Algemene Chemie Hfst 9
-
Upload
ebukaoffor -
Category
Documents
-
view
304 -
download
3
description
Transcript of Algemene Chemie Hfst 9
Chemie : algemene concepten
Hoofdstuk 6 De Chemische reactie
Reactievergelijking
Reagentia → reactieproducten
symbolen : zie tabel 6.1
Chemie : algemene concepten
evenwichtsreactie
evenwicht vooral naar rechts (naar de producten)
O2 vluchtige stof, ontsnappend gas
AgCl neerslag (van zilverchloride)
NH3(aq) (ammoniak) opgelost in water
Xreactie bij een bepaalde temperatuur, met een bepaald reagens
Fe(s), N2(g), Hg(l) aangeven aggregatietoestand
Chemie : algemene concepten
Uitbalanceren van een reactievergelijking
Wet van behoud van massa → langs twee kanten van reactievgl. zelfde atomen, zelfde aantal
Nood aan stoichiometrische coëfficiënten = gehele getallen (kleinst mogelijke waarden)
Coëfficiënt 1 wordt niet geschreven
Vb 6.1 NH3 + O2 → NO + H2O is niet uitgebalanceerd
4NH3 + 5O2 → 4NO + 6H2O wel
Chemie : algemene concepten
Reacties in water
Elektrolyten vormen ionen bij oplossen in water : oplossing wordt geleidend
Ionen worden omringd door watermoleculen, in reactievgl. worden die echter niet aangegeven, gehydrateerd H+ wordt soms geschreven als H3O+
Sterke en zwakke electrolyten volgens de hoeveelheid van de stof die in ionen splitst
Sterk elektrolyt HCl : HCl(g) + H2O → H3O+ (aq) + Cl- (aq)
Zwak elektrolyt H2S : H2S(g) + H2O H3O+ (aq) + HS- (aq)
Chemie : algemene concepten
Oplossen van
NaCl in water
Chemie : algemene concepten
Ionische reactievergelijking
De formule van (een of meerdere van de) de opgeloste ionen wordt gebruikt in de reactievgl.
Reactie van een waterstofchloride-oplossing en een natriumhydroxide oplossing (beide in water)
H3O+ (aq) + OH- (aq) → 2H2O
Met chloride- en natriumionen verandert niets
Moleculen worden in de reactievgl geschreven als de vorm waarin ze vooral in de oplossing voorkomen vb NH3, CaCO3(s)
Chemie : algemene concepten
Soorten reacties
Combinatiereacties : 2 of meer reagentia → één reactieproduct
Ontbindingsreacties : omgekeerde : één reagens → 2 of meer producten
Uitwisselingsreacties : evenveel reagentia en reactieproducten
Andere indeling uit de anorganische chemie : zuurbasereacties, oxidoreductiereacties, neerslagreacties en complexatiereacties ( zie volgende hoofdstukken)
Chemie : algemene concepten
Hoofdstuk 7 Zuurbasereacties
Definitie volgens Arrhenius
Zuur = substantie die bij oplossen in water protonen (H+) vormt
Base = substantie die in water hydroxide ionen (OH-) vormt
Deze definitie is beperkt tot waterige oplossingen
Beide ionen (protonen en hydroxide-anion) zijn sterk gehydrateerd
(cf H3O+ of hydronium)
Chemie : algemene concepten
Definitie volgens Brønsted-Lowry
zuurbasereactie = protontransferreactie
Zuur = donor van protonen en base = acceptor van protonen
Zuur(1) + base(2) → base(1) + zuur(2)
NH4+ + H2O → NH3 (aq) + H3O+
CH3COOH + NH3 → CH3COO- + NH4+
Chemie : algemene concepten
Definitie volgens Lewis
zuurbasereactie = delen van elektronenparen
Zuur = acceptor van elektronen en base = donor van elektronen
F B
F
F
+ N
H
H
H
B N
H
H
H
F
F
F
SO O + OHO
S
O
O
H
I I II I + I
zuur base
Chemie : algemene concepten
Definitie volgens Lewisuit te breiden tot reacties tussen een metaalkation (= zuur) en een ligand (= base) tot coordinatieve verbinding (complex)
nadeel van Lewis-theorie : kwalitatief ipv kwantitatief. De Brønsted-Lowry-theorie laat wel een kwantitatieve benadering toe
Cu2+ + 2NH2
NH2
Cu2+
NH2
H2N
H2N
NH2
Chemie : algemene concepten Zuren
-monoprotische, diprotische,..polyprotische (Brønsted-)zuren
-zuurrest = anion gevormd na afsplitsen proton
-Oxozuren : één of meerdere H-atomen en een zuurrest die O-atomen bevat rond een centraal atoom. De afsplitsbare (zure) protonen zijn aan O gebonden.
S
O
O O
O
H
H
S
O
O O
OH
-H+ -H+S
O
O O
O
zwavelzuurdiwaterstofsulfaat
sulfaatmonowaterstof-sulfaatanion
diprotisch zuur monoprotisch zuur zuurrest
Chemie : algemene concepten -zie tabel 7.1 voor de oxozuren (twee types namen)
-regels voor naamgeving (-aat, -iet, hypo-, per-, -ig-)
-Sommige H-atomen van oxozuren zijn niet afsplitsbaar
-orthozuren en metazuren hebben een verschillend watergehalte
-polyzuren hebben 2 of meer centrale atomen
-Sommige oxozuren waarvan H2CO3, H2SO3, HOCl zijn onstabiel en kunnen niet in zuivere vorm worden geisoleerd
Chemie : algemene concepten
-andere zuren : meestal binaire zuren (tabel 7.2) cf HCl waterstofchloride, H2S waterstofsulfide
-ook thiozuren (vb HSCN, H2S2O3), peroxozuren (H2SO5) komen voor
P
OH
OHHO
fosforigzuur
O P
OH
OH
H
fosfonzuur
O P
OH
H
H
fosfinzuur
I
O
O OH
O
perjoodzuur
I
OH
HO
HO OH
OHO
orthoperjoodzuur
As
OH
OHHO
arsenigzuur
OAs
OH
meta-arsenigzuur
HO S
O
O
O S
O
O
OH dizwavelzuur
Chemie : algemene concepten
-Basen : in water wordt hydroxide-anion gevormd-sommige basen bevatten zelf hydroxide-ionen, dit zijn de hydroxide-basen-deze zijn samengesteld uit een metaalkation en één of meerdere hydroxideanionen : vb. NaOH natriumhydroxide, Ca(OH)2 calciumhydroxide, verschillende oplosbaarheden in water (tabel 7 van tabellenboekje).
-aminebasen : afgeleid van ammoniak (NH3), covalente eerder dan ionische verbindingen vb CH3NH2 (methylamine), NH2OH (hydroxylamine)
-hydrazine (NH2NH2) is een bifunctionele aminebase
-aminebasen zijn eerder zwakke basen en zullen in water gedeeltelijk ioniseren waarbij hydroxide wordt gevormd :
zie tabel 7.3 en 7.4
RNH2 + H2O RNH3 + OH
Chemie : algemene concepten
Factoren die zuurheid beïnvloeden : -bindingssterkte : doorbreken van H-X binding gaat beter als de binding zwakker is vb zuurheid HF < HCl < HBr < HI ; NH3 < H2O < HF
-ladingen : neiging om H+ af te splitsen vermindert als reeds een negatieve lading aanwezig is : H3PO4 > H2PO4
- > HPO42-
-hybridisatie : hoe hoger s-karakter, hoe groter de zuurheid van een reeks C-H zuren : in orbitalen met hoog s-karakter (vb sp-orbitalen) zit het elektronenpaar van het anion (de “zuurrest”) dichter bij de positieve kern.
C C HH > C C
H
H
H
H
> C C
H
H
H
H
H
H
ethyn sp etheen sp2 ethaan sp3
Chemie : algemene concepten
-inductief effect : bij oxozuren H-O-X (vaak geschreven als HXO) is de belangrijkste factor voor de zuurheid de polariteit van de H-O binding, deze wordt beïnvloed door de elektronegativiteit van X, en door andere atomen die aan het centrale atoom gebonden zijn
HOCl > HOBr > HOI waterstofhypohalogenieten, Cl meest elektronegatief
HOCl < HClO2 < HClO3 < HClO4 toenemende zuurheid als toenemend aantal O
CF3COOH > CCl3COOH > CH3COOH EN F > Cl > H
-resonantiestabilisatie van de zuurrest : stabilisatie van de zuurrest betekent sterker zuur
OH
geen resonantie
< OH
4 resonantie-vormen in zuurrest
< O2N OH
5 resonantie-vormen in zuurrest
Chemie : algemene concepten
Picrinezuur : een sterk organisch zuur
Chemie : algemene concepten Factoren die de basiciteit beïnvloeden :
-ladingen : hoe hoger de lading hoe basischer (gemakkelijker een proton te binden)
N3- > NH2- > NH3
-hybridisatie : hoger s-karakter : elektronen minder beschikbaar dus minder basisch
R-CH2-NH2 (sp3) > R-CH=NH (sp2) > R-CΞN (sp)
-inductief effect : elektronegatieve atomen verminderen elektronendichtheid en dus ook basiciteit, elektrondonoren verhogen basiciteit :
(CH3)2NH > CH3-NH2 > NH3 > NH2OH
Chemie : algemene concepten
Relatieve sterkte van zuren en basen :
-Brønsted-Lowry theorie : in elke zuurbasereactie zijn er twee zuren en twee basen betrokken : competitie om protonen
Zuur(1) + base(2) → base(1) + zuur(2)
Het is mogelijk zuren en basen te rangschikken volgens de richting van de reactie
Chemie : algemene concepten HCl (sterkste zuur) + H2O (sterkste base) → Cl- (zwakste base) + H3O+ (zwakste zuur)
CH3COOH (zwakste zuur) + H2O (zwakste base) ←
CH3COO- (sterkste base) + H3O+ (sterkste zuur)
CH3COOH (sterkste zuur) + NH3 (sterkste base)→
CH3COO- (zwakste base) + NH4+ (zwakste zuur)
NH3 (zwakste base) + H2O (zwakste zuur) ← NH4+ (sterkste zuur) + OH- (sterkste base)
Zuren : HCl > H3O+ > CH3COOH > NH4+ > H2O
Basen : Cl- < H2O < CH3COO- < NH3 < OH-
Volgorde omgekeerd voor zuren en basen : sterkste zuur komt overeen met zwakste base, sterkste base met zwakste zuur
Chemie : algemene concepten
Als een willekeurig zuur uit tabel 7.5 (blz 182) reageert met een base die sterker is dan de geconjugeerde base van dat zuur, dan zal het evenwicht van de reactie sterk naar rechts liggen.
Of : Een sterker zuur (vb H3O+) reageert met de zuurrest van een zwakker zuur (vb CH3COO-), waarbij het zwakkere zuur (CH3COOH) wordt vrijgezet.
Omgekeerd is het ook zo dat een sterkere base (vb OH-) een zwakkere base (vb NH3) vrijzet uit zijn zouten (vb NH4
+).
Chemie : algemene concepten
Er zijn protische, aprotische en amfiprotische solventen.Protische solventen kunnen als zuur of base deelnemen aan een
protontransferreactie.Aprotische solventen vertonen geen zuur- of base-eigenschappenWater kan zowel als base en als zuur reageren, het is amfiprotischAndere amfiprotische solventen zie tabel 7.6Opm. Alle amfiprotische solventen zijn protisch, maar niet omgekeerd.
Er is een nivellerend effect van het solvent : vb in water is het sterkste zuur H3O+, en de sterkste base . In azijnzuur is dit respectievelijk CH3COOH2
+ en CH3COO-.
Zuren sterker dan water H3O+ : vb HCl, HBr, HI, HClO4, HNO3, H2SO4
Basen sterker dan OH- : vb N3-, P3-, H-, O2-, NH2-, O2
2-, CH3-
Chemie : algemene concepten Verbindingen verwant met zuren en basen
Zouten onstaan in de reactie van zuren met basen, → zuurrest + metaalion (of geprotoneerde aminebase), ionische verbindingen-eenvoudige zouten : naam kation + naam anion vb NaCl natriumchloride, CH3NH3NO3 methylammoniumnitraat (zie tabel 7.7)
-dubbelzouten : een anion + twee kationen of omgekeerd vb KNaSO4 kaliumnatriumsulfaat of Ca5F(PO4)3 pentacalciumfluoridetrifosfaat, aluinen
-zure zouten : anion bevat nog één of meerder H-atomen vb LiHSO4 lithiumwaterstofsulfaat-basische zouten : dubbelzouten met één anion OH- of oxide vb BiClO (bismutchlorideoxide)-hydraten : zwak gebonden watermoleculen die kunnen vrijgesteld worden na verwarmen (de watervrije zouten kunnen gebruikt worden als droogmiddelen)
vb Co (II) zouten : blauw als weinig gehydrateerd, (licht)roze als gehydrateerd
Chemie : algemene concepten
CoCl2 (watervrij) CoCl2.xH2O
Chemie : algemene concepten
Amfotere hydroxiden
De hydroxiden van bepaalde metalen hebben zowel zure als basische eigenschappen : met sterk zuur vormen ze zouten van het metaalkation, met sterke base reageren ze als Lewis-zuur en vormen ze een complex ion. Deze hydroxiden zijn niet oplosbaar in (neutraal) water.
Vb Sn(OH)2 + 2 H3O+ → Sn2+ + 4 H2O reactie als base
Sn(OH)2 + 2 OH- → [Sn(OH)4]2- reactie als (Lewis-)zuur
andere amfotere hydroxiden zijn afgeleid van Be(II), Al(III), Sn (IV), Pb (II), Cr (III) , zie tabel 7.8
Chemie : algemene concepten
Oxiden
Binaire verbindingen afgeleid uit één of meerdere O-atomen en één of meerdere atomen van een ander element.
naam = naam element (ev. oxidatietrap) + oxide, voorvoegsels mono, di, tri, tetra, penta, hexa, ... waar nodig
N2O3 distikstoftrioxide
MnO mangaan(II)oxide
Oxiden kunnen zich als zuur of base gedragen (of amfoteer)
Chemie : algemene concepten
Zuuroxiden
Ook zuuranhydriden genoemd. Reageren met water tot een oxozuur.
Sommige oxiden reageren slechts gedeeltelijk met water omdat de oxozuren onstabiel zijn vb CO2, SO2.
menganhydriden zoals ClO2 en NO2 geven twee zuren na reactie met water
2NO2 + 2H2O → HNO2 + H3O+ + NO3-
Zie tabel 7.9 blz 188
Chemie : algemene concepten
Zure regen na emissie van NO2, SO2
Chemie : algemene concepten
Basische oxidenAfgeleid uit metalen, ionische stoffen. Reageren meestal met water tot metaalhydroxiden , waarbij de alkali-, en sommige aardalkalimetaalhydroxiden oplosbaar en geioniseerd zijn in water.De andere metaal(hydr)oxiden zijn onoplosbaar in water, zie tabel 7.10Amfotere oxidenvertonen zowel zure als basische eigenschappen, zelfde metalen als de amfotere hydroxiden, niet oplosbaar in (neutraal) waterstijging oxidatietrap leidt tot stijging zuurkarakter : Cr(III) is amfoteer, Cr(VI) is zuuroxideNeutrale oxiden vertonen geen zure of basische eigenschappen vb NO, N2O
Gemengde metaaloxiden vb Pb3O4 triloodtetraoxide : lood in twee oxidatietrappen 2 x Pb(II), 1x Pb(IV).
Chemie : algemene concepten
Zuurhalogeniden en amiden
Eén of meerder hydroxylgroepen van het zuur kunnen vervangen zijn door een halogeenatoom of aminegroep, zie tabel 7.12
De zuurhalogeniden reageren met water tot het overeenkomstige oxozuur en waterstofhalogenide, en met ammoniak of aminen tot amiden :
P O
Cl
Cl
Cl
+ 6 HN
CH3
CH3
P O
N
N
N
H3C CH3
H3C
H3C
H3C CH3
fosforylchloride dimethylamine hexamethylfosforyltriamide
+ 3 H2N
CH3
CH3Cl
Chemie : algemene concepten
Zuurbasereactievergelijking
In water : ofwel reactie van zuur of base met water zelf, ofwel reactie van zuur en base onderling.De reagentia worden geschreven zoals ze voorkomen in water. -Sterke zuren, oplosbare hydroxiden en zouten : ionisch-zwakke zuren, weinig opl. hydroxiden, weinig opl. zouten : moleculair
vb 2H+ + MgCO3 → Mg2+ + CO2 ↑ + H2O
Chemie : algemene concepten
Oxiden of andere producten die met water reageren : eerst deze reactie schrijven vb reactie van BaO en SO3 in water :
BaO + H2O → Ba2+ + 2 OH- SO3 + H2O → 2H+ + SO42-
Ba2+ + 2 OH- + 2H+ + SO42-→ BaSO4 ↓ + 2H2O
In niet waterig milieu zijn zouten/hydroxiden/.. niet noodzakelijk geioniseerd
BaO (s) + 2HCl (g) → BaCl2(s) + H2O
Ca(OH)2 (s) + CO2 (g) → CaCO3 (s) + H2O
Chemie : algemene concepten
Opdrachten hoofdstuk 7
1. Verklaar de volgende termen en verduidelijk met een voorbeeld :(a) een amfiprotische stof (b) een polyprotisch zuur (c) een peroxozuur
2. Schrijf de vergelijkingen van de reacties van volgende stoffen met water :
(a) kaliumoxide (b) fosfor(III)oxide (P4O6) (c) stikstofdioxide (d) natriumfosfide (Na3P)
3. Fosfor(V)pentoxide (P4O10), magnesiumoxide en zinkoxide zijn witte vaste stoffen. Door welke reacties kunnen deze stoffen van elkaar onderscheiden worden ?
Chemie : algemene concepten
Opdrachten hoofdstuk 7 (vervolg)
4. In welke richting liggen volgende zuur-base evenwichten verschoven ?
HCl + H2O Cl- + H3O+
HF + H2O F- + H3O+
NH3 + H2O NH4+ + OH-
NH2- + H2O NH3 + OH-
HCO3- + H2O CO3
2- + H3O+
HCO3- + H2O H2CO3 + OH-
H2SO4 + H2O HSO4- + H3O+
H2CO3 + OH- (overmaat) HCO3- + H2O
HCO3- + OH- (overmaat) CO3
2- + H2O
PO43- + H3O+ (overmaat) H3PO4 + 3 H2O
Chemie : algemene concepten
Hoofdstuk 8 Oxidoreductiereacties
elektrontransferreactie tussen twee redoxkoppels die elk bestaan uit gereduceerde en geoxideerde vorm
De richting van de reactie hangt af van oxiderend en reducerend vermogen van de twee redoxkoppels (kwantitatief uit te drukken als reductiepotentiaal)
reductans(1) + oxidans(2) → oxidans(1) + reductans (2)
Chemie : algemene concepten
Oxidoreductiereacties : definities
-vroeger : oxidatie = reactie met zuurstof, reductie = ontrekken van zuurstof uit verbinding-meer algemene definitie in functie van verandering van de oxidatietrap :
Oxidatie = stijgingReductie = daling
De oxidatietrap is de lading die het atoom zou hebben indien de bindende elektronenparen zouden behoren aan het meest electronegatieve van de gebonden atomenAtomen in hun elementaire vorm hebben oxidatietrap 0
Chemie : algemene concepten
Regels om de oxidatietrap te bepalen
1. molecule : algebraische som van de OT’en van de verschillende atomen = 0. Voor een ion : som OT’en = lading ion2. elementen : OT = 0
3. OT van H steeds +1, behalve in H2 (0) en ionische hydriden (-1)
4. OT van O steeds -2 behalve in O2 en O3 (0), in peroxiden (-1) en in OF2 (+2)
5-6. alkalimetalen steeds +1, aardalkalimetalen steeds +27. derde hoofdgroep bijna steeds +3 (behalve thallium, +1 meest)8. vierde tot zevende hoofdgroep : OT tussen n en n-8 (zie tabel 8.1)9. nevengroepen : sterk variërend, positieve OT (zie tabel 8.2)
Chemie : algemene concepten
Afleiden van de oxidatietrap uit Lewis-formules
-bindende elektronenparen worden toegekend aan meest elektronegatieve atoom (of verdeeld als het 2 keer hetzelfde atoom is)-voor elk atoom : som van vrije elektronen en bindende elektronen, vergelijken met valentie-elektronen van atoom-het verschil is de OT
Vb thiosulfaat (S2O32-) :
eindstandig S : -1, centraal S : +5, O : -2 som = -1 + 5 + 3(-2) = -2 = lading thiosulfaat
Chemie : algemene concepten
Redoxkoppels en halfreacties
-In elke oxidoreductiereactie komen twee redoxkoppels voor-geoxideerde vorm = oxidans, gereduceerde vorm = reductans-vb : Zn + Cu2+ → Zn2+ + Cu : redoxkoppels zijn Cu2+/Cu en Zn2+/Zn -In deze reactie is Cu2+ het oxidans, Zn het reductans -opname van elektronen door Cu2+ leidt tot reductie van Cu2+ (OT daalt van +2 naar 0); afgeven van elektronen door Zn leidt tot oxidatie van Zn (OT stijgt van 0 naar +2).-halfreacties : geven de opname van elektronen weer
Zn2+ + 2e- = Zn Cu2+ + 2e- = Cu
(voor halfreacties geen reactiepijl wel = )
Chemie : algemene concepten
Halfreacties zijn vaak wat gecompliceerder omdat bindingen worden doorbroken en gevormd
Protonen worden desgewenst toegevoegd (als in zuur milieu) om de ladingsbalans te herstellen
H2O2 + 2e- + 2H+ = 2H2O
MnO4- + 5e- + 8H+ = Mn2+ + 4H2O
later in de cursus (en de oefeningen) meer over opstellen van halfreacties
Chemie : algemene concepten
Richting van een oxidoreductiereactie
-wordt bepaald door oxiderend en reducerend vermogen van redoxkoppelsvb Zn + Cu2+ → Zn2+ + Cu : Cu2+ is sterkste oxidans, Zn sterkste reductans-rangschikking volgens sterkte mogelijk : cf vier vb
(a) Zn + Cu2+ → Zn2+ + Cu (b) Cu + 2Ag+ → Cu2+ + 2Ag
(c) Zn + 2H+ → Zn2+ + H2 (d) geen reactie ts Cu, Ag en H+
Hieruit volgt : oxiderend vermogen : Ag+ > Cu2+ > H+ > Zn2+
reducerend vermogen Ag < Cu < H2 < Zn
Chemie : algemene concepten
Zwakste reductans = de gereduceerde vorm van het sterkste oxidans (en omgekeerd)
Standaardreductiepotentialen (tabel 8.3 blz 200 en tabellenboekje) geven een kwantitatieve maat voor het oxiderend vermogen van redoxkoppels : relatieve getallen ten opzichte van referentiekoppel H+/H2. Metingen van deze potentialen (uitgedrukt in V) gebeuren bij standaardvoorwaarden (1 atm., 25°C, conc. 1M), zie hfst 16
Eénzelfde redoxkoppel kan reducerend optreden t.o.v. van een eerste redoxkoppel en oxiderend t.o.v. van een tweede redoxkoppel. Vb Cu2+/Cu (+0.34V) t.o.v. Ag+/Ag (+0.80V) en Zn2+/Zn (-0.76V)
Chemie : algemene concepten
Invloed van het reactiemidden
-zuur of basisch midden : belangrijk als protonen aanwezig zijn in de halfreacties : invloed op E°.
-Mn(II) vormt in basisch milieu neerslag van Mn(OH)2 : nieuwe halfreactie
MnO2 + 2e- + 4H+ = Mn2+ + 2H2O (zuur midden, E° = +1.23)
MnO2 + 2e- + 2H2O = Mn(OH)2 + 2OH- (basisch milieu, E° = -0.09)
-duidelijk verschil in E° dus midden is zeer belangrijk !- zie tabel 8.4, blz 204 en tabellenboekje voor vergelijking van E° van redoxkoppels in zuur/basisch milieu
Chemie : algemene concepten
De belangrijkste verschillen tussen zuur-basisch milieu :
-metaalionen die in basisch milieu een onoplosbaar hydroxide vormen (of een oplosbaar complex voor amfoteren)-zwakke zuren : in zuur milieu als molecule, in basis midden als de zuurrest-zwakke basen : moleculair in basisch milieu, geprotoneerd in zuur milieu
rangschikking zal veranderen en in sommige gevallen kan dus de richting van de reactie veranderen
Chemie : algemene concepten
Hoe de tabel met redoxkoppels gebruiken
Principe : De geoxideerde vorm van het koppel met de meest positieve E°-waarde reageert met de gereduceerde vorm van het koppel met de minst positieve E°-waarde
Let wel :1. oxidatiepotentiaal = -reductiepotentiaal2. niet-standaardvoorwaarden = potentiaal te berekenen met Nernstvergelijking3. soms verschillende E° in zuur/basisch midden4. water kan optreden als oxidans en als reductans5. auto-oxidatiereacties kunnen optreden6. sommige redoxreacties die mogelijk zijn volgens de E°-waarden zijn kinetisch gehinderd.
Chemie : algemene concepten
Wet van Nernst
(wordt in detail behandeld in Hfst 16)
E = E° -0,059
nlog
[C]c[D]d
[A]a[B]bvoor halfreactie
aA + bB + ne- = cC + dD
Dus E afhankelijk van concentraties reagentia en producten (en hun coëfficiënten)
Chemie : algemene concepten Redoxreacties met water
Water kan optreden als oxidans, hierbij wordt het zelf gereduceerd tot H2.
zuur : H+/H2 E° = 0,00 basisch : H2O/H2 E° = -0,83 neutraal : H2O/H2 E° = -0.41
Veel metalen zullen in zuur milieu geoxideerd worden door H+/H2 : vb Zn2+/Zn (E° = -0.76), Na+/Na (E° = -2.71); andere (“edele”) metalen niet : Ag+/Ag (E° = +0.80), Cu2+/Cu (E° = +0.34)
Desondanks worden sommige metalen (magnesium, zink, aluminium) door een onoplosbare oxidelaag beschermd voor reactie met neutraal water (wel reactie met zuur).In basisch milieu kan deze oxidelaag verwijderd worden (als amfoteer oxide) dus zink en aluminium reageren met base
Zn(OH)42-/Zn (E° -1.40) ; Al(OH)4
- /Al (E° = -2.31)
Chemie : algemene concepten Reactie van zink met zuren
Chemie : algemene concepten
Water kan optreden als reductans, hierbij wordt het geoxideerd tot O2.
zuur : O2 /H2O E° = 1,23 basisch : O2 /OH- E° = 0.40
Sterke oxidantia (E° > +1.23 in zuur) zouden in principe moeten reageren met water ter vorming van zuurstof, maar in de praktijk zijn deze reacties vaak te traag om van belang te zijn.
treden wel op : F2/HF E° = +3.05 ; Co3+/Co2+ E° = +1.92 ;
Au3+/Au E° = +1.50
treden niet op : de meeste anderen vb H2O2/H2O E° = +1.76 ;
MnO4-/Mn2+ E° = +1.51 ; Cl2/Cl- E° = +1.36 ; Cr2O7
2-/Cr3+ E° = +1.33
Chemie : algemene concepten
Auto-oxidoreductiereacties
Cu(I) is niet stabiel in water, alhoewel het niet wordt gereduceerd of geoxideerd door het solventCu+/Cu E° = +0.53 ; Cu2+/Cu+ E° = +0.34dus 2Cu+ → Cu2+ + Cu is mogelijk
andere voorbeelden : dichloor in basisch milieu, thiosulfaat in zuur midden, waterstofperoxide (traag)
Cl2 + OH- → Cl- + ClO- + H2O
S2O32- +2H+ → H2SO3 + S
2H2O2 → 2H2O + O2
Chemie : algemene concepten
Oxidatie door opgeloste zuurstof
Een waterige oplossing in contact met zuurstof is onderhevig aan redoxreacties (met de opgeloste stoffen):
zuur O2 /H2O E° = 1,23 basisch : O2 /OH- E° = 0.40
Fe(II) ionen, jodide-ionen, enz.. worden door dizuurstof geoxideerd tot respectievelijk Fe(III) en trijodide-ionen. Dit zijn vrij trage reacties.
Chemie : algemene concepten
Oxidatie- en reductiemiddelen
Een oxidatiemiddel is dus des te sterker naarmate E° positiever is. We bespreken oxidatiemiddelen die water niet oxideren.
permanganaat : drie redoxkoppels in zuur milieu
MnO4-/MnO2(s) E° = +1.69V MnO4
- + 3e- + 4H+ = MnO2 + 2H2O
MnO4-/Mn2+ E° = +1.51V MnO4
- + 5e- + 8H+ = Mn2+ + 2H2O
MnO4-/HMnO4
- E° = +0.90V MnO4- + e- + H+ = HMnO4
-
sterk zuur milieu : MnO4-/Mn2+
zwak zuur milieu : MnO4-/MnO2(s)
Chemie : algemene concepten
Permanganaat
Mn(II)
Chemie : algemene concepten
permanganaat : drie redoxkoppels in basisch milieu
MnO4-/MnO2(s) E° = +0.60V MnO4
- + 3e- + 2H2O = MnO2 + 2OH-
MnO4-/MnO4
2- E° = +0.56V MnO4- + e- = MnO4
2-
MnO4-/Mn(OH)2 E° = +0.34V MnO4
- + 5e- + 4H2O = Mn(OH)2 + 6OH-
sterk basisch milieu : MnO4-/MnO4
2-
zwak basisch milieu : MnO4-/MnO2(s)
gevolg van concentratieafhankelijkheid van [OH-] gegeven door wet van Nernst (p.202) kleurverandering van intens paars (permanganaat) naar kleurloos (Mn2+) of zwart (MnO2) of groen (manganaat) : handig bij titraties
Chemie : algemene concepten
Cr(VI) : redoxkoppel in zuur milieu
Cr2O72-/Cr3+ E° = +1.33V Cr2O7
2- + 6e- + 14H+ = 2Cr3+ + 7H2O
zwakker dan permanganaation, E zeer gevoelig aan [H+]
Cr(VI) : redoxkoppel in basisch milieu
CrO42-/Cr(OH)4
- E° = -0.72V CrO42- + 3e- + 4H2O = Cr(OH)4
- + 4OH-
in basisch midden zet dichromaat om naar chromaat, zeer gering oxiderend vermogen
kleurverandering van oranje naar blauwgroen (zuur) of geel → groen (basisch)
Chemie : algemene concepten
K2Cr2O7
Na2CrO4
CrCl3
Cr(NO3)3
Chemie : algemene concepten
H2O2 : redoxkoppel in zuur milieu
H2O2/H2O E° = +1.76V O2/H2O2 E° = +0.69V
geen snelle autooxidoreductie (omwille van kinetische redenen) tenzij gekatalyseerd vb door Mn2+ (E° MnO2/Mn2+ = +1.23V)
HOO- : redoxkoppel in basisch milieu
HOO-/OH- E° = +0.87V O2/HOO- E° = -0.06 V
ontbinding van HOO- is gekatalyseerd door
Co(OH)3/Co(OH)2 (E° = +0.42V)
Chemie : algemene concepten
Waterstofperoxide is een sterk (en gevaarlijk) oxidans
Chemie : algemene concepten
halogenen : oxiderende eigenschappen nemen af van fluor naar jodium
zuur midden basisch midden
F2/HF E° = +3.05V F2/F- E° = +2.87V
Cl2/Cl- E° = +1.36V Cl2/Cl- E° = +1.36V
HOCl/Cl2E° = +1.63V ClO-/Cl2 E° = +0.42V
Br2/Br- E° = +1.09V Br2/Br- E° = +1.09V
HOBr/Br2 E° = +1.57V BrO-/Br2 E° = +0.45V
I3-/I- E° = +0.53V I3
-/I- E° = +0.53V
HOI/ I3- E° = +1.44V IO-/I3
- E° = +0.42V
I2 is niet goed oplosbaar in water, maar door reactie met I- zet het om in het goed oplosbare I3
-. Toevoegen van zetmeel : intens blauwe kleur (te gebruiken bij titreren) halogenen niet in basisch milieu : autooxidoreductie tot hypohalogeniet en halogenide.
Chemie : algemene concepten
Chemie : algemene concepten
oxiderende oxiden en metaalionen
MnO2, PbO2 zijn onoplosbaar in water en hebben oxiderende eigenschappen vb in de synthese van chloor door oxidatie van HCl
MnO2 +2Cl- + 4H+ → Mn2+ + Cl2 + 2H2O
Ce(IV) wordt ook veel gebruikt als oxidatiemiddel, hierbij wordt Ce(III) gevormd E° Ce4+/Ce3+ = 1.76V
Fe(III) is ook mogelijk, hierbij wordt Fe(II) gevormd.Zachte oxidatiemiddelen : Pd2+, Cu2+
Chemie : algemene concepten
oxiderende zuren
→ zuurrest heeft oxiderende eigenschappen
meest voorkomende : salpeterzuur HNO3. Na reactie met metalen
ontstaat een stikstofoxide (N2O4, NO, N2O) of zelfs het ammoniumion, in
functie van het metaal en de reactieomstandigheden
zwavelzuur is minder oxiderend en alleen een geconc. oplossing zal koper oxideren, hierbij wordt eerst zwaveligzuur gevormd dat ontbindt tot SO2 en water.
halogeen-oxozuren (HClO4, HClO3, enz) zijn sterke (en gevaarlijke)
oxidatiemiddelen, reductie gaat door tot aan het halogenide.
Chemie : algemene concepten
reductiemiddelen : hoe negatiever E° hoe beter reductiemiddel
-sterkste reductiemiddelen die niet met water reageren : metalen zoals Mg, Al, Zn (door oxidelaag)-sulfiet en nitriet (worden geoxideerd naar sulfaat en nitraat)zuur midden : nitriet wordt waterstofnitriet, dat een auto-oxidoreductie ondergaat
3HNO2 → 2NO + NO3- + H+ + H2O
-thiosulfaation wordt geoxideerd tot tetrathionaatanion S4O62- in neutraal
of licht zuur midden-jodide is ook veel gebruikt reductiemiddel, terugtitratie van gevormd trijodide met bvb thiosulfaat-metaalionen : vooral Sn(II)
Chemie : algemene concepten
oxidoreductiereactievergelijking
-niet-waterig milieu: atoombalansen op het zicht in orde brengen-waterig milieu : oxidatietrapmethode of methode met halfreacties
oxidatietrapmethode
-essentieel deel van de reactievgl. schrijven-elektronenbalans in evenwicht brengen, stoichiometrische coëfficienten om atoombalans ook in evenwicht te houden-ladingsbalans in evenwicht brengen door toevoegen van H+ of OH-
-H en O atoombalans in evenwicht brengen door gepaste aantal moleculen H2O
Chemie : algemene concepten
vb : reactie van kaliumdichromaat met bromide in zuur milieu
*Essentieel deel : Cr2O72- + Br- → Cr3+ + Br2
*Cr(VI) naar Cr(III), Br(-I) naar Br(0) dus stoichiometrie 1:6 want twee chroomatomen/dichromaat
Cr2O72- + 6Br- → 2Cr3+ + 3Br2
*Ladingsbalans : Cr2O72- + 6Br- + 14H+→ 2Cr3+ + 3Br2
*na H,O balans
Cr2O72- + 6Br- + 14H+→ 2Cr3+ + 3Br2 + 7H2O
Chemie : algemene concepten
methode van de halfreacties
-afzonderlijk vervolledigen van de oxidatie- en reductiehalfreacties-uitgewisselde elektronen worden toegevoegd, atoombalansen in evenwicht-ladingen uitbalanceren met H+ of OH-
-atoombalansen in evenwicht met watermoleculen-samenvoegen van halfreacties zodanig dat elektronen wegvallen, ook andere entiteiten schrappen indien nodig
Chemie : algemene concepten
voorbeeld : reactie van kaliumpermanganaat met waterstofperoxide in sterk zuur midden
-stap 1 : MnO4- + 5e- → Mn2+ en H2O2 → O2 + 2e-
-stap 2 : MnO4- + 5e- + 8H+ → Mn2+ + 4H2O en H2O2 → O2 +
2e- + 2H+
-stap 3 : 2x(MnO4- + 5e- + 8H+ → Mn2+ +4H2O)
5x(H2O2 → O2 + 2e- + 2H+)
________________________
2MnO4- + 6H+ + 5H2O2 → 2Mn2+ + 5O2 + 8H2O
Chemie : algemene concepten
Opdrachten hoofdstuk 8
1. verduidelijk de volgende termen : a) oxidatietrap b) reductiepotentiaal c) auto-oxidoreductiereactie2. Schrijf de vergelijkingen van de volgende redoxreacties uitgevoerd in waterig midden. Schrijf de stoffen in de vorm waarin ze hoofdzakelijk voorkomen in het reactiemidden.a) aluminium + salpeterzuuroplossing→ aluminium(III)ionen + ammoniumionen b) aluminium + natriumhydroxideoplossing → tetrahydroxoaluminaationen + diwaterstofc) jodide-ionen + jodaationen → trijodideionen (zuur midden)
Chemie : algemene concepten
3. Treedt er een redoxreactie op tussen de volgende reagentia ? Schrijf de vergelijkingen van al de optredende reacties.
Cl2 + I- → ? I3- + Cl- → ?
Fe3+ + Sn2+ → ? H2O2 + Fe2+ → ? (zuur midden)
Cr(OH)4- + HO2
- → ? (basisch midden)
4. Treden er redoxreacties op in de volgende mengsels ? Schrijf de vergelijkingen van al de mogelijke reacties
K2Cr2O7 (opl.) + H2SO4 (opl.) + KNO2 (opl.) → ?
K2Cr2O7 (opl.) + NaOH (opl.) + KNO2 (opl.) → ?
NaClO (opl.) + H2SO4 (opl.) + KCl (opl.) → ?
NaClO3 (opl.) + H2SO4 (opl.) + SnSO4 (opl.) → ?
KMnO4 (opl.) + H2SO4 (opl.) + SO2 (gas) → ?