C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

100

Transcript of C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Page 1: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita
Page 2: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Meester Eekhart versus advaita

Page 3: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Meester Eekhart

versus

advaita

Thuiskomen in dezelfde bron

C.B. Zuijderhoudt

samsara

Page 4: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

© C.B. Zuijderhoudt, 2008 © Deze uitgave: Samsara uitgeverij bv, 2008 Omslagontwerp: Erik Thé: www.erikthedesign.com © Foto omslag: René Willaert, hetgroenegezicht.blogspot.com Lay-out: Studio 28, Hillegom

ISBN: 978-90-77228-54-8 I NUR 728

De ge ei teerde teksten van Meester Eekhart zijn uit het boek: Waar God naamloos is, een uitgave van uitgeverij Synthese te Den Haag. ISBN: 978-90-62718-45-0

Niets uit deze uitgave mag gereproduceerd worden zonder schriftelijke toestemming van: Samsara Uitgeverij bv Herengeacht 341, 1016 AZ Amsterdam www.samsarabooks.com

Voorwoord

In dit werkje heb ik dankbaar gebruik gemaakt van ge­dachten en woorden die begenadigde denkers en schrij­

vers al eerder te berde brachten. Alle woorden zijn ooit al

eens gezegd. De kunst bestaat daaruit, om ze op het juiste

moment in de goede volgorde te zetten, waardoor ze be­

tekenis toevoegen aan hergeen op dat moment bedoeld

wordt. Ik ben eerder genoemde denkers en schrijvers dan

ook dankbaarheid verschuldigd voor hun ongevraagde

bijdrage. Niet altijd was ik in staat om de herkomst of

de bron van bepaalde uitspraken weer te geven, waarvoor mijn welgemeende excuses.

Ik heb veelvuldig mogen citeren uit het prachtige boek­

je over Meester Eekhart van Hasso Schelp: 'Waar God

naamloos is', een uitgave van uitgeverij Synthese, Den

Haag (ISBN: 978-90-6271-845-0), evenals uit de be-

Page 5: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

zielde en doorleefde werken van de benedictijn en ad­vaitist Henri Le Saux.

Soms heeft verwoording geleid tot een heldere ver­staanbaarheid. Soms waarschijnlijk ook niet. Dat laatste geval doet zich doorgaans voor in die situaties, waarin van de eeuwige dingen sprake is, van die dingen die niet passen in de wetenschappelijke benadering van 1, 2, en

3 alsmede sub a,b, en c. Want de taal der wetenschappers is niet altijd dezelfde als die van de mysticus, hoe zeer wetenschappers ook geneigd zijn om mystiek in te lijven in de academische denkkaders.

De benadering van dit onderwerp, middels uitslui­tend het denken, kan in het mystieke eenwordingspro­ces soms zo contraproductief werken, dat ik bewust een voortdurende afstand heb bewaard naar regels, dogma's, concepten, instituties en 'wetenschappelijke correct­heid'. Die afstand loopt als een rode draad door het ge­

schrevene.

Het hier weergegeven mystieke eenwordingsproces, zoals dat in de advaita plaatsvindt, is regelmatig onderbouwd met uitspraken van Meester Eekhart , die vetgedrukt zijn, terwijl de uiteenzettingen vanuit de christelijke mystiek op hun beurt zijn toegelicht met advaitisch materiaal. Zo wordt duidelijk dat beide eenzelfde oorsprong hebben die zich niet laat kaderen in een filosofie of een godsdienst. Dit leidt tot een opmerkelijk resultaat.

Op de weg naar bevrijding, naar zelfrealisatie, is het lezen van boeken niet afdoende. Ook niet het lezen van dit

6

boek. Want we zoeken doorgaans een soort bevrijding voor ons zelf en niet ván ons zelf. Wij zijn daarin onze

eigen blinde vlek. Er is dan ook in de meeste gevallen een

gids, een leraar voor nodig om die blinde vlek te doorzien en om ons te helpen alle concepten te passeren. Ik had

zo'n leraar: Alexander Smit. En ik ben hem alles verschul­digd in grote dankbaarheid. Mijn vrouw Inge Gorris en mijn goede vriend André Doesburg hebben mij bij het samenstellen van dit boek gesteund met constante be­moediging en kritische inbreng.

C.B. Zuijderhoudt

Zweisimmen, 2008

7

Page 6: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Inhoud

1 Een schrijnend verlangen 7

Religieuze honger en het zoeken van een weg

naar huis.

2 Een mens moet leeg worden van alle dingen 29

Over thuiskomen, en hoe de advaita vedanta

en de mystiek van Meester Eekhart dat op

praktische wijze haalbaar maken.

3 Tat TvamAsi De kern van de mystiek: het kennis nemen 45 van de werkelijke identiteit van de mens en

hoe dat uiteindelijk uitmondt in het opgeven

van elke identiteit.

9

Page 7: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

4 Niemand ziet God en leeft 61 10 Over God wil ik zwijgen 149

Wat bedoeld wordt met zelfrealisatie of we- Hoe het Zoonschap ons meeneemt in de

dergeboorre, en hoe de opgegeven identiteit oversteek naar de Godheid.

besef van God, dan wel van het Absolute ten gevolge heeft. 11 Het verstand te boven 161

Hoe Sat, Chit, Ananda samenvallen met

5 Nergens niet 73 de heilige drie-eenheid en hoe dat een ant-

Hoe alomtegenwoordigheid ons meeneemt woord biedt op het menselijk bestemmings-

in non-dualiteit en de basis vormt van het vraagstuk.

Godsbesef. Geraadpleegde literatuur 177

6 Ongeboren sterft men niet 91

Waarom de nieuwe identiteit van 'de weg,

de waarheid en het leven' de dood transcen-deert.

7 Ademtocht van eeuwigheid 105

Hoe 'het worden als de kinderen' ons het Koninkrijk der hemelen binnenleidt.

8 Uw wil geschiede 121

Op welke wijze armoede van geest voert tot

verlies van identiteit en daarmee tot Godsbe-sef, en hoe het zich uiteindelijk ten toon kan spreiden als heiligheid.

9 Alleen het IK brandt in de hel 135

Over de rol van zonde, schuld en vergeving

op de weg naar verlichting en hoe die ver-schilt van die in het reguliere geloof.

11

Page 8: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Een schrijnend verlangen

Het is zondagmorgen half tien en de kerkklokken beieren er lustig op los. Van hieruit kan ik precies

het witte kerkje zien met het pleintje ervoor en de keurig bijgehouden grafZerken eromheen. Een handjevol men­sen druppelt naar binnen. Het zijn er niet veel, zoals ge­

woonlijk. Wat is er toch gebeurd met de kerken dat ze tegen­

woordig zo leeg blijven? Objectief gezien maken die klokken trouwens een rot­

herrie, maar desondanks vind ik het een aangenaam ge­luid. Die tolerantie heb ik niet als ik de schelle oproep tot gebed vanuit de minaretten hoor. Dat verschil zal wel ko­men omdat de klokken refereren aan mijn vroege jeugd, waarin de zondag met haar kerkgang zo veilig stil was, en vertrouwd. Nu is er nauwelijks nog iets wat zo oer­vertrouwd is als die klokken, zo rustgevend, vanzelfspre-

13

Page 9: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

kend. Maar in de kerk zélf kom ik nier meer. Waarom niet? War is er dan toch gebeurd met de Kerk?

War is er toch gebeurd in her westen met de grootste godsdienst ooit? Laat ik eens bij mijzelf te rade gaan. Paste haar aanbod mij niet meer toen ik meer volwassen en kritischer geworden was? Had het soms te maken met macht of bureaucratie waarvoor ik allergisch ben? Ofhad ik verwachtingen die- naarmate mijn nieuwsgierigheid in religieuze zaken groeide - door de kerk die ik bezocht, nier meer werden waargemaakt? Nieuwsgierigheid, nee, ik moer dat anders zeggen. Het was geen nieuwsgierig­heid, maar meer een drang van binnenuit, een verlangen. Er was een gemis, een onomschreven vaag gemis, waar­van ik voetstoots aannam dar 'de Kerk' in de invulling daarvan behoorde te voorzien. Want het had te rnaken met iets in mijn hart, in mijn diepste wezen en dar is im­mers kerkelijk territorium. Op de één of andere rnanier kwam de behoefte van mijn ziel niet overeen met hetgeen in de Kerk werd uitgedragen en beloofd. En op dar gemis vond ik geen antwoord in diezelfde Kerk.

Ik keek om mij heen en zag dar ook anderen daarmee worstelden. Ik zag mensen de vinger leggen op kenne­

lijk zere plekken inzake hun Kerk, die bij hen evenmin voldeed aan hun verwachtingen en ik onderzocht toen of dat misschien ook mijn eigen zere plek was. Zo was er bijvoorbeeld een zekere T heodore Roszak1 die vond dar: 'Her ongeluk met de westerse wereld altijd de slechte

l. Theodore Roszak: hedendaags schrijver, denker en sociaal criticus.

14

gewoonte was om geloofsbelijdenissen, starre regels en dogma's te leveren in plaats van een directe beleving van

het Koninkrijk der hemelen; wij proberen in een woor­

denbrij te vangen wat alleen door visionaire oplettend­

heid kan worden gevangen.'

Die kritiek van Roszak was mij uit her hart gegrepen. Te­

rneer omdat ik ten diepste voelde dat, als er iets van heil, of iets met God, mijn deel zou worden, dat het dan van bin­nenuit en niet van buitenaf zou moeten plaatsvinden. Kar!

Rahnerl zegt daarover: 'Elke cultuur in her algemeen en elk individu in het bijzonder, is van nature reeds gericht op God, of zij zich daar nu van bewust is of niet. Heilsbemid­deling wil niet zeggen: het heil van buitenaf aandragen,

maar de andere mens helpen een bewustwordingsproces te ontwikkelen ten aanzien van het in hem reeds aanwezige, heil.' En hij voegde daaraan roe: 'De Kerk van de volgende eeuw zal mystiek zijn, of ze zal niet meer zijn.' Intuïtief gaf

ik hem gelijk. Er moest volgens hem niets worden overge­

dragen, maar innerlijk worden opgeroepen. Net zoals So­crates dat deed in het zogenaamde 'Socratische leren' Dat Socratische leren, dat ik zo heb leren waarderen omdat mijn advahaleraar dat buitengewoon effectief in praktijk bracht. Even een zijstap: wie was Soeraces en wat maakt dat Socratisch leren zo speciaal?

Soeraces was een Grieks wijsgeer die leefde van 469-399

v. Chr. Socrates' onderricht berustte op de omkering van de meester-leerling verhouding: hij stelde zélf voortdu-

2. Kar! Rahner: (1904-1984) gezaghebbende Duits rooms-katholieke theoloog.

15

Page 10: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

rend vragen die de leerling dan moest proberen te be­

antwoorden. Met deze manier van werken dwong hij de

ander om diens inzichten helder, scherp en op een toets­bare manier te formuleren. Door het orakel van Delphi was Soeraces dan ook tot de wijste man van Griekenland

uitgeroepen, omdat hij van zichzelf vond dat hij 'niets

wist'. Het relativeren van zijn eigen kennis leidde tot

een vorm van betrouwbaar denken. Middels het stellen van cruciale vragen probeerde Soeraces de waarheid bij

zijn gesprekspartner zich te laten openbaren, en hij re­

fereerde daarbij aan de 'vroedvrouwkunst', waarmee hij

doorgaans een parallel trok. Hij was zelf dan ook de zoon

van een vroedvrouw en duidde die parallel door te stellen

dat hij zijn leerling niet van een mening of van kennis

voorzag, doch dat die leerling zijn inzichten of conclusies weliswaar onder Socrates' leiding, uit zichzelf naar buiten

bracht. Socrates noemde zijn werk dan ook: 'de vroed­

vrouwkunst van de geest.'

Dit 'Socratische leren' maakt bij uitstek gebruik van onvermoede capaciteiten en vermogens van de leerling

en benut het volledige spectrum van diens creativiteit en

denkkracht. Daarom is het ook zo effectief.

In plaats van deze uitdagende vorm van leren, leverde

de bijbelse catechismus mij theologische omschrijvingen in een vraag- en antwoordvorm, en dat had als zodanig

maar weinig weg van een Socratische dialoog. Het mij

gepresenteerde geloven bestond dan ook uit consume­

ren, onthouden en reproduceren. Ik kreeg antwoorden op vragen die ik niet gesteld had, en dat hield bij mij de

diepste twijfels in stand.

16

Ik vermoedde dat het zélf ontdekken en niet het op gezag aannemen, het geloven vervangt door weten. Kierkegaard3

zei ooit: 'Want eerst wanneer ik het ontdek, is het ont­dekt, eerder niet, al wist de hele wereld het.'

Anker Larsen4 schreef ergens: 'Ga niet door het leven ge­steund door het geloof van een ander.' Dat resoneerde binnen in mij; ik moest het kennelijk zelf uitvinden. Toen

begon ik te lezen. Ik las over ultieme innerlijke vrijheid.

Ik las over verlichting, over zelfrealisatie, wedergeboorte en over de belofte van een nieuw leven. Over het twijfel­

loos in vrede kunnen zijn, hier, nog in ditzelfde bestaan.

Over de ontmoeting met mijn diepste oorzaak; de Gods­ontmoeting. Intuïtief wist ik dat ik die kant op moest.

En het schrijnende verlangen bij mij van binnen nam

alleen maar toe. Maar waar kon ik als een gewone Hol­

landse jongen uit protestantse kringen in de zestig- of ze­

ventiger jaren van de vorige eeuw, nog een mogelijkheid

vinden die leidde tot de onmiddellijke Godservaring? Bij

de reguliere Kerken vond ik dat niet meer in hun pakket; zij verkochten ja, maar leverden nee. Op hun toonban­

ken lag uitsluitend gods-dienst; de dienst aan God. En uit het woord 'godsdienst' spreekt tweeheid en afstand

bij uitstek, terwijl mijn hart hunkerde naar religie: naar

éénheid en onmiddellijkheid. Zo dwaalde ik langs hun etalages, nam kennis van hun aanbod, maar verliet uit­

eindelijk teleurgesteld hun winkels.

3. S0ren Kierkegaard: (1813-1855) Deens theoloog en filosofisch existen­tialist. 4. Johannes Anker Larsen: (1874-1957) Deense schrijver, journalist, acteur en regisseur

17

Page 11: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

In mijn zoektocht, rondneuzend bij de kleinere christe­lijke, spirituele gemeenschappen, leken die eveneens aan­vankelijk veelbelovend, maar bleken uiteindelijk ook ge­woon Kerken in het klein te zijn met hetzelfde beperkte aanbod. Het was voor mij een grote teleurstelling dat het mij bekende christendom kennelijk niet meer in staat of bereid was, om aan een willekeurige leek de weg tot Gods wezen te duiden middels de directe ervaring. Het leek voor de verschillende Kerken en spirituele gemeenschap­pen een absolute voorwaarde om zich, met hun dogma­tiek en rituelen als middel, te moeten positioneren tussen God en mij. Daarmee ontnamen zij mij het uitzicht op God zelf en dat was niet wat ik zocht: ik zocht juist on­middellijkheid en rechtstreeksheid.

Even een pas op de plaats. Het lijkt de moeite waard om nu eerst eens te kijken over welke Kerk we hier spre­ken, en welk soort christendom het was waarin ik niet vond wat ik zocht.

Wat ons in ons geloofsleven en in de Kerk doorgaans ten dienste staat, is de geloofsbelijdenis, de rituelen en de Bijbel, waarbij het Nieuwe Testament van de Bijbel in feite het onderscheid uitmaakt tussen het christen­dom en het jodendom. Dat Nieuwe Testament bestaat in hoofdzaak uit de evangeliën van Marcus, Lucas en Mattheus, die grofweg alle drie hetzelfde verhaal vertel­len (de synopsis) over het handelen van Jezus van Na­zareth. Dan is er nog het evangelie naar Johannes, een verslag van de handelingen van de apostelen, de open­baringen van Johannes en voorts nog wat corresponden­tie, waarvan het meeste bestaat uit herderlijke brieven

18

die voornamelijk door Paulus aan de verspreid liggende, jonge en pas ontstane gemeenten werden geschreven ter

besturing en lering. Feit is, dat Paulus Jezus nooit ontmoet of gekend heeft.

Paulus ontleende zijn visie inzake Jezus' bedoelingen en intenties uitsluitend aan zijn bekende visioen dat hem ren deel viel bij Damascus, en dat hij claimde als door God te zijn ingegeven, net zoals Mohammed dar deed. De interpretatie van Jezus' boodschap en roeping zoals wij die kennen, is vrijwel volledig van Paulus' hand en het is maar helemaal de vraag of die volledig overeenkomt met hetgeen Jezus werkelijk voorstond. Paulus heeft deze interpretatie nooit afgestemd met diegenen die wél met Jezus waren opgetrokken en omdat Paulus een tijdgenoot van Jezus was, hebben zijn activiteiten en geschriften de bovengenoemde vier evangeliën, die ruim een halve eeuw later zijn geschreven, waarschijnlijk sterk beïnvloed. Men zou dan ook kunnen stellen dat het Nieuwe Testament en de Kerk, zoals die daaruit na de 3< eeuw is ontstaan, grotendeels is gestoeld op Paulus' visie en interpretatie. Een soort Paulinisch christendom dus. En Paulus legt wel zeer persoonlijke accenten ...

De sola fide, de rechtvaardiging-uit-het-geloof-alleen, en de sterke nadruk op Jezus' kruisdood als zoenoffer voor onze zonden, alsmede zijn verlossende opstanding, zijn een typisch Paulinische voorkeur. Hij was daarentegen hoegenaamd niet geïnteresseerd in de woorden en daden van Jezus en diens nadruk op de 'Rijk Gods' -verkondi­ging. Maar Paulus was wel de motor, de initiator van de nieuwe leer. En zijn overtuiging dat zowel joden als

19

Page 12: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

heidenen onvoorwaardelijk toegang dienden te hebben tot deze nieuwe godsdienst, is door hem zodanig sterk uitgedragen dat het waarschijnlijk de toenmalige grote toestroom van nieuwe gelovige christenen verklaart.

Het is dit orthodoxe, Paulinische christendom, dat heden ten dage aan de Kerken ten grondslag ligt. Bij de samenstelling van de uiteindelijke canon in de 3e of de 4•

eeuw, en dat is grofweg de Bijbel zoals we die nu kennen, zijn een aantal werken en geschriften die daarin naar dit orthodoxe model niet pasten, weggelaten. Dat zijn onder andere het evangelie van de Hebreeën, de geschriften van Qumran en een recentelijk bij Nag Hammadi terugge­vonden verzameling papyrusrollen, waaronder het evan­gelie van Thomas. Zowel de studie van Alben Schweitzer, als deze herontdekte geschriften - vooral her evangelie van Thomas - hebben echter een nieuwe kijk gegeven op de historische Jezus, waarbij andere accenten dan die van Paulus domineren. Met name het 'Koninkrijk Gods' was voor de Nazarener wat wij tegenwoordig een 'speerpunt' zouden noemen. Alles stond hieraan ten dienste en werd in dat licht geplaatst. Jezus predikte een verlossingsleer, een innerlijk Koninkrijk, dat door een andere wijze van 'kijken' en middels genade (Pinksteren) verkregen kon worden. Dat zag Hij als het doel van zijn komst. Deze ver­lossingsleer laat zich vergelijken met die welke de mystieke kern uitmaken van andere wereldfilosofieën, c.q. religies, zoals die in her boeddhisme en in het hindoeïsme. Men zou zich dan ook de vraag kunnen stellen of het huidige christendom de betekenis van de komst van Jezus wel op de juiste wijze heeft geïnterpreteerd.

20

Het was het eerder omschreven Paulinisch christendom dat aan mijn diepste verlangen niet kon beantwoorden en de hierboven genoemde mystieke variant was mij in mijn jeugd nog niet bekend. Die was - zoals door alle eeuwen heen - binnen de orthodoxie niet gewenst en on­der de orthodoxe repressie bleef zij onzichtbaar voor het gewone 'volk, en dus ook voor mij.

Ja, en hoe dan verder? Wat zie ik als ik om mij heen kijk? We leven tegenwoordig in een comfortabele wereld. We hebben, behalve uitgebreide bibliotheken, inmiddels ook een wereldomspannend internet, zodat iedere vorm van kennis min of meer vanuit de leunstoel bereikbaar is. En, naarmate deze verstandelijke vorm van kennisname van de ons omringende wereld toeneemt, neemt die, wel­ke door ervaring wordt verkregen, af. We lezen ons leven compleet, desnoods in pictogrammen.

Wij lezen hoe wij waarheid moeten vinden. Wij zoe­ken die met ons verstand en wij wenden ons hoofd af wanneer een oud gezegde ons voorlegt dat de vrede die wij zoeken ons verstand te boven gaat. Maar wij studeren dan stug door, spannen dat verstand nog wat extra in en buigen ons over dikke boeken, geschreven door, ter zake zeer theologisch, gestudeerde grootheden en we bergen die kennis op in onze grijze cellen. Tevreden hebben wij dan de waarheid in pacht. Maar we ervaren die niet, want door het begrijpen wordt immers het ervaren overbodig. Wij kunnen dan toch verklaren en vergelijken? Ons vet­stand en de dogmatiek nemen de plaats in van het erva­ren, en simultaan daaraan geeft religie haar plek prijs aan theologie en godsdienst.

21

Page 13: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

De mysticus Johannes van het Kruis zegt hierover:

'Alles wat men zich door de voorstelling kan verbeelden en door de rede in dit leven begrijpen en zich denken kan,

is en kan zelfs in de verte geen middel tot eenheid met God zijn.'

Daar wordt nogal iets beweerd! Maar niemand kijkt op en iedereen leest rustig door. En naarmate het ver­stand dus vooruit loopt op de ervaring, vormt ze haar eigen werkelijkheid. Dat scheelt immers ook een hoop moeite. We bekijken een video en lezen over Mrika in de National Geographic en dan is het kennelijk niet meer

nodig om zelf naar Mrika te gaan om te zien hoe het daar werkelijk is, tOch? Zo ook met het Koninkrijk der hemelen. Het ervaren van God maakt plaats voor onze

mening over Hem. Dat is ook wel zo rustgevend, want stel dat de ervaring anders uitpakt dan hetgeen wij naar

tevredenheid aan kennis over Hem hebben verzameld? Dat zou toch complicaties geven. En doorgaans wint de vertrouwde intellectuele nestwarmte het dan ook van de

discipline tot waarheidsvinding. Een goede preek op de zondagmorgen is ook veel veiliger dan bijvoorbeeld het meemaken van de ervaring die Paulus had bij Damascus. Daar moet u tOch even niet aan denken, nietwaar? En voor de dagelijkse hersengymnastiek ligt op ons nacht­

kastje de Bijbel tussen de sudoku en de doorloper; de meeste mensen kennen tegenwoordig geen andere bena­dering van God meer dan die van de cognitie en de rite.

Het is dan ook begrijpelijk dat de ideeën over God hun eigen vormen blijven aannemen. Zij worden immers

niet gecorrigeerd of getoetSt door ervaring. En die antro-

22

pomorfe God houdt daarmee veilig zijn plaats binnen de theologie. Theologie is een wetenschap die meent te weten hoe God bestudeerd dient te worden: Godgeleerd­

heid, ... hoe Hij met het verstand valt in te schalen. God

is liefde, God vindt, God wil, God denkt, God zegt, .. .ie­dere zondag van vrijwel iedere kansel kan men dit soort uitspraken vernemen. God is op zo'n kansel net zo men­

selijk als wijzelf, met wat kleine correcties natuurlijk. En na afloop zegt het kerkvolk steevast: 'Dat was toch een

duivels goeie preek, nietwaar? Daar was geen speld tus­sen te krijgen. Wat een niveau! Onze predikant is immers ook gepromoveerd.'

Maar nooit zag ik op een kansel Gods geest als levend

water in het hart van de prediker opwellen zoals Jezus beloofde, en over zijn gemeente neerdalen. Nooit hoorde

ik van de kansel uitleg op welke wijze God voortdurend

mijn wereld letterlijk tot leven brengt als het zijn zelve, en nooit heb ik, tussen de collectes door, leren zien dat een eeuwig leven Nu volop aanwezig is en niet straks als een

vage belofte in een vaag hiernàmaals, dat met een vage gelijkenis met het huidige bestaan tot de vage hoop leidt

dat, na mijn overlijden, het op dezelfde voet doorgaat. En wanneer Eeuwig Leven binnen Kerken en biblio­

theken verwordt tot zo'n zelfde vage, uitgestelde abstrac­tie, en de dogmàs en rituelen die plaats dan opeisen tot genoegdoening van het redenerend verstand, dan ver­

droogt de sprankelende beleving van Gods onmiddel­

lijke, eeuwige alomtegenwoordigheid. Nee, de dogmàs en rituelen hoeven van mij niet te worden verworpen of gewantrouwd, maar als ze een vervanging gaan worden

23

Page 14: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

van de onmiddellijke, levende ervaring en gesloten gor­dijnen gaan vormen tussen de mens en zijn schepper, dan wordt het tijd om ze met respect terzijde te schuiven.

'Wánt de letter doodt, en de geest maakt Levend', merkte Paulus terecht op.

John Everard5 drukt het nog wat plastischer uit: 'Wánneer ge steeds maar het woord naar de letter neemt,

eraan Likkende, erop kauwende, wat doet ge dan voor goeds? Geen wonder dat ge zulke hongerlijders zijt. '

En dan laten we dat accent ook nog even door Tho­mas van Aquino verwoorden in navolging van Dionysius de Areopagiet en dan klinkt het als volgt:

'{l&n belang is) niet het Louter Leren over-, maar het er­

varen van God. '

Het is voor het religieus beleven dan ook een zegen dat er mensen zijn (geweest) die de levende ervaring centaal stelden en tot leidraad maakten voor hen die hongeren en dorsten. Vanuit een onrustig verlangen naar wérkelijk weten, vanuit twijfel aan de genormaliseerde standaard­exegese en vanuit een soon heimwee naar iets wat niet te duiden is en blijft schrijnen, begint ooit het echte zoe­ken. Meester Eekhart zegt daarover:

Een volledig geloof is veel meer dan een aan­nemen zonder meer. In het geloof beschikken

wij over een waarachtig weten. Waarlijk, het

ontbreekt ons aan niets, behalve aan een waar­achtig geloof.

5. John Everard: (1575-1640) Engelse mysticus.

24

En precies dat waarachtig weten is waar het om gaat. De meeste kerken zitten vol met hen die uitsluitend op an­dermans gezag geloven. En het godsdienstig geloof is, als het kritiekloos instemmen is met hergeen aangeboden wordt, slechts een geprojecteerd resultaat zolang het nog geen zelfdoorleefde ervaring is. Meester Eekhart zegt:

Het moet de mens niet voldoende zijn een ge­

dachte God te hebben, want als de gedachte

verdwijnt, dan verdwijnt ook die God.

Wat Meester Eekhart hier mee zegt, is dat de 'levende God' niet gevonden kan worden middels uitsluitend het verstand. Deze mysticus adviseert ons om de onrust in de ziel niet te laten uitdoven in een rationele, georganiseer­de geruststelling, want elke vroegtijdige landing is een noodlanding, en daarmee niet de plaats van bestemming. Slechts de eigen doorleefde ervaring brengt ons tot het absolute weten en is daarmee de plaats van bestemming; dit volgens een oude wijsheid, die luidt: 'Reason may dis­cuss, but experience knows.'

Een citaat van Anker Larsen in dit verband luidt: 'Van de 'halfheden' komt het nieuwe leven - eens. De héél

en bomvrije gelovigen en de héél en vuurvaste ongelovigen staan erbuiten. Zij worden steriel en sterven uit. Maar de halfheden - de paria's - die zullen dragers worden van het nieuwe leven. '

Met 'de halfheden' bedoelt Larsen de twijfelaars, de echte zoekers die uitsluitend genoegen' nemen met de eigen,

25

Page 15: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

onmiddellijke ervaring. Hij heeft gelijk. Ik was zo'n pa­

ria. En ik draag inmiddels niet het nieuwe leven, maar het nieuwe leven draagt mij. Een zoektocht van een half

mensenleven over een hele aardbol naar dat nieuwe le­ven resulteerde dan uiteindelijk in dat wat ik zocht: het

vinden van een rechtstreekse toegang tot de ervaring van eeuwigheid. Voor deze gewone Hollandse jongen was die mogelijkheid een geschenk, want het bleek een heftige,

maar vruchtbare weg. Geboren aan het einde van W02,

resulteerde mijn lange zoektocht pas omstreeks de eeuw­wisseling in het herkennen van mijn wezenlijke natuur of, zoals het in bijbelse termen heer: de wedergeboorte. Het levenslange diepe verlangen naar 'thuiskomen' heeft

lang nodig gehad om te worden vervuld. Het zijn er maar

weinigen die dit ten deel valt, dus ik prijs mij bevoor­recht. In de afgelopen jaren heeft het worrel kunnen

schieten en rijpen. Die toegang werd mij geboden middels de traditie van

advaita vedanta, evenals het zenboeddhisme, een export­artikel uit het verre oosten. Een welkom voordeel daarbij

was ook nog eens de toevallige beschikbaarheid van een authentieke leraar, die het volgende frisse uitgangspunt

hanteerde: 'Start from scratch en hanteer Ockhams' rasor. '

Kijk, dat klonk gezond, en zo opende zich voor mij de

weg tot mijn nieuwe leven. In het vervolg van dit betoog zullen telkens afwis­

selend de christelijk mystieke invalshoek (voornamelijk

Meester Eckhart) en de advaitische component worden weergegeven. Wat dat zo bijzonder maakt is, dat duide­

lijk wordt hoezeer in essentie beide wegen, de christelijke

26

mystiek en de advaita filosofie, parallel lopen en hetzelfde

doel beogen. Bovendien zal blijken dat ze elkaar niet in de weg staan, en dat zij samen in bepaalde gevallen zelfs

kunnen leiden tot een dieper beleven van de aanwezige

mogelijkheden, dan ieder apart. De tijdloosheid en cul­

turele onafhankelijkheid van de diepste 'Waarheid' zal

zich daarin dan treffend ontvouwen.

27

Page 16: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Een mens moet leeg worden

van alle dingen

Wat is eigenlijk advaita vedanta? Advaita betekent: 'niet twee'. Non-dualiteit. En vedanta wil zeggen:

het einde van de Vedàs. Even een uitleg in het kort: het hindoeïsme is een minstens vijfduizend jaar oude gods­dienst. Of eigenlijk is het niet één godsdienst, maar zijn het er net zovele als er hindoes zijn, want er heerst een grote tolerantie binnen het hindoeïsme en ieder heeft het recht daarin zijn eigen weg te vinden. Bovendien is het niet alleen godsdienst, maar ook min of meer een mythologie of een samenvloeiing daarmee, met een keur aan goden c.q. symbolen. Net als iedere andere wereld­godsdienst kent het hindoeïsme ook een mystieke kern. Die is al heel oud, en geworteld in de heilige schriften, de Veda's. Die mystieke poot is omstreeks de 6• eeuw na Christus door Shankara opnieuw vormgegeven tot een fi­losofisch systeem, dat wij nu kennen als advaita vedanta.

29

Page 17: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Zij is wals gezegd de mystieke kern van het hindoeïsme en is, net als zen en het Tibetaanse dzogchen, een directe bevrijdingsweg die veelal wordt doorgegeven binnen een

leraar-leerling verhouding. Het is een zeer kernachtige filosofie, die gezien haar resultaten heden ten dage erg in de belangstelling staat. Er verschijnen dan ook steeds meer advaitaleraren hier in het westen.

Ondanks mijn teleurstelling dat het mij bekende christendom mij het 'thuiskomen' niet kon bieden, was

er in mijn hart toch nog leven in haar wortels. Het nest­gevoel beklijft lang. Na de start van mijn nieuwe leven

begon ik dan ook te lezen in de tegenwoordig veel beter bereikbare christelijke mystieke literatuur en ik ontdekte dat de weg die ik uiteindelijk binnen de advaita traditie gegaan ben, min of meer gelijkluidend werd omschreven door wat wij de christelijke mystici noemen. Weliswaar verpakt in een volstrekt ander jasje, maar toch ...

Vooral in de wezensmystiek van Meester Eekhart , een theoloog en mysticus uit de 13e eeuw van de Rijnlandse school, ontmoette ik mijn eigen ervaringen en omdat ik wilde weten waarom dat juist bij hem gebeurde, werd ik nieuwsgierig naar zijn achtergrond. Ik raadpleegde zijn hedendaagse commentatoren. In de weergave en exegese van Meester Eekhans werk door deze overigens zeer ver­dienstelijke auteurs, miste ik echter- anders dan bij zen en advaita - veelal de ondertoon van de eigen ondervin­ding van het fenomeen dat zij beschreven. Daaruit bleek mij opnieuw dat de rechtstreekse overdracht tot de er­varing van de Godontmoeting, de verlichting, zoals die plaatsvindt bij advaita en ook plaatsvond bij de mystiek

30

van Meester Eckhart, in de loop der tijd verdwenen was uit het christendom. Zij was vervangen door theoretische beschouwingen daarover.

Het is met name betreffende dit onderwerp dat zelfs

in het meest pretentieuze boek met de meest ingewik­kelde en wetenschappelijke terminologie, het toch on­middellijk traceerbaar is of de schrijver spreekt uit eigen ervaring, dan wel met geleende kennis werkt. In dat laatste geval is de schrijver als een blindgeborene die, na ernstige studie in zijn braillebibliotheek, de regenboog

beschrijft. En precies dáár ligt ook het verschil tussen de

theoloog en de mysticus. Een mysticus gaat niet af op horen zeggen, maar gaat inductief te werk vanuit zijn ei­

gen ondervinding. Dit in tegenstelling tot de filosofen en theologen die vertrekken vanuit algemene principes. De mysticus belijdt echter niet wat hij van buiren geleerd of bedacht heeft, maar alleen dat, wat hij zelf is tegenge­komen. Slechts de taal waarin hij zijn belevenissen om­schrijft en die bij dit onderwerp vaak tekort schiet, heeft hij ooit van anderen geleerd. En juist omdat de mysticus het proces zelf heeft ondergaan, heeft hij authenticiteit.

Aurelius Augustinus zegt: 'Wie zonder enige gedachte, zonder enige stoffelijkheid of

begripmatige voorstelling innerlijk erkent wat geen uitwen­

dig aanschouwen in hem heeft binnengeleid, weet, dat dit

waar is (wat ik zeg). Wie dat echter niet heeft Leren kennen, lacht en spot met mij en ik heb medelijden met hem. Maar dergelijke Lieden willen eeuwige dingen en goddelijke wer­

ken aanschouwen en daarover oordelen en zij willen in het

31

Page 18: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Licht der eeuwigheid staan, terwijl hun hart nog dartelt in gisteren en in heden, in tijd en in ruimte. '

Om meteen maar een veel voorkomend misverstand uit de weg te ruimen: mystiek heeft niets te maken met ver­dienstelijkheid, een hoog moreel niveau of welke vorm

van heiligheid dan ook. Een heilige is niet per definitie een mysticus, en mystici hebben niet speciaal een goed karakter of zijn uitzonderlijk sociaal en moreel voorbeel­

dig. En mystiek is zeker niet het koesteren van gemoeds­aandoeningen of een 'religie van het gevoel', die vaag en mateloos grenzen uitwist.

Alben Schweitzer zei:

'Mystiek is overal voorhanden waar een menselijk we­zen de scheiding tussen aards en bovenaards, tussen tijde­iijk en eeuwig ais overwonnen beschouwt en, schoon nog in het aardse en tijdelijke verkerend, nochtans zichzelf ervaart ais reeds tot het bovenaardse en eeuwige te zijn ingegaan. '

Anders gezegd: Een mysticus is hij die de eeuwige dingen beleeft en ondergaat temidden van dit tijdelijke bestaan.

Wie was nu eigenlijk Meester Eckhart?

Meester Eekhart (1260-1327) kwam uit het adellijk geslacht van Ritter von Hochheim. Hij doorliep zijn snel­

le carrière als volgt: het priorschap van de dominicanen in Erfurt, een magistertitel in Parijs, inspecteur van de ordeprovincie Saksen, het vicariaat van Bohemen, hoofd

van de Opper-Duitse ordeprovincie, daarna opnieuw

32

naar Parijs, nu als professor, prior in Straatsburg, tot ten laatste, professor in Keulen. Daar werd hij uiteindelijk beschuldigd van ketterij en overleefde dat nier. Toch was

hij tot het laatst roe een roegewijd dienaar van de RK

Kerk en heeft hij zijn leven altijd zonder voorbehoud in haar dienst gesteld.

Meester Eekhart was een denker, een geleerde, een briljant redenaar en yooral een prediker voor het gewone

volk. Die combinatie maakt een man met zo'n positie bijzonder. Zijn streven om het directe beleven van God binnen ieders bereik te brengen, deed het accent van zijn preken verschuiven van dogmatiek naar mystiek. Dat ge­beurde steeds meer naar mate zijn leeftijd vorderde en zijn

toenemende auwriteit op dit vlak dat mogelijk maakte. Het was toentertijd normaal dat een man als Meester Eekhart niet in de volkstaal predikte, maar in het Latijn.

Ten behoeve van het gewone volk doorbrak hij echter deze elitaire gewoonte. Voor hem als prediker was zijn tijd in Straatsburg daarom een hoogtepunt, maar ook in

zijn latere Parijse periode deed hij datzelfde, maar dan in het scholastieke perspectief. Het bezorgde hem grote vreugde. Naarmate hij ouder werd, exploreerde hij in het vuur van zijn rede- dankzij zijn gevestigde reputatie van grote deskundigheid- steeds meer de grenzen van wat de kerkelijke leer toestond. Dit niet uit querulantie, maar omdat de mystieke invalshoek zich nu eenmaal niet leer­stellig laat beperken.

Voor de mysticus Meester Eekhart was uiteindelijk al­leen het doel belangrijk: eenwording met God. Hij bewan­

delde daarbij de kortste en eenvoudigste weg, ook in zijn

33

Page 19: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

preken. Wat hem daarbij bijkomstig leek, zoals bijvoor­beeld het vraagstuk van 'de zonde', werd door hem dan

ook tamelijk snel gepasseerd, terwijl dat in het reguliere,

Paulinische christendom doorgaans tot de kern van de leer wordt gerekend en in vrijwel alles centraal staat. Zijn focus richtte zich dus voornamelijk op eenwording met God en minder op zonde, schuld en verlossing van die schuld.

De geneigdheid tot zonde is geen zonde, maar

willen zondigen, willen toornen is zonde.

Een zondaar is in Meester Eckharts ogen eigenlijk alleen diegene die opzettelijk het kwaad bedrijft. Zonde op zich

vindt hij nauwelijks meer dan een leermiddel tot het goe­de. Daarmee verschilt zijn inzicht met hetgeen Augusti­

nus leerde, namelijk dat de mens van nature geneigd is tot het kwade: de erfzonde. Men is bovendien onmachtig

om die te weerstaan en op grond daarvan behoeft men een middelaar ter verevening van die schuldenlast, aldus

Augustinus. Het middelaarschap van de Verlosser speelt bij Meester

Eekhart geen grote rol. Dit kan ook niet, omdat dat mid­delaaruitgangspunt meer moeilijkheden oplevert, dan dat het zou bijdragen in de beoogde rechtstreeksbeid tussen

mens en God. Die· rechtstreeksbeid verdraagt geen mid­delaar, hoewel dat niet in de lijn van de RK Kerk ligt die

een keur aan middelaars, niet in het minst zichzelf, pleegt te positioneren tussen de gelovige en God.

Ook Kerk en Bijbel hebben bij Meester Eekhart geen absolute zeggingskracht, hoewel hij er met veel respect

34

en eerbied mee omgaat. Meester Eckharts bijbelse exe­gese staat altijd ten dienste van zijn uiteindelijk doel:

de eenwording met God, en daarmee bewandelde hij niet immer de institutioneel voorgeschreven paden. Hij

achtte zich in principe vrij van Kerk en Bijbel, zo blijkt uit zijn werken, ter wille van, alweer, het enige doel: de

bestemming van de mens. En omdat Meester Eekhart

de eeuwigheid reeds tijdens zijn leven dagelijks onder­vond, hadden dood en hiernamaals niet zozeer zijn be­langstelling.

Meester Eckharts werk ademt het gedachtegoed van

het Griekse denken. Van Socrates, Plato, Seneca, Aris­

toteles, Plotinus, Diogenes, Origenes, maar ook van Au­relius Augustinus, en in het bijzonder valt zijn benade­

ring samen met de opvattingen van Pseudo Dionysius

de Acreopagiet en Scotus Erigena. Hij verwijst dan ook regelmatig naar een van deze 'meesters' in zijn citaten, dit ongeacht of die meester nu tot de heidenen gerekend werd of niet. Meester Eckharts insteek is die der rede.

Maar de rede stuwt opwaarts en neemt God

naar zijn wezen.

Pas de laatste fase, de mystieke vereniging, onttrekt zich aan rede en beschrijving. Essentieel in de - in dit geval Rijnlandse- mystiek is de teloorgang van het ik bij het

opgaan in God. Meester Eekhart beperkte zich in zijn

leringen doorgaans tot een klein aanral thema's. Voor het

doel dat hij zich stelde: de onmiddellijke ontmoeting met God, volstond dat aantal onderwerpen:

35

Page 20: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Wanneer ik preek, spreek ik gewoonlijk op de

eerste plaats over de afgescheidenheid: dat een

mens leeg moet worden van zichzelf en van alle

dingen. Op de tweede plaats dat hij opnieuw

geboren moet worden in het ene goede en dat is

God. Ten derde dat de mens moet weten van de

grote adel welke God in zijn ziel heeft neerge�

legd; daardoor kan hij in het wonderbare leven

van God komen. Op de vierde plaats preek ik

over de louterheid van Gods natuur - onuit­

sprekelijk is de zuiverheid van de goddelijke

natuur.

Een korte toelichting op het bovenstaande: mee a/geschei­denheid wordt bedoeld het dualisme waaruit men zich moet losmaken. Het opnieuw geboren worden in God is het herkennen van je diepste wezen, je ware natuur. Het weten van de grote adel is het besef van de grandeur van dit diepste wezen en de louterheid van Gods natuur is het absolute aspect daaraan. Maar naast deze vier onder­werpen is een frequent terugkerend accent bij Meester Eekhart te constateren: hij verwijst telkens naar de twee eegengestelde richtingen in de geest: het 'doorbreken' en het 'uitstromen'. Anders gezegd: respectievelijk het toe� naderen van het schepsel tot God en het voortvloeien van de schepping uit God. We gaan daar straks nog dieper op in.

Bij het beschouwen van de teksten van Meester Eek­hart kan men voor de geldigheid daarvan afstand nemen van dié aspecten die voortkomen uit de toenmalige tijd-

36

geest en haar (Kerkelijke) voorwaarden. Want de Godser­varing is mondiaal hetzelfde, ongeacht cultuur, tijdstip of onderliggende godsdienst c.q. fûosofie. Wanneer men de grote wereldreligies als transparanten op elkaar zou leg­gen, dan is de gemeenschappelijke rode draad die dan te ontdekken valt altijd die van de mystieke beleving: die van de Godsbeleving. Die is owral hetzelfde en dat kan ook immers niet anders.

Die Godsbeleving of Godsontmoeting is wezenlijk iets anders dan het bevredigde of zelfs euforische gevoel dat u na een goede preek of na een indrukwekkende eredienst kreeg. Vergist u zich daar niet in. Het woord 'Godsontmoeting' is niet overdrachtelijk bedoeld en is van een geheel andere orde dan de emoties na genoemde preek. Het is een gebeurtenis die éénrnalig plaatsvindt door de 'wedergeboorte' middels de Heilige Geest (in ad­vaitatermen: bij het verlichtingsmoment) en waarvan de herkenning daarna altijd weer kan worden 'opgeroepen' en zelfs continu kan worden geleefd.

Door de invloed van cultuur, volksaard en geschiede­nis kan het zijn dat de weg die voert tot die heilige ont­moeting op den duur door de tijd 'gekleurd' raakt. Dat geschiedt wanneer die verlichtingservaring en de daartoe gevolgde weg wordt weergegeven, verteld en uitgelegd aan anderen. Die weg vloeit bij die anderen dan niet meer door de bedding van de eigen beleving, maar wordt als het ware ontvangen in een denkmodel, en kristalliseert daarmee in een vorm. En zo kan het gebeuren dat zo'n vorm middels dogmatiek en rituelen wordt vastgelegd tot voorgeschreven structuren. Dat is het erfgoed van de vol-

37

Page 21: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

gelingen van de oorspronkelijke begenadigde Godsont­

moeter. Die structuren worden tot leidraad voor hen die

nooit zelf de rechtstreekse ervaring gekend hebben. Zo ontstaan dan gods-diensten en daaruit weer Kerken.

Zowel de christelijke mystiek als de advaita hebben als

uiteindelijke basis de non-dualiteit: de Ene zonder twee­

de. Bij beide gaat de weg middels directe ondervinding en niet volgens theoretische modellen, en beide hebben als voorwaarde bij het gaan van deze weg dat men be­

reid moet zijn zichzelf volledig en onvoorwaardelijk op te

geven. Zoals bij de christelijke mystiek vaak zal worden

verwezen naar het Nieuwe Testament van de Bijbel, zo

geschiedt dat bij advaita veelal naar de heilige boeken,

de Upanishaden. De Upanishaden zijn er niet op gericht

om informatie, ideeën en theoretische kennis te verstrek­

ken, die men zich zou moeten eigen maken en in het ge­

heugen prenten. Hun doel is meer de belanghebbende te

helpen om de vaardigheid te bereiken waarmee concep­

rualisering wordt voorkomen, en waardoor gerichtheid

ontstaat op het nier kenbare. Binnen de christelijke mystiek is Meester Eekhart

bij uitstek iemand die gebruik maakt van de rede, zoals

gezegd. En hier ligt dan opnieuw een raakvlak met ad­

vaita vedanta, want advaita is een filosofisch systeem dat

eveneens gebruik maakt van logisch nadenken. Men zou

her kunnen rubriceren binnen de wezensmystiek Dat

logisch nadenken is bovendien een benaderingswijze die

lekker ligt in onze westerse maatschappij. Van de beide

keuzen: liefdesmystiek en wezensmystiek valt de laatste

voor ons meer binnen het natuurlijke patroon. Datzelfde

38

onderscheid, weergegeven binnen de yoga, uit zich in de

keuze tussen Bhakti- en Jnana-yoga, waarin Jnana-yoga

de weg van het inzicht is, en Bhakti-yoga die van de liefde, de toewijding. Ons westerlingen spreekt de Jnana-yoga

doorgaans dan ook meer aan, omdat wij empathisch war

minder vaardig zijn dan verstandelijk, maar dit ter zijde.

Advaita is, meer nog dan de christelijke mystiek, in staat

om diep binnen te dringen in het menselijke zijn en is daarmee een optimale voorbereiding tot het binnengaan

in de diepte Gods of her Absolute, alsook in het geheim

van de eigen existentie.

Wie leest nu eigenlijk de literatuur van Meester Eek­

hart en waarom? Het antwoord luidt kort: behoudens

enkele wetenschappers zijn dat de waarheidszoekers.

Mensen die een groot religieus verlangen hebben en

geen genoegen nemen met het cognitieve menu dat

heden ten dage door de kerken standaard wordt geser­

veerd en dat van A tot Z aangehoord, uit boeken ge­leerd, en nagelezen kan worden. Het zijn diegenen die

liever weten dan geloven. Die graag de voeten op de

grond houden en de eigen, directe ervaring zoeken als onomstotelijke bevestiging van het goddelijke, waarbij

het dan niet uitsluitend beperkt kan blijven tot rituelen

en intellectuele gymnastiek.

Het eerste waaruit de gelukzaligheid bestaat is

dat de ziel God onverhuld aanschouwt. Niet

daardoor ben ik gelukkig dat God in mij is en

dat ik Hem heb, maar daardoor, dat ik zie hoe

nabij God mij is.

39

Page 22: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Dit zien is hier de kwintessens. Is het 'denken' dan hele­maal niet opportuun voor de zoektocht naar eeuwigheid? Ja, zeker wel. Het brengt ons tot aan de poort van het paradijs, maar beslist niet verder, want de uiteindelijke vrede is er één - zoals reeds eerder opgemerkt - die het verstand te boven gaat. Daar schiet het denken tekort. We gaan dat straks nog zien, maar we hebben dat denken nu vooralsnog even hard nodig. Het verdient bovendien aanbeveling om met het benaderen van dit onderwerp het gewone, dagelijkse denken wat aan te passen. Welnu, een aanzet: ik maak daarvoor onderscheid tussen wat ik gemakshalve, religieus denken en materialistisch denken

noem. f:Iet is aanvankelijk een ezelsbruggetje, maar het ma.akt een wereld van verschil.

Bij het 'materialistische' denken is de geest een pro­duct van de materie, en bij 'religieus' denken is materie een product van de geest. Het zijn twee fundamenteel verschillende wijzen van denken. Religieus denken gaat uit van het ontstaan van de materiële werkelijkheid als product van de geest, en materialistisch denken hanteert de geest als bijzonder soort biologisch voortvloeisel uit de materie. Anders gezegd: religieus denken heeft niet de kaders en voorwaarden van de schepping (ruimte en tijd), en materialistisch denken heeft die wel. Immers: ruimte en tijd vallen binnen datgene wat wij verstaan on­der de schepping.

Nog één keer toegelicht: met religieus denken gaat men ervan uit dat de beleefde werkelijkheid ontstaat door de geest. De wereld krijgt vorm, aanzijn en wer­kelijkheidsuatie door de geest. Zij wordt als het ware

40

ontworpen, gecomponeerd, door de geest. Bij materia­listisch denken daarentegen, gaat men er van uit dat er een onbetwiste, objectieve werkelijkheid bestaat die zich afspeelt en manifesteert onafhankelijk van de beleving, c.q. de kenbaarheid daarvan.

Bij de hier te bespreken onderwerpen zal zoveel mo­gelijk het religieuze denken worden gehanteerd, omdat alleen dat de mogelijkheid biedt tot het verstaan van de eeuwigheid. Daarom is het immers ook de taal die Mees­ter Eekhart spreekt.

Meester Eekhart spreekt over deze twee wijzen van denken als volgt:

Het ene is naar de tijd gekeerd en brengt het

zinneleven voort, terwijl het andere naar

God gewend en in de eeuwigheid gesteld is.

Beide wijzen van denken kunnen we niet door elkaar gebruiken om niet in het appels-en-peren verhaal te vervallen.

Maar omdat we zo gewend zijn om het dagelijkse, materialistische denken als maatstaf te zien, vormt zich telkens weer een valkuil wanneer we binnen het aanvan­kelijk onwennige, religieuze denken er met onze gecon­ditioneerde logica niet direct uitkomen en dan gemaks­halve een 'shuffle', een illegaal overstapje, maken naar het vertrouwde, materialistische denken (de beruchte advai­ta-shuffle). Het verdient aandacht om daar constant alert op te zijn wanneer wij de advahafilosofie en de christe­lijke mystiek naast elkaar zetten.

41

Page 23: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

De eerste hindoe leraar wiens spirituele benadering, de advaita vedanta, in de huidige vorm aan ons gepresen­teerd werd, was dus zoals gezegd, Shankara. Voor hem is de ultieme spirituele ervaring die van het Zelf, de 'Ene zonder tweede', de Atman (bewustzijn) die identiek is aan Brahman (het Absolute). Deze allerhoogste werke­lijkheid kan door geen enkel concept adequaat worden gerepresenteerd. De benadering van die Realiteit gebeurt in advaita langs de weg van de ontkenning: neti-neti (niet dit, niet dit). De negatie van alles. Alles wat zich voordoet is uiteindelijk slechts een ver-schijn-sel. Het 'verschijnt' en verdwijnt in de geest en kan dus niet het ultieme Ab­solute zijn. In het Absolute is geen dualiteit en onder­scheid. De allerhoogste ervaring is die van pure non-du­aliteit en daar alleen wordt ultieme waarheid gevonden. De gecreëerde wereld is zowel 'waar' als 'niet waar' in zijn betrekkelijkheid. Dat wordt geduid als 'Maya' (illusie) en heeft alleen betekenis op zijn eigen niveau voor iemand die nog niet het niveau van het Absolute heeft ontdekt; te weten zichzelf in zijn essentiële waarheid.

Het mysterie van het Zelf kan alleen door openba­ring of door ervaring worden gekend. Er leidt geen weg naar toe en niemand 'bereikt' het. Alles wat een mens kan doen is zichzelf bevrijden door het afstand nemen van alles dat het Zelf bedekt. Het Zelf dat hij simpel­weg is. Daarvoor is het aanvankelijk toch nodig om aan reflectie te doen en om onderzoek te plegen. Binnen de advaitatraditie begint de leraar dan ook doorgaans met het stellen van de volgende vraag aan zijn leerling: 'Wat is het, dat achter de gedachte ligt, achter de adem, achter

42

de spraak, achter het gezicht en achter het gehoor? Wat is hun bron? Wat zet ze in beweging?' Waarop elk antwoord grondig onderzocht wordt en uiteindelijk tot ontkenning

blijkt te leiden. Dat is de weg van de negatie. Een recent groot leraar in advaita is Sri Ramana Ma­

harshi, de heilige van Tiruvannamalai. Zijn methode verschilt van de eerdergenoemde en is even simpel als doeltreffend. Hij behelst eigenlijk niet anders dan het consequent stellen van de vraag: 'Wie ben ik'? Vind uit wie of wat je werkelijk bent en de rest zal onvermijdelijk volgen. (vergelijk: Vind eerst het Koninkrijk Gods en de rest zal u gegeven worden.) Het gaat erom je in iedere situatie ervan bewust te zijn, wie het is die dit denkt, ziet, hoort, enz. Wat is diegene eigenlijk? Zoek dat uit en je zult zien: je vindt niemand. Ramana vond zijn methode minder riskant dan die van de ontkenning (neti-neti), omdat bij de laatste de aandacht toch op die zaken is ge­richt die ontkend zullen moeten worden, waarbij ze ste­vig in de gedachten kunnen postvatten. En dat is nu juist niet de bedoeling. Bij leraren als Nisargadatta Maharaj en Atmananda zien we overigens weer andere nuances in de benadering. De diverse advaitaleraren leggen zo hun eigen accent, maar het wezen van advaita is éénduidig en helder.

In de mysteriescholen waar advaita wordt onderwezen geldt doorgaans dat, wanneer er een meningsverschil met de leraar ontstaat {en dat gebeurt vaak in levendige dis­cussies), dat er alleen maar is om de leerling vooruit te helpen. Iedere discussie over het Absolute is uitgesloten,

43

Page 24: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

want over dat wat het Absolute aangaat, heeft de leraar per definitie gelijk omdat hij dat zelf realiseerde: only a jnani can judge a jnani. (In India wordt een verlichte een jnani genoemd: 'hij die weet'.)

Hieraan ontlenen dit soort scholen veelal een autO­ritaire indruk; vooral de zentraditie is heel strikt, maar toch is een authentieke leraar als gids en autoriteit mijns inziens keihard nodig.

Laten we inhoudelijk wat dieper gaan.

44

TarTvarnAsi

Binnen de advaita speelt het woord 'ik', het begrip 'ik', een grote rol. Als sleutel en als struikelblok. En

zo ontkomen we er niet aan om in aanvang dit begrip 'ik' grondig ter discussie te stellen en we zullen zien dat datzelfde 'ik' in de christelijke mystiek ook het meest bewerkelijke opstakei vormt. We volgen even de eerst­genoemde methode, de neti-neti van de advaita en zij­delings kijken we af en toe naar Meester Eckharts visie daarop.

Nu dan. Uw eigen ik is u dierbaarder dan dat van een ander.

Ik refereer hier aan ego-isme. In veel geloofsrichtingen en ethische stelsels wordt het ik dan ook meedogenloos aangepakt als een kwaad dat je maar beter kwijt kunt zijn, en ik ontkom er hier nauwelijks aan om daarmee in te stemmen, zij het vanuit een andere overweging. En zo

45

Page 25: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

begin ik dan eveneens met het ondermijnen van het ik uit het dagelijks leven.

Dat doe ik overigens met weinig rancune naar dat ik toe, want het ik is niet voor niets ontstaan. Het kan be­hoorlijk functioneel zijn wanneer u op uw beurt wacht in de rij bij de bakker. U kunt dat ik dan 'aanspannen' als een ander voordringt. Nee, dat ik is om andere dan morele redenen een sta-in-de-weg. Het ik bezorgt u een verkeerde identificatie.

Want wanneer u zegt: 'Ik ben politicus', dan bedoelt u eigenlijk dat uw dagelijkse context bestaat uit staatsrech­telijke modellen en ideologieën.

Wanneer u zegt: 'Ik zit', dan bedoelt u in feite een be­paalde fYsieke positie van het lichaam, waarbij de billen een hoofdrol spelen.

Wanneer u zegt: 'Ik ben verdrietig', dan betekent dat, dat een gemoedsstemming fYsiek of memaal merkbaar is geworden.

En wanneer u zegt: 'Ik verdom het verder', dan wil dat zeggen dat de betreffende activiteit wordt gestopt.

Geen van die vier ikken hebben ook maar iets met el­kaar gemeen. U heeft op die manier duizenden ikken die allemaal niets met elkaar gemeen hebben, maar een daad­werkelijke, concrete ik heeft u niet. U heeft een lichaam, ja. Dit is mijn lichaam. Bezittelijk voornaamwoord. U

bent dat lichaam niet, u heeft het. U heeft een hand, u bent die hand niet. U heeft een hoofd en hersens, u bent

dat hoofd en die hersens niet. Zelfs in uw brein is er geen centrum dat, als een soort homunculus, het brein aan­stuurt, want het brein is, hoe wonderlijk ook, een zelf-

46

regulerend systeem zonder topmanagement dat men tot 'ik' zou kunnen bombarderen. Nee, in dat lichaam huist geen concreet ik, want dan zou het operatief verwijder­

baar zijn. Na al die cursiefjes moet het wel duidelijk zijn, dat ik iets anders is dan het lichaam dat u ter beschikking

heeft. Het woordje 'ik' wordt dan ook eigenlijk meer ge­

bruikt om een ervaring aan op te hangen. Het leven wordt aan de lopende/ band 'ervaren' en de taalkundige weergave van die ervaring geschiedt tenslotte het ge­makkelijkst door middel van het positioneren van een fictieve ik, waar u de werkwoorden aan plakt. Zo werkt dat nu eenmaal in onze wereld van volwassenen, en daar is niks mis mee. Kleine kinderen hebben dat trouwens nog niet, die positioneren nog geen zelfstandige ik. Maar nogmaals: een werkelijk ik bestaat niet in con­creto, ook al heeft u een leven lang gedaan alsof. Het is mateloos belangrijk om dat nu ten volle te beseffen. Leest u niet verder, maar neem nu even de tijd om dat

goed tot u te laten doordringen!

Zojuist werd gesteld dat het positioneren van een fic­tief ik eigenlijk alleen wordt gedaan om een ervaring weer te geven, en dat speelt zich vierentwintig uur per dag af. Dat ervaren is daarom natuurlijk cruciaal in dit verhaal. Laten we het ik eens benaderen met een andere insteek: die van de term 'bewustzijn'.

Uw bewustzijn is zich bewust van zowel uw lichaam en uw gevoelens, als van het denken, en wel in de vorm van ervaringen. Bewustzijn staat in wezen op de een of andere manier separaat van zowel denken als voelen, en

47

Page 26: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

overstijgt ze. Immers: u realiseert zich dat u uw gedach­ten (met bewustzijn) waarneemt als vanaf een afstand, en dat doet u met het fysieke bestaan eveneens. In feite bent u uitsluitend aan het ervaren middels observeren: het ob­serveren van gedachten en gevoelens. Bewustzijn treedt dus op als een observeerder, een ervaarder, een soort van getuige; een getuige zonder commentaar.

Probeert u dat maar eens uit. Staat u nu maar even stil bij het feit dat u gedachten en gevoelens als het ware kunt 'zien'. U neemt die van binnen waar. Laten we eens een proefje doen. Zoek een stil plekje en ga daar zitten, adem diep in, sluit uw ogen en oren, en houd uw adem in. Dat laatste is een handigheidje om even het denken stil te zetten. 'Kijk' dan scherp naar wat u binnen in uw hoofd ziet, en doe dat gedurende een halve minuut of zo. Doe dat nu even voordat u verder leest.

U zal waarschijnlijk zeggen: 'Ik zie niks'. Dat klopt. Het is in uw hoofd donker en stil. Geen beelden, woor­den of anderszins. Maar dat is toch niet helemaal waar. Er is wél iets, iets 'ongeschapens', in Meester Eckharts termen. Er is dat vermogen om, áls zich iets zou voor­doen, om dat dan te kennen, op te merken. Een gedachte, een gevoel, wat zich ook maar voordoet. Dat vermogen tot kennen, tot opmerken, zit als een kat voor een mui­zengaatje stil te wachten op dat wat zich gaat voordoen, en het 'in besef ' te pakken als het opduikt. Dat vermogen tot kennendheid, tot beleven, dat bewustzijn, heeft geen afmetingen, kleur of gevoel. Het heeft ook geen locatie, behoudens dat u het in uw hoofd projecteert in die duis­ternis die u zojuist constateerde. Het is naakt bewustzijn

48

en op dat moment zonder inhoud. Het is het scheppend vermogen en op dat moment even zonder schepsel. Het brengt dat wat zich voordoet, tot 'aanzijn'. Doe nu het proefje nog maar eens. Het is belangrijk om dat goed

te 'zien', want Zien en Zijn worden hier hetzelfde. Dit scheppend vermogen nu, noemt Meester Eekhart het

'burchtje', of het 'vonkje' in de ziel.

Er is een kracht in de geest die als enige vrij is.

Het is vrij van alle namen en ontbloot en los en

vrij van alle vormen zoals God los en vrij is in

zichzelf. Het is zo volkomen één en een-voudig

als God één en een-voudig (enkelvoudig) is. In

deze kracht bloeit en groeit God met zijn ganse

godheid.

Het bijzondere van bewustzijn is, dat daar niet opnieuw

een mechanisme achter zit dat op zijn beurt het bewust­

zijn 'waarneemt' en zich daarvan bewust is. Nee, bewust­zijn is tevens het eindstation. Van vroeger herinner ik mij de 'Droste cacaobus' waarop een verpleegster stond afge­beeld die in haar hand een dienblad had waarop een ca­caobus stond met daarop een verpleegster met een dien­blad en cacaobus, enzovoort (het Droste-effect). Maar zo is het met bewustzijn niet. Bewustzijn is einde verhaal, dus werkt het als een perperuurn mobile: uit zichzelf; een ongelooflijk wonder voor wie daar even bij stil wil staan. Echter, het bewustzijn is niet aanwijsbaar aanwezig; het bewustzijn is kennelijk de aanwezigheid zelf, en dat is nu precies wat u door de dag heen 'ik' noemt.

49

Page 27: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Het is uiterst belangrijk om dit in alle helderheid te zien, omdat dit inzicht- en let nu op - uiteindelijk uw iden­

tificatie kan doen verschuiven van u als denker of doener naar u als ervaarder, als bewustzijn zelf. Maar is er eigen­lijk wel zoiets als een ervaarder? Kunt u dat bewustzijn dan aanwijzen? Er is ervaren, dat wel. 'Ik denk dus ik

ben', aldus Descartes, hoewel hij daarmee in de valkuil stapte van een geprojecteerd ik. Maar bestaat er eigenlijk wel zoiets als een concrete ervaarder, een ik? Terecht heeft de filosoof William James zichzelf de vraag gesteld: 'Be­staat bewustzijn?' waarmee hij bewustzijn niet ontkende, maar wel de deur opende naar de vraag of je iets bestaand kunt noemen dat feitelijk het bestaan zelf is. Als een soort zelfreferentie. Alsof je de lengte van een duimstok meet met diezelfde duimstok.

Dit bewustzijn, deze ziener van alles, kan zelf niet ge­zien worden, wam het is niet manifest, maar kan wel alles omvatten en kan derhalve eveneens beschouwd worden als leegte, als beschikbaarheid. Het is de grenzeloze ongekleur­de, ongemanifesteerde beschikbaarheid waarin en waardoor al het gemanifesteerde verschijnt en verdwijnt. Bewustzijn is grenzeloos. En daar waar geen grenzen zijn, heeft men geen buren. Dus is bewustzijn niet bepaald door ruimte en ook niet door tijd. En als tijd en ruimte niet meedoen, dan bevindt men zich in de eeuwigheid en daar wordt nooit iets geboren en sterft ook niets. Bewustzijn werd niet gelijk met het lichaam geschapen, en het sterft ook niet met het lichaam omdat het engeschapen is en nooit deel uitmaakte van de tijdstroom. Nogmaals: het is hetzelfde als het onge­schapen burchtje van Meester Eckhart.

50

Identificatie met bewustzijn zelf betekent derhalve iden­tiflcatie met niet-iets. Identificatie met het pure bestaan middels de ervaringen, met het vermogen tot ervaren. Men kan 'rusten' in dit pure ervaren, in dit bewustzijn. Dan worden optredende bewustzijnsinhouden niet meer als apart waargenomen, maar worden ze op den duur zelf de hele act van waarnemer, het waarnemen en het waar­genamene tegelijk. Ongedeeld. De separate waarnemer verdwijnt en er is slechts het ervaren in non-dualisme. Je hebt dan geen ervaringen meer, nee, je bent die erva­ringen. Bewustzijn neemt de vorm aan van haar inhoud. Vandaar: Jij Bent Dat. Tat Tvam Asi.

Want wie Gods woord wil horen, moet volledig

uit zichzelf zijn gegaan. In het eeuwige woord

is het zo dat wie het hoort, dezelfde is als wat

gehoord wordt.

Toch hebben we het verongelijkte gevoel dat 'ik' dan ten­minste iets moet zijn, want anders vallen we wel in een enorm gat. We zouden dan tot 'niemand' worden gere­duceerd.

Nu, dat is in feite ook zo. Want naarmate u gaat in­zien dat het dagelijkse ervaren van de dingen u meer eigen is, aan uw wezen meer recht doet en dichter bij uw oor­sprong huist dan het verzonnen ik dat u geprojecteerd heeft in uw lichaam, dan kan verplaatsing gaan plaatsvinden van het ik-gevoel naar dat ervaren zélf en wordt op den

duur het oude, lichamelijke ik als een gebruikte slangen­huid afgeworpen en vervangen door de nieuwe identiteit.

SI

Page 28: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Namelijk geen ideneiteit, maar een samensmelting met het leven zelf, in de ervaringen. Leest u dit stukje gerust nog een keer over. Het is belangrijk.

Wanneer u van het bovenstaande cursieve stuk het waarheidsgehalte wilt checken, probeer dat dan uit door uzelf eenvoudig de vraag te stellen welke van beide u het liefste zou behouden bij een gedwongen keuze: uw besef van zijn, of uw lichaam.

U zult ongetwijfeld kiezen voor het zijnsbesef omdat het Ik Ben-besef, bewustzijn, uw oorsprong is. Stelt u

zich deze keuze maar eens concreet voor: U hebt geen lichaam en dus geen locatie meer, maar u beseft wel de­gelijk alles wat er zich afspeelt. U bene- zonder lichaam - grenzeloos onbelemmerd aanwezig. U wordt zodoende het ervaren zelf. Dat is de ene keus.

De andere optie is dat u wél een lichaam heeft, maar geen enkel besef van bestaan. Daar rekene toch niemand voor? En waarom niet? Omdat uw wezen, uw kern, be­staat uit kennend.heid, bewustzijn, dan wel besef. Exact dáár ligt dat, bij wat u door de dag heen 'ik' noemt. De verlichting, maar ook de nieuwtestamentische 'wederge­boorte' is nu precies die wisseling van ideneificatie van her ik van lichaam en geest naar Bewustzijn. Verhelde­rend, niet?

Dit bovenomschreven inzicht klinkt heel simpel, maar het is een proces dar nogal wat voeten in de aarde heeft. Er zijn maar weinig mensen die de verschuiving van de lokalisering van het ik-besef van lichaam naar het ervaren zelf, daadwerkelijk realiseren. In bijbelse termen: 'Velen zijn er geroepen, maar weinigen zijn uitverkoren.'

52

Die proces, dit loskomen van de verkeerde identificatie, heet zelf-realisatie. Men realiseert zich wie of wat men ten diepste eigenlijk is. In bijbelse taal nogmaals: wederge­boorte. Na het daadwerkelijke moment van herkenning van uw eigenlijke wezen- dar is grofweg gezegd: bewust­zijn, moet dat op den duur waargemaakt, vertaald wor­den naar het dagelijkse leven en dar is opnieuw: zelf-reali­

satie. U dient er naar te leven om her waar te maken. Die herkenning van uw eigenlijke, oorspronkelijke

wezen, dit verlichtingsmoment, is niet een intellectueel begrijpen. U kunt er nier naar toe studeren. Het herken­ningsmomen r zelf is een men cale mokerslag en het gevolg is een geestelijke salto mortale. Het is dan ook ongeloof­lijk ingrijpend. Bovendien is de komst van dit moment van het plotselinge herkennen van Waarheid volstrekt onvoorspelbaar.

Ja, men kan zich daar natuurlijk op voorbereiden, net zoals een vrouw dat kan doen bij een gewenste zwan­gerschap. Dan gebruikt zij geen anticonceptiemiddelen meer. Dan leeft zij zo gezond mogelijk, bestudeert haar cyclus en heeft frequent gemeenschap, maar het zwanger worden is daarmee niet gegarandeerd.

Zo kan men met de wens tot zelfrealisatie alle litera­tuur daarover lezen. Men kan zijn leven daar alvast op inrichten. Men kan mediteren en gedachtediscipline oe­fenen en vooral het verlangen naar vervulling koesteren. Maar dan nog: de inspanningen kunnen een leven lang duren en nochtans niet beloond worden. Of het kan zo­maar op het meest onverwachte moment plaatsvinden. In bijbelse taal: genade. Hammarskjöld zegt daarover:

53

Page 29: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

'Gevonden rust is niet het resultaat van psychologische pres­

tatie, maar van religieuze genade. ' Maar dit even ter zijde.

Zoals eerder gezegd, is mijns inziens het verlangen naar zelfrealisatie hier van groot belang. Men kan de komst van dat moment naruurlijk ook tegenwerken. Een le­vensstijl die diametraal staat op het verlangen naar iden­titeitswijziging, zal die ook tegenwerken. De juiste ge­richtheid ontbreekt dan. Natuurlijk is het 'toeslaan' van het verlichtingsmoment te duiden als 'genade', want het is niet afdwingbaar en onvoorzienbaar. Wij kennen nog niet de fysieke en psychologische randvoorwaarden om dat te laten gebeuren, maar het lijkt mij onwaarschijnlijk dat met een volstrekt onjuist interessepatroon deze diepe verandering een kans krijgt. En wat ook ernstig in de weg staat is de overtuiging 'al ver gevorderd te zijn'. Dat is zelfs een apert voorbehoedmiddel. Men kan niet 'steeds spiritueler' worden. Alle briljante schrijvers en schrift­geleerden hebben in deze een grotere handicap dan de analfabeet.

Er is geen sprake van vordering op die manier. De eni­ge vordering die men zou kunnen maken is dat men tot de wanhopige conclusie komt het allemaal absoluut niet meer te weten: het faillissement van het ik. Dat is échte progressie zoals die in de school van advaita geldt. Die vi­sie wordt niet door iedereen gedeeld. Ken Wilber schetst bijvoorbeeld in zijn boek 'Een beknopte geschiedenis van alles', een benadering in stappen. In negen fasen, waarin naast groeiend bewustzijn, ook bijvoorbeeld gedrag, als-

54

mede culturele en sociale rijping als voorwaarden worden meegenomen. Hij vindt dat mensen, het proces volgend, naar hun spirituele ervaringen zouden moeten leven, want het is niet voldoende om ze te etaleren in theore­tisch geklets en religieuze praat, aldus Wilber. Ook Icha­zo en Almaas ontwikkelden een soort trapsgewijs systeem dat een rijping ten gevolge zou hebben, met als kroon op het werk de 'verlichting', het grote inzicht. Het risico bij deze benaderingen vind ik het mogelijke ontstaan van een nieuw ik, alleen in een ander, 'heiliger' jasje. Dat kan uiterst bedrieglijk uitpakken.

Toch geldt er mijns inziens een soort volgorde, maar dan globaler: Een ieder die gevolg geeft aan de innerlijke roep moet noodzakelijkerwijs het pad volgen van kennen naar niet kennen, en komt uiteindelijk voorbij hetgeen gekend kan worden, voorbij elke mogelijke manifestatie.

Op deze weg moet hij zichzelf verliezen in dat wat alles transcendeert. De geest kan dit niet bevatten, maar heeft geen andere keus dan zich hierin te laten verdwijnen. Dit proces zou men een 'volgorde' kunnen noemen.

Het is bij zelfrealisatie uiteindelijk toch een ineens 'zien' van de waarheid, zoals gezegd. Doorgaans ligt daar wel wat voorbereidend werk aan ten grondslag, zeker waar sprake is van een leerling-leraar verhouding binnen de mysteriescholen van zen en advaita. In de advaira-tra­ditie bijvoorbeeld neemt men veelal als uitgangspunt dat het hele bolwerk van het ik ongeveer gesloopt moet wor­den, met alle ideeën en vermeende persoonlijke voortref­felijkheden daarbij. Vooral dat laatste is voor velen toch een forse drempel.

55

Page 30: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Dat ineens 'zien' (geen zien met de ogen, maar een plotse­

linge waarheidherkenning) vindt zowel mentaal, als in het gevoelssegment plaats, waarbij het mentale 'zien' slechts het velletje op de melk is. De veelal onbekende gevoels­fortificaties van het ik zijn aanzienlijk weerbarstiger dan de mentale, en het voorbereidend proces, waarbij mijns

inziens een leraar onontbeerlijk is, heeft meer weg van een slopersbedrijf dan van een opbouwwerkerij. Daarbij zijn trouwens forse, brute ego's veel gemakkelijker aan te

sturen dan gladde, flemende would-be-heiligen, aldus de advaitaleraar Alexander Smit.

Om dat zien, om de herkenning van de waarheid te

bereiken, zitten boeddhisten soms een levenlang in een

klooster en heremieten decennia in de woestijn. De pe­

riode tussen het teloorgaan van het oude vertrouwde, li­chamelijke ik en het vinden van geen nieuwe, wordt in

de christelijke mystiek vaak afgeschilderd als 'de donkere nacht van de ziel'. De tijd waarin men de persoonlijk­

heid verliest is vaak een desolate, angstige tijd, maar het is te doen en er is altijd een leraar als men er rijp voor

is, want: 'Zoekt en gij zult vinden'. In eerder genoemde mysteriescholen wordt overigens het toekomstig scenario dat na het identiteitsverlies gloort, al lang van tevoren

aangereikt, zodat een desolate periode niet echt voor ie­dereen hoeft te gelden.

56

Dat wij God niet dwingen tot dat wat wij wil­len, ligt daaraan dat het ons aan twee dingen

ontbreekt: aan deemoed vanuit de grond van

ons hart en aan een krachtig verlangen. Ik zeg

bij mijn leven: God vermag alle dingen op grond

van zijn goddelijke kracht, maar de mens iets

weigeren die deze beide dingen in zich heeft,

dat vermag Hij niet.

Het spreekt vanzelf dat deemoed hier tevens staat voor het ontbreken van de eigen vermeende voortreffelijkheid of spirituele groei. En dan: alles staat en valt mijns in­

ziens inderdaad met het grote verlangen. Aanvankelijk is

dat verlangen een zeuren, een heimwee, een vaag gemis van binnen. Allengs wordt dat sterker in de loop der ja­

ren. Het groeit met de teleurstellingen. Allerlei vluchtge­drag en compensaties worden dan ingezet: hard werken, relaties, kinderen, carrière, gewoon het standaardverhaal

om het maar niet onder ogen te hoeven zien. Maar nooit

is er echt genezing. Het is als een virus dat de mens op­loopt, en wat zich op een gegeven moment niet meer laat

verwij deren. Dan wordt het serieus en moeten er keuzes gemaakt

worden, en die keuzes zijn altijd voor de volle 1 00%;

nooit 99%. Want 'God is een naijverig God', zo heet het

oudtestamentisch. Als het verlangen naar éénwording

niet voortdurend in uw gedachten is, als het niet domi­

nam aanwezig is gedurende de hele dag, dan is het niet

voldoende. Als het zoeken naar waarheid een soort flirten met het zoeken is, een soort veredelde hobby, of gewoon

een grote interesse, of het slechts ten dienste van uw werk

of uw maarschappelijke status staat, vergeet het dan maar. Want, hoewel ik niet voor een ander kan spreken, leeft

bij mij toch de stellige overtuiging dar deze kostbare ver-

57

Page 31: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

andering, deze zo intense ommekeer, een 'gespreid bed' verlangt om te kunnen plaatsvinden.

Ik verklaar bij Gods eeuwige waarheid dat God

genoodzaakt is zich naar zijn ganse vermogen

uit te gieten in eenieder die zichzelf tot op de

bodem heeft prijsgegeven.

Het is daarom dat Jezus zegt uw familie te moeten haten als u hem wilt volgen. 'Haten' betekende toentertijd in dit verband: 'op de tweede plaats stellen'. Bedoeld wordt dat u prioriteiten dient te stellen, want anders gaat u uw bestemming missen. De verloochening �an andere inte­ressen houdt de oriëntatie en de gerichtheid op het enige dat telt: de gerichtheid op God, op het Absolute, want: 'Elk Rijk dat in zich zelf verdeeld is, moet te gronde gaan'. Op daadwerkelijke wedergeboorte hebt u naar mijn stel­lige overtuiging weinig kans als het bij wijze van spreken niet- op in minst onderhuids- prioriteit nummer één is gedurende vierentwintig uur per dag.

Zo werkt het ook met bezit. Wanneer uw bezit deel uitmaakt van uw ik, uw identificatie en uw attentie, wanneer het dus een binding vormt, dan is het niet goed. Maar is bezit voor u uitsluitend functioneel en staat u er volstrekt onverschillig tegenover, dan kan het geen kwaad. U kunt dan gerust boodschappen blijven doen in uw Saab of BMW en u hoeft hem niet te verko­pen. Zolang het bezit maar niet tussen u en het Gods­verlangen komt te staan, omdat u er uw identificatie aan verbindt.

58

Het vroege en middeleeuwse christendom heeft erg de nadruk gelegd op de verloochening van het 'vlees', uw lichamelijkheid dus. Dit diende hetzelfde doel: het li­chaam met haar noden en lusten mogen immers de ori­entatie op God niet in de weg staan, maar zoals boven vermeld, kan dat ook best anders. Sterker nog, we kun­nen het omkeren: als het verlangen naar Waarheid, c.q. God, van binnenuit zo groot wordt dat het u helemaal in beslag neemt, komt u aan bezit en lichaam vanzelf niet meer toe. Anders gezegd: wanneer de fixatie op het Godsverlangen de overhand neemt, zal identificatie met lichaam en bezit buiten de belangstelling raken en daar­mee vanzelf aan invloed inboeten.

Daar waar keuzes zijn kunt u immers zelf sturen. 'Sturen? Maar is er dan een vrije wil?' vraagt u. 'Alles ge­schiedt immers door karma?' Ja en nee. Ramana Mahar­shi antwoordde eens op de vraag of er zoiets als een vrije wil bestaat: 'Er is vrije wil, en karma volgt haar op de voet'. Ik maak daar de volgende kanttekening bij: staan­de in uw werkelijke natuur is er geen ik en daarmee ook geen wil. Het leven leeft zich dan vanzelf in pure loutere aanwezigheid. Maar als er identificatie plaatsvindt, is er vrije wil, en waar wil is, kunt u sturen in gerichtheid en oriëntatie.

Voor uw geestelijk bezit geldt hetzelfde als boven­staande en hier blijft eveneens het doel: voortdurende oriëntatie op God c.q. het Absolute. Die oriëntatie op God moet voor u een voortdurende uitnodiging zijn en geen strijd, geen worsteling, want die kunt u verliezen. De focus op die oriëntatie kan zo sterk worden dat van-

59

Page 32: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

zelf een soort zelfverloochening ontstaat, en dat is op die wijze dan een natuurlijk gebeuren. In de advaitatraditie wordt identificatie van het ik met het lichaam, alsmede met het materieel- en geestelijk bezit, geëlimineerd door het ik illusoir te verklaren, zoals hierboven al eerder aan­gegeven. En dat niet zozeer door aangepraat geloof, dan wel door logisch nadenken en diepgaand en oprecht on­derzoek zodat acceptatie niet wordt opgedrongen, maar direct voortkomt vanuit eigen conclusies.

In Lucas 9:24 staat: 'W'llnt ieder die zijn leven zal willen behouden, die zal

het verliezen, maar ieder die zijn Leven verloren heeft om

Mijnentwil die zal het behouden. '

Daaraan koppelt Jezus dan de belofte van het zien van het Koninkrijk Gods nog in dit leven. Dat verlies van je­zelf is de kern van de weg tot dit Koninkrijk. Zonder het volledige verlies van jezelf is er geen mogelijkheid om Je­zus te volgen in zijn terugkeer naar de Vader, de bron en oorzaak van alles. Het 'Wie ben ik?' van Ramana Mahar­shi is in zekere zin diezelfde uitnodiging tot sterven aan jezelf, zoals dat ook door het evangelie heen resoneert, en eigenlijk klinkt het heel controversieel om de dood te overstijgen door haar te ondergaan. Doorgaans is daar in de advaita een figuurlijke worsteling met de leraar voor nodig, waarbij zich dan onwillekeurig de vergelijking met die van Jacob met de engel opdringt. (Gen 32)

60

Niemand ziet God en leeft

Ja, en dan komen we aan de gebeurtenis van de weder­geboorte of verlichting. Het moment waarop men in

volstrekte helderheid en klaarheid geconfronteerd wordt

met zijn ware natuur. Wat gebeurt er dan precies ?

Een verwoording: Het herkenningsmoment zélf van Waarheid was er een

van grote vreugde en verbijstering. Het maakte een im­mense indruk. Er was een volkomen uit het evenwicht

geraakt zijn, en toch volstrekt stabiel staan in het nieuwe perspectief. Stabiel als nooit tevoren. Sterker nog: dit was twijfelloos de uiteindelijke bestemming. Deze gebeurtenis is onomkeerbaar en is waarschijnlijk het meest indruk­wekkend en bepalend in het leven. De evidentie van de verkregen Waarheid was zodanig, dat ik na het emotione­le moment mijzelf grondig verweet een zeldzame kaffer te

zijn, omdat ik hier een leven lang overheen gekeken had.

61

Page 33: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Wat 'ziet' men dan precies in dat verlichtingsmomenr? Wat was er zo bijzonder aan?

Wat men exact ziet, is niet in woorden weer te geven.

Mijn pogingen daartoe waren er vele, maar even zovele malen leken ze mij achteraf onjuist en heb ik ze geschrapt. Dat komt misschien omdat dat, wat het onderging, wat ik gemakshalve dus 'ik' noem, er op dat moment niet meer was. Wam niemand 'ziet God en leeft' (Ex 33:20).

Het beste wordt dit moment nog weergegeven in de Upanishaden. Heel cryptisch staat daar: 'W'lJt is het teken

van Brahman op het niveau van menselijke waarneming? Het is de uitroep: Ah! W'lJnneer de verlichting flitst: Ah! wtln­neer de ogen schitterden: Ah! Dat is alles. Brahman ging

voorbij. Wé zagen niet zijn gezicht, want dat is onmogelijk, maar we voelden zijn aanwezigheid. '

Op een mysterieuze manier is iemand dan nooit meer hetzelfde wanneer hij eenmaal de aanraking van Brah­man heeft gevoeld. Daarom: wanneer 'the lightningjlash­es' is de geest zich slechts bewust van een grote leegte. De geest zoekt daarna niet langer het treffen met God

als Aanwezigheid. Alle vormen zijn verdwenen en God maakt zich meer kenbaar als afwezigheid, dan als aanwe­zigheid. Hij is in alles, en is voorbij alles. Deze afwezig­heid blijft als levende aanwezigheid in de herinnering aan

de 'flash oflightning'. Juist in de afwezigheid is er dan een weten van totale aanwezigheid.

Als ik dat hier zo neerschrijf, lijkt het niets bijzonders, maar het is een ongelooflijk ingrijpend gebeuren zodra

62

het rot beleefde werkelijkheid wordt. Het moment van herkenning van mijn wezen zelf, kan nooit lang geduurd

hebben. Het staat mij bij als een moment; ineens is er

dat diepe weten, volstrekt onverwacht en dus: genade. Als een mega-aha-Erlebnis. Maar daarna was, zonder dat

ik mij beelden herinner, toch een totaal inzicht en to­taal weten van alles, vervat in één ongedeeld geheel. Het was onbestaanbaar dat er iets zou kunnen zijn dat mij niet glashelder was. Het hele bestaan was mij bekend in

een volstrekte transparantie, zonder dat ik daarvan een

waarom of details wist, of hoefde te weten. Ruimte en tijd waren afwezig of waren niet herken­

baar (dat weet ik niet meer), wam daar stond ik pas later

bij stil. Er was absolute twijfelloosheid en inzicht. Het is verbijsterend hoe zo'n mega-indruk kan plaatsvinden in één enkel ogenblik. Het meest indrukwekkend was

nog wel dat ik mijzelf daar niet als entiteit aanwezig er­voer, maar meer, dat uitsluitend hetgeen zich voordeed,

alles was dat er was. Het zien, het zijn, het weten. Mij overviel daarna met een grenzeloze zekerheid het weten: 1k was dat alles wat er was.' Men ziet ineens in opperste helderheid, dat zijn zelfbeleving uit niets anders bestaat dan uit het ervaren, beleven van dat moment, en daarin ontbreekt iedere vorm van ik of entiteit.

Mijn wezen als het zijn zelf, manifesteerde zich voor mij onomstotelijk. Toen het voorbij was, bleef geruime tijd het gevoel van afwezigheid van mijzelf als aparte deelnemer bestaan. Er was alleen wat er was.

Door de enorme impact van dit gebeuren kunnen zich soms direct na deze 'gebeurtenis' fYsieke ongemak-

63

Page 34: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

ken voordoen, die bij sommigen een tijd lang aanhouden. Dan, langzaamaan, veranderden de dingen fundamen­teel. Er begon op den duur meer en meer een 'religieus' denken plaats te vinden in plaats van 'materialistisch' denken. Ik ging alles meer in het perspectief van expressie van bewustzijn zien. De beleving van wat ik altijd als me­zelf had ervaren, wijzigde uiteraard drastisch. Het dage­lijks leven veranderde eveneens: niet zozeer in de dingen die, ik deed (mijn omgeving viel het nauwelijks op), dan wel meer dat prioriteiten verschoven en ik anders tegen het leven en dus ook tegen dood ging aankijken. Er was een ongelooflijke opluchting. Alsof ik klaar was. Het was

klaar. De last was van mijn schouders. Met name dát. Voor altijd. Het voelde dan ook letterlijk als een 'verlich­ting'. Er was geen verlangen meer, geen echte innerlijke onrust, of zoeken, zoals vroeger. Er was een volstrekt ze­ker weten.

Er ontwikkelde zich op den duur een veel grotere mate van relativering door de dag heen. Maar waar verwonde­ring vroeger al snel verdween wanneer het nieuwe ergens af was, blijft verwondering nu onverminderd aanwezig en neemt zelfs toe, met name in de continue confrontatie met de heiligheid en bijzonderheid van het bestaan zelf.

De gebruikelijke discussie bij zo'n gebeurtenis of er nu sprake is van éénwording met of zonder onderscheid van de waarnemer, is een academische. Dat geldt ook voor de vraag of vergoddelijking plaatsvindt. Want wan­

neer de ervaarder wegvalt, wie zal er dan moeten vereni­gen of één worden of vergoddelijken? Het is domweg door het verdwijnen van de persoon waardoor grenzen

64

wegvallen. Ook de vraag of die ervaren eenheid, die to­

taliteit God zelf was, is mijns inziens een rationele over­

weging achteraf, hoewel ik er voor mijzelf diep van over­tuigd ben dat het veel met elkaar te maken had. Echter,

dat is natuurlijk afhankelijk van het godsbeeld dat men

hanteert.

De ambivalentie van het feit dat de ervaarder weg­valt en het gebeuren toch ervaren wordt, onderschrijft dat mijn diepste wezen bestaat uit de ervaring zelve. De constatering achteraf: 'Ik was alles' wordt in advaita ge­

kenschetst als de basis van liefde, en de constatering: 'Ik was niets' als die van wijsheid. Dat geeft al aan dat het ik volstrekt afwezig was tijdens dat proces, dan wel absoluut niet constateerbaar. En daarmee schaart dit gebeuren zich in de wetmatigheden van het religieuze denken. Daar be­

staat geen ik als aparte entiteit. De enorme opluchting, verlichting, die ontstaat als het ik wegvalt, lijkt me een van de belangrijkste componenten te zijn in dit proces. De eenheid of vereniging, dan wel vereenzelviging met

het rotale bestaan wordt daardoor een feit, en ligt dan als

een nieuwe weg voor u. Eén groot feest. Het loodzware gewicht van dat ik wordt achteraf pas goed beseft.

Het bovenstaande wordt binnen de advaita doorgaans in een enkele zin weergegeven: 'Ik herkende mijn ware natuur.'

De oude gewoonte is geheel van de ziel afge­

vallen en is dood. De ziel heeft zich haar ware

wezen toegeëigend en staat in haar eerste on­

schuld.

65

Page 35: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Zo duidt Meester Eekhart de wedergeboorte. Daarmee opende zich voor mij tevens een nieuwe wijze van ver­staan en begrijpen. Bijvoorbeeld de teksten van Meester Eckhart, die vroeger voor mij vol zaten met onbegrijpe­lijke en soms zelfs belachelijke uitspraken, waren mij nu op slag volstrekt duidelijk. Waar ik voorheen hoog opzag tegen de voor mij ingewikkelde uiteenzettingen en breed­voerige constructies die theologische geleerden ten tonele voerden ter verklaring van genoemde ogenschijnlijk on­begrijpelijke passages in Meester Eekhans werk, werken die nu nog slechts op de lachspieren, want waarheid is. nooit ingewikkeld. Er staat maar één ding waarheid in de weg en dat is het ontbreken van de bereidheid om re zeg­gen: 'Ik weet het niet'. Meester Eekhart is daarin zelf heel mild en zegt herhaaldelijk dat niet verwacht mag worden dat zijn woorden (preken) begrepen worden, tenzij men dit cruciale inzicht bezit.

Wie deze uiteenzetting niet verstaat, bekom­

mere zich er niet om. Want zolang de mens nog

niet op deze waarheid lijkt, zal hij deze uiteen­

zetting niet verstaan. Want het is een onverho­

len waarheid die onmiddellijk uit het hart van

God is voortgekomen.

Zaken die voorheen door mij altijd volstrekt conform geaccepteerd werden, kwamen in een heel nieuw licht te staan. Ik denk hier bijvoorbeeld aan de rol van Jezus als verlosser. Jezus van Nazareth als verlosser? Jazeker. Maar wat mij betreft is die verlossing nu gelegen in de bood-

66

schap die hij bracht en waarvoor hij kwam. De weg tot het Koninkrijk die hij ons wees blijkt hier, gewoon in dit leven, haalbaar. Daarin ligt zijn grote verdienste en dat is zijn boodschap. Hij liet ons zien hoe het besef van God in de ziel geboren kan worden en hij leerde ons het Zoonschap zien en worden. Gewoon aan den lijve! Hij leefde dat vóór, zodat we hem daarin onmiddellijk kon­den volgen, zodat bevrijding, verlossing, plaats kon vin­

den, hier en nu, niet straks in een vermeend hiernamaals,

nee, nu!

Het is deze Waarheid die hij ons schonk. Deze waar­heid die vrij maakt. Vrij waarvan? Vrij van onszelf. Het herkennen van ons wezen, onze oorsprong als het (bewust)zijn zelve. Die waarheid maakt vrij. Bevrijd ons van ons ooit veronderstelde, persoonlijke ik. Dat is de

grote verlossing die hij bracht, want die behelst eeuwig­heid. Het is een bevrijdend inzicht dat Christus nier gekomen is om de mens tot morele volmaaktheid re brengen, maar wel tot een verlossing uit zijn egocultus en uit zijn zorg voor zijn eigen imago. Jezus' leven zegt mij daarom veel meer dan zijn (kruis)dood, want ik heb hetgeen hij beloofde mogen omvangen en daar geef ik graag alle andere constructies voor weg. Weer is de eigen ervaring hier doorslaggevend. In de Middeleeuwen zou ik hiervoor zonder twijfel levend zijn verbrand, want dit is niet de Paulinische versie.

Ook Jezus' wonderdoeningen zie ik nu als van minder belang dan zijn boodschap. Wonderen geschieden he­den ten dage nog steeds, hoewel men zich kan afvragen waarom de naruur uitzonderingen op haar eigen wetren

67

Page 36: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

zou toestaan. Voor wat we vandaag onder 'paranormaal' rangschikken, wordt misschien morgen middels kwan­tumfysica, of een van haar zusterwetenschappen, een heel simpele en logische verklaring gevonden. Het rou best kunnen zijn dat hetgeen wij niet herkennen als een na­tuurlijke wetmatigheid (omdat onze kennis nog tekort

schiet), heel gemakkelijk tot 'wonder' gepromoveerd wordt. Zelf ben ik van mening dat de wonderdoenin­gen van de Nazarener niet nodig waren om zijn autori­teit en voortreffelijkheid te onderbouwen. Nogmaals: de boodschap die hij bracht is van een mondiale en tijdloze importantie en verschilt juist daarin van genoemde won­deren.

In her verlengde daarvan zijn in de loop der tijd in de mystiek wonderen, extases en exotisch gedrag een ei­gen plaats gaan opeisen als kenmerk van het vermeende heiligingproces. Men kan daar vraagtekens bij plaatsen. De functie en de voordelen van zulke extremiteiten zijn mij tot nu toe nog niet helder geworden en ik heb ze tot heden ook niet gemist. Dit, terwijl ik mij niet geheel aan de indruk kan onttrekken dat interessantdoenerij, en wellicht wat hysterie, moeilijk te onderscheiden is van oprechte belevenissen op dit vlak.

V isioenen in dit verband bestaan door de geschiede­nis heen vaak uit een soort vermeende aanschouwing van Maria, Jezus, of God. Bernadette van Lourdes zag Maria in een visioen. Surdas zag Krishna in een visioen. Waarom zag Bernadette Krishna niet? Omdat Krishna niet in haar persoonlijke culturele bepaaldheid bekend was. Datzelfde geldt voor Surdas ten aanzien van Maria.

68

Het lijkt erop dat alleen die verschijningen, die binnen

het brein al een plaats hebben, plaatsvinden, waarmee

een onafhankelijke aanwezigheid ten minste kan worden betwijfeld.

William Law6 laat zich daarover als volgt uk

Zoudt ge willen weten hoe het komt dat zovele valse wezens

in de wereld verschenen, die zichzelf en anderen met vals vuur en vals licht hebben misleid, en beweren ingevingen en openbaringen te hebben en inzichten in het goddelijk leven en in het bijzonder wonderen te kunnen verrichten, waartoe ze speciaal door God waren geroepen ? Dit is het: ze keerden zich tot God, zonder zich van zichzelf afte keren; ze wilden in God leven zonder dat zij hun eigen aard in zich gedood hadden. '

Augustinus duidde hetzelfde als volgt: 'Heer, ik wilde U niet missen, maar ik wilde tegelijk met

U het geschapene bezitten; dat kwam door mijn hebzucht en daarom verloor ik U, want gij staat niet toe, dat men tegelijk met U, die de waarheid zijt, het onware geschapene

bezit.'

Nee, de uitzonderlijkheden zijn niet de kern van het bestaan. Zij leiden af van de aard van het bestaan zelf en verworden daarmee rot een dwaalspoor. Ook en met name de 'New Age' beweging, met al haar dubieuze randverschijnselen, neigt daartoe. Enerzijds, omdat in deze stroming de fantasie in haar oncontroleerbaarheid alle ruimte krijgt en zich waarheidsgehalte toe-eigent, en

6. William Law, Engels mysricus (1686- 1761)

69

Page 37: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

anderzijds omdat zij vruchtbare grond biedt voor allerlei

selfproclaimed gurt/s, meesters, healers, genezers en ander ti-ta-rovenaarsvolk, dat aan oprechte zoekers kraaltjes en

spiegeltjes voorhoudt waardoor aandacht verkeerd wordt

gericht en de bevrijdende eenvoud en oorzaak van her be­

staan in al haar grandeur niet wordt opgemerkt. Ook hier

staan de geëtaleerde uitzonderlijkheden vaak ten dienste

van een overspannen ik. Daarentegen verandert het moment van waarheid,

van verlichting (met een antiek woord: wezensblik), in

eerste instantie weinig aan het karakter, de voorkeuren

en (on)aangenaamheden van degene die dat ondergaat.

De omgeving zal de verandering nauwelijks opvallen,

want men houdt nog steeds van aardbeien en rijsttafelen,

is nog steeds dol op reizen en nog net zo directief als

vroeger. Men heeft nog steeds ruzie met partner en kin­

deren en raakt eveneens nog steeds geïrriteerd door een

parkeerbon. De verandering van gewoonten, karakter en

dat soort zaken komt misschien later en geleidelijk, áls ze

al komt. Er verschijnt geen aureool, en men loopt niet

plotseling met een verzaligde glimlach rond.

Het eenmalige zien van Waarheid is een absoluut we­

ten. Kunnen buitenstaanders de echtheid van die erva­

ring checken? Ja en nee. Ja, omdat na die ervaring- zoals

boven opgemerkt - het volstrekte inzicht in sommige

dingen ineens aanwezig is waar dat vroeger ontbrak (ver­

gelijk: het pinkstergebeuren). Nee, niet direct als het ge­

woonten en uiterlijk van de persoon betreft, zoals boven

aangegeven. Maar dat lijkt mij ook minder belangrijk,

congruentie bewijst zich vanzelf in de tijd.

70

'Satori', zegt professor (en zenkenner) D.T. Suzuki, 'is geen extase of trance- zoals in de yoga - maar een algehele geeste­lijke omwenteling die vroegere intellectuele inzichten omver­haalt, en dus leidt tot een soort van intellectuele catastrofe. '7

Enomiya-Lasalle zegt daarover, eveneens vanuit de zen­

traditie: Veze intuïtie is de verlichting (sa tori) of het zien van de

werkelijkheid (kensho). Het is het door ervaring verkregen inzicht van de absolute eenheid van al het zijnde, waarin er noch een op zichzelfstaand ik is, noch een entiteit waar dan ook en daarom ook geen enkele tegenstelling. '

Zoals gezegd: die omslag is éénrnalig en de revenuen daarvan kunnen ieder moment 'geleefd' worden. Twijfel

aan de geziene waarheid is niet meer mogelijk, maar dat

wil niet zeggen dat (tijdelijk) niet kan worden teruggeval­

len in de oude conditionering. Of sterker nog: men kan

er voor kiezen er weinig of niets mee te doen, en geen af­

stand te nemen van de oude manier van kijken. Want in­

dien strikt doorgevoerd, kan 'het nieuwe leven' de mens

isoleren van zijn omgeving in de samenleving. Soms is

het vlees zwak, en dan kiest men er bijvoorbeeld voor 'om

niet álle familie te haten' en op dat vlak de identificatie in

stand te houden. Precies op dat punt blijft men dan ook

kwetsbaar en niet 'bevrijd' (en men faalt exact daar in de navolging van Christus). Vaak is de identificatie met

hun functie voor leraren in deze (advaitische) materie de

7. D.T. Suzuki: Inleiding rot het Zen-boeddhisme. Ankh-Hermes, Deventer 1975

71

Page 38: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

valkuil, want het zijn sterke benen die de weelde kun­

nen dragen en zo'n identificatie gaat heel subtiel. Echter, eeuwigheid kan wél ieder moment beleefd worden zodra het eenmaal gezien is en men er op dat moment voor kiest, en dat gaat op den duur steeds gemakkelijker. Het

constantvertoeven in je ware natuur, is een ander verhaal; sommige gerealiseerde mensen kunnen dat voortdurend,

maar die zijn echt dun gezaaid.

72

Nergens niet

Het voorgaande zal ongetwijfeld vragen oproepen

en uitleg behoeven. Laten we een begin maken en ter verduidelijking eerst eens kijken naar het begrip: al­

omtegenwoordigheid, omdat het juiste verstaan van dat

begrip, rechtstreeks toegang geeft tot non-dualiteit. Het

inzicht in die non-dualiteit is wezenlijk om te komen tot

Godsbesef. Het woord 'alomtegenwoordig' betekent zoveel als:

nergens niet aanwezig zijn. Strikt genomen wil dat zeggen: er is geen plek, niet in de verste verte, ergens in of buiten

het heelal, waarop dat niet van toepassing is. Dat geldt

dan onverminderd ook voor andere sferen of dimensies,

zo die er mochten zijn, inclusief de hel, indien u daarin

gelooft. Het geldt voor de fysieke wereld, de emotionele

wereld, de memale wereld en elke andere wereld die u

maar bedenken kunt.

73

Page 39: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

En dan is het ook nog zo dat het niet een kwestie is van

dat alle dingen doordrongen zijn van die tegenwoordig­heid, die aanwezigheid. Nee, want dat zou betekenen dat er iets is dat aanvankelijk op zichzelf kan bestaan, om dan vervolgens doordrongen te worden. En dat laat de

betekenis van dit woord niet toe. De consequentie van alomtegenwoordigheid is zeer

vérsuekkend; namelijk dat er als eerste waarheid eigenlijk

alleen maar die tegenwoordigheid bestaat en dat daarin,

daarbinnen, alle dingen zich in verscheidenheid manifes­

teren in tijd/ruimte. De moeite waard om even bij stil te

staan. Het doet denken aan de insteek van een filosoof

als Spinoza8• Die neigde in zijn monisme tot de conclusie

dat er slechts één 'substantie' is, God, waarin alles als een

modus bestaat. Ook Schelling9 en Hegel10 wezen in die

richting. Maar 'substantie' staat hier tussen quoten, en

dat is niet voor niets. God of het Absolute is geen 'iets',

dus ook geen substantie.

Wat in God is, dat is God.

Even een zijstapje. Ik noemde de eerste waarheid. 'Waar­

heid', zuiver gedefinieerd, is alleen absoluut waar, als het

overal altijd en voor iedereen wáár is. Daarmee is zelfs het

bestaan van de Mount Everest niet absoluut waar, want ooit

zal die er niet meer zijn. Gelukkig kunnen we in het dage­

lijks leven wat minder fundamentalistisch zijn en werken

8. Baruch de Spinoza, Nederlands filosoof ( 1632-1677) 9. Friedrich Wilhelm Joseph Schelling, Duits romantisch filosoof (1775-1854) 10. Georg Wilhelm Friedrich Hegel, Duits filosoof (1770-1831)

74

we met relatieve waarheden, waar helaas dan ook de nodige

bloedneuzen door ontstaan. Wél kunnen we nu alvast con­stateren dat absolute waarheid volgens bovenstaande defi­

nitie eigenlijk buiten het geschapene valt. De schepping is

immers eindig. We leren die absolute waarheid verderop

nog kennen in de bespiegelingen over het zijn.

Er zijn er veel die licht en waarheid hebben

gezocht, doch steeds buiten, waar zij niet was.

Want de waarheid is binnen, in de diepste

grond, en niet buiten.

Nu weer terug naar de alomtegenwoordigheid. Die leidt

ons nu min of meer binnen in de religieuze denkwijze.

Doorgaans wordt in de christelijke cultuur het woord 'al­omtegenwoordig' gebruikt in relatie tot God. Ik gebruik

dat woord God omdat het voor mij staat voor het meest

wezenlijke en al-bepalende, en niet omdat dat voor mij

een entiteit is. Iedere vorm van entiteit loochent trouwens

de alomtegenwoordigheid en doet af aan de grandeur van

wat wij dan gemakshalve God noemen. Immers, een en­

titeit houdt per definitie begrenzing in.

God is één en niet twee. Wie God aanschouwt,

aanschouwt slechts eenheid. Je moet God zon­

der beeld ervaren, onmiddellijk en zonder gelij­

kenis. Wil ik echter God zo onmiddellijk erva­

ren, dan moet ik rechtstreeks God worden, en

Hij moet mij worden. Veel eenvoudige lieden

menen, dat zij God moeten zien als was Hij

75

Page 40: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

daar en waren zij hier. Dat is niet juist, God en

ik zijn één.

Het bovenstaande is de consequentie van alomtegenwoor­digheid. Ongeacht hoe God wordt vormgegeven binnen uw begripsvermogen betekent alomtegenwoordigheid van God (of het Absolute) onontkoombaar, dat op de één of andere manier God dan ook zijn eigen schepping is. De erg wijsneuzige criticus kan het bovenstaande sim­pelweg afdoen met het label 'pantheïsme', maar dat zal weinig aan helderheid bijdragen, 'want dat brengt mij niet tot zaligheid', zou Meester Eekhart zeggen.

Hoe God in relatie tot de schepping precies verstaan kan worden komt pas tot klaarheid wanneer het zijn van de dingen nader is bezien.

In God zijn alle dingen gelijk en zijn God zelf.

Ik heb geen persoonlijke God ervaren. Hoe kom ik er dan bij om het woord God toch telkens te gebruiken? In ieder geval niet uit verstandelijke overwegingen, want bij mijn 'uitstromen' en mijn 'doorbreken' kwam ik nergens iets tegen dat ik 'God' zou kunnen noemen. Waarom dan tóch het woord God gebruiken? Wel, ik heb gewoon geen ander woord voor dat grenzeloze dat overal is en zonder dat niets ook maar een seconde zou bestaan. Kunnen we dat God noemen? Eigenlijk niet, want de mensen hebben God tot een begrip gemaakt en daarmee grenzen gesteld aan het grenzeloze. Er is dus eigenlijk geen woord voor, maar kan men Hem/dat grenzeloze dan toch aanbidden?

76

Ja, dat valt gewoon niet ce laten, wat mij betreft. Iemand die zijn eigen wezen vastgesteld heeft en weet dat het is, want hij is er mee samen geweest- en zo'n samenzijn is een woordeloze erkenning, aanbidding - zal het woord God daarbij gebruiken. 'mznt uiteindelijk is gebed: for­muleren van godsaanschouwing', aldus Hammarskjöld.

Dat woord God heeft voor mij een lading en betekenis die valt buiten elke academische haarkloverij en die mij in haar grandeur regelmatig het rode waarschuwingslicht van de hoogmoed voorhoudt. Ik associeer het woord God dan ook met het heiligste wat er bestaat: de voortdurende oorzaak en manifestatie van het bestaan zelf en zeker niet met een vermeende persoonlijke God. Want Gods Zijn

is mijn leven. En niet minder dan dat. Het sluit naadloos aan op Joh. 1:4: 1n het Woord was leven en het leven was het licht der mensen. '

De Nietzsches onder ons ondersteun ik dan ook van har­te wanneer het een persoonlijk, een antropomorf gods­beeld betreft, ook al wordt dat in bepaalde theologische kringen tegenwoordig wat afgezwakt door de menselijk­heid van God te reduceren tot het begrip 'intellect'. De constructie van een persoonlijke God roept vanuit haar aard vragen op die alleen maar kunnen worden beant­woord in termen, die binnen het geschapene vallen. Ik zie dat als een ongerijmdheid. Wellicht vanuit de onjuiste (driedimensionale) interpretatie van de uitspraak: 'Naar Zijn beeld en gelijkenis', blijft dat menselijk element in het godsbeeld een hardnekkig verschijnsel. Ik kom op die uitspraak nog terug.

77

Page 41: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

God is naamloos want van Hem kan niemand

iets zeggen of kennen. Daarom zegt een hei�

dense meester: wat wij van de eerste oorzaak

1 kennen of uitzeggen, zijn we meer zelf dan dat

het de eerste oorzaak zou zijn, want die is boven

ieder zeggen en verstaan verheven. Een mees�

ter zegt: had ik een god die ik kon kennen, dan

zou ik hem nooit meer voor God aanzien. Van­

daar dat Augustinus zegt: 'Het schoonste wat

een mens over God kan zeggen bestaat hierin

dat hij uit wijsheid van innerlijke rijkdom kan

zwijgen.'

Doorslaggevend voor mij om 'God' te zeggen is dus welk

godsbeeld er wordt gehanteerd. Men kan, wanneer men

zich er bijvoorbeeld op laat voorstaan mysticus en noch­tans atheïst te zijn - hetgeen tegenwoordig nogal eens

voorkomt - wat mij betreft ook een ander woord gebrui­

ken voor dat grote mysterie, waarin het hele bestaan is

gegrond. Het wordt in dat geval gewoon een ander, wat

stoer, populistisch of 'politiek correct' etiket voor precies

hetzelfde. Het zojuist vermelde, ondoorgrondelijke en

onnoembare Mysterie zal niet wakker liggen van de ver­

meende mysticus die beweert de Eenheid zonder genade

en op eigen kracht te hebben 'bereikt'. Het vàlt bij zo'n

claim te vermoeden dat er in dat geval nogal wat ik als ver­

stekeling is meegereisd; het idee de realisatie zelf tot stand

te hebben gebracht staat mijns inziens haaks op het faillis­

sement van het ego, zijnde de kern van de zaak. Ik ben ge­

neigd in relatie tot de God die ik beleef, met de woorden

78

van Meester Eekhart te zeggen: 'Gij zijt mij meer nabij

dan ik mijzelve ben.' In één adem zou ik daaraan willen toevoegen: 'en behoed mij voor de zelfgenoegzaamheid.'

Niets is zo abstract en tegelijkertijd zo concreet als

God. Ik refereerde eerder reeds aan het zijn, of meer aan de is�heid van de dingen, want die is-heid, hoewel

geen goed Nederlands woord, legt meer het accent op

het moment zélf. Het haalt de suggestie van het tijdsele� ment uit het Zijn, waardoor de essentie beter uitkomt.

Die is-heid wordt niet zozeer verstaan, maar meer 'ge�

zien' wanneer we wat diepgaander stilstaan bij het zijn

in het algemeen. Veel theoretisch voorwerk is al gedaan: de wetenschap van het zijn, de ontologie, heeft haar

wortels in het verre verleden, in het Griekse denken.

Plato stond aan de wieg daarvan en het zal dan ook geen

verbazing wekken dat dit zijn via het neoplatonisme,

middels Origenes en Augustinus tot en met Prof. Dr.

De Vogel, een grote plaats is gaan innemen in het chris­

telijke gedachtegoed.

Maar zoals met zoveel abstracties het geval is, lo­

pen we met een diepgaande kwestie als het zijn op�

nieuw het risico dat wij als denker aan de haal gaan

met scherpzinnige conclusies, academische polemie­

ken en intellectueel geweld, en daar hebben we nu

even niets aan. We kunnen het zijn maar tot op zekere

hoogte benaderen alvorens ons denken tekort schiet.

'De ervaring van God komt in de dimensie van het zijn,

maar het is niet het fondament, noch het wezen van God. '

(Heidegger) 11

11. Martin Heidegger, Duits filosoof (1889-1976)

79

Page 42: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Laten we dan nu wat tijd nemen voor het beschouwen, het aan alle kanten bekijken van zijn, middels de weg van de directe ervaring en intuïtie zodat het van een abstract

begrip tot een beleving wordt. Wam het wezen van zijn

brengt ons dichter bij ons eigen diepste wezen en bij dat

van God of het Absolute, voor zover daar verschil tussen

zou zijn. Probeert u maar eens zonder te denken te be­

spiegelen over het zijn.

Onze Heer spreekt: 'Ik ben het licht der wereld'

(Joh. 8:12). 'Ik ben'- daarmee raakt hij aan het

Zijn. De meesters zeggen: alle schepselen kun­

nen wel 'ik' zeggen, maar het woord 'ben' kan

eigenlijk niemand ten aanzien van zichzelf ge­

bruiken dan God alleen.

Ik noemde zo even het 'beschouwen' van een abstractie. In be-schouwen zit het woord schouwen. Schouwen is

wezenlijk anders dan: 'kijken naar'. Bij het kijken naar

iets is er altijd een standpunt vanwaar de kijker kijkt naar

hetgeen hij bekijkt. Hij ziet altijd maar één aanzicht van zijn onderwerp. Schouwen is standpuntloos, alsof men

van alle kanten tegelijk kan kijken. Een soort holisme, in

modern taalgebruik. Schouwen nodigt dan ook minder

uit tot het gebruik van woorden of partijdigheid en laat

het beschouwde aan het woord. In het geval van het zijn

kan dat zeker geen kwaad. Als wij God (of de eerste oor­

zaak) in dualiteit zouden kunnen 'schouwen'- als dat al mogelijk zou zijn- dan zien wij Hem hetzelfde als wan­

neer de moslim, de jood en de hindoe dat op die zelfde

80

wijze doen. Denken wij aan God met de manier van 'kij­

ken', dan zien wij maar één kant en voeren dus oorlog met diegenen die vanuit een andere positie kijken.

Terug naar het onderwerp.

Laten we eerst het gewone 'zien' op zichzelf even nader be­

kijken. Wat er gebeurt bij het zien is globaal het volgende:

er valt licht op de boom die u ziet. Dat weerkaatste licht bereikt uw oogbol. Het vormt een beeld van de boom

op uw netvlies. Die boom is enkele millimeters groot, is tweedimensionaal en staat op z'n kop op dat netvlies. Dan

zorgen cellen- in de vorm van staafjes en kegeltjes- in

uw netvlies ervoor dat het beeld van de boom uiteindelijk wordt omgezet in stroomstootjes die via een zenuw de her­senen bereiken. Er is dus niets meer van een boom aanwe­

zig, er zijn alleen elektrische stroompjes in uw hoofd. Dan

volgt er in een aantal specifieke gebieden in de hersenen

een zoektocht middels een vergelijkend onderzoek wat

leidt tot de herkenning van het begrip 'boom'. In be-grip

zit grijpen, aangrijpen. Het verstand grijpt de betekenis: boom. Maar in uw hersenen is er inmiddels zelfs geen

plaatje van de betreffende boom meer te bekennen, want

er bestaat geen centrum in de hersenen waar het uiteinde­

lijk resultaat dan vervolgens 'te kijk' staat. Als u daarentegen in uw auto rijdt en er doemt plotse­

ling een boom op, dan beleeft u die boom, dáár op tien

meter afstand, en niet zozeer als de zojuist ontstane aftite­

ling in uw hoofd. Die boom beleeft u daar, en niet hier. En

als u niet snel bijstuurt, kunt u het niet meer navertellen.

Zo reëel is die boom. In uw innerlijke beleving is die boom

81

Page 43: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

uitsluitend dáár. Dus waar is uw innerlijk? Dat kan alleen maar betekenen, dat u zich hier vanuit deze positie, dáár bij die boom bewust bent van diezelfde boom. Uw be­wustzijnsbeleving is kennelijk niet beperkt tot binnen uw hoofd. Het is zelfs helemaal niet beperkt. Uw bewustzijn blijkt later uiteindelijk niet eens persoonlijk eigendom te

zijn, want zonder grenzen is bewustzijn alomtegenwoor­

dig en daarmee tevens ieders bewustzijn: Ja, natuurlijk, uw organisme en uw brein maken daar dankbaar gebruik

van en liften er op mee bij elke ervaring, maar het (bewus­te) zijn is alomtegenwoordig. De beleving van die boom bestaat in feite uit u, de boom en het besef, als één onge­deelde ervaring die op het moment zelf niet gesplitst was in waarnemer, waarnemen en het waargenomene. Want

dat splitsen doet u daarna. De advaitische uitleg luidt dan: Bewustzijn nam als het ware de vorm aan van die boom.

Stof tot overdenking, nietwaar? En dan liefst binnen het religieuze denken, weet u nog? Het loont de moeite om

ook hier weer royaal de tijd voor te nemen. Zijn, zo direct en eenvoudig, en toch zo'n wonder!

Ik ben die ik ben. Zo luidt het antwoord op Mozes' vraag aan God: 'Wanneer ik tot de Israëlieten kom en hun zeg: de God uwer vaderen heeft mij tot u gezonden,

en zij mij vragen: Hoe is zijn naam? Wat moet ik hun

dan antwoorden?' Misschien is niet alleen de vraag, maar ook die verwoording van het antwoord door Mozes gere­

digeerd. Ik weet dat niet, maar daarom is dat antwoord

niet minder uniek. Ik ben die 'Ik Ben'. Het lijkt een cryptische uitspraak,

alsof er een raadsel wordt opgegeven waardoor men op

82

de proef wordt gesteld. Maar in feite wordt hier simpel­

weg gemeld dat God zich kenbaar maakt als: 'Ik ben het Zijnde', de oorzaak van zijn, van bestaan. Hoe zal ik het

anders nog omschrijven ... Let wel: God is dat niet persé, maar maakt zich daarmee wel kenbaar. Op de berg Horeb wordt het Ik Ben uitgesproken. Gods' ik is dan recht­

streeks geïdentificeerd met zijn.

Wanneer wij God in het ZIJN nemen dan ne­

men wij Hem in zijn voorhof. Want het ZIJN is

zijn voorhof waarin Hij woont.

Deze tegenwoordigheid van God geldt tot in zijn meest

essentiële vorm zoals die aanwezig is in de gehele schep­

ping, in de regenworm net zo goed als in u, of in mij. 'En

in een steen en een boom en de zee?' zult u vragen. Ook

daar, ja. Alleen, die weten het niet. Bij hen mist het 'be­wuste' en resteert alleen het 'zijn', voor zover wij weten.

De hele schepping beschikt over het zijn, maar 'bewust­

zijn' is alleen maar daar, waar kennendheid is. Bewustzijn

is zijn plus het kennen daarvan, het weten van dat zijn. Dit zijn kan worden gezien in relatie tot de manifeste,

werkzame kant van God. Daarmee is Hij Schepper. Hij

veroorzaakt c.q is het zijn van de dingen. Dit in tegenstel­

ling tot de niet-manifeste kant die door Meester Eekhart Godheid wordt genoemd en die ten grondslag ligt aan, en

de oorzaak is van, dat vermogen tot zijn. De allereerste

oorzaak dus.

Nogmaals, dit 'zijn' is méér bijzonder dan op het eerste gezicht lijkt. Trek hier uw schoenen uit, want de grond die

83

Page 44: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

u nu gaat betreden is heilige grond. Her volstaat niet daar met een oppervlakkig intellectualisme overheen te surfen.

Gods natuur is, dat hij zonder natuur is. Alles

wat men God toeschrijft aan goedheid, wijsheid

of almacht bedekt en verduistert Gods wezen.

Want God is louter Zijn.

Denk nu 'religieus' en sta eens stil bij de idee dat, zodra u het bewustzijn verliest, er niets meer is. Geen wereld en zelfs geen God. Later, als u weer bij uw positieven bent gekomen, zal u van uw buurman moeren horen dat de wereld er in die tussentijd gewoon wel was. U kon dat zelf echter niet constateren. De wereld ontstaat in uw

• ervaring pas als u dat zelf be-leeft. Let op dit woord; geef het ruimte. En blijft u nu nog even religieus denken en niet materialistisch.

Dat continue scheppen van God door zich middels het zijn kenbaar te maken, noemt Meester Eekhart het 'werken' van God. Hoe dat vermogen tot beleving, 'tot aanzijn roepen' van de werkelijkheid- Gods werk dus - ontstaat, dus hoe het komt dat God middels het zijn kan scheppen, die oorzaak ligt in de Godheid en kan niet gekend worden, aldus Meester Eckhart. Maar dat opmer­ken van Gods kenbaarheid kan wel gedaan worden, ster­ker nog: het is aanbevelenswaardig om dat te oefenen.

Zoals de advaitist zich oefent om in alles een expressie, een manifestatie van bewustzijn te zien (aldus manifes­teert bewustzijn zich!), zo zegt Meester Eekhart ons te oefenen om in alles God te zien (aldus manifesteert Hij

84

zich). Precies hetzelfde dus! Meester Eekhart zet die me­thode als volgt uiteen:

De mens moet leren de dingen te doorbreken

en daarin zijn God te ontdekken en Hem dan

krachtig en wezenlijk in zich kunnen ontwikke­

len, zoals iemand die leert schrijven: wil hij zich

deze kunst eigen maken, dan moet hij zich daar­

in veel en dikwijls oefenen, hoe zuur en zwaar

het hem ook valt en hoe onmogelijk het hem ook

toeschijnt. Maar wil hij zich vlijtig en vaak oefe­

nen, dan zal hij het leren en deze kunst machtig

worden. Voorwaar, aanvankelijk moet hij bij elke

afzonderlijke letter denken en zich daar herhaal­

delijk en nauwkeurig een voorstelling van vor­

men. Daarna echter, als hij zich deze kunst heeft

eigen gemaakt, wordt hij volkomen vrij van het

zich voorstellen en er bij denken. Hij schrijft dan

vrij en ongeremd, hetzij dat het gaat om schrijf­

oefeningen, hetzij om kloeke werken die uit zijn

kunst zullen ontstaan. Het is immers voldoende

dat hij weet dat hij zijn kunst gaat uitoefenen. En

ofschoon hij er niet steeds aan denkt en wat hij

ook overweegt, toch verricht hij zijn werk dank­

zij zijn kunst. Aldus moet de mens in goddelijke

aanwezigheid stralen zonder enige inspanning;

hij moet alle dingen nemen naar hun wezen en

van de dingen zelf geheel vrij blijven. Daartoe

is aanvankelijk een erover denken en een aan­

dachtig zich een voorstelling ervan vormen no-

85

Page 45: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

dig, evenals bij de scholier ten opzichte van zijn

schrijfkunst. De mens moet doortrokken zijn

van de tegenwoordigheid Gods, hij moet inner­

lijk gestalte ontvangen hebben naar zijn geliefde

God en met zijn wezen in Hem ingeplant zijn,

zodat Zijn aanwezigheid hem toestraalt zonder

enige moeite.

Uit 'ik en de vader zijn één' wordt nu duidelijk wat be­doeld wordt met: 'naar Gods beeld en gelijkenis.' Die gelijkenis is gelegen in het vermogen tot (bewust)zijn

waarin God zichzelf uitdeelt binnen zijn alomtegenwoor­digheid. Hij manifesteen zich al scheppenderwijs in het zijn van alle dingen. Meester Eekhart gebruikt dan het woord 'uitgieten': God giet zich uit in zijn schepselen.

Een boom? Aldus manifesteert Hij zich.

Een prachtig uitzicht? Aldus manifesteert Hij zich. Een slagveld? Aldus manifesteen Hij zich.

Een gedachte, een gevoel? Aldus manifesteert Hij zich. U? Aldus manifesteert Hij zich. Telkens en telkens weer, in alles en iedereen, overal. Want alles is.

Zijn 'doen' we niet zel( Het zijn is geen wilsactie die je

op je eigen conto kunt schrijven.

Het is wellicht verhelderend om in dat verband nog even over de schouder van Anker Larsen mee te lezen in zijn

roman: 'De Baai'. Er is een gesprek gaande tussen onze lieve Heer en een man die in het bos op zijn rug ligt te mijmeren.

86

De Heer zei tegen hem: 'Open je ogen en zeg mij wat je ziet.'

Hij keek omhoog naar een hoge boom en zei: 'Dat is een

beuk.' Maar de Heer antwoordde: 'Het is.' Hij lag lang te kij-

ken en zei daarna: 'Het is ... een beuk. '

De Heer antwoordde weer: 'Het is.' Alles was in grote stilte. De stilte was de stem van de Heer die zei: 'Open je ogen

en zeg mij wat je ziet. ' Hij keek naar een kleine boom en zei toen: 'Dat is een

dennenboompje. '

De Heer zei: 'Het is.'

En de Heer zei: Sluit je ogen, kijk in jezelf en zeg mij

wat je ziet. '

Hij sloot zijn ogen en zei onmiddellijk: 'Ik ben ... 'maar

dan zweeg hij, want er kwamen veel eigenschappen op die beweerden dat ze hem waren, maar hij erkende nu dat ze

wel van hem waren, maar geen van hen was hemzelf Er

kwamen veel wensen en hij erkende dat het wel de zijne wa­

rm, maar geen van hen was hemzelf Hij zag dat de eigen­

schappen onderworpen waren aan veranderingen en enkele

van hen waren al dood en hij zag dat veel wensen bestemd

waren om te verdwijnen, nog tijdens zijn bestaan. Toen

smeet hij ze allemaal weg, glimlachte en zei: 'Ik ben. '

Maar de Heer zei weer: 'Open je ogen en zeg mij wat je

ziet.'

Hij keek naar alle bomen en alle dieren en zei toen: 'Wij

zijn.'

Toen zei de Heer verder: 'Kijk en zeg me wáár jullie zijn. ' Hij antwoordde zonder aarzelen: 'Wij zijn in U. '

87

Page 46: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Eindelijk zei de Heer: Kijk om je heen en zeg mij wat je ziet.'

Hij keek om zich heen en zag dezelfde bomen van het bos en diens dieren en ze begrepen dat ze daar waren, maar hij erkende nu dat ze daar weliswaar ter plekke waren, maar dat ze het niet zelf waren. Toen zei hij tegen de Heer: 'U

bent, en buiten U is er niets. '

Tot zover Larsen in een verschuiving van materialistisch denken naar religieus denken: het zijn is Gods manifesta­tie en zeker niet iemands particuliere actie of eigendom.

Bij het religieuze denken gaan we ervan uit dat alle processen in de geest plaatsvinden. Meester Eekhart doet en zegt dat ook bij voortduring. Laren we bijvoorbeeld het begin van het evangelie van Johannes nemen:

'In den beginne was het Woord en het Woord was bij God

en God was het Woord. Dit was in den beginne bij God.

Alle dingen zijn door het Woord geworden en zonder dit

is geen ding geworden, dat geworden is. In het Woord was

leven en het leven was het licht der mensen; en het licht

schijnt in de duisternis, maar de duisternis heeft het niet

gegrepen.'

'In den beginne' betekent niet: vlak voor de oerknal. 'In den beginne' duidt op het proces in uw geest waarbij in

dit geval besef ontstaat, bewustzijn. 'Het Woord' noemt Johannes dat. Op elk moment dat u iets beseft. Niet heel vroeger, nee, Nu, elk moment dat u beseft. In den beginne was het Woord. In den beginne is meer een volgordeaan-

88

duiding dan een tijdsaanduiding. 'In den beginne' ligt heel

diep in uw geest en naarmate het naar buiten komt, krijgt het betekenis en wordt het tot werkelijkheid, tot beleving en kan het uiteindelijk zelfs tot een beeld leiden, vervolgens tot een begrip en ten slotte uitmonden in een eventuele (verbale) vormgeving. Uitgaan, uitstromen, noemt Mees­ter Eekhart dat. Zo worden de dingen, de beelden en de wereld geboren in uw geest en dat is Gods voortdurende scheppingswerk en daarin is God zelf. In den beginne is het

Woord ... Zo wordt ook God zelf, volgens Meester Eckhart.

God wordt; waar alle creatwen over God spre­

ken, daar wordt God.

Dit vermogen tot bewust zijn, tot creatie, dit ongeloof­lijke wonder waarin van moment tot moment de wereld - inclusief de waarnemer zelf- vorm krijgt en telkens opnieuw wordt geschapen in bewustzijn, dáár ontmoet

u het 'Ik Ben'.

God is mij meer nabij dan ik mijzelf.

U onderschat de grandeur daarvan per definitie. Dit scheppen is al-machtig. Opnieuw dat voorvoegsel 'al'. Met dezelfde verserekkende gevolgen voor de betekenis van dat woord als bij alomtegenwoordigheid. Want op die wijze, namelijk met dat vermogen tot bewust zijn (dat schijnbaar exclusief in uw geest aanwezig is), schept God telkens opnieuw zijn schepping middels de manifestatie van het zijn. Ziedaar almacht in zijn volle breedte.

89

Page 47: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Begrijpt u goed, dit is een station verder dan de biologie. Natuurlijk zijn de zintuigen de receptoren van de omrin­gende wereld en zorgt het verstand voor de aftiteling en de interpretatie, zoals we al eerder zagen. Immanuel Kant schaare zich hierbij aan onze zijde, maar dan. Hoe wordt dit omgezet naar Werkelijkheid, naar be-leven? Dat is let­terlijk het Godswonder. Het wordt nu misschien duide­lijk waarom 'de levende God' zo'n passende uitdrukking is! Opnieuw:

Onze Heer spreekt: 'Ik ben het licht der we­

reld'. 'Ik ben' - daarmee raakt hij aan het zijn. De meesters zeggen: Alle schepselen kunnen

wel 'ik' zeggen, maar het woord 'ben' kan eigen­

lijk niemand ten aanzien van zichzelf gebruiken

dan God alleen.

1k Ben en zonder Mij zoudt gij niet zijn. ' Deze uitspraak uit het Johannes-evangelie wordt in het

licht van het bovenstaande al een stuk helderder. Zonder bewustzijn, zonder het vermogen tot besef, is er immers geen beleefd bestaan en nog minder een zelfbesef. Daar ontbreekt de constateerbaarheid van het zijn. Er is geen dualiteit met het zijn mogelijk. Opnieuw: denk hier re­ligieus en loop niet naar de buurman voor een materiële verificatie.

90

Ongeboren sterft men niet

Laten we nu eens de volgende uitspraak bekijken: 'Ik ben de weg, de waarheid en het leven'. Hier handelt

het om de hoedanigheid van het zijn, om de invulling ervan. Het is een tamelijk onbegrepen uitspraak van de man uit Nazareth. Hem was iedere megalomanie vreemd, daar ga ik althans van uit. Het is dan ook geen overdrach­telijk bedoelde grootspraak. Het is puur zoals hij zichzelf ervoer in zijn wezen, letterlijk.

De ononderbroken ervaring van God als concrete, scheppende oorzaak van het dagelijks bestaan, was wat hij 'de weg' noemde. Die continue ervaring was hij: Tat Tvam Asi. Zijn wezen was het ervaren daarvan. Niet zo­zeer de inhoud van de ervaringen, maar het ervaren zélf,

hoewel er geen onderscheid mogelijk is tussen de ervaar­der, het ervaren en hetgeen ervaren wordt. Als hij zei: 'Ik ben .... ' dan zag hij zichzelf, zijn eigenheid en zijn wezen

91

Page 48: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

niet als een man van 1,68 meter lang, met zwart krullend haar en 60 kilo zwaar. Nee, hij wist zich in beginsel het vermogen tot besef, tot ervaren te zijn. Daarin wist hij zijn identiteit, en dat besef verstrekte hem de dagelijk­se werkelijkheid. Dat vermogen dar was hij, naar Gods beeld en gelijkenis. 'Jezus gaf gestalte aan God in woord en daad.' Gestalte associeert gemakkelijk met de fysieke man Jezus, die 'in het vlees' God zou vervangen, maar zo is het niet. Gestalte slaat hier op Gods manifestatie zelf, op bewust-zijn.

Ter toelichting: 'Ik en de Vader zijn één.' Niet samen of samengevoegd, nee, één. Eén en dezelfde. 'De Vader', zoals hij dat vermogen tot zijn noemde, dat scheppende vermo­

gen. De Vader, kenbaar als zijnde het licht tot bewust zijn, tot het zijn zelf. Als de continu scheppende oorzaak van het telkens weer ontstane zijn van de wereld. Jezus wist zelf ook in zijn diepste wezen datzelfde licht, dat vermogen tot scheppen te zijn. (opnieuw: Meester Eekhart noemt dat vermogen 'het engeschapen vonkje, het burchtje in de ziel.') Daarmee is Jezus uit de Vader en dus Zoon, zoals dat in principe voor ieder mens is weggelegd. En de Heilige Geest is het inzicht, de beleving waardoor dit tot klaarheid komt. Zo is de drie-eenheid toch één enkele één. Het is daarbij net als bij het zien: Haalt men bij het zien de ziener weg, dan is immers het hele gebeuren van het zien weg. En dat geldt eveneens voor het verwijderen van het zien en het geziene. Die drie zijn onlosmakelijk één. Bij de drie­

eenheid is het min of meer een vergelijkbare situatie. We komen daar later nog op terug.

92

Ik noemde hier het woord 'licht'. Natuurlijk wordt daar­mee niet het fysieke licht bedoeld. Het is bij gebrek aan

een goede vergelijking dat ik dat zo gebruik, maar het is toch wel een beetje zoals bij het gewone licht. Dat ge­

wone licht, dat er voor ons moet zijn om te kunnen zien, om de wereld te doen verschijnen. Het licht dat ik aan

God toedicht is dan meer de verzinnebeelding van de oorzaak om te kunnen scheppen, om te maken dat de

dingen ontstaan, in de geest tot werkelijkheid worden. Het is vrijwel onmogelijk om deze dingen op een juiste manier te formuleren en ik voel mij daarin zeer tekort

schieten, maar wanneer ik telkens een andere woordkeus probeer, is dat opzettelijk, zodat daarmee het bedoelde steeds minder diffuus wordt.

De psalmist drukt het zo mooi uit: '�nt bij U is de bron des levens en in Uw licht zien wij

het licht.'

En in het Johannes evangelie wordt dat nog eens onder­streept: (Joh. 8: 12):

'En jezus zeide: ik ben het licht der wereld; wie mij volgt

zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht

des levens hebben. '

Over dat licht laten wij ook Augustinus even aan het woord:

'En door die boeken aangespoord om terug te keren tot

mijzelf, trad ik in mijn diepste binnenste in, door u geleid;

ik was daartoe in staat omdat gij mijn helper zijt geworden.

93

Page 49: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Ik trad er binnen en met het oog van mijn ziel, hoe zwak ook, zag ik boven mijn geest een onveranderlijk licht. Niet dit alledaagse, voor alle vlees zichtbare licht, en evenmin een licht dat om zo te zeggen van de zelfde aard, maar dan veel groter was, alsof dit aardse licht veel en veel helderder was gaan stralen en alles met zijn grootte in beslag nam, zo was dit licht niet. Maar het was iets anders, iets heel anders dan alle dingen van hier. En 'boven' mijn geest bevond het zich ook niet op de manier waarop de hemel zich boven de aarde bevindt, maar dat licht was hoger omdat het mij gemaakt had en ik er beneden, omdat ik door dat licht gemaakt was. Wie de waarheid kent, kent dat licht en wie dat licht kent, kent de eeuwigheid. De liefde kent het. 0, eeuwige waar­heid en ware liefde en geliefde eeuwigheid: dat zijt gij, mijn God en tot u verzucht ik dag en nacht! En mét dat ik u leerde kennen, hebt ge mij tot u genomen om mij te laten zien dat er iets was te zien en dat ik nog niet de man was om het te zien. En met blindheid hebt gij mijn zwakke ogen geslagen door fel op mij te stralen en ik ben gaan beven van liefde en ontzetting en ik ontdekte dat ik ver van u verwij­derd was in een land van ongelijkenis. En het was alsof ik daar uw stem vanuit den hoge hoorde klinken: 1k ben de spijs van de groten: groei en gij zult mij eten. En gij zult mij

, niet doen veranderen in u, gelijk het voedsel van uw vlees, I maar gij zult in mij veranderen� En ik heb gezien dat gij de

mens vanwege zijn ongerechtigheid de les hebt gelezen en dat gij mijn ziel hebt doen verschrompelen als een spinnenweb en ik heb gezegd.· Is soms de waarheid niets omdat ze geen uitgebreidheid heeft in eindige noch in oneindige ruimten van plaats? En uit de verte hebt gij geroepen: 'In tegendeel,

94

ik ben het, Ik die Ben!' En ik hoorde dat, zoals met het hart iets gehoord wordt en er was voor mij geen enkele reden meer tot twijfel; ik had gemakkelijker kunnen twijfelen aan mijn eigen leven dan aan het bestaan van de waarheid die uit de geschapen dingen verstaan wordt en gezien.'

Tot zover Augustinus; met name de laatste zin vat in

het kort de essentie samen.

Even aandacht voor het volgende:

Waarom spreekt ge over God ? Wat ge ook van

Hem zegt, is onwaar.

Het moet me van het hart dat ik in bovenstaande uiteen­

zetting mogelijk de indruk heb gewekt alsof God onder te verdelen is in vermogens, eigenschappen en vaardigheden.

Het is zuiver mijn onvermogen om de eeuwige dingen, die

dwars door onze materiële wereld heenlopen, te omschrij­ven in materialistisch taalgebruik. Het weinige wat écht

van God gezegd kan worden is dat Hij één is, ondeelbaar

en niet kaderbaar. Verwijzen we naar het zijn, dan verwij­zen we automatisch ook naar het niet-zijn. Echter, daarbij

kunnen we ons niets voorstellen. Hier moet ik opnieuw terugkijken naar alomtegenwoordigheid, waaruit blijkt

dat grenzen en afbakeningen niet te vinden zijn. Er is zelfs

nooit: God en ik. God zien betekent: geen onderscheid

meer zien. Zelfs niet God in de dingen, want dat is duaal. Er is alleen God, inclusief dat wat ik ik noem. Als ik dat in oprechtheid beleef, kan ik niet meer zeggen: '0, mijn

God.' Er kan alleen maar stilte zijn. Even een prachtig stukje uit de Upanishaden hierover:

95

Page 50: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Als je denkt: 1k ken Hem. ' dan weet je in werkelijkheid weinig van Brahman. Vtzn wat je van Hem bent,

van wat er van Hem in de zielen is. Men kent hem niet als men Hem kent. Men begrijpt Hem niet als men Hem begrijpt. Alleen hij aanschouwt Hem, die ophoudt Hem te

aanschouwen. Het is door het totale weten, als ook door intuïtie, dat de wijze mens Hem vindt. Alleen in Hem, de Atman, is iedereen vol kracht.

Alleen door Hem te kennen, wordt men onsterfelijk. Groot, waarachtig groot,

is het verlies van diegene, die niet aan Hem geraakt hier in dit aardse.

Want iemand kan God niet kennen, behalve in zijn on­

vermogen om Hem te kennen. En vooral de laatste twee versregels stemmen tot nadenken, nietwaar?

96

Ja, er is uiteindelijk alleen God, het Absolute, dat zich

door mij als schepsel slechts laat kennen in zijn schep­

pend vermogen.

Heb je God lief zoals Hij een God met eigen­

schappen is, zoals hij geest is, beeld is, dan moet

dat allemaal weg. Je moet God liefhebben zoals

Hij is als niet-God, als niet-beeld, ja, zoals hij

een zuivere, reine, klare één is, afgezonderd van

alle tweeheid.

Nogmaals de uitspraak van Jezus:

1k ben de weg, de waarheid en het leven. '

We zagen reeds wat hij met de weg bedoelde. De waar­

heid is hij uit hoofde van de alomtegenwoordigheid van

de Vader, wals we eerder al zagen. Leest u dat stukje nog

maar eens over, want de enige absolute waarheid is tevens de enige voorwaarde voor het bestaan van de schepping, namelijk het zijn. De schepping bestaat bij de gratie van

het zijn. Dat is ieders essentie en waarheid. En het leven - niet in de tijd gezien, maar het feno­

meen leven op zich- is het magistrale uitvloeisel van dat

vermogen tot besef in levensvatbare structuren. De Prashna-Upanishad schetst het verschijnsel leven

als afkomstig vanuit het Zelf:

'Het leven valt van het Zelf af zoals de schaduw van de mens afvalt. Leven en Zelf zijn met elkaar verweven, doch leven komt in het lichaam, opdat de begeerten van de geest

bevredigd mogen worden. '

97

Page 51: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

De wetenschap denkt in haar materialistische denkwijze uiteraard via de materiële lijn en worstelt dus door alle tijden heen met het vraagstuk van 'het leven' als biolo­gisch verschijnsel. Zij zoekt naar de kleinste deeltjes om de oorsprong van het leven te vinden en legt God op de onderzoekstafel in het laboratorium.

Slaan wij er dan de encyclopedie even op na, dan le­zen we: 'Leven: in de biologie een kenmerk eigen aan

organismen. Wetenschappelijk is het moeilijk om nauw­keurig het verschil tussen levende en levenloze stof aan te geven; soms vertoont de levenloze stof hoedanigheden die men gewoonlijk als typisch kenmerk van het leven beschouwt'.

Hoe ver men ook terug gaat in het analyseren van zijn biologische of psychologische functies, inclusief gedach­ten, men zal uiteindelijk ontdekken dat, ten allerlaatste, zijn weg geblokkeerd raakt en men niet verder terug kan. Want geen van genoemde functies is in staat om de weg terug te vinden naar zijn bron; naar het punt waarop het tot bestaan kwam. Net als de mens zélf, wanneer hij zich­zelf in zijn empirisch bewustzijn probeert te grijpen, zijn deze functies zichzelf bewust als functionerend, maar de impuls die het functioneren bewerkstelligt, ontgaat hen.

We zien dat deze materiële wijze van denken ons niet verder brengt, maar dat wisten we immers al. Lezen we

nu Joh. 1:4, dan vinden we: 'In het woord was leven en het leven was het licht der mensen.'

Dus zal ik dat diepe mysterie graag bij de Schepper la­ten liggen en bij het gebruik van het woord 'leven' de erva-

98

ring zelf voor ogen hebben, zoals die voortkomt uit Gods vermogen van het tot aanzijn brengen van de dingen. Hier

opnieuw constateer ik: Gods zijn is mijn leven.

Met de identiteitswisseling van lichaam en geest naar be­wustzijn, naar de grond van vermogen tot ervaren, naar puur zijn, komt ook dood in een ander perspectief te staan. Immers: zijn is niet een persoonlijk privilege- want er is dan immers geen persoon meer- maar is een ondeel­baar, alomtegenwoordig en eeuwig fenomeen, en dat kan onmogelijk sterven. (Zie onder alomtegenwoordigheid.) Natuurlijk houdt het lichaam ooit op met functioneren, maar dat lichaam is als een goed stuk gereedschap dat al die jaren trouw dienstbaar is geweest, en precies dát.

Men heeft er uiteraard een geconditioneerde band mee. Misschien dat het stervensproces op zichzelf wel beang­stigend is; dat zal ook van de persoon afhangen die dat

ondergaat, en van de wijze van sterven. Maar voor degene

die de eeuwigheid heeft ondervonden is dood beslist geen bedreiging voor de identiteit meer. Bij die mens wordt het leven niet meer geclaimd als persoonlijk eigendom en daarmee verliest de dood zijn persoonlijke dreiging. Als bonus voor de ont-persoonlijking krijgt het leven zelf vele malen meer diepgang en schoonheid. Want het handha­ven en continu positioneren van een fictief 'ik' kost een ongelooflijke dagelijkse inspanning en ontneemt het on­bevangen zicht op het feest dat 'leven' heet.

Wat er na het sterven zal gebeuren met het lichaam weten we: het valt uiteen en het wordt gerecycled. Het is dus cremeren of begraven. Wat er na het sterven gebeu-

99

Page 52: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

ren zal met het gedachtegoed, daarover maak ik me ook weinig illusies. Dat gedachtegoed ligt opgeslagen in de grijze cellen en die laten het dan binnen de kortste keren afweten. Wat blijft tot in eeuwigheid is het leven zelf. Het niet tot privé-bezit gemaakte levende leven. Dat al­tijd was en dat altijd zal zijn. Lees de prachtige weergave daarvan door Meester Eckharr:

100

Dat Hij mij vrij van God zal maken, daarom

bid ik God want mijn wezenlijke Zijn gaat God

te boven, voor zover wij God als begin van het

geschapene opvatten. Want in hetzelfde Zijn

van God, waarin God boven iedere onderschei­

denheid staat, daar was ik zelf, wilde ik mijzelf

en kende ik mijzelf, met de wil, deze mens (mij)

te scheppen. Daarom ben ik naar mijn Zijn, dat

eeuwig is, oorzaak van mijn zelf, echter niet op

grond van datgene wat ik eerst geworden ben, ·

want dat is tijdelijk. En daarom ben ik ongebo­

ren en kan ik nooit sterven. Op grond van mijn

niet-geboren-zijn ben ik eeuwig geweest, ben ik

nu en zal ik altijd blijven. Wat ik ben door mijn

geboorte, dat zal sterven en teniet gedaan wor­

den, want dat is vergankelijk; daarom moet het

mettertijd vergaan. Met mijn geboorte werden

alle dingen geboren en ik was oorzaak van mijn

zelf en van alle dingen. Had ik gewild, dan zou

ik en zouden alle dingen niet zijn, en zou ik niet

zijn dan zou ook God niet zijn. Dat God God is

daarvan ben ik de oorzaak.

Dus de wanhopige vraag: 'Wat blijft er van me over als

ik sterft, beantwoordt zichzelf op het moment dat de

ware identiteit herkend wordt; op het moment dat men

sterft aan zichzelf, aan zijn oude ik. In mystieke termen

heet dat: 'Als je sterft voordat je sterft, zul je niet sterven

als je sterft'. Na dit in alle helderheid gezien te hebben, is er dan

nog iemand die wenst te reïncarneren? Met diezelfde

moedervlek op uw bil en liefst met blauwe ogen de vol­

gende keer? Indien het bovenstaande zonneklaar is zal deze vraag zich niet meer opwerpen, want wat zou er dan nog gereïncarneerd moeten worden? Of ooit weten­schappelijk zal worden aangetoond dat persoonlijke ei­

genschappen of informatie langs tot nog toe onbekende weg in tijd en ruimte een reis kunnen maken naar een andere bezitter en als zodanig de reïncarnatiegedachte enige grond kan verschaffen, is hier en nu nog te weinig concreet, wat mij betreft. Of reïncarnatie bestaat of niet

blijkt volstrekt oninteressant bij het herkennen van uw wezen.

Dan blijven nog de vele speculaties van eerbiedwaar­dige Kerken en louche clubjes omtrent hemelen en hel­len, over tronen Gods en grazige weiden. Over dagen des oordeels, scherprechters en wandelen tussen vegetarische leeuwen.

Ik vind het allemaal weinig interessant. De herken­ning van mijn wezen is éénmalig, voor nu en voor eeu­wig. Wie of war zal mij deren of plezieren in mogelijke andere sferen nu mijn wezen blijkt te zijn geworteld in niemand-heid en in puur zijn? Zolang er zijn is, ben ik,

101

Page 53: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

is mijn wezen. Daar waar weten is in plaats van geloven, wandelt men als het ware met 'de handen in de zakken' ieder willekeurig hiernamaals tegemoer. Dat is bevrij­ding, en dat is tevens het voordeel wanneer bevrijding al in dit leven plaatsvindt.

Over wat het hiernamaals te bieden heeft, hebben de Kerken - en niet in het minst de katholieke Kerk- overi­gens verrassend gedetailleerde, uitgewerkte ideeën. Men weet in het Vaticaan bijvoorbeeld precies hoe de hiërar­chie in de hemel is georganise:rd. Aan de hand daarvan is twee millennia geleden bij het ontstaan van de eerste Kerken dankbaar gebruik gemaakt door dat model over te nemen. Eén bisschop aan het hoofd, net als God, ver­volgens een piramide van steeds lagere machthebbers en vooral niet te vergeten: een strakke discipline. Anders­denkenden worden met Gods vermeende carte-blanche zonder pardon uitgerangeerd. Zo ging dar en gaat het nog steeds.

Wanneer met bisschoppelijke zekerheid wordt gesteld dat, met name na de dood, een ononderbroken Godsaan­schouwing in eeuwigheid zal plaatsvinden zolang men hier op aarde de kerkelijke richtlijnen maar volgt, dan wekt dat toch op z'n zachtst gezegd wat verwondering en de vraag doet zich dan ook voor wiens persoonlijke ondervinding aan zo'n uitspraak ten grondslag ligt. Er is in dat uitgangspunt geen spoor van bescheidenheid te constateren, nog afgezien van het feit dat de aanschou­wing van het Koninkrijk ieder moment hier en nu kan plaatsvinden. Die Godsaanschouwing in heerlijkheid, vi­sio beata, zoals bovengenoemd, vindt plaats door hem,

102

die Gods wezen herkend heeft en dat door de dag heen onophoudelijk ervaart. Dat is de zaligheid. Ananda, elk moment Nu.

Met bovengenoemde inzichten valt het dan ook te ho­pen dat de reïncarnaticus tot her besef komt dat het dan toch aanbeveling verdient om in dit leven de eeuwigheid maar te realiseren en niet na zijn dood, want van dit leven zijn we wellicht toch wat zekerder dan van dat hierna ... Ter stimulering van her bovenstaande zegt Jezus in Lukas 9 vers 27:

'En ik zeg u waarlijk: Er zijn sommigen dergenen die hier staan, die de dood niet zullen smaken, totdat zij het

Koninkrijk Gods zullen gezien hebben. ' Waarmee nogmaals gezegd wil zijn, dat het realiseren

van het Koninkrijk Gods hier en nu kan plaatsvinden. Sterker nog: het wordt ernstig aangeraden. Zolang reïn­carnatie nog berust op speculatie of wishfol thinking en een hemelconstructie in het hiernamaals vooralsnog erg divers in kaart is gebracht, lijkt dat dan ook de meest ver­standige keuze, want de eeuwigheid is Nu en niet straks. Bovendien zou het bestaan van reïncarnatie niets toe- of afdoen aan mijn huidige bestaan. Meester Eekhart zou opnieuw zeggen: 'Dat kan mij nu niet zalig maken.'

103

Page 54: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Ademtocht van eeuwigheid

En dat brengt ons dan op de eeuwigheid. Ooit hoor­de ik een hooggeleerde heer in de kernfysica met

een theoloog van de Pinkstergemeente discussiëren over

het begrip eeuwigheid. Zij kwamen uiteindelijk samen tot de slotsom dat het wel een heel erg lang tijdsbestek

moest zijn; zó lang, dat het zich aan de meetbaarheid onttrok. Maar dat is niet zo. Eeuwigheid heeft zelfs geen

enkel raakvlak met de tijd. Sterker nog: tijd is juist per definitie afwezig wanneer van eeuwigheid kan worden gesproken.

De vraag laat zich dan stellen: wanneer eeuwigheid ervaarbaar is, geschiedt die ervaring toch zeker in de tijd. Dan is daar toch minimaal een raakvlak? Opnieuw: dat is niet zo. Eeuwigheid en tijd kunnen niet tegelij­kertijd beleefd worden, dat wil zeggen: in de beleving plaatsvinden.

105

Page 55: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

We laten Larsen aan het woord: 'Eeuwigheid is iets dat zich openbaart, zich meedeelt.

Het is niet iets dat je kunt denken, het is iets dat je kunt zijn. En daarna weet je het omdat je het geworden bent. In dat zijn is een voortdurend worden. Het is een weten van een geheel andere orde dan het meer of mindere weten dat men heeft. Het is een weten dat men is, met een onwrikbare zekerheid. In eeuwigheid is er geen eerste oorzaak, er is nooit

-een begin geweest. Het bestaan is simpelweg. '

Eeuwigheid valt te 'begrijpen' vanuit religieus denken, en tijd vanuit materialistisch denken. Beleving van eeu­wigheid vindt plaats wanneer tijd en ruimte verdwijnen. Eeuwigheid, wat in de praktijk altijd Nu is, heeft zijn wortels in zijn, in Gods manifestatie.

De Eeuwige zelf is het eeuwige leven. Zonder Hem is alles vergankelijk. Omdat Zijn leven in ons is, zijn wij levend. Het praktische weten, het ervaren daarvan, is het eeuwig leven. Hij die het ondervindt is in de eeuwigheid en bekommert zich niet om de dood en wat daarop volgt. In een leven na de dood zit niet meer eeuwigheid dan in dit leven. In eeuwig leven zit geen wens naar een voort­gezet leven. Zij heeft de eeuwigheid in zich.

106

Ik heb voorheen reeds verzekerd en houd nog

vol, dat ik nu reeds alles bezit wat me in alle

eeuwigheid beschoren is. Want God in de vol­

heid van Zijn Goddelijkheid verblijft eeuwig in

zijn evenbeeld - de (mijn) ziel.

Eeuwigheid is een toestand van de ziel, als er zoiets als een ziel zou bestaan. Liever zou ik zeggen: eeuwigheid wordt beseft, presenteert zich, en pas dan wanneer de be­seffer wegvalt. Beschouw tijd en ruimte als onderdelen van de schepping. Eeuwigheid omvat de schepping, maar is daar geen onderdeel van. Daarom valt God ook niet te ervaren in ruimte en tijd. De Godsontmoeting is altijd vrij van die beide aspecten.

God is één en niet twee. Wie God aanschouwt,

aanschouwt slechts eenheid. God alleen is, want

alle dingen zijn in God en van God. Buiten en

zonder hem is waarlijk niets.

Meester Eekhare noemt de Godsontmoeting: de geboorte van God in de ziel. In hedendaagse termen is dat: De on­

omkeerbare herkenning van ons wezen als (bewust)zijn

en daarmee als onverbrekelijk in God geworteld en on­deelbaar daarmee. Zo raken we aan het Koninkrijk der hemelen: Onze Vader die in de hemelen zijt...

De mens moet God niet beschouwen als iets

dat buiten hem is, maar als zijn eigendom en

als dat wat in hem is. Want Gods Koninkrijk is

in ons. En wat is dit Koninkrijk van God? Dat

is God zelf met al zijn rijkdom.

Het Koninkrijk is God zelf met al zijn rijkdom ... Dat Koninkrijk is binnenin u. Dat wist u al, want dat las u in de Bijbel. Maar zo gedraagt u zich waarschijnlijk

107

Page 56: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

niet, want onze hoop op dat Rijk in een hiernamaals,

in plaats van in het hier-en-nu-maals, geeft ons de ge­legenheid om eerst nog even voluit aandacht te schen­

ken aan de carrière. Zoals Augustinus op jeugdige leef­tijd placht te bidden: 'Heer geef mij kuisheid, maar nu

nog niet.' Nee, het Koninkrijk der hemelen is altijd nu en hier. Niet straks en daar. Eigenlijk passen de meeste van ons perfect in de gelijkenis van de rijke jongeling. Nee, u natuurlijk niet. Maar de meeste mensen wel! Matt. 19:24: 'Wederom zeg ik u, het is gemakkelijker dat

een kameel gaat door het oog van een naald dan dat een

rijke het koninkrijk Gods binnengaat. ' Overigens is de rijkdom van de jongeling daarin niet

het heikele punt, maar wel zijn identificatie daarmee. Valt iedere identificatie met zijn rijkdom weg, dan kan de rijke gewoon het Koninkrijk binnengaan. Hij zal aan zijn rijkdom dan niets meer ontlenen. Op die identifica­

ties komen we nog terug.

God is een God van de tegenwoordige tijd. Zo­

als hij je aantreft, zo ontvangt hij je, niet als wat

je geweest bent, maar als wat je nu bent.

God is een God van de tegenwoordige tijd, zegt Mees­ter Eckhart. Van de Eeuwigheid, de tijdloosheid, zou ik zeggen, altijd onmiddellijk. En on-middellijk betekent: zonder middel, zonder tussenkomst van tijd of ruimte. Dit louter omdat nogmaals: tijd onderdeel uitmaakt van de schepping en dat heeft geen invloed op dat 'werkzame bestanddeel' van God, op dat (bewust) zijn. Het Konink-

108

rijk der hemelen valt onder de eeuwige dingen en dat betekent dat alomtegenwoordigheid hier van toepassing

is. Binnenin u? Ja, maar natuurlijk ook buiten u. Nergens niet. Waarom dan expliciet die verwijzing naar binnen?

Omdat de beleving hier centraal staat; bij het Konink­

rijk der hemelen gaat het niet over een kadastraal perceel.

Alles wordt in uw geest geschapen. In religieus denken vindt álles van binnen plaats.

Want: 'Onze Vader die in de hemelen is', is een oriën­tatie naar binnen. Niet naar elders of naar enige ruimte­

lijkheid of tijd. Er staat geen hemeltroon in de stratosfeer. Het is wezenlijk om dit innerlijke Koninkrijk serieus te nemen en geen hemelrijk extern te gaan fantaseren in ruimte en tijd. Dit ook in relatie tot wat er na de fy­sieke dood eventueel zou kunnen zijn, zoals reeds gezegd. Mocht men ook dán en dáár voortbestaan, in welke vorm dan ook, dan is ook dáár het Koninkrijk der hemelen binnenin u. Er zijn geen hulpmiddelen van buitenaf no­dig om in dat Koninkrijk re komen. Naar dat Koninkrijk op zoek gaan buiten uzelf is verspilde tijd, en erop wach­ten eveneens.

U zult zich dan afvragen hoe het dan wél moet. 'Als gij niet wordt als de kinderen, zult ge het Konink­

rijk niet binnengaan.' U wordt op uw wenken bediend. Hoe wordt dat bedoeld, dat 'worden als de kinderen'? Aan het kleine kind is niets spiritueels. Objectief gezien is het kleine kind egocentrisch, narcistisch, het heeft geen tolerantie, liefde en altruïsme. Het heeft alleen basale verlangens, voornamelijk fysiologisch van aard. Nee, het gaat hier om iets anders.

109

Page 57: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

De kinderlijke staat die hier bedoeld wordt, slaat op het ontbreken van interpretatie, het ontbreken van een oor­deel en het ontbreken van onderscheid in goed en kwaad.

Er is alleen nog puur ervaren in non-dualiteit. Dat wordt hier bedoeld.

Een voorbeeld van Jean Klein past hier goed: 'U loopt in het bos. Onder u is bruin, opzij is groen en

boven u is blauw. Er zijn geen andere indrukken dan die, en dan nog woordeLoos ook. U wandeLt, geniet en kijkt onbe­vangen rond. Dan ziet u, dat het een pad is, waarop u loopt en dat bruin is. Met drooggevalLen piassen. Ook constateert u dat er bomen zijn daar aan weerszijden en bovendien nog dicht, groen struikgewas, en de zomerse lucht boven u is strak bLauw. So for so good. Uw gedachten zorgen inmid­dels voor de aftiteLing van het waargenomene. Dan grijpt het denken dieper in. Wáar zou dat pad heen gaan? U heeft geen kaart. Als u maar op tijd thuis komt vanavond! En die struiken daar Langs de kant zijn wel erg dicht en donker.

Wát zou daar alLemaaL in verschoLen zitten? En u versnelt uw stap. ja, nu is de Lucht nog weL wat bLauwig, maar het Laat zich aanzien dat het gauw donker wordt. Misschien gaat het straks wel onweren!'

Ziedaar wat er gebeurt als het denken het overneemt. De kinderen zijn als in het begin, in fase één. Fase twee kan ook nog, maar biedt al de kans op uitglijders. Fase drie is die van de rationele volwassene.

Het is net als in het paradijsverhaal. Het resultaat van het eten van de boom der kennis van goed en kwaad wil niet méér zeggen dan het aanbrengen van dualisme. Van

110

onderscheid in de vorm van goed en kwaad, van mooi en lelijk, van jij en ik, uiteindelijk de Kalasjnikov introduce­

rend. Wam in dat expliciete toedelen van waardeoorde­len werd de schepping ingedeeld in wenselijk en onwen­selijk. Zij werd niet meer goed bevonden na die zevende dag. Het moest maar allemaal anders. En de vrucht van de boom wordt nog dagelijks in grote hoeveelheden ge­consumeerd; ook door u en mij.

Alleen niet bij door kleine kinderen. Die zien de schepping nog in bruin, groen en blauw en de paradijs­tuin is bij hen nog volop aanwezig.

Het laat zich raden dat, hoe meer men zijn of haar identiteit vereenzelvigt met het vermogen tot puur er­

varen, hoe meer men in dat opzicht wordt als kleine kinderen.

Het is een wijze van kijken naar de dingen waarbij

doel, nut, intentie en interpretatie schitteren door afwe­zigheid. Er is slechts waarnemen in aandacht. Soms met open mond en stille verbijstering. Dan gaan de dingen

open en vertellen hun eigen verhaal. Het heeft alles te rnaken met aandacht. Aandacht kan

gezien worden als een soort psychisch orgaan. Aandacht

kan gericht worden, of verslappen. Men kan aandacht op verschillende manieren hanteren.

Toen ons kleine Nederland in het begin van de jaren

'60 oorlog voerde met Indonesië om het eiland Nieuw Guinea, werden onze soldaten getraind voor het wer­

ken in de rimboe. Hen werd geleerd tijdens patrouilles in het bos de aandacht niet te focussen op geluiden of incidenten, maar die volledig open te laten, en wel op

111

Page 58: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

vol vermogen. Driehonderdzestig graden open. Want als u ergens op focust, ontgaat u de rest, en dat is bloedlink, zogezegd. Als u daarentegen 'schouwt', is er een soort ho­listisch totaalbewustzijn. Op die wijze kan men de aan­dacht ook 'richten'. Maar zelfs in ontspannen situaties als bij het maken van een wandeling, doet u er goed aan om

de aandacht op volle toeren te laten draaien. Dagdromen heeft weinig zin op uw weg naar het Koninkrijk

Keert men de aandacht honderdtachtig graden om en

houdt men zodoende de aandacht bij de aandacht zelf, in plaats van bij het object, dan ontluikt het object. Dan ver­

telt het zelf zijn verhaal bij gebreke van onze eigen bijde­

hante bijdrage. Zoals gezegd: dan gaan de dingen open en krijgt het leven een intense kleur en diepgang. Het is im­

mer dezelfde boodschap van alle grote leraren op dit vlak:

maak van uw aandacht een soort laserstraal in het nu. Wanneer u een boterham eet, wees dan met uw gedach­

ten bij dat eten van die boterham en niet bij het komende

bezoek aan uw schoonmoeder. Doe dat in alle dingen. Die

gedachtediscipline is voor ons volwassenen wezenlijk om

weer te worden als de kinderen.

En dat brengt opnieuw een bonus met zich mee. Wan­

neer de aandacht slechts gericht is op wat onmiddellijk

plaatsvindt, vervalt tijdelijk het 'streven', de hang naar re­

sultaat en erkenning, het o, zo opzettelijk goede, en meer

van dat ego-boostende fraais.

Jezus zegt: 'Word als de kindertjes.'

Krishnamurti zegt: 'Wees keuzeloos gewaar.'

Nissargadatta zegt: 'Wees puur waarnemer.'

Ramana Maharshi zegt: 'Wees slechts!'

112

Gurdjieff zegt: 'Wakker zijn.' Alexander Smit zegt: 'Laat de dingen hun verhaal ver­

tellen.' Jean Klein idem dito.

Kortom, de rij met bordjes naar het Koninkrijk der he­

melen is door alle culturen heen eindeloos hetzelfde. Bordjes, ieder gekleurd naar volksaard en temperament,

maar allemaal met een pijl naar dezelfde kant. Op al­

lemaal staat in de kleine lettertjes het advies om de ge­

dachten thuis te laten en zo veel mogelijk te verblijven in

puur zijn. Om aandacht te hebben voor hygiëne in het

denken. Een zijstap: Ga stilletjes in een hoekje zitten en

probeer niet te denken. Gegarandeerd dat het niet gaat

lukken. Iets gemakkelijker dan. Geef uzelf de opdracht om

dan in ieder geval niet aan een aap te denken. Waar denkt

u vervolgens continue aan? Juist. Het denken is als een machine die voortdurend iets te doen moet hebben. Zij

grijpt alles als brandstof aan om maar te kunnen draaien.

Deze mallemolen heeft een afschrijvingstermijn van een

jaar of negentig, en af en toe is het behoorlijk irritant dat

er geen aan/uitknop op zit, met name wanneer er sprake

is van oeverloos piekeren bij problemen of bij geestes­

stoornissen.

Ook op de zoektocht naar de eeuwige dingen is een

voortdurend kwebbelend brein net zo storend als een

jengelend kind. Geen wonder dat er in de loop der tijd

naar allerlei systemen is gezoch� om dat voortdurende in­

nerlijk gebabbel tot zwijgen te brengen. In sommige cul-

113

Page 59: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

turen is dat beter gelukt dan in die van ons. Dat zal wel te maken hebben met het feit dat de westerse cultuur de ratio tot almacht heeft verklaard, hetgeen het brein min of meer carte blanche geeft.

Maar zoals een hoogstaande cultuur als die van de In­càs toch nooit het wiel heeft uitvonden, maar het dank­baar uit Europa kreeg aangeleverd, kunnen wij wester­lingen wellicht een geschenkje uit het oosten aanvaarden waar het gedachtediscipline betreft. Bijvoorbeeld het yo­gasysteem van Patanjali of een mantra van de TM-ers, of het Jezus-gebed van de Hesychasten, wat in feite een wat uitgebreid Kyrië Eleison is, maar met een progressieve conditionering. Daarbij wordt eerst het gebed gevormd door de stem, de lippen en de tong, dan terloops wordt het meer innerlijk, het verovert langzamerhand de geest en op den duur neemt het die volledig in bezit en nestelt zich in het hart. Daar brengt het stilte en vrede.

In India zijn in de loop der tijd met zorg speciale me­thoden, oefeningen (sadhanàs), ontwikkeld om te zor­gen dat de leerling een beter gereedschap ter beschikking kreeg dan riten en doctrines op zijn weg tot zelfrealisatie. Deze sadhana's behoeden de leerling voor een dwaalspoor en bovenal vestigen ze in hem die volmaakte stilte, die afwezigheid van denken en verlangen, zonder welke het praktisch onmogelijk is om tot de innerlijke waarneming van het Zelf te komen. Dat is wat kortweg 'yoga' ge­noemd wordt. Niet te verwarren met wat hier ten lande meestal onder yoga wordt verstaan, hetgeen in haar vorm meer weg heeft van een soort heilgymnastiek en dat zich beperkt tot Hatha-yoga.

114

Ramana Maharshi, die nauwelijks systemen of metho­den hanteerde, had voor sommige volgelingen die persé om een methode vroegen om het denken te stoppen, een advies: hij raadde hen eenvoudigweg aan om met de aan­dacht de ademhaling te volgen, net zoals dat in za-zen gebeurt. Want het zich bewust worden van de ademha­ling geeft direct innerlijke stilte.

Ten tijde van Meester Eekhart - in de late Middel­eeuwen- werd de g�dachtediscipline in de kloosters met moeizaam mentaal geweld geforceerd door afleidingen te elimineren en zo leidde dat tot eenzaam zwoegen in onderkoelde cellen. Meester Eekhart zei zelf ooit over gedachtediscipline dat het wel geleerd kon worden, maar dat het moeite kost, net als bij iemand die leert schrijven. En als Meester Eekhart vindt dat iets moeite kost ...

Waar het schepsel eindigt, daar begint God te

zijn. Nu verlangt God niets meer van je dan

dat je op het vlak van je zijnswijze als schepsel

uittreedt uit jezelf en God God laat zijn in je.

Het geringste geschapen beeld dat zich ooit in

je heeft ingeprent is even groot als God groot

is. Waarom? Omdat het je de hele God verhin­

dert. Overal waar dit beeld in je binnengaat

moet God en zijn hele godheid wijken. Waar

dit beeld uit je weggaat, gaat God binnen. Dat

je op het vlak van je zijnswijze als schepsel uit­

treedt uit jezelf, daarnaar verlangt God zozeer

alsof heel zijn zaligheid ervan afhing. Niemand

115

Page 60: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

mag menen dat het moeilijk is hiertoe te gera­

ken, hoewel het moeilijk klinkt en het ook wel

moeilijk is in het begin, bij het afscheid nemen

aan alle dingen. Maar wanneer je daar binnen

komt, heeft er nooit een gemakkelijker, genoeg­

lijker en lieflijker leven bestaan.

Inmiddels zien we dat daar, waar zo'n strijd moet wor­den gestreden, we iets niet handig doen. Een aanzienlijk luchtiger methode is die van het bewust richten van de aandacht door de dag heen. Het blijkt dat, wanneer die aandacht strak gericht blijft op hetgeen zich dan juist voordoet, er een zekere rust komt in het denken. Want de gewone alledaagse dingen vergen minder gedachtestu­

ring dan wij doorgaans veronderstellen. De denkmachi­ne draait dan stationair. Dat is het begin van het vallen van incidentele stiltes, dat gaat vanzelf. Zo wordt het op den duur op tamelijk ontspannen wijze mogelijk om het

denken te controleren. Het juist richten van de aandacht is hier dan een goed gereedschap.

Ook waar verwondering optreedt of waar van grote indruk sprake is, vallen de gedachten vaak stil, zoals bij het sluiten van het gordijn na een goed toneelstuk of tij­

dens en na een prachtig concert. Of wandelt u maar eens buiten op een zonnige winterdag, terwijl de 's nachts ge­vallen sneeuw de wereld heeft voorzien van een oogver­

blindend mooi tapijt, dan wordt het stil van binnen.

116

Als de wereld in haar geheel van de ziel afvalt,

komt de ziel tot rust. God wordt dan in ons ge-

boren, als al onze zielekrachten, die voorheen

door gedachten, beelden en wat dan ook gebon­

den waren, leeg en vrij worden en alles in ons

gericht is op het zwijgen. Dan laat de vader zijn

zoon in ons geboren worden.

Gedachtediscipline blijkt uiteindelijk toch een groot voor­

deel op de weg naar de eeuwige dingen - met name in het doorbreken, het 'naar binnen gaan' - en het bewust han­

teren van de aandacht is daarbij een geweldig hulpmiddel. Het faillissement van de babbelbox is dan pure winst.

Waarom is die gedachtediscipline toch zo belangrijk?

Omdat Godsaanschouwing (samadhi) alleen in een lege, beschikbare geest plaatsvindt, zoals Meester Eek­hart hierboven reeds aangaf. Aanvankelijk is het- reeds

eerder vermeld- een moeizaam proces om het voort­durende denken uit te schakelen, maar gaandeweg gaat dat gemakkelijker en kan men 'rusten' of ontspannen, vertoeven in puur, leeg bewustzijn. En op den duur ver­

dwijnt dan in zulke momenten de 'ik', de afgescheiden­heid, en ontstaat vereenzelviging met het bestaan zelf:

het doorbreken in de zaligheid, in middeleeuwse mys­

tieke termen. Voor zo'n stille beschikbaarheid zijn nederigheid en

armoede van geest welkome voorwaarden. Armoede van

geest heeft trouwens niets met IQ te maken, want Gods­besef, het eeuwige ik, is er voor wijzen en voor dwazen.

Voor de academicus niet meer dan voor de struikrover, want er gelden andere voorwaarden voor de eeuwigheid

dan voor die van het ministerschap. Die voorwaarden

117

Page 61: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

hebben niets te maken met status en de daaraan gepaard

gaande behoeften van de mensen, maar meer met nede­righeid.

Die behoeften van de mensen liggen overigens niet

eens zozeer in het verkrijgen van voordelen of materiële

welstand, dan wel meer in hun identiteit, in het relevant zijn. En dat staat haaks op nederigheid. Zelfs wat zuiver

idealisme lijkt, staat vaak onderhuids ten dienste aan de

drang tot markant willen zijn; niet in het minst ook in

religieuze zaken. Ook de 'mysticus in functie' kan ten val

komen door identificatie met die functie, als antwoord op het bestemmingsvraagstuk. Want opgaan in God vrij­

waart de individuele mens van eeuwige betekenisloos­

heid, waardoor onbeduidendheid en vergankelijkheid hun hardheid verliezen. Zeker als de mysticus zich als

mysticus uitdrukkelijk laat kennen is er sprake van een

identificatie, anders dan die naar Gods beeld en gelijke­

nis, naar slechts het klare zijn. Hammarskjöld zei:

'Gewoonlijk zijn vrijwel alle motivaties en identificaties in het maatschappelijk gebeuren ten gerieve van het ánders willen zijn. Váak vanuit een onderbewuste angst voor (histo­rische) irrelevantie. Maar helaas blijven menselijke verlan­gens onverzadigd zolang ze zich met eindige dingen voeden. Nee, nederigheid betekent: niets van dat alles. Nederigheid is: zichzelf nooit vergelijken (met anderen). Het is net zo min zelfonderschatting als zelfverheffing. Het is handelen vanuit God als rustpunt. Eenvoud begint zodra God - en niet de wereldse toeschouwer - het criterium wordt van ons doen en laten. Wànt onder het oog van de wereldse toeschou-

118

wer wordt het eigen imago constant narcistisch gadegeslagen

in de spiegel van het maatschappelijk leven.'

Daarom zegt de Schrift: 'Het moet iets vreselijks zijn om in handen te vallen van

de levende God' (Hebr. 10:31), want dat is waarheid die

vrij maakt en dat doet pijn. Wànt het meest ontstellende aspect van het geconfronteerd worden met Gods woord is

niet Zijn oordeel over de zondigheid van de mens, maar wel het ter discussie stellen van iemands meest geliefkoosde identificaties. ' 12

In feite zou dus nooit de ander of de maatschappij

voor ons het referentiepunt moeten zijn, maar altijd God,

want dan spelen identificaties ons geen parten.

Nogmaals Hammarskjöld13: 'Heilige en vrome mensen slagen zelden op het parket van

het briljante society/even. In de societywereld behoort het tot de bon ton om zich discreet en bescheiden voor te doen. In de omgang met God daarentegen, komt men tot de ontstellende vaststelling, dat men tegelijk heel schamel, maar ook juist heel rijk is. Dat wil zeggen: leven in het besef dat ik niets ben, maar dat God in mij is. '

En dat lijkt niet erg bescheiden, maar leidt toch tot

oprechte nederigheid, tot armoede van geest. En arm van

geest wil zeggen: niets willen, zodat 'Uw wil geschiede'.

En dan geschiedt het wonder: dan wordt men van echte betekenis. Immers, dan staat het handelen niet ten dien­

ste van het eigen imago en het zelfrespect.

12. Perer L Berger; hedendaags Amerikaans socioloog en rheoloog.

13. Dag Hammarskjöld: (1905-1961) Zweeds mysricus, diplomaar en

Secreraris Generaal van de Verenigde Naties.

119

Page 62: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Uw wil geschiede

Er bestaat niet zoiets als goede wil: alle wil is slecht, al­

dus Schopenhauer, 14 en hij vervolgt: 'Er bestaat wel zoiets als goedheid, maar die ligt in de afwezigheid van alle willen. Ze is te vinden in passieve contemplatie als tegenpool voor het handelen. '

Nogal markant opgemerkt, maar wel interessant. La­

ten we eens kijken hoe Meester Eekhart daarover denkt.

Nederigheid en armoede van geest, zijn het

'ontledigd zijn van eigenwilligheid.'

Dat laat geen vragen open. Feitelijk is dat gemakkelijker

te realiseren wanneer men zijn diepste wezen heeft her­

kend, maar zolang het nog niet zover is past het in Mees­

ter Eckharts visie om daar dan voor te moeten zwoegen.

14. Arrhur Schopenhauer, Duits filosoof ( 17 8 8-1860)

121

Page 63: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

In wezen is het een verlengstuk van: 'Uw wil geschiede'. deemoed, in Meester Eekhans termen, want daarop ont­staat een belangeloosheid, die tamelijk cruciaal is. Het begrip belangeloosheid oogt trouwens wat milder dan de zombie die het woord 'willoosheid' ons onwillekeurig voortovert. Maar iemand kan willoos zijn in de beteke­nis van het eerbiedigen van de loop der dingen, en toch zeer efficiënt en vakbekwaam bezig zijn. Neutraal karma zogezegd. Het is weer het ontbreken van het eigenbelang,

het eigen ik, dat hier de kwintessens uitmaakt.

Wil de mens waarlijk arm zijn, dan moet hij

even vrij zijn van zijn eigen ingeschapen wil als

hij was toen hij niet bestond. Want ik zeg jullie

in naam van de eeuwige waarheid: zolang je de

bereidheid hebt de wil van God te vervullen en

het verlangen naar Gods eeuwigheid, zolang

ben je niet werkelijk arm. Slechts hij is een arm

mens, die niets wil en niets begeert.

Direct koppelt Meester Eekhart een belofte aan die ar­moede van geest:

Ik verklaar bij Gods eeuwige waarheid dat God

genoodzaakt is zich naar zijn ganse vermogen

uit te gieten in eenieder die zichzelf tot op de

bodem heeft prijs gegeven.

'Tot op de bodem prijs geven' betekent 'arm van geest'

worden, en aan de armen van geest is het Koninkrijk

122

der hemelen, zo is er beloofd. Her was altijd al een groot marktsegment, dat beloofde Koninkrijk. Het voorziet in een wereldomspannende behoefte: het lenigen van de pijn van religieus verlangen. Dus word maar als de kin­dertjes. Kom maar tot rust in uw hersenpan.

Waarlijk, de mens kan God niets aanbieden dat

hem liever zou zijn dan rust. Vasten, waken bid­

den en allerlei kastijdingen waardeert God niet

en heeft Hij niet nodig, wel waardeert Hij en

heeft Hij behoefte aan rust.

Met rust wordt hier gedachtestilte bedoeld, gerichtheid op on-middel-lijkheid, natuurlijkheid, Sahaja.

Uit het religieus verlangen ontstond ooit de bede: 'Uw koninkrijk kome', als een diepe wens, een oprecht

heimwee naar de hereniging met God als oorzaak van mijn zijn, maar dan écht. Niet in theorie, geen mentaal begrijpen, niet uitgelegd in een preek, maar gewoon zelf aan den lijve beleefd, zelf gezien als onomkeerbare waarheid. Zoals men zich een landschap ziet ontvou­wen wanneer men over een heuveltop rijdt, daar is eveneens geen twijfel over hetgeen men ziet, en het is er plotseling.

Een toelichting. Het woord religie komt van re-li­gio, dat wil zeggen: her-eniging. Niet twee helften tegen elkander brengen en op die wijze vereniging tot stand brengen zodat we samen één zijn, nee, in elkander ver­smelten, niet minder dan dat. Geen enkel onderscheid meer kunnen maken. Meester Eekhart zegt: 'Ik moet

123

Page 64: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

God worden.' Dat klinkt opgeblazen en blasfemisch, maar trek dan ter verzachting de vergelijking met de druppel die in de oceaan vloeit en zich daarna met recht 'oceaan' noemt, omdat zij na het vervloeien niet meer van de druppel weet. Meester Eekhart zegt dar als volgt:

Als men een druppel in de zee zou laten vallen,

zou de druppel veranderen in de zee en niet de

zee in de druppel. Zo vergaat het ook de ziel:

als zij God binnenhaalt, wordt zij in God ver­

anderd.

In concreto komt dat neer op het verdwijnen van de persoon als de Godsontmoeting, de herkenning van God c.q. het Absolute plaatsvindt; als God in de ziel geboren wordt, zoals Meester Eekhart pleegt re zeg­gen. Net zoals tijd verdwijnt zodra eeuwigheid beleefd wordt. Een persoon overleeft de ontmoeting met God nier. Zoals eerder gezegd: men kan God nier ontmoe­ten als was her 'een ander'. Met God is geen intieme relatie in dualiteit mogelijk, want God is de Ene zon­der een tweede.

God is de Ene zonder een tweede. Dat betekent voor mij in relatie tot God: dan besta ik niet meer als aparte entiteit en verbaal gebed en (vermeende) dialoog vervalt. Dit besef van Ene zonder tweede bewerkstelligt mijn op­lossen in het Ene. Zolang ik er over praat of denk, is dat niet van toepassing, en ben ik nog de tweede.

Ene zonder tweede kan men pas zeggen in her geval dat men in God is opgegaan, en pas achteraf. Wanneer

124

men in de Godheid is opgelost, dan 'is men er niet meer' en kan men dus ook niets meer zeggen. Verwoord gebed wordt mij onmogelijk bij her opgaan in God.

Nu stel ik echter de vraag: wat is van het afge­

scheiden hart het gebed? Mijn antwoord daar­

op luidt aldus: het afgescheiden hart kan niet

bidden, want wie bidt, verlangt iets van God

om het te ontvangen, of begeert dat God iets

van hem wegneemt. Nu begeert het afgeschei­

den hart helemaal niets, het heeft ook niets

waarvan het graag verlost zou zijn. Daarom is

het vrij van elk gebed en is zijn gebed niets

anders dan eenvormig zijn met God.

Oefening: ga buiren lopen- bij mij lukt dat buiten meest­al het beste - en zie God in het zijn van alles. Dan val je zelf weg, inclusief het denken. Hoe doe je dat, God in alles zien? Door stil te staan bij het zijn van alle dingen, in plaats van bij de dingen zelf. Dus nier: God in de specifie­ke dingen, want dat is duaal. Nee, geen enkel onderscheid meer zien door stil te staan bij het loutere, pure zijn. De gedachteloze, overweldigende verwondering over het zijn, het existeren. Het richten van de aandacht op dit pure zijn, nier op haar inhoud, en daarbij blijven. Zelf weg­gevallen zijnde, is het weten, het 'zien' van God mogelijk,

maar nooit via het denken. Ergo: het verlies van identiteit, het besef van niet-ie­

mand te zijn, maakt dit juist wél mogelijk.

125

Page 65: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Steeds als wij zeggen: 'Uw koninkrijk kome,

Uw wil geschiede' bidden wij God daarmee,

onszelf te nemen.

Voorbeeld daarvoor is Henoch: 'Henoch dan wandelde met God en hij was niet meer

want God nam hem weg.' (Gen 5:24)

Natuurlijk kwam er geen grote hand uit de hemel, dat begrijpt u ook wel. Maar Henoch verloor zijn zelfbesef in

God. Het beste gebed dat men kan bidden is dan ook: 'Heer neem mij weg .. .' In hindoe termen: 'Heer verslind mij'.

Dat 'Uw Koninkrijk kome' (in mij) een gespreid bed

verlangt, is evident. Een mensenhart is een eenpersoons­

woning en daar valt niet samen met God in te vertoe­

ven. Daar moet u eerst zelf uit vertrekken met al uw ver­trouwde en goed verzekerde meubilair, alvorens God er

intrekt.

Het opgeven van de oude identiteit heeft veelal tot ge­

volg dat de gebruikelijke wensenpakketten dan zachtjes­

aan verdwijnen, waardoor er een soort belangeloosheid ontstaat, een natuurlijke vorm van onbedoelde beschei­

denheid. Immers: er is niemand meer die nog iets te wen­

sen heeft. En dan vormt zich vanzelf: Uw wil geschiede. 'Uw wil geschiede.' Men zou zich kunnen afvragen:

kan er eigenlijk wel iets anders gebeuren dan de wil van

de 'Almachtige'? Nee, natuurlijk kan dat niet. Maar 'Uw

wil geschiede' kan in de praktijk, op ons menselijk ni­

veau, zodra dat harde realiteit wordt, toch weerzin teweeg brengen wanneer die wil van God toevallig niet overeen­stemt met hetgeen u op dat ogenblik past. De angst voor

126

het opgeven van alles, tot slechts het pure zijn - het beeld

en de gelijkenis van God- resteert, kan verleiden tot op­

standig gedrag. Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede. Dat wordt

gezegd in grote doodsnood in de tuin van Gethsémane. Wanneer geldt dat de Vader en ik zijn één, dan is er ook maar één wil. Het verlies van die eenheid is het enige

geldige argument om weer tot een eigen wil te geraken, los van die van de Vader, door terug te vallen in duali­teit. Het zijn die momenten van uiterste menselijke wan­hoop waarin ook de klacht: 'Vader, waarom hebt u mij

verlaten', laat zien dat op dát moment de eenheid met

de Vader ontbreekt. Het menselijke aspect van Jezus van Nazareth komt hier naar voren. Uit doodsangst laat Jezus

zijn ware identiteit los, zijnde puur bewustzijn, en vervalt

in dualiteit. Hij ervaart de situatie plotseling vanuit de identificatie als gewoon sterfelijk mens.

Men zou zulke uitspraken trouwens ook anders kun­

nen zien. Wanneer wij het feit in ogenschouw nemen dat

Jezus tijdens zijn leringen telkens refereert aan het vervul­

len van de schrift door hemzelf (want er staat geschre­ven ... ) en daarbij verwijst naar Mozes, de Profeten en de

Psalmen, dan zou dat betekenen dat hij op basis dáárvan

die uitspraken ook gedaan kan hebben. Het: 'Mijn God,

waarom hebt u mij verlaten?' komt uit Ps 22:2, en in Ps 31:6 lezen wij: 'In uw handen beveel ik mijn geest'. Dan

duidt dat op gehoorzaamheid aan de Vader, ter vervulling van wat er geschreven stond, maar ook dán is er sprake

van tweeheid, van dualisme. Het verandert in feite niets aan de aanwezigheid van twee willen.

127

Page 66: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

De versie: 'Niet mijn wil maar Uw wil geschiede', veron­derstelt een strijd met de eigen wil, of op z'n minst een opzij zetten daarvan, en dat is veelal een titanenstrijd. Dit, terwijl Gods wil niet eens gekend kan worden en er dus ook geen concrete vergelijking of competitie aan verbonden kan worden. Het zou op die wijze bovendien een persoonlijke God veronderstellen, want een kracht­meting in wilsactie veronderstelt wederzijds een gemoed, waarvan het bestaan bij God niet geweten kan worden.

Nee, het is eenvoudiger. 'Uw wil geschiede', veronder­stelt simpelweg het ontbreken van mijn eigen wil. Niet door strijd of verwoede pogingen, maar doodeenvoudig door het ontbreken van mijzelf Waar geen entiteit is,

waar 'ik' verdwenen is, is ook geen wil. En zo geschiedt Gods wil vanzelf, zonder dat die tevoren gekend behoeft te worden bij diegene die zijn eigen wezen herkend heeft als puur zijn. 'Gods wil geschiede', is dan als een respect­betuiging aan de natuurlijke orde der dingen in de schep­

ping, hetgeen hetzelfde is.

Uw wil geschiede. Nu zegt gij: hoe weet ik dan

of het Gods wil is? Ik antwoord: als het niet

Gods wil was, zou het er niet zijn. Niet één

ogenblik lang; veeleer moet het steeds Zijn wil

zijn.

Opnieuw: zelfkritisch onderzoek leert, zoals eerder om­schreven, dat hetgeen dat wij 'ik' noemen, helemaal niet bestaat. Wanneer u consequent leeft naar dit ontbreken van het ik, dan vult 'Uw wil geschiede' zichzelf in. 'Uw

128

wil' blijkt dan de aard van het bestaan te zijn. Niet het

opgelegde goede, of het gedwongen vooruitstrevende, maar dát wat natuurlijkerwijs voortkomt uit de aard

der dingen. 'In de hemel alzo ook op aarde', klinkt het als vervolg daarop dan heel natuurlijk in het gebed des Heren. De vertaling daarvan: 'Want als dat in uw in­

nerlijk zo plaatsvindt zal dat immers ook uit uw werken

blijken.' En de verzoeking, waarin u niet geleid wenst te wor­

den in het vertrouwde 'Onze Vader', bestaat uit het uit­eindelijk niet kunnen loslaten van de oude identiteit, dus

uit het terugvallen in de oude patronen van identifica­

tie. Met het risico van verstarring en teloorgaan zoals de vrouw van Lot, de zoon van Abraham, overkwam door niet in staat te zijn om definitief te kiezen. De samenle­ving is immers een constant bombardement van beves­tiging van het oude ik. Buiten de paradijstuin woekeren zonde, schuld en vergeving overvloedig, de drie bedenke­

lijke uitwassen van de kennis van goed en kwaad. Voor diegene die Gods wezen ervaart als zijn eigen­

heid- Meester Eekhart noemt dat een rechtvaardige, een gerechte- is die verzoeking niet aanwezig zolang de ik­g�richte strategieën ontbreken, waardoor zijn handelin­gen belangeloos zijn. Want zodra het belang ontbreekt,

·wordt elke handeling een gewijde handeling op zichzelf.

Het nut in alle dingen vervalt dan en wordt niet meer het uiteindelijk doel van het leven. Er is geen doel meer, maar de paradijstuin op aarde vult vervolgens zichzelf in

aan die rechtvaardige. Nut vervalt en belangeloosheid opent de poort naar die tuin.

129

Page 67: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

De gerechte zoekt niets met zijn werken want

wie met hun werken iets zoeken zijn knechten

en huurlingen. Wil je dus gevormd en omge­

vormd worden in de gerechtigheid, heb dan

niets op het oog met je werken en wees nergens

op uit in tijd en eeuwigheid. Niet op loon noch

op zaligheid, niet hierop niet daarop, want zul­

ke werken zijn allemaal dood. Ja, ik zeg: zelfs

wanneer je God als je doel zou nemen, zijn alle

werken die je daarom zou verrichten dood en je

bederft er goede werken mee. De gerechte leeft

in eeuwigheid. (wijsh. 5,16)

Jan van het Kruis meldt daarover:

'Onthechting is geen middel om vooruit te komen op de weg naar God, maar is wel het gevolg van de Godsontmoeting. '

En precies zo, zijn moreel hoogstaande daden het gevolg van het Godsbesef, nooit de oorzaak.

Via belangeloosheid belanden we dan bij moraliteit,

ethiek en zelfs heiligheid. Met ethiek en zeker met hei­

ligheid ligt het gevoelig, wat mij betreft. Moraliteit en

ethiek zijn gevaarlijke attributen, omdat ook die beho­ren tot het rijpe fruit van de boom der kennis van goed

en kwaad. Het opzettelijk goede komt niet op synchrone

wijze voort uit de natuurlijke loop van het bestaan. En er

zit maar een griezelig dun wandje tussen het heilige der

heiligen en de arrogantie van het ik in een camouflagejas.

Het lijkt daarom verstandig om deugd en God te ont­

koppelen, dit temeer omdat we God niet van een beeld

willen voorzien.

130

De mensen zouden niet zoveel moeten naden­

ken over wat ze doen, maar veel meer over wat ze

zijn Als jij recht bent zijn ook je werken recht.

Meen niet dat je jouw heiligheid kunt baseren

op iets dat je doet. Men dient heiligheid te ba­

seren op wat men is. Want niet de werken heili­

gen ons, maar wij moeten de werken heiligen.

Wanneer belangeloosheid echter uitwerkt als een zegen,

onbedoeld en oprecht, dan kan men dat duiden als ethiek

en hier en daar zelfs als heiligheid. In die volgorde en

niet andersom. Albert Schweizer en moeder Theresa zijn

in dit opzicht wezenlijk iets anders dan bijvoorbeeld de

Paus. In Lambarene en in Calcutta heeft nooit de wens

tot heiligverklaring bestaan. Gelukkig maar. Bij hen was belangeloos handelen vanzelfsprekend en is er geen bis­

schoppelijke bliksemcarrière gevolgd om vervolgens van

het ene op het andere moment onfeilbaar c.q. heilig te

worden verklaard. In Rome heeft men nog een boom van

kennis te snoeien, lijkt me. Hier is een citaat van Ham­

marskjöld op zijn plaats:

'Heilig zijn betekent zelf niets meer zijn, zodat het licht in u geboren kan worden. Ge zult het echte leven leren ken­nen en door dit leven erkend worden naar de maat van uw transparantie. '

Vanuit deze zienswijze ligt het voor de hand, dat de

échte heiligen geen bekendheid genieten ...

Wat wordt er in de geloofsbelijdenis dan eigenlijk be­

doeld met: 'De gemeenschap der heiligen en een eeuwig

leven?'

131

Page 68: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Wel, heiligen zijn zij die continu bewust in God 'verblij­ven', die in alle dingen Gods aanwezigheid, Gods werk­zaamheid zien, en op die wijze voortdurend gemeenschap met Hem hebben, in die 'voortdurende aanschouwing'. Daarin is besef van eeuwigheid intrinsiek aanwezig waar­mee een eeuwig leven gestalte heeft. Dat wordt bedoeld met de gemeenschap der heiligen. En hier opnieuw Ham­marskjöld:

'Christus noemde 'het Rijk Gods: waarin God alles in alten is. (Neem dit letterlijk!) Het is niet voldoende om u dagelijks opnieuw onder God te stellen. Het gaat erom dat

ge uitsluitend onder zijn hand leeft. ' Op de muur van een Amsterdamse synagoge staat zo

treffend: 'Ik stel mij de Eeuwige altijd voor ogen'. En dan zet ik daar nog de kanttekening bij dat het

volstrekt onmogelijk is om - alleen al vanuit de alom­

tegenwoordigheid - niet in Zijn aanwezigheid te zijn. Wanneer het ten diepste doordringt dar men in God is,

dan verdwijnt het gebed als dialoog, en transformeert her tot louter besef van Gods aanwezigheid door eigen af­wezigheid. Eén zalige aanschouwing van de Ene zonder tweede. En leest u desgewenst gerust in het bovenstaande 'het Absolute' in plaats van God.

Meester Eekhart gebruikt het woord 'heilig' trouwens op een andere manier en wel om het stadium aan te geven waarin Waarheid gezien is, dus wanneer verlichting heeft

plaatsgevonden. Een citaat van Meester Eekhart waaruit

dat blijkt, is het volgende:

132

Nu willen bepaalde mensen het zover brengen

dat ze leeg worden van werken. Maar ik beweer:

Dat kan niet! Pas na het tijdstip waarop de leer­

lingen de Heilige Geest ontvingen begonnen ze

deugdelijk te werken. Pas wanneer de heiligen

heilig worden beginnen ze deugdelijk te wer­

ken.

Zoals Meester Eekhart het woord heiligheid hier gebruikt,

doen wij dat heden ten dagen niet meer. Het woord hei­

lig staat in het huidige tijdbeeld in de volksmond voor

héél goed en braaf, liefst met wat wonderen erbij, die

bij voorkeur hebben plaatsgevonden na de dood van de

betreffende persoon. Binnen de Roomse Kerk staat hei­

ligheid tevens voor gehoorzaamheid aan het instituut,

haar voorwaarden en haar leerstellingen en dat is altijd

zo geweest. Een strikt protocol bepaalt daarvoor de ka­

ders. Grootmoedigheid en dienstbaarheid met één oog

op Gods Kerk, en het andere oog op de wereld gericht.

De vraag is natuurlijk: op welke God en op welke wereld.

God gekaderd in, en gemodelleerd naar een instituut? Of

op de levende God? De levende God valt alleen te ont­moeten als de persoon verdwijnt, zoals we zagen. Maar

dan is er immers niemand meer aanwezig, die heilig zou kunnen zijn ...

Ik loop nu het risico om de verdenking op mij te la­

den een afkeer te hebben van mensen van goeden wille. Dat is natuurlijk niet zo. Het zijn doorgaans heel prettige

mensen. U vraagt zich misschien zelfs af of, wanneer alles maar zo nodig de natuurlijke gang van het bestaan moet

133

Page 69: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

volgen, ik het kind laat verdrinken dat met haar fietsje per ongeluk het water in rijdt. Opnieuw: dat is uiter­aard niet zo. In de natuurlijke gang van het bestaan zit juist opgesloten, geprogrammeerd, dat ik dat kind red als ik kan. Want dat ligt in de menselijke aard. Dat is nu precies die natuurlijkheid. Het is verbazend hoeveel er goed gaat wanneer niet het opzettelijk goede geforceerd wordt. Die uitdrukking valt telkens weer: dat opzettelijk goede. Dat komt, omdat het opzettelijk goede doorgaans zoveel 'ik' meetorst en dat pakt zelden goed uit. Het ver­gezelt zich zo gaarne van zijn tweelingbroers Regelzucht en Macht.

Hoe zit dat dan met: 'Hebt uw vijanden lief?' Dat is immers nog een brug verder! Ja, dat is in de gebruikelijke menselijke omgang ook een onnatuurlijk en dwaas ad­vies. Daarvoor hebben we dan ook rechtbanken. Maar wanneer men zichzelf niet meer ervaart als een 'afgeschei­den persoon', dan zijn er ook geen vijanden; die zijn er alleen bij de gratie van de aanwezigheid van een ik. En zo

wordt dat liefhebben van hen, die vijand zouden moeten zijn, tot een volkomen moeiteloze handeling voor die­gene, die zich herkend heeft in Gods wezen. Voor hem

die in zijn identificatie Christus navolgt.

134

Alleen het IK brandt in de hel

Tegenover goedheid, het goede, staat niet direct het kwaad, maar meer de 'selfgratification: de zelfbe­

voordeling, het egoïsme, waaruit alle andere vormen van kwaad voortkomen. Waar geen ego meer is, is ook geen egoïsme meer en daarmee geen kwaad. En het kwaad noemende, lijkt het hier dienstig om eerst het begrip zonde eens nader te bezien, zoals dat haar impact heeft in de mystiek en in het reguliere christendom.

Manhijs Rutten 15 heeft dat begrip zonde ooit mooi weer­gegeven:

'De kern van zonde is het onderdrukken van de uiteinde­lijke waarheid door een beeld in Gods plaats te stellen. Elke zonde kan daarmee in de kern herleid worden tot afgoden­verering. De zonde is dan in feite het afWijzen van God door

15. Marthijs Runen: Uit: 'Voor mijn oorsprong vechtend', Origenes.

135

Page 70: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

halt te houden bij het beeld. U'flar het Christus betreft: bij de

mens jezus. U'flar het de heilige boeken betreft: bij de letter

daarvan. U'flar het de schepping betreft: bij het schepsel. ' We kunnen ook zeggen dat, op het moment dat men

zich niet identificeert met zijn oorspronkelijkheid als naar Gods beeld en gelijkenis, en een andere identiteit aanneemt, ongeacht welke, dan zondigt men, want men ontkent daarmee zichzelf in diepste wezen. Elke ande­re dan de juiste identificatie brengt op die wijze schuld voort. De enige echte onvergeeflijke doodzonde is dan ook blasfemie tegen de Heilige Geest (Marcus 3: 29), het bewust ontkennen van je oorspronkelijke natuur.

Het woord 'doodzonde' geeft aan dat die zonde de dood ten gevolge heeft; het einde van het voortbestaan. Het betreft het prijsgeven van eeuwig leven, datgene prijsgeven wat inherent is aan het zien en weten van uzelf als naar Gods beeld en gelijkenis. Want daarin ligt de eeuwigheid.

Het paradijsverhaal schildert glashelder het kiezen voor dualisme als oorzaak van de zonde. En dan volgt vanzelf uitbanning uit het paradijs. Niet eens zozeer als opgelegde straf, maar meer als natuurlijk uitvloeisel uit het ontstane dualisme, want het paradijs is een toestand van de ziel. Door de keuze tot kennis van goed en kwaad, ontstond het denken met al haar consequenties en verloor de mens de non-dualistische, in God geaarde wijze van perceptie, en daarmee zijn onschuld. Anders gezegd: bekijk je de wereld om je heen als op de eerste scheppingsdag, dus in onmiddellijke relatie tot het voortdurende ontstaan in het nu en dus in aanhoudende confron

.tatie met 'de

136

Schepper'(de paradijselijke visie), dan geeft dat een heel

andere levenshouding en zijnsacceptatie, dan wanneer als beginpunt de schepping al voor een fait accompli wordt genomen, waarover vervolgens middels normen en waar­den geoordeeld wordt, welke laatste daarmee de kwintes­

sens van het leven gaan uitmaken. Want dat leidt tot het eten van de appel, de gang uit het paradijs.

Het zondebeginsel heeft, zoals reeds gezegd, een zeer dominante plaats in het christendom. In de dagelijkse

praktijk is de versie van wat met zonde bedoeld wordt, datgene wat men een ander aandoet, dan wel dat men maatschappelijk overeengekomen leefregels aan de laars lapt. Zulke leefregels zijn bijvoorbeeld de tien geboden en voor oprechte christenen tevens de Bergrede van Jezus.

Zowel bij de wezensmystiek van Meester Eekhart als in de advaita heeft het zonde-en-schuld verhaal een min­der grote plaats dan in het huidige christendom, zoals eveneens eerder gezegd. In relatie tot wedergeboorte c.q. verlichting, krijgen deze begrippen dan ook weinig aan­dacht. Meester Eekhart zegt over zonde:

Daarom zegt het evangelie: 'zalig zijn de armen

van geest', dat wil zeggen: van wil, en bidden

we God dat Zijn wil geschiede 'op aarde', dat is

in ons, 'alsook in de hemel', dat is in God zelf.

Een dusdanig mens is zo één met wil van God,

dat hij alles wil, dat God wil en op de manier

waarop God het wil. En daarom, als God op de

één of andere manier wil dat ik gezondigd heb,

dan zou ik niet willen dat ik dat niet had ge-

137

Page 71: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

daan, want zo geschiedt Gods wil 'op aarde', dat

is: in de wandaad, 'alsook in de hemel' dat is: in

de weldaad. Zo dus wil de mens God omwille

van God ontberen en door God van God ge­

scheiden zijn. En dat alleen is het juiste berouw

over mijn zonden; zo is de zonde mij een leed

zonder lijden, zoals voor God al het kwade een

leed is zonder lijden.

Het zondebegrip houdt de 'persoon' in stand als afgeschei­den entiteit, in dualisme, advaitisch gesproken. Zonde

en schuld zijn in feite begrippen, abstracties. Begtippen die zich kwalitatief uitspreken over de dingen. En die wereld van begrippen is nu precies wat met zelfrealisatie eerst gepasseerd moet worden. Kan iedereen die streeft naar zelfrealisatie dat dan ook aanvoeren als argument om vrijelijk stoute dingen te gaan doen? Nee, zo werkt het gelukkig niet. Ook hier geldt weer dat de natuurlijke orde der dingen doorgaans bepaalt of iemand zondigt. Dat ga je niet zomaar ineens even expres doen, dus lig daar niet van wakker.

In het verlengde van schuld en zonde klinkt altijd het woord vergeving. Psychologisch gezien is vergeving ei­genlijk een soort exorcisme, want de formule die mensen zonde, angst en schuldgevoel heeft opgelegd, wordt geëli­mineerd middels vergeving als met een tegen-formule. In dat licht is vergeving een zelfde soort toverformule als die

waarin men zondig wordt verklaard. Het is beide een min of meer virtueel gebeuren. Het heeft geen concrete reali­teit behalve in het waardewegende denken c.q. voelen.

138

Maar precies dáár heeft vergeven juist een grote dimen­sie, want het is ook: iemand in vrijheid stellen, verlossen

van zijn identiteit van zondaar, want een gedane misdaad wordt tot identiteit van zowel slachtoffer als dader. Bei­den identificeren zich ermee; de één als zondaar, de ander als slachtoffer. Hoe meer de dader zich identificeert met

zijn zondaar-zijn, hoe gemakkelijker het slachtoffer tot vergeven komt en zijn slachtofferidentificatie kan losla­

ten. Voor beiden kan vergeving dan een enorme bevrij­ding betekenen. Hoewel het in sommige gevallen ook kan zijn dat het slachtoffer niet tot vergeving komt, om­

dat zijn slachtofferrol hem iets anders oplevert, maar dat hier even ter zijde.

Het vergeven heeft ook een religieuze component die we even voor het voetlicht moeten halen. 'Zie het

lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt'. Niet op

zich neemt, nee, wegdraagt, wegneemt. Jezus, de verlos­ser, brengt vergeving. Hij hanteert de bovengenoemde, bevrijdende exorcismeformule dan ook vaak en gemak­kelijk, zonder daar nu grote boetes tegenover te stellen. Kennelijk is de bedreven zonde in Jezus' ogen van onder­geschikt belang, of valt die niet onder hetgeen Hij wérke­lijk als zonde beschouwt. Hij legt op de dagelijkse zonden

beslist geen zwaar accent, hetgeen opmerkelijk is. 'Uw zonden zijn u vergeven'. Acute invrijheidstelling

is dat. Waar mensen in hun eigen benauwende beeld­vorming gevangen zitten, werkt zo'n bevrijding dan ook

direct. De milde vermaning: 'en zondig niet meer', die dan doorgaans volgt, houdt rechtstreeks verband met hetgeen Jezus uitdraagt over wat zonde in feite is. En

139

Page 72: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

dat is een ander soort zonde dan wij mensen elkander

veelal toedichten. Wat Hij onder zonde verstaat is de ontkenning van Gods Zijn als diepste kern van je we­zen, hetgeen je brengt tot onjuiste keuzes, zoals ai eer­der is aangegeven.

In Mart. 6: 14 staat:

'Wánt indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader ook u vergeven; maar indien gij de mensen niet vergeeft, zal ook uw Vader uw overtredingen

niet vergeven. ' Als ik de mensen iets te vergeven heb, betekent dat

een identificatie naar de persoon en niet naar mijn diep­ste wezen. Daarvan is het gevolg dat ik eveneens naar de persoon beoordeeld word, zo simpel is dat. Bij het wegvallen van de persoon (een 'gerechte', naar Meester Eckhans' terminologie) is er geen sprake van zonde of vergeving over en weer. Hier zien we dat zonde, schuld en vergeving na zelfrealisatie, wedergeboorte, strikt ge­nomen geen rol meer spelen. De gerechte leeft niet in de constante weging van goed en kwaad en is als de kleine kinderen: paradijselijk. In het paradijs bestaat geen zon­de, schuld en vergeving.

Ik verwijs hier nog even naar de uiteenzetting van het worden als de kinderen. Vanuit de aanvankelijke staat der kleine kinderen is het daarom weinig reëel om een constructie als de erfzonde aan te nemen. De term voor zonde in her Nieuwe Testament luidt 'hamarria'. Her is een term uit de kunst van het boogschieten en betekent zoveel als: het missen van het doel. En daarvoor zal er

140

toch eerst geschoten moeten worden. Op grond waarvan

zijn de kleintjes dan van nature zondig? Als kinderen geboren worden, hebben ze nog geen

notie van afgescheidenheid. Er is nog geen enkele condi­tionering en nog geen spoor van een ego of dualisme. Er

is uitsluitend waarnemen en open aandacht, zonder taal. De wereld die zich aan hen voordoet, is zoals zij is: het is als de eerste scheppingsdag. Het persoonlijke ik ontbreekt nog volledig en er is volstrekte harmonie met het bestaan. Ze hebben nog van geen boom van kennis gegeten. Waar vindt men dan zonde bij hen? Waarin missen zij het doel? Hoezo erfzonde? Jezus adviseert nota bene om te worden als de kindertjes om het Koninkrijk der hemelen te kun­nen beërven!

Mij ontgaat dan ook de link tussen kleine kinderen en een mythologische figuur als Adam, waardoor minstens een miljard mensen een levenslang schuldbesef zou moe­ten worden aangepraat. Heeft Augustinus niet wat erg veel ballast uit het Manicheïsme het christendom mee in gezeuld? Is Lucher niet wat erg rigoureus bezig geweest in zijn actie tegen het vermeende Pelagianisme? Nee, wat mij betreft staan er te veel vraagtekens bij de erfzonde. Hoogstens zou men de onontkoombare neiging om als normaal functionerend mens in dualisme terecht te ko­men tot erfzonde kunnen bestempelen. Immers; ons ge­

hele maatschappelijke bestel is geënt op dualisme, daar valt nauwelijks aan te ontkomen. Maar daarvoor is 'erf­zonde' wel een loodzware term, wat mij betreft.

Het criterium schuilt hier in het koppelen van die ver­keerde keuze aan het begrip zonde. De verkeerde keuze

141

Page 73: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

als gebeurtenis in het paradijsverhaal, is de keuze van de

mens tot het eten van de boom van kennis van goed en kwaad, het kiezen voor dualisme. Denkt men het para­

dijs zesduizend jaar geleden, dan draagt de mensheid die verkeerde keuze al zesduizend jaar met zich mee en kan

dat benoemd worden als erfZonde. Maar het paradijs is

geen histOrisch gegeven! Het is een toestand van de ziel. Altijd nu, bij iedere keuze, op elk moment. God schept

elk moment opnieuw en Zijn gewoonte om daar stan­daard een erfZonde-virus bij te leveren, lijkt een onlogi­

sche, ongezonde aanname. Opnieuw Meester Eckhart:

God is een god van de tegenwoordige tijd. Zo­

als Hij je aantreft, zo aanvaardt en ontvangt Hij

je, niet als dat wat je geweest bent, maar als dat

wat je nu bent.

De standaardmotivatie voor het aánnemen van die erf­zonde die men in het huidige christendom regelmatig

aantreft, komt ongeveer op het volgende neer: De mens zou van nature zondig zijn (Augustinus) en er van uit­gaande dat Jezus aan het kruis is gestorven als zoenoffer voor die zonden, mag het niet zo kunnen zijn dat ie­

mand zonder zonde is. Immers, dan zou Jezus voor niets geofferd zijn met betrekking tOt die persoon. En die

gedachte haalt toch een fors stuk fundering weg onder

de exegese, alsmede grip vanuit de kerkelijke leer op die

persoon, dus dat moet niet mogen. Dat rechtvaardigt

het begrip erfZonde. Men kan zijn vraagtekens zetten bij zo'n redenering.

142

Resteert nog het zoenoffer voor die erfZonde. Bij het offe­ren van een mensenleven voor het gunstig stemmen van

goden, lopen de rillingen ons over de rug en denken we

direct aan de Mayàs of andere wrede volken met die be­

roerde gewoonte. Zelfs tOt nog niet zo lang geleden werd in Indonesië elk jaar een vrouw in de borrelende krater

van een werkende vulkaan gegooid om de betreffende vulkaangod tevreden te stellen. Iets dat naar onze opvat­tingen onmiddellijk het stempel barbaars verdient. Het

godsbeeld achten wij in zo'n geval uiterst primitief. Dan

rijst de vraag welk godsbeeld wij hanteren wanneer Je­

zus' lijden noodzakelijk zou zijn om tegenover God onze zonden af te kopen. En welke zonden zijn dat dan en

wie eigent zich het recht toe om dat (voor God) te bepa­len? Welk wraakzuchtig godsbeeld ligt daar dan aan ten

grondslag? Is überhaupt een godsbeeld wel legitiem? En

was het immers Jezus zelf niet die zei, dat er geen musje

van het dak valt tenzij God het wil? Zou de almachtige God- bij welk godsbeeld dan ook- dan niet bij machte

zijn, een schepping zonder zonden te creëren, als dat voor

Hem zo cruciaal is? 'Nou, nou', hoor ik u al verontwaardigd protesteren,

'wilde u beweren dat er niet zoiets als zonde bestaat?',

tetwijl u de krant met het laatste nieuws demonstratief op tafel legt.

Ja, zeker is er zonde. Maar dat speelt zich af binnen

de schepping, op intermenselijk niveau. Wij zondigen

tegenover elkaar en tegenover de schepping, en fors ook.

Maar niet tegenover God, want God is de Ene zonder tweede. Wij staan niet 'tegenover' God of het Absolute,

143

Page 74: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

want dan was Hij niet de Ene zonder tweede. De adval­tist zal dit van harte onderschrijven.

Wanneer wij begrippen als zonde, vergeving en schuld in relatie brengen tot, of projecteren op God, voorzien wij Hem daarmee van een beeld war op zichzelf de basale zonde is, zoals eerder via een citaat van Rutten is vermeld. Ik zondig pas tegen de Heilige Geest en daarmee tegen God, indien ik mijn wezen verloochen. Dat wezen, waar­mee ik naar Zijn beeld en gelijkenis ben. En uit die valse identificatie komen alle andere, intermenselijke zonden voort, zoals eerder vermeld. Wam de gerechte - hij die in zijn ware natuur staat- kan niet zondigen. Moeiteloos kunt u bij dit onderwerp voor 'God' ook 'her Absolute' lezen, als u dat wenst. Illustratief ten aanzien van een godsbeeld in relatie tot zonde is hier wellicht dan ook een verhaaltje over Auschwitz uit 'Neurofilosofie' van].v. Riemsdijk:

'In Auschwitz kwam een groep joden bijeen om God te berechten. Zij beschuldigden Hem van wreedheid en ver­raad en zij konden, net zoals ooit bij job het geval was, geen troost meer vinden in de gebruikelijke, door de godsdienst gedicteerde antwoorden die door het kwaad en het lijden werden opgeroepen. Niets kon er meer ter verontschuldiging van God worden aangevoerd en het oordeel luidde: God had de dood verdiend De rabbijn vonniste God overeenkomstig. Daarna stond hij op, zei dat de zitting voorbij was en dat het nu tijd was voor het avondgebed.'

Prachtig, nietwaar? Deze rabbi voelde ten diepste dat iedere God waarvan een godsbeeld mogelijk was, niet de Enige, de Ene zonder tweede kon zijn.

144

In zijn grote nood tijdens de kruisiging bad Jezus met

grote compassie : 'Vader vergeef het hen, want zij weten niet wat zij doen.' Wanneer Zijn kruisdood noodzaak was geweest voor het afkopen van onze vermeende zon­den tegenover God, dan viel er zijn beulen niets te verwij­ten en evenmin te vergeven en had Hij die bede nooit op die wijze gedaan. Dan had er vanuit zijn altijd aanwezige liefde voor de mensheid misschien zoiets geklonken als: 'Vader, waarom maakt u uit wraakgierigheid deze on­schuldigen tot moordenaars?' Of woorden van gelijke

strekking. Hoe moeten we dan het zoenoffer verstaan van Jezus'

kruisdood? Wat is dan in dit geval zonde en tegenover wie? Zoals we al zagen, is zonde het niet georiënteerd zijn op God, op de Ene zonder tweede, maar op dua­lisme, waaruit verkeerde keuzen voortkomen. Wij zon­digen daarmee tegenover ons diepste wezen, namelijk wanneer we de identificatie weigeren met dát, waarin we naar Gods beeld en gelijkenis zijn: het Zijn zelf, hetgeen de kern van Jezus' prediking betrof en dat, markant ge­noeg, eveneens de kern vormt van advaita, waar Atman ten diepste identiek is aan Brahman. Het kan niet vaak genoeg vermeld worden.

De boodschap van de Nazarener heeft bestaan uit de voorgeleefde demonstratie hoe ieder van ons bevrijd kan worden van zijn egoculruur. Hoe iedereen 'Zoon van God' kan worden. Wanneer het dan tegen Pasen loopt en Jezus naar Jeruzalem reist, wordt hij met gejuich als een wereldse held ingehaald. Dat zal hem buitengewoon veel verdriet hebben gedaan, want daarmee gaven de mensen

145

Page 75: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

te kennen absoluut niets van zijn boodschap te hebben begrepen en zij brachten hem tevens in de uiterst gevaar­

lijke positie van poliriek activist. De keuze om dan met het uitdragen van zijn bood­

schap te stoppen, zou de enige beslissing zijn die zijn dood nog had kunnen voorkomen. Zelfs in onze dagen blijkt dat een politicus die andere dingen verkondigt dan die, welke de in het pluche gezetenen graag horen, een

gerede kans loopt om te worden vermoord. Dat is w oud

als de wereld en dat besefte Jezus heel goed. Hij wist dat het Sanhedrin dit niet zou pikken. Dat hij het uitdragen van de bevrijdingsboodschap nochtans tot het einde toe volhield, was pure heroïek en zijn vergoten bloed wu dan

op die wijze als 'offer' kunnen worden aangemerkt. Zijn uitroep: 'Het is volbracht', spreekt hierbij boekdelen. De 'zonde der wereld', die Jezus wegneemt door zijn bood­schap aan ons-de boodschap die inhield: de onmiddel­

lijke bevrijding door herkenning van onze ware identiteit naar Gods beeld en gelijkenis -eindigt bij Hem in een kruisdood. En in die zin stierf hij voor de zonde der we­reld. Die ene en enige, echte zonde. Maar dat lijkt me een

volstrekt andere insteek dan die van bloedoffer voor God als betaling voor onze dagelijkse, arbitraire, onderlinge

zonden, hoe verwerpelijk ook.

We kunnen hier ook gewoon de Schrift aan het woord laten: Qoh. 15:22):

'Als ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zou­

den ze zonder zonde zijn. ' Ditzelfde uitgedrukt in een volkswijsheid: 'ongeweten

zondigt niet.' Hoezo erfzonde? Maar nogmaals: wndigt

146

de mens door ontkenning van God na kennisname van

Gods wezen in hemzelf, dan wordt zijn geweten hem tot zijn hel. Want zijn geweten is de vrucht van de boom

der kennis. Zie hier het laatste oordeel op hemelse wijze uitbesteed in het eeuwig Nu.

Alleen het IK brandt in de hel.

(Theologica Germanica)

Het leven in goede werken, in braafheid, gehoorzaam­

heid en met compassie voor de medemens, is nochtans

niet gegarandeerd als een leven zonder wnde wanneer zonde gedefinieerd is, als bij het verlies van het paradijs.

En anderzijds kan een in menselijke ogen minder ethi­sche levenswijze strikt genomen tóch vrij zijn van de eni­

ge werkelijke zonde. Want er zijn nu eenmaal van nature heel plezierige mensen en er zijn rotzakken, en het is een

bankrover net zo goed gegeven om de Godsontmoeting te ondergaan, als iemand die meent dat hij zich, door

het doen van goede werken, als langs een ladder naar de hemel kan verplaatsen.

Het is natuurlijk wel fijn voor uw omgeving als u zo'n

attent en goedwillend mens bent, dat wel. Nochtans zit er geen administratieve afdeling in de hemel ieders goe­de daden te tellen. U kunt zich niet 'opwerken' naar de

hemel, zoals gezegd. Het is eerder andersom: door het

voortdurend zien van Gods werkzaamheid, het in ver­wondering blijven aanschouwen daarvan en uw leven constant in dát licht zien, ontstaat als vanzelf in u een

gerichtheid die diezelfde aangenaamheld voor uw omge-

147

Page 76: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

ving veroorzaakt. Maar daarin ontbreekt stiekeme borst­

klopperij en eigen voortreffelijkheid en ontstaat dienst­baarheid spontaan. Men ont-ikt, en dan heeft men op

natuurlijke wijze, zonder inspanning, zijn naaste lief. Het is dan ook schrijnend om te zien hoe sommige

christenen (en hun theologische voorgangers!) het chris­

tendom regelmatig 'verpolitiseren' en daarmee het failliet

van hun religieus besef demonstreren.16 Want nooit is

goede navolging van Christus het resultaat van een po­

litieke keuze of een maatschappelijk engagement. (Mijn

Koninkrijk is niet van deze wereld!) Het is hoogstens

zo dat, als gevolg van daadwerkelijk ervaren godsbesef, het maatschappelijk engagement en in politiek vertaalde

wijsheid zich op den duur manifesteert, maar nooit an­

dersom! En van dat daadwerkelijk ervaren godsbesef is

maar zelden sprake. Een van de betere voorbeelden waar­

bij dat wel her geval was, is Dag Hammarskjöld.

16 Dit naar aanleiding van een artikel in Elsevier van 8 maart 2008 waarin de Nederlandse hofleverancier van de mystiek, Huub Oosterhuis, stelt: 'Een

Christen is per definitie links' terwijl hij zijn interview afrondt met de me­dedeling dat hij God nooit ervaren heeft en God desondanks voorziet van een tamelijk dubieus beeld.

148

Over God wil ik zwijgen

A rm van geest' en 'worden als de kinderen' zijn twee

1"\...duidelijke richtingaanwijzers op de weg naar eeu­

wigheid, zoals we zagen. Een weg die tot interactie komt

met het bestaan in het weten en zien van Gods continue

aanwezigheid.

De Heilige Schrift zegt: 'Niemand kent de Va­

der dan alleen de Zoon.' Dat wil zeggen: wil je

God kennen, dan moet je niet alleen gelijk zijn

aan de Zoon, je moet de Zoon zelf zijn.

En dat brengt ons weer een uitspraak in herinnering die

luidt: 'Gij kunt allen zonen Gods worden.' Daarmee gaf

Jezus van Nazareth aan, dat voor iedereen de Godsont­

moeting en daarmee de ondervinding van eeuwigheid is

weggelegd. Het Vaderschap en het Zoonschap zijn trou-

149

Page 77: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

wens telkens weerkerende onderwerpen bij Meester Eek­

hart, waarbij min of meer het zijn refereert aan Vader en

het worden refereert aan Zoon. Het is een soort beeld­

spraak en in zekere zin af en toe verwarrend. Met Vader

wordt de oorzaak van zijn bedoeld, de allereerste oorzaak,

het voortdurende, onvoorstelbare wonder van de bron

van het steeds wordende zijn, hetgeen alles omvat. De

Zoon is her besef dat zijn te zijn, her zien, het weten van

dar zijn, het bewust-zijn. Daarom hebben Vader en Zoon

zo'n bijzondere onafscheidelijkheid bij Meester Eckhart. En niet onterecht: Joh.8: 19:

'Noch mij, noch de Vader kent gij. Indien gij mij zou kennen, zoudt gij ook mijn Vader kennen. '

De mensen menen dat God slechts toen (bij de

menswording van Jezus Christus) is mens ge­

worden. Dat is niet zo, want God is nu evenzeer

mens geworden als toen, en Hij is mens gewor­

den om jou als zijn eniggeboren zoon voort te

brengen, en als niet geringer.

Dat Zoonschap, dat constante zien van God in de wor­

ding van de werkelijkheid door de dag heen, is als een

voortdurende lofZang, een voortdurend gebed. Zo wij als

mens ons zijn beseffen en doorgronden als Gods voort­

durende schepping en onze oorsprong, zo baart God zijn zoon in onze ziel.'

150

'God heeft zijn eengeboren Zoon in de wereld

gezonden'. Dat mag u niet begrijpen als betrek-

king hebbend op de uiterlijke wereld - hoe hij

met ons at en dronk. U moet het begrijpen in

verband met de innerlijke wereld. Zo waar als

de Vader in zijn enkelvoudige natuur zijn zoon

natuurlijk baart, zo waar baart hij hem in het

binnenste van de geest, en dit is de innerlijke

wereld. Hier is Gods grond mijn grond en mijn

grond Gods grond. Hier leef ik uit mijn meest

eigene, zoals God uit zijn meest eigene leeft.

In de oorsprong van het zijn, in de Godheid, ontwordt

God en alle tweeheid. Waar tweeheid verdwijnt, zijn beel­

den en denken niet meer mogelijk omdat daar dualisme

voor nodig is: minimaal de denker en het gedachte. Maar

hoe gaat dat dan wél ?

In het ene vindt men God en één moet hij wor­

den die God vinden wil.

U moet naar binnen om die wereld te exploreren, maar

'binnen' wordt niet als zodanig beleefd wanneer men 'bin­

nen' is. Grenzen vallen dan weg; het is alles. Nogmaals:

naar binnen dus. Doet u nog maar eens dat proefje met de ingehouden adem en die alerte stilte van binnen. Waar

het leeg, stil en donker is, daar begint het pas, daar begint

wat Meester Eekhart 'doorbreken' noemt. U schaft alle

beelden af, en u legt ook het scheppend bewustzijn stil.

Daar ontwordt de wereld, ontwordt u en ontwordt God, en dan ontstaat non-dualiteit. Over nog verder terug kan

151

Page 78: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

men nauwelijks iets zeggen (maar het kan wel plaatsvin­den), want daar passen geen beelden bij en geen taal, om­dat die beide tweeheid vergen, dualisme.

Waarom spreken de creaturen niet over de God­

heid? Omdat alles wat in de Godheid is, één is

en daarover kan men niet spreken. God werkt,

doch de Godheid werkt niet. Het is dan ook niet

nodig dat zij werkt, in haar is geen werk; God

en de Godheid onderscheiden zich door werken

en niet-werken. AJs ik weer bij de diepste grond

kom, in de stroom, in de bron van de Godheid,

dan vraagt niemand mij waar ik vandaan kom

of waar ik geweest ben. Daar heeft niemand mij

gemist, daar 'ontwordt' God. Wat is het laatste

doel? Het laatste doel is de verborgen duisternis

van de eeuwige Godheid. Wie God wil zoeken,

zoeke Hem in de Godheid.

Nogmaals: men kan niet spreken van God als van 'de an­der' Als er ook maar de geringste mogelijkheid was dat er iets anders kon zijn dan zijn, dan was het zijn niet langer zijn. Zijn is de Ene zonder tweede. Ik zou op datzelfde moment niet meer bestaan, want mijn anders zijn dan zijn, zou mij in non-existentie brengen. Daarom nog­maals: 'Gods Zijn is mijn leven.' Le Saux zegt dat prachtig: 'In laatste instantie is het Paasmysterie in mij dan ook het ont­waken, de opstanding tot zijn, dat plaatsvindt in de grond­oorzaak van het zijn. Ik ben daar zozeer ondergedompeld in Gods eigen mysterie, dat het dáár is in datgene waarmee God

152

zich tot uitdrukking brengt; dat ik existeer. Deze komst van

God naar mij zonder uit Zichzelf te treden is precies die hei­lige act, die mij existentie verleent. Slechts in de mate waarin

ik in mijzelf afdaal, vind ik God en de mate waarin ik mezelf vind is dan gelijk aan de mate waarin ik in God opga. Om werkelijk God te vinden moet ik afdalen naar die diepte van mijn eigen zijn, tot waar ik niets anders ben dan het zuivere beeld van God, naar de plaats waar, bij de uiteindelijke bron van mijn zijn, niets anders bestaat dan God '

Om dit te doorgronden is de inkeer in mijzelf een noodzaak. Het lijkt een simpele voorstelling van zaken, zo met de ogen dicht en ingehouden adem, maar die ver­simpeling was uiteraard om de richting te duiden, om het verschil tussen 'uitgaan' en 'doorbreken' toe te lich­ten; de tegengestelde bewegingsrichtingen naar buiten en naar binnen in de geest. Het scheppingsproces van de wereld en het om-scheppen daarvan. De beleving in dat doorbreken en het daar verblijven, brengt op den duur het eeuwigheidsondervinden in ons tot herkenning. Het vergt een diepe toewijding en stille, voortdurende aan­dacht en zelfinkeer. Zoals Luther17 zei: 'Men staat voort­durend gebogen over zichzelf.' Men doet dat niet zo even in de trein tussen Gouda en Den Haag. Ken Wilber18 zei daarover:

'Wanneer bij het 'rusten in bewustzijn' gedachten en ge­voelens afnemen, verstommen, dan kan er een stilte ontstaan van pure ontvankelijkheid die niet wordt ingevuld. Niet met beelden of gedachten of gevoelens, met niets.'

17. Maarten Luther, Duits protestantse theoloog en reformator (1483-1546) 18. Ken Wilber, Amerikaans schrijver, psycholoog, filosoof en mysticus.

153

Page 79: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Dat is doorbreken en voorbijgaan aan God de schepper. Daar wordt het quiëtisme opportuun en blijkt deze fY­

sieke en mentale passiviteit onmisbaar. Daar wordt ledig­heid tot Gods oorkussen.

Toen ik uit God voortvloeide, spraken alle din­

gen: 'God is'. Dat kan mij echter niet zalig ma­

ken, want daarbij ervaar ik mijzelf als creatuur.

In het doorbreken daarentegen, daar waar ik

vrij ben van mijn eigen wil en van Gods wil, en

van al zijn werken en van God zelf, sta ik boven

alle creaturen en ben noch God noch creatuur,

doch ik ben wat ik was en wat ik zal bUjven, nu

en voor altijd. In dit doorbreken krijg ik een in­

druk, die mij hoger dan alle engelen brengt en

met deze in-druk ontvang ik een zo grote rijk­

dom, dat God mij niet genoeg kan zijn met alles

wat hij als Schepper is en met al zijn Goddelijke

werken, want in dit doorbreken valt mij ten deel

dat ik en God één zijn. Daarin ben ik wat ik was

en neem ik niet af of toe, want ik ben daar een

onbeweeglijke oorzaak die alle dingen beweegt.

Hier vindt God geen plaats meer in de mens,

want de mens verwerft met deze armoede in de

geest wat hij eeuwig geweest is en eeuwig blijven

zal. Hier is God één met de geest en dat is de

uiterste armoede die men vinden kan.

Deze prachtige weergave voegt wellicht duidelijkheid toe aan het verschil dat Meester Eekhart maakt russen God

154

en Godheid. Maar er is geen tweeheid in relatie tot God en Godheid; God is één. God/de schepper ontstaat pas in de geest van de denker, van de creaturen, bij het tot aanschijn komen van de werkelijkheid. Meester Eekhart

laar zien dat zodra het bewustzijn een inhoud vangt, God wordt en de creaturen 'geschapen' worden. Daar wordt God tot Schepper en daarin kenbaar. Waar beelden en inhouden verdwenen zijn, daar is God Godheid. Daar­om geeft Meester Eekhart hier aan dat hijzelf in zijn we­zen en God de schepper- voor zover daar verschil tussen zou bestaan - beiden hun diepste oorzaak vinden in de

Godheid en daarin dan gelijk worden, want daar is geen onderscheid.

Toen ik mij in mijn eerste ontstaansgrond be­

vond, had ik daar geen God, en ik was de oor­

zaak van mijn zelf. Ik wilde en begeerde daar

niet, want ik was een ZIJN zonder meer en een

kenner van mijn zelf in het genot van de waar­

heid. Wat ik daar wilde was mijzelf en niets an­

ders. Wat ik wilde, dat was ik en wat ik was,

dat wilde ik. En hierin stond ik los van God

en van alle dingen. Toen ik uit vrije wil naar

buiten trad en het voor mij geschapen bestaan

ontving, had ik een God; want vóór de schepse­

len waren, was God niet God maar hij was wat

hij was. Toen echter de creaturen ontstonden

en het voor hen geschapen bestaan ontvingen,

was God niet God in zichzelf, maar hij was God

in de creaturen.

155

Page 80: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Opnieuw: hier noemt Meester Eekhare God: 'God' zodra er van scheppen sprake is, en daarvóór zegt hij, nog voor dat scheppen, was God niet God, maar hij was wat hij was. Zo duidt hij de Godheid: 'Ik ben die Ik ben.' Het niet benoembare Ene, ondeelbare alomtegenwoordige.

Het uit eigen vrije wil naar buiten treden (in het ge­schapene) is het uitstromen, het uitgaan, vanuit non- du­alisme naar dualisme, vanuit eenheid naar verscheiden­heid. 'In den beginne', na het ontbreken van enig besef van onderscheid ( = eenheid) treedt vervolgens het besef van bestaan op en ontstaat men als creatuur in zijn eigen geest. Daarna ervaart men zich als mens en ontstaat ook

de rest van de wereld. (= verscheidenheid) Dat is: uit­

gaan, uitstromen. Maar omdat voor Meester Eekhart het opgaan in de

grond, de Godheid, het meest begeerlijke is, wenst hij bij het doorbreken aan God/ de schepper voorbij te gaan. Hij schrijft over die streven van het 'vonkje':

156

Dit vonkje wijst al het geschapene af en wil

niets dan God alleen, zoals Hij in zichzelf is.

Ik ga nog verder en het klinkt nog vreemder:

ik zeg in alle overtuiging, dat voor dit licht niet

toerijkend is het eenvoudige, in zichzelf rus­

tende, goddelijke wezen, dat geeft noch neemt,

maar het wil weten van waar dit wezen komt,

het wil doordringen in de enkelvoudige grond,

in de stille woestenij, waar nooit enige onder­

scheidenheid naar binnen zag, noch Vader,

noch Zoon, noch Heilige Geest; in het inner-

lijkste, waar niemand thuis is, gevoelt dit licht

zich bevredigd en is het meer één dan in zich

zelf, want deze grond is een loutere stilte, die in

zichzelf aan alle beweging is ontheven en door

welker onbeweeglijkheid alles wordt bewogen

en al diegenen levend worden gemaakt, die

overeenkomstig hun redelijk inzicht leven en in

zichzelf teruggetrokken zijn.

In de advaitatraditie, maar ook bijvoorbeeld in de zen­

traditie, wordt eveneens gestreefd naar het uiteindelijk verzinken, oplossen in het Absolute als laatste doel. Het

opgaan in de Godheid, zoals Meester Eekhart dat noemt,

via de diepte-inkeer en de verzonkenheid, heet binnen de advaita: samadhi. De ervaring van de laatste, uiteindelijke (alom)tegenwoordigheid vindt plaats onder een intense

vreugde en een peilloos diepe vrede die voortkomt uit de 'vervulling' (Ananda), uit het volstrekt geoccupeerd zjjn

door God dan wel het Absolute. Die 'ontmoeting' wordt in de christelijke mystiek overigens als persoonlijk (God) geduid en in de advaita als onpersoonlijk. Maar het han­delt om dezelfde ervaring in beide mysteriescholen, net zoals de (christelijke) wedergeboorte en de (advaitische) verlichting dezelfde ervaring is, met ieder een verschil­lende benaming.

Het is niet alleen Meester Eekhart die verlange naar de diepste grond. Wanneer men deze weg gaat en 'naar de

diepte afsteekt' valt er niet te ontkomen aan het verlangen naar steeds dieper. Maar hoe meer men op zijn spirituele

weg nadert tot de openbaring van het Absolute, hoe groter

157

Page 81: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

ook de afgrond zal zijn in geval van 'de zonde van Lucifer'.

In de Upanishaden staat: 'Far deeper is the darkness of him who thinks he knows,

than of him who is simply ignorant. '

Hoe nader iemand in deze spirituele ervaring komt tot de allerhoogste openbaring van de glorie, hoe groter voor hem het gevaar zal zijn als hij de ervaring waarin hij 'God verkreeg' in zelfgenoegzaamheid weigert op te dra­gen aan Christus de Logos, aan Atman. Alles wat niet aan Christus, godsbesef, bewustzijn, is opgedragen, behoudt het risico van terugval in duisternis, van het handhaven van een ik.

Deze oversteek naar God is geen vrijblijvende zaak. Hier opnieuw de Upanishaden:

'Hij die zich vleit met de.veronderstelling dat hij het doel heeft bereikt, loopt gevaar om verloren te gaan, precies als hij die zichzelf prijst om zijn kennis en het risico loopt niets te weten.'

!nto utter darkness they depart

Who are attached to ignorance

But into darkness deeper still, it is said,

Go those who cling to knowledge.

Kennis moet, niet minder dan onwetendheid, worden getranscendeerd; de Upanishaden worden nooit moe dat te herhalen, en dat geldt voor ieder niveau van kennis. Van het meest elementaire tot het meest verheven. In alle kennis is het gevaar aanwezig van egovorming, zelfinge­nomenheid, gehechtheid en de verleiding om te stoppen

158

op de weg. Maar God is voorbij alles. De menselijke ge­

dachte kan nooit méér ontdekken dan de signalen van Zijn aanwezigheid. Echter, de impuls die door de geest is ingegeven aan het schepsel in de aanvang van zijn schep­ping, kan niet worden bevredigd met minder dan het Ab­solute, dan God zelf.

En tenslotte wordt God gevonden in kennis noch in onwetendheid, want beide bevatten de concepten waar­mee de mens zich aan zichzelf representeert. God is een­voudigweg in Hemzelf. In waarheid kan men eigenlijk

niets zeggen over de 'oversteek naar God'.

159

Page 82: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Het verstand te boven

Eén van de meest in het oog lopende overeenkom­sten tussen christendom en advaita is gelegen in het

feit dat de heilige drie-eenheid (Vader, Zoon en Heilige Geest) in her christendom, en Sat-Chit-Ananda (zijn, be­wustzijn en gelukzaligheid) in de advaita, beide min of meer een belangrijke kern vormen in betreffende ziens­wijzen. Het zal blijken dat zij op verbijsterende wijze in betekenis samenvallen voor wie daar oog voor heeft.

De drie-eenheid was vroeger wat mij betreft een ge­

kunsteld en onbevattelijk onderwerp. De vader van de bekende psychiater C.G.Jung, die zelf predikant was, vertelde ooit aan zijn zoon niets te begrijpen van die drie­eenheid en er daarom maar de voorkeur aan te geven om dat onderwerp zoveel mogelijk te mijden. Dat bericht was dus koren op mijn molen. Toen mij bovendien be­

kend werd dat de constructie van de drie-eenheid ooit bij

161

Page 83: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

concilie is bepaald en niet iets is dat van nature bestaat, was mijn scepsis compleet. Zeker als bij het doorbreken

en bij het uitstromen men niet zoiets als een drie-eenheid signaleert. Later heb ik leren inzien dat de betekenis van het begrip: drie-eenheid toch een onmisbaarheid betreft, omdat met name door de Heilige Geest de non-dualiteit van Vader en Zoon behouden blijft en conceptualisering voorkomt, ondanks het feit dat het op het eerste gezicht zelf een concept lijkt. En die non-dualiteit is wezenlijk.

De theologische aftiteling inzake de drie-eenheid: de drie personen, is wat mij betreft verwarrend en ongelukkig gekozen, omdat bij het woord 'personen' veelal de associ­atie uitgaat naar menselijke vormen, gestalten of in ieder geval naar entiteiten. En daarvan is hier absoluut geen sprake. We zullen nog eens op een rijtje zetten waar hier wel sprake van is.

Van de Vader kan gezegd worden dat die kenbaar is

in het zijn, binnen de advaita gedefinieerd als Sar. De pure, alomtegenwoordige grond van het zijn. Die grond is de Ene zonder tweede, geduid als de Vader en geduid als Sar. Zijn en Sat (satyam) zijn tevens gedefinieerd als de uiteindelijke Waarheid, zoals we al eerder zagen. Want waarheid is het ontsluieren van de uiteindelijke Realiteit

en dat is zijn. De Zoon, de Logos, het Woord, komt voort uit de

Vader. Volgens het evangelie Ooh.l), zijn alle dingen door het Woord geworden en zonder dit, is geen ding geworden. In het Woord is leven, en het leven is het

licht der mensen. Het Woord, de Zoon is de innerlijke zelf-manifestatie van de Vader, van zijn, dat waarmee

162

zijn zichzelf uitdrukt. Dat geldt precies zo voor Chic, bewustzijn, ten aanzien van Sat, zoals dat in de advaita

wordt weergegeven. Chic komt van Sat, zoals de Zoon komt van de Vader.

Johannes vermeldt dat het Woord in den beginne was. Het Woord waarmee de Vader zichzelf in eeuwigheid al­

tijd al uitdrukt. (Vóór Abraham was, ben ik.) Net zoals Chit het ontluiken is van Sat, het tot manifestatie komen

van Sat binnen zichzelf. Er ligt een onontkoombare cor­relatie tussen Sar en Chit, tussen Vader en Zoon, tussen zijn en bewustzijn. Door deze manifestatie wordt de eeu­wigheid van de Vader zichtbaar, waarin de Zoon deelt.

Met de Heilige Geest heb ik meer moeite tot weergave. Het mysterie van de Heilige Geest is binnen het Gods­myst.erie het meest verborgen en het moeilijkst te duiden.

Dat komt omdat het onmogelijk valt te omschrijven, maar nochrans drager is, een medium, communicator, in­

zicht, en veel meer dan dat. Jezus definieert de Heilige Geest als: het 'Koninkrijk der hemelen' en benoemt de Heilige Geest min of meer tot zijn opvolger als hij de aarde verlaat. { Joh.16: 7 e.v.) Dat wordt onderschreven in 2 Cor. I? en 18. Een opsomming kan wellicht de rich­ting wat duiden: De Heilige Geest is de 'vreugde van het

zijn' , is 'dat waarmee ik afdaal in de afgrond van het zijn', is 'Gods innerlijk', is 'de expressie van Vader en Zoon', is

de 'advaita van God'. De laatste suggestie houdt in dat de ondeelbaarheid, de Eenheid, de non-dualiteit van Vader en Zoon middels de Geest gewaarborgd blijft, want zon­

der de Heilige Geest kan men niet spreken van de Vader. De Heilige Geest helpt u 'het verstand te boven'.

163

Page 84: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

In het diepste van mijn wezen vloei ik uit in de

Heilige Geest, waar slechts één leven, één we­

zen en één werk is. Alles wat God werkt is één.

Binnen de advaita is de geest, Ananda, de vreugde van het zijn. Ook wel bliss (gelukzaligheid) genoemd. Dat laat zich aanmerkelijk gemakkelijker beschrijven dan de Heilige Geest. In direct vergelijk met gelukzaligheid kan de term 'volheid' worden genoemd, zoals die in de chris­telijke mystiek geldt. Vervulling of volheid wil zeggen: niets anders meer weten, horen, zien, dan het Zelf, dan God. Daar komt een immense vreugde uit voort. Het verkrijgen van het Zeif is het verkrijgen van de allerhoog­ste gelukzaligheid. Want bliss, (Ananda), komt op met het diepste niveau van zijn, de allerbinnenste verblijf­plaats van Atman, het Zelf. De Upanishaden identifice­ren gelukzaligheid altijd met onsterfelijkheid, de ultieme wens van alle bewuste wezens. 'Ken en vereer dat in ver­rukking', zeggen de Upanishaden.

Vader, Zoon en Heilige Geest in de drie-eenheid en Sat-Chit-Ananda passen vrijwel naadloos op elkaar, zoals we hebben gezien. Ook de inkeer naar binnen, de rich­ting van de beleving gaat simultaan. Waar de christelijke mysticus streeft naar steeds hoger hemelen (epectase), verlangt de advaitist naar steeds dieper afgrond van het Zelf. De vraag is of die beide niet alleen verschillen in semantiek, want de weg is dezelfde. Echter, de christe­lijk mysticus verwacht aan het eind de diepste grond, de Godheid, ook al is die onvoorstelbaar en onkenbaar. De advaitist verwacht niets dan steeds groter leegte. Daarin

164

ligt een wezensverschiL hoewel men zich kan afvragen in hoeverre een onvoorstelbare en onkenbare Godheid ook niet alleen in semantiek verschilt van ultieme, on­kenbare Leegte. Maar voor beide geldt: hoe dieper men doordringt, hoe groter het verlangen naar steeds groter diepte. De meeste mystici onderkennen en benoemen dat verlangen naar steeds dieper dan ook bij herhaling; niet in het minst Meester Eckhart.

De treffende gelijkenis tussen de christelijke mys­tiek en de advaita vedanta onderbouwt het vermoeden, dat in aanleg iedere weg tot de uiteindelijke Gods­ontmoeting leidt; tot herzelfde resultaat, ongeacht de godsdienst waarbinnen die plaatsvindt. Die ontmoe­ting kan alleen maar tot stand komen in non-dualiteit, en in non-dualiteit vallen verschillen en onderscheid weg en daarmee de bouwstenen rot separatie. Voorwaar een uitdaging voor de filosofie van de non-dualiteit op mondiaal niveau.

Natuurlijk zijn er ook de objectieve, in het oog lo­pende verschillen tussen de christelijke mystiek en de ad­vaita. We zullen er hier dan ook enkele noemen. Maar ze blijken voor het uiteindelijke resultaat niet te tellen.

Het christendom is bijvoorbeeld gebaseerd op een his­torisch gegeven van omstreeks het begin van de jaartel­ling, terwijl de hindoe-mythologie niet tijd gerelateerd is. Het hindoeïsme is dan ook de oudst bekende godsdienst; zij zit diep geworteld in haar cultuur. En in die hindoe cultuur heeft de religie een aanzienlijk grotere plaats in het dagelijks leven dan die bij ons in ons westerse chris­tendom.

165

Page 85: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Het leven van een traditioneel religieus man wordt in

India geacht te verlopen in een viercal stadia: Eerst als

kind en adolescent, dan als huisvader en kostwinner en als actief deelgenoot aan het maatschappelijk bestel. Pas

wanneer zijn oudste zoon zijn plaats in het gezin en de samenleving volwaardig heeft overgenomen, trekt hij zich terug en leeft een contemplatief bestaan, en ten laatste

bevrijdt hij zich van alle bezit en bindingen in volledig

religieuze beschikbaarheid. Deze traditie vindt nog regel­matig in India plaats. Wij kunnen ons dat hier in het wes­ten nauwelijks voorstellen. Hier bij ons worden die laatste

levensjaren vaak besteed om nog net even de kroon op het

werk te zetten. Nog net even de carrière afronden met een

paar jaar in de Raad van Bestuur, of het doen van vrijwilli­gerswerk, of het betrekken van een beschermde Hollandse

woongemeenschap aan de Costa del Sol.

Beschikbaarheid voor onze religieuze vervolmaking is

er hooguit wekelijks, zondags van 10.00 tot 11.00 uur.

Ik zie dat als werkelijke spirituele armoede en ik vind de

zojuist beschreven religieuze hindoe traditie dan ook ge­

tuigen van aanzienlijk meer besef inzake het menselijke

bestemmingsvraagstuk, dan die in onze westerse maat­

schappij. Actieve mystiek als in de dagen van Meester Eek­hart, komt binnen het christendom bij de gewone burger

nauwelijks meer voor. Zou dat wél het geval zijn, dah zag

men daarbij waarschijnlijk eenzelfde toewijding inzake de bestemming, als bij de religieuze hindoe, schat ik.

Wanneer we kijken naar de inhoud, dan valt op dat

het reguliere christendom een relatie beoogt tussen de

mens en een persoonlijke God, terwijl de bestemming

166

van de mens bij de advaita resulteert in het verdwijnen

in een onpersoonlijke grond, zoals al eerder is uitgelegd. Daardoor komt het dan ook dat een middelaar (Christus,

in mindere mate ook Maria en mogelijk zelfs heiligen)

in het christendom nodig is om de afstand met de onbe­

kende God te overbruggen; in de advaita is een midde­

laar onmogelijk, omdat anders geen éénwording met het

Absolute kan plaatsvinden. In de advaita staat er tussen

de mens, de aspirant, en het Absolute aanvankelijk alleen

een leerproces en daarna niets meer. De mystieke variant

van het christendom neigt daar eveneens toe, omdat ook

daar éénwording wordt beoogd en niet een afstandelijke

relatie met God.

Een ander markant onderscheid dat we al eerder toe­lichtten, is dat het 'gewone' christendom een sterk ac­

cent legt op zonde, schuld, berouw, en verlossing van

die schuld, sterker nog: het is haar essentie. Maar in de

advaita is er geen plaats voor zonde en dus ook niet voor

berouw, omdat daar geen ruimte gelaten wordt voor be­

gripsvorming en dualiteit. Dat sterke accent op de zonde

in het christendom is overigens niet specifiek ontstaan met de komst van Jezus. Het christendom heeft haar

wortels met name in andere, daaraan voorafgaande stro­

mingen, waarin dat zonde-schuld-boete principe al do­minant aanwezig was. Augustinus zegt hierover:

'Wánt de zaak zelf die thans de christelijke godsdienst heet, bestond reeds bij de heidenen en is er sinds het begin van het menselijk geslacht altijd geweest totdat Christus zelf in het vlees kwam. Toen begon men de ware Godsdienst, die reeds bestond, met de naam 'christelijk' te duiden�

167

Page 86: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Wanneer men het 4• hoofdstuk van het verdienstelijke boek 'Mystagogie' van Tjeu van den Berk19 inziet, dan heeft hij daarin prachtig omschreven hoezeer het chris­tendom bijna 'organisch' is voortgekomen uit omrin­gende en reeds bestaande mystieke stromingen van die

tijd (bijvoorbeeld Mithras en de Essenen), inclusief de daarbij behorende opvattingen en gebruiken van die bewegingen. Het was er niet ineens, het huidige chris­tendom, nee, het heeft een groei doorgemaakt van een verzameling van vormen met een variatie aan accenten die tamelijk amorf was - soms wezensverschillend van elkaar- totdat pas na de 4• eeuw de orthodoxe variant, de Paulinische versie dus, definitief het heft in handen nam en kristalliseerde. Er is toen m.i. bij het uitsluiten van de mystieke componenten helaas nogal wat kind met het badwater weggegooid. Vanuit de stromingen die ten grondslag liggen aan het daaruit voortgekomen christendom, zijn tamelijk wat zonde- en schuldaccen­ten meegekomen, die mede de huidige vorm hebben bepaald.

Een in het oog lopend verschil tussen de advaita en het christendom is nog het volgende: De spirituele mens in India zal zichzelf nooit toestaan het mysterie, het Ab­solute te benoemen of her re definiëren, er afstand van te nemen, dan wel zichzelf te zien als apart ervan of van aangezicht tot aangezicht ermee. En dat ligt in het chris­tendom wel anders. Christenen zijn vaak huiverig voor advaita omdat het de radicale afstand tussen God en schepsel, die in de Bijbel zo strikt wordt bevestigd, be-

19. Tjeu v.d. Berk: hedendaags katholiek theoloog en schrijver.

168

dreigt, en omdat mensen vaak hangen aan hun autono­mie en hun trots. Advaita is daarom in die zin een uitda­

ging voor het christendom omdat ze meedogenloos elke conceptualisering blijft weigeren. Het is de weg van de negatie die voorkomt dat, door een vorm van geestelijke luiheid, het ego de kans krijgt zich blijvend te nestelen en op die wijze dualiteit in stand houdt. Advaira activeert

continu de verwijzing naar Lukas 17: 33:

1eder die zijn leven zal trachten te behouden die zal het

verliezen, maar ieder die het verliezen zal, die zal het ver-

nzeuwen.

Jammer genoeg begrijpt niet iedereen de draagwijdte van die laatste uitspraak, of heeft de courage om er mee aan de slag te gaan. Cru gesproken zegt die aankondiging zo­veel als: gaat u achterover zitten, dan tekent u voor uw eigen teloorgang. Het verwijst rechtstreeks naar de invul­ling van het menselijk bestemmingsvraagstuk, hetgeen mijns inziens voor ieder van groot belang zou moeten zijn. Maar veel mensen vinden het wel best, of hebben van binnenuit niet die specifieke spirituele drang. De mysticus heeft die wel en kan zich nauwelijks voorstellen dat die drang niet bij ieder mens aanwezig is. Vandaar dat hij zich over het ontbreken daarvan met onbegrip en soms met verontwaardiging uitlaat. Die drang voert tot de essentie van het bestaan en leidt tot de zin van het leven. Zij is dan ook van onschatbare waarde. Het is die­zelfde drang, die de mysticus blijvend doet zoeken naar dieper en hoger.

169

Page 87: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Le Saux:20 daarover: 'Helaas vinden de meeste mensen het heel natuurlijk om

tevreden te zijn met riten en voorschriften: Laat er een af spraak zijn tussen God en ons! Wij zullen Hem alle offers brengen die Hij heeft voorgeschreven, maar laat Hij ons dan met rust laten. Hij mag ons ook een plezierige en simpele catechismus geven, en een goed geformuleerde theologie, vrij van onduidelijke ideeën. Wé zullen in blijdschap psalmen zingen, de gelooftbelijdenis uitzeggen en bijvoorbeeld belij­den dat er maar één God is in drie personen en dat het woord vlees geworden is, is gestorven en weer opgestaan. Wé

zullen ook de maagdelijke geboorte aanvaarden, maar we hopen dat Hij zijn eisen hiertoe zal beperken en dat Hij niet zal verwachten dat deze voorschriften enige invloed op ons leven of op ons denken zullen hebben. '

Voor een mysticus met een serieus Godsverlangen als Le Saux:, geldt dit beeld als ontluisterend. Ook Meester Eekhart beklaagt zich op die wijze over de doorsnee kerk­ganger:

Er zijn veel arme mensen die (na deze preek)

weer naar huis gaan en zeggen: 'Ik wil op een

plek zitten en mijn brood verteren en God die­

nen.' Maar ik zeg bij de eeuwige waarheid: deze

mensen moeten verdwaald blijven en zij kun­nen nooit bereiken of verkrijgen wat de ande­

ren bereiken die God navolgen in armoede en

in den vreemde.

20. Henri Ie Saux, ook wel Swami Abhishikcananda (1910-1973) Franse Benedictijner monnik en advaicisc.

170

'Standaardgodsdienst vertroost, sust en bevredigt mensen en maar al te vaak verwijdert het de essentiële rusteloosheid die door God in ons hart is geplant.(!) En ook die rusteloosheid is niet gemakkelijk, want het geheim en de onweerstaanbare aantrekkingskracht van het onbekende blijft vragen stellen die voor altijd onbeantwoord blijven, en hij die denkt dat hij begrijpt, begrijpt niets anders dan zijn eigen gedachten. (typisch advaita!) Er is geen mogelijk antwoord behalve 'eruit te stappen� Zonder sterven is er geen weg voorbij de dood.

En vanuit de diepte van de ziel, van de stilte in de bron van het Zijn, rijst dan de fundamentele vraag: 'Wie ben ik?' Met name deze vraag is de openbaring van Brahman. Wtmt deze vraag brengt de geest tot stilte, een stilte die zelf werkelijkheid en waarheid is. Dit is de stilte van waaruit het Woord voortkwam, vanuit de boezem van de Vader, zo­als !gnatius van Antiochië zei. Maar dit Woord is gesproken en gehoord op een niveau van het Zelf dat het waarnemend bewustzijn transcendeert. Het is geen woord voortgekomen uit een menselijke gedachte, of uit een menselijke geest, maar het is het Woord waarin alle dingen hun bron hebben, het Vedische OM, de oorspronkelijkste uiting. Het is de Logos, het woord door welk alle dingen zijn gemaakt, tot stand gekomen aan de dageraad van de eeuwigheid waarin de Va­der, de bron van alle begin, uit zichzelf ontwaakte. '

Aldus prachtig weergegeven door Henri Le Saux:.

171

Page 88: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Le Saux:20 daarover: 'Helaas vinden de meeste mensen het heel natuurlijk om

tevreden te zijn met riten en voorschriften: Laat er een af spraak zijn tussen God en ons! Wij zullen Hem alle offers brengen die Hij heeft voorgeschreven, maar laat Hij ons dan met rust laten. Hij mag ons ook een plezierige en simpele catechismus geven, en een goed geformuleerde theologie, vrij van onduidelijke ideeën. Wé zullen in blijdschap psalmen zingen, de gelooftbelijdenis uitzeggen en bijvoorbeeld belij­den dat er maar één God is in drie personen en dat het woord vlees geworden is, is gestorven en weer opgestaan. Wé

zullen ook de maagdelijke geboorte aanvaarden, maar we hopen dat Hij zijn eisen hiertoe zal beperken en dat Hij niet zal verwachten dat deze voorschriften enige invloed op ons leven of op ons denken zullen hebben. '

Voor een mysticus met een serieus Godsverlangen als Le Saux:, geldt dit beeld als ontluisterend. Ook Meester Eekhart beklaagt zich op die wijze over de doorsnee kerk­ganger:

Er zijn veel arme mensen die (na deze preek)

weer naar huis gaan en zeggen: 'Ik wil op een

plek zitten en mijn brood verteren en God die­

nen.' Maar ik zeg bij de eeuwige waarheid: deze

mensen moeten verdwaald blijven en zij kun­nen nooit bereiken of verkrijgen wat de ande­

ren bereiken die God navolgen in armoede en

in den vreemde.

20. Henri Ie Saux, ook wel Swami Abhishikcananda (1910-1973) Franse Benedictijner monnik en advaicisc.

170

'Standaardgodsdienst vertroost, sust en bevredigt mensen en maar al te vaak verwijdert het de essentiële rusteloosheid die door God in ons hart is geplant.(!) En ook die rusteloosheid is niet gemakkelijk, want het geheim en de onweerstaanbare aantrekkingskracht van het onbekende blijft vragen stellen die voor altijd onbeantwoord blijven, en hij die denkt dat hij begrijpt, begrijpt niets anders dan zijn eigen gedachten. (typisch advaita!) Er is geen mogelijk antwoord behalve 'eruit te stappen� Zonder sterven is er geen weg voorbij de dood.

En vanuit de diepte van de ziel, van de stilte in de bron van het Zijn, rijst dan de fundamentele vraag: 'Wie ben ik?' Met name deze vraag is de openbaring van Brahman. Wtmt deze vraag brengt de geest tot stilte, een stilte die zelf werkelijkheid en waarheid is. Dit is de stilte van waaruit het Woord voortkwam, vanuit de boezem van de Vader, zo­als !gnatius van Antiochië zei. Maar dit Woord is gesproken en gehoord op een niveau van het Zelf dat het waarnemend bewustzijn transcendeert. Het is geen woord voortgekomen uit een menselijke gedachte, of uit een menselijke geest, maar het is het Woord waarin alle dingen hun bron hebben, het Vedische OM, de oorspronkelijkste uiting. Het is de Logos, het woord door welk alle dingen zijn gemaakt, tot stand gekomen aan de dageraad van de eeuwigheid waarin de Va­der, de bron van alle begin, uit zichzelf ontwaakte. '

Aldus prachtig weergegeven door Henri Le Saux:.

171

Page 89: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Het is dit onbenoembare, de grandeur van wat niet te omvatten is, en de onmiddellijke aanwezigheid van het onbereikbare, dat prachtig wordt bezongen in onder­staande lofzang:

Gregorius van Nazianze21: Hymne op God

0, Gij, Al-Andere Hoe anders zou men U mogen noemen!

Hoe zou een woord u prijzen: door geen woord zijt Gij te melden. Hoe zou de rede U beschouwen: door geen enkele rede zijt Gij begrijpbaar. Gij alleen zonder naam: want door U eerst is alle naam. Gij alleen ongekend door gedachten, want door U eerst is er gedachte en denkbaarheid. U prijst, wat stamelen en niet stamelen kan. U eert, wat denken en wat niet denken kan. Aller begeeren en smarten tezamen zijn om U

U smeekt het al. Tot U stamelt alles,

zinnend over Uw zinnebeeld, een zwijgende hymne. Op U alleen wacht alles, en op U dringt alles tezaam. En aller doel zijt Gij, Gij ene en alles en gene. En ook niet ene, niet alles.

21. Gregorîus van Nazîanze 329-389, bisschop, dichter, Constanrinopel.

172

Almachtige, hoe benoem ik u, de enig ongenoemde? In het donker boven de wolken dringt zelf geen hemels verstand. Genade, o, Gij Al-Andere! Hoe anders zou men U mogen noemen!

En als vrije variant op het 'Onze Vader' voeg ik daaraan toe: 'In en om mij heen zie ik dagelijks onontkoombaar het Koninkrijk, de kracht en de heerlijkheid, gebed in eeuwigheid, en dat is wél mijn geleefde ervaring. Amen.'

Het zijn er weinigen die Meester Eckharts taal begrijpen en ook de weg via de advaita vedanta, is aanvankelijk voor ons westerlingen moeilijk te begaan en kost veel tijd en grote inspanning. Maar naar mijn stellige overtuiging is er in de huidige tijd nauwelijks een andere mogelijkheid om als christen via de onmiddellijke ervaring, de daad­werkelijke Godsontmoeting te realiseren, dan middels de advaita vedanta of het zenboeddhisme.

Vroeger was die weg er nog wel via de christelijke mystiek, zelfs tot in de late middeleeuwen. Ik hoop dat, met hulp van Meester Eckhart, te hebben getoond in dit werkje. Die weg is helaas in de loop der tijd verdwenen onder druk van de reguliere, dogmatische Kerken.

Ik hoop hier tevens te hebben laten uitkomen dat alle di­recte bevrijdingswegen in laatste instantie onafhankelijk zijn ván de godsdienst of de filosofie waardoor ze worden gerepresenteerd, en dat non-dualiteit de uiteindelijke ba-

173

Page 90: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

sis is van ons aller diepste wezen. Wanneer u dat, na het lezen van dit boekje, in alle helderheid ziet, dan was ons beider inspanning niet te vergeefs.

Er zal bij u nu weinig twijfel meer bestaan aan de ultieme bestemming van de religieuze mens: de vereniging met zijn oorsprong. Het is inmiddels ook overduidelijk dat theoretische benaderingen daarbij ten laatste tekort schie­ten. Het moet gewoon gedaan worden. De weg moet niet alleen bestudeerd en beleden, maar ook gegaan worden, en op die reis heeft de aspirant vrijwel altijd een bege­leider, een leraar nodig. Iemand die hetzelfde parcours al heeft afgelegd, en de Godsontmoeting, de verlichting heeft ondergaan. Men kan anderen niet leren schaatsen als men zelf nog nooit de ijzers onder heeft gehad. Het bovenstaande is bij uitstek het advaitische standpunt, dat ik volmondig onderschrijf. Het was in het verleden zelfs zo dat in de advaitatraditie- nadat verlichting had plaats­gevonden - er van de desbetreffende verwacht werd, dat die nog ten minste een jaar of tien, twaalf in eenzaamheid en stilte verbleef, alvorens zich als leraar beschikbaar te stellen.

Helaas gaat dat in de christelijke Kerken volstrekt anders. Daar is het geen voorwaarde dat de leraar, de predikant, dan wel de priester, de wedergeboorte moet hebben on­dergaan.

Sterker nog: ik ken er geen bij wie dat wel het geval is. Alleen in rituelen, in vorm en in intellectuele, cognitieve exegese geven zij leiding aan geloof en bezieling, maar

174

geen van hen is in staat om de weg tot het Koninkrijk uit eigen ondervinding aan hun gemeente voor te leggen en te begeleiden. Axme gemeenten!

Met Kerst maakte men bij het nieuws op de radio bekend dat de Paus het Urbi et Orbi had uitgesproken, en dat hij in een herderlijke toespraak daaropvolgend de mensen had geadviseerd wat minder egocentrisch te leven. 'Dat zij toch wat meer aandacht zouden moeten schenken aan hun medemens, hun naaste en aan God', citeerde de nieuwslezer. In één adem was dat gezegd door de man die Gods Kerk op aarde bestiert, door de hoogst geplaatste religieus.

Even een pleidooi voor wat meer aandacht voor Jan, Piet en God dus. Het viel even stil bij mij. Bij u nu waar­schijnlijk ook. Mijn God, wat een godsbeeld! Wat is er toch gebeurd met de Kerk? Wat is er met haar gebeurd ...

175

Page 91: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Geraadpleegde literatuur

Het Oude en Nieuwe Testament van de Bijbel als­

mede de Apocriefe Boeken

Christelijke mystiek

Gilles Quispel: Het evangelie van Thomas Gilles Quispel: Het evangelie der Waarheid

Traktaten van Eckhart: Over God wil ik zwijgen

Preken van Eckhart: Over God wil ik zwijgen Hasso Schelp: Waar God naamloos is

Meister Eckhart: Het boek van de Goddelijke troost

Meister Eckhart: Uit stilte geboren

Jacques Benoir: Meester Eekhart

Frans Maas: Van God houden als van Niemand, preken van Eckhart.

H. Aalbers: De levensleer van Meister Eekhart

177

Page 92: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

C.O. Jellema: Seuse, het boek der waarheid en Tauler, preken.

T homas a Kempis: De navolging van Christus Prof dr. B. Delfgaauw: Thomas van Aquino, over het

zijnde en het wezen

Nicolaas van Cusa: Het zien van God Dag Hammarskjöld: Een kluizenaar in New York Dag Hammarskjöld: Merkstenen Anker Larsen: Zijn hele oeuvre Aurelius Augustinus: Belijdenissen A.P. Bos: Geboeid door Plato Prof. dr. Is v. Dijk: Socrates M. Rutten: Voor mijn oorsprong vechtend, Origenes

Boris Todoroff: Laat heb ik u liefgehad Boris Todoroff: Een verlangen naar eenheid

Otger Steggink en Kees Waaijman: Spiritualiteit en mys­tiek G.P. Lurtikhuizen: De veelvormigheid van het vroegste

Christendom Angelus Silesius: De hemelse Zwerver

Ben Schomakers: Dyonisius de Aereopagiet, over mys­

tieke theologie William James: Vormen van religieuze ervaring T jeu v.d. Berk: Mystagogie

Jacques Derrida: Hoe niet te spreken

178

Non dualiteit

David Godman: De leringen van Ramana Maharshi John Levy: Non-dualiteit Nisargadatta Maharaj: Zijn hele oeuvre

J. Krishnamurti: Zijn hele oeuvre Alexander Smit: Bewustzijn Alexander Smit: Subjectief gewaarzijn Alexander Smit: Het directe pad Wolter Keers: Jnana yoga, advait vedanta

Jean Klein: Open voor het ongekende

Jean Klein: Wie ben ik? Jan Kersschot: Coming home Ken Wilber: Een beknopte geschiedenis van alles

Tsoknyi Rinpoche: Carefree Dignity Rudolf Otto: Siddhanta des Ramanuja Henri Le Saux: Zijn gehele oeuvre

179

Page 93: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Eerder verschenen bij uitgeverij Samsara

Ramana Maharshi in woord m buld.

978-90-77228-63-0

Nisacgadatta Maharaj b1 woord m bt!tld.

978-90-77228-60-9

Alles en Niets Tony Parsons

978-90-77228-73-9

Ons hart weet alles ShamiMayi

978-90-77228-64-7

Unieke teksten en uniek foco­

maceriaal van een van de groot­

ste wijzen van India.

Nog niet eerder gepubliceerde

reksten van deze beroemde goe­

roe. Mee ruim honderd unieke

foto's.

Een weergave van gesprekken en

dialogen mee Tony Parsons.

Teksten van, en gesprekken met

ShantiMayi, de eerste vrouw

die als leraar erkend werd in de

Sacha-tradirie.

Page 94: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Spiritueel Incorrecte Verlichting

J�dMcKmna

978-90-77228-45-6

Open voor de Bron Douglas E Harding

978-90-77228-61-6

Dansende Leegte Adyashanti

97 8-90-77228-57-9

Non-Dualiteit ferry Katz

978-90-77228-39-5

·· , -;.2� 1L c. � �_- "f- '

i,_r- ' '""� \ .. ... { -- :�-+� \- \-; ffr.RfUUfUIII

.... .....,

Zelfrealisatie, is dit n u alles? jan van D�ldw

978-90-77228-48-7

Dit tweede boek van Jed Mc­

Kenna kan schokken, wakker

schudden, ontroeren, confron­

teren en misschien zelfs wel

verlichten, maar koud laten zal

het niemand!

Open voor de Bron bevat een

verzameling geschriften, uit­

spraken en praktische gewaar­

zijns-oefeningen van Douglas E.

Harding.

In Dansende Leegte staat het

mooisre uit een serie gesprek­

ken en lezingen van Adyashanti,

gehouden russen 1996 en 2002.

Een bundeling teksten over

non-dualiteit uit westerse en

oosterse bronnen. Uit o.a. het

christendom, boeddhisme,

soefisme, de kabbala en de film

The Matrix.

Jan van Delden's verhaal over de

stoelendans in tekst en beeld.

Bevat tevens twee dvd's van

samen vier uur waarop van

Delden aan het werk is te zien.

ANTHONY DF.MELLO

Anthony de Mello, een bloemlezing uit zijn werk William Dych S.j.

978-90-77228-51-7

Zijn Florion Totbagara

978-90-77228-43-2

Tao Te Tsjing Sam Hamill I Lao Tse

978-9 0-77228-40-1

Woorden van Boeddha Anne Bancroft

978-90-77228-44-9

Zomaar verlicht Suphm Jourdain Gil­les Farca

978-90-77228-47-0

Een bloemlezing uit her be­

langrijkste werk van Anthony

de Mello, met ved verhalen en

parabels.

Een verslag van gesprekken mee

Florian Tathagata waarin het

moment 'nu' centraal staat.

Een prachtige nieuwe vertaling

van deze klassieke Chinese tekst,

met kalligrafie van

Kazuaki Tanahashi.

Een bloemlezing uit de oudst

bekende geschriften met de

woorden van Boeddha,

gerangschikt op onderwerp.

Dialogen russen de Franse

schrijver/journalist Gilles

Pareet en Stephen Jourdain met

als kernthema: wat is waarheid?

Page 95: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Eén Eén }ohn Grevm

978-90-77228-52-4

Anton Heyboer De filosofie van un oor-

sprankelij/u geest

978-90-77228-34-0

Van leerling tot meester Soko Morinaga

978-90-77228-38-8

Oneindige cirkel Banie G!tmman

978-90-77228-37-1

Jnana Yoga Wolter A. Kem

978-90-77228-35-7

In dit boek laat de schrijver ons

glashelder zien dat het denken

nooit problemen van de geest

kan oplossen, net zoals het oog

zichzelf ook niet kan zien.

Leven, kunst en gedachtewereld

van Anton Heyboer in woord en

beeld. Heyboer noemde zichzelf

'zenmeester'. In die hoedanig-

heid heeft hij prach rige teksten

geschreven waarvan er een aan-

tal in dit boek is opgenomen.

Dit boek verrelt het levensver-

haal van de Japanse zenmeester

Soko Morinaga (1925-1995).

Een omroerend, warm en wijs

boek.

In dit boek geeft Glassman

commentaar op drie zenteksten:

De Harrsoetra, de Sandokai en

de Voorschriften voor de Bodhi-

satrva.

Een bundel anikelen en be­

schouwingen over advaita,

oorspronkelijk uitgegeven door

de Stichting Yoga Nederland in

1972. Nog steeds even actueel

en helder als toen.

J nana yoga in de praktijk Rita Beinuma

978-90-77228-33-3

Never miml W&yne Liquonnan

978-90-77228-41-8

De weg van stilte Amhony d" Mello

978-90· 77228-32-6

Spiriruele verlichting? Vergeet het maar! jedMcKenna

978-90-77228-29-6

Hoogbegaafd, nou èn1 \�ndy Lammers van Toormburg

978-90-77228-31-9

Een origineel en praktisch boek

over hoe je J nana yoga in het

dagelijkse leven toepast. Met

oefeningen.

Een non-dualistische beschrij-

ving en uitleg van meer dan

honderd verschillende spiriruele

onderwerpen.

Een combinatie van christelijke

mystiek en oosterse filosofie met

prachtige verhalen en simpele

gewaarzijnsoefeningen.

Een roman over het reilen en

zeilen van een spirituele leefge­

meenschap. Spannend,

humoristisch en filosofisch.

Een onrdek-boek over

hoogbegaafdheid met ruim 1 00

illustraties in kleur!

Voor kinderen van 5 tot 99 jaar!

Page 96: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Vrijheid in overgave Gesprekken mee Gangaji, een Word wat je bent Een verzameling reksten van de Gangaji

leerling van Sri Poonjaji, over Alan�m

pionier van de 'new age' over

978-90-77228-27-2 o.a. macht, seks, emoties, 97 8-90-77228-23-4 uiteenlopende onderwerpen

waarheid en overgave. zoals: taoïsme, boeddhisme,

christendom, hindoeïsme,

psychologie en psychotherapie.

Je bent niet wat je denkt Gesprekken (satsang) met Jan De denkbeeldige geest Informele gesprekken met de jan van Rossum

van Rossum over wie of wat we U. G. Krishnamurti

man die werkelijk geen conces-

978-90-77228-28-9 in werkelijkheid zijn. 978-90-77228-24-1 sies doet en alle spirituele tradi-

ties, als zijnde verzinselen van de

geest, in heldere en duidelijke

bewoordingen van tafel veegt.

Onwerdds wijs Een parabel over een hilarische Het hart van bewustzijn Deze tekst is een juweel, en �;w;, �i 7homas Byrom doorstaat de vergelijking met de conversatie russen een uil en een

978-90-77228-30-2 konijn. Noem hec zen, taoïsme Een verraling van de Tao te King, Bhagavad Gita of

of advaita. Ashravakra Gira de Hart sutra met glans. Zeker

978-90-77228-22-7 ook door de prachtige, poëtische

vertaling van Byrom.

Metanoia Via de psychiatrie en de psycho- Vrij zijn Een commentaar op de Ash-fan Foudraine

therapie komt Jan Foudraine tot WolterKem

tavakra Samhita. Nu nog even

978-90-77228-25-8 het thema bevrijding, en tot de 978-90-77228-26-5 actueel als toen deze serie Ie-

conclusie dat wat wij de zingen, 25 jaar geleden, werd '

persoonlijkheid' noemen, wel gehouden. De kernvraag was en �-- �

eens iets heel anders zou kunnen is: 'Wie ben ik?'

zijn dan wordt aangenomen.

�iCQ(' Inzicht Een verzameling inspirerende Ontwaken in Een persoonlijk, ontroerend Vingas wijzmd naar

teksten van zestien bekende het alledaagse

verhaal over bewustwording. de maan joa12 Tollifioll auteurs, uitgebracht ter ere van Eerlijk, humoristisch en diep-

978-90-77228-21-0 het eerste lustrum van het tijd- 978-90-77228-1 5-9 gaand.

schrift InZicht, waar regelmatig

publicaties van deze auteurs in

verschijnen.

Page 97: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

- ......

,....., __ _

Eeuwigheid NU! Francis Lucillt

978-90-77228-13-5

VerUchting voor beginners Clmck Hillig

978-90--77228-09-8

Wiezoekt zal niet vinden Ram Tzu

978-90-77228-0 I

Beat u nét zo gelukkig als uw hond? Alan Cohm

978-90-77228-03-6

Zoek geen antwoord Stevm Harrison

978-90-77228-02-9

Gesprekken met Francis Lucille

over onze 'ware natuur' waaruit

zijn eenvoud, warmte en helder­

heid duiddijk blijken.

'Chuck Hilligs boek herbergt

briljante inzichten. Eén ervan

kan je leven al ingrijpend ver­

anderen.'

-Deepak Chopra, MD.-

In I 00 humoristische beschou­

wingen worden de 'zoeker', de

'zoekrochr' en de 'uitweg' op de

hak genomen.

Humoristische cartoons en rek­

sten over een hondje dat in her

'nu' leeft en daarom volslagen

gelukkig is.

In dit boek verdedigt psycho­

loog en schrijver Steven Harri­

son de stelling: 'Waarom levens­

vragen nergens toe leiden.'

Zoals Het Is Tony Partons

978-90-77228-05-0

Ontwaken in de droom LeoHartong

978-90-77228-07-4

Kennendheid Alocam:kr Smit

978-90-77228-04-3

Dialogen met Tony Parsons over

zijn boek 'Het Open Geheim.'

Een persoonlijk verslag over

bewustwording van 'wat is.'

Helder en humocistisch.

Een bloemlezing uit het werk

van de in 1998 overleden

Nederlandse advaira-leraar

Alexander Smir.

Page 98: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

Bewustzijn Anthony de Mtllo

978-90-77228-16-6

Wijsheid uit het hart Alan Cohen

978-90-77228-17-3

Parels voor de ziel ClmckHiUig

978-90-77228-18-0

••• Niemand daar TonyParsom

978-90-77228-19-7

De structuur van Zijn Roy Wlmwry

978-90-77228-12-8

De jezuïet Anthony de Mello

vermengt christelijke mystiek

met boeddhistische wijsheid en

komt daarbij tot een prachtige

synrhese.

Een verhelderend, humoristisch

boek met parabels, anekdotes,

gedichten en citaten uit verschil­

lende tradities.

Een verzameling gedachten en

overpeinzingen van de psycho­

therapeut Chuck Hillig waarin

oosterse wijsheid en westerse

psychologie samenkomen.

Dialogen met Tony Parsons.

'Er is geen beter of slechter, er

is geen pad en er valt niecs te

bereiken. Alles wat verschijnt is

bron. '

'Dit boek legt in heldere

bewoordingen de basis van

het spirituele zoeken bloot.'

-Ramesh S. Balsekar-

I I

Niemand hier ... Tony Parsons

978-?0-77228-11-1

Eén-zijn in relaties Suvm Harrison

978-90-77228-10-4

Het gelukkige kind Suven Harriron

978-90-77228-20-3

Terug van nooit weggeweest Jan van Delden

978-90-77228-06-7

Er was eens ••.

Rmrmh Balsekar

978-90-77228-14-2

Een weergave van dialogen met

Tony Parsons, o.a. gehouden in

Amsterdam in 2002.

Steven Harrison toont in dit

boek aan dat we altijd en overal

in relatie zijn. Ongeacht of we

dat willen of beseffen.

'Een imposant boek met

verfrissende, nieuwe inzichten

over het thema opvoeding'

-foseph Chilton Pearce-

Een geheel nieuwe en originele

visie op het oude heldendicht

van Homerus: de Odyssee.

Jan van Delden ziet de reis van

Odysseus als een metafoor voor

een innerlijke reis naar duur-

zaam geluk.

Door middel van verhalen en

anekdotes maakt de lezer kennis

met het unieke onderricht van

de inmiddels 86-jarige Ramesh

Balsekar.

Page 99: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita

12

Onze titels, met een tekstfragment, kunt u ook zien op onze website:

www.samsarabooks.com

Daar vindt u informatie over de boeken in voor­bereiding, de agenda met informatie over lezingen

van onze auteurs en kunt u zich opgeven voor onze nieuwsbrief.

Samsara Uitgeverij bv Herengracht 341

1 016 AZ Amsterdam Telefoon: 020- 5550366

Fax: 020- 5550388

E-mail: [email protected]

Page 100: C.B. Zuiderhoudt - Meester Eckhart versus advaita