TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web...

32
Klankleer/Phonology I Samenvatting – Femke van Rijn Fonetiek: studie van het spraakgeluid en de waarneming en productie ervan -articulatorische fonetiek -akoestische fonetiek -perceptieve fonetiek Fonetiek is een hulpwetenschap bij de fonologie: - beschrijven van klankeninventaris van een taal -transcriberen van een taal -spraakanalyse Fonologie: studie van klanksystemen Subglottale systeem: longen met bijbehorende spieren, luchtwegen onder de larynx 1

Transcript of TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web...

Page 1: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Klankleer/Phonology ISamenvatting – Femke van Rijn

Fonetiek: studie van het spraakgeluid en de waarneming en productie ervan-articulatorische fonetiek-akoestische fonetiek-perceptieve fonetiek

Fonetiek is een hulpwetenschap bij de fonologie:- beschrijven van klankeninventaris van een taal-transcriberen van een taal-spraakanalyse

Fonologie: studie van klanksystemen

Subglottale systeem: longen met bijbehorende spieren, luchtwegen onder de larynxGlottale systeem: strottehoofd (larynx), stembandenSupraglottale systeem: mond-, neus- en keelholte

1

Page 2: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Initiatiekenmerken:Richting van de luchtstroom:

Egressief: naar buiten gerichtIngressief: naar binnen gericht

Luchtstroommechanismen:Pulmonisch: voortgebracht door de longenEjectieven: via de glottisClicks: afsluiting achter in de mondholte, compressie van lucht

Stemkwaliteit:BreathyCreaky

Stemhebbende klanken: trilling van de stembanden, stembanden zijn (gedeeltelijk) geslotenStemloze klanken: geen trilling, stembanden zijn openEr kan aspiratie optreden.

Consonanten (medeklinkers) worden geproduceerd in de mond-, neus- en keelholte. De luchtstroom wordt turbulent of onderbroken door vernauwingen.Vocalen (klinkers): er zijn geen vernauwingen, de luchtstroom blijft ononderbroken en gelijkmatig

Kenmerken voor consonanten:-plaats waar de vernauwing wordt gemaakt-stemhebbendheid-wijze (mate/sterke/vorm van vernauwing in mond-, neus- en keelholte)

Plosieven (plofklanken): de luchtstroom wordt voor korte tijd volledig onderbroken, daarna komt de lucht weer vrij met een plofje (release burst)Fricatieven (wrijfklanken): twee articulatoren worden dicht bij elkaar gebracht waardoor de luchtstroom turbulent wordt en een ruisgeluid ontstaatNasalen: lage velumstand, de mondholte is volledig afgeslotenLateralen: de lucht ontsnapt langs de zijden van de tongTrilklanken (ratelaars): series van korte afsluitingen die gemaakt worden door 2 articulatoren bij elkaar te brengen en er een luchtstroom door te voerenApproximanten (halfvocalen): er is een vernauwing, mar de luchtstroom wordt niet of nauwelijks verstoort, het verschil met vocalen is de duur en positieTaps/flaps: korte volledige afsluitingen, geen waarneembare release

Kenmerken voor vocalen:-gesloten vs open-voor vs achter-gerond vs ongerond/gespreid-lang vs kort

2

Page 3: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Esophagus: slokdarmTrachae: luchtpijpLarynx: strottenhoofdThyroid: schildkraakbeenGlottis: stemspleetEpiglottis: strotklepPharynx: keelholteVelum: zacht gehemeltePalatum: hard gehemelteAlveolen: tandkassen

De tong bestaat uit: tongrug, tongblad, tongpunt, tongwortel en tongbeen

Soorten klanken en hoe ze gemaakt worden:Glottaal: door de stembanden (de pauze in ‘’mee-eter’’)Faryngaal: door de tongwortel ([h])Uvulair: door de tongrug (harde [g])Velair: door de tongrug (zachte [g])Palataal: door het tongblad ([j])Postalveolair: met de tongpunt achter de tandkassenAlveolair: met de tongpunt tegen de tandkassen ([s])Dentaal: met de tong tegen de tandenBilabiaal: met beide lippenLabiodentaal: met de boventanden op de onderlip ([f])Apicaal: met de tongpuntDorsaal: met de tongrug

3

Page 4: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Classificatie van spraakklanken:Fonetische eigenschappen

-articulatie-akoestiek (spectrale kenmerken)-auditieve/visuele perceptie (zintuigen en verwerking)

Fonologische eigenschappen-lexicaal contrast-natuurlijke klassen voor processen

Initiatiekenmerken in het Nederlands: pulmonisch en egressief

International Phonetic Alphabet (IPA); transcriptiesysteem voor articulatorische classificatie, symbool voor elke mogelijke combinatie-de duur van een klank wordt aangegeven door (:) en :-transcripties moeten tussen [ ] staan-geen hoofdletters, interpunctie en spaties

4

Page 5: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Structural gaps: een gat in het IPA omdat het een klank is die niet mogelijk is om te producerenAccidental gaps: een klank die mogelijk is, maar nog niet gevonden (of later pas toegevoegd)

Diftong: tweeklank, combinatie van twee klinkersIn het Nederlands: [ei], [ui], [au]In het Engels: here

Affricaat: combinatie van twee medeklinkers, een plosief en een wrijfklankIn het Duits: Pferd, ZeitIn het Engels: church

Geprenasaliseerde klanken: combinatie van twee medeklinkers, een nasale klank en een plosiefMbutu, Nkomo, Ndour

5

Page 6: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Het schrift is een combinatie van fonologie en morfologie, het is afgeleid van de gesproken taal. Fonetische transcriptie is belangrijk omdat de grafemen niet altijd overeenkomen met de fonemen. Ook bestaan er verschillende schriften die op verschillende dingen (klanken, lettergrepen) zijn gebaseerd, en kan dezelfde klank verschillen in een andere context.Fonetische transcriptie kan voor elke klank en elke taal gebruikt worden.

Dispersie-effect = er zijn van elke soort klank wel varianten in talen ([i], [a], [u])

Assimilatie: klanken hebben invloed op naburige klanken, ze gaan kenmerken delen-progressief: de klank wordt aangepast op die van daarvoor (opzet, afzien, afval)-regressief: de klank wordt aangepast op die van daarna (asbak, bruikbaar, inpakken)-van plaats: de klank wordt op een andere manier gevormd (inpakken, aanjagen, inkopen)-van stem: de stemhebbendheid van de klank verandert (ijsbeer, zakdoek, leefbaar)-volledig: de gehele klank verandert (inmaken, soeppan, opbod)-partieel: een gedeelte van de klank verandert (ijsbeer, inpakken, opzet)-intern: binnen een woord (ijsbeer, opzet, inpakken)-extern: tussen twee woorden (lees dat, op zee, in Parijs)

Hypercorrectie: een klank extra goed uitspreken (de zon in de zee zien zakken)

Coarticulatie: de articulatiebewegingen worden minder abrupt en minder groot, de klank wordt wel goed geproduceerd maar op een simpelere manier

Reductie: verkleining van de articulatorische ruimte en tijd, productie kost minder moeite, dit geldt alleen voor de klinkers (patat wordt p’tat, mijn wordt m’n)

Fonologie onderzoekt de functie en organisatie van klanken in klanksystemen.-welke klanksegmenten heeft een taal?-welke klankverschillen hebben een woordonderscheidende functie in de taal?-wat zijn mogelijke combinaties van klanken in een taal?-welke regelmatigheden doen zich voor?

6

Page 7: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Fonologische processen-insertie: een klank die niet in het woord zit, wordt toch gerealiseerd (melk – mellek)-deletie: een klank wordt niet gerealiseerd, terwijl hij wel in het woord zit (zoals t-deletie, kastje – kasje)-assimilatie: klanken passen zich aan elkaar aan (inpakken – impakken), articulatiegemak-dissimilatie: klanken uit elkaar trekken om duidelijker te maken wat je zegt, perceptiegemak (lerer – leraar)-metathesis: klanken worden verwisseld (weps – wesp)-alternantie: een klank verandert zonder dat de context een rol speelt (hond – honden), je kan de reden niet zo goed aanwijzen-fusie: twee klanken die naast elkaar staan worden samen een nieuwe klank (regenen – regnen)

Compensatory Lengthening: deletie van tweede del van een diftong wordt gecompenseerd door vocaalverlenging van het eerste deel (lijf – le:f)

Generatieve Taalkunde: verklaren wat het verschijnsel menselijke taal inhoudt door het opstellen van generatieve grammatica’s

-grammatica = beschrijving van het taalsysteem van de individuele gebruiker (wat hij onbewust van een taal weet)-generatief = systeem van expliciete regels

Universele Grammatica (UG) = aangeboren gedeelte van grammatica, mensen ontwikkelen hun taalsysteem op basis van dit UG in combinatie met de leerfaseGeneratieve Taalkunde wil het aangeboren taalvermogen beschrijven

Principes = eigenschappen die gemeenschappelijk zijn voor alle talenParameters = taalspecifieke instellingen

Soms kan een beschrijving van een fonologisch proces op verschillende manieren. Daarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als doel het aantal correcte grammatica’s te verkleinen. (UG-hypotheses).Beknoptheidseis: de meest beknopte/best generaliserende beschrijving is de UG-beschrijving. Het argument hiervoor is dat kinderen beknopte generalisaties maken als zij taal aanleren (liep – loopte).

7

Page 8: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Fonologische Regels: A -> B / C__DA = foneem (tussen / /)B = realisatie van dat foneem (tussen [ ])C__D = omgeving waarin het foneem zich bevindtGrenssymbolen: $ (syllabegrens), + (morfeemgrens) en # (woordgrens)Voorbeeld: ‘’hond’’ /d/ -> [t] / __$

Onderliggende vorm: uniek, constant (hond – honden)Oppervlaktevorm: variabel, geconditioneerd (uitspraak: hont – honden)

-deze regels pas je toe bij nieuwvormingen

0-hypothese: een klankvorm komt rechtstreeks uit het lexicon, geen tussenkomst van fonologische regelsTegenargument: allomorfie/fonologische alternanties

Sommige foneemverschillen zijn kleiner dan anderen-het verschil tussen [dak] en [tak] is kleiner dan dat tussen [tak] en [mak] (dit heeft te maken met plaats van articulatie en stemhebbendheid)

Feature = eigenschap van een klankDe foneem wordt weergegeven als een bundel distinctieve (= potentieel woordonderscheidende) featuresDistinctieve kenmerken: plaatskenmerken (high, back), wijzekenmerken (round, tense), laryngeaal kenmerk (stem)

Voorbeeld: /i/+Tense = gespannen spieren (onderscheiden [i] van [ie])-Round = getuite lippen (onderscheiden [ie] en [u])-Back = (onderscheiden [oe] en [ie])+High = plaats van de kaak

HIGH /i/ is [+high, -low]LOW /a/ is [-high, +low]

/e/ is [-high, -low]BACK /i/ is [-back]

/u/ is [+back]TENSE /e/ is [-high, -low, +tense]

// is [-high, -low, -tense]ROUND /i/ is [-round]; /y/ is [+round]

Functie van features:-woordonderscheidende klankverschillen aangeven-aanwijzing articulatie-karakterisering natuurlijke klassen

8

Page 9: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Obstruentenp b s z, etc.

Son.Cons.m n l r, etc.

Halfvocalenj w, etc.

Vocalena i u,etc.

[syll] - - - +

[cons] + + - -

[son] - + + +

Natuurlijke klasse: verzameling fonemen waarop dezelfde regels van toepassing zijn-obstruenten-sonorante consonanten-halfvocalen-vocalen

Sonorante klanken: de luchtstroom passeert zonder veel tegenwerking van de articulatie-organen de mond-, neus- en keelholte

-vocalen zijn het meest sonorant

Obstruenten worden stemloos aan het eind van de lettergreep (progressieve assimilatie van stem)

Anterieur = achterin de mondCoronaal = met het voorste gedeelte van de tong

labiaal labiodent. interdent. alveolair palato-alveolair

palataal velair uvulair

+ anterieur +ant +ant +ant -ant -ant -ant -ant

-coronaal -cor +cor +cor +cor +cor -cor -cor

-back +back +back

+high -high

-strident +strident -strident +strident +strident

9

Page 10: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Syllabemodel: fonologische opbouw van een lettergreep-rechte lijn is cruciaal-schuine lijn is optioneel

Sonoriteitshiërarchie: indeling van minst sonorant tot meest sonorantSonority slope: de sonoriteit neemt toe tot aan de nucleus van de syllabe en neemt daarna weer af

Nederlands syllabemodel:-peak: alleen vocalen-margin core en coda: allesbehalve vocalen-satellites: alleen sonorante consonanten-extra syllabische posities: [s], [t] ([p], [k])

$ = syllabegrens (be $ zem, bal $ kon, hon $ den)+ = morfeemgrens (boom + pje, hond + en)# = woordgrens (bal #, honden #)

Final Devoicing: niet-sonoranten (obstruenten) worden stemloos aan het eind van de syllabegrens (hebben – heb, wordt uitgesproken als ‘’hep’’)

Biologische functie van de larynx:-toevoer/afvoer lucht naar longen-verhinderen dat voorwerpen in de longen komen-verwijderen van voorwerpen die per ongeluk in de luchtpijp zijn gekomen

Door het periodiek open en dichtgaan van de glottis komt er variatie in de luchtdruk in de mond- en keelholte, waardoor de larynx een vierde functie krijgt: stemvorming.

10

Page 11: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Wat drijft de stemvorming? Er zijn meerdere mogelijkheden:-zenuwprikkels sturen de individuele openingen/sluitingen van de glottis aan, maar:

-Hoge frequenties zenuwimpulsen zouden dan bereikt moeten worden-Het blijkt mogelijk stemvorming te krijgen in een geprepareerde menselijke larynx

-de aerodynamisch-myoelastische theorie-de glottale cyclus is het gevolg van drukvariaties aan weerzijden van de glottis, spanning van de stembanden en het Bernoulli-effect

Aerodynamisch-myoelastische theorie:

Stemkwaliteit:-normale fonatie vs geen fonatie-fluisterfonatie-kraak(stem)fonatie-falsetto

Al deze vormen hebben een eigen glottisstand.

Toonhoogte wordt bepaald door:-fysiologie-sociale conventies-spreekstijl

Stemhebbende obstruenten:-gesloten, maar niet stijf aangedrukte stembanden-relatief slappe stembanden-verlaging van de larynx-verslapte wanden van pharynx/gehele spraakbuis

Stemloze obstruenten:-gespreide of juist stijf aangedrukte stembanden-relatief strakke stembanden-enigszins verhoogde larynx-verstrakte wanden van farynx/gehele spraakbuis

11

Page 12: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Intonatie: het gebruik van toonhoogte voor taal-melodisch (betekenisverschil door verschillen in melodie)-accentfunctie-markeringsfunctie

Geluid is verstoring van de barometrische druk, de trilling van een voorwerp wordt door een medium (de lucht) voortgeplantZuivere/enkelvoudige toon: de verstoring van de druk blijft hetzelfde (periodiek) na bepaalde tijd, dit komt nauwelijks voor

Oscillogram: een registratie van de luchtdeeltjestrilling als een functie van de tijd

amplitude (A) (dB) luidheid max. waarde die de geluidsdruk aanneemt periode (T) (sec) duur de tijd waarin het patroon zich herhaaltfrequentie (F) (Hz) toonhoogte aantal trillingen per seconde

Decibel (dB): eenheid van geluidssterkte, geeft de amplitude/het volume van het signaal aan-grens van het hoorbare: 0 dB-pijngrens: 130 dB-spreekstem: 65-70 dB

Herz (Hz): meeteenheid van frequenties, gemeten in trillingen per seconde (1 Hz = 1 trilling per sec, 1 kHz = 1000 Hz)

-gebied waarin mensen geluid kunnen waarnemen: 20 Hz – 20 kHz-als we ouder worden neemt het klankspectrum af (40 Hz – 15 kHz)

12

Page 13: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Puls: korter dan 1/20 secStationair: onafhankelijk van tijdEnkelvoudige toon: bevat 1 frequentieSamengestelde trillingen: bevat meerdere frequentiesSamengestelde toon: bevat grondtoon en boventonenRuis: alle mogelijke frequenties komen voor, onregelmatig trillingspatroon

Grondtoon (F): de laagste frequentie in een samengestelde golfvormBoventonen: trillingen van frequenties die een meervoud zijn van de grondtoon (1e boventoon: 2F, 2e boventoon: 3F enz.)Spectrum: opbouw van de basisfrequenties, de klankkleur (momentopname), een plaatje waarin de frequentie en de amplitude tegen elkaar worden uitgezet (iedere samengestelde trilling met een frequentie F, som van de trillingen met frequenties F, 2F, 3F enz.)

De stand van de mond heeft een filterfunctie, en versterkt of onderdrukt boventonen. Hierdoor wordt de klankkleur van het geluid bepaald.

Spectrogram: een verzameling van opeenvolgende spectra van een signaal waarbij de relatieve intensiteit in grijstinten is weergeven. (hoe zwarter iets is, des te meer amplitude in dat gebied is)Vocaal-plosief-vocaal, onderbreking van geluid, terug te zien in spectrogram door een wit gebied. Je kunt zien met welke plosief je te maken hebt, door de overgang.

In golven kan je patroontjes zien waardoor je herkent met welke vocaal je te maken hebt. Kun je dat niet herkennen, dan heet dat ruis ([sss], [ggg]). Er zit geen patroon in, het heeft aperiodieke golven.

Equalisatie (EQ): de afstelling van een frequentieweergave in een audiosignaal om de gewenste klank te krijgenEqualizer: kan bepaalde frequenties afsnijden of opwaarderen met behulp van filters

Slechthorenden kunnen bepaalde frequentiegebieden niet meer goed waarnemen.

13

Page 14: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Kunstmatige spraak = spraaksignalen die niet door mensen worden voortgebracht of opgenomen zijn, gemaakt door:

-het nabouwen van de menselijke spreekbuis-een elektrisch systeem met gescheiden bronnen en filters, zonder mechanische articulatoren-een algoritme dat de golfvormen van menselijke spraak berekent

Allofoonsynthese: stukjes spraak van akoestisch segmentbegin tot -einde worden aaneengeschakeld

De meeste informatie zit in de transities. Difonen zijn de overgangen tussen twee fonen. Deze overgangen zijn taalspecifiek, je kunt er de accentverschillen tussen talen in ontdekken.Difoonsynthese: de grenzen worden extremer gemaakt

In ruis zitten alle frequenties.Witte ruis: bestrijkt het totale frequentiegebied en neemt 6 dB toe per octaaf

Klemtoon: auditieve prominentie, wordt bepaald door-toonhoogte-toonlengte-luidheid

Hoofdklemtoon: altijd aanwezig, weergeven in woordenboeklemma’s (klarinét, dialecotolóóg)In polysyllabische woorden zit vaak ook een nevenklemtoon (klàrinét, dìalectolóóg)

Ritmische structuur: het patroon van de beklemtoonde (S) en onbeklemtoonde (W) syllabes.ParalellogramS w s w s

Je kunt klemtoon als een feature weergeven voor vocalen met +stress./a/ in pater[-high, +low, -round, +stress]Probleem: klemtoon is relatief en afhankelijk van ritme, de locatie is afhankelijk van de context (er kunnen ritmische verschuivingen plaatsvinden als de syllabe in een andere context wordt geplaatst)

In een aantal talen moet klemtoon als afgeleid worden beschouwd omdat we anders generalisaties missen. (bij Engels verschuift de klemtoon naar rechts als het een werkwoord is (project – to project)

Verschillende typen affixen kunnen worden onderscheiden op grond van hun effect op klemtoonplaatsing.Klemtoonneutrale affixen: nation, national, nationalist, vijand, vijandschapKlemtoonaantrekkende affixen: nation, nationality, vijand, vijandig

14

Page 15: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Hoofdklemtoon vaak te verklaren vanuit historisch perspectief:Germaanse oorsprong: klemtoon op eerste syllabe (pijler)Romaanse oorsprong: klemtoon op laatste syllabe (pilaar)

Nederlanders leggen bij nieuwe woorden vaak de klemtoon op de één na laatste syllabe (notulen, catalogus). Onze intuïtie klopt niet altijd.

Syllabes worden verenigd in voeten (Σ). Parametersetting: jambische (w s) of trocheïsche voeten (s w). De Nederlandse voet is trocheïsch, het bewijs hiervoor kan je vinden in nieuwvormingen (Cito, Brinta) en versprekingen (parfum, narcis).

Prosodie: ritme, klemtoon en intonatie van de stem bij uitspraak van woorden/zinnenProsodische structuur van het Nederlands: binnen een prosodisch woord heb je een prominente voet en dan en niet-prominente voet, en binnen een voet heb je een prominente syllabe en dan een niet-prominente syllabe.

Regelmatigheden in gelede woorden:Samenstellingsklemtoon: als het 2e lid nomen (zelfst nmw) of verbum (werkwoord) is, dan moet de hoofdklemtoon op het 1e lid (dagboek, kraanwater, weggaan, opstaan)Als het 2e lid een adjectief of prepositie is, moet de hoofdklemtoon op het 2e lid (goudgeel, vooruit, goedgeefs, achterin)

De klemtoon wordt cyclisch toegekend, per stap die je maakt wordt de klemtoon aangepast.MSR: main stress rule, de woorden staan los van elkaar en hebben elk een hoofdklemtoonCSR: compound stress rule, de woorden worden in stappen samengevoegd, telkens krijgt het ‘’sterkste’’ woord de hoofdklemtoon

15

Page 16: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

NSR: nuclear stressrule de waarde (1 stress) wordt telkens toegekend aan het tweede gedeelte van de woordgroepZo ontstaat er een verschil tussen bijvoorbeeld bleek gezicht en bleekgezicht.

Oude weg naar molen:

Weg naar oude molen:

Een prosodisch domein wordt dus (op volgorde) opgebouwd door:-segment (domein alternanties)-syllabe (domein final devoicing)-voet (ritmische structuur)-prosodisch woord (domein hoofdklemtoon)-fonologische frase (domein liaison)-intonatiefrase (domein assimilatie)-uiting (ademhalingsgroep)

Morfologie houdt zich bezig met de structuur van woorden en de regels voor woordvorming.

Morfeem = kleinste zelfstandige taalelement (met een eigen betekenis en/of grammaticale functie), kan niet verder opgedeeld wordenHuis#deur+tje bestaat dus uit 3 morfemen.Allomorf = variaties van een morfeem met dezelfde betekenis/functie (zoals -tje, -pje, -kje, -je, -etje)

Indeling woorden:-open en gesloten woordsoorten-gelede en ongelede woorden-gebonden en vrije morfemen

16

Page 17: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Open woordsoorten: zelfstandige naamwoorden, werkwoorden, adjectieven, adverbiaEr kunnen nog meer van dit soort woorden gecreëerd worden (nieuwvormingen).

Gesloten woordsoorten: voegwoorden, preposities, voornaamwoorden, lidwoorden, telwoorden

De woorden die in deze groepen voorkomen staan vast, er kunnen niet meer items toegevoegd worden.

Ongelede woorden: bestaan uit 1 morfeemGelede woorden: bestaan uit meerdere morfemenGeleedheid is niet altijd makkelijk vast te stellen (ontdekken bestaat uit 2 morfemen, maar ontfermen en ontberen niet). Probeer het woord uit elkaar te halen en kijk of de verschillende delen en aparte betekenis hebben (-ont wel maar fermen niet, dus fermen is geen morfeem).

Gebonden morfemen: kunnen niet los voorkomen (zoals -ont)Vrije morfemen: kunnen wel los voorkomen (zoals doen in ontdoen)

Twee soorten morfologische regels:-woordvormingsregels die de combinatie van morfemen beschrijven (flexie en woordvorming)-regels die de variatie in de klankvorm verantwoorden

Flexie/inflectie: het woord wordt aangepast aan de grammaticale functie in de zin-vervoeging (conjugatie): ik loop, hij loopt, wij lopen-verbuiging (declinatie): de vader, des vaders, groot, groter

Woordvorming:-afleiding (derivatie): groen+ig, groenig-samenstelling (compositum): huis#deur, huisdeur-samenstellende afleiding: drie#wiel+er, driewieler

Afleidingen:-prefix: toevoeging vóór het woord (ge-, on-, pre-)-infix: toevoeging in het woord (Yurok: sepolah, segepolah)-suffix: toevoeging achter het woord (-heid, -schap)

Right Hand Head Rule: het laatste lid van een samenstelling is de kern. Daarop wordt ook de keuze van het lidwoord gebaseerd. (‘’Huisdeur’’ is geen huis maar een deur, en het lidwoord is dus de) Uitzonderingen zijn vaak gelexicaliseerd. (‘’domoor’’ is geen soort oor, het is in één geheel een woord)

17

Page 18: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Flexie en afleiding kunnen ook plaatsvinden door middel van ablaut en reduplicatie.Ablout: veranderen van klanken

-flexie: breken -> brak-derivatie: schieten -> schot

Reduplicatie: herhaling van woorden/woorddelen-in het Nederlands niet productief-vaak ontleend van andere talen (bonbon)

Diminutiefsuffix: verkleiningsuitgangMorfonologische regels: -je na obstruent, -tje na vocaal, glijder, lange vocaal/schwa plus [n], [l] of [r], -pje na lange vocaal/schwa plus [m], -etje na korte vocaal met klemtoon plus sonorante consonant, -kje na onbeklemtoonde vocaal plus [ng]

Derivationele affixen: gaan nauwe band aan met het woord, de klemtoon verandert waardoor het een ongeleed woord lijkt (‘’vijandig’’ in vergelijking met ‘’vijandachtig’’, -ig is nauwer verbonden, -achtig heeft een duidelijkere grens)Woorden met klemtoongevoelige suffixen gedragen zich alsof ze ongeleed zijn en hebben een +-grens. (klemtoondragers: -es, -elarij, -in, -ij, -ier, -ist, -aris, -eer, -aal, -eel, -isme, klemtoonaantrekkers: -(e)lijk, -ig, -zaam, -isch)Woorden met klemtoonneutrale suffixen gedragen zich alsof ze samengesteld zijn en hebben een #-grens. (-achtig, -baar, -er, -erig, -aar, -ing, -ling, -schap, -tje, -je, -pje, -etje, -kje, -heid)

Eigenschappen van (woorden met) +-affixen:-vaak semantisch ondoorzichtig-intiemere relatie met stam-verandert stam drastisch-niet productief-fonologisch onregelmatig

Eigenschappen van (woorden met) #-affixen:-semantisch doorzichtig-scherpe grens met stam-laat stam intact-productief-minder uitzonderingen

Affix stacking: De #-affix wordt altijd buiten de +-affix aangehecht. (vijand+ig#heid)

18

Page 19: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Niet-afgeleide lexicale items: huis, deurLevel 1 morfologie: huis, deurLevel 1 fonologie: MSR: húis, MSR: déurLevel 2 morfologie: húis # déurLevel 2 fonologie: CSR: húisdeurNa elke morfologische operatie wordt de fonologie op hetzelfde niveau aangepast.

De output van het lexicon is input voor de syntaxis.De output van de syntaxis ondergaat post-lexicale fonologie, zoals assimilatie, die pas kunnen plaatsvinden bij woorden in zinsverband.

Spelling berust op afspraken, taalgebruikers zijn gehecht aan een bepaalde spelling. Er is veel discussie over. Het is niet een voorschrift van hoe je woorden moet uitspreken.

Het Nederlandse alfabet komt voort uit het Latijnse alfabet, met enige aanpassingen. Oorspronkelijk was er weinig eenheid in spelling, dat kwam pas na de Franse tijd, toen er naar uniformiteit werd gestreefd.Nederlandse spelling is afhankelijk van klanken (fonematisch). Grondprincipe is 1 teken (grafeem) voor 1 foneem. Probleem: 26 letters en 35 fonemen

-vocaalverschillen die niet worden uitgedrukt met een eigen teken (kopen en koppen)-zelfde klank voor verschillende tekens (de en hopelijk)-geen klankverschil tussen sommige tekens ([ij] en [ei])-digrafen voor monoftongen ([oe], [eu], [ch] en [ng] hebben geen eigen grafeem)-enkele letters voor tweeledige klanken ([x] voor [ks])-overbodige letters (alleen in leenwoorden) ([c], [q] en [x])

19

Page 20: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Andere schriftsystemen:-fonematisch met alleen consonanten-syllabisch (1 grafeem voor 1 lettergreep)-semantisch (logogrammen, ideogrammen, pictogrammen)

Na Germaanse volksverhuizingen in 5e eeuw ontwikkelden zich de voorlopers van het Engels, Duits, Fries en Nederlands uit het West-Germaans. Verschillende periodes in Germaanse talen worden relatief weergegeven met de termen Oud- (volle vocaal in auslaut) Middel- (schwa in auslaut) en Nieuw- (slotvocaal geapocopeerd). De absolute chronologie is moeilijk vast te stellen, en verschilt per taal.Vanaf de 2e helft van de 12e eeuw wordt Middelnederlands gesproken. Er werd opgeschreven zoals het uitgesproken werd, er was veel variatie en dialect.Het Oudnederlands had nog 4 naamvallen, maar daar was in de 16e eeuw weinig van over. In bijvoorbeeld de Twe-Spraack werden 6 naamvallen kunstmatig geïntroduceerd. Het gevolg was grote diversiteit in voorschriften en gebruik, en veel onduidelijkheid.In de 17e eeuw werden veel regels bedacht en naamvallen heringevoerd. Tegen het einde van de 18e eeuw kwam er een duidelijke eenheid in de schrijftaal en ook meer acceptatie hiervan.

Spreektaal werd lang gestuurd door de schrijftaal. Vooral predikanten en juristen gebruikten de spelling als richtlijn voor de uitspreek. (bijvoorbeeld mensch uitspreken met hoorbare [ch])Er ontstonden felle discussies:

-Bilderdijk (1756-1831, dichter/historicus/taalkundige): ‘’de regel der spelling is één: Spel gelijk gij spreekt, en het was voor eene beneden het beestelijke afgezonken domheid bewaard, dat om te keeren en de spelling tot regel der uitspraak te nemen’’-1804: Siegenbeek (1795-1801): eerste officiële spelling Bataafse Republiek, ‘’beschaafde’’ uitspraak met naamvallen-1844: Jan Frans Willems: eigen spelling in Vlaanderen-1851: De Vries en Te Winkel: opdracht voor WNT, eenheidsspelling Nederland en Vlaanderen-1863: Grondbeginselen der Nederlandse spelling, hierop is de huidige spelling nog gebaseerd-1870: spelling Siegenbeek vervalt-1883: De Vries en Te Winkel spelling wordt officieel-1891: voorstellen van Kollewijn-1934: Marchant voert meeste voorstellen van Kollewijn in (geen naamvallen, [ch] in mensch verdwijnt, zoo wordt zo), felle tegenstand (geen eerbied voor Nederlanse culturele erfgoed, ontoegankelijk maken van oude literatuur, kost veel geld)-1946: spelling van Nederland en België wordt gelijk, Groene Boekje met voorkeurspellingen-De subcultuur van de jaren ’60: alles letterlijk opschrijven zoals je het hoort (relaatsies, prodjoesen)

20

Page 21: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

-1968: voorstel van Cie-Pée/Wesselings om [dt], [dd] en [tt] af te schaffen en aanpassing van bastaardwoorden (sentraal, eksplisiet), dit werd niet ingevoerd-1994: herziening bastaardwoorden, verzet, nieuwe cie-1995: Taalunie doet nieuw Spellingbesluit, nieuwe versie van het Groene Boekje, voorkeurspelling wordt officiële spelling-2005: spellingherziening, aanpassing van het Groene Boekje-2006: als reactie ontstaan van Witte Spelling (Witte Boekje)

Basisprincipes van de Nederlandse Spelling:-principe van fonologie: uitspraak zoals het geschreven is, alle lettertekens uitspreken (houdt geen rekening met assimilatie/klinkerreductie en geen één-op-éénrelatie tussen klank en teken)-principe van morfologie: regel der gelijkvormigheid, woorden zoveel mogelijk hetzelfde schrijven (goed dus met [d], net als in goedig, ondanks uitspraak van [t], wel uitzonderingen zoals leven en huizen)-principe van etymologie: afleidingen van vroeger (zoals verschil tussen [ei], [ij], [ou] en [au], nu niet meer duidelijk in uitspraak maar vroeger wel, vreemde spelling van leenwoorden wordt behouden, afwijkingen van andere principes zoals ambt en erwt)-principe van analogie: als de andere principes niet gelden, schrijf dan hetzelfde als een woord dat wel zeker is (zoals hij vindt met [dt] vanwege hij loopt, en stationsstraat met extra [s] vanwege stationsweg, naamval/spelling van dubbele [e] en [o] leverde veel fouten op)

Het Groene Boekje ontstond vanwege onduidelijkheid over bastaardwoorden zoals publicatie/publikatie. Het gaf een voorkeursspelling, maar beide opties (oorspronkelijk en Nederlands geschreven) waren mogelijk. Maar het was niet consequent, soms had [c] voorkeur en soms [k]. Kritiek kwam vooral tegen de regeling van de tussen-[n] zoals in pruimeboom en pruimentaart. In 1996 werd het Groene Boekje gewijzigd, voorkeursspelling werd officieel en er kwamen duidelijke regels voor de tussen-[n] en bijzondere tekens zoals [‘s]. Uitzonderingen: woorden die in samenstelling anders worden geschreven dan los, woorden met onlogische vorm en woorden die bijna nooit volgens voorkeurspelling worden geschreven.De tussen-[s] wordt geschreven als hij ook wordt uitgesproken, uitzondering als beide kan (bakkersroom, drug(s)beleid)De tussen-[en] wordt geschreven als het eerste woord van de samenstelling een zelfstandig naamwoord is, in meervoud op [en] eindigt (getuigenverklaring, bessensap)Het trema is afgeschaft tussen delen van een samenstelling (zeeëgel wordt zee-egel), maar blijft in woorden zoals knieën en reëel en getallen.Werkwoorden uit het Engels worden vervoegd als zwakke werkwoorden (geracet).De laatste wijzigingen van het Groene Boekje betroffen de tussen-[n], hoofdletters, afkortingen en toevoegingen van nieuwe woorden.

21

Page 22: TW!ST Groningen -TW!ST Groningentwistgroningen.nl/.../uploads/2018/02/Klankleer-I-.docx · Web viewDaarom moeten hypotheses worden opgesteld over mogelijke grammatica’s met als

Media en het Genootschap Onze Taal: Nieuwe Groene Boekje niet als norm hanteren-regels te technisch en te fijnmazig en sommige woorden onlogisch gespeld-steeds meer nadruk op analogie, minder op morfologie en etymologie

Het Witte Boekje en het keurmerk spellingslogo van de Taalunie ontstonden.

Dyslexie: lees- en spellingsproblemenOrthografie: ze hebben moeite met lettertekens en zien geen één-op-éénrelatie tussen klank en teken.Linguïstische problemen op verschillende niveaus: syntactisch, morfologisch, fonetisch (articulatie en perceptie) en vooral fonologisch

-ze kunnen woorden of zinnen niet precies (na)zeggen-ze laten woorden weg, voegen ze toe of maken er soms heel andere woorden van -ze lezen ander woord dan er staat (kat in plaats van poes)

Fonologie op verschillende niveaus gestoordKlanken:

-moeite met syllabestructuur: klanken in de juiste volgorde-klank bij een letter moeilijk onthouden-ze lezen letter voor letter of haperen bij het lezen-ze verwarren letters die als klank zelfde features hebben (zoals leuk en luik)

-u/eu/ui, a/aa (zoals leuk en luik)-stemhebbend-/-loosheid (d/t, b/p, v/w) (zoals honten in plaats van honden)-dezelfde wijze van articulatie (b/d/, m/n) (zoals kip en tip)-dezelfde plaats van articulatie (p/f, g/k, s/t) (fiets wordt piets)

Syllabestructuur: uitspraak consonantclusters latere ontwikkeling dan gezonde kinderen-onset (bloem wordt boem)-coda (bal wordt ba)

Metrische structuur-meer truncatie, minder lettergrepen per woord (ballon wordt bon)-klemtoon en intonatie, regularisering (chocola)

22