rekenboek 8a lessen - documentatie · Supermarkt 22 Blok 2 Week 1 Les 1 1 Reken het verschil uit. 2...

17
rekenboek 8a lessen 513830 VOORPROEFJE BLOK 2 513830 BLOK 2

Transcript of rekenboek 8a lessen - documentatie · Supermarkt 22 Blok 2 Week 1 Les 1 1 Reken het verschil uit. 2...

rekenboek 8a lessenrekenboek 8ataken

51

38

30

51

38

30

VOORPROEFJEBLOK 2

51

38

30

BLOK 2

51

38

30

513830_OM_[tijdelijk].indd 2-3513830_OM_[tijdelijk].indd 2-3 11-1-10 13:1611-1-10 13:16

Een voorproefje van groep 8

Het materiaal van De wereld in getallen voor de onderbouw is gereed. Dit schooljaar (2009-2010) verschijnen

alle materialen voor de bovenbouw. U kunt dus vanaf het schooljaar 2010-2011 met al het nieuwe materiaal

van De wereld in getallen aan de slag. Dit boekje geeft u een voorproefje van groep 8.

Kijk voor meer informatie ook op www.dewereldingetallen.nl.

De wereld in getallen. Rekenen op z’n best.

Dit boek is speciaal gemaakt voor enkele scholen en kan nog kleine onvolkomenheden bevatten die in de definitieve versie

(verschijning voorjaar 2010) niet meer voorkomen. De kwaliteit van dit exemplaar is niet representatief voor de definitieve

versie. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd

gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën,

opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. © Malmberg ‘s Hertogenbosch

513830_LB [tijdelijk].indd 20513830_LB [tijdelijk].indd 20 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

Inkopen doen Blok 2

513830_LB [tijdelijk].indd 21513830_LB [tijdelijk].indd 21 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

Supermarkt

22

Blok 2 Week 1 Les 1

1 Reken het verschil uit.

2 Komen er meer of minder?

3 Bekijk de grafiek en beantwoord de vragen.

a 5 miljoen euro

€ 500.000,–

d 3,2 miljoen euro

2,9 miljoen euro

b 1,2 miljoen euro

€ 700.000,–

e € 900.500,–

1,1 miljoen euro

c € 850.000,–

2,3 miljoen euro

f 0,7 miljoen euro

€ 700.500,–

• Hoeveel supermarkten in 2001 ongeveer?

• Hoeveel verschil tussen 2001 en 2002 ongeveer?

• Hoeveel supermarkten zouden er in 2006 zijn,

denk je?

• Hoeveel groentewinkels in 2001 ongeveer?

• Hoeveel verschil tussen 2004 en 2005 ongeveer?

• Hoeveel groentewinkels zouden er volgens

jou in de jaren daarna zijn?

• Hoeveel viswinkels ongeveer in 2004?

• Hoeveel verschil tussen 2001 en 2005 ongeveer?

• In welk jaar is de campagne ‘Eet meer vis’ gestart,

denk je? Leg uit.

• Hoeveel viswinkels zouden er in 2006 zijn volgens jou?

• Hoeveel kaaswinkels ongeveer in 2005?

• Hoeveel verschil tussen 2001 en 2004 ongeveer?

• In welk jaar steeg het aantal kaaswinkels?

• Stel, in 2006 steeg het aantal kaaswinkels evenveel

als in 2005. Hoeveel kaaswinkels zouden er in 2006

dan ongeveer zijn?

a aantal supermarkten

2001

4400

4560

4640

4800

2005 200420032002

4480

4720

2001

1500

1700

1800

2000

2005 200420032002

1600

1900

b aantal groentewinkels

2001

740

800

830

890

2005 200420032002

770

860

aantal viswinkels en kaaswinkelsa

b

680

710

650

513830_LB [tijdelijk].indd 22513830_LB [tijdelijk].indd 22 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

Maak er eerst gelijknamige breuken van.

23

Blok 2Week 1Les 2

3 Reken uit. Maak er eerst gelijknamige breuken van.

2 Kun je optellen en aftrekken met breuken?

1 Reken uit.

6 × 12 = 6 × 21

2 = 3 × 45 = 3 × 24

5 =

5 × 23 = 5 × 32

3 = 4 × 38 = 4 × 43

8 =

4 × 25 = 4 × 22

5 = 5 × 47 = 5 × 54

7 =

3 × 34 = 3 × 23

4 = 2 × 78 = 2 × 67

8 =

2 × 35 = 2 × 33

5 = 6 × 310 = 6 × 3 3

10 =

a Van de ene reep is nog 35 deel over, van de

andere reep 710 deel. Hoeveel is dat samen?

c Dinant at 13 deel van een ontbijtkoek,

Karna 25 deel. Hoeveel is dat samen?

b In het ene pak koeken zit nog 25 deel en in het

andere pak 310 deel. Hoe groot is het verschil?

d Anouk at deze week 34 deel van een brood,

Floor 56 deel. Hoe groot is het verschil?

a Hoeveel is het samen?

58 + 3

4 =

12 + 2

3 =

34 + 3

5 =

35 + 5

8 =

23 + 4

7 =

b Hoe groot is het verschil?

58 – 1

4 =

38 – 1

3 =

57 – 2

5 =

910 – 3

8 =

23 – 1

5 =

e Reken uit:

12 + 3

8 =

45 – 1

10 =

513830_LB [tijdelijk].indd 23513830_LB [tijdelijk].indd 23 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

24

Blok 2 Week 1 Les 3

a Hoelang duurt dat nog?

Ga verder met opgave 4 en 5 op pagina xx van je werkboek.

3 kwartier vroeger: anderhalf uur later: 10 uur later:

15.50 uur

12.25 uur

18.40 uur

22.55 uur

00.10 uur

3 Reken de tijden uit.

2 Hoelang duurt het?

b Hoeveel uur is dat in totaal?

d De winkel sluit over 3 kwartier.

Hoe laat is dat? Schrijf het op 2 manieren op.

c Hoe laat is dat?

a Hoeveel is het verschil ongeveer?

Noteer in seconden.

oude record: nieuwe record:

26.43,53 26.31,72

27.51,61 26.41,49

31.01,94 29.56,85

21.02,11 19.33,46

23.06,21 20.24,89

b Hoeveel is het verschil precies?

Noteer in seconden en honderdste seconden.

oude record: nieuwe record:

27.54,86 27.43,34

28.00,67 27.59,97

28.32,94 27.26,24

29.06,18 27.32,38

27.55,09 27.15,86

26.43,53 = 26 minuten,

43 seconden en 53100 seconde

Ik ben over

240 minuten

bij de winkel.

Ik heb gewerkt van

8.30-10.00 en van

17.00-19.30 uur.

Het is nu 14.30 uur.

Over 10 uur ga ik

weer aan het werk.

12:47

1 Reken uit hoeveel sneller het is.

513830_LB [tijdelijk].indd 24513830_LB [tijdelijk].indd 24 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

25

Blok 2Week 1Les 4

1 Reken uit.

2 Hoeveel klanten?

3 Maak de grafieken.

Bekijk de tabel bij opgave 2. Zet ook de gegevens van de bakkers, de groentewinkels,

de markt en de viswinkels in de grafiek. Gebruik opgave 1 op pagina 10 van je werkboek.

€ 705,60 € 972,45 € 4.063,40 € 7.866,05 € 8.905,40

€ 362,80 – € 525,90 – € 1.844,75 – € 3.877,50 – € 4.578,75 –

aantallen klanten in:

1990: 1995: 2000: 2005: 2010:

supermarkten 1,7 miljoen 2,3 miljoen 3,2 miljoen 4,5 miljoen 5,3 miljoen

slagers 900 000 850 000 700 000 500 000 450 000

bakkers 2,2 miljoen 0,9 miljoen 1,3 miljoen 1,1 miljoen 1,5 miljoen

groentewinkels 2,1 miljoen 1,9 miljoen 1,5 miljoen 0,8 miljoen 0,5 miljoen

markt 950 000 700 000 850 000 800 000 1 000 000

viswinkels 350 000 410 000 320 000 360 000 390 00

a Waar komen in 2000 de meeste klanten?

b Waar komen in 2010 de minste klanten?

c Waar komen in 1990 de meeste klanten?

d Waar is de daling het grootst van 1990 tot 2010?

e In wat voor soort grafiek zou je deze getallen zetten? Leg uit.

Zet de gegevens van de supermarkten en de slagers elk in

een eigen grafiek. Gebruik opgave 1 op pagina 10 van je werkboek.

513830_LB [tijdelijk].indd 25513830_LB [tijdelijk].indd 25 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

26

Blok 2 Week 2 Les 1

1 Reken uit.

2 Hoeveel is het?

3 Zet onder elkaar en reken uit.

56 175 4,8 0,66 0,375

× 10

× 100

× 1000

Reken de sommen zo kort mogelijk uit.

a Er staan 78 dozen met rolletjes

pepermunt klaar om te vervoeren.

In 1 doos zitten 36 rolletjes.

Hoeveel rolletjes samen?

b Op zaterdag worden 63 keer

broodjes gebakken in de oven.

Op 1 bakplaat passen 48 broodjes.

Hoeveel broodjes samen?

c 84 × 29 =

78 × 52 =

78 36 × 8

4

…… ×…

67 × 36 = 46 × 61 =

85 × 27 = 39 × 74 =

45 × 39 = 37 × 62 =

89 × 18 = 74 × 26 =

54 × 46 = 83 × 35 =

513830_LB [tijdelijk].indd 26513830_LB [tijdelijk].indd 26 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

27

Blok 2Week 2Les 2

Goudse Oude Kaas0,402 kg

Goudse Oude Kaas0,402 kg

1 2 3 4 5 * M MR P1 P2 * C CR P4 P4 X

6 7 8 9 0 C

3 Vul de kaartjes in.

1 Maak de breuk zo klein mogelijk.

2 Welk gewicht kies je?

Ga verder met opgave 2 op pagina 12 van je werkboek.

48 = 5

20 = 530 =

510 = 15

20 = 1518 =

39 = 8

12 = 1240 =

46 = 4

20 = 1016 =

315 = 6

10 = 1620 =

c Waar horen de stickers?

A 1 kg D 1,250 kgB C

a Jari probeert het 4 keer om precies 0,5 kg druiven

af te wegen, maar het lukt hem niet.

Welk gewicht ligt het dichtst bij 0,5 kg?

b Jari zoekt een stuk oude kaas zwaarder dan 0,250 kg

en lichter dan 0,4 kg. Welk stuk kaas kiest hij?

0,57 kg 0,6 kg 0,49 kg 0,498 kg

0,402 kg 0,249 kg 0,3 kg 0,240 kg

gewicht 1,125 kg

JONGE KAAS 1

gewicht 0,875 kg

BELEGEN KAAS 2

gewicht 0,625 kg

OUDE KAAS 3

gewicht 0,750 kg

JONG BELEGEN KAAS 4

513830_LB [tijdelijk].indd 27513830_LB [tijdelijk].indd 27 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

28

Blok 2 Week 2 Les 3

10 cm10 cm 5 cm25 cm2 100 cm2

1 Reken uit hoelang het duurt.

2 Wat is de inhoud?

3 Vul de vaas.

Ga verder met opgave 4 en 5 op pagina 13 van je werkboek.

groothandel in: aankomst: vertrek:

Tilburg 9.16

Den Bosch 9.44 9.55

Utrecht 10.37 10.48

Amersfoort 11.16 11.30

Hilversum 11.59 12.15

Almere 12.46 13.05

a Hoelang doet de vrachtwagen erover om van de

groothandel in Tilburg naar de groothandel in

Den Bosch te rijden?

b En van Den Bosch naar Utrecht?

c En van Utrecht naar Amersfoort?

d En van Amersfoort naar Hilversum?

e En van Hilversum naar Almere?

f Hoelang duurt de totale reis van Tilburg

naar Almere?

g Hoelang duurt het lossen in totaal?

Hier zie je vier glazen vazen. Bij vaas A en D

staat de oppervlakte van de bodem erbij

geschreven. Elke vaas is 20 cm hoog.

Hoe vaak gaat de inhoud van elk flesje in vaas A van opgave 2? 1 cm = 1 ml = 1 cc

a Schat eens:

• In welke vaas kan het meeste water?

• En in welke het minste water?

Leg uit waarom je dat denkt.

b Je giet een kan water in elke vaas:

• In welke vaas staat het water het hoogst?

• Zijn er vazen waarin het water even hoog staat?

Welke zijn dat?

• Zijn er vazen waarin het water 2 keer zo

hoog staat als in andere? Welke?

c Je vult alle vazen tot aan de rand met water:

• Hoeveel kubieke centimeter (cm³) zit er

in elke vaas?

212 dl500 cc 100 cm³ 250 ml

12 l

513830_LB [tijdelijk].indd 28513830_LB [tijdelijk].indd 28 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

29

Blok 2Week 2Les 4

1 Zoek bij elke som 2 antwoorden.

2 Kommagetallen afronden, weet je het nog?

3 Zet de getallen van klein naar groot.

a Rond af op 2 cijfers achter de komma:

b Welke kommagetallen horen erbij?

Welke antwoorden weet je zonder ze uit te rekenen?

c Wat valt je op aan de antwoorden van b?

d Rond de kommagetallen van b af op 2 cijfers achter de komma.

e Zet van klein naar groot:

kommagetal:

1 : 2 of 12

1 : 3 of 13

1 : 4 of 14

1 : 5 of 15

1 : 6 of 16

58 3

4 12 1

6

310 2

9 25 2

3

23 2

7 25 2

4

38 2

11 13 4

7

57 3

10 89 3

4

1 : 2 =

1 : 8 =

1 : 5 =

1 : 4 =

3 : 4 = 0,7515

18

0,125 0,5 14

120,25 0,23

4

8,1428571 2,8751418 0,9093435

720 0,7 0,322

5

35

36

310

37

a b 14 0,15 3

9 0,26

34 2

3 35 0,7

13 0,3 2

5 720

0,3 0,33 13 10

33

0,355 25 0,38 3

8

kommagetal:

1 : 7 of 17

1 : 8 of 18

1 : 9 of 19

1 : 10 of 110

1 : 11 of 111

513830_LB [tijdelijk].indd 29513830_LB [tijdelijk].indd 29 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

30

Blok 2 Week 3 Les 1

1 Schat hoeveel het is.

2 Hoeveel kratten en hoeveel dozen?

3 Reken de deelsommen uit.

720 × € 3,97 ≈ 1000 : 4,9 ≈ 3978 : 19,5 ≈

610 × € 4,98 ≈ 2000 : 9,9 ≈ 4988 : 10,4 ≈

830 × € 2,04 ≈ 3000 : 3,2 ≈ 6012 : 29,6 ≈

520 × € 5,99 ≈ 1000 : 5,1 ≈ 7993 : 39,5 ≈

930 × € 3,02 ≈ 1000 : 1,9 ≈ 4018 : 21,5 ≈

c Verder zijn 2808 pakken koeken ingekocht.

Die zitten in dozen van 36.

d Reken de deelsommen zo kort mogelijk uit:

4608 : 67 =

3588 : 33 =

9750 : 15 = 2568 : 46 =

4395 : 25 = 4765 : 55 =

3638 : 17 = 9599 : 29 =

9605 : 45 = 6237 : 34 =

8736 : 32 = 9010 : 38 =

a De buurtwinkel heeft 1872 flesjes koffiemelk

ingekocht. Die zitten in kratjes van 48.

b De winkel heeft ook 5664 pakken koffie

ingekocht. Die zitten in dozen van 96.

513830_LB [tijdelijk].indd 30513830_LB [tijdelijk].indd 30 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

31

Blok 2Week 3Les 2

3 Reken uit.

1 Reken uit.

2 Hoeveel procent is erbij gekomen?

3 × 750 = 4 × 350 = 7 × 125 = 8 × 95 =

3 × 75 = 4 × 35 = 7 × 12,5 = 8 × 9,5 =

3 × 7,5 = 4 × 3,5 = 7 × 1,25 = 8 × 0,95 =

3 × 0,75 = 4 × 0,35 = 7 × 0,125 = 8 × 0,095 =

a Het huis van mevrouw Keulen was vorig jaar

€ 300.000,– waard.

Nu is haar huis € 360.000,– waard.

Met hoeveel procent is de waarde gestegen?

oude prijs: prijsverhoging: nieuwe prijs:

€ 400,– 10% € …

€ 150,– 5%

€ 800,– 1212%

€ 500,– 25%

€ 600,– 2%

oude prijs: prijsverhoging: nieuwe prijs:

€ 250,– …% € 275,–

€ 600,– € 720,–

€ 2.500,– € 3.750,–

€ 3.000,– € 3.060,–

€ 800,– € 1.000,–

b Hoeveel procent wasmiddel meer?

c De vliegreis naar Shanghai kostte vorig jaar

€ 750,–. Dit jaar kost de reis € 810,–.

Hoeveel procent duurder?

d Met hoeveel procent is de prijs gestegen?

prijs in 2010: prijs in 2011:

€ 40,– € 48,–

€ 100,– € 125,–

€ 50,– € 50,25

513830_LB [tijdelijk].indd 31513830_LB [tijdelijk].indd 31 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

32

Blok 2 Week 3 Les 3

1 Hoeveel glazen kun je vullen?

2 Welke silhouetten zien ze?

3 Maak met blokken het bouwsel dat bij deze silhouetten hoort.

Ga verder met opgave 4 en 5 op pagina 15 van je werkboek.

Uit 2 liter haal je … glazen van 0,20 l. Uit 112 liter haal je … glazen van 250 ml.

Uit 2 liter … glazen van 0,25 l. Uit 112 liter … glazen van 100 ml.

Uit 2 liter … glazen van 0,40 l. Uit 112 liter … glazen van 300 ml.

Uit 3 liter haal je … glazen van 3 dl. Uit 212 liter haal je … glazen van 25 cl.

Uit 3 liter … glazen van 2 dl. Uit 212 liter … glazen van 10 cl.

A ziet plaatje …

B ziet plaatje …

C ziet plaatje …

D ziet plaatje …

E ziet plaatje …

F ziet plaatje …

G ziet plaatje …

H ziet plaatje …

vooraanzicht achteraanzicht zijaanzicht

1 2 3 4

5 6

7 8

A

B C

D

E

FG

H

513830_LB [tijdelijk].indd 32513830_LB [tijdelijk].indd 32 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

33

Blok 2Week 3Les 4

3,5 m

3 Reken uit.

2 Hoeveel?

1 Reken de prijzen uit.

a Hoe breed is de supermarkt

ongeveer?

a Een vliegticket naar Parijs kostte vorig jaar € 225,– maar nu € 270,–.

Met hoeveel procent is de prijs gestegen?

b Op zaterdag had de broodjeswinkel 3190 klanten. De winkel was open van 8.00–18.00 uur.

Hoeveel klanten gemiddeld per uur?

c De oppervlakte van de supermarkt is 30 000 m². De breedte is 100 m. Wat is de lengte?

d De webwinkel had in september 74 812 klanten, in oktober 95 026.

Hoeveel klanten ongeveer in 2 maanden?

e Aliya pakt 75 dozen met 20 tubes uit. Hoeveel tubes zijn dat?

a b c

€ 7,50/kg

gewicht 0,300 kg prijs € …

CHORIZO WORST

€ 12,00/kg

gewicht 0,250 kg prijs € …

ZALMSALADE

€ 9,80/kg

gewicht 0,750 kg prijs € …

LEIDSE KAAS

€ 8,40/kg

gewicht 0,125 kg prijs € …

BRIE

€ 16,50/kg

gewicht 0,100 kg prijs € …

RAUWE HAMd

e

c Hoeveel grapefruits krijg je

voor € 6,–?

160 000 165 000 170 000 75 000

b Nynke koopt 2 bodywarmers.

Hoeveel betaalt ze in totaal?

513830_LB [tijdelijk].indd 33513830_LB [tijdelijk].indd 33 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

34

Blok 2 Spel met de rekenmachine Afsluiting

1 Reken rond de 100.

Dit is een spel voor 2 personen, speler A en speler B. Je hebt 1 rekenmachine nodig, die je samen

gebruikt, en een horloge of klokje.

Hoe gaat het spel?

• Speler A kiest een getal onder de 96 en zet het op de rekenmachine.

• Speler B vermenigvuldigt dat getal op de rekenmachine met een nieuw getal.

Dat getal mag hij zelf kiezen. Maar: het antwoord moet zo dicht mogelijk bij de 100 liggen!

• Schrijf allebei de som in je schrift.

• Speler A vermenigvuldigt het antwoord op de rekenmachine weer met een nieuw getal.

Zij probeert nog dichter bij de 100 te komen.

• Schrijf weer allebei de som in je schrift.

• Zo ga je door. Wie het eerst een getal tussen 95 en 105 krijgt, heeft gewonnen.

Die krijgt 1 punt.

• Speel het spel een aantal keren. Wie na 3 minuten de meeste punten heeft, is eindwinnaar.

Voorbeeld:

Speler A neemt 44. Speler B doet × 2.

Speler A doet × 1,2. Speler B doet × 0,9 en wint!

513830_LB [tijdelijk].indd 34513830_LB [tijdelijk].indd 34 16-12-09 14:4916-12-09 14:49

513830_LB [tijdelijk].indd 35513830_LB [tijdelijk].indd 35 16-12-09 14:4916-12-09 14:49