Regel-uitbreidingen voor heel het ODM-systeem - Het Oog des … · 2016-09-13 · meester-personage...

103
1 Regel-uitbreidingen voor heel het ODM-systeem Fantasie-rollenspel

Transcript of Regel-uitbreidingen voor heel het ODM-systeem - Het Oog des … · 2016-09-13 · meester-personage...

1

Regel-uitbreidingen voor heel het ODM-systeem

Fantasie-rollenspel

2

Speelhulp 1

De Goden van

het Oog des Meesters

3

4

De Goden van Het Oog des Meesters

Eerste Deel van de Hulpmiddelen voor de Meester

door

Michael Johann, Ulrich Kiesow en Thomas Römer Voor daadkrachtige medewerking, voorstellen tot verbetering, speeltests, ‘brainstorming’ en

opbouwende kritiek bedanken we vooral :

Christine Feyerabend Arne Gniech

Ralf Hlawatsch Jürgen Hoßfeld Arnulf Kölling

Ina Kramer Michelle Melchers

Andreas Michaelis, Gerd Böder en de >>Laatste Helden<< Claudia Mohr Jörg Raddatz

Oliver Richtberg Pamela Rumpel Steffen Schaub Sandra Stöcker Norbert Venzke Hadmar Wieser

De laatste handlegging aan dit manuscript werd zoals altijd verzorgt door :

Baron Dexter Nemrod, Groot-Inquisiteur

5

De illustraties bij de teksten werden getekend door

Ina Kramer

©1989 door Schmidt Spiel & Freizeit GmbH, Eching Omslagillustratie : Ugurcan Yüce

Productie : Dieter Lidl Zetwerk : fototype-druk Völkl, Germering Druk-en Bindwerk : Bayerlein, Augsburg

Printed in Germany

6

INHOUD

Voorwoord……………………………………………………………………………………… Het ontstaan van de wereld...…………………………………………………………………..

Los en Sumu, de oergoden……………………………………………………………… De Twaalfgoden…………………………………………………………………………………

Twaalf Goden, Twaalf Hemelen………………………………………………………... Avonturijnse goden in het spel………………………………………………………….. De essentie van de goden……………………………………………………………….. De gewijden van de Twaalfgoden….…………………………………………………… De gewijde in het spel…………………………………………………………………

De Karma-energie……………………………………………………………. Wonderlijke communicatie…..…………………………………………………. De goden en hun gewijden…………………………………………………….

De gewijde bij het begin van het spel…………………………………………………. De talenten van de gewijden……………………………………………………………. Wijding wie wijding toekomt…………………………………………………………. De twaalf kleine mirakels van de gewijde……………………………………………… De grote mirakels...……………………………………………………………………... Twaalf kerken, twaalf culten.…………………………………………………………… Heilige ordes, heilige plaatsen………………………………………………………….. Goddelijke talismannen en gewijde voorwerpen……….………………………………. Satuaria en andere godenkinderen en demi-goden…………………….………………...

De God zonder Naam……………………………………………………………………………

Het ontstaan van de Naamloze………………………………………………………….. De gewijden van de Naamloze…………………………………………………………. De Wonderen van de Naamloze God…………………………………………………… Grote mirakels…………………………………………………………………………... De gewijde in het spel…………………………………………………………………..

Rastullah………………………………………………………………………………………… De godheden van de Avonturijnse volken……………………………………………………...

De goddelijke jaguar……………………………………………………………………. Wolfmensen en de Karen-kuddes……………………………………………………….

9

11 14

15 15 15 16 25 25 26 29 29 35 36 38 40 45 51 59 62 66

71 71 72 72 74 74

76

81 81 82

7

Het wereldbeeld van de elfen…………………………………………………………… Ingerimm, heer van het vuur…………………………………………………………... Rur en Gror……………………………………………………………………………… De goddelijke hagedis H’ranga………………………………………………………… De kult van de Goblins………………………………………………………………... De Religie van de Orken………………………………………………………………...

Bijvoegsel

Het tractacus van de natuurlijke en onnatuurlijke filosofie…………………………… De avonturijnse kalender………………………………………………………………... Het ritueel van Boron…………………………………………………………………… Verheug de goden met uw gaven!....................................................................................

83 85 86 87 88 89

92 93 99

101

8

9

Voorwoord

>>Wat wil de schrijver ons met deze tekst vertellen?<< Zo klinkt één van de meest gestelde vragen onder de Avonturijnse academiemeesters, die overgaat van generatie op generatie en ook in andere landen lijkt verspreidt te zijn. In het geval dat uw Meester, lieve lezer, het boekdeel aangaande de Goden van het Oog des Meesters in zijn lessen behandeld (Sek II : Duitse hoog-literatuur) en op het einde van zijn spreekuur aan u de bovengenoemde vraag stelt, willen wij hier als auteurs dadelijk een antwoord geven want de vooruitgang van de school en het onderwijs van onze lezers staat boven alles. De Goden van het Oog des Meesters moeten – zo hadden we het in elk geval voor ogen – drie taken vervullen :

1. Het boek biedt een grondige omschrijving van een aantal bij de spelers zeer geliefde (en deels nieuwe) heldentypes. Indien we een heel boekdeel konden besteden over de Avonturijnse >>religies<<, hebben we eindelijk de kans gezien de Priester(essen) van de Avonturijnse goden uitvoerig te bespreken. Bij het lezen van de volgende teksten zal u bemerken dat we meer de nadruk leggen op de duidelijke omschrijvingen dan de eigenlijke invoering van nieuwe regels. Het is net de >>speelse<< voorstelling van een gewijde als een bepaalde figuur net iets belangrijker is dan de regels. Maak ook gebruik van onze tekeningen en onze >>bronvermeldingen<<, om een duidelijk beeld van uw gewijde voor uw ogen te laten ontstaan. Beslis pas dan hoe u hem door het spel wil leiden en stem het optreden van jouw figuur en zijn god-gegeven talenten af samen met de spelleider. Op deze manier zal u een interessante figuur scheppen in plaats van alle regeltjes en aanwijzingen te volgen. Dit is natuurlijk slechts een advies die ook geldt voor vele andere heldentypes van het Oog des Meesters.

2. Ook als u helemaal géén gewijden wil opnemen in het spel (of als er in jouw groep zo’n type niet voorkomt), willen we toch de nadruk leggen om dit boek eens te bestuderen want het behoort tot het alledaagse leven in Avonturië. Des te duidelijker een spelleider de achtergrondwereld van zijn avontuur voor ogen heeft, des te beter hij zijn spel kan verkopen. Goden en gewijden nemen in het Avonturijnse leven een belangrijke plaats in. De laatstgenoemde kan als een vriendelijk of vijandelijke meester-personage de helden overal ontmoeten en het is pas als u als Meester weet hoe een hogepriester van Praios zich gedraagt, hoe hij denkt en voelt, dat u hem een overtuigende intrede kan laten doen en dat zullen uw spelers zeker appreciëren. Maar ook indrukwekkende figuren zoals een Peraine-gelovige boer op pelgrimstocht naar de tempel in een nabijgelegen marktstad kunnen het spel een merkwaardige >>fantastische<< echtheid geven en daar is het elke ernstige rollen-spelende Meester om te doen.

3. Rollenspellen (ook Het Oog Des Meesters) dienen als ontspanning. Waarom zou een groep van mensen zich urenlang in een ongemakkelijke voorovergebogen houding begeven rond een te kleine tafel als zij niet de wens hebben om met een zeer spannend

10

(en mogelijk ook een intellectueel) tijdverdrijf bezig te zijn. De spelleider kan volgens onze mening slechts dan een groep goed entertainen, wanneer hij bij het voorlezen van de avontuur-en regelteksten niet alléén maar omslachtig te werk gaat maar er ook zijn plezier in terugvindt.

Een regel biedt niet alléén informatie maar maakt ook het leven van de spelleider gemakkelijker en moet aldus ook leesplezier verspreiden. Dat is de opzet die achter bijna alle drukwerken van Het Oog Des Meesters steekt en dat we ook met de goden hopen te bereiken. Of ons voornemen is geslaagd, kan alléén u ons vertellen. We kunnen u slechts op weg helpen met de volgende woorden van Trobenius, Meester van Bosparan :>>Het opnemen van veel leesmateriaal neemt in die mate toe als dat de ernst ervan afneemt…<<

11

Het ontstaan van de Wereld

Ooit was het land zo plat als een pannenkoek in een koekenpan op het fornuis. Oneindig ver kon men kijken in alle richtingen over de vlaktes, grasvelden en wouden. Nergens was er een berg te bespeuren die de kijker het zicht ontnam. Als de herders de reusachtige kuddes Karendieren in een verse weide wilden leiden, ging dat ontzettend goed vooruit. Géén enkele hoef sukkelde in een drassige gracht en géén enkel dier ging verloren bij het oversteken van een wilde rivier want die brede verraderlijke stromen waren er toen nog niet, slechts kleine mooie vijvers te midden van weelderige geurige weiden. Wie met zijn dieren naar elders wilde trekken, had nooit problemen met zijn gebuur want het land was groot. Het was onvoorstelbaar groot. Als een kind, dat pas heeft leren lopen, van huis uit vertrok en bleef verderlopen in één enkele richting totdat hij oud en grijs was, dan was hij nooit een zee of een gebergte tegengekomen. Het weer was mooi, heel het jaar lang. Een zachte wind blies over het gras en de bomen, de zon scheen warme stralen maar niet te fel en ’s nachts viel de regen als de mensen in hun hutten sliepen. Eens per jaar werd het winter gedurende exact 30 dagen. Niet dezelfde winter als vandaag, die eindeloos lijkt te duren met zijn klemmende vrieskou waarbij mens en dier bijna sterven! Neen, een milde, zachte winter die het land met een zacht wit doek bedekte. Het waren goede winters die ervoor zorgde dat de bomen noten aan hun twijgen hadden en die de dieren liet denken hun buikje zo vol te proppen om alzo een dikke waardevolle pels te laten groeien. Bij zulke winters was het heerlijk om te jagen en de jagers brachten meer buit mee dan dat hun families konden verteren. Alle mensen waren rijk en daarom waren er ook géén schurken. Waarom ook zou er iemand iets willen stelen van een ander waar er een overvloed van dieren gaf? Zo was het destijds, en zo kon het vandaag de dag nog zijn als Liska, de wolvin niet naar de mensen was gekomen. Liska was zo zwart als de nacht en zo groot als een beer en midden op haar voorhoofd blonk haar enige zilveren oog. Ze had een buik als een pekelvat en de mensen zagen onmiddellijk dat Liska drachtig was. “Ik zoek een droge plek om de nacht door te brengen, ik kom van verre en ik ben zeer moe”, sprak Liska tot de mensen. Vaë, een vriendelijke paardenherderin nam de wolvin op in haar hut en gaf haar een plekje langs het vuur. Het was de plek waar Mada, Vaës zoon gewoonlijk sliep maar Mada reageerde verontwaardigd toen hij zijn slaapplaats moest afstaan. Woedend liep hij naar buiten de nacht in en stapte door de regen tot hij van kop tot teen doorweekt was. Toen hij terugkeerde in de hut, bij het dagen van de ochtend, zag hij twee welpen slapen naast de wolvin. De twee wolfs jonkies droegen een vacht uit puur goud. Zoiets had Mada nog nooit gezien. Voordat hij wist wat hij deed, had hij de twee welpen vastgenomen om ermee vandoor te gaan want hij wou ze helemaal voor zich alléén hebben. Géén mens mocht hun schoonheid aanschouwen. Nauwelijks had Mada de hut verlaten toen de welpen begonnen te janken. Vanuit de hut hoorde men een gegrom dat de bomen liet trillen en de grond deed beven. Mada werd

12

vervult van grote angst en wederom handelde hij, zonder eerst na te denken, zoals een mens normalerwijze nooit zou reageren. Hij sloeg de jankende welpen met de koppen tegen mekaar en onmiddellijk hield het weeklagen op. Maar nu was Liska naar buiten gekomen. Met haar zilveren oog staarde ze Mada aan die in elke hand een levenloze welp vasthield. Ze deed een stap in Mada’s richting en de jonge man viel voor haar op zijn knieën. “Wat heb jij met mijn kinderen gedaan?” vroeg Liska, maar Mada antwoordde niet. Toen Liska wederom sprak, klonk haar stem als het gekreun van een eik die in tweeën breekt tijdens een stormwind. “Deze dag zullen jullie mensen nooit of te nimmer vergeten, want ik zal mijn vader Gorfang en mijn broers vertellen wat jij gedaan hebt.” Toen draaide de zwarte wolvin haar om en rende er vandoor. Weldra was ze in de verte verdwenen. Eén jaar en één dag later keerde ze terug en met haar kwamen Gorfang, Roodstaart, Traanoog en al de andere hemelwolven want zo heten de zwarte wolven van de nacht. Liska was groot maar ten opzichte van haar vader en haar broers was ze slechts een kleine dreumes. De hemel werd zwart toen ze kwamen en één maand lang verwoestten ze het land. Ze aten het land op met hun tanden die groter waren dan de zee kliffen. Ze kwamen van overal en beten stukken uit de grond. Ze zwierven over het land terwijl ze het omwoelden, de ijsschotsen omkeerden zodat de bomen beneden en de rotsen boven waren. En ze deden hun behoefte op de plek waar ze stonden. Zo ontstonden de bergketens, de rivieren, de zeeën en de oceanen. Van het oude land bleef slechts een kapot gevreten verkommerd stuk grond over dat drijvend achterbleef op een eindeloze zoute bouillon dat ondrinkbaar was. Daar waar de hemelwolven zich voor één dag te rustten legden, verbrandde de aarde. Tot op de dag van vandaag is op die plek géén enkele boom meer gegroeid. De zon brandt dag in, dag uit op het zand en de rotsen, daar waar eens vruchtbaar grasland te zien was. Nadat de hemelwolven gedurende één maand zo tekeer waren gegaan, keerden ze naar hun rijk terug van waaruit ze nacht na nacht de mensen in de gaten hielden met hun zilveren ogen. De twee doden welpen plaatsten ze echter op een zilveren schotel, die elke nacht wederom aan de hemel staat en die de mensheid herinnert aan Mada’s zware misdaad. Gelukkig is de Madamal – zo noemt men de zilveren schotel aan de hemel, door ons gekend als de maan – slechts éénmaal per maand helemaal zichtbaar want als hij helemaal helder rond aan de hemel verschijnt, is het de wolfsnacht. Dan veranderen de mensen in wolven en vallen ze hun vrienden en geburen aan. De echte wolven richten zich al huilend naar de Madamal. Hierdoor worden deze gedurende één nacht onoverwinnelijk en géén enkel mens krijgt het in zijn hoofd om tijdens de Madamal op een wolf te jagen. Wie slim is sluit zichzelf en zijn geliefden tijdens de wolfsnacht op in zijn hut en komt pas terug naar buiten als de zon aan de hemel staat. Zo wordt het Avonturijnse scheppingsverhaal in een sprookje verder verteld. Het stamt van de Nivesen af en werd in het Middelrijk reeds meermaals gewijzigd.

13

was, nog meer buitengewone wezens scheppen. Als een razende werkte hij zijn blaasgalg en wakkerde in de oven een ongehoord vuur aan. De vlammen stegen en stegen tot ze plotseling doorheen de schoorsteen spuwden. Dan steeg Ingerimm uit zijn onderaardse smidse bovengronds om te aanschouwen wat er van zijn vuur geworden was. De vuurgloed was echter al tot aan de hemel opgestegen en wachtte de smid op. Ingerimm bereikte amper de oppervlakte toen de hemelgloed hem in de ogen en zijn voorhoofd stak. Toen Ingerimm terugkeerde naar zijn smidse, had hij voor enige tijd zijn verstand verloren. Hij maakte meer wezens op zijn aambeeld doch alles wat hij nu probeerde mislukte hem – min of meer. Tot de ergste tegenslagen behoorden de goden, de reuzen en de elfen. Veel dieren en mensen waren nog draaglijk maar alle orken, ogers, trollen, draken enzovoorts hadden Ingerimm volledig uit zijn lood geslagen. Om een lang verhaal kort te maken had Ingerimm een chaotische wereld geschapen. Avonturië is – volgens de mening van de dwergen – deels te wijten aan het werk van een waanzinnige. Een perfecte, gezonde wereld kan men alléén vinden in de tunnels en onderaardse dorpen van het dwergenvolk. Zo werd de Avonturijnse oergeschiedenis onder de dwergen van het gebergte Kosch van generatie op generatie verder gegeven maar het dwergenvolk, dat de valleien en grotten van het aambeeld bewoont vertelt deze geschiedenis op een heel andere manier. Onder hen is Ingerimm de machtigste van de twaalfgoddelijke broers … Er zijn vast zoveel scheppings-en ontstaansverhalen als dat er volkeren zijn in Avonturië en elk van deze kan waar of onwaar zijn. Het is het zeker waard elk van hen uitvoerig te kunnen vertellen maar helaas beschikken we niet over voldoende ruimte om ze hier allemaal te behandelen. In dit religieus werk willen we de meest bekende goden en godinnen bespreken. De lezer moet geneigd zijn te begrijpen dat we de nadruk van onze overwegingen op de kulten van de

Als je een inwoner van die uitgedroogde Avonturijnse woestijnen, de zogenaamde rustplaatsen van de hemelwolven, zou vragen over het begin der tijden, dan zou hij tot Rastullah bidden, de strenge vader die alle bergen, dieren, monsters, mensen en planten uit het niets geschapen heeft. De dwergen uit de bergstreken van Kos zullen over Ingerimm, de ongelukkige smid vertellen. Ingerimm smeedde op zijn aambeeld met vaardige hamerslagen eerst het dwergenvolk. Toen Ingerimm zijn werk bekeek, was hij dolgelukkig. De dwergen waren voor hem perfect geslaagd. Doch nu wou Ingerimm, overmoedig als hij

14

Twaalfgoden en hun dienaren willen leggen want uiteindelijk wordt dit boekdeel in Gareth, het stralende hart van het nieuwe rijk, geschreven, gekopieerd en gedrukt. En niemand zal willen ontkennen dat de goden in het machtigste rijk van een wereld ook de machtigste en belangrijkste van alle dingen moeten zijn. Toch willen we de goden van de omringende volkeren niet buiten beschouwing laten want ook zij genieten van de verering door vele duizenden oprechte zielen (ook als de gelovigen van tijd tot tijd tot in het waanzinnige gaan). Maar als basis echter moeten we onze aandacht allereerst op diegene vestigen, die reeds bestonden voor alles en iedereen.

Los en Sumu, de oer-goden

Alles wat er over de oer-goden te vertellen valt, werd reeds vele jaren geleden door een wijze, Rohal genaamd, in woorden vervat, waaraan we niets toe te voegen hebben en die tot de dag van vandaag nog helemaal niets aan kracht verloren hebben. Hoe kan je het verslaan van de oermoeder Sumu door de onbegrijpelijke Los als een schandelijke daad noemen? Hoe kan men een god met schande beladen waar moord en offer één zijn. Je moet goed het volgende voor ogen houden : Los is Sumu, net zoals hij ook Zerzal en Nurti is, rur en Gror, Kamaluq en eender welke god die op een dag zal verschijnen en door de herders van de woestijn als Rastullah de Ene zal worden bestempeld. Los (en Sumu, die in hem zit), is de levende wereld met alles wat zich erin en erop bevindt, hij is het begin en het einde, de gever en de ontvanger, de pijnloze en de lijdende. En zoals Los de meest vererend-waardigste onder alle goden is, heeft het totaal géén enkel nut dat wij ons hoofd pijnigen hoe we hem kunnen welgevallig zijn want we zullen hem beledigen als we hem willen vangen. Dus ik dien hem door mijn kunsten met alle kracht te gebruiken en jij, jij dient hem met jouw zwaard! Elkeen naar zijn vermogen en kunnen … (uit een brief van Rohal de Wijze, gericht aan de jeugdige scholieren, die de Meester de vraag heeft gesteld naar de essentie van de goden). Daadwerkelijk zijn Rohals uitspraken over Los tot de dag van vandaag belangrijk. Er is géén enkele avonturier, zij hij een burger van Gareth, een Novadi of een Nivese is die het waagt kwaadsprekerij over Los te doen. Maar het ligt ook niet in de aard van géén enkele avonturier om tot de ondoorgrondelijke heerser over het lot van goden en mensen te bidden. Los geldt als zo ondoorgrondelijk en machtig, dat niemand het waagt hem te vereren uit angst een fout te begaan en de toorn der goden op zich neer te halen. Er zijn géén Los-tempels noch Los-priesters in Avonturië te bespeuren.

15

De Twaalfgoden

Twaalf Goden, twaalf hemels (Uit de >>Geschriften van de twaalf goddelijke Instructie<<)

De oergod Los zwierf door het oneindige en zag Sumu. Sumu, de reuzin van de Aarde (vrij vertaald betekent Sumu :”Het land boven de wateren”) was net uit zichzelf ontstaan en rustte uit. Door haar aanwezigheid barstte Los in woedde uit want naast Los moest er in de oneindigheid niets zijn. Dus besloot Los om Sumu te doden. Maar Sumu verdedigde zich en slaagde er zelfs in om Los te verwonden voordat ze stierf. Twaalf bloeddruppels vielen uit de wonde van Los en zweetdruppels vielen van zijn voorhoofd op het dode lichaam van Sumu. Terwijl Los nog boven de verslagen Sumu stond, kreeg hij plotseling berouw voor wat hij had gedaan en begon te wenen. Er vielen wel een duizendtal tranen op Sumu’s lijf. Uit de twaalf bloeddruppels ontstonden de twaalf goden, uit de twintig zweetdruppels de twintig reuzen en uit de duizendtal tranen ontstonden de mensen en alle andere levende wezens terwijl alle planten gelijk haren uit het lichaam van Sumus groeiden. De duizend tranen van de oergod vielen natuurlijk niet allemaal terzelfdertijd doch na elkander. Uit de eerste tranen ontsprongen de draken en gevleugelde mythische reptielen genaamd wyvern, vervolgens de slakken, spinnen, uilen, de adelaars enzovoorts. Uit de tranen, die uit het linkeroog van Los kwamen ontstonden de mannelijke wezens en van de tranen uit het rechteroog de vrouwelijke soorten. Omdat de tranen niet altijd evenredig vielen, bestaan er enkele wezens waarvan er slechts één geslacht is zoals bijvoorbeeld de eenhoorns, die allemaal mannelijk zijn. Uit Los zijn laatste tranen ontsprongen de man en de vrouw. Dat is het Avonturijnse scheppingsverhaal zoals het wordt verteld in het oude en het nieuwe rijk. Er zijn heel wat aanwijzingen dat deze genesis door de eerste ontdekkingsreizigers vanuit het Gouden Land overlevert werd en dat alzo de religie van het Gouden Land overeenkomt met die van Avonturië en dat vervolgens de Twaalfgoden eigenlijk vreemde goden zijn voor Avonturië die geleidelijk aan het continent in hun macht gekregen hebben. Maar omdat in het oude en het nieuwe rijk en in de zuidelijke staten, waar evenzeer de Twaalfgoden aanbeden worden, bijna 70 procent van de inwoners Avonturijns zijn, willen we de Twaalfgoden en haar religie in dit boek het meeste bespreken. Hiernavolgend vindt u een uitgebreide voorstelling van elk lid van de Twaalfgodenhemel, een benadering van zijn figuur, zijn innerlijke ziel en zijn specialiteiten. Maar eerst willen we alle spelleiders een paar raadgevingen mee op weg geven in verband met het betrekken van deze goddelijke gestalten in hun avonturen :

Avonturijnse goden in het spel Tussen de Aardse en de Avonturijnse goden wordt er een belangrijk onderscheidt gemaakt : het Godsgeloof zoals het op de Aarde is, is voor een normale Avonturijn wereldvreemd. De

16

visser in Havena gelooft niet in Efferd, hij weet dat hij bestaat en dat hij op elk moment in zijn leven kan ingrijpen. Een priesteres van Rondra kan, in beperkte mate, erop vertrouwen dat haar godin haar zal helpen en met haar kracht zal bijstaan. De Avonturijnse godentempels zijn ook géén symbolische aanbiddingsplaatsen maar de echte woonplaatsen van de goden. Het feit dat Praios vele woningen heeft, spreekt deze waarheid niet tegen want als god is Praios in staat om op meerdere plaatsen gelijktijdig aanwezig te zijn. Deze vaardigheid is nu eenmaal het kenmerk van zijn goddelijkheid. Anderzijds zijn de goden niet waar te nemen met de zintuigen van sterfelijke wezens en ook dit is een teken van hun goddelijkheid. De Avonturijnse goden laten zich alléén maar zien als zij zichzelf echt willen tonen aan de mensen, maar dit gebeurd uitermate zelden zoals bijvoorbeeld in de tweede demonenveldslag waar dat Praios, Rondra, Efferd en Ingerimm de demonen terug naar hun dimensie dwongen en men beweerde dat er kortstondig in de stad Grangor enkele goden zich aan enige uitverkorenen hebben getoond … We hebben wel verteld dat voor de meeste Avonturiinens het bestaan van de goden een wetenschap is maar dat betekent evenwel niet dat zij een juiste voorstelling van hun hebben of hun gedrag kunnen begrijpen of zelfs voorspellen. Hier is ook géén enkele hogepriester toe in staat. Het leven van de goden en de sterfelijke Avonturijnen, waartoe ook de speler-helden behoren, speelt zich af op twee heel verschillende niveaus en het lagere niveau heeft géén zicht op het hogere niveau. Voor een spelronde heeft dit als gevolg : Wanneer een speler-held een god tegenkomt, moet dat voor hem (= de held) een ongelooflijke gebeurtenis zijn. Probeer aldus als spelleider zo weinig mogelijk goddelijke interventies in te plannen. Trouwens de overgrote meerderheid van Avonturijnen zullen nooit fysisch een god ontmoeten. En maak een godheid niet ongewild tot een karikatuur. Als uw helden het gevoel krijgen dat ze de Rondra-verschijning naar eigen goeddunken kunnen vragen wat ze maar wensen en haar alzo ook antwoordden, dan heeft u als spelleider de godin ogenschijnlijk op een belachelijke manier menselijk doen overkomen. Dit is een fout die kan worden vermeden indien u in de plaats van de godheid zelf, zijn of haar gezant tegenover de helden laat verschijnen. We hebben trouwens de “gevechtswaardes” van een god expres niet vermeld. Zo’n ondernemen is volledig absurd. Hoe zouden deze scores dan ook in hemelsnaam moeten uitzien zodat de verhouding tussen mens en god evenredig blijft? Beveiliging Wapenrusting 400 en trefpunten 3 D6+40.000 zouden voor Rondra kunnen worden aangemeten, of duidden deze richtscores op godslastering?

De Essentie van de Goden Volgende tekst over de Avonturijnse godenhemel is voor het gemak van de lezers in tweeën gesplitst. Indien u liever een spoedcursus heeft, bekijk dan alléén het begin van de hoofdstukken (de tekst die in cursief gedrukt staat) waar in het kort de belangrijkste kenmerken van elke god omschreven staan. De daaropvolgende aansluitende en omvangrijke teksten zijn een originele kopij uit het ‘Boekdeel van de twaalfgoddelijke Onderwijzing’, een boek dat, door de

17

keizerlijke schrift-geleerden goedgekeurd, aan de vele strijdersscholen van het Middelrijk als verplichte leerstof en verlichting van de jeugd wordt gebruikt. Praios, god van de zon en de wet Praios is de koning der goden. Hij ontstond als eerste en wordt beschouwd als heerser over de andere elf. Praios is de god van de zon en de wet. Van tijd tot tijd wordt hij afgebeeld als griffioen omdat dit dier aan hem is gewijd. In de gestalte van een griffioen verplaatst Praios zich overdag als de zon over de hemel. Tijdens zijn vlucht blijft niets voor hem verborgen en daarom is hij alwetend. Praios is de beschermgod van vele steden waaronder Kuslik, Gareth en Perricum. De essentie van de godheid : Nadat de oergod Los de reuzin Sumu had gedood, viel een dikke grote bloeddruppel uit zijn wonde. Nog vooraleer deze de reuzin raakte, veranderde hij in een stralende dimensie en steeg ten hemel op. Als zon prijkte Praios voortaan boven de wereld om hem te verlichten. Onder zijn vleugels ontstond de hele schepping van de goden over de mensen tot het kleinste ongedierte. Zijn blik en oordeel raken elke verandering en alléén met zijn akkoord zal ze blijven bestaan. Al het kwade moet worden vernietigd en Praios-toorn is onverbiddelijk. Als de krachten van de orde van de wereld het kwade niet bestrijden, dan grijpt hij zelf in en verpletterd de smet die zich op het aangezicht van de wereld bevindt. Alle macht komt van de hemelen en boven de hemelen heerst Praios. De zin van het Leven: De wereld, zoals hij in den beginne ontstond, is goed en er is enorm veel wijsheid voor nodig om te zien waar hij nog kan worden verbeterd. De leiders van de wereld hebben deze wijsheid in pacht want zij zijn de uitverkorenen van Praios. Maar al wie zijn macht misbruikt, valt ten prooi aan Praios toorn. Want elk wezen heeft zijn plek in het goddelijke plan en zijn doen en laten zijn voorbestemd in Praios’ogen. Leven na de dood : Diegenen, die zuiver zijn in hart en ziel, zijn welgevallig in de ogen van Praios en hij neemt hun ziel tot zich zodat ze deel uitmaken van de gloed van de zon. Doch diegene die wordt verstoten door Praios, moet in de duisternis leven, smachtend naar zonlicht en verlamd van angst voor haar brandend uitzicht. Rondra, godin van storm en oorlog. Rondra, die vaak wordt vereerd als de gemalin van Praios, is de godin van de oorlog. Oorlogsgeweld en strijdkreten gaan bij haar boven alles. Als ze vol strijdlust en overmoed

18

haar zwaard uit de schede trekt en haar strijdkreet laat weergalmen, bliksemt het en donderslagen teisteren gelijktijdig de hemelen en men moet vrezen dat er weldra ergens een oorlog zal uitbarsten. Het dier dat aan Rondra wordt toegeschreven is de brullende leeuwin. Ze is de beschermgodin van alle strijders en vechters. De essentie van de godheid : Sedert de eerste grote ringen toen de goddelijke Los de reuzin Sumu overwon, bepaald de strijd het wereldgebeuren. Sindsdien heersten er bloedige vetes onder Sumu’s kinderen, zij het de nobele strijder van het licht of het kruipende ongedierte der duisternis. Het zwaard van Rondra is de reinigende kracht die de wereld van alle kwaad zuivert. De zin van het leven: De beproeving vindt men alléén tijdens de strijd. Het is de opdracht van alle mensen om hun best te doen het kwade te vernietigen. Men moet daarvoor géén krijger zijn. Met moed, vastberadenheid en bereidwilligheid op het beslissende moment voor de juiste zaak zijn leven in de weegschaal werpen is elkeen gegeven. Leven na de dood: De wereld begon met een strijd, en zij zal in een strijd eindigen. Daarom verzameld Rondra de geesten van de machtigste krijgers om zich heen opdat ze klaar zijn voor De Laatste Dag. Alléén door roem bekomt met onsterfelijkheid want een mens leeft zolang als dat men hem voor zijn daden prijst. Efferd, God van Water, Wind en Zeevaart. Efferd is de zee-en watergod. Vaak neemt hij de gestalte van een reusachtige dolfijn aan en op standbeelden wordt hij vaak afgebeeld als een mens met een dolfijnenstaart. Efferd is de beschermgod van de zeelui, de vissers en vele havensteden maar ook is hij de heer van de regen waardoor hij in dorre- en woestijngebieden vaak een grote verering ten deel valt. De essentie van de godheid: Water is het element van de eeuwigheid, dat heel de kosmos in tijd en ruimte vervuld. In den beginne verhief zich sumu, het land, vanuit het water en werd door los, de hemel, gedood. Sindsdien draagt het levende water het dode land op zijn schouders. Water drenkt de wortels van de planten, water stroomt over het land en geeft de dieren te drinken, water valt uit de hemel en besprenkeld de oogst van de mensen. Zonder water zou er géén land zijn, géén planten, géén dieren en géén mensen. Efferd is de god van het water. Zijn woord leidt de oceanen, zeeën, meren, rivieren en de regen. Zijn macht schept leven, onderhoudt het leven en neemt het leven. Efferd is zowel het leven als de eeuwigheid.

19

De zin van het leven: De mens maakt deel uit van de eeuwige cirkel van het water, de cirkel van geven en nemen. Hij bewerkt de velden waarop de regen valt en drijft zijn vee naar drinkplaatsen, hij vaart met zijn schepen op de rivieren en oogst de vruchten van de zee. Efferd kijkt naar de stroom van de wereld en het bevalt zijn goddelijke blik om de mensen als deel van zijn kringloop te zien. Bovendien wil hij dat ook de mensen deze kringloop behouden en bevorderen. Alléén de mens kan dode woestijn in een bloeiend landschap omvormen, alléén hij kan het water veilig doorheen sloten en kanalen leiden, slechts hij heeft de moed om de grote oceanen te bezeilen op zijn schepen. Daarom volgt het verloop van de wereld op dezelfde manier zoals het water een rivierbedding volgt. Leven na de dood : Zoals elke regendruppel eens de grond bereikt en elke rivier ooit ergens in de zee uitmondt, eindigt ook een mensenleven. Het einde van een vol leven is het opgaan in een grote zee, in de allesomvattende armen van Efferd. Alléén Efferd weet waar en wanneer een rivier in de eindeloze oceaan vloeit. Elke levende ziel, die op de zee verdrinkt, werd door Efferd persoonlijk opgepikt. Doch wee de zondaars, die hun bestemming verloochenden, die de wereld schade berokkenden en het leven bevochten…hun wacht hetzelfde lot als een rivier zonder monding : het langzaam wegkwijnen in de woestijn, zonder spoor, zonder enige hoop op redding. Travia, godin van het haardvuur en de gastvriendelijkheid. Travia, die wordt toegeschreven aan de wilde gans, wordt meestal als een ernstige moederlijke vrouw voorgesteld. Zij is de godin van het haardvuur, van de gastvriendelijkheid, de trouwe en de eeuwige liefde. Haar tempel is vaak klein en onopvallend maar ze zijn overal aanwezig. Meestal is Travia een bijzondere liefdevolle en milde godin maar ze zal godslastering nooit vergeven en alle overtreders met onverbiddelijke hardnekkigheid achtervolgen. Essentie van de godheid : In het begin der tijden was de Aarde leeg en sumu’s kinderen trokken rusteloos door de woestijn. Travia zag dit en gaf elk van hen een thuis en toevlucht. Want elk wezen, of het een dier, mens of godheid is, heeft een plek nodig waar hij zich veilig, geborgen en thuis voelt. Deze plek, het thuis, is heilig en het samenleven van alle wezens is gebaseerd op deze heiligheid. Heilig noemt men ook de plek waar een wezen in nood naartoe vlucht en het is ieders plicht om een vreemdeling gastvriendelijkheid en een plaats aan zijn open haard te schenken. De wet op de gastvriendelijkheid gebiedt ook elke gast om zijn gastheer te eren en zijn thuis niet te schaden. In het bijzonder is het gemeenschappelijke thuis van een familie zowat de huwelijksband, dat dierlijke, menselijke en goddelijke koppels met elkaar verbindt…een heiligdom waarin men het leven vindt en zich vernieuwt. De zin van het leven : Het is van primordiaal belang van elk levend wezen om voor zichzelf een thuis te maken en een levenspartner te zoeken en met hem het leven te delen. De ziele-vrede is alléén in de rust van een echt thuis terug te vinden. Leven na de dood : Een gelukkig thuis en een liefdevolle familie zijn banden die boven de dood staan. Het is voor Travia heel belangrijk dat de geesten der doden over de levenden waken, ze beschermen en ze begeleidden. Zonder liefde en een thuis te leven betekent er zonder te sterven en als rusteloze geest eeuwig rond te dolen zonder nut of doel maar als verschrikking voor elk wezen.

20

Boron, god van de dood, de slaap en de vergetelheid. Van Boron, god van de dood, bestaan er nauwelijks afbeeldingen of standbeelden die hem in een menselijke gestalte tonen. Meestal wordt het symbool van Boron, een raaf op een gebroken wiel, uit zwart marmer vervaardigd. Vaak ziet men de god als een mens met het hoofd van een raaf. De Boron-kulte is in vele steden verboden maar omdat Boron ook de god van de slaap en de vergetelheid is, bestaan er vele geheime sektes die hem aanbidden en samentroepen op verborgen plaatsen waar ze slaapkruid roken. De essentie van de godheid: In den Beginne, als de levende wezens, die van Los ontsprongen, de wereld betrokken, kenden ze géén leeftijd, géén slaap, géén vergetelheid en géén dood. De planten bloeiden, groeiden en woekerden totdat men de grond niet meer kon zien. De dieren vermenigvuldigden zich en vertrappelden met hun hoeven en poten de aarde en de rotsen. En de mensen zogen hun kinderen, die opgroeiden en op hun beurt wederom kinderen kregen en het werd overbevolkt. De geesten van de mensen deelden in hun eindeloze dagen ervaringen met elkaar en onder de druk van hun herinneringen waren ze nauwelijks nog in staat om na te denken. Het leven deinde enorm uit en overviel de wereld tot verstikking toe maar kon alsnog niet sterven. Dan sprak Boron één woord, en het woord was de dood. Doch Boron bevrijdde de mensen niet alléén van de vloek van onsterfelijkheid maar schonk hun ook de zoete dromen, waarmee ze de vermoeidheid van de vorige dagen konden verwerken en dingen vergeten zodat ze hun leed en pijn niet steeds met zich mee moesten dragen. De zin van het leven: Het leven is Ontstaan en Worden, maar zonder vergeten en einde mist het elke zin. Wie alle tijd van de wereld heeft, kent de waarde van Tijd niet. Een leven, dat alléén om zichzelf draait, gaat niet vooruit. De dood doorbreekt die routine en geeft het leven richting en doel, waaruit het symbool van Boron bestaat in het teken van een gebroken wiel. Leven na de dood: Zoals de priesters van Boron de doden naar hun laatste rustplaats begeleidden, zo leidt Boron zelf de geesten van de doden naar de eeuwigheid en bekommert zich om hun verder lot. Van tijd tot tijd laat hij Tsa bepaalde zielen terugkeren naar de wereld, zij het om hun oude leven opnieuw te laten leven, zij het een nieuw leven te beginnen. De meeste geesten echter schenkt Boron de genade van de vergetelheid, zodat alle vermoeidheid en levenslasten van hen afvallen. Hesinde, godin van de geleerdheid, de kunst en de magie. Het dier, dat naar Hesinde vernoemt is, is de slang en de godin wordt uitgebeeld als een vrouw die al bezwerend een slang naar de hemel verheft. Hesinde is de godin van de kunsten, wetenschap, magie en alchemie. Omdat ze alle dierlijke-en mensenoffers afkeurt en haar gunst alléén te winnen valt door edelstenen, kunstwerken of magische voorwerpen, zijn er in de tempels van Hesinde vaak reusachtige schatten verborgen. De essentie van de godin : in den beginne leefden alle kinderen van Sumus onder elkander, dieren alsook mensen, en er was géén enkel onderscheidt tussen hen. Ze volgden gewoonweg hun instinct en vreesden alles wat onbekend was. Dan openbaarde Hesinde zichzelf in de gedaante van een slang om de mensen aan te leren hoe ze met de krachten van de natuur om

21

moesten gaan en de wereld te vormen en te verrijken. Hesinde leerde hun spreken, schrijven en gaf hun inzicht in de essentie van de zes elementen en elke kracht, die deze elementen in evenwicht hielden. De zin van het leven : De wereld is begrensd qua uitdeining en inhoud. Zo kan men niets nieuw creeëren zonder het oude te vernietigen. De beste bewerker van edelstenen moet een natuurlijk volgroeid kristal vernietigen en wie een boek schrijft, moet perkament en inkt, die voordien vrij in de natuur lagen, binden. Slechts de menselijke geest weet of dit waarde biedt en ook voor hem is een bepaald inzicht hiervoor nodig. Het is de essentie van het verstand om zich te vormen en te ontwikkelen maar ook om na te denken en te onderzoeken zodat zijn manier van doen wijs en waardevol zou zijn. Leven na de dood: Zoals alle wereldse dingen kan ook de geest niet vernietigd maar slechts in staat van verandering gebracht worden. Hesinde is een grote kunstenares en haar doen is het pad dat van een kind een jonge persoon, een volwassene een grijsaard en van een stervende een vrije geest maakt die ondanks alle ketens van het leven hem doen streven naar harmonie met de krachten van de andere dimensies. Firun, god van de winter en de jacht Firuns dier is de ijsbeer en de godheid wordt ofwel voorgesteld in zijn berenpels, met een berenkop of als een grote ijsbeer. Firun is de godheid van de winter maar ook van de jacht. Alom wordt Ifirn, Firuns wondermooie sneeuwwitte dochter sterker aanbeden dan haar vader. De mensen bidden tot Ifirn als bemiddelares in de hoop dat zijn eigen dochter de grimmige god een beetje milder kan stemmen dan eender welke mensen. De essentie van de godheid: In de tijd na het allerprilste begin leefden de mensen zonder zorgen en problemen in een liefdevolle omgeving, omringd door een eeuwigdurende lente-sfeer. Rondra en Hesinde had hun aangeleerd hoe ze wapens voor de jacht moesten maken. Bossen en wouden waren vol van wild. Maar de mensen in hun hooghartigheid misbruikten de goddelijke gaven op gruwelijke wijze. Ze doodden zilverwezels met de duizenden om alléén maar hun tong op te eten. Ze staken de herten de ogen uit om daaruit nutteloze drankjes en zalfjes te maken en waarlijk het wordt nog veel erger. Firun aanschouwde dit vanop zijn troon in het hoge noorden en een diep verdriet vervulde zijn hart. In de gestalte van een ijsbeer trok hij naar de mensen en bracht de winter, de sneeuw en de vriezende ijskoude met zich mee om de schandelijke jagers en hun hulpeloze buit voor eeuwig met een wit lijkgewaad te bedekken. En het zou zover gekomen zijn indien Ifirn, Firuns dochter, haar vaders toorn niet een halt toegeroepen zou hebben. We hebben het aan haar te danken dat de ijskoude ons in het voorjaar weer verlaat en Firun zich om de goede jagers bekommert en de slechte bestraft. De zin van het leven: Een goede jager respecteert zijn buit en weet bovendien dat hij met haar onlosmakelijk verbonden is. De havik heeft duiven nodig om zich te voeden en de buffel heeft de wolf nodig opdat zijn nakomelingen het voedende weiland niet oversteken. Leven na de dood: In Firun’s velden komen jager en prooi mekaar weer tegen. Ze meten hun krachten tegen elkaar af in een eerlijk gevecht. Zo kunnen ze voortaan samen aan Firun’s altijd rijkelijk gevulde tafel eten. De slechte jager echter wordt door de poolvossen, de grijze wolven en de witte herten opgejaagd over de eindeloze weiden tot aan het einde der dagen.

22

Tsa, godin van de geboorte en de vernieuwing. De godin Tsa wordt toegeschreven aan de steeds vervellende hagedis want Tsa is de godin van de geboorte en de vernieuwing. Tsa is altijd jong en onbevangen naar alles wat nieuw is. Nieuw gestichte steden kiezen maar al te graag voor Tsa als beschermgodin en elke avonturier, die een totaal voor hem nieuwe bestemming opzoekt, zal zijn bede voor een welslagen aan deze godin richten. Een tijdlang waren de priesters van Tsa op verschrikkelijke wijze vervolgd omdat men van hen het geheim van de eeuwige jeugd, dat ze zouden hebben gevonden, wilden stelen. De essentie van de godheid: Nadat de schepping volbracht was en de mensen de geschenken van de goden in ontvangst hadden genomen, begon het tijdperk van de goddelijke orde, een tijd van rust. Doch velen zagen het meer als een tijdperk van stijfheid en verveling. Zo zag in elk geval Tsa het toch, de jongste van de twaalf. Als laatste telg voelde zij zich het meest verbonden met de schepping. Ze besliste dat de voortgang van de schepping nimmer mocht ophouden te bestaan. Want Tsa heeft plezier in alle leven en dingen, die ontstaan vanuit het oude naar het nieuwe, hetzij een bouwwerk dat groeit vanuit de ruïnes van oude muren, hetzij een nieuwe dierensoort. De zin van het leven: Wat is de betekenis van de notenschil, die oud en verlaten onder de boom ligt? Haar omhulsel en bescherming biedt zij aan het zaadje dat ze in zich draagt. Waarom verzamelen we oude schelpen en dan nog in de meest diverse kleuren. We planten beter de zaadjes en kijken er naar uit hoe er een nieuwe boom uitgroeit. Leven na de dood : De dood is slechts een drempel waar nieuw leven wacht. Elke oude geest kan in een nieuw leven veranderen en opnieuw geboren worden. Diegenen die het niet kunnen verdragen dat hun lichaam en geest van elkander worden gescheiden kan zijn hoop vestigen dat de godin hem laat terugkeren in zijn vorig leven. Phex, god der duisternis, dieven en de handelaars Deze god heeft een vos als dier toegewijd en dat spreekt reeds boekdelen over het karakter van Phex. ’s Nachts, als Praios hem niet kan zien, flitst hij als een donkere schaduw door de hemelen en spiedt naar een goede gelegenheid voor een overval want hoe kan het ook anders, Phex is de god der dieven. Natuurlijk wordt een Phex-tempel in een “beschaafde” stad niet getolereerd, noch zijn priesters binnen de stadsmuren maar de aanbidders van deze vos-kultus hebben een geheime ontmoetingsplaats gevonden. De essentie van de godheid: De sterren aan de hemelen lijken oneindig en talloos te zijn maar elkeen weet dat elke ster ergens op een dag als vallende ster vanuit de hemel neerstorten zal. Enorme kostbaarheden, vooral het Zwarte Oog, zijn ontstaan uit deze gevallen sterren. Het is niet meer dan eerlijk dat Phex, de bewaker van de nachtelijke hemelen, zijn verlangende blik over de kostbaarheden van de mensen laat glijden om iets anders in de plaats te vinden. Wat ook de onzichtbare handen van de god der dieven en zijn dienaren tot zich nemen wordt uiteindelijk gebruikt om de hemel terug te versieren. Al deze glinsterende lichtjes, die men aan de hemel ziet staan, zijn de trofeeën die Phex gestolen heeft om ervan te genieten totdat ze op één dag weer naar beneden vallen.

23

De zin van het leven: Er bestaan vele mooie dingen op de wereld en ze behoren diegene toe, die ze tot zich neemt. Alles wat de mensen doen is nemen, dit kan zijn de jager die het bos neemt, de boer die de grond neemt of de koning die de burgers neemt. Stelen is de grote kunst van het nemen en des te groter het gevaar, des te waardevoller de prijs, des te hoger is de kunst. Leven na de dood: Phex kan niet alléén dingen gebruiken om de hemel op te kalefateren. Ook de moedigste dieven, de slimste handelaars en de meest geraffineerde scharrelaars moeten op een dag sterven en voordat Praios’straffende hand hun geesten kan bereiken, heeft Phex ze al meegenomen en als glanzende lichtjes aan de hemel betoverd. Perraine, godin van de landbouw, de kruiden en de heelkunde In vroegere tijden geloofde men dat de ooievaar met zijn lange snavel zaadjes in de aarde begroef om zo voor de groei van planten en hun vermenigvuldiging te zorgen. Daarom heeft men dit dier gewijd aan de godin van de landbouw, de kruiden en de heelkunde : Perraine. Perraine geniet het meeste aanbidding in rurale gebieden en in dorpen. In steden zijn haar tempels niet zo vaak terug te vinden. Men kan er wel vaak een dolende Perraine gewijde tegen het lijf lopen, die tegen een offergave de zieken verzorgt. De essentie van de godheid: In het tijdperk na het ontstaan, hadden de goden de mensen al vele geschenken gegeven om ze op die manier boven alle dieren te stellen. Maar de mensen, die konden spreken, schrijven en wapens gebruiken, leefden niet beter als een wolf of een lynx. Net zoals deze joegen ze woest op alle eetbare diersoorten of aten dankbaar de zoete bessen van de ranken. Dan verscheen Perraine, die zich over de mensen wilde bekommeren. Ze leerden hen de giftige en onbruikbare planten te herkennen en deze op hun velden op te stellen als een slim plan. Ja, ze toonde de mensen wat kruiden meer in hun mars hebben dan alléén maar hongerige magen te vullen want Perraine houdt van de mensen en wil niet dat ze zich teveel belasten met ziektes en vermoeidheid. De zin van het leven: Net zoals Perraine moeten ook de mensen behoedzaam zijn voor het leven en hij moet zich zowel om de planten, dieren als de mensen bekommeren. Leven na de dood: Een gevuld leven vol goede daden is als een veld, gevuld met gewassen : een schat op zich. En Perraines verzorgende hand zal ook voor de geest van de overledenen zorgen. Ingerimm, god van het vuur en de handenarbeid. Ingerimm is de enige godheid die niet wordt gelinkt aan een dier. Zijn symbolen zijn de hamer en het aambeeld want Ingerimm is de god van de smederij. In een tempel van Ingerimm kan een strijder zijn wapens laten wijden en erin geloven dat zijn scherpte en houdbaarheid verhoogd wordt, net zoals de timmerman die zijn zaagmachine in het huis van de werkende god draagt. Ingerimm is ook de god van het oplaaiende vuur want men vertelt dat hij steeds weer de controle verliest over zijn eeuwig smidsevuur . Terwijl Ingerimm bij de mensen in vergelijking slechts een klein aanzien geniet is hij terzelfdertijd de belangrijkste (en meestal ook enige) dwergen-god.

24

De essentie van de godheid: Het vuur is het element van het leven. In den beginne was er alléén maar duisternis, vochtigheid, angst en levensloosheid. En als de mensen de wereld bevolkten, bevroren ze en hadden ze angst in de duisternis. Honger en vreemde wezens stonden hun na. Dan gaf Ingerimm hen het vuur waarmee ze zich konden verwarmen en licht in de duisternis bracht. En het vuur bereidde hun voedsel en verdreef hun vijanden. Ze schiepen in het vuur werktuigen om voedsel te sprokkelen en huizen te bouwen en waarmee ze wapens konden maken om hun vijanden te verslaan. Het vuur is de vriend van de mens, machtig en trots. Diegene die het niet respecteert, verbrandt zich maar wie er respect voor kan opbrengen, die zal erdoor geholpen worden. De zin van het leven: De wereld is niet gemaakt voor de mensen maar met behulp van het vuur kan de mens de wereld naar zijn wil vormen. Inzet en moed zijn noodzakelijk om de kunst onder de knie te krijgen die het vuur bedwingt en dienstbaar maakt maar zonder dit alles bestaat er in het leven alléén maar zwoegen en zweten. Leven na de dood: Het vuur, dat de mens tijdens zijn leven verwarmt en beschermd, zorgt ook voor hem na zijn dood. Het vuur verbrand het lichaam tot as, vernieuwt de bodem en draagt de ziel naar de hemel, waar vrijheid en geluk op hem wacht. Rahja, godin van de wijn, de roes en de liefde. Rahja is gewijd aan de merrie maar wordt zelf nooit als paard uitgebeeld. Ze komt voor als berijdster van een galopperend paard. Rahja is de godin van de vergiftiging en de lichamelijke liefde. Jonggehuwden staan onder haar bescherming maar ook koppels, die zonder huwelijksband elkander gevonden hebben. De Rahja-kultus is niet onomstreden maar heeft te maken met vele vooroordelen maar is er uitzonderlijk nog een stad te vinden waar er géén Rahja-tempel staat. De essentie van de Godheid: De geschiedenis van het ontstaan van alle levende wezens leert ons dat de tranen van Los paar-gewijs op het lichaam van Sumu vielen zodat er van elk levend wezen twee soorten ontstonden : schapen en rammen, muis en muizin, man en vrouw. En elk koppel wist dat ze tot elkaar behoorde; De één voelde zich tot de ander aangetrokken. Toen iedereen mekaar had gevonden, wisten ze echter niet wat ze met elkaar moesten aanvangen. En het was Rahja, de mooiste onder alle godinnen, die de wezens leerde welke toestand zich laat winnen voor welke gelegenheid en dat alle delen van een koppel gelijk zijn en toch zo verschillend. “De mens leeft niet van brood alléén!” – “Het werk is het zuivere water maar liefde is de zoete wijn” – “Diegene die nooit lacht, zal weldra wenen” – “Wat is het nut van alle inspanningen als men er géén plezier kan uithalen?” Al deze spreuken wijzen erop dat er vele goden zijn die zich om de mensen bekommeren maar alléén Rahja om datgene wat de mensen echt willen. De zin van het leven: Geniet van je leven, zolang je er nog bent want de goden zijn ijverzuchtig en gierig met de tijd van de mensen. De dood kan je beroven van je thuis, geld en bezittingen, van je kennis en macht. Maar de vreugde die je hebt gehad in je leven, kan niemand je nog afnemen. Leven na de dood: Wanneer iemand zijn leven ten volle leeft, zal het zich niet beklagen als het op zijn einde loopt.

25

De gewijden van de Twaalfgoden

Het is over het algemeen geweten dat elke religie profeten en priesters nodig heeft. Zo kan u bij de Moha’s en de Nivesen (zoals overigens ook bij de orken en de goblins) shamanen terugvinden die zich in de geestenwereld, en in het bijzonder met hun voorouders, voortbewegen. Het geloof van Rastullah heeft haar heilige mannen en het in Avonturië grootste verspreide geloof, de twaalfgodenkultus, heeft zijn priesters die de leer van de Twaalf verspreiden, de tempels uitbaten en in de naam van hun goden mirakels bewerkstelligen. Over deze laatste groep gaat dit hoofdstuk. Een rondtrekkende heldengroep komt bijna overal gewijden van de Twaalfgoden tegen, hetzij een priesteres van Perraine waar ze hun wonden laten verzorgen door het gebruik van geneeskrachtige kruiden, hetzij een dienaar van Efferd die ervoor zorgt dat het schip van de helden de storm doorstaat of zelfs een Boron-priester die zich bij de groep aansluit om godslasteringen op een veld met doden aan te klagen en desnoods te bestraffen. Zulke rondreizende priesters maken alleszins maar een heel klein deel uit van het Avonturijnse priesterschap. De meeste gewijden leven volgens een vast ritueel van gebeden, offer-ceremonieën en de alledaagse dienstverleningen aan de gewone man in hun tempels in steden en dorpen of in kloosters en kapelletjes, ver weg van de beschaving. Bijna alle gewijden zijn in hun hart Avonturijnen. Het kan weleens gebeuren dat een Nivese zijn geloof inruilt om priester te worden van de Twaalfgoden maar dit komt zo zelden voor als een Moha of Novadi die zich afkeert van zijn geloof in één god. Enkel en alléén dwergen zijn overal te zien als Ingerimm gelovigen maar toch vieren ze hun godsdienst diep in het centrum van de bergen en alzo is er over deze manier van aanbidding van de hoogste dwergen-god zeer weinig bekend. De beslissing om zijn leven aan een godheid te wijden, kan altijd gebeuren bij een avonturier doch het is normaal gezien zo dat de tweede geborene van een adellijke familie een loopbaan als priester uitoefent, evenzo zoals eenvoudige handarbeiders of boeren hun kinderen in hechtenis afgeven, >>waardoor ze iets leren en het later beter zullen hebben<<. Deze kinderen worden gedurende zes jaar in lezen en schrijven, in de religieuze leer, in het opstellen en voordragen van preken en nog veel meer onderwezen, waarbij de hoofdzakelijke dingen van godheid tot godheid sterk van elkaar kunnen verschillen. Aansluitend na deze zes jaren ondergaan ze het inwijdingsritueel, meestal de eerste dag na de god vernoemde maand. De toekomstige gewijden kunnen nu beslissen of ze hun carriére in de tempel willen voortzetten of dat ze al rondreizend hun geloof wensen te verspreiden doorheen Avonturië, en zo zijn er steeds weer priesters die de voorkeur geven aan een avontuurlijk leven boven dat van een plaatsgebonden gewijde in Neder-Goblin-land. De rol van een gewijde Gewijden zijn mensen die hun leven ten dienste stellen van hun godheid. De specifieke opleiding, het aanzien van het priesterschap en de macht om wonderen te verrichten trekken veel mensen aan om zich bij een kultus aan te sluiten. De goden hebben toch voor elkeen bepaalde voorwaarden gesteld waaraan de toekomstige gewijde moet voldoen zodat de

26

geloofwaardigheid van de religie behouden blijft. Zo moet bijvoorbeeld een priester van Praios over een hogere moed-score beschikken, alsook een hogere slimheid en een goede charisma en voor andere gewijden worden overeenkomstige voorwaarden verwacht. De Karma-energie Eens een persoon als gewijde wordt aanvaard en haar wijding vervolledigd werd, beschikt zij over een bijzonder zelfvertrouwen en een bepaalde aanzien bij haar god. Deze beide eigenschappen worden uitgedrukt in een Karma-score, die bij een dienaar van een godheid in het begin van het spel op 20 staat. Bij elke graadverhoging, mag hij met de 1 D6 dobbelen en het resultaat bij zijn basisscore toevoegen. Identiek aan het voorgaande mag hij zijn score verhogen als hij de aandacht van zijn godheid naar zich toe heeft getrokken door middel van een heldendaad of een opofferingsvolle aktie (bijvoorbeeld de overwinning op een priester van de Naamloze in een eervolle tweestrijd is zo’n aktie of de bouw van een tempel in “het land van de heidenen”). Gewijden verbruiken Karma-punten bij het verrichten van mirakels en bij het afsmeken van grote mirakels maar evenzo kunnen zij ook punten verliezen als ze gezondigd hebben, zoals bijvoorbeeld een tegenstrijdigheid met de inhoud van hun religie. Elke rondreizende gewijde zal vroeg of laat gedwongen zijn te zondigen en met name dan wanneer de plichtgetrouwe invulling van de goddelijke opdrachten voor hem een zekere ondergang zou betekenen. Nu, Avonturijnse goden verwachten niet van hun volgelingen dat ze zich onvoorwaardelijk opofferen. De dienaren van de goden kunnen tot op een zekere hoogte rekenen op hemelse barmhartigheid als ze zich gedwongen zien te zondigen, vooropgesteld dat het gebeuren daadwerkelijk onvermijdelijk bleek. Het is zeer goed mogelijk dat bovendien de meeste zonden niet door de goden bestraft worden. De twaalf zijn nu éénmaal ondoorgrondelijk. Zo zal het van de gewijden zelf afhangen of de band tussen de goden en hun aanbidders niet meer zo nauw is. Een zondige aanbidder denkt met wanhoop aan zijn godheid, het vertrouwen is weg. Deze vertrouwensband, dat ook de hoogste volgeling

Rondra volgeling Phes-volgeling Efferd-volgeling Travia Volgeling Praios-volgeling Boron Vogleling Firun-volgeling Ingerimm volgeling Tsa volgeling 0. Hesinde volgeling . Peraine volgeling

2. Rahja volgeling

1 2 3 4 5 6 7 8 9

10 11 12

27

28

29

niet koud laat, drukt zich uit in het dalen van de Karma-score. Nadat een gewijde gezondigd heeft, verliest hij zowat de helft van zijn nog aanwezige Karma-score. Aanbidders bekomen Karma-punten door hartstochtelijk bekeringswerk te doen zoals bijvoorbeeld de leer van hun godsdienst zeer strikt op te volgen. In punten vertaald zijn dit 1 D6 punten voor de bekering van een individu, 3 D6 punten voor de bekering van een groepje mensen en 5 D6 punten voor de bekering van een gans dorp naar zijn geloof. Als hij vroom door het leven gaat, moet hij maandelijks 1 D6 punten bijkrijgen. Hier heeft natuurlijk het rollen-spelende talent van de speler een grote invloed want zoals in heel veel situaties geldt hier ook de regel : rollenspel heeft prioriteit op het dobbelen! Een vurige prediker tegen de ketterij vraagt meer dan alléén maar een Talenten-proef op bekeren! Deze punten vergroten alléén de score op het moment zelf van de Karma-voorraad maar ze wijzigen niets bij de basiswaarde aan Karma-punten die de aanbidder niet overschrijden kan. Priesters kunnen géén karma-punten regenereren zoals tovervaardigen met hun astrale energie doen maar ze moeten hun zelfvertrouwen en aanzien steeds weer bewijzen. De wonderlijke communicatie. Alle ingewijden van de Twaalfgoden hebben de kans om met elkaar te communiceren over grote afstanden heen. Daartoe moeten ze een kalme plek opzoeken waar ze zich op diegene kunnen concentreren die ze een boodschap willen geven. Na zo’n 2 spelronden van opperste concentratie moeten ze een mirakelproef afleggen en als ze hierin lukken slagen ze erin contact te krijgen. De afstanden die hiermee kunnen worden overbrugd, zijn praktisch onbegrensd. De inspanning kost de gewijde 1 D6 aan levenspunten. De goden en hun gewijden. Hier worden de gewijden van al de Twaalfgoden voorgesteld waarbij men steeds de inspanning, de beperkingen en hun omschrijving aangaande de zin voor avontuur , omschreven kan vinden. Als Meester alsook speler kan u uit deze omschrijvingen, de lijst van wonderen en alsook aan de hand van het hoofdstuk van de goden zelf, een profiel samenstellen voor een bepaald priesterschap. We hebben de kenmerkende eigenschappen bewust wat vrijheid gegeven omdat we van mening zijn dat een te exacte omschrijving deze heldentypes in een té strak kleed zou steken en hun dat wonderbaarlijke, verrassende doch de charme die deze figuren hebben, ontnemen. Zo blijft het uiteindelijk voor elke speler een aparte invulling voor hun vrome held. Bij het spelen van hun gewijde en de ontmoetingen met andere goden-dienaren moet u wel voor ogen houden dat de Twaalfgoden deel uitmaken van het Pantheon en, vaak op een morrende wijze, ook samenwerken. Hetzelfde geldt voor hun aanbidders.

30

De gewijden van Praios : De aardse dienaars van de machtigste Avonturijnse godheid zijn gemakkelijk te herkennen aan hun rood-gouden mantel en hun trotse optreden dat door tegenstanders vaak wordt bestempeld als arrogant en heerszuchtig. Eigen aan de Praios-leer zien zij toverij als een ketterachtige poging om de macht van de goden in twijfel te trekken en daarmee verwerpt die gemeenschap van het licht het gebruik van magie in elke vorm. Ten gevolge hiervan staan Praios-volgelingen zeer afwijzend tot in het vijandige toe tegenover toverkundige personen en slechts in uiterste nood zal een gewijde denken aan een mogelijke samenwerking met een magie-begaafde persoon, dan nog maar te zwijgen om zich te binden aan een rondtrekkende magiër. Men kan een Praios-gewijde slechts buiten hun tempels vinden als het gaat om misdaden, ketterijen en zwart-magische toestanden te bestraffen. Zo machtig als de wonderen van de zonnegod zijn en zo onverbiddelijk de aanspraak op heerschappij door de kerk, zo onverbiddelijk zijn de voorwaarden voor de gewijden : ze mogen in géén enkele situatie een onwaar woord spreken, ze mogen géén enkel bevel opvolgen behalve die van hun godheid en ze mogen zichzelf niet verbergen maar hun eventuele tegenstanders openlijk tegemoet treden. De gewijden van Rondra: De federale regering van het zwaard, de aanbidders van de godin van de oorlog en van de stormen laat veel meer uitschijnen van een leger of een ridderorde als van een geloofsgemeenschap. Hiertoe lenend is ook de klederdracht van hun gewijden : een kettinghemd en een zwaard zijn kenmerkend voor een echte Rondra priester en vaak hebben ze ook nog een witte wapenrok die versiert is met een rode leeuwin over hun kettinghemd getrokken. Rondra’s tempels omvatten ook kastelen en forten waarin ze hun erediensten opvoeren en rondreizende gewijden die vaak op een bekeringscampagne zijn met zwaard en vuur of op weg naar een eervol duel zijn voornamelijk bekend om hun trots, hun onbuigzaamheid, hun starheid en hun prikkelbaarheid aangaande hun eergevoel. Onder de priesters en priesteressen is het een vaste waarde om nooit een uitdaging uit de weg te gaan en elke laster jegens hun godin of geloofsgemeenschap te wreken. Krijgers of soldaten zullen ze in dit opzicht vol verachting aankijken maar wel uit de weg gaan, ondanks de evenzo strenge ere-codex van deze strijders. De gewijden van Efferd: Vaak en graag geziene personen zijn de priesters van de zeegod, de heer van al de wateren. Aan alle kuststroken en vloedlopen van Avonturië, maar ook in het binnenland en zelfs in de oases van de woestijnen vindt men de blauwgroen geklede gewijden van Het Broederschap van Wind en Golven. In hun meerkleurige kapmantels is vaak een ingewikkeld schaalpatroon ingeweven en de kragen of gordels van hogere ingewijden zijn vaak versierd met schildpadschild of parels. Jawel hoor, zelf mantels die vervaardigd zijn uit de huid van gevreesde zeeslangen werden reeds opgemerkt.

31

Net zoals de wind of de zee zijn ook de gewijden van Efferd moeilijk te doorgronden of hun daden o zo onvoorspelbaar. De gewoonlijk rustige en vreedzame priesters lijken bij enkele situaties humeurig en grillig voor de dag te komen, zonder dat een gewone sterveling de reden weet van hun veranderlijke stemming. Gewijden van Efferd mijden open vuur. Ze steken géén vuur aan en dulden in hun tempels ook géén open licht. Dientengevolge verlichten en verwarmen ze hun hallen met gloeiende en lichtgevende stenen en ze zijn het gewoon om koude en eenvoudige voeding te consumeren. Het heilige dier voor Efferd is de dolfijn en een priester zal onder alle omstandigheden proberen te verhinderen dat zulk een dier gewond of gedood wordt. De gewijden van Travia: De in geel-oranje-achtige golvende mantels geklede volgelingen van de godin van het vuur komen zeer zelden uit hun tempels en het is nog zeldzamer dat er eentje op avontuur vertrekt. Als ze dit laatste toch doen, is het kleinste vuur, dat symbool staat voor de godin, hun heilig en ze zullen elkeen, die hun erom vraagt, gastvrijheid aanbieden. Dit gaat zelfs zover dat een Travia-volgeling een vijand, die zich overgeeft, beschermd tegen de wraak van zijn wapenbroeders. Hun open en warme verhouden zal elke gast verblijden. Als er echter iemand zou proberen misbruik te maken van hun goedaardigheid door de erecode van de gastvriendelijkheid te misbruiken of zelfs het kampvuur te ontwijdden en dat hij een misdaad begaat in hun nabijheid, dan zal de volgeling met gebalde vuist de toorn van Travia over het hoofd van de zondaar uitroepen en bij alle Twaalf, hij zal dat ook werkelijk doen! Ganzen, in het bijzonder de wilde gans stelt het heilige dier van Travia voor. Terwijl andere volgelingen het heilige dier van hun godheid nooit aanraakten tenzij voor offergaven, beschermen Travia-volgelingen de ganzen van de tempel met hun leven. De gewijden van Boron: Veel Avonturiers maken het teken van het gebroken wiel – symbool van de dood en vergankelijkheid – als een priester van de doden-god in zijn typische diepzwarte mantel op de straat zien gaan want meestal betekent dit dat een bekende of een verwante werd teruggeroepen naar de hallen van Boron. Het is zeldzaam dat Boron-priesters voor iets anders onderweg zijn dan voor een begrafenis van een overledene. Alléén als een kerkhof werd ontwijdt of als een duistere magiër met behulp van on-doden ganse gemeenschappen in angst en ontsteltenis drenkt, vindt u deze volgelingen bereidwillig genoeg om hun vaak onderaardse tempels te verlaten. Terwijl een dienaar van Boron vaak in staat is de kleinste emoties te herkennen, is het omgekeerde niet evenzo. De gesloten aanbidders lijken totaal géén gevoelens te kennen en daar ze op grond van hun gelofte slechts de allernoodzakelijkste dingen zullen zeggen omdat ze zich gebonden hebben aan de zwijgplicht, worden ze door normale sterfelijken gemeden als de pest.

32

De gewijden van Hesinde: De geel-groene mantels van de Hesinde priesters dienen als teken van eer, maar eigenlijk beeldden ze de stand en de rijkdom uit want de aanbidders zijn de beschermers en verspreiders van alle Avonturijnse kennis en alzo doen vele Hesinde tempels dienst als school of bibliotheek. De priesteressen en priesters van de godin trekken veelal door de landelijke gebieden om nieuwe kennis te verzamelen, oude wijsheden opnieuw te ontdekken en cultuur en onderwijs aan te bieden. Derhalve zijn deze wijsgierige onder alle Avonturijnen ook graag geziene gidsen tijdens expedities in onontdekte landen of in oude ruïnes. Er kunnen problemen de kop opsteken als er achtergelaten magische voorwerpen opduiken of als een aanbidder van mening is dat een magisch voorwerp niet gebruikt wordt ten dienst van Hesinde. Het is namelijk hun opdracht om elk voorwerp op te sporen en naar de tempel te brengen. De gewijden van Firun: De god van de winter en de jacht is zoals het hem toegewijde seizoen : hard en onbuigzaam – dus het is géén wonder dat de Firun-priesters vaak ernstige en volledig humorloze mannen en vrouwen zijn, eenzame gesloten buitenmensen of sporenzoekers die voor niets terugdeinzen. Meestal gaan ze gekleed in het wit of ijsblauw of in het vel van een ijsbeer die ze zelf gedood hebben. Firun-gewijden treft men zelden aan in menselijke nederzettingen. Ze geven de voorkeur aan het eenzame leven in de dichte wouden en de verre steppen van Noord-Avonturië, ver weg van het lawaai van de steden. Hierdoor zijn zij zoals géén ander aangepast aan het leven in de wildernis waar ze hun krachten en vaardigheden meten met die van de natuur en de wilde dieren – het zijn de stille aanbidders van de heer van de winter. Het is hun taak ver weg te blijven van alle bulderende gelach en dwaasheden, ernstig te blijven in elke situatie en de mettertijd aangeleerde zelfdiscipline te behouden. De gewijden van Tsa: Regenboogkleurige kappen of mantels zijn het teken van Tsa’s priesters, de godin van de geboorte en de vernieuwing. Hun gedrag wordt beïnvloedt door de vervolging, waarmee hun gewijden geteisterd worden doordat men geloofde dat ze het geheim van de eeuwige jeugd bezaten en dat ze predikten dat niets duurt en steeds aan vernieuwing wordt onderworpen, een leer die géén enkele wereldse heerser welgevallig is… De aanbidders van Tsa zijn vaak onderweg omdat er niet veel tempels van de godin bestaan maar ook omdat ondernemingen zoals lange reizen of oprichters van steden graag de bescherming van Tsa genieten. De regenbooghagedissen, zoals men de aanbidders noemt door hun kleding en dat ook het symbolisch dier hun Godin voorstelt, behouden zich het recht voor om niemand, mens noch dier, het leven te ontnemen, ook in situaties waarbij een >>praktisch ingestelde held<< reeds lang naar zijn wapen zou gegrepen hebben.

33

De gewijden van Phex: De god der dieven en handelaars wordt in Avonturië – speciaal in het Middelrijk – stiekem vereert maar is thans de meest bekende en geliefkoosde onder de Twaalf. Het is zeer moeilijk om een gewijde van Phex te herkennen omdat ze in tegenstelling tot alle andere priesters, géén enkel herkenbaar officieel gewaad hebben en ten hoogste een broche in de vorm van een vos of een verdoken tattoo van dit dier kan worden teruggevonden als men hen nader gaat onderzoeken. (Maar het is niet zo dat iedereen, die deze voorwerpen heeft, daadwerkelijk ook een volgeling van Phex is omdat vele Avonturijnen zulke voorwerpen bezitten daar dit geluks-voorwerpen uitbeeldden.) Een priester of priesteres van de godheid zal zich zelden kenbaar maken. Alléén door een goede mensenkennis kan men een lepe landloper of handelaar als gewijde van Phex identificeren. Afhankelijk van de stand van de maan, maar dit blijkt gecompliceerd te zijn, is het hun taak niets te doen zonder tegenprestatie en nooit een gelegenheid te laten passeren zonder een voordeel eruit te halen. (Vele gebeden aan Phex zullen voor buitenstaanders als iets kwaadaardigs in de oren klinken …) De gewijden van Peraine: Als er ergens in een afgelegen gehucht een tempel of een schrijn van de Twaalfgoden te bespeuren valt, gaat het meestal om een plek die gewijd is aan de godin van de geneeskunde en de vruchtbaarheid. De priesters van de godin genieten bij de plaatselijke bevolking van een buitengewoon hoog aanzien, zowel als bij het inzegenen van de oogst alsook de duurzaamheid van de gewassen. Ze staan erom bekend eenmaal dat, als ze zich ergens vestigen, deze plek ook zelden te verlaten. Als Perraine-gelovigen over het platteland trekken, dan zijn ze meestal wel op zoek naar zeldzame geneeskrachtige kruiden als rondreizende genezers of ze zijn op zoek naar een plek waar ze zich kunnen vestigen. De gewijden zijn overal geliefd omwille van hun hulpvaardigheid dat alle welwillende levende wezens door hun godin worden aanvaard. Dit kan men toeschrijven aan het feit dat het hun opdracht is elke zieke of verdwenen persoon hulp te bieden, zij het een mens, elf, dwerg, ork maar ook slechts een mank paard. De gewijden van Ingerimm: God van het vuur en de aarde, de belangrijkste god van de dwergen is voor de mensen ook de heer van het handwerk en in het bijzonder de kunst van het smeden. Terwijl de volgelingen onder de dwergen hem prijzen om zijn macht als heer van de vulkanen, als schepper van de edele- en bruikbare metalen en waker van hun volk, wordt hij door de menselijke volgelingen veeleer geprezen om zijn bekwaamheden als meestersmid en voortreffelijke handwerker. Het is moeilijk om wat over deze priesters te vertellen. Menselijke volgelingen zijn voornamelijk zeer ernstig en geconcentreerd zoals iemand die zich verdiept heeft in zijn

34

handwerk terwijl de dwergen de specialiteiten van hun volk verbinden met Ingerimms karakter : zo koppig en hard als een rots en met de woede van een uitbarstende vulkaan. De gewijden zijn vaak onderweg, hetzij om meesterlijke handwerken in te wijden of te verwerven die zij dan als offer aan hun god schenken, hetzij – vaak gezien bij menselijke priesters van de smidse-god – bij de inwijding van een gezel, met Ingerimms zegen over het toekomstige werk van de gilde te spreken. Of het nu een mens of dwerg betreft, priesters van Ingerimm zijn altijd volledig gekleed in lederdracht en hebben steeds een lantaarn bij zich. Dit gebruik komt voor uit het feit dat ze steeds een vlam met zich mee moeten dragen en géén enkel vuur onbetwist laten doven. De gewijden van Rahja: Zelden aangetroffen buiten hun tempels stellen de in vurig rood ge-of beter ontkleedde priesteressen en priesters van deze godin van de lust en de extase een bron van vreugde voor de meeste avonturijnen. Een bezoek aan een tempel van Rahja biedt – zij het een korte – afleiding van alle zorgen en bekommernissen van het dagelijks leven. Er is nauwelijks een reden waarom de Rahja’s priesters de veiligheid van de stad en hun tempels zouden verlaten want ze komen veel geheimen aan de weet van hun gelovigen. Onder de landelijke bevolking van de Travia-leer worden ze vaak als de betere prostitutie aanschouwd maar hun vriendelijk en openhartig optreden, hun vele wetenswaardigheden en hun innerlijke rust bewijst het tegendeel van de eerste – en foute – indruk. Rahja-volgelingen moeten in het normale leven steeds de kalmte bewaren. Ze moeten elke persoon met vriendelijkheid tegemoet treden en mogen niemand uitdagen of oorlog voeren. Deze ernst en bewustzijn in al hun daden leent zich ertoe de heilige extase intensiever te ondervinden.

35

De gewijden in het begin van het spel

Vereisten : Volgelingen van

Praios Rondra Efferd Travia Boron Hesinde Firun Tsa Phex Peraine Ingerimm Rahja MO13 MO 12 SL 12 SL 12 MO 11 SL 13 MO 12 SL 12 SL 12 SL 12 SL 12 SL 11 SL 12 CH 12 CH 12 CH 13 SL 13 CH 12 SL 12 CH 12 CH 11 CH 13 BE 12 CH 13 CH 12 BE 11 BE 11 BE 11 DA<4 BG<4 LK 12 BE 12 BE 13 BE 11 LK 12 BE 12

Beperkingen: De eigenschappen van de gewijden vindt u in de daartoe bijhorende omschrijving. De meeste priesters gebruiken één-handswapens tot 1 D6+3 TP en zijn niet gewoon om wapenrustingen te dragen. Lederen wapenrusting, kettinghemden of een schubben-pantser zijn zo hinderlijk alsof ze een uitrusting zouden dragen waarvan de BW 1 hoger is dan voorzien. Uitgezonderd hierbij zijn de Rondra-gewijden, die alle wapens buiten de “eerloze” kruisboog en alle uitrustingen buiten een ridder-uitrusting kunnen gebruiken, waarbij ze niet extra worden gehinderd en de Firun-volgeling mag ook de pijl en boog gebruiken. Levensenergie : 30 Karmaenergie : 20 Lichaamsgrootte : 1,58m + 2 D20 + 1 D6 (161-204cm) Gewicht : Grootte – 110 = kg (x 40 oncen) Kledij en Wapens : Ook in hun normaal leven kleden gewijden zich op zo’n manier, dat ze als priesters van hun god of godin te herkennen zijn (zie boven voor de typische klederdracht van volgelingen). Kwaliteit en ontwerp van de kledij zijn vaak heel verschillend, afhankelijk van de positie de priester bekleedt binnen zijn religie. Buiten de Rondra gewijden worden er zeer weinig wapens gedragen en die enkele wapens zijn dan nog vooral aan het karakter van hun god aangepast. Zo prefereren Praios-gewijden de zonne-scepter (een lichte strijdknots met 1 D6+3 TP), de dienaars van Rondra een zwaard, Efferd priesters een speer of drietand, Boron-Phex of Rahja gewijden een zware dolk, de Hesinde en Peraine priesters de gevechtsstaf, Firun-aanhangers gebruiken pijl en boog, de Ingerimm-gewijden een smeedhamer (is ook een ritueel instrument) terwijl de dienaars van Travia en Tsa wapen-loos rondtrekken. Herkomst, Vermogen

Worp met de D20 1 2-3 4-9 10-16 17-18 19 20 Ouderlijke familie

Onbekend Boeren Handwerkers gewijden Rijke Kooplui Hoog gewijde Adel

Startkapitaal 1 D20 S 1 D20 S 1 D6 D 1 D6+3 D 2 D20 D 3 D20 D 5 D20 D

36

Haarkleur

Worp met de D20 1-5 6-7 8-11 12-15 16-17 18-19 20 Haarkleur zwart donkerbruin bruin donkerblond middelblond felblond Wit-blond

De talenten van de gewijden Hoeveel een gewijde ook voor zijn godheid betekent maakt niet uit want zoals alle andere stervelingen zal hij bij de meeste problemen des levens op zichzelf aangewezen zijn. Om een bepaalde moeilijke taak te vervullen zoals bijvoorbeeld het herkennen van een plantensoort of het ompraten van een stadswacht, zullen ze nooit op de hulp van de goden moeten rekenen. Of zij slagen in hun beproevingen hangt totaal van de eigenschappen en talenten van de gewijde zelf af. Dit betekent: de speler van de gewijde moet om de nodige talentproeven dobbelen (hoe zulke talentproeven worden uitgevoerd, zou in tussentijd reeds moeten geweten zijn uit de boeken De helden van het Oog des Meesters en De magie van het Oog des Meesters). Zoals alle andere heldentypes hebben ook de gewijden bij aanvang van hun avontuurlijke loopbaan specifieke sterke uitmuntende talenten. De juiste scores kan u in de onderstaande tabel terugvinden. Dit overzicht is alléén bedoeld voor helden, die hun avontuurlijk leven als gewijde starten. Voor spelfiguren die in een later stadium beslissen een carrière als priester in te slaan, gelden heel andere voorwaarden. Alle gewijden hebben het recht op 25 pogingen om hun talenten te verhogen bij elke nieuwe graad die ze bereiken. De verhoging van de talent-scores kan u eveneens terugvinden in het boek De helden van het Oog des Meesters. Gewijden moeten zich in elk geval houden aan de opgelegde regels van hun geloof betreffende de verhoging van de talenten en eveneens twee pogingen van de 25 gebruiken om de score van hun talent aangaande >>bekering<< te verhogen. De tabel der talenten

Gewijde van Talent PRA RON EFF TRA BOR HES FIR TSA PFE PER ING RAH Boksen 0 3 2 0 1 0 2 2 2 1 1 2 Worstelen 0 1 2 0 1 1 2 3 3 1 2 2 Hruruzat -7 -7 -7 -7 -7 -7 -7 -5 -6 -7 -7 -6 Bijl -3 1 -4 -3 -3 -4 -4 -4 -4 -4 1 -4 Slagwapens, scherp -2 3 0 -2 -2 -4 -2 -4 -4 -2 2 -2 Slagwapens, stomp 3 2 0 0 2 1 0 0 2 0 2 0 Zwaarden 1 6 -2 -4 1 1 -4 -4 -2 -3 -2 -3 Steekwapens 0 1 3 0 2 1 2 -2 2 0 -1 1 Schietwapens -2 1 -4 -4 -2 -1 5 -4 -2 -3 -3 -4 Werpwapens 2 0 3 0 -2 -3 3 -4 0 -3 -3 1

37

Gewijde van Talent PRA RON EFF TRA BOR HES FIR TSA PFE PER ING RAH Spoorzoeken -4 -1 -4 -3 -4 -3 4 -3 -5 -2 -4 -5 Opstellen van vallen -4 -3 -4 -3 -4 -3 2 -4 -5 -2 -4 -5 Vissen -3 -2 4 0 -3 -3 3 -2 -2 1 -3 -4 Vastbinden/losmaken -3 -1 3 -3 -3 -2 -1 -1 3 -3 -1 3 Gevaren-instinct 0 1 1 -1 1 1 2 2 3 0 0 1 Plantenkunde 0 -2 0 2 3 4 2 4 -1 6 -2 2 Oriëntering 2 1 4 0 1 1 3 0 1 1 1 0 Dierkunde -1 0 1 1 -2 0 3 0 -2 0 -3 -2 Weersvoorspelling 3 -2 5 -1 0 0 3 0 -4 -1 -3 -4 Leven i/d wildernis -4 1 -1 -2 -4 -4 4 -2 -4 2 -2 -4 Acrobatiek 0 1 0 -1 -1 0 -1 0 1 0 -1 1 Vliegen 0 -2 -2 -2 -2 -1 -2 -1 0 -1 -2 -1 Klimmen 1 0 1 0 0 1 1 0 3 0 0 0 Rijden 3 5 0 1 1 1 1 2 1 1 1 1 Roeien/Zeilen 0 0 4 0 1 -1 1 1 -2 1 0 -1 Sluipen -1 -1 -1 0 2 0 2 2 4 0 0 2 Zwemmen 1 2 4 1 0 0 2 1 0 1 0 1 Zich verstoppen -3 -3 0 1 0 0 1 2 3 0 0 2 Zintuigen 2 1 2 1 2 4 4 1 2 1 2 3 Springen 1 2 2 0 0 0 1 0 1 0 0 1 Africhten 0 -1 -2 1 -3 -3 0 -2 -3 -3 -4 -4 Alchemie -2 -4 -4 -3 3 5 -4 2 0 3 2 1 Bekeren 7 2 3 7 1 2 1 4 3 2 3 5 Mijnbouw -7 -7 -7 -7 -5 -4 -7 -7 -7 -7 2 -7 Bedriegen 1 0 0 1 -3 0 -2 0 2 0 0 5 Boog maken 0 0 -2 -2 -2 -1 3 -3 -5 -3 2 -5 Voertuigen besturen 4 3 0 -1 0 1 2 -1 1 -1 0 -1 Vals spelen -7 -2 -1 -5 -2 -2 -4 -4 3 -4 -2 2 Afdingen 0 -1 -1 0 -2 0 -2 -1 4 -1 2 1 Straatkennis -2 -1 -1 0 0 0 -3 2 4 0 1 2 Geluksspel -2 2 1 -2 2 2 -1 -1 5 -1 2 4 Heelkunde, Gif 4 -1 1 2 3 4 2 4 1 4 2 3 Heelkunde, Ziekte 3 0 1 4 2 4 2 4 0 6 -1 1 Heelkunde, Ziel 0 -3 0 5 4 1 -3 4 2 3 -1 5 Heelkunde, Wonde 1 2 2 2 0 1 3 6 3 4 3 1 Houtbewerking 0 -1 1 1 1 0 1 -1 0 -1 3 -1 Koken 1 0 1 6 1 2 0 0 0 3 0 1 Lezen/Schrijven 5 4 4 4 5 6 4 4 4 4 5 4 Africhten 0 -1 -2 1 -3 -3 0 -2 -3 -3 -4 -4 Alchemie -2 -4 -4 -3 3 5 -4 2 0 3 2 1 Bekeren 7 2 3 7 1 2 1 4 3 2 3 5 Mijnbouw -7 -7 -7 -7 -5 -4 -7 -7 -7 -7 2 -7 Bedriegen 1 0 0 1 -3 0 -2 0 2 0 0 5 Boog maken 0 0 -2 -2 -2 -1 3 -3 -5 -3 2 -5 Voertuigen besturen 4 3 0 -1 0 1 2 -1 1 -1 0 -1 Vals spelen -7 -2 -1 -5 -2 -2 -4 -4 3 -4 -2 2 Afdingen 0 -1 -1 0 -2 0 -2 -1 4 -1 2 1 Straatkennis -2 -1 -1 0 0 0 -3 2 4 0 1 2

38

Gewijde van Talent PRA RON EFF TRA BOR HES FIR TSA PFE PER ING RAH Geluksspel -2 2 1 -2 2 2 -1 -1 5 -1 2 4 Heelkunde, Gif 4 -1 1 2 3 4 2 4 1 4 2 3 Heelkunde, Ziekte 3 0 1 4 2 4 2 4 0 6 -1 1 Heelkunde, Ziel 0 -3 0 5 4 1 -3 4 2 3 -1 5 Heelkunde, Wonde 1 2 2 2 0 1 3 6 3 4 3 1 Houtbewerking 0 -1 1 1 1 0 1 -1 0 -1 3 -1 Koken 1 0 1 6 1 2 0 0 0 3 0 1 Lezen/Schrijven 5 4 4 4 5 6 4 4 4 4 5 4 Liegen -7 -3 0 -3 -2 0 -2 1 4 0 0 2 Schilderen/tekenen 0 0 0 0 1 1 0 0 0 0 2 2 Mechanica 0 1 0 0 1 3 1 0 1 0 4 0 Mensenkennis 1 0 2 5 6 0 -1 0 3 0 0 4 Musiceren 1 2 1 2 1 1 0 1 1 1 0 4 Toekomst voorspellen 3 1 1 1 3 1 2 3 0 1 0 1 Rekenen 3 1 2 2 2 5 2 2 3 2 5 2 Wapenrustingen maken

-1 3 -4 -4 -4 -2 -1 -4 -4 -4 2 -4

Waarderen 0 0 0 2 0 2 -1 1 3 0 3 2 Zich verkleden -4 -2 -1 0 -1 0 -2 2 3 -1 -1 4 Talenkennis 4 2 3 3 3 6 1 2 3 2 2 2 Dansen 1 0 1 2 0 0 -1 1 1 1 -1 5 Zakkenrollerij -7 -2 -3 -4 -4 -3 -4 -3 1 -4 -3 0 Wapens smeden -3 1 -4 -6 -4 -5 -3 -7 -5 -5 2 -6 Drinken 0 3 1 5 1 0 0 0 1 0 2 4 Dwergenneus 1 -1 -1 -1 0 1 -2 -1 2 -1 2 0

Wijding wie wijding toekomt

Omwisseling van een ander heldentype naar een gewijde Er zijn veel mensen die dromen van macht maar het is slechts voor weinigen weggelegd. Omdat niemand iets kan veranderen aan zijn afkomst is het onmogelijk voor strijders, zwervers, handelaars en al de andere toverkundige types om het pad van een magiër, druïde of heks te bewandelen. De enige kans om bepaalde dingen te doen die voor de gewone mens een mysterie blijven, is ten dienste staan van een godheid. Het streven naar macht, dat een held leidt om een loopbaan als volgeling of een bepalende gebeurtenis, een visioen en zelfs, ja, een ingrijpen van de godheid zelve is helemaal niet verboden. Doch jammer genoeg beschouwen de religies van de Twaalfgoden een diepe vroomheid niet als dwingende reden om een persoon tot priester te wijden. De discipel moet natuurlijk aan bepaalde vereisten voldoen want men wil tenslotte succesvolle verkondigers voor het geloof aantrekken. Als deze voorwaarden niet blijken vervuld te zijn, dan kan de held nog altijd als een eenvoudige monnik of een lekenpredikant (beide zonder de mogelijkheid om wonderen uit te voeren) worden en op deze manier het geloof dienen.

39

De voorwaarden voor de intrede van een volwassen held als discipel verschillen van geloof tot geloof en wijken natuurlijk af van de basis-scores van een volgeling die reeds van kleins af aan de loopbaan van dienaar der goden bewandelde:

Godheid Praios Rondra Efferd Travia Boron Hesinde Firun Tsa Phex Peraine Ingerimm Rahja

Voor- waarde

MO 14 SL 13 CH 12

MO 13 CH 13 BE 12 LK 12

SL 13 CH 13 BE 13

SL 13 CH 14 BE 12

MO 13 SL 14 DA <4

SL 14 CH 13 BE 12 BG <4

MO13 SL 13 BE 12 LK 12

MO12 SL 12 CH 14 BE 12

MO11 SL 13 CH 13 BE 13

SL 13 CH 13 BE 13

SL 13 BE 14 LK 12

SL 12 CH14 BE 13

Eens als een held aanvaard is als een discipel, dan wordt hij kort maar intensief onderwezen in de bekwaamheden en vaardigheden van een gewijde – men neemt aan dat het karakter reeds de belangrijkste vaardigheden om te overleven bezit – zoals de rites en ceremonies van de desbetreffende religie. Speltechnisch gezien worden deze wijzigingen bij de volgende graad-verhoging van de held doorgevoerd. Vanaf dan zal hij de onderstaande aanpassingen voor zijn talentwaardes verkrijgen maar hij moet echter afzien van eender welke andere talentenverhogingen bij deze graadverhoging. Tijdens de wijding ontvangt hij dan ook 12 karmapunten en mag zich voortaan een volgeling noemen. Praios bekering +3, voertuig besturen +2, lezen/schrijven +2, talenkennis +1 Rondra zwaarden +1, rijden +2, voertuig besturen +1, lezen/schrijven +1,

wapenrustingen maken +2, drinken +1 Efferd oriëntatie +2, weersvoorspelling +2, roeien/zeilen +1, zwemmen +2,

lezen/schrijven +1 Travia bekeren +2, heelkunde voor de ziel +2, koken +2, mensenkennis +2 Boron alchemie +1, heelkunde voor gif +1, lezen/schrijven +2, mensenkennis +3,

voorspellingen +1 Hesinde plantkunde +1, zintuigen +1, alchemie +3, lezen/schrijven +2, rekenen +1 Firun schietwapens +1, spoorzoeken +2, valstrikken zetten +2, dierkunde +1,

wildernis leven +2 Tsa plantkunde +1, bekeren +1, alle heel-talenten +1, lezen/schrijven +1 Phex gevareninstinct +1, sluipen +1, afdingen +2, geografie +2, waarderen +2 Peraine plantkunde +2, heelkunde voor gif +2, heelkunde voor ziektes +3, alchemie +1 Ingerimm mijnbouw +1, bogen maken +1, houtbewerking +1, lezen/schrijven +1,

mechanica +2, rekenen +1, wapens smeden +1 Rahja bekeren +1, bedriegen +2, geografie +1, musiceren +1, zich vermommen +1,

dansen +2 Vanaf de volgende graadverhoging moet de held proberen om zijn talentenscores te verbeteren op die punten waar hij nog niet de basiswaarde van een gewijde bezit (zie de tabel talenten in het begin van het spel). Als het karakter in de toekomst rondreist als gewijde, zal hij natuurlijk van bepaalde talenten géén gebruik meer maken (zo hebben bijvoorbeeld de

40

vingers van een gewijde van Praios niets meer te zoeken in de buidel van vreemde mensen) en alzo langzaam maar zeker zal dit talent door gebrek aan oefening zijn score zien dalen. Bij deze “atypische” talenten dobbelt hij bij elke nieuwe graad met de 2 D6. Wanneer hij een score dobbelt waarvan de waarde kleiner is dan zijn huidige talentwaarde, dan verliest hij bij dit talent één punt. Om welke talenten het gaat verschilt van godheid tot godheid en moet in samenspraak tussen de Meester en spelers worden bepaald. Hiervoor kan u de talenten-tabel als richtlijn gebruiken. Die vaardigheden, waarvan de volgeling drastische lage scores heeft, moeten in elk geval zakken. Combineer uw gezond mensenverstand met de omschrijvingen van volgelingen wanneer een karakter van loopbaan wijzigt, wat zondermeer toch een uitzondering op de regel is.

De twaalf kleine mirakels van de gewijden

Alle gewijden van de Twaalfgoden hebben de vaardigheden bepaalde dingen te doen die voor eenvoudige mensen als “mirakels” worden aanschouwd zoals bijvoorbeeld het genezen van een zieke of het kalmeren van een storm. In tegenstelling tot de echte of >>grote<< wonderen, die worden beschouwd als een direct ingrijpen van de godheid, kan men de kleine wonderen of mirakels wijten aan het diepe geloof van de gewijde. De gewijden van de Twaalfgoden hebben twaalf zulke kleine wonderen tot hunner beschikking die sterk afhankelijk zijn van het goddelijk karakter, die dit mirakel in hun oneindige genade aan hun gewijde voor gebruik hebben geschonken. Om zo’n wonder te doen slagen, moet de gewijde een kort gebed tot zijn godheid richten en zijn wil en geloof testen : hij legt een mirakel-proef af. Deze proef wordt uitgevoerd zoals een talent-of toverproef en beproeft de scores van MOED, SLIMHEID en CHARISMA, waarbij de gewijde het aantal punten met de helft van zijn graad (naar boven afgerond) mag gebruiken om mislukte pogingen te compenseren. Dobbelt de speler een 20 tijdens één van de drie proeven, dan is de mirakelproef in elk geval mislukt. Deze mirakelproeven kunnen naargelang de aard van het mirakel of het gewenste effect toeslagen of aftrekkingen ondervinden. Elke poging om een mirakel te verrichten kost de gewijde, of hij al dan niet slaagt in zijn opzet, een bepaald aantal karma-punten waarvan het aantal afhangt van het soort van mirakel of religie maar dat niet vooraf kan worden vastgelegd. Praios’Goddelijke Moed Een gewijde van Praios kan om deze goddelijke kracht smeken voor zichzelf of zijn metgezellen. Als de overtuigingskracht van de volgeling groot genoeg is, dan verhoogt de moed-score van al zijn metgezellen met één punt of zijn eigen MO-score met drie punten. Dit wonder heft een door ziekte, gif of magie veroorzaakte ontmoediging volledig op. Het tijdsraam van dit wonder is echter beperkt. Mislukt de mirakelproef, dan verliest de gewijde voor het komende uur drie moedpunten en al zijn reisgezellen ondervinden het komende halfuur een kleine ontmoediging met één punt.

41

Bereik : 3 meter in straal Duur : 1 spelronde Mirakelproef : Praios-gewijden +0, andere +2 Kosten : Praios-gewijden 1 D6 KP; alle andere 1 D6+2 KP Rondras eer Dit wonder dwingt alle betrokkenen bij een gevecht en die zich in het zicht van de gewijde bevinden (met een maximum van twaalf personen) op een eerlijke en ridderlijke manier te vechten. Dit betekent dat ze géén gebruik zullen maken van gif of magie, een tegenstrever niet in de rug zullen aanvallen of volledig weerloze slachtoffers afslachten. Dit treft natuurlijk ook de gewijde en zijn reisgezellen. De houding “ridderlijk” wordt in dit geval door de Meester bepaald. Bereik : in het zicht Duur : 1 gevecht (ongeveer één spelronde) Mirakelproef : Rondra-gewijden +2, andere +5 Kosten : Rondra-gewijden 3 D6 KP; alle andere 5 D6+5 KP Efferds windmeesterschap Dit wonder schonk Efferd aan de sterfelijken (en speciaal aan zijn gewijden) omdat ze steeds zouden worden herinnerd aan zijn macht. De gewijde, die dit mirakel oproept heeft de kracht om de richting en de windkracht in zeker mate te bepalen. Hij kan de windrichting tot 90° (bijvoorbeeld van noord naar west) en de windkracht tot twee gradaties (bijvoorbeeld van een licht gesuis tot windkracht 2) veranderen. De zo bevolen wind houdt gedurende één uur aan vooraleer hij weer kan worden gewijzigd. Bereik : in de nabijheid van de gewijde (100m) Duur : 1 uur Mirakelproef : Efferd-gewijden +2, andere +6 Kosten : Efferd-gewijden 2 D6+3 KP; alle andere 3 D6+6 KP Travias wonderdrank en magisch voedsel Met dit wonder kan de gewijde voedsel en water bijna uit het niets tevoorschijn halen. Hij heeft slechts een klein stukje nodig van de stoffen die hij wil verkrijgen (bijvoorbeeld één broodkruimel en een druppel water). De hemelse voeding is onherkenbaar maar zeer lekker, voedzaam en honger-stillend. De opgeroepen proviand is genoeg om tot twaalf hongerige volwassenen te verzadigen. Dit wonder werd door Travia geschonken om de honger te verlichten. Om een avontuur-groepje van proviand te voorzien is het onvoldoende. Met andere woorden : als de gewijde en zijn reisgezellen met de hongerdood worden bedreigd, kan het wonder slagen. Een gewijde die echter tegen aan zijn reisgezel meedeelt :”Proviand hoef

42

je niet te voorzien want daarvoor heb ik een klein wonder…”, drijft spot met de godin! En ook de toorn van een zachtaardige godin zoals Travia is ondraaglijk voor een sterfelijke held. Bereik : 0 Duur : permanent Mirakelproef : Travia volgelingen +0, andere +2 Kosten : Travia volgelingen 1 D6 KP; alle andere 1 D6+6 KP Borons nachtelijke voorspellingen Dit wonder kan alléén door de gewijde zelf gebruikt worden. Voordat hij zich te slapen legt bidt hij tot zijn god dat Boron, heer der slaap, hem een visioen schenkt. In zijn droom kan hij dan gebeurtenissen of verre oorden wazig herkennen. Het tijdstip en de plaats kan hij echter niet zelf bepalen. Wat hij exact ziet, weten alléén maar Boron en de Meester. Mislukt de mirakelproef, dan droomt de gewijde alléén maar van een enorme kleurenpracht die géén enkele of zelfs valse informatie bevat. Bereik : de geest van de gewijde Duur : ongeveer een kwartier Mirakelproef : Boron-gewijden +2, andere +5 Kosten : Boron-gewijden 1 D6 KP; alle andere 2 D6+2 KP Hesindes vloekbreker Hesinde, godin van de wijsheid en de wetenschap, de kunst en de magie gaf de gewijden de volgende wonderen mee :

a) Door een eenvoudige handoplegging kan de gewijde het slachtoffer van misleidende spreuken genezen, de werking van al de spreuken aangaande >>bezwering<< en >>verandering<<, de heksenvloeken en de druïdische biedingsrituelen opheffen en alzo het slachtoffer van de vloeken bevrijden.

b) De gewijde kan dit mirakel ook gebruiken om zichzelf te beschermen tegen de werking van bovenstaande toverspreuken. Bereik : a) aanraking b) alléén door de gewijde zelf Duur : a) permanent b) 1 spelronde Mirakelproef : a) Hesinde-gewijden + graadverschil tussen de betoverden en de Hesinde- gewijde, andere +5 + graadverschil b) Hesinde-gewijden +3, andere +8 Kosten : a) Hesinde-gewijden 3 D6+3 KP; alle andere 5 D6+5 KP, bij permanente veranderingen elk 1 permanente karmapunt b) Hesinde-gewijden : 1 D6+2 KP, ale andere 2 D6+4 KP

43

Firuns onfeilbaar spoor Dit mirakel heeft als doel dat de gewijde het spoor van een prooi (en voor Firun tellen struikrovers, zwarte magiërs en orken duidelijk niet tot de jacht-prooien) vindt en ook niet meer kan kwijtspelen. Het werkt voor hem op de manier alsof er een lichtspoor langs het spoor van het dier loopt. Dit wilde dier, dat de gewijde vooraf moet bij naam noemen, kan hij nu op de normale jager-stijl neerhalen. Bereik : Het wild mag maximaal 20 km verwijdert zijn Duur : totdat de buit dood is Mirakelproef : Firun-gewijden +3, andere +8 Kosten : Firun-gewijden 1 D6+3 KP; alle andere 2 D6+6 KP Tsa’s helende hand Dit mirakel schenkt een gekwetst, vergiftigd of ziekelijk levenspunt terug. Hiervoor moet de gewijde de patiënt met de hand kunnen aanraken. Het mirakel schenk de zieke slechts zijn verloren levenspunten terug maar kan het verloop van de ziekte of vergiftiging niet tot stilstand brengen. Bereik : aanraking Duur : permanent Mirakelproef : Tsa-gewijden +1, andere +5 Kosten : Tsa-gewijden 1 D6 KP; alle andere 1 D6+4 KP … meestal voor 1 D6 teruggegeven levenspunten Phex’ens gave van verstaanbaarheid Met behulp van dit mirakel is een gewijde in staat gedurende een korte periode alle bekende talen te verstaan en ze ook te spreken. Dit heeft alléén betrekking op het gesproken woord en niet op het schrift. Als de mirakel-proef mislukt, dan overkomt de gewijde een soort van “Babylonisch spraakgebrek”, zodat hij gedurende één spelronde helemaal niets meer verstaat en ook door niemand wordt begrepen. Bereik : graad van de gewijde in meters Duur : 1 D6 spelronde Mirakelproef : Rahja-gewijden +3, andere +8 Kosten : Rahja-gewijden0 2 D6+2 KP; alle andere 4 D6+4 KP Peraines beëindiging van zwakte Dit mirakel heeft als uitwerking dat het onmiddellijk alle zwaktes stopt dat door ziektes of vergiftigingen werd bekomen. Dat betekent dat de ziekte of vergiftiging niet verder ebt en het natuurlijke genezingsproces kan beginnen. Dit mirakel geeft de patiënten echter géén

44

levenspunten terug. Als hij doch door een verplegende reeds vooraf werd behandeld, dan verdubbelt zich de genezingstijd. De gewijde kan dit mirakel ook op zichzelf toepassen. Bereik : aanraking Duur : permanent Mirakelproef : Peraine-gewijden + gif-graad / ziektegraad, andere +2 +ziekteniveau/Graad Kosten : Peraine-gewijden 2 D6+4 KP; alle andere 4 D6+2 KP Ingerimms meesterhandwerk Als heer van de handenarbeid houdt Ingerimm ervan als nieuw bewerkte of gerepareerde voorwerpen, werktuigen of wapens zijn bescherming genieten. Dit wonder zorgt ervoor dat de talentproeven voor de gewijden aangaande alle te herstellen of te repareren voorwerpen vergemakkelijken, en wel met vijf punten verminderd en dat het bewerkte voorwerp veel beter is als andere in zijn klasse. Een pas nieuw gesmeed zwaard heeft zo een met één punt verlaagde breukfactor, een gerepareerde wapenrusting is als nieuw of een vernieuwd werktuig geeft een prijsklasse die 10% hoger ligt op de marktprijs. Als de mirakelproef echter mislukt, dan is het voorwerp door Ingerimm vervloekt en onbruikbaar. Bereik : aanraking Tijdsduur : één handeling, de werking is permanent Mirakelproef : Ingerimm-gewijden +2, andere +5 Kosten: Ingerimm-gewijden 2 D6 KP, alle anderen 3 D6+3 KP. Rahjas wonderlijk enthousiasme Dit mirakel spoort mensen aan om de bezigheid, die ze op dit moment uitoefenen, in een roes verder te zetten. Een enorm enthousiasme hebben ze voor hun werk nadat de gewijde het mirakel uitgesproken heeft. Zo stijgt bijvoorbeeld een strijdende in een echte vechtroes (AV/AW +2) en ondervinden géén hinder meer van zijn verwondingen, lopers geven hun allerlaatste krachten (snelheid verdubbelt), alcoholisten beginnen ongelofelijk veel alcohol tot zich te nemen of parende koppels stijgen rechtstreeks op naar een hemelse extase. Welke uitwerking het mirakel ook heeft, na het mirakel zijn de acteurs zooo uitgeput, dat ze minstens zeven spelronden rust nodig hebben. Mislukt echter de mirakelproef, dan vallen alle partijen in een zowat één uur durende loomheid en ondervinden de keerzijde van de medaille (een omgekeerde werking). Bereik: De graad van de volgeling in meters Duur : 1 D6 spelronden Mirakelproef : Rahja-volgelingen +3, alle andere +8 Kosten : Rahja-volgelingen 2 D6+2KP, alle anderen 4 D6+4 KP

45

De grote mirakels

Het gebeurd van tijd tot tijd dat er één of meerdere goden ingrijpen in wereldse gebeurtenissen. Vaak zijn het de goden zelf die om redenen alléén hun bekend besluiten in de geschiedenis van de mensheid in te grijpen. Soms vragen gewijden van hun goden zulke >>grote<< mirakels. Anders dan het mirakel dat door het volk als een wonder wordt aanschouwd, zijn de gewijden bij het afsmeken van zulke grote mirakels volledig afhankelijk van de genade van hun godheid en ze kunnen zelfs door hun vaste wil dat mirakel niet zelf laten gebeuren. Daarom wordt bij de gewijde tijdens zijn smeekbede géén mirakelproef afgenomen maar de Meester zal moeten beslissen of de goden al dan niet het mirakel zullen toestaan. De ongelooflijke inspanning die de gewijde moet ondergaan om met zijn godheid in contact te treden, kost de gewijde in elk geval 6 D6 karma-punten, onafhankelijk van de uitkomst van de goddelijke beslissing. De bede om een mirakel beproeft het onaantastbare geloof van een gewijde want als zijn geloof wankel en zwak is en hij zijn godheid zonder enige goede reden om een mirakel vraagt, dreigt hij een goddelijke toorn en straf over zichzelf te roepen. Om die reden is het niet verwonderlijk dat de gewijden als bewijs van hun geloof in hun god grote offers beloven als ze van hem een mirakel wensen. Veel gewijden beloven hun godheid om een pelgrimstocht te ondernemen of een tijdlang als reizende predikant doorheen Avonturië te trekken. Anderen proberen een groot aantal ongelovigen te bekeren of beloven zaken die hun godheid zeer graag ziet. Ook de bouw van een nieuwe tempel of het scheppen van een standbeeld werden reeds door gewijden aan hun god beloofd. Elke priester moet echter voor ogen houden dat hij er nooit zeker van kan zijn of zijn god voor hem een mirakel uitvoert, zelfs niet als hij alle Avonturijnen zou bekeren, en een strenggelovige gewijde aanvaard de beslissing van zijn god, hoe die ook uitvalt. De werkwijze van de goden Als Meester van het Zwarte Oog heeft u de zware taak om nu en dan in de huid van een godheid te kruipen. Als een gewijde om een groot mirakel van zijn godheid bidt, dan kan alléén de spelleider de beslissing treffen of dat wonder al dan niet kan worden toegekend. Dit hoofdstuk zou aan de Meester de beweegredenen van de goden moeten uitleggen waarmee hij een rechtvaardig oordeel kan vellen. Bij de beslissing van een god moet men er altijd op toezien dat de wereldse gebeurtenissen altijd bepaald worden door het werken van de Twaalfgoden. Een godheid zou nooit of te nimmer een mirkale toestaan, dat de eenheid van de Twaalfgoden in vraag stelt en hem in conflict zou brengen met een andere godheid. Voor een god is de pure en onbaatzuchtige geest van een gewijde van groot belang, zelfs nog meer als de rang of ervaring van zijn dienaar. Zo zijn bijvoorbeeld persoonlijke wraakgevoelens eerder geneigd om de godheid te toornen in de plaats van hem tot een mirakel te bewegen. Zelfopoffering daarentegen en het geloof om met het wonder de idealen van zijn godheid te kunnen bewerkstelligen, zijn godvruchtig. De kracht en diepte van een priester z’n geloof, worden vaak door de goden zelf op de proef gesteld door hem in het dagelijks leven vaak kleine onopvallende beproevingen te laten doorstaan. Denk eraan dat de goden vaak

46

mirakels toestaan omwille van het geloof van hun gewijden te consolideren en nieuwe aanhangers voor zich te winnen. Deze goddelijke interventies moeten de idealen van de desbetreffende religie voorstellen. In de volgende hoofdstukken vindt u korte omschrijvingen welke aard van mirkales de goden hoogstwaarschijnlijk zullen toestaan, onder welke voorwaarden ze dit het liefste doen en welke gelofte de gewijden vaak moeten afleggen om hun godvruchtigheid te bewijzen. Praios : als god van de zon en de wet laat Praios zich als de meest onbarmhartigste en genadeloze onder de goden tellen. Zijn mirakels zijn bijna altijd indrukwekkende demonstraties van zijn macht. Als Praios een mirakel laat gebeuren, dan gebeurd dit meestal met grootse sensatie – bijna altijd zijn z’n werken door indrukwekkende lichtspektakels begeleid: gebundelde lichtstralen schieten vanuit de zon om op de plek, waar ze raken, alles in brand te zetten. Verblindende flitsen schieten uit de hemelen die elke toeschouwer een tijdlang verblinden. Het is wel zo dat Praios’mirakels niet altijd gekenmerkt worden door hun vernietigingskracht maar zelfs de waarschuwingen van de godenprinsen zijn vaak met een demonstratieve daad van vernietiging verbonden. Meestal laat Praios wonderen gebeuren door zijn gewijden als het om de bestraffing van een wetsovertreder gaat of de bestrijding van onheilige magie. Het gebeurd vaak dat Praios-gewijden zichzelf bestraffen om het kleinste misgrijp als ze de godenprinsen om een mirakel willen smeken. Praios heeft uiteraard graag als de gewijden zich ertoe verplichten een magisch voorwerp te vernietigen, een wetsovertreder te bestraffen of de invloed van een spreuk te verstoren. Sommige priesters hebben ook al gemeld dat ze werden verplicht een zonnewijzer te bouwen om hun god te eren of een verzameling van wetteksten uit te schrijven. Rondra: De wonderen van de godin der stormen en van de oorlog zijn verschillend van aard. Als heerseres der stormen wordt ze door haar gewijden vaak gebeden om vanuit dit heerschap een storm in een bepaald gebied op te roepen, zondaars met een wolkbreuk en hagel te bestraffen of ook om een krachtige storm te kalmeren. Echter wordt Rondra als godin van de oorlog veel vaker aangeroepen om hulp want ze kan niet alléén de kwaliteit van wapens en uitrustingen tijdelijk verbeteren maar alsook een heel leger mentaal en in gevechtskracht versterken. Van tijd tot tijd duikt de godin zelf op in de gestalte van een stralende strijdster te midden van een slagveld om het tij te doen keren. Daarom bidden vele gewijden, die zich in een uitzichtloze gevechtssituatie bevinden, hun godin om hulp. Des te uitzichtlozer een strijd, des te overweldigender de vijand, des te dichter de nederlaag nadert, des te eerder is Rondra geneigd om een gewijde bijstand te verlenen. De godin moet wel vaak haar eigen beslissing afwegen aan de hand van de interesses van de andere goden en zo gebeurd het dat haar steun, als ze bereid is hulp te verlenen, diverse sterke proporties kan aannemen, gaande van de ontmoediging van een leger tot de volledige vernietiging van het kamp van de tegenstander door een woest onweder. Als de priesters Rodra een pelgrimstocht beloven, dan is dit in regel een veldtocht, een >>bekering met vuur en zwaard<<. Veel gewijden beloven ook de uitbreiding van de vestingen van het verbond van het zwaard, de stichting van een nieuwe krijgsorde of de oprichting van een zwaardvechters-academie.

47

Efferd: Als god van de wind, het water en de zeevaart is Efferd ook meester van de oriëntatie. Door zijn gewijden op de zee wordt hij vaak aanbeden voor een veilige zeereis en de geruchten doen de ronde dat Efferd in de form van een dolfijn de schepen door de klif-rijkste wateren voert. Efferd kan alsook de branding kalmeren of in een bepaald gebied voor een kalme zee of een stevige wind zorgen. Het zou al gebeurd zijn dat de god zijn gewijden al de mogelijkheid gegeven heeft om over het water te wandelen alsof het een vaste vorm gekregen had. Geen enkele goddelijke ingreep is zo ondoorzichtig als die van Efferd want het gebeurd op dagelijkse basis dat in nood geraakte schepen een smeekbede aan hem richten maar zelden besluit de godheid hun lot te veranderen. Daarom heeft géén enkele godheid zo’n nauwe band tussen onbarmhartigheid en genade zoals bij hem. Vele gewijden beproeven zichzelf door met een eenvoudig roeibootje ver de zee op te varen om te zien of hun godheid hun in veiligheid terugbrengt. Deze test wordt vaak beloofd als de gewijden een wonder van hun godheid verlangen, in het bijzonder als Efferd een schip in nood moet helpen. Zo’n belofte geldt als het hoogste bewijs van vertrouwen want de priester legt hiermee zijn lot in Efferds handen. Maar ook andere beloftes zijn denkbaar. Gewijden verplichten zichzelf om een maand of langer de zee te bevaren op zoek naar schipbreukelingen of om in tempelscholen hun kennis verder te geven aan studenten. Travia: door haar gewijden wordt de godin van het haardvuur en de gastvriendelijkheid af en toe verzocht om een haard-of een kampvuur onder haar persoonlijke bescherming te plaatsen zodat in het lichtschijnsel van het vuur de regels van vrede en gastvriendelijkheid gelden. Ook in haar functie als bewaakster over de loyaliteit kan Travia in de wereldse dingen ingrijpen en er bijvoorbeeld voor zorgen dat een onder eed afgelegde afspraak niet verbroken wordt. Meestal wordt de godin door haar priesters vanuit een uitzichtloze situatie gesmeekt om een veilig toevluchtsoord, hetzij van een razende storm, hetzij op de vlucht voor vijandelijke legers. Meestal beloven de gewijden van Travia, als ze om zulk een genade bidden, de bekering van een bijzondere hardnekkige pummel tot de regels van de gastvriendelijkheid, de bouw van een toevluchtsoord in onbegaanbare gebieden of een poging tot verzoening of beter nog, een landelijk huwelijk tussen familievetes of clans. Boron: Niet de dood, maar eerder de slaap en het vergeten kenmerken de dagelijkse werking van Boron. Zo zal de god nooit de wens van een gewijde vervullen die de dood van een bepaalde persoon wenst – deze beslissing ligt alléén in handen van de goden zelf. Boron kan een groot aantal mensen in een diepe slaap doen wegzinken of een tijdelijke sluier der vergetelheid over hun leven leggen. Maar de godheid is ook in de mogelijkheid om één bepaalde herinnering uit het geheugen van één of meerdere personen voor eeuwig uit te gommen (en door dit mirakel zijn er al velen gered van de waanzin). Vaak bidden boron’s gewijden om zijn macht te laten gelden op de zielen die zich in de velden tussen leven en dood bevinden. Boron kan deze zogenaamde ondoden naar zijn rijk roepen of één van zijn priesters aan de kant plaatsen. Wat Boron ertoe brengt een gewijde zo’n wonder toe te staan of af te slaan, is volslagen onbekend. Het is wel bekend dat de

48

bewaker van het hiernamaals zich eerder laat verleiden om mummies, skeletten of zombies te vernietigen en hun geesten terug te roepen als ze het gezag van de gewijden ondermijnen. Boron-priesters die om een wonder van hun godheid vragen, leggen vaak een zwijggelofte voor een langere periode af. Vele gewijden verplichten zich ertoe een begraafplaats te bewaken, een grafschennis te wreken of een tussen de dimensies bewegende ziel zoals een rusteloze geest zijn overgang of een spook zijn eeuwige rust te geven. Hesinde: Alle avonturijnse kennis wordt door de godin der kunsten, magie en geleerdheid beheerd en het is mogelijk voor haar om een deel van deze kennis tijdelijk toegankelijk te maken voor één van haar gewijden. Daarboven kan de godin elke vorm van magie beïnvloedden – vaak wordt ze door haar gewijden gesmeekt om bescherming tegen magische aanvallen en men spreekt van onzichtbare spiegels die elke spreuk terugwierpen op hun gebruikers. Natuurlijk kan Hesinde haar krachten ook gebruiken om de magische werking van een voorwerp te verzwakken of deze in uitzonderlijke gevallen volledig op te heffen. Ja, zelfs de elementaire natuurkrachten kunnen door deze godin worden getemd. Hesinde laat vaak mirakels toe aan haar priesters als deze ertoe bijdragen om kennis samen te brengen, een uitzonderlijk kunstwerk te laten ontstaan of een magisch voorwerp vastberaden zijn doel te laten bereiken. De gewijden van de godin beloven Hesinde vaak om leerboeken te schrijven, het eenvoudige volk te onderrichten als reizende magisters of op zoek te gaan naar een zeer speciaal magisch voorwerp dat zal dienen als offer aan zijn godin. Firun: als Firun zijn wonderen laat geschieden, gaan deze meestal gepaard met de grimmige winterkoude en verkondigen ze zijn ijskoude adem : de god van de winter kan ganse rivieren, ja hele zeeën met een begaanbare ijslaag bedekken, muren van ijs die er gigantisch uitzien in de hoogte laten rijzen, watervallen laten verstarren tot gletsjerachtige figuren of grote gebieden onder een regen van hagel stortten. Als god van de jacht wordt hij vaak door zijn gewijden gevraagd om in woeste gebieden jacht-baar wild te laten verschijnen. Wordt de last van de winter te groot voor een stuk land, een bevrorene van een zekere dood bewaart of een ijsberg van zijn koers afgebracht waarop een schip zich zou te pletter kunnen slaan als een nootschaal, dan komt Ifirn, de dochter van Firun, tussenbeide. Als de priesters van de god van de winter, die men vaak in het hoge noorden van Avonturië aantreft, een mirakel van hun god verlangen, beloven ze vaak een pelgrimstocht te ondernemen naar de zuidelijke regionen om aldaar de volkeren tot hun god te bekeren. Maar ook de heilige eed om een brok ijs als goddelijk teken in de Khom-woestijn te transporteren, kan de godheid niet mild stemmen want Firun is alom bekend om zijn onbarmhartigheid. Slechts de bestraffing van een jacht-zondaar of een niet-eigenhandig toegebrachte benarde situatie van een gewijde kunnen hem zonder poespas ertoe bewegen zijn goddelijke macht te demonstreren. Het is géén wonder dat Firun-gewijden zich vaak op hun eigen kunnen vertrouwen (en daarmee de god welgevallig zijn) of beter nog, Ifirn om hulp vragen. Tsa: Het is klaarblijkelijk dat de godin van de geboorte en vernieuwing enorm geliefd is onder de Avonturijnse bevolking want al haar mirakels dragen het handschrift van het opbouwende en vernieuwende : gebroken of vernielde voorwerpen, maakt niet uit hoe groot worden door de godin op miraculeuze wijze weer in haar oorspronkelijke toestand gebracht.

49

Mensen, die kort geleden nog de dood in de ogen keken, worden door de godin volledig genezen. Maar Tsa is in staat zulk een wonder te verrichten dat voor ons het meest krachtigste van allen is – de godin kan een overledene nieuw leven inblazen. Het is voornamelijk zo dat als een gewijde van Tsa om zulk een mirakel smeekt, wordt zij vaak in haar besluit heen en weer getrokken en om niet in het minste tegen de belangen van de andere goden in te gaan wordt de kwestie van dood of leven zorgvuldig overwogen. Zou zij zo’n mirakel al te vaak toestaan, dan zou de dood zijn waarde als Boron’s geschenk aan de mensheid en zijn betekenis als onvermijdelijk lot verliezen. Tsa heeft heel graag als haar gewijden vervallen bouwwerken opnieuw restaureren, een helpende hand te bieden bij de constructie van een nieuwe weg of boeken met aanvullende informatie te voorzien van nieuw ontdekte wezens en planten. Phex : In tegenstelling tot het spektakel van Praios is het werken van de god van de handel en de dieven eerder van onopvallende aard. Heel stilletjes volbrengt Phex mirakels die door de meeste mensen helemaal niet worden opgemerkt. Vaak bidden zijn gewijden om een bepaald voorwerp dat voor hen zeer nuttig is in hun situatie. Ook bij het afsluiten van een handelsovereenkomst kan het zijn dat de god zijn dienaar een gunst verleend, hem speciale spraakvaardigheden verleend of de gedachten van de handelspartner vertroebeld. Omdat Phex ook de god van de nacht is, voert hij zijn mirakels liever ’s nachts uit dan overdag. De god zal het liefst een voorwerp bezorgen waar zijn dienaars om bidden als deze laatste zich er niet mee wil verrijken maar dat het voorwerp nuttig is en de godheid hoort het ook zeer graag als zijn dienaar het voorwerp alléén maar wil >>lenen<<. Vaak gebeurd het dat Phex een gewijde, die om een mirakel vraagt, om een tegenprestatie vraagt als hij het mirakel voor hem uitvoert. Dit leidt vaak tot scenes die meer doen denken aan een paardenhandel dan aan het verzoek om goddelijke bijstand. Het maakt niet uit hoe de overeenkomst eruitziet tussen de handelaar en de godheid want zelfs een Phex-gewijde zou het niet wagen om zijn god te misleiden, hoe de beslissing tegenover de priester ook uitdraait. Peraine: Peraines daden zijn voor de avonturijnse bevolking altijd een zegenrijke gebeurtenis want de godin kan zelfs in de dorste woestijnen de kracht van het leven brengen zodat dit ook in het hart van de Khom-woestijn of op yeti-land planten ontspruit. Zo draagt de godin vaak haar steentje bij in tijden van hongersnood die anders mens en dier zouden uitroeien. Maar Peraines werken zijn niet alléén van toepassing op planten. Er zijn ook getuigenissen dat onvruchtbare koppels werden gezegend met kinderen of dat de weldadige kant van de godin een verschrikkelijke plaag zoals de Zorgan-pokken tot stilstand bracht en de zieken weer op de been hielp. Als de nood het hoogst is, is de hulp van de godin vaak nabij want het welzijn van mens en dier ligt haar zo nauw aan het hart, dat zij vaak zelfs ingrijpt als er niet om hulp wordt gebeden. Desalniettemin beloven de gewijden grote offers te brengen om de aandacht van Peraine te trekken. De bouw van ziekenhuizen, hulpvaardigheid bij boeren, een nieuw boek over geneeskrachtige kruiden wordt allemaal welgevallen in de ogen van de godin. Ingerimm: aarbevingen en vulkaanuitbarstingen, opborrelende vuurpoelen of allesverwoestende branden – allemaal het werk van Ingerimm. Maar van deze

50

indrukwekkende mirakels maakt Ingerimm maar zelden gebruik als gewijden hiervoor tot hem bidden. Ingerimm is eerder geneigd een ambachtsman de kunst aan te leren voor de herstelling van een meesterstuk en hem de werktuigen hiertoe aan te reiken. Op deze manier zijn wel de mooiste kunstwerken die er zijn, ontstaan. Maar ook als heer van het vuur dienen zijn mirakels gezegend voor de mensen te zijn. Zo gebeurd het dat vertwijfelde reizigers een warm vuur in de wildernis aantreffen of om zijn gewijden te beschermen tegen hun achtervolgers, een muur van vuur op te trekken. Maar zoals een vuur dat je niet afschermt zodat het niet ongecontroleerd geraakt, zo moet ook géén enkele gewijde trachten zijn god mateloos te treiteren want in zijn toorn is Ingerimm vaak zo buitensporig als de andere goden in hun genade zijn…Ingerimms gewijden verplichten zich vaak om hun god de duurste juwelen en smeedwerken te geven of ze beloven zelf zulke kostbaarheden aan te brengen , zelfs als ze jarenlang kennis moeten opdoen en er immens veel werk aan hebben. Rahja: Géén enkele godheid volbrengt wonderen die zo dicht in het leven staan als die van Rahja’s. Vaak wordt aan Rahja gevraagd om een bijkomende bescherming onder hun kledij te voorzien met het teken van de godin. Maar ook individuele personen kunnen Rahja’s zegen ontvangen, hetzij met een verleidelijke uitstraling, hetzij met een dans- en zangvoorstelling, ja…ook in gesproken visioenen kan de godin de sterfelijken hier deel van laten uitmaken. Uit de 7. Nostrische-andergastianische oorlog is een anekdote overlevert nadat een Rahja-gewijde vanuit het belegerde Joborn de godin bad om >>de legers mogen hun oorlogszuchtige misdaden vergeten<<. Rahja vervulde haar deze wens en de oorlog eindigde in een uitgelaten feestvreugde, dat de geschiedenisboeken van beide landen in ging als de “Joborner-verbroedering”. Als de priesters een mirakel van Rahja wensen, dan beloven ze meestal een bruisend feest te houden om op die manier Rahja’s vruchtbare werk een gezicht te geven.

51

Twaalf kerken, twaalf sektes

Rituelen, hiërarchiën en hoofdtempels van de religie der Twaalfgoden. De hiernavolgende teksten over de sekten van de Twaalfgoden zal u een dieper inzicht moeten geven in de religies van Avonturië. Deze korte passages naar de rituelen, de rangorde van de dienaren en de specialiteiten van de individuele religies zijn er om u een blik te laten werpen en u van dienst te zijn als u als speler of Meester één van deze vrome en gerespecteerde lieden een leven wil schenken – preciezere voorstellingen van afzonderlijke gevallen, van speciale feestdag-rituelen of de teksten voor hymnische oproepingen zou dit boekdeel uit zijn voegen laten barsten en ook de speler zou in te nauwe schoentjes lopen bij de interpretatie van zijn heldentype. Van de aard van de religie, van het priesterschap en hun kultussen in zoverre het de goddelijke Twaalf betreft, weten we het volgende te berichten: Praios: de gemeenschap van het licht, zoals het Praios-priesterschap traditioneel noemt, is hiërarchisch streng georganiseerd, overeenkomstig de “goddelijke volgorde”, waarbij alle dingen hun plaats hebben waardoor ze de goden en hun aardse plaatsvervangers, de koningen en de priesters, kunnen dienen. Het hoofd van de gemeenschap en de Aardse stadhouder van Praios is de boodschapper van het licht, eerst in Bosparan, na de daling in Gareth en nu in Nieuw-Gareth, ook stad van Praios genoemd, woonachtig is. Deze volgens het goddelijk orakel voor het leven (een ietwat gehandhaafde omschrijving voor interne machtsposities) benoemde hoogste dienaar van de zonnegod wordt beschermd door acht bewakers van de orde en is benoemd tot commissaris voor de verschillende Avonturijnse landsdelen (Middelrijk, de Lieflijke Velden, Bornland, Noordwest, Araniën en Maraskan, Fasar, Drol, het Regengebergte). Onder hem staan de hogepriesters van de tempels in de respectievelijk genoemde provincies die op hun beurt de lagere gewijden aansturen. Deze vier heilige graden laten zich gemakkelijk onderscheiden door de kledij van de gewijden: roze-gouden kettingen bij de lagere klasse, gelijkaardig gekleurde mantels bij de hogepriesters, een gouden voorhoofdband bij de wachters en een helwitte tiara uit vilt met een gouden zonneschijf voor de boodschapper van het licht. Noemenswaardig zijn naast de hoofdtempel van de cultus ook de tempel van Beilunker met zijn gouden koepel en de tempel van Fasar, die de Rastullah-ongelovigen uitdaagt terwijl de hallen van Praios in Drol eerder een lachwekkend beeld bieden. De aan de zonnegod gewijde huizen vindt men terug in bijna alle grote steden van het Middelrijk maar is bovendien ook de god van het rijk en de beschermheer van het keizerlijk huis. Praios rituelen vinden meestal plaats in een open veld en genieten van – in de ware zin van het woord – vlammende preken tegen de onheilige toverij, tegen de minachting van de wet en voor de naleving van de goddelijke orde, niettegenstaande de corruptheid, brutaliteit en mensonterendheid van de vorst. Waarlijk! Als het van de raadsman van Praios afhangt, zal hij zijn rechtvaardige straf niet ontlopen! Een flits doorheen de hemel, die de zondaar verwittigd

52

sluit de ceremonie af (meestal rond het middags-uur) en aansluitend volgt nog een gemeenschappelijk boete-gebed. Praios-gewijden kennen de zonden in al hun vormen. Ze kennen de belijdenis en de vergeving van misdaden door middel van gouden offers aan de dichtstbijzijnde tempel, door pelgrimstochten te ondernemen en door zelfkastijding. Praios is een vijand van de toverij en het is géén wonder dat door directe goddelijke interventie er in een Praios-tempel géén enkele toverspreuk werkt om nog maar te zwijgen dat er een magiër, elf, druïde of zelfs een heks erin wordt toegelaten! Rondra: Evenzo strikt gestructureerd is het verbond van het zwaard, de orde van Rondra. De hoogste in de rangorde bij de Rondra-priesters is het zwaard der zwaarden, maarschalk van het verbond. De staforde verblijft in de tempel van Perricum van waaruit het onderwijs aan de meester van het verbond (De regionale hogepriester), aan de broeders van het zwaard (de tempel-hoofden), de ridders van de godin (gewijden vanaf de 10de Graad) en de schildknapen (de overige gewijden) wordt gegeven. Deze rangen zijn slechts te herkennen aan de verschillende soorten gespen, die de wapenrok samenhouden. Zoals het hoort in de religie van de oorlogsgodin heerst er strikte gehoorzaamheid bij de ondergeschikten en hogerop klimmen in de rangorde is alléén mogelijk door heldendaden in de naam van de godin, door een goede leiding te geven in een tempel of door andere persoonlijke opofferingen. De tempels van de godin zijn meestal zwaar versterkt. Het maakt niet uit of ze in de stadsmuren of op een open vlakte staan. De heilige ruimtes lijken op de kazematten van een burcht, slechts verlicht door enkele fakkels want Rondra veracht de opschepperige glitter die andere goden-huizen vaak uitstralen. Op het altaar van de leeuwin worden daarom ook bijna uitsluitend wapens of uitrustingen van tegenstanders geofferd. Buit van bekeerlingen wordt meestal onmiddellijk aangewend ter ondersteuning van hulpbehoevende tempels. De eer-codex van Rondra-gewijden is nog strenger dan gewone ridders en krijgers. Dat ze een uitdaging niet uit de weg mogen gaan is alom bekend. Ze moeten in elke situatie de bedroefden helpen, ze zijn verplicht zich om gewonde tegenstanders te ontfermen, lasteraars te vervolgen, het geloof te verspreiden en de >>actische aftocht<<, elke vorm van wijken voor een vijand, is hun onbekend. Kerkelijke diensten van Rondra zijn alleen bestemd voor de ware gelovigen. De macht van de godin wordt geprezen, de vijanden worden belasterd en een gemeenschappelijke wapen-eed wordt gezworen. Rondra-gewijden op het slagveld worden vaak door verhalen voorgesteld als oude helden, door gelijkenissen en door hun rotsvaste moed onder de troepen. De cultus van Rondra is doorheen gans Avonturië verspreidt en in het bijzonder door de professionele zwaarddragers en Rondra gewijden zijn vaak bevelvoerders van een klein aantal troepen in de legers van het rijk. Diegene die roem en eer belangrijker vindt dan een aards loon, zit zeker en vast gebeiteld bij het verbond van het zwaard. Efferd: Deze wijdverspreide cultus van de god de wateren van alle kusstreken tot diep in het binnenland is zeer geliefd. Zijn priesters, wiens heiligste plaats in Bethana is gelegen, >>waar de mensen voor het eerst weer voet op de grond zetten nadat Efferd ze wekenlang in veiligheid had geloodst<<, zijn zoals de kleuren van de zeeën in blauwgroen gekleed. Deze

53

klederdracht wordt afhankelijk van de rang van de priester met maritieme symbolen versiert. Zo dragen de hogepriesters (de hoofden van de tempels) manchetten en hoofdbanden die vervaardigd zijn uit de huid van een bloedrog, een gevreesd zee-roofdier. Een meester der rivieren of brandingmeester, zoals de hoogste gewijden van een provincie zichzelf noemen, versieren zichzelf met een tiara vervaardigd uit het schild van een schildpad en gegolfde armbanden die gemaakt zijn uit de beenderen van gestrande walvissen en de beschermers van de cirkel naar Bethana, de hoogste priesters van het broederschap van wind en golven kleden zich met een mantel die volledig gemaakt is uit de huid van een reusachtige zeeslang en hij draagt een benige staf waarvan het uiteinde uitloopt op een springende dolfijn. Efferd-priesters stellen hun meerderen en helemaal niet hun godheid in vraag. Ze vinden het normaal om de grillen, die ze, zij het treurige of vreugdevolle, volledig te ondergaan. Een reden tot feest hebben de gewijden op de 1ste Efferd want deze feestdag van hun godheid is één van de belangrijkste in gans Avonturië. En voor één dag zijn zij de heiligste mensen op de wereld. In de kustgebieden worden de priesters natuurlijk het hele jaar door bewonderd maar ze leiden een karig en alledaags leventje. Zo moeten ze nieuwe schepen inzegenen, de geesten van de verdwenen zeelui op de zee naar de eeuwige rust leiden, de vissers een woord van moed toespreken voordat ze de zee opvaren en tenslotte zijn er dan nog alle kleinigheden die het onderhoudt van zo’n tempel met zich meebrengt. >>Efferd-gewijden eten niets van wat er op het vuur gegaard, gekookt, gebraden, suddert of gerookt werd en ook helemaal niets wat te maken heeft met dolfijnen, walvissen of robben. Voor de rest eten ze met plezier alles wat Efferd hun schenkt.<< Dit aanbod van voedsel – overigens één van de kleinste die er in het aanbod van de Twaalfgodenculten bestaat, wordt niet altijd meer gevolgd maar gloeiende stenen en magische lichten zijn de enige verlichtings-en verwarmingsbronnen in de Efferd-hallen maar géén enkel open vuur overschrijdt de drempel van een tempel. Ja, het leven van deze dienaren van de heer der wateren is bikkelhard maar >>…wie zijn kracht in het gebed vindt, die heeft ook de kracht om de stormen te trotseren<<. Travia: de hogepriester van Travia in de stad Rommilys is een zeer machtige persoon want het geloof in de godin van het haardvuur is naast die van de cultus van Peraine, de meest verspreide religie van heel Avonturië. De gewijden van de godin zijn gelijktijdig zowel gast als gastheer. Ze genieten van het thuis, dat Travia aan alle mensen gaf en ze delen het gastvrij met elkeen die het zoekt. In de tempels van Travia – dat gigantische bouwwerken voorstellen, zijn slaapzalen en werkruimtes gegroepeerd rondom een grote hal waarin het warme oranjekleurige licht van een haardvuur behaaglijkheid verspreidt – worden geleidt door een vader of een moeder en meestal door meerdere priesters onderhouden. De hallen van de godin zijn buiten het bereik van wereldse rechters en deurwaarders. Hier gelden alléén de eeuwige wetten van de gastvrijheid en vrede. Op die manier ontvluchtten reeds vele misdadigers hun achtervolgers door een Travia-tempel in te vluchtten, er jarenlang te verblijven – om hem dan als priester weer te verlaten want de macht van de godin is binnen haar muren zo groot en de bekeringswerken van het priesterschap zo ijverig dat niemand het zal wagen om de wetten van het haardvuur te kwetsen.

54

Zou een zondaar het toch wagen, dan zal deze alléén maar vaststellen dat de altijd zo mild gestemde Travia waarachtig tot een goddelijke toorn in staat is. De plaatsen van de godin zijn plaatsen die gevuld zijn vol gelovige levens. Er zijn maar weinige plekken bekend waar er meer gebeden wordt. Een dankgebed voor het eten, een smeekbede ’s avonds en wederom een dankgebed in de vroege ochtend. De gebeden tot de godin verlopen amper volgens de tradities maar desalniettemin wordt een Travia tempel steeds aanschouwd als een centrum van de Twaalgodencultus. Vaak zijn er geharde avonturiers, ook magiërs of elfen die zo ontsteld zijn van deze religieuze ijver, dat ze nimmermeer één voet in Travia’s hallen zetten – en toch blijft de kracht van Travia steeds bij hem wanneer hij een kampvuur in de wildernis ontsteekt of met een reisgezel zijn brood deelt. Boron: de cultus van de raaf kent twee vormen van aanbidding : Boron als waker van de slaap en vergetelheid en Boron als heer der doden. Het Boron-geloof en zijn rituelen worden in zoverre toegestaan dat zij omgaan met het begraven van de doden en de bevrijding van verschrikkelijke herinneringen. Alles daarbuiten is ten strengste verboden. Zo bestaan er ook twee kerken van Boron : één met de hoofdzetel in Punin die de bewaker van het hiernamaals aanbidt. Hun hogepriester, de raaf van Punin, controleert door middel van de wonderlijke communicatie alle priesters die zich om begrafenissen en begraafplaatsen bekommeren (zie ook het ritueel van Boron). Natuurlijk is de aanbidding van de god prioritair op deze rituelen maar ceremonieën zoals het gemeenschappelijk roken van bedwelmende kruiden, de zelfmeditatie en de voorbereiding van de vlucht over de Nergens-zee zijn alléén voorbehouden voor de ware gelovigen onder hen. De andere kerk heeft eerder een werelds gezicht : de patriarch van Al’Anfa is het hoofd van deze religieuze fanatieke geloofsgemeenschap, die de doden-god door middel van dronkenschap en vergetelheid, door zelfopoffering en met rituele moorden hulde brengen (zo gaan de geruchten) en ook proberen dit geloof doorheen gans Avonturië te verspreiden. Deze zwartgeklede boodschappers van de nacht, de hogepriesters van het Al’Anfa rite houden zich bezig met begrafenissen maar hun inbreng in de handel van slaven en verdovende middelen is onberekenbaar. Omdat ze als priesters nauwelijks kunnen worden berecht door wereldse machten, bleef er voor de Avonturijnse autoriteiten niets anders over dan deze cultus overal te verbieden. Alhoewel in het zuiden, in de steden Mengbilla, Selem en natuurlijk Al’Anfa zelf wordt deze vorm van Boron-aanbidding op grote schaal toegelaten en ondersteund door de leiders van de stad. De Boron-tempels van beide culten zijn meestal één verdieping tellende gebouwen die opgetrokken zijn uit zwart basalt waarvan de gebedsruimtes zich onder de grond bevindt. Terwijl er in de hallen van de Puniner-cultus een doodse stilte hangt, gaan de ceremonieën van de Al’Anfa rite vaak gepaard met rustige kreunende geluiden of gekwelde zuchten van droomkruid-rokers en de stilzwijgende, beheerste, zwartgeklede en kaalgeschoren priesters behouden zo het aanzien van macht die ze bij het beeïndigen van een gebed met weinig gepaste woorden ook weten om te zetten in een wereldse invloed. Bovendien is het ook bekend dat de grootste droom-en slaapkruiden een vorm van afhankelijkheid afdwingen die alléén maar de gewijden verdienstelijk kan zijn.

55

Hesinde: Verzamelen en verspreiding van kennis ten dienste van de godin – is het allerheiligste wat een gewijde kan doen bij het priesterschap van Hesinde, vanaf de hogepriesters in de hoofdtempel van Kuslik tot de rondreizende priesters in hun geelgroene gewaden. De dienaars van Hesinde zijn opgesplitst in een veelvoud van groeperingen en rangen die allemaal al dan niet belangrijk klinkende benamingen hebben. Zo noemt de hoogste gewijde zichzelf de magister der magisters, het hoofd van een tempel kent men als hoge leermeester, de hoogste gewijde van een streek is de bewaarder van de aardse kennis enzovoorts. De hiërarchie van de Hesinde cultus stamt niet af van het toeval van een geboorte of van kontlikkerij, neen, wie in deze religie iemand wil worden moet niet alléén maar ijverig zijn maar ook moedig – en wijs genoeg om te weten wanneer hij zichzelf een wijze kan noemen. De Hesinde-tempels hebben vaak kleine kamers voor een gemeenschappelijk gebed in tegenstelling tot hun bibliotheken waarvan die in Kuslik de grootste van ze allemaal is des te weelderiger ingericht. Voor vele andere priesters is het misschien zo dat het alléén maar bezig zijn met droge theoretische kennis géén voldoening geeft maar voor de gewijden van Hesinde is dit de enige ware vorm als dienstverlening aan hun godin, meer nog, “…de over de geest nadenkende geest is al één stap verwijdert van zijn vleselijke gevangenis en is daardoor één stap dichter bij zijn perfectie…” Aan Hesinde worden er vele offerandes gebracht, vaak magische voorwerpen of waardevolle juwelen, verloren gewaande folianten of een complex mechanisch apparaat en zo zijn er de bibliotheken, de echte schatkamers van de tempels met stapels en stapels Avonturijnse kennis en welvaart en worden alleen beheert door de rechtschapenen. De >>hallen van de wijsheid waarvan de fundamenten en het dak uit één stuk zijn vervaardigd<<, zijn alléén terug te vinden in de grotere steden maar vele Hesinde-gewijden leven >> op de plek waar << er nieuwe kennis kan worden opgedaan (als medereiziger bij een expeditie of op de rand van een onontdekt gebied), of daar waar dat de verspreiding van kennis noodzakelijk geacht wordt want :>>kennis en erkenning zijn de basis van het geloof!<<. Firun : De god van de winter en de jacht wordt slechts door weinig mannen en vrouwen als opperste heer aanschouwd en hem aanbidden is eigenlijk een persoonlijk iets. Daarom bestaan er ook maar weinig tempels van deze grimmige godheid waarvan de belangrijkste terug te vinden is in Bjaldorn, een stad die helemaal gewijd is aan Firun. De andere godentempels zijn vaak kleine en onopvallende tempels ten noorden van een stad of dorp. Gebouwen die vaak maar uit één kamer bestaat die met ijsbeervellen of een klein standbeeldje versierd werd. Hier offeren woudmannen een deel van hun jachtbuit of een klein voorwerp van hun dagelijkse vondsten om Firun’s zegen voor toekomstige jachten af te smeken en de godheid mild te stemmen. Van deze offergaven overleven de gewijden of tenminste diegene die te oud zijn voor een leven in de wildernis want de meeste priesters zijn continue op trektocht doorheen de meest onmogelijkste gebieden van het Avonturijnse noorden om hun krachten met die van de natuur te meten. Deze priesters, wiens godsdienst elke dag 24 uren duurt, doen aan een andere vorm van aanbidding. Ze brengen Firun hun offergaven vanuit de heilige grond in de vrije natuur. Met dit doel bestaan er op vele plekken met hekken omgeven en alléén noordelijk gerichte open plaatsen

56

waar men aan de winter-god offert en een kort gebed uitspreekt waardoor de gewijden in een noodsituatie op de genade van Ifirn kunnen rekenen. Dat een onderverdeling van het priesterschap door gradaties onnodig is, zal iedereen wel kunnen inzien. Enkel de witte man, de hogepriester van het kristallen paleis in Bjaldorn bezit in bepaalde mate een macht over de dienaren van Firun, die zich anders alléén onderwerpen aan de wijsheid van de god en de genade van zijn dochter. Tsa: De religie van de levensgodin is niet bekend met een kerkelijke hiërarchische vorm. Er bestaan wel tempels van Tsa in elke grote stad maar zelfs binnen deze tempels is de positie van tempelleider onbekend. Trouw blijvend aan de basis van hun geloof dat alle dingen zich continue vernieuwen en dat niets blijvend is, werken de priesters zich steeds naar nieuwe gebieden toe. Zo is een gewijde een half jaar lang bezig met schrijfwerken terwijl een andere zich om de financiële kant van de tempel bekommert en een derde zich om de voorbereiding van de samenkomsten ontfermt – en na elk half jaar heeft iedereen een andere taak. Hierdoor houden vele Tsa-gewijden ervan, omwille van hun kledij en hun symbolisch dier dat van een regenbooghagedis voorstelt, lange reizen te maken in nabij gelegen on-onderzochte gebieden of bij samenkomsten van de priesters elkeen zijn ervaringen en kennis onderling uit te wisselen. De belangrijkste conventie vindt jaarlijks in steeds een andere stad plaats. Op deze samenkomst, waarbij alle priesters en priesteressen uitgenodigd zijn maar waar natuurlijk niet iedereen naar toe komt, wordt de basisprincipes van het geloof vastgelegd en de werkwijze voor het komende jaar besproken. Hier gaan de gewijden uit van het feit dat er altijd genoeg priesters aanwezig zijn om een veelvoud van verschillende meningen over één thema te verzekeren. De riten van Tsa zijn simpel en bepalen één der weinigen vaste waarden in het leven van de gewijden : er wordt nieuwe kennis voor de godin aangebracht en om haar toekomstige hulp gebeden bij nieuwe taken. Omdat Tsa-volgelingen niemand mogen doden – tenminste géén levensvorm die een ziel bevat –, doen de priesters zich te goed aan vegetarische gerechten en er zal dan ook niets ontbreken. Offers betreffende gouden of waardevolle voorwerpen worden wel aanvaard maar alléén gebruikt voor de verzorging van de tempel of geschonken aan de één of andere nieuwbouw-of exploratie-projecten. De speurtocht naar de schatkamer van een heiligdom van Tsa zal steeds zonder succes verlopen – hij bestaat doodgewoon niet. Phex : Er valt maar weinig te vertellen over de schaduw van de maan, de aardse dienaren van de vos. Ze hebben slechts weinige openlijke tempels en ze voeren ook zelden in het licht van Praios sterrenhemel hun ceremonieën uit. De hallen van Phex kan u terugvinden in Festum, Vinsalt, Thorwal en in Rashdul maar er wordt geopperd dat de heiligste plaats van Phex zich in Gareth bevindt. De gewijden houden hun ceremoniën >> in een kleine kring << zoals een geheime samenkomst van de plaatselijke dieven-en bedelaarsgilde of in de achterkamer van het huis van een rijke koopman. Tijdens deze erediensten wordt meestal een symbolisch bedrag geofferd en om echte winsten te bekomen wordt de god der dieven en handelaars om hulp gevraagd, om de bescherming van de nacht of om de domheid van klanten gebeden.

57

De goddelijke obolus (= bijdrage) wordt bepaald door de Phex-gewijden en wordt meestal betaald in de vorm van waardevolle voorwerpen of toekomstige dienstverleningen. De priesters hebben een nogal vrije hiërarchie waarbij de vogtvikare boven de simpele dienaren staan en vaak een stad of een baronie onder hun hoede hebben. Hoger dan deze staat alléén de maan, de hoogste Avonturijnse Phex-gewijde en over wiens identiteit bijna niets geweten is alsook over zijn verblijfplaats. De priesters gebruiken alle mogelijke manieren om geheime gesprekken te voeren : gebaren, geheimschrift, dode brievenbussen, Beilunker-rijders, valse identiteiten en natuurlijk wonderlijke communicatie waarbij ze zich ontwikkeld hebben als ware meesters. Een Phex-gewijde is in de eerste plaats een priester. Ook als hij betrekkingen onderhoudt met dieven, bedelaars of handelaars geldt als topprioriteit – ten voordele voor zichzelf – de dienst aan zijn godheid en de verspreiding van zijn geloof, dat alle dingen met de nodige portie verstand en vaardigheid op te lossen zijn en, indien dit niet het geval is, kan het tenminste gekocht worden. >> Help jezelf, en dan wordt je door Phex geholpen<< is meer dan alleen maar een spreekwoord. Peraine : Ook het Peraine-priesterschap kent weinig onderscheidt tussen hun individuele gewijden. Hoewel de meeste priesters hoe dan ook hun tempel alléén onderhouden of door het land trekken, en alléén in de grotere steden huizen van de godin worden teruggevonden die door meerdere priesters worden onderhouden, kennen deze dienaren van de godin ook alléén maar het ambt van tempelhoofd en dat van dienaar des levens, de hoogste Peraine gewijden in Avonturië. Momenteel is de hoofdzetel van de Peraine-cultus gevestigd in Zorgan maar de plaats van de belangrijkste tempel werd in de laatste 100 jaren reeds meermaals gewijzigd. Peraine-priesters hebben een belangrijke rol in het leven van heel de Avonturijnse bevolking. Op het platteland worden ze vereerd als brengers van de oogstzegen, egaal of ze een tempel in het dorp hebben of slechts op doorreis zijn. De traditionele gewijde inzaaiing is een feest voor heel de gemeenschap, alsook het planten van de veldvruchten dat wel wordt gevierd in de maand van Travia maar vaak door Peraine-gewijden De priesters zijn bovendien de enigen – buiten de met wantrouwen bekeken dochter Satuarias –, die ziekten, of het nu mensen of dieren zijn, kunnen genezen en zeer bedreven zijn in de heelkunde en gif-kruiden. Vele dorpen zouden een klein vermogen samenleggen om een priester aan te stellen – maar helaas volgen de Peraine-gewijden vaak niet alle vanzelfsprekende grondbeginselen dat alle dingen te kopen zijn… In de stad zijn de dienaars van de godin vaak de enigen, die eerste hulp toebrengen en speciaal bij diegenen die zich een medicus niet kunnen veroorloven. De gewijden richten en onderhouden vaak nieuwe ziekenhuizen – want anders zou de tempels in de kortst mogelijke tijd dienst doen als ziekenboeg wat niet de bedoeling is. In het algemeen staan de priesters van de godin van de vruchtbaarheid erom bekend als mensen die daad bij het woord voegen. Hetzij als harde werkers op de velden, hetzij als vroedvrouw-man. Niets in de natuur is hun onbekend. Hierdoor blijft er natuurlijk weinig tijd over voor rites of hymnische liederen – die bewaren ze voor belangrijkere feestdagen. Maar als een Peraine-gewijde op het einde van een dag vol inspanningen even tijd vindt voor een kort gebed, dan is deze beter gezien in de ogen van de godin dan de meeste pompeuze rituelen kunnen voorstellen.

58

Ingerimm : De cultus van Ingerimm is in twee gesplitst. Terwijl de dwergen hem als oppergod en belangrijkste god vereren (zie ook Ingerimm, Heer van het Vuur), en de andere elf goden meer als beschermingsgodheden erkennen, is zijn figuur bij de meeste mensen slechts bekend als miniem. Daar wordt hij in de eerste plaats bekeken als god van de handenarbeid, in het bijzonder de smeedkunst, gezien. De hoogste menselijke Avonturijnse Ingerim-priester is de in Angbar verblijvende bewaker van de vlam, terwijl de dwergen de bewaarder van de kracht als hoogste religieuze autoriteit erkennen. Deze laatste zetelt in de tunnels van Xorlosch, een nederzetting van de dwergen in het heilige gebied noordwaarts van de ijzeren wouden. Vanaf hier gaan we het alleen nog hebben over de manieren waarop de mensen deze god aanbidden. De hoeders, ook wel meesters van het as genoemd, zijn de hogepriesters van de verschillende Avonturijnse tempels. Zij, alsook de meer eenvoudige priesters zijn vaak op pad om oftewel een bepaalde handvaardigheid aan te leren of bij te brengen oftewel leiden zij de ceremonieën van de wijding naar gezel of meester die in de verschillende gilden wordt gehandhaafd. Tijdens het verloop van deze ceremonies zoals ook in normale erediensten ter ere van Ingerimm wordt de scheppingskracht van het vuur door lange rituele formules, waarvan hun oorspronkelijke betekenis sinds lang vervlogen tijden is verloren gegaan, geprezen en een symbolisch offer in de vorm van een gesmeed kunstwerk of een afgewerkt gezel-of meesterstuk aangeboden. De gezellen, zoals de eenvoudige Ingerimm-priesters worden genoemd, vervullen hun dagelijkse dienst dan ook op zo’n manier dat ze de verzamelde kunstwerken, die elke tempel in overvloed heeft – reinigen, catalogiseren en hun tentoonstelling bewaken. Vele jongeren hadden zich een dienst aan Ingerimm veel-bewogener voorgesteld en daarom keren velen onder hen hun geloof teleurgesteld de rug toe vooraleer ze het tot hogere gewijde schoppen. Alléén in het meedogenloze klimaat van het hoge noorden, zoals in Tjolmar of Noodmark zijn er nog restanten overgebleven van de originele Ingra-aanbidding en de cultus is hier ook levendiger – het gedacht dat het leven alléén door vuur kan worden bekomen en onderhouden. Rahja : “Hier gaat het eraan toe zoals in de tempel van Rahja in Belhanka!” Dit dictum heeft géén betrekking, zoals vele zouden denken, op een woestijn orgie, maar op de jaarlijkse ontmoeting van alle hogepriesters van Rahja in de hoofdtempel van de godin. Daar wordt, in een hectische toestand die veelal doet denken aan een veemarkt, in een openbare stemming, nadat er een meerdaags debat werd gevoerd, besloten wie de geliefde van de godin of de hoogste Avonturijnse Rahja-dienaar wordt voor het komende jaar. Het geloof van de liefdesgodin maakt alleen een onderscheidt tussen gewijden en hooggewijden (tempelverantwoordelijken). De titel >> geliefde van de godin << is louter een ereambt, die de betreffende gewijde vrijstelt van zijn verplichtingen en hem toelaat te reizen en in de tempels van grotere steden op de rechten toe te zien. Ik moet toegeven dat de stadhouder van Praios iets meer macht heeft over zijn onderdanen als de geliefde van de godin over de zijnen – maar bijlange niet zoveel plezier want de ontmoeting in Belhanka is één van de weinige gebeurtenissen waarbij Rahja-gewijden zichzelf kunnen uitleven. Anderszins is er een grote ernstigheid bij de dienaren en dienaressen van Rahja – de situatie van een heilige extase is alléén te bereiken via zelfdiscipline en wat normaal overkomt bij de

59

vele bezoekers aan een tempel van Rahja is het resultaat van een moeizame verworven sereniteit. Een tempeldienst van Rahja is in elk geval een zaak van hoge concentratie. De gelovigen nuttigen samen met de gewijden de Tharf, de heilige wijn, en volgen mee in lange hymnische gezangen, steeds weer repeterende formules die de bezoeker na een bepaalde tijd in een diepe trance laat wegzakken. Pas op dat moment is men klaar de godin te ontvangen, hetzij door een drogerend kruid, hetzij door lichamelijke liefde. Deze vrome ernst in het bereiken van de grootste lustgevoelens is ook datgene waarbij een Rahja-tempel zo erg verschilt met een hoerenkot of een drugshol – en ook de reden waarom deze laatstgenoemden het meest bezocht worden. De cultus van Rahja is heilig en om die reden zal een levenspartner zijn wederhelft zijn/haar voornemen bekend maken als hij/zij een tempel bezoekt (veel koppels bezoeken de hallen van de godin ook gezamenlijk) maar het heeft géén enkele zin een handelsreiziger of een vorst te chanteren die men heeft gezien in een Rahja-tempel. Speciaal aan al deze godin-verblijven is een klein, slechts voorbehouden voor gewijden bassin met gewijd water dat alle vermoeienissen van de dag, alle wonden en kwetsuren op wonderbaarlijke wijze doet verdwijnen.

Heilige Ordes, Heilige Oorden De volgende teksten handelen over de mensen, die de goden dienen, zonder onmiddellijk een gewijde te zijn, over de groepen waarbij ze zich hebben aangesloten, over de heiligen die ze vereren en over de heilige plaatsen waar jaar in, jaar uit massaal mensen samentroepen om de Twaalfgoden te aanbidden. Niet elke religie heeft een specifieke orde terwijl enkele sekten een aantal met hen verbonden groeperingen hun eigen orde hebben. De bekendste onder deze zijn natuurlijk de ridderordes, de trouwe Rondra vechtersjassen : Orde van de heilige Ardaren – De Ardarieten zijn genoemd naar de hogepriester van de Gareth-tempel, die bij de verdediging van het heiligdom tijdens de slachting van het pinksterfeest anno 648 v.H. hun leven lieten. De orde, die zowat voor de helft uit Laien bestaat, dient als bescherming van de tempels en in het bijzonder diegene die aan Rondra gewijd zijn. De Ardarieten voeren een rood zwaard met een witte achtergrond in hun wapen en hun belangrijkste vestingen staan in Perricum, Arrivor en in Vallusa. Orde van de Jergan-tempels – De tempeliers van Jergan zijn beroemd en berucht voor hun ijverige >> Bekeringsdrang <<. De orde wiens teken een rode leeuwin met een gouden achtergrond is en die bijna helemaal uit gewijden bestaat, werd gesticht in het jaar 6 v.H. door een zekere Marschall Voltan van Rommilys en keizer Reto na hun zege in de slag om Jergan, waar ook de grootste vesting van deze orde zich bevindt. De Donner-orde – Deze krijgsorde is trouw aan Rondra en haar zoon Kor en hun ledenaantal – merendeels bestaande uit Laien – houden rekening met alle geboden aangaande eer maar de naam >> huurlingen << zou beter bij hun passen want de leden van deze elite-eenheid zijn altijd te vinden op plaatsen waar de zege op het slagveld dreigt te wankelen en waar een vorst

60

genoeg goud ter zijner beschikking heeft. De leden van deze orde dragen wapenrokken in zwart en blauw en hun vestingen staan bij Elenvina, Zorgan en Trallop. Eén van de belangrijkste bondgenootschappen van Rondra-gelovigen, de heilige orde onzer heerseres Rondra van Theater in Arivor zijn reeds voor honderden jaren uitgestorven. De allerlaatste tekens van hun glorie (de overwinning van het Bornland voor Keizer Gerbald I) schemeren vandaag de dag alléén nog in de vermolmde restanten van hun vesting. Pilkamm was ooit de belangrijkste commanderij van het latere Bornland – gelegen tussen Festum en Neerzand). Een vandaag nog bestaande verbinding zijn de ex-communiquees van Praios, een orde van fanatieke Praios-aanhangers, ook wel de >> geissler << genoemd. Alhoewel de gewijden een ruime achtergrond-info hebben, bestaat deze orde bijna alléén maar uit leken die niet gehinderd worden bepaalde priesterschappen tot in de details na te bootsen. De steeds in puur witte pijen of mantels geklede geissler zijn omwille van hun bekeringsdrang en hun zowaar ziekelijke haat tegenover magisch vaardige personen niet bijzonder geliefd doch hun aantal en hun macht, zowel aan het hof als op de boerenbuiten, mag zeker niet worden onderschat. De >> gekozene <<, de hoogste in rang van deze orde, zetelt in Wehrheim. Veruit de minst agressieve maar zeker niet minder fanatieke is het verbond van het ware geloof, wiens zich aan alle Twaalf hebben gebonden en wiens volgelingen daar te vinden zijn waar het geloof van de Twaalfgoden in strijd staat met andere culten. Deze orde heeft de grootste groep van reizende predikers, die vaak op de marktplaatsen van de grote steden of in nieuw gevormde goudgravers-nederzettingen zijn terug te vinden. Andere orden hebben zich tot doel gesteld het welzijn van de mensen te verwezenlijken op een puur wereldse manier. Hiertoe tellen we : De orde van Noiona van Selem: Dit broeders-en zusterschap bekommert zich om diegenen >> die arm en verward van geest zijn <<. In hun afgelegen kloosters verzorgen ze de bezetene en invaliden, geven hun vergetelheid of nieuwe herinneringen. Noiona, een priesteres van Boron, stichtte het eerste klooster in het jaar 376 v.H. in de nabijheid van Selem waar de nood het hoogst was en nog steeds de dag van vandaag bevinden zich onder de broeders en zusters van Noiona vele gewijden van Boron maar men merkt weinig beterschap in de zielenheelkunde van de Moha’s binnen de muren van het klooster. Het zusterschap van Mada – In dit verbond vindt men zowel toverkundigen alsook Hesinde-gewijde vrouwen en diegenen, die tot géén van beide soorten behoren. Wat hun betreft is Mada, de dochter van Hesinde, de verlosseres, die de mensen de kracht vanuit de dimensies gaf om hun zwoegen te verminderen en de schuld helemaal alléén op zich nam zodat Praios niet de hele wereld zou vernietigen. Deze, door buitenstaanders ook wel >>witte heksen<< genoemde zusterschap helpt waar ze maar kunnen, hetzij door hun grote kennis van kruiden, hetzij dat ze vervloekte gebieden van het kwade zuiveren of door wonderbaarlijke genezingen uit te voeren. De orde van Therbûn – De Therbûnieten gaan een lange geschiedenis vooraf. Reeds in het jaar 27 na Bosparans val stichtte Therbûn van Malkid de >> gezegende heelkundigheid van Peraine-gelovigen<<, een orde die de strijd tegen de ellende, dat ontstaat door oorlog of epidemiën, is aangegaan. De in groene pijen geklede Therbûnieten kan je zowat in alle steden tegenkomen waar er gewerkt wordt in ziekenhuizen en verpleegtehuizen en op de slagvelden

61

van Avonturië, waar ze de gewonden verzorgen. Deze verspreide orde heeft een groot aantal niet-gewijden. Orde van de heilige Badilak – De in het oranje geklede Badilakanen worden gemakkelijk aanzien voor Travia-gewijden en niet alleen vanwege hun kleding maar ook omwille van hun doen en laten. Het is inderdaad zo dat deze orde ook toegewijd is aan Travia. Hun leden – priesters zoals de Laien – wijden zich helemaal toe aan de armsten van de stad, de daklozen en de >> gevallen meisjes <<. De bekering van dergelijke prostituees van Mendena naar Travia-gelovigen heeft ook de aanstoot gegeven tot stichting van deze orde. De Badilakanen bezitten veel van deze armenhuizen en soepkeukens waarin altijd brood en een warm bed gecombineerd wordt met een regelmatige gebedswake. Naast de stichters van de orde worden nog een aantal mannen en vrouwen vereert als heiligen, velen slechts in bepaalde gebieden, ja, zowel in een stad of in een dorp en anderen daarentegen overal waar het Twaalfgodengeloof verspreidt werd. Noemenswaardig zijn hier : Mikail van Bjaldorn, een beroemde jager die er op zijn 76-jarige leeftijd nog in sloeg een zeldzaam wit hert neer te leggen, slechts bewapend met een boog en een dolk. Om deze eenzame jager te eren, wiens woudrijke vaardigheden zelfs in hartje winter 621 personen in de plaats Norntal van de hongerdood redde, werd voor het laatst gezien in de ravijnen van het koperen zwaard en voor hem worden op de 11de Firun, de >> dag van de herten << door Firun’s volgelingen 76 pijlen geofferd. Vanaf Bjaldorn werden deze noordwaarts afgeschoten en géén enkele pijl wordt ooit teruggevonden. Rhys de maaier, een voormalige landgenoot, die na de ondergang van het oude Havena zich wijdde aan het Ingerimm-geloof en in de daaropvolgende tijdstippen enkele van de grootste Avonturijnse smeedkunstwerken schiep waaronder de beroemde keizerpoort die toegang geeft tot Gareth. Hij wordt herdacht in zijn geboorteplaats Abilacht op de 19de Ingerimm, de dag van de catastrofe van Havena en zelfs de dwergen uit het aambeeld-gebergte komen dan naar de stad om de meester der smeedkunst te eren. Thalionmel, de leewin van Neetha is – hoe kan het ook anders – een martelares van het Rondra-geloof waarvan men bericht dat ze de in het jaar 226 v.H. in haar eentje de brug over de Chabab vrijwaarde van de Novadi-legers, zelfs nog toen haar lichaam door 50 pijlen was doorboord. Een onweer liet de brug uiteindelijk instortten en Thalionmel met wel 500 woestijnkrijgers werden door het kolkende water verzwolgen. Om haar te eren wordt op de 4de Peraine door vele Rondra-gelovigen wapens in de vloed van de Chabab geworpen en de vromen onder hen waden in de rivier van Thalionmel met het geloof dat dit henzelf en hun wapens zal verstevigen tegen de kracht van vijanden. De heilige Gilborn van Punin is evenzeer een martelaar, toch in elk geval voor de Praios-aanbidders. Hij stierf in de gewelven van de beruchte duistere Borbarad, die hem op gruwelijke wijze verminkte en tenslotte vermoordde om aan te tonen dat hijzelf de goden kon trotseren. Deze beschermeling van de orde van de banstraal wordt gevierd op de 29de Travia, zijn sterfdag. Elida van Salza wordt door de Efferd-gelovigen van de westkust aanbeden; De priesteres van de zee leidde vier schepen vol wijzen tijdens de naamloze dagen op veilige wijze doorheen de meest woeste orkanen tot in Brabak en voorkwam er een hongersnood. Zij wordt elke dag in stilte herdacht en men roept haar krachten aan ten tijde van chaos. Zoals men ziet zijn er nog talloze andere heiligen. Dat ze als toonbeeld voor hun geloof gelden hebben ze allemaal gemeenschappelijk en ze zijn een voorbeeld voor de komende generaties. Ze worden door het simpele volk aangeroepen of als bemiddeling tussen de

62

goddelijke wil en het aardse lot maar de uitkomst van zo’n gebed kan eigenlijk meer bestempeld worden als twijfelachtig. Het geloof van de Twaalfgoden kent ook nog enkele plaatsen, die als heilige grond kunnen worden aanschouwd en die met géén enkele heilige iets te maken hebben. Hier volgen enkele speciale gebieden : De heuvel van de vier, een verhoging waar Yaquir en Brigella samenkomen, de plek van >> de slag der twee demonen <<, waar Praios, Rondra, Efferd en Ingerimm de heer van het nieuwe rijk bijstond tegen de aarddemonen. Op de 30ste Praios worden hier de vier goden herdacht. Het Peraine-woud van Anchopal : hier schonk de godin zelf – zoals het geloof het bevestigd – de stad een groene beschermingsmuur tegen de voortschrijdende Gorische woestijn. Dit gebeurde in de nacht van de 26ste op de 27ste Peraine in het jaar 233 na de val van Bosparan en waar tot op de dag van vandaag fris groen en de eerste bloemen aan Peraine worden geofferd. De Efferd-pilaar van Olport : Deze voor de Olporter kliffen gelegen puntige rots was in vroegere tijden vaak de plaats van zware schipbreuken. De schippers van het noorden offeren hier op elke 1ste Efferd kleine scheepsmodellen en sindsdien is de haven van Olport één der veiligste scheepsroutes van Thorwal tot Paavi. De slokdarm is een bodemloos gat ten noorden van de muur van Raschtul waarvan niemand weet hoe het is ontstaan en van waaruit af en toe hete dampen komen. Ingerimm wordt er aanbeden door zowel mensen als dwergen. De andere Avonturijnse religies, in het bijzonder de >> heidense << culten hebben een veelvoud van heilige plaatsen – stenen cirkels, natuurlijke totems, gletsjerspleten of heilige wouden – en ook daar lijkt de hartslag en adem der goden waarneembaar…

Goddelijke Talismannen en gewijde voorwerpen >>…en als dit was volbracht, besloten de Twaalf dat sterfelijken hun namen zouden verspreiden over de wereld. En ze gaven hun wonderbaarlijke krachten mee op weg, twaalf in totaal en één voor elk. En Phex schonk hun de gave van telepathie naar alle uithoeken der Aarde, en Hesinde schiep met haar macht twaalf voorwerpen, elk gewijd aan hun…<< (Uit >> analen van de oude goden <<, het heilige boek van de Hesinde-cultus) Deze twaalf voorwerpen zijn vandaag bekend als goddelijke talismannen, heilige relikwieën, die zich in de schatkamers van de machtigste tempels bevinden en alleen getoond worden tijdens de belangrijkste feestdagen. Vaak bestaat er per godheid één voorwerp waarvan wordt verteld dat het zich op meerdere plaatsen gelijktijdig bevindt. De waarheid is niets minder dan dat hooggradige gewijden in staat zijn deze voorwerpen voor een korte periode vanuit hun rustplaats naar zich toe te roepen. Dit vraagt om een mirakelproef + 20, de inzet van 1 D6+6 karmapunten en die kennis van het heilige woord dat slechts gekend is door gewijden die minstens de 12de graad bereikt hebben en natuurlijk ook diegenen die de betreffende godheid aanbidden. Priesters, die zichzelf waardig achtten, moeten de tempel bezoeken waar het voorwerp wordt verwacht en aan een controle worden onderworpen.

63

Als een gewijde een voorwerp heeft geroepen, dan blijft het voor een andere priester onbereikbaar. De werking van de relikwieën laat zich alléén door de goden zelf stoppen, evenzo dat zij de talismannen voor enige tijd uit het bereik van de sterfelijken kunnen onttrekken als ze geloven dat het artefact onwettig wordt gebruikt of als een slechterik probeert van het voorwerp gebruik te maken. De goddelijke talismannen zijn volgende: Het oog van Praios Deze volkomen gladde kogel, zowat ter grootte van een appel uit puur goud remt in een omtrek van 25 meter rondom de gebruiker alle soorten van magie. Dit gaat over de magie die ontstaat in het actieve gebied van het oog als de toverspreuken proberen die zone in te dringen. Zelfs de werking van magische voorwerpen wordt volledig ontnomen. Deze talisman wordt bewaard in de Praios tempel van Nieuw-Gareth, de zetel van de bode van het licht. Het zwaard van Rondra Dit kostbare versierde tweehandszwaard, dat zich momenteel in de Rondra tempel in Perricum bevindt, kan door een hogepriester worden gehanteerd ter verdediging van de tempel. In dit geval maakt het zwaard het zijn drager mogelijk om twee aanvallen per gevechtsronde uit te voeren, evenzo twee afweren per gevechtsronde. Het wapen brengt een schade toe van 2 D20+10 TP die door géén enkele wapenrusting of magische bescherming kan worden opgevangen. De waterkruik van Efferd De met blauwe glas versierde aardewerken kruik heeft een inhoudscapaciteit van ongeveer 10 liter en toch kunnen er nog vele hectoliters eruit gegoten worden als de omstandigheden het vereisen. Want Efferds kruik blust elk vuur, of het nu een huis,- steppe of bosbranden zijn.

64

Brandhaarden die ganse steden of grote wouden vernietigen staan onder bescherming van Ingerimm en kunnen niet worden geblust door de Efferd kruik, evenzo de drakenadem. Magische vuren, zoals bijvoorbeeld een vlammend zwaard, worden eveneens geblust. De kruik is de grootste schat van de tempel in Bethana. Travia’s ganzeveer Deze eenvoudige, onversierde veer heeft al vele Travia-gewijden in grote nood gered. De ganzeveer schrijft een kleine boodschap op een stukje papier, een muur, een tafel of een plek naar keuze van de gewijde. De gewijde echter moet de plek, waar de veer schrijft, kennen – aldus minstens één enkele keer hebben gezien. De ganzenveer wordt momenteel in Rommilys bewaart. Boron’s staf der vergetelheid De een ietwat halve meter lange staf bezit als knop een opvallend gesneden ravenhoofd. Als een persoon met deze knop tussen de ogen wordt aangeraakt, dan verliest hij naar wens van de gewijde voor een periode van 1 D20 dagen zijn bewustzijn of de herinneringen aan een bepaalde gebeurtenis. Men kan dit geheugenverlies alléén opheffen door hem met de staf aan te raken. Deze aanraking laat ook toe om verloren gewaande kennis weer op te rakelen. De staf rust – hoe kan het ook anders – natuurlijk in al’Anfa, de ravenstad. Hesinde’s trechter De trechter ter grootte van een hand heeft vijf openingen en is groengelig van kleur. Hij dient voor de alchemistische analyse van vloeistoffen. Het maakt het voor een gewijde mogelijk om te bepalen uit welke bestanddelen een onbekend elixer of vergif bestaat. De vloeistof wordt door de trechter gesplitst in haar bestanddelen die uit de verschillende openingen vloeien. Zijn er echter meer dan vijf bestanddelen aanwezig, dan worden er vier apart gescheiden en de overige vloeien door de middelste opening. De onderzochte stof gaat natuurlijk verloren en laat zich door een eenvoudig samengieten niet meer gelden. Deze trechter wordt bewaard in de tempel van Hesinde in Kuslik. Firun’s ring De ring, het sierstuk van de Firun-tempel van Bjaldorn, bestaat uit een gouden vorm met een ijskristal. Het kristal licht blauwachtig op als er zich in de buurt van een gewijde eender welk levend wezen bevindt waarop hij zich focust. De intensiteit van het licht is afhankelijk van de afstand van het levende wezen en de richting waarin de ring wordt gehouden. De gewijde kan alléén maar zeggen om welke soort het gaat (en moet alzo aan een ree, een mens of een ork denken) maar niet specifiek om welk exemplaar het hier handelt. Desalniettemin heeft de ring al vele Firun-gewijden een uitweg geboden wanneer hij in een sneeuwstorm volledig de oriëntatie had verloren.

65

Het krijt van Tsa Het regenboogkleurige stukje krijt dient om het geslacht te bepalen van een pas verwekt kind. Op de buik van de moeder wordt een cirkel getekend – voor de meisjes in de richting van het uurwerk en voor jongens in tegenwijzerzin en voor meerlingen zijn er een overeenstemmend aantal cirkels – en die blijven daar tot de geboorte. De pasgeborenen worden automatisch volgelingen van de godin wat het voor de vorstenhuizen bemoeilijkt om de troonopvolging met behulp van deze talisman, die in Punin wordt vereert, te regelen. Phex’s schaduwplek Deze duivenei-grote kogel wordt door een speld samengehouden. Maakt men deze los en splitst men de beide helften van mekaar, dan wordt de gebruiker omringd door een nevel die hem naar buiten toe camoufleert en geluiden van binnenuit volledig onderdrukt maar het zicht en het gehoor van de gewijde wordt helemaal niet gehinderd. Dit relikwie wordt nooit openlijk getoond maar men vermoed dat het zich in Gareth bevindt. Peraines handschoenen: Met behulp van deze groene handschoenen kan de priester helende planten van diegenen scheidden, die een schadelijke werking hebben. Als de gewijde een geneeskrachtige plant in zijn rechterhand neemt, dan geeft de handschoen een rode schijn en bij giftige planten zal deze blauw oplichten. Heeft de plant echter géén van beide uitwerkingen, dan zal de handschoen een weelderige groenachtige schijn hebben. Maar wees voorzichtig! Alles is vergif maar het hangt enkel van de dosis af of het een goed of kwaad effect zal hebben, is één van de bekendste spreuken van een alchimist uit de periode van de val van Bosparan. De handschoenen vindt men terug in de tempel van Peraine in de stad Zorgan. Ingerimms steen: Deze zowat 800 oncen zwaar wegende klomp ijzererts voorkomt de werking van aardbevingen en vulkaanuitbarstingen in een omtrek van 10 kilometer. Het beven zelf wordt niet gestopt maar er zal géén schade zijn aan personen of gebouwen. Het speelt totaal geen rol of het beven van natuurlijke aard is of niet. Dwergen en mensen gaan op pelgrimstocht naar Angbar om deze steen te aanschouwen. Rahja’s kelk: Deze zowat 30 centimeter hoge kelk die bezet is met edelstenen bestaat uit puur goud en heeft een materialistische waarde van zeker 500 dukaten. Toch werd hij nog nooit gestolen uit de tempel van Rahja te Belhanka. Dit relikwie transformeert elke vloeistof die men erin giet – hetzij water, hetzij drijfmest –, dadelijk in een overheerlijke wijn. De kelk heeft een inhoudsmaat van een halve liter.

66

Natuurlijk bestaan er nog een veeltal van deze gewijde voorwerpen die niet de status van een goddelijke talisman hebben. Zo zijn alle voorwerpen, die dienst doen bij goddelijke eredienst, op een speciale wijze ingezegend en ook de basisstenen van de tempel stralen een goddelijke kracht uit die – tot op zekere hoogte – deze wereldse verblijfplaats van de goden tegen dieven beschermd. Er zijn echter nog drie voorwerpen die een bijzondere vermelding verdienen en die als >> magische voorwerpen << kunnen worden beschouwd (alhoewel het woord >> magie << in deze context door gewijden niet graag gehoord wordt) : Travia’s broodzak en waterkruik en Ingerimm’s gordel met de kracht van de aarde. Deze drie voorwerpen kunnen door de desbetreffende priesters vervaardigd en door een groot mirakel gewijd worden, wat de gewijde de verplichtte 6 D6 karmapunten zal kosten. Opdat de goddelijke kracht in deze dimensie kan worden gebonden, moet er ook een wereldse energie in het voorwerp invloeien : de priester verliest een permanente 1 D6+2 levenspunten. Travia’s broodzak schenkt naar wens éénmaal per dag voldoende hemelse voeding, om een mens voor verhongering te vrijwaren. Op dezelfde manier werkt de gewijde waterzak voor de dorstige. Beide artefacten zijn doch aan dezelfde eisen verbonden van het vanzelfsprekende Travia-mirakel. Als een held tracht in een herberg een miezerige kreuzer uit te sparen door Travia’s hulp in te roepen, dan vervalt de buidel onomkeerbaar tot een zak stof! Ingerimms gordel – waarvan er ook alledaagse magisch-herstelde-versies bestaan – verleend de drager ervan de kracht van een reus, hetzij om een stadspoort voor de aandringende vijandelijke legers gesloten te houden, hetzij om een wagen op te heffen die anders door de schuimende vloedstroom van een scheurende wilde rivierstroom zou verslonden worden. De gordel kan eveneens alléén maar in noodgevallen worden ingezet en zijn werking houdt drie spelronden stand. Bij herhaaldelijk misbruik weigert het voorwerp eenvoudigweg dienst. Ja, er doen ook geruchten de ronde onder dieven (bijvoorbeeld als een priester van Ingerimm om met behulp van de gordel een tempel van Efferd te onteren) dat de gordel zelfs zijn macht tegen de drager inzette en deze verpletterde zoals een luis… Ook de >> heilige strozak van Brabak << spreekt van uitslag. De halfgod Nandus zou hier naar verluidt op overnacht hebben en een nachtrust op deze strozak zou een toverkundig wezen zijn astrale krachten versterken. Er wordt doch sterk over deze legende getwijfeld – in het bijzonder dat de kroniekschrijvers de verblijfplaats van de strozak tot de dag van vandaag niet konden bepalen…

Satuaria en de andere godenkinderen en demi-goden Veel gewijden leren dat een godheid nimmer een kind kan verwekken, ja, dat zo’n afstammeling tegen de goddelijkheid van de moeder/vader spreekt want het behoort tot het wezen van een godheid dat hij alles, wat hij is en wil zijn, in zichzelf verenigd en niet een klein deel daarvan aan een kind wil meegeven. Natuurlijk zijn er minstens evenveel vrome gelovigen die er vast van overtuigd zijn dat wij sterfelijken de goden nooit kunnen erkennen als ze niet op ons geleken en zoals ons de lust en leed van de liefde kennen en dat deze liefdes ook steeds weer hun vruchten afwierpen.

67

Andere volgelingen echter – en daartoe behoren er veel van het eenvoudige volk – hebben in de loop van de Avonturijnse geschiedenis zoveel godenkinderen ontdekt en toegevoegd aan de overlevering dat wij dit nooit of te nimmer in dit boekdeel volledig uitvoerig kunnen behandelen. Dat betekent echter niet dat de godenkinderen en de halfgoden niet belangrijk waren. Zoals men reeds weet, geniet Ifirn, Firun’s dochter, onder de bevolking in het noorden een grote verering zoals haar vader en in sommige steden in het Bornland zijn de gebedshuizen waar Levthan, de zoon van Rahja, wordt aanbeden, vaker bezochte plaatsen als de tempel van zijn moeder. We gaan hier de belangrijkse Avonturijnse godenkinderen bespreken en we laten het aan uw onderzoek over, beste lezer, meer over de religies, tempels, gewijden en wonderen van deze godheden vast te stellen. Alle volgende uitspraken komen uit het boekdeel >> Wat gelooft het volk? <<, geschreven door Errik Dannike. Satuaria >> Toen Los met Sumu vocht en de reuzin van de aarde haar einde voelde naderen, trachtte ze toch een klein deel van zichzelf te redden. Zo schiep ze in haar binnenste een ei en blies er leven in. Op het moment dat Los de reuzin versloeg en over haar dode lichaam huilde, kon hij niet weten dat er diep binnenin haar nog een zwak leven groeide. Toen het ei rijp genoeg was, gleed de dochter van Sumus eruit en haar naam was Satuaria. Vervolgens keek Satuaria vervuld van haat neer op de wezens die op het dode lichaam van haar moeder woonden maar algauw begon ze zich eenzaam te voelen. Ze nam een menselijke gestalte aan en begaf zich onder de stervelingen. Hierdoor begon ze langzamerhand van deze zwakke wezens te houden. Enkele onder hen die de aarde respecteerden erkenden Satuaria als dochter van Sumus en bidden tot haar om hun te onderrichten. Satuaria leerde deze mensen de manier en wijze van de grond en de planten, waarmee ze dichter verbonden was dan eender welke andere godheid. << Deze kennis wordt vandaag de dag nog door heksen verder verspreidt aan haar leerling, vaak van moeder op dochter. Alle heksen beschouwen zichzelf als dochter van Satuaria en dat is ook de titel die ze zichzelf toekennen. Ifirn Firun gromt altijd maar tegen de mensen en in zijn koude woede draait hij zich naar het zuiden om allerlei overtreders met zijn toorn te treffen doch als hij zijn doel bereikt, laat hij zijn oog vallen op de dochter van een dolende herder in de woestijn, die vandaag de dag Khom heet. De vrouw heette Meriban en haar haren waren zo zwart als pek, de ogen zo donker als een gat in het zeildoek van de hemel en de huid had de kleur van een bruin maar helder kippenei en was evenzo glad. Nadat hij Meriban aankeek was Firuns woedde bekoeld en hij nam ze met zich mee in zijn kasteel van sneeuw en ijs. Negen maanden later baardde Meriban Firun’s dochter, die ze Ifirn noemde. Ifirn’s huid en haren zijn zo wit als de sneeuw onder de middagszon maar ze had dat warme innerlijke van haar moeder en heeft de mensen meer lief als eender welke andere godheid.

68

Levthan en Swafnir Meriban, die door Firun-legenden zo treffend wordt vernoemd, had een broer die op hetzelfde uur als zijzelf geboren werd. Deze broer – Khabla was zijn naam – keek de godin Rahja aan en zij dacht dat ze in een spiegel keek want zo mooi was de jonge kerel. En Rahja liet hem tot haar woonst toe. Omdat ze zich niet de moeite van het kind-baren op zich wou nemen vroeg ze aan Khabla haar zoon te dragen en gaf deze bij zijn geboorte de naam Levthan. Levthan evenaarde zijn moeder en vader in schoonheid. Alle mensenvrouwen en veel godinnen verlangden naar hem. Alléén Satuaria, die uit het ei voortgekomen was, was hem niet gunstig gestemd. Op een nacht overweldigde Levthan haar heimelijk en bond ze vast met een magisch touw die hij had gekregen van de godin Hesinde en bedwong haar op deze manier. Dit gebeurde in de maand Efferd. Satuaria echter wreekte zich op de goddeloze misdadiger en veranderde hem in een ram voor eeuwig en altijd. Alzo staat Levthan dag in, dag uit in een droge wei dor stro en scherpe kruiden te herkauwen. Slechts tijdens de nachten in de Efferd-maand transformeert hij terug in zijn eigen gedaante. Dan neemt hij de gedaante aan van een gehoornde bronstige ram en gaat op jacht naar menig schone maagden maar geeft vooral de voorkeur aan de heksen in de noordelijke wouden. Onder alle goden is Levthan de meest verfoeilijke. Een zeldzame vreemde legende hangt gebonden aan die met Swafnir, de beschermer van het Thorwaler-volk: Efferd, god van het water, zorgt onder andere voor de regen en komt derhalve vaak samen met de godin van de storm, Rondra. Op een dag wilde Rahja zich wreken voor het besprenkelen met water van zijn wijn waarbij ze Efferd een streek wou lappen en ervoor zorgde dat Rondra een heftige begeerte voor hem voelde. Dit werd het motto van de >> zwakkelingen << voor lange tijd, totdat Efferd in zijn woede de zeeën teisterde met stormen en talloze mensen liet verdrinken. Enorm onder de indruk van deze emotionele uitbarsting, liet Rondra Efferd toch toe. Vanuit dit kortstondige treffen ontsproot een kind, een jongen, die opgroeide tot een machtige halfgod en door zijn moeder werd onderwezen in de kunst van de oorlog. Efferd kwam geleidelijk aan weer tot zijn zinnen en schaamde zich voor zijn destructieve woede-uitbarsting. Dus gaf hij zijn zoon Swafnir de opdracht om in de toekomst bijzonder waakzaam te zijn voor de zeelui van het Thorwaler-volk en de schade te beperken door hen te beschermen. Met deze opdracht verliet Swafnir de velden der goden en begaf zich op weg naar Avonturië, waar hij in de gedaante van een reusachtig grauwwitte potvis de zee van de zeven winden doorzwemt en de Otta’s beschermd. Daarom weigeren Thorwalers om walvissen te vangen en trachtten ook andere volkeren te overtuigen dit niet te doen. Vele sagen meldden over Ottajaskos die strandden op kleine eilanden om te rusten en nadat ze voortzeilden konden ze opmerken dat de eilanden een geweldige waterstraal uitbliezen en langzaam naar beneden doken. Op vraag van de hooggeboren Nemrod zien we af van de exacte beschrijving van de half-goddelijke wezens van de eeuwig bevroren zeeën in het hoge noorden, die ook kinderen zijn van Swafnir en Ifirn. Ze worden in het bijzonder aanbeden in Olport waarvan de bevolking deels Thorwaler, deels Nivesen zijn.

69

Kor Omdat de godin Rondra niemand kon vinden onder de mensen noch de goden waarin ze een gelijkheid zocht in moed en gevechtslust, koos ze voor de draak Farmelor met het leeuwenhoofd als gemaal en baarde hem de duistere Kor. Deze is een godenzoon die géén genade kent en daarom bij vele soldaten, die zijn zwaard voor geld inruilt, in achting nog boven zijn moeder staat. Aves Ook Aves is een kind van de godin Rahja en hierdoor de broer van Levthan. Maar hij is steeds vrolijk gezind en vogelvrij, waardoor we hem ook vaak in de gestalte van een paradijsvogel aantreffen op de zeilschepen van avontuurlijke zeelui. Ucuri Zo noemt de enige zoon van Praios. Ucuri is een wezen dat de machtige god uit zichzelf baarde. In persoon volgt hij helemaal de weg van zijn vader en houdt een beschermende hand over onze heren, vorsten en keizers. Hij geeft hun macht en goddelijke inspiratie die ons ten goede komen zoals men kan zien aan de handel en wandel van onze keizer Hal.

Marbo De bleke Marbo is de dochter van Boron. Ze werd gebaard door Etilia, een jonge vrouw, die in haar hoogdagen voor de duistere meester des levens moest verschijnen om vervolgens het medeleven en dan de liefde van de zwijgzame op te wekken. Boron wees haar de weg terug naar de wereld en plaatste terzelfdertijd zijn dochter Marbo in haar schoot. Van alle levende wezens was Marbo de eerste die er in slaagde het rechtvaardige, maar kille hart van haar vader te verwarmen.

Simia De naam van Ingerimm’s en Tsa’s zoon luidt Simia. Hij is een samenraapsel van de creatieve rebellie van zijn moeder en de oerkracht van de heer van het vuur. Wie bij Simia blijft, kan daden volbrengen van een ongelooflijke vernieuwende kracht.

70

Nandus Nandus met zijn goddelijke wijsheid is een kind van Hesinde en meestal wordt de sluwe Phex vernoemd als zijn vader. De legende vertelt ons dat hij zich steeds weer met een machtige meesteres der magie ophoudt en samen met haar een groot man heeft verwekt wiens daden ons vandaag nog zegenen. In de oude geschriften kennen we hem als Rohal de Wijze. Maar over Nandus wordt ook de afschuwelijke berichten verspreidt dat hij terzelfdertijd de vader van Borbarad zou zijn en dat deze op zijn beurt een broer van de Grote Rohal is. Zulke hersenspinsels, die onze kinderen nachtmerries zouden bezorgen, verwijzen we naar het rijk van de waanzin. Opmerkingen:

1. De namen van de halfgoden Marbo, Simia, Kor, Aves, Ucuri en Nandus zijn de namen van zes van de acht dwalende sterren die men kan zien aan de Avonturijnse hemel en van groot belang zijn voor de interpretatie van de sterren en de wetenschappen van de hemellichamen. Avonturijnse astrologie en het maken van horoscopen worden uitvoerig omschreven in de boeken Het land van Het Oog Des Meesters.

2. Men kan bijvoorbeeld Rohal de Wijze zien als een ongewone gelovige persoon die verheven wordt tot de positie van een halfgod omdat zijn buitengewone levensprestaties anders onverklaarbaar zijn. En er zijn veel aanwijzingen dat het volk z’n manier van denken juist is. Toch ontkennen we pas onstane legenden zoals de beruchte tovenares Nahema, die een kind van Rahjas en Nandus blijkt te zijn, in alle hevigheid.

71

De God zonder Naam

Het onstaan van de Naamloze

>>…Terwijl vele legenden en overleveringen berichten over het ontstaan en werking van de Twaalfgoden, weten we van hun grootste tegenstander, die men de god zonder naam of gewoonweg de Naamloze noemt, zeer weinig en hetgeen we weten komt dan nog uit de obscure teksten van de tijd voor de val van Bosparan en uit woeste verhalen van zeelui die zich ophielden in het Guldenland. In hoeverre de hier aangehaalde veronderstellingen de waarheid vertellen, is een vraag waarop niet eens de Twaalf kunnen – of willen – antwoordden.<< >>…De essentie van de god zonder naam is niet het stiekeme, stille gesluip van Phex in aan maanheldere nacht, maar een voorstelling van een soort stiekemigheid zoals het scherp van een moordenaar of de ongekende gruwel van een plots opdoemende nachtmerrie. De daden van de Naamloze zijn géén spectaculaire machtsdemonstraties zoals de wonderen van Praios alhoewel op gebied van vernietigende kracht zij géén evenbeeld kennen.<< >>…Duistere boeken en achter gesloten deuren vertelde legenden berichten dat de kracht, die we vandaag de Naamloze noemen, uit de eerste bloeddruppels is ontstaan die uit Los’ zijn wonden op het lichaam van Sumus druppelde. Deze druppels bevatten nog de woede van het gevecht en waren met een tweezijdige haat vervuld en deze haat is op alle wezens, die ontsproten zijn uit het lichaam van Sumu, overgegaan (en ook zo op de andere Twaalf). De door de gewijden der Twaalfgoden verspreide visie luidt als volgt : de Naamloze is één van de drie godheden die eens in het verre westen werd aanbeden. Hij heeft zijn mede-goden verslagen en de alléénheerschappij over zijn aanbidders naar zich toe getrokken die op deze manier zijn eerste gewijden werden en voortaan angst en gruwel over de mensheid brachten totdat de Naamloze in de oorlog met de goden werd verslagen en naar de dimensies van de demonen werd verbant. De Twaalf verboden zijn naam zodat hij nooit meer naar deze wereld terug kan worden geroepen. Andere legenden spreken erover dat achter de naamloze in werkelijkheid de vorst der duisternis zit, de demonensultan, >Diegene, wiens naam nooit mag worden uitgesproken<. Twaalfgoden-fanatiekelingen vermoeden hem achter het masker van de nieuwe God Rastullah en anderen ontkennen simpelweg zijn bestaan.<< >>…U ziet dat het een zeer moeilijk onderneming is om de waarheid te weten te komen over de god zonder naam maar we geven toch de voorkeur aan de eerste versie want alléén zij verklaart de onomstreden macht van deze godheid die evenredig is aan al de krachten van de Twaalf samen. De religie van de Naamloze werd zonder twijfel door de eerste kolonisten van het Guldenland naar Avonturië ingevoerd en er bestaan nog fragmenten van geschriften, die onuitsprekelijke rites, van mensenoffers en nog over veel ergere dingen spreken onder deze kolonisten.

72

Het is een feit dat de aanbidding van deze godheid in het Guldenland veel meer verspreidt is dan in Avonturië. Ja, men spreekt er zelfs van bepaalde gebieden die volledig onder zijn controle staan. Bij ons vindt men slechts weinig aanhangers van deze perverse en mensen-verachtende religie en nog veel minder van zijn gewijdendie hier hun onheilig en geheim bestaan leiden.<< (Uit de >>Kronieken van Ilaris<<, de voornaamste geschriften van een ketterse Hesinde-sekte, die zowat een 200 jaar geleden hun onheil in de omgeving van Zorgan bedreven).

De gewijden van de Naamloze Over de priesters van de god zonder Naam is al bijna evenzo weinig bekend als van de god zelf. Tijdens hun afschuwelijke rites zijn ze geneigd om mantels te dragen in zwart en purper. Voor de rest zijn ze zeer moeilijk te herkennen. Om een verbond met hun god te sluiten en zo aan de macht te komen, moeten ze een gedeelte van hun eigen offeren. Deze vier stappen van zelfopoffering noemen we de wijdingsgraad van de priester. Adepten van de Naamloze offeren vaak een vinger of een teen, machtige dienaars een oog, hun schaduwen en uiteindelijk hun ziel. Na het volbrengen van deze laatste stap kan zelfs een direct ingrijpen van de Twaalf deze mensen niet meer redden. De gewijden van de Naamloze hebben een buitengewone moed, een voortreffelijke wijsheid en een fascinerende charisma. Ze zijn echter wel uitgesproken kil, berekend en zonder enige vorm van scrupules – dus eigenschappen die hen tot een vreeswekkende tegenstander maken . Het >> publieke << deel van de cultus dat om de god zonder naam handelt bestaat uit ritmische gezangen, massa-extase en een ijzersterke discipline. De gewijden beloven de gelovigen macht en rijkdom in het hier en nu en eeuwige vrede en nog grotere macht in het hiernamaals. De geheime riten kennen bezweringen van afschuwelijke machten, directe oproepingen van de Naamloze en – volgens de bekeerden – ook rituele moorden en mensenoffers. Dit gedeelte van de religie is wel alléén maar toegankelijk voor gewijden, die minstens al hun schaduw aan de godheid verpand hebben.

De wonderen van de naamloze god De gewijden van de godheid zonder naam kunnen zoals de priesters van de Twaalfgoden wonderen kunnen al vanuit hun overtuigingskracht kleine (desalniettemin enorm gevaarlijke) mirakels volbrengen. Voor deze kleinere wonderen moeten de gewijden een normale mirakeltest op de eigenschappen moed, slimheid en charisma afleggen, die elk naar eigen wijdingsgraad voorzien zijn met verschillende toeslagen. Zo heeft een priester van de Naamloze, dewelke een vinger of een teen opgeofferd heeft, een toeslag van 10 punten en de volgende graad een toeslag van 6 punten. Voor gewijden die hun schaduw verpand hebben bedraagt de toeslag 3 punten en voor de hoogste dienaren van de godheid is de toeslag slechts 1 punt. Als er bij de eigenschapsproeven tweemaal de 20 wordt geworpen, dan verliest de gewijde voor de rest van de dag zijn zelfvertrouwen en is niet meer in staat om kleinere wonderen te verrichten.

73

De kleinere wonderen van de Naamloze zijn de volgende: Slinkende toverkracht Dit wonder schept een gebied ter grootte van de graad x 10 meter als straal waarin een magiër of een elf per spelronde 1 ASP verliest. Als de toverkundige binnen deze zone een spreuk wil gebruiken, dan kost deze tweemaal de normale astrale energie. De zone ontstaat rondom de gewijde en blijft gedurende 1 D20 spelronden ter plaatse actief, zelfs dan wanneer de priester het gebied verlaat. Dit wonder kost de gewijde 3 D6 karmapunten. Betoverend dimensie-geluid De gewijde roept in de geest van zijn slachtoffer een melodie op van onweerstaanbare schoonheid. Gelijktijdig laat hij zijn slachtoffer voelen dat de melodie alléén maar zolang aanhoudt als dat de gewijde het wil. De ban kan alléén verbroken worden door een MO-proef + de graad van de gewijde maar het slachtoffer heeft slechts één poging daartoe. De gewijde kan de melodie in standhouden voor 1 D6 KP per spelronde voor zover hij nog over voldoende karmapunten beschikt. Naamloze twijfel Dit mirakel plant het zaad der twijfel in het hoofd van een tegenstander – bij voorkeur een gewijde van de Twaalfgoden. Het slachtoffer ziet zijn moraal en geloof in vraag gesteld. Een strijder bijvoorbeeld voelt zich niet meer gebonden aan waarden zoals eer of vriendschap terwijl bij een gewijde deze aan de macht van zijn godheid of zelfs aan zijn bestaan twijfelt. Deze verwarring houdt de graad van de gewijde in uren aan en kost hem per slachtoffer 2 D6 Karmapunten. Gouden hand Vele mensen sluiten zich aan bij de sekte van de Naamloze omdat ze hopen macht en rijkdom te verwerven. Dit wonder geeft de gewijden de kans om aan >> ongelovigen << te demonstreren hoe gemakkelijk hun godheid zulke verlangens kan bevredigen. Door dit mirakel kan de priester een voorwerp ter grootte van maximaal een appel en liefst uit dood materiaal volledig in goud veranderen! Dit mirakel kost de gewijde 3 D6 karmapunten. Sluipende verrotting Door dit mirakel begint een voorwerp (met maximaal de grootte van een kast) uit dode organische substanties (zoals bij lederen wapenrustingen of houten kisten) onophoudelijk te rotten. Dit proces duurt, onafhankelijk van de aard of grootte van het materiaal) één uur lang en eindigt met de volledige vernietiging van het voorwerp. Dit mirakel kost de gewijde per voorwerp 2 D6 karmapunten.

74

Eeuwige Jeugd Met dit mirakel kan een gewijde het uitzicht van een persoon zo veranderen, dat hij er uiterlijk jonger en mooier uitziet. De betoverde persoon behoudt zijn uitzicht naargelang uw wensvoorstelling en kan er één jaar lang van genieten. Daarna neemt hij zijn oorspronkelijke figuur weer aan. De gewijde moet voor dit mirakel 3 D6 KP inzetten. Verbande ziel Alle zielen – zo geloven de aanhangers van de Naamloze – die binnengaan in de hallen van Boron, versterken de macht van de Twaalfgoden. Iedere ziel wiens lichaam na de dood tussen de dimensies uiteengerukt wordt, is winst voor de zaak van de Naamloze. Kort nadat de dood is ingetreden, als de ziel van de gestorvene nog in het lichaam waart, kan de gewijde deze verbannen. Dit mirakel kost hem 3 D6 Karmapunten.

Grote wonderen Zoals bij de meeste mirakels, kenmerken zich ook de grote wonderen van de godheid zonder naam door dood en verderf, door waanzin en bezetenheid of door het verschijnen van angstaanjagende demonische gestalten. De Naamloze kan besluiten om een grote menigte met de pest aan te tasten of met blindheid te slaan, gebouwen in verval te keren en te laten instortten, gruwelijke vervormingen op voorwerpen of levende wezens te laten gebeuren of een persoon te beheksen dat slechts zichtbaar is voor het slachtoffer zelf – maar daardoor wel des te angstaanjagender. Ook voor het vervullen van deze wonderen moet de gewijde een mirakelproef afleggen die steeds verhoogt is (zoals bijvoorbeeld +3 voor een bochel of een derde been, dat bij een mens bij aangroeit of een +20 voor het plotselinge verval van het koninklijk paleis van Havena). Bijkomend geldt wederom een van de wijdingsgraad van de gewijde afhankelijke toeslag, die 12+ bedraagt voor een gewijde van de tweede graad, +6 voor een gewijde van de derde graad en +2 voor de hoogste gewijde van de Naamloze. Elk wonder waar om gebeden werd – of het al dan niet lukt – kost de gewijde 5 D6 Karmapunten. Als het karma van de priester hierdoor volledig uitgeput zou zijn (= op 0 vallen), dan valt zijn ziel al huilend in de limbus, de eeuwige leegte tussen de dimensies en zijn lichaam transformeert zich naar een amorf stinkende massa. Hetzelfde gebeurd als men bij een poging tot aanroeping tweemaal 20 dobbelt.

De gewijde in het spel De priester van de Naamloze zijn van nature niet-speler-figuren, personen met een overvloed van macht die zeker evenwaardig is aan die van hooggradige magiërs of gewijden. Omwille van deze reden moeten ze voorzichtig geleidt worden doordat zij niet de reden zijn dat het speloverwicht volledig uit zijn voegen barst.

75

De gewijden schuwen het openbaar leven. Ze kunnen als iedereen optreden maar vaak doen ze dit als de persoon die ze voor hun wijding waren. Vaak is hun masker als onschuldige burger zo perfect, dat ze alléén kunnen herkend worden in levensbedreigende situaties als ze hun wonderen ter verdediging inzetten. Als u als Meester zulk een figuur in uw avontuur wil inbouwen, denk er dan goed aan bij hun schepping dat niemand geboren wordt als gewijde van de Naamloze maar voordien steeds een normaal leven als burger, doler, magiër enz. geleden heeft. Hij neemt diens talentscores over zoals hij ook probeert de schijn van zijn normaal leven hoog te houden. Toverkundigen verliezen hun krachten als ze gewijden worden van de Naamloze alsook de gewijden van de Twaalfgoden hun vertrouwen in hun macht, d.w.z. hun Karmapunten. De wijdingsgraad is een maatstaf van hoe sterk de priesters hun leven aan de Naamloze toegewijd zijn. Deze graad is onafhankelijk van de graad van de gewijde, die op dezelfde manier wordt verkregen als de graad van een priester van de Twaalfgoden. Gewijden van de god zonder naam ontvangen voor elke wijdingsgraad 1 D20 Karmapunten en voor elke graadverhoging 1 D6 KP. Ze hebben géén wapenbeperkingen alhoewel ze zelden tweehandswapens hanteren of zwaardere wapenrustingen dragen dan een lederen wapenrusting als ze voorheen géén loopbaan als krijger of Rondra-gewijde voltooid hebben. De religie van de god zonder naam is genadeloos en zo is diegene het sterkst wie niet twijfelt aan het ware geloof en nooit meer de ingeslagen weg verlaat als hij géén goddelijke straf over zich heen wil krijgen waarbij de folterkamers van de Garethiaanse inquisitie een echte zondagsuitstap voorstelt. Om deze reden is het quasi onmogelijk om een aanhanger van de Naamloze van zijn geloof te doen afwenden – een heldendaad waarin slechts de hooggradige gewijden van de Twaalfgoden of toverkundige van de 21ste graad kunnen slagen. Bedenk als Meester altijd dat gewijden van de Naamloze een uitgesproken zeldzaamheid in Avonturië zijn en dat hun optreden tot het bittere einde in mysterie omhuld moet zijn.

76

Rastullah Voor een godendeskundige uit het nieuwe rijk wordt Rastullah omschreven als een ongelofelijke jonge god die in een oneindige korte tijdspanne zich aan zijn aanhangers openbaart heeft: >> In het jaar 233 v.H. ontstond er in Keft, een tot dan toe onbelangrijke en ellendig uitziende oase in de Khom-woestijn, één enkele witte wolk aan de hemel die de gestalte aannam van een reusachtig tentzeil en neerzonk op het zand. Uit de tent kwam een lichtgevende gestalte van zo’n ongelooflijke kracht en schoonheid dat alle mensen eromheen ademloos toekeken. Elke man en elke vrouw voelde zich tegelijkertijd overvallen door grenzeloos eerbied en vervult van een levens-gevend warm gevoel. Dan begon de gestalte te spreken met zulk een stem dat leek op het zingen van het eeuwige zand over de duinen, het plonsen van water aan een waterrad, op een verlangende kreet van een woestijnvalk en de dreunende roep van Dablas, Bandurrias en kabas-fluiten. Zo sprak Rastullah zijn volk toe en elkeen, die hem hoorde, was vervult van zijn kracht. << Zo begonnen de eerste woorden van een bericht met de titel >> Rastullah in Keft<<. Eén dag nadat hij deze zinnen gesproken had, werden deze al door Hahmud Dhach’gamin genotuleerd, een schermleraar die naar de nabijgelegen oase was afgereisd om de zonen van Hairan te onderwijzen. Toen Hamud de woorden neerschreef, was hij nog een volgeling van de godin Rondra en het spreekt boekdelen, dat het oer-manuscript van >> Rastullah in Keft<< (dat vandaag de dag in een altaar wordt bewaard in Keft) daadwerkelijk ontstaan is in het jaar 233 v.H. en alzo moeten we ervan uitgaan dat er destijds daadwerkelijk een buitengewone verschijning heeft plaatsgevonden in het hart van de Khom. Volgens Hahmud’s notities heeft Rastullah zeer lang gesproken tot het woestijnvolk – tot aan de morgenstond van de daaropvolgende dag – en beloofde hen een glorierijke toekomst, de heerschappij over de gehele bekende wereld wanneer men slechts zijn wetten gehoorzaamde. Hij sloot met zijn volk een verbond, een verdrag dat beide kanten vooral tot wederzijdse loyaliteit verplichtte. Zolang het volk gehoorzaamde aan Rastullah’s geboden en géén andere goden aanbad, zou hij hun voor alle andere stammen en volkeren voortrekken. Helaas zijn de geboden niet beschreven in Hamud’s bericht – ze zijn oftewel verloren gegaan of hij heeft ze niet neergeschreven. De goddelijke wetten, die elke Rastullah-gelovige dient te volgen, werd pas later door de luisterende en ziende getuigenissen van de verschijning zoals ook door andere verlichte mannen en vrouwen samengebracht (en in de daaropvolgende jaren wederom opnieuw geïnterpreteerd en aangevuld). Het volk waartoe Rastullah zich op die noodlottige dag wendde was een onbelangrijke stam van de Tulamiden, de Beni Novad genoemd en ze zijn alleen bekend in de naburige oases en bij rondtrekkende herders. Nu, zoals men weet, gaat dit in de komende jaren veranderen. Vandaag beheersen de nakomelingen van elke Beni Novad – de Novadi’s – niet alléén het hele Khom-territorium maar ook vele omliggende gebieden. Men geeft hen de eer niet om hen als het machtigste volk van zuid-avonturië te bestempelen. (In het geval dat u, geerde lezer, meer vertrouwd wil raken met de verhalen van

77

de Tulamiden en de Novadi’s en deze laatste een sterkere indruk wil meegeven, dan kan u het volkenkundig standaardwerk het land van het Oog des Meesters erop naslaan. Op dit moment hebben we alleen interesse in de Avonturijnse godheden en hun religies). Als men de Novadische leer wil volgen, dan mag Rastullah niet als de jonge god maar als de oudste bekende godheid gelden. Het scheppingsverhaal van de Novadi’s toont ons Rastullah als de schepper van de tijd en de wereld als diegene, >> die altijd was, van in den beginne <<. Het verhaal vertelt ons vervolgens hoe Rastullah de wereld schiep, >> in zeven dagen hard werken, uitvindings-geluk en hard goddelijk zwoegen <<. Toen dit gebeurd was besloot Rastullah te rusten om vervolgens één volle dag te slapen. Tijdens zijn aftocht uit de wereld voorzag hij de schepping van enkele elementaire krachten die hij nog snel en met losse hand schiep zoals de zon, de storm, de zee en dergelijke. Doch deze geesten waren zwak en zondig en algauw verrieden ze hun meester en lieten zich nu zelf als >> Twaalfgoden << aanbidden. Toen Rastullah na een lange slaap ontwaakte, voor de mensen waren dit eonen maar voor hemzelf slechts één dag, overzag hij het geheel en zag nu een volk dat hem was trouw gebleven door hun afzondering van de wereld : alléén de Novadi’s. (dit beeld van het ontstaan van de wereld projecteert zich ook in de Novadische week-, en speciaal de indeling van de maanden, waarbij na zeven werkdagen een treurdag volgt waarop vrome Novadi’s volledig niets doen als het kan en vasten om dan op de volgende nieuwe dag zo vrolijk mogelijk te vieren.)

Rastullah’s 99 wetten (uittreksels) 1. De godvrezenden tellen trouw de dagen zodat ze zeker de zeven kunnen onderscheiden van de achtste en de negende. 2. De godvrezende begint vol goede moed aan de zeven dagen. 3. De godvrezende herinnert zich de grote heiligschennis op de achtste dag. Woede en verdriet vervullen hem en 0. hinderen hem om te werken of te eten. . De godvrezende nuttigt enkel water

2. (ook wijn maar in beperkte mate). 3. 4. De godvrezende herinnert de enorme 4. vreugde op de negende dag. Hij viert 5. hem met stille tevredenheid.

14. De godvrezende eet niets wat meer dan zes benen heeft. 15. De godvrezende eet niets wat vier, vijf of zes benen maar ook vleugels heeft. 16. De godvrezende eet niets met lange oren en een schubbenhuid heeft en wat in het water leeft.

78

17. De godvrezende eet géén bonte kraaien en géén zandkraaien, ook de roerdomp niet, de lammeren en de baardgieren, de vleermuis en de valpelikaan. 18. De godvrezende eet géén gevederde wezens die klauwen hebben 19. De godvrezende eet niet van zijn eigen paard, kameel of muildier alsook niet van een paard of enig ander rijdier van zijn vrienden of zijn vaderen. 20. De godvrezende eet geen mollen, ook niet als ze geelachtig van pels zijn zoals diegene die in het Khoram-gebergte leven. 24. De godvrezende eet niets vanuit een bord, schotel, kom of plaat dat door een ongelovige klaargemaakt of zelfs maar aangeraakt werd. 36. De godvrezende gedraagt zich zachtmoedig tijdens de negen dagen in god’s naam gedurende het ganse jaar. 41. De godvrezende zal nooit in woede ontsteken als zijn eer gekwetst, beledigd of zelfs in vraag gesteld wordt. 42. De godvrezende zal zijn woede koelen als de eer van zijn vrienden, zijn vader, zijn zonen, zijn paarden of zijn vrouw of dochter gekwetst, beledigd of in vraag worde gesteld. 62. De godvrezende mijdt de ongelovigen en wisselt woord noch blik met hen – tenzij hij hen op hun plaats zal zetten of om hun te beledigen. 67. De godvrezende mijdt aanhangers van de god-hagedis en wisselt word noch blik met hen. 68. De godvrezende mijdt de vrouwen die de god-hagedis aanbidden. Voor hen zijn zij een absolute gruwel. Zoals men al kan vermoeden is er zo goed als niemand onder de Novadi’s er in geslaagd om zich ook maar één dag aan de 99 wetten te houden. Vaak weet hij zelfs niet dat hij gezondigd heeft. Iedere reiziger in de Khom is bekend met de halfluide gemompelde formule die vooraf gaat aan elke aktie die de meeste Novadi’s uitvoeren :>>Ik heb gezondigd en is smeek om vergeving. << Naast hun overvloed aan wetten zijn er om specifieke redenen nog andere wetten die de moderne Novadi zwaar vallen om op te volgen : deze wetten zijn namelijk alléén ideaal voor de vrije woestijnnomaden die ze perfect kunnen toepassen. Daarom wordt het bij de toenemende verstedelijking en de vakere contacten met ongelovigen altijd maar moeilijker om het passende gebod en de juiste ontwerp ervoor te vinden. Hierdoor zijn er in het verleden rechtsscholen opgericht, waarbij er rechters (= mawdliyat, enkelvoud = mawdli) worden opgeleid. Deze rechters vormen en belangrijke machtspositie. Zowat géén enkele Novadische heerser kan zonder hun goedkeuring iets ondernemen. Doordat de Mawdliyat ook bepaalde rituelen (zoals bijvoorbeeld huwelijken) voltrekken, hebben de middellandse reizigers vaak het verkeerde beeld van gewijden, dat voor de Novadi’s totaal onbekend is. Veel van de Rastullah-wetgeving is zo vaag geformuleerd, dat het onmogelijk is dat het daadwerkelijk rechtstreeks uit de goddelijke mond gesproken werd. Zulke dubbelzinnige aanwijzingen houden de Novadi’s sinds de Kefter-dagen bezig en dreigen het volk op te splitsen. Zo leidt het 16de gebod bijvoorbeeld weer steeds tot een verbitterde strijd – niet alléén tussen de gelovigen maar ook tussen de Mawdliyat. Vandaag zijn er drie interpretaties van kracht. Een gedeelte van de Novadi’s is er van overtuigd dat Rastullah hun het genot van de drie groepen van wezens heeft verboden. Ze mijden zowat alle slangen en hagedissen op te eten

79

(>> schubbenhuid <<), alle hazen, ezels, muildieren (>> lange oren <<) en alle waterwezens (>> en wat er in de wateren leeft <<). Een andere geloofsovertuiging is van mening dat er geen dieren met lange oren én schubbenhuid mag worden gegeten (deze beschrijving treft slechts één enkele diersoort, een zeer giftig Khom-gordeldier) en géén waterwezens. De derde interpretatie heeft de laatste tijd de meeste volgelingen gekregen. Deze gaan ervan uit dat Rastullah het eten van wezens, dat schubben en lange oren en in het water leeft heeft verboden. Zulke creaturen werden tot vandaag nog niet opgemerkt. De gewijden van Rastullah Het opschrift van dit hoofdstuk is om gek van te worden want het Rastullah-geloof kent géén gewijden zoals ze normaal voorkomen in het rijk van de Twaalfgoden. De mawdliyat of rechters, waarvan hierboven sprake was, zijn in geloofskwesties beter gewapend dan andere gelovigen maar buiten dat gegeven bestaat er tussen hen en de godheid géén nauwere band dan tussen Rastullah en een doodgewone Novadi. De enkele Rastullah-tempels die er zijn worden overigens ook niet door gewijden onderhouden. De gebouwen zelf vallen via stichtingen terug op dankbare Novadi. Elke gelovige kan hier dag en nacht terecht om er alléén of in groep gebeden of dankbetuigingen aan Rastullah te richten. Gemeenschappelijke erediensten op vaste tijdstippen worden niet gedaan. Voorbidders of iets dergelijks zijn volledig onbekend. Het onderhoud van het tempelgebouw wordt meestal overgelaten aan de stichter of de ordediensten van de stad. In veel oasen en in de kale ravijnen van Khoram en de muur van Rashtull kan men Novadi’s tegenkomen die hun hele leven erop ingesteld hebben om daadwerkelijk dag in, dag uit de 99 wetten na te leven. Deze mannen zijn wereldvreemde asceten en voor gewone Novadi nauwelijks aanspreekbaar en voor ongelovigen natuurlijk absoluut ontoegankelijk. Van zulke kluizenaars hebben we toch onze bedenkingen. Ze staan bekend als >> heilige mannen <<, genieten van een diep respect bij het volk en worden door hun geholpen door middel van voeding en levensnoodzakelijke middelen. Maar een heilige man zal nooit dwalen om volgens de kunst van de gewijden van de Twaalfgoden de leer van Rastullah te verkondigen. Hij vertrouwt volledig op het feit om door zijn manier van leven andere Rastullah-gelovigen een voorbeeld te geven. Vervolgens stelt zich de vraag hoe het mogelijk is dat de Rastullah-culte zich zo ver kon verspreiden en zovele aanhangers voor zich kon winnen. Het antwoord is eenvoudig : elke Rastullah-gelovige is tegelijkertijd een gewijde en als zulks geroepen om de leer van zijn godheid in de wereld te verspreiden. In elk geval zijn de meeste bekeerde Novadi’s alléénstaande en mogelijkerwijs berooide avonturiers. Want het gaat hen er niet alléén maar om ongelovige zielen voor hun godheid te winnen. Als de Novadi het heeft over het feit dat hij Rastullah’s rijk over de hele wereld wil uitdeinen, dan heeft hij ook gelijktijdig de uitbreiding van het Novadische territorium voor ogen. Elke Rastullah-gelovige kan zijn godheid te allen tijde om een wonder vragen. Des te dichter hij zich in het hart van de Khom-woestijn bevindt en des te vromer hij zijn leven leidt, des te eerder hij erop mag vertrouwen dat zijn bede aanhoort wordt. Ook een uitweg uit de situatie, waarin de Novadi zich bevindt, speelt een rol en de bescheidenheid waarmee hij zijn bede richt.

80

Rastullah’s wonderen treden in elk geval op met een zekere bescheidenheid. De meesten hebben – in tegenstelling tot het spektakel van vele Twaalfgoden-wonderen – de eigenschap zeer onopvallend voor te komen zodat vaak alléén de gelovige zelf het gebeuren als een mirakel aanschouwd. Als spelleider moet je erop letten dat je het speciale karakter van de Rastullah-mirakels ook op het moment vrijwaart. Laat het volgende voorbeeld u hierbij helpen : De vrome Abled-al-Keskus heeft zich in de woestijn vergist. Alle oriënteringspogingen zijn mislukt als hij Rastullah om een wonder smeekt. Eerst gebeurd er helemaal niets maar dan ziet Abled enkele vogels aan de horizon. Géén gieren zoals hij eerst vreesde maar zandvalken – een vogelsoort die regelmatig moet drinken. Afgaand op de plek van de dieren bereikt hij tenslotte een waterplaats. Als gelovige mens dankt hij Rastullah voor zijn redding terwijl een andere morrend zou gezegd hebben dat die vogels hem vroeg of later toch wel zouden opgevallen zijn.

81

De godheden van de Avonturijnse volkeren

De goddelijke jaguar

>> Er werd al heel veel geschreven over de volkeren in het zuiden waarvan de Moha’s de grootste groep vormen. Er is sprake van gruwelijke rituelen tot het aanbidden van verschrikkelijke godheden, van het opeten van mensen uit pure bloedlust, van walgelijke verminkingen en afgrijselijke lichaamsschilderingen. Deze veronderstellingen ontspruiten vaak grotendeels uit de wilde fantasie van de schrijver of zijn vertaald uit de al’anfa geschriften, die met zulke gruwelpropaganda de slavernij rechtvaardigen. De waarheid heeft alleszins een ander gezicht: De Moha’s aanbidden Kamaluq, de goddelijke jaguar, één god – en dat sinds reeds vele generaties, nog voordat deze vorm van godenaanbidding hun bloedige roem bracht. Kamaluq is één-in-alles en alles-in-één, de heer over alle levende dingen in de eindeloze wouden van het zuiden. Er staan hem een aantal beschermgeesten ter wille, die over de bronnen en de open plekken, over de grotten en de watervallen, over het vuur en de geesten der voorouders en eigenlijk over alles, hetzij levende of dode materie, waken. Deze geesten offert men vaak kleine geschenken om hun gunstig te stemmen of zich te verontschuldigen voor een misdaad – dit kan een boom zijn die omgekapt werd door de Moha om brandhout te hebben of een stroom waarin hij zich wast en die alzo vervuilt. Al deze beschermgeesten, op zijn Mohaiaans nipakau geheten, hebben allemaal verschillende krachten en eerbiedwaardigheid. Een juiste opsomming zou een dikke foliant vullen omdat elke geest tegelijkertijd de naam van het ding of wezen is dat hij beschermt. Deze beschermgeesten worden vaker aangeroepen dan Kamaluq persoonlijk want de godheid is in zijn totaliteit zo onbegrijpelijk als de jungle zelf en gelijktijdig wreed en levens-gevend. Toen de Moha’s met onze gewoontes in contact kwamen en van ons geloof kennis namen, plaatsen ze Kamaluq even hoog als de eeuwige Los terwijl de Twaalf slechts aanschouwd worden als kleinere geesten. Omdat alle dingen een ziel hebben, is dat voor de mensen natuurlijk niet anders – en op twee manieren : in tegenstelling tot andere wezens, hetzij de gepantserde pad, de witte bek of de slavenhandelaars, bezitten de Moha een ziel en een eigen beschermgeest die tapam noemt. Terwijl de ziel sterft als de dood intreedt is Tapam onsterfelijk. In hem verenigen zich de beste eigenschappen van alle lichamen die hij ooit beschermde. Om deze reden eten de Moha’s ook hun eerbiedwaardige voorouders op omdat ze geloven dat hun Tapam aan die van henzelf zal toegevoegd worden. Om dezelfde reden wordt overigens ook het hoofd van een overwonnen vijand – als hij een in elk geval een ernstige tegenstander was – van de romp gescheiden en verwerkt tot een klein gekrompen hoofd. Volgens het geloof van de Mohas is de Tapam in het hoofd gevangen en kan alzo géén wraak nemen op diegene die zijn hoofd afhakte. De overige doden (of ook

82

alleen maar hun harten en schedels), worden meestal als versiering van hun grotten gebruikt die met palen afgesloten worden en die afschuwelijke demonische grimassen hebben. Dit gebruik moet verhinderen dat de ziel van de doden – die langzaam met het lichaam verrot – bezit neemt van een andere mens. Er bestaan gruwelverhalen over de Moha’s, die van zulke satuul, >> verrotte zielen <<, bezeten waren en die door de shamanen volgens een lange en pijnlijke procedure moesten worden bevrijdt van deze boze geest. Het zijn ook de shamanen die de graad van een nipakau of tapam bepalen (waarbij de inschatting van een beschermgeest zich op enkele dagen kan wijzigen), en die een tapam kunnen ondervragen over zijn vroegere lichaam en die de juiste oproepingen en formules kennen waarbij boze nipakau zich laten sussen. Bovendien zijn ze, zelfs nog meer dan andere Moha, kundiger als het over de geneeskrachtige planten of om de dieren in het woud gaat en hoe men hieruit drankjes en zalfjes maakt die de bloedige snot verlichten, een tapam van een lichaam bevrijden of een kaaiman met één hartslag laten verstarren. Al deze gewoontes onderscheiden de Moha’s sterk van andere volkeren – verenigd in het geloof in één God en een aantal kleinere krachten lijken ze op de Beni Novad wat vele onwetenden er al toe heeft verleidt de gewaagde stelling in te nemen dat Rastullah en Kamaluq één en dezelfde macht zijn…<< Mishia ter Simrodis, reiziger en volkenkundige van Brabak, gegeven in het jaar 968 na Bosparan’s Val na een lang verblijf in de streken van de Kamaluq-gelovigen.

Wolfsmensen en karenkuddes

De religie van de Nivesen De religie waarvan er hier sprake zou zijn is slechts bij weinigen bekend want ze wordt alléén nog verteld in de kuddes van de volgende stammen van de Nivesen en men moet er schrik van hebben dat deze, ten gunste van de contacten tussen de handelaars en de twaalfgoden-gelovige Norbarden, Thorwalers en Bornlanders weldra een eigen leven gaan leiden waarvan zovele volken al aanhangig zijn en dat wederom een stuk echt Avonturië in de rommelkamer dreigt te verdwijnen die zich als praatzieke zelf bestempelen als geschiedkundigen. Deze verhandeling is op de eerste plaats gestoeld op een reisverslag in hagen der duisternis door de graaf van Beilunk die hij op zijn reis door de noordelijkste Avonturijnse provincies neerlegde : Dat het >> land eens zo plat was als een pannenkoek op het fornuis <<, dit begin van de nivesiaanse scheppingsmythe is inmiddels bij elk kind bekend. Maar er zijn er weinigen die weten dat de Nivesen vervolgens de wolven – in het bijzonder de witte rookwolven – als connectie zien van de gelukkige tijden, toen mensen en dieren nog in vrede samenleefden. Want zowel de Nivesen als de rookwolven zijn kinderen met dezelfde ouders, dat mythische wolfspaar, dat bij aanvang van de wereld een mensenkind en een wolven-pup baarde waarbij de wolf de mens warmte gaf en de mens de wolf de spraak leerde. Maar de hebzucht van de mensen vernietigde de band tussen mens en wolf voorgoed want de oervader en oermoeder wilden de broeders in hun witte vacht géén deel geven van hun buit en zo verlieten ze de wolven met wrevel.

83

Tot op de dag van vandaag zijn er witte mannen en vrouwen onder de Nivesen die de taal van de wolven beheersen en met de leider van de roedel kunnen onderhandelen over het gevangen vlees want de wolven van de karenkuddes willen, en dat gebeurd nog de dag van vandaag, dat de mens en wolf zich in liefde verbinden. Deze kinderen worden hoog aangeschreven doch ze hebben het rusteloze bloed van de wolf en ze blijven meestal niet lang bij hun clan daar ze oftewel door de wildernis dwalen – ook de Nivesen kennen de verhalen over de weerwolven maar deze zijn niet verbonden met een angstgevoel – oftewel zoeken ze het avontuur op in verre landen. De religie van de Nivesen wordt gekenmerkt door het herdersbestaan en vele goede geesten waken over de jaargetijden, over de eeuwige steppen en over de karenkuddes. Ook jullie gebruiken een deel van datgene wat de Nivesen bewerken en hun welwillendheid moet steeds opnieuw gewonnen worden. Deze offers zijn géén lege rituelen maar een deel van het leven van de Nivesische volkeren en hun wetten. Hier zijn ook géén tolk of boodschappers nodig. Enkel diegenen die de wolventaal machtig zijn genieten van een bijzonder aanzien dat gelijk staat met die van een priester, en hun vaardigheid wordt hoger geacht dan een bottenkapper of een sporenlezer – doch in een winter-omgeving kan de één niet zonder de ander en zodus is er dan ook niemand die de leidersrol op zich wil nemen. De Nivesen verbranden hun doden opdat hun zielen in het hiernamaals geraken, op de grenzeloze groene weiden waar ze nooit nog honger of kou hoeven te voelen. Het begraven van een afgestorvene is voor hun een grote gruwel want het ketent zijn ziel in deze wereld en laat die humeurig en verbitterd worden. Dit hiernamaals mengt zich met de bewakers van het noorden met een aards paradijs, dat met het verschijnen van het goddelijke wolfs-paar begint maar pas >> wanneer de oervader van alle winterdraken het lot van alle bewoners van de witte wereld met zijn klauwen in de kristallen berg geschreven heeft <<.

Het wereldbeeld van de elfen

>> 19de Travia: Het is genoeg geweest! Na meer dan zeven jaren van mijn missionaire activiteiten beken ik mijn faling op aan Peraine om deze heidenen te bekeren. Ook de mirakels die de godin mij de laatste tijd schonk veranderde helemaal niets aan het ongeloof van deze lang-orige woudbewoners. Eenmaal dacht ik een succes geboekt te hebben maar enkele dagen later begon Arallian (de eerste bekeerde) weer te wauwelen over de heidense goden Nurti en Zerzal. Ik ga mijn kamp hier opbreken en terugkeren naar Lowangen. Misschien boek ik meer succes bij de koppige paardenfokkers…” Uittreksel uit het dagboek van Pagol Reddana, een reizende Peraine-gewijde, in het jaar 879 BF >> Peraine zal haar dienaar zijn mislukking zeker wel hebben vergeven want van alle berichten waarvan we weet hebben is het nog géén enkele dienaar van de hoge Twaalf erin geslaagd een duurzame bekering van een elf te bereiken. We hebben wel vernomen uit berichten van reizigers, uit de verhalen van verschillende elfen en uit de onvermoeibare

84

studies van de Hesinde-priesters van Norburg dat ze het één en het ander over het wereldbeeld van de elfen kunnen vertellen:

Volgens de elfen (zonder enig onderscheid te maken tussen de drie volkeren), stoelt het ontstaan van de wereld op twee grote principes : die van het ontstaan en die van het sterven. Het scheppende principe noemen ze Nurti en het vernielende heet Zerzal. Terwijl men Zerzal voorstelt als >een Lynx< of >de jageres met het hoofd van een Lynx<, heeft Nurti meerdere gestaltes. Hij kan als een eenvoudige plant naast de weg, of een regenwolk of een pas geboren kind zijn. Enkele elfen geloven dat ze Zerzal al persoonlijk ontmoet hebben waarbij ze een roofdierachtige schoonheid droeg, een vrouw met het hoofd van een lynx, uitgerust met een eiken staak die ze in het hart kan steken van alle levende dingen. Nurti met de vele gestalten wordt door vele elfen aanbeden, waar in tegenstelling tot Zerzal deze laatste als onvergankelijk, genadeloos, onberekenbaar en ondoorgrondelijk wordt gevreesd.

De meeste elfen erkennen in beide het bestaan van de sterfelijke on-onderzochte krachten van de eeuwige natuur en proberen zelfs niet om Nurti of Zerzal door gebeden of offergaven gunstig te stemmen. Ze beseffen, als tegenpolen in het spel van de wereld, dat hun daden steeds een doel hebben die echter – zoals hierboven reeds werd vermeld – ondoorgrondelijk en onbeïnvloedbaar blijven. Ja, vele elfen twijfelen zelfs aan het persoonlijk bestaan van deze twee principes en zien ze alléén als onderdeel van >het natuurlijke evenwicht<. Dat hier ten gevolge géén tempel van Nurti of Zerzal bestaat, is evenwel voor iedereen duidelijk. Onder de elfen zijn er zo goed als géén andere godheden bekend. Er wordt net zo weinig aandacht aan besteed zoals wij aan demonen of andere astrale krachten geven. Meer zelfs verwijzen de elfen goden, geesten en demonen in één en dezelfde dimensie en zijn alléén herkenbaar aan hun krachten. Daarom zien ze de bezwering van demonen alsook de werking van goddelijke wonderen als een gevoelige harmonische storing! De elfenvolkeren kennen de dood niet als het afsluiten van een lange zwakke periode zoals wij mensen het kennen als het einde door ouderdom of ziekte. Doordat elfen vaak verscheidene millenia kunnen leven zonder enigszins te verouderen om dan in enkele weken te sterven, zien

85

ze het als de wil van Zerzal dat één van hen vergaat terwijl het Nurtis’wil is om een nieuw elfenkind te laten geboren worden. Het gedacht van een leven na de dood is hen volledig vreemd alsook de vertwijfeling die ons overvalt bij het horen van de Golgaris. Een elf omarmt rustig zijn dood en geven vaak een feest onder hun vrienden als ze geloven dat hun tijd gekomen is. Als ze in contact komen met aanhangers van vreemde goden, stellen de elfen zich vaak gereserveerd op maar ze kunnen het vaak niet laten enkele goedaardige of spottende opmerkingen te geven over de >krijgshaftige en onderdanige< houding dat uitgaat van de andere goden en hun priesters. Alleszins staan de elfen bekend als een goedaardig volk dat nooit of te nimmer Zerzals taak zou uitvoeren als het niet gaat om hun eigen leven of dat van trouwe vrienden te redden. We zien het daarom als onze heilige plicht om deze kennis over de elfenvolkeren te verspreiden zodat verdere misverstanden tussen mens en elf in de toekomst vermeden kunnen worden en op wederzijds begrip kunnen rekenen.<< Tekst van het jaar 1005 na de val van Bosparan in de tempel van de eeuwige Tsa van Riva door de hand van de hoge gewijde Bernika Hetenborg.

Ingerimm, heer van het vuur Ingerimm is een oude god. Kronieken van zijn verering door de mensen kan men terugvinden tot in de tijd toen er alléén Novadi’s, Nivesen, Moha’s en Noordmensen Avonturië bevolkten. Als heer van het levensnoodzakelijke vuur werd hij – vaak ook onder vele andere namen – door de mensen aanbeden en geprezen. >> Vuur! Het heiligste van alle elementen. De kracht die schept, vormt en vernietigd. Vuur! Jij verdrijft de wilde dieren, verwarmt de mensen en geeft hun licht. Ingra! Geef ons uw vuur! << (Dit is een gebed van de Nivesen en de Noordmensen dat mondeling werd overgeleverd en dateert van zowat 2000 voor de val van Bosparan). Met de opkomst van de beschaving en het geloof van de Twaalfgoden door de kolonisten van het Guldenland, raakte het geloof in de oude goden snel in de vergetelheid en uit Ingra ontstond Ingerimm, een veelvoudige gestalte die de dag van vandaag slechts alléén nog als patroon van de smeedkunst wordt aanbeden. Het ene vuur vernietigde het ander. De flitsen van Praios, het koude staal van Rondra, vuur en zwaard verwierpen het geloof in de machtige Indra naar de verste uithoeken van Avonturië. Heel anders gaat het eraan toe bij de dwergen! Voor hun was en is er sedert meer dan 10.000 jaren slechts één ware God. Angrosch noemde men hem op de oudste plaatsen in de diepliggende mijnen van het Ijzerwoud en ten tijde van de koperen koningen heette hij Ingmarosch en sedert de laatste 2000 jaren noemt men hem Ingerimm. En toch is hij steeds dezelfde gebleven, de heer van het vuur, dat uit de buik van de Aarde vloeit, dat de tunnels verlicht, warmte brengt, steen en metaal vormt en dat aantoont waar een dwerg nog kan leven, dat getemd maar niet beheerst kan worden. Meer nog, Ingerimm is niet alléén diegene die vormt maar ook die gevormd wordt. Steen, rotsen, ertsen en kristallen…al dat is Ingerimm.

86

Ingerimm is de vader der dwergen en hun moeder is de Aarde zelf, de dode Sumu. Dientengevolge zijn de hoogdagen van de week voor de >> Angroschim <<, de kinderen van Ingerimm zoals ze zichzelf noemen, de eerste dag en de vuurdag. Op de eerste dag stierf Sumu en op de vuur-dag schiep Ingerimm uit haar lichaam de dwergen en zijn geest stroomde door wat er nog van haar over was – volgens de overlevering van de dwergen. Zo ontstonden toevallig alle andere wezens uit de tranen van Los terwijl alléén de Angroschim vrijwillig door hun god geschapen waren. De dwergen aanbidden Ingerimm op verschillende manieren. In hun mijnen kan men allerlei aan de god gewijde plaatsen, met runen-versierde steenzuilen die een eeuwig-dragende verlichting schenken. Elke nieuwe tunnel wordt beschermd door Ingerimm. Bij graafwerken bidt men steeds om hulp van Ingerimm en vraagt men Sumu om vergiffenis. De Ingerimm-schachten zijn zeer bekend. Het zijn bodemloze gaten in de buik van de aarde, vaak verbonden met onderaardse magma-kamers waarin de offers voor Ingerimm, meestal smeedwerk of edelstenen, worden geworpen. >> Wat we van de Aarde namen, krijgt ze steeds weer terug <<, luidt een oud spreekwoord van de Angroschim. Dientengevolge vindt men de dwergencultuur ook onder de Aarde en gevormd door het vuur – begraafplaatsen zijn hun onbekend en enkele rijk versierde basalt-platen herinneren zich aan heldhaftige lang vervlogen tijden. Een echte dwerg zal aan zijn nakomelingen slechts weinig handgemaakte stukken of persoonlijke rijkdom nalaten. Zijn nalatenschap (vaak meer waard dan tienduizend dukaten) neemt hij mee als geschenk voor Ingerimm. Het is niet geldzucht dat de dwergen ertoe aanzet om schatten te verzamelen zoals vele mensen denken doch de diepe religieuze plicht om Ingerimm zoveel mogelijk van zijn wereldse giften terug te bezorgen. In dit opzicht is de drang van de dwergen niet anders dan die van de Phex-gewijden, die hun heer van de gevallen ster vervangen. Vakanties voor de Angroschimm worden meestal genomen op feestdagen en zijn verschillend van volk tot volk. Enkel de dagen van de 1ste tot de 8ste Ingerimm worden bij alle dwergen gevierd. Over huwelijken en andere gebruiken is slechts weinig bekend. We hebben alleen weet over het >> verbond van vuur en erts << voor huwelijken en de rite van >> vuurdoop << voor dwergen die (op de leeftijd van 35 jaar) volwaardige stamleden worden. Laten we de kroniekschrijvers verdere details over de volkeren van de Angroschim binnenkort (in de encyclopediae van Het land van het Oog des Meesters) onthullen!

Rur en Gror Op het wondermooie en grote eiland Maraskan -- dat gelegen is voor de oostkust van Avonturië – worden zowat de afgelopen 700 jaren naast de Twaalfgoden in veel sterkere mate de tweelings-of duogoden Rur en Gror aanbeden. Beide worden door de gelovigen graag als broers gezien doch hun goddelijke lichaam toont hun zowel als man en vrouw samen zodat men ze evengoed gezusters kan noemen. Dit goden-duo ( we willen ze eenvoudigweg vervolgens als broers bestempelen) worden beschouwd als scheppers van de hele wereld en staat in rangorde bij de Maraskani ver boven de Twaalf. Volgens de geleerden en priesters van de duo-goden ziet de wereld eruit als een discusachtige schijf die Rur zijn broer Gror als geschenk heeft gekozen en hem eonen geleden heeft

87

toegeworpen. Omdat de goddelijke broers zeer ver van mekaar verwijderd zijn kan het nog lang duren alvorens de vliegende schijf haar doel bereikt. Als bewijs hiervoor voeren de wijzen de beweging aan van de zon en de sterren, die veroorzaakt wordt door de cirkelbeweging van de schijf. Volgens de gelovigen zijn de Twaalfgoden dienaars van Rur en moeten ze de wereld op hun lange reis begeleiden en beschermen. Rur en Gror hebben op de huidige gebeurtenissen van de wereld géén invloed daar beide verwijdert zijn van de draaiende schijf. Daarom zijn er géén wonderen of gebeurtenissen te zien die aan de arbeid van de Tweelingsgoden kunnen worden toegeschreven. Doch alles wat er op de wereld bestaat is hun werk : ze schiepen de natuur, aarde, hemel, mensen en dieren en ze gaven hun vreugde, vrede en gezondheid. De bron van Roab, van waaruit lang geleden geneeskrachtig water ontsproot, is een door Gror geschapen voorwerp om de mensen gezond te houden. Dat de bron uitdroogde wordt door de priesters toegeschreven aan de Naamloze die als felste tegenstander beschouwd wordt van de goddelijke tweelingen maar die onlosmakelijk met de schijf verbonden is. In de weinige, voornamelijk op Maraskan staande Rur-en-Gror-tempels bidden de gelovigen niet om hulp maar om Rur te bedanken voor dit mooie leven dat hij mogelijk maakte en ze bidden tot Gror dat hij dit heilige geschenk, de wereld, genadig mag aannemen. De tempel van de tweelingen wordt slechts door weinige priesters geleidt die deze heiligdommen zeer zelden verlaten omdat ze de grootste tempelschat, het resterende heilige water van Talued, moeten bewaken en beheren. Van tijd tot tijd trekken jonge priester-adepten erop uit om de goden met prediken en goede daden te bedanken. Deze rondreizende predikers zijn over heel het eiland geliefd omdat ze vaak genezingen uitvoeren en de mensen bevrijden van al hun zorgen. Alle Rur-en Gror-priesters genieten op Maraskan een hoog aanzien en oefenen een niet onbelangrijke politieke en handelsinvloed uit. De tempelschatten wordt gebruikt om bestaande bouwwerken te onderhouden en uit te breiden. Er wordt zelden iets nieuw gebouwd omdat ze ongelofelijk veel kosten met zich meebrengen. Bovendien worden vanuit Maraskan de weinige tempels op het Avonturijnse vasteland ondersteund want de kleine Rur-en-Gror-gemeenschappen aan de oostkust zijn vaak zo arm dat ze hun godswoningen amper zelf kunnen onderhouden.

De god-hagedis H’ranga H’ranga, de god der reptielen en amfibiën hoort toe aan de zeldzaamste en geheimzinnigste gestaltes van de Avonturijnse godenwereld. Noch de leeftijd of herkomst van deze religie zijn enigszins bekend zodat er zich de meest eigenaardige en tegensprekelijke speculaties ontstaan zijn. Met zekerheid kan men wel vertellen dat de meeste volkeren H’ranga als beschermgod toewijzen aan de hagedis-of amfibie-achtigen. Noemenswaardig hebben we naast de hagedismensen vooral de maru’s, de krakoniërs en de ziliten. Ook de gelukkig lang uitgestorven (?) leviatanim en de met legendes omsponnen oerbewoners van de oase Yiyimris aan de rand van de Khom, de slangachtige Ssrkhrsechim zouden aanhangers geweest zijn van deze god tot ze door de zegevierende Novadi’s de woestijn werden ingedreven. Deze overduidelijke haat tegen aanhangers van H’ranga en Rastullah bevestigd de propagandistische veronderstelling dat beide godheden slechts één God voorstellen.

88

We weten heel weinig over de rituelen van deze godheid en het meeste komt dan nog uit de verbodsbepalingen van de Novadi’s. Vermoedelijke speelt de offers van warmbloedige wezens een belangrijke rol, alsook het gebruik van edelstenen en de zorgvuldige bewaarde vellen. Daar men er nog niet in geslaagd is, buiten wat algemeenheden, de diepere betekenis voor de aanbidding van H’ranga te doorgronden, blijft de belangrijkste vraag onbeantwoord : welke verwachtingen drijft een mens ertoe om blijkbaar vrijwillig in de dienst van deze godheid te treden? Het centrum van deze cultus wordt op de meest verschillende plaatsen toegewezen. Velen spreken van de tempelstad H’rabaal, anderen over de half verzonken steden in de moerassen zuidwaarts van de Khom terwijl een derde partij, het sinds relatief korte door mensen en buitengewone monsters bevolkte rijk Maraskan in de schijnwerper zet, een verbinding maakt met de Tuzakworm. Een aanwijzing bij deze laatste theorie kan te vinden zijn in een alom Tulamidisch oeroud taboe : géén enkel schip mag het eiland aandoen. In elk geval centreert zich de aanbidding van H’ranga vandaag de dag zich enkel in het zuiden van het Avonturijnse continent. Vreemd genoeg is veraf gelegen sprake van een reptielen godheid of afgod. Alle Thorwalers vrezen de eeuwige tegenstander van hun beschermer Swafnir, de afschuwelijke Hranngar die, rustend op de bodem van de zee in de gestalte van een slang, zeeslangen uitstuurt tegen de mensheid. De van tijd zichtbare moorddadige gevechten tussen potvissen en zeeslangen zijn in de ogen van de Noordlui is slechts een klein voorsmaakje van de nog te verwachten wereldschokkende tweestrijd tussen Swaffnir en Hranngar. Dan, op het onontkoombare einde der tijden zal de halfgod de vreselijke tegenstander voorgoed vernietigen en terzelfdertijd zullen watervloeden alle lafaards verzuipen. Of deze slangen-god voor de oertijden een veel grotere betekenis van H’ranga voorstelt, moet nog aan een diepgaand onderzoek worden onderworpen.

De cultus van Goblins Het volgende manuscript werd geschreven door Ifirnai Thelesis, voormalige hoog-gewijde en hoofdmagister van de volkenkundige afdeling van de Hesinde tempel in Ysilia. Het is nog één van de weinige geschriften die de vernietiging overleefde van de trotse stad door de oger-legers. De hoog-gewijde Thelesis werd door een tragische gebeurtenis voor een hogere dienst door zijn godin teruggeroepen. Er is zeer weinig geweten over de religieuze activiteiten van het volk, dat ons bekend is onder de naam >> Goblins <<. Het zou eraan kunnen liggen dat de wezens van dit volk overal in onze wereld voorkomen en daar veel van de lokale gewoontes hebben overgenomen. Men vindt zelden nog zelfstandige Goblin-clans of hele stammen. Vaak gaat het bij de meeste groepen meer om plunderende bendes, waarbij elke vorm van cultuur en tradities ontbreekt. Daarom wordt het gezien als een bijzonder voordeel in onze kennisbank dat de magus Handeron Leghama ons de volgende aangehaalde informatie liet toekomen die hij tijdens een expeditie in het oorspronkelijke stammengebied van de Goblins, de Rode Sikkel, kon verzamelen :

89

>> …De Goblins lijken twee goden te hebben die zij waardig vinden tot aanbidding. De ene, die vaker aanbeden wordt, noemen ze Mailam Rekdai, wat in onze taal >> grote moeder << betekent. Deze godin staat als heerseres van de vruchtbaarheid, zowel bij de Goblins (waarbij het klaarblijkelijk nog een grote mysterie is het gemeenschappelijke te vinden tussen de geslachtsgemeenschap en de geboorte van kinderen) zelf alsook bij alle dieren en planten. Verder is zij de bewaarder van de vrede onder de stammen. Tegenover haar staat een mannelijke godheid, Orvai Kurim, De heer van de jacht. Een oorlogsgod want voor de Goblins behoren stammenvetes en veldtochten tot de jacht-activiteiten. Orvai Kurim wordt bijna uitsluitend aanbeden door mannelijke Goblins want het zijn ook zij die voor hun stam jagen of vijandelijke horden in een bloedbad ombrengen. Deze tweestrijd weerspiegelt zich ook in de structuur van de stam waarop ik bij dit hoofdstuk niet dieper op in zal gaan. Het is thans algemeen bekend dat een groep Goblins steeds door een oudere vrouw, meestal de oer-grootmoeder, wordt aangevoerd en dat in het algemeen het vrouwelijke geslacht een hogere, bijna mythische verering geniet. Ook zijn de vrouwelijke Goblins eerder in staat om vreedzame onderhandelingen te voeren dan hun mannelijke exemplaren. Een onderling ingrijpen van één van beide goddelijke krachten heb ik niet kunnen waarnemen maar het lijkt alsof de Shamaninnen van de Mailam Rekdai over magische vaardigheden beschikken die veel gemeen hebben met die van druïden en de dochters van Satuarias. Een priesterschap van de god van de jacht bestaat hier niet. Hier wordt gewoonlijk de succesvolste jager en krijger geprezen terwijl de verliezer beschimpt en vaak zelfs uitgestoten wordt. Het zijn deze uitgestotenen die een leven ver buiten hun stam leiden en in heel Avonturië een echte plaag en verschrikking zijn en die voor de meeste mensen de > typische < Goblin voorstellen. Deze korte verhandeling kan aangetoond hebben dat deze wijdverbreide voorstelling geenszins overeenkomt met de waarheid.<<

De religie van de Orken De volgende teksten werden samengesteld uit de verhalen van reizigers die in opdracht van het Thorwaler-volk de moeite op zich genomen hebben om tot in het hart van het Orken-land te reizen. Bovendien bevat dit hier berichten van voormalige gevangenen van Ork-stammen alsook het afschrift van de ondervragingen dat de inquisiteur van het nieuwe rijk, Baron Dexter Nemrod met de Shamaan Harkisch voerde. Men kan in het algemeen vertellen dat de hier beneden genoemde religie alléen gepraktiseerd wordt in het Orken-land terwijl de Orken, die in de beschaafde landen wonen, géén vorm van religieuze verering kennen. Of de Ork-goden een werkelijke macht voorstellen, valt buiten onze kennis. De Twaalf kiezen er alleszins voor om ze géén aandacht te schenken. Skaleth Meldis, Hesinde-gewijde van Kuslik >>…De religie van de Orken is bekend met twee machtige principes of goden en een veeltal van lagere godheden, halfgoden, één/vierde goden, van stammen en geesten van gestorven stamhoofden.

90

Terwijl de aanbidding van de lagere goden verschilt van stam tot stam – ja van Ork tot Ork – of soms zelfs helemaal niet bestaat, zijn de twee machtige principes onder alle Ork-stammen bekend. Dit zijn de volgende : Brazoragh – belichaamt het pure natuurgeweld, stormen en bliksems, verzengende zon en ijzige kou, strijdlawaai en de wil tot overleven. Het is géén wonder dat Brazoragh in de gestalte van een zwart stepperund vereerd wordt en meestal gebeuren de gewijde rituelen in de vorm van bloedige strijdspelen, mannelijkheidsproeven en andere schouwspelen van kracht. De Orken aanbidden Brazoragh als hun scheppings-god, de > Eeuwige uitdager <, die slechts het recht van de sterkste kent. Hierdoor staan de hoofdmannen op een gunstig plaatje bij hun godheid. Zij interpreteren zijn wil en alléén zij durven zich met zijn symbool, de dubbel gebogen hoorns, laten tatoeëren. Wie zich wil bewijzen voor Brazoragh, moet zijn moed en kracht bewijzen. Is hij hiervoor niet bekwaam, dan moet hij zich aan de sterkere onderwerpen. Dit principe verklaart de eeuwige vete tussen de individuele Orken-stammen, de minachting voor hun slaven en gevangenen en hun veroveringsdrang. Tairach – De god van de dood en de extase – wordt vereert in de gedaante van de rode maanschijf, zoals men ze alléén bij maansverduisteringen of aan de stoffige horizon van de Orkland-steppes kan zien. De rituelen van Tairach zijn zo afschuwelijk, dat we ze de lezer willen besparen maar er wordt altijd een groot aantal vers bloed geofferd wiens oorsprong zowel dierlijk alsook van menselijke herkomst kan zijn. De offers aan Tairach hebben tot doel om het leven van de vereerders in werkelijkheid te verlengen wanneer één of meerdere andere levens symbolisch worden geofferd. Bovendien wordt er van het leven voor de dood in volle teugen genoten want de Ork weet nooit welke beproevingen Tairach in zijn wereld de verstorvenen zal onderwerpen. Speciaal moedige Orken kiezen deze ceremonieën voor een rituele zelfmoord om te tonen dat zij de gevaren van alle werelden in de ogen durven kijken. Tairach belichaamt het principe van de tijd en de eeuwige terugkeer van alle pijn en vreugde. Tot het priesterschap van deze godheid worden alléén die mannelijke kinderen geroepen die worden geboren in het uur van de rode maan. Reeds tijdens hun kindheid krijgen ze het teken van Tairach, een grote maanschijf uit gehamerd koper. Bij veel Ork-stammen wordt vervolgens nog Rikai, godheid van de vruchtbaarheid en Gravesh, godheid van de handenarbeid en speciaal de smeden vereert. De rituelen van beide goden verschillen van stam tot stam die om kleine offer-ceremonieën vragen waarbij veldvruchten of gesmede voorwerpen op heilige plaatsen worden begraven. Om Rikai te eren vindt er tijdens de equinox in het voorjaar en in de herfst een grote orgie plaats. De priesters van de vruchtbaarheidsgod zijn ook in zulke dingen zoals plant- en heelkunde thuis. Anders is hun invloed maar zeer klein. In het religieuze leven van de Orken spelen de priesters van Tirach en Brazoragh de grootste rol. De dienaren van de heersende godheid zijn meestal ook de hoofdmannen, die hun stam over de verre Orkland-steppes leiden terwijl de Tairach-priesters alle ceremonieën uitvoeren die samenhangen met de voorouderverering van de Orken : oproepen van de geesten van grote krijgers, rituele ontzieling van overwonnen tegenstanders zodat deze niet als geest hen onheil bezorgen, uitdrijving van bezetenheid en voorouderlijke opdrachten. De helden van de stam en andere kleinere godheden worden slechts als een onderdeel van grote ceremonieën aanbeden. Ze worden om hulp gevraagd bij toekomstige ondernemingen of

91

hun daden worden bijvoorbeeld als deugdzaam gedrag vernoemd. Deze teksten en andere wetenswaardigheden over de goden ligt bij de schriftloze cultuur van de Orken geheel in de handen van de Tairach-priesters, die over een fenomenaal geheugen beschikken…<<

92

AANHANGSEL

Tractatus inzake de natuurlijke en bovennatuurlijke filosofie

door Cordovan E. Galotta hofmagiër van Gareth

Hoort de nieuwe uitgave over de aard van de goden, van hun kracht, hun bestemming en de betrekkingen tot ons sterfelijken! Zoals reeds lang geweten zijn de hogere wezens van de vijfde dimensie, in het algemeen de goden genoemd, wezens met een grote macht en perfectie, vereringswaardig voor de ene en achtenswaardig voor de andere. Boven alle twijfel verheven is hun bestaan, of het nu de Twaalf, die zonder naam, Rastullah, heer van het zand, de jaguar of ook Brazoragh en de godheden van de Orken.¹ Hetgeen in twijfel moet worden getrokken is alleszins de macht die deze wezens in onze dimensie, die van de sterfelijken, bezitten. Laat mij de reden geven die deze twijfels staven! We weten dat Praios, de machtigste onder deze wezens, ook de meest aanbedene is, hetzij door het volksgeloof, hetzij door dwang en geweld – Praios is de god van het nieuwe rijk. Evenveel macht hebben Boron en Rondra, die twee machtige principes belichamen : de angst voor de dood en de bloedlust die in alle mensen zit. Beide worden bij de erkende godheden gerekend. Iets minder machtig zijn Firun en Phex, de ene omdat slechts een klein aantal jagers en mensen in het noorden hem aanbidden en de andere omdat zijn cultus zowat overal verboden is en slechts door weinigen wordt gepraktiseerd. Geheel zonder macht lijken mij de elfische godinnen en de Ork-goden en hebben maar een beperkte groep van gelovigen – bijvoorbeeld wordt er nooit een mens getuige van een wonder van Brazoragh of Nurti. Sta mij daarom toe om de volgende – blijkbaar gewaagde thesis op te stellen: 1ste bestaan goden onafhankelijk van alle andere wezens in hun dimensie zoals wij onafhankelijk van de goden bestaan. 2de hebben de goden niet allemaal dezelfde macht maar machtiger dan diegene die we demonen en geesten noemen. 3de zijn de macht en de invloed, die deze wezens in onze dimensie bezitten afhankelijk van het aantal gelovigen in deze dimensie, van hun ijver en ook van het fundamentele natuurlijke principe dat deze godheden belichamen. Ik stoel mij hier op een werk van de hoog aangeschreven Rohal, namelijk >> het nieuws van de dimensies <<. Een werk, dat jammer genoeg achter slot en grendel ligt in de archieven van het Praios priesterschap.² Ergo concludeer ik dat ten eerste een godheid, wiens verering verdwijnt, ook aan macht verliest in onze dimensie en wel zo sterk dat hij in zijn thuisland kan worden verbannen – een operatie die de dood van een godheid tot gevolg kan hebben. Dat ten tweede een kleine groep fanatiekelingen en fervente aanbidders met behulp van de mensen

93

en zelfopofferingen een religieuze gemeenschap kunnen vormen die niet moet onderdoen aan de macht van de Twaalf. De conclusie vanuit deze gevolgtrekkingen is om het creëren van een gemeenschap van vrije geest voor elke vorm van religieuze aanbidding moet worden verminderd door middel van onderwijs te verbieden. Dit biedt ook gelijktijdig een middel tegen de perverse cultus van de Naamloze, die bij oorlogsvoering de absolute nummer één is. Dit document uit het nalatenschap van Galotta is hier enkel en alleen aangehaald om aan te tonen hoe verward de geest van een man kan zijn als hij zich teveel inlaat met de onheilige krachten van de magie. We juichen het daarom ook toe dat zijne goddelijke majesteit, keizer Hal I van Gareth, de misleide magus van zijn ambt ontheven heeft. Dexter Nemrod, baron van woudsteen, keizerlijke groot-inquisiteur. 1 Heer Galotta verwijst naar de zogenaamde >> magiër-filosofie <<, die alle goden als machtige, bovennatuurlijke wezens bekijkt die alhoewel ze enorm veel macht hebben, niet moeten worden aanbeden. Deze visie is gestoeld op de geschriften van de magiër Elon Carhelan uit 1100 voor Hal. 2 De vermelding van zulk een boek dient om de theorie van heer Galotta te ondersteunen indien hij de roep van de vereerde Rohal als gebruikt. Het loutere bestaan van zo’n werk moet op zijn minst verwezen worden naar het rijk van de overspannen fantasie van heer Galotta.

De Avonturijnse kalender alsmede een bijlage betreffende de feestdagen van de grote religies

Een Avonturijns jaar telt 365 dagen in 12 maanden, die allen genoemd zijn naar de Twaalfgoden – dat weet in de beschaafde omgeving van Avonturië elk kind. De telling van de dagen begint met de dag van de zomerzonnewende van de 1ste Praios en eindigt met de 30ste Rahja. Vermits elke maand 30 dagen bevat, blijven er vijf over die niet aan een godheid gewijd zijn zou men hieruit besluiten. Fout. Deze vijf dagen van chaos tussen de maanden Rahja en Praios horen toe aan de Naamloze, de grootste tegenspeler van de Twaalf. In vele delen van Avonturië wordt het jaar in stukken van zeven dagen ingedeeld. Deze kalenderweken vullen natuurlijk géén volledig jaar maar vloeien over in het nieuwe jaar waar de naamloze dagen bijgeteld zijn. De namen van de weekdagen zijn: winddag, aarddag, marktdag, Praiosdag (de rustdag), Rohalsdag, vakantiedag, waterdag. Deze schrijfwijze is niet uniformeel. In enkele landsstreken worden nog de oude benamingen zoals winddag, aarddag en marktdag gebruikt – net zoals ook compleet andere namen kunnen gebruikt worden. Zo wordt bij de amazonen de Rondradag gebruikt in plaats van de Praiosdag en in het noorden, speciaal in het Bornland heet de vijfde dag sneeuwdag en de zevende dag de belangdag – de sterke invloed van het koude element en de grote handelshuizen zijn in de

94

kalenders waarneembaar. Weet u hoe dan de vierde dag in de week noemt in Al’Anfa en haar omgeving? Borondag natuurlijk! Deze weekindeling komt voort uit de stand van de maan en is essentieel veel ouder dan de religieus getinte dag-namen. Het Madamal, de Avonturijnse maan, volbrengt één omloop op 28 dagen, waarbij hij in alle zeven dagen de fasen van de nieuwe maan, de kelk, het wiel, de helm en wederom de nieuwe maan doorloopt. De juiste Avonturijnse beschrijving van de maan is – genoemd naar de naamgeefster Mada – vrouwelijk en daarbij eigenlijk >> de maandin << moet heten. De fase van >> de dode en de herboren Mada << (nieuwe maan) vindt steeds plaats op de eerste aarddag. De eerste aarddag van een jaar heet daarom ook Madadag. Hij wordt speciaal gevierd door toverkundigen wat al vaker geleidt heeft tot uiteenzettingen dat de Madadag altijd bij de eerste dagen van de Praiosmaand behoort. (ter verduidelijking van week-en maanddagen moet nog worden gezegd dat de 1ste Praios van het jaar 12 na Hal een winddag was). Een onderscheid echter moet voor deze kalender worden gemaakt voor alle Rastullah-gelovigen, in het bijzonder de Novadi’s van de Khom-woestijn. Ze kennen géén maanden in de reinste zin van het woord maar onderverdelen het jaar in 40 delen van 9 dagen, overeenstemmend met de 9 schriftrollen van het heilige woord >> Rastullah <<. Deze negen-dag-verdelingen bestaan dan ook vanzelfsprekend uit >> godennamen <<. De vijf overgebleven dagen worden dan vaak ook als enkele dagen ingevoerd na elke acht godsnamen en >> Rastulla-helddag << genoemd. Deze telling begint op de 23ste Boron van de algemene kalender wat natuurlijk meerdere problemen met zich meebrengt. De Novadi’s kennen aldus ook géén Naamloze dag en beschouwen de angst van de meeste Avonturijnen op deze dag als puur bijgeloof, waarbij ze prompt de beschuldiging op hun nek kregen dat achter het masker van Rastullah zich in werkelijkheid de Naamloze verborg. Hiernavolgend vindt u de volgens de kalender de normale dagtelling en een lijst van alle ons bekende feestdagen van de Avonturijnse religies. In de doos Het land van het Oog des Meesters zijn vooral de wereldse feesten opgesomd. PRAIOS, maand van de zomerzonnewende (komt overeen met de maand juli) 1ste Praios : zomerzonnewende Dit is de belangrijkste feestdag in de beschaafde omgeving van Avonturië. Processies met gouden beelden, huldiging aan alle vorsten, het volbrengen van een groot wonder door de Bode van het Licht in Gareth, het benadrukken van de eeuwige orde in het nieuwe jaar : >> Vrede onder de mensen, trouwheid aan de vorsten, gehoorzaamheid aan de Goden!<< 2de en 3de Praios : Praios-feest Voortzetting van de feestelijkheden in de meeste grootsteden van het Middelrijk, maar niet in het oude rijk.

95

RONDRA, maand van de zomerstormen (augustus) 5de Rondra : de dag van de eed Dit is een belangrijke Rondra-feestdag in heel Avonturië, alléén gevierd door gewijden en ware gelovigen. Vasten, meditatieoefeningen, ’s avonds de beëdiging van nieuwe Rondra-gewijden. 15de en 16de Rondra : zwaardfeest Dit is meer een gewoon feest van Rondra maar wordt in heel Avonturië wel gevierd. Krijgsspelen, wedstrijden, bloedige offers van een monster, nogal profaan amusement. EFFERD, regenmaand (september) 1ste Efferd : dag van het water Een belangrijke feestdag in alle havensteden en enkele nederzettingen in de Khom-woestijn. Processies van de priesters en enkele uitgekozen gelovigen over het water, af en toe verschijnt de heilige witte dolfijn, regenwonderen in droge gebieden, begroeting van de regen na een hete zomer, feest van kleurrijke lichtjes in Perricum 9de Efferd : vierde Rastullah-rustdag Deze evenzo eerder onbelangrijke feestdag van de Novadis wordt doorgebracht in stil gebed. Heel de dag lang wordt er door de mannen helemaal niets gedaan, behalve bij de zonsondergang waar ze een pijp roken met Cheriacha, het traditionele kruid der visioenen. 16de Efferd : het nevelfeest Geheime feestdag van handelaars en dieven. Dankgebed voor de jaaropbrengst, bid om >> nevel in de straten en in de hoofden van de klanten <<. 30ste Efferd : vissersfeest Dit is de belangrijkste feestdag voor vissers en zeelui, onder andere in Havena. Elke gelovige offert minstens één vis. Er wordt gebeden voor de verdronkenen. Ritueel einde van een bevaarbare periode van een jaar. 30ste Efferd : audit-feest Dit is de derde van de vier feestdagen van Hesinde maar niet belangrijk. Rituele sortering en waardebepaling van de tempelschatten en de gelovigen. Testen van geest en lichaam : >> Alléén dat wat getest is, kan verlicht worden. <<

96

TRAVIA, maand van het haardvuur (oktober) 1ste Travia : dag van de thuiskomst Feestdag in het noorden, bij de Thorwaler, de Norbaden en in het Bornland. Overdag op vriendenbezoek en ’s avonds >> moederdag << aan de open haard. Onderdak geven aan de daklozen en alleenstaanden in de familie en in de tempel. Verering van het vuur, moeder en thuis aan het begin van de natkoude jaartijd : >> Wie nu alléén is, zal het lang blijven! <<. 1ste tot 3de Travia : feest van de nieuwe vruchten Belangrijke feestdag in alle landelijke gebieden. Processies rond de graanschuur met rituele wijdingen. Voeren van de ganzen en de eenden en interpretatie van hun gedrag om informatie van de toekomst te krijgen. 4de Travia : dag van de helden Treurdag voor de Rondra-volgelingen. Nagedachtenis aan de pinkerslachting, de moord op vele Rondra-gewijden door de Praios-priesterschap op de 3de Travia 648 voor Hal. Alle krijgers zijn van hun wereldse plichten ontslagen. Begrafenisprocessies en trotse machtsdemonstraties door Rondra-priesters : >> Wie ons uitdaagt, daagt de Godin uit! << 12de Travia : dag van treurnis Algemeen verspreide maar onbelangrijke feestdag. Lievelings-dag voor persoonlijke afspraken en huwelijken. In het Middelrijk zijn op deze dag alle Rahja-tempels gesloten. BORON, maand van de nevel (november) 1ste Boron : dodenfeest Dit is een gedenkdag in heel Avonturië. Er wordt gebeden voor de overledenen (het zwijgverbod van de Boron-priesters is voor deze dag opgeheven). De lievelingsliederen van de overledenen worden gezongen door zijn vrienden en dienaren. 22ste Boron : Vijfde Rastullah-rustdag Dit is de belangrijkste feestdag voor alle Rastullah-gelovigen. Wilde ruiterspelen, zuipen en algemene feestelijkheden. Verkiezingsdag van de Hairan en het bezoek van de heilige mannen. De feestelijkheden duren na de verschijning van Rastullah op de 23ste Boron tot de 24ste van de maand. 30ste Boron : dag van de grote slaap De belangrijkste feestdag in Al’Anfa en in vele geheime sekten. Gemeenschappelijk gebruik van drug- en slaapkruiden, rituele daling in de dood ( >> vlucht van de tien << in Al’Anfa), traditionele dag voor zelfmoorden. Slaap en dood als weg naar de vrijheid.

97

HESINDE, maand der duisternis (december) 7de Hesinde : Rohal’s sluier Belangrijke feestdag voor magiërs. Openbare voorstellingen van de macht der magie, vuurwerk en andere pyrotechnische en alchemistische snufjes. Een vijfvoudige eed om kennis te verzamelen en te verspreiden, leersessies op marktplaatsen en in tavernes. 30ste Hesinde : lichtfeest Vierde en belangrijkste van de vier feestdagen van Hesinde. Fakkeltochten, verlichten van huizen en tempels, verbranding van stropoppen – >>Het stro van domheid moet branden<<--, processie met de tempel-schatten. Verlichting van de geest, lichaam en huis. Afsluiten van het jaar van Hesinde met het inzicht : >> Alléén datgene wat verlicht is, is werkelijk vrij <<. FIRUN, maand der koude (januari) 1ste Firun : dag van de jacht Feestdag in noordelijk Avonturië en in het Middelrijk, vooral in de landelijke gebieden. Vangen en ketenen van de wintermonsters, maskers van de wintergeesten. Voorstellen en uitbannen van de gevaren van de winter, gelijktijdig de winterzonnewende als winterstop een belangrijke feestdag van de Thorwalers. 30ste Firun : dag van Ifirn Overal in Avonturië waar er zich sneeuw bevindt. Offers en gebeden aan Ifirn gericht, de dochter van Firun. Offeren van wintermonsters, verbranding van de kadavers en de wintermaskers. TSA, maand van de wedergeboorte (februari) 5de Tsa : eerste Rastulla-rustdag Traditionele vastendag voor de Novadi’s. De echte gelovige probeert 24 uur lang zich te onthouden van enige vorm van eten en drinken. Ook dag van het grote offer genoemd. Krijgers proberen in de woestijn of met een rituele zelfmoord dichter tot hun godheid te komen. 30ste Tsa en de 1ste Phex : dag van de vernieuwing Feestdag in heel Avonturië, bijzonder in het noorden. Stadsprocessies, wijding van de eerste bloemen en pasgeboren dieren, wonderbaarlijke vernieuwing en her-opstanding in de vooravond van de gesneuvelden en de gestorvenen door de gewijden. Zege van het leven over de dood : >> Wat gisteren stierf, leeft vandaag opnieuw. <<

98

PHEX, maand van de handel (maart) 16de Phex : dag van Phex Geheime feestdag van handelaars en dieven; geheime offerandes voor de maandwinsten (symbolisch!), om deze een heel jaar in stand te houden (realistisch!). Handel drijven met de god van de handelaars : >> Wie nu handelt, handelt juist! <<. 24ste Phex : geluksdag Minder belangrijke feestdag van Phex in zijn functie als god van geluk en de al te menselijke eigenschappen. Geliefd bij het eenvoudige volk. Kleine geschenken aan goede vrienden, lol en schelmenstreken aan de geburen. ‘s Avonds meestal kluchtspelen en lasterlijke liederen in de tavernes. 30ste Phex : zinkfeest Eerste van de vier feestdagen van Hesinde. Alléén onder ware gelovigen. Medidatie van de gelovigen, priester en magiërs. Bij aanvang van de lente een afkeer van de wereld, egoïsme : >> Alléén datgene wat in zichzelf rust, kan worden gereinigd. << PERAINE, maand van het zaaien (april) 1ste Peraine : zaadfeest Belangrijke feestdag in alle landelijke gebieden. Processies over de velden, rituele wijdingen en uitstrooien van het zaadgoed, interpretatie van de vlucht van de ooievaar. Gebeden voor de groei van alle goede kiemen. 18de Peraine : tweede Rastulla-rustdag Uittocht van de eerste karavanen uit hun winterkamp. Voor het verloop van een jaar worden eedafleggingen en loyaliteiten gehouden. Militaire parades en processies worden gehouden. INGERIMM, maand van het vuur (mei) 1ste Ingerimm : dag van het vuur Belangrijkste feestdag van de dwergen maar onbelangrijk onder de mensen. De bouw van een hoogoven of een brandstapel, rituele wijding van wapens, apparaten en zelfs levende wezens in het vuur. Kleine optochten met lampen, fakkels en de gewijde voorwerpen. De nadruk op vuur als creatieve kracht. 8ste Ingerimm : dag van een nieuw begin Afsluiting van de dwergenfeestelijkheden, afbraak van de hoogoven, rituele uittocht van de mijnwerkers, krijgers en ronddolers. Feest voor de verdrijving van sneeuw en smeltwater, dat

99

de dwergen hindert bij het verlaten van de mijnen : >> Eerst als het water vloeit, dooft ook het vuur! <<. 21ste Ingerimm : dag van de wapensmid Voltooiing van bijzondere >> meesterstukken << in vele werkplaatsen (buitengewone lichte en moeilijk breekbare wapens zijn vaak gemarkeerd met de datum >> ING21 << helemaal bovenaan de kling). Reizigers vieren vele ambachtelijke gilden. In Gareth wordt het beroemde keizerszwaard tentoongesteld en aansluitend het splijten van een rotsblok door keizer Hal. RAHJA, maand van de liefde (juni) 1ste tot 7de Rahja : feest van de vreugde Bijna in heel Avonturië en specifiek in de minder beschaafde gebieden. Carnavals-achtige kledij en bonte kostuums, vrije liefde, jonge wijn, toegeven aan de natuurlijke instincten. 30ste Rahja : het reinigingsfeest De tweede van de vier feestdagen van Hesinde. Huis schoonmaken en rituele reiniging van de kunstschatten in de tempel. Voorbereiding voor het nieuwe jaar. Reiniging van geest, lichaam en huis : >> Alléén datgene wat gereinigd is, kan worden gecontroleerd. << DE DAGEN ZONDER NAAM Dat er vijf dagen overblijven als men het jaar verdeeld tussen de twaalf Goden kan alléén maar de schuld zijn van de god zonder naam en daardoor behoren deze dagen hem toe. Géén enkele wet telt en chaos heeft hier vrij spel.. Wat dit betekent hangt enigszins van de cultuur af. De Nivesen zijn doodsbang en laten alle kinderen verdwijnen die op dit tijdstip geboren zijn. De Thorwaler kan men met niets ter wereld verleiden de zee op te gaan. De boeren in heel Avonturië verlaten hun huizen niet gedurende vijf dagen en nachten. In het Bornland en op de Zoete Velden durft men géén zaken afhandelen, géén oordelen vellen en géén wapens dragen. En in de grote steden van het nieuwe rijk gaan de mensen gewoon door met hun alledaagse dingen – tussen Rahja en Praios worden de meest bruisende feesten en woeste orgies van heel het jaar gevierd… Voodoo-magie lijkt tijdens de vijf naamloze dagen bijzonder goed te lukken en sinds oudsher wordt in deze periode speciale verraderlijke samenzweringen en intriges gepland. De eerste naamloze dag valt samen met de derde Rastulla-rustdag, een onbelangrijke feestdag voor de Novadi’s.

Het Boron-ritueel – Het hiernamaals en begrafenisritueel >> de Nergenszee <<, zo noemen de mensen in Avonturië de eindeloze verte, die de dimensie van de goden omringt. >> Nergenszee << duidt ook op de toestand tussen leven en dood. Want achter de Nergenszee liggen de hallen van Boron, de eeuwige wakers van de geesten

100

van de overledenen, de hoeder van de sleutel tot het rijk van de gezegende die net als de spaken van het wiel van Alveran, het kasteel en de tafel der goden, hun hallen uitbreiden. >> Hij hoort het geruis van de dans van Golgaris << is evenzeer een ver-verbreide uitdrukking want Golgari is de schaduwvogel, de zwarte raaf, die de geest van een dode uit de dimensie van het leven over de Nergenszee tot bij Boron brengt. >> Hij is een sleutel waardig <<, luidt de derde uitspraak die vertelt dat een mens de testen van Boron zeker zal doorstaan en zo voor eeuwig in dienst van zijn god of godin wordt opgenomen. Want Boron vraagt aan elke reiziger waar hij naar verlangt en beproeft met Rethon, de weegschaal der zielen, of hij diep genoeg in zijn god geloofd om in diens dienst te treden opdat géén van zijn goddelijke zusters zou beledigd zijn. Is de sterfelijke onwaardig, dan zal hij in de hallen van Boron verblijven totdat een god zich over hem ontfermt en hem opneemt in zijn rijk. In de hallen hoort men gehuil en tandengeklapper van de vertwijfelden, die zeker waren van hun diepgelovigheid en toch voor het dodengerecht niet als waardig werden beschouwd. Ja, het kan zelfs gebeuren dat Boron een dode terugstuurt zodat hij tijdens zijn nieuwe bestaan genoeg rijpheid voor de velden der zielen kan bekomen. Boron’s besluiten zijn ondoorgrondelijk doch rechtvaardig. En zo dwalen vele zielen uit een oud lichaam in dat van een zuigeling zonder het te weten – en zonder nog steeds de volkomenheid te bereiken. Het kan ook gebeuren dat een god persoonlijk ingrijpt om een sterfelijke in zijn oorspronkelijke lichaam terug te sturen als zijn tijd nog niet gekomen was. Na deze onthullingen over het dodenrijk is het niet verwonderlijk dat er géén specifiek ritueel van Boron, géén vast begrafenis-gebruik bestaat. Alom wordt het balsemen van het lichaam toegepast waarna de opbaring van het lichaam gedurende één week in de tempel van Boron volgt. Dit dient om de goddelijke beslissing af te wachten in geval dat de overledene in zijn lichaam zou wederkeren. Aansluitend wordt het lichaam zonder openlijke bijeenkomst door de Boronianen ten grave gedragen en elk lichaam wordt naar zijn stand, hetzij een stenen sarcofaag hetzij in een eenvoudige zwarte lijkdoek begraven. Op het graf wordt een gedenksteen geplaatst, versiert met het teken van het gebroken wiel, met de naam en de titel van de overledene, met beschermende rune-tekens die demonen en lijkenvreters moeten weghouden en – bij welgestelden – met formules wordt beschermd tegen grafschenders. Zoals voorheen verteld is dit ritueel de vaste regel maar elke regel heeft zijn uitzonderingen. Armere medemensen worden vaak nog op een woeste akker begraven – hetzij uit gebrek aan geld, hetzij er géén Boron-gewijde beschikbaar is. Deze begraafplaatsen van de armen bevinden zich meestal in de nabijheid van Boronianen om tenminste toch voor een deel beschermd te zijn als heilige plek. Bij gelegenheid loopt men de kans hier ’s nachts ook >> goud-ghoul’s << tegen het lijf te lopen. Dit zijn mensen zonder scrupules die de lijken weer opgraven om ze aan nog scrupuleuzere anatomen, magiërs of zelfbenoemde >> wetenschappers << te verpatsen. Vaak wordt ook gekozen voor het verbrandingsritueel na de opbaringsweek, oftewel als plaatselijk gebruik – zoals bijvoorbeeld de Thorwalers, die de >> vuurdraak << (brandvlot) met hun overledenen vaak de zee op laten varen – of als het gevaar voor een ziekte bestaat.

101

Er zijn nog veel meer afwijkende begrafenisrituelen en telkens afhankelijk van de cultuur en de positie van de overledene in de maatschappij. Om nog maar te zwijgen van de pronkgraven van de familiekelders van Bornlanders, de catacomben van Warunk en de Ingerimm-schachten van de dwergen. Deze omgang met de doden zijn vaak zeer verscheiden voor andere religieuze gemeenschappen. De Moha’s eten hun doden (of tenminste het hart) als het om een eerbiedwaardige persoon gaat en wiens geest dan op de achtergeblevene overgaat. Andere doden (of tenminste hun schedel of hersenen) worden in grotten, die beveiligd zijn met totem-palen, bewaard zodat hun geest hun nakomelingen niet lastig valt. Elfen alsook de Rastullah-gelovigen hebben de >> torens der stilte << gemeenschappelijk, hooggelegen platformen waar de doden aan de vogels worden overgeleverd, bij de ene als geschenk aan de natuur en bij de andere om de woestijngoed gunstig te stemmen. (en waarschijnlijk ook omwille van de geurhinder). Nivesen, Ork’s en Goblins tenslotte verbranden hun doden uit angst dat ze zouden terugkeren en bovendien : >> Wat voorbij gaat, is voorbij en moet voorbij blijven. <<, een epigram van de omwonende Nivesen. >> Waarlijk! Vele wonderen en eigenzinnigheden kent het land dat ik bereisde! <<. Dit is een inscriptie van Faarlad vey Ghitor, een reiziger uit het Guldenland in het gastenboek van de Hesinde tempel in Kuslik.

Verheugd de Goden met uw gaven! – Tempel-tienden en vrijwillige offers

Ook het priesterschap van de Twaalfgoden leeft niet van brood alleen. Ja, ook de goden zelf hebben het graag als de sterfelijken hun geloof kracht bijsteken door regelmatige donaties als blijvende herinnering aan de hogere macht der Twaalf. De Avonturijnse goden zijn almachtig en alomtegenwoordig. Terwijl Rastullah of Kamaluq zich tevreden stellen met het pure geloof en symbolische geschenken van hun gelovigen, verlangen de Twaalfgoden een Obolus in de plaats. Dat hier verschillen zijn, kan men ook afleiden uit de verschillende machtsposities van de goden. Zo is Tsa tevreden met kleine giften terwijl de godenkoning Praios zich zeker niet zal laten afschepen met één zilveren daalder per maand… Veronderstellingen dat deze giften niet voor de goden bestemd zijn maar om de welstand van hun gewijden hoog te houden, moet hier met klem ontkend worden … In het spel betekend dit dat alle twaalfgoden-gelovige avonturiers, van simpele dagloners tot machtige speler-helden van hun jaaromzet (voor Phex-volgelingen en regelknijpers : omzet en niet winsten) >> 1/10de << aan de tempel van hun godheid, waarin ze gelovigen, moeten afstaan als ze in de gunst van hun godheid willen blijven en hun géén bijkomende proeven laten afleggen. Dit wordt, vaak met veel gemor, bij iedereen ingehouden want het leven is reeds hard genoeg… De aanduiding >> tiende << betekent niet noodzakelijkerwijs dat het hier om 1/10de omzet handelt. Bijvoorbeeld Praios ziet liever 1/5de terwijl Peraine genoegen neemt met 1/20ste deel…

102

Als er toch iemand is die een uitgesproken godsdienstig leven wil leiden en wederom de hulp van zijn godheid kunnen inroepen (wat op alle gewijden zeker van toepassing is), dan hebben de goden het graag als er iemand bereid is het dubbele te betalen om zo de goden te prijzen… Als men daarentegen bij één of meerdere goden op een goed presenteerblaadje wil staan, is het steeds een goede zaak bijkomende giften te doen. Hierbij moet het niet noodzakelijk om cash geld gaan. Ook aan de godheid gewijde speciale voorwerpen of een gelofte kunnen hier in de ware betekenis van het woord wonderen verrichten… Noodzakelijke opmerking: Dit alles mag naar oplichterij en middeleeuwse praktijken lijken en jullie vermoeden zal zeker niet helemaal fout zijn. We willen alléén maar herinneren dat goden, die in uw wereld een werkelijke macht vertegenwoordigen, ook een bijzondere achting verdienen. Dit mag niet tot een boekhoudkundig gegeven worden in de aard van >> één verrijzenis en driemaal een helende hand kost 738 dukaten en 12 zilveren daalders << maar we houden in de plaats daarvan een held, die aangeeft een fanatieke volgeling van Ingerimm te zijn en ook voortdurend om diens hulp vraagt maar elke kreuzer afknibbelt die hij kan als het om de tempeltienden gaat, evenzo ongeloofwaardig als een Praios-gewijde, die ’s nachts in donkere steegjes voorbijgangers berooft. Het moet niet meer worden gezegd dat het hier om optionele regels gaat maar het leven in Avonturië bestaat nu eenmaal niet alléén uit het bevrijden van prinsessen, het verslaan van afschuwelijke monsters of het opdoeken van sinistere samenzweringen …

103