Dit Zijn de Namen Boekverslag

15
Naam schrijver Titel boek Jaar van eerste uitgave Tommy Wieringa Dit zijn de Namen 2012 A. F. Th van der Heijden Het Leven uit een Dag 1988 W. F. Hermans De Donkere Kamer van Damokles 1958 W. F. Hermans Het Behouden Huys 1951 F. Bordewijk Karakter 1938 Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker) Max Havelaar 1860 Joost van den Vondel Gijsbrecht van Aemstel 1637 Anoniem Mariken van Nieumhegen ± begin 16 e eeuw Naam dichter Titel gedicht Hugo Claus Ik schrijf je neer Aan Jan Greshoff Willem Elsschot Kerstmis Gerrit Achterberg Een Gedicht Gerrit Komrij De eenvoud van beuken Leo Vroman Auteur recensie Titel recensie Titel boek waar recensie bij hoort Oorspronkeli jke bron recensie Datum recensie Daniëlle Serdijn Dit zijn de namen Dit zijn de namen Volkskrant 06-10-2012 Het leven uit een dag Rob Schouten Henri Osewoudt huilt alleen De donkere kamer van Damokles Trouw 23-11-2002

description

Boekverslag May 2014

Transcript of Dit Zijn de Namen Boekverslag

Beste leerlingen,

Naam schrijverTitel boekJaar van eerste uitgave

Tommy WieringaDit zijn de Namen

2012

A. F. Th van der HeijdenHet Leven uit een Dag

1988

W. F. HermansDe Donkere Kamer van Damokles

1958

W. F. HermansHet Behouden Huys

1951

F. BordewijkKarakter

1938

Multatuli (pseudoniem van Eduard Douwes Dekker)Max Havelaar

1860

Joost van den VondelGijsbrecht van Aemstel

1637

AnoniemMariken van Nieumhegen

begin 16e eeuw

Naam dichterTitel gedicht

Hugo Claus

Ik schrijf je neer

Aan Jan Greshoff

Willem Elsschot

Kerstmis

Gerrit Achterberg

Een Gedicht

Gerrit Komrij

De eenvoud van beuken

Leo Vroman

Auteur recensieTitel recensieTitel boek waar recensie bij hoortOorspronkelijke bron recensieDatum recensie

Danille Serdijn

Dit zijn de namenDit zijn de namenVolkskrant06-10-2012

Het leven uit een dag

Rob Schouten

Henri Osewoudt huilt alleen van buitenDe donkere kamer van DamoklesTrouw23-11-2002

- onbekend

De illusie van het huisHet Behouden huisNRC handelsblad26-07-1952

Maarten t Hart

Vijftig jaar KarakterKarakterNRC Handelsblad8-11-1988

Max Havelaar

Gijsbrecht van Aemstel

Mariken van Nieumhegen

Naam: Paul van Laar

Klas: G5E

Leerjaar: 2013-14Naam docent: mevr. Stroucken en dhr. Cornips

Inleverdatum: 2-6-2014

Titel: Dit zijn de namenAuteur: Tommy WieringaVorm: romanGenre: psychologische romanThema: Het zoeken naar je eigen identiteit, en geluk.Jaar van eerste uitgave: 2012Samenvatting:In deel I zijn twee verhaaldraden die zich onafhankelijk van elkaar ontwikkelen. Voor het gemak worden ze in deze samenvatting gescheiden weergegeven. In de structuur van de roman wisselen de verhaallijnen zich af.De draad van Pontus BegDe roman begint in Michailopol, een niet bestaande grensstad ergens in de steppe van de Oekrane. Het stadje ligt er volstrekt verlaten en afgesloten van de wereld. We maken in dit decor kennis met de 53-jarige politiecommissaris Pontus Beg. Zijn enige lichtpuntje in zijn grauwe wereld en grijze bestaan is de maandelijkse vrijpartij met zijn huishoudster, die er een andere relatie met een vrachtwagenchauffeur op na houdt. (Beg beschouwde de regeling als een ideaal huwelijk, in Zitas gedachten was het een uitstekende betrekking._ Pontus' kinderloze bestaan biedt een even desolate aanblik als het landschap. Pontus is een gelaten burger met een merkwaardige voorkeur voor de wijsheden van de filosoof Confucius. Hij eet gehaktbrood en drinkt bier in Tina's Bazooka Bar - Tina was een prostituee, maar serveert nu gewoon eten en drank. Zijn bestaan is 'ingericht op het bestrijden van pijn en ongemak', maar hij is 'soms jaloers op de alcoholisten en de junks met hun trampolineleven, van laag naar hoog, van hoog naar laag, net zo lang tot ze geen tand meer in hun mond hebben en een langzame, ellendige dood sterven'.Pontus Beg heeft het man van zijn leeftijd niet naar de zin. Hij heeft ook wat lichamelijke problemen, (doorbloedingproblemen in zijn benen) maar vooral mentale, wat duidelijker wordt als er in de stad een oude rabbijn sterft. Die moet op Joodse wijze worden begraven, maar hoe moet dat? Leeft er nog wel een tweede Jood in de stad? Die blijkt er te zijn, een andere oude rabbijn die geen goed woord over heeft voor de gestorvene (Hij was een slecht mens. Ik ben blij dat hij dood is), maar hem toch begraaft. Pontus Beg herinnert zich dan ook het liedje dat zijn moeder voor de kinderen zong. Het blijkt een oud Jiddisch liefdesversje te zijn. Zou Pontus soms van joodse afkomst zijn? Dat roept een verlangen in hem wakker, het verlangen om de Jood van zijn moeder te zijn. Hij gaat zelfs de Thora bestuderenMaar hij laat ook in een hoofdstuk zien dat hij een keiharde exponent van het systeem is: hij arresteert een vrachtwagenchauffeur die te hard zou rijden en doet zo mee in het systeem van corruptie dat de politie in zijn stad heeft opgezet en waarvan ze met zijn allen de opbrengsten delen. Hij mept de man ook met gemak zonder enige scrupules in elkaar. Weinig menslievend derhalve. De lading wordt later bovendien gestolen door een zware crimineel en van hem ontvangt Pontus een bedrag ter vergoeding. Zo werkt het systeem. Hij neemt ook weer contact op met zijn zus en hij vraagt haar of ze het liedje van zijn moeder ook kent. Hij begint steeds meer te denken dat hij joods is. Hij gaat daarom met de rabbi naar een plek waar hij in het diepste van de aarde zich zou kunnen reinigen in een bad. Hij zou dat graag willen. Hij vertelt in een flashback ook over zijn verkering met het meisje Lea met wie hij drie jaar is omgegaan, waarna ze het per telefoon uitmaakte. Dat is al weer 23 jaar geleden.De draad van de vluchtelingenEen groep vluchtelingen heeft met geld en valse papieren een mensensmokkelaar kunnen inhuren die hen met een vrachtwagen over de grens moet smokkelen op weg naar een betere toekomst. Ze gaan weg onder het motto van de n zijn dood, is de ander zijn brood. Wanneer ze bij grens gekomenzijn, ziet de jongen onder de vluchtelingen inderdaad uniformen van grenswachten ed. maar het is later duidelijk dat ze geflest zijn en dat ze helemaal niet over de grens van een beter land zijn gezet. Daarna maken ze een barre helletocht die sterk doet denken aan de tocht van het volk van Israel in het Oude Testament. Er wordt gesproken over een lange man, een stroper, een vrouw, de man uit Asjchabad een jongen, een Ethiopir en ene Vitaly. Ze lijden honger en sterven van de dorst. De lange man en de Ethiopir raken op een zeker moment achter bij de anderen, maar weten toch weer aan te sluiten. Voor de neger hebben de anderen de meeste angst: hier komt het motief van de onderdrukking van een ander ras toch ook naar voren: hij krijgt de schuld van de ellende en wanneer hij een keer n van de andere mannen aanraakt, krijgt die een zweer in op die plek. Op een zeker moment sterft de lange man en gaan ze zonder hem verder. Wanneer de jongen op een morgen opkomt, heeft iemand van de groep de Ethiopir om het leven gebracht. Niemand vertelt wie het heeft gedaan, maar zijn hoofd is van zijn romp gescheiden. Dat hoofd nemen ze op de rest van de reis mee. Dat element verwijst naar de reis van het volk van Mozes: daarbij werden de beenderen van Jozef veertig jaar lang meegedragen. Het hoofd krijgt magische betekenis, want de zwervers denken dat het hoofd hun de weg al wijzen naar het beloofde Land waarna ze op zoek zijn. De vrouw heeft intussen een relatie aangeknoopt met de man van Asjchabad en na verloop van tijd blijkt ze zwanger te zijn.In deel II zijn beide verhaallijnen samengekomen. De groep zwervers heeft Michailopol bereikt waar ze angstige gevoelens bij de bevolking oproepen. Ze zien er uit als levende doden (de zg. ondoden) en lijken op die manier op mensen die uit een concentratiekamp zijn verlost. De burgemeester van Michailopol wil dat de politiemensen van Pontus Beg de vluchtelingen oppakken. Ook Pontus gaat zich ermee bemoeien, maar het is een andere Pontus dan die uit deel I. Hij lijkt zich vereenzelvigd te hebben met de vertegenwoordigers van het Joodse geloof en dan voelt hij zich ook verwant met de vluchtelingen, want ook de Isralieten hebben door de woestijn moeten zwerven. Hij komt bovendien tot de lugubere ontdekking dat ze een hoofd hebben meegedragen, als een soort relikwie. Iemand van de groep heeft blijkbaar een moord gepleegd en Pontus wil er wel achter komen wie dat heeft gedaan, maar de leden van de groep lijken niet bereid te vertellen wie dat is. De jongen vertelt nog het meeste aan Pontus. Ook worden nu enkele zaken verteld die op de steppe hebben plaatsgevonden (het leegroven van een kippenhok en de eigenaresse eenzaam achterlaten zonder voedsel, waardoor ze de hongerdood zal hebben gekregen) De zwervers zijn hard. Dan hoort Pontus van de vrouw dat ze zwanger is: in het broodmagere lichaam blijkt een vrucht te zitten en voortijdig brengt de zwakke vrouw een gezond kind ter wereld (op 19 december). De vrouw zelf zal het niet overleven. Ze geeft het kind ook vergeefs de borst: er komt geen melk uit haar lichaam en de keiharde Beg blijkt heel menselijk als hij een lang verwacht kind in zijn armen houdt.

In het deel Voorjaar gaat Pontus Beg met de jongen die hij nu de kleine Mozes noemt naar een plaats vanwaar ze naar het Beloofde Land kunnen kijken. Beg zegt tegen de jongen dat hij Jood moet worden, dan kan hij altijd papieren krijgen voor Israel. Dan zullen ze de papieren van de jongen moeten veranderen: hij moet de zoon van de jood geworden Pontus worden: dan wordt hij ook jood en hij zal Hebreeuws moeten leren. De roman eindigt op deze wijze hoopvol, want de jongen wil wel doen wat Pontus aanraadt.

Titelverklaring:

Dit zijn de namen verwijst naar de Bijbel en in het bijzonder naar de beginpassage van het boek Exodus (Uittocht) Exodus 1 vs. 1 Dit nu zijn de namen der zonen van Israel, die in Egypte gekomen zijn, met Jakob; zij kwamen er in, elk met zijn huis. Het gaat over de groep Joden die 40 jaar door de woestijn hebben gezworven, op zoek naar het beloofde land. In de roman van Wieringa zijn veel parallellen te trekken tussen de vluchtelingen van vroeger en nu. Wat de namen betreft is er nog hert volgende op te merken: in de verhaaldraad van de vluchtelingen worden ze alleen eerst zonder naam aangeduid, maar wanneer ze in deel II met de commissaris spreken krijgen ze allen een naam. Dan krijgt de titel van de roman in dit deel dus ook een aanvullende betekenis van dit zijn de namen van de mensen die op de steppe gezworven hebben.Motto:De Meester zei: Zolang je ouders nog leven, reis dan niet ver weg. Indien je op reis gaat, laat ze dan weten waar je naar tor gaat.

Dat is een helder en begrijpelijk motto voor een queesteroman.Verhaalfiguren:

Pontus Beg (round character)Pontus is 53 jaar en politiecommissaris in Michailopol. Het is een eenzamen man, zonder moeder en hij heeft aanvankelijk geen contact meer met zijn zus. Verder heeft hij hier en daar een lichamelijk mankement, heeft hij een keer per maand seks met zijn huishoudster en hij drinkt precies vier glazen wodka per dag. Hij komt in eerste instantie over als een harde man (het stuk met de vrachtwagenchauffeur), maar naarmate het verhaal vordert komt dit niet echt meer terug. Hij ontdekt dat zijn moeder Joods was en dat hij dus ook een Jood is. Hij komt in contact met de enige levende Jood in de stad en wil alles weten over zijn nieuwe geloof. Hij is erg bezig met zijn afkomst, geloof en identiteit. Zoals ik al zei lijkt hij minder hard te worden, dit komt waarschijnlijk door zijn nieuwe geloof en door de komst van de jongen waar hij een band mee probeert te krijgen.De jongen (round character)De jongen zoals hij bijna het hele verhaal wordt genoemd is de jongste van de groep vluchtelingen. Hij is, dapper als hij is, als enige van zijn familie met deze tocht begonnen om in het beloofde land voor hun een nieuw begin te kunnen vinden. Hoewel hij de jongste van de groep is houdt hij heel de tocht zijn hoofd het beste bij de les en is hij vrijwel de sterkste, qua overleven dan. Wanneer hij in Michailopol door Beg wordt ondervraagt is hij steeds opstandig en eigenwijs, maar stukje bij beetje verteldt hij hun verhaal en ontstaat er toch wel een band tussen hem en Pontus.

De andere vluchtelingen:De Ethiopir (round character)Niemand van de vluchtelingen weet nou eigenlijk waar deze man vandaan komt of waarom hij met hen op reis is gegaan. Hij praat niet en wordt buitengesloten door de groep, ze zien hem als een gevaar en denken dat hij over magische krachten bestaat, waarmee hij de anderen kan besmetten met erge ziekten e.d. Uiteindelijk wordt hij s ochtends door gevonden, zijn hoofd is ingeslagen met een steen en niemand weet/zegt wie het heeft gedaan. uiteindelijk nemen de overige vluchtelingen zijn hoofd mee omdat ze geloven dat hij hun nu wel goede dingen brengt en hen de weg naar het beloofde land zal brengen

De lange man (flat character)Welke niet veel voor oponthoudt of spanning zorgt en zich vooral op de achtergrond houdt.Wanneer hij op een gegeven moment achter wordt gelaten door de rest om te sterven blijft de Ethiopier bij hem om zich over hem te ontfermen. Hij geeft de lange man te eten en uiteindelijk kunnen ze weer verder en halen ze de groep uiteindelijk weer in. Dit wordt de neger alleen niet in dank afgenomen door de rest van de groep. Uiteindelijk sterft de lange man.

De stroper (flat character)Hij zorgt voor het meeste eten en voelt zich als een van de leiders van de groep.

De vrouw (flat character) Zij is de enige vrouw van de groep vluchtelingen en wordt daarom zo nu en dan eens even alleen genomen van de groep.. vooral door de man uit Asjchabad, waarvan ze uiteindelijk ook zwanger blijkt te zijn. En in het ziekenhuis in Michailopol bevalt ze, hoe zwak en mager haar eigen lichaam ook mag zijn, van een gezond kind.

De man uit Asjchabad (flat character) De man waarmee de vrouw een kind baart. Hij heeft ook niet zon opvallend karakter.

Vitaly (flat character)De vechtersbaas van de groep en ook degene met de grootste mond en waarschijnlijk de duisterste achtergrond. Hij draagt uiteindelijk het hoofd van de Ethiopir met zich mee, waardoor men ook vermoedt dat hij diegene is die de neger heeft vermoord.

Vertelwijze:De verteller lijkt in deel I waar het de oneven hoofdstukken betreft vooral een personale verteller (vanuit Pontus Beg) maar de lezer merkt toch wel de aanwezigheid van een alwetende verteller op. De even hoofdstukken leveren een alwetende verteller op die beschrijft wat de vluchtelingen meemaken op hun barre tocht. In deel III lijkt meer te worden verteld door de hij-verteller Pontus. De o.t.t. en d e o.v.t wisselen elkaar (onregelmatig af)

Ruimte, plaats, tijd:De verteller geeft weinig prijs over de tijd waarin het verhaal speelt. We weten dat in deel II de maand december een rol speelt, want de baby die geboren wordt uit de vrouw die op de vlucht is geslagen, wordt op 19 december geboren. Hij heeft immers ook de functie van redder van de mensheid en is dus een nieuwe Messias voor de groep vluchtelingen en voor Pontus. Wel moet er sprake zijn van een actueel verhaal, want internet komt in de tekst voor.In deel III wordt gesproken over de hoop op het bereiken van het Beloofde Land en dat is twee weken na de bevalling van dat kind, waardoor je net in het nieuwe jaar zit. Een mooie maand voor een nieuw begin.

Het decor speelt zich af in een niet bestaande plaats Michailopol, een grensstad ergens in de steppe van de Oekrane. De andere verhaallijn speelt op de steppe, een ruimte die te vergelijken is met de woestijn waardoorheen het volk van Israel onder leiding van Mozes trok. Ook de groep vluchtelingen is op weg naar het Beloofde Land (het symbool voor de betere toekomst)De steppe als decor wijst natuurlijk op eenzaamheid: de zwervers zijn allemaal eenlingen die vluchten voor het verleden: de n zijn dood is de ander zijn brood of schoenen.

Thematiek + motieven:Thema: zoeken naar het geluk, en naar je eigen identiteit.

Motieven: het jodendom, de tocht naar het beloofde land.Opbouw van het boek:Er zijn drie delen in deze queesteroman:Najaar, Winter en Voorjaar.Deze drie delen zijn onderverdeeld in genummerde en getitelde hoofdstukken.Deel I in 24 hoofdstukken. Deel II in 14 hoofdstukken en Deel III in slechts 1 hoofdstuk : Kleine Mozes. In totaal zijn er dus 39 hoofdstukken.

In het eerste deel zijn er twee verhaallijnen: Pontus Beg die in zijn stad commissaris van politie speelt en er achter komt dat hij van joodse afkomst is. De andere verhaallijn betreft de queeste door de steppe van een aantal gelukszoekers. In deel II zijn de lijnen samengekomen en in deel III spreekt Pontus met de jongen uit de groep zwervers over de toekomst.

In deel I lijken de twee verhaaldraden qua tijd synchroon te verlopen. In deel II wordt de chronologische volgorde enkele keren doorbroken, want de zwervers zijn al in de stad van Beg en in enkele hoofdstukken wordt dan weer terugverteld over wat er tijdens de vlucht is gebeurd. Deel III is zoals hierboven gesteld slechts 1 hoofdstuk.

Taalgebruik:De stijl van Wieringa is helder en fraai. Hij schrijft aan de ene kant wat afstandelijk wat ook met zijn vertellerfiguur samenhangt maar hij gebruikt ook een onderkoelde humor. Op elke bladzijde komt wel beeldspraak voor en die kan soms heel origineel maar altijd treffend zijn.Enkele voorbeelden daarvan zijn:

-Vrouwen , denkt Pontus Beg, zijn de lastdieren van het geloof, op hun rug dragen ze het heilige door de wereld. (blz. 11)- Elk woord dat ze spraken, smaakte naar roestig ijzer. (blz. 14)- Hij rende op een grote schuur af. De spanten waren doorgerot, het dak hing door als de rug van een oud paard. (blz. 18)- De tandtechnieker had goed werk geleverd: als ze lachte was het alsof ze een kist juwelen opende. (blz. 20)- Het tweede deel van de avond was een rusthuis, waarin je gelaten op je einde wachtte. Een beetje verbaasd, zonder veel hoop op genade. (blz. 36/37)- Hij zou zich zoekmaken, als een muntstuk zou hij wegrollen tussen de tegels en nooit meer gevonden worden. (blz. 48)In deze roman die ook inhoudelijk sterk doet denken aan de tekst van het tweede Bijbelboek Exodus (vgl. de tocht door de woestijn van het volk der Isralieten onder leiding van Mozes) komen ook verwijzingen naar de Bijbel voor.

Enkele voorbeelden:

-Neemt dit brood, want het is mijn lichaam: , had Jezus van Nazareth tijdens het Laatste Avondmaal tegen zijn discipelen gezegd. Neemt dit lichaam, want het is mijn brood, zei Tina Bazooka tegen haar klanten. (blz. 27)- Waarachtig, ik verzeker u: als n graankorrel niet in de aarde valt en niet sterft, blijft het n graankorrel, maar wanneer hij sterft draagt hij veel vrucht. (blz. 38)- Hoe kunt u zoo leven? Zo zonder geschiedenis? Wij Joden, we hebben lange tenen en een geheugen dat tot vierduizend jaar teruggaat! Sommige mensen, ze willen niet meer weten waar ze bij horen. (blz. 126)-Hij is toch jouw vriend?, snerpte de vrouwZijn zachte stem: Hij is mijn vriend niet. (verwijst naar de verloochening van Jezus door Petrus)(blz. 134)- Mozes heeft het Heilige Land nooit betreden, maar Jozefs gebeente is er begraven. Hij liet de kinderen Israls zweren zijn beenderen niet achter te laten op de dag dat ze zouden terugkeren. Veertig jaar hebben ze die door de woestijn met zich meegedragen, tot ze het Heilige Land binnen gingen. (blz. 173)- Voor de rabbijn bestond het verleden niet, dacht Beg. Het was even levend voor hem als het heden; de lage daad van een stamhoofd in de woestijn werd weerspiegeld in het bedrog van de mensenhandelaren die hij nu had ontmoet. Eergisteren of drieduizend jaar geleden maakte geen verschil voor hem(blz. 234)

- De geboorte van de baby van de vluchtelinge verwijst naar de geboorte van Jezus. Immers, ook Maria was op reis toen Jezus in den vreemde werd geboren. Jezus in een stal, de baby in een psychiatrische inrichting. Over de baby wordt het volgende gezegd: In de Talmoed staat dat wie een leven redt, de mensheid redt. Er staat een Joods leven, maar waarom zou dat niet gelden voor de gojim? (blz. 275)

Informatie over de schrijver:Tommy Wieringa is geboren in Goor op 20 mei 1967. Hij bracht een groot deel door op de Antillen maar heeft geschiedenis in Groningen en journalistiek in Utrecht gestudeerd. Wieringa beweert onder meer als aanstekerverkoper op de markt en als lokettist bij de spoorwegen te hebben gewerkt.WerkNadat Wieringa in 2005 doorbrak met zijn roman Joe Speedboot werd hij meerdere malen genomineerd voor prijzen, waarvan hij er ook een paar in ontvangst mocht nemen.

Dit zijn de namen

VOLKSKRANT

Auteur: Tommy WieringaGenre: OverigUitgever: De Bezige BijFormaat: Paperback

Verschenen oktober 2012 DE COMPOSITIE IS SCHERPER EN DOELTREFFENDER, DE HOOFDSTUKKEN ZIJN STRAK ALS BUXUSHAAGJES'Hij weet dat ze vooruitgeschoven posten zijn van hun familie, hun dorp, hun gemeenschap. In hun voetspoor reist een onzichtbaar gezelschap van vaders, moeders, broers, zusters, ooms en tantes en neven en nichten mee. Op hen is alle hoop gevestigd. Zij zijn het pioniersgewas - alles kun je ze aandoen, honger, dorst, hitte en kou, ze zullen alles overleven.'

Profetische regels in de nieuwe roman van Tommy Wieringa, die zich afspeelt in het meest onherbergzame deel van Oekrane. Nooit was Nederland verder weg. Dat Wieringa de blik naar buiten richt, is geen nieuwigheid. Al in zijn vroegste romans trokken zijn personages erop uit, verkenden ze de wereld en kwamen in bestaande landen, maar dikwijls in fictieve steden en plaatsjes terecht. Algerije en Marokko in Dormantique's Manco (1995). De havenplaats Mercedal en het eiland Lago in Alles over Tristan (2002). Wieringa's laatste en meest internationaal georinteerde roman, Caesarion (2009), had Oost-Engeland als vertrekpunt voor een alomvattende odyssee. In Dit zijn de namen laat Wieringa Nederland nog verder achter zich.

De roman begint in Michailopol, een onvindbare grensstad ergens in de steppe. Het ligt er volstrekt verlaten en afgesloten van de wereld. We volgen er de bezigheden van de 53-jarige politiecommissaris Pontus Beg. Lichtpuntje in zijn Oostblokgrauwe wereld is de maandelijkse vrijpartij met zijn huishoudster. Pontus' kinderloze bestaan biedt een even desolate aanblik als het landschap.

In een tweede verhaallijn lezen we over de helletocht van een groep vluchtelingen. Wieringa vertelt hoe ze huis en haard verlaten om een betere toekomst te vinden. De n is op de vlucht, de ander denkt een uitverkorene te zijn en weer een ander vertrouwt erop meer geld te zullen verdienen in het nieuwe land. Bijeengebracht door een louche smokkelaar verlaten ze per vrachtwagen hun geboortegrond. In de veronderstelling voorbij de grens te zijn, verlaat de groep de vrachtwagen. Een enkeling is ervan overtuigd genept te zijn door de chauffeur en maakt meteen rechtsomkeert.

De rest begint 'onder wolken van inkt' aan een reis door de steppe. Tien tot vijftien man groot is het gezelschap dat door dit barre grasland trekt. Weken, maanden zijn ze onderweg op het moment dat ontreddering omslaat in grimmige waanzin en de meest kwetsbaren het op gruwelijke wijze moeten ontgelden.

De oeverloosheid van de tocht maakt de reis tot een moderne exodus naar het Beloofde Land. Een toevalligheid is die gelijkenis niet. Exodus is de titel van het tweede boek uit het Oude Testament dat begint met de zin 'Dit zijn de namen van de zonen van Isral'. Het boek beschrijft de vlucht van het Isralische volk uit Egypte naar het land Kanan.

Wieringa's verhaal stapt losjes mee met die geschiedenis. Pontus (her)ontdekt zijn Joodse roots, sluit vriendschap met de laatste rabbijn van Michailopol en wijst als een eigentijdse Mozes, juist op het moment dat alle verhaallijnen zijn samengekomen, een van de vluchtelingen de route naar Isral.

Binnen dit zoeklicht krijgt migratie de glans van een religieuze onderneming. Andersom kleurt het Bijbelverhaal de actuele feiten waaruit blijkt dat jaarlijks nog altijd vele duizenden mensen hun land ontvluchten. Het resoneert mee in het verhaal van Wieringa die er soms rechtstreeks naar lijkt te verwijzen: 'Ze kwamen met ontelbaren en ieder van hen leefde in de hoop en verwachting dat hij bij de gelukkigen hoorde die de overkant zouden bereiken.'

Spiritualiteit en religie vonden eerder onderdak in het werk van Wieringa, maar niet eerder was de rol ervan zo groot en niet te negeren. Wat heeft het te betekenen? Het antwoord moet gezocht worden bij Pontus, die niet met volle overtuiging in God gelooft, maar wel zijn religieuze cultuur omarmt. Die is vol van beloftes, toekomst en verbindende rituelen.

Laten we de rol van opperwezen buiten beschouwing, omdat 'ook de rede je tot God [kan] brengen', dan vertelt Wieringa thematisch gezien een even beproefd als actueel verhaal over altrusme versus eigenbelang en xenofobie. De manier waarop hij dat doet, is inmiddels kenmerkend: ernstig, welluidend, in marmeren zinnen. En toch ook met een vleugje humor, soms een lichte frivoliteit.

Zo omschrijft Pontus, die last heeft van klein lichamelijk malheur en zit opgescheept met een zojuist gestorven Jood en een solitaire rabbijn, de situatie als volgt: 'Drie maal eenzaamheid: een dode Jood, een levende laatste Jood en een politieman met een koude voet en een piep in zijn oor.' De voet en de piep. Sinds Joe Speedboot (2005), Wieringa's doorbraak, waarin de gehandicapte en sprakeloze Fransje een glansrol vertolkte, heeft uw recensent een zwak voor figuren met fysieke mankementen. Ook Pontus met zijn piep-oor en koude voet is een innemend personage, ondanks zijn bij vlagen knokfilm-achtige gewoontes.

Nog twee maanden te gaan, maar met enige zekerheid valt wel te zeggen dat Dit zijn de namen tot de beste boeken van het jaar behoort. Wieringa heeft de lat weer hoger gelegd. De compositie is vergeleken bij eerder werk scherper en doeltreffender, de hoofdstukken zijn afgetopt en strak als buxushaagjes. Dit is een monumentale roman die naast intelligentie, discipline en originaliteit ('hij had een hart als een walvis') Wieringa's haast wellustige gedrevenheid toont om te perfectioneren. Die eerder genoemde weidse blik is een overtuigend handelsmerk geworden. Nederland is te klein voor Wieringa.

SamenvattingTommy Wieringa verwekt profetische regels in zijn nieuwe boek. Zijn vorige boeken vonden plaats in o.a. Algerije, Marokko, Lago en nog meer, maar zijn in zijn nieuwe boek Dit zijn de namen laat hij nederland nog verder achter zich.De roman begint in Michailopol, een grensstad ergens in de steppe. Het verhaal gaat hier over Pontus Beg, een 53-jarige polotiecommissaris. In een parallele tweede verhallijn lezen we over een helletocht van een groep vluchtelingen. Met de hoop op een beter bestaan zijn ze gevlucht, maar uiteindelijk zijn ze in de steppe terechtgekomen, en ze besluiten deze door te trekken.

De overeloosheid van deze trektocht maakt het tot een soort moderne exodus.

In dit zijn de namen zijn spiritualiteit en religie voor het eerst een onderwerp van grote betekenis in zijn boeken. De manier hoe hij doit doet is inmiddels kenmerkend voor hem; ernsig, welluidend, in marmeren zinnen. Maar toch ook met een vleugje humor, soms een lichte frivoliteit.

Het jaar is nog niet afgelopen, maar met enige zekerheid valt wel te zeggen dat Dit zijn de namen tot de beste boeken van het jaar behoort. Wieringa heeft de lat weer hoger gelegd. Zijn boek is weer scherper en doeltreffender, de hoofdstukken zijn afgetopt en strak als buxushaagjes. De roman bevat intelligentie, discipline en originaliteit.

Nederland is te klein voor Wieringa.Mening over de samenvatting:

Ik denk dat de recensente het boek heel goed weergeeft, ze legt de link tussen de tocht van de vluchtelingen en de exodus uit de bijbel goed. Uiteindelijk komt ze ook uit bij Wieringas stijl van schrijven en ook dit beschrijft ze goed. Soms ernstig maar toch met prachtige (marmere) zinnen. Hier ben ik het natuurlijk mee eens. Ook bevat dit boek een vleugje humor, waar Wieringa wel bekend om staat. De recensente geeft dit ook aan.

Of het boek tot de beste boeken van 2012 hoort weet ik niet heel goed, omdat ik niet veel andere boeken uit 2012 heb gelezen, maar ik ben zeker van mening dat het een heel erg goed boek is, met, zoals de recensente ook zegt, scherpe hoofdstukken die de perfectie naderen. Mening over het boek:Mijn mening over dit boek is eigenlijk alleen maar positief. Hoewel op het eerste gezicht het verhaal misschien saai kan lijken, door een lange tocht door de steppe, merk je dit tijdens het lezen toch helemaal niet. Dit komt misschien ook door de paralelle verhaallijn over Pontus Beg. Wieringa is niet bang om grove en enigszins gruwelijke passages heel erg waarheidsgetrouw te beschrijven. Ik denk dat hij heel erg goed heeft kunnen weergeven hoe de mens zich gaat gedragen in zon lange slopende tocht.

Het taalgebruik en de schrijfstijl van Wieringa spreken mij heel erg aan, en je gaat makkelijk door de ruim 300 paginas heen.

Hoewel het een best zswaar thema is, met een best zwaar onderwerp leest het boek, mede door de humor en frivolieit wel makkelijk.Bronvermelding van de recensie

Naam auteurTitel recensie Bron(waarin gepubliceerd)datum

Danille SerdijnDit zijn de namenVolkskrant06-10-2012