Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen...

28
1 Protocol Hoogbegaafdheid Januari 2019

Transcript of Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen...

Page 1: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

1

Protocol Hoogbegaafdheid

Januari 2019

Page 2: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

2

1. Inleiding

2. Achtergrondinformatie en doelgroep

2.1. Achtergrondinformatie

2.2. Omschrijving van de doelgroep met criteria

2.3. Doelen op lange termijn

3. Signalering

3.1. Signalering bij instroom

3.2. Signalering tijdens de schoolloopbaan

4. Diagnosticering

4.1. Schooldiagnose

4.2. Extern onderzoek

5. Begeleiding

5.1. Groep 1 en 2

5.2. Leerlijnen groep 3 t/m 8

5.3. Aanpassingen van de leerstof: compacten

5.4. Verdiepingsstof aanbieden

5.5. Verbreding

5.6. Vervroegd doorstromen/ versnellen

5.7. Evaluatie en handelingsplan

6. Schoolbeleid

7. Schoolontwikkeling

8. 10-stappenplan

9. Bijlagen

- Lijst materialen

- Signaleringslijst hoogbegaafdheid

- Kenmerken van hoogbegaafdheid op school

- Signaleringslijst onderpresteren

- Begeleidende brief ouders voor de signaleringslijst

- Signaleringslijst bij aanmelding ouders

- Signaleringslijst ouders

10. Literatuur

Page 3: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

3

1. Inleiding

Ieder kind heeft recht op passend (adaptief) onderwijs. Dit uitgangspunt betekent niet alleen dat er

binnen het onderwijs ruimte en middelen moeten zijn om zwakke leerlingen op te vangen, maar

dat ook (hoog)begaafde kinderen hun mogelijkheden moeten kunnen ontwikkelen.

In dit protocol gebaseerd op SIDI 3 (gestructureerd signalerings- en diagnoseprotocol voor

leerlingen van groep 1 t/m 8) willen we aangeven op welke wijze wij binnen ons onderwijs aan

willen sluiten op de specifieke vragen van leerlingen met een ontwikkelingsvoorsprong. Het

protocol geeft in hoofdstuk 2 een beschrijving van de doelgroep waarop we ons richten. In

hoofdstuk 3 leest u hoe wij leerlingen met (hoog)begaafdheid zo vroeg mogelijk willen signaleren

en welke middelen we daarbij gebruiken. Als er voldoende signalen zijn dat we te maken hebben

met een (hoog)begaafde leerling wordt in hoofdstuk 4 aangegeven hoe we de signalen omzetten

naar een diagnose. Dit kan door middel van een schooldiagnose. In sommige gevallen is een

extern onderzoek gewenst. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe we (hoog)begaafde kinderen extra willen

begeleiden, wat onze mogelijkheden zijn en onze grenzen. In het hoofdstuk over schoolbeleid

leest u welke keuzes wij op dit gebied gemaakt hebben. Het protocol geeft de hoofdlijnen aan. In

hoofdstuk 7 worden de stappen aangegeven welke we maken in de schoolontwikkeling. Hoofdstuk

8 is het stappenplan in een schema visueel gemaakt.

De bijlagen staan in hoofdstuk 9, literatuur over hoogbegaafdheid in hoofdstuk 10.

Page 4: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

4

2. Achtergrondinformatie en doelgroep

In dit hoofdstuk wordt aangegeven wat we onder hoogbegaafdheid verstaan en waarop onze

visie is gebaseerd.

2.1. achtergrondinformatie

Over hoogbegaafdheid zijn nogal wat theoretische definities te vinden. Dit maakt het in het onderwijs

niet altijd eenvoudig om hoogbegaafdheid op een goede manier te signaleren. In tegenstelling tot wat

vaak wordt gedacht is hoogbegaafdheid meer dan alleen een hoge IQ-score op een intelligentietest.

Het is eerder een verzamelnaam voor verschillende kenmerken die in een individu tot uiting komen.

Er zijn meerdere factoren die van invloed zijn op de ontwikkeling van hoogbegaafdheid.

Een eerste factor is de aanwezigheid van een hoge mate van intelligentie bij een

leerling. Dit kan gemeten worden aan de hand van een intelligentietest en wordt meestal uitgedrukt in

een IQ-score. Een precieze grens wordt niet aangegeven, maar algemeen wordt aangenomen dat we

van hoogbegaafdheid spreken bij een IQ-score van 130 of hoger. Een hoogintelligent kind is echter

niet vanzelfsprekend hoogbegaafd, een hoogbegaafd kind is wél altijd hoogintelligent.

Een tweede factor is de aanwezigheid van een grote taakgerichtheid en volharding (motivatie). De

enorme gedrevenheid, het doorzettingsvermogen en het plezier dat getoond wordt bij het uitvoeren

van een opdracht kan bij hoogbegaafde kinderen bijzonder zijn.

Een derde belangrijke factor is de hoge mate van creativiteit die de leerling laat zien. In dit geval wordt

onder creativiteit het vermogen om bijv. iets origineels te bedenken verstaan, of te kunnen denken

buiten de gegeven kaders. Dat kan een oplossing zijn voor een bepaalde som, maar het kan ook een

vraag zijn die niemand anders zou bedenken.

Figuur 1: Renzulli/Mönks

Hoogbegaafdheid is geen kwestie van een hoog IQ alleen en komt niet vanzelfsprekend tot

ontwikkeling. Er moet een zekere dynamiek zijn tussen hoogbegaafdheidsfactoren,

Page 5: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

5

persoonlijkheidskenmerken en omgevingsfactoren om tot prestaties op hoogbegaafd niveau te

kunnen komen. Heller (2000) geeft in zijn model een aantal in aanleg aanwezige

begaafdheidsfactoren aan, zoals:

hoge intellectuele capaciteiten;

sociale competentie;

psychomotorische vaardigheden;

muzikaal - artistieke vaardigheden;

creativiteit.

Deze begaafdheidsfactoren kunnen zich volgens Heller(2000) uiten in 8 prestatiegebieden:

sociale vaardigheden, kunstzinnige uitingen, abstract denkvermogen, spraak/ taalvaardigheid,

logisch/mathematisch denkvermogen, technische vaardigheden, sportprestaties,

natuurwetenschappelijk inzicht.

Deze gebieden zijn in het basisonderwijs in meer of mindere mate terug te vinden. Enkele

voorbeelden hiervan zijn:

Cognitief: deze leerlingen vallen op school vaak op, omdat zij zeer goed presteren op

schoolse vaardigheden (intelligentie). Ze kunnen lessen snel opnemen en gemakkelijk

onthouden. Ze beschikken over verschillende leerstrategieën en ze kunnen deze flexibel

toepassen (creativiteit).Ze hebben weinig problemen met het maken van de lesstof en ze

behoren tot de besten van de klas (motivatie).

Sociaal: leerlingen die hoogbegaafd zijn op sociaal gebied beschikken bijvoorbeeld over

goede leiderschapskwaliteiten. Ze kunnen weloverwogen besluiten nemen, ze hebben een

goed overzicht van de situatie en ze kunnen goed communiceren (intelligentie). Deze

leiderschapskwaliteiten weten ze in hun sociale omgeving flexibel in te zetten (creativiteit)

waardoor ze uiteindelijk/vaak hun zin krijgen (motivatie). Dit „manipuleren‟ van de omgeving

wordt overigens niet altijd als positief gewaardeerd.

Artistiek: er zijn ook leerlingen die op artistiek gebied hoogbegaafd zijn. Deze leerlingen zijn

bijvoorbeeld al op jonge leeftijd zeer muzikaal of kunnen zeer goed tekenen. Ze kunnen leren

heel snel één of meerdere instrumenten te bespelen of ze leren al heel snel hoe ze

verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe

muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen (teken)stijl. In ieder geval is duidelijk dat

deze kinderen graag experimenteren (creativiteit). Verder laten deze leerlingen al op zeer

jonge leeftijd een enorm doorzettingsvermogen en perfectionisme zien. Ze stoppen pas

wanneer ze het spelen of het tekenen werkelijk goed onder de knie hebben (motivatie). Op

school worden ook deze leerlingen vaak minder snel herkend. Hierbij kan meespelen dat

artistieke vaardigheden vaak als minder belangrijk dan cognitieve vaardigheden worden

gezien.

Creatief: deze leerlingen worden minder snel als hoogbegaafd herkend. Ze blijven vaak

zoeken naar oplossingen en mogelijkheden waar nog niemand anders aan gedacht heeft

(motivatie). Ze gaan daarbij graag hun eigen weg en ze werken altijd net even anders als de

leerkracht van ze verwacht (creativiteit). Daarnaast beschikken deze leerlingen niet alleen

over het vermogen om problemen op te lossen, vaak beschikken ze ook over het vermogen

om problemen te bedenken (intelligentie). Ze worden daarom ook wel eens als 'moeilijk' in

plaats van 'hoogbegaafd' bestempeld.

Niet-cognitieve aanlegfactoren als stressbestendigheid, motivatie om te presteren, werk- en

leerstrategieën, faalangst en controle zijn sterk medebepalend voor het uiteindelijke niveau waarop

hoogbegaafdheid tot uiting komt. Een leerling met bovengemiddelde intellectuele vaardigheden, die

faalangstig is, zal bijvoorbeeld minder goed presteren dan een leerling met dezelfde intellectuele

vaardigheden die niet faalangstig is.

Page 6: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

6

Gezin, de school en vrienden kunnen zowel een positieve als een negatieve invloed hebben op de

ontwikkeling van een kind en het tot uiting komen van (hoog)begaafdheid. Wanneer een leerling

opgroeit in een gunstige (leer)omgeving, zal het zijn begaafdheid beter kunnen laten zien. Het

adequaat inspelen op de leereigenschappen van deze kinderen kan er toe bijdragen dat zij

uiteindelijk uitgroeien naar hoogbegaafde individuen.

Recente modellen, zoals het mulitfactorenmodel van Heller, (2000) gaan ervan uit dat hoogbegaafde

kinderen uitblinken op verschillende gebieden. Dit model is o.a. gebaseerd op de theorieën over

meervoudige intelligentie die Gardner ontwikkelde. Hij onderscheidde acht vormen van intelligentie, die

zich uiten in acht prestatiegebieden: taalkundige, logisch mathematische, ruimtelijke, muzikale,

lichamelijke, inter- en intrapersoonlijke en naturalistische intelligentie. Strikt genomen voldoet slechts

een heel kleine groep leerlingen, ongeveer 2,5%, aan bovengenoemde criteria van hoogbegaafdheid.

Uit de schoolpraktijk blijkt echter dat een dergelijk 15%van alle kinderen behoefte zou hebben aan een

aangepast onderwijsaanbod. Het gaat dan om kinderen die uitblinken in een bepaald vakgebied. We

spreken in dat geval van begaafde leerlingen. Deze begaafde leerlingen ervaren echter vaak dezelfde

problemen als hoogbegaafde leerlingen.

2.2. Omschrijving van de doelgroep met criteria

Dit protocol (hoog)begaafdheid richt zich niet alleen op de relatief kleine groep hoogbegaafde

kinderen, maar ook op begaafde kinderen. Dit zijn de kinderen die in een bepaald vakgebied

gedurende langere periode A/I-scores behalen op de CITO- toetsen en zeer goede resultaten op

methodegebonden toetsen. Van deze groep leerlingen mag worden verwacht dat zij ook met weinig

instructie zelfstandig de klassikale leerstof in een bepaald vakgebied kunnen doorlopen. Daarbij

letten we op leerlingen met een (groot) verschil in verbaal en performaal niveau (dysharmonisch

intelligentieprofiel/partiële hoogbegaagdheid), waarbij verrijkings/verdiepingsaanbod op niveau nodig

is, maar ook begeleiding. Daarnaast is er de groep kinderen, die minder goed presteren, maar

waarvan we het vermoeden hebben dat ze "onderpresteren".

In dit protocol gebruiken we voor deze doelgroep de term (hoog)begaafdheid. Bij kleuters hanteren we

ook de term ontwikkelingsvoorsprong, omdat daar (hoog)begaafdheid nog moeilijk is vast te stellen.

Voor kinderen voor wie de extra materialen in de klas niet voldoende uitdaging bieden, hebben we de

plusgroep opgericht.

De kinderen die met rekenen A+ scoren, krijgen de leerstof compact aangeboden met

daarnaast verdieping in de vorm van het pluswerkboek van de methode en kiezen in de klas uit

extra materiaal.

Kinderen die voor begrijpend lezen en rekenen een A+ en minimaal een A voor het andere vak

scoren en voor de andere hoofdvakken een A of hoge B scoren, mogen deelnemen aan de

plusgroep.

Kinderen die voor één van beide vakken een A+ scoren, maar voor het andere vak lager dan

een A, krijgen plustaken in de eigen klas.

Kinderen die geen A+ en een A scoren voor de LVS toetsen rekenen en begrijpend lezen, maar

volgens de leerkracht toch meer- of hoogbegaafd zouden kunnen zijn, kunnen door middel van

de vragenlijsten gesignaleerd worden.

Wanneer er een IQ-onderzoek heeft plaats gevonden, waaruit een hoog IQ blijkt, is dit ook

reden om een leerling meer uitdaging te bieden. We gaan dan uit van een IQ van 125 of hoger.

Daarnaast wordt gekeken welke kinderen weinig instructiebehoefte hebben, zelfstandig kunnen

werken en gemotiveerd zijn om te presteren.

2.3. Doelen op lange termijn:

We hebben drie belangrijke lange termijndoelen opgesteld:

Leren leren

Leren denken

Page 7: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

7

Leren leven

Bij het leren leren gaat het om het ontwikkelen van inzichten en vaardigheden die wezenlijk zijn voor het verwerven en toepassen van kennis. In dat proces zijn: taakgerichtheid, doorzettingsvermogen en motivatie (kortom een goede werkhouding) van groot belang. In feite draait het hier om een drang tot permanent verder willen leren en ook plezier beleven aan het leren van nieuwe dingen. Daarbij is het uiteraard belangrijk dat je leerdoelen voor jezelf kunt formuleren en in staat bent een goede werkhouding te maken in de tijd (kunt werken volgens plan). Maar ook dat je in staat bent verschillende leerstrategieën (manieren van leren) in te zetten om informatie te verwerven en op te slaan, zodat later getoond kan worden wat geleerd is. Ook het kunnen reflecteren op het eigen leergedrag is van wezenlijk belang, want er valt zo ontzettend veel te leren, ook (of juist) als het niet helemaal zo gegaan is als je had verwacht. Bij het leren denken gaat het om het ontwikkelen van en reflecteren op hogere denkvaardigheden. Hierbij gaat het om verschillende typen hogere denkvaardigheden, zoals

Het analytisch denken (waarbij het onder andere draait om het bepalen van de verhoudingen van verschillende delen ten opzichte van elkaar of ten opzichte van het grotere geheel),

Het creatief denken (waarbij het flexibel kunnen inspelen op nieuwe omstandigheden vraagt om een grote vindingrijkheid bij het ontdekken van nieuwe problemen en het oplossen ervan)

Het kritisch denken (waarbij het onder andere gaat om het controleren van veronderstellingen en informatie, het vormen van een mening, het kunnen onderbouwen van die mening met argumenten en het kiezen van de meest geschikte oplossing).

Bij het leren (voor het) leven gaat het om het ontwikkelen van kennis, houding en vaardigheden op het intra persoonlijke en interpersoonlijke gebied. Inzicht in jezelf vormt de basis voor het leren (voor het) leven.Voorwaarden om jezelf in de tijd te kunnen blijven ontwikkelen zijn: een positief zelfconcept, weten wat je sterke en minder sterke kanten zijn en daar op een goede manier mee om kunnen gaan (door bijvoorbeeld gepaste doelen te stellen, opbouwende kritiek en de consequenties van je keuzes te accepteren). Daarnaast leidt een beter inzicht in jezelf tot een betere communicatie en meer bevredigende relaties met anderen. Goed kunnen omgaan met anderen betekent namelijk niet alleen dat je kunt leren van en met anderen, maar vooral ook dat je beseft welke rol je daar zelf in vervult en op welke manier het mogelijk is jezelf te blijven en dat te doen wat bij je past. De omschreven doelen zijn allen lange termijn doelen. Het zijn dus streefdoelen, die niet in één les of leeractiviteit gehaald kunnen worden. Wel zou het zo moeten zijn, dat elke les of leeractiviteit een bijdrage levert aan de verdere ontwikkeling van één of combinatie van deze doelen. Het zijn ankerpunten die leerkrachten houvast bieden bij het maken van inhoudelijke keuzen en uitwerkingen. Dergelijke lange termijn doelen gaan uit van een cyclisch niveau, wat betekent dat over alle leerjaren heen aan dezelfde doelen en vaardigheden wordt gewerkt. De opbouw zit meer in de complexiteit van inhouden en activiteiten (die worden moeilijker en abstracter) en in de mate van sturing door de leerling zelf (de leerling wordt steeds meer zelf verantwoordelijker voor zijn eigen leerproces).

Page 8: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

8

3. Signalering

Om te voorkomen dat begaafde leerlingen gefrustreerd raken, doordat het schoolaanbod niet aansluit

bij hun mogelijkheden, willen we ernaar streven op een gestructureerde manier deze leerlingen te

signaleren, diagnosticeren en begeleiden.

3.1. Signalering bij instroom:

1) Het eerste gesprek ouder/leerkracht na aanmelding:

- Bij het eerste wenmoment wordt door de leerkracht ‘De lijst aanmelding bij kleuters” van SIDI

( formulier 1.A) digitaal gestuurd.

- Na de eerste drie weken hebben de ouders van groep 1-2 een startgesprek waarin de lijst wordt

besproken zodat er goed zicht is op het ontwikkelingsniveau van het kind. Minimaal één week voor

het geplande gesprek wordt de lijst aan de leerkracht(en) teruggemaild. Deze lijst wordt

opgeslagen in Parnassys bij de desbetreffende leerling.

De leerkracht neemt onderdeel 3 en 4 van formulier 1A handmatig over op de digitale lijst 1A met

resultatenwerkblad, zodat de conclusie zichtbaar wordt.

2) Informatie Peuterarrangement/Kinderdagverblijf:

Voor alle kinderen van PA wordt Kijk ingevuld. Opvallende zaken in de ontwikkeling van kinderen

wordt bij de overdracht met de leerkracht besproken. Kinderdagverblijf??Kijk??

De ouders geven toestemming om deze informatie door te geven aan de school van aanmelding.

De leerkracht vult naar aanleiding van de overdracht een score in bij onderdeel 5 op het

resutatenwerkblad.

3) Signalering door ouders bij een latere instroom op de basisschool:

Ook een vraag van ouders kan aanleiding zijn om verdere informatie te verzamelen, gericht op

eventuele begaafdheid. Ouders kennen als geen ander hun kind en kunnen al vroeg het gevoel

hebben dat er met hun kind iets aan de hand is. Dit signaal wordt genoteerd op het leerlingoverzicht

van de desbetreffende leerling.

3.2. Signalering tijdens de schoolloopbaan:

1) Groep 1:

De jaarlijkse signaleringlijst (formulier 1-B/1-2) wordt binnen 6 weken nadat het het kind op school is

begonnen door de leerkracht ingevuld.

Bij een score van 5 of meer items op het onderdeel leeraspecten wordt deel 2 van deze vragenlijst

ingevuld.

Samen met de intern begeleider wordt op grond van deze informatie besloten of het zinvol is de

ontwikkeling van de betreffende leerling nader in kaart te brengen. De periode in groep 1 wordt

gebruikt om verder zicht te krijgen op de ontwikkeling van de kinderen.

Het voorstel is om tijdens de groepsbespreking in okt/nov en in jan/feb deze kinderen te

bespreken en de lijst met aandachtspunten ernaast te leggen.

2) Groep 2 t/m 8:

Gedurende ieder schooljaar vinden er groepsbesprekingen tussen de leerkracht en de IB-er plaats.

Tijdens deze besprekingen worden de leervorderingen van de kinderen besproken aan de hand

van observaties en resultaten op methodegebonden toetsen en CITO-toetsen.

In groep 3 en groep 6 wordt in oktober de jaarlijkse signaleringslijst (formulier 1-B/3-8) afgenomen

bij alle leerlingen. Een vervolgstap naar aanleiding van de jaarlijkse signaleringslijst is de stap van

de diagnosticering, zie hoofdstuk 4..

Page 9: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

9

3) Signalering op initiatief van ouders:

Naar aanleiding van een vraag over eventuele (hoog)begaafdheid van hun kind vult de leerkracht

formulier 1.C in en neemt contact op met IB-er of hoogbegaafdheidspecialist(HBS).

4) Signaleren van onderpresteerders:

Er zijn ook leerlingen die niet zo duidelijk goede prestaties laten zien, maar waarvan we wel

vermoeden dat zij (hoog)begaafd zijn. Het kan gaan om leerlingen die scoren alsof zij een gemiddelde

leerling zijn (relatieve onderpresteerders) of om leerlingen die onder het niveau van de groep gaan

functioneren (absolute onderpresteerders). Deze vorm van onderpresteren gaat vaak gepaard met een

slechte werkhouding, grote sociale en emotionele problemen. Relatieve onderpresteerders lijken heel

sterk op gemiddelde leerlingen met gemiddelde prestaties. Deze kinderen hebben meer

mogelijkheden, maar willen niet anders zijn dan de anderen. Onderpresteren komt bij hen het meeste

voor. We letten daarbij vooral op de volgende kenmerken:

Onderpresteerders hebben vaak ongewone interesses, die bijv. naar voren kunnen

komen bij de keuze van een project of werkstuk;

Ze geven vaak blijk van voorkennis, nog voordat een onderwerp of thema in de klas is

behandeld;

Ze maken veel (onnodige) fouten in werk van te laag niveau. Bij moeilijker werk

kunnen de fouten afnemen en de werkhouding kan verbeteren. Er is vaak geen

duidelijk foutenpatroon: de ene keer is een opdracht foutloos, de andere keer zwaar

onvoldoende;

Er kan sprake zijn van een neerwaartse prestatielijn (leerlingvolgsysteem) in de

loop der tijd. Thuis hebben zij vaak een enorme ontdekkings- en uitvindingsdrang.

Wanneer er een vermoeden is van onderpresteren kan er door de leerkracht gebruik worden gemaakt

van de signaleringslijst “onderpresteren” (formulier 6.B). De resultaten worden besproken met de IB-

er/HBS.

Hierna volgt eventueel een gesprek met de ouders. Wanneer er twijfel blijft, kan worden besloten tot

extern onderzoek.

Page 10: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

10

4. Diagnosticering

Als vervolg op de signalering start de fase van de diagnose. Deze is gericht op de groep kinderen,

waarvan we op grond van de signalering vermoeden dat zij (hoog)begaafd zijn. Om vast te stellen of

dit inderdaad zo is, maken we gebruik van gestandaardiseerde formulieren, zodat we een meer

objectief beeld kunnen krijgen. Deze gegevens worden meegenomen in het groepsoverzicht en de

groepsplannen. In de meeste gevallen volstaat een schooldiagnose en is een psychologisch

onderzoek niet nodig.

4.1. Schooldiagnose

1) De oudervragenlijst:

Wanneer we op grond van de beschikbare signaleringsgegevens vermoeden dat er sprake is van

(hoog)begaafdheid laten we de ouders de oudervragenlijst (formulier 2A of 2B) invullen. Naar

aanleiding van de ingevulde vragenlijst vindt er een gesprek plaats tussen ouders en leerkracht.

2) Leerkrachtdiagnoselijst:

Door het invullen van de diagnoselijst (formulier 3.A/3.B) krijgen we een goed beeld van de leerling

en kunnen we met enige zekerheid vaststellen of het nu wel of niet gaat om een begaafde leerling.

De scores van deze lijst worden in een diagnosegrafiek weergegeven. De grafiek wordt besproken met

de IBer/HBS).

3) Toetsgegevens:

Om zicht te krijgen op de prestaties van de leerling maken we een uitdraai van de CITO-toetsen van

het leerlingvolgsysteem. Ook wordt een overzicht gemaakt van de resultaten op methodegebonden

toetsen. Leerlingen die altijd A-scores behalen op de toetsen van het leerlingvolgsysteem en/of

nauwelijks fouten maken in de toetsen uit de methode vallen onder de doelgroep.

Indien de scores van de leerling beduidend lager zijn dan verwacht mag worden, is er wellicht sprake

van (een vorm van) onderpresteren. (zie hoofdstuk 3)

4) Doortoetsen:

Wanneer er nadere gegevens gewenst zijn, kan er worden doorgetoetst, zodat zicht wordt

verkregen op het didactische beheersingsniveau van de leerling bij eventueel een groep overslaan.

a. doortoetsen groep 1 en 2:

Als een leerling uit groep 1 een hoge A-score heeft behaald op CITO taal of rekenen maken we de

afweging om bij deze leerling de toetsen voor de oudste kleuters af te nemen. Zit een leerling ook

hiermee op een goed niveau dan kan verder worden getoetst met de toetsen van groep 3. We

gebruiken hiervoor hogere CITO-toetsen en de toetsen van de herfstsignalering uit het Protocol

Leesproblemen en Dyslexie (PLD).

b. doortoetsen groep 3 t/m 8:

We kunnen doortoetsen op de gebieden lezen, begrijpend lezen, taal en rekenen en gebruiken

daarvoor in principe hogere CITO-toetsen. Zolang de leerling een A-score behaalt, gaan we door met

toetsen op een hoger niveau.

Page 11: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

11

5) De leerlingvragenlijst

Wanneer er op grond van de signalen, het oudergesprek en de toetsgegevens voldoende gegevens

zijn om aan te nemen dat we te maken hebben met een (hoog)begaafde leerling wordt aan de

betreffende leerling de leerlingvragenlijst (formulier 5.3-8) voorgelegd.

De leerlingvragenlijst is een instrument om erachter te komen hoe het kind zelf over de school

denkt. Na het invullen van de vragenlijst wordt door de leerkracht een kort gesprek gevoerd met de

leerling over de lijst en de mening van het kind.

6) Gegevens over de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Onze school maakt gebruik van het leerlingvolgsysteem Zien. De gegevens uit dit volgsysteem

kunnen een zinvolle aanvulling zijn op eerder verzamelde schoolgegevens.

4.2. Extern onderzoek

Ondanks alle mogelijkheden om de ontwikkeling van de leerling op school in kaart te brengen, zal in

een aantal gevallen onderzoek door een extern bureau worden overwogen. Een kind kan worden

aangemeld wanneer:

er gedacht wordt aan vervroegd doorstromen;

er sprake is van bijkomende problemen;

er sprake is van vermoedelijk onderpresteren;

er sprake is van tegenstrijdige informatie;

er sprake is van gedragsproblemen.

Page 12: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

12

5. Begeleiding

Wanneer op grond van signalering en diagnosticering is vastgesteld dat er sprake is van

(hoog)begaafdheid wordt een specifiek leerstofaanbod besproken. Dit gebeurt tijdens een

leerlingbespreking met IBer of HBS. Op grond van een stappenplan wordt de begeleiding opgezet,

waarbij gestreefd wordt dat elke les of leeractiviteit een bijdrage levert aan de verdere ontwikkeling

van één of combinatie van de lange termijndoelen.

Wij hebben gekozen om bij meer- en hoogbegaafde kinderen in principe te kiezen voor verbreden en

verdiepen. Waar mogelijk gebeurt dit in de eigen groep.

Stap 1: groep 1 en 2

Stap 2: leerlijnen groep 3 t/m 8

Stap 3: aanpassingen van de leerstof: compacten

Stap 4: verdiepingsmateriaal aanbieden

Stap 5: verbreding in de plusgroep

Stap 6: vervroegd doorstromen (versnellen)

Stap 7: evaluatie en handelingsplan

5.1. Groep 1 en 2

In de groepen 1 en 2 zijn andere maatregelen nodig om het leerstofaanbod aan te passen dan in de

groep en 3 t/m 8. Er wordt in deze groepen nog niet gewerkt met methodes, zoals in de hogere

groepen. Met name in groep 1 en 2 willen we een verantwoorde keuze maken tussen het aanbieden

van verdiepingsmateriaal of het vervroegd doorstromen naar een hogere groep. Dit is vooral in deze

jaren belangrijk, omdat het kind zich nog niet heeft aangepast aan de groepsnorm.

Hoe maken we deze keuze? We stellen ons de volgende vragen:

Hoe groot is de voorsprong?

Op welke gebieden is er een ontwikkelingsvoorsprong?

Alleen op cognitief gebied of ook op motorisch, sociaal of emotioneel gebied?

Wat kunnen we het kind met een ontwikkelingsvoorsprong nog bieden?

Hoe kunnen we het onderwijs in de groep zo organiseren dat het kind niet tekort komt?

Hoe is de taak- werkhouding van het kind?

We kunnen besluiten om gedurende een periode van minimaal een half jaar het kind

verdiepingsmateriaal aan te bieden. Dit gebeurt na overleg met de ouders. Hierbij

wordt nadrukkelijk meegenomen of een kind er ook zelf aan toe is, met het aangeboden materiaal

wil/kan spelen en hoe zijn sociaal-emotionele ontwikkeling verloopt.

Bij het zoeken naar verdiepingsmateriaal willen we ons in het aanbod richten op de hele ontwikkeling

van de kleuter: cognitie, motoriek, fantasie, sociale en emotionele ontwikkeling en de schoolse

vaardigheden.

Aandachtspunten:

Kleuters zijn niet snel geneigd om uit zichzelf materiaal van een hogere orde te pakken. Zij zijn

heel sociaal en kunnen al vrij snel een sterk aanpassingsgedrag gaan vertonen.

Vaak kiezen we voor een individuele aanpak, omdat de verschillen groot en divers zijn. We

leggen de aanpak vast in een groepsplan.

Verdiepingsaanbod groep 1 en 2:

In de kleutergroep is vaak al voldoende materiaal aanwezig dat zich uitstekend leent voor een

verdiepend leerstofaanbod. Door het goed afgewogen aanbieden van deze materialen kunnen de

mogelijkheden optimaal worden benut. Een afgewogen leerstofaanbod is ook afhankelijk van de

signalen die de kleuter zelf afgeeft. Om deze signalen op te vangen is het nodig dat het werk van de

leerlingen steeds goed wordt geëvalueerd. Zo kan de leerkracht zien waar er eventueel problemen

zijn en waar in de toekomst aandacht aan besteed moet worden.

Page 13: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

13

Ontwikkelingsmateriaal: bouwen aan de bouwtafel

mozaïek plakken

vouwen

knippen

tekenen en schilderen

werken aan de puzzeltafel

b) Werken in hoeken:

Over het algemeen krijgen de kinderen bij het werken in hoeken geen gerichte opdracht mee. Het

spelen in de hoeken biedt voor de verschillende niveaus in de klas wel mogelijkheden.

c) Inzet van uitdagend lesmateriaal:

Hieronder wordt aangegeven welke uitdagende materialen voor onze school worden ingezet:

Materialen voor leesactiviteiten:

*voorbereidende spelletjes op het gebied van lezen ingezet (bijv. Drietal)

*loco

*computerprogramma Leescircus

*werkbladen van Blok A Woordbouw

Materialen voor rekenactiviteiten:

*rekenspelletjes met fiches (bijv. splitsoefeningen)

*cijferstempels

*Piccolo

*loco

*bouwen en nabouwen uit Blokkendoos 2

*Maatwerk: werkbladen en computerprogramma

Overige materialen:

*Pienters groep 1/2

De aangeboden activiteiten laten we zo goed mogelijk aansluiten bij de ontwikkeling van het kind en bij

wat bekend is uit de diagnose. Na de periode van verdieping volgt er een evaluatie met de ouders,

waarin we met elkaar nagaan of we het kind in groep 1 en 2 nog voldoende kunnen bieden, of dat het

verstandig is de leerling vervroegd door te laten stromen naar groep 3.

Page 14: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

14

5.2. Leerlijnen groep 3 t/m 8

In groep 3 t/m 8 wordt op grond van het didactische niveau van een leerling een besluit

genomen in welke lijn hij/zij gaat werken met betrekking tot (hoog)begaafheid.

Onze school werkt momenteel aan de ontwikkeling van 2 leerlijnen: een leerlijn voor begaafde

leerlingen (rode groep) en een leerlijn voor hoogbegaafde/hoogintelligente leerlingen (rood+). De

leerlijnen worden uitgezet in de vakken rekenen en taal. Leerlingen met een aanpassing in de rode

groep kunnen voorafgaand aan een rekenblok de eindtoets als begintoets aangeboden krijgen. Op die

manier behoudt de leerkracht goed zicht op de voortgang. Aan de hand van de toetsen wordt

beoordeeld welke leerstof de leerling nog moet maken en welke instructies gegeven worden.

Wanneer na verloop van tijd de resultaten teruglopen, overlegt de leerkracht met de intern begeleider

of HBS over het vervolg.

a) Leerlijn rode groep: deze leerlijn is bedoeld voor begaafde leerlingen. Zij volgen in een blok de

groeps instructie bij nieuwe leerstof en maken beperkte oefenstof, zodat zij toekomen aan het

pluswerk en eventueel andere verdiepingsmaterialen.

Weektaak rekenen: Deze leerling maakt volgens de weektaak bepaalde sommen van ster 2+ster 3+pluswerk.

b) Leerlijn rood+: deze leerlijn is bedoeld voor hoogbegaafde leerlingen. Deze leerlingen zijn in staat

om met een minimum aan instructie zich de leerstof eigen te maken. Zij sluiten wel aan bij

groepsopdrachten en volgen momenten van groepsinstructie. Voor deze leerlingen wordt tijd in hun

programma gepland voor het pluswerk en eventueel andere verdiepingsmaterialen.

Aan deze leerlingen kan naast verdiepingsmateriaal ook verbredingsmateriaal worden aangeboden.

Weektaak rekenen: Deze leerling maakt eerst ster 3 en daarna som 1 van ster 2 + welke sommen de

leerling nog moeilijk vindt. Daarna pluswerkboek. Minimaal de linkerbladzijde van het pluswerkboek is

elke week af. Daarna KIEN of Rekentijgers.

RekenLessen: Zij maken zelfstandig som 3 van de les. Alleen de projecttaak is elke week verplicht. Vooruit toetsen: bij uitval noteert de leerkracht dat in de handleiding en doet de leerling mee met de uitleg van dat onderdeel. Daarnaast wordt tijdens het toetsmoment de kans geboden om op de schaduwtoets die opdracht opnieuw te maken. Het hoogste punt telt dan. Daarna vult de leerkracht wanneer alle leerlingen de toets hebben gemaakt de toets in Parnassys. De schaduwtoetsen zijn te vinden op de W-schijf, map leerkrachten, rekenen. Weektaak taal: Deze leerling maakt alleen ster 3 en daarna het plusboek. Aan het begin van de week met de leerling de taalplusweek doornemen. Daarbij afspreken wat af moet zijn aan het einde van de week. Les: Bij beheersing van het lesdoel volgen ze geen instructie. Dit gebeurt bij les 2+4+5+7+9+10+12+14 Plan gedurende de week een moment voor instructie plusboek. De leerlingen maken de plustoets en de resultaten noteren we in Parnassys (start schooljaar 2018).

5.3. Aanpassingen van de leerstof: compacten

Afhankelijk van de gemaakte keuzes wordt de leerstof voor het betreffende vakgebied aangepast.

Door de leerstof te compacten ontstaat er ruimte voor verdiepende opdrachten. Het compacten van

de leerstof gebeurt in principe door de leerkracht, in overleg met de intern begeleider, volgens

schoolbreed vastgestelde criteria.

Bij een grote didactische voorsprong (vanaf één jaar) gaat bij ons op school de voorkeur uit naar de

werkwijze van het aanbieden van de eindtoets als begintoets. De aanpassingen worden in overleg

met de leerkracht aan het begin van de week samen met de leerling op de weektaak vastgelegd.

Verdiepings- of verbredingsstof wordt samen met de leerling gekozen. Leerkracht en leerling maken

daar vervolgens samen afspraken over. Wij vinden het wel belangrijk dat (hoog)begaafde leerlingen

contact blijven houden met de rest van hun groep en daarbij betrokken blijven.

We compacten volgens de volgende criteria:

Page 15: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

15

Weggelaten wordt:

herhalingsoefeningen;

50-75% van de oefenstof;

remediërende oefenstof.

Aangeboden wordt:

belangrijke stappen in het leerproces;

afspraken over notaties, belangrijke werkwijzen en strategieën constructie- en

ontdekactiviteiten;

zinvolle verrijkingsopdrachten uit de methode activiteiten op tempo;

introductie van een nieuw thema groepsopdrachten.

5.4. Verdiepingsmateriaal aanbieden

Bij verdieping wordt er binnen het reguliere programma dieper op de leerstof ingegaan. We denken

dan aan steropdrachten, plusopdrachten enz. Ook kan er in de leerstof verdieping worden gezocht

door uitgebreidere of meer open opdrachten te geven. Naast verdiepingsopdrachten in de reguliere

methode zijn er ook speciale verdiepingsmaterialen ontwikkeld. De school draagt zorg voor voldoende

verdiepingsmateriaal.

Inhoud van het verdiepingsmateriaal: uitdagende opdrachten op het gebied van rekenen en/of

taal, die qua moeilijkheid uitstijgen boven de opdrachten in de reguliere methode.

5.5. Verbreding

Leerlingen die werken in de leerlijn rode groep zullen doorgaans wél tijd beschikbaar hebben om

met verdiepingsmateriaal aan de slag te gaan, maar minder behoefte hebben om ook verbredende

leerstof op te pakken. Voor leerlingen in leerlijn aanpassing rode groep zal naast

verdiepingsmateriaal ook verbredingsmateriaal worden aangeboden. De inhoud van dit

verbredingsmateriaal is afhankelijk van de vraag van de individuele leerling.

Inhoud van het verbredingsmateriaal: Bij verbredingsmateriaal wordt gekozen voor verbredende

leerstof en instructie uit heel andere vakgebieden. Enkele mogelijkheden: aanbieden van filosofie,

programmeren op de computer, een project van Acadin of het leren van een vreemde taal.

Materialen:

5.6. Vervroegd doorstromen/ versnellen

Wanneer blijkt dat bovengenoemde maatregelen niet voldoende zijn en er duidelijk sprake is van een

grote didactische voorsprong kan vervroegd doorstromen (versnelling) worden overwogen. Onder

vervroegd doorstromen verstaan we dat leerlingen eerder dan hun kalenderleeftijd doorstromen naar

een volgend leerjaar. Versnelling gebeurt alleen bij leerlingen, die gedurende een langere periode

leerlijn aanpassing rode groep hebben doorlopen of bij leerlingen die in groep 1 en 2 gedurende

minimaal een half jaar hebben gewerkt met aangepaste verdiepingsstof. De leerling moet niet alleen

Page 16: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

16

cognitief, maar ook sociaal en emotioneel meer aansluiting vinden bij zijn nieuwe groepsgenoten en

zich daardoor beter kunnen spiegelen.

Criteria:

De diagnose Hoogbegaafdheid is vastgesteld door extern onderzoek;

Didactische voorsprong: de didactische voorsprong moet groter zijn dan 1 jaar. Als de

voorsprong kleiner is kan aangepast leerstofaanbod meestal voldoende zijn;

Risicofactoren: wanneer er extra risicofactoren zijn moet specifieke extra

begeleiding op deze gebieden gegarandeerd zijn. Te denken valt aan negatief

zelfbeeld, faalangst, onvoldoende werk- en leerstrategieën of een

gediagnosticeerde leer- of gedragsstoornis. Wanneer een leer- of

gedragsstoornis is gediagnosticeerd zal een besluit tot vervroegd doorstromen

altijd genomen worden in overleg met de deskundige die de stoornis heeft

geconstateerd;

Geboortedatum: zeker wanneer het gaat om een vroege leerling kan vervroegde

doorstroming soms betekenen dat een leerling een wel heel groot leeftijdsverschil

moet overbruggen;

Houding van de leerling: hoe een leerling zelf aankijkt tegen vervroegd doorstromen

kan een secundaire rol spelen in de besluitvorming. Vaak spelen contacten met

vriendjes en vriendinnen mee. Hiervoor kunnen praktische oplossingen worden

bedacht. Over het algemeen ontstaan in de nieuwe groep al snel nieuw contacten en

neemt de behoefte aan oude contacten af;

Houding van de ouders: samen met de ouders zal worden bekeken hoe de

vervroegde doorstroming in de thuissituatie kan worden begeleid;

Opvang in de ontvangende groep: bestaat in de groep waar het kind naar toe gaat het

juiste pedagogische klimaat om voor voldoende opvang te zorgen?

Een beslissing tot vervroegd doorstromen wordt zeer goed afgewogen en gebeurt in overleg met

ouders, leerkrachten en het kind zelf. Wij hechten er waarde aan dat het kind en de ouders achter de

beslissing staan. Hun mening wordt nadrukkelijk meegenomen in de besluitvorming, maar is niet

doorslaggevend. Evenals die van de externe partijen. Bij het uiteindelijke besluit zijn betrokken: de

huidige groepsleerkracht, de toekomstige groepsleerkracht, en de intern begeleider/HBS en de directie.

Na vervroegde doorstroming zullen de vorderingen en het welzijn van de leerling worden geëvalueerd

in een plan van aanpak. Vanaf het moment dat leerling op het niveau zit van de nieuwe groep zal er

ook in de nieuwe groep indien nodig weer extra stof worden aangeboden. Vervroegd doorstromen kan

in principe maar éénmaal plaatsvinden.

5.7. Evaluatie en handelingsplan

De gemaakte keuzes worden vastgelegd in Parnassys en in het leerlingenoverzicht. Bij vervroegde

doorstroom wordt voor het eerste half jaar gewerkt met een individueel plan van aanpak om sociaal

emotionele ontwikkeling en opbrengsten sterk te monitoren. Bij de evaluatie van het handelingsplan

zijn de ouders en de betrokken leerkracht aanwezig. Naast deze evaluatie-gesprekken met de ouders

zullen er ook gesprekken zijn met de betrokken leerling. Daarin wordt gevraagd de mening te geven

over de betrokken werkwijze. De besluitvorming in het team gebeurt altijd in overleg met de direct

betrokken leerkrachten en in het team.

De beoordeling van het werk:

Aan het verdiepings- en verbredingswerk worden ook duidelijke eisen gesteld. Net als de reguliere

leerstof worden de eindtermen bepaald en worden met de leerlingen afspraken gemaakt over de

wijze waarop er getoetst wordt. Wanneer werk wordt nabesproken is er vooral aandacht voor de

manier waarop de leerlingen tot een resultaat zijn gekomen. Hiermee krijgen we zicht op hun

oplossingsstrategieën en hun manier van redeneren.

Page 17: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

17

Begeleiding van onderpresteerders:

Door vroege signalering willen we voorkomen dat leerlingen gaan onderpresteren. Toch kan het

gebeuren, dat ondanks alle goede bedoelingen we te maken krijgen met leerlingen die

onderpresteren. Omdat onderpresteerders juist gedemotiveerd zijn geraakt door de reguliere leerstof

heeft het geen zin om van deze leerlingen te verwachten dat zij eerst betere prestaties gaan leveren of

hun werkhouding aan te passen voordat zij een ander onderwijsaanbod krijgen. Wanneer uit gedegen

didactisch/ psychologisch onderzoek is bevestigd dat we te maken hebben met een onderpresterende

leerling gaan we gericht aan de slag om de motivatie en werkhouding te verbeteren. Hiervoor wordt in

overleg met de betrokken ouders, de leerkracht en de intern begeleider/HBS een plan opgesteld.

In het plan is vooral aandacht voor de benadering van de leerling, de keuzes die we maken om

hem/haar zelf meer verantwoordelijkheid te geven en de wijze van ondersteuning. Te denken valt

bijvoorbeeld aan het zelf maken van een planning en het stellen van eigen doelen.

Page 18: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

18

6. Schoolbeleid

Onze school streeft er naar rekening te houden met verschillen tussen leerlingen en wil hen op eigen

niveau aan kunnen spreken. Leerlingen voor wie het gemiddelde leerstofaanbod te makkelijk is en die

meer uitdaging nodig hebben willen we tijdig signaleren en diagnosticeren. Juist door hen zo vroeg

mogelijk om te leren gaan met uitdagende leerstof leren zij de juiste strategieën hanteren en wordt

voorkomen dat zij in een geïsoleerde positie geraken. Op grond van gestandaardiseerde formulieren

uit de SIDI 3 en volgens de omschreven stappen kan worden besloten om een leerling één van beide

leerlijnen te laten volgen op het gebied van rekenen en/ of taal. In bijzondere gevallen kan worden

besloten tot extern onderzoek.

Samengevat zijn dit onze belangrijkste beleidspunten:

We willen ons richten op begaafde en hoogbegaafde leerlingen, volgens

vastgestelde criteria;

We streven naar vroege signalering en hanteren een aantal vaste informatiemomenten

en –bronnen;

Door vroege signalering en begeleiding willen we onderpresteren voorkomen.

In veel gevallen is schooldiagnose voldoende om vast te stellen of een

leerling binnen de doelgroep valt;

Vervroegde doorstroming gebeurt zo vroeg mogelijk in de schoolloopbaan, bij

voorkeur in groep 1 of 2. Een besluit hiertoe wordt zeer goed afgewogen en

gebeurt in overleg met alle betrokkenen. Gemaakte keuzes worden vastgelegd in

een groepsplan of een plan van aanpak. Verdiepings- en verbredingsopdrachten

worden evenals de reguliere leerstof beoordeeld. Hiervan wordt in het rapport

melding gemaakt.

Page 19: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

19

7. Schoolontwikkeling

Afspraken:

Schooljaar 2015-2016 opstellen protocol hoogbegaafdheid

Schooljaar 2015-2016 Plusgroep, 3 blokken per schooljaar, vanaf de herfstvakantie tot aan de meivakantie

Schooljaar 2015-2016: inventariseren materialen hoogbegaafdheid + aanschaf van nieuwe materialen (doorgeschoven)

Schooljaar 2015-2016: uitproberen van alle aanwezige materialen hoogbegaafdheid (doorgeschoven)

Schooljaar 2016-2017: protocol ter goedkeuring MR

Schooljaar 2017-2018: differentiatie binnen methode IPC: overleg met coordinator IPC

Schooljaar 2017-2018: centrale plaats materialen hoogbegaafdheid

Schooljaar 2017-2018: implementatie protocol hoogbegaafdheid

Schooljaar 2018-2019: de wijze van beoordelen ingezette projecten/opdrachten hoogbegaafdheid op rapport vastleggen? (Taalactief plusboek en IPC)

Schooljaar 2018-2019: inventariseren materialen hoogbegaafdheid + aanschaf van nieuwe materialen

Schooljaar 2018-2019: uitproberen van alle aanwezige materialen hoogbegaafdheid

Page 20: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

20

8. Het stappenplan bij vermoeden van (hoog)begaafdheid

Page 21: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

21

9. Bijlagen

9.1 Lijst materialen

9.2 Signaleringslijst hoogbegaafheid

9.3 Kenmerken van hoogbegaafdheid op school

9.4 Signaleringslijst onderpresteren

9.5 Begeleidende brief ouders voor de signaleringslijst

9.6 Signaleringslijst bij aanmelding ouders

9.7 Signaleringslijst ouders

9.8 Lijst studie Erika leren leren, leren denken en leren leven.

Page 22: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

22

1 Is snel van begrip

2 Heeft grote of diepgaande interesse

3 Is in denken creatief en inventief

4 Ongewoon grote woordenschat

5 Hoog denk niveau

6 Grote parate kennis

7 Is geestelijk vroegrijp

8 Begrijpt de leerstof snel

9 Uit zich goed

10 Heeft zelfvertrouwen

11 Heeft positief beeld eigen mogelijkheden

12 Opgenomen in de groep

13 Kan samenwerken

14 Komt op voor zichzelf

15 Is betrokken

16 Is een doorzetter

17 Is taakgericht

9.2 Signaleringslijst hoogbegaafdheid op school

Groep 1 en 2

1 Logisch denken

2 Gebruikt moeilijke woorden en zinnen

3 Adequaat woordgebruik

4 Letterkennis

5 Kan al een eenvoudig boekje lezen

6 Overziet hoeveelheden en telt tot 10

7 Sterk geheugen

8 Rijke fantasie

9 Sterke concentratie

10 Heeft zelfvertrouwen

11 Heeft positief beeld eigen mogelijkheden

12 Opgenomen in de groep

13 Is empatisch

14 Komt op voor zichzelf

15 Is zelfstandig

16 Is taakgericht

17 Is een doorzetter

Groep 3 t/m 8

Page 23: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

23

9. 3 Kenmerken van hoogbegaafdheid op school

Groep 1 en 2

Een peuter / kleuter met een sterke ontwikkelingsvoorsprong is een leerling die kan opvallen

door één of meer van de volgende kenmerken:

Een hoge score op kleutertoetsen / ontwikkeling van functies

Een taalgebruik boven leeftijdsniveau

Een sterk geheugen

Een specifieke, gedurende lange tijd, interesse op een bepaald

terrein

Bedenkt creatieve oplossingen voor bepaalde problemen

Leert zichzelf lezen/ rekenen en / of tellen

Is nieuwsgierig, stelt vragen, is opmerkzaam, observeert

Is betrokken, neemt initiatieven

Is onderzoekend, experimenteert, bouwt, ontwerpt

Heeft een rijke fantasie, groot voorstellingsvermogen

Sterke concentratie

Oorspronkelijke humor

Onafhankelijkheid, kan alleen spelen en werken

Logisch denken, ziet relaties,verbanden, grotere patronen

Is gevoelig, empatisch, zorgzaam

Groep 3 t/m 8

Een (hoog) begaafde leerling is een leerling die kan opvallen door één of meer van de

onderstaande kenmerken:

Een hoge score in leelingvolgsysteem en op toetsen

Een taalgebruik boven leeftijdsniveau

Een sterk geheugen

Goed gebruik kunnen maken van informatie

Snel kunnen denken

Snel problemen kunnen oplossen, hoofd- en bijzaken kunnen

scheiden

Een specifieke, gedurende lange tijd, interesse op een bepaald

terrein

Bedenkt creatieve oplossingen voor bepaalde problemen

Een vermoeden van onderpresteren

Opvallend gedrag

Page 24: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

24

9.4 Signaleringslijst onderpresteren

Invullen bij vermoeden van onderpresteren

Naam leerling:

Geboortedatum:

invuldatum:

* 1. Lage test-/toetsresultaten.

* 2. Presteert op of onder niveau in lezen, taal of rekenen.

* 3. Dagelijks schoolwerk niet of slecht af. Inclusief huiswerk.

* 4. Superieur in begrijpen en onthouden (eventueel selectief) van

begrippen.

* 5. Grote kloof in kwaliteit tussen schriftelijk en verbaal werk.

6. Grote feitelijke kennis.

7. Grote fantasie, creativiteit, verbeelding, inventief.

8. Voortdurend ontevreden met geleverd werk, ook in expressievakken.

9. Probeert nieuwe activiteiten te vermijden, is perfectionistisch, wil

mislukkingen voorkomen.

10. Toont initiatief in het voortzetten van eigen keuze projecten.

* 11. Heeft breed interessegebied en mogelijke speciale deskundigheid op een

bepaald gebied.

* 12. Toont negatieve zelfwaardering door terugtrekken of agressief gedrag,

negatieve zelfprojectie op anderen.

13. Functioneert niet gemakkelijk en/of constructief in een groep, doet niet graag

mee aan groepsactiviteiten.

14. Geeft blijk van scherpzinnige, sensitieve gevoeligheid en waarneming

van problemen ten opzichte van zichzelf, anderen, levensvraagstukken,

waaruit blijkt dat hij/zij vooruit is.

15. Heeft onrealistische zelfverwachting, te hoog of te laag.

16. Geen voldoening over leerstofaanbod, houdt niet van instampen,

geheugenwerk.

17. Is gemakkelijk afleidbaar, kan zich moeilijk concentreren op een taak.

18. Onverschillige of negatieve houding tegenover school.

19. Biedt weerstand tegen pogingen van de leerkracht om hem/haar te

motiveren.

20. Heeft moeilijkheden in vriendschaprelaties, in het sluiten van

vriendschappen.

21. Lijkt lui, zich te vervelen, is met andere dingen bezig, maar weet bij

navraag toch waar de les over gaat.

SCORE

(bij 10 aangekruiste vakjes, inclusief de * vakjes is er zeer waarschijnlijk sprake van

onderpresteren)

Aantal aangekruiste items:

Aantal aangekruiste items met een *:

Sprake van onderpresteren: ja/nee*

*Invullen wat van toepassing is

Page 25: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

25

Lijst bij aanmelding kleuters Formulier 1.A. Groep 1-2

Bij of na aanmelding te gebruiken door directeur / adjunct-directeur, de leerkracht, of de ib’er.

Dit is een eerste inschatting, geen vaststelling.

Verschijnt een grijs vak, klik dan op 'Bijwerken'

Naam leerling:

Geboortedatum:

Datum gesprek:

Aanwezigen bij gesprek:

1. Globale indruk

Geef in het onderstaande lijstje door middel van aanvinken aan wat u in uw kind herkent.

Mijn kind is:

spontaan

zelfverzekerd

aandachtvragend

opgewekt

driftig

somber

teruggetrokken

verlegen

gespannen

overactief

jaloers

angstig

passief

rustig

vrolijk

gehoorzaam

Opmerkingen:

2. Welbevinden

Per uitspraak zijn er drie antwoordmogelijkheden: Ja (de uitspraak gaat meestal op voor uw kind) 0

Soms (de uitspraak is soms van

toepassing) 0

Nee (de uitspraak past niet bij uw kind) 0

Aanvinken in de desbetreffende kolom.

Mijn kind:

J S N J S N

1. heeft plezier in het leven

6. helpt vaak andere kinderen

2. is fit en gezond 7. komt voor zichzelf op

3. neemt initiatieven

8. vraagt hulp als dat nodig is

4. speelt vaak met andere kinderen

9. vertelt spontaan over gebeurtenissen en activiteiten

5. gaat goed met andere kinderen om

Opmerkingen:

Page 26: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

26

3. Bezigheden die het kind onderneemt

In welke mate doet uw kind de onderstaande activiteiten?

Per uitspraak zijn er drie antwoordmogelijkheden: Vaak 0

Wel eens 0

Nooit 0

Aanvinken in de desbetreffende kolom.

Mijn kind is veel bezig met of houdt van:

V W N V W N

1. rennen, fietsen, hollen

8. gezelschapsspelletjes

2. televisie kijken 9. liedjes zingen, naar muziek

luisteren

3. bouwen met blokken, Lego, K’nex

10. bekijken van een prentenboek

4. puzzelen, denkspelletjes

11. luisteren naar een verhaal

5. computerspelletjes

12. zelf 'technisch' lezen

6. knippen, plakken, kleuren

13.

7. fantasiespel, rollenspel

14.

Opmerkingen:

4. Ontwikkeling

Geef in onderstaand overzicht aan hoe u de betrokkenheid van uw kind inschat.

Per uitspraak zijn er drie antwoordmogelijkheden: Ja (de uitspraak gaat meestal op voor uw kind) 0

Soms ( de uitspraak is soms van toepassing) 0

Nee (de uitspraak past niet bij uw kind) 0

Aanvinken in de desbetreffende kolom.

Mijn kind:

J S N J S N

1. spreekt in lange zinnen

8. heeft een rijke fantasie

2. spreekt duidelijk 9. onderzoekt en experimenteert graag

3. kent de betekenis van veel woorden

10. heeft een goed geheugen

4. heeft interesse in letters en lezen

11. is ondernemend

5. heeft interesse in hoeveelheden en getallen

12. is nieuwsgierig, stelt veel

vragen

6. gebruikt moeilijke woorden

13. heeft oog voor detail

7. kan moeilijke puzzels en spelletjes maken

14. bedenkt oplossingen, anders dan je zou verwachten

Opmerkingen:

Page 27: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

27

5. Betrokkenheid: intensief met iets bezig zijn

Geef in onderstaand overzicht aan hoe u de betrokkenheid van uw kind inschat.

Per uitspraak zijn er drie antwoordmogelijkheden: Ja (de uitspraak gaat meestal op voor uw kind) 0

Soms (de uitspraak is soms van toepassing) 0

Nee (de uitspraak past niet bij uw kind) 0

Aanvinken in de desbetreffende kolom.

Mijn kind:

J S N J S N

1. kan intensief ergens mee bezig zijn

4. weet zich goed te vermaken

2. werkt of speelt geconcentreerd 5. maakt af waar hij/zij aan

begonnen is

3. is een doorzetter, ook als iets niet direct lukt

6.

Opmerkingen:

6. Heeft uw kind de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf bezocht?

Zo ja, hoe is dat verlopen?

Page 28: Protocol Hoogbegaafdheid - kctven.nl · verschillende tekentechnieken kunnen toepassen (intelligentie). Ook schrijven ze zelf nieuwe muziekstukken of ze ontwikkelen een geheel eigen

28

10. Literatuur

Drenth, P. en Resing, W. (2001). Intelligentie weten en meten.

Gerven, E. van en S. Drent (2000). Een doorgaande lijn voor hoogbegaafde leerlingen.

Een praktische gids voor de basisschool.

Utrecht, Lemma.

Gerven, E. en S. Drent (2007). Professioneel omgaan met hoogbegaafde leerlingen in het

basisonderwijs.

Utrecht, Lemma, 2007.

Gerven, E. van, Kuipers, J., Drent, S., Guyt, B., Bruin-de Boer, A. de (2004). Attent op talent.

Hoop, F. de en Janson, D.J. (1999). Omgaan met hoogbegaafde kinderen; een andere kijk op

(hoog)begaafdheid in school en gezin

Lammers van Toorenburg, W. (2005). Hoogbegaafd, nou en?.

Linssen, I. & Goethals, C. (2003). Handboek Hoogbegaafdheid in theorie en praktijk

Nederstigt, I. (2003). Hoogbegaafdheid, ... een gave?.

Span, P. en Nelissen, J. (2000). Begaafde kinderen op de basisschool; Suggesties voor didactisch

handelen

Webb, J.T. e.a. (2005).

De begeleiding van hoogbegaafde kinderen: een praktische gids voor ouders en andere opvoeders