mijn cursus in lokaal zeven was, maar ik stond net met een kar-tonnen bekertje hete thee en wist niet zeker of dat mee naar binnen mocht. Bijna alle lokalen grensden aan de centrale ruimte, dus ik kon even afwachten. De mensen begonnen zich te verplaatsen en ik probeerde te zien wie er naar lokaal zeven gingen. Dat waren er niet veel. Ik zag een oude dikke man met bretels, twee hip geklede vrou-wen van rond de vijftig en een man van ongeveer dezelfde leeftijd met een stropdas, gevolgd door een pezige man van minstens tachtig op sportschoenen en in een trainingspak. Daarop volgde een nerdig uitziende jongen die me nog niet eerder was opgevallen en even la-ter ging ook het meisje met de interessante bril naar binnen, zonder haar gesprekspartners, die doorliepen naar een volgende deur. Om één minuut voor acht kwamen de mevrouw van de koffie- en thee-balie en een mijnheer die ook van de organisatie leek te zijn naar lokaal zeven, wat wel aangaf dat ik niet langer kon wachten.Het was een gewoon schoollokaal, maar tafels en stoelen waren

deels aan de kant geschoven en deels in een rechthoek gezet, met aan de kop een iets groter ijzeren bureau. Achter het bureau stond een vrij kleine man. Op elke tafel lag een map met schrijfpapier en een balpen met het logo van de Volksuniversiteit. Ik koos een plaats naast de bejaarde mijnheer in sportkleding en bestudeerde de man achter het bureau, die me vriendelijk toeknikte. Hij had een gedrongen postuur en droeg een donkergroene kabeltrui onder een zwart leren colbertje. Hij had zo’n kort grijs baardje waarvan je niet kunt zeggen of het de bedoeling is of het gevolg van verwaarlozing en droeg een bril met een ijzeren montuur. Zijn leeftijd kon ik moeilijk schatten. Ik gokte op een jaar of zestig, maar als iemand had beweerd dat hij veertig was, had ik het ook geloofd. Ik nam aan dat dit de ‘Dr. Y. Mocks’ was die als cursusleider stond aangekondigd en bereidde me voor op een uur verveling en ongemakkelijkheid – of

Page 25: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

26

op twee uur als ik het niet zou aandurven in de pauze weg te gaan. Ik hoopte vurig dat we niet zouden hoeven discussiëren.Om twee minuten over acht sloot de docent de deur van het lo-

kaal, hoewel vijf van de vijftien klaargezette tafels nog niet bezet waren. Hij zei er niets over. Misschien verwachtte hij niemand meer, of vond hij tien cursisten wel genoeg om te beginnen. Het meest opvallende, toen hij begon te spreken, was zijn Engelse accent.‘Hello, welkom allemaal bij deze inleiding in de filosofie. Ik moet

zeggen de westerse filosofie, want op deze open university is ook veel te doen op het gebied van de oosterse filosofie. Maar daar weet ik niet veel van. Misschien moet ik ook eens zo’n cursus volgen.’ Als het een grapje was, kon in elk geval niemand er om lachen. Hij

keek rond en ademde diep en rustig in. ‘Mijn naam is Yorick Mocks. Zoals jullie kunnen horen, kom ik

uit Engeland, om meer precies te zijn uit Sutton-on-the-Forest, in Yorkshire. Ik heb filosofie gestudeerd in de USA, in New Haven, Connecticut, en daar heb ik ook mijn vrouw ontmoet, die nu een onderzoeksbaan heeft aan de Universiteit van Amsterdam. Zo ben ik dan drieënhalf jaar geleden naar Holland gekomen. Ik heb inten-sieve cursussen Nederlands gedaan, maar het is voor het eerst dat ik ook durf les te geven in mijn vak, de filosofie. Dus ik wil mij veront-schuldigen als ik soms niet het goede Nederlandse woord vind en dan hoop ik dat jullie mij wilt helpen met uit het Engels vertalen. Ik kan wel veel voorbereiden, maar deze cursus is zo gemaakt dat je de dingen niet gewoon leert, maar vooral begrijpt. En daarom moeten we soms ook met elkaar een gesprek hebben en dat kan ik natuurlijk niet voorbereiden.’Ik was er al bang voor: Yorick Mocks vroeg ons een blaadje uit

onze schrijfmappen te scheuren om er een naambordje van te vou-wen. Mijn bejaarde buurman bleek Hugo te heten, de man met de stropdas maakte zich bekend als Jan-Bart, de hip geklede dames heetten Grietje en Ellen en het meisje met de kunstige bril presen-teerde zich als ‘Sussiel’. Ik nam aan dat ze gewoon Cecile heette, maar deze spelling interessanter vond. De nerd had zijn volledige naam opgeschreven: Henri Tempelman. Van de overige drie deelne-mers, de mijnheer en mevrouw van de Volksuniversiteit en de man met de bretels, kon ik vanaf mijn plaats de namen niet zien. Tot mijn opluchting hadden we de eerste twintig minuten de

bordjes niet nodig. Toen hij eenmaal begon te vertellen, volgde

Page 26: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

27

Yorick Mocks zijn eigen spoor, schijnbaar zonder zich af te vragen of we hem konden volgen. Hij vertelde een groot aantal dingen die ik al wist van Wikipedia en eerder, en waarover ik ook geen aante-keningen maakte (de meesten van ons trouwens niet: alleen Henri Tempelman zat al die tijd druk in zijn schrijfblok te pennen). We kregen te horen dat ‘filosoof ’ uit het Grieks komt en zoveel wil zeg-gen als ‘vriend van de wijsheid’ en dat het idee zelf van een ‘filosoof ’ ook het eerst bij de oude Grieken is opgekomen. De Egyptenaren waren eerder en verder op veel gebieden van kennis – astrologie, wiskunde, geografie – en ook hadden ze ideeën over de herkomst van de wereld en de orde in de natuur. Het verschil was dat die ideeën werden verkondigd door de Egyptische priesters en van ge-neratie op generatie overgingen. De Grieken, zei Mocks, brachten een groot aantal eigenwijze kerels voort die zelf nadachten en die allemaal weer andere ideeën hadden over hoe de wereld in elkaar steekt – en er waren eigenwijze vrouwen ook, voegde hij er aan toe, maar die zijn uit de geschiedenisboeken weggelaten.Mocks ging nogal lang door op een oorlog tussen de Grieken en

het grote Perzië, en de bloei van kunst en wetenschappen die er op was gevolgd, vooral in de overwinnende stadstaat Athene. Hij had het over democratie en over de slavernij, die voor de Grieken doodgewoon was, en vertelde hoe ze hun goden hadden gezien, na-melijk als onsterfelijke personen die weliswaar machtig waren, maar evengoed door het noodlot getroffen konden worden – al met al veel van het soort gymnasiumgeneuzel waarvan ik het belang nooit kan inzien. Eén anekdote is me wel bijgebleven: over een slaaf die als boodschapper werd uitgestuurd om een geheime oproep onder op-standelingen tegen de Perzische bezetters te verspreiden. Uit angst dat de Perzen een brief op hem zouden vinden, lieten zijn Griekse bazen hem kaalscheren en de boodschap op zijn hoofd tatoeëren. Nadat zijn haar was aangegroeid, kon hij veilig op zijn missie wor-den gestuurd. Terwijl Mocks doorging over Griekse tragedies en tirannen, dwaalden mijn gedachten alsmaar af naar die slaaf. Ik vroeg me af of hij lang genoeg geleefd zou hebben om kaal te worden.Net toen ik had besloten dat dit mijn eerste en laatste filosofieles

was, deed Mocks iets waarbij ik mijn aandacht weer nodig had. Hij schakelde een beamer in, typte iets in op een laptop en projecteerde zo de volgende tekst op het whiteboard achter zich:

Page 27: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

28

De Wereldbestaat uit

…………………….bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

…………..................bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

…………………......bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

………………….....bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

…………………......bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

…………………......

De bedoeling was dat we om beurten iets zouden noemen dat Mocks op de stippellijntjes kon invullen, waarbij ieder begrip het begin van een volgende regel zou moeten vormen. Van groot naar klein, zeg maar. De mevrouw van de koffiebalie, die aan de linker-kant het dichtst bij Mocks zat, moest beginnen. Na enig nadenken zei ze met een verontschuldigend lachje: ‘allerlei

dingen. De wereld bestaat uit allerlei dingen,’ en Mocks typte dat in op de eerste stippellijn. Daarna ging hij het rijtje af en moesten ach-tereenvolgens de man van de Volksuniversiteit, de dikke mijnheer met de bretels en Hugo het schema aanvullen, zodat het er als volgt uitzag toen hij bij mij was aanbeland:

De Wereldbestaat uit

…Allerlei dingen…bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

……Materialen……bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

….….Moleculen......bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

….....Atomen............bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

…………………......bestaat / bestaan uit (is / zijn gemaakt van)

…………………......

Page 28: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

29

Ik kon er niet opkomen hoe die dingetjes heten waaruit atomen zijn opgebouwd en bekende dat maar gewoon. Henri Tempelman stak zijn vinger op en mocht van Mocks vertellen dat er een kern is van neutronen en protonen, waaromheen elektronen draaien, als pla-neten om de zon. Na mij was de beurt aan Sussiel, die ook niet verder kwam. Hugo merkte op dat hij wel eens iets had opgevan-gen van een soort kwarksnaren die in fotonen zitten, maar toen bleek dat hij daar weinig vanaf wist, keek iedereen onderzoekend naar Mocks.‘Ik had wel gedacht,’ begon Mocks, ‘dat jullie zouden komen met

moderne natuurkundige begrippen. Het leek even dat we een on-voorziene kant in zouden gaan toen Rianne (hij keek naar de me-vrouw van de koffiebalie) begon met “allerlei dingen” – wat, als je er over nadenkt, misschien alleen maar een andere uitdrukking is voor “de wereld” – maar met “materialen” kwamen we al snel bij de moleculen en de atomen. Dat is natuurlijk een prima manier om dit schema in te vullen, maar je merkt ook dat het ergens ophoudt. Na neutronen, enzovoort, weten we het niet meer.’ Mocks pauzeerde even. ‘De vraag is nu: zouden we het ooit kunnen weten? Is het niet zo

dat we elk deeltje toch nog weer moeten opdelen in nieuwe deeltjes, tot in het oneindige, zodat we nooit klaar zijn en altijd weer verder moeten vragen? Of moeten we zoeken naar iets anders? De mees-ten van de oude Griekse filosofen dachten dat je niet eindeloos zou hoeven te delen of te zoeken en zij stelden zich de vraag wat dan wel het laatste soort van ding is waaruit de wereld bestaat. Waarvan is de wereld ten diepste gemaakt? Wat is het laatste principe waarop alles rust? Deze grondstof of dit oerding noemden de filosofen…’Mocks veegde het bord uit en liet een volgende powerpointpagina

zien met het woord:

ARCHÈ

‘De archè.’Mocks klikte het woord weer weg, waarna zijn powerpoint het

volgende liet zien:

Page 29: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

30

Vroege Grieken over de Archè Thales (^ 610 vC.) Anaximander (^ 580 vC.) Heraclitus (^ 515 vC.) Democritus (^ 400 vC.)

‘Je ziet hier vier namen van vroege Griekse filosofen die nadachten over de archè. Er zijn er tientallen geweest, maar ik denk dat je met deze vier een behoorlijk beeld krijgt.’Mocks wees op de dakjes voor de jaartallen.‘Dit tekentje staat voor de apex, dat wil zeggen het globale hoogte-

punt van iemands werkzame leven. Vaak is niet meer na te gaan wan-neer zo’n oude Griek precies heeft geleefd, maar we weten meestal nog wel wanneer iemand actief en veelbesproken was.’Hij stapte terug naar zijn bureau en nam een slok uit een glas water.‘Zoals je kunt zien: de eerste twee filosofen die ik hier vermeld,

Thales en Anaximander, schreven hun boeken zo rond zeshonderd voor Christus. Van die boeken is niets over behalve wat losse zinnen en uitspraken uit derde hand en dat maakt het bijzonder moeilijk om helder te kunnen zijn over wat zij met het begrip archè bedoel-den, maar we komen wel een eindje.’ Er schoof een nieuwe pagina in beeld:

Thales

‘Thales, om te beginnen, leerde dat alles een vervorming is van de meest voorkomende stof op aarde: water.’ Mocks hief zijn glas. ‘Hoe Thales dit precies zag, is niet helemaal zeker. Hij geloofde

blijkbaar in een soort voortdurende chemische omzetting van stof-fen, waarbij ten slotte alles tot water kon vervallen.’ Een volgende naam kwam in beeld.

Anaximander ‘Anaximander dacht hier over na en vroeg zich af waarom de archè zich zou moeten tonen in een van haar verschijningsvormen. Als in alle dingen en verschijnselen iets van hetzelfde aanwezig is, waarom zou dit dan iets bekends moeten zijn? Hij vond het veel waarschijn-

Page 30: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

31

lijker dat alle dingen gevormd zijn uit een onzichtbare oerstof, die hij “het onbepaalde”, in het Grieks: apeiron, noemde.’Mocks liep weg van het bord en begon met zijn armen op de rug

door het lokaal te ijsberen.‘Thales en Anaximander dachten allebei dat de archè onvernietig-

baar was en altijd al had bestaan. Er was dus geen scheppingsmoment en de wereld zou nooit eindigen. Dan kun je je natuurlijk wel nog afvragen hoe en waarom vervolgens alle verschijnselen en veran-deringen op de wereld tot stand komen. Waarom is er niet gewoon altijd en alleen maar water of alleen maar apeiron? Hoewel zij niet veel op hadden met de oude Griekse goden, neigden zij hier toch naar een religieuze verklaring. Thales beweerde dat in de meeste dingen “zielen” huizen en hij verwees naar magneten als dingen waaraan je dat duidelijk kon zien. Anaximander omschreef zijn apeiron ook wel als “dat-wat-alles-regeert”. Hij nam aan dat er sprake is van een soort geregelde wet van ontstaan en vergaan en hij schijnt te hebben gedacht dat die wet van goddelijke oorsprong was.’Mocks liep naar zijn laptop en bracht weer een nieuwe naam op

het scherm:

Heraclitus

‘Mijn derde filosoof dan, Heraclitus. Uit de overgeleverde gedeeltes van zijn boek Over de Natuur wordt niet duidelijk of hij nog weer een andere archè aanwees. Hij heeft het in dit verband over vuur, maar daar lijkt hij soms iets als “geest” of “inzicht” mee te bedoelen. Maar dat hij over de archè vaag was, hindert niet. Want anders dan Thales en Anaximander, die de nadruk legden op het gelijkblijvende – de archè –, ging de aandacht van Heraclitus uit naar de verandering – verandering van whatever it may be.’‘Van wat het ook mag zijn,’ vertaalde Henri Tempelman snel. Mocks

raakte hierdoor even van zijn à propos, maar hij knikte Henri toe en ging met pretlichtjes in zijn ogen verder. ‘Precies. Een bekende spreuk van Heraclitus luidt: “Het is onmogelijk

tweemaal in dezelfde rivier te stappen.” Duidelijk, want de rivier stroomt maar door en is dus op geen enkel volgend moment dezelfde. En als je er even over nadenkt, besef je dat dat geldt voor alles. Bergen vergaan tot stenen en stof; stof en stenen worden samengedrukt en weer op-gestuwd tot bergen. “Pánta rhei”, alles stroomt, zo zeiden de Grieken Heraclitus na.’

Page 31: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

32

Mocks draaide zich om naar het whiteboard en schreef op een leeg paneel het woord

N a m e n .

‘We komen hier voor het eerst iets geks tegen dat de filosofie lang heeft beziggehouden, een probleem dat met taal te maken heeft. We gebruiken namen voor dingen. Dat geeft meer problemen dan ik nu wil bespreken, maar we moeten ergens beginnen. Ik wil nu voor het gemak alleen kijken naar een concreet levend ding, bijvoorbeeld… Heeft hier iemand een huisdier?’Rianne reageerde het snelst: ‘een kat.’‘Hoe heet die?’‘Sjamaan.’‘Oké, dus we hebben het over Riannes kat Sjamaan – mooie naam

trouwens. Als we naar deze zaak – sorry dat ik je kat even een zaak noem… Als we naar deze zaak kijken op de manier van Heraclitus, kan je wel zien dat we niet te maken hebben met een helder afge-grensd, eenmalig ding, maar met een soort proces. Sjamaan is een almaar veranderende verzameling botten, spiercellen, haren, enzo-voort. Hij is als het ware een heel groot aantal achtereenvolgende toestanden met één en dezelfde naam. Natuurlijk is het niet ver-keerd om, zoals wij gewend zijn, te spreken van de kat Sjamaan. We zouden moeilijk anders kunnen. Hij bestaat ook echt – tenminste, dat neem ik aan. Het punt is, dat hij niet helemaal bestaat op de manier die de taal suggereert. Je kan zeggen: Sjamaan bestaat wel en niet. Dit lijkt misschien gezeur, maar Heraclitus zelf was door deze schijnbare tegenspraak gefascineerd. “In dezelfde rivieren treden wij en treden wij niet, wij zijn en wij zijn niet”, is een andere bekende opmerking van hem. Laat ik nog verder gaan. Rianne, is Sjamaan een normale kat?’Rianne schoot in de lach. ‘Nou, ik geloof het niet. ’t Is maar wat

je normaal noemt.’‘Ik bedoel of hij muizen jaagt en vogeltjes vangt.’‘O ja, dat nog net wel.’ Er werd gelachen.‘Goed. Stellen we ons voor dat Sjamaan een vogel heeft gevangen

en opgegeten. De vogel is uiteengetrokken en delen zijn in de maag van Sjamaan gekomen. Daar worden ze verteerd en Sjamaan komt in

Page 32: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

33

een nieuwe toestand, namelijk die waarin stukjes van de vogel deel van hem zijn gaan uitmaken. Nu beseffen we dat Sjamaan wel steeds moet overgaan in nieuwe toestanden, want anders gaat hij dood. En voor dit overgaan van Sjamaan van de ene in de andere toestand moeten andere dieren sterven, dat staat vast. Is dit nou jammer? Well, Heraclitus vond het belachelijk om de vraag zelfs maar te stellen. Hij dacht dat alle veranderingsprocessen voortkomen uit strijd – niet al-leen tussen roofdieren en hun prooien, maar tussen alle zaken in de wereld die op een of andere manier tegenover elkaar staan of tegen-gestelde belangen hebben. Het enige in rust, dat wat altijd hetzelfde blijft omdat er niets tegenover staat, is de wereld als geheel, de kosmos, zoals hij haar noemde – dat Griekse woord kennen we natuurlijk nog, het betekent oorspronkelijk: “fraaie orde”. Het mechanisme dat deze fraaie orde van Heraclitus in stand houdt is dus strijd. Als ik nog één stukje mag voorlezen. Heraclitus zei: “Men moet weten dat echte oorlog iets universeels is en dat alles gebeurt door ruzie, zoals het hoort.”’Jan-Bart, met de stropdas, moest hier om lachen, maar Mocks ne-

geerde hem en sprak op droge toon verder.‘De filosoof die ik nu wil introduceren, Democritus, is in sommige

opzichten de tegenpool van Heraclitus.’ Weer een muisklik.

Democritus

‘Democritus was een belezen geleerde en wiskundige. Hij heeft meer dan zestig boeken geschreven, volgens vele commentatoren in een prachtige en heldere stijl. Toch is er niet één van in zijn geheel overgeleverd en in dit geval is duidelijker hoe dat komt. De ideeën van Democritus over de kosmos werden in de vierde eeuw voor Christus door veel Grieken fascinerend gevonden, maar dit was een doorn in het oog van een andere fameuze denker, Plato. Niet om-dat hij jaloers was – want Democritus was al lang dood –, maar omdat hij die ideeën verderfelijk vond. Plato heeft zijn volgelingen opgeroepen de boeken van Democritus, waar ze ze maar tegenkwa-men, te verbranden. Eeuwen van Platonisme hebben de zaak van Democritus waarschijnlijk geen goed gedaan. Over Plato en zijn doorwerking gaan we het een andere keer nog uitgebreid hebben. De vraag is nu: wat hield de leer van Democritus in, dat die tegelijk fascinerend en weerzinwekkend werd gevonden?’

Page 33: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

34

Mocks werd onderbroken door Rianne. ‘Sorry, Yorick, maar over een paar minuten is het wel en niet pauze

en wij moeten op tijd bij wel en niet de koffiebalie zijn. En ik heb zo het idee dat je wel en niet aan iets moeilijks wilt beginnen, dus…’‘Oké, dan stoppen we nu,’ grinnikte Mocks.

Even later stond ik in de drukte bij de koffiebalie naast Grietje en Ellen. Achter het vierkant van tafels liepen Rianne, de man van de Volksuniversiteit en nog een andere vrijwilligster druk heen en weer. Na een paar minuten kwam Rianne op ons af.‘Mogen wij wel en niet twee koffie van je?’ vroeg Ellen. Het leek Rianne weinig te deren dat haar grapje zo kinderachtig

werd herhaald. ‘Met en zonder melk?’ pareerde ze, ‘of zeg ik nu juist niks raars?’We moesten daar alle vier om lachen. Een man en een vrouw van

een andere cursus keken ons argwanend aan. Ik kon niets origineels bedenken, maar wilde wel graag laten merken dat ik bij de club hoor-de. ‘Nou ja, ik dus wel en niet thee hè, met wel en niet suiker,’ zei ik.Rianne had de reactie van de andere cursisten kennelijk ook ge-

zien en knipoogde naar me: ‘heel goed, Naomi. Ach ja, dat is allemaal filosofie, meneer. Dat kunnen wij u niet zo één twee drie uitleggen.’Toen ik met mijn bekertje thee op zoek ging naar een stoel, merk-

te ik dat de mensen van mijn cursus bij elkaar waren gaan zitten. Ik besloot liever te blijven staan dan in mijn eentje een stoel aan een andere tafel te nemen en luisterde naar een gesprek dat al was be-gonnen, tussen Hugo en Jan-Bart.‘Wat wij boeken zouden noemen. Ja, dat had je ook al wel,’ oreerde

Hugo. ‘Dat waren stapels perkament die aan één kant aan elkaar waren genaaid. Ik weet niet hoe die heetten, maar die waren voor officiële toestanden – wetsteksten en dat soort zaken. Maar als ze het over een boek hadden, dan bedoelden ze een beschreven rol papyrus-riet. Dat is toch zo, Yorick?’Mocks leek niet veel zin te hebben om in de pauze ook nog col-

lege te geven, maar bevestigde globaal wat Hugo vertelde. In de Griekssprekende wereld bestond een levendige handel in beschre-ven boekrollen, met teksten over allerhande onderwerpen. Ze wer-den geproduceerd door slaven in papier- en schrijfwerkplaatsen. Veelgevraagde teksten werden voorgelezen en zo soms door wel veertig slaven tegelijk gereproduceerd. Mocks vertelde dat een boek

Page 34: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

35

van een of andere filosoof op de markt werd verkocht voor twee drachmen – een bedrag waar je anders een brood voor kon krijgen.‘Die filosofie stoelde dus op slavernij,’ zei de dikke man met bretels.‘Absoluut,’ zei Mocks, ‘de hele economie dreef er op. Maar je hebt sla-

vernij in allerlei vormen. Dat was toen zo – en nu is het niet veel anders.’Hij keek er een beetje grimmig bij en stond op, waardoor nie-

mand zin had te vragen wat hij met dat laatste nu precies bedoelde. Ik begon Mocks wel grappig te vinden. Hij deed geen moeite om populair te worden, maar kwam ook niet autoritair of gefrustreerd over. Daarmee deed hij me zo weinig aan leraren van school denken, dat het idee om zijn cursus helemaal te volgen me al minder begon tegen te staan. In elk geval wilde ik nu wel weten waarom die Plato de boeken van Democritus zo fout vond.

Mocks stond weer voor het whiteboard en wees naar de naam die daar nog steeds geprojecteerd werd.‘Ik zei al dat Democritus veel waarde hechtte aan geleerdheid en

je kunt wel bedenken dat er na twee eeuwen filosofie een hele reeks boeken over de archè en de aard van de kosmos beschikbaar was – er zijn er veel meer dan ik genoemd heb of nog kan bespreken. Een ding is wel van belang om nog op te merken: tegen de tijd dat Democritus aan het lezen sloeg, was het idee dat er één archè zou zijn een beetje passé. Toen overheerste het idee dat er verschillende oerdingen waren, die zich mengden en verbindingen aangingen – meestal noemde men het viertal aarde, water, lucht en vuur.’Er verscheen een dia met vier foto’s: een berg, een meer, een wol-

kenhemel en een aansteker. ‘Waarom het zo uitpakt dat de mengsels van die dingen min of

meer geordende vormen aannemen, bleef een open vraag. Een beetje in de lijn van Heraclitus werd wel gedacht aan scheppende en vernietigende krachten. Anaximanders idee van een goddelijke orde werd uitgewerkt door de filosoof Anaxagoras, die de elementen aanvulde met een soort “denkstof ”, de noùs. Hij dacht dat in levende dingen een hoeveelheid noùs actief aanwezig is, terwijl levenloze dingen er van buitenaf door bewerkt worden.’In het midden van de dia met de vier foto’s verscheen een ster met

het woord noùs.‘Democritus besprak dit, en meer, met een van zijn leermeesters,

Leukippos. Zij realiseerden zich dat de kwesties van archè en veran-

Page 35: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

36

dering tot dan toe te weinig in samenhang waren gezien. Volgens hun voorgangers waren er eerst substanties, en die werden vervol-gens gemengd, gevormd en tot leven gebracht door iets wat erbij kwam, een ziel, een god of een noùs. Democritus en Leukippos kwa-men op een meer omvattend antwoord door een nieuw concept in te voeren – niet toevallig iets dat jullie daarnet ook al noemden, toen je mijn lijstje van “bestaat-uit-dingen” moest invullen. Het concept dat zij bedachten is het atoom, en dat ging een beetje als volgt.’Op het whiteboard verscheen een foto van een koe in een weiland.‘Het is duidelijk dat, willen stoffen zich kunnen mengen, die stof-

fen in onderdelen uiteen moeten kunnen vallen. En als je een beetje oplet, besef je ook dat die onderdelen onzichtbaar klein moeten zijn – gewoon omdat je anders wel de veranderingen met je ogen zou kunnen volgen. Nietwaar? Ik noem maar iets: sommige on-derdelen van het gras kunnen kennelijk koe worden, maar die on-derdelen zien we helemaal niet terug in het gras zelf. Dus lag het voor Democritus en Leukippos voor de hand dat er in alle stoffen dingetjes zijn die we niet kunnen waarnemen en waar we alleen met ons verstand bij kunnen.’Mocks bracht zijn vinger naar zijn slaap.‘Hetzelfde verstand leert ons vervolgens dat deze onderdeeltjes op

zeker moment niet verder splitsbaar kunnen zijn. Democritus had hier een slim bewijs voor.’ Mocks liep naar een leeg gedeelte van het whiteboard en tekende

een meetkundige figuur, een soort spitse, ronde piramide, en praatte met zijn rug naar ons toe verder.‘Democritus zei: stel je een kegel voor – hier, dit is een kegel… en

zo… Nu ga je lijnen trekken waarmee je de kegel van onderaf en van bovenaf in ragdunne plakjes snijdt.’Mocks trok twee lijnen ‘Nu moet je je voorstellen dat de bovenste lijn naar beneden zakt

en de onderste naar boven kruipt. Op zeker moment komen ze elkaar tegen.’Mocks trok nog meer lijnen om het aanschouwelijk te maken.

Page 36: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

37

‘De vraag is nu: zijn de plakjes op het ontmoetingspunt aan elkaar gelijk, of blijft er altijd een verschil in oppervlak bestaan? Well, zei Democritus, zouden de plakjes bij hun finale ontmoeting exact gelijk zijn aan elkaar, dan is de kegel daar dus geen kegel, maar een cilinder. En omdat dit dan ook zou moeten kunnen gelden op ieder volgend punt, zou de hele figuur niet als kegel bestaan, maar een cilinder zijn. Dat is niet zo, dus nergens zijn de plakjes exact gelijk. In de onzicht-bare diepte van de figuur moet altijd een verschil blijven bestaan.’Ik merkte ineens dat bijna iedereen de figuur natekende. Sussiel

nam met haar telefoon een foto van het bord.‘Maar hoe zit het dan?’ vervolgde Mocks. ‘Is de kegel dan toch niet

wat wij denken, maar meer zoiets als een soort hele lange trap? Dat is inderdaad wat Democritus dacht. Een kegel tekenen wij als ding met schuine lijnen, maar in werkelijkheid zijn er treden van een absoluut minimale hoogte die theoretisch niet verder deelbaar zijn. Je kunt het ook anders zeggen…’Mocks dikte de linkerkant van de kegel aan.‘De lijn die de schuine zijde van de kegel vormt, bestaat uit een

groot aantal punten. Democritus beweerde dat in de werkelijkheid deze punten niet tot in het oneindige zijn op te delen omdat je dan volgens hem ten slotte van elke punt niets overhoudt en dus ook theoretisch gezien geen lijn kunt maken.’Mocks keerde zich weer om. ‘Volgen jullie het?’Ik durfde niet toe te geven dat ik het een lastige theorie vond. Ik

moest denken aan de pixels op een computerscherm. Van een lijn op het scherm is de pixel het kleinste stipje, maar dat stipje zou je toch in theorie ook weer kunnen delen? Misschien moest ik het nog op me laten inwerken, maar ik had ergens het idee dat er iets niet klopte. Gelukkig zei Mocks er nog wat meer over.‘Verbazingwekkend niet? Ik kan je vertellen dat de wiskunde ach-

ter deze redenering niet zo solide is als Democritus dacht, maar het zou meer dan twintig eeuwen duren voordat geleerden hem kon-den verbeteren. We moeten dus niet gek opkijken dat tijdgenoten die van meetkunde hielden, geloofden in het bestaan van onzicht-bare dingetjes die ondeelbaar oftewel “a-tomos” zijn.’‘Maar dat klopt toch niet,’ zei Sussiel. ‘Atomen bestaan toch weer

uit neutronen en hoe die dingen heten? Daar hadden we het net nog over.’

Page 37: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

38

‘Ja,’ zei Mocks, ‘maar de wetenschappers hadden de naam eigenlijk ook moeten veranderen toen ze zich er nog kleinere dingen bij gin-gen voorstellen. De oude definitie van atoom houdt in dat het ding werkelijk niet meer verder splijtbaar is.’Mocks keek Sussiel aan.‘Ja? Okay. So far so good.’ (Henri Tempelman

keek even op, maar Mocks sprak snel door.) ‘Democritus vestigde zijn naam niet zomaar, want aan de theo-

rie van het atoom zaten dingen vast die tijdgenoten onaangenaam vonden. Om te beginnen moesten ze afstand doen van een idee waaraan veel denkers toen hechtten, namelijk het idee dat er in het universum geen leegte, of vacuüm kan bestaan. Volgens de meeste filosofen kon iets niet “niets” zijn. Op elke plek zou iets van aarde, water, lucht en vuur of een mengsel daarvan moeten zijn. Later zal ik over dit klassieke idee wat meer zeggen.’Mocks sprak nu op rap tempo. ‘Democritus dacht dat hij echte leegte nodig had om beweging te

kunnen verklaren: atomen kunnen uit hun positie schuiven en dat kan alleen als op hun nieuwe plaats eerst “niets” was. Dus als je de wereld in een minimum aantal dingen wilt opdelen, dan hou je over: onzichtbare solide dingetjes en “niets”.’De powerpoint toonde een wit vlak waarop stofjes neerdwarrel-

den.‘Waren lezers van Democritus daar eenmaal aan gewend, dan kon-

den zij waarschijnlijk ook wel meegaan met zijn volgende gedachte: hij veronderstelde dat atomen weliswaar allemaal dezelfde soliditeit hebben, maar dat ze in allerlei vormen voorkomen en ook van na-ture bewegen. Doordat ze in soorten en maten bestaan, komt het voor dat atomen elkaar als het ware aanvullen en in elkaar klikken. Dit alleen, dacht Democritus, moet genoeg zijn om alle verschijn-selen die we in de wereld tegenkomen te verklaren. Atomen vinden hun natuurlijke orde en vormen een bepaald ding; andere atomen botsen er tegenaan en doen het ding weer uit elkaar vallen. Op basis hiervan beweerde Democritus nog een paar andere dingen die ver-bazingwekkend, en door mensen als Plato weerzinwekkend werden gevonden.’Mocks keek er een beetje theatraal bij en klikte weer op zijn lap-

top. Op het whiteboard verschenen drie woorden.

Atomist – Materialist – Determinist

Page 38: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

39

Materialist kende ik wel: dat is iemand die alleen om geld en spullen geeft. Mocks bleek er iets anders mee te bedoelen.‘Allereerst geloofde Democritus niet in het bestaan van de men-

selijke geest of “ziel”, althans hij geloofde niet in iets dat los staat van de materie. De verzameling strevingen en gedachten die ik mis-schien “mijn geest” noem, bestaat volgens hem uit bewegingen van atomen in mijn hersenen. Vallen mijn hersenen uit elkaar, dan is er ook geen “geest” meer. Voor Grieken die geloofden in het bestaan van een onsterfelijke ziel was dit moeilijk te verkroppen.’‘Daar kan ik me wel iets bij voorstellen,’ bracht de dikke man met

de bretels in.‘Zeker,’ zei Mocks, ‘ik ook. Democritus was waarschijnlijk de eer-

ste volkomen materialist – iemand die gelooft dat er in de wereld alleen materie is. Het is ergens een aangenaam standpunt, want het geeft helderheid. Maar wanneer het streng wordt beleden, verdringt het materialisme meer vage en gevoelige vormen van kennis. Dit soort materialisme is ook nooit heel erg populair geweest – ook nu niet: als je de hele wereldbevolking bekijkt, zul je maar weinig mensen vinden die iets dergelijks aanhangen. In de vierde eeuw voor Christus werd de visie van Democritus wel gedeeld door de filosoof Epicurus – en hij kreeg nog aardig wat aanhang. Bij een kleine elite was de leer van Epicurus, en daarmee het materialisme van Democritus, tot ver in de Romeinse tijd bekend.’Alweer een naam. Sommige cursisten leken alles op te schrijven.‘Maar op één punt,’ vervolgde Mocks, ‘ging Democritus zelfs

Epicurus te ver: hij was niet alleen volkomen materialist, hij was ook nog determinist. Dat houdt in dat hij niet geloofde in toeval, en even-min in de vrije wil.’Mocks keek rond en leek eindelijk te merken dat hij te snel ging.‘Ik zal het uitleggen. Bedenk dat je volgens Democritus alle ge-

beurtenissen in de wereld moet begrijpen in termen van botsende en in elkaar hakende atomen. Elke beweging is daarbij veroorzaakt door eerdere beweging. Een atoom schiet voort, botst tegen een ander atoom, komt vast te zitten, slaat weer los, enzovoort. Het is in de visie van Democritus één groot mechanisch proces. Er zijn on-overzichtelijk lange ketens van oorzaak en gevolg en de hele wereld ontrolt zich volgens een onontkoombaar stramien. Mensen hebben er vanuit zichzelf geen invloed op, want – remember – ook de her-senen die het lichaam, en daarmee andere dingen in beweging zet-

Page 39: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

40

ten, bestaan uit atomen, die weer worden beïnvloed door andere atomen, enzovoort.’Mocks liet een stilte vallen.‘Zo gek is dit niet hoor. Veel mensen zitten onbewust ook op dit

spoor, bijvoorbeeld als ze denken dat alles in de natuur wetenschap-pelijk verklaarbaar is. Onze natuurkundigen of onze dokters zijn zo slim, denken ze, dat, als je ze maar de goede informatie en veel computers geeft, ze precies kunnen uitleggen waarom dit of dat zo gebeurd is – waarom bijvoorbeeld dit steentje zo gevallen is, of dat plantje zo gegroeid is. En in het verlengde hiervan wordt soms ook gedacht dat de wetenschap in principe zou kunnen voorspellen hoe steentjes vallen en plantjes groeien. En dat zou weer betekenen dat alles eigenlijk al vast ligt: ooit is de wereld in gang gezet, maar sinds-dien ontrolt ze zich zoals altijd al was voorbestemd.’Er viel een korte stilte, die werd gebroken door een verontwaar-

digd protest van Ellen. ‘Maar dat slaat toch helemaal nergens op? Je kunt toch iets doen

dat helemaal niet voorspelbaar is?’‘Ja? Zoals wat?’ vroeg Mocks.‘Nou, eh…’Ellen pakte met een bruusk gebaar haar Volksuniversiteit-pen van

tafel en gooide die tegen het plafond.‘…zoiets bijvoorbeeld.’Iedereen lachte, ook Mocks.‘Oké. Persoonlijk zou ik zeggen dat je gelijk hebt, want dat had ik

inderdaad niet verwacht. Maar ik kan ook bedenken wat Democritus of een andere determinist nu zou zeggen. Hij zou je voorhouden dat de impuls waardoor jij met de pen gooide, voortkwam uit een beweging in je hersenen, die weer werd bepaald door andere bewe-gingen. Een denkbeeldige supergeleerde, met kennis van alle om-standigheden – wetend hoe jij in elkaar zit, waar je bent, dat je een pen voor je neus hebt en ook nog een vervelende filosofieleraar die onzin beweert – die supergeleerde wist al lang van tevoren dat je zou gooien. Hij wist zelfs hoe je zou gooien.’‘Hè wat flauw,’ zei Ellen, ‘wat heb je er nou aan om zo te denken?

Zoiets kun je altijd wel beweren. Ik vind het eigenlijk een beetje… onmenselijk. Was dat een soort robot of zo, die Democritus?’‘Uit de verhalen komt hij naar voren als iemand die van wijn en

grappen hield, maar ook ernstig en verdrietig kon zijn. Zijn bewon-

Page 40: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

41

deraars beschreven hem als een wijze met twee gezichten. Toch wel een echt mens dus, lijkt mij. Wacht, ik ken een mooi plaatje van hem.’Mocks typte iets in zijn laptop en even later kwam de startpagina

van Google op het scherm. Hij klikte ‘afbeeldingen’ aan en typte ‘democritus ridens’ in het zoekveld. Een paar seconden later zagen we een foto van een oud schilderij met het hoofd van een vreemd lachende man bij een wereldbol.‘Dit schilderij is gemaakt door Hendrik ter Brugghen. Het hangt in

Antwerpen. Het komt natuurlijk niet uit de oudheid. Ter Brugghen leefde in de zeventiende eeuw. Je ziet wel dat hij Democritus zag als een dromerige drinker.’Er werd gelachen, maar Mocks leek niet te begrijpen dat het door

zijn woordkeuze kwam. Hij trok zich er niet veel van aan. ‘Het is geen toeval dat in de zeventiende eeuw een fantasieportret

van Democritus is gemaakt. Dat was de eeuw van de natuurkun-dige ontdekkingen. Na eeuwen stilte kwam er toen plotseling weer belangstelling voor de beweringen van de oude atomisten. Tot dan werd de filosofie beheerst door een andere, meer mystieke stroming, een stroming die ook begon bij een paar eigenwijze figuren in het oude Griekenland. Daar zal ik jullie volgende week meer over ver-tellen.’Mocks keek de kring rond.‘Heeft iemand nog een vraag?’Jan-Bart leek iets te willen zeggen, maar de man met de bretels

was hem voor. ‘Dorus?’ zei Mocks.‘Ja, ik heb nog na zitten denken over dat atomisme en materialisme.

Jij zei zelf ook al dat het een beetje, hoe zei je dat ook alweer? … ongevoelig is. Nou, dat vind ik dus ook, maar dat lijkt mij nog niet het enige. Ik heb gewoon het idee dat het wetenschappelijk niet veel waard is. Het is toch heel onwaarschijnlijk dat mengsels van materie op een gegeven moment vanzelf zo in elkaar vallen, dat je planten, dieren, en mensen krijgt. Je had het even over een andere filosoof, die met die denkstof – lastige naam…’‘Anaxagoras,’ vulde Mocks aan en hij schreef die naam direct op

het whiteboard, met dat andere woord, dat hij ook had genoemd:

Anaxagoras : Noùs

Page 41: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

42

‘Ja, die,’ zei Dorus. ‘Dat je dingen niet kan verklaren als er niet ook iets geestelijks bij komt. De bezieling, het goddelijke. Dat lijkt mij in filosofie dus veel belangrijker en daarom vraag ik me af waarom je ons zo veel vertelt over Democritus, en bijna niks zegt over… (hij keek op het bord) Anaxagoras.’Mocks lachte wat verlegen.‘Eh, ik heb daar geen diepe bedoeling mee. Ik had ook Anaxagoras

meer uitgebreid kunnen bespreken, want hij is echt interessant, maar we gaan de volgende keer al veel doen aan de stroming waar hij bij hoort. En ik heb hem nu genoemd. En inderdaad, ik ben het met je eens. Materialisme lijkt tekort te schieten wanneer je ziet hoe dingen in de natuur plaatsvinden – iemand in de vijfde eeuw voor Christus moet al helemaal dat idee hebben gehad.’Mocks leek even naar woorden te zoeken.‘Het is ook niet mijn bedoeling om je een kant op te duwen, maar

om je te laten nadenken over een heel klein beetje van wat er zo allemaal is beweerd. Je bent dus de perfecte student.’Die woorden bleven bij me hangen. Als Dorus-met-de-bretels de

perfecte student was, kwam ik ook nog in de buurt. De filosofische vragen van Mocks irriteerden me, maar niet op zo’n manier dat je er je schouders over kunt ophalen. Meer als jeuk, waarvan je het idee hebt dat hij over kan gaan door na te denken. Ik zou nog wel zien of ik de volgende week nog zin had, maar voor

nu was de cursus me meegevallen. Ik had met mijn medecursisten gelachen en er zaten mensen bij met wie het klikte. Vooral dat laatste was zo anders dan op school.

Page 42: R.P. Bosch - 84 Namen. Een filosofiegeschiedenis (Roman). Hoofdstuk 1/2

43

3Kaatje, Mukuhashi, Kathleen

Onderaan de trap was ze al te horen, maar in de gang op de ver-dieping van het kantoorgebouwtje kon ik Hannie Eikhout door de gesloten deur heen letterlijk verstaan.‘Met al die hulpmiddelen van tegenwoordig kan elke blinde een

kantoorbaan krijgen. Eerst kwam het toetsenbord met brailleregel, dat was echt spectaculair. Toen werd de spraakprogrammatuur steeds beter, en sinds vorig jaar heb je ook nog de touch-screen woordpro-fielen. Het is allemaal zo makkelijk geworden.’Ik klopte aan, waarop Hannie een luid ‘Jo!’ liet horen. Nadat ik het

kantoor was binnengegaan en gedag had gezegd, vervolgde Hannie haar uitleg. Ze sprak met een meisje dat tegen de rug van een omge-keerde stoel geleund stond, een meisje van een jaar of tweeëntwintig met een opvallend grote bos blond, krullend haar. Ze droeg zwarte cowboylaarzen, een spijkerbroek en een blauw wollen vestje. ‘Je hoeft zelfs geen braille meer te beheersen,’ vervolgde Hannie.

‘Toen ik studeerde, moest je boeken en syllabi nog laten inspreken bij de FNB. Je kon je boek opsturen en dan kreeg je het een paar weken later terug met een doos cassettebandjes erbij.’‘Wat studeerde je dan?’ vroeg het meisje. ‘Ik heb arbeids- en organisatiepsychologie gedaan, maar dat is lang

geleden, hoor. Want ik werk hier nu al weer bijna vijftien jaar. Ik hoor bij de oudste werknemers. Bijna iedereen hier is door mij aan-genomen. Alleen Philip niet, Frans, en natuurlijk Leon, die heeft zelfs de oude meneer Gardeniers nog meegemaakt.’‘Echt bijzonder,’ zei het meisje, ‘ik heb zo’n bewondering voor je.

Ik geloof niet dat ik ook maar iets voor elkaar zou krijgen als ik blind was.’‘Welja,’ zei Hannie, ‘iedereen kan dat – als je blind geboren wordt

en je krijgt de goede opleiding… Ik heb vanaf mijn zevende op het