Psychologie Hfst. 10 - 15

13

Click here to load reader

Transcript of Psychologie Hfst. 10 - 15

Page 1: Psychologie Hfst. 10 - 15

Psychologie & sociologie

Deel 3 van 3 : Hoofdstuk 10 t/m 15Ook verkrijgbaar : Deel 1 : Hoofdstuk 1 tot en met 4Ook verkrijgbaar : Deel 2 : Hoofdstuk 5 tot en met 9

Bronvermelding:

Titel: Psychologie & sociologie: BasiscursusVierde drukAuteur: Ella WijsmanUitgever: Wolters-NoordhoffISBN: 90-01-40003-5

Aantal pagina’s boek: 350Aantal hoofdstukken boek: 15

De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Jedient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat welnastreeft. Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Wij raden altijd aanhet bijbehorende studieboek erbij te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel worden diverseverwijzingen gemaakt naar het studieboek op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt.

Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright © 2005 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden.De uitgever van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragenkan je je wenden per e-mail aan [email protected].

Page 2: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

2

Inhoudsopgave

Deel 2 Sociale psychologie

Hoofdstuk 10 Leiderschap en leidinggeven pag.3

Hoofdstuk 11 Sociale beïnvloeding pag.4

Deel 3 Sociologie

Hoofdstuk 12 Sociale relaties en sociale structuur pag.7

Hoofdstuk 13 Cultuur en afwijkend gedrag pag.8

Hoofdstuk 14 Sociale ongelijkheid pag.10

Hoofdstuk 15 Sociale verandering pag.12

Page 3: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

3

Hoofdstuk 10 Leiderschap en leidinggeven

10.1.Hoe ontstaat leiderschap?Leiderschap kan zich spontaan ontwikkelen; zet 3 mensen bij elkaar en iemand neemt vanzelfde leiding. We kennen de taakspecialist die gericht is op de inhoudelijke kant van de zaak ende relatiespecialist die meer gericht is op de onderlinge relaties in de groep.Leidinggeven is een proces waarbij het gedrag van individuele medewerkers beïnvloed wordtom een bepaald doel te bereiken (op een bepaalde manier).De effectiviteit van leiderschap hangt af van de kenmerken van de situatie, de eigenschappenvan de ondergeschikten en de eigenschappen van de leider.

10.2.Enkele leiderschapstheorieënWe kennen een aantal theorieën over leiderschap:

- Leiderschap als groepsrol; of iemand een leider wordt hangt af van zijn/haar functiein de groep. We zien hier weer de taakgerichte en de relatiegerichte leider (gericht ophet in stand houden van de groep). Een andere indeling is die in mensgericht ofproductiviteitsgericht. Zie ook figuur 10.1. hfst.10; blz.205; Psychologie &Sociologie; Ella Wijsman.

- De leider als ‘geboren leider’; sommigen stellen dat leiders aldus geboren wordendoor bijvoorbeeld overtuigingskracht, ideeën, fysieke sterkte, etc.

- Situationeel leiderschap; hier zien we de overtuiging dat de effectiviteit van de leiderafhankelijk is van de eigenschappen van zijn ondergeschikten. We zien de volgendetypen medewerkers:

o Bekwaam, niet gewillig; overtuigende leiderschapsstijlo Gewillig, ook bekwaam; delegerende leiderschapsstijlo Niet bekwaam, wel gewillig; participerende leiderschapsstijlo Niet bekwaam, niet gewillig; instruerende leiderschapsstijlZie ook figuur 10.2. hfst.10; blz.207; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.

10.3.De nieuwe leiderschapsbenaderingIn de nieuwe leiderschapsopvatting staat de leider centraal als inspirerende, charismatische,visionaire leider. Dit noemen we een transformationeel leider. Zij weten mensen in bewegingte zetten en te leiden naar innovatie.We kennen ook de narcistisch leider. Die kickt op zichzelf en dat is natuurlijk geen goedezaak. Zie ook intermezzo 10.1. hfst.10; blz.210; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.Coaching is ook in trek tegenwoordig; het mensen helpen bij het maken van hun eigenkeuzes. We zien ook veel zelfsturende teams waarin mensen zelf verantwoordelijkheid zijnvoor de voortgang en inhoud van hun werk.

Page 4: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

4

Hoofdstuk 11 Sociale beïnvloeding

11.1.Sociale afhankelijkheidBij beïnvloeding draait het o.a. om afhankelijkheid. We kennen hier twee vormen van:

1. Effectafhankelijkheid; dit is een situatie waarin iemand zich laat beïnvloeden omdatdaar bijvoorbeeld een beloning tegenover staat of juist een straf als iemand zich nietlaat beinvloeden.

2. Informatieafhankelijkheid; mensen hebben informatie nodig en zijn daarvoorafhankelijk van anderen.

Sociale beïnvloeding vindt dus plaats als er sprake is van een afhankelijkheidsrelatie.Kinderen hebben hun ouders nodig maar ook ouderen, bijvoorbeeld collega’s, hebben elkaarnodig. Bij het in stand houden van groepen maakt men vaak gebruik van sociale controle; ditzijn allerlei manieren om het gedrag van individuen te vormen naar bestaande normen enwaarden. Dat kan door sanctionering (straffen/belonen) maar ook door sociale controle ansich, op informele wijze.

11.2.ConformerenBeïnvloeden kan indirect of direct plaatsvinden. Direct beïnvloeding vindt zonder omwegenplaats; een leidinggevende geeft bijvoorbeeld een ondergeschikte een opdracht. Indirectebeïnvloeding kan door de opvattingen van anderen te beïnvloeden of door duidelijk te makenwaar men voor staat. Men kan zo de ander bewegen zich te conformeren aan de regels die jezelf hanteert.

Page 5: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

5

Wanneer er groepsnormen zijn ontstaan, zal men proberen na te streven dat iedereen zich daaraan houdt, zich daar aan conformeert. Dit doet men bijvoorbeeld door groepsdruk uit teoefenen. Mensen zijn ook sterk geneigd zich te laten beinvloeden door een groep, met nameals die groter, machtiger en deskundiger is. Zie ook casus 11.2. hfst.11; blz.221; Psychologie& Sociologie; Ella Wijsman.

11.3.MachtMacht is voor veel mensen een beladen begrip dat negatief gezien wordt. Toch is machtvolstrekt normaal. Mensen putten macht bijvoorbeeld uit deskundigheid of positie. Macht iseen relationeel begrip omdat het altijd slaat op een relatie tussen mensen. Het is daarnaast ookeen relatief begrip; je kut het niet precies meten.

11.4.Verschijningsvormen en machtsgebruikWe kennen verschillende vormen van macht:

- Manipulatie; bij manipulatie gaat het om beïnvloeding van gedrag van andere zoalsbedoeld, maar zonder dat de ander dit door heeft.

- Gezag; gezag is het beinvloeden van het gedrag van de ander, zoals bedoeld, maar metinstemming van de ander.

- Dwang; dwang is het beinvloeden van het gedrag van de ander, zoals bedoeld, zonderdat diegene dat wil. Het gaat dus in tegen wat de ander voor ogen had. Dwang is nietaltijd fijn, maar soms noodzakelijk, zoals bij het opnemen van een psychiatrischepatiënt.

11.5.MachtsmiddelenMachtsmiddelen zijn:

- Kennis en vaardigheden. Hoe meer kennis e.d. hoe meer macht. Denk aangespecialiseerde artsen.

- Positie in de besluitvorming. Hoe dichter je bij de eindbeslissing zit, hoe meer macht.- Hulpbronnen. Denk aan: geld, medestanders, etc.- Functie of positie.- Identiteit/imago. Hoe beter men over je denkt, hoe meer macht doorgaans.- Je netwerk. De relaties die je hebt en in kunt zetten.- Het aantal medestanders. Als je in een groep opereert kun je meer. Samen sta je sterk.

11.6.GehoorzaamheidBij gehoorzaamheid gaat het om directe controle. Als je aan een machtig persoongehoorzaamt doe je dat omdat je niet kan weigeren.Hierbij kan het voorkomen dat mensen niet meer nagaan of de machtsmeerdere ook echtgelijk heeft, maar men gehoorzaamt gewoon. Zie ook casus 11.3. hfst.11; blz.225;Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.Gehoorzaamheid komt voort uit het feit dat mensen macht uit handen geven (anderenmachtigen), een impliciet contract met ander hebben (een ongeschreven, zwijgendeovereenkomst dat de ander de baas is) en deïndividuatie (mensen kennen elkaar niet).

11.7.Macht in de samenlevingMacht kan legaal (legitiem) zijn en kan op den duur vanzelfsprekend worden, ze is danaanvaard door bijvoorbeeld de maatschappij. We accepteren bijvoorbeeld dat we in hetverkeer een blaastest moeten doen bij een agent.Ook ongelijkheid tussen mannen en vrouwen is vaak gebaseerd op die macht van devanzelfsprekendheid.

Page 6: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

6

Mensen streven vaak naar het verwerven van een zekere machtspositie. Dat verlangen kan alop jonge leeftijd ontstaat en geleidelijk groeien of juist heel plotseling komen.In bepaalde culturen bestaat veel machtsongelijkheid, bijvoorbeeld in het voormaligekastensysteem in India.

Page 7: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

7

Deel 3 SociologieHoofdstuk 12 Sociale relaties en sociale structuur

12.1.Sociale relatieDe maatschappij bestaat uit allerlei verbanden tussen mensen. De maatschappij zelf is eensamenleving(sverband) maar ook groepen zijn onderling en intern verbonden. De kleinsteeenheid van onderzoek is de relatie tussen twee mensen; de sociale relatie.Bij het bestuderen hiervan kijkt men naar:

- Sociale rang; op welk niveau iemand zit- Sociale integratie; de mate van harmonie/conflict.- Sociale afstand; de intensiteit van de relatie

12.2.Sociale structuurDe sociale structuur is de manier waarop de verschillende posities die iemand inneemt, metelkaar in onderling verband staan.In sociale groepen zien we ook structuur door onderlinge verbindingen en bepaalde duurzamerelaties. Een socioloog kan met structuur ook wijzen op verschijnselen die van structureleaard zijn, die weggaan en weer komen. Structuur is een kader waarbinnen denken oversociologie mogelijk is. Sommige sociologen spreken liever van structurering, omdat socialestructuren actief tot stand komen, ze bestaan immers uit levende en handelende wezens, nietuit stenen. Dit betekend ook dat er geen vaste structuur bestaat die eeuwig bestaat, structurenzijn aan verandering onderhevig.

12.3.Kenmerken van structurenBij het in kaart brengen van sociale structuren kunnen we kijken naar 5 criteria:

- mate van mobiliteit binnen de structuur- integratie van posities- verdeling van taken, rechten en plichten- vaste relaties tussen de posities- centrale en minder centrale posities

12.4.Het organisatieschema als voorbeeld van sociale structuurHet vormgeven van een organisatie, het structureren van een organisatie is onontbeerlijk bijhet nastreven van doelen. Men moet immers weten hoe men de taak (het doel) gaataanpakken. We kennen de lijnorganisatie en de lijn-staforganisatie. De bureaucratie is eenschoolvoorbeeld van een organisatie waar bovenstaande drie typologieën in terugkomen.Naast een formele structuur zien we ook nog informele structuren. Die liggen niet vast oppapier, maar bestaan toch.Zie ook figuur 12.1. en 12.2. hfst.12; blz.241-242; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.

12.5.Sociologische stromingenWe kennen in de sociologie verschillende stromingen, sommige sociologen zoeken naarverklaringen in historisch perspectief, sommigen naar meer theoretische gronden, anderenzoeken verklaring van gedrag in de tegenstelling tussen het conflict/harmoniemodel.Het functionalisme is een andere benadering van sociologie. De meeste vormen vanfunctionalisme hebben met elkaar gemeen dat ze alle sociale verschijnselen in hun onderlingesamenhang bestuderen.We kennen ook het symbolisch interactionisme dat verklaringen zoekt door te kijken naar demanier waarop mensen op situaties reageren.

Page 8: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

8

Hoofdstuk 13 Cultuur en afwijkend gedrag

13.1.Cultuur en cultuurelementenCultuur kunnen we omschrijven als een min of meer samenhangend geheel van waarden,normen en verwachtingspatronen die mensen zich als onderdeel van de maatschappijverworven hebben. cultuurelementen zijn:

- Ideologie; opvattingen over hoe de wereld eruit zou moeten zien- Instituties; afspraken zoals regel- en wetgeving- Gestandaardiseerd gedrag; bijvoorbeeld omgangsvormen- Opvattingen; opinie en meningen over zaken in een cultuur, bijvoorbeeld: ‘teveel

werken is niet goed, je moet er ook voor je gezin zijn’- Normen; gedragsregels- Waarden; datgene dat iedereen belangrijk vindt, bijvoorbeeld ‘trouw’ of ‘respect’.

13.2.Ontstaan en overdracht van cultuurHeel eenvoudig kunnen we socialisatie ‘het leren van rollen’ noemen. Iedereen heeft bepaalderollen te spelen. Denk aan man/vrouw, student, werkende, vader, moeder, etc. Hierbij spelende verwachtingen van de omgeving een rol, maar ook de eigen wil van het individu. Dit speeltook een rol bij de vorming van cultuur.Niet elke vorm van socialisatie is hetzelfde. We onderscheiden een primaire en een secundairevorm:

1. Primaire socialisatie gaat om het aanleren van hele algemene rollen. Denk aan je rolals man/vrouw, ouder/kind, etc. In Nederland kennen we een feminiene cultuur waarinmannen minder macho zijn dan in andere landen; hier wordt dus een stukje cultuurovergedragen.

2. Van secundaire socialisatie is sprake wanneer iemand zich gaat specialiseren, in eenstudie, baan, etc.; cultuurelementen worden aangeleerd, bijvoorbeeld dat je metanderen moet overleggen om iets gedaan te krijgen (Hollands poldermodel).

Iemands cultuur is dus ook zijn/haar mening over goed en kwaad. Iedereen heeft een eigenleefstijl, en dat kun je dus cultuur noemen. Die individuele cultuur is vaak een kopie van decultuur in een land. Waar je in opgroeit, bepaald wat je zelf ook normaal vindt. Cultuur komje overal tegen, en op elk niveau. Het gaat niet alleen om kunst e.d. maar ook juist omalledaagse dingen.

13.3.De cultuur binnen de Nederlandse samenlevingIn Nederland zijn eerlijkheid, nuchterheid, redelijkheid, niet opvallen en bescheidenheid vanbelang. Nederland is sterk individualistisch. Zie ook intermezzo 13.2. hfst.13; blz.253;Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.

13.4.Enkele verschillen tussen de Nederlandse cultuur en andere culturenNederlanders gaan vrij informeel met elkaar om. Men beschouwt elkaar als gelijke. DeNederlandse cultuur is ook sterk individualistisch en er zijn weinig grote machtsverschillen.We spraken ook al eerder van een ik-cultuur, in tegenstelling tot de meer collectivistischingestelde wij-cultuur.Ook bij studie van subculturen komen cultuurverschillen aan het licht. Een subcultuur iseigenlijk een onderdel van cultuur, denk bijvoorbeeld aan jeugdcultuur en daaronder weer ‘dealto’s’ of de ‘gabbers’. Een ander onderscheid naar cultuur is dat tussen ‘handarbeiders’ en‘hoofdarbeider’.Zie ook intermezzo 13.3. hfst.13; blz.255; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.

Page 9: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

9

13.5.Misverstanden, cultuurshock en etnocentrismeOnbegrip is een van de centrale problemen tussen groepen. Dat komt omdat we als mensengeneigd zijn onze eigen waarden en normen centraal te stellen, wat ons belemmert om overonze eigen kaders heen te kijken, en begrip op te brengen voor andere waarden van anderegroepen.Dat centraal stellen van de eigen normen en waarden, en hiermee anderen de maat nemennoemen we etnocentrisme. Hierbij gaat het om de etniciteit; tussen bv. volken of landen.Bij andere groepen waar verschillen tussen bestaan, maar die niet gebaseerd zijn op etniciteit,spreken we van sociocentrisme.Als er problemen ontstaan tussen groepen, komt dat vaak door onverdraagzaamheid. Men kanelkaar niet uitstaan, en bindt de strijd met elkaar aan.Cultuurshock is de situatie waarin iemand ‘geschokt’ raakt doordat diegene in contact komtmet een andere cultuur die diegene niet kent en als vreemd ervaart.

13.6.De organisatiecultuurDe cultuur binnen organisaties is afhankelijk van de:

- Het soort werk; welke taken men er verricht, de mate van risico en feedback in deorganisatie. Bijvoorbeeld veel procedures of veel machogedrag in de organisatie. Zieook tabel 13.1. hfst.13; blz.259; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.

- De leider; welke persoonlijkheid hij/zij heeft, bijvoorbeeld taakgericht ofrelatiegericht leiderschap.

- De organisatie zelf; grootte en ontwikkelingsfase- Structuur; de mate van hiërarchie, de inrichting van de organisatie qua

inspraakorganen, participatie van medewerkers, etc.- Machtsverhoudingen; hoe de bevoegdheden onderling geregeld zijn.

13.7.Afwijkend gedragHet woord deviantie komt van de (af) en via (weg), denk maar aan de ‘Via Apia’, eenbekende weg in Rome. Het gaat dus om gedrag dat van de weg geraakt is, ontspoort. Wehebben het niet over een eenmalige aangelegenheid, maar een duurzaam gedragspatroon.Deviant is niet hetzelfde als crimineel. Criminaliteit is een wettelijk begrip. Wat als eenwetsovertreding gezien wordt verschilt per land, omdat wetten dat ook doen. Over deviantievan algemene waarden en normen bestaat meer overeenstemming.We hebben deviantie ook nodig omdat ze mensen erbij bepaald wat wel en niet kan. Deviantiewordt echter vaak als een gebrek in de persoon gezien. Dus mensen die deviant gedragvertonen hebben ‘een steekje los’. Dat is lang niet altijd het geval!Ook de ‘intergenerationele overdracht’ dat wil zeggen ‘van vader op zoon’ doorgeven vanbepaald gedrag leidt ook tot verstoort gedrag. Bovendien moet rekening gehouden wordenmet demografische en stressveroorzakende factoren. We hebben al eerder gezien dat armoedein het algemeen tot stress leidt, en dat is dan weer slecht voor de opvoeding. Er is voorkinderen van arme ouders minder disciplinering, toezicht, en vaak ook minder hechting metde ouder. Afwijkend gedrag kan verstoring opleveren en anomie (wetteloosheid) maar ooksociale vernieuwing, saamhorigheid, hernieuwd besef van regels en bijstelling en verbeteringdaarvan.

13.8.Theoretische visies op afwijkend gedragEr bestaan verschillende visies op afwijkend gedrag; die van het structureel functionalisme(zij beschouwen afwijkend gedrag als negatief), die van het symbolisch interactionisme(deviatoren worden als afwijkend bestempeld en gaan zich door dat etiket ook zo gedragen).

Page 10: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

10

Hoofdstuk 14 Sociale ongelijkheid

14.1.Sociale ongelijkheid en stratificatieBij sociale ongelijkheid gaat het om ongelijke verdeling van schaarse middelen zoals kennis,banen, macht en bezit. Mensen of groepen mensen worden ongelijk gewaardeerd.Om deze ongelijkheid in kaart te brengen gaat men in de sociologie kijken naar deverschillende lagen in de samenleving. Die noemen we strata.

14.2.Sociale lagen (strata)Voorbeelden van sociale lagen zijn

- Statusgroepering; bijvoorbeeld de status van het beroep hoofdmeester of arts.- Klasse; onze maatschappij is er een van klassen. We delen mensen in op grond van

maatschappelijke klasse, meestal op sociaal-economische gronden.- Stand; zoals dat vroeger gold ook in Europa, bestaan uit adel, geestelijkheid en hoge

burgerij.- Kaste; bestaand uit priesters, militairen, veetelers en handelaren, arbeiders.

Zie ook tabel 14.1. hfst.14; blz.277; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.Tegenwoordig kijkt men ook vaak naar levensstijl: de activiteiten die mensen ondernemen, deinteresses die ze hebben en de opinie die ze er op na houden.

14.3.Stratificatie op grond van beroepsprestigeEen bekende manier om iemands sociale waarde te bepalen is kijken naar het beroep datdiegene doet en de status die daar aanhangt. Zie voor een overzicht hiervan tabel 14.2. hfst.14;blz.280; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.Het gaat hier om het sociaal aanzien van mensen. Deze kan overgedragen worden tussengeneraties als kinderen het beroep van de ouders gaan doen.Een andere manier om beroepsprestige in kaart te brengen is het koppelen van beroep aanloon. Zie tabel 14.3. hfst.14; blz.282; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.

14.4.Ongelijkheid tussen generatiesDe generaties in Nederland lijken niet veel op elkaar. We kennen globaal 5 generaties:

- Vooroorlogse generatie; geboren tussen 1910 en 1929; conformeren zich sterk enhekelen sociale onrust.

- Stille generatie; geboren tussen 1930 en 1940; conventionele waarden, meeropleidingsmogelijkheden en kansen op ontplooiing.

- Protestgeneratie; geboren tussen 1940 en 1955; kwamen in opstand tegencollectiviteit, wilden meer individualistisch zijn.

- Verloren generatie; tussen 1955-1970 geboren; generatie X; weinig kansen op dearbeidsmarkt. Sommigen zijn yuppies geworden.

- Nieuwe generatie; na 1970 geboren; volop kansen en veel mogelijkheden.

14.5.Ongelijkheid tussen seksenAl eeuwen heeft ongelijkheid tussen man en vrouw bestaan maar in de laatste eeuwen heeft ertoch een verschuiving plaatsgevonden. Vrouwen gingen vaker studeren en meer meedoen opde werkvloer. Men ging beseffen dat de economische, politieke en sociale achterstand moreelgezien niet aanvaardbaar was. Bovendien waren vrouwen nodig in bepaalde tijden op dewerkvloer, eenmaal op de werkvloer lieten ze zich niet meer zomaar aan de kant zetten.Zie ook tabel 14.4. en figuur 14.1. hfst.14; blz.286-287; Psychologie & Sociologie; EllaWijsman.

Page 11: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

11

14.6.Ongelijkheid tussen allochtonen en autochtonen1/3e van de allochtonen heeft last van discriminatie op de werkvloer. Op de arbeidsmarkt zijn‘verborgen mechanismen’ werkzaam die discriminatie in de hand werken of veroorzakenDit blijkt uit onderzoek met brieven, de een met een allochtone, de ander met een autochtonenaam eronder waarbij de allochtonen niet aan het werk kwamen.

14.7.Enkele oorzaken van sociale ongelijkheidOorzaken van sociale ongelijkheid zijn:

- Sociale sluiting; bepaalde groeperingen sluiten bepaalde privileges af van anderegroepen, deze mogen niet meedoen.

- Opleidingsverschillen; niet kunnen doorbreken naar een hogere klasse door gebrekaan scholing.

- Socialisatie in het eigen milieu; doordat men bepaalde regels en mores meekrijgt inde opvoeding in het eigen milieu.

- Socialisatie in het algemeen; ontstaan van een self-fulfilling prophecy. Een kindbijvoorbeeld dat steeds hoort dat hij/zij niet goed kan leren, zal gedemotiveerd rakenen ook inderdaad niet meer goed kunnen leren.

- Wonen en werken in achterstandsposities; waar men vervolgens niet meer uit kankomen.

14.8.Sociologische visies op sociale ongelijkheidDe verschillende visies op ongelijkheid zijn:

- Conflictsociologen; zij vinden het onaanvaardbaar en streven naar gelijkheid- Functionalisten; zij accepteren de ongelijkheid en vinden het normaal, een natuurlijk

verschijnsel.

14.9.Sociale mobiliteitOnder sociale mobiliteit verstaan we de mogelijkheid van mensen om hogerop of verderop tekomen, of promotie te maken. Mensen kunnen bewegen binnen de maatschappij. We zienhier:

1. Intra- en intergenerationele mobiliteit. Hieronder verstaan we de mogelijkheidom beter, of anders dan je ouders te worden.

2. Verticale sociale mobiliteit. De mogelijkheid om hogerop te komen.3. Horizontale mobiliteit. De mogelijkheid iets anders met je leven te doen, op min

of meer hetzelfde niveau.Verder maken we onderscheid naar type samenleving. We zien:

1. Een gesloten samenleving. Denk hierbij aan het kastensysteem waar je een levenlang niet uit kan kunt komen.

2. Een open samenleving. Zoals in Nederland. Hier heb je mogelijkheden teontplooien, carrière te maken, etc. je kan dus naar hartelust mobiel zijn.

Wat ook nog van belang is bij mobiliteit is, dat is de geografische ligging. Mensen uit eenhele noordelijke provincie van rusland hebben minder mogelijkheden, terwijl iemand in debuurt van Moskou veel meer mogelijkheden heeft.Sociale mobiliteit hangt verder samen met onzekerheid, en met je sociale relaties. Dat kanspanningen opleveren. Ook normen en waarden beinvloeden de keuzes die je maakt in jeproces van bewegen. Verder komen we nog discriminatie tegen. Dit is onderscheid makenvoor een voor de zaak irrelevante kenmerk van een persoon of groep en die bovendien nietacceptabel zijn.

Page 12: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

12

Hoofdstuk 15 Sociale verandering

15.1.Terreinen van sociale veranderingEen samenleving kan op een aantal terreinen veranderen:

- verstedelijking (urbanisatie) of juist ontstedelijking- aantal inwoners- samenstelling van de bevolking- leeftijdsopbouw- verdeling van bezit en inkomen- verhouding tussen werkenden en werklozen

Zie ook figuur 15.1. en 15.2. hfst.15; blz.299-300; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.

Mensen kunnen ook individueel veranderen; het gaat dan om:- andere manieren van werken en studeren- andere manieren van samenwonen- andere vormen om de vrije tijd in te vullen- veranderingen in stemgedrag, politieke voorkeur- manieren van kleden en uiterlijk vertoon- koopgewoonten, eetpatronen en consumentengedrag

Zie ook tabel 15.1. hfst.15; blz.302; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.

Verder kunnen er veranderingen optreden in de sociale structuur, bijvoorbeeld doorverandering van machtsverhoudingen. Ook kunnen er dingen veranderen in de cultuur;bijvoorbeeld door toenemende individualisering of vervreemding tussen groepen binnen eencultuur. andere vormen van verandering zijn het ontstaan van een mediademocratie,veranderde invloed van emoties in de cultuur, andere opvattingen over tolerantie,rechtvaardigheid, etc.

15.2.Oorzaken van sociale veranderingVeranderingen in de sociale zin komen ofwel van binnenuit dan wel van buitenaf. Oorzakendie van binnenuit werken; het gaat dan om bijvoorbeeld ontwikkeling van techniek ofwetenschap waardoor nieuwe opvattingen ontstaan (denk aan de ontwikkeling van genetischgemanipuleerd voedsel). Het gaat ook om psychische en sociale veranderingen zoals dooremancipatie of veranderde machtsverhoudingen. Men kan zich ook in toenemende mateongelukkig voelen, o.a. door te vergelijken met anderen die het beter hebben (relatievedeprivatie).Oorzaken van buitenaf zijn bijvoorbeeld het overwaaien van nieuwe producten, opvattingen,lifestyles, etc. uit andere landen of politieke invloeden.

15.3.Ontwikkelingen in de huidige samenlevingDe samenleving is sterk veranderd de afgelopen decennia. Met name de komst van nieuwetechnologie heeft sterke invloed gehad. In 1975 waren er nog typmachines, nu heeft eenovergrote meerderheid van de mensen een computer.Nederland is veranderd van een productieland in een dienstverlenend land, hier werken demeeste mensen in. We spreken ook wel over de postindustriële samenleving. Zie ookintermezzo 15.1. hfst.15; blz.310; Psychologie & Sociologie; Ella Wijsman.

Onze economie is een kenniseconomie geworden die draait om informatie en kennis.

Page 13: Psychologie Hfst. 10 - 15

Bron: Psychologie & sociologie – Ella Wijsmanwww.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels!

13

We kennen ook een toenemende mondialisering; het steeds ‘kleiner’ worden van de aardedoor toegenomen communicatiemiddelen, mobiliteit en internationale handel. Beslissingen inland A hebben steeds meer invloed op de omringende landen B t/m. Z.We spreken ook wel over de postmoderne samenleving waarin men niet meer geloofd inmaakbaarheid van de samenleving en juist in fragmentatie en pluriformiteit.We zien ook een toenemend belang van emoties in de samenleving.Verder zien we meer aandacht voor duurzaamheid, constant met elkaar in contact staan(overal bereikbaar zijn) en er is een toenemende beeldcultuur (we willen alles op de fotozetten). Tot slot is er meer digitale ‘big-brotherachtige’ controle.

15.4.Sociale bewegingenOnder een sociale beweging verstaan we een groepering die een bepaald ideaal heeft endaarmee aan de slag wil in de maatschappij om deze te beïnvloeden.Het ontstaan van de mondige burger heeft ook geleid tot meer actiegroepen, comités, etc.Soms heeft een actiegroep een inspirerende leider die mensen voorziet van een collectieveidentiteit.Veranderingen door sociale bewegingen komen tot staan door:

- innerlijke verandering in het hoofd van mensen- vreedzame en legale verandering, door overleg en consensus- revolutionair en soms zelfs militant (denk aan de IRA of afscheidingsbeweging ETA

in Spanje)

We kennen ook pressiegroepen en eerder genoemde actiegroepen. Zij behartigen doorgaansde belangen van iets, bijvoorbeeld die van dieren (stichting wakker dier of Greenpeace). Zijwillen de publieke opinie (en daarmee) de politiek beïnvloeden om hun belangen mee tewegen.