Rapport Gebruik Februari 2011 TW

28
Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse gemeenten 2003-2009

description

VMM Rapport gebruik 2011

Transcript of Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Page 1: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse gemeenten

2003-2009

Page 2: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

DOCUMENTBESCHRIJVING Titel Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse gemeenten 2003-2009 Samenstellers Team Watervoorziening en -gebruik: Christophe Dierckxsens Afdeling Afdeling Operationeel Waterbeheer, VMM Samenvatting Dit rapport beschrijft de evolutie van het pesticidengebruik bij 127 gemeenten tussen 2003 en 2009. Wijze van refereren VMM (2011) Verantwoordelijke uitgever Philippe D’Hondt, afdelingshoofd Lucht, Milieu en Communicatie Vlaamse Milieumaatschappij A.Van de Maelestraat 96 9320 Erembodegem Tel: 053 72 64 45 Fax: 053 71 10 78 [email protected] Depotnummer D/2011/6871/002

Page 3: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

SAMENVATTING Dit rapport beschrijft de evolutie van het pesticidengebruik bij 127 Vlaamse gemeenten tussen 2003 en 2009. In 2003 werd het startschot gegeven voor het afbouwen van bestrijdingsmiddelen bij openbare diensten. De overheidsdiensten vervullen hierin een belangrijke voorbeeldrol. Het beleidskader is het Decreet houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest en haar uitvoeringsbesluit. De beslissing voor deze drastische omschakeling was in hoofdzaak terug te brengen tot de bezorgdheid voor het leefmilieu en de volksgezondheid. Het pesticidenreductiedecreet legt een nulgebruik op aan alle openbare diensten vanaf 1 januari 2004. Er kan van het verbod worden afgeweken door het indienen van een reductieprogramma - dan verschuift de deadline tot 31 december 2014 - of tijdelijk in geval van acute en redelijkerwijze niet te voorziene plagen. Als de openbare diensten nog pesticiden gebruiken, zijn ze o.a. verplicht tot het jaarlijks rapporteren aan VMM van een inventaris die de gebruikte producten en alternatieven bevat. Omdat de reductieprogramma’s van kracht zijn sinds 1 januari 2004, wordt 2003 gezien als referentiejaar. De gegevens van dit rapport bestrijken een periode van 7 jaar. Niet alle gemeenten rapporteerden over alle jaren heen en met eenzelfde nauwkeurigheid. Daarom werd voor de onderzoeksperiode een selectie gemaakt van 127 gemeenten (41% van alle Vlaamse gemeenten). De selectie van 127 Vlaamse gemeenten toont een reductie met 42% in 2009 ten opzichte van 2003. Door het uitfaseren van de meest schadelijke producten, zoals dichlobenil en diuron, kan er bovendien verwacht worden dat de milieuwinst nog aanzienlijker is dan de winst in kilogram werkzame stof. Sommige grootgebruikers zoals de NMBS en AWV slagen er zelfs in om het gebruik nog meer terug te dringen. Voor zes actieve stoffen zijn de cijfers per jaar uitgezet. Deze zes actieve stoffen zijn het frequentst gebruikt in deze jaren. Dit zijn: glyfosaat, oxadiazon, dicholobenil, diflufenican, diuron, MCPA. Als men de evolutie van het gebruik, uitgedrukt in kilogram werkzame stof, bekijkt over de jaren heen dan zijn overduidelijk de effecten van het Vlaamse beleid merkbaar. Aanvankelijk (2004) moest worden overgeschakeld op producten met een gunstiger risicoprofiel, en dit voor het volledige grondgebied. Toch werd t.o.v. 2003 ook effectief afgebouwd, er werd 12% minder werkzame stof gebruikt door de 127 gemeenten uit de steekproef. Vanaf 2005 tot en met 2008 was er een afbouw van het gebruik tot nul opgelegd binnen een deelproject. Een deelproject omvat voldoende representatieve terreinen ten opzichte van de volledige areaal van de gemeente. In de groenzones moest het gebruik onmiddellijk worden stopgezet, op verhardingen kon dit geleidelijker gebeuren. Dit is duidelijk merkbaar: aanvankelijk werd nog een daling van 6% gerealiseerd, maar naderhand nam de winst af tot 3 en zelfs 1%. Ook de invloed van het meest recente uitvoeringsbesluit (19 december 2008) is duidelijk merkbaar. Dit besluit verplicht immers om het deelproject uit te breiden naar het volledige areaal door aanduiding van zones waar een nulgebruik vanaf 1 juli 2009 vlot haalbaar zou zijn. Zones waar een omvorming van de publieke ruimte nodig is om een nulgebruik te kunnen realiseren, worden (voorlopig) nog met gedoogde bestrijdingsmiddelen behandeld. De winst van de uitbreiding is aanzienlijk: een daling van het gebruik met 14% in 2009 ten opzichte van 2008. Dit is de grootste daling over alle jaren heen. De krijtlijnen die zijn uitgezet met het pesticidenreductiedecreet werpen duidelijk hun vruchten af. De rol van de Vlaamse overheid als sturende kracht wordt hiermee duidelijk aangetoond. Toch zijn er ook nog verbeterpunten. Tot 1 juli 2009 gaven tien gemeenten officieel door dat ze een nulgebruik toepassen. Op 1 januari 2015 moeten alle gemeenten dit voorbeeld volgen. Het besluit van 19 december 2008 tracht dit te bereiken door de openbare besturen te verplichten ‘anders’ te gaan denken over kruidgroei en het beheersen ervan. In eerste instantie moet preventief gewerkt worden, maar er zal zeker ook een bepaalde graad aan kruidgroei getolereerd moeten worden. De Europese richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden bevat heel wat maatregelen die in het pesticidenreductiedecreet en het uitvoeringsbesluit vervat zitten. Vlaanderen zit hierdoor alvast voor op het schema wat betreft de beoogde maatregelen die door openbare diensten in uitvoering van de Europese richtlijn zullen moeten genomen worden door de lidstaten.

Page 4: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

INHOUDSTAFEL 1 Situering................................................................................................................ 5

1.1 Problematiek ................................................................................................................................. 5 1.2 Beleidstraject................................................................................................................................. 6

1.2.1 Decreet van 21 december 2001.......................................................................................... 6 1.2.2 Besluit van 14 juli 2004 ....................................................................................................... 7 1.2.3 Besluit van 19 december 2008 ........................................................................................... 7 1.2.4 Richtlijn 2009/128/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (21 oktober 2009) ............................... 8

1.3 Verwerken van de gebruikscijfers ................................................................................................. 9 1.3.1 Ruwe data ........................................................................................................................... 9 1.3.2 Gedoogde producten .......................................................................................................... 9 1.3.3 Omzetten product in werkzame stof ................................................................................. 11 1.3.4 Selectie van gemeenten ................................................................................................... 11

2 Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid ................................13 2.1 Globale trend............................................................................................................................... 13

2.1.1 Vlaamse gemeenten: de 127 ................................................................................................ 13 2.1.2 Openbare besturen: AWV en NMBS..................................................................................... 14

2.2 Stofspecifieke trends................................................................................................................... 15 2.2.1 Glyfosaat ........................................................................................................................... 15 2.2.2 Oxadiazon......................................................................................................................... 16 2.2.3 Dichlobenil......................................................................................................................... 16 2.2.4 Diflufenican ....................................................................................................................... 17 2.2.5 Diuron................................................................................................................................ 18 2.2.6 MCPA................................................................................................................................ 19

3 Besluit ..................................................................................................................21 Bijlage 1: Gebruikte producten ..............................................................................22 Bijlage 2: Geselecteerde gemeenten .....................................................................24

Page 5: Rapport Gebruik Februari 2011 TW
Page 6: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

FIGUREN EN TABELLEN Figuur 1: Verdeling van het bevolkingsaantal van de gemeenten uit de steekproef............................. 11 Figuur 2: Evolutie van het pesticidengebruik (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten............................................................................................................................................. 13 Figuur 3: Evolutie van het gebruik van glyfosaat (kg werkzame stof) bij de Vlaamse geselecteerde gemeenten............................................................................................................................................. 15 Figuur 4: Evolutie van het gebruik van oxadiazon (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten............................................................................................................................................. 16 Figuur 5: Evolutie van het gebruik van dichlobenil (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten............................................................................................................................................. 17 Figuur 6: Evolutie van het gebruik van diflufenican (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten............................................................................................................................................. 18 Figuur 7: Evolutie van het gebruik van diuron (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten............................................................................................................................................. 19 Figuur 8: Evolutie van het gebruik van MCPA (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten............................................................................................................................................. 20 Tabel 1: Overzicht van de meldingen om af te wijken van het pesticidenreductiedecreet ..................... 6 Tabel 2 : Twee voorbeelden van de samenstelling van een bestrijdingsmiddel ................................... 11 Tabel 3: Aantal gemeenten die rapporteerden verdeeld per jaar.......................................................... 12 Tabel 4: De gebruikte hoeveelheden werkzame stof, in kg en procentueel. ........................................ 13

Page 7: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

1 Situering

1.1 Problematiek Zonder is gezonder. Een veelzeggende slogan waarmee in 2003 het startschot gegeven werd voor het afbouwen van het gebruik aan bestrijdingsmiddelen in Vlaanderen. De overheidsdiensten vervullen hierin een belangrijke rol. Sinds 2004 mogen ze in principe geen pesticiden meer gebruiken, tenzij ze een reductieprogramma indienden en uitvoeren zoals bepaald in het decreet van 21 december 20011. De beslissing voor deze drastische omschakeling was in hoofdzaak terug te brengen tot de bezorgdheid voor het leefmilieu en de volksgezondheid. Omdat de publieke ruimte vaak verhard is, vormt ze een extra risico voor de bedreiging van het leefmilieu met pesticiden door afspoeling. En net hier verplicht de Europese kaderrichlijn water ons om tegen 2015 het gehalte aan residuen van bestrijdingsmiddelen in de waterketen terug te dringen tot een niveau nodig voor een gezond milieu. Sommige pesticiden kunnen gevaarlijk zijn voor de mens. Hoewel onderzoek van het Steunpunt Milieu & Gezondheid aantoont dat het aandeel ‘historische’ vervuilende stoffen (zoals DDE en hexachlorobenzeen) daalt in het bloed, lijken nu meetbare concentraties voor te komen van meer recente pesticiden die mogelijks een gezondheidsrisico inhouden. We hebben er dus alle belang bij om nauwgezet toe te zien op de trends in het gebruik van bestrijdingsmiddelen bij openbare besturen en desgewenst de nodige maatregelen te treffen die het mogelijk moeten maken om naar een nulgebruik te evolueren in 2015. Bovendien vervullen de openbare besturen een voorbeeldfunctie ten aanzien van de overige doelgroepen, in het bijzonder de particulier. Woordgebruik Gewasbeschermingsmiddel Gewasbeschermingsmiddel is een actieve stof en preparaat ter bescherming en bewaring van planten en plantaardige producten tegen schadelijke organismen, ter beïnvloeding van de levensprocessen van planten en om ongewenste planten of plantendelen te doden. Deze omvatten bestrijdingsmiddelen gebruikt in de landbouw, voor de bescherming van kamerplanten, in tuinen, in openbaar groen en op sportterreinen. De erkende gewasbeschermingsmiddelen zijn te raadplegen via Fytoweb of www.fytoweb.fgov.be. Biociden Biocide is een bestrijdingsmiddel voor gebruik buiten de landbouw anders dan gewasbeschermingsmiddelen, bijvoorbeeld houtbeschermingsmiddelen, ontsmettingsmiddelen, rattenvergif. De toegelaten biociden zijn te raadplegen op www.biocide.be. Gedoogde producten Gedoogde producten zijn die chemische bestrijdingsmiddelen die na uitvoering van een risico-evaluatie door of in opdracht van de VMM, een aanvaardbaar risicoprofiel vertonen voor mens en milieu en nog tijdelijk toegepast worden door de openbare diensten in Vlaanderen. De lijst bevat vooral gewasbeschermingsmiddelen. De lijst wordt jaarlijks aangepast.

1 Decreet houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest (BS 31 januari 2002)

Situering ● 5

Page 8: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

1.2 Beleidstraject

1.2.1 Decreet van 21 december 2001

Hoewel dit rapport zich in hoofdzaak richt tot de evolutie van het gebruik bij de gemeenten, vallen in principe alle openbare diensten onder het Decreet houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest. Gebiedsdekkende gebruikers zoals het Agentschap Wegen en Verkeer en de NMBS moeten dus evenzeer aan de bepalingen uit het decreet voldoen. Op 21 december 2001 werd het pesticidenreductiedecreet goedgekeurd (Publicatie Belgisch Staatsblad: 31 januari 2002). Artikel 3 bepaalt dat een verbod ingaat vanaf 1 januari 2004 om nog langer gebruik te maken van bestrijdingsmiddelen op welomschreven locaties (binnen het Vlaamse Gewest):

openbare parken en plantsoenen op minder dan 6 meter van waterlopen, vijvers, moerassen of andere oppervlaktewaters wegranden, bermen en andere terreinen van het openbare domein die deel uitmaken van de

weg of er bij horen, autosnelwegen, waterwegen en spoorwegen inbegrepen natuur- en bosgebieden of kwetsbare gebieden zoals vallei- of brongebieden, zoals bedoeld in

het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu en het bosdecreet van 13 juni 1990

terreinen die al dan niet behoren tot het openbaar domein, waarvan een overheid eigenaar, vruchtgebruiker, pachter, opstalhouder of huurder is en die voor openbaar nut worden gebruikt of horen bij een gebouw dat voor openbaar nut wordt gebruikt

Er kan van het verbod worden afgeweken (1) door het indienen van een reductieprogramma zoals beschreven in artikel 4 of (2) tijdelijk, in geval van acute en redelijkerwijze niet te voorziene plagen die een gevaar inhouden voor mens en/of milieu of in het geval van situaties die een ernstige bedreiging vormen of kunnen vormen voor de veiligheid van de mens en waarvoor tegelijkertijd geen afdoende alternatieve bestrijdingswijzen voorhanden zijn zoals beschreven in artikel 3, derde lid. Het merendeel van de gemeenten (298 op een totaal van 308) diende een reductieprogramma in. Vier gemeenten opteerden al in 2004 voor een nulgebruik: Grobbendonk, Hasselt, Retie en Zelzate. Op 1 juli 2009 kunnen er zes aan het lijstje worden toegevoegd. Destelbergen, Drogenbos, Herstappe, Nijlen, Schelle en Gent gaven officieel door dat ze een nulgebruik toepassen. Conform het pesticidenreductiedecreet van 21 december 2001 kan een openbare dienst tijdelijk van het verbod afwijken (voorwaarden: artikel 3, vierde lid) mits dit onmiddellijk gemeld wordt aan de minister bevoegd voor leefmilieu. Tot oktober 2010 werden 7 meldingen ingediend. In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven. Jaar Dienst Afwijkingsvraag 2005 Antwerpse Waterwerken Japanse Duizendknoop 2007 en 2009 Stadsbestuur Damme Klaver op sportveld 2008 Provinciebestuur Oost-Vlaanderen Processierupsen 2008 en 2009 Stadsbestuur Maaseik Amerikaanse vogelkers 2010 Stadsbestuur Gent Groene aanslag op monumenten Tabel 1: Overzicht van de meldingen om af te wijken van het pesticidenreductiedecreet Toch zijn niet alle meldingen te klasseren onder het aangehaalde artikel. Veelal valt het probleem niet noodzakelijk onder de toepassing van het decreet of zijn er diverse wetgevingen die mekaar doorkruisen:

Processierupsen worden bestreden met Bacillus thuringiensis. Dit preparaat is toegelaten in het kader van de biologische landbouw (bijlage II.B van Verordening 2092/91) en kan dus algemeen beschouwd worden als biologisch bestrijdingsmiddel, wat niet onder de toepassing van het decreet valt.

6 ● Situering

Page 9: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

Het decreet richt zich in de eerste plaats op terreinen. Hierdoor vallen gebouwen en constructies buiten het toepassingsgebied van het decreet. De bestrijding van groene aanslag op monumenten is bijgevolg toegestaan.

De toelichting bij het decreet stelt duidelijk dat in een integrale strategie ter bestrijding van

Amerikaanse vogelkers vooralsnog een (beperkte) inzet van herbiciden noodzakelijk is. Dit en het Besluit van 27 juni 2003 tot vaststelling van de criteria voor duurzaam bosbeheer voor bossen gelegen in het Vlaamse Gewest (i.b. criterium 4.3.4) laat stobbenbehandeling toe.

1.2.2 Besluit van 14 juli 2004

Het pesticidenreductiedecreet van 21 december 2001 voorziet in artikel 4, tweede lid de mogelijkheid om via een uitvoeringsbesluit verdere invulling te geven aan de inhoud en procedure van het reductieprogramma. In eerste instantie werd dit geregeld via het Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de reductieprogramma's ter vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest dat een juridische basis vormde voor het eerder uitgegeven richtlijnenboek: het draaiboek voor de afbouw van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten (2003). Het reductieprogramma is opgevat als een vijf-sporen-aanpak: (1) sensibilisatie van de medewerker, (2) risico-evaluatie van bestrijdingsmiddelen, (3) sensibilisatie van de burger, (4) beheer van kruidgroei op verhardingen en (5) beheer van groenzones. Een reductieprogramma verloopt volgens een strikte timing. Het stappenplan bestaat uit een beleidsoptie (engagement) en drie actieprogramma’s. Uiterlijk op 31 december 2014 moet aan de doelstellingen van het decreet voldaan zijn. Het eerste actieprogramma geldt voor het volledige areaal en voor de volledige loopperiode van het reductieprogramma (2004 tot uiterlijk 2014). Hierin komen de eerste 2 sporen aan bod. Vooral het overstappen op producten met een lager risicoprofiel (voor mens en milieu) moet snel een belangrijke winst opleveren. Het tweede actieprogramma loopt van 1 januari 2005 tot uiterlijk 31 december 2008. In dit actieprogramma staat het deelproject centraal. Dit proefgebied, dat ongeveer één vijfde van het totale areaal moet uitmaken, moet een representatief staal zijn van de totaal te beheren oppervlakte. Alleen zo kan voldoende ervaring worden opgedaan om in een latere fase naar een nulgebruik te evolueren. Binnen het proefgebied moet op verhardingen geleidelijk een nulgebruik worden ingevoerd, in groenzones bij de start van het deelproject. Binnen het tweede actieprogramma moeten alle vijf de sporen aan bod komen. Tot slot dient het derde actieprogramma voor een progressieve uitbreiding van het nulgebruik naar het volledige grondgebied van de betreffende dienst. Uiteraard komen ook hier alle vijf de sporen aan bod. De rapportering in het kader van het besluit van 14 juli 2004 betrof (1) een spoorsgewijze opsomming van de ondernomen acties en (2) een opgave van de gebruikte pesticiden en niet-chemische alternatieven.

1.2.3 Besluit van 19 december 2008

Op 14 februari 2007 werd in het Vlaamse parlement een voorstel van resolutie aangenomen over het wegwerken van de knelpunten inzake de reductie van bestrijdingsmiddelen (Stuk 808 2005-2006 – Nr. 5). De resolutie vraagt aan de Vlaamse Regering in 8° het uitvoeringsbesluit van 14 juli 2004 te wijzigen in die zin dat aan elke openbare dienst de mogelijkheid wordt geboden om de ingediende programma’s te wijzigen of bij te sturen of om er extra tijdelijke afwijkingen op het pesticidenverbod in op te nemen zonder af te wijken van de doelstellingen van het decreet en het uitvoeringsbesluit. Onder 9° wordt bovendien gevraagd om de administratieve last, verbonden aan de opmaak en de uitvoering van de reductieprogramma’s, tot een minimum te beperken. Het besluit van 19 december 2008 komt tegemoet aan deze aspecten.

Situering ● 7

Page 10: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

In het besluit van 19 december 2008 wordt in hoofdzaak de inhoud van het derde actieprogramma gewijzigd. Het eerste actieprogramma is nog lopende (en moet op 1 januari 2015 afgerond zijn), het tweede (deelproject) moest op 30 juni 2009 uitgevoerd zijn. In dit derde actieprogramma ligt de klemtoon inhoudelijk op preventie. Werken zonder pesticiden vergt immers een andere denkwijze: niet alleen het beheer van de publieke ruimte maar zeker ook het ontwerp en de aanleg verdient de nodige aandacht. De leidraad pesticidentoets (2009) bundelt alle aspecten waar rekening mee gehouden moet worden in de ontwerpfase zodat kruidgroei vermeden wordt of efficiënter op niet-chemische wijze kan worden bestreden. De toepassing van de pesticidentoets is verplicht sinds 1 juli 2009. Het nieuwe besluit bevat ook een nieuwe afwijkingsmogelijkheid. Wanneer na een correcte toepassing van de pesticidentoets geen nulgebruik bereikt wordt, kan een afwijking worden gevraagd. De minister doet dan binnen de drie maanden uitspraak over de afwijking en de bijhorende randvoorwaarden. Niettegenstaande de omvorming van het openbaar domein geleidelijk zal gebeuren, is 2015 als streefdatum behouden. Mocht de omvorming echter tot onevenredig hoge kosten leiden, dan kan de minister die termijn verlengen (Artikel 5, §3). De rapporteringslast is via het nieuwe besluit sterk verminderd. Er wordt enkel nog een inventaris gevraagd (producten en alternatieven) en een opsomming van de omgevormde locaties.

1.2.4 Richtlijn 2009/128/EG tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden (21 oktober 2009)

De richtlijn tracht een gemeenschappelijk regelgevingskader tot stand te brengen dat tot een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet leiden, uitgaande van een op voorzorg en preventie gebaseerde benadering. Duurzaam betekent in deze context:

- het verminderen van de risico’s en de effecten van pesticidengebruik op de menselijke gezondheid en het milieu;

- het bevorderen van het gebruik van alternatieve benaderingswijzen of technieken, zoals niet-chemische alternatieven voor pesticiden.

Het merendeel van de door openbare besturen ingezette pesticiden in Vlaanderen zijn gewasbeschermingsmiddelen. Het is echter de bedoeling om in de toekomst de werkingssfeer van de richtlijn ook uit te breiden tot biociden. Opvallend is dat de richtlijn heel wat maatregelen bevat die in de Vlaamse regelgeving voor de openbare besturen – het pesticidenreductiedecreet - al vervat zitten, voor zover deze uiteraard tot de bevoegdheden van het Vlaamse Gewest behoren. Soms gaat de Vlaamse regelgeving of het gevoerde beleid verder dan richtlijn 2009/128/EG. De belangrijkste maatregelen in deze context zijn:

Maatregelen ter informatie van het brede publiek (artikel 7) In Vlaanderen richt de campagne ‘zonder is gezonder’ zich tot de burger én de openbare besturen die bovendien ook een voorbeeldstellende functie hebben ten aanzien van de overige doelgroepen.

Maatregelen ter bescherming van het aquatische milieu en het drinkwater (artikel 11) Deze maatregel voorziet in: het afbakenen van bufferzones met passende afmetingen in beschermingszones voor

oppervlaktewater en grondwater dat wordt gebruikt voor de onttrekking van drinkwater het beperken of uitschakelen van de toepassing van pesticiden langs wegen,

spoorwegen, zeer doorlaatbare oppervlakken in de nabijheid van oppervlaktewater en grondwater, alsook op verharde oppervlakken waar een groot risico op afspoeling bestaat

Het eerste aspect is geregeld in het uitvoeringsbesluit van 19 december 2008, maar dan uitsluitend voor beschermingszones die op openbaar terrein en niet op private terreinen gelegen zijn. Wat het tweede aspect betreft worden wegen en spoorwegen binnen het decreet van 21 december 2001 in hun totaliteit beschouwd en onafhankelijk van de ligging of de aard van het bestratingsmateriaal.

Vermindering van het pesticidengebruik of van de risico’s van pesticiden in specifieke gebieden (artikel 12) De maatregel beoogt een minimalisering of verbod van het gebruik van pesticiden in specifieke gebieden onder meer door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met een

8 ● Situering

Page 11: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

laag risico en biologische bestrijdingsmiddelen. Het gaat hier in het bijzonder over gebieden die door het brede publiek of door kwetsbare groepen worden gebruikt (bv. parken, openbare tuinen, sport- en recreatieterreinen, schoolterreinen). Een verschil met de Vlaamse regelgeving is dat publiek toegankelijke gebieden die geen openbare status hebben (privéscholen) niet onder het decreet van 21 december 2001 vallen.

De omzetting en implementatie van de richtlijn over duurzaam gebruik van pesticiden wordt een samenwerkingsakkoord tussen Federaal en de Gewesten voorbereid. Volgens de richtlijn moeten de lidstaten uiterlijk op 14 december 2012 hun nationale actieplannen meedelen aan de Europese Commissie en aan de andere lidstaten.

1.3 Verwerken van de gebruikscijfers

1.3.1 Ruwe data

Als de openbare besturen nog pesticiden gebruiken, zijn ze verplicht tot het jaarlijks rapporteren van hun inventaris. Deze inventaris omvat de gebruikte producten en alternatieven. Voor de cijfers van 2004 tot en met 2008 (rapportering vóór 1 april van het daaropvolgende jaar) gebeurde deze rapportering via een invulformulier op te sturen naar de Vlaamse Milieumaatschappij. Dit leidde tot een gebrek aan uniformiteit bij de aangifte. Sinds 2010 gebeurt de rapportering van de inventaris via een internettoepassing op www.zonderisgezonder.be. Dit laat een snellere controle en verwerking toe (zoals bepaald in artikel 7, §1, 1° van het besluit van 19 december 2008). Omdat de reductieprogramma’s van kracht zijn sinds 1 januari 2004, wordt 2003 gezien als referentiejaar. De gegevens van dit rapport bestrijken een periode van 7 jaar: van 2003 tot en met 2009. De te rapporteren gegevens zijn: (1) het toepassingsgebied, (2) de behandelde oppervlakte, (3) het product (en bijhorend erkenningsnummer), en (4) de gebruikte hoeveelheid. Heel wat diensten dienden echter geen informatie in over de eerste twee items. Als men veronderstelt dat de toepassing van chemische bestrijdingsmiddelen volgens de regels van de kunst gebeurt, zijn de mogelijke toepassingsgebieden te achterhalen via de (al dan niet al vervallen) erkenning. De oppervlakte zou kunnen berekend worden aan de hand van de gebruikte hoeveelheden, op voorwaarde dat een correcte dosering werd toegepast. Omdat dit rapport de bedoeling heeft om een globaal beeld te geven op niveau Vlaanderen is gewerkt met de gebruikte hoeveelheden product, omgerekend naar hoeveelheden werkzame stof. De betrouwbaarheid van de data hangt logischerwijs af van de precisie en de volledigheid waarmee een gemeente of openbaar bestuur rapporteert. De ruwe data werden door de Vlaamse Milieumaatschappij gescreend op onregelmatigheden zoals opgegeven van data in een verkeerde eenheid. In sommige gevallen moest hiervoor contact worden opgenomen met de respectievelijke gemeente en werden de gegevens gecorrigeerd.

1.3.2 Gedoogde producten

Binnen het reductieprogramma kunnen de openbare besturen nog bestrijdingsmiddelen inzetten. Omdat de markt van bestrijdingsmiddelen continu evolueert wordt jaarlijks een lijst gepubliceerd met in het kader van het Vlaamse decreet nog toegestane bestrijdingsmiddelen: de gedoogde producten. Deze lijst wordt in januari van elk jaar gepubliceerd op www.zonderisgezonder.be en bekendgemaakt via verschillende kanalen. Wordt een bepaald product niet meer gedoogd in jaar x, dan mogen restanten dat jaar nog opgebruikt worden. De lijst van gedoogde producten wordt opgemaakt in samenspraak met Universiteit Gent en Fytofar. Vanaf 2011 is ook een vertegenwoordiger van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu uitgenodigd.

Situering ● 9

Page 12: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

De lijst van gedoogde producten start van de erkende gewasbeschermingsmiddelen. Hierop wordt de impact op mens en milieu berekend via de POCER-indicator. Dus niet alle erkende producten mogen in Vlaanderen gebruikt worden door openbare besturen. Om de impact van bestrijdingsmiddelen op mens en milieu te berekenen, ontwikkelde het Laboratorium voor Fytofarmacie van de Universiteit Gent de POCER-indicator. POCER staat voor Pesticide Occupational and Environmental Risk. De indicator geeft een goed overzicht van de (neven)effecten van pesticiden en is gebaseerd op wetenschappelijk ondersteunde principes overeenkomstig de Europese normen. De producten met een lage POCER-score, en dus met een beperkt risico, worden gedoogd. Toch wil een hoge score niet zeggen dat deze middelen niet erkend zijn door de federale overheid doch dat de gestelde criteria bij de berekening van de POCER-indicator niet gehaald zijn. De indicator geeft dus, in tegenstelling tot de evolutie in hoeveelheden werkzame stof, een beeld van het risico van een product voor mens en milieu. De indicator bundelt en berekent de impact voor de volgende onderdelen: Voor de mens:

Toepasser: persoon die de behandeling voorbereidt en uitvoert Werknemer: persoon die beroepshalve blootgesteld wordt bij het betreden van behandelde

oppervlakten en ruimten of die in contact komt met het behandelde planten of voorwerpen waarop residuen achterbleven

Secundair blootgestelden: zijn vergelijkbaar met de werknemer. Het verschil is dat hun blootstelling niet beroepshalve gebeurt maar accidenteel. Het gaat bv. om spelende kinderen in een behandeld park

Omstaander: de persoon, buiten de toepasser, die gedurende het gebruik van pesticiden toevallig kan blootgesteld zijn (bijvoorbeeld wandelaar in het park, een spelend kind…)

Voor het milieu:

Persistentie: na toepassing blijven pesticiden nog een tijdje aanwezig in het milieu; hoe groter de persistentie, hoe langer deze producten aanwezig blijven met aldus kans op accumulatie

Grondwater: bestrijdingsmiddelen komen op de bodem terecht en sijpelen door naar het grondwater

Waterorganismen: pesticiden kunnen in het oppervlaktewater terechtkomen en schade veroorzaken aan waterorganismen zoals algen en vissen

Tevens wordt rekening gehouden met de impact op andere belangrijke schakels in het ecosysteem zoals vogels, regenwormen, bijen en nuttige arthropoden. In de lijst met gedoogde producten wordt door de Vlaamse overheid een grens (score) vastgesteld vanaf waar een product als niet gedoogd wordt geklasseerd. Op basis van de score is sinds 1 januari 2004 diuron verboden. Niet alleen de score speelt mee. Dichlobenil (werkzame stof van bijvoorbeeld Casoron GR) – verboden vanaf 1 januari 2008 – en flufenacet (werkzame stof van bv. Ustinex Total) – verboden vanaf 1 januari 2010 – mogen niet meer gebruikt worden omdat deze stoffen of hun afbraakproducten in ruw water gebruikt voor de drinkwaterproductie, terug gevonden worden. Bovendien wordt aan de openbare besturen aangeraden om steeds producten in te zetten met een zo gunstig mogelijke score. Zo wordt vermeden dat de gemeente met grote hoeveelheden restanten blijft zitten. Immers, producten met een gunstigere score hebben minder kans om als niet-gedoogd geklasseerd te worden. In 2006 werd aan de hand van de data van 31 gemeenten de POCER-waarde berekend over de jaren 2002, 2003 en 2004. In 2004 werd reeds een daling van het risico met 57,4% gerealiseerd. Wellicht is dit een rechtstreeks gevolg van de bekendmaking van het decreet, het verbod op producten op basis van diuron en de initiatieven die verscheidene gemeenten reeds namen in het kader van optie 7 van de vroegere milieuconvenanten. De lijsten van gedoogde producten van de verschillende jaren zijn te raadplegen op www.zonderisgezonder.be > openbare besturen.

10 ● Situering

Page 13: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

1.3.3 Omzetten product in werkzame stof

Een bestrijdingsmiddel kan samengesteld zijn uit één enkel werkzame stof of uit een combinatie van verschillende werkzame stoffen. GLYFOS ENVISION bevat enkel glyfosaat. KID WAY bevat naast glyfosaat ook diflufenican en oxadiazon. De gerapporteerde gegevens voor de verschillende gebruikte producten werden omgezet naar hoeveelheden werkzame stof.

Handelsmiddel Erkenningsnummer Samenstelling GLYFOS ENVISION 9567/B 360 g/l GLYFOSAAT

KID WAY 9532/B 15 g/l DIFLUFENICAN 148 g/l GLYFOSAAT 200 g/l OXADIAZON

Tabel 2 : Twee voorbeelden van de samenstelling van een bestrijdingsmiddel

1.3.4 Selectie van gemeenten

Niet alle gemeenten rapporteerden over alle jaren heen (2003 tot en met 2009) en met eenzelfde nauwkeurigheid. Daarom werd voor de onderzoeksperiode een selectie gemaakt van 127 gemeenten (41% van alle Vlaamse gemeenten). Wat de indeling volgens bevolkingsaantal betreft, zijn gemeenten met 10.000 tot 25.000 inwoners voor meer dan de helft vertegenwoordigd. Qua oppervlakte is 43% meegenomen in de steekproef.

22%

56%

15%

5% 2%

tot 10000

tot 25000

tot 50000

tot 100000

meer dan 100000

Figuur 1: Verdeling van het bevolkingsaantal van de gemeenten uit de steekproef De geselecteerde gemeenten waarvan de data werden gebruikt voor opname in de studie naar het evolutie van het gebruik zijn opgenomen in bijlage 2.

Situering ● 11

Page 14: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

12 ● Situering

Het aantal gemeenten dat niet rapporteerden over de verschillende jaren varieert tussen 115 (voor de gegevens van 2006) en 19 (voor de gegevens van 2009). In het voorjaar van 2010 werden de gemeenten die de samenwerkingsovereenkomst milieu ondertekenden, actief gecontacteerd om de gegevens voor 2009 door te geven. Tien gemeenten rapporteerden in de periode 2003-2009 nooit.

2004 2005 2006 2007 2008 2009Gemeenten die rapporteerden

aantal 237 227 193 231 234 289procentueel 77 74 63 75 76 94

Gemeenten die niet rapporteerden

aantal 71 81 115 77 74 19procentueel 23 26 37 25 24 6

Tabel 3: Aantal gemeenten die rapporteerden verdeeld per jaar

Page 15: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

2 Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid

2.1 Globale trend

2.1.1 Vlaamse gemeenten: de 127

Wanneer men de evolutie van het gebruik, uitgedrukt in kg werkzame stof, bekijkt over de jaren heen dan zijn overduidelijk de effecten van het Vlaamse beleid merkbaar. Sinds 1 januari 2004 zijn de gemeenten verplicht om het gebruik af te bouwen of stop te zetten. Aanvankelijk (2004) moest worden overgeschakeld op producten met een gunstiger risicoprofiel, en dit voor het volledige grondgebied. Toch werd ten opzichte van 2003 ook effectief afgebouwd: er werd 12% minder werkzame stof gebruikt door de 127 gemeenten uit de steekproef.

Jaar Werkzame stof in kilogram Procentuele trend ten opzichte van

referentiejaar 2003

2003 8942 100

2004 7877 88

2005 7349 82

2006 6784 76

2007 6517 73

2008 6444 72

2009 5164 58 Tabel 4: De gebruikte hoeveelheden werkzame stof, in kg en procentueel. Van 2005 tot en met 2008 dienden de gemeenten binnen een deelproject met voldoende representatieve terreinen ten opzichte van de volledige gemeente het gebruik tot nul te herleiden. Hiertoe moest in de groenzones het gebruik onmiddellijk worden stopgezet, op verhardingen kon dit geleidelijker gebeuren. Dit is duidelijk merkbaar: aanvankelijk werd nog een daling van 6% gerealiseerd, maar naderhand nam de winst af tot 3 en zelfs 1%.

kg actieve stof

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

7000

8000

9000

10000

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

kg actieve stof

Figuur 2: Evolutie van het pesticidengebruik (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten. Ook de invloed van het meest recente uitvoeringsbesluit (19 december 2008) is duidelijk merkbaar. Dit besluit verplicht immers om het deelproject uit te breiden naar het volledige areaal door aanduiding van zones waar een nulgebruik vanaf 1 juli 2009 vlot haalbaar zou zijn. Zones waar een omvorming van de publieke ruimte nodig is om een nulgebruik te kunnen realiseren, worden (voorlopig) nog met

Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid ● 13

Page 16: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

gedoogde bestrijdingsmiddelen behandeld. De winst van de uitbreiding is aanzienlijk: een daling van het gebruik met 14% in 2009 ten opzichte van 2008. Dit is de grootste daling over alle jaren heen. Een andere mogelijkheid is dat de trend zich geleidelijker heeft doorgezet en een toename van welbepaalde producten in 2008 aan de basis ligt van het grote verschil tussen 2008 en 2009. Globaal gezien is dus al een daling gerealiseerd van 42%, uitgedrukt in kg werkzame stof. De winst, uitgedrukt aan de hand van het risicoprofiel van de gebruikte stoffen, zal vermoedelijk nog hoger liggen. We evolueren immers niet alleen naar een lager gebruik maar ook naar het inzetten van stoffen met een gunstiger risicoprofiel. Bij de stofspecifieke bespreking wordt hier verder op ingegaan. Van de 127 gemeenten uit de steekproef zijn er 2 die gedurende de onderzochte periode al een volledig nulgebruik bereikt hebben: Schelle (2005). En Destelbergen (2007).

2.1.2 Openbare besturen: AWV en NMBS

Niet alleen de gemeenten zijn gebonden aan de Vlaamse regelgeving maar ook alle openbare diensten die gevestigd zijn op het grondgebied van het Vlaamse Gewest. In tegenstelling tot de gemeenten, die via eerdere instrumenten (milieuconvenanten en samenwerkingsovereenkomst gemeente - Vlaams gewest) al het engagement aangingen om het pesticidengebruik af te bouwen, werden grootgebruikers als de NMBS en AWV verplicht om ten gevolge van de nieuwe regelgeving extra inspanningen te leveren. Opvallend is dat er bij deze diensten een duidelijke vooruitgang zichtbaar is, die zelfs aanzienlijker lijkt dan die van de Vlaamse gemeenten. Ter vergelijking wordt de globale trend van AWV en de NMBS weergegeven. Het Agentschap Wegen en Verkeer, dat alle gewestwegen beheert binnen het Vlaamse Gewest slaagde erin om in 2009 het gebruik (uitgedrukt in kg werkzame stof) terug te brengen tot 32,3% van het gebruik in 2004. Infrabel slaagt er op zijn beurt in om op de hoofdsporen (en voor het volledige Belgische net) het gebruik (uitgedrukt in kg werkzame stof) in 2009 terug te brengen tot 37,9% van het niveau in 2002. Dit is in hoofdzaak ten gevolge van het inzetten van een sproeitrein die werkt met een ‘select spray’. Met dit intelligent detectiesysteem wordt uitsluitend het onkruid en niet de onbegroeide plekken behandeld.

14 ● Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid

Page 17: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

2.2 Stofspecifieke trends Het onderzoek naar stofspecifieke trends richt zich op de meest frequent ingezette werkzame stoffen. De stoffen die over de zeven onderzochte jaren het meest frequent in de top 5 stonden, waren glyfosaat, oxadiazon, dichlobenil, diflufenican, diuron en MCPA.

2.2.1 Glyfosaat

Glyfosaat, dat voorkomt in heel wat producten, is sinds 2003 de onbetwistbare koploper. De stof heeft geen nawerking, waardoor meerdere behandelingen per jaar nodig zijn. Producten die naast glyfosaat ook diflufenican en/of oxadiazon bevatten (Kid Allees, Kid Way, Zapper,…) hebben wel een zekere nawerking en vertonen daarom een minder gunstig risicoprofiel. Glyfosaat wordt in hoofdzaak toegepast op verharde oppervlakken.

kg glyfosaat

0

1000

2000

3000

4000

5000

6000

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

kg glyfosaat

Figuur 3: Evolutie van het gebruik van glyfosaat (kg werkzame stof) bij de Vlaamse geselecteerde gemeenten. Het gebruik van glyfosaat vertoont schommelingen. De toename in 2004 is een gevolg van de aanbevelingen uit de lijst met gedoogde producten. Dit was een eerste stap binnen het reductieprogramma, die op korte termijn een belangrijke milieuwinst moest opleveren. Omdat glyfosaat relatief gezien een gunstige POCER-score vertoont, werd het o.a. ingezet als vervangproduct voor diuron op verhardingen. Diuron is verboden – niet gedoogd – sinds 1 januari 2004. In 2008 lijkt de (geringe) toename dan weer een gevolg van het verbod op het inzetten van dichlobenil. Er valt immers ook een stijging waar te nemen van de gebruikte hoeveelheden oxadiazon (zie 2.2.2) en diflufenican (zie 2.2.4). De producten Kid Way en Kid Liquid die erkend zijn voor onkruidbestrijding op permanent onbeteelde terreinen en in houtige aanplant, werden vermoedelijk deels ter vervanging van dichlobenil ingezet, waardoor ook het aandeel glyfosaat opnieuw toenam. Aan het gebruik van zapper (glyfosaat en diflufenican) ligt het nauwelijks vermits hier sinds 2004 een dalende trend waar te nemen valt. Globaal gezien ligt het gebruik in 2009 van glyfosaat 24% lager dan in het referentiejaar 2003.

Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid ● 15

Page 18: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

2.2.2 Oxadiazon

Oxadiazon komt voor in de producten Kid Allees, Kid Liquid en Kid Way. De laatste twee worden vooral sinds 2008 toegepast. Kid Allees was aanvankelijk als niet gedoogd geklasseerd maar werd in 2005 opnieuw gedoogd omwille van een verbeterde formulering. Door het product aan te bieden in wateroplosbare zakjes werd het risico voor blootstelling bij de aanmaak van de spuitvloeistof verminderd met een verbeterd risicoprofiel tot gevolg. Dit verklaart de schommelingen in het gebruik. Ondertussen is de erkenning voor Kid Allees afgelopen en sinds 4 november 2009 dient het gebruik te zijn stopgezet. De stijging in 2008 houdt deels verband met het verbod op dichlobenil (zie 2.2.1). Ten opzichte van het referentiejaar 2003 ligt het gebruik al 66% lager, ten opzichte van 2004 is er een status quo.

kg oxadiazon

0

200

400

600

800

1000

1200

1400

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

kg oxadiazon

Figuur 4: Evolutie van het gebruik van oxadiazon (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten.

2.2.3 Dichlobenil

Dichlobenil is een herbicide dat in hoofdzaak wordt ingezet ter bestrijding van onkruiden in aanplantingen. Het gebruik staat sinds 2008 niet meer op de lijst van gedoogde producten. Meldingen van de aanwezigheid van het afbraakproduct BAM in ruw water en afgewerkt drinkwater door verscheidene drinkwatermaatschappijen in Vlaanderen en Wallonië, heeft geleid tot deze beslissing. Bovendien werd hetzelfde afbraakproduct ook in 6% van de meetlocaties van het grondwatermeetnet gedetecteerd. Op 18 maart 2009 werd het product ook definitief van de markt gehaald, 18 maart 2010 was de uiterste datum voor gebruik. De grafiek vertoont duidelijk een uitfasering van dichlobenil. Opmerkelijk is dat een eerste belangrijke daling (16%) reeds in 2007 was ingezet. Dit is vermoedelijk ten gevolge van het feit dat pesticidenreductie in aanplantingen een haalbare kaart is voor de gemeenten. Volgens de lijst met gedoogde producten is Casoron GR niet meer toegestaan sinds 1 januari 2008. De sterkste daling werd dan ook gerealiseerd tussen 2007 en 2008 en bedroeg 33%. Dit is overduidelijk het gevolg van de aansturing door het Vlaamse Gewest. Rekening houdend met de opgebruiktermijn van 1 jaar betekent dit dat de Vlaamse gemeenten cf. de Vlaamse regelgeving het gebruik op 1 januari 2009 moesten stopzetten. Opvallend is dat er toch nog Casoron GR werd ingezet in 2009. Binnen de steekproef zijn dit 8 gemeenten, over heel Vlaanderen zijn dit er 12.

16 ● Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid

Page 19: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

Figuur 5: Evolutie van het gebruik van dichlobenil (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten.

kg dichlobenil

700

600

500

400

kg dichlobenil

300

200

100

0

2003 2005 2004 2006 2007 2008 2009

2.2.4 Diflufenican

Diflufenican wordt in hoofdzaak gebruikt om producten op basis van glyfosaat een zekere nawerking te geven, al dan niet nog in combinatie met oxadiazon. Voorbeelden zijn Zapper, Kid Liquid en Kid Way. Het verloop volgt in hoofdzaak dat van glyfosaat (Zapper), de piek in 2008 is wellicht te wijten aan het gebruik van Kid Way en Kid Liquid. Diflufenican wordt in combinatie met andere werkzame stoffen in hoofdzaak op verhardingen toegepast. Met uitzondering van de piek in 2008, is het gebruik gedaald. In 2009 werd 27% minder diflufenican verbruikt in vergelijking met 2003.

Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid ● 17

Page 20: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

kg diflufenican

0

50

100

150

200

250

300

350

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

kg diflufenican

Figuur 6: Evolutie van het gebruik van diflufenican (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten.

2.2.5 Diuron

Diuron werd al bij aanvang van het reductieprogramma zoveel mogelijk ontraden omwille van het hoge risico voor mens en milieu. Het hoge gebruik in 2003 is te wijten aan volgende producten: Alltex Super SC, Borocil K, Boutanex SC, Canyon, Digral SC, Herbonex Super SC, Kerb Super GR, Marbre, Ustinex SC, Ustinex WP, Weedazol Super en Weedazol Super SC. Van heel wat van deze producten werd de erkenning op 12 januari 2003 ingetrokken, met een toepassing tot uiterlijk 12 juli 2004. In 2005 wordt diuron enkel nog ingezet in mengvorm (Canyon, Kerb Super GR, Ustinex Z Granulaat), vanaf 2006 wordt enkel nog Canyon ingezet. Canyon werd reeds in 2006 niet meer gedoogd (met een opgebruiktermijn van 1 jaar). Sinds 13 december 2008 dient het gebruik ook worden stopgezet cf. de intrekking van de erkenning door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. De minieme stijging in 2007 kan te maken hebben met het opgebruiken van de resterende voorraad Canyon (hier door 5 gemeenten uit de steekproef). Hoewel niet meer gedoogd, maar wel nog erkend, werd in 2008 nog Canyon ingezet door 1 gemeente uit de steekproef. In 2009 is het gebruik van producten die diuron bevatten tot nul herleid.

18 ● Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid

Page 21: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

kg diuron

0

100

200

300

400

500

600

700

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

kg diuron

Figuur 7: Evolutie van het gebruik van diuron (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten.

2.2.6 MCPA

MCPA wordt bij de Vlaamse gemeenten in hoofdzaak gebruikt onder de vorm van producten als Bofix en Dinet. Deze worden ingezet op gazons en in grasvelden om onkruiden selectief te bestrijden, bij openbare besturen vaak op sportvelden. Een andere mogelijke toepassing is de bestrijding van paardestaart (Equisetum arvense) in aanplantingen door het wegvallen van Casoron GR. Opvallend is de stijging van het gebruik sinds 2006 met 11%. Dit zou ook te maken kunnen hebben met het feit dat de gemeenten nu via de inventaris vaker het gebruik op sportvelden aangeven, daar de werkzame stof in hoofdzaak voor dit doeleinde wordt toegepast, doch dit kan niet worden afgeleid uit de aangiften.

Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid ● 19

Page 22: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

20 ● Onderzoeksresultaten getoetst aan het gevoerde beleid

kg mcpa

0

50

100

150

200

250

300

350

2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009

kg mcpa

Figuur 8: Evolutie van het gebruik van MCPA (kg werkzame stof) bij de geselecteerde Vlaamse gemeenten.

Page 23: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

3 Besluit In 2003 werd het startschot gegeven voor het afbouwen van bestrijdingsmiddelen bij openbare diensten. De overheidsdiensten vervullen hierin een belangrijke rol. Het beleidskader is het Decreet houdende de vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest - het pesticidenreductiedecreet - en haar uitvoeringsbesluit. De beslissing voor deze drastische omschakeling was in hoofdzaak terug te brengen tot de bezorgdheid voor het leefmilieu en de volksgezondheid. De krijtlijnen die zijn uitgezet met het pesticidenreductiedecreet werpen duidelijk vruchten af. De selectie van 127 Vlaamse gemeenten toont een reductie met 42% in 2009 ten opzichte van 2003. Door het uitfaseren van de meest schadelijke producten, zoals dichlobenil en diuron, kan er bovendien verwacht worden dat de milieuwinst nog aanzienlijker is dan de winst in kilogram werkzame stof. Sommige grootgebruikers zoals de NMBS en AWV slagen er zelfs in om het gebruik nog meer terug te dringen. De rol van de Vlaamse overheid als sturende kracht wordt hiermee duidelijk aangetoond. Toch zijn er ook nog verbeterpunten. Tot 1 juli 2009 gaven tien gemeenten officieel door dat ze nulgebruik toepassen. Op 1 januari 2015 moeten alle gemeenten een nulgebruik toepassen. Gemeenten moeten de stap durven zetten om tot een volledig nulgebruik te komen. Het nieuwe besluit van 19 december 2008 tracht dit te bereiken door de openbare besturen te verplichten ‘anders’ te gaan denken over kruidgroei en het beheersen ervan. In eerste instantie moet preventief gewerkt worden, maar er zal zeker ook een bepaalde graad aan kruidgroei getolereerd moeten worden. Dit pesticidenreductiedecreet van 21 december 2001 is geen omzetting van een Europese richtlijn. De Europese richtlijn - Richtlijn duurzaam gebruik van pesticiden dateert van 21 oktober 2009 en tracht een gemeenschappelijk regelgevingskader tot stand te brengen dat tot een duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen moet leiden, uitgaande van een op voorzorg en preventie gebaseerde benadering. De richtlijn bevat heel wat maatregelen die in het pesticidenreductiedecreet en het uitvoeringsbesluit vervat zitten. Vlaanderen zit hierdoor alvast voor op het schema wat betreft de beoogde maatregelen die door openbare besturen in uitvoering van de Europese richtlijn zullen moeten genomen worden door de lidstaten.

Besluit ● 21

Page 24: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

Bijlage 1: Gebruikte producten ACTELLIC 8 7153/B AGRICHIM SLAKKENDOOD / AGRICHIM ANTILIMACES 7123/B AGROXYL 1132/B AGROXYL 250 8785/B ALCO 4337/B ANTIGIB 6193/B BASTA TUIN - JARDIN 7907/B BELGA LIMACES ROUGE / BELGA SLAKKEN ROOD 8070/B BELGARAT ROUGE - ROOD 9307/B BONALAN 7186/B BONZI 7498/B BROMARD 386/B BROMO 5534/B CAID SOLUTION HUILEUSE/OLIEACHTIGE OPLOSSING 5948/B CALYPSO 9352/B CARBISAN 6939/B CHALLENGE 7936/B CHICONEX 180 EC 9440/B COSMIC 9263/B CURATER 200 SC 7691/B DIQUAT EUROFYTO 611/P DITHANE WG 8055/B ECO-INSECT 8392/B ELEFANT-SOMMEROL 5703/B FATAL HAVERLOKAAS 2802/B FENOMENAL 9500/B FERRAMOL ECOSTYLE SLAKKENKORRELS 9360/B FINALSAN MOSVRETER RONGEMOUSSE PRO 9725/B FINALSAN ONKRUIDVRETER PRO 9688/B FLINT 50 WG 9144/B FLORAMITE 240 SC 9462/B FLYBAIT 9037/B FORMUSECT 9299/B FUSILADE MAX 9476/B GARLON 4 SHELL 7146/B GAZELLE 9374/B GLYFO STAR 9745/B GROENVRETER CONCENTRAAT 6506/B JAVELIN 7841/B KB FOURMIS - KB MIEREN 7310/B KB HERBONEX LIQUIDE / KB HERBONEX VLOEIBAAR 7452/B KB POLYCARE 8972/B KB POLYSECT AEROSOL 9489/B KB WEEDOL EXTRA 9351/B KLERAT 7809/B LENTIPUR 500 SC 8875/B LIMORT 4305/B LINURON 450 PROTEX 653/P MAXFORCE WHITE IC 3299/B MESUROL FS 500 7385/B MESUROL SC 500 8583/B

22 Bijlage 1

Page 25: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Onderzoek naar het pesticidengebruik bij Vlaamse gemeenten 2003-2009

Bijlage 1 23

MOSKILL 6915/B NORA PASTA 2706/B NO-RATS BLOK 7721/B NO-RATS GRAANTJES 7722/B ONKRUIDVRETER PRO 9609/B ORTIVA TOP 9556/B PELGAR DIFENACOUM BLE CONCASSE 4898/B PERMAX 10 EW 8344/B PHREAX-SID 8249/B PREMAZOR 9683/B PROP'SOL 9445/B PROVADO COMBI PIN 8967/B PROVADO ULTRA 9466/B PYRETHRO BIO SPRUZIT 8837/B PYRETHRO PUR SPRUZIT RTU 9391/B RACUMIN PASTA 9191/B RASTOP "CEREALES C" 7366/B ROUNDUP 120 TURBO 8283/B ROUNDUP 60 8987/B ROUNDUP DRY 8505/B ROUNDUP ENERGY 412/B ROUNDUP PLUS 8116/B ROUNDUP SPRAY 8069/B ROVRAL 7062/B SCALA 8579/B SOLFAC EW 050 6886/B SPUITZWAVEL SANAC 80% 6350/B STEWARD 9328/B STORM 8857/B STRONG 1302/B SULFATE DE FER Sb MERCIER / IJZERSULFAAT Sb MERCIER 7859/B SUPER CAID GRAINS/GRANEN 8397/B SUPER CAID WAX 8280/B SUPER GLYFOSAAT 8420/B SYSTHANE 20 EW 9064/B SYSTHANE F 7822/B TALSTAR 8 SC 8080/B TARGA 7553/B TERANO 9032/B TIPO 9447/B TOMCAT 8970/B TOUCHDOWN QUATTRO 9444/B U 46 M 8439/B U 46 M750 9310/B VERTIMEC 8511/B VESPA DP 9460/B VOLASECT 9264/B

Page 26: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

Bijlage 2: Geselecteerde gemeenten

gemeente inwoners

oppervlakte in hectare

Aarschot 27.883 6.251,50 1 Aartselaar 14.292 1.092,61 2 Antwerpen 460.319 20.451,42 3 Anzegem 13.899 4.178,87 4 Ardooie 9.122 3.457,61 5

As 7.488 2.206,83 6 Asse 29.054 4.963,98 7

Assenede 13.509 8.722,47 8 Balen 20.135 7.288,18 9

Beersel 23.374 3.000,67 10 Begijnendijk 9.327 1.761,85 11

Berlaar 10.484 2.457,19 12 Bertem 9.126 2.974,71 13 Beveren 45.588 15.018,13 14 Bilzen 30.008 7.589,53 15

Boechhout 12.057 2.065,51 16 Bonheiden 14.411 2.926,65 17

Boom 15.890 736,54 18 Borgloon 10.142 5.112,28 19 Bornem 20.019 4.575,83 20

Brasschaat 37.155 3.849,48 21 Brecht 26.127 9.083,85 22 Bree 14.472 6.496,02 23

Brugge 117.172 13.840,22 24 Damme 10.919 8.952,05 25 De Haan 11.872 4.216,92 26 De Panne 9.973 2.389,69 27 De Pinte 10.176 1.798,43 28 Deerlijk 11.324 1.681,57 29

Dentergem 8.127 2.593,55 30 Destelbergen 17.122 2.656,47 31 Diepenbeek 17.707 4.118,77 32

Diest 22.663 5.819,89 33 Dilsen-Stokkem 18.915 6.560,65 34

Edegem 21.729 865,22 35 Eeklo 19.404 3.004,61 36

Gavere 12.003 3.134,59 37 Gent 231.671 15.618,11 38

Gingelom 7.764 5.649,23 39 Gistel 11.185 4.225,41 40

Grobbendonk 10.715 2.835,65 41 Haacht 13.533 3.056,85 42

Hamont-Achel 13.744 4.365,97 43 Herent 19.134 3.273,22 44

Herenthout 8.399 2.355,06 45 Heusden-Zolder 30.721 5.322,71 46

Hoegaarden 6.164 3.393,12 47 Hoogstraten 18.561 10.531,84 48

24 Bijlage 2

Page 27: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Onderzoek naar het pesticidengebruik bij Vlaamse gemeenten 2003-2009

Houthalen-Helchteren 29.877 7.826,88 49 Hove 8.273 598,70 50

Huldenberg 9.113 3.963,93 51 Hulshout 9.124 1.734,55 52

Ieper 34.963 13.061,04 53 Ingelmunster 10.632 1.615,73 54

Koksijde 20.972 4.395,96 55 Kortenberg 18.214 3.451,72 56

Kortrijk 73.631 8.002,04 57 Kraainem 12.976 580,44 58 Kruibeke 15.106 3.342,42 59

Kruishoutem 8.107 4.675,57 60 Langemark-Poelkapelle 7.759 5.252,90 61

Leuven 90.143 5.663,21 62 Lier 33.141 4.970,31 63

Linter 7.012 3.637,50 64 Lubbeek 13.591 4.613,19 65 Machelen 12.463 1.159,43 66

Malle 14.155 5.198,59 67 Mechelen 77.992 6.518,78 68 Meerhout 9.345 3.628,72 69

Meise 18.482 3.481,85 70 Menen 32.345 3.307,08 71

Merelbeke 22.370 3.664,69 72 Middelkerke 17.735 7.565,34 73

Mol 32.652 11.425,61 74 Mortsel 24.379 778,42 75

Nieuwerkerken 6.582 2.246,11 76 Olen 11.226 2.317,47 77

Oostende 68.739 3.772,39 78 Oostrozebeke 7.434 1.662,18 79 Opglabbeek 9.492 2.497,90 80 Oudenaarde 28.295 6.806,00 81

Oud-Heverlee 10.794 3.113,86 82 Overpelt 24.041 4.084,72 83

Peer 15.778 8.695,14 84 Pepingen 4.343 3.604,71 85

Pittem 6.613 3.442,15 86 Putte 15.583 3.495,58 87 Puurs 15.903 3.341,11 88 Ranst 17.829 4.358,37 89 Ravels 13.605 9.499,25 90

Roeselare 55.638 5.979,39 91 Ronse 24.025 3.448,17 92 Rumst 14.624 1.990,38 93 Schilde 19.564 3.598,94 94 Schoten 33.159 2.955,21 95

Sint-Amands 7.725 1.557,58 96 Sint-Katelijne-Waver 19.518 3.611,63 97

Sint-Niklaas 69.465 8.379,71 98 Spiere-Helkijn 2.032 1.077,67 99

Staden 10.942 4.624,00 100

Bijlage 2 25

Page 28: Rapport Gebruik Februari 2011 TW

Evolutie van het pesticidengebruik bij Vlaamse Gemeenten 2003 - 2009

26 Bijlage 2

Steenokkerzeel 10.754 2.345,89 101 Tervuren 20.570 3.292,22 102

Tessenderlo 16.680 5.135,19 103 Tielt 19.169 6.850,44 104

Tongeren 29.673 8.756,11 105 Torhout 19.305 4.523,28 106 Tremelo 13.661 2.157,43 107 Turnhout 39.760 5.606,38 108 Vilvoorde 37.200 2.147,21 109 Vleteren 3.624 3.814,82 110 Voeren 4.283 5.062,70 111

Vosselaar 10.106 1.184,80 112 Waregem 35.854 4.434,38 113

Wervik 17.663 4.361,25 114 Wevelgem 31.064 3.876,15 115

Wezembeek-Oppem 13.486 681,87 116 Willebroek 22.947 2.740,54 117 Wingene 13.082 6.842,07 118

Wommelgem 12.088 1.300,65 119 Zemst 21.236 4.283,44 120

Zingem 6.778 2.393,43 121 Zoersel 20.515 3.865,08 122

Zonhoven 19.848 3.933,94 123 Zottegem 24.425 5.665,50 124 Zoutleeuw 7.907 4.673,38 125 Zwevegem 23.660 6.324,24 126 Zwijndrecht 18.101 1.781,86 127

totaal steekproef 3.245.518 580.829,94 127 Vlaanderen 6.058.368 1.352.225,10 308

steekproef t.o.v. totaal Vlaanderen 53,57 42,95 41,23