Praktische Didactiek Voor Natuuronderwijs-druk 6-9789046900123

download Praktische Didactiek Voor Natuuronderwijs-druk 6-9789046900123

of 35

Transcript of Praktische Didactiek Voor Natuuronderwijs-druk 6-9789046900123

Praktische didactiek voor natuuronderwijs

BronvermeldingTitel : Druk : Auteur : Uitgever : ISBN (boek) : Praktische didactiek voor natuuronderwijs 6e druk, 2006 E. de Vaan, J. Marell Coutinho 9789046900123

Aantal hoofdstukken (boek) : 25 Aantal paginas (boek) : 352

De inhoud van dit uittreksel is met de grootste zorg samengesteld. Incidentele onjuistheden kunnen niettemin voorkomen. Je dient niet aan te nemen dat de informatie die Students Only B.V. biedt foutloos is, hoewel Students Only B.V. dat wel nastreeft. Dit uittreksel is voor persoonlijk gebruik en is bedoeld als wegwijzer bij het originele boek. Wij raden altijd aan het bijbehorende studieboek erbij te kopen en dit uittreksel als naslagwerk erbij te houden. In dit uittreksel worden diverse verwijzingen gemaakt naar het studieboek op basis waarvan dit uittreksel is gemaakt. Dit uittreksel is een uitgave van Students Only B.V. Copyright 2010 StudentsOnly B.V. Alle rechten voorbehouden. De uitgever van het studieboek is op generlei wijze betrokken bij het vervaardigen van dit uittreksel. Voor vragen kan je je wenden per email aan [email protected].

InhoudsopgaveDeel 1 Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 Hoofdstuk 6 Hoofdstuk 7 Hoofdstuk 8 Deel 2 Hoofdstuk 9 Hoofdstuk 10 Hoofdstuk 11 Hoofdstuk 12 Hoofdstuk 13 Hoofdstuk 14 Hoofdstuk 15 Deel 3 Hoofdstuk 16 Hoofdstuk 17 Hoofdstuk 18 Hoofdstuk 19 Hoofdstuk 20 Hoofdstuk 21 Hoofdstuk 22 Achtergronden Waarover gaat natuuronderwijs? Doen en denken Waarnemen Een kijkje in de klas Onderwijsleerstijlen bij natuuronderwijs Onderzoekend gedrag Jonge kinderen en natuuronderwijs Natuurbeleving Praktische didactiek in de klas Structuur in de les (5-stappenplan) Werkvormen met echt materiaal Verslagvormen Vragen bij natuuronderwijs Denkbeelden over de werkelijkheid. Bronnen voor natuuronderwijs, over echt materiaal en ICT Het weer Natuuronderwijs in breder verband Natuur- en milieueducatie: een taak voor de basisschool? Natuuronderwijs in themas Techniek en de basisschool Probleemoplossend werken bij techniek Vaardigheden en attitudes bij natuuronderwijs Toetsing en evaluatie De planning van natuuronderwijs 4 4 5 6 7 8 9 10 11 12 12 14 17 18 20 21 22 23 23 25 26 28 29 31 32

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

2

Hoofdstuk 23 Hoofdstuk 24 Hoofdstuk 25

Methoden voor natuuronderwijs Spullen onder handbereik De schooltuin

33 34 35

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

3

Deel 1 Hoofdstuk 1

Achtergronden Waarover gaat natuuronderwijs?

Natuuronderwijs is een duidelijk vervolg op de kennis der natuur. Er zijn echter wel verschillen: het gaat om meer dan alleen weetjes. Ook dingen en verschijnselen krijgen aandacht. Aandachtsgebieden en uitgangspunten van natuuronderwijs: Leerlingen moeten actief kunnen bezig zijn met de leerstof op hun eigen niveau. Op die manier leren ze veel. De stof moet zo gekozen zijn, dat leerlingen gaan beseffen op welke manier ons bestaan bepaald wordt door de verschijnselen en wetten van de natuur. De leerstof moet in te passen zijn binnen de normale schoolpraktijk. Natuuronderwijs gaat over werkelijkheid. Dingen en organismen uit het dagelijkse leven spelen de hoofdrol. De leerstof moet aanknopingspunten geven voor de ontwikkeling van zorg en verantwoordelijkheid voor dier, omgeving en mens. De centrale doelstelling van natuuronderwijs: Natuuronderwijs richt zich op het geven van samenhangen in de materile werkelijkheid aan kinderen. Hiermee is het leven onlosmakelijk verbonden. Ontdekkende en onderzoekende activiteiten zijn hierbij onmisbaar als basis voor kennis, verwondering, een onderzoekende houding en een besef van zorg en verantwoordelijkheid voor jezelf, je medemens en je omgeving.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

4

Hoofdstuk 2

Doen en denken

Kinderen leren in hun eerste levensjaren een heleboel door zelf in actie te komen. De actieve onderzoekende houding is kenmerkend en sluit aan en loopt tevens parallel met het verwerken van indrukken. Nieuwsgierigheid en verwondering zijn de motor voor het begrijpen van de omgeving. Wanneer kinderen de wereld verkennen, kunnen de belevenissen op verschillende manieren ervaren worden: Als nieuwe ervaringen Als iets wat hoort bij eerdere ervaringen Ervaringen die bij elkaar horen kun je koppelen op de volgende manieren: De gebeurtenissen hebben steeds een bepaalde volgorde Verschillende dingen laten soortgelijk gedrag zien Verschillende verschijnselen zijn er op dezelfde tijd Kinderen ontwikkelen denkschemas die ontstaan zijn door concrete persoonlijke ervaringen. Ze vormen denkschemas door te ontdekken dat er regels zijn in de wereld. Doe je een nieuwe ervaring op? Dan moet het denkschema aangepast worden. Kinderen denken en doen met hun hoofd en hun handen. De wisselwerking tussen het doen en het denken moet gestimuleerd worden. Dit kan heel goed door middel van ontdekkend leren. Kleuters kennen aan levenloze dingen persoonlijkheden toe. Als ze een jaar of 6 zijn krijgen ze een meer objectieve kijk op zaken. Wanneer kinderen iets onderzoeken waarbij meerdere factoren tegelijk invloed hebben, is het belangrijk dat ze leren de resultaten eerlijk te vergelijken met elkaar.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

5

Hoofdstuk 3

Waarnemen

Natuuronderwijs nodigt kinderen uit om in boeiende situaties gericht waar te nemen en stil te staan bij de concrete werkelijkheid. Je kunt kinderen beter leren waar te nemen door hen: hun waarnemingen vast te laten leggen stimulerend te begeleiden echte spullen te laten vergelijken, ordenen en seriren. Waarnemen is niet alleen het zien, maar ook het associren van de hersenen met hetgeen ze zojuist gezien hebben. Waarnemen is dus gekoppeld aan actie. De verschillende stappen in het waarnemen kunnen in verschillende volgorde plaatsvinden. Door bewust waarnemen leren kinderen de gebreken en toepassingsmogelijkheden van hun eigen zintuigen en begrijpen daardoor tekortkomingen van anderen beter. Ook leren zij deze ordenen, interpreteren en filteren in hoofd- en bijzaken. Je herkent een object door de karakteristieke kenmerken. Je gebruikt daarbij overeenkomsten en verschillen. Als kinderen gaan ordenen, gaan ze al snel groepjes voorwerpen maken die bij elkaar horen. Een andere manier om te vergelijken is seriren. Hierbij is er een geleidelijke overgang van n eigenschap. Bijvoorbeeld van donker naar licht. Waarneemsituaties boeien kinderen vooral wanneer: veranderingen opzettelijk worden veroorzaakt ze zelf kunnen zoeken naar overeenkomsten en verschillen met andere objecten spontane veranderingen aan het object plaatsvinden. Een gemeenschappelijke overeenkomst hierbij is het feit dat het steeds gaat om situaties of objecten die worden vergeleken met zichzelf of met elkaar. Kinderen nemen dus geboeid waar wanneer er veranderingen optreden. Gebruik pas meetinstrumenten als ze goed hebben leren waarnemen met hun eigen zintuigen.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

6

Hoofdstuk 4

Een kijkje in de klas

Er worden hier voorbeelden gegeven van lessen die je kunt geven.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

7

Hoofdstuk 5

Onderwijsleerstijlen bij natuuronderwijs

Uitgangspunten: Het onderwijs moet passen bij het kind Natuuronderwijs moet een onderzoekende werkwijze hanteren Het dragen van verantwoordelijkheid voor materialen en organismen hoort erbij Het onderwijs moet passen bij de cognitieve mogelijkheden van de kinderen. Kinderen leren het best wanneer zij gebruik kunnen maken van kapstokken waarmee zij verbanden kunnen leggen tussen de verschillende feiten. Er zijn drie onderwijsstijlen voor natuuronderwijs: Zelfontdekkend leren Kinderen nemen initiatief Nadeel: tijdrovend, individueel, niet toepasbaar

Overdragend leren De leerkracht bepaalt de inhoud en formuleert de problemen De leerkracht legt mogelijke oplossingen uit Geen initiatief van de leerlingen Gesloten vorm van onderwijs Nadeel: kinderen praten leerkracht na. De informatie wordt tevens snel vergeten

Ontdekkend leren Staat tussen de twee bovenstaande stijlen in Leerkracht en leerling dragen bij aan de inhoud van het onderwijs Flexibel, betrokken leerlingen, operationele vragen Kinderen zorgen voor inbreng: open onderwijs De leerkracht bepaalt: gesloten

Het 5 stappenplan De invloed van open en gesloten vragen op de rollen van leraar en leerling wordt weergegeven in het 5-stappenplan: Introductie op de les Vrije exploratie Onderzoek van het materiaal Rapportage Extra informatie en verwerking

De betrokkenheid van kinderen wordt groter naarmate ze meer invloed krijgen op hun eigen leerproces.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

8

Hoofdstuk 6

Onderzoekend gedrag

Wijzen om materialen te verkennen (Pilgram 1984) Gedachteloos friemelen (bijv. in gesprek spelen met een pen) Doen om het doen (plezier hebben in het doen op zich) Een resultaat willen bereiken ( bijv. water in de goot tegenhouden. Het maakt niet uit met wat voor materiaal of hoe) Onderzoeken hoe spullen reageren (het voorwerp zelf is interessant, het aanraken, het omduwen. Je verkrijgt informatie over het voorwerp) Variabelen verkennen (zoeken naar factoren die van invloed zijn op gebeurtenissen. bijv. hard of zacht blazen, slinger langer of korter maken, als .. dan ..-verkenning) Onderzoek opzetten vanuit een bewust gestelde vraag (vooraf nadenken over de manier van onderzoeken, een planmatige opzet, bijv. welke groenten lust het konijn het liefst?)

Probleemoplossend handelen is te verdelen in 3 fasen: 1. Ongerichte aanpak: De kinderen doen zomaar iets met het materiaal. Ze geven snel op en de aandacht gaat ook snel weer naar iets anders uit. 2. Gissen en missen (trial and error): Ze handelen intutief met materiaal. Ze doen n of meer pogingen om hun doel te bereiken, maar gebruiken geen doordachte strategie. Achteraf leggen ze wel verbanden waarom bijvoorbeeld iets niet lukte. 3. Systematisch probleemoplossend handelen: Ze bedenken zelf de stappen die ze nodig hebben om het probleem op te lossen en werken die ook planmatig af. Creatieve ideen komen meestal intutief tot stand. Kinderen moeten de kans krijgen al rommelend dingen te ontdekken, maar ook fouten te maken.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

9

Hoofdstuk 7

Jonge kinderen en natuuronderwijs

Zowel voor jonge als oudere kinderen geldt dat concrete werkelijkheid centraal staat en dat dezelfde doelen in het verschiet liggen. Om effectief te kunnen leren zijn betrokkenheid, eigen activiteit, beleving en betrokkenheid van groot belang. Spontaan ontdekkend: samenhang tussen eigen activiteit en hun waarneming kunnen ze alleen zelf ontdekken. Hierbij vallen een aantal dingen op: Kleuters kunnen zich identificeren met anderen, als ze daar een band mee hebben. Jonge kinderen maken geen onderscheid tussen levend en levenloos. Langzaam verliest de omgeving zijn vanzelfsprekendheid en vragen jonge kinderen zich af waarom dingen en gebeurtenissen zo zijn. Ze hanteren vaak verklaringen die ze heel makkelijk vervangen door andere, zonder duidelijke reden. Om erachter te komen hoe de kinderen bepaalde zaken verklaren, moeten we ons inleven in de denkwijze van de kinderen en hun behoefte aan concrete ervaringen en hun betrokkenheid erkennen. De denkwijze van kinderen is egocentrisch. Zij maken geen onderscheid tussen levend en levenloos (de deur krijgt een klap terug). Ze gaan uit van de eigen wil, die oorzaak is van het resultaat (de boot drijft, anders worden de mensen nat). Zij maken gebruik van de finale verklaringen. Dit wil zeggen dat het doel van een gebeurtenis wordt gezien als de oorzaak ervan. Kinderen stellen veel waarom- en waartoe-vragen. Concrete ervaringen Kinderen herhalen wat ze leuk vinden. Eigen ervaringen zijn nodig om de aard van dingen te ontdekken. Iets zelf doen geeft betrokkenheid. Een uitnodigende omgeving is belangrijk. Het is een voorwaarde om te leren. Het materiaal moet voor veel verschillende activiteiten te gebruiken zijn en moet de zintuigen prikkelen. Zij zijn vooral bij de levende natuur maar ook bij materiaal betrokken. De hamvraag is: wat kunnen ze ermee doen? In de praktijk moeten kinderen zich veilig voelen. De omgeving moet uitnodigend en simulerend zijn en een gevoel van vrijheid bieden (pedagogisch klimaat). Je moet themas laten aansluiten op de werkelijkheid, dit vanwege de egocentrische instelling van kleuters. Jonge kinderen moeten zelf ervaringen op kunnen doen. Door de associatieve verkenning die jonge kinderen doen, is een open en flexibele aanpak nodig. Hoe meer inbreng kinderen hebben, hoe meer differentiatiemogelijkheden er ontstaan. In de kleuterbouw kun je het best kiezen voor een ontdekhoek, observatiekring of buitenwerk. Bij het werken met materialen, onderwerpen en themas, is het belangrijk dat je de spullen laat aansluiten op de belevingswereld van kinderen. Dit kan kinderen uitnodigen tot het maken van nieuwe ervaringen. Dit kan soms ook ontstaan door een actualiteit. Probeer niet al te veel materiaal tegelijk aan te bieden, hier raken kinderen van in de war. In de cirkel van basisontwikkeling, komt natuuronderwijs voor in de buitencirkel waarnemen en ordenen. Er zijn drie leersituaties te onderscheiden: open situaties (spontaan), georganiseerde begeleide situaties (ontdekhoek) en georganiseerde geleide situaties (observatiekring). Ervaringsgericht onderwijs wil emancipatie bereiken door bevrijdings- en creatieve processen. Exploratiedrang is belangrijk bij de wil om te leren en ontdekken. Wanneer kinderen greep krijgen op de werkelijkheid en ontdekken en zelf ervaren, geeft hun dit de meeste voldoening. Grensverleggend ervaren en ontdekken, dat is waar het om gaat. Middelen om tot doelen te komen zijn volgens het EGO-onderwijs de ervaringsgerichte dialoog, het vrije kleuterinitiatief en de milieuverrijking. In kleuterklassen die met een EGO-visie werken, vind je spontane activiteiten, ontdekhoeken en veel vormen van buitenwerk. Er zijn ook observatiekringen aanwezig.www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell 10

Hoofdstuk 8

Natuurbeleving

Van nature hebben mensen de behoefte om te begrijpen, overzicht en inzicht te krijgen. Ze hebben ook de drang om te verkennen vanuit hun aangeboren nieuwsgierigheid. Een gestructureerde omgeving wordt vaak ervaren als zeer bevredigend wanneer er tegelijkertijd ook iets nieuws te ontdekken valt. De meeste mensen onder ons hebben niet rechtstreeks iets met de natuur te maken. Deze mensen zien de esthetische en romantische waarde van de natuur. Dit komt echter pas in de pubertijd tot ontwikkeling. Natuurbeleving gaat niet alleen om gevoelens, maar ook om de betekenis die de natuur voor je heeft (relatie met de natuur). Kinderen zijn in de natuur op zoek naar speelmogelijkheden. Zij beleven schoonheid maar dan alleen voor gesoleerde objecten (een bloem, een beestje). Jonge kinderen vinden de groene natuur niet levend: planten bewegen niet. Oudere kinderen ervaren de natuur uitdagend en voor gebruik. Denk bijvoorbeeld aan boompje klimmen. Bij natuuronderwijs gaat het ook om houdingen van zorg, respect en verantwoordelijkheid. Bij natuuronderwijs gaat het om waarden, gevoelens en verwondering die ontstaan bij de ontmoeting met natuur en de relatie die daarbij ontstaat tussen kinderen en natuur. Natuurbeleving en expressie Er is verband tussen waarnemen, beleven en handelen. Handelen met behulp van expressieactiviteiten. Schema; zie; hfs. 8; blz. 70; Praktische didactiek voor natuuronderwijs; Els de Vaan & Jos Marell. Er mag geen ruimte voor beleving ontbreken bij het natuuronderwijs. Je kunt door je eigen houding, het stellen van waarderingsvragen en juiste verwerkingsopdrachten, kinderen uitnodigen tot het opdoen van zinvolle ervaringen. Je doet hierbij een beroep op het gevoel en verstand. Natuurbeleving en verhalen De natuurbeleving in verhalen is vaak niet reel. Kinderen moeten de band met de echte, levende natuur voelen; kabouters in het bos mag, maar beschrijf dan wel de chte natuur erbij! Kinderen beleven de natuur vanuit hun eigen perspectief; wees dus niet t streng met de mate van realisme!

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

11

Deel 2 Hoofdstuk 9

Praktische didactiek in de klas Structuur in de les (5-stappenplan)

Kinderen leren meer over een onderwerp als je hen uitdaagt tot zelf waarnemen, voorspellen, ordenen en controleren. Je laat ze voordat je gaat uitleggen eerst het materiaal ontdekken. Natuuronderwijs in vijf stappen, werkt als volgt: Stap 1: confrontatie/introductie Kies het materiaal. Het materiaal moet uitdagen tot vele onderzoeksmogelijkheden. Het materiaal moet nieuwsgierigheid en reacties oproepen. Stap 2: spontane verkenning De kinderen verkennen het materiaal. Eventuele voorbarige verklaringen kunnen leiden tot onderzoeksvragen voorspellen maakt het onderzoek spannender! Stap 3: onderzoek en vastleggen van resultaten De kinderen bedenken een onderzoeksopzet: is de vraag duidelijk? plan maken: wat moet er met het materiaal gebeuren? Vervolgens voeren de kinderen het onderzoek uit. Hoe duidelijker de vraag en hoe beter het plan: des te soepeler verloopt de uitvoering! De waargenomen resultaten dienen geordend en vastgelegd te worden: laat de kinderen dit zelf doen! Stap 4: rapportage/ communicatie over ontdekkingen De kinderen interpreteren de resultaten en wisselen ze uit met andere kinderen. De leerkracht stelt vragen als: welk antwoord heb je gevonden en hoe ben je hieraan gekomen? Vergelijk de resultaten met die van andere leerlingen en doe er ook iets praktisch mee (maak bijvoorbeeld een tentoonstelling over het onderzochte onderwerp). Stap 5: verbreding/verdieping De leerkracht biedt meer informatie aan in de vorm van concreet materiaal of bijvoorbeeld modellen. Voor een voorbeeld van het 5-stappenplan: Zie; hfs. 9; blz. 81 t/m 83; Praktische didactiek voor natuuronderwijs; Els de Vaan & Jos Marell Met dit didactisch model kun je activiteiten structureren zodat kinderen de concrete werkelijkheid kunnen onderzoeken. In een onderzoeksaanpak staan de volgorden in onderzoek vast. Confrontatie, vrije verkenning, de juiste vraag en onderzoek en als laatste de leerwinst. Het komt overeen met een natuurwetenschappelijke methode. Het onderzoeken van levende organismen is een stuk moeilijker omdat het om meer beschrijvingen gaat. Zo moet je rekening houden met een respectvolle omgang, individuele verschillen en veranderingen zoals het groeiproces. Ontdekkend leren zorgt ervoor dat kinderen intensief communiceren in een uitdagende en betekenisvolle leeromgeving. Door het zelf ontdekken leren ze veel nieuwe woorden en begrippen. Er zijn nog 2 andere modellen die vaak op scholen worden gebruikt.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

12

Voordelen van het didactisch model van Margadant: kinderen hebben veel inbreng, je bevordert natuurbeleving vergroten van woordenschat op natuurlijke manier serieus nadenken over wat ze hebben geleerd, en de aansluiting werkvormen met echt materiaal in de klas en buitenwerk Fasen in het model van Margadant: Introductiefase Activiteitenfase Ordeningsfase Afrondingsfase Het doe-denk-doe-model heeft veel overeenkomsten met het model van Margadant, maar er zijn wel enkele verschillen. De eigen inbreng van de kinderen krijgt minder nadruk, er is wel veel aandacht voor een actieve verwerking van verworven kennis.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

13

Hoofdstuk 10

Werkvormen met echt materiaal

Er zijn verschillende werkvormen binnen het natuuronderwijs te bedenken. Allereerst de observatiekring, waarin de hele groep betrokken is bij hetzelfde materiaal. Hierbij ligt de nadruk op het waarnemen. Hieraan verwant is de demonstratieles waarbij de nadruk op het onderzoek wordt gelegd. Het doel van deze werkvormen is iets te illustreren, een vaardigheid aan te leren, het waarnemen van materiaal en het uitlokken van reacties. Let op dat de kinderen genoeg tijd krijgen! Eerst waarnemen, dan pas uitleggen! Laat antwoorden van onderzoeksvragen voorspellen. Laat kinderen assisteren. De tweede werkvorm is het practicum. Hierbij onderzoeken kinderen in kleine groepjes of individueel bepaalde dingen. Zij werken met opdrachtkaarten en werkbladen. Dit is geschikt vanaf groep 3. Het doel van deze werkvorm is de zintuiglijke waarneming; alle zintuigen kunnen aan bod komen! De kinderen ontwikkelen onderzoeksvaardigheden en werkmethoden (bijv. meten en zorgvuldig werken). Hierbij ontstaat zelfstandigheid en zelfvertrouwen. De organisatie vergt tijd! Kinderen moeten niet te lang wachten. Indien grote groepen: wijs groepsleider aan! De leerkracht overziet de klas. Soms is extra (klassikale) uitleg nodig. Een derde werkvorm is het werken met ontdekdozen. Hierin zitten materialen en opdrachtkaarten over n onderwerp. De doelen voor deze leerwijze komen overeen met die van het practicum. Ook kun je denken aan ontdekhoeken of uitstallingen. Deze kun je klassikaal aanbieden en vervolgens zelfstandig laten uitwerken. Het doel van deze werkwijze is de kennismaking met het nieuwe materiaal. Je kunt het onderwijs ook buiten de klas laten plaats hebben. De inleiding en/of de verwerking zal in de klas moeten plaatsvinden. De kinderen vergroten hiermee hun tijd- en ruimtebesef. De relatie van het kind met de omgeving wordt versterkt. Let op: er dienen natuurregels te worden afgesproken om kinderen respectvol met de natuur om te laten gaan! Demonstratie en observatiekring Bedoelingen van deze activiteit zijn het uitlokken van reacties, aanleren van vaardigheden, nauwkeurig waarnemen en onderzoeken van materiaal en een illustratie maken van datgene wat er is uitgelegd. Bij deze activiteit moeten de kinderen zo zijn opgesteld dat ze het goed kunnen zien. Een hoefijzervorm is hierbij erg geschikt. Het is belangrijk om kinderen in te schakelen bij het hanteren van het materiaal. Hierdoor voelen kinderen zich meer betrokken. De manier waarop jij reageert, bepaalt hoe de kinderen reageren. Een tip en controlelijst is te vinden in

hfs. 10; blz. 97; Praktische didactiek voor natuuronderwijs; Els de Vaan & Jos Marell. PracticumBedoelingen bij deze activiteit zijn zintuiglijke waarneming, ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en werkmethoden, denken met handen, taalontwikkeling, creativiteit, zelfstandigheid en zelfvertrouwen en samenwerking. Dit is meestal de kern van de les, waarbij absoluut een nabespreking hoort. Je moet bij een practicum veel aandacht besteden aan de keuze van de materialen, een doordachte organisatie en duidelijke afspraken. Een opstelling van 2 4 tafels bij elkaar is makkelijk. Iedere tafelgroep moet je intensief begeleiden. Maak afspraken over geluidsniveau, stimuleer en controleer groepjes, kijk rond, onderbreek zo min mogelijk, help kinderen alleen op hun eigen plaats, laat kinderen het zelf uitvinden, observeer, kondig het einde tijdig aan en zorg voor extra opdrachten.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

14

Er zijn verschillende soorten practicum: 1. Parallel practicum alle groepjes gelijkluidende opdrachten 2. Taakverdelend practicum iedere groep eigen deelopdracht 3. Roulerend practicum groepen rouleren; na vastgestelde tijd een plaats opschuiven in een aangegeven richting 3a. Rouleren met een open plaats groepje klaar?; doorschuiven naar een open plaats 3b. Rouleren door ophalen en terugbrengen op een tafel liggen opdrachten met het bijbehorende materiaal; meer opdrachten dan groepjes! Een tip en controlelijst is te vinden in hfs. 10; blz. 107; Praktische didactiek voor

natuuronderwijs; Els de Vaan & Jos Marell. Ontdekdozen In deze dozen zit concreet materiaal waarmee kinderen aan het werk kunnen. Dit gebeurt in een groepje. Ze ontwikkelen dezelfde vaardigheden als bijeen practicum. Ideen voor het maken van een ontdekdoos kun je halen uit proefjesboeken en practicumbladen. Probeer de dozen compleet te houden door ze regelmatig te controleren. Een tip en controlelijst is te vinden op: Zie; hfs. 10; blz. 112; Praktische didactiek voor natuuronderwijs; Els de Vaan & Jos Marell. Ontdekhoeken Kinderen werken zelfstandig of in een groepje aan een taak. Het is een uitdagende hoek waarop overzichtelijk materialen zijn uitgestald. Voordelen van zon hoek zijn: Duurder en zeldzaam materiaal is bruikbaar Kinderen kunnen op hun eigen manier en in hun eigen tempo verkennen De leerkracht kan observeren Kinderen hebben keuzevrijheid en verantwoordelijkheid Bedoelingen van zon hoek zijn de gelegenheid tot verkennen, het aanleren van vaardigheden en begrippen en het ondersteunen van een lopend project. Je kiest een onderwerp op basis van de volgende ideen: Het boeit kinderen Beperkte tijd, voldoende waarneming Vergelijkingen te maken Benvloeden Te onderzoeken

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

15

Introduceer en demonstreer de hoek klassikaal. Zo weten kinderen wat ze moeten doen. Je kunt in de hoek posters of fotos ophangen van de ontdekhoek. Op die manier krijgen leerlingen een extra stimulans, je brengt ze op ideen. Deze kunnen ook herinneren aan veiligheidsafspraken. Om goed te begeleiden moet je kinderen goed observeren. Breng nieuwe impulsen aan, geef niet alles te gelijk bloot. Het is beter om materiaal achter de hand te houden, dan dat kinderen in de overvloed niet meer kunnen kiezen. In de midden- en bovenbouw kun je gebruikmaken van hulpenveloppen. Hierin zitten opdrachten voor als ze zelf niks kunnen bedenken. Belangrijk bij de inhoud en inrichting van de tafel is: De plaats De indeling van de ruimte Het onderzoeksmateriaal De onderzoekshulpmiddelen Suggesties en opdrachten Aankleding en tentoonstellingsattributen Plattegrond (voor de rangschikking, ontbrekend materiaal, verantwoording voor opruiming) Buitenwerk Activiteiten buiten de school die te maken hebben met de natuur, techniek of milieu. Zon activiteit brengt sfeer en verwachtingen met zich mee, waardoor kinderen betrokken zijn. Bij dit soort activiteiten kun je het volgende bereiken: Meer samenhang bij activiteiten Versterking van de relatie kind omgeving Wanneer kinderen buiten iets moeten vastleggen, is het belangrijk dat je goede afspraken maakt en dat je schrijfplankjes meegeeft. Voorbeelden van buitenwerk en een lijst met tips zijn te vinden in het boek. Zie; hfs. 10; blz. 127 t/m 134; Praktische didactiek voor natuuronderwijs; Els de Vaan & Jos Marell.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

16

Hoofdstuk 11

Verslagvormen

Er zijn allerlei verslagvormen. Denk aan: iets van het resultaat in natura verwerken knippen en plakken tekeningen aan- en invullen tabellen invullen schrijven tekenen lijngrafieken/staafdiagrammen collage/muurkrant maken dramatiseren handvaardigheid gebruiken Het doel hiervan is dat de kinderen beter leren waarnemen. Ze zijn bewuster bezig en verwerken hun opdrachten dus beter! Kinderen krijgen een goede basis voor verslaggeving en worden gestimuleerd hun resultaten te vergelijken. De leerkracht krijgt goed zicht op de (individuele) vorderingen van de leerlingen. Op werkbladen is de ruimte om waarnemingen vast te leggen aanwezig. Opdrachtkaarten worden vaker gebruikt en zijn in het bezit van de leerkracht. De leerlingen moeten zelf zorgen voor een overzichtelijke indeling. Wanneer je werkbladen gaat ontwerpen, denk dan aan: de opmaak, de opbouw, de soorten vragen en activiteiten, de veiligheid en verantwoordheid, goed taalgebruik en de geschiktheid voor alle lezers. De leerkracht zorgt voor opdrachten die de nieuwsgierigheid prikkelen en eigen inbreng van de kinderen opwekken en toelaten. Denk aan de volgende zaken: juiste niveaukeuze; spannend onderzoek met eigen probleemstelling; kinderen zelf oplossingen laten verzinnen; aantal keuzes zelf laten maken. Beperk het lees- en schrijfwerk; gebruik liever afbeeldingen! Ga serieus in op waargenomen details zodat de kinderen het belang van noteren begrijpen. Het opbouwen en ordenen in een verslag is heel moeilijk. Daarom de volgende stappen: 1. eerst leren ordenen, sorteren en rangschikken van concrete spullen. Hiervan resultaten vastleggen; 2. ordenen van waarnemingsgegevens volgt later (nog abstracter!); 3. vastleggen en interpreteren van waarnemingen gescheiden houden. Bij het maken van een werkblad met je goed nadenken over: de opbouw de opmaak soorten vragen/ activiteiten veiligheid, verantwoordelijkheid, zorg redactie werkbladen voor niet leesvaardige kinderen

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

17

Hoofdstuk 12

Vragen bij natuuronderwijs

Het doel van vragen: laten toepassen wat ze eerder hebben geleerd zelfvertrouwen stimuleren natuurbeleving stimuleren onder woorden laten brengen wat ze waarnemen inzicht ontwikkelen door gedachten te laten formuleren motiveren door verhogen van de interesse aanzetten tot denken; kritisch denken stimuleren uitnodigen om iets te onderzoeken aandacht vragen laten samenvatten wat ze eerder hebben geleerd Waarderingsvragen maken kinderen bewust van de waarde die zij toekennen aan planten, dieren en materiaal uit de levenloze natuur (denk aan: Wat is jouw lievelingskleur?). Denkvragen zijn gericht op het reproduceren van informatie. Waarom-vragen zijn er om kinderen verbanden te laten leggen (kinderen willen het nut van iets weten); Voorspellingsvragen maken het onderzoek spannender. Operationele vragen of werkvragen nodigen uit tot iets doen met het materiaal waardoor het antwoord wordt verkregen. Vragen naar toepassingen: kinderen willen hun ontdekkingen herkennen of toepassen in het dagelijks leven. Let op: verval niet in de gesloten doe-opdrachten! Met onderzoeksvragen wordt gevraagd of iets dat is waargenomen ook constant gelijk blijft en dus een feit is. Operationele vragen hebben verschillende functies: 1. uitnodigen tot het bedenken van een onderzoek; 2. uitnodigen tot het oplossen van een bepaald probleem; 3. uitnodigen tot het uitvoeren van onderzoek Hierbij kunnen de volgende doelen onderscheiden worden: kinderen gaan nauwkeuriger waarnemen; kinderen ordenen en leggen hun waarnemingen vast; kinderen worden uitgenodigd om voorspellingen te doen; kinderen worden aangemoedigd om hun creativiteit te gebruiken; kinderen combineren doen en denken. Er zijn verschillende soorten vragen bij verschillende soorten onderzoeksvormen: 1. Verkennend onderzoek De kinderen maken kennis met het materiaal door gebruik te maken van zo veel mogelijk zintuigen. Waarnemingsvragen richten zich hierbij op het gebruik van zintuigen (Wat voel je?). Vergelijkingsvragen stimuleren tot nauwkeurig waarnemen van verschillen en overeenkomsten (Welke bal ligt het diepst in het water?). 2. Gevolgenonderzoek De kinderen vragen zich af wat er gebeurt als 3. Oorzaken-onderzoek De kinderen vragen zich af hoe je (gevolgd door een werkwoord). Hierbij gaan de kinderen op zoek naar de mogelijke oorzaken van de resultaten.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

18

4. Relatiebeschrijvend onderzoek De kinderen onderzoeken de invloed van verschillende factoren op een bepaald verschijnsel (Wat is het verband tussen.?). 5. Verifirend onderzoek De kinderen controleren of een veronderstelling over een verschijnsel juist is (Is het waar dat.?). Hiermee leren de kinderen zelf onderzoeken op te stellen en kritisch te zijn. 6. Consumentenonderzoek De kinderen proberen een antwoord te krijgen op de vraag: Wat is de beste? (bepaalde eigenschappen worden onderzocht Wat is de beste fietsbel?). 7. Knutselonderzoek Tijdens knutselen leer je de bouw en werking van objecten kennen. 8. Toepassingsvragen Deze vragen stimuleren de kinderen het geleerde te gebruiken in een nieuwe situatie. Er zijn 2 typen te onderscheiden: Operationele toepassingsvragen: je nodigt kinderen uit om het geleerde zelf in praktijk te brengen. Herkennen van toepassingen: ontdekkingen worden toegepast op het dagelijks leven.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

19

Hoofdstuk 13

Denkbeelden over de werkelijkheid.

Meegebrachte spullen maken bij de introductie van de les direct kinderen wakker. De spullen motiveren en roepen herkenning op. Concept: het geheel aan relevante kenniselementen. Om interactie tussen kinderen en interesse te stimuleren zijn open vragen en de hierbij horende doorvraagtechnieken belangrijk. Hierdoor wordt de beginsituatie duidelijker en is het afstemmen van je les makkelijker. Op den duur leren kinderen patronen herkennen in hun omgeving. Het waarnemen van verschijnselen en objecten kan ertoe leiden dat je ze steeds beter gaat doorzien. Je gaat de wezenskenmerken doorgronden en je komt tot inzicht. De ervaringen die je opdoet, sla je op in je geheugen. Inzicht: het resultaat van een innerlijke beschouwing. Bij het constructivisme gaat het om het optimale uit kinderen te halen. Je moet kinderen uitdagen tot wat ze net niet kunnen. Kinderen bouwen aan denkschemas die een hirarchische opbouw vertonen. Het leren van begrippen is gebaseerd op een hoeveelheid authentieke ervaringen met de echte werkelijkheid om verbalismen (lege begrippen) te voorkomen. Wanneer je nieuwe begrippen introduceert, maken kinderen die er geen voorstelling van kunnen maken, een eigen mentale voorstelling. Ze krijgen dan onjuiste denkbeelden, die we misconcepties noemen. In de natuuronderwijslessen kunnen misconcepties opgeroepen worden als er weinig concrete ervaringen aangeboden worden. Bij gebrek aan kapstokken is er weinig leereffect. Wat helemaal ernstig is, is dat kinderen hun eigen ankerpunten zoeken. Dit gebeurt ook wanneer je algemene begrippen te snel introduceert. Misconcepties die in de hoofden van kinderen zitten, kunnen erg hardnekkig zijn. Je kunt misconcepties voorkomen door: Een doordachte lesopbouw Zorgvuldig taalgebruik Alert te zijn op het taalgebruik van leerlingen Er zijn ook andere manieren om concepten te openen: Een krantenartikel of verhaal als startpunt Een voorspellend gesprek naar aanleiding van een proefopstelling Conceptcartoons Conceptcartoons zijn eenvoudig gehouden cartoons over alledaagse dingen, waarin kinderen figureren. Via tekstballonnen worden tegenstrijdige uitspraken gedaan. Deze geven richting en een context voor gedachtewisseling. Hierdoor worden de kinderen gestimuleerd om zich in het onderwerp te verdiepen. Een veilig klassenklimaat is erg belangrijk bij het openen van concepten en een goede interactie met elkaar. Door de verschillen tussen de kinderen te benutten en het onderwijs op uitdagend niveau te brengen kun je kinderen extra stimuleren. Concreet onderzoek moet twijfel wegnemen. Het gaat erom wat de werkelijkheid tot nu toe voor de leerlingen verborgen heeft gehouden. Bij het vastleggen ontstaat een ordening van waarnemingen. Wanneer je de onderzoeksresultaten bespreekt komen de vastgelegde preconcepten opnieuw ter sprake. Kennisreconstructie moet bewust gebeuren! Je kunt begrippenschemas gebruiken om de gedachtewereld van kinderen te doorgronden. Dit kan op verschillende manieren: lineair/stroomdiagram, cirkelvormig, radiaal, piramide/boomstructuur, web/netwerk, V-diagram. Deze schemas helpen de leerlingen hoofd- en bijzaken te onderscheiden en de gedachten te ordenen.www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell 20

Hoofdstuk 14

Bronnen voor natuuronderwijs, over echt materiaal en ICT

Wat noodzakelijk is voor fundamenteel leren is het opdoen van eigen ervaringen en het onderzoeken van echt materiaal. Overwegingen bij de keuze van concreet materiaal: Is het materiaal geschikt voor onderzoekend leren? Voor welke werkvorm is het materiaal geschikt? Zijn kinderen vertrouwd met het materiaal? Kunnen ze er gemakkelijk mee omgaan? Zijn er risicos in de omgang met het materiaal? Waar haal je goedkoop/vlot materiaal vandaan? o Uit de standaard inventaris o Door kinderen het mee te laten nemen o Lenen van kinderen, pabo of andere instantie o Door natuureducatieve diensten o Zelf maken o Zelf en met hulp van anderen verzamelen o Kopen of bestellen

De werkelijkheid is de belangrijkste bron voor ontdekkend leren. Je kunt nieuwsgierigheid door eigen ontdekkingen van kinderen voeden door interactief of overdragend leren. Multimediabronnen kunnen de werkelijkheid op een verrassende manier weergeven. Denk maar eens aan vergroten, verkleinen of versnellen.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

21

Hoofdstuk 15

Het weer

In dit hoofdstuk worden voorbeelden gegeven van lessen die je kunt geven met betrekking op het weer.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

22

Deel 3 Hoofdstuk 16

Natuuronderwijs in breder verband Natuur- en milieueducatie: een taak voor de basisschool?

De mens is onderdeel van de natuur en dient een stuk verantwoordelijkheid ervoor te dragen. Natuur- en milieueducatie (NME) is een vakgebied dat wil bijdragen aan het milieubesef bij kinderen. Organisaties zoals Greenpeace en het Wereld Natuur Fonds houden zich met NME bezig. De volgende inzichten zijn belangrijk: Wij mensen zijn een deel van de natuur en kunnen daarbuiten niet bestaan Het doen en laten van mensen heeft invloed van de natuurlijke gang van zaken Mensen hebben grote invloed op de kringloop De inzichten dragen bij aan het milieubewust kiezen Door de op natuurlijke wijze gesloten kringlopen, ontstaat er een dynamisch evenwicht in stabiele levensgemeenschappen (denk aan een voedselkringloop). Doordat kringlopen verstoord worden, ontstaan er nieuwe evenwichten. Sommige levensvormen sterven uit. Andere levensvormen krijgen hierdoor een nieuwe misschien wel grotere taak toebedeeld. De menselijke activiteiten moeten in een gesloten kringloop passen. Denk hierbij aan inzameling van chemisch afval of het hergebruiken van glas. Duurzame ontwikkeling is gericht op verbetering van kwaliteit van het leven. Daarbij moeten lastige doelen verwezenlijkt worden. Dit zijn de sociale vooruitgang, voldoende voedsel, effectieve bescherming van de leefomgeving, zuinig omgaan met natuurlijke hulpbronnen en voldoende werkgelegenheid. De duurzame ontwikkeling is alleen mogelijk wanneer er een evenwicht is tussen natuur, maatschappij en economie. Bij het leren voor duurzaamheid komen 7 samenhangende hoofdaccenten naar voren: Onderlinge afhankelijkheid Wereldburgerschap Rekening houden met toekomstige generaties Waarde van diversiteit Kwaliteit van leven Ontwikkeling en draagkracht Onzekerheid en voorzorg Door het leren over duurzaamheid willen we dat leerlingen zich bewust worden van hun gedrag en het kan tot waardeverheldering leiden. Belangrijk hierbij is dat je zelf het goede voorbeeld geeft. Je kunt de betekenis van NME bestendigen door: Betrokkenheid Medeverantwoordelijkheid Keuzes kunnen maken De mogelijk hebben om keuzes om te zetten in daden. Je kunt een evenwichtig plan maken door als team het volgende te doen: Zet de grote lijnen uit Maak een overzicht van dingen die al gebeuren Welke stukken zijn nog niet ingekleurd? Hoe maak je je ideen concreet en uitvoerbaar?

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

23

Er is lesmateriaal verkrijgbaar bij de verschillende organisaties. De bedoelingen van dit lesmateriaal zijn meestal: Inzicht bevorderen Kinderen betrekken bij natuurproblemen Het milieugedrag bijsturen De relatie kind-natuur ontwikkelen en versterken Het laatste doel komt tot uiting in de milieuzorg op school. Die zorg bestaat uit een aantal afspraken en maatregelen met als doel het milieubesparend functioneren van de school bevorderen. Denk hierbij aan het besparen van gas en elektriciteit, het beperken van papiergebruik en het scheiden van afval. Bij het beoordelen van lesmateriaal voor NME, let men op de volgende zaken: thema spreekt kinderen aan (de beleving); kinderen kunnen het thema overzien; kinderen kunnen een bijdrage leveren aan de oplossing; het thema sluit aan bij andere leerinhouden.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

24

Hoofdstuk 17

Natuuronderwijs in themas

Door een thematische aanpak wordt de leerstof met meer samenhang aangeboden. De docent moet themas kiezen die in de belevingswereld van de kinderen passen. De kinderen moeten zich betrokken voelen. Ervaringsgericht onderwijs sluit hier goed bij aan. Neem onderwerpen uit hun omgeving (bijvoorbeeld eten). Openheid van een thema wordt bepaald door de aanwezigheid van de volgende kenmerken: Interesse van leerlingen voor het onderwerp (inbreng van kinderen?). Betrokkenheid van de leerlingen bepaalt de voortgang van een thema. Vakoverschrijdend onderwijs niet alle vakken moeten aan bod komen. Hoe duidelijker deze kenmerken in de opzet verweven zijn, hoe groter de openheid is van het gekozen thema. Natuuronderwijs en wereldorintatie hebben raakvlakken maar verschillen wel van elkaar: zie schema hfs. 17; blz. 224; Praktische didactiek voor natuuronderwijs; Els de Vaan en Jos Marell. Webschema Bij een gesloten thema-opzet is het mogelijk om vaardigheden cursorisch aan te leren, bij een open opzet is het lastiger. Wanneer blijkt dat een klassikale instructie nodig is, komt dat niet altijd goed uit met de bezigheden van bepaalde groepen. Een webschema zorgt voor een goede voorbereiding. Het kan dan een open of meer gesloten vorm van thematisch werken worden. Een webschema geeft een overzicht van relaties tussen een thema en allerlei subthemas. Hoe maak je een webschema: 1. thema kiezen 2. hersenhozen associren 3. meer materiaal verzamelen. 4. ordenen; er ontstaat een boomstructuur 5. dwarsverbanden aangeven maakt het web 6. werken met het web Werken met het web bij een gesloten thematische opzet: Subthemas selecteren. Leerinhouden kiezen en de daarbij passende werkvormen. Start en vervolgactiviteiten vaststellen. Benodigde spullen verzamelen. Kinderen bij betrekken. Globale opzet uitwerken. Eerstvolgende activiteit voorbereiden. Werken met het web bij een open thematische opzet: Na de verkenning van het thema door de leerkracht, zullen de ideen van de leerlingen niet nieuw zijn! De leerkracht kan de kinderen begeleiden bij de aanpak van de diverse problemen. De verhaallijn Door gebruik te maken van een verhaal waarbinnen het thema wordt opgebouwd, leven de kinderen zich enorm in. Werkwijze: maak of zoek een geschikt verhaal; verdeel het in episodes; bedenk een sleutelvraag; bedenk leeractiviteiten; overweeg de organisatie. Let op: ontbrekende vakken alleen toevoegen wanneer het in het verhaal past! Goed gekozen verhalen geven de mogelijkheid om alle vakken te integreren!!!www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell 25

Hoofdstuk 18

Techniek en de basisschool

Binnen dit vakgebied zijn twee aandachtsgebieden, te weten: materialen en voorwerpen en verschijnselen uit natuur en techniek. Betreffende dit vakgebied, zijn er een aantal gemeenschappelijke gezichtspunten: Bij techniek gebruik je materialen, energie en informatie. Het technisch proces brengt drie soorten vaardigheden mee: ontwerpen, maken en gebruiken. Techniek is mensenwerk. Techniek en natuurwetenschappen benvloeden elkaar wederzijds. Techniek en samenleving benvloeden elkaar wederzijds. Techniek richt zich in de basisschool op: constructies; informatie; productie. transport. Dit kan in het onderwijs vorm krijgen in oefeningen waarin betasten, bekijken en het onderzoeken van de werking van iets (niet-destructief onderzoek) centraal staan. Ook kunnen er dingen (na)gebouwd en uit elkaar gehaald worden, ontworpen of verbeterd worden. Hierbij passen de kinderen de eigenschappen van de producten toe. Kinderen moeten leren dat techniek dicht bij hen staat en dat ze er invloed op uit kunnen oefenen. Argumenten om aandacht aan techniek te besteden: Techniek bepaalt steeds meer ons leven. Kinderen moeten er dus vertrouwd mee raken. Om een zelfstandige mening te vormen moeten kinderen te maken krijgen met techniek. In de techniek ligt geschiedenis. Juist in de basisschoolleeftijd zijn kinderen gevoelig voor techniek. Technisch handelen kan bijdragen aan de ontwikkeling van kennis van materiaal, theoretisch denken, een realistische houding ontwikkelen en ontwerpen. Verschillen tussen jongens en meisjes verkleinen. Het negatieve imago van technisch onderwijs verkleinen door meer aandacht eraan te besteden. Kinderen kunnen zich steeds moeilijker een beeld vormen van techniek, omdat tegenwoordig alles gebruiksklaar is gemaakt. Verder is er veel aandacht voor hightech zoals computers en ruimtevaart. Kinderen hebben behoefte aan beheersing. Deze behoefte is een drijfveer voor het handelen. Door iets te benvloeden, verandert er iets, waar ze controle over willen. Dit is boeiend. Kunnen kinderen geen controle krijgen, dan verliezen ze al snel de aandacht. Spelenderwijs analyseren gaat over in doelbewust de gevolgen van aanpassingen in het ontwerp onderzoeken. Uiteindelijk gaan ze eigenschappen toepassen en technische principes die ze op deze wijze onder controle hebben gekregen. Als kinderen genteresseerd zijn in techniek, dan hebben ze aandacht voor het materiaal. De werkingsprincipes of de handelingsschemas voor montage. Operationele vragen kunnen richting geven aan onderzoek. Gebruik waarderingsvragen om kinderen kritisch na te laten denken over de techniek.www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell 26

Door kinderen producten te laten gebruiken waar ze dagelijks mee in aanraking komen, leren ze een goed beeld opbouwen. Ze leren de producten kennen en ook het fabricageproces en het ontwerp. Techniek komt op allerlei manieren voor in de school. Ook in de vorm van ontdekkend leren en probleemoplossend werken. Kennis maken met echte techniek is nog altijd een waardevolle activiteit. Het is de bedoeling dat kinderen door kennis van techniek de techniek gaan ervaren en dat het dicht bij ze gaat staan.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

27

Hoofdstuk 19

Probleemoplossend werken bij techniek

We doorlopen vaak zonder het te merken een cyclisch proces van ontwerpen, maken en testen/gebruiken. Bij probleemoplossend werken moet je je losmaken van wat vaststaat. Je moet je niet gebonden voelen aan bestaande ideen of hulpmiddelen. Kinderen leren om uitvinder te zijn, omdat je ook als kind al dagelijks grote of kleine problemen tegenkomt. Je zelfvertrouwen neemt toe als je geleerd hebt om dit soort problemen op te lossen. Je kunt probleemoplossende vaardigheden ontwikkelen via het stellen van geschikte probleemstellingen. Je kunt geschikte probleemstellingen kiezen door rekening te houden met het volgende: Het moet de kinderen aanspreken o Doorgaan op themas die al aan bod zijn geweest o Bevat een sociaal aspect o Inhaken op behoeften en verlangens o Uitdagend zijn o Een verhaal om in te leven o Aansluiten op de belevingswereld van kinderen o In de toekomst bruikbaar zijn Kinderen moeten de probleemstelling aankunnen. Het moet voor iedereen maakbaar zijn. Je moet randvoorwaarden geven waarbinnen de oplossing gerealiseerd kan worden. \ Stappen in een procesmatige aanpak: Ontwerpfase Je bespreekt het probleem en gaat na wat de eisen, wensen en mogelijkheden zijn. Je bedenkt oplossingen en komt uiteindelijk tot een definitieve keuze. Je maakt een ontwerpschets en werkt deze uit. Productiefase Je plant en bereidt de uitvoeringswerkzaamheden voor. Je voert het ontwerp uit. Testfase Je test het product. Je stelt het ontwerp eventueel bij. Voor stappenplan zie figuur 19.6 hfs. 19; blz. 259; Praktische didactiek voor natuuronderwijs; Els de Vaan en Jos Marell.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

28

Hoofdstuk 20

Vaardigheden en attitudes bij natuuronderwijs

Je kunt onderzoeksvaardigheden en operationele vragen onderscheiden: SOORTEN VRAGEN: Waarnemingsvragen: Wat voel je? Wat doet het?, enz. Vergelijkingsvragen: kwalitatief Wat is anders? kwantitatief Hoeveel meer/minder ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN: Waarnemen: betasten, voelen kijken, observeren, enz. Kwalitatief vergelijken: sorteren classificeren, enz. Kwantitatief vergelijken: grafisch verwerken Tellen, schatten en meten: aantallen lengte, breedte, hoogte verhoudingen Voorspellen: Onderzoek waarbij je n variabele verandert, de andere gelijk houdt, relevante gegevens verzamelt, de onderzoeksresultaten ordent en interpreteert Voorspellen/hypothese geven: Een hypothese is een voorlopige verwachting Een proefsituatie bedenken en uitvoeren: Hiervoor zijn alle genoemde vaardigheden nodig Herkennen van vergelijkbare relaties en patronen

Meetvragen: Hoeveel? Hoe lang? Hoe diep? Wat gebeurt er als Vragen waarbij kinderen altijd iets moeten ondernemen om te komen tot een als dan-relatie.

Hoe kun je (logisch redeneren) Wat is het verband tussen? Is het waar dat? De vragen klimmen op in moeilijkheidsgraad!

Andere vaardigheden die een belangrijke rol kunnen vervullen bij ontdekkend leren: 1. Verzamelen Kinderen worden door het verzamelen geconfronteerd met hun omgeving. 2. Hanteren van onderzoeksmateriaal en hulpmiddelen Kinderen leren omgaan met dieren en planten verantwoordelijkheid wordt gecreerd. 3. Vragen stellen Het vragen stellen hoort bij verwondering, nieuwsgierigheid en kritisch zijn. De leerkracht dient de vragen serieus te nemen; een open houding wordt gestimuleerd. 4. Rapporteren Hiervoor is een selectie en bewerking van de verzamelde gegevens benodigd. Denk aan: een verslagkring, maquettes, enzovoorts. 5. Bronnen adequaat gebruiken Denk aan het documentatiecentrum en/of de mediatheek.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

29

Er komen verschillende vaardigheden kijken bij het werken met techniek. 1. Sociale vaardigheden Bij het samenwerkend leren is de sociale kant ook van belang. Kinderen zullen elkaar waarderen om wat ze voor elkaar kunnen betekenen. 2. Begeleiding en ontwikkeling van vaardigheden Kinderen houden van het vergelijken van hun eigen lichaam en dingen uit hun directe omgeving. Langzaam ontdekken de kinderen dat er belangrijke meetafspraken zijn. Naarmate de kinderen bedrevener worden in het meten, wordt de mate van nauwkeurigheid belangrijker. 3. Begeleiden van het opzetten van een onderzoek Het opzetten van een onderzoek is ingewikkeld, dus begin eenvoudig. Verifirend onderzoek leent zich er goed voor. Goede reflectie achteraf met de kinderen, helpt om de knelpunten te signaleren en te overwinnen. 4. Begeleiden van waarnemingen Kinderen leren hierdoor anders en gedetailleerder te kijken. 5. Begeleiden bij het interpreteren van onderzoeksresultaten Voor de onderbouw is dit voor de begripsvorming (denk aan: Is het een rat of een muis?). Bij middenbouwers is het doel hiervan het herkennen van regelmatigheden en patronen (denk aan: toonhoogte van snaren die verschillen in lengte). Wanneer kinderen de regelmatigheden ontdekken, worden voorspellingen beter. Kinderen trekken echter te vaak te snel conclusies, gebaseerd op te weinig gegevens. De leerkracht draagt bij aan de ontwikkeling van de onderzoeksvaardigheden bij kinderen door: ze de ruimte te geven materialen zelf te onderzoeken; te zorgen voor communicatie in groepjes en met de hele klas om ideen uit te wisselen, te discussiren; naar hen te kijken en te luisteren naar wat ze zeggen om erachter te komen welke denkprocessen zijn gemaakt; ze met commentaar en vragen aan te moedigen om na te gaan of hun opvattingen stroken met de onderzoeksresultaten; te leren hoe ze onderzoeksmaterialen en hulpmiddelen moeten gebruiken; ze te confronteren met info uit boeken en andere bronnen. Juiste onderzoekshouding: Een kritische en flexibele houding leidt ertoe dat kinderen hun opvattingen willen aanpassen. Jonge kinderen zijn gewend keer op keer hun denkschemas aan te passen, oudere kinderen zijn hier al minder flexibel in (Misschien ga je wel af als jij je mening herziet!). Kinderen vinden dat het om hun ideen gaat; ze hebben meer tijd nodig om hun denkschemas aan te passen. Kinderen die niet zeker zijn van zichzelf klampen zich vast aan de (schijn)zekerheden. Dit kan de leerkracht benvloeden door een open sfeer in de klas, opvattingen lanceren die kinderen makkelijk onderuit kunnen halen en de geopperde ideen serieus nemen. Let op: koppel je reactie niet aan de persoon maar aan het idee!

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

30

Hoofdstuk 21

Toetsing en evaluatie

Het doel van evaluatie en toetsing is het indelen van de kinderen in niveaugroepen. Je kunt kinderen pas goed helpen met leren als je weet wat hun volgende stap in het leerproces zal zijn. De vergaarde gegevens dienen ook als rapportage naar ouders en collegas. Er zijn verschillende toetsmethoden, te weten: o reproducerende vragen; o inzichtvragen; o toepassingsvragen. Let op: deze methoden toetsen momentopnames! Een echt goede beoordeling krijg je wanneer je de kinderen tijdens hun dagelijkse bezigheden volgt. Een continue toetsing wordt verkregen door tastbare gegevens: toetsen van schrijven, tekeningen etc. Deze tastbare gegevens hebben de volgende voordelen: overdraagbaar, vergelijken van materiaal uit verschillende periodes mogelijk, andere personen kunnen oordelen en eenvoudig verzamelen van gegevens van de hele groep is mogelijk. Wanneer je eraan wilt beginnen, zijn er vier fasen te onderscheiden: 1. Je besluit waar je op gaat letten. 2. Je verzamelt de gegevens. 3. Je probeert eruit af te leiden op welk niveau het kind functioneert. 4. Je gebruikt de resultaten om het kind verder te helpen. Algemene lijst voor het verzamelen van observatiegegevens: zie hfs. 21; blz. 280 283; Praktische didactiek voor Natuuronderwijs; Els de Vaan & Jos Marell. Hier kunnen nog verschillende zaken aan worden toegevoegd, zoals: bronnen gebruiken, nieuwsgierigheid, flexibiliteit en doorzettingsvermogen. De voordelen van het gebruik van deze scorelijst zijn dat hij regelmatig en zonder aanpassingen te hanteren is, hij bruikbaar is nafhankelijk van de keuze van lesonderwerpen, het invullen en verwerken weinig tijd kost en het een betrouwbaar beeld oplevert. Positief is ook dat het geen onrust bij de kinderen geeft. De meeste items kunnen znder extra observaties worden ingevuld. Wanneer de lijst drie keer per jaar wordt ingevuld, is het voldoende. Wanneer ergens weinig zicht op is: extra observeren. Het gebruik van de toetsresultaten zorgt voor zorgverbreding. Te zien is of de ontwikkeling van het individuele kind gestaag verloopt of stagneert. Hierop kunnen nieuwe activiteiten worden afgestemd. Deze observatielijsten geven een beter beeld dan rapportcijfers. Wanneer de groepsscore van bepaalde vaardigheden en attitudes niet de verwachtingen haalt, moet er gekeken worden of kinderen genoeg leermogelijkheden hebben (gehad). De kinderen moeten de kans krijgen zich te ontwikkelen! Activiteiten, klassenklimaat en organisatie spelen hierbij een belangrijke rol.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

31

Hoofdstuk 22

De planning van natuuronderwijs

In het schoolplandeel over natuuronderwijs vertaalt de school zijn visie op kinderen, maatschappij, onderwijs en opvoeding (schoolconcept) in concrete uitgangspunten en doelstellingen voor dit vormingsgebied. De kerndoelen begrenzen het minimum dat nodig is aan natuuronderwijs. Aan een goed schoolplandeel gaan visies en uitgangspunten vooraf. Hierbij zijn de volgende opvattingen bruikbaar: elk kind is uniek en heeft recht optimaal zijn eigen capaciteiten en een eigen identiteit te ontwikkelen; betrokkenheid van kinderen bij hun wereld is van wezenlijk belang, hun eigen beleving en hun vragen dienen daarom altijd serieus te worden genomen; de ontwikkeling van kinderen is een dynamisch proces, dat gevoed wordt door de omgang met de ons omringende werkelijkheid. Wisselwerking tussen denken en doen, ervaring en bezinning, onderzoeken en beleven; mensen moeten werken aan een samenleving die respectvol en zorgvuldig met de aarde en haar bewoners omgaat. Doelen van natuuronderwijs en de kerndoelen: De kerndoelen staan vast; de inhoud wordt vrij gelaten. Er moeten dus veel keuzes gemaakt worden. Denk bijvoorbeeld aan de vraag of natuuronderwijs als apart vak wordt gegeven, of gentegreerd gaat worden. Ook moet er besluiten genomen worden over tijdsinvestering, frequentie, keuze en ordening van leerinhouden, werkwijze, evaluatie en ondersteuning. Verder moet er aandacht besteed worden aan: Leerprogramma Werken we thematisch of cursorisch? Wanneer er thematisch gewerkt wordt, moet er een webschema worden opgesteld. Hieraan toegevoegd worden de kerndoelen; ter controle. School en klassenorganisatie Er moeten goede afspraken binnen de school gemaakt worden. Ook moet er een milieuzorgplan worden opgesteld. Ondersteuning Komt er een schoolbioloog, helpt de Pabo, halen we leskisten of vragen we ouders? Het natuuronderwijs opgesplitst over de kerndoelen en vakgebieden. Voor tussendoelen en leerlijnen zie hfs. 22; blz. 296 299; Praktische didactiek voor Natuuronderwijs; Els de Vaan & Jos Marell.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

32

Hoofdstuk 23

Methoden voor natuuronderwijs

Methoden werken structurerend en verhelderend. Wanneer een schoolteam moet kiezen voor een methode moet eerst de visie op natuuronderwijs duidelijk zijn. Hierbij moet er duidelijkheid zijn omtrent de aanpak: thematisch onder- en bovenbouw verschillend? concrete werkelijkheid belangrijk? aan welk materiaal ter ondersteuning is behoefte voor leerlingen en leerkrachten? Een goede methode benadert kinderen als informatiezoekers en niet als informatieconsument! Aandachtspunten ter beoordeling van een methode: Zie hfs. 23; blz. 310 312; Praktische didactiek voor natuuronderwijs; Els de Vaan & Jos Marell.

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

33

Hoofdstuk 24

Spullen onder handbereik

De keuze voor leermiddelen moet gebaseerd zijn op het gebruik (veelvuldig), duurzaamheid en de kosten. Er bestaat een standaardinventaris gebaseerd op de kerndoelen. Als aanvulling kunnen kosteloos materiaal, ontdekdozen, de schooltuin en andere zaken etc. zeer goed dienen. Met behulp van audiovisuele middelen concretiseer je bepaalde zaken (denk aan: gedrag van dieren in de vrije natuur). Kies voor een centrale opbergplaats! Bij het ordenen van spullen is het t handigst te kiezen voor een indeling naar soort. Zorg dat je alles goed kan vinden (denk aan: elke indelingscategorie een eigen kleur, in de kratten een kaartje met daarop de inhoud en aanwijzingen voor gebruik, enz.).

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

34

Hoofdstuk 25

De schooltuin

Creer een tuin waarin een combinatie is vertegenwoordigd van omgrenzende beplanting, een plukveldje, een ontdektuin, een materiaaltuin, een experimenteertuin en kinderwerktuintjes. Hierbij zijn de volgende doelen belangrijk: omgrenzende beplanting : natuurlijke omheining; plukveldje: interesse voor bloeiende planten wordt gestimuleerd, goed voor de tastzin, zintuiglijke en verstandelijke ontwikkeling; ontdektuin: educatief, verwante soorten bij elkaar, thematische ordening (keukenkruiden, vlinders en andere bloembezoekers, etc.); materiaaltuin: voor concreet lesmateriaal (bladrabarber, verfplanten afrikaantje en ui); experimenteertuin: voor onderzoek (Hoe kun je de grootste pompoen kweken?); kinderwerktuintjes: zelf kweken: continuteitsbesef, psychomotorische ontwikkeling, zelfwerkzaamheid, verantwoordelijkheid. Kinderen in groep 2 en groep 6 kunnen beide werken in schooltuinen. Kleuters ervaren kleuren, vormen en geuren en nemen globaal waar. Een tuintje zou de grootte van 4 bij 0.8 meter mogen hebben. Voor kinderen vanaf groep 6 is het leerzaam om ontwikkelingsprocessen te bekijken en kringlopen te overzien. Ze gaan ecologische relaties leren herkennen. Een tuintje van totaal 10 vierkante meter is een goede grootte. De grond moet luchtig en vruchtbaar zijn. Hij moet tevens water kunnen vasthouden en makkelijk te bewerken zijn. Hierbij zijn de educatieve mogelijkheden: het ervaren van invloeden van bodem en weer (onderzoek in de klas van verschillende grondsoorten, werken met een weerstation in de tuin), het bekijken van verschillen tussen bol- en knolgewassen, het bestuderen van insectenbloemen en hun bezoekers, het volgen van een complete ontwikkelingscyclus (van zaad tot zaad, bij radijs of zonnebloem bijvoorbeeld).

www.studentsonly.nl Voor de beste uittreksels! Bron : Praktische didactiek voor natuuronderwijs - Els de Vaan & Jos Marell

35